ROm 4 2011

48
april 2011 www.romagazine.nl april 2011 www.romagazine.nl 4 Bestemmings- plannen: versnipperde RO Lees verder Leven in de plint + Plaklocaties Utrecht + Winstgevend waterwonen + Duurzame Brede School + ROM_11_04.indd OMI ROM_11_04.indd OMI 4/6/2011 7:49:39 PM 4/6/2011 7:49:39 PM

description

ROm, ruimtelijke ontwikkeling, infrastructuur en milieu

Transcript of ROm 4 2011

april 2011 www.romagazine.nlapril 2011 www.romagazine.nl

4

Bestemmings-plannen: versnipperde RO

Lees verder

Leven in de plint +Plaklocaties Utrecht +Winstgevend waterwonen +Duurzame Brede School +

ROM_11_04.indd OMIROM_11_04.indd OMI 4/6/2011 7:49:39 PM4/6/2011 7:49:39 PM

Oplossingen. Altijd

www.rboi.nlwww!burovijn.nl

verbeelding 3D bestemmingsplan

ROM_11_04.indd OMIIROM_11_04.indd OMII 4/6/2011 7:50:10 PM4/6/2011 7:50:10 PM

Tip: Herijk uw actualiseringsprogramma met het oog op het halen van 1 juli 2013

Op 1 juli 2013 moeten uw bestemmingsplannen actueel zijn. Als dat niet lukt, mag u op basis van bestemmingsplannen die ouder zijn dan tien jaar geen leges meer heffen. Het is dus zaak uw plan-nen op tijd actueel te hebben. Velen van u zijn druk bezig met een actualiseringsprogramma. Het tijdig en binnen de geraamde kosten volbrengen van dit programma blijkt echter lastig uit te voe-ren. De bezuinigingen maken dit niet gemakkelijker. Het herijken van uw actualiseringsprogramma kan uitkomst bieden. Voorbeelden van zaken die tot kostenbesparing en tijdwinst kunnen leiden, zijn: werken met beheersverordeningen, vergroten van de plangebieden, nog meer werken met standaarden, globaler bestemmen en het anders opzetten van de bestem mingsplannen."Wij hebben hier inmiddels de nodige ervaring mee.

#$" %&''()*" )*+,--*$" (%" .*/" 01$,$2(**-3" +*4%/,$5()"be stemmingsplannen voor bepaalde gebieden niet te actualiseren. De kosten van het maken van een plan kunnen voor sommige gebieden immers hoger zijn dan het verlies aan leges.

Tip: Kies de planvorm die u het best past

De Wro biedt een scala aan instrumenten voor beleid en uitvoering, zeker in combinatie met de Wabo en de Chw. Het is verleidelijk te kiezen voor het bekende bestemmingsplan. De vraag is echter of dat altijd zo .,$5()"*$"*612(7$/"(%!Voor ruimtelijke ontwikkelingen kan een gerichte structuurvisie in combinatie met omgevingsver-gunningen uitkomst bieden. De omgevingsvergunning 08,9&3"9(*5/"+&&4"5*"&+*4.*(5".*/"+&&45**-"5,/"+**-"aan de aanvrager kan worden overgelaten. Voor marktpartijen geldt dat met een omgevingsvergunning ook van een geldend bestemmingsplan kan worden afgeweken.Bij complexe ontwikkelingen ligt gebruik van de coördinatieregeling voor de hand: tijdwinst door één procedure en basis voor vergunningverlening en basis voor mogelijke volgende vergunningen.Als een bestemmingsplan maken de beste keuze is, kan ook gedacht worden aan globale bestem-mingsplannen. Deze plannen bieden meer ruimte voor inrichtingsvarianten, ze verouderen minder snel, er zijn minder afwijkingsprocedures nodig en het toetsen van bouwplannen is gemakkelijker.En ‘last but not least’ de beheersverordening, het nieuwe instrument uit de Wro. Als in gebieden geen sprake is van ruimtelijk relevante ontwikkelingen kan een beheersverordening uitkomst bie den. Dit nieuwe instrument verdient een kans: het is snel te maken, goedkoop en heeft een eenvoudige pro cedure.

Tip: Overleg en inspraak op maat, minder geld, meer rendement

Overleg en inspraak in de oude vorm kosten veel tijd, geld en menskracht. De wet laat de wijze van overleg vrij en de Wro regelt de inspraak niet. Gemeenten bepalen zelf hoe ze overleg en in spraak regelen en organiseren.Als er meer moet met minder geld, is een pleidooi van overleg en inspraak op maat op zijn plaats. Centraal daarin staan de aard en omvang van het plan en het rendement wat verwacht mag wor den. Overleg mag ook per telefoon en e-mail en inspraak mag ook digitaal en/of via social media.Stem de omvang en intensiteit van overleg en inspraak af op gemeentelijke wensen en mogelijk heden. Oude 4&:/($*%" ;(<$" =&%/9,,4" 0/(<5" *$" *$*4)(*3" *$" >*?(9*-"omgaan met andere en nieuwe mogelijkheden kan tijd en geld besparen en meer rendement opleveren.

Tip: Projectmatig is doelmatig

In de ruimtelijke ordening moeten we kritisch kijken naar onze werkprocessen. In goede tijden luistert dat niet zo nauw: lange vergaderingen met veel mensen was geen probleem. Maar nu is daar geen geld meer voor. Onze werkprocessen moeten doelmatiger@ goede kwaliteit en snelle resultaten. Projectmatig werken leidt tot positieve resultaten, sneller en soepeler. Een projectleider met goede taakomschrijving betekent betere coördinatie en afstemming terwijl kosten en tijds planning actief worden bewaakt. Ook bestuurders willen graag doelmatig werken. Dan mogen rol en ($%2.,=*-($)" +,$" 5*" 4,,50%2&''(%%(*3" $(*/" A&45*$"+*4)*/*$!"B&="5,,4"(%"/(<5"*$"0,'9/*-(<=*3"'*$%=4,2./"mee gemoeid. Ook hiervoor geldt maatwerk. De spelregels daarvoor bepaalt de ge meente zelf, niet het Rijk. Met de toepassing van maatwerk kunnen bestuurlijke processen doel matiger, zodat tijd en geld worden bespaard.

Tip: En nu ook echt digitaal

Alle plannen, visies en besluiten worden digitaal gemaakt, digitaal beschikbaar gesteld en op AAA!ruimtelijkeplannen.nl gezet.De echte winst van het digitaal werken moet echter nog worden verzilverd. Het koppelen en com bineren van data en het digitaal communiceren werkt *612(7$/*4" *$" +*49*/*4/" 5*" 5(*$%/+*4-*$($)" ,,$" 5*"burgers. Daarmee is nog veel winst te behalen in tijd en geld.Ook in planprocessen werkt dat zo. Concepten van plannen worden digitaal aan opdrachtgevers beschikbaar gesteld via een webserver. Met behulp van inlogcodes kunnen partners reageren met ($9*)4(C"+,$"0,,$3/*=*$($)*$"*$"5()(/,-*"5&2:'*$/*$!"Met deze data gaan de plannenmakers weer aan de %-,)!"D,,45&&4"A&45/" %$*--*4" *$"*612(7$/*4")*A*4=/"en worden onnodige fouten voorkomen.De bureaus van de RBOI-Groep beschikken over deze faciliteiten om samen met opdrachtgevers ook echt digitaal te werken.

Anders werken in de nieuwe toekomstDe ruimtelijke ordening moet de komende jaren meer doen met minder geld. Dat is de opgave voor de overheid en adviesbureaus. De uitdaging is optimale dienstverle ning aan burgers en opdrachtgevers met minder geld. Om deze ambitie te realiseren, zullen we anders moeten denken, handelen en werken; kortom het is tijd voor ‘Anders werken in de nieuwe toekomst’!Op deze pagina’s geven wij u tips die u en ons helpen om anders te werken aan een mooi Neder land.

ROM_11_04.indd 1ROM_11_04.indd 1 4/6/2011 7:50:11 PM4/6/2011 7:50:11 PM

4

10

19

22

30

34

36

41

42

ROm2

- ‘Growport’-perspectief vindt weerklank- RegioMetro IJmeer bespaart miljarden- Nijmegen krijgt groen licht voor

Waalprojecten- Voorstad Hoogezand-Sappemeer- Nieuws uit Brussel- Column Het Hiernogmaals

Ruimtelijk bekeken- Utrechtse plaklocaties- Nieuw leven in lege plinten- WaboWijs: digitalisering, een

onderschatte megaoperatie

Traditie en tijdgeest in de ROWillem Salet: Paradoxale koers in het ruimtelijke beleid

TrendQuick-scan actualiseren bestemmingsplannen

Forum- Juiste oever maakt waterwonen

winstgevend- Publieke grond voor publieke doelen

EtalageLandschappelijke watervisie Capelle a/d IJssel

PraktijkMaximaal resultaat bij de Brede School in Ilpendam

RO-beroepsgroepen

ROm SnippersAgenda , recensies

Redactioneel

april 20112

InhoudActualiserenDe recente invoering van de Wro, CH-wet en Wabo brengt voor gemeenten een berg werk met zich mee. De verplichte actualiseringslag, die in 2013 moet zijn afgerond, doet

menige afdeling RO piepen en kraken. Bij een rondgang langs planologische afdelingen signaleert ROmagazine dat er nog genoeg werk te doen is om niet alle medewerkers en middelen volledig in te zetten op actualisering. Er zijn lopende projecten waarin nog steeds veel tijd wordt geïnvesteerd, ondanks dat ze geheel of gedeeltelijk ‘on hold’ staan. Uiteindelijk is ieders visie dat de crisis ten einde raakt en dan willen gemeenten klaar staan om bouwontwikkelingen te faciliteren. En dan is er de invoering van de Wabo, die voor de nodige hoofdbrekens zorgt. Last but not least moeten gemeenten door de crisis fors bezuinigen en dus meer werk met minder mensen verrichten.

Ondertussen zit de VROM-inspectie niet stil. Er zijn inmiddels twee onderzoeken uitgevoerd om de uitwerking van de Wro te evalueren. Het eerste, een onderzoek naar het functioneren van gemeentelijke structuurvisies, laat zien dat ruim tweederde van de 430 gemeenten nog geen structuurvisie op grond van de Wro heeft. Redenen hiervoor zijn dat zij geen meerwaarde zien, door capaciteitsgebrek, een gemeentelijke herindeling of een nieuwe gemeenteraad. In tweederde van de onderzochte structuurvisies wordt het nationaal ruimtelijk beleid niet of nauwelijks genoemd. Wel worden in de meeste gevallen de nationale belangen, op een belangrijke uitzondering na, uiteindelijk in de structuurvisies aangegeven.Een tweede onderzoek, naar de werking van het wettelijk vooroverleg, zal dit voorjaar verschijnen. Ook komt er nog onderzoek naar hoe kostenvermindering bij de actualisatie van bestemmingsplannen mogelijk is door reductie van de onderzoeksplichten. De Inspectie signaleert en ondersteunt waar mogelijk, voor gemeenten blijven het drukke tijden. Vandaar de vraag of het een wijs plan is van de minister van Infrastructuur en Milieu om een nieuwe Omgevingswet voor te bereiden.

Marcel Bayer é

hoofdredacteur

ROM_11_04.indd 2ROM_11_04.indd 2 4/6/2011 7:50:12 PM4/6/2011 7:50:12 PM

TrendActualisering bestemmingsplannen, de tussenstandSamen met Ei! el maakt ROmagazine de tussenstand op van de actualiseringsslag met bestemmingsplannen bij gemeenten. Ei! el doet daar onderzoek naar en analyseert waar de grootste voortgang en vertraging plaatsvindt, en wat de voornaamste belemmeringen momenteel bij gemeenten zijn om hun bestemmingsplannen actueel en digitaal raadpleegbaar te maken. De redactie van ROmagazine maakt een rondgang langs de Inspectie, de provincies en gemeenten met de vraag wat de versnellingsacties en sancties (in kader nWRO) voor e! ect hebben (gehad).

Traditie en tijdgeest in de ruimtelijke ordening Willem Salet

Een discours over de traditie en de tijdgeest in de ruimtelijke ordening in tien afl everingen. Tien interviews met toonaangevende personen over het einde van de rijkssturing, de nieuwe regierol van provincies en gemeenten, de ruimte voor de markt en de samenleving. De Amsterdamse hoogleraar planologie Willem Salet zet ‘grote vraagtekens bij wat de rijksoverheid momenteel doet’. ‘Dit kabinet zegt dat het alleen om de economie gaat. (...) Er is geen enkele ambitie om ruimtelijk-ecologisch beleid te voeren.’

PraktijkDe Brede School in Ilpendam

De Brede School in Ilpendam is in een razendsnel tempo gerealiseerd. Een doorlooptijd van tien maanden van de eerste schets tot de eerste paal. In een zeer korte doorlooptijd is gezorgd voor een eindresultaat met een zeer groot draagvlak onder bestuurders, bewoners en toekomstige gebruikers. Ruime inspraakmogelijkheden voor burgers met nul zienswijzen als resultaat. Slimme fi nancieringsconstructies hebben daarbij gezorgd voor een hoogwaardige school met een slimme combinatie van maatschappelijke functies. Met recht een zo goed mogelijke multifunctionele accommodatie met minimale inzet van overheidsmiddelen. Geen extra investeringen boven de normvergoeding voor de gemeente, maar wel een duurzame en ‘frisse’ school.

pag. 36pag. 19pag. 22

april 20113

ROM_11_04.indd 3ROM_11_04.indd 3 4/6/2011 7:50:13 PM4/6/2011 7:50:13 PM

RegioMetro IJmeer bespaart miljardenMet een goedkopere variant, een metro in plaats van een treinverbinding, denken Almere en Amsterdam de kans op realisatie van de IJmeerverbinding te vergroten. De oorspronkelijke verbinding was ooit geraamd op ongeveer 5 miljard euro. Deze nieuwe variant kan voor minder dan 2 miljard worden geraliseerd.

Half maart kreeg advies- en ingenieursbureau Movares als een van de drie partijen en enige Nederlandse van de Werkmaatschappij Amsterdam Almere (WAA) te horen dat ze het idee voor een metroverbinding verder mogen uitwerken. Door slim gebruik te maken van bestaande metro-infrastructuur wordt de aanleg van nieuwe, dure infrastructuur voorkomen. Er ontstaat één vervoerssys teem

waardoor Almere een snelle en directe verbinding krijgt met Amsterdam-Zuid en Amsterdam Bijlmer ArenA. Deze directe metroverbinding wordt ook gebruikt door de inwoners van IJburg die naar Zuid/WTC en naar Bijlmer ArenA willen reizen. Dit systeem is rendabel door de hoge vervoersvraag die mede is gebaseerd op een intensieve (binnendijkse) woningbouwontwikkeling van 25.000 woningen in westelijk Almere.

In de visie van Movares is veel aandacht geschonken aan de mogelijkheden voor de verbetering van de natuur en waterkwaliteit van het IJmeer, aan de woningbouw en werkgelegenheid in Almere en IJburg én aan de ontwikkeling van regionale knooppunten in Amsterdam. De investeringskosten zijn 1,6 miljard euro voor een IJmeerverbinding via de brug (inclusief btw).

Marcel Bayer é

‘Growport’-perspectief vindt weerklank

RO

april 20114

ROM_11_04.indd 4ROM_11_04.indd 4 4/6/2011 7:50:16 PM4/6/2011 7:50:16 PM

Twee economische groeiparels die zich een tijd los van elkaar ontwikkeld hebben, maar nu beide uit hun oester puilen. De oplossing? Wederzijdse oester-pooling. Dat is ongeveer het idee achter de verkennende studie Van Mainport-Greenport naar Growport, die onlangs door de provincie Zuid-Holland is uitgebracht.

Het Rotterdamse havengebied vertegenwoor-digt 7 procent van ons BNP, het naburige glastuinbouwgebied Westland/Oostland 0,9 procent. Beide hebben groeikansen op de wereldmarkt, maar hun fysieke en milieu-groeiruimte is beperkt. Innovatieve verduur-zaming moet uitkomst bieden, met name e! ciënter gebruik van ruimte, energie en rest(grond)sto" en. Stel: de haven wordt meer biobased, zoals het kabinet graag wil, en de glastuinbouw gaat – letterlijk – gera! neerder producten maken en industriële reststromen uit het havenge-bied extra benutten. Uiteindelijk kan die toenemende onderlinge verwevenheid rond 2040 uitmonden in één geïntegreerd ‘Growport’-gebied.

De verkenning is opgesteld door het provinciale Xplorelab, binnen het natio-nale agro-innovatieprogramma TransFo-rum. Xplorelab oppert 24 kansrijke voorbeeldprojecten rond de thema’s agro(grondstof)stromen, zoet-zout, infrastructuur, meervoudig ruimtegebruik en informatienetwerken. Enkele prikke-lende vergezichten: algenteelt, drijvende tweehoog-kassen in het havengebied (Farm City), hoogwaardige valorisatie van - deels nieuwe - glastuinbouwgewassen (zoals voor bio-ethanol en probiotica) en opgevoerde doorlevering van CO2 en restwarmte. Havenbekkens zouden 250 hectare aan drijvende kassen kunnen herbergen. Tot op

het dak van de Bijenkorf wordt glastuinbouw overwogen. In het Westland zelf kan onder kassen waterberging plaats vinden.Verschillende aanzetten – waaronder ‘Valorisatiepark Greenport’ – worden doorontwikkeld, verwacht Marga Vintges, strategisch adviseur bij de gemeente Westland. ‘Maar belangrijker is dat we, al samenwerkend, elkaars problemen beter zijn gaan begrijpen.’ ‘Zo bemoeilijkt Europese regelgeving de beoogde CO2-levering. CO2 afvangen, schoonmaken én leveringszekerheid bieden is duur voor individuele producenten in het havengebied. Financiering middels afstoten van emissierechten gaat niet: de EU blijft producenten de emissie toereke-nen, aangezien de CO2 uiteindelijk toch in de atmosfeer belandt. Gezamenlijk optrekken kan dergelijke kwesties helpen oplossen.’

Michel Robles é

RO

april 20115

ROM_11_04.indd 5ROM_11_04.indd 5 4/6/2011 7:50:16 PM4/6/2011 7:50:16 PM

Voorstad Hoogezand-SappemeerDe Regiotram moet stad en ommelanden in de provincie Groningen gaan verbinden. Na 2020 zal als eerste Hoogezand-Sappemeer, met zes haltes, aansluiting krijgen. Of gooien de marktomstandigheden roet in het eten?

Begin dit jaar kwam het bericht binnen dat de gemeente Hoogezand-Sappemeer het centrumplan gaat heroverwegen. Over een van de onderdelen, de realisering van de regionale vervoersknoop – met onder andere een verplaatsing van het huidige station Hoogezand-Sappemeer – meldde de externe programmamanager: ‘De functie van de regionale vervoersknoop blijkt vanuit gemeentelijk perspectief moeilijk te de# niëren. De vervoersknoop heeft primair een regionale functie als verzamel- en overstappunt van OV lijnen en als PenR.’Wat heeft de gemeente er eigenlijk aan, klinkt er door. Nu al heeft lintdorp Hoogezand-

Sappemeer vier stations op de spoorlijn naar Nieuweschans. In de plannen voor de Regiotram krijgt de gemeente eerst vier haltes (later zes), de treinen zullen dan niet meer op alle stations stoppen. Twijfels zijn er niet over het nut van de Regiotram. Wethouder Roelof Stäbler van Hoogezand: ‘Wij worden zo steeds meer een voorstad van Groningen.’Maar wel over de gemeentelijke rol bij het ambitieuze plan voor het nieuwe hoofdstation (waar zowel trams als treinen zullen stoppen). Stäbler: ‘Nu moet de gemeente de kar trekken, terwijl de stad Groningen, de regio en de provincie vooral belang hebben bij de vervoersknoop. Wij willen niet de probleemei-

genaar zijn.’ De plannen voor 14.000 vierkante meter kantoorruimte blijken niet realistisch, en er zijn problemen op de woningmarkt. Stabler: ‘Misschien kijken we er over vijf jaar weer heel anders tegen aan, maar nu moeten we even pas op de plaats maken.’Over de woningbouwplannen in de regio Groningen-Assen wordt al maanden druk onderhandeld. Vaststaat dat in de bijgestelde regiovisie, fors lagere aantallen zullen staan dan de geplande 43.000. De vraag is wat deze bijstellingen betekenen voor de Regiotram-plannen. De keuze voor verstedelijking in de T-structuur (de as Groningen – Assen en de zogenaamde schragende kernen, Hooge-zand-Sappemeer, Leek, Roden) is mede ingegeven om genoeg ‘massa’ te krijgen voor de tram. Gedeputeerde Moorlag van de provincie Groningen verwacht dat de bijstellingen weinig invloed zullen hebben.

Nijmegen krijgt groen licht voor WaalprojectenMet twee belangrijke besluiten kunnen in Nijmegen nu echt voorbereidingen beginnen voor de dijkverlegging in de Waal en de bouw van de nieuwe stadsbrug.

Staatssecretaris Joop Atsma van Infrastruc-tuur en Milieu gaf eind februari zijn de# nitieve goedkeuring voor de aanleg van een eiland in de Waal. Bij Nijmegen en Lent maakt de Waal een zeer smalle bocht die zorgt voor opstuwing van de rivier bij hoogwater. Bij deze ‘$ essenhals’ wordt de Waal straks verruimd door de dijk een stuk terug te leggen en in de uiterwaarden een nevengeul te maken. ‘Dit project levert naast meer veiligheid kansen op voor de stad en de bewoners op beide oevers. De Waal zal daarmee ook in de toekomst, in een nieuwe vorm, de identiteit van Nijmegen bepalen’, aldus Atsma. Voor het project Ruimte aan de Waal heeft het rijk 351 miljoen euro gereserveerd. Het

project trekt ook veel internationale belang-stelling. Vanwege het innovatieve karakter ervan krijgt ‘Ruimte voor de Waal’ zo’n 1 miljoen euro EU-subsidie om kennisdeling met andere Europese steden met hoogwater-problemen te bevorderen. Atsma: ‘Het hoogwater in Nederland en het buitenland in de afgelopen maanden liet zien dat watervei-ligheid de basis is van onze maatschappij en

economie. Een goede voorbereiding op de toekomst heeft daarom mijn prioriteit. Daarnaast is het een kans voor Nederland om deze kennis internationaal te delen.’

Nijmegen is in 2008 begonnen met het plan voor de dijkverlegging bij Lent. Dat is gebeurd in intensieve samenwerking met bewoners en bedrijven uit Lent en Nijmegen,

RO

april 20116

ROM_11_04.indd 6ROM_11_04.indd 6 4/6/2011 7:50:17 PM4/6/2011 7:50:17 PM

met de twee gemeenten, met Rijkswater-staat, het waterschap en de provincie. Nu de staatssecretaris zijn goedkeuring heeft gegeven kan de uitvoering verder worden voorbereid, te beginnen met het bestem-mingsplan. Streven is dat in 2015 de verlegde dijk en de nevengeul zijn gereali-seerd. De inrichting en bebouwing van het eiland ‘Veur-Lent’ zal daarna plaatsvinden.

Een paar dagen later kreeg Nijmegen van de Raad van State groen licht voor de bouw van de nieuwe stadsbrug. Met deze brug en de verbreding van de A50 wordt de bereikbaar-heid van de stad vanuit het noorden sterk verbeterd en het verkeer beter gespreid.De brug wordt bijna 1,2 kilometer lang en krijgt 2%2 rijstroken, een gecombineerd # ets-voetpad in twee richtingen. Er is ruimte voor een 5e rijstrook die kan worden ingezet voor openbaar vervoer. De maximum snelheid op de brug wordt 50 km/uur.De natuurcompensatie die noodzakelijk was voor de bouw van de brug is inmiddels ook afgerond. Als nieuw leefgebied voor een aantal vogelsoorten en riviergebonden

planten in de Oosterhoutse Waarden zijn vervangende natuurgebieden ingericht. Op landgoed Middachten bij Rheden, wordt ruim 50 hectare agrarisch gebied zo beheerd, dat het een geschikte overwinteringsplaats is voor grote groepen ganzen. Ten westen van

Driel is een gebied van ruim 3 hectare agrarisch grasland en een voormalige zandwinplas ingericht als leefgebied voor water- en moerasvogels.

Marcel Bayer é

‘Die forensenstromen zijn er nu al. Nu al gaan er dagelijks 160.000 mensen de stad in en uit: forensen, studenten, bezoekers. En dat aantal zal stijgen, is de verwachting. De vervoersknoop in Hoogezand is een belangrijk project in een van de schragende gemeenten, en dat stagneert nu. Jammer, maar het zal de Regiotram niet vertragen.’ De stad Groningen en direct omliggende gemeenten zoals Hoogezand-Sappemeer, blijven groeien, maar op grotere afstand zet de krimp fors in. Veroorzaakt de Regiotram een nog sterkere tweedeling in de provincie? Gedeputeerde Moorlag: ‘Dat is speculeren. Het idee is de groei te concentreren in en rond de stad, zo reduceer je de mobiliteit, en het omliggende plattelandsgebied blijft behou-den. Het heeft geen zin om in krimpgebieden te bouwen. In Delfzijl is heel veel gebouwd en die woningen worden nu weer gesloopt.’

Karin Broer é

RO

april 20117

ROM_11_04.indd 7ROM_11_04.indd 7 4/6/2011 7:50:17 PM4/6/2011 7:50:17 PM

april 20118

Nieuws uit BrusselNieuws uit Brussel

Europees geld voor infrastructuurprojecten

Erkenning voor energiezuinige openbare verlichting Tilburg en Utrecht

Nederland krijgt Europese subsidie voor vijf vervoersinfrastructuur-projecten. Europees Commissaris Siim Kallas (Vervoer) heeft dat eind februari in Brussel bekendgemaakt. Het gaat om subsidies in het kader van het trans-Europees Vervoersnetwerk (TENT-T).

Het ministerie van Infrastructuur krijgt 1.476.600 euro subsidie van de EU voor het voorbereiden van een uitbreiding van het spooremplacement Maasvlakte West. Daarnaast draagt de Europese Unie 802.500 euro bij aan een studie naar een derde Betuweroute-spoor van Zevenaar naar de Duitse grens.Voor een studie naar de nieuwe zeesluis bij IJmuiden ontvangt Nederland een Europese bijdrage van 1,75 miljoen euro. De huidige sluis in IJmuiden zit aan de rand van zijn capaciteitsgrens. De sluis is te smal en te kort voor de nieuwste type grote schepen in de container- en bulk-vaart. De nieuwe sluis moet de bereikbaar-

De dynamische verlichting van een Tilburgse wijk en de moderne # etspadverlichting in Utrecht, waarbij windmolens de stroom opwekken, hebben ook op Europees niveau de aandacht getrokken. Voor hun inspannin-gen op het gebied van kwalitatief hoogstaan-

heid van de havens langs het Noordzeeka-naal verbeteren.Rijkswaterstaat heeft inmiddels advies- en ingenieursbureau DHV opdracht gegeven drie varianten voor de nieuwe zeesluis uit te werken. In een eerste fase moet DHV uitzoeken hoe groot de toekomstige sluit moet worden, welke locatie en bouwwijze het best zijn en of aan alle milieu-eisen kan worden voldaan. Deze eerste fase zal naar verwachting rond het einde van het jaar zijn afgerond. Op basis van de drie varianten nemen het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de gemeente Amsterdam en de provincie Noord-Holland vervolgens gezamenlijk een voorkeurbesluit. Daarna breekt voor DHV de

de en energiezuinige openbare verlichting hebben Tilburg en Utrecht EU Green Light Plaquettes ontvangen. Daarmee zijn ze o! cieel Green Light-partners geworden. Het Green Light-programma is een initiatief van de Europese Commissie om hoogwaar-

dige en energiezuinige verlichting te promoten. Voor Nederland treedt Agentschap NL, onderdeel van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, op als contactorganisatie van het programma. De gemeente Tilburg krijgt de plaquette onder meer vanwege het ‘Licht op aanvraag-project’. Tilburg is de eerste stad in Europa die deze vorm van openbare verlichting wijkbreed heeft ingevoerd en wel in de wijk rond de Tobias Asserlaan. De led-straatver-lichting in deze wijk gaat automatisch feller branden zodra mensen voorbij lopen of # etsen. De verlichting dimt indien er niemand in de buurt is. Dynamische verlichting werd eerder al toegepast langs bijvoorbeeld # etspaden in buitengebieden. Voor de toepassing in een woonwijk werkten de gemeente Tilburg, Philips Lighting en de bewoners van de Tobias Asserlaan samen. Daarnaast verving Tilburg 2400 oude TLS-armaturen door led, goed voor een

tweede fase van de studie aan. Die bestaat uit een detailuitwerking van de gekozen variant en het opstellen van een milieu-e" ectrapportage. Gelijktijdig zal ook de aanbestedingsprocedure voor de aanleg van de nieuwe zeesluis worden opgestart. Verder krijgen Nederland en Vlaanderen samen 777.000 euro Europese subsidie voor de uitbouw van een automatisch identi# catiesy-steem (AIS) voor de binnenvaart. Zo’n systeem zendt via een marifoonkanaal automatisch de identiteit en de positie van een schip uit. Het werd aanvankelijk voor de zeevaart ontwikkeld maar het wordt tegenwoordig ook in de binnenvaart toegepast. Deze 7,8 ton is onderdeel van de in totaal 85 miljoen euro die de Europese Commissie uittrekt voor acht projecten die het vervoer over zee over relatief korte afstanden moet bevorderen. Tot slot krijgen Nederland, Oostenrijk, België, Denemarken, Luxemburg en Spanje gezamenlijk 4,96 miljoen euro subsidie van

Foto: Philips Lighting

ROM_11_04.indd 8ROM_11_04.indd 8 4/6/2011 7:50:19 PM4/6/2011 7:50:19 PM

UitnodigingMet de Woningwet zijn we in 1901 begon-nen met wetgeving voor de inrichting van onze ruimte. Gemeenten kregen toen de plicht tot het opstellen van stratenplannen, de voorlopers van bestemmingsplannen. Vooral op grond van feitelijke ontwikke-lingen in het verleden, trokken planologen lijnen door naar de toekomst. Waar past stadsuitbreiding, waar nieuwe infrastruc-tuur, waar tellen groene waarden sterker dan welk initiatief ook, waar recreatie, et cetera. Na vaststelling van een bestem-mingsplan is het weer voor tien jaar helder waar wat mag. De ruimte als een letterbak. Met elk hokje een ander kleurtje. Tot onder-scheid tussen woningen voor recreatie, per-manente bewoning, sociaal en vrij wonen, puur wonen of naast wonen ook werken. Groen voor alleen wild of ook voor mensen die zichzelf of hun hond uitlaten?

In een tijd waarin verleden en toekomst relatief veel op elkaar lijken en particulie-ren slecht zijn geïnformeerd, werkt een dergelijke ordening structurerend voor nieuwe initiatieven. In onze tijd is gisteren gebeurd wat we vandaag voor onmogelijk houden. Tegelijkertijd zijn we in een sta-dium beland dat we jaarlijks nu al minder dan één procent aan onze inrichting toe-voegen aan wegen, woningen en werkplaat-sen. Met demogra# sche krimp en mondia-lisering van de economie in het verschiet, zal het aandeel ‘nieuw’ eerder afnemen dan toenemen. Ruimtelijke ontwikkelingen die sterk afhankelijk zijn van publieke mid-delen, zullen schaars worden. Overheden hebben de middelen nodig om de kwaliteit van wat er al is te verbeteren of overeind te houden. In sommige regio’s zelfs om te slopen en de rommel op te ruimen. Alleen al in Parkstad is 1,2 miljard euro nodig om broedplaatsen voor onheil te voorkomen. Ontwikkelingen zullen dus vooral schragen op private en particuliere investeringen.

In deze nieuwe realiteit is het niet logisch dat gemeenten de juridisch bindende bestemmingsplannen tot op productniveau invullen. Raadsleden buitelen over elkaar heen om hun mentale behoefte te doen

en die te vereeuwigen. Op productniveau is het ruimtelijk dossier te begrijpen. Sturen op principes en panorama’s, deze vervolgens loslaten en toetsen of principes gaande het proces worden gerespecteerd, is voor veel amateurs te hoog gegrepen. Amateurs hier bedoeld in letterlijke zin: iemand die het raadswerk uit liefhebberij beoefent en er niet zijn beroep van maakt. Wel willen bepalen, zonder te betalen. Voor private en particu-liere partijen is dit weinig uitnodigend. Het kan er zo maar toe leiden dat het buitenland aanlokkelijker is. Dagelijks vertrekken al driehonderd meer of minder vermogende Nederlanders. Een ruimtelijke revolutie via sociale media is net zo (on)denkbaar als Ara-bieren die hun schoen verhe" en te midden van ingehuurde scherpschutters.

Hoe dan wel, is de vraag die het voorgaande oproept. We moeten immers het midden vinden tussen overdreven en stagnerende rechtsbescherming en volledige functievrij-heid. In het licht van het fundamenteel vernieuwende omgevingsrecht kunnen we wellicht een instrument bedenken dat uitgaat van een ruimtelijk nee, nee tenzij, ja mits en ja. Nee, is een keihard nee tegen welk initiatief ook. In het Naardermeer ga je niet rommelen en mogelijk ook niet binnen groene contouren van het Groene Hart. Nee tenzij, als een initiatief overtui-gend kwaliteiten toevoegt. Ja mits, als aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Ja, als vrijwel elk initiatief welkom is, zoals dat al geldt in aanzienlijke delen van het Europese platteland. Kaarten met vier hoofdkleuren, digitaal ontsloten. Dat is uitnodigingsplano-logie. Een juridisch bindende structuurvisie op hoofdlijnen als uitnodiging aan mensen die willen investeren in de ruimte van de toekomst.

Peter van Rooy, april 2011 é

[email protected]

Het Hiernogmaals Voorbij

april 20119

april 20119

energiebesparing van 26 procent op jaarbasis. Verder werd de verlichting van de Cityring gerenoveerd met energiezuinige armaturen, wat een energiebesparing van 54 procent oplevert. Ook werd de oude natriumverlichting langs de Heikantlaan vervangen door led-verlichting, die 64 procent minder stroom verbruikt.Utrecht verdiende de erkenning als Green Light-partner voor de vooruitstrevende rol van de gemeente op het gebied van ombouw en nieuwbouw naar energie-e! ciënte openbare verlichting. Een van de Utrechtse projecten is de verlichting langs het Papendorpsepad. Dat is een hoofd# etsroute voor woon-werkverkeer met een lengte van tweeënhalve kilometer. Deze route werd voorzien van led-armaturen en twee kleine windmolens die voldoende groene stroom leveren voor de gehele verlichting. Verder verving Utrecht op twee locaties de oude openbare verlichting door moderne energiezuinige verlichting, die tientallen procenten minder energie verbruikt. Zie ook: www.eu-greenlight.org

Boris Peters é

de EU om het gebruik van elektrische voertuigen te bevorderen.Behalve Nederlandse projecten subsidieert de Europese Commissie ook infra-structuurprojecten in andere EU-landen. ‘Het doet mij plezier vandaag het besluit te kunnen ondertekenen waarmee de Unie 170 miljoen euro TEN-T-mede# nanciering verleent voor belangrijke infrastructuurpro-jecten met een Europese toegevoegde waarde’, aldus EU-commissaris Kallas bij de bekendmaking in Brussel. Hij wees erop dat de geselecteerde projecten een bijdrage leveren aan de toekostige EU-vervoersprio-riteiten: groener vervoer, Europese verbindingen (oost-westas) en steun voor publiek-private partnerschappen. De toegekende EU-subsidie moet helpen om publieke en particuliere # nanciers over de streep te trekken. Het hefboome" ect kan volgens de Europese Commissie oplopen tot vijfmaal de toegekende EU-steun.

ROM_11_04.indd 9ROM_11_04.indd 9 4/6/2011 7:50:21 PM4/6/2011 7:50:21 PM

april 201110

Ruimtelijk bekeken

Utrechtse plaklocatiesIn de nieuwe structuurvisie voor 2013-2025 van de Provincie Utrecht zal de nadruk liggen op binnenstedelijke woningbouw. Wat er nog op uitleg moet, zal vooral ‘organisch’ gebeuren. Wie de plannen bekijkt, valt het groot aantal kleine locaties her en der in het landelijke gebied op. Van de provincie mag het blijkbaar. Of komt er toch nog één laatste grotere nieuwbouwlocatie nu Schalkstad is afgevallen en Rijnenburg bij de stad Utrecht ter discussie staat? Over de moeizame zoektocht naar woningbouwlocaties in Neerlands kleinste, meest centrale en ruimtelijk meest kwetsbare provincie met de grootste verstedelijkingsdruk.

De N229 slingert met de Kromme Rijn mee door het open agrarische landschap ten zuidoosten van de stad

Utrecht. Bunnik, Odijk, Werkhoven, Cothen; landelijke gemeenten in het boerenlandschap op de grens van de Utrechtse Heuvelrug en de polder. In het verleden is er her en der in deze gemeenten al nieuwbouw verrezen.

BouwkranenWie door het gebied rijdt, kan de bouwactiviteit op meerdere plekken niet ontgaan. Bunnik zelf is al vrij dicht bebouwd van de rivier tot de A12. Achter de vernieuwde knoop met de snelweg doemen de bouwkranen op van het Kodakterrein in de kern Odijk. Op de plek waar vroeger de # lmpjes werden

ontwikkeld, zijn in totaal zo’n 60 woningen gepland waarvan er nu 42 in aanbouw zijn; 24 (half)vrijstaande woningen in de vrije sector en 18 sociale huurappartementen. En het grote werk moet nog komen. Aan de westkant van de N229 is Odijk-West gepland; minstens 1000 woningen en mogelijk nog meer. In de kern Werkhoven, een klein dorp, wil de gemeente de bouw van 225 woningen, het merendeel aan de westkant; het open landschap dus. Dan verlaten we de gemeente Bunnik en rijden Wijk bij Duurstede binnen met de kleinere kernen Cothen en Langbroek. Die laatste twee liggen in kwetsbaar en landschappelijk natuurgebied. Uitbreiding is hier moeilijk. Toch zijn hier naast inbreiding, gekoppeld aan herstructu-rering van kleinere bedrijventerreinen, enkele kleinere

Kockengen 400 nieuwe woningen, Vianen 1800, Wijk bij Duurstede 1600, Odijk 1000, Woudenberg 2000; een greep uit feitelijke enmogelijke woningbouw op uitleglocaties

uitleglocaties door de gemeente beoogd. 120 woningen in De Kamp bij Cothen, 100 woningen in het plan Langbroek-Noord, 50 in Boomgaard II of de volkstuinen in Langbroek. Bij het binnenrijden van Wijk vallen meteen de billboards op met wervende woorden over het nieuwe wonen in deze gemeente. Het bouwterrein voor De Geer II met een kleine 240 woningen wordt momenteel geprepareerd. Op de achtergrond de fraaie huizen van De Geer I, strak in het gelid aan een kunstmatig aangelegde waterloop. De Geer III staat ook al in de plannen voor indicatief 250 woningen en het gebied ten westen van de kern Wijk is een gemeentelijke zoeklocatie voor mogelijk nog meer woningen.

AmbitiesDe bouwplannen in de kernen van het Kromme Rijngebied komen deels voort uit eigen ambities van de gemeenten. Neem Wijk bij Duurstede, met 23.500 inwoners verreweg de grootste gemeente in het Kromme Rijngebied. Hier moeten ze aardig bijbouwen om in de eigen behoefte

ROM_11_04.indd 10ROM_11_04.indd 10 4/6/2011 7:50:23 PM4/6/2011 7:50:23 PM

èè

april 201111

te voorzien. ‘We hebben een vrij jonge bevolking en bouwen overwegend voor de natuurlijke aanwas en gezinsverdun-ning’, legt Pieter Zwaan uit. De teamcoördinator ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente geeft aan dat de opgave fors is. ‘Omdat we de afgelopen tien jaar om verschillende redenen nauwelijks hebben kunnen bouwen.’ In de kern Wijk liggen in de eerste en twee schil rondom de oude binnenstad verschillende locaties die aan herstructurering toe zijn. Onderdeel daarvan zijn een paar blokken met verouderde jaren zestig portiekwoningen. ‘Vooral in de sociale sector is de nood hoog’, valt collega Maajke van der Mark bij. Zij is verantwoordelijk voor het toewijzingsbeleid. ‘We hebben hier ruim duizend mensen op de wachtlijst staan en de gemiddelde wachttijd bedraagt acht jaar.’ Wijk werkt met de herstructurering aan versterking van de stedelijke kwaliteit, tegelijkertijd wil de gemeente meer werkgelegenheid binnen-

halen om het positieve saldo van uitgaande pendel van bijna 4000 personen dagelijks terug te dringen. De nieuwe gemeentelijke structuurvisie met de geschetste ontwikkelin-gen tot 2020 gaat ongeveer uit van een # fty# ftyverdeling over inbreiding en uitbreiding. Nieuwbouw op uitleglocaties is volgens de gemeente niet te vermijden om te voldoen aan de naar schatting 1350 extra woningen die er nodig zijn. Voor de hand ligt verdere ontwikkeling in westelijke richting parallel aan de bedrijventerreinen Broekweg en Langshaven.

WegennetJacqueline Sellink, beleidsadviseur Ruimte bij de Provincie Utrecht en betrokken bij de nieuwe provinciale structuurvi-sie voor 2013-2025, geeft desgevraagd aan dat de westkant van Wijk bij Duurstede inderdaad een zoeklocatie is. ‘Het is een van de weinige plaatsen in deelgebied Zuidoost waar nog eventueel wat grootschaliger uitbreiding mogelijk is, ook al ligt die buiten de door de provincie in 2004 zelf vastgestelde rode contour. Wij wegen elke ontwikkeling echter niet alleen af aan de kwaliteiten van het landschap maar zeer zeker ook aan de gevolgen voor de infrastructuur. De bereikbaarheid van Wijk bij Duurstede kan al snel een knelpunt worden met een zwaar belaste N229 en N227.’ Met de streekplankaart uit 2004 op tafel loopt ze de grootste bouwlocaties in de provincie langs. De stedelijke gebieden Utrecht en Amersfoort nemen de komende jaren een fors deel van de totale hoeveelheid benodigde nieuwbouw voor hun rekening met de afbouw van de Vinex-wijken Leidsche

Foto’s: Marcel Bayer

ROM_11_04.indd 11ROM_11_04.indd 11 4/6/2011 7:50:23 PM4/6/2011 7:50:23 PM

april 201112

Maar druk om meer te bouwen neemt toe, zeker nu de kosten voor het omleggen van de N229 aanzienlijk hoger uitvallen. Burgemeester en wethouders hebben van de Bunnikse raad een jaar de tijd gekregen om te komen met een haalbaar plan. Silvester: ‘We zijn nu bezig aan de knoppen te draaien om te kijken of we door te variëren met het aantal, type en dichtheid en de fasering de planexploitatie rond krijgen.’ Tegelijkertijd loopt er een uitgebreide consultatie onder de bevolking in het kader van het project Nieuwe Wijk voor Odijk, waarbij ook een woonbehoefteonderzoek wordt gedaan onder potentiële nieuwe bewoners op de Utrechtse Heuvelrug, in Houten, Zeist en Utrecht. ‘We willen nadrukkelijk rekening houden met de woonvoorkeuren en leefstijlen die we hier hebben. De tijd is voorbij dat we bijna blindelings volgden wat de ontwikkelaars bedachten en altijd wel verkochten.’

OrganischIn de voorbereiding van de nieuwe provinciale structuurvisie gaat het zoeken naar bouwlocaties verder. Het Bestuur Regio Utrecht (BRU), het samenwerkingsverband van negen gemeenten rond de stad Utrecht, is druk bezig met het Regiodocument, dat daarvoor als input moet dienen. Projectleider Ralph Kohlmann vertelt dat Vianen een opvangtaak krijgt. In de uitbreidingswijk Hoef en Haag staan 1800 woningen gepland. ‘De raad is akkoord met 700 en het college maakt zich erg sterk voor nog eens 1100’. Maar dan is de koek wel een beetje op, althans voor grotere locaties. Wellicht is er in de verre toekomst nog iets mogelijk in het gebied tussen Houten, Bunnik en Odijk. Onlangs is door de provincie het Inpassingsplan voor de Rijsbruggerweg gepresenteerd, die de Houtense rondweg met de A12 moet verbinden. Dat zal de aantrekkelijkheid als nieuwbouwlocatie sterk vergroten. Vandaar het felle plaatselijke verzet ertegen. Kohlmann bevestigt dat meer bouwen in zowel Houten als Bunnik bijzonder gevoelig ligt. De voormalige groeikern Houten is nog bezig met de Vinex-opgave, de tweede grote uitbreiding in veertig jaar, en Bunnik is een paar jaar geleden bijna uit het BRU gestapt, toen er werd gesproken over een mogelijk uitleglocatie met 5000 woningen. ‘Binnenstedelijk blijft de hoofdopgave en wat we aan uitleg plannen moet organisch gebeuren’ vat Ralph Kohlmann samen. ‘Organisch’, het klinkt absoluut beter dan ‘plaklocaties’.

Marcel Bayer é

Rijn, Houten-Zuid en Vathorst. De ambities voor stedelijke inbreiding zijn erg hoog. Omvangrijke binnenstedelijke locaties zijn onder meer het Veemarktterrein en de Merwedekanaalzone in de Domstad en de zone ten noorden van Amersfoort Centraal. Maar de grootstedelijke gebieden kunnen de vraag naar nieuwe woningen niet helemaal opvangen, terwijl in de fusiegemeenten Stichtse Vecht en Utrechtse Heuvelrug, rond de bebouwde kernen strakke rode contouren liggen. Daarom heeft Woerden in het huidige streekplan in het deelgebied West-Utrecht een opvangtaak. In Zuidoost heeft Veenendaal tot nog toe een opvangtaak, niet alleen voor Zuidoost maar ook voor de regio Food Valley, maar het is sterk de vraag of er voldoende animo is onder bewoners van bijvoorbeeld het Kromme Rijngebied om daar te gaan wonen. ‘Wel bekijken we samen met de gemeente de mogelijkheden voor extra woningen in Woudenberg,’ geeft Jacqueline Sellink aan. ‘Ook daar is, naast de kwaliteit van het land-schap, de capaciteit van het wegennet bepalend voor de uiteindelijke keuze.’

DrukVerreweg de grootste nieuwbouwlocatie aan de zuidkant van de stad Utrecht is Rijnenburg met 7000 geplande woningen, maar de onderhandelingen tussen de gemeen-te Utrecht en de ontwikkeling verlopen moeizaam. Resteert de Kromme Rijn-Lekzone, waar 5500 nieuw-bouwwoningen moeten komen, aldus de Ontwikkelings-visie Noordvleugel Utrecht, opgesteld door zeven samenwerkende overheden in de regio’s Utrecht, Amersfoort en ’t Gooi. Sellink: ‘Wij houden dat aantal vooralsnog vast in onze concept-structuurvisie’. Vandaar de locatie Odijk-West, inmiddels omgedoopt in Nieuwe wijk voor Odijk. ‘Voorlopig staat die in de structuurvisie voor 1000 woningen’. Het bouwen van meer woningen in Odijk ligt gevoelig. ‘We willen niet te groot worden en het landelijk karakter behouden.’ Birgitte Silvester, projectleider Odijk-West van de gemeente Bunnik, verwoordt het standpunt van het gemeentebestuur. ‘Hoe dan ook willen we de provinciale weg verlegd hebben om Odijk-West heen. Het dorp moet één geheel blijven met één kern. Dan kan de nieuwe wijk gemakkelijk gebruikmaken van de voorzieningen in het bestaande dorp.’

Ruimtelijk bekeken

april 201112

ROM_11_04.indd 12ROM_11_04.indd 12 4/6/2011 7:50:26 PM4/6/2011 7:50:26 PM

èè

april 201113

Ze hebben geen eigen kantoor, maar willen wel regelmatig met anderen werken en overleggen. Eerst lukte dat alleen in het café op de hoek. Tegenwoordig kunnen zzp’ers ook kiezen uit een groeiend aantal fl exibele werk- en ontmoetingsplekken. Het gros van deze ‘fl exkantoren’ ligt in de binnensteden. Maar in Amsterdam is inmiddels ook een eerste fi liaal in een achterstandswijk geopend. Kan de zzp’er een stadsbuurt uit het slop trekken?

Nieuw leven in lege plinten

De hagelwitte pui van de Werkkamer valt onmiddel-lijk op tussen het rijtje van Turkse groentezaken en

rommelige belwinkels in de Amsterdamse Pretorius-straat. Al voor & 100 per maand kunnen freelance-ondernemers die geen eigen kantoor hebben maar ook niet de hele dag thuis willen werken, hier vrij in en uit lopen. Initiatiefnemer Rob van Bodegom, die twee jaar eerder elders in Amsterdam-Oost een eerste ‘flexkan-toor’ opende, is niet ontevreden over de aanloop. ‘We zijn in de Pretoriusstraat nog maar maand of negen open, maar gemiddeld zijn de werkplekken dagelijks toch voor de helft bezet.’

Onder gelijkgestemdenDe Werkkamer is niet het enige bedrijf met $ exibele werk- en ontmoetingsruimten voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’er) in de hoofdstad. Enkele jaren geleden werd in de

Jordaan de Hub opgericht voor eenmanszaken met een ideële doelstelling. Inmiddels is ook een # liaal geopend aan de Rotterdamse Heemraadsingel. Utrecht heeft via Seats2-Meet tegenover de Jaarbeurs ook al kennis kunnen maken met het nieuwe werkconcept. Wegens succes wordt de ruimte binnenkort uitgebreid met nog meer werk- en vergaderplekken.

De initiatiefnemers van deze ‘$ exkantoren’ spelen handig in op de snelle groei van de zzp’ers die maar af en toe een werkplek nodig hebben en graag onder gelijkgestemden verkeren. Dat is niet alleen leuk maar in zakelijk opzicht ook voordelig. Toevallige ontmoetingen leiden in dat soort kanto-ren vaak tot nieuwe ideeën. ‘Zeker voor kleine bedrij' es in de creatieve dienstverlening is die uitwisseling van kennis van levensbelang’, aldus hoogleraar economische geogra# e Robert Kloosterman van de Universiteit van Amsterdam.

Ruimtelijk bekeken

Foto: de Werkkamer.com

ROM_11_04.indd 13ROM_11_04.indd 13 4/6/2011 7:50:29 PM4/6/2011 7:50:29 PM

april 201114

Veel zzp’ers in TransvaalbuurtIn 2009 deed Kloosterman met Maaike Poppegaai onderzoek naar de kansen van het nieuwe werkconcept in de Amsterdamse achterstandswijk Transvaal. Op dit moment liggen veel $ exibele werk- en ontmoetingsruimten nog in het centrum van de steden. Maar voor slechtlopen-de winkelplinten in oude stadswijken zouden de $ exkanto-

ren een uitkomst kunnen zijn. De resultaten van het onderzoek waren verrassend. Maar liefst 70 procent van de bedrijven in de Transvaalbuurt bleek al uit zzp’ers te bestaan. Naast de vertrouwde taxi- en bouwbedrijven waren er volgens de statistieken van de Kamer van Koophandel in de afgelopen jaren vooral veel bedrij' es in de ICT-, organisatieadvies- en kunstensector bij gekomen. ‘De cijfers laten zien dat de buurt niet alleen qua bevolking maar ook op het gebied van bedrijvigheid enorm is veranderd. Het is alleen nog niet zichtbaar op straat’, aldus Kloosterman.

‘Extra ogen op straat’Woningcorporaties en steden kunnen op die ‘verborgen’ bedrijvigheid inspelen en aanbieders van $ exibele werkplekken voor oude wijken proberen te interesseren. Met de Werkkamer in Amsterdam-Oost is dat de sociale huisvester Eigen Haard al gelukt. Op het moment dat Kloosterman en Poppegaai in de buurt hun onderzoek deden, sloot de corporatie met Werkkamer-initiatiefnemer Rob van Bodegom een meerjarig huurcontract. ‘Een kwestie van toeval’, reageert gebiedsontwikkelaar Ineke Veltmeijer van de woningcorporatie op het samenvallen van beide zaken. De organisatie investeerde een $ inke som geld om het pand als kantoor geschikt te maken. Op zijn beurt kreeg Van Bodegom de helft van zijn inventaris vergoed uit een Europees subsidiepotje voor de stimule-ring van de buurteconomie. Eigen Haard is blij met de Werkkamer en gelooft heilig in het positieve e" ect van het $ exkantoor op de leefbaarheid in de buurt. ‘Met bedrijvig-heid in de plinten krijg je een paar extra ogen op straat erbij.’

Niet overalNu is in Amsterdam het aantal freelancers in de creatieve en zakelijke dienstverlening uitzonderlijk groot. Als er in andere steden al werk- en ontmoetingsplekken voor deze

Ruimtelijk bekeken

Maar liefst 70% van de bedrijven in de Transvaalbuurt bleek al uit zzp’ers te bestaan

HUB, Rotterd am

Foto: Roel

Dijkstra/Joep

van Pelt

ROM_11_04.indd 14ROM_11_04.indd 14 4/6/2011 7:50:32 PM4/6/2011 7:50:32 PM

april 201115

groep worden aangeboden, zijn die vaak bedoeld voor permanent gebruik. Zo verhuurt in Groningen de jonge bouwkundige David Inden in enkele monumentale panden wel flexibele werkplekken aan creatieve zzp’ers. Maar met flexibel bedoelt hij dat je voor hooguit enkele maanden een vaste tafel en stoel bij hem kunt huren. ‘Verhuren per dagdeel loont in Groningen simpelweg niet. Daarvoor is de groep van creatieve freelancers te klein.’

Geen overdreven verwachtingenVoor woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren zal het waarschijnlijk weinig uitmaken of er in hun plint vaste of flexibele werkplekken voor zzp’ers worden aangeboden. Als de bedrijfsruimte maar wordt gevuld door een solide onderneming die een goede uitstraling heeft op de buurt. Toch moeten zij geen overdreven verwachtingen hebben van het ‘heilzame’ effect van flexkantoren op de buurt. Een winkelpand met freelance-ondernemers betekent niet dat slecht opgeleide buurtbe-woners ineens een grotere kans op werk hebben. En wie verwacht dat het aantal hangjongeren snel zal dalen door

de extra ogen op straat, kan bedrogen uitkomen. Leef-baarbeidsproblemen zijn vaak weerbarstig en laten zich

niet oplossen met een paar extra bedrijven of winkels in een leegstaand plint.

Het Planbureau voor de Leefomgeving concludeerde vorig jaar in een onderzoek over bedrijvigheid in buurten zelfs dat sommige ondernemingen een negatieve invloed op de leefbaarheid kunnen hebben. Of de zzp’ers daarop een uitzondering vormen, kan het bureau niet vertellen. De groep is niet apart onderzocht. Dat flexkantoren een positieve impuls op de economie van achterstandswijken kunnen hebben, is wel goed voorstelbaar. Maar een wondermiddel lijken de zzp’ers (nog) niet.

Jaco Boer é

Een wondermiddel lijken de zzp’ers (nog) niet

De B adcuyp, Amsterd am

ROM_11_04.indd 15ROM_11_04.indd 15 4/6/2011 7:50:35 PM4/6/2011 7:50:35 PM

W()*W+,-: .+/+0(1+-23+4/

Een onderschatte megaoperatieVier miljoen euro: zoveel besteedde de gemeente Den Haag aan de ICT voor de Wabo. Kleinere gemeenten hoeven weliswaar minder uit te geven, maar dan nog blijkt de gevraagde investering vaak zo hoog dat men niet tot volledige digitalisering overgaat. Zestig procent van alle gemeenten werkt nog met papieren dossiers. Het Omgevingsloket Online biedt met haar beperkte functionaliteit (vooralsnog) geen oplossing.

ROm besteedt in de serie WaboWijs elk nummer aandacht aan de Wabo. In dit nummer een a! evering over digitalisering. Voor een e" ciënte integrale vergunningverlening is digitale ondersteuning onontbeerlijk, maar toch werken veel gemeenten nog steeds met papieren dossiers. De digitale ondersteuning door het Omgevingsloket Online (OLO) biedt gemeenten weinig soelaas.

april 201116

Ruimtelijk bekeken

ROM_11_04.indd 16ROM_11_04.indd 16 4/6/2011 7:50:51 PM4/6/2011 7:50:51 PM

Den Haag: ‘We moeten proceduretijd winnen, omdat de termijnen onder de Wabo zijn verkort. Dat betekent voor ons overbodige stappen in onze processen schrappen én èè

Perikelen rond de ‘milieuaan-vraag’

Toen het Omgevingsloket in werking ging, begon Bas Pellikaan (milieucoördinator bij Promelca) zijn ‘aan-vraag voor de activiteit milieu’. Dit zuivelbedrijf produceert melkpoeder in Gorinchem en moet een revisievergunning aanvragen van het bevoegd gezag, de provincie Zuid-Holland. Promelca koos bewust voor een omgevingsvergunning, om proactief en toekomstgericht bezig te zijn. Dit project verloopt echter niet vlekkeloos en is ook nog niet afgerond. Wel is al te melden dat het invullen van 33 rubrieken voor het onderdeel milieu erg uitgebreid is en veel tijd vergt. In de oude papieren versie kon dit beknopter. Wat het bedrijf echter beduidend meer tijd kost zijn het verplichte format en de vaak haperende verbinding met het Omgevingsloket. ‘Ook verlies je vrijheid in je aanvraag door de starre opzet van het loket en te kleine velden,’ vindt adviseur René Braaksma van KWA Bedrijfsadviseurs die Promelca in het project begeleidt. ‘Het zou al helpen als sommige velden niet ge# xeerd waren op getallen of bedragen, maar ook tekst zouden toestaan, zodat je de getallen kunt toelichten (bijv. schatting, gegevens afwijkend jaar, niet bekend)’.Het OLO bemoeilijkte ook de communicatie met de provincie, inmiddels RUD Zuid-Holland Zuid. Tijdens het eerste vooroverleg bleek dat de provincie alleen toegang had tot een twee maanden oud concept, in plaats van de meest recente versie. Hier kom je dus pas achter als je al aan tafel zit. Nu je deze fout in het OLO kent, weet je dat je dit even moet checken bij het bevoegd gezag. Het betekende wel weer een extra overleg, doordat partijen met verschillende versies van de aanvraag aan tafel zaten. Waar leg je die extra kosten als aanvrager nou neer?In het milieuformulier zitten nog menige (storende) fouten, waardoor de indruk blijft dat het onderdeel ‘milieu’ nog niet af is. Dit blijkt ook uit de vele klachten die bij VNO*NCW binnenstromen op de klachtenlijn Omgevingsvergunning. Hierin helpt de helpdesk de bedrijven echter onvoldoende. In het OLO verwijst de helpdesk bedrijven en aanvragers naar de provincie of gemeente. Maar veel vragen die over instellingen van het OLO gaan, daar kan het bevoegd gezag niets aan veranderen. Toch nog ‘van het kastje naar de muur’?

Het gebruik van het Omgevingsloket stijgt zo snel, dat het kampt met groeistuipen. Het ministerie van I&M

voert daarom verbeteringen die gepland stonden voor juni, versneld uit. Ondertussen werken gemeenten en aanvragers zo goed en zo kwaad als het gaat met het OLO. De gemeente Leeuwarden heeft als noodoplossing een eigen digitale postbus ingericht waar ze aanvragers naar doorverwijst als het loket vastloopt. Andere gemeenten zouden graag zien dat het loket wordt uitgebreid. De gemeente Delft lobbyt er al enige tijd voor: men zou graag zien dat de digitale dossiers in het OLO bewaard blijven, zodat het loket een landelijk archief wordt. Het zijn vooral gemeenten zonder eigen mido! ce die vragen om een uitbreiding van het loket, zegt Liane ter Maat van de VNG. ‘Maar als die uitbreiding er komt, dan moeten alle gemeenten daaraan meebetalen. Dat zien wij niet zo snel gebeuren.’ Het ministerie van I&M houdt zich op de vlakte als het gaat over uitbreiding van het OLO. ‘We stemmen met de VNG en het IPO af welke verbeteringen we aan het OLO doorvoeren’, zegt woordvoer-der Elif Bagci. De ‘kinderziektes’ worden er continu uitge-haald, grotere aanpassingen worden door het ministerie gedaan in de releases die tweemaal per jaar plaatsvinden (in januari en juni). De laatste release, in januari, voegde geen nieuwe functies toe maar herstelde fouten in het loket. Piet Paantjens van de stichting Bouwen met Winst zegt dat bij de start van het OLO is besloten om in 2011 de kinderziektes eruit te halen en daarna te gaan kijken naar mogelijke uitbreiding. Zo’n uitbreiding zou de Vergunningversneller kunnen zijn, een door Bouwen met Winst ontwikkelde voorbereidingsmodule voor de aanvraag van een omgevings-vergunning. ‘We praten nu met I&M over een koppeling met het OLO.’

FietskoerierIn februari ontstond ophef door een onderzoek van Stadswerk Platform Omgevingsrecht, waaruit bleek dat 60 procent van alle gemeenten de digitalisering rond de Wabo niet op orde heeft. Piet Paantjens is als projectmana-ger van het Platform Omgevingsrecht van Stadswerk opdrachtgever voor dit onderzoek: ‘De veranderingen zijn voor veel gemeenten te groot. Ze stellen prioriteiten: eerst wennen aan de nieuwe werkwijze en dan digitaliseren.’‘We zien inderdaad een grote verscheidenheid aan digitalise-ring bij gemeenten’, beaamt Ter Maat van de VNG. Er zijn maar weinig gemeenten die het hele Waboproces hebben gedi-gitaliseerd. De Wabo betekent in feite drie veranderingen: een nieuwe wet, een nieuwe werkwijze en digitalisering. Veel gemeenten focussen op de eerste twee, volledige digitalisering komt later. Zo heeft de gemeente Wijchen de werkprocessen nu op orde, ‘onze volgende uitdaging is het volledig digitalise-ren, afhandelen en archiveren van de omgevingsvergunning’, zegt Waboprojectleider Frank Verweij.Digitalisering is niet verplicht onder de Wabo. Maar wel nodig, zegt Wim Vlieger, Waboprojectleider bij de gemeente

april 201117

ROM_11_04.indd 17ROM_11_04.indd 17 4/6/2011 7:51:00 PM4/6/2011 7:51:00 PM

Er zijn maar weinig gemeenten die het hele Waboproces hebben gedigitaliseerd

april 201118

digitaliseren. Digitale dossiers maken per aanvraag vier postrondes overbodig. Dat is een besparing van acht werkdagen.’ De gemeente begon in 2005 met de Wabovoor-bereidingen en besteedde in totaal 5 miljoen euro aan de hele operatie, waarvan 4 miljoen aan ICT. Reorganiseren wilde de

gemeente niet, alle 500 medewerkers verspreid over 20 locaties moesten dus wel digitaal samenwerken. Men koos de praktische aanpak, dus niet ‘digitaliseren om het digitaliseren’: ‘We zijn een kantorenstad, met weinig zware industrie. Voor die paar aanvragen waar de provincie of het Rijk bevoegd gezag is, gebruiken we e-mail of desnoods een # etskoerier’, zegt Vlieger.

Alles gescandDen Haag verving de IT-applicaties van de vier afzonder-lijke vergunningverlenende diensten door één systeem en richtte een scanstraat in, waar alle papieren aanvragen (van A4-tot A0-formaat) direct na binnenkomst worden gescand. Een afdeling brengt alle aanvragen uit het OLO en gescande documenten onder in een digitaal dossier, dat de behande-

laars in het Wabosysteem (MVV-Suite van Centric) kunnen openen en behandelen. Bij enkelvoudige aanvragen is de regisseur die de termijnen bewaakt tevens de behandelaar, ingewikkelde meervoudige aanvragen worden door een intakecommissie aan een regisseur toegewezen. Alle behandelaars hebben twee 24 inch schermen om geheel digitaal te werken. Al worden tekeningen van het formaat A1 en A0 nog vaak geprint, omdat men dat prettiger vindt werken. De gemeente onderzoekt nu of ze de correspon-dentie met aanvragers die hun aanvraag digitaal indienden (in januari 68 procent), ook digitaal (via e-mail) kan gaan doen.De Wabo en bijbehorende digitalisering was ‘een mega-operatie’, zegt Vlieger. Die is op elk niveau onderschat, meent hij: ‘Door het Rijk, dat de invoering keer op keer moest uitstellen. Maar ook door gemeenten. Wij waren er zelf vanaf 1 januari 2010 klaar voor.’ De forse investeringen werpen nu hun vruchten af: van de 2050 aanvragen die vanaf 1 oktober in Den Haag werden ingediend, zijn er twaalf van rechtswege verleend. ‘Door aanloopproblemen, die zijn nu opgelost. Door het digitaliseren zijn wij goed in staat de vergunning af te geven binnen de wettelijke termijn. Onze volgende uitdaging wordt de eenvoudige vergunningen ruim binnen die termijn te verlenen.’

Marieke Vos é

Beknopt overzicht van fouten in het OLO:

- # xed format van invoervelden (alleen cijfers, terwijl je soms toelichting of niet bekend of niet relevant wilt invullen;

- te kleine invoervelden;- vervolgvragen die niet aansluiten bij eerdere antwoorden (Heeft u...? Zo nee, wat is de omvang?);- haperende verbinding, waardoor uitloggen na tien minuten, met verlies van ingevoerde data;- geen garantie van scheiding van gegevens van verschillende aanvragers;- BREF’s;- nog oude begrippen als BEES-B (i.p.v. BEMS), doelgroepenoverleg en BMP;- speci# catie bedrijfstijden is één veldblok, waar tabel voor dag, avond, nacht en bedrijfsonderdeel logischer zou

zijn;- bedrijfsprocessen moet in 750 karakters worden omschreven (lukt niet voor complexe IPPC-inrichtingen en type

C-bedrijven);- hetzelfde geldt voor een verandering terwijl dit er bij een revisievergunning veel kunnen zijn;- bij milieuzorg kan speci# catie ‘op certi# ceerbaar niveau met ISO 14001’ niet worden aangegeven;- verwijzingen naar wetgeving blijven hangen op ingangspagina van de zoekmachine en gaan niet naar het

document.

Ruimtelijk bekeken

ROM_11_04.indd 18ROM_11_04.indd 18 4/6/2011 7:51:00 PM4/6/2011 7:51:00 PM

april 201119

èè

De Amsterdamse hoogleraar planologie Willem Salet zet ‘grote vraagtekens bij wat de rijksoverheid momenteel doet’. ‘Meer dan ooit is de economie leidend in het ruimtelijke beleid en tegelijkertijd gaan ze verder met de decentralisatie van de bevoegdheden. Dat kan niet goed gaan.’ Salet, die zich vooral bezighoudt met strategische ruimtelijke projecten in stedelijke gebieden, stelt dat de sprong naar stedelijke netwerken moet worden doorgezet. ‘Dat is feitelijk het schaalniveau waar de ruimtelijke dynamiek zit. Daar moet je nu op inspelen.’

W+1125 S(120:

Paradoxale koers in het ruimtelijke beleid

Traditie en tijdgeest in de ro

Traditie en tijdgeest in het ruimtelijk beleidIn hetzelfde jaar dat de Canon van de ruimtelijke ordening tot stand komt, zet het kabinet-Rutte de bijl in de ruimtelijke ordeningstraditie. Geen Nationaal Historisch Museum, geen grootse en meeslepende visies meer op de nationale ruimte. Dat kan geen toeval zijn. In de ambitie om eindelijk aan te pakken, gooit het kabinet de rijkssturing grotendeels overboord en lijkt er een eind te komen aan een tijdperk waarin visionaire ordenaars de inrichting van ons land bepaalden. Ruimte is als hoof daandachtsveld van rijksbeleid door het kabinet-Rutte geschrapt. De provincies moeten het ruimtelijke beleid gaan uitzetten en coordineren. Maar kan de ruimtelijke ordening in Nederland wel zonder rijkssturing. Klemmende vragen die we in dit debat voorleggen aan een panel van beleidsmakers, ontwerpers en wetenschappers. ROm start een discours over de traditie en de tijdgeest, over de consequenties voor het Nederland van de toekomst.

ROM_11_04.indd 19ROM_11_04.indd 19 4/6/2011 7:51:00 PM4/6/2011 7:51:00 PM

De mensen willen het, de markt levert het en de gemeenten faciliteren het

april 201120

‘Dit kabinet legt een radicalere en robuustere visie op de ruimtelijke vraagstukken neer dan we de laatste

vijftig jaar hebben gezien. Radicaler omdat ruimtelijke ordening altijd een samenspel was van ecologie, sociale rechtvaardigheid, economie en cultuur. Ondanks dat het een potentieel politiek polariserend beleidsgebied is, zijn alle grote nationale nota’s in het verleden breed aanvaard en gedragen. Daarbij zijn wel steeds accentverschillen gelegd, afhankelijk van de ontwikkelingen in de samenleving en de politieke kleur van het kabinet. Maar toch was er altijd brede steun voor. Dit kabinet zegt dat het alleen om de economie gaat. De ecologische aspiraties worden teruggebracht tot het strikt noodzakelijke, zoals dat in Europa is afgesproken. Er is geen enkele ambitie om ruimtelijk-ecologisch beleid te voeren. In het regeerakkoord staat geen woord over sociale herverdeling, wat altijd min of meer in het rijksbeleid heeft gezeten. De economisch-# nanciële crisis is maatgevend voor het ruimtelijke beleid.Erg robuust’, stelt de Amsterdamse hoogleraar planologie vast. ‘In de ruimtelijke politiek is er sinds de Nota Westen des lands altijd aandacht besteed aan alle delen van het land. Naast aandacht voor de Randstad is er een perspectief geschetst voor de landsdelen en afzonderlijke regio’s. Nu zegt men “we gaan voor de Randstad”, alleen Eindhoven en Venlo mogen nog aanhaken. Ook dat hebben we niet eerder gezien.’

Teugels losSalet spreekt van een ‘paradoxale situatie’ als het gaat om de uivoering van de ingezette koers. ‘Dit radicale economisch ingestoken ruimtelijk beleid, met de nadruk op de Randstad, gaat samen met decentralisatie van de ruimtelijke bevoegd-heden. Dat is wel zo paradoxaal. Als je in Europa rondkijkt, bijvoorbeeld naar Denemarken, waar dit kabinet zich zo graag aan spiegelt, dan zie je juist een sterke centrale sturing. Daar zet de nationale overheid alle kaarten op het sterker maken van de internationale positie van Kopenhagen met een voor Denemarken nog nimmer vertoonde sterke hiërarchie in het ruimtelijke beleid. Het kabinet-Rutte wil alle kaarten op de Randstad zetten en laat daarbij de teugels los. Dan komt er dus helemaal niets van terecht.’

Waarom niet?‘Omdat het nogal wat uitvoeringskunsten vraagt om zoiets voor elkaar te krijgen. Mijn hypothese de laatste vijftien jaar is geweest dat de stedelijke regio’s in de transformatie die ze doormaken van gerichtheid op de centrale stad naar de vorming van nieuwe stedelijke netwerkformaties op regionaal niveau, met een sterk conservatieve centrumstad te maken hebben. Dat zijn eerder remmers in de ontwikke-ling van de nieuwe regionale stad.’

Hoe komt dat? ‘In de centrumsteden liggen de belangen en de normen anders, en is de kennis anders gericht. Het heeft vooral te

maken met de politieke agenda. Bestuurders worden afgerekend op wat er in de wijk gebeurt.Ze hebben hun handen vol aan de herstructurering van achterblijvende wijken en de moeizame integratie van nieuwe groepen migranten. Daarnaast heeft de grote stad eigen economische ambities. Daar is helemaal niets mis mee. Maar daardoor hebben ze weinig oog voor de zaken die op 25 km afstand spelen. Ze hebben hier het stadsgewest, het rondje rond de eigen centrumgemeente, benoemd tot metropoolre-gio, maar in feite is het niets meer dan de agglomeratie Amsterdam. De Noordvleugel is ook niets meer dan de hoofdstad en een handvol kernen daar omheen. Utrecht, Amersfoort, Leiden, Alphen zijn daarvan losgeweekt.’

Eigen dynamiekAls de crisis voorbij is en de ontwikkelaars de # nanciering weer rond kunnen krijgen, zul je zien waar de dynamiek zit, voorspelt Willem Salet. ‘Het gebied tussen Utrecht en Amsterdam en Leiden en Amsterdam is hot. De marktpar-

tijen staan straks weer te springen om toe te happen en woningen weg te zetten. Voor hen gaat het om omzet draaien en verdiencapaciteit. Sommige gemeenten willen daar best aan meewerken. Die vinden dan wel weer ergens ruimte. Dus de mensen willen het, de markt levert het en de gemeenten faciliteren het. Je krijgt dan ontwikkelingen op plaatsen die niet goed op het openbaar vervoer zijn aange-sloten en meer druk op het onderliggende wegennet door een toename van het autoverkeer. Zo gaat het steeds weer, als gevolg van een gebrekkige planningsstrategie.’

De Amsterdamse hoogleraar doceert: ‘De uitdaging voor de planologie is om een optimale match te krijgen tussen aan de ene kant de verandering van activiteiten en aan de andere kant de ruimtelijke vorm die daarbij nodig is. Waar ontwik-kelt zich het wonen en het werken, hoe zijn de verplaatsings-patronen? Dat zijn de werkelijke krachten. Vervolgens moet je kijken hoe je de ruimtelijke inrichting zo veel mogelijk in overeenstemming kunt brengen met die dynamiek. Dus niet vasthouden aan het idee van de compacte stad, terwijl de dynamiek van sociale en economische activiteiten zich op een ander schaalniveau aan het organiseren is.’ Onder minister Margreeth de Boer was al duidelijk dat het concept van de compacte stad niet meer afdoende was als antwoord op de spreiding van ruimtelijke activiteiten, memoreert Salet. ‘Jan Pronk begreep dat, maar zette in op megasize stedelijke netwerken op een manier die ik niet realistisch vond. De stedenband Arnhem-Nijmegen werd tot in Duitsland opgerekt. Zelfs de Randstad werd nog twee keer zo groot.

Traditie en tijdgeest in de ro

ROM_11_04.indd 20ROM_11_04.indd 20 4/6/2011 7:51:05 PM4/6/2011 7:51:05 PM

Waar ontwikkelt zich het wonen en het werken, hoe zijn de verplaatsingspatronen?

april 201121

In de alledaagse werkelijkheid zie je dat de meeste verplaatsingen zich in de agglomeratie afspelen en dat je nu overlapping ziet van verschillende agglomeraties waardoor nu op dit hogere niveau de nieuwe uitdaging ligt om stedelijkheid met kwaliteit te organiseren.’

Kansrijke locatiesDenken op regionale schaal biedt veel meer mogelijkheden om de verdichtingsvraag in te vullen, stelt Salet. Hij vindt dat de grote steden met de verdichting overtrokken ambities hebben. ‘De markt wil dat helemaal niet in die mate. Ik denk ook dat het ten koste gaat van waardevolle kwaliteiten in het stedelijke gebied. Compactheid kun je veel gemakkelijker organiseren op het niveau van een netwerkstad. Trein- of tramstations zijn heel aantrekkelijke locaties, die zich bij uitstek lenen voor verdichting en menging van functies. Zo krijg je netwerklo-caties die naar verschillende kanten verbonden zijn.’ Salet pakt een potlood, een vel papier en begint te tekenen. De grote stad met Vinex-locaties en kleinere gemeenten in de buurt. Ze krijgen een lijntje met de centrale stad, maar niet met elkaar. Daarna verbindt hij ze met elkaar. ‘Dit heb je nodig in een netwerkstad; ov-verbindingen tussen de grote schakels. Dat inzicht breekt heel voorzichtig door. Ik vind de Randstadrail een mooi voorbeeld. Maar het kan nog sterker. Zoek de kansrijke plekken langs de bestaande infrastructuur en ga die optimaal ontwikkelen.’ Het ruimtelijke verhaal ligt er nog steeds niet bij die nieuwe netwerkverbinding.Vanuit deze planningslogica redenerend, begrijpt de hoogle-raar planologie niet waarom bijvoorbeeld in Almere über-haupt nog over uitbreiding wordt gesproken. ‘Inbreiden, verdichten, transformatie, kwaliteitsverhoging; gaten vullen in plaats van verder uitbreiden. Dat is wat Almere nodig heeft.Die stad is nu al te extensief opgezet. Je moet een kilometer of twintig rijden van de ene naar de ander kant.’ Willem Salet noemt het plan voor een nieuwe oeververbinding van vijf miljard euro met Amsterdam via het IJmeer ‘onzin’. ‘Je kunt de mensen proberen te verleiden met een mooi beeld, een nieuwe stad aan en in het water. Prachtig, maar niet realistisch. Het programma eronder deugt niet. Zo’n verbinding heeft geen toegevoegde vervoerswaarde. Opwaardering van de bestaande lijnen is veel e! ciënter. Die verbinden economische activiteiten, de nieuwe lijn nauwelijks. Je moet Almere helpen om meer economische en maatschappelijke activiteiten te ontwikkelen. Niet nog verder lineair uitbouwen; een stedelijke strook van 30-40 km. Dat is toch belachelijk in dit land.’

Juiste injectiesHoe is het mogelijk dat bestuurders en beleidsmakers zo halsstarrig blijven vasthouden aan de ingezette koers? En waar zijn de planologen gebleven? Salet: ‘Planologen vertellen dit al zo lang. De sprong van de agglomeratie naar de regionale netwerkstad wordt al vijftien jaar aangekondigd

en naar voren gebracht. Dat blijven we doen. We doen ons werk, wat moeten we verder?’ Hij vertelt over het onderzoeksprogramma aan de Universiteit van Amsterdam waarin de netwerkstad in Europa centraal staat, en hoe de discussie in heel Europa speelt. ‘Overal zoekt men antwoorden op deze dynamiek. Het compacte stadsdenken is overal, met uitzondering van Engeland en België, maatgevend geweest. Maar in het huidige stadium van stedelijke transformatie moet op het hogere schaalniveau de stedelijkheid opnieuw georganiseerd worden.’De doorbraak in het ruimtelijk beleid ten aanzien van de stad zal nooit uit de steden zelf komen, zegt Willem Salet nadruk-kelijk. ‘De provincies kunnen die taak voor een deel oppakken, maar juist in de stedelijke gebieden hebben ze geen barst te vertellen. Het is net een bord tomatensoep: de provincie moet

zich beperken tot de witte rand. Kom niet aan het rood van de soep!’ Hij is ervan overtuigd dat de nationale overheid de juiste injecties moet geven om een doorbraak te forceren. Ze hoeven niet voor te schrijven hoe het allemaal precies moet. Je kunt je niet op nationaal niveau bezighouden met de ver# jnde relaties van ruimtelijke activiteiten in de netwerkstad. Maar geef wel de juiste prikkels om dat spel op gang te brengen.’ Salet hoopt dat het kabinet komt met een integrerend ruimtelijk verhaal in de brief die voor juni is aangekondigd. De Amsterdamse hoogleraar noemt het ‘bemoedigend’ dat de drie provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland nu praten over de samenvoeging tot één provincie. Zuid-Holland met Zeeland en West Brabant. ‘Dat zou (ook Europees gezien) een goed schaalniveau zijn voor strategische ruimtelijke planning. Het houdt rekening met de maat van de ruimtelijke ontwikkeling en is groot genoeg om met afstand tot de grote steden een eigen politiek te voeren. Nu zitten ze er zo dicht bovenop dat steden geen enkele inmenging van de provincie dulden.’

Marcel Bayer é

ROM_11_04.indd 21ROM_11_04.indd 21 4/6/2011 7:51:05 PM4/6/2011 7:51:05 PM

april 201122

Trend

Quick-scan actualiserenbestemmingsplannen

De verplichting om alle bestemmingsplannen voor 1 juli 2013 te actualiseren, kost veel gemeenten de nodige hoofdbrekens. Het beeld van de voortgang loopt sterk uiteen. Zoals bij alles zijn er voorlopers en achterblijvers. Alle gemeentelijke diensten voor ruimtelijke planvorming hebben het zwaar met de vele verplichtingen als gevolg van nieuwe wetgeving als de Wro en de Wabo. Daar komen nog eens de forse bezuinigingen bij. Samen met Eiffel maakt de ROm-redactie een rondgang langs gemeenten en de inspectie. Lang niet overal is het vanzelfsprekend om alle bestemmingsplannen op korte termijn te actualiseren.

ROM_11_04.indd 22ROM_11_04.indd 22 4/6/2011 7:51:05 PM4/6/2011 7:51:05 PM

april 201123

èè

De vernieuwde Wet ruimtelijke ordening (Wro) is alweer tweeënhalf jaar geleden in werking getreden, maar

houdt de gemoederen nog steeds bezig. Doel van de wet was vereenvoudiging van het ruimtelijke-ordeningsrecht door onder andere een scheiding van beleid en regelgeving. De hoofdgedachte was dat het bestemmingsplan leidend zou zijn binnen het stelsel van de ruimtelijke ordening in Nederland. Daarnaast werd kostenverhaal verplicht evenals

het vaststellen van een structuurvisie voor het grondgebied van de gemeente. Inmiddels zijn nieuwe planvormen als het projectbesluit ingehaald door de omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de beheersverordening. Tijdens de ruim tien jaar durende totstandkoming van de Wro kon men ook niet voorzien dat deze in werking zou treden tijdens een forse economische crisis. Met name bouwend Nederland is hard getroffen door de crisis. Bouwprojecten op elk schaalniveau liggen stil of worden mondjesmaat afgewerkt.Deze tijd lijkt dan ook een uitgelezen mogelijkheid om consoliderend op te treden. Medewerkers van een afdeling ruimtelijke ordening hoeven niet ingezet te worden op grootschalige bouwontwikkelingen, waardoor zij de handen vrij zouden moeten hebben om de bestaande ruimtelijk structuur van de gemeente op te nemen in (conserverende) bestemmingsplannen. Via een steekproef bekeken wij welke prioriteit gemeenten stellen aan de actualisering van bestemmingsplannen.

TrucsHet bestemmingsplan is sinds de totstandkoming van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) niet onomstreden. Het maken van een bestemmingsplan kostte veel tijd omdat het kaartmateriaal met de hand moest worden getekend en de uitvoering landmeetkundig moest worden ingepast. De enorme bouwgroei die Nederland na 1960 doormaakte, zorgde er daarnaast voor dat gemeenten hun capaciteit juist op ontwikkeling inzetten en minder investeerden in consolidatie. Daarom verzonnen gemeenten allerlei manieren om het opstellen van een bestemmingsplan te omzeilen. Een veel gebruikte truc was: ‘Zijn uw buren akkoord, dan verlenen wij vrijstelling van het bestemmingsplan’. Het verlenen van vrijstellingen vormde geen garantie voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, ook al was dat verplicht volgens artikel 33 WRO.

PrikkelenEen bestemmingsplan moet binnen tien jaar na vaststelling worden vernieuwd. Om het bestemmingplan de leidende plan# guur te maken, is in artikel 3.1 lid 4 van de vernieuwde Wro bepaald dat er geen rechten gevorderd mogen worden voor diensten in een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt dat ouder is dan tien jaar. Het opnemen van die sanctie moet ook zorgen voor de nodige prikkel voor gemeenten om bestemmingsplannen te actualiseren en om ze actueel te houden.Naast de verplichting van actualisering is het verplicht om een nieuw bestemmingsplan digitaal op te stellen. Om de digitalisering voor elke gemeente gelijk te houden is de IMRO bedacht. Daarnaast is het door SVBP noodzakelijk om keuzes te maken in bestemmingen en functies.

ROM_11_04.indd 23ROM_11_04.indd 23 4/6/2011 7:51:07 PM4/6/2011 7:51:07 PM

april 201124

Trend

Door het toepassen van Geo-informatiesystemen en digitale tekenprogramma’s werd het tekenen en digitaliseren van een bestemmingsplankaart een stuk eenvoudiger. Daarnaast zijn aanpassingen simpel door te voeren. Is er eenmaal een beeld voor een plangebied opgesteld dan kan dat bewaard blijven in het digitale archief. Hierdoor is het in de toekomst ook veel gemakkelijker om een plankaart aan te passen. De bijpassende regels kunnen met de huidige software al op een goede manier worden gekoppeld aan het beeld.

PrioriteitenDoor de wetgeving en technische vooruitgang lijkt het voor de hand te liggen dat een gemeente snel kiest voor het

actualiseren en opstellen van bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied. Uiteindelijk dienen bestemmingsplan-nen eigenlijk maar een doel: het regelen van gebruik en bouwen in Nederland. Iedereen kan in een bestemmingsplan zien wat de mogelijkheden zijn met zijn grond maar ook met die van de buren. Hierdoor bestaat er voor iedereen een zekere mate van rechtszekerheid en is er dus een behoefte dat het ruimtelijk kader in zijn omgeving actueel is.

Bij een ronde langs een aantal verschillende gemeenten in Nederland blijkt het echter niet vanzelfsprekend te zijn om alle bestemmingsplannen binnen een gemeente op korte termijn te actualiseren.

De forse bezuinigingen en afnemende politieke prioriteit dwingen de planologen van de gemeente Utrecht slimmer en soberder te werken bij de actualisering van bestemmingsplannen.

In Utrecht is een apart team sinds 2005 bezig met de actualisering van de bestemmingsplannen. ‘Vier fte’s

heb ik er fulltime op zitten; enkele vaste krachten, aangevuld met onder meer een tekenaar en stedenbouw-kundige’, vertelt Anke van Vliet, vervangend teamleider Juridische Zaken van de afdeling Stedenbouw en Monumenten in de Domstad. Van de circa honderd bestemmingsplannen waren er heel veel zo verouderd dat ze moesten worden geactualiseerd.Aan de hand van een overzichtelijk kaartje laat Van Vliet zien hoe ver ze zijn. Het blauwe gebied is gedaan, met het gele zijn ze nu bezig en alles wat oranje is, moet nog. In sommige gele en oranje gebieden geeft arcering aan dat daar naar de mogelijkheid van een beheersverordening wordt gekeken.‘Het zijn de delen van de stad waar geen tot weinig ruimtelijke ontwikkelingen spelen, en waar je met een beheersverordening kunt volstaan. Zo kunnen we vaart maken en ons vooral concentreren op de plannen voor de gebieden waar wel veel gebeurt’, legt Anke van Vliet uit. Het nieuwe bestemmingsplan voor de binnenstad bijvoor-beeld, dat vorig jaar is vastgesteld. ‘Je wilt niet weten hoeveel uren daarin zijn gaan zitten.’

Bij de actualisering worden de plankaarten en voorschrif-ten gestandaardiseerd en gedigitaliseerd. Bij het bepalen

welke bestemmingsplannen met voorrang worden aangepakt, spelen de dynamiek in het gebied en geplande toekomstige ontwikkelingen een grote rol. Lage Weide-Cartesiusweg, tussen de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal, net als Over-vecht-Noordelijke Stadsrand. Grote infrastructurele werken maken daar nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. ‘In dergelijke gebieden heb je te maken met meerdere belangen-organisaties, die het proces complexer maken. Het is moeilijk om daar vaart te maken.’

Anke van Vliet is ervan overtuigd dat Utrecht medio 2013 gaat halen. ‘Misschien zijn niet alle plannen dan vastgesteld, maar we zijn wel al heel ver met de laatste ontwerpen die ter inzage liggen.’ Haar grootste zorg is het budget. ‘De raad heeft ons budget met bijna een derde ingekrompen. Met minder geld kun je niet hetzelfde blijven doen, dus moeten we versimpelen en versoberen. We doen alleen nog het hoogst noodzakelijke, dat hebben we het college en de raad ook gezegd in onze voortgangsnotitie van november 2010.’ Ze geeft aan wat dat inhoudt. ‘Geen leuke kaartjes en mooie luchtfoto’s meer, schrappen van niet écht noodzakelijk onderzoek, en stroomlijnen van het proces, zoals de fase van voorontwerp overslaan en de inspraak eruit halen waar dat maar even kan.’

Marcel Bayer é

Utrecht: versoberen op inhoud, versimpelen van het proces

ROM_11_04.indd 24ROM_11_04.indd 24 4/6/2011 7:51:07 PM4/6/2011 7:51:07 PM

april 201125

Gemeenten hebben te maken met een behoorlijke reeks aan wetswijzigingen die zij moeten implementeren door hun interne organisatie daarop af te stemmen. De recente invoering van de Wro, CH-wet en Wabo brengt voor gemeenten een berg werk met zich mee. De planologische afdelingen zeggen nog voldoende werk omhanden te hebben om niet alle medewerkers en middelen volledig in te zetten op actualisering. Daarnaast zijn er de lopende projecten waarin nog steeds veel tijd wordt geïnvesteerd, ondanks dat ze geheel of gedeeltelijk ‘on hold’ staan. Uiteindelijk is ieders visie dat de crisis ten einde raakt en dan willen gemeenten klaar staan om bouwontwikkelingen te faciliteren.

Last but not least moeten gemeenten door de crisis fors bezuinigen en dus meer werk met minder mensen verrich-ten. En er is meer van belang dan het actualiseren van

bestemmingsplannen. Vandaar de vraag of het een wijs plan is van de minister van Infrastructuur en Milieu om een nieuwe Omgevingswet voor te bereiden.

Er is meer van belang dan het actualiseren van bestemmingsplannen

èè

ROM_11_04.indd 25ROM_11_04.indd 25 4/6/2011 7:51:08 PM4/6/2011 7:51:08 PM

april 201126

Veel gemeenten maken werk van de actualisering van hun bestemmingsplannen en er zijn koplopers die de

klus al hebben geklaard. Toch moet er nog veel gebeuren voordat de volledige actualisatie van bestemmingsplan-nen per 1 juli 2013 een feit is, constateerde de VROM-Inspectie in 2010.In hetzelfde rapport analyseerde de inspectie welke risico’s daardoor ontstaan voor nationaal-ruimtelijke belangen. Uit die theoretische analyse bleek dat bij de op bescherming gerichte nationaal-ruimtelijke belangen

(bijvoorbeeld EHS) de kans groter is, dat die belangen niet tijdig doorwerken in bestemmingsplannen dan bij de op ontwikkeling gerichte belangen. Dit geldt vooral voor belangen in het laag-dynamische buitengebied. In gebieden waar ontwikkelingen worden gerealiseerd zal eerder een concrete aanleiding zijn om het bestemmings-plan te wijzigen. Rijksbelangen met het grootste potenti-ele risico zijn:

• Kust en Noordzee• Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Vogel- en

Habitatrichtlijn (VHR) en Natuurbeschermingswet(NBW)-gebieden

• IJsselmeergebied• Luchtkwaliteit• Ontwikkeling Schiphol 2030• Ruimte voor de Rivier• Nationale landschappen• Werelderfgoederen• Planologische Kernbeslissing (PKB) Structuurschema

Buisleidingen

MonitoringNaar aanleiding van het rapport heeft de inspectie een aantal zaken opgepakt gericht op het informeren, stimuleren en monitoren van gemeenten. Zo wil zij tot 2013 jaarlijks de voortgang van de actualisatie van bestemmingsplannen monitoren. In het najaar van 2010 is een eerste monitor uitgevoerd bij de helft van de gemeenten. De resultaten hiervan worden dit voorjaar bekend. Dan wordt ook een nieuwe monitoring uitgevoerd.Daarnaast doet de inspectie een aantal thematische onderzoeken naar de als risicovol benoemde nationaal-ruimtelijke belangen. Daarin poogt zij het feitelijk risico

VROM-Inspectie: dit voorjaar opnieuw stand van zaken gepeild

Ruim twee derde van de 430 gemeenten heeft nog geen structuurvisie op grond van de Wro

Trend

InhoudOndanks dat de Wro zou zorgen voor kortere termijnen is het bestemmingsplan nog onderhevig aan een langdurig proces voordat het onherroepelijk is. Hierdoor blijkt de meerjarenplanning die veel gemeenten maakten niet gehaald te kunnen worden. Daarom probeert een aantal gemeenten nu in het proces versnelling aan te brengen door bijvoorbeeld het schrappen van een inspraakprocedure voor een vooront-werpbestemmingsplan. De inspraak kan uit de plaatselijke inspraakverordening worden geschrapt, echter het voorover-leg blijft op grond van de Wro verplicht. Hierdoor zijn aan de voorkant van het proces nog steeds zo’n tien weken gemoeid met het inlichten van bestuursorganen en overlegpartners en het verwerken van de reacties daarvan, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter inzage kan worden gelegd.

De verschillende (milieu)onderzoeken die verplicht zijn door (Europese) wet- en regelgeving zorgen ervoor dat een

gemeente ontzettend veel tijd kwijt is aan het opstellen van een bestemmingsplan. Dit komt ook deels doordat de geldende bestemmingsplannen en onderliggende onderzoe-ken zodanig oud zijn dat ze geen basis voor een nieuw plan kunnen vormen. De tendens is dat gemeenten en organisa-ties steeds meer monitoren wat er in gebieden gebeurt, waardoor het in de toekomst veel makkelijker wordt om onderzoeken aan te passen. Is er eenmaal een actualise-ringslag doorgevoerd dan lijken toekomstige werkzaamhe-den eenvoudiger te worden, met het voorbehoud dat er geen nieuwe regelingen bij komen die van invloed zijn op het bestemmingsplan.

GrondexploitatieBij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen is op grond van de Wro kostenverhaal verplicht. Grondexploitaties en kostenverhaal worden binnen een gemeente meestal op een andere afdeling doorgerekend dan de afdeling waarop

ROM_11_04.indd 26ROM_11_04.indd 26 4/6/2011 7:51:09 PM4/6/2011 7:51:09 PM

april 201127

vast te stellen en na te gaan of actie nodig is. Er zijn themaonderzoeken ‘onderweg’ over Schiphol en het kustfundament (Kust en Noordzee). Komend jaar volgen onderzoeken naar het IJsselmeergebied en sanering van het wegverkeerslawaai.Ook zijn inmiddels twee onderzoeken uitgevoerd om de uitwerking van de Wro te evalueren. Het eerste, een onderzoek naar het functioneren van gemeentelijke structuurvisies, laat zien dat ruim twee derde van de

èè

het bestemmingsplan wordt gemaakt. Dit dwingt afdelingen tot intensieve samenwerking. Het opnemen van een hoofdstuk over grondexploitatie in de Wro was met name ingegeven door de grote winsten die projectontwikkelaars maakten bij de bouw van de Vinex-wijken in de jaren negentig én daartegenover de hoge kosten die gemeenten maakten voor de openbare voorzieningen. Gemeenten hadden tot 2008 een te wankele basis (artikel 42 WRO) voor het (volledige) kostenverhaal. Kostenverhaal lijkt tijdens economische voorspoed en ontwikkeling een goed instrument voor gemeenten om kosten te verdisconteren op ontwikkelaars. Dit instrument lijkt echter een remmende werking te hebben bij een crisis. Gemeenten en andere overheden moeten bijspringen om projecten van de grond te krijgen in plaats van dat ze geld opleveren of budgetneutraal kunnen worden uitgevoerd. De # nanciële onderbouwing van bestemmings-plannen wordt daarmee steeds moeilijker. Bovendien moet

voor het actualiseren van alle plangebieden een beoordeling plaatsvinden of kostenverhaal worden doorgevoerd en er moet expliciet besloten worden over een exploitatieplan bij de vaststelling van een bestemmingsplan.

Uit het kleinschalige onderzoek dat wij verrichtten bij gemeenten op verschillende schaalniveaus blijkt dat gemeenten zich over het algemeen bewust zijn van de actualiseringsslag die gemaakt moet worden. Er lijkt geen extra inzet te worden gepleegd op de actualiseringsslag. Veelal doen gemeenten het met de huidige bezetting of de

Bestemmingsplannen dienen eigenlijk maar een doel: het regelen van gebruik en bouwen in Nederland

430 gemeenten nog geen structuurvisie op grond van de Wro heeft. Redenen hiervoor zijn dat zij geen meerwaarde zien, door capaciteitsgebrek, een gemeentelijke herindeling of een nieuwe gemeenteraad. In twee derde van de onderzochte structuurvisies wordt het nationaal-ruimtelijk beleid niet of nauwelijks genoemd. Wel worden in de meeste gevallen de nationale belangen, op een belangrijke uitzondering na, uiteindelijk in de structuurvisies aangegeven.

Onderzoek luchtkwal ite it

Foto: Roel Dijkstra

èè

ROM_11_04.indd 27ROM_11_04.indd 27 4/6/2011 7:51:09 PM4/6/2011 7:51:09 PM

april 201128

Trend

De Water poor t , Sneek

KostenreductieEen tweede onderzoek, naar de werking van het wettelijk vooroverleg, zal dit voorjaar verschijnen. Ook komt er nog onderzoek naar hoe kostenvermindering bij de actualisatie van bestemmingsplannen mogelijk is door reductie van de onderzoeksplichten.

Andere acties van de inspectie om de actualisering te ondersteunen: de integratie van de handreiking ‘stroomlijnen toetsen’ voor gemeenten in de handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu. De handreiking ‘stroomlijnen toetsen’ geeft aan wat de toetsen op het gebied van bijvoorbeeld bodemtoets of luchtkwaliteitonderzoek inhouden. De handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu, een hulpmiddel voor gemeenten om delen van het milieubeleid die ruimtelijk

van belang zijn ‘door te vertalen’ in bestemmingsplannen is te vinden bij Infomil: www.infomil.nl/onderwerpen/ruimte/ruimtelijke-ordening/.

Zodra de voorlichting over de uitgestelde AMvB-Ruimte van start gaat, zal de inspectie bevorderen dat die, afhankelijk van het onderwerp gericht wordt op meer partijen dan alleen gemeenten.Ten slotte geeft ook de inwerkingtreding van de Wro nog een aantal prikkels voor gemeenten om hun bestem-mingsplan te actualiseren.

Meer informatie: Marc Beemer, Directie Uitvoering, é

Programma Ruimte, Mooi en Duurzaam, VROM-Inspectie [email protected], 026-352 84 00

ROM_11_04.indd 28ROM_11_04.indd 28 4/6/2011 7:51:12 PM4/6/2011 7:51:12 PM

april 201129

bezetting die al was ingecalculeerd bij het opstellen van een meerjarenplanning.Wel bekijken gemeenten of ze de inrichting van het proces kunnen veranderen om de procedure te versnellen. De inspraakmogelijkheden van burgers op grond van de inspraakverordening afscha" en is een veel gebruikt principe. Ook overwegen sommige gemeenten om globale bestemmingsplannen op te stellen of de beheersverordening toe te passen. De keuze is uiteindelijk aan elke gemeente zelf maar de belangen van de inwoners moeten hierbij wel een rol spelen. De bestemmingsplannen of andere planvormen

moeten via internet wel begrijpbaar blijven, zodat inwoners ook hier de gewenste informatie kunnen vinden.

Al met al blijkt de Wro niet te leiden tot daadwerkelijke versnelling van het bestemmingsplanproces op dit moment wat ten goede zou komen aan de actualiseringsslag. In de toekomst kan dit anders zijn omdat geput kan worden uit reeds opgeslagen, digitale gegevens én onderzoek up-to-date wordt gehouden.

Jaap Roest, Ei! el é

jroest@ei! el.nl

In Sneek werden in vier jaar tijd ruim honderd oude bestemmingsplannen omgezet in dertig actuele plannen.

De voorspoedige voortgang in de voormalige gemeente Sneek (sinds 1 januari opgegaan in de

gemeente Súdwest Fryslân) is volgens Michel Huisman, beleidsmedewerker ruimtelijke en economische ontwik-keling, vooral te danken aan extra formatie en een projectmatige aanpak. ‘Drie jaar geleden hebben we een taskforce actualisering opgezet. Drie à vier mensen van de afdeling RO kregen ieder een bepaald aantal plannen onder hun hoede. Om de maand à anderhalve maand spraken we de knelpunten door. Het is vooral belangrijk de gang er in te houden.’ Vertraging ligt op de loer. ‘Het lopende werk, de beoordeling van bouwaanvragen, nieuwe ontwikkelingen gaan heel gemakkelijk voor.Stokoud waren de meeste bestemmingsplannen niet’, vertelt Huisman. ‘We hadden één plan uit 1953. Toch waren de meeste bestemmingsplannen ruimschoots de limiet gepasseerd.’Bij het bepalen van de volgorde van actualisatie is vooral gekeken of de functionele bestemming nog voldeed. ‘Als het plan nog redelijk up-to-date is omdat er weinig in het gebied is veranderd, dan kreeg het niet de eerste prioriteit.’Sneek heeft voor Friese begrippen niet veel buitengebied. Toch kom je in het buitengebied meer beleidsmatige kwesties tegen als Natura 2000 windmolenbeleid en de

vraag wat te doen met vrijkomende boerderijen. ‘Op dergelijke plannen zetten wij onze ervaren mensen in’, legt Michel Huisman uit. De actualisatie was vooral ook een kwaliteitsslag. Bestemmingsplannen bleken niet overeen te stemmen. Huisman: ‘Wat in het ene gebied wel mocht, mocht in het gebied ernaast niet. Er waren redelijk grote verschillen ontstaan in de de# nitie van begrippen. Het stedenbouw-kundige bureau is in het verleden blijkbaar niet strikt genoeg geïnstrueerd.’ Daarom is er voor de actualisatie een eigen handboek opgesteld, met standaarden speci# ek voor Sneek. Michel Huisman noemt het voorbeeld van de bijgebouwen: ‘Tegenwoordig staan we meer bijgebouwen toe. Mensen hebben meer bijgebouwen nodig, want ze hebben meer # etsen, zetten daar de wasunits in, maken er een bijkeuken van. Dat is vertaald in de plannen.’Soms kwam de Sneker Taskforce rare dingen tegen. ‘Dan was een bestemming heel breed gede# nieerd. Dat soort dingen hebben we allemaal meegenomen. Maar het is een utopie om te denken dat we het nu allemaal voor altijd hebben geregeld. Er is altijd voortschrijdend inzicht, wat dat betreft is actualisering een voortgaand proces.’

Karin Broer é

Sneek is bijna klaar

ROM_11_04.indd 29ROM_11_04.indd 29 4/6/2011 7:51:21 PM4/6/2011 7:51:21 PM

Dr i jvende woning aan vaste wal in Ter wi jde.

april 201130

Forum

Juiste oever maaktwaterwonen winstgevendWaterwonen combineert een bijzonder woonmilieu met klimaatadaptatie. Toch zijn de projecten met volwaardige ‘waterwoningen’ op één hand te tellen. Gemeenten zijn terughoudend omdat ze denken dat het duur is en te weinig geld oplevert. Uit een analyse van DHV blijkt echter dat wonen op het water wel degelijk financieel aantrekkelijk is bij een slim ontwerp van de oever.

G3*24 0(16. *7 8(.25663 +- )21(4/3+,823 .(4 .3+,924. *7 4+20

waarvan twee met drijvende woningen, is de grondwaarde bepaald. Uiteraard is die sterk afhankelijk van de locatie en minder van bijvoorbeeld de nabijheid van water. Daarom is bij elk project een niet-waterwoning bekeken als referentie, om zo de meerwaarde van het water en de meerkosten van het waterwonen te bepalen. Op basis hiervan is het lastig om algemene uitspraken over de waarde van het water te doen, maar worden de kwaliteiten van de ontwerpen wel duidelijk. Zo kan het ontwerp van een nieuw project beter # nancieel gestuurd worden. Zeer speci# eke kosten op de onderzochte locaties (zoals de sluis bij IJburg) zijn dan ook buiten beschouwing gelaten, omdat de kosten hiervan de conclusies minder algemeen toepasbaar zouden maken.

Uitkomsten van vergelijkingIn vergelijking met de referentiewoningen leveren de waterwoningen meer op en zijn de bouwkosten ook hoger. Voor de drijvende woningen geldt dit nog sterker: ze zijn lastiger te bouwen, maar wordt blijkbaar meer gewaardeerd

door de bewoners.

Grondwaarde

Zowel gemeenten als projectontwikkelaars meten de # nanciële aantrekkelijkheid van nieuwbouw af aan de

residuele grondwaarde. Voor de uitkomst verminderen ze de waarde van de woning met de bouwkosten voor de woning en de kosten voor het bouw- en woonrijp maken: het ophogen van het gebied, aanleg van water, groen, wegen en parkeerplaatsen enzovoort. Wat resteert, is de grondwaarde.

Wat nog ontbreekt, is een objectieve en realistische inschat-ting van de grondwaarde van waterwoningen. Vanuit gemeenten zijn de verwachtingen vaak onrealistisch (hetzij overenthousiast, hetzij juist te pessimistisch) en projectont-wikkelaars hebben uiteraard een eigen belang bij de bedragen die zij noemen. Daarom heeft DHV op basis van drie gerealiseerde waterwoonprojecten een analyse gemaakt om te zien welke keuzes in het ontwerp het belangrijkst zijn voor de opbrengst van het water.

Onderzoek naar de grondwaarde van waterVan drie bestaande waterwoon-projecten

april 201130

ROM_11_04.indd 30ROM_11_04.indd 30 4/6/2011 7:51:21 PM4/6/2011 7:51:21 PM

april 201131

Terwijde IJburg Nieuwland

Meerwaarde waterwoning

9%, & 26.000

10%, & 47.000

5%, & 16.000

Hogere bouwkos-ten waterwoning

& 30.000 & 43.000 & 12.000

Meerkosten bouw- en woonrijp maken

& 67.500 & 22.500 & 0

Hogere grondwaarde

- & 71.500 - & 18.000 & 4.000

Het grote verschil in de kosten voor het bouw- en woonrijp maken voor drijvende woningen wordt veroorzaakt door de dure oever waarvan alle kosten aan de woningen zijn toegerekend.

Op basis van de beperkte ervaring die er is met projecten met waterwoningen lijkt er ruimte te zijn voor optimalisatie bij nieuwe projecten. De grondwaarde kan waarschijnlijk verhoogd worden door bijvoorbeeld drijvende woningen aan een zachte oever te leggen of door niet-drijvende waterwo-ningen een drijvend terras te geven.

ConclusiesOp basis van een analyse van drie gerealiseerde waterwoon-projecten is een realistische inschatting te maken van de # nanciële aantrekkelijkheid van nieuwe waterwoningen. Overdreven optimistische verwachtingen bij projectontwik-kelaars en gemeenten die de toepassing van waterwoningen belemmeren, kunnen zo vermeden worden. Want waterwo-nen kan # nancieel aantrekkelijk zijn, maar dat is niet vanzelfsprekend.

Bij alle waterwoningen is de grondwaarde positief. Dus als er ruimte voor water vereist is, verhoogt een waterwoning de opbrengsten. Alleen de niet-drijvende waterwoningen in Nieuwland hebben een hogere grondwaarde dan de referentiewoningen. Zelfs als het water geen directe functie

heeft in het waterbeheer, is het dus winstgevender om zo te waterwonen.

Ontwerpen voor nieuwe projecten kunnen met deze conclusies worden bijgestuurd op # nanciële aantrekkelijk-

heid. Vooral de oever verdient veel aandacht omdat deze bepalend is voor de grondwaarde en voor de plaats van de woningen binnen het gebied.

Oevers en hun kosten

In IJburg is gekozen voor een kademuur, wat een dure oplossing is: & 2.500/m. Ook is er een dure steiger toegepast. Het voordeel van een steiger boven een loopplank is dat er meerdere rijen woningen mogelijk zijn. Hierdoor liggen in IJburg de woningen dichter op elkaar en is de lengte per woning aan kademuur en steiger beperkt. In Nieuwland is gekozen voor een zachte oever: een flauw talud dat begroeid is. Dit kost slechts & 20/m en past goed bij een niet-drijvende waterwoning. Bij een drijvende woning is een flauw talud lastig omdat een minimale waterdiepte van anderhalve meter vereist is. Door een dure damwand of kademuur is het dicht bij de vaste wal al diep genoeg en zijn de woningen dus eenvoudig te bereiken. Bij een veel goedkopere zachte oever ligt de woning al snel zeven meter van de kant en is dus een lange loopplank of steiger nodig. Een zachte oever past dus beter bij niet-drijvende waterwoningen waardoor die financieel aantrekkelijker zijn dan drijvende woningen.

Dr i jvende woning aan vaste steiger in IJburg. Dr i jvende woning aan vaste steiger in IJburg. Woningen die half in het water staan, Amersfoor t Nieuwland.

Wat nog ontbreekt, is een objectieve en realistische inschatting van de grondwaarde van waterwoningen

ROM_11_04.indd 31ROM_11_04.indd 31 4/6/2011 7:51:24 PM4/6/2011 7:51:24 PM

april 201132

Forum

Publieke grond voor publieke doelenDe financiering van natuur en landschap staat ter discussie. Er wordt bezuinigd, niet alleen omdat de overheid minder te besteden heeft, maar ook omdat de overheid meer verantwoordelijkheid legt bij de maatschappij en bij de markt. Of dit wijs is, daarover valt te discussiëren. Dit is echter de context waarin de behoefte zich aftekent aan aanvullende en alternatieve vormen van financiering en organisatie voor natuur en landschap. De Wetenschapswinkel van Wageningen UR onderzocht in opdracht van Agrarische Natuurvereniging Ark & Eemlandschap de mogelijkheid om grondposities van de overheid te gebruiken voor het stimuleren van agrarisch natuurbeheer.

E24 9**3)221. 9(4 224 (10234(0+292 7+4(4:+23+4/-9*35 9**3 (/3(3+-:;2 4(0663

‘Alles van waarde is weerloos’ (Lucebert). Natuur en landschap zijn publieke goederen die in een dichtbe-

volkt land als Nederland schaars zijn en niet automatisch worden geleverd in een hoeveelheid en kwaliteit die door de maatschappij gewenst is. Dat komt vooral doordat degenen die genieten of pro# teren van landschap en natuur, meestal anderen zijn dan degenen die landschap en natuur leveren of daarvoor betalen. Daarbij heeft niemand er last van als een ander van hetzelfde landschap geniet, maar als het landschap of de natuur teloorgaat dan hebben er juist veel mensen last van. Individuen willen graag iets doen, maar kunnen dit probleem van marktfalen niet oplossen. Daarvoor is collec-tieve actie nodig. In principe hebben wij daar de overheid voor. De overheid maakt regels voor de bescherming van natuur en landschap en # nanciert aankoop, inrichting en beheer. Dat vinden wij in Nederland heel vanzelfsprekend.

Private fi nanciering van natuurNu legt deze overheid de bal steeds meer bij de maatschap-pij. We kennen wel voorbeelden van collectieve actie in de private sfeer. Natuurmonumenten is zo’n voorbeeld. Met behulp van veel kleine en grote donaties is Natuurmonumen-ten in staat om natuur aan te kopen en te beheren. Naast deze donaties krijgt Natuurmonumenten subsidie van de overheid. Je zou kunnen zeggen dat deze combinatie van publieke en private collectieve actie nog tot de traditionele # nancieringsvormen behoort. Nieuwe # nancieringsvormen van de laatste jaren zijn bijvoorbeeld de landschapsveiling en de streekrekening. De landschapsveiling is een ludieke manier van het werven van fondsen voor landschapsonder-houd. De streekrekening roomt spaarrente af voor het # nancieren van landschapsonderhoud. Deze nieuwe arrangementen hebben op de kleine schaal waarop ze nu functioneren nog geen substantiële geldstromen opgeleverd.

Het concept ‘Rood voor Groen’ heeft potentie, zoals het Groenfonds Midden Del$ and laat zien, waar gemeenten zich hard hebben gemaakt voor het afromen van bouwopbreng-sten voor een gebiedsfonds voor groenblauwe diensten. Echter, het merendeel van de huidige rood-voor-groencon-structies hebben niet geleid tot een substantiële bijdrage aan landschap of natuur. Helaas wekt ‘Rood voor Groen’ zelfs eerder de suggestie dat er gebouwd moet worden om een groene woonomgeving te kunnen # nancieren.

Agrarische natuur en agrarisch landschap zijn een bijproduct van voedselproductie. Dat opent mogelijkheden voor # nancie-ringsvormen die bij ‘sectorale’ natuur minder voor de hand liggen. Door een combinatie van agrarische bedrijfsvoering met groene diensten kan een meerwaarde ontstaan waarbij het geheel meer is dan som der delen. Een boerenbedrijf biedt diverse aanknopingspunten voor een ‘green deal’ waarbij de boer landschap en natuur levert in ruil voor bijvoorbeeld een meerprijs op het product (‘natuurmelk’). Of via een compensa-tieregeling voor de bouw van een nieuwe stal. Of, zoals Ark & Eemlandschap voorstelt, het stimuleren van groene diensten via de ambitie van bedrijven om hun areaal uit te breiden.

ROM_11_04.indd 32ROM_11_04.indd 32 4/6/2011 7:51:34 PM4/6/2011 7:51:34 PM

april 201133

GrondgebruikersbankAgrarische natuurvereniging Ark & Eemlandschap ontwik-kelde een idee voor een grondgebruikersbank, vanuit het inzicht dat de gemeenten in Eemland grond bezitten in het gebied, maar dit zonder voorwaarden verpachten aan boeren. Het kwam zelfs voor dat pachters geen agrarisch natuurbeheer mochten doen op deze grond. Diezelfde gemeenten zitten aan tafel bij de ontwikkeling van de plannen voor het Nationaal Landschap Arkemheen-Eem-land, waarin behoud van het open landschap, bescherming van weidevogels en het verbeteren van de recreatieve structuur de voornaamste gebiedsdoelen zijn. Ark & Eemlandschap stelt voor om een grondgebruikersbank te laten bemiddelen bij het verpachten van de publieke grond in het gebied. Boeren die veel aan agrarisch natuurbeheer doen, die een voor natuur of recreatie strategisch perceel hebben, of bereid zijn om zware pakketten af te sluiten, komen het eerst in aanmerking voor de grond. De grond blijft in eigendom bij de gemeenten en kan ook weer uit de grondgebruikersbank worden teruggetrokken. De pachtprijs blijft gelijk, dus het kost de gemeenten niets.

De Wetenschapswinkel van Wageningen UR onderzocht of deze organisatievorm aansluit bij de opgave in het gebied en of er draagvlak is bij grondbezitters en bij boeren. Bovendien werd gekeken naar vergelijkbare initiatieven (‘grondbanken’) in Nederland en werden aanbevelingen gedaan voor de vormgeving van de grondgebruikersbank. De Wetenschaps-winkel concludeerde dat het idee kansrijk is. Het initiatief werd vervolgens # nancieel gesteund door de provincie Utrecht, het ministerie van EL&I en de Vogelbescherming. Inmiddels is Ark & Eemlandschap in gesprek met de gemeenten en BBL, maar ook met enkele private grondeige-naren. Kerkelijke instellingen bezitten bijvoorbeeld heel wat grond in Eemland.

Het idee van Ark & Eemlandschap is breder toepasbaar dan alleen in Eemland. Het komt erop neer dat grondeigenaren bij het aanbieden van grond aan boeren selecteren op maatschappelijke prestaties. Dat kan individueel, of op gebiedsniveau georganiseerd via een grondgebruikersbank. Dat laatste heeft als voordeel dat ruimtelijke samenhang

tussen de natuur- en landschapselementen kan worden nagestreefd. Ook voor het samenstellen van recreatieve routes is dat een voordeel. Grondeigenaren, zowel publiek als privaat, kunnen invloed uitoefenen.

De grondgebruikersbank is een voorbeeld van een alternatieve organisatie- en # nancieringsvorm voor landschap en agrarische natuur, waarop de overheid geen euro hoeft toe te leggen. We hebben meer van dergelijke ideeën nodig om landschap en natuur een kans te geven bij een terugtredende overheid. Echter, zelfs al wil de overheid de # nanciering meer overlaten aan de maatschappij, dan nog moet zij randvoor-waarden stellen en condities creëren waarin privaat initiatief kan functioneren. Het idee van Ark & Eemlandschap werkt bijvoorbeeld alleen als aanvulling op de subsidieregeling SNL, die nog steeds door de overheid ge# nancierd is.

Opties voor collectief handelenTussen de twee uitersten ‘vrije markt’ en ‘sterke overheids-sturing’ ligt nog een hele wereld, waarin de overheid ‘de markt’ kan sturen. Het gaat om de kunst van het maken van de spelregels voor het handelen op de markt van publieke en private goederen. In grote lijnen beschikt de overheid over drie instrumenten daarvoor: 1. het instrument van informatie; 2. het # nanciële instrument;3. het instrument van regelgeving.

De kunst van het maken van de spelregels bestaat eruit om uit de hiervoor genoemde instrumenten van geval tot geval een e" ectieve combinatie te kiezen. Het scala aan alterna-tieve # nancieringsmogelijkheden voor het leveren van publieke goederen en diensten is daarmee bijna oneindig groot. Een bepaald arrangement kan dan bijvoorbeeld bestaan uit het verlenen van vrijstellingen van productiebe-perkende maatregelen in regio A (instrument regelgeving) in ruil voor mede# nanciering voor extra productiebeperkende maatregelen in regio B (# nancieel instrument), gefaciliteerd door onderzoek naar kostprijsverschillen samenhangend met de verschillende niveaus van productiebeperking (instrument van informatie).

Publieke # nanciering van landschap en natuur blijft noodzakelijk, maar er zijn mogelijkheden voor meer privaat en collectief initiatief. Dat gaat echter alleen werken als de overheid daarvoor de juiste randvoorwaarden schept. Grondgebruiksrecht is één van de aanknopingspunten voor grondeigenaren om invloed uit te oefenen op de ontwikke-ling van natuur- en landschapswaarden in het landelijk gebied. Wie volgt het voorbeeld van Eemland?

Judith Westerink en Raymond Schrijver, é

Alterra Wageningen UR Ben Schaap, PRI Wageningen UR

ROM_11_04.indd 33ROM_11_04.indd 33 4/6/2011 7:51:38 PM4/6/2011 7:51:38 PM

april 201134

Etalage

Voor de landschappelijke watervisie vormt de ontstaans-geschiedenis van het historische slotenpatroon de basis.

Capelle aan den IJssel ligt langs de Hollandsche IJssel. Vóór bedijking van de Hollandsche IJssel vonden regelmatig overstromingen plaats, waardoor direct langs de rivier een oeverwal ontstond met daarachter afzettingen van rivierklei. Verder van de rivier vandaan ontstond een moerassig gebied. Afgestorven plantenresten hoopten zich op tot boven de grondwaterspiegel en hielden veel regenwater in het gebied vast. Op de grens van het veengebied en het gebied waarde invloed van de rivier merkbaar is, is de ’s-Gravenweg aangelegd. In eerste instantie is deze als een kade aangelegd om het water uit het veengebied te kunnen tegenhouden. Daarnaast was het de verbindingsweg tussen het dorp Kralingen nabij Rotterdam en de stad Gouda. Destijds was sprake van hoger gelegen veengronden, die onder invloed van zettingen stonden.

Het ‘slagenlandschap’ tussen de Hollandsche IJssel en de ’s-Gravenweg vindt zijn oorsprong in de ontginningspatronen die tussen de elfde en de veertiende eeuw zijn aangebracht (de naam slagenlandschap is een verwijzing naar de belastingaan-slag die de ontginners kregen om de grond te mogen gebrui-ken). De ontginningen werden vanaf een bestaande of nieuw gegraven waterloop ter hand genomen. Vanaf deze ontgin-ningsbasis werden de kavels uitgezet, met op de kop een hoeve.

De kavels (‘Tienhoven’ genoemd) binnen het ontginningsge-bied worden ofwel begrensd door een sloot (‘Vliet’ of ‘Mient’ genoemd) of door een weg. De sloten werden zo veel mogelijk evenwijdig en ongeveer loodrecht op de ontginningsbasis gegraven om een zo e" ectief mogelijke afwatering te verkrij-gen. Zij- en achterkaden werden opgeworpen om het water van aangrenzende ontginningen, of nog niet ontgonnen veen, te weren. De gebieden binnen de kaden gingen later de polders vormen. De nieuwe ontwateringsstructuur maakte echter dat het gebied ging uitdrogen waardoor inklinking ontstond. Als gevolg hiervan moesten steeds meer sloten gegraven worden om in een natte periode voldoende waterberging te hebben, zodat de oorspronkelijke percelen werden opgedeeld in smallere kavels. Door het graven van een wetering (water-ring) werd een betere afvoer van het water naar een gemaal mogelijk. Daarnaast werd langs de dijk een sloot gegraven (‘bakwetering’ genoemd) waar alle sloten op konden afwateren.

HerstelplanBij de verstedelijking heeft men soms gebruikgemaakt van de historische waterelementen omdat het de wijk een eigen identiteit geeft. Hierdoor zijn nu delen van het historische slotenpatronen nog zichtbaar. Herkenbaar zijn onder andere delen van de bakwetering onderlangs de dijk, de middenwe-tering (nu Middelwetering genoemd) en de sloot de Mient.

Grote delen van het historische slotenpatroon zijn verloren gegaan door verkaveling, demping en de aanleg van vele duikers. De dempingen hebben negatieve gevolgen zoals vermindering van waterberging, ontwatering, afwatering en verslechtering van de waterkwaliteit. Duikers hebben onder andere als nadeel dat het water niet meer zichtbaar is, waardoor het water minder beleefd wordt. Daarnaast wordt

Landschappelijke watervisie Capelle aan den IJsselCapelle aan den IJssel is een waterrijke gemeente, waarbij het water in de stad medebepalend is voor het landschap. De gemeente Capelle aan den IJssel en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard hebben voor het water in de stad een visienota opgesteld [ref. 1]. Op dit moment wordt de visie uitgewerkt tot een maatregelenpakket in deelwaterplannen. In de deelwaterplannen wordt de watervisie op wijkniveau uitgewerkt. De nauwe samenwerking tussen de waterspecialisten van, gemeente, hoogheemraadschap en de stedenbouwkundige en ruimtelijke ordenaars bij het opstellen van de deelwaterplannen heeft er toe geleid dat de ‘landschappelijke watervisie’ een van de belangrijkste pijlers is geworden in de deelwaterplannen van Capelle-West/’s-Gravenland en Middelwatering/Oostgaarde. In dit artikel wordt ingegaan op de landschappelijke watervisie. Tevens komen de landschappelijke componenten van andere waterthema’s aan bod.

Profie l landinwaar ts vanaf de Hol landsche IJssel .

ROM_11_04.indd 34ROM_11_04.indd 34 4/6/2011 7:51:41 PM4/6/2011 7:51:41 PM

april 201135

Schetsmatige weergave s lotenpatroon tussen de Hol landsche IJssel en de ’s -Gravenweg.

het watersysteem door veel duikers minder robuust en vermindert het de mogelijkheden voor doorstroming.

Mede daarom is er in de deelwaterplannen van Capelle-West/’s-Gravenland en Middelwatering/Oostgaarde gekozen om het historische slotenpatroon waar mogelijk te herstellen door (deels) gedempte watergangen opnieuw uit te graven of het vervangen van duikers onder het wegdek door een brug. Dit levert extra waterberging op en geeft een versterking van de waterstructuur. Naast de waterhuishoudkundige voordelen heeft dit ook een positief e" ect op de leef-, recreatie- en educatiekwaliteiten [ref. 2] van het gebied. De realisatie van het historisch patroon zal plaatsvinden door mee te liften met ruimtelijke ontwikkelingen.

Andere wateropgaven en landschapIn de deelwaterplannen zijn ook andere waterthema’s uitgewerkt in de watervisie met bijbehorende maatregelen. Een aantal van deze maatregelen heeft ook een landschap-pelijke component. Bij het thema ‘veiligheid en waterkwanti-teit’ is vooral de waterbergingsopgave bij nieuwbouwontwik-keling van belang, waarbij voor de invulling van de waterbergingsopgave aangehaakt kan worden bij het herstel van het historisch slotenpatroon. De gemeente heeft het voornemen om voor de waterbergingsopgave van nieuw-bouwontwikkelingen een ‘waterbank’ op te starten. Bij een waterbank worden de waterbergingsopgaven van verschil-lende nieuwbouwontwikkelingen gecombineerd. De waterbank wordt benut indien er geen water in het nieuw-bouwgebied ingepast kan worden. Ter voorbereiding hierop zijn in de deelwaterplannen alvast globale ‘waterbanken-kaarten’ opgenomen. Op deze kaarten is aangegeven waar de kansen zijn voor inpassing van extra water.

Verder is van belang dat de drooglegging in Capelle aan den IJssel in bepaalde delen erg beperkt is. Dit is zowel van belang bij het thema ‘veiligheid en waterkwaliteit’ als bij het thema ‘grondwater’. Bij de nieuwbouwontwikkelingen wordt een grotere drooglegging nagestreefd door integraal ophogen. Hierdoor zijn peilstijgingen bij extreme buien en klimaatveranderingen beter op te vangen en wordt het risico

op ondiepe grondwaterstanden beperkt. Landschappelijk gezien betekent dit dat de nieuw te ontwikkelen delen tijdelijk boven de omgeving uitsteken.

Bij het thema ‘waterkwaliteit en ecologie’ is vooral de inrichting van nieuwe natuurvriendelijke oevers landschap-pelijk van belang. Vanuit het thema ‘beleving en medege-bruik’ is het streven om daar waar mogelijk een wandelpad langs de waterkering van de Hollandsche IJssel te realiseren.

Winst gezamenlijk planprocesDoor het betrekken van een stedenbouwkundige bij de deelwaterplannen van Capelle aan den IJssel is het gelukt om voor de plangebieden een ‘landschappelijke watervisie’ te krijgen die tegelijkertijd ook een robuust en klimaatbestendig watersysteem ten goede komt. Tegelijkertijd zijn de landschappelijke consequenties van andere waterthema’s inzichtelijk gemaakt. Voor de realisatie van de ambities uit de deelwaterplannen ligt een belangrijke opgave bij de ruimtelijke ontwikkelingen. Door het betrekken van de specialisten ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente is meteen voor hen duidelijk wat de ambities zijn van de deelwaterplannen en welke consequenties dit heeft bij ruimtelijke ontwikkelingen. Hiermee dragen de deelwaterplannen bij aan het verbinden van verschillende disciplines binnen de gemeente.

Aniel Balla, Witteveen+Bos é

Cees van der Graaf, Gemeente Capelle aan den IJssel Henk Bouwer, Gemeente Capelle aan den IJssel Marit Meier, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Referenties

1. Stedelijk waterplan Capelle aan den IJssel, Visienota, Grontmij.

2. Deelwaterplan Capelle-West en ’s-Gravenland, Witteveen+Bos,

juni 2010, (eindconcept).

3. Deelwaterplan Middelwatering en Oostgaarde, Witteveen+Bos,

juli 2010, (eindconcept).

Centrale plas achter het gemeentehuis , voorheen onderdeel van de middenweter ing.

ROM_11_04.indd 35ROM_11_04.indd 35 4/6/2011 7:51:41 PM4/6/2011 7:51:41 PM

Praktijk

april 201136

Maximaal resultaat bij de Brede School in Ilpendam

De Brede School in Ilpendam wordt in een razendsnel tempo gerealiseerd. In een opvallend korte doorlooptijd is gezorgd voor een eindresultaat met een zeer groot draagvlak onder bestuurders, bewoners en toekomstige gebruikers. Ruime inspraakmogelijkheden voor burgers met nul zienswijzen als resultaat. Slimme financieringsconstructies hebben daarbij gezorgd voor een hoogwaardige school met een slimme combinatie van maatschappelijke functies. Met recht een zo goed mogelijke multifunctionele accommodatie met minimale inzet van overheidsmiddelen.

Midden in Ilpendam, een karakteristiek dorp in de gemeente Waterland, krijgt het strakke complex

voor de Brede School in snel tempo vorm. De nieuwbouw verrijst op de locatie van de Van Randwijkschool, de openbare basisschool in Ilpendam. Sinds afgelopenzomer is die school een blok verderop ondergebrachtin een aantal gestapelde zeecontainers naast dekatholieke St Sebastianus school. Beide scholen trekkende komende zomer in hun nieuwe gebouw, samenmet een kinderdagverblijf, een buitenschoolse opvangen een dependance van de gemeentelijke bibliotheek(www.bredeschoolilpendam.nl).

Wethouder en locoburgemeester van Waterland Bert Schalkwijk vindt het niet meer dan normaal dat meerdere voorzieningen onder één dak komen. ‘Ik ben nog uit de tijd dat scholen om drie uur uitgingen en het gebouw vervolgens de rest van de dag leegstond. Dat kan vandaag de dag niet meer. Een schoolgebouw leent zich niet alleen meer om onderwijs te geven. Het gebouw kan ook ’s avonds en in het weekend een functie hebben.’We lopen door de gymzaal in aanbouw. Een ijzige wind blaast nu nog door de ruimte, maar over een paar weken zijn de buitengevels helemaal dicht en kan het interieur worden afgebouwd. Naast beide basisscholen gaan de plaatselijke

Toekomstige Brede School I lpend am, zuid-oostzi jde (opdrachtgever A lgemene Woningbouw -verenig ing Monnicken-d am, architect FKG Architecten aan de Zaan, in samenwerking met de gemeente Water land en de provincie Noord-Hol land) .

ROM_11_04.indd 36ROM_11_04.indd 36 4/6/2011 7:51:43 PM4/6/2011 7:51:43 PM

april 201137

gymnastiekvereniging en de naschoolse opvang er gebruik van maken, vertelt projectleider Wout van der Heijden.‘Misschien is de nieuwe zaal een stimulans voor andere

zaalsportverenigingen om ook hier naartoe te komen.’ Oscar Koch, bouwmanager voor bouwbedrijf Hecon, wijst op het dak. ‘Daar komt een absorberende laag op, die opwarmt zo gauw de buitentemperatuur oploopt. Die temperatuurverho-ging wordt gebruikt voor de verwarming van het hele complex.’ Naast de zonnepanelen en de warmte-koudeopslag is dit een van de drie duurzame energiebronnen in het gebouw.’

Drijvende krachtDe gymzaal is via laagbouw, waar het kinderdagverblijf in komt, en het schoolplein verbonden met het eigenlijke schoolgebouw. In het betonnen geraamte zijn de tien klaslokalen goed herkenbaar. We lopen langs de speciale

Een schoolgebouw leent zich niet alleen meer om onderwijs te geven’

De opmars van de Brede School

Het aantal brede scholen voor primair onderwijs is de afgelopen jaren explosief toegenomen. Na de bouw van de eerste brede school voor primair onderwijs in Nederland in de jaren negentig is het aantal in 2004 gestegen tot 500. In 2009 staat de teller op 1200 scholen. Het Rijk heeft de ambitie geformuleerd om dat aantal te vergroten tot 1500 in 2011. Veel gemeenten hebben al brede scholen of streven naar het oprichten van een brede school. Brede scholen in het primair onderwijs (waar dit artikel op focust) worden vaak ontwikkeld met (financiële) steun van gemeenten, maar ook in samenwerking met andere (private) partijen, zoals bijvoorbeeld een woningcorporatie en/of een kinderopvangorga-nisatie. www.bredeschool.nl

èè

Toekomstige Brede School I lpend am, zuid- westzi jde (opdrachtgever A lgemene Woningbouw -verenig ing Monnicken-d am, architect FKG Architecten aan de Zaan, in samenwerking met de gemeente Water land en de provincie Noord-Hol land) .

ROM_11_04.indd 37ROM_11_04.indd 37 4/6/2011 7:51:44 PM4/6/2011 7:51:44 PM

Praktijk

april 201138

Een van de belangrijkste opgaven bij het ontwikkelen van brede scholen is de bekostiging. Hiervan hangt af of er een brede school gebouwd kan worden met een hoogwaardige kwaliteit, investeringen in duurzaamheid en met een combinatie van veel (maatschappelijke) functies. Het projectmanage-mentbureau 4Motion werkt met het FIRST-model, dat gebaseerd is op vijf strategische pijlers: Financie-ren, Investeren, Reduceren, Stimuleren en Transfor-meren. Alle pijlers zijn gericht op één hoofddoel; het bouwen van een zo goed mogelijke multifunctionele accommodatie met minimale inzet van overheids-middelen.

FinancierenDe basis voor de realisatie van een nieuwe school is een solide # nanciering. Traditioneel is de gemeente de # nancier met op de achtergrond de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Steeds meer staan corporaties klaar om (mee) te # nancieren, al dan niet met geleend geld. De # nanciering is een belangrijk uitgangspunt voor het doen van investeringen.

ruimte voor de indrukwekkende pomp en warmteregelaar, die water uit de diepe ondergrond naar boven haalt en koud water naar beneden geleidt. De vide in het hart van het

gebouw wordt de centrale ontmoetingsplek. Wethouder Schalkwijk staat versteld van het gemak waarmee de beide schooldirecties samen aan de vormgeving van het schoolgebouw hebben gewerkt. ‘Het is, zeker in deze streek, niet zo gebruikelijk dat een openbare en katholieke school zomaar bij elkaar kruipen. De verregaande vorm van samenwerking is hier uniek.’ Projectleider Wout van der Heijden bevestigt dat. ‘Beide basisscholen werken al langer met elkaar samen. Dat is toch een belangrijke drijvende kracht achter zo’n project.’ We zijn inmiddels aangekomen op de eerste verdieping, op de plek waar de gezamenlijke vergaderruimte komt. ‘Aanvankelijk wilde elke school een aparte vergaderruimte.

Daar hebben we uiteindelijke één ruimte met een schuif-wand van gemaakt’, legt Van der Heijden uit. ‘Een mooi voor-beeld van hoe je er tijdens het ontwerpproces steeds voor zorgt dat de betrokken partijen met elkaar in gesprek zijn en blijven om te komen tot een gezamenlijke drager en een gezamenlijk ontwerp.’

Kennis en ervaringVoorjaar 2007 nam de gemeenteraad het besluit om een brede school in Ilpendam te bouwen. Aanvankelijk was er sprake van nieuwbouw op het terrein van het voormalige verzorgingstehuis De Ilpenhof dat tegenover de huidige locatie ligt. Daar zouden behalve een brede school een wijksteunpunt en tien appartementen komen. Toen de onderhandelingen tussen de gemeente en Woonzorg Nederland, de eigenaar van het voormalige verzorgingste-huis begin 2009 vastliepen, liet de gemeente Waterland het oog vallen op het terrein van de Van Randwijkschool. Voor de projectbegeleiding trok ze Wout van der Heijden van projectmanagementbureau 4Motion aan. Waarom een externe projectleider? Dat heeft te maken met menskracht

‘Dankzij provincie en corporatie kunnen we echt kwaliteit toevoegen’

De vijf strategieën uit hetInvesterenInvesteren in mensen loont. Daarom gaat investeren in mensen vóór investeren in een gebouw. Mensen maken de ontwikkeling. Daarbij gaat het zowel om investeren in het projectteam als in de relatie met de omgeving: gebruikers, omwonenden. Een traject waarbij de omgeving vroeg wordt betrokken en – binnen de kaders van hun rol – de ruimte krijgt om invloed te nemen. Dat scheelt tijd en geld. Bij investeren in een gebouw wordt er onderscheid gemaakt tussen commerciële en maatschappelijke investeringen. Commerciële functies kunnen een commerciële investering in de brede school opleveren. Een voorbeeld is de bouw van huisvesting voor een (commerciële) kinderopvang; op basis van commerciële huurtarieven zijn beleggers bereid de investering in de huisvesting op zich te nemen. De maatschappelijke investering wordt grotendeels door de gemeente gedaan, maar kan ook aangevuld worden door een corporatie of een subsidie. Hier staat in beginsel geen of een lage financiële tegenprestatie tegenover.

ROM_11_04.indd 38ROM_11_04.indd 38 4/6/2011 7:51:45 PM4/6/2011 7:51:45 PM

april 201139

mede op basis van de grondwaardestijging. In totaal bedraagt de externe geldstroom ongeveer 40 procent van het totale benodigde budget. Met name de bijdragen van de provincie en AWM zijn in de woorden van wethouder Schalkwijk ‘dragers van de kwaliteit’ voor de Brede School Ilpendam. ‘Met de subsidie

van de provincie en AWM als maatschappelijke vastgoed-partner kunnen we extra kwaliteit toevoegen, wat zich vertaalt in een # jner binnenklimaat voor de leerlingen en de leerkrachten, in fraaiere architectuur en vooral in duur-zaamheid.’ Projectleider Van der Heijden sluit hierbij aan: ‘Zonder de woningbouwvereniging was een gebouw in deze vorm moeilijker geweest. Door hun ervaring, voegen ze echt kwaliteit toe, met expertise in het ontwerpproces tot en met

en ervaring, antwoordt wethouder Bert Schalkwijk. ‘In een kleine gemeente als Waterland hebben we niet zoveel grote projecten als deze en dus ook weinig mogelijkheden om kennis en ervaring op te doen. Externe projectleiders kun je juist selecteren op hun ervaring met dergelijke projecten. Bovendien is het qua tijdsinvestering slimmer. Wout is momenteel in totaal twee dagen per week voor ons bezig. Behalve aan deze brede school, werkt hij aan een volgend brede-schoolproject in Monnickendam en een woningbouw-project.’

KwaliteitsdragersBasis voor de # nanciering van de Brede School Ilpendam is de normvergoeding scholenbouw voor de twee basisscholen en de bijbehorende gymzaal, die onderdak krijgen in de Brede School. De toevoeging van de functies peuterspeelzaal en bibliotheek wordt ge# nancierd uit de subsidie voor brede scholen van de provincie Noord-Holland. Daarnaast investeert de Algemene Woningbouwvereniging Monnicken-dam (AWM) in de vestiging van een commerciële kinderop-vang. Ook doet AWM een maatschappelijke investering,

Beheersbaarheid, energieverbruik en fl exibiliteit zijn belangrijke ontwerpprincipes

èè

FIRST-modelReducerenAls er na de start van het project voldoende duidelijkheid is over # nancieren en investeren, kan het voorbereidings-traject beginnen. Veel projecten hebben daarin de neiging om na verloop van tijd ‘vanzelf ’ complexer, groter en duurder te worden. In de praktijk leidt dit vaak tot vertraging en kostenoverschrijdingen. Daarom is een belangrijke strategie in het ontwikkelen van brede scholen het reduceren. Het reduceren van complexiteit, doorlooptijd, stakeholders en risico’s. Allemaal dragen ze bij aan lagere kosten en dus een haalbaarder project. Projectmanagement speelt hierin een cruciale rol.

StimulerenNa verloop van tijd zullen marktpartijen een steeds grotere rol gaan spelen in de ontwikkeling. Soms aan de voorkant als # nancierinvesteerder, vrijwel altijd als ontwerpende partij en bouwer en soms weer als eigenaar of beheerder. Het is belangrijk om de juiste stimulansen (ofwel ‘incentives’) in het proces in te bouwen, om te zorgen dat marktpartijen voordeel hebben bij het realiseren van de oplossingen die maatschap-pelijk ook het meest wenselijk zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld

aan prikkels voor duurzaamheid door de exploitatie van het gebouw mee te nemen in een aanbesteding, of prikkels voor het behouden van tempo in het proces.

TransformerenDe minst eenvoudige strategie voor het realiseren van het doel – een zo goed mogelijke accommodatie tegen zo laag mogelijke overheidsinvesteringen – is transformeren. Dit is wel de strategie die het verschil kan maken tussen een goed en een zeer goed project. Niet voor niets staat deze strategie als laatste genoemd: een goede uitvoering van de andere strategieën zijn voorwaarden. Bij transformeren kan gedacht worden aan transfor-meren van de grondwaarde van de toekomstige brede school in gebouwkwaliteit. Dit kan door het toevoegen van appartementen, of door een slimme verkoop-terugkoopconstructie van de grond met een private partij. Verder kunnen ook externe e" ecten worden getransformeerd in extra investeringen in het gebouw. Denk hierbij aan waardebehoud of -stijging van omliggend vastgoed. De nabijheid van functies en leefbaarheid van een wijk zijn twee belangrijke bepalers van de waarde van een woning. Op portefeuil-leniveau kan een investering in een brede school daardoor rendabel zijn voor een corporatie.

ROM_11_04.indd 39ROM_11_04.indd 39 4/6/2011 7:51:45 PM4/6/2011 7:51:45 PM

Praktijk

april 201140

het beheer straks.’ Hij legt uit hoe AWM door de gekozen aanbestedingsstrategie is gestimuleerd om extra te investe-ren in kwaliteit en duurzaamheid. ‘We hebben de visie op de duurzaamheid van het gebouw meegewogen bij de gunning. Beheersbaarheid, energieverbruik en $ exibiliteit zijn belangrijke ontwerpprincipes geweest. Het gebouw gaat straks voorzien in zijn eigen energiebehoefte. De afspraak waar we nu aan werken, is dat AWM de energieleverancier wordt van alle voorzieningen die van het gebouw gebruik-maken. Zij zijn de schakel tussen energiebronnen en gebruiker.’

Complexiteit reducerenIn de aanbestedingsfase van dit project was er nog de wens om meerdere locaties te koppelen, met bijvoorbeeld mogelijkheden voor meer woningbouw zodat het voor een corporatie interessanter zou worden om te participeren. Er is voor gekozen om dat niet te doen. Complexiteit reduce-ren, noemt Wout van der Heijden dat. ‘In eerste instantie viel de uitruil van locaties al af. Later hebben we besloten om ook geen appartementen boven de school te bouwen. Daarbij speelde de deadline van de provincie voor de extra subsidies op de achtergrond een belangrijke rol,’ verklaart hij. Wel is een constructie ingezet van verkoop en terug-koop van de grond. De grond is bij de aanvang van de bouw verkocht aan de corporatie. De gemeente heeft het recht om na a$ oop van het huurcontract de grond terug te kopen van de corporatie tegen de dan getaxeerde waarde. Het verschil – de verwachte waardestijging – is voor de corporatie. Op basis hiervan kan zij aan de voorkant extra investeren. Complexiteit is één aspect van het ontwikkelproces dat de doorlooptijd en de # nanciële risico’s vaak genoeg beïnvloedt. Draagvlak is een ander. De projectleider daarover: ‘Door alle relevante partijen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken, kun je problemen met de doorlooptijd voorko-men. We hebben de omwonenden en ondernemers vanaf het begin ingelicht en gevraagd wat ze van de plannen vonden. De tekeningen zijn aan ze voorgelegd en we hebben uitgelegd wat de gevolgen voor de omgeving zouden zijn. De plannen zijn op basis van die bijeenkomsten op een aantal punten aangepast.’ Met direct omwonenden heeft Wout van der

Heijden keukentafelgesprekken gevoerd als er bezwaren opdoken. We lopen langs de zuidwestkant van het gebouw waar de blinde gevel van de gymzaal vrij strak tegen het erf van de buren staat. ‘Dit is dan echt zo’n plek waar problemen over kunnen ontstaan,’ laat hij zien. ‘Er was in de oude situatie een strook grond met beplanting, maar daar was veel overlast van jeugd die daar tussendoor liep en rotzooi uithaalde. We hebben nu de zijgevel op de erfgrens geplaatst – na overleg met de bewoners. Voor ons was het belangrijk om de kavel maximaal te benutten, voor hen was dit tevens een oplossing voor de jeugd achter hun tuinen.’ Om het twee verdieping hoge gebouw niet te massief over te laten komen, is er in overleg met de buren voor gekozen op de tweede verdieping de gevel een paar meter terug te plaatsen. ‘Dat zijn natuurlijk loze kuubs, maar als je op die manier langdurige procedures kunt voorkomen, is dat wat

waard,’aldus Van der Heijen. Hetzelfde is een straat verderop gebeurd op het grasveld van de St Sebastianusschool. Twee lagen gestapelde containers vormen daar de tijdelijke lokalen voor de leerlingen van de Van Randwijkschool. ‘Ja, dan kun je reacties van omwonenden verwachten’, merkt wethouder Schalkwijk op. En hij vervolgt: ‘Daar zijn we heel open en zorgvuldig mee omgegaan. We hebben uitgelegd dat het voor een jaar was en dat we de bebouwing zouden aanpassen, zodat er niet zo’n massieve wand ontstond.’ De verkeersoverlast van zowel het bouwverkeer als de brengers en halers van de kinderen blijft een punt van aandacht. Een van de straten bij de school heeft al een stopverbod en een andere is afgesloten voor bouwverkeer. Toch rijdt een grote truck over de stoep van juist die straat, tot ongenoegen van zowel de wethouder als de projectleider. ‘Dat hebben we niet afgesproken, daar moeten we wat van zeggen’, zegt Van der Heijden met een glimlach. Hij blijft er bovenop zitten, wat er mede toe heeft geleid dat er geen enkele zienswijze tegen de Brede School is ingediend. De wethouder bevestigt: ‘Er zijn geen bezwaren gekomen tegen de plannen, niet voor de tijdelijke schoolgebouwen, niet voor de nieuwbouw. Dat is toch een unicum’.

Marcel Bayer é

Financiering Brede School Ilpendam

Gemeente 3,5 miljoen euro ( conform nieuwbouwnorm scholen en gymzaal)

Provincie 0,3 miljoen euro (subsidie brede scholen)AWM 1,8 miljoen euro Totaal 5,6 miljoen euro

Door alle relevante partijen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken, kun je problemen met de doorlooptijd voorkomen

ROM_11_04.indd 40ROM_11_04.indd 40 4/6/2011 7:51:45 PM4/6/2011 7:51:45 PM

De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereni-

ging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. De achtergrond van

de leden is heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al bijna 25 jaar

lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercol-

legiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle

mogelijke milieuonderwerpen.

Bijeenkomst ‘Doe meer met ongeveer’Met het oog op een zinvolle e! ectbepaling voor plan-mer in de verkenningsfase van het MIRT (Meerjarenprogramma, Infrastructuur, Ruimte en Transport) is een nieuwe methodiek uitgewerkt. Deze bevat een uitwerking voor vier thema’s: verkeer, geluid, lucht en natuur. Onder het motto ‘Doe meer met ongeveer’ worden op 19 mei tijdens een bijeenkomst de eerste ervaringen gepresenteerd.

De methodiek is ontwikkeld in het kader van de uitwerking van het

advies van de Commissie-Elverding en Sneller & Beter. Centraal staat het traps-gewijs selecteren van alternatieven: van een veelheid aan mogelijkheden wordt in drie zeefrondes toegewerkt naar een top 3 van de meest kansrijke. In zeef 1 vindt kwalitatieve beoorde-ling plaats van de alternatieven. Dit gebeurt met behulp van beschikbare informatie, kaartmateriaal, kengetallen en expert judgement. Aanvullend vindt beoordeling plaats naar e" ectiviteit, kosten en onoverkomelijke belemme-ringen (zoals bijvoorbeeld signi# cante e" ecten op Natura 2000-gebieden). De volgende stap is toewerken naar de selectie van een voorkeursalternatief (zeef 2). Dit betekent dat de overgeble-

ven kansrijke alternatieven, voor zover mogelijk, kwantitatief met elkaar worden vergeleken. Dit gebeurt door gebruik te maken van gestandaardi-seerde rekentools (NRM verkeersmo-del, NSL saneringstool). Het doel is de verschillende opties onderling te vergelijken en aannemelijk te maken dat het te selecteren voorkeursalterna-tief voldoet aan de wettelijke kaders. Tot slot schuift het voorkeursalternatief dat naar voren komt door naar zeef 3, waarin de planuitwerkingsfase meer in detail wordt uitgewerkt. In deze derde en laatste trap wordt bij voorkeur niet meer gerekend, dit heeft immers in de tweede zeefronde al plaatsgevonden.Voor de Handreiking ‘MIRT-verkenning’ is volgens het gedachtegoed van de ‘Koepelnotitie zinvol e" ecten bepalen’ de methodiek op hoofdlijnen verder uitgewerkt. De eerste ervaringen met deze methodiek bij MIRT-verkenningen zijn inmiddels opgedaan. Tijd dus om de ervaringen met elkaar uit te wisselen!

Doel We kiezen voor een inventariserende bijeenkomst over de grote lijnen. Wat

zijn de hoofdlijnen van de methodiek? Werkt de methodiek? Is de kwaliteit van besluiten en van ons leefmilieu, waar we het voor doen, erbij gebaat? Lukt het om inderdaad ‘meer met ongeveer’ te doen? Komen we problemen tegen? Hoe pakken wie die aan?

Doelgroep• besluitnemers en bestuursambtena-

ren die besluiten voorbereiden;• breed georiënteerde projectleiders;• (m.e.r.)-specialisten op het gebied van

een of meer thema’s;• adviseurs;• maatschappelijke groeperingen (m.n.

milieubeweging); • VVM-leden.

Wanneer en waarDonderdag 19 mei 2011 Tijd: 12.30-16.30 uur Zaal: maximaal 100 personenLocatie: centraal in Nederland (voor meer informatie zie www.vvm.info)

Deze bijeenkomst is een initiatief van de secties m.e.r. en LOK van de VVM.

VVM AgendaJubileumbijeenkomst – Verdwalen in de supermarktDinsdag 26 april 2011HAS, Den Bosch

Cursus Modellering van versprei-ding van luchtverontreinigingVrijdagen 13 en 27 mei, 3 en 10 juni 2011Wageningen en Utrecht

Bijeenkomst ‘Doe meer met ongeveer’Donderdag 19 mei 2011 Centraal in Nederland

WereldmilieudagZondag 5 juni 2011

Nationale MilieudagVrijdag 17 juni 2011Provinciehuis Zuid-Holland

Debat Duurzame economieSeptember 2011Nieuwspoort, Den Haag

MilieubeursDinsdag 4 t/m donderdag 6 oktober 2011Brabanthallen, Den Bosch

25ste verjaardag VVMDonderdag 6 oktober 2011Brabanthallen, Den Bosch

NCGG6Woensdag 2 t/m vrijdag 4 novemberAmsterdam

VVM AdresgegevensJosquin des Prézstraat 1Postbus 2195, 5202 CD Den BoschT 073-6215985, F 073-6216985E [email protected] www.vvm.info

Bezoek voor aanmelden en actuele informatie onze site: www.vvm.info

april 201141

ROM_11_04.indd 41ROM_11_04.indd 41 4/6/2011 7:51:45 PM4/6/2011 7:51:45 PM

april 201142

RO snippers

april 201142

Bodem als partner bij stedelijke ontwikkeling

Voor de bovengrond is de ordening in structuurvisies en bestemmings-plannen al jaren goed geregeld. De benodigde kennis is in ruime mate en publiek voorhanden. Voor de ondergrond staat dit nog in de kinderschoenen. Beperkt beschikbare en gefragmenteerde kennis vormt een struikelblok voor een duurzame ontwikkeling, ondanks pogingen en pilots waarin juist getracht wordt een juiste balans tussen stedelijke en bodemfuncties te vinden. Daar blijkt ook telkens wat een handicap het is dat stadsbodems door de stedelijke bebouwing en infrastructuur voor een belangrijk deel zo onzichtbaar en ontoegankelijk zijn. De stadsbodem is daarmee ongewild terra incognita.

De enorme fysieke druk op de ruimte in

Nederland maakt dat beschikbare ruimte

efficiënt gebruikt wordt, vooral in de

stedelijke gebieden. Dat heeft ook repercus-

sies voor de bodem. Juist daar concentreren

zich dan ook vormen van bodemsanering

van verontreinigde locaties tot bodemener-

gie, waterbeheer, ondergrondse ordening

en natuurlijke functies van de bodem.

Steeds meer wordt getracht de stadsbodem

duurzaam te gebruiken en sneller en innova-

tiever te ontwikkelen. Er is sprake van een

toenemende interactie met de ontwikkelingen

bovengronds.

Stadsbodems herbergen belangrijke waarden en

functies. Van waterberging tot natuur en van

erfgoed tot koelte. In ‘Ontdek de stadsbodem’

geeft Nico van der Wel op een overzichtelijke,

luchtige en vooral goed geïllustreerde wijze

aan hoe belangrijk het is om kennis te hebben

van de stadsbodem en de daar aanwezige

kwaliteiten. Elke (bovengrondse) ingreep leidt

onherroepelijk tot verstoring of verandering

van de bodemstructuur of-kwaliteit. Weliswaar

zijn er enkele juridische toetsingskaders – zoals

de Watertoets of het verplichte archeologi-

sche onderzoek op grond van het Verdrag van

Malta, maar het blijft van essentieel belang dat

bijvoorbeeld het bodemleven op peil blijft. De

wettelijke noodzaak tot het formuleren van

structuurvisies en hoe de ondergrond daar

een rol in speelt noopt tot kennisdeling en

ervaringuitwisseling. Sinds 2009 staan door

de toenemende druk op het gebruik van de

ondergrond ook innovaties en vernieuwing

nadrukkelijk op de agenda. Inmiddels hebben

de vragen zich verbreed naar vraagstukken over

ondergrond en ordening. Niet alleen project-

ontwikkelaars, ambtenaren of aannemers, maar

ook burgers en belangengroepen zouden zich

veel beter moeten realiseren welke risico’s en

beperkingen er zijn. Maar ook welke mogelijk-

heden een duurzame ontwikkeling van stadsbo-

dems biedt.

Het belang van de stadsbodem neemt de

laatste jaren toe omdat er een andere benade-

ring is ontstaan waarbij een stedenbouwkun-

dige

(her)ontwikkeling ook integraal plaatsvindt

vanuit het landschap en de bodem. In de

vele portretten van Zwolle, Rotterdam,

Delft, Gouda, Arnhem, Eindhoven, Boxtel,

Breda, Deventer, Heerhugowaard, Nijmegen,

Katwijk, Groningen, Beverwijk en Culemborg

laat Van der Wel zien welke variaties er in

dat opzicht zijn. Natuurlijk ontbreekt het

paradepaardje Culemborg niet. De ecologi-

sche en duurzame wijk Lanxmeer is daar

ontwikkeld op basis van een stedenbouwkun-

dig ontwerp met als leidend thema de bodem.

Maar ook andere voorbeelden laten zien dat

het mogelijk is de winning van koude uit de

bodem te combineren met stedelijke ontwik-

kelingen, zoals in Breda en Deventer, of het

samenspel in Delft tussen bodem, waterber-

ging en (meer) groen.

Het educatieve en leesbare boek is in opdracht

van de Technische commissie bodem (TCB)

door de Stichting NatuurMedia gerealiseerd.

De TCB adviseert over technisch-wetenschap-

pelijke aspecten van het milieubeleid voor de

bodem en is als zodanig verankerd in de Wet

bodembescherming. Bescherming, beheer,

gebruik en sanering van de bodem zijn daarbij de

centrale thema’s. (RC)

NICO VAN DER W EL <2010 = : ON TDEK DE

STADSBODEM; OVER OUDE EN NIEUW E BODEMS

EN DE DIEN ST EN DIE ZE VERVULLEN, 96 BLZ . ,

UI TGEVERIJ NATUURMEDIA , AMST ERDAM,

I SBN 789080815858, 14,50 EURO

Amsterdam ‘Olympicproof’?

Niet alleen willen ‘we’ het prestigieuze Wereldkampioenschap Voetbal in ons land – samen met de Belgen -organiseren- ook de Olympische Spelen

Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])

ROM_11_04.indd 42ROM_11_04.indd 42 4/6/2011 7:51:45 PM4/6/2011 7:51:45 PM

staan op het wensenlijstje. Een forse opgave, met # nanciële, bestuurlijke en ruimtelijke consequenties. Zijn Ruud Gullit, Johan Cruij$ en enkele andere gelouterde Nederlandse en Belgische voetbaltoppers ambassadeurs voor het binnenhalen van het WK in 2018 (of 2022), bij de Olympische Spelen is de Tilburgse burgemeester Ivo Opstelten (VVD) aanjager. NOC*NSF is initiator en kreeg de onvoorwaardelijke steun van het kabinet. Amsterdam pro# leert zich als de gedoodverfde kandidaat voor 2028. Maar is dat in dit stadium wel zo logisch en verstandig? Juist door een gezamenlijke aanpak maakt ons land een kans, zoals bij de organisatie van het Europese Voetbalkampioenschap in 2000 wel is bewezen.

Het International Olympisch Comité kiest

traditioneel voor een grote stad, zoals onlangs

nog voor Rio de Janeiro. Maar op wereldschaal

vormt Nederland één groot stedelijk gebied.

Dus maakt het eigenlijk niet uit of Amsterdam

of Rotterdam naar voren worden geschoven.

Dat is de opvatting van Jan Hamming, voorzit-

ter van de pijler Fysiek van de G32, een netwerk

van (32) grote gemeenten. ‘Een breed gedragen

Nederlandse kandidatuur is kansrijk. Ons land

heeft de Spelen wat te bieden in termen van

ambiance, beleving en unieke kwaliteiten in de

steden en daarbuiten’. Hij ondersteunt graag

de Nederlandse kandidatuur en wil die ook

onderbouwen en invullen. De G32 geven daarbij

de voorkeur aan het verdelingsmodel zoals dat

in het schetsboek Ruimte voor Olympische

Plannen, dat in opdracht van het Ministerie van

VROM is opgesteld, staat beschreven. ‘De kunst

is om slim om te gaan met vaste en tijdelijke

voorzieningen. Het is een zaak om activiteiten

te spreiden over het land en de kracht van

steden te bundelen. Vanuit midden-Nederland

liggen de meeste steden binnen een straal van

150 kilometer. Nu al ligt er in de steden een

uitstekende sportinfrastructuur’.

Met andere woorden juist door samenwerking

kan er een aantrekkelijk en kansrijk aanbod

(en bidbook) ontstaan. In dat licht is het wat

verwarrend te zien hoeveel moeite Amsterdam

doet om ‘Olympicproof’ te worden. Volgens

Arthur Verdellen, regisseur Olympische ambitie,

zal de hoofdstad zich eerst moeten pro# leren

als echte sportstad. Dat kan door serieus te

investeren in breedtesport, grote aansprekende

evenementen te organiseren en daarvoor de

benodigde sportaccommodaties op niveau te

brengen. En door nu al te starten met de ruimte-

lijke vertaling van de plannen. De voorbereidin-

gen om stevig te investeren in de infrastructuur

vanwege de bereikbaarheid en de kwaliteit

van sportfaciliteiten moeten nu al getro" en

worden. Een belangrijk argument bij dat alles

is de legacy, de nalatenschap. Als de roes van de

Spelen voorbij is – het evenement duurt slechts

vier weken: twee weken Olympische Spelen en

twee weken Paralympische Spelen – blijven de

nieuwe wegen en openbaar vervoersverbindin-

gen, pleinen, parken, huizen en sportaccom-

modaties.

Amsterdam wil graag haar naam verbinden aan

de nationale ambities en heeft nu al schetsma-

tig aangegeven dat een ontwikkeling van twee

locaties voor de hand ligt. De Havenstad aan de

oevers van het IJ en aan de Nieuwe Meer en het

gebied tussen het (oude) Olympische Stadion

en het Amsterdamse Bos waar al $ ink veel

sportaccommodaties liggen, zoals de (Olympi-

sche) Bosbaan (roeien) en het Frans Ottensta-

dion (squash). Deze Amsterdamse Sportas ligt

qua bereikbaarheid gunstig, ook ten opzichte

van Schiphol. Maar er zal wel nog veel moeten

gebeuren. De accommodaties moeten op peil

gebracht worden, de openbare ruimte verdient

een $ inke injectie, de bereikbaarheid moet echt

veel beter en er moeten goede verbindingen

komen met de VU en de Zuidas.

De ambities van de hoofdstad zijn duidelijk,

hoewel nadrukkelijk is aangegeven dat

samenwerking met andere partijen in dit

stadium van groot belang is om brede steun te

verkrijgen van publieke en private partijen. De

vier grote steden, alle provincies, de VNG en

werkgevers- en werknemersorganisaties hebben

zich daartoe – al polderend – verenigd in de

Alliantie Olympisch Vuur. Dat is verstandig,

zeker wanneer de ambities van Amsterdam

in dat verband nog even beteugeld kunnen

worden. (RC)

BRON: REMCO DAALDER , ESTHER REI TH EN

NELLEKE PENNINX <2009= : DE OLYMPI SCHE SPE LE N

VAN 2028 , PL AN AMSTERDAM NR . 7, DIENST

RUIMTELIJKE ORDENING, GEMEENTE AMSTERDAM,

26 BLZ .

april 201143

Cursus/CongresVerdiepingsdag wet- en regelgeving Water en roIn deze verdiepingsdag wet- en regelgeving, de essentie van de Waterwet, de Wabo en de Wro, alsmede de onderlinge relatie daartussen.Datum: dinsdag 5 april 2011Plaats: Het Waterschapshuis, AmersfoortInfo: www.nirov.nl

Studiedag Collectief Particulier OpdrachtgeverschapOver de inrichting van het CPO-proces en wie welke rol hierin vervult. Hoe kunnen gemeenten CPO stimuleren en hoe kunnen corporaties een rol spelen? Datum: 22 september 2011Plaats: Stadscafé De Observant, AmersfoortInfo: www.nirov.nl

Agenda

ROM_11_04.indd 43ROM_11_04.indd 43 4/6/2011 7:51:46 PM4/6/2011 7:51:46 PM

Colofon

ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl.

Jaarabonnement:• standaard ! 178, 45 incl. btw• studenten en VVM- en NIROV-leden ! 89,95 incl. btw

• meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) ! 78,75 incl. btw

• losse nummers ! 23,75 incl. btw excl. porti

Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd.

Jaargang 29 nr. 4april 2011

ROmagazine is het maandelijkse vak blad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmaga-zine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaar-den auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen.

RedactieadresROM B.V.Jan van Nassaustraat 572596BP Den [email protected]

RedactieMarcel Bayer (hoofdredacteur), Karl Bijsterveld, Max Rozenboom (eindredactie), Jaco Boer, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos

MedewerkersKarin Broer, Mark Hendriks, Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Ton van Rietbergen, Lucas Rozenboom (cover)

UitgeverLouise Bos

Websitewww.romagazine.nl

april 201144

In meiRuimtelijk bekekenActieprogramma leegstand kantorenEen stop op de bouw van nieuwe kantoren, prioriteit bij herstructurering en hergebruik, betere regionale ruimtelijke planning, programmering en fasering. Er moet nu echt schot komen in de aanpak van de enorme leegstand op de kantorenmarkt. Minister Schultz van Haegen neemt het voortouw. Aandacht voor het beleid, de # nanciering en juridische aspecten.

Stille banden en asfaltDe Rijksoverheid laat kansen onbenut om geluidshinder in de stedelijke omgeving te verminderen. Gemeenten met meer dan 100.000 inwoners zijn verplicht om een geluidskaart te maken en daaruit een actieplan op te stellen. Voor gemeenten is het echter buitengewoon kostbaar en lastig om maatregelen te nemen. Schermen zijn duur en in een stad niet altijd gemakkelijk te plaatsen. Bestrijding van geluid bij de bron is e" ectiever en hoeft niet duur te zijn.

TrendDe slag om het ommelandNu de bu" erzones onder druk staan en kleinere plattelandsgemeenten ruimte krijgen om voor eigen behoefte én soms meer te bouwen, neemt de druk op het stedelijke ommeland toe. Uitbreiding van ov en wegenstructuur zal de stadsregio beter verbinden maar kan ook tot meer versnippering leiden. De opmars van stadslandbouw en het versterken van de recreatiefunctie in de open, groene gebieden rond de stad staan daar haaks op. Wie heeft er een solide visie op de functies van het ommeland? De voorbeelden van de Amsterdamse Tuinen van West, de stadsregio Hengelo-Enschede, Randstadrail en Park Lingezegen.

PraktijkDuurzaam herontwikkeling Veemarktterrein De herontwikkeling van het Veemarktterrein in Utrecht is een vooruitstrevend project met duurzaamheid, energie en bewonerspartici-patie als belangrijkste topics.

ROM_11_04.indd 44ROM_11_04.indd 44 4/6/2011 7:51:46 PM4/6/2011 7:51:46 PM

www.spaansenschelpen.nl

Schelpen zijn een natuurlijk en duurzaam product wat zich uitstekend leent voor fiets- en wandelpaden.

Probeer Belasting Magazinevoor een halfjaar met 20 % korting

! Bruikbare artikelen over de effecten van fi scale wetgeving

! Haagse actualiteiten en internationaal nieuws

! Het belangrijkste fi scale nieuws

! Handige tips

! Pensioenpraktijk

! BTW actualiteiten

! DGA Journaal

! BM Column

! Estate - en Financial planning.

Meer informatie en direct bestellen gaat u naar:

www.elsevierfiscaal.nl/winkel

u ontvangt ook gratis de digitale

nieuwsbrief

ROM_11_04.indd Sec1:IIIROM_11_04.indd Sec1:III 4/6/2011 7:51:46 PM4/6/2011 7:51:46 PM

Op maat gemaaktTwaalf vrije kavels in een nieuwe wijk. Twee eigentijdse bungalows aan een groene laan. Eén droomvilla op de plek waar ooit een boerenschuur stond. Ook bij dit soort kleinschalige projecten zijn wij de partner bij uitstek. Via onze doch-ters Brummelhuis en Livingstone nemen we verantwoorde lijkheid voor het hele proces, van de bouwvergunning tot en met het rieten dak. We brengen partijen

bij elkaar en houden de kosten in het oog. En het belangrijkste: we gaan mét de toekomstige eigenaar aan de tekentafel zitten. Zodat die krijgt wat hij het liefst wil: een huis dat past als een maatpak. Want Bouwfonds Ontwikkeling realiseert unieke woonwensen. Op grote én op kleine schaal.

Bouwfonds Ontwikkeling is onderdeel van Rabo Vastgoedgroep

ROM_11_04.indd Sec1:IVROM_11_04.indd Sec1:IV 4/6/2011 7:51:47 PM4/6/2011 7:51:47 PM