Notiziario dec. 2011

19
Van de redactie –1– NOTIZIARIO december 2011 – nummer 4 Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di Utrecht Redactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der Glas E-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93 Wij hebben inmiddels ‘het jaar rond ge- maakt’. December 2010 verscheen voor ’t eerst de nieuwsbrief van Dante Utrecht di- gitaal. Dat had heel wat voeten in de aarde voor het bestuur, de redactie, vormgever Caroline van blauwblauw-design, de leden/ lezers en de ‘postdienst’ die elk kwartaal toch nog 60 papieren exemplaren van de Notiziario in enveloppen en daarna in de brievenbus stopt. De redactie heeft de mo- gelijkheden van digitaal ‘uitgeven’ leren kennen en waarderen. Wij sluiten de ogen en oren niet voor de kritiek en voor de keerzijden die met name het digitaal lezen met zich mee brengen. Een heel belang- rijke opsteker in dit verband is dat ons elk kwartaal weer veel mooie en interessante kopij wordt toegestuurd. De vaste rubrie- ken bestaan nog steeds en regelmatig komt er uit verrassende hoek een aanbod. Men vindt onze nieuwsbrief mooi en wil daar graag een bijdrage aan leveren. Daar gaat een stimulans van uit en daar doen wij het voor. En wat die vaste rubrieken betreft kunnen wij met blijdschap kennis geven van... een nieuwe rubriek, ‘Gli studenti raccontano’ waarin leerlingen van Itali- aanse docenten aan het woord komen met een anekdote, met hun drijfveren om Itali- aans te gaan leren, enzovoort. Een idee van Elena Valbusa, die ons zal helpen deze ru- briek te vullen. Een passende ontwikkeling zo aan het einde van het jaar, in de sfeer van Kerstmis! Zonder alle andere bijdragen in dit laatste nummer van 2011 tekort te doen, willen wij u met name wijzen op het artikel van Hortense Höppener-Bouvy die schrijft over de Napolitaanse kerststal in het Catharijneconvent. Dat kunt u echt niet tot na de feestdagen laten liggen. Tja en als we het dan toch over pasgeborenen heb- ben, moet u ook even ‘Van de voorzitter’ lezen. De redactie wenst u Buon Natale e Felice Anno Nuovo. ontwerp: blauwblauw-design | bno Inhoud Van de redactie 1 Van de voorzitter 2 Jeroen Torenbeek La Cappella degli Scrovegni 3 Annemarie Aarnoutse Trio Musicale Pavone 3 Ciska van der Glas Tentoonstellingen in Italië 4 Nieuw in het Dante-bestuur 5 José van Houcke Interview met Carlo Giordano 5 Annemarie Aarnoutse en Ciska van der Glas Lo sapevate che...(13): Sei un secchione/ Je bent een nerd! 6 Elena Valbusa Ancora Risorgimento 7 Laura Schram-Pighi Een impressie van de 54ste Biënnale in Venetië 8 Ankie de Jongh-Vermeulen De Napolitaanse kerstgroep in Museum Catharijneconvent 11 Hortense Höppener-Bouvy Gli studenti raccontano (1) 13 Wim Velthuijzen Apostrofo (37) 13 Minne de Boer Habemus papam – of toch niet? 14 Dennis Smit Uit de geschiedenis van de giallo italiano (5): Augusto de Angelis 15 Minne de Boer Ludmilla ha letto per voi: Materiali da tor- cere 16 Monica Jansen Che cosa bolle in pentola? Vitello tonnato 18 Elisabetta Cascino L’angolo della lingua (19): lo 19 Francesca Sfondrini

description

Decembernummer van de Notiziario, het verenigingsblad van Dante Alighieri Utrecht

Transcript of Notiziario dec. 2011

Page 1: Notiziario dec. 2011

Van de redactie

– 1 –

N O T I Z I A R I Odecember 2011 – nummer 4

Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di UtrechtRedactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der GlasE-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93

Wij hebben inmiddels ‘het jaar rond ge-maakt’. December 2010 verscheen voor ’teerst de nieuwsbrief van Dante Utrecht di-gitaal. Dat had heel wat voeten in de aardevoor het bestuur, de redactie, vormgeverCaroline van blauwblauw-design, de leden/lezers en de ‘postdienst’ die elk kwartaaltoch nog 60 papieren exemplaren van deNotiziario in enveloppen en daarna in debrievenbus stopt. De redactie heeft de mo-gelijkheden van digitaal ‘uitgeven’ lerenkennen en waarderen. Wij sluiten de ogenen oren niet voor de kritiek en voor dekeerzijden die met name het digitaal lezenmet zich mee brengen. Een heel belang-rijke opsteker in dit verband is dat ons elkkwartaal weer veel mooie en interessantekopij wordt toegestuurd. De vaste rubrie-ken bestaan nog steeds en regelmatigkomt er uit verrassende hoek een aanbod.Men vindt onze nieuwsbrief mooi en wildaar graag een bijdrage aan leveren. Daar

gaat een stimulans van uit en daar doen wijhet voor. En wat die vaste rubrieken betreftkunnen wij met blijdschap kennis gevenvan... een nieuwe rubriek, ‘Gli studentiraccontano’ waarin leerlingen van Itali-aanse docenten aan het woord komen meteen anekdote, met hun drijfveren om Itali-aans te gaan leren, enzovoort. Een idee vanElena Valbusa, die ons zal helpen deze ru-briek te vullen. Een passende ontwikkelingzo aan het einde van het jaar, in de sfeervan Kerstmis! Zonder alle andere bijdragenin dit laatste nummer van 2011 tekort tedoen, willen wij u met name wijzen op hetartikel van Hortense Höppener-Bouvy dieschrijft over de Napolitaanse kerststal inhet Catharijneconvent. Dat kunt u echt niettot na de feestdagen laten liggen. Tja en alswe het dan toch over pasgeborenen heb-ben, moet u ook even ‘Van de voorzitter’lezen. De redactie wenst u Buon Natale eFelice Anno Nuovo. �

ontwerp:blauw

blauw-design

|bno

InhoudVan de redactie 1

Van de voorzitter 2Jeroen Torenbeek

La Cappella degli Scrovegni 3Annemarie Aarnoutse

Trio Musicale Pavone 3Ciska van der Glas

Tentoonstellingen in Italië 4

Nieuw in het Dante-bestuur 5José van Houcke

Interview met Carlo Giordano 5Annemarie Aarnoutse en Ciska van der Glas

Lo sapevate che...(13): Sei un secchione/Je bent een nerd! 6

Elena Valbusa

Ancora Risorgimento 7Laura Schram-Pighi

Een impressie van de 54ste Biënnale inVenetië 8

Ankie de Jongh-Vermeulen

De Napolitaanse kerstgroep in MuseumCatharijneconvent 11

Hortense Höppener-Bouvy

Gli studenti raccontano (1) 13Wim Velthuijzen

Apostrofo (37) 13Minne de Boer

Habemus papam – of toch niet? 14Dennis Smit

Uit de geschiedenis van de giallo italiano(5): Augusto de Angelis 15

Minne de Boer

Ludmilla ha letto per voi: Materiali da tor-cere 16

Monica Jansen

Che cosa bolle in pentola? Vitellotonnato 18

Elisabetta Cascino

L’angolo della lingua (19): lo 19Francesca Sfondrini

Page 2: Notiziario dec. 2011

– 2 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

Zoals het een voorzitter van Dante past,bracht ik mijn zomervakantie die ikmeestal in oktober organiseer, in Italiëdoor. Traditiegetrouw eerst in Parma, waarhet kapittel der cavalieri bijeenkomt, envervolgens in Piemonte, waar ik mijn huisheb. Ook de jongste telg, mijn dochter vanacht maanden was erbij, en alles ginggoed, totdat ze wat ging hoesten, en na eenpaar dagen opeens hoge koorts kreeg.Zoals u weet, worden kinderen in Italiëniet meer door de huisarts behandeld,maar zeker tot hun vierde door de specia-list. In het weekend wordt dat dus niet deguardia medica, maar de pronto soccorsovan het plaatselijke ziekenhuis.Ik zal u de medische details besparen,maar de dubbele longontsteking wasslechts een bijkomende complicatie. Geensprake van een terugreis dus; het werd eenextra week in het ziekenhuis. Verplicht,vanuit de gedachte: de intensive care, datzijn de ouders zelf. Verder wist ik natuur-lijk wel dat als je wilt dat het kind af en toegewassen wordt, je dat zelf moet doen enoverigens ook de handdoeken mee moetnemen. Dat wij zelf de medicijnen moes-ten toedienen en de overige medische ver-zorging moesten doen, was voor mijnieuw, en niet alleen maar aangenaam. Ie-dere twee uur tien minuten lang aerosol

toedienen, ook in de nachtelijke uren, waszowel voor ons als voor de kleine patiëntniet opwekkend.Maar wat ik nog nooit had meegemaakt,was dat we nu ook de medicijnen en an-dere middelen zelf moesten assembleren.Zoals voedingszouten en -suikers oplossenin een halve liter schoon water. Waar vin-den we schoon water? Wat hier uit de kraankomt is bruin. En hoe komen we aan eenlitermaat? ‘Beneden in de bar natuurlijk,sukkel, daar koop je een mezzo litro natu-rale’. Oh ja, maar eerst nog even aerosol-len.Kortom, het Italiaanse ziekenhuis als ‘faida te’. Een doe-het-zelfzaak. En zoals al-tijd dwaalden mijn gedachten weer af naarDante Utrecht, naar wanneer ik met Den-nis de kopieën van de nieuwsbrief maakvoor degenen onder u die geen computermet internetverbinding hebben – dat zijner zestig van u. Om de beurt halen wij pak-ketjes uit het kopieerapparaat, die wij flui-tend in A4-enveloppen doen, frankeren enverzenden. Of wanneer ik de cijfers vanonze vervangend penningmeester/admini-strateur ontvang, om die samen met deoverige bestuursleden te interpreteren, ente bedenken wie er in deze tijden het eerstmoet worden betaald.En daarna maken we tijd vrij om te kijken

hoe we het programma kunnen vernieu-wen, hoe we onze publiciteit kunnen ver-beteren en hoe we kunnen vermijdenopnieuw in de valkuilen van het werkge-verschap te tuimelen. Kortom, ook het be-stuur van Dante lijkt op onderdelen weleen ongewenste fai da te. Het bestuur heeftin dit verband twee vragen aan u:• Als u de nieuwsbrief nog steeds per en-velop in de brievenbus ontvangt, mailt uons dan alstublieft uw e-mailadres.• Helpt u ons aan een nieuwe penning-meester. Op het moment dat ik dit schrijf,overweegt een van de leden om het pen-ningmeesterschap te aanvaarden. Als hijnee zegt, is hij de zesde in de rij. Dan zoe-ken we een zevende kandidaat. En om hetaantrekkelijker te maken: het huidige be-stuur heeft al besloten dat wij absoluut vanhet werkgeverschap van docenten, met bij-komend werk en risico’s, af moeten.Wij weten als bestuur dat wij met een ver-eniging van tweehonderd leden geen staf-afdeling, geen secretariaat en geen overigeondersteuning hebben. Wij weten dus ookdat we eigenlijk wel een soort fai da te zijn.Maar help ons ons te beperken tot waar hetecht om gaat: programma’s, de inhoud vancursussen en publiciteit.

Jeroen Torenbeek

Van de voorzitter

Page 3: Notiziario dec. 2011

Vrijdag 28 oktober was Willy Atema(www.kunstenkunde.nl) weer bij ons,Dante Utrecht, te gast. Ditmaal sprak zijover de Cappella degli Scrovegni in Padua.In 1300 laat Enrico Scrovegni een kapelbouwen als boetedoening voor de woeker-praktijken van zijn vader. Hij geeft Giottodi Bondone(1266-1337) opdracht deze ar-chitectonisch eenvoudige kapel van fres-co’s te voorzien. Van 1304-1306 werktGiotto hieraan. Giotto is ook bekend vande 28 fresco’s die hij maakte over het levenvan Franciscus in de bovenkerk in Assisi,de Basilica di San Francesco.Alvorens op de voorstellingen in te gaan,laat Willy ons zien dat het werk van Giottoeen doorbraak betekende in de schilder-kunst. Er wordt wel gezegd dat eigenlijkmet Giotto de Rinascimento in de schil-derkunst begint. Giotto laat voor het eerstdramatiek in de handelingen en emotiesbij de afgebeelde mensen zien; mensen in

meer natuurlijke, vollere vormen. Hijbrengt diepte in de voorstellingen en hijbetrekt daar de achtergrond in, gebouwenen natuur; tot dan toe kwam dat niet ofnauwelijks voor.Ook legt Willy ons de complexe techniekvan de fresco (= nat op nat) uit.Om de fresco’s in de Cappella degli Scro-vegni goed te kunnen waarderen en hetverhaal waarnaar zij zijn geschilderd tekunnen volgen, moet men de kapel bijwijze van spreken viermaal rond gaan. Tebeginnen bij binnenkomst linksboven. De‘vertelling’ begint bij Joachim en Anna, demoeder van Maria, en in drie rijen langs detwee lange wanden worden de geboorte enhet leven van Maria, de geboorte en hetleven van Jezus, zijn kruisiging en opstan-ding tot en met het neerdalen van de Hei-lige Geest afgebeeld. Op de onderste rijstaan de zeven deugden en zeven hoofd-zonden van de mens afgebeeld. Rondom

de in-/uitgang heeft Giotto het LaatsteOordeel geschilderd, een heftige voorstel-ling. Aan de hand van prachtige foto’s laatWilly ons zien hoe Giotto relaties tussenmensen en emoties weet uit te drukken.Op verschillende momenten zien we de-zelfde tempel, de gouden poort en anderegoed herkenbare plaatsen in Jeruzalem.Door ons steeds weer aan de hand van de-tails op de meesterlijke schilderkwaliteitenvan Giotto te wijzen en door haar vlotte enaansprekende wijze van vertellen, weetWilly de Bijbelse thematiek wat te verluch-tigen en slaagt zij erin een boeiende en ver-rijkende avond te verzorgen.Zij wijst ten slotte op de websitehttp://www.giottoagliscrovegni.it/ita/home.html: hier zijn zowel de voorstellingenals bijzonderheden over onder meer derestauratie van de kapel te vinden.

Annemarie Aarnoutse

– 3 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

La Cappella degli Scrovegni

Trio Musicale PavoneOp vrijdag 11 november, aan de vooravondvan wat voor Italië (en heel Europa) eenhistorische dag werd, luisterde een aantalDante-leden naar het Trio Musicale Pa-vone, voor deze gelegenheid bestaande uitRosario Pavone, piano, Alessandro Mo-cera, tenor, en Maurizio Parisi, blokfluit(‘flauto dolce’). De laatste nam de plaats invan de ‘vaste’ derde, Maria Zappalà.Het optreden voor Dante Utrecht was heteerste van een tournee langs NederlandseDante-afdelingen. De aanwezigen werdengetrakteerd op een afwisseling van traditi-onele Napolitaanse volksliederen (liedjes,zo u wilt) en aria’s en melodieën uit ope-ra’s van Verdi, Bizet, Mozart, Leoncavallo,Puccini en Rossini.

Zo klonken ‘Torna a Surriento’, ‘Tu ca nonchiagne’, ‘Passione’, ‘O surdato nnamu-rato’ en ‘F1111uniculi funicula’ in het JamesBoswell Instituut – overbekend en tot mee-deinen uitnodigend, gezongen door eenkarakteristieke Zuid-Italiaanse stem.Verdi speelde uiteraard een prominente rolmet ‘Va pensiero’ uit Nabucco – het sub-stituut-Italiaanse volkslied –, een ‘fantasiasu Rigoletto’, de Gran valzer brillante diemede zo bekend is geworden doordat in deverfilming van Il Gattopardo Alain Delonen Claudia Cardinale erop rondzwieren, eneen ‘fantasia su Traviata’.Behalve Verdi klonk Bizet in een ‘fantasiasu Carmen’, Mozart met de aria van de Re-gina della notte uit de Flauto Magico, Puc-

cini’s aria ‘E lucean le stelle’ uit Tosca, dearia ‘Vesti la giubba’ uit de Pagliacci vanLeoncavallo, en Rossini in een ‘fantasia sulBarbiere di Seviglia’.De sopraanpartij uit de opera-aria’s hadRosario Pavone getranscribeerd voorflauto dolce – lof daarvoor!De akoestiek van de zaal en de niet ideaalogende fauteuil (!) voor de pianist dedenweliswaar geen recht aan de drie musici,het was ondanks dat een zeer geslaagd op-treden. Niet in het minst door de overgaveen het klaarblijkelijke plezier waarmee zijspeelden en zongen. Het publiek toondeuitbundig waardering voor het drietal.

Ciska van der Glas

Page 4: Notiziario dec. 2011

In Conegliano (TV), tot 15 april 2012Bernardo BellottoPalazzo Sarcinellivia XX Settembre 132tel. 800.775083

In Milaan, tot 29 jan. 2012Transavanguardia ItalianaProgetto di Achille Bonito Oliva.Centraal staan de kunstenaars SandroChia, Francesco Clemente, Enzo Cucchi,Ncicola De Maria e Mimmo Paladino.Palazzo Reale, piazza Duomo 12tel. 02.0202

In Modena, tot 30 jan. 2012Sandro ChiaEx Foro Boariovia Bono da Nonantolatel. 059 2033122

In Padova, tot 12 febr. 2012Il simbolismno in ItaliaPalazzo Zabarellavia S. Francesco 27tel. 049.8753100

In Rome, tot 19 febr. 2012Roma al tempo di CaravaggioPalazzo Veneziavia del Plebiscito 118tel. 06.6999413

tot 15 apr. 2012Le stanze dei tesori.Palazzo Medici Riccardivia Cavour 3tel. 055.2760340

tot 15 jan. 2012Filippino Lippi e Sandro Botticelli nella Firenzedel ’400.Scuderie del Quirinalevia XXIV Maggio 16tel. 06.39967500

tot 25 febr. 2012Il rinascimento a Roma. Nel segno di Michelan-gelo e Raffaello.Fondazione Roma Museopalazzo Cipollavia del Corso 320tel. 06.39967888.

In Rovereto (TN), tot 8 jan. 2012Gino SeveriniMartcorso Bettini 43tel. 800.397760 / 0464.438887

In Turijn (Venaria Reale), tot 29 jan. 2012Leonardo, il genio, il mitoReggiascuderie juvarrianetel. 011.4992333

In Venetië, tot 22 jan. 2012Venezia e l’EgittoPalazzo ducalesala dello scrutiniotel. 041.2715911

(Met dank aan qui Touring, maandblad vanTouring Club Italiano)

– 4 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

Tentoonstellingen in ItaliëKleine greep uit het aanbod

Page 5: Notiziario dec. 2011

Dit jaar mocht het bestuur José van Houcke ver-welkomen als nieuw lid, belast met het coördine-ren van de lezingen en andere culturele evene-menten die Dante Utrecht de leden biedt. Zij is indie rol Emma Verheul opgevolgd en de Dante-leden hebben dankzij haar al kennis kunnenmaken met Willy Atema, Mauro Poma en hetTrio Musicale Pavone. Hieronder stelt zij zichvoor aan de Notiziario-lezers.

Mijn interesse voor Italië is al vroeg ont-staan, toen ik een jaar of twaalf was. Ik hadeen tante in Rome wonen. Daar gingen wevaak logeren. Toen ik in 1969 in Utrechtging studeren dacht ik dan ook dat ik alheel wat Italiaans kende: ‘Fabio, a tavola!’(dat riep de buurvrouw van mijn tante elkeavond), ik kon tot 20 tellen in het Italiaansen kende het woord ‘cozze’, dat bij mij enmijn broer een lachstuip opleverde (maarlekker vond ik ze wel), en nog zo wat du-bieuze termen.

Dat viel dus in het begin vies tegen. Hetwas hard werken om de taal tot in de punt-jes onder de knie te krijgen.In het derde jaar van mijn studie ben ik alsstudent-assistent al begonnen met lesge-ven in de taalverwerving.Doordat ik vaak in Italië verbleef voor stu-die, vriendenbezoek en ook weleens van-wege de liefde heb ik de Italiaanse maat-schappij van binnen uit leren kennen. Hierheb ik veel profijt van gehad in mijn werkals docent.

Na 32 jaar als docent Italiaans te hebbengewerkt aan de Universiteit Utrecht ben ikop 1 september met pensioen gegaan.De laatste jaren gaf ik voornamelijk vakkenop het gebied van taalverwerving en verta-len. Daarvoor gaf ik ook cursussen over deliteratuur en cultuur van Italië. Ik heb hetaltijd belangrijk gevonden mijn studenten

zo veel mogelijk kennis te laten opdoenvan de Italiaanse cultuur en maatschappij.Nu vind ik het welletjes. De zoveelste be-zuiniging en/of reorganisatie komt eraan.Laat de jonge garde er nu weer wat vanmaken. Maar zoals een vos wel zijn harenverliest maar niet zijn streken, zo kan eenverstokte taaldocent niet plotseling op-houden met lesgeven. Met groot pleziergeef ik daarom nu Nederlandse les aanmijn opvolger Carlo Giordano en een an-dere Italiaanse collega. En ik zal ook nogwat privélessen Italiaans gaan geven.Met veel enthousiasme ben ik daarnaastbegonnen als coördinatrice van de cultu-rele evenementen van de Dante AlighieriUtrecht. Ik hoop een mooi programma tekunnen voorschotelen en sta daarbij openvoor suggesties of wensen van leden.

José van Houcke

– 5 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

Nieuw in het Dante-bestuur: José van Houcke

Interview met Carlo GiordanoDe Notiziario-redactie heeft zich voor heteerst aan een interview gewaagd. Wijkozen daarvoor Carlo Giordano, de opvol-ger van José van Houcke, ons Dante-be-stuurslid, dat tot afgelopen zomer alsdocent Italiaans aan de universiteit vanUtrecht verbonden was en nu gepensio-neerd is.Carlo ging zeer spontaan en enthousiastop onze suggestie in en we nodigden hemuit bij een van ons thuis. De kennismakingmet hem bevestigde de indruk die wij alvan hem hadden: een nog heel jonge, openen sympathieke Italiaan, die uitvoerig enzonder terughoudendheid inging op devragen die wij hem stelden. De weergavevan het gesprek met hem vindt u hieron-der: deels in het Italiaans – datgene wat hijons vertelde –, deels in het Nederlands –onze vragen en de verbindende tekst daar-tussen.

Dat wij Carlo en hij ons zou tutoyeren wassnel beslist, na een klein college van hemover het huidige gebruik van Lei en tu in hetItaliaans, waaruit wij opmaakten dat datniet of nauwelijks verschilt van het gebruikvan, of de keuze tussen, u en jij in het Ne-derlands. Onze eerste vraag luidt dan: waar

komt hij vandaan? (Is er een meer voor dehand liggende vraag?)‘Sono nato a Ventimiglia, città nativa anchedi Alessandro Varaldo, primo autore in Ita-lia di romanzi polizieschi’. [zie Notiziario3-2011, red.]En of hij misschien familie is van PaoloGiordano, de schrijver van La solitudine deinumeri primi?‘No, no, magari… Il cognome Giordano èpiuttosto diffuso in Italia, è di origineebrea, dal fiume Giordano.’Wij willen ook weten waar hij gestudeerdheeft, en wat hij daarna zoal gedaan heeft.‘A Genova, dal 1999 al 2004. Dopo la laureaho girato parecchio, fuori Italia. Andare al-l’estero è una mia passione. Mi sono dedi-cato all’insegnamento dell’Italiano aglistranieri – un’altra mia passione. Tra l’al-tro in Spagna, al servizio di diversi enti pri-vati coinvolti nella formazione per adulti,e di aziende che avevano rapporti con l’Ita-lia. Poi, in Lituania, agli allievi di unascuola che aveva un ‘gemellaggio’ con unascuola Abruzzese: in questa scuola si inse-gnava l’Italiano per facilitare la comunica-zione con gli allievi della scuola ‘gemella’.Insegnavo ai bambini dai più piccoli finoagli adolescenti e il mio compito consi-

steva piuttosto di spiegare loro le tradi-zioni, la cultura Italiana ancor più che lalingua. Per poterci andare e vivere ho po-tuto approfittare di una piccola borsa delprogetto Comenius, un progetto che faparte del programma Socrates-Erasmus,anzi del LifeLongLearning Program’ [pro-gramma van de Europese Unie, red.].‘In Italia la mia esperienza con l’insegna-mento dell’Italiano si limita a corsi orga-nizzati da una scuola privata nelle Marche,a Castel Raimondo, un piccolo borgomolto carino vicino a Camerino, sede diuna prestigiosa università, fondata nel1336 e quindi una delle più antiche d’Ita-lia. È una scuola che offre corsi d’Italianoagli stranieri, come ce ne sono tante in Ita-lia: per esempio quelle ‘ufficiali’ di Peru-gia, Siena, Firenze. Questa nelle Marche èprivata, iniziata dieci anni fa, e dall’anno2005 cresciuta in modo spettacolare: concirca 150 studenti al mese è diventata la piùgrande scuola per stranieri in tutta Italia.Ora che sono docente a Utrecht i miei rap-porti con questa scuola continuano: faccioda rappresentante per loro in Olanda, fac-cio un po’ di propaganda per loro, si puòdire. Inoltre chi decide di iscriversi a uno diquesti corsi attraverso la mia mediazione

Page 6: Notiziario dec. 2011

può godere di un consistente sconto’.Hoe is hij in Utrecht terechtgekomen, wil-len wij weten. En we krijgen een uitvoerigantwoord.‘Dal 2009 al 2010 ho seguito un master al-l’università di Macerata – che si vanta di es-sere addirittura la più antica d’Italia. Iltema era l’insegnamento, più in partico-lare dell’Italiano. Un periodo di tirociniofaceva parte di questo master. Per questotirocinio si poteva restare in Italia oppureandare all’estero. Data la mia passione pergirare la scelta era ovvia per me: preferivoandare all’estero. Poi un’altra scelta: qualepaese? Le possibilità erano due: il Belgio ol’Olanda. L’Olanda non la conoscevo perniente. Per me era un paese che mette inmoto l’immaginazione, un paese ricco distoria, di arte, di cultura, anche di natura.Doveva essere interessante andarci. Cosìsono capitato in Olanda.’‘Durante il periodo di tirocinio ho fatto co-noscenza con Manuela Pinto, docente aUtrecht, che mi ha chiesto di rimanere aUtrecht sino alla fine dell’anno accade-mico. Così il mio periodo di tirocinio si al-lungò parecchio di più di quanto previsto!Poi, Manuela e altri docenti di Utrecht, trai quali José van Houcke, mi hanno propo-sto di succedere proprio a José, che frapoco sarebbe andata in pensione. Ed eccomi qua, come docente all’università diUtrecht. Sono stato fortunato ad aver tro-vato un posto in questo modo così piace-vole.’‘Per ora il mio compito consiste soltanto

di insegnamento: un corso di base per iprincipianti. Nel nuovo anno inizierò il la-voro per il dottorato, che si dovrebbe rea-lizzare entro quattro anni. Il tema entrerànel campo letterario attraverso una pro-spettiva interculturale, perché nel pro-gramma di ricerche in cui si inserisce illavoro di ognuno dei docenti manca l’at-tenzione appunto per questa prospettivainterculturale.’

Wij informeren naar zijn eerste ervaringenmet Nederlandse studenten en anderenmet wie hij in aanraking is gekomen – aan-gename en minder aangename ervaringen.Over de studenten laat hij zich met waar-dering uit: ‘Arrivano in tempo per le lezi-oni, si comportano con educazione.’Het doet ons plezier dat te horen. Veelminder positief zijn zijn ervaringen metmakelaarskantoren. Daarvan heeft hij erdiverse afgelopen, op zijn zoektocht naarwoonruimte.‘Le persone delle agenzie immobiliarihanno sempre assunto un atteggiamentoproprio antipatico, quasi ostile, non ap-pena dicevo di cercare una casa in affitto,non in vendita. E se magari potevano of-frire qualcosa in affitto costava tantissimo.Anche il fatto di essere Italiano era chiara-mente un punto negativo. Per fortunadopo numerose brutte esperienze sono ve-nuto in contatto con una organizzazione‘anti-kraak’, che mi ha offerto in affitto, omeglio in custodia, una vecchia scuola.L’edificio è proprietà di un istituto di assi-

stenza sanitaria che per ora non ne fanulla. Sono stato fortunato: costa pochis-simo, ed è molto spaziosa! Bisogna soloadattarlo un po’ per viverci confortevol-mente.’Nu hij hier in Nederland woont en werkt,is Carlo ook begonnen Nederlands teleren. Wij vragen hem, tot slot, hoe enwaar hij dit aanpakt.‘Per imparare l’Olandese mi sono rivolto alJames Boswell Instituut ed all’ING, ho giàseguito un paio di corsi e proseguirò. EJosé [van Houcke, red.] mi fa da inse-gnante! Non è facile l’Olandese, certisuoni, come la g, sono difficili da pronun-ciare per me.’ Dat is een bekend geluid uitde mond van Italianen (en anderen die Ne-derlands leren).In de loop van het gesprek hebben ook wijeen kleine bijdrage geleverd aan Carlo’skennis van het Nederlands en Nederlandsegebruiken. Bijvoorbeeld dat het inderdaadniet zo simpel is om in Nederland aandoodgewone lakens te komen, aangeziendie hier door dekbedden min of meer ver-drongen zijn, anders dan in Italië. En wijhebben hem het als onvertaalbaar bekendstaande woord gezellig uitgelegd en uitlaten spreken. Gezellig was dit eerste inter-view voor de Notiziario zeker, vonden wij.Wij hopen dat onze lezers het met evenveelplezier zullen lezen als waarmee wij hethebben afgenomen.

Annemarie Aarnoutse en Ciska van der Glas,met dank aan Carlo Giordano

– 6 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

lo sapeva te che … (13)Sei un secchione/Je bent een nerd!

Als je ‘secchione’ genoemd wordt, danpresteer je heel goed op school, maar nietzomaar goed, nee, je bent een ‘nerd’ (unalunno che studia molto).Secchione komt van secchio, emmer. Watheeft geletterdheid met een emmer temaken?In het Italiaans wordt iemand die over eengrote hoeveelheid kennis beschikt, eenstudiehoofd, ‘un pozzo di scienza’ ge-noemd (een put van wijsheid/wetenschap).In het dialect van Lombardije dat in de Ti-cino (Zwitserland) wordt gesproken, heeftmen het over ‘segiòn’ in plaats van ‘sec-chio’. Op een gegeven moment is men de‘segiòn’ met een ‘gamela’ gaan vergelij-

ken. Dit is niet echt een emmer, maar weleen klein metalen bakje waaruit soldatentijdens de Tweede Wereldoorlog aten. ‘Se-giòn’ en ‘gamela’ is men blijkbaar door el-kaar gaan halen.Maar ‘gamelar’ of ‘fare la gavetta’ betekentook: hard werken. Hier komen we dan aande betekenis van de uitdrukking ‘sei unsecchione’: je werkt/leert hard! Dus gamela= klein emmertje = segiòn = secchione.Je zegt emmer en je denkt hard werken,met andere woorden. En dat is niet zo raar,in tijden waarin de emmer een belangrijkvervoermiddel was…

Elena Valbusa

Page 7: Notiziario dec. 2011

L’anno 2011, dedicato in tutta Italia allaunità nazionale nei suoi numerosissimiaspetti, ha portato nelle varie regioni ita-liane a scoprire fatti e personaggi ignoratie soprattutto alla consapevolezza di un col-legamento tra Nord e Sud molto più in-tenso di ciò che si era abituati a pensare.Insomma l’Italia era già unita nella culturae nelle passioni ben prima che ciò diven-tasse quella realtà politica, sociale e cultu-rale che chiamiamo Risorgimento.Purtroppo la critica storica italiana da al-meno cinquant’anni si è servita del Risor-gimento per dire altre cose, e questo non èservito certo a capire la complessità del fe-nomeno: così per inerzia si sono ripetuti isoliti stereotipi e persi di vista personaggie situazioni di sorprendente attualità.Una delle pagine meno lette del lungo per-corso verso l’unità è quella che riguarda ledonne, come pure la storia del popolo mi-nuto, come si usa dire, in gran parte con-tadini, artigiani, impiegati. Il Risorgi-mento con le sue innumerevoli battaglie ri-servava un ruolo da protagonisti agli uo-mini, all’esercito, alla diplomazia e agliintellettuali. Solo da alcuni anni ci si è ac-corti che peso determinante avessero ledonne di ogni classe sociale così come lapiccola borghesia cittadina, e ancora le ri-cerche non sono completate.Per darvi una idea di quanto ci sia ancorada capire e studiare in quel periodo dei 150anni, vi voglio segnalare le figure di duedonne della nobiltà, una del Nord Italia, euna del Sud, e quella di un giovane patriotaveronese ‘scoperta’ da una romanziera miaamica.

La prima donna ‘da studiare’ appartiene al-l’alta nobiltà e ricchezza lombarda, in con-tatto con la cultura e la politica europea: sitratta di Cristina Trivulzio di Belgioioso (1808-1871). Cristina non è certo sconosciuta achi si occupa di idee e personaggi politiciitaliani fino al 1870 per il ruolo di primis-simo piano giocato tra Parigi e Milano con-tro gli austriaci nel mondo dei fuoriusciti

italiani1. Ma a mio parere al di là della sualeggendaria bellezza e ricchezza non èstata messa in evidenza la sua figura digiornalista e fondatrice di periodici, infrancese ed in italiano, di romanziera eviaggiatrice in Medio Oriente : sono stateristampate e tradotte due opere della Bel-gioioso, Vita intima e vita nomade in Oriente,2

per capire la realtà degli harem, chemostrano la figura straordinariadella giornalista d’assalto. Viconsiglio di leggerle per laloro straordinaria attualità.Fu anche creatrice di colo-nie agricole di tipo utopi-stico in Turchia e persinovicino a Milano nei propripossedimenti: ancora ogginel paese di Locate Trivulziopotete visitare le sue fattorie tra-sformate in case per i contadini,dotate persino di asili infantili ri-scaldati (!)3.L’impresa più impressionante di Cristina èstata l’organizzazione e il finanziamentodi una spedizione dei Mille all’incontrario,non da Genova alla Sicilia come Garibaldi,ma su due navi pieni di volontari, da Na-poli a Milano!E proprio a Napoli troviamo Elisabetta Ca-racciolo Forino, nata nel 1817, morta dimen-ticata a fine secolo, appartenente allanobiltà clericale e borbonica napoletana,una giovane monacata per forza, come laMonaca di Monza del Manzoni, sepoltaviva in un convento che lei stessa descrivein un libro impressionante per crudo reali-smo e analisi psicologica4. Ben nota a LuigiSettembrini, e ai patrioti napoletani piùnumerosi e attivi di quel che si ricordi, fuliberata da Garibaldi e nominata ministrodella pubblica istruzione a Napoli. Sposòpoi un patriota napoletano: non credo chele sue Memorie siano state pubblicate di re-cente, certo è una figura quasi ignoratadalla critica e ben degna di figurare comeeroina di un film.Per finire voglio ricordare un patriota ve-ronese Giovanni Vincenti (1815-1845) ‘sco-perto’ da una amica e collega ElisabettaSega, ottima scrittrice di romanzi storici,basati su una accurata documentazione. Ilromanzo è già stato presentato in alcunicomitati Dante austriaci e lo sarà prossi-mamente anche in quello di Verona. Si in-titola L’emissario5. Si tratta della vita di un

giovane della piccola borghesia veroneseche si affianca a Benedetto Mussolini e aicospiratori calabresi unito dagli stessiideali di libertà e che fa la spola tra Svizzerae Francia, Verona e la Calabria. È uno deicinque veronesi che moriranno allo Spil-berg a soli trent’anni.Come mi scrive l’autrice ‘il romanzo attra-

verso la biografia del protagonista de-scrive tutto il mondo dei

cospiratori e dei patrioti chepulsava nell’ombra in queglianni in un’Italia tutta da co-struire, in una epoca di aspi-razioni negate e diingiustizie recepite…Iltesto, attraverso l’omaggio

al veronese Giovanni Vin-centi, personaggio minore

dell’epoca, vuol suggerire cheuna nazione non si forma solo at-traverso l’azione improvvisa e de-

terminante di un manipolo di eroi seguitidal popolo, ma anche, e soprattutto, attra-verso lunghe tribolazioni volte a plasmarecondizioni storiche favorevoli, attraversodissidi, compromessi e schiere di vinti.Non esiste un solo Risorgimento, ma unamolteplicità di visioni discordanti e di ten-tativi che solo in ultima istanza porterannoall’unità, e che in qualche misura spieganole radici della politica del secolo successivo.’Spero di aver contribuito alla vostra ‘sco-perta’ del Risorgimento che mi auguro siacominciata tanti anni fa con la lettura delprimo libro scritto in olandese su questotema dell’architetto Van Ravesteyn, editodal comitato Dante di Utrecht.

Laura Schram-PighiVerona, novembre 2011

– 7 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

Ancora Risorgimento

1 Laura Pisano, Christine Veauvy, Parole inascoltate. Le

donne e la costruzione dello Stato-nazione in Italia e Fran-

cia: 1789-1960. Roma, Editori Riuniti 1994.

2 Cristina di Belgioioso, Vita intima e vita nomade in

Oriente, Como, Ibis, 1993, e Cristina Trivulzio di Bel-

gioioso, Un principe curdo, Ferrara, Tufani, 1998.

3 Giuliana Morandini, La voce che è in lei. Milano,

Bompiani, 1980. Buona antologia di narrativa italiana

femminile tra’800 e ’900.

4 Elisabetta Caracciolo Forino,Misteri del chiostro na-

poletano. Memorie di Elisabetta Caracciolo de’ principi di

Forino, ex monaca benedettina. Firenze, Barbera, 1864.

5 Elisabetta Sega, L’emissario. Storia di un patriota. Ve-

rona, Bonaccorso, 2011

Cristina Trivulzio di Belgioioso

Elisabetta Caracciolo Forino

Page 8: Notiziario dec. 2011

Venetië was tjokvol toen ik er begin sep-tember de Biënnale voor Beeldende Kunstbezocht.De waterbus, de vaporetto, moestik bij Piazza Roma tweemaal laten voorbij-gaan eer ik een plekje kon veroveren. Alletalen hoorde ik om mij heen, maar vooralde Oost-Europese landen en China warengoed vertegenwoordigd. Als haringen ineen ton voeren we weg en ik vroeg me afhoeveel van deze personen de Biënnalezouden bezoeken. Dat bleken er niet zo-veel te zijn, het merendeel stapt nog altijduit bij de Rialto-brug en Piazza San Marco.Bij de ingang van de Biënnale stond geenrij voor het ticketloket en in de Giardiniwas ruimte genoeg. De Biënnale beperktzich echter allang niet meer tot de centraletentoonstelling en de landenpaviljoens inde Giardini. In talloze palazzi en kerkenzijn nieuwe landen vertegenwoordigd, diegeen eigen paviljoen in de Giardini heb-ben. En de expositie in de Arsenale, devroegere scheepswerven vlak bij de Giar-dini, oorspronkelijk bedoeld om jongekunstenaars voor het voetlicht te plaatsen,is allang een vast onderdeel geworden enhet uitgangspunt is verwaterd. Ook gere-nommeerde kunstenaars kunnen er nu ex-poseren. Zo treft men er bijvoorbeeld eengrote ‘lichtruimte’ aan, ontworpen door dethans 68-jarige Amerikaanse kunstenaarJames Turrell. Hierin kan de beschouwerde omgeving zien oplossen in een steedsveranderend diffuus licht. Men moet weleen tijdje in de rij staan om binnen tekomen, maar de beloning is groot. Een

ander opvallend werk in de Arsenale was eenlevensgrote imitatie van de Sabijnse maagden-roof van de Florentijnse 16de-eeuwse kunste-naar Giovanni da Bologna, hier uitgevoerdin kaarsvet door de Zwitserse kunstenaarUrs Fischer. Het beeld brandt elke dag ver-der op en laat in september al een wanorde-lijke hoeveelheid druipend kaarsvet enafgevallen stukken zien (afb. 1a en 1b).De werken van Turrell en Fischer passen let-terlijk in het centrale thema van de Biënnalevan dit jaar: ILLUMInazioni. Het woord kanop vele manieren worden uitgelegd: ver-lichten door zonlicht, elektrisch licht ofkaarslicht, of het spel van licht en donker inde schilderkunst, het chiaroscuro, maar ookde spirituele of intellectuele verlichting ofopheldering. De directeur van deze Biën-nale, Bice Curiger, in het dagelijks leven cu-rator in het Kunsthaus in Zürich, vatte hetvooral formalistisch op: het gebruik vanlicht en donker in de schilderkunst door deeeuwen heen. Dat is ook de reden dat voorhet eerst, als een historische inspiratiebron,een beroemde Venetiaanse kunstenaar in decentrale expositie is vertegenwoordigd: Ja-copo Robusti, bekend als Tintoretto (‘hetververtje’, 1518-1594). De licht-donkereffec-ten in de drie geëxposeerde monumentaleschilderijen van zijn hand imponeren nogsteeds. Het meest opvallende werk is Hetoverbrengen van het lichaam van de heilige Marcusnaar Venetië, een onderwerp dat nauw ver-bonden is met de geschiedenis van de stadVenetië en zijn beschermheilige, de evange-list Marcus (afb.2).

– 8 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

Een impressie van de 54ste Biënnale in Venetië

Het werk maakt deel uit van een serie schil-derijen die het wonderlijke verhaal van hetstelen van het lichaam van Marcus uit het(mohammedaanse) Alexandrië uitbeeldenom het naar zijn christelijke maar tot dantoe lege schrijn in Venetië te brengen. Hetschilderij is ontstaan in de onrustige 16de

eeuw, toen de mohammedanen ver in Eu-ropa waren doorgedrongen voordat de op-mars van de Ottomaanse macht in de Slagbij Lepanto in 1571 door de verenigde wes-terse christelijke staten werd gestopt. Indie tijd werd bovendien de tot dan toe on-betwiste rooms-katholieke kerk in eigengelederen aangevallen door het protestan-tisme in de Noord-Europese landen. HetConcilie van Trente moest daar antwoordop geven en de rooms-katholieke kerkweer versterken. Tegen deze achtergrondmoet het werk van Tintoretto bekekenworden. Het is alleen al door zijn formaatoverweldigend en laat schrille contrastenzien tussen licht en donker, een irrationeelversterkt perspectief, overdreven bewegin-gen en een sterk verkort in het dode li-chaam van Marcus op de voorgrond. Het iseen spektakelstuk dat de grote onrust vanzijn tijd weerspiegelt. Alles in dit schilderijis op dramatische effecten uit en wil de be-schouwer emotioneel bij de scène betrek-ken. Een analogie met onze eigenonzekere en gewelddadige tijd ligt voor dehand. Ook in de hedendaagse kunst, zekerin de massaliteit van de Biënnale, treft menvaak de neiging aan tot overdreven, somsholle effecten, grote gebaren en veel la-waai. Een goed voorbeeld daarvan is Trackand Field, een omgekeerde oorlogstank (‘a

Afbeelding 1a: Urs Fischer, zonder titel (imitatie inkaarsvet van De Sabijnse maagdenroof van Giovanni daBologna, Florence 1583), Biënnale Venetië 2011.

Afbeelding 1b: Hetzelfde werk in september 2011.

Afb. 2: Tintoretto, Het overbrengen van het lichaam vande heilige Marcus naar Venetië, Accademia, Venetië 1548.

Page 9: Notiziario dec. 2011

massive 60-ton overturned military tank’)waarop een atleet onder enorm geratel vande rupsbanden enkele uren per dag hard-loopt, een werk van de Amerikaanse kun-stenaars Jennifer Allora en GuillermoCalzadilla voor het paviljoen van de Ver-enigde Staten (afb. 3).

Volgens de begeleidende tekst moet heteen ‘poetic shock’ en ‘unexpected juxtapo-sition’ oproepen, ‘conjuring up the themesof competition, nationalism and mili-tarism in relation to the body, health andfitness’. Mijns inziens is het vooral groot,lawaaierig en aandachttrekkend, en ik ver-klaar het liever met machteloosheid intwee betekenissen: de machteloosheid inhet oorlog voeren en het hollen zonder ver-der te komen, maar vooral de machteloos-heid om een kunstwerk te maken dat meerbiedt dan goedkope effecten.Er zijn nogal wat politiek getinte werkenop de Biënnale dit jaar. In het Egyptischepaviljoen is plaats ingeruimd voor een eer-betoon aan de mediakunstenaar AhmedBasiony (1978-2011) die op het Tahrirpleinin Cairo om het leven kwam. Videobeeldenvan weloverwogen stille opnamen van per-formances van deze kunstenaar worden af-gewisseld met heftige, onrustige, metmobiele telefoons gemaakte amateurfilm-pjes van de gewelddadigheden op hetplein. Deze wisseling van beelden is mooigekozen. Bijzonder is dat voor het eerstniet meer het officiële Egyptische ministe-rie van Cultuur maar een onafhankelijkecurator het werk presenteert.Moedig is ook de keuze in het Poolse pa-viljoen voor de Israëlisch-Nederlandsekunstenares Yael Bartana. In drie films ver-beeldt ze een gefingeerde ‘Jewish Renais-sance Movement’ in Polen, waarin wordtgepleit voor de terugkeer van de Joden.Vooral de blonde jongen die een oproepdoet aan Joden om terug te gaan naar hetland van hun voorvaderen omdat Polenzonder hen niet voltooid is, is aangrijpend.

Het is mooi gefilmd vanuit ongewone stand-punten, op de wijze van het ‘nieuwe filmen’uit de jaren twintig van de vorige eeuw. Zokan beeldende kunst met artistieke midde-len iets zeggen, ‘iets belichten’, dat in het ge-wone leven onzegbaar is en blijft.Een ander uitgangspunt heeft ChristianBoltanski in zijn (ook lawaaierige) werk‘Chance’ in het Franse paviljoen. Hij vatlicht op als ‘levenslicht’ en benadrukt hettoeval dat bij iedere geboorte en in iedersleven een rol speelt. In een soort ratelendeachtbaan, de Wheel of Fortune, vliegen grotefoto’s van net geboren baby’s voorbij (afb.4). In een andere ruimte tonen gekleurdenummers zeer snel wisselende getallen: degroene nummers geven de geboorten opdat tijdstip aan, de rode de overledenen. Wezijn onvervangbaar maar worden voortdu-rend vervangen. Het werk past thematischin zijn totale oeuvre, waarin hij altijd leven,dood en herinnering heeft onderzocht.

Weer anders is de interpretatie van het cen-trale thema door de Zwitserse PipilottiRist, wiens werk zes jaar geleden werd‘ontdekt’ op de Biënnale. Zij projecteert inNon voglio tornare indietro kleurige video-beelden op drie geschilderde replica’s vanoude ‘vedute’ (stadsgezichten) van Venetiëin vergulde lijsten. Daardoor ontstaat in delucht boven het Canal Grande of het PiazzaSan Marco afwisselend een lieflijke, fan-tastisch of beangstigende sfeer.Verlichting als ‘bekentenis’ opgevat kanmen ervaren in de originele opnamen vaneen opera voor één zanger van de Hon-gaarse kunstenaar Hajnal Németh. In zijnCrash-Passive interview worden de vragen enantwoorden van een politieverhoor gezon-

– 9 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

Afbeelding 3: Jennifer Allora, Guillermo Calzadilla, Trackand Field, Biënnale Venetië 2011.

Afbeelding 4: Christian Boltanski, Wheel of Fortune,Biënnale Venetië 2011.

gen door een overlevende van een auto-crash. In de nevenruimten zijn een artis-tiek gecrashte auto, het libretto en demuziek geëxposeerd.Een van de belangrijkste Italiaanse kunste-naars van deze tijd is Maurizio Catalan(Padua, 1960). Hij vulde het PadiglioneCentrale, de centrale tentoonstellings-ruimte in de Giardini, met 2000 opgezetteduiven in allerlei houdingen (afb. 5).

In 1997 presenteerde Catalan ook al ‘dui-ven’, onder de titel Turisti. Venetië is de stadvan de duiven, ze zijn er zelfs een plaag ge-worden. Obers zetten bij de terrassen dewaterspuit op hen en wellicht wil Catalanaangeven dat ook de toeristen uit Venetiëweggespoten moeten worden. Mooi werkvan hem is ook buiten de Biënnale te zienin de collectie van modekoning FrancoisPinault, gepresenteerd in diens tweemusea: Punta della Dogana en PalazzoGrassi.Om spiritueel ‘verlichtende’ kunst te zienmoet men naar Palladio’s San GiorgioMaggiore op het eilandje San Giorgiovaren, waar de Brits-Indiase kunstenaarAnish Kapoor de Ascensione (hemelvaart)heeft verbeeld: midden in de viering, dekruising tussen middenschip en transept,boven in de koepel, heeft hij een reusach-tige zuiger aangebracht die waterdamp ofpigmentdeeltjes in een bijna kronkelendelijn naar boven zuigt. Eromheen draaienop vier hoeken krachtige ventilatoren, diehet wervelende effect van de luchtstroomveroorzaken (afb. 6). Een mooie immate-riële verbeelding. ‘Che bella, che bella’,verzuchten Venetiaanse dames die eenkaarsje komen branden in de kerk.

Afbeelding 5: Maurizio Catalan, Colombe, Centraleexpositie Biënnale Venetië 2011.

Page 10: Notiziario dec. 2011

Er zijn ook veel nieuwe presentaties in Vene-tië zelf die je een kijkje gunnen in oude pa-lazzi. Zo is het de moeite waard om de Ca’Corner della Regina te bezoeken, waar de col-lectie Prada (weer mode!) wordt gepresen-teerd (afb. 7). Verschillende tentoonstellings-makers hebben de ruimten van het 18de-eeuwse palazzo ingericht. Er is een mooie se-lectie werken van Italiaanse klassiek-moderne kunstenaars te zien onder wie Man-zoni, Fontana en Castellani (afb. 8), maar ookwerk van bekende kunstenaars als Jeff Koons(wiens kitscherige werk verrassend is ge-combineerd met Meissen-porselein), DemianHirst, Charles Ray (wiens witmarmeren vis-sersjongetje op de Punta della Dogana al eenVenetiaans icoon is geworden), Donald Judden (weer) Maurizio Catalan en Anish Kapoor.

Op de piano nobile, beschilderd met fresco’s,zijn de kunstwerken goed afgestemd op hunomgeving, maar soms zijn ze hinderlijk aan-wezig omdat ze te groot zijn voor de ruimtedie beschikbaar is. Er zijn ook maquettes tezien van architect Rem Koolhaas/OMA, dieopdracht heeft gekregen een hoofdkantoorannex museumruimte voor de Prada-funda-tie in Milaan te ontwerpen (afb. 9).Omdat het onmogelijk is de kunst van alle89 landen die in paviljoens, kerken, palazzien musea vertegenwoordigd zijn, te zien,laat staan te beschrijven, moet de Biënnalevooral beschouwd worden als een per-soonlijk spannend avontuur, waarin iederebezoeker zelf zijn weg moet zoeken. Elkland heeft zijn eigen verhaal en context.Voor wie doorzet, is er veel moois en inte-ressants te vinden. Het kost wel veel uit-houdingsvermogen en daarom is het goed

halverwege de expositie in de Arsenale uitte rusten bij het werk van de AmerikaanChristian Marclay. Hij heeft het verloop vande tijd verbeeld in een film van 24 uur, sa-mengesteld uit fragmenten uit de filmge-schiedenis die iets met de klok te makenhebben. In een mozaïek van verhaallijnen,in spannende volgorde gemonteerd, kijkenmensen gejaagd of hoopvol op hun horlo-ges, wachten op het slaan van de kerkklok,beginnen met een blik op de stationsklokte hollen, gaat er ergens een alarmklok af,worden mensen verschrikt met een blik opde wekker wakker. De filmtijd loopt gelijkmet de werkelijke tijd en je kunt er tot slui-tingstijd blijven zitten. Daarna is het tijd je-zelf te ‘verlichten’ met een aperitief op eenVenetiaans terrasje vol levende duiven!

Ankie de Jongh-Vermeulen

– 10 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

Afbeelding 6: Anish Kapoor, Ascensione, San GiorgioMaggiore, Venetië 2011.

Afbeelding 8: Piano nobile van het Ca’ Corner della Reginamet werken uit de collectie Prada, Venetië 2011.

Afbeelding 7: Twee schilderijen van Castellani in het Ca’ Corner della Regina, collectie Prada, Venetië 2011.

Afbeelding 9: Rem Koolhaas/OMA, Maquette van de Prada-fundatie in Milaan, 2011.

Page 11: Notiziario dec. 2011

Vanaf 6 december tot en met 6 januari isMuseum Catharijneconvent in kerstsferengehuld. Traditiegetrouw is de Napolitaansekerstgroep te bewonderen: een completestad met meer dan zestig handgemaakteachttiende-eeuwse beelden. Het feestelijkversierde museum is geopend tijdens dekerstdagen en in de kerstvakantie zijn erelke dag activiteiten voor het hele gezin.In 1932 schonk een Rotterdamse familie destal, die uit ongeveer zestig beeldjes be-stond, aan het museum. Later kwam nogeen drietal beeldjes uit diezelfde familieboven water zoals het prinsje en de haze-windhond (afb. 1). En in 2004 nog eenengel. Nog steeds voegt het museum, alsde gelegenheid zich voordoet, beeldjes aandeze kerstgroep toe. En er kwam eenmooie kans! In het late voorjaar van 2011werd het museum benaderd door een Bel-gische kunsthandelaar met de vraag of hetgeïnteresseerd was in 29 figuren uit Na-pels. De beelden bleken bijzonder te zijn:herders met prachtige gezichtsuitdrukkin-gen, vrouwen met detailrijke kleding enmuzikanten met leren schoenen en doe-delzakken. De grootste verrassing was dater de drie koningen bij zaten, want die ont-braken nog in de samenstelling. Al snelwerd tot aankoop besloten. Deze kerstworden alvast de grootste en mooiste vandie poppen getoond. Daarna worden zegerestaureerd. Voor Kerstmis 2012 zal ereen nieuwe scène aan de stal worden toe-gevoegd: de aanbidding van de koningen.

Als kind al bezocht ik ieder jaar met mijnouders de Napolitaanse kerstgroep. Hetwas telkens weer een bijzondere ervaring.De beeldjes zijn weliswaar vrij statischmaar ze werden zo opgesteld dat het eenlust was voor het oog. De laatste jaren was

hij in de zogenaamde Maagdenhuiszaalopgebouwd waar zich het achttiende-eeuwse Maagdenhuisaltaar bevindt (af-komstig uit het Amsterdamse Maagden-huis). Die ambiance sloot goed aan bij dekerstgroep die uit diezelfde tijd stamt. Te-vens maakt die zaal deel uit van de opstel-ling Feest! Weet wat je viert. Die opstelling isletterlijk een feest voor jong en oud. Naasthet educatieve karakter is er veel moois tezien, want topstukken uit de collectie sie-ren ook die afdeling. Nu wordt de Napoli-taanse kerstgroep opgebouwd in deonderdoorgang. Hij krijgt een andere set-ting en bovendien presenteert het museumook een kerstgroep uit Tirol. Die groep isrecentelijk gerestaureerd. De 25 popjeszijn uitgekleed, de kleertjes schoonge-maakt en ‘versteld’, beentjes weer aange-zet en de gezichtjes weer mooi gemaakt.

Opvallend is een olifant die tot het gevolgvan de drie koningen behoort. Die groepwordt geëxposeerd in een winters alpen-landschap, een verwijzing naar de plek vanherkomst.Op de afbeeldingen zijn de beeldjes van dekerstgroep uit Napels in een ambiance metmos en zand en dennentakken te zien. Ditis een opstelling die nu niet meer is toege-staan. Tot enkele jaren geleden kwamenhet mos, het zand en de takken uit hetSmithuyserbos te Hilversum. Mijn vader,Désiré Bouvy, was de eigenaar van dat veer-tig hectare tellende bos. Hij was ook de op-richter van Museum Catharijneconvent entot zijn pensionering in 1980 directeur. Nuheerst de opvatting dat er geen organischmateriaal in het museum mag komenomdat dat schimmels en insecten met zichmee zou kunnen brengen, waar het mu-

– 11 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

Van Rome naar ZwolleVier grafbeelden van de Zwolse politicusJoan Derk van der Capellen verhuizen vol-gend jaar van Rome naar Zwolle. De beel-den stonden sinds 1789 in een park bijVilla Borghese en waren in de vergetel-heid geraakt. Zwolle krijgt de beelden inbruikleen, meldt dagblad de Stentor, dathet initiatief nam om de beelden terug te

halen. De beeldengroep was in opdrachtvan een Zwols burgercomité door een Ita-liaanse beeldhouwer vervaardigd, maarze kwamen vanwege politieke ontwikke-lingen in Nederland nooit aan.

(Met dank aan Il Giornale della Fiera)

De Napolitaanse kerstgroep inMuseum Catharijneconvent

Afbeelding 1

Page 12: Notiziario dec. 2011

seum niet bij gebaat is. Tot een aantal jarengeleden kroop inmiddels oud-conservatorCasper Staal jaarlijks door de ruimte om deopstelling weer vorm te geven. De laatstejaren wordt de kerststal opgebouwd dooreen speciale vormgever. Het liefst ieder jaareen ander.De ontstaansgeschiedenis van de Napoli-taanse kerststal gaat terug tot het middenvan de achttiende eeuw. Dergelijke kerst-groepen werden in Napels vervaardigd inopdrachtvan vorsten en adellijke hoog-waardigheidsbekleders, die voor elkaarniet onder wilden doen. De een wilde nogeen mooiere en grotere stal dan de ander.Volgens een boedelinventaris van een prinsuit 1767 nam de kerststal maar liefst drieruimtes in beslag. Hij moest er 2000 goud-stukken voor betalen; voor die tijd eenenorm bedrag. Rond de Napolitaansekerststal ontstond een bloeiende industrie.Gespecialiseerde kunstenaars produceer-den kopjes in terracotta, die ze beschilder-den en voorzagen van oogjes van glas.Anderen sneden uit hout de handen en debenen. De verschillende onderdelen be-vestigde men aan een romp die bestond uiteen geraamte van ijzerdraad, met lapjesomwikkeld. Gezicht en ledematen kondenin verschillende houdingen en standenworden gedraaid. Helaas is dat bij dezegroep niet meer het geval. De dieren wer-den uit hout of terracotta vervaardigd. Voorde aankleding van de poppen werden kost-bare stoffen gebruikt als zijde, damast enfluweel. Daarnaast produceerden vaklie-den de vele attributen zoals muziekinstru-menten, mandjes met vruchten en voedsel.

Hoe fraaier en kostbaarder, des te liever derijke adel het had. Architecten en theater-regisseurs bouwden indrukwekkende de-cors van steen, hout en terracotta, die helezalen in beslag namen. Daarmee creëerdenzij een fantasierijke droomwereld die tot inde kleinste details werd uitgewerkt maarsteeds verder af kwam te staan van waarhet werkelijk om ging: de geboorte vanChristus.De geboorte wordt geregeld voorgesteldtegen de achtergrond van een ruïne van eenRomeins aandoend gebouw. Het is deruïne van de eens zo machtige tempel vanSalomo of van het paleis van koning Davidte Bethlehem. Op de grondvesten van hetoude Joodse geloof wordt het nieuwechristelijke geloof opgebouwd. Enkele bij-belteksten krijgen in dergelijke kerstgroe-pen een extra accent: Johannes schrijft:‘Het woord is vlees geworden en het heeftonder ons gewoond’. Christus is uit Mariageboren; dat is de kern van de voorstelling.Een andere tekst is: ‘Het licht schijnt in deduisternis maar de duisternis heeft het nietbegrepen’. Het Christuskind is het lichtmaar ontvangt de nieuwgeborene nou zo-veel aandacht van de omstanders? Eigen-lijk niet. Zoals in onze opstelling (afb. 2)komen een paar herders het kind begroe-ten maar de rest gaat gewoon door met debezigheden waarmee zij doende zijn: fruitverkopen, muziek maken, elkaar het hofmaken, een tukje doen, praten enzovoort,zoals op afbeelding 3.De gecreëerde droomwereld week sterk afvan het toenmalige dagelijkse leven in Na-pels met haar sloppenwijken, ziekten en

dood. De adellijke opdrachtgevers werdendaar liever niet mee geconfronteerd. Hetzijn dan ook geïdealiseerde voorstellingendie in dezelfde traditie staan als de Neder-landse poppenhuizen uit die tijd. Geenspeelgoed voor kinderen, maar prestigi-euze statussymbolen waar fortuinen aanwerden uitgegeven.De Napolitaanse kerstgroep in het Catha-rijneconvent was tot voor kort bescheidenvan omvang. De drie koningen, zoals wijdie kennen, ontbreken. Handelaren inkostbare stoffen namen hun plaats in en depage werd verheven tot prinsje. Maar doorde belangrijke recente uitbreiding komt dekerstgroep in een ander licht te staan metin ieder geval in 2012 een drie-koningen-scène. Behalve Zin in Kerst is tot 26 februariook de tentoonstelling Pelgrims, Onderwegnaar Santiago di Compostella te zien.

Hortense M.E. Höppener-BouvyMet dank aan: Anite Haverkamp en Anne-marie Melis, afdeling onderzoek en educa-tie van Museum Catharijneconvent

Afbeeldingen: Napolitaanse kerstgroep,Napels, 18e eeuw, ABM bh500, MuseumCatharijneconvent

De belangrijkste gebruikte bron: Guus vanden Hout, De Napolitaanse kerststal, Ca-tharijnebrief 2008, no. 4 p. 4 en 5.

Er is ook een boek over de Napolitaansekerststal in de museumwinkel te koop voor€ 14,95, uitgegeven door Waanders. �

– 12 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

Afbeelding 2 Afbeelding 3

Page 13: Notiziario dec. 2011

Ecco un ricordo personale di molti, moltianni fa.Ero un allievo, scolaro, della scuola ele-mentare. Avevo undici anni. Uno dei nostrimaestri aveva raggiunto l’età della pensionee per questo i colleghi e gli allievi volevanoorganizzare per lui una festa d’addio. I re-gali d’addio a quei tempi erano tradizional-mente una pipa di ambra gialla e unapoltrona rivestita di cuoio. I colleghi ave-vano deciso che la consegna della poltronasarebbe stata fatta da uno scolaro. Perciò,se non mi sbaglio, fu deciso che avremmotirato a sorte per scegliere la vittima. Co-munque fosse, il caso volle che toccasse ame fare la consegna della poltrona.Non ero molto felice di questo compito,dato che non avevo la più pallida idea dicome fare un tale discorso adatto alle cir-costanze.Quando me ne lamentai dal mio maestrodi classe lui mi ordinò di non fare il diffi-cile. Secondo lui la cosa era molto molto

semplice. Dovevo solo esprimere a nomedi tutta la scuola l’augurio che il maestropotesse ancora godersi per molti anni lasua pensione e poi avrei anche potuto ag-giungere che non era probabile che il no-stro amatissimo maestro sarebbe riuscito alogorare durante la sua vita quella robustae indistruttibile poltrona, che era fatta dipuro cuoio. Detto, fatto. Tutta la cerimo-nia andò benissimo.Poco dopo ho lasciato quella scuola. Neglianni successivi non sono mai tornato col pen-siero a quell’avvenimento, cioè fino al mo-mento – più di venticinque anni dopo – in cuimi trovavo insieme con mia moglie nei din-torni di dove abitava il mio vecchio maestro.Dissi a mia moglie che stavamo cammi-nando nella strada dove in passato si tro-vava la casa del mio maestro Van derMeulen. L’abbiamo cercata e l’abbiamotrovata. Poi siamo entrati in giardino e ab-biamo, con molta prudenza, guardato ilnome sul campanello e... cavolo! C’era an-cora il nome del mio maestro.Abbiamo suonato il campanello ed eccolo!Il maestro in persona! Naturalmente invec-chiato, però ancora un ometto vivace e im-pettito e con i baffi grigi. Ovviamente eramolto contento di vedermi. Per un breveistante mi scambiò per mio fratello mag-giore Jan, ma subito dopo si ricordò di me.È stata una visita molto piacevole. C’eraanche sua moglie. Abbiamo bevuto unatazza di tè e lui ci ha raccontato che ormaianche un suo figlio era andato in pensione

e che ogni settimana i due si incon-travano per suonare insieme ilviolino. Ad un tratto un pensiero

entrò nella mente del maestro, luiinterruppe la conversazione e ci

guidò verso una vecchia pol-trona di cuoio. Sopra il sedile

era sistemato un cuscinetto.Il maestro lo spostò ed ecco!un grande buco nel sedile

della poltrona. Subito dopolui recitò la frase che tanti anni

prima avevo pronunciato:‘Deze stoel zal meester niet

meer slijten’, o meglio ‘… Non è probabileche il maestro riuscirà a logorare questapoltrona durante il resto della sua vita…’.

Wim Velthuijzen

Apostrofo (37)Europa is in beroering en de gebeurtenis-sen volgen elkaar in een razend tempo op.Ik schrijf dit stukje op 5 november, maarheb niet de geringste illusie dat het nog ac-tueel is als het in de Notiziario verschijnt.Gisteren nog hoorden we dat Berlusconiingestemd had met een curatele door hetIMF, vandaag ontkent hij dat in alle toon-aarden. Toch lijkt het dat zijn tijdperkgauw voorbij zal zijn.

Vergogna was de vorige week het sleutelwoordin Italië. Dat was na de knipoog van Sarkozynaar Merkel toen er een pijnlijke vraag overde Italiaanse premier werd gesteld. Vergognakan op twee manieren vertaald worden, als‘schande’ en als ‘schaamte’. È una vergognawerd er in de Italiaanse kranten geroepen:schandalig wat die Europese leiders zichdurfden permitteren. Maar er waren ookItalianen die zich schaamden voor hun re-gering. En uiteraard kennen wij, italianis-ten en italofielen, al lang die tenenkrom-mende plaatsvervangende schaamte, alshet over Italiaanse politiek gaat.

Wat blijft er over als hij weg is? In de herin-nering blijven de Napolitaanse afvalver-werking, de puinhopen na de aardbevingvan L’Aquila, de eeuwige rechtszaken, dehoertjes in het parlament en het vulgairetaalgebruik tegen zijn Europese collega’s.Het tijdperk zal uiteindelijk in de literatuurweergegeven moeten worden; dat is trou-wens al meesterlijk gedaan door MassimoCarlotto in Nordest. Een paar jaar geledenheb ik een analyse van die roman gemaakten ontdekt dat hij een perfecte spiegel vanhet tijdperk Berlusconi geeft: dit detective-verhaal begint heel onkarakteristiek meteen beschrijving van de setting, de verloe-derde Veneto rond Treviso, de misdaad diecentraal staat is de afvalverwerking, meteen hallucinerende beschrijving van de ma-nier waarop het Zuid-Italiaanse landschaperdoor verpest wordt, en er treedt een jour-nalist in op die de hoge baas van de regioop stuitende wijze naar de mond praat.Zou er ook taalkundig iets van het tijdperkoverblijven? Ongetwijfeld zal het woordbunga-bunga een tijdje voortleven. Wikipedialeert ons dat het stamt van Virginia Woolfen dat het waarschijnlijk iets te maken hadmet drinkgelagen. Nu wordt het gebruiktvoor ‘naked underwater parties’.In Berlusconi’s beginperiode heb ik een ar-

– 13 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

gli studenti raccontano (1)L’addio di un maestro di scuola

Deze stoel zal meester niet meer slijten

Page 14: Notiziario dec. 2011

tikel geschreven over het meest verbreidevulgaire woord in het Italiaans. Daarin hadik een citaat opgenomen waarin Berlus-coni gekenschetst werd als cazzisuoista de-mocratico: wie dit woord opzoekt in Googlewordt naar mijn artikel verwezen. Daarhad ik de idee dat het woord er in figuur-lijke zin werd gebruikt, als dysfemisme,

dat wil zeggen platte variant, voor cosa ofaffare, en ik parafraseerde de uitdrukkingmet ‘iemand die langs democratische wegtracht zijn eigen zaakjes te behartigen’(si occupa dei cazzi suoi). Nu we wat meer ‘smans gewoonten weten lijkt de letterlijkebetekenis ook van toepassing. En ineensweet ik een vertaling, namelijk ‘eigen-

pikker’, die zowel de financiële als de sek-suele associatie recht doet.Met de nieuwe ontwikkelingen lijkt depolitiek in Italië weer interessant te wor-den. Ongetwijfeld zal dat ook taalkundigegevolgen hebben. We blijven waakzaam.

Minne de Boer

– 14 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

Habemus papam – of toch niet?Nanni Moretti’s nieuwe film gunt ons eenkijkje achter de schermen in het Vaticaan,door donkere gangen en achter gesloten deu-ren. Kijk: daar zien we een oude kardinaal opzijn hometrainer, een ander doet een pilletjein zijn glas water, een derde lurkt tevreden aaneen stiekeme sigaret, in een hoekje zit er eente puzzelen en op een gegeven momentstaat de hele reutemeteut te volleyballen.In Habemus Papam (‘We hebben een paus’)is een glansrol weggelegd voor de 85-jarigeMichel Piccoli, die onlangs aangaf ieder-een te willen spelen, behalve Silvio Berlus-coni. In zijn rol van de ongelukkigekardinaal Melville slaakt hij een wanho-pige kreet als tot hem doordringt wat hetbetekent om paus te zijn – want tot dat

ambt is hij kort daarvoor door zijn colle-ga’s verkozen. Met geen mogelijkheid zalhij het balkon betreden om zich aan de me-nigte op het Sint-Pietersplein te laten zien.De pauselijk woordvoerder rent van hotnaar her om het schandaal in goede banente leiden en zoals in eerdere films van Mo-retti – denk aan La stanza del figlio en Il cai-mano – speelt de regisseur zelf ook een rol,ditmaal als de atheïstische psychoanalistdie de onwillige paus te hulp moet schie-ten. Moretti weet de nieuwe paus niet tekalmeren, want die smeert ’m en duikt alsanonieme burger onder in Rome, waar hijeen toneelgezelschap ontmoet en zijn wer-kelijke droom najaagt: een rol spelen ineen stuk van Tsjechov.

Moretti is een politiek geëngageerd makervan kritische films over de opkomst vanBerlusconi (Aprile uit 1997 en de satirischeIl caimano uit 2006) en in 2002 was hij eenvan de prominente deelnemers aan eenprotest tegen de toenmalige premier. Toenhij bekend maakte dat hij werkte aan eenfilm over de katholieke kerk, verwachtte ie-dereen dan ook een scherpe, snerendefilm. Toch rekent hij bewust niet af met deKerk, omdat alles wat de Kerk te verwijtenvalt, zo zei hij in La Repubblica, al voldoendeaan bod komt in documentaires, kranten-artikelen en boeken. Op een enkele teleur-gestelde Vaticaanjournalist na, die de pausals onaantastbare plaatsvervanger vanChristus ziet, wordt ook vanuit de Santa

Page 15: Notiziario dec. 2011

Sede positief gereageerd op de film, ondermeer door Radio Vaticano en L’avvenire. Defilm is dan zeker ook niet antiklerikaal, opeen enkel klein sneertje na (‘Welke contro-versiële onderwerpen kan ik beter niet be-spreken met de paus? ’ ‘Alle!’).Het aardigste aan de film vond ik het Man-bijt-hond-perspectief: het tonen van men-selijke trekjes in een grote, abstracteorganisatie als De Kerk met hoofdletters,het laten zien van een zekere lulligheid –die Kardinalen blijken mensen van vlees enbloed te zijn, met hun nukken en persoon-lijke voorkeuren, en zeker kardinaal Mel-ville toont zich van zijn menselijkste kant,omdat hij laat zien dat het ambt van pausondraaglijk is en uiteindelijk kiest voor zijneigen kleine dromen. Zijn voorganger Ce-lestinus V belandde door zijn abdicatie inDantes hel, maar een dergelijk hard oor-deel blijft in dit geval niet alleen de Kerk,maar ook Melville bespaard.Wie geïnteresseerd is in de gang van zakentijdens een conclaaf, raad ik aan Delizia telezen, het boek van historicus John Dickieover de geschiedenis van de Italiaanse

gastronomie. Dat boek bevat een hoofd-stuk over een conclaaf in de zestiendeeeuw dat dusdanig lang duurde, dat dekoks het bevel kregen om in plaats van suc-culente gerechten alleen nog maar wateren brood te serveren. Meteen daarna werder een paus gekozen.

Officiële website, onder meer met een trailer:http://www.habemuspapam.it/De afbeelding in dit artikel, met linksMoretti en rechts Piccoli, is ook van dezewebsite afkomstig.

Dennis Smit

– 15 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

uit de hist orie van de giallo italiano (5)Augusto De Angelis

Het Italiaanse ant-woord op Simenonheette Augusto DeAngelis. Niet quaomvang van zijn pro-ductie, want hijschreef slechts der-tien detectives in dekorte spanne tijds

van 1935 tot 1943; de laatste was trouwenseen vermomde giallo, omdat de echte ver-boden waren. Augusto De Angelis (1888-1943) was een vermaard journalist,begonnen als oorlogscorrespondent in deLybische oorlog (1912), later onder meer‘onze man in Genève’ bij de Volkenbond.

Verder schreef hij biografieën en ook ro-mans, waaronder spionnenverhalen. Hijwas geen aanhanger van het regime, alvolgde hij wel het voorschrift dat de schur-ken buitenlanders moesten zijn. Na de valvan Mussolini begon hij weer als journa-list, maar toen de Duce terugkwam werdhij gearresteerd, vrijgelaten om zijn ge-zondheid en vervolgens doodgeslagen ineen woordenwisseling met een fascist, inwat we nu ‘zinloos geweld’ zouden noe-men. Zijn gialli raakten in de vergetelheidtot Oreste Del Buono ze in 1973 heront-dekte en er drie van publiceerde met eenenthousiaste inleiding; momenteel wor-den ze geleidelijk uitgegeven door uitgeve-

rij Sellerio: via de internetbookshop zijn ereen stuk of tien leverbaar. Ik heb ze noglang niet allemaal gelezen, want wie watbewaart die heeft wat, voor de winteravon-den.Er zijn reminiscenties aan verschillendedetectivetradities. In L’albergo delle tre roseberust de intrige op een Zuid-Afrikaansevoorgeschiedenis, die zo door ConanDoyle (A Study in Scarlet) geschreven hadkunnen zijn, Il candeliere a sette fiamme gaatover een nep-overblijfsel van de Ark desVerbonds, dat me sterk doet denken aan deMaltese Falcon van Hammett, en de link metSimenon is vrij algemeen in de literatuur,vanwege de psychologische benadering en

Page 16: Notiziario dec. 2011

de centrale plaats van het politieapparaat.De probleemoplosser is commissaris DeVincenzi, die niet veel op heeft met spo-renonderzoek, maar vertrouwt op zijn in-tuïtie, die voortdurend getoetst wordt ingesprekken met eventuele verdachten. Inde eerste giallo, Il banchiere assassinato, is dehoofdverdachte een oude schoolvriend,van wie hij aanvoelt dat die niet tot eenmoord in staat zou zijn geweest. De plaatsvan handeling is vaak een bepaald gebouw,waar veel mensen aanwezig zijn, het hoteluit L’albergo delle tre rose, een complex waarmodeshows worden gehouden in Il misterodelle tre orchidee, of het palazzo waar de ban-kier vermoord werd. Tijdens de ondervra-gingen worden dan vaak elders in hetgebouw nieuwe moorden gepleegd, somsbijna onder de ogen van de politie die hadmoeten opletten, en de stress van de com-missaris wordt vergroot door de noodzaakom de zaken snel op te lossen, voordat de

officier van justitie lucht van de moordenheeft gekregen en de onorthodoxe onder-vraagmethoden aan de kaak kan stellen.De Vincenzi lijkt toch veel krediet te heb-ben bij zijn collega’s en superieuren,omdat hij wel succes heeft. Opvallend is deomvang van het politieapparaat waaroverhij kan beschikken: bij alle trappen van deingewikkelde gebouwen staan wel een paaragenten, en in Il candeliere a sette fiamme, datzich meer in de buitenwereld afspeelt, inverschillende steden, kan hij zondermoeite hulp krijgen van de plaatselijke col-lega’s. Evenals Maigret heeft hij een vastteam, waaronder van het begin af al agentCruni, die hem zo bewondert dat hij zonodig steeds bereid is acties te onderne-men die niet in het boekje staan. Laterheeft hij ook een bijna gelijkwaardige col-lega, Sani, die als gesprekspartner dient bijde verhoren.Als in een rechtgeaarde Italiaanse giallo is

de stad waar de actie plaatsvindt, meestalMilaan, zeer aanwezig, met een sfeerteke-ning van de jaren dertig, in de ‘anni delconsenso’. Il candeliere a sette fiamme speeltgedeeltelijk in Venetië, waar we een uitge-breid inzicht krijgen in de wereld van degondels; er vindt ook een ware achtervol-ging te water in plaats.De paar romans die ik gelezen heb smakennaar meer; de rest zal niet lang op mijnbeddenplank blijven liggen. Misschien datmijn lezers ook te winnen zijn voor dezeauteur, die Italië op de landkaart van de de-tectiveroman heeft geplaatst. We zoudenwat meer aandacht aan hem moeten be-steden, zowel aan de verschillen en over-eenkomsten met zijn Franse enBritse/Amerikaanse collega’s, als aan despecifieke trekjes waarmee hij vooruitlooptop de typisch Italiaanse giallo.

Minne de Boer

– 16 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

ludmilla* ha lett o per voi :Materiali da torcere

Giorgio Vasta, Il tempo materiale,Roma, Minimum Fax, 2008.De materiële tijd, trad. Marieke vanLaake, Amsterdam, Wereldbiblio-theek, 2011.

Il tempo materiale si impone. GiorgioVasta (1970), autore palermitanoresidente a Torino, ha scritto unesordio che colpisce per l’origina-lità della trama e la centralità dellalingua. Il romanzo è ambientato aPalermo nel 1978 intorno alla datadel sequestro di Aldo Moro e rac-conta dunque l’apice e il declinodel terrorismo italiano, ma da unpunto di vista straniante piuttosto che sto-ricizzante. I protagonisti sono tre compa-gni, di scuola e di lotta, undicenni difamiglie normali – o meglio praticamenteinvisibili – che ispirati dal linguaggio deicomunicati delle Brigate Rosse decidonodi trasformarsi in una cellula terrorista. Atale scopo si inventano una propria lingua,il così chiamato ‘alfamuto’, e fanno pro-pria la gelida logica dell’ideologia, che nondà spazio all’ironia debilitante ma inveceall’’enfasi’, che darebbe accesso direttoalla ‘visione’ (76). Meglio essere ridicoliche ironici, è il credo dei tre ‘non-ragazzi’.Il loro alfabeto a gesti si ispira perciò alla

‘stupidità italiana’ degli anni Settanta imi-tando cantanti, pubblicità e attori dalla te-levisione e dal cinema, che sbalordisconoinfatti per la loro frivolezza che rasenta ilnonsenso: cercate un po’ su Youtube lecanzoni ‘Yuppi Du’ di Celentano, ‘Myname is potato’ di Rita Pavone, ‘Canzoneintelligente’ del duo comico Cochi e Re-nato, o ‘Di nuovo tante scuse’ di RaimondoVianello e Sandra Mondaini..., una più de-menziale dell’altra. Quindi esisteva anchequesta realtà che però non sembra connet-tersi in nessun modo con il lato tragicodella violenza degli anni di piombo. Allafine del romanzo Vasta dichiara: ‘In que-

sto libro la cronologia realedel 1978 è stata modificatasecondo necessità dram- ma-turgiche. Trasmissioni tele-visive e loro relativa program-mazione, così come la pub-blica notorietà di alcune ac-quisizioni scientifiche, sonodunque diventate parti dellanarrazione manipolate adhoc, consapevoli inesattezzefunzionali alla storia raccon-tata’.Quindi possiamo dire che ilromanzo è specchio di unadeterminata realtà storica, e

in quel senso rende ‘materiale’ il tempopassato, ma allo stesso tempo si proponecome deformazione, e dunque, facendoneun oggetto narrativo, l’essenza materialedel ’78 è proprio ciò che permette la mani-polazione da parte di chi non ha assistito inprima persona ai conflitti sociali. È vero chei ragazzi nel romanzo, in un modo apposi-tamente non realistico, ragionano e par-lano come adulti: il loro modo crudele eincosciente di agire in gruppo fa pensareagli amici nel famoso cartone animatoamericano South Park. L’ossessione con losguardo del protagonista, di osservare ognicosa e di sentirsi osservato creando così un

Page 17: Notiziario dec. 2011

rapporto distaccato con la realtà, è peròanche un atteggiamento tipico e realisticodell’adoles- cente. La incomunicabilità poitra lui e i suoi genitori può essere fedele aquell’abisso generazionale rappresentatoin una simile chiave cinica-ridicola (e nonironica) da Nanni Moretti in Ecce bombo(1978). Il vero trauma infine che vive la fa-miglia di Nimbo, l’aborto, un altro ‘acqui-sto’ degli anni Settanta – la leggesull’aborto data proprio del 1978 – nontrova sfogo perché le manca la facoltà diparlarne insieme. Alla fine sulla plausibi-lità o meno della narrazione possiamo dareretta a Nimbo che, commentando il trave-stimento pensato per entrare nella clande-stinità, conclude: ‘non siamo realistici.Siamo iperrealistici’ (284).

L’incapacità di comunicare – altro tratto ti-pico degli anni dell’alienazione resi mate-riali tramite una famosa battuta di MonicaVitti in Deserto rosso (1964), ‘mi fanno malei capelli’, entrata inconsapevolmente nellaconversazione tra i ragazzi che si son ra-sati i capelli a zero (80) – è concretizzatalinguisticamente attraverso la tecnica dellaspersonalizzazione. Una volta entrati nellalogica brigatista, i ‘compagni’ si chiamanocon i loro nomi di battaglia: Nimbo, Volo(Scarmiglia, l’ideologo del gruppo) e Rag-gio (Bocca, l’esecutore perfetto). I genitoridell’io narrante si chiamano lo Spago (lamadre), la Pietra (il padre) e Cotone, il fra-tello piccolo. Se ciò non bastasse vengonomesse in scena anche vari non-umani par-lanti, da un piccione ‘preistorico’ a ungatto randagio chiamato ‘lo storpio natu-rale’, alla zanzara ‘Ezechiele’ ma anche auna ‘pozzanghera a testa di cavallo’. Kar-lijn de Winter suggerisce, nella sua bellarecensione (http://www.athenaeum.nl/re-censies/giorgio-vasta-materiele-tijd), che

ciò avviene a partire dal momento in cuiNimbo inizia a perdere i contatti con la re-altà e che tale invenzione dal punto di vistanarrativo è invece un gesto supremo di iro-nia, che così nonostante tutto entra nel ro-manzo. E anche in questo caso è lecitoleggere il realismo ‘magico’ del romanzocome una forma di iperrealismo, tradu-cendo a tre dimensioni la perversione dellafantasia infantile.Nimbo – si noti la simbologia cristiana dicui è intrisa la narrazione fin dall’inizio,dato che i genitori di Nimbo e Cotone glileggono ogni sera la Bibbia – si definisce‘mitopoietico’, come ha fatto prima di lui lasua professoressa – ‘quanto ero stato con-tento di scoprire che cosa voleva dire, qualepiacere può dare muoversi dentro le parole,passare il tempo nel linguaggio’ (60) – e sidichiara alla fine dell’avventura brigatista,risultata nell’aberrazione di un compagnodi scuola sequestrato e ucciso, ‘prigionieromitopoietico’ (300) invece che prigionieropolitico. Il libro sembra così contenereanche un programma estetico che dimostrai prodigi della mitopoiesi in tutta la loro am-biguità, perché proprio l’ideologia brigati-sta in mano a tre fantasiosi undicenni hadimostrato come parole apparentementeinnocue come ‘custodire’ o ‘farsi carico’possano invece generare dei mostri e dellefalse illusioni di fuga dal o padronanza delreale. Sentiamo uno dei ragionamenti di-storti del protagonista: l’espressione ‘farcicarico [...] è, nella sua assurdità, bellissima.[...] soprattutto esprime qualcosa di pa-terno [...] è come se attraverso le nostreazioni stessimo generando dei figli e tra-sformando noi stessi in piccoli padri. Padridi azioni. Di alfabeti muti. Di fuochi e diesplosioni’ (228). Vasta eccelle proprio in

queste distorsioni attraverso parole chesono state fondamentali per legittimarel’eversione e per dare un senso alla violenzaterrorista che ha creato indiscriminata-mente ‘colpevoli’ e ‘vittime’. Peccato che inquegli anni mancava l’ironia...Una figura chiave, di svolta, è la bambinacreola, Wimbow, sulla quale ci soffer-miamo in conclusione. La bambina è mutae rappresenta l’oggetto di desiderio diNimbo, ma anche lei inevitabilmente di-venta obiettivo, simbolo da colpire, per lasemplice ragione che ‘le bambine fannopiangere’ (271). Wimbow deve essere eli-minata perché ‘è un legame’ (270) e pro-prio questa facoltà sociale alla fine la salvae spinge il protagonista a uscire dalgruppo e a denunciare i compagni. Unaltro concetto chiave che permea il ro-manzo è quello del contagio, dell’infe-zione, dalla quale il linguaggio autocreatodovrebbe difendere ma invece l’unico an-tidoto è il silenzio. ‘Quanti anni abbiamoadesso’, esclama Nimbo quando vede gia-cergli accanto il corpo della ragazza, ‘Cosane è stato del tempo profondo che avevoimmaginato, il tempo morbido, liquido, iltempo materiale che mi avrebbe dissetato?Perché al suo posto ci sono le parole, mi-gliaia di frasi, questa ordinata strage di in-setti? Perché ancora balena il linguaggioquando vorrei solo entrare nel silenzio, neltuo silenzio, e piangere, smettere di sen-tirne solo il bisogno e piangere?’ (306). Siaccorge della mancanza nel suo alfamutodi alcune parole essenziali come amore edolore, le uniche espressioni capaci di me-tabolizzare la paura, altro sentimentochiave degli anni Settanta e non solo.

Monica Jansen

– 17 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

* Ludmilla come l’appassionata lettrice in Se una notte

d’inverno un viaggiatore di Italo Calvino. Ludmilla è

anche il nome di un club di lettura costituito da appassio-

nate ‘Ludmille’ che vogliono far partecipi delle loro scoperte

i lettori del Notiziario della Dante

Il ‘rosso’ dell’annoAls (rode) wijn van het jaar is in Italië dit-maal een wijn verkozen afkomstig uit Sar-dinië, om precies te zijn van het eilandjeSant’Antioco: een Carignano doc del Sulcis.De wijn, een Arruga uit 2007, wordt gepro-duceerd door cantina Sardus Pater diSant’Antioco. Geen Barolo, geen Brunello,nee, een Carignano del Sulcis. Volgens dedirecteur van de cantina is de zandige grondwaarop de druiven groeien het geheim vande Carignano. Sardinië is er trots op!

(Met dank aan qui Touring, maandblad vanTouring Club Italiano)

Page 18: Notiziario dec. 2011

Op het eerste gezicht lijkt het misschien eenvreemde combinatie, kalfsvlees en tonijn. Toch isdeze Italiaanse klassieker bijzonder smaakvol,zoals ook Nederlanders inmiddels al ervaren heb-ben. Hoe een echt goede vitello tonnato te makenis nog niet zo bekend. Daarom hierbij een receptdaarvoor. Je kunt het ruim van tevoren maken enkoud serveren bij een buffet, als antipasto of alshoofdgang. Dus een heel geschikt én heerlijk ge-recht voor de feestdagen!

Aantal personen: 4Bereidingstijd: 45 minuten + afkoeltijd

Elisabetta Cascino

Ingrediënten1 wortel, in grove stukken gesneden1 ui, in grove stukken gesneden1 stengel bleekselderij, in grove stukken

gesneden2 teentjes knoflook, gepeld4 kruidnagels4 laurierblaadjes1 takje rozemarijn½ liter witte wijn600 gram kalfsfricandeau (aan één

– rond – stuk)5 peperkorrelszoutwater om het kalfsvlees in te garen6 ansjovisfiletsaceto balsamico, naar smaak15 kappertjes + nog wat extra voor de

garnering4 eetlepels olijfolie100 gram tonijn uit blik (op olijfolie)3 gekookte eieren

Meer heerlijke Italiaanse recepten opwww.zitizitoni.nl

BereidingLeg de wortel, ui, bleekselderij, knoflook,kruidnagels, laurierblaadjes, rozemarijnen de kalfsfricandeau in een (soep)pan. Be-sprenkel met een snufje zout, giet de wijnerover en vul aan met water tot het vlees netonder staat. Breng het geheel tot aan hetkookpunt (laat het water dus niet koken!)en laat het vlees dan verder op een heelzacht vuur 25 minuten garen. Laat het vleesvervolgens afkoelen in de bouillon.

Pureer (gebruik hiervoor een staafmixer)voor de tonijnsaus de tonijn, de in stukjesgesneden eieren, het merendeel van dekappertjes, ansjovis, olijfolie en eenscheutje van de kalfsbouillon tot een ro-mige saus.

Snijd de afgekoelde kalfsfricandeau inplakjes (niet al te dik) en verdeel ze overeen groot bord. Kwast de oppervlakte lichtin met een beetje aceto balsamico. Verdeel desaus over de plakjes vlees en maak af metnog wat kappertjes.

Tip: Gooi de verkregen bouillon niet weg,maar zeef die en maak er gebruik van voorhet maken van risotto. Breng zo nodigeerst op smaak met wat zout.

Buon appetito!

– 18 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

che cosa bolle in pent ola?Vitello tonnatoKalfsvlees met tonijnsaus

Page 19: Notiziario dec. 2011

L’articolo è la parte variabile del discorsoche precisa meglio il significato del so-stantivo a cui si unisce.

Leggete la frase seguente:Cane, appena vide ladro, si mise ad abbaiare; pa-drone si svegliò, prese fucile e fece partire colpoUn discorso come questo, fatto da un ita-liano, susciterebbe sorpresa e ilarità per-ché mancano gli articoli (sia determinativiche indeterminativi).Riscriviamolo correttamente:IL cane, appena vide IL ladro, si mise ad abba-iare; IL padrone si svegliò, prese IL fucile e fecepartire UN colpo.Già nelle prime lezioni di italiano gli stu-denti imparano le tre forme degli articolideterminativi maschili singolari: il, lo ed l’e le due forme degli articoli determinativiplurali: i e gli.

La scelta dell’articolo viene sempre deter-minata dall’iniziale del sostantivo a cui siaccompagna. Prima di una consonante siusa il (plurale i) e prima di una vocale l’(plurale gli). Ma allora quando si usa lo(plurale gli)?L’articolo determinativo lo e, analoga-mente, anche l’indeterminativo uno siusano davanti a sostantivi che iniziano per:

S + consonante (compresa la H)lo studente, gli sposi, lo scivolo, lo scena-rio, lo scrittoio, gli sdentatilo shopping, lo Shetland, lo sherry

Z, y, x, ps, pn, gnlo zucchero, lo zoo, lo yoghurt, lo xilo-fono, lo psichiatra, gli pneumatici,gli gnomi

Attenzione:Pochi sanno che devono essere precedutidall’articolo lo anche i sostantivi di originestraniera, soprattutto francese, il cui ‘ch’iniziale viene pronunciato come ‘sci’. Afare la differenza è infatti il suono e nonl’ortografia.

Ne sono un esempio parole come (lo) cha-let, (lo) champagne, (lo) chignon, (lo)choc.La parola ‘chip’, invece, riferita per esem-pio ai computer e pronunciata all’inglese,deve essere preceduta dall’articolo il.

Francesca Sfondrini

– 19 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • december 2011 – nummer 4

l’angolo della lingua (19)L’articolo determinativo ‘lo’

Bed en Breakfastin ValpolicellaBed en Breakfast ‘Le Cave’ ligt in het dorpje Prun, in deprovincie Verona, ongeveer 6 km van Negrar, 15 km vanVerona en 20 km van het Gardameer.

Het ligt aan de rand van de Valpolicellastreek, in hetnatuurpark van Lessinia met een uitzicht over de Povlaktewaarachter je de Apennijnen kunt zien.Het ligt 580 m boven zeeniveau en heeft ’s zomers eenbuitengewoon aangename temperatuur.

De B&B beschikt over 3 tweepersoonskamers, metgemeenschappelijke badruimte, keukenhoek, balkon engarage.

Desgewenst wordt het ontbijt geserveerd.

Prijs per persoon € 35,–, inclusief ontbijt

Famiglia DeganiTelefoon (werk) 0039 – 045 – 600 01 03Telefoon (huis) 0039 – 045 – 752 56 86Mobiel (engels) 0039 – 347 – 294 86 33