amcmagazine_december 2010
-
Upload
academic-medical-center -
Category
Documents
-
view
223 -
download
1
description
Transcript of amcmagazine_december 2010
Voortplantingsgeneeskunde
Laag in de politieke pikorde
Borstkankerscreening: pletten met minder pijn
Chocolade niet in de huisapotheek
Geen carpaccio van wild zwijn of hert
december 2010 | nummer 10
COLLECTANTEN GEVRAAGD!6 T|M 12 FEBRUARI 2011
www.amnesty.nl/collecte of bel (020) 626 44 36
i n h o u d
4Borstkankerscreening
pLetten met minder pijn
6Hoge bloeddruk
chocoLade niet in de huisapotheek
8Wetenschapskalender
9Hepatitis E in Nederland
geen carpaccio Van wiLd zwijn of hert
10Voortplantingsgeneeskunde
Laag in de poLitieke pikorde
14Dementie
Voorzichtig met aspirine
16Pre-eclampsie
speuren in het haar Van de Vaten
18Erfelijke zenuwaandoeningeneen paradigma Verschuift
20Neurochirurgieneuspeuteren op hoog niVeau
22Gebroken RijmVerdriet maakt eenzaam
24Het afweersysteemnieuw doeLwit Voor Vaccins
28AMC Collectieuit de aLLedaagsheid Van het straatbeeLd
30De StellingjournaListen bewaken democratie niet
31Berichtennwo deeLt uit in amc
Foto omslag: Jason Horowitz/Corbis
amc magazineamc magazine
AMC MAgAzine december 20104
Borstkankerscreening zou in de toekomst wel eens een stuk minder
onaangenaam kunnen worden. Dat danken we aan PvdA-politica
Guusje ter Horst. In 2006 sprak ze bij de opening van het Landelijk
Referentiecentrum voor Bevolkingsonderzoek (LRCB) hardop uit wat
heel veel vrouwen zich afvragen: ‘Kunnen jullie niet eens wat doen
aan dat pletten?’ Aanleiding voor AMC-hoogleraren Ard den Heeten
en Kees Grimbergen om een mammograaf te ontwikkelen die minder
pijn veroorzaakt.
plat is plat
b o r s t k A n k e r s C r e e n i n g
Elk jaar worden 1,2 miljoen vrouwen tussen de 50 en 75 jaar uitgenodigd voor een borstkankerscreening. Zo’n 925.000 geven daaraan gehoor. ‘De opkomst is hoog, aldus Ard den Heeten, hoogleraar Radiologie in het AMC en sinds 2005 directeur van het LRCB, ‘maar zou ongetwijfeld verder stijgen als het onderzoek minder belastend was.’ Bij borstkankerscreening wordt borstweefsel in beeld gebracht met behulp van een mammograaf. Daarbij wordt de borst samengedrukt – inderdaad: geplet – tussen een detectorplaat en een paddle, een soort aandrukplaat of deksel die de laborant er van bovenaf op drukt. Zeer onaangenaam, vinden veel vrouwen en dat beaamt Den Heeten, die zich als vrijwilliger meldde en het onderzoek aan den lijve ervoer. ‘Pijnlijk. Maar we dachten allemaal: dat hoort er nu eenmaal bij. Samen-drukken van de borst is nodig om het driedimensionale lichaamsdeel af te vlakken en zo de structuur van het borstweefsel goed in beeld te krijgen. Met andere woor-den: ‘Het kan niet zonder pijn.’
Geen BoRst Is GeLIjK
Maar het kan wel met een stuk minder pijn, ontdekte AMC-hoogleraar Medische Fysica Kees Grimbergen. Hij bekeek de mammograaf met de blik van een
natuurkundige en zag onmiddellijk wat er niet aan deugde. Den Heeten vat het kort samen: ‘Geen borst is gelijk, maar toch ondergaan alle vrouwen dezelfde behandeling. De kracht van de paddle is namelijk gestandaardiseerd, die wordt als het ware altijd even hard aangedrukt. Terwijl kracht niet belangrijk is. Integendeel, het gaat om de druk die daarmee wordt uitgeoefend, de kracht per vierkante centimeter. En die is niet voor iedereen hetzelfde. De kracht die je moet uitoefenen, is afhankelijk van het contactoppervlak, zeg maar de grootte en stevigheid van de borst in kwestie.’Om het simpel te stellen: als je een grote, met water gevulde ballon tot een bepaald niveau wilt afplatten, zul je harder moeten duwen dan bij een kleinere ballon. Vanuit die gedachte bedachten de twee AMC-hooglera-ren een vorm van screening op maat. De detectorplaat werd uitgerust met geavanceerde elektronica. Die bepaalt vorm en volume van de individuele borst, zodat de paddle vervolgens met precies de juiste hoeveelheid kracht naar beneden kan worden geduwd. De vinding is ondertussen met een octrooi vastgelegd, en een nieuw bedrijf – Sigmascreening – probeert het aan de man te brengen.Minstens even belangrijk: de AMC’ers onderzochten ook eindelijk hoe groot het pijnprobleem bij borstkan-
AMC MAgAzine december 2010 5
Foto: ANP/KeystoNe/GAetAN BAlly
Andrea Hijmans
kerscreening nu eigenlijk is. ‘De wetenschap kon er maar geen vinger achter krijgen. Wij zijn het gaan ana-lyseren. Eerst retrospectief, op basis van oude mammo-grafieën. We vertaalden de kracht die was uitgeoefend in millimeters kwik, de druk dus die de betreffende vrouw te verwerken had gekregen. De variatie bleek enorm: van 45 mm kwik tot soms wel 600 à 700 mm kwik. Die druk houdt gemiddeld zo’n twintig seconden aan. Geen wonder dat sommige vrouwen klagen over pijn! Ter vergelijking: de normale bloeddruk ligt tussen de 80 en de 120 mm kwik. Na die eerste studie zijn we, in een groep van tweehonderd vrouwen, prospectief gaan meten. Het hele proces, vanaf het moment dat die paddle naar beneden komt en contact maakt tot het moment dat de mammografie voltooid is. De deelne-mers gaven aan wanneer het pijnlijk werd, en kenden die pijn achteraf een cijfer toe op een pijnschaal. Het gemiddelde: een 5,5, ofwel ernstige pijn. Na afloop hielden ze enige tijd een pijndagboekje bij, iets wat nooit eerder was gedaan. Zo’n veertig procent had de volgende dag nog steeds pijn en een aanzienlijke groep zelfs na vijf dagen! Een paar vrouwen rapporteerden ook blauwe plekken en zelfs helemaal beurse borsten.’
Duwen en HeeL HARD Duwen
Behoort het echte pletten door de nieuwe vinding binnenkort tot het verleden? Den Heeten: ‘Eerst komt
er een vervolgstudie waarin we de nieuwe en de oude methode vergelijken. We hebben daar goedkeuring van de Gezondheidsraad voor nodig. In de loop van volgend jaar hopen we te kunnen starten.’Beeldkwaliteit zal deel uitmaken van het onderzoek. Heeft die niet te lijden? Den Heeten weet bijna zeker van niet. ‘Het verschil tussen duwen (de nieuwe methode) en heel hard duwen (de traditionele mammo-grafie) is vaak een paar millimeter. Maar bij vrouwen die al verschillende malen een mammografie hebben laten maken, blijkt de variatie tussen de verschil-lende onderzoeken veel groter. Borsten die de ene keer worden platgedrukt tot vier centimeter en de volgende keer tot vijf centimeter zijn niet uitzonderlijk. Geen radioloog die erop let, laat staan dat om die reden ooit een onderzoek over moet.’ Terecht overigens, stelt Den Heeten. ‘Het gaat, om in vaktermen te spreken, om compressie. Hoe plat kun je een borst krijgen? Harder duwen loont slechts tot een zeker punt. Daarna is nóg meer kracht uitoefenen niet zinvol. Het veroorzaakt alleen maar meer pijn. Dan geldt: plat is plat - platter is niet nodig.’
AMC MAgAzine december 20106
Foto: MoNAlyN GrAciA/corBis
Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn: chocola als middel
tegen een hoge bloeddruk. AMC-onderzoekers gingen na
of de claim, ondersteund door enkele wetenschappelijke
studies, enige waarheid bevatte. Hun conclusie: cacao heeft
geen enkel effect op de bloeddruk. Maar een andere stof in
chocola misschien weer wel.
chocolade doet niks
h o g e b l o e d d r u k
Een chocoladeletter is een standaard versnapering in de maand december, een begin van het massale zondigen tegen alle eetregels. En zeker de caloriebom chocola heeft niet echt een gezond imago. Maar dat lijkt te ver-anderen. Meer en meer sijpelen de laatste tijd berichten door over de mogelijke heilzame werking van cacao, vooral op hart en bloedvaten. En het zou zelfs goed zijn voor de seks, berichten sommige websites. Chocolade is in.Wetenschappelijk gezien is het niet zo eenvoudig om het gezonde effect van chocolade aan te tonen, verzucht AMC-onderzoeker Bas van den Bogaard. ‘Onderzoek aan voedingsmiddelen is uitermate ingewikkeld. De samenstelling is nooit constant en er zitten duizenden en duizenden stofjes in. Je weet nooit precies wat je vindt.’Van den Bogaard heeft cacao onder de loep genomen. Hij wilde kijken wat er waar is van de verhalen dat cacao goed zou zijn voor de bloeddruk. De simpele uit-komst: ‘Uit mijn studie blijkt dat er geen effect is.’ En om het ingewikkeld te maken: ‘Een stof die van nature in cacao zit, theobromine, heeft in een hoge dosering wel enige invloed, maar of die positief of negatief is, valt te bezien.’De resultaten van zijn onderzoek, dat hij uitvoerde op de afdeling Vasculaire Geneeskunde, zijn gepubliceerd in het novembernummer van het blad Hypertension van de American Heart Association. Voedselgigant Unile-
AMC MAgAzine december 2010 7
Marc van den Broek
ver heeft het onderzoek betaald. De studie is onderdeel van de promotie van Van den Bogaard, waarin hij onder andere verschillende medicijnen tegen hoge bloeddruk met elkaar vergelijkt.
unILeveR
‘Wij zijn op zoek naar middelen die de bloeddruk ver-lagen en op een eenvoudige manier passen in het dage-lijks leven’, vertelt Van den Bogaard. ‘Meestal zijn de adviezen die we geven negatief. Niet roken, niet te vet eten, geen zout en dergelijke. Het zou mooi zijn als je kan zeggen: neem een stukje chocolade. Dat is gemak-kelijker vol te houden. En het is voor een bepaalde groep mensen ook beter dan medicijnen slikken, want die kunnen bijwerkingen hebben.’Unilever was wel geïnteresseerd in deze aanpak. Het voedingsconcern brengt met succes een margarine met plantensterolen op de markt die bij dagelijks gebruik het cholesterolgehalte iets verlaagt. Een chocolade-drankje dat hetzelfde doet met de bloeddruk zou een mooie aanvulling daarop zijn. Met de afspraak dat de resultaten ook worden gepubliceerd als het experiment niets oplevert, ging het AMC aan de slag met de weten-schappelijke basis hiervoor.
tHeoBRoMIne
De opzet van het onderzoek klinkt eenvoudig. Het AMC wist een groep van 42 vrijwilligers te verzamelen die de drankjes zouden gaan testen. Er gingen drie drankjes mee in het onderzoek: een met een placebo, een met chocola en een met ongeveer tien keer zoveel theobromine als het chocoladedrankje. Voor die laatste toevoeging is gekozen omdat er aanwijzingen zijn dat de stof bijdraagt aan het mogelijke bloeddrukverlagende effect van chocolade.‘De drankjes smaakten hetzelfde’, zegt Van den Bogaard. ‘Onderschat dat niet. Er zijn heel wat kleurtjes en smaakjes toegevoegd om het bittere van de cacao te camoufleren. De vrijwilligers en de artsen wisten niet wie welk drankje kreeg. De kleur was chocoladeachtig, de smaak wat fruitig. Nee, lekker was het niet.’De proefpersonen kregen elk voor drie weken drankjes mee, het lot bepaalde welke. Elke dag moesten ze het flesje van tweehonderd milliliter leegdrinken. Na de drie weken kwamen ze terug en werd de bloeddruk gemeten. Na een rustperiode van twee weken kregen de proefpersonen een volgende serie drankjes mee, in totaal drie keer. Een heldere onderzoeksopzet.De uitkomsten waren dat niet, erkent Van den Bogaard. Dat heeft onder meer te maken met het bepalen van de bloeddruk. Meestal gebeurt dat aan de arm. Daarbij krijgt de patiënt een band om, die wordt opgepompt. Het bloed kan even niet naar de arm stromen, en daarna loopt de band langzaam leeg. Er wordt gekeken bij welke druk het hart in staat is een beetje bloed door de band te persen (bovendruk) tot het moment dat het bloed weer vrijelijk kan stromen (onderdruk).
‘De grote vraag is of de meting van de bloeddruk aan de arm de beste voorspeller is van problemen met hart en vaten’, legt Van den Bogaard uit. ‘Mogelijk beter is de centrale bloeddruk die wordt gemeten bij het hart zelf.’ Hoe dat komt, is een verhaal over hoe het bloed door het lichaam wordt gepompt en de drukgolven die in de bloedbanen ontstaan. Een meting aan het hart is wel ingewikkeld, want je kunt niet een band om het hart leggen. De centrale bloeddruk wordt via een relatief nieuwe methode berekend via een meting aan de arm. Voor het cacao-onderzoek werden zowel de perifere als de centrale bloeddruk bepaald.
teLeuRsteLLenD
Voor het gewone cacaodrankje waren de uitkomsten teleurstellend. Het deed niets met de perifere bloed-druk gemeten aan de arm en evenmin met de bere-kende centrale bloeddruk. ‘Om te zeggen dat het voor honderd procent zeker is dat chocolade niets doet, is moeilijk. De uitspraak geldt voor de cacao die wij hebben gebruikt. Het is een natuurproduct waarvan de samenstelling varieert.’Onverwacht kwam de uitkomst niet voor de onderzoe-kers. Er is het een en ander aan te merken op eerdere studies naar het positieve effect van cacao op de bloed-druk. Vaak ontbreekt de placebogroep. ‘Studies met een placebogroep lieten meestal geen effect zien.’ De claim dat chocolade goed zou zijn voor de bloeddruk kan wat Van den Bogaard betreft eigenlijk in de prullenbak. ‘Jammer, we hadden patiënten graag een chocolade-drankje willen aanbevelen. Dat lijkt voor de bloeddruk geen zin te hebben.’De cacao die was verrijkt met theobromine had wel effect, maar het cacaoverhaal wordt er niet eenvou-diger op, erkent Van den Bogaard. ‘Om het simpel te stellen: we zien dat na het innemen van het theobro-minedrankje de bloeddruk aan de arm stijgt, terwijl de centrale bloeddruk lager is.’Veel lastiger dan dit kun je het als onderzoeker niet krijgen. Hier kun je als leek geen chocola van maken. Je zou kunnen zeggen dat het verrijkte drankje niet goed is vanwege de bloeddrukverhogende werking aan de arm. De meeste artsen zijn gewend de bloeddruk daar te meten. ‘Maar mogelijk zit er toch iets in dat drankje’, verwoordt Van den Bogaard de twijfel. Voorzover bekend is er geen vervolgonderzoek gepland.Of de studieuitkomsten ook iets zeggen over de mythische werking van wijn, die met mate geconsu-meerd heilzaam zou zijn voor het lichaam, is niet te zeggen. Wijn bevat stoffen die lijken op de substanties in chocolade, dus de claims zijn niet onverwacht. ‘Bij alcohol speelt wel het probleem dat te veel niet goed is, alleen bij matige consumptie zou er een gunstig effect zijn. Het blijft een lastig te onderzoeken onderwerp, dat blijkt wel uit onze chocoladestudie.’
AMC MAgAzine december 20108
w e tensch a p sk a Lender december
Tijd: 10.00 uur
Zie ook artikel elders in dit nummer
3 promotieThomas Geurts: ‘Secundary lung cancer after head
and neck cancer: diagnosis – differentiation – scree-
ning – survival’. Promotor is prof. dr. A.J.M. Balm,
hoogleraar Hoofd/Halsoncologie en -chirurgie.
Co-promotor is dr. H.M. Klomp (NKI/AvL).
Patiënten die plaveiselcelcarcinoom in het hoofd-
halsgebied overleven, hebben een hoog risico op
het ontwikkelen van longkanker of uitzaaiingen in de
longen. Het proefschrift beschrijft een nieuw model
om op genetisch niveau op een snelle en praktische
manier een onderscheid te maken tussen deze twee
aandoeningen. In bijna de helft van de gevallen waarin
artsen vermoedden met een uitzaaiing te maken te
hebben, bleek het in werkelijkheid te gaan om een
nieuwe longtumor. De overleving in de twee groepen
verschilde overigens niet. Screenen op longtumoren bij
deze patiëntencategorie bleek niet psychisch belastend.
Screening is waarschijnlijk niet kosteneffectief; een
nationale studie hiernaar is niet haalbaar gezien het
te geringe aantal patiënten. Zo’n onderzoek zal dus in
internationaal verband moeten worden uitgevoerd.
Tijd: 11.00 uur
3symposiumBijeenkomst over ‘Nierfunctie en uropathieën op
kinderleeftijd’.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 9.30 – 16.50 uur
Inlichtingen: mw. K. Geitz, 020 566 7919,
7naschoLing Vaardighedenavond voor bedrijfsartsen georganiseerd
door de Netherlands School of Public & Occupational
Health (NSPOH) over ‘De manager de Baas’.
Plaats: AMC
Tijd: 16.00 - 19.30 uur
Inlichtingen: www.nspoh.nl of het opleidings-
secretariaat 020 4097000, [email protected]
7cursusNascholing Jeugdgezondheidszorg over ‘Slaap- en
niet-slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen op de
kinderleeftijd’ (drs. R.P.G.M. Bijlmer, kinderarts EKZ
AMC), en ‘Recidiverend hoesten, piepen en vol zitten:
astma of geen astma?’ (dr. E.G. Haarman, kinderlong-
arts, VUmc).
Plaats: AMC, collegezaal 4
Tijd: 19.30 – 22.00 uur
Inlichtingen: AMC Congresorganisatie,
mw. H.J.Th. van der Wal, 020 566 8585, [email protected]
9oratieTer gelegenheid van zijn benoeming als hoogleraar
Bloedoverdraagbare Infecties houdt prof. dr.
H.L. Zaaijer zijn oratie.
Tijd: 16.00 uur
9symposiumMinisymposium ‘Infections and immunity. Learning
from our foes’, georganiseerd door de AIOS Sympo-
sium Society Amsterdam.
Plaats: AMC, collegezaal 4
Tijd: 17.30 – 21.00 uur
Inlichtingen: dhr. R. Bisoendial, [email protected]
9symposiumNaar aanleiding van de promotie van Claire Mugasa
(zie hieronder) wordt het minisymposium ‘Human
African Trypanosomiasis’ georganiseerd.
Plaats: het Koninklijk Instituut voor de Tropen (Locatie
AMC, afdeling Biomedisch Onderzoek, IWO-gebouw,
Meibergdreef 39)
Tijd: 13.00 – 17.00 uur
Inlichtingen: dr. H. Schallig, 020 566 5447,
10promotieClaire Mugasa: ‘Development of simplified molecular
tools for the diagnosis of kinetoplast diseases’. Pro-
motores zijn prof. dr. P.A. Kager, emeritus-hoogleraar
Tropische Geneeskunde en prof. dr. G.W. Lubega,
hoogleraar Veterinary Immunology and Parasitology
(Makerere University, Kampala, Oeganda). Co-promo-
tor is dr. H.D.F.H. Schallig (KIT, Amsterdam).
De tropische parasitaire ziekten leishmaniasis en
Afrikaanse slaapziekte (trypanosomiasis) vormen
een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid in
bepaalde gebieden in Afrika. Als juiste behandeling
uitblijft, zijn deze ziekten vrijwel altijd dodelijk. Het
is daarom van groot belang om, bij voorkeur in een
vroeg stadium, goede diagnostiek uit te voeren. De
diagnose van leishmaniasis en slaapziekte wordt nor-
maal gesproken gesteld door middel van microscopie,
maar door technische en operationele beperkingen
van deze techniek kunnen de ziekten gemist worden,
waardoor de patiënt geen of geen goede behandeling
krijgt. Mugasa beschrijft de ontwikkeling en versim-
peling van moleculaire technieken voor de diagnose
van deze ziekten. Ook evalueert ze deze methoden
in gebieden waar leishmaniasis en trypanosomiasis
endemisch zijn.
Tijd: 12.00 uur
1symposiumMinisymposium ‘Kiezen voor het gezin’ vanwege het
25-jarig bestaan van het Ronald McDonald Huis bij
het AMC.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 13.00 – 16.30 uur
Inlichtingen: dhr. F. Christis, 020 696 47 46,
2symposiumHet jaarlijkse Leiden Vascular Medicine Symposium, dit
jaar omgedoopt tot het ‘Rembrandt Symposium’ staat
in het teken van de officiële opening van het Rembrandt
Institute for Cardiovascular Science (RICS). In het RICS
werken AMC en LUMC nauw samen.
Plaats: Leiden, Scheltema Complex
Tijd: 10.30 – 18.00 uur
Inlichtingen: prof. dr. Y. Pinto, [email protected]
prof. dr. P. Reitsma, [email protected]
2symposium‘Terugzien in verwondering’, een bijeenkomst ter
gelegenheid van het afscheid van dr. Lottie Lubsen,
verbonden aan de afdeling Gynaecologie/Verloskunde.
Diverse sprekers buigen zich over (cultuur)historische
onderwerpen uit het vakgebied.
Plaats: AMC, Costerzaal (C0-209)
Tijd: 14.00 – 17.30 uur
Inlichtingen: mw. M. Stam-Buijsman,
2oratieTer gelegenheid van zijn benoeming als hoogleraar
Acute Kindergeneeskunde & Intensive Care houdt
prof. dr. Bert Bos zijn oratie getiteld ‘De kloof over-
brugd?’
De kansen voor kinderen om de kloof van een ernstige
ziekte te overbruggen, zijn de afgelopen decennia
sterk verbeterd. Kwaliteit van zorg, dus ook van de
ingestelde intensivecare-behandeling, vormt daarvoor
de basis. Kwaliteit van zorg én veiligheid worden on-
dersteund door aspecten van organisatorische aard.
Kernbegrippen zijn multidisciplinaire samenwerking
en een soepele infrastructuur, waardoor behandelin-
gen op tijd kunnen worden ingesteld.
Tijd: 16.00 uur
3promotieCamillus Verhamme: ‘Charcot-Marie-Thooth type
1A. Natural cause, pathophysiology and treatment’.
Promotores zijn prof. dr. M. de Visser, hoogleraar
Neuromusculaire Ziekten en prof. dr. F. Baas, hoogle-
raar Neurogenetica. Co-promotor is prof. dr. I.N. van
Schaik. Zie verder pagina 13
AMC MAgAzine december 2010 9
jasper enklaar
lige staatswildreservaat op de Veluwe werden monsters verzameld bij de afgeschoten dieren. Van elk dier werd het bloed, de ontlasting, een stukje lever en een stukje spier onderzocht.Met behulp van serologie en met gevoeliger moleculaire methoden vonden de onderzoekers bij acht procent van de wilde zwijnen en vijftien procent van de edelherten het HEV. Daarmee toonden ze het HEV voor het eerst aan in Europese edelherten. ‘Met die hoge percentages van een actief virus moet je bijna veronderstellen dat het veel langer in het bloed circuleert dan we weten van patiënten met een acute infectie. Misschien komt het virus bij deze dieren zelfs chronisch voor.’Toch zie je de ziekte niet vaak. De afgelopen jaren zijn er in Nederland negentien gevallen gevonden van niet reis-gerelateerde hepatitis E. In Duitsland waren er in 2006/2007 66 patiënten bekend, waarvan tweederde de ziekte buiten de tropen opliep. ‘Als zo’n hoog per-centage van de varkens en van het grofwild besmet is, zou je verwachten dat veel meer mensen daar ziek van worden. De overdracht van het virus op de mens lijkt dus niet erg effectief.’ Ondanks die geringe kans op besmetting is voorzich-tigheid wel geboden, zeker nu het wildseizoen is aange-broken. Carpaccio van wild zwijn of hert vindt Reesink daarom geen goed idee. Toch zal een culinaire revolutie uitblijven, denkt hij. Want het HEV overleeft verhitting tot 50 à 60 graden niet. ‘In de goede restaurants komen ree en hert rosé op je bord. Want een doorbakken reerug, dat is vloeken in de kerk. Ik eet de mijne met een gerust hart mooi rosé.’
Het gebeurt niet vaak dat een groep jagers opgevoerd wordt bij de dankbetuiging in een wetenschappelijk artikel. In het meinummer van het Journal of Virologi-cal Methods viel die eer wel te beurt aan ‘the hunting group Ugchelen-Hoenderloo’. De jagers - of faunabe-heerders, zoals ze zichzelf liever noemen - hadden een belangrijk aandeel in het onderzoek naar Hepatitis E bij wilde zwijnen, edelherten en reeën in Nederland, dat in de publicatie beschreven wordt. Hepatitis E leidt bij de mens tot verschijnselen die sterk lijken op die van een hepatitis A besmetting, maar je kan er veel zieker van worden. Vooral zwangere vrouwen lopen kans op ernstige complicaties.De studie was een samenwerking tussen het AMC en het Laboratorium voor Zoönosen en Omgevings-microbiologie (LZO) van het RIVM. Co-auteur Henk Reesink, internist-hepatoloog in het AMC, had vanwege een patiënt met hepatitis E contact gezocht met het LZO. Hepatitis E was lange tijd een typische tropen-ziekte. Maar er duiken steeds meer gevallen op die niet ‘reis-gerelateerd’ zijn. ‘We konden bij onze patiënt geen enkele risicofactor ontdekken, behalve dat hij kort tevoren een camping op de Veluwe had bezocht. Daar vlakbij worden wilde zwijnen gevoerd. Wellicht kwam hij in contact met urine of ontlasting van deze dieren.’ Het RIVM doet al langer onderzoek bij gedomesti-ceerde varkens. Daaruit bleek dat het hepatitis E virus (HEV) op bijna de helft van de varkenshouderijen rondwaart. Veertien procent van de varkens bij slach-terijen en zes procent van de varkenslever bij de slager bleek besmet. Reesink keek samen met het LZO naar Nederlands grofwild als mogelijke bron. In het voorma-
h e p A t i t i s e i n n e d e r l A n d
oppassen met wild
wie graag een lapje wild zwijn of edelhert verschalkt, kan beter niet voor de
rauwe variant kiezen. onderzoekers van het AMC en het RIvM gingen de veluwe
op en constateerden dat een aanzienlijk deel van dit grofwild besmet is met
hepatitis e.
Foto: BuiteNBeeld/HollANdse HooGte
AMC MAgAzine december 201010
Geen aanstootgevender geneeskunde dan die van de
voortplanting. uit de gelegenheidsbundel waarmee het
Centrum voor voorplantingsgeneeskunde in het AMC
zijn doorstart viert, laten de voorbeelden zich bij bosjes
plukken. Is het terzakekundigen als sjoerd Repping en
Fulco van der veen kwalijk te nemen dat ze het gekrakeel
wel eens zat zijn? ‘De bottom line is altijd: vrouwen mogen
reproductief niet gelijk zijn aan mannen.’
eicellen en de macht van de onderbuik
v o o r t p l A n t i n g s g e n e e s k u n d e
‘Alle vruchtbaarheidsbehandelingen waaraan we hier werken, zijn het antwoord op een klinisch probleem’, zegt voortplantingsbioloog Sjoerd Repping. Voortplan-tingsgeneeskundige Fulco van der Veen: ‘We zijn geen hobbyisten. En ook geen professors Sickbock.’ De beide hoogleraren maken een opgeruimde indruk. Juist dezer dagen is hun afdeling met kip en kegel verhuisd naar de nieuwe, riante Q-vleugel van het AMC. Zodat patiëntenkamers, onderzoeksruimten en klinische onderzoekslaboratoria, tot voor kort hopeloos versnipperd over het hele complex, elkaar eindelijk ook ruimtelijk de hand reiken. Van der Veen: ‘De IVF-arts en de onderzoeker die samen hun kopje koffie gaan drinken, dat is zo’n enorme winst.’ Om nog maar te zwijgen van de sterk verbeterde laboratoriumfacili-teiten, toegesneden op de huidige én voor de nabije toekomst te verwachten wet- en regelgeving. Het zou de hoogleraren verbazen als het succespercentage van IVF’s en ICSI’s (de IVF-variant waarbij één zaadcel in een eicel wordt gespoten) daardoor niet nog verder omhoog werd gestuwd. Met die IVF’s is het destijds allemaal pas echt begon-nen, zo leert het boekje dat ter gelegenheid van de fees-telijke doorstart het licht zag. De geschiedenis van de voortplantingsgeneeskunde in de AMC-vrouwenkliniek - beschreven door journaliste Anita van Ommeren en
vormgegeven door Charlotte Fischer - blijkt er een met duidelijke leidmotieven. Die van de nieuwe doorbraak waartegen kerk en politiek onverwijld in het geweer komen, bijvoorbeeld. Maar ook die van het taboe op mannelijke onvruchtbaarheid. Van der Veen: ‘Tot ver na de Tweede Wereldoorlog mochten mannen niet de oorzaak zijn van kinderloosheid, dus van wetenschap-pelijk onderzoek naar hun eventuele aandeel kon ook geen sprake zijn.’ Buiten de geneeskunde is het overi-gens nog weinig anders, meent hij. ‘Als je mannen met slecht zaad vraagt hoe dat bij hun familie zit, of ze mis-schien broers en ooms hebben met hetzelfde probleem, kijken ze je hulpeloos aan. Daar wordt onderling nooit iets over uitgewisseld.’ Maar moet je ze in de kroeg eens horen oreren over hun andere kwalen.
Is het eigenlijk wel een ziekte, onvruchtbaarheid?
Van der Veen: ‘Ziekte of geen ziekte vinden we niet relevant. Voor veel mensen is voortplanting essentieel, onvruchtbaarheid betekent een zware aanslag op de kwaliteit van hun leven. Dat is het enige wat telt.’
Vroeger was iemand met scheve tanden gewoon iemand met
scheve tanden. Tegenwoordig moeten alle kinderen naar de ortho-
dontist. Wordt onvruchtbaarheid ondraaglijker naarmate er meer
behandelingen beschikbaar komen?
AMC MAgAzine december 2010 11
Repping: ‘Ik denk het wel, het maakt de druk om tot het uiterste te gaan ook des te groter. En als na zoveel belastende behandelingen het succes toch uitblijft, is de teleurstelling ongekend.’ Van der Veen: ‘Die pijn blijft ook levenslang, weten we uit onderzoek.’
Een retorische vraag dan maar: wordt het belang van de ontwik-
kelingsgeneeskunde op waarde geschat?
Van der Veen: ‘Nee! Voortplantingsgeneeskunde staat laag in de politieke pikorde, ze zit altijd in de hoek waar de eerste klappen vallen. Nu weer met het kabinetsvoor-nemen om alleen de eerste IVF-cyclus te vergoeden, in plaats van de eerste drie. Het zullen nooit de dotterbe-handelingen zijn die worden aangepakt. En wat ga je nu krijgen? Alle klinieken willen hun patiëntenzorg veilig-stellen, dus ze zullen hun succespercentage opkrikken door bijvoorbeeld oudere of heel dikke vrouwen door te verwijzen. Dan hou je vanzelf een mooie, kansrijke populatie over.’ Repping: ‘Het is een pure bezuinigingsmaatregel, die nog nergens op slaat ook. In de huidige situatie komt één op de 43 Nederlandse kinderen ter wereld na IVF of ICSI. Je kunt op je vingers natellen dat het aantal nieuwgeborenen door zo’n maatregel flink afneemt. Straks dus ook het aantal belastingbetalers, en dat wordt voor het gemak vergeten. Al zal de toename van het aantal tweelingen dat ten dele compenseren, want de verleiding wordt nu groot om al in de eerste IVF-cyclus twee embryo’s terug te plaatsen in plaats van één.’
Hoe ver gaat het recht op kinderen? Kan elke vrouw met een
kinderwens bij u aankloppen?
Van der Veen: ‘Ons uitgangspunt is de reproductieve autonomie van de vrouw, dus aankloppen mag altijd. Maar we hanteren drie criteria. Eén: de behandeling mag geen gevaar opleveren voor de gezondheid van de vrouw en het toekomstig kind. Twee: de geschatte kans op succes moet opwegen tegen de belasting voor patiënt en ziekenhuis. En drie: er mag geen sprake zijn van een psychiatrische aandoening die het kind in zijn ontwik-keling zou kunnen bedreigen. Dat wordt hier allemaal zorgvuldig beoordeeld in gesprekken met counselors.’
veRBoD oP InvRIezen
Medio vorig jaar wees staatssecretaris Bussemaker de AMC-plannen af om eicellen in te vriezen van gezonde
vrouwen (‘vitrificatie’) zonder partner. Inmiddels hebben de beroepsverenigingen van gynaecologen en klinisch embryologen de minister geadviseerd dat invriezen onder bepaalde voorwaarden toe te staan. Volgens het advies zijn er ‘geen goede argumenten om het uitnemen, vitrificeren en opslaan van eicellen bij voorbaat af te wijzen, ook als er geen sprake is van strikt medische redenen’.
Eicellen invriezen om de risico’s van chemotherapie te omzeilen
lijkt me goed te verdedigen. Maar een vrouw van dertig die eerst
carrière wil maken, en aankondigt op haar 44e haar bezit weer op
te komen halen?
Van der Veen: ‘De urgentie die zo’n vrouw ervaart, dat is het enige waar het om draait. In de redenen hebben wij niet te treden, zoals we dat bij abortus gelukkig ook
de vrouwenkliniek van het AMc in
de jaren tachtig: chef-analist Nanda
van Amstel vriest sperma in, en
zuigt een kleine hoeveelheid uit een
capillair om het onder de micros-
coop te kunnen bekijken.
Foto’s: HANs vAN deN BoGAArd
AMC MAgAzine december 201012
Tot onze verrassing bleek dat helemaal niet zo te zijn, het aantal succesvolle zwangerschappen ging er zelfs door omlaag. Nou, dat hebben we geweten. In artike-len en op congressen zijn we keihard aangepakt. We zouden ons vak niet verstaan, de techniek onhandig hebben toegepast. Inmiddels is ons gelijk bewezen in negen andere, even degelijke studies. Dus nu gooien de commerciëlen het over een andere boeg: de tech-niek zelf was bij nader inzien nog niet perfect. Voor de nieuwste versie zouden veel gunstiger uitkomsten gelden. Waarmee de hele onderzoekscyclus opnieuw van start kan gaan, te beginnen met fondsen werven, want het wetenschappelijk bewijs rammelt weer aan alle kanten.’
Voor andere studies heeft het AMC die fondsen al binnen. Welke
doorbraken zitten er in de pijplijn?
Repping: ‘We zijn bezig met experimenteel onderzoek om stamcellen uit de teelballen in te vriezen van jonge jongens die een tumorbehandeling moeten ondergaan. Sperma invriezen deden we al veel langer, maar dat kan pas bij prepuberale jongens. Het idee is die stamcellen te kweken en na de behandeling terug te plaatsen, in de hoop dat ze dan voor gezond zaad zorgen.’‘Bij vrouwen doen we onderzoek om niet alleen eicel-len, maar ook eierstokweefsel in te vriezen en daar in het laboratorium eicellen mee te produceren. Als dat lukt, hoef je het weefsel niet terug te plaatsen. Daar-mee denken we het risico op nieuwe verspreiding van tumorcellen te kunnen omzeilen.’Van der Veen: ‘Het eerste gaan we zelf nog meemaken. Van het tweede ben ik niet zeker.’ Wat veel mensen ongerust maakt, is dat de medisch-ethische
grenzen zich in de praktijk steeds weer voegen naar de medisch-
technische mogelijkheden. Zitten we op een eindeloze glijbaan?
Of zijn er grenzen die in geen geval overschreden mogen worden?
Repping, bedachtzaam: ‘De drie criteria die we hier hanteren - wat mij betreft is dat de ultieme grens.’ Van der Veen: ‘Daar ga ik in mee. Maar elke nieuwe generatie zal die criteria op zijn eigen manier invullen.’
De Vrouwenkliniek en de voortplantingsgeneeskunde 1947-2010,
Anita van Ommeren, 2010, eigen uitgave.
niet meer doen. Zelf vind ik de behoefte aan een maat-schappelijke loopbaan overigens heel plausibel. Over Louise Gunning, onze voormalige bestuursvoorzitter, lees je in menig interview dat ze eerst haar kinderen heeft gekregen en vervolgens carrière maakte. Waarom zegt ze dat? Omdat het zo uitzonderlijk is. Moet je vrouwen voor wie dat niet is weggelegd in de kou laten staan? Waar ik moeite mee blijf houden, is dat ratio-nele argumenten er in dit soort discussies zo weinig toe doen. Er spelen altijd onderbuikgevoelens mee die met de positie van de vrouw te maken hebben. Of het nu gaat om abortus, KID, de pil of eicellen invriezen: de bottom line is dat vrouwen reproductief niet aan de man gelijk mogen zijn.’ Repping: ‘Grappig is wel dat de beroepgroep zich nu liberaler opstelt dan wij, want die stelt geen leeftijds-ondergrens aan het invriezen. Hier hebben we altijd gezegd: er moet een reële dreiging zijn dat de vrucht-baarheid verdwijnt. Bij een gezond meisje van negen-tien vinden we vitrificatie niet noodzakelijk.’
Deugdelijk wetenschappelijk onderzoek in de voortplantingsge-
neeskunde pakt negen van de tien keer anders uit dan verwacht,
zegt u in de gelegenheidsbundel. Hoe komt dat?
Repping: ‘In alle landen om ons heen is de voortplan-tingsgeneeskunde in handen van commerciële klinie-ken. In Nederland moeten nieuwe technieken bewezen werkzaam en veilig zijn voor ze mogen worden toege-past. Elders nemen ze het niet zo nauw. Pre-implanta-tiescreening is een typisch voorbeeld. Die screening werd door buitenlandse klinieken al op ruime schaal toegepast toen wij er in 2007 een evaluatieonderzoek aan wijdden. De veronderstelling was dat de IVF-slagingskans omhoog gaat als je embryo’s alvorens ze terug te plaatsen screent op chromosomale afwijkingen.
voortplantingsgeneeskunde anno
nu: het insemineren van eicellen
en het verwijderen van overbodige
cellen rondom een eicel, zodat de
icsi-procedure goed kan worden
uitgevoerd.
Foto’s: HANs vAN deN BoGAArd
simon Knepper
AMC MAgAzine december 2010 13
w e tensch a p sk a Lender december
14promotieMart van der Plas: ‘Exercise limitations in various
forms of pulmonary hypertension’. Promotor is prof.
dr. H.M. Jansen, emeritus-hoogleraar Longziekten.
Co-promotor is dr. P. Bresser.
Pulmonale hypertensie (PH) wordt gekenmerkt door
een geleidelijke toename van bloeddruk in de longva-
ten. De meeste PH-patiënten zijn snel kortademig of
vermoeid, of kampen met bijvoorbeeld hartkloppin-
gen. Dit komt doordat de rechterhartkamer niet goed
in staat is de doorbloeding van de longen voldoende
te laten toenemen bij inspanning. Inspanningstesten
kunnen van belang zijn voor het stellen van de diag-
nose PH en het voorspellen van het verdere ziekte-
verloop. In zijn proefschrift richt Van der Plas zich
op de fysiologische mechanismen die ten grondslag
liggen aan inspanningsbeperkingen bij verschillende
vormen van PH en het gebruik van inspanningstesten
bij patiënten met chronische trombo-embolische
pulmonale hypertensie. Ook kijkt hij naar de rol van
inspanningstesten in het voorspellen van overleving
bij patiënten met PH.
Tijd: 12.00 uur
14ruyschLezing en symposiumRuyschlezing door prof. dr. Kay Dickersin, verbonden
aan het Center for Clinical Trials van het Amerikaanse
Cochrane Center, Johns Hopkins Bloomberg School
of Public Health te Baltimore. Zijn lezing is getiteld
‘reporting bias’. Die term bestrijkt het spectrum van
niet-publiceren van complete klinische trials (publi-
cation bias) tot het weglaten of opsmukken van een
enkele uitkomst. Reporting bias bedreigt de integriteit
van wetenschappelijke kennis en richtlijnontwikkeling.
Voorafgaand aan de Ruyschlezing vindt een minisym-
posium plaats over ‘Publication bias in klinisch- en
dierexperimenteel onderzoek’.
Plaats: AMC, collegezaal 1
Tijd symposium: 13.30 - 16.00 uur
Tijd lezing: 17.00 - 18.00 uur
Inlichtingen: mw. S. van Vliet, 020 5667806,
[email protected], over het symposium:
mw. A. Karsten, 020 5667457 of [email protected]
15promotieAbraham van Wijk: ‘The myocardial potential of proe-
picardial cells’. Promotor is prof. dr. A.F.M. Moorman,
hoogleraar Embryologie en Moleculaire Biologie van
hart- en vaatziekten. Co-promotor is dr. M.J.B. van
den Hoff.
Het zoogdierhart kan zich vrijwel niet herstellen na
een hartinfarct. Doordat de afgestorven hartspiercel-
len worden vervangen door bindweefsel wordt de
pompfunctie minder. Van Wijk onderzocht de vorming
van het epicard - de cellaag die het hart bekleedt - in
de embryonale fase. Het epicard wordt gevormd uit
een tijdelijke structuur, het pro-epicard. Cellen uit
dit pro-epicard kunnen hartspiercellen vormen. Dat
maakt ook epicardcellen potentieel interessant voor
herstel van het volwassen hart. In een infarctstudie in
muizen toont Van Wijk aan dat het epicard in beperkte
mate hartspiercellen vormt na een infarct. Dezelfde
genen en signalen die tijdens de ontwikkeling de
vorming van hartspiercellen reguleren, worden in het
epicard na een infarct geactiveerd. Het zoogdierhart
activeert via het epicard een herstelreactie. Dit biedt
de mogelijkheid het herstelvermogen van het hart te
stimuleren en vormt het uitgangspunt voor een geheel
nieuwe benadering van hartregeneratie.
Tijd: 13.00 uur
16promotieRuth Lapid-Gortzak: ‘Visual quality improvement in
refractive surgery’. Promotor is prof. dr. M.P. Mou-
rits, hoogleraar Oogheelkunde. Co-promotor is dr.
T.J.T.P.van den Berg (NIN).
Voor mensen die geen bril of contactlenzen willen
of kunnen dragen, is ooglaseren een optie. Dit geldt
ook voor mensen die ongemak ondervinden van
hun leesbril en daarom besluiten tot een operatie
waarbij de lens in het oog wordt vervangen door een
kunstlens die multifocaal is. In het proefschrift staan
drie vragen centraal: worden met moderne lasertech-
nologie steeds betere resultaten bereikt in termen van
gezichtsscherpte? Hoe zit het met de kwaliteit van het
zien? Geeft ooglaseren complicaties, en zo ja hoe vaak
komen deze voor en hoe ernstig zijn ze? De nauwkeu-
righeid van de behandeling verbetert met de huidige
wave-front guided lasers. Als gevolg daarvan is ook de
meest voorkomende complicatie afgenomen, namelijk
de kans op nabehandeling voor een overcorrectie. Die
daalde van 22 procent naar 2,8 procent. Uit het onder-
zoek blijkt tevens dat verstrooiing van licht, tegen de
verwachting in, niet verslechtert na laserbehandeling.
Complicaties blijken moeilijk in kaart te brengen, maar
ernstige complicaties zijn zeldzaam.
Tijd: 14.00 uur
16oratieTer gelegenheid van zijn benoeming als hoogleraar
Huidinfecties, in het bijzonder lepra houdt prof. dr.
H.J.C. de Vries zijn oratie getiteld ‘Spectrum van huid-
infecties: van schandvlek tot zorg.’
Lepra, syfilis en hiv veroorzaken huidafwijkingen die
in het verleden, maar ook nu nog getroffen patiënten
stigmatiseren. Instinctmatig deinst de omgeving terug
voor mogelijke besmetting. Kennis over de ziektever-
wekker, de afweer en de omstandigheden waaronder
je besmet kunt raken, zijn van belang voor een ef-
fectieve bestrijding van de ziektelast. Een multidisci-
plinaire aanpak vanuit de microbiologie, de kliniek en
10symposium‘4th Amsterdam Retina Debate’.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 9.00 – 17.45 uur
Inlichtingen: Congresorganisatie van het AMC,
mw. J.S. Mulders, 020 566 8924, [email protected]
10symposium18e AMC Allergiemiddag over onder andere de rol
van basofielen in de diagnostiek van allergie, en over
T-cellen en koemelkallergie.
Plaats: Breukelen, Het Koetshuis (Stalhouderij de
Zadelhoff)
Tijd: 14.00 – 18.00 uur
Inlichtingen: mw. M. van Huiden, 020 5668586,
13 & 14symposiumTijdens de vierde editie van ‘Amsterdam Live Endos-
copy’, georganiseerd door de European Postgraduate
Gastro-surgical School (EPGS), laten experts van over
de hele wereld de nieuwste technieken, procedures en
apparatuur voor endoscopische ingrepen zien.
Plaats: Amsterdam, Okura Hotel
Tijd: 8.30 – 19.00 uur (13/12) en 7.30 – 17.30 uur
(14/12)
Inlichtingen: EPGS, mw. J. Goedkoop, 020 566 3926,
www.amsterdamendoscopy.nl
14 promotieDave Dongelmans: ’Closed ventilation in critically ill
patients. Implementation, safety and clinical perfor-
mance of adaptive support ventilation’. Promotores
zijn prof. dr. M.J.Schultz, hoogleraar Experimentele
Intensive Care Geneeskunde in het bijzonder bacte-
riële infecties, en prof. dr. M.B. Vroom, hoogleraar
Intensive Care Geneeskunde. Co-promotor is dr. J.M.
Binnekade.
Dongelmans beschrijft implementatie, veiligheid en
bruikbaarheid van closed loop-ventilatie. Op de inten-
sive care worden patiënten vaak beademd met behulp
van mechanische ventilatie. Die ventilatie kan voor
een deel geautomatiseerd worden, bijvoorbeeld in de
vorm van Adaptive Support Ventilation (ASV). Daarbij
kijkt de beademingsmachine als het ware naar de
patiënt en past hij indien nodig zelf de beademings-
instellingen aan. Beademen met ASV blijkt te werken,
maar op dit moment zijn er geen voordelen voor de
patiënt aan te tonen. Wel zijn er situaties waarin ASV
mogelijk schadelijk kan zijn.
Tijd: 10.00 uur
Zie verder pagina 26
AMC MAgAzine december 201014
Bij het ontstaan van dementie lijken problemen in de
bloedvaten een belangrijke rol te spelen. Aspirine is een
veelgebruikt middel bij dergelijke vasculaire mankementen.
Maar dat is niet zonder risico, zo waarschuwen AMC’er
Hanneke thoonsen en collega’s in het toonaangevende
wetenschappelijke tijdschrift stroke.
nooit zomaar aspirine slikken
d e M e n t i e
Er was een tijd dat de ziekte van Alzheimer en vascu-laire dementie twee verschillende ziekten waren. Dat wil zeggen: in beide gevallen wordt de patiënt dement, maar in het eerste geval zou dat liggen aan ‘klontering’ van specifieke eiwitten in de witte stof in de hersenen, en in het tweede geval aan vaatproblemen in het brein. Die tijd is langzaam aan het verdwijnen. Beide vormen van dementie groeien naar elkaar toe, want ook bij Alzheimer blijken duidelijke vaatproblemen aan de orde te zijn, en bij vasculaire dementie zie je op de – steeds betere – MRI-beelden een schrompeling van de her-senschors die aan Alzheimer doet denken. Eén van de consequenties is dat er nog een reden bij lijkt gekomen
AMC MAgAzine december 2010 15
Foto: NAtHAN GriFFitH/corBis
Rob Buiter
om de vasculaire risicofactoren zoals een te hoog cho-lesterol en een hoge bloeddruk aan te pakken: het houdt dementie buiten de deur. Om te achterhalen of dat echt zo is, onderzocht promo-vendus Edo Richard in het EVA-onderzoek (Evaluation of Vascular care in Alzheimer’s disease) 130 patiënten met beginnende Alzheimer. De helft kreeg de stan-daard goede zorg van de huisarts, de andere helft een extra intensieve begeleiding van de neuroloog of de geriater, met daarbij onder andere aspirine (ascal) om de vaatrisico’s te verminderen. Tot teleurstelling van de onderzoekers had deze strategie geen effect op de gees-telijke aftakeling. ‘Sterker nog’, zegt arts-onderzoeker Hanneke Thoonsen, met de gegevens van haar collega Richard in de hand, ‘in de interventiegroep kregen drie mensen hersenbloedingen en in de controlegroep niet één.’ Die bevinding werd het beginpunt van het promo-tieonderzoek van Thoonsen. ‘In PubMed kon ik nog één andere trial vinden waarin aspirine was getest bij demente patiënten: de AD2000-studie uit Birming-ham. Ook daar bleken in de aspirine-groep meer her-senbloedingen voor te komen: vier tegenover nul in de controlegroep. En ook daar werden geen verbeteringen gevonden op de geestelijke achteruitgang.’
DoDeLIjKe AFLooP
Het verhoogde risico op hersenbloedingen in de EVA- en AD2000-studie was op zichzelf niet significant. Ook nadat Thoonsen de resultaten in een meta-analyse had samengevoegd, kwam er geen significant risico op hersenbloedingen naar boven. Toch werd haar ana-lyse onlangs gepubliceerd in het toonaangevende blad Stroke. ‘Terecht’, zegt Thoonsen in alle bescheidenheid. ‘Het gaat al met al om twee relatief kleine studies, dus dan moet er heel wat gebeuren wil je een significant resultaat vinden. Maar in totaal zeven hersenbloe-dingen, waarvan zes met dodelijke afloop, onder 221 patiënten op aspirine, tegenover nul in de controlegroe-pen met 212 patiënten, dat is op zijn minst iets om je zorgen over te maken. Die zorgen hebben we met ons artikel dan ook willen uiten.’Eerder wees een grote studie van de British Heart Foun-dation met bijna dertigduizend mannen en vrouwen tussen 50 en 75 jaar uit dat het ‘zomaar’ slikken van aspirine om hartinfarcten te voorkomen, af te raden is vanwege het toegenomen risico op bloedingen. Nu trek-ken Thoonsen en collega’s eenzelfde conclusie voor de preventie van dementie. ‘Wat we pertinent niet zeggen, is dat je geen aspirine of ascal meer moet nemen. Er zijn meer dan genoeg goede redenen om deze middelen
wél te gebruiken, bijvoorbeeld bij een duidelijk hart- of vaatprobleem, of bij een eerder doorgemaakt hersen-infarct. Maar als zo’n duidelijke reden er níet is, dan heeft het geen zin om aspirine te nemen omdat je denkt dat je dementie buiten de deur kunt houden. Voor een effect op dementie hebben we nog steeds geen enkele aanwijzing, en voor de risico’s op hersenbloedingen nu dus wel.’
PAReLsnoeR
Het onderzoek van Thoonsen maakt deel uit van een landelijk project. Onder de noemer ‘Parelsnoer Initia-tief’ worden bij alle acht Nederlandse universitair medi-sche centra klinische gegevens, DNA en ook bloed- of weefselmonsters verzameld van patiënten met diverse aandoeningen. Twee van deze ziektebeelden of ‘parels’ zijn neurologisch van aard: dementie en beroerte. ‘Het onderzoek naar dementie is in het AMC gekoppeld aan de andere neurologische “parel”, CVA, die de genetica van patiënten met een beroerte onderzoekt. We hebben dat dan ook de ‘duo-parel’ genoemd. De verbindende factor tussen die twee aandoeningen is de schade door afwijkingen aan de kleine vaten diep in de hersenen die bij beide ziektebeelden voorkomt. Maar wat er precies achter zit, weten we nog niet.’ Om bijvoorbeeld informatie te verzamelen over de genetica van mensen die een CVA hebben doorgemaakt of aan dementie lijden, helpt het enorm wanneer alle academische ziekenhuizen daarbij samenwerken. Daarvoor wordt een nieuwe logistiek opgezet, zodat in alle umc’s op een standaard manier informatie wordt verzameld en vastgelegd. ‘Dat klinkt heel eenvoudig, maar voor je met één druk op de knop ook echt verge-lijkbare informatie uit alle ziekenhuizen krijgt, moet je bergen verzetten.’‘Als dit eenmaal goed gaat lopen, kunnen we ook voor het dementieonderzoek veel nieuwe informatie toevoe-gen. We registreren allerlei klinische gegevens zoals de medische voorgeschiedenis van de patiënt, de medicatie die gebruikt wordt en de bloeddruk. Ook doen we een aantal geheugentesten, verzamelen we MRI-informatie en nemen we bloed af voor opslag van DNA. Dat gaat een schat aan gegevens opleveren’, verwacht Thoonsen. Naast haar promotieonderzoek begint ze in 2012 met de opleiding bij de vakgroep Neurologie. ‘Maar met al die organisatie rond het op een standaard manier verzamelen van gegevens in acht umc’s voel ik mij nu nog even meer ICT-er dan neuroloog in opleiding’, lacht Thoonsen.
AMC MAgAzine december 201016
Pre-eclampsie is een ernstige complicatie tijdens de
zwangerschap die onder andere gepaard gaat met hoge
bloeddruk. De aandoening is de meest voorkomende
oorzaak van moedersterfte in nederland. Hoe pre-
eclampsie precies ontstaat, is onbekend. Bert-jan van den
Born gaat onderzoeken welke invloed de glycocalyx – een
laag suikermoleculen op de vaatwand – hierbij speelt. ook
wil hij weten waarom magnesiumsulfaat helpt. Hij kreeg
hiervoor een klinische fellowship van zonMw.
de geheimen van een laagje suiker
p r e - e C l A M p s i e
Ongeveer één op de twintig vrouwen die zwanger zijn van hun eerste kind, krijgt pre-eclampsie. De bloeddruk stijgt en de doorlaatbaarheid van de bloedvaten neemt toe, waardoor vochtophopingen bij de enkels en in het gezicht ontstaan en er eiwitverlies optreedt via de urine. Ook is sprake van een verhoogde stollingsneiging. Als de verschijnselen verergeren, kan de vrouw epileptische aanvallen krijgen en zelfs overlijden. Recente cijfers tonen aan dat de moedersterfte door pre-eclampsie is toegenomen. ‘Bevallen is dé behandeling bij pre-eclampsie’, zegt internist Bert-Jan van den Born. ‘Maar dat is niet altijd wenselijk, bijvoorbeeld omdat de zwangerschap nog niet ver genoeg gevorderd is. Het enige wat artsen dan kunnen doen, is magnesiumsulfaat toedienen. Hoe het werkt, is onduidelijk, want de stof verlaagt de bloeddruk niet. Wel voorkomt magnesiumsulfaat verergering van de verschijnselen.’Het liefst zou je de complicatie in een eerder stadium willen behandelen, of nog beter, willen voorkomen. Maar dan moet je wel weten hoe pre-eclampsie precies ontstaat. En daar is nog lang niet alles over opgehel-derd. Van den Born: ‘Het is bekend dat de aandoening in bepaalde families meer voorkomt, en dat er dus genen moeten zijn die een verhoogde kans geven op pre-eclampsie. Ook weten we dat er omgevingsfactoren zijn die een rol spelen, zoals overgewicht en diabetes,
en dat er immunologische factoren zijn bij de vader.’‘Tot nu toe richtte het onderzoek zich op de placenta. Deze kan stoffen, anti-angiogene factoren, aanmaken die de problemen veroorzaken. Het is zeker dat de placenta hieraan bijdraagt, want zonder placenta is er geen pre-eclampsie; zodra deze eruit is, verdwijnen alle verschijnselen. Maar er zijn ook moeders die niet ziek worden, terwijl de placenta wel anti-angiogene factoren afscheidt. Hoe komt dat?’
HARIGe stRuCtuuR
Van den Born zoekt het antwoord op zijn vragen – hoe ontstaat pre-eclampsie en waarom heeft magnesium-sulfaat er een goede invloed op? – bij de glycocalyx. De glycocalyx is een laag die de binnenbekleding vormt van de vaatwand. Het bestaan van zo’n laag werd al lang vermoed, maar hij werd pas in de jaren negentig met nieuwe beeldvormende technieken zichtbaar gemaakt. Zo blijkt de glycocalyx een harige structuur te hebben, die grotendeels uit suikermoleculen bestaat. Hiermee wordt niet alleen veel water gebonden, maar ook eiwit-ten, antistollingsfactoren en andere belangrijke stoffen. In het AMC kwam het onderzoek naar deze vaatlaag van de grond door biofysicus Hans Vink, die zijn eerste kennis hierover in de VS had opgedaan. Inmiddels wordt de glycocalyx gezien als een betrokkene bij hoge bloeddruk, de doorlaatbaarheid van bloedvaten, vaatver-wijding en stolling. Ook bemiddelt de vaatlaag tussen de anti-angiogene factoren die de placenta kan aanma-ken en receptoren in de vaatwand. ‘Dat past precies in het plaatje van pre-eclampsie, waarbij het op al deze gebieden misgaat. Daarom is het de moeite waard om te onderzoeken of een beschadigde glycocalyx de boosdoe-ner is bij deze zwangerschapscomplicatie’, vertelt Van den Born.Ook de positieve werking van magnesiumsulfaat zou hiermee verklaard kunnen worden, meent de internist. De glycocalyx wordt door bepaalde enzymen op de vaatwand afgebroken, waardoor hij zijn functie verliest. Magnesiumsulfaat remt de activiteit van deze enzymen.
onDeR De tonG
Met een bedrag van zo’n 170.000 euro van ZonMw op zak, start Van den Born in januari met het onderzoek. Hiervoor wordt met verschillende afdelingen samen-gewerkt. Zo wil de internist samen met de afdeling
AMC MAgAzine december 2010 17
een dwarsdoorsnede van een bloed-
vat, met het endotheel en daarop de
‘harige’ structuur van de glycocalix.
rechts een uitvergroting van de
vaatwand.
Foto: AFdeliNG MediscHe FysicA, Met
dANK AAN dr. BerNArd vAN deN BerG
Foto: HeNNy Allis
Irene van elzakker
de geheimen van een laagje suiker
Verloskunde/Gynaecologie achterhalen of vrouwen met pre-eclampsie een kapotte glycocalyx hebben en of dat bij gezonde zwangeren níet het geval is. Daarnaast zoekt hij patiënten die behandeld worden met magne-siumsulfaat. Met een speciaal apparaatje dat hoogle-raar Klinische Fysiologie Can Ince ontwikkelde om de kleine bloedvaatjes onder de tong zichtbaar te maken, wil Van den Born de dikte van hun glycocalyx voor en na de behandeling bepalen. Deze nieuwe beeldvor-mende techniek, de Sidestream Dark Field Imaging – die eerder door internist in opleiding Max Nieuwdorp met succes is toegepast bij diabetici – brengt overigens de glycocalyx niet rechtstreeks in beeld. Van den Born: ‘Wat we zien, zijn de randen van de bloedvaatjes en de rode bloedcellen. De cellen raken de randen niet, omdat er een “onzichtbare” laag tussen zit, de glycocalyx. Door de afstand tussen bloedcellen en vaatwand te meten, berekenen we de dikte van die laag. Ook kunnen we nagaan hoe actief het enzym is dat de glycocalyx afbreekt.’ Deze in vivo studies worden aangevuld met onderzoek in het laboratorium. Daarvoor heeft Van den Born weef-sel nodig van vrouwen die vanwege pre-eclampsie een keizersnee krijgen. Tijdens deze ingreep kan een klein hapje uit het vetschort in de buik worden weggenomen. Dat stukje zit vol kleine bloedvaatjes. Het wordt in een organisch badje gestopt waaraan allerlei stoffen kunnen worden toegevoegd om te kijken hoe de vaten daarop reageren. Dit onderzoek zal samen met de afdeling Farmacologie worden uitgevoerd. ‘We blijven de glycocalyx ook na de bevalling controle-ren. Want het zou goed kunnen dat deze bij vrouwen met pre-eclampsie beschadigd blijft. Hoewel zij na de geboorte van het kind geen problemen meer ondervin-den, lopen ze twee keer meer kans op hart- en vaatziek-ten dan vrouwen die geen pre-eclampsie hadden tijdens de zwangerschap. Dat is opnieuw een aanwijzing dat er buiten de placenta nog iets anders in het spel moet zijn. Aangezien er ook een link wordt vermoed tussen de glycocalyx en hart- en vaatziekten, is het niet zo gek om deze eens onder de loep te nemen. De glycocalyx is betrokken bij allerlei processen, maar zoekt nog naar een ziekte.’
AMC MAgAzine december 201018
Zenuwcellen (geel) waaruit
verschillende vertakkingen komen,
waaronder dendrieten en één (dun-
nere) axon.
Foto: deNNis KuNKel MicroscoPy, iNc./
visuAls uNliMited/corBis
Berber Rouwé
Mensen met de ziekte van Charcot-Marie-tooth type
1A krijgen jaar na jaar meer moeite met bewegen. Hun
zenuwen worden steeds verder aangetast, was altijd
de gedachte. nu blijkt dat het anders zit. ‘Bij volwassen
patiënten is de ziekte vrijwel stabiel. Het grote probleem
zit juist in de kinderjaren. Het lijkt er sterk op dat de
zenuwen niet goed worden aangelegd’, zegt Camiel
verhamme, neuroloog en klinisch neurofysioloog. Hij
promoveert 3 december op het onderwerp.
negatieve bruidsschat van de kinderjaren
e r f e l i j k e z e n u w A A n d o e n i n g e n
‘Ons onderzoek heeft een wereldwijde verschuiving ingeluid’, vertelt Verhamme. ‘Ineens wil iedereen kinderen met de ziekte van Charcot-Marie-Tooth type 1A (CMT1A) onderzoeken. Logisch: nu duidelijk wordt dat de zenuwen van patiënten niet afgebroken worden, maar simpelweg nooit goed zijn aangelegd, beseffen we dat therapie vroeg gegeven zal moeten worden.’ Vooralsnog is de ziekte echter ongeneeslijk, zowel voor kinderen als volwassenen. CMT, ook wel hereditaire motorische en sensorische neuropathie (HMSN) genoemd, is een verzamelnaam voor een aantal erfelijke en zeldzame aandoeningen van de zenuwen. Ongeveer 1 op de 5000 mensen heeft CMT. Verhamme onderzocht alleen patiënten met de meest voorkomende variant van CMT: type 1A. De genetische afwijking die CMT1A veroorzaakt, werd jaren terug in het AMC ontdekt. Patiënten met de aan-doening krijgen meestal klachten voor hun twintigste. De zenuwen die van het ruggenmerg naar de voeten of handen lopen, werken slecht. Daardoor hebben patiën-ten minder kracht en gevoel in hun voeten en onderbe-nen en soms ook in hun handen en onderarmen. Vaak trekken de spieren die wél werken, de voeten en soms ook handen krom. Verhamme: ‘Er zijn patiënten die nauwelijks merken dat ze ziek zijn, maar ook mensen die in een rolstoel zitten. Het gros zit daar tussenin: zij hebben moeite met lopen en met bijvoorbeeld knopen losmaken.’De ziekte stelt onderzoekers al jaren voor een vraag. Hoe ouder een CMT1A-patiënt wordt, hoe meer beperkingen hij of zij krijgt in het dagelijks leven. De
spierkracht en bijvoorbeeld de balans bij het lopen gaan beetje bij beetje achteruit, vertelt Verhamme. ‘Komt dat doordat de ziekte zenuwen steeds erger aantast, zoals iedereen altijd aannam? Of komt het simpelweg doordat patiënten ouder worden en hun zenuwen en spieren net als bij ieder ander slechter gaan werken?’
oP zIjn KoP
Verhamme en zijn collega’s onderzochten 44 volwassen CMT1A-patiënten en vergeleken ze gedurende vijf opeen-volgende jaren met 26 gezonde mensen. ‘De CMT1A-patiënten hadden een slechtere uitgangspositie. Hun zenuwen werkten minder goed toen ze aan het onder-zoek begonnen. Maar de achteruitgang in de werking van die zenuwen, bleek bij CMT1A-patiënten en gezonde mensen gelijk.’ Ook de achteruitgang in spierkracht ver-schilde niet tussen mensen met en zonder CMT1A.
Dat zet het hele denken over CMT1A op zijn kop. De ziekte staat namelijk bekend als een aandoening waar-bij de zenuwen hun beschermende laag van de vettige stof myeline verliezen. Er zou steeds meer myeline worden afgebroken. Verhamme: ‘Vroeger, toen er nog geen andere tests waren, werd bij een nieuwe patiënt eenmalig een stukje zenuw weggenomen om een diagnose te stellen. Daarin waren onder de microscoop soms aanwijzingen te zien dat er myeline was afgebro-ken – maar de mate van afbraak verschilde sterk van persoon tot persoon.’ Aan de andere kant werd soms al bij zeer jonge kinderen een tekort aan myeline gevon-den. ‘Dat zou er juist op wijzen dat CMT1A meer een probleem van aanleg dan van afbraak is. Om uitsluitstel te geven, zou vanaf de geboorte telkens met tussenpo-zen van een paar jaar een stukje zenuw weggenomen moeten worden bij een patiënt. Zo’n zenuw groeit niet meer aan. Dat is ethisch onverantwoord bij een volwas-sene, laat staan bij een kind.’Daarom onderzocht Verhamme muizen met CMT1A, van enkele weken oud tot volwassenheid. Zenuwen bestaan uit een bundeling van vele zenuwcellen. Elke zenuwcel heeft één uitloper, een axon, die een sig-naal over kan brengen van hersenen naar spieren. Bij gezonde zenuwen wordt een groot deel van de axonen – namelijk de uitlopers van een bepaald type zenuw-cellen – omgeven door een isolerende laag myeline. Axonen omkleed met myeline kunnen signalen sneller doorgeven dan zenuwen zonder myeline. Verhamme: ‘Dat kun je meten. In een door CMT aangetaste zenuw met weinig myeline, wordt een prikkel twee keer zo
AMC MAgAzine december 2010 19
negatieve bruidsschat van de kinderjaren
langzaam doorgegeven als bij een gezonde zenuw.’ Op zich is het niet erg dat zulke zenuwen iets trager werken. ‘Daar heeft een patiënt weinig last van,’ zegt Verhamme. ‘Maar myeline doet méér. Het beschermt en voedt de axon. Myeline en axon hebben elkaar nodig. Ze beïnvloeden elkaar op allerlei manieren, wisselen stoffen en signalen uit. Werkt de een niet, dan werkt de ander ook niet. Een axon kan zonder myeline zelfs afsterven.’
nIeuwe veRtAKKInGen
Onder de microscoop is het verschil te zien tussen een myelinelaag die nooit goed is aangelegd en een myeli-nelaag die zich wel eerst correct heeft ontwikkeld, maar daarna weer is afgebroken. Zo ontdekte Verhamme dat bij jonge muizen met CMT1A de myelinelaag niet, of slecht, wordt aangelegd. Zijn de muizen eenmaal
volwassen, dan blijft de myelinelaag ongeveer constant van dikte en wordt er nauwelijks myeline afgebroken. Nog belangrijker is het dat muizen al vanaf jonge leef-tijd een kleiner aantal goed aangelegde axonen blijken te hebben. ‘Het zijn er minder en de axonen die ze hebben, zijn dunner. We hebben het aantal goed wer-kende axonen per zenuw geteld: dat waren er minder dan normaal.’Dat zou kunnen verklaren waarom menselijke CMT1A-patiënten meer moeite krijgen met bewegen naarmate ze ouder worden. Uit Verhammes onderzoek bleek dat de werking van de axonen en de spierkracht bij volwas-sen CMT1A-patiënten net zo snel achteruitgaan als bij gezonde mensen, puur door de gewone veroudering van het lichaam. Toch kregen de mensen met CMT1A in de loop van de vijfjarige studie wél steeds meer moeite met dagelijkse handelingen, en mensen zonder CMT1A niet.Verhamme denkt dat CMT1A-patiënten minder reserves hebben. Normale axonen vertakken zich in vele kleine uiteinden die elk een eigen, klein deel van een spier aansturen. Bij gezonde mensen kan het verlies van een paar zenuwuiteinden opgevangen worden door een nabijgelegen gezond axon. Die maakt dan nieuwe ver-takkingen die de spierbesturing overnemen. ‘CMT1A-patiënten hebben minder gezonde axonen om op terug te vallen en de aanleg van nieuwe vertakkingen is mogelijk ook moeilijker.’ Daarnaast krijgen CMT1A-patiënten door de langdurige spierproblemen vaak vergroeiingen van hun skelet, vooral van de voeten. ‘Ook dat kan ervoor zorgen dat CMT1A-patiënten harder achteruit gaan dan gezonde mensen.’
AMC MAgAzine december 201020
verwijdering van een hersentumor
via de neus.
Foto: MediscHe FotoGrAFie AMc
van oudsher verwijderen chirurgen tumoren in de schedel-
basis via een opening in de schedel. tegenwoordig kan
dat echter endoscopisch via de neusgaten. Het AMC en de
vu sloegen de handen ineen en begonnen op deze manier
hypofysetumoren te behandelen. Het Hypofysecentrum
Amsterdam was geboren. sinds kort vinden ook andere
schedelbasistumoren hier nasaal hun einde.
tumoren verwijderen via de neusgaten
n e u r o C h i r u r g i e
‘Dit zijn de hersenen van een meisje van dertien’, zegt neurochirurg Wouter van Furth. Hij laat een serie MRI-foto’s op zijn scherm zien. ‘En daar is haar tumor, op de plek waar normaal de hypofyse zit’, vertelt hij, terwijl hij wijst naar een grote plek. ‘Of eigenlijk moet ik zeggen, daar wás haar tumor. Inmiddels is ze helemaal genezen.’Het verhaal is niet de enige successtory: de afgelopen jaren heeft Van Furth meerdere kinderen en volwas-senen geholpen met de volledige verwijdering van een hypofysetumor via de neus. ‘Dit soort tumoren is vrij-wel altijd goedaardig, maar als het gaat om een gezwel dat hypofysehormoon uitscheidt, gezond hypofyse-weefsel afknelt of op de oogzenuwen drukt, is het van belang om hem goed te verwijderen. Met de traditionele chirurgie is het heel moeilijk om dit voor elkaar te krij-gen. We hadden de schedel moeten openen, tussen de hersenkwabben door moeten werken en voorzichtig een route moeten vinden. Met name de oogzenuwen, die boven op de tumor liggen, kunnen beschadigd raken. Bovendien belemmeren die het zicht op het gezwel, wat de operatie extra risicovol maakt.’Gelukkig komt een craniotomie, zoals een dergelijke ingreep heet, bij hypofysetumoren niet veel meer voor. Wanneer besloten wordt om te gaan opereren, is tegenwoordig behandeling via de neus de eerste keuze. ‘De neus vormt een directe route naar de schedelbasis. Er is minder kans op schade aan de kruisende oogzenu-wen, terwijl de kans groter is dat we de volledige tumor kunnen verwijderen’, zegt Van Furth. ‘Deze benadering
is veel minder ingrijpend. Maar voordat we de endos-coop gebruikten om de ligging van de tumor te zien, was de route via de neus nog steeds behoorlijk intensief. Via een snee in het tandvlees onder de bovenlip of aan de binnenzijde van de neus werd het neustussenschot weggehaald en de holte opengemaakt door het bot te verwijderen.’
enDosCoPIsCHe MetHoDe
In het AMC begonnen de neurochirurgen al snel een kleine kijker, een endoscoop, te gebruiken voor opera-ties aan de hypofyse. Daarvoor hoeven zij alleen maar hun weg te zoeken via de kleine natuurlijke doorgang in de neus. De ingreep wordt in samenwerking met een KNO-arts uitgevoerd, die de toegang naar de schedel-basis vrijmaakt door de neusbijholte achter de neus te openen. ‘De KNO-artsen in het AMC staan al jaren wereldwijd bekend om hun endoscopische operaties’, vertelt Van Furth. ‘Met een endoscoop kun je een prachtig uitzicht krijgen op de anatomie van de sche-delbasis. Ook de omtrek en details van de tumor zijn goed te onderscheiden, dus het lukt vaak om het gezwel volledig te verwijderen.’ De chirurg haalt via één of beide neusgaten de tumor eruit. Aan het einde van de operatie wordt de opening zo goed mogelijk waterdicht afgesloten, om te voorkomen dat hersenvocht weglekt en er een hersenvliesontsteking ontstaat.
soMs De enIGe MetHoDe
Van Furth en zijn collega’s zijn zo enthousiast over de nieuwe techniek dat ze een centrum hebben opgericht voor endoscopische schedelbasischirurgie: het Hypo-fysecentrum Amsterdam. Geen fysieke plek, maar een samenwerkingsverband, benadrukt Van Furth. Het is één van de initiatieven die zijn ontstaan uit intensieve contacten tussen de afdelingen Neurochirurgie van het AMC en het Vumc. Sinds vijf jaar vormen zij het Neu-rochirurgisch Centrum Amsterdam (NCA).In het Hypofysecentrum werken de afdelingen Neu-rochirurgie, KNO, Endocrinologie, Kinder-endocri-nologie, Oogheelkunde en Radiotherapie van beide academische centra samen aan de beste behandelingen. Van Furth: ‘Sinds ruim een half jaar draait in het AMC een multidisciplinair spreekuur, waar een patiënt in één keer door een endocrinoloog, een KNO-arts en een neurochirurg gezien wordt. De meest complexe tumo-ren worden geopereerd in het AMC. Alle leden van ons snijdend team hebben extra opleidingen gevolgd in de VS en Duitsland voor deze ingrepen.’Overigens dekt de naam Hypofysecentrum sinds kort niet meer helemaal het werk dat er verricht wordt. Naast hypofysetumoren worden er sinds kort ook andere tumoren endoscopisch via de neus geopereerd. Wereldwijd heeft slechts een handjevol centra zich hierop toegelegd, in Nederland is het AMC de eerste.
AMC MAgAzine december 2010 21
Anne Koeleman
Inmiddels zijn er al enkele succesvolle ingrepen ver-richt. Het gaat dan om gezwellen die in de schedelbasis liggen, maar niet zijn ontstaan uit hypofysecellen. Ze liggen wel dicht bij de hypofyse, zoals schedelbasisme-ningeomen (tumoren aan het hersenvlies) en cranio-faryngiomen (tumoren die vermoedelijk ontstaan uit overgebleven embryonaal weefsel).‘Hypofysetumoren bestaan uit relatief zacht weefsel’, zegt Van Furth. ‘Andere kunnen veel gecompliceerder zijn. Bovendien is de ligging soms moeilijker. Zo heb ik een jonge jongen geopereerd aan een tumor die achter de oogzenuw lag, tegen de hersenstam aan. Die ingreep is gelukkig succesvol geweest.’ Minder goed ging het bij een 79-jarige vrouw. ‘Haar tumor bleek uit heel hard weefsel te bestaan en is daardoor moeilijker in zijn geheel te verwijderen. Ze had na de operatie meer neu-rologische uitval. Gelukkig is ze op dit moment iets aan het herstellen. Ze wist van te voren wat het risico van de operatie was, en dat dit haar enige kans was. Maar het is verschrikkelijk als het niet helemaal lukt.’Niet iedere wetenschapper en arts vinden de endos-copische schedelbasischirurgie de beste behandelme-thode bij dit soort tumoren. ‘Elke tumor is zo uniek dat studies over individuele gevallen zich moeilijk laten vergelijken. Bovendien zijn er nog niet zoveel cases gepubliceerd’, zegt Van Furth. ‘Onze ervaring wijst
echter uit dat in de gevallen die wij met endoscopische schedelbasischirurgie behandelen dit de beste, en soms zelfs de enige methode is.’
jonGe PAtIënten
Het Hypofysecentrum Amsterdam ziet relatief weinig patiënten: de chirurgen verrichten op dit moment onge-veer vijftig endoscopische schedelbasisoperaties per jaar. Toch is de impact van de vernieuwende techniek groot, stelt Van Furth. ‘Het zijn vooral jongere patiën-ten die ernstige neurologische schade ondervinden van een tumor. Voor een craniofaryngeoom ligt de piek op een leeftijd van tien jaar. Andere schedelbasistumoren, waaronder hypofysetumoren, komen vooral voor bij mensen rond de 45 jaar.’ Met de nieuwe manier van opereren hebben deze patiënten meer kans op een vol-ledige verwijdering van de tumor en een kleiner risico op complicaties. ‘De samenwerking tussen de verschil-lende specialismen en academische centra komt boven-dien de expertise en de kwaliteit van de behandeling ten goede. We helpen ook personen met zeer complexe tumoren en erg jonge patiënten die voorheen onmo-gelijk konden worden behandeld. Met deze nieuwe operatietechniek maken ze een kans.’
AMC MAgAzine december 201022
ziekenhuizen zijn bij uitstek broed-
plaatsen van emoties. Dichters gelden
als meesters van de gecomprimeerde
emotie. voegen ze naast schoonheid
ook iets toe aan ons weten? een serie
verkenningstochten langs de grenzen
van emoties, poëzie en zorg onder het
aan Lucebert ontleende adagium: ‘een
goed woord vindt steeds een goede
plaats.’
g e b r o k e n r i j M
Afwezigheid is veel herkenbaarder dan aanwezigheid. Dat beseft men pas als een dierbare of geliefde wegvalt. Een besef dat hand-in-hand gaat met een krachtige emotie: verdriet. Margriet de Moor schreef in Zee-Binnen dat ‘verdriet op den duur van je gedachten naar je gelaatstrekken verhuist’. Dat lijkt juist, want ‘verdriet hoort in de lijnen van je gezicht te zitten, en niet in je geheugen’, zoals Cees Nooteboom jaren daar-voor noteerde in Het volgende verhaal. Beide auteurs betogen dat voorbij het verdriet een ander leven begint, al blijven sporen van verlies aanwijsbaar. Vooraleer ver-driet in de groeven van het gezicht leesbaar is, verstrijkt echter heel wat stroperige tijd.Verdriet legt lam. Men toont een gebrek aan activiteit en, meer in het bijzonder, een gebrek aan belangstel-ling. Apathie afgeblust met lusteloosheid. Verdriet is een zinvolle maar geen functionele respons op bijvoor-beeld het verlies van een dierbare. Passief verdriet is een soort nultoestand, waarin elke relationele activiteit afwezig lijkt. Want alles verdwijnt in het zwarte gat van verdriet. Verdriet is de emotie van finaliteit, van definitief en onherroepelijk verlies. En finaliteit laat iemand volstrekt hulpeloos. Maar aan de randen van die apathie is soms toch enige beroering zichtbaar, in de vorm van rusteloosheid. Deze rusteloosheid duidt op het vergeefs zoeken naar het verlorene, of is een vorm van protest, verzet, ontsnapping of confrontatie. Dan wringen woorden voor het verdriet zich een weg naar buiten en komen ze aarzelend over de lippen, zoals bij Bert Schierbeek in de eerste strofe van een titelloos gedicht:
ikik zalik zal jeik zal je nooitik zal je nooit vergetenik zal je nooit meerik zal je nooitik zal jeik zal nooitzal ik jemeer
Als na een lang huwelijk zijn vrouw sterft, poogt Schierbeek hiervoor woorden te vinden. Deze afscheids-sonatine in mineur blijkt een soort sprokkelen, woordje na woordje stapelend totdat een korte zin ontstaat, om die zin vervolgens te doen afbrokkelen. Poëzie is hier een soort stamelen, vol repetities en aarzelingen.Wat maakt schrijven vanuit verdriet zo lastig? Het aller-individueelste verdriet - ‘dat eene groote verdriet’ in de
de syntaxis van verdriet
AMC MAgAzine december 2010 23
Frans Meulenberg
woorden van Herman Gorter - is nauwelijks mededeel-baar. Ons bestaan is in feite te gruwelijk en te chaotisch voor woorden. De gestripte, naakte werkelijkheid is in die mate nauwelijks te verwerken of bewoonbaar. In deze wereld valt alleen te leven, wanneer men dat leven een vorm geeft. In verhalen. Of door gedichten te schrijven en te lezen. De rauwheid van emoties wil verteerd worden en behoeft stilering. Dat is de enige manier om verdriet te temmen, aldus John Donne in The Triple Fool:
Griefe brought to numbers cannot be so fierce,For, he tames it, that fetters it in verse.
Regels die in de vertaling van Jan Eijkelboom luiden: ‘Berijmd verdriet kan nooit zo scherp meer kwetsen; / Het wordt getemd door wie het boeit in verzen.’ Zou het echt helpen, poëzie? Zie de ontnuchterende opvatting van Herman de Coninck in Poëzie:
Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaaktverdrietje, en het helpt niet;zoals je een hand op haar hete voorhoofdjelegt, zo dun als sneeuw gaat liggen,en het helpt niet:
zo helpt poëzie.
Poëzie ontstijgt therapeutisch het placebo-effect. Wat poëzie vooral vermag, is het articuleren van verdriet. Want waar de verdrietige mens apathisch oogt, is de emotie zelf volop in beweging. Aan verdriet dat ‘ademt’ (Nooteboom) en ‘nadrupt’ (Gerrit Kouwenaar) kan de mens zich ‘snijden’ (Toon Tellegen) en soms zelfs eron-der ‘bedolven’ raken (Anneke Brassinga). Wat poëzie teweegbrengt, kan alleen poëzie oplossen. Neem deze vorstelijke regels van Hans Faverey uit Het onbestaan-bare:
Verdriet loopt zo lang te hoop tot het
wordt erkend, zich intrekt, of zich dood loopt.
Typisch Faverey: helder én bijna mystiek. In de frase ‘verdriet loopt zo lang te hoop’ klinkt tevens mee dat verdriet zo lang loopt te hopen. Ook dat verdriet ‘zich intrekt’ is fraai ambigu: het verdriet trekt zich terug in dit gedicht, of het neemt definitief zijn intrek in een mens. In dat geval loopt het spoor dood. ‘Verdriet is egoïstisch’, aldus filosoof Roland Barthes, want enkel
met zichzelf bezig en het laat de verdrietmens achter in eenzaamheid.Een verdrietig mens is alleen. Uiteindelijk laat verdriet de omgeving grotendeels onverschillig. Wat wij ook horen van anderen: ieder rekent zich het eigen verlies het meest en op een andere manier. Wat helpt bij ver-driet? Medelijden, maar dat werkt hooguit kortstondig. Het troost misschien, maar het ontneemt zelden het isolement waartoe verdriet veroordeelt. De geneeskunde biedt nauwelijks soelaas: het specialisme verdrietkunde bestaat immers niet en kennis staat hulpeloos in tijden van verdriet. Zorgverleners worden, als weinig anderen, bij voortduring geconfronteerd met verdriet. Hoe stel-len zij zich dan op? Liefst vol empathie, want verdriet wordt draaglijker door werkelijk medelijden, in bijstaan en erbij staan. Uiteindelijk is het de tijd die verdriet relativeert en, hopelijk, doet vergeten. Verdriet is daarmee niet alleen een respons, maar ook een proces. Verdriet laat ons groeien, meent Nietzsche. Het is te hopen.Naast het individuele verdriet van Bert Schierbeek is er het universele verdriet. Hét zinnebeeld van universeel verdriet is gepersonifieerd in… een geit, in een gedicht van Umberto Saba. In dit gedicht resoneren alle klaag-zangen en klaagrituelen van onze judeo-christelijke cultuur. Ik heb met een geit staan praten. Alleen in de wei, van het grazen zat, en van de regen druipend nat, stond zij aan de lijn en blaatte. Dat gelijkblijvend blaten was aan mijn verdriet verwant. Ik antwoordde, eerst voor de grap, toen omdat pijn er steeds zal zijn en maar één stem heeft, zonder onderscheid. Die stem klonk door in de klacht van een eenzame geit. Uit een geit die joodse trekken heeft klonk het klagen van alle andere pijn, al het andere dat leeft.
(vertaling Peter Verstegen)
Saba weet zich verbonden met geit en mensheid door de gedeelde en eeuwige wet van verdriet en pijn – ‘eeuwig’ omdat in het origineel ‘è eterno’ staat. Grammatica en syntaxis van verdriet liggen daarmee besloten in het weeklagend blaten van een doorweekte, eenzame geit.
Foto’s: corbis
AMC MAgAzine december 201024
Postdoc jeroen den Dunnen wil met zijn veni-beurs
twee dingen voor elkaar krijgen: naast nieuwe ingangen
voor vaccinontwikkeling moeten er over vier jaar ook
aangrijpingspunten voor medicijnen tegen auto-immuunziekten
op tafel liggen. Inzicht in de moleculaire signaleringsroutes
van het immuunsysteem zijn daartoe de sleutel.
moleculaire praatjes
h e t A f w e e r s y s t e e M
Zolang we de exacte moleculaire werking van het immuunsysteem niet volledig begrijpen, blijft het behelpen bij vaccinontwikkeling. Ook zal het vinden van goedkopere medicijnen voor auto-immuunziekten als reuma lastig zijn, denkt Jeroen den Dunnen, post-doc op de afdeling Celbiologie en Histologie van het AMC. Hij onderzoekt daarom hoe de moleculaire sig-naleringspaden in de cellen van de eerste verdedigings-linie van ons lichaam zorgen dat het immuunsysteem precies de juiste afweerreactie initieert. En hoe, als dit fout gaat, het lichaam zich tegen zichzelf keert, wat leidt tot auto-immuunziekten als Reumatoïde Artritis (RA) of het minder bekende en minder voorkomende Systemische Lupus Erythematodes (SLE). Voor het onderzoek heeft hij zojuist een Veni-subsidie binnenge-sleept.‘Overal waar het lichaam in contact staat met de buitenwereld, of dat nu de huid, de slijmvliezen in de mond of de geslachtsdelen zijn, werpen dendritische cellen zich op als poortwachters’, legt Den Dunnen uit. ‘Zij bezitten voelsprieten aan de buitenkant van de cel, zogenaamde patroon herkennende receptoren, waarmee ze het type ziekteverwekker identificeren dat zojuist het lichaam is binnengedrongen: een bacterie, virus of schimmel.’De door een ziekteverwekker geactiveerde dendritische cellen migreren vervolgens naar verschillende lymfe-knopen, de opleidingscentra van het immuunsysteem. ‘Afhankelijk van welke voelspriet geactiveerd is, scheidt de dendritische cel daar een bepaalde cytokineres-
pons uit,’ vervolgt Den Dunnen. ‘De lymfeknopen reageren daarop door de juiste T-cellen tot wasdom te laten komen, die de ziekteverwekkers vervolgens te lijf gaan. Bovendien ontstaan er geheugen-T-cellen die je immuniteit geven bij een volgende aanval van dezelfde ziekteverwekker.’ Lange tijd was dat het volledige plaatje wat betreft de cytokinerespons. Er zaten wel andere receptoren op de dendritische cel, maar die hadden andere functies. Zo zijn er Fc-receptoren, het eigenlijke interessegebied van Den Dunnen. ‘Het klassieke idee is dat zij betrokken zijn bij de opname van ziekteverwekkers’, weet hij. ‘Als ziekteverwekkers het lichaam binnendringen, worden ze ingekapseld door antistoffen, eiwitten in de vorm van wichelroedes die bijna overal in het lichaam aanwezig zijn. Na inkapseling herkennen de Fc-receptoren de ziekteverwekkers en zorgen ze ervoor dat die worden opgenomen in de cel. Die breekt het vervolgens in spe-ciale blaasjes af.’
sIMPeL
Het was al wel bekend dat activering van Fc-receptoren ook invloed had op de cytokinerespons, maar dat was zo gering dat er nauwelijks aandacht aan werd besteed. Totdat Den Dunnen een eigenlijk heel eenvoudig expe-riment uitvoerde. Hij activeerde een Fc-receptor tegelijk met een voelspriet. En wat bleek: er trad een gigan-tische boost op in de cytokineproductie, veel sterker dan de twee afzonderlijke reacties bij elkaar opgeteld. ‘Alleen doen Fc-receptoren dus weinig, maar in syner-
25AMC MAgAzine december 2010
Hidde Boersma
gie met de voelsprieten zijn ze erg belangrijk voor de cytokinerespons.’De synergistische manier van opereren betekent dat de signaalwegen van de beide type receptoren elkaar ergens in de cel kruisen en versterken. Ze doen aan cross-talk, zoals Den Dunnen het noemt. ‘Een dendri-tische cel bevat een hele serie verschillende Fc-recep-toren, zegt hij. ‘Het lijkt er op dat de voelsprieten een algemene herkenning bewerkstelligen, en dat Fc-recep-toren vervolgens de cytokinerespons via cross-talk bij-sturen om een specifieke immuunreactie te activeren.’Kennis van hoe de cross-talk tot stand komt, zou vac-cinonderzoek een enorme boost kunnen geven. ‘Bij veel infectieziekten blijkt het erg moeilijk om er een vaccin voor te ontwikkelen. Simpelweg een kreupel virus inspuiten, zoals bij het poliovaccin gedaan is,
werkt helaas maar zelden. Veel ziekteverwekkers laten zich niet zo makkelijk in de luren leggen,’ stelt Den Dunnen. ‘Als we begrijpen hoe de signaalroutes in de immuuncellen werken, kunnen we veel gerichter het afweersysteem de juiste reactie aanleren. Omdat een vaccin beter wordt naarmate het een sterkere immuun-respons opwekt, is de gecombineerde reactie van beide receptoren een mooie target voor vaccinonderzoek.’ Op dit moment is de dendritische cel echter voor een groot deel een black box: wat er zich in de cel afspeelt, is vrijwel onbekend. Met zijn Veni-beurs mag Den Dunnen dan ook proberen de reactiecascades binnen in de cel bloot te leggen. In zijn eerdere onderzoek hield Den Dunnen zich vooral bezig met één specifiek type Fc-receptor, de γ-variant. Zijn Veni-onderzoek focust zich daarom ook hierop. ‘Als die Fcγ-receptor samen
met een specifieke voelspriet, de Toll-like receptor, geac-tiveerd wordt, komt er een zeer typische immuunreactie op gang: die tegen extracellulaire bacteriën. De molecu-laire routes die daartoe leiden, inclusief hun crosstalk, hopen we over vier jaar te kennen, met daarin nieuwe aangrijpingspunten voor vaccinonderzoek.’
ReuMA
De specifieke cytokinerespons die de twee receptoren opwekken, bleek echter nog andere verrassende impli-caties te hebben. ‘Patiënten met reuma of SLE hebben een verhoogde cytokinerespons die verdacht veel lijkt op die van de combinatiereactie tussen Fcγ en Toll’, zegt Den Dunnen. ‘De wichelroede-eiwitten waar Fcγ op reageert, hebben zich dan echter niet aan een bacterie, maar aan lichaamseigen materiaal vastgehecht.’ Dat
zorgt voor constante ontstekingen, bij reuma vooral in de gewrichten, bij SLE in het hele lichaam.Behalve ontstekingsremmers, die maar matig werken, zijn er voor SLE nog geen medicijnen. Reuma wordt onder andere behandeld met middelen die één van de cytokines blokkeren, waardoor de ontstekingsreactie niet op gang komt. Die medicijnen, de biologicals, zijn echter ontzettend duur: een behandeling kost minstens 15.000 euro per jaar per patiënt. ‘Als we de cascades beter begrijpen, kunnen we op zoek naar stofjes die de signaalroutes in toom houden. En dus de immuunreac-tie onderdrukken,’ zegt Den Dunnen. ‘Zulke medicij-nen worden al veel gebruikt in de oncologie en zijn veel goedkoper dan biologicals.’
AMC MAgAzine december 201026
w e tensch a p sk a Lender december
het bijzonder betreffende de doelmatigheid van zorg
(LUMC). Co-promotores zijn dr. N.F. de Keizer en dr.
ir. R. Cornet.
Kwaliteitsevaluaties zijn vaak gebaseerd op kwa-
liteitsindicatoren, uitkomstmaten die een goede
indicatie geven van de kwaliteit van de geleverde
zorg, bijvoorbeeld sterftecijfers. De prestaties van
een zorginstelling kunnen echter beïnvloed zijn door
specifieke kenmerken van de opgenomen patiënten,
zoals diagnose, leeftijd en geslacht. Om de prestaties
van verschillende zorginstellingen vergelijkbaar te
maken, wordt vaak een prognostisch model gebruikt
om de ruwe uitkomstmaten te corrigeren voor de
onderliggende verschillen. Maar als die correcties
onbetrouwbaar zijn, worden de resultaten van de
kwaliteitsmeting dat ook. Is de kwaliteit van de data
die gebruikt worden om correcties aan te brengen
gebrekkig, dan heeft kwaliteitsevaluatie ook weinig
zin. Raiez gaat dieper in op deze onderwerpen en richt
zich op het gebruik van terminologiesystemen voor
consistente dataverzameling en op het gebruik van
prognostische modellen voor case-mixcorrectie ten
behoeve van kwaliteitsevaluaties op de intensive care.
Tijd: 13.00 uur
17heijermansLezing Bijeenkomst georganiseerd door het Nederlands
Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) over ‘Infectie-
ziekten en werk’, met voordrachten over onder andere
‘Risico-inschatting van infectieuze agentia: moge-
lijkheden en valkuilen vanuit de arbeidshygiëne’ en
‘Q-koorts en werkenden’.
Plaats: AMC, collegezaal 1
Tijd: 13.30 – 17.00 uur
Inlichtingen: NCvB, mw. A. Mulder, 020 56653 87,
17oratieTer gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar
Moleculaire en Translationele Allergologie houdt prof.
dr. R. van Ree zijn oratie getiteld ‘Allergie. Hoe herken
je het? Hoe krijg je het? Hoe kom je ervan af?’ Tijdens
zijn oratie zal Van Ree ingaan op de diagnostiek van
allergische aandoeningen en hoe deze te verbete-
ren (hoe herken je het?). Nieuwe inzichten in het
ontstaansproces (hoe krijg je het? ) alsmede nieuwe
ontwikkelingen op het gebied van therapie (hoe kom
je er vanaf?) zullen de revue passeren.
Tijd: 16.00 uur
de publieke gezondheidszorg is vervolgens het meest
effectief en efficiënt.
Tijd: 16.00 uur
17promotieMark Melchers: ‘Improving HIV-1 envelope glyco-
protein vaccines’. Promotor is prof. dr. B. Berkhout,
hoogleraar Humane Retrovirologie. Co-promotor is dr.
R.W. Sanders.
Het onderzoek had tot doel een bijdrage te leveren
aan de ontwikkeling van een hiv-1 vaccin via het
opwekken van antistoffen. Antistoffen zijn eiwitten die
door afweercellen geproduceerd worden als antwoord
op het binnendringen van lichaamsvreemde stoffen.
Een vaccin tegen hiv-1 is moeilijk te maken omdat
het envelop-eiwit – het enige onderdeel dat aan
de buitenkant van het virus zit en dus gebruikt kan
worden als aangrijpingspunt – zeer snel verandert.
Melchers probeerde het envelop-eiwit van het virus op
verschillende manieren aan te passen zodat het beter
herkend wordt door het afweersysteem. Hij toont aan
dat de immuunreactie verbeterd kan worden door
immuunstimulerende eiwitten vast te maken aan het
envelop-eiwit.
Tijd: 10.00 uur
17promotieFerishta Raiez: ’Terminological systems and prog-
nostic models as instruments for quality assessment
in intensive care’. Promotores zijn prof. dr. ir. A.
Hasman, hoogleraar Medische Informatiekunde en
prof. dr .E. de Jonge, hoogleraar Intensive Care, in
Alle promoties van de faculteit Geneeskunde van de universiteit van Amsterdam vinden plaats in de AgnietenkapelOudezijds Voorburgwal 231Amsterdam. Bij grote belangstelling in de aula van de universiteitLutherse KerkSingel 411Amsterdam. oraties vinden ook plaats in deze aula.
Voor informatie op het gebied van medisch wetenschappelijk nieuws: AMc-wetenschapsvoorlichters edith Gerritsma en Andrea Hijmans, 020 566 29 29.
Voor inlichtingen over congressen, symposia en cursussen: de congresorganisatie van het AMc, secretariaat 020 566 85 85.
UVA UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
UVA UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
De 2-jarige universitaire deeltijd opleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen
Evidence Based Practice MSc/Drsstart het 10e academisch jaar per september 2011.
Niet makkelijk, wel meesterlijk
- een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau- modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering- (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO geaccrediteerd.
Locatie: Faculteit der Geneeskunde (AMC)Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding
www.amc.nl/masterebp
NAi Uitgevers / Publishers
Goede bedoelinGenen MODERNWONEN /
HANS
EIJK
ELBO
OM
Good intentionsand modernhousing /photo notes on an amsterdam suburb
Fotonotities over de Bijlmer
Nieuw in de boekhandel Met kortingsbon
27
p or t r e t t en Va n de bi j L mer
Op 18 november is bij de
Anatomische Les een nieuw
fotoboek gepresenteerd van
beeldend kunstenaar Hans
Eijkelboom, met werk dat hij in
opdracht van de Kunststichting
AMC maakte. Hiervoor trok
hij de Bijlmer in, waar hij de
omgeving van het ziekenhuis
portretteerde.
Hans Eijkelboom is bekend van
zijn series. Hij loopt door een
stad (Amsterdam, New York,
Mexico) en observeert. Zo ont-
dekt hij mensen die allemaal
iets gemeenschappelijks heb-
ben: kleding, een haardracht,
een bezigheid. Dat wordt
dan een thema, een reeks
waarin duidelijk wordt hoezeer
mensen door hun omgeving
beïnvloed worden en hoeveel
zij eigenlijk op elkaar lijken.
De Bijlmer is in de ogen van
Eijkelboom, die er zelf ook
woont, ‘de meest internatio-
nale plek van Amsterdam’.
Anderhalf jaar lang maakte de
kunstenaar foto’s die de diver-
siteit van Amsterdam Zuidoost
moesten weergeven. Daarvan
plaatste hij er iedere maand
negen op een tijdelijke wand in
het AMC, waarachter bouw-
werkzaamheden plaatsvonden.
Het project eindigde met 260
foto’s toen de nieuwbouw was
voltooid. Van deze expositie
staan nu 250 foto’s in het
boek ‘Goede bedoelingen en
modern wonen. Fotonotities
over de Bijlmer’. De beelden
worden voorafgegaan door
een inleidend essay van Hans
den Hartog Jager. Het boek,
uitgegeven door NAi Uitgevers,
kwam mede tot stand dankzij
steun van het Matchingsfonds
van het Amsterdams Fonds
voor de Kunst.
Naar aanleiding van de uit-
gave is er tot 6 december ook
een fototentoonstelling van
Eijkelbooms werk te zien in het
ErfgoedLab bij de Bijzondere
Collecties van de Universiteit
van Amsterdam.
Het boek is te koop in de
boekhandel en in de AMC
kadoshop. Het kost tot 31
december 2010 €34,50 met de
kortingsbon, die te downloaden
is via www.amc.nl/kortingsbon.
Daarna is de prijs €39,50.
Voor informatie over het boek
kunt u zich richten tot Kunst-
zaken 020 566 3332, kunstza-
Het adres van de tentoonstel-
ling is: Oude Turfmarkt 129
(Bijzondere Collecties van de
UvA), Amsterdam. Openings-
tijden: di-vrij 10.00 – 17.00 uur,
za-zo 13.00 – 17.00 uur, www.
bijzonderecollecties.uva.nl
Zie ook de rubriek AMC
Collectie op pag. 28/29.
b e r i C h t e n
Va n heer den g ebu ndeL d
Psycholoog en essayist Jaap
van Heerden schreef vijftien
essays voor AMC Magazine,
waarvan de laatste aflevering
in het oktobernummer ver-
scheen. Nu is er ook een boek:
‘Fascinaties. Een intellectuele
autobiografie’.
Wie op de reeks terugkijkt, ziet
kwesties op uiteenlopende
gebieden die Jaap van Heerden
de afgelopen decennia heb-
ben beziggehouden. Meestal
ging het om thema’s op het
grensvlak van psychologie en
filosofie, maar het terrein van
de letterkunde en de cultuurkri-
tiek werd net zo gemakkelijk
betreden.
Daarbij stelde hij zich een-
voudige vragen: Waarom
verontschuldigen mensen zich
tegenover wildvreemden als zij
op de verkeerde verdieping uit
de lift stappen? Strekt de god-
delijke genade zich ook uit tot
buitenaardse wezens? Waarom
verzet de wetenschap zich
tegen de reïncarnatietherapie?
De veertien fascinaties en één
anti-fascinatie zijn gebundeld
door uitgeverij Prometheus.
Onderwerpen die voorbij
komen, zijn onder andere
sportbeschaving, de verhou-
ding tussen de psychologie en
de literatuur, cultuurambiva-
lentie, studentenopstanden
tegen de universiteit in de
jaren zestig, de discussie over
de meest gewenste vorm van
wetenschappelijk onderwijs
en Van Heerdens verzameling
pamfletten.
Jaap van Heerden was tot 2009
verbonden aan de Universiteit
van Maastricht als hoogleraar
Algemene Psychologie. Tot
zijn bekendste bundels be-
hoort ‘Wees blij dat het leven
geen zin heeft’, waarvoor de
Maatschappij der Nederlandse
Letterkunde hem in 1991 de
Dr. Wijnandts Francken-prijs
toekende.
kortingsbon
tegen inlevering van deze bon krijgt u 2,50 korting op
fascinatieseen intellectuele autobiografie
Uitgeverij Prometheus ISBN 9 78 90 446 1695 8
Van € 15,- voor € 12,50
Geldig van 18 november 2010 t/m 18 februari 2011
In te leveren bij de erkende boekhandelActienummer 901-82570
AMC MAgAzine december 2010
AMC MAgAzine december 201028
gevormd door de omgeving
‘Bijna een verslaving’, noemt hij het. Vijftien jaar lang fotografeerde Hans Eijkelboom (1949) vrijwel dagelijks mensen in de stad. Vaak in de Kalverstraat, maar ook in New York, Mexico Stad of Tokio. Eijkel-boom liep rond en wachtte tot hem iets opviel. Als hij een rode jas zag, of een vrouw met een boodschappenkar, en direct daarna weer een, dan werden mensen in rode jassen of vrouwen met boodschap-penkarren het thema van de dag. Sommige onderwerpen waren favo-riet. Zoals moeders met dochters van rond de vijftien jaar oud die op het punt in hun leven zijn waarop ze moeten besluiten: wil ik op haar lijken of niet? En jonge stellen, die bleef hij ook altijd fotograferen.Zo ontstond een uitgebreide verzameling ‘fotonotities’. Deze vormen de schatkamer waar Eijkelboom uit putte voor zijn fotoseries, totdat hij twee jaar geleden een punt achter de onderneming zette. De laatste fotoserie bestaat uit mannen en (enkele) vrouwen gekleed in T-shirts of jacks met prints van doodskoppen erop. 276 foto’s uit deze serie worden getoond op de tentoonstelling ‘SKULLS’ in de Brum-melkamp Galerie. De prent ‘Fotonotitie 1.nov. 2007, Manhattan, New York 2007’ die Eijkelboom in een oplage van vijftig maakte voor De Anatomische Les van dit jaar (zie hiernaast) komt voort uit de doodskoppen-reeks.Wat heeft hem bewogen tot dit jarenlange project? Het uitgangspunt was de gedachte dat we worden gevormd door onze omgeving: door opvoeding, mode, samenleving. Hoewel we onze uiterste best doen om ons van elkaar te onderscheiden, vertoont ons gedrag een grote eenvormigheid. Eijkelboom heeft hier geen oordeel over, het is iets dat hij raadselachtig vindt. Het beeld van deze eenvormigheid fascineert hem.Op dezelfde manier waarop hij mensen vastlegt, portretteerde hij ook - in opdracht van de AMC Kunststichting - Amsterdam Zuidoost, het stadsdeel waar het ziekenhuis zich bevindt en waar hij boven-dien zelf woont. In de afgelopen anderhalf jaar maakte Eijkelboom maandelijks een serie foto’s die in het AMC geëxposeerd werd op een tijdelijke wand waarachter de uitbreiding van de polikliniek werd gebouwd. Series van bloembakken, balkonnetjes, gevelrijen van laag-bouw, geiten en paarden in weitjes, afbraakflats, bewakingscamera’s, mannen in pak met stropdas die tussen de middag een broodje eten in de zon. Het project eindigde toen de nieuwbouw was voltooid. 250 foto’s zijn nu samengebracht in het boek ‘Goede bedoelingen en modern wonen. Fotonotities over de Bijlmer’.Ook al komt de fotoprint die Eijkelboom maakte voor De Anatomische Les rechtstreeks voort uit een fotoserie, toch is er een opmerkelijk verschil tussen de prent en de reeksen. De series benadrukken zoals gezegd de gelijkvormigheid van mensen, flats, speeltuintjes, winkels. Het is alsof er over de wereld een reusachtige kam is gehaald die alles gelijktrekt, niet alleen wat betreft uiterlijk en vorm, maar ook wat betreft toon en sfeer.
Die gelijkvormigheid heeft, hoe gek het ook klinkt, iets aantrekkelijks, een bepaalde eigen esthetiek die een gevolg is van steeds dezelfde afstandelijke, registrerende manier van fotograferen. Waarbij boven-dien ieder afzonderlijk motief, bijvoorbeeld door muurtjes omheinde bloemperken, zo veel mogelijk vanuit hetzelfde standpunt wordt gefo-tografeerd. Alles en iedereen wordt gelijkgeschakeld, we krijgen een overall beeld te zien waar anekdotes en toevalligheden verdwijnen in het raster dat door de fotografische blik aan de wereld is opgelegd. En hoezeer de mensen ook hun best doen om vooral zichzelf te zijn, we zien geen individuen maar alleen anonieme vertegenwoordigers van de menselijke soort. Belangrijk is daarbij ook dat de mensen vaak niet poseren op de foto’s van Eijkelboom. Het zijn passanten die zich niet bewust zijn van de fotograaf of die hem negeren. Ze zijn niet zo heel veel anders dan de paarden in de wei voor de hoge flat, of de ganzen op het grasveld.Maar met de prent is dit anders. Ook hier is eenvormigheid: de pose is zes keer dezelfde, de kadrering van de figuren en hun kleding is identiek. Maar deze portretten hebben, ondanks de rare T-shirts, een zekere monumentaliteit en waardigheid. Dit is een gevolg van de fron-tale afbeelding van de figuren, van het dwingende hoge formaat van de zes foto’s en van het lage camerastandpunt waardoor de figuren enigszins boven ons uittorenen.En omdat we met maar zes figuren te maken hebben in plaats van met honderden, worden de verschillen tussen de geportretteerden belangrijk, zoals verschillen in details van de kleding en huidskleur, maar vooral ook de verschillen in gezichtsuitdrukking, ‘uitstraling’. Deze mannen zijn uit de alledaagsheid van het straatbeeld gelicht en zijn niet langer anoniem. Ze dragen de doodskoppen met een zekere trots op hun borst. Daarmee krijgt de prent een symbolische lading die overeenkomt met de betekenis van het klassieke stilleven: het kunstwerk als memento mori, een oproep aan de beschouwer om de vergankelijkheid van het bestaan te overdenken.
De prent Fotonotitie 1 nov.2007, Manhattan, New York van Hans Eijkelboom is te zien in de tentoonstelling SKULLS in de AMC Brum-melkamp Galerie van van 16 november tot 11 januari 2011.
Dit genummerde en gesigneerde werk van Hans Eijkelboom is uitgegeven in
een beperkte oplage van 50 stuks. Geïnteresseerden die in het bezit ervan willen
komen, kunnen contact opnemen met Kunstzaken AMC 020 566 3332 of het
bestelformulier downloaden via www.amc.nl/kortingsbon. De prijs bedraagt voor
AMC’ers €350 (exclusief BTW en inlijsten), zolang de voorraad strekt.
Meer over het fotoboek van Eijkelboom leest u op pag. 27
A M C C o l l e C t i e
janneke wesseling
AMC MAgAzine december 2010 29
Hans eijkelboom
fotonotitie 1 nov.2007, manhattan, new york, 2010,
74 X 19 cm, fotoprint
AMC MAgAzine december 201030
wat nou watergate
‘Journalisten zijn maar zelden de hoeders van de democratie.’ Negende stelling van Fedde van der Lijn (Erasmus MC) bij een proefschrift over geautomatiseerde methoden om hersenstructuren te herkennen op een MRI-scan.Achteraf gezien had hij al eerder argwaan moeten krijgen. ‘Ze kwamen altijd met Watergate aanzetten’, zegt Van der Lijn, die voorafgaand aan zijn promotieonderzoek een journalistieke oplei-ding volgde. ‘Voorbeelden uit de Nederlandse media kan ik me eigenlijk niet herinneren.’ Wat zijn docenten niet verhin-derde hun pupillen te verzekeren dat ze een unieke rol gingen vervullen. ‘Bewakers van het democrati-sche proces zouden we worden, scherpzinnige toelichters van het politieke spel’, mijmert de promovendus. ‘Daar geloofden we echt in.’ Tot aan de schooldeur ongeveer. Bij Van der Lijn begon de twijfel te knagen tijdens zijn stage bij het Algemeen Dag-blad, waar de Woodwards en Bern-steins opvallend afwezig bleken. En niet alleen daar, weet hij inmiddels vrij zeker. ‘Als het gaat om duiding en interpretatie is de speelruimte van de meeste journalisten heel beperkt. Ze werken allemaal onder zware tijdsdruk en met een mini-mum aan middelen, dus gedegen onderzoek zit er niet in. Ook niet als de complexiteit van een kwestie daarom vraagt.’ Volgens Van der Lijn is het vooral de behoefte om die complexiteit toch enig recht te doen, die verleidt tot het accentueren van extremen. Zegt Jan A? Dan zoeken we een Piet die B zegt. ‘Die contrasten worden vaak opgevoerd tot karikaturaal niveau. Bij Pauw & Witteman zie je het thema integratie geïllustreerd worden met een islamitische advocaat die weigert voor de rechters op te staan. Al die moslimcollega’s met wie ik in ons zieken-huis samenwerk, zul je daar nooit tegenkomen. Het zijn altijd de marginale idioten.’ Journalisten de hoeders van democratie? Was het maar waar. Van der Lijn: ‘Kranten als Metro en Spits koesteren niet eens meer aspiraties in die richting, denk ik. In welke richting wel, is mij onduidelijk. Maar heel blij word je er niet van.’ [sk]
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
l
AMC MAgAzine december 2010 31
coLofonAMC Magazine is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum.
Het verschijnt 10 maal per jaar. Oplage: 18.000 exemplaren.
AMC Magazine wordt toegezonden aan huisartsen, specialisten,
gezondheidszorginstellingen in de regio Amsterdam, Het Gooi en
Almere en aan (oud) medewerkers van het Academisch Medisch Cen-
trum en de in het AMC gevestigde onderzoeksinstituten, alsmede aan
studenten van de Faculteit Geneeskunde. Verder ontvangen alle Neder-
landse ziekenhuizen en de landelijke advies- en beleidsorganen op het
terrein van de gezondheidszorg het magazine, evenals de persmedia,
de rijksoverheid en AMC-relaties in het bedrijfsleven.
redactieFrank van den Bosch, Marc van den Broek, Jasper Enklaar, Edith Gerritsma,
Simon J. Knepper, Andrea Hijmans, Johan Kortenray (hoofdredactie) en
Irene van Elzakker (eindredactie).
medewerkersRob Buiter, John Ekkelboom, Olivia Ettema (illustraties rubriek),
Maarten Evenblij, Tom Haartsen (fotografie werken AMC Collectie),
Liesbeth Jongkind, Pieter Lomans, Hans van Maanen, Annet Muijen,
Len Munnik (illustratie De Stelling), Xander Remkes (fotografie),
Tineke Reijnders, Angela Rijnen, Henk van Ruitenbeek (illustraties),
Janneke Wesseling, Arthur van Zuylen
nfuHet AMC maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair
Medische Centra (NFU). De NFU is een samenwerkingsverband van de
acht universitair medische centra (UMC’s) in Nederland en heeft als
algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen
van de UMC’s.
Andere UMC’s die deel uitmaken van de NFU zijn het AZM, Erasmus MC,
LUMC, UMCG, UMC St Radboud, UMC Utrecht en VU medisch centrum.
In totaal zijn 60.000 medewerkers verbonden aan de acht UMC’s.
redactie-adresAMC afdeling Voorlichting C0-229, Postbus 22660,
1100 DD Amsterdam.
+31 (20) 566 24 21 fax +31 (20) 696 78 99
E-mail: [email protected]
abonnementenAbonnementen-administratie: zie redactie-adres.
Jaarabonnement € 22,00.
adVertentie - expLoitatieVan Vliet, Bureau voor Media-Advies, t 023 571 47 45
ontwerpGrob|enzo, www.grobenzo.nl
drukDrukkerij Mart. Spruijt bv
c o p y r i g h t © AMC Magazine. ISSN: 1571-411x Niets uit deze uitgave mag worden
gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-orga-
nisatie zijn de publicatierechten geregeld met Pictoright te Amsterdam.
© 2010 c/o Pictoright Amsterdam.
b e r i C h t e n
p er s on a L i a
Per 7 oktober is dr. S. van der
Baan benoemd tot hoogleraar
Mucosale Pathologie van de
bovenste luchtwegen inclusief
het oor. Van der Baan is reeds
werkzaam in het AMC bij de
afdeling KNO.
Dr. M.W. Jaspers, universitair
hoofddocent bij de afdeling Kli-
nische Informatiekunde, kreeg
in september de Best Paper
Award van de International
Medical Informatics Associa-
tion. Dat gebeurde tijdens het
13e wereldcongres ‘Medical
and health informatics’. Jaspers
kreeg de jaarlijkse onderschei-
ding voor haar onderzoek
naar de rol die interactieve
computersystemen spelen bij
het maken van fouten door
zorgprofessionals. Kennis van
de interactie tussen gebruiker
en computersysteem helpt
om haperingen in het ontwerp
van computersystemen op te
sporen. Zo kunnen systemen
(her)ontwikkeld worden, die dit
soort fouten voorkomen.
In oktober kregen dr. M.A.
Grootenhuis van de Psychoso-
ciale Afdeling van het Emma
Kinderziekenhuis AMC en dr.
C. Verhaak van de afdeling
Medische Psychologie van het
Radboudziekenhuis te Nijme-
gen een omvangrijke subsidie
van het KWF/Alpe d’Huzes.
Hiermee kunnen zij de website
www.hetklikt.nu realiseren
voor kinderen met kanker en
hun ouders. Daarnaast maakt
de subsidie het mogelijk om
samen met het Children’s Hos-
pital of Philadelphia (CHOP)
een screeningsinstrument voor
ouders te gaan onderzoeken en
gebruiken. Dat zal gaan plaats-
vinden in het EKZ AMC, het
VUmc en het UMC St Radboud.
Dr. M.C. de Wilde is op 2 no-
vember benoemd tot managing
director van PharmAccess
Foundation. Hiervoor was
De Wilde lid van de raad van
bestuur van het Koninklijk
Instituut voor de Tropen (KIT)
en algemeen directeur van
adviesbureau Aidenvironment.
PharmAccess is een internatio-
nale organisatie die werkt aan
verbetering van de gezond-
heidszorg in Afrika. De Founda-
tion is in 2001 opgericht
door prof. dr. J.M.A. Lange,
AMC-hoogleraar Inwendige
Geneeskunde, in het bijzonder
virale infecties.
In november heeft De Jonge
Akademie enkele nieuwe leden
benoemd, waaronder dr. G.R.
van den Brink van de afdeling
Maag-, Darm- en Leverziekten.
De Jonge Akademie is een plat-
form van jonge topwetenschap-
pers met visie op wetenschap
en wetenschapsbeleid. Ze telt
vijftig leden tussen de 25 en 45
jaar, die op het moment van
benoeming minder dan tien
jaar geleden zijn gepromo-
veerd. Het platform is in 2005
opgericht door de Koninklijke
Nederlandse Akademie van
Wetenschappen (KNAW).
V i j f V eni - su b sidie s Vo or a m c
NWO heeft dit jaar een record-
aantal van 161 Veni-subsidies
toegekend. Vijf daarvan gingen
naar het AMC. De gelukkigen
zijn Jeroen den Dunnen van de
afdeling Celbiologie en Histolo-
gie, Joppe Hovius van het Cen-
ter for Infection and Immunity
Amsterdam (CINIMA), Ralph
van Oort van het Hartfaalcen-
trum, Marit Westerterp van de
afdeling Medische Biochemie
en Jeroen van den Wijngaard
van de afdeling Biomedical En-
gineering & Fysics. Zij kregen
elk 250.000 euro.
De Veni-subsidie uit de Ver-
nieuwingsimpuls van NWO
is bedoeld voor jonge, recent
gepromoveerde onderzoekers.
Dit jaar was er niet alleen een
recordaantal toekenningen,
maar er waren ook meer aan-
vragen dan ooit: 982. Ondanks
het gestegen budget moest
NWO kwalitatief goede aan-
vragen daardoor toch te vaak
afwijzen. Het honorerings-
percentage was met zestien
procent het laagste tot nu toe.
Onderzoeker Jeroen den Dun-
nen gaat met de subsidie drie
jaar lang onderzoek doen naar
antistoffen die een rol spelen
bij het op gang komen van be-
paalde afweerreacties. Hij kijkt
naar ziekten als reuma en SLE
(Systemische Lupus Erythema-
tosus), waarbij antistoffen een
immuunreactie tegen weefsels
in het eigen lichaam uitlokken.
Den Dunnen wil de onderlig-
gende mechanismen van deze
auto-immuunreactie ontrafelen
om uiteindelijk vaccins te ver-
beteren en nieuwe medicijnen
te vinden tegen reuma en SLE.
Meer over zijn onderzoek staat
elders in dit nummer te lezen.
Joppe Hovius gebruikt zijn
Veni-subsidie voor onderzoek
naar de bacterie Borrelia burg-
dorferi, de veroorzaker van de
ziekte van Lyme. De bacterie
wordt overgebracht door teken.
Hovius gaat analyseren hoe de
teek de afweerreactie van de
gastheer onderdrukt, en hoe de
Borrelia-bacterie daar misbruik
van maakt om een infectie te
veroorzaken. Daarnaast onder-
zoekt hij of een vaccin tegen
teken de ziekte van Lyme kan
voorkomen.
Hartfalen is het onderwerp van
onderzoek van Ralph van Oort.
Spiercellen in een falend hart
zijn structureel zo veranderd
dat ze nog maar slecht kunnen
samentrekken. Van Oort wil
met behulp van een nieuwe
techniek deze structurele
verandering van de spiercellen
tegengaan om zo de functie
van het hart te verbeteren.
Marit Westerterp bestudeert
een eiwit dat cholesterol uit
endotheelcellen in de vaatwand
pompt. Endotheelcellen
beschermen de vaatwand
tegen ontsteking en stimuleren
wondgenezing. Hiervoor is de
cholesterolbalans essentieel.
Westerterp wil weten hoe het
eiwit ontsteking en wondgene-
zing beïnvloedt.
Verkeerde vaten in het hart
hebben de belangstelling van
Jeroen van den Wijngaard.
Wanneer het hart door hoge
bloeddruk of een infarct
slechter gaat functioneren,
kunnen er extra vaten groeien.
Van den Wijngaard wil weten
hoe deze vaten het hart kunnen
beschermen of hoe ze op de
lange termijn juist meewerken
aan het beperkt functioneren
van het hart.
kleurproef.indd 1 09-10-2009 09:28:14
Beter onderwijs,betere artsen
Weten wat de studentenraad doet?www.destudentenraad.nl
20K844 sep 2010.indd 32 12-10-10 16:09