Notiziario dec. 2012

17
Van de redactie –1– NOTIZIARIO december 2012 – nummer 4 Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di Utrecht Redactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der Glas E-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93 Er zijn mensen die graag in het vroege voorjaar naar Italië gaan, anderen zoeken en trotseren de hitte van hartje zomer en dan zijn er ook nog mensen die kiezen voor het najaar. Deze najaarsreizigers zor- gen voor een staartje van onze ‘Italiaanse wederwaardigheden’. Laat u meenemen naar Rovereto en naar Sicilië, waar een Dante-cursist een wel heel onverwacht va- kantieavontuur beleefde. U bent gewaar- schuwd! Een hoogtepunt in de Nederlands-Itali- aanse literaire wereld afgelopen periode was wel het 35-jarig bestaan van boekhan- del Bonardi. Wie kent deze prachtige boekwinkel aan het Amsterdamse Entre- potdok niet. De redactie, ditmaal versterkt door Dennis Smit, was erbij. Al wat eerder dit jaar kreeg de Italiaanse literaire wereld het overlijden te verwerken van Antonio Tabucchi; met dank aan Monica Jansen staan we daar in deze nieuwsbrief ook bij stil. Van de aangename ontmoeting, in Utrecht, met de schrijver Marino Magliani, naar ons toe gereisd vanuit zijn woon- plaats IJmuiden, doet Carlo Giordano ver- slag. Hij wijdde al eerder een artikel aan hem: in nummer 2-2012. Oude getrouwen Laura Schram en Minne de Boer hebben wederom opmerkelijke wetenswaardigheden voor ons genoteerd. En Roland Fagel laat zich van zijn histo- risch onderlegde kant zien met een sma- kelijk verhaal over de stoet Italiaanse di- plomaten die in Utrecht neerstreek voor de onderhandelingen die voorafgingen aan de Vrede van Utrecht, in 1713 gesloten. Hiermee sluiten we 2012 af. Voor 2013 zit al wel het een en ander in de pen, maar dat neemt niet weg dat wij open staan voor uw ideeën over de invulling van onze Notizia- rio en natuurlijk voor uw bijdragen. De kopij-inleverdatum is 15 februari. Rectificatie Bij het artikel ‘Ons’ dorp in Toscane in de vo- rige Notiziario (2012-3) staat een kaartje ter oriëntatie. Wij haalden dit van de web- site van de gemeente waaronder San Do- nato in Poggio valt. Een lezeres met een scherpe blik maakte ons erop attent dat op het kaartje de namen Roma en Bologna zijn omgewisseld: Roma staat rechts van de pijl, Bologna links. Ook op de website staat het zo. Het zal lang niet iedere lezer zijn opgevallen, en wie het heeft gezien zal zich er niet door hebben laten misleiden, maar toch willen wij de fout hierbij rectifi- ceren. En eraan toevoegen dat het kaartje onder ons gezegd weinig behulpzaam is ‘ter oriëntatie’: afgezien van de omwisse- ling van Roma en Bologna is het wel érg schematisch… Tot slot: wij wensen u graag vast een Buon Natale en un Felice Anno Nuovo. Inhoud Van de redactie 1 Van het bestuur 2 Marino Magliani ad Utrecht Carlo Giordano 2 35 jaar libri aan de gracht. Een gesprek met Marina Warners Dennis Smit 3 35 jaar Bonardi! Annemarie Aarnoutse 5 Tentoonstellingen in Italië 6 Torniamo a Dante Laura Schram-Pighi 7 Apostrofo 41 Minne de Boer 8 Ricordare Tabucchi Monica Jansen 9 Een bijklussende leraar Italiaans: Augusti- nus Freschot en de Italiaanse diploma- ten tijdens de Vrede van Utrecht Roland Fagel 11 Gli studenti raccontano (4): ‘Questo è nor- male in Sicilia’ Wim Hendrikx 13 Een week Trentino-Alto Adige Ciska van der Glas 14 Couscous Ciska van der Glas 16 ontwerp: blauwblauw-design | bno

description

De Notiziario is het verenigingdblad van de Società Dante Alighieri Utrecht. Dit is het decembernummer van 2012.

Transcript of Notiziario dec. 2012

Van de redactie

– 1 –

N O T I Z I A R I Odecember 2012 – nummer 4

Notiziario van de Società Dante Alighieri Comitato di UtrechtRedactie: Annemarie Aarnoutse | Ciska van der GlasE-mail: [email protected] | Telefoon secretariaat: 06 – 46 36 79 93

Er zijn mensen die graag in het vroegevoorjaar naar Italië gaan, anderen zoekenen trotseren de hitte van hartje zomer endan zijn er ook nog mensen die kiezenvoor het najaar. Deze najaarsreizigers zor-gen voor een staartje van onze ‘Italiaansewederwaardigheden’. Laat u meenemennaar Rovereto en naar Sicilië, waar eenDante-cursist een wel heel onverwacht va-kantieavontuur beleefde. U bent gewaar-schuwd!Een hoogtepunt in de Nederlands-Itali-aanse literaire wereld afgelopen periodewas wel het 35-jarig bestaan van boekhan-del Bonardi. Wie kent deze prachtigeboekwinkel aan het Amsterdamse Entre-potdok niet. De redactie, ditmaal versterktdoor Dennis Smit, was erbij. Al wat eerderdit jaar kreeg de Italiaanse literaire wereldhet overlijden te verwerken van AntonioTabucchi; met dank aan Monica Jansenstaan we daar in deze nieuwsbrief ook bijstil. Van de aangename ontmoeting, inUtrecht,met de schrijverMarinoMagliani,naar ons toe gereisd vanuit zijn woon-plaats IJmuiden, doet Carlo Giordano ver-slag. Hij wijdde al eerder een artikel aanhem: in nummer 2-2012.Oude getrouwen Laura Schram en Minnede Boer hebben wederom opmerkelijkewetenswaardigheden voor ons genoteerd.En Roland Fagel laat zich van zijn histo-risch onderlegde kant zien met een sma-

kelijk verhaal over de stoet Italiaanse di-plomaten die in Utrecht neerstreek voor deonderhandelingen die voorafgingen aan deVrede van Utrecht, in 1713 gesloten.Hiermee sluiten we 2012 af. Voor 2013 zital wel het een en ander in de pen,maar datneemt niet weg dat wij open staan voor uwideeën over de invulling van onze Notizia-rio en natuurlijk voor uw bijdragen. Dekopij-inleverdatum is 15 februari.

RectificatieBij het artikel ‘Ons’ dorp in Toscane in de vo-rige Notiziario (2012-3) staat een kaartjeter oriëntatie. Wij haalden dit van de web-site van de gemeente waaronder San Do-nato in Poggio valt. Een lezeres met eenscherpe blikmaakte ons erop attent dat ophet kaartje de namen Roma en Bolognazijn omgewisseld: Roma staat rechts vande pijl, Bologna links. Ook op de websitestaat het zo. Het zal lang niet iedere lezerzijn opgevallen, enwie het heeft gezien zalzich er niet door hebben laten misleiden,maar toch willen wij de fout hierbij rectifi-ceren. En eraan toevoegen dat het kaartjeonder ons gezegd weinig behulpzaam is‘ter oriëntatie’: afgezien van de omwisse-ling van Roma en Bologna is het wel érgschematisch…

Tot slot: wij wensen u graag vast een BuonNatale en un Felice Anno Nuovo.�

InhoudVan de redactie 1

Van het bestuur 2

Marino Magliani ad UtrechtCarlo Giordano 2

35 jaar libri aan de gracht. Een gesprekmetMarina WarnersDennis Smit 3

35 jaar Bonardi!Annemarie Aarnoutse 5

Tentoonstellingen in Italië 6

Torniamo a DanteLaura Schram-Pighi 7

Apostrofo 41Minne de Boer 8

Ricordare TabucchiMonica Jansen 9

Een bijklussende leraar Italiaans: Augusti-nus Freschot en de Italiaanse diploma-ten tijdens de Vrede van UtrechtRoland Fagel 11

Gli studenti raccontano (4): ‘Questo è nor-male in Sicilia’Wim Hendrikx 13

Een week Trentino-Alto AdigeCiska van der Glas 14

CouscousCiska van der Glas 16

ontwerp:blauw

blauw-design

|bno

– 2 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Nieuwe locatie voor lezingen encultuurcursussen: Janskerkhof 30 AIn de toekomst zal Dante Utrecht voor demeeste lezingen en cultuurcursussen ge-bruik maken van het pand Janskerkhof 30A, het witte pand dat aan de Janskerk isvastgebouwd. Parkeren kan op het Jans-kerkhof, maar het aantal plaatsen is be-perkt. Een alternatief voor wiemet de autokomt, is de parkeergarage aan de Spring-weg. Het Janskerkhof ligt op 10 minutenlopen van het Centraal Station en er stop-pen vele stads- en streekbussen op 50meter afstand.�

Ter herinneringOverzicht cultuurcursussen: www.danteutrecht.nl/cult-cursus-list.php?list_code=AInschrijfformulier cultuur: www.danteutrecht.nl/inschrijven-cult.phpOverzicht lezingen: www.danteutrecht.nl/lezing-list.php?list_code=A

Van het bestuur

Voor wie twittertDe afdeling Italiaans van de UniversiteitLeiden twittert – @italiaans Leiden – ie-dere dag een Italiaans woord, met eenvertaling in het Nederlands en vaak uit-leg in het Italiaans over de etymologie.

Marino Magliani

Venerdì 26 Ottobre, presso la Dante Ali-ghieri di Utrecht, abbiamo avuto il piaceredi incontrare di persona lo scrittore ita-liano residente in Olanda Marino Ma-gliani.Una bella occasione per incontrare un au-tore pubblicato da alcune tra le più impor-tanti case editrici italiane, ma ancor di piùper un pubblico olandese questa è stataun’ottima occasione per vedersi attraversogli occhi di uno straniero.E se anche qualcuno non avesse avuto par-ticolari interessi letterari avrebbe avutol’occasione di trovare una risposta alla do-manda: perchémai qualcuno dovrebbe tra-sferirsi dalla soleggiata e floreale provinciad’Imperia ad IJmuiden?!?

Un incontro-viaggioIn realtà il percorso esistenziale che haportato Marino Magliani sulle dune sab-biose della cittadina portuale olandese nonè stato lineare e la disponibilità e simpatiadello stesso ha permesso al pubblico pre-sente di attraversare alcune tappe di unviaggio i cui echi e sensazioni sono facil-mente rintracciabili nelle sue storie.Del resto gli incontri conMarino (e per chiscrive questo non era il primo) assumonospesso l’andamento di un viaggio, o me-glio di quelle conversazioni da viaggio, intreno, cullate dallo sferragliare ritmicodelle rotaie, quando il sonno sull’Intercitynotte non c’è verso che arrivi e allora ci silascia vegliare dai racconti, dalle storie deicompagni di scomparto, dalle pieghe cheprende la conversazione. Marino è abile atenere acceso il dialogo con il pubblico, lointerroga, lo provoca talvolta, lo rende par-tecipe del sentiero che si intraprende at-traverso le pagine dei suoi romanzi, chesono porte su mondi che lo scrittore, cosìcome viene inteso dallo scrittore in que-stione, ha il dovere di raccontare.

L’Olanda per Marino MaglianiSicuramente, tra i tanti argomenti toccatidurante l’incontro, il suo rapporto conl’Olanda è quello che ha suscitatomaggiorinteresse nel pubblico. Un rapporto conti-nuamente in bilico tra integrazione e fuga,come si è potuto notare grazie ai diversiepisodi di vita quotidiana che Marino haraccontato, catturando il pubblico con lesue innate doti di affabulatore; un’Olandalontana nello spazio e nel tempo, profon-damente diversa dalla terra d’origine diMarino, dalla Liguria.Dell’incontro-scontro tra questi due polisentimental-geografici ne parla in Amster-dam è una farfalla, dove esprime la sua am-mirazione verso la capitale olandese,restituendone la grandezza e lemiserie deisecoli passati al lettore italiano (ma nonsolo). La sua Olanda è quella che provoca-toriamente dice di vedere dalla finestrelladel suo studio a IJmuiden. In realtà il suo èuno sguardo obliquo, un punto di vistanon scontato, una prospettiva inaspettata,una stradina lontana dal centro dellacloaca dell’Amsterdam turistica (ma co-munque vicino al porto o ad un canale consbocco sul mare, non si sa mai che si

Marino Magliani ad Utrecht

debba scappare da un momento all’al-tro...). Nelle storie di Magliani è spessopresente l’interesse per figure storichemi-nori (in apparenza), per avvenimenti se-polti e/o colpevolmente dimenticati, per ilmondo dei vinti.Il viaggio nelle viscere di Amsterdam, allascoperta della sua metropolitana, assumequindi un valore metaforico, un tragittonei drammi sommersi, nelle ferite non rie-marginate di una città-mondo talvoltatroppo presa dalla missione che si è auto-affidata: impressionare, come più volte ri-badito da Marino.

I ferri del mestiereCome detto in precedenza questa non erala prima volta che avevo il piacere di assi-stere ad un incontro con Marino Maglianie come le altre volte sono rimasto colpitodalla sua franchezza e dalla disponibilità aparlare di sé, della sua vita ma soprattuttodei ferri delmestiere.Marino ti prende permano e ti porta nel suo luoghi, reali emen-tali, dell’anima, quasi a toccare gli stru-menti del suo lavoro.È molto bravo ad instaurare un rapportocon il pubblico, sa percepire, comprendere

che tipo di persone ha di fronte, qualiaspettative porta; è molto sensibile nel-l’ascoltarlo, gli presta attenzione ed il ri-spetto che simerita; sfrutta ogni occasioneper ribattere, rilanciare il discorso, ridar-gli parola una volta terminato di parlare.Lo coinvolge e lo porta a porsi determinatedomande che accompagnano i processi

creativi che stanno alla base della costru-zione di un’opera letteraria, ricreando peresempio, anche con l’aiuto del suo tradut-tore Roland Fagel, la genesi di un librocome Amsterdam è una farfalla. In sintesiMa-rino è una persona capace di guardarsi dauna certa distanza e rendere partecipe ilsuo lettore-pubblico di questo sguardoesterno.Per terminare credo che l’aspetto più posi-tivo di un incontro con Marino sia il fattoche se ne esca e si torni a casa con voglia diapprofondire, di sapere, di scoprire qual-cosa di più. Non che Marino non dia sod-disfazione, non dia le risposte che unocerca, piuttosto in ogni risposta mette ilseme di un’altra domanda.Inoltre, come già detto, Marino è ungrande affabulatore e come tutti i veri scrit-tori ha il senso del ritmo e sa quando arrivail momento di scendere dal palco...Come diceva Cary Grant: ‘meglio andar-sene via 5 minuti prima lasciandoli con lavoglia che 5 minuti dopo ed averli anno-iati!’

Carlo Giordano

– 3 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

35 jaar libri aan de grachtEen gesprek met Marina Warners

De locatie had niet Hollandser gekund, opdat ‘eilandje’ vlak achter Artis: een sereengrachtje langs een dokmet een imposanterij opgeknapte pakhuizen die namen dra-gen van Nederlandse steden. In ‘Eindho-ven’ zetelt al vele jaren de enige Italiaanseboekhandel van Nederland: Libreria Bo-nardi, die in oktober 35 jaar bestond. In deaanloop van de festiviteiten sprak ik metMarina Warners, die in 1977 mede aan dewieg stond van de boekhandel en nog al-tijd de drijvende kracht is.Samen met haar medewerker Alessio Po-gliani is ze deze middag druk bezig eenstroom aan bestellingen te verwerken.Overal in het land staan de taalcursussenbij de verschillende Dantes en Volksuni-versiteiten op het punt van beginnen – sep-tember is veruit de drukste maand van hetjaar, ook omdat in de periode net daarvoorde leveranciers op vakantie zijn.Tussen de werkzaamheden door vertelt zeover het ontstaan van dewinkel, haar klan-tenkring, de activiteiten die Bonardi orga-niseert en het drijven van een boekhandel

in niet altijd even gemakkelijke omstan-digheden.

Heen en weer naar UmbriëIn 1977 kende ons land nauwelijks anders-talige boekhandels. In dat jaar kwamWar-ners, die Italiaanse taal- en letterkunde hadgestudeerd in Amsterdam, in contact metGiovanni Carnevali, een boekhandelaar uitFoligno, Umbrië. ‘Hij opperde het idee omin Nederland een Italiaanse boekhandel tebeginnen. Wij moesten voor een ruimtezorgen en zouden dan de eerste honderdboeken in consignatie krijgen.’ Zo gezegd,zo gedaan: korte tijd later opende Bonardi,een samentrekking van Boniotti en Lom-bardi, de achternamen van demede-initia-tiefnemers, haar deuren in Amsterdam-West. Van lieverlee werden de boeken vanCarnevali afbetaald. Ondertussen kondenboeken besteld worden bij een Italiaansedistributeur. ‘Nu hebbenwe een computer,maar destijds ging alles nog veel langza-mer. De fax bestond nog niet eens. Om teweten te komenwat er verscheen,moest je

de krant lezen en als ik in Italië was, namik catalogi van uitgevers mee.’ In de be-ginjaren reed Warners heen en weer naarItalië, haar oude autootje tot de nok toe ge-vuld met boeken. Tegenwoordig wordende boeken per post verzonden.Ondertussenwas Bonardi verhuisd naar dehuidige locatie. In 2000 ontstond deruimte om een medewerker aan te stellen:Tineke van Dijk (1953-2004), een literairvertaalster die in 2003 deMartinusNijhoff-prijs kreeg toegekend voor haar vertalin-gen uit het Italiaans, en die zorgde vooreen subsidie van het Prins Bernhard Cul-tuurfonds, die onder meer ten goedekwam aan de verhalenbundels vanBonardi. Voor Warners zelf was en is deboekhandel liefdewerk oud papier, maargelukkig is er nog steeds ruimte voor tweemedewerkers.

Van Katerinov tot keus te overVanaf de beginperiode bestaat de klanten-kring vooral uit Nederlanders, Italianenmaken nog geen tien procent van het klan-

tenbestand uit. ‘Soms zie je ze wel, zoalsnu de gezinnetjes die op zaterdag langs-komen op zoek naar kinderboeken, maarde meeste Italianen kopen hun boeken inItalië, waar ze natuurlijk goedkoper zijn.Daarnaast lezen Italianen minder dan Ne-derlanders.’ Ze zou wel graag meer stu-denten zien langskomen. Gek genoeg zietze meer Utrechtse dan Amsterdamse stu-denten Italiaans in haar winkel. ‘De stu-dievereniging hier is opgeheven, die inUtrecht is net weer herrezen, en dat merkje.’Het best verkocht worden de studieboe-ken. Had je vroeger niet veel meer dan Ka-terinov, nu puilen de kasten uit mettientallen felgekleurde methoden, die allehet hardst om aandacht schreeuwen, alseen nestmet kuikens dat op verse wormenwacht. ‘Tegenwoordig is er veel te veelkeuze,’ beaamt Warners. Naast de studie-boeken doen ook de easy readers, kinder-boeken, kookboeken en reisgidsen hetgoed. Dewinkel biedt echter veelmeer dandat: er is een uitgebreide collectie gialli, eengrote keus aanmoderne literatuur na 1900,natuurlijk zijn ook de klassieken voorradigen is er een verzameling boeken over ge-schiedenis en politiek. Daarnaast is er eenkast met afgeprijsde boeken en staan erzo’n 75 naar het Italiaans vertaalde boekenvanNederlandse auteurs. ‘De Italianen diehier komen lezen graag Mulisch, Claus enHaasse. Op dit moment is Cees Noote-boom de bekendste. Hij heeft in Italië veelprijzen gewonnen en is daardoor popu-lair.’De Italiaanse auteurs die het best verko-pen, zijn uiteraard de bekendste namen:Camilleri, Ammaniti, Veronesi, Baricco.Ook moderne klassiekers als Calvino,Sciascia en Primo Levi doen het nog altijdgoed.

Nieuwe bundelEen van de hoogtepunten van het jubile-umfeest is de presentatie van een verha-lenbundel, de derde in een reeks twee-talige, in eigen beheer uitgegeven boeken.Het potje van het Cultuurfondswas leeg eneven was het niet zeker of het er van zoukomen, maar dankzij een groot aantalvoorinschrijvingen en de belangeloze me-dewerking van velen – 35 schrijvers, 39 ver-talers, vormgever Joost van de Woestijneen fotograaf Maarten Wouters – ligt debundel op de dag van mijn bezoek net bijde drukker, zo’n anderhalf jaar nadat hetproject van start was gegaan. Een van de

verhalen is vertaald door Marina Warners.‘Allereerst nemen we contact op met deschrijvers,’ antwoordt ze opmijn vraag hoezo’n project georganiseerd wordt, ‘waarbijwe natuurlijk onze eigen voorkeur latenmeewegen, en rekening houden met devoorkeur van de Nederlandse lezers. Dievinden tweetalige bundels een goede for-mule. Je hebt altijd een aantal beroemdeschrijvers die uiteindelijk nietmeewerken,maar ze reageren wel, omdat ze ons ken-nen: velen zijn wel eens bij ons langs ge-weest voor een boekpresentatie, ofzomaar, tijdens een verblijf in Amsterdam.Toen we 35 schrijvers bereid hadden ge-vonden, hebben we de vertalers aange-schreven. De meesten zijn bekenden vanons en daarnaast komt er nieuwe aanwasvanuit de Vertalersvakschool.’ Voordat deverhalen vertaald worden, wordt het origi-neel geredigeerd. Kleine foutjes wordenverbeterd, soms wordt gevraagd wat eenschrijver met een bepaalde passage be-doelt. Daarna gaan de vertalers aan de slagen volgt een fase van discussie over de ver-taling, die begint met de reactie van War-ners en haar medewerkers. ‘Wat wij doengaat verder danwat Nederlandse uitgeversdoen. Die kijken alleen naar het Neder-lands: staan er geen fouten in, loopt hetgoed.Wij leggen de vertaling naast het ori-gineel en doen een vergelijking. Zo kunnenwe bijvoorbeeld zien of er niet te vrij ver-taald is of juist andersom.’In de volgende fase is het aan de vormge-ver, die gezien de aard van de bundel, metlinks de Nederlandse versie en rechts deItaliaanse, de bladspiegel goed in de gaten

moet houden. Het verhaal moet links ophetzelfde punt zijn als rechts. Omdat ver-talingen nu eenmaal langer zijn dan hetorigineel, wordt het lettertype van de ver-taling per verhaal kleiner gemaakt. Tot slotmoet er een omslagfoto worden gemaakt;op alle drie de bundels staat een rode Fiat500. ‘Die wilden we graag in Amsterdamfotograferen, maar we kenden niemandmet zo’n auto. Toen zijn we gaan zoekenen kwamen we uit bij een jongen uit Eg-mond, die op een zondagmiddag naar Am-sterdam is getuft.’In de lijst van schrijvers die aan Tipicamenteitaliano – Italiaanse taferelen (de titel van denieuwste bundel) hebben meegewerkt,prijken enkele zeer bekende namen: An-drea Camilleri, de geestelijk vader vancommissarioMontalbano, FrancescoGuc-cini, die inmiddels actiever is als schrijvervan gialli en verhalen dan als cantautore,Me-lania Mazzucco, die enkele jaren geledeneen bestseller had met Vita en de onlangsoverleden Antonio Tabucchi.

Op de bres voor jong talentWarners is nuchter wanneer ik vraag watde rol van Bonardi is bij de introductie vanonbekende Italiaanse schrijvers: ‘Wij heb-ben geen enkele invloed. Prometheus enandere uitgeverijen kwamen wel eenslangs voor advies, maar daar werd nooitgehoor aan gegeven. Ze hebben zelf agen-ten in het buitenland. De uitgeverijen heb-ben het ook moeilijk. Alleen de grotenamen en de prijswinnaars worden nogvertaald, voor opkomend talent is er geenruimte. Uitgevers laten zich leiden doormomentopnamen. Dat kan goed aflopen,wanneer er goede recensies verschijnen,maar ook slecht, als men te veel in één on-derwerp blijft hangen. De afgelopen jarenzijn er veel te veel boeken gepubliceerdover Berlusconi en de maffia. Essayistischwerk wordt niet meer vertaald, er is alleennog ruimte voor romans en non-fictie.’ Alspositieve uitzondering noemt ze SerenaLibri. Heeft Bonardi dan geen invloed metde eigen verhalenbundels, waarin welnieuwe schrijvers worden geïntroduceerd?‘Nee. Zo heeft vertaalster Pietha de Voogdwel eens geprobeerd omPaoloNori, die inde bundels is opgenomen, vertaald te krij-gen, maar men vond zijn werk niet inte-ressant.’ Wat Warners wel merkt, is datgoed gerecenseerde vertalingen de ver-koop van het Italiaanse origineel aanwak-keren. Na een goede recensie van MooieAntonio van Vitaliano Brancati kon ze de

– 4 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

vraag naar het origineel even niet aan. Om-gekeerd worden Italiaanse boeken zondergerecenseerde vertaling minder goed ver-kocht.Voor veel Italiaanse schrijvers is Bonardidus de enige toegangspoort tot het Neder-landse lezerspubliek. Soms ook letterlijk:in de afgelopen decennia kwam menigschrijver langs om een lezing te geven, ofeen boek te presenteren, onder wie ookNori. ‘Dat zouden we wel meer willendoen,maar daarvoor ontbreken demidde-len. Je kunt niet altijd tegen een schrijverzeggen: ‘Kommaar bij mij in de kelder sla-pen’.’Is er op dit moment nog wel genoeg aan-dacht voor de Italiaanse literatuur in Ne-derland? Een paar jaar geleden verlorenwein Michaël Zeeman een warm pleitbezor-ger, en sinds kort is Ronald de Rooy wegals recensent bij Trouw. ‘Er wordt steedsminder vertaald en gerecenseerd. Het Ita-liaans cultureel instituut kan ook meeraandacht besteden aan de literatuur. Welzie je dat schrijvers reclamemaken voor el-kaar: Koch en Kluun prijzen Ammanitiaan, en vice versa.’

Cavaliere in magere jarenTegen de trend bij de grotere boekhandelsin blijft ze boeken inkopen van niet-ver-taalde schrijvers die bij kleine uitgeverijenpubliceren. En dat terwijl het boekenvakmoeilijke jarendoormaakt.Dat de schrijversen vertalers gratis hebbenmeegewerkt aande nieuwe bundel geeft aan dat velen Bo-nardi eenwarmhart toedragen endat jemetcreativiteit en inzet veel kunt bereiken,maarlaat ook zien dat het soms kunst- en vlieg-werk is. Na een goed eerste decennium vandeze eeuw, gaat het sinds 2009watmoeilij-ker.Het e-bookheeft het papierenboeknogniet echt vervangen, maar het is wel steedsgemakkelijker om op het internet aan Itali-aanse boeken te komen. Onlineboekhan-dels verkopen steeds vaker boeken in alletalen,met hoge kortingen, waarvan je je af-vraagt hoediemogelijk zijn gelet opde vasteboekenprijs. ‘Gelukkig heb ik nog steedsmedewerkers in dienst. Je kunt na al diejaren niet zomaar je winkel sluiten!We zul-len de komende jarendoorgaan enkijkenofdemensen blijven komen.’Bonardimoet het hebben van de vaste klan-ten: ‘Velen hebben het beste met ons voor.

Ze blijven bij ons bestellen. Docentenkomenbij ons en zitten dan zo een hele dagaan tafel om alle lesmethoden goed door tenemen voordat ze bepalen met welk boekze aan de slag gaan. Dat zijn de leuke kan-ten aan dit werk. Vervolgens stromende be-stellingen voor lesboeken binnen.’Ergens verstopt in een hoekje staat eenoorkonde. Het blijkt te gaan om de Ordinedella stella della solidarietà italiana, onderte-kend door president Napolitano. Een blijkvan waardering voor iemand die zich al 35jaar inzet voor de Italiaanse literatuur inNederland, maar daar niet mee pocht, endaar hopelijk nog behoorlijk wat jaren aanvast kan plakken.

www.bonardi.nlNaast de nieuwe bundel Tipicamente italianoverschenen bij Bonardi eerder La miaOlanda – Denkend aan Holland: Italiaanseschrijvers van nu over Nederland en Amsterdam(2007) en Giro d’Italia – Van gewest tot gewest:hedendaagse Italiaanse schrijvers over hun land(2009).

Dennis Smit

– 5 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

35 jaar Bonardi!Zondag 14 oktober: het is zover! Op fees-telijke wijze wordt het 35-jarig bestaan vanboekhandel Bonardi gevierd en zag detweetalige verhalenbundel Tipicamente ita-liano die ter gelegenheid daarvan is sa-mengesteld, het daglicht. Letterlijk, wantde boeken zitten bij het opengaan van dedeuren nog in een grote doos die pas wan-neer alle gasten zijn begroet ontslotenwordt.Rond 16.30 uur passeerde ik het pittoreskepoortgebouw van het Entrepotdok en alvan verre zag ik het: er stond een flinkegroepmensen buiten, daarmoest het zijn!De winkel van Marina Warners kon allegasten voor haar jubileumfeest amper her-bergen. Achter in de winkel werd wijn enwater geschonken en dat leverde een boelheen-en-weergemanoeuvreer op. Voordeeldaarvan was wel dat zodra je wat te drin-ken had bemachtigd, je ook iedereen die erwas had gezien. Veel hartelijke verwelko-mingen en omhelzingen. Diverse gastenvroegen Marina al om het boek maar nee,zij was streng: ‘Tot 17.00 uur blijven ze inde doos onder de tafel!’ Om 17.00 uur be-klom zij het ‘spreekgestoelte’ (een To-mado-opstapje) voor een welkomstwoord

in het Italiaans enNederlands en een kortebespreking van Tipicamente italiano. Zijnoemde en bedankte alle schrijvers dieeraan hadden bijgedragen evenals de ver-talers, van wie een flink aantal ook aanwe-zig was. De aanwezige leerlingen van deVertalersVakschool kregen als eersten eenexemplaar uitgereikt. Daarna kon iedereende bestelde exemplaren in ontvangstnemen. Ook van de eerder uitgebrachtebundels, Lamia Olanda, Denkend aanHollanden Giro d’Italia, Van gewest tot gewest, waren

nog exemplaren verkrijgbaar. Ondertussenwerden heerlijke Italiaanse hapjes geser-veerd. Marina bleef stralen en genootzichtbaar van alle felicitaties, complimen-ten en hartelijkheid. Veel gasten kenden el-kaar en genoten ook van elkaars gezel-schap. Een bijzonder geslaagde middag,de boekwinkel waardig. Bedankt Marinaen alle goeds gewenst voor de toekomst.

Annemarie Aarnoutse

In Bassano del Grappatot 20 januari 2013Novecento italiano. Passione e collezionismo.Parade van markante werken uit de 20steeeuw; ca. 60 bruiklenen uit gerenom-meerde Italiaanse privécollecties.Museo civicoInfo: tel. 0424.519901www.comune.bassano.vi.it

In Luccatot 6 januari 2013Pittori a Lucca al tempo di Paolo Guinigi.Battista di Gerio in S.Quirico all’Olivo.Ricomposizione del trittico realizzatonel 1417.Museo nazionale di Villa GuinigiInfo: tel. 0583.496033.

InMilaanTot 27 januari 2013Pascoli. La dinamite del linguaggio.Omaggio al poeta nel primo centenariodella morte.Biblioteca di via Senato

Tot 20 januari 2013Da Quercino a CaravaggioEen eeuw leven en werken: de 17de eeuw.De tentoonstelling die Sir Denis Mahonwilde inrichten voor zijn 100ste verjaar-dag. Een jaar na zijn overlijden is zijnvoornemen alsnog uitgevoerd.Palazzo Reale, Piazza Duomo 12Info: tel. 02.54911.

In RomeTot 27 januari 2013Paul Klee en ItaliëSystematisch onderzoek naar de vele rei-zen van de kunstenaar in Italië.Galleria nazionale di arte modernaviale delle Belle arti 131Info: tel. 06.32298221.

Tot 5 maart 2013L’età dell’equilibrio: Traiano, Adriano, Anto-nino Pio, Marco Aurelio.Musei capitolini, piazza del Campidoglio 1Info: tel. 06.0608www.museicapitolini.org

Roma Caput MundiUna città tra dominio e integrazione:dalle origini di Roma alla conquista del-l’Italia e delle province in un centinaio diopere.ColosseoInfo: tel. 0639967700.

Tot 24 maart 2013Sulla Via della seta.Oude wegen tussen oost en west: minia-turen die een exotisch (fantasie)beeldlaten zien en allerlei praktische raadge-vingen voor onderweg.Palazzo delle Esposizionivia Nazionale 194Info: tel. 06.39967500.

(Met dank aan Touring, maandblad vanTouring Club Italiano)

Happy hourbij Bonardi,

iedere vrijdagvan 16-18 uur

Een happy hour in deboekwinkel, voortaan iederevrijdag van 16.00 tot 18.00 uur.

Tijdens die twee uren kunt uboeken kopen met eenkorting van 25% (alleengeldig voor Italiaanse

boeken) en een glaasje wijndrinken.

U ontvangt dan bovendieneen extra 25% kortingsbonvoor uw eerstvolgende

aankoop.

De kortingsbon (voor éénItaliaans boek) is driemaanden geldig.

– 6 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Tentoonstellingen in ItaliëKleine greep uit het aanbod

In un recente articolo Miguel Gotor1 ci faosservare che la cultura globalizzata delnostro tempo ‘sta rielaborando attraversouna pluralità di narrazioni la crisi chestiamo vivendo’ per cercare di superarla.Solo che per scrivere il romanzo dell’eco-nomia della crisi, abbiamo dovuto impa-rare un fiume di parole nuove, siamo sotto‘uno scroscio continuo di termini tecniciincomprensibili’ che dobbiamo usare a ri-prova che ‘il controllo del linguaggio è ilprimo passo per stabilire una egemoniaculturale… L’obbiettivo è quello di trasfor-mare il trauma della crisi in comprensione,la comprensione in racconto, il racconto ingodimento capace di consolare, divertire,emozionare…’Già Petrarca affermava che ‘parlando ilduol si disacerba’ e pare che anche oggi ciprovino parecchi romanzieri dei qualiGotor ricorda, tra gli italiani, Gianluigi Re-cuperati, Edoardo Nesi, Walter Siti, Vin-cenzo Latronico, Andrea Camilleri.2

Si tratta dunque di quella narrativa di ideeche in Italia ha conosciuto stagioni moltoricche a partire da fine Ottocento alle qualisono seguite lunghe pause di rimozione3,un genere di narrativa che la crisi attuale ri-porta di attualità.Ma, mi sono chiesta, quando si manifestaper la prima volta nella letteratura italianaquesto rapporto tra l’espressione letterariae il mondo delle cose, quello del fare, del-l’economia, del lavoro?

A Verona, l’‘indovinello veronese’ del 1000,nel suo proto italiano descrive il lavorodello scrivano, e così gli altri numerosi do-cumenti rimasti di quel tempo come il te-stamento del commerciante veneziano

Piero Viglioni del 1263 ‘si riferiscono allarealtà economica e sociale…e si colleganoa imprese navali, commerciali e banca-rie…e ad amministrazioni di proprietà ter-riere’ come scrive Ignazio Baldelli in unostudio riccamente documentato sulla for-mazione dell’italiano anche solo nellazona mediana d’Italia.4

Un’ area linguistica che attesta una strettaconnessione tra Toscana e Veneto, comedire tra Pisa e Venezia, le due grandi re-pubbliche marinare accomunate dal maree dai viaggi, dai commerci e dalle navi cheservono per percorrere il Mediterraneo eportano i viaggiatori-commercianti con larete delle vie carovaniere fino all’estremoOriente.Si tratta di fatto di un mondo nuovo cheaveva bisogno di una lingua nuova per rac-contare una nuova realtà, per la quale il la-tino pur continuando negli ambienti dicorte ed ecclesiastici, giuridici, notarili, eaccademici, non aveva la terminologia ne-cessaria5.Pisa tra la fine del XI secolo e il XII, è la piùgrande potenza navale del Tirreno e delMediterraneo, e il più antico documento in

volgare è infatti un conto finale di speseper l’apprestamento di una galera: vi tro-viamo tutta le terminologia dei cantieri e lospecialismo degli operai e persino il lorosalario, con il nome del direttore dei lavori.Ma il potere di Pisa decadde per sempredopo la famosa battaglia della Meloria(1284) che permise l’affermarsi di Genova,e spinse una intera società di mercanti ebanchieri a trasferirsi a Firenze, che di-venne così la capitale bancaria ed econo-mica della Toscana.Dall’altro polo della zonamediana d’Italia,a Venezia, fioriva intanto quella civiltàmer-cantile-borghese veneta che gravitava purelei sul mare per governare un impero cheper le vie dimare e di terra si estendeva finoall’Oriente, dove i commercianti parlavanouna lingua franca, ‘el veneto de mar’ perscambiaremerci e idee, con società scono-sciute. Un mondo che nell’ultimo Due-cento scoprì ‘il profilo appassionante edesotico del libro di viaggio’6.La sorte infatti aveva voluto che ilmercanteveneziano Marco Polo, rientrato nel 1295dal Catai, dopo una lunga permanenza, ve-nisse travolto dalla grande sfida tra Vene-zia, Genova e Pisa per il dominio del maree si trovasse a dividere la prigione con unletterato pisano, Rustichello: che scrissenella sua lingua toscana un viaggio rac-contato in lingua veneziana: il Milione.La lingua delle cose, del viaggio e delmare,del commercio e del danaro, dei rapporticon civiltà sconosciute, compresi mostri efiere infernali, insomma della vita e dellamorte, divenne così letteratura.

Cominciamo con DanteQuella era la lingua che servì a Dantequando nei primi del Trecento arrivò esulea Verona e vi rimase a più riprese fino al1321, data della sua morte a Ravenna.

– 7 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Torniamo a Dante…

La Battaglia della Meloria

Se pareba boves, alba prataglia araba, albo versorio teneba, negro semen seminaba.

1 Miguel Gotor, ‘Saggi, racconti, film: oggi la crisi e il denaro sono temi narrativi. Anche per esorcizzare il trauma della vitaal tempo dello spread’. La Repubblica, 7-10-2012.

2 Miguel Gotor cita anche alcuni romanzieri inglesi e americani, ma una rassegna completa del lavoro come tema nellanostra letteratura si può trovare in L’Indice, 2012, n.9 : Angelo Ferracuti, Stagioni intense e rimozioni letterarie.

3 Angelo Ferracuti, op. cit., inizia la sua rassegna a partire da fine Ottocento conGiovanni Verga Rosso Malpelo.4 Ignazio Baldelli, La letteratura volgare in Toscana dalle Originiai prim decenni del sec. XIII, in Letteratura italiana, Storia e geografia,

vol. I: L’età medievale, Torino, Einaudi, 1987.5 Le prime grandi università italiane sono Bologna del 900-1000, e Padova del 1222.6 Corrado Bologna, La letteratura dell’ Italia settentrionale nel Duecento, in Letteratura italiana. Storia e geografia, op. cit. p. 181.

Dante è a Venezia immediatamente primadell’avvio della Commedia tra la fine del1307 e i primi del 1309 quando si pone lacomposizione dell’Inferno.Venezia era allora al massimo del suo po-tere e l’Arsenale al massimo della suaespansione, una realtà economica che tra il1304 e il 1306 aveva le dimensioni di unagrande industria moderna. Ignazio Bal-delli in uno studio godibilissimo7 ci parladi tutta la complessità tecnica della co-struzione di una nave del tempo, e riportala terminologia specialistica degli operaiveneziani, cosa indispensabile per capiregli innumerevoli venetismi che Dante hadovuto imparare, parole nuove per realtànuove.Dante ci lascia nel canto XXI dell’inferno(vv. 1-21) l’esempio più alto del rapporto tralavoro e letteratura e lo incentra tutto sullasimilitudine dell’ ‘arzanà de’ Viniziani’.

Questa è una similitudine tra le più elabo-rate e insistite nell’Inferno8 emostra più chealtrove la capacità mimetica del poeta nelrendere l’ansia del lavoro, il rumore assor-dante dell’arsenale. Ma non è questo chemi ha colpito rileggendola, piuttosto ilsenso della metafora che ci porta a chie-derci perché Dante si accanisse così alungo contro i peccatori puniti in quellabolgia: i barattieri, e perché per loro sce-gliesse la punizione della pece bollente.Come osserva il Baldelli9 sia nell’Inferno chenel Purgatorio, Dante si riferisce alla tradi-zione filosofica- etica del medioevo ri-spetto alle colpe e alle punizioni connesse,ma i Comuni italiani e le repubbliche ma-rinare avevano dato vita a strutture sociopolitiche nuove ‘e su di esse si erano svi-luppati vizi e peccati nuovi…e tipica era labaratteria’. Il barattiere, secondo la defini-

zione del tempo, era l’uomo politico che‘per denaro o cose equivalenti fa quello chesarebbe tenuto a fare per il suo ufficio’Questa era l’accusa che decretò la rovinapolitica di Dante e della sua parte, unacolpa che veniva punita con gravitàestrema, come sappiamo. Dante che erainnocente, e lo dimostreranno le ricostru-zioni storiche di decine di dantisti, nontornerà più in patria e sfogò nell’Infernotutto il suo disprezzo verso i barattieri.Che sono infatti tutti e soltanto uomini po-litici, e sono i grandi personaggi del tempochiamati per nome uno ad uno, come Fari-nata degli Uberti, Ugolino, Mosca deiLamberti, Bocca degli Abati, (l’omertà nonsi addice a Dante) quelli che noi oggi chia-miamo i tangentisti’: l’attualità di Dante èancor una volta sorprendente.La grandemetafora incentrata sull’arsenaledei veneziani e sul loro lavoro, è simile aduna grande partitura per orchestra dove sialternano ritmi e sonorità diverse e dove ri-torna con singolare insistenza un motivo,ossia una parola: la pece, che Dante riportanella versione veneziana di pegola. E nellapece bollente sono immersi i barattieri perl’eternità: perché?Dante non associa la peceal colore nero, come di uso, e nemmeno al-l’essere infiammabile,ma insiste sul suo es-sere tenace, la pegola spessa, la chiama, ossiadensa e vischiosa anche per chi solo si avvi-cini, una materia essenziale alle navi deltempo per poter affrontare il mare.Dante vuol dirci che la baratteria, la corru-zione della nuova classe politica del suotempo (solamente?), nella crisi di quellasocietà, è come la pece bollente che som-merge i peccatorima trascina anche con séquelli che solo si avvicinano ad essa, tra-volgendoli nella macchina del fango, inuna infinita catena di ricatti e di compli-cità, diventa insomma da colpa indivi-duale, una malattia sociale.Una malattia morale antica quanto lo è ilpotere del danaro, quella che la crisi dioggimette in evidenza, e dalla quale forse,solo la parola ci potrà guarire, se saprà tra-sformarsi da denuncia in comprensione,da comprensione in racconto, da raccontoin godimento capace di consolare, diver-tire, emozionare, come Dante ci insegnacon la sua poesia.

Laura Schram-Pighi

Apostrofo 41Voor een docent Italiaanse grammatica ishet altijd leuk als je iets ontdekt wat nog ingeen grammatica vermeld staat. Ooit liepik in de metro waar een zwerver klaagdeNon ci ho moglie, non ci ho. Ik herkende deconstructie meteen als de sleepconstruc-tie, indertijd ontdekt door mijn collegaFrancesca van Tiel: je herhaalt een stuk vande zin, liefst met een hulpwerkwoord erin.De Engelsen zijn er sterk in, met hun tagquestion: You’re coming, aren’t you?Maar ookNederlanders kunnen erwatmee, zie vaderTrom met zijn vaste uitdrukking Dik is eenbijzonder kind en dat is hij. (Hij heeft ook hettype: Het regent hard en dat doet het). En hetItaliaanse Fumare non fumo, waar het vollewerkwoord herhaald wordt, kent een Ne-derlandse tegenhanger met hulpwerk-woord: Roken doe ik niet. Bij de zwerver washet leuke dat hij het woordje cimeenam. Ikheb dit patroon meteen de costruzione ri-morchio gedoopt.

Op een ander congres, in Milaan, las ik ophet station prenotare posti per fumatori e non.Ik heb het vermeld op dat congres enhoorde meteen in allerlei lezingen voor-beelden van … e non. Volgens de regels diewe destijds aan de eerstejaars uitlegdenhad het e nomoeten zijn, maar dat was hetdus niet. Op het Leuvense congres Italianooltre frontiera van 1998 had ik weer eennieuwtje: de constructie met importare. Hetkan me niet schelen is non me ne importa. Dit iseen onpersoonlijke constructie. Maar hijwerd persoonlijk in Chi se ne importa, waarik in de krant twee voorbeelden van had ge-vonden. De nieuwigheid is gemakkelijk teverklaren, dacht ik: chi kun je niet herhalen(probeer maar: chi hai visto?, niet chi l’haivisto?) en dus kun je niet zeggen A chi glieneimporta? Enmoet je wel uitwijken naar eenpersoonlijke constructie. Dat was overi-

– 8 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Inferno, Canto 22. Giovanni Stradano, 1587

7 Ignazio Baldelli, Letteratura e industria. Un caso esemplare, anzi apodittico: L’arsenale di Venezia e la Commedia. In Letteratura eindustria vol. I, a cura di G. Barberi Squarotti e C. Ossola, Firenze, Oleschki, 1997.

8 Si estende riprendendo soprattutto l’idea della pece, la pegola in venziano, per tutto il canto XXI e il XXII e per sessanteversi del XXIII.

9 Ignazio Baldelli, in Letteratura e industria, op. cit. p. 13.

‘Dik is een bijzonder kind en dat is hij. ’

gens te haastig gedacht, want al bij Verga(I Malavoglia) staat– Ame nonme ne importa che si maritino. Io vo-glio la roba mia. Ma del resto non me ne im-porta.– Se non ve ne importa a voi, c’è a chi gliene im-porta! sentite? Che non tutti pensano come voi, arimandare le cose da oggi a domani!Op dat moment voorspelde ik dat we bin-nenkort Io nonme ne importo zouden kunnenhoren; een beetje aarzelend, want het ismet de taal net als met de aardbevingen: jeweet nooit of je voorspellingen uitkomen.Onlangs was ik mijn bijdrage aan Leuven1998 in het Frans aan het vertalen, voor eenbinnenkort te verschijnen bundel die ikÉcrire la grammaire italienne aux Pays-Bas ganoemen. Dat was een gerede aanleidingom mijn voorspelling te toetsen. En jahoor, bij raadpleging van Google op29.10.12 vond ik wel zeven voorbeeldenvan non me ne importo.Ondermeer het sug-gestieve voorbeeld: Non appena i nostrisguardi s’incrociarono, il lembo del tendaggio ri-cadde e lei scomparve. Non me ne importo asso-

lutamente nulla. Enmet io uitgedrukt een ci-taat uit Facebook: Le persone mi giudicano maio nonme ne importo niente ... o almeno è ciò chevoglio far credere.Grammatica’s schrijven is altijd een racetegen de tijd.Want, zoals ik toen zei: la lin-gua cambia e non s’arresta un’ora. Neder-landse grammatici zijn altijd waakzaamgeweest; kijkmaar naar de laatste druk vande grammatica vanMartina de Boer, uit dejaren zestig, waarin ze nog citaten uit DonCamillo ingevoerd heeft. En een mooivoorbeeld vond ik ook in de Italiaansegrammatica van professor K. Sneyders deVogel (de vader, niet de latere Dante-voor-zitter). Zijn grammatica, in de Servire-serie(1953) was merkwaardig, want hij behan-delde het Italiaans of het een dode taalwas, met citaten uit Manzoni op iederebladzij. Dat dacht ik tenminste en daaromheb ik zijn boek inmijn studietijd nooit ge-bruikt. Tot ik onlangs merkte dat hij – inhet hoofdstuk over de uitspraak – hetwoordje ciao citeerde: ongetwijfeld een vande eerste vermeldingen in Nederland. Hij

gaf er ook een vertaling bij, namelijk tabé.Dat gaf me een leuk kijkje op het vertrou-welijk taalgebruik van de oude heer. Nie-mand in Nederland gebruikte dat woordtoen nog.Grammatica’s veranderen vaak onopge-merkt. Zo is er het gebruik van de imper-fetto indicativo se potevo ci andavo in plaatsvan se avessi potuto ci sarei andato. Voor heteerst opgemerkt door de Amerikaanse ita-lianist Goglio in 1922. Maar: dit gebruikwas al eeuwen oud. Hoe leuk dan ook omte lezen in een tekst die we allemaal ken-nen, Chichibio en de kraanvogels (Deca-meron, VI,4):se così gridato aveste ella avrebbe così l’altra cosciae l’altro piè fuormandata, come hanno fatte queste,waarop Currado antwoordde:‘Chichibio, tu hai ragione: ben lo dovevo fare’.Currado gebruikt de imperfetto voor decondizionale composto: ben l’avrei dovutofare. En niemand die dat ooit gemerktheeft.

Minne de Boer

– 9 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Ricordare Antonio Tabucchi ‘senza fine’Il 25 marzo 2012 è morto Antonio Tabuc-chi a 68 anni a causa di un tumore. Ma se èvero il detto di Octavio Paz citato più volteda Tabucchi, che ‘i poeti non hanno unabiografia, la loro opera è la loro biografia’,non di morte si dovrebbe parlare ma di un‘senza fine’, come recita la canzone diGino Paoli che Tabucchi ricorda in Si sta fa-cendo sempre più tardi (2001). E, se è anchevero che una vita non esiste se non vieneraccontata, una felice espressione tabuc-chiana elargita in un’intervista, diventachiaro che l’opera dello scrittore toscano èfatta di opere altrui, e dunque non è altroche un’autobiografia di altri, permodularesul titolo Autobiografie altrui (2003), una rac-colta di saggi sulla propria opera. E qualisono i brani tabucchiani che più di altri in-tessono la biografia del lettore?‘Come vanno le cose. E cosa le guida. Unniente’. Una frase che anima i Piccoli equi-voci senza importanza (1985) che costitui-scono insieme l’insostenibile leggerezzadelle vicende che ci attraversano e ci assil-lano quando sono già passate e sono di-ventate irrimediabili. Il passato è un ‘fiumecarsico’ (Il fiume in Si sta facendo sempre piùtardi) che scorre in superficie quando siapre una botola e non ci sono argini checoordinano il flusso. ‘La vita è un ingra-

naggio, una rotella qua, una pompa là, epoi c’è una cinghia di trasmissione che col-lega tutto e trasforma l’energia in movi-mento, proprio come nella vita, un giornomi piacerebbe capire come funziona la cin-ghia di trasmissione che lega tutti i pezzidella mia vita’ dice il meccanico che inRebus racconta l’avventura di una storiad’amore e dimistero a un certomonsieur, incerca di storie anche lui: ‘Ma a lei perchéinteressano le storie altrui? Anche lei deveessere incapace a riempire i vuoti fra lecose. Non le sono sufficienti i suoi proprisogni?’. ‘È tutto buio, bisogna andare atentoni’, è l’avvertimento dato a Spinoquando, nel breve romanzo Il filo dell’oriz-zonte (1986), cerca di svelare l’identità diNobodi che potrebbe essere lui stesso.L’impulso di andare alla ricerca dell’‘anelloche non tiene’, come recita un verso dellafamosa poesia I limoni di Montale, non èaltro che un sintomo dell’herpes zoster, odella malattia dell’incoscienza, che fa su-dare il protagonista di Requiem (1991) dalmomento che comincia a stare da tutte leparti e ciò provoca delle allucinazioni comegli dice una vecchia zingara. O materializ-zare il rimorso nel sogno è invece unmodoelegante per ribellarsi contro la risurre-zione della carne, prospettiva paventata dal

giornalista Pereira? ‘Pereira era cattolico[…]ma in una cosa non riusciva a credere,nella resurrezione della carne. Nell’animasì, certo, perché era sicuro di avereun’anima’ (Sostiene Pereira, 1994). Gli anti-doti di Pereira contro la grezza realtà delladittatura salazarista anni Trenta sono i‘coccodrilli’ che scrive per il giornale perricordare gli scrittori capaci di offrire let-ture alternative della realtà, e trattandosicosì di ‘messaggi nella bottiglia’, la sua bi-blioteca personale potrebbe fungere comeuna specie di ‘libroterapia’. L’espressione èdello scrittore Miro Silvera che spiega ilconcetto con la Sacra Scrittura: ‘Re Davide

Antonio Tabucchi

recitava: ‘Ho trasformato lamiamalattia indanza’. Ecco perché leggere è entrare colpensiero e col corpo nella danza della vitalasciandosi dietro la scia luminosa di unacoreografia del tutto speciale e per cia-scuno unica al mondo’ (Libroterapia due,2012).Ma identificarsi con la finzione, specie al-trui, non è senza rischi. Sono seri i giochidei bambini, è la risposta dello scrittoreportoghese José Cardoso Pires (amato daTabucchi) all’epigrafe di Lautréamont, ‘Lepuéril revers des choses’, scelta per laprima raccolta di racconti Il gioco del rovescio(1981). Il perno del senso a due sensi èsempre l’ambiguità, perché una cosa puòessere in un modo e in un altro, ‘una sco-perta che mi turbò’ scrive l’autore nellaprefazione alla seconda edizione del 1988.Ne sono simboli le parole con cui gioca iljuego del revés la protagonista nel raccontoomonimo, la coppia ‘mariposa/ asopiram’dell’infanzia e invece ilmessaggio ‘SEVER’dettato a posteriori all’io narrante giàamante, restio ma anche attratto a tornareindietro, a fuggire con lei nella prospettivaaperta da Velázquez nel meraviglioso qua-dro LasMeninas: ‘quella figura eraMaria doCarmo con il suo vestito giallo, io le stavodicendo: ho capito perché hai codestaespressione, perché tu vedi il rovescio delquadro, che cosa si vede da codesta parte?,dimmelo, aspetta che vengo anch’io, oravengo a vedere. E mi incamminai versoquel punto. E in quel momento mi trovaiin un altro sogno’.Il rovescio del sogno può produrremostri,come nella famosa acquaforte di Goya daltitolo ‘Il sogno della ragione produce mo-stri’. Ma anche questi a loro volta possonofar sognare, come per esempio I volatili delbeato angelico (1987),mostriciattoli amorfi eimperfetti ma che allo stesso tempo ali-mentano la fantasia di chi li percepisce e licompleta. L’immaginario non si limitaquindi alla scrittura – l’ultima raccolta diTabucchi è composta da Racconti con figure(2011) – ma coinvolge tutte le arti e fa ri-flettere sul nesso, anch’esso equivoco, tra

realtà e finzione. Un’altra citazione che il-lumina il paradosso tra vita e forma po-trebbe essere quella del personaggioAmelia nel racconto Stanze (in Piccoli equi-voci senza importanza): ‘Pensa come è falsala scrittura, con quella sua prepotenza im-placabile fatta di parole definite, di verbi,di aggettivi che imprigionano le cose, chele candiscono in una fissità vitrea, comeuna libellula restata in un sasso da secoliche mantiene ancora la parvenza di libel-lula ma che non è più una libellula’. Unavolta che la creatura ha preso forma non èpiù priva di conseguenze e, nonostante lasua casualità, può generare delle cata-strofi: Il battere d’ali di una farfalla a New Yorkpuò provocare un tifone a Pechino?, è la do-manda posta in un racconto contenuto inL’angelo nero (1991) in cui si indaga unodegli episodi più oscuri degli anni dipiombo in Italia: l’affidabilità del pentitosulla cui testimonianza è stata basata lacolpevolezza di Adriano Sofri nel caso Ca-labresi. La finzione è menzogna e veritàallo stessomomento, e dunquemanipola-trice, e ciò porta a una famosa poesia sulla‘vera finzione’ del poeta modernista por-toghese Fernando Pessoa: ‘Il poeta è unfingitore./ Finge così completamente/ chearriva a fingere che è dolore/ il dolore chedavvero sente’.Tabucchi, legato alla penisola lusitana gra-zie a una plaquette di poesie e grazie a unadonna,Maria José de Lancastre che diventòsua moglie, è morto a Lisbona ove ora lesue ceneri si trovano accanto alla tomba diFernando Pessoa. Al Cimitero ‘dos Praze-res’ ha dedicato nel breve romanzoRequiemalcune delle sue pagine più incisive, perchémettono a nudo il nesso paradossale (maconsustanziale) tra morte, anima e mate-ria. Con l’affermazione positiva delle im-perfezioni del creato, Tabucchi si distanziadal suo precursore e modello modernista,che, a detta del lusitanista, ‘diventa un cir-cuito chiuso, un sistema autosufficiente’(Un baule pieno di gente. Scritti su Fernando Pes-soa, 1990). Se l’immaginario e il materialeson congiunti, trascendenza e immanenza

si contaminano a vicenda e il virus dell’in-conscio, il morire lenti per saudade, e nelpeggior dei casi la dolorosa morte per in-fezione – la cancrena alla gamba di cui sof-fre Tristano in Tristano muore (2004) – sonomodi di essere in bilico tra finzione e re-altà, senza possibilità di fuga, di libera-zione o di sublimazione. Ciò non privaperò i personaggi della facoltà di ‘cambiareletto’ in continuazione, come nel bellis-simo racconto ispirato al genio di Baude-laire Anywhere out of the world in Piccoliequivoci senza importanza: ‘Il me semble queje serais toujours bien là où je ne suis pas,et cette question de déménagement en estune que je discute sans cesse avec monâme’.Una mobilità dello spirito che nasce pro-prio dalla non aderenza tra vita e arte, traverità emenzogna, e che si basa su un dub-bio sia esistenziale sia politico. È notol’impegno di Tabucchi che lo scrittore haparagonato alla ‘Gastrite di Platone’ in unapolemica con Umberto Eco (1998), e cheha fatto di lui uno degli oppositori più ac-caniti di Berlusconi nei suoi scritti giorna-listici raccolti in L’oca al passo (2006).L’urgenza di cambiare letto con l’idea chealtrove si potrebbe star meglio non carat-terizza soltanto l’idealismo tabucchiano,sempre accompagnato quindi dal suo scet-ticismo critico, ma lo mette anche conti-nuamente in viaggio, non solo nella suanarrativa – si pensi per esempio a Notturnoindiano (1984) – ma anche negli scritti rac-colti in Viaggi e altri viaggi (2010). Possanoaverlo accompagnato nell’ultimo viaggiole parole scambiate con il jainista incon-trato in India su un treno in corsa versol’ultima destinazione: ‘‘Che cosa ci fac-ciamo dentro questi corpi’, disse il signoreche si stava preparando a stendersi nelletto vicino almio. […] ‘Forse ci viaggiamodentro’, dissi io. […] ‘forse sono come va-ligie, ci trasportiamo noi stessi’’. Un baulepieno di brani portati da qualcosa, impos-sibile dire cosa, eppure ci guidano…

Monica Jansen

– 10 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

In het najaar van 1711 verzocht AugustinusFreschot de vroedschap van Utrecht hemeen monopolie te verlenen als leraar Itali-aans. Zijn concurrenten betitelde hij alseen stelletje landlopers. De stedelijke over-heid voelde op dat moment nog geen en-kele behoefte deze tak van nijverheid tereguleren en wees het verzoekschrift af.Dat dwong Freschot bij te blijven klussenals schrijver van boeken. Een ‘native speak-er’ was hij overigens niet: hij kwam oor-spronkelijk uit Frankrijk. Wel had hij velejaren in Italië doorgebracht, alleen in Ve-netië al zes jaar. Van hem is verder bekenddat hij in 1705 op de Steenweg woonde enin 1707 trouwdemet de vijfentwintigjarigeCornelia Pieck, dochter van een knopen-koopman op de Choorstraat. Zelf liep hijtoen mogelijk al tegen de zeventig. Hetechtpaar kreeg twee dochters, Catharinaen Adriana. Een honkvaste huisvader zouFreschot overigens niet meer worden.Later woonde hij nog in de buurt van hetZuid-DuitseNeurenberg en in Amsterdam,soms met zijn gezin, soms zonder. Eigen-lijk leek hij als twee druppels water op hetsoort internationale avonturiers dat hij zoscherp tekende in het enige boek van dezerondreizende veelschrijver dat vandaag dedag nog de moeite van het lezen waard is,zijn Amoureuze en pikante geschiedenis van hetCongres en de stad Utrecht, dat in februari 1714verscheen, in het Frans, en dat komendjaar ter gelegenheid van de viering vandriehonderd jaar Vrede van Utrecht voorhet eerst verschijnt in eenNederlandse ver-taling.1

Op het moment dat Freschot zijn verzoek-schrift indiende vermoedde hij waar-schijnlijk al dat Utrecht op korte termijnzou gaan volstromenmet Italianen. In de-cember 1711 viel het officiële besluit dat hetgrote Europese vredescongres ter afslui-ting van de Spaanse Successieoorlog inUtrecht zou gaan plaatsvinden, maar ie-mandmet zulke goede internationale con-tacten als Freschot wist dat waarschijnlijkal een tijdje eerder. Het niet verlenen vanhet gevraagde privilege heeft hem er nietvan weerhouden volop van de vredeson-derhandelingen te profiteren. Naast het al

genoemde roddelboek – dat overigens alsnel werd herdrukt – publiceerde hij ookeen officiële geschiedschrijving van hetcongres. En het is duidelijk dat hij voor eenaantal diplomaten hand- en spandienstenheeft verricht, ongetwijfeld tegen betaling.Niemand die er in zijn Amoureuze geschiedeniszo goed van afkomt als graaf Tarouca, ge-volmachtigd minister van de koning vanPortugal. Lof en kritiek waren destijds ge-woon leverbaar per strekkende bladzijde.Wie waren al die Italianen, die naarUtrecht trokken om deel te nemen aan devredesonderhandelingen?2

Daar was ridder Carlo Ruzini, de vertegen-woordiger van Venetië. Hij nam zijn intrekop het Pieterskerkhof en had zijn eigen lijf-arts bij zich (die ook tal van andere diplo-maten onder zijn hoede zou nemen). Zijnpages gingen gekleed in rood laken metgouden passementen, zijn knechten inrood laken met zilveren passementen engroene, gele en rode koorden. Elk gezant-schap had namelijk zijn eigen, herkenbaredracht. Het tegelijkertijd herbergen van zo-veel diplomaten uit zoveel verschillendestaten was destijds nog een betrekkelijknieuw verschijnsel. Door de jarenlangeoorlogen waren de verhoudingen bijzon-der gespannen. De stad Utrecht had zijnuiterste best gedaan om precedentiekwes-

ties (‘wie moet voor wie wachten of opzijgaan als twee delegaties elkaar tegenko-men in een nauwe straat?’) zo veel moge-lijk te vermijden en te reguleren. Voor hetparkeren van koetsen bij het stadhuis waseen ingewikkelde dienstregeling vankracht. Knechten, pages en koetsiers had-den doorgaans namelijk een kort lontje eneen knok- of steekpartij kon elk momentineens opvlammen. Herkenbaarheid wasdus een bittere noodzaak, alleen al uitoverwegingen van openbare orde. En na-tuurlijk liep het toch nog wel eens mis. Zovond op deMaliebaan de geruchtmakende‘veldslag van de lakeien’ plaats en stierfeenmeegereisde pasteibakker van een vande diplomaten aan een messteek, opgelo-pen temidden van een rij ongedurige klan-ten voor de deur van een bordeel in deDrieharingstraat, waar een zeer populair(en zeer minderjarig) meisje haar gunstenverdeelde.DeOudeGracht herbergde twee Italiaansedelegaties: ter hoogte van de Weerdpoortresideerde graaf Giovanni Francesco Berg-omi uit Modena, bij de Jansbrug was na-mens Toscane Carlo Andrea di Folco tevinden, markies van Rinuccini (pages inrood laken, met zilveren knopen en wittepluimen).Aan de Nieuwe Gracht waren drie Itali-aanse gezantschappen ondergebracht: bijde Herenstraat woonde de vertegenwoor-diger van Parma, graaf Ottavio Sanseverinod’Aragona, bij de Wittevrouwenbrug de

– 11 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Een bijklussende leraar Italiaans:Augustinus Freschot en de Italiaanse diplomaten tijdens de Vrede van Utrecht

Het Traktaat bij de Vrede van Utrecht

1 Augustinus Freschot, Amoureuze en pikante geschiedenis van het Congres en de stad Utrecht. Ingeleid en toegelicht door ErikTigelaar, vertaald door Roland Fagel. Verschijnt voorjaar 2013 bij uitgeverij Verloren in Hilversum.

2 Het Utrechts Archief zal vanaf februari 2013 twee tentoonstellingen aan de diplomaten wijden; een ervan zal getiteld zijn‘Waar zaten de diplomaten?’

heer Sorba, gevolmachtigde vanGenua, bijde Buurstraat de vertegenwoordiger van ‘’tHof van Romen’, de pauselijke gevol-machtigde graaf Domenico Passionei, ere-kamerheer van de paus.Al deze delegaties vielen onder de neutralemogendheden. Alleen Savoye had welmeegestreden, aan de zijde van de Gealli-eerden, dus samenmet Engeland en de Re-publiek der Nederlanden tegen deoppermachtige koning van Frankrijk, Lo-dewijk XIV. Savoye had dan ook als enigeItaliaanse staat maar liefst drie gevol-machtigdministers naar Utrecht gestuurd:graaf Annibale Maffei, Ignazio Solaro,markies van Borgo en tot slot de konink-lijke raadsheer PietroMellareede. Zij warenalle drie gehuisvest aan de Drift. Van eenPiemontese graaf uit het gevolg van eenvan deze drie hoge heren wordt verteld dathij een Utrechts meisje met valse huwe-lijksbeloften bezwendelde.De echtgenote van de Modenese graafBergomi rekende Freschot tot zijn per-soonlijke top vijf van de knapste meege-reisde diplomatenvrouwen,‘rijkelijk voorzien van alleaangenaamheden van hunsekse’. Zijn andere vier favo-rietes kwamen allemaal uitDuitsland. De gravin uit Mo-dena viel ook zeer in desmaak bij de grote concur-rente van Freschot, deschrijfster van Historische engalante brieven van twee aan-zienlijke dames, een ander rod-delboek over de amoureuzelotgevallen achter de scher-men: Anne Marguerite Du-noyer. ‘Zij is een bijzonderfraaie verschijning’, zomeldt Dunoyer over de gra-vin, die bij een gekostu-meerd bal ten huize vangraaf Tarouca ‘de nacht uit-beeldde, een duistere ver-momming waar zij bijzon-der in schitterde’.Van de pauselijk gevolmach-tigde, graaf Passionei, verne-men we bij Freschot dat hijgeen enkel bal oversloeg,maar nooit zelf meedansteomdat zoiets niet paste bijzijn waardigheid.Dat oordeel wordt een paarbladzijden verder nog watverder uitgewerkt en uitge-

diept, zij het dat Passionei daar niet metname wordt genoemd, althans niet in hetboek zelf. Freschot en zijn uitgever haddennamelijk nog een truc bedacht om hunnieuwsgierige lezers geld uit de zak tekloppen. Bij veel van de meest ‘pikante’anekdotes wordt de naam van de betrok-kene namelijk pas onthuld in de later uit-gegeven Ware sleutel, een klein boekje datapart moest worden aangeschaft. Passio-nei was volgens deze sleutel de mysteri-euze ‘nummer 10’ van wie de Amoureuzegeschiedenis een uitgebreid profiel schetst:deze nummer 10 is iemand die ‘altijd zijnuiterste best doet om in de smaak te vallen,hij gaat altijd gekleed naar de laatstemode,in scharlakenrode pandjesjassen metgoudborduursel, met daaronder kledingvan de allerfijnste karmozijnrode zijde’. Hijovertreft in het maken van beleefde en be-schaafde complimentjes zelfs de meesthoffelijke hoveling en al even ongeëven-aard is de zoetgevooisdheid van zijn woor-den. Geen enkele gelegenheid voor spel ofamusement slaat hij over en in het mooie

seizoen ontbreekt hij bij geen enkele pro-menade buiten de stad: ‘hij is altijd vrolijk,altijd bereid de conversatie aan te vullendoor te gaan zingen of een instrument tegaan bespelen, iets waar de leden van zijnnatie veel applaus mee menen te oogsten,omdat zij vanmuziek houden en daar spe-ciale aanleg voor hebben.’Passionei zou volgens de Ware sleutel ookeen van de twee gevolmachtigd ministerszijn die een bijzondere vriendschap onder-hieldenmet de hertogin van Sainte-Pierre,sinds haar komst in november 1712 hethart van de beaumonde tijdens het verdereverloop van het congres. Franse diploma-ten weigerden per definitie op een bal teverschijnen waar zij niet aanwezig was.Ook Anne Marie Dunoyer was diep onderde indruk van de galante manieren van depauselijke gezant: ‘Er zijn slechts weinigheren die er een zo verfijnde tafel op nahouden.’ Ze kon niet ophouden met hetprijzen van ‘zijn betoverende beschaving‘,’zijn magnifieke feest‘.Graaf Domenico Passioneimoet inUtrecht

werkelijk de tijd van zijnleven hebben gehad. Hijmaakte de indruk nooit meerterug te willen naar Rome.Augustinus Freschot echtermoest weer verder. Als rei-zend auteur van regionale ge-schiedenisboeken had hij naverloop van tijd al zijn moge-lijkheden van een bepaaldestad of streek uitgeput. Hijschreef nog twee boeken overNeurenberg en stierf buitenUtrecht. Ver van vrouw endochters. Maar de Amoureuzeen pikante geschiedenis die hijons heeft nagelaten (en die –speling van het lot – eeuwen-lang abusievelijk is toege-schreven aan een naam-genoot) geeft een enorm le-vendig beeld van Utrecht tentijde van de beroemde vre-desonderhandelingen, toende beau monde van heel Eu-ropa anderhalf jaar lang bezithad genomen van de stad enomgeving, gevolgd door eenal even kleurrijke bendeavonturiers en avonturier-sters uit alle windstreken.

Roland Fagel

– 12 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Laatste bladzijde van het Traktaat

Era il penultimo giorno della nostra primavacanza in Sicilia. Il giorno dopo avremmopulito la casa, fatto il bagaglio e saremmotornati a Trapani per ritornare in Olanda.Allora il giorno dopo ci sarebbe statamolta agitazione, ma oggi ci saremmo ri-posati e goduti gli ultimi giorni.

Avevamo preso in affitto una casa sullacosta nord della Sicilia, una centinaia dimetri sopra Milianni, un piccolo paese inuna zona rurale. Erano di fatto due case: lacasa inferiore dove si trovava una coppiasvizzera, Rosemaria e Pius, e la nostra casasuperiore. Dietro il paese c’era una viabrutta brutta, che conduceva alla casa. Pernon danneggiare la macchina si dovevaguidare lentamente da una buca all’altra epregare il Buon Signore per una buona finedella passeggiata. Dopo un chilometro diguida si doveva lasciare la macchina. Solo4-wheel drives potevano percorrere gli ultimi200 metri della via con tornanti in salita.Facevamo questo esercizio in su e in giù al-meno una volta al giorno, lasciando lamacchina sotto un albero. La ricompensaper la salita a piedi alla nostra casa, unavolta arrivati, ti mozzava il fiato: una bel-lissima vista sul mare e le isole eoliche, lacosta e colline piene di boschi a destra esotto: boschi, vigne, olivi e – appena visi-bile – il paese. La casa era circondata da ungiardinomediterraneo con rosmarino, sal-via, palme, olivi, mandorle e uve bianche enere di un ottimo sapore. C’era anche unmotore silenzioso per attingere da unpozzo sotterraneo l’acqua per le due case.Per il mio piacere c’era fuori una docciaprimitiva: una botte con acqua riscaldatadal sole per bagnarsi, se volevi come farecome Adamo. Emanuela e Gianni, i pro-prietari, mi avevano sedotto per affittare illoro paradiso.

E come dicevo, ‘oggi un giorno di riposo’:la prima colazione sul terrazzo, caffè, tè,pane, pecorino, pomodori, e uve bianche.No doccia oggi perché, da ieri pomeriggio,il motore del pozzo era rotto. Non era unproblema perché almare avremmo fatto ladoccia e il bagno insieme, dopo la primacolazione. Da dieci giorni faceva moltocaldo, sopra i 30 gradi e soffiava uno sci-rocco fortissimo. Scendevamo lungo i tor-nanti alla macchina. Rosemaria e Pius

erano già partiti per la spiaggia. Li trova-vamo in una spiaggia solo per noi quattro.Rispettando le distanze di privacy tra Sviz-zera e Olanda eravamo felici, leggendo unlibro, bagnandoci di tanto in tanto, fa-cendo esamini biologici tra gli scogli e co-struendo statue con piccole pietre da partedello svizzero Pius.

Ritornavamo a Finale, un paese vicino aMilianni all’inizio del pomeriggio per farele spese. Poi il pranzo: verdure grigliate edopo un misto di frutti di mare fritti, iltutto accompagnato da un vino bianco lo-cale: buonissimo. Guidando verso la casalungo il mare vedemmo lontano una nu-vola di fumo sospesa sopra il mare comeun mostro scuro che era emerso dal mareTirreno. Doveva essere un incendio, perfortuna a una distanza sicura da Milianni.Parcheggiammo lamacchina e la salita allacasa ci fece dimenticare il rinfresco delmare. Facemmo una doccia fuori per ri-prenderci. Asciugandoci nel sole sul bancodietro la casa vedevamo una piccola co-lonna di fumo dietro una collina a una di-stanza di 300 metri dalla nostra casa. Ilfumo sembrava sparirema ritornava perti-nacemente. AvvertimmoRosemaria e Piuse concludemmo insieme che probabil-mente non era pericoloso, ma sarebbestato prudente essere attenti. Ma il fumoaumentava e decidemmo per sicurezza diraccogliere il bagaglio importante. Dicolpo il fuoco oltrepassò la cresta della col-lina e progredì nella nostra direzione conuna rapidità incredibile. Fuggimmo velo-cissimamente con una valigia lungo la viabrutta. Il primo tornante andava contro ilvento nella direzione del fuoco a una di-stanza di circa 80metri. Si sentiva il caloredel fuoco. La vista sulle fiamme e lo scop-piettio del fuoco erano angosciante. Perfortuna il secondo tornante ci guidava viadal fuoco e ad un livello di sotto il calore eil pericolo. Anche Rosemaria e Pius eranoscesi, ma Pius ebbe il coraggio di ritornareper fare fotografie. Ci siamo incontrati in-sieme al bar ‘La Dolce Vita’ a Finale. Hofatto invano telefonate per avvertire i pro-prietari. Non potevo contattare Gianni,che aveva promesso di venire per riparare ilmotore del pozzo. Finalmente avevo con-tattato Emanuela a Palermo. Le raccontaidell’incendio vicino alla loro casa, che era-

vamo tutti fuggiti e che eravamo al sicuro.Forse ero un po’ agitato dalla costerna-zione, perché Emanuela ripeteva: ‘Wim,

– 13 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Gli studenti raccontano (4)‘Questo è normale in Sicilia’

L’incendio visto dal giardino

Il fuoco vicino al giardino della casa

Fuga dall’incendio

L’incendio di notte

calmati, calmati, questo è normale in Sici-lia!’ Finalmente Emanuela trovò Gianni,che stava aiutando il suo vicino a proteg-gere e salvare le loro case. Quando tuttosembrava sicuro, siamo ritornati nel 4-wheel drive di Gianni per raccogliere il restodel bagaglio. Ritornando a Finale nuovi fo-colari d’incendio apparivano.Tutto il pomeriggio abbiamo osservato gliincendi che sembravano sorgere dapper-tutto. Il fuoco spariva ma avvampava sem-

pre più. L’aereo per domare l’incendio vo-lava su e giù ma portava l’acqua del mareall’interno, dove c’erano centri abitati piùgrandi in pericolo. Il fuoco continuò pertutta la sera e la notte: un cielo infernaletutto lungo la costa. Non volevamo ritor-nare a casa per dormire l’ultima notte nelparadiso, che ci sembrava a questo mo-mento più una porta d’inferno. Abbiamotrovato un hotel.Il giorno successivo le fiamme e il fuoco

erano ancora sempre presenti. Per la primavolta l’aereo contro l’incendio scaricaval’acqua del mare sopra il fuoco intorno alnostro paese. Le zone rurali vengono sal-vate sempre per ultime: ‘Questo è normalein Sicilia!’.È stata una vacanza indimenticabile!

Wim HendrikxFoto’s: Pius Binz

– 14 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Een week Trentino-Alto AdigeToen ik besloot in september een zieke vriendin inVerona op te zoeken besloot ik óók niet in Veronate gaan logeren, want ik ken de stad inmiddelswel en het bedompte klimaat dat er heerst lokt mijniet. Mijn standplaats voor een week werd Ro-vereto. Dat ligt zo’n drie kwartier per snelle treinvan Deutsche Bahn ten noorden van Verona, aande lijn naar Trento (en uiteindelijk München).

Standplaats RoveretoDe trein bracht mij van de Veneto, de re-gionewaar Verona in ligt, naar de Trentino-Alto Adige, tot bijna een eeuw geledenSüdtirol (in 1918 werd het gebied aan Italiëtoegewezen). Rovereto is de tweede stadvan de Trentino – Trento is de eerste.

Rovereto ligt te midden van wijngaarden,waar uitstekende wijnen vandaan komen,en heeft wat handel, wat industrie, een de-pendance van de universiteit van Trento enverder véél cultuur: de hoofdvestiging vanhet prestigieuze museum MART (Museod’Arte Moderna e Contemporanea di Ro-vereto e Trento) en een tweede vestiging,het museum gewijd aan en helemaal inge-richt door de futuristische kunstenaar For-tunato Depero (Casa d’Arte FuturistaDepero), verder het geboorte- en familie-huis van filosoof, politicus en priester An-tonio Rosmini, het Museo Storico Italianodella Guerra, gevestigd in het castello, op

een heuvel boven de stad, en diverse cultu-rele festivals, zoals het jaarlijkse Mozart-festival. Dat was net voorbij toen ikaankwam, maar de bandiere hingen nogprominent te wapperen – daar zat nog eenstaartje muziek in. Een van de fraaiste enstatigste palazzi van de stad, Palazzo Tode-schi-Micheli, staat bekend als Casa Mozart:Mozart heeft er gespeeld, en was er eengraag geziene gast.Eenmaal in Rovereto voelde ik mij directwelkom: mijn B&B-gastheer kwammij ophet treinstation ophalen en het huis waarhij mij naartoe bracht was als een warmbad.

Een van de redenen omRovereto als stand-plaats te kiezen was het MART. De hoofd-vestiging in Rovereto zetelt in een gebouwuit 2002, een ontwerp van architect MarioBotta (Ticino) en ingenieur Giulio Andre-olli (Rovereto). Het staat áchter twee palazziuit de achttiende eeuw, het Palazzo An-nona, ook wel bekend als het Palazzo delGrano (aanvankelijk bestemd voor graan-opslag is het intussen de gemeentebiblio-theek), en het Palazzo Alberti Poja, numuseum gewijd aan de achttiende eeuw inen rond Rovereto. Die locatie is, vind ik,een goede keus geweest: de lijnen van destraat waar het aan ligt, Corso Bettini, wor-den door het eigentijdse gebouw niet on-

derbroken en waar het staat komt het totzijn recht.

Ik wil hier niet uitvoerig uitweiden over hetMART. Het is een indrukwekkend mu-seum, dat zeker, en er worden opmerke-lijke tentoonstellingen ingericht. De vastecollectie draagt het stempel van de avan-gardistische kunstenaar Fausto Melotti,die in Rovereto geboren werd. Ook overhet Casa d’Arte Futurista Depero, detweede vestiging van het MART in Rover-eto, ga ik niet uitweiden. Ik volsta met tezeggen dat ik er zeer geboeid heb rondge-lopen, mij ervan bewust dat ik mij in eenmiddeleeuws huis bevond dat door Fortu-nato Depero in het begin van de vorigeeeuw volledig naar zijn inzichten was in-gericht om zijn werk te tonen. Zeer aan tebevelen!Over Casa Rosmini, het familie- en ge-boortehuis van Antonio Rosmini (1797-1855), wil ik wel watmeer vertellen. Van dehele familie Rosmini had ik nog nooit ge-hoord, en het vielmij al de eerste dag dat ikin Rovereto rondliep op dat de halve stadnaar de man (of zijn familie) vernoemd is:Corso Rosmini, Piazza Rosmini, FontanaRosmini, Caffè Rosmini, Liceo scientificoRosmini, enzovoort. Wie was die man?Een aansporing om zijn casa natale te gaanbekijken kreeg ik inMuseo Alberti Poja vanhet meisje bij de receptie: veramente interes-sante, zei zij. Wel moest ik er een afspraakvoor maken: het is niet zomaar te bezoe-ken. Toen er op maandag, de laatste dagvan mijn ‘weekje weg’, niets anders openwas maakte ik via de ApT (Associazioneper il Turismo) een afspraak voor die mid-dag. En ik werd, terwijl het buiten hevigonweerde en ongenadig stortregende,samen met vier andere belangstellenden,allen uit de streek, uitgebreid rondgeleiddoor dit opmerkelijke palazzo. Opmerkelijk

MART

Castello

niet zozeer van buiten als wel van binnen;het heeft geen opvallende gevel.Het dateert uit de tweede helft van de acht-tiende eeuw en is ontworpen door Ambro-gio Rosmini, een oom van Antonio, broervan zijn vader. Deze man, niet alleen eenbekwaam en vermaard architect en am-bachtsmanmaar iemandwie de benaming‘intellectueel’ toekomt, ontwierp behalvehet gebouw ook verschillende van demeu-bels die erin staan. Hier zijn ingenieuzestaaltjes van vakmanschap bij: doordat ge-bruik is gemaakt van meerdere houtsoor-ten, en buitengewoon mooie, die metelkaar een bijzonder geometrisch effectopleveren (intarsi, inlegwerk), óf doordater een heel slimme en/of elegante oplos-sing voor allerlei dagelijkse behoeftenmeebereikt wordt. Bewonderenswaardig!Aan de wanden hangen kostbare en fraaieschilderstukken, waaronder enkele Brueg-hels (!). In de bibliotheek valt op ieder ge-bied van wetenschap wel een collectie tevinden, in diverse talen. De verzamelingomvat uiterst kostbare eerste drukken,zoals een aantal cinquecentine. Dit bezit ver-zekeren kost miljarden; hiervoor is de Ita-liaanse overheid verantwoordelijk. Hetgebouw is eigendom (en valt daarmeeonder de verantwoordelijkheid) van dePadri Rosminiani, een orde die AntonioRosmini heeft opgericht.Valt Casa Rosmini niet direct op, dat doetwel het Palazzo del Ben of dei Contid’Arco, dat prominent het Piazza Rosminibeheerst. Het is een elegant renaissance-gebouw dat tegenwoordig de zetel is vande Accademia degli Agiati. Dit is een cul-tureel genootschap, opgericht in 1750

door vijf jonge Roveretani, behorend totzeer gerespecteerde en bemiddelde fami-lies; onder hen bevond zich één vrouw.Hetbestaat dus nog steeds, en diverse illustereRoveretani zijn er lid van geweest. Ook An-tonio Rosmini.De rijkdom die spreekt uit al deze palazzi,hetmerendeel uit de achttiende eeuw, doetje je afvragen: waar kwamhet geld vandaanwaarmee ze gebouwd werden?In het geval van Casa Rosmini is dat dezijde-industrie. De Trentino was in die tijdeen centrum van zijde-industrie en dushandel in zijden stoffen. De vader van An-tonio Rosmini vergaarde er schatten mee.En niet alleen hij. Rond Roveretomoet hetvol hebben gestaan met moerbeibomen(gelsi) die nodigwaren voor het kweken vande zijderups.Terwijl ik rondkeek in Casa Rosmini enluisterde naar de uitvoerige verhalen van desympathieke padre (als ik het goed begre-pen heb de bibliothecaris) kreeg ik eenbeeld van Antonio Rosmini: een man dieveel respect heeft afgedwongen als mens,als filosoof, als politicus, als weldoener,als priester. Hij studeerde aan de universi-teit van Padova en behaalde er het docto-raat in Sacra teologia e diritto canonico.

Intussen was hij al tot priester gewijd enbenoemd in Chioggia. In 1826 verhuisdehij naarMilaanwaar hij deel uitmaakte vaneen actieve kring van intellectuelen; Man-zoni (I Promessi Sposi) werd er een goedevriend van hem. Een paar jaar later stichttehij een Istituto della Carità, in Domodos-sola (Monte Calvario). Hij publiceerde re-gelmatig – o.a. Massime di perfezionecristiana, Nuovo saggio sull’origine delle idee –en verwierf daarmee behalve lof ook veelkritiek. Hij werd van ketterij beschuldigd.In het beladen jaar 1848 publiceerde hijDelle cinque piaghe della Santa Chiesa en La Cos-tituzione seconda la giustizia sociale en werddoor de regering van Piemonte afgevaar-digd voor een diplomatiekemissie naar depaus. De twee publicaties uit 1848 werdeneen jaar later op de lijst van Verboden Boe-ken gezet. In 1850 publiceerde hij zijn In-troduzione alla filosofia. In 1855 overleed hijen in 1887, dus 32 jaar na zijn dood, sprakde Congregazione del Sant’Uffizio overveertig passages uit zijn werk haar veroor-deling uit. In 2007 werd hij uiteindelijk,volledig gerehabiliteerd, in Novara zaligverklaard.

Toen ik dit allemaal van hem wist ver-baasde het mij in eerste instantie dat dezeman buiten zijn eigen kring zo weinig be-kendheid verwierf. Maar ik realiseerdemijvervolgens dat mensen zoals hij in de hui-dige tijd buiten de interessesfeer vallen, alis hij dan in 2007 zalig verklaard – wat inde rooms-katholieke kerk natuurlijk wélvan bijzondere waardering getuigt.De bibliothecaresse die ik in zijn geboor-tehuis sprak, en die al zo’n 25 jaar in de bi-blioteca Rosminiana werkt, hield een vurigpleidooi voor het verspreiden van kennisover leven enwerk van Antonio Rosmini envan zijn gedachtegoed – dat, naar haar zeg-gen, van een voor die tijd zeer moderne,humane en open geest getuigt. Ik doe haarvast een pleziermet dit stukje in deNotizi-ario.

Ciska van der Glas

– 15 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Palazzo Rosmini, bibliotheek

Palazzo Rosmini

Laatst had de bekendste kruidenier vanNe-derland pakken couscous in de aanbie-ding. Eigenmerk, in lutteleminuten klaar.Instantcouscous dus. Bij couscous denk ikaan Noord-Afrika en aan combinaties metgroente en vlees die níet in een handom-draai op tafel staan. Ook niet aan een Sici-liaans gerecht met vis. Maar in Sicilicious1,het fraaie boek dat ik in de vorige Notizia-rio aanprees, blijkt een recept voor vis-couscous te staan, een recept dat, aldus deauteur, uit Trapani stamt. En dat ligt aanzee. Zij groepeert het in het hoofdstukPrimi: riso e zuppa, maarmerkt erbij op: ‘eenvoor- en hoofdgerecht ineen’.

Zij vertelt ook dat couscous – griesmeel – alin de negende eeuw door de Arabieren opSicilië is geïntroduceerd en dat het vandaar uit over Europa en later Zuid-Amerikais verspreid. Ook bij couscous, net als bijde pizza (Margherita), hoort een verhaal.Dit verhaal, of liever deze legende, vindtzijn oorsprong in een vertelling uit hetOude Testament over de Israëlische ko-ning Salomo die wanhopig verliefd is opde beeldschone koningin van Sheba. Zóverliefd dat hij er niet van kan slapen enzijn gezondheid er ernstig onder lijdt. Dehofarts wordt ingeschakeld en deze bereidthem een deegmengsel van tarwe dat hijmet plantaardige olie smeuïg maakt. Ditgerecht, couscous, bekomt koning Salomouitstekend, hij herwint zijn krachten en isuiteindelijk in staat in vrede over het volkvan Israël te regeren. Zo krijgt een bordcouscous de status van symbool voor liefdeen vrede.

Voor de viscouscous uit Trapani is eenstemming van liefde en vrede in de keukenaan te bevelen: het kost zeker een uur aanbereidingstijd en vervolgens moet het an-derhalf uur stomen.Maar Kerstmis nadert,wat let u? Voor de exacte hoeveelheden enhet recept verwijs ik u naar Sicilicious, pa-gina 63 (en voor varianten naar internet).Buitensporige ingrediënten zijn er nietvoor nodig. U mag er desnoods zelfs in-stantcouscous voor gebruiken. Scheeltwerk en tijd, dat begrijpt u. Maar u hebt erdanwel een tajine bij nodig (met couscousdie u zelf van griesmeel maakt niet).

Ciska van der Glas(met dank aan Loes Janssen Miraglia)

– 16 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

Couscous

* Loes Janssen Miraglia, Sicilicious. Uithoorn,Karakter, 2010.

– 17 –

Dante Alighieri Utrecht •NOT IZ IAR IO • december 2012 – nummer 4

a d v e r t e n t i e

Bed en Breakfastin ValpolicellaBed en Breakfast ‘Le Cave’ ligt in het dorpje Prun,in de provincie Verona, ongeveer 6 km van Negrar,15 km van Verona en 20 km van het Gardameer.

Het ligt aan de rand van de Valpolicellastreek,in het natuurpark van Lessinia met een uitzicht overde Povlakte waarachter je de Apennijnen kunt zien.Het ligt 580 m boven zeeniveau en heeft ’s zomerseen buitengewoon aangename temperatuur.

De B&B beschikt over 3 tweepersoonskamers,met gemeenschappelijke badruimte, keukenhoek,balkon en garage.

Desgewenst wordt het ontbijt geserveerd.

Prijs per persoon € 35,–, inclusief ontbijt

Famiglia Degani

Telefoon (werk) 0039 – 045 – 600 01 03

Telefoon (huis) 0039 – 045 – 752 56 86

Mobiel (engels) 0039 – 347 – 294 86 33

Buon Natale!

a d v e r t e n t i e

blauwblauw grafische vormgeving | bno

egelantiersstraat 22

1015 pm amsterdam

020 – 420 24 87 | 06 – 55 87 76 10

[email protected]

blauwblauw is een innoverend klein ontwerpbureau met ruim25 jaar ervaring in grafische ontwerpen op het gebied vanwerving, affiches, brochures, uitnodigingen en(boek)typografie.

blauwblauw werkt samen met een groot netwerk van freelancefotografen, illustratoren en dtp-ers.

Door kleinschaligheid is blauwblauw flexibel en kan maatwerkleveren tegen concurrerende prijzen.

blauwblauw verzorgt een breed spectrum aan diensten.

Indien gewenst verzorgt blauwblauw het gehele grafischetraject, van concept tot uitwerking, alsook de begeleiding encoördinatie van complexe drukwerkproducties.

www.blauwblauw-design.nl