Welkom - physicalcoachingacademy.com · - Initiatie van de trainingsleer. WIE BEN JIJ? - Naam -...

63
Welkom

Transcript of Welkom - physicalcoachingacademy.com · - Initiatie van de trainingsleer. WIE BEN JIJ? - Naam -...

Welkom

Opleiding Physical Trainer- Initiatie van de trainingsleer

WIE BEN JIJ?- Naam- Opleidingen en ervaringen- Hobbies- Trainingservaring- Wat wil je leren?

Ledenzone

1. Klik op « Login » rechtsboven op alle pagina’s van onze website.

2. Voer de gebruikersnaam in die u ontvangen hebt in de e-mailing.

3. Voer uw wachtwoord in dat hoort bij uw gebruikersnaam, deze vindt u ook terug in de e-mailing.

4. Klik op « Inloggen ».

2

3

1

4

Ledenzone

Als u bent ingelogd in de ledenzone, kunt u door de hele site navigeren en ons Training portfolio

bekijken. U hebt toegang tot de gedetailleerde opleidingsfiches via uw persoonlijke pagina.

Klik op « meer info » (pijl) om de gedetailleerde informatie te raadplegen van uw opleiding.

Ledenzone

Als u op uw opleiding klikt, komt u terecht op de gedetailleerde opleidingsfiche, zoals getoond in het

screenshot hieronder:

Via het tabblad « Documenten » kunt u alle documenten relatief aan uw opleiding raadplegen.

Ledenzone

U vindt hier de PowerPoints van de lesdagen en bijkomende documenten.

1.

Introductie

1.1. Waar beginnen?

➢ Intake:- anamnese (objectieve & subjectieve informatie)- fysiologische metingen (lengte, gewicht,...)- screening- inspanningstest- ....

➢ PAR-Q, informed consent

➢ Observatie! Praktijkoefening: evalueer per 2 elkaars houding (statisch)

2.

Anatomie

2.1. Het skeletsysteem

2.1.1. functies van het skelet

➢ Structurele steun voor het lichaam

➢ Beweging door hefboomwerking i.s.m. spieren

➢ Bescherming interne organen

➢ Weerstand aan fysieke krachten

➢ Opslag mineralen (calcium, kalium, natrium,...)

2.1.2. skeletstructuur

Axiaal skelet

➢ 80 beenderen➢ Hoofd, nek, romp➢ Biedt grootste ondersteuning➢ Bescherming CZS➢ Stabiel oppervlak voor

spieraanhechting➢ Respiratoire beweging➢ Sagittale balans

Appendiculair skelet

➢ 126 beenderen➢ Bovenste & onderste

ledematen, bekken-en pectorale gordels

➢ Grotere ROM

2.1.3. soorten botten

2.1.3.1. lange botten

➢ Grotere lengte dan breedte

➢ Lichte kromming (schokabsorptie)

➢ Vnl. ledematen

➢ Ondersteunen gewicht

➢ Hefboomwerking

vbn. Humerus, radius, ulna, metacarpalen,

metatarsalen, phalangen, femur, fibula, tibia

2.1.3.2. korte botten

➢ Even lang als breed

➢ stabiliteit

➢ Beperkte beweeglijkheid

vbn. Carpalen in de pols, tarsalen in de enkel

2.1.3.3. platte botten

➢ Bescherming interne organen (schild)

➢ Grote hechtingsplaatsen voor spieren

vbn. Bekken, ribbenkast, scapula, sternum

2.1.3.4. onregelmatige botten

➢ Variabel in vorm & structuur

➢ Bescherming interne organen

➢ Hechtingsplaats voor spieren

vbn. Wervelkolom, pubis, ilium, ischium

2.1.3.5. sesamoïde botten

➢ Kleine botten omgeven door pezen

➢ Beschermen pezen tegen stress en slijtage

Vb. botjes grote teen

2.1.4. Soorten gewrichten

2.1.4.1. synarthrodiale (fibreuze) gewrichten

➢ onbeweeglijk

➢ Omgeven door bindweefsel

Vb. Schedel

2.1.4.2. amphiathrodiale (kraakbeenachtige) gewrichten

➢ Beperkte beweeglijkheid

➢ Multidirectionaal (kleine hoeveelheid)

Vbn. Wervelkolom, sacro-iliacaal gewricht,

tibiofibulair gewricht

2.1.4.3. diarthrodiale (synoviale) gewrichten

➢ Grote beweeglijkheid

➢ Multidirectionaal

➢ Meeste gewrichten in ledematen

➢ Omgeven door kraakbeenkapsel en synoviaal

vocht

➢ Gekenmerkt door gewrichtskop en gewrichtskom

➢ Vb. Heupgewricht

➢ Gewrichtskraakbeen: absorbeert druk➢ Gewrichtsholte: uniek voor synoviale gewrichten, biedt plaats voor synoviaal vocht➢ Gewrichtsvloeistof: “smeermiddel”, zorgt voor schokdemping, minder wrijving,

voeding van kraakbeen➢ Gewrichtskapsel: binnenwand (produceert nieuw synoviaal vocht en resorbeert oud

vocht) en buitenwand (collageen bindweefsel bestand tegen hoge trekkrachten)➢ Ligamenten: intracapsulair (in de gewrichtsruimte), capsulair (versterkingen van

gewrichtskapsel), extracapsulair (buiten het gewrichtskapsel)

2.1.5. Classificatie gewrichten

2.1.5.1. 1-assige gewrichten

➢ Platte gewrichtsvlakken:

• Translaties (over elkaar schuiven) en rotaties, al dan niet gecombineerd• Beweging: beperkt door ligamenten en omliggende beenstukken• Vb. Facetgewrichten op ruggewervels, handwortels

➢ Hoek-, scharnier- of schroefgewricht:• Gewrichtsvlak is deel van een convexe cilindermantel, gewrichtspan is

deel van de overeenkomstige concave cilindermantel• Beweging: flexie, extensie, hyperextensie• Vb. Ellebooggewricht, enkelgewricht

➢ Draaigewricht:• As ligt evenwijdig met de lengteas van de beenderen die het gewricht

vormen• Beweging: rotatie• Vb. Radius en ulna

2.1.5.2. 2-assige gewrichten

➢ Ellipsoïde gewricht (eigewricht):

• Gewrichtsuiteinden zijn ellipsvormige segmenten waarvan het ene uiteinde convex is en het andere concaaf

• Beweging rond de lange as enkel mogelijk zonder vervorming, beweging rond de kleine as mogelijk door vervormbaarheid van het kraakbeen

• Beweging: flexie/extensie, adductie/abductie• Vb. polsgewricht

➢ Zadelgewricht • Het ene gewrichtsuiteinde heeft de vorm van een zadel, het andere

past erin• Beweging: iets breder bewegingsveld dan eigewricht• Vb. duimgewricht

2.1.5.3. 3-assige gewrichten

➢ Kogelgewricht

• Het ene gewrichtsuiteinde is convex, andere concaaf• Beweging: frontale, sagittale en longitudinale as (circumductie)• Vb. Schoudergewricht, heupgewricht

2.2. Terminologie van de beweging

➢ Flexie: hoek tussen 2 botten verkleint

➢ Extensie: hoek tussen 2 botten vergroot

➢ Hyperextensie: gewricht verder dan de anatomische positie strekken

➢ Lateroflexie: zijwaartse buiging van de wervelkolom

➢ Abductie: zijwaartse beweging weg van het lichaam

➢ Adductie: zijwaartse beweging naar het lichaam toe

➢ Horizontale abductie: weg van het lichaam in het horizontale vlak

➢ Horizontale adductie: naar het lichaam toe in het horizontale vlak

➢ Protractie: voorwaartse beweging van de scapula

➢ Retractie: achterwaartse beweging van de scapula

➢ Elevatie: omhoogwaartse beweging van de scapula

➢ Depressie: neerwaartse beweging van de scapula

Beschrijving van de bewegingen:

➢ Supinatie: buitenwaarts draaien van arm of been

➢ Pronatie: binnenwaarts draaien van arm of been

➢ Plantaire flexie: tenen naar de grond toe strekken

➢ Dorsiflexie: tenen optrekken

➢ Eversie: voetzool naar buiten draaien

➢ Inversie: voetzool naar binnen draaien

➢ Endorotatie: naar binnen draaien

➢ Exorotatie: naar buiten draaien

Altijd bekeken vanuit de anatomische houding!

➢ Anterior: aan de voorzijde

➢ Posterior: aan de achterzijde

➢ Superior: aan de bovenkant

➢ Inferior: aan de onderkant

➢ Mediaal: tegen de middellijn

➢ Lateraal: weg van de middellijn

➢ Proximaal: dicht tegen het referentiepunt

➢ Distaal: weg van het referentiepunt

➢ Ipsilateraal: aan dezelfde zijde

➢ Contralateraal: Aan de andere zijde

Altijd bekeken vanuit de anatomische houding!

Beschrijving van de posities:

2.3. Beweegvlakken

2.3.1. Sagittaal vlak

➢ Verticaal

➢ Verdeelt lichaam in linker- en rechterhelft

➢ Flexie/extensie bewegingen

Bewegingen: ▪ Flexie▪ Extensie▪ Hyperextensie▪ Dorsiflexie (enkel)▪ Plantair flexie (enkel)

2.3.2. Frontaal vlak

➢ Verticaal

➢ Verdeelt lichaam in voor- en achterkant

➢ Abductie/adductie/lateroflexie

Bewegingen: ▪ Abductie ▪ Adductie ▪ Lateroflexie▪ Radiale deviatie (pols)▪ Ulnaire deviatie (pols)▪ Elevatie en depressie van de scapula▪ Op- en neerwaartse rotatie van de scapula

2.3.3. Transversaal vlak

➢ Horizontaal

➢ Verdeelt lichaam in boven- en onderkant

➢ Abductie/adductie/lateroflexie

Bewegingen: ▪ Horizontale abductie ▪ Horizontale adductie ▪ Interne rotatie (naar binnen)▪ Externe rotatie (naar buiten)▪ Pronatie (voorarm)▪ Supinatie (voorarm)▪ Rotatie van hoofd, nek, romp

2.4. Beweegassen

2.4.1. Sagittale of anterioposterieure as (Z-as)➢ Horizontaal➢ Voorkant (anterieur) naar achterkant (posterieur)➢ Frontale vlak

2.4.2. Frontale of mediolaterale as (X-as)➢ Horizontaal➢ Linkerkant naar rechterkant➢ Sagittale vlak

2.4.3. Verticale of longitudinale as (Y-as)➢ Verticaal➢ Bovenkant (superior) naar onderkant (inferior)➢ Transversaal vlak

Praktijk- Analyseer de apparaten in de fitnesszaal, noteer je conclusies.

- In welk vlak situeren zich volgende bewegingen?

1. Biceps curl2. Squat3. Chest press4. DB lateral raises5. Shoulder press6. Pushup7. Lunges

2.5. Houdingsafwijkingen

➢ Correcte anatomische positie: optimaal evenwicht tussen buik- en rugspieren

➢ Wat is een optimale houding?

➢ Veranderingen in curvatuur van wervelkolom → compensatie bekken

➢ Chronisch verkeerde houdingspatronen

➢ Spieronevenwicht → agonist veel sterker dan antagonist, verschil in lengte of spanning van de spieren

Correcte Houding

Cervicale wervels→ lordose

Thoracale wervels→ kyfose

Lumbale wervels→ lordose

Verkort

Psoas major

Iliacus

2.5.1. Soorten houdingsafwijkingen

2.5.1.1. upper cross syndrome

➢ Onevenwicht in de spieren van het hoofd en de nek

➢ Vaak bij lange tijd bureaujob

➢ Verkort/overactief: - pectoralis & SCM (anterieur)- bovenste deel trapezius & levator scapulae (posterieur)

➢ Verzwakt/geïnhibeerd:- diepe cervicale nekflexoren (anterieur)- onderste deel trapezius & rhomboideus (posterieur)

2.5.1.2. lower cross syndrome

➢ Onevenwicht in de spieren van de heupregio

➢ Vaak bij mensen die lange tijd zitten, slechte houding, weinig stabiliteit rond de wervelkolom

➢ Verkort/overactief: - iliopsoas & rectus femoris (anterieur)- erector spinae (posterieur)

➢ Verzwakt/geïnhibeerd:- buikspieren (anterieur)- gluteus (posterieur)

2.5.2. Houdingscorrecties

➢ Werk van de coach? (5:163 ratio)➢ Afhankelijk van doel van de klant➢ Afhankelijk van klant tot klant➢ Progressief correcties inbouwen in plan➢ Soms ook deels psychologisch

2.6. Spiersysteem

2.6.1. functies van het spiersysteem

➢ Produceren van beweging

➢ Stabiliseren van botten

➢ Houding van het lichaam

➢ Vormbaar (esthetisch)

2.6.2. Soorten spierweefsel

2.6.2.1. skeletspieren➢ Vrijwillige contractie (enige!)➢ Spieren en pezen die trekken aan botten➢ Functie: beweging creëren

2.6.2.2. viscerale spieren➢ =gladde spieren➢ Onvrijwillige contractie (autonoom zenuwstelsel)➢ In organen zoals maag, darmen, bloedvaten➢ Functie: substanties door organen stuwen (vertering, circulatie, secretie,

excretie,..)

2.6.2.3. cardiale spieren➢ Onvrijwillige contractie➢ Rond het hart➢ Functie: contractie van het hart (gestuurd door hormonen vanuit de

hersenen)

2.6.3. De spierstructuur

➢ Skeletspier + epimysium

➢ Spierbundel + perimysium

➢ Spiervezel + endomysium

➢ Myofibril + sarcoplasmatisch reticulum (+actine/myosine)

2.6.4. De spiercontractie

➢ Spiervezels: bestaan uit functionele eenheden, myofibrillen

➢ Sarcomeer = kleinste contractiele eenheid binnen een myofibril

➢ Sarcomeren worden gescheiden van elkaar door “Z banden”

➢ De sarcomeren bestaan uit 2 filamenten: • myosine:

- dik filament- “A band”- behoudt +/- dezelfde lengte tijdens contractie

• actine: - dun filament- “I band”- veranderd in lengte tijdens contractie waardoor spanning

in “Z-banden” ontstaat

➢ Optimale lengte: optimaal contact tussen actine en myosine →meeste kracht

➢ Te kort: teveel overlap tussen de filamenten

➢ Te lang: te weinig overlap tussen de filamenten

2.6.5. Spierreflexen

2.6.5.1. monosynaptische reflex (=stretchreflex)

➢ Spier verlengt

spierspoeltjes die lengteveranderingen detecteren reageren

zenuw in de spierspoeltjes zendt signaal naar motorische eenheden

spiervezels reageren door samen te trekken

➢ Bescherming van spieren tegen overrekking (spierscheuren) bij bruuske extensies

➢ Vb. Patellapees reflex

2.6.5.2. reciproke inhibitie

➢ Naast monosynaptische reflex, 2de reflex die geactiveerd wordt vanuit ruggemerg

➢ Opspannen van de agonist zorgt voor reflexmatig ontspannen van de antagonist (wet van Sherrington)

2.6.5.3. autogene inhibitie (=omgekeerde monosynaptische reflex)

➢ Spierspoeltjes: detecteren verandering in lengte van de spier

➢ Golgi-pees apparaat: detecteert verandering in spanning in de spier

➢ Uitrekking spier

spierspoeltjes reageren

monosynaptische reflex

contractie van spier

golgi-pees apparaat detecteert verandering in spanning

zendt signaal waardoor spier terug ontspant

➢ Wordt dominant na 30 seconden of minder

2.6.5.4. toepassing: stretching

➢ Statische methode

➢ Dynamische (proprioceptieve) methode

➢ Ballistische methode

➢ PNF methode (proprioceptieve neuromusculaire facilitatie)• Contract – relax• Hold – relax • Contract – relax – antagonist – contract

2.6.6. Type spiervezels

➢ Motorische eenheid (ME) = alle spiervezels die bezenuwd worden door 1 motorneuron

➢ Alle spieren van 1 ME zijn van hetzelfde vezeltype

➢ 2 – 2000 spiervezels per ME

➢ Impuls CZS naar motorische eenheden → spiercontractie

➢ “Alles of niets” principe

➢ Hoeveelheid kracht die geproduceerd wordt afhankelijk van grootte (eerst kleine ME, dan grotere ME) en hoeveel motorische eenheden gerecruteerd worden

➢ Spiertonus: steeds enkele ME actief

➢ Zonder activatie treedt atrofie op

➢ Spiervezels binnen motorische eenheid zijn onder te verdelen in 3 types, afhankelijk van contractiesnelheid

2.6.6.1. type 1 spiervezels

➢ Trage contractie➢ Weinig kracht➢ Weinig vermoeidheid➢ Aëroob ➢ Veel myoglobine (rood)➢ Weinig glycogeen, veel triglyceriden

2.6.6.2. type 2A spiervezels

➢ Snellere contractie dan type 1➢ Meer kracht➢ Minder vermoeidheid dan type 2B➢ Aëroob & anaëroob➢ Veel myoglobine

2.6.6.3. type 2B spiervezels

➢ Snelle contractie➢ Veel kracht➢ Snel vermoeid➢ Anaëroob ➢ Veel glycogeen

Vragen of opmerkingen