Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

36
Oplossingsgericht werken binnen een forensische context: Probleem of beperking? Eindwerk Marjan Gryson Oplossingsgerichte Cognitieve en systeemtherapie Korzybski Instituut Brugge

Transcript of Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Page 1: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Probleem of beperking?

Eindwerk Marjan Gryson

Oplossingsgerichte Cognitieve en systeemtherapie Korzybski Instituut Brugge

Page 2: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 1

1

Inhoud

Inleiding ..........................................................................................................................................................2

1. Diagnostisch deskundigenonderzoek en risicotaxatie versus oplossingsgerichte

therapie ..................................................................................................................................................3

2. Psychopathie: probleem, beperking of niets mee aan te vangen? ............................................7

3. Doelstellingen van een forensische behandeling: risico inperken, de schade herstellen

en/of veiligheid opbouwen? .............................................................................................................9

4. Behandeling onder dwang versus ‘model van de keuze’ .......................................................... 12

5. Gepleegde feiten en problemen in het verleden versus toekomstgericht werken aan

verandering en oplossingen .......................................................................................................... 14

6. De paradox van de gevangenissen .................................................................................................. 16

7. Een oplossingsgericht forensisch compromis in praktijk: vzw touché................................ 23

7.1. Visie en aanpak .................................................................................................................................. 23

7.2. Praktijkvoorbeelden van oplossingsgerichte interventies .................................................. 24

7.3. Evaluatie .............................................................................................................................................. 28

Conclusie ...................................................................................................................................................... 31

Bibliografie ................................................................................................................................................. 33

Page 3: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 2

2

Inleiding

Centraal in dit werk staan de mogelijkheden en beperkingen van het oplossingsgericht werken

in een forensisch psychologische context.

Op het eerste zicht staan de kernelementen van de forensische psychologie lijnrecht tegenover

de principes van het oplossingsgerichte therapiemodel. De forensische psycholoog houdt zich

bezig met waarheidsvinding, beoordeling en diagnostiek; de oplossingsgerichte therapeut is

geïnteresseerd in individuele, subjectieve, genuanceerde, menselijke verhalen die liefst verande-

ren doorheen de tijd. Forensische psychologie gaat veelal over taxatie van schade en risico’s;

oplossingsgerichte therapie vertrekt vanuit veiligheid en wil reeds aanwezige resources aanbo-

ren en versterken. Forensisch werken gebeurt vaak onder dwang; de Belgische versie van het

oplossingsgerichte therapiemodel, het ‘Brugs model’, wordt ook wel het ‘model van de keuze’

genoemd, omdat het vertrekt vanuit de idee dat keuzevrijheid noodzakelijk is voor psychische

gezondheid. Criminele feiten uit het verleden vormen het ankerpunt voor forensisch werken;

oplossingsgericht werken start in het heden en blikt vooruit naar de toekomst.

Toch biedt een oplossingsgerichte benadering van een forensische context - en de cliënten daar-

binnen - een belangrijke meerwaarde. Dit werk zoekt uit wat die meerwaarde kan zijn. Elk on-

derdeel van dit werk start vanuit de tegenstellingen tussen beide modellen, en daarna gaan we

telkens op zoek naar mogelijke oplossingen voor die tegenstellingen. Aangezien we hierbij een

oplossingsgerichte kijk hanteren, met ‘keuze’ als kernwoord, pinnen we ons niet vast op één

enkele oplossing. Tegenstrijdigheden kunnen immers op verschillende manieren worden opge-

lost: met een compromis, een aanvulling, een keuze, een én-én situatie, …

De startvraag van het ‘Brugs model’ vormt de leidraad doorheen dit werk: ‘Kan men zich een

haalbare of werkbare oplossing indenken?’. Zo ja, dan spreken we over een probleem. Zo neen,

dan hebben we te maken met een beperking. Aan de hand van deze vraag zoeken we uit of op-

lossingsgericht werken binnen een forensische context mogelijk is. Daartoe belichten we een

aantal specifieke forensische thema’s. M.n. diagnostisch deskundigenonderzoek en risicotaxatie,

psychopathie, tegenstrijdige doelstellingen, gedwongen behandeling, gepleegde feiten en de

context van gevangenissen komen aan bod. Tot besluit stellen we een concrete compromis in

praktijk voor, a.h.v. een grondige duiding van een oplossingsgerichte forensische werking.

Page 4: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 3

3

1. Diagnostisch deskundigenonderzoek en risicotaxatie versus oplossingsgerichte therapie

‘Forensische psychologie’ wordt courant gedefinieerd als ‘de toepassing van de psychologie ten

behoeve van de rechtspraak’. Dit geeft meteen een aanduiding van de verhoudingen tussen psy-

chologie en rechtspraak, en daarbij aansluitend tussen diagnostiek en behandeling. Centraal in

de forensische psychologie staan diagnostisch deskundigenonderzoek en risicotaxatie. Eventue-

le forensische behandelingen zijn van secundair belang. Als ze er al zijn, dan zijn ze gestoeld op

uitgebreid forensisch diagnostisch onderzoek.

De situatie in de Belgische gevangenissen is hierbij uitermate illustratief: de psychologen en

maatschappelijk werkers in dienst van justitie hebben een expertisefunctie, i.p.v. het aanbieden

van zorg of begeleiding. In opleidingen forensische psychiatrie en psychologie ligt de nadruk op

wetenschappelijk en deskundigenonderzoek, o.m. naar oorzaken van criminaliteit. Dezelfde ten-

dens zien we als we kijken naar de ethische richtlijnen voor de praktijk van forensische psychia-

trie van de American Academy of Psychiatry and the Law (2009). Hier maakt men onderscheid

tussen expertisewerk en therapie, en zien we alweer de nadruk op de rol van psychiaters als

deskundigen.

Die tendens vinden we ook in de Belgische forensisch-psychologische praktijk terug, en dit in de

verschillende etappes van een juridisch parcours. Wanneer men als deskundige ingeschakeld

wordt in de rechtspraak, staat diagnostiek centraal. Doel van de tussenkomst is dan immers het

aanreiken van informatie waarop de rechtbank zich kan baseren om een juridische uitspraak te

doen (cfr. i.v.m. toerekeningsvatbaarheid). Begeleiding of behandeling is hierbij helemaal niet

aan de orde. Als er een vonnis is en de strafmaat bepaald is, volgt een hele periode waarin er

nauwelijks of geen diagnostiek is, laat staan behandeling aangeboden wordt aan deze doelgroep.

Later in de strafuitvoering, wanneer een vervroegde vrijlating uit de gevangenis aan de orde

komt, krijgt de forensische psychologie opnieuw zijn plaats. In die periode wordt opnieuw een

diagnostisch proces opgezet waarbij ingeschat moet worden hoe gevaarlijk en/of behandelbaar

iemand is. Nadien wordt ook behandeling ingezet, als één van de voorwaarden om iemand vrij te

laten, als een soort beschermende factor tegen mogelijk herval.

Bij deze tendens kunnen nogal wat vraagtekens geplaatst worden, omdat ze in de praktijk soms

resulteert in tijdverlies, nutteloze inzet van middelen en soms zelfs in nog meer schade dan aan

het begin van het juridische parcours:

De juridische en de behandelingslogica kunnen niet zomaar met elkaar vermengd wor-

den, o.m. omdat sommige ethische codes van beide domeinen elkaar tegenspreken. An-

derzijds is het opmerkelijk dat de diagnostische poot van de psychologie momenteel een

duidelijke plaats inneemt in een juridisch parcours, terwijl de behandelingspoot thans

weinig of niet aan de orde is. Diagnostiek kan helpen begrijpen, maar niet veranderen.

Behandeling is nodig om tot gedragsverandering te kunnen komen, en gedragsverande-

ring is nodig om vermindering van criminaliteit te bekomen.

Forensische diagnostiek is zeer probleemgericht van aard, waardoor ze de forensische

behandeling soms in de weg staat – waar diagnostiek in theorie net het pad zou moeten

effenen of richting geven voor behandeling. De deskundigenverslagen die opgemaakt

worden voor de rechtbank, zijn meestal uitermate negatief van aard, omdat ze vaak net

dienen om aan te tonen dat een pleger schuldig, toerekeningsvatbaar en gevaarlijk is.

Ook de diagnostische verslagen die vanuit de gevangenis opgemaakt worden in het ka-

Page 5: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 4

4

der van een voorwaardelijke invrijheidsstelling zijn echter meestal heel ongunstig en

probleemgericht van aard. Omdat behandelende diensten zich op deze verslagen base-

ren om al dan niet een intakeprocedure op te starten, krijgen veel gedetineerden nauwe-

lijks een kans in de hulpverlening. Wie wil immers het risico nemen om psychopate, ge-

stoorde, gevaarlijke, agressieve, … cliënten te behandelen?

Door de opsplitsing van het juridische parcours en de eventuele behandelingsmogelijk-

heden, gaat er ontzettend veel tijd verloren. Kort na het plegen van feiten is een dader

vaak vragende partij voor hulpverlening (o.m. omdat hij/zij zelf geschrokken is van wat

hij/zij gedaan heeft), en dan heeft een behandeling dus ook een grotere kans op slagen,

terwijl men dan vaak alleen maar een deskundige te spreken krijgt. Een cliënt bijstaan in

crisismomenten (zoals een opsluiting in de gevangenis, een veroordeling, …) kan de the-

rapeutische relatie enorm versterken, en zo de mogelijkheden voor een behandeling

sterk verhogen. Net op die momenten staan mensen er echter vaak alleen voor, of wor-

den ze bijgestaan door mensen die hen alleen op dat moment mogen bijstaan. Een deten-

tieperiode is voor velen een tijd van alleen maar wachten en overleven, terwijl hier net

veel mogelijkheden liggen voor therapie. Gedetineerden kunnen jaren in de gevangenis

doorbrengen zonder ooit één begeleider te spreken, tenzij ze er zelf naar op zoek gaan en

per uitzondering iets van hulpverlening vinden.

Het oplossingsgerichte model keert die nefaste redenering om. De focus ligt hier vooral op the-

rapeutisch werk; diagnostiek wordt niet als prioritair, noodzakelijk en soms zelfs als contrapro-

ductief voor therapie beschouwd. Eén van de basisprincipes is immers dat je een cliënt die op

zoek is naar oplossingen behulpzaam kunt zijn zonder zijn problemen te doorgronden. Anders

gesteld: verklarende inzichten en persoonlijkheidsstructuren vertonen wel samenhang met het

gedrag, maar er hoeft geen rekening mee gehouden te worden bij het veranderen van keuzepa-

tronen (Isebaert, 2007). De ‘dormative principles’ van Bateson onderbouwen deze keuze: iets

omschrijven met een abstracte term of een concept schept de illusie dat dit de verklaring is. Con-

cepten komen echter niet overeen met de realiteit. Een diagnose is niet meer dan een concept.

De vraag welke therapie te gebruiken op basis van een diagnose, is dan ook een zinloze vraag.

Dit sluit aan bij de oplossingsgerichte visie op hypothesen, waarbij gesteld wordt dat negatieve

en verklarende hypothesen niet nuttig zijn. Werkbare, nuttige hypothesen moeten aan de vol-

gende eigenschappen voldoen:

Niet waar / onwaar, maar nuttig / onnuttig

Gebaseerd op concreet observeerbare feiten

Flexibele werkinstrumenten, die doorlopend gewijzigd kunnen worden

Circulair eerder dan lineair

Allocentrisch eerder dan egocentrisch

Dikwijls gebaseerd op functies van het symptoomgedrag

Op resources eerder dan op problemen gebaseerd

Dynamisch, gebaseerd op processen eerder dan statisch, gebaseerd op diagnoses

Meerdere eerder dan slechts één hypothese

Positief eerder dan negatief geformuleerd

Daarnaast staat keuzevrijheid als doel voorop in het oplossingsgericht werken, en zeker volgens

het ‘Brugs model’. Om dit mogelijk te maken is een zo open mogelijke kijk (op het probleem, op

de cliënt, op de oplossingen, …) noodzakelijk. De therapeutische houding van het ‘niet-weten’

moet dit mogelijk maken: de therapeut laat zich informeren en inhoudelijk leiden door de cliënt,

wiens referentiekader bepalend is voor de wijze waarop zijn/haar oplossingen ontworpen wor-

Page 6: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 5

5

den (Bakker & Bannink, 2008). Dat staat lijnrecht tegenover het werken met diagnostiek als ba-

sis, dat al van in den beginne beperkend werkt. Diagnostiek fixeert mensen immers op bepaalde

eigenschappen en laat vaak slechts beperkte oplossingsmogelijkheden open.

Bovendien focussen diagnoses louter op problemen, tekorten, beperkingen, negatieve eigen-

schappen, … Daardoor creëren ze extreem beperkte perspectieven op de capaciteit van een indi-

vidu om te veranderen. Ze handelen m.a.w. slechts over een beperkt deel van de realiteit, waar-

bij capaciteiten genegeerd worden (Milner & Myers, 2007). Het effect is dat mensen (zowel cli-

ënten als therapeuten) ontmoedigd raken, en dat pathologie zelfs nog versterkt wordt door erop

te focussen (Le Fevere de Ten Hove, 2005). Een forensisch diagnostisch onderzoek wordt vooral

gebaseerd op de gepleegde feiten in het verleden, terwijl een oplossingsgericht ‘onderzoek’ zich

zou richten op hoe de persoon in het heden functioneert, wat de verschillen met vroeger zijn,

beschermende factoren, contextgebonden factoren, welke oplossingen de persoon intussen vond

voor zijn vroegere problemen, …

Ondanks deze tegenstellingen, is er een compromis te vinden in het stroomschema van het

‘Brugs model’ (Isebaert, 2007), dat deels de diagnostiek binnen het oplossingsgerichte model

vormt. Hierbij schat men veeleer de therapeutische relatie dan intrapsychische kenmerken van

de cliënt in als bepalend voor wat op een gegeven moment therapeutisch mogelijk is. Het man-

daat of de toestemming om te mogen helpen staat hierbij centraal. Isebaert (2007) stelt het als

volgt: “Het belangrijkste werkinstrument van een therapeut is de therapeutische relatie met zijn

cliënt. We streven ernaar een vorm van samenwerking tot stand te brengen waarin de cliënt expert

van zijn eigen therapie kan worden.” Het stroomschema van het ‘Brugs model’ kan als volgt sa-

mengevat worden:

Soort relatie Kenmerken Strategie

Vrijblijvende

relatie

Er is geen vraag om hulp Een context creëren waarin een hulp-

vraag mogelijk wordt, door een waarde-

rende, positieve therapeutische relatie

op te bouwen en mandaat te verwerven.

De vrijblijvende relatie aanvaarden en zo

weinig mogelijk weerstand opbouwen.

Zoekende

relatie

Er is wel een vraag om hulp, maar

de hulpvraag is niet werkbaar

Een werkbare hulpvraag met duidelijke

doelstellingen induceren; duidelijk ma-

ken dat de therapie reeds begonnen is;

duidelijk maken dat je weet dat het een

grote inspanning vraagt; een context

creëren waarin de cliënt zijn eigen the-

rapie ter hand kan nemen

Consulteren-

de relatie

Er is een werkbare vraag om

hulp, maar de cliënt beschikt niet

over voldoende en passende re-

sources

Passende resources opsporen; de cliënt

in contact brengen met de vaardigheden

die hij nodig heeft om zichzelf te kunnen

helpen; de cliënt helpen een werkzame

strategie te ontwikkelen

Expertrelatie Er is een werkbare vraag om hulp

en de cliënt beschikt over vol-

doende en passende resources

‘Doe zo verder, je bent goed bezig’; on-

dersteunen

Page 7: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 6

6

Bij bepaalde diagnoses is het echter nuttig om een aantal eigenschappen als beperkende facto-

ren in het achterhoofd te houden. Het verschil met de klassieke benadering, en al zeker de foren-

sische benadering, is dat de diagnose niet als basis, en evenmin als focus voor de therapie dient.

In plaats daarvan bekijkt men hoe de cliënt ondanks of naast een bepaald symptoom of beper-

king kan functioneren.

Daarom heeft een vorm van assessment ook binnen het oplossingsgerichte model zijn plaats,

alleen verschilt deze inhoudelijk sterk van de klassieke probleemgerichte assessment. De SA-

PROF en de B-SAFER zijn twee voorbeelden van diagnostische instrumenten die een stap zetten

in de richting van een oplossingsgerichte diagnostiek rond crimineel of gewelddadig gedrag. De

B-SAFER of de Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk (Kropp & Hart, 2004) is een

recidivevoorspeller voor huiselijk geweld die niet alleen het risico inschat, maar ook aanwijzin-

gen geeft over de elementen waarop interventies zich het best kunnen richten. De SAPROF of de

Structured Assessment of PROtective Factors for violence risk van De Vogel, De Ruiter, Bouman

& de Vries Robbé (2007) is een instrument voor de gestructureerde inschatting van bescher-

mende factoren voor gewelddadig gedrag. De bedoeling is te zorgen voor meer balans in de risi-

cotaxatie van toekomstig gewelddadig gedrag. Hiermee zou een dynamische positievere benade-

ring van risicopreventie mogelijk moeten worden.

Milner & Myers (2007) beschrijven hoe een oplossingsgerichte assessment met een pleger van

partnergeweld er kan uitzien:

Uitzonderingen zoeken: “Heb je ooit al iets gedaan wat veel inzet vroeg? Is er iets waar je

trots op bent? Kan je een aantal goede eigenschappen van jezelf opnoemen? Wanneer

kon je je beheersing verliezen, maar is het je gelukt om jezelf toch te controleren? ...”

Gewenste toekomst: “Hoe zou je willen zijn als man, vader, partner, ... (‘best hopes’)? Wat

heb je daarvan al bereikt? Wat zouden de mensen in je omgeving merken als verschil

wanneer je gewenste toekomst realiteit begint te worden? ...”

Veiligheid voor de partner

Verschillen in doelstellingen van de cliënt en van anderen bespreken

Tot slot is het ook goed om onderscheid te maken in de verschillende functies en rollen van

waaruit iemand binnen het forensische veld zijn/haar werk moet doen en deze naast elkaar te

laten bestaan. Een rechter moet oordelen en een eventuele straf uitspreken; een advocaat moet

zijn/haar cliënt verdedigen; een justitieassistent moet nagaan of iemand zijn/haar juridische

voorwaarden naleeft; een expert moet de vragen van de rechtbank beantwoorden en een des-

kundige kijk op de zaak geven; een hulpverlener moet begeleiden. Voor die laatste kan het hel-

pend zijn om vanuit die positie bepaalde richtlijnen in het achterhoofd te houden, bv.:

De taak van de therapeut is een context creëren voor de cliënt waarin die zichzelf kan

veranderen;

therapie gaat over bruikbaar of niet, i.p.v. over waar of niet waar;

de hypothese van morele verwerpelijkheid (cfr. alcoholmisbruik) heeft zijn nut in de

preventie; in de behandeling werkt ze eerder contraproductief (Isebaert, 2007);

uit je rol stappen kan (bv. ter beveiliging van een situatie), maar doe het dan bewust,

duidelijk, transparant en consequent voor zolang je het doet.

Page 8: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 7

7

2. Psychopathie: probleem, beperking of niets mee aan te vangen?

Psychopathie is de meest gehanteerde, meest onderzochte en meest beladen diagnostische term

binnen de forensische psychiatrie en psychologie. In nagenoeg elk expertise- of adviesverslag

worden de resultaten van de PCL-R (Psychopathy Checklist Revised) van Hare vernoemd. Bij het

onderzoek dat voorafgaat aan een vonnis, bij een advies tot vrijlating en/of het opstarten van

een behandeling wordt veel tijd geïnvesteerd in het afnemen van de PCL-R en in overleg om te

bepalen of een dader van criminele feiten al dan niet psychopaat is. De PCL-R-score wordt in

verschillende courante risicotaxatieinstrumenten gebruikt als voorspeller van crimineel ge-

welddadig gedrag.

De 20 items van de PCL-R zijn standaardelementen bij de definiëring van ‘psychopathie’. Deze

zijn: 1. gladde prater en oppervlakkige charme; 2. sterk opgeblazen gevoel van eigenwaarde; 3.

prikkelhonger en neiging tot verveling; 4. pathologisch liegen; 5. list en bedrog, manipulerend

gedrag; 6. gebrek aan berouw of schuldgevoel; 7. ontbreken van emotionele diepgang; 8. kil, ge-

brek aan empathie; 9. parasitaire levensstijl; 10. gebrekkige beheersing van het gedrag; 11. pro-

miscue seksueel gedrag; 12. gedragsproblemen op jonge leeftijd; 13. het ontbreken van realisti-

sche doelen op lange termijn; 14. impulsiviteit; 15. onverantwoordelijk gedrag; 16. geen verant-

woordelijkheid nemen voor het eigen gedrag; 17. veel korte partnerrelaties; 18. jeugdcriminali-

teit; 19. schending van de voorwaarden bij voorwaardelijke veroordeling en/of achterwege blij-

ven van vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling; 20. veelsoortige criminaliteit.

Wanneer men op zoek gaat naar literatuur en onderzoeksresultaten i.v.m. psychopathie, al dan

niet in combinatie met therapeutische resultaten, botst men vooral op negatieve en weinig

hoopgevende berichten. Psychopaten worden best levenslang opgesloten, met zo weinig moge-

lijk behandeling, zo lijkt de conclusie te moeten luiden. Verder klinkt het dat de meeste psycho-

therapeutische benaderingen en interventies niet succesvol zijn bij psychopaten, en integendeel

zelfs zware risico’s zouden inhouden (Van Overmeiren, 2008):

Het algemene recidivecijfer van psychopaten is tweemaal zo hoog als dat van andere da-

ders en dat bij geweldmisdrijven driemaal zo hoog;

psychopaten beseffen niet dat ze een probleem hebben waar ze iets aan willen doen en

ze kijken nooit met spijt terug of met zorg vooruit;

wat psychopaten denken en doen ligt in het verlengde van een harde persoonlijkheids-

structuur die buitengewoon immuun is tegen externe beïnvloeding;

psychopaten zoeken niet uit eigen beweging hulp;

psychopaten in therapie doen weinig meer dan de schijn ophouden;

de meeste therapieprogramma’s werken contraproductief, omdat ze psychopaten nieu-

we excuses en rationalisaties aanreiken voor hun gedrag en ze nieuwe inzichten geven in

de kwetsbaarheid van mensen;

psychopaten domineren vaak individuele en groepstherapiesessies en dringen de andere

leden hun eigen meningen en interpretaties op.

De benadering bij recente studies is gelukkig genuanceerder en thans rijzen vragen bij de stati-

sche diagnose van psychopathie en de daaraan gekoppelde negatieve prognoses. Recent onder-

zoek wijst uit dat het antisociaal gedrag van veel psychopaten op middelbare leeftijd afneemt en

dat de groep van psychopaten een vrij heterogene groep is (Van Overmeiren, 2008). Een onder-

zoek van Gondolf en White naar het verband tussen psychopathie en agressie wees uit dat de

Page 9: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 8

8

gangbare assumptie dat mensen die gewelddadig zijn op elkaar lijken en verschillend zijn van

niet-gewelddadige mensen, niet opgaat (Milner & Myers, 2007).

Vanuit een oplossingsgerichte visie is de diagnose van psychopathie problematisch. Inherent aan

deze diagnose is namelijk dat het als onveranderlijk beschouwd wordt. Ongewild zet de diagno-

se van psychopathie plegers daardoor in een slachtofferpositie, aangezien ze alleen maar kunnen

ondergaan wat bij hun diagnose hoort. Bovendien heeft ze - in tegenstelling tot andere diagnoses

die een ontschuldigend effect kunnen hebben voor de cliënt en zijn omgeving - veelal als effect

dat mensen als nog gevaarlijker beschouwd worden, waardoor de mogelijkheden voor verande-

ring alsmaar verkleinen. Deze diagnose heeft een zeer pejoratieve betekenis, die veel deuren

onherroepelijk kan doen sluiten. ‘Psychopaten’ krijgen immers minder snel een uitgaansvergun-

ning, penitentiair verlof of een voorwaardelijke invrijheidsstelling (Van Overmeiren, 2008). Het

effect van een jarenlange opsluiting zonder perspectief op een PCLR-score, werd voorlopig nog

niet onderzocht, maar zou wel eens negatief kunnen zijn.

Vroeg of laat zetten de meeste psychopaten niettemin terug de stap naar de maatschappij. Het

vinden van een therapie die werkt bij deze groep is dan ook geen overbodige luxe (Van Overmei-

ren, 2008). Vanuit oplossingsgericht oogpunt zou gesteld kunnen worden dat een deel van de

problematiek van mensen met een diagnose van psychopathie als beperking beschouwd moet

worden. Zo zijn er een aantal fysiologische disfuncties, o.a. ter hoogte van de amygdala (Van

Overmeiren, 2008), waar geen oplossingen voor te vinden zijn. Voor die factoren is het zaak om

te aanvaarden dat hier geen verandering mogelijk is, en te zoeken naar factoren - naast die be-

perkingen - waar wel mogelijkheden liggen. Van Overmeiren (2008) stelt nog dat het zoeken

naar prognostisch positieve elementen minstens even belangrijk moet zijn als het zoeken naar

negatieve elementen. Deze positieve elementen kan men immers als ankerpunten aanwenden

om verandering te bewerkstelligen.

Wong en Hare (2005) zetten een aantal richtlijnen uiteen voor een geschikte en aangepaste be-

handeling van psychopaten, die uitgaat van wat wel mogelijk is. Het doel van de behandeling is

het verminderen van het aantal en de ernst van de misdaden die tijdens en na detentie gepleegd

worden door psychopaten en het verhogen van het prosociale gedrag. Hun interventies richten

zich op dynamische risicofactoren die gerelateerd zijn aan geweld en dus niet op oppervlakkige

gedragingen, de persoonlijkheid of gedrag dat niet gerelateerd is aan het criminele verleden van

de gedetineerde. Er moeten volgens dit programma drie zaken centraal staan in de behandeling:

een cognitief-gedragsmatige aanpak binnen een goed gestructureerde omgeving, met in-

zet van cognitieve herstructurering, positieve bekrachtigingsstrategieën en sociale leer-

modellen om prosociale gedragingen en attitudes te versterken: trainen in het zien, ver-

zamelen en interpreteren van informatie over de sociale omgeving alvorens te reageren;

doelen selecteren die niet resulteren in het lijden van anderen; verschillende soorten re-

acties opnemen in het hervalpreventieplan; voor- en nadelen leren afwegen om een be-

slissing te nemen; en trainen in sociale vaardigheden en prosociaal gedrag.

het risk-need-responsitivity-principe: hoge risico gedetineerden moeten intensiever be-

handeld worden; de veranderlijke criminogenetische factoren moeten aangepakt wor-

den; en de individuele eigenschappen van de cliënt moeten in de behandeling opgeno-

men worden.

hervalpreventietechnieken om de zelfbeheersingsvaardigheden te versterken en om ge-

neralisatie naar niet-geïnstitutionaliseerde settings te maximaliseren: nieuwe vaardig-

heden aanleren om in te grijpen in de delictketting

Page 10: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 9

9

3. Doelstellingen van een forensische behandeling: risico inperken, de schade her-stellen en/of veiligheid opbouwen?

Bij een behandeling binnen een forensische context, is het doel bijna altijd geformuleerd met het

oog op verminderen van het risico op herval. Onder impuls van het herstelrecht is hier het her-

stellen van de aangerichte schade bij gekomen. Vaak gehanteerde termen bij het omschrijven

van het doel van een forensische behandeling zijn dan: impulscontrole, terugvalpreventie, empa-

thiebevordering, responsabilisering (verantwoordelijkheid opnemen tegenover de feiten, het

slachtoffer en de samenleving), nieuwe slachtoffers voorkomen. Hierbij wordt dus een doel

vooropgesteld vanuit de behandelcontext, los van de individuele cliënt en wat hij/zij wil. Dit zijn

telkens ook doelen die tegemoet komen aan de noden van anderen (de slachtoffers, de maat-

schappij, justitie, de behandelende dienst), maar niet aan die van de pleger. Het plegen van

strafbare feiten ontneem een mens echter het recht niet op het nastreven van eigen wensen,

doelen of noden.

Dit en het feit dat er zoveel nadruk gelegd wordt op risicotaxatie en -inperking hangt nauw sa-

men met de verantwoordelijkheidskwestie in een forensische context. Wanneer iemand strafba-

re feiten pleegt, kan dit immers verstrekkende gevolgen hebben voor alle betrokkenen, zeker

wanneer het om gewelddadige feiten gaat. Vooral wanneer dergelijke feiten gepleegd zijn door

recidivisten, die dus al gekend zijn bij justitie en eventueel ook binnen hulpverlening, rijst tel-

kens de vraag naar wie hiervoor verantwoordelijk is: justitie die niet streng genoeg optrad, de

deskundigen die het risico verkeerd ingeschat hebben, de behandelaars die hun werk niet goed

deden, … Deze discussie wordt vaak nog heviger wanneer het mediagenieke incidenten betreft.

Uiteraard is het goed dat elk voor zich zijn/haar eigen handelen kritisch durft bekijken, en is het

ieders verantwoordelijkheid om zijn/haar werk goed te doen. Anderzijds kunnen beslissingen

over mensen niet gebaseerd worden op angst, blijft elke mens verantwoordelijk voor zijn/haar

eigen daden (en dat geldt ook voor een dader, die in deze discussies soms ‘vergeten’ wordt als

verantwoordelijk persoon) en ontstaat de valkuil dat men door dergelijke discussies vooral

angst induceert en dat niemand nog verantwoordelijkheid – laat staan een risico – durft te ne-

men. Alle risico’s uitsluiten is onmogelijk – hoeveel men ook investeert in risicotaxatie. Vanuit

oplossingsgericht oogpunt is het daarom nuttiger om eerder naar mogelijkheden of kansen dan

naar risico’s te kijken en die vooral te taxeren en te ‘behandelen’ (in de zin van versterken, uit-

breiden, generaliseren, …). Daarnaast is het goed om als forensisch behandelaar de verantwoor-

delijkheden duidelijk te leggen waar ze thuishoren: de pleger is verantwoordelijk voor zijn toe-

komstig gedrag; de hulpverlener is verantwoordelijk om de context te scheppen waarin de moti-

vatie kan verhogen (Milner & Myers, 2007).

De forensische praktijk spreekt het oplossingsgerichte uitgangspunt tegen dat je moet vertrek-

ken vanuit de doelstellingen van de cliënt, dat keuzevrijheid in betekenisgeving en handelen het

doel van therapie is en dat geloof in de cliënt nodig is om naar verandering toe te kunnen wer-

ken. Er kunnen uiteraard wel ethische vragen gesteld worden bij het volgen van de cliënt wan-

neer het om crimineel gedrag gaat.

Milner en Myers (2007) hanteren de factor ‘ethisch’ daarom als bijkomend criterium voor de

doelstellingen van therapie rond geweld. Een werkbare doelstelling voor therapie moet dan be-

antwoorden aan de volgende criteria:

Page 11: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 10

10

duidelijk

realistisch of bereikbaar

eerder klein

belangrijk voor de cliënt

een belangrijke inspanning vragend van de cliënt

in gedragstermen

meetbaar

in aanwezigheid van iets

ethisch

Hier mag anderzijds ook niet teveel belang aan gehecht worden, aangezien we ons dan in andere

domeinen dan het therapeutische begeven (namelijk in het domein van justitie of van de ethica).

Het ‘Good Lives Model’ van Ward, Mann en Gannon lost dit op door te stellen dat er in een be-

handeling niet geoordeeld dient te worden over ‘goed’ of slecht’, maar dat het doel van een be-

handeling van delinquenten erin bestaat mensen te helpen meer toegang te krijgen tot ‘primary

goods’ (activiteiten, ervaringen of situaties die gezocht worden uit eigenbelang en die het wel-

zijn van het individu bevorderen, zoals bv. gezondheid, kennis, succeservaringen, zelfstandig-

heid). De onderliggende idee van dit model is dan dat mensen beter functioneren wanneer ze

hier gemakkelijker toegang toe hebben (Huys, Frans & Antonissen, 2009). Hoewel ook hier de

behandelaars het doel van de therapie nog altijd bepalen, en dit dus geen oplossingsgericht mo-

del is, betekent dit wel al een stap in de richting van constructieve doelen in termen van welzijn

van de cliënt.

Een andere paradigmashift die Milner en Myers (2007) toepassen, is het spreken over en zoeken

naar veiligheid in plaats van risico als uitgangspunt te nemen. Veiligheid opbouwen wordt dan

het streven van een oplossingsgerichte therapie rond geweld. Een veiligheidsbenadering ken-

merkt zich in het identificeren, ontwikkelen en verbreden van bestaande en meetbare signalen

van veiligheid, en het nastreven van een ‘safe care plan’. Turnell & Edwards (1999) concreti-

seerden dit nog verder in 6 principes voor een veiligheidsbenadering rond geweld:

de positie van elke betrokkene begrijpen en iedereen aanspreken als iemand die bezorgd

is over de veiligheid van zichzelf en anderen;

uitzonderingen op het geweld zoeken, als eerste tekenen van veiligheid (bv. situaties

waarin de cliënt gefrustreerd en kwaad was, maar niet gewelddadig);

sterktes en resources ontdekken die kunnen ingezet worden in probleemsituaties;

focussen op de doelen van alle betrokken personen om de veiligheid van de meest

kwetsbaren te verzekeren;

veiligheid en vooruitgang in schalen zetten;

assessment van de bereidheid, het vertrouwen en de capaciteit om te veranderen

Een gelijkaardige verschuiving kwam er met het ‘Good Lives Model’ voor de behandeling van

delinquenten, dat ontstond als een alternatieve benadering voor strafrechterlijke interventies

die gebaseerd zijn op het ‘risk-needs-responsivity model’. Niet risicomanagement en terugval-

preventie, maar het bevorderen van het welzijn van de delinquent en de sterke eigenschappen

en capaciteiten van het individu staan nu centraal. De vraag hoe de cliënt zijn leven wil leiden,

wordt geconcretiseerd naar verschillende leefgebieden. Met de cliënt worden diens huidige situ-

atie, zijn doelen, de obstakels of verleidingen en de stapjes waarmee de doelen bereikt kunnen

worden, doorgenomen (Pomp, 2009). Vermindering en beheersing van het risico op recidive

behoort nog wel tot de doelstellingen van het model, maar het bevorderen van het welzijn van

Page 12: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 11

11

de cliënt komt op de eerste plaats (met daarbij de veronderstelling dat een verhoogd welzijn

automatisch tot een verminderd risico leidt). Individuen worden in het ‘Good Lives Model’ be-

schouwd als actieve doelgerichte wezens, die fundamentele ‘primary goods’ willen verwerven.

Een ‘good lives treatment plan’ is erop gericht dat de cliënt zijn ‘primary goods’ op een niet-

criminele wijze kan nastreven (Pomp, 2009).

Het vermijden van risico of herval, of ervoor zorgen dat iemand geen strafbare feiten meer

pleegt, zijn allemaal vermijdingsdoelen. Dit druist in tegen het oplossingsgerichte idee dat een

behandeldoel positief geformuleerd moet zijn, in termen van de aanwezigheid van iets. Mensen

hebben de neiging om de dingen concreet voor te stellen door middel van visualisatie, en die

visuele voorstelling maakt een serieuze kans om zich te realiseren (Le Fevere de Ten Hove,

2000). Daarom is het nuttiger om positieve doelen te stellen in aanwezigheid van iets, omdat de

kans dan ook groter wordt dat dit doel gerealiseerd wordt. Onderzoek wijst uit dat individuen

ook beter meewerken wanneer ze gemotiveerd zijn door toenaderingsdoelen; dat de behandel-

effecten groter zijn wanneer er met positieve doelen gewerkt wordt; en dat personen met een

positieve houding psychologisch gezonder zijn dan personen met een ontwijkende houding

(Marshall, Ward, Mann, Moulden, Fernandez, Serran & Marshall, 2005). Daarom is het vertalen

één van de eerste en belangrijkste stappen in een oplossingsgerichte forensische behandeling.

Negatieve of vermijdingsdoelen (als ‘niet meer hervallen’ of ‘geen strafbare feiten meer plegen’

of ‘niet agressief reageren’) worden vertaald in positieve of toenaderingsdoelen (bv. ‘rustig rea-

geren op kritiek’ of ‘meer tijd doorbrengen met mijn gezin’) die passen voor de cliënt in kwestie

en concreet gemaakt worden in kleine stappen. Drie bewegingen zijn hierin belangrijk: van al-

gemeen naar individueel, van negatief naar positief en van groot naar klein. Mann, Webster,

Schofield & Marshall (2004) toonden aan dat wanneer vermijdingsdoelen vervangen worden

door toenaderingsdoelen, dit klinisch effectief is in de behandeling van seksuele delinquenten en

tevens zorgt voor een positieve therapeutische omgeving. Een onderzoek onder alcoholmisbrui-

kers toonde aan dat zij die deelnamen aan een op toenaderingsdoelen gericht programma min-

der kans hadden om terug te vallen dan individuen die aan vermijdingsdoelen werkten (Pomp,

2009).

Page 13: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 12

12

4. Behandeling onder dwang versus ‘model van de keuze’

Veel begeleidingen in een forensische context gebeuren onder een vorm van dwang. Dat kan

expliciet en duidelijk zijn, wanneer een behandeling verplicht is. Doorgaans is er echter sprake

van een impliciete vorm van dwang, waarbij de cliënt bepaalde voordelen krijgt door het volgen

van een begeleiding (bv. seponering van het gerechtelijk dossier, in aanmerking komen voor een

voorwaardelijke invrijheidsstelling) of kan ontsnappen aan bepaalde nadelen (bv. een gevange-

nisstraf). Een wijdverbreide assumptie is dat dwang ook gelijkstaat aan minder motivatie. Vaak

wordt dan gesteld dat een eerste periode van dergelijke behandeling moet bestaan uit ‘motiva-

tieverhogend werken’ met de cliënt, zodat er daarna ‘echt therapeutisch gewerkt’ kan worden.

Een ‘intrinsieke motivatie’ om ‘zelf echt te willen veranderen’ wordt dan beschouwd als een

noodzakelijke voorwaarde om therapeutisch te kunnen werken. Zo is één van de vaak gehoorde

argumenten waarom psychopaten niet vatbaar zijn voor therapie, dat ze geen lijdensdruk erva-

ren, waardoor de intrinsieke motivatie om te veranderen afwezig is (Van Overmeiren, 2008).

Dit gegeven staat tegenover het oplossingsgerichte uitgangspunt dat je vertrekt vanuit de doel-

stellingen van de cliënt, en dat keuzevrijheid in betekenisgeving en handelen induceren het mid-

del is om het doel van de cliënt te bereiken. Keuzemogelijkheden introduceren staat op het eer-

ste gezicht immers lijnrecht tegenover een gedwongen begeleiding. Het oplossingsgericht wer-

ken wordt ook bemoeilijkt doordat dwang weerstand, afstand en verzet creëert. Mensen ont-

wikkelen immers weerstand wanneer ze voelen dat hun keuzevrijheid beperkt wordt en ze zich

dus geconfronteerd zien met wat ze niet meer kunnen of mogen. Onderzoek toont aan dat de

kans op resultaat veel groter is als mensen het gevoel hebben dat ze een zekere persoonlijke

keuze hebben om hun toekomst zelf richting te geven (Miller & Rollnick, 2002). Furman (2010)

bevestigt dit door te stellen dat zelfbeschikking, coöperatie en hoop de noodzakelijke ingrediën-

ten zijn voor een daadkrachtige oplossingsgerichte therapie. Vooral de eerste twee voorwaarden

komen in het gedrang bij gedwongen hulpverlening.

Het stroomschema van het Brugs model biedt heel wat handvaten om binnen een gedwongen

kader toch oplossingsgericht te kunnen werken. Hierbij wordt de therapeutische relatie en het

mandaat dat ermee samenhangt als kompas beschouwd voor de meest efficiënte therapeutische

interventies. Bijkomend voordeel is dat de concepten ‘motivatie’ en ‘weerstand’ beschouwd

worden als een interpersoonlijk, veranderlijk en situationeel bepaald gegeven. Het is de taak van

de therapeut om zijn/haar interventies aan te passen aan de toestand van de therapeutische

relatie. Ook het afwegen van de soort motivatie waarmee een cliënt start (extern of intern of

intrinsiek, echt of oneigenlijk, …) wordt op die manier overbodig. Deze informatie is immers zeer

subjectief, hoort thuis bij de hypothesen, is nutteloos en vaak zelfs belemmerend om nuttig werk

met de cliënt te kunnen leveren.

Men kan ervan uitgaan dat veel forensische begeleidingen in een vrijblijvende relatie starten,

omdat cliënten in een gedwongen context vaak nog geen hulpvraag hebben. Het is dan de taak

van de therapeut om mandaat te verwerven van de cliënt, zodat die tot een hulpvraag kan ko-

men. Zoals hierboven al kort beschreven werd, is de beste strategie binnen een vrijblijvende

relatie de volgende:

De vrijblijvende relatie aanvaarden en zo weinig mogelijk weerstand opbouwen;

een context creëren waarin een hulpvraag mogelijk wordt, door een waarderende, posi-

tieve therapeutische relatie op te bouwen en mandaat te verwerven;

Page 14: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 13

13

uitgaan van het principe dat wie komt, mag komen, ook als er (nog) geen hulpvraag is -

alleen al door te komen tonen cliënten immers dat ze iets willen;

niet over het probleem praten en het zeker nog niet proberen te behandelen;

zoeken naar de unieke manier van meewerken van elke persoon (in plaats van te denken

in termen van ontkenning, geen motivatie, weerstand tegen verandering, ...);

competentie construeren: hoop, vertrouwen, moed en wilskracht opbouwen, door eer-

dere successen en de sterktes die ertoe geleid hebben bewust te maken - zeker bij cliën-

ten in gedwongen hulpverlening, die zich machteloos kunnen voelen t.o.v. het systeem en

zich minder bewust zijn van hun eerdere successen en sterktes (De Jong & Berg, 2001).

Uitgaande van een vrijblijvende relatie kunnen we een aantal mogelijke interventies opsommen:

Interesse tonen voor de persoon, joinen met de cliënt;

met de cliënt bekijken wat er nodig is opdat de verwijzer geen vraag meer zou hebben;

veel gedetailleerde en concrete informatie geven;

complimenteren;

onderhandelen over het doel van de therapie;

breed positief connoteren en wat de cliënt vertelt herformuleren in een positief kader;

positieve connotaties maken i.v.m. afwezige leden van het systeem;

de continueringsvraag stellen: ‘wat wil je behouden?’ of ‘wat wil je niet veranderen?’;

de drie vragen voor een gelukkig leven (“Wat heb ik gedaan dat maakt dat ik tevreden

ben?”; “Wat heeft iemand anders gedaan waarover ik tevreden ben?” en “Wat is er nog

gebeurd waarover ik tevreden ben?”);

zoeken naar waar de cliënt wel nog keuzemogelijkheden heeft en daar vooral op werken;

niet-onderhandelbare verplichtingen (bv. voorwaarden van de rechtbank) helder en res-

pectvol communiceren naar de cliënt en bespreken als de context waarbinnen iedere op-

lossing die in de therapie geconstrueerd wordt, moet passen (De Jong & Berg, 2001);

schaalvragen i.v.m. draaglast en –kracht en uitzonderingen bij een beperking;

pragmatisch praten over wat voor de cliënt betekenisvol en motiverend is (Brief Therapy

Institute of Sidney, 2010);

Een oplossingsgerichte hervertaling van het concept ‘dwang’ kan de therapeut helpen om de

therapie alle kansen te geven en de forensische cliënt niet al op voorhand te veroordelen. De

voordelen of kansen van een gedwongen kader zien kan hier een stap in zijn: bv. ‘gedwongen

hulpverlening kan een hefboom zijn om bepaalde groepen mensen te bereiken die niet snel zelf

hulp zouden zoeken’ (Vandaele & Vanhoeck, 2007). Dit idee zorgt ervoor dat de therapeut de

cliënt met een proactieve en uitnodigende houding kan benaderen. Het vermijdt de indruk dat

cliënten in gedwongen hulpverlening lastig zijn, niet willen meewerken en allemaal oneerlijk

zijn omdat ze andere dingen van je willen bekomen. Dit voorkomt dat je als therapeut met een

defensieve en wantrouwige houding aan de therapie begint. En aangezien de slaagkansen van

therapie vooral afhangen van de therapeutische relatie, is het overigens de opdracht van de the-

rapeut om van zijn kant die relatie alle kansen te geven.

Tot slot is het ook goed om in het achterhoofd te houden dat ‘dwang’ een relatief gegeven is -

welke keuzes maakt een mens immers zonder dat er een vorm van dwang aan ten grondslag

ligt? En houdt ingaan op een ‘dwangkeuze’ ook geen keuze in? – en bovendien niet meer dan een

concept is. Hierboven zagen we al dat concepten niet nuttig zijn om een werkwijze aan op te

hangen, zeker niet als het negatieve of probleemgerichte concepten betreft.

Page 15: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 14

14

5. Gepleegde feiten en problemen in het verleden versus toekomstgericht werken aan verandering en oplossingen

Een forensische context is per definitie probleemgericht, want vertrekt vanuit gepleegde crimi-

nele feiten. Bovendien houdt een forensische of juridische kijk ook altijd een bestraffende reactie

op ‘slecht’, negatief gedrag in. Doordat een juridisch proces doorgaans veel tijd in beslag neemt,

en de mogelijkheid om te begeleiden of behandelen pas laat in het juridisch parcours zijn plek

krijgt, starten veel forensische begeleidingen pas maanden of zelfs jaren na de gepleegde feiten.

Toch worden dergelijke behandelingen meestal geënt op deze feiten uit het verleden. Er wordt

dus uitgegaan van een lineaire of reductionistische logica. De idee is dat plegers zoveel mogelijk

moeten leren over de oorzaken van hun crimineel gedrag, zodat ze het risico op het stellen van

dergelijk gedrag kunnen verkleinen (Van Overmeiren, 2008). Deze logica is begrijpelijk, komt

tegemoet aan de emotionele reacties van mensen op misdrijven en is wetenschappelijk onder-

bouwd.

Anderzijds verengt men de persoon op die manier tot dader of pleger van een misdrijf en tot één

bepaald moment of periode in zijn/haar leven. Zo wordt er sterk gepolariseerd tussen twee

‘soorten mensen’: daders versus slachtoffers. Op die manier gaat men voorbij aan het feit dat

mensen verschillende identiteiten in zich hebben, en niet alleen maar daders of slachtoffers zijn.

Bovendien is de duiding ‘dader’ of ‘slachtoffer’ misleidend in de zin dat die rol niet de drijfveer is

van mensen in de manier waarop ze hun leven willen invullen. Bij de ontwikkeling van het Good

Lives Model formuleerden Ward, Mann & Gannon (2007) het zo: “We have been so busy thinking

about how to get rid of sexual crimes that we have overlooked a rather basic truth: offenders want

better lives not simply the promise of less harmful ones.” Daarnaast ontkent men hiermee dat

mensen onvermijdelijk veranderen en mogelijks (of zelfs zeer waarschijnlijk, uitgaande van de

idee van autopoiese) zelf al oplossingen gevonden hebben voor hun probleem. Een oplosssings-

gerichte behandeling start net met de oplossingen die de cliënt zelf al vond.

Criminologisch onderzoek wijst uit dat een louter repressieve of bestraffende aanpak niet werkt,

en zelfs geweldsinducerend werkt. Ook Vandaele en Vanhoeck (2007) benadrukken dat een da-

der beter niet uitsluitend tegemoet getreden wordt vanuit de strafbare feiten die hij gepleegd

heeft, maar bij uitstek aangesproken moet worden op zijn mogelijkheden om respectvol om te

gaan met andere mensen. Onderzoek van Ward en Stewart (2003) wees uit dat naast criminoge-

ne factoren ook non-criminogene factoren een belangrijke rol hebben in de uitkomst van een

behandeling. Zo werd aangetoond dat het vergroten van zelfvertrouwen positief werkt en het

samenwerken met delinquenten naar een gezamenlijk doel voor meer therapietrouw zorgt. Net

deze benadering van delinquent gedrag wordt gesteund door het oplossingsgerichte model, met

volgende uitgangspunten:

De toekomst vormt de focus; het verleden wordt beschouwd als een beperking;

verandering is alomtegenwoordig en onvermijdelijk; er wordt op zoek gegaan naar, in-

gezoomd op en gebruik gemaakt van constructieve veranderingen;

oplossingen zijn van een andere orde dan problemen en het is nuttiger om zich met de

eerste categorie bezig te houden – datgene wat men ruimte geeft en voedt zal immers

groter worden; de inhoud van problemen is minder belangrijk dan waar de cliënt naar-

toe gaat en hoe hij start; kijken naar de bestaande sterktes, krachtbronnen, competenties

of krachten valideert de totaliteit van iemands ervaringen, plaatst de problemen in een

context, maakt contact met professionelen minder bedreigend en helpt de cliënt om een

competenter zelfbeeld te ontwikkelen.

Page 16: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 15

15

uitzonderingen zijn de bouwstenen van de oplossing;

inzicht is niet nodig om tot verandering te komen;

een systemische, interactionele of circulaire logica sluit meer aan bij de complexe reali-

teit van menselijk gedrag;

het is gemakkelijker om meer van iets te doen wat werkt dan om te stoppen met iets

problematisch.

Het oplossingsgerichte model is misschien wel het model bij uitstek om binnen een forensische,

en dus probleemgerichte context met mensen te werken. Vanuit dit model zijn immers heel wat

technieken ontwikkeld die zelfbeschikking, coöperatie en hoop induceren bij cliënten, i.e. de

basisvereisten voor mensen om te veranderen (Furman, 2010), maar die vaak verloren gaan

binnen een forensische context. Voorbeelden van dergelijke technieken zijn: alle toekomstge-

richte interventies, uitzonderingen zoeken, kleine signalen oppikken dat iets in de goede richting

gaat, hervertalen en normaliseren, praten over de positieve toekomst, schaalvragen (die een

impliciete boodschap van beweging inhouden), het zoeken naar een passende doelstelling als

onderdeel van de therapie, circulaire vragen, hoe-vragen stellen in plaats van waarom-vragen, …

Rond dat laatste toont het werk van Alan Jenkins met gewelddadige plegers in Australië dat

wanneer professionelen ‘waarom’-vragen stellen, zij het opnemen van verantwoordelijkheid

voor gedrag ontmoedigen, terwijl vragen naar de manier waarop gedrag relaties beïnvloedt en

hoe men goed gedrag kan behouden, het opnemen van verantwoordelijkheid en het veranderen

van gedrag net aanmoedigt (Walker & Hayashi, 2007).

Page 17: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 16

16

6. De paradox van de gevangenissen

Een gevangenis is dé forensische context bij uitstek waarin negativiteit, bestraffing, beknotting,

bekritisering, destructie, … overheerst. Een gevangenis is in wezen probleemgericht. Sterker

nog, verschillende factoren binnen een gevangenissysteem maken het net probleemgenererend

of pathogeen. Een detentie berooft gedetineerden niet alleen van hun vrijheid, maar ontneemt

hen ook op verschillende manieren hun keuzevrijheid. Denkend vanuit het Brugs model zorgt dit

dus automatisch voor pathologie, net omdat we pathologie beschouwen als het verlies van keu-

zevrijheid of het verlies van de mogelijkheid om te kunnen kiezen. Een detentie zorgt voor de-

tentieschade (ontwrichting van het sociale leven, afhankelijkheid, psychische schade, …) boven-

op de vrijheidsberoving. Zeker wanneer iemand lange tijd gedetineerd wordt, is er sprake van

‘prisonisatie’, waarbij gedetineerden zich steeds meer gaan richten op de regels en eisen van het

sociale leven binnen de gevangenismuren, met vervreemding van de normen en waarden van de

samenleving als gevolg.

Zo worden gedetineerden nauwelijks gehoord wanneer ze op een rustige, niet-agressieve ma-

nier een vraag stellen; wanneer ze daarentegen ontploffen, krijgen ze niet alleen meer aandacht,

maar vaak krijgen ze wel gedaan wat ze willen bekomen. Mensen in een gevangenis leren dus

dat ze zich op een agressieve manier moeten laten gelden om iets te bekomen. Dit patroon speelt

tussen gedetineerden onderling, maar evenzeer tussen gedetineerden en gevangenispersoneel.

Een ander voorbeeld hiervan is dat druggebruikers binnen een gevangenissysteem niet van hun

probleem afgeraken, integendeel: veel niet-gebruikers beginnen tijdens een detentie wel of op-

nieuw te gebruiken. De oprichting van speciale drugvrije afdelingen binnen een aantal gevange-

nissen illustreert de absurditeit van dit probleem. Bij de minste fout die gedetineerden maken,

wordt er meteen en bestraffend gereageerd door een sanctie op te leggen, hen te isoleren, hun

contacten met de buitenwereld te beperken, gunsten in te perken of uit te stellen, hen te transfe-

reren naar een andere gevangenis, … Constructief gedrag wordt daarentegen genegeerd, en ze-

ker niet beloond of becomplimenteerd. Veel gedetineerden kost het een enorme inspanning om

zich in te houden in frustrerende situaties en niet agressief te reageren, maar dit wordt zelden

gezien, laat staan gehonoreerd, en soms zelfs nog bestraft. Ook wanneer gedetineerden duidelijk

ander en constructiever gedrag gaan stellen dan voorheen, blijven ze vaak hun negatieve imago

of slechte naam meedragen, en blijven ze beschouwd worden als gevaarlijk of explosief, ook al is

het al jaren geleden dat ze zich agressief opstelden.

Tegelijk is een gevangenis een heel paradoxaal systeem, want net in dergelijke context wordt

van gedetineerden het omgekeerde verwacht. Gedetineerden moeten zich constructief opstellen,

verantwoordelijkheid opnemen, ‘betere mensen’ worden, vooruitgaan, … Binnen een systeem

waar veel rond macht draait en gedetineerden in een totale afhankelijkheidspositie zitten, wordt

van hen verwacht dat ze op een gezonde manier met anderen leren omgaan. Hoewel gedetineer-

den nauwelijks iets zelf mogen en kunnen beslissen, wordt van hen verwacht dat ze hun verant-

woordelijkheden leren opnemen. Gezonde relaties zijn dan bijna onmogelijk (zowel tussen gede-

tineerden onderling als tussen gedetineerden en gevangenispersoneel en zelfs tussen gedeti-

neerden en hun sociale omgeving, met wie alle contact beperkt en gecontroleerd wordt), maar

toch wordt van hen verwacht dat ze respectvol met anderen leren omgaan. Tenslotte brengt het

systeem ‘detentieschade’ toe, terwijl van gedetineerden verwacht wordt dat ze een zinvolle en

constructieve reïntegratie in de maatschappij voorbereiden. Om in het kader van een voorwaar-

delijke invrijheidsstelling te kunnen vrijkomen, moeten gedetineerden dit zelfs kunnen bewij-

zen. Het systeem is traumatiserend en wekt derhalve de overlevingsmechanismen van mensen

op, en toch moeten gedetineerden aantonen dat ze rustig, gecontroleerd, doordacht en verstan-

Page 18: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 17

17

dig kunnen reageren (terwijl het net een basiskenmerk van traumatische reacties is dat het

normale en reflexmatige reacties zijn op abnormale omstandigheden). Wanneer gedetineerden

problematisch of moeilijk gedrag stellen, worden ze op vraag van het gevangenispersoneel geï-

soleerd en/of getransfereerd naar een andere gevangenis (waardoor er op den duur een carrou-

sel van ‘lastige gedetineerden’ tussen gevangenissen ontstaat), en tegelijk wordt van hen ver-

wacht dat ze op een herstelgerichte manier met conflicten leren omgaan. Verder is hun toekomst

heel onzeker (niemand weet immers wanneer hij/zij opnieuw vrij zal zijn), zijn toekomstper-

spectieven bemoeilijkt (bv. werk zoeken met een strafblad en met een detentie achter zich wordt

veel moeilijker) en worden vooral de risico’s in de verf gezet (bv. de voorwaarden waarmee ie-

mand voorwaardelijk vrijgelaten wordt zijn steevast uitgedrukt in termen van wat fout kan lo-

pen en wat niet mag), en ook binnen deze context wordt van hen verwacht dat ze een construc-

tief toekomstplan uitwerken en kunnen voorleggen. Waar we gewelddadige plegers vaak met

weinig respect behandelen, verwachten we tegelijk van hen dat ze respect leren tonen tegenover

anderen (Milner & Myers, 2007).

Door deze paradox komen gedetineerden vast te zitten in een ‘dubbele binding’. Dit is een de-

structieve dilemmasituatie waarbij het onmogelijk is om goed te doen of waarbij het principieel

onmogelijk is om een goede keuze te maken. De twee keuzemogelijkheden sluiten elkaar immers

wederzijds uit (bv. een bord met de tekst “Negeer dit bord”, de mededeling “Je moet niet naar

mij luisteren”, het bevel “Wees spontaan”). Welke keuze de persoon ook maakt, hij/zij komt in

een verlies-verlies situatie terecht. Gedetineerden moeten verantwoordelijkheid opnemen, maar

wanneer ze initiatief nemen, worden ze teruggefloten. Ze moeten zich assertief en soms zelfs

agressief opstellen tegenover hun medegedetineerden en personeel (om gehoord te worden, om

niet misbruikt te worden, om respect te ‘verdienen’, …) en subassertief gedrag wordt afgestraft

(doordat hun vragen genegeerd worden door het personeel, of ze letterlijk afgestraft worden

door medegedetineerden). Om gunsten te kunnen krijgen van justitie is onberispelijk gedrag

binnen de gevangenis niettemin een voorwaarde. Met andere woorden: het dubbele normensys-

teem binnen een gevangeniscontext creëert een dubbele bindingssituatie voor gedetineerden,

aangezien ze niet tegelijk aan de officiële, justitiële en maatschappelijke normen en aan de offici-

euze gevangenisnormen kunnen beantwoorden. Zelfcontrole is bijvoorbeeld niet goed, want

druist in tegen de gevangenisnormen; maar ook agressief gedrag is niet goed, want druist in te-

gen de justitiële en maatschappelijke code. Van gedetineerden wordt verwacht dat ze zich open

en eerlijk opstellen, terwijl diezelfde openheid er net voor kan zorgen dat hun diagnostisch ver-

slag negatiever wordt, waardoor ze minder snel buiten geraken.

Met het voorgaande in het achterhoofd, lijkt oplossingsgericht werken zo niet onmogelijk, dan

toch zeker ontzettend moeilijk binnen een gevangenissysteem. Of, met de woorden van de Ruiter

(2009): “Positieve psychologie bij (ex-)gedetineerden? In het huidige maatschappelijke klimaat zal

het voor veel mensen klinken als vloeken in de kerk.” Alleen al de tempoverschillen tussen justitie

en kortdurende oplossingsgerichte therapie lijkt moeilijk met elkaar te verzoenen. Nu verliest

men tijdens een detentie enorm veel tijd, aangezien er nauwelijks met gedetineerden gewerkt

wordt. Een detentie beschouwen en invullen als een ‘zoektijd naar constructieve oplossingen’

zou voor alle betrokkenen veel efficiënter en effectiever zijn dan de manier waarop men deze

periode thans invult (straf, wachten, tijd uitzitten, …).

Paradoxaal genoeg wordt ons strafuitvoeringssysteem nauwelijks aangepast – integendeel, op

een aantal vlakken wordt het steeds repressiever ingevuld -, ook al leidt het middel duidelijk niet

tot het gewenste doel. Zo wordt er bij agressie-incidenten in gevangenissen vooral repressief en

vaak ook agressief opgetreden (bv. sanctiebeleid, speciale interventieteams, isolatie, transfer).

Page 19: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 18

18

Hierdoor wordt de agressiecultuur in de gevangenis juist versterkt. Agressie leidt immers tot

nog meer agressie, waardoor men op den duur in een escalerend patroon van agressieve reac-

ties terecht komt. Deze keuze wordt onder andere ingegeven door de hoge druk die de overbe-

volking met zich meebrengt, waardoor men eerder voor snelle, korte termijn reacties kiest om

brandjes te blussen.

Een repressief systeem lijkt echter principieel net het tegenovergestelde te zijn van een denk-

model dat gebaseerd is op het idee van ‘keuze’. Om oplossingsgerichte technieken te doen wer-

ken, is er op zijn minst ook wat positieve ‘background noise’ nodig (Furman, 2010), en die is

vaak ver te zoeken binnen ons huidige gevangenissysteem. Oplossingsgericht werken veronder-

stelt daarnaast ook creativiteit (van de therapeut, maar in hoofdzaak ook van de cliënt) (Furman,

2010), en men kan zich afvragen hoe er binnen een in wezen beknottend en beperkend systeem

ruimte kan gemaakt worden voor creatief denken. Een ander wezenlijk kenmerk van het oplos-

singsgerichte model is hoop creëren en stimuleren, en toekomstgericht werken. Maar kan dit

wel binnen een systeem waarin de toekomst op zijn minst onzeker en voor velen weinig hoopvol

lijkt?

En toch zijn er heel wat mogelijkheden voor het oplossingsgerichte model, zelfs binnen deze

context. Verschillende internationale praktijkvoorbeelden bewijzen dat het kan, en effectonder-

zoek toont aan dat het bovendien ook goed werkt. Lindforss en Magnusson (1997) onderzochten

de effectiviteit van oplossingsgerichte interventies in het verminderen van recidive bij gedeti-

neerden. Daaruit bleek dat gedetineerden die een oplossingsgericht programma volgden minder

hervielen dan gedetineerden in andere programma’s. Bovendien bleken de gepleegde feiten van

de groep die herviel minder ernstig en de straffen die erop volgden minder lang. Seagram (1997)

onderzocht dan weer de effectiviteit van oplossingsgerichte therapie met jonge plegers van her-

haalde gewelddadige feiten, gericht op het verbeteren van attitudes en gedrag en op het vermin-

deren van antisociaal denken en gedrag. Seagram kon aantonen dat de groep die een oplossings-

gerichte therapie volgde meer optimisme voor de toekomst, een grotere empathie, minder anti-

sociale neigingen, minder druggebruik en minder concentratieproblemen vertoonde. Deze groep

herviel ook de helft minder dan jongeren die geen oplossingsgerichte therapie volgden. Ook het

werk van Walker & Hayashi (2007, 2009) op Hawaï bewees dat een combinatie van oplossings-

en herstelgericht werken met gedetineerden zijn vruchten afwerpt. De beperking die eigen is

aan een gevangeniscontext kan in combinatie met het oplossingsgerichte model dus misschien

zelfs extra geestelijke ruimte creëren om creatief na te denken over toekomstige mogelijkheden

en om stapsgewijs nieuwe vaardigheden in te oefenen. Men zou ook kunnen stellen dat, als men

er net in zo’n systeem in slaagt om een constructieve stap te zetten, dit nog veel sterker is. Deze

aanpak vergt immers nog meer inspanning dan in een vrije context, en net daardoor heeft men

meer kans om een ‘constructieve escalatie’ in te leiden. Volgens de cognitieve dissonantietheorie

wordt een gedragskeuze die veel moeite gekost heeft veel sterker verankerd, omdat de mense-

lijke geest meer heeft moeten investeren in het overtuigen van zichzelf dat het een goede keuze

was (Tavris & Aronson, 2007).

Rekening houdend met de hierboven beschreven specifieke kenmerken van een gevangeniscon-

text, kunnen de oplossingsgerichte principes, gesprekstechnieken en interventies best wat aan-

gepast worden (naar analogie met het principe van joinen, waarbij de therapeut zich aanpast

aan de specifieke cliënt, om een goed contact te maken en op die manier therapie mogelijk te

maken). Op die manier komen we tot een aantal specifieke ‘oplossingsgerichte gevangenisstra-

tegieën en -interventies’:

Page 20: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 19

19

Aangezien gedetineerden vaak vastlopen in pathologische ‘dubbele bindingen’ door de

hierboven beschreven paradoxale factoren in een gevangeniscontext, is een therapeuti-

sche ‘dubbele binding’ een mogelijk antwoord. Dit is het spiegelbeeld van de pathologi-

sche variant, waarbij de betrokkenen alleen maar kunnen winnen. De essentie van een

therapeutische ‘dubbele binding’ is dat er altijd waardering is voor de cliënt, hoe hij ook

reageert (Breda & Van Eyndt, 2007). Wat men ook doet, het is goed. Het positief conno-

teren van storend gedrag, de keuzes die de cliënt maakt steeds als ‘sterk’ benoemen of

het symptoom voorschrijven zijn hier voorbeelden van. De uitkomst van een therapeuti-

sche ‘double bind’ is dat de cliënt 'changed if he does and changed if he doesn't’ (De

Klerk, 1971). Over het algemeen wordt een therapeutische ‘dubbele binding’ volgens De

Klerk (1971) vaak gebruikt op kritieke fasen van een therapie, zoals het moment van

contactlegging, het moment waarop iemand door paradoxaal gedrag de therapie of z’n

loopbaan dreigt te torpederen etc. Wanneer een cliënt in de eerste sessie bijvoorbeeld

weinig informatie geeft, zou dit gecodeerd kunnen worden als weerstand, maar men kan

de cliënt ook positief connoteren en benadrukken dat de cliënt zich niet laat opjagen, zijn

tijd neemt om eerst een goede vertrouwensband te installeren of dat hij de therapeut

niet wil overbelasten, waardoor er een grotere kans bestaat dat de cliënt na verloop van

tijd opener wordt (Breda & Van Eyndt, 2007). Toegepast op de gevangeniscontext kan

men bijvoorbeeld een therapeutische ‘dubbele binding’ installeren rond agressief ge-

drag: als men binnen zo’n systeem agressief reageert, beantwoordt men aan de normen

en gedragscodes die eigen zijn aan het systeem en is men dus loyaal aan de context waar-

in men leeft; wanneer men erin slaagt om binnen zo’n systeem niet-agressief, maar rus-

tig en beheerst assertief te reageren, is men aan het leren om zich weer aan te passen

aan het leven buiten de gevangenismuren en is men zich dus goed aan het voorbereiden

op een constructieve reïntegratie. Of algemener: als men er in zo’n depriverende context

toch in slaagt om creatief te zijn in het zoeken naar oplossingen, moet men enorm sterk

zijn; als men er niet in slaagt, grijpt men de kans om de detentieperiode als rustperiode

te gebruiken en aan te sterken om, eens buiten, opnieuw aan de slag te gaan met het in-

oefenen van nieuwe vaardigheden. Wanneer mensen er na een uitgangsvergunning in

slagen om op eigen kracht terug binnen te stappen in de gevangenis, zijn ze in staat om

sterke keuzes te maken; wanneer ze beslissen om niet (meteen) terug te keren naar de

gevangenis, wijst dit op een teken van gezondheid, want dan trekt het vrije leven buiten

de muren en in de maatschappij hen meer aan dan het leven binnen de muren.

Alle beknottende of beperkende factoren in een gevangeniscontext (bv. het niet-vrij zijn,

de beperkte bewegingsmogelijkheden, de kleine ruimte van een cel, het beperkte contact

met de buitenwereld, …) worden best beschouwd als een tijdelijke beperking, aangezien

daar geen directe oplossing voor te bedenken valt. Mogelijke strategieën in het therapeu-

tisch werken met een beperking zijn:

- de beperking helpen aanvaarden;

- ook positieve betekenissen van de beperking leren zien door te herkadreren

bv. een detentieperiode is een soort bezinningsperiode om stil te staan bij wat ik in

de toekomst anders wil, of een detentie helpt om duidelijk te krijgen waar grenzen

liggen, of merken dat ik niet kan aarden in een gevangeniscontext maakt duidelijk

dat ik blijkbaar toch niet helemaal ongezond functioneer;

- de andere kant op kijken en zoeken naar wat de mogelijkheden of opportuniteiten

zijn naast of los van de beperking; zoeken naar zaken waar men wel nog keuzes in

kan maken

Page 21: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 20

20

bv. ik kan niet veranderen dat ik in een kleine cel moet leven, maar de inrichting van

mijn cel kan ik wel kiezen; mijn contacten met mijn familie en vrienden buiten zijn

beperkt, maar wanneer ik hen wel zie of hoor, zorg ik ervoor dat dat contact deugd-

doend en positief verloopt;

- werken met schaalvragen i.v.m. draaglast en –kracht en uitzonderingen;

- coping bevragen en bespreken

Daarnaast, aangezien de onvrijheid slechts een tijdelijke beperking is, kan er wel al toe-

komstgericht naar verandering toe gewerkt worden (want doelen in de toekomst hou-

den ons immers op de been en in beweging), hoewel men hier voorzichtig in tewerk

moet gaan. Te vroeg, te bruusk of op het verkeerde moment aan een toekomst buiten de

muren gaan werken is voor gedetineerden immers vaak net te bedreigend, beangstigend

en/of confronterend. Er zijn gelijkenissen te vinden met chronische alcoholici, die zich

geen (gewenste) toekomst meer kunnen voorstellen (Isebaert, 2006), zij het dan om an-

dere redenen. Dezelfde oplossingsgerichte technieken kunnen dan toegepast worden, zij

het op een voorzichtige, niet pushende manier en met aangepaste woorden. Voorbeelden

van dergelijke interventies zijn:

- Toekomstprojecties: vijfjarenplan, ‘een dag in je leven, een jaar nadat…’;

- de mirakelvraag volgens het Brugs model, met een gedeeltelijke acceptatie van de

beperkingen en een gedeeltelijke verandering

bv. “Je kunt niet helemaal opnieuw beginnen met je leven. Stel dat je 85 wordt, hoe

zou je dan vanaf nu voortleven op een manier dat je content bent?”;

- een aantal maanden oefenen met de 3 vragen voor een gelukkig leven, die vragen

naar een existentiële keuze (“Wat heb ik vandaag gedaan dat maakt dat ik over me-

zelf tevreden ben?”); een gewenste interactionele sequens (“Wat heeft iemand an-

ders gedaan waarover ik tevreden ben? Was mijn reactie zo dat die persoon mis-

schien nog wel eens zoiets doet?”) en een algemene tevredenheid (“Wat heb ik van-

daag nog opgemerkt waarmee ik tevreden kan zijn?”);

- de ethische keuze wat voor iemand men wil zijn bevragen (bv. “Als je sterft, welk

beeld wil je dan dat je kinderen, buren, partner, … van je hebben?”) en hanteren als

leidraad voor gedragskeuzes in het heden

Het inbrengen van hoop en positiviteit is noodzakelijk om naar verandering toe te kun-

nen werken, zeker in een systeem dat bol staat van de negativiteit. Sterker nog, net in

zo’n context werken kleine constructieve acties veel beter, omdat ze er zo ongewoon zijn

en dus opvallen en extra deugd kunnen doen. Een positieve of optimistische visie heeft

heel wat voordelen: het voelt comfortabeler; het sluit beter aan bij resources; sympto-

men worden in een breder kader geplaatst - waardoor ze relatiever en begrijpelijker

worden - en positieve functies van symptoomgedrag komen op de voorgrond; het is

schuldverminderend; het is hoopgevend; en eigen verantwoordelijkheid en eigen beslis-

singen worden geïnduceerd. In het werken met forensische cliënten heeft het versterken

van positieve factoren als bijkomend voordeel dat het bijdraagt aan het voorkomen van

terugval in risicogedrag (Pomp, 2009). Volgens Ausloos (2009) zit de kracht van op een

positieve, complimenterende en aanvaardende manier werken met delinquenten er net

in dat dit een tegenwicht biedt aan de pathologiserende factoren (negatieve kritiek en

overbetrokkenheid/verwerping) in de systemen waar delinquenten vaak uitkomen.

Page 22: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 21

21

Voorbeelden van positieve en hoopgevende interventies zijn:

- Complimenteren;

- met de drie vragen werken;

- uitzonderingen bespreken en concretiseren;

- hoop op verandering introduceren en stimuleren met vragen en schalen;

- krachten opzoeken en versterken;

- spreken over mogelijkheden;

- kwaliteiten benoemen

Volgens het oplossingsgerichte model wordt pathologie, in navolging van de ideeën van

Korzybski, gedefinieerd als ‘slechts één betekenis kunnen geven aan de realiteit. Of: pa-

thologie is de onmogelijkheid om keuzes te maken in betekenisgeving en/of handelen.

Aangezien gedetineerden in een zeer gedepriveerde context leven, is dit bij hen zeker

vaak het geval. Het therapeutische antwoord hierop bestaat uit het verbreden van bete-

kenissen en keuzemogelijkheden (Le Fevere de Ten Hove, 2005). Keuze in betekenisge-

ving introduceren in therapie zorgt ervoor dat de cliënt zichzelf nieuwe informatie geeft

door de situatie op een andere manier te bekijken. Dit kan bijvoorbeeld op de volgende

manieren:

- Complimenteren als de cliënt iets doet;

- aangeven dat de cliënt er blijkbaar vertrouwen in heeft dat er iets kan veranderen

aangezien hij naar therapie komt;

- het tijdsaspect inbrengen in de taal: spreken over ‘nu’;

- in gedragstermen spreken (en niet in termen van ‘zijn’);

- ‘hoe’-vragen stellen (in plaats van ‘waarom’-vragen) en zo de cliënt een actieve rol

geven, met als bijkomend voordeel dat mensen oplossingen visualiseren;

- circulaire vragen stellen;

- een symptoom benoemen als de beste oplossing die er nu is;

- een meervoud van nieuwe visies introduceren;

- het nut van symptomen bevragen

bv. “Wat is voor jou het nut van piekeren?” of “ Op welke manier helpt het jou wan-

neer je agressief reageert?”

Handelingskeuzes kunnen dan weer als volgt ingebracht worden in therapie:

- Een context van keuze creëren tussen verschillende opdrachten, tussen al dan niet

uitvoeren van opdrachten, tussen verschillende therapeutische objectieven, in prio-

riteiten van therapeutische objectieven, in welke leden van het systeem meekomen

en wanneer, in het tijdstip van de volgende afspraak, in wat de cliënt vertelt (cliën-

ten moeten niet alles vertellen, alleen wat nuttig is om het doel te bereiken), …;

- permissieve formuleringen hanteren;

- als therapeut alleen ingrijpen als het proces niet meer vooruitgaat;

- aandacht hebben voor uitzonderingen op het symptoomgedrag;

- aandacht hebben voor het einde van de symptoomsequens;

- met toekomstprojecties werken;

- de illusie van alternatieven gebruiken door eenzelfde inhoud in verschillende ver-

pakkingen aan te bieden;

- therapeutische ‘dubbele bindingen’ toepassen;

Page 23: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 22

22

- situaties creëren waaruit blijkt dat cliënt keuzes heeft waaraan hij niet gedacht had;

- keuzes vermelden waaraan consequenties vastzitten die de cliënt niet zal willen on-

dergaan;

- werken naar minimale modificaties, die een sneeuwbaleffect kunnen hebben;

- vragen naar mogelijke alternatieven

bv. “Hoe zou je op een andere manier kunnen tonen dat je het moeilijk hebt?”;

- een meervoud van keuzes aanbieden.

Systemisch werken vanuit een circulaire logica, waarbij de context van de cliënt kan be-

staan uit zijn leefwereld in de gevangenis of uit zijn naasten buiten de gevangenis, afhan-

kelijk van de hulpvraag.

Om niet meegezogen te worden in de negativiteit van het gevangenissysteem, vormt de oplos-

singsgerichte kijk op therapie en de rol van de therapeut een gezonde buffer. Werkend vanuit dit

model wordt de therapeut immers eerder een ‘solution-builder’ dan een ‘problem-solver’. Het

model ‘verplicht’ de therapeut namelijk om bijzonder alert te zijn voor uitzonderingen op pro-

blemen, kleine nuances die wijzen op mogelijke oplossingen, de krachtbronnen van mensen om

zelfs in de moeilijkste omstandigheden te overleven, constructieve menselijke interacties, de

mogelijkheid om alternatief gedrag te produceren, de mogelijkheid om het probleemgedrag te

beperken in ruimte, tijd, frequentie, …, en geeft ons bovendien de toestemming om enkel daar-

mee verder aan de slag te gaan, met als doel én effect dat deze alleen maar groter worden.

En als dit allemaal niet werkt, rest er nog het advies van Steve de Shazer rond oplossingsgericht

werken in een probleemgerichte context: “Hide in the bushes!”

Page 24: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 23

23

7. Een oplossingsgericht forensisch compromis in praktijk: vzw touché

Vzw touché heeft een aanbod rond agressie voor gedetineerden en ex-gedetineerden in Oost-

Vlaanderen, dat bestaat uit groepstrainingen en individuele sessies, zowel binnen als buiten de

gevangenismuren. Dit aanbod en de achterliggende visie werd grotendeels gebaseerd op het

oplossingsgerichte model. Hieronder beschrijven we eerst het kader van waaruit gewerkt wordt

en daarna een aantal concrete oplossingsgerichte interventies. We besluiten met een evaluatie

van deze manier van werken.

7.1. Visie en aanpak

De visie van vzw touché werd opgebouwd rond de volgende elementen:

een constructieve, oplossingsgerichte kijk op en aanpak van agressie en resocialisatie;

een aanbod op maat;

een gezamenlijke aanpak van agressie door hulpverlening en justitie;

een aanpak gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar werkzame factoren.

De constructieve, oplossingsgerichte kijk op en aanpak van agressie en resocialisatie wordt ver-

der geconcretiseerd in 7.2, maar kan ook teruggevonden worden in de verschillende andere vi-

sie-elementen. Dit onderstreept het belang ervan als basis voor de werking van vzw touché. Die

keuze wordt onder andere ingegeven door het feit dat de kans op positieve resultaten groter

wordt met een constructieve insteek en doordat er op die manier een hoopvol perspectief gebo-

den kan worden aan een groep mensen die vastzit in een negatief systeem.

Een aanbod op maat betekent dat er verschillende vormen van begeleiding mogelijk zijn (psy-

chosociale begeleiding, psychotherapie, training, ondersteuning; op verschillende levensgebie-

den van de cliënt; zowel individueel als in groep; met de cliënt en de belangrijke betrokkenen uit

zijn context), en dat er samen met de cliënt gekozen wordt voor het meest gepaste aanbod die

hem/haar, afhankelijk van de vraag en de situatie vooruit kan helpen en waarbij in de loop van

een traject steeds overgeschakeld kan worden. Om dit mogelijk te maken werd gezorgd voor

continuïteit in het aanbod: cliënten worden steeds door dezelfde begeleider gevolgd van deten-

tie naar reïntegratie, via alle mogelijke omwegen die dit parcours kan maken (uitgangsvergun-

ningen, verlof, elektronisch toezicht, voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI), herroeping van de

VI, heropsluiting, …). Dit sluit aan bij de oplossingsgerichte visie dat therapie zoeken is naar de

eigen zelfhelende krachten van de cliënt en hoe die te gebruiken, en dat de therapie dus moet

aangepast worden aan de cliënt in plaats van omgekeerd. Hierin vinden we ook de kijk van Mil-

ton Erikson op cliënten terug. Die stelde dat iedereen uniek is en in bepaalde systemen functio-

neert; dat elke cliënt als apart individu op zijn manier aangepakt moet worden; dat ieder sys-

teem eigen zelfhelende krachten of resources in zich heeft en dat iedereen dus de capaciteiten in

zich heeft om problemen op te lossen; en dat die resources uniek zijn voor ieder persoon (Le

Fevere de Ten Hove, M., 2005). Het belang van maatwerk sluit ook aan bij Eriksons visie op the-

rapie als ‘een kwestie van keuzes’, waarbij de therapeut telkens moet vertrekken vanuit een niet

wetende houding en telkens opnieuw moet zoeken wat voor wie werkt.

De gezamenlijke aanpak van agressie door hulpverlening en justitie betekent dat vzw touché

vanuit hulpverleningshoek probeert mee te werken aan een meer zinvolle, meer humane en

geloofwaardige strafuitvoering. Veiligheid bieden, zowel binnen als buiten de muren van een

gevangenis, wordt alleen mogelijk wanneer men duurzaam investeert in de betrokken mensen,

Page 25: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 24

24

en wanneer zorg en straf hand in hand kunnen gaan (eerder dan tegenover elkaar staan, zoals

nu het geval is door de verdeling van de bevoegdheden tussen justitie en de gemeenschappen).

Het programma van vzw touché werd gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar werkza-

me factoren in agressiebegeleidingen, begeleiding van gedetineerden en constructieve resociali-

satie. Hiermee sluiten we aan bij het vertrekpunt van het Brugs model, waarbij ook gestart werd

met de vraag ‘wat werkt er in therapie?’. Belangrijk hierbij was ondermeer het onderzoek van

Vanthuyne, Tubex en Van Camp (2003) naar de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan

gedetineerden en verschillende onderzoeken naar de effectiviteit en succesfactoren van behan-

delprogramma’s voor daders van gewelddadige misdrijven, al dan niet in gevangenissen (Tubex

en Janssen, 2004; Walrath, 2001; Hollin en Palmer, 2003; Polasckek, Wilson, e.a., 2005; Mc-

Keel,1996). De succesfactoren die onder andere hierin genoemd worden vormen de basis van

een aantal richtlijnen in het aanbod van vzw touché, waaronder:

De meest werkzame concepten en methoden van verschillende invalshoeken worden ge-

combineerd en geïntegreerd tot een eclectisch aanbod;

er wordt gewerkt vanuit een integrale benadering, door alle gebieden waar verandering

gewenst is te bekijken en aan te pakken. Dit versterkt de effecten van de oplossingsge-

richte benadering: de resultaten van oplossingsgerichte interventies blijven langer wan-

neer de oplossingen getransfereerd worden naar andere problemen (Milner & Myers,

2007);

de cliënt wordt actief benaderd en op verschillende niveaus aangesproken, door te wer-

ken rond zelfreflectie en inzicht, gedragsverandering en ervaringsleren. Op die manier

worden de basiscomponenten van agressie (cognitie, emotie en gedrag) op een even-

waardige manier aangesproken;

agressie wordt op een systemische manier bekeken en aangepakt. In een conflictsituatie

is er oog voor alle partijen, vanuit een meerzijdig partijdige basishouding (en niet vanuit

een polariserende dader-slachtoffer kijk). De cliënten worden ook benaderd als deel van

verschillende systemen: de gevangenis, met medegedetineerden, de thuissituatie, signi-

ficante anderen binnen het gezin, …

zowel het penitentiaire als het postpenitentiaire aanbod bestaat uit een combinatie van

groeps- en individueel werk. Op die manier wordt in een multimodaal aanbod voorzien.

7.2. Praktijkvoorbeelden van oplossingsgerichte interventies

De werking, de opbouw, de teksten, de methodieken, … van vzw touché is doordrenkt met oplos-

singsgericht materiaal. Hieronder wordt daar een selectie van weergegeven, telkens verduide-

lijkt met een aantal praktijkvoorbeelden.

Vzw touché vertrekt vanuit een constructieve kijk op agressie en benadert mensen en proble-

men op een respectvolle, positieve manier. Gewelddadige plegers krijgen zelden te horen dat ze

het goed doen en gaan zo geloven dat er niets goeds aan hen is, waardoor hun problemen nog

groter worden. De constructieve kijk op agressie houdt in dat agressie beschouwd wordt als een

kracht die ons vooruit stuwt in het leven en die we op een positieve manier kunnen aanwenden.

Agressie wordt zo niet een te bannen probleem, maar een kracht, waarbij gezocht kan worden

naar de meest constructieve uitingsvormen en mogelijkheden.

bv. Wanneer cliënten vertellen over situaties waarin ze kwaadheid voelden, wordt steeds ge-

zocht naar hoe ze hiermee zijn omgegaan, wat ze ermee gedaan hebben, hoe ze het

Page 26: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 25

25

kwijtgeraakt zijn, welke oplossingen ze ervoor gezocht hebben, hoe het gestopt is, …

Wanneer deelnemers aan de groepstraining hier zelf niet op kunnen antwoorden,

wordt de groep ingeschakeld om in het verhaal te zoeken naar positieve zaken, oplos-

singen, sterktes, … over de deelnemer in kwestie.

bv. De verschillende projecten van vzw touché krijgen steeds een titel mee die deze construc-

tieve insteek weergeeft: ‘Creatief met agressie’ voor de groepstraining in de gevange-

nis, ‘Verder met agressie’ voor de begeleiding na detentie, ‘Blik op agressie’ voor de

contextwerking in de gevangenis, ‘Buitengewoon met agressie’ voor het continu bege-

leidingsaanbod, ‘Geweldig geraakt’ voor een creatief project.

bv. Tijdens de groepssessies wordt er veel gewerkt rond kwaliteiten en sterktes van de deel-

nemers, bijvoorbeeld aan de hand van het kwaliteitenspel, of door mensen elkaars

kwaliteiten te laten benoemen.

bv. Bij herval wordt vooral besproken hoe het opnieuw gestopt werd of kan worden, hoe de

cliënt kan teruggrijpen op wat voor het herval wel goed liep, wat het verschil was tus-

sen het huidige probleemgedrag (als kleine zijsprong uit de nieuwe gezonde gewoon-

te) en het vroegere probleemgedrag, … , en niet zozeer hoe het komt dat het opnieuw

misliep. Door herval te beschouwen als een oefening of een poging om het nieuw aan-

geleerde oplossingsgedrag te verfijnen, wordt het een kans om mee verder te werken

in plaats van een mislukking.

Vzw touché gaat uit van en op zoek naar de eigen individuele resources van de cliënten. Met de

cliënten wordt gezocht naar die resources die ingezet kunnen worden bij het leren van nieuwe

oplossingsvaardigheden, bij het uitwerken van een constructieve resocialisatie, …, of naar co-

pingstrategieën die helpen om vol te houden. Aansluitend bij het voorgaande wordt agressie niet

beschouwd als iets wat weggewerkt moet worden, maar als hefboom in de begeleiding of als

wegwijzer naar de resources van de cliënt. Of, volgens Erikson, die hier het concept van ‘utilisa-

tie’ hierop baseerde: een symptoom moet niet perse verdwijnen, want het is een overlevings-

strategie in plaats van een teken van onderliggende pathologie. Omdat agressie ook duidelijk

schade toebrengt, kan men echter ook niet zomaar stellen dat het ‘mag blijven’. Een compromis

bestaat erin te gaan zoeken naar constructievere uitingsvormen van agressie.

bv. Eén van de oefeningen in de groepstraining laat de deelnemers nadenken over de rol / be-

tekenis van agressie tot nu toe in hun leven en welke rol / betekenis ze er vanaf nu

aan willen geven.

bv. Elke sessie van de groepstraining in de gevangenis start met een ‘oplossingsrondje’,

waarbij aan de deelnemers gevraagd wordt om een situatie te beschrijven uit de

voorbije twee weken die met agressie te maken heeft. Sommige deelnemers vertellen

hierbij hoe ze een agressie-incident vermeden hebben en wat hen daarbij geholpen

heeft; anderen vertellen waar ze het moeilijk mee gehad hebben en hoe ze geprobeerd

hebben om ermee om te gaan; nog anderen vertellen over een conflict en hoe dat ver-

lopen is. Elke deelnemer wordt hierbij zowel door de begeleiding als de mededeelne-

mers bevraagd aan de hand van oplossingsgerichte vragen, zoals: “Hoe is het ge-

stopt?”, “Hoe heb je ervoor gezorgd dat het niet verder geëscaleerd is?”, “Hoe heb je

jezelf gekalmeerd?”, … Op die manier worden bij de cliënten (zowel intern als tussen

de deelnemers van de groep) interacties gestimuleerd die gebaseerd zijn op ‘solution-

talk’ en wordt er een alternatief geboden voor de gewoonte binnen een gevangenis-

systeem om over problemen en wat allemaal misliep te praten.

Page 27: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 26

26

bv. Bij de start van een training of begeleiding, maar ook bij elke tussentijdse evaluatie wordt

er stilgestaan bij de eigen leerdoelen van de cliënt, telkens aan de hand van schaalvra-

gen.

bv. Uitzonderingen worden sterk in de verf gezet, gedetailleerd besproken en sterk en her-

haaldelijk becomplimenteerd.

bv. Humor is voor veel gedetineerden een krachtige hulpbron in het omgaan met de negativi-

teit binnen de gevangenis. Tijdens de groepssessies in de gevangenis wordt er naast

het serieus werken ook vaak gelachen, waardoor deelnemers aangeven dat ze met een

goed gevoel terugkeren naar hun cel.

Er wordt uitgegaan van de individuele verschillen, vragen en sterktes van elke mens. Daarom

wordt er geen standaardpakket of –traject uitgewerkt, maar wordt er per cliënt en per situatie

bekeken wat op dat moment het meest nuttige aanbod kan zijn.

bv. Er wordt vaak en op verschillende manieren gewerkt met de nuttigheidsvraag. Zo wordt

er vaak gestart met de vraag wat er tijdens de sessie moet gebeuren opdat men op het

einde zou zeggen dat de tijd nuttig besteed werd. Bij het bespreken van oplossings-

strategieën die de cliënten toepassen wordt hen de vraag gesteld of die strategie nut-

tig voor hen is en zo ja, hoe dan; of zo neen, wat ze dan anders zouden kunnen doen.

bv. Bij aanvang bestond het aanbod uit een penitentiaire groepstraining en postpenitentiaire

individuele begeleiding. Intussen bestaan er ook heel wat tussenvormen (individuele

gesprekken in de gevangenis, koppelgesprekken, een groepsaanbod buiten de gevan-

genis, …), die ontstonden op basis van vragen van cliënten, situaties die veranderden

en de inschatting van de begeleiders dat iets anders doen nuttiger zou kunnen zijn.

bv. Bij de groepssessies wordt gebruik gemaakt van de Outcome and Session Rating Scales

van Miller & Duncan (2010). Deze schalen dienen in de eerste plaats ter ondersteu-

ning van het individuele groeiproces van elke cliënt, maar ook als basis voor de evalu-

atie van de sessies.

De hulpverleningsrelatie wordt ingezet als middel om tot verandering te komen. Van bij de op-

start van de werking werd ervoor gekozen om een continu aanbod te voorzien, waarbij gezocht

werd naar manieren om een traject dat in de gevangenis opgestart wordt met dezelfde begelei-

ders te kunnen verder zetten na detentie, en desnoods weer terug bij een heropsluiting. Eens

mensen opgestart zijn, worden ze verder opgevolgd, ongeacht het kader waarin ze zich bevin-

den. Er wordt geprobeerd om met elke cliënt een respectvolle relatie op te bouwen.

bv. Alle begeleiders draaien mee in de groepswerkingen en de individuele begeleidingen, en

dit zowel binnen als buiten de gevangenis. Zo kan er gegarandeerd worden dat cliën-

ten die uit de (vrijwillige en dus laagdrempelige) groepstraining in de gevangenis ko-

men, bij een individuele begeleider terecht komen die ze al kennen en met wie ze al

een vertrouwensband opbouwden. Dit heeft als bijkomend voordeel dat alle begelei-

ders de verschillende contexten en vaak ook elkaars cliënten kennen.

bv. Er wordt steeds voor gezorgd dat een cliënt een vaste individuele begeleider heeft, die

hem/haar blijft opvolgen, ongeacht het kader waarin hij/zij zich bevindt.

bv. De beslissing om al dan niet een intakegesprek te doen bij aanmelding wordt enkel geba-

seerd op vormelijke factoren (het kader waarin iemand zich bevindt, de woonplaats,

…) en niet op de inhoud van het psychosociale verslag. Na de intake wordt de beslis-

sing om al dan niet een begeleiding op te starten gebaseerd op de informatie uit dit

verslag, de informatie uit de intake en de inschatting van de begeleider. Bij twijfel

Page 28: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 27

27

wordt er een tweede intakegesprek gepland, eventueel met een andere begeleider, of

wordt er een ‘proefperiode’ afgesproken waarin de begeleiding opgestart wordt en

waarbij er nadien geëvalueerd wordt of de begeleiding nuttig is. Naar analogie met de

idee achter de flowchart van het Brugs model wordt de therapeutische relatie dus

eerder dan intrapsychische kenmerken van de cliënt beschouwd als bepalend voor

wat op een zeker moment therapeutisch mogelijk is.

bv. Ook bij heropsluiting en herval worden cliënten verder opgevolgd, en wordt de cliënt

zelfs actief opgezocht in de gevangenis door zijn/haar begeleider. Na agressie-

incidenten in de gevangenis worden mensen ook zo snel mogelijk door hun begeleider

gezien, indien nodig zelfs in de strafcel.

bv. Wederzijds respect tussen de cliënten onderling en tussen de cliënten en de begeleiders

wordt bij de start van elke begeleiding en groepstraining als afspraak ondertekend.

Ook binnen het team wordt er op een oplossingsgerichte manier gewerkt.

bv. Het OASE-model van Baeijaert & Stellamans (2009) wordt als oplossingsgerichte struc-

tuur gebruikt voor de intervisie tussen de begeleiders.

bv. Het feit dat er nog geen structurele subsidies toegekend werden aan de werking van vzw

touché betekent dat het steeds onzeker is of de organisatie zal kunnen blijven be-

staan, en dat de toekomst zeer onduidelijk is. Het team probeert hiermee om te gaan

door telkens opnieuw creatief te zijn in het zoeken naar verschillende mogelijke fi-

nancieringsbronnen.

In het werken met mensen wordt er uitgegaan van het systeemdenken, en wordt de context al

dan niet expliciet mee betrokken in de begeleiding.

bv. Telkens wanneer een gedetineerde een reeks van 10 groepssessies afgerond heeft, wordt

met hem het voorstel bekeken om een bijeenkomst te organiseren met een familielid

of vriend van buiten de gevangenis, om met die persoon te praten over wat hij rond

agressie gedaan heeft in de groepssessies, wat de betekenis ervan is voor hem en de

relatie die hij heeft met de betrokken persoon, hoe hij de toekomst ziet, ...

bv. In alle projecten wordt er gewerkt rond en indien mogelijk ook in de context waarin de

cliënt zich op dat moment bevindt. Zo richt de groepstraining in de gevangenis zich

vooral op het leven in de gevangenis, met medegedetineerden, gevangenispersoneel

en bezoek van buiten. In de begeleidingen buiten wordt er dan weer meer gewerkt

rond het leven in de maatschappij, de relaties thuis, het werk, … In overgangsperiodes

tussen beide (bv. wanneer iemand met uitgangsvergunningen op gesprek komt buiten

de gevangenis) ligt de nadruk dan weer op het omgaan met de beweging van binnen

naar buiten en omgekeerd.

bv. Wanneer de medewerkers van vzw touché contact hebben met mensen uit de context van

de cliënten, wordt er telkens geprobeerd om dit contact zo constructief mogelijk in te

vullen. Zo wordt aan partners van cliënten bijvoorbeeld soms gevraagd om ons te

helpen zoeken naar de grootste kwaliteiten van de cliënten. We werken ook vaak met

indirecte complimenten in het werken met de context, om zo een positieve interactie

te stimuleren (bv. door aan de medewerkers van de strafuitvoeringsrechtbanken te

laten horen dat cliënten het enorm appreciëren én belangrijk vinden om van hen ook

positieve feedback te krijgen, al is het “we zien dat je je best doet”; of door aan het ge-

vangenispersoneel te zeggen dat hun ondersteuning op prijs gesteld wordt; of door

Page 29: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 28

28

aan de gevangenisdirectie te laten horen dat hun schouderklopjes, zowel aan gedeti-

neerden als aan het personeel, deugd doen).

bv. Waar mogelijk grijpen de begeleiders de kans om aan hulpverlening ‘in vivo’ te doen, door

in de context van de cliënt zelf te stappen en daar therapeutische interventies te doen.

In de gevangenis kan een kort celbezoek bv. aangegrepen worden om iets met de fo-

to’s die er ophangen te doen, naast en ter versterking van de gesprekken over wie be-

langrijk is voor de cliënt.

Er wordt telkens een evenwicht gezocht tussen toekomstgericht werken naar een leven buiten

de gevangenis (en dus rond verandering) enerzijds en aanvaarden van en omgaan met de be-

perking van de detentie of de voorwaardelijke vrijheid anderzijds.

bv. Verschillende oefeningen die in de groepssessies (zowel binnen als buiten de gevangenis)

aangeleerd worden, zijn gebaseerd op de mindfulness.

bv. Een aantal citaten worden gebruikt als anker in de begeleidingen of groepssessies, die

kunnen helpen om het onderscheid te maken tussen problemen en beperkingen: ‘Het

vraagt kracht om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen, moed om te veranderen

wat ik kan veranderen en wijsheid om het verschil te kennen’ of ‘Zorgen maken is de

verkeerde kant op fantaseren’ (Olaf Hoenson).

bv. Er worden verschillende ademhalings- en ontspanningsoefeningen aangeleerd, die zowel

kunnen dienen als coping én als alternatieve gedragskeuze.

bv. Er wordt gewerkt met varianten op de mirakelvraag, waarbij telkens bekeken wordt wat

ervan binnen de huidige context al mogelijk zou kunnen zijn (bv. wanneer een gedeti-

neerde spreekt over het samenleven met zijn partner en kinderen na detentie: starten

met bekijken hoe de bezoekmomenten, de brieven of de telefoongesprekken nu inge-

vuld kunnen worden).

7.3. Evaluatie

Zowel formele evaluatiemomenten als informele reacties van cliënten, gevangenispersoneel,

familieleden, … tonen dat deze manier van werken soms verrassend is, maar geapprecieerd

wordt en effect heeft. Een aantal voorbeelden van dergelijke reacties:

“Problemen in kaart brengen en risico’s inschatten bij daders volstaan niet om herstel te

benaarstigen. Oplossingsmodellen aanreiken des te meer. Vzw touché bewijst dagelijks

dat dit kan, door gedetineerden 'creatief te leren omgaan met agressie'. De visie van

waaruit touché start en de methode die zij daarbij hanteren werpen vruchten af. Dat

hoort de directie zowel van het personeel als van de deelnemers zelf. Gedetineerden

worden in de aanloop van hun voorwaardelijke vrijstelling soms naar Oudenaarde ge-

stuurd, louter en alleen om het aanbod van touché dat hier binnen de muren bestaat te

kunnen volgen,als het ware als een laatste strohalm in de kolkende zee van een woelige

detentie waarbij incident na incident de toekomst uitzichtloos dreigt te worden. Het feit

dat touché de deelnemers niet loslaat na hun detentie maar verder blijft volgen, inspi-

reert de Strafuitvoeringsrechtbank niet zelden tot volgende stappen in de geleidelijke in-

tegratie van soms moeilijke gedetineerden. Het spreekt vanzelf dat de directie ook een

opdracht heeft. Een oplossingsgericht klimaat binnen de strafinrichting, bevordert de

slaagkansen van de werking van touché. Vzw touché staat model voor een moedige en

geïndividualiseerde aanpak die abstractie maakt van het juridisch statuut van de cliënt

Page 30: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 29

29

maar des te meer nadruk legt op een positieve, opbouwende en educatieve aanpak.”

(Claus, 2009)

“Het is ontzettend moeilijk om gepaste begeleiding te vinden voor gedetineerden die een

hulpvraag stellen. Etiketten als "te gevaarlijk, agressief, niet gemotiveerd, niet behandel-

baar,..." worden gedetineerden steeds vaker opgeplakt waardoor hun hulpkreet al te

vaak niet wordt gehoord. Met een gedetineerde populatie aan de slag gaan is duidelijk

een heikel punt bij heel wat hulpverlenende instanties; kans op therapiesucces die te

laag is, kans op recidive die te hoog is,...zorgen ervoor dat ook zij, al dan niet noodge-

dwongen, voorrang verlenen aan een ander "meer meewerkend" publiek. Vzw touché

kiest ervoor om die cirkel te doorbreken. Haar medewerkers benaderen gedetineerden

op een zodanige manier dat kansen worden geboden om binnen een context van ver-

trouwen creatief te werken rond agressie. Met succes overigens. Gedetineerden vertellen

over hoe ze gewaar worden dat ze op een andere manier tegen hun medemens gaan

aankijken, hoe ze zich bewust worden van de manier waarop ze overkomen bij anderen,

hoe ze aangeleerde ontspanningstechnieken op cel gebruiken om een opkomende gevoel

van spanning in de kiem te smoren,... Ook het personeel van de inrichting gaat niet voor-

bij aan wat touché teweegbrengt bij zowel "de moeilijke en minder moeilijke gevallen";

elke situatie die constructief werd opgelost met wederzijds begrip en respect voor el-

kaar, is er één die stukje per stukje de cirkel kan helpen doorbreken. Ik kan niet genoeg

de zinvolheid van initiatieven als vzw touché benadrukken. Zij geven gedetineerden kan-

sen om reeds binnen de muren een andere pad te bewandelen en zo op een constructie-

ve manier aan de weg naar buiten te timmeren. Ook buiten de muren laten ze hen niet

los en bieden zij een opvolging die niet zelden een noodzakelijke peiler vormt binnen het

gehele "plan" om de slaagkansen van hun reïntegratie te verhogen.” (Deblaere, 2009)

“Vzw touché heeft vrij vlug na de oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken een be-

langrijk aanbod in de hulpverlening, als waardevol instrument voor beslissingen inzake

strafuitvoering, weten te aan te reiken. Criminelen met een agressieproblematiek kregen

vroeger ten onrechte vaak geen gespecialiseerd hulpaanbod. Het feit dat zij nu de doel-

groep geworden zijn van vzw touché is een belangrijke verdienste van deze dienst. Vzw

touché pakt niet enkel het criminogeen aspect “agressieproblematiek” aan, wat tot op

heden al te vaak werd verwaarloosd in de gespecialiseerde hulpverlening, ze neemt het

fenomeen ook tijdig aan. Het feit dat vzw touché bereid is om in de gevangenissen te

werken, nog vóór een veroordeelde van een strafuitvoeringsmodaliteit kan genieten is

zeer belangrijk. Het pad voor het weerhouden van voorwaarden door de strafuitvoe-

ringsrechtbank wordt door hen geëffend. Hun verdere tussenkomst betekent een veel

grotere garantie tot slagen van de reïntegratie van veroordeelden met een agressiepro-

blematiek.” (Piron, 2009)

“Agressie heeft mij eigenlijk nog nooit iets opgebracht, maar vroeger wist ik niet hoe ik

anders kon reageren. Dat heb ik hier wel geleerd.” (Een deelnemer)

“Ik denk soms van mezelf dat ik helemaal geen probleem heb, maar dan kom ik iedere

keer toch weer in problemen. Door hier te komen praten over mezelf heb ik geleerd om

in te schatten hoe vol of leeg mijn emmer is en wat ik ermee kan doen om hem op tijd uit

te gieten.” (Een deelnemer)

“De sfeer waarin de training wordt gegeven, werkt aanstekelijk motiverend.” (Een deel-

nemer)

Diverse onderzoeken in verschillende domeinen ondersteunen de keuze van vzw touché om de

werking te baseren op het oplossingsgerichte model:

Page 31: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 30

30

Walker & Hayashi (2009): Een herstelgerichte justitie en een oplossingsgerichte benade-

ring zijn effectiever in criminaliteitspreventie en herval en in het helpen van slachtoffers;

McKeel (1996): oplossingsgerichte groepsinterventies zijn effectief in ‘anger reduction’;

Van Manen (2002): zelfcontrole werkt beter dan externe controle en kan aangeleerd

worden door zelfobservatie, -beoordeling en –bekrachtiging;

Nagtegaal (2008): gedetineerden passen vaker niet-functionele gedachtecontrolestrate-

gieën toe op agressieve fantasieën (bv. piekeren, zichzelf straffen, de gedachten onder-

drukken) en hebben baat bij het aanleren en inoefenen van alternatieve strategieën zoals

afleiding zoeken of erover praten, omdat dit de kans op agressief gedrag vermindert;

Huggins (2001): afwijzing leidt tot geweld. Een niet afwijzende, accepterende therapeu-

tische relatie opbouwen met (ex-)gedetineerden, die door dit statuut vaak met afwijzing

geconfronteerd worden, kan hen een correctieve emotionele ervaring bieden;

Lindforss & Magnusson (1997): Oplossingsgericht werken in gevangenissen is effectiever

dan andere behandelingsprogramma’s in termen van het verminderen van de frequentie

en ernst van herval;

Seagram (1997): Oplossingsgerichte therapie met jonge plegers van herhaalde geweld-

dadige feiten is effectief in het verbeteren van attitudes en gedrag en in het verminderen

van antisociaal denken en gedrag;

Wilson & Yates (2009): Effectieve therapeutische eigenschappen en gedragingen, zoals

medeleven, betrokkenheid en het gebruik van een positieve benadering zijn essentieel

voor de behandeleffectiviteit van delinquenten, daar zij voor een groot deel de variaties

in behandeluitkomst bepalen;

Milner & Myers (2007): Drop-out komt minder voor bij oplossingsgerichte interventies

en de resultaten blijven langer wanneer de oplossingen getransfereerd worden naar an-

dere problemen.

Lee, Sebold & Uken (2003): Oplossingsgerichte behandelingen hebben een significant ef-

fect bij plegers van partnergeweld.

Taft, Murphy, Musser & Remington (2004): Oplossingsgerichte interventies behoren tot

de ‘best practices’ van groepsbehandelingen van plegers van partnergeweld.

Page 32: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 31

31

Conclusie

Op het eerste zicht staan de kernelementen van de forensische psychologie lijnrecht tegenover

de principes van het oplossingsgerichte therapiemodel. Toch biedt een oplossingsgerichte bena-

dering van een forensische context - en de cliënten daarbinnen - een belangrijke meerwaarde,

mogelijks net door de extreme verschillen.

Bij dilemmasituaties of (ogenschijnlijke) tegenstellingen kunnen telkens verschillende mogelijke

oplossingen gevonden worden: een compromis, een aanvulling, een keuze, een én-én situatie, …

Voor de tegenstellingen tussen de hierboven beschreven forensische thema’s en het oplossings-

gerichte model kunnen dan ook telkens oplossingen bedacht worden. Hieronder vatten we nog

eens per thema samen wat mogelijke oplossingen kunnen zijn. In de geest van het Brugs model

formuleerden we telkens verschillende mogelijkheden, zodat er telkens ook keuze mogelijk is.

Diagnostisch deskundigenonderzoek en risicotaxatie vormt de kerntaak van veel forensisch

werkers. Vanuit oplossingsgerichte hoek wordt er daarentegen vooral gefocust op therapeutisch

werk en wordt diagnostiek soms zelfs als contraproductief voor therapie gezien. Een mogelijke

compromis kan gevonden worden door het Brugs stroomschema te gebruiken in plaats van of

als vorm van diagnostiek; negatieve verklarende hypothesen te hervertalen in werkbare nuttige

hypothesen; te bekijken hoe de cliënt ondanks of naast een bepaald symptoom of beperking kan

functioneren; een oplossingsgerichte assessment uit te voeren, gebaseerd op uitzonderingen,

gewenste toekomst en veiligheid voor alle betrokkenen; je taak als therapeut of begeleider dui-

delijk en zuiver te houden.

Psychopathie is de meest gehanteerde, maar ook meest beperkende diagnostische term binnen

de forensische wereld. Er wordt van uitgegaan dat de meeste therapeutische benaderingen en

interventies niet succesvol zijn bij psychopaten, en zelfs zware risico’s inhouden. Vanuit een

oplossingsgerichte visie kunnen er veel vragen gesteld worden bij het nut van deze diagnose.

Algemener beseft men ook steeds meer dat de meeste psychopaten vroeg of laat terug de stap

naar de maatschappij zetten, en dat het daarom belangrijk is om een effectieve therapie voor

deze groep te vinden. Een oplossingsgerichte benadering kan hier mogelijks een antwoord op

geven, door een deel van de problematiek als beperking te beschouwen en enerzijds te aanvaar-

den dat hier geen verandering in mogelijk is en anderzijds te zoeken naar factoren naast die be-

perking waar wel mogelijkheden liggen (bv. het behandelingsmodel van Wong & Hare, 2005).

Het doel van forensische behandelingen wordt bijna altijd geformuleerd in termen van herval-

preventie of risicovermindering, of recenter van herstel van de schade. Dit staat tegenover het

oplossingsgerichte uitgangspunt dat je vertrekt vanuit de doelstellingen van de cliënt, en dat

keuzevrijheid in betekenisgeving en handelen het werkzame ingrediënt van therapie is. Een eer-

ste stap in de richting van een compromis bestaat uit het hervertalen van risico’s in mogelijkhe-

den of kansen, van gevaar in veiligheid, van vermijdingsdoelen in toenaderingsdoelen. Het Good

Lives model is hier een voorbeeld van. Daarnaast is het belangrijk om de verantwoordelijkheid

te leggen waar ze thuishoort (de pleger is verantwoordelijk voor zijn gedrag, de therapeut voor

het scheppen van een therapeutische context waarin verandering mogelijk wordt) en om een

ethisch criterium in het achterhoofd te houden bij het bepalen van de doelstellingen van thera-

pie.

Veel begeleidingen in een forensische context gebeuren onder één of andere vorm van dwang.

Veel forensische behandelingen starten daarom met een ‘motivatieverhogende fase’. Dit staat

Page 33: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 32

32

opnieuw tegenover het oplossingsgerichte uitgangspunt dat je vertrekt vanuit de doelstellingen

van de cliënt, dat keuzevrijheid in betekenisgeving en handelen het werkzame middel in thera-

pie is en dat zelfbeschikking en coöperatie twee noodzakelijke voorwaarden zijn voor een goede

therapie. Ook hier kan het Brugse stroomschema een uitkomst in bieden. Hoewel er binnen de

forensische begeleidingen ook veel variatie is in mandaat en soort relatie, starten er veel in een

vrijblijvende relatie. Taak van de therapeut is dan de context scheppen waarin de cliënt tot een

hulpvraag kan komen. Bijkomend voordeel is een nuttige verbreding of hervertaling van de con-

cepten ‘dwang’ en ‘motivatie’.

Een forensische context is per definitie probleemgericht, bestraffend, traag, lineair en gericht op

het verleden. Daardoor is er nauwelijks of geen ruimte voor de andere identiteiten van een mens

(naast het ‘pleger’ zijn), de drijfveren van de cliënt, het tempo van de cliënt, het feit dat een mens

in interactie met zijn contexten functioneert en het feit dat mensen onvermijdelijk veranderen

en eigen oplossingen vinden voor hun problemen. Het oplossingsgerichte model biedt heel wat

technieken die zelfs of net in dergelijke context zelfbeschikking, coöperatie en hoop induceren:

toekomstgerichte interventies, uitzonderingen zoeken, kleine signalen oppikken dat iets in de

goede richting gaat, hervertalen en normaliseren, praten over de positieve toekomst, schaalvra-

gen, het zoeken naar een passende doelstelling als onderdeel van de therapie, circulaire vragen,

hoe-vragen, …

Een gevangenis is dé forensische context bij uitstek waarin negativiteit, bestraffing, beknotting,

bekritisering, destructie, repressie… overheerst. Een gevangenis is in wezen probleemgericht en

zelfs probleemgenererend of pathogeen, door het gebrek aan keuzevrijheid, detentieschade,

prisonisatie en het gebrek aan waardering en stimulatie. Verschillende paradoxale factoren bin-

nen het gevangenissysteem zorgen er bovendien voor dat gedetineerden vaak vast komen te

zitten in een pathologische dubbele binding. Een kortdurende, positieve, constructieve, creatie-

ve, hoopvolle en toekomstgerichte oplossingsgerichte behandeling aanbieden binnen dergelijke

context lijkt op het eerste zicht zo niet onmogelijk, dan toch zeker ontzettend moeilijk. Toch to-

nen verschillende internationale praktijkvoorbeelden aan dat het kan, en effectonderzoek toont

aan dat het bovendien ook goed werkt. Het oplossingsgerichte model kan zowel voor de cliënt

als voor de therapeut zelfs als gezonde ‘buffer’ dienen in een negatief systeem. We zochten een

aantal specifieke ‘oplossingsgerichte gevangenisstrategieën en -interventies’, waarbij de alge-

mene oplossingsgerichte technieken aangepast werden aan de gevangeniscontext: werken met

therapeutische bindingen; de beknottende factoren in een gevangeniscontext beschouwen als

een tijdelijke beperking en van daaruit verder werken; voorzichtig toekomstgericht werken;

hoop en positiviteit inbrengen; keuzes in betekenisgeving en/of handelen introduceren of ver-

breden; en systemisch werken vanuit een circulaire logica.

Een mooie oplossing voor een dilemma of tegenstelling bestaat uit een integratie van de sterke

kanten van beide polen. De werking van vzw touché probeert dit toe te passen en bewijst dat

oplossingsgericht werken in een forensische context mogelijk is en zijn vruchten afwerpt.

In dit werk werden zes forensische thema’s op een oplossingsgerichte manier uitgewerkt. Naast

deze zes zijn er zeker nog andere interessante thema’s die het onderzoeken waard zijn. We den-

ken hierbij bv. aan de situatie van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, de internering, de func-

tieprofielen van het gevangenispersoneel, etc.

Page 34: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 33

33

Bibliografie American Academy of Psychiatry and the Law. Ethics guidelines for the practice of forensic psy-chiatry. http://www.aapl.org/ethics.htm - 12/03/2009 Ausloos, G. (2009). Workshop. Korzybski Instituut Brugge. Baeijaert, L. & Stellamans, A. (2009). Vergroot de veerkracht in jezelf en je team. LannooCampus. Bakker, J.M. & Bannink, F.P. (2008). Oplossingsgerichte therapie in de psychiatrische praktijk. Tijdschrift voor psychiatrie, 50, 1, 55-59. Breda, A. & Van Eyndt, H. (2007). Wandelen in mijn hoofd. Oplossingsgerichte hypnotherapie. Antwerpen – Apeldoorn, Garant. Brief Therapy Institute of Sidney. About brief therapy. http://www.brieftherapysydney.com.au/btis/aboutbrief.html - 17/07/2010 Claus, H. (2009). www.vzwtouche.be/reacties.html. Deblaere, V. (2009). www.vzwtouche.be/reacties.html. De Jong, P. & Kim Berg, I. (2001). De kracht van oplossingen. Handwijzer voor oplossingsgerichte gesprekstherapie. Harcourt, Amsterdam. De Klerk, A. (1971). Achtergronden van de ‘double bind’; moeilijkheden en mogelijkheden van systematisch onderzoek naar gezinsinteractie. Tijdschrift voor psychiatrie, 13(1971)1, 90-107. De Ruiter, C. (2009). Lezing op 29 januari 2009 ter gelegenheid van de nieuwjaarsreceptie van Stichting Door te Vlissingen. Furman, B. (2010). Workshop. Korzybski Instituut Brugge. Hollin, C.R. & Palmer, E.J. (2003). Level of Service Inventory-Revised profiles of violent and non-violent prisoners. Journal of interpersonal violence, 18. Huggins, C.E. (2001). Rejection by peers may lead to violent behavior. Journal of Personality and Social Psychologie, 2001; 201: 1058-1069. Huys, W., Frans, E. & Antonissen, N.M. (2009). Therapie in beweging. Jaarverslag Universitair Forensisch Centrum 2009. Behandeling van plegers van seksueel geweld. Isebaert, L. (2006). De theorie van gewoontes bij chronische patiënten of seriële hervallers. Workshop. Korybski Instituut Brugge. Isebaert, L. (2007). Oplossingsgeriche cognitieve therapie. Utrecht, De Tijdstroom. Kropp, P.R. & Hart, S.D. (2004). The Development of the Brief Spousal Assault Form for the Eval-uation of Risk (B-SAFER): A Tool for Criminal Justice Professionals. Department of Justice, Cana-da. Lee, M.Y., Sebold, J. & Uken, A. (2003). Solution-focused treatment of domestic violence offend-ers. New York, Oxford University Press

Page 35: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 34

34

Le fevere de Ten Hove, M. (2000). Korte therapie. Handleiding bij het ‘Brugse model’ voor psy-chotherapie met een toepassing op kinderen en jongeren. Antwerpen / Apeldoorn, Garant. Le fevere de Ten Hove, M. (2005). Introductie op het Brugs model: Uitgangspunten. Workshop. Korybski Instituut Brugge. Lindforss, L. & Magnusson, D. (1997). Solution-focused therapy in prison. Contemporary Family Therapy: An International Journal, 19, 89-1-3. Mann, R.E., Webster, S.D., Schofield, C. & Marshall, W.L. (2004). Approach versus avoidance goals in relapse prevention with sexual offenders. Sex Abuse, A journal of Research and Treatment, 2004, 16, 65-75. Marshall, W.L., Ward, T., Mann, R.E., Moulden, H., Fernandez, Y.M., Serran, G. & Marshall, L.E. (2005). Working positively with sexual offenders: maximizing the effectiveness of treatment. Journal of Interpersonal Violence, 20, 1096-1114. McKeel, A.J. (1996). A selected review of research of solution-focused brief therapy. Handbook of solution-focused brief therapy. Miller, S.D. & Duncan, B. (2010). www.talkingcure.com. Miller, W.R. & Rollnick, S. (2002). Motivational interviewing: preparing people for change. New York: Guilford Press. Milner, J. & Myers, S. (2007). Working with violence. Policies and practices in risk assessment and management. Palgrave Macmillan. Nagtegaal, M. H. (2008). Aggression: Its association with dysfunctional thought control processes, cognition, and personality. Erasmus Universiteit Rotterdam. Faculteit der Sociale We-tenschappen. Piron, P. (2009). www.vzwtouche.be/reacties.html. Polaschek, D.L.L., Wilson, N.J., Townsend, M.R. & Daly, L.R. (2005). Cognitive-behavioral rehabili-tation for high-risk violent offenders. Journal of interpersonal violence, Vol. 20, 12. Pomp, E. (2009). Het Good Lives Model. Een literatuurstudie. Expertisecentrum Forensische Psychiatrie. Seagram, B.C. (1997). The efficacy of solution-focused therapy with young offenders. Unpub-lished doctoral dissertation, York University, New York, Ontario. Taft, C.T., Murphy, C.M., Musser, P.H. & Remington, N.A. (2004). Personality, interpersonal and motivational predictors of the working alliance in group cognitive-behavioral therapy for part-ner violent men. Journal of Consulting and Clinical Psychology. Tavris, C. & Aronson, E. (2007). Mistakes were made but not by me. Why we justify foolish be-liefs, bad decisions, and hurtful acts. Harcourt, Inc. Tubex, H. & Janssen, P. (2004). Geweld in Belgische gevangenissen. Bevindingen van een veldon-derzoek. Metanoia, De dader in beeld, Geweld in de gevangenissen, 4de kwartaal.

Page 36: Oplossingsgericht werken binnen een forensische context:

Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 35

35

Vandaele, E. & Vanhoeck, K. (2007). Herstel vanuit de cel. Werkwoorden van daders. Handlei-ding werkboek. FOD Justitie. Van Dam, A., van Tilburg, C., Steenkist, P. & Buisman, M. (2009). Niet meer door het lint. Handlei-ding. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. Van Eijk, R. (2004). De dader als kwetsbare gevangene. Metanoia, De dader in beeld, Geweld in de gevangenissen, 4de kwartaal. Van Manen, T.G. (2002). Zelfcontrole: een sociaal-cognitief interventieprogramma voor kinderen met agressief en oppositioneel gedrag. Bohn Stafleu Van Loghum. Van Overmeiren, M. (2008). Psychopathie: Definitie, de invloed van de factor leeftijd en risico-taxatie. FOD Justitie. Vanthuyne, T., Tubex, H. & Van Camp, T. (2003). Ontwikkeling van relevante beleidsindicatoren inzake de kwaliteit en de effectiviteit van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden in de Vlaamse gevangenissen. De Vogel, V., De Ruiter, C., Bouman, Y., & de Vries Robbé, M. (2007). SAPROF. Richlijnen voor het beoordelen van beschermende factoren voor gewelddadig gedrag. Versie 1. Utrecht: Forum Edu-catief. Vzw touché. Voorstellingstekst. Niet gepubliceerde tekst. Walker, L. & Hayashi, L.A. (2007). Pono Kaulike: A Hawaii criminal court provides restorative justice practices for healing relationships. Federal Probation, a journal of correctional philoso-phy and practice, 71, 3. Walker, L. & Hayashi, L. (2009). Pono Kaulike: Reducing violence with restorative justice and solution-focused approaches. Federal Probation, a Journal of correctional philosophy and prac-tice, 73, 1. Walrath, C. (2001). Evaluation of an Inmate-Run Alternatives to Violence Project: The impact of Inmate-to-inmate Intervention. Journal of Interpersonal Violence, juli 2001, vol. 16. Ward, T. & Stewart, C. (2003). Criminogenic needs and human needs: A theoretical model. Psy-chology, Crime & Law, 2003, 9, 125-143. Ward, T., Mann, R.E. & Gannon, T.A. (2007). The good lives model of offender rehabilitation: clin-ical implications. Agression and Violent Behavior, 12, 87-107. Wilson, R.J. & Yates, P.M. (2009). Effective interventions and the Good Lives Model: Maximizing treatment gains for sexual offenders. Agression and Violent Behavior, 14, 157-161. Wong, S. & Hare, R.D. (2005). Guidelines for a Psychopathy Treatment Program. Toronto, ON: Multi-Health Systems.