Werkcollege/Oefenzitting

3
Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Werkcollege/Oefenzitting Omschrijving In werkcolleges/oefenzittingen voeren studenten onder begeleiding theoretisch getinte opdrachten uit of bespreken ze de resultaten van deze opdrachten. De opdrachten zijn erop gericht het probleemoplossend vermogen van studenten in een bepaalde discipline te verhogen of hen bepaalde technieken te leren uitvoeren. Waarover gaat het? Tijdens werkcolleges/oefenzittingen krijgen studenten de kans om actief aan de slag te gaan met speci- fieke opdrachten, die vaak eerder van theoretische aard zijn. Werkcolleges/oefenzittingen kunnen hier- door in een gewoon leslokaal worden gegeven. Wanneer de opdrachten meer experimenteel van aard zijn en een aangepaste lesruimte (zoals een laboratorium) vereisen, is er sprake van een practicum (zie steekkaart ‘Practicum’). Om te kunnen ingaan op specifieke moeilijkheden van de afzonderlijke studenten wordt er veelal ge- werkt in kleinere groepen. Eenzelfde werkcollege of oefenzitting wordt dan ook vaak meerdere keren gegeven. Waaruit bestaat het? Een werkcollege bestaat meestal uit verschillende onderdelen: Inleiding: introductie op het thema In de inleiding wordt kort het thema geschetst en de opdracht of oefening uitgelegd. Indien de werk- colleges/oefenzittingen aansluiten bij een hoorcollege is het niet de bedoeling om de leerstof bespro- ken tijdens het hoorcollege opnieuw te herhalen (zie steekkaart ‘Afstemming werkvormen’). Uitvoering/bespreking opdrachten Dit is het moment waarop studenten individueel of in groep aan de slag gaan met (de bespreking van) de opdrachten. Vaak wordt dit onderbroken of afgesloten met een collectief moment waarin de inbreng van de studenten wordt besproken. Afsluiting Ter afsluiting wordt een korte samenvatting van de sessie gemaakt. Dit kan zowel door een lid van het didactisch team (zie steekkaart ‘Didactisch team’) als door een student gebeuren. Tevens kunnen af- spraken worden gemaakt voor de volgende sessie(s). Het didactisch team selecteert de opdrachten/oefeningen, gaat na welke moeilijkheden studenten on- dervinden bij het oplossen van deze opdrachten/oefeningen en zoekt naar mogelijke alternatieve mo- gelijkheden om studenten over het eigen probleemoplossingsgedrag te doen reflecteren. Dit is belang- rijk omdat een werkcollege/oefenzitting het vergroten van het probleemoplossend vermogen van de student tot doel heeft. De begeleider heeft een stimulerende en motiverende rol.

Transcript of Werkcollege/Oefenzitting

Page 1: Werkcollege/Oefenzitting

Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant.

Werkcollege/Oefenzitting Omschrijving In werkcolleges/oefenzittingen voeren studenten onder begeleiding theoretisch getinte opdrachten uit of bespreken ze de resultaten van deze opdrachten. De opdrachten zijn erop gericht het probleemoplossend vermogen van studenten in een bepaalde discipline te verhogen of hen bepaalde technieken te leren uitvoeren. Waarover gaat het? Tijdens werkcolleges/oefenzittingen krijgen studenten de kans om actief aan de slag te gaan met speci-fieke opdrachten, die vaak eerder van theoretische aard zijn. Werkcolleges/oefenzittingen kunnen hier-door in een gewoon leslokaal worden gegeven. Wanneer de opdrachten meer experimenteel van aard zijn en een aangepaste lesruimte (zoals een laboratorium) vereisen, is er sprake van een practicum (zie steekkaart ‘Practicum’). Om te kunnen ingaan op specifieke moeilijkheden van de afzonderlijke studenten wordt er veelal ge-werkt in kleinere groepen. Eenzelfde werkcollege of oefenzitting wordt dan ook vaak meerdere keren gegeven. Waaruit bestaat het? Een werkcollege bestaat meestal uit verschillende onderdelen: Inleiding: introductie op het thema In de inleiding wordt kort het thema geschetst en de opdracht of oefening uitgelegd. Indien de werk-colleges/oefenzittingen aansluiten bij een hoorcollege is het niet de bedoeling om de leerstof bespro-ken tijdens het hoorcollege opnieuw te herhalen (zie steekkaart ‘Afstemming werkvormen’). Uitvoering/bespreking opdrachten Dit is het moment waarop studenten individueel of in groep aan de slag gaan met (de bespreking van) de opdrachten. Vaak wordt dit onderbroken of afgesloten met een collectief moment waarin de inbreng van de studenten wordt besproken. Afsluiting Ter afsluiting wordt een korte samenvatting van de sessie gemaakt. Dit kan zowel door een lid van het didactisch team (zie steekkaart ‘Didactisch team’) als door een student gebeuren. Tevens kunnen af-spraken worden gemaakt voor de volgende sessie(s). Het didactisch team selecteert de opdrachten/oefeningen, gaat na welke moeilijkheden studenten on-dervinden bij het oplossen van deze opdrachten/oefeningen en zoekt naar mogelijke alternatieve mo-gelijkheden om studenten over het eigen probleemoplossingsgedrag te doen reflecteren. Dit is belang-rijk omdat een werkcollege/oefenzitting het vergroten van het probleemoplossend vermogen van de student tot doel heeft. De begeleider heeft een stimulerende en motiverende rol.

Page 2: Werkcollege/Oefenzitting

Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant.

Studenten bereiden de werkcolleges (in groep) voor door op voorhand te proberen de opdrachten/oefe-ningen op te lossen. Tijdens de werkcolleges brengen ze de eigen aanpak in en worden de verschillen-de aanpakken besproken. Soms maken studenten tijdens de zittingen zelf ook (alleen of in groep) en onder begeleiding een aantal opdrachten/oefeningen. Waarvoor en hoe kan je het gebruiken? Deze werkvorm is geschikt om het probleemoplossend vermogen van een student in een bepaalde discipline te verhogen en om de student bepaalde technieken te leren uitvoeren. Kenmerkend hierbij is dat studenten zelfstandig (individueel of in groep) aan de slag gaan. Bij een werkcollege/oefenzitting is het belangrijk dat de opdrachten of oefeningen aansluiten bij de voorkennis van de studenten (zie steekkaart ‘Voorkennis’). Daarnaast is het belangrijk dat de geboden begeleiding aansluit bij de mate waarin studenten in staat zijn om zelf hun leerproces te sturen (zie steekkaarten ‘Cognitieve verwerkingsactiviteiten’ en ‘Metacognitie’). Tot slot, als men meerdere werkvormen gebruikt, dan moet men die onderling op elkaar afstemmen (zie steekkaart ‘Afstemming werkvormen’). Aanbevelingen en valkuilen - Aan het begin van een reeks werkcolleges en oefenzittingen is het aangewezen afspraken te maken

met de studenten over de verwachtingen naar hen toe, bijvoorbeeld: “Is aanwezigheid verplicht? Worden ze verondersteld de oefeningen voor te bereiden? Moeten ze de leerstof van het hoorcolle-ge al verwerkt hebben? Mogen ze samenwerken? Wat wordt er gedaan met ingeleverde opdrach-ten? Wat is het gewicht in de eindbeoordeling? Wie geeft feedback over de opdrachten? En wan-neer wordt de feedback gegeven?,...”. Hanteer en verduidelijk deze regels ook in het verdere verloop van de sessies.

- Zorg ervoor dat studenten goed weten wat de bedoeling is van de werkcolleges/oefenzittingen en hoe ze zich verhouden tot andere contactmomenten (zie steekkaart ‘Afstemming werkvormen’).

- Vaak worden werkcolleges/oefenzittingen door verschillende personen verzorgd en zijn ze gekop-peld aan andere werkvormen. Zorg daarom voor een goede communicatie tussen de verschillende betrokkenen (zie steekkaart ‘Afstemming werkvormen’).

- Soms nemen studenten een afwachtende of passieve houding aan. Dit kan worden beperkt door een klimaat te scheppen waarbij de studenten zich veilig voelen om fouten te maken en waarbij zij zich realiseren dat ze de doelen niet kunnen bereiken als ze passief blijven. Daarnaast kan de assistent of docent bepaalde ‘drempelverlagende’ initiatieven nemen zoals een rondje doen waarbij studenten om de beurt aan het woord komen, individuele voorbereiding (vooraf of tijdens de sessie), roeze-moesgroepen waarbij studenten kort een antwoord moeten voorbereiden (zie steekkaart ‘Roeze-moesgroepen’),…

- Studenten bereiden zich vaak niet of niet voldoende voor op het werkcollege. Onderstaande tips kunnen helpen om studenten te stimuleren om de oefeningen/opdrachten voor te bereiden. Zorg dat het voor studenten haalbaar is om de voorbereiding te maken. Dit kan bijvoorbeeld

door geen te grote opdracht te geven, door de opdracht concreet te formuleren, door een op-dracht te geven die aansluit bij de voorkennis en vaardigheden van de studenten (zie steekkaar-ten ‘Opdrachten’ en ‘Voorkennis’).

Zorg ervoor dat studenten de tijd hebben om zich voor te bereiden. Geef de opdrachten op tijd en zorg voor afstemming tussen de verschillende werkvormen (bijv. enkele dagen tussen de theorie in het hoorcollege en oefeningen in het werkcollege zodat studenten tijd hebben om de theorie te verwerken en de oefeningen te maken) (zie steekkaart ‘Afstemming werkvormen’) en tussen de verschillende opleidingsonderdelen (bijv. een lesvrije namiddag plannen zodat studen-ten dan hun oefeningen kunnen voorbereiden) (zie steekkaart ‘Begeleide zelfstudie en het curri-culum’).

Page 3: Werkcollege/Oefenzitting

Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant.

Zorg ervoor dat het lonend is voor de studenten om zich voor te bereiden. Vermijd bijvoorbeeld om de stof die de studenten vooraf moeten doornemen, opnieuw uit te leggen. Of reageer alleen op vragen van studenten als ze zelf een poging tot antwoord geven. Geef geen kant-en-klare op-lossingen.

Gebruik van een digitaal leerplatform Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van hoe een digitaal leerplatform kan worden ingezet bij werkcolleges/oefenzittingen: - aanbieden van overzicht van alle werkcolleges/oefenzittingen en welke onderdelen daarin aan bod

komen; - aangeven van verwachtingen m.b.t. werkcolleges/oefenzittingen (voorbereiding, participatie, enz.); - informatie over evaluatiecriteria (en verhouding t.o.v. hoorcollege); - aanbieden van de opdrachten/oefeningen ter voorbereiding van het contactmoment; - ter beschikking stellen van bijkomend materiaal nodig om de opdrachten te kunnen uitvoeren; - individuele of collectieve feedback op de opdrachten/oefeningen; - informatie geven over begeleiding (wie? wanneer? in welke mate?); - aanbieden van voorbereidende of formatieve elektronische toetsen; - ... Wil je er meer over weten? Forster, F., Hounsell D., & Thompson S. (Eds.) (1995). Tutoring and demonstrating : A handbook. Edinburgh: The Centre for Teaching, Learning and Assessment. [http://www.tla.ed.ac.uk/services/tutdems/handbook.htm]. Kallenberg, A.J., Van der Grijspaarde, L., ter Braak, A., & van Horzen, C.J. (2000). Leren en doceren in het hoger onderwijs. Utrecht: Lemma. Vooral in ‘hoofdstuk 16: Werkcollege geven’ staan relevante tips. Schellekens, H.M.C. (1988). Onderwijs aan grote groepen - Een verkenning van de problemen en suggesties voor de verbetering van hoorcolleges. Brussel: Katholieke Universiteit Brussel. [http://www.farm.rug.nl/coofarm/owk/].