ROm 12 2010

48
december 2010 www.romagazine.nl december 2010 www.romagazine.nl 12 Binnenstedelijk bouwen Lees verder Wabohelpdesk overspoeld + met vragen Meer infrastructuurprojecten + Interactieve beoordeling + op duurzaamheid ROM_10_12.indd OMI ROM_10_12.indd OMI 12/9/2010 5:41:14 PM 12/9/2010 5:41:14 PM

description

ROm, ruimtelijke ontwikkeling, infrastructuur en milieu

Transcript of ROm 12 2010

Page 1: ROm 12 2010

december 2010 www.romagazine.nldecember 2010 www.romagazine.nl

12

Binnenstedelijk bouwen

Lees verder

Wabohelpdesk overspoeld +met vragenMeer infrastructuurprojecten +Interactieve beoordeling +op duurzaamheid

ROM_10_12.indd OMIROM_10_12.indd OMI 12/9/2010 5:41:14 PM12/9/2010 5:41:14 PM

Page 2: ROm 12 2010

KWALITEITSGIDSNATIONALE LANDSCHAPPEN

Groene HartArkemheen - Eemland

Riv ierengebiedNieuwe Hol landse Water l in ie

Stel l ing van Amsterdam

IN OPDRACHT VANPROVINCIE UTRECHT

OKRA LANDSCHAPSARCHITECTEN BV OUDEGRACHT 23 | 3511 AB UTRECHT

T. +31 (0)30 273 42 49 | F. +31 (0)30 273 51 [email protected] | WWW.OKRA.NL

ROM_10_12.indd OMIIROM_10_12.indd OMII 12/9/2010 5:41:34 PM12/9/2010 5:41:34 PM

Page 3: ROm 12 2010

Een gratis abonnement op ROmagazine……

iets voor u?

ROmagazine vakblad voor de RO professional

Ga naar www.romagazine.nl en meldt u aan

Bent u werkzaam bij de rijksoverheid,

provincies, gemeenten, waterschappen op

het gebied van ruimtelijke ontwikkeling,

dan kúnt u niet zonder een abonnement

op het vakblad ROmagazine.

Vakblad ROmagazine biedt actuele

informatie over ontwikkelingen in

het beleid, beschrijft best cases

in de uitvoering van dat beleid en

biedt een platform voor opinies over

de ruimtelijke ontwikkeling.

Het vakblad ROmagazine is

gratis voor ambtenaren ruimtelijke

ordening en milieu bij rijksoverheid,

provincie, waterschappen, regiobesturen

en gemeenten.

ROM_10_12.indd 1ROM_10_12.indd 1 12/9/2010 5:41:35 PM12/9/2010 5:41:35 PM

Page 4: ROm 12 2010

4

10

12

15

18

21

25

27

30

32

34

36

42

43

ROm2

- Waterwonen: exportproduct- CO2-opslag en -afvang- Ruimte voor Ruimte-regeling: weinig

verantwoording- Veilige dijken- Watwercyclus opnieuw inrichten- Nieuws uit Brussel Column: Het Hiernogmaals

Ruimtelijke bekekenWabohelpdesk overspoeld met vragen

Crisis- en herstelwet leeft niet

InterviewChris Kuijpers

De SmaakmakersSjoerd Soeters

TrendBinnenstedelijk bouwen betaalbaar?

Het zijn de woonmilieus, stupid!

Zelfbouw biedt kansen voor de stad

ForumBepleit rechts kabinet ook migratiestop voor dieren?

Meer infrastructuurprojecten te realiseren

EtalageStortplaats geen obstructie voor ‘plan Valkenburg’

PraktijkEen interactieve beoordeling op duurzaamheid

RO-beroepsgroepenVVM-actualiteiten

ROm SnippersAgenda, recensies

Redactioneel

december 20102

InhoudBlockbusterEven heel wat anders. Onlangs was ik op de Maasvlakte 2 getuige van een staaltje oer-Hollands vakmanschap. Waar eens de golven op de kust beukten, ligt nieuw land, waar over een paar jaar

de grootste containerschepen ter wereld hun lading afzetten. Immense hoeveelheden zand zijn er de afgelopen twee jaar opgespoten door kolossale sleephoppers. Honderd keer de Kuip tot de rand toe gevuld. Betonmixers staan in de rij om hun lading te storten in de kademuur voor Rotterdam World Gateway, ruim een kilometer lang en bijna 40 meter diep. Voorzichtig manoeuvreren zware opleggers met betonblokken uit de oude zeewering van Maasvlakte 1 langs de bouwputten. Hun bestemming: de Blockbuster, een reuzenkraan, die opdoemt aan de horizon.

Vanaf een speciaal aangelegde werkdam zet de E-crane, een ontwerp van het aannemersconsortium PUMA waarin Boskalis en Van Oord samenwerken, de betonblokken van veertig ton nauwkeurig naast en achter elkaar neer. Zo moet een half open blokkendam ontstaan, die de golven breekt; onderdeel van de 3,5 kilometer harde zeewering aan de noordwestkant van Maasvlakte 2. De komende anderhalf jaar zal de Blockbuster zo’n 20.000 van dergelijke betonblokken wegzetten. Tegelijkertijd bouwt een varende steenstorter met zeven miljoen ton breuksteen op het zandlichaam van de zeewering een talud op.De zuidkant van het nieuwe land ziet er totaal anders uit. Hier komt een zachte zeewering van duinen en strand. Speciaal gezaaid gras, bij kenners bekend als Europoortmengsel, moet het zand vasthouden bij stevig wind.

In alle opzichten is Maasvlakte 2 een typisch Hollands megaproject. Land winnen op zee, baggeren en bouwen. Maar ook het voortraject: jaren soebatten over nut en noodzaak, tientallen miljoenen onderzoek- en advieskosten, het uiteindelijke compromis waar zowel de economie als de natuur beter van moeten worden. De Blockbuster laat als boegbeeld van vindingrijkheid en ondernemerschap zien waar we in Nederland trots op mogen zijn. Geen wonder dat de bezoekersaantallen van het bezoekerscentrum FutureLand alle verwachtingen overtreff en.

Marcel Bayer é

hoofdredacteur

ROM_10_12.indd 2ROM_10_12.indd 2 12/9/2010 5:41:36 PM12/9/2010 5:41:36 PM

Page 5: ROm 12 2010

TrendWie maakt binnenstedelijk bouwen betaalbaar?

Om de voordelen van binnenstedelijke verdichting te kunnen verzilveren, moeten er wel eerst een aantal vooroordelen over boord. Zo laten historische steden zien dat met slim intensiveren er voldoende groen en water op loopafstand over blijft of zelfs kan worden toegevoegd. Verdichten betekent ook niet dat er alleen nog maar appartementen mogen worden gebouwd. In de afgelopen jaren zijn er juist allerlei succesvolle laagbouwbuurten op inbreidingslocaties verrezen. Daarnaast lopen bestuurders en ontwikkelaars tegen allerlei belemmeringen aan zoals complexe bouwprocessen en -logistiek, belangentegenstellingen tussen plannenmakers en bewoners, stroperige bestemmingsplanprocedures, infl exibele milieu- en veiligheidsnormen en niet in het minst te hoge grond-, bouw- en saneringskosten.

De SmaakmakersSjoerd Soeters: Het verhaal van de Zaan

Zaandam heeft er een icoon bij. Het Inverdan-project voor het nieuwe stadshart roept heftige reacties op. De één noemt het gedurfd, de ander een verzameling kitsch. Architect Sjoerd Soeters is niet anders gewend. ‘Identiteit is veel belangrijker dan we heel lang hebben gedacht. Bij het verhaal van een streek hoort een sterk beeld. Dat willen we hier neerzetten.’

PraktijkInteractieve beoordeling duurzaamheid door koppelen Structuurvisie en planMERBij het planproces voor de Structuurvisie Zuid-Holland is direct ook de procedure voor de planMER opgestart. Hierdoor werd voorkomen dat aan het eind van de planontwikkeling nog gewacht moet worden op het gereedkomen van het MER. De wens om met het m.e.r. in een vroeg stadium te kunnen sturen in het ontwerpproces riep wel de vraag op hoe omgegaan moest worden met de dynamiek van het planproces. Er moet immers voor gezorgd worden dat het planMER past bij het uiteindelijke ontwerpplan en niet de milieuaspecten van voorgaande conceptvisies beschrijft.

december 20103

pag. 21 pag. 36pag. 18

ROM_10_12.indd 3ROM_10_12.indd 3 12/9/2010 5:41:37 PM12/9/2010 5:41:37 PM

Page 6: ROm 12 2010

Wonen op en aan het water heeft inNederland een grote toekomst. Maak daarom een einde aan de verwarring over de juridische status van drijvende woningen en schep planologische ruimte voor nieuwe waterwijken. Dat adviseert de Stichting Volkshuisvesting Experimen-ten (SEV) in haar eindadvies na vier jaar experimenteren.

De SEV is onlangs gestopt met het bege-leiden van waterwoonprojecten vanwege bezuinigingen en een heroverweging van activiteiten. In de afgelopen jaren begeleidde ze vijf pilots. Daarvan is al-leen de drijvende woonwijk op IJburg al gerealiseerd. In Naaldwijk beginnen de partijen binnenkort met de aanleg van een waterwijk. De andere projecten zijn uitgesteld of definitief stilgelegd. Toch is SEV-medewerker Jeroen Singelenberg positief over de toekomst van het water-wonen. ‘Bouwers, bestuurders en ontwik-kelaars zijn enthousiast. Het onderwerp trekt volle congreszalen. De watersteden-bouw kan uitgroeien tot een Nederlands exportproduct.’

Om dit te bereiken zou wel een einde moeten worden gemaakt aan de aanhou-dende verwarring over de juridische status van waterwoningen. Waterbeheerders, brandweerkorpsen en nutsbedrijven zou-den zich ook moeten committeren aan de afspraken die dertig partijen onlangs in de NEN-commissie Drijvend Bouwen hebben gemaakt over allerlei bouwkundige en technische zaken.

Van alle overheden vraagt de SEV om in hun ruimtelijke plannen alvast ruimte te scheppen voor drijvende wijken. Dan kunnen ontwikkelaars tijdig op kansen inspelen. Stimuleringssubsidies zouden ook vaker moeten worden besteed aan con-crete pilots in plaats van abstracte studies en discussies. Alle opgedane praktijkken-nis zou vervolgens op één punt verzameld moeten worden en onder geïnteresseerden worden verspreid.

Jaco Boer é

CO2-opslag en -afvangNederland voert een actief klimaatbeleid dat erop gericht is uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen te verminderen.

Dat kan op vele manieren. En dat moet ook op vele manieren, want anders lukt het ons niet om aan alle internationale energiebe-sparingsdoelstellingen te voldoen. Een van de methoden is grootschalige CO2-opslag en -afvang. Dat is een weliswaar tijdelijke, maar zeer eff ectieve optie om broeikasgas dat anders de lucht in zou gaan onder-gronds of onder zee op te slaan.

Ons land staat voor fundamentele keuzes om een duurzame samenleving gestalte te geven. Dat kunnen private noch publieke organisaties alleen. Er is samenwerking en afstemming, zeker ook in internationaal verband, nodig om tot weloverwogen, eff ec-tieve, veilige en vooral goed geïntegreerde en georganiseerde oplossingen te komen. Tech-niek gaat daarbij hand in hand met openbaar bestuur, wetenschappelijk onderzoek en samenleving. Daar bestaat in generieke zin gelukkig consensus over. Vrijwel alle poli-tieke partijen uit de Tweede Kamer, maar

ook belangen- en milieugroeperingen zijn het met die benadering eens. Niet iedereen – zo blijkt bijvoorbeeld in Barendrecht – is overtuigd van het nut en de noodzaak van ondergrondse CO2-opslag. En dat is een eufe-misme! Ook daar bestaan nog veel vragen en discussies over de externe veiligheid en over de te volgen procedures. Daar zal dan ook nog veel overleg en communicatie moeten plaatsvinden.De ontstane discussie en onrust komen voort vanuit de onbekendheid met deze relatief nieuwe transitietechnologie van CO2-opslag. Althans in ons land, want in omrin-gende landen is dat – zowel in de zeebodem als op het land – al een bekend en beproefd fenomeen. In ons land is onderzoek gedaan, deels samen met de energiesector, maar

Rommers reageren

‘Waterwonen kan uitgroeien tot exportproduct’

RO

december 20104

ROM_10_12.indd 4ROM_10_12.indd 4 12/9/2010 5:41:43 PM12/9/2010 5:41:43 PM

Page 7: ROm 12 2010

ook met wetenschappelijke instellingen, mi-lieubeweging en industrie, naar eff ecten en condities van CO2-opslag. En in Barendrecht – dat inmiddels door het kabinet is aange-wezen als kleinschalig project – heeft ook de milieueff ectrapportage een veelheid aan relevant materiaal opgeleverd. Duidelijk was daar in ieder geval dat het geo logisch gezien een goede locatie voor de opslag van overtol-lig en schadelijk broeikasgas is en dat daar-aan geen veiligheidsrisico’s zijn verbonden. Overigens vindt samen met de provincie Zuid-Holland aanvullend onderzoek plaats voordat daadwerkelijk wordt gestart met de opslag in Barendrecht.

Het kabinet heeft besloten om drie de-monstratieprojecten te starten waar het

gaat om afvang van CO2 en twee opslagde-monstratieprojecten op land. Daardoor zal – uiterlijk in 2015 - beter inzicht worden verkregen in de technische, organisatori-sche, bestuurlijke, milieu- en veiligheidsef-fecten van CO2-opslag. Dat is nodig. De kennis en inzichten zullen daartoe gedeeld worden met belanghebbenden en belang-stellenden. Het perspectief op wat langere termijn is uiteraard gericht op een CO2-neutrale productie in ons land. En liefst ook daar-buiten. Dat is nodig om aan de (interna-tionale) milieu- en energiedoelstellingen te voldoen. Daarvoor is het van belang om op basis van kennis en demonstratiepro-jecten verdere beslissingen te nemen. Ook dat kan de overheid niet alleen, want ook

de industrie en de energiesector hebben in dat opzicht een eigen verantwoorde-lijkheid. Zo zullen bijvoorbeeld nieuwe kolencentrales in de toekomst verplicht worden gesteld hun CO2 op een verant-woorde manier op te slaan en opnieuw te gebruiken. Het dwingt de energiesector en de industrie niet alleen te investeren in grootschalige CO2-opslag en –afvang, maar ook tot innovaties die zullen leiden tot een gezonder milieu. Dat laatste is de inzet van alle publieke en private partijen en daarin past ook de tijdelijke opslag van CO2.

Drs. Robbert Coops, strategisch é

adviseur Schuttelaar & Partners ([email protected])

Water woningen in Naaldwi jk , ar t ists impression

RO

december 20105

ROM_10_12.indd 5ROM_10_12.indd 5 12/9/2010 5:41:44 PM12/9/2010 5:41:44 PM

Page 8: ROm 12 2010

‘Verantwoording over Ruimte voor Ruimte-regeling onvoldoende’De provincie Limburg heeft beterschap beloofd na de kritiek van de Zuidelijke Rekenkamer op de invulling van de Ruimte voor Ruimte-regeling, ook wel bekend als het stallenproject. De Ruimte voor Ruimte-regeling stelde veehouders in Midden- en Noord-Limburg in staat om hun stallen tegen een vergoeding te laten slopen. Deze sloopsubsidies, in totaal bijna 60 miljoen, werden voorgefi nancierd door de provincie. De gedachte achter de regeling was dat de provincie het voorgefi -nancierde bedrag kon terugverdienen door

de verkoop van zogenoemde Ruimte voor Ruimte-kavels, veelal luxehuizen. Met de re-geling wilde de provincie na de varkenspest van 1997 iets doen aan de ruimtelijke kwali-teit van het buitengebied. Door sanering van de intensieve veehouderij konden veel oude stallen die het landschap ontsierden gesloopt worden. De provincie heeft zich met ‘veel energie’ ingezet voor de uitvoering van de regeling, aldus de Zuidelijke Rekenkamer in zijn rapport over het stallenproject, maar heeft zich ook in een ‘moeilijk positie’ gemanoeu-

vreerd. Er is in het beleid niet aangegeven wanneer sprake is van ruimtelijke kwaliteitsver-betering. Ook constateerde de rekenkamer dat verschillende richtlijnen niet onderling consistent waren en er te veel afhankelijkheid was van marktpartijen. Daardoor werd het behalen van een minimumrendement van tien procent belangrijker dan ruimtelijke kwaliteit.

Veilige en multifunctionele dijkenDe klimaatverandering zet de verdichtingsop-gave op scherp. Waterschappen zullen in de toekomst meer ruimte voor dijkversterking nodig hebben om de veiligheid van een groot deel van de Randstad te kunnen waarborgen.Om beide aanspraken te kunnen faciliteren is meer kennis nodig van concepten voor vei-lige en multifunctioneel te gebruiken water-keringen. In 2009 is daartoe het onderzoek ‘Veilige en goed ingepaste waterkeringen’ gestart. De drie Rotterdamse waterschappen (hoogheemraadschap van Delfl and, hoog-heemraadschap van Schieland en de Krim-penerwaard en waterschap Hollandse Delta), de gemeente Rotterdam en verschillende ingenieurs en stedenbouwkundigen werkten hiervoor samen. Het onderzoek werd mo-gelijk door bijdragen van het Rotterdamse klimaatadaptatieprogramma Rotterdam

Climate Proof en het nationale onderzoeks-programma Kennis voor Klimaat.

Doel van het onderzoek was om concepten voor multifunctionele waterkeringen te ontwikkelen op basis van ontwerpend on-derzoek op vier locaties binnen het stedelijk gebied van Rotterdam. Uit deze aanpak blijkt dat er verschillende strategieën en ruimtelijke oplossingsmogelijkheden zijn om waterkeringen te ontwikkelen. ‘Vanuit de gemeente Rotterdam en ontwikkelende partijen ontstaat de behoefte naar minder barrièrewerking, beter ingepaste waterkerin-gen en meervoudig gebruik van de waterke-ringszone’, vat Oosters de uitdaging samen.

Een van de strategieën is bijvoorbeeld het overdimensioneren van de waterkering. Door de waterkering veel veiliger te maken dan de huidige norm (zodat deze zelfs bij

Hoewel Provinciale Staten door GS stel-selmatig zijn geïnformeerd over de rege-ling, vindt de Zuidelijke Rekenkamer deze informatie niet volledig, niet consistent en vaak onbegrijpelijk. Daardoor was het bijna onmogelijk een goed beeld van de voortgang van het project te krijgen, zoals het aantal kavels en de gehanteerde normbedragen voor het terugverdienen van de sloopsub-sidies. De rekenkamer beveelt aan om in de toekomst mogelijkheden en onmogelijk-heden van provinciaal beleid op voorhand transparant vast te leggen en bij langer lopende projecten meerdere keren een tus-senbalans op te maken. Uiteindelijk is tussen 2000 en 2010 bijna 600.000 m2 stallen gesloopt door de 450 veehouders die aan de regeling deelnamen. GS hebben laten weten de aanbevelingen van de Rekenkamer weliswaar over te nemen, maar vinden het rapport ook ‘onevenwichtig’ omdat vooral het accent ligt op zaken die zijn niet gelukt. Gedeputeerde G. Driessen (CDA) voor ruimtelijke ordening kwam eind oktober in de Commissie Fysiek Domein van Provinciale Staten met het mea culpa: ‘Je kunt beter vooraf goed defi niëren dan achteraf proberen de zaak te herstellen.’

Loek Kusiak é

Uit onderzoek blijkt dat er verschillende strategieën en ruimtelijke oplossings-mogelijkheden zijn om waterkeringen in dicht stedelijk gebied te ontwikkelen. Een kansrijke strategie is het overdimensione-ren van een waterkering: zo wordt bouwen op en rond de kering mogelijk. Een andere strategie is een intensieve samenwerking bij planprocessen.

‘Juist in het stedelijk gebied is het belangrijk dat alle partijen vanaf het begin zoeken naar de optimale oplossing om waterkeringen te ontwikkelen die veilig, toekomstbestendig en goed inpasbaar zijn’, zegt dijkgraaf Oosters van het hoogheemraadschap van Schieland. Hij reageert daarmee op het eindrapport‘Veilige en goed ingepaste waterkeringen’ dat onlangs is gepresenteerd.

Saner ing intensieve veehouder i j gewenst .

Foto: Roel Dijkstra

RO

december 20106

RO

ROM_10_12.indd 6ROM_10_12.indd 6 12/9/2010 5:41:46 PM12/9/2010 5:41:46 PM

Page 9: ROm 12 2010

‘Watercyclus moet opnieuw worden ingericht’

de extreemste stormen niet doorbreekt) is intensief stedelijk gebruik zoals het bou-wen van woningen op en rond de kering mogelijk. Een andere strategie is innovatie in het samenwerkingsproces. Samen-werking van alle betrokken partijen aan beleid voor medegebruik, elkaar eerder en intensiever betrekken bij planprocessen en een gezamenlijke langetermijnvisie ontwik-kelen op de inpassing van de waterkering zijn stappen in de goede richting naar een veiligere en aantrekkelijke stad midden in de delta. Door verdere verdichting van de bestaande stad en de herontwikkeling van (buitendijkse) havengebieden worden de waterkeringen steeds meer onderdeel van het stedelijk gebied.

Het rapport ‘Veilige en goed ingepaste waterkeringen’ is te downloaden op www.kennisvoorklimaat.nl.

‘Industrie, waterschappen, provincie en waterbedrijven zouden samen om de tafel moeten gaan zitten om de volledige stede-lijke watercyclus op regionaal niveau op-nieuw door te denken en in te richten’, stelt Luuk Rietveld, per 1 oktover jl. benoemd tot hoogleraar Integratie en Innovatie in de Urbane Watercyclus aan de TU Delft. De uitdaging voor de komende jaren is om te werken aan een klimaatneutrale stedelijke watercyclus, waarbij we energie kunnen be-sparen en zelfs genereren uit verschillende waterstromen.

‘Als we een klimaatneutrale stedelijke watercyclus willen, moeten we af van tradities. Misschien haalt bedrijf x al sinds jaar en dag zijn water uit een eigen put, maar zou het voor het hele systeem veel beter zijn als dat water voor drinkwater wordt ingezet. Het “bedrijfswater” zou dan bijvoorbeeld uit iets minder schoon

oppervlaktewater kunnen komen. En het warme koelwater gebruiken we vervolgens voor de verwarming van gebouwen’, zegt Rietveld. ‘Dit betekent dus wel dat allerlei partijen bereid moeten zijn om hierover constructief mee te denken.’ De oplossin-gen en kansen liggen volgens de nieuwe hoogleraar regionaal, binnen een straal van 25 tot hooguit 50 kilometer, en niet sectoraal.

‘Een goed voorbeeld is de watervoor-ziening van DOW Chemical in Terneu-zen’, vervolgt Rietveld. ‘Het water van de afvalwaterzuivering in Terneuzen wordt hier met membranen verwerkt tot ketelvoedingswater. Dit bleek een betere en goedkopere optie dan het gebruik van het zoute water uit de Westerschelde. Als meer industrie zou overstappen op gebruikt water, zouden er meer goede bronnen voor de drinkwatervoorziening overblijven en zou de toekomst van de watervoorziening veiliggesteld kunnen worden.’

In het algemeen stelt Rietveld dat interactie en innovatie in de stedelijke watercyclus de komende jaren een behoorlijke effi ciëntie-verbetering mogelijk maakt. ‘We moeten alleen niet uit het oog verliezen dat binnen de bestaande infrastructuur ook veel ef-fi ciëntiewinst is te behalen, bijvoorbeeld bij het onderhoud en beheer van de bestaande installaties.Wat bedrijfsvoerders continu nodig hebben, is kennis van het systeem: hoe staat het er voor? Deze kennis komt uit het analyseren van meetgegevens. Dan moeten alleen wel de juiste meetgegevens aanwezig zijn. Dat lijkt een open deur. In de praktijk wordt echter vaak veel gemeten, maar kunnen de gegevens vervolgens niet worden verwerkt. Dit omdat ze in verschillende systemen wor-den opgeslagen, te vroeg worden ingedikt (of weggegooid) of dat het tijdstip van de analyse en de procesconditie niet bekend is. Meten is dus geen weten; SLIM meten is weten.’

Karl Bijsterveld é

DOW C hemicals , Ter neuzen

Foto: Emerson Proces Management

RO

december 20107

ROM_10_12.indd 7ROM_10_12.indd 7 12/9/2010 5:41:47 PM12/9/2010 5:41:47 PM

Page 10: ROm 12 2010

december 20108

Nieuws uit Brussel

Nederland dichtst bebouwde EU-land Nederland is het dichtst bebouwde land van de Europese Unie. Dertien procent van het Nederlandse grondgebied is bebouwd of biedt plaats aan zaken als (spoor)wegen, parkings en begraafplaatsen. Indien de 24 procent van grondgebied dat in gebruik is als landbouwgrond erbij wordt opgeteld, is 37 procent van de Nederlandse bodem in gebruik voor wonen of industrieel en commercieel gebruik. Dat blijkt uit cijfers van het Europees bureau voor de statistiek Eurostat. Verder bestaat 38 procent van Nederland uit grasland en 12 procent uit bossen. Struikge-was, bouwrijpe grond en water of moerassen nemen respectievelijk 1, 1 en 11 procent van de Nederlandse bodem in. De cijfers zijn gebaseerd op onderzoek dat in 2009 is uitgevoerd.Bron: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/eurostat/home/

WISE uitgebreid met database HoogwaterrichtlijnDe WISE-database, het waterinformatiesys-teem voor Europa, wordt in het kader van het FLOOD-WISE-project uitgebreid met de Hoogwaterrichtlijn. Er is een contract getekend met een extern consortium dat de bestaande structuur van WISE zal gebruiken

als basis voor een database voor de Hoogwa-terrichtlijn. Naast richtlijnen en wetgeving uit verschillende landen zal deze database plaats bieden aan Europese praktijkvoor-beelden van projecten rond de Hoogwater-richtlijn. ‘De inhoud voor de database moet vanuit heel Europa worden aangeleverd. Tot april wordt er gewerkt aan het opzetten van de structuur voor de database, dan volgt een testfase’, aldus Annelieke Laninga, project-manager FLOOD-WISE, waarin organisaties uit tien EU-landen en drie niet-EU-landen samenwerken aan het ontwikkelen van een gezamenlijke strategie voor het uitvoeren van de Europese Hoogwaterrichtlijn. Overigens worden, los van het FLOOD-WISE-project, ook soortgelijke Europese databases opgezet voor twee andere richtlijnen: de Nitraat- en de Grondwaterrichtlijn.

Vitoria-Gasteiz en Nantes verkozen tot Groene Hoofdsteden van Europa De Europese Commissie heeft de Spaanse stad Vitoria-Gasteiz uitgeroepen tot Groene Hoofdstad van Europa in 2012. Voor 2013 gaat deze titel naar het Franse Nantes. Beide steden spelen volgens de commissie een voortrekkersrol op het gebied van milieu-vriendelijk stadsleven. In het het Noord-Spaanse Vitoria-Gasteiz, een stad met bijna 250.000 inwoners, heeft

men de stedelijke omgeving groener gemaakt door een seminatuurlijk groen gebied te creëren rond het centrum. Dat gebied is opgebouwd uit in verval geraakte gebieden. De stad heeft daarnaast veel gedaan aan het ondersteunen en stimuleren van de biodiversiteit en ecosystemen. Bovendien is Vitoria-Gasteiz erin geslaagd de waterconsumptie fors terug tedringen. Nantes, waarover Time Magazine al in 2004 schreef dat het waarschijnlijk de meest leefbare stad in Europa was, heeft groene en blauwe stedelijke gebieden perfect op elkaar aangesloten. De stad grenst aan de Loire en de Erde en aan een aantal Natura 2000-natuurgebieden. De stad voert bovendien al heel lang een geïntegreerd en duurzaam vervoersbeleid met veel aandacht voor openbaar vervoer en fi etsen. Bussen rijden er op gas en de trams zijn elektrisch. Meer info: www.europeangreencapital.eu

Discussie over budget en beleid structuurfondsen na 2013 De discussie over het budget en de belang-rijkste doelen van het toekomstige regionale beleid van de EU is op gang gekomen. Dit met het oog op de onderhandelingen over het budget voor de periode 2014-2020 die halverwege volgend jaar beginnen.

ROM_10_12.indd 8ROM_10_12.indd 8 12/9/2010 5:41:50 PM12/9/2010 5:41:50 PM

Page 11: ROm 12 2010

StadsduifDe echte urbanisatie begon 5000 jaar geleden in het nabije oosten. De stad trekt als een magneet. In 1900 woonde nog maar 10 procent van de wereldbevolking urbaan. Inmiddels is het meer dan de helft en in 2050 gaat het om driekwart. De vloeibare 21ste eeuw is de eeuw van de steden. Een netwerk van steden zal de basis vormen voor een nieuwe wereldorde. Nu al zijn slechts honderd steden goed voor dertig procent van de wereldeconomie en nagenoeg honderd procent van alle innovaties. Zo is de economie van New York City groter dan die van alle niet-Arabische landen van Afrika. In een globale wereld verliezen geconstrueerde naties hun identiteit, terwijl we hunkeren naar inspiratie en authenticiteit om ons eigen leven betekenis te geven. Vandaar dat geen enkel land kan overleven zonder minimaal één bloeiende stedelijke pijler, zo stellen topexperts.

Nederland is één dunbevolkte stad. Omkijkend naar ons recente verleden zijn we versteedste boeren, met een handelsgeest en gesteld op een eigen domein. Onze grootste stad, Amsterdam, is een werelds dorp. Th emawijken in de nabijheid van stadse dorpen zoals Utrecht, Arnhem en Eindhoven zijn in trek. Wijken voor senioren, starters met broedplannen, golfers, paardenliefhebbers, muzikanten en knutselaars doen het goed. Leefstijlen zoeken elkaar op, in de hoop vrienden te maken en geen onderlinge spanning te ondervinden. Na tachtig jaar aanbodgestuurde bouw door gemeenten, corporaties en ontwikkelaars grijpt de consument de macht en bepaalt hoe hij wil wonen. Kapitaalkrachtige mensen nemen het heft in hand en scheppen nieuwe woongemeenschappen. Voor hen met een kleinere beurs staan bedrijven klaar met woningen als pakket en loftwoningen, die compleet met inbouwvergunning worden opgeleverd. Vooral het goedkopere platteland wordt een doe-het-zelfparadijs. Stedelingen trekken het landelijk gebied in op zoek naar hun romantiek. Waar Rotterdam per saldo leegloopt, moet in Kampen worden geloot voor vrije

bouwkavels. Compacte hoogbouw in steden past kennelijk niet bij de woondroom van Nederlanders. Geen beleidsnota die daar verandering in kan brengen.

Het regeerakkoord van VVD/CDA ondersteunt deze trend. Kleinschalig bouwen in het groen, zelfs in het Groene Hart, wordt mogelijk. Opmerkelijk weinig woorden over wat wij steden noemen. De stadsduif lijkt gevlogen. De verdichtingsopgaven uit de Structuurvisie Randstad 2040 zijn niet te realiseren, wetende dat een binnenstedelijke nieuwbouwwoning minimaal € 25.000 subsidie vereist. En dat geld, publiek geld, is er niet of mondjesmaat. Hoop is gevestigd op het MIRT, want gemeenten duikelen fi nancieel in de richting van artikel 12-status. Wat rest zijn kleinschalige ontwikkelingen door corporaties, ontwikkelaars en/of particulieren. De concurrentie met het platteland zal echter fors toenemen. Stedelijke voorzieningen op fi etsafstand zijn gewild, maar niet in ruil voor lawaai, criminaliteit, hufterigheid en openliggende straten. De toekomst van onze steden is volstrekt afhankelijk van de kwaliteiten die geboden worden. Zonder dat past het bij de aard van Nederlanders zich terug te trekken in woongemeenschappen op het platteland. Via internet ligt ook daar de wereld aan onze voeten. In globaal perspectief doet Nederland er dan goed aan te gaan spreken van Nederstad. Als stadstaatje met een kleine 20 miljoen inwoners en enkele fraaie kernen tellen we in de marge nog mee. Onze dichtstbijzijnde steden zijn dan Berlijn, Parijs en Londen. Voor die steden zijn wij een groot groen hart, met fi etsen, tomaten, bloembollen, cultuurhistorie, dansmuziek en veel water. Ook niets mis mee.

Peter van Rooy, é

[email protected]

Het Hiernogmaals Voorbij

december 20109

Het Comité van de Regio’s, dat de lokale en regionale overheden vertegenwoordigt, vindt dat voor de structuurfondsen het bruto binnenland product (bbp) per hoofd niet langer als enige criterium moet worden gebruikt. In plaats daarvan stelt het CvdR voor ook rekening te houden met aanvul-lende indicatoren. Dat kan bijvoorbeeld een algemene milieu-indicator zijn. Of de resultaten van een sociaal onderzoek dat een vollediger beeld geeft van het ‘welzijn’ in de Europese steden en regio’s. Het Europees Parlement liet in oktober van zich horen door de aanname van een resolutie waarin wordt gesteld dat het toekomstig regionale beleid fl exibel moet inspelen op de verschillende behoeften van regio’s, waarbij meer aandacht moet worden besteed aan steden. De Europarlementsleden stellen voor om fondsen te reserveren voor investeringen in stedelijke en voorstedelijke gebieden.

Het bbp moet de belangrijkste maatstaf blijven bij het bepalen of een regio wel of geen recht heeft op steun, aldus het parlement, maar er moeten wel aanvullende criteria bij kunnen komen. Ook vindt het parlement dat nationale autoriteiten de ruimte moeten krijgen om, rekening houdend met de specifi eke lokale situatie, ook zelf aanvullende criteria te gebruiken.

Daarnaast nam het parlement in oktober ook een tweede resolutie aan. Die pleit voor een versterking van het Europees Sociaal Fonds (ESF) als het belangrijkste instrument voor het realiseren van de Europa 2020-strategie. Het ESF is volgens het parlement immers een belangrijk instrument in de strijd tegen werkloosheid, een verbetering van het onderwijs en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Inmiddels heeft de Europese Commissie (na het sluiten van de kopij voor dit nummer, red.) haar vijfde rapport over politieke en economische cohesie gepubliceerd. Hierin is informatie verzameld over de economische ontwikke-ling en werkgelegenheid in de EU-lidstaten en regio’s. Deze informatie zal gebruikt worden bij het vaststellen van de toekom-stige doelen van het cohesiebeleid.Zie ook: http://ec.europa.eu/regional_policy

Boris Peters é

december 20109

ROM_10_12.indd 9ROM_10_12.indd 9 12/9/2010 5:41:52 PM12/9/2010 5:41:52 PM

Page 12: ROm 12 2010

december 201010

Wabohelpdesk overspoeld met vragen

Zesduizend digitale aanvragen waren er eind oktober al via Omgevingsloket Online (OLO) ingediend. Het loopt storm bij het OLO en ook de helpdesk Omgevingsvergunning heeft het druk. De telefoon stond er de eerste dagen van oktober roodgloeiend en ook nu komen er nog veel vragen binnen, met name over het OLO.

‘We vonden het best spannend toen de Wabo op1 oktober inging. Maar we hadden ook een gevoel

van “kom maar op”, want we waren er al zo lang mee bezig’, zegt Roselie Wijtenburg, coördinator bij de helpdesk Omgevingsvergunning. Op de werkvloer van de helpdesk lijkt het eind oktober wat rustig, maar schijn bedriegt. Drie medewerkers beantwoorden vragen van overheden, de tweedelijns ondersteuning werkt elders in het pand van

Agentschap NL in Den Haag. Naast het beantwoorden van vragen (die via telefoon en e-mail binnenkomen) zijn de medewerkers bezig met het bijwerken van de website van de helpdesk. Ook zijn ze betrokken bij het beheer en ontwerp van het Omgevingsloket Online.Op 1 oktober stond de telefoon roodgloeiend, zegt Wijtenburg. ‘Vanaf half augustus zagen we al een enorme toename van vragen, in oktober bereikten we de zesdui-

Ruimtelijk bekeken

ROM_10_12.indd 10ROM_10_12.indd 10 12/9/2010 5:41:54 PM12/9/2010 5:41:54 PM

Page 13: ROm 12 2010

december 201011

vragenboom die men moet doorlopen om vast te stellen of men vergunning- of meldingplichtig is, en over de manier om documenten veilig binnen te halen via ftp. Praktische vragen dus, ondanks de vele voorlichting die hierover is gegeven. Andere vragen gaan over hoe gemeenten hun eigen, lokale regels in het OLO invoeren. ‘Een modelveror-dening van de VNG zit als standaard in het systeem, per gemeente is dit aan te passen.’ Ook deze lokale regels moeten in een vragenboom worden vertaald en dat blijkt

niet eenvoudig. Er komen veel vragen binnen over procedu-res en termijnen, over het overgangsrecht en vergunning-vrij bouwen. Voor dat laatste verwijst de helpdesk door naar de Helpdesk Bouwregelgeving. Het heeft hiervoor werkafspraken gemaakt met dit en andere loketten, zoals die van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed. Samen met I&M gaat de helpdesk het land in: tot half december organiseert men in elke provincie ‘vraag-en-antwoordbijeenkomsten’ voor gemeenten en andere overheden die met de Wabo werken. Wijtenburg is blij dat de Wabo van start is gegaan: ‘Ik denk dat de omgevingsver-gunning een belangrijke vernieuwing is, te vergelijken met het online belastingaangifte doen. Het is mooi om daarbij betrokken te zijn.’

Marieke Vos é

zend vragen. Ik denk dat we in 2010 in totaal zo’n zeven-duizend vragen zullen beantwoorden.’ Op de helpdesk hangt een lijst van de hoeveelheid vragen per week, die langzaam aan het afnemen is. Vragen komen voornamelijk van gemeenten, waar de meeste vergunningaanvragen binnenkomen. Dagelijks inventariseert de helpdesk samen met het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) de belangrijkste vragen en vult ze de informatie op de website aan. Deze website, die nu nog wordt onderhouden door I&M maar eind dit jaar overgaat naar Agentschap NL, bevat inmiddels een schat aan informatie over de Omgevingsver-gunning en het OLO.

Aangenaam verrast door gebruik OLODriekwart van de vragen die in oktober werden gesteld, ging over het OLO, een kwart over juridische aspecten van de Wabo. ‘We verwachten dat dat zal verschuiven naar meer vragen over procedures, naarmate de Wabo langer van kracht is. Ook denken we dat vragen over toezicht en handhaving dan meer zullen voorkomen, omdat gemeenten daar dan tegenaan lopen.’ Het OLO wordt veel gebruikt: in de eerste week van oktober kreeg de site al 41.000 unieke bezoekers. Wijtenburg zegt dat ze ‘aangenaam verrast’ is door het veelvuldig gebruik van het loket, ook bij gemeen-ten. Gemeenten zijn weliswaar verplicht om de mogelijk-heid te bieden voor een digitale aanvraag via het OLO, zo staat in het Bor (Besluit omgevingsrecht), maar dat betekent niet dat ze het verdere vergunningproces digitaal moeten afhandelen. Toch doen veel gemeenten dit, zegt Wijtenburg.Suggesties voor verbeteringen van het OLO komen ook binnen bij de helpdesk en worden meegenomen, zegt Wijtenburg. Veel vragen gaan over het inloggen, de

Veldhoven geeft korting voor een digitale aanvraag De gemeente Veldhoven heeft met de komst van de Wabo haar legesverordening aangepast. Aanvragers van de omgevingsvergunning krijgen nu korting als zij hun aanvraag digitaal, eerlijk en/of volledig indienen. Deze korting kan oplopen tot meer dan twintig procent van de leges. Om ervoor te zorgen dat aanvragen zo volledig mogelijk worden ingediend, organiseert de gemeente vooroverleg en geeft ze gratis behandeladvies aan burgers en bedrijven met bouwplannen. De kosten voor de leges worden sinds 1 oktober vastgesteld naar het aantal vierkante meters gebruiksoppervlak, in plaats van de bouwkosten. Met deze opmerkelijke actie hoopt de gemeente aanvragen voor de omgevingsvergunning snel te kunnen behandelen. Van het vooroverleg is al een aantal keer gebruikgemaakt, de gemeente moet de eerste vergunning nog verlenen.

Veel vragen over procedures en termijnen, over het overgangsrecht en vergunningvrij bouwen

ROM_10_12.indd 11ROM_10_12.indd 11 12/9/2010 5:41:56 PM12/9/2010 5:41:56 PM

Page 14: ROm 12 2010

december 201012

Ruimtelijk bekeken

Crisis- en herstelwet biedt kansen, maar deze worden vrijwel niet benut

Crisis- en herstelwet leeft niet

‘Met de projectprocedure van de Crisis- en herstelwet (Chw) gaat geen paal extra de grond in’. Wim van Gelder van de afdeling Stedenbouw & Monumenten van de gemeente Utrecht wordt niet enthousiast van de Chw. ‘De Chw leeft niet bij de ambtenaren en het college’ en: ‘Er is nog geen aanleiding om de mogelijkheden die deze wet biedt toe te passen in Hilversum’, zegt Aernoud Rijntjes, teammanager Bestemmingsplannen en monumenten van deze gemeente. En de gemeente Almere die veel ontwikkelingen voorstaat in de toekomst en met naam en toenaam wordt genoemd in de Chw past de nieuwe wet nog niet toe en wacht af.

Waarom lijken de instrumenten uit de Chw weinig of niet gebruikt te worden, terwijl de wet bedoeld is om

werkgelegenheid te creëren door procedures te versnellen, innovatieve ontwikkelingen te realiseren en versnelde uitvoering van projecten van nationale betekenis tot stand te brengen? Een rondgang bij drie gemeenten.

De Chw in het kortKern van de wet is om door versnelling en introductie van nieuwe procedures werkgelegenheid te creëren. De Chw omvat daarvoor twee instrumenten: tijdelijke instrumenten die geldig zijn tot 1 januari 2014 voor aangewezen projecten en bevoegdheden – hoofdstuk 1 en 2 – en permanente wijzigingen van wetten en lagere regelgeving – hoofdstukken 3, 4 en 5.1 In hoofdstuk 1 zijn bepalingen opgenomen voor het stroomlijnen en verkorten van de doorlooptijd van procedures voor besluiten van ruimtelijke en infrastructurele

projecten. Dit betreft onder meer de beperking van het beroepsrecht voor overheden tegen besluiten van hogere overheden, het passeren van gebreken en het versneld afhandelen van beroepen. Hoofdstuk 2 introduceert een aantal nieuwe instrumenten in het omgevingsrecht zoals:

het gebiedsontwikkelingsplan – om milieuruimte voor •ontwikkelingen vrij te maken;experimenten – om innovatieve duurzame ontwikkelingen •te faciliteren;

de versnelde uitvoering van bouwprojecten via een •projectuitvoeringsbesluit;de versnelde uitvoering van als lokaal en (boven)regionaal •aangewezen projecten met nationale betekenis.

In het Besluit uitvoering Chw zijn deze gebieden, experimen-ten en projecten aangewezen.

Instrumenten in de praktijkIn de gemeente Utrecht is het Stationsgebied aangewezen als lokaal project met nationale betekenis.2 Hierdoor zou de realisatie versneld uitgevoerd kunnen worden. De gemeen-te is echter niet van plan om de Chw toe te passen. Ten eerste heeft de gemeente weinig gronden in het gebied in eigendom. Volgens Anke van Vliet, coördinator ontwikkel-bestemmingsplannen bij de gemeente, is de tijd tot het vervallen van dit instrument op 1 januari 2014 te kort om deze gronden aan te kopen of met alle eigenaren overeen-stemming te bereiken over de toepassing van dit instru-ment. Ook het vereiste om eerst een nieuwe structuurvisie vast te stellen, maakt de versnelde uitvoering van dit lokaal project met nationale betekenis zeer lastig.3 ‘In 2006 is al wel een structuurplan gemaakt voor het Stationsgebied, maar dit voldoet niet aan de eisen van een structuurvisie over duurzaamheid en exploitatie onder de Chw. Het opstellen van een nieuwe structuurvisie en daaraan gekoppeld een nieuwe milieueff ectrapportage kost veel te veel tijd om deze vóór 1 januari 2014 te laten vaststellen.’ Van Vliet heeft nog gedacht aan het aanwijzen van het Stationsgebied als ontwikkelingsgebied in de zin van artikel 2.1 Chw. Echter, het huidige college van burgemees-ter en wethouders met D66 en GroenLinks gaf al aan weinig te voelen voor het tijdelijk opzijzetten van de milieunormen. De onomkeerbaarheid daarvan vormt namelijk een te groot risico.

Een projectuitvoeringsbesluit is […] alleen mogelijk voor een simpel plan met niet te veel verschillende vergunningen

ROM_10_12.indd 12ROM_10_12.indd 12 12/9/2010 5:41:56 PM12/9/2010 5:41:56 PM

Page 15: ROm 12 2010

december 201013

èè

Almere meldde het project ‘Almere Weerwaterzone’ voor de inpassing van de verbreding snelweg A6 bij VROM aan met het verzoek dit als ontwikkelingsgebied aan te wijzen. Harry Laheij, senior jurist ro bij de gemeente Almere, vertelt dat hier verder nog geen actie op ondernomen is. ‘Het is nog te vroeg om met het project te beginnen, maar de intentie is er wel.’

Een blik op de website www.bekendmakingen.nl laat zien dat tot begin november 2010, ruim zeven maanden na invoering van de Chw, van alle mogelijke instrumenten slechts twee projectuitvoeringsbesluiten zijn bekendgemaakt. Een voorzichtige conclusie kan zijn dat dit instrument van de Chw tot op heden weinig wordt gebruikt. Gemeenten verklaren vaak wel de procedureregels uit hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op bestemmingsplannen. Dit mag overigens alleen als dit in de vaststelling en bekendmaking expliciet is vermeld. Belanghebbenden mogen hierdoor alleen beroep doen op rechtsregels die bedoeld zijn om hun eigen belang te beschermen – relativiteitsvereiste – en de rechter kan kleine gebreken in besluiten negeren. Verder komt het veel voor dat het beroepsrecht voor gemeenten tegen besluiten van de centrale overheid wordt beperkt. Harry Laheij vertelt dat de rijksoverheid via een inpassings-plan drie windmolenparken gaat realiseren, net buiten de gemeentegrenzen van Almere. ‘De gemeente kan hierdoor geen beroep meer instellen.’

In de gemeente Hilversum zien ze de toepassing van de instrumenten uit de Chw voorlopig nog niet gebeuren. Volgens Rijntjes moet bijvoorbeeld een gebiedsontwikke-lingsgebied daarvoor eerst worden aangemeld en goedge-keurd door de minister. Daarna stelt de gemeente een ontwikkelingsplan op. Dit kost veel tijd en bovendien moet over tien jaar weer aan de geldende milieunormen worden voldaan. Met welke maatregelen de overheid dit laatste kan garanderen en welke sanctie erop staat als dit niet gebeurt, is onduidelijk. Reden voor Hilversum om de instrumenten vooralsnog niet toe te passen.

Ten slotte kwam de Chw mede op verzoek van de NEPROM (de vereniging voor projectontwikkelaars) tot stand. De economische crisis die vooral de bouwsector treft, kon worden bestreden door versnelling van procedures en het optimaal gebruik van benodigde milieuruimte. Dit leidt dan tot (meer) werkgelegenheid voor de bouwbedrijven en ontwikkelaars. Maar de bouwsector maakt nauwelijks gebruik van de mogelijkheden die de Chw biedt, zoals het nemen van een projectuitvoeringsbesluit. In Hilversum ligt één informeel verzoek van een ontwikkelaar om een projectuitvoeringsbesluit te nemen. De gemeente Utrecht raadt een dergelijk verzoek zelfs af. ‘Het levert te veel risico’s op, omdat alle stukken bij de aanvraag tegelijk ingediend moeten worden en dan al helemaal compleet moeten zijn’,

Foto: Wimbart de Kleuver

ROM_10_12.indd 13ROM_10_12.indd 13 12/9/2010 5:41:56 PM12/9/2010 5:41:56 PM

Page 16: ROm 12 2010

december 201014

Ruimtelijk bekeken

meent Anke van Vliet. Dit betekent dat de ontwikkelaar bij het indienen van de aanvraag alle kostbare onderzoeken gedaan moet hebben, voordat hij zekerheid heeft over de verlening van het projectuitvoeringsbesluit. Gefaseerde indiening of wijziging én fasering van de aanvraag is niet mogelijk. De ontwikkelaar loopt daarmee een aanzienlijk fi nancieel risico. Een projectuitvoeringsbesluit is volgens Van Vliet daarom alleen mogelijk voor een simpel plan met niet te veel verschillende vergunningen. In Almere dienden ontwikkelaars nog geen aanvragen in. Volgens Harry Laheij willen ze blijkbaar eerst zekerheid over het in werking treden van het bestemmingsplan en vragen ze pas daarna een bouwvergunning aan. Ontwikkelaars zijn dus erg voorzichtig ‘of ze zien geen voordelen in de Crisis- en herstelwet’.

Gemiste kansDe Chw gaat als gezegd uit van versnelling van procedures. Maar jammer is dat de Chw niets wijzigt aan de voorkant van ruimtelijke projecten. Voor elk project zijn veel en tijdrovende onderzoeken nodig. Vaak duurt een procedure zo lang, dat de rapporten verouderd zijn voordat het defi nitieve besluit is genomen. Dan moet het onderzoek opnieuw worden uitgevoerd met inachtneming van nieuwe wetgeving. Dit vertraagt de voortgang zeer. Anke van Vliet van de gemeente Utrecht vindt dat als de houdbaarheidsdatum van onderzoeken zou worden verruimd, dit zeer versnellend zal werken. Rijntjes onderschrijft deze mening. De Chw biedt met name voordelen aan de achterzijde van procedures door onder meer kortere beroepsprocedures. Aan de voorzijde zit juist veel vertraging, doordat er geen heldere keuzes voor de geplande ontwikkeling worden gemaakt, er geen juiste strategie is bedacht en de planning gemakkelijk wordt losgelaten. Als partijen te veel en alleen maar met elkaar overleggen zonder beslissingen te nemen en hun onderzoe-ken onvoldoende uitvoeren, leidt juist dit tot veel vertraging in de verdere verloop van de procedure.

Procedures versnellenDe gemeente Utrecht werkt nu ruim een jaar met de gemeen-telijke coördinatieregeling, een regeling uit de Wro. Met deze regeling worden de aanvraag om omgevingsvergunning en het bestemmingsplan tegelijk ter inzage gelegd. Vervolgens neemt de gemeente één besluit waartegen slechts beroep in één instantie mogelijk is. Wim van Gelder geeft aan dat dit voor de gemeente Utrecht erg goed werkt en dat procedures daarmee korter zijn geworden. ‘We hebben de Chw dus eigenlijk niet eens nodig.’ Harry Laheij heeft veel vertrouwen in de Wabo. De Wabo –in werking per 1 oktober 2010 – leidt tot verbeteringen en versnelling, ‘mits de gemeente de Wabo op een juiste wijze implementeert’. Ook Hilversum heeft zich veel meer gericht op de invoering en implementatie van de Wabo dan op de instrumenten van de Chw. ‘Voor de meeste projecten’, zegt Rijntjes, ‘is slechts één omgevingsvergunning noodzakelijk

in plaats van allemaal aparte vergunningen. Waarom zou de gemeente dan nog aan de slag moeten gaan met het projectuitvoeringsbesluit?’

ConclusiesBij de drie geïnterviewde gemeenten is nog weinig enthousi-asme te bespeuren over de mogelijkheden van de Chw. Plannen worden al wel als ontwikkelingsgebied of project met nationale betekenis aangemeld. Echter, dit wordt vooral gedaan met het oog op de toepassing ervan in de toekomst. Voorlopig geven gemeenten de voorkeur aan de instrumen-ten uit de Wro en de Wabo. Een andere reden zou kunnen zijn dat de geïntroduceerde instrumenten van de Chw de echte vertraging bij ruimtelijke plannen niet oplossen. Deze zit namelijk in de voorbereiding van projecten. Gemeente en initiatiefnemer moeten heldere keuzes maken, een goede strategie bedenken en een strakke planning hanteren. Daarmee wordt vertraging voor een groot deel al voorkomen. De keuze voor het vervolgens toe te passen ruimtelijk instrument – bestemmingsplan, Chw of Wabo – is van veel minder belang. Ook ontwikkelaars blijken vrijwel geen verzoeken om toepassing van de Chw in te dienen. Zij achten het risico te groot of zijn onvoldoende op de hoogte van de kansen die de Chw wel degelijk biedt om procedures te versnellen. Daarnaast speelt de economische crisis een grote rol. De overheid moet miljarden bezuinigen en ontwikkelaars hebben weinig te besteden. Men wacht daarom met het ontwikkelen van grote projecten. Dit leidt tot een mooie paradox: enerzijds wordt een wet in deze crisistijd gemaakt om werkgelegenheid te creëren door projecten te versnellen, terwijl anderzijds door die crisis er geen geld is om juist die projecten überhaupt te kunnen opstarten. Het is nog veel te vroeg om te stellen dat de Chw haar doel gaat missen en gemeenten de instrumenten niet zullen toepassen. Gemeenten melden immers steeds meer projecten aan om als ontwikkelingsgebied of als project met nationale betekenis te worden aangewezen. Daarnaast staat in het regeerakkoord dat het kabinet met voorstellen komt om de Chw een permanente status te geven. Aan de andere kant gaat de gasopslag onder een woonwijk in Barendrecht en de aanleg van het Wieringerrandmeer met toepassing van de Chw niet door. De ontwikkelingen rondom de Chw zijn daarom de komende maanden erg interessant en volgen we op de voet. Wordt vervolgd dus.

Noten

1. Dit artikel gaat slechts in op de tijdelijke instrumenten uit hoofdstuk

1 en 2.

2. Artikel 9 onder c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

3. Artikel 2.19, lid 1 Chw.

Wimbart de Kleuver is juridisch specialist é

Gebiedsontwikkeling bij Eiff el Voor reacties of opmerkingen: wdkleuver@eiff el.nl

ROM_10_12.indd 14ROM_10_12.indd 14 12/9/2010 5:42:05 PM12/9/2010 5:42:05 PM

Page 17: ROm 12 2010

Slagvaardiger, gerichte keuzes en minder stroperige regelgeving; dat wordt volgens Chris Kuijpers de nieuwe lijn in het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening. De directeur Ruimte binnen het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu ziet het als een voordeel dat al het ruimtelijk beleid nu ‘in één hand is georganiseerd’. De Nota Ruimte en Nota Mobiliteit krijgen een korte, bondige actualisatie en er komt een uitgedunde AMvB Ruimte.

DG Ruimte kiest voor compact en selectief

december 201015

Interview

ROM_10_12.indd 15ROM_10_12.indd 15 12/9/2010 5:42:05 PM12/9/2010 5:42:05 PM

Page 18: ROm 12 2010

Interview

december 201016

Illus

trat

ion:

Luc

as R

ozen

boom

ROM_10_12.indd 16ROM_10_12.indd 16 12/9/2010 5:42:06 PM12/9/2010 5:42:06 PM

Page 19: ROm 12 2010

december 201017

Nadat de stof van de totale ontmanteling van VROM was neergedaald, legde ROmagazine Chris Kuijpers een

aantal vragen voor over de koers in de nieuwe setting.

De DG Ruimte is ondergebracht bij het departement van Infrastructuur en Milieu. Wat wordt er anders in de aansturing van het beleid? Wordt de ‘I’ van Infrastructuur leidend? Wat gaat de beleidspraktijk hiervan merken?‘Ruimtelijke ordening zit in de portefeuille van de Minister. Ook in het nieuwe ministerie zal gewerkt worden aan de nationale ruimtelijke ordening. Ook al staat RO niet meer in de naam van het Ministerie. Ik hecht daar geen waarde aan. Het gaat er nu vooral om dat we de ruimtelijke opgaven slagvaardig aanpakken, gericht op economisch herstel. Vaak gaat het daarbij om een mix van maatregelen in de sfeer van ruimte, infrastructuur, water en transport. Mooi dat we dat nu in één hand hebben georganiseerd. Ik denk ook dat we synergie hiermee bereiken, zowel inhoudelijk als organisato-risch. We kunnen daarmee onnodige drukte – ambtelijk en bestuurlijk – vermijden. Ik denk ook dat de beleidspraktijk dit gaat merken. Minder overleg en meer doen vanuit een integraal perspectief waarbij de een (Ruimte), niet boven de ander (Infastructuur) staat.’

Wat zijn de beleidsprioriteiten in het nationaal ruimtelijk beleid voor de komende jaren? ‘De prioriteiten zijn in het licht van economisch herstel gericht op drie zaken. (1) Actualisatie én decentralisatie van het ruimtelijk beleid; (2) Vereenvoudiging omgevingsrecht; (3) Stimulering realisatie ruimtelijk beleid.

We zetten vol in op de versterking van onze economie. De grootste opgaven zitten in de regio’s Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven. Het versterken van de mainports, de brainports en greenports gaat samen met de opgaven rondom de valleys. De rijksinzet wordt geprioriteerd naar deze gebieden. Niet alles kan en moet overal tegelijkertijd. Keuzes maken is onvermijdelijk. Tegelijkertijd geeft het Regeerakkoord een duidelijke opdracht om meer over te laten aan provincies en gemeenten. Dit geldt ook voor natuur en economie.’

Wat kunnen we de komende tijd verwachten aan acties van de DG Ruimte om de coördinerende rol van provincies en gemeenten over te dragen/te versterken?‘De provincies worden stevig gepositioneerd. Dat is goed. Het betekent wel dat wij vanuit het Rijk scherp gaan kijken naar wat wij nog wel en niet gaan doen. Wat kan worden geschrapt aan doelstellingen en ambities en wat aan provincies kan worden overgedragen. Naast decentralisatie

gaat het ook om actualisatie van het beleid. Sinds de Nota Ruimte is de wereld nogal veranderd. Inzichten rond de klimaatproblematiek, (duurzame) energievoorziening, bevolkingsdaling en fi nancieel-economische omstandighe-den zijn nog onvoldoende ruimtelijk vertaald.’

Wordt de Nota Ruimte geactualiseerd? Komt de AMvB Ruimte er nog?‘Bovenstaande betekent inderdaad dat we de Nota Ruimte, mede in combinatie met de Nota Mobiliteit gaan aanpassen. Dit wordt zeker geen langdurig nota-traject, maar een korte en bondige actualisatie die enerzijds schetst waar wij als Rijk nog wel over gaan en waar we ruimte geven én laten aan andere overheden. Centraal wat moet, decentraal wat kan, maar wat mij betreft veel concreter ingevuld dan in de Nota Ruimte. Wat moet doorwerken naar provincies en gemeen-ten zal tegelijkertijd in een uitgedunde AMvB Ruimte worden vastgelegd.’

‘Naast actualiseren en decentraliseren gaan we echt werk maken van de vereenvoudiging van wet en regelgeving met de vereenvoudiging van het omgevingsrecht. We hebben het echt te complex gemaakt. Het wettelijk bouwwerk moet nu maar eens op de kop. En geen jarenlange trajecten van praten maar doorpakken te beginnen met het permanent maken van de Crisis en Herstelwet.

En met de stimulering van de realisatie van het ruimtelijk beleid staat de uitvoering centraal. We zullen scherper kiezen in onze projecten. Een doorlichting gericht op prioriteren, faseren, temporiseren en decentraliseren. Vanuit de inhoud en ook gericht op een mogelijk ander verdienmo-del. Dat verdienmodel is complex in de huidige economische situatie. En daar is ook veel winst te boeken met andere allianties en meer ruimte voor private investeerders en pensioenfondsen. En we gaan versterkt door met het MIRT natuurlijk daar hebben reeds veel mee bereikt dat kan nu alleen maar beter worden!

Kortom, ik zie veel kansen in de fusie, een grote opgaven voor het beleid, een scherpe focus gericht op economisch herstel en meer ruimte voor andere overheden, burgers en bedrijven.’

ROM_10_12.indd 17ROM_10_12.indd 17 12/9/2010 5:42:07 PM12/9/2010 5:42:07 PM

Page 20: ROm 12 2010

december 201018

De Smaakmakers

Zaandam heeft er een icoon bij. Het Inverdan-project voor het nieuwe stadshart roept heftige reacties op. De één noemt het gedurfd, de ander een verzameling kitsch. Architect Sjoerd Soeters is niet anders gewend. ‘Identiteit is veel belangrijker dan we heel lang hebben gedacht. Bij het verhaal van een streek hoort een sterk beeld. Dat willen we hier neerzetten.’

Het verhaal Het verhaal van de Zaanvan de Zaan

Sjoerd Soeters

ROM_10_12.indd 18ROM_10_12.indd 18 12/9/2010 5:42:07 PM12/9/2010 5:42:07 PM

Page 21: ROm 12 2010

èè

december 201019

De skyline van de Zaan verwisselt voor de derde keer in de geschiedenis van gedaante. Eerst waren er de

molens, in de negentiende eeuw wel duizend tegelijk, later bijna allemaal gesloopt. Daarna kwamen de fabrieken, waarvan de meeste nog overeind staan, al dan dan niet herbestemd tot appartementen, bedrijfsgebouw of culturele broedplaats.

DiscussiesEn nu is er Inverdan. De artist’s impressions voor het nieuwe stadshart van Zaandam leidden al jaren tot hevige discussies in architectuurkringen. Maar sinds in maart van dit jaar het Inntel Hotel werd opgeleverd, met in de gevel een bonte collage van Zaanse houten huisjes, is het hek pas echt van de dam. Even verderop worden de contouren van het eveneens houten stadhuis steeds beter zichtbaar: vier opgetilde pakhuizen in Zaans-groen met wit. In binnen- en buiten-landse media verschijnen foto’s van het project, waarbij steeds weer dezelfde vraag wordt gesteld: is dit nu een toonbeeld van lef, of een verzameling Disney-architectuur die op een kunstmatige manier het verleden in ere houdt? Vaststaat in elk geval dat de Zaanstreek een aandachtstrek-ker van formaat heeft, precies wat Sjoerd Soeters, supervisor van Inverdan, beoogde toen hij met zijn bureau Soeters Van Eldonk architecten het masterplan ontwierp.

Kunstmatig‘Ik heb helemaal geen moeite met de term kunstmatig,’ zegt Soeters. ‘Het centrum van Zaandam is een kunstmatige constructie, net als Zaanstad zelf. Het is een fusiegemeente waar ze bij wijze van compromis het stadhuis midden in het weiland hebben gezet. Er wás geen centrum. Op de plek waar nu Inverdan wordt gebouwd, troff en we een verkeersplein aan met een grijze kantoortoren, een Albert Heijn onder een parkeergarage en een te brede winkelstraat, de Gedempte Gracht waar in arrenmoede dan maar blokkendozen middenin zijn gezet. Veel inwoners gingen liever winkelen in omliggende steden. Zaandam was ongezellig, dat was de stemming.’Het was juist die slechte uitgangspositie die er voor zorgde dat er in Zaandam meer mogelijk was dan bij andere vernieu-wingsplannen. Rond het hele stationsgebied is rigoureus gesloopt. In de Gedempte Gracht, de winkelstraat die het station verbindt met de Zaanoever, keert het water weer terug. Het plan biedt Soeters de kans om te doen wat hij het liefst doet: met een minimum aan openbare ruimte een maximum aan verblijfsruimte en een maximale mix van functies creëren. Op honderd hectare worden 2700 wonin-gen gebouwd en 70.000 m2 kantoor- en winkelruimte ontwikkeld, tegelijk met een nieuw stadhuis en nog talrijke andere publieke voorzieningen, zoals een bibliotheek over het spoor op de plek waar nu de stationshal ligt. Wat opvalt aan Inverdan is de combinatie van een knusse, ‘gezellige’ vormgeving en een grote dichtheid.

Klapstuk van het ontwerp is een soort ‘Ponte Vecchio’, een opgetilde winkelstraat over de weg langs het spoor, waardoor de aankomende reiziger het gevoel moet krijgen in één keer in de stad te zijn.

BeeldtaalSoeters: ‘Een goede verblijfsruimte kent geen naargeestige plekken of straten waar je als voetganger snel weer weg wilt zijn. In het ideale stadshart staan de gebouwen schouder aan schouder met het gezicht naar de openbare ruimte. Wat we in Zaandam willen bereiken, is dat de bezoeker vanaf het station als het ware schaatsend door een licht geknikte lineaire ruimte de stad in gaat, waardoor er bij elke vijftig passen die hij zet iets nieuws is te zien of te beleven.’De supervisor heeft zijn invloed ingezet op cruciale momenten in het proces. Zo zorgde hij er voor dat er een oplossing voor de inpassing van een nieuw Inntel Hotel kwam, op een moment dat gemeente en de eigenaar van het te slopen oude hotel het volstrekt met elkaar oneens

waren. Soeters bedacht niet alleen een nieuwe plek voor het hotel in een daartoe aangepast masterplan, maar boven-dien het ontwerp van gestapelde Zaanse huisjes, dat nu voor zoveel ophef zorgt. Omdat hij het als supervisor van de gemeente niet zelf mocht bouwen, zorgde hij ervoor dat een ander bureau, Molenaar en Van Winden, de opdracht kon uitvoeren.‘Ik heb gezegd: wees niet bang om die wereldberoemde Zaanse beeldtaal aan de orde te stellen in dit gebied. Die pronkgevel-architectuur van twee planken dik in groen met witte lijsten, dat is uniek voor de streek. Het is verankerd in het beeldkwaliteitsplan voor Inverdan. Het betekent niet dat we exacte kopieën hebben gemaakt van de Zaanse architectuur. Het is een uitgangspunt. In het ontwerp van het stadhuis wordt dat geïnterpreteerd door hedendaagse architectonische voorbeelden van de hand van Venturi, Pei, Rossi, Natalini, Piano, Moneo en Herzog & De Meuron.’

KritiekAls vertegenwoordiger van de neo-traditionalistische stroming, ook wel als retro-architectuur aangeduid, is Soeters gewend aan kritiek uit de architectuurwereld. Hoewel het neo-traditionalisme in de afgelopen jaren aan een fl inke opmars bezig is en door zowel huizenkopers als marktpartijen wordt gewaardeerd, zie bijvoorbeeld ook het succes van een wijk als Brandevoort in Helmond, kunnen

‘Het modernisme, de stroming van de strakke eenvoud, drukt nog steeds een

zwaar stempel op het Nederlandse architectuur-establishment’

ROM_10_12.indd 19ROM_10_12.indd 19 12/9/2010 5:42:19 PM12/9/2010 5:42:19 PM

Page 22: ROm 12 2010

december 201020

De Smaakmakers

retro-ontwerpen zelden op architectuurprijzen rekenen. Soeters’ kastelenwijk Haverleij bij Den Bosch werd door veel vakgenoten met scepsis ontvangen; een trucje zou het zijn, commerciële Efteling-architectuur. Huizenkopers liepen er mee weg. Zijn ontwerp voor de spoorzone in Delft won het in een referendum bij de bevolking, maar werd in een tweede ronde aan de kant geschoven door de selectiecommissie. De kritische ontvangst van zijn ontwerpen bewijst volgens Soeters dat het modernisme, de stroming van de strakke eenvoud, nog steeds een zwaar stempel drukt op het Nederlandse architectuur-establishment: ‘Die modernisti-sche dominantie is echt heel bijzonder voor Nederland. Nog steeds worden er gebouwen neergezet waarbij je moet

zoeken naar de ingang. Gebouwen die geen relatie hebben met de ruimte eromheen. Misschien is de afwerking fraaier dan in de jaren vijftig en zestig en zijn de materialen anders, maar de principes zijn nauwelijks veranderd. Er is veel architectuur die er op de maquette goed uitziet, maar die zich afwendt van de omgeving. Alsof je in een vergadering zit waar één van de aanwezigen steeds de andere kant op kijkt. En het vreemde is, we weten het al dertig jaar. Er is inmid-dels uitgebreid gestudeerd op de wijze waarop bezoekers een ruimte ervaren. Die kennis zou een uitgangspunt moeten zijn bij elk ontwerp.’

Scepsis In Zaanstad lijkt de ergste scepsis over Inverdan inmiddels voorbij. De mening van veel ‘Zaankanters’, die niet bekend-staan om hun warme gevoelens voor grootschalige plannen, laat zich nog het best vertalen als ‘ik weet niet precies wat ik ervan moet vinden, maar het is goed dat er iets gebeurt’. De publiciteitsgolf rond het hotel, dat sinds de opening is volgeboekt, lijkt het enthousiasme te hebben vergroot. Dit ondanks het feit dat de vastgoedcrisis niet aan Inverdan voorbij is gegaan: er is een tekort op de begroting ontstaan van een kleine zestien miljoen euro, een aantal deelprojecten is versoberd of vooruit geschoven. Maar de impuls van Inverdan is ook al voelbaar. De betrokken marktpartijen blijven geloven in het plan en komen zelf met het verzoek om geen concessies te doen aan de kwaliteit. Voorstanders van ruimere winkeltijden zien genoeg redenen om het nieuwe stadscentrum als toeristisch gebied aan te merken, zodat de winkels er elke zondag open kunnen. ‘Als de vastgoedcrisis betekent dat de eindgebruikers van plannen weer meer voorop komen te staan in plaats van de bouwvolumes, is dat een blessing in disguise,’ vindt Soeters. ‘Natuurlijk is een project als Inverdan bedoeld als een economische impuls. Maar het is meer dan dat. Ik zie het als een icoon voor Zaanstad, voor de mensen die er wonen. Identiteit is veel belangrijker dan we heel lang hebben gedacht, juist dankzij schaalvergroting en globalisering. Zaanstad ligt op tien treinminuten van Amsterdam, dat is een sterk punt als je nieuwe bewoners en bedrijven wilt aantrekken, of toeristen en congressen. Maar het is ook een bedreiging. Je moet niet alleen maar overloopgebied willen zijn, dan word je een soort aanhangsel en dat is nu net wat Zaanstad niet wil zijn. De meerderheid van de bewoners blijft hun hele leven in de gemeente wonen. Het is een streek met een eigen verhaal. Bij zo’n verhaal hoort een sterk beeld. Dat beeld proberen we met Inverdan neer te zetten.’

Martin de Jong é

ROM_10_12.indd 20ROM_10_12.indd 20 12/9/2010 5:42:19 PM12/9/2010 5:42:19 PM

Page 23: ROm 12 2010

èè

december 201021

Trend

Bestuurders en beleidsmakers willen meer woningen in de bestaande stad bouwen. Maar binnen-stedelijke verdichting is duur. De baten laten zich ook lastig in harde cijfers uitdrukken. Hoe wordt bouwen in steden toch aantrekkelijk? Bestuurders, ontwikkelaars en onderzoekers opperen ideeën voor het oplossen van het financieel tekort.

Wie maaktbinnenstedelijk

bouwen betaalbaar?

Bouwen in de bestaande stad is wenselijk en onontkoom-baar. Daar waren alle deelnemers aan de rondetafelbij-

eenkomst die rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol onlangs over binnenstedelijke verdichting organiseerde, het snel over eens. Nieuwe stadswijken hebben nu eenmaal een aantal voordelen boven uitleglocaties. Ze ontzien het buitengebied, verbeteren het draagvlak van stedelijke voorzieningen, zorgen voor minder afgelegde autokilometers en zijn vanuit economisch, sociaal en ecologisch oogpunt duurzamer dan nieuwbouwwijken buiten de stad.

‘€ 25.000 tot € 40.000 duurder’Maar tussen wens en werkelijkheid gaapt een diepe kloof. In de steden hebben bestuurders en ontwikkelaars nog meer last van infl exibele milieu- en veiligheidsnormen, belangen-confl icten met bewoners en stroperige planprocedures.

Stad van de ToekomstOp de drempel van een nieuw decennium denken bestuurders en beleidsmakers na over de toekomst van hun stad. Ze benoemen de ruimtelijke opgaven en bedenken strategische projecten. In een serie van vier verhalen kijkt ROmagazine mee over de schouders van ro-professionals. Welke uitdagingen staan hen te wachten en hoe wordt daar in binnen- en buitenland al op ingespeeld? Deze afl evering: welke mogelijkhe-den zijn er om stedelijke verdichting te fi nancieren?

Bouwprocessen zijn er ingewikkelder. Alleen de logistiek op de bouwplaats is al één grote puzzel. Directeur gebiedsont-wikkeling Diana de Jong van Bouwfonds Ontwikkeling herkent de problemen. Uit berekeningen van de ontwikke-

december 201021

De Linie, Groningen

ROM_10_12.indd 21ROM_10_12.indd 21 12/9/2010 5:42:19 PM12/9/2010 5:42:19 PM

Page 24: ROm 12 2010

december 201022

Trend

laar blijkt dat ze gemiddeld aan de bouw van een binnenste-delijke woning tussen de € 25.000 en € 40.000 meer kwijt is dan aan een nieuwbouwhuis op een uitleglocatie. ‘Op binnenstedelijke locaties moet je vaak ook nog eerst

opstallen slopen en de bodem saneren voordat je er kunt bouwen. Planprocessen duren er bovendien vaak meer dan twee keer zo lang als op uitleglocaties en zijn risicovoller door het groot aantal partijen.’ Het helpt volgens De Jong ook niet dat nieuwe infrastructuur op bouwlocaties buiten

de stad vaak grotendeels door het Rijk wordt betaald, terwijl publieke voorzieningen op binnenstedelijke locaties op de grondexploitatie drukken. ‘Als je binnenstedelijk bouwen betaalbaar wilt houden, zou je iets aan die scheve verdeling moeten doen.’

Hoge grondkostenStedelijke bouwlocaties blijken zich ook uit de markt te prijzen door de hoge prijzen en dure verwervingstrajecten van grond. In de Vinex-periode waren er nog voldoende goedkope inbreidingslocaties waar nieuwe wijken konden worden gebouwd. Maar die plekken raken in hoog tempo op, waardoor gemeenten naar dure transformatieplekken moeten uitwijken, concludeerde adviesbureau Ecorys al in 2004 in een MKBA van toekomstige verstedelijkingsopties.

Volgebouwde wijken met kille appartementenblokken en weinig groen. Dat is het beeld dat veel mensen van binnenstedelijke verdichting hebben. De werkelijkheid laat een gevarieerder beeld zien. Zo staan in het Groningse nieuwbouwwijkje De Linie tientallen grondgebonden woningen met tuintjes die probleemloos voor 4,5 ton zijn verkocht. De dichtheid is er tweemaal zo hoog als in de gemiddelde buitenwijk. Op de buurt zijn vooral gezinnen af gekomen, vertelt stadsbouwmeester Niek Verdonk. ‘Zij willen graag een eigen voordeur aan de straat, zodat ze de kinderen in de gaten kunnen houden.’ Het parkeren gebeurt er op het eigen erf. ‘Zelfs bij kleine kavels is dat mogelijk. En anders werk je de auto’s relatief goedkoop onder een tweede maaiveld weg.’

De Linie is één van de vele dichtbebouwde en aantrekke-lijke stadswijken die in de afgelopen jaren zijn gebouwd. In het boek Prachtig Compact NL van het Atelier Rijks-

bouwmeester staan nog 45 andere projecten waar architecten en stedenbouwkundigen hoge dichtheden wisten te koppelen aan aantrekkelijke woon- en leefom-standigheden. Bart Mispelblom Beyer, mededirecteur van architectenbureau Tangram en één van de samenstel-lers van het boek, somt moeiteloos de belangrijkste ontwerpprincipes van binnenstedelijke verdichting op: voldoende afwisseling en variatie in functies en woning-typen, een goed functionerende openbare ruimte en woningen met voldoende buitenruimte. ‘Dat kunnen grondgebonden woningen zijn, maar ook appartementen. Als je die anders stapelt, ontstaan er grote dakterrassen waar zelfs gezinnen willen wonen zoals we met ons project Crystal Court hebben laten zien.’ Het is volgens hem ook een misverstand dat verdichting altijd ten koste gaat van groen en water. ‘Langs herstelde water- en groenstructuren ontstaan in steden vaak de meest aantrekkelijke woonmilieus.’

Tegenover de hogere grondkosten staan aanzienlijke maatschappelijke baten

C hr ystal Cour t , Tangram architecten

Foto: John Lewis Marshall

Compact Nederland

december 201022

ROM_10_12.indd 22ROM_10_12.indd 22 12/9/2010 5:42:23 PM12/9/2010 5:42:23 PM

Page 25: ROm 12 2010

èè

december 201023

Uit later onderzoek van het Ruimtelijk Planbureau naar de stijgende grondkosten op binnenstedelijke locaties bleek dat die ontwikkeling zich alleen maar heeft doorgezet.

Tegenover de hogere grondkosten staan vaak wel aanzienlijke maatschappelijke baten. Zo zorgt binnenstedelijke verdichting voor minder verloren reisuren en lagere congestiekosten. Bovendien gaat een kleiner aantal hectaren aan open ruimte en groen verloren dan op uitleglocaties. Toch blijft het volgens onderzoeker Gerbrand van Bork lastig om bijvoorbeeld het eff ect van nieuwbouw op bestaande stedelijke voorzieningen en openbaarvervoersverbindingen in kaart te brengen. Dat geldt ook voor de leefbaarheid in wijken. ‘Het zou helpen als er vaker evaluaties van nieuwbouwprojecten worden gehou-den zodat je de eff ecten beter kunt inschatten. Aan goede data en modellen is nu een groot gebrek.’

‘Grondwinsten beter benutten’Hoe maken we het binnenstedelijk bouwen tóch betaalbaar? Onderzoekers, ontwikkelaars en gemeenten opperen verschillende oplossingen maar zetten ook de nodige kanttekeningen bij die vraag. Zo geeft Edwin Buitelaar van het Planbureau van de Leefomgeving aan dat je wel extra geld kunt genereren met een openruimteheffi ng of partijen kunt belasten die baat hebben bij ruimtelijke projecten. Maar dat verhindert niet dat gemeenten veel minder op de verkoop van stedelijke bouwgrond kunnen verdienen dan op die van uitleglocaties. Daar is het verschil tussen aankoop en verkoop veel groter. ‘Bouwrijpe grond wordt er vaak voor€ 300 tot € 400 per vierkante meter in grondexploitaties opgenomen, terwijl de grondprijs voor agrarische grond gemiddeld ruim € 4 per vierkante meter is.’

Voor universitair docent Demetrio Muñoz Gielen van de Radboud Universiteit Nijmegen zijn die lagere grondwinsten op binnenstedelijke locaties geen excuus om dit geld niet

veel slimmer in te zetten voor de fi nanciering van publieke voorzieningen. In november promoveerde de onderzoeker op een onderzoek naar de mogelijkheden van ‘value capturing’ op stedelijke herontwikkelingslocaties. Hij keek daarvoor rond in Spanje en Groot-Brittannië waar de plan- en ontwikkelingskosten veel lager zijn dan hier. Ook de herkaveling van grond is veel effi ciënter geregeld. ‘Ontwik-kelaars krijgen al in een vroeg stadium te horen aan welke publieke voorzieningen ze moeten meebetalen. Op basis van die lijst wordt de prijs van de grond bepaald en met de

gemeente verder onderhandeld. Pas als de partijen eruit komen, wordt het bestemmingsplan defi nitief vastgesteld en kan de ontwikkelaar aan de slag.’

Joint venture lightVoor die werkwijze is in Nederland een wijziging van de Wro nodig. Dat zal op korte termijn niet gebeuren. Toch kunnen volgens Muñoz Gielen gemeenten ook nu al in een vroeger stadium hun ambities op tafel leggen. Dan weten ontwikke-laars sneller voor welke publieke kosten ze worden aangesla-gen en daalt het risico op een project. Bouwfonds Ontwikke-ling ziet dat idee wel zitten. ‘Vaak wordt nu de ene ambitie op de andere gestapeld. Iedere nieuwe wethouder heeft weer zijn eigen wensen’, aldus Diana de Jong. Zelf experimenteert de ontwikkelaar op sommige locaties ook met alternatieve samenwerkingsvormen, zoals een joint venture light of een variant op het bouwclaimmodel waarbij de grond weer teruggaat naar de gemeente. Ook pleit Bouwfonds al langer voor het verknopen van de grond- en opstalexploitaties, zodat het mogelijk wordt om toekomstige opbrengsten als voorin-vestering in de ontwikkelingskosten te gebruiken. ‘Als je als gemeente weet dat de bouw van een nieuwe stadswijk hogere WOZ-opbrengsten opleveren, zou je die ook van tevoren kunnen investeren in de ontwikkeling van dat gebied.’

Boulevardterrein in Zeist Tussen stadscentrum en omliggende villawijken ontwierp Atelier Quadrat een hoogstedelijke buurt met appartementen, grondgebonden woningen, een supermarkt, een parkeergarage en een bussstation. Het overladen programma moest probleemloos in de groene omgeving worden opgenomen. Uiteenlopende functies mochten elkaar ook niet hinderen. Hoe pak je zoiets aan? Op het dak van de garage legden de architecten een plantsoen aan waarlangs de bussen stoppen. Het vormt ook de overgang naar de groene villawijken. Voor de bevoorrading van de supermarkt is ook een expeditie-hof aangelegd waar bewoners geen last van hebben. De grondgebonden woningen kregen verhoogde terrassen waardoor bestaande bomen konden blijven staan.

Experimenten met alternatieve samenwerkingsvormen schieten wortel

Woonboulevard Zeist

ROM_10_12.indd 23ROM_10_12.indd 23 12/9/2010 5:42:28 PM12/9/2010 5:42:28 PM

Page 26: ROm 12 2010

december 201024

Trend

Maatschappelijk vastgoed Directeur gebiedsontwikkeling Koen Westhoff van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam staat er wel open voor om toekomstige WOZ-opbrengsten als voorinvestering in te zetten. Maar hij weet alleen nog niet hoe zoiets concreet kan worden georganiseerd. Dat er iets moet gebeuren, is hem wel duidelijk. ‘De rijkssubsidies lopen af en met de koopprijzen zitten we al aan het plafond. Als we een actieve rol willen blijven spelen als grondexploitant, moeten we op andere manieren gaan werken.’ Zo is er in Nieuw Crooswijk geëxperimenteerd met kleinschalige gebiedsconcessies die Westhoff ook elders wil inzetten. Daarnaast overweegt hij op sommige plaatsen alleen in maatschappelijk vastgoed te investeren. ‘Dat kan als een katalysator werken op de verandering van een gebied.’

Proper Stok-directeur Rob van Kalmthout gelooft eveneens in de grote rol die maatschappelijke voorzieningen kunnen spelen in het verleiden van andere partijen. ‘Wij ervaren dat het veel gemakkelijker is om kopers voor je project te vinden

Het Funen in Amsterdam In de oksel van het spoor naar Utrecht en een lokale verbindingsweg heeft De Architekten Cie in Amsterdam een nieuwbouwbuurt gemaakt die opvalt door zijn contrasten. Twee langgerekte appartementenblokken omarmen er een autovrij hof met kleine ‘urban villa’s’ waar kinderen veilig kunnen spelen. Yuppen, studenten, ouderen en bedreigde vrouwen van de blijf-van-mijn-lijfopvang vinden er een plek. De variatie in gevels maakt de afwisseling in het buurtje nog groter. Bovendien is aan de vormgeving van het binnengebied veel aandacht besteed. Hoe hoger de dichtheid, hoe belangrijker een aantrekkelijke woonomgeving voor bewoners wordt.

als je van tevoren de Brede School en de kinderopvang hebt geregeld. Investeer daarom veel meer tijd en energie aan de voorkant van het proces en kies je partners zorgvuldig.’ Dat

geldt voor hem ook voor beleggers waarvan een aantal best bereid is om naar de opbrengsten op lange termijn te kijken. ‘De vraag naar stedelijke woonmilieus blijft de komende jaren immers dominant.’

Schrappen in eisen Over beleggers gesproken: zouden de pensioenfondsen niet op de één of andere manier nauwer betrokken kunnen worden bij de ontwikkeling van binnenstedelijke nieuw-bouwlocaties? Als er ergens geld beschikbaar is, is het daar. Directeur Taco van Hoek van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid heeft er een hard hoofd in. ‘Ze kijken toch in de eerste plaats naar het rendement en risico op hun investeringen. In de afgelopen jaren heb ik ze er niet op kunnen betrappen dat ze andere criteria gebruiken voor maatschappelijk gewenste projecten.’ In de ogen van Van Hoek kunnen de partijen beter nog eens kritisch naar de opbrengsten en kosten van binnenstedelijke woningen kijken. ‘In de loop der jaren zijn er zoveel eisen en restricties aan gesteld dat het product voor bouwers steeds minder lonend is geworden. We doen op dit moment in opdracht van de rijksbouwmeester onderzoek naar wat daar eventueel in kan worden geschrapt. In het bouwproces moet een zekere nuchterheid terugkomen. Anders houden we het binnenste-delijk programma niet overeind.’

Jaco Boer é

Maatschappelijke voorzieningen als de Brede School gebruiken als verleider

Het Funen, nabi j spoorl i jn naar Utrecht

Foto: Allard van der Hoek

ROM_10_12.indd 24ROM_10_12.indd 24 12/9/2010 5:42:46 PM12/9/2010 5:42:46 PM

Page 27: ROm 12 2010

èè

december 201025

december 201025

Trend

De gedwongen denkpauze op de woningmarkt leidt tot nieuwe keuzes. Steden en regio’s zijn aan het heroverwegen hoeveel woningen ze bouwen, waar en voor wie. Verdichten is een van de antwoorden, maar het mag geen opzichzelfstaand doel worden.

Het zijn dewoonmilieus, stupid!

december 201025

Herenhuizen,

Hi lversum

Foto: Gerard van Beek,

Zecc architecten

baar met de jaren tachtig, toen er echt op grote schaal leegstand was. Wat we nu meemaken is een tijdelijke uitval van de vraag. Dat is niet hetzelfde als krimp, net zoals een teruggang van het aantal inwoners niet betekent dat er minder huizen nodig zijn. Die half miljoen woningen voor de komende tien jaar is een vrij hard gegeven, net als de half miljoen voor de twee decennia daarna. Gemeenten zijn natuurlijk behoorlijk verwend geraakt in de afgelopen jaren. Ze zullen genoegen moeten nemen met lagere winsten uit grond-exploitaties. Om de productie op gang te houden, zouden ze ervoor kunnen kiezen om voorrang te geven aan de starters, die in de huidige woningmarkt niet aan bod komen.’

De hete kwestie is waar die nieuwe woningen moeten komen. Verdichten lijkt aan een opmars bezig; juist nu inzetten op binnenstedelijk bouwen, op de kleinere en ‘lastiger’ locaties die in de achterliggende periode over het hoofd werden gezien. Maar dat is slechts één van de vele antwoorden. De herschikking van prioriteiten gaat verder dan alleen de keuze tussen verdichten of uitbreiden. Zo heeft de stadsregio Rotterdam, het samenwerkingsverband van vijftien gemeenten, besloten om in de periode 2010-2020 minder op aantallen te sturen en nadrukkelijk voor

Volgens een berekening van het Nirov hebben gemeenten voor de komende vijftien jaar een overmaat van

340.000 woningen in de planning. De realiteit op dit moment is dat er op veel plaatsen niets gebeurt, zowel in groeiregio’s als in gebieden met een meer ontspannen woningmarkt. In de Noordvleugel van de Randstad heeft Amsterdam de helft van alle bouwplannen geschrapt en andere in de ijskast gestopt. Almere wil de schaalsprong naar 60.000 extra woningen niet maken zolang het geen toezeg-gingen heeft over de infrastructuur. In krimpregio’s sneuvelen plannen die ver van de markt af staan, zoals de Blauwe Stad en het Wieringerrandmeer. Almelo blijkt zich te hebben vertild door tegelijk met het ambitieuze centrum-plan een uitbreidinsgwijk voor vierduizend huizen te plannen. In de afgeslankte versie daarvan blijven er nog elfhonderd over; helemaal schrappen zou de gemeente een te groot verlies op de grondexploitatie opleveren. Of er voldoende vraag is naar de woningen, moet zich nog bewijzen.

HerschikkingJe zou bijna denken dat de krimp in de eerste ronde

een knock-out uitdeelt. Maar hoogleraar demogra-fie en planologie Pieter Hooimeijer (UU)

relativeert de situatie: ‘Het is onvergelijk-

ROM_10_12.indd 25ROM_10_12.indd 25 12/9/2010 5:42:49 PM12/9/2010 5:42:49 PM

Page 28: ROm 12 2010

december 201026

woonkwaliteit te kiezen. Weliswaar zijn er afspraken gemaakt voor 65.000 nieuwe woningen, waarvan de helft in Rotterdam, maar deze zijn minder hard dan voorheen; de boetes voor gemeenten die hun bijdrage niet halen, zijn afgeschaft. Liever minder huizen die wél toekomstwaarde hebben dan nog meer slecht verkoopbare bulk erbij, is het nieuwe motto. ‘De aanpak is uit noodzaak geboren,’ zegt portefeuillehouder Koos Karssen. ‘Het bleek dat onze regio als woonlocatie minder hoog scoort dan omliggende gebieden. Om de uitstroom te stoppen, is het nodig dat we

gericht bekijken welke woonmilieus we nodig hebben en waar die moeten komen. Om dezelfde reden hebben we besloten om de middelen voor stedelijke vernieuwing, die toch al drastisch zijn teruggelopen, niet meer rechtstreeks in woningbouw te stoppen maar in de verbetering van de openbare ruimte.’

Ventiel ZuidplaspolderBij het vaststellen van de Rotterdamse afspraken moest een nieuwe ‘taal’ worden gezocht door de gemeenten, woning-corporaties en de eveneens uitgenodigde marktpartijen. Die werd gevonden in een grondige analyse van de woonmilieus volgens de Rosetta-methode. De belangrijkste conclusie daaruit is dat er een overschot is aan compact-suburbane milieus; de bloemkoolwijken in bijvoorbeeld Capelle aan den IJssel, Spijkenisse en Ridderkerk. Het grootste tekort is er aan landelijke en exclusieve woonmi-lieus, en die krijgen dan ook voorrang. Het lijkt haaks te staan op de wens tot verdichting, maar toch verwacht Karssen dat de stadsregio tachtig procent van de nieuwe woningen in bestaand gebied zal realiseren, de norm die met de provincie is afgesproken. De ‘verdunning’ zit hem vooral in het terugbrengen van de gestapelde bouw ten faveure van huizen met tuinen, zodat middenklassegezin-nen met een voorkeur voor suburbaan wonen voor de regio behouden blijven. Om diezelfde reden kijkt de stadsregio met een kritisch oog naar de Zuidplaspolder tussen Gouda en Zoetermeer, waar zevenduizend woningen staan gepland. Karssen: ‘We gaan die opgave voor de Zuidplaspol-der nog een keer ter discussie stellen in provinciaal verband, zowel kwalitatief als kwantitatief. Oorspronkelijk was het bedoeld als een ventiel voor de Rotterdamse woningmarkt. Maar nu moet je constateren dat de lucht daar al aardig uit is en dat de Zuidplaspolder vooral concurrerend is. Dat vraagt om scherpe keuzes. Even ten noorden van Rotterdam liggen nog onbebouwde gronden op Vinex-locaties. Die zouden voorrang moeten krijgen.’

OverschattingPieter Hooimeijer, die veel onderzoek deed naar woonvoor-keuren, geldt als een realistisch denker in de discussie over verdichting versus uitleg. Eerder dit jaar werd hij uitgeno-digd om mee te praten over Prachtig Compact Nederland. Het eindresultaat heeft hem ‘nogal verrast’, zegt hij: ‘Laat ik vooropstellen dat ik een warm voorstander ben van verdichting, daar waar het kan. Vooral op verouderde bedrijfslocaties liggen mogelijkheden, die op veel plaatsen al worden benut en waar marktpartijen nu ook meer oog voor krijgen. Op de vraag waar je de bestaande bedrijvig-heid laat, zul je creatieve anwoorden moeten verzinnen. Desnoods bouw je om een onwillig bedrijf heen, zoals ze in de negentiende eeuw met het Victoria Hotel in Amsterdam hebben gedaan. Wat ik echter niet geloof, is dat we tachtig procent van de toekomstige woningen in bestaand stedelijk gebied kunnen wegzetten, zoals de initiatiefnemers van Prachtig Compact Nederland nu bepleiten. Ik vind dat een ernstige overschatting, zowel van de mogelijkheden om binnenstedelijk te bouwen als van de vraag naar binnenste-delijk wonen.’Een te sterke focus op verdichting als opzichzelfstaand

doel heeft tot gevolg dat de ‘eenvoudige woonwens van mensen met eenvoudig inkomens’ te weinig aan bod komt, zegt Hooimeijer: ‘Bij de keuze van een woning vindt altijd een uitruil van belangen plaats. Op verdichtingslo-caties, hoe gewild ze ook zijn, kiezen bewoners niet in de eerste plaats voor de verdichting, maar voor de nabijheid tot de stad met alle bijbehorende voorzieningen. Juist daarom is het belangrijk dat er ook naar uitbreiding dicht bij de bestaande stad wordt gezocht, op goed ontsloten locaties. Het kabinet heeft aangekondigd de mogelijkhe-den voor bouwen in het Groene Hart te verruimen, maar het zou jammer zijn als de vraag daardoor wegloopt naar de dorpen. Het blijkt dat door de meeste Randstadbewo-ners de Vinex-locaties worden ervaren als landelijk wonen, precies wat ze zoeken. Daar moet je gebruik van maken.’

Martin de Jong é

‘Je zet die tachtig procent nooit weg in de stad!’

‘Het grootste tekort is er aanlandelijke en exclusieve woonmilieus’

Trend

ROM_10_12.indd 26ROM_10_12.indd 26 12/9/2010 5:43:14 PM12/9/2010 5:43:14 PM

Page 29: ROm 12 2010

èè

december 201027

Een van de eerste

naoorlo gse

binnenstedel i jke

voorbeelden van

zelf bouw :

Schi ldersstraat , Delft

Zelfbouw biedtkansen voor de stadMaar een op de tien woningeigenaren in Nederland bouwt zijn woning zelf. Dat is jammer, want zelfbouw1 biedt kansen voor hoge en lage inkomens, binnen en buiten de stad. Zelfbouw is niet alleen geschikt voor Almere of Amsterdam-IJburg. Juist inbreidingslocaties kunnen profiteren van het gevarieerde straatbeeld, de keuzevrijheid en betrokkenheid van bewoners bij hun buurt. Zeker gezien de economische situatie en het regeerakkoord is zelfbouw in de bestaande stad interessant. Op deze manier kun je op creatieve wijze toewerken naar verdichting of transformatie van aandachtsgebieden. De SEV evalueerde2 onlangs tien jaar experimenteren met zelfbouw en formuleerde adviezen voor alle partijen.

Uit het onderzoek blijkt dat kwaliteiten van zelfbouw vooral zitten in zeggenschap die mensen hebben, de

fysieke kwaliteit van de woningen die door zelfbouw wordt ontwikkeld, en de bijdrage die zelfbouw geeft aan sociale samenhang. Daarentegen duurt het proces van zelfbouw vaak langer en de kosten zijn vaak hoger dan in eerste instantie door zelfbouwers is beoogd. Echter blijkt dat de marktwaarde hoger is dan de stichtingskosten. Ook blijkt dat

woningen goed zijn te verkopen en dat er wachtlijsten zijn voor huurwoningen die in zelfbouwwijken staan. Woningen en wijken ontwikkeld via zelfbouw zijn aantrekkelijk.

Sociaal duurzaamZelfbouwers kijken verder dan hun eigen woning. Bewoners in zelfbouwbuurten zijn betrokken bij elkaar en bij de wijk. Dit blijkt uit het onderzoek. Zo is de sociale

Trend

ROM_10_12.indd 27ROM_10_12.indd 27 12/9/2010 5:43:14 PM12/9/2010 5:43:14 PM

Page 30: ROm 12 2010

december 201028

Trend

december 201028

cohesie in deze wijken sterker dan bij reguliere nieuw-bouwprojecten. Ook blijkt dat bewoners die in een

collectief 3 hun woning ontwikkelen meer waarde hechten aan zeggenschap over de woonomgeving, dan bijvoorbeeld

aan de architectuur van de gevel. Dit zegt iets over de betrokkenheid van de bewoner. Ook kennen deze projecten weinig verloop. Deze betrokkenheid is een groot goed voor de bewoner, gemeente, ontwikkelaar of corporatie. Bewoners zorgen in deze wijken goed voor hun woning en er is sprake van sociale controle. Dit zijn essentiële aspecten voor een aantrekkelijk woonklimaat. Zeker in buurten en wijken die aanvankelijk een minder goed imago hadden, is zelfbouw

Woningen en wijken ontwikkeld via zelfbouw zijn aantrekkelijk

Drie projecten uitgelicht

Volmarijnstraat te RotterdamEen achttal bewoners in de Volmarijnstraat namen in 2000 zelf het initiatief om tien woningen in hun straat te renoveren. De door de gemeente geplande sloop, in verband met verzakkingen, konden ze voorkomen. De bewoners wilden immers graag de sociale structuur van de straat behouden. Zij richtten een vereniging op die de renovatie leidde, en na oplevering van het casco bouwden de bewoners zelf de woningen af. De woningen hoefden alleen te voldoen aan de kwaliteitseisen die de gemeente in algemene zin stelt aan casco’s. Zo bleef de gevelrij en het karakteristieke, historische aanzicht van de straat behouden, en doordat er naast woningen ook werkplaatsen zijn gekomen is het een levendige straat geworden.

Schutterstraat te DelftDe Schutterstraat is een van de eerste naoorlogse binnen-stedelijke voorbeelden van zelfbouw. Op initiatief en onder coördinatie van de architect durfde de gemeente eind jaren ’90 het avontuur aan. Alle vijftien woningen konden binnen bepaalde regels over bouwhoogte en beukbreedte

naar eigen inzicht door de particulieren ontwikkeld worden. Daar was veel vrijheid in. De architect stelde de bouwregels op, en plaatste uiteindelijk de woningen in een gevelrij naast elkaar. Zo ontstond een gevarieerd en toch harmonieus straatbeeld. Tijdens het proces en vlak na de oplevering was de sociale samenhang in de straat erg groot, dit is in de loop der tijd minder geworden maar de bewoners wonen er nog altijd met veel plezier.

De Groene Marke te ZutphenBegin jaren 1990 nam een groep mensen in Zutphen het initiatief tot het bouwen van een woongemeenschap van vijftig woningen met ecologische en energiezuinige doelstellingen. Het duurde een tijd voordat men overeen-stemming had met de gemeente over de locatie van het project. De bewoners waren leidend in het bepalen van de architect en de vormgeving. De woningen zijn rondom een groen middengebied gebouwd, dat op voorwaarde van de gemeente openbaar toegankelijk is, maar wel onderhouden wordt door de bewoners. De bewoners hebben hier ook het Middenhuis gebouwd, waar gemeenschappelijke activitei-ten plaatsvinden. De gemeenschap is zowel sociaal als functioneel divers.

Schets B oulevardter-

re in Zeist

Tekening: Quadrat

ROM_10_12.indd 28ROM_10_12.indd 28 12/9/2010 5:43:30 PM12/9/2010 5:43:30 PM

Page 31: ROm 12 2010

december 201029

een interessant instrument om impuls te geven aan de wijk.

De angst voor Belgische toestanden of een overmaat aan Romeinse zuilen lijkt niet terecht. In de praktijk blijkt dat de meeste zelfgebouwde woningen er helemaal niet zo wild uitzien. Uit het onderzoek blijkt dat het gevari-eerde straatbeeld of de architectonische kwaliteit helemaal niet zo’n grote rol speelt voor de bewoners als ontwikkelaar. Mensen kiezen vooral voor een woning-plattegrond en voor kwalitatief goede materialen. Daarom pleit de SEV voor minder ruimtelijke, steden-bouwkundige en welstandsregels. Deze regels blijken niet altijd ten goede te komen aan kwaliteit, maar leveren wel vaak vertraging op.

Profi jt Woningen die via zelfbouw zijn ontwikkeld hebben relatief een sterke waardestijging. Uit het onderzoek blijkt dat de marktwaarde hoger ligt dan de stichtings-kosten. Deze waardestijging komt nu vooral ten goede aan de eigenaar-bewoner of corporatie. Terwijl bijna alle onderzochte experimenten zijn gerealiseerd met subsidie van de gemeente door bijvoorbeeld korting op de grondprijs of met financiële achtervang van een corpora-tie of ontwikkelaar. Grondeigenaren, ontwikkelaars en gemeenten zouden van die waardestijging moeten meeprofiteren. Zeker in gebieden waar een sterke waardestijging wordt verwacht is dit aantrekkelijk voor investeerders.

Stimuleer zelfbouw in de bestaande stadZelfbouw wordt vaak op nieuwbouwlocaties en regelmatig op uitleglocaties toegepast. Wij zien juist een kans voor zelfbouw in bestaand stedelijk of dorps gebied. Bij

herstructurering krijgen bestaande woonbuurten een nieuw jasje in sociale en fysieke zin. Uit onderzoek blijkt dat bewoners die via zelfbouw ontwikkelen zich betrokken voelen bij hun wijk. Daarnaast levert zelfbouw een divers straatbeeld. Beide aspecten dragen bij aan de nieuwe identi-teit van de wijk. Ook liggen er kansen om ‘vergeten stukjes van de stad’ te ontwikkelen via zelfbouw. Denk hierbij aan

de voormalige industriële of bedrijfsterreinen. Hierbij is het ook belangrijk te noemen dat zelfbouw niet alleen geschikt is voor het hogere segment. Door te variëren met grote en kleine kavels en aantal woonlagen kun je spelen met de prijs. Op deze manier stimuleer je diversiteit in het straatbeeld, maar maak je zelfbouw ook toegankelijk voor verschillende doelgroepen.

De kansen voor zelfbouw sluiten goed aan bij de huidige situatie op de woningmarkt. Het lijkt erop dat door de economische situatie het ontwikkelen van grote bouwlo-caties niet meer van deze tijd is. Bovendien staat in het regeerakkoord expliciet vermeld dat dit kabinet meer ruimte biedt voor kleinschalige bouwlocaties en (collec-tief) particulier opdrachtgeverschap. Deze tijd leent zich om de kwaliteiten van zelfbouw slim in te zetten. Met betrokken en tevreden bewoners die wonen in kwalitatief goede woningen geven we de bestaande stad een nieuwe impuls.

Het evaluatieonderzoek ‘Zelf bouwen in Nederland – 10 jaar experimenteren’ is te bestellen op www.sev.nl. Voor advies over zelfbouw verwijzen wij u naar het Expertteam Eigen-bouw www.expertteameigenbouw.nl opgericht door VROM/WWI en de VNG.

Hanneke Schreuders - programmamedewerker bij de é

SEV en stadsgeograaf

Beitske Boonstra - onderzoeker bij TNO Bouw en é

Ondergrond en promovendus aan de UU

Noten

1. Er bestaan drie typen in zelfbouw: particulier opdrachtgeverschap

(po), collectief particulier opdrachtgeverschap (cpo) en mede-opdracht-

geverschap (mo).

2. In opdracht van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting en

Vereniging Eigen Huis voerde de Universiteit Utrecht in samenwerking

met TNO een evaluatieonderzoek uit.

3. Collectief particulier opdrachtgeverschap (cpo) of mede-opdrachtgever-

schap (mo).

Mensen kiezen vooral voor een woningplattegrond en voor kwalitatief goede materialen

ROM_10_12.indd 29ROM_10_12.indd 29 12/9/2010 5:43:30 PM12/9/2010 5:43:30 PM

Page 32: ROm 12 2010

december 201030

ForumForum

Het nieuwe kabinet wil het vastgelopen omgevingsrecht dat onder meer op natuur betrekking heeft, aanpakken. Een prima zaak. Ook regionale, gebiedsgerichte coalities kunnen beter uit de verf komen met minder overheidsbureaucratie. Maar het stoppen met de aanleg van natuurverbindingszones is een misser.

Bepleit rechts kabinet ook migratiestop

voor dieren?

ambities die ook nog eens versnipperd zijn. Probeer te combineren en te verweven met andere beleidssectoren en doorbreek de verkokering en het autisme. Wij kiezen (daarom) voor een gebiedsgerichte en dus regionale benadering als uitgangspunt. Daar moet het gebeuren en daar moeten de initiatieven vandaan komen. Wij draaien de beleidspiramide om. In gebieden als Midden-Delfl and (bij Den Haag) en – aanzienlijk groter – Laag Holland (ten noorden van Amsterdam) en Zuidwest-Friesland leeft dit thema. Daar hebben boeren, natuurbeschermers, bewoners en bestuurders zelf ideeën hoe het agrarisch cultuurland-schap met economisch en ecologisch perspectief kan worden ontwikkeld. Uiteraard divergeren ook daar belangen en debatteert men heftig. Maar de interessante coalities treff en we in de regio aan. Er zijn opvallende verschillen. Waterland heeft bij voorbeeld een agrarische natuurvereniging met een hoge participatie. In Opsterland (Friesland) zeggen de boeren nog: ‘Als je het met melken niet verdienen kan, ben je geen goeie boer.’Bij een gebiedsgerichte aanpak maken betrokkenen (‘stake-holders’) een ontwikkelings- en beheerplan, waarin onder meer ook recreatie en toerisme zijn geïntegreerd. Meestal is de basis voor zo’n plan er al in enige vorm. Tik het politiek-bestuurlijk af. Cruciaal punt: nationale en provinciale regelgeving wordt niet meer sturend, maar vooral – in jargon – en randvoorwaarden stellend. Beschikbare fi nanciële overheidsbijdragen worden geconcentreerd in één regionaal beheerbuget. Beheerbijdragen krijgen een looptijd van circa twintig jaar; dat geeft vertrouwen en zekerheid. Die langetermijnverplichtingen kunnen voor de overheid nog een van de lastigste punten worden. Een regionale bestuurs-commissie, samengesteld uit stakeholders, beheert het budget, toetst de resultaten en stuurt bij; overheidsinstan-ties komen op afstand te staan.

Het regeerakkoord van het kabinet-Rutte besteedt weinig aandacht aan milieu, klimaat en natuur. Het

kabinet zet wel uitdrukkelijk in op het terugdringen van de complexiteit van het omgevingsrecht. Dat is een prima zaak. Zelfs in progressieve kringen hoorde je de laatste jaren vaak dat de ingewikkeldheid van alle regels die betrekking hebben op milieu, natuur en andere aspecten van de leefomgeving ons boven het hoofd is gegroeid. Steeds meer geld, tijd en energie gaan zitten in procedures en onderzoek in plaats van de verbetering van het milieu en de natuur zelf. Het kabinet wil de dit jaar van kracht geworden tijdelijke Crisis- en herstelwet permanent maken en uitbreiden. Daarnaast kondigt het kabinet vereenvoudiging en opschoning van het omgevingsrecht aan. De prangende vraag is hoe ingrijpend het kabinet deze herziening voor zich ziet. Zet men ook in op het bijstellen van Brusselse richtlijnen of beperkt men zich tot het stroomlijnen van procedures binnen de Europese kaders? Hier laat het akkoord zich niet over uit. Wij bepleiten de brede benadering waarbij Nederland een koploperspositie inneemt om het Europese omgevingsrecht te ontdoen van zijn rigide, bureaucratische karakter en waarbij verschil in lokale omstandigheden weer wordt gerespecteerd. Dat neemt niet weg dat eigen extra regels die Nederland bedenkt boven op de Europese regels veel ellende veroorzaken. Denk aan het juridisch moeras waarin de discussies over de aanwijzing en het beheer van de zogehe-ten Natura 2000-gebieden belanden. En denk aan het dure debacle rond de overdreven doorvertaling van de fi jnstofnor-mering, zo’n vier jaar geleden.

Regionale benaderingWij willen er daarnaast op wijzen dat het onontkoombaar is om prioriteiten te stellen in het natuurbeleid en biodiversi-teit. Voor de beschikbare budgetten zijn er nu te veel

ROM_10_12.indd 30ROM_10_12.indd 30 12/9/2010 5:43:30 PM12/9/2010 5:43:30 PM

Page 33: ROm 12 2010

december 201031

RadicaliteitHet is echter zeer de vraag of het nieuwe kabinetsbeleid deze aanpak nog wel mogelijk maakt. Daarvoor zijn de bezuinigin-gen te verstrekkend. De brief van staatssecretaris Bleeker, die direct na zijn aantreden de deur uitging, onderstreept dat. De radicaliteit die het regeerakkoord bij de aanpak van het omgevingsrecht tentoonspreidt, zien wij namelijk terug in de bezuinigingen op het natuurbeleid. Met een bezuiniging van 300 miljoen euro per jaar gaat men veel verder dan een evenredige, te billijken besparing.Het kabinet wil bijvoorbeeld stoppen met de aanleg van robuuste verbindingszones. Die verbinden verschillende natuurgebieden met elkaar, binnen ons land en ook internationaal. Het getuigt van gebrek aan kennis en gevoel van urgentie, want de natuur gaat hard achteruit en de situatie schreeuwt om maatregelen. Voor een economisch georiënteerd kabinet ligt het voor de hand om na te gaan of we realisering van natuur beter kunnen combineren met agrarische en recreatieve activiteiten. Dat gaat nu niet of heel moeizaam; dat is juist een van de redenen waarom ook wij staan te trappelen om de ecologische bureaucratie aan te pakken en natuurzaken in samenhang met andere belangen

ter hand te nemen. Dat past in de lijn van het regeerakkoord en levert – naast besparingen – juist extra landschappelijke kwaliteit op. Daar kan men toch onmogelijk tegen zijn? Of heeft het kabinet een geheime agenda? Het zal toch niet zo

zijn dat de nieuwe ploeg van Rutte de reis van edelherten vanuit het Duitse Reichswald naar de Oostvaardersplassen in Flevoland – via de nu geschrapte verbindingszone Oostvaar-derswold – ziet als een vorm van ongewenste immigratie? De 500 nieuwe animal cops zijn toch niet voor deze grensbewa-king bedoeld?

Co Verdaas en Friso de Zeeuw é

Co Verdaas is gedeputeerde Ruimtelijke Ordening in Gelderland; Friso de Zeeuw is praktijkhoogleraar gebiedsontwikkeling aan de TU Delft en directeur Nieuwe Markten Bouwfonds Ontwikkeling

Stoppen met aanleg van robuusteverbindingszones getuigt van gebrek

aan kennis en gevoel van urgentie

Edelher ten in

Oostvaardersplassen;

ongewenste

immigratie?

Foto: Hans Hut

ROM_10_12.indd 31ROM_10_12.indd 31 12/9/2010 5:43:30 PM12/9/2010 5:43:30 PM

Page 34: ROm 12 2010

december 201032

Forum

Meer infrastructuur-projecten te realiserenBij grote projecten van gemeenten en provincies komt publiek private samenwerking (pps) nog te weinig van de grond. De regionale opdrachtgevers laten miljoenen aan bezuinigingskansen liggen in de overtuiging dat hun projecten zich niet lenen voor pps en de daarbij horende innovatieve contractvormen. Met de innovatieve DBFM Light-methode kon bij de aanbesteding van de baanverlenging van Groningen Airport Eelde een besparing van bijna dertig procent worden gerealiseerd.

Pps binnen bereik van een grotere groep projecten

honderden miljoenen tot miljarden euro’s. Ze signaleren de complexiteit van de DBFM-contracten die inherent is aan de omvang van deze megaprojecten en zien van pps af. Een DBFM-contract wordt voor kleinere projecten niet rendabel geacht vanwege de hoge kosten en een ingewikkeld fi nancieel voortraject dat er mee verbonden is. Het ministerie van Financiën hanteert voor infrastructuurprojecten een drempelbedrag van 60 miljoen euro. Projecten onder deze drempel hoeven de mogelijkheid van DBFM niet te onder-zoeken, omdat de fi nancieringskosten en transactiekosten van de aanbesteding niet opwegen tegen de beoogde meerwaarde. Toch zijn er mogelijkheden om voor projecten onder de 60 miljoen euro de essentie van DBFM toe te passen tegen lagere kosten door terug te gaan naar de basis: we noemen dat ‘DBFM Light’.

Twynstra Gudde ontwikkelde de contractvorm DBFM Light bij de aanbesteding van het project Baanverlenging Gronin-gen Airport Eelde. In de ‘light’-vorm blijven de volgende kenmerkende voordelen van DBFM behouden:

sturing op tijd, geld en kwaliteit; •ontwerp, uitvoering, fi nanciering en onderhoud zijn •belegd bij de private partij. Deze integratie van disciplines

Het huidige regeerakkoord zet in op meer pps bij infrastructuurprojecten en ruimtelijke investeringen.

Bij infrastructuurprojecten van het Rijk wordt pps de laatste jaren steeds vaker toegepast. Illustratief is de opmars in het aantal afgesloten DBFM-contracten. De afkorting staat voor Design Build Finance Maintain. Dit is een integrale contract-vorm waarbij de opdrachtnemer zorgt voor de keten van ontwerp tot onderhoud voor een vaste periode. De opdracht-gever richt zich op zijn kerntaken en specifi ceert de prestatienorm voor de exploitatieperiode van de nieuwe infrastructuur. Omdat verantwoordelijkheden en risico’s transparanter worden belegd dan bij traditionele contract-vormen zijn met DBFM aantoonbaar meer projecten binnen tijd en budget gerealiseerd.

LaagdrempeligOp dit moment overheerst bij regionale opdrachtgevers de hang naar traditionele contractvormen zoals RAW bestekken en D&C (Design & Construct). De mogelijkheid van een innovatieve contractvorm blijft vaak nog onbenut. Zij kijken naar de bekende voorbeelden van pps-projecten zoals de Coentunnel en de A2 Maastricht en concluderen dat pps alleen mogelijk is bij grote projecten met een omvang van

ROM_10_12.indd 32ROM_10_12.indd 32 12/9/2010 5:43:51 PM12/9/2010 5:43:51 PM

Page 35: ROm 12 2010

december 201033

leidt tot weloverwogen beslissingen in de gehele keten en stimuleert innovatie en life-cycle optimalisaties;periodieke fi nanciële ‘prikkel’ (beschikbaarheidsvergoe- •ding) garandeert de output over de looptijd van het contract tegen vooraf overeengekomen specifi caties en kosten.

PrikkelBij DBFM Light wordt de door de private partij gerealiseerde infrastructuur tegen een beschikbaarheidsvergoeding aan de betreff ende opdrachtgever ter beschikking gesteld. Het principe van DBFM blijft dus onverminderd van toepassing. Het verschil is echter in welke mate private fi nanciering benodigd is. Die is bij DBFM Light beperkt tot de minimale fi nanciële ‘prikkel’ die nodig is om beschikbaarheid van de infrastructuur te garanderen. Het merendeel van de totale investeringskosten wordt na de realisatie betaald. Dit is de zogenaamde eenmalige betaling die de publieke partij aan de private partij verschuldigd is op het moment dat de infrastructuur beschikbaar wordt gesteld. Een beperkt deel van de investeringskosten wordt achtergehouden. Deze circa twintig procent achtergehouden investeringskosten plus de periodieke onderhoudskosten vormen de beschikbaarheids-vergoeding gedurende de onderhouds-/exploitatieperiode.

De balans tussen investeringskosten die de opdrachtgever betaalt op de ‘beschikbaarheidsdatum’ en de achtergehouden investeringskosten is circa 80/20. De 80/20-verdeling is niet als uniforme standaard te hanteren. De verdeling is project-specifi ek en is een afweging tussen de hoogte van de minimale fi nanciële ‘prikkel’ als contractuele waarborg voor de geleverde prestatie door de private partij en de hoogte van de onderhoudskosten. Ten slotte is zij gebonden aan een maximale omvang van de private fi nanciering vanuit de ‘Light’-gedachte. Zodra het aandeel privaat vermogen drastisch toeneemt, is toch projectfi nanciering nodig en vallen de voordelen van DBFM Light weg.

BesparingHet blijft van belang dat gemeenten en provincies bij iedere aanbesteding kijken welke contractvorm zich het best leent voor het project. RAW leent zich bijvoorbeeld goed voor een

standaardwerk waar het ontwerp en de uitvoering grotendeels al vastliggen. DBFM Light is interessant voor projecten tussen circa 10-60 miljoen euro waar voor de markt in het ontwerp

en uitvoering ruimte voor optimalisatie zit en provincies en gemeenten opdrachtnemers kunnen afrekenen op beschik-baarheid gericht op het optimaal bedienen van de burgers.Door te durven kiezen voor een innovatieve contractvorm is het mogelijk om veel geld te besparen. Bij de baanverlenging van Groningen Airport Eelde was op voorhand berekend dat met het innovatieve DBFM Light een minimale besparing mogelijk was van vier procent op de kosten van een project van 20 miljoen euro. Resultaat van de aanbesteding is een besparing van bijna dertig procent.

Met de Light-variant van DBFM worden nog drie kenmer-kende voordelen geïntroduceerd ten opzichte van een volledige DBFM:

beperking van transactiekosten door een korte(re) •aanbestedingsprocedure, het beperken van inzet op fi nanciële disciplines aan beide zijden, het uitsparen van due diligence proces van fi nanciers en gebruikmaken van best practices;vereenvoudigde organisatie, omdat er geen nieuwe •projectvennootschap (SPV) hoeft te wordt opgericht. De overeenkomst wordt direct gesloten met de aannemer of combinatie van aannemers;compacte, herkenbare en vereenvoudigde overeenkomst. •De DBFM Light-overeenkomst is afgeleid van de DBFM- standaard, aanzienlijk dunner en is met name fi nancieel minder complex.

Bij DBFM Light blijven de voordelen van levensduurdenken behouden voor opdrachtgever én opdrachtnemers, maar omdat de fi nanciering minder complex is kunnen beide partijen zich in de aanbesteding concentreren op waar het om begonnen was: de realisatiewijze en het eindproduct.

Max van Heijst, Martin van der Horst en Jan Ochtman é

zijn gespecialiseerd in aanbestedingen bij adviesbu-reau Twynstra Gudde

Door te durven kiezen voor een innovatieve contractvorm is het mogelijk om veel geld te besparen

Contractonder teke-

ning van de DBFM

Light-overeenkomst

tussen Groningen

Aipor t Eelde en de

combinatie Dura

Ver meer-Imtech op

1 oktober 2010

Foto: Groningen Airport Eelde

december 201033

ROM_10_12.indd 33ROM_10_12.indd 33 12/9/2010 5:43:57 PM12/9/2010 5:43:57 PM

Page 36: ROm 12 2010

december 201034

Etalage

Procesmatige aanpak draagt bij aan gebiedsontwikkeling voormalige stortplaats

Stortplaats geen obstructie voor ‘plan Valkenburg’De voormalige stortplaats aan de Knoopslaan te Wassenaar maakt onderdeel uit van het ‘plan Valkenburg’, de in voorbereiding zijnde gebiedsontwikkeling rond het voormalige vliegveld in Katwijk en Wassenaar. De bodemverontreiniging vormde een mogelijk struikelblok bij de beoogde toekomstige bestemming van de locatie binnen de totale herinrichting. Het doorlopen proces met alle direct betrokken actoren is succesvol gebleken om de ontwikkeling van de voormalige stortplaats een belangrijke stap vooruit te helpen.

dededededdededededededededededddeddededddeddededededdededddddededddedddedededdddededdddddedddddddddddddddeddddecececececececececececececececececcceccecececcceecececceceeeecececceeeecceec mbmbmbmbmbmbmbmbmbmbmbmbmbmbmbbmbmbbmbmbmbmbmbmmbbbmbmmbmmmmmbbmbbmbmbbmbbbmbmbmbmbmbmbmbmbbmbmbmbmbmmbmmbmbmmmbmbbmbmmmmbmbmmbmmmmmmbmmmmbmbmmmmmbmmmbmmmmmbmbererereererererererererererererereeerereererereereeererrerererrerererereereereeereererereerererreeeeererrrreeerrererreee 2 2 2 2 2 2 2 22222 2 2222 22222 2 22 2222222222 2 2222222 222222 2 2222 222 22222222222222201010101010101001010101010101101010101011010101010101010101011010101010010101111100100111010100010111111110011111101111111110111111111110011111101010111110000110110010111101010001010000100000100 000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000033434343434343434343434343434344343434343334434344333434343434344344343444334343434334344443333334343334333444444433444334343434

De voormalige stortplaats aan de Knoopslaan ligt in het buitengebied van Wassenaar. In het verleden is hier in

een oude kleiwinning afval gestort. Na beëindiging van het storten is het afval afgedekt met een laag klei en is het terrein geëgaliseerd. Momenteel wordt het terrein agrarisch gebruikt (beweiding). Het voornemen is het voormalige vliegveld Valkenburg en de omgeving te ontwikkelen tot een woongebied met ruimte voor groen, recreatie, natuur, ecologische verbindingszones en landbouw. Het gebied met de voormalige stortplaats is daarin vooralsnog bestemd tot groen, als onderdeel van de belangrijke ecologische verbindingszone van het Groene Hart naar de duinen.

In bodemonderzoek is geconstateerd dat de voormalige stortplaats een sterk verontreinigde deklaag heeft. Als gevolg van deze verontreiniging kunnen verhoogde risico’s voor de ecologie aanwezig zijn. Dit knelt met het oog op de toekomstige groene bestemming en vormt een ongewenste situatie met het actuele gebruik van het perceel met koeien.Hoofdvraag in het uitgevoerde project was hoe we de gewenste ontwikkeling van de locatie een stap dichterbij kunnen krijgen, met inachtneming van de aanwezige verontreiniging en de hiermee samenhangende risico’s. Gekozen is voor een proces met alle actoren.

Breder kaderDe situatie als in Wassenaar is actueel in veel Nederlandse steden. Veel verontreinigde voormalige stortplaatsen liggen in de rafelrand van het stedelijk gebied, in gebieden die in beeld zijn voor nieuwe bestemming en inrichting. Als gevolg van de verontreinigde deklaag wordt aan de hand van de reguliere theoretische risicobeoordeling in de regel geconstateerd dat ecologische risico’s aanwezig kunnen zijn. Oplossingen voor het duurzaam inpassen van voormalige stortplaatsen bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn ingrijpend, duur en tijdrovend. Voor de betrokken actoren is dit een vervelend dilemma omdat besluitvorming op basis van de theoretische risicobe-oordeling leidt tot vergaande gebruiksbeperkingen en hoge kosten voor sanering en beheer.

Procesmatige aanpakOm de doelstellingen te realiseren, is voor een procesmatige aanpak gekozen. In dit proces is stapsgewijs in nauw overleg met betrokkenen gewerkt.Eerst is gekeken wie belang hebben bij het gebruik en de toekomstige bestemming van de locatie en de omgeving daarvan. Per actor zijn vervolgens persoonlijke én gemeen-schappelijke belangen in kaart gebracht.

De betrokken overheden hebben belangen in de hoek van ruimtelijke ordening en vergunningverlening. Te beantwoor-

december 201034

ROM_10_12.indd 34ROM_10_12.indd 34 12/9/2010 5:43:58 PM12/9/2010 5:43:58 PM

Page 37: ROm 12 2010

december 201035

den vragen hierbij waren bijvoorbeeld of er een oplossing c.q. onderbouwing te vinden is dat de bodemverontreiniging geen knelpunt meer vormt voor de toekomstige functie en bestemming en of de voor de herinrichting te doorlopen vergunningsprocedures haalbaar zijn (bestemmingsplan, Wet bodembescherming, Besluit bodemkwaliteit)De belangen van de betrokken private partijen zaten in de praktische mogelijkheden en onmogelijkheden van het huidige en toekomstige gebruik.

Aan de hand van de belangen en wensen van de actoren is gericht bodemonderzoek op de voormalige stortplaats uitgevoerd. Dit onderzoek was gericht op duidelijkheid over de aanwezigheid van ecologische risico’s als gevolg van de aanwezige bodemverontreiniging. Dit onderzoek is uitge-voerd aan de hand van de nieuwe norm NEN 5737, die ook uitgaat van een procesmatige aanpak.De verkregen resultaten en inzichten uit het onderzoek zijn gedeeld met de actoren en er is getoetst wat een en ander betekent voor ieders belangen.Interactie met de actoren gedurende het proces heeft op vier relevante momenten plaatsgevonden in de vorm van workshops.

Leerervaringen uit het procesHet project heeft diverse ervaringen, conclusies en aanbeve-lingen opgeleverd. Met de resultaten van proces en uitgevoerd onderzoek konden goed de consequenties voor de beoogde ontwikkeling in beeld worden gebracht en alle actoren hebben met het uitgevoerde onderzoek goed antwoorden kunnen formuleren op hun vooraf gestelde vragen. Alle actoren zijn positief over het doorlopen proces bij de uitvoering van het ecologische onderzoek. De koppeling met betrokken publieke en private partijen heeft goed gewerkt bij de invulling van het onderzoek en de interpretatie van de resultaten.Tom Lankhorst vanuit Amvest vermeldt dat zij ‘het als een goed geleid proces ervaren. De verschillende stakeholders zaten gelijkwaardig om de tafel en er was op deze wijze een platform om ieders belangen bespreekbaar te maken’.Jeroen Brouwer van de gemeente Katwijk is het daarmee eens, al heeft hij zich als leek niet gemakkelijk gevoeld bij het inhoudelijk gedeelte over de toetsing van de resultaten. ‘Ik vroeg me af: waar moet ik ja op zeggen en hoe kan ik dit uitleggen aan de omgeving?’ Dit is een leerpunt voor het proces: het uitvoeren van ecolo-gisch onderzoek en het interpreteren van resultaten is specialis-

tisch werk. Resultaten moeten begrijpelijk worden uitgelegd, evenals gevolgen. Conclusies moeten ook door leken op een integere wijze aan de omgeving kunnen worden uitgelegd, zonder dat hier de schijn van bevooroordeeld onderzoek of belangenverstrengeling ontstaat. Belangrijk is hoe om te gaan met het aanwezige spanningsveld tussen specialisten, betrokkenen en leken. Het is evident voor draagkracht in het proces dat de benadering begrijpelijk is voor alle betrokken actoren en dat iedereen kan bijdragen aan besluitvorming door te kunnen toetsen aan zijn eigen belangen.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek is geconcludeerd dat bij het huidige gebruik sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging maar dat het treff en van eventuele sanerende maatregelen niet spoedeisend is. Evenmin behoeven er gebruiksbeperkingen te worden gesteld voor het huidige gebruik. Het afwezig zijn van ecologische risico’s maakt de beoogde ‘groene’ bestemming goed mogelijk. Dit resultaat betekent dat het belang van de gebruiker, de heer Den Hollander, kan worden gediend: het huidige landbouwkundige gebruik van de locatie kan zonder proble-men worden gecontinueerd. In overleg met eigenaar Amvest en het Waterschap is vervolgens bezien in hoeverre het huidige gebruik nog kan worden verbeterd door het egaliseren van het terrein met (ingedroogde) bagger vanuit nabijgelegen watergangen. Door de betrokkenheid van deze actoren in het proces is deze mogelijkheid actueel geworden, waardoor belangen van meerdere actoren kunnen worden gediend.Wat betreft het beoogde toekomstige groene en recreatieve gebruik van het terrein kunnen vergunningsprocedures goed worden doorlopen. Dit betreft voor de provincie Zuid-Holland de procedure in het kader van de Wet Bodembe-scherming en voor de gemeenten de bestemmingsplan-procedures.

Erik van den Akker, Oranjewoud é

De in het proces betrokken actoren zijn vermeld in het volgende schema:

VoormaligestortplaatsKnoopslaan

Amvesteigenaar

den Hollandergebruikergem. Katwijk

RO, BBK

gem.WassenaarRO, BBK

prov.Zuid-HollandBGWBB

WS. Rijnlandwatersysteemafzet bagger

WS: Waterschap, RO: Ruimtelijke Ordening, BBK: Besluit bodemkwaliteit

BGWBB: Bevoegd gezag Wet bodembescherming

Uitvoering projectHet project is in 2009 in opdracht van Stichting Kennistransfer Bodem uitgevoerd door een consortium bestaande uit Ingenieursbureau Oranjewoud (penvoerder), Bioclear, provincie Zuid-Holland en RIVM.

ROM_10_12.indd 35ROM_10_12.indd 35 12/9/2010 5:44:06 PM12/9/2010 5:44:06 PM

Page 38: ROm 12 2010

december 201036dededdedededededddedededededeededededdedededddededdddeedddddddddededddddddddeddddeededddedddddeedeececcecccecececeecececececececececccececececceeceeceeecceeecccc mbmbmbbbbmbbbbmbmbmbmbmbmbmbbbbbmbbbmbbmbbbbmbmmbbmbmbmbmbmbmbmbbbbbbbbmbmbmbmbmbmbmbmbbbmbmbmbmbmbbberererererererererereeerereererreerrererrrrrrrrrererrerererreererr 2 2 2222222 222 2222 2222 222222222 2222201010010101010101010010101010101100101101111000111111100111111010111111011101111101111011111111010101111110111101111110101110111111111111111111111000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000033363636336333633666666663636366363633366366363363336333633363636363336363633333633633333366333633336336363333336

Praktijk

De plan-m.e.r. Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland:

Een interactieve beoordeling op duurzaamheidBij het planproces voor de Structuurvisie Zuid-Holland is direct ook de procedure voor de plan-m.e.r. opgestart. Dat leverde aanzienlijke tijdwinst op en heeft de visie duurzamer gemaakt. Cruciale voorwaarden zijn een strakke koppeling met de m.e.r en verbreding van de plan-m.e.r van milieu in engere zin naar duurzaamheid in bredere zin.

Belangrijk bij de keus van de provincie Zuid-Holland om de m.e.r. en de visievorming in een vroeg stadium te

verbinden, was het pleidooi hiervoor van de Provinciale Adviescommissie Leefomgeving (PAL 2008/013). Door een vroege verbinding kan de plan-m.e.r. helpen de keuzes in het planproces te onderzoeken en te wegen. De wens om vroege verbinding van de plan-m.e.r. met het ontwerpproces riep wel de vraag op hoe om te gaan met de dynamiek van het planproces. De koppeling van plan-m.e.r.

en plan moest het toch al ingewikkelde planproces niet extra belasten. De plan-m.e.r. moest vlot en op een adequaat detailniveau de belangrijkste keuzes beoordelen en niet achter de feiten aanlopen door alleen de eff ecten van voorgaande conceptvisies te beschrijven.

KritischFiguur 1 beeldt de wisselwerking uit tussen planproces en plan-m.e.r. In elke fase van het planproces vond kennisin-

K laas Hennepoelpolder

nabi j L eiden/

Oegstgeest ; integrat ie

van stad en land

Foto: MR

december 201036

ROM_10_12.indd 36ROM_10_12.indd 36 12/9/2010 5:44:07 PM12/9/2010 5:44:07 PM

Page 39: ROm 12 2010

december 201037

deddededededeededededddedeededeeeeeeedeececececececeecececececceeccc mbmbmbmbmbmbmbmbmbmbmbmbmbmbmbbbbmbmbmbbbbbbbbmbmmbbbbbbbbbbbbbbmbmbbmbbbbbbbbbbmmbbbbbbmbbbbbbbbbbbbmbbbbbbbbbmbbbmmbererereeerererrererererererererrrrerereererererrrrrrererererereerrererrrrererrerreereeererereeereereerrrereeeerererereeeeee 22 2222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222010101010101010101010101010111111110101010101011100101010101110101010101111010001101010101001001000100001000010001010101010101101000110010001010101111111100000000000000000000000000000000000000000000000333737373737337373737733737373773737733333733737373733737333373373373737373333333333333337

èè

breng plaats en werd naar argumentatie gezocht voor verschillende beleidskeuzes. Door hun vroege betrokken-heid konden onderzoekers kritische vragen stellen over uitgangspunten en ontwikkelingen die ook in de visie meegenomen zouden moeten worden. Zo heeft de plan-m.e.r. kwantitatieve bevolkingsscenario’s, de berekende behoefte op de woningmarkt en de ruimte-lijke plannen vergeleken en is gediscussieerd over de bebouwingscontouren en verdichtingspercentages (zie kader).

Tussentijdse feedback vanuit de plan-m.e.r. leidde tot diverse aanpassingen. Zo zijn bijvoorbeeld weidevogelge-bieden expliciet op de kaart gezet en meegenomen bij de gebiedsuitwerkingen. In eerste instantie concentreerde de visie zich op biodiversiteit in de kustgebieden, de Zuid-Hollandse Delta en het Groene Hart. De visie besteedde minder aandacht aan de feitelijke bedreiging van de internationaal belangrijke kwaliteit van de Hollandse weidegebieden. In de afweging tussen uitbreiding glastuin-bouw versus natuurkwaliteit heeft deze inbreng een belangrijke rol gespeeld.

VerwevenheidOm de verbinding tussen planproces en plan-m.e.r. te realiseren moesten de plan-m.e.r en (de tussenproducten van) de structuurvisie elkaar tijdig voeden. Deze weder-zijdse voeding bleek niet van tevoren strak te plannen.

Geplande ambtelijk-bestuurlijke processen liepen anders dan voorzien; visie én plan-m.e.r. moesten deze processen volgen. Om de gewenste koppeling tussen plan-m.e.r. en structuurvisie te versterken, is de projectleider van de plan-m.e.r. deel gaan nemen aan het wekelijkse projectlei-dersoverleg, de werkoverleggen en ontwerpbijeenkomsten met de vaksectoren. De participatie van de projectleider van de plan-m.e.r. in het visieproces bleek een goede zet. Hierdoor was er binnen de m.e.r. meer feeling met het dynamische planproces en de discussies die daar in speelden. Tegelijkertijd was het mogelijk om kritische vragen en informatie vanuit de m.e.r. in een vroeg stadium in te brengen. Deze verweven heid heeft wel tot gevolg dat de invloed van de plan-m.e.r. op de visie niet altijd duidelijk is aan te wijzen omdat zaken vroeg zijn meegenomen en er sprake is van een samenspel.

De context van regionale visies, bestuurlijke afspraken, vier streekplannen met elk een verschillende benadering, allerlei sectoraal beleid en een opeenvolging van bestuurlijke en ambtelijke overleggen; het maakte het planproces complex en dynamisch. Onvermijdelijk wijzigden hierdoor een aantal keer koers en inhoud van de structuurvisie. Het plan-m.e.r.-team ving deze dynamiek op door tussentijds korte beoordelingsnotities op te stellen in plaats van uitgebreide beoordelingen. Bij elke wijziging werd nagegaan waar mogelijke veranderingen in eff ecten plaatsvonden.

december 201037

ROM_10_12.indd 37ROM_10_12.indd 37 12/9/2010 5:44:30 PM12/9/2010 5:44:30 PM

Page 40: ROm 12 2010

december 201038

Praktijk

Verbreding De provincie zag een aantal redenen om de plan-m.e.r. te verruimen tot duurzaamheid. Zo is de structuurvisie een integraal document over ruimtelijke ontwikkelingen, die beïnvloed worden door en invloed hebben op milieu, economie en sociaaleconomische aspecten. Daarnaast

hadden zowel het College als de Staten gekozen voor het verduurzamen van de provincie (Coalitieakkoord). Boven-dien pleitte zowel de PAL als de Commissie voor de m.e.r. voor ontwikkeling van de plan-m.e.r. naar een duurzaam-heidsbeoordeling; deze past goed bij idee en achtergrond van de plan-m.e.r. (PAL, 2008; Draaijers & Van der Velden, 2008). De Brundtland defi nitie van duurzaamheid was leidend, de aandacht ging dus uit naar ecologische (Planet), economische (Profi t) en sociale (People) belangen.

Een bezwaar tegen het verbreden van een m.e.r. naar een duurzaamheids-m.e.r. was de dreiging van hogere kosten en toenemende complexiteit door de uitbreiding naar de drievoudige ‘ppp’ van duurzaamheid. Daar viel toch mee te

werken dankzij de afspraak om de duurzaamheidsbeoorde-ling te beperken tot die ruimtelijke afwegingen in de planvorming. Politieke besluiten stonden centraal, zoals windenergie in aantrekkelijke landschappen en de verdich-ting rond infrastructuurknopen.

Duurzaamheidshema’sDe communicatie tussen de verschillende vakgebieden heeft vanaf het begin veel aandacht gekregen. Hierbij bleek het duurzaamheidsconcept behulpzaam: het ppp-concept biedt een plaats aan elk legitiem beleidsdoel. Door denkbeelden en wensen steeds te concretiseren, werden ze ook voor niet-vakgenoten begrijpelijk. Zodoende bleek communicatie tussen vakgebieden geen belemmering om tot een gezamen-lijk product te komen.

Startpunt voor het opstellen van het duurzaamheidsbeoor-delingskader was een lijst van mogelijk relevante duurzaam-heidsthema’s, gebaseerd op de indelingen van Telos (het Brabants instituut voor duurzaamheidsvraagstukken) en het Planbureau voor de Leefomgeving. Die lijst is vervolgens toegesneden op de verwachte opgaven voor de structuurvi-sie. Een werkgroep met brede kennis en expertise heeft vervolgens de eff ecten ingeschat van de keuzemogelijkheden in de structuurvisie voor de verschillende thema’s. Dit leverde een lijst op van twaalf prioritaire thema’s met de mogelijk belangrijkste eff ecten als gevolg van de nieuwe structuurvisie. Elk thema is vervolgens geconcretiseerd in beoordelingscriteria, zie fi guur 2 met de uiteindelijke beoordeling.

De concretisering van de verschillende beleidsdoelen tot één beoordelingskader, in de notitie Reikwijdte en Detailniveau, is een gezamenlijk product van de verschillende beleidsvel-

Discussie over verdichtingspercentagesVoor het maken van een ruimtelijk beeld van de beleidsvariant vroegen de onderzoekers naar een expliciete invulling van het beleid. Hierdoor werd duidelijk dat binnen de provincie Zuid-Holland verschil-lende verdichtingspercentages gelden. Voor het stedelijk gebied waarover in Zuidvleugelverband afspraken zijn gemaakt, geldt een verdichtingspercen-tage van tachtig en voor het gebied daarbuiten geldt een verdichtingspercentage van vijftig. Door het combineren van deze gegevens met de bestaande ‘harde’ plannen in een trendvariant kregen de opstel-lers van de visie een beter beeld wat dat betekent voor bijvoorbeeld de ontwikkelingen in het Westland: het areaal glastuinbouw neemt af.

Fig uur 1 Schema paral le l le processen plan-m.e.r. en str uctuur vis ie

De participatie van de projectleider van de plan-m.e.r. in het visieproces

bleek een goede zet

ROM_10_12.indd 38ROM_10_12.indd 38 12/9/2010 5:44:52 PM12/9/2010 5:44:52 PM

Page 41: ROm 12 2010

december 201039

den. Dat dit voldoende focus opleverde, bleek bij de uitbeste-ding van de uitvoering. De kosten van de opdracht kwamen overeen met die van een traditionele ‘Planet-plan-m.e.r.’.

SamenhangOp advies van de Provinciale Adviescommissie Leefomge-ving (PAL) is een integrale beoordeling gemaakt. Dit omdat de PAL verwachtte dat het uiteenrafelen van duurzaam-heidseff ecten niet altijd een goed beeld van de eff ecten zou geven, vanwege de complexiteit en de samenhang van keuzes. Deze integrale analyse werd gerealiseerd door toepassing van de lagenbenadering. De resultaten van een discussie over de verschillen tussen bestaand en nieuw beleid zijn uitgewerkt tot twee samenhangende ruimtelijk expliciete kaartbeelden van Zuid-Holland in 2020 zonder nieuw ruimtelijk beleid (trendscenario) en met nieuw ruimtelijk beleid (beleidsscenario). Hierbij is het model Ruimtescanner gebruikt (Hilferink en Rietveld, 1999; Loonen en Koomen, 2009). Vergelijking van de kaartbeelden voor de beide scenario’s laat zien waar mogelijke verschillen in de ruimtelijke inrichting van Zuid-Holand kunnen optreden. Op deze manier kunnen we het eff ect van beide beleidslijnen, die elk bestaan uit een groot aantal sectorale maatregelen, in samenhang beoordelen. Deze kaartbeelden zijn gebruikt om per criterium tot een beoordeling van het beleid te komen. Dit heeft onder meer geleid tot het benoemen van een aantal blokkades voor duurzame ontwikkeling (zie kader).

Het PAL-advies over een integrale aanpak zie je ook terug in de kwaliteitskaart. Deze stuurt onder meer op ruimtelijke samenhang, als een van de uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen.

èè

Blokkades voor duurzaamheidDe provincie heeft voor zowel de ecologische (Planet), economische (Profi t) als sociale (People) belangen de ruimtelijke doelen benoemd. In de plan-m.e.r. zijn voor elk beleidsdoel mogelijke blokkades voor een duurzame ontwikkling weergegeven. Deze kennis is vervolgens ook gebruikt bij de beoordeling.

Drie voorbeelden van een beleidsdoel en blokkade.

Duurzaamheidspijler Beleidsdoel Blokkade

Ecologisch belang (planet) Ontwikkelen en behouden van de kernkwaliteiten van het landschap

- De verstedelijking, glastuinbouw en bollenteelt en recreatiedruk in het kustgebied zijn groot en worden naar verwachting steeds groter. De glastuinbouw bij Pijnacker is een belangrijke blokkade voor een robuust aaneengesloten groenblauwe slinger

Economisch belang (profi t) Economische vitaliteit landbouw - In de structuurvisie is aangegeven dat de landbouw te maken krijgt met andere productieomstandigheden. Het is onduidelijk of de sector vitaal genoeg is en voldoende ondersteuning krijgt om op deze nieuwe omstandigheden te kunnen inspelen

Sociaal belang (people) Verbeteren van de waterveiligheid - Bundeling in de laaggelegen delta staat op gespannen voet met waterveiligheid. Dit geldt vooral voor Rijnmond

Bijdrage van plan-m.e.r. aan de StructuurvisieHet tegelijk met het ontwerp van de structuurvisie opgestelde plan-m.e.r. heeft direct invloed gehad op afwegingen die binnen het beleidsproces hebben plaatsgevonden voor onder meer de volgende onderwerpen: - het versterken van sturen op landschappelijke

kwaliteit via regioprofi elen, kwaliteitskaart en verordening;

- voor herstructurering van de woningbouw is een onderzoeksvraag geformuleerd en kwantitatieve opgaven zijn in de structuurvisie toegelicht;

- beleid ten aan zien van de kwetsbaarheid van weidevogels is opgenomen.

Opgemerkt moet worden dat de verwevenheid van plan-m.e.r. en planproces tot gevolg heeft dat de invloed van de plan-m.e.r. op de visie niet altijd duidelijk is aan te wijzen omdat zaken vroeg zijn meegenomen en er sprake is van een samenspel.

ROM_10_12.indd 39ROM_10_12.indd 39 12/9/2010 5:44:53 PM12/9/2010 5:44:53 PM

Page 42: ROm 12 2010

december 201040

Praktijk

Figuur 2 B eoordel ingskader, cr i ter ia en beoordel ing Provincia le Str uctuur vis ie Zuid-Hol land

Om de mogelijke eff ecten van de structuurvisie in beeld te brengen, zijn scenario’s en modellen gebruikt. Daarnaast is gebruikgemaakt van deskundigenoordeel. De oorspronkelijk bedachte volledige kwantitatieve beoordeling bleek een brug te ver.

Bestaande kennis van de relaties tussen ruimte-lijke alternatieven is beperkt en meetbare grootheden zijn niet altijd beschikbaar. Verder bleken gewenste data niet altijd voor-handen of waren de data lastig te verzamelen. In de plan-m.e.r. is een goed onderbouwd en uitge-werkt hoofdstuk ‘Leemten in kennis en beleids-monitoring’ opgenomen. Dit hoofdstuk voedde de onderzoeksagenda die nu goed wordt opgepakt. Onderwerpen op deze onderzoeksa-genda zijn onder andere de confl icten tussen beheer van het watersys teem en gebruiksfuncties zoals landbouw.

De aandacht voor economie (profi t) en sociale aspecten (people) in de plan-m.e.r., naast de beoordeling op milieuaspecten, is van meerwaarde geweest in het beleidsproces. Zo laat de beoorde-lingstabel (fi guur 2) zien hoe de toename van landschappelijke kwaliteiten (people) samengaat met meer ruimte voor recreatie (profi t), maar niet gepaard gaat met winst voor Natura 2000 en de Ecologische Hoofdstructuur. Hier ging het in de visie duidelijk niet alleen om het planet-belang, maar is meer nadruk gelegd op de recreatieve waarde van het landschap.

Lessen Terugkijkend op het planproces is de conclusie dat alle drie de pijlers van duurzaamheid goed passen in een plan-m.e.r. en dat het in een vroeg stadium verbinden van plan-m.e.r. en planproces ook goed werkt. Deze ervaring leidde tot de volgende lessen.

Vroegtijdig en parallelKoppel de plan-m.e.r. nauw aan het planproces. Actief participeren van het plan-m.e.r.-team in het projectteam voor de ruimtelijke visie is nodig voor een uitwisseling van denkrichtingen en kennis. Zo kan het plan-m.e.r. aansluiten bij de vragen en direct voeding geven aan de discussie. Het parallel met het planproces opstellen van een duurzaamheidsplan-m.e.r. is mogelijk zonder meerkosten en tijd verlies. Belangrijke complicerende factor hierbij is de dynamiek in het beleidsproces. Een hoge dynamiek en koersveranderingen maken het verbinden van de m.e.r. en

het planproces lastig. Maak tijdens het planproces beoorde-lingen op hoofdlijnen en vul dit pas bij een offi ciële versie de van plan-m.e.r. verder in. Zo voorkom je dat je de plan-m.e.r. meerdere malen moet herschrijven. Bijkomend voordeel van

ROM_10_12.indd 40ROM_10_12.indd 40 12/9/2010 5:44:53 PM12/9/2010 5:44:53 PM

Page 43: ROm 12 2010

december 201041

de beoordelingen op hoofdlijnen is dat deze meteen als voeding kunnen dienen voor de beleidsdiscussie. Het plan-m.e.r. is zo een belangrijk onderdeel van het kennisma-nagement van het planproces.

In dit planproces heeft het bestuurlijk overleg in een aantal rondes plaatsgevonden. Dit was nodig omdat met veel bestaande en in ontwikkeling zijnde visies rekening moest worden gehouden. Wanneer in een gebied veel beleidsprocessen lopen, kan men zich afvragen of het kennismanagement niet veel meer gebiedsgericht kan worden georgani-seerd in plaats van procesgericht. Een plan-m.e.r. kan dan van de regionale kennisinfrastructuur gebruikmaken en levert ook bouwstenen voor deze kennisinfrastructuur.

Duurzaamheidsbeoordeling Een plan-m.e.r. met een duurzaamheidsbeoorde-ling hoeft niet complexer en duurder te zijn dan een ‘normaal’ plan-m.e.r. zolang er sprake is van voldoende focus. Het blijkt lastig om de beoordelingen te kwantifi ce-ren en om de eff ecten ‘elders’ te beoordelen. Een plan-m.e.r. is een integraal document, daarom is het belangrijk om de kennis vanuit verschillende vakgebieden vanaf het begin te betrekken en te benutten.

Freek Deuss, Gemeente Utrecht (voorheen é

provincie Zuid-Holland)Simone de Groot, Geodan Next é

Met dank aan Marianne Kuijpers-Linde é

Literatuur

Dekker, L. (2010) Structuurvisie Noord-Holland, Plan-MER

omgaan met onzekerheden. in: Toets 02/10: 26-30.

Dijk E. en M. Kuijpers-Linde (2010) Omgevingsvisie

Overijssel, beleidsproces en Plan-MER parallel in: Toets

02/10: 16-21.

Draaijers, G., en Van der Velden, A. (2008) Klimaatverande-

ring in m.e.r., in: Toets 2008/5:12-15.

Eck, van M. en G. de Zoeten (2010) Plan-m.e.r. en structuur-

visies, leuker kunnen we het maken, makkelijker ook. in:

Toets 03/10: 12-17.

Hilferink, M. en P. Rietveld (1999) Land Use Scanner: An

integrated GIS based model for long term projections of

land use in urban and rural areas. Journal of Geographical

Systems 1(2): 155-177.

Loonen, W. en E. Koomen (2009) Calibration and validation

of the Land Use Scanner allocation algorithms. PBL-report.

Netherland Environmental Assessment Agency, Bilthoven.

Provinciale Adviescommissie Leefomgevingskwaliteit (2008)

Advies Notities Reikwijdte en Detailniveau PlanMERren

PSV en Waterplan.

World Commission on Environment and Development (1987)

Our Common Future.

ROM_10_12.indd 41ROM_10_12.indd 41 12/9/2010 5:44:54 PM12/9/2010 5:44:54 PM

Page 44: ROm 12 2010

De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereni-

ging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. De achtergrond van

de leden is heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al bijna 25 jaar

lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercol-

legiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle

mogelijke milieuonderwerpen.

december 201042

VVM-bijeenkomst ‘Gezondheid in Ruimtelijke Planvorming’Milieufactoren dragen voor circa 5-10% bij aan de totale ziektelast in ons land. Het nadrukkelijk meenemen van gezondheidsafwegingen bij ruimtelijke planvorming en besluitvormingsprocessen blijkt van groot belang om dit percentage terug te brengen.

Sectoraal milieubeleid en toetsing aan wettelijke normen hebben

ernstige milieuproblemen aanzienlijk teruggebracht. Desondanks veroorza-ken milieufactoren nog ieder jaar veel ziektegevallen. Deels kom dit doordat ook bij blootstelling onder de normen gezondheidsrisico’s voorkomen. Om deze bron in te dammen, is het vooral nodig om hier heel bewust rekening mee te houden bij ruimtelijke planvor-ming en besluitvormingsprocessen. Zo niet, dan ontstaan afbreukrisico’s voor gezondheidseff ectief beleid, kosten als gevolg van ineffi ciënte regulering en verlies van publiek vertrouwen.

Dit besef wint meer en meer terrein. Er is een toenemende behoefte om bij ruimtelijke planvorming en besluitvor-mingsprocessen gezondheidsafwegin-gen beter mee te nemen. Bijvoorbeeld in (Europese) milieueff ectrapportages bij verkeer en vervoer en industriële projecten of in bestemmingsplannen bij ruimtelijke inrichtingen van steden en gebieden. Parallel hieraan ontwikkelen zich goede theoretische beoordelingska-ders om gezondheid in ruimtelijke planvorming te betrekken. Helaas kennen deze nog weinig toepassingen in de praktijk.

De bijeenkomst ‘Gezondheid in Ruimtelijke Planvorming’ gaat in op

het hoe en het waarom van gezondheid in ruimtelijke planvorming. Wat is er nodig om de huidige gang van zaken te veranderen? Wat dient onderzocht te worden en welke (geschikte) onder-zoeksmethoden zijn er? En bij welk soort ruimtelijke plannen onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dat aan de orde? Hoe kan dat worden geïmplementeerd in structuurvisies en concrete planregels in bestemmings-plannen?

Programma12.00-12.30 Voorprogramma: Milieukwaliteit en gezondheid voor dummy’sSpreker: Fred Woudenberg

12.30-13.30 Inloop met lunch

13.30-13.45 Opening door Mari-nette MulStellingen aan het publiek

13.45-14.15 Meerwaarde van gezondheid in ruimtelijke ordeningWat is de noodzaak om aandacht te geven aan gezondheid in ruimtelijke ontwikkeling? Gezondheid is meer dan het voorkomen van normoverschrij-ding! Gezondheid als fysieke gezond-heid, welzijn en kwaliteit van leven. Hoe kan ro ‘gezondheid’ bevorderen? Voorbeelden? Zijn er geschikte beoordelingskaders? Spreker: Cor van den Bogaard, ministerie VROM

14.15-15.00 Hoe bepaal je gezond-heid in ro-processen?Welke methoden zijn geschikt voor gezondheid in leefomgevingskwaliteit?

Wanneer kies je welke methode? Voorbeelden van gebruik van verschil-lende methoden.Spreker: Tilly Fast, Fast Advies

15.00-15.15 Pauze

15.15-15.45 Van lonkend perspectief naar juridische bindingVeel van de uitgangspunten in de MER die gezondheidseff ecten beperken, komen in de toelichting terecht. Dat is mooi maar juridisch niet bindend. Wat zijn de juridische mogelijkheden voor de opname van gezondheid in een bestemmingsplan?Spreker: Selma van Velsen, jurist Commissie M.e.r.

15.45-16.15 Voorbeelden uit de praktijkRuimtelijk verankeren van gezondheid in het bestemmingsplan Toelichting door sprekers

16.15-16.45 DiscussieStellingen nieuwe peiling, vragen aan elkaar en aan de sprekers, wensen voor de toekomst

16.45 AfsluitingLeendert van Bree, voorzitter Sectie Gezondheid en Milieu

17.00 Borrel

Plaats en datum:Deze bijeenkomst wordt gehouden in januari 2011.Utrecht

Organisatie:VVM Sectie Gezondheid en Milieu

ROM_10_12.indd 42ROM_10_12.indd 42 12/9/2010 5:44:54 PM12/9/2010 5:44:54 PM

Page 45: ROm 12 2010

december 201043

RO snippers

Woelige baren

Economische, bestuurlijke, technologische,

maatschappelijke, ruimtelijke en ecologische

ontwikkelingen veranderen het waterbeheer

voortdurend. En daardoor wordt de nogal traditi-

onele watersector opgestuwd om mee te verande-

ren. Die transitie is gaande, maar verloopt

nogal traag. Zelfs het zogenaamde ‘integrale

waterbeheer’ is nog lang niet doorontwikkeld.

Waterbeheer, -veiligheid, -berging en-kwaliteit

horen weliswaar onlosmakelijk bij elkaar, maar

ook dat is nog meer theorie dan (beleids)-

praktijk. Dat blijkt uit een onlangs verschenen

analyse van de ontwikkelingen en ambities van

water governance door drie bestuurskundigen,

allen verbonden aan de Erasmus Universiteit

Rotterdam.

Acht praktijkvoorbeelden die in het wat

ambtelijk geschreven ‘Gebiedsontwikkeling in

woelig water’ zijn opgenomen bevestigen het

dynamische beeld van de complexe opgave en

de vele – vaak onverwachte – tegengestelde

belangen. Zo lijken waterbeheer en ruimte-

lijke ordening op papier bondgenoten, maar in

de praktijk blijken het twee aparte en intern

verdeelde machtsblokken. Zeker wanneer de

watersector de regie en het initiatief neemt bij

bijvoorbeeld gebiedsontwikkelingstrajecten.

Misschien toch nog niet zo gek om de functie

van waterschappen te incorporeren in die van

provincies en gemeenten? Opvallend is vooral

dat het wantrouwen tussen bestuurslagen in dat

opzicht zo groot is. Dat heeft mede te maken

met de ‘bestuurlijke drukte’.

Er zijn overigens voorbeelden, zoals het

programma Ruimte voor de Rivier, waarin

ruimtelijke ontwikkelingen wel degelijk

gekoppeld zijn aan waterambities en-opgaven.

Het kan dus wel. En het moet ook wel, gelet

op de maatschappelijke en bestuurlijke eisen

en verwachtingen. Waterbeheer – of water

governance – moet zich immers realiseren

niet meer vanuit een technisch of bestuurlijk

isolement te kunnen opereren. De invloeden

en raakvlakken met deels nieuwe domeinen, te

weten die van het ruimtelijk beleid, samenle-

ving, bedrijfsleven en politiek-bestuurlijk, zijn

niet alleen onvermijdelijk maar leiden ook tot

versnelling, innovatie, integratie, risicovermin-

dering of maatschappelijke participatie. Om

maar een paar voordelen van de noodzakelijke,

meer externe oriëntatie van water governance te

noemen.

Daar staat tegenover dat er wel nieuwe

bestuurlijk-juridische problemen of confl icten

(en dus vertragingen bij de beleidsvoorbereiding

en-uitvoering) ontstaan. Voorbeelden als Wierin-

gerrandmeer en Perkpolder laten weliswaar zien

dat de gekozen pps-constructies wel degelijk

werken – afgezien van de consequenties van de

fi nanciële crisis-, maar over het algemeen komen

deze maar moeizaam van de grond. Private

partijen willen graag regie houden over en

sturing geven aan procedures. Publieke partijen

zijn huiverig voor fi nanciële risico’s bij dergelijke

samenwerkingsvormen. Pps blijkt dan ook niet

een al te gelukkige en succesvolle vorm te zijn

om waterbeheer meer privaat op te tuigen.

Daardoor betreff en de enorme investeringen

nog steeds publiek geld. Het blijkt moeilijk om

projecten fi nancieel interessant te maken voor

private investeerders, terwijl dat door koppeling

met andere opbrengsten vanuit de landbouw,

woningen, recreatie of bedrijvigheid heel goed

mogelijk lijkt. In een periode van bezuinigingen

zouden dat toch serieuze opties moeten zijn.

De oogst uit het boek is gevarieerd. Praktijken

van meer en minder geslaagde samenwerking op

Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])

het grensvlak van water governance en ruimte-

lijk beleid staan daarin gebundeld. ‘Eff ectieve

samenwerking is niet de norm. Participatie

wordt toegepast, maar even gemakkelijk weer

achterwege gelaten. Partijen neigen nog steeds

gemakkelijker tot contraproductief gedrag dan

tot coproductie, ook als iedereen weet dat deze

nodig is’, aldus de kritische analyse van prof. dr.

ing. Geert Teisman, wetenschappelijk directeur

van het programma Leven met Water, dat ook als

opdrachtgever van deze studie optrad. De conclu-

sie moet dan ook luiden dat water governance

gelet op het huidige traditionele imago en impact

een professionaliseringsslag verdient die moet

leiden tot een grotere externe gerichtheid,

zowel qua verantwoording en integratie als qua

resultaat en proces. (RC)

ARWIN VAN BUUREN, JURIAN EDELENBOS EN

ERIK-HAN S KLIJN (2010) : GEBIEDSON T WIKKELING

IN WOELIG WAT ER: OVER WAT ER GOVERNANCE

BEW EGEND TUSSEN ADAPT IEF WAT ERBEHEER EN

RUIMT ELIJKE BE SLUI T VORMING, BOOM LEMM A

UI TGEVER S , DEN HAAG, I SBN 978 90 593-1 558 7,

344 BLZ .

AgendaAgenda

Symposium Prachtig Compact NL Tijdens het symposium zullen de meest voorkomende knelpunten aan bod komen die een prachtig compact NL doorgaans in de weg staan: de woonwens (mismatch tussen vraag en aanbod), kosten en baten van binnenstedelijk bouwen en de juridische procedures.

Datum: 19 januari 2011Plaats: Beatrixtheater UtrechtInfo: www.nirov.nl

ROM_10_12.indd 43ROM_10_12.indd 43 12/9/2010 5:44:55 PM12/9/2010 5:44:55 PM

Page 46: ROm 12 2010

Colofon

Abonnementen/klantenserviceReed klantenservice Postbus 8087000 AV Doetinchemtelefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161e-mail: [email protected]

ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl.

Jaarabonnement:• standaard € 169,95 incl. btw• studenten en VVM- en NIROV-leden

€ 89,95 incl. btw• meeleestarief (v.a. 2e abonnement op

hetzelfde adres) € 78,75 incl. btw• losse nummers € 23,75 incl. btw excl. porti

Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schrifte-lijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd.

Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in januari/februari. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot:

Reed Business bv t.a.v. AdresregistratiePostbus 808 7000 AV Doetinchem

ISSN 1571-0122

Jaargang 28 nr. 12december 2010

ROmagazine is het maandelijkse vak blad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmaga-zine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaar-den auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen.

RedactieadresReed Business bvPostbus 1521000 AD Amsterdamtelefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20e-mail: [email protected]

RedactieMarcel Bayer (hoofdredacteur), Karl Bijsterveld, Max Rozenboom (eindredactie), Jaco Boer, Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos

MedewerkersKarl Bijsterveld, Jaco Boer, Pieter van den Brand, Karin Broer, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen, Lucas Rozenboom (cover)

UitgeverHeleen Kooistra

Websitewww.romagazine.nl

AdvertentiesAcquire MediaFaradaystraat 4A8013 PH Zwolletelefoon: 038-460 63 84e-mail: [email protected]

december 201044

In januari/februari!

WaboWijsHoe pakt de integratie van het vergunningbeleid in de praktijk uit? Sinds 1 oktober 2010 is de Wabo van kracht. De overgang van 25 toestemmingsstelsels naar 1 vergunning- en toezichttraject is voor velen een verademing. Als het werkt. Vergunningaanvragers en gemeenten hebben zich het afgelopen jaar, doorgaans gadviseerd en geassisteerd door tal van bureaus op het gebied van ruimte en milieu, voorbereid op deze ‘revolutie’ met de omgevings-vergunning. Waar lopen zij in de praktijk tegenaan? Hoe kunnen de mogelijkheden van de nieuwe wet- en regelgeving optimaal worden benut?

TrendSturen op schaarsteDe nieuwe politieke en economische werkelijkheid vraagt om het blijvend handhaven van schaarste. Dat is de enige mogelijkheid om de defl atie van bestaand vastgoed en de terugval in oude stadswijken, inclusief toenemende segregatie, te voorkomen. Kleinschalige uitbreidingen buiten de stad en vooral meer variatie van woon- en werkmilieus in de stad. Het vraagt een helder en strak ruimtelijk kader van de overheid (m.n. provincie en gemeente) en vereende krachten van alle stakeholders (ontwikkelaars, corporaties, fi nanciers, consumenten, maatschappelijke organisaties) om ruimtelijke ontwikkeling betaalbaar te maken en te houden.

ForumFocus op eigen belang frustreert een mooier NederlandNatuurorganisaties, boeren en lokale overheden frustreren de natuurontwikkeling in Nederland. Zij stellen in natuurontwikke-lingsprojecten slechts hun eigen belangen centraal. Verdieping in de belangen van andere betrokken partijen en samenwerking ontbreken. Te veel projecten vertragen, frustraties lopen hoog op en miljoenen worden verspild.

ROM_10_12.indd 44ROM_10_12.indd 44 12/9/2010 5:44:55 PM12/9/2010 5:44:55 PM

Page 47: ROm 12 2010

Beeld van het Nederlandse omgevingsrechtRonald de Waard & Bart Oortwijn

Met de komst van de Wet algemene bepalingen om-gevingsrecht (Wabo) staat de ruimtelijke ingreep cen-traal in de besluitvorming.

Maar wat betekent dat precies voor uw vakgebied?

Beeld van het Nederlands om-gevingsrecht is het boek wat u antwoord geeft op deze vraag.

Wat biedt het boek u?

� Uitleg, elementaire kennis en uitgangspunten over het om-gevingsrecht in uw vakgebied

� Handvaten voor het maken van keuzes bij het vormgeven van uw organisatie

� Inzicht in de gevolgen van de Wabo voor de organisatie in-tegrale vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Bestel nu Beeld van het Nederlandse omgevingsrecht via

www.romagazine.nl/shop

Dit boek is een onmisbaar naslag-werk voor iedereen die werkzaam is in het omgevingsrecht

Voor slechts

€ 45per exemplaar

ROM_10_12.indd Sec2:IIIROM_10_12.indd Sec2:III 12/9/2010 5:44:56 PM12/9/2010 5:44:56 PM

Page 48: ROm 12 2010

SamenspelHet ontwikkelen van aantrekkelijke woon- gebieden is als een puzzel: alles moet precies in elkaar passen. Het is een lang-durig en gecompliceerd proces. En goed samenspel, zo weten we door onze 65 jaar ervaring, zorgt voor het succes. Daarom brengen we liefst al bij aanvang betrokken partijen bij elkaar, zoals gemeenten, woningcorporaties, belangengroepen en consumenten. Zodat we samen zorgvuldig de juiste verbindingen kunnen maken. Met inbreng van onze kennis en kunde

als professionele partner, en natuurlijk ons financiële uithoudingsvermogen. Dit samenspel maakt het mogelijk de puzzel op te lossen en werkelijk innovatieve, duurzame woonconcepten te ontwikkelen. Met als resultaat een toekomstbestendige gebiedsontwikkeling, met een vanzelf-sprekende kwaliteit voor de mensen die er straks nog heel lang zullen wonen.

Bouwfonds Ontwikkeling is onderdeel van Rabo Vastgoedgroep

ROM_10_12.indd Sec2:IVROM_10_12.indd Sec2:IV 12/9/2010 5:44:57 PM12/9/2010 5:44:57 PM