Notiziario september 2011

19
Van de redactie –1– NOTIZIARIO september 2011 – nummer 3 Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di Utrecht Redactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der Glas E-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93 De redactie heeft gelukkig weer op volle sterkte aan deze editie van de Notiziario kunnen werken. En het resultaat is ernaar. Zo zijn wij met veel plezier en enthousi- asme ingegaan op de bijdrage van Martin Hietbrink die zich aan een vertaling van L’anguilla heeft gewaagd. Aan zoveel moed wilden wij niet voorbij gaan. De echte al- fa’s onder ons zullen hiervan snoepen. Maar ook gedragswetenschappers kunnen er hun hart aan ophalen. Deze editie van de Notiziario heeft een sterk literair gehalte en er worden veel boeken in besproken. Literatuur past natuurlijk ook goed bij de aard van onze vereniging en haar nieuwsbrief. Dat neemt niet weg dat wij onze lezers hierbij graag uitnodigen zelf ook artikelen aan te dragen of ons op het spoor te brengen van mogelijk interes- sante, liefst Italiaanstalige, schrijvers. Wij zijn erg blij met de Italiaanstalige bij- dragen van Ludmilla, Laura Schram, Bar- bara Summa en Francesca Sfondrini en het recept dat Elisabetta Cascino u deze keer in het Italiaans voorschotelt. Wie zich in dit recept verslikt (in de beschrijving be- doelen we) kan bij de redactie om een ver- taling vragen. Het leek ons een gepaste ‘uitdaging’ om het u in het Italiaans voor te zetten. De bijdragen van Minne de Boer, weer op drie fronten, en van Reinier Speelman maken deze editie tot een ware uitdaging. Wij wensen u veel leesplezier. ontwerp: blauwblauw-design | bno Inhoud Van de redactie 1 Van de voorzitter 2 Mededelingen: Activiteiten najaar 2011 2 Tentoonstellingen in Italië 3 Mauro Poma, Ton Kolsteeg en nog meer over spijzen en dranken 4 Ciska van der Glas Invecchiare a Verona (2): Nonnoweb e il pc facile 5 Laura Schram-Pighi Abruzzo nel cuore: notizie da L’Aquila: Case in cui ho dormito da giovane 6 Barbara Summa Montale’s ‘Aal’ aan de voet van Brodsky’s Kade der ongeneeslijken/Fondamenta degli incurabili 9 Martin Hietbrink Gedachten over De paling 12 Minne de Boer Giovanna Motta. Een moderne Nolthenius? 13 Reinier Speelman Ludmilla ha letto per voi: Tweemaal Nicola Lagioia 14 Monica Jansen Uit de geschiedenis van de giallo italiano (4): Arnoldo Mondadori en sterauteur Varaldo 16 Minne de Boer Lo sapevate che...(12): Avere la coda di paglia/Een staart van stro hebben 17 Elena Valbusa Apostrofo 36 17 Minne de Boer Che cosa bolle in pentola? Risotto allo zafferano 18 Elisabetta Cascino L’angolo della lingua (18): Vendesi – Affittasi 19 Francesca Sfondrini

description

De Notiziario is het verenigingsblad van Dante Alighieri Utrecht.

Transcript of Notiziario september 2011

Page 1: Notiziario september 2011

Van de redactie

– 1 –

N O T I Z I A R I Oseptember 2011 – nummer 3

Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di UtrechtRedactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der GlasE-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93

De redactie heeft gelukkig weer op vollesterkte aan deze editie van de Notiziariokunnen werken. En het resultaat is ernaar.Zo zijn wij met veel plezier en enthousi-asme ingegaan op de bijdrage van MartinHietbrink die zich aan een vertaling vanL’anguilla heeft gewaagd. Aan zoveel moedwilden wij niet voorbij gaan. De echte al-fa’s onder ons zullen hiervan snoepen.Maar ook gedragswetenschappers kunnener hun hart aan ophalen.Deze editie van de Notiziario heeft een sterkliterair gehalte en er worden veel boeken inbesproken. Literatuur past natuurlijk ookgoed bij de aard van onze vereniging enhaar nieuwsbrief. Dat neemt niet weg datwij onze lezers hierbij graag uitnodigen

zelf ook artikelen aan te dragen of ons ophet spoor te brengen van mogelijk interes-sante, liefst Italiaanstalige, schrijvers.Wij zijn erg blij met de Italiaanstalige bij-dragen van Ludmilla, Laura Schram, Bar-bara Summa en Francesca Sfondrini en hetrecept dat Elisabetta Cascino u deze keerin het Italiaans voorschotelt. Wie zich indit recept verslikt (in de beschrijving be-doelen we) kan bij de redactie om een ver-taling vragen. Het leek ons een gepaste‘uitdaging’ om het u in het Italiaans voorte zetten.De bijdragen van Minne de Boer, weer opdrie fronten, en van Reinier Speelmanmaken deze editie tot een ware uitdaging.Wij wensen u veel leesplezier. �

ontwerp:blauw

blauw-design

|bno

InhoudVan de redactie 1

Van de voorzitter 2

Mededelingen: Activiteiten najaar 2011 2

Tentoonstellingen in Italië 3

Mauro Poma, Ton Kolsteeg en nog meerover spijzen en dranken 4

Ciska van der Glas

Invecchiare a Verona (2): Nonnoweb e ilpc facile 5

Laura Schram-Pighi

Abruzzo nel cuore: notizie da L’Aquila:Case in cui ho dormito da giovane 6

Barbara Summa

Montale’s ‘Aal’ aan de voet van Brodsky’sKade der ongeneeslijken/Fondamentadegli incurabili 9

Martin Hietbrink

Gedachten over De paling 12Minne de Boer

Giovanna Motta. Een moderneNolthenius? 13

Reinier Speelman

Ludmilla ha letto per voi: TweemaalNicola Lagioia 14

Monica Jansen

Uit de geschiedenis van de giallo italiano(4): Arnoldo Mondadori en sterauteurVaraldo 16

Minne de Boer

Lo sapevate che...(12): Avere la coda dipaglia/Een staart van stro hebben 17

Elena Valbusa

Apostrofo 36 17Minne de Boer

Che cosa bolle in pentola? Risotto allozafferano 18

Elisabetta Cascino

L’angolo della lingua (18): Vendesi –Affittasi 19

Francesca Sfondrini

Page 2: Notiziario september 2011

– 2 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

MededelingenActiviteiten najaar 2011

Giotto en de Scrovegni-kapel inPadovaEen lezing door drs. Willy Atema

Vrijdag 28 oktober 2011, 20:15 uurJames Boswell Instituut, Campusplein 7,University College, UtrechtLeden: gratis, niet-leden: € 5,–Aanmelden via [email protected]

Giotto (1266/67-1337) en Dante (1265-1321) zijn tijdgenoten. Beiden waren zebetrokken bij de familie Scrovegni. Dantehad, in de Goddelijke Komedie, vader Ri-ginaldo verbannen naar de zevende cirkelvan de hel. De familie stond niet op bestevoet met de kerk, zodat zijn zoon Enricoin 1300 besloot een kapel te bouwen, inde hoop daarmee alsnog een voorspoe-dige hemelgang te bewerkstelligen. Dekapel wordt (uiteraard) Scrovegni-kapelgenoemd, maar ook wel Arena-kapelomdat op die plek oorspronkelijk een Ro-meins amfitheater stond. In de periode1302 – 1305 voorziet Giotto de kapel vaneen frescocyclus met thema’s uit hetleven van Joachim en Anna, hun dochterMaria en haar zoon Jezus. De cyclus inPadua wordt beschouwd als een belang-rijke mijlpaal in de ontwikkeling van dewestelijke schilderkunst: de overgang vande gotiek naar een meer natuurlijke stijldie in de Renaissance zijn voltooiing zalvinden. De Scrovegni-kapel is bij uitstekde plaats om het werk van Giotto te be-studeren: hoewel hij de cyclus vroeg in

Het is half september. Dat betekent dat inNederland de scholen en universiteiten al-weer in vol bedrijf zijn. De studenten in Ita-lië moeten nog even wachten. En hetcursusseizoen van onze eigen Dante begintnu. Jose van Houcke, onze – nog netnieuwe en in ieder geval bruisende – coör-dinator lezingen en cultuurcursussen,heeft voor het komende jaar een zeer aan-trekkelijk programma op stapel staan. Uleest er meer over in deze Notiziario.

Ook onze taalcursussen gaan deze wekenweer van start. Ze zullen ’s avonds plaats-vinden op de vertrouwde plek in het Stede-

lijk Gymnasium, terwijl de dagcursussenop het Boswell Instituut van de universiteitgegeven zullen worden. Met dit taleninsti-tuut willen wij vanaf dit seizoen de bandenverder aanhalen, om met name de inmid-dels loodzware druk van de organisatie vantrainingen, met alle arbeidsrechtelijke enfiscale angels en voetklemmen die daarbijhoren, te verlichten. Het idee is dat hetBoswell zich bezig gaat houden met de or-ganisatie, waardoor het bestuur van Dantezich meer op de inhoud kan gaan richten.

Dit alles doen we zeker ook vanuit de ge-dachte dat de Dante weer meer een echte

vereniging moet worden: de leden treffenelkaar tijdens de cursussen en lezingen,maar kunnen daarnaast, zoals vorig jaar,ook eens samen een hapje eten en eenglaasje drinken. En hoewel ik geloof datwe daar al aardig mee bezig zijn, kan hetnatuurlijk nog steeds beter.

Kortom, ik wens u veel plezier bij het vir-tueel doorbladeren van deze Notiziario; inde volgende aflevering vindt u nieuws overnog meer activiteiten in dit verenigings-jaar. �

Jeroen Torenbeek

Van de voorzitter

zijn carrière schilderde toont hij er al zijnvolwassen talent. Giotto’s fresco’s latenmonumentale menselijke figuren zien, le-vendig en vol emoties, tegen een land-schappelijke achter- grond of indriedimensionale architectonische ruim-ten.

Willy Atema is cultuurhistorica en geefto.a. binnen het kader van haar eigenkunsthistorisch bureau ‘Kunst en Kunde’presentaties over alle mogelijke onderwer-pen en/of thema’s binnen de kunst- en cul-tuurgeschiedenis. Eerder dit jaar hield zijbij Dante Utrecht een succesvolle lezingover Piero della Francesca. Het motto vanhaar bureau luidt: ‘De kunsthistorie is erniet om uw opvattingen over kunst te be-vestigen, maar om uw opvattingen en visieop de visuele wereld te verruimen’. Als umeer over haar wilt weten kijkt u dan ophaar website: www.kunstenkunde.nl

Trio Musicale PavoneEen Italiaans concert

Vrijdag 11 november 2011, 20:15 uurJames Boswell Instituut, Campusplein 7,University College, UtrechtLeden: gratis, niet-leden: € 5,–Aanmelden via [email protected]

Het Italiaanse Trio Musicale Pavone scho-telt ons een aantal zeer bekende klassiekemuziekstukken voor. Enkele stukken be-staan uit zang met pianobegeleiding, an-dere stukken zijn geschreven voor piano enfluit. Het repertoire is een mix van bekendeItaliaanse operastukken en klassieke Na-politaanse stukken.

PROGRAMMADe Curtis – Torna a SurrientoW.A. Mozart – Piccola serenata notturnaG. Verdi – da Rigoletto: La donna è mobileG. Donizetti – Sonata per flauto epianoforteAAVV – U surdatu ’nammuratu

intervallo

G. Puccini – da Tosca: E lucean le stelleC. Saint-Saens – Il cignoG. Verdi – da La Traviata: Libiamo libiamoJ. Massenet – Meditation dall’opera ThaisA. Lara. GranadaG. Rossini – TarantellaF. Denza – Funiculi funicula

Cultuur-bestuurslid José van Houcke heeftnog meer ijzers in het vuur, maar die staannog niet vast. Houdt de website, www.dan-teutrecht.nl, in de gaten voor nadere mede-delingen! �

Page 3: Notiziario september 2011

In Rovereto, tot 8 jan. 2012.Gino Severini, 1883 – 1966.mart, corso Bettini 43,tel. 800 – 39 77 60 | 0464 – 43 88 87

In Tivoli, tot 6 nov.Capolavori nella villa dell’imperatore.‘Incontro tra arte contemporanea e arteantica’.Antiquarium del Canopo di Villa Adriana,tel. 06 – 39 96 79 00

In/bij Turijn, Venaria Reale, tot 11 dec.Moda in Italia. Viaggio nello stile italiano dal1861 a oggi. ‘Dal gusto della reginaMargherita e di Gabriele d’Annunzio aglisperimenti del futurismo, dalle dive delcinema ai grandi stilisti contemporanei’.Reggia, scuderie juvarriane,tel. 011 – 499 23 33

In Trento, tot 13 nov. (en daarna inMünchen, van 15 dec. tot 27 mei 2012),Le grandi vie della civiltà. ‘Relazioni escambi fra il Mediterraneo e il CentroEuropa dalla preistoria alla Romanità.’Castello del Buonconsiglio,Via Bernardo Clesio, 5,tel. 0461 – 23 37 70

– 3 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Tentoonstellingen in ItaliëKleine greep uit het aanbod

In Bologna, tot 30 okt.Luciano de Vita, allievo di Giorgio Morandi.Opere 1950 – 1965.Fondazione del Monte,tel. 051 – 617 33 05

In Florence, tot 22 jan. 2012,Denaro e bellezza: i banchieri, Botticelli e il rogodella vanità.Palazzo Strozzi, piazza Strozzi,tel. 055 – 264 51 55

In Parma, tot 15 jan. 2012Giorgio Morandi e Josef Sudek.Palazzo del Governatore,piazza Garibaldi,tel. 0521 – 21 89 29

In Rome, tot 15 okt.Caravaggio, La Cappella Contarelli.Palazzo Venezia, ex-refettorio,Via del Plebiscito 118,tel. 06 – 69 99 43 19

Ook in Rome, tot 6 nov.Acquedotti Romani. Suggestief thema,belicht door 30 kunstenaars, onder wiearchitecten, beeldend kunstenaars,dichters en fotografen.Centro commerciale Cinecittadue, vialePalmiro Togliatti 2,tel. 06 – 722 09 10

In Udine, tot 4 dec.Il giovane Tiepolo, 33 grandi tele e disegni dacollezioni pubbliche e private.Castello di Udine, Galleria di arte antica,via Daniele Manin,tel. 0432 – 414 71 78

In Venetië, tot 30 okt.Pier Paolo Calzolari, 25 opere, realizzate tra il1968 e oggi, tra cui la scultura Strutturaghiacciante tra le acque del Canal Grande.Galleria interanzionale d’arte modernaCa’Pesaro,Santa Croce 2076,tel. 848 – 08 20 00 | 041 – 42 73 08 92

(Met dank aan qui Touring, maandblad vanTouring Club Italiano)

Page 4: Notiziario september 2011

‘Il cibo è la cosa più rappresentativa del-l’identità nazionale italiana, quello cheunisce il nord e il sud’. Aldus Mauro Poma,van geboorte Romein, maar al jaren wo-nend en werkend in Utrecht, op 6 mei inhet James Boswell Instituut. Een van de ty-pische producten van de streek rond zijngeboortestad is porchetta, in het bijzondervan het plaatsje Ariccia in de Colli Laziali.Zoals het woord porchetta al doet vermoe-den gaat het om varkensvlees en wel aanhet spit gebraden. Het bezit van een varken− symbool van vruchtbaarheid −betekent welstand. Niets van hetdier wordt zomaar weggegooid,alles is bruikbaar − een opmer-king die ik een paar maandenlater herhaald zie in een artikelvan Bas Mesters in NRC Handels-blad (20-8-2011), waar hij een an-dere Romein aanhaalt. Dieoverigens op een ander dierdoelde: een kip.Als echt Romeinse gerechtennoemt Mauro Poma verder het be-kende saltimbocca alla romana, car-ciofi alla Giudia en filetti di baccalà(zijn tip: proef die van Piazza S.Barbara 88, vlak bij Campo de’Fiori). Gemeenschappelijk ingrediënt vande oorspronkelijke Romeinse keuken isvolgens hem eenvoud − maar wordt datook niet van de Toscaanse keuken gezegd?Echt Romeinse dolci zijn de maritozzi, eensoort brioches met room erin die op deeerste vrijdag van maart door verliefde jon-gelingen aan hun fidanzata worden geof-

freerd, en bignè di San Giuseppe, een soort(kleine) oliebollen die traditiegetrouw op19 maart worden gebakken en gegeten.Voor een niet te overtreffen grattachecca (eensoort granita) stuurt Mauro Poma de Ro-mebezoeker die bereid is om geduldig zijnbeurt af te wachten naar ‘La sora Maria’ inVia Trionfale (hoek Via Telesio).Ten slotte een niet typisch Romeinse tip:tagliatelle maakt Mauro Poma thuis zónderspeciale macchinetta − meel, ei, olie en even-tueel een beetje water als ingrediënten en

een mes om van het deeg de vereiste repente snijden zijn genoeg. Prettig te horenwanneer tagliatelle je favoriete pastasoortzijn!Bij de maaltijd hoort sinds mensenheuge-nis het nuttigen van wijn, althans in eenland als Italië.Wijnexpert Ton Kolsteeg, die het woord

van Mauro Poma overnam, vertelde dat Ita-lië 20 wijngewesten kent, met het gewestSicilië tegenwoordig als grootste produ-cent, gevolgd door Puglia en de Veneto. DéItaliaanse druivenrassen zijn San Giovese,Nebbiolo en Trebbiano. Veel Italiaansewijnboeren telen tegenwoordig ook an-dere, niet-Italiaanse rassen. De wijn diedaarvan wordt gemaakt mag in Italië alleenvino da tavola heten. Voor de kwalificatiesindicazione geografica controllata, denominazi-one di origine controllata en denominazione di

origine controllata e garantita komenalleen wijnen van Italiaanse drui-venrassen in aanmerking. Dewerkwijze van de Italiaanse wijn-boeren is de afgelopen decenniaspectaculair veranderd. De voor-schriften waaraan zij zich tegen-woordig moeten houden zijnonder meer in het kader van ‘Eu-ropa’ verveelvoudigd.Het spreekt vanzelf dat een aantalflessen werd ontkurkt, waarvanenkele afkomstig uit de keldervan onze voorzitter. En opmerke-lijke verschillen werden geproefd.

Een plezierige, onderhoudendevoorjaarsavond gewijd aan specifiek Ro-meinse resp. Italiaanse spijzen en dran-ken, waarvoor onze welgemeende dankuitgaat naar gastsprekers Mauro Poma enTon Kolsteeg.

Ciska van der Glas

– 4 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Mauro Poma, Ton Kolsteegen nog meer over spijzen en dranken

Een tip naar aanleiding van het al genoemde artikel van BasMesters: Sinds acht jaar is in Italië de kleine non-profitorga-nisatie Homefood actief. Het is een initiatief van de Bolognesehoogleraar sociologie Egeria di Nallo, die daarmee het cultu-reel erfgoed van de Italiaanse keuken wilde beschermen. In deItaliaanse restaurants worden volgens haar de oorspronke-lijke, traditionele gerechten steeds vaker aangepast aan dewensen van de toeristen. Via de website www.homefood.it kun-nen mensen zich aanmelden voor een maaltijd bij Italianenthuis. De opzet is, niet alleen de gerechten zelf maar ook desfeer rond de maaltijd te laten proeven: een maaltijd is niet al-leen maar hap, slik, weg. De thuiskoks worden uitvoerig getestvoordat zij gasten gaan ontvangen. Een (tijdelijk) lidmaat-schap van Homefood kost € 3,50, een maaltijd kost gemid-deld € 40,– per persoon. Kooktips van de kok zijn inbegrepen.

Page 5: Notiziario september 2011

Che il volontariato sia oramai un feno-meno di massa nella società italiana è do-cumentato dalle statistiche raccolte dal Csv(Centro servizio per il volontariato) chesolo a Verona coordina 453 associazioniiscritte al registro regionale, senza contarele decine di attività simili non ufficializzatepresso la sede centrale a Venezia.Questa realtà comporta la necessità di unaspecifica preparazione per chi si dedica se-riamente al volontariato. ‘Il bene va fattobene’ è il motto infatti del Centro perché ilvolontariato non deve essere solo un gestodi solidarietà, per quanto prezioso, ma unvalore sociale.Una giornalista come Giorgia Cozzolinoche segue da vicino il fenomeno con arti-coli informatissimi sul giornale localeL’Arena riporta dati e cifre a dir poco im-pressionanti su tutta una realtà che investeampiamente anche l’economia e il lavoroe si estende ad ogni forma di invalidità siadei giovani come degli anziani.Ma restando anche solo nel mondo deinonni sappiamo che ‘nel territorio comu-nale di Verona il 34% dei cittadini ha unaetà superiore ai 55 anni e il 22% superioreai 64 anni con un indice di vecchiaia pari a169. Ciò significa che ogni 100 giovani aldi sotto dei 15 anni vi sono 169 personeoltre i 65 anni’.

Prendo queste statistiche dallo studio ac-curato di un amico, il Dott. Marco Mariotti,antico alto funzionario di banca, che ora èl’anima di un progetto nel quadro delle at-tività della Pro Senectute, che si intitola‘nonno pc’. Progetto pluriennale che inuna cittadina alle porte di Verona, Parona,ha il suo centro intitolato ‘Nonnoweb il PCfacile’ sotto la guida di un altro turbo-nonno, un antico ingegnere veronese,Giorgio Favalli, con una trentina d’anni diprofessione negli Stati Uniti, nel suo pas-sato.Questi due potenti ‘motori’ hanno creatouna serie di centri analoghi che si estendeanche fuori della provincia di Verona, inEmilia Romagna per esempio, appoggian-dosi da un lato alla rete dei club Lions edall’altro giovandosi del sostegno degli as-sessorati delle Politiche sociali presentipresso i vari comuni delle regioni. E que-sto è un buon esempio di come il pubblicosi possa integrare col privato e di come fa-vorendo l’approccio degli anziani alla in-formatica si faciliti il superamento di quelrifiuto delle tecnologie che è spesso e soloun fatto di timore, di psicologia.Senza contare che gli anziani disabili conl’apertura di sportelli Nonnoweb attra-verso gli strumenti informatici forniti dalriutilizzo di macchine ancora funzionanti,

possono accedere ai servizi della pubblicaamministrazione oltre che ad attività chepermettono loro di uscire dall’isolamento,che è spesso la vera malattia della vec-chiaia.Eccovi alcuni esempi di attività tese a far vi-vere la longevità in modo nuovo.Restando al campo tecnologico, sponso-rizzato in particolare dai Lions Club Inter-national del Triveneto, da sempre attivinegli interventi riguardanti la cecità, ha unbuon successo il Bastone Elettronico Lions(BEL. Sito: [email protected]) dotato di unPollicino, che è una scatoletta di 80grammi contenente dei circuiti elettronici,che, applicata al bastone bianco, permettedi rilevare degli ostacoli anche a distanzadi 3 metri.

Ma sono molto attesi anche i ‘Quattropassi al cinema’: nella sala di Palazzo DaLisca in centro città: ogni domenica po-meriggio si susseguono gratuitamentespettacoli cinematografici su particolari fi-loni tematici e non vi dico la felicità deinonni a rivedere film legati alla loro gio-ventù.Un’altra attività attesa e seguitissima è a li-vello cittadino la ‘Festa dei nonni’ che que-st’anno si terrà il 1-2-3 ottobre presso laGran Guardia in Piazza Bra. Le manifesta-zioni sono diverse ma la più ambita èquella di farsi fare il ritratto dagli studentidell’Accademia di Belle arti di Verona. Unatrentina di studenti, guidati dai loro do-centi, scelgono i loro modelli tra una foltaschiera di nonne fresche di parrucchiere, edi nonni magari con la cravatta, e il risul-tato giudicato e anche premiato comeprova di esame nei singoli corsi dell’acca-demia, porta oltre ad ottimi risultati arti-stici, ad un dialogo e ad una amicizia tramodello e pittore che a mio parere è il ri-sultato più significativo che si possa rag-giungere.Perché una delegazione di nonni olandesinon arriva a Verona in quei giorni? Po-trebbe essere che vi possiate portare a casaun ritratto fatto da un Picasso in erba,chissà… e sarebbe un buon esercizio di ita-liano oltretutto!

Laura Schram Pighi

– 5 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Invecchiare a Verona (2)Nonnoweb e il pc facile

Page 6: Notiziario september 2011

A maggio sono stata in Abruzzo per svuo-tare casa e aiutare mia madre a traslocare.A Ofena ho dormito come un sasso, poi hoaiutato mamma ad impacchettare le suecose. Quando abbiamo finito pioveva, sen-tivamo le gocce rimbalzare sulla tettoia delcortile. Allora sono andata a L’Aquila persentire cosa stava succedendo all’assem-blea cittadina, adesso che gli hanno resti-tuito il tendone in Piazza Duomo perriunirsi. Ogni volta che parcheggio allaVilla mi dimentico che adesso non si pagapiù il parcheggio. Le macchinette stannotutte al loro posto, ma non funzionano.Vorrei vedere il comune di Amsterdamquanto tempo ci metterebbe a fallire sed’improvviso non si pagasse più il par-cheggio in centro. Ne ho approfittato perfarmi un giretto a piedipiazza e ho vistoche Via dell’Arcivescovado era aperta e l’hoseguita. E poi ho visto che anche Via delleBone Novelle era aperta, e sono scesa.

Ora su Via delle Bone Novelle devo spie-gare una cosa. Ci sono passata infinitevolte, tutti i giorni perché dal mio secondoanno di università un gruppo di mie ami-che ci trovò casa. Era qui, al 17.

Da quella casa un pomeriggio io e un mioamico, che dovevamo rientrare prima percucinare, restammo chiusi fuori. Allora iogli feci da scaletta, lui mi salì sulla schienae entrò da questa finestra sulla strada chedietro le persiane accostate era stata la-sciata aperta apposta. E pare lo sia ancheadesso, ma chi chiedo se ci entrerei.

L’anno dopo le mie amiche presero l’ap-partamento a fianco, che non solo avevauna camera in più e comunque era fornitodi camere molto più spaziose, ma era per-sino munito di corridoio. Perché questecase aquilane antiche per studenti eranospesso tutta un’infilata di stanze una die-tro l’altra e la privacy te la raccomando.

[foto 6 en 7]

Il numero 13 e il numero 11 davano e dannoentrambi sul cortile di Palazzo Zuzi, cheadesso è completamente puntellato, sem-bra un bosco di pali, ma prima c’era il pub.E dietro l’angolo, in Via di Piscignola, ciabitavano già altri miei amici.

– 6 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Abruzzo nel cuore: notizie da L’Aquila

Case in cui ho dormito da giovane

Page 7: Notiziario september 2011

Qui il primo anno ci abitavano due mieiamici di kung-fu che erano venuti a farel’ISEF per diventare insegnanti di ginna-stica dell’ISEF. Il portoncino è semprequello, anche se l’attico adesso prende ilfresco dal tetto che non c’è più.

L’anno dopo conobbi anche un gruppo distudenti del Conservatorio che abitavanoqui, al 25, e anche lì abbiamo fatto alcunebelle feste, fino a che al termine di una diqueste, la mia saggia amica Caterina, cheaveva qualche annetto più di me, mi chieseperché li frequentassi, visto che erano tipidi tutta un’altra pasta. (E aveva tanta ra-gione. I musicisti hanno delle dinamichesociali tutte loro, che non sono le mie.)

[foto 12]

Se tante volte vi ci trovaste, e volete farvianche voi un giro per Via delle Buone No-velle, tenete presente che dovete cercarequesto cartello qui. A suo tempo ci passavocosì spesso, oltre che per via degli amici,anche perché era il percorso migliore perandare a mensa. Ma è inutile che cerchiatela mensa adesso, che stava sotto Casa delloStudente, quella che è venuta giù perché ipilastri erano di sabbia invece che di ce-mento.Insomma, con Caterina che era la miacompagna di casa e lavorava all’ospedale,la facemmo un sacco di volte quella via, e siparlava della vita, del mondo, degli uo-mini, delle sòle che detti uomini ti appiop-pano e signora mia che valle di lacrime.Fino a che lei disse: ‘Ma hai notato cheogni volta che passiamo per Via delle BoneNovelle qui è tutto un miserere?’E ci venne tanto da ridere che cambiammoargomento di conversazione per derive piùottimistiche, che si faceva prima che a ri-battezzarla Via delle Male Novelle. Perquanto adesso, la bona novella è ancoratutta da cercare....

Il secondo palazzo a destra qui di Via Cele-stino V invece è stato il mio primissimo in-dirizzo aquilano, affittavo una stanza conpianoforte antico e scordato in casa diMario Signora, all’ultimo piano abitavauna signorina Mucci di Castel del Monteche si scoprì compagna di gioventù di mianonna, nell’appartamentino a fianco sta-vano dei ragazzi che nel tempo divennerouno mio padre putativo, poi ci andò ad abi-tare mio cugino che l’anno prima stavaanche lui in Via delle Bone Novelle; poic’era Daniele, a volte, che era musicista equando non suonava altrove passava perL’Aquila, poi Fabrizio che si era innamo-rato di una ragazza del piano di sopra emollò ingegneria per restare a L’Aquila conlei, ed erano gli unici di questa casa che inqualche ritorno sporadico vedevo, perchéavevano dei negozi in cui a volte passavo asalutarli. Adesso non so dove siano.Insomma, ogni volta che torno a L’Aquilada un lato non cambia niente, dall’altrocon la velocità della deriva dei continenti,ogni tanto riaprono 50 centimetri di stradaalla volta. Con quali criteri non si sa, vistoche sono strade che lo scorso anno stavanoesattamente così come adesso e non è chesia cambiato nulla.

In compenso:Se vi serve uno zerbino quasi nuovo, anda-tevi a fare un giro che ce ne sono infiniti,dappertutto, anche nuovi.Ho scoperto un posto che mi dà l’idea chese dovessi trovarmi in panne a L’Aquila, ba-sterebbe essere muniti di sacco a pelo perandarci a dormire tranquilli e all’asciutto.Se fate il corso da sommelier e fate fatica adistinguere i famosi aromi di pietra o pol-vere, fatevi un giretto a L’Aquila che lo ca-pirete benissimo.In Via del Guastatore hanno aperto unapizzeria.Al bar Nurzia a Capopiazza comprate sem-pre dei torroni, anche se hanno pure miele,dolci, liquori alla genziana, salamini e altrecosette, che la vita è una valle di lacrime mamangiare consola.

Sono una vigliacca perché in pubblico mivergogno a fare foto alla città, ma quandomi sono imboscata nei vicoli in cui il si-lenzio era pesante come le pietre e la miavoce nel rispondere a una telefonata rim-bombava con l’eco non ho potuto fare ameno di cedere a questo mio personalis-simo pellegrinaggio.

– 7 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Page 8: Notiziario september 2011

Altre case in cui ho dormito potranno se-guire quando mi riaprono pure quei vicolilì.

Sono andata alla pizzeria Vesuvio con zioGiovannino e Titti − meno male che i pa-renti a L’Aquila ancora ce l’ho. Che per for-tuna gli aquilani sono testardi, come tutti imontanari e col cavolo che li schiodi. Tittiè la mia cuginetta che alcuni mesi dopo ilterremoto ha mollato il lavoro sicuro inbanca a Milano (tra le incomprensioni deifratelli, quello che sta a Milano e quello chestava a L’Aquila e voleva andarsene da lì)per tornare a L’Aquila a fare la volontariadella Croce Rossa. Mi diceva: ‘Loro non losanno che ho più bisogno io di loro cheloro di me’.A cena Titti ci aggiorna:‘Mio fratello mi ha mandato il bando delconcordo alla Banca d’ Italia, ancora nonsi rassegna a cercare di pilotare la mia car-riera’.

‘Tuo fratello non l’ha ancora capito che daqui non ti schioda nessuno’.‘Ecco, l’hai capito meglio tu che stai inOlanda’.Aquilani, che vi dicevo...

Però, quanto tempo puoi resistere e remarecontro con tutti i problemi pratici e finan-ziari che ognuno si deve risolvere da sé? Ela burocrazia che continua solo a dar maz-zate? E i soliti noti aquilani che pensanosoltanto alle piccole clientele e favori per-sonali invece di capire che una situazione

eccezionale ha bisogno di un respiroampio di progettazione e organizzazione?Per quanto tempo si può continuare a cre-dere che i singoli motivati possano farsi ca-rico di un’intera città e comunità darimettere su? Poi è chiaro che io faccio pre-sto a parlare, non sono io a starci inmezzo.

Barbara Summa

Van Barbara Summa is ook in Notiziario2009-4 al een artikel verschenen naar aan-leiding van de aardbeving die de stadL’Aquila trof. Zij is geboren in de Abruzzo,studeerde in L’Aquila en woont al vele jarenin Amsterdam. Zij schrijft en publiceert, issommelier, geeft cursussen over Italiaansewijnen en kookworkshops (met Italiaansegerechten, si capisce). Zie onder meerwww.mammamsterdam.blogspot.com.Zij organiseert ook korte themareizen naarde Abruzzo (zie hierna).

– 8 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Lungo le tracce dei pastori con Barbara SummaWeekend lungo tra L’Aquila e Sulmona, 20-23 ottobre 2011

Com’era L’Aquilano prima del terremotoe com’è adesso, si può leggere attraver-sando la Statale 17 da L’Aquila a Sulmona.In questo viaggio della memoria visite-remo i borghi, le chiese e i paesaggi dellatransumanza, parleremo con chi ci abita,gusteremo le specialità locali come lozafferano di Navelli, i ceci di Civitare-tenga, le lenticchie di Santo Stefano diSessanio, i prosciutti e le salsicce medie-vali di Paganica, le trote del Tirino e altroancora.Giovedì 20 è dedicato alla raccolta delleolive a Ofena con un picnic a base dei cibi

dei pastori: pane e savetreja, frittata alleerbe, vino locale ed altre specialità e unadegustazione di vini locali presso la Gen-tile Vini. Cena al ristorante del mulino diCapestrano con le specialità di trote e gam-beri di fiume.Venerdì costeggeremo la parte alta della Sta-tale 17 verso L’Aquila visitando Barisciano,Santo Stefano di Sessanio, Navelli e Castel-nuovo, passando per Paganica e arrivando aL’Aquila per una passeggiata e un aperitivoalla Cantina del Boss, locale storica e primoche ha riaperto dopo il terremoto.Sabato lezione di cucina al mattino con

pranzo e nel pomeriggio seguiremo in-vece il percorso lungo la valle dell’Aternolungo Fontecchio, Bominaco con lachiesa dell’Assunta e l’oratorio di San Pel-legrino e il suo calendario affrescato, pas-sando per Popoli e terminando aSulmona, la città natale del poeta latinoOvidio.Domenica si riparte da Pescara o daRoma con Ryan Air per Eindhoven o altredestinazioni.Informazioni: Barbara Summa, [email protected], 0647 – 25 41 44.

Page 9: Notiziario september 2011

Het is een vreemde gewaarwording: tij-dens het lezen de indruk krijgen dat eronder het oppervlak van de tekst een vismee zwemt. En zelfs een bepaald soort vis:een aal. Ik spreek over de Kade der ongenees-lijken van Joseph Brodsky, een bundelkorte, vaak zeer poëtische stukjes overdiens ervaringen in Venetië.Aan het begin wordt de aal terloops tersprake gebracht. Brodsky vertelt dat hij bijzijn eerste aankomst in die stad uit hettreinstation komend een indringendegeurervaring heeft bij het opsnuiven van degeur van het Canal Grande. Hij werd ‘over-rompeld door een gevoel van opperstgeluk, iets wat er voor mij altijd synoniemmee is geweest trof mijn neus: de geur vanbevriezend zeewier.’ [p.8]. En dan komthet: ‘de gehechtheid aan die geur moestongetwijfeld worden teruggevoerd op eenjeugd aan de Baltische Zee, thuishaven vande meanderende sirene uit het gedicht vanMontale’ [p.9].1 En de lezer moet dan maarweten dat de dichter hier Montale’s ge-dicht De aal (L’anguilla) op het oog heeft uitdiens bundel La Bufera e altro (1956), dat alsvolgt begint:

De aal, sireneDer koele zeeën, die vanuit het BaltischeVertrekt naar onze zeeën[…]

Brodsky heeft zijn Fondamenta geschrevenin opdracht van het ‘Consortio VeneziaNuova’, dat het in 1989 in een beperkte Ita-liaanse oplage heeft uitgegeven.2 Je zoudus kunnen denken dat Brodsky als gebaarnaar zijn opdrachtgevers zijn gewaar-deerde Italiaanse collega en Nobelprijs-winnaar ter sprake heeft willen brengen.Maar er is meer aan de hand. Vanaf hetbegin is het duidelijk dat Brodsky zich metdeze vis identificeert. Het is een trekvis die,althans in het gedicht van Montale, voorzijn levenscyclus vanuit het Baltische opweg gaat naar de Italiaanse wateren. In dewetenschap dat Brodsky zelf in 1972 doorde Russische autoriteiten is gedwongenzijn geboortestad, St. Petersburg, te verla-ten, is deze literaire aal ook een geschiktemetafoor voor Brodsky’s eigen levens-gang. Hij schrijft dan ook: ‘En wat de Bal-tische Zee betreft, je mocht inderdaad weleen aal zijn om er daar waar ik woonde aan

te ontsnappen.’[p. 9]. In zijn Kade der onge-neeslijken lijkt hij direct na zijn verbanningper trein te zijn vertrokken naar Venetië.Op gezette tijden duikt er een aal op in detekst, zoals in de prachtig vertaalde en zeerpoëtische passage van een nachtelijke gon-deltocht: ‘We dartelden en zigzagden alseen aal door de stille stad’ [p. 93]. Daarkomt dan nog bij dat de aal gepresenteerdwordt als een soort primus inter pares. Erkomt opvallend veel vis voor in de Fonda-menta. Ook het christendom wordt evengenoemd, symbolisch, en wel met devroeg-christelijke naam voor vis: ichthus.En Brodsky citeert ook met instemmingMontesquieu die van mening was dat er inVenetië eigenlijk alleen maar plaats is voorvissen.3 Wat is hier aan de hand?

Laten we voor het beantwoorden van dezevraag terugkeren naar het begin van de Fon-damenta. Brodsky zegt eerst dat zijn ge-hechtheid aan de geur van bevriezendzeewier ‘ongetwijfeld’ met zijn jeugd in St.Petersburg te maken heeft. Maar dat blijkttoch niet het hele verhaal te zijn. De eerst-volgende zin luidt: ‘Toch twijfelde ik daar-

aan.’ Om een paar regels verder te stellendat deze gehechtheid aan die geur eerdervoortkomt uit een ervaring die voorbijgaataan zijn persoonlijke geschiedenis, en weleens zou kunnen samenhangen met eenver evolutionair verleden. ‘Ik heb altijd alde indruk gehad dat de oorsprong van dezegehechtheid ergens anders lag, voorbij hetgenenpakket dat je meekrijgt – ergens in jehypothalamus, waar de indrukken liggenopgeslagen die de voorouderlijke chordatahebben opgedaan van hun natuurlijke om-geving’ [p. 9].Als Brodsky na aankomst in een vaporettoop weg gaat naar zijn pensione,heeft hijweer een ervaring die hij in verband brengtmet het feit dat hij behoort tot de biologi-sche stam van de gewervelde dieren, ofte-wel de chordata, waartoe ook de vissenworden gerekend. Varend over het watervan het Canal Grande is het hem alsof zijnhypothalamus zich herinnert wat je moetdoen om je evenwicht te bewaren: ‘Tja,misschien is het inderdaad wel de nawer-king van de oude trouwe chordata waar-door op het water de aandacht wordtgewekt’ [p. 15]. De ervaringen van de vis-sen met heftige golfbewegingen van hetwater zijn vastgelegd in de hypothalamusen in Brodsky’s verbeelding evolutionairovererfd door de mens.4

En dan is de cirkel rond. Afgezien van zijnpersoonlijke associaties met zijn Russi-sche jeugd is het dus ook dankzij zijn hy-pothalamus dat Brodsky zich de geur vanbevriezend zeewier kan herinneren, eengeur die feitelijk waarschijnlijk alleen maaronder water kan worden waargenomen, endan ook nog eens eerder in de BaltischeZee dan in de Laguna van Venetië. Het iseen specifieke zintuiglijke waarneming dieeen voorouderlijke vis ooit heeft opgedaan,bijvoorbeeld in de Baltische wateren, vooraltijd heeft vastgelegd in de hypothalamusen vervolgens evolutionair heeft doorgege-ven aan de andere soorten van gewervelden.Ook Montale’s Aal kan zich die geur herin-

– 9 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Montale’s ‘Aal’Aan de voet van Brodsky’s Kade der ongeneeslijken/Fondamenta degli incurabili

1 In de vertaling van Jacques Commandeur.

2 Vervolgens is daarvan in 1991 een herziene commerciële editie in het Italiaans uitgebracht, op basis waarvan in 1992 de

Engelse vertalingWatermark is gemaakt en de Nederlandse vertaling, van de hand van Jacques Commandeur. Daarbij wordt

vermeld dat Brodsky uitdrukkelijk heeft verzocht de vertaling van de oorspronkelijke titel aan te houden.

3 A Venise il ne devait y avoir que des poissons.

4 Een klein maar uiterst belangrijk orgaan dat bij de mens deel uitmaakt van het evolutionair gesproken oudste onderdeel

van de hersenen dat ook bij andere chordata zoals de vissen te vinden is.

Page 10: Notiziario september 2011

neren als hij na zijn lange tocht opduikt aande voet van de Kade der ongeneeslijken.Om duidelijk te maken hoe belangrijk laSerenissima voor hem is, haalt Brodsky al-lerlei dierbare herinneringen op uit zijnRussische tijd – foto’s van de huwelijksreisvan zijn grootmoeder naar Venetië, eenkleurenfoto van het San Marcoplein, eengondel die zijn vader ooit als souvenir voorhem heeft meegenomen, een bundel ver-tellingen over Venetië en vooral een ge-denkwaardige ontmoeting in Rusland vanzijn literaire vriendenkring met een ver-blindend mooie Venetiaanse, weliswaareen communiste, maar dat wordt haarzonder enige aarzeling vergeven! Als hijvoor de eerste keer aankomt, heeft hij hetzo geregeld dat hij door uitgerekend dezeItaliaanse schone wordt afgehaald en naarzijn pensione gebracht. In zijn voorstellingvan zaken was hij als het ware voorbe-stemd om naar die stad aan de Laguna tegaan waar hij ook begraven ligt. En de Aal?Die volgt als trekvis misschien wel de her-inneringen die opgeslagen liggen in zijnhypothalamus, en gaat op weg naar zijnpaaigronden, die Montale in de Italiaansewateren heeft gesitueerd waar ook de La-guna toe behoort.

Deze bespreking van een van de opval-lendste aspecten van de Kade der ongeneeslij-ken/Fondamenta degli incurabili besluit ik methet presenteren van een vertaling van Mon-tale’s gedicht, een vertaling die ik heb ge-

maakt na aandachtig kennis te hebben ge-nomen van de voor zover mij bekend eersteen enige eerder verschenen vertaling, vande hand van Frans van Dooren, uitgeko-men in De Revisor, jaargang 1975/6.Vertalingen zijn in mijn ogen vooral essaysin de beste betekenis van het woord, waar-bij een vertaler in alle bescheidenheid pro-beert het origineel te benaderen. Daarbijheb ik dankbaar gebruik gemaakt van depoging van Van Dooren en heb op basisdaarvan een aantal veranderingen doorge-voerd in de hoop dat andere vertalers zichgestimuleerd zullen voelen een nieuwe po-ging te wagen om het origineel nog beterte benaderen.Ik heb vooral aandacht geschonken aanhet ritme, zonder altijd tevreden te zijnover het resultaat. Vooral over zijn verta-ling van de beginregels was ik wat onge-lukkig:

L’anguilla

L’anguilla, la sirenadei mari freddi che lascia il Balticoper giungere ai nostri mari,[…]

De aal (in de vertaling Frans van Dooren)

De wijfjesaal, sireneDer koude wateren, die ’t Baltische verlaatOp weg naar onze zeeën,[…]

In Van Doorens vertaling wordt in de eer-ste regel gesproken van een ‘wijfjesaal’. Deachtergrond daarvan is misschien hetritme: ‘anguilla’ heeft drie lettergrepenwaarvan er in de Nederlandse vertalingmet ‘aal’ maar een enkele overblijft. (Eenvertaling met ‘paling’ is ook voor mij geenaantrekkelijke optie.) Maar Van Doorensvertaling ‘wijfjesaal’ is een interpretatievevertaling die afbreuk doet aan de seksueledubbelzinnigheid van de aal van het ge-dicht. Die dubbelzinnigheid speelt ook bijBrodsky een rol, afgaande op de reeds ge-noemde passage waarin hij verslag doetvan een nachtelijke gondeltocht. Daaringaan ze ‘als een aal door de stille stad’ ineen gondel die ‘voortbewogen door eenman en een vrouw, niet eens mannelijk’was [p. 94]. Het samenspel van de gondelen het donkere watervlak ‘was eigenlijkgeen erotiek der seksen maar van elemen-ten, een volmaakte verbintenis van huneven glanzend gelakte oppervlakten’[ibid.].Hierna mijn eigen vertaalvoorstel, met er-naast de oorspronkelijke Italiaanse teksten dáárnaast de vertaling van Frans vanDooren.

Martin Hietbrink

– 10 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Page 11: Notiziario september 2011

De aal

De aal, sirene

Der koele zeeën, die vanuit het Baltische

vertrekt naar onze zeeën,

naar onze estuaria, onze rivieren,

die tegen de stroom in terugkeert naar de diepte,

van de ene vertakking naar de andere en dan

van het ene ragfijne haarvat naar het andere,

steeds verder naar binnen, steeds dieper in het hart

van het rotsgebergte, modderbeekjes

infiltrerend, totdat op een dag

een lichtflits vanaf de kastanjes

haar lont ontsteekt in poelen van stilstaand water,

en in beken die zich hoog vanaf van de Apennijnen

omlaag storten naar Romagna;

aal, toortslicht, roede,

aardse liefdespijl

die alleen dankzij onze beken en opgedroogde

Pyreneeënstromen wordt teruggeleid

naar paradijselijke paringen;

groene ziel die zoekt naar leven daar

waar alleen droogte en verlatenheid heerst,

vonk die zegt dat

alles begint wanneer alles verkoold

lijkt, een dode knoestige tak;

korte regenboog van jouw iris, tweelingzuster

van die welke jouw oogwimpers omsluiten

en jou onaangetast doet schitteren

tussen mensenzonen, ondergedompeld

in jouw modder, kun jij haar

niet beschouwen als jouw zuster?

Martin Hietbrink

L’anguilla

L’anguilla, la sirena

dei mari freddi che lascia il Baltico

per giungere ai nostri mari,

ai nostri estuari, ai fiumi

che risale in profondo, sotto la piena avversa,

di ramo in ramo e poi

di capello in capello, assottigliati,

sempre più addentro, sempre più nel cuore

del macigno, filtrando

tra gorielli di melma finché un giorno

una luce scoccata dai castagni

ne accende il guizzo in pozze d’acquamorta,

nei fossi che declinano

dai balzi d’Appennino alla Romagna;

l’anguilla, torcia, frusta,

freccia d’Amore in terra

che solo i nostri botri o i disseccati

ruscelli pirenaici riconducono

a paradisi di fecondazione;

l’anima verde che cerca

vita là dove solo

morde l’arsura e la desolazione,

la scintilla che dice

tutto comincia quando tutto pare

incarbonirsi, bronco seppellito;

l’iride breve, gemella

di quella che incastonano i tuoi cigli

e fai brillare intatta in mezzo ai figli

dell’uomo, immersi nel tuo fango, puoi tu

non crederla sorella?

Eugenio Montale

De aal

De wijfjesaal, sirene

Der koude wateren, die ‘t Baltische verlaat

Op weg naar onze zeeën,

naar onze estuaria en rivieren

Die zij stroomopwaarts volgt diep onder ‘t oppervlak

Van sloot naar sloot en dan

Van greppel naar greppel, voortdurend smaller,

steeds dieper landinwaarts, steeds dieper in het hart

van het gebergte doordringend

in moddergeulen, tot op zekere dag

een zonnestraal die door kastanjes filtert

haar flitsend treft in poelen stilstaand water,

hoog in de Apennijnse bergbeken

die zich omlaag storten naar de Romagna;

de wijfjesaal, toortslicht en zweep

en schicht van Liefde op aarde

door onze kloven of door de opgedroogde

stroompjes der Pyreneeën teruggebracht

naar paradijselijke paaigebieden;

de groene ziel die leven zoekt

daar waar alleen

verschroeiende hitte is en troosteloosheid;

de vonk van vuur die zegt

alles begint als ogenschijnlijk

alles verkoolt, brandhout bedekt door as;

kortstondige iris, tweelingzus

van die welke gevat ligt in jouw ogen

en ongeschonden stralend tussen de zonen

der mensen liggend in jouw slijk, kun jij

haar niet beschouwen als jouw zuster?

Frans van Dooren

– 11 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Page 12: Notiziario september 2011

Juist op de dag waarop ik aan het mijme-ren was over de titel L’anguilla vertelde denieuwslezer dat de Nederlandse regeringbesloten had de schuiven in de dam van deHaringvliet te openen, zodat de zalm erinen de aal eruit kon. En ik dacht: wat is ertegen ‘paling’, het woord dat we allemaalgebruiken? Anguilla heeft vier klankeffec-ten: de drie lettergrepen, de tegenstellinga-i, de /ng/ en de /ll/. ‘Paling’ heeft ze allevier (als we de slotklinker van het Italiaansverwaarlozen), ‘aal’ maar één. Bovendiengeeft het woord een allitteratie cadeau vooreen eventueel binnenrijm (paaiende palin-gen). Er schijnen vijftig Engelse vertalin-gen te zijn, waaronder die welke begintmet ‘Frigid ice-queen of the Baltic’ (vanJack Ross); het Nederlands heeft er nutwee: van Frans van Dooren [vD] en vanMartin Hietbrink [H]. Deze laatste wil nietvergelijken, maar de lezer doet dat natuur-lijk wel. Deze lezer deelt met vD de meningdat de vorm in de vertaling minstens zo be-langrijk is als de inhoud, maar iedere lezerzal zijn eigen afwegingen maken.Een lezer van gedichten is als een detectiveen dan speelt vD vals: hij geeft de oplos-sing in het eerste woord (wijfjesaal), waarMontale wacht tot het laatste (sorella); im-mers, alle palingen maken de lange tochtnaar de Sargassozee, niet alleen de wijfjes.In het gedicht vertrekken ze van de Oost-zee (waarom, vertalers, het Baltische?) engaan naar de bergbeken van de Romagna,waar in 1948 (het jaar waaruit het gedichtdateert) de herinnering aan de verwoestin-gen van oorlog en verzet nog levend is.Beide vertalers houden de basisstructuur vanhet gedicht aan, namelijk de dertig versre-gels die één lange zin vormen, maar alleen

vD probeert het metrum van afwisselend en-decasillabi en settenari te imiteren. H hechtdaar duidelijk niet aan; daardoor kan hij vers21 aanvullen en een extra vers overhouden inhet vierde en laatste deel. Montale zet ons indie lange zin op het verkeerde been: de an-guilla, die het onderwerp lijkt te zijn, blijkt inde laatste regel een lijdend voorwerp (cre-derla sorella) en daardoor denken de verta-lers dat de ‘tu’ op de iris slaat in plaats vanop des dichters verre geliefde.In de woordkeus volgt vD mooi zijn poë-tisch vertaalprogramma, waarbij klank enverstaanbaarheid boven precisie gaan; ookneemt hij vaak Montale’s klanken over, zogeulen voor ‘gorielli’ en kloven voor ‘botri’.Als H afwijkt is zijn keuze vaak bepaalddoor de betekenis van Montale’s woorden.Zo vertakking en haarvat voor sloot engreppel, de knoestige tak in plaats vanbrandhout, ondergedompeld voor lig-gend. vD mist hierbij de metafoor van debloedsomloop, die we toch nodig hebbenvoor de interpretatie: de dichter probeertzich te vereenzelvigen met de geliefde totin de diepste haarvaten. Gorielli, botri enbronchi verwijzen terug naar oudere poëzie,zoals Montale gewoon was te doen; bij vDnatuurlijk niets daarvan. Wel accepteert hijde dubbele betekenis van ‘iris’, regenboogen poppetje van het oog, wat H nog wil pa-rafraseren − onnodig, want Jacques Perkzette al Iris boven zijn regenbooggedicht.In het tweede deel, waar de visuele effec-ten, licht en beweging, van de paaiende pa-lingen domineren gaat het mis bij H. Waarwe bij vD voor frusta nog aan een zwie-pende zweep kunnen denken, komen wevoor de ‘roede’ van H uit bij ‘swaffelend’om beweging aan te duiden−een term die

niemands bedoeling zal zijn.In het derde deel hebben we ‘morde l’ar-sura e la desolazione’, respectievelijk weer-gegeven als ‘verschroeiende hitte entroosteloosheid’(vD) tegenover ‘droogteen verlatenheid’(H); vanwege de klank pre-fereer ik de eerste vertaling, maar geen vanbeiden doet iets met ‘morde’, geplaatst on-middellijk na en onder ‘vita’, zodat iedereItaliaanse poëzielezer hier een verwijzingnaar ‘morte’ ziet.In het vierde deel is het belangrijk dat dezin goed begrepen wordt, want de gedach-tegang is toch al moeilijk genoeg. De iris,die ‘jij’ laat stralen is ongeschonden; bij vDis niet duidelijk waar ‘stralend’ en ‘liggend’op slaan en H. draait de zaak om: de irislaat ‘jou’ stralen. Tot slot vind ik ‘beschou-wen’ niet mooi, waarom niet ‘niet als jouwzuster zien’?Ik ben hier nogal kritisch geweest, wat nietwegneemt dat het over het algemeen goedevertalingen zijn. Wel hoop ik dat het dui-delijk is dat een nieuwe poging welkom is,en dat hoeft niet een verbetering van vD tezijn, zoals H lijkt te bedoelen. Sommigewoorden kun je maar op één manier verta-len, maar voor andere is een frisse startmisschien gelukkiger, en wie zelf dichteris, kan misschien denken aan een vrijeweergave, zoals velen van de Engelse ver-talers gedaan hebben. Ik heb er heel watvan gevonden door eenvoudig piena avversaaan te klikken. Waarbij ik vond ‘where itswims upstream down deep against theadverse tides’ (van Carlo Golino), wat mijveel beter met het Italiaans lijkt overeen tekomen dan onze beide vertalingen.

Minne de Boer

– 12 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Gedachten over De paling

Page 13: Notiziario september 2011

Twee romans (zo zijn de boeken gety-peerd) schreef Giovanna Motta, hoogle-raar Economische en Sociale Geschiedenisaan de Università la Sapienza in Rome. Ba-roni in camicia rossa (Firenze, Passigli, 2011)is net verschenen, met een uitstekende ti-ming in dit jubileumjaar van de Italiaanseeenheid. Il mercante di panni (Firenze, Pas-sigli, 2009) – waar wij ons hier op zullenconcentreren – verscheen als eerste en inde titel lijkt die van Iris Origo’s Merchant ofPrato te weerklinken. Deze keuze lijkt be-wust, maar is ook aangereikt door de bronvan Motta’s boek; het is gebaseerd op ar-chiefmaterialen die zij bij haar weten-schappelijk onderzoek in het Archivio diStato in Pisa is tegengekomen: de boek-houding van Tuccio Fieravanti, een jongekoopman die in 1521 naar Sicilië is ver-trokken om in Messina en later Palermohet vak te leren. Aan de hand van zijn aan-tekeningen en die van andere bronnen uitde tijd, die lang niet alle van boekhoud-kundige aard zijn maar het hele leven be-strijken, schetst de auteur een beeld vanhet leven in een handelsstad als Messina,maar ook in Venetië, Constantinopel en deandere steden die de jonge zakenman voorzijn werk bezoekt.

Deze opzet is uitstekend te vergelijken metdie van Origo, aan wiens Francesco diMarco Datini inmiddels een museum is ge-wijd in zijn stad, of aan de gestalten vanNolthenius. Originele bronnen, een per-sonage-focalisator dat echt heeft bestaanin een zorgvuldig weergegeven realiteit.Zo’n perspectief stelt de auteur in staat omeen schat aan informatie te presenteren opeen lichte manier.Het boek is zonder twijfel een eerbetoonaan de talrijke Toscaanse kooplieden die inhet laat-middeleeuwse en vroeg-moderneEuropa een wezenlijke bijdrage leverdenaan de verspreiding van de cultuur doormiddel van de handel. Deze bijdrage is be-halve kwalitatief natuurlijk ook kwantita-tief en de stijlfiguur die hier bij uitstek bijpast is de elencatio. Er wordt nogal wat op-gesomd in het boek. Een voorbeeld:

‘Nel Regno si contrattavano armi e archi-bugi che arrivavano da Milano, un gran nu-mero di fucili con le fiaschette per lapolvere, moschetti, corazze, munizioni(specie palle di tre quarti), ferri per i ca-valli, insomma un equipaggiamento ditutto rispetto necessario per affrontare inemici.’ (p. 26)[In het Koninkrijk Napels werd onderhan-deld over wapens en haksebuksen uit Mi-laan, veel geweren met kruitflesjes,musketten, kurassen, munitie (vooral drie-kwartskogels), hoefijzers, kortom een res-pectabele uitrusting om de vijand hethoofd te bieden.]Belangrijk voor de lezer is inzicht te ver-werven in procedures zoals het gecompli-ceerde systeem van betalingen en garantieswaarop de handel stoelde. Motta’s boekgeeft daar allerlei informatie over.Het leuke is dat de citaten uit gebruiktebronnen veelal letterlijk zijn overgenomen.Daarmee bedoel ik: in de schrijfwijze vande tijd, die in sterke mate fluctueerde in hetgebruik van enkele en dubbele medeklin-kers, van de nasalen n en m, elisies, ge-bruik van de h voor klinkers en dat van dek. Zo krijgt de tekst vaak de directheid vaneen authentiek archiefstuk.Een willekeurig gekozen citaatje:

‘S’à da trovare conpagni che seguono lemerci imbarcate su’ lunghi viagi e c’è daffare le operazioni che servono (..), chés’ha da iscaricare i colli al porto e porli su

altri mezi, in sui carri e insino sui muli’ (p.43)[Je moet partners vinden om de koopwaarop lange zeereizen te volgen en je moet denodige handelingen verrichten, want decolli moeten in de haven worden ont-scheept en verladen op wagens en zelfs opmuildieren.]De wat saaie constatering wordt zeker ver-levendigd door het zestiende-eeuwse Itali-aans.Het verhaal van Tuccio wordt afgezet tegende grotere geschiedenis van zijn tijd, dievan de opkomst van de reformatie in West-Europa en – zou men kunnen zeggen – deinternationalisering van een Europese eco-nomische ruimte met Italië en de Neder-landen als zwaartepunt.Toch laat het boek enige onduidelijkhedenbestaan die storend kunnen werken. Deeerste betreft de chronologie. Tuccio komtin april 1521 aan in Messina. Tot ver in hetboek kunnen wij hem, ook aan de handvan de tekst, als jong beschouwen en daar-mee de handeling als zich afspelend in dejaren 20 en 30 van de 16e eeuw. Het calvi-nisme in de Nederlanden wordt echter ge-typeerd als inmiddels stevig geworteld enin die jaren was daarvan nog geen sprake:Calvijn’s eerste boek, het commentaar opSeneca’s De clementia, dateert van 1532 entoen moest zijn hervorming nog beginnen.Er zijn verwijzingen naar de beeldenstorm(in Nederland en Frankrijk vooral in 1565)en ook – vóór in het boek – naar een briefvan Filips II aan Titiaan (p. 34). Uitgaandevan Filips’ troonsbestijging als koning vanSpanje in 1555 is hier dus sprake van eenanachronisme.Ook in kunsthistorisch opzicht zijn raredingen te lezen. Tuccio zou in Palazzo Pittiin Florence schilderingen van Vasari heb-ben gezien (p. 103). Die zijn dan vermoe-delijk verloren gegaan, anders dan die inPalazzo Vecchio. Maar Vasari is sowiesowat later actief dan de tijd van handeling(namelijk vooral vanaf de jaren 50 van de16e eeuw).Omgekeerd wordt de kathedraal van Ant-werpen eerst ‘de grootste Romaanse [ro-manica] kerk der Nederlanden’ genoemd(p. 133) en een paar regels eronder wordtde stijl als ‘brabantse gotiek’ getypeerd.Dezelfde bladzij geeft de enige tijdsaan-duiding na de begindatum: ‘halverwege dezestiende eeuw’.

– 13 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Giovanna Motta. Een moderne Nolthenius?

Page 14: Notiziario september 2011

We gaan nog even verder: op p. 27 is sprakevan het Turkse leger dat met agressieve be-doelingen van Zante naar Sicilië vaart.Zante was altijd Venetiaans, al betaalde deSerenissima een bepaalde periode een pro-forma-schatting aan de sultan, maar er wasgeen Osmaanse vlootbasis gevestigd. En opp. 53 is sprake van de Turkse verovering vanCyprus op de Venetianen, die weer in 1570-71 plaatsvond, dus vijftig jaar na Tuccio’saankomst in Messina. Dit vuurwerk vanchronologische gegevens die lukraak lijkente zijn bijeengebracht brengt de lezer in ver-warring. Van een bewuste keuze van eenromanpersonage dat als focalisator fun-geert binnen een historische roman meteen ruim tijdsbestek zoals (om zo maarwat titels te noemen waarin achter een per-sonage een tijdperk wordt ontvouwd engeanalyseerd) Upton Sinclair’s Lanny Budd,Joseph Roth’s Radetzkymarsch of AleksejTolstoj’s Peter I is geen sprake. Sterker nog,er is geen enkele karakterontwikkeling vande hoofdpersoon zoals de roman als genreveronderstelt. Tuccio blijft een naam, eenetiket, en de lezer heeft moeite de mens inhem te zien. Dat Motta hem en andere per-sonages veelal teksten uit grootboeken of

journaals in de mond legt, helpt ook al nietom hem vlees en bloed te geven. Bij eenkroeggesprek over vrouwen zegt een spre-ker ‘ze versmaden sapphische relaties niet’(p. 68). Wel erg retorisch gezegd voor ‘zedoen het ook wel eens met elkaar’.Het is hier dat het boek in gebreke blijfteen belofte in te lossen. Nolthenius (dieoverigens uitstekend in staat was tot hetschrijven van romans, al zijn die inmiddelswat gedateerd) koos in werken als Duecento,Renaissance in mei of Een man uit het dal vanSpoleto bewust níet voor de romanvorm,maar volgde een historisch personage vaneen zekere afstand. Dat gaf haar werk deprimair de aard van documentaire, diewerd verpersoonlijkt en verlevendigd doorde verhalende inslag. Motta kiest voor deroman, maar wil daarin zoveel feiten ver-werken dat het verhaal achterblijft bij detijdsbeeldschildering.Nog een punt dat de Nederlandse lezer ophet verkeerde been kan zetten is het doorelkaar gebruiken van ‘olandese’ en ‘fiam-mingo’. Je weet nooit over wie de auteurhet heeft. Er bestaat toch een woord als‘neerlandese’ waarin alle provincies derNederlanden, Noord en Zuid, elkaar tref-

fen? Ik ga ervan uit dat Motta de inwonersvan beide gewesten in hun moderne iden-titeit bedoelt, maar soms blijft er enige on-zekerheid. Bij de beschrijving van Bruggezegt een ‘olandese’, Jan Sbreghes, tegen dehoofdpersoon: ‘Na de laatste [overstro-ming] van ettelijke jaren geleden, is hetons gelukt om duizenden hectaren op hetwater terug te veroveren. Het lijkt vreemd,maar de stad heeft zich juist dankzij dieoverstromingen kunnen ontwikkelen’ (p.128). Gaat het echt over de stad aan hetZwin? En was die rivier nu juist niet al ge-ruime tijd voordien begonnen dicht te slib-ben? En is het correct de Antwerpse beursals eerste in Europa te typeren (p. 116), ter-wijl de naam is afgeleid van het Huis TerBeurze in Brugge?Wat ik persoonlijk mis, zijn noten en bi-bliografie. Nolthenius geeft trouw haarbronnen aan, bij Motta komt de informatieop niet na te trekken wijze uit de lucht val-len. Dat is vooral jammer in die associatiesdie min of meer nieuw zijn en behoren totde geschiedschrijving van de vroeg-mo-derne tijd.

Reinier Speelman

– 14 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

ludmilla* ha lett o per voi :Tweemaal Nicola Lagioia

Riportando tutto a casa, Torino, Einaudi,2009Breng alles terug naar huis, trad. Jeroen DeKeyser, Amsterdam, De Bezige Bij, 2010

Colgo l’occasione di una breve vacanza nelSalento per dedicarmi a un autore puglieseche le Ludmille non hanno ancora letto,ma che sicuramente vorranno aggiungerealla loro lista di lettura che durante le ul-time sedute ha annoverato tra i libri letti Ilpeso della farfalla di Erri De Luca, Io e te di

Niccolò Ammaniti e XY di Sandro Veronesi.Per il prossimo incontro sarà in pro-gramma il bestseller Acciaio di Silvia Aval-lone.Forse si può davvero parlare di un boomdella letteratura italiana recente in Olanda,come suggerisce il Groene Amsterdammer inun articolo del 2010 (si veda www.groene.nl/2010/33/schaamteloze-zwelgzucht), che contatra gli scrittori di maggiore successo PaoloGiordano, Sandro Veronesi, Niccolò Am-maniti, Margaret Mazzantini, Alessandro

Baricco, Silvia Avallone e NicolaLagioia. Le attrattive sarebberouna combinazione di (giovani)talenti con una buona promo-zione editoriale, e di narrazionidi un’Italia di scandali, eccessi edi catastrofi ad alimentare l’im-maginario dei lettori olandesi.Infatti, l’italianità di questi scrit-tori non risiede tanto nei loro

modelli letterari, quasi tutti stranieri e so-prattutto anglossasoni (da Stevenson,Swift e Joyce a Tom Wolfe e Pynchon),quanto in un sentimento di sofferta appar-tenenza. Come canta Daniele Silvestri nellacanzone ‘Io non mi sento italiano’ (sul-l’originale di Giorgio Gaber): ‘Io non misento italiano ma per fortuna o purtroppolo sono’ (sul cd s.c.o.t.c.h. del 2011).Ma parliamo dunque del romanzo auto-biografico di Nicola Lagioia, nato a Barinel 1973 e di recente uno dei firmatari diun manifesto molto discusso portatoavanti da una generazione di trentenni equarantenni che intendono riformare ilsettore culturale seguendo le linee guida di‘etica’ e di ‘qualità’. Si tratta del ManifestoTQ – chi ne vuole sapere di più può consul-tare il sito www.nazioneindiana.com/2011/07/27/documenti-tq/ – in cui tq sta per ‘trenta-quaranta’, indicando quindi la genera-zione che ‘porta su di sé, per la prima

* Ludmilla come l’appassionata lettrice in Se una notte d’inverno un viaggiatore di Italo Calvino. Lud-

milla è anche il nome di un club di lettura costituito da appassionate ‘Ludmille’ che vogliono far partecipi delle

loro scoperte i lettori del Notiziario della Dante.

Page 15: Notiziario september 2011

volta, il fardello di mutamenti storici cheriguardano tutti, e in particolare i più gio-vani’.Riportando tutto a casa è un romanzo di for-mazione ambientato nella Bari degli anniOttanta che potrebbe corrispondere a talinobili propositi di etica e di qualità senzaper questo tradursi in manifesto. La letturami ha ricordato Ferito a morte di Raffaele LaCapria che raccontava invece la gioventùnapoletana negli anni sessanta del boomeconomico e della speculazione edilizia.L’io narrante di Riportando tutto a casa nel2008 ritorna alla sua cittànatale per fare una ricercatra i suoi vecchi compagni discuola per riuscire a capirela deriva a cui loro nel loromodo e i loro genitori in unaltro, hanno assistito. Ilsogno di libertà e del-l’amore sconfinato dell’ado-lescenza finisce in una dellepagine più belle del libro incui i due amanti, il protago-nista e la bella Rachele,camminano nei colori sfol-goranti di un’apocalisse inatto e lei si congeda da luidicendo: ‘Ma non capisci?’,parole che lo perseguite-ranno come una maledi-zione: ‘che cosa mai dovreicapire? avrei continuato achiederle nel tempo por-tando il nastro sempre più aritroso man mano che ilmondo ruotava nella dire-zione opposta’.La narrazione mette insiemedati storici contestuali deglianni ottanta – dal Reagani-smo alla catastrofe di Cher-nobyl alla caduta del muro di Berlino, daglishow televisivi all’opulenza surreale deineoricchi baresi – con le tragedie personalivissuti dai vari personaggi. Il padre dell’ionarrante per esempio, nel giorno in cuiscopre che i suoi affari si gestiscono dasoli, cade vittima di una crisi di nervi dallaquale può solo guarire espugnando ogniricordo di sapore neorealista. Ritorna afunzionare quando capisce che deve sem-plicemente tradurre la faticosa corsa con-tro il tempo nello jogging dei collettibianchi: ‘il risultato era che mio padre ac-cettava finalmente la vita! Era diventato unuomo di successo in un mondo che inco-minciava a fare del successo il valore di

scambio per ogni aspetto dei rapportiumani. A che valeva opporre ancora resi-stenza?’Ma la gioventù è fatta di resistenza ai padri,di cui quello del protagonista è uno deimeno significanti, sono i padri di Vincenzo(Lombardi) e di Giuseppe (Rubino) a ge-stire le sorti della ricca borghesia, nonsenza l’aiuto oscuro della malavita barese.E a segnare, malgrado la loro indifferenza,le vite dei figli spensierati che con una mi-nima presenza al liceo si perdono invecenelle interminabili feste in ville e apparta-

menti liberi dalla presenza dei genitori.Tutto questo mondo di svago e di primescoperte sessuali si tramuta però in falsitàposticcia al momento che Vincenzo, spintodal suo odio verso il padre, si addentra nelquartiere malfamato di Japigia, seguendole orme dell’autista e spacciatore lo Sghi-gno e portando con sé la combriccola diamici in cerca di limiti da travalicare.Inizia qui una discesa negli inferi vissutacome la scoperta di un’essenzialità libera-toria e insieme distruttiva. Il centro del-l’azione diventa l’appartamento di SantoPetruzzelli in cui ragazzi di tutta l’Italia incerca di esperienze forti si trovano per con-dividere la loro sensazione di essere giunti

a una verità e si lasciano quando la dipen-denza li riduce a tossici da ricoverare: ‘Io eRachele in quel mondo iniziammo a starcibenissimo. [...] Non ci sentimmo mai piùsolidali, più vicini, e forse non credemmodi poter essere insieme più felici di così. Enon avvertivamo mai il bisogno di spie-garci niente: se eravamo tutti e due da que-sta parte, significava che nutrivamo undisprezzo finalmente credibile per quell’al-tra. La casa di Santo Petruzzelli diventò lagaranzia del nostro amore e dei nostri ri-petuti accoppiamenti’. C’è però chi diventa

tutt’uno con il quartiere per-dendo la possibilità di tornarealla ripudiata ‘altra’ parte,come Giuseppe, l’unico‘puro’ in un mondo comple-tamente artificiale, il regnodei ‘balocchi’ sostenuto dalladitta Eurogarden del padre,che crollerà miseramente unavolta che questi si ribella aisuoi mafiosi strozzini credi-tori. A trascinarlo nella suarovina è stato il suo miglioreamico Vincenzo, figlio del-l’avvocato Lombardi, archi-tetto e demolitore di ognisuccesso imprenditoriale, eVincenzo, nonostante il suoodio filiale, porterà avanti l’at-tività del padre diventando unlegale a sua volta. Per dire cheesiste una razza di belli sen-z’anima che rimarrà semprein una posizione dalla qualesia possibile manovrare altripiù deboli trasformando leloro buone intenzioni in ma-laffari o in disfatte personali?Il protagonista nell’epilogodice di aver scelto una profes-

sione ‘ammantata da un velo di fascinosaseppure innocua distinzione’, che po-trebbe, perché no, rapportarsi al mondodell’editoria. L’ultimo colloquio lo fa conGiuseppe che, perso tutto e forse anche inpreda di una malattia terminale, rappre-senta comunque quello stadio a cui aspi-ravano da adolescenti: un bastare a sestessi senza perché o percome: ‘Non siperde quello che non si è mai avuto, non siha quello che non si è mai perso. E mi sem-brò impossibile – semplicemente – riu-scire a ragionare su qualche cosa didiverso’.

Monica Jansen

– 15 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

Page 16: Notiziario september 2011

Uitgever Arnoldo Mondadori maaktecarrière met drie eigenschappen:goede contacten met het regime,een fijne neus voor wat het publiek graaglas en voorbeeldige marketing. Voor zijnpublicaties maakte hij series die met eenkleurnaam benoemd werden. In 1929 kooshij geel voor de nieuw te ontwikkelen seriedetectives. Deze startte met vertaalde ro-mans, maar in die jaren was het regimevoor inheemse producten en vaardigde eenoekaze uit dat een op de vijf romans vaneen serie een Italiaanse auteur moest heb-ben. Geen nood, Mondadori had een ste-rauteur, Alessandro Varaldo, die voor alleseries beschikbaar was en in een paarmaanden een nieuw boek kon schrijven.Hij ontbood Varaldo, vroeg hem of hij aleen idee had voor een detective en waar dieover zou gaan. Varaldo verzon ter plekkede titel Il sette bello, en improviseerde eenintrige. Daarna ging hij het boek schrijvenen enkele maanden later kwam hij met zijnbestseller. Wat voor boek is dat eigenlijk?Varaldo’s lijfspreuk was: Mai annoiare! Datdeed hij ook niet: het boek leest als eentrein en blijft boeien. Qua genre is het hetperfecte jongensboek. Een overjarig vrien-denclubje speelt de hoofdrol, bestaande uiteen eeuwige student die aan zijn derde lau-rea bezig is, een portretschilder, een ma-joor van de bersaglieri en een studentemedicijnen, met de naam Maud. Ze komenregelmatig bij elkaar in Il Gambero verde (Va-raldo kende zijn Pinocchio) en besprekendaar de toestand van de wereld. Later zalde commissaris, Bonichi, ook een soorthonorair lid van het clubje worden. Ombeurten zijn ze − vrienden en commissaris− de vertellers van het verhaal.Agatha Christie was bekend in Italië. Demoord vindt dus plaats in een geslotenruimte, waar overigens weinig mee gedaanwordt, en de vrienden worden naar die lo-catie gelokt via een mysterieuze huwelijks-advertentie.

Slachtoffers zijneen oudere vrouwdie vermoord is en een meisje,

dat later de zus van Maud blijkt te zijn, endat, gelukkig voor de intrige, van de shockin een coma raakt. De dokters denken datze daar alleen uit kan komen door eengrote emotie.

De wereld is overzichtelijk verdeeld in degoeden en de schurken. Tot de goeden be-horen uiteraard de vrienden, maar ook hethele politieapparaat, ook al lijkt dat somsanders te zijn, bijvoorbeeld wanneer Boni-chi van de zaak afgehaald lijkt te worden;later blijkt dat een list te zijn. De schurkenworden geleid door een rijke principessa, dievia haar geld invloedrijk is in ‘hoge krin-gen’. Beide partijen belagen elkaar, de stu-dent wordt beschoten en Maud wordtontvoerd. Bonichi gelooft niet in de grijzecelletjes van Poirot, maar beroept zich op ilcaso en de Voorzienigheid – we zitten vlakna het pact van Lateranen! In feite beloerenbeide partijen elkaar; en de vriendenkomen erachter dat Maud wordt vastge-houden op een landgoed van de princi-pessa. Politie en carabinieri organiserendan aldaar een oefencampagne en weteninformatie te vinden waardoor ze de prin-cipessa kunnen arresteren en het slachtof-fer bevrijden. Achteraf blijkt dat de heleintrige draaide om een louche erfenis-kwestie, waarbij Maud en haar zus de princi-

– 16 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

uit de hist orie van de giallo italiano (4)Arnoldo Mondadori en sterauteur Varaldo

pessa in de weg zaten.Eind goed al goed, destudent krijgt zijn Maud en de majoor heeftdoor zijn goede zorgen de gunsten van zusMarcella verdiend.We zitten in de jaren van de consenso en ikheb dus oplettend gekeken naar politiekeuitspraken. Die zijn er niet, al wordt er welergens gesproken over het nut van eenkrachtig bewind. Maar opvallend is de po-sitieve rol van het politieapparaat en hetbrave christendom van de hoofdrolspelers.Voor toeristen die wel eens in Rome rond-lopen is het een feest der herkenning: depersonages bewegen zich in bekende ge-bieden, van de Piazza Navona tot de ViaNomentana; de misdaad werd gepleegd ineen casamento van de woekerende nieuw-bouw van die jaren. Bijfiguren spreken Ro-meins dialect en hebben Romeinse reac-ties. Is het een Italiaanse giallo, als alterna-tief voor de Engelse? Hij voldoet zeker nietaan de eisen van de scherpslijpers van deEngelse school: er zit een liefdeselementin, al doet dat wel wat puberaal aan, devrienden zien sommige oplossingen inhun dromen, en het avonturenkarakter issterker dan het rationele combineren endeduceren. De couleur locale zal wel het Mai-gret-effect zijn dat sommige commentato-ren hier ontwaren. Als taalkundige genietik van het onbevangen vooroorlogse Itali-aans, inclusief het voi waarmee de vriendenelkaar aanspreken en het lor signori, waar-mee ze door de commissaris worden aan-gesproken. Ik las het in de serie Piccoliclassici italiani van de Genovese uitgever DeFerrari; Varaldo heeft er nog veel meer ge-schreven, met dezelfde politiemensen,maar ik weet niet of ik er actief naar opzoek ga: het was aardig om te lezen, maarer moet ook nog wel wat anders zijn in degialli van Mondadori.

Minne de Boer

Arnoldo Mondadori

Page 17: Notiziario september 2011

Men zegt dat iemand ‘la coda di paglia’heeft wanneer hij (of zij) iets ondeugendsheeft gedaan en daardoor een slecht gewe-ten heeft.Er was eens een vos die in een val viel, maareen gedeelte van zijn staart bleef in de valhangen. Zoals we weten, zit de schoonheidvan een vos nu net in de staart. De vos vondhet verschrikkelijk om met een verminktestaart rond te lopen. Zijn vrienden beslo-ten om een staart van stro voor hem temaken. Iedereen hield het geheim voorzich, behalve een jonge haan die het in ver-trouwen aan een vriend vertelde en die

vriend nam weer iemand anders in ver-trouwen enzovoort enzovoort. Uitein-delijk wist het hele dorp dat destaart van de vos van stro wasgemaakt − ook de boe-ren. Om de vosweg te jagen be-sloten ze omkleine vuurtjesvoor de kippenhokken aan te steken.En zo bleef de vos weg, bang om zich teverbranden.

Elena Valbusa

– 17 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

lo sapeva te che … (12)Avere la coda di paglia/Een staart van stro hebben

Apostrofo 36

Tot de aardrijkskundige leenwoordenwaarvan we een verband met Italië kunnenvermoeden behoren lava en lawine. Over deoorsprong weten we niet veel; het etymo-logisch woordenboek van het Nederlandsgeeft drie theorieën voor lava – het is eenlaat gedocumenteerd woord ergens uit dezeventiende eeuw – en voor lawine moetenwe naar het Rhetoromaans uit het Zwit-serse Graubünden kijken. Het Italiaanseetymologische woordenboek van Corte-lazzo/Zolli verwijst voor lava naar Napels,wat natuurlijk niet zo verwonderlijk is, metde Vesuvius in de buurt, en voor lavina (inItalië ook valanga en slavina genoemd) naarLatijnse bronnen uit de vroege middeleeu-wen. Beide woorden worden in verbandgebracht met het Latijnse werkwoord labi,wat ‘vallen’ betekent. De Nieuwe Etymolo-gie van Mario Alinei, op archeologische envooral etnologische basis, is niet gelukkigmet deze informatie. De voornaamste be-zwaren zijn, als gebruikelijk bij duistereetymologieën, de late documentatie en degemakkelijke identificatie van een bron opgrond van vage klankovereenkomsten. Ditlaatste is hier misschien minder opvallend;in beide gevallen valt er inderdaad wat,maar de klankontwikkelingen blijven watvaag. De late documentatie is echter ver-nietigend: heeft er nooit eerder iemand wat

over die natuurverschijnselen gezegd?In het laatste nummer van Alinei’s bladQuaderni di semantica heeft de huidigehoofdredacteur, Francesco Benozzo, eennieuwe oplossing gepresenteerd, in een ar-tikel genaamd ‘Totemnamen van het land-schap: valanga, lavina, lava’. Allereerst zijnde betreffende natuurverschijnselen typi-sche begrippen, waarmee de eerste verte-genwoordigers van wat Alinei noemt dehomo loquens, ‘de sprekende mens’, werdengeconfronteerd. Zij hadden daar geen we-tenschappelijke theorieën over, maar be-spraken de verschijnselen in een magischecontext. Die context kon veranderen in deloop van de eeuwen, in verband met desoort maatschappij waarin de mens geor-ganiseerd was. In de vroegste jaren die wijarcheologisch en etnologisch kunnen re-construeren heerste het matriarchaat enwerd alles wat in de natuur onbegrijpelijkwas graag aan een mythische oude vrouwtoegeschreven, een soort Vrouw Holle dieop de bergtop zat en af en toe haar rokkenuitschudde.De taalkundige heeft nu de oplossing bijde hand. Welke oude vrouw kan in verbandgebracht worden met de woorden lava enlavina? Uiteraard is dat l’ava, het Latijnsewoord voor grootmoeder, voorafgegaandoor het lidwoord, illa ava in het VulgairLatijn. Die smijt de hete steenbrokken naarbeneden en een ander grootmoedertje desneeuw in de bergen: avina kan natuurlijkhet verkleinwoord zijn voor ava. DeNieuwe Etymologie is bij vaklieden om-streden en uiteraard is het gemakkelijk om

wat lacherig te doen over deze laatste ver-klaring. Maar kijk wat je met etnologischegegevens kunt doen en met plaatsnamenin allerlei dialecten. Benozzo noemt aller-lei bronnen op waarin de plaatselijke be-volking verwijst naar een boze oude vrouw.Ook zijn er veel dialecten waarin een anderwoord voor ‘oude vrouw’ in plaatsnamenvoorkomt waar lawines bij betrokken zijn.Ikzelf ben gewonnen voor Benozzo’s ver-klaring via woorden van het type maravegliain de Franse Alpen, die traditioneel ver-klaard worden via mirabilia ‘wonderlijkezaken’, maar waarvoor Benozzo, via eenKeltisch woord voor ‘groot’ een GrandeVecchia herkent.Ik heb zelf Alinei’s laatste boek besproken(in het voorlaatste nummer van Incontri) enzie veel positieve punten in de Nieuwe Ety-mologie, al heb ik niet de kennis om de ar-cheologie en de folklore te controleren.Gezien de weerstanden die erdoor zijn op-geroepen bij vakgenoten (die niet altijdzachtzinnig worden aangesproken), durfik geen uitspraak te doen over de verkla-ringen van onze woorden in toekomstigeetymologische woordenboeken. Maar hetminste wat ik kan zeggen is dat dezeVrouw Holle een nader onderzoek waardis. Het artikel van Benozzo zou eens gron-dig nagelezen moeten worden door eenteam bestaande uit een latinist, een folklo-rekenner en een geoloog. Onze Notiziarioheeft soms de meest onvermoede lezers,dus wie weet?

Minne de Boer

Page 18: Notiziario september 2011

Riso e piatti di riso sono un elemento costantenella cucina del Nord Italia. Mentre nei PaesiBassi è nota la cottura del riso a secco, nel menuitaliano si trova invece proprio il riso ‘bagnato’,il risotto. E’ molto importante scegliere il riso giu-sto. Per i risotti si usa tra l’altro Arborio, Vialoneo riso Carnaroli. I risotti possono essere preparaticon carne, pesce o al vegetariano, come il risottoallo zafferano. Questo è un piatto tipico dellaLombardia ed è spesso confuso con il risotto allamilanese. Si somigliano molto, ma ci sono alcunedifferenze. La differenza più grande è che il risottoalla milanese classico contiene il midollo di bue.Il risotto allo zafferano è piu’ semplice da fare eanche molto gustoso. Potete servire il piatto comepiatto principale, ma anche come contorno con,per esempio, la salsiccia e funghi saltati in pa-della. Buon appetito!

Elisabetta Cascino

Meer heerlijke Italiaanse recepten opwww.zitizitoni.nl

Portate: 4 (minimo)Tempo di preparazione e cottura: ca. 1 ora

Ingredienti1 litro di brodo vegetale o di carne100 g di burro1 cipolla, finemente tritata350 g di riso per risotti (Carnaroli, Arborioo Vialone)1 bicchiere di vino bianco (o rosso)ca. 2 grammi di zafferano, sciolto in un po’di brodo100 g di Parmigiano o Grana Padano, grat-tugiato

Fate sciogliere metà del burro in una cas-seruola e aggiungete la cipolla tritata. Con-tinuate a mescolare fino a quando lacipolla non è diventata morbida.

Unite il riso. Quando il riso ha assorbitobene il burro, bagnate il riso con il vino.Ogni volta che il liquido è quasi evaporatoaggiungete sempre 2 mestoli di brodocaldo e continuate a mescolare.

Dopo 10 minuti aggiungete lo zafferano.Quando il riso è al dente (il tempo di cot-tura dipende dal tipo di riso e sarà tra i 20e i 40 minuti), aggiungete il formaggiograttugiato e il burro rimanente.

– 18 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

che cosa bolle in pent ola?Risotto allo zafferano

Risotto met saffraan

Page 19: Notiziario september 2011

Se siete stati in Italia quest’estate, magariin qualche località di villeggiatura o anchenelle grandi città (vista la crisi), vi sarà sen-z’altro capitato di vedere affissi ad abita-zioni, negozi o uffici i seguenti cartelli:

Si tratta infatti dei tipici annunci pubblici-tari relativi ad offerte di vendita o di affittodi immobili, traducibili in olandese con ‘tekoop’ e ‘te huur’. Il significato non pone

certo problemi agli studenti che però avolte mi chiedono di quale forma verbalesi tratti esattamente.La risposta non è difficile. I verbi da cuipartire sono, naturalmente, ‘vend-ere’ e‘affitt-are’ (attenzione: il verbo ‘noleggiare’è utilizzato solamente per la locazione dibeni mobili, come automobili, imbarca-zioni, biciclette ecc.). Come abbiamo vistoin passato, la forma impersonale dei verbisi forma aggiungendo la particella prono-minale ‘si’ alla terza persona singolare delverbo stesso. Nel nostro caso dovremmotrovare quindi ‘si vende’ e ‘si affitta’.Nell’italiano antico vigeva però una regola

per cui le particelle pronominali costituiteda una sola sillaba e prive di accento anda-vano obbligatoriamente unite al verbo a cuisi accompagnavano, come avviene ancora,per esempio, nelle forme imperative ‘chia-mami’, ‘diglielo’, ‘vacci’ ecc.‘Vendesi’ e ‘affittasi’ possono quindi es-sere visti come un residuo di tale regola esono entrati nell’uso comune. Altri esempidello stesso fenomeno, usati sempre nellinguaggio degli annunci pubblicitari,sono ‘cercasi’ e ‘offresi’.

Francesca Sfondrini

– 19 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • september 2011 – nummer 3

l’angolo della lingua (18)Vendesi − Affittasi

Bed en Breakfastin Valpolicella

Bed en Breakfast ‘Le Cave’ ligt in het dorpje Prun, in deprovincie Verona, ongeveer 6 km van Negrar, 15 km vanVerona en 20 km van het Gardameer.

Het ligt aan de rand van de Valpolicellastreek, in hetnatuurpark van Lessinia met een uitzicht over de Povlaktewaarachter je de Apennijnen kunt zien.Het ligt 580 m boven zeeniveau en heeft ’s zomers eenbuitengewoon aangename temperatuur.

De B&B beschikt over 3 tweepersoonskamers, metgemeenschappelijke badruimte, keukenhoek, balkon engarage.

Desgewenst wordt het ontbijt geserveerd.

Prijs per persoon € 35,–, inclusief ontbijt

Famiglia DeganiTelefoon (werk) 0039 – 045 – 600 01 03Telefoon (huis) 0039 – 045 – 752 56 86Mobiel (engels) 0039 – 347 – 294 86 33

Appartement inValpolicella te huur

nabij Verona en het Gardameer

in een vrijstaande villa met grote tuin en boomgaard op500 m hoogte, 16 km van Verona en ca. 20 km. van hetGardameer.

Rustig gelegen te midden van de heuvels en wijngaarden inde streek Valpolicella.

Geschikt voor 2 tot 4 personen.

Prijs voor 2 personen € 350,– per week, alles inbegrepen.

Inlichtingen bij M.G. Schram, Leeuwarden, tel. 058 – 216 64 78,of bij K. Schram en Laura Pighi, Negrar, Verona (Italië),e-mail: [email protected]. 0039 – 045 – 750 0484