ROM 09 09 LR

48
9 september 2009 www.romagazine.nl september 2009 www.romagazine.nl Wonen na de dip Lees verder Megawinkels en malls + Passen en meten in bloemkoolwijk + Sleutelprojecten + 22842-7_ROM_0909.indd 1 22842-7_ROM_0909.indd 1 9/4/2009 5:29:36 PM 9/4/2009 5:29:36 PM

description

Megawinkels en malls+ Passen en meten in bloemkoolwijk+ Sleutelprojecten+ Lees verder september 2009 www.romagazine.nlseptember2009 www.romagazine.nl 22842-7_ROM_0909.indd 122842-7_ROM_0909.indd1 9/4/2009 5:29:36PM9/4/20095:29:36PM

Transcript of ROM 09 09 LR

Page 1: ROM 09 09 LR

9 september 2009 www.romagazine.nlseptember 2009 www.romagazine.nl

Wonen na de dip

Lees verder

Megawinkels en malls+ Passen en meten in bloemkoolwijk+Sleutelprojecten+

22842-7_ROM_0909.indd 122842-7_ROM_0909.indd 1 9/4/2009 5:29:36 PM9/4/2009 5:29:36 PM

Page 2: ROM 09 09 LR

Gebiedsontwikkeling begint niet altijdmet een opdracht. Het begint soms metsimpelweg kansen zien en initiatief nemen.Zoals 0nze oprichter Jacob Wiersema in1946 al deed. Hierdoor gedreven brengtBouwfonds Ontwikkeling steeds vakerin een vroeg stadium diverse partijenbij elkaar. Die gebundelde kennis, kundeen ervaring zorgt voor een betere,

geïntegreerde aanpak van projecten en realiseert betrokkenheid en draagvlak.Een ondernemende aanpak die ons nietvreemd is. In de loop der jaren stondenwe immers aan de voet van vele nieuweontwikkelingen. En dat zullen we blijvendoen.

Bouwfonds Ontwikkeling is onderdeel van Rabo Vastgoedgroep

Ondernemend

22842-7_ROM_0909.indd 222842-7_ROM_0909.indd 2 9/4/2009 5:29:55 PM9/4/2009 5:29:55 PM

Page 3: ROM 09 09 LR

GEBIEDSONTWIKKELING VOLGENSDE PLANECONOOM VAN EIFFEL.

Een planeconoom van Eiffel heeft een duidelijke

missie: geld verdienen voor de opdrachtgever. Met

zijn specifieke kennis van grondexploitatie weet

hij projectleiders geldbesparende varianten voor te

leggen. Want niets werkt tenslotte overtuigender

dan een hoger rendement. Meer weten over Eiffel

of wilt u aan de slag als planeconoom?

www.eiffel.nl

22842-7_ROM_0909.indd 322842-7_ROM_0909.indd 3 9/4/2009 5:29:55 PM9/4/2009 5:29:55 PM

Page 4: ROM 09 09 LR

Redactioneel

september 20092

InhoudGrotestedenbeleidDe zomer voorbij, terug naar de orde van de dag. Even los van de op en neer golvende tijdingen over de economie, sprong de afgelopen twee maanden het pleidooi van Dominique Schrijer in het oog. De Rotterdamse wethouder van grotesteden-beleid vindt dat de investeringen in leefbaarheidsproblemen over

te veel stadswijken wordt uitgesmeerd. Naast de veer-tig Vogelaarwijken kregen 15 andere wijken in mei van minister Van der Laan 15 miljoen euro om de leef-baarheidsproblemen aan te pakken. Bovendien trekken gemeenten met woonerfwij-ken uit de jaren zeventig en tachtig aan de bel omdat de problemen zich steeds na-drukkelijker aandienen. En dan moet nog eens de krimp worden aangepakt.Te veel van het goede,

meent Schrijer. Zo slagen we er niet in om de hardnekkige, complexe problemen in de slechtste wijken structureel het hoofd te bieden. Hij pleit ervoor om het aantal Vogelaarwijken na 2010 te halveren.Een golf van verontwaardigde reacties was zijn deel. Weinig betrokkenen, directeuren van woningcorporaties, collega-bestuurders, voelen ervoor. Ik heb me gecommitteerd aan die wijken, zegt de een, laten we nou eens consistent zijn met ons beleid, zegt de ander. Allemaal waarschuwen ze voor weer een lange periode van discussiëren, terwijl doortastend aanpakken meer dan ooit nodig is.

Zowel het idee van de Rotterdamse wethouder als de reacties daarop zijn begrijpelijk. De resultaten van de Vogelaaraanpak in Rotterdam vallen tegen. Maar liefst acht van de twintig slechtste postcodegebieden bevinden zich in de Maasstad. Andere wijken daar dreigen verder af te glijden. Tegelijkertijd worden er bemoedigende resultaten gemeld in andere steden met probleemwijken. En we kunnen natuurlijk onze ogen niet sluiten voor wat er buiten de als Vogelaarwijken gekwalifi ceerde stadsdelen aan de hand is. In dit ROmagazine uitgebreid aandacht bijvoorbeeld voor de ‘bloemkoolwijken’.Wellicht is het een optie om Rotterdam als geheel een aparte status te geven in het grotestedenbeleid.

Marcel Bayer, hoofdredacteur é

4

10

13

16

19

22

28

30

34

36

43

ROm2 - Westland gaat waterberging met drijvende

woningen combineren- Scheveningen moet weer gaan swingen- Fietsvriendelijke wijken- Rommers reageren- Nieuws uit Brussel- Column: De Verwondering

Nog meer Wabo-leedVROM stelt ICT-ambities fl ink naar beneden bij

Sleutelprojecten als constante in het ruimtelijk beleidLessen voor de volgende ronde

Interview: Arno Boon, directeur van BOEi

Opmars van de megawinkels en mallsTijd voor strakke ruimtelijke randvoorwaarden

Wonen na de dip

Wonen Urgent: voor wie niet wachten kan

Gebiedsconcessies in de praktijk Ervaringen van publieke en private partijen

Vechten vóór windmolens Overheid kan zorgen voor meer baten en minder overlast voor burgers

De volgende uitdaging voor de verstedelijkingPassen en meten in de bloemkoolwijk

RO-snippersAgenda

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:222842-7_ROM_0909.indd Sec1:2 9/4/2009 5:29:56 PM9/4/2009 5:29:56 PM

Page 5: ROM 09 09 LR

september 20093

TrendWonen na de dip

PraktijkDe volgendeuitdaging voor de verstedelijking

Na de Vogelaarwijken is er aandacht nodig voor de woonerfwijken, waar maar liefst een kwart van de Nederlandse woningvoorraad staat. Deze woonerfwijken worden ook wel bloemkoolwijken genoemd, waarbij de naam refereert aan de ruimtelijke structuur van kleinschalige woonbuurten bestaande uit kronkelige woonstraten en woonerven. Ze zijn gebouwd tussen 1970 en 1985 en zijn hard toe aan een opknapbeurt. Door preven-tief in te grijpen is te voorkomen dat ook deze afglijden naar de categorie probleemwijken. De bijzondere ruimtelijke structuur vraagt hierbij om speciaal gereedschap. Ervaringen van zo’n tien jaar geleden in on-der andere Den Helder, Lelystad, en Gronin-gen laten zien dat in een zich ontspannende woningmarkt niet alleen de traditionele vroeg-naoorlogse woonwijken onder druk komen te staan, maar ook deze laagbouw-wijken. Bij niets doen boeten deze bloemkoolwijken sterk in aan concurrentiekracht en populari-teit. Toch zijn het nog steeds de wijken waar de (lagere) middeninkomens een kwalita-tief goede eengezinswoning kunnen kopen, waardoor de wijken een belangrijke rol op de woningmarkt zullen blijven spelen.

Interview De kunst om in an-dermans schepping iets nieuws te maken

pag. 36pag. 16pag. 22

Zware tijden op de woningmarkt. De toch al niet soepel draaiende verhuiscarrousel is krakend tot stilstand gekomen. Van een wooncarrière is voor velen voorlopig even geen sprake meer. De crisis betekent een tijdelijke terugslag, een veel langduriger fenomeen is de krimp. Intussen woedt er een hevige discussie over de ambities van het ka-binet om op grote schaal te verdichten. Tijd voor herbezinning op de vraag: ‘Wat gaan we bouwen en voor wie?’Het blijkt dat veel gemeenten de toekomstige krimp negeren en aan overplanning doen, waarbij ze te snel kiezen voor relatief kleine en goedkope starterswoningen. Geen goede ontwikkeling met het oog op de toekomst, vindt Michiel Pellenbarg, onderzoeker van advies- en ingenieursbureau DHV: ‘Er heerst eenzelfde soort prisoner’s dilemma als eerder bij de planning van bedrijfslocaties. Veel gemeenten voeren een strijd om starters en jongeren, maar dat zijn krimpende groepen. Voor de doorstroming zou het verstandiger zijn om te bouwen voor de middengroepen, en om meer rekening te houden met de woon-wensen van senioren. De provincies zouden hun rol als regisseur op de woningmarkt wat dat betreft beter kunnen oppakken.’

BOEi, de Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed, geeft nieuwe betekenis aan plekken met een verhaal. Steeds vaker zijn gerestaureerde en herbestemde fabrieks-gebouwen een vliegwiel voor verdere ontwik-keling. ‘We willen uitstralen dat het gaat luk-ken als wij er mee aan de slag gaan.’ Vooral het momentum om in de oude, vervallen gebouwen nieuwe gebruiksmogelijkheden te zien, blijft directeur Arno Boon boeien. ‘Het zijn plekken die veel sfeer en een verhaal heb-ben. Vele generaties zijn er doorheen gesloft, hebben er gewerkt, zijn er gelegerd geweest. Die tand des tijds, dat verleden, vormt een voelbaar decor dat iets extra’s geeft aan de nieuwe functies die er in komen.’ Persoonlijk vindt Boon het meest uitdagende moment om door het achterstallige onderhoud en het verval heen te kijken en de mogelijkheden voor herontwikkeling te zien.

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:322842-7_ROM_0909.indd Sec1:3 9/4/2009 5:29:57 PM9/4/2009 5:29:57 PM

Page 6: ROM 09 09 LR

RO

september 20094

Westland gaat waterberging met drijvende woningen combineren

Scheveningen moet weer gaan swingenDe Pier van Scheveningen heeft een centrale rol in het concept-masterplan Scheveningen-kust dat het college van B en W vlak voor de zomer heeft vastgesteld. Voor de Pier moet er een nieuw plein ontstaan met attracties die zorgen voor levendigheid in het gebied.

die zijn aangepast aan de eisen van de toekomst en passen bij de gewenste uitstraling van het gebied. Alles bij elkaar verbeeldt dit de ambitie van het college voor het nieuwe Scheveningen: de bad-plaats van Noordwest-Europa, het hele jaar door.

Wethouder Marnix Norder van Bouwen en Wonen; ‘Ik ben ervan overtuigd dat we met dit masterplan die ambitie waar kunnen maken. Dat er iets moet gebeuren is duidelijk, dat bleek ook tijdens de samen-spraak en uit de stedenbouwkundige visie

Het college zet in op een verlengde Pier met familie- en avonturenattracties en bijvoorbeeld een zeezwem-bad. Rondom het huidige Circustheater past een Broadway-achtige sfeer waar het met de komst van nieuwe theaters het summum is voor liefhebbers van musicals en stand-up-comedians. In de Palacepro-menade en op het Palace-plein vestigen zich winkels

Over acht jaar moeten er bij ’s-Gravenzande 1200 woningen, waarvan 600 drijvende villa’s, rijtjeswoningen en appartementen liggen. Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland ontpoldert daarvoor 67 hectare laaggelegen grond en realiseert op die manier 75.000 extra kuub waterberging en een ecologische zone. De gemeenteraad van Westland heeft inmiddels een bestemmingsplan op hoofdlijnen aangenomen. Begin volgend jaar is ook de uitwerking ervan gereed.

Over acht jaar moeten er bij ’s-Gravenzande 1200 woningen, waarvan 600 drijvende villa’s, rijtjeswoningenen apppartetementen l liiggen. O O tnt iwikkkk leliingsmaattschhappijij h h tet N Niieuwe WeWeststlalandnd o ontntpopoldlderertt dadaararvovooror 6 677 hehectctarareelalaagaggegelellegegenn grgronondd enen r reaealilliseseerertt opop dd dieie m mananiieierrr 757575 00.00000000 ee eextxtxtx rarara kk kkuuuuuubbb b wawawaateteterbrbrbererergiggiginggngng ee ennn eeeeeeennn ecececololologoggisischchee zozonene.. DeDe gegememeenentteterarra dadad vvanan W WWesesestltltlandd hehe fefft t iin imidddd lels eee n n bebeststememmiminggspsplalan opop h hoofdfdlilijnjnenen a aanangegenonomemenn. B Begeginin v vololgegendnd jajaajaj arararr iiiis s ooooooook kk k dedde uuititwewerkrkiningg erervavann gegerereeded.

Bron

: Wat

erst

udio

.nl

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:422842-7_ROM_0909.indd Sec1:4 9/4/2009 5:30:00 PM9/4/2009 5:30:00 PM

Page 7: ROM 09 09 LR

RO

september 20095

In Nederland bestaan meer dan vijftig plannen voor de aanleg van waterwoonwijken. Toch komt er in de praktijk maar een handvol projecten van de grond. Verwarring over de juridische status van drijvende woningen (roerend of onroerend goed) en huiver bij ontwikkelaars én gemeenten zorgen keer op keer voor uit- of afstel van initiatieven. In het Westland lijkt het nu toch te gaan lukken. ‘Ruim zes jaar geleden zijn we begonnen met het verwerven van alle grond. Inmiddels hebben we 90 procent van het plangebied in handen en kunnen we met de herontwikkeling van het kassengebied beginnen’, aldus projectleider Marleen van Giesen van Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuw Westland. In deze organisatie werken de gemeente Westland, provincie Zuid-Holland, Hoogheemraadschap Delfl and en het OPP, het ontwikkelbedrijf van de Bank Nederlandse Gemeenten nauw met elkaar samen. Volgens Van Giesen is dat ook één van de succesfactoren van het project. Van de kredietcrisis heeft het project volgens haar weinig last. ‘De fasering duurt wel twee jaar langer, maar dat risico hadden we van

tevoren ingecalculeerd. We werken ook met één overkoepelende grondexploitatie. Daardoor kunnen we eventuele afzetproblemen in het ene deelgebied compenseren met goedlopende projecten op een andere plek.’

Moeizaam verloop van andere projectenDe voortvarendheid in het Westland staat in scherp contrast met de ontwikkelingen op andere locaties. In Rheden zou oorspronkelijk afgelopen voorjaar de eerste spade de grond ingaan van een wijkje met 200 terp- en waterwoningen in de bedding van de IJssel. Maar de komst van een nieuw bestuurscollege en ongerustheid bij de provincie over mogelijke aantasting van natuurwaarden hebben het project ernstig vertraagd. Eerst was er nog sprake van een kleiner aantal toegelaten woningen, maar volgens ingewijden is het nu zelfs onzeker geworden of er überhaupt op deze locatie mag worden gebouwd. De pilot van onder meer Dura Vermeer met een klein aantal oever- en paalwoningen in de Haarlem -mermeer als voorloper van een veel

grootschaliger waterwoonproject is inmiddels ook afgelast.

VROM: geen nieuwe regels nodigHet ministerie van VROM heeft inmiddels wel een handreiking gepubliceerd, die het gemeenten gemakkelijker moet maken om drijvende of half-drijvende woningen aan het Bouwbesluit te toetsen. Ook gaat na de zomer een website online, waar betrokkenen via email vragen kunnen stellen over de onduidelijke regels rond waterwonen. Het departement ziet geen heil in nieuwe wetgeving om een einde te maken aan de verwarring over de status van drijvende woningen. Een juristenwerkgroep binnen VROM concludeerde onlangs, dat gemeenten prima met de bestaande wetgeving uit de voeten kunnen als ze waterwoningen in een bestemmingsplan als een onroerend goed willen beschouwen. ‘Deze niche in de woningmarkt is ook nog volop in ontwikke-ling. Dat moet je niet verstoren met nieuwe regelgeving’, aldus een woordvoerder van het departement.

Jaco Boer é

van het Bewoners Ondernemers en Bezoekers platform op Scheveningen Bad. De samenspraak – begin dit jaar – heeft mij overtuigd dat Bad een impuls kan krijgen door voort te borduren op de kwaliteiten die er al zijn en dat de nadruk bij de aanpak op het zeefront moet liggen. Dit masterplan

beschouw ik als de start van een transforma-tieproces voor Scheveningen’.

Als het aan het college ligt ondergaat Scheveningen Bad een metamorfose door aan de zeezijde de Boulevard te vernieuwen. De gebouwen aan de zeezijde van de Boulevard

moeten een meer open karakter krijgen en zo uitnodigen tot een bezoek. Hiervoor worden de gesloten voorgevels van bijvoorbeeld het Kurhaus, het Palace Complex en Sealife toegankelijker gemaakt. Vanaf het achterland moet de zee weer zichtbaar zijn door brede

aantrekkelijke doorgangen. De woningen voor het Kurhausplein krijgen andere gevels zodat ze meer in harmonie zijn met de architectuur van het Kurhaus. Aan het eind van de promenade bij het Carlton Beach Hotel wil het college een nieuwe attractie voor de dagrecreatie, zodat de promenade over de volle lengte wordt benut.

‘Het masterplan biedt interessante aankno-pingspunten voor de discussie met andere overheden over het verleggen van de zeewering, met huidige en nieuwe onderne-mers in Scheveningen over toekomstige economische ontwikkelingen en met bewoners over het woon- en leefklimaat, de verkeersafwikkeling en over hun betrokken-heid in de toekomst. De komende jaren moeten we intensief met elkaar optrekken, want de gemeente kan het niet alleen’, aldus Norder.

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:522842-7_ROM_0909.indd Sec1:5 9/4/2009 5:30:04 PM9/4/2009 5:30:04 PM

Page 8: ROM 09 09 LR

RO

september 20096

Rommers reageren

Er kan door vindingrijke oplossingen nog veel winst worden geboekt in het energiegebruik in gebouwen. Dat geldt zeker voor installaties. Door duurzaam-heid te koppelen aan innovatieve oplossingen kan de installatiesector zich als deskundige en maatschappelijke bouwpartner bewijzen. Een bewezen mogelijkheid is het systeem van betonkernactivering.

Het kenmerk van betonkernactivering is dat de leidingen in de kern van de vloer dan wel het plafond zijn aange-bracht en niet in de dekvloer. Beton-kernactivering komt in feite neer op het beïnvloeden van de bouwmassa met als

doel een aangenaam en weldadig binnenkli-maat te creëren. Het principe is gebaseerd op accumulatie van warmte en koude in de bouwconstructie.Door de over het algemeen uitstekende isolatie van moderne gebouwen is slechts een beperkte capaciteit nodig voor verwar-men of koelen. Daardoor zal het noodzake-lijke temperatuurverschil tussen de lucht in de ruimte en het oppervlak van de vloer en het plafond klein zijn om aan de warmte- of koudebehoefte te voldoen. Door het kleine temperatuurverschil treedt in sterke mate een zelfregelend eff ect op. Met andere woorden, door een slimme toepassing van betonkernactivering vindt zowel een (geringe) besparing plaats op de investe-

ringskosten van de installaties als een aanzienlijke reductie van de exploitatiekos-ten voor verwarming en koeling.

De voordelen van betonkernactivering zijn evident. Er ontstaat een bewijsbaar, lager energieverbruik en er is sprake van een groot zelfregelend vermogen. Over het algemeen zijn er geen zichtbare verwarmingselemen-ten en ontstaat een comfortabel en gezond binnenklimaat. Niettemin kleven er ook nog nadelen aan dit systeem. Het blijkt vaak lastig te zijn om het zo in te richten dat ook individuen zelf de temperatuur kunnen instellen en bepalen. Ook reageert het systeem nog te traag op wisselende belasting en blijkt het lastig te zijn het systeem te

Betonkernactivering

Nederland-voorzitter Elco Brinkman te overtuigen. Er waren meer deelnemers die met multifunctionele fi etsenstallingen meer economische activiteiten en levendigheid in de vaak monotone achterstandswijken willen brengen. Maar niemand had volgens de jury dit concept zo goed en mooi uitgewerkt als het bureau uit Den Haag. De juryleden waren ook erg onder de indruk van het plan van enkele Arnhemse bouwkunde-studenten om met oranje geverfde fi etsban-den bestaande fi etsroutes in de wijk in kaart

Ruim baan voor fi etsvriendelijke wijken

Een samenhangend netwerk van smalle en bredere fi etspaden in het groen gecombineerd met buurt-stallingen waar je ook een pakje sigaretten of een paar komkommers kunt kopen. Met dat idee voor de Rotterdamse wijk Pendrecht wisten de ontwerpers van Posad half juni de jury onder leiding van Bouwend

Veel stadswijken kunnen zonder grote inspanning vriendelij-ker voor fietsers en voetgangers worden. Maar veel planolo-gen en stedenbouwkundigen hebben een blinde vlek voor het grote belang van het langzaam verkeer. Dat zei de Fietsers-bond bij de bekendmaking van de winnaars van een prijsvraag die de fiets meer op de kaart moet zetten in de vernieuwing van de zogenaamde ‘krachtwijken’.

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:622842-7_ROM_0909.indd Sec1:6 9/4/2009 5:30:06 PM9/4/2009 5:30:06 PM

Page 9: ROM 09 09 LR

RO

september 20097

integreren bij renovatieprojecten. Het is de uitdaging aan de installatieadviesbranche, maar ook aan alle andere partijen uit de bouwkolom, om die problemen defi nitief te tackelen.

Niels Bogman en Rico Logman, é

beiden werkzaam bij raadgevend ingenieursbureau Valstar Simonis (zie: www.valstar-simonis.nl)

te brengen en daarmee ontbrekende schakels en knelpunten zichtbaar te maken. Ze wonnen de eerste prijs in de categorie ‘studenten’.

De Fietsersbond is blij met de creatieve ideeën om de positie van de fi ets te verbete-ren. ‘Kinderen hebben er op dit moment veel te weinig ruimte om zich te bewegen. Bovendien is er vaak geen veilige plek waar ze spelenderwijs fi etsen kunnen leren. Daarmee perk je hun zelfstandigheid enorm in’, aldus projectleider Henk Hendriks. Er zijn volgens hem ook andere redenen om woonwijken fi etsvriendelijker te maken. Minder autoverkeer betekent een veiliger wijk en minder overlast. ‘Winkeliers in fi etsvriendelijke buurten kunnen zelfs op meer omzet rekenen’, aldus Hendriks. ‘Uit onderzoek is gebleken dat fi etsers vaker naar de supermarkt rijden en er gemiddeld meer uitgeven dan een automobilist.’

In de afgelopen jaren was de Fietsers-bond in vijf achterstands- en nieuw-bouwwijken betrokken bij het verbete-ren van de positie van de fi ets. Zo mocht Hendriks in Zeist zelfs van begin af aan meepraten over de nieuwe opzet van de infrastructuur. Uiteindelijk leidde dat tot een keuze voor de meest fi etsvriendelijke inrichtingsvariant, waarin het doorgaand autoverkeer naar de rand van de buurt werd verbannen. Dat fi etsbeleid in achterstandswijken niet zou helpen omdat allochtonen vanwege de lage status ervan toch niet willen fi etsen, noemt Hendriks achterhaald. ‘Als ik in Utrecht op het Kanaleneiland ben, zie ik genoeg jongeren van Marokkaanse afkomst op de fi ets.’

é Jaco Boer

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:722842-7_ROM_0909.indd Sec1:7 9/4/2009 5:30:21 PM9/4/2009 5:30:21 PM

Page 10: ROM 09 09 LR

september 20098

Nieuws uit Brussel

De Europese Commissie heeft Nederland15 miljoen euro toegewezen voor eentunnel met twee keer twee tunnelbuizen boven elkaar in de A2 bij Maastricht. Daar-naast draagt Brussel ook 7,9 miljoen euro bij aan een spoorproject in de Amsterdamse haven. Het geld komt uit het begin ditjaar door de commissie gepresenteerde

economische herstelplan. ‘Europa laat hiermee zien dat duurzame mobiliteit over de landsgrenzen heen van groot belang is’, zo zei minister Eurlings van Verkeer in een reactie.De Europese Commissie wil met het eco-nomisch herstelplan investeringen in de infrastructuur versnellen en zo de economie een impuls geven. In totaal is er 500 miljoen euro beschikbaar voor dit plan. Dankzij de nieuwe tunnel rijdt het verkeer op de A2/E25 vanaf 2016 onder Maastricht door, in plaats van door de stad heen. De keuze voor een gestapelde tunnel, waarbij lokaal verkeer wordt gescheiden van door-gaand verkeer op de route naar België en Duitsland, is een Europese primeur. Boven de tunnel komt een zogenoemde ‘groene loper’ met lindebomen eromheen. In het plan met een budget van in totaal 683

miljoen euro is verder de bouw van 1043 nieuwe woningen voorzien. Eind dit jaar begint het consortium Avenue2, met onder meer Ballast Nedam en Strukton, met de voorbereidende werkzaamheden voor het project. De 7,9 miljoen euro voor het Amsterdamse havengebied wordt gebruikt voor de aanleg van een nieuw goederenemplacement dat verbonden wordt met het bestaande spoor buiten de haven. De bijdrage uit Brussel wordt gebruikt voor de aanleg van een elek-trische energievoorziening. Hierdoor kun-nen de treinen niet alleen op diesel, maar ook op elektriciteit rijden. Het Amsterdamse havengebied krijgt dankzij deze investering een betere aansluiting met het Europese achterland.Zie ook www.a2maastricht.nl enwww.avenue2.nl.

Cultuur en creativiteit kunnen steden vooruit helpenDe British Council heeft onder de naam Breakthrough Cities een rapport gepu-bliceerd over de vraag hoe steden cultuur en creativiteit zinvol kunnen gebruiken. Volgens de schrijvers van het rapport spelen cultuur en creativiteit een essentiële rol bij het verbeteren van de levenskwaliteit van stedelijke gemeenschappen in Europa. Ze wijzen er daarbij op dat meer dan 70 procent van de Europese bevolking in stedelijke gebieden woont. Een nieuwe generatie professionals met verschillende achtergronden is volgens de schrijvers van het rapport al doordrongen van het belang van cultuur en creativiteit. Probleem is dat zij nog te weinig worden gehoord en veelal niet betrokken zijn bij het opstellen van de offi ciële plan- en besluit-vorming. Door middel van onder meer netwerken, discussies en kennisuitwisseling wordt getracht om deze groep meer invloed te geven op zaken als kunst en sociale activi-teiten, creatieve industrieën en stadsontwik-keling. Dit gebeurt via het project Creatieve Steden dat handvatten aanbiedt aan jonge

professionals om nieuwe manieren van den-ken te ontwikkelen. Ook worden, via onder meer zogenoemde ‘Urban Ideas Bakkery’s’ methoden aangereikt voor samenwerking bij het bedenken en uitwerken van oplossingen voor stedelijke ontwikkelingen.Steden kunnen door deelname aan het project creatief talent aantrekken dat bij kan dragen aan economische groei. Steden en andere deelnemers uit het Verenigd Konink-rijk, Polen, Tsjechië, Hongarije, Slowakije, Slovenië, Oekraïne, Zweden, Noorwegen, Denemarken, Finland, Estland, Letland, Li-touwen en Rusland doen mee aan het project dat loopt tot eind 2011. Het nu gepubliceerde rapport beoogt nieuwe ideeën en inspiratie te verschaff en aan ieder-een die zich bezighoudt met stedelijk beleid. Zie ook: http://creativecities.britishcouncil.org.

CDA’er Van Nistelrooij opnieuw woordvoerder regionale ontwikkelingDe Christen-Democratische EVP-fractie in het Europese Parlement heeft de CDA’er Lambert van Nistelrooij verkozen tot woord-voerder voor regionale ontwikkeling. In de

vorige zittingsperiode van het parlement vervulde Van Nistelrooij deze functie ook al. Voor de periode 2007 tot 2013 is er een budget van 340 miljard euro voor regionaal beleid. De EVP-fractie is de grootste fractie in het Europese parlement.

Nieuwe website voor uitwisselingen ervaringenVanaf 1 september is de nieuwe website Th e Cities Exchange voor iedereen toegankelijk. De site is een initiatief van Urbanicity’s, een organisatie die nieuws en informatie over stedelijke ontwikkelingen levert. Via de website kunnen steden en dorpen kennis en ervaringen uitwisselen over het managen en ontwikkelen van stedelijke gebieden. In het concept kunnen steden, stedelijke gebieden, maar ook dorpen publiceren over hun beleid en de maatregelen die zij in hun gebied hebben genomen en de resultaten daarvan. Daarbij kan het gaan om kleinscha-lige plannen voor een dorp, maar ook om bijvoorbeeld een alomvattend plan voor het duurzaamheidsbeleid van een grote stad. ‘Ons doel is om tegen het eind van het jaar 10.000 studierapporten online te hebben’,

Europees geld voor tunnel A2 onder Maastricht

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:822842-7_ROM_0909.indd Sec1:8 9/4/2009 5:30:34 PM9/4/2009 5:30:34 PM

Page 11: ROM 09 09 LR

september 20099

Milieubeleid tussen versoepelen en verbeteren

Een crisis kan een mooie aanleiding zijn om het milieubeleid ter discussie te stellen. Volgens De Zeeuw vraagt de lokale praktijk van ruimtelijke ontwikkeling om versoepe-ling van milieunormen en vereenvoudiging van procedures. Daar zit iets in. Maar het is te gemakkelijk als hij zijn tegenstanders aanduidt als ‘juridische taliban’ en tranen plengt voor ontwikkelaars die ‘de productie van dertig jaar draaiende wetgevings-machines moeten overwinnen’. Zijn de wetgevende macht en de Raad van State dan slechts snurkende dwarsliggers voor ondernemers? Ik zou milieunormen liever fundamenteler ter discussie stellen: waarop zijn milieunor-men eigenlijk gefundeerd, sturen ze op ef-fectieve besteding van milieueuro’s, welke milieueuro’s leveren de meeste levensjaren op, is er een redelijke verhouding tussen milieu-investeringen en risicoverminde-ring, zijn ze rechtvaardig en transparant enzovoort? Overigens komt achter een discussie over normen al snel een funda-menteler debat over opgaven en doelen te- voorschijn. Een paar voorbeelden. Hoe maken we de overgang van een mi-lieubeleid van de twintigste eeuw dat gaat over lokale hinder of vergiftiging, naar een milieubeleid van de eenentwintigste eeuw dat gaat over het beheer van de planeet en het gebruik van voorraden?

Hoe krijgen we de onmiskenbaar morele opgaven aan de orde? Het kwaad in de we-reld, om met Hannah Arendt te spreken, is meestal banaal: ‘Ik weet wel dat vlees eten slecht is voor het milieu en leed veroor-zaakt, maar ach’. In dit perspectief is het verbijsterend dat de EU ons elke dag laat bestoken met reclame om stukjes mis-handelde kip en kalf te eten. Het kabinet spreekt wel over normen en waarden, maar hier moet de haan blijkbaar meer dan drie keer kraaien.

Hoe ver mogen we gaan met een beroep op gedragsverandering? Carpoolen verplicht stellen helpt enorm, maar dat vinden we ongewenst. Dat het in sommige steden in Indonesië en in de VS wel werkt, vinden we niet relevant.Mogen we ingrijpende eisen stellen aan pro-ducten? De energielabels van auto’s worden nu per gewichtsklasse toegekend waardoor de allerzwaarste BMW toch een groen label kan krijgen. Eisen dat nieuwe auto’s op termijn meer dan één op twintig rijden zou ook kunnen.

Blijkbaar zijn we nog niet toe aan funda-mentele refl ectie. Terug dan naar de lokale praktijk. Versoepelen van normen gaat ons niet redden, al is het maar omdat de meeste normen uit Brussel komen. Als we procedu-res kunnen versnellen, moeten we dat doen maar dan graag in het perspectief van een eff ectiever en effi ciënter milieubeleid. Dat kan worden bereikt door het milieubeleid te optimaliseren en te dynamiseren, door het doelmatiger en transparanter te maken zoals de VROM-raad onlangs aangaf in het advies over dynamiek in het milieubeleid. Ook dat advies is praktisch en niet fundamenteel, maar brengt beweging in de goede richting op gang.De raad adviseert bijvoorbeeld om vergun-ningen met een beperkte looptijd uit te ge-ven; emissierechten verhandelbaar te maken zodat de beschikbare milieuruimte effi ciënt wordt benut; anticipatie op toekomstige ontwikkelingen mogelijk te maken en de relatie met overige ruimtelijk ontwikkeling te benutten. Ook vergroting van de ruimte voor bestuurlijke afweging is goed mogelijk mits die verbonden is aan een ‘oplevertoets’. Kortom, laten we de crisis gebruiken om het milieubeleid te verbeteren, niet om het af te breken.

Bram van de Klundert é

[email protected]

De verwondering

aldus Jeremy Flay van Urbanicity die ver-antwoordelijk is voor de nieuwe website. www.citiesexchange.org/thecitiesexchange/

Europese architecten voelen de gevolgen van de crisisUit de resultaten van een in juli gepubli-ceerd onderzoek van de Raad van Europese Architecten (ACE) naar de gevolgen van de economische crisis voor hun kantoren en werkvoorraad blijkt dat de impact van de crisis toeneemt. Via de organisaties die lid zijn van de ACE werd tussen 15 en 29 juni in veertien Europese talen een onderzoek gedaan onder architecten. Het blijkt dat de architecten opvallend pessimistischer zijn dan in de voorafgaande drie maanden. Van diegenen die in juni de enquête invul-den beoordeelde 62 procent de situatie als slecht of zeer slecht, in april was dit nog slechts 46 procent. De ACE stelt verder vast dat bijna een op de drie Europese architectenbureaus sinds de start van de economische crisis in september 2008 het personeelsbestand heeft zien afnemen. Van diegenen die de enquête in juni invulden geeft 23 procent aan te verwachten dat het aantal personeelsleden in de volgende drie maanden zal afnemen. Daar staat tegenover dat 7 procent van de architectenbureaus meer personeel heeft aangenomen sinds september 2008.De ACE, die architecten op Europees niveau vertegenwoordigt en de aangesloten organisaties denken dat meer overheidsin-vesteringen in duurzame bouw, en in het bijzonder investeringen in het verbeteren van de energie-effi ciency van bestaande gebouwen, een goed begin zou zijn om het slechte tij te keren. Voor de resultaten van de enquête:www.ace-cae.org/MemberN/Content/EN/documents/sdoc/structure.asp?id=aceinfo_overview.

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:922842-7_ROM_0909.indd Sec1:9 9/4/2009 5:30:36 PM9/4/2009 5:30:36 PM

Page 12: ROM 09 09 LR

VROM stelt ict-ambities flink naar beneden bij

Nog meer Wabo-leed

september 200910

Ruimtelijk bekeken

‘De Wabo slaagt alleen als er één cultuur wordt gesmeed’

Bron

: Wat

ersc

hap

Aa

en M

aas

Net als de nWro ontpopt de Wabo zich steeds meer als een onderschat organisatietraject. Vooral kleinere gemeenten hollen achter de feiten aan. ICT-tegenslag maakt werken met de verkorte Wabo-termijnen nog onmogelijk. VROM houdt echter vol: aan de deadline wordt niet getornd en met een eenvoudige mailbox lukt het ook. ‘Voor e-mail hebben we het Rijk niet nodig.’

Hans van Gurchom en zijn collega’s van adviesbureau Senze draaien overuren. ‘We zijn hier heel erg druk

mee’, klinkt het hectisch. ‘Hier’ slaat op de snel naderende deadline van 1 januari 2010 als de Wabo, kort voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een feit is. ‘Vooral de kleinere gemeenten realiseren zich nu pas: oeps, we hebben nog maar een halfj aar.’ Ondanks zijn drukke agenda kan de Senze-directeur tijd vinden voor een interview in het strak

ingerichte gloednieuw ogende kantoor op de zevende verdieping van het Rotterdamse Groothandelsgebouw. Met vijf vaste krachten en zes zzp’ers lopen zo’n twintig projecten bij gemeenten. Het adviesbureau doet de projectleiding – werkprocessen, ICT en opleiding – of is actief op een van deze deelgebieden van de Wabo-implementatie. Van

Gurchom constateert dat veel gemeenteambtenaren nog niet gewend zijn om met de verkorte behandeltermijnen van de omgevingsvergunning te gaan werken. Regelmatig komt een gemeente in het Wabo-implementatieproces met een nieuwe dienstverleningsvisie op de proppen in de geest van ‘de burger moet snel bediend worden’. Wat het er niet eenvoudi-ger op maakt.Van Gurchom: ‘Je hebt te maken met vakspecialisten die een goed product willen leveren, niet een product dat op tijd klaar moet zijn. De Wabo slaagt alleen als er één cultuur wordt gesmeed. Maar we moeten ook weer niet te drama-tisch gaan doen’, stelt hij. ‘Er gebeuren geen ongelukken. Kleinere gemeenten maken jaarlijks maar vijf tot tien moeilijke aanvragen mee.’

KogelBij de komst van regionale omgevingsdiensten kunnen kleinere gemeenten garen spinnen, verwacht Van Gurchom. In juni ging de kogel door de kerk en legden Rijk, provincies en gemeenten hun geschil bij. Gemeenten worden het bevoegd gezag voor de Wabo, de complexe aanvragen (IPPC, Brzo) blijven bij de provincie. Gemeenten die niet aan nog op te stellen kwaliteitseisen voor de vergunningverlening voldoen, worden door de provincie verplicht om deel uit te gaan maken van een regionale uitvoeringsorganisatie. Wat sowieso handig is voor die gemeenten, stelt Van Gurchom, ‘die onvoldoende kritische massa en kennis hebben voor de moeilijkere vergunningen.’Dat gemeenten eenduidig het eerste overheidsloket worden, maakt het er niet voor elke overheidslaag gemakkelijker op. ‘In de frontoffi ce wordt het eenvoudiger. Wij zullen veel meer werk moeten verzetten aan de achterkant’, zegt Ton Boer, afdelingshoofd Planadvies en Vergunningen bij Waterschap Aa en Maas. De waterschappen zijn niet meer het bevoegd gezag voor de lozingen van bedrijven op het riool. Die bevoegdheid zijn ze kwijtgeraakt aan de gemeenten tijdens de gang naar de Wabo, naar verluidt in een onbewaakt

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:1022842-7_ROM_0909.indd Sec1:10 9/4/2009 5:30:38 PM9/4/2009 5:30:38 PM

Page 13: ROM 09 09 LR

september 200911

‘Kwaliteit van Landelijk Omgevingsloket Online is onder de maat’

moment weggegeven door staatssecretaris Huizinga. Voor de Brabantse waterschappen vormde dat toch al geen goede start van de Wabo. De rioolwaterzuiveringen in Brabant zijn voor de helft ingericht op grote industriële lozers, waaronder veel voedings- en zuivelproducenten in het gebied. ‘Wij hebben de kennis in huis van deze complexe aanvragen en overleggen intensief met deze bedrijven.’ Begrijpelijk dus dat Boer het betreurt dat het waterschap niet langer rechtstreeks met de industrie om de tafel zit, maar dat het contact via het gemeenteloket loopt. ‘Al zal er hooguit een casemanager of zo tussen zitten, het is toch een extra schakel.’

OLOHet grootste risico, roept zowel adviseur Van Gurchom als waterschapper Boer, blijft de ICT. Niet alleen het landelijke Omgevingsloket Online (OLO), maar ook de applicaties in de backoffi ce van de overheidsorganisaties zelf moeten op orde zijn. ‘Het OLO is nog lang niet perfect, terwijl ook VROM een jaar extra heeft gehad’, zegt Van Gurchom. Intussen roff elt het ministerie fl ink op de trom met het vermeende succes in Leidschendam-Voorburg. Maar daar betreft het de zogeheten BRIKS-processen (bouw-, reclame-, in- en uitrit-, kap en sloopvergunningen) die gedigitaliseerd zijn. Nog een doorn in het oog van Boer. ‘Daar hebben we met de water-schappen niet zoveel aan. Wij zijn nauwelijks betrokken bij

het OLO, terwijl we een belangrijke rol spelen bij de complexe vergunningen. Er is niets geregeld, en dat gaat het komende halfj aar ook niet gebeuren. Het instrumentarium is er niet, maar ik word er volgend jaar wel op afgerekend als we de verkorte termijnen niet halen.’

Samen met de gemeenten Breda, ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Helmond en Tilburg, de provincie Noord-Bra-bant en het buurwaterschap De Dommel heeft Aa en Maas onlangs de noodklok geluid. De strekking van hun kritiek: de kwaliteit van het OLO is onder de maat. Ook ontbreken de koppelingen tussen de verschillende overheidslagen, externe adviseurs en milieudiensten. Systemen zullen per 1 januari onvoldoende gereed zijn. Gemeenten verwachten hogere kosten en grotere risico’s. Er heerst ernstige twijfel of de verkorte Wabo-termijnen gehaald zullen worden.

HeiligDe offi ciële reactie van VROM wordt tijdens het Kamerdebat over de Invoeringswet van de Wabo eind juni al gegeven: ‘De

p p g g ) g g j gdodoorornn inin h hetet o oogog v vanan B Boeoerr. ‘ DaDaarar h hebebbebenn wewe m metet d dee wawateterr-schappen niet zoveel aan. Wij zijn nauwelijks betrokken bij

gDeDe o offiffi c ciëiëlele r reaeactctieie v vanan V VROROMM wowordrdtt titijdjdenenss hehett KaKamemerdrdebebatat over de Invoeringswet van de Wabo eind juni al gegeven: ‘De èè

Waterschap A a en Maas betreur t het niet langer met industr ië le

lozers om de tafe l te z itten

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:1122842-7_ROM_0909.indd Sec1:11 9/4/2009 5:30:41 PM9/4/2009 5:30:41 PM

Page 14: ROM 09 09 LR

september 200912

Ruimtelijk bekeken

datum is heilig’, aldus minister Jacqueline Cramer die zegt alles uit de kast te willen halen om de planning te halen. In het najaar komt er een evaluatie van het OLO, zonodig krijgen gemeenten extra ondersteuning. Wel erkent Cramer, laat zij via haar woordvoerder Jan-Jaap Eikelboom weten, dat het geautomatiseerd uitwisselen van gegevens inderdaad een onhaalbare kaart is. ‘De ervaring van de eerste veertig gemeenten – toch koplopers – leert dat de ICT-ontwikkeling bij gemeenten over het algemeen genomen nog niet zo ver is. Hierin nu investeren zou bij 95 procent van de gemeenten de

invoering van de Wabo per 1 januari niet realistisch maken. Naar dit scenario zullen gemeenten de komende jaren in hun eigen tempo toe moeten groeien.’ VROM zweert dan ook bij de ICT-voorziening volgens het ‘eenvoudig scenario’ (waar al honderd gemeenten gebruik van zouden maken). Hierin vindt de communicatie tussen aanvrager, bevoegd gezag en adviseurs plaats via e-mail (en niet geautomatiseerd via webservices). ‘Een mailbox is voldoende’, aldus Eikelboom.De reactie van VROM op de B5-actie is voorspelbaar, blijkt uit navraag bij Gabriel van Tiggelen, samensteller van het

rapport bij de gemeente Helmond. ‘VROM hamert erop dat de minimale variant van het systeem “goed zal werken”. Wij betwijfelen dat’, aldus Van Tiggelen die openhartig uit een gesprek met Wabo-projectleider Joke Vroon van het ministerie citeert. ‘De ICT-perikelen zijn volgens VROM een zaak voor het bevoegd gezag. De boodschap is dus met andere woorden: zoek het maar uit.’ Een optie is de Wabo per 1 januari wel in te voeren, maar niet vast te houden aan de verkorte behandeltermijnen. Daar heeft VROM evenwel geen boodschap aan.Boer van Waterschap Aa en Maas constateert dat VROM zijn ambities om de ICT-dienstverlening te verbeteren fl ink naar beneden heeft bijgesteld. ‘We moeten gewoon op papier of met e-mail werken. Het wordt alleen een mailbox, geen workfl ow. Het is maar de vraag of wij als lokale en regionale overheden in staat zijn met deze beperkte ICT-randvoor-waarden onze dienstverlening, denk aan kortere doorlooptij-den, te verbeteren. Met e-mailverkeer werken we al langer. Daar hebben we geen rijksoverheid voor nodig.’ Boer hekelt het ongebreidelde optimisme van het ministerie. ‘Volledig misplaatst.’ Hij vindt zelfs de communicatie ‘misleidend’. ‘Over de pilots waar het niet goed gaat, vind je niets terug op de website van VROM. De mensen in het veld weten het: de praktijk laat zien dat de deadline van 1 januari absoluut irreëel is.’

Pieter van den Brand é

Cramer: ‘Geautomatiseerd uitwisselen van gegevens is een onhaalbare kaart’

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:1222842-7_ROM_0909.indd Sec1:12 9/4/2009 5:30:46 PM9/4/2009 5:30:46 PM

Page 15: ROM 09 09 LR

september 200913

Ruimtelijk bekeken

ssssssseeeesssseseeeeeessseeeeeeesseseeeeeesseeeessseeseeeeeeessseeeeesssseesseeeeseeptpptptppptttptptptpptttttptttptptpptptptttptpppttptppppppppppptppppppp eememmmeeeemmeeeeemmeeeemmmeeememeeemmeemmmmeeeeemmemmeeemmmemmmeemmeemmmbbbbbbbbbeeebbbebbbbbeebbbbeeebbeeebbbeeebbbbeebbbbbeeeebbbbbeebbbbeeeeeebbeeeebbeeeeeeeeebbbeerr rrrrrrr rrr 2202020202020002020022000002020002222020222000220202220222022 00090000990909090009900909090900000900099909900999909911131113331131333113131331111113311333

Sleutelprojecten als constante in het ruimtelijke beleidKort voor het zomerreces besloot het kabinet om een verkenning te starten naar toekomstige sleu-telprojecten in het kader van de structuurvisie Randstad 2040. Als deze verkenning positief uitvalt, is dat het startsein voor een derde generatie sleutelprojecten. Deze zouden daarmee een opmerkelijk constante factor in het ruimtelijke beleid worden. Bureau Stedelijke Planning en het onderzoeksin-stituut OTB-TU Delft zetten de ervaringen en lessen uit hun evaluatie op een rij.

van deze projecten geselecteerd (zie tekstkader). Begin jaren negentig startte de uitvoering, de meeste van deze projecten zijn nu geheel of grotendeels afgerond. Eind jaren negentig besloot het kabinet tot de start van een tweede generatie sleutelprojecten: de zes HST-stations (zie tekstkader). Anders dan bij de eerste generatie sleutelprojecten werd door de betrokken ministeries van VROM en Verkeer en Water-staat tevoren een budget gereserveerd, ruim 1,4 miljard euro (prijspeil 2005). Deze projecten zijn nu in uitvoering. De Amsterdamse Zuidas is verreweg het grootste en tevens het enige project waarvoor nog geen uitvoeringsovereenkomst is

De Kop van Zuid in Rotterdam, Maastricht Céramique, Centraal stadsgebied Amersfoort en de Amsterdamse

Zuidas: aansprekende voorbeelden van sleutelprojecten die het aanzien van de Nederlandse steden hebben veranderd. Twintig jaar geleden waren ze pioniers van een ander beleid, dat van de stedelijke gebiedsontwikkeling. Inmiddels is de betrokkenheid van de rijksoverheid bij gebiedsontwikkeling in de ruimtelijke ordening gebruikelijker. Na de sleutelpro-jecten kwamen er BIRK-projecten, Nota Ruimte-projecten, projecten gebiedsontwikkeling in het MIRT en vele meer. De sleutelprojecten zijn te beschouwen als ontwikkelingsplano-logie avant la lettre.

Twee generaties De Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening uit 1988 markeerde een koerswijziging in het ruimtelijk beleid. De nationale ruimtelijke ordening richtte zich uitdrukkelijk op de stedelijke gebieden en de markt kreeg een prominente rol. Daarbij hoorden nieuwe instrumenten: het mainport-beleid, de stedelijke knooppunten en stede-lijke herstructureringsprojecten, die later tot ‘sleutelprojecten’ werden gedoopt. Er zijn uiteindelijk acht

èè

september 200913

Amersfoor t , Centraal Stat ion

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:1322842-7_ROM_0909.indd Sec1:13 9/4/2009 5:30:52 PM9/4/2009 5:30:52 PM

Page 16: ROM 09 09 LR

september 200914

Ruimtelijk bekeken

seseeeesseeeeeeeseseptptpptptptttptptptptppptppptptpptttppttpptptppttttpppppppppppppp ememememmmemmememmmememememmemememmeeemememmmmbbbbbbbbebebeebebebebbbbbebebebbbbbbeebbbbeebbbbbeebbbbbbebbebber r r rrr rrrrrrrrrrrr 2020202220220200020200202002222202020222020222022220222202222 0909090909099099090099999009990900090999990099090000000099990090000000999911144144444441444444444444444444414444144444411444444444

getekend. Ook al worden er volop kantoren gebouwd, de fi nanciering van het ambitieuze DOK-model voor de infrastructuur is nog niet rond. Bij deze sleutelprojecten zijn de bouwputten pas in het volgend decennium weg.

Meerwaarde Wat hebben de sleutelprojecten opgeleverd? Heeft de betrokkenheid van de rijksoverheid meerwaarde gehad, en zo ja, op welke punten? Dat waren de vragen die door onze evaluatie beantwoord moesten worden alvorens de zoek-tocht naar nieuwe sleutelprojecten in het licht van de structuurvisie Randstad 2040 kon beginnen. Om de eff ecten en meerwaarde van de sleutelprojecten goed te kunnen reconstrueren, hebben we ze vergeleken met referentiepro-jecten: andere grote stedelijke projecten (eerste generatie) en stationsprojecten (tweede generatie, zie tekstkader). Er is gekeken naar de economische en maatschappelijke eff ecten van de projecten, de bestuurlijke eff ecten en de fi nanciële instrumenten. De vergelijking leidde tot een aantal opmerke-lijke resultaten.

De sleutelprojecten hadden aantoonbare meerwaarde tegenover de referentieprojecten bij de vastgoedwaarde van woningen (de transactieprijzen van woningen in de omge-

ving van de sleutelprojecten stegen meer), in de dichtheid van het bouwprogramma en in de ruimtelijke kwaliteit. De stijging van de prijzen van koopwoningen was bij een paar projecten behoorlijk groot, ook na correctie voor regionale verschillen: het Amsterdamse Oostelijk Havengebied,

Maastricht Céramique, Nieuw Centrum Den Haag en Rotterdam Centraal. Er was daarentegen geen meerwaarde bij de vastgoedwaarde van kantoren of de groei van de werkgelegenheid. Op deze punten scoorden de referentiepro-jecten gemiddeld even goed als de sleutelprojecten. Dat is opvallend gezien de sterk economische doelstelling van de sleutelprojecten. Natuurlijk kwamen er bij de sleutelprojec-ten veel banen bij, zoals bij de Rotterdamse Kop van Zuid, maar dat gebeurde ook bij de Amsterdamse IJ-oevers, die geen sleutelproject waren. Bij de kantorenmarkt was het beeld zeer wisselend en laten de prijzen van alle projecten veel schommelingen zien. De sleutelprojecten trokken tegen de verwachting in ook niet meer private investeerders aan dan de andere projecten, maar ze leidden wel tot extra publieke investeringen, en juist daarin ligt een belangrijke meerwaarde. De Tramtunnel in Den Haag was niet aangelegd als dit gebied geen sleutelproject was geweest, en dat geldt wellicht ook voor de Rotterdamse Erasmusbrug. Op het fi nanciële vlak waren de eff ecten van het extra budget voor de tweede generatie sleutelprojecten tweeledig: enerzijds werd de ruimtelijke kwaliteit van masterplannen voor de HST-stations hoger, anderzijds leidde het beloofde budget tot torenhoge ambities van de gemeenten die niet altijd realiseerbaar bleken. Dat werd zichtbaar bij het uiteindelijk afgewezen masterplan voor het Rotterdamse CS van de Britse architect Alsop met de ‘champagneglazen’. Tot slot werden bij sommige sleutelprojecten de procedures gemak-kelijker. Dat was met name het geval bij projecten met milieuproblemen, zoals Centraal stadsgebied Amersfoort en het Amsterdamse Oostelijk Havengebied. Bij de snelheid van besluitvorming waren echter geen verschillen te zien. Het beeld wisselt dus per onderwerp, maar op een aantal komen de sleutelprojecten duidelijk beter uit de vergelijking. Dat

De Tramtunnel in Den Haag wasniet aangelegd als dit gebied geen

sleutelproject was geweest

september 200914

Den B osch, Pale is Kwar tier

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:1422842-7_ROM_0909.indd Sec1:14 9/4/2009 5:31:16 PM9/4/2009 5:31:16 PM

Page 17: ROM 09 09 LR

september 200915

was voldoende om positief te adviseren over het starten van een verkenning naar nieuwe sleutelprojecten.

Grote verschillenEr zijn grote verschillen tussen de sleutelprojecten. Alhoewel in de evaluatie niet is gekeken naar afzonderlijke projecten, is het niet moeilijk te zien welke projecten eruit springen. Maastricht Céramique is een voorbeeld van een relatief vlot verlopen project. Al in een vroeg stadium was er overeen-stemming tussen de publieke en de private initiatiefnemer, de gemeente Maastricht en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Jo Coenen maakte als supervisor een alom geprezen masterplan. Er is een nieuw stedelijk gebied aan de rand van het centrum ontstaan met vooral een woonfunctie, maar ook met kantoren en publieke voorzie-ningen als de Openbare Bibliotheek en het Bonnefantenmu-seum. De oplevering van de loopbrug over de Maas tussen Céramique en het oude centrum in 2003 rondde het project af. Rond het Centraal Station van Utrecht ging het veel minder snel. Dit gebied was al in vroeg stadium kandidaat voor de eerste generatie sleutelprojecten. In 1993 trok het ABP zich terug en bleek dat de NS eveneens grote aarzelin-gen had. Het project stagneerde en werd naar de tweede generatie doorgeschoven. In 2000 viel het volgend consor-tium uiteen. Na vele planwijzigingen, politieke wisselingen en een referendum is in 2004 een uitvoeringsovereenkomst getekend. Het project laat zien hoezeer zowel interne als externe politieke factoren de voortgang kunnen beïnvloeden, ondanks consensus over het belang van het stationsgebied voor het herstel van de Utrechtse binnenstad.

Naar de toekomstDe verkenning naar mogelijke nieuwe sleutelprojecten is onlangs van start gegaan. Het kabinet heeft aangegeven in

elk geval te willen kijken naar de ambities voor de Olympi-sche Spelen in 2028. Daarnaast wordt gedacht aan grote stedelijke en/of groen-blauwe projecten in de Randstad. Vanuit de evaluatie zijn aanbevelingen geformuleerd over de voorwaarden waaraan nieuwe sleutelprojecten zouden moeten voldoen. Een heel belangrijke is: wees zeer selectief en kies projecten waar de rijksoverheid een duidelijke meerwaarde heeft. Stedelijke gebiedsontwikkeling is in Nederland in principe het domein van gemeenten en private partijen. Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat de Amsterdamse zuidelijke IJ-oevers, destijds afgewezen als sleutelproject, door de gemeente zelf succesvol zijn ontwikkeld. Hieruit blijkt dat de rijksoverheid lang niet altijd meerwaarde heeft. Beter een concentratie op enkele projecten dan een eindeloze spreiding van het beleid.

é Ries van der Wouden, Gijs Foeken, Koen Hollander – Bureau Stedelijke Planning

Rapport en bijlagen zijn te downloaden via www.vrom.nl/Randstad2040

en www.stedplan.nl.

Overzicht sleutelprojecten en referentieprojectenEerste generatie sleutelprojecten:

1. Brabantse Poort (Nijmegen)

2. Centraal Stadsgebied Amersfoort

3. Céramique (Maastricht)

4. Corridor Eindhoven-Veldhoven-Welschap

5. Kop van Zuid (Rotterdam)

6. Nieuw Centrum Den Haag

7. Oostelijk Havengebied (Amsterdam)

8. Stationsgebied Noordwest (Groningen)

Referentieprojecten voor de evaluatie:

1. Kanaaloevers (Apeldoorn) 2. Laakhavens (Den Haag)3. Paleiskwartier (Den Bosch)4. IJ-oevers (Amsterdam)

Tweede generatie sleutelprojecten /Nieuwe sleutelprojecten:

1. Arnhem Centraal2. Den Haag Nieuw Centraal3. Rotterdam Centraal4. Breda Stationskwartier 5. Utrecht Centraal 6. Amsterdam Zuidas

Referentieprojecten voor de evaluatie:

1. ArenAPoort (Amsterdam)2. Leiden Centraal3. Spoorzone Tilburg

Amsterd am, Zuid as

Foto

’s : B

urea

u St

edel

ijke

Plan

ning

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:1522842-7_ROM_0909.indd Sec1:15 9/4/2009 5:31:20 PM9/4/2009 5:31:20 PM

Page 18: ROM 09 09 LR

We zijn in Ulft, de Achterhoek, op het immense terrein van de vermaarde IJzergieterij DRU, waar het

merendeel van de gebouwen er leeg en verwaarloosd bij staat. Aan de toren met daarop het jaartal 1754 lezen we af

dat we te maken hebben met een bijzondere plek. Hier is geschiedenis geschreven, industriële geschiedenis.

Dankzij de ijzeroer in de grond langs de Oude IJssel was dit samen met de Zaanstreek een van de eerste industriegebie-den, memoreert Arno Boon. ‘Het begon met de graaf van Berg en de vervaardiging van kanonskogels. Later groeide het uit tot wat ze in deze streek noemen “Iron Valley”. Ja, je moet een beetje fantasie hebben’. Er liggen hier belangrijke roots van de vaderlandse ijzer- en staalindustrie. Er werden badkuipen, braadpannen... gemaakt. Tot eind vorige eeuw was er productie, weliswaar op kleine schaal van de meer hightech niches, roestvrij stalen tanks voor de melkindu-strie. Daarna volgde het verval.

De kunstDe kunstom inom in

andermansandermansscheppingscheppingiets nieuws teiets nieuws te

makenmaken

Arno Boon

‘Onze kennis zit ’m in de kennis over hoe je gebouwen restaureert’

BOEi, de Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed, geeft nieuwe betekenis aan plekken met een verhaal. En met succes. Steeds vaker zijn gerestaureerde en herbestemde fabrieksgebouwen een vliegviel voor verdere ontwikkeling. ‘We willen uitstralen dat het gaat lukken als wij er mee aan de slag gaan.’ Met name het momentum om in de oude, vervallen gebouwen nieuwe gebruiksmogelijkheden te zien, blijft directeur Arno Boon boeien.

september 200916

Interview

Foto: Vincent van den Hoven

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:1622842-7_ROM_0909.indd Sec1:16 9/4/2009 5:31:22 PM9/4/2009 5:31:22 PM

Page 19: ROM 09 09 LR

In 1999 kreeg BOEi het verzoek om eens te komen kijken. Het regionaal georiënteerde Klaassen Vastgoedontwikkeling en Bouwfonds hadden hun oog laten vallen op het fraaie gebied langs de Oude IJssel. Maar wat te doen met die oude meuk?

HerontwikkelingTrekkers egaliseren de grond voor de nieuwe ingang van het Portierscomplex, dat zijn oude glorie heeft teruggekregen, maar nu gaat dienen als multifunctionele cultuurfabriek. Binnen zijn werklui bezig met de afwerking van het interi-eur. Wandelend van de monumentale ruimte voor het grand café, langs de bibliotheek, door de theaterzaal, naar het poppodium valt de bezoeker van de ene verbazing in de andere. Als dit complex in het najaar open gaat, zal het veel meer dan een lokale functie hebben. Dit wordt een cultuur-icoon in Oost-Nederland.Arno Boon probeert in woorden te vatten wat de kracht van dit soort gebouwen is. ‘Het zijn plekken die veel sfeer en een verhaal hebben. Vele generaties zijn er doorheen gesloft, hebben er gewerkt, zijn er gelegerd geweest. Die tand des tijds, dat verleden, vormt een voelbaar decor dat iets extra’s geeft aan de nieuwe functies die er in komen.’

BOEi is negen jaar geleden opgericht op initiatief van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monu-menten om industrieel erfgoed te behouden door herontwik-keling. Het is een vennootschap met meerdere aandeelhou-ders, waaronder grote ontwikkelaars als AM, Rabo Bouwfonds, NS Poort, en de Bank Nederlandse Gemeenten. De fi nanciering van de restauratie en het herbestemmen gebeurt met subsidies, leningen tegen een lage rente, eenmalige bijdragen en uit gestort aandelenkapitaal van de aandeelhouders. BOEi hoeft geen winst te maken, maar denkt uitdrukkelijk wel commercieel. Boon: ‘We zijn een ontwikke-lende belegger. We zitten ook wel eens in een adviserende rol, maar meestal kopen we het complex. We investeren echt en kiezen nadrukkelijk een plek tussen de markt en de overheid. De aandeelhouders zijn allang blij als onze projecten zichzelf kunnen bedruipen. Bij positief resultaat vloeit dit terug voor de fi nanciering van volgende projecten.’

Kennis en ervaringLangzamerhand heeft BOEi een unieke expertise opgebouwd om snel een inschatting te kunnen maken of een oud industrieel complex levensvatbaar is, zowel bouwtechnisch als commercieel. ‘Vaak denken mensen dat de zaak op instor-ten staat. Dat valt dan bij nader inzien best mee’, legt Boon uit. ‘Wij hebben mensen in huis en om ons heen die veel ervaring hebben met de restauratie van dit soort gebouwen. Ze zien meteen wat er mogelijk is en wat dat kost. Die expertise is dun gezaaid.’Persoonlijk vindt Arno Boon het meest uitdagende moment om door het achterstallige onderhoud en het verval heen te kijken en de mogelijkheden voor herontwikkeling te zien.

‘Het is toch vooral de kunst om in andermans schepping iets nieuws te maken. En natuurlijk om op een gegeven moment de gebruikers te vinden, die hier in willen stappen.’ Het nadenken over de invulling en in het bijzonder welke partijen geschikt zijn, wordt steeds belangrijker, constateert

hij. ‘Je moet met alles tegelijk rekening houden: de locatie, de markt, de regels van de monumentenzorg, de visies van deze en gene. Ook die expertise is heel bijzonder; die hebben we over de jaren opgebouwd en opgeslagen, zodat we snel kunnen schakelen. Hoe richten we het gebouw in en maken we de bedrijfsvoering zodanig, dat het gaat werken. De partijen die meedoen, moeten het kunnen trekken. We hebben er niets aan als de huurder na twee jaar omvalt.’

Visie en overtuigingEr is niet een vaste manier van aanpakken. De omstandighe-den zijn steeds weer anders, ook de partijen die erbij betrokken zijn en die wat willen, legt de BOEi-directeur uit. ‘De ene keer zit de drijvende kracht bij een projectleider, een hoofd van dienst bij de gemeente, zoals bij de verplaatsing van het stationnetje in Houten. De andere keer is het een externe partij, een particulier, die zich druk maakt over de teloorgang van een bijzonder gebouw. Zoals bij de Zeepfabriek Rohm & Haas in Amersfoort. Het is aan Joke Sickman te danken dat die gebouwen er nog staan. Ze is oprichtster van de stichting Siësta, Stichting Industrieel Erfgoed, en kwam bij mij met de vraag wat te doen om in Amersfoort het industrieel erfgoed op de kaart te krijgen. “Blijven doen, wat je al doet”, zei ik tegen haar. Onvermoeibaar een pleidooi houden voor behoud van het waardevolle en nadenken over een nieuwe bestem-ming. Soms zet de rijksdienst ons op het spoor. Een andere keer zien we zelf een gebouw dat grote kansen geeft.’Heel veel projecten kennen we uit de verte. Dat was ook het geval bij de ijzerfabriek in Ulft,vertelt Boon. ‘Ulft is een gemeente met zo’n 40.000 inwoners, verdeeld over zeven kernen, die graag haar jonge bevolking vast wil houden om de krimp tegen te gaan. Dat betekent dat je een aantrekke-lijke woonomgeving en een interessant cultuuraanbod moet bieden. Er zit hier een wethouder met een duidelijke visie over hoe de gemeenschap vitaal te houden, die zich met hart en ziel aan dit project heeft verbonden. Elke zaterdag leidt hij drie groepen geïnteresseerden rond over het terrein. Zo iemand heb je echt nodig om zo’n enorm complex project als dit te realiseren.’

VliegwielHet dak van de Portiersloge biedt een fraai uitzicht over het enorme complex, langs de slingerende rivier en de weilanden. èè

‘Je moet successen boeken,anders droog je op’

september 200917

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:1722842-7_ROM_0909.indd Sec1:17 9/4/2009 5:31:44 PM9/4/2009 5:31:44 PM

Page 20: ROM 09 09 LR

‘Vergeet niet dat de DRU net zo groot is als het terrein van de Westergasfabriek in Amsterdam’, merkt de BOEi-directeur terloops op. ‘De opgave is net zo groot, de omstandigheden zijn een tikje moeilijker. Dit is het oosten van het land met een totaal andere markt.’ Hij wijst op de Badkuipenfabriek, waar de restauratie inmiddels eveneens in volle gang is, en waar lofts in komen. ‘Heel gedurfd in deze streek, maar het

beste voor het gebouw. Je hebt wel de tijd nodig om mensen te vinden, die daarin met je willen meegaan.’ Staand op het dak van het gebouw dat bijna klaar is, denkt Arno Boon terug aan de eerste keer dat hij met dertien culturele instellingen in de koude, kale hal om de tafel zat. Brainstormen met dikke jassen aan. ‘Je kunt dit soort processen niet benaderen vanachter een tekentafel. Het is net een Echternach-processie: een stapje achteruit, twee vooruit. Samen zoeken en proberen.’ In de meeste gevallen neemt BOEi het initiatief en proberen ze de kar te trekken. Niet te hard, niet te veel voor de troepen uit. Gevoel krijgen voor wat kan en wanneer het kan. Toch telt het resultaat, aldus een stellige Boon. ‘De tijd die je nodig hebt om echt iets van de grond te krijgen, moet niet te lang duren. We willen uitstralen dat het gaat lukken als wij er mee aan de slag gaan.’ Daarom is vrijwel de gehele restauratiesubsidie, die

beschikbaar kwam voor de zeven monumenten op het fabrieksterrein, gestopt in het Portierscomplex. Boon vol vertrouwen: ‘Dit wordt zo’n enorm vliegwiel dat we ervan overtuigd zijn, dat als dit draait, er weer genoeg belang stelling van andere partijen komt om ook de rest aan te pakken. Bovendien is dit een mooi wapenfeit waarmee we volgend jaar ons tienjarig bestaan kunnen vieren.’

Inspiratie en draagvlakEind juni hoorde BOEi dat er extra stimuleringsgeld komt voor een aantal projecten. Minister Ronald Plasterk gebruikt Artis en DRU als vooorbeeld van zijn nieuwe visie op het omgaan met erfgoed: behoud door ontwikkeling. Boon, trots: ‘Die man snapt het gewoon. Juist nu zien veel partijen onze projecten als een manier om de economie door haar dieptepunt heen te helpen. De plannen moeten wel gedragen worden. Daarom maken we reuring en halen we tal van activiteiten hier naartoe; van een eendagsfestival voor scholieren en theatervoorstellingen, tot televisieuitzendin-gen. De fi nale van het programma ‘Restauratie’, gesponsord door de BankGiroLoterij hebben we hier op een groot scherm bekeken met 250 mensen, inclusief de burgemeester. Binnen regende het net zo hard als buiten. We hadden een geweldige avond. Wat mij bij elk project weer een grote kick geeft, is dat we er steeds weer in slagen om mensen bij elkaar te brengen, die zo’n project verder kunnen brengen en loyaal zijn aan wat we doen.’

é Marcel Bayer

De Zeepfabr iek Rohm & Haas in Amersfoor t . Het is aan Joke Sickman, opr ichtster van de st ichting

Siësta , St ichting Industr ieel Er fgoed, te d anken d at die gebouwen er no g staan.

Cultuurcluster is binnen de termijn en het budget opgeleverd

september 200918

Interview

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:1822842-7_ROM_0909.indd Sec1:18 9/4/2009 5:31:49 PM9/4/2009 5:31:49 PM

Page 21: ROM 09 09 LR

èè

september 200919

Ruimtelijk bekeken

Tijd voor strakke ruimtelijke randvoorwaardenTijd voor strakke ruimtelijke randvoorwaarden

Opmars Opmars van devan de

megawinkelsmegawinkelsen en mallsmalls

Helemall wel, Helemall niet. De verhitte gemoederen bij het referendum over de megamall bij Til-burg illustreren ragfijn de controversiële positie van grootschalige formules voor winkels en vrije tijd. Op veel plaatsen zijn de afgelopen jaren palen geslagen of linten doorgeknipt voor nieuwe me-gasupermarkten, retailparken en factory outlet centers. Er zijn slechte voorbeelden, maar het blijkt ook mogelijk om de dynamiek in de markt te benutten voor de ontwikkeling van duurzame knoop-punten aan de rand van de stad. De positie van de traditionele binnensteden verandert onvermij-delijk. Overheden hoeven niet bang te zijn voor grootschalige ontwikkelingen, maar een beleid met visie en strakke randvoorwaarden is vereist.

praten verlekkerd over de Carrefour die zij in Frankrijk op vakantie bezochten met zijn honderden soorten wijnen en kazen en andere verse producten. Ook de aanbieders hebben behoefte aan steeds grotere winkels en het liefst tegen lage vierkante meterprijzen. Grotere winkels zijn rendabeler en trekken meer publiek. Het einde van de schaalvergroting is nog niet in zicht. In Th e Wall, aan de A2 bij

Utrecht, opent Toys XL haar grootste winkel tot nu toe(2500 m2) Top Shelf opende er een sportwinkel met een vloeroppervlak van maar liefst 8500 vierkante meter.

Sturen op branches en vierkante meters is niet voldoende

Zeven jaar geleden waren ze nog een onbekend verschijn-sel in Nederland; op dit moment zijn er al ruim 50

megasupermarkten (vanaf 3000 m2) geopend, waarvan bijna de helft buiten de bestaande winkelcentra. Nederland telt drie Factory Outlet Centers en de plannen voor een megamall bij Tilburg zorgden voor grote maatschappelijke en bestuurlijke commotie. Door de economische recessie mogen de plannen dan in de ijskast staan, de ontwikkeling van megawinkels en -malls zal doorgaan.Grootschalige centra en grootschalige winkels sluiten aan bij een marktbehoefte, zowel vanuit de consument als vanuit bedrijfsmatige overwegingen. Afstand is minder belangrijk, autobereikbaarheid en goedkoop parkeren des te meer. Consumenten willen bekende merken zien en veel keuze hebben. Nederlanders vormen daarbij geen uitzondering en

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:1922842-7_ROM_0909.indd Sec1:19 9/4/2009 5:31:53 PM9/4/2009 5:31:53 PM

Page 22: ROM 09 09 LR

september 200920

Ruimtelijk bekeken

Eff ectenGemeentebesturen gaan verschillend om met grootschalige winkelvoorzieningen. Sommige gemeenten willen zich onderscheiden en een regionale positie verwerven met grootschalige leisure en retail. Andere zijn op zoek naar fi nanciële dekking in de exploitatie van een grote voorzie-ning zoals een nieuw stadion. Er zijn ook gemeenten die juist een heel terughoudend beleid voeren, al dan niet ingegeven vanuit angst voor de ontwrichting van hun bestaande winkelstructuur. Overal wordt het beleid net weer anders gevoerd en zijn de toegestane branches verschillend. Zo kun je in de ene Gamma wel een lcd- televisie krijgen en in de andere, even verderop, niet. De discussies rond het al dan niet toestaan van nieuwe grootschalige centra lopen soms hoog op. Niet alleen tussen naburige gemeenten, maar ook binnen een gemeente. Zittende ondernemers vechten voor hun bestaande omzetten, politieke partijen komen op voor de binnensteden en kleinschalige centra in de wijken.

Slecht geplande grootschalige centra kunnen een desastreus eff ect hebben op de ontwikkeling van steden, op de mobili-teit, op het milieu en op de leefbaarheid, zo leren ons diverse voorbeelden uit het buitenland zoals CentrO, Merry Hill en Waasland Shopping Centre. Toch is een defensieve strategie, die grootschaligheid zo veel mogelijk wil indammen in Nederland, op lokaal of regionaal niveau niet meer eff ectief. Er is altijd wel een naburige gemeente of provincie die gebruikmaakt van de mogelijkheden en de marktruimte. Een strategie met strikte randvoorwaarden die ruimte biedt aan vernieuwing en schaalvergroting, is wel op zijn plaats. Er zijn vier belangrijke randvoorwaarden bij het voeren van een dergelijk beleid.

OnderscheidenIn de eerste plaats gaat het om onderscheidend vermogen van de nieuwe ontwikkeling. Dit onderscheid kan liggen in de branchering/het thema, maar misschien ook in de formule die bijvoorbeeld sterk gericht is op doelgericht aankopen. En vervolgens is het de kunst ook vast te houden aan de formule en het thema dat gekozen is. Bij het plan van de mall ‘Aventura’ in Tilburg had de ontwikkelaar gekozen voor een concept dat een nieuwe vorm van winkelen zou moeten toevoegen aan de bestaande winkelgebieden in de binnenste-den, met winkels in het hoogwaardige segment. Aventura zou als totaalconcept voor een nieuw element in de Tilburgse, regionale en zelfs nationale winkelstructuur zorgen.

Het is voor overheden de kunst om, naarmate de plannen serieuzer worden, dat onderscheidend vermogen dan ook echt

Schets voor mega-mal l in T i lburg

derggelijjk beleid. serieuzer worden, , dat ondersrschcheieidend vermogeg n dan ook echt

Krakau, Polen

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2022842-7_ROM_0909.indd Sec1:20 9/4/2009 5:32:13 PM9/4/2009 5:32:13 PM

Page 23: ROM 09 09 LR

september 200921

vast te houden en geen water bij de wijn te doen. Gemeentes moeten op dat gebied harde garanties eisen door in overeen-komsten goede afspraken te maken die gelden voor project-ontwikkelaar (thema), eigenaar (branche) en retailer (assorti-ment) en die vast te leggen in beleid. Niet alleen direct na de opening, maar ook nog na jaren als er winkels verdwijnen.

KwaliteitIn de tweede plaats is het vanuit het oogpunt van duurzaam-heid gewenst regie te voeren op de ruimtelijke kwaliteit van de locatie en de gebouwen. Consumenten stellen steeds hogere eisen aan die ruimtelijke kwaliteit en de uitstraling van de winkels die zij bezoeken. Het tegengaan van verrommeling staat bovendien hoog op de ruimtelijke agenda. Een groot-schalige winkel in een oude bedrijfshal is aantrekkelijk vanuit het oogpunt van de vierkantemeterprijzen en exploitatie, maar op den duur zullen consumenten toch kiezen voor zorgvuldig vormgegeven centra met sfeer en uitstraling. De nieuwe Factory Outlet Centers zijn hier een voorbeeld van. In Roosendaal is bijvoorbeeld gekozen voor een romantische oud-Hollandse uitstraling. Het mag dan misschien niet ieders smaak zijn, maar het heeft een duidelijke uitstraling, de omgeving is verzorgd en van een zekere kwaliteit.

Herpositionering In de derde plaats is het van belang te erkennen dat er wel degelijk sprake is van een verandering in de verzorgingsstruc-tuur van een stad of regio en hierop in te spelen. Veel kleine buurtwinkelcentra staan onder druk. Ook in binnensteden vallen bij ongewijzigd beleid gaten. Een samenhangende visie op de toekomst van de verschillende winkelgebieden is gewenst. Binnensteden zullen zich aan moeten passen om een sterke positie te behouden. Winkelen is en blijft de belangrijk-ste economische pijler van de Nederlandse binnenstad, maar andere vormen van gebruik zullen relatief belangrijker worden:

horeca, evenementen, cultuur en educatie. Retailers spelen ook in op veranderingen in binnensteden en komen steeds vaker met fl agshipsto-res en look-en-feel concepten. Beleving staat centraal, met een combinatie van leisure, ontdekken en kopen.

ImpulsIn de vierde, maar zeker niet de laatste plaats: voer regie op de locatie. Kies voor één of twee

locaties per stad die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer én de auto. Gebruik de grootschalige ontwikkelingen om de locatie als geheel een impuls in de goede richting te geven. Een goed voorbeeld in dat perspectief is Alexandrium in Rotterdam: niet alleen een sterke profi lering met een landelijke uitstraling, maar ook een herkenbaar en goed bereikbaar centrum voor Alexander en Capelle. Ook aan de

Woonboulevard Utrecht ontstaat langzaam maar zeker een multifunctioneel knooppunt aan de A12 met kantoren, winkels en een transferium met betekenis voor stad en regio. In het buitenland zijn goede voorbeelden zoals in Krakau, waar de nieuwste shopping mall een impuls is voor locatie-ontwikkeling. De ‘Galeria Krakowska’ (270 winkels en 22 horecazaken) creëert een nieuwe verbinding tussen de oude binnenstad en het station. Het stationsplein is opnieuw ingericht en een groot parkeerdek boven de sporen maakt zowel station, binnenstad als shopping mall bereikbaar.

Uitgaande van deze vier randvoorwaarden is er in Nederland nog fl ink wat werk aan de winkel. Perifere locaties die aan alle vier de hiervoorbeschreven randvoorwaarden voldoen zijn in Nederland nog schaars. Maar er is geen weg terug. Laten we er vooral iets moois en goeds van maken.

é Jan Oosterman, [email protected]

é Met dank aan Caroline Rindertsma en Tessa Bruigom

Schetsen voor 'Aventura ' mega-mal l in T i lburg

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2122842-7_ROM_0909.indd Sec1:21 9/4/2009 5:32:40 PM9/4/2009 5:32:40 PM

Page 24: ROM 09 09 LR

Zware tijden op de woningmarkt. De toch al niet soepel draaiende verhuiscarrousel is krakend tot stilstand gekomen. Van een wooncarrière is voor velen voorlopig even geen sprake meer. De crisis betekent een tijdelijke terugslag, een veel lang-duriger fenomeen is de krimp. Intussen woedt er een hevige discussie over de ambities van het kabinet om op grote schaal te verdichten. Tijd voor herbezinning op de vraag: ‘Wat gaan we bouwen en voor wie?’

Wonen na Wonen na

september 200922

Trend

september 200922

Architect Rudy Uy tenhaak : ‘Echte kwal ite it kun je niet in regels vangen, die z it in het plan.’

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2222842-7_ROM_0909.indd Sec1:22 9/4/2009 5:32:48 PM9/4/2009 5:32:48 PM

Page 25: ROM 09 09 LR

Dat de vanzelfsprekendheid van groei voorbij is, houdt zowel een kans als een bedreiging in. De woningmarkt

gaat meer de kant uit van een vraagmarkt en de wensen van verschillende groepen consumenten staan weer meer centraal (kans). De bedreiging is dat er als gevolg van risicomijdend gedrag en kortetermijndenken toch weer te veel ‘bulk’ wordt neergezet die later moeilijk verkoopbaar zal blijken. In een recent onderzoek naar de bouwprogramma’s van gemeenten komt vooral dat laatste sterk naar voren. Het blijkt dat veel gemeenten de toekomstige krimp negeren en aan overplanning doen, waarbij ze te snel kiezen voor relatief kleine en goedkope starterswoningen. Die zijn eenvoudiger afzetbaar en ze kunnen jongeren aan de gemeente binden. Geen goede ontwikkeling met het oog op de toekomst, vindt Michiel Pellenbarg, onderzoeker van advies- en ingenieurs-bureau DHV: ‘Er heerst eenzelfde soort prisoner’s dilemma als eerder bij de planning van bedrijfslocaties. Veel gemeenten voeren een strijd om starters en jongeren, maar dat zijn krimpende groepen. Voor de doorstroming zou het verstan-diger zijn om te bouwen voor de middengroepen, en om meer rekening te houden met de woonwensen van senioren. De provincies zouden hun rol als regisseur op de woning-markt wat dat betreft beter kunnen oppakken.’

GenuanceerdIedereen kent de rijtjes inmiddels uit het hoofd: perifere regio’s als Oost-Groningen, Zuid-Limburg en delen van Zeeland krimpen, terwijl de Randstad, vooral in de Noord-vleugel, en ook bijvoorbeeld de regio Arnhem-Nijmegen nog een forse bouwopgave te wachten staat. Maar het beeld ligt genuanceerder, zegt Pellenbarg: ‘De situatie is overal anders. Er is “ontjonging” in regio’s als het Gooi, die onbetaalbaar voor starters zijn geworden. Er zijn krimpende gemeenten in gebieden die als geheel nog wel groeien. In heel Nederland stijgt het aantal huishoudens met tien procent tot 2025, terwijl de beroepsbevolking afneemt. Dat betekent een ander soort groei dan we gewend zijn. Het vraagt om meer maatwerk dan voorheen.’Maatwerk, dat lijkt het nieuwe toverwoord in de woning-bouw. De grote en ‘gemakkelijke’ woningbouwlocaties raken op. Om projecten te realiseren zoeken ontwikkelaars steeds vaker toenadering tot partijen die niet tot de traditionele bouwkolom behoren, zoals zorg- en onderwijsinstellingen. Deze diversifi catie wordt versterkt door de sociaal-culturele ontwikkelingen. De VROM-raad onderscheidt in het onlangs verschenen advies Wonen in Ruimte en Tijd drie maatschap-pelijke trends die de woningbouw beïnvloeden. Er is een

toenemende behoefte om te wonen met gelijkgestemden, al dan niet in privaat beheerde woondomeinen. Tijdelijk wonen en verschillende vormen van meerhuizigheid nemen toe. En er is een steeds grotere vraag naar comfort en gemak, waarbij wonen samenvalt met zorg- en dienstverlening.

SolidsEen goed voorbeeld van ‘woningbouw nieuwe stijl’ zijnsolids: gebouwen met ruimtes waarin zowel mag worden gewoond als gewerkt (kantoren, winkels én horeca) en die een grote vrijheid van indeling bieden aan de huurders of kopers. Inmiddels is de eerste solid in aanbouw in de Amster-damse wijk IJburg (oplevering najaar 2010) en staat een tweede gepland in Oud-West. Bestemmingsvrij bouwen; het lijkt bijna on-Nederlands. ‘Het heeft veel overleg en denkkracht gekost om de plannen erdoor te krijgen,’ aldus Viviane Regout, hoofd conceptontwikkeling van Kristal, dat in opdracht van corporatie Stadgenoot de solid in IJburg ontwikkelde. ‘Er moesten nogal wat juridische en planologi-sche hobbels worden genomen, zowel in het bestemmings-plan als in het bouwbesluit. Je zit met medewerkers van het stadsdeel rond de tafel die regels willen handhaven. Maar wat als er geen regels zijn? Uiteindelijk is er een nieuwe bestemming bedacht: “stedelijke voorziening”. Dat houdt in dat alles mag, behalve zware bedrijfsactiviteiten.’Geestelijk vader van de solids is directeur Frank Bijdendijk van Stadgenoot. Al in de jaren tachtig liet hij zich inspireren door de multifunctionaliteit van kraakpanden waarin woon-werkgemeenschappen waren ontstaan. Zo kwam hij op het idee om ‘stadspaleizen’ te creëren waarin de gebrui-kers kunnen doen wat ze willen zolang ze anderen niet hinderen. Doordat het pand voor meerdere doelen bruikbaar is, ligt het verhuurrisico lager en kan de hogere aanvangsin-vestering worden gecompenseerd. Volgend jaar begint de veiling op internet voor de IJburgse solid. Regout noemt het ‘spannend’ wat er gaat gebeuren: ‘Er is geen sturing, behalve dat dertig procent van de ruimtes wordt vrijgehouden voor mensen met bescheiden inkomens. De verwachting is dat er eerst vooral zal worden gewoond en het daarna steeds meer een werkplek wordt. Net als de wijk zelf. Zo kan de solid meegroeien met de omgeving.’

na de dipa de dip

èè

Ar tists impression

Sol id , IJburg

Foto

: Sta

dgen

oot

september 200923

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2322842-7_ROM_0909.indd Sec1:23 9/4/2009 5:33:19 PM9/4/2009 5:33:19 PM

Page 26: ROM 09 09 LR

Het Solids-project bewijst dat er verschillende antwoorden mogelijk zijn op de vraag wat nu precies ‘consumentgericht bouwen’ is. Enkele jaren geleden gingen corpora-ties en andere ontwikke-laars aan de slag met leefstijl-concepten om zo hun doelgroepen in kaart te brengen en ze beter te kunnen bedienen. Een

project als de solids doet precies het tegenovergestelde: bouwen voor een nog onbekende markt. Zet iets neer wat kwaliteit heeft, in een aantrekkelijke omgeving, en laat de gebruikers zelf bepalen wat ze ermee doen.

Binnenstedelijke verdichtingWat wil de woningzoeker? De meest fundamentele discussie over die vraag wordt op dit moment gevoerd omtrent binnenstedelijke verdichting. Als het aan het kabinet en de bestuurders van de grote steden ligt (Randstadvisie 2020-2040) komt minstens 40% van de half miljoen nieuwe woningen in de Randstad binnen bestaande bebouwings-grenzen. Een ambitieuze doelstelling, want het aandeel is nu met moeite 25%. Publieksonvriendelijke luchtfi etserij, zegt het grootste deel van de bouwwereld in koor; de meerderheid van de burgers zoekt een huis met een tuin. Wie gelijk heeft, valt moeilijk te zeggen. Welbegrepen eigenbelang is de marktpartijen niet vreemd; grote projectontwikkelaars hebben grondposities buiten het stedelijk gebied en zouden graag zien dat deze worden ontwikkeld. Anderzijds geeft de kazerneachtige aanblik van sommige verdichtingsprojecten inderdaad het gevoel dat burgers worden ‘opgehokt’.‘Binnenstedelijke verdichting hoeft niet gelijk te staan aan hoogbouw, niet aan krapte,’ zegt architect Rudy Uytenhaak, schrijver van het boek Steden vol Ruimte. ‘Het is lastig om dat verhaal goed over te brengen. Er wordt al snel een beeld geschetst van een soort Dubai met groen ertussen: een makkelijke karikatuur om je tegen af te zetten.’ Uytenhaak weerspreekt dat de behoefte aan stedelijk wonen wordt overschat door beleidsmakers: ‘Is er wel een echte keuze, als je alleen kunt kiezen tussen een krap stadsappartement en een rijtjeshuis met een tuin? Er is juist een hele categorie die nu niet aan bod komt. Noem ze maar de bakfi ets- en greenwheels-mensen die zich bewust zijn van hun ecologische footprint en die dicht bij winkels en theaters wil wonen. Het is geen ideologisch gedram om die groep te willen bedienen met aantrekkelijke woonmilieus.’Binnen VROM wordt er op dit moment gekeken naar moge-lijkheden om binnenstedelijk bouwen aantrekkelijker te ma-ken. Eerder werd in het bouwbesluit een buitenruimte (bal-kon of dakterras) voor nieuwe appartementen afgeschaft, nu

wil men het weer verplicht stellen. ‘Van regelgeving moet je ook weer niet te veel verwachten verwachten,’ waarschuwt Uytenhaak. ‘Het gevaar is dat iedereen elkaar netjes op deregels wijst en niemand nog over het eindresultaat gaat. Ech-te kwaliteit kun je niet in regels vangen, die zit in het plan.’ Het produceren van ‘weldadige woonmilieus’ is ons ontglipt, zegt de architect: ‘Het buitenland loopt op ons voor. Kopen-hagen, Bilbao, Besançon, Gent; zelfs in de Verenigde Staten doen ze het beter. Wij hebben nog steeds de American Dream van een huis met tuin in het groen, maar daar is de pendel alweer de andere kant opgeslagen. Terwijl de suburbs staan te verpauperen door de huizencrisis, bloeien de binnenste-den op. Een stad als Houston is bezig voetgangersdomeinen te creëren met trams erdoorheen.’

VoorzieningenDe gedachte bij verdichting is dat hoogstedelijke milieus, met winkels en uitgaansgelegenheden binnen handbereik, worden gewaardeerd. Maar dan moeten die milieus er natuurlijk wel zijn. ‘Zonder de bijbehorende voorzieningen is verdichting onverstandig,’ zegt Edward Zevenbergen van Bouwfonds Ontwikkeling. ‘Toen ik een tijdje geleden langs de appartementen wandelde in de Kanaalzone in Apeldoorn, een project van ons, kreeg ik even het gevoel: ‘waar zijn de mensen gebleven? Is dit niet een te grote schaal voor zo’n gebied?’ Ook Viviane Regout van Kristal, toch een ontwik-kelaar die het moet hebben van binnenstedelijke projecten, is kritisch: ‘In Amsterdam-Noord wordt fors gebouwd rond het toekomstige station van de Noord/Zuidlijn. Ik vraag me af wat voor soort woonmilieu je daar krijgt, of het niet te grootschalig wordt voor die plek.’

Engelse dropEngelse dropDe specialiteit van Rudy Uytenhaak, in 2008 uitgeroepen tot architect van het jaar, is om de woningdichtheid in een gebied op te voeren zonder dat er een gevoel van benauwdheid ontstaat. In Tuinstad De Bongerd in Amsterdam-Noord staan 1600 woningen in een dichtheid van 70 woningen per hectare, twee keer die van een gemiddelde Vinex-wijk. De Bongerd is een hedendaagse versie van het groene en kindvriendelijke tuindorp, typerend voor Amsterdam-Noord. Zeven verschil-lende soorten ‘villa’s’ zijn als Engelse drop uitge-strooid. In elk ervan zijn twee tot acht woningen opgenomen met elk individueel een tuin en tuinka-mer. Om een zo groot mogelijke tuin te realiseren zijn de woon- en de privékamers op de verdieping geplaatst. Ondergronds parkeren voor de hele wijk bleek niet haalbaar. In plaats daarvan zijn auto’s en bomen gecombineerd in een palet van groene parkeeroplossingen.

september 200924

Trend

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2422842-7_ROM_0909.indd Sec1:24 9/4/2009 5:33:22 PM9/4/2009 5:33:22 PM

Page 27: ROM 09 09 LR

Het Oostelijk Havengebied in Amsterdam wordt vaak ge-noemd als hét voorbeeld van geslaagde verdichting. Edward Zevenbergen, oud-bewoner van de wijk, nuanceert het suc-ces. ‘Je kunt er fi jn wonen, maar de eerste grote verhuisronde is al geweest. Negentig vierkante meter zonder tuin wordt door velen toch als krap ervaren, zeker na gezinsuitbreiding. Wie iets groters zoekt en ook nog betaalbaar, moet de stad uit. Dan gaat het dus echt om vierkante meters, zowel bin-nen als buiten de woning.’Om de verdichtingsambities te realiseren, moet de fi nan-ciering anders worden geregeld, vindt zowel Zevenbergen als Uytenhaak. ‘Utrecht is bezig met plannen voor woning-bouw langs het Merwedekanaal. Alleen al het uitkopen van de bedrijven kost daar tussen de 1 en 1,3 miljard. Wie dat gaat opbrengen, is nog onduidelijk,’ aldus Zevenbergen. ‘We hebben de middelen zo verkokerd dat bouwen buiten de stad wordt bevoordeeld boven verdichting,’ zegt Uytenhaak. ‘In eerste instantie lijken uitbreidingslocaties goedkoper maar na oplevering kan de overheid fl ink betalen voor de infra-structuur en andere voorzieningen. De maatschappelijke baten en de verborgen kostenbesparingen van verdichting moeten beter worden verdisconteerd.’

DiversiteitEén ding staat vast; het tijdperk van het ‘grote gebaar’ in de woningbouw is ten einde. De toekomst is aan bouwpartijen die inspelen op de diversiteit aan woonwensen van verschillende groepen burgers. Vorig jaar berichtte ROmagazine al over de plannen voor een ‘paar-dendorp’. Bouwfonds heeft het project inmiddels onder zijn hoede genomen en is samen met de initiatiefnemers in overleg met Dronten en Harderwijk. Het ‘seniorendorp’ waar sprake van was, is voorlopig op de lange baan geschoven. Maar op ouderen aangepaste woningen is onbetwist een groeimarkt, ook voor grote marktpartijen, denkt Edward Zevenbergen, die de mogelijkheden onderzoekt van herhuisvesting op korte afstand: ‘Veel ouderen willen anders wonen, maar zijn sterk gehecht aan hun omgeving. Dat vraagt om een vorm van klein-schalige herstructurering binnen de wijk. Zo kun je een deel van de rijtjeshuizen slopen en vervangen door seniorencom-plexen. De kunst is natuurlijk om er ook nog aan te verdienen.’

é Martin de Jong

Woonerven vernieuwen het plattelandKapitaalkrachtige Randstedelingen hengelen naar ‘creatieve’ woon(werk)vormen op het platteland. Toch lopen dorpen leeg en vergrijzen, vooral in delen van Noord-, Oost- en Zuid-Nederland . De oorzaak: gebrek aan voorzieningen, vertier, werkgelegenheid én aan betaalbare starterswoningen. Nieuwe woonvormen kunnen het tij helpen keren, als tegelijkertijd de sociaal-economische leefomgeving kan worden gerevitaliseerd.

Het onlangs deels gelegaliseerde permanent wonen in vakantiehuisjes. Woonateliers en ict in een oude papier-,

steen of suikerfabriek. Kinder- of dagopvang in ‘zorgboerde-rijen’ (inmiddels zo’n duizend stuks in Nederland). Of - nu ruim tachtig gevallen - de oude boerderij helemaal ombouwen voor gemeenschapswonen of een andere zorgwoonvorm. Plattelandsgemeenten, boeren en andere partijen speuren driftig naar nieuwe woonconfi guraties die passen bij de alsmaar veelkleuriger wordende leefstijlen en bij de grillige economie, die de woonvraag nog onvoorspelbaarder maakt.

Zowel binnen de dorpsgrenzen als in het buitengebied liggen kansen, zolang het resultaat een aantrekkelijke multifunctio-nele mix is van rust en reuring, avontuur en geborgenheid. ‘Nieuwe landgoederen’ verrijzen op vrijgevallen landbouw-grond. Verlaten kerken, stationnetjes en fabrieken worden met erfgoedsubsidie omgebouwd, boerenerven heringericht met behulp van de ruimte-voor-ruimteregeling.Soms blijft het bij meergeneratiewonen naast de boerderij, voor mantelzorgers. Verder gaan projecten als Het Nieuwe Erf, middenin het Drentse Koekange, gemeente De Wolden.

Op initiatief van een plaatselijke aannemer is daar een boerenperceel van anderhalve hectare ‘cultuur- en land-schapshistorisch toepasselijk’ herversneden tot een woonerf met dertien huizen in uiteenlopende prijsklassen. Zelfs een ronde silo-villa met golfplaat-uitstraling ontbreekt niet.

De belangstelling is boven verwachting, vertelt RO-wethou-der Ank van der Ziel. ‘De gedaanteverwisseling op het platteland is veel ingrijpender dan politici beseff en. Als gemeente willen wij ontwikkelen vanuit onze eigen bevol-king en historie. We hebben daarvoor landschapsbureau LA4Sale in de arm genomen. Koekange en een tweede project in Ansen fungeren als pilots. Pakt het goed uit, dan kijken we verder. Stap voor stap, op z’n Drents.’

é Michel Robles

september 200925

‘De gedaanteverwisseling op het platteland is veel ingrijpender

dan politici beseff en’

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2522842-7_ROM_0909.indd Sec1:25 9/4/2009 5:33:27 PM9/4/2009 5:33:27 PM

Page 28: ROM 09 09 LR

Collectief particulier opdrachtgeverschap kan huizenkopers 25 tot 40 procent kostenbesparing opleveren. En veel vrijheid. Ook gemeenten ontdekken de voordelen, juist in krimp- en crisistijden.

Noem het een olievlek, of beter nog: kristalvorming. Vanuit telkens nieuwe punten breidt collectief

particulier opdrachtgeverschap (CPO) zich uit over het land. De afgelopen twee jaar is de grens van honderd lopende projecten gepasseerd. Dit wordt meer dan een nichegebeu-ren, concluderen consultants, woningcorporaties en gemeenten.

De opmars heeft allerlei oorzaken. Plattelandsgemeenten en impopulaire stadsdelen die alles proberen om de leegloop te keren. Brede irritatie over de eenzijdige en verstopte woning-markt, waar projectontwikkelaars jarenlang regeerden. De ontwikkelaars zelf die zitten vastgeroest in grootschalig-heidsdenken en zodoende het antwoord schuldig blijven op de kredietcrisis met zijn opgedroogde klanten- en kredieten-stromen. Volgens de Vereniging Eigen Huis wordt momen-teel ‘geen project meer gestart’. Grondbezit wordt een last en gaat in de uitverkoop.Gemeenten en woningcorporaties van hun kant ruiken kan-sen. CPO – gezamenlijke zelfbouw door burgers – betekent dat weer betaalbaar en gevarieerd kan worden gebouwd, bijvoorbeeld voor starters en ouderen. Manna uit de hemel voor menig gemeentebestuur.

KoopgarantEen groot deel van de huidige plannengolf komt van ge-meenten, zegt Marcel van Lent van adviesbureau De Regie in Amsterdam, dat zich toelegt op CPO-begeleiding. Eerst kwam Brabant. Dorpen als Bladel gaven goedkoop grond uit aan groepen jonge starters. Woningcorporaties fungeren als zakelijke achtervang. Via een koopgarantregeling doen de

kopers hun CPO-woning bij verhuizen over aan de corpora-tie. Zo’n achtervangpartij kan gedane investeringen terug-verdienen, door het huis op de vrije markt te zetten.Van Lent: ‘Succesvolle voorbeelden hebben regionaal een olievlekwerking.’ Na Brabant kwam Gelderland. Nu is Utrecht ‘hot’. Almere heeft van CPO een beleidsspeerpunt gemaakt. Het Rijk heeft via de provincies 8 miljoen euro aan (co)subsidie beschikbaar gesteld.Steeds nieuwe woningtypen verrijzen middels CPO. Senio-renhofj es, maar ook rijtjeshuizen, appartementencomplexen, waterwoningen en verbouwingen (klushuizen). Zelfs de eerste wijk-energiemaatschappijen met eigen installaties zijn opgestaan.

PrijsvormingBurgers doen het om de keuzevrijheid en de kostenbespa-ring: ‘Er is geen ontwikkelaar die winst moet maken, dus ook geen gedoe over ondoorzichtige prijsvorming. Je bouwt te-gen kostprijs’, aldus Marcel van Lent, ‘en voor een collectief kunnen aannemers goedkoper werken.’Gemeenten en woningcorporaties worden eveneens minder afhankelijk van ontwikkelaars, terwijl het fi nanciële risico beperkt blijft. Daarbij komt dat CPO de betrokkenheid van burgers prikkelt bij hun wooncomplex of stad of dorp.De rol van projectontwikkelaar wordt bescheidener en anders. Bij complexe gebiedsontwikkelingen blijven ze onmisbaar. Wie alsnog echt vraaggestuurd leert werken,

kan bovendien bij CPO nog meedelen in de winst, als grondinbrenger of als achtervang. Maar de voornaamste gesprekspartners voor zelfontwikkelaarscollectieven worden

CPO neemt een vlucht

‘CPO wordt meer daneen nichegebeuren’

Grondbezit wordt een last en gaat in de uitverkoop

metZelfdoeners metspierballen

september 200926

Trend

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2622842-7_ROM_0909.indd Sec1:26 9/4/2009 5:33:28 PM9/4/2009 5:33:28 PM

Page 29: ROM 09 09 LR

de aannemer en de corporaties. Laatstgenoemden bewaken samen met de overheid de toekomstige verkoopbaarheid. Onvermijdelijk wint daardoor levensloopbestendig fl exibel plotseling terrein.

DoorbouwenDat vraagt van iedereen wel een soepeler denktrant en dat hapert nog wel eens, constateert Marcel van Lent: ‘Wet-houders en gemeenteraden willen best, maar ambtenaren houden het liever bij hun vertrouwde contacten en afspraken met ontwikkelaars. Ook ontwikkelaars, corporaties en bouw-bedrijven moeten nog wennen.’Toch is CPO op dit moment de enige bouwstroom die lekker doorloopt, mét steun van de banken. Reden temeer voor gemeenten als Amersfoort om CPO te stimuleren. ‘Project-ontwikkelaars gaan pas bouwen als alle huizen zijn verkocht. Maar juist die verkoop stagneert’, zegt locoburgemeester Ruud Luchtenveld (VVD), tevens wethouder wonen en RO. ‘Via CPO met een achtervangregeling kun je blijven doorbouwen.’

VerrassingOok voorzitter Peter Verleg van Stichting Initiatieven Rea-lisatie 55+ Woningbouw SIR-55 in Eindhoven verwelkomt

het CPO-succes: ‘Vermoedelijk kunnen we hierdoor toch nog de rijksambitie halen om 33 procent van het bouwvolume te realiseren via vormen particulier opdrachtgeverschap. Lan-delijk is de totale particuliere bouwstroom namelijk dalende, van 14 naar 10 procent.’De groeiende groep vitale, welgestelde 55-plussers met vrije tijd is een zegen voor CPO. Marcel van Lent van De Regie is bijzonder gehecht aan het seniorencomplex Het Kwarteel (2004) in Culemborg: ‘Helemaal duurzaam opgetrokken, met appartementen in houtskeletbouw. Geweldig dat een oudere vriendengroep zo’n hoog ambitieniveau overeind heeft ge-houden en gemeenschappelijke ruimten zelf beheert.’Zelfstandig wonen, maar wel betrokken bij elkaar en je woonomgeving, dat is wat zulke ouderen zoeken, meent Peter Verleg van SIR-55. ‘Dat ze daarin ook willen investeren, had niemand verwacht.’ Dezelfde categorie woonconsumen-ten had nog een tweede gênante verrassing in petto voor de bouwwereld, die kennelijk nooit goed had opgelet. Verleg: ‘Ouderen kiezen helemaal niet per defi nitie voor “kleiner” en “appartementen”! Ze willen juist grondgebonden woningen. Met patio-tuin.’

é Michel Robles

Deze indel ing is gebaseerd op bevolk ingsontwikkel ingen tot 2025

gecombineerd met economische indicatoren a ls de woning waarde

en de werkgelegenheidsfunctie .

– Groeiregio’s (groen): demografi sche ontwikkelingen bieden voldoende kansen voor het uitbreiden van de vastgoedvoorraad.

– Dure woonregio’s (geel): doordat de woningmarkt al jaren op slot zit komen jongeren hier niet binnen. Door een relatief hoge woning-waarde in combinatie met beperkte ruimtelijke mogelijkheden gaat de bevolking krimpen.

– Beperkte krimpregio’s (oranje): krimp doet zich voor, maar niet in de volle breedte. Door ontwikkelin-gen in regionaal verband goed op elkaar af te stemmen worden kansen die er nog liggen optimaal benut.

– Ontvolkingsregio’s (rood): krimp van de bevolking manifesteert zich in deze regio’s het sterkst. Slopen van vastgoed komt onmiskenbaar aan de orde.

september 200927

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2722842-7_ROM_0909.indd Sec1:27 9/4/2009 5:33:28 PM9/4/2009 5:33:28 PM

Page 30: ROM 09 09 LR

Wonen urgent: voor wie niet wachten kan

Een hele aparte categorie op de woningmarkt vormen de ‘spoedzoekers’. Meestal gaat het om jonge, alleenstaande mensen die nog niet aan de beurt zijn voor een huurwoning en al helemaal geen koop-woning kunnen betalen. Studenten, Oost-Europese werknemers, pardonners, gescheiden stellen; onze volkshuisvesting kan deze plotselinge vraag van ‘spoedzoekers’ niet aan. Stichting Experimen-ten Volkshuisvesting (SEV) werkt met gemeenten en woningcorporaties aan een oplossing.

Vaak blijkt tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten niet rendabel te krijgen, zeker als het voor een korte

tijd is. Het belangrijkste probleem is dat op de huidige markt zo’n lage prijs voor huisvesting per arbeidsmigrant wordt betaald dat vrijwel geen enkel concept haalbaar is. Hier speelt ook een rol dat als corporaties bouwen, zij een hogere minimumkwaliteit van huisvesting nastreven dan de werkgevers doen. Veel kosten kunnen niet aan de doelgroep worden doorberekend. De kans is aanwezig dat de kosten niet zijn terug te verdienen.

Gemeenten zijn bij het tijdelijk toestaan van woonruimten bang voor precedentwerking. Ook angst voor overgangsrecht en planschadeclaims zijn veelgenoemde motieven om een braakliggend terrein toch maar niet tijdelijk voor Wonen Urgent te bestemmen. Sommige gemeenten bedenken daar weer trucs voor. Met het ontwikkelen van experimenten rondom het thema Wonen Urgent hoopt de SEV defi nitief afscheid te kunnen

nemen van de erbarmelijke huisvesting in Nederland voor bepaalde doelgroepen. Met experimenten hoopt de SEV reële alternatieven te kunnen bieden. De SEV bereidt daartoe een advies Wonen Urgent voor. Dit zal ingaan op creatieve oplossingen en toepassingen omtrent ruimtelijke ordening en milieu en omtrent bouw en techniek. Enkele schoten voor de boeg.

Creatieve oplossingen Voor het snel huisvesten van spoedzoekers zijn verschillende oplossingen voorhanden: logeren, tijdelijk wonen, het paraplubestemmingsplan en aanpassingen in het woonruim-teverdeelsysteem.

LogerenSpoedzoekers zoeken vaak tijdelijke huisvesting. De categorie ‘logies’ biedt dan goede mogelijkheden. Logies houdt in dat de bewoner zijn hoofdwoonadres ergens anders heeft en voor een bepaalde periode op het betreff ende

en planschadeclaims zijn veelgenoemde motieven om eenbrbraaaaklkligiggend terrein toch maar niet titijdjdelelijijkk vovooror W WononenenUrgent tte bebests ememmen. Sommige gemeenten bedenken daarwweer ttruucss v voor. MMet het t onontwtwikkelen van experimentenen r ronondodomm hehet t ththemaWoW nen UrUrgegentnnt hoopt de SESEVV ddefi nitief afscheid te k kununnenen n

LogerenSpoedzoekers zoeken vaak tijdelijke huisvev sting. DDe e categorie ‘logies’ biedt dan goede mogelijkheden. Logieshhoududtt inin d datat d dee bebewowoner zijn hoofdwoonadres ergens andersheheefeft t enen voor een bepaalde perioiodede o op p het betreff ende

september 200928

Trend

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2822842-7_ROM_0909.indd Sec1:28 9/4/2009 5:33:29 PM9/4/2009 5:33:29 PM

Page 31: ROM 09 09 LR

woonadres verblijft. Logies is dus per defi nitie tijdelijk. Er zijn belangrijke verschillen in wet- en regelgeving tussen logies en wonen.Logies is sneller en op meer plaatsen te realiseren dan wonen. Voor logies geldt geen huurbescherming, maar wel contractrecht. Voor logies gelden sommige eisen van het Bouwbesluit wel, andere niet.

Tijdelijke bouwEr is een diversiteit aan type huisvesting voor zowel woon- als logiesgebouwen. Deze opstallen kunnen permanent of tijdelijk zijn.

Voor tijdelijke bouw op een niet-wonen bestemming, zoals een agrarisch of bedrijventerrein, kan vrijstelling worden verleend. Tijdelijk wonen en tijdelijk logies kunnen voor maximaal vijf jaar worden toegestaan op grond van artikel 3.22 van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening (voorheen art 17 WRO) op een locatie die een andere bestemming heeft. De VROM Inspectie ziet mogelijkheden om vooruitlopend op het tijdelijk wijzigen van een bestemming alvast een ‘gedoogbesluit’ te nemen voor de tijdelijke huisvesting.

Tijdelijke bouw en logiesgebouwen hebben vaak een armoedige uitstraling, maar dat hoeft niet. Steeds meer ontwerpers en producenten storten zich op de opgave om fl exibel en demontabel te bouwen die in niets doet denken aan de gebruikelijke werkketen of tijdelijke schoollokalen. Speciaal voor het buitengebied zijn vormen denkbaar die zich onopvallend voegen in het landschap. Hergebruik van leegstaande gebouwen voor tijdelijke of permanente logiesvoorzieningen kan ook een goede optie zijn. Zo heeft woningbouwcorporatie De Key een eigen fabriek waarin zij zeecontainers ombouwt tot woonunits. De Ursem bouw-groep heeft veel ervaring met allerlei vormen van tijdelijke bouw. Het probleem van hoge verplaatsingskosten in verband met nutsaansluitingen is te ondervangen door te werken met een verplaatsbare nutseenheid, die voorziet in (riool)waterzuivering en energieproductie per plekke.

Producenten van tijdelijke bouw zien als belangrijk knelpunt dat hun product bij elke verplaatsing moet voldoen aan de nieuwste (strengere) EPC-norm, waardoor installaties telkens afgeschreven moeten worden. Zij vragen beoordeling

op basis van de integrale ‘ecologische voetafdruk’, waarbij ook de recyclingwaarde van duurzaam geproduceerde verplaatsbare units in de beschouwing wordt betrokken.

ParaplubestemmingsplanEen innovatief beleidsinstrument kan het toepassen van een paraplu-bestemmingsplan zijn dat geldt voor hele grondge-bied van een gemeente dan wel voor de bebouwde kom. In zo’n bestemmingsplan is een onderscheid te maken tussen wonen en logies, de mate waarin beide uitwisselbaar kunnen zijn en de procedure die daarbij geldt. Ongewenste logies in woningen is op die manier tegen te gaan, en gewenste vormen van logies kunnen worden gefaciliteerd.

Aanpassingen in het woningverdeelsysteemTijdelijke woningzoekenden met lagere kwaliteitseisen moeten achteraan in de rij sluiten bij woonruimteverdeling. Alleen in de krimpgebieden van ons land komen spoedzoe-kers snel aan huisvesting. In de VROM-brochure ‘Spoedzoe-kers’ vraagt VROM zich af of de lokale urgentieregeling naar behoren functioneert. Gemeenten en corporaties kunnen

aanpassingen doen in het woonruimteverdeelsysteem. In de regio Haaglanden zijn er andere criterbv vvia voor de spoedzoeker. Met het project Direct zoeken in de regio Haaglanden is een contingent incourante woningen (kleine, minder populaire starterswoningen) aangewezen dat buiten de verdelingsregels om wordt toegewezen aan echte urgenten. De woning mag één keer zonder gevolgen worden geweigerd. Bij de tweede keer mag de spoedzoeker drie maanden niet meedoen met dit systeem. Ook in Maas-tricht wordt een variant hierop ‘Zelfurgent Maastricht’ toegepast.

é Jeroen Singelenberg en Anne-Jo Visser, programma-regisseurs bij de SEV

Voor meer informatie: www.sev.nl.

Onze volkshuisvesting kan de plotselinge vraag van ‘spoedzoe-

kers’ niet aan

Wonen Logeren

Tijdelijke bouw Wooncontainers voor studenten of asielzoekers

Logies in verplaatsbare units(bv campings, schepen, caravans)

Permanente bouw Gewonewoningen of wooneenheden

Logies in permanente gebouwen(bv pensions, hotels)

september 200929

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2922842-7_ROM_0909.indd Sec1:29 9/4/2009 5:33:32 PM9/4/2009 5:33:32 PM

Page 32: ROM 09 09 LR

Gebiedsconcessiesin de praktijk

Gebiedsconcessies zijn momenteel ‘hot’, ze staan sinds een jaar in ruime belangstelling van zowel professionals als wetenschappers. Het instrument zou in theorie (kunnen) leiden tot een effectievere, efficiëntere en kwalitatief hoogwaardige gebiedsontwikkeling, die ook nog eens beter past bij de Brusselse aanbestedingsregels. Maar hoe zit het eigenlijk met de ervaringen van publieke en private partijen in de praktijk?

Sinds 2008 is er in de literatuur, maar ook in praktijkde-batten, ruime aandacht voor het fenomeen gebiedscon-

cessies. Een jaar geleden verscheen in dit magazine het artikel ‘Gebiedsconcessies: een omstreden nieuwkomer’ van ons (ROmagazine, oktober 2008). Daarin zijn door Friso de Zeeuw een aantal voordelen genoemd van een gebiedsaan-

pak gebaseerd op het concessiemodel. Er zou sprake zijn van een optimale taak- en risicoverdeling tussen markt en overheid, een goede prijs-kwaliteitverhouding, een eff ectief gebruik van grondposities van marktpartijen en een betere aansluiting op de Europese aanbestedingsregels. Er moet echter wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Veelvuldig genoemd worden de rolvastheid van partijen, heldere fi nanciële en stedenbouwkundige afspraken vooraf, langetermijnbetrokkenheid van partijen, en overzichtelijke ruimtelijke opgaven. De crux voor deze vorm van samenwer-king zit hem voornamelijk in een striktere scheiding van het publieke en private domein. Iets waar we in onze Hollandse praktijk maar al te veel moeite mee hebben, zo blijkt uit een reeks onderzochte cases door de TU Delft.

Defi nitieGijzen (2009) heeft naar ons inzicht de meest adequate defi nitie gegeven van een gebiedsconcessie.

‘Een concessie bij gebiedsontwikkeling defi niëren we als een contractvorm met heldere fi nanciële afspraken vooraf tussen een publieke en private partij(en) waarbij sprake is van een bewuste keuze van de publieke partij tot een overdracht (transfer) naar de

private partij(en) van de risico’s, revenuen en verantwoordelijk-heid van de planontwikkeling, voorbereiding, realisatie en eventueel beheer en exploitatie van het gehele plangebied, binnen door de publieke partij vooraf gestelde kaders, waarbij het doel is te komen tot een eff ectieve en effi ciënte rol- en taakverdeling en een heldere scheiding tussen publieke en private verantwoorde-lijkheden. De sturing aan publieke zijde beperkt zich daarbij tot het periodiek toetsen van de geleverde diensten of prestatieaf-spraken.’

Op basis van deze defi nitie is er door de TU Delft een shortlist met 22 praktijkcases van gebiedsconcessies gemaakt. Op basis hiervan zijn enkele projecten geselecteerd als casestudy’s voor het promotieonderzoek van Erwin Heurkens naar veranderende publieke en private rollen in gebiedsontwikkeling. Dit is slechts een tussentijdse stand van zaken. Her en der duiken in de praktijk nieuwe voorbeel-den van ‘concessieachtige’ gebiedsontwikkelingen op. Een ding is zeker: van een modeverschijnsel is geen sprake meer. De huidige economische crisis zou vanwege de risicomij-dendheid van marktpartijen (toekomstig) roet in het eten kunnen gooien. Bodewes (in De Graaf, 2009) ziet voor concessies ‘een groeiende kans’ vanwege de zich op kernacti-viteiten terugtrekkende overheid die de markt als partner voor de ontwikkeling van plannen hard nodig heeft. Dit proces is in gang gezet in de jaren tachtig van de vorige eeuw en is niet meer terug te draaien, overheidsfi nanciën zijn niet onuitputtelijk, al doet de aanpak van de crisis soms anders vermoeden. Van de Klundert (in De Graaf, 2009) vat het kernachtig samen: ‘Inmiddels zijn we in een situatie gekomen dat de rollen veel strakker gescheiden moeten worden’. Maar is dat wel haalbaar in Nederland overlegland, een vraag die wij in ons casestudy-onderzoek ook hebben gesteld.

Ervaringen van publieke en private partijen

Praktijk heeft veel moeite met strikte scheiding tussen publieke en private domein

september 200930

Forum

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3022842-7_ROM_0909.indd Sec1:30 9/4/2009 5:33:32 PM9/4/2009 5:33:32 PM

Page 33: ROM 09 09 LR

Praktijkervaringen met concessiesYpenburg, deelplan 20, Den HaagDeelplan 20 in Den Haag Ypenburg is een ontwikkeling van een Vinex-gebied met circa 500 woningen vergeven aan ING Real Estate. In de uitgezette prijsvraag werd door de gemeente, naast een bouwenvelop met daarin stedenbouw-kundige eisen, ook nadrukkelijk de doelstelling meegegeven het concessiemodel toe te passen. De gemeente Den Haag had als doel om dit overzichtelijke uitleggebied middels het concessiemodel te ontwikkelen, als instrument voor de versnelling van de woningbouwproductie.

In de intentieovereenkomst (2006) heeft volgens Jan Bruil (projectmanager van ING Real Estate) vooral één afspraak gezorgd voor onnodige vertraging in het planvormingspro-ces: ‘Het staat de gemeente vrij om het door de Ontwikkelaar ingediende voorstel voor het Stedenbouwkundig Plan om haar moverende redenen af te keuren.’ Tot op heden is het project dan ook nog niet tot uitvoering gekomen. Bruil: ‘Partijen blijken elkaar altijd nodig te hebben, de wij-zij-tegenstelling die ik ervaar bij deze concessie draagt in mijn ogen niet bij aan een mogelijke versnelling, ik ben veel meer voor de dialoog benadering van de joint venture’. De gemeente Den Haag bevestigt verder dat de beoogde versnelling niet heeft plaatsgevonden, eff ectief is deze samenwerking dus niet.

Drie concessieprojecten in TilburgEen tweede serie onderzochte projecten ligt in Tilburg, waar de gemeente en ontwikkelaar Bouwfonds elkaar gevonden hebben in drie in complexiteit toenemende gebiedsontwik-kelingsprojecten, de uitleglocatie Koolhoven, de herstructu-reringslocatie Stappegoor en de binnenstedelijke herontwik-keling Wagnerplein.

Het feit dat er binnen één gemeentegrens drie concessiepro-jecten te vinden zijn is hoogst opmerkelijk, en kan deels

verklaard worden uit de in het verleden heersende tijdgeest. Wethouder Jan Hamming beargumen-teert: ‘Mijn overtuiging is dat de rol van de gemeente bij joint ventures niet onze rol is, wij zijn juist sterk in het scheppen van de kaders en niet in het risicovol participeren tijdens de uitvoering, dat mag de markt verder invullen.’ Hamming is dan ook overwegend positief over de bereikte resultaten in de Tilburgse concessies. Paul Hoen (directeur Bouwfonds Ontwikkeling Zuid) is voorzichtiger en plaats kanttekeningen bij het type gebiedsontwik-keling dat geschikt is voor concessies: ‘Het blijkt keer op keer lastig om van tevoren heldere afspraken te maken, in de loop van het proces blijken die namelijk niet altijd even duidelijk te zijn. Als er meerdere functies met politieke dimensies

aanwezig zijn, ontstaat er van binnen uit en van buitenaf bemoeienis met het project. De gemeenteraad kan zich dan niet veroorloven om niet in te grijpen. En dus verval je al snel weer in nieuwe onderhandelingen, terwijl we nu juist hadden afgesproken dat we dat niet zouden doen. Verder stappen burgers toch weer naar de gemeente die zij om verantwoording vragen. Ondanks dat in het contract staat dat de marktpartij verantwoordelijk is, is de werkelijkheid vaak heel anders.’ Phira Otten (directeur gebiedsontwikke-ling Tilburg) verklaart de trage procesgang door een gebrek aan fl exibiliteit in de contractafspraken: ‘Die staan haaks op de kerngedachte van gebiedsontwikkeling, waarin gewijzigde omstandigheden meestal leiden tot een aanpassing van de inhoud, in concessies is dat problematisch.’ Opvallend verder is dat er successen worden toegeschreven aan het gezamen-lijk vaststellen van de stedenbouwkundige opzet, program-mering en uitvoering van de plannen. In feite is dit dan ook geen zuivere ‘hardcore’ concessie. Andere cases bevestigen

Koolhoven T i lburg , stedenbouwkundig plan 2

èè

Deelplan 20 Ypenburg Den Haag , Impressie 1

september 200931

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3122842-7_ROM_0909.indd Sec1:31 9/4/2009 5:33:35 PM9/4/2009 5:33:35 PM

Page 34: ROM 09 09 LR

dit beeld, van een heldere scheiding van taken in vooral de planvorming is geen sprake. Plannen worden wel vervaar-digd in opdracht van de ontwikkelende partij, maar het blijft niet bij gemeentelijke goedkeuring alleen. Vaak vinden er intensieve overlegmomenten plaats over de invulling van het stedenbouwkundig plan. Gemeenten stellen dan wel eisen op hoofdlijnen maar schuiven veelvuldig aan bij de tekentafel met marktpartijen naarmate deze vertaald worden in concre-te plannen.

VoorwaardenOp basis van de onderzochte cases kunnen we de voorlo-pige balans opmaken over praktijkervaringen met de gebiedsconcessie. Concessies kennen niet altijd een scheiding van taken tussen het publieke en private domein die bij het karakter van het model hoort. Vooral in de initiatieff ase blijven partijen gezamenlijk plannen maken om tegengestelde doelen te verenigen. Toch zijn er ook voorbeelden waaruit blijkt dat partijen wel in staat zijn tot een werkbaar model: in het geval van De Woerd in Utrecht stuurde de gemeente op hoofdlijnen in het gehele proces, ontwikkelaar Bouwfonds kreeg zodoende de noodzakelijke ruimte om een strakke planvorming en uitvoering te realiseren.

Om de toekomst van concessies wat rooskleuriger te maken, noemen de geïnterviewde projectverantwoordelijken een aantal voorwaarden: scheiding van politiek en project,

overzichtelijke afgebakende opgaven, nieuwe realiteitszin over rollen van publieke en private partijen, het helder formuleren van procesafspraken voor de omgang met onvoorziene omstandigheden, transparantie en openheid in werkwijzen, creëren van samenwerking gebaseerd op gedeelde belangen in plaats van tegenstellingen, personele commitment en continuïteit, gezamenlijk werken aan stedenbouwkundige planvaststelling, en fl exibiliteit in programmering en fasering. Om aan deze voorwaarden te kunnen voldoen, zal er iets veranderd moet worden aan de rollen van publieke en private partijen. Waarschijnlijk kunnen we in Nederland leren van de ervaringen met privaatgestuurde ontwikkelingsprocessen in buitenlandse gebiedsontwikkelingen.

é Erwin Heurkens, Fred Hobma en Friso de Zeeuw.Allen verbonden aan de TU Delft, Faculteit Bouwkunde, Afdeling Real Estate & Housing.Friso de Zeeuw is bovendien verbonden aanBouwfonds Ontwikkeling.

Noten:

1. Presentatie Jan Bruil (ING Real Estate), 11 december 2008.

2. Presentatie Jan Hamming (gemeente Tilburg) & Jan Bruil

(Bouwfonds), 11 december 2008.

3. Bouwfonds, www.nieuwbouw.bouwfonds.nl.

De Woerd Utrecht , Vo gelvlucht 3

september 200932

Forum

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3222842-7_ROM_0909.indd Sec1:32 9/4/2009 5:33:37 PM9/4/2009 5:33:37 PM

Page 35: ROM 09 09 LR

Slim ontwikkelen in NederlandBohemen ontwikkelt integrale ruimtelijke oplossingen op basis van de waardeketen voor ont wikkelen. Deze waardeketen bestaat uit drie elementen: Scope - Concept - Ontwikkeling met als doel het creëren van RuimteResultaat®. De waardeketen is een hulpmiddel om per fase van een project de behoefte en positie van de eigenaar, gebruiker en de omgeving te koppelen aan de technische mogelijkheden en commerciële eisen vanuit de markt. Onze filosofie is dat ieder stadium of proces start met een gedegen analyse (scope-definitie) waarna op creatieve wijze een oplossing (concept) wordt bedacht die door een integrale ontwikkeling tot concreet RuimteResultaat® leidt.

ScopedefinitieDoor de maatschappelijke complexiteit zijn de meeste ruimtelijke opgaven geen louter stedenbouw kundige opgaven (meer). De bestuurlijke, financiële, organisatorische elementen en de vele betrok ken partijen vragen om een multidisciplinaire integrale aanpak. Om te bepalen welke onderdelen en aandachtsvelden bepalend zijn voor de haalbaarheid van een ontwikkeling, wordt door Bohemen een grondige analyse uitgevoerd, die tot een scopedefinitie leidt. Wanneer de betrokken partijen de scope herkennen en erkennen, is er een eenduidig startpunt voor de formulering van de oplossings richting: het concept.

Het conceptBij de integrale aanpak van Bohemen benoemt het concept de essentie van de oplossingsrichting binnen de kaders van de gedefinieerde scope met betrekking tot alle relevante onderwerpen. Deze werkwijze garandeert dat alle relevante onderwerpen worden benoemd en in de gekozen oplossings richting worden geadresseerd. Een goed concept is eenvoudig, spreekt tot de verbeelding en is inspi rerend voor de bij het project betrokken personen. Hierdoor vormt het concept de leidraad bij het oplossen van de dilemma’s die besloten liggen in het ontwikkelingsproces. Heldere visualisatie van een concept helpt bij de communicatie van de ontwikkelingsdoelstellingen.

Ontwikkeling‘Voor goede producten zijn altijd klanten’. Op basis van het concept wordt uiteindelijk de ontwikkeling ter hand genomen en vindt de feitelijke planvorming plaats. Met een sterke focus op een sterke product-/marktcombinatie, waarbij de voor-keur wordt gegeven aan het ontwikkelen van hoogwaardige producten die zich onderscheiden zowel in kwaliteit (materiaalgebruik en architectuur) als in kwantiteit (inhoud en afmetingen van de woningen, bruto-/nettoverhouding bij commerciële ruimten etc.).

RuimteResultaat®Door toepassing van de waardeketen zal het ontwikkelingsproces leiden tot het resultaat dat aansluit bij de verwachtingen van de eigenaar, gebruiker en omgeving. Bohemen streeft ernaar om daarbij te blijven zoeken naar de combinatie van belangen en oplossingen waardoor de som van het resultaat meer is dan dat van de afzonderlijke delen (belangen, disciplines etc.). Dit creëren van RuimteResultaat® is het specialisme van Bohemen.

Voorbeelden van RuimteResultaat (R2) zijn te zien en te ervaren bij projecten als Sijtwende, W4 Leiderdorp, de omlegging van de A9 bij Badhoevedorp en het project &2=1 te Aalsmeer.

&2=1 AalsmeerVan één van de drukste provinciale wegen (N201) in Nederland naar de Tuinen van Aalsmeer. Het huidige tracé en omgeving wordt herontwikkeld tot nieuwe woonmilieus, openbare ruimte en hoogwaardige openbaar vervoerverbinding (HOV). De omlegging van de N201 maakt het mogelijk om van het dorp Aalsmeer weer één geheel te maken. Dit doet Bohemen in nauwe samenwerking met de Gemeente Aalsmeer.

RuimteResultaat®Herstel oorspronkelijke dorpsstructuur. Integrale oplossing HOV en omgeving.Private financiering infrastructuur.

W4 LeiderdorpDe verbreding van de A4 is jarenlang als infrastructureel vraagstuk benaderd door de betrokken partijen. Bohemen heeft een integrale visie geformuleerd waarin de verbreding van de A4 niet als infrastructuur vraagstuk wordt gezien maar onderdeel wordt van een integrale gebieds-ontwikkeling. W4 integreert de vier in het plangebied aanwezige functies Wonen - Water - Wegen - Werken.

RuimteResultaat®Eerste duurzame (A+) kantoor in de Leidse regio.Verdiepte en deels overdekte rijksweg A4.Alternatieve financieringsvorm infrastructuur.Geluid- en luchtwerende bebouwing.A4 etalage voor Hästens.

Pieter Vandeginste; Directeur Ontwikkeling bij Bohemen.

- Advertorial - é

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3322842-7_ROM_0909.indd Sec1:33 9/4/2009 5:33:38 PM9/4/2009 5:33:38 PM

Page 36: ROM 09 09 LR

Vechten vóór

windmolens!

Meer baten en minder overlast voor burgers

Vechten vóór

Illus

trat

ie: P

etra

Kw

aadg

ras

september 200934

Forum

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3422842-7_ROM_0909.indd Sec1:34 9/4/2009 5:33:39 PM9/4/2009 5:33:39 PM

Page 37: ROM 09 09 LR

Tijdens het theaterspektakel ‘Don Quichot in Holland’ afgelopen zomer op de Maasvlakte stak milieuminister Cramer de windenergiesector een hart onder de riem. Haar boodschap was: zorg dat omwonenden van windparken meeprofiteren en kunnen participeren in het project. Dat is inderdaad nodig, want nu mislukken zes van de tien windprojecten op land, vooral vanwege de sterke lokale weerstand. De lusten en lasten van windenergie worden niet goed verdeeld.

Nederland wil in 2050 een duurzame energievoorziening realiseren. Het huidige kabinetsdoel om in 2011 twee

keer zoveel windmolenvermogen te realiseren als in 2007 dreigt echter te mislukken, net als het doel van 20% duurzame energie in 2020, dat volgens het ECN op 15-17% blijft steken.

Wat kunnen overheden doen? Overheden kunnen zorgen dat omwonenden, maar ook burgers in het algemeen, meer baten en minder overlast ondervinden van windprojecten. Ook kunnen specifi eke belangen zoals landschap en natuur beter beschermd worden. Een paar voorbeelden: minister Cramer zou de Deense regeling over kunnen nemen die verplicht dat per gerealiseerde MW aan windmolens jaarlijks een bedrag van 12000 euro beschikbaar komt voor gemeenten. Dit groen-fonds wordt gevoed door een verplichte afdracht van alle gebruikers van elektriciteit. Door dit groenfonds krijgen gemeenten inkomsten om lokaal draagvlak voor windenergie te vergroten, naar eigen inzicht.Nederland zou ook de uitstekende natuur- en landschaps-compensatieregelingen voor plaatsing van windmolens kunnen overnemen, zoals die bestaan in Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Brandenburg. Zo kan ook beter worden omgegaan met het grootste kritiekpunt: landschaps-

aantasting. In Nederland ontbreekt zo’n compensatierege-ling voor windenergie, zodat er sprake is van hardnekkige en vaak terechte weerstand. Natuur- en landschapsbeschermers – nu meestal tegen windmolens – zouden een compensatie-regeling kunnen benutten als nieuwe inkomstenstroom voor hun projecten.De overheid zou particuliere investeringen in wind kunnen stimuleren en belonen. Zonne-energie op eigen dak is interessant voor burgers, omdat de geleverde energie direct aan de gebouweigenaar ten goede komt, zonder dat hij er energiebelasting of btw over hoeft te betalen. Hij spaart dure stroom van het energiebedrijf uit waarover hij die belastin-gen wel had moeten betalen. De overheid zou eenzelfde vorm van ‘zelf-levering’ van windstroom kunnen toestaan – dat zou het enthousiasme voor goedkope, eigen windstroom zeer ten goede komen.

Gemeenten en projectontwikkelaars die betrokken zijn bij windparken, zouden standaard burgers en omwonenden kunnen faciliteren om fi nancieel te participeren en te delen in de – nu nog bescheiden - winst. Anders dan in Duitsland of Denemarken is dit in Nederland helaas nog de uitzonde-ring op de regel. Een Fries windenergieproject stort bijvoorbeeld jaarlijks 8000 euro in een dorpsfonds. De vijf dorpsverenigingen zitten in de stichting van dit fonds en beslissen wat er met het geld gebeurt. Ook zijn er circa 15 windmolencoöperaties zoals Deltawind, Windvogel en Kennemerwind, waar burgers tussen de 20 en 2000 euro inleggen. De opbrengst is hoger dan de jaarlijkse rente die men bij de lokale bank kan krijgen.

Wat kunnen burgers, maatschappelijke organisaties en ondernemers doen? De tegenstanders zijn verenigd in het Nationaal Kritisch Platform Windenergie. Zouden voorstanders zich niet op een vergelijkbare wijze moeten en kunnen organiseren? Er zijn momenteel 200 locaties waar nieuwe windparken komen. Lokale groepen vóór windenergie zouden daar een verschil kunnen maken. Bijvoorbeeld door op te komen voor lokale inzet van de baten van windenergie. Milieuorganisaties, maar ook energieondernemers, zouden dergelijke groepen kunnen ondersteunen met handleidingen, websites en andere communicatiemiddelen. Waarom start Milieudefen-sie geen actie onder haar lokale groepen en leden om dit op te zetten, en voegen de vele prowindenergieleden van onder andere WNF, Greenpeace, GroenLinks en D66 zich niet hierbij?In Nederland bestaat er een overweldigend draagvlak voor méér windenergie. En toch dreigen de democratisch vastgestelde doelen voor windenergie niet gehaald te worden. Kan het tij nog gekeerd worden? Ja, ik denk van wel. De les van Don Quichot is dat je niet tegen windmolens moet vechten maar er voor. Met andere woorden: meer slimme stimulansen inbouwen, en meer positieve krachten mobiliseren. En kies voor oplossingen die de nadelen van wind voorkomen of compenseren en de voordelen terecht laten komen bij de directbetrokkenen.

é Jeroom Remmers, senior adviseur klimaat en beleid van adviesbureau BuildDesk. Hij adviseerde vorig jaar het ministerie van VROM over het betrekken van partijen bij windenergie op land en richtte 22 jaar terug een windmolencoöperatie op in Zoetermeer.

De lusten en lasten van windenergie worden niet goed

verdeeld

september 200935

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3522842-7_ROM_0909.indd Sec1:35 9/4/2009 5:33:42 PM9/4/2009 5:33:42 PM

Page 38: ROM 09 09 LR

Passen en meten inde bloemkoolwijk

Na de Vogelaarwijken is er aandacht nodig voor de woonerfwijken, waar maar liefst een kwart van de Nederlandse woningvoorraad staat. Ze zijn gebouwd tussen 1970 en 1985 en zijn hard toe aan een opknapbeurt. Door preventief in te grijpen is te voorkomen dat ook deze afglijden naar de categorie probleemwijken. De bijzondere ruimtelijke structuur vraagt hierbij om speciaal gereedschap betogen Anne-Jo Visser en Martijn Ubink. Met voorbeelden uit Den Helder en Maarssenbroek laten ze zien hoe het kan.

Eén op de zes Nederlanders woont in een woonerfwijk. Ze zijn gebouwd als tegenreactie op de anonieme en

monotone hoogbouw uit de vroeg-naoorlogse woonmilieus. De nieuwe woonmilieus uit de jaren zeventig moesten kleinschaliger en herbergzamer worden. Men wilde aanslui-ten bij de menselijke maat die volgens velen uit het oog was verloren. Kernwoorden van de nieuwe woonmilieus waren: eengezinswoningen, verschillende plattegronden, wooner-ven, gezellige kleinschalige architectuur, (natuurlijk in) laagbouw met een tuin. Deze woonerfwijken worden ook wel bloemkoolwijken genoemd, waarbij de naam refereert aan de ruimtelijke structuur van kleinschalige woonbuurten bestaande uit kronkelige woonstraten en woonerven.

De volgende uitdaging voor verstedelijking

Ervaringen van zo’n tien jaar geleden in onder andere Den Helder, Lelystad en Groningen laten zien dat in een zich ontspannende woningmarkt niet alleen de traditionele vroeg-naoorlogse woonwijken onder druk komen te staan, maar ook deze laagbouwwijken. In deze gevallen laten woningzoekenden de woonerfwijken links liggen en kiezen voor een woning in de nieuwe Vinex-wijk of de opgeknapte vroeg-naoorlogse wijk. Bij niets doen boeten deze bloemkoolwijken sterk in aan concurrentiekracht en populariteit. Toch zijn het nog steeds de wijken waar de (lagere) middeninkomens een kwalitatief goede eengezinswoning kunnen kopen, waardoor de wijken en belangrijke rol op de woningmarkt zullen blijven spelen.

september 200936

Praktijk

september 200936

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3622842-7_ROM_0909.indd Sec1:36 9/4/2009 5:33:43 PM9/4/2009 5:33:43 PM

Page 39: ROM 09 09 LR

De openbare ruimte is in toenemende mate ‘van niemand’ in plaats van

‘van iedereen’

èè

september 200937

De ruimtelijke opgaveAl een paar jaar terug liet de SEV van een aantal verschil-lende soorten wijken kanskaarten maken, die de (on)-veilig-heid en overlast op ‘zespositie postcodeniveau’ in kaart brachten. Verrassend genoeg zaten er naast een aantal Vogelaarwijken ook woonerfwijken tussen waar problemen ontstonden. Het toenemend individualisme bleek niet altijd samen te gaan met de collectief opgezette woonerven en hoven. De schutting kwam en de binnenterreinen werden afgesloten om overlast en verloedering tegen te gaan (SEV, De toekomst van de bloemkoolwijken, 2008).Een nadere ruimtelijke en stedenbouwkundige analyse door bureau Middelkoop in opdracht van de SEV in tien verschil-lende woonerfwijken maakt de ruimtelijke kwetsbaarheid zichtbaar.1 Globaal komen hier een aantal knelpunten naar voren die typerend zijn voor de woonerfwijken.

Ontbrekende afstemming tussen schaalniveausVeel ruimtelijke knelpunten in woonerfwijken zijn terug te voeren op de procesgang destijds. In de jaren zeventig deed het globale bestemmingsplan haar intrede, wat alleen een grove hoofdopzet van de verkeersstructuur, hoofdgroen-

structuur en de ligging van afzonderlijke woonbuurten vastlegde. De uitwerking van de verschillende delen van de hoofdstructuur (groen-verkeer-woonbuurten) werd echter gescheiden ter hand genomen, met als gevolg dat de onderdelen elkaar steeds op verschillende manieren en min of meer toevallig raken. De aansluiting van de woonbuurten met de groene of blauwe hoofdstructuur is bijvoorbeeld veelal een toevalligheid en wordt op verschillende plekken verschillend opgelost. Vanuit de hoofdstructuur ontstaat zodoende geen eenduidig beeld en op veel plekken scharnie-

ren ruimtelijke kwaliteiten langs elkaar heen; woningen zijn bijvoorbeeld georiënteerd op het woonerf en keren zich af van de groene hoofdstructuur. De keuze van bewoners richt zich hierbij logischerwijs op de eigen privacy, waardoor de achtertuinen zijn afgeschermd. De relatie tussen woning en openbaar gebied is hierdoor verdwenen; de openbare ruimte is in toenemende mate ‘van niemand’ in plaats van ‘van iedereen’.

Privé-collectief-openbaarIn de jaren zeventig en tachtig moest de straat weer zo veel mogelijk bij het woondomein worden betrokken. Deze ‘sociale’ of ‘collectieve’ ruimte moest bewoners weer in contact met elkaar brengen. De (in de jaren zeventig reeds ingezette) individualisering leidt echter tot een samenleving die uit steeds wisselende leefstijlen en levenslopen bestaat, en steeds moeilijker te vatten is in collectieve noties op het gebied van gemeenschappelijke normen en waarden. In de

september 200937

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3722842-7_ROM_0909.indd Sec1:37 9/4/2009 5:33:56 PM9/4/2009 5:33:56 PM

Page 40: ROM 09 09 LR

september 200938

PraktijkPraktijkj

vormen en afmetingen aanneemt. De openbare ruimte heeft dan ook niet altijd een eenduidige betekenis. Door de verschillende voor- en achterkantsituaties is de openbare ruimte voor de ene bewoner de entree naar de woning, voor een ander de achterkant waar containers worden neergezet en voor een derde de plek waar de auto geparkeerd wordt. Deze verschillen in functie en interpretatie van dezelfde openbare ruimte kunnen zorgen voor onderlinge spanningen in gebruik. Het betreft in de onderzochte wijken veelal ruimtes die momenteel (nog) goed functioneren, maar qua ruimtelijke structuur zeer kwetsbaar zijn. De kwetsbaarheid van deze ruimtes wordt met name zichtbaar als de inrichting verslechtert, eenduidige erfafscheidingen worden vervangen door hoge schuttingen of de adoptie door omwonenden niet meer vanzelfsprekend is.

Plaatsing van de bergingNaast de oriëntatie van de woningen speelt de plaatsing van bergingen een belangrijke rol in de beleving van de openbare ruimte. Veel bergingen zijn in de voortuin van de woning geplaatst, soms in combinatie met carports. De bergingen scheppen afstand tussen het private en openbare domein door de inkijk te beperken en door de positionering is vaak de voordeur aan het zicht van voorbijgangers onttrokken. De kwetsbaarheid zit in het feit dat terwijl deze bergingen aan de representatieve voorkant van de woning staan, ze met hun blinde gevels een achterkant suggereren (Lofvers e.a., 2009). Gevolg van deze keuze is dat zowel de relatie vanuit de woning met de voorzijde als de relatie met de achterzijde ontbreekt. Met name straten die gedomineerd worden door grote losstaande bergingen aan beide zijde van de straat krijgen hierdoor een anoniem karakter (gebrek aan sociale controle).

Staat van de openbare ruimteIn veel van de woonerfwijken beïnvloedt de onderhoudstoe-stand van de openbare ruimte de uitstraling van de wijken in negatieve zin. Alhoewel de hoofdgroenstructuur vaak goed onderhouden wordt, is het onderhoud van de overige openbare ruimte (groen én grijs) matig. Met name de

onderzochte woonerfwijken ontstaat zodoende een spanning tussen het collectieve en het individuele belang. Het adagium van de jaren zeventig – maak van elke deur een groet en van elk raam een gelaat – maakt steeds vaker plaats voor de woning als ‘defensible object’. Dit uit zich onder andere in de veelvoorkomende besloten binnenterreinen, die in toenemende mate omgeven worden door schuttingen. Sprak in de jaren zeventig het natuurlijke tuinieren nog veel mensen aan en bestond de erfgrens uit bielzen of paaltjes waarlangs ijzerdraad was gespannen, tegenwoordig voorzien min of meer verharde tuinen afgezet met schuttingen in de behoefte aan buitenruimte met weinig onderhoud en privacy. Het plaatsen van schuttingen is een logische reactie om meer privacy te verkrijgen, maar doet ontegenzeggelijk iets af aan de kwaliteit van de aangren-zende openbare ruimte.

Ongedefi nieerde ruimtesHet openbare gebied rondom de woning is veelal een afgeleide van de verkaveling, waardoor deze vaak toevallige

september 200938

Praktijk

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3822842-7_ROM_0909.indd Sec1:38 9/4/2009 5:34:11 PM9/4/2009 5:34:11 PM

Page 41: ROM 09 09 LR

èè

september 200939

Julianadorp in Den Helder

Zo’n vijftien jaar na de bouw ontstonden de eerste proble-men in Julianadorp (17.000 inwoners). Eind jaren negentig was er sprake van dertig procent leegstand in het corporatie-bezit. Den Helder had indertijd een ontspannen woning-markt. Het imago van de wijk was slecht. Veel overlast en een gevoel van onveiligheid zorgden ervoor dat mensen er niet graag wilden wonen.De wijk was te jong voor groot onderhoud of stads- en stedelijke vernieuwing. Maar de problemen waren dusdanig groot dat het reguliere beheer (van zowel corporatie als gemeente) het niet aankon. Gemeente en corporatie gingen samen aan de slag. Woningstichting Den Helder pleegde investeringen (7500 euro per woning), waaronder per woning een luxekeuken en-badkamer, een dakkapel en een carport voor de eigen auto. Ook werden de bergingen verplaatst. Daarnaast werd ingegrepen in de buitenruimte:l woningen werden weggehaald in de buurten om ruimte te

maken voor speelplekken;l daar waar het kon zijn bergingen verplaatst van voor naar

achter om aan de voorkant méér ruimte te maken en aan de achterkant een duidelijke scheiding tussen privé en openbaar aan te brengen;

l eenduidige erfafscheidingen zijn aangebracht;l pergola’s zijn aangebracht en bewoners zijn bewust

gemaakt van groene aankleding;l te veel snippergroen is weggehaald en verhard, bomen

zijn gekozen als groenelement;

l samen met bewoners zijn speelplekken ingericht;l de aanpak en verandering van de verhouding huur/koop

bracht meer diversiteit in de buurten. De aanleg van meer speelplekken bleek te voorzien in de behoefte en met het neerzetten van schuttingen werd een helder en uniform beeld gecreëerd, een duidelijke scheiding tussen openbaar en privé.

Tegelijkertijd bleek het verkopen van huurwoningen niet het heilige middel. Bewoners hadden geen geld meer voor het plegen van onderhoud aan de woning of toonden geen interesse in het bijhouden van de tuinen. De professionals waren veel te veel uitgegaan van bewoners die een opgeknap-te buurt goed zouden gaan beheren. Willem Stam van de gemeente Den Helder: ‘Met de verbeteractie zijn we opnieuw in de valkuil getrapt met het idee dat bewoners vervolgens zelf gaan zorg dragen voor het beheer en de leefbaarheid. Kennelijk blijven we volharden in het romantische beeld van saamhorigheid dat was ingebouwd in dit stedenbouwkun-dige concept. De nog steeds kale pergola’s zijn de pijnlijke illustratie van die illusie. Gemeenten en corporaties zullen zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen en houden, willen deze wijken kwalitatief op niveau blijven. En door de kwetsbaarheid moet dat ook een blijvende extra inspanning zijn. Bewoners kunnen en gaan pas participeren als ze hun eigen leven op orde hebben. Daar begint dan ook de strategie voor bewonersparticipatie.’

onderscheidende kwaliteiten heeft, maar veelal als restruimte wordt ervaren.

Architectuur en identiteitDe analyse wijst op een tekort aan identiteit en zodoende aantrekkingskracht van laat-naoorlogse woonwijken. Er is veel gebouwd tussen 1970 en 1985 en als gevolg van de geldende subsidiesystematiek(en) niet altijd met evenveel onderscheid. Een gebrek aan identiteit staat echter haaks op hedendaagse tendensen binnen het wonen zoals

veelheid aan snippergroen en grijze binnenhoven, die soms dienstdoen als hondenuitlaatplaats, kijkgroen, speelveld voor kinderen of ongedefi nieerde restruimte zijn lang niet altijd van hoge kwaliteit door gebrekkig beheer of verou-derde inrichting. Veel materialen zoals meubilair, verlichting en bestrating zijn versleten en/of voldoen niet meer aan de huidige technische eisen of wensen van de bewoners, waardoor de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte minimaal is. De grijze en niet altijd functionele inrichting zorgt er voor dat de openbare ruimte op zichzelf geen

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3922842-7_ROM_0909.indd Sec1:39 9/4/2009 5:34:27 PM9/4/2009 5:34:27 PM

Page 42: ROM 09 09 LR

september 200940

Praktijk

onderscheidend vermogen, individualiteit, historiseren en thematiseren.

ParkerenHet parkeren vindt in veel buurten plaats op het eigen erf; de voortuinen fungeren hierbij als privéparkeerplaats waardoor de auto vanaf het erf een beeldbepalend element vormt. Bij de ontwikkeling van de onderzochte wijken is veelal gerekend met een parkeernorm van 1,20 a 1,25 parkeerplaats per woning. Inmiddels ligt het gemiddelde aanzienlijk boven deze norm, waardoor zich op plekken in de

wijk een kwantitatief parkeerprobleem voordoet. In andere delen is de problematiek voor een deel kwalitatief van aard, wat samenhangt met de situering van de parkeervakken langs of aan de uiteinden van de randen van de buurtontslui-ting en erven op enige afstand van de woningen. Zolang bewoners zich daaraan houden is dat geen probleem. Het veldwerk maakt echter duidelijk dat veel bewoners de auto toch voor de deur zetten (prisoner’s dilemma), waardoor de directe woonomgeving extra rommelig oogt. Dit terwijl de parkeervakken aan de randen er soms verlaten bij liggen.

Antilopespoor in Maarssenbroek: kleinschalige ingrepen in een voormalige jongerenwijk

Maarssenbroek (25.000 inwoners) bestaat uit veertien wijken. De wijk Antilopespoor ligt tegen het winkelcentrum Bisonspoor aan. Midden jaren zeventig was er een grote behoefte aan woningen voor jongeren en zo werd Antilope-spoor gebouwd met veel jongerenhuisvesting. Al snel ontstonden er problemen in de wijk en begin jaren negentig werd in het Buurtbeheerplan Antilopespoor de noodklok geluid. De vele jonge en onervaren bewoners moesten nog leren hoe zij met buren, huisvuil en de leefomge-ving moesten omgaan en ze hingen rond op straat. Drugs- en drankmisbruik zorgden voor een onveilig gevoel bij veel van de andere bewoners. Het verloop in de wijk was dan ook groot. Veel woningen waren relatief klein en hadden geen tuin. Men betaalde relatief veel huur door de hoge rentestand bij de bouw en de hoge bouwkosten. De druk om de woningmarkt in de regio Utrecht zorgde ervoor dat er geen leegstand optrad zoals dit bijvoorbeeld wel gebeurde in Den Helder.

Bij de aanpak wordt ingezet op beïnvloeding van de demo-grafi sche samenstelling, aanpassing van de woningvoorraad, afstemmen van het toewijzingsbeleid en verbetering van het sociale leefklimaat door middel van buurtbeheer en welzijnsbeleid. De wijk moest een meer open structuur krijgen met een nieuwe ontsluitingsweg. Twee woonblokken (26 woningen)

gingen tegen de vlakte. Ook werden 75 hateenheden verbouwd tot 33 driekamerappartementen, geschikt voor tweepersoonshuishoudens en kleine gezinnen. Op de koppen van de woonblokken verrijst hoogwaardige nieuwbouw met lift, toegankelijk voor ouderen. Het aantal jongerenwoningen in de wijk vermindert drastisch. Gezinnen met kinderen krijgen voorrang en nieuwe bewoners worden gescreend op eventueel afwijkend woongedrag.Donkere plekken en allerlei onoverzichtelijke hoekjes worden aangepakt, door onder andere het verplaatsen van schuurtjes. Dit alles om het gevoel van veiligheid van de bewoners te verhogen. Bloembakken en zandbakken verdwijnen, omdat die toch alleen maar als vuilnisbak dienen. Er komen meer containers en deze worden vaker geleegd. De integrale aanpak is een feit en lijkt te werken. Halver-wege de jaren negentig stellen de corporaties, de gemeente en de politie vast dat het aantal problemen is afgenomen. Er zijn minder mutaties, minder overlastmeldingen, de omgeving is schoner en bewoners hebben weer geloof in een goede toekomst van de wijk. Mario van Dijk, wijkbeheerder van de gemeente Maarssen: ‘De fysieke structuur van de wijk, de specifi eke bevolkingssamenstelling en de publieke opinie vragen echter om een blijvende inspanning. Verbete-ring van het imago van Antilopespoor is een proces van jaren.’

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:4022842-7_ROM_0909.indd Sec1:40 9/4/2009 5:34:36 PM9/4/2009 5:34:36 PM

Page 43: ROM 09 09 LR

De bloemkoolwijken kunnen met wat botox en liposuctie een goed aanbod zijn in het

Nieuwe Wonen

september 200941

Pas- en maatwerk noodzakelijkWanneer er in de toekomst daadwerkelijk sprake is van een fysieke ingreep om afglijden te stoppen, dan zal er in de onderzochte wijken veelal geen grootschalige transformatie plaatsvinden. De meest kwetsbare plekken in de onderzochte wijken zijn veelal omgeven door koopwoningen of versnip-perd bezit van corporaties en eigenaar-bewoners. Dit versnipperde bezit zal aanleiding geven voor pas- en maatwerk. Nieuwe strategieën zijn noodzakelijk waarbij eigenaar bewoners een belangrijke rol zullen spelen. De transformatie zal zich veelal focussen op de overgang tussen privaat en openbaar bezit, het vergroten van de diff erentiatie in de woningvoorraad en het herdefi niëren van grenzen en herinrichtingen van de openbare ruimte gecombineerd met nieuwe vormen van beheer. Kern van de opgave is dan ook de kleinschalige aanpak gericht op specifi ek transformeren, toevoegen of juist weghalen, in tegenstelling tot de door-gaans grootschalige aanpak van vroeg-naoorlogse wijken. Een nieuwe en complexe opgave staat bouwend, ontwikke-lend en beherend Nederland in het vooruitzicht. De overheid, en dan met name de gemeenten, kan hier een belangrijke trekkende of regisserende rol in vervullen. Veel van de knelpunten komen immers voort uit de inrichting en beheer van het openbaar gebied. Alhoewel de eerste vernieuwing (zie kader) heeft plaatsgevonden, zijn gerichte experimenten gericht op preventief ingrijpen noodzakelijk om toekomstig afglijden te stoppen.

De bloemkoolwijken kunnen met wat botox en liposuctie een goed aanbod zijn in het Nieuwe Wonen. De dominante bergingen bieden bijvoorbeeld ruimte voor kleinschalige voorzieningen en bedrijvigheid aan huis. Bestaande kwaliteiten dienen opgepoetst, gerepareerd of juist uitvergroot te worden. Ook de behoefte aan wonen met gelijkgestemden leent zich uitstekend binnen de beperkte

aantallen woningen rondom collectieve erven. De diversiteit binnen de wijk kan zodoende door dergelijke collectieve transformaties of thematiseren vergroot worden: denk bijvoorbeeld aan een tuinhof, kluserf, bejaardenerf, kindererf of parkeerhof.

é Anne-Jo Visser en Martijn Ubink

Noot:

1. De analyse is uitgevoerd in Lunetten (Utrecht), Batau Noord, Batau

Zuid en Doorslag (Nieuwegein), Peelo (Assen), Trisken en Folgeren

(Smallingerland), Stroinkslanden (Enschede), Matenveld en

Matendonk (Apeldoorn).

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:4122842-7_ROM_0909.indd Sec1:41 9/4/2009 5:34:39 PM9/4/2009 5:34:39 PM

Page 44: ROM 09 09 LR

de site voor overheidsmanagersnieuwsmanagementtoolsthemadossiers

gratis e-nieuwsbriefhandige agendalinks

ga naar www.overheidsmanagement.nl

strategie

financiën

HRM

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:4222842-7_ROM_0909.indd Sec1:42 9/4/2009 5:34:48 PM9/4/2009 5:34:48 PM

Page 45: ROM 09 09 LR

september 200943

RO snippers

Limburgse kennis en natuurdata helpen ontwikkeling nationale databank

Het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg,

de NatuurBank Limburg en de Gegevensautori-

teit Natuur werken sinds anderhalf jaar samen

bij de ontwikkeling van de Nationale Databank

Flora en Fauna (NDFF). Uit de recent gepresen-

teerde resultaten blijkt dat de effi ciency van de

gegevensvoorziening is verbeterd en dat het

aantal gebruiksmogelijkheden fl ink is toegeno-

men. De eerste resultaten zijn veelbelovend.

Door de gezamenlijke ontwikkeling van een

Gedragscodemonitor, een Life-Atlas en een

Signaalkaart zal het aantal mogelijkheden om

natuurgegevens te gebruiken bij bouwplannen

en vergunningverlening toenemen.

De Gedragscodemonitor vergemakkelijkt het

onderhoud van gebieden door terreinbeheerders

en gemeenten. Als er gebruik wordt gemaakt van

een door het ministerie van LNV goedgekeurde

gedragscode vervalt in veel gevallen de verplich-

ting om een vergunning aan te vragen. De

ontwikkelde gedragscodemonitor kijkt op basis

van de gegevens in de NDFF welke maatrege-

len een beheerder moet nemen om volgens de

afspraken van de gedragscode te kunnen werken.

Het toepassen van de gedragscodemonitor levert

op deze manier een bijdrage aan de verlichting

van de administratieve lasten voor de beheerders.

Grote ruimtelijke ingrepen zijn onderworpen aan

onder andere vergunningen in het kader van de

Flora- en faunawet. Hetzelfde geldt voor kleine

ingrepen, zoals het bouwen van een huis. Om te

beoordelen of er een vergunning nodig is, moet

onderzocht worden of er beschermde soorten

aanwezig zijn. Hiervoor is de Signaalkaart

ontwikkeld. Deze geeft in een vroeg stadium van

de besluitvorming aan of er belemmeringen zijn

voor het uit te voeren werk. Hiermee kunnen

onnodige vertragingen worden voorkomen.

Om het verzamelen van gegevens voor de

waarnemer direct in het veld op de computer

vast te leggen is er een prototype van een

Life-Atlas ontwikkeld. Dit is een softwarepro-

gramma waarin alle soorten van Nederland

opgenomen zijn. Met behulp van een gps kan op

de ingebouwde kaart een waarneming van een

dier of plant tot op de meter nauwkeurig worden

vastgelegd. Hiermee wordt de actualiteit van de

gegevens die nodig zijn voor de Gedragscodemo-

nitor en de Signaalkaart sterk verhoogd.

Volgens prof. dr. Jan van Groenendael, de

Gegevensautoriteit Natuur, snijdt bij de

samenwerking het mes aan twee kanten. ‘Wij

leren bij de ontwikkeling van de NDFF van de

ervaring die men in Limburg heeft opgedaan bij

het verzamelen en bundelen van natuurgege-

vens, aan de andere kant zorgt de samenwerking

tussen beide organisaties voor continuïteit van de

Limburgse equivalent van de nationale databank.’

Dynamiek van en in stedelijke netwerken

Zo’n twintig promovendi en postdoctoraal

onderzoekers van de universiteiten van Amster-

dam, Utrecht, Wageningen en Delft hebben vijf

jaar onderzoek gedaan

naar de transforma-

tie van steden in ons

land. In ‘Synergie in

stedelijke netwerken’,

zijn de resultaten van dat

omvangrijke programma

samengevat. De omslag-

fl ap belooft ons dat er hiermee concrete

handreikingen voor de praktijk worden geboden.

Daarnaast biedt de uitgave meer zicht op wat er

daadwerkelijk verandert en aan het veranderen

is in stedelijke netwerken.

Het boek bestaat uit vijf samenhangende onderde-

len. Het eerste deel gaat over eff ectieve governance

in de Randstad die er niet lijkt te zijn. In het

tweede deel komen de feitelijke economische

relaties in beeld. Deel drie gaat in op de mobiliteit

in stedelijke netwerken en geeft methodieken aan

die kunnen helpen bij het opstellen van ruimtelijke

en infrastructurele beleidsplannen. Het vierde deel

geeft methoden voor regionale samenhang en deel

vijf ten slotte licht de methodieken van framing en

besluitvorming door van stedelijke megaprojecten

zoals de Zuidas en HSL-Zuid.

De slotconclusie lijkt nogal teleurstellend. ‘De

sociale en economische transformatie van steden

leidt tot een zodanige reconstructie van ruimte-

lijke samenhangen dat een compleet nieuwe

stijl van responsief beleid (sociaal, economisch,

ruimtelijk en institutioneel) nodig is om aan de

tegenwoordige stedelijke uitdagingen adequaat

antwoord te kunnen bieden’. Dat beeld en dat

proces waren toch al lang bekend? Structurele

vernieuwingen vinden niet meer op een traditio-

nele manier plaats. Formele en informele beleids-

processen en interacties wisselen elkaar namelijk

in verschillende combinaties af en vernieuwingen

worden bepaald door de aard en mate van de

organisatie van de interconnectiviteit. ‘Het gaat

niet meer zozeer over de vraag of een bepaalde

autoriteit meer of minder bevoegdheden nodig

heeft om zijn territorium in te richten, maar om

de vraag of het beleid via externe verbindingen

adequate capaciteit kan vinden als antwoord op

de tegenwoordige problemen van de stad’. Dat is

waar. En net zo waar is dat het level playing fi eld

voor stedelijk beleid ‘een fascinerende plurale

arena’ is geworden. Waar het nu op aankomt, is

om met gebruikmaking van deze ervaringen en

methodieken op alle fronten aan de slag te gaan.

WILLEM SALET EN LEONIE JANSSENJANSEN 2009:

SYNERGIE IN STEDELIJKE NETWERKEN; TUSSEN

COMPETITIE EN COMPLEMENTARITEIT, SDU

UITGEVERS, DEN HAAG, ISBN 9789012130523, 174 BLZ.

é Robbert Coops ([email protected])

ja

n

ti

la

st

zi

o

sa

flap belooft ons dat er h

Agenda

Congres/ForumInternational Urban PlanningDe stad als machinekamer voor de toekomstDatum: 1 en 2 oktoberPlaats: Westergasfabriek, AmsterdamInformatie: HYPERLINK “http://www.morgentomorrow.nl” www.morgentomorrow.nl

Strategisch forum voor nieuw commercieel vastgoedJaarlijkse netwerkbijeenkomst voor betrokkenenDatum: 9 oktoberPlaats: Caballerofabriek, Den HaagInformatie: HYPERLINK “http://www.neprom.nl” www.neprom.nl

De staat van de stedenbouwDatum: 22 oktoberPlaats: Beurs van Berlage, AmsterdamInformatie: HYPERLINK “http://www.bnsp.nl/congres” www.bnsp.nl/congres

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:4322842-7_ROM_0909.indd Sec1:43 9/4/2009 5:34:51 PM9/4/2009 5:34:51 PM

Page 46: ROM 09 09 LR

september 200944

In oktober!

TrendRO, versie 2.0 ICT en ro leiden behalve tot digitalisering van ruimtelijke plannen en planprocessen ook tot andere manieren van kijken naar en werken met de ruimte om ons heen. Geogames kunnen het ro-proces onder-steunen. Virtuele gebiedsontwikkeling in spelvorm kan de dilemma’s, belangen, rollen en oplossingen heel goed zichtbaar maken. Kortom, ICT-technologie als nieuwe dimensie én als smeermiddel in de ro.

InterviewAnnelies LuteijnZe beheert het Westerschelde-dossier namens de Zeeuwse Milieufederatie. ‘Wij zijn geen voorstander van het verdiepen van de Westerschelde. Maar, nu het zo met België is afgesproken, dan wel zódanig dat de unieke natuur van dit estuarium wordt beschermd en hersteld. Afspraak is afspraak. Onverkorte uitvoering van alle elementen uit de Scheldeverdragen biedt voor alle belangen de beste én de snelste resultaten.

Ruimtelijk bekekenInterbestuurlijkeuitwisseling van plannenen besluiten volgens de nieuwe Wro…Door de nieuwe Wro verlopen overlegpro-cessen anders dan in het verleden. Hoe vindt bijvoorbeeld bestuurlijke afstem-ming plaats over ontwerpplannen voordat deze naar ‘buiten’ gaan? VROM heeft er een publicatie over gepresenteerd.

Colofon

telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161e-mail: [email protected]

ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl.

Jaarabonnement:• standaard € 161,39• studenten en VVM- en NIROV-leden € 85,86• meeleestarief (v.a. 2e abonnement op

hetzelfde adres) € 73,67 incl. btw en porti• losse nummers € 22,21 incl. btw excl. porti

Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schrifte-lijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd.

Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in oktober. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot:

Reed Business bv t.a.v. AdresregistratiePostbus 808 7000 AV Doetinchem

ISSN 1571-0122

Jaargang 27 nr. 9september 2009

ROmagazine is het maandelijkse vak blad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmaga-zine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaar-den auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen.

RedactieadresReed Business bvPostbus 1521000 AD Amsterdamtelefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20e-mail: [email protected]

RedactieMarcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos

MedewerkersPieter van den Brand, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen

UitgeverOnno Dekker

Websitewww.romagazine.nl

AdvertentiesAcquire MediaFaradaystraat 4A8013 PH Zwolletelefoon: 038-460 63 84e-mail: [email protected]

Abonnementen/klantenserviceReed klantenservice Postbus 8087000 AV Doetinchem

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:4422842-7_ROM_0909.indd Sec1:44 9/4/2009 5:34:54 PM9/4/2009 5:34:54 PM

Page 47: ROM 09 09 LR

Heerenveen

Assen

Deventer

Almere

Capelle a/d IJssel

Goes

Oosterhout

Geleen

www.oranjewoud.nl

Ruimte in Nederland is schaars, de ruimtelijke belangen zijn groot en de regelgeving

is complex. Binnen deze context moeten ruimtelijke vraagstukken worden opgelost.

Bij Oranjewoud zien we echter ook de kansen: werken aan de ruimtelijke kwaliteit van

Nederland, gezamenlijk zoeken naar creatieve oplossingen en zorgdragen voor een

gestroomlijnd proces en procedures. Onze professionals stellen niet alleen de

ruimtelijke opgave centraal, maar hechten juist belang aan het proces om tot de

gewenste ruimtelijke ontwikkeling te komen. Dat is onze toegevoegde waarde.

Ons uitgangspunt?

Werken in een wereld vol mogelijkheden!

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:4522842-7_ROM_0909.indd Sec1:45 9/4/2009 5:34:55 PM9/4/2009 5:34:55 PM

Page 48: ROM 09 09 LR

Lees onze cases en ontdek hoe Eiffel ook voor uw organisatie de x kan vinden op eiffel.nl/interimmanagement

Een interim manager moet tijdelijk zijn. Z’n oplossing niet. Vind de x.

22842-7_ROM_0909.indd Sec1:4622842-7_ROM_0909.indd Sec1:46 9/4/2009 5:34:56 PM9/4/2009 5:34:56 PM