Notiziario zomer '13

17
Van de redactie –1– Toen de eerste Notiziario van 2013 klaar was en op de site stond, keek de redactie elkaar wat vertwijfeld aan (ja, meteen na het verschijnen van een uitgave begint het werk aan de volgende alweer!). ‘Heb jij nog iets?’, ‘Weet jij nog wat, heb jij een idee?’ Eropuit dus. En zoals eigenlijk steeds, kwamen ook nu weer spontaan ideeën, voorstellen en kopij bij ons binnen. Na- tuurlijk had Minne de Boer weer een Apostrofo, maar ditmaal met een wat an- dere insteek dan normaal. Graag geven wij hem hier een podium voor zijn nieuwe boek. Roland Fagel heeft voor ons de char- mante Filippo Buttitta geïnterviewd, een Siciliaanse steenhouwer die de switch naar keramiek heeft gemaakt. Filippo exposeert tot en met 8 juni in galerie Niek Waterbolk (Schoutenstraat) in Utrecht. De redactie heeft gevolg gegeven aan de uitnodiging bij de opening aanwezig te zijn. Het is de moeite waard om de ontwikkelingen van Filippo te blijven volgen. Een cursiste heeft het gewaagd in het Italiaans terug te blik- ken op de cursus over Francesco Petrarca. Brava! Ludmilla brengt recent uitgekomen literaire werken onder aandacht, Jan van der Haar helpt degenen die het Italiaans nog niet voldoende machtig zijn met mooie vertalingen en... met tips voor ac- quisitie! Onze charmante Gandolfo Cascio zet u op het spoor van een nieuwe rubriek die hij voor de Notiziario gaat verzorgen en hij laat u alvast kennismaken met het Triëst van Umberto Saba. Als u dit alles leest, hebt u waarschijnlijk ook al kennis gemaakt met Toine Passier, de nieuwe penningmeester van Dante Utrecht die zich aan u voorstelt. De redac- tie heeft samen met en dankzij het bestuur en met een flink aantal leden het seizoen 2012-2013 op een culinair feestelijke wijze afgesloten. Daarover berichten wij u uitge- breid in dit nummer. Wat ons betreft een opmaat voor een jaarlijks terugkerende af- sluiting; wij zijn er volgend jaar graag wéér bij! Hebt u het gemist, dan kunt u aan de hand van het recept van de citroentaart er- varen wat u zoal uw neus voorbij hebt laten gaan. Het is weer gelukt een naar ons idee boei- ende Notiziario voor u samen te stellen. Dit neemt overigens niet weg dat uw bij- dragen van harte welkom blijven. Wij wen- sen u een heel prachtige zomer en wellicht dat uw bezoek aan Italië u zal inspireren. De redactie n Inhoud Van de redactie 1 Van de voorzitter | Jeroen Torenbeek 2 Van de penningmeester | Toine Passier 2 Terrazzieri en gelatai (verslag) | Ciska van der Glas 3 Tre serate dedicate a Francesco Petrarca (verslag) | AnnieMartha Boerhave en Ciska van der Glas 4 Trattoria La casetta bianca (verslag) Annemarie Aarnoutse en Ciska van der Glas 6 Grillo | Laura Schram-Pighi 7 Over het toeval en ‘de loden jaren’ in een vertalersleven | Jan van der Haar 8 L’Italia dei poeti: Umberto Saba e Trieste Gandolfo Cascio 10 Apostrofo 43 | Minne de Boer 11 Ludmilla ha letto per voi: Valeria Parrella, ‘Lettera di dimissioni’ | Monica Jansen 11 Uit de geschiedenis van de giallo (9): ‘Traditori di tutti’ | Minne de Boer 13 ‘Laat dat hakijzer maar vallen en kom met mij mee’ (interview) | Roland Fagel 14 Dal forno del webmaster: Torta al limone Dennis Smit 16 Tentoonstellingen in Italië 17 ontwerp: blauwblauw-design | bno NOTIZIARIO juni 2013 – nummer 2 Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di Utrecht Redactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der Glas E-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93 kopij voor nummer 3 graag vóór of op 15 augustus.

description

De Notiziario is het verenigingsblad van de Società Dante Alighieri Utrecht.

Transcript of Notiziario zomer '13

Page 1: Notiziario zomer '13

Van de redactie

– 1 –

Toen de eerste Notiziario van 2013 klaarwas en op de site stond, keek de redactieelkaar wat vertwijfeld aan (ja, meteen nahet verschijnen van een uitgave begint hetwerk aan de volgende alweer!). ‘Heb jij nogiets?’, ‘Weet jij nog wat, heb jij een idee?’Eropuit dus. En zoals eigenlijk steeds,kwamen ook nu weer spontaan ideeën,voorstellen en kopij bij ons binnen. Na-tuurlijk had Minne de Boer weer eenApostrofo, maar ditmaal met een wat an-dere insteek dan normaal. Graag geven wijhem hier een podium voor zijn nieuweboek. Roland Fagel heeft voor ons de char-mante Filippo Buttitta geïnterviewd, eenSiciliaanse steenhouwer die de switch naarkeramiek heeft gemaakt. Filippo exposeerttot en met 8 juni in galerie Niek Waterbolk(Schoutenstraat) in Utrecht. De redactieheeft gevolg gegeven aan de uitnodigingbij de opening aanwezig te zijn. Het is demoeite waard om de ontwikkelingen vanFilippo te blijven volgen. Een cursiste heefthet gewaagd in het Italiaans terug te blik-ken op de cursus over Francesco Petrarca.Brava! Ludmilla brengt recent uitgekomenliteraire werken onder aandacht, Jan vander Haar helpt degenen die het Italiaansnog niet voldoende machtig zijn met

mooie vertalingen en... met tips voor ac-quisitie! Onze charmante Gandolfo Casciozet u op het spoor van een nieuwe rubriekdie hij voor de Notiziario gaat verzorgen enhij laat u alvast kennismaken met het Triëstvan Umberto Saba.Als u dit alles leest, hebt u waarschijnlijkook al kennis gemaakt met Toine Passier,de nieuwe penningmeester van DanteUtrecht die zich aan u voorstelt. De redac-tie heeft samen met en dankzij het bestuuren met een flink aantal leden het seizoen2012-2013 op een culinair feestelijke wijzeafgesloten. Daarover berichten wij u uitge-breid in dit nummer. Wat ons betreft eenopmaat voor een jaarlijks terugkerende af-sluiting; wij zijn er volgend jaar graag wéérbij! Hebt u het gemist, dan kunt u aan dehand van het recept van de citroentaart er-varen wat u zoal uw neus voorbij hebt latengaan. Het is weer gelukt een naar ons idee boei-ende Notiziario voor u samen te stellen.Dit neemt overigens niet weg dat uw bij-dragen van harte welkom blijven. Wij wen-sen u een heel prachtige zomer en wellichtdat uw bezoek aan Italië u zal inspireren.

De redactie n

InhoudVan de redactie 1

Van de voorzitter | Jeroen Torenbeek 2

Van de penningmeester | Toine Passier 2

Terrazzieri en gelatai (verslag) | Ciska vander Glas 3

Tre serate dedicate a Francesco Petrarca(verslag) | AnnieMartha Boerhave en Ciskavan der Glas 4

Trattoria La casetta bianca (verslag)Annemarie Aarnoutse en Ciska van der Glas 6

Grillo | Laura Schram-Pighi 7

Over het toeval en ‘de loden jaren’ in eenvertalersleven | Jan van der Haar 8

L’Italia dei poeti: Umberto Saba e TriesteGandolfo Cascio 10

Apostrofo 43 | Minne de Boer 11

Ludmilla ha letto per voi: Valeria Parrella,‘Lettera di dimissioni’ | Monica Jansen 11

Uit de geschiedenis van de giallo (9):‘Traditori di tutti’ | Minne de Boer 13

‘Laat dat hakijzer maar vallen en kom metmij mee’ (interview) | Roland Fagel 14

Dal forno del webmaster: Torta al limoneDennis Smit 16

Tentoonstellingen in Italië 17

ontwerp: blauw

blauw-design | bno

N O T I Z I A R I Ojuni 2013 – nummer 2

Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di UtrechtRedactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der GlasE-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93

k o p i j v o o r n u m m e r 3 g r a a g v ó ó r o f o p 1 5 a u g u s t u s .

Page 2: Notiziario zomer '13

– 2 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Net als de (andere) zoogdieren, vogels envissen zien wij de wereld in kleur. En af-hankelijk van waar ergens wij op aarde ge-boren zijn, herkennen wij en benoemenwij die kleuren ook. Alle culturen onder-scheiden wit en zwart, licht en donker. Enveruit de meeste culturen onderscheidenen benoemen ook de primaire kleuren:rood, geel en blauw. En ook de meestemeng- en grenskleuren hebben in de wes-terse culturen expliciet een naam: groenvoorop, gevolgd door oranje, roze (in hetNederlands via een Frans leenwoord),bruin en nog wat kleuren.

Maar de mate waarin de kleuren actief wor-den onderscheiden varieert nogal per cul-tuur en dus per taal. Er zijn culturen waarinnaast zwart en wit alleen rood wordt on-derscheiden. En daarnaast eventueel geelof groen. De rest doet er voor die cultuurminder toe.

In Azië worden grotendeels dezelfde kleu-ren benoemd als in het westen, met een

Van de voorzitter

Cari lettori, vorrei presentarmi.Da settembre scorso, sono tesoriere dellaDante Alighieri Utrecht.Spero di poter contribuire a renderla un’as-sociazione attiva e finanziariamente sana.Mi chiamo Toine Passier, ho 57 anni eabito a De Bilt. Sono sposato e ho due figligemelli, un maschio e una femmina di 20anni.Sono insegnante di economia ad unascuola secondaria a Bilthoven. Ho studiatoall’università di Utrecht, prima Storia e poiEconomia (generale e poi aziendale).Amo viaggiare in Italia e amo particolar-mente Venezia (la parte meno turistica) –ragion per cui ho comprato tutti i libri diDonna Leon (eccetto ‘Fatalità’, che non èdisponibile). L’atmosfera della città viene descritta in manieramolto calda e coinvolgente.

Toine Passier

Van de penningmeester

opmerkelijke uitzondering. Onder anderede Chinezen en Japanners zien groen enblauw als dezelfde kleur. Dat is voor onsNederlanders, zoals voor alle Europeanen,onbegrijpelijk. Groen en blauw zijn voorons twee duidelijk te onderscheiden kleu-ren.

Maar het probleem dat wij hebben met ‘diegekke Aziaten’ die blauw en groen als eenen dezelfde kleur zien, lijkt op het pro-bleem dat Italianen met de rest van de Eu-ropeanen hebben. Die barbaren zijn vanmening dat azzurro en blu dezelfde kleur

zijn, namelijk blauw. En dat is onbegrijpe-lijk. Want azzurro is azzurro, en blu is blu.En die twee zijn beslist niet identiek.

Dat zien wij dan weer heel anders. Het zijnduidelijk twee variaties op dezelfde kleur.En dan hebben die Italianen ook nog eenseen naam voor de aller lichtste vorm vanblauw, hemelsblauw: celeste. Daar begrijpenwij ook niets van. Maar de Russen begrij-pen dat weer wel, want die hebben, net alsde Italianen, een specifiek woord voor ce-leste.

Het aanbod van Dante Alighieri Utrecht isoverigens als altijd kleurrijk. Toegegeven,de wijnproeverijen zijn tweekleurig. Maar de overige kleuren vindt u bij onze kunst-historische lezingen, inclusief het blu, azzurro en celeste.

Jeroen Torenbeek

Page 3: Notiziario zomer '13

TerrazzoOp 8 maart vertelden de heren Joop vanVeldhuizen en Victor Martina in ‘ons’ pandop het Janskerkhof vanuit hun eigen erva-ring over het vak en de wederwaardighe-den van resp. de ‘terrazzieri’ en de ‘gelatai’die voornamelijk vanuit Noord-Italië (Fri-uli) rond 1900 naar Nederland kwamen omer hun geluk te beproeven. Uit beider ver-haal sprak een oprechte liefde voor hunvak én een grote interesse voor de geschie-denis en de ontwikkeling daarvan.

Joop van Veldhuizen is voorzitter van Ter-razzo NOA Andrean (TNA), de verenigingdie de belangen van de ruim 50 Terrazzo-bedrijven in Nederland behartigt. Terrazzo spreekt voor zichzelf, NOA staatvoor Nederlandse Ondernemersverenigingvan Afbouwbedrijven, Andrean is de ach-ternaam van Olivo Andrean.

Wat is terrazzo?In Nederland zal men waarschijnlijk alsoudst bekende toepassing van terrazzodenken aan het lavet uit de jaren vijftig, datgebruikt werd om in te wassen en kinde-ren in te baden. Het huidige terrazzowerk vindt zijn oor-sprong in het mozaïek. De oudste mozaï-eken vond men 3000 jaar voor Christus inhet huidige Irak.Er zijn wandmozaïeken bekend van 3000jaar voor Christus, van 500 jaar voor Chris-tus en van 400 jaar voor Christus. Daar-naast is er vloermozaïek.Alexander de Grote bracht de mozaïek-cul-tuur 325 jaar voor Christus naar Europa.Voor wandmozaïeken werd vaak een soortgeëmailleerd glas, het zogenaamde smaltogebruikt. Dit is een onverwoestbaar kleur-rijk materiaal.Voor vloermozaïeken werden stukjes mar-mer en natuursteen gebruikt.

In de 15de eeuw gingen Venetiaanse arbei-ders afgekeurd restmateriaal uit de mar-mergroeven gebruiken voor terrassen rondhun huis. Deze ongelijke brokken druktenzij in de klei en vervolgens slepen zij deoneffenheden weg. Het resultaat werd dofen kleurloos, maar geitenmelk (!) bleekkleur en glans tevoorschijn te kunnen to-veren. Dit ‘grondwerk’ kreeg de (Friu-laanse) term sul terra terrazza en de arbeiderswerden al gauw terrazzieri genoemd.In de 19de eeuw beleefde terrazzo een we-dergeboorte. Dit was vooral te danken aande introductie van portlandcement, dat in1824 werd uitgevonden door de metselaarJoseph Aspin. Met dit nieuwe bindmiddel– voorheen werd een leemmengsel ge-bruikt – werden betonvloeren gestort.

De terrazzieri, afkomstig uit Friuli, hebbenhun geboortestreek al rond 1880 verlatenom in Hongarije, Turkije en Rusland, laterook in Duitsland, Nederland en Amerikahun brood te verdienen met hun vak. Zijwerden door pure armoede gedreven. In dejaren van 1875 tot 1942 zijn naar schattingin totaal 1.700.000 Friulaanse emigrantenuit Italië vertrokken. Terrazzieri noemdenzich ook wel granitieri (granito-werkers),maar granito wordt begrijpelijkerwijs ver-ward met graniet, en graniet is iets andersdan terrazzo/granito: terrazzokorrels be-staan uit marmer en kalksteen, graniet-korrels uit gebroken natuurgraniet. InNederland houdt men het dus liever op ter-razzowerk. Er zijn intussen ook terrazzo-werkers en -bedrijven van ‘puur’Nederlandse bodem.

Terrazzo wordt verkregen door natuur-steenkorrels (marmer- of kalksteenkor-rels) met kalk of cement en water tot speciete mengen en na verharding daarvan teschuren en eventueel te polijsten. Terrazzoaanbrengen is zeer arbeidsintensief – hetvereist voortdurend mengen, roeren enschuren – en het is echt vakwerk. De passage in Den Haag, in 2006 gerestau-reerd, is een mooi voorbeeld van terrazzo-werk in Nederland: zie de afbeelding.Vaak wordt terrazzo gecombineerd met mo-zaïek. Een mooi voorbeeld, evenals de restvan het museum inmiddels gerestaureerd,is de vloer waarmee het Rijksmuseum zijnbezoekers verwelkomt. Een ander voor-beeld is de basiliek in Oudenbosch.

Terrazzo is onverslijtbaar. Wel bestaat erkans op scheuren door verzakking van de(zand)laag eronder: dan gaat de vloer zwe-ven en verliest daardoor draagkracht.Bij de ‘opknapbeurt’ van het Rijksmuseumis ook het terrazzo/mozaïekwerk geres-taureerd. In Friuli, in Spillimbergo, is nogaltijd een restauratievakschool voor ter-razzo- en mozaïekwerk. De opleiding isgerenommeerd; belangstellenden kunnener een rondleiding krijgen.

Italiaanse ijsbereiders in Nederland

De Italiaanse ijsbereiders komen uit de re-gio’s Veneto, Friuli en Toscane. Die uit Fri-uli (Cadore) kwamen nogal eens uit eenfamilie van terrazzieri, die uit Toscane stap-ten veelal over van het vak van figurista(beeldjessnijder) naar dat van gelataio.Reden: brood op de plank! Ook de (tweede) spreker van de avond, Vic-tor Martina, komt uit een familie van ter-razzieri, maar hij heeft het terrazzowerkverruild voor dat van ijsbereider. Hij wasniet de enige, er waren meer terrazzieri dieijs gingen maken. Hij bestierde jarenlang –van 1966 tot 1999! – ijssalon Udine in Die-ren. Samen met zijn ook Friulaanse vrouw.De eerste ijsbereiders kwamen tussen 1925en de Tweede Wereldoorlog naar Neder-land. De meesten begonnen als ijsventers:zij ventten ijs uit ijskarretjes. Het was eenerg moeilijke tijd om het hoofd bovenwater te houden: crisisperiode! Er werd ge-middeld 16 uur per dag gewerkt, 7 dagenper week. In de winterperiode gingen velennaar Italië terug. Een probleem hierbij washet naar school gaan van de kinderen: eenhalf jaar in Nederland, een half jaar in Ita-lië botste natuurlijk met de schoolroosters.Voor veel kinderen (én ouders) is dit heellastig en onaangenaam geweest. Het iszelfs voorgekomen dat een echtpaar be-sloot om géén kinderen te krijgen, om datprobleem te vermijden.

– 3 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Terrazzieri en gelatai

Page 4: Notiziario zomer '13

In 1934 werd het de ijsbereiders verbodenom personeel (venters) uit Italië in dienstte hebben. Zo begonnen de Italiaanse ijs-venters geleidelijk voor zichzelf en zijn zeuitgezworven over heel Nederland. Menvestigde zich niet in elkaars gebied.Tijdens de Duitse bezetting werden de Ita-liaanse ijsbereiders, die door de Duitserswerden beschouwd als ‘bondgenoten’,voorrechten aangeboden. Maar de animoom daarop in te gaan was gering.Bekende namen in de ‘ijs-wereld’ zijn: DeLorenzo, Talamini, Zangrando, Zilli, To-fani, Cianelli, Belfi, Zaetta, Rossi.De eerste ijssalon, Venezia, werd gevestigdin Utrecht, op Janskerkhof 21, door GuidoDe Lorenzo, de grootvader van Carlina enRomana De Lorenzo, van wie de eerste nueen ijssalon heeft in de Poortstraat en detweede een kiosk op de Oudegracht. Of hetwoord ‘salon’ de voorkeur verdiende bovenandere benamingen (zoals ijswinkel),daarover is in Utrecht indertijd wel evengrondig gewikt en gewogen. Het werd‘salon’ en daarmee stond ook voor de ijs-bereiders elders de keuze vast.Er werd vaak met eigen familierecepten ge-werkt. Deze werden strikt geheim gehou-den. De basis van alle recepten was wel hetgebruik van natuurlijke producten. Ciska van der Glas

– 4 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Bokvriezer, 1944 Bokvriezer, 1996

Tre serate dedicate a Francesco PetrarcaFrancesco Petrarca, introdotto da José van der Helm

Il 5 e il 12 aprile di quest’anno fu la docenteJosé van der Helm a introdurci in due le-zioni nel personaggio/autore Petrarca.Francesco Petrarca si manifestò come uninnovatore strepitoso.L’autore, vissuto tra il 1304 ed il 1374, de-dicò la sua vita alle ‘studia humanitatis’,alla riscoperta dei classici (latini) ed al loropensiero. Possiamo dire che con lui ha ini-zio l’umanesimo, che fiorirà in Italia e poiin Europa durante il ’400. La sua vita sisvolgeva negli anni medievali, e si sentivauno straniero nel proprio tempo.

Come molti innovatori probabilmentevisse questa sua condizione di anticipatoredell’umanesimo con una certa dose di fru-strazione, essendo la sua vita svoltasi an-cora in un contesto culturale del tuttomedievale.Fin da giovane aveva piena consapevolezzadel valore dei grandi poeti ed altri scrittoridella latinità.Con accuratezza si occupava per copiaregli scritti dell’antichità classica che eranotutelati nei monasteri.Possiamo quindi affermare che per moltiversi Petrarca ha posto le basi della filolo-gia moderna: infatti,se da un lato ha pro-posto un esempio immortale per tutta lapoesia lirica europea, da un altro il suosguardo è stato costantemente rivoltoverso il passato e lungo tutta la sua vita hacercato di riscrivere e restituire la bellezzaoriginaria dei suoi autori latini tanto amati,recuperando presso i monasteri i loroscritti originali e le riscritture che lungo isecoli si sono succedute senza sosta.

Ma anche la sua poesia in ‘volgare’ diven-tava famosa, anche se lui la considerava (odiceva di considerarla) di poco valore, ap-punto perché in ‘volgare’. Petrarca era ilcreatore del Canzoniere: un’antologia dipoesie tutte intorno al suo amore (ideale)per Laura, il suo grande stimolo per cre-arle.Come detto precedentemente la sua famanon è dovuta solo al suo importantissimolavoro di filologo, ma anche e soprattuttoal suo ruolo di poeta, essendo stato il suoCanzoniere un modello (per certi versi in-superato) per numerosissime generazionidi poeti di tutta Europa, che ha dato ori-gine ad un fenomeno molto complesso,tuttora oggetto di studio da parte di stu-diosi ed italianisti in tutto il mondo, deno-minato appunto petrarchismo.Leggendo i versi del Canzoniere non è dif-ficile scoprire quale fosse la sua fonte diispirazione principale: l’amore, simboleg-giato da Laura. Essa è stata identificatacome Laura de Noves, sposata con Ugo de

Er zijn twee hoofdgroepen Italiaans ijs:melkijs (gelato alla crema) en vruchtenijs (ge-lato alla frutta.) Het ijs wordt gemaakt meteen pasteuriseerketel (melk ijs) en een ijs-machine.Er zijn ook twee hoofdsoorten ijsmachi-nes: de bokvriezer (zie hieronder) en dehorizontale vriezer.De ijssalons worden – mits de zaken goedlopen! – geregeld vernieuwd, van nieuweapparatuur en een eigentijds aanzien voor-zien

Page 5: Notiziario zomer '13

Sade, ma sulla sua esistenza in realtà ri-mangono tuttora forti dubbi.Un esempio offre il sonetto 35, ascoltabileanche sul cd Orlando di Lasso: Il canzoniere diMesser Francesco Petrarca, musicato ed inter-pretato da Paul van Nevel e il Huelgas-En-semble (Harmonia Mundi):

‘Solo e pensoso i più deserti campivo mesurando a passi tardi e lenti,e gli occhi porto per fuggire intentiove vestigio uman l’arena stampi.

Altro schermo non trovo che mi scampidal manifesto accorger de le genti,perché ne gli atti d’alegrezza spentidi fuor si legge com’io dentro avampi:

sì ch’io mi credo omai che monti e piaggee fiumi e selve sappian di che tempresia la mia vita, ch’è celata altrui.

Ma pur sì aspre vie né si selvaggecercar non so ch’Amor non venga sempreragionando con meco, et io co llui.’

La sua maniera di esprimersi reca in secome l’eco agrodolce di un lamento dellavita.Il suo amore per Laura, i suoi pensieri in-torno a lei gli erano un stimolo per riflet-tere.La figura di Laura, reale o meno che fosse,rappresentava per lui un grande stimolonon solo per la composizione di versi maanche e soprattutto per la sua continuaauto-riflessione. Un’auto-riflessione ali-mentata da una grande sete di conoscenzache portò Petrarca a viaggiare per tutta Eu-ropa. Una riflessione intesa come eserci-zio quotidiano per rimettere le cose nellagiusta prospettiva.

Della sua pratica riflessiva abbiamo unadescrizione nella lettera Epystole Ad familia-res IV,I, in cui ci parla della sua famosa sca-lata al Monte Ventoux (che fa di Petrarcaanche il padre dell’alpinismo!), un’im-presa fisica rivestita di forti connotazioniallegoriche, durante la quale ammirando ilpanorama raggiunse una piena coscienzadi sé e la consapevolezza da dove questaveniva.Francesco Petrarca – personaggio su cuic’è molto da discutere e porsi domande,anche oggi!

AnnieMartha Boerhave, corsista della SocietàDante Alighieri Utrecht-Babel

– 5 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Francesco Petrarca ook op muziek

Nadat docent José van der Helm in tweeavonden een beknopt maar helder beeldhad weten te schetsen van de persoon enschrijver/dichter Petrarca was het op 19april, de derde en laatste avond van de cur-sus, aan het trio ‘Il piacere’ om de poëzievan Petrarca ook op muziek te laten horen,en wel op muziek uit de zestiende eeuw.Muziek gecomponeerd twee eeuwen náPetrarca, wat nog eens benadrukt hoezeeren hoe lang Petrarca’s stem heeft nage -klonken (petrarchismo).Het was een waar genoegen voor oog enoor om Cocky Sietses (zang), Anneke vanTongeren (luit) en Cok van der Voort(gamba) te zien en te beluisteren: hetplezier (il piacere!) in het samen muziekmaken spatte ervan af ! Zie de foto van hetdrietal. De bloemen in hun handen warenzeer welverdiend.

Ciska van der Glas

Page 6: Notiziario zomer '13

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Trattoria La casetta biancaHartverwarmend en tongstrelend, dat wasde gedenkwaardige avond van de 8ste meiin ‘ons’ witte pandje aan het Janskerkhof.Het was de avond waarmee ons bestuurseizoen 2012-2013 afsloot. Al zien zij zich-zelf als een vijftal zeer verschillende perso-nen bien étonnés de se trouver ensemble, voorons, Dante-soci, ontpoppen zij zich als eentoegewijd en elkaar uitstekend aanvullendteam. In het zweet hunsaanschijns (wat met namegold voor de heren) warenzij deze avond in oppersteconcentratie in de weerom het ons aanwezigennaar de zin te maken. Daarslaagden zij dubbel endwars in! Met wijnfles inde ene en pollepel, pan oftaartvorm in de anderehand cirkelden zij om onsheen en deden denken aande klassieke Italiaansemoeder des huizes die meteen spiedend oog haareettafel overziet om zichervan te vergewissen of alhaar commensalen welvoldoende van alle spijzenen dranken tot zich (kun-nen) nemen – en daar zelfniet of nauwelijks aan toe-komt.De tafels waren gedektmet een linnen, zelfs eendamasten tafelkleed, dekleuren van de antipasti –die al klaarstonden bij binnenkomst –waren een lust voor het oog en oogsttenook bij het proeven veel bewondering,vooral de reepjes gegrilde rode paprika dieJosé ’s ochtends had bereid. Een arbeids-intensief werkje, en het resultaat was bui-tengewoon lekker.

Voor het koken van de pasta was een rond-gang langs de professionele eetgelegenhe-den rond de kerk nodig geweest (teneindeeen pan van de juiste afmetingen te leen tekrijgen). Pasta koken voor een kleine 25man – geen geringe opgave! Maar het lukteuitstekend, en zowel de garganelli al ragù alsde celentani al burro e salvia waren voortref-felijk. Voor de torta al limone die erop volgde

had wie verstandig was enige ruimte vrij-gehouden: niet te versmaden, en onmis-kenbaar fatta in casa (het recept staatverderop in dit nummer). En voor wie eenfetta van de de torta te veel van het goedewerd waren er ook nog de minder lijvigemaar niet minder lekkere cantuccini.Kortom: een zeer smaakvolle, met waretoewijding én vaardigheid bereide cena.

Maar daar lieten de vijf het niet bij. Nee, erwerd ons daarnaast gevarieerd ‘entertain-ment’ aangeboden. Onze voorzitter steldeons op de proef met een aantal Italië-quiz-zen (wat een meervoud, maar ja) over uit-eenlopende onderwerpen, waarmeeonalledaagse prijzen waren te winnen! Enonze webmaster had op internet een aantaloude Italiaanse films gevonden – maar die

houdt hij voor onsin petto (want degeluidstechniek liethet op het kritiekemoment even afwe-ten). Ter compensa-tie van de niet-vertoonde filmsgooide onze voor-zitter toch maar eenballetje op over demogelijkheid voorDante-soci tegenbetaling van eenzeker bedrag aaneuro’s zich van nuaf aan te verzekerenvan toegang tot állecursussen en lezin-gen en overige eve-nementen die DanteUtrecht op touw zeten zich aldus detitel amico d’oro,ofwel zo ongeveeronsterfelijkheid teverwerven – eenaanrader: scheelt

een hoop narigheid in Dante’s hel, later.Een seizoensafsluiting die klonk als eenklok – geanimeerd all’italiana. En dan ooknog in de wetenschap dat de financiële toe-stand van Dante Utrecht nog wel steedswankel is maar ten langen leste nu tochrooskleuriger dan de afgelopen jaren: de dreiging van een faillissement is

verleden tijd, en dat is een hele opluchting en een geweldige

verdienste. Ons bestuur kan tevreden zijn! En wij,

de soci, met hén.

Annemarie Aarnoutse en Ciska van der Glas

– 6 –

Page 7: Notiziario zomer '13

Da molti anni mi occupo di comicità lette-raria nel quadro di ricerche più ampie sullanarrativa di utopia, un genere di prosa checircola in Europa dal tempo dell’Utopia diThomas More (Lovanio 1516) ed è arrivatoin Italia a Venezia a metà Cinquecento(1548). Da allora nella letteratura italiana,questa forma di romanzo che si rivolge aicontemporanei con tecniche prosapie dicomunicazione, ha seguito un suo per-corso che lo ha portato fino a noi, sempreconservando tre elementi costitutivi che locaratterizzano: idee, fantasia e umorismo.La presenza contemporanea di questi trecomponenti, determina la pericolosità diun testo ‘utopico’ nel quale l’autore può ri-versare tutta la carica di satira, ironia, pa-rodia e caricatura della società nella qualevive: un genere ‘pericoloso’ come poteteimmaginare, per ogni tipo di potere chenon accetta mai volentieri di essere messoin discussione. Potere politico e religioso, certo, ma anchepotere delle tradizioni, delle mode, dei mitiletterari e della lingua nella quale essi siesprimono, un’arma potentissima per de-molire, quando l’azione corrosiva della co-micità è accompagnata dalle idee. Solo lafantasia, forza indispensabile, sarà ingrado di suggerire un modello alternativoda costruire nel futuro, e progettare unanuova realtà. La comicità è un’ arma a doppio taglio, pe-ricolosa per chi la adopera a partire daMore che ci ha rimesso la testa, ma è ancheuna forza preziosa per la lingua e la lette-ratura per la sua capacità di rinnovarle daldi dentro. Insomma ridere è una cosa molto seria. Pensavo a tutto questo seguendo sullastampa e la televisione le vicende di un fe-nomeno antico quanto il riso e il gioco (losapeva bene il ‘nostro’ Huizinga col suoHomo ludens), una operazione recente di de-molizione portata fino a confini inattesi daun comico espertissimo che ne ha fattouna dirompente arma politica: GiuseppeGrillo e il suo M5S (Movimento cinquestelle) il partito dei cosiddetti ‘grillini’. Avete seguito certo anche voi la comparsasulla scena del teatrino politico italiano diquesta nuova realtà; io però ora mi riferi-sco all’espressione rozza e vera insieme, ri-portata dai nostri giornali, di un ministrotedesco che osservava come l’Italia fossesempre ‘governata dai clown’. Solo che ci

sono i clown senza idee né fantasia masolo interessi, i propri naturalmente (e nonsi trovano solo in Italia) e i clown che siservono della comicità per demolire unarealtà che a loro non piace. Quali tecnichedi comunicazione occorrono per innescarela carica dirompente del comico? Il ‘fenomeno politico’ del grillismo è stu-diato in modo molto serio dalla rivista Co-municazione politica (anno XIII, n.1, aprile2013) che dedica un numero monograficoal movimento e al suo notevole successo.Sono particolarmente interessanti tre deinumerosi contributi, quello di RobertoBiorcio (pp. 43-62) che esamina l’aspettosociologico e si chiede come un comicopossa diventare imprenditore politico gra-zie al web. Poi l’articolo di Sara Bentivegna (pp. 85-106) che osserva il ‘boom’ di Grillo nellatwittersfera, ma per chi si occupa di parolee quindi di lingua e quindi di comunica-zione lo studio di Giovanna Cosenza (pp.109-124) mi pare meriti un’attenzione spe-ciale, perché analizza da vicino l’uso e lafunzione della comicità: Come comunicaGrillo. Dal turpiloquio al linguaggio del corpo. La studiosa mette subito in evidenza l’am-bivalenza politico-mediatica di Grillo chepresenta il suo movimento come ‘un par-tito non partito’, e intanto usa tutte le tec-niche più estreme per fare notizia cometurpiloqui, insulti, gestacci, battute fulmi-nanti, colpi di scena. Grillo è un comicoche conosce tutti i segreti del mestiere daAristotele in poi, come l’accostamento im-provviso e contrastante tra campi seman-tici diversi quello alto e quello volgare (la

bisociazione). Molto usata anche la riduzione della figuradell’avversario politico alle sue miserieumane in modo da smitizzare una dignitàche gli viene dal ruolo e dal potere usando‘le figure retoriche che la satira ha sempreusato, dall’invettiva all’ironia, dalla carica-tura alla parodia, dal calembour all’iper-bole; e poi climax, anticlimax, enfasi,metafore, metonimie, litoti’. Un intero repertorio usato con la tecnicadell’urlo continuo (a gente della mia etàquesti comizi suscitano ricordi che vor-remmo dimenticare) e l’uso continuo delcorpo che serve ad alimentare una altalenaemotiva esasperata. Tutto questo non ha nulla di spontaneocome vorrebbe sembrare e viene spesso re-cepito, ma è frutto di una ottima profes-sionalità, e dimostra come un clown, ossiaun buffone, guitto, pagliaccio, giullare(questi sono i termini tecnici della profes-sione, non insulti) possa far entrare ‘tuttele forme di aggressività verbale…nel lin-guaggio politico alzandone i toni e abbas-sandone il livello’ col risultato didistogliere l’attenzione dai contenuti pro-posti. Peccato che la pars costruens ossia leproposte per un futuro migliore siano as-senti…per assenza di fantasia?L’articolo che vi ho segnalato porta nume-rosi esempi tratti da giornali e spettacoli,e ci dimostra ampiamente come ridere siauna cosa seria, e pericolosa: comunque dastudiare e da non sottovalutare. Come vo -levasi dimostrare.

Laura Schram-Pighi

– 7 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Grillo

Page 8: Notiziario zomer '13

Bijna een jaar geleden bezocht ik met eenvriendin de opera-uitvoering Parsifal vanWagner in de Stopera. Ik was nooit zo dolop opera’s en al helemaal niet op die vanWagner. Als het ging om de man uit Bay-reuth was ik niet veel verder gekomen danwaardering voor ouvertures en orkestralestukken. Deze opera betekende een keer-punt. Als een ander mens keerde ik na af-loop met mijn gezelschap terug naar deDomstad.

Dit dankte ik niet alleen aan de muziek. Inde tweede pauze kwam ik in de rij voor dezaalingang een oude kennis tegen: de re-dacteur die me lang geleden, najaar 1989,pats boem belde met het verzoek om Semi-nario sulla gioventú van Aldo Busi te verta-len. Hiermee werd toen een droomwerkelijkheid: literatuur vertalen – en danook nog eens mijn favoriete roman. De af-studeerscriptie, die ik was begonnen voorMinne de Boer, schoof ik opzij en ik begonde vertaling van wat een hondsmoeilijkboek bleek te zijn. In september 1990 werdhet door Veen gepubliceerd onder de titelOver de jeugd. Het was meteeneen klapper: paginagrote re-censies in Vrij Nederland en deHaagse Post, die mede zorg-den voor drie drukken en10.000 verkochte exempla-ren. Na dit vertaaldebuut kwamik dezelfde redacteur vijf jaarlater tegen als directeur vanAmbo toen ik de vertalingvan Il libro delle trecento novellevan Franco Sacchetti inle-verde. In 1996 verscheen hetwerk als Florentijnse verhalen in de reeksAmbo-Klassiek. Ondanks de jubelkritiekvan Frans van Dooren in de NRC is hetjammerlijk verramsjt.En nu, zeventien jaar later, in 2012, ont-moette ik in de Stopera diezelfde redac-teur/directeur, die inmiddels directeur wasgeworden van een geheel eigen uitgeverij:Cossee. Wat had het toeval nog meer inpetto?Een lachende Eva Cossée kwam snel terzake: ‘Heb je dit najaar tijd voor een verta-ling, denk je?’Ik dacht het wel, zei ik. Ik was op dat mo-

ment nog in de slag met de vuistdikkeroman van Alberto Garlini, La legge dell’odio,die eind september 2012 is verschenen alsDe wet van de haat. Een prachtig boek over‘de loden jaren’, de jaren zeventig van devorige eeuw in Italië die in het teken ston-den van maatschappelijke onrust, met veelloden kogels, (bom)aanslagen, ontvoerin-gen en vliegtuigkapingen door extreemrechts en extreem links. Ook een schok-kend boek, omdat de hoofdpersoon eenneofascist is die door een per abuis ge-

pleegde moord in een spiraal van chantageen geweld terechtkomt, maar niet zo’n en-gerd blijkt te zijn als hij aanvankelijk leek.Het kwaad is niet altijd het absolutekwaad. Nergens heb ik het verschijnselfascisme beter geschilderd gezien dan indit boek. Het is in de Nederlandse persdoodgezwegen. Alleen op het Internet zijner stukken over te vinden, alle positief.Najaar 2012 stuurde Cossee de roman dieme was toegezegd. Het ging om Più alto delmare van Francesca Melandri. En verdomd.Toen ik het ging lezen, bleek ook dit boek‘de loden jaren’ als achtergrond te hebben.

En het was ook even prachtig: mooi vansfeer, stijl, taal. Ik wilde het graag vertalen,liet ik Cossee weten. En ik toog aan hetwerk.De eerste helft van de vertaling maakte ikthuis in Utrecht, de tweede helft in hetCasa delle Traduzioni in Rome. Wat had ik het naar mijn zin, daar in hetvertalershuis. Het is gevestigd in een pa-lazzo aan de Via Avignonesi, hartje stad,gelegen tussen de Trevifontein en PiazzaBarberini.

– 8 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Over het toeval en ‘de loden jaren’ in een vertalersleven

Page 9: Notiziario zomer '13

Ik kon er uitstekend en/want ongestoordwerken. Na de arbeid – ik had een ritmevan 8 bladzijden per dag – kon ik me ont-spannen met de vele kunst binnen hand-bereik – ditmaal greep Caravaggio me bijde strot –, of op een bankje in het park vande Villa Borghese in het zonnetje, en na-tuurlijk ook met alle kennissen in de Eeu-wige Stad. Om te beginnen het auteursduoMonaldi & Sorti, van wie ik de vaste verta-ler ben. Ze waren toevallig in Rome en wehebben meerdere malen samen geluncht.Vervolgens Rosita Steenbeek, die ik sindsmensenheugenis ken via haar zus en die inRome een pied-à-terre heeft. En Claudia diPalermo, die ik van het Amsterdamse kenen die naar Rome is verhuisd waar ze Ne-derlandse literatuur vertaalt. Met de laatstetwee bezocht ik de beurs voor kleine enmiddelgrote uitgevers in het Palazzo deiCongressi. Maar ook mijn huidige auteur,Francesca Melandri. Toen ik van Cosseehoorde dat ze in Rome woonde, heb ik deschrijfster per e-mail voorgesteld elkaar teontmoeten.Die kennismaking kreeg in eerste instan-tie de vorm van een literaire ontmoeting inhet Casa delle Traduzioni. Melandri en ikwerden er geïnterviewd over het schrijvenen vertalen van Più alto del mare. Dat inter-view verliep heel plezierig. Er ontspon zicheen discussie met het publiek over de di-verse voetangels en klemmen van het ver-talen. Een collega vroeg of ik voornemenswas een nawoord te schrijven waarin ‘deloden jaren’ werden uitgelegd. Nee, de uit-gever had me daar niet om gevraagd. Bo-vendien kunnen lezers zelf googelen.Verder werd me gevraagd de situatie van deliteraire vertaler in Nederland te schetsen.Ik vertelde over de Vereniging van Letter-kundigen (VvL) met daarbinnen de werk-groep Vertalers die tweemaal per jaarvergadert, over het modelcontract en hetstandaardtarief per woord, over de LIRA,die eenmaal per jaar, begin december, deleengelden uitkeert, en over het subsidies-telsel van het Nederlands Letterenfondswaar menig land, ook Italië, een puntje aankan zuigen.Na het interview en de borrel – het literaireleven valt niet altijd zwaar – gingen we uiteten: Francesca Melandri, haar partnerCarlo, een bevriende psychiater (altijd han-dig om erbij te hebben), Rosita Steenbeeken ik. Ik troonde het gezelschap mee naarhet restaurant vlak bij de Santa Maria Mag-giore, waar ik met Monaldi & Sorti had ge-luncht. Dat was goed en goedkoop.

Francesca en ik mochten elkaar meteen:op het eerste gehoor, maar ook op het eer-ste gezicht. Formeel, maar ook informeel.En we vonden elkaar helemaal in onzeliefde voor Elsa Morante, van wie ik net debundel Alibi had vertaald. Melandri heeftdrie helden: Emily Dickinson, Alice Mun-roe en Elsa Morante – wie durft nog te be-weren dat vrouwen niet kunnen schrijven?Een paar dagen na het interview bezochtenwe samen de tentoonstelling gewijd aanElsa Morante in de Biblioteca NazionaleCentrale.Francesca Melandri is haar carrière begon-nen als scenarist. Het bekendst zijn haarscenario’s voor de televisieserie Don Mat-teo, die wordt uitgezonden op RAI Uno.Verder heeft ze twee documentaires gere-gisseerd. En ze is schrijver. In 2010 ver-scheen haar debuut: Eva dorme, in 2012door Cossee gepubliceerd als Eva slaapt.Haar romans, die meermalen zijn be-kroond, zijn vertaald in het Frans, Duits enNederlands.Hoger dan de zee, haar tweede roman, dieeind mei in het Nederlands verschijnt, be-schrijft de vriendschap die ontstaat tusseneen man en een vrouw, als ze beiden dooreen storm vast komen te zitten op een ge-vangeniseilandje bij Sicilië. De man, leraarfilosofie, bezoekt er zijn zoon, die vastzitwegens links-extremistische activiteiten ende vrouw, een boerin, bezoekt er haar man,die veroordeeld is wegens moord. Dooreen wonderlijke speling van het lot zijn deman en de vrouw op elkaar aangewezen envinden, hoe verschillend ze ook zijn, bij el-

kaar steun. En dat op een schilderachtig ei-landje met op de achtergrond de politiekesituatie na de moord op Aldo Moro door deRode Brigades in 1978.De recente geschiedenis van Italië, zoals glianni di piombo, ‘de loden jaren’, moet ver-werkt worden. De ontvoering en de ge-welddadige dood van parlementariër AldoMoro, die van 1963 tot 1968 premier vanItalië was, heeft een krater geslagen in deItaliaanse samenleving. Boeken als die vanGarlini en Melandri zijn een poging om dieverwerking literair vorm te geven. Een ge-slaagde poging. Het Italiaanse weekbladPanorama rekent La legge dell’odio en Più altodel mare tot de tien mooiste Italiaanse ro-mans van 2012.

En dit allemaal dankzij Parsifal. Door Parsi-fal ben ik bekeerd tot Wagner en minderwars van opera geworden. Maar belangrij-ker nog: door Parsifal heb ik Francesca Me-landri en haar roman leren kennen, heb ikeen geweldige tijd in Rome beleefd, heb ikeen ‘gedicht v/d maand’ (januari 2013) overCaravaggio geschreven (na te lezen opwww.janvanderhaar.net). De strekking isduidelijk. We moeten vaker naar de Sto-pera, want daar kom je nog eens iemandtegen. En het kan je werk opleveren ook. Ikdenk erover kaartjes te reserveren voor DieWalküre. Misschien ontmoet ik daar wel hetbegin van ‘de gouden jaren’. Het toevalstaat voor niets.

Jan van der HaarUtrecht, mei 2013

– 9 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Page 10: Notiziario zomer '13

Con questo fascicolo del Notiziario s’inau-gura una nuova rubrica dedicata alla poesiae in particolare ad alcuni testi che cometema hanno le città italiane. Nella presen-tazione delle varie voci non ci sarà un or-dine cronologico, pur restando all’internodel Novecento. Piuttosto, di volta in volta,si cercherà di evidenziare elementi gene-rali della poetica dell’autore in modo dastimolare nel lettore un approfondimentodell’opera completa. Il primo ‘incontro’ ècon Trieste e Saba. Seguiranno Roma, conPasolini; Procida, con Morante; Genova,con Caproni…

Trieste

Ho attraversato tutta la città.Poi ho salita un’erta,popolosa in principio, in là deserta,chiusa da un muricciolo:un cantuccio in cui solosiedo; e mi pare che dove esso terminatermini la città.

Trieste ha una scontrosagrazia. Se piace,è come un ragazzaccio aspro e vorace,con gli occhi azzurri e mani troppo grandiper regalare un fiore;come un amorecon gelosia.Da quest’erta ogni chiesa, ogni sua viascopro, se mena all’ingombrata spiaggia,o alla collina cui, sulla sassosacima, una casa, l’ultima, s’aggrappa.Intornocircola ad ogni cosaun’aria strana, un’aria tormentosa,l’aria natia.

La mia città che in ogni parte è viva,ha il cantuccio a me fatto, alla mia vitapensosa e schiva.

Trieste è una città che, per posizione geo-grafica e coincidenze storiche, da sempreha accolto istanze culturali diverse – e, ma-gari apparentemente – incompatibili: daquella mediterranea a quella mitteleuropeaa quella slava, da quella cattolica a quellaebraica. A questo si aggiunga la quasi na-turale propensione alla letteratura con lapresenza di scrittori come Stendhal, Joyce

e Rilke e la produzione di autori ormaiconsiderati imprescindibili dal canone,anche europeo, come Svevo e Slataper, Stu-parich e Giuseppe O. Longo, fino ai più re-centi Magris e Tamaro. In quest’ambientecosì eterogeneo si sviluppa la poesia diUmberto Saba (pseudonimo di UmbertoPoli, 1883-1957); ebreo per parte di madre.A parte alcuni spostamenti a Bologna, Mi-lano e alcuni soggiorni a Firenze e a Roma,la sua vita si svolse quasi interamente aTrieste, dove teneva una libreria antiqua-ria. Il primo volume organico è del 1911,semplicemente intitolato Poesie. In seguito,dopo la pubblicazione di alcune plaquettes,nel 1921 esce la prima edizione de Il Canzo-niere: il libro che lo terrà occupato per ilresto della sua esistenza e che di volta involta si arricchirà di nuovi capitoli. Perquanto Saba ci tenga a sottolineare le pro-prie differenze con il prototipo del suo la-voro (ossia il Canzoniere petrarchesco) sia intermini stilistici sia per quelli tematici1, èevidente come quel libro che ha determi-nato il destino della lirica occidentaleformi, nella sua struttura ‘romanzesca’ enella scelta di un monolinguismo forte-mente letterario (per quanto consapevol-mente mediano), la base del suo assetto.Saba scrisse anche alcune prose brevi, avolte brevissime, che formano i testi delleScorciatoie e raccontini (1946) e Ernesto, il ro-manzo incompiuto che tratta del tema del-l’omoerotismo, a metà tra la biografia e ilBildungsroman. Il libro è del 1953 ma, condinamiche e per ragioni paragonabili aquelle di Maurice di Forster, viene pubbli-

cato postumo (1975). La poesia di Saba af-fronta le tematiche obbligate, direi quasiprevedibili, della poesia lirica, cioèl’amore, la vita nei suoi momenti d’affannie in quelli più intimi, l’esistenza di uominie bestie con quella ‘serena disperazione’che, anche in senso filosofico, avvolge gliavvenimenti di una vita. È una poesia, dun-que, fondamentalmente contemplativa eche, oltre al già citato Petrarca, trova, dalprincipio, in Leopardi il referente più evi-dente e potente e, più in là, in Freud il rife-rimento analitico che lo aiuterà adistricare, in modo letterario, alcune pro-blematiche. La poesia che qui proponiamo alla letturaviene accolta nella raccolta Trieste e unadonna, del 1910-12. Presenta un metro va-riabile con una presenza ripetuta di ende-casillabi, magari tronco com’è il primoverso. Frequenti sono le assonanze e lerime, soprattutto quelle baciate (erta/de-serta; muricciolo/solo; piace/vorace; gelosia/via/natia) e, soprattutto quella ‘più antica,difficile del mondo’2 tra fiore e amore neivv. 12-13. Il testo, che non vuole essere una semplicedescrizione della città, crea delle forti si-militudini, quasi delle assimilazioni tra lacittà (‘ogni chiesa, ogni sua via’, v. 15), il‘ragazzaccio aspro e vorace’ (v. 10) e ilpoeta stesso. L’uomo, qui, compie la sco-perta del suo posto nel mondo, per quantopiccolo e umile esso sia, come si leggenegli ultimi due versi: ‘ha il cantuccio a mefatto, alla mia vita | pensosa e schiva’. Que-sta malinconia, che nel suo fondo na-sconde comunque una pacata serenità,coincide perfettamente con la scelta di unlinguaggio mite, calmo, dallo stylus medio-cris, se non humilis, che coincide con loscandalo (inteso come skándalon), ossia ilturbamento che nasce dalla voluptas dolendiche contraddistingue gli amori autentici,se da questa poesia apprendiamo quantoSaba ami Trieste, anche quando altrove ab-biamo appreso che la odi con altrettantaferocia3.

Gandolfo Cascio

– 10 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

L’Italia dei poetiUmberto Saba e Trieste

1 Si veda a questo proposito la Storia e cronistoria del Canzoniere (1948) scritta dallo stesso Saba, anche se in terza persona.2 U. Saba, Amai, in Mediterranee, 1946, v. 4.3 Cfr. U. Saba, S. Ferrero, Gli angeli di Cocteau. Lettere 1946-1954, Milano, Archino, 2013, p. 31.

Page 11: Notiziario zomer '13

Dezer dagen verschijnt van mijn hand eenbundel Ecrire la grammaire italienne aux Pays-Bas. Dit boek was bedoeld als een verzame-ling van mijn artikelen rond de ItaliaanscheSpraakkonst van Lodewijk Meijer uit 1672, enik mocht zelf bepalen in welke taal ik diezou schrijven. Ik koos voor Frans, de taalvan mijn oorspronkelijke studie, met eenlange neus naar al degenen die het voor-treffelijke talenonderwijs van mijn jeugddoeltreffend om zeep hebben geholpen. In-middels heb ik naast mijn Italiaanse auto-matismen weer Franse automatismenherontdekt, zoals dat commun altijd mettwee m’s wordt geschreven en dat je diversimaar beter met différents kunt vertalen enniet met divers. De oplettende lezer zal trou-wens vast nog wel wat italianismen ont-dekken; dat kan haast niet anders.Lodewijk Meijer, vriend en huisarts vanSpinoza, directeur van de AmsterdamseSchouwburg en de ziel van een Fransge-zinde academie, die zich ook met gram-matica bezighield, zag zijn Spraakkonst alseen geleerd werk, waarin hij de algemenetaalkunde wilde toepassen op het Itali-aans. Die taalkunde had hij geleerd in hetLatijn, maar hij vond dat die toegankelijkmoest zijn voor zijn landgenoten, en wel ineen zuiver ‘Neederduitsch’ (wat de Engel-sen toen Dutch noemden). Toen ik de artikelen vertaald had waarin ikliet zien wat voor man Meijer was en hoehij het karwei aangepakt had, wilde ik nognader ingaan op zijn vertaalstrategie. Endaar begon het verhaal uit te dijen. Ten-

slotte zijn daar drie grote artikelen uitvoortgekomen. Het eerste ontstond naaraanleiding van de opmerking ‘Vooreerstzijn de Woorden teekenen van begrippen,[…] maar alzo de begrippen beelden envertoonselen zijn van de dingen in de na-tuure, konnen de woorden ten tweedenook teekenen der dingen zelve genoemdtworden.’Ik vroeg me af wat het woord teekenwel nietallemaal kon ‘betekenen’ en dat werd eenboeiende zoektocht, die mij bracht van hetlitteken van Odysseus, de kruisjes op dehuizen uit de Vuurslag van Andersen, dementaal getekende tekens van de dieren-riem tot het segno dat Calandrino naar depiskijker bracht voor een diagnose. En nogveel meer: de Battaglia kent zeventig bete-kenissen van segno. De tweede uitweidingging over leenwoorden; wat voor soortenje ervan hebt en hoe je die noemt. En dederde ging over de terminologische keuzesvan Meijer zelf, als rechtgeaarde purist:waarom hij spraakkonst zei, in plaats van deletterkonst van zijn voorgangers, hoe je eenwoord als praepositie keurig in partjes ont-leedt en de partjes apart vertaalt alsvoor+zet+sel. Ook de naamvallen vertaaldehij: de genitivus niet langer als ‘baarer’,zoals zijn voorgangers, maar als ‘teeler’; ikben ervan overtuigd dat hier de medicusaan het woord was.Toen ik toch bezig was met stukken overhet aanleren van het Italiaans, heb ik ermeteen maar wat artikelen bijgezet overonze eeuw, incluis het probleem om een

norm voor het standaard-Italiaans te vin-den en over vernieuwingen in de taal. Inéén moeite door heb ik er maar mijn be-spreking van het Italiaanse woordenboekvan Van Dale uit 2001 aan toegevoegd. Enverder heeft Meijer mij gebracht tot onder-zoek naar tussenwerpsels: eerst door te be-kijken wat hij er zelf over zei, en daarnadoor me af te vragen wat je er eigenlijk overkunt zeggen, wat leidde tot een groot arti-kel over de kijk op tussenwerpsels door deeeuwen heen. Ook wilde ik controleren ofwat erover gezegd wordt wel klopte met dewerkelijkheid en zo bekeek ik de tussen-werpsels in ‘Andreuccio da Perugia’, hetbekende verhaal (II.5) uit de Decameron vanBoccaccio. Uiteindelijk kwam ik tot 500 bladzijden enwist ik dat ik moest ophouden; anders konhet niet meer in één band. Ik maak megeen illusies over de oplage: door onder-werp en taalkeuze heb ik een massa po-tentiële lezers vakkundig weggejaagd.Daar ging het me ook niet om. Het wasmeer het plezier om met taal bezig te zijnen het besef dat je altijd, waar je ook maarinsteekt, een boeiende zoektocht kunt be-ginnen. Mocht iemand die passie delendan kan zij – zoals de politiek correcte au-teurs tegenwoordig zeggen – het boekvoor € 35 bestellen als ISBN 978-90-8880-023-8 bij de Stichting Neerlandistiek VU,De Boelelaan 1105, NL-1081 HV Amster-dam.

Minne de Boer

– 11 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Apostrofo 43

Ludmilla* ha letto per voi:Valeria Parrella, Lettera di dimissioni, Torino, Einaudi, 2011

Lettera di dimissioni di ValeriaParrella (1974), scrittrice diracconti, romanzi e testi peril teatro, è stato definito unromanzo politico, ma èprima di tutto una testimo-nianza nella forma di unalunga lettera destinata ai suoilettori. E a leggerla si ha laforte impressione che possaessere autobiografica. Lecoincidenze con la vita del-l’autrice ci sono: è nata nellaperiferia di Napoli a Torre del Greco, men-tre la protagonista Clelia nasce, anche lei

negli anni Settanta, a Pompei.Parrella è stata dal gennaio2008 al dicembre 2010 nel co-mitato di Direzione Artisticadel Teatro Mercadante di Na-poli, dal quale si è dimessa.La protagonista Clelia diventadirettrice del Teatro RegioneCampana, incarico dal quale sidimette. Ed è quest’evento chescardina nella protagonista lanecessità di rileggere tutta lasua vita, andando indietro fino

alle origini della nonna russa approdata aNapoli nel 1914, sotto la lente del ‘male mi-

nore’, espressione introdotta in epigrafecon una citazione di HannahArendt: ‘Chisceglie il male minore dimentica rapida-mente di aver scelto a favore di un male’.La sua lettera di dimissioni, lasciata sullascrivania come risposta all’ingiustizia fat-tale di sacrificare lei per i buchi nel bilan-cio del teatro, è la sua denuncia di unapratica politica della sinistra sempre piùlontana da quella dei suoi genitori, comu-nisti per convinzione e per scelta divita. In-tervistata da Fabio Fazio nel suoprogramma su Rai Tre, l’autrice sceglie dileggere il seguente brano dal suo ro-manzo:

Page 12: Notiziario zomer '13

Lottare nel proprio ambito, aborrire ilcompromesso anche quello semplicedell’abito nuovo o del fondotinta, mili-tare l’idea nella famiglia e nella comu-nità, fare politica facendo la polis, questacosa qui a loro fu ed è possibile, e tuttil’abbiamo chiamata, adottando una pa-rola straniera con altre valenze, comu-nismo. (56)

Scegliere il male minore è diventato sino-nimo per molti elettori italiani, come mi haspiegato un’amica, di votare per il PD, nonper convinzione ma per limitare i danniper la politica, e così, sembra voler sugge-rire la scrittrice, si sono avallati dei com-promessi con il potere che hanno creatodei disagi sociali, e dei dissesti economiciquali il dilagarsi del precariato, che si sa-rebbero potuti evitare. Nel finale surreale,l’‘ecomostro’ del Jolly Hotel nel centro diNapoli, con un’indifferenza sardonica me-more della natura matrigna nell’operettamorale di Leopardi, palesa a Clelia che lapartita si gioca su un altro piano, quellodella ‘responsabilità personale’: ‘Io micavi penso mica ti vedo, dunque non bastache preghi perché lo sai bene che con unapreghiera non crollo, lo sapevate, voi avetegiocato e io vi ho lasciato fare’ (187).Il grattacielo si riferisce agli anni Novantaquando Clelia e i suoi amici si immagina-vano comunisti anche loro ma in un mododiverso, fumando canne in libertà e inven-tandosi delle preghiere per far crollare ilJolly Hotel, simbolo dello scempio oltre ilimiti. Negli stessi anni Clelia e le sue ami-che vanno a nuoto fino alla villa a Gallipolidove l’allora presidente del consiglio, expresidente dell’IRI – il suo nome viene ta-ciuto ma dovrebbe trattarsi di RomanoProdi –passa le vacanze con la famiglia, esfidano i poliziotti per passargli la lorolista di domande. ‘Almeno Öcalan’ gli urlaun’amica ma il presidente si limita a sorri-dere. Parrella aggiunge in una nota allafine del libro che Öcalan allora era in ri-cerca di asilo politico in Italia, anche se al-cuni mesi dopo la scena nel libro. Questalibertà artistica è la loro ‘ultima azione de-mocratica’ (77).Nell’intervista con Fazio, Parrella parla di‘errori’ di percorso della sinistra italiana,di cui quest’episodio è un ludico esempio.L’accelerazione del male minore si insinuaperò anche nella vita personale della pro-tagonista che un giorno si accorge di usare

sempre più spesso l’espressione ‘menomale’ (‘Menomale fu la parola che mi sco-persi albergare più spesso tra i miei pen-sieri’ (146)). Una volta direttrice del TeatroRegione Campana ne fa tanti di patti tra ilmale e il meno, e tradisce sempre di più ilsuo talento artistico che le fece vincere unpremio per la sua creazione teatrale Originie che in seguito le conquistò la direzionedi un piccolo teatro pubblico al Rione Sa-nità di Napoli. Come esplicita la scrittriceda Fazio, è in questa dimensione intima dicollaborazione collettiva in cui lo spetta-colo nasce organicamente all’interno deimargini della città, che Clelia si trova ‘ac-cettabile’, mentre, conquistatasi invecefama e visibilità mediatica, il suo successosi misura proprio dalla sua capacità di oc-cupare una via di mezzo: ‘Stavo giusto ametà: ero credibile se guidavo il corteo deiprecari dello spettacolo – concentramentopiazza Mancini –, e pure al festival di Ra-vello, mentre entravo in abito lungo a VillaRufolo. Una cosa aiutava l’altra’ (135). Lastessa ambivalenza Clelia la riserva verso isuoi fidanzati, prima l’impegnato Gianni,conosciuto ai tempi della lotta politica edesponente del ‘proletariato’ metropoli-tano, e dopo il produttore teatrale Stefanocon cui tradisce il compagno, conosciutoa Milano in occasione del premio. Dal tra-dimento di Gianni – ‘Alterare la realtà è tra-dimento più alto della bugia, perchéconfonde e depista, agisce lì dove conoscel’amico, l’amato e i suoi limiti’ (108) – Ste-fano la porta al disincanto, a scoprirsi bor-ghese sotto le sue vesti di comunista: ‘– Seicosì per bene e così di sinistra, tu, e questaè una miscela potentissima, – diceva Ste-

fano accarezzandomi la schiena per tuttala lunghezza, io a pancia sotto sul suo lettoinondato di Penhaligon’s’ (115). Entriamo qui nella terza parte del libro chesi lascia definitivamente alle spalle gli annidell’incanto, narrati con le storie deinonni, degli zii e dei genitori in cui le pas-sioni formavano ancora il tessuto di unasaga familiare, per passare all’‘arido vero’della delusione finale, nel quale il con-fronto con la desolante realtà economicain cui versa la scuola in un paesino delnord d’Italia, dove il fratello Alessandro èfinito a lavorare in mancanza di altre op-portunità, fa decidere a Clelia di compiereil suo ‘esodo’ dal ‘male minore’ per ritro-vare la sua ‘responsabilità personale’.Come lettori la seguiamo nel suo percorsochiedendoci anche perché ci abbia trasci-nati in questa disfatta personale, ma que-sta è una storia politica e dunque un invitoa dimetterci anche noi.

Monica Jansen

– 12 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

* *Ludmilla come l’appassionata lettrice in Se una notte d’inverno un viaggiatore di Italo Calvino. Ludmilla è anche il nome di unclub di lettura costituito da appassionate ‘Ludmille’ che vogliono far partecipi delle loro scoperte i lettori del Notiziario dellaDante.

Page 13: Notiziario zomer '13

De Nederlandse Italianisten zijn zich be-ginnen te interesseren voor de giallo in1996, toen Marta de Wolff voor de sectieItaliaans van Levende Talen er een studiedagover organiseerde. Ik heb daar een inlei-ding gehouden waarvan Giorgio Scerba-nenco het hoofdbestanddeel vormde:degene die de Italiaanse giallo wereldbe-roemd had gemaakt. Nu, zeventien jaarlater, ben ik benieuwd hoe zijn boeken bijherlezing op me overkomen. Daarom hebik de tweede uit de serie over Duca Lam-berti uit de kast gehaald: de eerste, waarinbeschreven werd hoe deze speurder uit deorde der medici geroyeerd was wegens eenverrichte euthanasie, was behandeld inmijn stuk uit 1996.Traditori di tutti begint met een nauwgezettebeschrijving van een moord, zo nauwgezetdat de lezer de indruk krijgt dat hij er zelfbij aanwezig is. Een jonge Amerikaanse,die uitstekend Italiaans spreekt, maar latervreest door de mand te vallen als het zoon-tje van het echtpaar dat haar een lift geeftopmerkt dat ze Siete molto gencili zegt, stopthaar auto langs de Alzaia Naviglio Pavese,daar waar het jaagpad smal is en er geenmuurtje langs het kanaal loopt. Ze wil eveneen sigaretje roken, en het bijna ingedutteechtpaar waarmee ze terugkeert van eencopieus diner in een van de betere restau-rants richting Pavia, vindt dat best. Ze hadhet stuur zo gericht dat er slechts een kleinduwtje nodig was om de auto het kanaal inte laten rijden. Na vijf minuten, en voor allezekerheid nog eens vijf minuten, steekt zehaar hand op voor een passerende auto; zehad alles tot in de puntjes voorbereid, enligt zelfs voor op het tijdschema in haarhoofd, waarin de dienstregeling van deSettebello, het vliegtuig op Fiumicino en

de aankomst in Phoenix Arizona zorgvul-dig opgeslagen liggen. Wij lezers voelenmet haar mee als ze kletsnat wordt van hetwater dat uit het kanaal opspat. En we wil-len maar één ding weten: wie waren datrare meisje en dat oudere echtpaar en watwas hun relatie? Na deze inleiding worden we verplaatstnaar het onderkomen van Duca Lambertiin Piazza Leonardo Da Vinci. Deze krijgtbezoek van een elegante heer, die gestuurdis door een medegevangene uit Duca’sstrafperiode. Hij wil een hersteloperatievoor een vriendin, die in het huwelijk wiltreden met iemand aan wie ze wijs ge-maakt heeft dat ze illibata is. Scerbanencozal haar de illibanda noemen, zij die onge-rept gemaakt moet worden – hij houdt vanaf en toe een woordgrapje. Zijn bezoekerheeft een flinke som over voor de operatieen suggereert zelfs dat hij een parlements-lid kent dat de schorsing uit de orde onge-daan kan maken. Duca schakelt de politiein, die geïnteresseerd is in het stel, maarofficieel niet in de zaak gemoeid mag wor-den. Wel krijgt hij clandestien een politie-man met auto tot zijn beschikking.Uitvoerig wordt beschreven hoe de vol-gende dag de operatie verloopt in de pri-mitieve omstandigheden in Duca’swoning. Terwijl in de keuken de politie-man het steriliseren van de instrumentenin de gaten houdt, voert Duca de jonge-dame de anderhalve fles whisky op, die hijnog heeft staan, waarmee hij haar onge-merkt aan de praat krijgt. De operatie ver-loopt voorspoedig; ze neemt afscheid in deverwachting dat ze elkaar nooit meer zul-len zien. Een dag later ligt ze, met de ele-gante heer, in de Naviglio Pavese. Bij Ducawas een koffer blijven staan, waarin hij hetlaatste model vindt van een schietwapenvan Tsjechische makelij, waarmee de nuex-verloofde, een schatrijke slager, waar-schijnlijk een afpersingscarrière hoopt tebeginnen. Duca’s politie kameraad vraagtzich af wanneer Duca zelf in de Navigliozal liggen.Wat mij opvalt is hoe precies deze romande conventies van Chandlers hard-boiled de-tectives navolgt. De Sunset Boulevard teLos Angeles wordt vervangen door een uit-gebreide topografie van Milaan, die we opGoogle Earth volledig kunnen volgen.Duca is de Italiaanse versie van Marlowe,

zelfstandig speurder met vroegere politie-connecties, met een veel te klein kantoor-tje, en een koppige, maar cynische moraal,te midden van een criminele omgevingwaar iedereen traditore di tutti is. Hij is eenromanticus, houdt niet van wapens, maarvertrouwt op zijn vuisten, waar zelfs OldShatterhand nog iets van had kunnenleren. Vrouwen slaat hij niet, zelfs nietnadat ze tien keer brutti merdosi tegen de po-litie hebben gezegd, hoogstens als het echtnodig is om onmisbare informatie te ver-krijgen. Net als bij Chandler gaat het ertrouwens gewelddadig aan toe, maar uit-eindelijk winnen de goeden. Een echt jon-gensboek, dus. Daarnaast zijn er nog een paar ingrediën-ten. De uitvoerige beschrijvingen, met veelcouleur locale. De slagerijen worden uitvoe-rig beschreven, met inbegrip van de sega-osso voor de karbonaadjes, zodat het algauw duidelijk is hoe de slager aan zijneind zal komen. Maar ook het Milaan van1966, met twee miljoen inwoners en hetnodige gespuis van buiten, waar toch af entoe nog herinneringen te zien zijn aan hetvriendelijke stadje van weleer. De restau-rants van toen, en de geweldige boekhan-del aan de Piazza Cavour, waar ze alleshebben, zelfs de complete werken van Ga-lilei in de editie Timpanaro van 1936. DucaLamberti raadpleegt die wanneer zijn chefCarrua hem laat weten dat hij weer in deorde kan worden opgenomen, mits hij

– 13 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Uit de geschiedenis van de giallo (9)Traditori di tutti

Page 14: Notiziario zomer '13

schuld bekent en belooft nooit meer aaneuthanasie te doen. Hij vraagt bedenktijden stuurt hem dan een kopie van de fa-meuze brief Abiuro, waarin Galilei afstandneemt van zijn overtuigingen over het zon-nestelsel. Duca blijft een romanticus.Het voorjaar van 1966 was buitengewoonmooi; voortdurend zien we hoe ’s och-tends de zon alles in de stad doet oplich-ten. Maar de stad heeft een geschiedenis;alles is terug te voeren op de periode 1943-45, toen iedereen iedereen verried en nie-

mand veilig was, ook niet de Amerikaansekapitein die contact had gezocht met departigiani, zoals zijn dochter Susanna, ar-chivaris in Phoenix, ontdekt wanneer deoorlogsdocumenten uit Washington bin-nenkomen. En zij bedenkt een plan om demoordenaars van haar vader in de Navigliote laten verdwijnen.Jongensboek, uitvoerige documentatie vanstad en omgeving, taalgrapjes en cultureleinformatie, en een cynische kijk op de re-cente geschiedenis. Een uiterst primitieve

onderwereld, waarin men erop los slaat al-vorens na te denken. Mescaline 6 als ge-wilde drug en wapens voor de terroristen,die in Alto Adige actief zijn. Dit alles meteen perfect gevoel voor spanning. Dat wasnieuw in het Italië van de jaren zestig, enzal later gretig nagevolgd en geperfectio-neerd worden door de generatie van dejaren negentig, die juist rond 1960 geborenis.

Minne de Boer

– 14 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

‘Laat dat hakijzer maar vallen en kom met mij mee’Een gesprek met Filippo Buttitta, een kunstenaar uit Bagheria in Utrecht

Even ten oosten van de Siciliaanse hoofd-stad Palermo ligt het provinciestadje Ba -gheria, dat vermaard is om de vele villa’s enpaleizen die de Siciliaanse aristocratie er inde achttiende eeuw heeft laten optrekken,zoals de Villa dei Mostri, met de tallozesculpturen van monsters. Uit Bagheriastamt ook regisseur Giuseppe Tornatore(1956), bekend van films als Nuova CinemaParadiso en Malena –met Monica Bellucci inde hoofdrol. Zijn allereerste film, de docu-mentaire Il Carretto nam hij op in zijn ge-boorteplaats, net als de speelfilm Baaria uit2009, waarin de veelbewogen geschiedenisvan het stadje in de vorige eeuw wordt ver-teld. Ook schilder Renato Guttuso (1911-1987) komt uit Bagheria: een groot deel vanzijn werk liet hij na aan het plaatselijke mu-seum in de Villa Cattolica.Een andere villa, het Palazzo Cutò (ook welVilla Aragona), was enige tijd eigendomvan Giuseppe Tomasi di Lampedusa, deauteur van Il Gattopardo. En het was vlaknaast die Villa Cutò dat in 1943 Filippo But-tita werd geboren, in een boerenfamilie.

Zijn vader kocht een woeste berghelling enliet die door zijn zoon terrasseren tot ci-troenboomgaard. Helaas op een nogal on-gelukkig moment: zodra vader en zoon deberg na zware inspanningen hadden op-gedeeld in zestien terrassen, stortte de we-reldmarkt voor citroenen in. Na enige jarenlieten ze de boomgaard weer grotendeelsverwilderen. De jonge Filippo kon het nietnalaten om die terrasmuurtjes – van los ge-stapelde stenen, muratura a secco – af en toete verrijken met een sculptuurtje. Als hij opde helling een steen aantrof met een vormdie zijn verbeelding prikkelde, dan be-werkte hij die tot een portretkop of een an-dere voorstelling en verwerkte hij die ineen van de muren. Op een dag verscheen,terwijl hij bezig was met het bevloeien vande jonge citroenboompjes, een bekendevan hem in de boomgaard, die hem ge-bood: ‘Lascia la zappa e vieni con me.’ Nieuweregionale wetgeving had het oprichten vanplaatselijke kunstopleidingen mogelijk ge-maakt. Eigenlijk waren die bedoeld als eensoort middelbare beroepsopleidingen voorvijftienjarigen met een diploma van descuola media, maar het minimumaantal

leerlingen was vijftien, en dat viel alleen tehalen als ook getalenteerde ouderen metpraktische vaardigheden in het kunstam-bacht werden toegelaten. Zo belandde steenhouwer en citroentelerFilippo Buttitta op zijn achtentwintigstealsnog op het Istituto Regionale D’Arte vanBagheria.‘Doe je handen maar open: die eeltknob-bel daar rekenen we als eindexamen Itali-aans, die andere als eindexamen wis -kunde.’ De toelatingscommissie moestcreatief te werk gaan om voldoende leer-lingen te werven. Het leidde soms tot ko-mische taferelen. Zo kreeg Filippo bij eenexamen om louter formele redenen de vol-gende vraag voorgelegd: ‘Welke kleur hadhet witte paard van Giuseppe Garibaldi?’Waarop hij antwoordde: ‘Het enige wat witblijft is het papier van mijn diploma: ikhoef het niet meer.’Vijf jaar lang zou Buttitta praktijklessenblijven volgen aan deze kunstacademie, indeeltijd, want van een studiebeurs kongeen sprake zijn: hij moest gewoon op hetland blijven werken. Van de opzet dat destudenten als onderdeel van hun opleiding

Page 15: Notiziario zomer '13

de vervallen villa zouden gaan restaurerenwaar hun school was gevestigd – de VillaCutò – kwam uiteindelijk niets terecht. Vande manshoge beelden die ze vervaardig-den, van een mengeling van wit cement enzwart tufsteenmeel, is niets bewaard ge-bleven: ze vielen ten prooi aan vandalisme.Wel hadden ze de lof geoogst van RenatoGuttuso die de school bezocht. ‘Jij benttoch die jongen die ’s nachts een keer si-garetten voor mij is gaan halen’, zei ket-tingroker Guttuso toen hij zijn voormaligebuurjongen Buttitta herkende. ‘L’ho sem-pre detto: l’arte non nasce nella scuola, manell’aria di noi artigiani di Bagheria’, lietGuttuso de leerlingen bij die gelegenheidweten. De bouw van de villa’s in de acht-tiende eeuw had kunstenaars en am-bachtslieden uit heel Europa naar Bagheriagelokt en van die traditie was het een enander blijven hangen. Tot diep in de vorigeeeuw waren er in de omgeving van Ba gheriageen verharde wegen: elk transport verliepmet karren – en die karren werden op bij-zonder fraaie wijze beschilderd met tafe-relen uit Tasso en Ariosto: heuse rijdendekunstwerken waren het, die grote indrukmaakten op iedereen die ze zag. Ze inspi-reerden de piepjonge Tornatore tot zijneerste film; het draaien ervan in 1976 kanButtitta zich nog goed herinneren. In dietijd verliet hij de school – met een lesbe-voegdheid voor kunstonderwijs aan hetLiceo Scientifico, waar hij als ‘supplente’opzien baarde met zijn onorthodoxe les-methodes – door de schooldirectie al snelals ‘anarchistisch’ bestempeld – en al sneltot de ontdekking kwam dat het onderwijsniets voor hem was. Althans niet in het ver-anderde politieke klimaat. De hoop op ver-andering die even in de lucht hadgehangen vervloog in eindeloze plaatse-lijke politieke conflicten. In Bagheria wasde invloed van de communisten vanoudsvrij groot; Tornatore en Guttuso zoudenuiteindelijk allebei politieke functies ver-vullen voor de PCI, respectievelijk als ge-meenteraadslid en als senator. MaarBagheria behoort ook tot het kerngebiedvan Cosa Nostra: het is de havenstad vanhet beruchte Corleone. The Godfather speeltdeels in Bagheria, en de clan van de Corle-onesi maakte er lange tijd de dienst uit enleverde zelfs vele jaren de burgemeester. Inmei van dit jaar – 2013 – zijn nog ruimtwintig mafiosi uit Bagheria opgepakt,onder wie volgens de politie de completeleiding van de huidige clan. In de jaren tachtig belandde Filippo But-

titta in Nederland, op zoek naar een beterbestaan, mede aangelokt door de liefdevoor een Nederlandse vrouw. Hij pakte elkbaantje aan dat zich aanbood – zo werktehij bijvoorbeeld een keer als invalafwasserin toprestaurant De Hoefslag in Bosch enDuin. Ook was hij actief voor het Casa Ita-liana in de Willem van Noortstraat. ‘Ik be-stelde altijd veel toiletpapier. Als iemanddan onze boeken zou gaan controleren,zouden ze denken dat we altijd veel aan-loop hadden.’ Zijn liefde voor de kunstbleef een tijd rusten en kwam pas boventoen hij in een periode van depressie dekans kreeg om in het atelier De Boog vande Willem Arntsz Stichting aan de OudeGracht met keramiek te gaan werken. Hetleidde tot een ware creatieve explosie, diehonderden sculpturen in geverniste terra-cotta opleverde en met enige tussenpozenongeveer vijf jaar duurde. ‘Toen vertrokRob, de vrijwilliger die al die jaren het ke-ramiekatelier had begeleid. We kregengeen nieuwe klei meer. We kregen te horendat we aan het einde van de dag ons boet-seerwerk maar weer in elkaar moestenstompen. Het mocht niet meer gebakkenworden in de oven.’ Daar voelde Buttittaniets voor. De beelden die hij wel had kun-nen afwerken sloeg hij jarenlang op in eentuinhuisje, opgestapeld op planken en inkratten. Sommige monumentale stukkenvroren kapot of werden bij een inbraak uitvandalisme vernield. Van wat er overbleefheeft hij een ruime keuze – maar liefst 71stukken – dit voorjaar voor het eerst ten-toongesteld, bij de expositie Ecce Homo – denachtzijde van de mens in diepdruk en keramiek(met Cisca Poldervaart en Kjell Weewen) inde Utrechtse Galerie Niek Waterbolk. Zijnfiguren lijken uit een nachtelijke sprook-jeswereld te komen waarin schijn vaak be-driegt. Een wulpse achteroverleunendevrouw blijkt bij nadere beschouwing testeunen op een robuuste mannenkop. Con-versazione di gruppo bestaat uit een drietalpersonages verstrengeld rond een staandenaakte vrouw. Een moeder met haar kin-deren, meende een van de bezoekers; ‘eenduidelijk geval van groepsseks’, vond eenander. Procreazione bestaat uit een drietalaan elkaar gegroeide koppen onder eenforse schelpachtige vorm. Talrijk zijn deverwijzingen naar Sicilië: de Etna is afge-beeld als een zittende vrouwengestalte.Een klein sculptuurtje draagt de titel Tre Co-lonne Siciliane, een ander Filosofo Siracusano.Dat Siciliaanse stempel geldt nog sterkervoor de weinige werken van steen die But-

titta liet zien, met titels als Miniatura di unscoglio in Bagheria of Profilo della Montagna.Beide leveren een goed voorbeeld van But-titta’s werkwijze.‘Het eerste is een samen-voeging van twee stenen die ik vond op hetstrand van Bagheria, het tweede komt vaneen stuk steen dat ik vond op een berg – enik herkende in die steen het profiel van dieberg. Ik hoefde het alleen maar bij te wer-ken.’ Een intrigerende kop van zwart tuf-steen heet Vengo dalle Isole Eolie. Keramiekwas voor Filippo Buttitta niet iets nieuws.Een helaas beschadigd pronkstuk van detentoonstelling, een monumentaal beeldvan drie op elkaar gestapelde stukken be-schilderd keramiek, heet Omaggio alla TerraSicilia in Caltagirone, naar de plaats aan deSiciliaanse oostkust waar al vele eeuwenaardewerk wordt vervaardigd. Nu zowel hijals zijn Nederlandse vrouw de pensioen-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, koes-tert hij plannen om een groot deel van hetjaar te gaan doorbrengen op de CanarischeEilanden, waar het vulkanische gesteentehem trekt. ‘Ik heb al een heel ontwerp inmijn hoofd zitten om een tuin te gaan uit-hakken in dat zwarte vulkanische ge-steente daar, met allerlei trappen enplekken voor beelden.’ Ook op zijn zeven-tigste blijft Filippo Buttitta een man dienog het liefst een hele berg bebeitelt.

Roland Fagel

De foto’s van werk van Filippo Buttitta bij dit in-terview zijn ontleend aan de flyer van GalerieNiek Waterbolk ter gelegenheid van de tentoon-stelling dit voorjaar, de foto van de kunstenaarzelf maakte Ciska van der Glas.

– 15 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Filippo Buttitta achter zijn beeld ‘Dolore è piacere?’ op eenlessenaartje van Dirkje Kuik, in Galerie Niek Waterbolk.

Page 16: Notiziario zomer '13

Bodem:120 g roomboter, 75 g poedersuiker, 2 ei-dooiers, 250 g bloem, een beetje water(plm. 2 el.).Meng de roomboter en de poedersuikergoed. Voeg de eidooiers toe en vervolgensde bloem. Leng het kruimeldeeg aan meteen beetje water, kneed het kort, vorm ereen bal van en laat die zeker een halfuur infolie rusten in de koelkast. Rol er eendunne bodem van en bekleed hiermee eenbakvorm van 24 à 26 cm. Prik er met eenvork gaatjes in.Bak de bodem blind op 160 graden (15 mi-nuten) en daarna nog 15 minuten ‘open’.Wie geen bakbonen heeft, kan ook munt-geld gebruiken: dat geleidt de hitte uitste-kend.

Vulling:Meng 5 eieren (middelgroot), 150 g suiker,5 à 6 el. citroensap, 2 el. citroenrasp en 150ml slagroom door elkaar. In de gebakkenbodem gieten, en plm. 25 minuten bakkenop 140 graden.

Buon appetito!

Dennis Smit

– 16 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Dal forno del webmaster

Torta al limoneIn goed Nederlands: citroentaart

Page 17: Notiziario zomer '13

In Florence tot 8 decemberArte civica fra Medioevo e RinascimentoDal Giglio al David: I temi figurativi pre-scelti per l’araldica cittadina, i luoghi em-blematici e le parti politiche dominanti.Galleria dell’Accademia, via Ricasoli 60.Info: tel. 055.2388612

Tot 15 septemberOpere del RinascimentoIl tema del sogno.Palazzo Pitti.Info: tel. 055.294883

In Lucca tot 6 oktoberSguardi sul NovecentoLe arti in italia dal 1920 al 1950, in colla-borazione con Museo internazionale delleceramiche in Faenza e il museo RichardGinori di Doccia.Fondazione Ragghianti, via S. Micheletto 3.Info: tel. 0583.467205www.fondazioneragghianti.it

In Milaan tot 8 septemberZavattini e i maestri del NovecentoRisultato del recupero dei 152 Autoritrattiminimi.Pinacoteca di Brera, via Brera 28.Info: tel. 02.72263.257www.brera.beniculturali.it

In Polesine Parmense tot 28 juliAntonio Saliola, Favole a corteNel complesso trecentesco, una quindi-cina di dipinti con giardini incantati,grandi biblioteche, cucine delle fiabe ealtri temi legati mal fantastico.Antica corte Pallavicina, strada PalazzoDue Torri.Info: tel. 0524.936539

In Rome tot 1 septemberRitratto di una città. Arte a Roma 1960-2001Sculture, installazioni e dipinti.Macro, via Nizza, hoek van via Cagliari.

Info: tel. 06.0608, www. macro.roma.mu-seum

Tot 4 novemberFrancesco VezzoliGalleria Vezzoli: dalla tecnica del ricamo.Il percorso dell’artista bresciano in 80opere (maakt deel uit van The Trinity, in-ternationaal retrospectief georganiseerdin samenwerking met MoMaPs1 in NewYork en Moca in Los Angeles).Maxxi, via Guido Reni 4/aInfo: tel. 06.39967350www. Fondazionemaxxi.it

In Siena tot 31 augustusResurrexiDalla Passione alla Resurrezione. I capo-lavori del complesso monumentale delDuomo, i manoscritti su pergamena,composti dalle preziose miniature, le pit-ture a fresco e i dipinti su tavola.Cripta sotto il Duomo, Museo dell’Opera,piazza del Duomo.Info; tel. 0577.286300www.operaduomo.siena.it

In Venetië tot 22 septemberFortezze veneziane del MediterraneoI sistemi militari veneziani di difesa e i ca-pisaldi fortilizi dello Stato da Mar.Palazzo ducale, San Marco 1.Info: tel. 041.27159911www.visistmuve.it

Tot 29 septemberSeguso, vetri d’arte: 1932-1973Un’imprenditoria familiare che ha contri-buito in modo determinante allo sviluppodelll’arte vetraria.Museo del vetro, fondamenta Giustinian8, Murano.Info: tel. 041.739586www.museovetro.visitmuve.it

Tot 13 oktoberDiscovering vedovaAlcune opere di Emilio Vedova messe al

– 17 –

Dante Alighieri Utrecht • N O T I Z I A R I O • juni 2013 – nummer 2

Tentoonstellingen in ItaliëKleine greep uit het aanbod

a d v e r t e n t i e

Bed en

Breakfastin

ValpolicellaBed en Breakfast ‘Le Cave’ ligt in hetdorpje Prun, in de provincie Verona,ongeveer 6 km van Negrar, 15 km vanVerona en 20 km van het Gardameer.

Het ligt aan de rand van deValpolicellastreek, in het natuurparkvan Lessinia met een uitzicht over dePovlakte waarachter je de Apennijnenkunt zien.Het ligt 580 m boven zeeniveau enheeft ’s zomers een buitengewoonaangename temperatuur.

De B&B beschikt over 3tweepersoons kamers, metgemeenschappelijke badruimte,keukenhoek, balkon en garage.

Desgewenst wordt het ontbijtgeserveerd.

Prijs per persoon € 35,–, inclusief ontbijt

Famiglia DeganiTelefoon (werk) 0039 – 045 – 600 01 03Telefoon (huis) 0039 – 045 – 752 56 86Mobiel (engels) 0039 – 347 – 294 86 33

confronto con la grande pittura venezianadi Ca’rezzonico e del Museo Correr.Museo Correr, S. Marco 52 en Ca’Rezzo-nico Museo del Settecento veneziano.Info: tel. 041.2405211www. museiciviciveneziani.it

(Met dank aan Touring, maandblad vanTouring Club Italiano)