Aan de slag met het nieuwe werken
-
Upload
fred-zimnys-serve4impact -
Category
Business
-
view
18.926 -
download
9
description
Transcript of Aan de slag met het nieuwe werken
1
Aan de Slag met Het Nieuwe Werken
Deel 1: Het Nieuwe Werken (versie 0.3; 1 juli 2009)
CONCEPT
Dik Bijl,
mailto: [email protected]
PAR Produkties BV
Zeewolde
2009
ISBN XXXXX XXXX XXX X
Uitgeverij PAR Produkties BV
Naarderweg 4
3891 DK Zeewolde
Omslagontwerp: Elmar Beckmann
© 2009 Dik Bijl. Alle rechten voorbehouden. Deze uitgave mag uitsluitend in zijn geheel worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, mits
de naam van het boekwerk en de naam van de auteur daarin integraal zijn overgenomen.
INHOUD
Voorwoord
Deel 1: Het Nieuwe Werken (versie 0.3; 1 juli)
Hoofdstuk 1: Waarom is Het Nieuwe Werken nodig?
Hoofdstuk 2: Wat is Het Nieuwe Werken nu eigenlijk?
Hoofdstuk 3: Wat komt er bij kijken? (1)
Hoofdstuk 4: Wat komt er bij kijken? (2)
Hoofdstuk 5: Wat levert het op?
Deel 2: Aan de slag (medio augustus)
Hoofdstuk 6: Beslissers die het willen
Hoofdstuk 7: Organisaties die het al doen
Hoofdstuk 8: Zelf aan de slag: het voorwerk
Hoofdstuk 9: Zelf aan de slag: realisatie
Deel 3: Verdieping (onder voorbehoud; vanaf september)
Diverse onderwerpen worden hier uitgediept zoals verdieping op de 4
hoofdgebieden, het wetenschappelijk onderzoek van RSM/Erasmus
Universiteit, HR aangelegenheden, balans in werk en privé, in-depth case
beschrijvingen, etcetera.
Wellicht publiceer ik deze verdieping als een separaat boekje.
Voorwoord
Dit is een prepublicatie van deel 1 van mijn nieuwe boek Aan de slag Met Het
Nieuwe Werken. Het boek wordt begin september gepubliceerd als e-book (pdf) en
later ook als p-book (een echt boek). Tot die tijd zullen diverse prepublicaties
plaatsvinden met als hoofddoel om feedback te krijgen: wat vinden de lezers er van.
Mijn primaire doelgroep is voor deel 1 de in Het Nieuwe Werken geïnteresseerde
managers (en medewerkers) die nog niet veel van het onderwerp afweten. Deel 1
moet hen inzicht geven in wat Het Nieuwe Werken is. Voor deel 2 is de primaire
doelgroep diegenen die na het lezen van deel 1 denken: “Geweldig, maar hoe kan ik
er nu mee aan de slag in mijn organisatie”. Deel 2 maakt hen wegwijs door eerst bij
anderen in de keuken te kijken en daarna te helpen een (business) case te bouwen
voor de eigen organisatie. Deel 3 wordt een selectie van relevante verdiepingen, die
min of meer los van elkaar staan en de lezer helpen zich in bepaalde onderdelen van
Het Nieuwe Werken wat verder te verdiepen.
Er staan ongetwijfeld nog fouten in het stuk, de redactie is globaal en niet specifiek
geweest, de opmaak is niet in het uiteindelijke formaat, enzovoort. Er staan hier en
daar ook nog een paar stukken die niet helemaal af zijn. Toch leek het mij goed om
nu al een eerste prepublicatie te doen.
Iedereen die dit leest wordt van harte uitgenodigd op de site die speciaal is opgezet
om de prepublicaties van het boek met elkaar te bediscussiëren:
http://community.nieuwwerken.nl. Daar zul je ook de nieuwe prepublicaties vinden.
Je mag ook je reacties direct naar mij mailen als je dat liever doet: dik.bijl@nieuw-
werken.nl.
Vanaf september vind je de officiële publicaties op www.nieuwwerken.nl.
In het boek zul je (bijna) niet de woorden „zij‟ of „haar‟ tegenkomen. Dat is louter
een stijlkeuze. Het bevordert de leesbaarheid niet door telkens „hij/zij‟ te schrijven
of „zijn/haar‟. Overal waar ik de mannelijke vorm gebruik mag je vanzelfsprekend
ook de vrouwelijke lezen.
1 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Hoofdstuk 1
Waarom is Het Nieuwe Werken nodig?
Nederland slibt dicht en lijkt op weg naar een infarct. Onze snelwegen raken overvol
en je kunt nergens meer fatsoenlijk parkeren. Ook onze email inbox loopt vol en we
vergaderen ons suf. Daarnaast is er de toenemende administratieve rompslomp.
Managers en politici proberen alles in de klauwen te houden en te controleren. Dat
doen ze door steeds weer nieuwe regels en procedures op te stellen met daarbij tal
van papieren of elektronische formulieren om te registreren en meten dat we ons
daar ook allemaal aan houden.
Al die overlast houdt ons af van ons eigenlijke werk. Dat werk stapelt zich steeds
maar op. Het is nooit af. Dus werken we maar langer door en richten we ons op de
urgente zaken – dat wat morgen af moet. We vergeten rust te nemen en vooruit te
kijken naar de dingen die echt belangrijk zijn. We raken vermoeid en overwerkt. Dat
is te merken: onze economische groei is structureel matig1 en aan innovatie komen
we nauwelijks toe2. Het ontbreekt ons niet alleen aan de tijd maar ook aan de energie
en inspiratie.
De mens en zijn werk
Ik kan nog wel even doorgaan met deze klaagzang, maar dat doe ik niet. Je snapt
wel wat ik bedoel en hebt vast je eigen ervaring en invulling. Dit is geen klaagboek.
Integendeel dit wordt een leuk boek vol optimisme. Het gaat over hoe we anders,
effectiever, efficiënter maar ook plezieriger kunnen werken. Werken is namelijk niet
alleen heel belangrijk, het kan ook heel erg leuk zijn. Maar voor veel mensen is dat
nog niet het geval. En dat is jammer; zonde eigenlijk. Mensen besteden ruim een
kwart van hun volwassen leven tussen pakweg 25 en 65 aan werken; feitelijk de
helft van hun leven als je de nachtrust, douchen, aankleden en zo niet meerekent en
1 Economische groei per hoofd van de Nederlandse bevolking per jaar verliep van ruim 10% in periode 1946-1960 via 4,5% in periode 1961-1975 naar 2,35% in periode 1976-1990 en 2,52% in periode 1991-2005 (bron: Maddison,
2007) 2 Nederland besteedt slechts 1,7% aan R &D en 75% van de Nederlands bedrijven doet niet aan innovatie. Beide getallen liggen op of onder het Europees gemiddelde (CBS, Kennis en Economie 2008)
2 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
de reistijd van en naar je werk wel. Nog wel weer iets meer als je een hele drukke
baan hebt. Het is toch wel erg zonde om zo‟n groot deel van je volwassen leven het
gevoel te hebben dat je niet erg zinvol en effectief bezig bent; en ook nog met
weinig plezier. Misschien snak je al wel naar het einde van je carrière, naar je „oude
dag‟. Ik hoop het niet voor je, want in de praktijk blijkt dat nogal eens tegen te
vallen als je geen zinvolle bezigheden – „werk‟ dus eigenlijk – hebt gepland voor na
je pensioen.
Het Nieuwe Werken
Dit boek gaat over het op een andere manier werken die zinvoller, effectiever,
efficiënter en ook plezieriger is. Ik noem dat Het Nieuwe Werken. Inmiddels is dat
al wel een beetje een gevleugeld begrip geworden. Het is begonnen met een
whitepaper van Bill Gates uit mei 2005. Mijn eerste boek van begin 2007 had die
titel ook (Bijl, 2007). Sinds die tijd is er een flink aantal seminars en congressen
georganiseerd met die titel en zijn er aardig wat organisaties begonnen met het
invoeren van Het Nieuwe Werken.
Het is allemaal nog redelijk nieuw, maar de diverse wortels van Het Nieuwe Werken
liggen wel wat verder in het verleden. „Empowerment‟ is een van die wortels en het
onderzoek op dat vlak is al ruim 20 jaar aan de gang. „Kantoorinnovatie‟ is een
andere wortel en ook dat werk is al een paar decennia bezig. „Dienend Leiderschap‟
is ook zo‟n begrip dat al een tijdje rond gonst en vooral door management goeroes
als Stephen Covey, Peter Senge en Ken Blanchard is gepopulariseerd. Andere voor
Het Nieuwe Werken belangrijke begrippen zijn „Netwerkorganisatie‟, „Organisatie
ontwikkeling‟, „Business Process Management‟, „Kennismanagement‟ en
„Zelfsturing‟. Maar de opkomst van de ICT, de Informatie en Communicatie
Technologie, en dan vooral de enorme doorbraak van wat we allemaal gemakshalve
maar „het Internet‟ noemen is de grote inspirator, katalysator en versneller van Het
Nieuwe Werken geworden. Dit boek is geen technologieboek, het is een
managementboek. Maar technologie – de ICT – speelt wel een hoofdrol in Het
Nieuwe Werken. De ICT is de conditio sine qua non van Het Nieuwe Werken: een
3 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
noodzakelijke, maar onvoldoende voorwaarde. Anders gezegd, zonder ICT kan er
geen sprake zijn van Het Nieuwe Werken, maar omgekeerd is de ICT niet de
oplossing die Het Nieuwe Werken gaat realiseren. De sleutel tot die oplossing ligt
vooral in ons hoofd. Het gaat om onze „mindset‟, onze manier van denken.
„Vertrouwen & loslaten‟ en ook „vrijheid & verantwoordelijkheid‟ zijn
sleutelbegrippen in Het Nieuwe Werken. In de komende hoofdstukken van dit
overzichtsdeel zal dat allemaal duidelijk worden.
Ik ben begonnen met het beschrijven van een probleem: Nederland slibt dicht. Dat
dichtslibben is niet het eigenlijke probleem. Het is meer een symptoom. Het
eigenlijke probleem is dat de aard van het werk en de externe omstandigheden in de
afgelopen dertig tot veertig jaar ingrijpend gewijzigd zijn, maar dat de manier
waarop wij dat werk organiseren, inrichten, aansturen, uitvoeren en belonen
onvoldoende is mee veranderd. Daardoor past dat besturingsmodel niet meer goed
op het eigenlijke werk dat we doen en ontstaat er vanzelf constipatie. Daarom
slibben we dicht. Ik zal dat wat nader uitleggen aan de hand van onze
werkgeschiedenis.
Een stukje geschiedenis
In mijn vorige boek over Het Nieuwe Werken ging ik uitgebreid in op de evolutie
van werk door de millennia heen. Hier houd ik het beknopt. De industriële revolutie
begon in de 18e eeuw en maakte dat mensen massaal gingen werken in fabrieken.
Voor die tijd werkten de meeste mensen waar ze woonden; duizenden jaren lang.
Mensen gingen aan het werk op hun boerenbedrijf of in hun ambachtsatelier. Er was
weinig onderscheid tussen leven en werken; het vloeide in elkaar over. Maar met die
industriële revolutie kwamen mensen uit hun huizen en gingen naar hun werk. Er
ontstond een strikte scheiding tussen werk en privé leven.
In die fabrieken werden producten gemaakt: standaard en in massa. Dat was
goedkoper dan maatwerk. Om de productiviteit te verhogen werd het werk in kleine
partjes opgedeeld en werden die kleine partjes aan mensen toegewezen. Die
4 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
opgesplitste arbeid werd weer gecoördineerd in het productieproces, waarin iedereen
zijn eigen kleine handeling op de juiste plaats en het juiste moment deed. Uiterst
efficiënt, maar ook dodelijk saai. Daarom moesten de mensen voortdurend
gecontroleerd worden of ze hun werk wel goed deden en gecommandeerd om het
beter en sneller te doen. Daarmee was de command & control managementstijl een
feit. Wie zich daar een visuele voorstelling van wil maken moet maar terugdenken
aan de film Modern Times van Charlie Chaplin of even een stukje op YouTube
kijken. Het fabriekswerk was sterk tijd- en plaatsgebonden: alleen aan de lopende
band en alleen op dat moment kon die handeling uitgevoerd worden.
Een ander belangrijk aspect van de industriële tijd in het begin van de 20e eeuw was
de organisatie rondom die productielijn. De producten die in de fabrieken werden
gemaakt hadden een bijzonder lange looptijd. De T-Ford bijvoorbeeld werd 20 jaar
lang geproduceerd van 1908 tot en met 1928. De auto zelf onderging wel wat
wijzigingen in die tijd, maar niet veel. Rondom de T-Ford productielijn werd een
complete hiërarchische organisatie opgebouwd. Bovenin werd alles bedacht en
aangestuurd. Onderin werd alles uitgevoerd; precies zoals dat bovenin bedacht werd.
De commandolijn naar beneden en de rapportagelijn naar boven verliepen langs een
reeks tussenschakels - het middle management. Aan de zijkanten ontstonden de
stafafdelingen die het productieproces verder analyseerden en verfijnden, mensen
aannamen en weer op straat zetten, de financiën controleerden, de planningen
voorbereidden, de prijzen bepaalden enzovoort. Henry Mintzberg (Mintzberg, 1979)
noemt dit type organisatie de machinebureaucratie en deze machinebureaucratie
werd naderhand toegepast in vrijwel alle massaproductie organisaties; en het bleek
bijzonder succesvol.
Toen in de 20e eeuw naast fabrieken er ook steeds meer administratieve organisaties
en dienstenorganisaties kwamen werden die ook bijna allemaal ingericht volgens het
model van de machinebureaucratie; dus de banken, de verzekeringsmaatschappijen,
de post- en telecommunicatiebedrijven en de centrale overheidsinstanties. Het werk
was daar wel anders - mensen moesten meer hun hoofd gebruiken in plaats van
alleen hun handen - maar deze kantoren werden ingericht als administratieve
5 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
fabrieken met dezelfde hiërarchische structuur, dezelfde stafafdelingen en dezelfde
command & control managementstijl. Alleen werd de lopende band vervangen door
bedrijfsprocessen zoals het afsluiten van polissen, het afhandelen van schades, het
aangaan van leningen, het sorteren en bezorgen van post, het kwalificeren en
registreren van uitkeringsgerechtigden en het afhandelen van vergunningsaanvragen.
In de administratieve fabriek draaide alles om papier – de informatiedrager bij
uitstek - dat in een reeks schakels telkens van inbakje naar uitbakje ging en
uiteindelijk als afgerond „product‟ gearchiveerd werd in dossiers in grote kasten met
diepe laden. Door de belangrijke functie van dat papier was ook dit administratieve
werk sterk tijd- en plaatsgebonden.
Maar toen veranderde de wereld.
Een nieuwe wereld
In pakweg dertig tot veertig jaar tijd is de wereld veranderd van een relatief simpele
en stabiele wereld met stabiele producten en diensten tot een uiterst complexe,
dynamische omgeving waarin ontelbare producten en diensten strijden om de
kortstondige aandacht van de consument. Een aantal elkaar versterkende
ontwikkelingen is daarvoor verantwoordelijk: technologie, globalisering, overvloed
en individualisering.
Allereerst is er de snelle ontwikkeling van de technologie. We kunnen het niet meer
bijhouden: robotisering, biotechnologie, nanotechnologie en niet te vergeten de ICT.
Binnen alle ICT ontwikkelingen is die van en rondom het Internet wel het meest
spectaculair en met grote maatschappelijke gevolgen. Zowel de globalisering van het
economische speelveld als de toenemende macht en zeggingskracht van het individu
hebben door dat Internet een enorme boost gekregen. Globalisering maakt dat
producten en diensten van overal ter wereld bij jou en mij aan de deur geleverd
kunnen worden. Veel eenvoudig werk is of wordt uitbesteed aan „lage lonen‟ landen.
„Outsourcing‟ en „offshoring‟ zijn bekende begrippen geworden in het zakenleven
en je telt als manager niet meer echt mee als je daar geen strategie of tenminste een
6 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
gefundeerde visie voor hebt. De voortschrijdende technologie zorgt er daarnaast
voor dat vrijwel al het handwerk en een steeds groter deel van het hoofdwerk wordt
geautomatiseerd. Aan de lopende band van 1913 in de T-Ford fabriek zaten
duizenden handen eenvoudige standaard handelingen uit te voeren. Anno 2009
voeren programmeerbare industrierobots een veel grotere variëteit van handelingen
uit en hebben ze in de meeste autofabrieken de handen vervangen. Tot het eind van
de vorige eeuw zaten tienduizenden mensen achter het loket van de bank, de
verzekeraar, het postkantoor en het gemeentehuis een aantal standaard intake
diensten te verlenen. Anno 2009 wordt een veel grotere variëteit van
geautomatiseerde intake diensten via het internet aangeboden en mogen de klanten
en burgers het in toenemende mate zelf doen. Ook het complexere hoofdwerk wordt
steeds meer geautomatiseerd. De Nasdaq staat bekend als de „schermenbeurs‟. Er
komt daar geen mensenhoofd, -mond en -hand meer te pas aan de beurstransactie.
Door de technologie en de globalisering is er een overvloed aan producten en
diensten ontstaan. Het aanbod is veel groter dan de vraag en dat zet druk op de
bedrijven. De concurrentie is daardoor enorm toegenomen. Bedrijven moeten én
zich voortdurend vernieuwen én voortdurend efficiënter worden in de uitvoering.
Riep management en business goeroe Michael Porter midden jaren 80 nog dat een
bedrijf zich moest differentiëren door innovatie of door goedkoper te produceren,
vandaag de dag moet je als bedrijf allebei doen. Niet alleen is de concurrentie enorm
toegenomen door de overvloed aan producten en diensten, ook de klant is in de
„driver seat‟ terecht gekomen. De klant heeft het voor het zeggen en bedrijven
hebben zich massaal omgevormd van product centrisch naar klant centrisch. Zelfs de
overheid doet dat, terwijl er daar van concurrentie geen sprake is. Nee, maar wel van
mondige en soms zelfs zeer kritische klanten die zich in toenemende mate weten te
organiseren tot een invloedrijke stem; ook in overheidsland. Wederom technologie
en globalisering maken dat het individu steeds meer mogelijkheden krijgt om zijn
wensen en klachten kracht bij te zetten. Wie een klacht heeft over een product of
dienst kan die heel simpel op het internet uiten en gemakkelijk gelijkgestemden
vinden die dan weer samen een digitale vuist vormen.
7 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Maar er is meer aan de hand.
Terwijl de wereldbevolking in rap tempo toeneemt, is de jonge westerse mens een
schaars goed aan het worden. In landen als Japan en Italië neemt de bevolking al af
en voor andere landen gaat dat binnenkort beginnen. En daarmee komen we op
misschien wel een van de meest belangrijke ontwikkelingen: de demografie. Het
gaat wat minder snel en minder grillig dan bij de ontwikkeling van de technologie
maar de demografische ontwikkeling is als een tanker die op ramkoers ligt.
Kort gezegd, we worden steeds ouder en er komen steeds minder nieuwe mensen bij.
Wat betekent dit? Ten eerste wordt de rustige oude dag maatschappelijk
onbetaalbaar als er niets gedaan wordt aan de pensioengerechtigde leeftijd. Ten
tweede betekent dit dat de aankomende generatie werkers straks het werk voor het
uitkiezen heeft, tenminste als je even over de conjuncturele dip van de kredietcrisis
heenkijkt. En dat die aankomende generatie andere gedachten heeft over werk,
leven, technologie en cultuur is inmiddels iedereen wel duidelijk. Sommigen
twijfelen of die nieuwe generatie wel de juiste competenties of instelling heeft. Het
is echter niet zozeer de vraag of die aankomende generatie klaar is voor de
arbeidsmarkt, maar of die arbeidsmarkt wel klaar is voor die aankomende generatie.
Immers schaarste bepaalt de markt en niet onze normatieve (voor)oordelen over de
kwaliteit van het „product‟.
Als laatste punt noem ik het begrip duurzaamheid. Ruim dertig jaar nadat de Club
van Rome de knuppel in het hoenderhok had gegooid met hun rapport „Grenzen aan
de groei‟ is het voor de meesten van ons duidelijk is geworden dat het einde van het
draagvermogen van onze planeet in zicht komt. De planeet raakt uitgeput, vervuilt
en warmt op waardoor het straks veel minder leven kan ondersteunen en ook de
kwaliteit van dat leven in gevaar komt. De industriële mens heeft een tweetal
eeuwen ongestraft roofbouw kunnen plegen op de planeet, maar nu moet de
postindustriële mens orde op zaken stellen en zich als dienstbare rentmeester gaan
gedragen. Er moet iets veranderen. Eerst en vooral in onze mentaliteit; dus opnieuw
die „mindset‟. Duurzaamheid gaat daarbij veel verder dan alleen de ecologische
8 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
duurzaamheid van onze planeet. Ook de duurzaamheid – het welzijn – van de
mensen, van alle mensen, komt hoger op de ranglijst te staan. Ons economisch
model vereist ook nog eens dat we winstgevend blijven, al moet dat anders worden
ingevuld. Kortom bij duurzaamheid gaat het om de drie p‟s: Planet, People, Profit.
De aard van het werk
Behalve de externe omstandigheden verandert ook de aard van het werk. We gaan
steeds meer met ons hoofd en steeds minder met onze handen werken. Want al het
eenvoudige handwerk wordt geautomatiseerd of uitbesteed aan lage lonen landen.
Hetzelfde geldt echter ook meer en meer voor het eenvoudige hoofdwerk. Wat voor
werk blijft er dan voor ons over? Werk dat in toenemende mate een beroep doet op
onze rechter hersenhelft waar onze creativiteit en empathie zijn gehuisvest. De
enorme concurrentie zorgt ervoor dat we ons voortdurend moeten blijven
vernieuwen en verbeteren. Bij creativiteit gaat het om nieuwe zinvolle dingen
bedenken of nieuwe combinaties van bestaande dingen. Nieuwe producten, nieuwe
diensten, nieuwe marketing strategieën, verbeteringen in de logistieke processen
enzovoort. Door diezelfde concurrentie moet de medewerker zich ook beter gaan
inleven in zijn klant, want die staat immers centraal. Het is een strijd om de aandacht
en gunst van de klant. Tegelijkertijd moet de manager zich beter gaan inleven in zijn
medewerker, want die moet ook tevreden gesteld worden in een krappe
arbeidsmarkt. Dat inleven in klant of medewerker vereist een empathisch vermogen.
Creativiteit en empathie kunnen (nog) niet geautomatiseerd worden en dus hebben
we daar keihard mensen voor nodig. Voor een belangrijk deel: steeds hoger
opgeleide mensen. Gaan we straks dan alleen maar diensten leveren en is er alleen
plaats voor hoog opgeleide mensen? Natuurlijk niet, maar door de bank genomen
gaan we wel die kant op. Eerst werkte het grootste deel van de mensen op het land,
daarna in de fabriek en ten slotte op kantoor om standaard producten en diensten aan
te bieden. Straks werkt een groot deel van de mensen „altijd en overal‟ om
voortdurend innovatieve maatwerk producten en diensten te ontwikkelen, te leveren
en te verzorgen.
9 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Iets anders dat de aard van het werk verandert, is de digitalisering van informatie.
Het papier is niet meer de primaire informatiedrager maar de computersystemen en
–netwerken. En informatie in de vorm van elektronische blips kan altijd en overal
naar toe worden gestuurd zonder enig tijdverlies. Daarmee is de noodzaak om de
administratieve fabriek ook fysiek zo te handhaven in principe verdwenen. Het
administratieve werk is in strikte zin niet langer tijd- en plaatsgebonden.
Dus wat is er aan de hand?
Voordat ik in het volgende hoofdstuk vertel wat Het Nieuwe Werken is, vat ik het
betoog nog even samen. We slibben dicht in Nederland en de oorzaak daarvan ligt in
de „mismatch‟ van de aard van het werk en de wereld waarin we leven aan de ene
kant en de manier waarop we dat werk organiseren, inrichten, aansturen en belonen
aan de andere kant.
We hebben in het industriële tijdperk een model ontwikkeld om werk uit te voeren
dat goed gedijde in de toenmalige stabiele omgeving en toegespitst was op de aard
van het werk. Dat model was opgebouwd rondom het maken van een product of
dienst en de organisatie werd bij wijze van spreken eenmaal ontworpen om daarna
jaren lang ongewijzigd het zelfde werk uit te voeren. De nadruk lag daarbij op een
geleidelijke toename in efficiëntie en niet op innovatie en effectiviteit. Halverwege
de jaren zeventig kwam er een einde aan die stabiele omgeving en werd onze
westerse maatschappij overvallen door een aantal golven die in kracht en frequentie
toenamen en die de omgeving veel complexer en dynamischer maakten en mede
daardoor de aard van het werk veranderden. Van handwerk en simpel hoofdwerk
stapten we langzaam maar zeker over naar complex kennis- en informatiewerk.
Daarbij draait het om het verwerken van informatie en het produceren, delen en
gebruiken van kennis. En al die informatie en kennis komt dankzij de ICT
ontwikkelingen steeds meer digitaal beschikbaar en kan in principe altijd en overal
geraadpleegd, gewijzigd, opgesplitst en samengevoegd worden. Het effectief werken
in een dergelijk complexe en dynamische omgeving vraagt om andere competenties
10 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
van de werkende mens zoals creativiteit en empathie. De aard van het werk is dus
zeer wezenlijk veranderd in de afgelopen dertig tot veertig jaar.
Maar – en dit is de essentie – de manier waarop we dat werk organiseren, inrichten,
aansturen, uitvoeren en belonen is veel te weinig mee veranderd. We houden
krampachtig vast aan het hiërarchische organisatiemodel, de command & control
managementstijl en aan het tijd- en plaats gebonden werken. Dat model levert geen
goede fit meer met die veranderde aard van het werk. Die vraagt namelijk om meer
vrijheid, meer visie, meer empowerment (zeggenschap, zelfsturing,
zelfwerkzaamheid), meer flexibiliteit, meer intuïtie, meer diversiteit, meer
vertrouwen, meer verantwoordelijkheid en minder controle, minder regels, minder
starheid, minder structuren, minder muren, enzovoort. Omdat we daaraan niet of niet
voldoende doen, slibben we dicht en komen we om in het werk, is er weinig plezier
in het werk, zitten we met een werk-leven balans probleem, zijn we minder effectief,
minder efficiënt, en is er voor innovatie en empathie veel te weinig ruimte.
En omdat het niet lekker loopt gaan we nog meer emailen, overleggen en informatie
zoeken; en willen politici, managers en stafafdelingen nog meer regelen en nog meer
controleren. Daardoor stapelen het werk en de werkdruk zich verder op en loopt het
nog minder lekker. Zo wordt het een neerwaartse spiraal.
Het wordt tijd deze impasse te doorbreken en de werkorganisatie en
werkomstandigheden aan te passen op het aard van het werk, zodat de constipatie op
een natuurlijke wijze wordt opgelost en iedereen – mens, organisatie én
maatschappij - daarbij gaat winnen.
Precies dat is het doel van Het Nieuwe Werken.
11 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Hoofdstuk 2
Wat is Het Nieuwe Werken nu eigenlijk?
Om maar direct met de deur in huis te vallen: Het Nieuwe Werken is een visie om
werken effectiever, efficiënter maar ook plezieriger te maken voor zowel de
organisatie als de medewerker; die visie wordt gerealiseerd door die medewerker
centraal te stellen en hem – binnen bepaalde grenzen - de ruimte en vrijheid te geven
in hoe hij werkt, waar hij werkt, wanneer hij werkt, waarmee hij werkt en met wie
hij werkt.
De rest van dit hoofdstuk zal dit statement nader toelichten en illustreren.
De mens als kritische productiefactor
In het industriële denken is de mens slechts een vervangbaar en tijdelijk hulpmiddel
om de gebreken van de technologie op te vangen. Zodra de technologie in staat is de
taken van de mens over te nemen gebeurt dat ook zoals de autofabrieken anno 2009
met hun industriële robots bewijzen. In dat industriële denken staat namelijk het
productieproces centraal. Alle inspanning is er op gericht dat proces verder te
optimaliseren. Bij de verbetering van het productieproces in de industrie heeft men
het over „industrial engineering‟. In de administratieve omgeving heet hetzelfde
gedachtegoed „business process management‟. In beide gevallen is de mens niet
meer dan een vervangbaar hulpmiddel dat ergens een plekje heeft in dat proces.
In het postindustriële denken komt niet het proces, maar de mens centraal te staan.
Niet dat het proces onbelangrijk is, maar het is niet meer iets waarmee je jezelf op
termijn kunt onderscheiden. In het postindustriële denken weten we dat het proces
vroeger of later volledig geoptimaliseerd en geautomatiseerd zal zijn. De mens zelf
wordt de onderscheidende waarde. Een proces kan zichzelf niet verbeteren of
veranderen; mensen doen dat. Een proces kan geen nieuwe producten of diensten
bedenken; mensen doen dat. Een proces kan geen relatie met een klant, partner,
toeleverancier of medewerker aangaan; mensen doen dat.
12 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
In Het Nieuwe Werken worden de rollen omgedraaid. De mens wordt niet meer als
vervangbaar hulpmiddel van het proces beschouwd, maar het proces is er ter
ondersteuning van het werk van de mens. Een goed gestructureerd en grotendeels
geautomatiseerd proces maakt de mens niet overbodig, maar speelt hem juist vrij om
zijn menselijke vermogens - kennis, creativiteit, empathie - in te zetten.
Zo wordt de mens in de westerse postindustriële samenleving de bedrijfskritische en
- zoals we in het vorige hoofdstuk lazen - schaarse productiefactor. Daarom moeten
organisaties die productiefactor ook centraal stellen en optimaal gaan benutten. Ik
zeg dit met opzet, want vanuit het perspectief van de organisatie blijft de mens een
middel om de doelstelling van de organisatie te realiseren. Het is echter geen
wegwerpmiddel meer, maar eentje die je als organisatie moet koesteren.
Als organisatie moet je zien te bewerkstelligen dat die mens het beste van zichzelf
geeft in zijn werk voor de organisatie. Je kunt van een medewerker eisen dat hij op
tijd op zijn werk is en bepaalde werkzaamheden op tijd afrondt. Maar je kunt nooit
van hem eisen dat hij het beste van zichzelf geeft in zijn werk of dat hij al zijn
capaciteiten - zijn competenties, zijn talent, zijn passie, zijn mentaliteit – optimaal
inzet in zijn werk. Daartoe kun je hem in feite alleen verleiden en omgekeerd moet
die medewerker het jou als organisatie gunnen dat hij het beste van zichzelf geeft.
De stelling die Het Nieuwe Werken poneert is de volgende: organisaties zullen
effectiever en efficiënter worden (en leuker om voor te werken) door de medewerker
meer vrijheid te geven in hoe die zijn werk doet, waar hij dat werk doet, wanneer hij
dat werk doet, met welke hulpmiddelen hij dat doet en met wie hij daarbij
samenwerkt. Door die toegenomen vrijheid wordt werken zinvoller, leuker en
uitdagender en gaat die medewerker aan het werk, niet alleen omdat hij dat moet,
maar ook omdat hij dat graag wil. Daar heeft iedereen profijt van omdat de
medewerker daardoor niet alleen effectiever en efficiënter maar ook gelukkiger
wordt. Allereerst is er het profijt voor die medewerker zelf, daarnaast voor zijn
directe omgeving (partner, kinderen, vrienden), zijn manager, zijn organisatie, zijn
ketenpartners en uiteindelijk de maatschappij.
13 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Het nieuwe werken is niet alleen een visie, maar bevat ook een strategie. De
strategie of aanpak gaat als volgt. Het Nieuwe Werken zet de medewerker centraal
en gaat vervolgens bekijken wat die medewerker allemaal nodig heeft om zijn werk
goed of nog beter te kunnen doen. Dat kan gaan om een betere fysieke werkplek, een
aantal ICT hulpmiddelen, een andere organisatie en aansturing van het werk, minder
regels en procedures, een beter begrip van de missie en ambitie van het bedrijf, een
inspirerende bedrijfscultuur, een leider als boegbeeld, een coachende manager, een
opleidingsplan, een resultaatafspraak, enzovoort. Hoofdstukken 3 en 4 gaan in op
wat er allemaal komt kijken bij Het Nieuwe Werken.
Wat levert het op?
Een mooi verhaal, maar wat levert het nu op? Dit is immers een verhaal voor
managers en die willen niet alleen mooie praatjes horen, maar ook resultaten zien.
Waar is de „business case‟?
Hoofdstuk 5 gaat in meer detail in op de resultaten van Het Nieuwe Werken, maar ik
geef hier een kleine aanzet. Eerst in het licht van het betoog uit het vorige hoofdstuk
en daarna met wat anekdotische illustraties van bedrijven die al ervaring hebben met
wat het oplevert.
Het betoog van hoofdstuk 1 was dat we aan het dichtslibben zijn en daardoor
verstopt raken, met als gevolg minder productiviteit en minder innovatie. We
besteden erg veel tijd aan overhead bovenop ons echte werk. De oorzaak daarvan
ligt in de mismatch tussen het werk dat we doen en de manier waarop we dat
organiseren en aansturen. Welnu als je de oorzaak van de verstopping weghaalt dan
komt de natuurlijke stroom vanzelf weer op gang. En die oorzaak ligt in het
diepgewortelde wederzijdse wantrouwen tussen manager en medewerker vanuit het
industriële tijdperk. Omdat de manager verantwoordelijk is voor het resultaat van
zijn medewerkers zal hij de natuurlijke neiging hebben er voortdurend bovenop te
zitten en zijn medewerkers zoveel mogelijk te controleren. Die medewerkers ervaren
dat als beklemmend en raken ofwel gefrustreerd of ze worden passief. In beide
14 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
gevallen neemt de effectiviteit af en geven ze bepaald niet het beste van zichzelf. Ze
krijgen een houding van pas aan het werk te gaan als de baas het zegt. Ze gaan de
kantjes ervan af lopen. Dus is er meer controle en meer afstemming nodig om ze aan
het werk te krijgen en te houden.
Maar als de manager zijn medewerkers echt gaat vertrouwen en ze meer ruimte en
vrijheid geeft – binnen grenzen en met duidelijke en zakelijke wederzijdse afspraken
- , dan boor je het willen aan in die medewerker en daarmee al zijn capaciteiten.
Daarmee los je de bron van de verstopping op en begint alles vanzelf gemakkelijker,
sneller en beter te lopen. Vervolgens hoef je dan ook niet meer te investeren in extra
noodverbanden zoals nog meer overleg en nog meer regels en procedures. Dat
oplossen van de verstopping vertaalt zich in zowel meer (meer omzet, meer
effectiviteit, meer kwaliteit, meer plezier) als in minder (minder overhead, minder
kosten, minder noodzaak voor afstemming, minder controle en handhaving). Dus het
levert in principe nogal wat op.
Twee bedrijven die al wat langer met Het Nieuwe Werken bezig zijn en dus al wat
resultaten kunnen melden zijn Interpolis en Microsoft.
De Interpolis directie besloot op een gegeven moment een cultuur van vertrouwen te
bevorderen en de controlerende regels en procedures verregaand te beperken; zowel
naar de eigen medewerkers als naar de klanten. Voor de klanten betekende dat onder
meer dat zij hun schadeaangiften met een enkel telefoontje konden afdoen. Ze
hoefden geen bonnetjes op te sturen of lange formulieren in te vullen en kregen
direct uitbetaald of de schade werd direct gerepareerd. Sceptici beweerden dat dit
Interpolis veel geld zou gaan kosten omdat de mensen er massaal misbruik van
zouden maken. Maar dat bleek niet het geval. Door de aanpak van vertrouwen kon
het afhandelingproces sterk worden vereenvoudigd en dat bespaarde de
administratieve organisatie miljoenen. Dat betekende minder kosten. Tegelijk werd
Interpolis een steeds populairder verzekeraar: het was lekker eenvoudig zaken doen
met hen. Interpolis sprong van positie 11 naar positie 4 in verzekeringsland. Dat
betekende meer omzet.
15 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
De directie van Microsoft Nederland maakte zich zorgen over de werk-leven balans
van hun medewerkers. Uit het jaarlijkse medewerkertevredenheid onderzoek bleek
dat een probleem te zijn en ook het ziekteverzuim was te hoog in de ogen van de
Microsoft directie. Dus werd een traject in gang gezet om mensen enerzijds meer
bewust te maken van het hebben van een goede balans door middel van voorlichting
en ze anderzijds in staat te stellen om te werken wanneer en waar zij wilden: op
kantoor, bij de klant, thuis of onderweg. De cultuur moest worden veranderd en
leden van de directie gaven daarbij zelf het voorbeeld. Door ook eens om 10 of 11
uur op kantoor te verschijnen, om 3 uur ‟s middags al weg te gaan of eens een dag
thuis te werken. Goed voorbeeld deed goed volgen en de werk-leven balans score
sprong omhoog en het ziekteverzuim halveerde.
In hoofdstuk 5 „Wat levert het op?‟ wordt fundamenteel aandacht besteed aan de
effecten van Het Nieuwe Werken en komen de resultaten van Interpolis en
Microsoft uitgebreider aan de orde.
Waarom dan nog niet iedereen?
Met zoveel positieve geluiden – ik zei al: dit wordt een optimistisch boek – zul je
jezelf afvragen waarom Het Nieuwe Werken dan nog niet zo breed is ingevoerd.
Waarom doet niet iedereen dat al? Daarvoor zijn volgens mij drie redenen aan te
wijzen: de geconditioneerde industriële mindset van mensen, het ontbreken van een
echte noodzaak om te veranderen en het tot voor kort ontbreken van breed
beschikbare en betaalbare ICT hulpmiddelen.
Ik denk dat mensen – managers én medewerkers – geconditioneerd zijn door het
industriële denken. Dat denken is gebaseerd op angst en wantrouwen. Angst voor
het onbekende en wantrouwen naar medemensen. Angst is een slechte raadgever en
wantrouwen meestal ongegrond, maar ze hebben grote invloed op ons denken.
Daarom houden mensen maar al te graag vast aan ingesleten gewoontes; zelfs als die
niet meer effectief zijn. Richard Donkin die een prachtig boek over de evolutie van
werk heeft geschreven (Donkin, 2001), noemt dit „social drag‟ en ziet dat als een
16 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
algemene menselijke eigenschap. Ons sociale gedrag ijlt altijd na ook als de
technologie of andere omstandigheden dat gedrag ineffectief heeft gemaakt. En
volgens Ben Tiggelaar is veruit grootste gedeelte van ons gedrag gebaseerd is op
automatismen waarvan we ons niet bewust zijn (Tiggelaar, 2005). Zelfs als we in
onze dromen en visies verandering nastreven, dan vallen we toch vaak weer snel
terug op die oude gewoontes.
Dus veranderen we alleen maar als het echt moet; als het te heet onder onze voeten
wordt. Als er sprake is van een zogenoemd „burning platform‟. En lange tijd leek de
noodzaak tot veranderen te ontbreken. Het ging toch goed zo! Maar het
dichtslibbende Nederland lijkt hard op weg om zo‟n burning platform te worden: er
zijn alleen maar meer files bijgekomen, meer emails, meer regels, meer formulieren
en meer werk. En daarnaast begint de schaarste aan toekomstige hoger opgeleide
medewerkers flink door te sijpelen. Iedereen snapt dat de aankomende generatie
anders in elkaar zit en andere verwachtingen van werken en leven heeft. Dus als je
als bedrijf in die halflege vijver wil gaan vissen, dan moet je wel aantrekkelijk aas
hebben. En uitspraken als “we verwachten wel dat je van negen tot vijf op kantoor
bent” of “internetten doe je maar thuis en niet op het werk” of “ga eerst maar eens
drie jaar dit werk doen, voordat we het over een volgende carrièrestap gaan hebben”
gaan daarbij erg weinig vangst opleveren.
En dan de spectaculaire ontwikkeling van de ICT. In minder dan 10 jaar tijd is het
mogelijk geworden om alle informatieverwerking en alle communicatie overal en
altijd op een veilige, betrouwbare en zeer betaalbare wijze te doen. Internet,
breedband, UMTS, GPS, Web 2.0 en een kakofonie aan apparaten van kleine
mainframes aan huis (wie heeft er nog geen server thuis staan?) tot en met
„smartphones‟ en compacte „netbooks‟ waarmee je niet alleen op je werk en thuis,
maar ook vanuit de trein, de auto, het bos en het strand kunt werken, entertainen en
„socialiseren‟ met je vrienden of zakelijke netwerk.
Deze drie factoren zijn volgens mij de reden dat het industriële denken nu toch echt
aan verandering toe is. In deel 2 laat ik zien welke bedrijven allemaal al met dat
17 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Nieuwe Werken bezig zijn en waarom ze dat doen. Bij de een loopt het al 10 jaar, de
volgende is net „klaar‟, sommigen zitten er middenin, maar de meesten staan nog
aan het begin van het traject. En opvallend is dat bij die laatste groep veel
organisaties uit de publieke sector zitten: Politie, Belastingdienst, agentschappen en
ministeries. Het kan verkeren.
Een paar illustraties
Laat ik het betoog even praktisch maken met een paar illustraties. In de T-Ford
fabriek was de handeling die de arbeider moest doen aan de lopende band exact
getimed en voorgeschreven. Die arbeider moest precies op moment x handeling y
doen – het protocol -, bijvoorbeeld een boutje rechtsom draaien. Het was belangrijk
voor de kwaliteit van het eindproduct dat die persoon dat ook precies zo deed, want
anders stortte die auto later misschien wel in elkaar. Dus moest die arbeider niet
lekker creatief het boutje eens een slag naar links draaien. De inrichters van de
productielijn hadden het werk zodanig gemaakt dat iedereen het „vak‟ in een uurtje
onder de knie kon krijgen. Een erg grote identificatie met het eindproduct of de
collectieve ambitie van het bedrijf kan dergelijk simpel en repetitief werk niet echt
geven. Je gaat niet bij iedere slag naar rechts denken: “Wat geweldig dat straks
iedere arbeider zich een eigen auto kan permitteren. Wat goed dat ik daaraan bij mag
dragen”. Dus is het wel handig dat er opgelet wordt of die arbeider zijn werk wel
goed doet. Want met dat eentonige werk en die hoge snelheid zal hij in de regel niet
nalaten de kantjes ervan af te lopen als hij de gelegenheid krijgt. Die oogcontrole
met sancties bij overtredingen was dus ook zeer doeltreffend.
Maar neem nou een politieman op straat die naar aanleiding van een bericht van de
meldkamer afkomt op een burenruzie. Ook hij heeft een bepaald protocol maar dat is
globaal en niet specifiek. Zijn missie is de ruzie te bedaren, de ruziemakers te laten
afkoelen, hoor en wederhoor toe te passen en een verslag van de ruzie te maken om
te zien of er een vergrijp heeft plaatsgevonden en er een „boef‟ moet worden
opgepakt. Maar daarbinnen heeft hij heel veel vrijheid en bevoegdheid om te
handelen zoals hem dat goed dunkt. Dat noemen ze bij de politie met een mooi
18 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
woord „discretionaire bevoegdheid‟; dat is dus gewoon empowerment of zelfsturing.
Hij moet de situatie overzien, de mensen goed inschatten en zorgen dat hij zelf niet
in gevaar komt. Zijn commandant gaat hem echt niet voor de voeten lopen om te
controleren of hij zijn werk wel goed doet en hem ook niet opjutten het zo snel
mogelijk af te raffelen. Uit zijn verslag en eventuele klachten van de ruziemakers of
omstanders zal later wel blijken hoe het gegaan is: geen bericht, goed bericht.
Of neem de marketing professional die de opdracht krijgt een nieuwe marketing
strategie te bedenken, uit te werken en te implementeren. Meer protocol dan een
globale opdracht en een deadline heeft hij niet. In dat proces moet zijn manager hem
vooral heel erg met rust laten. Zijn „Eureka!‟ gedachte komt waarschijnlijk als ie ‟s
ochtends thuis onder de douche staat. Het strategisch uitdenken doet hij in de file en
de implementatie start hij op kantoor. Hem voortdurend opjutten, tijd laten schrijven
en in de gaten houden waar hij nou weer zit, is dan erg contraproductief.
Iedereen snapt bovenstaande voorbeelden wel en dit wordt in de praktijk vaak allang
goed gedaan. Maar er zijn honderdduizenden medewerkers met functies en taken die
een beetje van de politieman hebben en een beetje van de marketing professional,
maar toch met een managementstijl geconfronteerd worden die nog veel heeft van
die opzichter in de T-Ford fabriek.
Wat Het Nieuwe Werken niet is
Het Nieuwe Werken spreekt veel mensen aan, maar er zijn er ook die er zaken in
zien die niet bedoeld worden en ook niet gezegd zijn. In de ruim twee jaar dat ik Het
Nieuwe Werken uitdraag op congressen, seminars en in gesprekken met heel veel
mensen, ben ik zo‟n beetje alle misvattingen wel tegengekomen. Ik zal de top 5
geven van wat Het Nieuwe Werken niet is. In alle 5 schuilt overigens wel een kern
van waarheid, maar toch slaan ze de plank mis.
“O, dus het nieuwe werken is thuiswerken” staat wel met stip op 1. Nee dus, het
nieuwe werken is geen thuiswerken, maar werken waar en wanneer en hoe jij wilt.
Dat kan op kantoor zijn en dat kan thuis zijn; maar ook in de trein, in het bos en aan
19 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
het strand. Als jij het allerliefst elke dag van negen tot vijf op kantoor zit en daar je
werk doet, dan moet je dat vooral doen. Het misverstand is wel enigszins te
begrijpen omdat de hele discussie rond de mobiliteit – of liever het gebrek er aan
door al die files – momenteel erg rond zingt. Dat is inderdaad een probleem en
daaraan moet wat gedaan worden. Ik geloof stellig dat Het Nieuwe Werken daaraan
kan bijdragen. Lodewijk de Waal, voorzitter van de Taskforce
Mobiliteitsmanagement, zegt: “Wie slim wil werken, moet slim reizen”. En dat klopt
ook wel. Maar een verbeterde mobiliteit is meer een positieve bijwerking van Het
Nieuwe Werken dan de essentie ervan. Als mensen meer zeggenschap hebben over
waar en wanneer ze werken, dan zullen ze de files mijden en gemiddeld wat vaker
thuiswerken.
“Het Nieuwe Werken is vrijheid, blijheid!”. De eerste die me dat voor de voeten
wierp zat in de redactieraad van de ICT bibliotheek bij wie ik mijn eerste boek
uitgaf. Gelukkig kon ik me ertegen verweren en is het boek precies zo verschenen
als ik het geschreven had. Maar ik ben dat verwijt later nog vaak tegengekomen. Het
Nieuwe Werken geeft inderdaad meer vrijheid en zelfs meer blijheid, want meer
plezier in het werken. Maar het verlangt ook iets terug en dat is als medewerker je
verantwoordelijkheid nemen. Daarnaast moet ook gemeten worden dat die
medewerker zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Het is dus geen
losbandigheid wat ik hier verkondig, maar een beroep doen op de volwassenheid van
mensen. En omdat iedere werkende mens een volwassene is, mag je dat beroep ook
best doen. Niet iedereen zal er even goed mee omgaan in het begin; maar alles valt
te leren. De „vrijheid, blijheid‟ gedachte getuigt van een diep onderliggend
wantrouwen en van angst voor „(vertrouwen en) loslaten‟. Sommige ouders hebben
er ook grote moeite mee om hun kinderen los te laten en toch is dat voor die
kinderen op een gegeven moment veruit het beste.
“Het Nieuwe Werken is een ordinaire bezuinigingstruc verpakt in een mooi
verhaal!”. Het is waar dat je met Het Nieuwe Werken geld kunt besparen; veel geld
zelfs. Maar ook dat is meer een positieve bijwerking van Het Nieuwe Werken dan
een doel op zich. Het instant houden van het industriële denken kost gewoon heel
20 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
veel geld, energie en mentale gezondheid. We plegen er roofbouw mee op onze
omgeving en onze mensen. En als we ons denken vernieuwen en een veel
natuurlijker organisatie- en aansturingmodel op het werk zetten, ja, dan gaat dat als
vanzelf geld en energie opleveren. Hoe of waar, daar kom ik op terug in hoofdstuk
5.
“Het Nieuwe Werken laat mensen gewoon langer werken. Je moet overal en altijd
beschikbaar zijn”. Zeker niet! De ICT rondom Het Nieuwe Werken probeert de
onnatuurlijke scheiding tussen leven en werken op te heffen door mensen in staat te
stellen overal en altijd te kunnen werken en samenwerken. Maar dat betekent niet
dat het ook moet. Hier komt weer een stuk van die eigen verantwoordelijkheid om
de hoek kijken. Het is waar, je moet er mee leren omgaan. Veel mensen die vanuit
huis werken hebben eerst de neiging te overcompenseren en harder en langer door te
werken, om maar aan hun manager en collega‟s te laten merken dat ze ook echt aan
het werk zijn. Dat heeft weer met dat wantrouwen te maken, maar in dit geval
projecteren die mensen hun eigen wantrouwen op hun manager en collega‟s. Later
komt dat overigens meestal wel goed, als ze merken dat die manager hun echt wel
vertrouwt. Een goede manager kent zijn pappenheimers en zal ook wel in de gaten
houden of iemand niet overcompenseert. Maar uiteindelijk moet die medewerker
toch echt leren zelf zijn balans te managen. Dat valt allemaal aan te leren.
“Het Nieuwe Werken maakt van mensen op zichzelf gerichte solisten”. Anders
gezegd, Het Nieuwe Werken maakt dat mensen nauwelijks meer op kantoor komen
en dat gaat ten koste van de sociale cohesie. Dat is inderdaad een potentieel risico,
maar kan goed ondervangen worden als je jezelf er maar van bewust bent. We zullen
zien dat bedrijven die met Het Nieuwe Werken bezig zijn op afdelingsniveau met
elkaar afspraken over wanneer men gezamenlijk op kantoor is; om af te stemmen, er
voor elkaar te zijn, er samen tegenaan te gaan en ook om gewoon weer eens bij te
kletsen.
21 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Is Het Nieuwe Werken voor iedereen?
Ook die vraag komt heel vaak op in de presentaties, workshops en gesprekken. Mijn
antwoord is daarop „ja en nee‟ of zoals de Duitsers zeggen: Jein. Laat ik beginnen
met het „nee‟ gedeelte. Niet elk werk kan tijd- en plaatsonafhankelijk gedaan
worden. De loodgieter zal toch echt bij mij thuis de lekkage moeten opsporen en
verhelpen, de politieman kan niet vanuit zijn eigen woonkamer het recht en de orde
op straat handhaven, de fabriekswerker moet in een shift aan die lopende band staan,
de ober aan tafel uitserveren, en de chirurg moet aan de operatietafel staan3. Voor
veel beroepen geldt dat die niet tijd- en plaatsonafhankelijk kunnen worden
uitgevoerd. Maar voor een steeds groter deel van de werkende bevolking geldt dat ze
voornamelijk met hun hoofd en met informatie werken; en met klanten die ze ook op
afstand kunnen bedienen via telefoon, videoconferencing, chat of email. Denk aan
het gros van de ambtenarij, het bank- en verzekeringswezen, de consultants en de
ICT-ers. Maar ook de inkopers, planners, managers en verkopers die in de
industriële sector werken. Dus „nee‟ niet voor iedereen, maar wel voor een steeds
groter deel. Willem de Jager, directeur van het telewerkforum, stelt dat ongeveer de
helft van de 8 miljoen banen in Nederland al min of meer tijd- en plaatsongebonden
is.
Het „ja‟ zit hem in het punt dat veel beroepen een mix van tijd- en plaatsafhankelijk
werken en tijd- en plaatsonafhankelijk werken kennen. Terug naar die politieman op
straat. Een feit is – helaas; en dat vindt hij zelf ook – dat hij een groot deel van zijn
werktijd niet op straat maar op het bureau doorbrengt met de administratieve
voorbereiding en afhandeling van zijn werk op straat. Dat administratieve werk kan
natuurlijk wel tijd- en plaatsonafhankelijk gedaan worden. Dat hoeft niet met alle
geweld op het bureau plaats te vinden. Chirurgen, verplegers en docenten besteden
ook een substantieel deel van hun tijd aan de administratie en aan het bijhouden van
de ontwikkelingen op hun vakgebied. Het nieuwe werken is dus niet alleen voor de
pure kenniswerkers en informatiewerkers. Een uitgekiende definitie van wat een
3 Hoewel, met het DaVinci Surgical System kan een chirurg op grote afstand opereren, waarbij robotarmen op de
operatietafel zijn instructies uitvoeren. Zie www.intuitivesurgical.com
22 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
kenniswerker is, is dus ook niet zo erg relevant. Ik definieer het begrip kenniswerker
heel losjes als iemand die vooral met zijn hoofd werkt in plaats van alleen met zijn
handen. Dus de politieman op straat is binnen die losse definitie een kenniswerker,
net zo goed als de verpleger, de chirurg of de man die de hele dag schaderegistraties
in het systeem verwerkt.
Maar zelfs voor fabriekswerkers – echte hand(elings)werkers - geldt dat zij meer
invloed zouden kunnen hebben over tenminste de tijd wanneer ze werken door ze
zelf hun rooster te laten bepalen. Ricardo Semler, een Braziliaans ondernemer en
Nieuwe Werken goeroe „avant la lettre‟, heeft dat eens geopperd in zijn eigen
fabrieken. Semler is een groot voorstander van mensen veel meer vrijheid geven in
hoe, waar en wanneer ze werken. Hij heeft dat in zijn eigen bedrijf ingevoerd, daar
een paar mooie boeken over geschreven (bijvoorbeeld Semler, 2003) en reist de
wereld rond met zijn verhaal. Op een gegeven moment zei hij tegen zijn managers:
we moeten ook de fabriekswerkers meer vrijheid en ruimte geven. Laten ze hun
eigen roosters opstellen. Wij vertellen ze alleen maar dat de bezetting iedere shift op
orde moet zijn en meer vertellen we ze niet. Zijn managers stonden op hun achterste
benen en schreeuwden om het hardst dat zoiets absoluut niet zou werken. Weer dat
wantrouwen. “OK”, zei Semler, “we stellen een stuurgroep in die het experiment
gaat monitoren en mag ingrijpen als het niet werkt. Maar ik ga het gewoon
proberen”. Die stuurgroep heeft nooit bij elkaar hoeven komen, want het werkte
direct. De fabriekswerkers begrepen hun verantwoordelijkheid – elke shift met een
volledige bezetting – en maakten dankbaar gebruik van de hun gegeven vrijheid. Ze
gingen onderling allerlei diensten uitruilen. Sommigen werkten twee shifts achter
elkaar om daarna lekker bijna twee dagen vrij te kunnen zijn. Dat was een mooie
illustratie van het credo dat ik later nog verder zal illustreren: “Laat de mensen het
zelf regelen, dan regelt het zich allemaal vanzelf”.
Het Nieuwe Werken werkt omdat het zo logisch als wat is om volwassen mensen
respect en vrijheid te geven, om daarvoor verantwoordelijkheid terug te mogen
verwachten en daar simpelweg afspraken over te maken. Dan werkt alles gewoon
23 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
een stuk soepeler en prettiger en daarmee effectiever en efficiënter. Hoe je deze visie
moet gaan vormgeven, is het onderwerp van de twee volgende hoofdstukken.
24 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
25 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Hoofdstuk 3
Wat komt er bij kijken? (1)
Na de brede visie van het vorige hoofdstuk, ga ik in de komende twee hoofdstukken
dieper in op de verschillende aspecten van Het Nieuwe Werken. Want wat betekent
het concreet om de mens centraal te stellen en hem toe te rusten met middelen en
diensten opdat hij het beste uit zichzelf kan halen? Ik neem je mee naar de vier
hoofdgebieden die helpen om Het Nieuwe Werken te realiseren en daarbij de
benodigde middelen en diensten voor die mens kunnen regelen. Het gaat daarbij om
de ICT, de fysieke werkomgeving, de organisatie en ten slotte de mentaliteit van de
mens. De eerste twee hoofdgebieden behandel ik in dit hoofdstuk en de laatste twee
in het volgende. Aan het eind van het volgende hoofdstuk laat ik zien dat die
gebieden onlosmakelijk met elkaar samenhangen en dat je ze dus ook allemaal moet
gaan aanpakken. Het isoleren van een of twee van die hoofdgebieden en uitsluitend
daar je tijd en energie op gaan richten, zal niet succesvol zijn.
Hoofdgebied ICT
De ICT speelt een bijzondere rol in Het Nieuwe Werken. Aan de ene kant is de ICT
de grote „enabler‟ en aanjager van Het Nieuwe Werken. Dankzij de ontwikkelingen
binnen de ICT van met name de afgelopen 5-10 jaar is het tijd- en plaatsongebonden
werken technisch mogelijk en betaalbaar geworden. In de definitie van Het Nieuwe
Werken is het altijd en overal kunnen werken een kritische succesfactor; en daarmee
is die technologiefactor van groot belang. Daarnaast zijn er de afgelopen paar jaar
interessante toepassingen beschikbaar gekomen die - op één hoop gegooid - met
Web 2.0 worden aangeduid en waarmee het samenwerken, netwerken en kennis
delen binnen en buiten de organisatie een compleet nieuwe dimensie heeft gekregen.
Maar aan de andere kant is de ICT ook beslist niet meer dan die „enabler‟ en
aanjager. Het beschikbaar hebben van technologie leidt op zichzelf niet tot Het
Nieuwe Werken. Als je de nieuwste laptop en „smartphone‟ hebt gekregen, maar je
wordt geacht tussen 9 en 5 op kantoor te zijn, je krijgt geen ruimte van je manager
26 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
om je werk te doen waar en wanneer jij dat wilt en je hebt feitelijk geen idee wat het
doel van jouw werk of jouw organisatie is; dan heb je eigenlijk heel weinig aan die
leuke speeltjes. De waarde van de ICT-middelen is dus erg afhankelijk van de
setting waarbinnen je die middelen gebruikt. Zoals al bij het begin van dit hoofdstuk
gezegd en hier onmiddellijk al geïllustreerd: je kunt Het Nieuwe Werken niet
verengen tot een of twee hoofdgebieden. Het gaat om de totaalaanpak en de
afstemming tussen en integratie van de hoofdgebieden.
De digitale economie
Elk jaar publiceert het CBS een overzicht van de stand van zaken van de ICT in
Nederland en hoe zich dat bijvoorbeeld verhoudt tot de rest van de wereld (CBS,
2008). Nederland behoort tot de absolute koplopers in de wereld als het gaat om het
ICT-gebruik vanuit huis en staat in Europa zelfs op nummer 1. Zo heeft ongeveer 90
procent van de Nederlanders thuis toegang tot een computer en internet. Eenzelfde
percentage heeft een mobiele telefoon in bezit. De vaste pc wordt meer en meer
vervangen door een laptop en ook nemen steeds meer mensen een „smartphone‟ –
zoals de iphone – waarmee je naast bellen ook kunt internetten. Met al die
hulpmiddelen zijn we vooral met elkaar op afstand aan het communiceren:
telefoneren, sms-en, e-mailen, chatten, enzovoort.
Thuis hebben we het dus goed voor elkaar met de ICT. Een van de mooie dingen
van een laptop met draadloze internetverbinding is dat je overal in je huis kunt
neerploffen en gewoon kunt doen wat jij wilt. Er zijn geen televisiezenders die
bepalen wat je wanneer moet zien. Nee, jij bepaalt wat je doet. In het eerste
decennium van het internet in huis – pakweg van 1995 tot 2005 – was het nog vooral
consumeren. Je „surfde‟ over het internet van website naar website en nam
informatie tot je. Goed, je had ook email, kon chatten met onbekenden en bestelde af
en toe een boek. Maar dat was het wel zo‟n beetje.
Toen kwam rond 2005 het fenomeen Web 2.0 en werd het pas echt interessant. Web
2.0 kun je omschrijven als het interactieve internet. Je consumeert niet alleen van
het internet, je draagt er zelf ook aan bij. Je kunt bijvoorbeeld niet alleen de
27 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
marketing informatie vinden over het espressoapparaat dat op je verlanglijstje staat,
maar ook wat anderen van dat ding vinden en je kunt er zelf een paar vragen over
stellen; die dan weer door de „kenners‟ beantwoord worden. Later als je een
tevreden klant bent, geef je zelf een recensie van het apparaat en beantwoord je als
nieuwe „kenner‟ de vragen van anderen.
Maar er is veel meer. Je kunt je aansluiten bij een sociaal netwerk zoals Hyves,
Facebook of het meer zakelijke LinkedIn. Je wordt lid, zet je profiel neer – wie je
bent, wat je doet, wat je leuk vindt – en gaat „netwerken‟ met andere leden.
Vervolgens kun je met die anderen discussies opzetten, een nieuwe interessegroep
beginnen of ze gewoon een berichtje sturen. Daarnaast kun je meewerken aan het
maken van expertise sites of een encyclopedie zoals Wikipedia die inmiddels alleen
al in het Nederlands ruim een half miljoen artikelen kent, gemaakt door mensen als
jij en ik.
Als je in je eentje genoeg te melden hebt en een behoorlijke schrijfdrang hebt, begin
je gewoon je eigen weblog of „blog‟ waarin jij jouw kennis, ervaring, inzicht en
mening met de wereld deelt; en die wereld kan daar weer op reageren door
commentaar op jouw stukjes te geven. Hoe interessanter je het maakt, hoe meer
mensen jouw bespiegelingen gaan lezen, becommentariëren of ernaar verwijzen
vanuit hun eigen blog. De wereld van de bloggers – de zogenoemde blogosphere –
kent zo zijn eigen beroemdheden.
De meest recente „hype‟ is het twitteren. Als je niet weet wat „twitteren‟ is, tel je niet
echt meer mee. Zelfs ministers doen het.
Verhagen twittert: ‘Kop koffie met Clinton’
Met twitter kun je tweets in de twittersphere plaatsen of in gewoon Nederlands: met de twitter
toepassing kun je korte berichten van maximaal 140 tekens vanaf je pc, laptop of mobiele
telefoon op het internet plaatsen en daarin vertellen wat je doet, ziet of bezighoudt. Anderen
die in jouw doen en laten geïnteresseerd zijn, kunnen jouw bedenksels volgen. Minister
Maxime Verhagen is fervent twitteraar en had in juni 2009 een kleine 15 duizend volgers.
Ook de kwaliteitskrant van Nederland maakt er gewag van, zoals blijkt uit het navolgende
artikel van 31 maart 2009:
28 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Als een van de gastheren van de Afghanistanconferentie heeft minister Maxime Verhagen
(CDA, Buitenlandse Zaken) een drukke dag, maar niet te druk om het Nederlandse publiek te
laten meegenieten van ontmoetingen met zijn hoge collega‟s. Via zijn persoonlijke pagina op
de populaire website Twitter houdt hij al langer zijn „volgers‟ op de hoogte van wat hij doet
door met zijn mobiele telefoon berichten (maximaal 140 tekens) en foto‟s naar de pagina te
sturen. Ook vanochtend.
„Met Clinton gesproken, kop koffie in de NL delegatiekamer, verder ministers ontvangen”,
schreef hij vanochtend. De minister kan niet alle vertegenwoordigers van de ruim zeventig
aanwezige landen ontvangen, schreef hij in een antwoord op een van zijn lezers. „Dat zou
ondoenlijk zijn, alleen de hoofdgasten president Karzai en dadelijk secretaris-generaal van
de VN Ban Ki-Moon.”
Was hij niet zenuwachtig om al die belangrijke mensen te ontvangen? „Nee, daar heb ik het
vandaag veel te druk voor.” Voor twitteren heeft Verhagen wel tijd. Direct na zijn toespraak
liet hij weten dat er „nieuwe energie voelbaar [is] in de zaal over Afghanistan”. Volger Anne
de Jong heeft nog wel een tip voor hem: „@MaximeVerhagen je moet wel een beetje opletten
en niet de hele tijd twitteren natuurlijk.” [uit: NRC Handelsblad, online editie, 31 maart
2009]
Op het werk
En na een avondje met je laptop op schoot met Hyves, YouTube, Wikipedia, Twitter
en je webmail in de weer te zijn geweest, kom je ‟s ochtends op je kantoor en voel je
jezelf teruggeschoten in de tijd: verouderde pc‟s, verouderde toepassingen en je mag
of kunt niets van wat je thuis doet. En je vraagt je oprecht af: waarom kan ik dat
thuis allemaal wel en hier niet?
Daar zijn verschillende redenen voor. De ICT bij jou thuis draait primair om de
gezinsleden – wat zij er mee kunnen en willen doen, maar de ICT in de organisatie
draait primair om het ondersteunen van de bedrijfsprocessen zoals het
verkoopproces, het voorraadbeheer, de inkoopadministratie en de boekhouding. Die
centrale informatiesystemen zijn letterlijk bedrijfskritisch en dus stelt de ICT-
afdeling alles in het werk om die systemen in de lucht te houden. Daarbij is de
beveiliging van die systemen en de gegevens in die systemen cruciaal. Het gros aan
budget, kennis en mankracht gaat daar aan op. Als gebruiker van die primaire
29 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
informatiesystemen ben jij slechts bijzaak in de ogen van de traditionele ICT-
afdeling.
Volgens de definitie van Het Nieuwe Werken komt de mens centraal te staan in de
organisatie en moet die mens met middelen en diensten worden ondersteund, dus
ook vanuit de ICT-afdeling. Dat vereist een hele andere focus en veel ICT-
afdelingen hebben daarmee grote moeite. Om opeens in plaats van beheerder en
bewaker van de centrale bedrijfssystemen een dienstverlener voor medewerkers te
worden, vergt een grote mentale sprong. Niet zelden heeft de ICT-afdeling in de
loop van de jaren juist de switch gemaakt van ondersteunende staffunctie naar
wetgevende en controlerende instantie.
De wetgever
Piet, een ervaren accountmanager bij Microsoft, maakte op een gegeven moment de overstap
naar een multinational uit de industriële wereld. Piet was een frequent gebruiker van chat
(„instant messaging‟) en had daar zakelijk goede ervaringen mee, bijvoorbeeld om even
tussendoor af te stemmen met leden uit zijn account team. Bij Microsoft is er sprake van een
zeer coulant ICT-beheer regime. Iedere medewerker is vrij om van alles op zijn laptop te
zetten. Het devies is: gebruik wat je voor je werk nodig hebt. Maar bij die andere
multinational werkte dat toch anders. Piet wilde Windows Live Messenger op zijn laptop
zetten, maar had daarvoor niet de juiste rechten. Dus liep hij naar de ICT-helpdesk en vroeg
aan een junior medewerker om dat programma even voor hem op zijn laptop te zetten. De
reactie van de medewerker was onverbiddelijk: waarvoor Piet dat dan wel nodig had? Er
was geen enkele zakelijke reden was om dat spul te gebruiken en daarmee werd het verzoek
afgewezen.
De controleur
Maaike liep stage bij bedrijf X en deed daar onderzoek naar Het Nieuwe Werken, want het
bedrijf had besloten dat te gaan invoeren. Vanaf haar tijdelijke werkplek met vaste pc was ze
al surfend op zoek naar informatie over dat onderwerp; en pikte als een echte nieuwe werker
af en toe ook een graantje privé informatie mee. Het viel haar op dat veel sites waren
geblokkeerd en haar webmail kon ze ook al niet benaderen. “Thuis maar verder zoeken”,
dacht ze.
Een paar dagen later kwam haar manager binnen en keek bedrukt. In zijn hand een heel pak
papier met allerlei markeringen. “Ik ben gebeld door de ICT-recherche. Je hebt sites
geprobeerd te bezoeken die je niet mocht bezoeken; en het gebruik van nieuwssites als
www.nu.nl was overmatig. Je bent hierbij officieel gewaarschuwd.”
30 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Het valt dus niet mee voor ICT-afdelingen om zomaar van dat ingesleten gedrag af
te stappen. Maar de roep van medewerkers en leidinggevenden om betere technische
en klantvriendelijke ondersteuning neemt almaar toe. Om van het gezeur af te zijn
stelt de conservatieve en onwillende ICT-afdeling nogal eens dat al dat mobiele
werken uitermate onveilig is. Maar daar komen ze de laatste tijd steeds minder goed
mee weg omdat de voorbeelden van bedrijven die wel die ruimte geven aan hun
medewerkers – zelfs banken! – in rap tempo toenemen.
ICT en Het Nieuwe Werken
Wat vraagt Het Nieuwe Werken van de ICT? Er zijn vier hoofdzaken die de ICT aan
Het Nieuwe Werken kan bijdragen: het loskoppelen van de mens van zijn fysieke
werkplek en de standaard werktijden, zodat die mens in principe altijd en overal kan
werken (1), het verminderen van de bestaande administratieve overlast door
bepaalde werkzaamheden te structureren en te automatiseren (2), het zakelijk
toepassen van een aantal van de nieuwe Web 2.0 technologieën die we privé al
gebruiken (3) en een duurzamer (hier: „groener‟) samenleving (4).
Tijd- en plaatsonafhankelijk (samen)werken
Deze eerste hoofdzaak kent zelf weer vier onderdelen, namelijk: het digitaliseren
van informatie die op papier staat (1), het virtualiseren van alle vormen van
communicatie (2), het digitaliseren van samenwerkingsconstructies (3) en het op een
veilige en verantwoorde wijze aanbieden en ondersteunen van ICT-hulpmiddelen
aan de medewerkers (4).
Informatie op papier reist veel minder snel dan informatie in de vorm van
elektronische blips. Daarnaast moet informatie op papier ergens fysiek worden
opgeslagen. Dat betekent dat zolang je nog veel informatie op papier hebt, je de
medewerkers min of meer dwingt naar dat papier – lees: het kantoor – toe te komen.
Dat kantoor is vaak alleen doordeweeks toegankelijk tussen pakweg 8 uur ‟s
ochtends en 6 uur ‟s avonds. Informatie op papier belemmert dus het tijd- en
31 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
plaatsongebonden werken. Maar als alle informatie digitaal beschikbaar is, kan elke
medewerker daar in principe altijd en overal bij komen. Het digitaliseren van alle
informatie op papier vergt een grote, eenmalige inspanning en moet daarna
gedisciplineerd worden bijgehouden en in digitaliseringprocessen vastgelegd.
Sommige bedrijven gaan ver in het bannen van papier. Ze belonen leveranciers met
extra snelle betalingen als die hun facturen elektronisch aanleveren, terwijl papieren
facturen na binnenkomst gescand worden in het document managementsysteem en
daarna direct vernietigd. De leverancier van de papieren factuur moet als „straf‟ wel
wat langer op zijn geld wachten.
Veel wederzijdse communicatie4 wordt al heel lang gevirtualiseerd. Telegrafie en
telex zijn communicatiemiddelen die al niet meer voorkomen en ook de fax staat op
uitsterven. Alleen de telefonie weet zichzelf te handhaven en telkens weer te
verbeteren. De mobiele telefoon is niet meer weg te denken uit onze maatschappij en
het „gratis‟ bellen met VOIP („Voice over IP‟) zoals met Skype of Windows Live
Messenger vindt zakelijk steeds meer ingang. Teleconferenties zijn al langer
gemeengoed in het zakelijke leven, maar tot voor kort wilde het met
videoconferenties nog niet zo lukken. Inmiddels is de technologie daarvoor zo ver
dat videogesprekken en -conferenties niet meer kostbaar en niet meer hinderlijk
hoeven te zijn. In de „high end‟ markt zien we spectaculaire technieken toegepast
zoals de videoconferentiesystemen van HP of Cisco waarbij het verschil tussen
fysiek en virtueel vergaderen flink is afgenomen: je kunt elkaar recht in de ogen
kijken terwijl je duizenden kilometers van elkaar verwijderd kunt zijn. Die
technologie is nu nog niet voor iedereen weggelegd, maar over een jaar of 5 vast
wel. Andere virtuele communicatievormen die we al langer kennen en gebruiken
zijn email en chat. Verder mag je de sociale netwerken en wederom het twitteren
ook rekenen tot de lijst met virtuele communicatievormen.
4 Ik laat de eenzijdige communicatievormen zoals boeken, kranten en klassieke websites hier buiten beschouwing.
32 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Sterk verwant aan het virtueel communiceren is het virtueel samenwerken in
projecten en aan documenten. Een voorbeeld van dat virtuele samenwerken is het
gebruik van een content management systeem waarin mensen op afstand
samenwerken aan een document, een website of een softwaresysteem. Ieder kan zijn
eigen bijdrage leveren en allemaal kunnen ze elkaars werk controleren en
accorderen. Het is net alsof je met elkaar aan een werktafel zit, alleen dan tijd- en
plaatsongebonden. Het virtuele vergaderen is een soort kruising van virtueel
communiceren en virtueel samenwerken.
Al die centrale softwarevoorzieningen voor digitale informatie en virtuele
communicatie en samenwerking zijn er primair om de medewerker te ondersteunen
in tijd- en plaatsongebonden werken. Hij komt daarmee puur technisch gezien los
van zijn fysieke werkplek en reguliere werktijden. Maar dan moet hij wel de
beschikking hebben over apparaten met daarop weer andere softwarevoorzieningen
waarmee hij dat ook echt kan doen. En daar komen de laptops met webcam en
VOIP, de compacte netbooks en de smartphones om de hoek kijken. Het zijn fraaie
apparaten met heel veel mogelijkheden; soms zelfs iets teveel. Het uitrusten van de
medewerker met die dingen en ze vervolgens figuurlijk het bos insturen, is een
garantie voor mislukking. Aan een aantal randvoorwaarden moet echt aandacht
besteed worden, zoals trainingen, voorbeeldscenario‟s en een liefst altijd
beschikbare helpdesk. Zeer belangrijk is dat er veel aandacht aan de beveiliging
wordt besteed. We kennen allemaal de verhalen van usb-sticks met vertrouwelijke
informatie die in een taxi per ongeluk zijn achtergelaten. Laat ik twee dingen zeggen
over dat specifieke voorbeeld. Ten eerste is het zeer eenvoudig om de digitale
informatie op zo‟n stick te beveiligen met encryptie, een standaardvoorziening
binnen de meeste besturingssystemen zoals Windows. Maar daarnaast is het
vergeten meenemen van een usb-stick geen technologieprobleem. Je kunt voor
hetzelfde geld een pak vertrouwelijke fysieke documenten in de taxi achterlaten. Het
is primair een gedragsprobleem. Medewerkers die tijd- en plaatsongebonden gaan
werken moeten zich bewust worden van hun verantwoordelijkheid om goed om te
gaan met alle informatie die ze bij zich hebben of waartoe ze altijd en overal toegang
33 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
toe kunnen hebben. Dit is opnieuw een illustratie dat de vier hoofdgebieden met
elkaar samenhangen; in dit geval de relatie tussen ICT-middelen en de mentaliteit
van de medewerker.
Het verminderen van de administratieve overlast
We zijn veel tijd kwijt aan allerlei regelmatig terugkerende administratieve
handelingen waarvan we ons telkens weer afvragen hoe dat ook al weer moest en
waar de benodigde informatie ook al weer stond. Dat wordt extra lastig als je in dat
proces ook nog afhankelijk bent van de input van anderen. Jij kunt pas iets
afhandelen als die ander eerst zijn stukje heeft gedaan. En dus bel je of e-mail je die
persoon en vraagt hem op te schieten, want jij kunt niet verder. De ICT kan heel
goed helpen bij dit soort zaken. Ik noem twee voorbeelden.
Werkstroomtoepassingen („Workflow‟) kunnen helpen in het standaardiseren en
gedeeltelijk automatiseren van administratieve procedures. Denk daarbij aan zaken
als onkostendeclaraties, urenverantwoording of het reserveren van vergaderruimtes.
Iemand start een werkstroom en de andere deelnemers krijgen automatisch hun
werkdeel in hun „inbakje‟ (email, sms, werkstroomapplicatie); zo worden de
werkzaamheden effectief en efficiënt op elkaar afgestemd. Ze nemen dan minder tijd
en frustratie in beslag en creëren daarmee tijd en energie voor nuttiger zaken zoals
een extra gesprek met een collega, klant of partner of tijd om dat ene document nog
eens goed door te nemen. Het tweede voorbeeld is inzicht hebben in de stand van
zaken binnen een onderneming, afdeling of je eigen takenpakket. Als alle zaken –
budgetten, klantbezoeken, verkopen, leveringen, taken, financiën enzovoort - goed
en eenduidig geregistreerd zijn in een informatiesysteem, dan kun je direct zien wat
de actuele stand is ten opzichte van de planning. Deze „real time‟ management
informatie op verschillende niveaus en naar verschillende gezichtpunten wordt dan
visueel weergegeven in zogenoemde „cockpits‟. Denk eens hoeveel tijd het kan
besparen om deze informatie altijd en up to date bij de hand te hebben. Ook hier
geldt dat de vrijgekomen tijd benut kan worden voor zinvoller zaken dan het telkens
weer opnieuw bij elkaar zoeken van „inzicht‟.
34 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Nieuwe manieren van (samen)werken
De eerder genoemde Web 2.0 voorzieningen gebruiken we vooral in de privésfeer.
Maar ze bieden ook uitstekende mogelijkheden om zakelijk te gebruiken waardoor
we veel effectiever en efficiënter kunnen werken. De zakelijke toepassing van Web
2.0 voorzieningen wordt Enterprise 2.0 genoemd. Het gaat daarbij vooral om nieuwe
vormen van virtueel samenwerken en kennis delen. Zo kun je binnen je eigen
organisatie gaan bloggen om collega‟s van bepaalde ontwikkelingen op de hoogte te
houden – de hoofdbestuurder die zijn wekelijkse blog doet over de stand van zaken
in de onderneming bijvoorbeeld. Maar je kunt hetzelfde instrument ook meer als
marketing instrument gebruiken om je klanten op de hoogte te brengen van nieuwe
producten, diensten, aanbiedingen, enzovoort. Je kunt daar nog een stap verder mee
gaan en diezelfde klanten betrekken bij jouw product- of dienstontwikkeling: je
vraagt ze om hun input en ideeën. Op die wijze zou je bijvoorbeeld als overheid de
burger kunnen betrekken bij het ontwikkelen van nieuw beleid. Dat noemen ze bij
de overheid „interactieve beleidsvorming‟.
Ambtenaar 2.0
Wat kan of wat moet de overheid met Web 2.0? Die vraag lag aan de basis van het initiatief
dat onder de noemer „Ambtenaar 2.0‟ in maart 2008 werd opgestart door Davied van Berlo
binnen het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV). Inmiddels is het project
uitgegroeid tot een breed virtueel sociaal netwerk van ambtenaren en burgers die met elkaar
in discussie zijn over de maatschappelijke betekenis van Web 2.0. Begin juli 2009 telt het
netwerk al bijna 1700 leden en maakt daarbij zelf ook veel gebruik van Web 2.0
technologieën. In Davied‟s eigen woorden:
“Er is een fundamentele verandering gaande in de samenleving: in hoe mensen elkaar
vinden, kennis en ideeën uitwisselen en samenwerken. Deze verandering heeft een technische
aanleiding (internet, web 2.0), maar de gevolgen zijn maatschappelijk. En daarom heeft het
ook gevolgen voor het werk en de manier van werken van de overheid: de relatie tussen
burger en overheid, de interne organisatie van de overheid en de manier van werken van de
ambtenaar. Daar moeten we iets mee als overheid. We moeten bedenken wat het betekent
voor onze manier van werken, hoe we efficiënter en interactiever kunnen gaan werken door
gebruik te maken van web 2.0 en internet. […] er zijn ook kansen voor overheidsorganisaties.
Het is makkelijker geworden om over organisatiegrenzen heen samen te werken. Door de
juiste kennis en ideeën te verzamelen rond een thema kan sneller beter werk worden
35 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
afgeleverd. Beschikbare kennis kan zo efficiënter worden ingezet en het draagvlak onder het
resultaat wordt vergroot. Een dergelijke brede, flexibele en open manier van werken
verandert de organisatie, maar ook de manier van leiding geven. Dat alles verandert de
manier van werken van ambtenaren. Een responsieve overheid vraagt om ambtenaren die
actief zijn op internet. Maar hoe werkt dat? Wat mag je en wat kun je beter niet doen? Dat
zullen we moeten leren. Tegelijkertijd biedt web 2.0 allerlei mogelijkheden om zelf ook
efficiënter en effectiever te werken. De zelfstandig ondernemer binnen de overheid kan door
de juiste middelen in te zetten en kennis bij elkaar te brengen juist meer bereiken op z‟n
werkterrein.” (bron: www.ambtenaar20.nl item: Wat is ambtenaar 2.0?)
De mogelijkheden om nuttige zakelijke toepassingen te bedenken door gebruik te
maken van Web 2.0 zijn vrijwel onbeperkt. De politie gebruikt twitter om het
publiek op de hoogte te houden van allerlei activiteiten en zelfs aanhoudingen (zie:
http://twitter.com/politie), maar ook de boeven laten zich niet onbetuigd.
Twitter-braak?
Volgens de krant USA Today gebruiken boeven twitter om te zien waar en wanneer ze een
kraak kunnen zetten. Een man die samen met zijn vrouw op reis ging twitterde meerdere
keren dat hij onderweg was en nog een lange rit van zeker 10 uur voor de boeg had. Nog
tijdens de rit werd er ingebroken in zijn huis. De man heeft een eigen bedrijfje dat online
video‟s produceert en gebruikte twitter als marketing instrument; maar dus ook voor privé
zaken. Hij heeft zo‟n 2000 mensen die zijn twitter wederwaardigheden volgden. Volgens de
man heeft de inbraak van alles met zijn berichten te maken. [uit: USA Today online, 8 juni
2009]
Duurzame ICT
[nog te doen]
Hoofdgebied fysieke werkomgeving
Het tweede hoofdgebied is de fysieke werkomgeving, de plek waar we werken.
Voor kennis- en informatiewerkers is dat normaal gesproken het kantoor. Dat
kantoor is vaak nog erg traditioneel ingericht. Het is meestal een fysieke
afspiegeling van de ook al traditionele functiegerichte organisatiestructuur met zijn
36 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
hokjes en harkjes. Daarbij zitten de bazen en de beleidsmakers bovenaan het
organigram ook echt op de bovenste verdiepingen, ieder naar zijn niveau met een
eigen ruim bemeten kantoor. Sommigen hebben zelfs een aparte lift. Zij verzinnen
de dingen, leggen ze vast, communiceren het geheel naar beneden en controleren
periodiek of de uitvoering overeenstemt met het plan.
Op de benedenverdiepingen zit het „voetvolk‟ dat het eigenlijke werk uitvoert. Die
verdiepingen zijn meestal opgedeeld in kamers met vier tot acht medewerkers per
kamer keurig per afdeling gerangschikt; en tussen de kamers eindeloze gangen met
dichte deuren. Op de middelste verdiepingen zit vanzelfsprekend het middle
management en het uitvoerend orgaan van de stafafdelingen. Bij de bovenbazen
kom je alleen binnen op afspraak en zelfs dan moet je nog wel langs de zwaarste
barrière zien te komen: de directiesecretaresse.
Het klassieke kantoor is indertijd gemodelleerd naar de productiefabriek: een
administratieve fabriek waar de lopende band was vervangen door papiergedreven
administratieve bedrijfsprocessen. En dat papier was in beweging door de
organisatie heen; het ging van uitbakje naar inbakje waar de volgende stap in het
proces werd uitgevoerd totdat het papier geheel afgehandeld uiteindelijk in
metershoge archiefkasten terecht kwam. Die archiefkasten vormden het collectieve
geheugen van de administratieve fabriek.
Net zoals in de fabriek werkt de klassieke kantoororganisatie in „shifts‟; eigenlijk
maar één shift, namelijk van negen tot vijf. Dus zie je het voltallige personeel even
voor negenen uit alle kanten naar het kantoor toestromen: met de auto, openbaar
vervoer of op de fiets. Om twaalf uur gaat iedereen lunchen, vervolgens in een klein
groepje een ommetje maken en om klokslag vijf uur vertrekt men en masse weer
naar huis.
Inmiddels is in het informatietijdperk anno 2009 het papier als informatiedrager voor
een deel verdwenen en gedigitaliseerd. Veel inbakjes en uitbakjes zijn vervangen
door werkstroomtoepassingen en een groot deel van het collectieve geheugen staat
nu op „shares‟ in plaats van in de archiefkast. Maar de gangen zijn er nog, evenals de
37 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
gedeelde kantoorruimtes met vier tot acht medewerkers per afdeling, de
directiesecretaresse is nog steeds een vrijwel onneembare vesting voordat je tegen de
gesloten deur van de bovenbaas aanloopt en iedereen werkt nog steeds volgens de
typische kantoor shift: het stroomt binnen om 9 uur en om half zes „s avonds is het
kantoor vrijwel leeggelopen.
De fysieke werkomgeving en Het Nieuwe Werken
Wat vraagt Het Nieuwe Werken van de fysieke werkomgeving? Het vraagt om
middelen en diensten om die mens optimaal te ondersteunen. Ik richt me daarbij in
eerste instantie op het kantoor. Daarna komen andere aanvullende werkomgevingen
aan de orde.
Het kantoor kan op vijf manieren bijdragen aan Het Nieuwe Werken, namelijk het
verhogen van de effectiviteit van de medewerkers (1), het efficiënter gebruik van het
kantoor (2), de verbetering van de werkbeleving van medewerkers (3), de uitstraling
of reputatie van het bedrijf naar de buitenwereld (4) en de duurzaamheid van de
samenleving (5).
Het effectieve kantoor
Het kantoor heeft net als de hiervoor besproken ICT-voorzieningen primair de
functie de medewerkers te ondersteunen in hun werk. Zoals al diverse keren
aangegeven is dat werk in de loop der tijd veranderd en daarin moet het kantoor als
fysieke werkomgeving ook mee veranderen. Zo zijn medewerkers – om maar eens
wat te noemen – meer over de grenzen van hun afdeling heen gaan werken in
projecten en andere samenwerkingsverbanden. Een kantoor dat grotendeels bestaat
uit lange gangen met kamers met gesloten deuren waarin altijd dezelfde mensen op
dezelfde plek zitten, is daarbij niet ondersteunend en dus niet effectief.
Kennis- en informatiewerkers voeren meestal een van de twee volgende activiteiten
uit: communicatiewerk of concentratiewerk. In het eerste geval wil je ruimtes die je
ondersteunen in het – al dan niet spontaan -communiceren met anderen en in het
tweede geval wil je juist een plek waarin je niet of nauwelijks gestoord wordt door
38 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
anderen. Het klassieke kantoor met zijn vaste werkplekken ondersteunt dat niet
optimaal. Je kunt in je gedeelde kantoor misschien prima overleggen met je
afdelingsmedewerkers, maar voor concentratiewerk is het niet geschikt omdat het
vaak veel weg heeft van een kippenhok. Omgekeerd kan een manager zich in zijn
eigen kamer met gesloten deur prima concentreren, maar het nodigt niet uit tot
communiceren.
Het effectieve kantoor ondersteunt beide soorten activiteiten voor alle medewerkers
en biedt daarvoor activiteitgebaseerde werkplekken, dat wil zeggen
concentratiewerkplekken voor degenen die zich geheel of gedeeltelijk willen
afzonderen en communicatiewerkplekken voor degenen die formeel of informeel,
spontaan of gearrangeerd willen overleggen. Daarbij wordt de vaste werkplek
meestal opgeofferd. Dat gebeurt niet alleen vanuit efficiëntie overwegingen maar
ook vanuit effectiviteit. Het Nieuwe Werken vraagt om flexibiliteit in het uitvoeren
van het werk. Daarom ook is de ICT-functie in Het Nieuwe Werken primair
bedoeld om de mensen los te weken van de gebondenheid aan een vaste werkplek.
Maar datzelfde geldt voor de werkplek op kantoor: een vaste werkplek bindt je min
of meer vast en werkt daarmee de flexibilisering tegen: medewerkers raken letterlijk
vastgeroest en dat heeft ook verroestende effecten op hun denk- en werkpatronen.
De manier waarop het effectieve kantoor optimaal kan worden ingericht is erg
afhankelijk van het soort werk en de manier waarop dat wordt uitgevoerd. Daarom
beginnen ontwerpers van nieuwe werkomgevingen ook vaak met het observeren en
analyseren van hoe de medewerkers in de organisatie hun werk doen, waar ze het
doen en wanneer ze dat doen. Vervolgens denken ze na over hoe die
werkactiviteiten beter uitgevoerd kunnen worden en hoe zich dat vertaalt in een
effectief ontwerp van kantoor en werkplekken. Deze „kantoorarchitecten‟ kijken dus
primair naar de functionele vormgeving van het kantoor en nog niet naar de
esthetische vormgeving. Die volgt later in het ontwerpproces.
39 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Het efficiënte kantoor
De klassieke kantooromgeving is niet alleen ineffectief hij is vaak ook inefficiënt.
En dat terwijl dat kantoor – zeker voor het „voetvolk‟ – toch al vaak vanuit
efficiëntie overwegingen is ingericht met saaie, kale kamers en dito werkmeubilair.
De grootste verspilling zit echter vaak in de hoeveelheid vierkante meters en in de
bezettingsgraad van de beschikbare werkplekken. Het mooie bericht voor managers
is dat Het Nieuwe Werken niet alleen leidt tot een effectievere werkomgeving maar
ook een werkomgeving die tot aanzienlijke besparingen kan leiden in de facilitaire
kosten.
Het effectieve kantoor dat volgens de functionele vormgeving wordt ingericht neemt
veel minder vierkante meters per medewerker in beslag dan het klassieke kantoor.
Neem bijvoorbeeld de lange gangen, de vele scheidingswanden en enorme
hoeveelheid kastruimte voor de archivering van papieren documenten. In het
effectieve kantoor zijn die nagenoeg verdwenen en dat levert al veel vierkante
meters op. Daarnaast hebben de ontwerpers bij hun observaties ook gekeken naar
hoe vaak een werkplek bezet is of hoe vaak vergaderruimtes daadwerkelijk worden
benut. De gemiddelde bezetting van vaste werkplekken van kantoren blijkt ergens
tussen de 50 en 70 procent te liggen. Medewerkers zijn vaak in overleg, op bezoek
bij de klant, op cursus, met vakantie, ziek of hebben hun parttime dag. In het
effectieve kantoor met activiteitgebaseerde flexibele werkplekken kun je dus zomaar
met pakweg 30 tot 40 procent minder werkplekken uit; zeker als je daarbij het
telewerken gaat stimuleren. Al met al levert dit effectiever inrichten van kantoren
een behoorlijke besparing op die echter nooit het primaire doel moet zijn van die
herinrichting; maar wel een mooi bijkomstig effect. Overigens wordt een deel van de
kostenbesparing teniet gedaan omdat je nu eenmaal andere voorzieningen nodig hebt
zoals robuuster meubilair. Hoofdstuk 5 Wat levert het op? gaat dieper in op de
kostenbesparende en –verhogende effecten van Het Nieuwe Werken kantoor.
40 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Het kantoor als ontmoetingsplaats
In Het Nieuwe Werken kun je werken waar en wanneer je wilt. Het kantoor is niet
meer de enige en soms ook niet eens meer de primaire werkomgeving. Het kantoor
verandert van werkplaats in ontmoetingsplaats, waar je formeel en informeel met
elkaar afstemt. Bij Microsoft hebben ze sinds de verhuizing naar het nieuwe pand in
mei 2008 de slogan: “We kunnen overal werken, maar we ontmoeten en inspireren
elkaar op kantoor”. De vormgeving van het kantoor – zowel functioneel als
esthetisch – kan bijdragen aan dat ontmoeten door de medewerkers te verleiden om
naar kantoor te komen: een plek waar je het gewoon prettig vindt om te zijn en die je
ook helpt in je werk.
De espresso bar
Van de oude hit van VOF de Kunst weten we dat de Nederlander erg gesteld is op zijn kopje
koffie. De bereiding is intussen gewijzigd van de traditionele filterkoffie via de gemakkelijke
Senseo naar het duurdere, maar verfijnde espressoapparaat dat elk kopje koffie vers bereidt.
Op het werk is de kwaliteit van de koffie vaak nog beneden de maat: typische
automatenkoffie.
In Het Nieuwe Werken kantoor zie je regelmatig de espressobar opduiken. Je betaalt
weliswaar voor de koffie, maar je hebt het er graag voor over om uit een van de tientallen
variaties jouw persoonlijke favoriet te bestellen: espresso, ristretto, americano, cappucino,
latte enzovoort. De baristo maakt het vervolgens met zorg voor je klaar.
Bij de espressobar in het Microsoft kantoor staat regelmatig een rij. Geen probleem. Om je
heen staan collega‟s en soms ook klanten en partners. Een mooi publiek om je net bedachte
idee eens tegenaan te houden of je helpt anderen met jouw reflectie over hun zaak. En nadat
je de koffie hebt gepakt, kun je met elkaar even aan de barretjes blijven hangen om wat
dieper op de zaken die je bezighouden in te gaan. Het is geven en nemen, halen en brengen.
Het is het informeel kennismanagement ten top.
Ondertussen heeft de uitbater van de espressobar bij Microsoft binnen het jaar
honderdduizend keer een koffie klaargemaakt. Ruim tweemaal zoveel als van tevoren was
ingeschat.
Het ontmoeten en inspireren zorgt naast de praktisch noodzakelijke afstemming
vooral ook voor de verbinding met elkaar: het wij-gevoel; en een gevoel van trots.
41 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Het hoofdkantoor van Interpolis in Tilburg staat er al sinds 1996 maar geeft de
medewerkers vandaag de dag nog steeds een gevoel van trots en verbondenheid.
Het kantoor als visitekaartje
Het Nieuwe Werken kantoor geeft niet alleen iets moois aan de medewerkers, het is
ook een prachtig visitekaartje naar de buitenwereld. Wekelijks komen er bij de
kantoren van Interpolis en Microsoft honderden gasten om te kijken en zich te laten
inspireren voor hun toekomstige eigen werkomgeving. Microsoft heeft daar
vanzelfsprekend een direct commercieel belang bij als leverancier van de ICT
component die Het Nieuwe Werken mogelijk maakt, maar er is ook een indirect
belang. Het kantoor op Schiphol straalt openheid en energie uit en dat draagt bij tot
een betere reputatie. Diezelfde reputatie en elan speelt ook mee bij Interpolis. Beide
kantoren hebben expliciet aandacht besteed aan de gastvrijheid. En dat begint al bij
het binnenstappen van het kantoor.
De ontvangst
Als je het kantoor van Interpolis in Tilburg binnenloopt valt direct de grote, open
ontvangstruimte op met aan de rechterkant een kleine, open balie. Je komt er bepaalt niet de
zittende norse beveiligingsfunctionaris tegen die je aankijkt alsof je een potentieel risico bent
voor het bedrijf. Nee, achter die balie staat een knappe, blonde dame die in een klassiek
mantelpakje is gekleed. Het heeft iets van grandeur. Met een grote, hartelijke glimlach heet
ze je welkom en vraagt naar je naam en de contactpersoon met wie je een afspraak hebt. Ze
vraagt je of je iets wilt drinken – dat moet binnen 30 seconden volgens het ontvangstprotocol
– en je kunt plaatsnemen aan een van de tafeltjes. Je krijgt je drankje en ze belt de
contactpersoon op. Die komt net als jij jouw koffie op hebt.
Bij Microsoft ontbreekt de balie met zittende receptioniste die haar aandacht moet verdelen
tussen jouw binnenkomst en twee telefoontjes. Een aantal jonge vrouwen of mannen in een
enigszins sportieve outfit lopen op je toe en heten jou welkom met een warme glimlach. Er
wordt niet alleen aandacht besteed aan de ontvangst, maar ook aan het vertrek. Vertrekkende
gasten wordt een flesje water en/of wat snoepjes aangeboden voor onderweg.
Het duurzame kantoor
[nog te doen]
42 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Telewerken
Hoewel het kantoor een zeer belangrijke factor in Het Nieuwe Werken blijft, is het
bij lange na niet meer de enige fysieke werkomgeving. Telewerken is al langer
gemeengoed in Nederland, maar zoals gezegd het stagneert. Op dit moment doet
ongeveer 6 procent van de beroepsbevolking aan telewerken, terwijl het potentieel
volgens sommige onderzoekers minimaal het dubbele of zelfs viervoudige is. De
taskforce mobiliteitsmanagement onder leiding van Lodewijk de Waal probeert dat
telewerken nieuw leven in te blazen onder meer door afspraken met werkgevers en
fiscale, stimulerende maatregelen. Telewerken betekent letterlijk op afstand werken.
Dat komt meestal neer op thuiswerken en daarvoor zijn wettelijke en fiscale
regelingen vastgelegd die echt niet meer passen bij het tijdperk van Het Nieuwe
Werken, maar waarmee je als organisatie wel gewoon te maken hebt. In deel drie ga
ik daar dieper op in.
Thuiswerken is voor veel medewerkers een prima aanvulling op het werken op
kantoor. In de praktijk komt het vaak neer op ‟s avonds en in het weekend nog even
wat voor de zaak doen. Echt structureel thuiswerken – dus niet „aanvullend op‟ maar
„in plaats van‟ – gebeurt dus voor die 6 procent; en dat kan en moet dus omhoog
volgens de taskforce. In toenemende mate wordt thuiswerken gebruikt voor het
ontwijken van de files. Dus ‟s ochtends wat later van huis en/of ‟s middags wat
eerder naar huis. Dat is ook structureel, maar het gaat dan niet meer om een vaste
thuiswerkdag. Flexibiliteit in werken waar en wanneer je wilt is in Het Nieuwe
Werken belangrijker dan regelingen waarbij je op een of meer vaste dagen thuis
werkt.
Niet voor iedereen is structureel thuiswerken een redelijk of wenselijk alternatief
voor het werken op „de zaak‟. Het huis leent zich er niet voor of het is er met veel
kinderen plus aanloop simpelweg te luidruchtig. Voor die mensen zijn er
alternatieven in ontwikkeling. Op 23 september 2008 is in Almere het eerste Smart
Work Center geopend, een generiek satellietkantoor voor medewerkers die in
Amsterdam en omstreken werken maar in Flevoland wonen. Het kantoor biedt
generieke werkplekken met toegang tot internet, fax- en printdiensten, een cafetaria,
43 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
kinderopvang en zelfs een geavanceerd videoconferencing systeem van Cisco. Het
kantoor ligt op een gemakkelijk bereikbaar bedrijventerrein en werkgevers kunnen
contracten afsluiten waarin ze een aantal werkplekken afnemen. Er zijn meerdere
van deze Smart Work Centers gepland. Al langer biedt Mercure hotels op
verschillende plekken in het land zogenoemde Business Points waar iedere
willekeurige werker voor een luttel bedrag kan neerploffen en met zijn laptop het
internet op kan. Ook zij bieden tal van ondersteunende diensten.
Overal en nergens
Maar als de technologie je echt in staat stelt om overal te werken, waarom zou je
daar dan geen gebruik van maken? Je kunt onderweg werken vanuit de auto, de trein
of het vliegtuig. Maar daar houden de mogelijkheden niet op. Waarom zou je niet
kunnen werken in de tuin, in het bos of aan de rand van het zwembad? Bij al die
locaties staat de vrije keuze vanzelfsprekend voorop: je kunt daar gaan werken, maar
dat hoeft niet. Of je in staat bent om die keuzes helemaal vrij en zelfstandig te
maken en of dat overal maar doorwerken wel goed voor je is, is een andere vraag.
Maar als je het wilt, dan kan het.
Werken waar je wilt
Sjoerd (58) werkt als partner account manager bij Microsoft. Hij is een groot voorstander
van Het Nieuwe Werken en doet dat in feite al jaren. De technologie stelt hem in staat altijd
en overal te kunnen werken, maar er zijn drie locaties waar hij regelmatig werkend te vinden
is. Uiteraard op kantoor en ook thuis. Zijn kinderen zijn al jaren het huis uit en dus kan hij
thuis prima geconcentreerd werken. De derde locatie is een verrassende: zijn vakantiehuis in
Turkije waar hij een breedband internet verbinding heeft. Soms zit hij daar primair om te
werken en soms primair om vakantie te houden.
Zijn manager vindt het uitstekend als Sjoerd ervoor kiest een weekje vanuit zijn huis in
Turkije te werken. Er is immers een resultaatafspraak tussen Sjoerd en zijn manager en dus
maakt het niet uit waar hij dat resultaat bereikt. Maar ook tijdens zijn vakantie vindt Sjoerd
het prettig om „in touch‟ te blijven en de berg werk die op hem wacht niet te groot te laten
worden. Hij werkt elke dag een paar uurtjes: ‟s ochtends vroeg om zijn werk door te nemen
en wat mails te versturen en ‟s avonds nog even kijken naar de antwoorden op zijn mails.
In alle opzichten lopen bij Sjoerd werk en privé door elkaar heen. Het maakt hem niet uit
waar en wanneer hij werkt of privé bezig is; of welke middelen hij daarvoor gebruikt. “Ik heb
44 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
1 laptop, 1 emailadres en 1 mobiele telefoon. Daar doe ik alles mee, zowel zakelijk als
privé.”
45 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Hoofdstuk 4
Wat komt er bij kijken? (2)
Na beide „harde‟ hoofdgebieden van het vorige hoofdstuk komen nu twee minder
tastbare aan de orde. Het gaat daarbij om de organisatie waarbinnen we ons werk
uitvoeren en de mentaliteit - de „mindset‟ - van de mens, in het bijzonder die van
manager en medewerker. Hoe kan die mindset de transformatie maken van
industrieel naar post-industrieel denken? Het hoofdstuk sluit af met een pleidooi om
de vier hoofdgebieden integraal aan te pakken.
Hoofdgebied Organisatie
Het derde hoofdgebied dat bij Het Nieuwe Werken wordt onderscheiden, is de
organisatie. In Hoofdstuk 1 vertelde ik dat er een mismatch was tussen het soort
werk dat we doen en de omgeving waarin dat gedaan wordt aan de ene kant en de
manier waarop we dat werk organiseren, inrichten en aansturen aan de andere kant.
Feitelijk draait Het Nieuwe Werken voor een groot deel om de organisatie. Toch is
het aanpakken van de organisatie vaak de vergeten factor bij de bedrijven die Het
Nieuwe Werken invoeren of overwegen in te voeren. En dat is eigenlijk een beetje
de schuld van kantoorarchitect Erik Veldhoen die als eerste in Nederland een
integrale aanpak van Het Nieuwe Werken voorstelde; en daarvoor drie
hoofdgebieden aanwees: virtueel, fysiek en mentaal of anders gezegd ICT, de
fysieke omgeving (lees: kantoor) en mentaliteit. Vrijwel iedere organisatie die bezig
is met Het Nieuwe Werken hanteert deze driedeling. Oorspronkelijk bedoelde Erik
met mentaliteit zowel de mens als de organisatie, maar het aanpakken van de
organisatie lag toch wat buiten de competenties van zijn bedrijf. En dus kwam dat
aspect – ten onrechte – op een zijspoor.
Wat is een organisatie?
Wat is eigenlijk een organisatie. Waar bestaat het uit? Volgens Nieuwenhuis (200X)
is het een set van zes bouwstenen die je allemaal evenredig aandacht moet geven:
46 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
strategie (ook wel: visie, missie, ambitie en doel), structuur, cultuur, mensen,
middelen en resultaten. Als je bijvoorbeeld onvoldoende aandacht geeft aan de
strategie (of: visie, missie, doel) dan geeft dat verwarring; zonder afdoende middelen
wordt het werken in een organisatie frustrerend en zonder resultaten, ja, dan is de
organisatie een zinloze bedoening. Maar ook: zonder structuur wordt het een chaos.
Het experiment
Een organisatie is in feite niets anders dan een groep mensen die samen iets probeert te
bereiken, dacht Roland Hameeteman toen hij in 1991 met zijn compagnon Rutger
Stekelenburg ICT-bedrijf e-office startte. Archaïsche regeltjes konden hen daarbij gestolen
worden. Dus schaften ze afdelingen, functies en regels gewoon af.
In zijn recent uitgekomen boek De Kracht van Mensen vertelt Hameeteman dat zijn
oorspronkelijke idee nog steeds overeind staat, al was het misschien iets te naïef. “Veel
moderne kantoortuinen worden nog altijd bestierd door medewerkers die mentaal ontslag
hebben genomen, omdat ieder initiatief in de kiem wordt gesmoord”, zegt hij. “De
ommezwaai is dus hard nodig. Maar ik heb geleerd dat je enkele 20ste eeuwse structuren moet
behouden om in de 21ste eeuw succesvol te kunnen zijn. Zo hebben medewerkers behoefte aan
helder omschreven verantwoordelijkheden. Daarbinnen mogen ze vervolgens volledig vrij
bewegen. En je moet ervoor zorgen dat bepaalde zaken goed geregeld zijn: een gedegen
administratie, een urenverantwoording, dat er iemand bij de receptie zit, je ICT-faciliteiten.
Bovenop dat formele, procesmatige deel van het bedrijf zet je vervolgens een creatief deel
waar wordt gewerkt volgens de nieuwe principes. Daar moet je mensen vertrouwen geven,
stimuleren, respect tonen voor hun vakkundigheid, faciliteren in plaats van managen. Het
ouderwetse managen is voor het procesmatige deel bijzonder effectief, maar het werkt niet
voor het creatieve deel, voor het werken in de 21ste eeuw.” [uit Management Team, Business
Topic, 29 mei 2009]
De praktijk van Hameeteman komt niet zo heel vaak voor. Er zijn weinig
ondernemers die de moed hebben de controle over hun droombedrijf uit handen te
geven. Het tegenovergestelde komt helaas wel heel vaak voor. Ondernemers en hun
verlengstuk: het management dat de touwtjes strak in handen blijft houden; ook als
het effectiever zou zijn de teugels te laten vieren. Sterker nog, succesvolle rigide
structuren worden langer vastgehouden en sneller door anderen gekopieerd dan
succesvolle experimenten in vertrouwen en loslaten. Het zit nou eenmaal niet in de
47 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
natuur van de mens om de ander beter te achten dan zichzelf en we slaan de
complexe werkelijkheid graag plat met simpele oplossingen waarbij we dan zelf in
control blijven. Daarom zijn rigide organisatiestructuren met de bijbehorende
managementstijl van commando & controle ook zo lastig uit te roeien; en kom je de
machinebureaucratie van Mintzberg uit hoofdstuk 1 tot op de dag van vandaag nog
veelvuldig tegen en slibben we dicht.
Een organisatie bouwen
De vraag is nu: hoe ga je die organisatie met behulp die bouwstenen van
Nieuwenhuis effectief en efficiënt in elkaar zetten? Mijn stelling uit hoofdstuk 1 is
dat je dat bouwsel goed moet afstemmen op het soort werk dat je verricht en de
omgeving waarbinnen je acteert. Dat is op zich vrij logisch. Maar een organisatie
moet wel een zekere consistentie uitdragen en de medewerkers (en de klanten) enige
houvast bieden. Elke dag een andere organisatie binnenstappen, daar zou je gek van
worden. We zagen net dat het met alleen goede bedoelingen en zonder structuur
uiteindelijk toch een janboel wordt.
Daarom is het belangrijk allereerst de visie, missie, ambitie en strategie van de
organisatie goed voor ogen te hebben: de „waartoe zijn wij op aarde‟ vraag te stellen
en te beantwoorden. Daarbij staan de visie, missie en ambitie voor langere tijd vast
en wordt de strategie periodiek aangepast op de veranderende omstandigheden.
Vervolgens heb je mensen en middelen tot je beschikking. En hoe ga je die
rangschikken om de gewenste resultaten te behalen? Daarvoor komen de structuur
en de cultuur om de hoek kijken. En aan welke je de meeste waarde hecht, is een
beetje afhankelijk of je een voorstander van het materieel succesvolle, „harde‟
Angelsaksisch model bent of meer een liefhebber van het duurzamer, zingevende en
enigszins „softe‟ Rijnlands model5. Een organisatie bestaat uit mensen en dient een
doel waarbij het resultaten oplevert. Wat is belangrijker voor je: het opleveren van
5 Het Angelsaksisch en Rijnlands model zijn namen die gebruikt worden voor een systeem van maatschappelijke ordening of voor een model van ondernemen. Het Angelsaksisch model geeft alle ruimte aan de krachten van de
vrije markt en wordt ook wel neoliberalisme genoemd. Het Rijnlands model is vernoemd naar het kapitalisme met
een menselijk gezicht zoals dat eertijds door de West-Duitse SPD werd gepropageerd. De toenmalige hoofdstad Bonn lag in het Rijnland (bron: nl.wikipedia.org)
48 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
de resultaten of het nuttige en zinvol samenwerken en samenzijn van de mensen? Ga
je vooral voor de resultaten, dan ben je Angelsaksisch, is de organisatie gericht op
„voortbrenging‟ en zul je de nadruk leggen op structuur (zonder daarbij de cultuur te
verwaarlozen). Zit je meer aan de duurzaam samenwerken en samenzijn kant dan
denk je meer Rijnlands, is de organisatie primair gericht op „verbinding‟ en zul je de
nadruk leggen op de cultuur en de collectieve ambitie (zonder daarbij de structuur en
de resultaten te verwaarlozen). De werkelijkheid is altijd een mix van beiden, maar
het is goed je te realiseren waar jouw organisatie primair de nadruk op gaat leggen.
Vervolgens wordt de organisatie gecompleteerd door de resterende bouwstenen van
Nieuwenhuis bij te leggen op de strategie/structuur (Angelsaksisch) of de
strategie/cultuur (Rijnlands) basis.
Beide smaken van organisaties kunnen overigens prima Het Nieuwe Werken
omhelzen en invoeren zoals we zullen zien. Mijn persoonlijke inschatting op basis
van de vele gesprekken die ik gevoerd heb, is dat van de Nieuwe Werken
organisaties die we in hoofdstuk 4 tegenkomen beide smaken er tussen zitten. Ik
schat Microsoft en SNS meer als Angelsaksisch in en Rabobank, UVIT, CBG en
ook Politie meer als Rijnlands.
Wat je los van het Angelsaksisch of Rijnlands model ziet gebeuren is een evolutie
van de organisatie. Onder meer Rob Vinke spreekt daarover in zijn HRM voor de
toekomst (Vinke, 2007). Hij ziet een verschuiving van de klassieke „staande‟
functionele organisatie naar allereerst een projectenorganisatie en daarna een
netwerkorganisatie. In een projectenorganisatie zie je de samenwerking van mensen
in projecten over de verschillende afdelingen heen. Na het project houdt de
samenwerking op en vallen de medewerkers terug op hun afdelingsbasis, vanwaar ze
naar het volgende project worden uitgezonden. In de netwerkorganisatie wordt die
lijn doorgetrokken naar mensen buiten de eigen organisatie. Deze ontwikkeling heeft
ook gevolgen voor wie nu het gezag heeft over de medewerker: de lijnbaas, de
projectbaas, de netwerk orkestrator?
49 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
De organisatie en Het Nieuwe Werken
Een nieuwe organisatie bouwen is natuurlijk wat anders dan een bestaande
organisatie veranderen. Maar het kan geen kwaad af en toe mentaal van de
„greenfield‟ situatie uit te gaan en je organisatie in gedachten eens helemaal opnieuw
in te richten. Het kan je helpen om de juiste keuzes te maken in verandertrajecten.
Wat vraagt Het Nieuwe Werken van de bestaande organisatie? De kern van Het
Nieuwe Werken is vertrouwen hebben in de medewerkers en ze meer de ruimte
geven om tot hun resultaten te komen. Dus een rigide structuur met veel regels en
procedures en een command & control management stijl waarin de baas iets roept en
de medewerker het uitvoert past niet in de wereld van Het Nieuwe Werken. Een
heldere, collectieve ambitie en een transparante cultuurnorm die voor iedereen geldt
– inclusief voor de bovenbazen – is wel iets wat past.
Ik zou de organisatie van Het Nieuwe Werken in dit overzichtsdeel graag kort als
volgt willen weergeven. De structuur van de organisatie die bestaat uit alle formele
regels en procedures moet terug naar het minimaal noodzakelijke. Al het overbodige
aan interne wet- en regelgeving moet eruit gesloopt worden. Dat komt neer op een
heldere eenvoudige gezagslijn waarin voor iedereen duidelijk is wie waarvoor
verantwoordelijk is. Die verantwoordelijkheid wordt vastgelegd in
resultaatafspraken die controleerbaar en meetbaar zijn; en een goede afspiegeling
van waarom echt gevraagd wordt. Dus als een accountmanager alleen op omzet
wordt afgerekend, dan maak je hem tot een verkoper die alle middelen mag inzetten
om zijn doel te halen. Wil je echter dat hij een duurzame relatie met de klant gaat
krijgen en dat hij de beschikbare mensen en middelen binnen de organisatie in
onderleg overleg deelt met andere account managers, dan moet je zijn omzet target
aanvullen met bijvoorbeeld een 360 graden feedback instrument en daar net zoveel
waarde aan hechten in de beoordeling. Want je krijgt wat je meet.
De cultuurnorm van de organisatie wordt leidraad bij het werven van nieuwe
medewerkers en bij het trainen en coachen van de bestaande. Die cultuurnorm in Het
Nieuwe Werken is een opsomming van gedragskenmerken en attitudes. Zonder
50 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
compleet te zijn: vertrouwen, verantwoordelijk, respectvol, open, ongedwongen,
eerlijk, ambitieus, gepassioneerd, ondernemend, oog voor de ander en dienstbaar aan
elkaar. Elke organisatie zal er in zijn cultuur bepaalde specifieke kenmerken aan
toevoegen. Bij het aannemen van nieuwe medewerkers wordt niet alleen gekeken
naar de inhoudelijke competenties van de medewerker, maar ook of hij qua gedrag
en denkwijze past bij de organisatie. Voor de bestaande medewerkers komen er
veranderprogramma‟s en coaching. Langzaam maar zeker zullen zij zich gaan
aanpassen aan de cultuurnormen, maar voor hen die niet willen veranderen moet er
op termijn een eind aan het geduld komen. Zij zullen hun emplooi elders moeten
vinden. Op die wijze zie je dat de identiteit van de organisatie langzaam verandert.
Maar je moet wel de rest van de organisatie in overeenstemming laten zijn met die
nieuwe cultuurnorm.
Jong en dynamisch
Bedrijf A is een grote overheidsorganisatie waar de structuur en de cultuur van de
organisatie nog helemaal volgens de machinebureaucratie geordend en ingericht zijn. Alles
loopt zoals het moet, maar het bedrijf kampt met een steeds groter probleem: de gemiddelde
leeftijd van de medewerkers kruipt naar de 50 jaar en mensen blijven decennia lang op
dezelfde positie zitten. Het imago van deze overheidsorganisatie als werkgever is niet best:
stoffig, oubollig en weinig faciliteiten. Dat imago leidt tot grote problemen bij het aantrekken
van nieuwe, talentvolle, jonge medewerkers. Een groot risico voor de toekomst. Dat moet
maar eens flink veranderen, dacht men enige tijd terug.
Met een nieuwe wervingscampagne gooide de organisatie het over een andere boeg en
probeerde men met eigentijdse vormgeving en taalgebruik juist die groep van jongeren te
bereiken die men zo graag wilde. Die lijn werd doorgetrokken in de selectie en aanname
procedures. Er werd veel nadruk gelegd op de enorme groeimogelijkheden binnen het bedrijf
en de belofte dat de organisatie zich echt aan het omvormen is. De campagne was succesvol.
Een groot aantal talentvolle jongeren begon met veel enthousiasme aan hun nieuwe carrière.
Maar na een aantal maanden dropen de meesten gedesillusioneerd af. De organisatie bleek
net zo stoffig en oubollig als ze dachten voordat de nieuwe campagne werd ingezet. Als ze
met enthousiasme nieuwe initiatieven wilden opzetten, werden ze er fijntjes aan herinnerd dat
“dat hier niet zo werkt”.
Leiderschap is een derde en laatste facet van de organisatie dat ik wil noemen. In
elke organisatie maar zeker in een veranderingstraject is het gedrag van de leider een
51 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
kritische succesfactor. De leider moet het voortouw nemen in Het Nieuwe Werken.
Daarom is het zoals in deel twee van dit boek aan de orde komt zo enorm belangrijk
dat de leider als een van de eersten overtuigd wordt van het nut en de noodzaak van
Het Nieuwe Werken. De leider is degene die de visie en ambitie van de organisatie
zelf mee vormgeeft (of tenminste internaliseert) en vervolgens authentiek uitdraagt
naar de organisatie als geheel. Zo wordt de ambitie tot een collectief gedragen
ambitie. Daarnaast moet de leider als eerste de principes „vertrouwen & loslaten‟ en
„vrijheid & verantwoordelijkheid‟ gaan uitvoeren. Hij moet zorgen dat de
managementstijl verandert van „command & control‟ naar „coördineren &
cultiveren‟.
De resultaatafspraken vormen niet alleen de belangrijkste structuur, ze zijn ook de
„linking pin‟ met de collectieve ambitie van de organisatie en het houvast van
manager en medewerker in hun onderlinge relatie. Iedereen moet weten in hoeverre
zijn takenpakket en verantwoordelijkheden – dat wat is vastgelegd in de
resultaatafspraak – bijdragen aan de ambitie van de organisatie; dat is een
sturingsmechanisme zodat de neuzen van de medewerkers dezelfde kant op blijven
staan. De mentaliteit van manager en medewerker en hun onderlinge relatie komen
in de volgende paragraaf aan de orde, maar de resultaatafspraak is het objectieve
criterium waarop beiden zich daarbinnen kunnen beroepen.
Hoofdgebied mentaliteit van de mens
Als mensen het voornaamste productiemiddel van de organisatie zijn dan is het goed
te weten wat hen drijft. Want die drijfveren zijn bepalend voor de effectiviteit en
efficiëntie waarmee zij hun werk doen. De mentaliteit is de onzichtbare aandrijver
van het gedrag van mensen en daarmee van hun presteren. Het verschil tussen de
medewerker die er alles van zichzelf ingooit tegenover degene die er op de slimst
mogelijk wijze de kantjes van afloopt zit in zijn denken. Net zo goed als het verschil
tussen de manager die zichzelf inzet voor zijn medewerkers en daarbij bepaalde
offers brengt tegenover degene die zijn medewerkers vooral ziet als instrumenten
52 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
om zelf hoger op te komen het gevolg van zijn denkpatronen is. Een deel van de
mentaliteit is overigens niet alleen onzichtbaar voor de buitenwereld maar ook voor
die mens zelf. Het zijn de automatismen, de ingesleten gewoontes die we allemaal
hebben. Ieder mens verbaast zich wel over zijn eigen gedrag. Soms in de goede zin:
“ik wist niet dat ik dit in me had” en soms in de kwade zin: “ben ik weer in die
valkuil gestapt”. Volgens Ben Tiggelaar is zelfs 95 procent van ons gedrag het
resultaat van onbewuste drijfveren en ingesleten automatismen. In zijn boekje
Dromen, durven, doen biedt hij een uitweg uit die situatie (Tiggelaar, 2005). Het
boek is uitermate populair, omdat het voorziet in een behoefte die we allemaal
hebben.
In de machinebureaucratie worden „arbeiders‟ gezien als relatief onbetrouwbare en
vervangbare middelen die iets doen wat een machine nog niet kan doen. Zodra de
veel betrouwbaarder geachte machine of geautomatiseerde administratieve
procedure het werk kan overnemen, is de arbeider niet meer gewenst. De
gemiddelde „command & control‟ manager zal de arbeider controleren, opjutten en
bij het minste of geringste buiten de deur zetten. Omgekeerd zal de gemiddelde
arbeider er waar mogelijk de kantjes van aflopen, want hij wordt immers uitgebuit
en als grof vuil behandeld. Beiden krijgen van de ander het gedrag waar ze om
vragen. Nu is het extreme van dat model wel verdwenen en denken de meeste
managers en medewerkers van vandaag niet meer zo. Maar het wederzijdse
wantrouwen zit erg diep verankerd. Dus blijft de manager ten diepste een controleur
– “ik ben immers verantwoordelijk” – en de medewerker een saboteur – “ik word
toch niet gerespecteerd en ik ben niet verantwoordelijk”. In de huidige realiteit waar
de aard van het werk is veranderd van domme herhaalbare handelingen naar veel
gevarieerder en complexer hoofdwerk is dat diep gewortelde wantrouwen een grote
blokkade voor effectief en efficiënt werken.
Mentaliteit en Het Nieuwe Werken
Wat heeft Het Nieuwe Werken nodig van de mentaliteit? Ik wil het hier toespitsen
op de onderlinge relatie tussen de manager en zijn medewerker. Dat is toch vooral
het aspect dat speelt binnen de organisatie.
53 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
In hoofdstuk 2 stelde ik dat je de medewerker ertoe moet verleiden om zijn beste
kwaliteiten met verve in te zetten voor zijn werk binnen de organisatie. Je kunt van
hem eisen dat hij op tijd is en dat hij aan de minimum eisen van zijn takenpakket
voldoet, maar meer kun je eigenlijk niet. Wil jij dat jouw medewerkers het beste van
zichzelf geven in hun werk – en niet alleen in het bestuur van de voetbalvereniging
of kerk – dan zul daarvoor als management extra inspanningen moeten doen. Verder
schreef ik in hoofdstuk 1 al dat het op zichzelf een beetje vreemd is als mensen zich
niet met verve en plezier inzetten voor iets wat het belangrijkste deel van hun
bewuste volwassen leven uitmaakt: hun werk. Wat ik daarmee beweer is dat mensen
eigenlijk het allerliefste ook het beste van zichzelf zouden willen geven in hun werk.
Veel mensen komen er pas na hun pensioen achter hoe belangrijk dat werk was voor
hun gevoel van eigenwaarde. Dat is zonde. Dus is de conclusie simpel: „het werk‟
wil het beste van de mens hebben en eigenlijk wil die mens ook het beste van
zichzelf in „het werk‟ geven. Wat is daarvoor nodig? Een mentaliteitsverandering!
Maar hoe krijg je dat voor elkaar?
De manager: vertrouwen en loslaten
De manager en de medewerker moeten allebei stappen maken om hun „industriële‟
mentaliteit van wantrouwen te veranderen naar de „postindustriële‟ mentaliteit van
wederzijds vertrouwen. Maar de manager is als eerste aan zet. Hij is immers de baas.
Hij moet beginnen met zijn medewerkers vertrouwen te geven en weerstand te
bieden aan zijn automatisme: “laten ze het eerst maar eens verdienen”. Het geven
van vertrouwen moet ook authentiek zijn, want als medewerkers iets snel door
hebben is het wel een schijnheilige manager die met de mond het ene belijdt maar in
de praktijk iets anders doet. Sterker nog, het ingebakken wantrouwen van de
medewerker zal waarschijnlijk beginnen met te twijfelen aan de oprechtheid van een
manager die vertrouwen zegt te geven. Er is maar een manier waarop je als manager
die twijfel kunt wegnemen: het niet alleen zeggen, maar het eerst en vooral gaan
doen en volhouden. Consistent gedrag liegt niet.
De manager moet wel volharden in het geven van vertrouwen. Er is een bekend
gezegde: “Vertrouwen komt te voet en gaat te paard”. Als je als manager bij de
54 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
eerste de beste tegenslag direct weer in de controle modus schiet, dan ben je het
opgebouwde vertrouwen onmiddellijk weer kwijt. Daarna zal het veel moeilijker
worden om dat vertrouwen opnieuw te winnen. De van nature wantrouwende
medewerker was immers zojuist bevestigd in zijn wantrouwen.
Wantrouwen en controle uitoefenen liggen echt diep in de mens verankerd. Het is
dus ook niet eenvoudig opeens te gaan vertrouwen. En de manager blijft natuurlijk
wel verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de afdeling. Hij wordt daar weer
op aangesproken door zijn manager. In die zin is elke manager zelf ook medewerker.
Hoe kan die manager nou het beste geholpen worden in zijn complexe situatie? Het
antwoord is mijns inziens: in de resultaatafspraak. Het afspreken van goed
controleerbare en meetbare resultaten met de medewerkers geeft de manager
feitelijk een veel beter controlemechanisme dan het klassieke industriële
controlemechanisme: de fysieke controle op aanwezigheid. Bij werk dat bestaat uit
fysieke handelingen kun je echt zien of iemand aan het werk is. Maar hoe had je dat
willen doen bij mensen die vooral met hun hoofd werken? Als iemand het raam uit
staart, is hij dan aan het dagdromen of verzint hij een nieuwe marketing strategie?
Als iemand druk gesticulerend aan de telefoon is, is hij dan aan het werk of spreekt
hij een van de medebestuursleden van de voetbalvereniging toe? Het is niets anders
dan ingesleten, automatisch gedrag dat managers van kennis- en informatiewerkers
doet vragen om fysieke aanwezigheid tussen negen en vijf.
Maar met de resultaatafspraak wordt het op te leveren resultaat van het werk helder,
meetbaar en met wederzijdse instemming van manager en medewerker vastgelegd.
Dat geeft de manager een veel betrouwbaarder controle instrument en dus kan hij in
principe de medewerker met een gerust hart vertrouwen en loslaten. Het zou hem in
principe ook een uitzicht moeten geven op een beter resultaat, want hij geeft de
medewerker de vrijheid om het resultaat te halen waar, wanneer en hoe hij dat wil;
en dat moet volgens de theorie van Het Nieuwe Werken tot betere resultaten leidt.
Nu moet de manager alleen nog maar de moed bij elkaar rapen om ook echt te gaan
vertrouwen en loslaten.
55 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Twee uitersten onder één dak
Anneke werkt bij Bedrijf A en krijgt alle ruimte om te werken waar en wanneer ze wilt.
Anneke heeft met haar manager een resultaatafspraak en beschikt over de ICT-middelen om
altijd en overal te kunnen werken. Anneke vindt dat geweldig en is daardoor zeer
gemotiveerd. Haar leven als student heeft ze nauwelijks hoeven aanpassen. Ze werkt soms
nog steeds midden in de nacht net als toen ze nog studeerde. Dat werken midden in de nacht
vindt ze nog steeds heerlijk.
Haar vriend Joost met wie Anneke samenwoont, werkt voor een Bedrijf B. Door
omstandigheden moet Joost thuiswerken want het kantoor waar hij werkt wordt gerenoveerd.
Ook hij heeft de ICT-middelen gekregen om thuis te werken. Zijn manager belt hem meerdere
keren per dag om te controleren of Joost nog op schema zit met zijn werk. Regelmatig stopt
Joost tussentijds even met werken en gaat dan een tijdje „gamen‟ of televisie kijken. Met
enige tegenzin pakt hij later weer de draad van zijn werk op. Om in elk geval te zorgen dat
zijn manager niet in de gaten krijgt dat hij de kantjes ervan afloopt.
De medewerker: vrijheid en verantwoordelijkheid
De medewerker heeft zojuist van zijn manager gehoord dat hij het volste vertrouwen
in hem heeft en dat hij hierbij alle vrijheid en ruimte krijgt om zijn werk te doen. En
wat nu?
Net zo goed als een land dat eeuwenlang een dictatuur heeft gekend niet opeens
zomaar een succesvolle parlementaire democratie kan worden, zal een medewerker
die – althans in zijn denken – gewend is gewantrouwd te worden en ook zelf
wantrouwend te zijn opeens optimaal die vrijheid en verantwoordelijkheid
aankunnen. Net zo goed als de manager echt moeten leren vertrouwen te geven,
moet de medewerker leren omgaan met de verkregen vrijheid en
verantwoordelijkheid. En ook hij heeft houvast aan dezelfde resultaatafspraak.
Immers die is – als het goed is – met wederzijdse inzet op basis van
gelijkwaardigheid tot stand gekomen en daarmee heeft hij – opnieuw als het goed is
- zelf van harte ingestemd. Dus heeft de medewerker de capaciteiten en het
vertrouwen dat hij het aankan. Nu moet hij alleen nog de moed bij elkaar rapen om
te gaan ondernemen.
56 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Het geven van vrijheid en verantwoordelijkheid, het uitoefenen van
ondernemerschap, binnen Het Nieuwe Werken heeft een grote overeenkomst met het
begrip empowerment dat al sinds het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw
bekend is. Vrijwel iedere managementdenker onderschrijft de potentiële kracht van
empowerment. In tijden van (economische) crisis is de natuurlijke neiging van veel
organisaties de teugels strak aan te trekken, maar dat heeft volgens onderzoek juist
een averechts effect. Juist dan kun je de kracht van empowerment extra ervaren.
Empowerment belangrijker dan ooit
30 juni 2009 Redactie Gezondheid in Bedrijf
“Wie de vitaliteit en prestaties van medewerkers wil verbeteren, moet hen in staat stellen
zoveel mogelijk zelf het werk in te delen. Empowerment vormt hét antwoord op de grote
werkbelasting die veel werknemers momenteel ervaren. Deze conclusies komen naar voren
uit onderzoek van ZebraZone. Dit laat zien dat werknemers dit jaar beduidend meer stress
ervaren dan vorig jaar (respectievelijk 6,85 en 7,07 op een schaal van 10). Werknemers
schatten daarnaast hun eigen werkvermogen (van 8,34 naar 8,08), energie (van 6,48 naar
6,16) en leefstijl (van 7,59 naar 7,49) negatiever in. Zorgelijk is het directe verband tussen
werkvermogen en werk: steeds vaker denken werknemers dat hun gezondheid beter zou zijn
als ze een andere baan hadden. Ook bij de slechtere score op leefstijl is een verband met het
werk niet ondenkbaar. Hier zijn de voornaamste pijnpunten beweging, voeding en
ontspanning.
De onderzoekers concluderen dat werkgevers die de vitaliteit en inzetbaarheid van
werknemers willen verbeteren, het beste aan de slag kunnen met stressgerelateerde thema's.
Het gaat dan om maatregelen op het gebied van werkintensiteit, werkinhoud, empowerment
en werkbelasting. Dit betekent onder meer dat werknemers voldoende vrijheid moeten krijgen
om zelf hun werk in te delen en het tempo te bepalen. Ook de werkdruk is een punt van
aandacht. Te veel werknemers hebben op dit moment het gevoel dat de werkbelasting en -
intensiteit te hoog zijn.
Tip: aandacht voor empowerment en werkintensiteit leidt volgens het onderzoek ook tot
verbetering van de performance van werknemers. Het mes snijdt dus aan twee kanten.”
(bron: http://gezondinbedrijf.com/empowerment-belangrijker-dan-ooit?start=0 )
Er moet in de uitvoering van activiteiten een onderscheid worden gemaakt in mogen,
kunnen en willen. Het mogen is daarnet geregeld: de medewerker heeft toestemming
gekregen om te gaan ondernemen in vrijheid en met verantwoordelijkheid. Het
57 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
kunnen is enerzijds een kwestie van durven en gewoon doen - in het diepe springen -
, maar vraagt anderzijds ook om bepaalde vaardigheden die aangeleerd kunnen
worden. Er zijn tal van personal assessment instrumenten en programma‟s op de
markt die iemand helpen inzicht te krijgen in zichzelf. Het richt zich op aspecten
waar je als persoon zelf vaak bewust geen weet van hebt, maar die door het stellen
van bepaalde standaardvragen of door het beoordelen van uitspraken keurig in een
rapportje naar boven komen; en voor het gevoel vaak nog goed kloppen ook. Maar
je kunt het ook vragen aan de personen die met de medewerker samenwerken of
samenleven. Daarvoor kun je ook het 360 graden feedback instrument inzetten; deze
keer niet als prestatiebeoordeling instrument maar als instrument om meer inzicht in
te krijgen in wie je bent en hoe je jezelf gedraagt in de ogen van anderen. Beide
soorten instrumenten geven een soort profielschets met attitudes of houdingen
waartoe je sterk en minder sterk geneigd bent, vaak zonder te oordelen of dat goed
of slecht is. Met dit inzicht kun je gemakkelijk bepalen wat iemand aan extra
vaardigheden nodig heeft om „nieuw‟ te kunnen werken.
En het willen? Relatief veel mensen hebben een zekere weerstand tegen verandering
en hebben de neiging om bij die verandering de hakken in het zand te zetten. Er zijn
mensen die liever binnen strak afgebakende kaders werken en iedere dag tussen
negen en vijf op hun vaste werkplek gewoon hun taken willen uitvoeren en van al de
extra vrijheid en verantwoordelijkheid niets moeten hebben. Die mensen hebben de
keuze om toch het mentale veranderproces in te gaan en tenminste een poging te
doen Het Nieuwe Werken te leren of ze besluiten weg te gaan.
Lekker klokken!
Erik werkte op de afdeling financiën bij bedrijf A dat besloten had Het Nieuwe Werken in te
gaan voeren. Erik hield van afgebakende kaders en zag Het Nieuwe Werken project met lede
ogen aan. Het leek hem helemaal niks. Tot overmaat van ramp meldde Erik‟s enthousiaste
manager zichzelf en zijn hele afdeling aan om in het project te gaan proefdraaien. De
manager gaf zijn eigen kamer op, vormde die om tot overlegkamer, liet de vaste werkplekken
vervangen door arbo-technisch verantwoorde flexplekken met instelbare stoelen en bureaus
en ging pontificaal tussen zijn medewerkers zitten; elke dag op een andere plek. Na enige tijd
begon de manager ook met thuiswerken en stimuleerde zijn medewerkers hetzelfde te gaan
58 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
doen. Erik werd er met de dag treuriger van en besloot de echte organisatiebrede invoering
niet af te wachten. Hij nam ontslag.
Nu werkt Erik bij een bedrijf waar hij zijn welomschreven taken en afgebakende kaders heeft.
Hij heeft een eigen werkplek met een vaste pc en hoeft dus geen laptop mee naar huis te
nemen. Iedere ochtend klokt hij om even voor negenen in en om iets na vijven klokt hij weer
uit; zowel fysiek als mentaal. En Erik vindt het heerlijk!
Maar als de onwillige medewerker niet zelf besluit weg te gaan, zich niet wil laten
veranderen en het veranderproces langdurig blijft boycotten, dan zal er op een
gegeven moment afscheid worden genomen van die medewerker.
De manager als coach
De rol van de manager is niet uitgespeeld als hij zijn handtekening onder de
resultaatafspraak zet. Immers de manager is en blijft eindverantwoordelijk voor het
resultaat van zijn medewerkers. Hijzelf heeft ook een resultaatafspraak met zijn
eigen manager en daarin zitten de resultaten van zijn medewerkers verdisconteerd.
De manager moet er niet alleen op toe zien dat zijn medewerkers hun eigen
resultaten behalen, maar ook dat het totaalresultaat meer is dan alleen de som van de
resultaten van zijn individuele medewerkers. Met andere woorden de manager moet
zorgen voor synergie. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat zijn medewerkers maximaal
gaan presteren en samenwerken? Door periodiek de tussenresultaten te bekijken en
daarover met die medewerker regelmatig in gesprek te gaan. In dat gesprek heeft de
manager vooral een coachende en ondersteunende rol. Wat kan de manager
bijdragen om de medewerker nog beter en prettiger te laten presteren? Zijn er zaken
die voor de medewerker geregeld moeten worden?
Omdat de fysieke aanwezigheidscontrole grotendeels is vervangen door objectieve
resultaatcontrole, is het belangrijk dat de manager in zijn gesprekken met de
medewerkers een gevoel krijgt voor de mentale en praktische situatie van die
medewerker. Gaat het nog goed met hem? Gaat het goed met het werk? Zit hij
lekker in zijn vel? Is hij mentaal gezond? Stopt hij ook wel eens met werken? En als
59 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
de medewerker daarvoor open staat: hoe gaat het in zijn privéleven? De medewerker
is een duurzaam productiemiddel en de manager moet regelmatig een check doen
hoe het met dat middel gaat.
Niet iedere medewerker is hetzelfde. Dus moet de manager ook niet elke
medewerker hetzelfde behandelen. De een heeft een schouderklopje nodig en de
ander misschien een vermanende aansporing. Het is in het belang van de manager
zelf om zijn pappenheimers goed te kennen. Dat kan eigenlijk alleen als de manager
oprecht geïnteresseerd is in zijn medewerkers; en training heeft gehad in hoe met
verschillende mensen in verschillende situaties om te gaan. De manager van Het
Nieuwe Werken wordt meer een „mensen‟ manager dan een „zaak‟ manager. Het is
niet zo dat in Het Nieuwe Werken de „span of control‟ van die manager zomaar
omhoog kan. Het managen wordt eerder anders dan minder.
Sociale cohesie: het ‘wij’ gevoel
Nogal wat mensen zijn bang dat Het Nieuwe Werken tot een verdere verzakelijking
leidt met een harde afrekencultuur en dat de sociale cohesie verdwijnt als iedereen
maar overal en altijd gaat werken en intussen nooit meer op kantoor komt. Als daar
niets aan gedaan wordt, dan zou dat best eens een gevolg kunnen zijn van het louter
sturen op het zakelijke resultaat.
De manager heeft middelen ter beschikking om het „autistisch‟ gedrag van
resultaatgestuurde, zelfstandig ondernemende medewerkers te beperken. In
bedrijven die Het Nieuwe Werken toepassen zie je dat al gebeuren. Er zijn managers
die de afdelingsvergadering rondom een uitgebreide lunch programmeren en
gewoon een agendapunt maken van het elkaar als team weer even in de ogen kijken
om eens even lekker bij te kletsen. Anderen hebben het over het „fysieke minimum‟:
hoe vaak moeten we elkaar zien om het „wij‟-gevoel in stand te houden? Daarover
maak je dan als team gewoon afspraken.
Daarnaast staat het de manager vrij om ook in de resultaatafspraken wat meer
sociale aspecten op te laten nemen. Bijvoorbeeld door een paar opdrachten te
60 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
verzinnen waarbij medewerkers van de afdeling met elkaar moeten samenwerken.
Iets als „hoe gaat onze afdeling er over twee jaar uitzien?‟ Niet super urgent, maar
het kan nooit kwaad om met elkaar na te denken over de rol en functie van afdeling
en de kansen en bedreigingen die economische en maatschappelijke ontwikkelingen
bieden. Het houdt de medewerkers toekomstgericht, ze ontwikkelen een breder,
strategisch perspectief en – daar ging het om – het geeft verbondenheid in de groep.
De integrale benadering
De vier hoofdgebieden zijn afzonderlijk behandeld, maar hier en daar viel al wel op
dat ze feitelijk niet los van elkaar te zien zijn; vooral in de kader illustraties. Het gaat
bij Het Nieuwe Werken om het totaalbeeld waarin de mens centraal gezet wordt en
door allerlei middelen, diensten, programma‟s en ondersteuning in staat gesteld
wordt zijn werk te doen. Sjoerd kan alleen productief vanuit zijn vakantiehuis in
Turkije werken omdat de technologie dat mogelijk maakt, omdat hij een
resultaatafspraak heeft, omdat zijn manager het goed vindt en omdat hijzelf goed
omgaat met de vervaging tussen werk en privé. Anneke weet met dezelfde
technologische en fysieke omstandigheden veel beter om te gaan dan haar vriend
Joost: omdat bij haar sprake is van wederzijds vertrouwen tussen manager en
medewerker en bij Joost niet.
Alleen het neerzetten van een nieuw gebouw met een prachtige entourage en
flitsende werkplekken leidt nog niet tot het maximaal effectief en efficiënt werken;
net zo min als het bieden van de nieuwste technologische snufjes en Web 2.0
toepassingen. Het neerhalen van de fysieke muren tussen afdelingen betekent nog
niet dat de mentale muren ook weg gaan. Omgekeerd zal het wegnemen van de
strakke hiërarchie en het stimuleren van het samenwerken buiten de afdelingen
moeilijk succesvol worden zolang iedereen fysiek op dezelfde afdeling blijft zitten.
Het geven van vrijheid en verantwoordelijkheid op basis van overeengekomen
resultaatafspraken zal tot suboptimale resultaten leiden als de medewerkers niet de
technologische middelen hebben om altijd en overal te werken. Alles hangt met alles
samen. En samen maakt het Het Nieuwe Werken.
61 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Een voorbeeld: transparantie
Ik wil een voorbeeld geven van hoe een begrip dat centraal staat in Het Nieuwe
Werken vanuit alle vier de hoofdgebieden een aparte, aanvullende betekenis krijgt.
Het begrip „transparantie‟ staat voor openheid en hoort een basishouding van elke
organisatie en iedere persoon te zijn binnen Het Nieuwe Werken. Uiteraard tot op
zekere hoogte: de organisatie hoeft geen inkijk te bieden aan de hele buitenwereld –
concurrenten incluis – voor wat betreft alle „inside‟ informatie en toekomstige
strategieën van het bedrijf en de medewerker hoeft niet zijn ziel en zaligheid bloot te
leggen binnen het bedrijf waar hij werkt.
Transparantie kan zich in het ICT hoofdgebied uiten in open agenda‟s waarbij alle
medewerkers in elkaars agenda kunnen kijken en afspraken met elkaar inplannen, in
beschikbaarheidinformatie („presence‟) waarbij de medewerkers van elkaar kunnen
zien of zij op dat moment beschikbaar zijn of niet en in diverse open „cockpits‟ waar
medewerkers en managers langs verschillende gezichtspunten inzicht krijgen in hoe
de organisatie en/of de afdeling er voor staat voor een aantal sleutelindicatoren. Die
transparantie kan zich ook uitstrekken buiten de organisatie door bijvoorbeeld
klanten inzicht te geven in de agenda‟s en beschikbaarheidinformatie van hun
contactpersonen of de status van hun orders of klachten.
Voor het hoofdgebied van de fysieke omgeving betekent transparantie op zijn minst
een letterlijk „open deur‟ beleid of beter nog: helemaal geen deuren. De
(hoofd)bestuurders laten zich regelmatig zien door ook eens op de afdelingen te
gaan zitten werken. Daarbij hoort wel een cultuur van respect voor de positie en het
werk van die bestuurders; en als bestuurder moet je daar ook je weg leren vinden.
De o zo zichtbare bestuurder
Bram is hoofdbestuurder van een beursgenoteerde onderneming waar 500 mensen werken.
Hij vindt het belangrijk onder zijn mensen te zijn en introduceert het open kantoor concept.
Hij gaat midden tussen zijn medewerkers in zitten om beschikbaar te zijn. Daar maken die
medewerkers zeer dankbaar gebruik van. Er heerst immers een open cultuur in het bedrijf.
Voor allerlei zaken – belangrijk en minder belangrijk - komen de medewerkers op hem af en
62 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
vragen Bram om zijn mening. Of ze beginnen gewoon een praatje. Hij is immers beschikbaar,
toch?
Als beursgenoteerd ondernemer krijgt Bram regelmatig zeer vertrouwelijke informatie
toegespeeld. Iedere keer als er weer een medewerker langskomt, moet Bram er goed op letten
dat hij de informatie op zijn beeldscherm op tijd weg klikt.
Na enige weken besluit Bram zich toch maar een beetje terug te trekken. Hij gaat zitten op
een open plek een eindje weg uit het centrum; hij wil nog steeds niet in een afgesloten
kantoor zitten. Hij merkt dat zijn medewerkers hem daar met rust laten. Daarmee heeft hij
zijn plek gevonden, vooral als hij niet gestoord wil worden. Doet hij wat algemeen
administratief werk, dan zoekt hij weer een plek iets meer in het centrum. Hij wordt daar dan
weer wat meer aangesproken. Precies waarom hij daar zit.
Voor de organisatie betekent transparantie dat een bestuurder zich niet a priori
verschuilt achter zijn hiërarchische positie en daarmee iedere discussie doodslaat:
“We doen dit zo, omdat ik het zeg en ik ben de baas hier”. Omgekeerd verschuilt
een medewerker laag in de hiërarchie zich ook niet achter zijn gebrek aan
bevoegdheden: “dat doe ik niet, want het staat niet in mijn functiebeschrijving en ik
ben niet verantwoordelijk”. In Het Nieuwe Werken delegeren bestuurders
verantwoordelijkheid en nemen medewerkers onderaan het organigram
verantwoordelijkheid; zowel formeel als meer informeel. Behalve in de
organisatiestructuur moet dit ook doorklinken in de organisatiecultuur: transparantie
is een gedeelde waarde die „wij‟ hier waarderen. De leider is daarbij
vanzelfsprekend degene die het én moet uitdragen én moet voordoen; precies zoals
Bram gedaan heeft.
Voor de mentaliteit van manager en medewerker betekent transparantie onder meer
een open mind en open oren hebben. Een open mind wil zeggen openstaan voor
nieuwe, frisse en zelfs wilde ideeën en niet altijd meteen uitkomen op de bekende
oplossingen en tegenwerpingen. Innovatie is immers een kritische succesfactor voor
de organisatie in het postindustriële tijdperk. Hetzelfde geldt voor het empathisch
vermogen wat zoveel wil zeggen als je oren openen voor wat je medewerker,
collega, partner of klant nu eigenlijk wil zeggen; en daarbij niet direct in de
verdediging schieten.
63 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Transparantie is een begrip met vele invalshoeken; en ze liggen allemaal in elkaars
verlengde. Alle hoofdgebieden hangen met elkaar samen en moeten holistisch en
multidisciplinair worden aangepakt; gedreven vanuit de integrale visie op Het
Nieuwe Werken. Dat betekent niet dat de vier hoofdgebieden allemaal tegelijk in
even grote mate moeten worden opgepakt. Dat is praktisch gezien lang niet altijd
mogelijk en zelfs niet eens wenselijk. Daarmee komen we op het veranderingstraject
van Het Nieuwe Werken, hoe je daarmee aan de slag kunt gaan en hoe voorlopers
daarmee al aan de slag zijn gegaan. Maar die zaken laat ik rusten tot deel twee van
dit boek.
64 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
65 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Hoofdstuk 5
Wat levert het op?
Het wordt tijd de vraag aan de orde te stellen wat Het Nieuwe Werken nu echt
oplevert. In hoofdstuk 2 maakte ik me er nog gemakkelijk van af door gewoon „meer
opbrengsten en minder kosten‟ te beloven als resultaat en ik gaf daarbij wat
anekdotische illustraties. Echt „hard‟ werd het niet. Dit hoofdstuk duikt dieper in de
resultaten van Het Nieuwe Werken en doet verschillende voorstellen om de effecten
van Het Nieuwe Werken objectief en betrouwbaar meetbaar te maken.
Ik sluit het hoofdstuk af met het noemen van de resultaten van twee bedrijven die
voorloper zijn op het gebied van Het Nieuwe Werken en die dus al kunnen laten zien
wat het in de praktijk oplevert.
Peter Drucker’s opdracht
Peter Drucker gaf op 89-jarige leeftijd aan de vooravond van de 21e eeuw het
toekomstige management de volgende boodschap mee: “De grootste verdienste van
het management in de 20e eeuw is de vijftigvoudige verbetering van de
productiviteit van de fabriekswerker. De grootste uitdaging van het management
voor de 21e eeuw is om de productiviteit van de kenniswerker op een vergelijkbare
wijze te verbeteren.” (Drucker, 1999).
Deze uitdaging, dat doel voor de 21e eeuw is wat Het Nieuwe Werken wil bereiken,
maar dan wel op een duurzame wijze waarin evenredig aandacht is voor „Planet,
People, Profit‟. Het Nieuwe Werken belooft bijvoorbeeld meer tevreden mensen
omdat ze een grotere mate van controle over hun werk en leven hebben en in hun
werk ook meer gaan doen wat ze willen doen in plaats van alleen maar iets wat ze
moeten doen. Voor de organisatie is dat goed, want het maakt die medewerker
daarmee duurzaam productiever. Maar een tevreden medewerker is niet alleen een
middel om meer uit de productiefactor mens te halen, het is een persoonlijk en
maatschappelijk doel in zichzelf.
66 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Hoe gaan we dat allemaal meten? Dat is niet zo simpel als Peter Drucker het in zijn
opdracht voorstelt. Want hoe meet je de productiviteit van een kenniswerker? En
wat als we het over duurzame productiviteit hebben?
Productiviteit
In de industriële economie is het meten van de productiviteit simpel: deel het aantal
geproduceerde eenheden door het aantal daarvoor gebruikte arbeidsuren. Maar we
leven in de postindustriële economie waarbij de industrie nog maar voor een klein
deel – ongeveer 12% volgens het CBS - bijdraagt in de economische welvaart en we
het in toenemende mate van de kennisintensieve dienstensector moeten hebben. Dat
brengt nieuwe productiviteitsvraagstukken met zich mee. Hoe meet je bijvoorbeeld
de productiviteit van de ontwikkeling van een nieuw financieel product, het
verzinnen van een nieuwe marketingstrategie of het maken van een beleidsplan?
Hoe productief is een vergadering of een gesprek met de klant? Dat is allemaal veel
minder eenvoudig te meten. Ook van de politieman die er op uitgestuurd wordt om
een burenruzie te sussen, is het lastig de productiviteit te meten. Gaat het om
hoeveel tijd hij daarvoor nodig had? Gaat het louter om het oplossen van dat ene
incident of neem je mee dat hij een diepgaander probleem helpt op te lossen door
bijvoorbeeld maatschappelijk werk en de buurtwijk in te lichten en te adviseren?
Op macro-economisch niveau hebben we de begrippen bbp (bruto binnenlands
product) of bni (bruto nationaal inkomen) die vrij objectief aangeven hoe het met de
productiviteit van het land in het postindustriële tijdperk gesteld is en in welke mate
die productiviteit door de tijd heen is toegenomen. Deze bbp en bni cijfers worden
gebruikt om de welvaartstoename van de landen onderling te vergelijken. Eigenlijk
zou je het moeten hebben over bbp of bni per hoofd van de bevolking want dat geeft
een beter beeld hoe het er met de gemiddelde individuele persoon voorstaat. De
Verenigde Staten hebben veruit het hoogste bbp, maar Luxemburg en Noorwegen
nemen de kopposities in als het gaat om bbp per hoofd van de bevolking. In
vergelijking tot Japan lijkt de economische groei van de Verenigde Staten veel
harder te gaan gemeten in percentage groei in bbp, maar als je kijkt naar groei in bbp
67 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
per hoofd van de bevolking doet Japan het beter. Dat verschil komt omdat de
bevolking in de Verenigde Staten nog steeds toeneemt, terwijl de Japanse bevolking
in aantal afneemt.
Maar op het niveau van de individuele organisatie heb je helemaal niets aan deze
macro-economische cijfers. En dat is wel het niveau dat we nodig hebben om te
kijken of Het Nieuwe Werken ook echt werkt. Dus zijn we feitelijk weer terug bij af.
Hoe meten we de productiviteit van de organisatie in deze postindustriële economie?
Hoe meten we de duurzame productiviteit van de kenniswerker?
Het Institute for Innovation and Productivity (IIIP; www.iii-p.org) is opgericht om
precies die vraag te beantwoorden. Maar na drie jaar is men er daar eerlijk gezegd
ook nog niet uit. Er ontstaat wel meer inzicht. Innovatie wordt daarbij als een van
de sleutelwaarden genoemd: “Om de kenniseconomie vooruit te helpen moet je
voortdurend innoveren. (..). Je zou een directe relatie moeten kunnen leggen tussen
de kenniswerkers en de middelen die ze gebruiken en de effectiviteit van innovatie.
Dus proberen wij de effectiviteit van de output van kenniswerkers te meten: hoe
effectief zijn wij als kenniswerkers”, zei IIIP‟s researchdirecteur Karen Lojeski in
januari 2007 (CIO Insight, 2007).
Winst per werknemer
Een simpel instrument om de effectiviteit van de output van de kenniswerker
objectief te meten is voorgesteld door McKinsey‟s Lowell Bryan en dat is de winst
per werknemer (Bryan, 2007). Volgens Bryan zit de echte aanjager van de
productiviteit van de organisatie vandaag de dag in kennis, expertise, creativiteit,
sociale netwerken, reputatie enzovoort. Met andere woorden zaken die vooral in de
hoofden zitten van de getalenteerde medewerkers en ingezet worden in activiteiten
zoals research, productontwikkeling, strategieontwikkeling en marketing. Die
activiteiten leveren weer niet-tastbare zaken op als patenten, merken, diensten,
marketing campagnes, programma‟s en software. Het zijn die niet-tastbare zaken die
68 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
zorgen voor de omzet en winst van de onderneming. En daar moet ergens de
productiviteit aan ontleend kunnen worden.
Bryan onderzocht en vond dat de „Return on Intellectual Capital‟ (mensen dus) een
betere bijdrage leverde aan de winst en marktwaarde van het bedrijf dan de klassieke
maatstaf „Return on Invested Capital‟. Hij onderzocht de top 30 bedrijven in
marktwaarde over een periode van 10 jaar tussen 1995 en 2005. In die periode was
de Return of Invested Capital slechts toegenomen van 17 naar 23 procent, maar was
de winst en marktwaarde toegenomen met ruim 500 procent. Die toename was
volgens Bryan alleen te verklaren door de niet-tastbare zaken, de getalenteerde
medewerkers en hun resultaten. Inderdaad bleek in die periode van 10 jaar het aantal
medewerkers én de winst per medewerker verdubbeld te zijn; samen 400 van die
500 procent toename verklarend.
Het aardige van dit instrument is dat het mooi correleert aan het bbp per hoofd van
de bevolking maar dan op het niveau van de organisatie. Het is verder eenvoudig te
meten en te gebruiken als „benchmark‟ met andere bedrijven. Als leidinggevenden
zich meer bezig houden met de factor winst per medewerker, dan ligt het voor de
hand dat ze de bijdragen van de medewerkers ook meer op waarde zullen schatten,
daarmee de medewerker meer centraal stellend. Ten slotte kijkt het instrument naar
de productiviteit op langere termijn, waardoor je ook echt kunt spreken van
duurzame productiviteit.
Maar je hebt weinig aan dit instrument in de niet-commerciële dienstverlening zoals
in de publieke sector, de gezondheidszorg en andere bedrijven en instellingen zonder
winstoogmerk. En we willen de politie, de ministeries, de belastingdienst en de vele
stichtingen en verenigingen ook graag laten meeprofiteren van Het Nieuwe Werken.
We weten - of hopen het in elk geval! - dat de duurzame productiviteit van de politie
niet wordt afgemeten aan de hand van het aantal uitgeschreven bekeuringen of die
van de belastingdienst aan de hand van de hoeveelheid geïnde belasting.
Dus voor de niet-commerciële sector moeten we blijven zoeken naar andere
maatstaven voor het meten van de duurzame productiviteit.
69 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Kostenbesparingen: een boemerang?
Behalve naar objectieve maatstaven voor de opbrengstenkant kun je ook kijken naar
die van de kostenkant. Iedere euro die je bespaart gaat direct naar de „bottom line‟.
Van die kostenbesparende kant mag je veel verwachten, maar er zit ook een groot
risico aan. Namelijk dat het management Het Nieuwe Werken primair gaat zien als
een reeks van kostenbesparende maatregelen. En eerlijk gezegd beginnen die
geluiden ook hier en daar door te sijpelen, vooral in tijden waarin het economisch
gezien zwaar weer is. Het voorop plaatsen van de kostenbesparingen in Het Nieuwe
Werken kan echter als een boemerang terugslaan op het management. Het Nieuwe
Werken is er juist op gericht de mens centraal te stellen en die te voorzien van alle
middelen die hij nodig heeft om het beste uit zichzelf te halen. Daarbij gaat het niet
in de eerste plaats om het bevorderen van thuiswerken zodat er kosten op
huisvesting en reizen kunnen worden bespaard, maar primair om het geven van
vertrouwen, respect, vrijheid en verantwoordelijkheid. Zodra die medewerker
doorheeft dat Het Nieuwe Werken een ordinaire bezuinigingsmaatregel is, keert het
zich tegen het management. De medewerker voelt zich niet vertrouwd en
gerespecteerd en wordt bevestigd in zijn onderhuidse gevoel dat het management er
toch alleen maar op uit is om de kosten te drukken.
Mijn stelling is dat Het Nieuwe Werken alleen tot substantiële, duurzame
kostenbesparingen zal leiden wanneer je Het Nieuwe Werken holistisch en integraal
benadert en er echt van overtuigd bent dat het beste van de organisatie in de mensen
zit; en dat die capaciteit op dit moment zwaar onderbenut wordt. Wanneer je met
andere woorden niet primair op kostenbesparingen gericht bent. Die
kostenbesparingen komen er vanzelf bij; het zijn de neveneffecten van Het Nieuwe
Werken. Met deze grote „disclaimer‟ in het achterhoofd ga ik nu naar de
kostenbesparende aspecten van Het Nieuwe Werken.
Facilitair
Het eerste waarbij aan de kostenkant wordt gedacht zijn de besparingen die je kunt
krijgen aan de facilitaire kant: de huisvesting en reiskosten. Immers als mensen
70 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
vaker thuis gaan werken heb je minder werkplekken nodig dan het aantal
medewerkers, reizen mensen minder vaak en heb je ook minder parkeerplekken
nodig. Daar komt nog bij dat de klassieke kantoorinrichting – lange gangen, veel
gedeelde kantoren, veel „directiekantoren‟ – niet alleen heel erg saai en ineffectief is
(zie hoofdstuk 3), maar ook bijzonder inefficiënt. Er is heel veel onbenutte en
verkeerd gebruikte ruimte. Kantoorinrichtingexperts op het gebied van Het Nieuwe
Werken kunnen je daar alles over vertellen.
De vuistregel is na flink wat jaren ervaring bij de kantoorinrichtingexperts dat je
ongeveer met een derde minder ruimte uit de voeten kan. Het exacte getal is zeer
afhankelijk van het soort werk dat gedaan wordt en de bereidheid aan de kant van
het management de medewerkers deels uit het oog te verliezen. De gemiddelde bruto
kantoorruimte per medewerker ligt op ongeveer 18 vierkante meter; en dat kan naar
12 vierkante meter als je op een verantwoorde wijze een Nieuwe Werken
kantoorconcept met de activiteitgebaseerde werkplekken plus de op maat gesneden
overlegruimtes en ontmoetingsplekken invoert. Dat betekent niet alleen een derde
minder aan „kale‟ huur maar ook minder kosten in energievoorziening, onderhoud
en schoonmaak. Er zijn ook nog andere kostenbesparingen mogelijk waaraan niet
iedereen direct denkt.
De interne verhuizingen
Robert Tempels was facility manager bij Microsoft Nederland toen in 2005 bekend werd dat
Microsoft zou gaan verhuizen naar een nieuwe locatie. Microsoft is een organisatie die altijd
veel in beweging is; ook letterlijk. De jaarlijkse verhuisbewegingen zijn enorm: uitbreidende
afdelingen, meer projectmatig werken en medewerkers die gemiddeld om de twee jaar een
nieuwe rol krijgen.
Voor facility managers behoort de verhuizing van interne medewerkers niet tot de meest
favoriete werkzaamheden; om het maar zacht uit te drukken. Behalve de hoge kosten die het
met zich meebrengt, levert het veel extra organisatiewerk op en – niet te vergeten – frustratie
en afnemende productiviteit bij de verhuizende medewerkers. Telefoons die niet op tijd zijn
omgeschakeld, computers die nog niet zijn aangesloten, de schuifwand die verkeerd geplaatst
is en de verhuisdozen die na de verhuizing „missing in action‟ zijn. Bij Microsoft werden
alleen al de „out of pocket‟ kosten van de interne verhuisbewegingen geschat op zo‟n drie tot
vijf ton euro op jaarbasis.
71 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
In het nieuwe pand van Microsoft op Schiphol centrum zijn de verhuiskosten en bijkomende
frustraties naar bijna nul teruggeschroefd. Met een laptop en smartphone kan iedereen
overal en altijd werken en binnen het kantoorpand precies die plek kiezen die hem op dat
moment uitkomt. Er is vrijwel niets meer wat de medewerker fysiek aan een specifiek locatie
bindt. Vrijwel niets! De enige echt vaste plek die elke medewerker heeft, is zijn locker met
persoonlijke spullen die tevens fungeert als postvak. Als er nu iemand verhuist van de ene
naar de andere afdeling dan is het enige wat er geregeld moet worden: een verhuisdoosje om
de spullen uit de locker in te doen en een nieuwe locker locatie. De medewerker verhuist
zichzelf in pakweg 10 minuten. Het bespaart Microsoft zo maar een paar ton per jaar, veel
frustratie bij de medewerker en grote kopzorgen bij de facility manager.
Als medewerkers gemiddeld 1 of 2 dagen van huis uit gaan werken dan heeft dat
effect op de reiskosten en zou in theorie een reductie van 20 of 40 procent mogelijk
moeten zijn. Maar dat is te kort door de bocht. Je haalt lang niet die theoretische
kostenreducties, want om maar eens wat te noemen: openbaar vervoer
abonnementen zijn voordeliger dan dagtickets. Overigens stelt de taskforce
mobiliteitsmanagement voor dat medewerkers die van huis uit werken wel de
reiskosten mogen blijven declareren en aftrekken, zodat die medewerkers fiscaal en
economisch gestimuleerd worden van huis uit te werken. In dat geval schiet de
werkgever er dus zelf helemaal niets mee op.
Tegenover deze besparingen staan echter ook extra investeringen. Het meubilair op
kantoor moet kwalitatief beter zijn omdat nu niet steeds dezelfde persoon er gebruik
van maakt maar verschillende personen per dag. Ook zie je dat in de regel meer
geïnvesteerd wordt in de beleving van het kantoor, de esthetische vormgeving.
Verder zul je als werkgever voorzieningen moeten treffen om je medewerker van
huis uit te kunnen laten werken: zowel technologisch (zie hierna) als qua
arbeidsomstandigheden. Ook thuis moet goed en “arbo” verantwoord meubilair
staan. De werkgever is zelfs verantwoordelijk en in zekere zin ook aansprakelijk
voor de thuiswerkplek plus het gebruik daarvan. Dat staat in de wet. In deel drie van
dit boek wijd ik een heel hoofdstuk aan deze voor de werkgevers – en met name HR
– zo lastige kwestie; en zien we hoe andere Nieuwe Werken bedrijven daar mee
omgaan.
72 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Verder merk je dat mensen in Het Nieuwe Werken eigenlijk meer filemijdend
gedrag vertonen - ‟s ochtends wat later naar kantoor; ‟s middags wat eerder naar
huis - , dan dat ze hele dagen achtereen van huis uit werken. Dat is heel goed met het
oog op de eigenlijke doelen van Het Nieuwe Werken zoals meer vrijheid en meer
eigen verantwoordelijkheid bij de medewerker, maar leidt per saldo tot minder
kostenbesparingen.
Resumerend: facilitaire kostenbesparingen zijn wel degelijk mogelijk, maar je moet
je ook niet te snel rijk gaan rekenen.
Technologie
Ook in de technologie is het een lastige zaak om de pure kostenbesparingen af te
zetten tegen de extra investeringen die je doet om medewerkers maximaal toe te
rusten met de technologische mogelijkheden van werken en samenwerken. Het
digitaliseren van de informatie op papier is een behoorlijke extra investering maar
levert ook besparingen op in opslag- en archiefruimte, de beveiliging van die ruimtes
en de latere vernietiging van het papier. En als je de gedigitaliseerde informatie
begeleidt met goede werkstroomprocessen – opnieuw een investering – dan kan het
afhandelen van de administratie niet alleen sneller en betrouwbaarder maar ook met
minder mensuren gepaard gaan. Maar het valt niet mee om die besparingen hard
inzichtelijk te maken. Je kunt de vrijgekomen taken en functies laten afvloeien
(besparingen), maar ook opnieuw inzetten op andere functies.
Waar is de receptioniste gebleven?
Als je bij ERP leverancier Afas in hun hoofdkantoor in Leusden binnenwandelt, dan word je
niet ontvangen door een receptioniste, maar mag je jezelf registreren bij een van de twee
zuilen. Je toetst je naam in, mag een foto van jezelf laten maken en kunt een badgeontwerp
selecteren. Die badge wordt afgedrukt en je mag hem zelf opspelden. Intussen heeft degene
met wie je de afspraak hebt een sms-je gekregen dat jij gearriveerd bent. Als het goed is, hoef
je nauwelijks te wachten en word je door jouw afspraak vriendelijk verwelkomt. Deze geheel
geautomatiseerde ontvangstwerkstroom spaarde Afas twee receptionistes uit. De
receptionistes zijn echter niet „afgevloeid‟, maar toegevoegd aan het call center waar ze
telefonisch in contact staan met klanten om hun vragen, opmerkingen en eventuele klachten
te registreren. Met andere woorden, de „besparingen‟ zijn geherinvesteerd.
73 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Het uitrusten van medewerkers met een laptop en een smartphone plus allerlei
softwarevoorzieningen om op afstand te kunnen werken en samenwerken vereist een
gigantische „up front‟ investering en betaalt zich vooral terug in een beter duurzame
productiviteit; dus aan de opbrengstenkant. Maar het kan ook tot besparingen leiden.
Zo kan in een nieuw kantoor alle netwerkbekabeling achterwege blijven en
vervangen worden door draadloze technologie: een besparing in installatie en
onderhoud. Een stap verder is om ook de vaste telefonie te vervangen door een
draadloze technologie of nog beter: de vaste telefoons helemaal af te schaffen en te
gaan werken met „softphones‟ door de laptop inclusief de juiste
softwarevoorzieningen te gebruiken als (video)telefoon en de centrale servers als
tele- en videoconferencing centrales.
Waar is de telefoon(centrale) gebleven?
In het Microsoft kantoor op Schiphol is de vaste telefoon verdwenen. De laptop is de
vervanging voor de vaste (video)telefoon. Iedereen heeft een headset en een webcam
gekregen plus een korte introductiecursus om hoe met de softwaretoepassing om te gaan. Het
werkt eigenlijk heel prettig. Terwijl je belt met klanten of collega‟s kun je gemakkelijk de
spreadsheets of presentaties erbij pakken en desgewenst delen met wie je aan het spreken
bent; terwijl je direct aantekeningen maakt in een tekstbestand. Alle gesprekken gaan in
principe over het computernetwerk en zijn dus „gratis‟ behalve als je iemand aan de lijn hebt
die zelf met een klassieke vaste of mobiele telefoon belt. Dezelfde softwarevoorziening stelt je
ook in staat om tele- en videoconferenties op te zetten en uit te voeren, zonder daarbij te
hoeven terugvallen op kostbare externe serviceverleners.
Microsoft is een groot internationaal bedrijf en de medewerkers werken veel met elkaar
samen over de land- en tijdgrenzen heen. Het gebruik van deze technologie bespaart het
bedrijf volgens eigen zeggen wereldwijd op jaarbasis ruim 200 miljoen dollar aan klassieke
telefoniekosten en reiskosten. (bron: www.nuzakelijk.nl /hrm/2017892/microsofts-nieuwe-
manier-van-werken.html )
De mens
Zoals eerder vermeld zijn tevreden medewerkers duurzaam productiever en vormt
die tevredenheid al een mooi doel in zichzelf. De vraag hier is: besparen ze ook
kosten? Het antwoord daarop is een volmondig „ja‟. De meest voor de hand liggende
besparingen zijn een verminderd verzuim en een verminderd verloop. Beide hebben
74 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
ook weer een gunstige invloed op de kosten voor selectie, werving, opleiding en
inwerken van nieuw personeel. En dat kan flink in de papieren lopen zoals
geïllustreerd door een klassiek en bekend voorbeeld uit – nota bene – de fabriek
waar de T-Ford werd geproduceerd.
1 dollar per dag!
De pers was het indertijd roerend met elkaar eens: Henry Ford had zijn verstand verloren.
Hij had zojuist het salaris van zijn lopendebandwerkers in één klap verdubbeld naar het
onvoorstelbare bedrag van 1 dollar per dag.
Wat was er aan de hand? Een bevlieging van gulheid? Nee, in het geheel niet. Ford had met
zijn „industrial engineers‟ een zeer uitgekiend productieproces opgezet. De arbeiders in de
fabriek voerden hele simpele handelingen uit aan de lopende band; steeds dezelfde handeling
duizenden keren per dag. Het vergde niet veel tijd om die handeling onder de knie te krijgen,
maar het vergde wel wat om die handeling consequent goed uit te blijven voeren. Het werk
was ontzettend saai en veel arbeiders gaven er na een paar dagen of weken toch de brui aan.
De betaling was gemiddeld ten opzichte van ander, interessanter werk. Dus als het even kon,
nam de arbeider die andere baan. Het verloop was daardoor enorm groot en dus had de
Ford Motor Company veel kosten aan het selecteren, werven en inwerken van steeds maar
weer nieuw personeel.
Toen besloot Ford tot de maatregel om het salaris te verdubbelen en het verloopprobleem
was meteen verholpen. De mensen wachten in dikke rijen buiten de poorten op een nieuwe
baan en binnen in de fabriek deden de arbeiders extra hun best om er niet uitgeknikkerd te
worden en het riante salaris te verliezen.
Ford noemde deze plotsklapse salarisverdubbeling later zijn beste kostenbesparende
maatregel ooit.
Onzichtbare kostenbesparingen
De meeste kostenbesparingen hiervoor genoemd zijn met enige inspanning goed
inzichtelijk te maken. Er zijn ook besparingen die een stuk moeilijker hard te maken
en enigszins onzichtbaar zijn, maar die wel degelijk meetellen. Veel van die
besparingen vertalen zich namelijk niet terug in kostenreducties, maar in extra
investeringen in duurzame productiviteit zoals het Afas receptionisten voorbeeld al
aangaf. Laten we terugkijken naar hoofdstuk 1. Daarin stelde ik dat het dichtslibben
van Nederland te maken had met de verouderde, industriële manier van organiseren,
75 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
inrichten en aansturen van werk. Als de oorzaak van dat dichtslibben wordt
opgeheven – en Het Nieuwe Werken doet dat – dan komt er automatisch meer
doorstroming en gaat het werken een stuk beter en prettiger. Dat bespaart kosten in
het onderhouden van de administratie omdat het aantal regels fors kan worden
beperkt. Het bespaart kosten doordat er minder vaak overlegd en afgestemd hoeft te
worden en doordat de technologie helpt om het overleg dat nodig is beter te
ondersteunen. Mensen hoeven minder te reizen en zijn dus minder tijd kwijt met
reizen die ze weer aan het werk kunnen besteden. Enzovoort. Deze
kostenbesparingen uiten zich dus vooral in productiviteitstoename.
Een speciale vorm van onzichtbare kostenbesparing is die van de reputatie.
Bedrijven die Het Nieuwe Werken invoeren schieten omhoog in reputatie. Dat is
bijvoorbeeld heel sterk bij zowel Interpolis als Microsoft zoals we verderop nog
gaan zien. De reputatie werkt naar meerdere „stakeholders‟. Klanten komen graag bij
je op bezoek en vinden het opeens prettiger zaken doen. Hetzelfde geldt voor
partners. De eigen medewerkers waarderen het bedrijf meer en dat uit zich ook in
een verhoogde reputatie, niet alleen door „mond op mond‟ reclame te maken (“het is
echt fantastisch werken bij ons!”), maar ook door er aandacht aan te geven in de
pers. Dat betekent tevens dat je een aantrekkelijker werkgever wordt en dat het dus
minder kostbaar is om die nieuwe generatie aan je te binden. Die pers komt sowieso
wat vaker naar jou toe, in plaats van dat je veel inspanning moet doen om jezelf
kenbaar te maken. Kortom, de reputatie kan voor een behoorlijke reductie in
marketingkosten en PR zorgen.
De mens als meetinstrument
De mens als meetinstrument betekent simpel dat je die mens vragen stelt en dat je de
antwoorden serieus neemt. Velen noemen deze vorm van meten „soft‟ en vinden dat
je aan de resultaten weinig waarde kunt hechten. Toch zie je dat het instrument veel
ingezet wordt vaak als aanvulling op objectieve meetcriteria. Neem nog eens het
voorbeeld van de account manager uit het vorige hoofdstuk. Alleen het meten van de
behaalde omzet geeft een erg beperkt beeld als je ook wilt dat hij goed met zijn
76 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
klanten en collega‟s omgaat in het bereiken van zijn omzetdoel. Het instrument „360
graden feedback‟ geeft een completer beeld omdat de verschillende mensen zich
uitspreken over de wijze waarop hij tot zijn omzetresultaat is gekomen.
Een bijkomend voordeel van een vragenlijst als meetinstrument: je kunt vragen wat
je wilt. Dat levert misschien niet altijd een goede kwaliteit aan antwoorden op, maar
het is in elk geval zeer flexibel.
Veel bedrijven hebben jaarlijks een medewerkertevredenheid onderzoek dat vaak
door de HRM afdeling wordt opgesteld en beheerd. Er komen aspecten aan de orde
als de duidelijkheid van het doel van de organisatie, de waardering voor de inhoud
van het werk, de werkdruk, de relatie met de eigen manager, de
carrièreperspectieven en de werk-leven balans. Door dezelfde lijst jaarlijks te laten
invullen houdt het management van de organisatie goed in de peiling wat de
medewerkers er zoal van vinden en hoe dat door de tijd heen verandert.
Hetzelfde kun je natuurlijk doen naar je klanten toe. Hoe tevreden zijn die over je?
Er is weliswaar geen directe relatie tussen een tevreden klant en de harde omzet;
maar wel een indirecte die iedereen onderschrijft: een meer tevreden klant, zal vaker
bij je kopen. Voor niet-commerciële bedrijven is klanttevredenheid natuurlijk net zo
belangrijk. Daar is die tevredenheid waarschijnlijk vaker een direct doel op zichzelf.
Worlds of Work onderzoek
Maar hoeveel waarde kun je hechten aan wat mensen ergens van vinden tegenover
de harde, objectieve meetcriteria? In principe heel wat, mits je de vragen goed stelt
en oprechte antwoorden krijgt.
De psychologie is een gerespecteerde wetenschap die zich heel vaak bedient van
vragenlijsten. Twee kenmerken bepalen het wetenschappelijk gehalte van de
vragenlijst. De eerste is validiteit: meet de vraag ook echt wat je wilt meten? En de
tweede is betrouwbaarheid: als ik vandaag iets vraag en morgen weer, komt er dan
77 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
hetzelfde antwoord uit? Een bekend type vragenlijst is de IQ test waarvan
vastgesteld is dat die zowel zeer valide als zeer betrouwbaar is.
RSM/Erasmus Universiteit is in 2006 gestart met een wetenschappelijk onderzoek
dat in kaart moet brengen wat de aspecten van Het Nieuwe Werken zijn en of Het
Nieuwe Werken nou ook echt werkt. Inmiddels is dat onderzoek al drie jaar bezig en
beginnen de eerste resultaten binnen te druppelen (RSM, 2009). Daarover meer in
deel drie van dit boek.
Wat hier belangrijk is om te weten, is dat de vragenlijst helemaal doorgemeten is op
zowel betrouwbaarheid als validiteit. Kortom het meet wat het moet meten en doet
dat consistent. Het is een wetenschappelijk verantwoord instrument.
Het onderzoeksmodel onderscheidt 24 verschillende werkdimensies en 4
resultaatdimensies. Voorbeelden van die 24 werkdimensies zijn de fysieke
werkomgeving, het gebruik van ICT, taakkenmerken, communicatie, samenwerken,
intrinsieke en extrinsieke motivatie, empowerment, mobiliteit, vertrouwen, beloning
en werk-leven balans. Een hele gevarieerde mix dus. Respondenten geven op een
gestandaardiseerde schaal hun waardering voor elk van die dimensies door
specifieke vragen te beantwoorden zoals “Ik word sterk gemotiveerd door het geld
dat ik kan verdienen” (extrinsieke motivatie) of “Het werk dat ik doe, is erg
belangrijk voor mij” (empowerment betekenis).
De 4 resultaatdimensies zijn productiviteit, flexibiliteit, innovatievermogen en
uiteraard de tevredenheid met het werk.
Een van de mooiste zaken van dit onderzoeksmodel is dat je door een statistische
analyse na het uitvoeren van een enkele meting al een beeld hebt van welke
werkdimensies de grootste invloed hebben op de resultaatdimensies. Strikt
wetenschappelijk mag je geen causaal verband leggen, maar je kunt dat causale
verband wel als hypothese nemen. Een voorbeeld is dat het vertrouwen dat
medewerkers hebben in hun management sterk positief samenhangt met de
tevredenheid met het werk.
78 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Opvallend – en eerlijk gezegd heel prettig om te zien – is dat de dimensie
„empowerment‟ een groot verband heeft met alle vier de resultaatdimensies. Daaruit
kun je de conclusie trekken dat „empowerment‟ dus ook echt belangrijk is en werkt.
Iedereen praat er altijd over, maar in het onderzoek van RSM/Erasmus universiteit is
het nu ook klip en klaar aangetoond.
Het instrument krijgt nog meer waarde als je het periodiek uitvoert in een organisatie
en je de resultaten ook gaat gebruiken om verbeteringen door te voeren. Idealiter zou
het als volgt kunnen gaan. Je bent als organisatie van plan Het Nieuwe Werken te
gaan invoeren en voert een zogenoemde nulmeting uit op je volledige
medewerkersbestand. Daaruit krijg je niet alleen een beeld van hoe het er nu
voorstaat, maar door de statische analyse weet je ook welke werkdimensies je moet
gaan aanpakken om de beoogde resultaatverbeteringen te gaan realiseren. Dus stel je
wilt het innovatievermogen in je organisatie behoorlijk opkrikken en weet na de
nulmeting dat die factor positief samenhangt met de dimensies – ik noem maar wat –
mobiliteit, „empowerment‟ en intrinsieke motivatie. Dan kun je als management
interventies gaan ontwikkelen die de mobiliteit, „empowerment‟ en intrinsieke
motivatie van de medewerkers verhogen. Na pakweg een jaar doe je opnieuw een
meting en dan zou – in theorie – het innovatievermogen omhoog moeten zijn
gegaan. En heb je meteen weer voer voor de volgende interventies. Zo blijft er altijd
werk aan de winkel.
Duurzaamheid
< Nog te doen: Duurzaamheid is een resultaat van HNW: meer aandacht voor
„people‟, duurzame „profit‟ en als het goed is een groenere „planet‟ door gebruik
duurzamer ICT - en ook duurzamer door gebruik ICT - , duurzamer huisvesting en
duurzaam gedrag van mensen: minder reizen, bewuster met energie omgaan>
79 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Maar wat levert het nu op?
Ik heb in dit hoofdstuk veel aandacht besteed aan de mogelijke meetcriteria en –
instrumenten die je kunt inzetten om de effectiviteit en efficiëntie van Het Nieuwe
Werken te meten. Van objectieve simpele cijfers die wel wat maar niet altijd heel
veel zeggen, naar wellicht minder objectieve, maar niet noodzakelijkerwijs minder
betrouwbare en valide detailgegevens. Ik denk dat de conclusie is dat er voldoende
instrumenten zijn, maar dat het meten van de effectiviteit en efficiëntie van Het
Nieuwe Werken geen simpele klus is en dat je het in elk geval meerdimensionaal
moet aanpakken.
Maar je zult onderhand wel erg benieuwd zijn of er al resultaten bekend zijn. En het
antwoord is „ja‟. Van twee bedrijven die voorloper zijn op het gebied van Het
Nieuwe Werken hebben we al wat resultaten binnen.
Interpolis
Interpolis was het eerste bedrijf in Nederland dat in 1996 Het Nieuwe Werken heeft
ingevoerd en ze waren ruim een decennium lang min of meer het boegbeeld van wat
toen heette: „de nieuwe manier van werken‟. Als er één bedrijf is dat zou moeten
weten of Het Nieuwe Werken ook echt werkt, dan is het Interpolis. En de resultaten
liegen er niet om. Daaruit blijkt onder meer dat Het Nieuwe Werken juist ook
effecten op de lange termijn heeft.
In 1996 stond Interpolis op een magere elfde positie als verzekeraar in Nederland. In
2001 was het opgeklommen tot een vierde positie. Opnieuw in 1996 scoorde de
medewerkertevredenheid een mager zesje, maar klom dit omhoog naar een 7,0 in
2003 en een 7,2 in 2006. Het verzuim daalde van 6,3% in 2000 naar 4,7% in 2005.
De klanttevredenheid scoorde in 2000 al een 7,4 (de cijfers van 1996 ontbreken),
maar deze liep verder op tot een 8,4 in 2008.
Ook het gebied van reputatie doet Interpolis het goed. Het stond in 2006 op de
nummer 5 positie van meest aantrekkelijke financiële werkgever direct na de grote
banken. Daarnaast is het door Reader‟s Digest drie jaar achtereen verkozen tot meest
80 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
betrouwbare verzekeraar van 2006 tot en met 2008. [Ik ben in afwachting van nog
extra Interpolis cijfers; voorbehoud: deze cijfers moet ik nog voorleggen aan de
communicatie afdeling]
Microsoft
Microsoft is een ander boegbeeld van „Het Nieuwe Werken‟. Het bedrijf is vanaf
medio 2005 onder leiding van directeur Theo Rinsema bezig met het zelf doorleven
van de marketing missie die vanuit de Verenigde Staten is geïnitieerd: „The New
World of Work‟ dat in het Nederlands vertaald is met „Het Nieuwe Werken‟.
Microsoft Nederland publiceert geen omzet- en winstcijfers; die zijn geconsolideerd
in de resultaten van de in Redmond, Washington gevestigde Microsoft Corporation.
Wel behoorde Microsoft Nederland de laatste paar jaar steeds tot de best presterende
„subsidiaries‟ in de wereld. De jaarlijks gemeten medewerkertevredenheid nam met
sprongen toe en ligt behoorlijk boven het wereldwijde gemiddelde. Een onderdeel
daarvan is de werk-leven balans die in hoofdstuk 1 nog werd aangemerkt als
problematisch. Deze schoot omhoog van een 5,5 in 2005 naar een 8,3 in 2009. Het
ziekteverzuim daalde van het al lage 2,5% in 2005 naar 1,1% in 2008. Microsoft
werd begin mei 2009 de nummer 1 in het nationale onderzoek Great Place to Work,
nadat het in 2008 op de tweede en in 2007 op de derde plaats was geëindigd (zie
www.greatplacetowork.nl) . In 2007 had Microsoft al diverse Computable awards in
de wacht gesleept zoals „krachtigste ICT bedrijf‟, „beste zakenpartner‟ en „beste
werkgever‟ (www.computable.nl ).
Microsoft is het eerste bedrijf dat in het kader van het Worlds of Work onderzoek
van RSM zowel een eerste meting medio 2007 gedaan heeft als een tweede meting
eind 2008 toen het net een halfjaar in het nieuwe pand zat. De bottom line is dat
zowel de productiviteit als de flexibiliteit aantoonbaar omhoog zijn gegaan. De
medewerkertevredenheid zoals gemeten in het RSM onderzoek was al erg hoog en
bleef hetzelfde. De enige „teleurstelling‟ was dat de factor innovatie niet omhoog is
gegaan (RSM, 2009). In 2009 of 2010 zal RSM opnieuw een meting gaan uitvoeren.
81 ©2009 Dik Bijl, Conceptversie
Op basis van de resultaten van de voorlopers Interpolis en Microsoft mag je toch wel
de conclusie trekken dat Het Nieuwe Werken echt iets oplevert.