UNIVERSITEIT GENT ACADEMIEJAAR 2005 – 2006
Transcript of UNIVERSITEIT GENT ACADEMIEJAAR 2005 – 2006
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2005 – 2006
Supply chain collaboratie:
Succesfactoren en valkuilen bij strategische collaboraties
Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van:
Licentiaat in de toegepaste economische wetenschappen
Bernard De Clercq
onder leiding van
Prof. dr. A. Vereecke
Vertrouwelijkheidsclausule
Ondergetekende, De Clercq Bernard, bevestigt hierbij dat onderhavige scriptie wel mag
worden geraadpleegd maar niet mag worden gefotokopieerd. Bij het citeren moet steeds de
titel en de auteur van de scriptie worden vermeld.
Woord vooraf
De thesis geeft de laatstejaarsstudent de kans om zijn verworven kennis, inzicht, verwerkings- en
analysevermogen die gedurende vier jaar studie werden verworven in een eindwerk vast te
leggen. In die afgelopen jaren zijn een groot aantal economische vakgebieden behandeld. De
vakken met een operationeel karakter, en een klemtoon op het logistieke gebeuren, konden mij
persoonlijk enorm boeien. Het schrijven van deze thesis laat mij dan ook toe om mij te verdiepen
in dit aspect. Nadat ik eerst zelf een onderwerp voor deze thesis had gekozen binnen het domein
van supply chain management, kreeg ik een voorstel van Prof. A. Vereecke om een thesis te
schrijven over de succesfactoren bij strategische collaboratie. Aangezien dit onderwerp in lijn lag
met mijn eerder gekozen onderwerp en duidelijk perspectieven bood voor het empirisch
onderzoek, ging ik op het voorstel in.
Daarom wil ik in de eerste plaats mijn promotor, Prof. A. Vereecke, bedanken voor het aanreiken
van dit thesisonderwerp. Tevens mijn bijzondere dank voor E. Vanpoucke voor het begeleiden
van deze thesis. Ik wil ook zeker de bedrijven bedanken die meegewerkt hebben aan het
onderzoek, en die de vragenlijst hebben ingevuld. Zonder hen was het empirisch onderzoek niet
mogelijk geweest.
Afgezien van deze hulp die ik kreeg om de thesis te kunnen schrijven ben ik vele mensen
schatplichtig wat betreft morele steun. In dit verband bedank ik mijn naaste vrienden en
familieleden. Tot slot betuig ik mijn grote dank aan mijn ouders voor het verschaffen van alle
materiele, financiële en morel ondersteuning om deze thesis en mijn studie in het algemeen tot
een goed einde te brengen.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 0: Inleiding ……………………………………….…….……………………….. 1
Hoofdstuk 1: Inleidende begrippen……………………………………………….………... 3
1.1 Inleiding………………………………………………………………………...… 3
1.2 Definities………………………………………………………………………….. 3
1.2.1 Supply chain management (SCM)………………………….……...……. 3
1.2.2 Supply chain collaboratie (SCC). …………………………………...…. 4
1.2.3 Strategische collaboratie (SC)……………………………………..…… 8
1.3 Beperkte succesverhalen bij strategische collaboraties…………………….…...... 10
1.4 Besluit………………………………………………………………………….… 12
Hoofdstuk 2: Beschrijving basismodel……………..…………….……………….….……. 14
2.1 Inleiding ………………………………………………………………………….. 14
2.2 Attributen van de collaboratie………………………………………….……….... 15
2.2.1 Toewijding……………………………………………………….……... 15
2.2.2 Vertrouwen…………………………………………………….……….. 17
2.2.3 Coördinatie……………………………………………………….…..… 18
2.2.4 Afhankelijkheid……………………………………………….………... 19
2.2.5 Duidelijke verwachtingen……………………………………….……… 20
2.3 Communicatiegedrag…………………………………………………….….……. 21
2.3.1 Communicatiekwaliteit………………………………………….……… 21
2.3.2 Participatie……………………………………………………….…...… 22
2.3.3 Informatie-uitwisseling………………………………………….……… 23
2.3.4 Openheid………………………………………………………….…….. 25
2.4 Conflictoplossende technieken. …………………………………………….……. 26
2.4.1 Constructieve gezamenlijke conflictoplossende technieken………..…... 26
2.4.2 Conflictontwijkende technieken…………………………………….….. 27
2.4.3 Destructieve conflictoplossende technieken ……………………….…... 27
2.5 Besluit………………………………………………………………………..…… 29
Hoofdstuk 3: Naar een uitgebreid model via supply chain collaboratie………………... 31
3.1 Inleiding……………………………………………………………………….… 31
3.2 Selectieproces van de partner…………………………………………….……… 32
3.2.1 Selectieproces van de partner…………………………………….……. 32
3.3 Systemen………………………………………………………………………… 34
3.3.1 IT- Capaciteiten………………………………………………….…….. 34
3.3.2 Boekhoudkundige methoden…………………………………………... 36
3.3.3 Belastingswetgevingen………………………………………………… 38
3.4 Mensen…………………………………………………………………………... 38
3.4.1 Leiderschap…………………………………………………………….. 39
3.4.2 Procesdenken………………………………………………….……….. 40
3.4.3 Tijdsinvestering ….……………………………………………………. 40
3.4.4 Veranderingsbeheer……………………………………………….…… 41
3.5 Besluit…………………………………………………………………………… 42
Hoofdstuk 4: Kosten en voordelen………………………………………………………... 45
4.1 Inleiding…………………………………………………………………….……. 45
4.2 Kostenverminderende voordelen………………………………………………… 45
4.2.1 Verminderde voorraad…………………………………………....….… 46
4.2.2 Meer efficiënt gebruik van menselijke middelen…………………….… 46
4.2.3 Product kostenvermindering…………………………………………… 46
4.3 Service winsten……………………………………………………………...…… 47
4.3.1 Verbeterde klantbediening………………………………...……....…… 47
4.3.2 Vlottere levering door verkorte cyclustijden……………………...…… 48
4.3.3 Snellere marktintroductie van nieuwe producten……………………… 48
4.3.4 Sterkere focus op kerncompetenties…………………………………… 48
4.3.5 Verbeterd publiek imago………………………………………….…… 49
4.3.6 Kwaliteitswinsten……………………………………………………… 49
4.4 Financiële winsten……………………………………………………...……..… 49
4.4.1 Return op activa……………………………………………….…..…… 50
4.4.2 Verhoogde aandeelhouderswaarde……………………………..…....… 50
4.5 Kosten……………………………………………………………………….…… 51
4.5.1 Systeemimplementatie en integratiekosten. ………………..…………. 51
4.5.2 Instabiliteit van de partner…………………………………………...…52
4.5.3 Data vertalingskosten……………………………………………….…. 52
4.5.4 Procescoördinatie en integratiekosten…………………………………. 52
4.5.5 Kosten voor de verandering van partner.. ………………….…………. 53
4.6 Besluit………………………….……………………….……………….………. 54
Hoofdstuk 5: Statistische analyse van de succesfactoren en valkuilen……………….… 56
5.1 Inleiding……………………….……………………….…………………...…… 56
5.2 Methode……………………….……………………….………………………… 56
5.21. Specifieke onderzoeksvragen………………………….………….…… 56
5.2.2 Gegevensverzameling………………………….………………………. 57
5.2.3 Gegevensanalyse………………………….………………………...…. 59
5.3 Statistische analyse: Resultaten en interpretatie……………………………….… 59
5.3.1 Validatie van factoren met bijhorende betrouwbaarheidsanalyse…...… 60
5.3.1.1 Attributen van de collaboratie………………………….……. 62
5.3.1.2 Communicatiegedrag………………………………..…….…. 63
5.3.1.3 Selectieproces van de partner……………….………..……….65
5.3.1.4 Conflictoplossende technieken…………………………….… 65
5.3.1.4 Systemen……………………………………………..………. 66
5.3.1.5 Mensen……………………………………………….………. 67
5.3.1.6 Voordelen……………………………………………………. 68
5.3.1.7 Overzicht………………………………………….….…….… 69
5.3.2 Succesfactoren en valkuilen………………………...…………………. 70
5.3.2.1 Constructen……………………………..………………….… 70
5.3.2.2 Vertrouwen en Coördinatie……………..……………………. 72
5.3.2.3 Afhankelijkheid………………………………………...….… 73
5.3.2.4 Duidelijke Verwachtingen……………………...……………. 75
5.3.2.5 Inzet………………………………………………………..… 76
5.3.2.6 Investeringen………………………………………..…….…. 77
5.3.2.5 Communicatiekwaliteit……………………..……………..… 77
5.3.2.6 Informatie-uitwisseling………………….….……………...… 78
5.3.2.7 Openheid…………………………………………….…….… 79
5.3.2.8 Selectieproces van de partner…………………………..….… 80
5.3.2.9 Constructieve conflictoplossende technieken…………...…… 81
5.3.2.10 Conflictontwijkende technieken……………………………. 82
5.3.2.11 Destructieve conflictoplossende technieken……………..… 83
5.3.2.12 IT- Capaciteiten…………………………………….…….… 84
5.3.2.13 Boekhoudkundige principes………………..………………. 86
5.3.2.14 Belastingswetgevingen……………………….……..…….…87
5.3.2.15 Leiderschap en Veranderingsbeheer………………...……… 88
5.3.2.16 Procesdenken………………………………………….……. 90
5.3.2.17 Overzicht……………………………………………….…... 91
5.3.3 Prestatie van de collaboratie……………………………..……….….… 92
5.3.4 Andere resultaten…………………………………………………….… 96
5.3.4.1 Strategisch belang van supply chain management………...… 96
5.3.4.1 Duur van de relatie voor de strategische collaboratie……….. 97
5.3.4.1 Niveau van tevredenheid…………………………….….…… 97
5.4 Besluit……………………….……………………….………………….….….…98
Algemene conclusie……………………………………………………………………….. 102
Gebruikte afkortingen
CRM: Customer Relationship Management CRP: Continious Replenishment Planning
EDI: Electronic Data Interchange
IT: Information Technology
R&D: Research and Development
SC: Strategische Collaboratie
SCC: Supply Chain Collaboratie
SCM: Supply Chain Management
SRM: Supplier Relationship Management
VLGMS: Vlerick Leuven Gent Management School
VMI: Vendor Managed Inventory
Lijst van de tabellen
Hoofdstuk 5
Tabel 1: Opgebouwde constructen en betrouwbaarheid.........................................................69
Tabel 2: Gemiddelden van de constructen via de Paired Samples T- Test .............................71
Tabel 3: Gemiddelden van de constructen via de One Sample T- Test ..................................72
Tabel 4: SPSS- resultaten voor de factor ‘Vertrouwen en Coördinatie’ .................................73
Tabel 5: SPSS- resultaten voor de factor ‘Afhankelijkheid’ ..................................................74
Tabel 6: SPSS- resultaten voor de factor ‘Duidelijke Verwachtingen’...................................75
Tabel 7: SPSS- resultaten voor de factor Inzet ......................................................................76
Tabel 8: SPSS- resultaten voor de factor ‘Investeringen’ ......................................................77
Tabel 9: SPSS- resultaten voor de factor ‘Communicatiekwaliteit’ .......................................78
Tabel 10: SPSS- resultaten voor de factor ‘Informatie-uitwisseling’ .....................................79
Tabel 11: SPSS- resultaten voor de factor ‘Openheid’ ..........................................................80
Tabel 12: SPSS- resultaten voor de factor ‘Constructieve conflictoplossende technieken’.....82
Tabel 13: SPSS- resultaten voor de factor ‘Conflictontwijkende conflictoplossende
technieken’....................................................................................................................83
Tabel 14: SPSS- resultaten voor de factor ‘Destructieve conflictoplossende technieken’.......83
Tabel 15: SPSS- resultaten voor de factor ‘IT- Capaciteiten’ ................................................85
Tabel 16: SPSS- resultaten voor de factor ‘Boekhoudkundige principes’ ..............................86
Tabel 17: SPSS- resultaten voor de factor ‘Belastingswetgevingen’......................................87
Tabel 18: SPSS- resultaten voor de factor ‘Leiderschap en Veranderingsbeheer’ ..................89
Tabel 19: SPSS- resultaten voor de factor ‘Procesdenken’ ....................................................90
Tabel 20: Succesfactoren en valkuilen ..................................................................................91
Tabel 21: SPSS- resultaten voor de factor ‘Voordelen’ .........................................................93
Tabel 22: SPSS- resultaten van het belang van de voordelen.................................................94
Tabel 23: Vergelijke Belang – Behaald resultaat...................................................................95
Tabel 24: SPSS- resultaten van het strategische belang van supply chain management .........96
Tabel 25: SPSS- resultaten van de duur van de relatie voor de strategische collaboratie........97
Tabel 26: SPSS- resultaten van het niveau van tevredenheid van de strategische
collaboratie… ……………………………………………………………………………….. 98
Lijst van de figuren
Hoofdstuk 1 Figuur 1: The collaboration spectrum........................................................................................ 6
Hoofdstuk 2
Figuur 2: Basismodel van Mohr J. en Spekman R. ……………………………………….… 14
Figuur 3: Basisfactoren van het onderzoeksmodel………………………………………….. 29
Hoofdstuk 3
Figuur 4: Vereenvoudigde voorstelling van finaal onderzoeksmodel………………………. 31
Figuur 5: Voordelen van IT in supply chain management....................................................... 35
Figuur 6: Succesfactoren en valkuilen……………………………………………………..... 43
Hoofdstuk 4
Figuur 7: Onderzoeksmodel……………………………………………………………...….. 55
INLEIDING
Supply chain management is een relatief nieuw onderdeel van integraal management in
vergelijking met meer traditionele onderdelen zoals financiering, marketing en productie.
Niettemin trekken supply chain management en andere termen zoals supply chain collaboratie en
strategische collaboraties steeds meer de aandacht van bedrijfsleiders en managers.
Voornamelijk onder invloed van de globalisatietrend winnen overnames, fusies en strategische
collaboraties steeds meer aan belang. Deze thesis heeft hoofdzakelijk strategische collaboraties
als focus.
Via deze strategische collaboraties heeft men een beter begrip van de supply chain waardoor heel
wat problemen kunnen vermeden worden. Veel bedrijven stellen hun supply chain echter pas in
vraag indien er effectief problemen zijn, zoals hoge voorraden, leveringstermijnen van goederen
worden overschreden, serviceklachten etc. Als men de supply chain op een dergelijke manier
benadert, lijkt ze iets wat opgedrongen wordt, waar men geen vat op heeft en wat van secundair
belang is. Men moet daarentegen de supply chain beschouwen als een strategisch wapen dat men
kan gebruiken om een competitief voordeel te behalen. Bedrijven die dit begrepen hebben
herschrijven de regels van de competitie en dwingen de achterblijvers om zich aan te passen
(Cohen S. en Roussel J., 2003, blz. 9).
Men kan die competitieve voordelen verwezenlijken via een win-win situatie in de strategische
collaboratie. Het betreft voordelen die zonder de samenwerking van de partner niet zouden
kunnen behaald worden. Een intensieve vorm van samenwerking is echter een proces van lange
duur, waarbij men een lange termijn visie dient aan te houden. Al beoogt elk bedrijf een
geslaagde collaboratie, de gewenste voordelen ervan kunnen sterk variëren. Om een echt
succesvolle samenwerking te creëren, dient men rekening te houden met een veelheid aan
strategische factoren.
Dit aspect is precies het onderwerp van deze thesis. Er wordt getracht om een geheel van
factoren te achterhalen die al dan niet bijdragen tot het succes van een collaboratie. De factoren
die bijdragen tot het slagen van de collaboratie worden ‘succesfactoren’ genoemd, de factoren
die dit niet doen worden als ‘valkuilen’ geclassificeerd.
Deze thesis is samengesteld uit vijf hoofdstukken. De eerste vier omvatten de literatuurstudie en
in het vijfde hoofdstuk wordt het empirisch onderzoek beschreven.
Het eerste hoofdstuk begint met de toelichting van enkele belangrijke begrippen in het kader
van deze thesis. De klemtoon wordt gelegd op het strategische en lange termijn karakter van
collaboraties. Verder wordt ook aandacht besteed aan het toegenomen belang van deze vorm van
samenwerken, ondanks het bescheiden aantal succesverhalen.
In hoofdstuk twee wordt het onderzoeksmodel opgebouwd. De basis van het eindmodel is het
model van Mohr en Spekman, dat opgesteld werd in 1994 en de factoren verklaart die bijdragen
tot het succes van een collaboratie. In dit hoofdstuk worden enkel die factoren toeglicht uit het
basismodel van Mohr en Spekman, die ook in het finaal onderzoeksmodel van deze thesis
worden opgenomen. Enkele oorspronkelijke factoren worden bijgevolg buiten beschouwing
gelaten en reeds twee nieuwe factoren worden aan het model toegevoegd.
Naast de twee nieuwe factoren die in het vorige hoofdstuk werden beschreven, wordt in
hoofdstuk drie het onderzoeksmodel nog verder uitgebreid. Nieuwe, relevante factoren worden
aan het model toegevoegd en er wordt reeds een vermoeden ingebouwd of het ‘succesfactoren’
dan wel ‘valkuilen’ zullen zijn voor de collaboratie.
Hoofdstuk vier beëindigt de literatuurstudie met de bespreking van de voordelen en kosten van
de collaboratie. Een uitgebreid aantal voordelen wordt toegelicht aangezien ze samen met de
kosten de prestatie van de collaboratie bepalen.
Deze thesis wordt afgesloten met een empirisch onderzoek beschreven in hoofdstuk vijf . Op
basis van doelgericht opgestelde vragenlijsten werden de data voor dit onderzoek verzameld.
Deze laten ons toe om het finale onderzoeksmodel en de bijhorende factoren aan statistische tests
te onderwerpen. De opzet van dit empirisch onderzoek is te verifiëren of de beschreven factoren
effectief bijdragen tot het succes van de collaboratie.
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
3
HOOFDSTUK 1:
INLEIDENDE BEGRIPPEN
1.1 Inleiding
Ter ondersteuning van een goed begrip van deze scriptie, worden in dit eerste hoofdstuk de
belangrijkste concepten gedefinieerd en uitgelegd. Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. In het
eerste deel worden verschillende definities gegeven over de kernthema’s van deze thesis. Er
wordt ook steeds vermeld bij welke beschrijving wordt aangesloten. In het tweede deel wordt
dieper ingegaan op de beperkte succesverhalen over strategische collaboraties. Reeds hier valt op
te merken dat in deze thesis steeds de term ‘collaboratie’ zal gebruikt worden in plaats van
‘alliantie’ of ‘partnership’.
1.2 Definities
1.2.1 Supply Chain Management (SCM)
Supply chain management is een veelgebruikte term en er bestaan heel wat verschillende
definities om dit begrip te omschrijven. Om de diversiteit in omschrijvingen aan te tonen
geven we de definities van vier verschillende auteurs. Al deze definities worden gebruikt om
hetzelfde concept te verduidelijken maar de klemtoon ligt steeds op een ander deel van de
supply chain en supply chain management.
� De supply chain is “De verzameling van functionele activiteiten via dewelke ruwe
materialen omgevormd worden tot afgewerkte producten, die te koop worden aangeboden
aan de klanten” (McLaren T., et al. 2002, blz. 349).
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
4
� “De supply chain omvat alle activiteiten die geassocieerd worden met de stroom en
transformatie van goederen, van het niveau van de ruwe goederen (extractie), tot de
eindgebruiker. De informatiestromen (in beide richtingen) zijn ook een onderdeel van deze
supply chain. Supply chain management is dan de integratie van al deze activiteiten, met
als doel een duurzaam competitief voordeel te bereiken” (Ballou R. H., 2004).
� “SCM verwijst zowel naar de korte als de lange termijn collaboratie van een bedrijf met
andere bedrijven om producten te ontwikkelen en te produceren met de vereiste intra- en
inter- organisationele relaties, planning en controle van de materiaalstromen, financiële
waarde en informatiestromen doorheen de bedrijfsprocessen” (Fandel G. en Stammen M.,
2004, blz. 294).
In deze thesis wordt aangesloten bij de definitie van Mentzer et al., die de nadruk leggen op het
lange termijn en strategische karakter van SCM:
� “De systemische, strategische coördinatie van de traditionele bedrijfsfuncties en de
tactieken over deze bedrijfsfuncties binnenin een bepaald bedrijf en over de bedrijven in
de supply chain met het doel de lange termijn prestaties van de individuele bedrijven en de
gehele supply chain te verbeteren” (Mentzer J. T. et al. 2000, blz. 550).
Een fundamenteel aspect van SCM is dus dat men niet enkel rekening houdt met de kosten en
winsten van één bedrijf, maar van alle bedrijven in de supply chain. Als bedrijf is het heel
belangrijk om te weten wie tot de supply chain behoort. De leden van de supply chain zijn alle
bedrijven en organisaties waarmee men direct of indirect, via leveranciers of klanten interageert.
Het is echter noodzakelijk om een onderscheid te maken tussen primaire en louter
ondersteunende leden (Lambert D. M. en Cooper M. C., 2000, blz. 70). Later zullen we inzien
dat deze opsplitsing zeker dient gemaakt te worden omdat men niet met iedereen een strategische
collaboratie kan aangaan (zie infra blz. 32).
In de Nederlandstalige literatuur wordt dikwijls verwezen naar de term ‘Integraal ketenbeheer’
(Lambert D. M. en Cooper M. C., 2000), maar de term supply chain management is ondertussen
zodanig goed ingeburgerd dat enkel deze benaming in het verloop van dit naslagwerk zal
gebruikt worden.
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
5
1.2.2 Supply Chain Collaboratie (SCC)
In een periode waar bedrijven hun strategische focus vernauwen tot een steeds beperkter aantal
kerncompetenties, worden de vaardigheden en talenten van hun partners alsmaar belangrijker.
Dit heeft als gevolg dat men meer moet vertrouwen op middelen die men niet direct beheert of
op strategieën die men niet helemaal alleen kan ontwikkelen. Bijgevolg is collaboratie een steeds
belangrijkere bron voor het bereiken van een competitief voordeel (Narasimhan R. en Nair A.,
2005, blz. 301). Collaboratie betekent letterlijk samenwerken, maar voor supply chain
collaboratie zijn er wederom heel wat verschillende definities terug te vinden in de literatuur.
Drie verschillende omschrijvingen van supply chain collaboratie worden weerhouden.
� “SCC is een recente trend in SCM die zich concentreert op gezamenlijke planning,
coördinatie en procesintegratie tussen de leveranciers, klanten en andere partijen in de
supply chain” (McLaren T., et al., blz. 348).
� “Supply chain collaboratie is twee of meer onafhankelijke bedrijven die gezamenlijk
samenwerken om hun supply chain processen op elkaar af te stemmen, om zo waarde te
creëren voor hun eindklanten en stakeholders, met groter succes dan ze elk afzonderlijk
zouden kunnen bereiken” (Simatupang T. M. en Sridharan R., 2002, blz. 46).
In deze thesis wordt aangesloten bij de definitie van R.H. Ballou (2004). Die omschrijft supply
chain collaboratie als
� “Een strategie waarbij bedrijven middelen inzetten om in de supply chain samen te
werken en zo gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken door het delen van ideeën,
informatie, kennis, risico’s en beloningen.”
De tendens tot meer samenwerking in de supply chain is door westerse bedrijven overgenomen
van de Japanse bedrijfswereld. Het doel van deze collaboraties is de kwaliteit te verbeteren
terwijl de kosten geminimaliseerd worden, zodanig dat zowel voor het bedrijf als voor de
leverancier meer waarde wordt gecreëerd. Concreet tracht men een transparante waardeketen te
creëren waarbij de kosten en problemen van beide partners zichtbaar worden. Deze problemen
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
6
worden dan gezamenlijke opgelost waardoor de efficiëntie verbeterd (McIvor R., et al., 2003,
blz. 147-148).
Er bestaan echter verschillende gradaties van samenwerking, waardoor supply chain collaboratie
kan aanzien worden als een spectrum. Niet alle vormen van collaboratie zijn dus evenwaardig en
de relaties tussen de supply chain partners kunnen sterk verschillen. Figuur 1 geeft een overzicht
en maakt een onderscheid tussen vier soorten van collaboratie: transactiegericht, coöperatief,
gecoördineerd en gesynchroniseerd.
Figuur 8: Het collaboratiespectrum
(Bron: Miller J., 2004, blz. 143)
De horizontale as geeft het relatieve aantal van de relaties weer en de verticale as meet de
intensiteit van de relatie. Men kan de positie op de figuur niet beoordelen als goed of fout maar
er zijn wel twee gebieden die men dient te vermijden. Het eerste gebied is deze van de lage
return. In dit gebied waar er weinig en beperkte samenwerkingen zijn, zullen de beoogde
voordelen niet gehaald worden. Het andere uiterste, waar men met veel partners tegelijkertijd
intensieve relaties wil onderhouden is ook niet wenselijk. Ondanks de technologische
hulpmiddelen zal dit op de lange termijn namelijk niet houdbaar zijn, waardoor men zwakker
presteert dan met enkele goed gefundeerde relaties.
De vier vormen van collaboratie worden afzonderlijk besproken. Aangezien collaboratie een
proces is, valt op te merken dat de grenzen tussen de verschillende types niet eenduidig zijn
bepaald.
Extensieve Collaboratie
Beperkte Collaboratie
Transactionele Collaboratie
Niet Leefbaar
Lage Return
Gecoördineerde Collaboratie
Gesynchroniseerde Collaboratie
Coöperatieve Collaboratie
Veel Relaties Weinig Relaties
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
7
De transactiegerichte vorm heeft als primaire doelstelling het effectieve en efficiënte verloop
van de transacties tussen de partners. Deze doelstelling biedt slechts weinig strategische waarde
omdat het zelden gepaard gaat met het reduceren van supply chain kosten of het verhogen van de
inkomsten. Deze vorm tracht voornamelijk herhaaldelijke onderhandelingen te elimineren en
vergt doorgaans weinig tot geen gesofisticeerde informatiesystemen. Dit is dus duidelijk de
meest eenvoudige en daardoor ook de meest verspreide vorm van collaboratie.
Indien de collaboratie een hoger niveau van informatie-uitwisseling bezit, spreekt men over de
coöperatieve collaboratie. Bij deze graad van samenwerking wordt informatie gedeeld over het
voorraadniveau, over de vooruitzichten, wordt er automatisch bijbesteld, etc. Het type en de
vorm van informatie dat wordt uitgewisseld is meestal gestandaardiseerd. Voor deze uitwisseling
worden al meer professionele informatiesystemen gebruikt zoals EDI, maar het gebruik van het
Internet en intranet primeren. Deze systemen bevorderen ook de samenwerking tussen de
partners en laten organisaties toe om meer te verwezenlijken dan enkel informatie uit te wisselen.
Op die manier worden de bedrijven en hun partners omgevormd tot meer competitieve
organisaties (McLaren T., et al. 2002, blz. 350).
Ten derde is er de gecoördineerde collaboratie, waarbij de partners intensiever gaan
samenwerken en waarbij men nog meer vertrouwt op elkaars capaciteiten. Deze vorm van
samenwerking verreist een duale informatie-uitwisseling en sterk gesynchroniseerde planning en
uitvoering van processen. De infrastructuur en de processen die nodig zijn om deze vorm te
ondersteunen zijn complexer dan de vorige twee collaboraties. Dit heeft als gevolg dat deze
samenwerking gereserveerd is voor de meer strategische en kritische supply chain partners. Ook
in tegenstelling dat de twee vorige vormen impliceert een coöperatieve samenwerking een hoog
niveau van onderhandelen en wederzijdse toegevingen. De hoge graad van complexiteit zorgt er
ook voor dat deze vorm van samenwerken weggelegd is voor lange termijn relaties, met een
hoog niveau van toewijding.
De gesynchroniseerde collaboratie is de meest extensieve vorm van collaboratie. Deze
samenwerking reikt verder dan supply chain activiteiten en integreert ook andere kritische
businessprocessen. Zo kunnen de partners investeren in gemeenschappelijke R&D. Deze vorm
kan zelfs leiden tot het uitwisselen van personeel. Het is dit niveau van samenwerken dat men
omschrijft als strategische collaboratie, waarbij de informatie gezamenlijk wordt ontwikkeld in
tegenstelling tot het louter uitwisselen ervan (Cohen S. en Roussel J., 2004, blz. 143-147).
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
8
1.2.3 Strategische Collaboratie (SC)
In de voorgaande paragraaf werd reeds gewezen op de veelheid van samenwerkingsvormen,
waarbij niet elke collaboratie als strategisch kan beschouwd worden. Toch is ook over dit begrip
geen consensus in de literatuur terug te vinden. In de inleiding werd ook reeds vermeld dat geen
gebruik zal gemaakt worden van de termen ‘alliantie’ en ‘partnership’ maar dat aangesloten
wordt bij de term ‘collaboratie’. Aangezien strategische collaboraties de kern vormen van deze
thesis, worden zeven verschillende omschrijvingen gegeven om tot een duidelijk begrip van dit
concept te komen.
� “Een strategische collaboratie is een samenwerkingsvorm op het hoogste niveau, met een
sterke mate van integratie tussen de partners. Deze wordt gevormd indien men de
kerncompetenties van verschillende bedrijven samenbrengt, wat betekent dat men niet
zomaar een strategische collaboratie kan aangaan. Men moet namelijk een
kerncompetentie bezitten die door de partner en door de markt als waardevol wordt
erkend. Een relatie kan echter niet als strategisch beschouwd worden indien één van de
partners dezelfde relatie aangaat met een concurrent van de andere partner. De partners
moeten elkaar aanzien als een verlengde van hun eigen bedrijf” (Mentzer J. T. et al., 2000,
blz. 58).
� “Collaboratie is een doelgerichte, strategische relatie tussen onafhankelijke bedrijven die
gemeenschappelijke doelen en voordelen nastreven en die een hoge mate van wederzijdse
afhankelijkheid erkennen” (Mohr J. en Spekman R., blz. 135, 1994).
� “Collaboraties zijn geplande, langdurige relaties, waarbij elke partij noden heeft waaraan
de andere partij kan voldoen. De partners delen ook dezelfde waarden, doelen en
gezamenlijk strategieën voor een gemeenschappelijk voordeel” (Ballou, 2004).
� Collaboraties worden ook omschreven als “de gemeenschappelijke inzet van twee of
meer bedrijven, waarbij ze hun middelen gezamenlijk gebruiken om collectieve doelen te
bereiken, die ze alleen niet zouden kunnen bereiken. De ingezette middelen kunnen zowel
tastbaar als ontastbaar zijn” (Lambre C. J., et al., 2002, blz. 141). Deze
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
9
gemeenschappelijke doelstellingen die men enkel bereikt indien men over de grenzen van
het bedrijf samenwerkt, worden ook wel synergieën genoemd.
� Solis (2005) is van oordeel dat een strategische collaboratie bestaat indien er voldaan is
aan drie voorwaarden. Ten eerste gaat deze vorm van samenwerken verder dan enkel
producten en diensten aankopen. Men houdt namelijk ook rekening met de systemen en
capaciteiten van de leverancier. Ten tweede bepaalt de waardecreatie voor beide partijen
de lengte van de relatie. Ten slotte meet men het succes van de relatie zowel via harde als
zachte succesfactoren (Solis L., 2005, blz. 2). De bespreking van harde en zachte factoren
wordt later nog verder aangehaald (zie infra blz. 10-11).
� T.K. Das (2006) definieert strategische collaboraties als “coöperatieve overeenkomsten
tussen verschillende bedrijven, waarbij men strategische doelen met de partner wil
bereiken”. In deze definities wordt bewust geen tijdsgrens opgenomen daar de auteur van
oordeel is dat de tijdshorizon van elke strategische collaboratie kan verschillen en functie
is van het te bereiken doel. Dit laatste is echter in tegenspraak met tal van andere auteurs,
die collaboraties van korte duur niet als strategisch beschouwen. Dit illustreert duidelijk
dat er geen consensus is in de literatuur over het begrip strategische collaboratie.
In deze thesis wordt meer belang gehecht aan de omschrijvingen die stellen dat strategische
collaboraties een lange termijngerichte visie aanhouden. In het bijzonder wordt aangesloten bij
de definitie van Mentzer et al. (2000):
� “Een strategische collaboratie is een langdurende relatie tussen verschillende bedrijven
voor het bereiken van strategische doelen, die waarde voor de klanten en winst voor de
partners creëert. Via een strategische collaboratie kan men de competitieve positie van een
bedrijf drastisch verbeteren. Het is een fundamentele eigenschap van strategische
collaboraties om de lange termijn strategie niet te laten overschaduwen door tactische
beslissingen die een korte termijn visie aanhouden” (Mentzer J. T. et al., 2000, blz. 552).
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
10
1.3 Beperkte succesverhalen bij strategische collaboraties
Doordat de globale omgeving voortdurend evolueert, wordt het alsmaar moeilijker voor
bedrijven om hun competitief voordeel individueel te bereiken. Reeds lang erkent men de
mogelijkheden van collaboraties om het hoofd te beiden aan deze intensere competitie en de
wereldwijde omgevingsonzekerheid (Das T.K., 2006, blz. 1). Fliedner en Vokurka (1997) halen
verschillende redenen aan waarom bedrijven intensiever met elkaar samenwerken. De markten
worden internationaler, dynamischer en meer klantgericht, klanten eisen en verwachten meer en
product levenscyclussen worden steeds korter. Als antwoord op deze veranderde
marktomstandigheden, bouwen de bedrijven een netwerk van collaboraties uit. Dit resulteert in
een web van relaties, die nieuwe opportuniteiten voor synergieën uitbuit (Mentzer J. T. et al.,
2000, blz. 553).
Ondanks het toegenomen belang van strategische collaboraties, is er slechts weinig bewijs van
effectieve succesvolle uitvoering ervan. In de vorige paragrafen werd reeds het toenemend
belang en de vele voordelen van collaboraties duidelijk aangetoond. Nochtans vindt men in de
literatuur slechts weinig succesverhalen of studies die wijzen op een hoog slagingspercentage.
Niet alle collaboraties zijn dus even succesvol en de oorzaken van falingen zijn veelvuldig. Uit
onderzoek van Park en Ungson (1997) blijkt dat 50% van de collaboraties niet slagen of
vroegtijdig worden stopgezet. Deze resultaten werden bekomen door empirisch onderzoek op
basis van vragenlijsten. De negenjaar oude studie is nog steeds representatief voor de
hedendaagse collaboraties. Supply chain collaboratie blijkt de meest ontgoochelende resultaten
te bieden van alle supply chain management strategieën die er vandaag de dag bestaan. Veelal
wordt teveel vertrouwd op de technologische mogelijkheden van collaboratieondersteunende
activiteiten of is er een gebrek aan vertrouwen (Sabath R.E. en Fontanella J., 2002, blz. 24).
Algemeen kunnen de oorzaken van falingen in twee groepen verdeeld worden; ‘zachte’ en
‘harde’ oorzaken. Slechts 30% is het gevolg van de harde oorzaken die betrekking hebben op
legale, technische of structurele problemen. De andere 70% worden verklaard door zachte
factoren, waarbij de grootste reden tot falen het verschil in (bedrijfs)cultuur is. Andere zachte
factoren zijn de toewijding van de partner, het vertrouwen, de persoonlijke relatie, etc.
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
11
Het hoge falingspercentage ten gevolge van de zachte factoren is mogelijks te verklaren door het
feit dat deze zachte factoren moeilijk observeerbaar zijn. Managers geven dan de voorkeur aan
het optimaliseren van de harde factoren, die wel duidelijk meetbaar en beïnvloedbaar zijn, maar
waardoor de zachte factoren vergeten worden (Bitran I. et al., 2002, blz. 4-6).
Andere auteurs verklaren het hoge falingspercentage vertrekkende vanuit de technologieboom op
het eind van de jaren ’90. Toen maakte supply chain collaboratie een grote opmars en werden
heel wat systemen ontwikkeld die de collaboratie moesten ondersteunen. Deze systemen stelden
het hele proces echter (te) eenvoudig voor, waardoor de noodzakelijke veranderingen onderschat
werden. Vele bedrijven hebben in die periode een dergelijk systeem geïmplementeerd zonder het
nodige voorafgaande onderzoek te hebben uitgevoerd. Dit had tot gevolg dat ze helemaal niet
klaar waren voor deze ingrijpende verandering. Wanneer dan nog eens bleek dat die
veelbelovende systemen niet aan de verwachtingen voldeden, faalden heel wat collaboraties
(Cohen S. en Roussel J., 2004, blz. 161).
Een gelijkaardige verklaring voor het hoge percentage mislukte collaboraties is dat de
collaboratie niet aangepast was aan de omgeving. Men gaat een strategische collaboratie aan,
zonder de ruimere context te beschouwen. De redenen tot implementatie van de strategische
collaboratie zijn veelvuldig, maar er wordt geen rekening gehouden met de specifieke situatie.
Dit is echter noodzakelijk aangezien de omgeving en de strategie interageren op een dynamische
manier. Indien deze niet op elkaar zijn afgestemd bekomt men niet de gewenste resultaten,
waardoor de collaboratie wordt stopgezet (J. Y. Murray en M. Kotabe, 2005, blz. 1526).
Tenslotte worden een aantal redenen gegeven waarom een succesvolle collaboratie zo moeilijk te
bereiken is. Er wordt gewezen op tijdsdruk, ongeduld, gebrek aan vaardigheden en tegenstrijdige
krachten. Deze krachten wijzen op de nood om samen te werken, maar tegelijkertijd ook om de
eigen voordelen te maximaliseren, desnoods ten koste van de partner. Deze tegenstrijdige kracht
tussen coöperatie en competitie is echter niet de enige. Een andere is deze om enerzijds zoveel
mogelijk te leren van de partner maar anderzijds om de eigen kennis niet volledig prijs te geven.
Men zal namelijk de belangrijkste en soms noodzakelijk informatie, niet willen prijsgeven uit
vrees voor opportunistisch gedrag van de tegenpartij. Men moet ook voortdurend een afweging
maken tussen de korte en lange termijn strategieën (Wong et al., 2004, blz. 725).
Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen
12
1.4 Besluit
Algemeen kan men stellen dat er enige onduidelijkheid bestaat in de literatuur betreffende de
concepten supply chain management, supply chain collaboratie en strategische collaboratie. Na
een kort overzicht van de belangrijkste definities worden de omschrijvingen weerhouden die het
best aansluiten bij deze thesis.
Supply chain management is “De systemische, strategische coördinatie van de traditionele
bedrijfsfuncties en de tactieken over deze bedrijfsfuncties binnenin een bepaald bedrijf en over
de bedrijven in de supply chain (die bestaat uit verschillende bedrijven), met het doel de lange
termijn prestaties van de individuele bedrijven en de gehele supply chain te verbeteren” (Mentzer
J. T. et al. 2000, blz. 550).
Supply chain collaboratie is “Een strategie waarbij bedrijven middelen inzetten om in de supply
chain samen te werken en zo gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken door het delen van
ideeën, informatie, kennis, risico’s en beloningen.”
Een strategische collaboratie is “Een langdurende relatie tussen verschillende bedrijven voor het
bereiken van strategische doelen, die waarde voor de klanten en winst voor de partners creëert.
Via een strategische collaboratie kan men de competitieve positie van een bedrijf drastisch
verbeteren. Het is een fundamentele eigenschap van strategische collaboraties om de lange
termijn strategie niet te laten overschaduwen door tactische beslissingen die een korte termijn
visie aanhouden” (Mentzer J. T. et al., 2000, blz. 552).
Er werd ook gewezen op het toenemende belang van strategische collaboraties, hoewel de
succesverhalen eerder zeldzaam zijn. De studies wijzen op een falingspercentage van 50% tot
70%. Het is dus belangrijk om weten welke factoren collaboraties succesvol maken.
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
13
HOOFDSTUK 2:
BESCHRIJVING BASISMODEL
2.1 Inleiding
Als basis voor het latere onderzoek wordt het model van Mohr en Spekman gehanteerd. Hun
model, opgesteld in 1994, tracht de factoren te achterhalen die aan de basis liggen van een
succesvolle collaboratie. Reeds toen erkende men dat bedrijven actief op zoek zijn naar
competitieve voordelen, maar dat deze niet altijd gemakkelijk te ontdekken en te bereiken zijn.
Eén van de mogelijkheden om een competitief voordeel te behalen ten opzichte van de
concurrenten is het aangaan van strategische collaboraties. Dergelijke relatie is echter geen
garantie voor succes. Zoals eerder vermeld is het slagingspercentage van strategische
collaboratie eerder laag en dient men de invloed van verschillende factoren op het succes van de
collaboratie correct in te schatten.
Een samenwerking wordt door Mohr en Spekman gedefinieerd als “een bewuste strategische
relatie tussen onafhankelijke bedrijven die gezamenlijke doelen en voordelen nastreven en die
een hoge graad van onderlinge afhankelijkheid erkennen” Mohr J. en Spekman R., 1994, blz.
135). De partners werken samen om doelstellingen te bereiken die ze individueel niet zouden
kunnen behalen. De veronderstelling bij het model is dat collaboraties succesvol zijn indien ze
onder de juiste omstandigheden en voorwaarden worden toegepast. Alvorens een model op te
stellen om het succes van een samenwerking te achterhalen, moet men duidelijk definiëren wat
men onder succes verstaat. In het model van Mohr en Spekman worden twee indicatoren van
succes gedefinieerd. Een eerste objectieve indicator meet het gezamenlijke verkoopvolume, een
tweede gevoelsmatige indicator meet de tevredenheid van de ene partij met de andere (Mohr J.
en Spekman R., 1994, blz. 136). In het uiteindelijke onderzoeksmodel van deze thesis zal het
succes gedefinieerd worden via een veelheid aan voordelen. Het oorspronkelijke model van
Mohr en Spekman wordt weergeven in figuur 2.
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
14
Figuur 9: Basismodel van Mohr J. en Spekman R.
(Bron: Mohr J. en Spekman R., 1994, blz. 137)
In november 2005 werd reeds een studie gepubliceerd, gebaseerd op hetzelfde model van Mohr
en Spekman. Deze studie tracht de invloed te achterhalen van de factoren ‘vertrouwen’,
‘toewijding’, ‘afhankelijkheid’, ‘informatie-uitwisseling’ en ‘informatie technologie’ (IT) op de
prestaties van een collaboratie (Chae B. et al. 2005, blz. 440-448). Een aantal factoren die
mogelijks een invloed hebben op de prestaties van een collaboratie werden dus besproken. Toch
is deze studie onvolledig en te eenzijdig gericht op de succesfactoren. Dit moet overkomen
worden door een meer holistische visie aan te houden en zowel succesfactoren als valkuilen te
integreren in één model. In het uiteindelijke onderzoeksmodel, dat doorheen deze thesis wordt
opgebouwd, zal niet enkel rekening worden gehouden met de succesfactoren maar ook met de
factoren die een negatieve invloed hebben op de prestatie van de collaboratie.
Hierna worden de factoren uit het basismodel besproken, die ook in het eindmodel worden
opgenomen. Naast de originele beschrijvingen van de auteurs, wordt ook een meer actuele
Attributen van de collaboratie • Toewijding • Coördinatie • Afhankelijkheid • Vertrouwen
Communicatiegedrag • Kwaliteit • Informatie-uitwisseling • Participatie
Conflictoplossende technieken • Gezamenlijke oplossing • Overreding • Negeren • Dominantie • Scherpe woorden • Arbitrage
Succes van de collaboratie • Tevredenheid • Gezamenlijk
verkoopvolume •
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
15
beschrijving gegeven van de variabelen. De aanpassing van het basismodel is de eerste stap naar
de ontwikkeling van het finaal onderzoeksmodel.
2.2 Attributen van de collaboratie
De factoren die toegelicht worden in deze sectie verwijzen naar de wederzijdse afhankelijkheid
en de bereidheid van de partijen om samen aan de relatie te werken. Indien een partij zich
opportunistisch gedraagt, dan zal de relatie daaronder leiden en zullen beide partijen de negatieve
effecten hiervan ervaren (Mohr J. en Spekman R., 1994, blz. 137). Onder de attributen van de
collaboratie onderscheiden we vijf factoren. Achtereenvolgens bespreken we de toewijding van
beide partners, het vertrouwen in de samenwerking en in de andere partner, de coördinatie van de
activiteiten, de wederzijdse afhankelijkheid van beide partijen en tenslotte de duidelijke
verwachtingen over de samenwerking.
2.2.1 Toewijding
De toewijding van de partners bij een samenwerking is de bereidheid van de handelende partijen
om energie in de relatie te investeren. Het doel hiervan is om in de toekomst een relatie op te
bouwen die weerstand kan bieden tegen ongeanticipeerde gebeurtenissen. Men verwacht een
hogere kans op succes indien er meer toewijding van beide partners is (Mohr J. en Spekman R.,
1994, blz. 137).
Toewijding wordt vaak als synoniem voor lange termijn oriëntatie gebruikt. Aangezien de
partners zich op de lange termijn richten, is een belangrijke aanwijzing voor de toewijding van
een partij het maken van relatiespecifieke investeringen. Deze laatste kunnen ook de coördinatie
en samenwerking tussen beide partijen verhogen (Bensaou en Anderson, 1999, blz. 463).
Mentzer et al. (2001) geven drie duidelijk redenen waarom toewijding als kritieke succesfactor
op lange termijn moet beschouwd worden. Ten eerste streeft men geen voordelen na op de korte
termijn maar worden deze opgegeven ten behoefte van de voordelen op lange termijn. Ten
tweede wijst hun toewijding op het verlangen om meer betrokken te worden bij de
samenwerking wat versterkt kan worden door het maken van risicovolle investeringen. Als
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
16
laatste argument tonen de partners via hun toewijding hoe belangrijk de samenwerking voor hen
is.
Een hoge mate van toewijding is dus van essentieel belang, maar men mag niet veronderstellen
dat dit vanzelfsprekend is. Ondanks de duidelijke intenties begint men tijdens de implementatie
van een nieuwe structuur soms te twijfelen aan de toewijding en oprechtheid van de partner.
Deze twijfels ondermijnen echter de collaboratie en is één van de oorzaken van het hoge
falingspercentage bij collaboraties. De verantwoordelijkheid ligt bij de betrokken managers, die
hun vertrouwen in de relatie moeten overbrengen naar alle medewerkers om op die manier een
lange termijn relatie te ontwikkelen (Wong A. et al., 2004, blz. 724). Het is bovendien van
belang om niet enkel in het begin van de samenwerking een hoge mate van toewijding te
bezitten. Ook hier is het de taak van het management om een stabiele relatie met de partner te
behouden en duidelijk de samenwerking te ondersteunen in hun eigen bedrijf (Hoffmann W. en
Schlosser R., 2001, blz. 107).
Recent werd aangetoond dat onderliggende vaardigheden een organisatiebrede toewijding
mogelijk maken en versterken. Deze onderliggende factoren zullen dan niet rechtstreeks de
collaboratie versterken, maar een bundeling van deze factoren leidt via organisationele
toewijding tot een hogere waarde van de samenwerking. Drie onderliggende factoren werden
geïdentificeerd.
� ‘Learning intention’ heeft betrekking op het delen van informatie en de mate waarin een
bedrijf bereid is om bij te leren van zijn samenwerkingspartner.
� ‘Partner sensing’ is de mogelijkheid van het bedrijf om een gepaste partner te vinden. Dit
zullen we later nog bespreken bij het selectieproces van de partner (zie infra blz. 32).
� ‘Relationship initiation’ zijn de concrete acties die een bedrijf onderneemt om een
samenwerking aan te gaan. Het is een logische stap die volgt na de selectie van de partner
(Fang W. en Cavusgil T. S., 2006, blz. 85-86).
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
17
2.2.2 Vertrouwen
Er zijn tal van verschillende definities in de literatuur maar in deze scriptie wordt geopteerd om
de definitie van Pruitt te volgen, die ook reeds opgenomen werd in de studie van Mohr J. en
Spekman R. “Vertrouwen is het geloof dat de tegenpartij betrouwbaar is en dat die zijn plicht in
de relatie zal vervullen.” Het kan ook omschreven worden als het geloof dat de ene partij de
zwakheden van de andere niet zal uitbuiten en dat die zich in een voorspelbare en wederzijds
aanvaarde manier zal gedragen (Mohr J. en Spekman R., 1994, blz. 138).
Meer recent verstrekken Boersma M. et al. (2003) een uitgebreidere definitie, waarbij ze van
oordeel zijn dat het ontstaan en groeien van vertrouwen een proces is. De verwachting is dat men
op een partij kan vertrouwen, zodat men kan verwachten dat deze zich aan de afspraken zal
houden, zijn functie volledig zal uitvoeren en dat de partij zich eerzaam zal gedragen in situaties
die niet voorzien konden worden bij de vastlegging van het contract. Vooral het laatste deel van
hun definitie is belangrijk, omdat het een vorm van ‘goodwill’ veronderstelt van de tegenpartij.
Een hoge mate van vertrouwen is dus wenselijk wanneer er zich problemen voordoen die niet
voorzien waren in het contract. Indien beide partijen zich eerzaam gedragen spaart men
onderhandelings- en contractkosten uit, aangezien de veranderde omstandigheden niet
noodzakelijk tot een nieuw contract hoeven te leiden. Ook Ring en Van de Ven (1992)
vermelden het uitsparen van hiërarchische controlekosten indien er vertrouwen is tussen beide
partners. Het vertrouwen heeft tevens een positieve invloed op een mogelijke expansie naar een
ander gebied van samenwerken, wat de voordelen van een collaboratie nog verhoogt.
Andere auteurs wijzen daarenboven op de gevolgen indien er geen vertrouwen is tussen beide
partijen. Indien er geen vertrouwen is, zijn de kosten voor opportunistisch gedrag groot,
waardoor extra kosten worden gemaakt om de partner te controleren. Indien het vertrouwen
geschaad is, kan dit slechts traag en via een langdurig proces herwonnen worden. Het maken van
relatiespecifieke kosten en investeringen kan dit proces versnellen (Hoffmann H.W. en Schlosser
R., 2001, blz. 106). D. McCutcheon en F.I. Stuart (2000) stellen ook dat het opbouwen van
vertrouwen lang kan duren, maar het vertrouwen schaden onmiddellijke gevolgen heeft.
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
18
Het vertrouwen moet echter reeds aanwezig zijn alvorens de samenwerking aangegaan wordt,
wat een aanzienlijke invloed kan hebben op de selectie van de partner (Boersma et al., 2003, blz.
1033). De toewijding en het vertrouwen zijn ook hoger indien de partners eenzelfde status en
organisationele structuur hebben. Dit kan ook de wederzijdse verstandhouding en samenwerking
verhogen (Murray J. Y. en Kotabe M., 2005, blz. 1530). Deze gelijkenissen leiden tot een
gemeenschappelijk referentiekader, wat bijdraagt tot een groter vertrouwen en een nog grotere
kans op succes.
Volgens Lusch en Brown (1996) behoren het vertrouwen en de toewijding van beide partners tot
de ‘zachte’ invloeden. Dit houdt in dat deze factoren noodzakelijk zijn voor een succesvolle
samenwerking, maar dat ze nog met ‘harde’ factoren dienen aangevuld te worden. Het zachte
gedeelte van een collaboratie verwijst naar de ontwikkeling en het management van ‘relationship
capital’. Hetgeen betrekking heeft op de sociologische en psychologische aspecten van de
collaboratie. Deze aspecten worden in de literatuur voornamelijk samengevat onder de factoren
vertrouwen en toewijding (Cullen B.J. et al., 2000, blz. 224). De bevindingen van deze studie
sluiten duidelijk aan bij de eerder vermelde oorzaken van falingen bij strategische collaboraties.
Toen werd reeds een onderscheid gemaakt tussen harde en zachte factoren (zie supra blz. 10-11).
2.2.3 Coördinatie
Coördinatie is essentieel bij elke vorm van samenwerken. Men heeft daarbij de verwachting dat
elke partij de taken uitvoert die hij veronderstelt is uit te voeren. Het succes van een collaboratie
is groter indien de acties gecoördineerd zijn en indien beide partijen eenzelfde doel voor ogen
hebben (Mohr J. en Spekman R., 1994, blz. 138).
Supply chain coördinatie richt zich op het maken van beslissingen die de activiteiten van beide
partners beter op elkaar doet afstemmen. Aldus ontstaat een gecoördineerd proces dat informatie-
asymmetrieën en bijgevolg ook overtollige voorraden doet verminderen (McLaren T. et al.,
2002, blz. 349). Tal van andere voordelen kunnen bereikt worden via betere coördinatie, zo
wijzen Mentzer et al. ook op verminderde proces- en productkosten en lagere voorraadniveaus
door de coördinatie tussen de effectieve vraag en de productieplannen van de leveranciers. De
opkomst van Informatie Technologie (IT), wat later wordt besproken (zie infra blz. 34), laat toe
om een beroep te doen op coördinatieprogramma’s, zoals VMI (Vendor managed inventory) of
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
19
CRP (Continous Replenishment Planning). Deze programma’s geven de leverancier de
mogelijkheid om de voorraad van de klant te raadplegen en de leverancier wordt dan ook
verantwoordelijk gesteld om de voorraad aan te vullen indien deze gedaald is onder een bepaald,
vooraf vastgelegd minimumniveau (Waller M. et al. 1999, blz 183). De coördinatie leidt dan tot
een lagere veiligheidsvoorraad voor de producent en meestal ook tot een lagere fluctuatie in
bestellingen. Het is dus vooral de producent die van zo’n systeem de baten ondervindt (Xu K., Y.
Dong en P. T. Evers, 2001, blz. 46). Een effectieve coördinatie verhoogt ook de snelheid
waarmee men de markt kan bedienen en aan de verhoogde marktvraag kan voldoen (Mentzer
J.T. et al. 2000, blz. 57). Tenslotte laat een goede coördinatie ook toe om het ‘bullwhip effect’ te
overkomen. Het ‘bullwhip effect’ betekent dat de onzekerheid in de vraag en de fluctuatie van
bestellingen groter wordt naarmate men zich verder van de eindgebruiker in de supply chain
bevindt. Dit leidt op zijn beurt tot veel hogere, overtollige en verouderde voorraadniveau’s.
De coördinatie tussen de partners blijkt echter nog niet intensief genoeg om deze competitieve
voordelen te behouden (McLaren T. et al., 2002, blz. 348). De coördinatie vereist namelijk
gezamenlijke besluitvorming tussen de partners waardoor de onderlinge machtsposities een
belangrijke rol spelen. Deze machtsposities kunnen voor spanningen zorgen waardoor de
coördinatie niet optimaal verloopt en waardoor de voordelen niet (volledig) bereikt worden.
2.2.4 Afhankelijkheid
Als vierde factor wordt de afhankelijkheid tussen beide partijen besproken. Dit wordt
gedefinieerd als “het gevolg van een relatie waarbij beide partijen voordelen verwachten van de
samenwerking en waarbij elk verlies van zelfstandigheid gelijk zal gecompenseerd worden door
de verwachte voordelen.” De gemeenschappelijke voordelen moeten groter zijn dan de voordelen
die elke partij zelfstandig kan bereiken (Mohr J. en Spekman R., 1994, blz. 138).
Beide partijen zijn afhankelijk van elkaar als die gezamenlijke doelstellingen vooropstellen en
nastreven of indien er geen van beide partijen de volledige supply chain beheerd (Heikkilä J.,
2002, blz. 745). Men kan een onderscheid maken tussen symmetrische en asymmetrische
relatieve afhankelijkheid. Relatieve afhankelijkheid is het verschil tussen de afhankelijkheid van
een bedrijf en zijn partner en de afhankelijkheid van de partner met het bedrijf. Deze
afhankelijkheid is symmetrisch wanneer beide partners even afhankelijk zijn van elkaar. Indien
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
20
dit niet het geval is, spreekt men dus van asymmetrische afhankelijkheid. Hoe groter de
asymmetrie tussen beide partners, hoe groter de mogelijkheid op conflicten, hoe lager het
vertrouwen en hoe lager de toewijding (Mentzer J. T. et al., 2000, blz. 555).
Het erkennen van de wederzijdse afhankelijkheid is een drijvende kracht in de ontwikkeling van
solidariteit tussen de verschillende partners. De afhankelijkheid van een bedrijf en diens partner
wordt op drie manieren verhoogd:
� Wanneer het bedrijf belangrijke en hooggewaardeerde informatie ontvangt van de
partner,
� indien deze informatie beter is dan de informatie die van eender welk ander alternatief
kan bekomen worden, en
� als het bedrijf weinig andere mogelijkheden heeft om een competitief voordeel te
behalen (Mentzer J. T., 2004, blz. 54).
2.2.5 Duidelijke verwachtingen
Naast de vier factoren die Mohr en Spekman reeds in 1994 definieerden, wordt een vijfde
toegevoegd aan de groep ‘Attributen van de collaboratie’. Deze nieuwe factor houdt in dat beide
partijen worden verondersteld om duidelijke doelen voor ogen te hebben en de noodzakelijkheid
van de samenwerking in te zien. Ze moeten duidelijk weten wat van hen verwacht wordt en wat
zij verwachten van de andere partijen (Mentzer J. T. et al., 2000, blz. 53).
Veel voorkomende onduidelijkheden over de input bij een samenwerking (de plichten) en het
delen van de output (de rechten) veroorzaken hoge kosten voor conflictoplossende maatregelen.
Dit beïnvloedt vanzelfsprekend de mogelijke voordelen van de collaboratie. Het is van cruciaal
belang dat mogelijke conflicten van in het begin worden verhinderd door de doelen en
taakomschrijvingen precies vast te leggen. De bepaling van de beoogde doelen moeten echter
niet alleen duidelijk, maar ook haalbaar zijn. Dit is niet altijd evident maar een mogelijkheid om
dit euvel te overkomen is door te werken in verschillende fasen met verschillende objectieven
(Hoffmann W. en Schlosser R., 2001, blz. 104). Indien de verwachtingen waarop de collaboratie
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
21
gebaseerd is niet worden vervuld, zal de samenwerking vlug beëindigd worden. Worden de
verwachtingen echter wel voldaan, dan zal dit de relatie versterken en zal de collaboratie
voortgezet en uitgebreid worden (Tuten T. L. en Urban D. J., 2001, blz. 160).
Het is ook heel belangrijk om te beseffen dat een collaboratie extra inzet en middelen zal vergen.
Men moet deze verwachting inbouwen alvorens de collaboratie aan te gaan, om op die manier
verrassingen te vermijden eens de samenwerking gerealiseerd is (Rigsbee E., 2000, blz. 3).
2.3 Communicatiegedrag
In het oorspronkelijke model van Mohr en Spekman werd uitvoerig de nadruk gelegd op de
kwaliteit van de communicatie. Later herhaalde Mohr J. et al. (1996) nogmaals het belang van
communicatie in inter- organisationele collaboraties. De auteurs hechten daarbij zowel belang
aan de kwaliteit als aan de kwantiteit (Mohr J. et al. 1996). Ook talloze andere auteurs
behandelen de positieve invloed van een goede communicatie, en voornamelijk die van
informatie-uitwisseling, op het succes van de collaboratie. De drie factoren die hierna besproken
worden zijn de kwaliteit van de communicatie, de participatie van beide partijen en de graad van
informatie-uitwisseling.
2.3.1 Communicatiekwaliteit
Kwaliteit is een sleutelvariabele voor een goede informatietransmissie. Het heeft betrekking op
stiptheid, adequaatheid en geloofwaardigheid van de uitgewisselde informatie (Mohr J. en
Spekman R., 1994, blz. 138).
Elk misverstand, of gebrek aan degelijke communicatie kan de collaboratie doen mislukken (Van
Weele A. J., 2000). Xu K. et al. (2001) bevestigt dat een goede communicatie tussen de
leverancier en het bedrijf één van de sleutels is tot succesvolle supply chain collaboratie. Het is
daarbij van essentieel belang dat men van in het begin alle informatie met de partner deelt.
Dikwijls durft men namelijk enkel het goede nieuws en de positieve informatie te communiceren
met de partner. Dit is echter een foute aanpak die het succes van de collaboratie kan
ondermijnen. Zelfs indien het pijnlijk kan overkomen is slecht nieuws zelden slechter dan valse
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
22
of gedeeltelijke informatie die later fout blijkt te zijn. Dit kan namelijk het vertrouwen ernstige
schade toe brengen en zoals eerder vermeld is dit heel moeilijk terug te herstellen.
De kwaliteit van communicatie is de laatste jaren echter significant toegenomen, voornamelijk
onder invloed van de toegenomen IT- mogelijkheden. In het bijzonder wordt veel gebruik
gemaakt van het Internet, waardoor bedrijven en leveranciers eenvoudig en goedkoop op een
hoogstaande manier kunnen communiceren. De kwaliteit van de communicatie kan ook sterk
verbeterd worden door ‘face-to-face’ vergaderingen en door deze afwisselend bij de ene, dan bij
de andere partner te organiseren (‘on- site’). Deze communicatie is cruciaal aangezien de
verwachtingen van de partners doorheen de tijd kunnen evolueren. Indien dit het geval is, moet
men dit zo vlug mogelijk aan de partner meedelen. Door het belang en de impact van de
veranderde verwachtingen is het sterk aan te raden om dit via persoonlijk contact te
communiceren (Tuten T. L. en Urban D. J., 2001, blz. 161).
2.3.2 Participatie
Met de participatie bedoelt men de mate waarin beide partijen zich inzetten om gezamenlijke
plannen en doelstellingen te formuleren (Mohr J. en Spekman R., 1994, blz. 139).
Bij de implementatie van een strategische collaboratie is het bedrijf dermate afhankelijk van zijn
partner dat het onmogelijk een strategie kan ontwikkelen zonder hem. Het is daarom
noodzakelijk om bij strategische collaboraties alle partners te betrekken in inter- organisationele,
strategische teams (Mentzer J.T. et al., 2000, blz. 53). Eens de beslissing is genomen om samen
te werken, moet elke partij de nodige middelen beschikbaar stellen om de vooropgestelde doelen
te kunnen bereiken. In essentie betekent dit het vrijmaken van financiële middelen, vaste en
immateriële activa. De partners moeten dan beslissen of deze middelen eigendom blijven van de
oorspronkelijke partner of deze gemeenschappelijk bezit worden (Hoffmann W.H. en Schlosser
R., 2001, blz. 106). Het succes van de collaboratie wordt sterk bepaald door de mate waarin elke
partij zich onderwerpt aan het vooropgestelde samenwerkingsschema. Om te evalueren of de
individuele acties effectief bijdragen tot het gemeenschappelijke doel, moet men nieuwe
prestatiemaatstaven ontwikkelen. (Simatupang T. M., Wright A. C. en Sridharan R., 2004, blz.
66).
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
23
SCC hangt dus in grote mate af van de bereidheid van de partners om actief aan de
samenwerking deel te nemen. De aanwezigheid op de vergaderingen geeft reeds een duidelijke
indicatie van hun gedrag, maar de inhoud staat nog steeds centraal. Wadovick en Basar (2003)
onderscheiden in die zijn drie verschillende vormen van vergaderingen, aangezien niet eender
welke informatie op eender welke vergadering kan besproken worden.
� “Business review meetings” vinden halfjaarlijks, of jaarlijks plaats. Op deze
vergaderingen worden de plannen op de lange termijn besproken (meer dan één jaar),
zowel van de klant als van de leverancier. Deze vergaderingen hebben als doel om
gezamenlijke doelstellingen te bepalen en deze te integreren in de volledige supply chain.
� “Supplier collaboration meetings” worden meestal maandelijks gehouden. Deze
vergaderingen focussen zich op een termijn van zes tot achttien maanden in de toekomst.
Op deze vergaderingen wordt beslist hoeveel men gaat produceren, in voorraad gaat
houden, etc.
� “Finite scheduling meetings” tenslotte worden wekelijks, of indien nodig gehouden. Op
deze vergaderingen wordt ‘up-to-the-minute’ informatie met elkaar gedeeld en indien
nodig worden nog aanpassingen aan de eerder opgestelde plannen doorgevoerd. Deze
aanpassingen zullen bijna altijd nodig zijn, aangezien men onmogelijk alles op voorhand
kan inschatten. Toch is het wenselijk om dit zo weinig mogelijk te doen, aangezien dit een
vorm van onzekerheid met zich meebrengt.
2.3.3 Informatie-uitwisseling
Met de uitwisseling of het delen van informatie, bedoelt men de hoeveelheid kritieke en vaak
persoonlijke informatie die wordt gecommuniceerd aan de partner. Huber and Daft (1987)
hebben aangetoond dat betere relaties tot meer en relevantere informatie-uitwisseling leiden. De
systematische beschikbaarheid van informatie laat mensen toe hun taken efficiënter uit te voeren
en is een belangrijke indicator voor het succes van de relatie (Mohr J. en Spekman R., 1994, blz.
139).
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
24
Deze oudere definities waarop het oorspronkelijke model van Mohr en Spekman is gebaseerd,
worden nog steeds gebruikt ter verklaring van informatie-uitwisseling. De context waarin dit
gebeurt, is echter drastisch veranderd door de opkomst van IT en het Internet. De nood aan goede
communicatie en samenwerking in de supply chain is geëvolueerd tot een verfijnd en
ingewikkeld niveau (Rishel D. T, et al. 2003, blz. 20). Meer recent definiëren Simatupang and
Sridharan (2004) informatie-uitwisseling als: “Het verzamelen en verspreiden van geschikte en
relevante informatie voor de beslissingmakers om de supply chain operaties te plannen en te
beheersen” (Simatupang T. M. en Sridharan R., 2004, blz. 145).
Het type van informatie dat wordt gedeeld en de frequentie waarmee deze wordt vernieuwd en
aangepast, heeft een sterke invloed op de efficiëntie van de supply chain en de mogelijkheid van
het bedrijf om zijn klanten de beste producten en diensten aan te bieden (Lambert D.M. en
Cooper M.C., 2000, blz. 78). Via informatie-uitwisseling bekomt men nuttige informatie over de
eindgebruikers. Het delen van informatie doorheen de supply chain is mede daarom één van de
belangrijkste taken in effectief supply chain management.
Deze informatie-uitwisselende taak kan beter uitgevoerd worden aan de hand van de
informatieverwerkende mogelijkheden die IT biedt. De onzekerheid wordt op die manier
verminderd, waardoor men bereid is om meer en beter samen te werken. Een ander voordeel van
IT voor de informatie-uitwisseling is dat de transactiekosten verminderen, waardoor de
efficiëntie van de collaboratie wordt versterkt (Chae et al., 2005, blz. 444). Ook kan men hier
verwijzen naar de vermindering van het “Bullwhip effect”, aangezien men via supply chain
collaboratie de informatie-asymmetrieën kan verlagen. De invloed van IT wordt later uitvoerig
verder besproken (zie infra blz. 34).
Het verlangen om informatie te delen en de samenwerking in de supply chain te promoten, doet
vele organisaties dus naar grensoverschrijdende informatiesystemen grijpen. Dergelijke
systemen kunnen de vraag en het aanbod beter op elkaar doen afstemmen. De
informatiesystemen kunnen, volgens de graad van informatiedeling, in drie grote groepen
ingedeeld worden. Een eerste groep is deze die berichten en boodschappen gemakkelijker
overbrengt naar de partner, zoals fax, e-mail, EDI,… Een tweede groep gaat al een stuk verder en
beschouwt een geheel van systemen die de aankoop van goederen en diensten vereenvoudigt.
Tenslotte beschouwt men een derde groep systemen waardoor men aan gezamenlijk planning en
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
25
aankoop kan doen. Ook worden de provisies in overleg vastgelegd en kan men
herbevoorradingssystemen implementeren (McLaren T. et al., 2002, blz. 350-351).
Door de implementatie van een informatiesysteem wordt de informatie-uitwisseling reeds op een
veel hoger niveau uitgevoerd. Daarenboven moet men echter continu met elkaar communiceren,
ook al beschikt men eigenlijk niet over nieuwe informatie. De inhoud is namelijk niet het enige
aspect van communicatie, maar tonen dat je bereid bent om te communiceren brengt reeds een
duidelijk boodschap over. De partners moeten dus op alle tijden hun communicatiekanalen open
houden (Gancel C., et al. 2002, blz. 147). Om een verlies aan expertise tegen te gaan moet een
partner echter steeds opletten welke informatie vrijgegeven wordt. De kwetsbaarheid van een
bedrijf en zijn kernmiddelen hangen in het bijzonder af van de transparantie van de kritiek
kennis. Ondanks dat informatie-uitwisseling een essentiële voorwaarde is om de collaboratie te
doen slagen, moet men zich dus behoeden voor eventueel opportunistisch gedrag van de
tegenpartij. Zo is het niet ondenkbeeldig dat de leverancier niet al zijn prijsinformatie vrijgeeft,
uit vrees dat de klant deze informatie zou gebruiken om diens marges te verlagen en een
goedkopere prijs te bekomen (McIvor R., et al., 2003, blz. 151).
2.3.4 Openheid
Deze nieuw aan het basismodel toegevoegde factor heeft betrekking op de sfeer en de omgeving
in welke men discussieert over de gebruiken en processen die men volgt. Dit houdt vaak in dat
men informatie met de partner deelt die normaal gezien als bedrijfseigen wordt beschouwd
(Mentzer J.T. et al., 2000, blz. 53). Openheid in de strategische collaboratie is eigenlijk
synoniem aan transparantie en transparantie brengt op zijn beurt verantwoordelijkheid met zich
mee. Die verantwoordelijkheid wordt duidelijk wanneer de bedrijven elkaars processen gaan
bestuderen. De openheid in de relatie laat de partner namelijk toe om de prestaties van de partner
te observeren (Gunasekaran A. en Ngai W.T., 2004, blz. 584).
Een open houding brengt dus ook de nodige gevaren met zich mee, aangezien men zich in een
kwetsbare positie bevindt. Het geeft echter wel een duidelijk signaal naar de partner. Op deze
manier wordt er namelijk aangetoond dat men de nodige toewijding bezit en de partner
vertrouwt.
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
26
Werken in een open sfeer blijkt ook een belangrijk voordeel met zich mee te brengen. Doordat
beide partijen alle nuttige informatie met elkaar delen en openlijk discussiëren, ontdekt men
vlugger innovaties (Laursen K. en Salter A., 2006, blz. 133). De link tussen deze factor en de
groeiende mogelijkheden van IT kan ook duidelijk gelegd worden, aangezien talrijke systemen
geïmplementeerd kunnen worden die de openheid in de relatie bevorderen. Dit wordt later
uitgebreider besproken (zie infra blz. 34).
2.4 Conflictoplossende technieken
Aangezien de kans op een conflict reëel is, is het noodzakelijk om inzicht te verwerven over de
mogelijke oplossingen ervan. De impact van conflictoplossing op de relatie kan zowel productief
als destructief zijn. Bijgevolg heeft de manier waarop beide partijen problemen oplossen
implicaties voor het succes van de samenwerking (Mohr J. en Spekman R., 1994, blz. 139). In
wat volgt worden drie verschillende manieren besproken om met conflicten om te gaan. De
eerste en enige goede manier om conflicten op te lossen, is het zoeken naar een constructieve,
gezamenlijke oplossing. Deze staat in tegenstelling tot de twee andere manieren die beschreven
worden, het vermijden van conflicten of het aanwenden van destructieve conflictoplossingen.
2.4.1 Constructieve gezamenlijke conflictoplossende technieken
Wanneer beide partijen zich gezamenlijk engageren om een probleem op te lossen, bereikt men
een oplossing die voor beide partijen aanvaardbaar is, waardoor het succes van de samenwerking
vergroot. Deze samenwerkingstechniek is meer constructief dan het onder dwang opleggen van
een oplossing door één partij (Mohr J. en Spekman R., 1994, blz. 139).
Uit onderzoek van Rigsbee blijkt dat conflicten voortkomen door problemen met vijf
kerngebieden:
� Waarden
� Doelstellingen
� Feiten
� Procedures
� Verkeerde informatie
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
27
Deze kerngebieden worden hier niet verder behandeld, maar men moet wel inzien dat de
conflicten die daardoor ontstaan zo vlug mogelijk en aan de basis moeten opgelost worden. Dit is
de beste manier om de collaboratie naar een hoger niveau te brengen (Rigsbee E., 2000, blz. 6).
In elke samenwerking is een impliciet of expliciet proces van probleemoplossing nodig. Meestal
volgt men een reactief actiepatroon, waarbij men slechts reageert wanneer er zich een probleem
voordoet. Een meer proactieve aanpak, die gepaard gaat met een degelijke communicatie, wint
aan belang voor het oplossen van conflicten. De proactieve aanpak fungeert namelijk als een
soort preventiemiddel, waardoor men problemen kan aanpakken alvorens die ernstige gevolgen
veroorzaken (Tuten T. L. en Urban D. J., 2001, blz. 160).
2.4.2 Conflictontwijkende technieken
Deze aanpak om problemen lichter voor te stellen dan ze werkelijk zijn of om problemen te
negeren, wordt algemeen als nefast voor de samenwerking ervaren. Men werkt niet op een
positieve manier samen indien men op een dergelijke manier met problemen omgaat. In een
succesvolle collaboratie is een probleem van de ene partij namelijk ook altijd een probleem voor
diens partner (Mohr J. en Spekman R., 1994, blz. 139).
De problemen komen vroeg of laat toch aan de oppervlakte. Eens deze voor elke partij duidelijk
worden, zijn ze vaak veel ernstiger dan ze oorspronkelijk waren. Niet alleen dient men nu meer
tijd en middelen vrij te maken om die problemen op te lossen, maar ook het vertrouwen in de
tegenpartij kan drastische verminderden. Het gevoel dat informatie achtergehouden wordt, doet
twijfels ontstaan over de oprechtheid van de partner. Men dient de problemen dus te
communiceren vanaf dat ze vastgesteld worden (Wallensteen P. en Moller F., 2003, blz. 6).
2.4.3 Destructieve conflictoplossende technieken Het gebruik van dominantie van de ene partij tegenover de andere of het aangaan van de
confrontatie wordt als destructief voor de samenwerking beschouwd (Mohr J. en Spekman R.,
1994, blz. 139). Mohr J. en Spekman R. beschreven in hun model de factoren ‘Overreding’,
‘Dominantie’, ‘Scherpe woorden’ en ‘Arbitrage’, maar in deze thesis wordt echter geopteerd om
deze factoren niet afzonderlijk te bespreken. Deze onderliggende dimensies worden gegroepeerd
tot één factor, namelijk ‘Destructieve conflictoplossende technieken’.
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
28
Indien de macht over de collaboratie asymmetrisch is verdeeld, kan dit ervoor zorgen dat men
niet gezamenlijk naar oplossingen zoekt. De partij die minder macht heeft zal namelijk niet ten
volle de voordelen van de samenwerking ervaren en zal zich minder inzetten. De motivatie tot
samenwerken en de inspanning die men moet leveren om de problemen op te lossen worden tot
een minimum herleid, of men begint zich zelfs tegen de samenwerking te verzetten (Muthusamy
S. K. en White M. A., 2005, blz. 418).
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
29
2.5 Besluit
In dit hoofdstuk werden de factoren uit het basismodel van Mohr en Spekman besproken, die
uiteindelijk ook in het eindmodel worden opgenomen. Naast de vier oorspronkelijke factoren van
de groep ‘Attributen van de collaboratie’, werd ook de factor ‘Duidelijke verwachtingen’ aan
deze groep toegevoegd. De groep ‘Communicatiegedrag’ werd uitgebreid met de extra factor
‘Openheid’. In de laatste groep ‘Conflictoplossende technieken’ werden enkele oorspronkelijke
factoren gegroepeerd tot de factor ‘Destructieve conflictoplossende technieken’.
De schematische weergave van deze factoren (zie Figuur 3) heeft bijgevolg duidelijke
gelijkenissen met het oorspronkelijke model van Mohr en Spekman (zie figuur 2, blz. 13).
Figuur 10: Basisfactoren van het onderzoeksmodel
(Bron: Eigen werk op basis van Mohr J. en Spekman R.)
Attributen van de collaboratie • Toewijding • Vertrouwen • Coördinatie • Afhankelijkheid • Duidelijke verwachtingen
Communicatiegedrag • Communicatiekwaliteit • Participatie • Informatie- uitwisseling • Openheid
Conflictoplossende technieken • Constructieve, gezamenlijke
conflictoplossende technieken • Conflictvermijdende technieken • Destructieve conflictoplossende
technieken
Succes van de collaboratie
Hoofdstuk 2 Beschrijving basismodel
30
Inzake de attributen van de collaboratie kunnen we stellen dat een hoger niveau van toewijding,
vertrouwen, coördinatie, afhankelijkheid en duidelijkheid over de uit te voeren taken tot een
meer succesvolle collaboratie zullen leiden.
Dit succes zal nog verhoogd worden indien de collaboratie een hoger niveau van kwaliteit van de
communicatie, een hogere graad van participatie, informatie-uitwisseling en openheid bevat.
Tenslotte zal de samenwerking succesvoller verlopen indien men gebruik maakt van
constructieve, gezamenlijke methoden om problemen op te lossen. Het gebruik van destructieve
methoden of het ontwijken van de problemen zal een negatieve invloed hebben op de prestatie
van de collaboratie.
Het succes van de collaboratie werd hier nog niet verder besproken, dit wordt in een later
hoofdstuk wel behandeld.
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
31
HOOFDSTUK 3:
NAAR EEN UITGEBREID MODEL
VIA SUPPLY CHAIN COLLABORATIE
3.1 Inleiding
In dit derde hoofdstuk wordt het basismodel van Mohr en Spekman verder uitgebreid. Zowel
nieuwe succesfactoren als valkuilen worden in de analyse opgenomen. In figuur vier wordt een
schematisch overzicht gegeven van het uiteindelijke onderzoeksmodel.
Figuur 11: Vereenvoudigde voorstelling van finaal onderzoeksmodel
(Bron: Vanpoucke E., Vereecke A., Pandelaere E., 2005)
In dit hoofdstuk ligt de focus op de succesfactoren en valkuilen en worden drie nieuwe groepen
van factoren aan het model toegevoegd, namelijk:
� Het selectieproces van de partner,
� Systemen
� Menselijke invloeden.
Deze groepen van factoren zullen in het verloop van dit hoofdstuk uitvoerig worden besproken.
Een groot deel van deze nieuwe factoren werden door Mentzer et al. reeds geklasseerd als
succesfactoren of valkuilen op basis van interviews met supply chain verantwoordelijken
(Mentzer J. T. et al., 2000, blz. 52-58). De conclusies en besprekingen in de studie van Mentzer
et al. zijn echter enkel gebaseerd op getuigenissen van de ondervraagde personen. In deze thesis
Succesfactoren & valkuilen
Voordelen &
Kosten
Supply Chain Collaboratie
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
32
daarentegen zal getracht worden om de nieuwe factoren ook te voorzien van een statistische
onderbouwing.
Het volgende hoofdstuk zal de rechterzijde van het model beschrijven. Via supply chain
collaboratie leidt de strategische collaboratie tot talrijke voordelen, maar er moet ook rekening
gehouden worden met de extra kosten.
3.2 Selectieproces van de partner
De keuze van de juiste en gepaste leverancier is een centrale strategische beslissing in supply
chain management. Alvorens een keuze te maken worden algemeen parameters zoals kwaliteit,
prijs, flexibiliteit en leveringsprestaties als belangrijk geacht (Lee M. S. et al., 2003, blz. 226).
Als enige subfactor wordt het selectieproces van de gepaste partner besproken.
3.2.1 Selectieproces van de partner
Onder invloed van het toenemend aantal lange termijn samenwerkingen en collaboraties is een
trend ontstaan ter reductie van het aantal leveranciers. Met de overgebleven leveranciers worden
dan nauwere relaties onderhouden, die beide partijen in staat stellen om betere prestaties en
lagere kosten te behalen (Tuten T. L. en Urban D. J., 2001, blz. 161; McIvor R., et al., 2003, blz.
147).
De leveranciers worden ook vaak gekozen op basis van de perceptie van de koper of de
leverancier in staat is om te voldoen aan de vereisten van kwaliteit, kwantiteit, levering, prijs en
service niveau dat vooropgesteld werd (Meixell M. J. en Gargeya V. B., 2002, blz. 534). Het is
heel belangrijk om de referenties van de leveranciers te raadplegen en zelfs om informatie te
verzamelen over diens financiële toestand. Eens het contract wordt afgesloten verwacht men
namelijk dat de leverancier zijn producten kan leveren voor een ruime periode in de toekomst,
aan de vooropgestelde kwaliteitsnormen. Het is niet ondenkbaar dat de leverancier zijn eigen
capaciteiten overschat om dusdanig het contract binnen te halen, maar uiteindelijk niet aan de
vooropgestelde normen kan voldoen (Van Weele A. J., 2001).
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
33
Het zijn ook de kleinere, minder geavanceerde leveranciers die eerder bereid zijn om een
collaboratie aan te gaan met een groot bedrijf, terwijl grote leveranciers daarentegen eerder
terughoudend reageren. Deze laatste houden rekening met de mogelijke gevolgen voor hun
imago indien ze een collaboratie met een bepaald bedrijf aangaan. Een nauwkeurige doorlichting
van de leveranciers is dus noodzakelijk, aangezien de meest bereidwillige leveranciers om een
collaboratie te ondernemen dikwijls ook de minst competente zijn (McCutcheon D. en Stuart F.
I., 2000, blz. 294).
Bedrijven moeten actief samenwerken met hun leveranciers, op voorwaarde dat deze laatste in de
toekomst niet voorwaarts gaat integreren om zo een concurrent van het bedrijf te worden.
McCutcheon D. en Stuart F. I. (2000) beschrijven twee groepen van factoren die men moet
evalueren alvorens een leverancier te selecteren. De eerste is een combinatie van de aard van de
leverancier en het te leveren product. Deze elementen bestuderen de geschiktheid van de partner.
Men verdeelt deze groep in verschillende dimensies zoals de dynamiek van de invoer, de
toekomstgerichtheid van de leverancier en de eventuele collaboratie, de mogelijkheid van de
leveranciers om een concurrent te worden, etc. Als tweede groep van factoren gebruikt men de
graad van vertrouwen die bestaat tussen de leverancier en het bedrijf. Omdat aan beide
voorwaarden moet voldaan worden, blijft er meestal een beperkte bestand van potentiële
leveranciers over, waaruit een bedrijf kan kiezen.
Een andere aanpak voor de partner te selecteren bestaat erin om op voorhand een aantal criteria
op te stellen en dan de mogelijke partners te evalueren. Veelal worden vier criteria opgesteld; het
strategische belang, en compatibiliteit op cultureel, organisationeel en technologisch vlak
(Cohen S. en Roussel J., 2004).
De leveranciers kunnen dus waarde toevoegen aan de supply chain, waardoor hun passieve rol
evolueert tot een strategisch middel voor de onderneming. Er moet echter wel een culturele
verandering optreden zodanig dat informatie regelmatig en in een omgeving van vertrouwen kan
uitgewisseld worden (McIvor R., et al., 2003, blz. 152).
In deze bespreking werd het standpunt van de klant gevolg, die de passende leverancier moet
selecteren. Men kan echter ook het standpunt van de leverancier volgen, die de best passende
klant zoekt. De besprekingen van deze twee relaties is bijna identiek, waardoor de relatie
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
34
leverancier die klant moet selecteren, hier niet wordt herhaald. Beide benaderingen worden
begrepen onder de algemene factor ‘Selectieproces van de partner’.
3.3 Systemen
Sinds de ontwikkeling van het model van Mohr en Spekman in 1994, heeft er zich een heuse
technologische (r)evolutie voorgedaan. De mogelijkheden van de technologische systemen in het
algemeen en deze van IT in het bijzonder zijn enorm toegenomen. Deze evolutie brengt enorme
voordelen met zich mee, waardoor supply chain collaboratie frequenter wordt toegepast en ook
efficiënter wordt uitgevoerd. Talrijke artikels werden over dit onderwerp geschreven, waarbij
recent ook enkele negatieve effecten opduiken.
Eerst worden de mogelijkheden van IT besproken, gevolgd door de impact van de gekozen
boekhoudkundige methode. Tenslotte analyseren we de invloed van de verschillende
belastingswetgevingen.
3.3.1 IT- capaciteiten
Een goede omschrijving van IT wordt gegeven door Sanders en Premus (2005). Zij omschrijven
de mogelijkheden van IT als “het technologische vermogen om informatie te verzamelen, te
verwerken en over te brengen, om zo betere beslissingen te kunnen maken”.
Bij de bespreking van deze factor kan duidelijk het verband gelegd worden met de eerder
besproken factor van informatie-uitwisseling en openheid. Het is evident dat door de
toegenomen mogelijkheden van IT, de informatie-uitwisseling op een betere manier kan
uitgevoerd worden. Vele auteurs bevestigen dit, maar de meningen zijn duidelijk verdeeld over
de doelstellingen van IT. Volgens Simchi-Levi et al. (2003) zijn de doelstellingen van IT in
supply chain management de volgende:
� Beschikbaarheid en zichtbaarheid van informatie bevorderen
� Voorzien van één centraal punt van informatie
� Toelaten om beslissingen te nemen op basis van alle relevante informatie
� De collaboratie met de partners bevorderen.
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
35
Auramo et al. sluiten zich bij deze doelstellingen aan en bouwen erop verder om zo de voordelen
van IT in drie functionele groepen in te delen.
� De grootste rol voor IT in SCM is de vermindering van wrijving in transacties tussen
supply chain partners door middel van kostenefficiëntie in de informatiestroom.
� IT is ook een belangrijke factor bij collaboratie en coördinatie tussen de partners. Via IT
kan men namelijk gemakkelijker informatie uitwisselen en gemeenschappelijk
beschikbaar stellen.
� Tenslotte is IT een ondersteunend hulpmiddel bij het nemen van beslissingen. De kracht
van IT ligt hier bij het analytische vermogen van computers om bijstand te verlenen aan
manager voor het nemen van belangrijke beslissingen (Auramo et al., 2005, blz. 84).
Deze drie rollen worden schematisch weergegeven in figuur 5.
Figuur 12: Voordelen van IT in supply chain management
(Bron: Auramo J., et al., 2005, blz. 84)
Uit de literatuur blijkt dat IT een cruciale rol speelt bij supply chain collaboratie en deze rol zal
in de toekomst enkel nog toenemen. Vaak worden de voordelen van IT gelinkt aan andere
factoren die tot een succesvolle collaboratie leiden. Zo zorgt IT voor een betere informatie-
uitwisseling, kan een gemeenschappelijk IT programma de toewijding en motivatie van beide
partijen verhogen, wordt de communicatie verbeterd,… IT ondersteunt en versterkt dus in grote
mate de reeds bestaande relatie in plaats van deze drastisch te veranderen. Men kan IT
Functionele rollen van IT in SCM
Transactionele uitvoering Collaboratie en coördinatie Beslissingondersteuning
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
36
beschouwen als de lijm van de collaboratie, die ervoor zorgt dat deze een meer samenhangend
geheel wordt.
Carr en Smeltzer (2002) wijzen echter ook op een mogelijk negatief verband, tussen IT en
vertrouwen. Het vertrouwen tussen beide partijen is voornamelijk gebaseerd op menselijke
contacten, terwijl IT net deze menselijke interactie grotendeels wegneemt. Zo ontstaat er een
‘trade – off’ tussen IT en het vertrouwen tussen beide partners.
3.3.2 Boekhoudkundige methoden
Men kan uit een waaier van methoden kiezen om aan de verantwoordingsplicht van de
boekhouding te voldoen. Omdat geen enkele methode volledig neutraal is, zal de keuze van de
methode in grote mate subjectief zijn. De boekhouding rapporteert niet louter de feiten, maar
weerspiegelt tevens de manier waarop men de sociale realiteit begrijpt. (Whittaker et al., 2004,
blz. 183).
In deze thesis worden drie technieken onderscheiden die de bedrijven toelaten om hun
boekhoudkundige systemen aan te passen aan de eisen die een strategische collaboratie vergt.
� Open boekhouding
� Activity Based Costing
� Balanced Scorecard
De methode van de open boekhouding kan op vele manieren geïnterpreteerd worden. Het is
eigenlijk niet echt een afgebakend domein, maar duid eerder op het niveau van boekhoudkundige
data dat men ter beschikking stelt. Deze informatie, die men anders niet bekend zou maken, kan
dan geraadpleegd worden door de partner. Zodra een samenwerking wordt gezocht helpen
onderhandelingen op basis van de openboeken methode om het vertrouwen op te bouwen, zelfs
indien daardoor ongelijkheden in macht worden weerspiegeld. Werken met openboeken vergroot
echter opnieuw het gevaar van opportunistisch gedrag van de partner. (Seal W. et al., 1999, blz.
306-307).
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
37
Als tweede methode wordt Activity Based Costing (ABC) besproken. Deze voorkomt de
gebreken die bij traditionele boekhoudkundige systemen aanwezig zijn en stelt managers in staat
om de prestatie van de supply chain te berekenen (Bowersox D. J., et al., 1999, blz. 91-92). Een
uitgebreide bespreking van de ABC- methode is in deze thesis niet relevant, maar de klemtoon
wordt hier gelegd op één van de vijf objectieven van deze methode. Via de ABC- methode
voorziet men namelijk in bruikbare en interessante informatie en data voor strategische
beslissingen (Currie W. L., 1999, blz. 646 –647). Vanuit strategisch oogpunt is het interessante
aan de ABC- methode dat de middelen toegewezen worden aan verschillende activiteiten,
gebaseerd op een volledig kosten principe. Op die manier laat de ABC- methode het bedrijf toe
meer inzage te krijgen in de aard van de kosten. Traditionele boekhoudkundige systemen
daarentegen zijn ontworpen voor bedrijven waarbij de directe kosten een groot deel uitmaken
van de totale kosten. Dit blijkt een achterhaalde methode te worden, aangezien de proportie vaste
kosten steeds kleiner wordt in het totale kostenpakket (Degraeve Z. en Roodhooft F., 1998, blz.
782). Veel productiebedrijven zijn niet meer in staat om hun kosten te beheren of te doorzien. Dit
blijkt een grote valkuil te zijn voor activiteiten met een lange termijn karakter en in het bijzonder
voor de strategische planning.
De Balanced ScoreCard (BSC) is de derde methode die de bedrijven toelaten om hun
boekhoudkundige activiteiten beter aan te passen aan de veranderende marktomstandigheden. De
traditionele waarderingen en methoden om het succes van een bedrijf te achterhalen voldoen niet
meer aan de veranderde marktomstandigheden waarmee hedendaagse bedrijven worden
geconfronteerd. De BSC, is ontworpen door Kaplan R. S. en Norton D. P. en is een manier om
het succes van een organisatie te meten. De balanced scorecard is uitgegroeid tot een strategisch
hulpmiddel voor het nemen van lange termijn beslissingen. De BSC helpt managers om hun
lange termijn, strategische objectieven te ondersteunen met korte termijn acties. Het succes van
de onderneming wordt bij de BSC niet enkel bepaald door de korte termijn financiële resultaten,
maar een geheel van maatstaven wordt in de balanced scorecard opgenomen (Kaplan R. S. en
Norton D. P., 1996, blz. 75-76). De BSC vertrekt immers van de idee dat het succes van de
onderneming afhangt van verschillende facetten. De balanced scorecard is een
multidimensioneel kader dat de strategie van het bedrijf vertaalt in meetbare objectieven. Naast
de financiële aspecten houdt men ook rekening met ook de dimensie van de klanttevredenheid,
een interne dimensie en de mogelijkheid om te groeien en te leren (Maltz A. C., et al., 2003, blz.
189).
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
38
3.3.3 Belastingswetgevingen
Legale, institutionele en politieke verschillen tussen landen houden een veelheid van strategische
opportuniteiten in. De verschillen in wetgeving op belastingen is hiervan een duidelijk
voorbeeld. Ondanks hun potentieel maken slechts weinig managers expliciet gebruik van deze
verschillen in belastingstarieven, aangezien managers vrezen dat hun daden als illegaal zullen
bestempeld worden.
De belastingswet maakt een onderscheidt tussen collaboraties en alleenwerkende bedrijven en
versterkt daardoor de keuze om samen te werken. Het belangrijkste verschil is dat collaboraties
vrij zijn van collectieve inkomstenbelastingen en zo dus de “dubbele belastingsheffing” op
dividenden kunnen vermijden (Levin J. en Tadelis S., 2005, blz. 131).
De belastingswetgeving vereist dat men een duidelijke aankoopprijs en verkoopprijs kan
voorleggen, zodanig dat men de winstgevendheid van een bedrijf kan bepalen. Door deze prijzen
vast te leggen kan men echter synergiën en vaak indirecte kostbesparingen verduisteren, die de
samenwerking drijft (Mentzer J.T., 2000, blz. 55).
3.4 Mensen
De menselijke input blijft van cruciaal belang in een strategische collaboratie. Door de
toegenomen mogelijkheden van IT en communicatie wordt deze factor echter slechts beperkt
besproken. Men mag deze echter niet vergeten, aangezien een samenwerking tussen bedrijven
nog altijd wordt afgesloten door de betrokken mensen.
Deze groep wordt onderverdeeld in vier factoren. Het leiderschap in de supply chain is de eerste
die besproken wordt, gevolgd door een analyse van het denken in termen van processen. Ten
derde factor wordt de tijd die men moet investeren in een collaboratie behandeld en tenslotte
vermelden we de factor veranderingsbeheer.
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
39
3.4.1 Leiderschap
Aangepast leiderschap en management is de mogelijkheid om supply chain projecten te leiden
en wordt recent in vele studies opgenomen als variabele voor het succes van een collaboratie
(Dowling B. et al., 2004, blz. 313; Asthana et al. 2002; Peck et al., 2002; Evans en Killoran
2000)
De vraag is echter op welke manier het bedrijf de projecten moet sturen. Indien enkel de
dominante partner de projecten leidt, kan dit een asymmetrische distributie van informatie,
voorraad en onderhandelingskracht tussen beide partijen als gevolg hebben (McLaren T., et al.,
2002, blz. 349).
Kim B. en Oh H. (2005) stellen dat de leiding en de macht over het samenwerkingsproces van
cruciaal belang is. De auteurs bestuderen de invloed van verschillende leiderschapsvormen.
Concreet onderscheiden ze drie types:
� De leverancier heeft de macht over de relatie en streeft voornamelijk zijn eigen
winstmaximalisatie na.
� De producent heeft de macht over de relatie en streeft voornamelijk zijn eigen
winstmaximalisatie na.
� De macht is verdeeld tussen de leverancier en de producent en beiden streven
winstmaximalisatie na.
Uit hun analyse blijkt dat de eerste twee types niet houdbaar zijn op de lange termijn. Enkel de
derde situatie, waarbij de macht over de relatie verdeeld is over beide partijen, blijkt goede
resultaten te bieden. In dit geval wordt een gezonde sfeer van samenwerking gecreëerd, waarbij
winstmaximalisatie door beide partijen tot hogere totale winsten leidt.
Judge en Ryman, (2001) zijn van oordeel dat men de verschillende belangen en
leiderschapscapaciteiten op elkaar dient af te stellen. Een strategische collaboratie is succesvol
indien er twee of meer leiders betrokken zijn die relatief veel macht en aanzien hebben in hun
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
40
bedrijf. De rol van het topmanagement moet er één van katalysator en architect zijn, waarbij ze
verantwoordelijk zijn voor het ontwerpen en in standhouden van de collaboratie. Terwijl
meerdere partijen in het proces moeten betrokken zijn, is er nood aan één leider in de
collaboratie. De rol van de leider is bijzonder belangrijk in het initiëren van relaties tussen zijn
bedrijf en diens partners in de collaboratie (Inkpen A. C., 2005, blz. 116).
3.4.2 Procesdenken
Met proces bedoelen we een set van activiteiten, die samengenomen, meer waarde creëren voor
de klant. Indien men een procesgerichte oriëntatie wil aanhouden, moet het gehele proces
geanalyseerd worden. Dit houdt in dat men actief samenwerkt met leveranciers, en andere
partijen die bij het waardecreerende proces betrokken zijn (Van Weele A. J., 2000). De
traditionele opbouw rond functies is niet meer aan de orde. Deze functionele silo’s moeten
geëlimineerd worden en men moet het bedrijf reorganiseren zodat de supply chain gebaseerd is
op een procesgerichte basis (Campbell J. en Sankaran J., 2005, blz. 3326).
Dat proces denken een belangrijke factor is die moet opgenomen worden in het eindmodel, blijkt
nogmaals duidelijk uit het volgende citaat:
“Succesvolle supply chain management strategieën vereisen een wijziging van het managen van
individuele functies tot het integreren van de activiteiten in belangrijke supply chain processen.”
(Lambert D. M. en Cooper M. C., 2000, blz. 71).
3.4.3 Tijdsinvestering
De tijd die beide partners in een collaboratie moeten investeren is niet te onderschatten. Een
collaboratie omzetten in de praktijk wordt voorafgegaan door lange onderhandelingen over de
belangrijkste punten. Het lange voorbereidende werk wordt veelal opgesplitst in verschillende
fasen. Door deze stapsgewijze methode kunnen vele jaren verstrijken vooraleer de collaboratie
haar volledig strategische potentieel bereikt. Eens de collaboratie opgestart is, vergt de verdere
uitbouw ook veel kostbare tijd (Hoffmann W. H. en Schlosser R., 2001, blz. 104).
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
41
In het belang van de collaboratie worden de belangrijkste beslissingen enkel genomen na
gezamenlijk overleg tussen beide partijen. Daardoor wordt het besluitvormingsproces
ingewikkelder en vergt het extra tijd. Voor deze reden kunnen beslissingen uitgesteld worden,
wat tot een vertraagde reactiesnelheid leidt. De bijgewoonde vergaderingen brengen ook
opportuniteitskosten met zich mee, aangezien de tijd die men daarin investeert, niet meer kan
gebruiken om andere activiteiten te doen (Dowling B. et al., 2004, blz. 312).
In functie van de tijdsbesteding is de keuze van de partner terug primordiaal, omdat men niet
zomaar met iedereen een collaboratie kan aangaan. Indien men meerdere strategische
collaboraties wil ondernemen, kan men er namelijk gewoonweg niet genoeg tijd voor vrijmaken
(Mentzer J. T., 2004, blz. 73).
3.4.4 Veranderingsbeheer
De verandering van de gewoonten en de aanpassing van de ‘normale’ gang van zaken wordt als
één van de grootste obstakels voor collaboraties aanzien. Op alle mogelijke niveaus kan men
weerstand bieden tegen de vernieuwde situatie. Veelal gelooft men niet echt in de potentiële
voordelen van de strategische collaboratie omdat het te eenvoudig lijkt, en men al eerder van
dergelijke plannen gehoord heeft. Deze denkwijze kan soms op korte termijn de vooropgestelde
doelen bereiken maar is zeker nefast op de lange termijn. De visie over de collaboratie moet
geloofwaardig overgebracht worden aan iedereen, op elk niveau van de organisatie en moet
ondersteund worden door concrete acties, (Andraski J. C, 1998, blz. 9).
Eerst een interne collaboratie organiseren is een betere manier om de betrokken mensen te
overtuigen om hun gedrag aan de vernieuwde vorm van samenwerken aan te passen. Door de
verschillende departementen op elkaar af te stellen en door een betere organisatie van de interne
processen kan men ook heel wat kosten en moeite besparen. Dit resulteert in een groter
vertrouwen om een samenwerking met een externe partner aan te gaan. Een degelijke interne
collaboratie is een extra opgave, doch is deze volgens sommige auteurs een noodzaak alvorens
een externe collaboratie te ondernemen (Cohen S. en Roussel J., 2004, blz. 149-150).
Het aangaan van een collaboratie, vergt dikwijls een cultuurwijziging binnen de organisatie. De
oude relatie die eerder competitief van aard was, moet vervangen worden door één die gebaseerd
is op vertrouwen. Dit is echter helemaal niet evident, aangezien de cultuur in een bedrijf zich
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
42
slechts moeizaam aanpast. Via dit aspect kan terug de link gelegd worden naar de selectie van de
partner, waarbij men de voorkeur zal geven aan een partner met hetzelfde imago en uitstraling.
Indien er reeds een band van vertrouwen bestaat tussen de partners kan dit ook de overgang naar
de nieuwe relatie bevorderen (Tuten T. L. en Urban D. J., 2001, blz. 161).
Door evoluties in de omgeving kunnen de beleidsregels die bij het begin van de samenwerking
werden opgesteld, na verloop van tijd niet meer voldoen aan de vernieuwde omstandigheden.
Omdat mensen zich comfortabel voelen in hun gewoonten blijven ze vaak de oude beleidsregels
en onaangepaste maatregelen volgen. Dit heeft natuurlijk een negatieve invloed op de prestatie
van de samenwerking. Ook de genoten training speelt een rol bij het menselijke gedrag en het
moeilijk aanvaarden van andere, nieuwe systemen (Simatupang T. M., et al., 2004, blz. 63).
Thompson L. A. benadrukt daarentegen de positieve resultaten van een goede training. Hij pleit
zelfs voor het geregeld trainen van de betrokken mensen om zo hun flexibiliteit te verhogen en
hen toe te laten om adequaat te reageren op de veranderde omstandigheden.
3.5 Besluit
In dit hoofdstuk zijn drie nieuwe groepen van factoren aan het basismodel van Mohr J. en
Spelman R. toegevoegd. Het gaat om de groepen ‘Selectieproces van de partner’, ‘Systemen’ en
‘Mensen’. De integratie van deze groepen is noodzakelijk om het model aan de hedendaagse,
geëvolueerde bedrijfswereld aan te passen. De factoren zullen ook bijdragen tot het correct
inschatten van het succes van een strategische collaboratie.
Figuur 6 geeft schematisch een totaalbeeld van alle factoren die het succes van de collaboratie
zullen beïnvloeden. Het zijn de laatste drie groepen van factoren die in dit hoofdstuk werden
beschreven.
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
43
Figuur 13: Succesfactoren en valkuilen
(Bron: Vanpoucke E., Vereecke A., Pandeleare E., 2005)
Succes van de collaboratie
Attributen van de collaboratie
• Toewijding • Vertrouwen • Coördinatie • Afhankelijkheid • Duidelijke verwachtingen
Communicatiegedrag
• Communicatiekwaliteit • Participatie • Informatie-uitwisseling • Openheid
Conflictoplossende technieken
• Constructieve, gezamenlijke conflictoplossende technieken
• Conflictontwijkende technieken • Destructieve conflictoplossende
technieken
Systemen
• IT-capaciteiten • Boekhoudkundige methoden • Belastingswetgevingen
Mensen
• Leiderschap • Procesdenken • Tijdsinvestering • Veranderingsbeheer
Selectieproces van de partner
• Selectieproces van de partner
Hoofdstuk 3 Beschrijving uitgebreid model
44
‘Het selectieproces van de partner’ is een succesfactor indien deze doelgericht toegepast wordt.
De partners moeten goed geëvalueerd worden, zodanig dat met de beste een collaboratie wordt
afgesloten. Alleen met de beste partners kan men de beste collaboraties bereiken. De beste
partners vervullen elkaars wederzijdse behoeften en via de beste collaboraties bereikt men de
meeste competitieve voordelen.
De groep van ‘systemen’ bestaat uit drie subfactoren. De eerste, IT- Capaciteiten, wordt als
sterke succesfactor verondersteld. Men kan IT beschouwen als de lijm van de collaboratie, die
ervoor zorgt dat deze een meer samenhangend geheel wordt. De tweede factor, de
boekhoudkundige praktijken, kunnen daarentegen een valkuil voor de collaboratie zijn. Indien
men namelijk op de traditionele manier blijft werken en dus enkel de resultaten van het
individuele bedrijf waardeert, onderschat men het succes van de samenwerking. De synergieën
die optreden tussen de bedrijven moeten namelijk ook gewaardeerd worden. Deze mogelijke
valkuil kan overkomen worden door gebruik te maken van aangepaste boekhoudkundige
systemen zoals de openboeken methode, Activity Based Costing of de Balanced Scorecard.
Tenslotte wordt de subfactor belastingswetgevingen ook als een valkuil beschouwd, aangezien
deze een duidelijke aankoopprijs en verkoopprijs verreist, waardoor men synergiën en vaak
indirecte kostbesparingen verduisteren.
De laatste groep die werd besproken is deze van de ‘menselijke invloeden’. De factor
leiderschap wordt verondersteld een succesfactor te zijn. De ideale situatie is deze waarbij de
macht over de supply chain gelijk verdeeld is over beide partners. Op die manier zal de
gezamenlijke winstmaximalisatie de totale supply chain winsten verhogen. Als tweede factor
werd het procesdenken besproken. De traditionele opbouw rond functies is niet meer aan de
orde en moet vervangen worden door een procesgerichte visie. Doet men dit niet, dan wordt
dit als een valkuil beschouwt. Ten derde werd de tijdsbesteding besproken. Men moet goed
beseffen dat een strategische collaboratie de nodige tijd vergt om te ontwikkelen en te
onderhouden. Investeert men niet de nodig tijd, dan beschouwen we deze factor ook als een
valkuil. Tenslotte werd de mentaliteitsverandering behandeld. Door een strategische
collaboratie aan te gaan, dient men de competitieve relatie met de partner te vervangen door
een relatie gefundeerd op vertrouwen. Voert men de nodige veranderingen niet door, dan
beschouwen we deze factor wederom als een valkuil.
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
45
HOOFDSTUK 4:
KOSTEN EN VOORDELEN
4.1 Inleiding
Heel wat mogelijke succesfactoren en valkuilen werden in de vorige hoofdstukken beschreven.
In dit hoofdstuk wordt de prestatie van supply chain collaboratie gemeten en worden de
voordelen en kosten besproken. Via supply chain collaboratie probeert het bedrijf doelen te
bereiken die aansluiten bij de algemene bedrijfsstrategie. De wens is om een logistieke
activiteitenmix te bereiken die de hoogst mogelijke return op de investering geeft. Deze
doelstelling heeft twee dimensies:
� De impact van het logistieke systeem op de inkomsten,
� De kosten en kapitaalvereisten om dit systeem te implementeren (Ballou R.H., 2004).
In het onderzoeksmodel worden de kosten en voordelen in vier groepen onderverdeeld. We
bespreken eerst drie groepen van voordelen, zijnde de kostenreducerende voordelen, de
servicewinsten en de financiële winsten. Tenslotte bespreken we de kosten die met supply chain
collaboratie worden geassocieerd.
4.2 Kostenverminderende voordelen
Kostenreductie is een strategie die direct gericht is op het minimaliseren van de variabele kosten
die geassocieerd worden met de beweging en opslag van goederen (Ballou R.H., 2004). Deze
maatregelen zijn gemakkelijk meetbaar en beïnvloedbaar. Het effect van de strategische
collaboratie zal bijgevolg duidelijk waarneembaar zijn. Indien de collaboratie tot een
vermindering van de kosten leidt, zal dit de partners meer motiveren en kan een cumulatief
proces ontstaan waarbij men steeds intensiever gaat samenwerken (McIvor R., et al., 2003, blz.
149).
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
46
4.2.1 Verminderde voorraad
Algemeen wordt verondersteld dat een bedrijf beter functioneert indien er steeds voldoende
voorraad aanwezig is. Teveel voorraad aanhouden is echter niet wenselijk om verschillende
redenen en we weerhouden twee ervan:
� Voorraden worden als verspillend beschouwd omdat ze kapitaal absorberen. Dit
geblokkeerd kapitaal zou voor betere doeleinden aangewend kunnen worden. Hoewel
voorraden waarde opslaan, dragen ze niet bij tot enige directe waarde voor de
eindproducten van het bedrijf.
� Voorraden stimuleren een afgescheiden houding ten opzichte van het management van de
gehele supply chain. Via voorraden is het namelijk mogelijk om één productiestadium van
het andere af te zonderen. Zo worden de beslissingen ten voordele van de gehele supply
chain niet uitgevoerd en is de samenwerking suboptimaal. Men moet namelijk trachten de
gehele voorraad van de supply chain te verminderen en niet enkel deze van één schakel
(Ballou R. H., 2004).
4.2.2 Meer efficiënt gebruik van menselijke middelen
Indien partners met elkaar samenwerken kunnen elkaar overlappende functies geëlimineerd
worden. Het vrijgekomen personeel kan dan op andere functies ingezet worden. Op strategisch
vlak kan een collaboratie zelfs leiden tot het uitwisselen van personeel, waardoor men onder
andere gemakkelijker van de partner kan leren. Deze mogelijkheid om van elkaar te leren laat het
personeel toe om hun competenties en vaardigheden uit te breiden, waardoor die meer kunnen
bijdragen tot het waardecreërende proces (Pegels C. C., 2005, blz. 217).
4.2.3 Product kostvermindering
Door kennis en nieuwe inzichten met elkaar te delen, ontstaan productieprocessen waardoor heel
wat kosten kunnen bespaard worden in het eindproduct. Via de integratie van de vaardigheden
van de leverancier kunnen bepaalde producten met minder materiaal en mensen gerealiseerd
worden. Zonder de kwaliteit negatief te beïnvloeden kan deze verminderde behoefte aan
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
47
middelen rechtstreeks aan het eindproduct toegerekend worden (McLaren T., et al., 2002, blz.
361).
4.3 Servicewinsten
Deze strategieën erkennen meestal dat de inkomsten afhangen van het niveau van de aangeboden
logistieke service activiteiten. Indien men meer service aanbiedt kunnen de kosten al vlug
oplopen, hoewel deze vlug gecompenseerd kunnen worden door de resulterende toegenomen
ontvangsten. In een competitieve omgeving is het aanbieden van een betere service één van de
mogelijkheden om zich te onderscheiden van de concurrentie (Ballou R.H., 2004).
4.3.1 Verbeterde klantenbediening
Een product, of een dienst heeft slechts waarde indien het beschikbaar is voor de klant op het
moment en op de plaats waar die het wenst te consumeren. Wanneer een bedrijf de kost draagt
om het product dicht bij de klant te brengen creëert deze dus toegevoegde waarde voor de klant.
Klantenservice is een belangrijke variabele die een significante impact heeft op het generen van
extra vraag of om klanten loyaal aan het bedrijf te binden. Een goede klantenservice bestaat uit
drie delen:
� Er moet een gunstig klimaat gecreëerd worden alvorens de transactie plaatsvindt.
� Men moet ook tijdens de transactie de klant goed begeleiden.
� Na de aankoop van het product of dienst moet de nodige service aangeboden worden
(Ballou R.H., 2004).
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
48
4.3.2 Vlottere levering door verkorte cyclustijden
De cyclustijd is de tijd die verstrijkt tussen het begin en het einde van het productieproces. Deze
cyclustijd kan drastisch verkort worden door een bedrijf te voorzien van een continue, soepele
invoer. Indien men zeker is van de instroom van de nodige producten, kan men wachttijden
verminderen en kunnen producten vlugger geleverd worden aan de klanten. Naast deze
verbeterde service houdt dit ook een kostenbesparende maatregel is. Via supply chain
collaboratie kan men namelijk het aspect van de onzekerheid van de toevoer wegnemen,
waardoor men ook een lagere veiligheidsvoorraad dient aan te houden (Ko S. S., et al., 2004, blz.
146).
4.3.3 Snellere marktintroductie van nieuwe producten
Bedrijven hebben dikwijls nood aan een nieuw product om innovatief over te komen en om hun
omzet te verhogen. Door samen te werken met de klanten worden hun wensen en noden vlugger
bekend. Deze interactie laat het bedrijf toe om een product te ontwikkelen dat voldoet aan de
nodige vereisten.
Ook de samenwerking met de leveranciers is cruciaal, aangezien zij nuttige informatie
verschaffen. Door deze actief bij de productontwikkeling te betrekken kunnen deze de producten
verbeteren en zullen ze de nodige producten vlugger leveren.
Enkele studies wijzen echter op het gevaar om teveel tijd te besteden aan de ontwikkelingsfase,
door rekening te houden met zowel klanten als leveranciers. (Lambert D. M. en Cooper M. C.,
2000 blz. 74).
4.3.4 Sterkere focus op kerncompetenties
Het management van een organisatie moet hun kerncompetenties duidelijk omschrijven en een
onderscheid maken met hun andere activiteiten. Enkel deze laatste komen in aanmerking om uit
te besteden, waardoor men meer tijd kan investeren in de kerncompetenties Het is namelijk zeer
belangrijk om deze kerncompetenties binnen het bedrijf te houden en deze te verbeteren.. Echter
moet het management ook een onderscheid maken tussen de stabiele activiteiten en deze die een
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
49
evolutie ondergaan. Deze laatste kunnen op termijn evolueren naar een kerncompetentie.
Belangrijk is om deze veranderende activiteiten goed te observeren en te analyseren, alvorens
een keuze te maken over de uitbesteding (McCutcheon D. en Stuart F. I., 2000, blz. 289).
4.3.5 Verbeterd publiek imago
Door louter samen te werken met andere bedrijven kan het imago van het bedrijf reeds
verbeteren. Het publiek kan deze samenwerking als positief ervaren, omdat men ziet dat de
bedrijven samenwerken zodat velen de positieve gevolgen ervan ondervinden in plaats van één
bedrijf dat ten nadele van anderen werkt (Mentzer J. T., 2000, blz. 57). Door de samenwerking
met een bekende partner of een partner die als hoogwaardig wordt ingeschat door de consument,
kan nog meer waarde aan het product of dienst worden toegevoegd. Het eindproduct wordt
namelijk door de consument geassocieerd met het imago van de partner (McCutcheon D. en
Stuart F. I., 2000, blz. 288).
4.3.6 Kwaliteitswinsten
Kwaliteitsverbeteringen worden voornamelijk bereikt door de leverancier actief te betrekken bij
de productontwikkeling. Die beschikt over de kennis van de materialen die in het product kunnen
gebuikt worden. De leverancier kan op die manier zijn partner bijstaan bij de selectie van de
beste materialen. Hij kan echter ook een rol spelen in het optimaliseren van reeds bestaande
producten. Door het bedrijf te adviseren om andere, betere materialen of onderdelen te gebruiken
in het eindproduct kunnen significante kwaliteitswinsten ontstaan (Pegels C. C., 2005, blz. 111).
4.4 Financiële winsten
De financiële voordelen zijn natuurlijk ook van cruciaal belang bij supply chain collaboratie.
Enkele eerder besproken operationele voordelen hielden reeds een financieel aspect in, zoals de
kostenreducerende voordelen. Hier worden echter de louter financiële voordelen besproken.
Eerst wordt de return op activa besproken, gevolgd door de meerwaarde voor de aandeelhouders.
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
50
4.4.1 Return op activa
Return op activa is een financiële term die de winstgevendheid van een organisatie weergeeft.
Indien men een collaboratie aangaat met een partner kunnen arbeid en kapitaal efficiënter
worden ingezet. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de aanwezige middelen door het
elimineren van elkaar overlappende functies en het beter coördineren van activiteiten en
processen. Ook kan het kapitaal efficiënter worden aangewend waardoor men een hogere return
verkrijgt (Linch C .F., 2004, blz. 44). Het resultaat van de strategische collaboratie wordt vaak
gemeten aan de hand van deze financiële variabele (Donovan M., 2002, blz. 1).
4.4.2 Verhoogde aandeelhouderswaarde
De waarde voor de aandeelhouder kan op twee belangrijke manier verbeterd worden:
� Door de winstgevendheid van het bedrijf te maximaliseren
� Door het geïnvesteerd kapitaal efficiënter aan te wenden.
Supply chain collaboratie biedt verschillende mogelijkheden om de situatie van de
aandeelhouders te verbeteren. De winstgevendheid kan geoptimaliseerd worden door grotere
service aan te beiden om op die manier grotere marges te creëren op het product of dienst, door
een ruimer gamma producten aan te bieden, door logistieke kosten te verminderen, etc. Het
geïnvesteerd kapitaal wordt beter aangewend indien men een lager niveau van voorraad kan
aanhouden, minder fysische activa aankoopt, etc. (Gattorna J., 1998, blz.18).
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
51
4.5 Kosten
De kosten bij supply chain collaboratie kunnen in twee grote categorieën ingedeeld worden,
zijnde:
� De totale kosten van het systeem en
� de opportuniteitskosten van de partner.
De eerste groep kosten heeft betrekking op de kosten om het systeem te implementeren en te
integreren in de bedrijven, de kosten om het proces te coördineren en te begeleiden en de kosten
die geassocieerd worden met het vertalen en verwerken van de ontvangen data. De tweede groep
zijn de opportuniteitskosten die voortvloeien uit de instabiliteit van de partner en de mogelijke
kosten indien men moet veranderen van partner.
Elk van deze kosten worden afzonderlijk besproken, met als basis de studie van McLaren et al.
(2002). De kosten worden echter niet in het eindmodel opgenomen, noch worden die empirisch
onderzocht. De analyse ervan is zeker interessant, maar dit zou buiten het beslag van deze thesis
vallen.
4.5.1 Systeemimplementatie en integratiekosten
Voor de collaboratie, werken beide partners met hun eigen informatiesystemen, die meestal
verschillend en vaak niet compatibel zijn. Dit kan echter heel wat problemen met zich
meebrengen indien men op een hoog niveau wenst samen te werken. Om deze problemen te
overkomen, wordt bij een strategische collaboratie dikwijls de keuze gemaakt om een
gemeenschappelijk systeem te implementeren. Beide partners hebben toegaan tot het systeem,
waardoor de informatie-uitwisseling actief ondersteunt en zelfs gestimuleerd wordt. Het nieuwe
systeem impliceert echter heel wat kosten die gelijkmatig over beide partners verdeeld moet
worden. Dit is een vorm van een relatiespecifieke investering, waardoor de ‘switching costs’
verhogen. Dit bespreken we later in dit hoofdstuk (McLaren T., et al., 2002, blz. 355; McIvor R.,
et al., 2003, blz. 149).
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
52
4.5.2 Instabiliteit van de partner
De stabiliteit van de partner is een belangrijke parameter in de partnerkeuze. Indien deze niet
stabiel blijkt te zijn of niet aan de verwachte afspraken voldoet zal deze niet bijdragen tot de
gewenste lange termijn relatie. Dit impliceert niet alleen aanzienlijke kosten voor de andere
partner, maar ook diens vertrouwen en toewijding zal drastisch dalen. Het einde van de
collaboratie is dan niet meer ver af. Omgekeerd, indien de relatie reeds lange tijd bestaat, worden
deze instabiliteitkosten tot een minimum herleid (McLaren T., et al., blz. 354).
4.5.3 Data vertalingskosten
De partners moeten duidelijk afspraken maken over de data en informatie die ze met elkaar
delen. Ook het formaat en de manier waarop deze informatie zal gecommuniceerd worden moet
vooraf bepaald worden, opdat de data vlot integreerbaar in de eigen bedrijfssystemen zou zijn.
Standaardisatie van de systemen en data, en compatibiliteit van informatietechnologieën zijn
noodzakelijk om een bedrijf in staat te stellen om diens supply chain operaties op een globale
basis te integreren (Mentzer J. T., 2004, blz. 6). Men kan ook een gemeenschappelijk systeem
implementeren om de vertalingskoten tot een minimum te herleiden (zie supra blz. 51).
4.5.4 Procescoördinatie en integratiekosten
Zoals reeds aangehaald bij de ‘Systeemimplementatie en integratiekosten’, werken de partners
meestal met verschillende systemen om hun bedrijfsprocessen te beheren. Indien beide partijen
vasthouden aan hun eigen systemen en geen gemeenschappelijk systeem wensen, dienen ze toch
kosten te maken om hun individuele systemen te integreren. Deze investeringen vallen meestal
lager uit dan de implementatie van een geheel nieuw systeem (McLaren T., et al. 2002, blz. 361).
Het is een belangrijke taak van het management om te beslissen welke processen geïntegreerd
moeten worden. Sommige bedrijven zullen niet meer dan één proces integreren terwijl anderen
opteren om meerdere processen op elkaar af te stemmen. Enkel deze processen die kritiek en
voordelig zijn voor de samenwerking dienen geïntegreerd te worden (Lambert D. M. en. Cooper
M. C, 2000, blz.77-78).
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
53
4.5.5 Kosten voor de verandering van partner
Deze kosten die dienen gemaakt te worden indien men verandert van partner, zijn algemeen
bekend als ‘switching costs’. De link met de ‘Stabiliteit van de partner’ is hier duidelijk
waarneembaar, aangezien beiden opportuniteitskosten inhouden. Door een partner te kiezen
verliest men namelijk de voordelen om een collaboratie te kunnen aangaan met een andere
partner. Alhoewel we daarnet stelden dat het maken van relatiespecifieke investeringen zeer
gunstige effecten kan hebben op het succes van de collaboratie, is het echter belangrijk om weten
dat in sommige gevallen de ‘switching costs’ best zo laag mogelijk zijn. Dit is om de eerder
vermelde opportuniteitskosten te minimaliseren. Indien men namelijk een betere partner
identificeert, zijn de kosten dan niet zo groot om van partner te verwisselen. Het is immers niet
aangewezen om een collaboratie verder te zetten wegens de hoge kosten om van partner te
verwisselen (McLaren T., et al., 2002, blz. 355).
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
54
4.6 Besluit
Deze literatuurstudie werd vervolledigd met de bespreking van de voordelen en de kosten die
met een strategische collaboratie gepaard gaan. Veel van deze beoogde voordelen en de
onvermijdelijke kosten hangen sterk af van de partner. Men moet deze meer dan zorgvuldig
selecteren, om de verwachtingen van de collaboratie in te lossen en ongewenste verrassingen te
vermijden. De voordelen worden in drie groepen ingedeeld, het geheel van kosten wordt in één
groep verzameld.
De eerste groep bestaat uit een geheel van kostenverminderende voordelen. Concreet zijn de
voordelen ‘Verminderde voorraad’, ‘Efficiënter gebruik van menselijke middelen’ en ‘Product
kostvermindering’ besproken.
In de tweede groep worden vijf factoren behandeld die de bedrijven in staat moet stellen om
meer en betere service aan te bieden. De aangehaalde voordelen zijn: ‘Verbeterde
klantenbediening’, ‘Vlottere levering door verkorte cyclustijden’, ‘Sterkere focus op
kerncompetenties’, ‘Verbeterd publiek imago’ en ‘Kwaliteitswinsten’.
De laatste groep voordelen heeft betrekking op het louter financiële aspect van de collaboratie.
De twee besproken voordelen zijn: ‘Return op activa’ en ‘Verhoogde aandeelhouderswaarde’.
Tenslotte werd in dit hoofdstuk ook het geheel van kosten besproken. Deze bestaan uit
‘Systeemimplementatie en integratiekosten’, ‘Instabiliteitskosten van de partner, ‘Data
vertalingskosten’, ‘Procescoördinatie en integratiekosten’ en ‘Kosten voor de verandering van
partner’.
Het geheel van voordelen wordt aan het model toegevoegd, om alzo het finaal onderzoeksmodel
te bekomen. De groep van kosten zou normaal gezien ook aan de rechterzijde van het model
moeten toegevoegd worden, maar aangezien we deze factoren niet zullen testen, is dit niet
gebeurd (zie figuur 7).
Hoofdstuk 4 Kosten en voordelen
55
Figuur 14: Onderzoeksmodel
(Bron: Vanpoucke E., Vereecke A., Pandelaere E., 2005)
Attributen van de collaboratie
• Toewijding • Vertrouwen • Coördinatie • Afhankelijkheid • Duidelijke verwachtingen
Communicatiegedrag
• Communicatiekwaliteit • Participatie • Informatie-uitwisseling • Openheid
Conflictoplossende technieken • Constructieve gezamenlijke
conflictoplossende technieken • Conflictvermijdende
technieken • Destructieve
conflictoplossende technieken
Systemen
• IT-Capaciteiten • Boekhoudkundige methoden • Belastingswetgevingen
Mensen
• Leiderschap • Procesdenken • Tijdsinvestering • Veranderingsbeheer
Supply Chain Collaboratie
Kostenverminderende voordelen
• Verminderde voorraad • Efficiënter gebruik van menselijke
middelen • Productkostvermindering
Service winsten
• Verbeterde klantenbediening • Vlottere levering door verkorte
cyclustijden • Snellere marktintroductie van
nieuwe producten • Sterkere focus op kerncompetenties • Verbeterd publiek imago • Kwaliteitswinsten
Financiële winsten
• Return op activa • Verhoogde
aandeelhouderswaarde
Product/leveranciersselectie
• Selectieproces van de partner
Statistische analyse
56
HOOFDSTUK 5:
STATISTISCHE ANALYSE
VAN DE SUCCESFACTOREN EN VALKUILEN
5.1 Inleiding
Op basis van de literatuurstudie zijn reeds vermoedens over de verschillende factoren
opgebouwd over het al dan niet bijdragen tot het succes van de collaboratie. In dit hoofdstuk
wordt het empirisch onderzoek beschreven, waarbij nagegaan wordt of we deze vermoedens
kunnen bevestigen. Ongetwijfeld zullen we ook factoren ontdekken die een neutrale invloed
hebben op het succes van de collaboratie. In wat volgt bespreken we eerst de gevolgde methode
en vervolgens worden de statistische analyses toegelicht. Aangezien de vragenlijst opgesteld
werd in het Engels, is ook de tekst in de tabellen in het Engels is geschreven. Tijdens de
besprekingen wordt echter steeds de Nederlandstalige vertaling gebruikt.
5.2 Methode
5.2.1 Specifieke onderzoeksvragen
Op basis van de literatuur werd een veelheid aan factoren beschreven die al dan niet bijdragen tot
het succes van een collaboratie. Er verwacht wordt dat succesfactoren zullen bijdragen tot het
slagen van de collaboratie en dat valkuilen dit succes zullen ondermijnen. Ook de voordelen die
voortvloeien uit een strategische collaboratie worden onderzocht.
Algemeen kan men het onderzoek opsplitsen in drie specifieke onderzoeksvragen:
� Welke factoren uit het onderzoeksmodel zijn ‘succesfactoren’ en hebben deze een
positieve invloed op het succes van de collaboratie?
� Welke factoren uit het onderzoeksmodel zijn ‘valkuilen’ en hebben deze een negatieve
invloed op het succes van de collaboratie?
� Welke voordelen uit het onderzoeksmodel worden via strategische collaboratie bereikt?
Statistische analyse
57
5.2.2 Gegevensverzameling
De gegevens voor het empirisch onderzoek werden verzameld aan de hand van een uitgebreide
vragenlijst. Deze vragenlijst bestaat uit zestien pagina’s en bevat vragen en uitspraken over elke
factor die in het eindemodel is opgenomen (Zie bijlage 1). Om over een voldoende grote
steekproef te beschikken, werd het doel van 50 ingevulde vragenlijsten vooropgesteld. De
Vlerick Leuven Gent Management School (VLGMS) stelde mij een database ter beschikking van
bedrijven en contactpersonen die iets te maken hebben met supply chain management. Deze
personen hebben diverse functies zoals aankoopmanagers, supply chain of logistieke
verantwoordelijken, bedrijfsleiders en planningsmanagers. Met de betrokken personen werd
telefonisch contact opgenomen en hen werd gevraagd of ze wouden participeren aan een
onderzoek van de Universiteit Gent, in samenwerking met de VLGMS. Aangezien deze
contactpersonen een relatie hebben met de VLGMS, door kennissen of door het reeds
bijgewoond hebben van seminaries, werd een hoog responspercentage verwacht. Via deze
database werden 80 personen opgebeld.
Als tweede manier om respondenten te vinden werd een beroep gedaan op de Trends Top 30000.
Er werd geen onderscheid gemaakt naar sector, maar door het vermoeden dat vooral grote
bedrijven actief bezig zijn met supply chain management werden vooral deze bedrijven
opgezocht en opgebeld. Nog eens 39 bedrijven werden op deze manier gecontacteerd, waardoor
een totaal van 119 bedrijven bereikt was.
Door het moeilijkheidskarakter van de vragenlijst en de specificiteit van bepaalde vragen was het
moeilijk om veel bedrijven te vinden die bereid waren om de vragenlijst in te vullen. Er werd dus
geopteerd om bij deze steekproef van 119 bedrijven te blijven en deze telefonisch op te volgen.
De betrokken personen werd een periode van vier weken toegekend om de vragenlijst in te
vullen (van 3 tot 28 oktober). Een begeleidende brief (Zie bijlage 2) werd ook steeds samen met
de vragenlijst verstuurd. Tijdens deze periode werden 14 vragenlijsten (11,8%) ontvangen.
Na deze periode werd opnieuw telefonisch contact opgenomen en werd een tweede periode van
drie weken toegekend om de vragenlijst in te vullen (van 1 tot 18 november). Nog eens 12
vragenlijsten kwamen toe in deze periode. In totaal zijn reeds 26 vragenlijsten (21,8%)
ontvangen.
Statistische analyse
58
Een laatste periode van drie weken (21 november tot 12 december) werd aan de bedrijven
toegekend om alsnog de vragenlijst in te vullen. Tijdens deze periode werden nog eens 13
vragenlijst ontvangen, zodat er in totaal 39 vragenlijsten werden binnengehaald van de 119
initieel gecontacteerde bedrijven. Dit leidt dus tot een responsgraad van 32,8%.
Aangezien het vooropgestelde doel van 50 vragenlijsten echter nog niet bereikt was, werden in
januari nieuwe bedrijven gezocht om deel te nemen aan het onderzoek. Via een andere, kleinere
database van de VLGMS werden nog eens een twintigtal bedrijven gecontacteerd. Naast deze
manier, werden ook extra respondenten gevraagd in de master class of supply chain management
aan de VLGMS. Dit alles leidde nog eens tot 17 extra vragenlijsten. De uiteindelijke steekproef
bestond dus uit 56 ingevulde vragenlijsten.
Initieel werd ook het doel vooropgesteld om een beeld te vormen van West- Europa en om
internationale verschillen aan het licht te kunnen brengen. Dit werd echter niet behaald,
aangezien er slechts op weinig enthousiasme kon gerekend worden van Franse en Engelse
bedrijfsleiders. Na drie periodes, inclusief telefonische opvolging werd een veel te kleine
steekproef behaald. Voor Frankrijk werd slechts een responsgraad van 11,8% behaald, zijnde 9
vragenlijsten uit een steekproef van 76 gecontacteerde bedrijven. Uit het Verenigd Koninkrijk
werden slechts 2 vragenlijsten ontvangen. Het toepassingsgebied is dus België en hoofdzakelijk
Vlaanderen. Een lijst met de deelnemende bedrijven en contactpersonen wordt in bijlage 3
weergegeven.
Twee opmerkingen worden gemaakt in verband met de gegevensverzameling. Ten eerste werd
telefonisch steeds gevraagd of de contactpersoon de vragenlijst per post, per fax, of per e-mail
wenste te ontvangen. Het merendeel verkoos om de vragenlijst per e-mail te ontvangen (82,6%),
een minderheid per post (17,4%) en niemand per fax. In totaal verkozen 10 bedrijven (8,5%) om
niet deel te nemen aan het onderzoek. De redenen om het onderzoek niet te steunen waren
hoofdzakelijk tijdsdruk of omdat de collaboratie nog maar net opgestart was, zodanig dat nog
geen standpunt over deze samenwerking kon ingenomen worden.
Een tweede opmerking is dat de personen die verkozen om de vragenlijst per post te ontvangen
een veel hogere responsgraad vertonen dan diegene die de vragenlijst per e-mail wensten. Van de
19 personen die de vragenlijst per post toegestuurd kregen, hebben er 9 deze ingevuld, of 47,4 %.
Met dit resultaat kan misschien rekening gehouden worden voor verder onderzoek. Blijkbaar
Statistische analyse
59
wordt een gepersonaliseerde brief nog steeds meer geapprecieerd en wordt er meer aandacht aan
geschonken dan een gepersonaliseerde e-mail.
5.2.2 Gegevensanalyse
De gegevens werden verzameld aan de hand van een uitgebreide vragenlijst. Het merendeel van
de uitspraken moet beoordeeld worden op een zeven puntschaal, voor zowel de meest als de
minst succesvolle collaboratie van het bedrijf. Deze vraagstelling maakt het mogelijk om een
duidelijk onderscheid te maken tussen uitspraken die bijdragen tot het succes van de collaboratie
en welke niet.
In het begin van de vragenlijst werd aan de respondenten gevraagd of hun collaboratie in
samenwerking met klanten dan wel met leveranciers was. Van de 56 enquêtes hadden er 17
betrekking op een collaboratie met klanten en 39 met leveranciers. Hiermee wordt duidelijk dat
men in hoofdzaak achterwaartse (leveranciers) collaboraties aangaat (69,6%).
De gegevens worden geanalyseerd via het softwarepakket SPPS, waarbij gebruik wordt gemaakt
van versie 12.0. Hypothesen worden telkens getoetst op een significantieniveau van 5%. Dit wil
zeggen dat de hypothesen met 95% zekerheid kunnen bevestigd of verworpen worden (Wijnen
K. et al., 2002, blz. 55). De opstelling van de vragen laat ons toe om verder met ordinale schalen
te werken. Er wordt echter verondersteld om de afstand tussen twee punten als gelijk te
beschouwen (‘assumption of equal appearing intervals’), zodat gewerkt wordt met interval/
ratioschalen. Deze laatste zijn schalen op een hoger niveau, die een uitgebreidere analyse toelaat.
Op de eerder genoemde ordinale schalen mogen namelijk geen gemiddelden of
standaardafwijkingen berekend worden (De Pelsmacker en Van Kenhove, 2002, blz. 226-227).
5.3 Statistische analyse: Resultaten en interpretatie
Enkele voorbereidende tests worden uitgevoerd alvorens conclusies te trekken over welke
factoren bijdragen tot het succes van de collaboratie. De factoren die in de literatuurstudie
werden besproken, worden getest via specifieke uitspraken, die opgenomen werden in de
vragenlijst. Het empirisch onderzoek vangt aan met testen die betrekking hebben op deze
individuele uitspraken. Concreet worden deze aan een factoranalyse onderworpen. Per groep van
Statistische analyse
60
factoren worden alle uitspraken in één factoranalyse geïntegreerd. Op die manier worden zes
groepen onderscheiden, waardoor zes factoranalyses worden uitgevoerd. Het gaat om de groepen
van factoren zoals in de literatuurstudie besproken, namelijk: ‘Attributen van de collaboratie’,
‘Communicatiegedrag’, ‘Selectieproces van de partner’, ‘Conflictoplossende technieken’,
‘Systemen’ en ‘Mensen’.
Via deze factoranalyse zullen enkele uitspraken en/of factoren uit de analyse verwijderd worden.
Indien er twee of meer uitspraken per factor de factoranalyse doorstaan, worden deze
omgevormd tot een construct. Na eventuele hercodatie van enkele uitspraken worden de
constructen aan een betrouwbaarheidsanalyse onderworpen, via de berekening van de
Cronbach’s Alpha.
Via de ‘Paired Samples T- Test’ of de ‘One Sample T- Test’ wordt nagegaan of een construct
uiteindelijk bijdraagt tot het succes van de collaboratie. Nadien keert men terug naar het niveau
van de individuele uitspraken, om ook die uitspraken aan een ‘T- test’ te onderwerpen
5.3.1 Validatie van factoren met bijhorende betrouwbaarheidsanalyse
In de vragenlijst werden voor de verschillende factoren gemiddeld drie tot vier vragen
opgenomen. Er moet echter getest worden of deze uitspraken effectief de gewenste factor
verklaren. Het is best mogelijk dat een bepaalde uitspraak op twee factoren correleert of dat
verschillende factoren door dezelfde uitspraken worden verklaard. Indien dit het geval is, moet
het onderzoeksmodel worden aangepast door eliminatie of consolidatie van verschillende
factoren. Dit wordt getest met behulp van een factoranalyse, aan de hand van welke we
constructen gaan opbouwen. “Een factoranalyse heeft als doel de omvang van een gegevensset te
reduceren en te herleiden tot een wezenlijke onderliggende dimensionaliteit. Concreet houdt dit
in dat een grote hoeveelheid variabelen zal worden herleid tot een kleiner aantal dimensies, ook
wel factoren genoemd” (Wijnen K. et al., 2002, blz. 209).
Voor de interpretatie van de resultaten van de factoranalyse wordt steeds de ‘Rotated Component
Matrix’ bestudeerd. Er wordt gekozen voor een varimax rotatie, die het aantal variabelen
minimaliseert die hoge ladingen hebben op elk van de factoren. “De ideale factorstructuur is dat
elke factor sterk correleert met een aantal oorspronkelijke variabelen en nauwelijks of niet
Statistische analyse
61
correleert met alle andere. Op die manier kan aan elke factor, aan elke onderliggende dimensie
van de gegevensset, een zinvolle betekenis worden gegeven” (Wijnen K. et al., 2002, blz. 212).
Voor het onderzoek in deze thesis moet elke uitspraak minimum een lading van 0.600 moet
hebben op één component en een lagere score op alle andere. Uitspraken die niet aan dit
criterium voldoen worden bijgevolg uit de analyse verwijderd.
De overgebleven uitspraken vormen samen een construct. De berekening van een construct leidt
tot een nieuwe variabele, die de gemiddelde score weergeeft van de opgenomen uitspraken. Van
deze constructen wordt de Cronbach’s Alpha berekend, waarbij het construct minstens een alfa
van 0,6 dient te hebben. Constructen met een lagere alfa worden als onbetrouwbaar beschouwd
en worden uit de analyse verwijderd. Algemeen vereist het construct minimaal drie uitspraken
voor de berekening van de Cronbach’s Alpha. Ook moet men opletten dat niet teveel uitspraken
in één analyse opgenomen worden. Doet men dit wel, dan bestaat de kans om de statistiek te
inflateren, wat kan leiden tot een ‘goede’ score, terwijl de onderdelen eigenlijk onderling
heterogeen zijn (Wijnen K. et al., 2002, blz. 241). Deze problemen worden grotendeels
vermeden door het uitvoeren van een factoranalyse op de uitspraken, alvorens over te gaan tot de
berekening van de Cronbach’s Alpha.
Deze thesis wordt zo overzichtelijk mogelijk gehouden en voor de verdere bespreking van de
onderzoeksresultaten zullen we de structuur van de literatuurstudie zoveel mogelijk volgen (zie
figuur blz. 53). Hierna bespreken we de groepen van factoren waaruit het onderzoeksmodel is
opgebouwd. Concreet behandelen we achtereenvolgens
� Attributen van de collaboratie
� Communicatiegedrag
� Selectieproces van de partner
� Conflictoplossende technieken
� Systemen
� Mensen
� Voordelen
Statistische analyse
62
5.3.1.1 Attributen van de collaboratie
Deze groep bestaat uit de factoren: ‘Toewijding’, ‘Vertrouwen’, ‘Coördinatie’, ‘Afhankelijkheid’
en ‘Duidelijke verwachtingen’. Al de uitspraken uit de vragenlijst die betrekking hebben op deze
factoren worden in een factoranalyse geïntegreerd (Zie bijlage 4.1). Uit de ‘Rotated Component
Matrix’ kunnen we besluiten de vijfde uitspraak over vertrouwen te verwijderen (maximale
lading: 0.490). De andere vier uitspraken over vertrouwen correleren allemaal op dezelfde
component, waardoor deze allemaal behouden blijven.
Hetzelfde kan men stellen voor de twee uitspraken over duidelijke verwachtingen en de vier over
afhankelijkheid. Bij deze laatste factor zijn er echter twee uitspraken die een andere richting
aangeven dan de eerste twee. Deze uitspraken zullen later gehercodeerd worden.
Wat de uitspraken van coördinatie betreft kunnen we stellen dat deze zowel op de component
van vertrouwen als op die van coördinatie correleren. We besluiten hieruit dat de factoren
vertrouwen en coördinatie eigenlijk door dezelfde uitspraken worden verklaard en zullen deze
twee variabelen in de toekomst samen beschouwen
Opvallend is het resultaat over de factor ‘toewijding’. Deze factor werd aan de hand van vier
uitspraken beschreven. Twee van de vier uitspraken correleren echter duidelijk op één
component en de andere twee uitspraken op een andere component. Blijkbaar beschouwen de
respondenten deze vier uitspraken niet als één geheel. We besluiten dan ook om deze factor op te
splitsen in twee nieuwe factoren. De eerste factor wordt ‘Inzet’ genoemd, met uitspraken: ‘Tijd
gespendeerd door belangrijk personeel’ en ‘Training voorzien voor de partner’. De andere factor
wordt ‘Investeringen’ genoemd, met uitspraken: ‘Financiële investeringen gemaakt door de
partner’ en ‘Niet-financiële investeringen gemaakt door de partner’.
Op basis van de factoranalyse worden vijf constructen gevormd, namelijk:
� Vertrouwen en Coördinatie
� Duidelijke verwachtingen
� Afhankelijkheid
� Inzet
� Investeringen
Statistische analyse
63
Van deze constructen wordt de Cronbach’s Alpha berekend, die een waarde hoger dan 0,600
moet hebben. Er wordt ook steeds gekeken naar de laatste kolom van de tabel (‘Cronbach’s
Alpha if item deleted’). Deze geeft de score van de Cronbach’s Alpha weer, indien men een
uitspraak uit de analyse verwijdert. Aangezien we reeds eerder een factoranalyse hebben
uitgevoerd, zal het slechts zelden voorkomen dat de alfa nog verhoogd kan worden. Voor de
verdere bespreking zullen we dit enkel vermelden indien men de score beduidend kan verhogen.
Het construct ‘Vertouwen en Coördinatie’ is zeer betrouwbaar (α: 0,918) en wordt dus behouden
(zie bijlage 4.1.1). Het construct ‘Duidelijke verwachtingen’ (α: 0,758, zie bijlage 4.1.6) wordt
eveneens behouden in de analyse, ondanks dat deze slechts uit twee uitspraken is opgebouwd.
Het voldoet met andere woorden niet aan de voorwaarde om minimum drie uitspraken te hebben
alvorens de Cronbach’s Alpha te berekenen. Als derde construct wordt ‘Afhankelijkheid’ (α:
0,798; zie bijlage 4.1.5) ook behouden in de analyse. Bij dit construct zijn twee van de vier
uitspraken gehercodeerd. Op die manier correleren alle vier de variabelen in dezelfde richting,
wat een noodzaak is alvorens de Cronbach’s Alpha te kunnen berekenen (Wijnen K. et al., 2002,
blz. 227). De constructen ‘Inzet’ en ‘Investeringen’ hebben ook slechts twee uitspraken maar
blijven ook behouden voor de verdere analyse. De berekening van de Cronbach’s Alpha
bevestigt trouwens ook het vermoeden om de initiële factor ‘Toewijding’ op te splitsen in twee
factoren. Het construct zou namelijk verwijderd moeten worden indien men de vier uitspraken
samen behield (α: 0,488; zie bijlage 4.1.2). Indien men echter het construct opsplitst in twee
bekomt men twee betrouwbare constructen (α: 0,643 en 0,642; zie bijlage 4.1.3 en 4.1.4).
5.3.1.2 Communicatiegedrag
Deze groep bestaat uit de subfactoren ‘Communicatiekwaliteit’, ‘Participatie’, ‘Informatie-
uitwisseling’ en ‘Openheid’. Opnieuw worden al deze factoren en hun bijhorende uitspraken in
een factoranalyse samengevoegd (Zie bijlage 5.1). Uit de ‘Rotated Component Matrix’ blijkt dat
alle vijf de uitspraken over communicatiekwaliteit duidelijk op dezelfde component correleren,
we behouden dan ook alle uitspraken over deze factor.
Het is iets ingewikkelder voor de andere factoren. Verschillende uitspraken, van verschillende
factoren correleren namelijk op verschillende componenten. Er wordt begonnen met de
uitspraken te elimineren die een lading kleiner dan 0,600 hebben. Concreet houdt dit in dat we
een uitspraak van de factor participatie (maximale lading: 0,530) en informatie-uitwisseling
Statistische analyse
64
(maximale lading: 0,584) verwijderen. Er wordt een tweede factoranalyse uitgevoerd (zie bijlage
5.2) zonder deze twee uitspraken en blijkbaar kan nog een uitspraak verwijderd worden. Het gaat
om een uitspraak van de factor informatie-uitwisseling (maximale lading: 0,576). Tijdens een
derde factoranalyse kunnen we nogmaals drie uitspraken verwijderen (zie bijlage 5.3). Deze keer
gaat het om twee uitspraken van de factor participatie (maximale ladingen: 0,591 en 0,562) en
een uitspraak over openheid (maximale lading: 0,548). Een laatste factoranalyse (Zie bijlage 5.4)
laat ons toe om nog één uitspraak over de factor participatie te verwijderen (maximale lading:
0,550). Na deze uitgebreide eliminatie van uitspraken blijven nog drie componenten over. Op de
laatste component correleert er slechts één uitspraak hoog. Toch besluiten we om deze
component te behouden.
De factor ‘Informatie-uitwisseling’ is een combinatie van uitspraken van de oorspronkelijke
subfactoren ‘Participatie’ en ‘Informatie-uitwisseling’. De uitspraken liggen voldoende dicht bij
elkaar en zijn onderling voldoende consistent, zodat deze keuze gerechtvaardigd is. Verwacht
werd dat informatie-uitwisseling en participatie twee verschillende variabelen zouden zijn, maar
dit blijkt echter niet uit onze data. Door de eliminatie van de vele uitspraken rees het vermoeden
dat een andere aanpak gewent was. De analyse werd nogmaals opnieuw uitgevoerd, deze maal
met de eis om de uitspraken te groeperen over vier verschillende componenten. Dit leidde echter
tot een compleet onlogische indeling van de uitspraken, dat we deze analyse niet gevolgd
hebben.
We behouden dus drie factoren:
� Communicatiekwaliteit
� Informatie-uitwisseling
� Openheid
De eerste twee zijn constructen en worden onderworpen aan een betrouwbaarheidsanalyse. De
Cronbach’s Alpha voor het construct ‘Communicatiekwaliteit’ is bijzonder hoog (α: 0,941), dit
construct is dus zeer betrouwbaar en wordt behouden voor de verdere analyse (Zie bijlage 5.4.1).
Hetzelfde kan gesteld worden voor het construct van ‘Informatie-uitwisseling’, dat bestaat uit
vier uitspraken (α: 0,812; zie bijlage 5.4.2). De factor openheid bestaat slechts uit één uitspraak,
waardoor geen construct wordt gevormd en dus geen betrouwbaarheidsanalyse dient uitgevoerd
te worden.
Statistische analyse
65
5.3.1.3 Selectieproces van de partner
Deze factor bestaat uit drie uitspraken, die opgenomen worden in een factoranalyse. Elke
uitspraak heeft duidelijk een lading groter dan 0,600 (Zie bijlage 6.1) waardoor deze behouden
blijven voor de verdere analyses.
Het opgebouwde construct doorstaat ook de betrouwbaarheidsanalyse (α: 0,840, zie bijlage
6.1.1). We vermelden hier wel dat de Cronbach’s Alpha kan verhoogd worden tot 0,905 indien
een uitspraak geëlimineerd wordt. Aangezien we slechts over drie uitspraken beschikken
betekent de eliminatie van één ervan een schending van de voorwaarde om minstens drie
uitspraken te hebben voor de berekening van de Cronbach’s Alpha. Daarenboven is de alfa al
heel wat groter dan 0,600 waardoor we verkiezen om de drie uitspraken te behouden.
5.3.1.4 Conflictoplossende technieken
Deze groep bestaat uit de factoren ‘Constructieve gezamenlijke conflictoplossende technieken’,
‘Conflictvermijdende technieken’ en ‘Destructieve conflictoplossende technieken’. De
factoranalyse laat ons toe een uitspraak te verwijderen over ‘Destructieve conflictoplossende
technieken’ (maximale lading: 0,525; zie bijlage 7.1). Een tweede factoranalyse, zonder deze
uitspraak, leidt ons tot de vreemde vaststelling dat de uitspraak over ‘Constructieve
conflictoplossende technieken’ en deze over ‘Conflictvermijdende technieken’ op dezelfde
component correleren (Zie bijlage 7.2). Dit resultaat druist echter tegen alle logica in en we
opteren deze statistische aanwijzing niet te volgen. Voor het vervolg van het onderzoek wordt
dus toch met drie verschillende factoren gewerkt:
� Constructieve gezamenlijke conflictoplossende technieken
� Conflictvermijdende technieken
� Destructieve conflictoplossende technieken
Door de eliminatie van een uitspraak over ‘Destructieve conflictoplossende technieken’ blijft er
slechts één uitspraak van deze factor over. Ook de factor ‘Conflictontwijkende technieken’
bestaat slechts uit één uitspraak. Dit zijn dus geen complexe variabelen meer, waarvan geen
construct wordt gevormd en bijgevolg geen betrouwbaarheidsanalyse wordt uitgevoerd. De
factor ‘Constructieve gezamenlijke conflictoplossende technieken’ vormt echter wel een
Statistische analyse
66
construct van twee uitspraken en de bijhorende Cronbach’s Alpha wordt hier wel berekend.
Aangezien de factoranalyse reeds aanduidde dat de twee uitspraken over deze factor eigenlijk
twee verschillende factoren verklaren, bekomen we een bijzonder lage Cronbach’s Alpha (α:
0,053; zie bijlage 7.2.1). We hebben dus te maken met een bijzonder onbetrouwbaar construct,
waarmee verder geen rekening mag gehouden worden. We beslissen dan ook om geen construct
‘Constructieve conflictoplossende technieken’ te vormen. Voor de verdere analyses zullen de
tests enkel uitgevoerd worden op het niveau van de individuele uitspraken.
5.3.1.4 Systemen
Deze groep bestaat uit de factoren ‘IT- Capaciteiten’, ‘Boekhoudkundige principes’ en
‘Belastingswetgevingen’. De factoranalyse wordt hier in twee delen opgesplitst. De factor ‘IT-
capaciteiten’ bestaat namelijk reeds uit zestien uitspraken, waardoor deze apart in een
factoranalyse worden geanalyseerd. De uitspraken over de ‘Boekhoudkundige principes’ en
‘Belastingswetgevingen’ worden in een tweede factoranalyse bestudeerd. Deze beslissing werd
genomen om de factoranalyse niet onnodig ingewikkeld te maken en omdat daarenboven niet
verwacht wordt dat de uitspraken over ‘IT- capaciteiten’ op de andere twee factoren zullen
correleren.
De vraagstelling om de invloed van de IT- capaciteiten te achterhalen bestaat uit zestien vragen
over het gebruik van bepaalde software en logistiek ondersteunende programma’s. De
mogelijkheid werd opengelaten voor de respondenten om naast deze zestien mogelijkheden ook
zelf iets anders in te vullen. Deze optie werd ingevoerd om te verifiëren of alle mogelijke
programma’s werden opgenomen in de vragenlijst. Dit bleek het geval te zijn, aangezien slechts
drie respondenten een andere mogelijkheid hebben gespecificeerd, zonder dat daarbij tweemaal
hetzelfde antwoord werd gegeven door verschillende respondenten. Met deze optie werd dan ook
in de verdere analyse geen rekening meer gehouden. De factoranalyse van de factor ‘IT-
Capaciteiten’ wordt weergegeven in bijlage 8.1 en laat ons toe om een vier uitspraken te
verwijderen (respectievelijke maximale ladingen: 0,529; 0,500; 0,421; 0,479). Een tweede
factoranalyse laat ons toe om nogmaals drie uitspraken te verwijderen (maximale ladingen:
0,576; 0,566; 0,522; zie bijlage 8.2). Na een laatste factoranalyse verwijderen we nog één
uitspraak (maximale lading: 0,469; zie bijlage 8.3). Hoewel de uitspraken nog correleren op drie
verschillende componenten, groeperen we deze echter toch tot één variabele. De uitspraken zijn
allemaal gelijkaardig en onderling consistent zodat deze keuze gerechtvaardigd is.
Statistische analyse
67
Het opgebouwde construct:
� IT- Capaciteiten
wordt onderworpen aan een betrouwbaarheidsanalyse en blijft behouden voor de verdere analyse
(α: 0,638, zie bijlage 8.4.1).
De factoranalyse van de twee andere factoren wordt weergegeven in bijlage 9.1 en laat ons toe
om een uitspraak over de boekhoudkundige principes te elimineren (maximale lading: 0,418). De
factor ‘Belastingswetgevingen’ bestaat slechts uit één uitspraak en correleert samen met een
uitspraak over de ‘Boekhoudkundige principes’ op dezelfde component. Toch beschouwen we
deze twee uitspraken als te verschillend om één geheel te vormen. Wederom wordt afgeweken
van de statistische indicatie en beschouwen we twee aparte factoren:
� Boekhoudkundige principes
� Belastingswetgevingen
We voeren een betrouwbaarheidsanalyse uit op het construct ‘Boekhoudkundige principes’, dat
nog uit drie uitspraken bestaat. Het construct doorstaat de betrouwbaarheidsanalyse met een alfa
van 0,633 (Zie bijlage 9.1.1). Aangezien de factor ‘Belastingswetgevingen’ uit slechts één
uitspraak bestaat, is de berekening van de Cronbach’s Alpha niet nodig.
5.3.1.5 Mensen
Deze groep bestaat uit de factoren ‘Leiderschap’, ‘Procesdenken’, ‘Tijdsinvestering’ en
‘Veranderingsbeheer’. Indien we de bijhorende uitspraken in een factoranalyse integreren zien
we dat alle uitspraken op slechts twee componenten correleren (Bijlage 10.1). Na deze eerste
factoranalyse worden twee uitspraken over ‘Tijdsinvestering’ uit de analyse gelaten (maximale
ladingen: 0,592 en 0,584). Ook een uitspraak over ‘Procesdenken’ wordt verwijderd (maximale
lading: 0,580). Een volgende factoranalyse laat ons niet meer toe om nog andere uitspraken te
verwijderen (zie bijlage 10.2). We besluiten om slechts twee constructen over te houden:
� Leiderschap en Veranderingsbeheer
� Procesdenken
Statistische analyse
68
Door het hoge aantal uitspraken dat werd geëlimineerd rees wederom het vermoeden dat een
andere aanpak aangewezen was. De factoranalyse werd nogmaals herhaald met alle uitspraken,
maar nu werd de voorwaarde ingebouwd dat men de uitspraken moest verdelen over vier
componenten. De verdeling van de uitspraken was echter niet logisch en kwam niet overeen met
de verwachte factoren. Met deze laatste analyse werd dus geen rekening gehouden. De
opgebouwde constructen ‘Leiderschap en Veranderingsbeheer’ en ‘Procesdenken’ worden ook
aan een betrouwbaarheidsanalyse onderworpen. Het eerste scoort zeer hoog (α: 0,925) en ook het
construct ‘Procesdenken’ (α: 0,679) wordt behouden voor de verdere analyse (Zie bijlagen 10.2.1
en 10.2.2).
5.3.1.6 Voordelen
Ook de uitspraken over alle voordelen worden in een factoranalyse geanalyseerd. Ook hier werd
aan de respondenten de mogelijkheid gegeven om zelf een voordeel te specificeren die niet in de
vragenlijst werd opgenomen. Wederom werd precies drie maal een andere mogelijkheid
ingevuld. Aangezien het telkens een ander voordeel betrof, werd geen rekening gehouden met
deze antwoorden en wordt deze optie verder niet meer behandeld in de analyse. De factoranalyse
laat ons toe om twee van de zestien uitspraken te verwijderen (maximale ladingen: 0,595 en
0,509; Zie bijlage 11.1). Alle andere uitspraken correleren op twee componenten. We opteren om
geen onderscheid te maken in deze groep van voordelen, zoals in de literatuurstudie wel werd
gedaan. De groepen ‘Kostenreducerende voordelen’, ‘Service voordelen’ en ‘Financiële
voordelen’, worden voorts gegroepeerd onder één noemer ‘Voordelen’. De factoranalyse werd
hier enkel uitgevoerd om de relevante voordelen te behouden voor de verdere analyse, waardoor
het niet noodzakelijk is om van deze groep een construct te vormen.
Statistische analyse
69
5.3.1.7 Overzicht
Veel uitspraken werden verwijderd op basis van de factoranalyse, in het bijzonder voor de
nieuwe factoren. Het blijkt dus niet eenvoudig om deze nieuwe factoren te formuleren op basis
van enkele uitspraken. Na consolidatie en eliminatie van enkele factoren, behouden we toch het
merendeel van de factoren die aan het model werden toegevoegd. De resultaten van de
factoranalyse en de score van de Cronbach’s Alpha worden overzichtelijk weergegeven in de
volgende tabel. De variabelen zijn samengevoegd tot de constructen die verder gebruikt zullen
worden in de analyses. Op basis van de Cronbach’s Alpha wordt dus enkel de factor
‘Constructieve gezamenlijke conflictoplossende technieken’ uit de analyse verwijderd.
Tabel 1: Opgebouwde constructen en betrouwbaarheid
Cronbach's Alfa
Attributen van de collaboratie Vertrouwen & Coördinatie 0.918 Afhankelijkheid 0.798 Duidelijke verwachtingen 0.758 Inzet 0.643 Investeringen 0.642 Communicatiegedrag Communicatiekwaliteit 0.941 Informatie-uitwisseling 0.812 Openheid * Leveranciersselectieproces Leveranciersselectieproces 0.840 Conflictoplossende technieken Constructieve conflictoplossende technieken 0.053 Conflictontwijkende technieken * Destructieve conflictoplossende technieken * Systemen IT-Capaciteiten 0.638 Boekhoudkundige principes 0.633 Belastingswetgevingen * Mensen Leiderschap & Veranderingsbeheer 0.925 Procesdenken 0.679
*: Geen berekening van de Cronbach’s Alpha, aangezien de factor uit slechts één uitspraak bestaat.
Statistische analyse
70
5.3.2 Succesfactoren en valkuilen
Door de voorbereidende tests is het oorspronkelijke model danig aangepast, wat noodzakelijk
was om het uiteindelijke doel van deze thesis na te streven, namelijk de determinatie van de
succesfactoren en valkuilen van een strategische collaboratie.
Om de succesfactoren te achterhalen gebruiken we de ‘Paired- Samples T- Test’, aangezien aan
de respondenten gevraagd werd om de uitspraken te beantwoorden voor zowel hun meest als hun
minst succesvolle collaboratie. Via deze test worden de gemiddelden van beide collaboraties
onderzocht en een significant verschil tussen beiden geeft de factor een onderscheidende aard
(Wijnen K. et al., 2002, blz. 63). Bekomt men een hoger gemiddelde voor de meest succesvolle
collaboratie, dan draagt deze factor bij tot het succes. Echter, indien de minst succesvolle
collaboratie het hoogste gemiddelde heeft beschouwen we deze factor als een valkuil.
In wat volgt wordt er steeds naar de bijlagen verwezen voor het significantieniveau van de
constructen en uitspraken. Zoals eerder gezegd werd de vragenlijst in het Engels opgesteld,
waardoor LSA verwijst naar ‘Least Successfull Alliance’ en MSA naar ‘Most Successfull
Alliance’. Eerst worden de constructen in het algemeen besproken, vervolgens wordt dieper
ingegaan op de uitspraken waaruit deze constructen zijn opgebouwd.
5.3.2.1 Constructen
In het voorafgaande deel werden de verschillende constructen opgebouwd en onderworpen aan
een betrouwbaarheidsanalyse. De constructen die deze test doorstonden kunnen nu ook aan de
hand van een ‘T- Test’ geanalyseerd worden. Op basis van deze test kan men besluiten of het
construct al dan niet bijdraagt tot het succes van de collaboratie.
Eerst wordt het significantieniveau van de constructen bestudeerd. Uit onze data blijkt dat elk
construct een significant verschil toont tussen de meest en de minst succesvolle collaboratie (Zie
bijlage 12). Elk construct maakt dus een onderscheid tussen succesvolle en niet succesvolle
collaboraties.
Statistische analyse
71
In een volgende stap worden de gemiddelden van de meest en minst succesvolle collaboratie
vergeleken. De volgende tabel geeft duidelijk aan dat de meest succesvolle collaboratie steeds
een hoger gemiddelde heeft, behalve voor het construct ‘Afhankelijkheid’. Deze laatste is toch
een succesfactor omdat de vraagstelling anders was geformuleerd dan bij de overige vragen. Dit
wordt verduidelijkt bij de afzonderlijke bespreking van het construct ‘Afhankelijkheid’. We
besluiten dat elk construct bijdraagt tot het succes van de collaboratie.
Tabel 2: Gemiddelden van de constructen via de Paired Samples T- Test
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean
Pair 1 Vertrouwen_en_Coördinatie_NoSucces 3,66 49 1,055 ,151
Vertrouwen_en_Coördinatie_Succes 5,69 49 ,751 ,107
Pair 2 Afhankelijkheid_NoSucces 4,08 50 ,720 ,102 Afhankelijkheid_Succes
3,97 50 ,867 ,123
Pair 3 DuidelijkeVerwachtingen_ NoSucces 4,50 51 1,549 ,217
DuidelijkeVerwachtingen_ Succes
5,70 51 ,837 ,117
Pair 4 Communicatiekwaliteit_ NoSucces 4,19 52 1,477 ,205
Communicatiekwaliteit_ Succes
5,85 52 ,764 ,106
Pair 5 InformatieUitwisseling_ NoSucces 5,20 49 1,202 ,172
InformatieUitwisseling_ Succes
5,96 49 ,861 ,123
Pair 6 ITCapaciteiten_NoSucces 2,18 43 1,196 ,182 ITCapaciteiten_Succes
2,85 43 1,387 ,211
Pair 7 BoekhoudkundigePrincipes_NoSucces 3,15 50 1,421 ,201
BoekhoudkundigePrincipes_ Succes
3,94 50 1,543 ,218
Pair 8 Leiderschap_en_Veranderingsbeheer_NoSucces
3,97 49 1,276 ,182
Leiderschap_en_Veranderingsbeheer_Succes
5,71 49 ,751 ,107
Pair 9 Procesdenken_NoSucces 3,18 50 1,445 ,204 Procesdenken_Succes 3,89 50 1,657 ,234
Statistische analyse
72
Drie constructen worden via de ‘One Sample T- Test’ onderzocht, aangezien de vraagstelling
anders is dan de bij de voorgaande constructen. Het gemiddelde van de zeven puntsschaal die in
de vragenlijst wordt gebruikt, dient als testwaarde voor deze analyse. Ook hier blijkt elk
construct een significant verschil te tonen (zie bijlage 13). De volgende tabel toont ook aan dat
het gemiddelde steeds hoger is dan de testwaarde vier, waardoor we kunnen besluiten dat het
succesfactoren zijn.
Tabel 3: Gemiddelden van de constructen via de One Sample T- Test
One-Sample Statistics
N Mean Std. Deviation Std. Error Mean
Inzet 53 4,34 1,196 ,164
Investeringen 53 4,45 1,149 ,158
Selectieproces Partner 48 4,61 1,312 ,189
De bespreking van de constructen geeft een eerder algemene indruk. Veel wordt verduidelijkt
door de uitspraken te analyseren waaruit het construct is opgebouwd.
5.3.2.2 Vertrouwen en Coördinatie
Dit construct bestaat uit zeven uitspraken en deze vertonen allemaal een significant verschil
(Sig.: 0,00 <0,05; zie bijlage 14). In de volgende tabel blijkt duidelijk dat ook alle uitspraken
over ‘Vertrouwen en Coördinatie’ een hoger gemiddelde hebben voor de meest succesvolle
collaboratie. Elke uitspraak draagt dus bij tot het succes van de collaboratie. Opvallend is
uitspraak drie, over de omgeving waarin een collaboratie plaatsvindt en of deze in het algemeen
een hoog niveau van bedrijfsharmonie weerspiegelt. Deze maakt een sterk onderscheid tussen de
meest en de minst succesvolle collaboratie. Ook wordt opgemerkt dat de drie uitspraken over
coördinatie (uitspraken vijf, zes en zeven) reeds een hoog gemiddelde hebben voor de minst
succesvolle collaboratie. Of de collaboratie nu succesvol is of niet, blijkt deze sowieso een hoge
mate van coördinatie te bezitten.
Statistische analyse
73
Tabel 4: SPSS- resultaten voor de factor ‘Vertrouwen en Coördinatie’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean
Pair 1 LSA: alliance is beneficial voor BU 3,53 51 1,617 ,226 MSA: alliance is beneficial voor BU
5,98 51 ,948 ,133
Pair 2 LSA: alliance achieved a balanced agreement
3,22 51 1,641 ,230
MSA: alliance achieved a balanced agreement
5,71 51 1,026 ,144
Pair 3 LSA: alliance has high level of business harmony 2,80 51 1,200 ,168
MSA: alliance has high level of business harmony
5,43 51 1,100 ,154
Pair 4 LSA: alliance offers significant benefits to both partners 3,28 50 1,666 ,236
MSA: alliance offers significant benefits to both partners
5,80 50 ,969 ,137
Pair 5 LSA: each party knows his role 4,72 50 1,715 ,243 MSA: each party knows his role
5,90 50 1,015 ,144
Pair 6 LSA: collaborative practices are planned carefully
4,00 50 1,457 ,206
MSA: collaborative practices are planned carefully
5,48 50 ,995 ,141
Pair 7 LSA: degree of coordination in alliance 3,88 51 1,608 ,225 MSA: degree of coordination in alliance 5,67 51 ,973 ,136
Conclusie is dat de factor ‘Vertrouwen en Coördinatie’ bijdraagt tot het succes van een
collaboratie. Elke uitspraak die werd opgenomen in de vragenlijst toont namelijk aan dat dit
construct een succesfactor is. Deze relatie was ook te verwachten op basis van de literatuur.
5.3.2.3 Afhankelijkheid
Slechts één van de vier uitspraken van deze factor vertoont een significant verschil tussen de
meest en de minst succesvolle collaboratie (Sig.: 0,634; 0,254; 0,576 > 0,05; 0,011 < 0,05; zie
bijlage 15). Het gaat om de tweede uitspraak die onderzoekt of de collaboratie gemakkelijk te
beëindigen is, om zo een nieuwe te beginnen.
Samen met de eerste uitspraak, wordt een hoger gemiddelde bereikt voor de minst succesvolle
collaboratie. Dit betekent niet dat we met valkuilen te maken hebben. Het hoger gemiddelde op
Statistische analyse
74
de eerste twee uitspraken impliceren namelijk een lagere graad van afhankelijkheid. Bij de minst
succesvolle collaboratie kan de collaboratie makkelijker stopgezet worden, zonder ernstige
verliezen te leiden (uitspraak 1) en is het gemakkelijker om de collaboratie stop te zetten om een
nieuwe te beginnen (uitspraak 2). De andere twee uitspraken hebben een hoger gemiddelde voor
de meest succesvolle collaboratie. Deze houden in dat de tijd om een nieuwe collaboratie op te
starten langer is bij de meest succesvolle collaboratie (uitspraak 3) en dat de kosten om een
nieuwe collaboratie op te starten ook hoger zijn bij de meest succesvolle collaboratie (uitspraak
4). Dit alles leidt dus tot een lagere mate van afhankelijkheid voor de minst succesvolle
collaboratie.
Tabel 5: SPSS- resultaten voor de factor ‘Afhankelijkheid’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean
Pair 1 LSA: alliance can easily be stopped without losses 4,32 50 2,094 ,296
MSA: alliance can easily be stopped without losses
4,16 50 2,151 ,304
Pair 2 LSA: easy to end alliance and start new one 3,88 51 1,862 ,261
MSA: easy to end alliance and start new one
3,12 51 1,807 ,253
Pair 3 LSA: time to establish new alliance will be extremely long 4,02 51 2,005 ,281
MSA: time to establish new alliance will be extremely long
4,39 51 1,940 ,272
Pair 4 LSA: cost of establishing new alliance would be high
4,10 51 1,868 ,262
MSA: cost of establishing new alliance would be high
4,22 51 1,689 ,237
We mogen echter geen voorbarige conclusies trekken uit de uitspraken die geen significant
verschil tonen. Wel zijn we van oordeel dat het resultaat niet volledig in lijn ligt met de
opgebouwde verwachtingen op basis van de literatuur. Er werd namelijk verwacht dat de factor
‘Afhankelijkheid’ sterk zou bijdragen tot het succes van de collaboratie. Met slechts één
significante uitspraak kunnen onze resultaten dit, slechts matig bevestigen. Via de analyse van de
individuele uitspraken blijkt nu ook waarom het construct ‘Afhankelijkheid’ als een succesfactor
Statistische analyse
75
wordt beschouwd. De lagere score voor de meest succesvolle collaboratie wijst namelijk op een
hogere graad van afhankelijkheid.
5.3.2.4 Duidelijke Verwachtingen
Alhoewel deze factor slechts uit twee uitspraken bestaat, blijkt deze toch een duidelijke
onderscheidende aard te hebben. Beide uitspraken vertonen een significant verschil tussen de
meest en minst succesvolle collaboratie (Sig.: 0,00 < 0,05; zie Bijlage 16).
In de volgende tabel zien we dat de gemiddelden hoger zijn voor de meest succesvolle
collaboratie. Concreet is een collaboratie meer succesvol indien de verwachte doelen ambitieus,
maar realistisch worden opgesteld en wanneer beide partijen duidelijk weten wat van hen
verwacht wordt.
Tabel 6: SPSS- resultaten voor de factor ‘Duidelijke Verwachtingen’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean
Pair 1 LSA: expected targets are ambitious, but realistic 4,45 51 1,689 ,237
MSA: expected targets are ambitious, but realistic
5,49 51 1,189 ,167
Pair 2 LSA: expectations are clear for both parties 4,55 51 1,759 ,246
MSA: expectations are clear for both parties 5,90 51 ,831 ,116
De factor ‘Duidelijke verwachtingen’ is één van de nieuwe factoren die aan het basismodel van
Mohr J. en Spekman R. werden toegevoegd. Onze data toonde reeds aan dat het construct als
succesfactor te beschouwen valt. Hier wordt duidelijk dat elke uitspraak waaruit het construct is
opgebouwd ook bijdraagt tot het succes.
Statistische analyse
76
5.3.2.5 Inzet
Deze nieuwe factor is ontstaan uit de oorspronkelijke variabele ‘Toewijding’. Om te achterhalen
of deze factor bijdraagt tot het succes van de collaboratie, werd in de vragenlijst een andere
vraagstelling geformuleerd. Er werd namelijk niet gevraagd om bepaalde uitspraken te evalueren
voor de meest en de minst succesvolle collaboratie, maar om één score aan te duiden, die de
verhouding weergeeft van de meest succesvolle collaboratie ten opzichte van de minst
succesvolle. Om te determineren of de inzet significant verschilt tussen de meest of de minst
succesvolle collaboratie wordt gebruik gemaakt van de One Sample T- Test (Wijnen K. et al.,
2002, blz. 59).
Op een schaal van zeven nemen we het gemiddelde, vier, als testwaarde. Nu worden de drie
uitspraken vergeleken met deze testwaarde, om te onderzoeken of deze een onderscheidende
aard hebben. De twee uitspraken blijken beiden een significant verschil te tonen (Sig.:0,00 <
0,05; zie bijlage 17). Uit tabel 7 kan men ook duidelijk waarnemen dat de gemiddelden hoger
zijn dan de testwaarde vier. Beide uitspraken verklaren dus het succes van de collaboratie. Met
andere woorden zal een collaboratie meer succesvol zijn indien het belangrijkste personeel veel
tijd spendeert aan de relatie en indien men training voorziet voor de partner.
Tabel 7: SPSS- resultaten voor de factor Inzet
One-Sample Statistics
N Mean Std. Deviation Std. Error Mean MSA: time spent by key personnel 53 4,21 1,498 ,206
MSA: training provided by partner 53 4,47 1,280 ,176
Het construct ‘Inzet’ was reeds een sterke succesfactor en dit wordt verduidelijkt als we nagaan
uit welke uitspraken deze is opgesteld. Beide uitspraken verklaren namelijk het succes van de
collaboratie.
Statistische analyse
77
5.3.2.6 Investeringen
Dit is de tweede factor die ontstaan is uit de oorspronkelijke factor ‘Toewijding’. Aangezien de
vraagstelling in de enquête dezelfde was als voor de factor ‘Inzet’, wordt ook hier gebruik
gemaakt van de One Sample T-Test. Beide uitspraken vertonen een significant verschil (Sig.:
0,00<0,05; zie bijlage 18). Een collaboratie zal dus meer succesvol zijn indien de partner meer
investeringen maakt, zowel van financiële als niet financiële aard.
Tabel 8: SPSS- resultaten voor de factor ‘Investeringen’
One-Sample Statistics
N Mean Std. Deviation Std. Error Mean MSA: financial investments made by partner
53 4,58 1,307 ,180
MSA: non financial investments made by partner
53 4,32 1,370 ,188
De uitspraken waaruit het construct ‘Investeringen’ was opgebouwd verklaren dus beide het
succes van de collaboratie. Dit is een logische conclusie, aangezien we het construct reeds
hadden verklaart als succesfactor.
5.3.2.5 Communicatiekwaliteit
Alle vijf de uitspraken over deze factor vertonen een sterk significant verschil tussen de meest en
de minst succesvolle collaboratie (Sig.: 0,00 < 0,05; zie bijlage 19). De volgende tabel toont aan
dat de gemiddelden steeds hoger zijn voor de meest succesvolle collaboratie. Concreet, is een
collaboratie meer succesvol indien de communicatie op tijd, exact, relevant, volledig en
betrouwbaar is.
Statistische analyse
78
Tabel 9: SPSS- resultaten voor de factor ‘Communicatiekwaliteit’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: communication is
on time 4,27 52 1,634 ,227
MSA: communication is on time
5,83 52 1,080 ,150
Pair 2 LSA: communication is exact 4,08 52 1,690 ,234
MSA: communication is exact 5,88 52 ,855 ,119
Pair 3 LSA: communication is appropriate 4,23 52 1,579 ,219
MSA: communication is appropriate
5,81 52 ,793 ,110
Pair 4 LSA: communication is complete 4,15 52 1,685 ,234
MSA: communication is complete
5,83 52 1,061 ,147
Pair 5 LSA: communication is reliable 4,23 52 1,722 ,239
MSA: communication is reliable 5,92 52 ,987 ,137
Onze data bevestigt de literatuur en we beschouwen de kwaliteit van de communicatie als een
sterke succesfactor.
5.3.2.6 Informatie-uitwisseling
De vier uitspraken over informatie-uitwisseling vertonen allemaal een significant verschil (Sig.:
0,00; 0,01 < 0,05), waardoor dit een onderscheidende variabele is (Zie bijlage 20).
De volgende tabel toont opnieuw aan dat we met een succesfactor te maken hebben. Alle
uitspraken hebben namelijk een groter gemiddelde voor de meest succesvolle collaboratie. Bij
een succesvolle collaboratie informeert men de partner op voorhand indien er veranderde
behoeften optreden, deelt men alle bruikbare informatie, zoekt men actief naar advies, richtlijnen
en informatie van de partner en houden beide partijen elkaar op de hoogte indien er iets
wezenlijks verandert wat de andere partij kan beïnvloeden.
Statistische analyse
79
Tabel 10: SPSS- resultaten voor de factor ‘Informatie-uitwisseling’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: inform partner in advance
of changes in needs 5,27 49 1,578 ,225
MSA: inform partner in advance of changes in needs 5,90 49 1,295 ,185
Pair 2 LSA: both parties share all useful info 5,35 51 1,521 ,213
MSA: both parties share all useful info
6,02 51 ,990 ,139
Pair 3 LSA: actively seeking for advice, guidelines and info from partner 4,69 51 1,715 ,240
MSA: actively seeking for advice, guidelines and info from partner 5,73 51 1,078 ,151
Pair 4 LSA: both parties keep each other informed of any changed events that affect them
5,57 51 1,330 ,186
MSA: both parties keep each other informed of any changed events that affect them
6,25 51 ,845 ,118
Zoals de literatuur reeds aangaf, bevestigen onze analyses door dat de factor ‘Informatie-
uitwisseling’ een succesfactor is. Hoewel de uitspraken oorspronkelijk verdeeld waren over twee
verschillende factoren, bleek de keuze gegrond om deze als één construct te beschouwen. Dat het
construct een succesfactor is, wordt bevestigd doordat elke afzonderlijk uitspraak bijdraagt tot
het succes van de collaboratie.
5.3.2.7 Openheid
Slechts één uitspraak doorstond de factoranalyse, waardoor geen construct werd gevormd. Wel
wordt de Paired Samples T- Test uitgevoerd op het niveau van de individuele vraag. Deze
uitspraak blijkt echter geen significant verschil te tonen tussen de minst en de meest succesvolle
collaboratie (Sig.: 0,424; zie bijlage 21). De factor ‘Openheid’ heeft dus een neutrale aard en
maakt geen onderscheid tussen succesvolle en niet succesvolle collaboraties. Er werd reeds
getwijfeld om deze factor in de analyse te behouden, aangezien deze door slechts één uitspraak
Statistische analyse
80
verklaard werd. De neutrale aard van de factor bevestigt dat meerdere uitspraken wenselijk zijn
om deze factor te verklaren.
In de volgende tabel worden toch de gemiddelden over de uitspraak weergegeven. De enige
uitspraak onderzoekt of beide partijen verwacht worden om enkel informatie uit te wisselen zoals
afgesproken in het geschreven contract. Het lagere gemiddelde voor de meest succesvolle
collaboratie wijst hier dus op het feit dat men bij een dergelijke relatie meer informatie uitwisselt
dan enkel vastgelegd in het contract. Maar aangezien het verschil niet significant is, kunnen geen
conclusies op basis van onze data genomen worden.
Tabel 11: SPSS- resultaten voor de factor ‘Openheid’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: both parties
share info agreed in signed agreements
3,59 51 1,857 ,260
MSA: both parties share info agreed in signed agreements
3,45 51 1,815 ,254
Het vermoeden opgebouwd op basis van de literatuur dat een open relatie zal bijdragen tot het
succes van de collaboratie, wordt niet bevestigd door onze analyses. We beschouwen de factor
‘Openheid’ als een neutrale factor.
5.3.2.8 Selectieproces van de partner
Deze factor, werd net zoals de factoren ‘Inzet’ en ‘Investeringen’, op een andere manier
bevraagd. Aan de respondenten werd gevraagd om het gevolgde selectieproces te vergelijken
met het standaard selectieproces in de sector. Om te achterhalen of het selectieproces van de
partner significant verschilt tussen het bedrijf in kwestie en diens sectorgenoten, wordt gebruik
gemaakt van de ‘One- Sample T- Test’ (Wijnen K. et al., 2002, blz. 59). Op een schaal van zeven
namen we het gemiddelde vier, als testwaarde. De drie uitspraken van deze factor werden
vergeleken met deze testwaarde, om te determineren of ze een onderscheidende aard hebben. In
de bijlage zien we dat elke uitspraak een significant verschil vertoont (Sig.: 0,002; 0,001; 0,037 <
0,05; zie bijlage 22). Op basis hiervan kunnen we de nulhypothese van gelijkheid verwerpen en
Statistische analyse
81
oordelen dat er een significant verschil is tussen het selectieproces van de partner in de
verschillende sectoren en deze van de bedrijven in kwestie.
In de volgende tabel ziet men duidelijk dat de gemiddelden van de uitspraken hoger liggen dan
de testwaarde van vier. De uitspraken dragen dus bij tot het succes van de collaboratie. Concreet,
hoe uitgebreider het proces om opportuniteiten te identificeren, om leveranciers en klanten te
evalueren en te selecteren voor een collaboratie, hoe succesvoller deze collaboratie zal zijn.
Tabel 12: SPSS- resultaten voor de factor ‘Selectieproces van de partner’
One-Sample Statistics
N Mean Std. Deviation Std. Error Mean process to identify opportunities for SA 54 4,57 1,326 ,180
process to evaluate and select suppliers for SA 54 4,74 1,494 ,203
process to evaluate and select customers for SA 50 4,50 1,644 ,233
Onze data bevestigt het vermoeden dat opgebouwd werd op basis van de literatuur en beschouwt
het selectieproces van de partner als een succesfactor.
5.3.2.9 Constructieve conflictoplossende technieken
Van deze factor is geen construct gevormd, waardoor enkel de afzonderlijke vragen worden
bestudeerd. De factor constructieve conflictoplossende technieken bestaat uit twee uitspraken,
waarvan er slechts één een significant verschil vertoont (Sig.: 1 > 0,05; 0,00 < 0,05; Zie bijlage
23).
Uit de volgende tabel kan men afleiden dat een gezamenlijke oplossing voor problemen bijdraagt
tot het succes van de collaboratie. Het gemiddelde is namelijk duidelijk hoger voor de meest
succesvolle collaboratie.
Statistische analyse
82
Tabel 12: SPSS- resultaten voor de factor ‘Constructieve conflictoplossende technieken’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: persuasion from
any of the parties 4,02 51 1,304 ,183
MSA: persuasion from any of the parties
4,02 51 1,364 ,191
Pair 2 LSA: joint resolution to the problem 4,78 50 1,569 ,222
MSA: joint resolution to the problem 5,96 50 ,880 ,124
Zoals de literatuur deed vermoeden, kunnen we op basis van onze data bevestigen dat
constructieve conflictoplossende technieken bijdragen tot het succes van de collaboratie. De
overtuiging van één van de partners blijkt niet bij te dragen tot een constructieve oplossing van
de problemen. Deze uitspraak maakt namelijk geen verschil tussen de meest of de minst
succesvolle collaboratie.
5.3.2.10 Conflictontwijkende technieken
Van deze factor wordt ook geen construct gevormd, aangezien deze uit slechts één uitspraak
bestaat. Deze uitspraak blijkt een significant verschil te tonen tussen de meest en de minst
succesvolle collaboratie (Sig.: 0,001 < 0,05; Bijlage 24).
In de volgende tabel worden de gemiddelden van deze uitspraak weergegeven en blijkt dat het
gemiddelde voor de minst succesvolle collaboratie hoger is dan deze van de meest succesvolle
collaboratie. Deze factor blijkt dus een valkuil voor de collaboratie te zijn. Ontwijken van
conflicten gebeurt vaker bij de minst succesvolle collaboratie. Opvallend is wel dat het
gemiddelde bijzonder laag is.
Statistische analyse
83
Tabel 13: SPSS- resultaten voor de factor ‘Conflictontwijkende conflictoplossende
technieken’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: ignoring the
problem or conflict 1,96 51 1,148 ,161
MSA: ignoring the problem or conflict 1,47 51 ,833 ,117
Algemeen kunnen we stellen dat conflictontwijkende technieken een valkuil zijn voor
collaboraties. Dit bevestigt het vermoeden opgebouwd in de literatuurstudie. Zowel voor de
meest als de minst succesvolle collaboratie komen deze technieken echter zelden voor.
5.3.2.11 Destructieve conflictoplossende technieken
Deze factor wordt via één vraag getest, namelijk of er bij problemen een beroep wordt gedaan op
een externe bemiddelaar. Deze uitspraak blijkt een significant verschil te tonen tussen de meest
en de minst succesvolle collaboratie (Sig.: 0,038 < 0,05; zie bijlage 25).
De volgende tabel bevestigt het vermoeden dat we hier met een tweede valkuil te maken hebben.
Het gemiddelde van de minst succesvolle collaboratie is namelijk hoger dan deze van de meest
succesvolle collaboratie. Bij de minst succesvolle collaboratie wordt dus meer beroep gedaan op
een externe bemiddelaar.
Tabel 14: SPSS- resultaten voor de factor ‘Destructieve conflictoplossende technieken’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: intervention of
an external arbitrator 1,55 51 1,006 ,141
MSA: intervention of an external arbitrator 1,25 51 ,560 ,078
Statistische analyse
84
We stellen dat de destructieve conflictoplossende technieken valkuilen zijn voor het succes van
de collaboratie. Echter moeten we hier wederom wijzen op het lage gemiddelde, zowel voor de
meest als de minst succesvolle collaboratie.
5.3.2.12 IT- Capaciteiten
De factor IT- Capaciteiten wordt geëvalueerd aan de hand van zeven uitspraken. Vier daarvan
vertonen een significant verschil tussen de gemiddelden van succesvolle en niet succesvolle
collaboraties (Sig.: 0,000; 0,015; 0,003; 0,021 < 0,05 en 0,371; 0,307; 0,090 > 0,05; Zie bijlage
26).
De uitspraken aan de hand van welke we deze factor evalueren worden in de volgende tabel
weergegeven. Door het niet significant zijn van de verschillen wordt geen rekening gehouden
met uitspraken, drie, vijf en zes. We zien dat voor elke uitspraak het gemiddelde het hoogst ligt
voor de meest succesvolle collaboratie. Deze uitspraken dragen dus bij tot het succes van de
collaboratie. Opvallend is de uitspraak over het gebruik van EDI. Dit gegevensverwerkend en
ondersteunend programma blijkt veel meer gebruikt te worden bij een succesvolle collaboratie.
De mogelijkheden van Internet, intranet, extranet en e-mail worden ook bijzonder veel gebruikt
bij de meest succesvolle collaboraties, hoewel men er ook vaak een beroep op doet bij de minst
succesvolle. De andere onderscheidende uitspraken zijn het gebruik van kennis management
systemen en SRM (Supplier Relationship Management). Het lage gemiddelde van deze laatste
twee systemen wijst echter op een laag gebruik ervan.
Statistische analyse
85
Tabel 15: SPSS- resultaten voor de factor ‘IT- Capaciteiten’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: EDI 2,98 50 2,973 ,420 MSA: EDI
4,64 50 2,877 ,407
Pair 2 LSA: internet, intranet, extranet, email 4,90 49 2,013 ,288
MSA: internet, intranet, extranet, email
5,55 49 1,838 ,263
Pair 3 LSA: audio/video conferences 2,16 49 2,672 ,382
MSA: audio/video conferences
2,41 49 2,791 ,399
Pair 4 LSA: knowledge management systems 1,76 46 2,203 ,325
MSA: knowledge management systems
2,54 46 2,714 ,400
Pair 5 LSA: CRM software 1,49 49 2,265 ,324 MSA: CRM software
1,80 49 2,424 ,346
Pair 6 LSA: SRM 1,72 47 2,300 ,336 MSA: SRM
2,02 47 2,625 ,383
Pair 7 LSA: tools of product collaborative development 1,46 46 2,258 ,333
MSA: tools of product collaborative development 2,07 46 2,687 ,396
Algemeen kunnen we stellen dat de mogelijkheden van IT zeker bijdragen tot het succes van de
collaboratie. Dit vermoeden was reeds opgebouwd op basis van de literatuur. Onze data bevestigt
dit vermoeden, voornamelijk gebaseerd op twee uitspraken, zijnde het gebruik van EDI en het
Internet, intranet en e-mail. Wetende dat er initieel een groep van zestien uitspraken werd
geformuleerd, brengt dit toch enige bedenkingen met zich mee. Misschien moet in de toekomst
een andere aanpak gevolgd worden om deze factor te onderzoeken.
Statistische analyse
86
5.3.2.13 Boekhoudkundige principes
De invloed van de boekhoudkundige principes wordt gemeten aan de hand van drie uitspraken,
over drie verschillende systemen. Op basis van de literatuur kan men besluiten dat deze factor
een succesfactor is indien de boekhoudkundige systemen aangepast zijn aan de nieuwe vorm van
samenwerken. De vraag werd gesteld of men gebruik maakt van ‘ABC kostensysteem’, ‘Target
costing’, of een open boekhouding. Alle drie de uitspraken zijn significant (Sig.: 0,000; 0,007 <
0,05; Bijlage 27).
In de volgende tabel zien we dat het gemiddelde steeds hoger ligt voor de meest succesvolle
collaboratie. Indien men effectief een aangepast boekhoudkundig systeem implementeert, zal de
collaboratie meer succesvol zijn. Hoewel de verschillen niet zo groot zijn en de gemiddelden niet
zo hoog, valt de bijzonder lage score van de open boekhouding bij de minst succesvolle
collaboratie toch op. Dit houdt waarschijnlijk in dat men bij de minst succesvolle collaboratie
weinig informatie over de kosten met de partner deelt. Het boekhoudkundig systeem dat men het
vaakst hanteert is de ‘ABC- costing’ methode.
Tabel 16: SPSS- resultaten voor de factor ‘Boekhoudkundige principes’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: ABC-system that
provides info on activities across SC
3,40 50 2,080 ,294
MSA: ABC-system that provides info on activities across SC
4,10 50 2,150 ,304
Pair 2 LSA: target costing process, extended into partners
3,44 50 1,908 ,270
MSA: target costing process, extended into partners
3,90 50 1,930 ,273
Pair 3 LSA: both parties work with open books 2,62 50 1,783 ,252
MSA: both parties work with open books 3,82 50 2,057 ,291
Statistische analyse
87
De factor ‘Boekhoudkundige principes’ draagt dus bij tot het succes van de collaboratie. Op
basis van de literatuur werd verwacht dat deze factor een valkuil voor de collaboratie zou zijn.
Op het eerste zicht blijkt het onderzoek de literatuur dus tegen te spreken. Echter, de
vraagstelling in de enquête was zo geformuleerd dat men een hogere score verwacht voor de
meest succesvolle collaboratie. Deze factor is dus een succesfactor indien men de
boekhoudkundige systemen aanpast aan de vernieuwde vorm van samenwerken en zal dus een
valkuil zijn indien men blijft werken met de ‘verouderde’, traditionele boekhoudkundige
systemen.
5.3.2.14 Belastingswetgevingen
De factor ‘Belastingswetgevingen’ werd nagegaan aan de hand van één enkele uitspraak. Deze
blijkt echter geen significant verschil te tonen tussen de meest en minst succesvolle collaboratie
(Sig.: 0,149; Zie bijlage 28).
De volgende tabel geeft de gemiddelden weer over de uitspraak of men buiten logistieke
belangen ook rekening houdt met belastingsaangelegenheden. De lage score voor zowel de meest
als de minst succesvolle collaboratie, doet ons vermoeden dat de meeste bedrijven onverschillig
zijn ten opzichte van deze factor.
Tabel 17: SPSS- resultaten voor de factor ‘Belastingswetgevingen’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: tax issues are
considered in setting up alliance
2,58 50 2,001 ,283
MSA: tax issues are considered in setting up alliance
2,90 50 2,131 ,301
Het vermoeden om deze factor als een valkuil voor de collaboratie te beschouwen kan dus niet
bevestigd worden door onze data. We besluiten dan ook dat dit geen onderscheidende factor is,
die een neutrale invloed heeft op de collaboratie.
Statistische analyse
88
5.3.2.15 Leiderschap en Veranderingsbeheer
Deze samengestelde factor wordt op basis van acht uitspraken geëvalueerd. Al deze uitspraken
blijken een significant verschil te tonen tussen de gemiddelden van de meest en de minst
succesvolle collaboratie (Sig.: 0,00 < 0,05; Bijlage 29).
In de volgende tabel worden de gemiddelden van elke uitspraak weergegeven, waarbij men ziet
dat de hoogste gemiddelden steeds bereikt worden door de meest succesvolle collaboratie. De
verschillen tussen de gemiddelden variëren slechts matig voor elke uitspraak en het valt op dat
ook de minst succesvolle collaboratie steeds hoog scoort. De grootste verschillen situeren zich
bij uitspraken vijf en zeven. Een collaboratie is dus meer succesvol indien er een sterke leider is
in beide bedrijven om supply chain veranderingen te leiden en indien er een sterk
gemeenschappelijk gevoel aanwezig in het bedrijf is om de collaboratie te doen slagen.
Statistische analyse
89
Tabel 18: SPSS- resultaten voor de factor ‘Leiderschap en Veranderingsbeheer’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: both partners have
strong leaders who believe in SCM 4,21 52 1,872 ,260
MSA: both partners have strong leaders who believe in SCM 5,87 52 1,329 ,184
Pair 2 LSA: both partners have real experts in SC transformation and seeking for collaboration
3,81 52 1,783 ,247
MSA: both partners have real experts in SC transformation and seeking for collaboration
5,62 52 1,316 ,182
Pair 3 LSA: persons working on SC projects are empowered to make changes 4,18 51 1,774 ,248
MSA: persons working on SC projects are empowered to make changes
5,57 51 1,188 ,166
Pair 4 LSA: persons working on SC projects have enough kwowledge for new initiatives
4,12 51 1,608 ,225
MSA: persons working on SC projects have enough kwowledge for new initiatives
5,45 51 1,238 ,173
Pair 5 LSA: there is a strong leader in both companies to lead SC changes 3,92 50 1,724 ,244
MSA: there is a strong leader in both companies to lead SC changes 5,64 50 1,083 ,153
Pair 6 LSA: there is common understanding of the degree of change that is needed 3,53 49 1,621 ,232
MSA: there is common understanding of the degree of change that is needed
5,49 49 1,227 ,175
Pair 7 LSA: there is a strong drive throughout the organisation to make the alliance work
3,92 50 1,576 ,223
MSA: there is a strong drive throughout the organisation to make the alliance work
6,04 50 ,856 ,121
Pair 8 LSA: projects obtain necessary executive support from both companies
4,26 50 1,664 ,235
MSA: projects obtain necessary executive support from both companies 5,86 50 1,212 ,171
We besluiten dat de factor ‘Leiderschap en Veranderingsbeheer’ zeker bijdraagt tot het succes
van de collaboratie.
Statistische analyse
90
5.3.2.16 Procesdenken
De drie uitspraken over deze factor vertonen allemaal een significant verschil tussen de
gemiddelden van de meest en de minst succesvolle collaboratie (Sig.: 0,000 en 0,018 < 0,05; zie
bijlage 30). Op basis van de literatuur veronderstellen we dat een procesgerichte denkwijze
bijdraagt tot het succes van de collaboratie. Indien men daarentegen een traditionele
functiegerichte denkwijze blijft aanhouden, kan dit het succes van de collaboratie ondermijnen.
In de volgende tabel worden de gemiddelden van de drie uitspraken weergegeven, waarbij we
telkens een hoger gemiddelde vaststellen voor de meest succesvolle collaboratie. Indien dus een
procesgerichte denkwijze wordt gevolgd draagt dit effectief bij tot het succes van de collaboratie.
Deze denkwijze wordt ondersteund indien de supply chain teams uit leden van beide partijen
bestaan, indien men gebruik maakt van specifieke maatstaven om de gehele supply chain
prestatie te berekenen en indien het beloningssysteem gekoppeld wordt aan de supply chain
prestatie. Dit beloningssysteem blijkt echter slechts weinig gebruikt te worden in vergelijking
met de andere twee maatregelen om een procesgerichte visie te ondersteunen.
Tabel 19: SPSS- resultaten voor de factor ‘Procesdenken’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: SC teams consists
of members of both parties 3,83 52 2,102 ,292
MSA: SC teams consists of members of both parties 4,63 52 2,170 ,301
Pair 2 LSA: use of metrics to measure total SC performance
3,43 51 2,032 ,285
MSA: use of metrics to measure total SC performance
4,33 51 2,169 ,304
Pair 3 LSA: incentive system based on SC performance 2,38 50 1,602 ,227
MSA: incentive system based on SC performance 2,78 50 1,972 ,279
Wederom blijken we hier de literatuur tegen te spreken. Echter, werden de vragen opnieuw
geformuleerd op een positieve manier. Aangezien men in de meest succesvolle collaboratie het
traditionele en functionele denken achterwege laat, ten voordele van een procesgerichte visie,
hebben we hebben hier dus te maken met een succesfactor.
Statistische analyse
91
5.3.2.17 Overzicht
In de volgende samenvattende tabel wordt overzichtelijk weergegeven welke factoren als
succesfactor en welke als valkuil te beschouwen zijn.
Tabel 20: Succesfactoren en valkuilen
Succesfactor of Valkuil?
Attributen van de collaboratie
Vertrouwen & Coördinatie Succesfactor
Afhankelijkheid Succesfactor
Duidelijke verwachtingen Succesfactor
Communicatiegedrag
Communicatiekwaliteit Succesfactor
Informatie-uitwisseling Succesfactor
Leveranciersselectieproces
Leveranciersselectieproces Succesfactor
Conflictoplossende technieken
Constructieve conflictoplossende technieken Succesfactor
Conflictontwijkende technieken Valkuil
Destructieve conflictoplossende technieken Valkuil
Systemen
IT-Capaciteiten Succesfactor
Boekhoudkundige principes Succesfactor
Belastingswetgevingen Succesfactor
Mensen
Leiderschap & Veranderingsbeheer Succesfactor
Procesdenken Succesfactor
Statistische analyse
92
5.3.3 Prestatie van de collaboratie
Het geheel van factoren is nu duidelijk opgedeeld tussen succesfactoren en valkuilen. Deze
opsplitsing stelt bedrijven en managers in staat om de nodige aandacht aan de succesfactoren te
besteden en zich te behoeden voor de valkuilen. Men implementeert een strategische collaboratie
echter om betere resultaten te behalen. Het besluit om een strategische collaboratie door te
voeren zal enkel genomen worden na een positieve kosten-baten analyse. De vraag is hierbij
welke voordelen men bereikt heeft dankzij de collaboratie.
Van de zestien oorspronkelijke voordelen uit het onderzoeksmodel, bleven er na de factoranalyse
nog veertien over. Elk van deze veertien voordelen vertoont een significant verschil tussen de
meest en de minst succesvolle collaboratie (Sig.: 0,000 < 0,05; zie bijlage 31).
Uit tabel 21 blijkt daarenboven dat alle voordelen een hoger gemiddelde vertonen voor de meest
succesvolle collaboratie. Deze gemiddelden liggen vrijwel allemaal rond de drie à vier, wat
betekent dat deze collaboratie de bedrijven goed in staat stelt om de voordelen te behalen. Een
betere service voor de klanten, betrouwbaardere levertijden en een verhoogde flexibiliteit
bereiken de hoogste gemiddelde scores. Een efficiënter gebruik van de marktdata en een
verhoogde return op activa halen daarentegen de laagste gemiddelde scores. Echt extreme
waarden vallen er niet te noteren, wat betekent dat men een veelheid van voordelen wil behalen.
Statistische analyse
93
Tabel 21: SPSS- resultaten voor de factor ‘Voordelen’
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: reduce inventory 2,74 50 1,601 ,226 MSA: reduce inventory
4,26 50 2,098 ,297
Pair 2 LSA: use HR more efficient 2,88 50 1,586 ,224 MSA: use HR more efficient
4,60 50 1,784 ,252
Pair 3 LSA: reduce product costs 2,94 50 1,659 ,235 MSA: reduce product costs
4,36 50 1,827 ,258
Pair 4 LSA: reduce process costs 3,02 49 1,664 ,238 MSA: reduce process costs
4,57 49 1,860 ,266
Pair 5 LSA: improve customer service 3,20 49 1,514 ,216 MSA: improve customer service
5,20 49 1,620 ,231
Pair 6 LSA: reduce cycle time 2,73 51 1,372 ,192 MSA: reduce cycle time
4,55 51 1,847 ,259
Pair 7 LSA: delivery speed 3,20 50 1,629 ,230 MSA: delivery speed
4,72 50 1,874 ,265
Pair 8 LSA: delivery reliability 3,31 51 1,568 ,220 MSA: delivery reliability
5,39 51 1,498 ,210
Pair 9 LSA: focus more on core competencies 2,86 51 1,732 ,243
MSA: focus more on core competencies
4,16 51 2,014 ,282
Pair 10 LSA: use of market data in more efficient way 2,51 49 1,401 ,200
MSA: use of market data in more efficient way
3,59 49 1,755 ,251
Pair 11 LSA: improve quality 3,39 49 1,511 ,216 MSA: improve quality
4,20 49 1,756 ,251
Pair 12 LSA: improve quality reliability 3,26 50 1,575 ,223 MSA: improve quality reliability
4,36 50 1,793 ,254
Pair 13 LSA: increase flexibility 3,24 50 1,636 ,231 MSA: increase flexibility
5,34 50 1,379 ,195
Pair 14 LSA: increase return on assets 2,66 50 1,437 ,203
MSA: increase return on assets 3,96 50 1,641 ,232
De informatie over de behaalde voordelen biedt interessante resultaten indien we deze linken aan
het belang van deze voordelen. Aan de respondenten werd namelijk ook gevraagd hoeveel
Statistische analyse
94
belang ze hechten aan ieder voordeel, zonder daarbij een onderscheid te maken tussen de meest
en de minst succesvolle collaboratie. De gemiddelden van deze vraag wordt in volgende tabel 22
weergegeven.
Bij deze tabel springen drie zaken in het oog:
� De hoge scores voor elke uitspraak.
� De opvallende gelijkenissen met de vorige tabel
� De grote range tussen de minimale en maximale scores.
Tabel 22: SPSS- resultaten van het belang van de voordelen
Descriptive Statistics
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
importance reduce inventory 55 1 7 4,45 1,998
importance use HR more efficient 55 1 7 4,07 1,654
importance reduce product costs 55 1 7 4,93 1,585
importance reduce process costs 55 1 7 5,11 1,410
importance improve customer service 54 1 7 5,46 1,645
importance reduce cycle time 54 1 7 4,65 1,992
importance delivery speed 55 1 7 4,93 1,894
importance delivery reliability 54 1 7 5,61 1,522
importance focus more on core competencies 53 1 7 4,34 1,870
importance use of market data in more efficient way
52 1 7 3,54 1,787
importance improve quality 53 1 7 4,58 1,562
importance improve quality reliability 54 1 7 4,81 1,555
importance increase flexibility 54 1 7 5,28 1,433
importance increase return on assets 53 1 7 4,40 1,812
Statistische analyse
95
Om de gelijkenissen tussen de twee laatste tabellen te verduidelijken, wordt tabel 23 opgesteld.
In deze tabel worden alle veertien voordelen opgenomen, waarbij het gemiddelde van het belang
van elk voordeel wordt vergeleken met de gemiddelde score van het behaalde voordeel van de
meest succesvolle collaboratie.
Tabel 23: Vergelijke Belang – Behaald resultaat
Benefit Mean
Importance Mean
Achieved
reduce inventory 4,45 4,26
use HR more efficient 4,07 4,60
reduce product costs 4,93 4,36
reduce process costs 5,11 4,57
improve customer service 5,46 5,20
reduce cycle time 4,65 4,55
delivery speed 4,93 4,72
delivery reliability 5,61 5,39 focus more on core competencies 4,34 4,16 use of market data in more efficient way 3,54 3,59
improve quality 4,58 4,20
improve quality reliability 4,81 4,36
increase flexibility 5,28 5,34
increase return on assets 4,40 3,96
De behaalde voordelen die het hoogst scoren voor de meest succesvolle collaboratie, blijken ook
het hoogst te scoren qua belang dat men hecht aan deze voordelen. Een betere service voor de
klanten, betrouwbaardere levertijden en een verhoogde flexibiliteit blijken allemaal hoog te
scoren op zowel belang als behaald resultaat. Hetzelfde geldt voor de minder belangrijke
voordelen Zo hecht men bijvoorbeeld weinig belang aan het efficiënter gebruik van marktdata.
Dit bleek ook uit de cijfers van de vorige tabel, waar men slechts zelden dit voordeel uit een
collaboratie behaalt.
Statistische analyse
96
Opvallend zijn de uitspraken over ‘het verminderen van proceskosten’ en ‘het verhogen van de
return op activa’. Aan deze voordelen hecht men veel belang, doch worden deze een stuk minder
in realiteit behaald.
Een laatste opmerking is dat elf van de veertien uitspraken een hogere score toegewezen krijgen
inzake belang, dan effectief behaald resultaat. Hoewel het verschil telkens bijzonder klein is, kan
dit mogelijks wijzen op het feit dat men via de collaboratie toch niet ten volle de verwachte
voordelen bereikt heeft.
5.3.4 Andere resultaten
5.3.4.1 Strategisch belang van supply chain management
Het strategische belang van supply chain management was de afgelopen drie jaar zeer hoog.
Deze rol zal echter de komende drie jaar nog toenemen en zal een gemiddelde bereiken dat als
‘bijna kritiek’ te beschouwen valt. Opvallend is ook dat de afgelopen drie jaar supply chain
management als helemaal niet belangrijk werd beschouwd door sommige respondenten. Voor de
toekomstige drie jaar beschouwt iedereen supply chain management als minstens ‘medium
belangrijk’.
Tabel 24: SPSS- resultaten van het strategische belang van supply chain management
Descriptive Statistics
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation strategic importance of SCM in last 3 years 55 1 7 5,02 1,326
strategic importance of SCM in next 3 years 55 4 7 6,02 ,757
Valid N (listwise) 55
Statistische analyse
97
5.3.4.1 Duur van de relatie voor de strategische collaboratie
In de vragenlijst werd ook nagegaan hoelang het bedrijf reeds een zakelijke verbondenheid had
met de partner, alvorens de strategische collaboratie werd gerealiseerd. Een bedrijf kan
bijvoorbeeld al jaren bij een leverancier aankopen, zonder op een strategisch niveau samen te
werken. Via de ‘Paired Samples T- Test’ zien we dat het verschil echter net niet significant is
(Sig.: 0,089 > 0,05; zie bijlage 32).
In de volgende tabel worden de gemiddelde periode die voorafgaat aan de werkelijke
collaboratie weergegeven. We zien een verschil van ongeveer twee jaar tussen de meest en de
minst succesvolle collaboratie. Hoewel het verschil niet significant is, vermoeden we toch dat
een succesvolle collaboratie voorafgegaan wordt door een reeds lang bestaande bedrijfsrelatie.
De link kan hier terug gelegd worden naar de literatuur, waar vermeld werd dat de selectie van
de partner een cruciaal gegeven is voor de strategische collaboratie.
Tabel 25: SPSS- resultaten van de duur van de relatie voor de strategische collaboratie
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 length most successful
business relationship in years
9,58 48 7,565 1,092
length least successful business relationship in years
7,58 48 7,635 1,102
5.3.4.1 Niveau van tevredenheid
Aan de hand van vier vragen werd aan de respondenten gevraagd om de globale prestatie van de
collaboratie te evalueren. Alle vier de uitspraken zijn duidelijk significant (Sig.: 0,000 < 0,05;
Zie bijlage 33).
De gemiddelden worden in tabel 26 weergegeven en we zien dat de tevredenheid voor de minst
succesvolle collaboratie steeds duidelijk het laagst scoren. Bij de meest succesvolle collaboratie
Statistische analyse
98
werken beide partijen samen voor de oplossing van problemen, stelt de partner zich flexibel op
om aan de eisen van het bedrijf te voldoen, helpt de partner in moeilijke en dringende situaties en
vertrouwt het bedrijf erop dat de partner het afgesproken akkoord tot een goed einde zal brengen.
Via deze uitspraak wordt direct naar het algemene niveau van tevredenheid gepeild over de
meest en de minst succesvolle collaboratie. Het verschil is bijzonder groot en men is blijkbaar
gemiddeld twee maal zo tevreden met de meest succesvolle, dan met de minst succesvolle
collaboratie. Wetende dat een schaal van 1 volledig ontevreden en een schaal van 7 volledig
tevreden betekent, kan gesteld worden dat men zeer tevreden is over de meest succesvolle
collaboratie en dat men eerder onverschillig, tot ontevreden is over de minst succesvolle.
Tabel 26: SPSS- resultaten van het niveau van tevredenheid van de strategische
collaboratie
Paired Samples Statistics
Mean N Std. Deviation Std. Error Mean Pair 1 LSA: parties work together
on the resolution of problems 3,53 51 1,629 ,228
MSA: parties work together on the resolution of problems
6,25 51 ,659 ,092
Pair 2 LSA: strategic partner is flexible to requirements 3,23 52 1,516 ,210
MSA: strategic partner is flexible to requirements
5,71 52 ,957 ,133
Pair 3 LSA: strategic partner helps in difficult and urgent situations 3,41 51 1,525 ,214
MSA strategic partner helps in difficult and urgent situations
6,14 51 ,895 ,125
Pair 4 LSA: commitment of partner will be fulfilled 3,82 51 1,717 ,240
MSA: commitment of partner will be fulfilled
5,84 51 1,102 ,154
Pair 5 LSA: level of satisfaction 2,76 49 1,217 ,174 MSA: level of satisfaction 5,82 49 ,858 ,123
Statistische analyse
99
5.4 Besluit
Aan de hand van de onderzoeksresultaten die in deze thesis beschreven werden, kunnen we een
reflectie maken naar de bestaande literatuur. Een groep van factoren die reeds beschreven en
geanalyseerd werden in voorgaande onderzoeken werden in deze studie opgenomen. Deze groep
van basisfactoren werd echter uitgebreid met factoren die op basis van de literatuur vermoedelijk
een invloed hebben op het succes van de collaboratie. Bepaalde van deze factoren komen uit
studies waar men deze factoren ontdekte via interviews, andere werden reeds opgenomen in een
statistische analyse. Het onderzoek in deze thesis werd ook uitgebreid door het integreren van
een veelheid aan voordelen die men wenst te behalen via supply chain collaboratie.
De data werd verzameld via een vragenlijst van 143 uitspraken, die betrekking hadden op 20
variabelen. Deze variabelen werden opgedeeld in volgende groepen: ‘Attributen van de
collaboratie’, ‘Communicatiegedrag’, ‘Selectieproces van de partner’, ‘Conflictoplossende
technieken’, ‘Systemen’, ‘Mensen’, ‘Kostenreducerende voordelen’, ‘Service winsten’ en
‘Financiële winsten’. We overlopen bondig de opmerkelijkste resultaten die via onze statistische
analyses bekomen werden.
Na de factoranalyse op de groep ‘Attributen van de collaboratie’, bleven nog vier subfactoren
over, namelijk ‘Vertrouwen en Coördinatie’, ‘Duidelijke verwachtingen’, ‘Afhankelijkheid’ en
‘Toewijding’. Deze laatste factor werd echter opgesplitst in twee andere factoren, ‘Inzet’ en
‘Investeringen’. Ons onderzoek bevestigde de resultaten uit de bestaande literatuur en de factor
‘Vertrouwen en Coördinatie’ werd als succesfactor geïdentificeerd. Dit geldt ook voor de factor
‘Afhankelijkheid’, hoewel slechts één uitspraak daarvan een significant verschil vertoonde
tussen de meest en de minst succesvolle collaboratie. Tenslotte werden ook de nieuwe factoren
‘Duidelijke verwachtingen’, ‘Inzet’ en ‘Investeringen’ als succesfactoren beschouwd.
Onder de noemer ‘Communicatiegedrag’ bleven nog drie factoren behouden na de factoranalyse.
De overgebleven factoren ‘Communicatiekwaliteit’ en ‘Informatie-uitwisseling’ doorstonden
ook de betrouwbaarheidsanalyse. Bij deze factoren kunnen we opnieuw de literatuur bevestigen,
beide factoren kwamen als succesfactoren uit onze analyses. De factor ‘Openheid’ bestond
slechts uit één uitspraak, die achteraf geen significant verschil bleek te vertonen tussen de meest
en de minst succesvolle collaboratie. Deze nieuwe factor heeft een neutrale aard.
Statistische analyse
100
Bij de analyse van het ‘Selectieproces van de partner’ bleven alle uitspraken behouden en dit
construct voldeed ook aan de vereisten van de betrouwbaarheidsanalyse. Deze nieuwe aan het
model toegevoegde factor stemde in met het vermoeden dat op basis van de literatuur was
opgebouwd. De factor bleek duidelijk bij te dragen tot het succes van de collaboratie.
Verrassend was het resultaat van de factoranalyse op de groep ‘Conflictoplossende technieken’.
Bij deze test correleerden de uitspraken over de factoren ‘Constructieve conflictoplossende
technieken’ en ‘Conflictontwijkende technieken’ op éénzelfde component. Deze indicatie om het
geheel als één factor te beschouwen werd echter niet gevolgd. De analyse werd voortgezet met
drie factoren, namelijk ‘Constructieve conflictoplossende technieken’, ‘Conflictontwijkende
technieken’ en ‘Destructieve conflictoplossende technieken’. De analyse werd enkel uitgevoerd
op het niveau van de individuele vragen en de vermoedens, opgesteld op basis van de literatuur,
werden geconfirmeerd. We hebben hier te maken met twee valkuilen; ‘Conflictontwijkende
oplossende technieken’ en ‘Destructieve conflictoplossende technieken’. Aan de andere kant
werd ‘Constructieve conflictoplossende technieken’ als een succesfactor beschouwd.
De factoren van de groep ‘Systemen’ werden allemaal behouden na de factor -en
betrouwbaarheidsanalyse. Door het hoge aantal uitspraken werd de factor ‘IT- Capaciteiten’
echter afzonderlijk behandeld. Een groot aantal van deze uitspraken werden uit de analyse
verwijderd, maar de overgebleven uitspraken bleken wel het succes van de collaboratie te
ondersteunen. Ook de factor ‘Boekhoudkundige principes’ bleek een succesfactor te zijn. Deze
nieuwe factoren blijken dus de literatuur te bevestigen. Het succes van de collaboratie wordt
verhoogd als men gebruik maakt van IT- toepassingen en indien men de boekhouding aanpast
aan de vernieuwde vorm van samenwerken. De factor ‘Belastingswetgevingen’ bleek echter een
neutrale factor te zijn, die geen onderscheid maakt tussen de meest of de minst succesvolle
collaboratie.
Verrassend was ook het resultaat van de factoranalyse op de groep ‘Mensen’. Op basis van de
literatuur werden oorspronkelijk vier nieuwe factoren in deze groep aan het model toegevoegd.
Na de factoranalyse werden slechts twee factoren overgehouden, namelijk ‘Leiderschap en
Veranderingsbeheer’ en ‘Procesdenken’. Deze doorstonden ook de betrouwbaarheidsanalyse. De
factor ‘Tijdsinvestering’ werd uit de analyse verwijderd. De nieuwe factoren stemden opnieuw in
met de vermoedens uit de literatuur en werden als succesfactoren geclassificeerd.
Statistische analyse
101
Als laatste groep van factoren werd ook een geheel aan ‘Voordelen’ geïdentificeerd. Deze
voordelen werden als één groep beschouwd en er moesten slechts twee van de veertien uit de
analyse verwijderd worden. Dit bevestigde het vermoeden dat er veel verschillende voordelen
worden nagestreefd via supply chain collaboratie. Ook bleek dat de meest succesvolle
collaboratie steeds het best in staat was om de voordelen te behalen.
Tenslotte werd ook achterhaald dat het strategische belang van supply chain management de
afgelopen drie jaar hoog was en dat het de komende drie jaar nog sterk zal stijgen. Ook werd de
logische vaststelling bevestigd, dat men in het geheel een stuk méér tevreden is over de meest
dan de minst succesvolle collaboratie. De lengte van de relatie tussen de partners, die de
strategische collaboratie voorafgaat, bleek echter geen significant verschil te tonen tussen de
meest en de minst succesvolle collaboratie.
Algemene conclusie
102
Algemene conclusie
De globale bedrijfswereld evolueert continu en het wordt steeds moeilijker voor bedrijven om
individueel een competitief voordeel te bereiken. De markten worden internationaler,
dynamischer en meer klantgericht, klanten eisen en verwachten meer, product levenscyclussen
worden alsmaar korter, etc. Door deze trends zijn bedrijven genoodzaakt om hun
bedrijfsstrategieën en relaties met de partners in vraag te stellen. Een coöperatieve samenwerking
met de partners biedt zich aan, om zo gezamenlijk betere prestaties te behalen. Met een
dergelijke aanpak belandt men in het domein van supply chain management.
Supply chain management is “de systemische, strategische coördinatie van de traditionele
bedrijfsfuncties en de tactieken over deze bedrijfsfuncties binnenin een bepaald bedrijf en over
de bedrijven in de supply chain, met het doel om de lange termijn prestaties van de individuele
bedrijven en de gehele supply chain te verbeteren”. Deze overkoepelende term dekt heel wat
ladingen. Zo wordt supply chain collaboratie erkend als een trend binnenin supply chain
management, die zich concentreert op gezamenlijke planning, coördinatie en procesintegratie
tussen leveranciers en klanten in de supply chain. Supply chain collaboratie wordt aanzien als
een spectrum, waarbij er verschillende niveaus van samenwerken onderscheiden worden. De
meest intensieve vorm is de gesynchroniseerde collaboratie of strategische collaboratie.
Een strategische collaboratie is “een langdurende relatie tussen verschillende bedrijven voor het
bereiken van strategische doelen, die waarde voor de klanten en winst voor de partners creëert”.
Het is een relatie die de competitieve positie van een bedrijf verbetert of drastisch verandert.
Deze vorm van samenwerken wint steeds aan belang, omdat het de bedrijven de mogelijkheid
biedt om zich aan te passen aan de veranderde bedrijfsomstandigheden. Nochtans rapporteert
men slechts een beperkt aantal succesverhalen in de literatuur.
Studies rapporteren falingspercentages van 50% tot 70%, waardoor supply chain collaboratie de
meest ontgoochelende resultaten blijkt te bieden van alle bestaande supply chain management
strategieën. Talrijke studies werden ondernomen om het falen van een strategische collaboratie te
verklaren. De conclusies lopen sterk uiteen maar algemeen kan men een onderscheid maken
tussen ‘zachte’ en ‘harde’ factoren. Harde factoren hebben betrekking op legale, technische of
structurele problemen. De zachte factoren omvatten daarentegen de verschillen in
Algemene conclusie
103
(bedrijfs)cultuur, de toewijding van de partner, het vertrouwen, de persoonlijke relatie, etc.
Faling van een strategische collaboratie wordt in 70% van de gevallen verklaard door problemen
met de ‘zachte’ factoren, slechts 30% heeft betrekking op de ‘harde’ factoren. Een veelheid van
factoren heeft dus een invloed op de prestatie van de strategische collaboratie. Bijgevolg is het
van essentieel belang om over een ‘goed begrip’ van deze invloeden te beschikken.
Aan de hand van het basismodel van Mohr J. en Spekman R. heeft deze scriptie precies dit
begrip als onderwerp. Hun model, opgesteld in 1994, bestudeerde reeds de invloed van een
aantal factoren die een collaboratie meer succesvol maken. De factoren uit deze studie werden
opnieuw onderzocht om te verifiëren of deze nog steeds een invloed hebben op de prestatie van
een collaboratie. Het model werd echter ook uitgebreid met een aantal nieuwe factoren, waarvan
de literatuur liet vermoeden dat deze de prestatie van een strategische collaboratie zou
beïnvloeden. Uiteindelijk werd een geheel van 20 factoren opgedeeld in zes groepen.
Een eerste groep, ‘Attributen van de collaboratie’, bestaat uit 5 factoren, namelijk ‘Toewijding’,
‘Vertrouwen’, ‘Coördinatie’, ‘Afhankelijkheid’ en ‘Duidelijke verwachtingen’. Op deze laatste
na, werden al deze factoren reeds in de studie van Mohr J. en Spekman R. opgenomen. Verwacht
werd dat alle vijf factoren een positieve invloed zullen hebben op het succes van de collaboratie.
Ten tweede werd het ‘Communicatiegedrag’ van beide partners onderzocht. Deze groep bestaat
uit de factoren ‘Communicatiekwaliteit’, ‘Participatie’, ‘Informatie-uitwisseling’ en ‘Openheid’.
Behalve de factor ‘Openheid’ werden al deze factoren reeds opgenomen in de studie van Mohr J.
en Spekman R. Al de factoren worden verondersteld succesfactoren te zijn voor de strategische
collaboratie.
De derde groep, ‘Selectieproces van de partner’, is een nieuw aan het model toegevoegde groep.
Indien men een uitgebreid proces volgt om de partner voor de strategische collaboratie te
selecteren, wordt verwacht dat dit zal bijdragen tot het succes van de collaboratie.
De vierde groep ‘Conflictoplossende technieken’ werd ook reeds opgenomen in het model van
Mohr J. en Spekman R.. Hier wordt echter geopteerd om in een andere onderverdeling te
voorzien. Drie factoren werden bestudeerd: ‘Constructieve conflictoplossende technieken’, die
als succesfactor wordt beschouwd, ‘Conflictontwijkende technieken’ en ‘Destructieve
conflictoplossende technieken’, die als valkuilen verondersteld worden.
Algemene conclusie
104
Een voorlaatste groep factoren zijn de ‘Systemen’. Onder invloed van de toegenomen
technologische mogelijkheden kon deze groep van factoren niet meer buiten beschouwing
gelaten worden. Deze groep is samengesteld uit de factoren ‘IT-Capaciteiten’,
‘Boekhoudkundige principes’ en ‘Belastingswetgevingen’. Er werd verondersteld dat de
toegenomen capaciteiten van IT een sterke succesfactor zou zijn. Indien men echter de
boekhoudkundige systemen niet aanpast aan de vernieuwde vorm van samenwerken, kan dit
mogelijks een valkuil zijn voor de collaboratie. Ook de belastingswetgeving kan een negatieve
invloed hebben op het succes van de collaboratie.
Tenslotte wordt de groep ‘Mensen’ aan het model toegevoegd. Ondanks de toegenomen
technologische mogelijkheden spelen de menselijke invloeden nog steeds een cruciale rol bij
strategische collaboraties. Deze groep bestaat uit de factoren ‘Leiderschap’, ‘Procesdenken’,
‘Tijdsinvestering’ en ‘Veranderingsbeheer’. Indien er een sterke leider is en men hanteert een
procesgerichte visie, is de collaboratie succesvoller. Als men echter te weinig tijd in de relatie
investeert of de nodige veranderingen niet doorvoert, kan dit het succes van de collaboratie
ondermijnen.
Het model werd ook uitgebreid door de prestatie van de collaboratie in een ruimere zin te
analyseren. Een veelheid van ‘Voordelen en kosten’ werden bij de bespreking betrokken. De
statistische analyse van de kosten ligt echter buiten de scope van deze thesis. De voordelen
werden gegroepeerd in drie groepen: ‘Kostenreducerende voordelen’, ‘Service winsten’ en
‘Financiële winsten’. Via de beschouwing van de talrijke voordelen werd getracht om aan te
tonen dat de redenen om een strategische collaboratie aan te gaan veelvuldig zijn en dat de
strategische collaboratie effectief in staat is om deze voordelen te behalen.
Aan de hand van het SPSS- softwarepakket werden al deze factoren aan de realiteit getoetst op
significante verschillen tussen de meest en de minst succesvolle collaboratie. De data voor het
onderzoek werden bekomen op basis van vragenlijsten. In totaal werden 56 vragenlijsten
ingevuld door bedrijven gevestigd in België. Na een factoranalyse werden constructen
opgebouwd die samengesteld waren uit verschillende uitspraken uit de vragenlijst. Deze
constructen werden onderworpen aan een betrouwbaarheidsanalyse via de berekening van de
Cronbach’s Alpha. Uiteindelijk werd via de Paired- Samples T- test achterhaald welke factoren
al dan niet bijdragen tot het succes van de collaboratie. Op die manier werd een onderscheid
Algemene conclusie
105
gemaakt tussen de succesfactoren en de valkuilen. Ook de voordelen werden aan statistische test
onderworpen. We herhalen bondig de opmerkelijkste resultaten.
In de groep ‘Attributen van de collaboratie’ werden de factoren ‘Vertrouwen’ en ‘Coördinatie’
geconsolideerd tot één factor. De factor ‘Toewijding’ daarentegen werd opgesplitst in twee
andere factoren: ‘Inzet’ en ‘Investeringen’. De andere factoren ‘Duidelijke verwachtingen’ en
‘Afhankelijkheid’ werden weerhouden. Uit de analyse van de testresultaten bleek dat al deze
factoren bijdragen tot het succes van de collaboratie, waardoor we de eerste vijf succesfactoren
geïdentificeerd hadden.
Onder de noemer ‘Communicatiegedrag’ bleven nog drie factoren behouden na de eliminatie van
de factor ‘Participatie’. Het onderzoek toont aan dat de factoren ‘Communicatiekwaliteit’ en
‘Informatie-uitwisseling’ twee succesfactoren zijn. De factor ‘Openheid’ heeft een neutrale aard,
aangezien deze geen significant verschil vertoont tussen de meest en de minst succesvolle
collaboratie.
Uit de analyse van het ‘Selectieproces van de partner’ bleek deze zich als een sterke succesfactor
te onderscheiden. Indien men een uitgebreid proces volgt om de juiste partner te selecteren voor
de strategische collaboratie zal die bijgevolg meer succesvol zijn.
Verrassend was het resultaat van de factoranalyse op de groep ‘Conflictoplossende technieken’.
De statistische analyse gaf aan dat de factoren ‘Constructieve conflictoplossende technieken’ en
‘Conflictontwijkende technieken’ als één geheel moesten beschouwd worden. Deze indicatie
werd echter niet gevolgd en de analyse werd voortgezet met de drie factoren ‘Constructieve
conflictoplossende technieken’, ‘Conflictontwijkende technieken’ en ‘Destructieve
conflictoplossende technieken’. Hoewel geen constructen gevormd worden van deze factoren,
werden de tests toch uitgevoerd op het niveau van de individuele vragen. We constateren twee
valkuilen; ‘Conflictontwijkende conflictoplossende technieken’ en ‘Destructieve
conflictoplossende technieken’. De factor ‘Constructieve conflictoplossende technieken’ werd
daarentegen wel als succesfactor beschouwd.
De factoren van de groep ‘Systemen’ werden allemaal weerhouden. Een groot aantal van de
uitspraken over de factor ‘IT- Capaciteiten’ werden echter uit de analyse verwijderd, maar de
overgebleven uitspraken bleken wel het succes van de collaboratie te ondersteunen. Ook de
Algemene conclusie
106
factor ‘Boekhoudkundige principes’ bleek een succesfactor te zijn. De factor
‘Belastingswetgevingen’ is daarentegen een neutrale factor, aangezien die geen onderscheid
maakt tussen de meest en de minst succesvolle collaboratie.
Verrassend was ook het resultaat van de factoranalyse op de groep ‘Mensen’. Op basis van de
literatuur werden oorspronkelijk vier nieuwe factoren aan het model toegevoegd onder deze
groep: ‘Leiderschap’, ‘Veranderingsbeheer’, ‘Procesdenken’, en ‘Tijdsinvestering’. De eerste
twee factoren werden samengevoegd tot één. De factor ‘Procesdenken’ werd behouden, en
‘Tijdsinvestering’ werd uit de analyse verwijderd. De twee overgebleven factoren stemden
opnieuw in met de vermoedens uit de literatuur en werden als succesfactoren geclassificeerd.
Tenslotte werd ook een geheel aan voordelen geïdentificeerd. De drie factoren
‘Kostenreducerende voordelen’, ‘Service winsten’ en ‘Financiële winsten’, werden beschouwd
als één factor ‘Voordelen’. Deze groep bestond uit zestien voordelen, waarvan er slechts twee uit
de analyse verwijderd werden. Logischerwijze bleek ook dat de meest succesvolle collaboratie
steeds het best in staat was om de voordelen te behalen.
Nog enkele interessante vaststellingen uit het onderzoek werden getest. Zo werd achterhaald dat
het strategische belang van supply chain management de afgelopen drie jaar hoog was en dat het
de komende drie jaar nog zal stijgen, tot een bijna kritiek niveau. Ook werd de logische
vaststelling bevestigd, dat men in het geheel een stuk méér tevreden is over de meest dan de
minst succesvolle collaboratie. De lengte van de relatie tussen de partners, die de strategische
collaboratie voorafgaat, bleek echter geen significant verschil te tonen tussen de meest en de
minst succesvolle collaboratie.
Algemene conclusie
107
Indien men rekening houdt met deze bevonden en geteste resultaten kan besloten worden dat de
strategische collaboratie beter zal presteren als men volgende items nastreeft:
� een hoog niveau van vertrouwen en coördinatie
� duidelijk omlijnde afspraken
� sterke wederzijdse afhankelijkheid van de partners
� gemotiveerde inzet van beide partners
� de nodige investeringen uitvoeren
� hoge communicatiekwaliteit
� vlotte informatie-uitwisseling
� een uitgebreid selectieproces van de partner
� problemen constructief oplossen
� gebruik maken van de IT- capaciteiten
� de boekhoudkundige systemen aanpassen
� een sterke leider die veranderingen doorvoert
� een procesgerichte visie aanhouden
Het blijft de continue opdracht van het management om de succesfactoren te bewaken en de
valkuilen om te buigen tot strategische voordelen.
Het onderzoek is echter nog niet afgesloten. In 1994 hebben Mohr J. en Spekman R. hun model
neergeschreven. Deze scriptie is een ‘update’ van hun model en het werd aangepast aan de
veranderde economische omstandigheden. De komende jaren zullen zich terug nieuwe factoren
aanbieden, waarvan nu we nog geen vermoedens hebben.
Algemene conclusie
108
PERSOONLIJKE VISIE
Wanneer het bedrijfsmanagement het gevoel krijgt dat kostenbesparende elementen binnen het
bedrijf uitgeput raken, moet men denken over de bedrijfsgrenzen heen. Men moet op zoek gaan
naar partners met een gemeenschappelijk doel en ‘win–win’ situaties creëren. Via de strategische
collaboratie genereert men namelijk een pool van voordelen waaruit beide partners kunnen
putten. Deze voordelen zijn enkel te bereiken door de gezamenlijke inzet van beide partners.
De partnerkeuze is geëvolueerd tot een zeer belangrijk ‘tool’ voor het succes van de strategische
collaboratie. De traditionele houding en individualisme moet wijken voor openheid, vertrouwen
en transparantie.
Ook IT is een zeer waardevol hulpmiddel geworden ter ondersteuning van de collaboratie. De
capaciteiten van IT moeten meegroeien met supply chain collaboratie, maar mogen deze zeker
niet overwoekeren.
Tenslotte vereist een succesvolle collaboratie een trefzekere leider, die zakelijke elementen
combineert met menselijke waarden.
Het is belangrijk vast te stellen dat vele auteurs over supply chain collaboratie geschreven
hebben. Dit betekent dat supply chain collaboratie een grote waarde heeft binnen het economisch
denken en dat deze in de toekomst nog meer aan belang zal winnen.
Lijst van de geraadpleegde werken
109
Lijst van de geraadpleegde werken Andraski J. C., 1998, “Leadership and the realization of supply chain collaboration”, Journal
of business logistics, Vol. 19, Nr.2, blz. 9-11.
Auramo J., Kauremaa J. en Tanskanen K., 2005, “Benefits of IT in supply chain management:
an explorative study of progressive companies”, International Journal of Physical
Distribution & Logistics Management, Vol. 35, Nr. 2, blz. 82-100.
Ballou R.H., 2004, “Bussiness logistics/ Supply chain management”, Upper Saddle River
(N.J.), Pearson Education, 789 blz.
Bensaou M. en Anderson E., 1999, “Buyer-supplier relations in industrial markets: When do
buyers risk making idiosyncratic investments?”, Organizational Science, vol. 10 (4), blz.
460–481.
Bitran, I., Bitran, J., Conn, S., Nagel, A. and Nicholls, H., November, 2002, “SMART:
System for the development, management and support of strategic alliances”, International
Journal of Production Economics , Vol. 80 (1), blz. 3-10.
Boersma M. F., Buckley P. J. en. Ghauri P. N., “Trust in international joint venture
relationships”, Journal of Business Research, blz. 1031-1042.
Bowersox D.J, Closs D.J. en Stank T.P., 1999, “21st Century Logistics: Making supply chain
integration a reality”, Council of logistics management, Oak Brook, IL, 264 blz.
Campbell J. en Sankaran J., 2005, “An inductive framework for enhancing supply chain
integration”, International Journal of Production Research, Vol. 43, Nr. 16, Augustus 2005,
blz. 3321 – 3351.
Chae B., Yen H. R. en Sheu C., “Information technology and supply chain collaboration:
Moderating effects of existing relationships between partners”, IEEE Transactions on
engineering management, Vol. 52, Nr. 4, November 2005, blz. 440-448.
Lijst van de geraadpleegde werken
110
Chand D., Hachey G., Hunton J., Owhoso V. en Vasudevan S., 2004, “A balanced scorecard
based framework for assessing the strategic impacts of ERP systems”, Computers in industry,
blz. 558-572.
Cohen S. en Roussel J., 2003, “Strategic supply chain management”, New York, McGraw
Hill , 671 blz.
Cullen J. B., Johnson J. L. en Sakano T., 2000, “Success trough commitment and trust: The
soft side of strategic alliance management”, Journal of World Business, Vol. 35, Nr. 3, blz.
223-240.
Das T.K en Teng B.S , 2002, “The dynamics of alliance conditions in the alliance
development process”, Journal of management studies, blz. 725-746.
Degraeve Z. en Roodhooft F., 1998; “Determining sourcing strategies: A decision model
based on activity and cost driver information”, The journal of the operational research
society, Vol. 49, Nr. 8, Augustus 1998, blz. 781-789.
De Pelsmacker P. en Van Kenhove P., 1994, “Marktonderzoek”, Leuven-Apeldoorn, Garant,
737 blz.
Dodgson M., 1993, “Learning, trust, and technological collaboration”, Human Relations, 46
(1), blz. 77–95.
Dowling B., Powell M. en Glendinning C., 2004, “Conceptualising succesful partnerships”,
Health and Social Care in the Community, vol. 12, nr. 4, blz. 309- 317.
Fandel G. en. Stammen M., 2004, “A general model for extended strategic supply chain
management with emphasis on product life cycles including development and recycling”,
International journal of production economics, blz. 293–308.
Fang W. en Cavusgil T.S., 2006, “Organizational learning, commitment, and joint value
creation in interfirm relationships”, Journal of Business Research, Vol. 59, Nr. 1, januari
2006, blz. 81-89.
Lijst van de geraadpleegde werken
111
Gancel C., Rodgers I. en Raynaud M., 2002, “Succesful mergers, acquisitions and strategic
alliances”, Londen, McGraw Hill, 228 blz.
Gattorna J., 1998, “Strategic supply chain alignment – Best practice in supply chain
mangement”, Aldershot, Gower, blz. 671
Gunasekaran A. En Ngai W.T.E., 2004, “Virtual supply-chain management”, Production
Planning & Control”, Vol. 15, Nr. 6, September 2004, blz. 584-595
Heikkilä, J., 2002, “From supply to demand chain management: Efficiency and
customer satisfaction”, Journal of Operational Management., vol. 20, blz. 747–767.
Hoffman W. H. en. Schlosser R., 2001, “Success Factors of Strategic Alliances in Small en
Medium-sized Enterprises – An Empirical Survey”, Long Range Planning, vol 34, Nr. 3, Julie
2005, blz. 100-109.
Inkpen A.C., 2005, “Learning through alliances: General motors and NUMMI”, California
Management review, Vol. 47, Nr. 4, Zomer 2005, blz. 114-136.
Kaplan R.S. en Norton D.P., 1996, “Using the balanced scorecard as a strategic management
system”, Harvard Business Review, Januarie-Februarie 1996, blz. 75-85.
Kim B. En Oh H., 2005, “The impact of decision-making sharing between supplier and
manufacturer on their collaboration performance”, Supply chain management: An
international Journal, Vol. 10, Nr. 3, blz. 223-236.
Ko S. S., Serfozo R. en Sivakumar A. I., 2004, “Reducing cycly times in manufactering and
supplu chains by input and service rate smoothing”, IEE Transactions, blz. 145-153;
Lambe C.J., Spekman R. E. en S.D. Hunt, 2002, “Alliance Competence, Resources, and
Alliance Success: Conceptualization, Measurement, and Initial Test”, Journal of the Academy
of Marketing Science, Vol. 30, Nr. 2, blz. 141-158.
Lijst van de geraadpleegde werken
112
Lambert D.M. en Cooper M.C., 2000, “Issues in supply chain management”, Industrial
marketing management, blz. 65-83.
Laursen K. en Salter A, 2006, “Open for innnovation: the role of openness in explaining
innovation performance among U.K. manufacturing firms”, Strategic Management Journal,
27, blz. 131_150.
Lee M. S, Lee Y. H. and Jeongh C. S., 2003, “A high-quality-supplier selection model for
supply chain management and ISO 9001 system”, Production Planning & Control, Vol. 14,
Nr. 3, 2003, April–Mei, blz. 225–232.
Levin J. En Tadelis S., “Profit sharing and the role of professional partnerships”, 2005, The
quarterly journal of economics, februarie 2005, blz.131-171.
Maltz A. C., Shenhar A. J. En Reilly R..R., 2003, “Beyond the balanced scorecard: Refining
the search for organizational succes measures”, Long range planning, blz. 187-204.
McCutcheon D. en Stuart F. I., 2000, “Issues in the choice of supplier alliance partners”,
Journal of Operations Management, Vol. 18, blz. 279-301.
McIvor R., Humphreys P. en McCurry L., 2003, “Electronic commerce, supporting
collaboration in the supply chain?”, Journal of Materials Processing Technology, blz. 147–
152.
McLaren T., Head M. en Yuan Y., 2002, “Supply chain collaboration alternatives:
understanding the expected costs and benefits”, Internet Research: Electronic Networking
applications and Policy, Vol. 12, Nr. 4 blz. 348–364.
Meixell M. J en Gargeya V. B., 2005, “Global supply chain design: A literature review and
critique”, Transportation Research Part E 41, blz. 531-550.
Mentzer J.T., 2004, “Fundamentals of supply chain management. Twelve drivers of
competitieve advantage”, Thousand Oaks (Calif.), Sage, 293 blz.
Lijst van de geraadpleegde werken
113
Mentzer J. T., Foggin J. H. en Golicic S. L., 2000, “Collaboration: The enablers, impediments
and benefits”, Supply chain management review, september/oktober 2000, blz. 52–58.
Mentzer J. T., Min S. en Zacharia Z. G., 2000, “The nature of interfirm partnering in supply
chain management”, Journal of Retailing, Vol. 76, nr. 4, 4th quarter, blz. 549–569.
Mohr, J. en Spekman, R., 1994, “Characteristics of partnership success: Partnership attributes,
communication behaviour, and conflict resolution techniques”, Strategic Management
Journal, vol. 15(2), blz.135-152.
Murray J. Y. en Kotabe M., 2005, “Performance implications of strategic fit between alliance
attributes and alliance forms”, Journal of Business Research, Vol. 58, Nr. 11, November
2005, blz. 1525-1533.
Muthusamy S.K. en White M.A., 2005, “Learning and Knowledge Transfer in Strategic
Alliances: A Social Exchange View”, Organisation studies, Vol. 26, Nr. 3, blz. 415-441.
Narasimhan R. en Nair A., 2005, “The antecedent role of quality, information sharing and
supply chain proximity on strategic alliances formation and performance”, International
journal of production economics, blz. 301-313.
Pegels C.C, 2005, “Proven solutions for improving supply chain performance”, Greenwich,
Conn, IAP, 281 blz.
Rigsbee E., 2000, “The Pitfalls to Successful Strategic Alliances”,
URL: <http://www.rigsbee.com/ps5.htm>. (16november 2005)
Rishel T. D., Scott J. P. en Stenger A. J., 2003, “A preliminary look at using satellite
communication for collaboration in the supply chain”, The transport journal, Herfst 2003,
blz. 17-30.
Sabath R.E. en Fontanella J., 2002, “The unfulfilled promise of supply chain collaboration”,
The supply chain management review, Julie/Augustus 2002, blz. 24-29.
Lijst van de geraadpleegde werken
114
Samaddar S. en Kadiyala S., 2006, “An analysis of interorganizational resource sharing
decisions in collaborative knowledge creation”, European Journal of Operational Research,
Vol. 170, 192–210.
Seal W., Cullen J., Dunlop A., Berry T. en Ahmed M., 1999, “Enacting a European supply
chain: a case study on the role of management accounting”, Management Accounting
Research, blz. 303-322.
Simatupang T. M. en Sridharan R., 2005, “The collaboration Index: A measure for supply
chain collaboration”, International Journal of Physical Distribution & Logistics Management,
Vol. 35, Nr.1, blz. 44-62.
Simatupang T. M.,. Wright A. C. en Sridharan R., “Applying the theory of constraints to
supply chain collaboration”, 2004, Supply chain management: An International Journal, Vol.
9, Nr. 1, 2004, blz. 57-70.
Solis L., 2005, “The role of alliance attributes, communication behavior, conflict resolution
techniques and selection process in strategic supplier alliances in Spain”, een working paper
van instituto de empresa , blz. 2.
Tuten T. L. en Urban D. J., 2001, “An expanded model of business-to-business partnership
formation and success”, Industrial Marketing Management, blz. 149-164.
Van Weele A. J., 2005, “Purchasing and supply chain management : analysis, strategy,
planning and practice”, Londen , Thomson Learning, 364 blz.
Wadovick J. D. en Basar S. G., 2003, “How Schering- Plough Uses Collaboration to Boost
Supplier Relations”, 2003, Supplier selection & management report, Vol. 2, Nr. 3, Februarie
2003, blz. 6-12.
Wallensteen P. En Möller F., 2002, “Conflict Prevention: Methodology for Knowing the
Unknown”, Uppsala Peace Research Papers, Department of Peace and Conflict Research,
Uppsala University, Zweden, blz. 1-31.
Lijst van de geraadpleegde werken
115
Whittaker J., Warren M., Turner M., Hutchcroft I., 2004, “Accountability and rural
development partnerships: a study of Objective 5b EAGGF funding in SouthWest England”,
Journal of Rural Studies, blz. 181–192.
Wijnen K., Janssens W., De Pelsmacker P. en Van Kenhove P., 2002, “Marktonderzoek met
SPSS”, Antwerpen - Apeldoorn, Garant, 465 blz.
Wong A., Tjosvold D. en Zhang P., 2004, “Developing relationships in strategic alliances:
Commitment to quality and cooperative interdependence”, Industrial marketing management,
Vol. 34, Nr. 7, blz. 722-731.
Xu K., Dong Y. en Evers P. T., 2001, “Towards better coordination of the supply chain”,
Transportation Research Part E : Logistics and Transportation Review, Vol. 37, Nr. 1, Maart
2001, blz. 35-54.
Bijlagen
116
Bijlagen
Opdat de lezer niet steeds zou moeten terugbladeren naar de bijlagen zijn de belangrijkste
SPSS- outputs in de tekst verwerkt. Om aan de andere kant de leesbaarheid van deze thesis te
bewaren is een groot aantal tabellen en documenten waarnaar in de tekst wordt verwezen
opgenomen in de bijlagen.
Bijlage1: De vragenlijst………………………………………………………………………..X
Bijlage 2: De begeleidende brief ............................................................................................................. 6
Bijlage 1: Lijst met deelnemende bedrijven en contactpersonen……………………… XXVIII
Bijlage 4.1: Factoranalyse van ‘Attributen van de collaboratie’ ............................................................. 9
Bijlage 4.1.1: Cronbach’s Alpha van ‘Vertrouwen en Coödrinatie’ ..................................................... 10
Bijlage 4.1.2: Cronbach’s Alpha van ‘Toewijding’ .............................................................................. 11
Bijlage 4.1.3: Cronbach’s Alpha van ‘Inzet’......................................................................................... 11
Bijlage 4.1.4: Cronbach’s Alpha van ‘Investeringen’…………………………………. XXXIII
Bijlage 4.1.5: Cronbach’s Alpha van ‘Afhankelijkheid’....................................................................... 12
Bijlage 4.1.6: Cronbach’s Alpha van ‘Duidelijke verwachtingen’ ....................................................... 13
Bijlage 5.1: Eerste factoranalyse van ‘Communicatiegedrag’ .............................................................. 14
Bijlage 5.2: Tweede factoranalyse van ‘Communicatiegedrag’............................................................ 15
Bijlage 5.3: Derde factoranalyse van ‘Communicatiegedrag’............................................................... 16
Bijlage 5.4: Vierde factoranalyse van ‘Communicatiegedrag’.............................................................. 17
Bijlage 5.4.1: Cronbach’s Alpha van ‘Communicatiekwaliteit’………….…...………. XXXIX
Bijlage 5.4.2: Cronbach’s Alpha van ‘Informatie-uitwisseling’ ........................................................... 18
Bijlage 6.1: Factoranalyse van ‘Selectieproces van de partner’ ............................................................ 19
Bijlage 6.1.1: Cronbach’s Alpha van ‘Selectieproces van de partner’ .................................................. 19
Bijlage 7.1: Eerste factoranalyse van ‘Conflictoplossende technieken’................................................ 20
Bijlage 7.2: Tweede factoranalyse van ‘Conflictoplossende technieken’ ............................................. 20
Bijlage 7.2.1: Cronbach’s Alpha van ‘Constructieve conflictoplossende technieken’ ......................... 21
Bijlage 8.1: Eerste factoranalyse van ‘IT- Capaciteiten’....................................................................... 22
Bijlage 8.2: Tweede factoranalyse van ‘IT- Capaciteiten’ .................................................................... 23
Bijlage 8.3: Derde factoranalyse van ‘IT- Capaciteiten’ ....................................................................... 23
Bijlage 8.4: Vierde factoranalyse van ‘IT- Capaciteiten’...................................................................... 24
Bijlage 8.4.1: Cronbach’s Alpha van ‘IT- Capaciteiten’....................................................................... 24
Bijlage 9.1: Factoranalyse van ‘Systemen’, zonder IT …………………………………...XLVI
Bijlagen
117
Bijlage 9.1.1: Cronbach’s Alpha van ‘Boekhoudkundige principes’ .................................................... 25
Bijlage 10.1: Eerste factoranalyse van ‘Mensen’ .................................................................................. 26
Bijlage 10.2: Tweede factoranalyse van ‘Mensen’ ............................................................................... 27
Bijlage 10.2.1: Cronbach’s Alpha van ‘Leiderschap en Veranderingsbeheer’ ..................................... 28
Bijlage 10.2.2: Cronbach’s Alpha van ‘Procesdenken’......................................................................... 29
Bijlage 11.1: Factoranalyse van ‘Voordelen’........................................................................................ 30
Bijlage 11.1.1: Cronbach’s Alpha van ‘Voordelen’ .............................................................................. 31
Bijlage 12: Significantie constructen via Paired samples T- Test ………………………….LIII
Bijlage 13: Significantie constructen via One sample T- Test .............................................................. 33
Bijlage 14: Significantie van ‘Vertrouwen en Coördinatie’.................................................................. 34
Bijlage 15: Significantie van ‘Afhankelijkheid’.................................................................................... 35
Bijlage 16: Significantie van ‘Duidelijke verwachtingen’ .................................................................... 36
Bijlage 17: Significantie van ‘Inzet’...................................................................................................... 36
Bijlage 18: Significantie van ‘Investeringen’ …………………………………………….LVIII
Bijlage 19: Significantie van ‘Communicatiekwaliteit’ ........................................................................ 37
Bijlage 20: Significantie van ‘Informatie-uitwisseling’……………………………….… LVIX
Bijlage 21: Significantieniveau van de factor ‘Openheid’ .................................................................... 39
Bijlage 22: SPSS- resultaten voor de factor ‘Selectieproces van de partner’........................................ 39
Bijlage 23: Significantie van ‘Constructieve Conflictoplossende technieken’ ..................................... 40
Bijlage 24: Significantie van ‘Conflictontwijkende technieken’ .......................................................... 40
Bijlage 25: Significantie van ‘Destructieve conflictoplossende technieken’ ........................................ 41
Bijlage 26: Significantie van ‘IT- Capaciteiten’ ................................................................................... 42
Bijlage 27: Significantie van ‘Boekhoudkundige principes’................................................................. 43
Bijlage 28: Significantie van ‘Belastingswetgevingen’......................................................................... 44
Bijlage 29: Significantie van ‘Leiderschap en veranderingsbeheer’ ..................................................... 45
Bijlage 30: Significantie van ‘Procesdenken’ ....................................................................................... 47
Bijlage 31: Significantie van ‘Voordelen’............................................................................................. 48
Bijlage 32: Significantie van de duur van de relatie voor de strategische collaboratie......................... 50
Bijlage 33: Significantie van ‘Tevredenheid’........................................................................................ 51
Bijlagen
118
Bijlage 2: De vragenlijst
Om de lay-out van de vragenlijst te bewaren wordt deze pas vanaf de volgende pagina
weergegeven.
Bijlagen
119
in co-operation with
STRATEGIC ALLIANCES IN SUPPLY CHAIN MANAGEMENT: CRITICAL SUCCESS FACTORS
YEAR 2005
Please return the completed questionnaire or any questions about this research to:
Evelyne Vanpoucke & Bernard De Clercq Vlerick Leuven Gent Management School Reep 1 B-9000 Gent Belgium Tel. 0032 9 210 98 12 Fax. 0032 9 210 97 00 e-mail: [email protected] e-mail: [email protected]
Bijlagen
120
Dear Executive, This questionnaire has been designed to study the critical factors which contribute to the success of the strategic alliances in the supply chain in which your company is integrated. Before completing the questionnaire, please take the following aspects into consideration: 1. This questionnaire should be filled in by an executive who is familiar with the strategic alliances of your company (with customers and/or suppliers). 2. Please note that the set of values for the answers changes along the questionnaire. Please read carefully the set of values corresponding to every section. 3. In order to help you with filling in the questionnaire, we suggest that you identify 2 types of alliances in your company:
a. One of your most successful strategic alliances b. One of your least successful strategic alliances
4. The types of alliances you choose can apply both to suppliers and customers, which will be referred to as "partners". At the start of the questionnaire, we will ask you to indicate whether the cases which you refer to are collaboration practices with customers or suppliers. 5. The alliances chosen should include at least one logistic process such as: Purchasing Logistics CRM Production Demand management Customer service Reverse logistics Research and development 6. At the end of the document you will find a glossary to help you with the terms used in this questionnaire.
IMPORTANT
All your answers will be kept strictly confidential.
Bijlagen
XII
CONTEXT OF ALLIANCES
Please tick with an “X” in the appropriate box: 1. In this questionnaire, I refer to a successful AND a non-successful case with: Customers € Suppliers € (please choose one) 2. Regarding your most successful strategic alliance: - For how long had your company a business relationship before this strategic alliance was established? _____ years - What are the process(es) involved in this alliance? Purchasing € CRM € Demand management € Reversed logistics € Research and development € Logistics € Production € Customer service € Other, please specify……………….. € 3. Regarding your least successful strategic alliance: - For how long had your company a business relationship before this strategic alliance was established? _____ years - What are the process(es) involved in this alliance? Purchasing € CRM € Demand management € Reversed logistics € Research and development € Logistics € Production € Customer service € Other, please specify……………….. €
Bijlagen
XIII
INDICATORS OF SUCCESS
1. Please answer the following questions using the set of values from 1 to 7 (please
mark with a circle):
Not
at a
ll im
por t
ant
Med
ium
impo
r tan
ce
Cr i
tical
What strategic importance has supply chain management had in your company in the last 3 years?
1 2 3 4 5 6 7
What importance will supply chain management have in your company in the next 3 years?
1 2 3 4 5 6 7
2. Specify the relative importance that each of the following factors had in your decision to form a strategic alliance:
Not
at a
ll im
por t
ant
Med
ium
impo
r tan
ce
Cr i
tical
Reduce the inventory 1 2 3 4 5 6 7Use your human resources more efficient 1 2 3 4 5 6 7Reduce product costs 1 2 3 4 5 6 7Reduce process costs 1 2 3 4 5 6 7Improve customer service 1 2 3 4 5 6 7Reduce the cycle time 1 2 3 4 5 6 7Increase delivery speed 1 2 3 4 5 6 7Increase delivery reliability (right products, due dates, quantities,…)
1 2 3 4 5 6 7
Increase speed to market for new products 1 2 3 4 5 6 7Focus more on core competencies 1 2 3 4 5 6 7Use market data in a more efficient way 1 2 3 4 5 6 7Improve quality 1 2 3 4 5 6 7Improve quality reliability 1 2 3 4 5 6 7Increase the flexibility 1 2 3 4 5 6 7Increase the return on assets 1 2 3 4 5 6 7Increase shareholder value 1 2 3 4 5 6 7Other, please specify……………….. 1 2 3 4 5 6 7
Bijlagen
XIV
In the following part of the questionnaire, please fill in the information on your least successful alliance on the left-hand side of the page and the information on your most successful alliance on the right-hand side of the page (see instructions).
3. Please evaluate for your most and least successful strategic alliance the following statements:
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7In this strategic alliance both parties work together on the resolution of problems
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7This strategic partner is flexible in responding to our requirements
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7This strategic partner makes efforts to help us in difficult and urgent situations
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
When a commitment or agreement has been signed with this partner, we are confident that it will be fulfilled
1 2 3 4 5 6 7
4. Specify to what degree the most successful and least successful relationship enabled you to:
Bijlagen
XV
Ver
ry li
ttle
Med
ium
Ver
y m
uch
Ver
ry li
ttle
Med
ium
Ver
y m
uch
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE1 2 3 4 5 6 7 Reduce the inventory 1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Use your human resources more efficient
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7 Reduce product costs 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Reduce process costs 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Improve customer service 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Reduce the cycle time 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Increase delivery speed 1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Increase delivery reliability (right products, due dates, quantities,…)
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Increase speed to market for new products
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7 Focus more on core competencies 1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Use market data in a more efficient way
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7 Improve quality 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Improve quality reliability 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Increase the flexibility 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Increase the return on assets 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Increase shareholder value 1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Other, please specify…………………
1 2 3 4 5 6 7
Com
plet
ely
unsa
tisf
ied
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
sati
sfie
d
Com
plet
ely
unsa
tisf
ied
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
sati
sfie
d
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7Please indicate your level of satisfaction with this alliance:
1 2 3 4 5 6 7
ATRIBUTES OF THE ALLIANCE
5. Please consider the following statements for your most and least successful strategic
alliance:
Bijlagen
XVI
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7This alliance is beneficial for our business unit
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7In this alliance we have achieved a balanced agreement
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7This alliance has a high level of business harmony
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7This alliance offers significant benefits to both partners
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7The alliance can easily be stopped, without substantial losses of investments
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7In this alliance each party knows his exact role
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7The collaborative practices are planned very carefully
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7The expected targets are ambitious, but realistic
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7The expectations of the alliance are clear for both parties
1 2 3 4 5 6 7
Ext
rem
ely
low
Med
ium
Ext
rem
ely
high
Ext
rem
ely
low
Med
ium
Ext
rem
ely
high
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7The degree of coordination in this alliance is:
1 2 3 4 5 6 7
Ver
y sh
ort t
erm
Med
ium
Ver
y lo
ng te
rm
Ver
y sh
ort t
erm
Med
ium
Ver
y lo
ng te
rm
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7The duration expectancy of this alliance is:
1 2 3 4 5 6 7
6. Compare your most successful strategic alliance with your least successful strategic
alliance:
Bijlagen
XVII
In our most successful strategic alliance: Sign
ific
ant l
ower
The
sam
e
Sign
ific
ant h
ighe
r
Time spent by the key personnel is: 1 2 3 4 5 6 7Training provided to the partner is: 1 2 3 4 5 6 7Financial investements made by the partner are:
1 2 3 4 5 6 7
Non financial investments (machinery, infrastructure, technology) made by the partner are:
1 2 3 4 5 6 7
7. Please evaluate the following statements:
Com
plet
ely
disa
gree
I ndi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
Com
plet
ely
disa
gree
I ndi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7It will be very easy to end this strategic alliance and establish a new one
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
The time to establish a new strategic alliance for this process/product/service will be extremely long
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
The cost of establishing another new alliance for this process/product/service would be extremely high
1 2 3 4 5 6 7
ASPECTS OF COMMUNICATION
8. Please evaluate the following statements:
Bijlagen
XVIII
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7
In this strategic alliance, we actively seek for advice, guidelines and information from our partner
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
Our strategic partner takes part in our planning activities as well as in the setting of our aims and goals
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
We take part in our partner's planning activities and in the setting of their aims and goals when they are relevant to our alliance
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7We actively seek for proposals or suggestions for improvement from our partner
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7We react appropriately to our partner's suggestions
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7We share confidential information about our business unit with this partner
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Our partner shares information with us about his business unit
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7We inform our partner in advance of the changes in our needs
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Both parties are expected to share all the suitable and useful information
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
Both parties are expected to keep the other part informed of any changes or events which may affect them
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Both parties are expected to share only the information agreed in previously signed agreements
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7This partner keeps us informed about the issues which affect our business
1 2 3 4 5 6 7
9. The communication between your business unit and your partner is:
Bijlagen
XIX
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE1 2 3 4 5 6 7 On time 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Exact 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Appropriate 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Complete 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Reliable 1 2 3 4 5 6 7
SELECTION PROCESS OF THE STRATEGIC PARTNERS
10. Please evaluate the following statements:
Compared to industry practice, the process we follow: V
ery
limit
ed V
ery
com
plet
e
to identify opportunities for strategic alliances is:
1 2 3 4 5 6 7
to evaluate and select our suppliers for strategic alliances is:
1 2 3 4 5 6 7
to evaluate and select our customers for strategic alliances is:
1 2 3 4 5 6 7
TECHNIQUES FOR THE SOLUTION OF CONFLICTS
11. In case problems or conflicts arise in your strategic alliance, how often do you use the following methods to solve them:
Nev
er
Ave
rage
use
Alw
ays
Nev
er
Ave
rage
use
Alw
ays
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE1 2 3 4 5 6 7 Ignoring the problem or conflict 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Persuasion from any of the parties 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Joint resolution to the problem 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Unilateral imposition 1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Intervention of an external arbitrator
1 2 3 4 5 6 7
SYSTEMS
Bijlagen
XX
12. Please indicate the impact of the following technological tools and software on the performance of your alliances (if you do not use a particular tool in your alliance, please indicate ‘Not used’):
Not
Use
d
Ext
rem
ely
nega
tive
No
impa
ct
Ext
rem
ely
posi
tive
Not
Use
d
Ext
rem
ely
nega
tive
No
impa
ct
Ext
rem
ely
posi
tive
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE TECHNOLOGY MOST SUCCESSFUL ALLIANCE1 2 3 4 5 6 7 EDI (Electronic Data Interchange) 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Internet, Intranet, Extranet, email 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 e-mail, Discussion forums 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Audio/Videoconferences 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Knowledge management systems 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Point of sale terminals 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Point of sale on the web 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 DRP (Distribution Requirement Planning) 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 EFT (Electronic Funds Transfer) 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 RFID (Radio Frequency Identification Technology) 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 ERP / MRP / MRP II 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 CRM Software (Customer Relationship Management) 1 2 3 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 SRM (Supplier Relationship Management) 1 2 3 4 5 671 2 3 4 5 6 7 Tools of product collaborative development 1 23 4 5 6 71 2 3 4 5 6 7 Other, please specify……………….. 1 2 3 4 5 6 7
13. Please evaluate the following statements:
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7
There is an activity-based costing system that provides information on the activities across the supply chain
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
We use a target costing process, extended into the partners, which provides us with information on the alliance
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7We use the balanced scorecard to measure the performance of the alliance
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
Both parties work with open books: there is cost transparency and sharing of cost information between both partners
1 2 3 4 5 6 7
Bijlagen
XXI
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7Next to logistic issues, also tax issues are considered in setting up the alliance
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
The company developed or implemented technological tools and software for the specific alliance
1 2 3 4 5 6 7
HUMAN RESOURCES
14. Please evaluate the following statements:
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7Both partners have strong leaders who believe in supply chain management
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
Both partners have real experts involved in supply chain transformation and are actively seaking for collaboration
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Supply chain teams are lead by cross-functional teams (sales, purchasing, manufacturing,…)
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Supply chain teams consist of members of both companies
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
The company uses metrics to measure the total supply chain performance instead of the individual performance
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7The company has an incentive system based on supply chain performance
1 2 3 4 5 6 7
Bijlagen
XXII
15. Please evaluate the following statements:
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
Com
plet
ely
disa
gree
Indi
ffer
ent
Com
plet
ely
agre
e
LEAST SUCCESSFUL ALLIANCE MOST SUCCESSFUL ALLIANCE
1 2 3 4 5 6 7There is a clear commitment of resources for supply chain projects by both partners
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Persons working on supply chain projects are empowered to make the necessary changes
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7Persons working on supply chain projects have enough knowledge to implement the new initiatives
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7There is time for training and for developing new competencies in supply chain management
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7In this alliance, projects obtain the necessary executive support from both companies
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7In this alliance, there is a strong leader in both companies to lead the supply chain changes
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7
There is a common understanding between both companies of the degree of change that is to be accomplished through this alliance
1 2 3 4 5 6 7
1 2 3 4 5 6 7There is a strong drive throughout the organisation to make the alliance work
1 2 3 4 5 6 7
BUSINESS ENVIRONMENT AND GENERAL ASPECTS OF THE COMPANY
16. Please specify the position of your company (all which apply) in the supply chain: a. Raw Material Supplier € f. Components supplier € b. Assembler € g. Sub-assembler € c. Manufacturer € h. Distributor € d. Wholesaler € i. Retailer € e. Services € j. Other, please specify………………… €
Bijlagen
2
17. Please mark with a circle and specify to what extent your business environment has the following characteristics:
1 2 3 4 5
Foreign competition little or none
low moderate high very high
Market decreasing
rapidly decreasing stable increasing
increasing rapidly
Life cycle of the product very short short medium long very long
Competition on quality little or none
low moderate high very high
Competition in costs little or none
low moderate high very high
Competition in response speed little or none
low moderate high very high
Competition in design and development little or none
low moderate high very high
Speed of change little or none
slow moderate fast very fast
GENERAL INFORMATION ABOUT THE COMPANY
18. Please tick with an”X” the sector which reflects best your company's activity:
Aerospace/Defence € Informatics/Electronics € Agriculture € Media/Entertainment/Advertising € Chemical € Mining and Metallurgy € Consumer goods € Petrochemie € Construction/real estate € Pharmaceutical and medical Distribution € equipment € Forest products € Other, please specify:
19. For each line, please select the option that reflects best the current situation of your company:
Annual sales in millions of € less than 25
26 to 50 51 to 100 101 to 500
over 500
Number of employees less than 50
51 to 250 251 to 500 501 to 1000
over 1000
Age of the company less than 2 years
2 to 5 years 6 to 10 years
> 10 years
Bijlagen
3
Thank you very much for your time! Please return this questionnaire as soon as possible. These are our contact details:
Evelyne Vanpoucke Vlerick Leuven Gent Management School Reep 1 B-9000 Gent Belgium Tel. 0032 9 210 98 12 Fax. 0032 9 210 97 00 e-mail: [email protected]
In order for us to be able to send you a copy of the final report of the study, please fill in the following details: Name of the company:...................................................................................... Address: ........................................................................................................... Your name:....................................................................................................... Your position:.................................................E-mail:............................................ Telephone number:.................................................Fax:.................................................
All the information you provide will be kept STRICTLY CONFIDENTIAL
Bijlagen
4
GLOSSARY OF TERMS � Strategic Alliance: Long term cooperative relationships designed to increase the strategic
operating capability of two individual companies, with the aim of achieving significant benefits to both parties. These alliances will last provided that they continue to offer significant value to each of the parties. Some of the main benefits of this type of relationships are the increase in the synchronization of the Supply Chain, the reduction of the total costs, improvement of quality and cycles, as well as a strong competitive position which exceeds any possible contribution from traditional relationships.
� CRM (Customer Relationship Management): Program designed to integrate sales
functions, marketing, and support to clients in order to offer them better services, while the information becomes more available to the company.
� DRP (Distribution Requirements Planning): This system combines stock and transport
operations and coordinates the demand prediction and the capability of transportation and inventory.
� DW (Data Warehouse): A database capable of gathering information about the company
in a giant database. � EDI (Electronic Data Interchange): Information transferred in an agreed electronic format
between one or more organizations, companies or programs. � EFT (Electronic Funds Transfer): Transfer of a given sum of money from one account to
another through VAN or the Internet. � ERP (Enterprise Resource Planning): Installation of a simple system which processes
information usually handled by several information systems. The ERP system puts together functions such as order handling, inventory control and planning of productions and finances through only one single system.
� Extranet: Corporative local area network (LAN) or wide area network (WAN) which
uses the Internet technology and is secured through firewalls. The Intranet supports and promotes the sharing of internal information more efficiently as well as better internal processes.
� Internet : Public and global communication network which provides a direct connection to
anyone on the local area network (LAN) or the Internet Service Provider (ISP). � MRP (Materials Requirements Planning): Programming technique for the establishment
and fulfilment of expiration dates, as well as priorities of payment orders of raw material and master programs of production.
� MRPII (Manufacturing Resource Planning): Extension of the Manufacturing Resource
Planning (MRP or MRPI) through the integration of business plans, payment commitment reports, sales aims, manufacturing capabilities and restrictions of cash flow.
� RFID (Radio Frequency Identification Technology): Intelligent labelling system. Reading
of labelling data and logistics through radiofrequency.
Bijlagen
5
� SCM Software: Suite of solutions for decision making to achieve a better planning,
execution and optimisation of the Supply Chain. Software can include strategic planning, handling of demand and supply, planning/execution, handling of inventories and transport, among others. The main software sellers are 12 Technologies, Manugistics and Peoplesoft.
� SRM (Supplier Relationship Management): Program designed to optimise supply
processes, design and purchases in collaboration with suppliers.
Bijlagen
6
Bijlage 3: De begeleidende brief
Beste, Ik ben laatstejaarsstudent in de toegepaste economische wetenschappen aan de Universiteit Gent,
en werk samen met de Vlerick Leuven Gent Managementschool aan mijn thesis.
Onlangs ging u telefonisch akkoord om uw samenwerking te verlenen aan ons onderzoek over
supply chain collaboratie.
In dit onderzoek zijn we op zoek naar de succesfactoren en valkuilen bij supply chain
collaboratie. Om deze factoren te determineren hebben wij een vragenlijst opgesteld waarvan wij
de antwoorden aan statistische testen zullen onderwerpen.
Graag had ik uw oprechtste medewerking gevraagd om deze vragenlijst in te vullen. Dit zal
ongeveer 30 minuten van uw tijd in beslag nemen. Als compensatie voor uw tijd, kan u een
kopie van onze onderzoeksresultaten verkrijgen.
Al uw antwoorden worden discreet behandeld en zullen in geen geval misbruikt worden.
Gelieve de ingevulde vragenlijst zo vlug mogelijk en ten laatste voor 28 oktober door te sturen
naar mijn collega Evelyne Vanpoucke.
Alvast bedankt voor uw medewerking,
De Clercq Bernard.
Bijlagen
7
Bijlage 4: Lijst met deelnemende bedrijven en contactpersonen
België: 3M Belgium: Peter Vermeulen
Agfa- Gevaert: Wim Peeters
Alpro: Filip Walraeve
Atlas Copco Airpower: Kurt Andries
Barco: Marc Hermans
BASF Antwerpen: Benny de l’Arbre
Bayer Antwerpen: Lieve de Jonge
BN Bombardier Eurorail: Roger de Keyser
Bosh Rexroth: Walter Taildeman
Campina: Ander Vandermeulen
Capsugel: Alain de Mol
Chemitex: Claude Kandiyoti
Corus Aluminium: Jan van Elst
Daf Trucks Vlaanderen: Willy van Dingenen
Daikin Europe: Harrie Verkamer
EDS Belgium: Walter Verhoeven
Softship Belgium: Geert Maes
Fjord Seafood Pieters: Geert Coucke
Ford Genk: Dominique Maessen
Fuji Hunt Photographic Chemicals: Herman van den Broeck
Helvoet Pharma Belgium: Ivan Coemans
Lanxess Rubber: Erwin Geerts
McDonalds: David Cleynhens
McBride: Koen Blomme
Monti: Eddy De Smedt
Nexans Benelux: Yolanda Vancraybeek
Niko: Alexander Mijts
Opel Antwerpen: Carina Van der Steen
Pectiv: David Germis
Pfizer Manufacturing Belgium: Geert Beeck
Bijlagen
8
Pioneer: Koen Delrue
Siemens: Philippe Vermeersch
Tate & Lyle Europe: Luc Pockelé
Ter Beke/Fresh Food Group: Noêl Delrue
Tyco: Freddy Dobbelaere
Van Genechten Biermans: Liesbeth Adelhof
Volvo Europe Truck: Koen Knippenberg
VPK Packaging: David Wellens
Frankrijk:
Jean Caby SA: Hubert de Groote
Laboratoire Alcon: Françoise Huard
Morgan: Bernard Durand
Myriad: Christoffe Schleef
Novo Nordisk Diabètes: Yves Rispail
R.A.G.T.: Eric Boulard
Radiall Voreppe: Xavier Christoffe
Solvay Fluorès France: Laurent Villiers
Wartsila France: Daniel Schorr
Het Verenigd Koninkrijk:
Customer of Barnes and Sheffield: Paul J.E. Weggers
Corus Construction & Industrial: Peter Hogg
Voor alle duidelijkheid werd enkel gebruik gemaakt van de Belgische vragenlijsten.
Bijlagen
9
Bijlage 5.1: Factoranalyse van ‘Attributen van de collaboratie’
Rotated Component Matrix(a)
Component
1 2 3 4 5 MSA: alliance is beneficial voor BU ,907 ,048 ,002 ,047 ,082
MSA: alliance achieved a balanced agreement ,885 ,235 -,051 -,043 -,029
MSA: alliance offers significant benefits to both partners ,878 ,189 -,050 -,018 ,038
MSA: alliance has high level of business harmony ,790 ,360 ,115 -,017 ,019
MSA: duration expectancy of alliance ,490 ,143 ,257 ,038 -,079
MSA: expected targets are ambitious, but realistic ,131 ,826 ,157 -,038 ,185
MSA: expectations are clear for both parties ,387 ,748 ,174 -,100 -,088
MSA: each party knows his role ,486 ,656 -,124 -,005 ,099
MSA: collaborative practices are planned carefully ,602 ,611 ,001 ,018 -,025
MSA: degree of coordination in alliance ,469 ,578 ,328 ,149 -,023
MSA: time to establish new alliance will be extremely long ,062 ,074 ,850 -,029 ,091
MSA: easy to end alliance and start new one -,185 -,005 -,784 ,170 ,061
MSA: alliance can easily be stopped without losses ,085 ,015 -,780 -,048 -,187
MSA: cost of establishing new alliance would be high -,018 ,322 ,668 -,042 ,131
MSA: time spent by key personnel ,014 -,191 ,063 ,856 ,020
MSA: training provided by partner ,019 ,156 -,224 ,840 ,041
MSA: financial investments made by partner ,101 -,113 ,148 -,053 ,872
MSA: non financial investments made by partner -,088 ,323 ,139 ,145 ,790
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 6 iterations.
Bijlagen
10
Bijlage 4.1.1: Cronbach’s Alpha van ‘Vertrouwen en Coödrinatie’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,918 7
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: alliance is beneficial voor BU 28,28 66,185 ,761 ,905
MSA: alliance achieved a balanced agreement 28,61 63,279 ,849 ,895
MSA: alliance offers significant benefits to both partners
28,50 64,135 ,807 ,900
MSA: alliance has high level of business harmony
28,92 65,504 ,794 ,901
MSA: each party knows his role 27,79 71,915 ,647 ,916
MSA: collaborative practices are planned carefully
28,34 70,285 ,760 ,906
MSA: degree of coordination in alliance 28,31 72,001 ,626 ,918
Bijlagen
11
Bijlage 4.1.2: Cronbach’s Alpha van ‘Toewijding’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,488 4
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: time spent by key personnel 13,38 7,285 ,269 ,435
MSA: training provided by partner 13,11 7,797 ,317 ,389
MSA: financial investments made by partner
13,00 8,305 ,224 ,470
MSA: non financial investments made by partner
13,26 7,358 ,332 ,371
Bijlage 4.1.3: Cronbach’s Alpha van ‘Inzet’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,643 2
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: time spent by key personnel 4,47 1,623 ,479 .(a)
MSA: training provided by partner 4,21 2,223 ,479 .(a)
a The value is negative due to a negative average covariance among items. This violates reliability model assumptions. You may want to check item codings.
Bijlagen
12
Bijlage 4.1.4: Cronbach’s Alpha van ‘Investeringen’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,642 2
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: financial investments made by partner
4,32 1,858 ,473 .(a)
MSA: non financial investments made by partner
4,58 1,693 ,473 .(a)
a The value is negative due to a negative average covariance among items. This violates reliability model assumptions. You may want to check item codings.
Bijlage 4.1.5: Cronbach’s Alpha van ‘Afhankelijkheid’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,798 4
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: alliance can easily be stopped without losses 10,96 22,542 ,569 ,771
MSA: easy to end alliance and start new one 11,73 23,733 ,589 ,759
Gehercodeerde inter_c 11,52 21,106 ,720 ,691 Gehercodeerde inter_d 11,45 24,794 ,574 ,766
Bijlagen
13
Bijlage 4.1.6: Cronbach’s Alpha van ‘Duidelijke verwachtingen’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,758 2
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: expected targets are ambitious, but realistic 5,26 2,311 ,611 .(a)
MSA: expectations are clear for both parties 5,01 2,390 ,611 .(a)
a The value is negative due to a negative average covariance among items. This violates reliability model assumptions. You may want to check item codings.
Bijlagen
14
Bijlage 5.1: Eerste factoranalyse van ‘Communicatiegedrag’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 3 MSA: communication is exact ,887 ,187 ,189 MSA: communication is reliable ,870 ,215 ,207
MSA: communication is complete ,829 ,288 ,182
MSA: communication is on time ,827 ,125 ,331
MSA: communication is appropriate ,782 ,347 ,042
MSA: both parties share all useful info ,177 ,808 ,185
MSA: inform partner in advance of changes in needs ,055 ,793 ,196
MSA: both parties keep each other informed of any changed or events that affect ,141 ,782 ,073
MSA: react appropriately to partner's suggestions ,270 ,629 ,208
MSA: actively seeking for advice, guidelines and info from partner ,343 ,620 ,137
MSA: we take part in planning activities, aims and goals of partner ,417 ,530 ,077
MSA: partner takes part in planning activities and setting aims and goals ,342 ,299 ,672
MSA: partner keeps us informed about issues which affect our business ,411 ,191 ,664
MSA: actively seeking for proposals or suggestions for improvement from partner ,306 ,314 ,651
MSA: both parties share info agreed in signed agreements -,254 -,118 ,629
MSA: share confidential info about BU with partner ,372 ,331 ,629
MSA: partner shares info about his BU ,443 ,391 ,584
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 5 iterations.
Bijlagen
15
Bijlage 5.2: Tweede factoranalyse van ‘Communicatiegedrag’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 3 MSA: communication is exact ,900 ,185 ,134 MSA: communication is reliable ,890 ,188 ,147
MSA: communication is complete ,851 ,248 ,138
MSA: communication is on time ,836 ,145 ,309
MSA: communication is appropriate ,794 ,331 ,015
MSA: both parties share all useful info ,190 ,826 ,169
MSA: both parties keep each other informed of any changed or events that affect ,165 ,815 ,025
MSA: inform partner in advance of changes in needs ,068 ,804 ,152
MSA: react appropriately to partner's suggestions ,305 ,625 ,208
MSA: actively seeking for advice, guidelines and info from partner ,351 ,597 ,157
MSA: both parties share info agreed in signed agreements -,221 -,106 ,688
MSA: actively seeking for proposals or suggestions for improvement from partner ,327 ,329 ,657
MSA: partner takes part in planning activities and setting aims and goals ,369 ,312 ,653
MSA: partner keeps us informed about issues which affect our business ,444 ,240 ,606
MSA: share confidential info about BU with partner ,383 ,358 ,576
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 5 iterations.
Bijlagen
16
Bijlage 5.3: Derde factoranalyse van ‘Communicatiegedrag’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 3 MSA: communication is exact ,912 ,177 ,052 MSA: communication is reliable ,898 ,185 ,097
MSA: communication is complete ,860 ,236 ,110
MSA: communication is on time ,857 ,147 ,258
MSA: communication is appropriate ,799 ,316 -,044
MSA: both parties share all useful info ,148 ,844 ,136
MSA: both parties keep each other informed of any changed or events that affect ,143 ,825 ,014
MSA: inform partner in advance of changes in needs ,108 ,774 ,071
MSA: actively seeking for advice, guidelines and info from partner ,319 ,635 ,154
MSA: react appropriately to partner's suggestions ,341 ,591 ,207
MSA: both parties share info agreed in signed agreements -,193 -,080 ,772
MSA: actively seeking for proposals or suggestions for improvement from partner ,364 ,362 ,644
MSA: partner takes part in planning activities and setting aims and goals ,399 ,362 ,562
MSA: partner keeps us informed about issues which affect our business ,479 ,273 ,548
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 5 iterations.
Bijlagen
17
Bijlage 5.4: Vierde factoranalyse van ‘Communicatiegedrag’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 3 MSA: communication is exact ,915 ,166 -,043 MSA: communication is reliable ,909 ,170 ,004
MSA: communication is on time ,881 ,146 ,155
MSA: communication is complete ,878 ,218 ,079
MSA: communication is appropriate ,796 ,309 -,106
MSA: both parties share all useful info ,166 ,871 ,044
MSA: both parties keep each other informed of any changed or events that affect ,152 ,822 -,034
MSA: inform partner in advance of changes in needs ,130 ,775 ,027
MSA: actively seeking for advice, guidelines and info from partner ,354 ,635 ,149
MSA: both parties share info agreed in signed agreements -,102 -,037 ,908
MSA: actively seeking for proposals or suggestions for improvement from partner ,428 ,401 ,550
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 4 iterations.
Bijlagen
18
Bijlage 5.4.1: Cronbach’s Alpha van ‘Communicatiekwaliteit’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,941 5
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: communication is on time 20,02 32,803 ,825 ,931
MSA: communication is exact 20,11 31,389 ,897 ,918
MSA: communication is appropriate 20,06 34,632 ,772 ,940
MSA: communication is complete 20,06 31,818 ,856 ,925
MSA: communication is reliable 20,01 31,654 ,860 ,925
Bijlage 5.4.2: Cronbach’s Alpha van ‘Informatie-uitwisseling’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,812 4
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: inform partner in advance of changes in needs
16,76 10,990 ,592 ,784
MSA: both parties share all useful info 16,63 10,745 ,747 ,709
MSA: actively seeking for advice, guidelines and info from partner
17,12 11,065 ,549 ,808
Bijlagen
19
MSA: both parties keep each other informed of any changed or events that affect
16,43 12,169 ,671 ,753
Bijlage 6.1: Factoranalyse van ‘Selectieproces van de partner’
Component Matrix (a)
Component
1 process to evaluate and select suppliers for SA ,938
process to identify opportunities for SA ,900
process to evaluate and select customers for SA ,784
Extraction Method: Principal Component Analysis. a 1 components extracted.
Bijlage 6.1.1: Cronbach’s Alpha van ‘Selectieproces van de partner’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,840 3
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted process to identify opportunities for SA 9,29 7,872 ,736 ,754
process to evaluate and select suppliers for SA 9,08 6,730 ,816 ,662
process to evaluate and select customers for SA 9,29 7,493 ,583 ,905
Bijlagen
20
Bijlage 7.1: Eerste factoranalyse van ‘Conflictoplossende technieken’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 3 MSA: joint resolution to the problem -,871 ,067 ,108
MSA: ignoring the problem or conflict ,808 ,306 ,085
MSA: intervention of an external arbitrator ,183 ,879 ,134
MSA: unilateral imposition ,477 -,525 ,505 MSA: persuasion from any of the parties -,086 ,125 ,927
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 7 iterations.
Bijlage 7.2: Tweede factoranalyse van ‘Conflictoplossende technieken’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 MSA: joint resolution to the problem -,867 ,109
MSA: ignoring the problem or conflict ,847 ,257
MSA: persuasion from any of the parties -,136 ,810
MSA: intervention of an external arbitrator ,284 ,634
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 3 iterations.
Bijlagen
21
Bijlage 7.2.1: Cronbach’s Alpha van ‘Constructieve conflictoplossende technieken’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,053 2
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: persuasion from any of the parties 5,40 1,932 ,027 .(a)
MSA: joint resolution to the problem 4,09 1,924 ,027 .(a)
a The value is negative due to a negative average covariance among items. This violates reliability model assumptions. You may want to check item codings.
Bijlagen
22
Bijlage 8.1: Eerste factoranalyse van ‘IT- Capaciteiten’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 3 4 5 MSA: EDI ,778 ,019 ,091 ,227 -,108 MSA: internet, intranet, extranet, email ,713 ,089 ,060 ,162 ,312
MSA: DRP ,648 ,505 ,103 -,107 ,137 MSA: EFT ,529 ,381 ,069 -,277 -,238 MSA: SRM ,077 ,832 -,008 ,064 -,008 MSA: CRM software -,013 ,753 ,242 ,311 -,036 MSA: tools of product collaborative development ,186 ,731 ,084 -,208 -,049
MSA: point of sale terminals ,043 ,017 ,759 -,043 ,186
MSA: point of sale on the web ,083 ,163 ,717 ,310 -,046
MSA: RFID ,325 ,041 ,500 ,176 -,485 MSA: ERP/ MRP/ MRPII ,364 ,299 ,421 -,020 ,045 MSA: audio/video conferences ,239 -,051 -,085 ,778 ,125
MSA: knowledge management systems -,096 ,144 ,354 ,704 ,032
MSA: company developed or implemented tech. tools and software for specific alliance
,473 -,082 ,171 ,479 -,123
MSA: e-mail, discussion forums ,122 -,049 ,185 ,125 ,847
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 9 iterations.
Bijlagen
23
Bijlage 8.2: Tweede factoranalyse van ‘IT- Capaciteiten’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 3 4 MSA: SRM ,825 ,043 ,058 -,031 MSA: tools of product collaborative development
,778 ,102 -,183 ,057
MSA: CRM software ,703 ,045 ,327 ,124 MSA: DRP ,576 ,554 -,081 ,124 MSA: internet, intranet, extranet, email ,094 ,823 ,055 ,144
MSA: EDI ,120 ,773 ,209 -,041 MSA: knowledge management systems ,086 -,036 ,810 ,215
MSA: audio/video conferences -,127 ,328 ,743 -,085
MSA: point of sale terminals ,135 ,001 ,095 ,809
MSA: point of sale on the web ,234 ,024 ,499 ,566
MSA: e-mail, discussion forums -,216 ,398 -,050 ,522
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 6 iterations.
Bijlage 8.3: Derde factoranalyse van ‘IT- Capaciteiten’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 3 MSA: SRM ,813 ,055 ,047 MSA: tools of product collaborative development
,800 -,109 ,086
MSA: CRM software ,739 ,347 ,106 MSA: knowledge management systems ,081 ,837 ,011
MSA: audio/video conferences -,203 ,717 ,295
MSA: point of sale terminals ,168 ,469 -,006
MSA: EDI ,038 ,073 ,853 MSA: internet, intranet, extranet, email ,156 ,086 ,831
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 5 iterations.
Bijlagen
24
Bijlage 8.4: Vierde factoranalyse van ‘IT- Capaciteiten’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 3 MSA: SRM ,829 ,048 ,032 MSA: tools of product collaborative development
,794 ,117 -,161
MSA: CRM software ,772 ,101 ,291 MSA: EDI ,057 ,847 ,106 MSA: internet, intranet, extranet, email ,148 ,842 ,084
MSA: knowledge management systems ,208 -,013 ,834
MSA: audio/video conferences -,140 ,239 ,806
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 5 iterations.
Bijlage 8.4.1: Cronbach’s Alpha van ‘IT- Capaciteiten’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,638 7
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: EDI 14,55 69,519 ,325 ,614 MSA: internet, intranet, extranet, email 13,04 76,880 ,419 ,587
MSA: audio/video conferences 16,13 77,403 ,227 ,641
MSA: knowledge management systems 16,20 74,572 ,336 ,605
MSA: CRM software 16,77 70,934 ,517 ,554 MSA: SRM 16,49 73,306 ,386 ,590 MSA: tools of product collaborative development
16,41 75,987 ,300 ,617
Bijlagen
25
Bijlage 9.1: Factoranalyse van ‘Systemen’, zonder IT
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 MSA: ABC-system that provides info on activities across SC
,899 ,018
MSA: target costing process, extended into partners
,879 ,170
MSA: balanced scorecard to measure performance of alliance
,418 ,303
MSA: tax issues are considered in setting up alliance
,124 ,787
MSA: both parties work with open books ,101 ,733
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 3 iterations.
Bijlage 9.1.1: Cronbach’s Alpha van ‘Boekhoudkundige principes’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,633 3
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: ABC-system that provides info on activities across SC
6,98 9,941 ,523 ,410
MSA: target costing process, extended into partners
7,02 10,194 ,617 ,286
MSA: both parties work with open books 7,54 14,134 ,230 ,801
Bijlagen
26
Bijlage 10.1: Eerste factoranalyse van ‘Mensen’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 MSA: there is a strong leader in both companies to lead SC changes ,857 ,079
MSA: both partners have strong leaders who believe in SCM ,845 ,075
MSA: both partners have real experts in SC transformation and seeking collaboration ,822 ,226
MSA: projects obtain necessary executive support from both companies ,804 ,226
MSA: there is common understanding of the degree of change that is needed ,744 ,366
MSA: there is a strong drive throughout the organisation to make the alliance work ,737 ,268
MSA: persons working on SC projects have enough kwowledge for new initiatives ,712 ,345
MSA: persons working on SC projects are empowered to make changes ,620 ,361
MSA: clear commitment of resources for SC projects ,592 ,404
MSA: time for training and developing new competencies ,584 ,494
MSA: use of metrics to measure total SC performance ,138 ,816
MSA: incentive system based on SC performance ,081 ,764
MSA: SC teams consists of members of both parties ,277 ,630
MSA: SC teams are lead by cross-functional teams ,457 ,580
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 3 iterations.
Bijlagen
27
Bijlage 10.2: Tweede factoranalyse van ‘Mensen’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 MSA: there is a strong leader in both companies to lead SC changes ,864 ,080
MSA: both partners have strong leaders who believe in SCM ,848 ,056
MSA: both partners have real experts in SC transformation and seeking collaboration ,823 ,218
MSA: projects obtain necessary executive support from both companies ,812 ,222
MSA: there is common understanding of the degree of change that is needed ,767 ,336
MSA: there is a strong drive throughout the organisation to make the alliance work ,742 ,265
MSA: persons working on SC projects have enough kwowledge for new initiatives ,735 ,254
MSA: persons working on SC projects are empowered to make changes ,633 ,319
MSA: use of metrics to measure total SC performance ,164 ,819
MSA: incentive system based on SC performance ,106 ,811
MSA: SC teams consists of members of both parties ,319 ,627
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a Rotation converged in 3 iterations.
Bijlagen
28
Bijlage 10.2.1: Cronbach’s Alpha van ‘Leiderschap en Veranderingsbeheer’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,925 8
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: both partners have strong leaders who believe in SCM
33,83 88,576 ,763 ,914
MSA: both partners have real experts in SC transformation and seeking collaboration
34,19 88,510 ,799 ,911
MSA: persons working on SC projects are empowered to make changes
34,03 94,979 ,630 ,924
MSA: persons working on SC projects have enough kwowledge for new initiatives
34,12 94,065 ,712 ,918
MSA: there is a strong leader in both companies to lead SC changes
34,21 89,413 ,795 ,911
MSA: there is common understanding of the degree of change that is needed
34,39 89,013 ,769 ,913
MSA: there is a strong drive throughout the organisation to make the alliance work
34,01 91,772 ,721 ,917
MSA: projects obtain necessary executive support from both companies
33,95 90,225 ,779 ,913
Bijlagen
29
Bijlage 10.2.2: Cronbach’s Alpha van ‘Procesdenken’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,679 3
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: SC teams consists of members of both parties
6,45 12,386 ,413 ,694
MSA: use of metrics to measure total SC performance
6,77 10,801 ,555 ,499
MSA: incentive system based on SC performance
8,05 13,134 ,527 ,555
Bijlagen
30
Bijlage 11.1: Factoranalyse van ‘Voordelen’
Rotated Component Matrix (a)
Component
1 2 MSA: improve customer service ,835 ,276
MSA: delivery speed ,831 ,265 MSA: reduce cycle time ,818 ,241 MSA: delivery reliability ,792 ,353 MSA: increase return on assets ,681 ,478
MSA: reduce inventory ,655 ,157 MSA: increase flexibility ,642 ,525 MSA: use of market data in more efficient way ,632 ,379
MSA: increase speed to market for new products ,595 ,439
MSA: increase shareholder value ,509 ,463
MSA: reduce product costs ,243 ,828
MSA: improve quality ,262 ,826 MSA: improve quality reliability ,290 ,820
MSA: reduce process costs ,375 ,784
MSA: focus more on core competencies ,311 ,758
MSA: use HR more efficient ,284 ,625
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization.
a Rotation converged in 3 iterations.
Bijlagen
31
Bijlage 11.1.1: Cronbach’s Alpha van ‘Voordelen’
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha N of Items
,943 14
Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted
Scale Variance if
Item Deleted
Corrected Item-Total Correlation
Cronbach's Alpha if Item
Deleted MSA: reduce inventory 49,64 341,296 ,542 ,944 MSA: use HR more efficient 49,58 342,205 ,576 ,943
MSA: reduce product costs 49,57 333,123 ,701 ,939
MSA: reduce process costs 49,44 326,937 ,782 ,937
MSA: improve customer service 48,97 331,509 ,757 ,938
MSA: reduce cycle time 49,53 333,252 ,711 ,939 MSA: delivery speed 49,25 330,251 ,749 ,938 MSA: delivery reliability 48,84 327,743 ,796 ,936 MSA: focus more on core competencies 49,65 330,251 ,705 ,939
MSA: use of market data in more efficient way 50,11 341,122 ,659 ,940
MSA: improve quality 49,41 336,537 ,726 ,939 MSA: improve quality reliability 49,33 333,515 ,737 ,938
MSA: increase flexibility 48,90 329,698 ,800 ,936 MSA: increase return on assets 49,88 333,943 ,775 ,937
Bijlagen
32
Bijlage 12: Significantie constructen via Paired samples T- Test
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 Vertrouwen_en_
Coördinatie_NoSucces - Vertrouwen_en_Coördinatie_Succes
-2,029 ,979 ,140 -2,310 -1,748 -14,510 48 ,000
Pair 2 Afhankelijkheid_NoSucces - Afhankelijkheid_Succes
,110 ,956 ,135 -,162 ,382 ,814 49 ,420
Pair 3 DuidelijkeVerwachtingen_NoSucces - DuidelijkeVerwachtingen_Succes
-1,196 1,200 ,168 -1,534 -,858 -7,116 50 ,000
Pair 4 Communicatiekwaliteit_NoSucces - Communicatiekwaliteit_Succes
-1,662 1,327 ,184 -2,031 -1,292 -9,029 51 ,000
Pair 5 InformatieUitwisseling_NoSucces - InformatieUitwisseling_Succes
-,760 ,919 ,131 -1,024 -,496 -5,794 48 ,000
Pair 6 ITCapaciteiten_NoSucces - ITCapaciteiten_Succes
-,671 ,947 ,144 -,963 -,380 -4,645 42 ,000
Pair 7 BoekhoudkundigePrincipes_NoSucces - BoekhoudkundigePrincipes_Succes
-,787 1,204 ,170 -1,129 -,444 -4,619 49 ,000
Pair 8 Leiderschap_en_Veranderingsbeheer_NoSucces - Leiderschap_en_Veranderingsbeheer_Succes
-1,742 1,151 ,164 -2,073 -1,412 -10,600 48 ,000
Pair 9 Procesdenken_NoSucces - Procesdenken_Succes
-,707 1,154 ,163 -1,035 -,379 -4,330 49 ,000
Pair 10
Voordelen_NoSucces - Voordelen_Succes
-1,508 ,967 ,146 -1,802 -1,214 -10,347 43 ,000
Bijlagen
33
Bijlage 13: Significantie constructen via One sample T- Test One-Sample Test
Test Value = 4 95% Confidence Interval
of the Difference
t df Sig. (2-tailed) Mean
Difference Lower Upper Inzet 2,067 52 ,044 ,340 ,01 ,67 Investeringen 2,870 52 ,006 ,453 ,14 ,77 SelectieprocesPartner 3,226 47 ,002 ,611 ,23 ,99
Bijlagen
34
Bijlage 14: Significantie van ‘Vertrouwen en Coördinatie’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: alliance is
beneficial voor BU MSA: alliance is beneficial voor BU
-2,451 1,616 ,226 -2,906 -1,996 -
10,829
50 ,000
Pair 2 LSA: alliance achieved a balanced agreement MSA: alliance achieved a balanced agreement
-2,490 1,580 ,221 -2,934 -2,046 -
11,259
50 ,000
Pair 3 LSA: alliance has high level of business harmony -MSA: alliance has high level of business harmony
-2,627 1,296 ,181 -2,992 -2,263 -
14,483
50 ,000
Pair 4 LSA: alliance offers significant benefits to both partners MSA: alliance offers significant benefits to both partners
-2,520 1,529 ,216 -2,954 -2,086 -
11,658
49 ,000
Pair 5 LSA: each party knows his role -MSA: each party knows his role
-1,180 1,574 ,223 -1,627 -,733 -5,301 49 ,000
Pair 6 LSA: collaborative practices are planned carefully MSA: collaborative practices are planned carefully
-1,480 1,474 ,208 -1,899 -1,061 -7,099 49 ,000
Pair 7 LSA: degree of coordination in alliance MSA: degree of coordination in alliance
-1,784 1,953 ,273 -2,333 -1,235 -6,526 50 ,000
Bijlagen
35
Bijlage 15: Significantie van ‘Afhankelijkheid’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: alliance
can easily be stopped without losses – MSA: alliance can easily be stopped without losses
,160 2,427 ,343 -,530 ,850 ,466 49 ,643
Pair 2 LSA: easy to end alliance and start new one - MSA: easy to end alliance and start new one
,765 2,065 ,289 ,184 1,345 2,645 50 ,011
Pair 3 LSA: time to establish new alliance will be extremely long - MSA: time to establish new alliance will be extremely long
-,373 2,306 ,323 -1,021 ,276 -1,154 50 ,254
Pair 4 LSA: cost of establishing new alliance would be high – MSA: cost of establishing new alliance would be high
-,118 1,492 ,209 -,537 ,302 -,563 50 ,576
Bijlagen
36
Bijlage 16: Significantie van ‘Duidelijke verwachtingen’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: expected
targets are ambitious, but realistic – MSA: expected targets are ambitious, but realistic
-1,039 1,385 ,194 -1,429 -,650 -5,358 50 ,000
Pair 2 LSA: expectations are clear for both parties - MSA: expectations are clear for both parties
-1,353 1,547 ,217 -1,788 -,918 -6,246 50 ,000
Bijlage 17: Significantie van ‘Inzet’
One-Sample Test
Test Value = 0 95% Confidence Interval
of the Difference
t df Sig. (2-tailed) Mean
Difference Lower Upper MSA: time spent by key personnel 20,446 52 ,000 4,208 3,79 4,62
MSA: training provided by partner 25,432 52 ,000 4,472 4,12 4,82
Bijlagen
37
Bijlage 18: Significantie van ‘Investeringen’
One-Sample Test
Test Value = 0 95% Confidence Interval
of the Difference
t df Sig. (2-tailed) Mean
Difference Lower Upper MSA: financial investments made by partner
25,533 52 ,000 4,585 4,22 4,95
MSA: non financial investments made by partner
22,966 52 ,000 4,321 3,94 4,70
Bijlage 19: Significantie van ‘Communicatiekwaliteit’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA:
communication is on time - MSA: communication is on time
-1,558 1,602 ,222 -2,004 -1,112 -7,013 51 ,000
Pair 2 LSA: communication is exact – MSA: communication is exact
-1,808 1,621 ,225 -2,259 -1,356 -8,040 51 ,000
Pair 3 LSA: communication is appropriate - MSA: communication is appropriate
-1,577 1,419 ,197 -1,972 -1,182 -8,014 51 ,000
Pair 4 LSA: communication is complete - MSA: communication is complete
-1,673 1,465 ,203 -2,081 -1,265 -8,236 51 ,000
Pair 5 LSA: communication is reliable - MSA: communication is reliable
-1,692 1,502 ,208 -2,111 -1,274 -8,124 51 ,000
Bijlagen
38
Bijlage 20: Significantie van ‘Informatie-uitwisseling’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: inform
partner in advance of changes in needs – MSA: inform partner in advance of changes in needs
-,633 1,112 ,159 -,952 -,313 -3,981 48 ,000
Pair 2 LSA: both parties share all useful info - MSA: both parties share all useful info
-,667 1,306 ,183 -1,034 -,299 -3,644 50 ,001
Pair 3 LSA: actively seeking for advice, guidelines and info from partner MSA: actively seeking for advice, guidelines and info from partner
-1,039 1,743 ,244 -1,529 -,549 -4,258 50 ,000
Pair 4 LSA: both parties keep each other informed of any changed or events that affect MSA: both parties keep each other informed of any changed or events that affect
-,686 1,049 ,147 -,981 -,391 -4,674 50 ,000
Bijlagen
39
Bijlage 21: Significantieniveau van de factor ‘Openheid’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: both
parties share info agreed in signed agreements - MSA: both parties share info agreed in signed agreements
,137 1,217 ,170 -,205 ,480 ,806 50 ,424
Bijlage 22: SPSS- resultaten voor de factor ‘Selectieproces van de partner’
Test Value: 4 95% Confidence Interval of
the Difference
t df Sig. (2-tailed)Mean
Difference Lower Upper process to identify opportunities for SA
3,181 53 ,002 ,574 ,21 ,94
process to evaluate and select suppliers for SA
3,642 53 ,001 ,741 ,33 1,15
process to evaluate and select customers for SA 2,150 49 ,037 ,500 ,03 ,97
Bijlagen
40
Bijlage 23: Significantie van ‘Constructieve Conflictoplossende technieken’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA:
persuasion from any of the parties MSA: persuasion from any of the parties
,000 1,311 ,184 -,369 ,369 ,000 50 1,000
Pair 2 LSA: joint resolution to the problem MSA: joint resolution to the problem
-1,180 1,289 ,182 -1,546 -,814 -6,474 49 ,000
Bijlage 24: Significantie van ‘Conflictontwijkende technieken’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA:
ignoring the problem or conflict - MSA: ignoring the problem or conflict
,490 ,946 ,132 ,224 ,756 3,701 50 ,001
Bijlagen
41
Bijlage 25: Significantie van ‘Destructieve conflictoplossende technieken’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA:
intervention of an external arbitrator - MSA: intervention of an external arbitrator
,294 ,986 ,138 ,017 ,571 2,131 50 ,038
Bijlagen
42
Bijlage 26: Significantie van ‘IT- Capaciteiten’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: EDI -
MSA: EDI -1,660 2,789 ,394 -2,453 -,867 -4,208 49 ,000
Pair 2 LSA: internet, intranet, extranet, email - MSA: internet, intranet, extranet, email
-,653 1,821 ,260 -1,176 -,130 -2,511 48 ,015
Pair 3 LSA: audio/video conferences - MSA: audio/video conferences
-,245 1,899 ,271 -,790 ,301 -,903 48 ,371
Pair 4 LSA: knowledge management systems – MSA: knowledge management systems
-,783 1,672 ,247 -1,279 -,286 -3,174 45 ,003
Pair 5 LSA: CRM software – MSA: CRM software
-,306 2,074 ,296 -,902 ,290 -1,033 48 ,307
Pair 6 LSA: SRM - MSA: SRM
-,298 1,178 ,172 -,644 ,048 -1,734 46 ,090
Pair 7 LSA: tools of product collaborative development - MSA: tools of product collaborative development
-,609 1,719 ,253 -1,119 -,098 -2,402 45 ,021
Bijlagen
43
Bijlage 27: Significantie van ‘Boekhoudkundige principes’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: ABC-
system that provides info on activities across SC - MSA: ABC-system that provides info on activities across SC
-,700 1,233 ,174 -1,050 -,350 -4,014 49 ,000
Pair 2 LSA: target costing process, extended into partners - MSA: target costing process, extended into partners
-,460 1,147 ,162 -,786 -,134 -2,837 49 ,007
Pair 3 LSA: both parties work with open books – MSA: both parties work with open books
-1,200 2,119 ,300 -1,802 -,598 -4,005 49 ,000
Bijlagen
44
Bijlage 28: Significantie van ‘Belastingswetgevingen’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: tax
issues are considered in setting up alliance - MSA: tax issues are considered in setting up alliance
-,320 1,544 ,218 -,759 ,119 -1,465 49 ,149
Bijlagen
45
Bijlage 29: Significantie van ‘Leiderschap en veranderingsbeheer’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: both
partners have strong leaders who believe in SCM – MSA: both partners have strong leaders who believe in SCM
-1,654 1,803 ,250 -2,156 -1,152 -6,615 51 ,000
Pair 2 LSA: both partners have real experts in SC transformation and seeking collaboration - MSA: both partners have real experts in SC transformation and seeking collaboration
-1,808 1,738 ,241 -2,292 -1,324 -7,500 51 ,000
Pair 3 LSA: persons working on SC projects are empowered to make changes - MSA: persons working on SC projects are empowered to make changes
-1,392 1,576 ,221 -1,835 -,949 -6,309 50 ,000
Pair 4 LSA: persons working on SC projects have enough kwowledge for new initiatives - MSA: persons working on SC projects have enough kwowledge for new initiatives
-1,333 1,451 ,203 -1,742 -,925 -6,560 50 ,000
Bijlagen
46
Pair 5 LSA: there is a strong leader in both companies to lead SC changes - MSA: there is a strong leader in both companies to lead SC changes
-1,720 1,552 ,220 -2,161 -1,279 -7,835 49 ,000
Pair 6 LSA: there is common understanding of the degree of change that is needed – MSA: there is common understanding of the degree of change that is needed
-1,959 1,581 ,226 -2,413 -1,505 -8,677 48 ,000
Pair 7 LSA: there is a strong drive throughout the organisation to make the alliance work – MSA: there is a strong drive throughout the organisation to make the alliance work
-2,120 1,722 ,244 -2,609 -1,631 -8,706 49 ,000
Pair 8 LSA: projects obtain necessary executive support from both companies - MSA: projects obtain necessary executive support from both companies
-1,600 1,485 ,210 -2,022 -1,178 -7,621 49 ,000
Bijlagen
47
Bijlage 30: Significantie van ‘Procesdenken’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: SC teams
consists of members of both parties - MSA: SC teams consists of members of both parties
-,808 1,401 ,194 -1,198 -,418 -4,158 51 ,000
Pair 2 LSA: use of metrics to measure total SC performance MSA: use of metrics to measure total SC performance
-,902 1,565 ,219 -1,342 -,462 -4,115 50 ,000
Pair 3 LSA: incentive system based on SC performance - MSA: incentive system based on SC performance
-,400 1,161 ,164 -,730 -,070 -2,437 49 ,018
Bijlagen
48
Bijlage 31: Significantie van ‘Voordelen’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: reduce
inventory - MSA: reduce inventory
-1,520 1,951 ,276 -2,074 -,966 -5,509 49 ,000
Pair 2 LSA: use HR more efficient MSA: use HR more efficient
-1,720 1,499 ,212 -2,146 -1,294 -8,114 49 ,000
Pair 3 LSA: reduce product costs MSA: reduce product costs
-1,420 1,785 ,252 -1,927 -,913 -5,624 49 ,000
Pair 4 LSA: reduce process costs MSA: reduce process costs
-1,551 1,792 ,256 -2,066 -1,036 -6,059 48 ,000
Pair 5 LSA: improve customer service - MSA: improve customer service
-2,000 1,780 ,254 -2,511 -1,489 -7,867 48 ,000
Pair 6 LSA: reduce cycle time - MSA: reduce cycle time
-1,824 1,752 ,245 -2,316 -1,331 -7,435 50 ,000
Pair 7 LSA: delivery speed – MSA: delivery speed
-1,520 1,787 ,253 -2,028 -1,012 -6,014 49 ,000
Pair 8 LSA: delivery reliability - MSA: delivery reliability
-2,078 1,776 ,249 -2,578 -1,579 -8,358 50 ,000
Pair 9 LSA: focus more on core competencies MSA: focus more on core competencies
-1,294 1,677 ,235 -1,766 -,823 -5,511 50 ,000
Pair 10 LSA: use of market data in more efficient way – MSA: use of market data in more efficient way
-1,082 1,605 ,229 -1,543 -,621 -4,717 48 ,000
Bijlagen
49
Pair 11 LSA: improve quality – MSA: improve quality
-,816 1,467 ,210 -1,238 -,395 -3,894 48 ,000
Pair 12 LSA: improve quality reliability - MSA: improve quality reliability
-1,100 1,729 ,245 -1,591 -,609 -4,498 49 ,000
Pair 13 LSA: increase flexibility - MSA: increase flexibility
-2,100 1,515 ,214 -2,531 -1,669 -9,800 49 ,000
Pair 14 LSA: increase return on assets - MSA: increase return on assets
-1,300 1,607 ,227 -1,757 -,843 -5,721 49 ,000
Bijlagen
50
Bijlage 32: Significantie van de duur van de relatie voor de strategische collaboratie
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 length most
successful business relationship in years - length least successful business relationship in years
2,000 7,973 1,151 -,315 4,315 1,738 47 ,089
Bijlagen
51
Bijlage 33: Significantie van ‘Tevredenheid’
Paired Samples Test
Paired Differences t df Sig. (2-tailed)
Mean Std.
Deviation
Std. Error Mean
95% Confidence Interval of the
Difference
Lower Upper Pair 1 LSA: parties
work together on the resolution of problems - MSA: parties work together on the resolution of problems
-2,725 1,674 ,234 -3,196 -2,255 -11,625 50 ,000
Pair 2 LSA: strategic partner is flexible to requirements - MSA: strategic partner is flexible to requirements
-2,481 1,686 ,234 -2,950 -2,011 -10,610 51 ,000
Pair 3 LSA: strategic partner helps in difficult and urgent situations - MSA: commitment of partner will be fulfilled
-2,725 1,550 ,217 -3,161 -2,289 -12,556 50 ,000
Pair 4 LSA: commitment of partner will be fulfilled – MSA: strategic partner is flexible to requirements
-2,020 1,954 ,274 -2,569 -1,470 -7,380 50 ,000
Pair 5 LSA: level of satisfaction - MSA: level of satisfaction
-3,061 1,298 ,185 -3,434 -2,689 -16,514 48 ,000