VBIJHIID EN DEMOCRATIE - University of...

8
VBIJHIID EN DEMOCRATIE Zaterdag 30 maart 1957 - No. 440 I r Belangrijke bijeenkomst ' van Middenstanders te Groningen (Zie pag. 7) WEEKBLAD VAN DE VOLKSPARTIJ VOOR VRIJHEID EN DEMOCRA Tlf, EEN STUKJE DEMAGOGIE AFDOENDE WEERLEGD "Q' uand les hommes ne peuvent pas chan- ger les choses, ils changent les mots••: Dit woord van de bekende Franse socialist Jaurès, die aan de vooravond van de eerste we- reldoorlog te Parijs werd vermoord, citeerde prof. Oud tijdens het "bestedingsdebat" in de Tweede Kamer. Met dit citaat typeerde onze fractievoorzit- ter. de uitvinding van het Kabinet-Drees om in plaats van de met politiek sentiment geladen woorden "bezuiniging" en "aanpassing" te spreken van "beperking der bestedingen". Dat deze poging veel succes heeft gehad, kan men ondertussen moeilijkzeggen. Ons volk is niet dom en in alle kringen kan men dan ook grapjes vernemen, waarin een loopje wordt ge- nomen met die fraaie term "bestedingsbeper- king". Zouden we over dit alles nog. kunnen glim- lachen, ernstiger wordt het, wanneer, zoals in· kring geschiedt, de "bezuiniging à la Colijn" (waarbij dan de .heer Oud mede wordt betrokken) in de zwartste kleuren wordt afgeschilderd tegen het smetteloze wit van de voorzichtige en, zo meent men, intelligente wijze, waarop men thans (maar onder geheel andere omstandigheden!) tracht te bezuinigen. * * * O ok in de verdediging van minister }{of- , stra kwam een poging tot een dergelijke voorstellingswijze tot uiting. De heer Oud behoefde daar bij de repieken echter nauwelijks op in te gaan, omdat een ánder, de jonge anti-rev. afgevaardigde de heer Hazenbosch, met deze doorzichtige opzet reeds op afdoende wijze had afgerekend. De minister van Financiën, zo zei de heer Hazenbosch, heeft ons doen zien, dat er tussen de door hem voorgestane politiek en die "be- zuinigingspolitiek à la Colijn" toch wel een heel groot verschil bestaat. Toen, aldus de minister,. was het budgetpolitiek; was het bezuiniging op de begroting, en dit was in die situatie hele- maal mis. Wat ik mij nu voorstel te voeren, is niet een budgetpolitiek à la Colijn, maar een nationale politiek. Pikant voor de verhoudingen in de anti-rev. kring was daarbij, dat de heer Hazenbosch op- merkte, dat ministér Hofstra in dat deel van zijn rede naar hij aannam privé had gesproken en niet namens het Kabinet. Dit sloeg natuurlijk in het bijzonder op mi- nister Zijlstra, die later dan ook prompt kwam verklaren, dat hetgeen de heer Hazenbosch had gezegd over het vooroorlogse beleid in de der- tiger jaren, in het algemeen zijn instemming had. * * * D e heer Hazenbosch had nu uit de be- schouwing van minister Hofstra begre- pen, dat deze die budgetpolitiek van Colijn en de zijnen daarom met zoveel kracht van de hand wees, omdat zij werd gevoerd in een si- tuatie van laagconjunctuur en men in zulk een llllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll OPENINGSREDE prof. mr. P. J. Oud De openingsrede door prof. mr. P.J. Oud van de algemene ledenvergadering der Partij op vrijdag 5 april a.s. in "Huize Maas" te Gronin- gen, zal worden uitgezonden van 8.05 tot 9 uur n.m. via de zender Hilversum I, golflengte 402 meter. situatie mi. net precies niet moet bezuinigen op de overheidsuitgaven. Dit zo zijnde, wilde spreker in bescheiden- heid toch de opmerking maken, dat men in de situatie van nu - de hoogconjunctuur - het bezuinigen op het overheidsbudget dan wèl van bijzondere betekenis moet achten, In dit op- zicht, zo voegde hij daaraan toe, zou minister Hofstra, gesteld voor de ·problemen van van- daag, van de heer Colijn nog heel veel kunnen leren. Hij vroeg de minister echter in gemoede, of deze nu oprecht van mening was, dat de "be- zuinigingspolitiek à la Colijn", zoals de be- windsman haar. noemde, inderdaad met twee volzinnen kan ·worden afgedaan. Wat hij namelijk in het standpunt van de minister had gemist, was het volslagen buiten beschouwing laten van het enorme verschil in proporties van de problemen, waarvoor men zich in die dagen zag gesteld en die, waarvoor wij ons vandaag zien geplaatst. Wij verheugen ons nu in een situatie van dui- delijke hoogconjunctuur; t oe n had men te kampen met een w e r el d depressie van onge- kende omvang. Men had toen te maken met een ineenstorting van onze export. Men had te ma- ken met het verschijnsel, dat de andere landen in toenemende mate zich roor onze produkten nationaal gingen afsluiten, en dit was voor een kleine, open volkshuishouding· àls de Neder- landse - de minister zou het niet kunnen ont- kennen - eenvoudig dodelijk. Dit alles deed zich voor, niet vanwege de be- . zuinigingawoede van Colijn en de zijnen, maar vanwege het feit, dat de situatie merking had gegriefd. Niet; dat gènoemde af- . gevaardigde neiging zou hebben, de situatie van de dertiger jaren· te idealiseren. Hij was toen zelf nog schooljongen en zijn vader be- hoorde tot de werklozen. Hij wist dus uit eigen ervaring heel goed, wat de situatie van de der- tiger jaren heeft betekend. . Wat hem in de enkele volzinnen van minister Hofstra echter had _gegriefd, was, dat naàr zijn stellige overtuiging Colijn en de zijnen door de minister onrecht werd aangedaan, toen deze in zijn beschouwingen de proporties volslagen bui- ten beschouwing liet. Daardoor - en dat betreurde hij minstens zo . sterk - ondermijnde de heer Hofstra bij hem de inderdaad grote achting, die hij diens persoon en bekwaamheden toedraagt. De anti-rev.-woordvoerder besloot zijn be- toog op dit punt aldus: "Ik bid God, dat de heer Hofstra ervoor bewaard zal blijven, zijn nu met zoveel ophef aangekondigde nationale politiek, in onderscheiding van de budgetpoli- tiek van de dertiger jaren, te moeten ven in een situatie, die ook maar enigermate · met die van de dertiger jaren te vergelijken is". ·nat was een even waardige als afdoende weerlegging, waarvoor ook wij afgevaar- digde erkentelijk kunnen zijn. Hèt was een volkomen afrekening met. een telkens weer opduikend stukje demagogie én het leek ens goed, dit ook in ons blàa if.w,. delijk vast te leggen. A.W.A. in de gehele wereld nu eenmaaJ was. * * * TELDERSSTICHTING WAARSCHUWT H eden ten dage zien wij ons geplaatst in 'n wereld met een veel gunstiger koopkracht en een gelukkig bij de Europese volkeren toenemende bereidheid tot integratie. Éen verschil is zeker niet in de laat .. ste plaats de positie van de Ver- ·enigde Staten ten opzichte van West-Europa. De Verenigde Sta- ten baarden ons toen ontzettend veel zorgen, terwijl zij in de ja- ren. na de tweede wereldoorlog ons telkens weer te hulp zijn ge- sneld. Met de heer Hazenbosch kan worden erkend, dat, wanneer wij nu weer zouden worden ge- plaatst voor een vergelijkbare situatie als in de dertiger jaren, wij het dan allemaal misschien wel wat anders zouden doen dan het toen is gebeurd. De ontwikkeling van de eco- nomische wetenschap is voort- geschreden en ons ·inzicht in de economische samenhang der din- gen heeft zich verdiept, maar. dit verrijkte inzicht in de economi- sche wetenschap leert ons in het bijzonder ook dit, dat onze mo- gelijkheden als een kleine, open volkshuishouding voor een zelf- standige depressiebestrijding uitermate beperkt zijn. * * • D e heer Hazenbosch wilde duidelijk zeggen, dat mi- nister·Hofstra hem met zijn op- P.B.O. AF f ' )

Transcript of VBIJHIID EN DEMOCRATIE - University of...

VBIJHIID EN DEMOCRATIE

Zaterdag 30 maart 1957 - No. 440

Ir Belangrijke bijeenkomst '

van Middenstanders

te Groningen (Zie pag. 7)

WEEKBLAD VAN DE VOLKSPARTIJ VOOR VRIJHEID EN DEMOCRA Tlf,

EEN STUKJE DEMAGOGIE AFDOENDE WEERLEGD "Q' uand les hommes ne peuvent pas chan­

ger les choses, ils changent les mots••: Dit woord van de bekende Franse socialist

Jaurès, die aan de vooravond van de eerste we­reldoorlog te Parijs werd vermoord, citeerde prof. Oud tijdens het "bestedingsdebat" in de Tweede Kamer.

Met dit citaat typeerde onze fractievoorzit­ter. de uitvinding van het Kabinet-Drees om in plaats van de met politiek sentiment geladen woorden "bezuiniging" en "aanpassing" te spreken van "beperking der bestedingen".

Dat deze poging veel succes heeft gehad, kan men ondertussen moeilijkzeggen. Ons volk is niet dom en in alle kringen kan men dan ook grapjes vernemen, waarin een loopje wordt ge­nomen met die fraaie term "bestedingsbeper­king".

Zouden we over dit alles nog. kunnen glim­lachen, ernstiger wordt het, wanneer, zoals in· ~ocialistische kring geschiedt, de "bezuiniging à la Colijn" (waarbij dan de .heer Oud mede wordt betrokken) in de zwartste kleuren wordt afgeschilderd tegen het smetteloze wit van de voorzichtige en, zo meent men, intelligente wijze, waarop men thans (maar onder geheel andere omstandigheden!) tracht te bezuinigen.

* * *

Ook in de verdediging van minister }{of-, stra kwam een poging tot een dergelijke voorstellingswijze tot uiting.

De heer Oud behoefde daar bij de repieken echter nauwelijks op in te gaan, omdat een ánder, de jonge anti-rev. afgevaardigde de heer Hazenbosch, met deze doorzichtige opzet reeds op afdoende wijze had afgerekend.

De minister van Financiën, zo zei de heer Hazenbosch, heeft ons doen zien, dat er tussen de door hem voorgestane politiek en die "be­zuinigingspolitiek à la Colijn" toch wel een heel groot verschil bestaat. Toen, aldus de minister,. was het budgetpolitiek; was het bezuiniging op de begroting, en dit was in die situatie hele­maal mis. Wat ik mij nu voorstel te voeren, is niet een budgetpolitiek à la Colijn, maar een nationale politiek.

Pikant voor de verhoudingen in de anti-rev. kring was daarbij, dat de heer Hazenbosch op­merkte, dat ministér Hofstra in dat deel van zijn rede naar hij aannam privé had gesproken en niet namens het Kabinet.

Dit sloeg natuurlijk in het bijzonder op mi­nister Zijlstra, die later dan ook prompt kwam verklaren, dat hetgeen de heer Hazenbosch had gezegd over het vooroorlogse beleid in de der­tiger jaren, in het algemeen zijn instemming had.

* * *

De heer Hazenbosch had nu uit de be­schouwing van minister Hofstra begre­

pen, dat deze die budgetpolitiek van Colijn en de zijnen daarom met zoveel kracht van de hand wees, omdat zij werd gevoerd in een si­tuatie van laagconjunctuur en men in zulk een

llllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll

OPENINGSREDE prof. mr. P. J. Oud De openingsrede door prof. mr. P.J. Oud van de algemene ledenvergadering der Partij op vrijdag 5 april a.s. in "Huize Maas" te Gronin­gen, zal worden uitgezonden van 8.05 tot 9 uur n.m. via de zender Hilversum I, golflengte 402 meter.

situatie mi. net precies niet moet bezuinigen op de overheidsuitgaven.

Dit zo zijnde, wilde spreker in bescheiden­heid toch de opmerking maken, dat men in de situatie van nu - de hoogconjunctuur - het bezuinigen op het overheidsbudget dan wèl van bijzondere betekenis moet achten, In dit op­zicht, zo voegde hij daaraan toe, zou minister Hofstra, gesteld voor de ·problemen van van­daag, van de heer Colijn nog heel veel kunnen leren.

Hij vroeg de minister echter in gemoede, of deze nu oprecht van mening was, dat de "be­zuinigingspolitiek à la Colijn", zoals de be­windsman haar. noemde, inderdaad met twee volzinnen kan ·worden afgedaan.

Wat hij namelijk in het standpunt van de minister had gemist, was het volslagen buiten beschouwing laten van het enorme verschil in proporties van de problemen, waarvoor men zich in die dagen zag gesteld en die, waarvoor wij ons vandaag zien geplaatst.

Wij verheugen ons nu in een situatie van dui­delijke hoogconjunctuur; t oe n had men te kampen met een w e r el d depressie van onge­kende omvang. Men had toen te maken met een ineenstorting van onze export. Men had te ma­ken met het verschijnsel, dat de andere landen in toenemende mate zich roor onze produkten nationaal gingen afsluiten, en dit was voor een kleine, open volkshuishouding· àls de Neder­landse - de minister zou het niet kunnen ont­kennen - eenvoudig dodelijk.

Dit alles deed zich voor, niet vanwege de be- . zuinigingawoede van Colijn en de zijnen, maar vanwege het feit, dat de situatie

merking had gegriefd. Niet; dat gènoemde af-. gevaardigde neiging zou hebben, de situatie van de dertiger jaren· te idealiseren. Hij was toen zelf nog schooljongen en zijn vader be­hoorde tot de werklozen. Hij wist dus uit eigen ervaring heel goed, wat de situatie van de der­tiger jaren heeft betekend. . Wat hem in de enkele volzinnen van minister Hofstra echter had _gegriefd, was, dat naàr zijn stellige overtuiging Colijn en de zijnen door de minister onrecht werd aangedaan, toen deze in zijn beschouwingen de proporties volslagen bui­ten beschouwing liet.

Daardoor - en dat betreurde hij minstens zo . sterk - ondermijnde de heer Hofstra bij hem de inderdaad grote achting, die hij diens persoon en bekwaamheden toedraagt.

De anti-rev.-woordvoerder besloot zijn be­toog op dit punt aldus: "Ik bid God, dat de heer Hofstra ervoor bewaard zal blijven, zijn nu met zoveel ophef aangekondigde nationale politiek, in onderscheiding van de budgetpoli­tiek van de dertiger jaren, te moeten bep~ ven in een situatie, die ook maar enigermate

· met die van de dertiger jaren te vergelijken is".

·nat was een even waardige als afdoende weerlegging, waarvoor ook wij dez~ afgevaar­digde erkentelijk kunnen zijn.

Hèt was een volkomen afrekening met. een telkens weer opduikend stukje demagogie én het leek ens goed, dit ook in ons blàa eeh~. if.w,. delijk vast te leggen. A.W.A.

in de gehele wereld nu eenmaaJ zó was.

* * * TELDERSSTICHTING WAARSCHUWT Heden ten dage zien wij ons

geplaatst in 'n wereld met een veel gunstiger koopkracht en een gelukkig bij de Europese volkeren toenemende bereidheid tot integratie. Éen belan~rijk verschil is zeker niet in de laat .. ste plaats de positie van de Ver­·enigde Staten ten opzichte van West-Europa. De Verenigde Sta­ten baarden ons toen ontzettend veel zorgen, terwijl zij in de ja­ren. na de tweede wereldoorlog ons telkens weer te hulp zijn ge­sneld.

Met de heer Hazenbosch kan worden erkend, dat, wanneer wij nu weer zouden worden ge­plaatst voor een vergelijkbare situatie als in de dertiger jaren, wij het dan allemaal misschien wel wat anders zouden doen dan het toen is gebeurd.

De ontwikkeling van de eco­nomische wetenschap is voort­geschreden en ons ·inzicht in de economische samenhang der din­gen heeft zich verdiept, maar. dit verrijkte inzicht in de economi­sche wetenschap leert ons in het bijzonder ook dit, dat onze mo­gelijkheden als een kleine, open volkshuishouding voor een zelf-standige depressiebestrijding

uitermate beperkt zijn.

* * •

De heer Hazenbosch wilde duidelijk zeggen, dat mi­

nister·Hofstra hem met zijn op- H~M P.B.O. AF

f

' )

Flitsen van Het Binnenhof (I) Onze Kamerfracties eensgezind achter de landbouw • Gereser­

veerd tegenover vestigingseisen· Heeft prof. Oud zich nooit met landbouw bemoeid? Hii ontwierp de crisispachtwet 1932 • Eiwit· gehalte van de melk even belangriik als het vetgehalte ~ Onze geestverwant Den Hartog sloeg de spiiker op de kop.

Vorige week heeft de Tweede Kamer de begroting van Landbouw aan­

genomen. In het voorafgaan~e debat over de beperking van de bestedmgen waren reeds de hoofdlijnen getrokken van het te voeren landbouwbeleid en onze land­bouw~specialist, de heer F. den Hart?.g, vond het daarom weinig aantrekkehJk opnieuw een breed debat op te zeit~n ...

Hij was ve~;heugd, dat de garantiepnJ.: zen op een nieuwe basis zijn gezet; hlJ betreurde het daarentegen, dat dit niet reeds enige jaren eerder is geschied om­dat iedereen toch wel moest zien dat de 'landbouw, vooral in bepaalde sectoren, · bezig was achterop te raken. .

Bij de pogingen o~ d??r m~ddel van .een gewijzigd garantleprlJSb:l~ld verbe­tering te brengen in de pos1bes. van de 1andbouwbevolking, zal de regermg kun­·nen rekenen op de steun van de gehele VVD-fractie, die - dit aan het adres van de heer Burger van de PvdA - eensge­zind is met de heer Louwes van de VVD­tractie in de Eerste Kamer.

* * *

De maatregelen ten behoeve van de landbouw onderscheidt minister

Mansholt in globale maatregelen (voor­lichting, prijsregeling e.d.) en direct ge­richte maatregelen. De heer Den Hartog tekende aan, dat hij de voorkeur geeft aan globale maatregelen. Hij ziet er geen bezwaar in, dat de overheid in bepaalde gevallen stimulerend optreedt, maar de ervaring heeft geleerd, dat men daarbij grote voorzichtigheid moet betrachten.

De opvoering van de aardappelenpro­duktie is in het verleden op een groot drama uitgelopen en men herinnert zich ook, dat op een gegeven ogenblik grote kracht werd geworpen op de oprichting

"'van grasdrogerijen. Een groot aantal van ' deze drogerijen is spoedig stilgezet en de meeste dienen thans voor opslagplaats ·of als garage.

Zo moet men ook voorzichtig zijn met het stellen van vestigingseisen, waarvan minister Mansholt een voorstander is. De heer Den Hartog hecht natuurlijk wel waarde aan een diploma, maar toch niet in zo sterke mate als de minister. Men kan de boerenstand niet vergelijken met

' ·de' handeldrijvende middenstand. De bóeren zijn niet elkaars concurrenten in de zin zoals de middenstanders dat zijn.

Voorts zal de minister moeten toege­ven, dat die in meerderheid nog ongedi­plomeerde boeren het, in het algemeen beschouwd. nog niet zo slecht hebben ge­daan.

Als minister Mansholt zegt: je kunt zo maar niet iedereen op die kost­

bare grond loslaten, dan heeft hij daarin in zekere zin misschien wel gelijk, aldus de heer Den Hartog, maar ik geloof toch, dat wij de eigenaren van die grond, of zij nu tevens gebruiker zijn of niet, ook nog enige zeggenschap moeten laten.

Wat blijft er van het beschikkingsrecht van die eigenaren over, indien wij nu ook nog gaan vaststellen wie de grond mag gebruiken? Naar mijn mening is er dan niets meer van over.

De eigenaar mag dan alleen nog de lasten betalen en de pacht incasseren.

Ook met het stellen van vestigingseisen ten aanzien van de bedrijven zelf moeten wij zeer voorzichtig zijn. Maar wel is de heer Den Hartog er een groot voorstan­der van de ontwikkeling te bevorderen van de boerenzoons en ook van de zoons van de landarbeiders. Het is daarbij van

MINISTER MANSHOLT

-·· toezegging ···-

groot belang, dat het onderwijs, vooral op de lagere land- en tuinbouwschool, op de praktijk wordt gericht.

* * * Bij de repliek rekende de heer Den

Hartog ook nog af met een aan­val, die de heer Egas van de PvdA op prof. Oud had gedaan. De heer Oud wil zeker niet, evenmin als ik, aldus de heer Den Hartog, de zaken maar op hun be­loop laten in de landbouw om tot gezon­de toestanden te komen. Wat wij echter niet willen, is, om het zo te zeggen, pre­cies aan de kleine boeren voorschrijven wat zij wel en niet mogen. Wij willen hun zelf nog wat verantwoordelijkheid laten. Wij willen hen niet wegsaneren.

Men heeft zich in de kring van de PvdA er wel over verwonderd, dat prof. Oud heeft gesproken in het debat over de landbouw, maar de heer Oud heeft altijd grote belangstelling gehad voor de boerenzaak. De heer Egas weet het mo­gelijk niet - hij was toen misschien te jong - maar de heer Oud is de_ man ge­weest, die ontworpen heeft de crisis­pachtwet 1932, die door de heer Ebels als initiatiefwet werd ingediend en door de Kamer is behandeld en aangenomen.

Dat is de eerste poging geweest om de pachters in de zeer miserabele toe­stand, waarin zij toen verkeerden, ver­lichting te geven.

* * •

OP tal van zaken ging de heer Den Hartog niet diep in, omdat zij bin­

nen afzienbare tijd toch afzonderlijk aan de orde zullen worden gesteld. Als ka­rakteristiek bewijs van zijn vooruitstre­vende opvattingen moge echter nog wor­den vermeld, dat hij met grote voldoe­ning had geconstateerd, dat men in Fries­land, waar men altijd nogal vooruit is, in zuivelkringen tot de conclusie is geko­men, dat men niet langer het vetgèhalte in hoofdzaak als waardebepalend element van de melk moet zien, maar dat daar­naast rekening zal moeten worden ge­houden met het eiwitgehalte. Ik hoop" zei de heer Den Hartog, dat dit idee, dat in Friesland opgekomen is, in het land navolging zal vinden.

Wij zijn thans nog altijd bezig om te proberen dieren te fokken, die melk met een nog hoger vetgehalte produceren, hetgeen natuurlijk de moeilijkheden ten aanzien van het fokken van dieren, die een groter aantal liters melk produceren, vergroot. Ik geloof, dat het tijd is om de fokkerij in zoverre om te buigen, dat wij rekening houden met de melkplas en een tikje minder met het vetgehalte. Wijzi­gng- van het systeem van uitbetaling van de melk kan stimulerend werken.

F. DEN HARTOG niet wegsaneren

Minister Mansholt antwoordde hierop: de gedachtengang van mede-uitbetaling naar eiwitgehalte ·naast het vetgehalte, zoals op het ogenblik in Friesland aan de orde is, acht ik juist. Op dit punt zal ik overleg plegen met het produktschap voor zuivel.

* • •

Bij de behandeling van d~ afdeling Visserij van de begroting, werd

algemeen geklaagd, dat de overheid zo weinig doet voor de visserij. Alleen de heer Den Hartog zei: het is een merk­waardige opvatting, dat de belangstelling en de aktiviteit van de zijde van dP overheid, zou zijn af te leiden uit het bedrag, dat daarvoor wordt uitgetrokken.

Zo niet uitsluitend, dan toch in zeer belangrijke mate kunnen als waardeme­ter gelden de in de praktijk verkregen resultaten. En deze zijn in het algemeen niet onbevredigend. Dit wil ·natuurlijk niet zeggen, dat er geen enkele klacht zou zijn.

Met genoegen zal de heer Den Hartog van de minister hebben gehoord, dat de Nederlandse visserij, geen overheidsbe­drijf moet worden en dat wij ons in de visserij, evenals in de landbouw, dienen te baseren op een zelfstandig bedrijf.

In antwoord op klachten en wensen van de heer Den Hartog wilde de mi­nister gaarne toezeggen, dat wij zullen moeten komen tot een zo goed mogelij­ken coördinatie in de voorlichting. In­schakeling van enkele consulenten wilde minister Mansholt gaarne overwegen.

• • • Wat de geachte afgevaardigde de heer

Den Hartog heeft gezegd over de ernstige vertraging in de kredietverle­ning, was mij niet bekend, aldus minister Mansholt. Zijn vraag op dit punt heeft mij aanleiding gegeven om te overwegen nauwkeuriger na te gaan hoe het staat met de werkelijke kredietverlennig.

Ik wil de geachte afgevaardigde gaar­ne toezeggen, dat ik zal nagaan of een

DEZE BURGER die, naar gij weet, een menselijk zwalc heeft voor de Rijlesdelen in Amerika, volgt, met dit complex en beleefde aandacht, onze parlementariërs, die aan Suriname en de Nederlandse Antillen een bezoek brengen. Omdat hij deze landen uit eigen aanschouwing kent! volgt hij de dames en heren als net ware op de voet.

Met vreugde heb ik gezien, dat de ontstentenis der Surinaamse oppositie hen niet heeft verhinderd met de voetjes van de vloer te gaan. Zowel de heer de Dreu als onze eigen blijmoedige ]eanne hebben zich aan een olijk dansje gewaagd. Dat is op gevoelige plaatjes in Nederlandse kranten afgedrukt en voor de eeuwigheid bewaard. Een goed ding.

Het politieke dansen is de laatste tijd trouwens danig in zwang: de herto­gin van Kent met de premier van Ghana; Veep Nixon met een Zwarte Zuster .... 't is allemaal blijmoedig en sierlijk en het doet het hort des welmenenden burgers oprecht goed.

Maar waarom alleen b u i ten s h u is? En waarom niet in e i gen land? De Veep in Washington dansend met een vrolijke donkerbruine dame? De Hertogin in Londen met een dito dito heer? Waarom onze eigen freule niet met haar eigen Tilanus? Oud met nicht Marga? De Kadt met deVink? De stralende zonneschijn boven de landen van de West maakt de gezel­

ligste menselijke gevoelens los in de harten van hen en haar, in wier handen het heil des Rijks berust.

Dit is een goed ding. Dat met vreugde en voldoening wordt gadegeslagen door

M MAAR'~' 1957 - PAG. !

ernstige vertraging is opgetreden dan wel of in bepaalde gevallen, waarin een gunstig advies is gegeven, niet tot uit­voering van de kredietverlening is over­gegaan.

Voorts had de heer Den Hartog nog een opmerking gemaakt over de incon­sequentie tussen de minimumprijsrege­lingen voor haring hier en de vrijheid van invoer van haring uit België in het kader van de Benelux.

Ik geloof, aldus minister Mansholt, dat de geachte afgevaardigde hier de spijker op de kop heeft geslagen en dat hetgeen in de memorie van antwoord staat, te op­timistisch is.

Ik ben met de geachte afgevaardigde van mening, dat dit een moeilijk terrein is en dat, indien er een grote uitvoer van België naar Nederland zou komen, het onder bepaalde omstandigheden bui· tengewoon lastig zou worden een bepaal.. de minimum:prijsregeling te handhaven.

V. V.D.

1'ekort aan politieke fanta8ae

Onder dit opschrift wijdt "De (r.k.) Nieuwe Eeuw" een beschouwing aan het recente Kamerdebat over de beste­dingsbeperking. Zij betreurt, dat de he­le kwestie van deze "beperking" ons volk nog steeds niet goed duidelijk ia en schrijft dit ten dele hieraan toe, dat in de Kamer zo weinig pogingen zijn ondernomen om dit ingewikkelde vraag­stuk te herleiden tot meer algemene ter­men. Er zijD, zo betoogt het blad, te uitsluitend specialisten aan het woord gekomen, terwijl juist in dit geval ook de stem der fractieleiders had moeten klinken.

De enige uitzondering - aldus "De Nieuwe Eeuw" - vormde prof. Oud. Hij zag de politieke betekenis van de affaire der bestedingsbeperking en toen hij aan 't woord kwam werd dus ook meteen het debat verstaanbaar. Oud's redevoering drong door tot buiten het parlement, wat we van al die serieuze betogen van de deskundigen met hun specialistische kennis . niet kunnen zeg­gen.

Dat het r.k. weekblad prof. Oud moei­lijk deze pluim op de hoed kan steken. zonder er een ,,sneer" over diens eigen ministerschap aan toe te voegen, zul­len wij maar niet al te tragisch opvat­ten. Het is ons voldoende, dat "De Nieu­we Eeuw" van Ouds rede getuigt, dat zij iets had wat vrijwel al die uiteen­zettingen van de specialisten misten. Ze had kleur.

"Het is" - betoogt het blad dan -Mopmerkelijk hoe slecht men daarop

wist te reageren. Men vond, dat deze re­devoering niet voldoende standing had - een opmerking, die typerend is voor de dorre mentaliteit van velen onzer politici. Men dacht de heer Oud te tref­fen door spottend te zeggen, dat hij zich gedragen had als een conferencier, het­geen hij evengoed als een complim~nt kon opvatten".

Wat ons op onze beurt opmerkelijk voorkomt is wat dit "progressieve" r.k. orgaan dan nog aan het adres van de K.V.P. richt:

"We hebben er" - zo lezen wt -"eens over zitten te denken wie van K.V.P.-zijde het varkentje van de be­stedingsbeperking nu ook eens zo zou hebben kunnen wassen, dat het publiek er wat aan gehad zou hebben. Men komt dan terecht bij een figuur als de heer Welter (!). Ook hij wist in de tijd, dat hij nog voor de K.N.P. in de Kamer zat, duidelijk te spreken, een levendige toon aan te slaan. Hij behoorde niet tot de specialisten, die te goed in een zaak zitten om er boven te staan. Men hoort de heer Welter niet meer sinds hij bij de K.V.P. is aangeland en dat is in dit opzicht jammer".

Met het bovenstaande willen we zeker geen sympathieën uitspreken, noch voor de opvattingen van prof. Oud, noch voor die, welke de heer Welter in het verle­den uitdroeg. We moeten alleen in alle subjectiviteit constateren, dat zij men­sen zijn, die tenminste ove!" fantasie beschikken, over die fantasie, welke in het zware debat over de bestedingsbe­perking te zeer ontbrak.

Het leek ons goed, deze opmerkingen ·van r.k. zijde onder de aandacht onzer lezers te brengen. In wezen toch gaat het hier om de positie van het parle­ment in ons volksleven en daarmede om het richtig functioneren van het demo­cratische stelsel. de R.

VJLUBEID JllN DIDIOOBATDI

* IUIA WEEK to.t WEEK * Slag in de lucht

Naar men zich zal herinneren, is het tijdens de verkiezingsstrijd voor de Tweede Kamer het

vorig jaar tussen de K.V.P. en de P.v.d.A. nogal heet toegegaan.

De incidenten waren niet van de lucht en kregen soms een kwalijk karakter, weinig passend in een democratische staat.

Het Partijbestuur van de P.v.d.A. stelde destijds voor, zulks op suggestie van een in Limburg ver­schijnend dagblad, een onpartijdige commissie de vraag voor te leggen, of de besturen van de betrok­ken politieke partijen verantwoordelijk gesteld· kon­den worden voor de in de pers gesignaleerde inci­denten. Een prachtig gebaar, maar dan ook niet meer dan een gebaar, dat het in de hitte van het verkiezingsgevecht dan ook wel "deed". Het zal overigens niemand verbaasd hebben, dat het Partij­bestuur van de K.V.P. zich met genoemd voorstel accoord verklaarde.

Niettemin hebben we dit voorstel steeds als een slag in de lucht beschouwd, omdat van te voren wel vaststond, dat er in de praktijk weinig van terecht zou komen.

De inhoud van het voorstel was op zichzelf al onwezenlijk. Een onderzoek naar de incidenten was al uiterst moeilijk, maar om daarbij ook nog de ver­antwoordelijkheid van de Partijbesturen in het ge­ding te brengen, was eigenlijk al te gek.

Wij kunnen n.l. noch van het bestuur van de K.V.P., noch van de P.v.d.A., of welke waarlijk democratische partij dan ook, aannemen, dat het opzettelijk tot incidenten zou aansporen, als welke zich in de verkiezingsstrijd tussen de K.V.P. en P.v.d.A. hebben voorgedaan.

Maar enfin, de wederzijdse woede moest blijkbaar toch worden afgereageerd en aan het kiezersvolk moest een soort alibi worden voorgelegd, met het gevolg, dat in gezamenlijk overleg tussen K.V.P. en P.v.d.A. werd besloten een onpartijdige commissie te benoemen, die naar de diverse incidenten een onder­zoek moest instellen.

Deze commissie, bestaande uit vier personen, zou dan een voorzitter benoemen, die niet de betrokken partij en behoorde.

Geruime tijd hoorde men niets meer over het geval, totdat zeer onlangs bleek, dat bedoel~e com­missie tot de conclusie kwam, "dat voortzetting van het onderzoek niet tot een zodanig resultaat kan leiden, dat het redelijke mogelijkheid biedt op de ons gestelde vragen een voldoende gegrond antwoord te geven".

Wel heeft de commissie vastgesteld, "dat in alle bedoelde gevallen aanstonds de besturen en in­stanties van beide partijen hebben verklaard, voor de gewraakte feiten geen verantwoordelijkheid te dragen en deze af te keuren"

Gezien het vorenstaande besloot de commissie van een verdere bemoeienis te willen afzien.

Het onderzoek gaat dus niet door, hetgeen overi­gens niemand zal verbazen. Het nietszeggend ge­baar is als een zeepbel uiteengespat en vele kiezers moeten wel lichtelijk de indruk hebben gekregen, bij de neus te zijn genomen.

Voorkómen is altijd nog beter dan genezen. Daarom zal het voor de grootste twee politieke

partijen in ons land zaak zijn, h•"l aanhangers in den vervolge beter in bedwang te houden, opdat geen onnodige slagen (in de lucht) behoeven te worden geleverd en de democratie geen geweld woede aangedaan.

Vergeeld rapport

De commissie uit de Gezondheidsraad, die mi­nister Suurhoff rapport heeft uitgebracht

over een eventueel bestaand verband tussen roken en longkanker was, naar onlangs bekend werd, reeds op 22 maart van het vorige jaar met haar belang­rijke arbeid gereedgekomen.

Naar men weet, is dit rapport eerst enige weken geleden ter kennis van het publiek gebracht, zodat het dus ongeveer een ja.ar op het departement van Sociale Zaken en Volksgezondheid heeft gelegen. Waarom en waartoe?

De zaak waar het hier om gaat, is toch zeker van een te grote waarde, om een dergelijke ernstige ver­traging te kunnen goedpraten.

Ambtelijke molens kunnen soms erg, heel erg langzaam malen. Helaas, wij weten het, maar men moet het toch niet al te bont gaan maken!

"Papieren organisatie Den Haag"

. 1n

Dezer dagen heeft na de installatie der twee nieuwe kamers voor belastingzaken in het

gerechtshof te Amsterdam de president, jhr. dr. P. H. J. M. van der Does de Willebois, in een buiten­gewone zitting van dit rechtscollege, een rede uit­gesproken, waarin hij kritiek liet horen op sommige bepalingen der wet op de administratieve rechtspraak in belastingzaken van 17 mei 1956. ·

Daarnaast had hij nog andere kritiek, die onge­twijfeld zeer fel was en die blijkens een verslag in het "Algemeen Handelsblad" in de navolgende woorden wás vervat:

"Ten slotte moet mij nog één ding van het hart," aldus de president: "een steen des aanstoots, die velen bij de rechterlijke macht met bezorgdheid en ergernis vervult, is de zich gestadig uitbreidende bemoeizucht van het departement van justitie met de inwendige dienst der gerechten.

Dat is begonnen met de wet op de economische delicten van 19.50 en zet zich nu voort met de nieuwe belastingwet.

Het grondbeginsel, dat de inwendige dienst vol­gens art. 22 der wet op de rechterlijke organisatie werd overgelaten aan de gerechten zelf, wordt ge­weld aangedaan.

De gerechten stellen jaarlijks de bezetting hunner kamers vast op voordracht van de president. Klach­ten over dit oude systeem zijn mij niet bekend.

Wat mag dan de reden zijn, dat dit nu ineens niet meer gaat en de samenstelling der kamers wordt gelegd in handen van de minister van justitie?

Het is niets anders dan de papieren organisatie in Den Haag, de ambtenarij, de bureaucratie en het wantrouwen tegen elk denkbeeld van autonomie in de zelfregeling bij de rechterlijke macht.

Zullen wij het binnenkort beleven, dat men op het departement van justitie jaarlijks gekend wil worden in de samenstelling ·der verschillende ka­mers bij de Hoge Raad en hoe zou deze daarop reageren?"

Tot zover jhr. Van der Does de Willebois. Wij zouden zo zeggen, deze kritiek is lang niet

mals en verdient zeker aanbeveling in ruime kring te worden gehoord en te bevoegder plaatse te wor­den onderzocht.

Mag men sommige ministers geloven, dan zou het uiterst moeilijk zijn in het licht van de nota inzake de bestedingsbeperking op de departementen be­zu;nigingen in te voeren.

Bij de Justitie liggen blijkbaar de zaken anders. Nogmaals, een onderzoek in deze is zeker dringend gewenst.

Finsterwolde onder V. V.D.-burgemeester

Gelijk reeds bekend z.a I zijn, is onze partijgenoot mr. G. Loopstra te Oosterwolde met ingang

van 1 april a.s. benoemd tot burgemeester van Fin­sterwolde, een gemeente, die· politiek gesproken, niet bepaald makkelijk ligt.

Naar aanleiding van deze benoeming troffen wij in het dagblad "De Telegraaf" de navolgende be­schouwing aan, die wij hierbij onverkort laten 'volgen: ·

De politiek veel besproken gemeente Finster­wolde, waar de C.P.N. de raadsmeerderbeid bezit, krijgt een nieuwe burgemeester.

In opvolging van de heer H. Tuin, die thans in Slochteren de burgemeesterspost bekleedt, zal hier ingaande 1 april een jonge rechtsgeleerde (Ned. Ind. Recht), mr. G. Loopstra de scepter zwaaien.

Deze 31-jarige Fries, thans adjunctcommies eerste klasse te Oosterwolde, zal het ongetwijfeld als zijn taak zien Finsterwolde uit de politieke publiciteit te voeren naar de reputatie van een hardwerkende, in welvaart toenemende gemeente.

Ook zal hij er stellig naar streven de tijd te doen vergeten, dat een regeringscommissaris moest wor. den ingesteld om de functie van een door het rijk gediskwalificeerde raad tijdelijk over te nemen.

De nieuw benoemde burgemeester is lid van de V.V.D. en lidmaat van de Ned. Herv. Kerk.

Waarom een liberaal uitverkoren om in een over­wegend communistische en voor de rest grotendeels socialistische platteland!gemeenschap de leid_ing te nemen?

Deze vraag vindt de beantwoording niet bij de

10 MAART 195'J - PAO. S

persoon van de nieuwe functionaris, die immers slechts formeel heeft gesolliciteerd, doch in de tra­ditie bij zulke benoemingen, die naar bekwaamheid vraagt en niet allereerst (misschien uitzonderingen in grote gemeenten daargelaten) naar gezindte.

Zal daarnaast echter ook zijn overwogen, dat in een tweekamp van communisten en sociaal-democra­ten, en in een streek met zestig procent onkerkelijke

·inwoners, een Ned. Herv. liberaal magistraat meer dan een ander het aanzien van objectief bewindsman zal verwerven?

In de periode dat burgemeester Tuin als regerings­commissaris Finsterwolde bestuurde, studeerde de heer Loopstra nog aan de Leidse universiteit. Gedu­rende de jaren, ·die daaraan voorafgingen, toen con­flicten ·in de Finsterwoldse raad allerwegen de aan­dacht trokken,_ vertoefde hij als reserve-officier in Batavia.

De toenmalige plannen van mr. Loopstra, om zijn toekomst te zoeken in de Oost, misschien als func· tionaris bij het Binnenlands Bestuur, strandden op de loop der gebeurtenissen. Hij keerde begin 1950 naar Nederland terug, voltooide zijn studies en legde in 1953 het doctoraal examen af.

Hij trad in dienst bij de gemeentesecretarie te Leeuwarden (19.53-195.5) en daarna bij de secre­tarie te Oosterwolde.

"Te veel eer"

De felle reacties, die vooral van socialistische zijde zijn gevolgd op de grote rede van prof.

Oud bij de debatten over de bestedingsbeperking hebben ons niet verbaasd.

Prof. Oud nam bepaald geen blad voor zijn mond en het was te verwachten, dat de reacties op zijn rede scherp zouden zijn. Waarom ook niet? Is het geen zegen, dat er in ons parlement nog een oppo­sitie is, die het regeringsbeleid scherp onder de loep neemt?

Wat ons echter heeft teleurgesteld is het feit, dat die reacties zo weinig zakelijk waren. Men moet ons maar eens aantonen, waar en door wie het be­toog van prof. Oud op zakelijke gronden is weer­legd. Men trok de zaak veel te veel in de persoon­lijke sfeer, omdat men het zakelijk niveau blijkbaar niet aankon.

Ook in vele persverslagen misten wij wederom het begrip "eerlijkheid in de voorlichting".

'De "parlementsredacteur" van "Het Vrije Volk" zat vooral met de repliek van prof. Oud kennelijk in zijn maag.

Hij zei er het navolgende van: "Prof. Oud was in zijn repliek heel wat matter

dan in eerste instantie. Dr. Drees en minister Suur. hoff verweet hij overgevoeligheid en de rede van Roemers noemde hij "gepeperde lawaaisaus".

Op deze wijze ging hij door, meer aandacht er­voor is te veel eer."

Ziedaar waarmee de "parlementsredacteur" van "Het Vrije Volk" de zaak "afdoet".

De liberale waarheid mag in het socialistische "Vrije Volk" het daglicht blijkbaar niet zien, om­dat zij kennelijk wordt gevreesd.

Het socialistische "Vrije Volk" doet aldus zijn naam geweld aan. Wij verstaan onder . vrijheid althans wat anders.

11111111111111111111111111111111111111111111111111111

REDE PROF. MR. P. J. OUD bii het debat over de bestedingsbeperking bii het Algemeen Secretariaat verkriigbaar

De rede, welke door de voorzitter oazer Tweede Kamerfractie, prof. mr. P. J. Oud, bij de debatten over de Nota inzake beperking van de bestedingen in de Tweede Kamer is gehou­den, benevens de repliek van de heer Oud, is bij het Algemeen Secretariaat in brochure­vol'Dl verkrijgbaar.

In deze brochure is ingevouwen een over­druk van het hoofdartikel ia ons weekblad "Vqjheid en Democratie" vaa zaterdag 16 maart j.l. "Regeerders • • • of Doodbidders!", met de daarbij behorende plaat.

De prijs van de brochure bedraagt:

25 cts. per exemplaar, 22 cts. per 250 exemplaren en 20 cts. per 500 exemplaren of meer.

Bestellingen kunnen worden gedaan bij het Algemeen Secretariaat van de V.V.D., KoniD­ginnegracht 61 te 's-Gravenhage, of door over­schrijving van het betreffende bedrag, onder vennelding._ "brochure Oud" op gironummer 67880 ten name van de secr. van de V.V.D. te 's-Gravenhage. Alle bestellingen zullen zolang de voo~ strekt in volgorde van binnen­komst worden behandeld.

Flitsen van Het Binnenhof (11) Militaire verdediging faalt zonder overeenkomstige voorberei·

ding in de burgerliike sector • Bezorgd over de Engelse bezuini· gingsplannen • Meer beroepspersoneel nodig • Pleidooi in Eerste Kamer voor democratische cadettenscholen· Beroepseer· Karel Doorman en de efficiency.

Bij de behandeling van de begroting van Oorlog en Marine in de Eerste

Kamer, heeft onze geestverwant, mr. H. van Riel, vorige week geconstateerd, dat het met onze defensie in de publieke schatting niet helemaal goed gaat. Wij herinneren ons van vóór de oorlog dé ja­ren, waarin in Nederland veel slechts werd gezegd over de landsverdediging, waarin van enige populariteit vs.n ons leger, laat staan van onze officieren, geen sprake was. Dit was in de jaren 1947 en 1948 iets beter; dat was In tle jaren na 1950 veel beter.

Men was er in geslaagd de gemiddelde Nederlander iets bij te brengèn van de gedachte, dat ons leger wat voorstelde en dat de moeite en offers, die men bracht, zin hadden. Het gaat thans min­der goed.

· Dat 'minder-goed-gaan behoeft nie-t uitsluitend te zitten In het minder ef­fectieve bestuur: een deel komt ook

. voort uit de indruk, die het beleid in diverse vormen op de publieke opinie maakt en voor die indruk als negatief verschijnsel is de bewindsman, minister Staf, verantwoordelijk.

* * * I n dit verband herinnerde de heer Ván Riel aan de stelling, dat iede­

re militaire verdediging faalt zonder adequate voorbereiding in de burgerlijke sector en de daarbij behorende mentale vorming· van ons gehele volk. Minister Staf zegt, dat een sterke militaire ver­dediging afschrikt van agressie, maar dat een goede burgerlijke verdediging zulks niet rechtstreeks doet en dat daarom de militaire verdediging voor­rang moet hebben.

ne ligt zeker in haar feitelijke samen­stelling, maar daarnaast ook in de eti­sche waarde van de traditie, die zij voorstelt, en zij ligt daardoor ook in haar vaste kern van uitnemend opge­leid beroepspersoneèl.

* " * In dit verband kwam de heer Van

Riel op de kwestie van de cadet,. tenscholen. De minister verzet zich daar­tegen en voert als argument aan: dan krijg ik nog mlnder jongens van de mu­lo, die zich aanbieden voor de functie van onderofficier. Maar dat is niet de bedoeling.

De bedoeling is ook jongens uit niet­welgestelde milieus jong in een internaat te brengen, waar zij een in alle opzich­ten voortreffelijke voPming zullen krij­gen.

Dit kan leiden tot een verder gaande, maar dan uitnemende democratisering van ons leger, meer in het bijzonder van ons officierenkorps. Het is een selectie­probleem.

Er zijn niet zo ontzaglijk veel men­sen, die geschikt zijn voor beroepsoffi­cier, èn intellectueel èn karakterologtsèh

Men kan zich niet veroorloven een­voudig hele groepen van het volk uit te sluiten. Zelfs nu is het voor vele ou­ders nog moeilijk een complete HBS-op­leiding te betalen, ondanks het ver door­gevoerde stelsel van beurzen. Hier moet, als op jeugdige leeftijd de keuze wordt gemaakt, de financiële last van de schouders van de ouders worden afge­nomen, daargelaten nog democratisering in woorden, waaraan men wel en geen waarde kan hechten.

* * * ·Het is eenvoudig noodzaak, betoogde · ' de heer Van Riel, zoveel mogelijk

karaktervast intellect voor de militaire

dienst aan te trekken. Dit is, evenzeer als de financiën, het grote punt; dat het in Nederland nog niet zo is, dat de al­lerbesten zich staan te verdringen om beroepsofficier of beroepsonderofficier

te kunnen worden, ieder naar de mate van zijn voorafgaande vorming.

Juist in een land met betrekkelijk wei­nig financiële middelen, zal voor deze uiterst belangrijke taak in 's lands dienst eerst dan iets kunnen worden be­reikt, als men het als een uitzonderlijke eer voelt beroepsofficier te' zijn, als de maatschappelijke status goed maakt, wat men aan honorering minder ontvangt dan in het particuliere bedrijf. Pas als het besef baanbreekt, dat het een hoge eer Is beroepsonderofficier of beroeps­officier te zijn, pas dan hebben wij een perspectief voor de opbouw van ons le­ger en van onze vloot.

De cadettenschool kan e-en instituut zijn, waar een zekere traditie heerst. Dat behoeft dan geen militairistische traditie te :t_ijn, maar een traditie, waardoor men gevormd wordt In een belangrijke en eer­volle dienst aan het land, die ook in allerlei uiterlijke verschijningsvormen wordt geaccentueerd. In dier voege krij­gen het leger en de luchtmacht een kans de mensen tot zich te trekken.

• .. *

De gedachte van een cadettenschool vond bij minister Staf geen volle­

dige instemming. De heer Van Riel had niet anders verwacht. Toch gaf hij de minister in overweging het punt alsnog nader te willen overwegen.

Hij betwistte tegenover de heer De' Rijk van de PvdA, dat een cadetten­school een onnederlandse gedachte is. Wij hebben jarenlang in Nederland een cadettenschool gehad. Dat die tenslot­te geen succes is geworden, lag ten dele aan de tijdsomstandigheden, ten dele aan de historische ontwikkeling, ten de­le aan de mensen, zoals dat altijd het geval is.

Vindt men voor een dergelijk instituut een eersteklas man, die zich aan het hoofd van die inrichting wil stellen, dan ' kan het een succes worden.

* * * Over de Karel Doorman zei de heer

Van Riel, dat dit vliegkampschip

J;!_e potentiële vijand, die _ zich dit be­t9.Qg van .. de. minister realiseert en die .zij~;~.oglm niet in zijn zak heeft, aldus de beer Van Rlel, zal constateren, hoe zwak de civiele verdediging in Neder• land is. Dit vormt een -negatief ele­ment, dat hem in kwade ptannen kan aanmoedigen of hem niet van slechte pllpmen zal afhouden.

Het rapport van de Telder• StichtinK (l)

Alle straaljagers en alle centurion­tanks, of het er 600 of 1000 zijn, op een zeker forward-ogenblik ln Oost-Duits­Iandce~ens geconcentreerd, -kunnen ons neoit, beschermen. tegen een instorting

- van het burgerlijke front. Militaire en burgeriijke verdediging moeten paraHel lope.n.

ZO is het ook een -kernprobleem, waarc mee de verdediging staat of valt, wat er met de bevolking van de grote ste­den gebeurt, niet op het ogenblik, waar. op een atoomaanval plaats vindt, maar al op het ogenblik, dat deze bevolking een atoomaanval vreest. Daar ligt r10g een nuance van een paar dagen tussen.

* * * Bezorgd was de heer Van Riel over de Engelse bezuinigingsplannen

om troepen uit Duitsland terug te trek­ken, omdat die plannen ook in ons land

· het vertrouwen in de verdedigingsvooc­bereiding ondermijnen. Het is niet te stoutmoedig, wanneer -men uit de be­zuinigingen afleidt, dat het belang van hel Europese voorveld misschien iets minder groot wordt gezien. Voor Ne­derland zou dat zeer gevaarlijk zijn.

De Engelsen zijn onze bondgenoten, maar indien zij iets doen, dat ons hele­maal niet aanstaat, is het ons misschien geoorloofd, daarvan op discrete wijze te doen blijken. Het is vrij onwaarschijnlijk,

' da't Engeland bewust zijn eigen levens­belangen zou opofferen, zelfs niet onder

. druk van serieuze · economische moei­lijkheden. En wanneer men in Amerika aannam, dat een zo sterk mogelijk En­gels leger in West-Europa een levensbe­lang van de totaliteit van het westen was; zou men Engeland in de een of andere vorm wel in staat stellen tot

·die militaire inspanning. Deze gedachten­gang is het sterkste verontrustend. .. * ..

De lange diensttijd is uiterst onaan-genaam voor de individuele Ne­

derlander en zeer schadelijk voor onze economie in deze tijd van hoogconjunc­tuur. Onder meer daarom is er van de zijde van onze fractie aangedrongen op een veel verder gaan met beroepsperso­neel. Om dit te bereiken kan denkwerk worden verricht, dat geen honderd mil­joen kost.

Het inzicht, dat meer beroepspersoneel ook de kwaliteit van de weermacht ten goede komt, deelt de minister volledig. Dan is het zijn taak om te trachten dat inzicht te realiseren.

De ·waarde van de Koninklijke Marl-

·De doorwerking van de P.B.O. in de versehiliende sectoren

In het J::loofdartikel van. de vorige week wijdden wij, mede aan __ de hand van het· "VoorwoQrd" van het curatorium van .de Telders Stichting; reeds enige inleiden­.9e en principiële beschouwingen. aan het belangrijke rapport dier Stichting over: "De publiekrechtelijke. bedrijfsorganisa" üè in Nederland".

Wij zullen thans gedurende enige we­ken in het bijzonder de meest markante gedeelten' publiceren uit de samenvat­ting, , welke het rapport zelf geeft, zo­mede van de conclusies.

Eerst volge echter een kort overzicht van de indeling van dit rapport, dat, zo­als reeds werd vermeld, is uitgegeven bij Martinus Nijhoff, te 's-Gravenhage.

Het eerste hoofdstuk bevat een sa­menvatting van de belangrijkste argu­'menten vóór en tegen de P.B.O. .

In hoofdstuk II wordt nagegaan, op welke wijze de We• op áe bedrijfsorga.­nisatie tot stand is gekomen en jn hoofdstuk III, welke motieven in f e i t e bij de instelling van bèdrljfslichamen van invloed zijn geweest.

Daarna wordt onderzocht, wat er tot nu toe ter uitvoering van de Wet or de bedrijfsorg;misatie is gedaan: welke bedrijfslichamen zijn- -opgericht, we-lke bevoegdheden deze hebben gekregen, hoe het bestuur daarvan is geregeld, enz. (hoofdstukken IV en V).

Tenslotte wordt een beoordeling van de ontwikkeling gegeven in het licht van de verschillende pro- en contra-ar­gumenten (hoofdstuk VI) en in aan­sluiting daarop een aantal richtlijnen opgesteld voor_ de toekomstige politiek.

Uitvoering van de wet

De behoefte om tot een publieki·ech­telijke ordening te komen heeft zich tot dusver - begin 1957 - vooral gemani­festeerd in de sectoren van de land­bouw, de agrarische groothandel, de kleinhandel en het ambacht.

In de kringen van de industrie en de niet-agrarische groothandel daarentegen staat men onverschillig of zelfs afwij­zend tegenover de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.

Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen:

1. De reglementering van de landbouw

in de lj.ertiger jaren hèeft reeds de grondslag. gelegd voor een publiekrech­

, telijke ordening van deze be!lrijfstak. In 1941 - dus tlj,dens de bezetting - wer­den de gehele landbouw, alsmede de daarop. aansluitende industrieën en

takken van handel, publiekrechtelijk ge­organiseerd.

Deze publiekrechtelijke ordening bleef ook na de bezetting gehandhaafd. De instelling van een bedrijfschap voor df! landbouw en van verschillende produkt­schappen in de agrarische sector ·bete­kent dan ook in feite niets_ anders dan een bestendiging van de bestaande toe­stand.

2. De sterke positie van de landbouw heeft er toe geleid, dat ook in de krin­gen van de agrarische tussenhandel de behoefte wordt gevoeld zich publiek­rechtelijk te organiseren. Daartoe acht men het noodzakelijk bedrijfschappen in het leven te roepen, welke in het bij­zonder op de belangen van de groothan­del zijn afgestemd.

3. In de kringen van de detailhandel en het ambacht verwacht men van de instelling van bedrijfslichamen een be­ter-e · &rdening van de concurrentievnr­ho'ildingèn. V-oorts spelen hier ook fi­nanciële motieven een rol. De middeli­standsorganisaties hebben steeds te kam­pen gehad met geldgebrek. Via de be-­drijfschappen hoopt men thans gemak­kelijker de nodige gelden te verkrijgen voor allerlei organisatorische werkzaam­heden.

4. In de industrie en de daarop aan­sluitende takken van groothandel daar­entegen treft men tal van ondernemers­organisaties aan, die over voldoende geldmiddelen beschikken om de belan­gen hunner leden op een doeltreffende wijze te behartigen. Hier ontbreekt der­halve de prikkel om ter wille van een betere belangenbehartiging tot een pu­bliekrechtelijke ordening te komen.

Op 1 januari 1957 waren in totaal 28 bedrijfschappen ingesteld en wel 3 voor de agrarische produktie, 11 voor de ti.ts­senhandel in agrarische produkten en levensmiddelen, 8 voor de detailhandel en 6 voor de industrie; voorts nog 2 hoofdbedrijfschappen, nl.: een voor de_ detailhandel en een voor het ambacht.

80 MAART 195f- PAG. 6

in 1948 een van de beste objecten was. dit wij in de NAVO konden inbrengen. Als zodanig werd dit ook aanvaard. Maar het feit, dat een bepaald beleid in 1948 gemotiveerd was, bewijst niet, dat een doorgaan met dit beleid in 1957 juist is, en bewijst allerminst, dat het beleid juist is, wanneer er grote econo­mische offers voor moeten worden ge-­bracht.

Naar aanleiding van het antwoord van minister Staf, dat een andere bijdrage van ons aan de NAVO-marine voor ons duurder zou zijn, merkte de heer Van Riel op, dat het punt, waar het om gaat is, dat voor het geld, dat wij be­schikbaar stellen, de meest efficiënte bijdrage moet worden geleverd, die mo­gelijk is. Het gaat er om: wordt door middel van de Karel Doorman het geld op de beste wijze besteed?

Voor de Kamer zou onaanvaard-baar zijn de redenering: als wij tien miljoen in de Karel Doorman steken, dan is de­ze besteding van het geld wel niet ef­ficiënt, maar als wij een andere bijdra­ge willen leveren, kost ons dat twintt5' miljoen.

Minister Staf antwoordde ~e. dat w-' op het ogenblik geeR mogelijkheid heb­ben in de NAVO de Karel Doorman te vervangen en dat het zeer belangrijk is, dat deze bijdrage aan de NAVO wordt gegeven. De admiraal Wright noemt de Karel Doorman uiterst belangrijk.

* " ..

Over de efficiënte besteding van de defensiegelden is in het debat veel

gesproken. Na overleg binnenskamers kwam men tot de conclusie, dat zeer vele leden van de Eerste Kamer het op hoge prijs zouden stellen van de Defen­siecommissie het oordeel te mogen vel'o­nemen over de vraag of een verdergaan.. de parlementaire controle op de militai­re uitgaven noodzakelijk, gewenst, dan wel mogelijk wordt geoordeeld en, zo ja, hoe dat op de beste wijze zou kun­nen worden geëffecteerd.

Over deze wenselijkheld bleek een zo grote mate van overeenstemming te bc-' staan, dat het algemeen niet nodig werd' geoordeeld hiervan in de vorm van een motie te doen blijken.

V. v.D.

Het aantal produktschappen bedroeg op die datum 15. Deze bewegen .zich alle op het terrein van de landbouw en -de. daarbij aansluitende bedrijfstakken.

De produktschappen bezitten verorde­nende bevoegdheid t.a.v. het economische verkeer tussen de verschillende stadia van voortbrenging. Prijsverordeningen mogen zij evenwel niet uitvaardigen, ten­zij de Kroon· hun daartoè bij afzondeP.. lijk besluit' machtiging heeft verleend. Aan de produktschappen is slechts een enkele sociale -bevoegdheid toegekend. , nl. die tot het oprichten van fondsen.

Bij de bedrijfschappen treft men 'een drietal sociale bevoegdheden aan, die min of meer regelmatig voorkomen: de vaststelling van de lonen, de vakoplei­ding en de vaststelling van de verho\t~ ding, waarin werknemers van verscbil'"ó lende categorieën - bijv. van verschU­lende leeftijd en geschooldheid - in een, onderneming te werk moeten worden gesteld.

De belangrijkste taken van de bedr~if­schappen liggen echter op bedrijftech­nisch en op economisch gebied. Bij de bedrijfschappen in de agrarische sector ligt het accent meer op de technische bevoegdheden, zoals de rationalisatie van de bedrijven en de kwaliteitsverzor-ging. ·

In de detailhandel springt vooral de bevoegdheid om de verkoops-, leve­rings- en betalingsvoorwaarden te rege­len in het oog. Deze zelfde bevoegdheid treft men eveneens aan bij enkele be­drijfsschappen in de industrie en de groothandel.

Partiiraadsvergadering op 1 iuni a.s.

Het ligt in de bedoeling, dat op zater• dag 1 juni a.s. de Partijraad bijeenkomt ter bespreking van het jongste geschrift van de Prof. Mr. B. M. Teldersstichiing "De Publiekreéhtelijke Bedrijfsorganisa­tie in Nederland" .

Mutaties bestuur Vereniging van Staten- en Raadsleden Mevrouw E. M. W. Wildervanek de

Blécourt-Bech te Ommen heeft bericht, dat zij haar bestuursfunctie in de Vereni­ging van Staten- en Raadsleden helaas moet opgeven, aangezien zij sinds 1 ja­nuari 1.1. geen deel meer uitmaakt van de gemeenteraad van Ommen.

Voorts ziet ook het bestuurslid, de heer W. D. Janzen te Harlingen, zich genood­zaakt om medische redenen voor het lid· maatschap van het bestuur der Vereni­ging te bedanken.

Ambtenaar en organisatie Uw artikel over de bedrijfsorganisatie

van het hoger personeel in de S.E.R. -aldus een gemeente-ambtenaar, lid van de V.V.D.-afdeling in een onzer provin­ciale hoofdsteden - geeft. mij aanleiding het volgende te schrijven.

Sinds enige tijd ben ik ambtenaar. Ik wens geen lid te zijn van het N.V.V., de K.A.B. of het C.N.V. U zult dat onge­twljfe1d kunnen begrijpen.

Nu bestaat er voor de tak van dienst, waar ik werkzaam ben, een medezeg­genschapcommlssie. Hierover heb ik na­

•tuurlijk niets te zeggen, want de ver­tegenwoordigers worden aangewezen door de genoemde "grote drie",

Ook Is er in mijn gemeente een Ge­organiseerd Overleg en daarvoor geldt hetzelfde.

Er bestaat ook nog een Sociaal Voor­zieningsfonds voor Gemeente-ambtena­ren. Om het mooie sociale doel ben ik maar lid geworden, hoewel ook daar het bestuur wordt aangewezen door N.V.V., K.A.B. en O.N.V.

. Aan het een en ander erger Ik mij nogal. Principieel ben ik voor een vak­vereniging, maar geen godsdienstige of politiek gekleurde!

Bestedingsnota Een andere ambtenaar, uit het oosten

van het land, die zijn opmerkingen on­dertekent met: "een insider in overheids­dienst", geeft als zijn mening te ken­nen, dat alle V.V.D.-ers ongetwijfeld met trots het frisse geluid van prof. Oud bij het debat over de "bestedingsnota" zullen hebben gelezen en doorgepraat.

De heterogene brede basis bleek vol­ledig ingeslapen op het moment, d11t prof. Oud ze wakker schudde. , Voor alle betrokken ministers bleken

reacties ·•niet--alleen noodzakelijk, ··maar boV'end-len werden in deze sfeer door de antl-rev. minister Zijlstra nog enige on­juistheden gedebiteerd.

Onze briefschrijver acht het geen wonc der, dat "de prijsstabilisatiepolitiek van slap gehalte geheel ten ondergang is ge-· doemd". Zelfs de overigens bekwame mi­nister van Financiën had nog geen tijd kunnen vinden om in de overheidsdienst de voor het grijpen liggende bezuinigin­gen aan te brengen.

Het· is, zö schrijft deze "insider in O'Verheldsdien:st'', jammer, dat ministar Hofstra aan zijn enige jaren geleden in "Het Vrije Volk" gelanceerde gedachten niet direct de nodige voorrang heeft ge­geven.

-Deze luidden toen als volgt: "In de eerste plaats is een nauwlettend toe­zicht nodig op de wijze, waarop de b€­lastlnggelden worden besteed; immers elke gulden, die nutteloos wordt uitge­geven, onttrekt men aan een betere be­stemming.

Elke ambtenaar, die overbodig is of te weinig werk verricht, betekent een ver­traging van de socialistische opbouw. Uiterste efficiency dus . in overheids­dienst, hetgeen overigens - het zij wel­Jicht ten overvloede uitdrukkelijk opge­merkt - geheel iets anders is dan een

financiële aanpassingspolitiek volgens het recept Colijn ...... "

(Voor die nooit ontbrekende opmer­king~n over de "financiële aanpassings­politick volgens het recept-Colijn" zie men overigens het hoofdartikel van de­de week. - Red. V. en D.).

Uit de daden van het Kabinet. en de naaste medewerkers van Z.E. blijkt, naar onze briefschrijver opmerkt, echter niets Vt;Ul' dat alles.

Vanzelfsprekend is er moed voor no­dig, in tijden van hoogconjunctuur, bij een z.g. haussementaliteit, verantwoor­delijkheidsbesef en realiteitszin te to­nen, De leiding heeft bovendien zuilen­en organisatievrees.

In verslagen van bijzondere dienst­commissies ziet men de organisatieman soms op de stoel van de bedrijfsleiding. Geen wonder, wanneer ·van het betro'{­ken Departement geen fris geluid wordt waargenomen en efficiency "vanwege bedrijfskadertraining en vele andere ge­importeerde methoden" nauwelijks ter sprake kan komen.

Het is mijn overtuiging als overheids­ambtenaar, dat een belangrijke bezuini­gingamogelijkheid in het overheids- en semi-overheidsapparaat aanwijsbaar is.

Een commissie van bijv. 7 leden, waar-

van 3 met zakelijke inslag uit de amb­telijke sector en vier uit het bedrijfsle­ven, uitgerust met verstrekkende be­voegdheden, zal zeer goede resultaten (ook tot grote voldoening van de vele goedwillende ambtenaren) tot stand kunnen brengen.

Geen afbraak, geen beperking van so­ciaal verantwoorde maatregelen, doch uitbanning van de z.g. hausse-mentali­teit, invoering van een werkelijk doel­matige controle op de werkzaamheid van vele instanties en op de veel te sterk uitgegroeide zelfstandige dienstonderde­len zijn noodzakelijk,

Vele aanwijsbare mogelijkheden tot beperking van de overheidsuitgaven zijn aanwezig, doch helaas sluit het dienst­verband als ambtenaar uit, dat degenen, die het een en ander dagelijks constate­ren, dit openhartig mogen en kunnen zeggen.

Het frisse geluid van de voorzitter van onze Tweede-Kamerfractie heeft mij dan ook tot deze opmerkingen geïnspi­reerd, in de hoop en het vertrouwen, dat nu eindelijk eens een vrije, zelfstandige eommissie gaat zoeken en naar mijn overtuiging de miljoenen zal vinden, zonder enige stagnatie te veroorzaken in de overheidsorganen. Aldus deze "insider in overheidsdienst".

Het inkomen van de · dienstplichtige militairen

Een reserve-officier schrijft ons over een onderwerp, dat, naar wij menen, in ons blad nog nooit aan de orde is gemeld.

Wij laten zijn betoog hier, al is het wat lang, daarom toch onverkort volgen.

Wellicht voelen ook anderen zich (maar dan gaarne zo beknopt mogelijk) gedron­gen, hierop hun visie te geven.

Pe:z;e reserve-officier schrijft ons: In ·de brÖchure van de V. V.D., "Op­

gaande lijnen", wordt opgemerkt: "De ·positie van de officieren en onderoffi­cieren moet met de bete·kenis- van hun functie voor de nationale vrijheid in overeenstemming zijn". Men krijgt de indruk, dat hier ook aan de financieële positie wordt' gedacht. Dan wordt o. i. echter voor het reserve en dienstplichtig personeel niet· de aandacht gevestigd op die groepen, waarvan een ve-rbetering van het "inkomen het meest nodig is.

Dat zijn nl. de soldaten eerste klas en · de korporaals, die te weinig meer ver­. dienen dan de gewone soldaten. Terecht streeft de V. V.D. naar een "zo groot mo­gelijke differentiatie van beloning naar gelang van ijver, vakopleiding en vak­kennis en naar gelang de verantwoor­delijkheid, die men, waar ook, draagt". De gelijkmakerij is en blijft onrechtvaar­dig en voor de toekomst van· ons land .. , funest". Voor de reserve-officieren en de dienstplichtig onderofficieren wordt deze differentiatie algemeen voldoende geacht, maar voor de soldaten I en de

· korporaals is dit beslist niet het geval. Tegenwoordig wordt na 2 maanden

diensttijd beslist, welke dienstplichtigen in aanmerking komen voor een officiers­of onderofficiersopleiding, Degenen, die hiervoor dan niet in aanmerking komen hebben praktisch geen mogelijkheid om in vredestijd nog officier of onderoffi­cier te worden. Als zij goed bevallen kunnen zij in de regel nog wel bevor­derd worden tot korporaal of soldaat l (helaas niet altijd). De militairen die de officiersopleiding met succes doorlopen, worden na 10 maanden diensttijd bevor­derd tot vaandrig (kornet) en nadat zij 4 maanden bij de troep zijn en goed vol­doen tot res. 2e luitenant. Op eeri derge­lijke manier wcirdt men vanaf de onder­officiersopleiding na 10 maanden !!er­geant (wachtmeester) titulair en 4 maanden later sergeant effectief.

Het inkomen van deze groepen is voor ongehuwden per dag na aftrek van voe­ding, huisvesting, kleding en loonbelas­ting:

soldaat ..................... f 1.25 (de eerste 4 maanden f 1.-)

soldaat l .. .. .. . .. .. .. .. .. . f 1.35 korporaal .. .. . .. .. .. .. .. .. . f 1.50 sergeant tit. ............... f 1.75 sergeant eff. ..... ..... .. ± f 6.-vaandrig .................. ± f 7.-2e luitenant ............... ± f 8.-

(Bij de laatste drie groepen is het inkomen afhankelijk van de leeftijd van de militair).

Men ziet dus, dat er een zeer groot verschil in inkomen is tussen een ser­geant titulair en een sergeant effectief. Dat het inkomen van de sergeant effec­tief niet hoger is, levert in de praktijk n'iet veel moeilijkheden op, daar dit slechts een overgangsrang is, dit in te­genstelling tot de eindrangen korporaal en soldaat l. -

Er zullen weinig andere werkgevers in Nederland zijn, die tegen een werk­nemer durven zeggen: "Ik heb gezien, dat je uitstekend je best doet en zal je daarom 70 cent per week opslag geven". Dat wij dit gezamenlijk wel doen wordt niet veroorzaakt, doordat aan deze functies slechts een geringe verant­woordelijkheid verbonden is. Het is bijv. bij een oefening wel voorgekomen, dat een korporaal opdracht kreeg om lei· ding te geven aan 10 man en materiaal te gebruiken ter waarde van een kwart miljoen gulden, terwijl hij in de gelegen­heid WM een fout te maken, die aan enkele mensen het leven kon kosten. Hiervoor beschouwt het Nederlandse volk een beloning van f 1.50 per dag blijkbaar als redelijk. Het lijkt ons daar­om gewenst op twee nadelen van deze toestand de aandacht te vestigen.

1. Waarom zal een soldaat hard werken? Uit het voorgaande is wel duidelijk

geworden, dat men deze vraag in de regel niet kan beantwoorden met: "Uit eigen belang". Soms heeft hij hier wel andere motieven voor, zoals het belang van het vaderland of van de mensen in zijn naaste omgeving of omdat hij zijn werk in dienst prettig vindt. We kunnen ons echter moeilijk aan de indruk ont­trekken, dat voor de meerderheid van de soldaten dergelijke motieven niet gelden. Waarschijnlij-k staat onder de soldaten niet zelden diegene het hoogst

· aangeschreven, die zodanig de lijn trekt, dat hij net geen straf krijgt. Het i;s dui­delijk, dat bij een dergelijke houding het leger niet zo goed getraind wordt als wenselijk ZQU zijn.

Men kàri zich bovendien voorstellen, dat dit ook nog ongewenste gevolgen heeft als de jongens in de burgermaat­

_schappij terugkomen, nadat ze ander­h!Uf jaar in. een dergelijke sfeer hebben moeten werken.

2. Het initiatief van de soldaten De eisen, die in een moderne oorlog

aan de soldaten worden gesteld, zijn veel hoger dan vroeger, doordat de troep om de grote vernietigingskracht van de moderne wapens te ontgaan veel meer verspreid moet optreden. Van de te­genwoordige soldaat moet dus verlangd worden, dat hij op grond van vrij vage algemene richtlijnen zelf de juiste be­slissing neemt.

Het is bijv. heel goed mogelijk, dat een soldaat I met twee soldaten op­dracht krijgt om een defecte telefoon­lijn van 3 km lengte te repareren. Hun commandant zal dan gewoonlijk niet kunnen beoordelen, of zij voor deze op­dra'Cht een kwartier of een uur nodig zullen hebben, maar hij moet er op kun­nen vertrouwen, dat zij hun opdracht snel en goed uitvoeren.

Op grond van sociaal-psyc-hologische proeven moet men aannemen, dat een Nederlandse soldaat,. die op democrati­sche wijze wordt geleid, beter in staat is initiatief te ontwikkelen daa een sol­daat, die op autoritaire wijze wordt ge­leid. Het is echter niet altijd eenvoudig om ondergeschikten,· die zelf het belang er niet van inzien om hard te werken, op democratische wijze te leiden. Het initiatief van de soldaten wordt in het Nederlandse leger zeker niet zo sterk onderdrukt als Krist dit beschrijft in zijn boek: "08.15" voor het Duitse leger. Toch kan men zich wel eens afvragen, of dit initiatief steeds zo sterk wordt gestimuleerd als voor een moderne oor­log gewenst is.

We leven zeker niet in een tijd, dat het gewenst is de overheidsuitgaven be­langrijk te verhogen. Juist daarom is het van belang nauwkeurig te overwe­gen, welke uitgaven men wel moet ver­hogen en welke niet. O.i. is een verho­ging van het inkomen van de soldaten I en van de korporaals en daarmee dus van de sergeanten tit. veel belangrijker dan een verhoging van het inkomen van de dienstplichtige militairen in de ho­gere rangen.

M MAART 1957- PAG. I

Bestedingsbeperking, overheidseHiciency, belastingverhoging

en E"'"'Omarkt Ir. H. J. van Raalte, te Hilversum,

schrijft ons: Het Kamerdebat over de bestedings­

beperking is ten einde en op het Minis­terie van Financiën is men ongetwijfeld hard aan het werk om de verschillende ontwerpen voor belastingverhoging klaar te stomen, met inbegrip van de f 60 mil­joen voor gehandhaafde melksubsidie als dit bedrag via bevorderde efficienc; op de miljardenbegroting niet te besparen is.

Wat gaat er dan verder gebeuren? De vruchten van de noeste ijver ten departemente komen bij de Tweede Ka­mer terecht, die er wellicht hier en daar nog wel wat . aan wijzigt. De wetten treden in werking, op het ministerie moet het nodige verricht worden om de uitvoering te verzekeren (missives, be­schikkingen en aanschrijvingen, produ­ceren, tabellen opstellen en drukken enz.) en burgerij en bedrijfsleven moe­ten zich op de nieuw toestand instellen.

Na zekere tijd - de wetten zijn slechts tijdelijk van kracht - moet het ministerie weer het nodige produceren aan missives beschikkingen aanschrij­vingen, tabellen, formulieren enz. om de zaa~ terug te draaien, burgerij en bedrijfsleven gaan zich weer omschake­len op de -situatie, die dan ontstaat en het enige dat bereikt is, is een tijdelijk verhoogde geldstroom naar de schatkist.

Hoeveel tijd, arbeid en uiteindelijk dus geld heeft al dit werk en omscha­kelen bij de overheid en in de burger­maatschappij dà.n gekost en wat heeft het blijvend opgeleverd ?

Het antwoord op deze vraag weten wij, als ~traks definitief komt vast te staan, welke belastingmaatregelen ge­nomen worden. Dan zullen wij zien, of al die moeite tenslotte voor niets is ge­weest of dat men inderdaad efficiëncy poogt te betrachten.

Het armzalig gestuntel met het huur­beleid zou het ergste kunnen doen vre­zen: eerst een welvaartslooni:ortde zon'-' der huurverhoging, aanstonds huurvèl"' hoging, die een n.ieuwe loonronde nodig maakt op een ogenblik, dat het zeèr ongelegen komt.

· Dezer · dagen is het verdrag over c:le · Euromarkt getekend .. Wat er van deze onderneming op den duur terecht komt en in welke vorm, is wei heel moeilijk te VQorspellen, maar zelfs al gaat ·het wat anders als nu beoogd is· door, .. de ontwerpers: dat er dingen stáan te: ge-­beuren, die ons economisch leven in zekere mate zullen gaan beïnvloeden, lijkt wel zeer waarschijnlijk.

De gemeenschappelijke "buitentarie­ven" zullen voor Nederland over .de }lele linie wel een tariefsverhoging be­tekenen, die de schatkist ten goede komt. Zou het dan niet effic-iënt zijn, waar voor het rijk NU belastingverho" ging op het programma staat tn de eer­ste plaats er naa-r te streven deze te vinden door NU alvMt tariefsverhogin­gen zoals straks toch moeten plaats vinden, in te voeren? .

Al het werk, dat het ministerie dan doet, krijgt meer blijvende waarde; de tijdelijke aanpMsing van het econo­misch leven in Nederland aan de niel.l­we situatie wordt dan niet een volsla­gen zinloze.

Men doet dan ervaring op, misschien voorkomt het ·zelfs een nodeloos heen en weer slingeren van de situatie (ik denk aan de nog vrij recente gang van zaken met betrekking tot de omzetbe­lMting op textiel bijv.), kortom men maakt van de nood een deugd hetgeen bepaald efficiënt zou zijn.

Zo is het duidelijk veel zinvoller de druk op het bedrijfsleven in de vorm van (extra) verhoging van de vennoot­schapsbelMting ten dele of zelfs geheel achterwege te laten en deze te vervan­gen door nu reeds de hogere tarieven bij de invoer van machines sommige grond­stoffen enz. toe te passen.

Over het daarbij komende voordeel dat de bescherming op onze markt voor onze toekomstige marktpa· tne:·s dan vooraf wordt gegaan door een periode, waarin alleen het Nederlandse bedrijfs­leven daarvan kan profiteren, kan ik in het bestek van deze uiteenzetting niet verder ingaan, ook al zou dit wel eens van zeer grote betekenis kunnen zijn.

Intussen dienen wij af te wachten wat er komt. Het is vanzelfsprekend, dat van meer efficiënt handelen bij de overheid geen spaan terecht komt, als ~men het "gouverner c'est prévoir" ach­terstelt bij het berijden van partijpoli­tieke parade- en stokpaardjes, zoals hogere vennootschapsbelasting, hogere inlwmstenbelasting, blokkering van huurverhoging enz.

\'RLJHEID EN DEMOOBATD:

NIEUWS UIT AFDELINGEN EN CENTRALES Afd. Enschede en Omstreken

hield iaarvergadering Donderdag 21 maart hield de afdeling

Enschede en Omstreken haar jaarverga­dering. Na een kort openingswoord van de voorzitter, de heer E. Kanis, werd het jaarverslag goedgekeurd en de rekening en verantwoording over het financieel beleid accoord bevonden.

De aftredende bestuursleden, de heren E. Kanis, H. Nieuwenhuis en P. E. Sal­verda werden herkozen.

Over het beleid van Hoofdbestuur en Kamerfracties was men vol lof.

Een belangrijke discussie volgde over de financiële politiek van de Regering, haar streven, belastingverhoging in te voeren werd gelaakt.

Men was algemeen van mening, dat daar bezuinigd moet worden, waar dit zonder bezwaar kan geschieden.

Hierbij had men het oog op de vaak onnodige vermeerdering van het aantal ambtenaren en het zo dure militaire ap­paraat. Het was reeds laat toen de voO'rzitter de door de gehouden besprekingen zo be­langrijke avond sloot.

Winschoten koos nieuwe yoonitter

De afdeling Winschoten hield dezer dagen een algemene ledenvergadering.

De voorzitter, de heer T. J. Rookma­ker, die periodiek aftrad als bestuurs­Hd, stelde zich niet meer beschikbaar. In zijn plaats werd benoemd als voor­zitter de heer J, F. Repko. Wegens ver­trek van de heer J. v. d. Sluis werd be­noemd tot penningmeester de heer B. v. d. Woude. Het beleid van de raads­fractie werd besproken, alsmede de be­schrijvingsbrief van de algemene ver­gadering. Tot afgevaardigde naar deze vergadering werd benoemd de heer Repko.

De nieuwe voorzitter, de heer Repko, beeft zich reeds verdienstelijk gemaakt door het oprichten van een plaatselijke middenstandscommissie, die zeer actief is. Hij maakt sinds vorig jaar ook deel uit van de Landelijke Middenstandscom­missie van onze partij.

Kamerlid mr. Van Leeuwen sprak te Leiden

In een buitengewoon druk bezochte vergadering van de Afdeling Leiden heeft ons Kamerlid mr. H. F. van Leeuwen op 22 maart j.l. gesproken over "Overbeste­ding en financiële nood".

In een uitvoerig gedocumenteerd be­toog toonde spr. aan, dat wij in Nederland boven onze stand leven, welke situatie is ontstaan, doordat vóór de verkiezingen

YIUBEJI Etf I IlOCIATil

Weekblad vaa de VeU..pariU veer Vrijheld ea Demoeratie

Voorzitter Redactie-comm.: A. W. Abspoel.

Redactie-secretaris: G. Stempher. Adres: Prinsengracht 1079, telef. 35343, Amsterdam,

Administratie: Postbus f3, Amers­foort, tel. 71U.

Abonnementsprijs f 1.90 per kwar­taal, f 1.50 per jaar.

Voor het zenden van abonnement&. en advertentiegelden: Postgiro no. 245103, ten name van de Penning­meester van de Stichting "Vrijheid en Democratie" te Amersfoort.

Losse nummers 15 cent.

Voor advertenties wende men zich tot de administr--.tie.

welvaart' is uitgedeeld, die .er niet bleek te zijn.

Tijdens deze vergadering bracht de voorzitter, prof. dr. C. J. F. Böttcher, de in 1958 te houden gemeenteraadsverkie­zingen ter sprake. Gelet op de uitslag van de laatste verkiezingen, toen de V.V.D. in Leiden procentsgewijze sterk vooruitging, moet het z.i. mogelijk zijn dit percentage nog op te voeren, wellicht dat daarvan dan een vierde zetel voor de V.V.D. in de raad het resultaat is.

In dit verband wekte spreker op tot een krachtige ledenwerf-actie.

Het nut van sparen en beleggen De heer Jac. Fahrenfort sprak voor de

afdelir~en Haarlem, Bloemendaal en

Heemstede.

Voor de afdelingen ·Haarlem, Bloemen­daal en Heemstede der V.V.D. sprak de heer Jac. Fahrenfort te Overveen over het nut van sparen en beleggen.

De heer Fahrenfort was van mening, dat sparen nog steeds vereist was.

In vele kringen is de spaarzin na de laatste oorlog verminderd, hetgeen spre­ker een nadeel vond.

De heer Fahrenfort besprak ook de be­stedingsbeperking. De gedachtegang, die daaraan ten grondslag ligt, juichte spre­ker toe. Tengevolge van de toegenomen industrialisatie en de steeds verder schrij­dende mechanisatie zijn de ondernemin­gen gedwongen steeds grotere bedragen in investeringen te beleggen.

Door de verhoging der lonen zijn de winsten der ondernemingen kleiner ge­worden, waardoor de besparingen worden bedreigd.

Bestedingsbeperking van overheidsuit­gaven zal wel niet in korte tijd kunnen plaais vinden. Voor beperking in de in_ dustriè1e sector voelde spreker niet veel. Wel kan er bezuiniging plaats vinden in de gezinsuitgaven. Zowel door arbeiders als in gegoede kringen wordt te weinig gespaard. Spaarcertificaten voor kleine spaarders gaf de heer Fahrenfort in over­weging.

Voor het volkskapitalisme in de Ver. Staten had de spreker grote lof.

forum-avond a 7-deling Harderwiik/Ermelo

Op donderdag, 21 maart werd door deze afdeling een forum-avond georganiseerd. Leden van het forum waren de heren M. Visser en J. K. Fredrikze, respectievelijk voorzitter V.V.D.-fractie in de gemeente­raad van Arnhem en secretaris van de Centrale-Arnhem, A. Nawijn, burgemees­ter van Olst en W. J. Leijds, directeur propaganda_ en documentatiebureau V. V.D. in Overijssel te Almelo, terwijl "de heer mr. S. Willinge Gratama, voorzitter der Statenfractie in Gelderland als voor­zitter optrad.

De vragen, welke werden gesteld o.m. betreffende het Europees federalisme, de bestedingsnota en de landbouwpolitiek van de V.V.D., werden door het forum op bijzonder duidelijke wijze beantwoord.

Velp/Rozendaal

organiseert landbouwforum

De afdeling Velp-Rozendaal kwam op 20 maart j.l. in een ledenvergadering bij­een. De jaarverslagen van secretaris en penningmeester werden goedgekeurd. Be_ sloten werd van het saldo een bedrag van f 25.- aan hèt H.B. extra ter beschik­king te stellen.

Tengevolge van de contributieverho­ging hebben 8 leden bedankt, terwijl ver­der enige leden hebben verzocht de oude contributie te mogen blijven betalen.

Als afgevaardigden van de Algemene Vergadering werden aangewezen de heer en mevr. Joekes.

De heer J. C. Joekes, die de wens te

kennen had gegeven als voorzitter af te treden met het oog op zijn leeftijd, werd bereid gevonden nog een jaar aan te blijven. De heer J. van der Bij, die als penningmeester aftrad, kon geen nieuw mandaat aanvaarden wegens zijn aan­staande verhuizing naar Arnhem. Hem werd dank gebracht voor het vele werk, dat hij voor de afdeling heeft verzet en het nauwkeurige beheer der financiën. Het bestuurslid, de heer J. C. Vos, werd bereid gevonden zijn taak over te ne­men.

Wegens het als bestuurslid bedanken van mevr. J. Heringa-Veersema, moest in twee vacatures worden voorzien. Ge­kozen werden de heren W. L. Sevenster en A. v. d. Waal.

Besloten werd in een vergadering een bestuur en eventueel enige belangstellen­den in april het onderwerp "De Volks­huishouding" te behandelen. Inleider zal zijn de heer J. C. Vos.

Verder werd besloten zo mogelijk in het najaar in een openbare bijeenkomst een agrarisch onderwerp te behandelen of eventueel een landbouwforum te orga­niseren.

Deze bijeenkomst zal in het centrum der gemeente Rheden worden gehouden, bij voorkeur in De Steeg.

Belangriik initiatief van ons Haarlems raadslid

J. W. T. Fibbe Sr. Het lid van onze Haarlemse raads­

fractie, de heer J. W. T. Fibbe Sr., is

Ceple - .... N:>tt~« f1l ·~ -~ Mel•ffr. Joh. H. Spriqer, Alne...,_ tireet H5, Mee..-.

1 00 Biieenkomsten 100 Spreekbeurten

OP 4 april houdt de vrouwengroep Zeist, die in het najaar het 10-

jarig bestaan vierde, haar lOOste bij­eenkomst, waarmede wij haar hartelijk gelukwensen en zeer complimenteren. Een prestatie!

Wij hebben de voorzitster gevraagd hoe zij het toch wel klaar speelt, voor al die bijeenkomsten iemand te vin­den. Hier volgt thans wat zij er over schreef:

Toen dus in 1946 door de voorzitter van de afdeling Zeist onze Vrouwengroep werd opgericht, hield de secretaris een lezing over Indië. Na afloop hiervan, zeide mijn medebstuurslld: ,.Vraag of de voorzitter op de volgende bijeenkomst een lezing wil hou­den"; nu dat lukte. Dat .bracht mij op het idee vervolgens de penningmeester en an­dere bestuursleden te vragen; toen die af­gewerkt waren, ging Ik de ledenlijst na om te zien, wie ik nu vragen kon; velen heb­ben bereidwillig aan mijn verzoek voldaan, zo ook raadsleden en ons statenlid.

Nadat de Organisatie ,.Vrouwen in de V.V.D." was opgericht kwam de vertegen­woordigster van de Centrale Utrecht kijken, hoe het bij ons toeging, ook haar heb ik dadelijk gevraagd een lezing voor ons te houden en ook hier had ik succes. Daarna kwamen er ook uit onze ~eigen kring spreeksters naar voren.

Men heeft wel eens een interessant boek gelezen over toestanden in andere landen b.v. Rusland, waarover men wat vertellen kan of hoe b.v. het· onderwijs in een be­paald land, dat men bezocht heeft, wordt gegeven. Ach, er zijn toch zoveel onder­werpen waarover de eigen leden wel eens iets kunnen zeggen,

Een paar maal heb ik artikelen in Vrij­heid en Democratie uitgezocht, die ik wel van belang voor ons achtte en die dan met de dames besprDken. Verder wisten de da­mes wel eens iemand. die een interessant onderwerp voor ons behandelen kon: de voorzitster van Driebergen heeft mij ook een paar maal aan een goede spreekster gehol­pen.

De verslagen in Vrijheid en Demoeratie van andere Vrouwengroepen kijk ik altijd trouw na en als daar lezingen in voorko­men, die ook voor ons geschikt lijken e11 de woonplaats van de spreekster niet te ver van ons verwijderd was, nodigen wij haar uit ook bij ons een spreekbeurt te willen vervullen.

Nu we sinds 2 jaar weer een volledig be­stuur hebben, doen wij het zo: In juli ko­men we bij elkaar, we maken dan een lijst op van de spreeksters, die we voor het ko­mende seizoen willen. uitnodigen, Hiervoor raadplegen we de ons toegezonden lijst van

30 MAART 1917 - PAG. 6

initiatiefnemer geweest om in de ge­meente Haarlem te komen tot de Stich­ting Adoptie Commissie Bejaarden.

Deze Commissie organiseert twee­maai per jaar voor de Haarlemse be­jaarden een feestmiddag-avond. Op

woensdag 20 maart jl. vond een derge­lijke bijeenkomst te Haarlem plaats, welke dOOr ruim 2600 ouden van dagen werd bezocht.

De heer Fibbe heeft zich met zijn vele werk voor deze Adoptie Commis­sie, waarvan hij voorzitter is, een zeer grote goodwill te Haarlem weten te verwerven.

Afdelingssecretarissen opgelet

U wordt dring~end verzocht, de verhuizing van leden naar een andere gemeente onmiddellijk op te geven aan het Al&emeen Secre­tariaat der V.V.D., Koninginne­gracht 81 te 's-Gravenbage, met opgave van het nieuwe adres en vermelding of het lid zijn <haar) contributie over bet lopende iaar al dan niet heeft voldaan, bet b&­drag der contributie en of er ook gezinsleden zijn.

Het Algemeen Secretariaat draagt zorg, dat de afdeling in de plaats van vestiging hiervan op de hoogte wordt gesteld.

Werkt er toe mede, dat niet on­nodig leden voor onze Parlij ver­loren gaan!

Bij voorbaat onze dank.

apreekstera, en de kaarten van de Vrou­wengroepen uit onze provincie van de in het afgelopen jaar bij hen gehouden lezin­len. We vragen de spreeksters een paar maanden vooruit en eeven de keuze uit een paar maanden. Zo zij dit keer verhinderd zijn, vragen wij of wij een volgend jaar op ons verzoek mogen terugkomen; dan lukt het altijd.

In de afgelopen jaren zijn er meerderen die meer dan eenmaal bij ons gesproken hebben.

Men hoeft toch heus niet te tobben met gebrek aan spreeksters of sprekers. Als men de ledenlijst maar eens goed nakijkt, zal men daar genoeg geschikte spr. onder vin­den; onderwerpen waarover men spreken kan zijn er te over.

Aldus mevrouw Mijnlieff-Post. Wij feliciteren de vrouwengroep

Zeist van harte met haar voorzitster, maar wij zijn wel van plan een beetje uit de buurt van deze te blijven ....

J.H.S.

Vrouwgroep Stad Utrecht besprak emigratie

Nu wij toch in de provincie Utrecht zijn, iets over de vrou­

wengroep in de stad Utrecht. Daar sprak op maandag 11 maart

mej. mr. J. J. Th. ten Broecke Hoek­stra over emigratie en emigratievoor­lichting.

De spreekster, die zelf pionierswerk heeft verricht op het gebied van de emigratevoorlichting, zette op haar bekende prettige, instructieve wijze uiteen, in welke opzichten de emigrant voorlichting nodig heeft en waarom ook in deze tijd van grote werkgele­genheid,· de emigratie moet worden voortgezet.

Immers, de emigratie is een zaak op lange termijn en ons land heeft een aanzienlijk geboorteoverschot, dat bij een veranderde conjunctuur niet steeds door industrialisatie zal kun­nen worden opgevangen.

Bovendien moet men, wil men ook in de toekomst van emigratiemogelijk­heden verzekerd blijven, de immigra­tiecontingenten, die de desbetreffende landen toestaan zoveel mogelijk re­gelmatig opgebruiken.

Na afloop van haar causerie werden de spreekster vele vragen gesteld.

E.V.-S.

DENK OM 27 MEI!

En ook verder blijven wij deze keer in het Utrechtse, waarin

immers ook Amersfoort ligt, waar wij elkaar op Z'7 mei bij een kopje koffie hopen te ontmoeten.

Verder kunnen wij alvast vertellen. dat noze 4 vrouwelijke kamerleden 's-middags een forum zullen vormen. Zonder forum gaat het immers tegen­woordig beslist niet meer!

J.H.S.

~-----------------------------------

Flitsen van Het Binnenhof (111)

De positie van de boer in-de IJsselmeerpolders • Boeiende be­schouwing van de heer Louwes • Pleidooi voor eigengeërfde boe­renstand naast pachters • Besef van eigen verantwoordeliikheid moet worden vergroot • Grotere vriiheid gewenst bii de vorm· geving van huizen en boerderiien. ·

Bij de behandeling van het Zuider­zeefonds in de Eerste Kamer heeft

onze geestverwant, de heer H. D. Lou­wes, in het kader van zijn cultuur-filo­sofische beschouwingen, zoals hij die van tijd tot tijd pleegt te houden, een pleidooi gevoerd voor een grotere vrij­heid in de IJsselmeerpolders door de gewonnen grond niet alleen te verpach­ten maar een deel der landerijen ook te verkopen of in erfpacht uit te geven.

Wanneer dit geschiedt, zal men ook grotere vrijheid moeten verlenen bij de vormgeving van huizen en boerderijen en bij de aankleding van het landschap. Uiteindelijk zal dan misschien een schoonheid ontstaan, die wij nu kennen, nu de architecten de bóerderijen vor­men, de schoonheidscommissies er de uiterlijke vorm aan geven en de plano­logen en landschapdeskundigen het landschap indelen.

• • • Nog .t.eeds heeft de regering geen

beslissing genomen ten aanzien van de motie-Biewenga, die :in de Twee­de Kamer werd aangenomen en waarin er op werd aangedrongen de gronden in de IJsselmeerpolders ook te verkopen of in erfpacht uit te geven.

Door er geen · beslissing over te ne­men aldus de heer Louwes, groeit het aantal staatsbedrijven, maar ook het aantal verpachte bedrijven en dienover­eenkomstig groeit ook de administratie en groeien de diensten, die er beheer over moeten voeren. Die groeiende ad­ministraties oefenen een grote invloed uit in bet .t.aatsbestel en op den duur

TELEVISIE

WILLEM Voorheen PASBAGlil

Bpecla11•ten BlncS. 1908

GRAMQ

zijn er buitengewoon krachtige nurus­ters nodig om ze tot vermindering van omvang en macht te brengen.

Met de groei van de pachtersstand, groeit een zekere eenzijdige opbouw van de nieuwe polders, een eenzijdige op­bouw van de landbouwbevolking. Ook voor het gezag van de regering is het niet wenselijk, dat de regering o· ·er zo'n groot gebied als verpachter optreedt. Dan ontstaan er verhoudingen die ver­keerd zijn.

* * *

Bovendien geloof ik, aldus de heer Louwes, hoewel de pachter na­

tuurlijk een eigen ondernemer is, dat een uitbreiding van het eigengeërfde boerenbezit, eventueel ook van in erf­pacht uitgegeven boerderijen, onder deze, nu nog zo uniforme groep van pachters, toch tot verrijking van het samenstellingspatroon zal leiden. Daar­door Zal het besef eigen ondernemer te zijn, het besef voor eigen verantwoor­delijkheid te staan, worden vergroot.

Allerlei omstandigheden leiden er toe, dat de leiding niet alleen van ons eco­nomische en sociale overheidsbeleid, maar ook in tal van particuliere bedrij. ven, steeds meer in handen komt van mensen (ambtenaren, managers enz.) die geen eigenaar zijn.

Wij moeten er oog voor hebben, dat deze managers, dat allerlei raden, aller­lei schappen, allerlei overheidsinstan­ties, in het economische en politieke be­stel van ons land een steeds grotere invloed krijgen. Ik geloof, dat daarom

Firma Willem Kleijkamp

DE

Lijnbaan 66

ROTTERDAM

• ROTAN MEUBELEN

BOURGOGNE­MANDJES

RADIO

JONG KOBTE HOOGSTBAAT 18

ROTTERDAM reletoon 117848 ca IUDeDJ Tussen Gerzon en V. A D.

TAPE-R~CORDERS

I Nieuwbouw en reparatie

van zeeschepen

i WERF DE NOORD N.V. ALBLASSERDAM

TELEFOON: ROTTERDAM 72619-72599 ALBLASSERDAM 451-452 ------De Nt'!derlandst' motor

met een wereldreputatie.

N. V. A.ppinpdammer BroaiMilotol'ellfabrlek

A.ppälpdam

de instandhouding van een groep van kleine, maar zelfstandige ondernemers, en dan zoveel mogelijk zelfstandig, voor onze gehele economische, sociale en po­litieke ontwikkeling van groot belap.g is.

Een Groninger boer heeft eens opge­merkt, dat aJs hij kabinetsformateur was, hij alleen ministers zou kiezen, die ten minste voor eigen rekening een snoepwinkeltje hebben geëxploiteerd. De groep van mensen, die direct .;voor het eigen bestaan verantwoordelijk zijn en die iedere dag de gevolgen van hun doen en laten ondervinden, is voor de opbouw van onze maatschappij een zeer waar­devolle groep.

* * *

I n de memorie van antwoord had mi­nister Algera gezegd, dat hij meent

ontsierende bouwwerken in de polders niet te kunnen toestaan. Daartegenover betoogde de heer Louwes, dat men in de IJsselmeerpolders de boeren en de an­dere bevolking ook een kans moet geven hun eigen landschap aan te kleden en hun bouwruimte zelf te vullen.

Wij moeten ons er wel van bewust zijn, dat alles, wat aan boerenarchitec­tuur is ontstaan en wat aan uitgebalan­ceerde schoonheid van boerenbouw in de loop van vele geslachtén is gescha­pen, is gegroeid door eisen van doel­matigheid van binnenuit, door een uiter­lijke vormgeving, die aansloot bij wat de natuur, de elementen, vroegen.

Omdat men eerlijk van binnenuit heeft gebouwd volgens principes van doelmatigheid, is het mooi geworden en is er een zekere schoonheid tot stand gekomen. Juist deze voortgaande schep­pingskracht van de boerenstand en het steeds weer zoeken naar wat voor zijn tijd praktisch, doelmatig en verant­woord is, mag met worden afgesneden en afgedamd. Alle boeren moeten niet in een kant en klaar gemaakt landschap worden gezet.

* * *

De kwestie van de verkoop van grond of uitgifte in erfpacht in

de IJsselmeerpolders moest minister Algera tot zijn spijt naar de minister van Financiën verwijzen.

Dit spijt mij temeer, aldus minister Algera, omdat de geachte afgevaardig­de de heer Louwes zeer belangwekken­de beschouwingen heeft gehouden, waar­voor hij zich veel moeite heeft gegeven. Het pleidooi voor een vrijere boerderij­bouw had de minister opgevat als een bekrachtiging van de zienswijze dat het gewenst is de gronden grotendeels in eigendom uit te geven.

V. v.D.

80 MAART 1957 - PAG. 7

Regionale Liheral e Middenstandsbijeen­komst te Groningen

Speciale ontmoeting aan de vooravond van de jaarlijkse algemene vergadering

van onze partij.

In verband met de omstandigheid, dat op 5 en 6 april a.s. ie Groningen de jaar­lijkse algemene vergadering van de partij wordt gehouden, zal een regionale bijeen­komst van de Landelijke Middenstands­commissie met de Plaatselijke Midden­standscommissies in het noorden en oos­ten des lands worden belegd. teneinde gezamenlijk actuele onderwerpen te be­spreken en door pe-rsoonlijk contact de onderlinge band te versterken.

Deze bijeenkomst zal worden gehouden op vrijdag 5 april a.s. om 15.30 uur in restaurant "De Faun", Herestraat.

Agenda: 1. Opening en algemene inleiding door

de voorzitter, de heer Drs. H. A. Korthals. 2. Inleiding door de heer J. G. H. Cor­

nelissen over "Actuele middenstandspro­blemen in de praktische politiek".

3. Inleiding over het ontwerp tot wijzi­ging van de Winkelsluitingswet 1951 door de heer F. L. van der Leeuw.

4. Bespreking over de middenstands­paragraaf in het ontwerp - gemeentepro. gram der partij.

5. Rondvraag en sluiting. Na elke inleiding zal gelegenheid be­

staan tot gedachtenwisseling, terwijl bij de rondvraag door de leden van Plaatse­lijke Middenstandscommissies desgewenst andere onderwerpen ter sprake kunnen worden gebracht.

Er bestaat dus een goede gelegenheid tot uitwisseling van ervaring en het be­ramen van plannen tot verhoogde plaat­selijke activiteit en propaganda onder de middenstand.

Na afloop zal er desgewenst gelegen­heid bestaan tot het gezamenlijk gebrui­ken van een warme maaltijd voor f 4.50 per persoon.

Belangstellende partijleden zijn van harte welkom!

Mevrouw Simons verlaat de Commissie voor Culturele Zaken

Bericht werd ontvangen van het lid van de Commissie voor Culturele Zaken van onze Partij, mevrouw I. Simons-Ro­senheimer te 's-Gravenhage, dat zij zich genoodzaakt ziet als lid dezer commissie te bedanken.

BLOEMWERKEN VOOR JUBILEA

VERSIERINGEN VOOR RECEPTIES

BRUIDSBOUQUETTEN ENZ. ENZ.

I

IMMinK DE LAnGE v/n J.C. DE LANGE'S Koninklijke Tuinbouwinrienting

Hofleverancier yan H.M. de 1Coning1n

MEENT 125 - ROTTERDAM • TELEFOON 27977-22303-20999

N.V. OBSERVATOR ROTTERDAM, WESTZEEDOK 51, TBL. 111510

I'ABRIKANTE VAN:

NAUTISCHE INSTRUMENTEN MANOMETERS, THERMOMETERS, PYROMETERS, T AC HOM ETERS.

Agenten yoor Zeekaarten en Nautische boeken.

REPARATIES OP KORTSTE TERMIJN.

.,. Maak de V. V.D.· sterk''!!

N. V. KA TOENSPINNERIJ 8 A t11 S 1-10 EVE ENSCHEDE

Spinners en Twijners va'n katoenen Weef- e_n Tricotgarens in veelzijdige opmaak.

Kwaliteit K.B ••••• de beste~

N.V. BOELE'S Scheepswerven. Îa Macbinéfabriek

BOLNES (BIJ ROTTERDAM l

• REPARA TIE EN NIEUWBOUW

• TIII.JIGB. BOI!lLII-BOL~

N. V LIJM~ EN GELATINE,FA8RIEK

"CJ)el!t"

I TWEE TORENS I TELEFOON 25242 DELFT

N. V. Scheepswerven " PIET H ~IN" v.h. Fa. W. SCHRAM & ZONEN

Werven te Bolnes en Papendrecht

NIEUWBOUW EN REPARATIES

Verbouwen van Sleepschepen tot Motorboten inclusief inbouw en revisie van motoren

DWARSHELLINGEN 2 X 115 meter geschikt voor het zwaarste matertaal

D R 0 0 G D 0 K 115 X SO meter geheel overdekt

Telephones: Rotterdam: 11834-'7'7865 - Dordrecht: 8'7'74-8889 • Ridderkerk: US-801

voor werf BolDes Papendrecht Bolllell

•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

....

N. V. Rubberfabriek

Bakker & Zoon Ridderkerk

Technl&che

rubberartikelen .....__ ______ ..)

•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

BETONDRUKPALEN ook in kelder•

STALEN PALEN

GRONDONDERZOEK

DAMWANDEN

DE WAALPALEN GEN VETTERSTR 58, TEL 81810 87414, A'DAM