TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45

324
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 45 bron Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 45. E.J. Brill, Leiden 1926 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_tij003192601_01/colofon.php Let op: boeken en tijdschriftjaargangen die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. Welke vormen van gebruik zijn toegestaan voor dit werk of delen ervan, lees je in de gebruiksvoorwaarden . i.s.m.

Transcript of TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45

Page 1: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- enLetterkunde Jaargang 45

bronTijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45 EJ Brill Leiden 1926

Zie voor verantwoording httpswwwdbnlorgtekst_tij003192601_01colofonphp

Let op boeken en tijdschriftjaargangen die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn kunnenauteursrechtelijk beschermd zijn Welke vormen van gebruik zijn toegestaan voor dit werk of delen

ervan lees je in de gebruiksvoorwaarden

ism

1

Het oudste ontwerp van Dirck Volckertszoon CoornhertsBoeventucht teruggevonden

Het hieronder aangeboden project van een der belangrijkste tractaten welke dedichter-moralist-pamflettist DV Coornhert naast zijn Wel-levensconste geschrevenheeft werd door mij in 1923 ontdekt in het Oud-Archief der Gemeente Leiden Hetlag daar ahw verscholen in een dossier van stukken betreffende de voorbereidingopbouw en in-werking-stelling van een Tuchthuis te dier stede welke belangrijkebescheiden samengebundeld zijn in een legger gemerkt lsquoTuchthuis 1598rsquo1)Het stuk vertegenwoordigt reeds daarom een belangrijke waarde aangezien het

een der omvangrijkste handschriften is welke ons als zeldzame origineelen vandes schrijvers velerlei geschriften gespaard zijn gebleven2) Door zijn inhoud tevergelijken met dien van den oudsten druk van lsquoBoeventuchtrsquo3) in 1587 voor heteerst verschenen bij Harmen Muller lsquoinden gulden Passer tAmsterdamrsquo kan mende vruchtbare toename van des dichters geestelijken rijkdom op bijzonder duidelijkewijze constateerenVoorts blijkt uit deze vondst dat Coornhert tijdens zijn verblijf op de Gevangenpoort

te s Gravenhage sedert September 1567 door de bewerking van dit handschrifteen nog

1) Het hs is te dezer plaatse genummerd met de cijfers 774 V en bestaat uit 2 katerntjesrespectievelijk van 2 en 6 beschreven bladen terwijl het geheel 16 bladzijden telt

2) Vgl hiermede de zeer weinige nog bewaard gebleven hss van Coornhert welke in het bezitzijn van de Maatsch v Ned Letterk en berusten in de Leidsche Univ Bibl oa enkelebrieven vC een gedicht lsquoAnders nyemant dan God is zalich ende goedtrsquo alsmede eentractaat

3) De volledige titel is lsquoBoeven-tucht ofte Middelen tot mindering der schadelycke ledighghangersrsquoechter zonder den naam of de initialen des schrijvers Een ex van dit zeldzame drukje is inhet bezit der Maatschappij en samengevoegd in eacuteeacuten bandje met tractaten van C waarvanhet eerste tot titel heeft Coornhert Van de ware onderdan d Christenen 1582

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

2

vruchtbaarder arbeid tot stand bracht dan door zijn weinig dichterlijk lsquoLof van deGhevanghenissersquo De beteekenis hiervan haalt het niet bij die der reeks van origineeleideeeumln omtrent een beter strafstelsel welke toen reeds in zijn voorloopig plan voorlsquoBoeventuchtrsquo werden vastgelegd Tusschen 1567 en 1587 heeft het geschrift weinig of niet de aandacht getrokken

ook niet van een deskundig publiek Tegen den tijd dat er te Amsterdam het eerstetuchthuis zou worden opgericht waarmee men in April 1595 reeds een heel eindgevorderd was zal Coornhert het noodig geoordeeld hebben om zijngedocumenteerde meeningen inzake een doeltreffender armenzorg betere wijzevan werkverschaffing en vruchtbaarder straftoepassing te publiceeren Misschienwerd hij hiertoe aangespoord door zijn geestverwanten en dichtlievende vriendenvan Amsterdam Haarlem en Leiden waarvan in de eerste plaats genoemd mogenworden Jan en Hendrik Spieghel te Amsterdam Carel van Mander te Haarlem enJan van Hout te Leiden Van den laatste bezitten wij immers ook het authentiekegetuigenis dat het hier uitgegeven handschrift in waarheid een geestesproduct vanCoornhert was waarover beneden nader Tijdens Coornherts leven is dus ook de algemeene waardeering voor dit deel van

zijn letterkundigen arbeid gering Geen zijner rechtsgeleerde vrienden prijst ook nazijn dood de idealistische beschouwingen en de voor dien tijd verheven tendenzenin lsquoBoeventuchtrsquo neergelegd Straf moest afschrikken ja maar ook en wel het meestverbeteren Aldus wilde Coornhert het maar zijn tijdgenooten die op het terrein derberechting en sociale opvoeding hun werkkring vonden volgden hem schaars opden voet Zijn woorden lsquodat alle land-lievende Princen meer lusts hebben oockmeer eeren behalen daer inne dat zij haren onderzaten voorhoeden voor de ziectenvan stelen knevelen ende moorden ende dit met zoete preservativen dan intghenesen zodaniger boosheijdscranckhey-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

3

den door de scerpe recepten van bannen geesselen ende oorsnijdenrsquo waren devoorboden van lsquoeen nieuwe lentersquo en de echos van lsquoeen nieuw geluidrsquoIeder die dan ook de geschiedenis van ons strafstelsel in t bijzonder die van de

groote cultureele vraagstukken van alle eeuwen in t algemeen tot objecten vanstudie maakt zal ten opzichte van dit bijzondere punt waardeering moeten gevoelenjegens den moralist Coornhert als auteur van lsquoBoeventuchtrsquo Dit moge dan eerstgeschieden na eeuwen ruim verdiend is die waardeering zeker Overigens werd het auteurschap van Coornhert noch de dateering van zijn hier

bedoeld geschrift nergens duidelijk vastgesteld en nog vaker onjuist weergegevenDat hij werkelijk de schrijver moet zijn van lsquoBoeventuchtrsquo blijkt allerminst uit de

gedrukte uitgaven hiervan noch in den oudsten druk van 1587 noch in dien van16301) waar het auteurschap verzwegen werd Dat hij echter wel de maker was vanhet hier uitgegeven hs blijkt allereerst uit een aanteekening van denbovengenoemden Leidschen secretaris-dichter Jan van Hout vriend van Coornherttoen gene schreef onder aanhaling van de beginwoorden uit het lsquoDiscoursrsquo vandezen lsquotselve Ruydt bewerp en brengt tvoors gescrift nu mede De handt en penmelden Dirc Volckerts z Coornhert daer ooc mee over een stemt de tyt endeplaetze deurdien de zelve de XXIVen Octobris LXVII opte voorpoorte inden hagegevangen lachrsquo2) Hierbij sluit zich gevoeglijk aan tot staving van dit getuigenis hetslot van Coornherts handschrift gelijk men dit hierachter kan vindenMet dit bewijs van Coornherts auteurschap van het handschrift uit 1567 het project

van Boeventucht uit 1587 kan verdere documentatie dat hij ook hiervan de schrijvermoet

1) Dirck Vz Coornhert Wercken waer van eenige noyt voor desen gedruct zijn Amsterdam1630-32 3 dln

2) Register in Legger Tuchthuis 1598 Leiden Gem Archief

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

4

zijn geweest ongetwijfeld achterwege blijven Een eenvoudige vergelijking tusschenbeide bronnen schenkt daarvan reeds aanstonds een besliste overtuiging Ten slotte nog een enkel woord over de dateering van Boeventucht in zijn oudsten

vorm Dr Jan ten Brink de geleerde uitgever van Coornherts Wel-levensconste isbegonnen om als zijn meening in verband met het ontstaan van Boeventucht teverkondigen dat de tijd daarvan moet gesteld worden op plusmn 1573 Hij grondde dezeopinie op het feit dat de opdracht van het gedrukte geschrift oa inhield lsquoAan mijnenHeeren den Edelen ende ghezanten der Steden in Holland deszelvens Statenrepresenteerendersquo Hierin zag de genoemde Coornhertkenner het bewijs dat diensBoeventucht lsquonoodzakelijk gedurende Coornherts tweede verblijf te Xanten1) sintshet einde van 1572 geplaatst (moet) wordenrsquo Bestond er naast de gedrukte oudsteuitgave geen ontwerp in handschrift dan zou er nog wat voor een dergelijkeredeneering gevoeld kunnen worden maar in de gegeven omstandigheden is hetniet meer noodig tot gissingen de toevlucht te nemen waar namen jaartallen endata ten duidelijkste sprekenDs FDJ Moorrees heeft zonder eenigen critischen zin deze dateering

overgenomen in zijn schets van Coornhert als Libertijn2) welker juistheid volgensdien schrijver mede bevestigd zou zijn door den inhoud van het vlugschrift Alsofdit een bewijs wareEindelijk schaarden zich de samenstellers der uitvoerige bibliographie van

Coornherts geschriften de bestuurders van de lsquoBibliotheca Belgicarsquo aan de zijdevan Ten Brink cs door eveneens diensmeening te onderschrijven dat lsquoBoeventuchtrsquoin of plusmn 1573 zou zijn ontstaan waaraan zij slechts toevoegden lsquonous ne pouvonsque nous raillier agrave cette opinionrsquo

1) Vgl Dr J ten Brink De Auteur der Wellevenskunst Inleiding bladz LXXIV2) Vgl FDJ Moorrees Dirck Volckertszoon Coornhert de Libertijn bl 48

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

5

De twee katerntjes waaruit het hs bestaat zijn met verschillende hand geschrevenHet eerste is bijna gelijk aan den inhoud van de inleiding voor de gedrukte uitgavevan lsquoBoeventuchtrsquo onderscheidt zich hiervan enkel door spellingsverschillen enmoet geschreven of gecopieumlerd zijn tusschen 1567 en plusmn 1600 zeer waarschijnlijkkort voacuteoacuter 1587 Het tweede stuk is het eigenlijke hs van Coornhert duidelijkgeschreven met aan t slot de dag- en jaarteekening 24 October (15)67 en in dorsode oorspronkelijke benaming van dit geschrift lsquoScadelicke Leechgangers Endegesonde Troggelaersrsquo Dit en het daarop aanwezige handschriftnummer (Nuo Xo)zijn weer met een andere hand geschrevenDeze publicatie is verzorgd in overeenstemming met de bekende regels voor het

uitgeven van historische bescheiden

G i n n e k e n A HALLEMA

Boeventucht ofte middelen tot mindering der schadelyckeLedighgangers

Elders cooptmen duur om gheldt ondtschuldighe slavenHier ismen verlegen met boeven tot straff veroordeltAl verschonck men tghenot van haer royen off gravenNoch waren zy zelff en tlandt hyer deur ghevoordeltDus hoe wel ghy vrije landen gheen mensch eygendom lijtHengt uyt noot datmen boeven doe wercken tot haer eygen profijt

Aenmijnen Heeren den Eedelen ende gesanten der steden in Hollandt desselvensStaten representerende

Vertoont met eerbieding zeecker lieffhebber des gemeynen nuts dat hybemerckende den groten overlast te beduchten staende zoe opten wegen alsinden velden vant ledich geboeffte nu eenige jaren bijna heel ongestraft geweestdoor de zware stormen des oorlochs als hinderlycke beletselen voorden wtwiedinghevan zulc willich ende mild aenwasschend oncruyt ende

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

6

daer door (ooc mede door dien dese krych veel naerstige broodwinners inverderfflycke ledichgangers heeft verdorven) in groter menichvuldicheyt vermeerdertzijnde met vlytiger aendacht gespoort heeft gehadt na eenige bequame middelenom metten minsten quetse ende meeste nut van desen lande zulck geboeftespoedelick ende zeeckerlick te doen verminderen tot een veylighe ruste vandenlantsaten ende tot een merckelycken oirbaer van desen landen voorsz

+I+II

+1)Ende geleth hebbende na zyn slecht begryp upten+ eynde alder straffingen

+III

upten onvruchtbaren remedien tot nochtoe gebruyct ende mitsdien verstaende+

+IV

die nootsaeckenheyt van sulcken onnutte in een nutte remedie te veranderen+

+V

Ooc mede geleth hebbende upten oorsaaken vanden+ aanwas der rabbauwennamentlick onachtsaemheydt opten huyshoudingen der armen derselver hope

+VI+[VII]

van+ ongestraftheydt mitsgaders kleyn ontsich voor eenen+ quaden voormiddaghheeft willen alle zulcx so hy cortste mochte stellen bij gescrifte mit byvouginge

+IXvan nut schynende remedien daer tegens als eerst+ middelen om te comen tot

+XIIIgewysse kennisse van alle stercke arme ledichgangers ooc om alle den+ selven

+XXIIinheymsche wesende nutbaer werc te besorgen+ ende den wtheymschen uytte houden van gelycken mede eenige gerede ende oorbaerlycke straffingen der

+XXVledigen ende quaetdoende rabbauwen te+ weten royen op galeyen opten veren

+XXVIII+XXIX

hier te lande+ onnutte duynen inden schadelycken meeren of onnutte+ veenen

+XXX

te voeren in besloten plaetsen op water ende+ broodt nutte hantwercken te lerenende plegen ofte aen gemeenlants wercken met dijcken heyen diepen endeanders te arbeydenDoor welcke voorscreven middelen (of andere diemen beter mach bedencken)

wechgenomen zoude werden voort eerstde ledicheyt aller quaetdoens oorsaicke de hope van ongestraftheyt met het

cleyn ontsich eender corter

1) (Deze en volgende cijferaanwijzingen correspondeeren met de genummerde artikelen in degedrukte uitgaven van Boeventucht Het hs van 1567 heeft wel een overeenkomstige indeelingmaar mist nog de artikelsgewijze nummering met Romeinsche cijfers H)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

7

+XXXIIXXXVIIIpijnen ende zoude mitsdien het geboefte grotelic minderen ende der landen ruste+oirbaer ende veylicheydt wenschelick vermeerderen tot eere Godts tot lofflickgerucht van tlandt van Hollandt ende tot welvaren van desselffs inwoonderenzoe breder gesienmach werden inden gescrifte bij desen overgelevert ende bedachtalleenlyck tot dienst vanden lande Versouckende de vertoonder niet anders dandat zulcx gelesen mach werden by UE off ten minsten bij eenige daer toe by UEte committeren op dat zoe daer inne yet nuts mochte zyn tselve met verbeteringeint werck zoude mogen komenEnde en zal de vertoonder alst maer gelesen ende by UE verstaen is geweest

in allen gevalle dese zijne goetwillige moeyten niet verloren reeckenen al endezoudet nergens anders toe dienen dat tot een vermaninge aen UE van eenspoedige ende ernstelicke bedenckinge om in dese zoe wichtige als nodige zaickeeerstdaichs te voorsijen

Discours onder verbeteringe vanden verstandigen

Wesende zoe leedich als vijant der leedicheyt nam ick voor de zelve mijnen vijanthinderlick te zijn zoe in my zelve als in anderen met nasporinge van middelen totminderinghe vanden schadelycken leedichgangers dijenende teghen den welckenveele placcaten met luttel vruchts gecondicht zijn geweestMaer aenmerckende des tyts ongelegentheijt welcke becommernissen in wichtiger

zaken nijet en gedoocht yet (alwaert al goet gevonden) in desen vuyt te rechtenende daer bij dat van mij ongeleerde ende onversochte in burgerlyken zakenqualyck yet gevonden zoudemoeghen worden twelck den geleerden lantregeerdersby raede der welcker de voorss placcaten gemaeckt zijn verborgen mach zijngeweest zoude ick de penne vuijter handt geworpen hebben ten waer zaecke mijdaer beneven oock voorgecomen ware dat een guede inventie nyet verlooren enis al en werdt die ter stont nyet int wercke

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

8

gebracht ende dat de hooge van state de kennisse van veel zaeckenmoeten haelenvuijt slechte burgeren dommestanden der zelver verstaendeAlsoe hebbe ick eenighe middelen by mij ten eijnde voorss bedacht zynde wel

willen stellen by gescrifte ende dit te vrijmoedelijcker overmits ick die noyt ineenigher placcaten en hebbe gevonden Biddende allen verstandigen dyese zijenzullen de zelve met besnoijnge vant overtallige ende bijvoechse[l] vant nootruftigeeer te willen verbeeteren dan te verachten als gescreven zijnde nijet vuijtverwaentheyt tot eyghen eere maer vuijt goetherticheyt ten gemeenen bestenbyden ghenen die lijever nijet dan tot nyemants nut zoude leeven

+Pag 2Staet daeromme eerst te mercken dat het eijnde alle der+ voorss placcaten

teghen den rabbauwen nijet en is geweest dodinge van veele menschen maerminderinge vant geboefte want het gheen minder doecht en is in doverheytimmers meerder oock lustiger ende prijselijcker werck dondersaeten voor mesdaette behoeden ende onschuldich te houden dan den schuldigen te straffenOick zietmen openbaerlijck dat het geboufte deurt executeren der voorss

placcaten wel bij meenichten gedoodt werdt maer zoe luttel vermindert dat denmeenichvuldigen anwas van dat willige oncruijt oock ancxte maeckt inden vroedenhet goede coorn noch eens te verdrincken deur eenighen gelegentheijt van oproerbij aldijen daer inne nijet wijselijck ende tijdelijck en werdt voorzijen zoe dat metsdyenblijckt dat de voorsz placcaten zoe luttel gevoordert hebben tot minderinge vanttgeboefte als olije int vuijr gegooten tot leschinge van brandeOff dit nu toe compt deur dijen dat de middelen der voorsz placcaten nijet en

zijn geweest de rechte dan off tzelve compt deur der officieren slapheyt en staethijer nijet te ondersoucken maer is te sporen na doorsaken vanden grooten aenwasder rabbauwenDeser houde ick onder meer anderen te wesen drie principale teweten het leedich

brassen der goedeloese menschen hoope van ongestraftheyt ende cleyn ontsichvoor eenen (zoot de boeven nomen) quaden voormiddaege

+Pag 3Voor waer nijet jegenstaende doverheyt zorchvuldelick hoort+ te letten opte

huijshoudinge der schamele gemeente zoe en geschyet dat gans nyet desdselve qualijck op gevoet zijnde haest geraect aent leedichgaen tuijschen endedrinken ende

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

9

zoe hen armoede zulcx nyet en vermach te onderhouden moet het voetsel vanzulck heur winneloos ende costeloos leeven gehaelt werden met quade middelennae tghemeen seggen

Die nijet en windt noch nijet en heeftgestadelijck inde taveerne leeftende de waerdinne wel betaeltwonder ist waer hijt haelt

Vuyt de verachtste van desen spruijten gesonde bedelaers ende vuijt dengroothartichsten dieven geweldigers knevelaers ende moordersWant dese laetste gerakende onder den rabbauwen bemercken der zelver

menichte groot ende de gestrafte van dyere weynich als die zeltsaen gevangenwerden overmits vreese te weeten des lantmans van aen coelen geleyt te wordenende der officieren voort lanck verleg vanden costen Ende maeckende alsoe hijzelve een1) hoopen van bedect te stelen ende roven te ontcomen off gracelijckgestraft te worden begeven zij hen tot quaet doen om leedich ende gulsich teleevenMaer genomen henluyden tongeluck al mochte treffen van gevangen ende

gedoodt te worden zoe laeten zij hen beduncken een goetspelen gaen een gatslachwaerdich te zijn ende hijer inne philosopherende verstaen zij doch eens te moetensterven van ziecten off anders verkyesen eenen corten scherpen voor een langequijnende doodt meynende alsoe dat dexecutie hen gracelycker handelt dan de

+Pag 4nature zelfs ende achten heure+ periculen minder ende heure weelde meerder dander landtsknechten dije met pijnlijker armoede op schutgevaert ende zorchlijcketochten loopen om vijer stuvers daichs ende tsavonts den keel aff zoomen zeytMochten nu gevonden werden bequame middelen tot wechneminge der voorsz

drie oorsaecken vanden aenwas des geboefts zoe waer verminderinge der zelverte verhoopenEnde zoude (mijns bedunckens) tot wechneminge vanden eerste ende hooft

oirzaicke der voorsz drie grootelijck voirderen het onderhoudt van dese off desergelijcke ordonnantien inden steden ende dorpenTeweten dat dofficier metten schepenen alle weeke een dach onleedich zouden

wesen omme den homans vanden ge-

1) Het hs heeft hier lsquoenrsquo H

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

10

buyrten deen voor ende dander nae onder eede aff te vragen wel scherpelick watluyden in heure gebuijrten woenen off thuijs leggen die gheen renten nochtegoederen hebben dagelycxs leedich gaen teeren drincken off spelen twelckongetwyfelt zoedanich volck zoude melden omme gestraft te moegen werdenEnde omme der quaetdoenders hoope van ongestraftheyt te benemen waer van

noode te vinden zoedanigen executie opt geboufte den doodt nyet verschulthebbende dat zij als wraeck-gierige boedels den lantman dijese gevangen haddeterstont nijet weder opten halse en quamen zoe nu gevalt nae gheesselinge endebannissementen daer mede des landtmans ancxte van henluyden te vangen wechgenomen mochte wordenItem corter gereeder ende gewisser executie dan nu valt dicmael overmits

+Pag 5scrupule vande schepenen verstaende (nijet+ geheel tonrecht) dat de schaemteeens verlooren zijnde de gesonde bedelaers ende dijefkens nijet heelongeneselijck wesende voorts onder de scelmen ende eyntlijck aenden galgegebannen worden waer deur de traecheyt vanden officieren als meer gheen lanckverschiet van penningen vresende oock wech genomen zoude wordenTen laetsten schijnt jeghen tcleijn ontsich der doodt schuldigen van noode te zijn

eenige straffe bitterder wesende dan de doodt zelve daeraff dexempelen oockbereyt ende veele tot allen plaetsen voor oogen mochten zijn omme zoo deur bewijsvande strenge ende onverbiddelijcke straffinge der misdadigen van quaedt doenaff te scrickenDe middelen dyenende tot meldinge vanden leedich gaende brassers is voor

gehoort Nu wil ick aen de manijere van straffe voor de zelve bequaem zynde endeoock aendemanijere omme der quaetdoenders hoope van ongestraftheyt insgelijcxshenluijden cleyn ontsich wech te nemen vande welcke ick hyer wil stellen vyereende daermede alleen aenwijsinge doen ommemeer andere ende beeter middelennae gelegentheijt vande lantschappen voorder te bedenckenDeerste is datmen zoude doenmaecken roeijschepen van groote endemenichte

van rijemen nae gelegentheyt vanden veeren van Amsterdamme ende Dordrechtop verscheyden plaetsen leggende ende dit licht oock styff alleen om menschen

+Pag 6te voeren ten halven met een aff scutsele tusschen den royers+ ende reysenaerszoe dat nijemant vreemts zoude moeghen coemen byden roeijers die op heurebancken vast geketent zouden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

11

zitten onder tgebodt van eenen strenghen patroon met een of meer bengelmeestersnaer groote vanden schepen ende menichte der roeijers welcker spijse moste zijnbroot ende henluyden drancke waterHierop zouden gebannen worden voor een jaer zes thien off hondert nae schult

ende der zaecken gelegentheyt alle gesonde bedelaers dijeven geweldigersknevelaers ende andere quaetdoenders zonder te vergeeten wijvesmijters onnuttedronckers dagelijcxe overspeelders tuijschers deurbrengers ende kinderen heurenouders lastich zijnde ofte weder spannich welcker cost men daerop zoudemoeghencopen omme te roeijen ende alzoe dese roeijschepen gebruijcken inde plaetze vankerckers dolhuyskens ende casteelenMaer off yemant in dese nijeuwicheyt (zoe meest alle nyeuwicheyt zwaricheyt

inne brengt) zwaricheyt wilde maecken vande cost aenden schepen vanden hindereder schippers ende schuijters ende van qualyck patronen te vinden onbermhertichgenoech hijer toe wesendeDie zal haest vernoucht zijn met het onwaerdelick proffyt dat zynen Majesteit

genijeten zoude vuijt de verpachtinge ofte bedijeninge der voorss veren Ick zwijgede minderinge vanden costen der justitieren nu vallende zoe int lanck leggen alsint executeren der gevangenen Item dat luttel schijppers hen generen metmenschen vracht oock luttel schuyteboeven zijn die deur heur dagelycxs gewelt

+Pag 7aen den reysenden man+ nyet wel verschult en hebben het roeijen opten voorssschepen Ende indien de bootsluyden van Hollandt ende Zeelant gheen luydenfel genoech vuijt en conden leveren om patroonen te wesen dat de wreedenatie vande Engelschen ofte oock Spangaerden ende Italianen lichtelyck weijnichpatronen daer toe behouftich vuyt leveren zoudenDe tweedemiddel is datmen tgeboufte landt zoude doenmaecken vanden duynen

ende meeren twelck nyet commerlyck en schynt alsmen de boeven met ketens offbouten aen den anderen gevetert tlandt dede werpen in ende weder vuijt denschuijten ten opsien vanden toe sienders vande werckende rabbauwen zoe indenmeeren ende veenen als aenden duijnen te bestellen tot bengelmeesters vandenboeven ende regeerders vande affkarringe ende toemaeckinge van lant welckgeboefte drooch broot eeten water drincken ende up drooch stroij slaepen zoudein een groote beslooten plaetse daer toe te maecken ter plaetsen naestgelegendaer de lancdurichste karringe zoude vallen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

12

De derde middel is dat int midden van elck lantschap gebout zoude worden eengroote stercke vangennisse met meenichte van hutkens ende een ruijme plaetseint midden daermen elck een ambacht connende zoude leveren tstoff om yet wercxte maecken zonder hen broot te geven hij en leverde een maetelijck dachwerckgemaict maer die gheen ambacht en conden zoude geleerdt werden nette breydenspeldemaken spinnen ende andere dijergelycke nutte ende onconstige ambachtenomme werck te leveren als vooren off te vasten

+Pag 8

+Ende de vijerde middel is datmen bouwen mochte binnen elcke steede eengevanckenisse bequaem voort geboefte zoe van binnen de steede als vandomleggende dorpen ende tzelve geboefte in manieren voorsz heure ambachtendoen pleghen diemen bij tween aenden anderen vast gecloncken zijnde gebruyckenzoude moeghen zoe aender steeden als aen gemeenlants wercken in heijendijcken delven dijepen van grachten ende dyergelycken arbeytEnde omme in allen gevalle den vuijtbreeck ofte wechlopinge vant voorsz gebouft

te voorhoeden zouden alle dootschuldige boeven gemerct werden int aensichte offmet eenich brantteecken off met opsplittinge der noesgaten zulcxs dat zijluydenal ontcomende eeuwige ballingenmosten blijven ofte als vluchtige ende verdoemdeslaven tot allen plaetsen byden officieren zonder oordel gehangen zouden wordenmaer anderen den doodt nijet verschult hebbende mochten voor henluydenvuijtbrake gestraft werden met dubbeleeringe vanden tyt heurder gevanckenissenVoor waer cooptmen in Spangien onconstige slaven voor hondert off twee hondert

gulden tstuck de rabbauwen deser landen veel al een ambacht connende zijnoock gelt waerdich ende beeter den dooden dats tot nyet maken te meer zoe hyerte lande zoe wel werck is te vinden voor henluyden ende en schynt hyer nijet teontbreken dan de maniere ende const om tgebouft recht te gebruycken die zekernyet zwaer om leeren en is noch zeltsaem

+De capienda utilitatePag 9

+Ende en is daeromme nyet ongeraeden dat wy in desen eens bestonden naete volgen onsen oude voorvaeders de welcke (zoe Plutarchus zeyt) hen eerstvernoecht hebbende met hen zelve te vrijen ende veyligen vant schadelicke wildegedijerte deurt schyeten ende dooden der zelver metter tyt verstandiger zijngeworden lerende de zelve wilde beesten oock betemmen ende tot henluydenoirbairlycken dienste gebruijcken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

13

Zeker den dienst ende oirbaer dyemen vuyt het gesonde geboufte zoude moeghentrecken en zoude nijet cleijn wesen waert datmense leerde gebruijcken ommedeurt roeijen den wech vanden reijsenden man in alle weeder ende wint snellijckende veylichlijck te voorderen Item omme van den onnutte jaa landt verstuvendenduijnen ook vanden landt verslinnenden meeren nyet alleen het goede lant tebeschermen maer oock zelve goet lant (dat in Hollant gebrec is) te maecken Itemomme van verdervers ende onnutte verteerders oirbaerlycke winners met vermeringevanden nootlycken hantwercken te maeken Ende omme tgemeen lant oock densteeden arbeijtsluyden genoech te leveren die eenen halven stuver daechsverterende vijff off zes stuvers met arbeyden zouden verdienenWelck proffyt hoe wel het boeven maten nut is nijet en is te gelijcken byden

grooten oirbaer tgemeenlant te verwachten staende alleenlyck deur minderingevant voorsz geboufte die hier deur vallen zoude want men zoude de voorszleedichgangers ende onnutte wespen kennen ende zoe tot nut moeghen gebruijckenEnde zoude dese executien vallen gereet oncostelyck ende buyten scrupule daerdeur der officieren traecheyt benomen zoude worden Ende zouden boven dijen

+Pag 10oock zoe+ zeecker zijn dat het geboefte alsoe een wyele opten roeijschepen invangenisse ende gebannen zijnde ende nijet op des lantmans hals den lantmannyet haest weder toecoemen en zouden des de lantman oock nijet scromen enzoude tgeboufte byden halse te nemenEnde hijer deur schijnt de hoope van ongestraftheyt genoech verlooren want zoe

de leedichgangers gewislijck op gegreepen zouden worden zoe wel opt lant alsinden steeden waer zouden zij veylich moeghen blijvenOock meede zoude aenden eeuwigen gevangens zoedanigen pijnlijcken

jammerlijcken ende ellendigen slavernije tot allen tijden over all bij elck gesijenworden dat zulcken onetijntlijcken1) verdrijet vant geboefte al verde boven thienquade voormiddagen geducht gevreest ende ontsien zoude wordenEnde dit ist derde voetsele vanden aenwas des geboefts twelck met dander twee

alsoe wech genomen zoude worden datmen verhoopen mochte onlancxs vuijtandere landen (zoe

1) Er staat misschien ontijntlijcken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

14

nu de Spangaers doen) het geboefte tot onderhout vande roeijschepen ofte ghemeenwercken voorsz te moeten haelen off bij gebreecke der zelver naerstige winnebrootsdaer toe te huijren ende dat bij faute vant inlantsche geboefte dwelck dese landen(nijet anders dan de duijvel teruijs) mijden ende vlijeden zoudeDan zoude de lantman opt platte lant voor den knevelaers zoe veijlich zijn als nu

+Pag 11de burger inden beslooten steeden+ De reijsende man zoude zoe luttel optenweghen als nu inden kercken voor straetschenders beducht wesen De schameleluyden zouden vuijt vresen vant voorsz roeijen de leedicheyt het drincken endetuijschen vermijdende hem met eerlijcken arbeyt generen De weederspannigekinderen zouden deur ontsich vande roeijschepen heuren ouders ontsien eerenende gehoorsamen De wyvesmijters hoereerders ende deurbrengers zouden wtancxte vanden rijemen te moeten handelen een vreedtsaem cuijsch endemaetelijckleeven leyden Ende de quaetdoenders zouden met vermering vanden goedengrootelick verminderen afnemen ende verdwijnenWat canmen godlijckers eerlijckers ende oorbaerlijckers nyet voor eenenmensche

huijsgesindt ofte stadt maer voor steeden ende landen wenschen dat zeeckerderende lichtelijcker vercregen mach werdenDat zij hijer mede genoech alleen voor een ruijdtbewerp omme bij verstandigen

bat naegedacht te werden

Begonnen ende voleyndt inden Haege opten voorpoorte opten XXIVen OctobrisLXVII

(In dorso)Scadelicke LeechgangersEnde gesonde TroggelaersNuo Xo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

15

Ze(e)rden scheren sarren

Vele Oudgermaansche talen kennen een sterk ww serethan onr seretha agsse(o)rethan ohd sertan mhd serten mnd mnl serdenDe oudste bekende beteekenisschijnt te zijn geweest coiumlre stuprare waaruit zich behalve de bijzondere toepassingop sodomieterij in verschillende talen andere beteekenissen ontwikkeld hebbenschenden beschadigen smijten slaan plagen bedriegen lokken enz Het Mhdkent ook de znw sart en surt stuprum die echter ook en vooral gelijk zooveledergelijke woorden in de lage lsquokrassersquo volkstaal werden gebruikt om ietsverachtelijks volslagen waardeloos aan te duiden ter lsquobekrachtigingrsquo eener sterkeontkenning (nit ein - geen zier lor bal enz enz) en voorts er- ver- zersertenungesorten lacirczen1)Ook in onze taal althans in sommige gewesten van ons taalgebied heeft dit

woord waarop tot dusverre nooit de aandacht gevestigd is vanouds bestaan Uitde middeleeuwen is tot dusverre slechts eacuteeacuten plaats opgeteekend Buskenblaser178 waar verseerden door Leendertz (in de Aant op de Mnl Dram Poeumlzie) onderverwijzing naar Spanoghes uitgave der Synonymia Latino-Teutonica CXLIV metverspillen door Verdam iv met weggooien wegsmijten verspillen vertolkt wordtmaar waar het blijkens het zinsverband (een man verwijt zijne vrouw lsquodoen ghitgheelt van onser goeder blaren coe verseerdet ane broeder lollaertrsquo) ten minsteeven goed nog in zijne oorspronkelijke althans oudere sexueele beteekenis opgevatkan worden zeker althans nog eene toespeling op of herinnering aan die bet bevatKiliaan noemt het woord niet maar moet het toch in zijne eigenlijke beteekenisgekend

1) Zie de wdbb vooral Schmeller en het daar aangehaalde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

16

hebben blijkens zijne door mij indertijd Tschr XIII 160 aangehaalde doch nietbegrepen vertaling van boech-seerden met lsquoutrinque inirersquo en zijne aanvankelijkinderdaad verbijsterende gelijkstelling van bug-seerden met buggheren paedicareetc (zie verder Kil 75a en 836a) die na het bovenstaande zeker wel geen naderenuitleg behoeft1) Men zou ook geneigd zijn in Kiliaans lsquoGhe-soort Foetura genimenrsquoeer een oud met dit ww verwant znw te zien dan eene afleiding van het jongereRomaansche soorte Het ww zelf zal Kiliaan misschien niet zoozeer wegens debeteekenis onvermeld hebben gelaten als omdat het hem eerst bij de bewerkingvan den lsquoAppendix peregrinarum dictionumrsquo (831-866) uit West-Vlaanderen teroore gekomen was althans niet in het door hem allereerst geboekstaafdeAntwerpsch-Brabantsch thuishoorde Daarmede strookt althans geheel de doorhem opgegeven vorm (boech)-seerden dien wij ook in het (thans zwakke) wvlzeerden naast waarschijnlijk minder gewoon zerden bij De Bo2 1227-8 terugvindenmet de immers inzonderheid Westvlaamsche rekking der korte egrave voacuteoacuter r + mkl totde zgn lsquozware egraversquo (ook wel verbeeld door ae of ei)2) en met de oogenschijnlijk zeeruiteenloopende beteekenissen 1 tergen kwellen plagen 2 (trans) stooten smijten(intr) stooten vallen 3 heengaan 4 (met (er) op) achten prijs stellen er zich aangelegen latenNaast dit art met vele voorbeelden uit auteurs en uit de levende volkstaal geeft

De Bo2 1232 ook een ander art zegraveren (met dezelfde lsquozware egraversquo) met de bet tergenkwellen maar ook aanbelangen aangaan raken scheren (wat zeegravert mij -) gezeegraverdzijn met - lsquozich bevinden bij iemand die ons be-

1) Verg met fr bougre nl bogger ook fr mnl herite ketter en sodomiet zie voorts De WeertNie Doctr 1183-9 sodomieterij wanhoop en heresie als drie zonden tegen den H Geest

2) Zie De Bo op E Vercoullie in Onze Volkstaal II 9 Van Wijk in Tschr XXXI 30-7 - Die vormmet ee zal evenals gheelt voor gelt (zie Vercoullie tap) dan ook als een Wvl vorm in (diths van) de voor t overige naar ik meen meer Brabantsch gekleurde taal der zgn lsquoabelespelenrsquo en sotternieeumln aangemerkt moeten worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

17

zwaarlijk valtrsquo gezeegraverd zijn van - lsquobezwaarnis hebben van iemand die ons kweltrsquowaarnaast ook in denzelfden zin den zeerd krijgen of hebben van -Het zal wel niet gewaagd zijn dezen laatsten door voorbeelden ook van den plur

ind en den inf (waar de d dus inderdaad niet g e h o o r d wordt) gestaafden vormzegraveren te verklaren uit misverstand van het praet met d(d) en vooral van het zeergebruikelijke part gezeegraverd zijn een misverstand misschien nog ondersteund doorde bijgedachte aan een wel niet gebruikelijk doch licht te onderstellen in klankverscheiden maar zinverwant zeeren met lsquoscherplangersquo eeVerschillende beteekenissen en gebruikswijzen van dit woord ze(e)rden herinneren

ons aanstonds aan de bijna volkomen gelijke begripsontwikkeling bij nnl brui(d)enbrui verbruien enz en mnl hijen verhijt zie Ned Wdb en Mnl Wdb op die woordenen de uitweiding in de Synon Lat-Teut bij Contumelia Over de ontwikkeling dezerbeteekenissen uit de oorspronkelijke1) althans oudst bekende sexueele en overde uit deze en vele andere woorden blijkende groote plaats van het sexueele in devoorstellingen van meer primitieve tijden en in de lsquokrachttaalrsquo van ouderen enjongeren tijd ware meer te zeggen

Naast dit wvl zeegraverden staat nu in Brabant (en elders) een in klank en beteekenisalthans zeer daarop gelijkend en door De Bo dan ook daarmede gelijk gesteld wwsjegraveren zjegraveren sjerren sjarren Hoeufft Bred Taaleigen heeft sjarren wegsmijtenlsquodoch meest onder de landlieden en den laagsten burgerstand gebruikelijkrsquo dat hijvergelijkt met gelijkbet zuidbrab sjerren sjeren (ook wegdrijven -jagen) en dathem doet gissen dat het lsquode naar het Hoogduitsch gebogene uitspraak is vanscherenrsquo in denzelfden zin in en om Breda en Bergen-op-Zoom gebruikelijkInderdaad hebben Cornelissen-Vervliet Antw-Brab Idiot scheren werpen smijtenen daar-

1) Dit laat ik in t midden in vele andere gevallen althans schijnt deze veeleer de jongere langsverschillende wegen uit meer algemeene ontstaan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

18

naast geschoren zijn met iemand er mede bedrogen gefopt zijn Claes Bijv opTuerlinckx Hagelandsch Idiot geeft op zjeer brui (den - van iets geven) en zjeerenvertrekken zich wegmaken Rutten Haspeng Idiot zjeeren raken (wat zjeert mijdat) en wegjagen (zij hebben hem daar gezjeerd) Schuermans Alg Vl Idiot enBijv sjerren sjegraveren zjegraveren (jegraveren) (weg)werpen en ook sjeer(t) (u) van hier sjeerzjeer (van iets den - geven = - bras -) De Mont en De Cock Vl Volksvertelsels 93wat sjert me dit wat sjert me dat (uit Wambeke in Brabant) Colinet Het dialectvan Aalst (Leuv Bijdr I 50) žegraveren bekommeren eindelijk ook gespeld met j(kennelijk met Fransche klankwaarde = ž zj) jert van hier (Hor Belg II 242 uit eenspotliedje op de Walen en evenzoo Versl d Vl Acad 1923 149)Dezen vorm met š of ž vinden wij nu echter niet alleen in Brabant maar ook in

Holland Van Helten heeft Proeven vanWoordverklaring 19-20 eenige voorbeeldenoogenschijnlijk alle uit Hollandsche kluchten gegeven van sjarren sjerren sja(e)renin dezelfde of soortgelijke beteekenissen en uitdrukkingen als hierboven voor hetBrabantsche ww gestaafd zijn Op de keper beschouwd komen echter eenigehiervan - een van De Bie1) voorts De Jonge Bakkersknaepje 8 (bis) BormeesterNieuwsg Aegje 4 - op rekening van Brabantsche kluchten of van Brabanders inHollandsche kluchten sprekend ingevoerd Maar voor Hollandsche rekening blijvendan toch Tysens De weergadel Bedrieger ontmaskerd 42 Alewijn Jan Los 25 en33 Dez Puiterv Helleveeg 25 en (door mij hierbij gevoegd) Swaanenburg ArleqDistelateur 299 Hetzij nu deze Hollandsche bewijsplaatsen al dan niet alsBrabantsche lsquoinkomelingenrsquo moeten aangemerkt worden in allen gevalle herinnerenvorm en beteekenis van dit brab(-holl) sjaeren

1) Op de door VH vermelde plaats Beschermde Suyverheyt 24 zijn de door hem aangehaaldewoorden niet te vinden waarschijnlijk zijn zij uit een ander spel van dezen Brabander Ikverbeter ook verder enkele cijfers van VHs citaten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

19

enz sterk aan die van wvl zeegraverden zegraveren (en wederom aan de bett van hollbruien) Men vraagt zich een oogenblik af of deze twee woorden vereenzelvigdmogen worden of de sj (š ž) hier uit z ontstaan kan zijn1) Doch weldra laat mendie gedachte varen het ligt toch meer voor de hand in dit šegraveren met Hoeufft een- oorspronkelijk oostelijken - vorm met š- lt sch-2) te zien van het Nnl en Nhdww scheren dat oa zoowel reflexief gebruikt zich uit de voeten maken oprukkenheengaan als transitief aangaan deren enz (bv lsquowas scheert mich Weib wasscheert mich Kindrsquo Heine) beteekent3) Allicht zullen echter de beide in klank enbeteekenis overeenkomende ww elkaar hier en daar op sommige punten van onstaalgebied en van hun begripsgebied ontmoet4) en op elkaars beteekenis invloedgeoefend hebben ja verward of zelfs ten deele samengevallen zijn

Nog een ander woord dat in klank en beteekenis met de bovengenoemde puntenvan overeenkomst heeft is nnl sarren lsquoeen betrekkelijk jong woord waarschijnlijkvan onomatopoeumltischen oorsprongrsquo zegt het Ned Wdb op het voetspoor vanFranck-VanWijk Vercoullie2 daarentegen lsquouit hgd zerren intens v zehren = terenrsquoDe eerste gissing lijkt mij een noodsprong in t duister de tweede afleiding althanste stellig bewoord Mag een derde mogelijkheid overwogen wordenDe oudste voorbeelden in het Ned Wdb XIV 106-7 zijn uit de 17de eeuw van

Hooft Vondel De Brune en andere Hollanders of Zeeuwen Dat de thansgebruikelijke s ook hier reeds den scherpen sisklank verbeeldt mogen wij afleidenuit de afwijkende spelling met z (zarde) bij Vondel II 747 naast

1) Gelijk althans in vreemde woorden als hans(s)jop parlesjanten corsjet wel geschied is -Verg ook bij Boekenoogen jart en jirt (aan den - zijn)

2) Als in Limburg ten oosten van de Panninger linie (zie Schrijnen in Tschr XXVI 82) maar ookin het Oostvl Aalst (zie boven blz 18) in de NW Veluwe (Van Schothorst sect 274 c) ee

3) Zie Ned Wdb XIV 474 Paul Deutsches Wtb 377 b4) Verg bv ook mhd ungesorten lucirczen (boven blz 15) = nhd ungeschoren lassen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

20

zidderenden (een paar regels verder) en uit een (ouder) voorbeeld in de Twespraack(1584) XIV waar de (aldaar aangenomen en aanbevolen) onderscheidende spellingvan den scherpen klank met lsquosrsquo doch den zachten met lsquozrsquo oa verduidelijkt wordtdoor sarren tegenover zarp De klinker is in al de in t Ned Wdb en hier vermeldeaanhalingen - en ook bv Vondel II 634 ( marren) - a evenals thans Doch eenpaar (oudere) plaatsen hebben e Visscher Brabb 147 (Jamm VI 51 sert swarthert) en Bredero III 459 (serren sterren) met de bekende afwisseling van er en arin de Hollandsche literaire schrijftaal van t begin der 17de eeuw (zie Van HeltenVondels Taal sect 2 Nauta Taalk Aant op Bredero sect 4 en 8)Uit vroegere eeuwen zijn de voorbeelden tot dusverre uiterst schaarsch Plantijn

noch Kiliaan vermeldt het woord Verdam geeft behalve eene verwijzing naar denTeuthonista (lsquotergen tzerren kreytzen irritarersquo en lsquotergen tzerren vergrellenincessirersquo) slechts eacuteeacuten voorbeeld uit den Noordnederlandschen1) lsquoeerstenGeschiedbijbelrsquo 234 a lsquoDoe quam daer een out Jode ende serrede Matatias voirsijn aensicht dat en condeMatatias niet liden datmen Gods wet verdructersquo kennelijkde zeer vrije vertaling van den Vulgaattekst van 1 Mach II 23-4 waarin echter geenLatijnsch woord rechtstreeks aan serrede beantwoordt Thans dienen daarbij gevoegdtwee door Dr Verdenius in dit Tschr XLII 133 aangehaalde gelijkluidende plaatsenuit Sommige stichtige punten ed De Man blz 117 lsquoBrueders lijdet mit ons endedrijncket den kelick der sarringe alse water des levensrsquo evenzoo blz 171 waarnaar Dr V mededeelt lsquoin t hd voor [l in t hs voacuteoacuter] sarringe serringe geschraptisrsquo welke laatste vorm door den afschrijver van dit - in de 15de eeuw in de omstrekenof althans (min of meer) in het dialect van Deventer geschreven - hs derhalveminder goed of aannemelijk geacht werd dan de eerste2)

1) Zie Te Winkel Ontwikkelingsg2 II 1672) Zie Tschr XL 193 en De Mans Inleiding LXXXVI

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

21

Dr V vraagt tap met verwijzing naar de bovenaangehaalde lemmata uit denTeuthonista of nnl sarren niet uit het Oosten ingedrongen kan zijn tserren gt serrengt sarren Tegen deze afleiding ook bij Verdam aangeduid en door Vercoullie gesteldis uit het oogpunt van de klanken niets in te brengen noch tegen hd z- gt nnl s-noch tegen hd -err- gt holl -arr- En ook het eerste voorkomen in een HollandschenBijbel in den Teuthonista en in een stichtelijk geschrift uit de oostelijke gewestenschijnt wel dien kant uit te wijzen Maar de afstand in beteekenis tusschen mhdnhd zerren (verwant geacht met eng tear maar ook met hd zehren nl teren dochn i e t met hd zergen nl tergen) rijten scheuren trekken rekken en nl sarrenplagen kwellen tarten schijnt toch groot genoeg om eenigen twijfel aan die oostelijkeherkomst te wettigen En de drie middeleeuwsche getuigenissen staan mi dicht bijde Nnl maar ver van de Hd beteekenis de lsquokelick der sarringersquo is toch kennelijkde lijdenskelk sarringe dus zooveel als lijden rampspoed verdrukking plaag (inden oorspr zin) zie Ned Wdb VII 2106-7 Zou mnd terren twisten met woordenstrijden kijven (alleen in het Mnd Handwtb zonder nadere opgave te vinden)wellicht den schakel kunnen vormen Alles bijeen maakt mi het Nnl ww sarrenwat zijn kring en wijze van gebruik betreft toch niet of nauwelijks den indruk eendier - zonder twijfel talrijke nog niet in hunne lsquoOosterschersquo herkomst erkende -lsquoOosterlingenrsquo te zijn die - in het Vlaamsch-Brabantsch zoowel in de ME als naart schijnt thans1) onbekend - na en door de Hervorming uit lsquoOostlandrsquo westwaartsgedreven in de Hollandsche schrijftaal der 17de eeuw voorkomen Veeleer zoumener een dier vanouds lsquobodenstaumlndigersquo Friesch-Hollandsche bestanddeelen invermoeden die zich in de 17de eeuw van Holland uit in de

1) De Bo2 1227 noemt sarren althans bepaaldelijk lsquohollrsquo doch Colinet noemt tap voor Aalstnaast žegraveren bekommeren ook šaren ophitsen sarren Is het woord ook elders in deZuidnederlandsche volkstaal bekend of alleen uit de Hollandsche schrijftaal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

22

algemeene (Noord-)Nederlandsche spreek- en schrijftaal verbreid hebbenZoo kan een oogenblik de gedachte rijzen aan een samenhang van holl sarren

met wvl ze(e)rden Niet alleen de overgang van er tot ar maar ook de verscherpingder z- tot s- (of wel het behoud der oorspronkelijke og s-) en de assimilatie van -rd-tot -rr- zouden zich wellicht langs meer dan eacuteeacuten weg laten verklaren en de afstandtusschen de voor het laatstgenoemde ww vaststaande bet plagen kwellen en demeer intensieve van het eerstgenoemde tergend prikkelend plagen en verder(uit)tarten of ook verlokken is op zich zelf waarlijk niet grooter veeleer kleiner dande hierboven blz 21 gewraakte tusschen hd zerren en nl sarren Doch behalveandere hier niet nader uit te werken bedenkingen blijven er mi onoverkomelijkebezwaren tegen de vereenzelviging van het Vlaamsche en het Hollandsche wwbestaan Zoolang niet blijkt dat het (Friesch-) Hollandsch reeds in de ME een wwserren heeft gekend met beteekenissen en gebruikswijzen dichter staande bij denkring den lsquostandrsquo de gevoelswaarde van het Wvl woord blijft nnl sarren in de luchthangen Immers er gaapt een te diepe kloof tusschen het uiterst gemeenzame jaruwe en platte Westvlaamsche zeerden dat zijne afkomst nooit geheel schijnt teverloochenen in dezelfde taalkringen thuishoort als holl bruien en nauwelijks dendrempel der schrijftaal overschrijdt en het (Oostersch-) Hollandsche sarren datnaar t schijnt vanouds ook in de hoogere literaire taal gebruikelijk is geweest eenekloof tot dusverre nog niet als bv bij aarzelen overbrugd door gegevens uitouderen tijdZeerden scheren en sarren dienen dus tot nader order onderscheiden te blijven

L e i d e n Maart 1925JW MULLER

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

23

Over de aanspreekvorm ie (i-j) in onze oostelike provincieeumln

In het Grammatisch Overzicht dat Vor der Hake aan het slot van zijn dissertatie DeAanspreekvormen in t Nederlandsch I geeft vermeldt hij blz 208 als nom plur eenvorm gii met het volgende voorbeeld uit de Rechtsbronnen der stad Zutfen blz103 daarbij lyegii der stat soe hoen y u selven di liegt ge tegenover de stad hetstadsbestuur dan doet ge U zelf schande aan1) Het is duidelik dat Vor der Hakezich hier vergist In lyegii zit niet het pron gii maar hetzelfde enklitiese vnw dat ookin hoen y voorkomt nml ii (y)2) Dit Saksiese ii korrespondeert met het Hollandseje in liegje hoon-je Evenals bij deze laatste verbindingen ontbreekt in de Saksiesevormen de persoonsuitgang t in hetzelfde eedsformulier vindt men (op blz 104 derRechtsbronnen) zonder inversie gii leefft Dit eedsformulier dateert van niet laterdan 1551 (zie Inl op de Rechtsbronnen blz XVIII) In Overlandse taal uit het middender 16de eeuw waren dus reeds i- (i-j- ie-) vormen in gebruik zoals we die uitverschillende inheemse Saksiese dialekten van nu kennen (vgl oa GG KloekeDialect-geographische Onderzoekingen I Tijdschrift 39 blz 238)Dat dit ie-pronomen in 16de-eeuwse (en misschien reeds vroegere) Saksiese taal

nog zelden voorkomt behoef ik niet op te merken het pron plur van de 2de persis zowel voor

1) Tot recht begrip volge hier de hele passage Juramentum civium Aldus sal onser statrentmeyster vragen enen die men tot enen burger toe Zutphen ontfangen sal lsquoOfft hii yeteygen siirsquo lsquoofft hii enige vede heeftrsquo lsquoofft hii enige quade zukede an hem hebbersquo Seget dieman lsquoneenrsquo soe zal die rentmeyster zeggen lsquolyegiirsquo enz

2) Een ontwikkeling lyegt gii gt lyeggii lyegii is in theorie mogelik maar in verband met hoen ymeen ik die buiten te mogen sluiten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

24

de Saksiese als voor de Frankiese dialekten van ons land in deze tijd ghi1) (vgl Vorder Hake Nieuwe Taalgids V 113 vlg) en in enklise ook het bekende di (ti) (kendispreecti enz)2) Ik laat hier de mij bekende vbb van het 2de persoons-vnw ie uit16de-eeuwse Overlandse taal volgenEen zeer vroeg vb vindt men in de aardige Latijnsch-Nederlandsche Samenspraak

uit het begin van de 16de eeuw uitgegeven door ME Kronenberg in N Tg XVII136 vlg waer om wonsschi dat (blz 138) Verder is hier t pron plur ghy (gy)enklities ook -di (brendy = breng je heb dy)Een aantal vbb leveren de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden Adagia oft

Proverbia ghenoemt gheprent toe Campen bij Peter Warnersen 1550 Van de 2409spreekwoorden die het boekje bevat zijn er door GJ Meijer in zijn OudeNederlandsche Spreuken en Spreekwoorden (Gron 1836) 950 opgenomen volgensaantekening van Dr WHD Suringar wiens exemplaar van dit zeldzame werkjenu in de Bibl van deMaatschappij der Nederl Letterkunde ik gebruikt heb3) Suringaracht het in zijn Erasmus (Inl p LXII) mogelik dat de drukker Peter Warnersen ookde schrijver is van deze verzameling4)

1) In t Mnd steeds als gi geschreven zegt Lasch sect 342 Anm 2 maar in Saksiese taalbronnenbinnen onze grenzen komt naast gi meermalen ghi voor

2) Noch in het Altsaumlchs Elementarbuch van Holthausen noch bij Lasch vindt men dit enklietiesedi (ti) genoemd Toch is het in Saksiese taal tot plusmn 1600 uit het Oosten van ons land nietzeldzaam men zie bijv de voor dit artiekel gebruikte bronnen de geschriften der modernedevotie Het viel mij echter op dat in de Quellen und Forschungen zur Gesch der deutschenMystik van Rudolf Langenberg (Bonn 1902) waarin men mystieke literatuur aantreft evenover onze grenzen geschreven (Frenswegen Muumlnster) nooit moegdi soldi moetti en dglvoorkomen maar steeds moge gy solle(n) gy mote gy enz De di-vormen zullen dan alsindringers uit het Frankies te beschouwen zijn

3) Het zijn lang niet alle spreekwoorden fol 37r vindt men een tweegesprek verder vergelijkingenen wat vooral van belang is veel synoniemen en synonieme uitdrukkingen 43r Het is eenonbewandert man hy heft sijn leven lanck niet gesien hy heft nergens gewest hy heeft nyeonder den luyden gewest hy kijckt yerst in dye wereldt hy compter yerst gaen 38v eenvertogen kint verwennet ongeregeert enz

4) Zie over hem PJ Meertens Een bundeltje Katholieke Geschiedzangen uit de eerste jarenvan de opstand Tijdschrift XLIII blz 258 vlg - Volgens Suringar (Erasmus LXIII) kunnen deGhemeene Duytsche Spreckw ondanks het jaartal 1550 op het titelblad enige jaren laterverschenen zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

25

die voor een groot deel een vertaling is van Johannes Agricolas Gemeine DeutscheSprichwoumlrter Men vatte het woord vertaling hier niet verkeerd op het zijn veeleerequivalenten gangbaar in het dialekt van de vertaler Spreekwoorden enspreekwijzen als Hebby haest soe schijt staende 55r (nog in Zuidwest-Drente ingebruik) ghi tasten der vyve te misse 25r ick wil noch mit dyn butten peren vanden boom werpen 34r alst wel wil soe calft die osse 32r hem en sal ghienspinnecobbe voer de mont wassen 63v (in Zuidw-Drente hij loumlt t spinrag ook nietveur de bek wossen) versien isset beste oppet spoel 9r (nog te Meppel in gebruik)om maar enkele te noemen moeten zo uit de mond van t volk zijn opgetekend Zohebben we hier dan een verzameling in alle opzichten van zeer bizondere waardedie een volledige herdruk ten volle verdient Voor de dialektbeoefenaar is ze niethet minst van belang we maken hier kennis met echte volkstaal uit het Oosten vanons land 16de-eeuwse geschriften uit die streken waarin de spreektaal de gewoneomgangstaal zo dicht benaderd wordt zo weinig is geretoucheerd als hier zijnschaars Suringar wijst er (Erasmus p LXII) reeds op dat de eigenaardige tongvalwel de aandacht van onze (vroegere) taalkundigen op dit boekje hadmogen vestigenTot dusver is dit nog steeds niet het geval geweest voorzover ik weet - wat deuitgave van Meijer in dit opzicht geeft is van geen belang Daarom meen ik goedte doen hier nog eens de grote waarde van deze spreekwoordenverzameling naarvoren te brengen Een opzettelik gedetailleerd onderzoek naar taalvormen enwoordgebruik zal het wellicht mogelik maken dit dialekt vrij nauwkeurig telokalizeeren zo oppervlakkig beschouwd lijken mij de drie bronnen waaruit mijnie-pronomina komen (dialekt-) geografies niet heel ver uiteen te liggen1) IndienPeter

1) Een van de gronden waarop mijn mening in dezen steunt vindt men op blz 28 van belangis verder de uitdr Het is verslaagen als Hasseler marckt 65v blz 55v leest men wy willenderons op beraeden mit die vier hoeftsteden Op een enkel woord vestig ik hier nog de aandachthet woord badt dat tweemaal voorkomt 58v soe wel een badt als een baedtyen en 12v duhoerest niet wel ick moet dy eenmaal totten Badt voeren De uitdrukkingen zijn mij nietduidelik uit de omgeving waarin de eerste voorkomt maak ik op dat ze zou kunnenbetekenen t is me om t even Mogelik is dit hetzelfde woord als bat = tol (turbo) dat in dehiervoor genoemde Lat-Ndl Samenspraak voorkomt Dan is daarvan nog maar eacuteeacuten vbbekend en wel uit het Overijsels (Kamper) Stadsrecht (vgl N Tg XVII blz 137 noot 2)Gunnink geeft in de Woordenlijst achter zijn Dialect van Kampen en Omstreken battogravelə =een soort tol ook bat In Meppel en omstreken (Zuidwolde Koekange Beilen DieverDwingelo oa) gebruiken de jongens het woord batring (batrink) voor werptol meer noordelikin Assen Gieten is het niet bekend Een drijftol heet in de buurt van Meppel gibe (vgl MnlWdb iv)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

26

Warnersen met zekerheid als schrijver kan worden aangewezen dan zal men allichtin de eerste plaats aan Kampens Noordwest-Overijsels dialekt mogen denken

De in de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden voorkomende vbb van eenie-pronomen zijn de volgende graeuwy (word je grijs) 11v (11)1) hebbij(t) 53v (50)hebby 55r tweemaal moeghy 60v (58) ruycky en hebby 61v (59) ghecky 62v

(60) hebby 63r Terloops wijs ik er op dat van deze 9 vbb er 5 hebby luiden denauwere aaneensluiting en de daarmee gepaard gaande verwording van een ofbeide komponenten voltrekt zich het eerst in veelgebruikte verbindingen2) Vormenals vijndy (vijndy tey niet soe moeghy tnest braden 60v) oldy (sorghet niet soegraeuwy niet oft soe oldy niet 11v) mag ik hier niet noemen Die kunnen immerseven goed het uit Frankiese dialekten bekende enklitiese -di bevatten Zo vindenwe naast hebby ook hebdy 25v (24) Hebt ghy 26r ruyckt ghi 46r (42) en dglkomen eveneens voor Verder luidt het steeds dat ghi als ghi eer ghi oft ghi enzIn de verbinding conjunctie + pron komt dus grafies altans nog geen enkliese totstand Ik kom daarop terug

1) De cijfers tussen haakjes hebben betrekking op de pagina in Meijers uitgave2) Vgl mijn artiekel Over de Inclinatie in het Middelnederlandsch Tijdschrift 43 blz 10 noot 2

Voor het Hamburgs in de 17de eeuw noteert A Lasch reeds vormen als hey ji hey = hebjullie wey = wil jullie (wil ji gt wiji gt wei) (zie Nd Jb XLIV blz 44) Waarschijnlik komen haarvbb uit Teweschen Hochtydt (vgl Jellinghaus uitgave in Bibl des Stuttg Lit Vereins Bd147 blz 220 221 235 enz) Niet alleen het veelvuldig gebruik ook de geringere intensiteitvan t aksent (in verband met de funksie dezer verba t zijn alle hulpwerkw) is een faktor diehet proses begunstigt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

27

Overzien we eerst de staat van zaken we vinden dan dit in deze Overlandse taalis tot in de 16de eeuw het pron plur van de 2de persoon als regel ghi (gi) in alleposities zelfstandig (emphaties) proklities en enklities dit in overeenstemming metwat ons de grammaticas over t Oudsaksies en t Middelnederduits leren (vglHolthausen en Lasch) Daarnaast komt begin 16de eeuw - vroeger vbb zijn mijaltans niet bekend1) - een vorm ie (i y ii) op alleen in enklitiese verbinding met deverbaalvorm Die verbaalvorm mist de persoonsuitgang t In de volkstaal van eeneeuw later uit ongeveer dezelfde streken is dit ie in alle posities doorgevoerd hetis (naast du ik laat de verhouding tussen de twee buiten beschouwing) hegravet vnwgeworden ghi is verdwenen Duidelik blijkt dit bijv uit de Overijselsche Boerevrijagievan Lubbert Bouckslagh en Smoddemoelen Zwenne (gedr te Amsterdam 1641)2)Men vindt daar niet alleen laot-y meug-y enz (eveneens dat y doe y = toen je)maar ook y doet y soelt enz Alleen de pastoor die geen Overijsels spreekt gebruiktnog de vorm gy (wout gy gy olders Ov Boere-Vr 241 242) onder de boerenzelf wordt gij niet meer gebruiktKloeke wijst in zijn studie over de aanspreekvormen in de dialekten onzer

Noordelike provincieeumln (Tijdschrift 39 blz 238 vlg) een aaneengesloten ie-oe-gebiedaan dat een deel van Drente bijna geheel Overijsel en t grootste deel van deGelderse Achterhoek omvat In dit gebied is ie (i-j) in gebruik voor de nom van hetoorspr 2de pers plur pron De accusatief (de oe-vorm) moet ik hier buitenbeschouwing laten maar toch is t van belang er op te wijzen dat ook in de doormij gebruikte bronnen geen acc vormen met j (ju = joe)

1) Men vindt geen vbb van dit ie in Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oeldenzusteren uitgegeven door DrD deMan (s-Gravenhage 1919) evenmin in Van den Doechdender vuriger ende stichtiger Susteren van Diepen Veen uitgeg door DA Brinkerink (Groningen1904) Deze beide geschriften dateren uit het eind der 15de eeuw zijn geschreven in Overijselsdialekt in een dialekt dat niet veel zal hebben afgeweken van de eenvoudige Deventeromgangstaal

2) Afgedrukt in Het Nederlandsche Kluchtspel II2 blz 231 vlg van Van Vloten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

28

voorkomen De Ghemeene Duytsche Spreckwoorden kennen alleen u in de LatNdl Samenspraak vindt men weinig bewijsmateriaal (eacuteeacuten datief u en twee posspron u u vaeder) de Zutfense eedsformulieren geven uitsluitend u De gewoneschrijfwijze van het acc pron in de Ov Boerevrijagie is oe (een paar maal uw bijvblz 234)1) Waarschijnlik stammen mijn bronnen alle wel uit het door Kloekebeschreven ie-oe-gebied En enigszins ruw genomen zal de 17de-eeuwse volkstaalvan Overijsel wat de vormen betreft al ten naastenbij de toestand vertonen zoalsdie door Kloeke is opgetekend Misschien is het niet gewaagd dit ook voor t overigeie-oe-gebied aan te nemenOp welke wijze door welke invloeden is ghi verdwenen en vanwaar is de vorm

ie (i-j enz) gekomen In de voorafgaande uiteenzetting ligt mijn meningdienaangaande eigenlik reeds opgesloten We hebben hier een gelijksoortigeontwikkeling aan te nemen als die ik voor de Hollandse vnw je en jij heb trachtenaan te tonen (zie Tijdschvift 43 blz 81 vlg) Ook deze Saksiese aanspreekvorm ieheeft zich in de enklitiese verbinding van verbaalvorm + ghi ontwikkeld Dieverbaalvorm ging in het praesens in t algemeen op t uit vgl de door mij gebruiktebronnen en het tegenwoordig Gelders-Overijsels dialekt (Galleacutee sect 61) De t is bijhet proses verdwenen Ie is uit de enkliese losgemaakt en in andere posities ingebruik gekomen Hoe de ontwikkeling hebt ghy gt hebby (ook hebdy gt hebby)zich foneties presies heeft toegedragen laat ik daar overgangs-schrijfwijzen zoalsde Hollandse dialekten die vertonen (wilge raesgie enz) heb ik tot dusver inOverlandse geschriften niet gevonden In elk geval hebben we hier te doen met eenmouilleringsproses dat voor de Saksiese dialekten even goed aannemelik is alsvoor de Hollandse (vgl de artie-

1) De Ov Boerevr is ook door Jellinghaus uitgegeven in Bibl des Stuttg Lit Vereins Bd 147blz 175 vlg naar de tekst in de Westfaelsche Speel-Thuyn (druk van 1661 Amsterdam)De varianten zijn voor ons doel van geen belang Een zeer afwijkende nom bij Van Vlotenhebt uw dan ouck ossen messchien mag geschrapt worden op grond van Jellinghaus lezingheb u ouck assen mensche Beide uitgaven munten niet uit door nauwkeurigheid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

29

kelen van De Vries en Kloeke in Tijdschrift 44 oa blz 41 en 47)De vraag rijst of we hier inderdaad met een inheemse ontwikkeling hebben te

doen of dat dit proses op Hollandse of misschien Oostelike kultuurinvloed kanberusten Mogelike Oostelike invloed op het Gelders-Overijsels moet ik buitenbeschouwing laten wel wijs ik in dit verband er op dat in eenMunsterse Spraakkunstuit het midden der 15de eeuw (uitgegeven in Nd Jb III p 36 vlg) bij de verbuigingvan het subst als voc wordt opgegeven (o) je (ye) manne (evenzo met wyve envrouwen) terwijl daarentegen bij de vervoeging als vb van 2 plur gegeven wordtgy lesen En verder dat het hele Nederduitse gebied gi heeft verloren en een ie- ofii-je-pronomen daarvoor in de plaats heeft gekregen maar - altans voor een grootgebied - veel later dan de 16de eeuw Niemand zal deze Nederduitse ontwikkelingin haar geheel aan Hollandse invloed willen toeschrijven maar het zou kunnen datop dit beperkte Geld-Overijselse gebied het mouilleringsproses van uit Holland wasbewerkt of begunstigd Daartegen pleit reeds enigszins dat in deze Saksiese strekengeen jij-je-vormen voorkomen maar ie-i-j-pronomina en dat tot dusver ook geenovergangsvormen gie-ge zijn gevonden Maar mijn voornaamste bezwaar tegendeze onderstelling is in de ons overgeleverde Hollandse taalbronnen der 16de eeuwis maar een heel enkel vb van een j-pronomen gevonden1) eerst nagrave 1600 wordenze talrijker om spoedig ghi geheel terug te dringen In dit Saksiese gebieddaarentegen vindt men reeds duidelike ie-vormen van af 1500 Heeft nu de Hollandsespreektaal dan toch ook reeds vroeger overeenkomstige vormen gehad zonder datdie in de bronnen aan den dag komen Voorshands lijkt het mij het veiligst aan tenemen dat dit mouilleringsproses in het Overlandse gebied eerder inzet altanssneller verloopt dan in het Hollands - en er inheems is De neiging

1) Meer of minder duidelike overgangsvormen (-gy = ži) wijzen er wegravel op dat het proses toenreeds lang aan de gang was

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

30

tot palatale uitspraak van de g kende het Mnd even goed als onze MiddeleeuwseHollandse dialekten en die gemeenschappelike neiging heeft - onder gelijksoortigekondities en langs analoge weg - higraveegraver uit ghi een pron je jij1) dagraveagraver (tw in Geld-Ov)uit hetzelfde vnw een pron ie i-j in het leven geroepen In overeenstemmingdaarmee is ook het zelfstandige vnw in Holland je-jij in dit Saksies gebied ie i-jHet schaarse materiaal maant tot enige voorzichtigheid in het trekken van

konklusies maar ik meen toch nog een punt van overeenstemming in beideontwikkelingen te zien waarop hier wel even de aandacht mag worden gevestigdHiervoor blz 26 wees ik er op dat in de door mij gebruikte geschriften met namein de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden geen vbb worden aangetroffen vanvoegwoord of vnw + -ie Zelfs de veel voorkomende verbindingen van dat als oft+ ghi luiden steeds dat ghi enz nooit dat-ie Dit niet-voorkomen van enkliese aanvoegwoorden dunkt mij niet toevallig Het is begrijpelik dat innige aaneensluitingeerder tot stand komt tussen verbaalvormmet daarbij behorend subjekts-pronomendan die van voegw (vnw) + vnw Zo laat zich ook verklaren dat in onze Hollandsekluchten uit de eerste helft der 17de eeuw nog meermalen gevonden wordt dat ghieer ghi enz (naast ook reeds voorkomend dat je) als overigens het enkliet enprokliet pron als regel reeds je jy gy (= ži) is In degraveze stelling (na voegw) en inemphase schijnt ghi het langst in gebruik te blijvenIn mijn artiekel over De Ontwikkelingsgang der Hollandse voornaamwoorden je

en jij heb ik gewezen op het verband dat er moet bestaan tussen de ontwikkelingvan de pronominale je-jij-vormen en van de verkleiningsuitgang je(n) uit kijn Daaromis het van belang er de aandacht op te vestigen dat ook in dit Saksies gebied beideformaties samentreffen in de Ghe-

1) Of zich daarnaast in Holland op beperkt terrein ook reeds vroeg een -ie-vorm heeft ontwikkeld(vgl tegenwoordig Hollands hebbie) doet hier niet ter zake

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

31

meene Duytsche Spreckwoorden de bron waaruit mijn meeste ie-pronomina komenvindt men ook reeds een aantal yen-verkleinwoorden die wel mee tot de vroegstein Saksiese geschriften aangetroffene zullen behoren Mee in verband met deartiekelen van De Vries en Kloeke in Tijdschrift 44 lijkt het mij van belang ze hier tenoemen Het zijn de volgende buyckyen hertyen 37r (33) doeckyen 41v (38)doentyen 44v (40) cruytyen (roert mij niet) 50v hoetyen 51v (48) baedtyen 58v(vgl blz 25-26 noot 1) Overigens is de diminutiefuitgang hier ken meyskenbreefken ketelken hundeken lijedeken enz en na k sken broexken volcxkenvonxken enz Het is wel opmerkelik dat in Groningen en Drente (zie het materiaalbij De Vries) en in het gebied waaruit mijn vbb stammen dat waarschijnlik ietsZuideliker is gelegen veel vroeger vbb van dit mouilleringsproses zijn aan te wijzentenminste zijn aangewezen dan uit meer Oostelik gelegen Nederduits taalgebied(zie Kloekes artiekel in Tijdschrift 44 blz 461) Maar over de ontwikkeling derverkleiningsuitgang is het laatste woord nog niet gesproken er valt nog veel teonderzoeken Evenzo is het gesteld met de geschiedenis der j- en i-pronomina Watdeze laatste betreft heb ik mij dan ook trachten te beperken tot het gebied waaruit(vermoedelik) mijn bronnen stammen Op het hele Nederduitse gebied echter isoudtijds g (ge) de enige vorm voor het 2de pers pron plur en op dat hele gebiedis dat gi nu verdwenen (vgl Grimme Plattdeutsche Mundarten sect 140) Hoe vanwaar uitgaande wanneer Bij Lasch Mnd Gramm vindt men daaromtrent hetvolgende Neben gicirc gi steht je ie (as ge) freilich nicht allzu hauumlfig (sect 403 Anm9) en dan volgen enige opgaven van plaatsen (oa de

1) De gegevens waarover ik beschik zijn niet talrijk maar ook het j- (i-) pronomen schijnt evenalshet jen-(ien-)diminutief op Oostelik Nederduits gebied later op te treden dan opWestelik Voort Hamburgs noteert Lasch dat de schrijfwijze gi gy gie ghy die tot 1654 de enige is eerstdaarna bijna steeds door de schrijfwijze ji wordt vervangen in Mecklenburg omstreeks dezelfdetijd (Nd Jb 44 blz 32) Maar vergelijk het hierboven aangehaald vb van niet-enklities je uitde Munsterse Spraakkunst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

32

Muumlnstersche Gramm hierboven genoemd) dat is alles lsquoZwischen der Darstellungder mnd Sprache und der neuniederd Dialekte klafft eine Luumlckersquo aldus begint hetartiekel van Agathe Lasch Beitraumlge zur Geschichte des Neuniederdeutschen inHamburg in Nd Jb 44 lsquoDie Frage nach der Entwicklung der Sprache seit demAnfang des 16 Jahrh bis zum 19 Jahrh wird noch nirgend beantwortetrsquo Het weinigein haar artiekel dat voor mij van belang was heb ik reeds vermeld Misschien kunnenmijn opmerkingen over het Geld-Overijselse ie- pronomen er iets toe bijdragen dathet ongetwijfeld interessante probleem van de ontwikkeling dezer aanspreekvormenin het Nederduits eens in zijn volle omvang wordt onderzocht en opgelost

Am s t e r d am Okt 1925AA VERDENIUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

33

Reinaertvss 3006-3007 (uitgave-Muller)

Toen Reinaert geheel voor den pelgrimstocht uitgerust was lsquoal ghereet te sierevaertrsquo lsquodoersquo - zoo lezen we in het Comburgsche handschrift (vss 2988-2997) -

sach hi ten coninc waertHem liepen die gheveinsde tranenNeder neven zine granenAlse oft hi jammerlike in sine herteVan rauwen hadde grote smerteDat was bedi ende anders nietDat hi hem allen die hi daer lietNiet hadde beraden al sulke pineAlse Brunen ende YsingrineHaddet moghen ghevallen

De laatste twee regels kwamen reeds Van Helten verdacht voor Als zoo vaakbracht hij ook nu een ingrijpende wijziging aan

Alse Brunen ende YsingrineVan hem hadde moghen ghevallen

(vss 2720-21)Tegen deze conjectuur pleit zoowel het gezag van de omwerking als dat van het

Dycksche handschrift In B vinden we onze versregels in den volgenden vorm terug

dat was daer om ende anders nietdat hi hem allen die hi daer lietniet en mocht beraden al sulke pineals hi dede Bruun ende Isegrineom dat hem dit niet en mocht ghevallen

(vss 2989-93)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

34

Vond dus de conjectuur geen steun in B evenmin is ze later bevestigd door F Fvss 2955-59 luidt als volgt

Dat was bidien ende anders nietDat hi hem allen die hi dar lietEn hadde beraden sulke pineAlse1) Brune ende YsegrimeHad hem wel mogen gevallen

Het is duidelijk dat in B en F beide ghevallen betrekking heeft op Reinaert en nietgelijk Van Helten wil op Bruun en Isengrijn Tegen zijn lezing is nog een anderbezwaar in te brengen nl dat moghen hier niet recht past Wel is het niet noodigde regels aldus op te vatten lsquopine2) die Bruun en Isengrijn ten deel had(den) mogenvallenrsquo of maw die zij zoo gelukkig geweest waren te ondergaan die ironie zouwel wat heel sterk zijn - men zou ook kunnen vertalen pine als het mogelijk geweestwas dat Bruun en Isengrijn van de zijde van Reinaert ondervonden hadden als Ben I van R hadden kunnen ondervinden - doch men verwacht hier toch eerder alszij ondervonden hadden Vandaar dan ook dat Verdam indertijd de plaatsaanhalende naar de lezing van Van Helten moghen eenvoudig onvertaald liet (MnlWdb II 1784 als B en I van hem ondervonden hadden) maar dat mag toch zoomaar niet In later jaren heeft hij op college verklaard ze lsquoonbegrijpelijkrsquo te vindenvan Van Heltens conjectuur maakte hij toen in het minst geen gewagOok Muller houdt de plaats voor corrupt De lezing die hij in zijn tekst heeft

opgenomen (vss 3006-3007)

Alse Brunen ende IsingrineHaddet hem wel moghen ghevallen

voldoet hem zelf volstrekt niet lsquo3007 komtrsquo - aldus zijn Critische Commentaar - lsquohetzijnaar A hetzij naar F gelezen

1) in het handschrift staat eigenlijk Ende alse2) ogravef vrouwelijk enkelvoud ogravef meervoud van het mannelijke pijn in het laatste geval zou natuurlijk

in plaats van hadde gelezen moeten worden hadden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

35

na den stelligen feitelijken zin niet en hadde beraden (ind) als voorwaardelijkebijzin (conj indien hij er kans toe gezien hadde) wat vreemd achteraan Menverwacht veeleer al sulke pine als hem (R) met betrekking tot B en I had mogengebeuren = als hij B en I had weten te berokkenen (verg 390 1268 1383) = L1493 ut Brunum fecerat atque lupum doch ik zie geen kans dit uit den tekst te halenof er zonder groote wijziging in te brengenrsquoHet wil mij voorkomen dat daar niet zoon groote wijziging voor noodig is We

hebben in 3006 slechts in te voegen het voorzetsel te en dan verder - met deonbeduidende verandering van had in hadde - 3007 te lezen volgens F We krijgendan

Alse te Brunen ende te IsingrineHadde hem wel moghen ghevallen

Nog geringer zou de verandering zijn zoo we met eacuteeacuten maal te zouden kunnenvolstaan maar wanneer een voorzetsel op twee door ende verbonden zelfstandigenaamwoorden betrekking heeft wordt het in het Middelnederlandsch - anders danin de tegenwoordige taal - in den regel herhaald Stoetts Syntaxis 3de druk sect 129geeft hiervan verscheidene voorbeelden andere zijn te vinden in het Mnl Wdb VIII107 109 1223 1224 13021) Het komt ook in den Reinaert voor zoo vs 187 vanminen oom ende van u Ik zou er daarom de voorkeur aan geven ook in 3006 tweemaal te te lezen Graphisch maakt dat echter niet zooveel verschil want in hettweede geval voacuteoacuter het woord Isengrine kan ende te natuurlijk zijn samengetrokkentot entDit te nu al dan niet herhaald moet de beteekenis hebben van met betrekking

tot Dat dit kan bewijst het Mnl Wdb in voce sub 8 VIII 113-114 Ook tote kandeze beteekenis

1) Soms vindt men het voorzetsel zelfs drie maal achter elkaar een beelde van zilvere endevan goude en van varwen menichfoude (Mnl Wdb VIII 124 cf ook 123)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

36

hebben en zelfs de verbinding van te en tote met het bijwoord waert (Mnl WdbVIII 114 610) Ik wil hiervan eacuteeacuten voorbeeld aanhalen dat aan de Teesteye ontleendis Mi wondert sekerlike dat ghi aldus fellike spreect toten vrouwen waert het schijntdat ghi hebtse onwaert Spreken tote waert heeft hier de beteekenis sprekenmet betrekking tot te zeggen hebben opEen plaats uit den Reinaert die met de zoo juist geciteerde groote overeenkomst

vertoont is vss 2843-44 (uitgave-Muller)

Isingrijn quam met ghenindeGhedrongen voor de coninghinneEnde sprac met enen fellen sinneTe Reinaerde waert so verreDat die coninc wart al erre enz

Te Reinaerde waert beteekent hier niet tot of tegen R gelijk Buitenrust Hettemagemeend heeft (Glossarium p 164) maar met betrekking tot R De bedoeling isniet dat de felle woorden van Isengrijn tegen Reinaert gericht zijn maar alleen datze op dezen betrekking hebben iets dat eigenlijk vanzelf spreekt en daarom ookwel gemist kan worden Zoo laat het zich begrijpen dat Balduinus die graag bekortin dit verband van Reinaert in het geheel geenmeldingmaakt (loquens verba superbanimis vs 1403) de omwerker echter - en dit verdient wel de aandacht - vervangtte waert door op In denzelfden zin komt te waert ook voor in vs 2701(belghen te mi waert)Gelijk te waert met belghen zoo wordt te in den Reinaert met hopen verbonden

ten scatte hopen hopen ten ghewinne (vs 2388 vs 2502) Staat op deze beideplaatsen - de eenige in onzen tekst waar het enkele te = met betrekking tot - ditvoorzetsel in verband met een werkwoord er is geen reden om aan te nemen dathet ook niet in den Reinaert evenals dat in andere teksten het geval is buitenzoodanig verband dezelfde beteekenis zou kunnen hebben Voegen we het nu in3007 in dan verkrijgen we wat men hier volgens niemand

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

37

minder dan Prof Muller verwachten zou in overeenstemming - een feit van gewicht- zoowel met de omwerking als met de Latijnsche vertalingIn de laatste reeds terloops aangehaald vinden we onze verzen slechts met

enkele woorden weergegeven (1492-1493)

Nec dolor ullus erat aut quod quos deserat omnesNon gravat ut Brunum fecerat atque lupum

Het hulpwerkwoord moghen is hier niet terug te vinden overigens echter is feceratzeer wel te beschouwen als equivalent van hadde hem moghen ghevallen menhoude hierbij in het oog dat mi ghevallet de beteekenis kan hebben van ik doe ikverricht (cf Mnl Wdb II 1784 Franck Alexander p 449 Reinaert A vs 2186)1)Wat de omwerking aangaat volgens Muller is de lezing die men daarin aantreft

wel anders maar niet beter dan die van A en F (Crit Comm p 3007) Ik kan hetdaar niet geheel mee eens zijn Stellig is in B de inkleeding de verwoording van degedachte zeer ongelukkig uitgevallen maar de gedachte zelf is toch vrijwel intactgebleven Te evenwel komt er niet in voor Dit behoeft ons echter niet teverwonderen Het zou een feit zijn dat niet op zich zelf staat Zagen we daar straksdat te waert van Reinaert I 2843 in Reinaert II door op vervangen is in alleandere boven genoemde gevallen dat hetzij te waert hetzij het enkele te inReinaert I de beteekenis heeft vanmet betrekking tot is het in Reinaert II weggewerkt(cf G Knothe Untersuchungen uumlber den Wortschatz von Reinaert I und IIStrassburg 1907 p 76) Dit kan niet toevallig zijn Blijkbaar is te in die beteekeniswelke ook in de oudere taal zeldzaam is al spoedig

1) Men zou natuurlijk ook verband kunnen zoeken tusschen fecerat van L en hi dede van Bvs 2992 dit zou ook in het voorbeeld van B gestaan kunnen hebben dat Balduinus misschiengeraadpleegd heeft (cf Muller Crit Commentaar p 28 sqq) Indien er werkelijk wat zeeronzeker is eenig verband bestaat dan is het echter ook niet ondenkbaar dat omgekeerd hidede afhankelijk is van fecerat in dit geval zou de omwerker Balduinus vertaling voor zichgehad moeten hebben (cf ib p 31 sqq)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

38

in onbruik geraakt Ik acht het waarschijnlijk dat het nog gestaan heeft in het (ofeen) handschrift waarnaar Balduinus vertaald alsook in dat hetwelk de omwerker(of diens voorganger) voor zich gehad heeft immers beiden hebben de bedoelingvan den zin begrepen en hi dede van B 2992 kan beschouwd worden als een nogniet zoo onhandige poging om zich voor wat den eersten regel betreft uit de nietgeringe moeilijkheid te redden die het weglaten van te met zich brachtEven goed als er zekere overeenstemming is tusschen L en B is die er tusschen

de handschriften van de andere groep F en A in beide ontbreekt te zonder dat eriets voor in de plaats gekomen is Toen het niet recht meer begrepen werd kon hetdes te eer wegvallen daar de beide datieven Brunen en Isingrine gevoegelijk kondenworden opgevat als dativi incommodi bij beraden op eacuteeacuten lijn staande met denvoorafgaanden datief hem allenMaar is er overeenstemming tusschen F en A - de eerste regel (3006) is in beide

handschriften nagenoeg gelijk - er is ook verschil F staat nog vrij dicht bij wat eroi in het oorspronkelijke gestaan moet hebben A echter jonger dan F heeft zichverder daarvan verwijderd Het laat ook hem uit (evenals wel) en maakt van haddehaddet Ofschoon het zeer wel mogelijk is dat ook F den tweeden regel als eenvoorwaardelijken bijzin opgevat heeft zoo is dit bij A toch nog meer kennelijk In dithandschrift onderkent men duidelijk het streven dezen regel die door hette-loor-gaan van te in den vorigen zinloos geworden was weer eenigen zin bij tezetten Maar daarmee kwam hij natuurlijk niet in orde Rhythmisch werd hij door deuitlating van twee woorden zelfs bepaald slecht zooals blijkt uit de vergelijking metden langen regel die er op rijmt (3008 Nochtan stont hi ende bat hem allen)Te hebben ingezien dat A hier in tweeeumlrlei opzicht niet deugde is de verdienste

van Van Helten geweest Die van Muller scherp te hebben geformuleerd wat dezin van het oorspronkelijke moet geweest zijn Wat nu nog gebeuren moest

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

39

was zoo mogelijk den ouden tekst te herstellen Mijn poging hiertoe resumeerendeneem ik de vrijheid er op te wijzen dat men door invoeging van te een lezing verkrijgtwaartegen uit graphisch oogpunt moeilijk bezwaar kan rijzen en die wat den zinbetreft volkomen voldoet Zij vindt steun in L en B en bovendien nog in F in zooverreook in dit handschrift evenals in B ghevallen betrekking heeft op Reinaert Anderzijdslaat zich het te-loor-gaan van te gereedelijk verklaren uit het in-onbruik-raken vandit voorzetsel in de beteekenis die het hier zou moeten hebben en de lezing vanA uit het streven den bedorven tekst weer eenigen zin te geven

Am s t e r d am A GOSLINGA

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

40

Het lsquoSpelrsquo van de vier Aimonskinderen

In verband met een voorgenomen heruitgave van den Renout v Montalbaen doeik een onderzoek naar de populariteit van het verhaal der HeemskinderenZoodoende las ik met belangstelling de vermelding van een lsquospel- van de vierAimonskinderen ( ao 1483)rsquo1) door Prof Kalff in zijn Gesch d Nederl Lett II bl356 Dit spel is volgens hem eacuteeacuten der weinige lsquooverblijfselen van het ernstig wereldlijkdramarsquo van de 15de eeuwHet is duidelijk dat Prof K gedacht heeft aan een volledig drama met handeling

en gesprekken In het volgende wil ik de wenschelijkheid betoogen in de toch reedspoovere lijst van die lsquooverblijfselenrsquo de Aimonskinderen van een vraagteeken tevoorzienKs b r o n n e n in dezen kennen wij uit zijn Gesch d Ned letterk id 16de eeuw

Tap I bl 268 (noot)1) beroept hij zich op Verwijs (Spel vd Sacr vd Nyeuwervbl IV) die weer citeert ThE van Goor Beschryving der Stadt Breda (1744) bl90 Van Goor spreekt daar over de twee jaarlijksche lsquoomgangenrsquo van Breda

lsquoMen gebruyckte ook Pypers en Snaarenspeelders en op den grootenOmgang2) Zweert- en Kalverdanssers en van t spel van Ste BarbaraAndere speelden van St Huybert van St Joris met den Draeck van devier Aimons of Heemskinderen van Herodes van de Herderkens vanSt Jan Baptists Legende en diergelycke meer Verders gingen mede deReus en Reussinne de Wildeman en de dragers van den

1) Door een misverstand van de noot (in Gesch letterk 16de e) is denkelijk het jaartal (1483)van het spel v Florijsse ende v Blanchefl mede in die noot genoemd in de Gesch d NederlLetterk ook op de Aimonskinderen overgegaan

1) Door een misverstand van de noot (in Gesch letterk 16de e) is denkelijk het jaartal (1483)van het spel v Florijsse ende v Blanchefl mede in die noot genoemd in de Gesch d NederlLetterk ook op de Aimonskinderen overgegaan

2) Op Pinkster-Maandag lsquoals men het heilig cruys omdroegrsquo Zie ook CR HermansGesch d Rederijkers in Noordbrabant 2de st bl 194 195

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

41

grooten Roeland Al dit tuyg wierdt bewaart in de Stadshuysingedeswegen genaamt de Spilschuurrsquo (= Spel-)

Volgens Gesch d Ned letterk id 16de e II bl 64 kwamen de Heemsk in hetbegin der tweede helft van de 16de eeuw te s-Hertogenbosch [lees Breda] tentooneele Hier verwijst K naar Hermans Rederijk in Noordbrab II bl 219 waarwij een uittreksel vinden uit de rekeningen der stad Breda van 1568 Oa ter juistebeoordeeling van de woorden spel (spil) spelen schrijf ik ook uit deze bron eenstukje af

lsquoDe gesellen die Sunte Huybrechtsspel op ten grooten omganck spelenwerdt jaerlyks by der stadt gegunt 25 st maer mits dat t spil binnen dezenjare 68 van niemande gespeelt en is geweest zoe hier daer aff nyet1)De swerdtdanssers2) werdt jaerlyks by der stadt ot gr omg3) gegundt25 st maer mits etc ut supraItem de calverdanssers4)werdt jaerlyks ot gr omg gegunt 25 st maerut supraItem de gesellen die mit Joris spel ot gr omg spelen werdt jaerlyksgegunt 25 st maer ut supraItem de gesellen die de vier Heemskinderen plagen te spelen tegen denconinck van Vrankryk ot gr omg plagen te hebben 25 st maer ut supra

Item de gesellen die ot gr omg den wildeman5) plagen te jagen werddenjaerlyks gegeven 25 st maer ut supraItem de gesellen die Sinte Berbelenspel met den clippel6) plagen tedanssen 20 st maer ut supraItem de gesellen die Herodesspel ot gr omg plagen te spelen 25 stmaer ut supraItem de gesellen die de herderkens7) plagen te spelen ot gr omg 25st maer ut supra

1) lsquoZoo wordt die post hier niet geboektrsquo2) Vgl bv Worp Gesch vh Drama in Nederland I bl 48 Muumlllenhoff in ZfdA 1876

bl 10 vlgg3) Afkorting van mij4) Hun lsquospel van tcalfrsquo (rekeningen van 1560) herinnerde wrsch evenals dergel dansen

in Bergen-op-Zoom aan den dans der Israeumllieten om het gouden kalf Vgl HermansRederijk in Noordbr II bl 253 330 334

5) Kalff Gesch d Ned Lett II bl 5 66) De dans met dit primitieve wapen stamt allicht uit overouden tijd7) Men zal hier moeten denken aan Lucas 2 1-20 vgl Hermans bl 189 191 193 en

Worp Gesch vh Drama I bl 11

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

42

Item de vyff jongers die ot gr omg des coninxs Salomons spel1) spelen25 st maer ut suprarsquo

Ks bronnen hebben dus beide betrekking op den Grooten Omgang van BredaEn wanneer we de woorden van Van Goor met die van Hermans uittrekselsvergelijken (zie ook Hermans bl 194-226 333-335 passim) moeten we dewaarschijnlijkheid erkennen dat eveneens de oudere historicus uit rekeningen heeftgeput ook K zal bijgevolg middellijk slechts uit deacuteze gegevens tot een drama vande Heemsk hebben beslotenH e em s k o p omg a n g e n Bij het vermeld vinden van deHeemsk in verband

met processies en optochten ligt het over het algemeen voor de hand te denkenniet aan een drama maar aan een eenvoudig deelnemen van vier personen op eennagemaakt paard aan den omgang In die richting wijzen talrijke uitingen over dgloptochten Ik doe hier slechts een enkelen greep op 15 Juni 1615 stonden - om inde buurt te blijven - de schepenen van Den Bosch 36 gld toe aan lsquode gulde van SteCatharine voor ende tot behoeff van de cleedingen ende accoustrementen [VglStallaert Glossarium I bl 67] der vier heymskynderen van het ros bayert optetoecoemende ende navolgende kermisse binnen dese stadt omme te ghaenrsquo2) Zeerduidelijk is Voetius in zijn Selectarum Disputationum Theologic P III Utrecht 1659op bl 719 doch vooral op bl 976 lsquoantehacrsquo zegt hij daar maakte oa lsquoligneus equusbayardus cui quatuor pueri referentes filios Aimoni insidebantrsquo deel uit vanprocessies Ook in de 18de (De Bos Idioticon

1) Evenals lsquoSalomons wysheytrsquo van 1565 (Hermans bl 335) Ss oordeel Vgl E vanEven lOmgang de Louvain 1863 bl 56 en lsquoplanchersquo XXXVI

2) Hermans bl 331 - De stad had den dekens dezer lsquoguldersquo in het rekeningjaar 161011 reedseen vergoeding uitgekeerd voor lsquode oncosten by hen gedaen int spelen met Rosbayartrsquo(RAv Zuijlen Inventaris d Archieven van s Hertogenb II 1866 bl 1200 Deze en devolgende plaats van bl 1264 slordig geciteerd door Hermans bl 164 en 166) - De last vanons paard werd (altijd) gematigd door het te doen berijden door onvolwassenen in 1620werd althans lsquoaenden vader [cursiv van mij] vande vier Heymskynder voer zekere oncostenin de kermisse deser Stadt [Den Bosch] tot recreacuteatie der kermis gasten gedaen betaelt 12gul 2 st 2 ortrsquo Vgl vooral Voetius woorden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

43

iv lsquoAymynszoonrsquo) en 19de eeuw kon men bij zulke gelegenheden Beiaard met zijnruiters soms bewonderen lsquoheden nogrsquo (dus omstreeks 1870) maken ze lsquodeel vanelken openbaren stoet te Dendermondersquo verzekert ons CA Serrure (LetterkGeschied van Vlaanderen I Gent 1872 bl 134)De vermelding van lsquoden coninck van Vrankrykrsquo in Hermans uittreksels doet denken

aan een meer samengestelde vertooning doch behoeft volstrekt niet op eentooneelstuk te wijzen Dat leert ons de beroemde en druk bezochte Omgang vaneen andere Brabantsche stad Leuven Op een grooten teenen Beiaard gedragendoor onder de schabrak voortschrijdende mannen lsquoredenrsquo de vier gebroeders inden stoet mede Zij werden bedreigd door hun ouden vijand lsquoconinck Caerelrsquo diehen met getrokken zwaard te paard volgde Wij kennen ook een lsquoSanckrsquo waarmeezij het kermispubliek tot gepaste vroolijkheid opwekten doch die geen enkeletoespeling bevat op het verhaal der vier helden van een drama is ook hier dus geensprake1) - Trouwens woacuteoacuterden had men niet noodig het ros en zijn vier ruiters opzich zelf boeiden de kijklustige menigte genoeg vgl hun rol in de beeldende kunst(gevelsteenen Ik verwijs hier slechts naar Matthes ed vh Volksb bl XXIX vlg)Dat de door Hermans (bl 219 333-335) geciteerde rekeningen (van Breda) wel

de Heemsk maar niet hun beroemd paard noemen beteekent natuurlijk nog nietdat het op de processies afwezig was vgl de Bossche rekening van 1620 in verbandmet het besluit van 1615 (boven bl 42)B e t e e k e n i s v a n lsquos p e l rsquo lsquos p e l e n rsquo Noacuteoacutedzaken de bewoordingen van wat

Hermans uit de rekeningen van Breda meedeelt - in afwijking van wat we elderszien - voor den omgang aldaar een drama aan te nemenHet woord spil (boven bl 41) heeft geen betrekking op den

1) E van Even lOmgang de Louvain bl V 24 36 50 56 planche XXVII (afbeelding van plusmn1594 van de Heemskinderen in de processie)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

44

omgang want die heeft in 1568 wel plaats gehad (Hermans bl 220) elk derhandelingen waarachter vermeld staat lsquomaer rsquo is daarbij in dat woelige jaar echterachterwege gebleven (dat heeft Galleacutee niet begrepen blijkens Gesch d DramatVertooningen bl 79) Spil - door de formule lsquomaer rsquo - in verbinding gebracht metde Heemsk behoeft natuurlijk evenmin op een drama te duiden als in toepassingop de verrichtingen der lsquoswerdtdanssersrsquo lsquocalverdanssersrsquo en der jagers op lsquodenwildemanrsquo Het woord schijnt hier de zeacuteeacuter ruime en heel oude beteekenis te hebbenvan handeling dienende tot vermaak of ontspanning1)Wat nu betreft de uitdrukking lsquodie d vier Heemsk pl t sp tegen d con v Vrrsquo

bedenke men dat spel(en) oacuteoacutek veel is gebezigd in verband met voorstellingenwaarbij niet gesproken werd2) In casu denk ik vooral aan wat de genoemdeLeuvensche omgang te zien gaf een dergelijke vertooning werd dan in Bredaalgemeen of door den schrijver der rekeningen karakteristiek genoemd lsquodvHeemsk tegen d con v Vrrsquo3)In verband met 1o de rol der Heemsk in andere - dergelijke - optochten 2o de

omstandigheid dat lsquospelenrsquo niet alleen van tooneelstukken werd gezegd acht ikdus twijfelachtig of de bewuste rekeningen betrekking hebben gehad op een drama

PJJ DIERMANSE

1) Mnl Wdb VII iv spel Grimm D Woumlrterb X iv Spiel2) In 1464 vertoonden de Rederijkers te Thielt lsquot Spel van sente Katheline in stommen

personagenrsquo (Vad Museum V bl 39 vgl bl 44 45) In 1493 werden te Yperen aan lsquode ghenedie tbeste stomme personnaige spelen zoude twee cannen wynsrsquo uitgeloofd (E VanderStraeten Theacuteatre Villageois e Fl I 1874 bl 19 noot 2) Zie verder Kalff Gesch Ned LettII bl 15 Worp Gesch vh Drama I bl 41 66 (100) Mnl Wdb VII kol 1681 1691

3) In 1561 ook lsquoVier Aymynskinderen tegens den Coninck van Vrankryk 25 strsquo - Het doorHermans uit de andere rekeningen (v Breda) hieromtrent meegedeelde is nog vager Is hetlsquospel vd Con v Vrankrrsquo van 1560 hetzelfde als de vertooning die boven besproken is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

45

Ponstghen en nog iets over -tgijn enz

In dit Ts XLIV 48 geeft Kloeke als mijn mening dat Ponstghen in Leiden en andereafwijkingen elders toevallige slordigheden zijn Dacht ik er zo over dan zou ik nietgezegd hebben lsquoWaarop dit alles berust is voorlopig duister maar het behoort totde bewijzen d a t e e n n a am z e l f s d o o r e e n p e r s o o n e n i n e e na d em i n v e r s c h i l l e n d e v o rm we r d g e b e z i g d Inziende dat somste veel gehecht is aan spellingverschillen kan men ook te licht klankgelijkheidaanvaarden en kleine schakeringen van in hoofdzaak een klankrsquo Ik neem dus meerdan een uitspraak aan gelijktijdig en gelijkplaatsig - en meet niet met twee matendoor de s van Ponstghen wel van belang te achten want mijn vormen van elderswillen niet dit Ponstghen wegredeneren het wordt als werklike naam aanvaardReeds hierom is geen bezwaar dat de Warfsconst slechts in afschriften bewaardzijn ik speel ze niet uit tegen de Leidse vorm Maar buitendien als men inderdaadmooglik acht dat de afschrijver juist deze naam zoacute verhaspelde als past in mijnbetoog dan kan men toch op dezelfde b 22 lezen dat de stadsrekeningen van Gren het Dr Landr ook de besproken afwijkingen vertonen (zonder dat PopcoEverhardi ea ze hebben afgeschreven) Er m o e t wel aanvaard worden de naamhad meer dan een v o rm (niet maar s c h r i j f w i j s ) n Verklaring meen ik tans tekunnen beproeven Men lette niet op geiumlsoleerd Pontiaen maar op de feitlikeverbinding (waarin het zeker ook meestal gehoord werd) sint sunt(e) Pontiaen Deklankopeenvolging is hier wat lastig vandaar dat ze op meer dan een wijsonderhevig was aan verandering Rubriceert men naar het rezultaat dan is tekonstateren dissim tot Pols- sync tot Pos- metath tot Ponst-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

46

of wel mi juister men konstateert in sint Pontiaen drieeumlrhande dissim Maar ookin dre sunt Pulsien is de uitspraak verlicht dit door assim twee gelijke voc zijnlichter achter elkaar te zeggen dan twee bijeenliggende Wie niet mee kan gaanzal in elk geval moeten toestemmen dat verandering der uitspraak zeker isVan n oordeel over ElletiaenEllekyn heb ik mij volgens K onthouden Maar ik

achtte mouillering van k voacuteoacuter pal oudtijds ver verbreid zodat volgens mijn opvattingde holl en de NO uitgangen produkten zijn van convergente ontwikkeling (die juistbij -kicirc- en dgl immers zo vaak is op te merken)K die zo thuis is in t ndd brengt mij terecht onder t oog dat Damkoumlhler en de

ongestaafde opgaven van Luumlbben geen recht geven vroegtijdig -tjen op du bodemaan te nemen Maar hij schijnt mij op zijn beurt Dl er te veel in te betrekken endaardoor te menen dat mij n biezonderheid van groot gewicht ontgaan is - die nietbestaat Ze is dat geen enkele gron vorm niet op dent eindigt Zit het zoacute dan moetin ons NO betreklik vroeg gebeurd zijn wat Lasch voor later tijd in ndd strekenkonstateert overgang van -tke - n lastige sync-vorm - tot -tje Nu kaacuten deze overgangaan het verschijnsel n niet meer te bepalen aandeel hebben - niet slechts in t NODat menig grondw op t of d uitgaat had ik gezegd het is het gevolg van de overvloedvan zulke woorden Ndd -tje bepaalt zich (behoudens zeer sporadiese latereoverdracht) tot woorden op t of d of (voor zover t zich had ontwikkeld tussen n enke) op n Na l en r is epenth van t te verwachten noch aan te tonen toch komen inGr voor Kueltgyn siltghen = sylken Heertgyn -tgen -dtyen lsquoHeerkersquo mansn Maarook v o c gaat vooraf Elletgyn Elletien = Elleken Elliken Immetgyn Wennetgyn=Wenneyen Spilletgyn Toutgyn kinnitghen = kynniken Marijtghen (Ordb evenzoElletien als Luetien) Het hier vermelde Wenneyen maakt voor t naast de indrukdat de verhouding tot -kicircn van welke aard ze ook zijn mag geen andere is dan bijholl Louweiaen En stellig is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

47

voor t NO zowel als voor Holl aan te wijzen mouillering die niet afhangt van voorafgt (hetzij oorspr hetzij uit d verscherpt hetzij epenth na n) dus zoals in Immetgyntoutgyn Maar ook voor t ZW dim als boom bompje zijn gebruiklik tot in Frans VlOok hier is dus aan te nemen niet - altans niet alleen - kje gt tje maar -(i)kicircn gt-(e)tgyn met allengs vergemaklikte uitspraak Dit -(e)tgyn is voor t mnd nietaangetoond (dat we dus voorshands buiten spel laten) het is de voorloper van-(e)chie(n) evenals Gretyn van GrietienOok in verband met het hier aangevoerde zal toevoeging aan wat ik over het dre

opmerkte onnodig zijn Dat vormen uit n stuk met ons geen dre kunnen zijn stemik wel niet toe maar hoeft hier niet besproken Het vroegtijdig voorkomen vanmouillering ook in Dr heb ik aangetoond en ik kan er bijvoegen dat ze ook te vindenis in de Ordelen in Oude Vadl Rechtsbr 1e R no 16 - de originelen zijn nogaanwezig (bv 59 ao 1526 Ellytgen gen -ges 85 zelfde jaar Marytgen dus weerniet slechts na dent)Uit dit alles zal duidelik zijn dat ik Ks opmerkingen over mijn schrijven met enige

verwondering moest lezen Met niet geringere vernam ik de verduideliking van zneigen opvatting Van iemands woorden is hij zelf de wenslikste uitlegger in de zijnezou ik aan mij zelf overgelaten nog lezen wat ik er toen in vond Niet in zekere nootvond ik hoofdzaaklik aanleiding tot bestrijding Voor mijn opvattingen kan K uiteraardgeen verantwoordlikheid aanvaarden maar ik bespeurde niet dat mijn woordenmeer deden dan die van hem weergeven Ik herlees Zfdma 18 229 tussen hetdoor mij Ts XLIV 21 aangehaalde staat er nog lsquoDie verschiedenen Glieder habenzum Teil tatsaumlchlich die nl Grenze erreicht ein paar sind sogar daruumlberhinweggeschritten andere aber sind vorlaumlufig auf halbemWege stecken gebliebenrsquoMoet hier lsquonlrsquo betekenen van de nl staat Dat - en dus nog te veel - zou ikmisschien ondersteld hebben buiten het verband maar het sluit onmiddellik aan bijlsquoihr Ziel war die Grenze des nl Sprach-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

48

gebietesrsquo wat ook in overeenstemming is met het sterke voorafgaande beeld enmet de verwijzing naar Mullers De uitbreiding van ons taalgebied in de zeventiendeeeuw in de noot voacuteoacuter die over oostfri -tje Dit maakte dat ik aan andere opvattingdan de ruime zelfs niet kon denken opzetlike vermelding van bv Vlaanderen wasovertollig Het verraste mij dus te vernemen dat ik hier n gevolgtrekking hebgemaakt en het doe v o o r k ome n a l s o f K vrijwel alle gemouilleerde vormenals Hollands-Protestants kultuurgoed beschouwd wil zien K verwijst naar deobjectieve weergave bij Schoumlnfeld Hist Gr2 sect 121 Ik sla hem op en lees b 174lsquoa priori is het dus waarschijnlik dat dit -tje zich op beperkt taalgebied uit -kijn heeftontwikkeld en dan door de suprematie van Holland zich ver buiten zn oorspronkelikterrein heeft uitbreidrsquo en b 175 lsquoLangzamerhand drong holl -tje verder op deelszelfs over de grenzen (in ndd dialekten) in sommige streken echter vooral in tzuiden hanhaafde zich -ke(n) (maar bv antwerps -tjen) Is bovenstaande verklaringjuist dan moet men aannemen dat de auslaut van het grondwoord oorspronkelikniet van invloed is bij het gebruik van -ke naast -je een verdeling van -ken en -je(-še) als in de zuidoostelike dialekten waar -je (-še) alleen na d en t voorkomt (ietssoortgelijks in t fri en in sommige gron dialekten) moet dan secundair zijnrsquo Dusuitbreiding vanuit Holl v e r buiten t oorspr terrein zuidndl -tjen als niet-handhavingtegen holl invloed mouillering in t ZO en in Gron uit Holl afkomstig - want deswegeis (altijd volgens S) verdeling van -je en -ke naar de Ausl van t grondw secundairals de hypothese juist is Ook voor anderen dan ik dus hoezeer niet voor K (dieook Ss lsquomoet men aannemenrsquo niet kan aanvaarden) was de vraag of de mouilleringin t Z en in t NO uit Holl afkomstig is aan de orde Dat ik de NO vormen nieteenvoudig op zich zelf besprak maar ze met deze vraag in verband bracht kon ikniet beschouwen als langs Ks betoog geheel heengaand En uit wat ik bijbracht ennu als onder-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

49

streep blijkt dat de niet aan Holl ontleende vormen berusten op met de holl gelijkgerichte ontwikkeling n i e t gebonden aan voorafg t of wil men liever aan voorafgdentVerband tussen Oostfries -tje en uitbreiding van het Kalvinisme kan men zich op

meer dan een wijs denken maar daar de aangrenzende ndl streek in voacuteoacuter-Kalvtijd mouilleerde zou men al zeer sterke gronden moeten hebben voacuteoacuter zulk verbandhet zou lang niet voldoende zijn wanneer -tje nergens elders in Duitsl oud bleekEvenmin is de vraag of Wenkers atlas holl kultuurinvloed in O-Frsl toont K eistterecht dat men met de tijd van de klankwisseling rekening houde lsquoMindere ofmeerdere waardeering der expansieve krachten die van kultuurcentra kunnenuitgaanrsquo is iets wat met vrucht slechts in aansluiting aan concrete gevallen besprokenkan worden Van de mij voorgeslagen reis naar Marburg beloof ik mij daarom in elkgeval meer na afloop van Ks onderzoekingen

G r o n i n g e n W DE VRIES

Ponstghen en nog iets over Hollandsche en Groningschemouilleering

De Vries geeft hierboven een andere verklaring van den vorm Ponstghen dan doormij in Zfd Maa 1923 blz 227 werd beproefd Ik zie daaruit dat het moeilijk zal zijnom tot eenige toenadering in onze opvattingen te komen Tegenlsquoklankopeenvolgingenrsquo die lsquowat lastigrsquo zijn en waarnemingen dat lsquotwee gelijke voclichter achter elkaar te zeggen zijn dan twee bijeenliggendersquo heb ik bezwaren vanprincipieelen aard Verder kan ik lsquodissim tot Pols- sync tot Pos- metath tot Ponst-rsquoniet als verklaringen aanvaarden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

50

maar op zijn hoogst als qualificaties van waargenomen feitenWat de lsquoniet bestaandersquo bijzonderheid betreft het is te betreuren dat naast onze

verschillende methodische opvattingen een verschil in terminologie nog eenigeverwarring heeft veroorzaakt Onder dentalen versta ik nl evenals oa J Franck(Mittelniederl Gramm2 1910 sect 78) de klanken r l n t d thorn s eth zIk was dus gerechtigd te constateeren lsquodat er onder de Groningsche vormen die

de V noemt geen enkele is die niet op dentaal eindigtrsquo1) en de V zal moetentoegeven dat hij deze meening niet weerlegt door het opnieuw opsommen zijner-l- en -r- voorbeelden (die mij immers in zijn vorig art reeds onder de oogen warengekomen) Zoo wettigen de door de V medegedeelde feiten dus voorloopig noggeen andere conclusie dan dat de Groningsche mouilleering zich door tweekarakteristieke bijzonderheden van de Hollandsche onderscheidt1o De Groningsche mouilleering is minder ver doorgevoerd dan de Hollandsche2o Ze is bijna twee eeuwen later geboekstaafdBij het zoeken naar verband tusschen Hollandsche en Groningsche mouilleering

zal men deze twee dingen niet uit het oog mogen verliezen Dit verband evenalsdat tusschen het Oostfriesche -tje en uitbreiding van het Calvinisme lsquokan men zichop meer dan een wijs denkenrsquo en ik begrijp niet waarom de V mij al bij voorbaatwil verplichten tot die wijze die hij onwaarschijnlijk acht Mijn eindoordeel daaromtrenten de verdere uitwerking mijner diminutief-hypothese moet ik mij voorbehouden totik mij omtrent de geschiedenis der Friesche diminutiva een duidelijke voorstellingheb gevormd Steeds meer kom ik nl tot de overtuiging dat de huidige opvattingenomtrent de geschiedenis van het Friesch en het Gro-

1) Dat palatale vocalen - trouwens steeds voorafgegaan door dentalen behalve in Immetgyn -met de dentalen op eacuteeacuten lijn te stellen zijn achtte ik niet noodig extra te vermelden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

51

ningsch en de verhouding dezer dialecten tot die der aangrenzende gewestengrondig dienen te worden herzien Hiermede komen we echter weer als vanzelf totons belangrijkste verschilpunt terug nl lsquoonze mindere of meerdere waardeeringder expansieve krachten die van cultuurcentra kunnen uitgaanrsquo Terecht merkt deV op dat dit probleem lsquomet vrucht slechts in aansluiting aan concrete gevallenbesproken kan wordenrsquo In De Nieuwe Taalgids XX (1926) blz 1-10 illustreer ik eendergelijke lsquouitstralingrsquo aan de hand van de dialectgeographie van het pronomen duIn de Meded der Kon Akad v Wetensch Afd Letterk Dl 61 (1926) Serie A No3 tracht ik aan te toonen dat de uuml-uitspraak voor oude ucirc vanuit Holland naar onzeOostelijke provincieumln is lsquoovergebrachtrsquo Daar de Groningsche stand van zaken daarinnu eens door mijzelf te berde is gebracht en ik op de bijbehoorende kaart van plaatstot plaats heb aangegeven waar de (directe of indirecte) invloed van hetcultuurcentrum zich heeft doen gevoelen zal dit artikel wellicht een betere grondslagkunnen vormen voor verdere gedachtenwisseling over het - door de Vries a priorizoo sceptisch beoordeelde1) - principe der lsquouitstralingrsquo

H amb u r g Januari 1926GG KLOEKE

1) Tijdschr XLIV (1925) blz 24

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

52

Majombe

Aldus luidt in Cats Spaensch Heydinnetie geschreven in 1633-4 gedrukt in denTrouringh 16371) de naam der oude Zigeunervrouw lsquoloos vals doortrapt en slimin haer bejaghrsquo (ed Buitenrust Hettema vs 11) die in de Zigeunerbende waarvanzij het hoofd is (9-10) ook het indertijd door haar gestolen kind eigenlijk Constancenu Preciose genaamd opgenomen het met zorgvuldige liefde opgevoed en oa inde chiromantie onderwezen heeft (39) die zich door dit Spaansch heidinnetje danook lsquobeste-moederrsquo laat noemen (329) en hare eer nauwlettend bewaakt (330-2477-80) Ondanks bovenstaande van lsquoheidensrsquo onafscheidelijk geachte ondeugdenwordt zij door Cats eigenlijk trouwens overeenkomstig den aard en de stemmingvan dit romantisch verhaal - eene soort van pastorale die mede reeds eenvoorsmaak geeft van latere idealiseeringen van het vrije rooversleven in de natuur- niet ongunstig afgeschilderdAndermaal heeft Cats dezen naam gebruikt in zijn bekend lsquobly-eindend-spelrsquo

lsquoKoninglyke Harderin Aspasiarsquo dat de (uitbreidende en wijzigende) dramatiseeringis van zijn lsquotrougevalrsquo lsquoSpoock-liefde beslooten met het Houwelick van Cyrus enAspasiarsquo (II 101-12) waarin de naam Majombe nog n i e t voorkomt In dat spelwordt een lsquospoocksterrsquo lsquotooveresrsquo of lsquokolrsquo ontboden om door hare tooverkunsten teontdekken wie zeker geheim verklapt heeft zie Cats II 446a-48a

Die kan of uyt de handt of uyt het wesen (gelaat) sienWat dater is geschiet of water sal geschiecircn

Gaet Pagie soeckt de Kol haer naem die is MajombeDie dickwils besig is ontrent een oude Tombe

1) In de ed 1726 van Cats Werken II 139-52

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

53

Of by t Karneeckel-huys van Pales oude kerckWant dat is recht een plaets voor haer ongalik werck

Zij maakt allerlei toebereidselen spreekt een tooverformulier van barbaarschewoorden uit om lsquoden helschen geestrsquo te bezweren en gaat dan lsquoden Nicker halenrsquomaar als deze verschijnt durft de lsquoSchalck-nar van t Hofrsquo het lsquospoockrsquo te lijf gaandat niemand anders blijkt te zijn dan de lsquoouwe queenrsquo de lsquotooveressersquo zelf welklsquoleelijck velrsquo dan tot loon voor haar bedrog met lsquoroeyenrsquo krijgt lsquosoo veel sy dragenmagrsquo Hier wordt Majombe dus veel ongunstiger als een leelijke oude maar ookbedrieglijke tooverkol afgeschilderdDeze naam Majombe is in onze literatuur blijven leven Hij komt vooreerst voor

in de twee gelijknamige en gelijktijdige zeker wel naar Cats smakelijk verteld enook weldra populair lsquotrougevalrsquo (of wellicht ook naar zijn rechtstreeksch of middellijkvoorbeeld Cervantes Novelas ejemplares of een vertaling daarvan) gevolgdedramatiseeringen van hetzelfde verhaal de twee blijspelen lsquoDe Spaensche Heidinrsquovan MG Tengnagel (1643) en Juffr C Verwers Dusart (1644) Ook in deze stukkenis Majombe eene oude vrouw behept met de gewone ondeugden der diefachtigelsquoheidensrsquo maar vol teedere zorg voor hare lsquonichtrsquo of lsquodochterrsquoIn het een kwarteeuw jongere stuk van Asselijn Op- en Ondergang van Mas

Anjello (1668) wordt dezelfde naam gedragen door de moeder van den titelhelddie in het stuk slechts enkele malen optreedt oa om haren zoon tot wraak aan tesporen doch die zooveel ik zie niets oneerbaars of oneerlijks aan zich heeft enook noch uit As spel noch uit de geschiedenis mij gebleken is eene lsquoZinganarsquo tezijn geweest uit wier wild bloed A haars zoons woesten aard temet zou hebbenwillen verklarenDit laatste is daarentegen weer wegravel het geval met de fictieve reeds min of meer

typische persoon door Van Swaanenburg in zijn Arlequin Distelateur (1725) 247genoemd lsquoMadame Pecunia niet te kennen dat ruikt naar afgodery

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

54

met Pallas en daaromwagt je voor de Dominicanen die hun geest hebben verpandom voor geld de wysheit uit de wereld te bannen gelyk ik doe die myn morgenwierook opoffer aan Mevrouw Stultitia die in het fluweel prykt als Minerva metMajombes deeken om een gekruisten penning loopt goeder geluk zeggen1) bij deBoeren want de heyens (Zigeuners) van dat fatzoen zyn uit de Steeden verjaagtenzrsquo Al is de

1) Deze uitdrukking komt in dezen ietwat vreemden vorm en met de bet waarzeggen in de17de en 18de eeuw meermalen voor aan de mededeelzaamheid der heeren BeetsBoekenoogen en Knuttel ben ik t volgende bewijsmateriaal verschuldigd In Brederos Klvd Koe 5-6 leest men lsquoeen van dese Heyens die de luy goeder-gheluck seggen Die saghmen eens in mijn hangdrsquo en Lucelle 1255-6 bralt Pannetje-Vet na allerlei andere lsquobrabbelingrsquodat hij lsquode 9 vrye kunstersquo kent lsquoals lastrolagie de gigromance Maar insonderheyt sin ickbaas uytgenomen in een stuck Dat is ick weet de luy te seggen veel goeder geluck En watavontuur dat sy sullen krygen in haar levenrsquo Bij Doedyns Haegse Mercurius I 18 (ao 1697)vindt men dezelfde blijkbaar geijkte verbinding als bij Van Swaanenburg lsquode Heidens diegoeder-geluk zeggen voor den gekruisten penningrsquo En de titel van een boekje van Sv Rusting(ao 1727) luidt lsquoGoeder-gelukzegging Zonder gekruisten Penning Tot nut van die genewelke haar Geld by Duiveljaagers Heidens en Waarzeggers brengenrsquo welk boekje waarinboven de antwoorden op 118 vragen ook weer staat lsquoGoeder-gelukzegging ofte Antwoordenrsquomeer dan eens nog in de 19de eeuw met eenige wijzigingen herdrukt is oa onder dentitel lsquoDe vermakelyke Heydin of wonderbare goeder-gelukzegster Zeggende een yderzyn Geluk of Ongeluk Uit het Heydens vertaaldrsquo Ook bij Haafner Reize in eenen Palanquyn(ao 1808) I 134 komt het nog voor lsquoIk vond in dit rusthuis eenen Goedergelukzegger Na eenige ceremonieumln bezag hij mijne regterhandrsquo (onder de plaat lsquoGoeder-gelukzeggerrsquo)en I 135 lsquoDeze lieden mogen voor hun goeder geluk zeggen geen geld ontvangenrsquo Ook dewdbb van Sewel (1727) en Marin (1768) vermelden het in dezen vorm Doch Halma (1729)heeft iemand goed geluk zeggen En in het 26ste Cap van Boeumltius agrave Bolswerts Duyfkensen Willemynkens Pelgrimagie (ao 1625 ed Ruys blz 289) luidt het alleen lsquotwee of drie vande gheele Hey-wijven die van de Egyptenaers riepen my aen wilden my geluck segghenrsquo

Hoewel de beide plaatsen van Bredero te zamen met eene uit de Handv v Amst 576a (ao1555) waarin gewag is van lsquoden genen die hen vermeten den goeden luyden in de hand tesien als Waar-seggers Starre-kijckers ofte diergelijcke curieuse personenrsquo wel van aardschijnen om de voor de hand liggende door mij althans aanvankelijk geopperde gissing teondersteunen dat goeder geluk zeggen (geen schrijf- of druk- maar) een spreekfout zou zijnvoor goe[lui]der geluck - of ook goe[der lui]der - geluk zeggen wordt dit toch met het oog opal deze plaatsen zeer onwaarschijnlijk Eer zou men misschien naar aanleiding der plaatsuit de Lucelle kunnen denken aan een ouderen vollediger vorm veel goeder geluk tevergelijken met mnl vele goeder liede en ook met mnl (n)iemen goeder zie Stoett MnlSynt3 sect 160 Opm 3 Franck Mnl Gramm2 sect 204 Anm Verdam Mnl Wdb III 798 IV2392

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

55

zinsbouw noch de bedoeling der geheele plaats overduidelijk dat Majombe hier denaam eener lsquoheidinrsquo is lijdt geen twijfelTerzelfder tijd echter wordt de naam door Goeree in zijne Mengeldichten (1734)

262 gebezigd als een algemeene typische soortnaam van zeacuteeacuter ongunstige kleurvoor lsquode oude koude grijze die een motkas hield en eecircr was mijn vriendinrsquo1) En ineen gelijktijdige klucht van denzelfden schrijver De Goudsbloemsteeg (1734) wordteen der lsquopersonagienrsquo (een hoerenwaardin) vooraf aangeduid als lsquoMajombe datkunje wel denkenrsquo kennelijk was de eigennaam dus evenals bv Messalina enderg van eigennaam min of meer tot soortnaam gewordenOp t eind der 18de eeuw ontmoeten wij den naam in lsquoDe Helleveeg in de

Trekschuitrsquo een samenspraak of lsquoKyf- en Scheldparty tusschen Kaat Spinnesnorrsquo(een Leidsche helleveeg die geen blad voor den mond neemt) lsquoen zekere Zustersen Broeders uit de Paskwilmakers Club by de Order der Zwendel Concubynenrsquoeen der vele zoutelooze pamfletten uit den Patriottentijd (c 1783) waarin (op blz7) eerstgenoemde eene andere lsquoJuffr Hakkemerriersquo bejegent met de woordenlsquoPiele Piele wat hebje mooye veerc wel neen zeker mooye Mayomb dat was jefatzoen te na gouwe kniegespen te steelen enzrsquo Of hiermede iets naders is bedoelddan een scheldnaam van algemeene strekking voor een vrouw blijkt nietWeer een kwarteeuw jonger is een plaats uit Loosjes Lotgevallen van RJ van

Golstein (1809) I 2072) waar een goedronde ietwat ruwe Geldersche edelmanschrijft lsquoMijn Majombe alias mijn Huiszorg die liefst Juffrouw Vergoes genoemdword schoon ik haar om de nederigheid er in te houden altijd simpel Naatje noemrsquohier is blijkbaar de bedoeling eene huishoudster van nederige afkomstEindelijk heb ik indertijd helaas zonder vermelding van

1) Aldus aangehaald door Buitenrust Hettema in zijne Aant op Cats Sp Heyd vs 9 maar opde door hem genoemde blz 262 niet doch zeker wel elders in dat werk te vinden (schoondoor mij niet gevonden)

2) De twee laatste plaatsen dank ik aan Dr Beets

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

56

zegsman bij het art in het Ned Wdb (waar reeds enkele der bovengemeldeplaatsen aangehaald zijn) aangeteekend dat het woord ook nog heden ten dage inde Graafschap bekend is vermoedelijk in nagenoeg denzelfden zin dien het NedWdb voor lateren tijd meent te mogen aannemen lsquomin of meer als het type vaneene landloopsterrsquoVan waar die twee eeuwen lang in onze literatuur en ook in onze gewestelijke

taal nog voortlevende naam voor zoo onderscheiden karakters of typen t bestmisschien samen te vatten in het algemeene begrip onguur of leelijk oud wijf Opt eerste gezicht gist men allicht dat het oudste gewag in onze literatuur in Catsvermaard lsquotrougevalrsquo ook de bron of het voorbeeld voor de latere Nederlandscheschrijvers is geweest en ook in den volksmond kan de naam zeker wel uit zijn steedsveelgelezen verhaal zijn overgegaan Doch bij nader toezien rijst de vraag hoe dande (zeer) ongunstige beteekenis of kleur van den naam in lateren tijd uit of naastde veel gunstiger of althans veel minder ongunstig schijnende bij Cats kan zijnontstaan Kan men ter verklaring hiervan volstaan met te wijzen op het algemeenetype eener Zigeunervrouw die in staat geacht werd niet alleen tot alle bedrog endiefstal (ook en vooral van kinderen) maar ook tot het plegen of bevorderen vanallerlei andere lsquoontuchtrsquo in ruimeren zoowel als in engeren zin Of zou deze andereopvatting bij jongere Nederlandsche schrijvers wellicht wijzen naar eengemeenschappelijken ouderen uitheemschen zegsman bij wien die - door Catster wille van zijn verhaal verzachte - ruwe trekken duidelijker uitkwamen In allengevalle hetzij Cats al dan niet voor alle latere Nederlandsche schrijvers rechtstreekszegsman en voorbeeld geweest is de vraag blijft waar heeft Cats - of waar hebbenhij en die lateren - den stellig uitheemschen naam leeren kennen Wellicht in eender Italiaansche of Fransche vertalingen van Cervantes werk1) - im-

1) Buitenrust Hettema Inl XXII

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

57

mers bij Cervantes zelf komt de naam volgens het Ned Wdb niet voor - die Catsook de stof voor het geheele verhaal zal hebben geleverd (maar die ik althans teLeiden niet heb kunnen vinden)Wat hiervan zij en bij nader onderzoek nog moge blijken mij trof onlangs het

gewag van denzelfden naam Mayombe in een opstel van E de Boeck lsquoRector vanhet Missiehuis te Scheutrsquo (in Belgieuml) over lsquoGeestenvereering bij de Negersrsquo (kennelijkin den Belgischen Congostaat) gedrukt in het tijdschrift Volkskunde XXVII (1922)54 Mayombe is of schijnt hier echter de naam van een ma n een toovenaar vanwien de Negers oa gelooven dat hij zich in een leeuw kan veranderen enz Opmijne navraag bij mijn ambtgenoot J de Josselin de Jong alhier bleek mij echterdat de naam in die streken inderdaad welbekend is doch er niet een persoon maareen landstreek of een volk aanduidt Dezelfde (van die des heeren De Boeck dusverschillende) beteekenis vond ik later ook in het Mayombsch Idioticon van zijnlandgenoot (en vermoedelijk orde- of ambtsbroeder) L Bittremieux uitgegeven doorde Kon Vlaamsche Academie (Gent 1923) 366 lsquoMayombe een gewest in LagerKongolandrsquoZou deze treffende volkomen gelijkheid der namen van een Westafrikaansch

gewest en volk - en ook (mans)persoon - en een Nederlandsch vrouwelijkpersonage het spel van louter toeval kunnen zijn Maar indien dit gelijk het mijalthans dunkt toch zeacuteeacuter onwaarschijnlijk is waar en hoe langs welken weg kanCats - of een of meer der latere Nederlandsche schrijvers of wel zijn of hungemeenschappelijke uitheemsche zegsman - dan dien Westafrikaanschen naamhebben leeren kennen en wat heeft hem of hen er toe gebracht dien naam van eenlandstreek volk of (mans)persoon te geven aan eene oude heidin en andere minof meer ongure vrouwspersonen Ware het woord gelijk de heer De Boeck tekennen geeft inderdaad in Afrika mede als zij t ook manlijke persoonsnaam ingebruik (geweest) dan zou er allicht verband

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

58

gezocht kunnen worden tusschen diens toovenaarskunsten - en de toovenarij speeltook blijkens bovengenoemd Idioticon bij dit gelijk bij elk negervolk inderdaad eenzeer groote rol - en de waarzegkunst de chiromantie van Cats heidin en lsquotoveresrsquoDoch bovengenoemd Idioticon doorbladerende vond ik geenerlei bevestiging dermededeeling van den heer De BoeckEen anderen weg ter verklaring der naamsoverdracht wijst Prof De Jong mij aan

Hij schrijft mij lsquoDe term Mayumba (Mayomba Mayombe) is zeer bekend alsgeographische en volksnaam in het Loango-gebied Het is een Bantoe-negerstamEen eigenaardige vrouwelijke figuur was de mederegeerster van den inlandschenvorst over het rijk Loango Deze genoot een onbeperkte vrijheid in haar omgangmet de andere sekse was onschendbaar en had grooten invloed op den gang vanzaken in het rijk Zij voert den titel ldquoMakonderdquo of ook wel ldquoMani Lombordquo (= MueneLiumba) een vorstelijken titel In plaats van ldquoManirdquo wordt ook ldquoMardquo gebruikt en zoois het niet ondenkbaar dat Ma Liumba of Ma Liomba in den vorm ldquoMayombardquo naarEuropa is overgebracht met de speciale beteekenis van licht vrouwspersoon of ietsdergelijks Dit is echter slechts een losse gissingrsquoNaar deze gissing zou dus Majombe als v r o uw e n naam de vrucht zijn eener

verwarring van den titel der mederegeerster met den nagenoeg gelijkluidendenvolksnaam Bovenstaande karakteristiek der lsquomederegeersterrsquo - tevens een soortvan lsquostammoederrsquo - schijnt althans niet onvereenigbaar met het karakter eenerZigeunerhoofdvrouw anderzijds is de afstand van zulk eene lsquopolyandre bijenkoninginrsquotot een hoeren waardin of koppelares ook nauwelijks grooter dan die van heidin totlandloopster Wat het verschil betreft tusschen Congo-negers en Zigeuners onsschijnt die sprong zeker grooter en hachelijker dan den zeventiendeeuwers dieimmers de laatsten nog als vanouds meestal uit Egypte dus ook uit Afrika afkomstigachtten die bovendien onder lsquoMoorenrsquo zoowel de eigenlijke lsquozwartersquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

59

inwoners van Mauritanieuml en Aethiopieuml als de lsquogelersquo of lsquowittersquo Muzelmannen vanNoord-Afrika en die eindelijk ook de zwarte negers verstonden (zie Ned Wdb IX1101-2) die dus de verschillende soorten van lsquozwartenrsquo of lsquobruinenrsquo (di toen nogin t algemeen donkerkleurigen) niet zoo nauw hebben onderscheiden als wij doorde ethnografen onderwezen dit thans doen en allicht ook de ongure ruwe heidenstot die lsquobruinersquo Moorenvolken gerekend zullen hebbenWij zouden dan moeten gissen dat een der talrijke zeventiendeeuwsche

(Nederlandsche of andere) reisverhalen naar of beschrijvingen van verre landen envreemde volken den naam uit West-Afrika hetzij rechtstreeks hetzij middellijk overSpanje Italieuml of Frankrijk herwaarts over en tot Cats1) - of zijner vreemde zegsliedenbv Cervantes-vertalers - kennis gebracht heeftIn Dappers Naukeurige Beschrijvinge der Afrikaansche Gewesten enz (Amst

1668 dus j o n g e r dan Cats en zijne onmiddellijke dramatische navolgers) vondik wel op blz 520-2 een vrij uitvoerige schildering van het landschap en dorpMajumba in of bij het land van Lo(v)ango maar niets dat op den overgang van diennaam in die eigenaardige beteekenissen in onze literatuur eenig licht zou kunnenwerpen tenzij dan dat er gewaagd wordt van zeer losse huwelijkszeden2) Verderonderzoek in dezen aan anderen overlatende eindig ik met een woord van dankaan degenen die tot dezen verkenningstocht het hunne bijgedragen en aan mijten gebruike voor dit δεῖπνον ἀπὸ συμβόλων afgestaan hebben

O e s t g e e s t November 1925JW MULLER

1) Zoo laat Cats Philogamus in de nabeschouwende tweespraak met Sophroniscus achter zijnSpoock-liefde (II 111b) een lsquoJournaelrsquo aanhalen lsquogehouden by de Ministers van deOostindische Compagnie in de stad Surat in t jaer 1623rsquo dat zeker wel niet de bron is waaruithij den naam Majombe putte maar toch bewijst dat hij zulke journalen wel placht te lezen

2) Voor nader bericht omtrent de Afrikaansche lsquowaardigheidsbekleedsterrsquo verwijst Prof De Jongmij naar E Pechuel Volkskunde von Loango 162 flgg

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

60

Bont en blauw

Deze bij ons nog thans zoo bekende verbinding inzonderheid in de uitdrukkingiemand bont en blauw slaan schijnt niet oud te zijn Het Woordenboek derNederlandsche Taal geeft op B o n t (I) (Dl III kol 367) in de gewone chronologischevolgorde bewijsplaatsen uit Willem Leevend Cornelia Wildschut en Bilderdijk Tenslotte (wegens de versmaat het laatst aangehaald) eenige regels uit het 17deeeuwsche kluchtspel Pefroen met et Schaapshooft van Y Vincent

Iou arme Man die vaak in t naauwGeslagen wort heel bondt en blaauwVan jou en Ritzaert

Zoo staat er in den eersten druk van 1669 terwijl de latere drukken (bv de tweedevan 1710) hier hebben blond en blauw Een nog iets oudere bewijsplaats nl uit1654 geeft Stoett in zijn Nederlandsche Spreekwoorden enz (3de druk no 281) uitTengnagel Amsterdamsche Lindebladen blz 26

t Is nu omtrent een weeck geleenToen wierdje bond en blaeuw getreen

De synonieme verbinding blond en blauw die zooeven werd genoemd is in de 17deeeuw blijkens de talrijke voorbeelden en verwijzingen in het Woordenboek derNederlandsche Taal op B l o n d (Dl II kol 2915-2916) veel gewoner geweest Menvindt daar aanhalingen uit Vondel (den Klinckert voacuteoacuter den Palamedes) AnnaRoemers en Vollenhove alsmede verwijzingen naar een variant bij Coster naar nogdrie plaatsen bij Vondel verder naar Oudaan en Krul Stoett noemt dan nogWesterbaen en een plaats in Van Vlotens Het Nederlandsche KluchtspelOok later in de 18de eeuw komt blond en blauw nog voor

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

61

in het Woordenboek vindt men een citaat uit Van Effens Spectator en een verwijzingnaar Bilderdijk terwijl Stoett nog wijst op het Woordenboek van Halma In de 19deeeuw wordt deze verbinding nog gebezigd door Cremer in zijn OverbetuwscheNovellen (aanhaling in het Woordenboek) en volgens Stoett is de uitdrukking nogdialectisch bekendHet schijnt wel niet te gewaagd de slotsom te trekken dat naast het in de 17de

eeuw gewone blond en blauw (dat in de 18de en 19de eeuw en dialectisch tot opden huidigen dag is blijven voortleven) allengs de variant bont en blauw die thansde gewone en algemeen bekende vorm is van de uitdrukking is opgekomen Dit isook de meening van Stoett waar hij zegt dat lsquode mogelijkheid niet is uitgeslotendat de laatste zegswijze (bont en blauw) niet uit maar naast de andere (blond enblauw) is ontstaanrsquo Maar hoofdzaak blijft het feit reeds in het NederlandschWoordenboek geconstateerd met de woorden lsquoblond is hier blijkbaar ouderrsquoWij hebben boven onder de plaatsen waar het Woordenboek naar verwees de

verbinding blond en blauw ook aangetroffen in een variant bij Coster die variantvindt men in den tweeden druk (van 1621) van Costers Spel vande Rijcke-Man vs1314 lsquoMaeckt stracks den Bedelaer voort en slaet hem blont en blaursquo De eerstedruk (van 1615) heeft hier iets anders lsquoMaeckt stracks den Bedelaer voort gaetslaet hem bloegh en blaursquo Deze laatste plaats wordt in hetWoordenboek aangehaaldop B l o e d i g meer bepaaldelijk daar waar bloedig voorkomt lsquoverbondenmet blauwwaar sprake is van iemand slaan stooten enzrsquo (Dl II kol 2882)Aldaar staan nog twee oude bewijsplaatsen vermeld eacuteeacuten uit het Landtrecht van

de Ommelanden VI 15 lsquoWorde yemant blau ofte bloedich gestodt geworpen oftegeslagen dat na der tijt doorbreket enzrsquo en eacuteeacuten uit het Landtrecht van Selwerdt 96lsquoVan bloedige ofte blauwe slach is de Boete 3 glrsquo De laatste aanhaling geeft hetWoordenboek ook op B l a uw (Dl II kol 2792) terwijl men aldaar (kol 2793) alledrie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

62

de verbindingen welke hier ter sprake zijn gekomen bij elkaar aantreft in deverwijzing lsquoBloedig en blauw - blond en blauw - bont en blauw slaan zie B l o e d i g B l o n d B o n t rsquo Eenig nader verband wordt daar echter blijkbaar verder nietverondersteldTerwijl noch het jongere bont en blauw noch het oudere blond en blauw in het

Middelnederlandsch zijn aangetroffen vindt men bloedig en blauw in hetMiddelnederlandsch Woordenboek opgeteekend sv B l a u Twee bewijsplaatsenworden daar gegeven eacuteeacuten uit de Rechtsbronnen van Zutfen 142 16 lsquoWeert dateen scepen den anderen blaew of bloedich quessedersquo en eacuteeacuten uit deWarfsconstitutien 22 lsquoDat J hoer hirder solde blau ende blodich gheslaghenhebbenrsquo Beide aanhalingen zijn evenals die uit het Nederlandsch Woordenboekontleend aan oude rechtsbronnen uit de Noord-Oostelijke gewesten van ons landNog een derde bewijsplaats uit de middeleeuwen eveneens uit een Oostelijkerechtsbron afkomstig kan ik hier bijvoegen1) nl uit het oude stadrecht van Deventervan 1486 te vinden bij Dumbar Het Kerkelyk en Wereldlyk Deventer I blz 163 blsquoWeert oick sake dat ymant van onsen Borgeren oft Inwoeners vrede gebaedenweere van Borgermeister off Scepen off Raet of van eenen Borger ende dair enbaven den anderen beanxtede sonder te stoeten te werpen of te slaen blaeuw ofbloedich of oick den anderen koerber woerde geve of mes of weer of wapentoege ende nymant en wondede blaeuw noch bloedich die solde dairomme geldenby daege vijftich pont en by nachte hondert pont worde hie des verwonnen oft hiemach hem des ontreyden myt sijnre eenre hantrsquo en 166a lsquoWie den anderen dairneder sloege of stete blauw of bloedich die sal dairomme gelden vijff pont machhys bereyt worden of hie sals hem ontreydenmyt sijnre eenre hant Wie den anderenyrst blauw of bloedich sloege steeke of worpe die sal beyde koer gel-

1) Ik dank deze bewijsplaats aan Dr A Beets

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

63

denrsquo Behalve met slaan hebben wij de uitdrukking tot nu toe in verbindingaangetroffen met stooten steken kwetsen wonden en werpenOok buiten de Noord-Oostelijke grenzen van ons land was de combinatie van

bloedig en blauw oudtijds gewoon In het Mittelniederdeutsches Woumlrterbuch vanSchiller en Luumlbben leest men op B l a lsquoItem dey eine duumlll schloge bla und nit bloumldigrsquo(Grimm Weisth 3 27) en iets verder lsquoIk sloge my wol bla unde blodich Mit eimeum ein haverkafrsquo (Theoph I 227)En behalve op Saksisch was de oude rechtsterm ook op Oud-Friesch gebied

bekend In het Altfriesisches Woumlrterbuch van Von Richthofen vindt men eenigeplaatsen opgesomd uit de Emsiger Domen met de aanhaling lsquoAnda hine slait blawieftha blodichrsquo en ook een verwijzing naar Schwartzenbergs Friesch PlacaatboekI 615 waar men leest lsquoEnde slaet hya blodich ofte blauwe dat to beeten neywtwysinge des voorsz brieffs ende verbandtrsquo (ao 1466)Ten slotte komt de verbinding ook in het Middelengelsch voor Murray geeft reeds

een plaats uit het jaar 1200 lsquoSi quis verberando fecerit aliquem blaa et blodirsquo (LegesQuat Burgorum) vervolgens uit 1340 lsquoAlle bla and blody als he thornan was When hedeyhed for mans trespasrsquo (Hampole Pr Consc 5260) verder uit een hymne aande Maagd Maria (ao 1430) lsquoHise sides bloo and blodi werersquo (Hymns to Virg 10)Het laatst is de uitdrukking aangewezen in het begin der 17de eeuw (ao 1609) in devolgende aanhaling lsquoGif ane man strikes ane other and makens him blae andbloudiersquoBloedig en blauw is blijkbaar een oude Germaansche althansWest-germaansche

rechtsformule geweest Men vindt deze dan ook vermeld in Jacob Grimms DeutscheRechtsalterthuumlmer1) in het 5de Boek (Verbrechen) Hoofdstuk I sect 2 (Leibsverletzung)In geheel Nederduitschland schijnt evenwel in de middel-

1) In den 4den druk (Leipzig 1899) Dl II blz 186

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

64

eeuwen nog gewoner dan bla unde blodich geweest te zijn bla unde blot of blotunde bla Van deze verbinding geven Schiller en Luumlbben een aantal bewijsplaatsenin het MittelniederdeutschesWoumlrterbuch waarvan er hier enkele mogen volgen UitLubeck lsquoBla unde blot dat beteret men mit sestich schillinghen unde also manechbla unde blot alse dar is also maneghen mach he beclagenrsquo (Luumlb R 319) UitMecklemburg (ao 1306) lsquoItem siquis alii signum verberando infixerit quod in vulgoblůt vnde blawe diciturrsquo (Mekl Jahrbb 1 342) Uit Wismar lsquoHenneke Kok proscriptusest propter duo blut vnde blaw que peregit in quadam virginersquo (Lib proscr Wism9) en lsquoCl Oldenborch proscr est vor blut vnde blaursquo (lc 10)Tot ver in het Oosten tot daar waar in de middeleeuwen de Nederduitsche

kolonisatie der Oostzeelanden aan het gebied van Moscovieuml reikte ja zelfs in dehandelsfactorijen op Russisch gebied was de rechtsterm blot unde bla bla undeblot bekend Bv in Riga Uit de Schragen der Gilden und Aemter der Stadt Rigabis 1621 uitgegeven door W Stieda en C Mettig1) teekende ik een drietal plaatsenop Uit lsquoDer fischer schragenrsquo (ao 1403 1581 1606) lsquoVortmehr were dar jemandtde den anderen schoumllde schalck offte bove edder den anderen bloth effte blauwschloge dat hefft de vaget tho richtendersquo (aw blz 277) Uit lsquoDer arbeidesluumlde edderLigger Schragen von altersrsquo (8 Sept 1463) lsquoThom ersten so en sal dusse schragden erbaren heren imme rade tho Ryge nicht entjegen syn unde bysundern in densaken de an hals unnd an handt an blaw unnd an bluet unnd an eede roumlrendesindt unde in diesser gilde scheen mochten dat Godt vorbede etcrsquo (blz 407) UitlsquoDer maurer Schragenrsquo (18 Dec 1390) lsquoVortmer dede in der kumpanye werdenkywende edder twedracht hebben de scolen sik vorliken in der kumpenye sunderblot sunder blaw desgenen des de schult is de scal beteren ecircn half punt wassesna der scrarsquo (blz 425)

1) Riga 1896

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

65

Ten slotte bij de Nederduitsche kooplieden in de Russische HanzestadGroot-Nowgorod De eerste helft van sect 25 van de Nowgoroder Skra1) van 1296 luidtlsquoVan bla oder blot oder spletene cledere Bla oder blot vnde sceltwort vnde spletenecledere mach en gewelic man wol tugen des he en umberopen man si sines rechteshe si here oder knecht Sowe vorwunnen wert dhat he dhen anderen geslagen hebebla oder blot oder sine cledhere to spleten hebe de scal beteren lfrac12 ma soluersalso manigen splete also he hede vnde also manich bla also he heuet also manigenman mach he beclagen dher he an deme vechte gesen si vnde dhar scrichte gehortsi vnde e ne dhes vorwinnen mogersquolsquoAlso manich bla also he heuetrsquo dat zal wel beteekenen lsquoalzoo menige blauwe

wond (of blauwe plek) als hij heeftrsquo Bla zal hier znw zijn en als zoodanig op eacuteeacutenlijn staan met blot In het Mittelniederdeutsches Woumlrterbuch vindt men de volgendeplaats uit het Oude Lubecksche Recht lsquoAlso mennig blaw also mennig man undenenen merrsquo (Luumlb R 540) Doch verg vooral ald de aanhaling uit het HamburgerUrkundenbuch I 724 van 1292 lsquoSi quis alium in judicio ad sanguinis effusionem vellivorem vulgo blawe dictum laeserit convictus decem marcas argenti pro delictodabitrsquo en ten slotte nog uit Fahne Dortmund III lsquoVulnus intercutaneum quod teutonicebla wunde diciturrsquo Het Hoogduitsche equivalent van bla(w)(e) in den zin van blawunde zal hier blaumlue zijn dat is ook de vertaling die Von Richthofen in zijnAltfriesisches Woumlrterbuch geeft van ofri blawelsa een afleiding op -elsa van blawzooals het er te zamen mede voorkomende ofri blodelsa een dergelijke afleidingis van blod Uit de Emsiger Domen citeert Von Richthofen lsquoBlodelsa VIII panningarblawelsa VIII panrsquo Blodelsa vertaalt hij door lsquoblutige wundersquo blawelsa door lsquoblaumluersquoVerg ook bij Schiller en Luumlbben twee plaatsen uit het Oostfriesche Landrecht lsquoIsock jemant gewundet

1) Die Nowgoroder Skra nach der Rigaer Handschrift herausgegeben von W Schluumlter Jurjew(Dorpat) 1893

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

66

bloedelse eder blauelse gedanrsquo (Ostfr LR III 52) en lsquoIs averst einem geslagenein bloetsel offte blawelse mit stenen stockenrsquo (81) Het MittelniederdeutschesWoumlrterbuch vertaalt blauelse door lsquoblaue flecken vom Schlagenrsquo Daarentegenstaan de bovengenoemde aanhalingen met bla(w)(e) daar alle onder B l a blauals adiectivum In overeenstemming hiermede wordt blot in de verbinding bla undeblot blot unde bla door Schiller en Luumlbben sv B l o t (2de artikel) met lsquoblutigrsquoweergegeven dus eveneens als adiectivum beschouwd Het komt mij voor datdeze opvatting niet juist kan zijn Heeft men in de verbinding blodich unde blaongetwijfeld met twee adiectieven te doen in het synonieme blot unde bla schuiltwaarschijnlijk in de meeste gevallen een zeugma van znw en bnw De grenstusschen bnw en znw is hier zeer vlottend Gaven wij boven eenige voorbeeldenwaarin bla als znw schijnt te zijn gebezigd als bnw moet het toch ongetwijfeldstaan in een plaats als de volgende lsquoOck wie den andern blae sleet die sallgebrocken hebben vyff marckrsquo (Dorsten Willk 205) En al kan men in blot unde blaslaen blot wel weergeven met bloedig het woord blot kan natuurlijk nooit andersdan znw zijnIn de Middeleeuwen kende men over het geheele uitgestrekte

Nederduitsch-Friesch-Engelsche taalgebied den ouden rechtsterm mnd blot undebla blodich unde bla mnl bloedich ende blau ofri blodich anda blaw meng blaand blody In de 17de eeuw was deze nagenoeg verdwenen of had alleen noghistorische waarde Dan vinden wij hem in het Nederlandsche gebied vervangendoor de verbinding blond en blauw die later op haar beurt werd overvleugeld doorde uitdrukking bont en blauw In het Nederduitsche taalgebied komt blund undeblaw voor het eerst in de 16de eeuw voor zie het MittelniederdeutschesWoumlrterbuchsv B l u n t lsquoWie den anderen blaw ofte blonde sluege sall yn anderhalven aldenschyldt vervallen synrsquo een bepaling uit een privilege van 1514 der stad Wesel(Wigands Archiv Westfalens V 34)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

67

De 16de eeuw is ook hier gelijk op zoo velerlei gebied het overgangstijdperkgeweest Zoowel in het Nederduitsch als in het Nederlandsch komen dan bijwijzevan schakel die denmiddeleeuwschen rechtsterm1)met de latere uitdrukking verbindtalle drie de woorden naast elkaar voor Schiller en Luumlbben geven een aanhaling uiteen Oldenburgsche oorkonde van 1529 waar men leest lsquoDat he syner f gnadevnderszathen blunth blaw vnde blodych gesclagenrsquo Men vergelijke hiermede deeveneens uit de 16de eeuw afkomstige plaats uit het Stadrecht van Steenwijk doorStoett als oudste plaats van de verbinding met blond gegeven lsquoVan ymande blontofte blau ofte blaudich te slaenrsquo (Stadr v Steenw 307)Terwijl tusschen de beide leden van de oude oorspronkelijke verbinding bloed(ig)

en blauw een scherpe tegenstelling bestaat de tegenstelling die wij boven in hetLatijn zagen uitgedrukt door lsquosanguinis effusiorsquo en lsquolivorrsquo dezelfde tegenstelling dieook het oude Russische recht heeft gekend tusschen lsquokrowawrsquo en lsquosinrsquo in de metbloedig of blauw volkomen synonieme Russische verbinding krowaw ili sin2) bestaater tusschen de beide leden van de jongere verbinding blond en blauw ternauwernoodeenig onderscheid Blond is in het Latijn flavus waarmede het Germaansche woordblauw identisch is of althans verwant In de meeste deelen van ons land zegt menlsquohij ziet blauw van de koursquo maar er zijn ook plaatsen bv in de Graafschap Zutphenwaar men hoort lsquohij ziet blond van de koursquo (Draaijer 5) Doch vooral blijkt de identiteitvan blond en blauw in onze uitdrukking uit het feit dat hier van beide de latijnschevertaling luidt lividus lsquovon der Farbe die

1) Vgl in dit verband nog S Muller Fz De Middeleeuwsche Rechtsbronnen der stad Utrecht I(Inleiding) blz 354 lsquoHet rechten over ldquoBlau und Blutrdquo is in vele plaatsen eene der oudstebevoegdheden van den raad en vandaar heeten te Utrecht de ldquovechtkeurenrdquo dikwijls deldquocoerenrdquo bij uitnemendheid Cf Frensdorff Dortm Statuten p LIVrsquo

2) Ewers Das aumllteste recht der Russen in seiner geschichtlichen entwicklung Dorpat-Hamburg1826 S 265 (aangehaald in Jacob Grimm Deutsche Rechtsaltertuumlmer4 II S 186)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

68

ein (nicht blutruumlnstiger) Schlag auf der Haut zuruumlcklaumlsztrsquo (Mnd Wtb sv B l u n t )Toen er geen eigenlijke tegenstelling meer lag in de beide leden der verbinding

was een van beide eigenlijk overbodig geworden Men ziet dan ook dat terwijl hetoude oorspronkelijke blauw steeds als zoodanig is gevoeld en derhalve bewaardhet andere lid in verloop van tijd en op verschillende plaatsen van het Nederlandschetaalgebied aan allerlei verandering onderhevig blijft Over de verandering van blondin bont is reeds boven gesproken ik kan hier nog aan toevoegen dat ook het Frieschbont en blau kent het komt bv voor in de Rimen ind Teltsjes2 199 b van degebroeders Halbertsma (zie Friesch Woordenboek I 189b) In West-Vlaanderenhoort men iemand blauw en blot slaan Blot is volgens De Bo een synoniem vanblet dat beteekent lsquogekneusd geblutst sprekende van fruitrsquo het zal wel hetzelfdewoord zijn als fr blet beursch al dekken de beteekenissen elkaar ook niet volkomenGelijkt blot hier veel op blond in een andere eveneens bepaaldelijk in Zuid-Nederlandgebruikelijke uitdrukking nl iemand grauw en blauw slaan heeft het veranderlijkelid zich naar het oude onveranderlijke blauw gericht Voorbeelden van grauw enblauw vindt men reeds in de 17de eeuw bij Poirters (zie Ndl Wdb V kol 603-604)en in de 19de en 20ste eeuw in de Zuid-Nederlandsche dialectwoordenboeken vanDe Bo Joos en Cornelissen-Vervliet Teirlinck geeft nog in zijn Zuid-OostvlaamschIdioticon iemand zwart en blauw slaan het Woordenboek der Nederlandsche Taalvermeldt in Dl XII kol 96 iemand paars en blauw slaan terwijl men ten slotte aldaarde reeds bij De Jager in zijn Woordenboek der Frequentatieven I 448 gegevenaanhaling terugvindt uit het 17de eeuwsche kluchtspelvan De Rijk Krispijn Jufvrouwen Notaris blz 21 (ao 1694) lsquoHij sloeg hem paars en pimpelrsquoPimpelpaars met een groen randje wordt dikwijls in scherts gezegd zoo leest

men in het Woordenboek der Nederlandsche Taal sv P i m p e l p a a r s en onderde beide voorbeelden staat

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

69

er eacuteeacuten uit Van Looys Jaapje waarin de variant pimpelpaars met een rood randjeMaar in de uitdrukking iemand paars en pimpel slaan is niets roods meerovergebleven dat de herinnering nog in ons zou kunnen wakker roepen aan hetbloed der oude oorspronkelijke formule bloed(ig) en blauw En ook zonder het groenerandje dreigt het ons bij den verren uitlooper paars en pimpel langzamerhand groenen geel voor de oogen te worden Laat ons dus tot ons uitgangspunt terugkeerenDe in het begin aangehaalde woorden van Stoett dat lsquode mogelijkheid niet is

uitgesloten dat de laatste zegswijze niet uit maar naast de andere is ontstaanrsquowelke woorden daar de verhouding golden tusschen bont en blauw en blond enblauw zouden evenzeer van toepassing kunnen zijn op de verhouding tusschenblond en blauw en bloed(ig) en blauw Maar bleef boven hoofdzaak het feit reedsin het Nederlandsch Woordenboek geconstateerd met de woorden lsquoblond is hierblijkbaar ouderrsquo na het bovenstaande geloof ik nog een stap verder te mogen gaanen te mogen constateeren lsquobloed is hier blijkbaar nog ouderrsquo En ik meen niet teveel te zeggen met de bewering aan onze nog thans zoo bekende verbinding bonten blauw ligt een oude Germaansche rechtsterm ten grondslag

L e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

70

Em staan hebbenenem om hebben

Van deze beide synonieme gemeenzame zegswijzen voor dronken zijn isvoorzoover mij bekend nog nooit een bevredigende verklaring gegeven Toen ikdus verleden jaar bezig was met de bewerking van het artikel S t a a n voor hetWoordenboek der Nederlandsche Taal drong zich de noodzakelijkheid aan mij opzelve naar een oplossing te zoeken ten einde de uitdrukking em staan hebben dehaar toekomende plaats te geven onder de vele beteekenissen en nuanceeringenvan Staan De oplossing werd voor mij des te lastiger daar de synonieme uitdrukkingem om hebben indertijd op Om niet in het Woordenboek was opgenomenIn het Spreekwoordenboek van Stoett (3de druk) is em om hebben onder no 1591

behandeld doch het artikel eindigt met de bekentenis non liquet lsquoDe beteekenisvan om is hier niet duidelijk misschien mogen we in de uitdr eene verkorting zienvan het door Harreb I 445a vermelde Hij heeft den kraag om (of aan) hij is dronkenZie E e n s t u k i n d e n k r a a g h e b b e n rsquo Slaat men de laatste zegswijze opdie onder no 2105 is behandeld dan vindt men daar eenige uitdrukkingen die metde door Harrebommeacutee genoemde hij heeft den kraag om (of aan) zijn te vergelijkennl hij heeft het buis vest jak aan Men wordt hierbij verwezen naar hetWoordenboekder Nederlandsche Taal III kol 1763 waar de genoemde zegswijzen voorkomenen waar zij beschouwdworden als mogelijke verdere vervormingen in den volksmondvan het verouderde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

71

hij is buis hij is dronken Men vindt bij Stoett voorts eenige bewijsplaatsen van emom hebben voor het grootste gedeelte uit de werken van Justus van Maurik(Papieren Kinderen 70 Toen ik nog jong was 178 Stille Menschen 46 89 Op Reisen Thuis 106) verder uit Heyermans Zevende Gebod 43 en uit het weekblad DeNotenkrakerTegelijk met em om hebben wordt ook het synonieme em staan hebben door

Stoett genoemd en daarbij behalve de vermelding dat men in Zuid-Nederland zegtze staan hebben of het staan hebben ter vergelijking aangehaald de Frieschezegswijze ik hab him stien as in mucircsMet te wijzen op deze Friesche spreekwijze heeft Stoett naar ik meen de richting

aangewezen die men volgenmoet om tot de juiste oplossing van beide uitdrukkingenzoowel van em staan hebben als van em om hebben te geraken zooals menbeneden zien zal Blijkbaar zonder dit zelf te beseffen daar hij die richting niet verderis ingeslagen evenmin trouwens als ik zelf toen ik bezig was met de bewerkingvan het artikel S t a a n voor het Woordenboek Ten einde raad meende ik toen datde uitdrukking nog het dichtste stond bij een zegswijze als dat staat in de maagvan stevige kost gezegd ik dacht daarbij em staan hebben misschien te mogenverklaren door lsquoeen stevigen borrel in de maag staan hebbenrsquo en vandaar lsquodronkenzijnrsquo Doch als een beletsel voor de juistheid van deze verklaring bleef ik voelen deeven raadselachtig blijvende synoniem em om hebben want dat deze op eendergelijke wijze verklaard eigenlijk lsquoeen stevigen borrel in de maag om(gekeerd)hebbenrsquo zou moeten beteekenen leek mij niet zeer waarschijnlijk Zie hetWoordenboek der Nederlandsche Taal op S t a a n II B 5 d) en e) (Dl XV kol135) Behalve eenige bewijsplaatsen uit Zuid-Nederlandsche dialectwoordenboekenvan het gebruik van ze of het staan hebben kon ik aanhalingen geven van em staanhebben uit Emants Lina 40 en Abramsz Levende Beelden 51Wanneer men in het Friesch Woordenboek naar aanleiding

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

72

van de daar sv S t e a n (Dl III 191 b) vermelde uitdrukking ik hab him stien as inmucircs (aanhaling uit Eelke Meinderts It Libben fen Aagtje Ysbrants of dy FrieskeBoerinne 4de druk ao 1861) verder gaat zoeken of deze zegswijze ook sv M ucirc s(Dl II 182 b) te vinden is dan stoot men daar op een andere Friesche spreekwijzenl As de kat fen hucircs is stekt de mucircs de stirt omheech overdrachtelijk gebezigdvoor lsquoals de vrouw uit is spelen de meiden den baasrsquo Zijn staart omhoog stekenbeteekent in Zuid-Oostvlaanderen volgens het dialectwoordenboek van Teirlincklsquoeen fiere houding aannemenrsquo en ergens heengaan met een staanden staart kwamin de 17de eeuw voor in den zin van lsquoergens fier en trotsch heengaanrsquo Zie hetWoordenboek der Nederlandsche Taal XV kol 171 Men moet het tweede lid derbovengenoemde Friesche zegswijze dus eigenlijk opvatten als dan nemen demuizen (de meiden) een fiere een zelfbewuste houding aan en vandaar dan spelenze den baas dan treden ze brutaal op dan gaan ze de gewone (bescheiden) perkente buiten of maw dan is het hek van den dam dan doen de muizen (de meiden)precies wat ze willen dan kunnen ze zelfs uit den band springen of zich te buitengaan en derg Em staan hebben (als een muis) is dus blijkbaar eigenlijk den staartstaan (omhoog gestoken) hebben (als een muis) met de beteekenis de gewone(bescheiden) perken te buiten gaan of ook zich op de een of andere wijze te buitengaan hetgeen in ruimen zin ook kan inhouden dronken zijnIs deze uitleg juist danmoet het synonieme em om hebben evenzoo oorspronkelijk

geluid hebben den staart om hebben Welnu den staart om (om het lijf geslagen)hebben (als een koe) is een bekende spreekwijze in Zaanland Bij Boekenoogen inzijn Zaansche Volkstaal kol 987 leest men lsquoBij boeren Hij heeft een steert om hijis boos een koe toont nl aldus haar kwaadheidrsquo lsquoBoos zijnrsquo is ook een wijze vande perken of zich te buiten gaan en lsquoboos zijnrsquo en lsquodronken zijnrsquo zijn als zoodanignaverwante begrippen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

73

Hiermede meen ik dat de verklaring van de eenigszins raadselachtige zegswijzenem staan hebben en em om hebben is gegeven Dat men in Zuid-Nederland thanszegt ze of het staan hebben behoeft ons niet te bevreemden daar men ook bij onsin Noord-Nederland aan em nauwelijks meer een beteekenis hecht en er althanszeker geen staart meer achter zoekt

L e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

74

De Russische scheepsterm Bryzgas

Van dezen merkwaardigen Russischen zee- of scheepsterm die in alle Russischewoordenboeken staat opgeteekend is de oorsprong tot nog toe onbekend Eenecht Russisch woord is het vermoedelijk niet maar ook een verklaring uit eenvreemde taal is bij mijn weten althans nog nooit gegeven Toen ik indertijd metmijn werk over de Hollandsche zee- en scheepstermen in het Russisch bezig waskende ik het woord wel maar daar ik er geen Nederlandschen oorsprong van konaantoonen heb ik den term niet in dat boek opgenomen Evenmin gelukte het mijechter het woord uit een andere West-Europeesche marinetaal noch uit hetNederduitsch nog uit het Engelsch noch uit het Fransch nog uit het Italiaanschenz te verklaren Thans meen ik aannemelijk te kunnen maken dat ook in bryzgaacuteseen Hollandsch woord verborgen zit het volgende is althans een poging daartoeIn het Woordenboek der Russische Taal van de Akademie van Wetenschappen

te St-Petersburg leest men op Bryzgas lsquoMor Plotnik vkolačivajuščij i zaklepyvajuščijbolty i nageli v sudachrsquo dwz lsquoZeeterm Timmerman die bouten en nagels inslaaten vernagelt op schepenrsquo Het Uitlegkundig Woordenboek der levendeGroot-Russische Taal van Dal geeft in zijn 3den verbeterden en belangrijkvermeerderden druk (onder redactie van Prof Baudouin de Courtenay) een dergelijkedefinitie lsquoMors rabočij prosverlivajuščij obšivku sudna zakolačivajuščij tjažolymmolotom skvoznye bolty i zaklepyvajuščij ich boltobojrsquo dwz lsquoZeeterm Werkmandie de scheepshuid doorboort met een zwaren hamer dwarsbouten inslaat en zevernagelt boutinslaanderrsquo Als synoniem en volkomen gelijkwaardig met het bnwbryzgas geeft Dal het gesubstantiveerde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

75

(van bryzgas afgeleide) bnw bryzgasnyj dat ook in het Woordenboek der Akademievermeld staat En hij voegt aan zijn artikel de volgende mededeeling toe lsquoBryzgasnyjpolučaet po ustavu Petra I po dvě čarki v denrsquo dwz lsquoDe bryzgasnyj ontvangtvolgens het reglement van Peter I twee glazen brandewijn daagsrsquo De term bestonddus in den tijd van Peter den Groote en is vermoedelijk ook niet ouderBehalve in deze twee grootste Russische woordenboeken vindt men het woord

natuurlijk ook vermeld in de zeemanswoordenboeken Weliswaar niet in hetallerjongste voor het gebruik op de Roode Vloot bestemde Kort Woordenboek vanZeemansuitdrukkingen van S Lukaševič (2de druk Leningrad 1925) doch dit kleinewoordenboekje in zakformaat van nauwelijks 80 bladzijden is slechts een mageruittreksel uit andere werken in de eerste plaats uit het nog altijd lsquobeste en meestgebruikte Russische zeemanswoordenboekrsquo van Vachtin (2de vermeerderde drukSt-Petersburg 1894)1) Vachtin definieert het woord als volgt lsquoRabotnik kotoryjispolnjaet vsě želěznyja raboty po sudnu kak-to zabivaet bolty sverlit dlja nich dyryi pročrsquo dwz lsquoWerkman die alle ijzeren werken op een schip uitvoert bv hij slaatbouten in boort daarvoor gaten enzrsquo De Fransche vertaling is bij hem lsquoPerceurrsquo enals Engelsch equivalent geeft hij de oɯschrijving lsquoThe artificer who does all the ironwork for a shiprsquo Reeds Alexander Šiškov toenmaals Kapitein ter zee later Admiraalvan Keizer Alexander I gaf in zijn in 1795 te St-Petersburg verschenen DrietaligZeemanswoordenboek in de Engelsche Fransche en Russische Talen dezevertalingen tw voor het Fransch lsquoPerceurrsquo en voor het Engelsch lsquoThe artificer thatbore the holes for the treenails bolts and all the iron work in a shiprsquo Eigenlijk komthier de Engelsche vertaling pas geheel overeen met de Fransche wat bij Vachtinniet zoozeer het geval is de omschrijving van Šiškov lsquothe artificer that bore theholes for

1) Zie De Hollandsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch blz 3-4

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

76

all the iron work in a shiprsquo luidt bij Vachtin korter maar niet zoo precies lsquothe artificerwho does all the iron work for a shiprsquo De Russische bryzgas is de Fransche perceuren de Hollandsche boorder di lsquode man die (op schepen) gaten boort voor de boutenook scheepsboorderrsquo (Ned Wdb III kol 474)Šiškov is ook een van de bronnen geweest voor het Russische gedeelte van Jals

Glossaire Nautique Dus geeft ook Jal als Fransche vertaling van bryzgas lsquoperceurrsquoen knoopt aan den Russischen term de volgende etymologische beschouwing vastlsquoCe terme qui par son orthographe se rapproche beaucoup des mots Bryzgieacutetincelles Bryzganie arrosement vient-il comme eux de Bryzgat jaillir verbe queReiff croit une onomatopeacutee On ne voit pas trop que Brizgate soit par le son enanalogie avec le bruit que fait leau jaillissante on ne voit pas davantage quel rapportdideacutee pourrait exister entre jaillir et percerrsquo Jal heeft hier een poging gedaan omden term uit het Russisch zelf te verklaren door hem met de eenige Russischewoordfamilie die op bryzgas lijkt nl die van het werkwoord bryzgat lsquospuiten spattenrsquote vergelijken Dat deze poging evenwel moet falen erkent Jal eigenlijk zelf reedsdoor de wijze waarop hij zijn gissing oppertOngetwijfeld is bryzgas geen inheemsch Russisch woord gelijk reeds boven

gezegd ben ik van meening dat ook deze raadselachtige term een der veleHollandsche zee- en scheepstermen in het Russisch is Om er maar dadelijk meevoor den dag te komen ik houd het er voor dat de Russische zee- of scheepstermbryzgas ontleend moet zijn aan een Hollandsche verbastering breeuwsgast in denmond der Russische zeelieden vervormd uit breeuw(er)sgastIn het Woordenboek der Nederlandsche Taal leest men sv G a s t 3 b β) (Dl

IV kol 320) het volgende lsquoIn het zeewezen Knap ervaren matroos Ook in ruimertoepassing van scheepsvolk in t algemeen Inzonderheid in samenstellingengebruikelijk waarin het eerste lid de bijzondere

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

77

betrekking nader aanwijst als Baantjesgast Bootsmansgast BootsmansmaatsgastBovenrolsgast Bramzeilsgast Kabelgast Kromhoutsgast Marsgast MarszeilsgastNachtsgast Onderzeilsgast Ruimsgast Schiemansgast SchiemansmaatsgastValreepsgastrsquo Onder de Samenst in deze bet (kol 321) staan voorts nog vermeldschippersgast varensgast visschersgast en zeegast Van al de hier opgesomdesamenstellingen met -gast komt het woord breeuw(er)sgast nog het meest overeenin vorm en beteekenis met schippersgast en visschersgast Het moet dan dezelfdebeteekenis hebben als de termen die men in het woordenboek van VanMoock vindtopgenoemd nl breeuwersknecht breeuwersjongen breeuwersmaat en waarvande Fransche vertaling luidt calfatinDat een Nederlandsch woord breeuwersgast in geen enkel Nederlandsch

zeemanswoordenboek of ander woordenboek ja misschien zelfs in geen enkelenschriftelijken tekst wordt aangetroffen behoeft hier geen bezwaar tegen deetymologie te zijn Er zijn meer voorbeelden van zulke Hollandsche zee- enscheepstermen die anders luiden dan de geijkte vormen in de woordenboeken engeschriften doch die toch in den mond der Hollandsche zeelieden kunnen geleefdhebben waaruit de Russen ze dan hebben overgenomen Deze bewering mogehier met eenige voorbeelden worden gestaafdEr bestaat een Russische scheepsterm najtov die niet anders dan een (in geen

enkelen tekst aangetroffen) Hollandsch woord naaitouw doet veronderstellen terwijlde geijkte Hollandsche term naaiing luidt evenzoo moet Russ rustov teruggaan opHoll rusttouw waarmede dan de rustlijn bedoeld wordt Het lijk van een zeil heetin het Russisch liktros overenkomende met Holl lijktros wat wij een stuurreepnoemen kennen de Russen onder den naam šturtros dat er uitziet als Holl stuurtrosen ons schuurtouw (of schuurketting) is Russ sortros di Holl schuurtros (met heteerste lid vervormd onder invloed van Russ sor vuilnis) Het aardigste voorbeeldleveren de Russische benamingen voor het boomtouw di het touw dat

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

78

door de gaten van de windboomen van het spil wordt geschoren om ze te verbindenen ze te beletten uit de spilgaten te vliegen de Russische woordenboeken gevenhiervoor drie verschillende namen nl špiltros svistov en najtov u špilja Het eersteziet er uit alsof het is overgenomen uit een Hollandsch woord spiltros het tweedelijkt een hybridische samenstelling uit de Engelsche benaming swifter en Holl -touw(swift(er)touw) of is het Eng swifter met de laatste lettergreep onder invloed vanHoll -touw het derde beteekent letterlijk naaitouw (di naaiing) bij het spil In mijnboek over De Hollandsche Zeeen Scheepstermen in het Russisch heb ik op deartikelen -t o uw en T r o s dit verschijnsel aan analogie toegeschreven nl aan deanalogie naar andere woorden op -tov en -tros uit Holl samenstellingen met alstweede lid -touw en -tros zooals bv Russ drektov uit Holl dregtouw en Russvanttros uit Holl wanttros en vele andere Het is evenwel gelijk reeds boven gezegdvolstrekt niet uitgesloten dat enkele dezer niet in geschrifte aangetroffen formatiesin den mond der zeelieden hebben geleefd waaruit de Russen ze dan rechtstreekskunnen hebben overgenomen Dat zou bv bij bryzgas uit Holl breeuw(er)sgastplaats gehad kunnen hebben te eerder daar er geen enkel ander Russisch woorduit een Holl samenstelling met -gast bekend is naar analogie waarvan het woordzou kunnen zijn gevormd De Russische equivalenten van deze Hollandschesamenstellingen met -gast zijn de gesubstantiveerde adiectiva van het uit hetHollandsch overgenomen eerste lid Bv falrepnyj valreepsgast (van falrep uit Hollvalreep) trjumnyj ruimsgast (van trjum uit Holl (t) ruim) Ook het bovengenoemdegesubstantiveerde adiectief bryzgasnyj behoort hierbij en komt dus overeen meteen Holl samenstelling op -gast Maar bij deze afleiding doet zich nu heteigenaardige verschijnsel voor dat reeds het grondwoord dezelfde beteekenis heeftimmers bryzgas beteekent volkomen hetzelfde als bryzgasnyj Dit kan niet andersverklaard worden dan door aan te nemen dat in bryzgas niet slechts het eerste lid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

79

maar de geheele samenstelling met -gast moet verborgen zijnHet feit dat een Holl woord breeuwersgast tot dusverre noch in de Nederlandsche

woordenboeken met name zeemanswoordenboeken noch in de Nederlandschegeschriften die betrekking hebben op zeevaart en scheepsbouw noch bv inNederlandsche reisbeschrijvingen enz is aangetroffen behoeft dus mi geenbezwaar te zijn tegen de voorgeslagen etymologie van Russ bryzgas Wat deklanken aangaat is bryzgas klank voor klank uit Holl breeuw(er)sgast te verklarenDe Hollandsche ee-klank treedt in meer Russische leenwoorden als y op bv štykuit Holl steek (soort van knoop) het in Archangel gebruikelijke štryk uit Holl streek(op een kompas) Russ vyblenki uit Holl wevelingen Voor de zachte Russischemedia g moest de s tot een z worden De t na de s op het eind van het Hollandschewoord is in het Russisch verdwenen zooals ook het geval is bij Russ vors uit Hollworst (oud afgekapt stuk kabeltouw) en na een anderen consonant bij Archangelschknek uit Holl knecht (bij den mast om touwen aan te beleggen) verg verder bvnog Russ kranbal krambal krambol Arch krampal uit Holl kraanbalk Wat tenslotte het wegvallen of wegmoffelen van de lettergreepvormende -er- inbreeuw(er)sgast betreft misschien is hiervan een volkomen analoog voorbeeld inhet reeds boven vermelde hybridische Engelsch-Hollandsche woord swif(t)(er)touwwaaraan Russ svistov boomtouw kan zijn ontleend Geeft men evenwel voor ditlaatste woord de voorkeur aan de eenvoudiger verklaring dat svistov ook ontstaankan zijn rechtstreeks uit Eng swifter met de laatste lettergreep onder invloed vanHoll -touw dan kan men toch nog op andere dergelijke voorbeelden vanwegmoffeling van een toonlooze lettergreep wijzen bv op het in talrijkesamenstellingen voorkomende Russ bom- uit Holl boven- (bv in bovenbramstengenz enz zie De Hollandsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch) Een zeersterk voorbeeld van verdwijning zelfs van een niet toonlooze lettergreep is Russmulk uit Holl muil(stee)k

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

80

Ten slotte rest mij nog iets te zeggen naar aanleiding van het verschil in beteekenistusschen Russ bryzgas en Holl breeuwersgast De breeuwer of kalefater (in hetRussisch konopatčik geheeten) die een schip breeuwt en kalefaat verricht niet inallen deele hetzelfde werk als de bryzgas de lsquoperceurrsquo of scheepsboorder die degaten boort voor de bouten Maar in beider arbeid is toch veel gemeenschappelijksWanneer men de boven uit de verschillende woordenboeken gegeven definitiesvan Russ bryzgas nog eens nagaat dan zal men vinden dat hij daar oa genoemdwordt een lsquotimmerman die nagels inslaat op schepenrsquo (Wdb der Akad) alseen lsquowerkman die de scheepshuid doorboort met een zwaren hamer inslaatrsquo(Dal) Welnu dit alles kan ook behooren tot het werk van den breeuwer of kalefaterwiens zware hamer moskuil geheeten eveneens in het Russisch (als muškel) isovergegaan Men leze tot besluit de volgende passage uit Witsens AeloudeScheepsbouw en Bestier blz 267 b lsquoMen kalefaet drijft en breeuwt schependuerzaemheits halve want aldus het water door reten en scheuren niet en dringtDit geschiet met out werck hair en most t geen als t ingedreven is wel vet bepicktmoet zijn Alle hoeken en lassen der planken moeten wel voegen en sluiten DePap daer men de schepen mede strijckt wert gemaeckt van harpuis slechte harstraen en zwavel hier hout men dat geen worm door en dringht Somtijts zietmenhet met een slechte smeering van ongel af voornaem als de schepen naby en nietom de west varen Dit wit gesmeer behoet de schepen lange tijt van met groentete bewaszen of vuil te werden Zoo zy ver om de west de wil hebben haelt menonder om een goeden huit daer men ontallijck veel spijkertjens in slaet men legthem op koeien hair en daer wert oock wel dun geslagen loot of koper tusschengevoegt en dit alles om ongediert t geen het hout verteert te weerenrsquoL e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

81

De herkomst van je en jij

Terwijl ik elders naar aanleiding van Dr Verdenius opstel over lsquoDeontwikkelingsgang der Hollandsche voornaamwoorden je en jijrsquo1) eenige bijdragentot de geschiedenis onzer Nnl aanspreekvormen lever2) wil ik hier een poging doentot weerlegging van Dr V gissing omtrent de herkomst van je en jij en tot handhavingder oude tot dusverre geldende voorstelling van de geschiedenis dezer woordenDeze voorstelling gelijk ik mij die reeds vroeger gevormd had3) en later

herhaaldelijk heb voorgedragen dezelfde die te vinden is bij Vor der Hake4) Kern5)

en Schoumlnfeld6) in hoofdzaak ook in het Ned Wdb en de etymologische wdbb vanFranck-VanWijk en Vercoullie (op Gij en Jij) en die ook ondersteld wordt in FrancksMnl Gramm2 sect 209 komt naar men weet zeer in t kort - en afgezien van dediphthongeering van icirc tot ei en van de verschillende spelling van medeklinker enklinker - hierop neer dat subj (beklemd emphatisch) jij (onbeklemd en- ofproclitisch) je obj bekl jou (voorheen ook ju gesproken of althans aldusgeschreven) onbekl je r e c h t s t r e e k s van de Oudgermaansche vormen met j-(jiz enz) afstammen en dus v a n o u d s na t teloorgaan van du in de Friesche en(Friesch-)Hollandsch-Zeeuwsch-Vlaamsche kuststreken voor enkel- en meervoudde eenige l e v e n d e werkelijk in de natuurlijke Hollandsch-Noordnederlandschevolks- en beschaafde spreektaal g e s p r o k e n e - en door en tot iedereen vanallen leeftijd en stand gebezigde - vormen geweest zijn welke vormen echter even-

1) Tschr XLIII 81-1042) De nieuwe Taalgids XX 81-104 113 vlgg3) Taal en Letteren I (1891) 199 2174) De nieuwe Taalgids V 113-205) Aw V 126-86) Hist Gramm2 sect 83

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

82

als zoovele andere (Friesch-)Hollandsche woorden vormen en klanken eerst tegent eind der 16de en in t begin der 17de eeuw lsquoopduikenrsquo (di aldus met lsquojrsquog e s c h r e v e n worden) in de Hollandsche s c h r i j f t aal waarin tot dien tijd alleende vormen der oorspronkelijk Vlaamsch-Brabantsche schrijftaal geschreven warensubj bekl g(h)i onbekl en- en procl -(d)i waarnaast encl later ook procl ge objuEen lsquozeere plekrsquo in deze theorie is tot dusverre ook voor mij altijd geweest dat in

de ME wel althans langs de Noordzeekust in geschrifte ju en jou en ook schoonzeer zelden op t eind der ME een onbekl enclit -je gevonden worden maar nooiten nergens een te verwachten ji zoodat althans t eerste een lsquobestardrsquo postulaatgebleven is Op deze zwakke steecirc en op t ontbreken der -t in onze hedendaagschewerkwoordsvormen van den 2den pers (mv v praes en praet) met encl -je heeftDr V dan ook zijn eersten aanval gericht Uitgaande van eene vergelijking tusschenlaatstgenoemde vormen en de verkleinwoorden op -(t)je(n) komt hij - op grond vaneen betoog 1o dat voacuteoacuter c 1600 nergens ji noch ook (niet-encl) je voorkomt g(h)ien -(d)i daarentegen de eenige vormen zijn1) 2o dat daarnaast in delaat-middeleeuwsche en ook in zes- en vroeg-zeventiendeeuwsche geschriften weleen encl -ge naast -gy of -gie bij Bredero ook een (soms van ghy onderscheiden)gy wordt aangetroffen 3o dat ook in t begin der 17de eeuw niet-encl je en vooraljij nog zeldzaam zijn doch later toenemen terwijl -ge -gie -gy allengs verdwijnenen de aan deze encl vnw voorafgaande werkwoordsvormen dikwijls de -t missen4o dat g(h)y en -(d)y in de 17de eeuw sterk afnemen wijken voor de j-vormen - tothet besluit d a t d e v nw je e n jij lsquoi n e n c l i s e g e b o r e n

1) Wanneer V 85-6 er met nadruk op wijst dat zelfs in de grof-zinnelijke boerden en sotternieeumlnalleen ghi gevonden wordt dient er aan herinnerd dat in die waarschijnlijk Brabantsche ofVlaamsche spelen uit de 14de en 15de eeuw niet de tegenstelling tusschen ghi en (een daaren toen problematisch) ji maar die tusschen het hier allicht verwachte oude gemeenzamedu en het hoofsche ghi in t geding is een heel ander vraagstuk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

83

z i j n rsquo - tw uit -(d)i gt -di gt dji gt dži gt ži gt ji (verg bv lat viridiarium waddium gt frverger gage) - en e e r s t l a t e r u i t d e e n c l i s e l o s g ema a k t e n t o tz e l f s t a n d i g e v nw g ew o r d e n z i j n verg bv me hebbe(n) lt hebbe-me lthebben-we De ontwikkeling dier klanken van -(d)i tot jij zien wij voor zoover denmedeklinker aangaat althans volgens V afgespiegeld in de spellingen -ge -gie-gy Kortom onze hedendaagsche vormen jij en je zijn n i e t d er e c h t s t r e e k s c h e voortzetting van Oudgermaansche vormen met j- maar zijnp a s l a t e r u i t -(d)i o n t s t a a n dwz zij hebben eerst langs een omweg hunouden klank h e r k regen immers jiz gt ji gt -(d)i enz (zie boven) gt jij In verbandhiermede meent V dat gij m e t v e l a i r e s p i r a n s e n e n c l -dij in de 17deeeuw ook i n d e H o l l a n d s c h e s p r e e k t a a l w e l d e g e l i j k g e l e e f dh e b b e n en eerst a l l e n g s d a a r u i t v e r d w e n e n z i j n Tegenover deze door hare nieuwheid verrassende aanvankelijk begoochelende

gissing wil ik nu beginnen met eenige critiek op enkele punten in V betoogVooreerst de tegenspraak tusschen het g e r e g e l d uitvallen of -slijten der -t van

den werkwoordsvorm voacuteoacuter -je en het voortbestaan der -t in v e l e gelijkluidendeklankgroepen bij de verkleinwoorden naar t schijnt de eerste aanleiding of grondtot V twijfel aan de tot dusverre geldende voorstelling en wellicht ook oogenschijnlijkalthans een zijner zwaarwichtigste argumenten daartegen Immers wanneer in deverkleinwoorden toon-tje keer-tje gaa(t)-tje de t van het suffix -tje(n) (lt -tiaen lt-kijn) ongedeerd blijft voortbestaan waarom dan ook niet in de phonetisch geheelovereenkomstige inversievormen van een (ondersteld ouder) je toont je keert jegaat waarom dan in plaats daarvan toon-je keer-je ga-je En wederom waaromsnuiv-je reiz-je tegenover de verkleinwoorden snuif-je reis-je lsquoDe fundamenteelefoutrsquo (meent V) lsquois deze men gaat tot dusver algemeen uit van de veronderstellingdat reis je een ldquosamensmeltingrdquo zou zijn van een per-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

84

soonsvorm reist en een b e s t a a n d pronomen je de verzwakte vorm van jij mawdat toen deze samensmelting tot stand kwam jij en je als zelfstandige en proklitiesevnw voorkwamen dat dus aan reis je je reist is voorafgegaanrsquo (blz 84) Ik zou willenvragen of er inderdaad overwegend bezwaar bestaat tegen de onderstelling 1o datin de werkwoordsvormen met inversie evengoed als in de verkleinwoorden de twegens demoeilijkheid der uitspraak tusschen twee anderemedeklinkers uitgevallenof wel uitgesleten de lsquouitspraakrsquo vereenvoudigd is na k p (en b) ch (en g) f (en v)s (en z) dus kook(t)-je liep(t)-je heb(t)-je dach(t)-je lig(t)-je trof(t)-je snuif(t)-jevergis(t)-je reis(t)-je evenals koek-(t)je(n) boom(p)(t)je(n) Brech(t-t)je(n)zuch(t-t)je(n) ves(t-t)je(n) res(t-t)je(n) nes(t-t)je(n) enz1) en 2o dat n a a ra n a l o g i e v a n d e z e de meerderheid vormende gevallen de -t ook in diewerkwoordsvormen waar deze moeilijkheid eener ophooping van medeklinkers nietbestond na m n ŋ r l of een klinker (de minderheid der gevallen) verdwenen isDat deze analogie nu bij de verkleinwoorden niet heeft gewerkt dat daar de t vanhet suffix -tje(n) na m n ŋ r l of klinker anders dan bij de werkwoordsvormengebleven is zou ik willen verklaren uit het (half- of onderbewuste) besef 1o bij dewerkwoordsvormen met inversie van den hier volstaanden blooten stam (zonder-t) waarnaast het vnw -je daarentegen 2o bij de verkleinwoorden van het znwwaarnaast de verschillende vorm van het s u f f i x (-tje of -je) in veel geringere mate(dan bij de wwvormen) als hinderlijk gevoeld wordt zoodat hier in de niet hinderlijkegevallen de t kon blijven Hetzelfde geldt van de werkwoordsvormen snuiv-je reiz-je(lt reist-je) tegenover de verkleinw snuif-je reis-je (lt reis-tjen) in t eerste geval isinderdaad t besef van de in den infinitief en in zoovele andere vormen voorkomendev en z (f en s alleen aan t slot

1) Trouwens ook in andere moeilijke klankverbindingen als je vergist je daar loopt je broer doorV (83 noot 2) aangehaald als bewijs dat deze verbindingen in t Nl zeer wel m o g e l i j kzijn wordt toch zeer licht de t uitgestooten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

85

en voacuteoacuter -t) en van het vnw -je t sterkst in t tweede geval dat van t enkelv znwop -f en -s (waartegen dan de eventueele meervoudsvormen met v en z lsquoniet opkunnenrsquo)Mijn tweede bedenking tegen V gissing is gericht tegen het onderstelde

phonetisch beloop -di gt jiDat in t algemeen een klankontwikkeling -di gt di (pal) gt dji gt dži gt ži gt ji (of

dezelfde reeks met ə iplv i) in sommige Nederlandsche dialecten mogelijk is zal ikniet betwisten1) Doch ter staving van een zoo algemeen en regelmatig verschijnselin het Hollandsch als hier bedoeld is zou men toch gaarne meer en stevigerbewijzen of althans juister analogieeumln aangevoerd wenschen te zien dan V onsblz 99-101 weet te gevenSpellingvarianten waaruit men zulk een gewijzigde lsquopalatalersquo uitspraak van -di

zou kunnen afleiden (bv -die -dje of derg die men dan toch t eerst zou verwachten)zijn niet of nauwelijks te vinden wel -de dat zeker niet op palatalisatie of assibilatiealleen op klemverzwakking wijst En -gi -ge waarin V (blz 91-4) overgangsvormenvan -di naar jonger -ji -je wil zien wordt op zijn minst even gemakkelijk en natuurlijkverklaard als hetzij brab gi ge (met velaire spir) hetzij oudere onbeholpenschrijfwijzen voor holl ji je (zie ben blz 94 vlgg) Een paar -ses bij De Roovere(blz 100) eindelijk kunnen evengoed zoo niet beter eveneens uit ouder ji jeverklaard wordenEn wat de analogieeumln betreft de gelijkstelling of vergelijking van dezen in t

Nederlandsch toch zeker ongewonen overgang -di gt -dji enz met de ontwikkelingvan het dimin-suff -kijn gt -tiaen gt -(t)je(n) (blz 87 93) gaat stellig niet op Daarwordt - een in allerlei talen wegravelbekend verschijnsel - de k voacuteoacuter een palatalen klinkergepalataliseerd hier zou daarentegen de d lsquogepalataliseerdrsquo worden een heel anderen

1) V vergeet hierbij (blz 100) trouwens dat hij dan ook de vormen met -ti (in soecti enz gt tjigt tši gt ši gt ji) aldus (of uit analogie) dient te verklaren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

86

zooveel ik weet althans in t Nederl zeacuteeacuter o n g ewoon verschijnsel Zeker hebbenverschillende schrijfwijzen dezer verkleinwoorden niet geringe waarde voor ditvraagstuk (zie ben blz 98-9) Maar het gaat niet aan te zeggen lsquode d wordt onderinvloed van de volgende i palataal (d) precies onder dezelfde kondities dus en inhetzelfde dialektgebied waarin het palatalisatieproces van t suffix -kijn plaats lsquovindtrsquo(99) Ja wel dezelfde voorwaarden (natuurlijk trouwens een v o l g e n d e palataleklinker de gewone oorzaak) en hetzelfde gewest Holland en ook dezelfde uitkomstMaar het punt van uitgang de v o o r a f g a a n d e medeklinker is geheel verschillenden daarmede vervalt alle bewijskrachtEveneens slechts in schijn te vergelijken zijn gevallen als lat viridiarium waddium

gt fr verger gage waarin de i voacuteoacuter een anderen k l i n k e r vanzelf halfklinker ( j)werd terwijl hier in een o n b e k l em d e s l o t l ettergreep noch een palataliseeringder d noch een overgang van i in j te verklaren ware Trouwens uit wat in tRomaansch geschiedt valt kwalijk te besluiten tot een Noordnederlandsch dialectOogenschijnlijk meer gewicht heeft de analogie der door V aangehaalde

pronominale vormen voor den tweeden persoon uit nieuw-Limburgsche dialecten(Tongeren Hasselt en St-Truyen) džie dže že je1) Maar Frings door Vaangehaald spreekt van eene ontwikkeling lsquovon χ- x- j- zu di- dz- dž- und ž-rsquodus juist in omg e k e e r d e richting Bovendien wat bewijzen ten slotte ookNederlandsche dialecten aardrijksen taalkundig zoacuteoacute ver van het H o l l andsch afstaande als deze Limburgsche2) voor een klankproces in het H o l l andschSteun had V nog kunnen zoeken in andere Zuidnederlandsche dialecten De Bo

Cornelissen-Vervliet en Teirlinck geven onderscheidenlijk voor het Westvlaamschhet Antwerpsch-

1) Leuv Bijdr VIII 242-3 300-1 verg ook Versl d Vl Acad 1907 1762) lsquoN i e t t e g e n s t a a n d e d i e p g a a n d e v e r s c h i l l e n blijft het Tongersch en de

Limburgsche dialectgroep in t algemeen in den grond Nederlandschrsquo grootaers in LeuvBijdr VIII 105)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

87

Brabantsch en het Zuidoostvlaamsch reeksen van grootendeels dezelfde met dj-beginnende woorden op Maar 1o is in de meeste gevallen deze dj- (of ook wel džof dz-) kennelijk niets dan eene lsquoaanpassingrsquo van of lsquoklankvervangingrsquo voor hetzij frj- (ge-) hetzij eng j- in andere gevallen eene soort van versterking van een Nederlbegin-j- te vergelijken met mnl tjan tjacob (of lt Sint-Jan of -Jacob) en nnl tjezustjasses tja tjee en derg doch in slechts enkele min of meer lsquoverklankendersquo woordenals djangelen (djingelen) djompel djoezelen uit een begin-d ontstaan zoodat dezegeheele reeks eer voor j (of ž dž) gt dj dan voor d gt dj gt j pleit1) 2o zijn ook dezegevallen van (versterkte) b e g i n k lanken natuurlijk niet te vergelijken met de hierbedoelde klanken aan t o n b e k l em d e s l o t van werkwoordsvormen 3o zoudenook deze Zuidnederlandsche gevallen bovendien van zwakke bewijskracht zijn voorhet hier aanhangige Hollandsch-Noordnederlandsche vraagstuk2)Ten slotte naar V voorstelling zou dus in ouderen tijd voacuteoacuter den aanvang der

literatuur -d-ji in -di en dit laatste in lateren tijd weer in -dji (enz) zijn overgegaaneen weliswaar niet ondenkbaar geval van lsquoheen-en-weergaandersquo klankontwikkelingmaar die dan toch wel nadere bespreking en verklaring zou eischen Of loochentV den eerstgenoemden overgang wil hij mnl -di op andere wijze verklarenEen derde door V aanvankelijk ook door mij over t hoofd gezien bezwaar

waarop coll Kern mij opmerkzaam heeft gemaakt is dat die gegiste herkomst vanons je en jij dan toch alleen zou gelden voor den subjectvorm zoodat men terverklaring van den (immers uit u niet te verklaren) objectvorm je zijn toevlucht zoumoeten nemen tot een overdracht uit den subjects- in den objectsvorm waarvoorhet echter den heer V denkelijk even moeilijk zou vallen analogieeumln bij te

1) Over de zonderlinge maar geenszins zeldzame spelling dgie iplv die (dij) durf ik niets zeggenzie Ned Wdb iv

2) Zie over de mogelijk- of waarschijnlijkheid dezer onderstelde klankontwikkelingen ook KernIdealen en Grenzen (Leidsche inaug rede) 26

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

88

brengen als de gevallen van het omgekeerde (objectsvorm met subjects-functie)gemakkelijk te vinden zijnEen vierde bezwaar is voor mij hierin gelegen dat V desbewust maar zeer ten

onrechte de vormen ju en jou geheel lsquobuiten bespreking gelatenrsquo lsquoin zijn betoogmet die vormen geen rekening gehoudenrsquo heeft (blz 103-4) terwijl die vormen dantoch sedert de ME in onafgebroken reeks voorkomen juist in die gewesten waarlater jij (en je) lsquoopduikenrsquo Zulk een verwaarloozing van belangrijke getuigen in hetgeding gaat toch waarlijk niet aan Naar V voorstelling zouden dus waarschijnlijkde oudere vormen ju jou en de lsquojongere uit -di ontstanersquo vormen jij en je bloottoevallig in dezelfde gewesten naast elkaar staan Geloove dit wie t kan Zie benblz 91-2Nog twee bezwaren waarop ik aan t eind van mijn betoog terugkom zijn 5o dat

V ook geen rekening heeft gehoudenmet de tegenstelling in de 17de eeuw tusschende Brabantsch gekleurde schrijftaal gesteund door de spreektaal der Brabantscheinkomelingen en de Hollandsche spreektaal en 6o dat hij het algeheel verdwijnenvan gij (dat volgens hem in de Hollandsche spreektaal geleefd zal hebben) uit diespreektaal ondanks den steun der schrijftaal niet verklaard heeft

Thans na mijne bezwaren tegen V gissing de handhaving en nadere uiteenzettingder oude voorstelling waarbij ik meermalen aan bekende feiten zal moetenherinnerenDat de in lsquohet Mnlrsquo (di meerendeels Vlaamsch-Brabantsch) gewone vormen

bekl g(h)i onbekl (encl) -i beide ontstaan zijn uit een Oudwestnederfrankisch jien dit uit een Oudgermaansch jiz staat toch wel vast wordt althans algemeenaangenomen en zoover ik zie ook door V niet geloochend (eigenlijk al dan nietopzettelijk niet aangeroerd of mag men hier niet den regel toepassen wie zwijgtstemt toe) De onbeklemde encl vorm -(d)i (na voorafgaanden harden mkl -ti)moet dan reeds in ouden tijd voacuteoacuter den aanvang onzer Mnl

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

89

literatuur ontstaan zijn uit -ji in de verbinding -d-ji waarin de j uitgevallen uitgesletenof weggesmolten is1) eene soort van lsquovereenvoudigingrsquo mi in eene onbeklemdeslotlettergreep op zijn minst evenzoo zoo niet eer waarschijnlijk in lsquoNederlandschenrsquomond als het omgekeerde proces door V voor een later tijdperk aangenomen (digt dji gt dži gt -ži gt ji)2) De beklemde vorm g(h)i daarentegen moet oa in het(Oost)-Vlaamsch en Brabantsch di in Westnederfrankische dialecten ontstaanzijn uit hetzelfde ji evenals mnl ghien (met ghicht bekentenis -en -ich) uit ogjehan enz mnl ghene uit og jeno- en misschien ook nl geur gier en gisten uitog jesan enz mnl ghicht (arthritis) uit jicht enz3) Welken klank deze lsquog(h)rsquo vang(h)i in die verschillende dialecten juist voorstelde een meer gutturalen velairendan wel een meer (post- of prae)-palatalen kunnen wij voor de ME slechts gissenDe objectieve casus (dat-acc) bij dit g(h)i is vanouds u (uit ouder iu) di toch stelligwel reeds (overal) uuml ofschoon de later in Brabant opduikende vorm ou eene (duszeer oude) diphthongeering van ucirc niet van uuml moet zijnNaast dezen laatsten vorm komt (of komen) nu echter reeds in de ME en daarna

doch alleen in allerlei Westvlaamsche Zeeuwsche Hollandsche Utrechtsche enWestfriesche geschriften (of althans h a n d s chriften) een (of twee) andere vorm(en)van den objectief-casus voor ju en jou4) welke twee vormen hetzij twee verschillendeklanken voorstellen (uuml en ograveu) of wel tweeeumlrlei spellingen van denzelfden klank (hdu nl lsquooersquo) zijn5) Deze alleen in geschriften uit die streken gevonden vormen heeftVdH mi te recht Friesche vormen genoemd6) Uit owgerm iacuteu is in t Frieschevenals in

1) Franck Mnl Gramm2 sect 89 115 12) Verg bv holl koppie jassie boompie enz met -ie lt -je3) Franck Mnl Gramm2 sect 108 (ook 99 en 123 Anm 2)4) Vor der Hake Aansprv 216-8 N Taalg XX 1195) Vor der Hake aw 212 2196) Kloeke Tschr XXXIX 255 en op zijn voetspoor (maar in eigen kruistocht tegen lsquoFriese

elementen in t Hollandsrsquo) V Haeringen N Taalg XVII 4 en Verdenius Tschr XLIII 103hebben op grond van het voorkomen van zulke j-vormen ook in de Nederduitsche Sassischegewesten VdH het recht ontzegd deze (Aansprv 220-1) Friesch te noemen Alsoud-promotor en lsquoaanstichterrsquo dezer benaming voel ik mij geroepen te harer verdedigingaan te voeren 1o dat VdH wiens hoofdbedoeling trouwens was hunne n i e t -F r a n k i s c h e (Brabantsch-Vlaamsche) herkomst aan te wijzen zelf op dat voorkomeno o k in t Nd gewezen heeft 2o dat het mi toch wel blijk geeft van al te verre gaandscepticisme hier waar het getuigenis der oude geschriften en der hedendaagsche dialecten(en t Eng zie straks) zoacuteoacute volkomen overeenstemmen te twijfelen aan een oud rechtstreekschhistorisch verband dat men dan tot nader order di tot nader onderzoek van de herkomstder Noordzeekustbewoners toch wel Friesch - of wil men Anglo-Friesch of Sassisch-Frieschof ook Ingwaeoonsch - zal mogen noemen Het is immers slechts eacuteeacuten der vele blijken vanovereenstemming en verwantschap tusschen die Nederlandsche Noordzeekustdialecten enhet Engelsch

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

90

t nauwverwante Engelsch en de in dezen ook nader staande Skandinavische talenmet verspringing van het accent van het eerste op het laatste bestanddeel van dentweeklank die daardoor van vallend stijgend werd uacute jucirc ontstaan dat in t Engelschen t Friesch dan ook nog heden ten dage nagenoeg gelijk luidt (eng you = fr jo enju di joe) en dat door dezelfde oude diphthongeering als in Brabant ucirc tot ograveu inHolland ee jou (met ograveu) is geworden1) verg ook fri dou lt ducirc holl nou lt nucirc enz2)Als nominatief subjectieven vorm mogen wij nu in diezelfde streken ji verwachten

In t Friesch immers blijft niet alleen een oude j voacuteoacuter palatale klinkers onveranderd- terwijl zij in t Frankische Brabantsch-(Oost)vlaamsch dan in g overgaat (zie bovenblz 89) - maar gaat ook omgekeerd een g- voacuteoacuter palatale klinkers in j- overwederom evenals in t Engelsch3) en ook in onze Sassische tongvallen Inderdaad

1) Zie Siebs in Pauls Grundr2 I 1235-6 Sipma Phonol amp Gramm of Mod West Frisian sect 45-796 en verg bv sljucht enz namen als Sjoerd Tjaden Djoeke (geschr Dieuwke ltThiad-wara) fri-nnl krioelen = nnl krieuwelen enz

2) Zie boven blz 89 en bv Ned Wdb op Brouw (I) Waarom de klank van eng thou fri douverschilt van eng you fr jo ju weet ik niet Verschil van lengte (ucirc times u) door verschil vanklem Zie Kern in N Taalg V 123

3) Zie Siebs aw I 1300-1 Kluge aw I 995-1001 en fri-mnl-nnl jicht (-en -ig) bekentenisjier jijn enz en bv nfri jouwe lt ofri ieva lt og geban de namen Jilles Jelis lt Gillis G(i)eli(j)slt Aegidius Jelmer (en Jasper) Jisp lt Gisp Joris (nd Joumlrgen gt nl Jurriaan) lt Georgius (timesGoris lt Gregorius) en Gulik = hd Juumllich lt Juliacum benevens eng yard yell yellowyesterday yield enz Zie Boekenoogen Zaanl Idiot XXXVIII-XXXIX en de met ji-beginnendeart in t Mnl Wdb (slechts enkele derg vormen alle uit Westfriesche stukken) en in t NedWdb (alle Hollandsch-Friesche woorden) - Verg trouwens ook nl -eg(e)- gt -ei- in zeil enz(Franck Mnl Gramm2 sect 118)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

91

vinden wij in t Nfri hier dan ook enkelv (doch oorspr mv) subj en obj beklemd(vanouds) ji maar thans in de plaats daarvan (wederom als in t Eng) denoorspronkelijk alleen objectieven vorm jo (waarnaast nog als voc ju) onbeklemdje met een jonger opnieuw gevormd mv subj en obj bekl jimme onbekl jim1)Met deze Friesche vormen nu stemmen de Zeeuwsche nog vrij wel overeen

enkelv subj bekl ji onbekl je obj joe2) hier leeft dus de in t Friesch thansverouderde ongediphthongeerde vorm van ons jij nog inderdaad voort En in hetaangrenzende Westvlaamsch is wel de enkelv subj beklemde vorm gi maardaarnaast staat de onbekl je3) obj bekl joen onbekl je mv subj bekl gijlder enzonbekl je obj bekl julder onbekl je het bezitt mv is daar ook joen (jon joen)4)Derhalve in de Friesche en Zeeuwsche evenals in de Hollandsche volkstaal

a l l e e n onbeklemde en beklemde ji-vormen die wij ook in het zuidelijkerWestvlaamsch terugvinden doch hier alleen als onbeklemden vorm met eenbeklemd gi er naast Deze hedendaagsche gewestelijke vormen te scheiden vanden enclitischen vorm -je - te vereenzelvigen met een geschreven -ge zie ben 94vlgg - voor subj en obj dien wij in de 16de eeuw oa in sommige Zeeuwsche enZuidhollandsche dingtalen en bij den Bruggeling Cornelis Everaert in de 17de eeuwbij Cats De Brune en andere Zeeuwen en voorts bij alle Hollandsche schrijversvinden5) gaat toch zeker niet

1) Sipma aw sect 227-82) Winkler Dialecticon II 182 ee (Verl Zoon vs 21 27 29-32)3) Oogenschijnlijk dus geheel zooals bij Cats (en andere Hollandsche schrijvers der 17de eeuw)

zie N Taalg XX 124-54) Vercoullie in Onze Volkstaal II 27 31 De Bo2 414a Het poss jon herinnert aan het

Zeeuwsche althans bij Wolff en Deken veelvuldige jen tenzij dit naar t Ned Wdb VII 451gist slechts een (papieren) analogievorm naar mĕn zĕn (mn zn) van den 1sten en 3denpersoon is

5) Vor der Hake Aansprv 208-9 218 Verdenius Tschr XLIII 88-92 N Taalg XX 123-7

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

92

aan Wordt dan reeds alleen met het oog op al deze van elkaar onafscheidelijkej-vormen langs de geheele Noordzeekust V verklaring van ons hedendaagscheen reeds zeventiendeeuwsche jij en je uit -di dat zooveel ik weet in Friesland nooitbekend geweest is en in Holland naar mijne opvatting tot in de eerste helft der 17deeeuw alleen op t papier bestaan heeft niet zeer hachelijk ja onwaarschijnlijk isOf zou V werkelijk al deze j-vormen ook die der Friesche volkstaal uit brab-vl -diwillen verklarenDe vergelijking dezer Friesche Zeeuwsche en Westvlaamsche j-vormen geeft

dus allen grond om diezelfde vormen ook in het tusschengelegen grootendeelsvanouds Westfriesche Holland te verwachten Doch wij vinden daar in demiddeleeuwen noch in literaire noch in ambtelijke stukken (in de laatste is trouwensde 2de persoon vanzelf uiterst schaarsch) eenig zichtbaar spoor van een (aldusgeschreven) vorm ji steeds en overal luidt het - of liever staat er geschreven -evenals in Vlaanderen en Brabant ee g(h)i en ook in enclise -di Noch Stokewellicht een Zeeuw noch de Hollanders Hildegaersberch of Potter (vader en zoon)schrijven ji allen schijnen slechts g(h)i (en -di) te kennen ook in die stukken waarju of jou voorkomt ontbreekt ji te eenenmale Er s c h i j n t op dit punt geen anderverschil tusschen Oost-Vlaanderen en Brabant eenerzijds en West-VlaanderenZeeland en Holland anderzijds te bestaan dan dat alleen in de laatste gewestenreeds vroeg ook een ju jou en later schaars ook een onbeklemd -je (-ge) gevondenwordtEerst op t eind der 16de en in t begin der 17de eeuw wanneer de lsquoletterstroomrsquo

in Holland veel ruimer en rijker gaat vloeien komt naast het vanouds gebruikelijkeg(h)i1) en jou in de literatuur een veelvuldiger gebruik op van het onbeklemde en-en proclitische je later allengs ook van een

1) Het vraagstuk van den tijd en de plaats der diphthongeering van de icirc tot ei in j- en in g-vormenin verband ook met de spelling lsquoi y of ijrsquo staat hier natuurlijk geheel buiten en blijft dusonbesproken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

93

beklemd jij en eindelijk - wat ons hier nu niet aangaat - titulatuur vooral UE1) Wijvinden dan bij Hollandsche en Zeeuwsche schrijvers als Hooft Coster Bredero alsCats en De Brune ondanks allerlei schakeering een oogenschijnlijk dooreenmengennaast elkaar gebruiken van gij en jou2) later ook van gij en je of jij althans waar inhet kluchtspel in liederen en in zeer gemeenzame brieven de werkelijke(volks)spreektaal der lagere maar ook der - in het langen tijd burgerlijk geblevenHolland en Zeeland allicht nog niet zoo scherp daarvan onderscheiden - hoogerestanden min of meer nauwkeurig weergegeven of althans benaderd wordt Onshedendaagschen Hollanders Noordnederlanders voor wie gij nu eenmaal alleeneen woord uit de (geschreven of gesproken) deftige boekentaal is schijnt dit eenallerwonderlijkste schier ongeloofelijke vermenging of verwarring van tweeeumlrlei taalvooral waar gij in eacuteeacuten zin door en tot dezelfde personen naast je jij en jou gebezigdwordt Zou dit gij inderdaad aldus met velaire spirant door Hollanders niet alleenevenals thans uit een geschrift voorgelezen maar ook in hunne natuurlijkeomgangstaal g e s p r o k e n zijn Ik kan t al blijf ik de velerlei wisseling in t gebruikder aanspreekvor‿men in den loop des tijds indachtig kwalijk gelooven en wel opgrond der overeenstemming tusschen hetgeen wij weten van deFriesch-Hollandsch-Zeeuwsche volkstaal in ouden en nieuwen tijd en dehedendaagsche algemeene beschaafde (Hollandsche) spreektaal Mijn grootstebezwaar tegen V theorie ik herhaal het is juist dat zij het werkelijk gebruik vangij naast jij in de Hollandsche s p r e e k t aal der 17de eeuw aannemende niet verklaarthoe die vorm dan ondanks den machtigen steun der (geschreven en lsquouitgesprokenrsquo)s c h r i j f -

1) Zie N Taalg XX 112 136-82) Zie N Taalg XX 119 vlgg - Jou ook als voc gevolgd door een scheldnaam evenals nog

heden Zou deze bevreemdende objectieve vorm met de functie van een voc (zie bv Kernin N Taalg V 124-5) niet verklaard kunnen worden uit den invloed van of eigenlijk deverwarring vermenging met den alouden smadelijken uitroep jo jou (zie N Taalg XX 122162 173)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

94

taal waarin men dien klank bij alle voorlezingen in alle aanspraken van den kanselde katheder bij alle officieele gelegenheden stellig werkelijk h o o r d e reeds c1700 den Amsterdamschen Hollander Lambert ten Kate even ondraaglijk stijf in deooren klonk als thans ons zoodat het toen blijkbaar evenmin als nu een Hollanderin gewone omgangstaal over de lippen wilde1) Deze toch voor de hand liggendevraag is tot nog toe door niemand ook door V niet beantwoord En zij laat zich nietvan de baan schuiven door eene algemeene verwijzing naar de wisselvalligheid jawispelturigheid van den lsquomosrsquo en de mode in het gebruik der aanspreekvormen

Zoo rijst - en eischt breeder beantwoording dan tot dusverre - de vraag Is inderdaadmet lsquoghirsquo of lsquogirsquo lsquoghyrsquo of lsquogyrsquo lsquoghijrsquo of lsquogijrsquo overal en altijd dezelfde klank en weldezelfde klank als nu een velaire spirant bedoeld Hier is eengraphisch-phonetische uitweiding of herinnering noodzakelijkDe geschiedenis onzer spelling zooals wij die in de beste lsquoMnlrsquo di in de oudste

Vlaamsche Brabantsche en Limburgsche hss vinden schijnt mij ook op dit puntgeheel in overeenstemming met die der taal en letteren in t algemeen der cultuurin de latere lsquoNederlandenrsquo Germaansch Frankisch doch van den aanvang af ondersterken invloed der Romaansche Walsche of Fransche cultuur2) In lsquoNederlandrsquo

1) Zie Aenl I 472-3 oa in het Ned Wdb IV 2332-3 en 2341 aangehaald bovenal lsquoDit J e voorG y is zo gemeenzaem in de Praettael dat er Gy ten eenemael gemaekt klinkt en word erook zelf dit J e in de Verbogene Casus gebruikt als V a n j e en A a n j e dog dit als telaeg te plat en al te gemeenzaem is tot nog toe buiten alle Schrijftael gehoudenrsquo En eeneeuw later getuigt Bilderdijk Verh v de Gesl 242 lsquoZoo schrijft men Gy voor het geen in tgemeen gesprek Jy heetrsquo

2) Verg voor lateren tijd de toch zeker ook aan de naburige Fransche ontleende Vlaamschemaar ook Zeeuwsche en zelfs Zuidhollandsche spelling lsquooursquo = ucirc voacuteoacuter gutt en lab times lsquooersquo =

(lange) ucirc voacuteoacuter dent (Franck Mnl Gr2 sect 30) verder lsquoeursquo = en lsquoeuirsquo = i (Tschr XL 147-9)eindelijk lsquozrsquo voor den zachten times lsquosrsquo voor den scherpen sisklank De telkens en overal weerblijkende invloed der Fransche cultuur in letteren en taal en zelfs spelling kan voor denvroegeren tijd mi kwalijk overschat worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

95

zoowel als in lsquoOverlandrsquo in de Nederfrankische zoowel als in de Middel- enOpperfrankische gewesten en tongvallen hebben de lsquoschrijfscholenrsquo de op Latijnschengrondslag berustende Romaansche (Westfrankische) spelling overgenomen1) Toenin het (Vulgair-)Latijn de gutturale explosief ǵ voacuteoacuter de palatale klinkers e en i eenpalatale geassibileerde spirant dj dž ž was geworden en de letter lsquogrsquo dus voacuteoacuter dieklanken een (of meer) gewijzigde nieuwe klank(en) was gaan aanduiden heeft menter aanduiding van de gutturale explosief voacuteoacuter de palatale klinkers e i een nieuwletterteeken lsquoghrsquo aangenomen en geschreven Zoo was t in t Romaansch zoo werdt overgenomen in t Germaansch-Frankisch (consequent alleen trouwens bij Isidorus)en zoo is t nog heden in t Italiaansch de explosief ǵ voacuteoacuter velairen aangeduiddoor lsquogrsquo lsquoga go gursquo voacuteoacuter palatalen door lsquoghrsquo lsquoghe ghirsquo de geassibileerde spirantdž ž enz voacuteoacuter palatalen door lsquoge girsquo voacuteoacuter velairen door lsquogi(a) gi(o) gi(u)rsquo In tFransch echter is (later) de explosief ǵ wel voacuteoacuter velairen eveneens door lsquogrsquo (lsquogago gursquo) maar voacuteoacuter palatalen niet door lsquoghrsquo maar door lsquogursquo (lsquogue guirsquo) aangeduidterwijl de geassibileerde spirant (d)ž er voacuteoacuter velairen steeds met lsquojrsquo (lsquoja jo jursquo) voacuteoacuterde palatale e ogravef met lsquojrsquo ogravef met lsquogrsquo (lsquoje gersquo) doch voacuteoacuter de i alleen met lsquogrsquo (lsquogirsquo)geschreven werd zoodat in t Fransch wegravel de letterverbinding lsquojersquo maar n i e t lsquoj i rsquoa l l e e n lsquog i rsquo b e s t a a t woorden met lsquojirsquo beginnende zal men in oude en nieuweFransche woordenboeken dan ook vergeefs zoekenDergelijk verschil bestaat bij de schrijfwijze van den halfklinker j ( ) Deze werd

in de middeleeuwen overal in Romaansche en Germaansche talen voacuteoacuter de velaireklinkers a o u geschreven met een der beide toen nog gelijkwaardige vormen derletter lsquoirsquo ogravef lsquoirsquo ogravef lsquojrsquo (de lsquostaart -irsquo) Zooals bekend is zijn deze twee laatste teekensvanouds en zeacuteeacuter lang

1) Franck Altfraumlnk Gramm sect 103 1 verg sect 116 over de analoge onderscheiding tusschen lsquocrsquoen lsquokrsquo lsquoscrsquo en lsquoschrsquo Zie ook Mansion Oud-Gentsche Namenkunde 135 ee

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

96

tot in de 17de eeuw niet gelijk wij nu gewoon zijn beschouwd en gebruikt als tweeonderscheidene p h o n e t i s c h e teekens (de lsquoirsquo voor den klinker en de lsquojrsquo voor denhalfklinker) maar als twee vormen eener zelfde letter op verschillende maar zuiverg r a p h i s c h e wijze onderscheiden naar gelang van het gebruik als begin-tusschen- of slot l e t t e r als gewone kleine of hoofdletter enz1) Doch voacuteoacuter depalatale e en i werd de halfklinker vanouds in de Frankische tongvallen voor zooveel of weinig hij in die positie voorkwam noch met lsquoirsquo noch met lsquojrsquo maar met lsquogrsquogeschreven waaruit wij ook wel zullen mogen opmaken dat die klank weinigverschilde van die eener oorspronkelijke palatale (geassibileerde) spirant2)Voor het lsquoMnlrsquo - di nogmaals allereerst zuidelijke Vlaamsche Brabantsche en

Limburgsche - klank- en spellingstelsel dient nu allereerst opgemerkt dat (in allegewesten) de explosief ǵ - behalve waarschijnlijk in sommige gevallen aan t slotna ŋ en in de verdubbeling of verlenging3) - in de spirant g was overgegaanBehoudens dit verschil van explosief en spirant is de spelling op dit stuk in hetNederfrankische lsquoMnlrsquo gelijk aan de door Franck beschrevene Middel- enOpperfrankische Dus wordt in oude goede hss doorgaans de mediale spirant gvoacuteoacuter velaire kl a o u met lsquogrsquo voacuteoacuter palatale met lsquoghrsquo geschreven En de halfklinkerj ( ) wordt voacuteoacuter vel kl met lsquojrsquo geschreven terwijl men in de zeer zeld-

1) Vandaar de middeleeuwsche schrijfwijze van getallen lsquoijrsquo lsquovijrsquo enz nog later lsquoJanuarij Julijrsquoenz en ook onze zgn lsquolange ijrsquo eigenlijk niets dan twee lsquoirsquos waarvan de tweededuidelijkheidshalve (oa ter onderscheiding van lsquouumlrsquo) met de lsquostaart-irsquo geschreven werd dochlater zeer ten onrechte als een teeken voor de gediphthongeerde icirc (egravei) aangezien enz Zieover de geschiedenis der teekens lsquoirsquo en lsquojrsquo vooral Ned Wdb VII 3-5 Hooft schrijft bv (Isabella32) nog copjen = kopiacuteeeumln

2) Franck Altfraumlnk Gramm sect 72 in overeenstemming met het Ags schrijfgebruik (zie SieversAgs Gramm sect 175 2) een letterteeken lsquojrsquo ontbreekt voacuteoacuter vel kl wordt lsquoirsquo voacuteoacuter pal kl alsbeginletter steeds lsquoʒrsquo gebruikt

3) Franck Mnl Gr2 sect 9 vandaar bv sec ric bruc(k) rinc secgen (de laatste spelling lsquocgrsquowederom evenals in t Ags Os en Mnd zie Franck Mnl Gr2 sect 30 Altfraumlnk Gr sect 108Sievers Ags Gr sect 216 enz)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

97

zame gevallen dat hij in die Nederfrankische tongvallen voacuteoacuter de pal e voorkwamweifelde tusschen lsquoirsquo lsquojrsquo en lsquogrsquo (ieghen jeghen geg(h)en enz) Voacuteoacuter i kwam de klankin die dialecten zoogoed als nooit voor was of ware dit het geval men zou zekernoch lsquoirsquo noch lsquojrsquo gebruikt hebben maar lsquogrsquo Immers lsquoirsquo en lsquojrsquo hadden beide gelijkeklankwaarde lsquoj i rsquo w a r e d u s o p z i j n m i n s t d u b b e l z i n n i g (immers = ii ofij di lange icirc) ja zoogoed als onmogelijk geweestOp tweeeumlrlei wijze wordt dit alles bevestigd Vooreerst door de spelling der in t

Mnl aan het Fransch ontleende woorden Daar vinden wij reeds in de ME denvreemden klank dž (later gt ž) of wel de met klankvervanging daarvoor in de plaatsgekomen naastbijgelegen Dietsche klanken meestal den halfklinker j ( ) voacuteoacutervelaire klinkers zelden anders aangeduid dan met lsquojrsquo jaloers joeste joie juge enzvoacuteoacuter palatale klinkers1) daarentegen meestal met lsquogrsquo ogravef wel met lsquojrsquo ogravef ook wel metlsquoirsquo (immers geheel gelijkwaardig met lsquojrsquo) geeste of jeeste gent jent of ient Gente(Nobels gemalin in Rein I) Ogier Rogier znw op -ge en op -gier ww op -gierenof -ieren of ook -geren juge loge bottelgier losengier logieren failgeren enz znwop -age (vanoudsmeestal aldus gespeld) woordenmet gemouilleerde l of n (meestallsquolgersquo lsquongersquo of lsquoliersquo lsquoniersquo gespeld) enz Eeacuten vaste overal en altijd gebruikelijke spellingvoor dezen vreemden klank - of liever deze vreemde in t Nederlandschwaarschijnlijk tusschen dž ž z de palatale spirant van nhd -ige(n) en den halfklinkerj ( ) wisselende klanken - was er niet Doch wel kan men vaststellen 1o dat althansin de oude (Vlaamsche) hss ter aanduiding dezer klanken wegravel zeer vaak de lsquogrsquomaar zelden of nooit lsquoghrsquo geschreven wordt welke laatste letters daar altijd de velairespirant voacuteoacuter e en i in Dietsche woorden aanduiden

1) Ik laat hier andere spellingen als lsquodsrsquo lsquodzrsquo enz als hier niet ter zake doende onbesprokendoch wijs alleen even op eene zeer ongewone door S de Gr niet vermelde doch leerzamespelling als mansieren lt ofr mangier (Muller Crit Comm op Rein I 71-2)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

98

zoodat men eerst in jongere hss ook wel gheeste ghent (Kil) Roghier enz aantreft(toch zeker slechts een graphische verwarring geen phonetische overgang) 2odat men die vreemde klanken ook wel met lsquogirsquo (iplv een enkele lsquogrsquo) doch n imme rme t lsquoj i rsquo aangeduid vindt wegravel faelgieren battaelgie logie nooit faeljieren Rojierenz wederom natuurlijk immers lsquojrsquo was = lsquoirsquo derhalve lsquojirsquo zou = lsquoiirsquo of lsquoijrsquo geweestzijn en niet den vreemden klank aangeduid hebben Kortom bij deze vreemdeontleende woorden vinden wij als een zeer gewone spelling de aanduiding van denhalfklinker j of de naastbij gelegen palatale spirant (van nhd -ige(n) en bv ook vaneen nnl met sterken nadrukkelijken twijfel uitgesproken ja) met de letter lsquogrsquo of ookmet lsquogirsquo1)Een tweede bevestiging van deze opvatting der schrijfwijze g(h)i vinden wij in de

spelling der verkleinvormen welker geschiedenis nog kortelings op zoo grondigeen bondige afdoende en heldere wijze door Kloeke is uiteengezet2) De doorpalataliseering in het achterv -kijn ontstane klanken (-k- gt -tχ- -tš- -tj- enz) - nauwverwant met de boven besprokene in Romaansche woorden - duidde men bijgebreke van eacuteeacuten of meer afzonderlijke teekens immers ook aan met -tgin -tgien-tgen -tien -tjen -tje aldus wellicht in min of meer historische volgorde althansmet lsquotg(i)rsquo als oudste lsquotjrsquo als jongste aanduiding der ongewone klankgroepUit dit alles meen ik dus te mogen besluiten dat waar in de Frankische dialecten

de daar niet inheemsche klankgroep

1) Zie breeder hierover Salv de Grave De Franse woorden in het Nederlands 267-71 (vergook bv Tschr XVII 264) - Ten gevolge dezer weifelende spelling zijn in t Mnl de in t Ofronderscheiden inf op -ier en -er niet altijd meer te onderscheiden -gieren kan = -g-ieren en= -gi-eren zijn evenzoo -ieren = -ieren en = -g-eren

2) Zeitschr f deut Mundarten XVIII (1923) 217-31 vooral 223 lsquoes hat sich hier urspruumlnglichum einen schwierigen Laut das palatalisierte k gehandelt das landlaumlufige Alphabet besasskein Zeichen dafuumlr man suchte sich mit allen moumlglichen Zeichen (zumal da die Ausspracheja oumlrtlich noch verschieden war) zu behelfen bis sich endlich ein fester Brauch dieSchreibweise -tje festsetzte Den Sachverhalt kannman wenigstens fuumlr Nord-Holland ziemlichgenau wiederherstellenrsquo al hetgeen mm op het hier aanhangige vraagstuk van toepassingis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

99

ji (halfklinker + i) of een naastbijgelegen klankgroep (palatale of geassibileerdespirant + i) in ontleende Romaansche woorden in verkleinwoorden en in enkeleandere gevallen ontstond men voacuteoacuter velaire klinkers veelal lsquojrsquo schreef maar voacuteoacuterpalatale zich behielp met - als in zoovele andere gevallen in navolging van hetFransch - lsquogrsquo of lsquogirsquo te schrijven maar nooit lsquojirsquo als zijnde = lsquoiirsquo of lsquoijrsquo dus slechtsaanduiding eener dubbele of lange i Derhalve kan mi reeds in hetVlaamsch-Brabantsche Mnl lsquog(i)rsquo zeer wel het teeken niet alleen voor de palatalespirant maar ook voor den halfklinker gevolgd door i lsquogirsquo dus = ji geweest zijn

Hoemoest nu toen in de tweede helft der 14de eeuw lang na Vlaanderen en Brabantook Holland in de literatuur lsquoaan het woord kwamrsquo en vooral toen nog twee eeuwenlater op t eind der 16de eeuw de nog langen tijd boersche lsquobottersquo inwoners van ditnoordelijke gewest zelf op den voorgrond kwamen en de oudere hoogere cultuurweldra zelfs de leiding van de zuidelijke gewesten overnamen en deze naar dekroon staken die klankgroep ji voorgesteld worden welke in de Friesch-Hollandschevolkstaal - vooral in het opkomende kluchtspel zoo getrouw mogelijk afgebeeld -wel degelijk en herhaaldelijk niet alleen in Romaansche maar ook in inheemschewoorden in verkleinvormen in persoons- en plaatsnamen en vooral ook in het hierbesproken vnw telkens voorkwam De obj-vorm jou kon als vanouds aldusgeschreven worden Voor den onbeklemden subj- en obj-vorm je hadmen de keustusschen ge ie ye en je die dan ook alle voorkomen aanvankelijk meestal gedaarna ook wel ie of ye en eindelijk meer en meer je dat ten slotte de gewoneaanduiding wordt Doch voor den beklemden subj-vorm ji hetzij met halfklinker ofmet pal spir (en later met egravei iplv i) gesproken was de spelling lsquojirsquo nagenoegonbruikbaar zoolang de teekens lsquoirsquo en lsquojrsquo beide tweeeumlrlei klankwaarde (klinker enhalfklinker) hadden en bovendien de lsquojrsquo de lsquostaart-irsquo nog eer en meer als sluit- dan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

100

als beginletter geschreven werd Aanvankelijk vinden wij dan ook nooit ji noch ookij Schier lsquokrampachtigersquo pogingen tot uitbeelding als iy of yi blijven zeldzaam1)vinden geen navolging Het meest voor de hand liggende was natuurlijk ook hierde oude Vlaamsch-Brabantsche schrijftraditie te volgen en - niet alleen in het persvnw maar in al de bovengenoemde gevallen lsquogirsquo te schrijven dat immers ook eeneverschillende klankwaarde of lsquouitspraakrsquo kon hebben voor den eenen meerzuidelijken spreker wellicht een palatale spirant voor den anderen noordelijkenden halfklinker kon voorstellen evenals bv de letter lsquoarsquo immers voor verschillendegewesten zeer verschillende klankwaarde of lsquouitspraakrsquo had van oa of ao tot lsquohelderersquoa of zelfs ae toe2)Weliswaar zou men naar het boven blz 98 gezegde voor deze gevallen eigenlijk

alleen lsquogi-rsquo niet lsquoghi-rsquo verwachten welke verwachting echter bedrogen uitkomt Menvindt zoover ik weet - maar de zaak is nog nooit ernstig onderzocht - in demiddeleeuwen bij Stoke Hildegaersberch Potter enz ogravef beide vormen lsquogi-rsquo en lsquoghi-rsquodooreen ogravef wel eacuteeacuten van beide maar dan ook = gi- en = ji- Maar vooreerst geldtdeze onderscheiding tusschen lsquoghrsquo en lsquogrsquo voacuteoacuter palatale klinkers als reeds bovengezegd is alleen voor de oudere (vooral Vlaamsche) hss en ten tweede is hetde vraag in hoeverre dergelijke voor de zuidelijke gewesten geldende onderscheidingtusschen velaire en palatale (geassibileerde) spirant (of halfklinker) toen ook voorde noordelijke gold Trouwens voor lateren tijd heeft V inderdaad bij Bredero zulkeen onderscheiden spelling opgemerkt zie straks blz 102Zoo had de letter lsquogrsquo dus een dubbele of driedubbele klankwaarde of lsquouitspraakrsquo

velaire of palatale spirant of halfklinker Wat wij op grond van het verleden kondenvermoeden wordt ons nu ook zoo duidelijk en uitdrukkelijk als

1) Zie straks blz 101 en N Taalg XX 96 1222) Zie Van Wijk Een ownfr āē-dialect in Tschr XXX 161-80

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

101

wij t maar konden wenschen bevestigd in de ook reeds door V (88 100)aangehaalde mededeelingen van Joas Lambrechts Neacutederlandsche Spellijnghe (ao1550) 1o over de lsquogrsquo lsquog geacute werd ghepronuncieerd tweasins te weacuteten voor a o ughelijc offer en h tusschen stonde tdicke ende platte van der tonghe achter teacuteghentverheacutemelte van denmonde Maar voor e ende i zo medeluudse ghelijc i co[n]sonantvoor de vocaacutelen doedrsquo (B i v o) 2o over de lsquoiersquo lsquoWerdt tweasins ghebruucktrsquo (vooreerst- nnl of vl ie riec bedied enz maar ook) lsquoAnderssins op zijn HollandschZealandsch endeWestvlaandsch in dit naarvolghende woordt ịe1) voor ghy ịeghen1)

voor teghenrsquo (D i j v o) 3o over de lsquoijrsquo lsquoHier zalmen oac noteacuteren hoe dat menzommighe lieden vind die zegghen iy of iy voor ghyrsquo (Ald) Deze kostbaremededeelingen geven ons het ondubbelzinnig rechtstreeksch bewijs dat in hetmidden der 16de eeuw te Gent 1o de lsquogrsquo voacuteoacuter e en i ook den halfklinker kon aanduiden2o naast gi de (onbeklemde) vorm je als Holl-Zee-Wvl bekend was 3o (eveneensals zoodanig) ook de vorm ji niet onbekend wasZoo zien wij in de 16de en in den aanvang der 17de eeuw een zoeken en tasten

naar een vaste aanduiding der hier besproken klanken Zeer gewoon is aanvankelijken nog langen tijd de lsquogrsquo als bv om een enkel uit vele voorbeelden te noementgilpen = tjilpen (Bredero Sp Brab 679) voorts in de boven blz 99 genoemdeverkleinvormen in persoons- en plaatsnamen en ook in dit vnw lsquogirsquo (of lsquogy gij ghighy ghijrsquo alle doorgaans gelijkwaardige spellingen) kon dus reeds in de ME inVlaanderen en Brabant maar nog in de (eerste helft der) 17de eeuw in Holland enZeeland niet alleen de velaire of palatale spirant + i maar ook den halfklinker + iaanduiden En dit is nog zeer lang bekend gebleven ja nog heden in namen alsOetgens Ooltgensplaat niet uitgestorven

1) De in verband met Ls mededeelingen over lsquoi consonant (Bi ro en vo) ook hier blijkbaarbedoelde punt onder het teeken is ongelukkig juist hier weggevallen en door mij geplaatst

1) De in verband met Ls mededeelingen over lsquoi consonant (Bi ro en vo) ook hier blijkbaarbedoelde punt onder het teeken is ongelukkig juist hier weggevallen en door mij geplaatst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

102

de spelling genever bv heb ik nog onlangs op een pas geschilderde reclame zienprijken zie verder in het Ned Wdb de met je- en ji- beginnende woordenOok de oude spelling lsquogirsquo voor de enkele j bleef lang bekend Vandaar dat men

nooit zeker is of met de spelling lsquo-giersquo in woorden als pagie Keesgie -je dan wel-jie (beide inderdaad niet alleen in t Afrikaansch maar ook in Zuid- enNoordnederlandsche dialecten voorkomende) bedoeld isZouden ook de in den aanvang der 17de eeuw hier en daar voorkomende

spellingen jei of jey - bv Coster 17 bis (Teeuwis ed 1627) 541 (Tijsken ed 1620)- en gey - bv Vondel Reintje de Vos 94 97 (oude druk jy latere jey) QuintijnHoll Lijs met de Brab Bely 205 208 230 231 ee - niet misschien soortgelijke minof meer onbeholpene averechtsche pogingen kunnen blijken om deze (Hollandsche)vormen in het oude traditioneele schrift uit te drukken lsquojersquo en lsquogersquo beide dienendeom den halfklinker (of wel onderscheidenlijk dezen en de palatale spirant) voacuteoacutereene i weer te geven en zoodoende de nog steeds dubbelzinnige lettergroep lsquojirsquo (=lsquoiirsquo = lsquoijrsquo) te vermijden Immers dat lsquoeyrsquo hier reeds de diphthongeering der icirc tot ei zouaanduiden is voor N o o r d -Holland in dien tijd toch volslagen onaannemelijkEene andere dergelijke poging is misschien het door Verdenius (94-5) in enkele

drukken van Bredero ea opgemerkte onderscheid tusschen gy en ghy het eerstewaarvoacuteoacuter de werkwoordsvorm zijn -t verliest naast jou door t Amsterdamsche ofNoordhollandsche volk gebruikt het tweede (met daarnaast ook encl -dy zie NautaAant sect 112) door Bredero den boer die lsquoby de V l am i n g e n Retrosyn gewiestrsquois maar ook zijn helden die in de heroiumlsch-romantische gedeelten van zijn Roddren Alph een lsquohoogdravendersquo taal spreken en natuurlijk ook zijn SpaanschenBrabander (of wie als deze willen spreken) in den mond gelegd (terwijl daar in detusschenspelen je jij en jou gezegd wordt) voacuteoacuter welk ghy de -t ook blijft Maar hijof zijn drukker-uitgever handhaafde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

103

dit onderscheid niet streng stelselmatig en zoo is zijn (geschreven of gedrukte)taal ook op dit punt door de dooreenwarreling van ghy en gy jy u en jou veelalwat hij zelf elders ironisch lsquoeen moye mengelmoesrsquo noemt In t algemeen valt echterbij hem lsquoeen afneming van gy-gebruik en een toeneming van je en jyrsquo waar te nemen(V 96)1) Evenzoo schijnt WD Hooft -ge en -gie van ghy te onderscheiden welklaatste wederom een lsquomeneerrsquo en een Brabander in den mond gelegd wordt (ziestraks blz 104 vlgg)In t algemeen stelt V voorts een allengs verdwijnen van -ge en ook van -dy vast

(92 ee) PC Hooft schrijft in zijn Warenar reeds geregeld jy dat echter in zijnlyrische poeumlzie nooit voorkomt daar heerschen ghy en (vermoedelijk alleen in zijnvroegeren tijd) -dy waarnaast soms -je -ge en -ghe staan2)Zoo stel ik mij voor is eerst in den loop der 17de eeuw wellicht op t voorbeeld

en gezag van enkele schrijvers (bv Hooft in zijn Warenar) en drukkers hetschrijven en drukken van jy (later ook jij) in plaats van gi gy en (mislukte proevenals) iy yi jey enz gewoon en algemeen geworden Misschien mogen wij dit zoouitdrukken dat zich eerst toen het Friesch-Hollandsch heeft geeumlmancipeerd vanhet (aan t Fransch ontleende) Vlaamsch-Brabantsche schriftgebruik Ji in de MEin Wvl Zee Holl geschriften reeds lang verholen aanwezig in den geschrevenvorm lsquog(h)irsquo (voor Brabanders en Vlamingen = nnl gij voor Hollanders en Zeeuwenenz behoudens de diphthongeering = nnl jij) komt nu eerst in een afzonderlijkeneigen vorm voor den dag

Schijnt Dr V mij dus het door hem bijeengebrachte materiaal phonetisch juist maarhistorisch-etymologisch onjuist

1) Wanneer Symen ss met vele gys lsquodit beeld eenigszins vertroebeltrsquo (96) vergeet V dat juistvan dit stuk de datum onzeker is (zie blz 90) het is dus misschien wel in druk of in hs ouderdan de twee andere kluchten

2) Zie N Taalg XX 117-8 125

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

104

opgevat te hebben nog in een ander opzicht heeft hij dunkt mij gedwaald twdoor weinig of geen rekening te houden met een belangrijk punt in de geschiedenisonzer schrijf- en spreektaal Dat in onze schrijftaal gedurende de 16de eeuw over talgemeen het Brabantsch de hegemonie heeft en den toon aangeeft dat zij dusook later nog lang een vrij sterke Brabantsche kleur vertoont en nog heden allerleiBrabantsche (of Vlaamsche) bezinksels bewaart dat daarentegen onze beschaafdespreektaal in de groote Hollandsche steden is geboren en dat uit die tegenstellingallerlei doubletten in klanken vormen en woorden te verklaren zijn mag naar ikmeen nu toch wel algemeen erkend heeten1) Al zien wij deze tegenstelling nimmerverscherpen tot een openbaren bewusten strijd wij kunnen er toch telkens weernieuwe blijken van opmerken Zoo bv in de Brabantsch-Vlaamsche klanken vormenen woorden reeds in de taal der Amsterdamsche rederijkers uit den aanvang der16de eeuw te vinden staaltjes van eene literaire modetaal door Hollandscherederijkers van hunne zuidelijke gildebroeders overgenomen en nagebootst2) welkerbuitensporigheden een heele of halve eeuw later wanneer Holland zich eigen krachtbewust is geworden door Bredero oa in bovengenoemde passage uit zijn kluchtvan de Koe en in de welbekende tooneelen uit zijn Spaanschen Brabander en ookin Reaels bekend lsquoVlaemsch gebraey perken jentrsquo3) bespot en op de kaak gesteldzullen worden4) Mogen wij in dit verband ook gewagen van den invloed door lsquoeeneerbaer jongeling uyt Brabant daer (te Zieriksee) gekomenrsquo op Cats geoefend5)Zeker behoort hiertoe bv wel het in den aan-

1) Zie oa Taal en Lett I 196-232 285-6 Kloeke in N Taalg XX 4 vlgg in Meded d KonAkad Afd Letterk LXI

2) Zie bv in Pyr en Thisbe (in Trou m bl) ee iplv ei ei iplv ee -ken -dy betorden 508vertorden 622 toogen 568 voorts Siecke Stadt ed Grondijs XL-XLVIII (en De Vooys NTaalg XI 313-5) Cristen Kercke ed Brands LI-LII R Visscher Brabb ed Vd Laan XXXIIde door De Vooys beneden in dezen (of den volgenden) jaargang te bespreken esbattementenenz

3) Zie ook Tschr XXXV 193-2014) Vondel II 327-95) Cats III 42a

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

105

vang der 17de eeuw nog gewone doch weldra afnemende gebruik door Hollandschedichters van het encl -dy1)Dat die tegenstelling echter niet alleen in de literaire taal op het papier maar ook

in de gesproken taal bestond dat behoeven wij niet alleen te gissen maar kunnenwij ook meer rechtstreeks afleiden uit een welbekende lsquoquickrsquo van R Visscherrsquo(Brabb Quicken VII 41) waar van lsquode Meyskens van de courtosyersquo gezegd wordtdat zij niet alleen op zijn Brabantsch gekleed en getooid willen gaan maar ook lsquoOpBrabands s p r e k e n sy alle gaerrsquo enz Brabantsche mode ook Brabantsche taalen spraak golden blijkbaar reeds voacuteoacuter maar zeker vooral na de inwijking van zooveleBrabantsche lsquoinkomelingenrsquo gedurende langer of korter tijd als deftig voornaamvoor vele Amsterdamsche lsquoopkomelingenrsquo die door de eersten prat op hunneoudere fijnere cultuur boersch geacht en lsquobotrsquo gescholden zich tot die hoogerebeschaving wilden opwerken Hoe lang die tegenstelling en die modieuse navolginggeduurd hebben hoe spoedig die inkomelingen hunne Brabantsche (of Vlaamsche)eigenaardigheden bewaard dan wel zich aan de Amsterdamsche (volks)spreektaalgeassimileerd hebben zullen wij wel nooit in bijzonderheden te weten komen2)Zeker mag Vondel die jong hier gekomen zich welbewust aan zijn nieuwe omgevingheeft aangepast en alleen gedurende zijne lsquooudere periodersquo in zijn geschreven taalblijk geeft van zijne Brabantsche afkomst in dezen niet als eenmaatstaf voor gewoneburgers gelden Maar wanneer hij in de welbekende plaats uit zijne Aenleiding lsquooutAmsterdamsch te mal3) en plat Antwerpsch te walgelijck en niet onderscheidelijck4)genoeghrsquo

1) Zie boven 103 verg ook boven 24 noot 22) Of men ook de tegenstelling in dat curieuse (Haarlemsche) boekje van Quintijn (1629)

tusschen lsquode Hollantsche Lijsrsquo en lsquode Brabantsche Belyrsquo in dit verband mag noemen is mijniet gebleken

3) Di volgens t Ned Wdb hier gek bespottelijk V heeft hier zeker vooral aan de taal van hetkluchtspel gedacht

4) Di volgens t Ned Wdb hier in actieven zin bedoeld kiesch vies keurig Maar ook de passbet gearticuleerd zou wel passen (verg bescheidenlijk in derg beteekenis) V zal hier welvooral aan de breede zware Antwerpsche klanken gedacht hebben

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

106

noemt (voor de zich toen allengs vormende beschaafde spreektaal) dan doelt hij -hoe men deze woorden overigens opvatte en uitlegge - toch zeker wel op dezezelfde hem zoowel uit eigen persoonlijke heugenis als uit wat hij om zich heenhoorde welbekende tegenstelling tusschen Brabantsche en Hollandsche spraakHoe dit zij in het hier aanhangig geval in den lsquobroederstrijdrsquo tusschen gij en jij

heeft geen der beide vormen (van hetzelfde woord) tot dusverre de volstrekte zegebehaald Gij en ge met den obj-vorm u vanouds tot de Brabantsche schrijfen (ookhoogere) spreektaal behoorende heeft in de Nnl geschreven en gesproken schrijftaaltot nu toe zijn plaats behouden Jij en je met den obj-vorm jou evenzeer vanoudstot de Hollandsche spreektaal behoorende heeft niet alleen daar het veld behoudenmaar ook van de 17de eeuw tot heden in den lateren tijd te zamen met het uit UE(en den obj-vorm u) ontstane U herhaaldelijk krachtige pogingen gedaan om naastof zelfs in de plaats van gij zich in de schrijftaal te vestigen of deze reeds ten deelegeslaagde pogingen ooit een volslagen verdringing van gij zullen kunnen bewerkenmoet de toekomst leerenMen schreef dus in den aanvang der 17de eeuw ook in Holland gij dat toen nog

tweeeumlrlei opvatting en lsquouitspraakrsquo toeliet met velaire spirant door de Brabandersmet halfklinker door de Hollanders zoodat bv de geschreven gijs uit de brievenvan Huygens moeder en van Hooft voor de onderscheiden auteurs allicht ookonderscheiden klanken lsquobeteekendenrsquo vertegenwoordigden Een volgen derhalveder oude s c h r i j f t a a l - of wel der oude s c h r i f t t raditieTerwijl nu het gebruik in de literaire schrijftaal der Hollanders van het Brabantsche

-dy in de 17de eeuw verdween terwijl andere pogingen om het Hollandsche ji weerte geven mislukten kwam ten slotte deze vorm lsquojyrsquo of lsquojijrsquo allengs in algemeen gebruikmisschien ook wel in eenig verband met de ongeveer terzelfder tijd veldwinnendejuistere phonetische

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

107

(iplv bloot graphische) onderscheiding van den klinker i en den halfklinker j1) doorde letters lsquoirsquo en lsquojrsquo doch zeker ook als een getrouwer ondubbelzinniger afbeeldingder Hollandsche spreektaal In den eersten tijd werd dit oogenschijnlijk nieuwevoorheen niet aldus geschreven en gedrukte lsquojijrsquo - of meestal lsquojyrsquo - alleen toegelatenin de kluchten waar de Amsterdamsche volkstaal min of meer getrouw werdweergegeven en in zeacuteeacuter gemeenzame brieven vooral van jonge vrouwen of meisjeszooals Huygens jongere zusters die lsquomaling haddenrsquo aan de ceremonieele deftigheiden schreven juist zooals zij spraken2) Want jij (je) en vooral jou hadden of lieverkregen nu een kleur een gevoelswaarde van groote gemeenzaamheid het werdvan den aanvang af in het schriftelijk gebruik vermeden ja verloochend door alwieeenigen prijs stelden op zekere vormen in het maatschappelijk leven Immershoezeer vanouds de eenige natuurlijke inheemsche vormen der Hollandschespreektaal en op zich zelf natuurlijk geenszins plat vulgair of onbeschaafd (evenminals de overeenkomstige Engelsche of Friesche vormen) en dan ook langen tijd tendeele tot heden niet alleen op het platteland maar ook in hoogere kringen entegenover meerderen (in allerlei opzicht) naast allerlei titulatuur gehandhaafd3)werden deze vormen eerst door het gij der schrijftaal - dat men toen de spellingmet lsquojrsquo iplv lsquogrsquo voacuteoacuter velaire klinkers dus jy iplv gy gewoon was geworden vanzelfniet meer met halfklinker of palatale spirant maar met velaire spirant was gaan(voor)lezen en lsquouitsprekenrsquo dat dus een ander wel onderscheiden lsquodeftigerrsquo woordwas geworden dan jy - en later door het opkomende U der ceremonieele schrijf-en spreektaal teruggedrongen en ahw omlaaggedrukt tot een lsquoplatrsquo woord waarbijdan voor jou nog kwam de onwillekeurige associatie met den homoniemensmalenden uitroep jou4) Zoo zal dan reeds in de

1) Zie Ned Wdb VII 42) Zie N Taalg XX 122-3 1263) Zie N Taalg XX 127 vlgg ook V 1314) Zie boven blz 93 noot 3

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

108

17de eeuw de inderdaad noodlottige onderscheiding op papier tusschen gij en jijzijn ingeleid die sindsdien meermalen niet ten onrechte een ramp genoemd isreeds toen zal gij (met velaire spirant gesproken) op het tooneel en in boeken aand e f t i g e personen in den mond gegeven op Hollandsche lezers denzelfdenboekschen indruk hebben gemaakt als thans op onsWant dat - gelijk V (96 98) en ook het Ned Wdb IV 2337 Van Helten (Vondels

Taal) sect 52 en ook Kern (N Taalg V 127) schijnen aan te nemen - ook Hollandershetzij doorgaans hetzij nu en dan lsquonaar s tijds gelegenheidrsquo di naar gelang vanmeerdere of mindere gemeenzaamheid naast of in plaats van hun eigen jij je enjou inderdaad in h u n n e n a t u u r l i j k e omg a n g s t a a l gij met vel spir (enook -dij) g e z e g d zullen hebben kan ik ondanks de overstelpende menigtevoorbeelden uit oogenschijnlijk getrouw weergegeven gesprekken in natuurlijkeomgangstaal uit romans blijspelen enz van de 17de tot de 19de eeuw kwalijkgelooven en wel voornamelijk op de boven blz 93-4 genoemde gronden Dat debeide vormen een tijdlang inderdaad naast elkaar gehoord zijn tw uit den mondvan Brabanders en van Hollanders spreekt vanzelf ook is t niet ondenkbaar dater wel eens gedurende korten tijd een voorbijgaande mode om de Brabanders nate volgen wellicht zelfs eenige weifeling of strijd tusschen de beide woorden bestaanheeft Maar van veel beteekenis zal dit alles niet geweest zijnIk erken dat het aanvaarden dezer voorstelling een tamelijk groot geloof eischt

aan het afzonderlijk bestaan en de macht reeds in de 17de eeuw eener van despreektaal wel onderscheiden deftig voornaam geachte (hier Brabantsch gekleurde)schrijftaal Zulk een lsquoverdonkeremaningrsquo van het natuurlijke jij je jou zulk een vande natuurlijke spreektaal afwijkend algemeen gebruik van gij (met u maar ook weln a a s t je en zelfs jou) in tooneelstukken romans tot zelfs in niet voor den drukbestemde gemeenzame brieven toe zal velen wellicht ongeloofelijk schijnen Entoch - waarom zou eigenlijk niet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

109

reeds in de 17de eeuw dezelfde toestand bestaan hebben dien wij niet alleen kennenuit de brieven onzer grootouders of ouders (die elkaar zelfs in de allerintiemstebrieven niet lsquojij-jouwdenrsquo maar lsquogij-uwdenrsquo of zelfs lsquoUErsquo enz schreven) maar noguit de brieven althans van ouderen uit onzen eigen tijdWie zou ooit uit de gedruktepreeken plechtige toespraken van kansel katheder of podium bij plechtigegelegenheden gehouden maar ook uit vele romans tooneelstukken en gedrukteof geschreven brieven van voacuteoacuter c 1880 waaruit jij streng geweerd is of stijlloos metgij of ge afwisselt kunnen besluiten dat dit alom en altijd geschreven gij behalvein lsquogesproken schrijftaalrsquo geen Hollander ooit over de lippen komt in den omgangkortweg onmogelijk is dat jij en je of U de eacuteeacutenige werkelijk in natuurlijke taalgesproken vormen zijn (en mi ook vanouds geweest zijn) Is t dan zoacuteoacute ondenkbaardat men ook vroeger nadat de vroegere graphische bezwaren tegen een geschrevenlsquojijrsquo vervallen waren om heel andere redenen van fatsoen en welvoeglijkheid noggeruimen tijd huiverig is geweest om deze woorden in schrift te bezigen en lievereeuwen lang deze kloof tusschen spreek- en schrijftaal heeft laten bestaanOmmijn (reeds te lang) betoog samen te vatten wanneer Dr V spreekt van lsquoeen

H o l l a n d s ghi (-i) dat zich o n t w i k k e l d heeft tot een Hollands ji jersquo (87) wanneerhij vormen als blusge comge wilge beschouwt als lsquoo v e r g a n g s v o rm e n egrave ni n k l a n k egraven in schrijfwijze naar het j-pronomenrsquo lsquoe v e n a l s de verkleinwoordenop -(t)gen enz overgangsvormen zijn naar de -tje- verkleinwoordenrsquo (93) wanneerhij gewaagt van de lsquoo p k ome n d e j-vormenrsquo (96) tegen welke lsquon i e uw ei n d r i n g e r s rsquo de lsquooude vormenrsquo (di de volgens V ook in Holland werkelijk levendeg-vormen) lsquonog trachten s t a n d t e h o u d e n rsquo (ald) wanneer hij zegt lsquodeletterverbindingen ge gie gy worden nu hier en in de verkleinwoorden de gewoneaanduidingen voor deze n i e uw o n t s t a n e klankenrsquo (97)1)

1) Zie over den lateren en den hedendaagschen staat van zaken N Taalg XX 170-6 - Allespatieeringen zijn van mij

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

110

wanneer hij kortom jij en je als jonge vormen ontstaan uit encl -di wil verklarendan schijnt mij dit alles ronduit gezegd eene vernuftig verzonnen en oogenschijnlijkwelgestaafde maar toch eigenlijk averechtsche voorstelling van het historischbeloop waarin de dingen op hun kop staan kortom een ijdel luchtgevaarte1) Ik blijftot op nader betoog van ongelijk jij en je houden voor de regelrechte voortzettersvan het og jiz En ik meen dat langs den hierboven aangegeven weg een natuurlijkeren aannemelijker oplossing gegeven is van het dubbele raadsel 1o waarom onsHollandsche jij in de middeleeuwen onzichtbaar is eerst in de 17de eeuw lsquoopduiktrsquoen ook daarna tot den huidigen dag toe achter zijn tweelingbroeder of ander ikgij schuchter schuilgaat 2o hoe men in de 17de eeuw en later oogenschijnlijk gijen jij dooreen gebruikt Dr V vernuftige gissing is voor mij de prikkel geweest tothernieuwde grondiger bestudeering van dit belangrijk vraagstuk dat door ons beiderbetoog misschien in helderder licht is komen te staan en nader tot zijne volledigeoplossing gebracht moge blijken

O e s t g e e s t December 1925JW MULLER

1) Waarop echter in V latere opstellen in dit Tschr XLIV 244-9 312-8 XLV 22-32 als op vastengrond wordt voortgebouwd - Merkwaardig hoe ook hier weer Oost- (en Over-) land in de17de eeuw het Nederlandsch voorbeeld tot zelfs in de spelling op den voet volgen nadatin de eerste helft der 17de eeuw in Holland (niet de k l a n k gi door ji maar de s c h r i j f w i j z elsquog(h)yrsquo door lsquojyrsquo verdrongen is heeft ditzelfde in de t w e e d e helft der 17de eeuw in Oostlandplaats (Verdenius tlap blz 31 noot)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

111

Bargoensch uit het midden der negentiende eeuw

In het Handboek der Nederlandsche Taal II van Dr Jv G i n n e k e n staat genoemdals bron voor Bargoensch oa M V e r w o e r t lsquoBargoensche woordenlijstHandschrift in het bezit der Maatschappij van Letterkunde te Leidenrsquo V a nG i n n e k e n merkt op lsquoDit laatste werk heb ik tot mijn spijt zelf in t geheel nietkunnen inzienrsquot Is inderdaad jammer dat deze lijst niet in v Ginnekens hoofdstuk over

Bargoensch verwerkt ist Is een van de rijkste woordverzamelingen die we van de Nederlandsche

dieventaal bezitten En t grootste deel van de verzameling is door den schrijver zelfopgeteekend Dat is van groot belang Er is nl zoo weinig oud woordmateriaal datbetrouwbaar isVoor de 16e en 17e eeuw is de bron het Liber Vagatorum waarvan de oudste

uitgaaf dateert van 1547 volgens een approbatie in den druk van 1613 Dit boekjeis minstens negenmaal overgeschreven met telkens meer fouten en alsoorspronkelijk Nederlandsch gepubliceerd En zelf is het niet eens oorspronkelijkmaar gaat in laatste instantie terug op Die Basler Betruumlgnisse der Gyler van plusmn 1450en Gerold Edlibach plusmn 14901)Eerst in 1731 werd er oorspronkelijk Nederlandsch Bargoensch opgeteekend en

wel in Cartouche of de gestrafte Booswigt Amsterdam 1731In een blijspel De Gelukte List of Bedrooge Mof gedrukt

1) Vgl F r i e d r i c h K l u g e Rotwelsch I Strassburg 1901 pag 15 no IX pag 19 no XI pag92 noXXVI en Tijdschr voor Taal en Letteren 1922 p 166 J M o o r m a n n Het Bargoenschvan Maastricht

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

112

in 1704 maar geschreven in 1689-1690 staan juist genoeg woorden opgegevenom ons er aan te herinneren dat er altijd geheimtalen bestaan hebben1)Maar heel wat ander materiaal is weer ontleend ogravef aan t Liber Vagatorum ogravef

aan CartoucheTegen 1840 begint er vooral in Z-Nederland belangstelling te ontstaan voor

geheimtalen die in Duitschland al lang bestudeerd en verzameld werden2)Het Belg Museum I 1837 (pag 447-453) heeft een artikel Zonderlinge Tael te

Zele door JB C o u r t m a n s We vinden hier een gedeelte van de parabel van deverloren zoon3) J a n F r a n s W i l l em s geeft aanmerkingen op het artikel enverwijst naar t Duitsch-Rotwelsch De eerw heer D h o o g e eertijds onderpastorte Zele zou twee woordenboeken over het Zeels-Barg vervaardigd hebben (Is eenvan mn lezers daar iets naders van bekend)In 1838 geeft t Belg Museum II pag 427-431 lsquoHet Bourgondsch in de Kempenrsquo

met weer de parabel van de verloren zoon beginnende met lsquoEen olmste had tweeknullensrsquo4) L B e l l e f r o i d geneesheer te Hasselt heeft JF W i l l em s ingelichtVan belang is de mededeeling lsquoMen beweert dat er in Holland boeken in hun taalgedrukt zijnrsquoIn de B r i e v e n a a n J a n F r a n s W i l l em s (ed Jan Bols 1909 Gent) vindt

men nadere bijzonderheden over de bemoeiingen van Willems met Bargoensch5)In t Belg Museum V van 1841 geeft EL een nadruk van de woordenlijst van t

Liber Vagatorum met tamelijk veel fouten ontstaan door t verkeerd lezen derGotische lettersOok in t Noorden begint om dezen tijd de belangstelling

1) Vgl v G i n n e k e n Handb II blz 123 De vertaling is hier niet heelemaal betrouwbaarverhaaren bv beteekent niet v e r b e r g e n maar wegnemen Kibbig is niet g o u d e n maargoede

2) Vgl K l u g e p 314-3363) Overgenomen in v G i n n e k e n Hdb II pag 106 (de rechtsche parabel)4) Overgenomen in v G i n n e k e n (de linksche parabel)5) Brief no 398 (28 Sept 1838) van L B e l l e f r o i d en no 392 (2 July 1838) vanP o s t h u m u s

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

113

in geheimtalen te ontwaken In de Alg Konst- en Letterbode 1844 no 13 pag194-200 schrijft LG V e r n eacute e een bebelangrijk artikel (zie beneden blz 126)S S u z a n Proeve van vergel tusschen het Bargoens en het Patois Hebr

publiceerde deze kleine studie in Kunst- en Letterbode 1844 Dl I pag 322-324In 1845 volgde een vergelijking van enkele woorden uit de Hoogd dieventaal metdie uit de Hollandsche Over t algemeen zijn deze woorden uit dezelfde bron tJiddischV e r w o e r t heeft blijkens zijn eigen mededeeling het bestaan van deze artikels

geweten Hij was directeur der cellulaire gevangenis te Utrecht Op zn handschrift1)staat geen jaartal Op een vloeitje staat April 1847 In dien tijd heeft hij dus gewerktHij put uit werkjes van 1852-1858 en is dus heel wat jaren met zn studie beziggeweest Uit de Inleiding noteer ik t volgendeHij wilde eerst een verzameling der Bargoensche- of dieventaal verzamelen ten

dienste der justitie en politie want het is niet in maar bijzonder buiten degevangenissen dat wanneer in die taal door vroeger gestraften gehandeld wordthun doen en laten een geheimzinnige tint verkrijgt welke dikwerf moeyelijk teontknoopen is door hen die over dat doen en laten hun oordeel vellen moetenGetuige daarvan mede de correspondentie door verdachte personen in der

dieventaal gevoerd welke bij dikwerf hoogst belangrijke zaken in handen der Justitieis gekomenHoe streng ook tegen het gebruik der dieventaal in de rijksgevangenissen gewaakt

wordt en ieder dubbelzinnig of onverstaanbaar woord niet onopgemerkt wordtgebezigd weet de eene gevangene die aan den andere op bedekte wijze mede tedeelen en deze zich die taal alzoo eigen te makenDaarop geeft Verwoert zn bronnen op die beneden besproken worden

1) Hs der Bibl der Mij v Letterkunde No 1522 I-II

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

114

Hij geeft eenige punten aan van overeenkomst tusschen Hoogd en NedBargoensch1) en verwijst naar S u z a n Even wordt het feit aangeroerd dat in de dieventaal een ander woord wordt

genomen wanneer eacuteen te bekend wordt2) lsquoen (ik) schrijf het daaraan almede toe datvoor een enkel voorwerp meer dan eacuteen bargoensch woord gevonden wordt menzie slechts het woordje geld en men zal bevinden dat er - woorden bestaan om datmetaal aan te duidenrsquolsquoHet is echter niet denkbaar zulks het geval zoude kunnen worden bij het op

eenmaal algemeen bekend worden van zoo vele woorden en mocht het stelsel vaneenzame opsluiting al ware het ook slechts gedurende de nacht eenmaal als strafop alle misdrijven en misdaden worden ingevoerd dan is het niet te betwijfelen ofdaarmede moet de bargoensche of dieventaal geheel verloren gaanrsquo3)De vertaler der Mystegraveres de Paris (Uitg H N i j g h te Rotterdam) noemde ons

Hollanders gelukkig omdat we geen dieventaal bezatenlsquoSlechts in zooverre had hij gelijkrsquo zegt Verwoert lsquodat er geen verzameling van

eenige beteekenis hunner woorden bekend wasrsquo Zeer terecht merkt hij verder opdat de spelling der woorden onzeker is daar de meeste lsquoter sluip of bij verrassingzijn opgeteekendrsquo of de inlichter onontwikkeld wasVervolgens schrijft hij lsquoVele zeer vele woorden zijn door mij opgeteekend uit den

mond van hen die vroeger deze taal in de gevangenissen geleerd hadden en wierlevensgedrag na een kortstondige vrijheid hen weder derwaarts voerdersquoDit gedeelte maakt het belangrijke van Verwoerts werk uit Aan de overgeschreven

lijsten hebben we niets Aangaande

1) Baldovenaar Bekaan Blikslagere2) Hetzelfde is mij door verschillende personen die ik ondervroeg verzekerd Dit zal eacuteen der

oorzaken zijn van meerdere woorden voor t zelfde begrip t Oude verdwijnt zoacuteo maar niet3) Maar de bargoensch-sprekers weten niet dat er over hun taal geschreven is of wordt Dat is

mij meermalen gebleken en is ook volkomen verklaarbaar ze lezen geen boeken of taalkartikels

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

115

het Bargoensch in Verwoerts tijd lichten ze ons niet in en ze zitten vol foutenIk heb dan ook de woorden uit t Liber Vagatorum (Legende) en Cartouche (1731)

(zie beneden) uit Verwoerts lijst gelichtDaarmee is vanzelf verwijderd het waardelooze materiaal van Mr N e p v e u uit

Een biddersoproer1)Maar t Bargoensch van Mr N i e uw e n h u i s dat uit den tijd is waarin Verwoert

schreef meende ik niet te mogen verwijderen Hoewel ik de zekerheid heb datVerwoert hier woorden uit overnam kan ik toch niet bewijzen dat hij ze niet zelfook gehoord en aan levende personen gecontroleerd heeft Wel geef ik het materiaaluit dit werk dat bijna niet bekend is apart2)We houden zoodoende zuiver Bargoensch uit plusmn 1850 over Maar we weten niet

uit welke plaatsen van het land het afkomstig is En dit te weten is van evenveelbelang als de tijd van gebruik Bij mijn onderzoek van de levende geheimtalen isme gebleken dat er verschillende soorten Bargoensch zijn die evenveel verschillenals bv Nederlandsch en Duitsch In W i n s c h o t e n wordt bv een Bargoenschgesproken dat absoluut anders is dan dat in M a a s t r i c h t Maar ook dichter bijelkaar gelegen plaatsen verschillen sterk bv L o c h em en H a a k s b e r g e n In L i m b u r g is er een duidelijke scheiding Z u i d L i m b u r g s c h tot ongeveer

R o e rm o n d ten N daarvan vond ik het Bargoensch vanWe e r t dat weer scherpverschilt van de B r e y e l l s c h e geheimtaal even ten Ov Venlo Ik heb nog geentijd gevonden al het materiaal dat ik persoonlijk in deze streken genoteerd heb uitte geven3) Maar nu kan ik al wel zeggen dat men niet kan spreken van lsquoEenNederlandsch Bargoenschrsquo Verwoert heeft zijn woorden van menschen die uit alledeelen van t land samenkwamen t Is niet mogelijk

1) Zie blz 1172) Vgl blz 119-1253) Tot nog toe is alleen gepubliceerd Het Bargoensch van Maastricht Tijdschr voor T en

Letteren 1922 blz 159-232

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

116

nu nog na te gaan waar de verschillende woorden thuis hooren Maar zeker is tmateriaal uit verschillende kringen Er is geen Bargoensch-spreker die zoacuteoveelgeheimtaal-woorden kent Het grootste aantal dat ik bij eacuteen persoon noteerde isH a a k s b e r g e n 231M a a s t r i c h t 222N i j m e g e n (3personen)242 Ikgeloofdat de kennis van 300 Bargoensch-woorden bij een spreker al heel zeldzaam isHet tweede deel van Verwoerts Handschrift bevat een lijst Ned-Bargoensch die

op enkele woorden na gelijkluidend is met die van het eerste deel Hij heeft dezelijst vergelijkendwillenmaken en daartoe aangehaald de parallellen uit R o t w e l s c h A r g o t en P a t o i s H e b r e e uw s c h Meer dan hij hiervan vond bij V e r n eacute e S u z a n en NN in Alg K en Letterbode 1845 heeft hij niet gegeven Enkeleaanteekeningen op losse bladen zijn door mij verwerkt voor zoover ze waardehaddenAls zijn oudste bron noemt Verwoert het L i b e r V a g a t o r um Hij heeft

verschillende uitgaven gekend maar hij put uit de lsquoLegende ofte Historye vandesnoode practycquen ende de behendige listicheden der Dieven Overgeset uyt hetFrans Hier achter is noch by gevoecht Gielers vocabulaer hael tael Tot LeydenBij Davidt Lopes de Haro Boeckvercooper Anno 1640rsquoEnkele woorden uit dit vocabulaer heeft Verwoert niet overgenomen Het zijn

Cren Fiel Foncke Flosselinck Galle Glyde Houts Hanswalter Har KnagelinckMijnen Quyen goffere Quinckere Rumsen Sluymerix Voppen ZickuszVan eenige critiek bij t overnemen is mi echter geen sprake Woorden die beslist

nooit gebruikt zijn als abon distel Par P geeft Verwoert wel1))Wanneer hij van een woord een spelling geeft die afwijkt

1) ABON de B berust op een zetfout en moet zijn D ADON = Hebr ADAUNOI DISTEL moet zijnDIFTEL = Hebr TEPHILOH Het Gotische logotype ft is als st gelezenPAR P deze afkorting is niet te verklaren en nooit gesproken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

117

van die welke in de L e g e n d e staat dan heb ik dat woord laten staan en in eennoot op de afwijking gewezenDe tweede door V e r w o e r t in dr geheel opgenomen woordenlijst is het

Woordenboek Bargoens en Nederduitsch voorkomende in Cartouche of de GestrafteBooswigt uyt het Fransch in Nederduitsche Vaerzen nagevolgt Te Am s t e r d am Bij J o h a n n e s d e R u y t e r 1 7 3 1 In tegenstelling tot dit Bargoensch heet het hier ook afgedrukte uit t Liber

Vagatorum lsquoOud BargoenschrsquoIn de afdeeling Nederduitsch en Bargoens woordenboek komen nogal veel

woorden voor die in de Bargoens en Nederduitsche lijst niet verwerkt zijn Verwoertheeft alle woorden uit beide lijsten zorgvuldig overgenomen en met een 18 (18eeeuw) gemerkt Een enkel woord vond ik niet vermeld maar van critiek is hier geensprakeOp enkele punten wil ik wijzenBekke fettoe Dit geeft V apart op Cartouche heeft Kayle bokke toute moule

(moele) bekke fettoe Part of deel van het gestoolene Verwoert neemt alleen overBekke fettoeBlag die op de kit past Cartouche meldt Bing die op de kit past deurbewaarder

De verandering Bing in Blag is opvallend t Woord Blag komt inderdaad voor tHennese Flick van B r e y e l l kent Blag in de bet man t Komt ook voor in samenstals Blagelaumlpper dokter Krabbelblag schrijver enz Toch teekent V deze uitdr met(18)Een volgend geraadpleegd werk is Mr JJD N e p v e u Een Bidders-oproer

Uit Verzamelde verhalen 1e deel Utr 1852 Afzonderlijk was dit verhaaltje alverschenen in Aurora 1842 (uitgekomen 1841) Men verweet Nepveu geput tehebben uit het Belgisch Museum van 1841 Hij wijst deze beschuldiging met eenigeverontwaardiging van zich en beweert het bewuste artikel niet gezien te hebben tKan best kloppen En Nepveu egraven Belg Museum hebben de Legende benutNepveu heeft bovendien nog enkele woorden uit Cartouche en drie woorden

die misschien wel gehoord zijn Ik kan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

118

ze tenminste niet thuis brengen Op plusmn 70 woorden is dat nu niet zoon sterk bewijsvan zelfstandigheid En de verontwaardiging van Nepveu maakt wel een beetjevreemden indruk De studie die hij zegt gemaakt te hebben zal wel in het verzamelenvan woordenlijsten bestaan hebben Als hij vraagt of t beter was maar eendieventaal geschapen te hebben die hier te lande nooit gesproken was als bv bijde vertaling der romans van Sue ea (zie onder) gebeurd is dan zeggen ook wijneen Maar of het dan wel goed was de menschen een Barg te laten spreken datlsquoniet meerrsquo gesproken werdDe volgende woorden uit t artikel vanMr Nepveumoeten even besproken wordengeknooid ontdekt Cartouche heeft hier knoojen bekennenVerwoert heeft de bet ontdekt van Nepveu overgenomen Graauwert de duivel

De uitgaven van t Liber Vagatorum hebben gauhaertVerwoert heeft grauwert klaarblijkelijk van NepveuHorselen knorren lsquoHoor hem eens horselenrsquo De Legende heeft hier de bet

kijvenVerwoert heeft de bet knorrenKale koe morgenstondEveneens bij Verwoert Cartouche schrijft kaele koeKappen beraadslagenOok V geeft deze bet terwijl Cartouche noteert kappen spreekenMolsamen verradenAlleen Nepveu geeft dit werkwVerwoert schrijft wel over t subst molsamer uit de LegendePrerie dief lsquoHij is een prerie in zijn hartrsquoDit woord komt weer alleen bij Nepveu voor Verwoert heeft het niet overgenomenRatelen radbrakenDit woord heeft Verwoert wsch hier gevondenRoen vrouwAlleen bij Nepveu Door Verwoert overgenomen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

119

Sakken trouwenAldus bij VerwoertDe Legende heeft het veel betere woord sanckenIn de lijst heb ik aangegeven welke vormen uit Nepveu zijnEen zeer belangrijke bron voor Verwoert is geweest het volgende werk Mijn

verblijf in de gemeenschappelijke en afgezonderde gevangenis enzHier wordt Bargoensch gegeven uit den tijd waarin Verwoert zegravelf zn materiaal

verzamelde t Is dus mogelijk dat bij al de woorden die hij hieruit overnam zelfgehoord heeft Hij gaat hier ook meer critisch te werkIn t geheel staan in genoemd werkje 113 Bargoenschwoorden Verwoert neemt

er 11 niet over en 27 andersHet Bargoensch uit N i e uw e n h u i s boekje is belangrijk genoeg om hier in zn

geheel te volgen Dit is t eerste materiaal waarvan we zeker weten dat tbetrouwbaar en oorspronkelijk isM i j n v e r b l i j f i n d e g eme e n s c h a p p e l i j k e e n a f g e z o n d e r d e

G e v a n g e n i s e n e e n i g eB e s c h o uw i n g e n o v e r d i e b e i d e i n r i g t i n g e n b e s c h r e v e n d o o r

e e n o n t s l a g e n Ge v a n g e n e e n me d e g e d e e l d d o o r M r CJNN i e uw e n h u i s U t r e c h t 1858

Voorwoord

lsquoWat de schrijver van de dieventaal mededeelt die door hen in degemeenschappelijke gevangenis werd aangeleerd heb ik niet willenterughouden zij toont aan hoe de gemeenschappelijke gevangenis ookuit dien hoofde afkeuring verdient daar hij den gevangene de gelegenheidaanbiedt ommet de afzonderlijke taal der boosdoeners bekend te wordenen een bewijs oplevert hoe de misdadigers buiten de gevangenis zichdaardoor gemakkelijk herkennen en aansluiten en in de gevangenis vangedachten wisselen zonder door hun bewakers verstaan te wordenrsquo

Uit het voorwoord van CJNN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

120

+blz 51)

+ lsquoNu begonnen de vragen de nieuwsgierigheid lokte de eene na deandere uit en ik wil mij die voor een oogenblik herinneren om den lezertevens met de zoogenaamde dieventaal eenigzins bekend te maken diewel niet zoo vloeibaar is als het fransche argot maar ook de hollandschedieven hebben hunne taal al is die dan ook een verbasterde joodscheof duitscheUit welke bajes (gevangenis) komt gij

+blz 6

+Van mokum Hei (van s Hage)Voor hoe lang zijt gij veroordeeldVoor jout heit sjone (voor acht jaar)Op een tondel mazematte (diefstal met sleutels)Neen voor het feberen (schrijven)Hoe was er het bikken (eten) en het legum (brood)Hoe is het hier vroeg ik op mijn beurtSjofel (slecht)De smerrie (tabak) de kamine (kaas) de sas (suiker) het gassel (spek)duur en sjofel (slecht) en dat alles mogen wij in de 2e klasse niet hebbenmaar met een goede sien (bewaarder) en klein minje (zilvergeld) kanmen het bekomenlsquoStikkem (stil) daar is de sien (bewaarder) weg met jou sauger (pijp)

A propos viel een ander in ken je de mottige PietJaDie is gisteren na golo bajes (ziekenzaal) gegaanHij is te mokum Olf (Amsterdam) voor capti sjone (elf jaren) met jas(geeseling) vonk (brandmerk) en das (met de strop) veroordeeld en botop verschut (heeterdaad betrapt) maar zijn kalle (bijzit) heeft nog eenmenigte kleise en fokse mazematten (gouden en zilveren sieraden)gewoere (verstoppen) gemaakt en een palmegoon (schildwacht) enkajem (jood) die hier de wacht heeft neemt nu en dan een cassaaf (brief)voor haar mede maar de flik (kaarten) en de daaijen (dobbelsteenen)zullen hem nog pijger maken (dooden)Middelerwijl hoort men onophoudelijk roepen Ik heb nog een maandlegum in de wind (brood te koop) Een ander roept wie heeft er noggemme (boter) Een derde

1) Hier schrijft de ontslagen gevangene zegravelf

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

121

die zijn laatsten cent verspeeld had en nog twee maanden brooddaarenboven schuldig was komt bij een van die woekeraars die tegen10 cent in de 14 dagen een gulden uitzetten lsquoZijn brood staat in denwind de honger plaagt hem Des anderen daags s morgens werden wij op het bureau van denKommandant geroepen waar ik mijn transport-gabbers (makkers) aantrof

+blz 9

+lsquoHet grootste gedeelte van de hier aanwezigen (verraden) niet dat zijnoude retourpaarden (noot De recidroisten () naar het fransch argotcheval de retour) - maar wel de nieuwelingen en deze zijn zijne proteacutegeacutesde meest weldenkenden vermijden hen als de pest wanneer wij iets tezamen te bespreken hebben doen wij het in het fransch dan kan onsgeen van die kaffers (boeren) verstaan

+blz 12

+beambten lieten zich gemakkelijk overhalen om lsquotegen een courtagevan 25 pct die gelden aan hunne adressen te laten afzenden

+blz 73

+Tot een proeve der opleiding in de gemeenschappelijke gevangenis hebik in nevensgaanden brief op eene beknopte wijze het leven van sommigemisdadigers naar waarheid trachten te schetsen waarvan de meestennog bestaan en hier en daar in onze gevangenissen te vinden zijn Ik hebmij in deze schets in de dieventaal uitgedrukt ten einde den lezerdaarmede nader bekend te maken (noot van CJNN lsquoDe dieventaal ofhet zoogenaamd Bargoensch maakt geene afzonderlijke taal uit maarbevat alleen een aantal woorden die slechts zeldzaam onderling vooraaneenschakeling vatbaar zijn en in de gewone taal vermengd wordenwaardoor deze onverstaanbaar voor derden wordtSomwijlen schijnt zij met nieuwe uitdrukkingen aangevuld te wordenwanneer de oude woorden te zeer bekend rakenrsquo)

+blz 74

+VriendGij verlangt dat ik u uit mijn vroegere levensjaren iets feberen (schrijven)zal en op welke wijze ik een turftrekker (zakkenroller) gokker (speler) enmarwieger (dief) geworden ben aan dat verzoek ga ik voldoen en wel inhet bargoens (dieventaal)Toen ik 12 jaren oud was sjofel geklofd (slecht gekleed) zonder frederiks(schoenen) noch minje (geld) in

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

122

de jatten (handen) en even hongerig als een kajem (jood) die bij matze(paaschbrood) zonder gemme (boter) of sas (suiker) zijn feest heeftgehouden liep ik mijn marretjes (moeders) spieze (huis) uit en geraakteaan het dwalen en knapte hier en daar een kleine mazematte op (enstal hier en daar in het klein) tot ik weldra treifel verschut (op heeterdaadbetrapt) en ter opvoeding naar het kleine bajes (het kinderhuis degevangenis voor jeugdige veroordeelden te Rotterdam) gezonden werdDaar leerde ik feberen (schrijven) en van Appie (noot Een beruchtezakkenroller) hoe men een speentje (knipje) oksenaar (horlogie) ofspinnekop (doekspeld) handelen (stelen) moet Nadat mijn opvoedingvoltooid en ik rijp voor de lessen van het gymnasium (het correctiehuiste Hoorn) was keerde ik naar mijn mraretje () (moeder) terug wier gondelspieze (h huis) niet zoo bloeijend was als vroeger want haar pol ()vergokte (verspeelde) alles wat hij grijpen en vangen kon en mijneuitgaanskas van 125 soof (gulden) was dus welkom Ik was nog zookaffers (boersch) dat ik hun alles overgaf en zij en haar pol palmden debasjes (stuivers) soven (guldens) en radden (daalders) in en toen ik eenpaar dagen later een basje (stuiver) voor smerrie (tabak) vroeg zei haarPol Jan gij zijt nu in de leering geweest ga naar den manken Albert(noot Een der bekwaamste zakkenrollers) die heeft een vertoetscher(heeler) noodig en van alles zult gij uw aandeel hebben Zoo gezegd zoogedaan de manke ontving mij vriendelijk en ik werd zijn gabber(kameraad) gij weet dat hij de knapste turftrekker (zakkenroller) van zijntijd was en met zijn alionoves (uitgestreken) porum (gezicht) en sierlijkgekloft (gekleed) in alle scholen (kerken) en voorname bajessen(concerten en schouwburgen) den toegang hadOnder zijne jatten (handen) werd ik bijna zoo knap als hij en het regendefoks (goud) en kleis (zilver) minje (geld) Wij woonden afzonderlijk en ikleefde met een jonge kalle (meisje) die met mijn minje (geld) wist rond tespringen In 1836 werd ik in de avond school waar een voorname raaf(predikant) gesproken had met zes speentjes (knipjes) die ik aan eenander niet kon afplanten (overgeven) treifel verschut (op heeterdaadbetrapt) en daleth (vier) sjone (jaren) naar het nekof (ge-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

123

vangenis) te Hoorn gebragt Leentje Cornetje liet mij in den brand maardaar mij de manke voor tijdverdrijf met de flik (kaart) en de daaijen(dobbelsteenen) had leeren omgaan om bij een verschutting (betrapping)geen gebrek te lijden wanneer ik met de kaffers (boeren) in aanrakingkwam maakte ik weldra van zijn onderwijs gebruik en verdiende binnenweinige dagen een pet vol bajes moos (fictieve munt) en werd 14 dagenlater de gabber (makker) van Polsbroeker Hein (noot Een befaamdemisdadiger die na een hevigen tegenstand te Polsbroek gearresteerdwerd) die geldschieter en kleine kantinehouder was wij hadden van een30 man meest allen gokkers (spelers) het legum in de wind (het broodgekocht) en gij begrijpt welk een leventje wij hadden Op de betaling vanden kommandant (noot Eigen gelden van de gevangenen die om de 14dagen worden uitbetaald) verkochten wij gemme (boter) gasser (spek)smerrie (tabak) kamine (kaas) en sas (suiker) en tegen 10 pct interestper soof (gulden) hadden wij altijd 30 soven in omloop en zoo gij nu zoogoed kunt rekenen als meester S het mij geleerd heeft dan kunt gijnagaan dat die 30 soven 78 s jaars opbragten zonder interest op interestte berekenen doch daarvan verstaat gij niets en zijt in de lik (gevangenis)nooit vooruitgekomen zoo als Mortje Eikel Simons Jan Aardappel ofDufour maar die vervloekte ossenpooten (dobbelsteenen) waren deoorzaak dat ik aan Pampje 125 soven (gulden) verloor in een baantje(dobbelpartij) zooals men ze alleen te Hoorn maken konGoede raad was duur en ik feberde (schreef) een loensche kassaaf(valsche brief) op den naam van een onnoozelen kaffer (boer) die ik alleswat ik weten wilde had laten smousen (verhalen) en onder het adres vanTortillard (noot Bijnaam aan een der gevangen-bewaarders gegeven)ontving ik 75 soven (gulden) waarvan hij zijn rewoghen (aandeel) kreegDufour die toezichter op de spinzaal was en mij kende voor een gogemerot (doorslepen guit) stelde mij voor om loens bajes moos (valsche fictievemunt) te maken het zink bezorgde ons W (noot Een der beambten) enop sjabus (Zaturdag) namiddag goten wij vijftigers en vijf-en-twintigersdat wij aan de kaffers (boeren) die potters waren tegen biesjes (5 cents)en basjes (tien cents) inwisselden en als er veel kleis (zilver)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

124

en foks (goud) minje (geld) in voorraad was kochten wij het tegen 5 pctop waarvoor wij een goeden passer (opkooper) hadden in denkantinemeester B die met zijn gegabte (gestolen) bajes moos (fictievemunt) geen weg wist en voor een spliet (tienguldenstuk) ƒ 1250 gaf enPiekje zijne dochter die van haar vader ganfde (stal) gaf steeds ƒ 15dat gevaarlijke werk werd eindelijk versliegend (verraden) en had deschorre bootsman (noot Bijnaam van een der gevangen-bewaarders)niet bij tijds onzemazematten (werktuigen) en het klamones (gereedschap)in het majem (water) geworpen zouden wij gescholmd hebben(geschavotteerd zijn) met jas (geesseling) vonk (brandmerk) en das(strop) en wie weet met hoeveel jaren daarenbovenZes weken daarna kreeg ik mijn goffei (vrijheid) en ging naar Mokum hei(den Haag) om met de snitsel (snoeijersschaar) te gaan werken Demeeste zijn zoo gij weet maar ik heb ze gemakkajemd (geslagen) datzij de koude koorts kregen In mellogemen (werken) had ik geen lust enwie zou mij ook in dienst genomen hebben Gij weet er van te sprekendie op uwe goffei (in uwe vrijheid) uw legum (brood) zocht te verdienenEen sien (dienaar van politie) versliegende (verried) u en gij moestopnieuw gaan marwiegen (stelen)Toen mijn minje (geld) bijna op was gaf ik mijn glimmerikken (oogen)den kost en wilde nu met tandels (valsche sleutels) handelen In hetmaken daarvan had Toon E (noot Een der bekwaamsten van dat vakdie reeds in 1807 als kind werd veroordeeld en tot heden met slechtskorte tusschenpozingen zijn leven in de gevangenissen heeft doorgebragt)mij onderwezen en gij weet dat hij er de bolleboos in is Want sabberen(diefstal met braak) is mij te gemeen en nifteren (moorden) maakt u pijger(dood)Ik ging naar groot Mokum (Amsterdam) om een gabber (kameraad) tezoeken en vond er een bij jufvrouw Krijtenb g waar al wat links is zijnrendez-vous heeft Men had er hem een gebaldoverd (aangewezen) bijeen Tofelemones (Roomsche) die elken morgen met zijne snaar (vrouw)naar de school (kerk vroegmis) ging en in dien tusschentijd moestgehandeld (gestolen) worden Ik maakte de kien (sleutel) en Marie zijnkalle (bijzit) stond op smieris (uitkijk) De mazematte (diefstal) was tof(belangrijk) en vader Arie de passer opkooper Op een tweede

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

125

mazematte (diefstal) werd ik verschut (gearresteerd) maar met mijnloenschen (valschen) naam en bij de princerij (politie) niet bekend liephet beter af dan ik gedacht had en moest ik voor capti sjone (12 jaren)naar Jan van Woerdens kasteelDaar leerde ik in de tweede klasse P kennen en werd zijn gabber(kameraad) en toen wij in de derde klasse overgingen beraamden wijmet Slome in het afgeloopen jaar om een fabriek van loensche flepjes(vervalschte coupons) op te rigten P zou die van 123frac12 op 1250veranderen en Slome die met Jijje H (noot Een jood vroeger wegensdiefstal en geldsnoeijerij veroordeeld) te Mokum hei (den Haag) in stikumfeberde (in het geheim brieven schreef) liet zich in eens een dozijn doortusschenkomst van meester K bezorgen P mellogemde (werkte) dathet een lust was maar na verloop van eenigen tijd kwam er landing(ontdekking) hoe en op welk eene wijze weet gij alsmede den afloop derzaak en zoo de bollebof (kommandant) niet was pijger (dood) gegaanen P te Leijden uitgesabberd (uit de gevangenis gevlucht) dan was heteen sjofele (slechte) boel geworden Want Jan O had ons gesliegend(verraden) maar voordat de princerij (justitie) er den neus in stak en debabbelaar (regter) aan het protocollen (proces verbaal maken) ging wasik goffei (in vrijheid) en ging naar Brussel waar mij Frits wachtte metwien ik thans naar Parijs vertrekHet spreekt van zelf dat ik nu het fransche argot moet leeren ik kenreeds het arcon (herkennings teeken) om mij tusschen de amis (dieven)en de moutons (verraders) niet te vergissen wij zullen goupiner agrave la tire(zakkenrollen) op de bogues dorient (gouden horlogien) op broquilles(oorbellen) en foufiegraveres (juweelen) want ik wil een pegravegre de la grandevernis (parijsche dief) worden en ik hoop dat het mij gelukken zal metden Quart doeil (commissaris van politie) den curieux (regter vaninstructie) de patrague (patrouille) en met de marchands de lacet(gendarmerie) in geen aanraking te komen en gaan dan met decamelottes (gestolen voorwerpen) naar groot Mokum (Amsterdam) terug

Gij ziet dat ik al vrij ver in mijne spraakkunst gevorderd ben en dat het uwelga is mijn wenschUw vriend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

126

Een volgende bron waaruit Verwoert putte is De verborgenheden van Amsterdamdoor L E i k e n h o r s t 4 deelen Am s t e r d am 1844Hierin worden volgens V boeven sprekende ingevoerd Het is mij niet mogen

gelukken een exemplaar van dit werk in handen te krijgen Geen onzer UnivBibliotheken bezit het Mocht iemand van mijn lezers een exemplaar bezitten ofweten waar ik het vinden kan dan zou hij mij met eenige mededeeling ten zeersteverplichtenV e r w o e r t vermeldt ook nog lsquoKunst en Letterbode van 1841rsquo waarin men vindt

lsquoeenige der woorden van het Argot of de fransche dieventaal voorkomende in deldquoMystegraveres de Parisrdquo overgebragt in het bargoens of Hollandsche dieventaalrsquoHoewel hij het niet uitdrukkelijk mededeelt blijkt uit de lijst dat V ook deze

woorden heeft overgenomen Maar klaarblijkelijk weer critisch jedemme oogen bvis weggelatenEen fout bij Verwoert is de opgave van het jaar van verschijnen van V e r n eacute e s

artikel Het staat nl in de Alg Kunst- en Letterbode van t jaar 1844 no 13Het artikel van V e r n eacute e is oorzaak van een ander artikel in K en Letterbode

1844 no 48 t Is een brief in t Bargoensch die de heer Verneacutee ontving van A en ZHoewel Verwoert dezen brief meldt bij de hem bekende literatuur over Bargoensch

heeft hij het woordmateriaal niet verwerkt t Heeft dus geen zin den heelen briefop te nemen vooral waar hij gemakkelijk te vinden is oa in van G i n n e k e n sHandboek II blz 126 Eeacuten zin er uit wil ik toch even naar voren brengen lsquoGij geeftons kajumstaal in plaats van zuiver marwiegsrsquo waar dus uitdrukkelijk verschil gemaaktwordt tusschen Jargon (kajumstaal) en Bargoensch (dieventaal) een verschil datbijna nooit in t oog wordt gehouden Nu is dat wel lastig waar tusschen hetBargoensch zooveel Jargon zit In een artikel in Tijdschr voor Taal en Letteren JanMaart 1922 heb ik de volgende onderscheiding voorgeslagen lsquoIk versta onder Jargoneen geheimtaal die voor t grootste

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

127

deel Joodsche woorden bevat Tegenover Jargon staat Bargoensch dat bijna geenJoodsche elementen heeft En tusschen Jargon en Bargoensch is een geleidelijkeovergangrsquo Dat lsquobijna geenrsquo zou ik veranderd willen zien in lsquovoor t kleinste deelrsquoMaar de onderscheiding moet gehandhaafd blijven In lsquoVakkringenrsquo gebeurt datook1)In 1861 toen hij zijn Bargoensch-lijsten waarschijnlijk al lang af had schreef

Verwoert in de Navorscher no 5 Nieuwe Reeks 1e Jrg 1861 een oproep waarin hijzn lezers verzocht hem in te lichten omtrent de Bargoensche woordenlijsten diehun bekend mochten zijnIn Navorscher no 9 krijgt Verwoert antwoord van Bt Deze geeft op een exemplaar

van de Legende uit 16492) en een uitgave van 1688 die Dr A de Jager in eigendomhad met de woorden haer-tael op den titelDit is de heele oogstOp pag 81 van t handschr noteert Verwoert nog enkele plaatsen waar

Bargoensch te vinden is Maar voor zn woordenlijst heeft hij dit materiaal nietverwerktHij noemt De bedriegerij van Cartouche of de Fransche Roovers door P

L a n g e n d i j k Amsterdam 1732 In dit blijspel komen veertien Bargoenschewoorden voor die me wel oorspronkelijk lijkenHet blijspel De Gelukte List of Bedrooge Mof meldde ik reedsEr is nog eacuteen zeer belangrijk door Verwoert gememoreerd woordenlijstje dat Mr

WJv H ame l s v e l d publiceert in Bijdragen tot het Lijfstraffelijk Regt Amsterdam1817 v Hamelsveld heeft het proces geleid tegen enkele leden van de groote bendevan Jan de Brabander3) en twee en dertig

1) In L o c h e m spŕak het jongere geslacht uit een door mij onderzochte familie Jargon waarde vader Bargoensch kende In H a a k s b e r g e n werd me bij verschillende woordenuitdrukkelijk gemeld lsquoDat is Joodschrsquo

2) Verwoert heeft toen in zn handschrift een 0 in een 9 veranderd hoewel hij toch t exemplaarvan 1640 moet overgeschreven hebben

3) Ik ben bezig met het nazoeken van de processtukken tegen de heele bende Er zit welBargoensch materiaal in Maar groot is de oogst niet totnogtoe

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

128

woorden gepubliceerd die bij deze bende in gebruik warenDoor vriendelijke bemiddeling van dr M e i l i n k van het Algemeen Rijksarchief

ben ik tegelijk met de processtukken van Jan de Brabander in t bezit gekomenvan een in het archief van het Hof van Holland gevonden woordenlijst in handschriftlsquoTenzaeme gevoegt opstel van de zoogenaemde Bourgondische Dieventael alsmeede van de Joodse dieven en Landloopers Taelrsquo1) Voorloopig heb ik ze benoemdHs 1769 A (Bargoensch-Hollandsch) en Hs 1769 B (Hollandsch-Bargoensch)B is het oudste A is naderhand uit B bewerkt en tamelijk nauwkeurig Bij mijnweten is dit handschrift nooit gepubliceerd Maar Verwoert moet het gekend hebbenHij heeft er uit geput Maar zoacuteo slordig is het materiaal behandeld dat ik nietaanneem dat Verwoert het handschrift zelf in handen gehad heeft t Is duidelijkgeschreven En Verwoert zelf is vrij secuur Dat blijkt me uit t overgenomene vanC a r t o u c h e en t L i b e r V a g a t o r um Maar nu geeft hij zulke slordige foutendat ik geloof dat iemand anders voor hem een uittreksel gemaakt heeft Ik kananders ook niet verklaren waarom hij van de plusmn 290 woorden uit Hs B er 189 heeftovergenomen Bij de ontbrekende zijn toevallig () alle woorden waarbij een beetjeuitvoerige tekst staat De helper van Verwoert schijnt bijzonder veel haast gehad tehebben Hij heeft soms gewoon in eacuteeacuten kolom een regel te hoog gelezen Vgl TappertStubeler en Blij (Hieruit oa blijkt me dat van Hs B gebruik gemaakt is)Verwoert noemt trouw zijn bronnen Over deze zwijgt hij echter ik voor mij geloof

te goeder trouw Hij heeft dunkt me van iemand een lijstje ontvangen zondervermelding der bron met de mededeeling dat dit geheimtaal bevatte En hij heeftgemeend dat het modern-Bargoensch was en heeft het ingevoegd in zijnwoordenlijstt Is voor ons echter een vingerwijzing met Verwoerts

1) Ik hoop het handschrift binnenkort te publiceeren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

129

materiaal voorzichtig te zijn Ik heb de woorden hoewel ze niet uit de 19e eeuw zijnniet willen schrappen Ze zijn echter vet gedrukt En bij ieder woord heb ik deverhouding tot de handschriften aangegevenEr blijven nu toch nog van Verwoert plusmn 735 woorden over En daarvan vind ik er

maar 177 bij K ouml s t e r -H e n k e 1) waarvan het materiaal toch zoo ongeveer uitdezelfde kringen stamt als dat van Verwoert En van die 177 zijn er nog plusmn 80 vanJoodschen oorsprongMen ziet hoe gauw dit materiaal verdwijnt Het Joodsche element er in dat van

vaste punten uit versterkt wordt houdt het het langst uit en vinden we eeuwen doorVoor een studie van het leven in deze taalgroep is het noodig veel materiaal te

hebben uit kort op elkaar liggende tijdvakkenVerwoerts verdienste is dat hij ons een rijke bijdrage geleverd heeft uit de eerste

helft van de 19e eeuwDe woordenlijst volge nuDe woorden zijn lexicograf-alphabetisch gerangschikt - bij Verwoert stonden ze

alleen alphabetisch wat de eerste letter betreftDe vetgedrukte woorden zijn uit Hs 1769 A en BDe spelling der Hss is behouden - behoudens enkele taalen schrijffouten

AANFEILEN2) (18) Met geweld nemenAanfocken aanjagen

Met een sosser aangefockt Daar komt iemand te paardaangejaagdHs 1769 A Aanfocken aanjagen Aangefockt met een SossenDaar komt iemand met een paard aangejaagdB Aan Jager aanfocken daer komt Imand te Paerd aengejaegtmet een Sossen aengefokt

AANFOCKER aanjager

1) De Boeventaal met een voorwoord van WLH Koumlster - Henke Dokkum 19062) foutief afgeschreven voor aan fellen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

130

AANKLAMPEN aansprekenAANKNEISEN aankijkenAANSCHOELEN aansprekenAANSLAAN (een loensche tandel of kien) beproeven of een valsche sleutel ophet slot pastAANSLAAN OM DE MASSEMATTEN TE HANDELEN plan van een diefstal ontwerpenACHTER DE SCHUINE DEUR in de bank van leeningAFLEGGEN nazienAFMETKAIEM afslagAGER AGEREN ander anderenAggelen eten

Hs 1769 A nietB Botten of Aggelen Eeten

ALIONOVES PORUM uitgestreken gezichtAMGE volk menschen Baayes of spies is amge de menschen zijn thuisATOEN open

t Is mogelijk dat er atven staat

AYE (mokum) AlkmaarBAANTJE dobbelpartijBAAYES of spies Gevangenis ook huis tuchthuis

Baayes of spies is amge de menschen zijn thuisBaayes of spies is bezoek de menschen zijn uitSjofele Baayes slecht tuchthuis

BABBELAAR RegterBADDERIK of BATTERIK schip schuit vaartuigBaffe de val de deur openen

Hs 1769 A Baffen openen Baffenen de val de deur openenB Baffen de val openen de deur vgl Val

BAJESSEN concerten en schouwburgenBALDOVENAAR Iemand die een diefstal aanwijstBALDOVEREN afkijken afloeren zien bespieden

Hij heeft de massemat gebaldoverd hij heeft de diefstal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

131

afgekeken De lekijve baldoverde mij de meid bespiedde mij

BALLEBOOS (van t baayes) Directeur of commandant der gevangenisBALLEME aanstaan

Dat massematje ballemt mij niet die diefstal lijkent mij niet

BALMAGOONE (ook Palmegoon) militairBalmagoone op smieris op schildwacht staan

BANJERT SPELEN als een groot heer levenBANJERTS heeren

Eerste banjerts voorname heeren

BARGOENS dieventaalBARRESEWEL JoodBASJES of BIJSBAS stuk van tien cents dubbeltjeBATTERIK of BADDERIK schip schuit vaartuigBATTERIKVOERDER schipperBEHEIME koeBEISJE stuk van vijf centsBEITSEKRIE SNIJDEN rampen ondergaanBEKAAN ontvangerBEKAAN thuis

Amge is bekaan de menschen zijn thuis

BEKAAN krijgenBELS wambuisBEMOEYAL advocaat

Gognumste bemoeyal slimste advocaatGisse bemoeyal knappe advocaat

BENGEL kettingTik met de bengel horloge met ketting

BENIJSORELF JoodBesiastert zijn dronken nat zijn

Niet in Hs 1769 A1769 B Buys zijn of besiastert sat zijn vgl Buys zijn

BESOLMEN betalenBestiepen krijgen

Flienkert bestiepen blauwe keel krijgen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

132

Hs 1769 A Bestiepen bij de keel krijgenB Flinkert bestiepen blauwe keel krijgen vgl Flienkert bestiepen

BETOEFD (gogum) loos (bij de hand)BETOEGD (BINNEN) rijkBEZOEK thuis

Baayes of spies is bezoek de menschen zijn thuis

BEZOEK MAKEN open sluitenBEZOEKEN bestelen

Wij zullen hem eens bezoeken wij zullen hem eens bestelenIk deed daar een bezoek ik deed daar een diefstal

BIKKEMENTEREN maaltijd houdenBIKKEN etenBIKS doos

Loense biks koperen doos

BINK ook BOL man manspersoonHs 1769 A en B alleen Bink Hoeft niet overgenomen te zijn

BINNEN BETOEGD rijkBISSCHOPPEacute praatje voorwendsel

Ik maakte zoo mooi mijn bisschoppeacute ik spelde hem zoo netjes watop de mouw

BLAUW LAKEN loodBlauw laken handelen lood stelen

BLAG DIE OP DE KIT PAST (18) Deurbewaarder(In Cartouche 1731 staat Bing vgl Inl blz 117)

BLANKE FLIEZEN rijksdaalderBledeman Bledemientje BLYRIK MIENTJE schaap

Hs 1769 A en B Blederman of Bledermentje

BLETTE GEHOLGT gemistBLIEKE gespen

Crime blieke zilveren gespen

BLIKKERS oogenSpan de blikkers eens kijk eens scherp uit

BLINKERS diamanten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

133

Blinkers vinden diamanten stelen

BLINKERS BEDEKKEN zich vermommenBLOEDEN betalenBLOEDVIN beurs ook kniptaschje of beugeltje

Moos in de bloedvin geld in de beurs

Blij sprekenHs 1769 A en B Blij spion Spion staat in B vlak boven spreekenIk vermoed dat Verwoert - of wie dan ook - zich hier vergist heeftvgl kout en stubeler

Boekke broekHs 1769 A Boekke broekB Truy of Boekke broek Truy niet bij Verwoert

BOL Man manspersoonBOLDOVENEN aanwijzing tot stelenBOLLEBOF (ook Bolleboos Balleboos) VAN T BAAYES directeur of commandantder gevangenis

- der sienemers directeur van politie- der palmegoons generaal- van de Linke president- van de princerij hoofd der politie of justitie- van de mispet procureur crimineel of van het Hof- van t melogen opperste van de werkzaamheden

BOLLEBOF opperste van een of anderBOLLEBOOS regterBOLS diakenBONJER SCHIETER betrappen mislukken

Hij schoot mij bonjer hij betrapte mij op de daadIk schoot een bonjer het mislukte mijHs 1769 A en B Bonje geschooten Als zij in de maling zijngekomen van t gemeene volk V is hier zelfstandig

BONSEN aardappelenBorgoenskluit nachtslot

Hs 1769 A Bouacutergoens kluijtHs 1769 B Boergoins kluyt een nagtslot

Bosschik Bosch (een)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

134

Hs 1769 A en B idem

BOX broekBoxen stelen

Hs 1769 A Boxen steelenB Boxen maggelen of Tioren krimmelen steelen vgl maggelenTioren en Krimmelen niet bij V t Is ook mogelijk dat er Fioren staatHs A schrijft Fiosen wat zeker niet in B staat

Brederik wegHs 1769 A Brederik een wegB Friem1) Brederik of Forach1) die men staaje weg een weg diemen gaat vgl Triem die men slaaje

Brisselen openbrekenHs 1769 A Brieselen openbreekenB Brieselen of Ithakker oppin t Is niet duidelijk wat hier staatSchakker op in kan t ook zijn Zie It hakker op in en schoker

BROMMER ketelKaffere brommer koperen ketel

BRONJE boorBUIZER (18) (PLOMP) Emmer ook ketel

Om plomp laten staan Verwoert vat plomp verkeerd op t Beteekentwater bij Cartouche

BUIZIG dronkenBuacutelliauw beul

Hs 1769 A Buacutelliauacutew beulB idem

BULTEN kramenBULTPIJ dekenBULTVLOK bedlakenBuys zijn dronken zat zijn

Hs 1769 A Buijs zijn zat zijn1769 B Buys zijn of besiastert sat zijn vgl Besiastert

1) Er staat inderdaad F1) Er staat inderdaad F

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

135

BIJ of BEIS tweeBIJSBAS of BEISJE Dubbeltje stuk van tien centsCALF christenCamberon kramer venter

Hs 1769 A Camberous kamerB Een camberous of hits een kamerKramer is verkeerd gelezen en de vertaling venter is van VerwoertHits heeft V niet overgenomen

CANTINE kroeg in de gevangenisCAPORE dood kapot

FLIKT HEM CAPORE maak hem kapotHs 1769 A Capore hem doen kapot maken moordenvermoordenB Hakt hem mol of stikt hem capore Maekt hem capot Hoeft nietovergenomen te zijn hoewel de Ned vertaling het doet vermoeden

CAPTI SJONE twaalfCapucies Militair officier

Hs 1769 A en B Capucees officier militair

CASKENE drinkenJajim caskene brandewijn drinkenWij zullen niet veel caskene de moos is knop een kop wij zullenniet veel drinken het geld is weinig een krop (Wat V hiermeebedoelt weet ik niet)

CASSAAFJE briefjeEen cassaaf feberen een brief schrijvenNossen hem stikum dit - geef hem stil dit briefjeLoensche cassaaf feberen een valsche brief schrijven

CASSAFIN postkantoorGrandige van de cassafin directeur van t postkantoor

Charo degenHs 1769 A Charo een degenB Een steggerig of charo een deegen (Vgl steggeris)

Clamot geneverHs 1769 A Clamot Jenever

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

136

B Clamot gevinkelde gegem Sourem of Neuri (Vgl Gevinkeldegegpa Neuri Sourem

Cleijt serk olieHs 1769 A B Cleijtsert olie

Coddele molenHs 1769 A Coddeler MolenB Swigt of Coddele moolen (vgl Swigt)

COGER NEEKOF cachotCOK marktCOLGEM tafelConser deken

Hs 1769 A en B Confers dekens (Verkeerd gelezen)

Conser duisterHs 1769 A en B Couser duisterHier is van verkeerd lezen haast geen sprake Beide Hss hebbende us ter onderscheiding van de ns met een accent gemerkt

Crime blieke zilveren gespenHs 1769 A Crime Blocke zilvere gespenB Crime Blocke of Routschellen zilvere Gesp (Zie Routschellen)

CRIME (GRANDIGE) presidentDAAYEN dobbelsteenenDALETH (Dollet Dolk) vierDALLOS OOK NAVIGE niets

Wij hebben een dallos opgeloopen wij hebben niets opgedaan

Deelis deurHs 1769 A en B Dielis deur

Deen nachtHs 1769 A Deen NachtB de Leijel of Deen de nagt

DEEN DEELIS deurDeen bezoekmaken deur opensluiten - sabberen de deur breken- vernollen de deur sluitenDe deen of deelis is vernold de deur is gesloten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

137

Deen opsmikken zonder draayers De deur openen zonder sleutels(vgl deelis)

DELAPPEN luisterenDELLOP aandeel (zie gellep)DEY moederDIBBEREN spreken gesproken

Loume dibberen niet spreken

Dieperik kelderHs 1769 A idemB Dieperik of mattaf (vgl Mattaf)

DIKBUIK flesch met sterke drank gevuldDilletje meisje

Hs 1769 A en B Dilletje meisje

Doeft kerkHs 1769 A Doest kerk (berust op een verkeerd gelezen st)B Doeft kerk

DOESBOF DOEFT KerkDOF dom onnoozelDofis gevangenis

Hs 1769 A en B Dofis gevangenhuis

DOLK vierIemme dolk Woensdag

DOLLET OOK DOLK DALETH vierDOLLET twaalfDOLLET OF IEMME DOLK WoensdagDOLLET (MOKUM) DelftDOLLINGER (17) gehangene

De Legende heeft Dallinger hangman (beul)

DOLMEN slapenDOLMNIESE slaapvrouwDOLM SCHOORE degenDOLMSPIESE slaaphuisDOMENIJ zwartververDon rug ruggegraad

Hs 1769 A Dow de rugB den Don den rugh

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

138

t Zelfde hs heeft ook Fonk op den Douw Brandmerk op den rugh(vgl vonk brandmerk)

DOORSLAAN bekennen ook sterk op iemand afgevenHij heeft doorgeslagen hij heeft bekendHij sloeg op hem door hij gaf sterk op hem afIk werd gesjeft maar heb niet als moonsser1) doorgeslagen ik werdbetrapt maar heb niet geklapt

DOS koekDRAAYER sleutel

Deen opsmikken zonder draayers de deur openen zonder sleutels

DRAVER paardDRUKKERS signetten

Fokse drukkers gouden signettenLoense drukkers koperen signetten

EERSTE BANJERTS voorname heerenEGET eenEGGASSIE petEILEYER dom onnoozel

- duivel onnoozele drommel Verneacutee heeft Eileya

EPPISE zijden stofEIJTSEF tabakFAKKELEN of FEBEREN schrijvenFEBERAAR UIT HET BAAYES schrijver der gevangenisFEBEREN of FAKKELEN schrijven

In stikum feberen in het geheim brieven schrijvenEen cassaaf feberen ook fakkelen een brief schrijven

FEEMSTEKER ringFIARO bordFIKS MET DE LOOPJES met gaauwigheid steelenFILEREN aanzetten slijpen

Mijn nijft fileren mijn mes aanzetten

FLEPJES coupons

1) Vgl Moosser Verw heeft de n later ingevoegd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

139

Loensche flepjes vervalschte coupons

Flienkert bestiepen keel blauwe keel krijgen (vgl bestiepen)FLIKKEN IN DE FONKEN in het vuur stekenFlikt open maak open

Hs 1769 A Flikken Flikt open steeken steek maak openB Flikt open maekt open

FLIKKEN of FLIK spel kaartenFLIKKEREN smijten wegwerpen

Hij flikkerde hem ter neecircr hij smeet hem ter nederHij flikkerde de massematten in t majem hij wierp het gestolengoed in t water

FLIKT HEM CAPORE maak hem capotFlisteren schaar of scheer

Hs 1769 A Flistere scheerenB Flistere scheer

FOFFERAD drie gulden(lees Tofferad)

FOK brilLoensche fok koperen bril

FOKKEN (VOORBIJ) voorbij gaan (vgl Stoetsen)FOKKENDE GEEUWERT kleine jongenFOKS of FOX goud

Fokse glinster gouden bril- mienje goudgeldFoks melogener goudsmidFokse biks gouden doos- oksenaar gouden horloge- slang gouden ketting- speentje gouden knipje- feemsteker gouden ring- drukkers gouden signetten- tantel gouden sleutel- joeter (spliet saldsoof) gouden tien gulden stuk- fijne feemsteker gouden ring met diamanten- spanders gouden gespen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

140

Fonken branden ziedenHs 1769 A B Fonken braden

FREDERIKS voetenFREDERIKS FRIEGERS laarzen schoenen

Frederiks hooren schuieren hooren loopen voetstappen hooren

FRIEGERS (frederiks) laarzen schoenenFromme hout

Hs 1769 A From houtB Swieter Trom() of Swigter hout (vgl Swigter Swieter)

GAAYES OM GAAYES GAAN stervenGABBER kameraad

Hs 1769 A en B Cabber kameraatHoeft niet door V overgenomen te zijn

GADDESE OOK GADDEN SAELE hervormde kerk(Lees Soele)

Gajie boerinHs 1769 A en B Idem

GALF dolk mesGALGENBOSCH1) (17) priesterhuis of woningGALLAGT pastoor

Hs 1769 A Gallagh Roomsch PastoorB Gallagh of Primer R PastoorGallagt zal wel niet overgenomen zijn t Is een algemeen bekendwoord

GALLOME BEZOEK vensterglazenDoor vensterglazen inbreken

Gannif diefHs 1769 A Gannif diefB Ganniff dieff

GANNIFFIER iemand die kleinigheden steeltGAPER (VERKNOEYENDE) verraderlijke mondGarbepin kooper

1) Legende Gallenbosch

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

141

Hs 1769 A en B garkepin kooperIn B is uitdrukkelijk het lidwoord weggelaten en kan wel eens destofnaam koper bedoeld zijn

GASJE petGAZ straatGEBOLSTOVERD prijzen aangeprezenGEEL AAN HET LIJF HEBBEN goud bij zich hebbenGEBEEUW1) geraasmaken roepenGEBOMMERE uurGEBONJES OOK GLIMMERSEN vensterruiten glasruitenGEBROEISEL medeplichtigGEDALAST arm armoedigGEDOOZEN maandGEELGATJE zeemlederen lapGEES vrouwspersoonGEEUWERT (FOKKENDE) kleine jongenGEFLOTEN gestolen

Gefloten moos of gegabte moos gestolen munt

GEFOETERD2) getortueerd gepijnigdGEGABTE gestolenGEILIVEN zakkenrollenGEITERIK hokGejast gegeeseld

Hs 1769 A en B idem

GEKLOFT gekleedgrandig gekloft goed gekleedschorem gekloft gering gekleed

GEKNOOID ontdektGELLEP aandeel buit

Mijn gellep in de massemat mijn aandeel in het gestolene

GELOONJES glasruiten

1) Verw heeft een h in Cartouches lijst Nederl-Barg voor een b aangezien Daar staat Geheuw2) Cartouche geeft gefoekert en gefoeterd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

142

GELOONJES PIKKER glasruiten instooten of stuksnijdenIemand (die) bij avond uitgaat om in winkelhuizen de ruitenbehendig in te stooten of stuk te snijden en dan daardoorvoorwerpen steelt

GEMME boterGeplakt gebrandmerkt

Hs 1769 A en B idem (vgl gevonkt)

GERATELT geradbraaktGESCHIVESSE getuigen

De geschivesse zijn plat de getuigen zijn omgekocht

GESCHUT WORDEN in hechtenis genomenGESCHINNESSE getuigenGESCHUURD gegeeseldGESIBE (LOENSCHE) valsch geschrift

Op loense gesibe hollege op valsche papieren reizen

GESJANKTE MOS OF NIESE getrouwde vrouwGESJOCHTEN geen geldGESNOOFD gekekenGevelen boeyen binden

Zie loeyen en peperenHs 1769 A Geesselen bindenDit woord heeft B ook wel doch daarnaast gevelen wat A nietgeeft

GEVELS koordenHs 1769 A en B gevelts koorden

Gevinkelde gegpa geneverHs 1769 A gevinkelde GegemB geeft Clamot gevinkelde gegem Sourem of NeuriIk vermoed dat gegem Sourem bij elkaar hoort Gegem = jajimhebr jajin wijn Sourem = Sacircraph branden vgl TwentschjanzorefAls gevinkelde een adj is bij gegpa dan beteekent t woordhetzelfde als gegem Sourem gevinkelde = gebrand Dan is t gelijkte stellen met Rotwelsch Finkeljochen = jenever (vgl Clamot enSourem)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

143

GEVONKT gebrandmerktHs 1769 A gevoenktB gevoenkHoeft niet overgenomen te zijn is algemeen

GEWASSCHEN ervarenGewasschen margiewers ervaren dieven (lees marwiegers)

GEWERBER kameraadGEWOERE MATZEN verbergen bewaren

Maak dat gewoere voor mij verberg of bewaar dat voor mij

GIBBEREN nemenGIF OOK GOGNUM slim verstandigGILLES HANDELEN binnensluipen

In den schemeravond uitgaan om in de huizen te sluipen en water voor de hand ligt te stelen

GILLES STAAN (OP) afloeren afgeloerdGIMMEL boterGINKELEN bordelerenGINNISKE OF GINNIKSE winkelhuisGIPPESEN ligchamelijk onderzoek naar gestolen goederen door de Justitie ofpolitie

Hadden ze mij gegippesd dan had ik bot op zwendel of treifelgeweest hadden zemij aan het ligchaam onderzocht dan hadmengestolen goed bij mij gevonden en de zaak had bloot gelegen

GIS achtGISSE kundig knap

gisser leep leper

GISSEN wisselen iemand die bij wisselaars of ook in het klein geld gaatwisselen en dan behendig iets in den mouw weet te krijgen Op dat ambachtwordt wel gereisdGISTELIJN1) (17) stuk broodGLADHAART duivelGLADKAART2) (17) tafel

1) LEGENDE girselijn LV 1613 gitselijn CARTOUCHE griselijn2) LEGENDE Glathaert

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

144

GLESTERIK glasGLIMMERIK agent van politie politiedienaarGLIMMERSEN glasruiten vensterruitenGLINSTERS glazen brilleglazen

Glinsters spiezen brillenhuisje

GODEL commissaris van politieGODIN eerlijkGOF plaatsGOFFEY (GOFSIE) vrijheidGOFSIE (GOFFEY) vrijheidGOGNUM ook GIS slim bekwaam loos

Gognumste bemoeyal slimste advocaatGognumme rot doorslepen guitHij is gognumme vrijer hij is een geslepen kel (lees kerel)Gognum betoefd bij de hand

GOKKEN speelendaayen gokken met dobbelsteenen speelenflik gokken met de kaarten speelen

GOKKER speelerGolden mokum Amsterdam

Hs 1769 A en B Golden Mokem

GOLEF melkGOLLEM vertrouwen in bewaring geven

Gollem hem geen dallas ook geen navige vertrouw hem niets toeIk gollemde hem mijn dellop ik gaf hem mijn aandeel in bewaring(zie gellep)

GOM muurDoor de gom schokeren door den muur breken

Gom de dagHs 1769 A Gom dagB de Gom oft Hellig dag den Dag (vgl Hellig)

Gommen kinderenHs 1769 A en B grommenGommen zal wel fout afgeschreven zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

145

GONDEL ligte vrouwGONDELSPIESE bordeelhuisGOOI christenGOOLE gevangenisGOOLF MEDIENE KoninkrijkGRAAUWERT duivelGRANDIG BAAYES gevangenis te LeeuwardenGRANDIGE CRIME presidentGRANDIGE VAN T MOKUM burgemeesterGRANDIGE VAN DE MEILIG OF ZOON DES MEILIGS prins

- van de Meilige ook Dochter der Meilige prinses

GRANDIGE VAN DE PRINSERIJ officier van JustitieGRANDIGE SERRORE regter van instructieGRANDIGE TOESPIESE groot heerenhuis

- der Sienen of prinserij commissaris van politie- van de cassafin directeur van t postkantoor- der palmagoons of grandige bol hoofdofficier schout

Grannig Heeren van t geregtHs 1769 A Grannug De Heeren van den GeregteB De Graniig De Heeren van den Gerechten

Grens schuurHs 1769 A en B idem

GROBBEREN bij avond rondloopen of hier of daar een raam open isGROENTJE theeGROM klein kind

(vgl Gommen)

GROOT MOKUM AmsterdamGroot mokum baayes gevangenis te Amsterdam

GROOTPURIM beitelGIJLEK DOEN deelen

Gijlek met de gellep doen de buit gelijk deelen

GIJLIK zamendoenGYMNASIUM correctie huis te HoornHAGGELEN avondeten nemen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

146

HAGGELEN of AGGELEN etenHANDELEN (iemand) in t algemeen iemand bestelenHASPERLINK garenHAUSWALTERS laarsen schoenenHEEREN LOGEMENT huis van correctieHEITBAS ook HEITJE HIJ kwart guldenHEITJE kwart guldenHELEM SCHIFEERE of SJIFERE als er voor een pakhuis in vaatwerk gepaktewaren naar boven worden getrokken helpt men een handje maar knakt meteen knipmesje al helpende een van de raaktouwen onder het opstijgenmeestalbrekende stort het vat of wat het zij naar beneden op straat in stukken danhelpt men verder maar stopt tevens wat men kan vol en gaat henenHellig de dag

Hs 1767 A en B idem

HENGELEN collecteeren liefdegiften inzamelenHespe wijn

Hs 1769 A idemB Hespe Meijem Souacuterem of Mool wijn

HIFTEN openschuivenriemen hiften ramen openschuiven

HIMPKE DuitscherHIN horlogieveerHOEF brood

Hoef gebot brood gegetenDrooge hoef gebot droog brood gegeten

HOEFT broodHs 1769 A Hosje of Hoest broodB Hosje leggem hoest of MaroDe vorm hoeft van Verwoert is beter

Hoeree schoolmeesterHs 1769 A en B idem

HOKKEN zamenleven met eene ongehuwde vrouw zamenwonen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

147

HOLLEGE (HOKKEN) zamenleven met een ongehuwde vrouw zamenwonenHOLLEGEN HOOGSTAPELEN rondzwerven rondreizenHONKE pijp

(zie horentje horeker)

Hoogerik zolderHs 1769 A Hogerik zolderB Hogerik of Tappert solder (vgl Tappert)

HOOGSTAPELEN rondzwerven rondreizen (zie hollege)Met loense gesibe hoogstapelen met valsche papieren bij de huizenrond reizen om het zij voor een voorgewende brand als andersgeld op te halen

Hoorniekeltje koe(zie Hornikkel)Hs 1769 B Hoornickeltje koeDe c is als e gelezen

HOOSSEN kousenHoreker pijp

(zie horentje honke)Hs 1769 A nietB Een horeke of Horntje een pijp

Horentje pijp(zie horeker honke)Hs 1769 A en B Horntje een pijp

Hornikkel koe(zie Hoorniekeltje)Hs 1769 A Hornikkel koeB Hoornickeltje of een Hornikkel een koe

HORSELEN1) knorrenHUCHT galgHIJ DonderdagIEMME DOLK WoensdagIMMES waarheid

1) Uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

148

IMMESE SNIJ zijden zakdoekInnert beul

Hs 1769 A en B idem

INSABEREN inbrekenINSLIEGENEN inblazen inprenten

Hij heeft hem goed ingesliegend hij heeft hem goed ingeprent wathij zeggen moet of hoe hij te handelen heeft

Instaijen inkruipenHs 1769 A en B idem

Inten pijnigenHs 1769 A Plaijen inten pijnigenB Slaijen inten pijnigen (vgl Playen)

It hakker op in openbrekenNiet in Hs 1769 AB heeft een woord dat veel lijkt op t hier gegevene Maar er kanook staan schakker op in of schokker op in We krijgen dan eenverstaanbaar woord vgl schoker beitel en Brisselen

JAJIM brandewijn- caskene brandewijn drinkenGeen moos geen - geen geld geen brandewijn

JAS geesselingJaske klerk

(Deze bet geeft V ook op in de lijst Nederl-barg Daar tevens dejuiste bet kerk in Jaske buffele)Hs 1769 A Jaske een klerkB Jaske of Zanke een klerk

JASPENAARS gevangenenJASPENEN staan

smieris gejaspend op uitkijk staan

JASSEN geesselengejast gegeesseld

JAT JATTEN hand handenJEILE MAKEN leven maken

Maak zoon jeile niet maak zoon leven niet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

149

JIM geneverJERIT paardJOED-BAS halve guldenJOED-BEYS twaalfJOED-DOLK veertienJOED-GIS achttienJOED-HIJ vijftienJOED-KIMMEL dertienJOED-OLF elfJOED-SOOF tienguldenstukJOED-SOOYEN zeventienJOED-WOOF zestienJOENT dag bij dag

(Zie jom)

JOM ook JOENT dag bij dagJomme massemat diefstal bij dag

JOM-WOOF VrijdagJOPPE goed gekleedJoussen slapen

Hs 1769 A Joussen slapenB Luijmen of Joussen slaepen

KAANTJES bollenKAF twintig

(Zie koog)

Kaffer boerHs 1769 A en B Caffer een boer

KAFFERE koper- brommer koperen ketel of aker- mienje koper geld of munt- ronde koperen pot

KAFFERINNEN boerinnenKAFFER-MELOGENER koperslagerKAFFERS boers lompKAF-JOED dertigKAJEM jood smous

(vgl kim kiem)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

150

KAJEMIN jodinKAKELAAR advocaat

Gisse - knappe advocaatGognumste - slimste advocaat

KALLE bijzit hoer publieke vrouwKALLE meid vrouw meisjeKALLEN sprekenKALF of KOOI christenKAMINE kaasKANTINE kroeg in de gevangenisKAPPEN1) beraadslagenKARTOUTS kantoor

Een kartouts handelen een kantoor bestelen

Katelerken kasteelHs 1769 A catelerke kasteelCatelerke of Prince Beijes kasteel (vgl Prince Baaijes)

KATTENBAK geldladeKattebak ligten in winkelhuizen sluipen of een boodschap makenen dan de geldlade uit de toonbank stelen

KAUSER geredKauser of tof afbrengen goed van iets afkomen (vgl tof)

KEEPEN gespenKEFFER kilff kileff hondKEPPE stil stilKESOF (bij Joden soms in gebruik) zilverKETTEN SCHIKEN of SCHIVEN bij dag uitgaan om ergens te steelen (vgl kitzeschieben)KEWOERE BERGEN begraven

Moos kewoere bergen geld begraven

KIEJERE slotvgl kiejes kluit schoget

KIEJES slotvgl kiejere kluit schoget

1) Uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

151

Kiel boterHs 1769 A en B Idem

KIEM jood smousvgl kim kajem

KIEN bewaarder van de gevangenis(vgl Sien)

KIEN sleutel(zie tandel)

KIEN ja(vgl kin)

KIENJENEN koopenHij wil louw kienjenen hij wil het niet koopen

Kilf hondvgl keffer en kileffHs 1769 A kilf een hondB Een kilf of killeff een hond

Kileff hondvgl keffer en kilffHs 1769 B kileff een hond

Kim kiem kajem jood smousHs 1769 A en B kim of kiem een smous

KIMMEL drieKIMMEL DingsdagKIMMELAAR drie guldenKIN ja

Zie kien

KIT gevangenis huis kroegIn t kitje komen gevangen worden

Kitze schieben inklimmen in huizen of winkelsHs 1769 A ketze schieben inspringen in huizen of winkelsB Idem

KITZE SCHIEBER inklimmer inkruiperKLAAR ZETTEN luisterenKLAMONIS breekgereedschap in het algemeen

(Zie klemonis)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

152

KLANKERT fleschKlasseija pistolen

Hs 1759 A Klasseija pistoolB Klasseija of Glasse Pistolen of Pistool

KLEE (loensche) ring waaraan zich verscheidene loopers of valsche sleutelsbevindenKLEIFOKKER bedelaar

Grootste kleifokker oudste van de bedelaars

KLEINE MASSEMATTEN KNAPPEN hier en daar in het klein steelenKLEIN-MOKEM BAAYES gevangenis te HaarlemKLEIS zilver

zie klijfs kijsiff kriem timtimkleise biks zilveren doos- mienje zilvergeld- oksenaar of tik zilveren horloge- slang zilveren ketting- veemsteker zilveren ring- speentje zilveren knipje- drukkers zilveren signetten- tandel zilveren sleutel

KLEIS MELOGENER zilversmid(zie timtimmer)

KLEITSE GLINSTER zilveren brilKlembosch justitie of politiedienaar

Hs 1769 A Klimbosch dienaarB Klimbosch Bedelvoogd of DienaarZie Nachteluyter en Reijnjaken

KLEMS (KIT BAAYES) gevangenisKLEMONIS breekgereedschap in het algemeen

(Zie klamonis)

KLIENJE galgNaar de klienje doen gaan ter dood veroordeelen

KLIENJENEN hangenKLOF jas

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

153

KLOFTEN goederen in t algemeen kleedenHij is tof in de kloften of in den malboerem gekloft hij is goedgekleed

Klopper horlogie(vgl knol oksenaar tik)Hs 1769 A klopper horlogieB Tik klopper of knol horlogie

Kluistert van de Stighel predikantHs 1769 A Kluijstert predikantB Predikant noemen zij Kluystert van de Stighel (over gezet ishet) een paep van de Duyvel)

KLUIT gezetKluit slot

vgl kiejere schoget kiejes Bargoensche kluit nachtslotHs 1769 A kluijs Een slotB kluijt een slot

KLIJFS zilver(zie kleis kijsiff kriem timtim)

KLIJME correctioneelHij heeft klijm gesjeft hij heeft correctioneel gezeten

KNAAK rijksdaalderKNAGELINK ratKNARS vonnis

(vgl knooi)

Knaspels stokkenHs 1769 A knaspels stokkenB krune of knaspels stokken (vgl krunen)

Kneulle kerelsHs 1769 A kneule kaerelB kneulle kevel (lees kerel)

Knille jongensHs 1769 A knille een JongeB Een knille een jongen

KNOESTEN vertellen verklikkenKNOKKEN slaan vechten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

154

Knol horlogie(vgl klopper oksenaar tik)Hs 1769 A en B idem

KNOOI vonnis(vgl knars)

KNOYEN1) niet bekennenKNUL manspersoon

Hs 1769 A en B knullen manspersoonenHoeft niet overgenomen te zijn

KNIJSEN kennenlou knijsen niet kennen

KOGER MEEKOF kachotKokelloos boer

Hs 1769 A kokalloos een boerB Een caffer hoers of kokalloos

KOOF hoorn(kan ook Hoorn zijn de stad Is niet uit te maken)

KOOG twintig(zie kaf)

KOOI Christen(vgl Kalf)

KOOKER kind(vgl kotum kotumpies kotrim)

KOOTER BAAIJES gevangenis te HoornKOOTME crimineel

Hij heeft kootme gesjeft hij heeft crimineel gezetenKootme gesjeft voor altijd gevangen zitten

KOP guldenKOPERSLAGER justitie of politiedienaarKOPGES HANDELEN diefstal doen met binden enz of zich zwart maken eenedaad plegen waarmede de galg gemoeid isKOPPERINK2) (18) schaar of scheer

1) C a r t o u c h e geeft bekennen2) C a r t o u c h e kipperink en kippening

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

155

Koro bierkanHs 1769 A en B Idem

KORTJAN hooiHs 1769 A en B idemKan oorspronkelijk zijn Is door mij herhaaldelijk opgeteekend

KOSSE broodKOTERIG klein jongKOTERUM jongenKOTRIM kinderen

(vgl kooker kotum kotumpies)

KOTSEN bekennen vertellen verpraten liegenHij heeft gekotst tegen den Sienemer Hij heeft aan den dienaarbekend

KOTUM kind(vgl kooker kotumpies kotrim)

KOTUMPIES kinderen(vgl kooker kotum kotrim)

KOUDE lijkKOUSERE goed om te stelen

Hij was kouser toen hij verschut werd hij had niets van het gestolengoed bij zich toen hij gearresteerd werd

Kout meisjeHs 1769 A kout mesB sakkem kout of schoeri een mesMeisje moet mesje zijn De fout kan ontstaan zijn doordat deafschrijver in de tweede kolom een regel te laag keekvgl Blij sakkem saccum en schoerie

KOUWEREN (geen bet opgegeven)KOVET hoed

(vgl kowerd)

KOWERD hoed(vgl kovet)

Kraagrik snaphaan geweer(zie kraakers)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

156

Hs 1769 A krakerik snaphaanB krakerik of kraagrig snaphaen

KRAAKERS snaphaan geweer(zie kraagrik)

Krakgenis schoengespenHs 1769 A krakgerrig schoengespenB een krakgerrig Schoen Gespen

KRABBEDAAYEN twistenKriem zilver

zie kleis klijfs kijsiff timtim

Krieijen schreeuwenHs 1769 A en B idem

KROMKOP breekijzer of koevoetKROP weinigKROUT GILLES (ook krouten) in de winkelhuizen loopen om te stelenKROUTERS (MELOGE) mindere bediendenKROUTEN hardloopen loopen

(vgl krout gilles)

KRUIZEN SLAAN afdrukken van sloten nemenKrunen stokken

(vgl knaspels)

Kuggen liggenHs 1769 A en B idem

KUINE kaasKURRY koffieboonenKURRYPIKKER iemand die in koffybalen met een mesje eene opening maakten zijne zakken volsteektKijsiff zilver

zie kleis klijfs kriem timtim en roepHs 1769 A idemB kijsiff kriem of roep

LAAYENEN lezenLa fouis maneschijn

Hs 1769 A Fonis maanschijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

157

B La Fonis maeneschijnHet verkeerd afschrijven van B is hier duidelijk

LAKIJVE meid dienstmeid(zie lekijve)

Lalapani koffie(zie zwartje)Hs 1769 A en B Calopani koffieHier heeft de afschrijver een C voor een L aangezien De hoofdletterC in t Hs B heeft iets van een kleine letter 1

LAMMEREN clieumlntenLAMMERT veertig

(lees dertig)

LANDING MAKEN bellenLANDING KRIJGEN verhindering krijgen of ontdekt worden bij het plegen vaneen diefstal (vgl opstoot krijgen)LANDINGMAKERIJ ontdekt worden tijdens het plegen van een diefstal verjaagdworden (bijeenroeping)Lange pennemes

Hs 1769 A en B idem

LANGE HANNES geesselpaalLangerik tafel

Hs 1769 A en B idem

LAP drostHs 1769 A en B idem

LAPJE geldLARIE SPIESE pandjeshuisLEEGUM (legem) brood

Legum in de wind brood van medegevangenen koopen

LEFFIE veel ondernemenLEGEM brood

(zie leegum)

LEILE licht(lees nacht)

LEILE MASSEMAT diefstal bij nacht

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

158

LEKIJVE meid dienstmeid(vgl lakijve)De lekijve baldoverde mij de meid bespiedde mij

LENSEN uithoorenLIF moedLigteren dienen

Hs 1769 A en B idem

Ligterik oogHs 1769 A en B Ligteriks oogen

LIK gevangenisLINK slecht diefachtigLINKE (Bollebof van de -) presidentLINKE LEIJER lantaarnLINKSCHE spionLOEF HEBBEN in het spel winnen

Hij heeft loef hij wint

LOENSCH valschLoensche tandel of kien valsche sleutelLoensche tandel aanslaan beproeven of een valsche sleutel pastLoensche cassaaf feberen een valsche brief schrijvenLoensche flepjes vervalschte couponsLoensch Ninje (lees Minje) valsch geldLoensche gesibe (op - hollege) valsch geschrift op valschepapieren reizenLoensch pieren valsch spelenLoensch kappen (18)1) valsche verklaring

LOENSCH koperLoensche fok koperen bril- biks koperen doos

LOENSCHE KLEE ring waaraan zich verscheidene loopers of valsche sleutelsbevindenLoeijen Binden en boeien

1) C a r t o u c h e kappen spreeken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

159

(zie gevelen en peperen)Hs 1769 A Loeijen bindenB Loeyen of gevelen binden

LOGERIK soldaatLOU neen niet vergeefs

(vgl Louw en Luacuteene)Lou kotsen niet bekennenLou sjoege steeken niet inprentenLou knijssen niet kennenLou sink stieken niet waarschuwen

LOUME DIBBEREN niet spreken(lees lou medibberen)

LOUW geen neen niet vergeefs(zie Lou en Luacuteene)

LUacuteENE geen neen niet vergeefs(vgl Lou en Louw)

Lufferk behangselHs 1769 A Leifferik BehangzelB Lufferk Behangsel

LULKE pijpLIJMEREN vrijpratenMAFFIE vijfstuiver stukMaggelen diefstal plegen stelen

vgl BoxenHs 1769 A Maggelen spreekenB Boxen maggelen Tioren krimmelen(Kan ook zijn dat er Fioren staat)

MAJEM waterOp majem en legum zitten op water en brood zitten(vgl mijem)

MAKAAIJEM slagMAKAAIJUMME slaan vechten

een - geven een slag toebrengengemakaayumd geslagen

MALBOEREM (IN DEN) goed

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

160

Hij is in den malboerem gekloft hij is goed gekleed

Mallin loodHs 1769 A en B Malliu lood

MANDJE paardMARRETJE moeder van een dief

Marretjes spiese moeders huis (zie mergie)

MARWIEGER UIT DE PISTOLE dief van aanzienMASSEMATTEN buit werktuigen

Massematten gehandeld hebben gestolenMassematten verpassen gestolen goederen bij een helerverkoopenSjofele massematten gestolen goederen van weinig waardeHij flikkerde de massematten in t majem hij wierp t gestolene goedin t waterKleine massemat opknappen hier en daar wat stelenLaat ons dat - eens opknappen laat ons dat diefstalletje eens doenMassematten handelen diefstal plegen stelenJomme massemat diefstal bij dagAanslaan om de - te handelen plan van een diefstal ontwerpenIemand over een - aanslaan Iemand vragen of hij een diefstal wilmeedoenHij sloeg mij aan om een m te handelenHij heeft de - gerojumd gebaldoverd of gesnouwd hij heeft eendiefstal afgekeken daaromtrent de noodige aanwijzing gedaanMassematten gepakt diefstal afspreken afgesproken diefstal

MASSOMME MASSEMATTEN HANDELEN er is goud bij te stelen (vgl Moos)Masteren klappen

Hs 1769 A en B idem

Mattaf kelderHs 1769 A Mastaf kelderB Mattaf kelder

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

161

De vorm Mattaf is de juistePfister 1812 (Kluge p 302 no 585) mattaf Keller (naast mattor)

MEFALPOLSE verhoorder ondervragerDe mefalpolser ook grannige serrore mefalpolsde mij gognummaar ik kotste niet of sliegende of sloeg niet door de regter terinstructie ondervroeg mij loos maar ik bekende niet (zie Pelse)

MEFALPOLSE(N) ondervragen(zie pelse(n))

MEILIG koningMEILIGEN koninginMELOGEJAN VAN T MELOGEN opperste van de werkzaamhedenMELOGE KROUTERS mindere bediendenMELOGEMEN werkenMELOGEN (Bollebof van t -) opperste van de werkzaamhedenMelogener smidMEM veertigMemier koopman

Hs 1769 A Memles koopmanB Memler koopman

MERG vaderMERGIE moeder ook marretje

(zie marretje)

Merl sabelHs 1769 A en B Merl hartsvanger of s(z)abel

MIETE bed om op te slapenMIGCHELEN lachenMINJE geld

(zie missomme monny moos)

MINJEN NOSSEER geldschieter op gestolen goederen(lees nosser)

MISPET (Bollebof van de -) procureur crimineel- of van het HofMISPOT hof

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

162

MISSOMME geld(vgl minje monny moos)

MOIRE inktkokerMOKUM stad in t algemeen

Mokum Rijst of Brijst RotterdamMokum Lammert majim LeeuwardenMokum Lammert Hoorn Stad Leiden- Kaf s Hertogenbosch- Olf Amsterdam- Aye Alkmaar- Jaar Arnhem- Dollet Delft- Majim Dortrecht- Heif s Gravenhage- Grouw Groningen- Sooyen Haarlem

MOLBORS goederen in t algemeenMOLLEN doodsteken om t leven brengen vermoorden

Hakt hem mol maak hem kapot

MONEJASKE kerkMONNY geld

(zie minje missomme moos)

MOOS geld(zie minje missomme monny)Geen moos geen jajim geen geld geen brandewijn

MOOS (LOENSCH BAJES MOOS) valsche fictieve munt (verdichte munt alleengangbaar in de gevangenis)MOOS MESOMME OF MASSEMAT OF HANDELEN diefstal van klinkende munt

(Zal wel moeten zijn moos of mesomme massemat handelen)

MOOSER verraderAls moosser doorslaan verraderlijk handelen

Moosjer geregtsdienaar ook spion Gids stille gids(zie weets)

MOSER DOORSLAAN bedriegen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

163

Moskero schoutHs 1769 A Moskero schoutB Schoffert of Moskero schout

MOUSJE ijzer- ribben Breekijzer of koevoet- brommer ijzeren ketel- slang ijzeren ketting- ronde ijzeren pot

MURGPIJPJE rol (katoen)MUS wambuisMIJEM water

vgl majem

Mijen wijnHs 1769 A en B Meijem (vgl Hespe en Sourem)

NA neenNACHTBAAYES nachtverblijfNachteluyte bedelvoogd (politiedienaar)

Hs 1769 A Nagt-Cluijter DienaerB Bedelvoogt of Dienaer Nagt Cluijter woutje klimbosch ofReijnjakenEr kan in B ook staan Nagt Sluiter De vorm van V e r w o e r t berustop fout lezen (vgl Klembosch en Reijnjaken)

NAFKE dameNAIRIS kaarsNAVIGE niets

Wij hebben een navige en landing of opstoot gehad wij hebbenniets opgedaan en zijn verjaagd

NEKOF gevangenisNERES straatlantaarnNERIS brandmerk licht

Hs 1769 A en B Neris lichtHoeft niet door V overgenomen te zijn

NEURIE sterke drank geneverNeurie buizen sterke drank drinken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

164

Hs 1769 A en B geven dit woord ook t Behoeft echter niet doorV overgenomen te zijn (vgl Clamot Sourem Gevinkelde gegpa)

NIBBEL katoene stofNIESSE dameNIFTEREN doodmaken

Nifteren maakt u peijger moorden maakt u dood

NOEN vijftigNOEN zestigNOSSENE geven

Nossum hem stikum dit cassaafje geef hem stil dit briefje

NURRIE borrelZien wie voor de nurrie bloeden zal wie den borrel betalen zal

NIJFT mes knipmesMet een nijft om gaayes maken met een mes doodstekenMijn nijft fileren mijn mes aanzetten

OEVER broodbakkerOKSENAAR horlogie

(vgl klopper knol tik)

OKSENER horlogie(zie oksenaar)Oksener met een zwiebel horlogie met een ketting

OLMS oudONDERMAKKEREN achterhouden zich iets stil toeeumligenen

Hij ondermakkerde van de massemat hij stal van het gestolenevoor zich

ONDERMAKKEREN in het geheim iemand kwaad wrochtenHij heeft mij ondermakkerd hij heeft mij hier en daar den voet geligt

OPGOOIJEN betichten ten laste leggenIemand een loensche bonjer opgooijen iemand valschelijk van ietsbetichten

OPKNAPPEN (de rommel) alles weghalenLaat ons dat massematje eens opknappen laat ons dat diefstalletjeeens doen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

165

OPLOOPEN opdoenIk heb navige opgeloopen ik heb niets opgedaan

OPSTOOT KRIJGEN ontdekt worden tijdens het plegen van een diefstalverhindering krijgen (zie Landing krijgen)OPSMIKKEN openen

Deen opsmikken deur openen

OPVOEREN aansporenOSSEN dobbelsteenen

(vgl ossenpooten)

OSSENPOOTEN dobbelsteenen(vgl ossen)

PAITSEG paschenPALMEGOON militair soldaatPALMEGOONS (Bollebof der -) generaalPAR1) wambuisPASSER heeler opkooper van gestolen goed

(vgl patser en peender)

PATSER heeler opkooper van gestolen goed(vgl passer)

PEENDER heeler opkooper van gestolen goed(vgl passer)

PELSE verhoorder ondervrager(vgl Mefalpolse)

PELSEN ondervragen verhooren(zie Mefalpolsen)

Pen tangHs 1769 A Pen tangB Per (lees pen) tangBestiept de pen en fliktse in de fonk krijgt de tang en steekse int vuur

PEPER touwPEPEREN binden en boeien

(zie loeijen en gevelen)

1) L e g e n d e 1640 heeft Par p Verwoert geeft hier par zonder opgave van ontleening

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

166

PEY jasGrandige pey mooye jas

PEYGER doodPheen zuster

Hs 1769 A en B idem

Phraal broederHs 1769 A en B idem

PIEMELEN waterenPIEREN spelen dobbelen

Loensch pieren valsch spelen

PIETERMANNETJES kleine zilveren messenPIKKER vorkPLATVIN portefeuillePLAT KRIJGEN omkoopen

De geschivesse zijn plat de getuigen zijn omgekocht

PLAT WORDEN in het spel verliezenPlaijen pijnigen

Hs 1769 A Plaijen inten pijnigenB Slaijen inten pijnigen (vgl Inten)

PLEINJENEN huilenPLEITEN vrijkomen weggaanPlompe water

Hs 1769 A Plompe waterB Plompe of mijem water

Pluger1) diakenPnoyen deelen

Hs 1769 A en B idem

POCKENEN pratenPOEPJE (de) geldPOETSEN heengaan wegloopenPOOREM aangezicht gezicht

(vgl Poruacutem)

POOSER vleeschPOOTER voortvluchtig

1) Uit N e p v e u Legende 1640 heeft Pflueger

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

167

PORUacuteM aangezicht gezicht(vgl poorem)

POSER cent of duitPRINCERIJ (Bollebof van de -) hoofd der politie of justitiePrinse baayes heerenhuis

Hs 1769 A Prinse beije een kasteel heerenhuisB Prince Beijes kasteel (vgl katelerken)

PRINSERIJ justitie of politieDe prinserij is bekaan de politie is hier

PROTOCOLLEN proces verbaal makenPuff kist koffer

Hs 1769 A en B Puf kist

PUTZ grap poetsIemand een putz maken iemand een poets spelen

PIJ mondHald dijn pij houd den mond zwijg

RAAF predikantRani jufvrouw

Hs 1769 A en B idem

RATELEN radbraken(uit Nepveu)

Reel1) (17) krankheidREWOGHEN aandeelReynjaken bedelvoogd (politiedienaar)

Hs 1769 A Reijnjaken DienaerB Reijnjaken Bedelvoogt of Dienaer(vgl Nachteluyter en klembosch)

RIBBEMOUSE koevoet breekijzer(vgl Ribben mousje)

RIBBEN MOUSJE breekijzer koevoet(vgl ribbemouse)

1) Leg 1640 Ree 1613 Ree K l u g e stelt voor reel te lezen Hgd Lib Vag heeft reel schwersiechtagS c h w e n t e r Steganologia 1620 geeft ook reel maar in de bet zwaar Zal siechtag welover t hoofd gezien hebben B o n V u l c a n i u s 1597 heeft ree gravis morbus (afschriftvan LV van 1547)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

168

RIEMEN HIFTEN ramen openschuivenRIEMEN hardloopen

(vgl riemert schoppen)

RIEMERT SCHOPPEN hardloopen(vgl riemen)Sccedilheft u riemert maak u uit de voeten

RISPEL strooHs 1769 A en B idemHoeft niet overgenomen te zijn (vgl Roesert)

ROEN vrouw(uit N e p v e u )

Roep zilver(vgl kleis kijsiff timtim)Hs 1769 A en B idem

ROESERT strooHs 1769 A en B idemHoeft niet overgenomen te zijn

RONDE potmousje ronde ijzeren pot

ROODE koper muntstukROOD LINTJE snede in het gezigtROOYUMME afkijken afloeren zien

Hij heeft de massemat gerooyumd hij heeft de diefstal afgekekendaaromtrent de noodige aanwijzing gedaanRooyum eens zie eens

ROSSESJOON nieuwjaarROT guit

Gognuacutemme rot doorslepen guit

Rounen zienHs 1769 A en B Roune zien

Rout schellen zilveren gespenHs 1769 A en B Routschellen zilvere gesp(en)(vgl Crime blieke)

Roije bierHs 1769 A en B Roije bier

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

169

RIJSTER strooSABBEREN breken

Deen sabberen deur breken

Saccum meisjeHs 1769 A saccum melkB kouth of saccum melkDaar boven staat meysje De afschrijver heeft zich hier vergist(vgl kout)

SAKKEN mes(zie sakkum)

Sakken gesakt trouwen getrouwdHs 1769 A sakke trouwenB Gesakt of sakke trouwen(ook N e p v e u geeft den vorm gesakt)

Sakkum mes(zie sakken en sokkum)Hs 1769 A en B sakkem

SALDSOOF (FOKSE) gouden tien gulden stukSANGER pijp

(vgl souger)

SANKE huwenHij is met een gondel gesankt hij is met een ligt vrouwspersoongehuwd

SAS zuikerSASSEME dronken drinkenSchabber breekijzer

Hs 1769 A en B idem

Schaprelje kastHs 1769 A en B idem

SCHARFEN koopenSCHARVANTEREN rondloopen rondslenteren of er iets op het oog te krijgen isSCHEER cent of duitSCHEL rammelaarSCHEMP naam

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

170

Op een loensche schemp sjeffen op een valsche naam gevangenzitten

SCHEFFEN staanLaat die vrijer scheffen laat die kerel staan

SCHEFTEN zetten(lees het op een loopen zetten)Scheft u riemert maak u uit te voeten

SCHEFTEN IN DE BAAYES in de gevangenis zittenSchel moordpriem

Niet in Hs 1769 A dit geeft steunis idHs 1769 B Schel Moord-PriemWel heeft B steunis een stok van een Moord-Priem

SCHIBUS GAAN (MET DE MASSEMATTEN) Met de buit doorgaanHet op een loopen zetten zich uit de voeten maken

SCHIBUS heen wegHij is schibus hij is heen

Schiebin bed om op te slapenHs 1769 A Schiebin een bedB Een Bed een bult of Schiebin

Schoerie mesHs 1769 A nietB Schoeri een mes (vgl kout saccum sakkum)

SCHOFELE BAAYES bedelaarsgestichtSCHOGET slot

(vgl kiejes kiejere en kluit)

SCHOKER beitel(vgl It hakker op in)

SCHOKEREN breekenDoor de gom schokeren door de muur breeken

SCHOKKEN gevenSCHOLLEM of SCHOLM kaak schavot

Op t scholm te kijk staan op t schavot te pronk staan

SCHONEN HANDELEN kleedingstukken stelen(lees schoren)

SCHOOL kerk vroegmis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

171

SCHOREM leugens liegenSCHOREM slecht

Schorem gekloft slecht gekleedSchoreme pey slechte jas

SCHOREN kleedingSCHORUM leugentaalSCHRANK lade

Op de schrank loopen het geld uit de lade van de toonbank stelen

SCHRENKEN inbrekenSchrenker huisbreker

Hs 1769 A en B Schrenckers zijn moordenaars en Dieven endie met zakpistolen dief en breekijsers en andere Instrumentenheijmelijk voorsien zijn

SCHREIJELINKS COURAGE kindermoedSCHUINE DEUR (achter de -) bank van leening lombard

In de bank van leening

SCHUIVEN loopenIk hoor frederiks schuiven ik hoor loopen

SCHUTTEN in de gevangenis zitten gevangen nemenSEEKOF goud (bij den jood in gebruik)SEIFEL verstand begrip

Hij heeft er geen seifel van hij heeft er geen verstand van

SEMEIJEN luisteren hoorenSemey eens luister eensIk semey amge ik hoor volk

SERRORE heer(zie serroris)Serrore uit het spiese hoofd van het gezin

SERRORIS heer(vgl serrore)

SIEM DOEN moorden vermoordenSIEN bewaarder van de gevangenis

(vgl kien)

SIEN agent van politie dienaar van justitie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

172

SIENEMERS agentenGrandige der sienemers commissaris van politieBollebof der sienemers directeur van politie

SIERLIJK stilSINK STIEKEN waarschuwen

Lou sink stieken niet waarschuwen

SINTEL boorSisser vuurSitterig stoel

(zie sitterik)

Sitterik stoel(zie Sitterig)Hs 1769 A Sitterik stoelB Sitterik of Sitterig stoel

SJAIEM sterke drank geneverSJANGER pijp rookenSJANKEN trouwenSJARPENSPIELER Heeler opkooper van gestolen goed

(vgl sjarfer)

SJARFER Heeler opkooper van gestolen goed(vgl sjarfenspieler)Hij sjarft hij heelt

SJEFFEN gevangen zittenGesjeft gevangen genomenKootme gesjeft crimineel gevangen zittenKlijme gesjeft correctioneel gevangen zitten

SJOEGE (lou - stieken) niet inprentenSjoege stieken inprenten

SJOFEL slecht niets beteekenendSjofele baaijes slecht tuchthuisSjofele massematten gestolen goederen van weinig waarde

SJONE jaar(vgl sjoon)

SJOO uur

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

173

SJOON jaar(vgl sjone)Sjone rosse nieuwjaar

SLANG kettingfokse slang gouden ketting

SLIEGENAAR verraderSLIEGENEN bekennen vertellen verpratenSLIEGENEN verwerpenSLUIMERIC slaaplakensSLUIKER verklikkerSMERIS JASPENEN op uitkijk staan

(vgl jaspenen)

SMERRIE tabak(zie smerrig)

Smerrig tabak(zie smerrie)Hs 1769 A Smerrig tabakB Smerri of smerrig

SMIERIS nachtwacht schildwachtOp smieris sjeffen op den uitkijk of schildwacht staan bij het doenvan een diefstal

SMOEEumlS pinksterenSMOESEN verhalen vertellen pratenSMOESSIE praatje voorwendselSMIJGELEN sprekenSNAAR vrouw getrouwde vrouwSNAUVEN zienSNIEVEN kijken

(vgl snoven)

SNITJE foulardSNITSEL snoeyerschaarSNOEPTAFEL te pronkstellingSnouacuteftingh snuifdoos

Hs 1769 A en B snouffingh snuifdoosA heeft nog apart snuif-intje

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

174

SNOUWEN rondloerenSnouw eens loer of zie eens rondHij heeft de massemat gesnouwd hij heeft de diefstal afgeloerd(vgl snoven snieven)

SNOVEN kijken(vgl snieven en snouwen) gesnoofd gekeken

SNIJ SNIJE1) beursSNIJ zakdoek doek

(vgl Immese)Ippesche snij zijde doekLoensche snij katoene doek

Soeje goudHs 1769 A Soeje goudB Soeye vos of Sonnekeij (vgl Sonnekrij)

SOELE gereformeerde kerkTovele moonsche soele roomsche kerk

SOELE MASSEMAT diefstal terwijl de menschen naar de kerk zijn(vgl tippe)

SOFFER paard(lees sosser)

SOGER beitelSOGERE MAJIM getrokken koffijSOKKUM knipmes

(vgl sakkum)

Sonnekrij goudHs 1759 A en B Sonnekeij goud

SOOF (soven) gulden guldensSOOYEN zevenSOREF sterke drank geneverSORUacuteM sterke drank

(vgl sourem)

SOSSEM paard(vgl sosser sussem en trapperman)

1) t Lib Vag heeft overal suye Deze vorm is uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

175

SOSSER paardMet een sosser aangefokt daar komt iemand te paard aangefokt(vgl sossem sussem)

SOUGER pijp(vgl sanger)

SOUGEREN rookenSourem sterke drank

(vgl sorum gevinkelde gegpa en hespe)

SPAANSCHE MAT VERKWANSELEN1) eed doenDe verkwanselde Spaansche mat inwisselen eed breken

SPANGER KAAUWEN pijp rookenSPANJE UtrechtSPANNEN aanzien zien uitzien

Span de aijene eens zie eens uitHij spant het hij ziet het

SPAR stokSPARBER paraplu

(vgl sparwer)

SPARWER paraplu(vgl sparder)

Speedrig laken en dekenHs 1769 A speedrig een laken of dekenB speedrig een laken en deken

SPEENTJE beugeltasch knipje aan eene beursSPEENVARKENTJE beugeltasch kniptaschje of beugeltjeSpiekel glasvenster

Hs 1769 A Spikkel vengster

1) Verwoert geeft van deze uitdr de volgende verklaring lsquoIn het laatst der vorige eeuw bevondzich een matroos te Amsterdam in het rasphuis overtuigd herhaaldelijk valschelijk te hebbengezworen ten voordeele van zijn kapitein Voor elke eed ontving hij een Spaansche matVroeg men hem naar zijn misdaad antwoord(d)e hij ik heb Spaansche matten verkwanseldwelke uitdrukking daarna in de dieventaal is opgenomenrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

176

B Spikkel vinenter of venetter vengsterglas vengster spickelglas vengster

Spielepin steekHs 1769 A en B idem

SPIESE huis gevangenis tuchthuisLarie spiese pandjeshuisGrandige toespiese heerenhuisSpiese is amge de menschen zijn thuisSpiese is bezoek de menschen zijn uitMarretjes spiese moeders huis

SPINNEKOP doekspeldSPLIET gouden tienguldenstuk

Halve spliet gouden vijfgulden stuk

Sprijtsels lakensHs 1769 A en B idem

Staa je mee gaat ge meeHs 1769 A staaje mee gaat gij mecirceB Staaje mee Gaaje mee

STAANAAFFE dorpSTANTJE eenige menschen bij elkaarSteggeris degen

Hs 1769 A en B Steggerig degen (vgl charo)

Sterling katHs 1769 A en B idem

Stibbelens stalHs 1769 A en B idem

Stichel duivelHs 1769 A Stichel duivelB Stickel of Obij Duyvel(vgl kluistert van de stighel)

Stighel (kluistert van de) predikant(vgl stichel)

STIKUM geheim zwijgenIn stikum feberen in het geheim brieven schrijvenNossen hem stikum dit cassaafje geef hem stil dit briefje

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

177

Houd het stikum zwijg het

STOEPEN geesselen(uit Nepveu)

Stoetsen loopenHs 1769 A Stoetsen loopenB Fokken of stoetsen loopen (vgl Fokken)

Straaij omvoog loop wegHs 1769 A en B Straaij om vooij loop weg

STREEP leugensSTREEPTREKKEN iemand bedriegen iets op den mouw speldenStrupsels laarzen schoenen

Hs 1769 A en B Strupsels laersen

Stubeler spionHs 1769 A en B stubeler soldaat(zie Blij)De afschrijver heeft hier en bij Blij in de tweede kolom telkens eacuteenregel te hoog gelezen Dit is alleen mogelijk in Hs B

SUSSEM paard(vgl sosser en sossem)

Swegten drinkenHs 1769 A Swegten drinkenB Swegten Buysen drinken

Swieter hout(vgl Swigter en Fromme)Hs 1769 A Swieter houtB idem

Swigt molenHs 1769 A en B idem(vgl Coddele)

Swigter hout(vgl Swieter en Fromme)Niet in Hs 1769 AB Swigter hout

SWIGTER molder

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

178

SIJBEL BAAIJES beste kamer geheim gemakSIJKES ChristenTAFELTIMTIM tafelzilverTAILLE geesselpaalTAILLER scherprechterTALVEN bedelen vragenTALVENAAR bedelaarTANDEL sleutel

Loensche tandel valsche sleutelEen loensche tandel aanslaan beproeven of een gemaakte valschesleutel op het slot pastFokse tandel gouden sleutelLoensche tandel melogenen valsche sleutel maken(vgl tantel)

TANNE kagchelTANTEL sleutel

(zie tandel)

Tappert soldaatHs 1769 A Tappert zolderB Hogerik of Tappert solder(vgl Hoogerik)Hier begint de fout die zich bij Stubeler en Blij herhaalt(zie daar)

TEEK AF1) (18) onthoofden onthalzenTiaro schotel

Hs 1769 A en B idem Bord of schotel

TIK horlogie(vgl klopper knol oksenaar)Tik met de bengel horloge met kettingHs 1769 A en B idemHet zinnetje is van Verwoert

TIMTIM zilver(zie kleis klijfs kijsiff kriem)

1) C a r t o u c h e teef af

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

179

TIMTIMMER zilversmid(zie kleis melogener)

TIP kerkTIPPE MASSEMAT diefstal terwijl de menschen naar de kerk zijn

(vgl soele)

TIS negenJoedtis negentien

TOESPIESE heerenhuisTOF belangrijk knap goed

Hij kwam er tof af hij kwam er goed afHij is een toffe vrijer hij is een knappe kerelHij is tof in de kloften hij is goed gekleed(vgl kauser)

TOFELMONES een roomscheTOPPIL hoedTotis of in t kitje komen gevangen worden

Hs 1769 A Totis of in t kitje komen idB Totes of in t kitje komen id

TOVELE MOONSCHE OF TOFELE MONE JAIKI SOELE roomsche kerk(lees jaski of soele)

Trapperman paardHs 1769 A idemB Een sossem drappermantje of Trapperman een paerd(vgl Sossem)

TRAPPERS schoenen laarzenTREBSELS kousen

Hs 1769 A en B Freckzels kousenDe F waar men een T zou willen hebben staat duidelijk in beideHss

TREIFEL bewijsbaar bloot op heeterdaadTreifel verschut op heeterdaad betrapt(vgl Trijfel)

Triem die men slaaje weg die men gaatHs 1769 A Triem een wegB Friem Brederik of Forach die men Staaje weg een weg diemen gaet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

180

Er staat in B inderdaad een F hoeveel Forach (= dērech weg)zeker een T moet hebben (vgl Brederik)

Tritteling schoenen en laarzenHs 1769 A Tretteling een schoenB Schoenen Trieijers of Tretteling

TROM herberg kroeg van de laagste soort waar dieven en andere misdadigersgewoonlijk te zamenkomenTRIJFEL bewijsbaar bloot op heeterdaadTURFTREKKEN zakkenrollenTIJBEL TIJBELTJE kist kistjeUITSABBEREN uit de gevangenis vluchten

Uitgesabberd uit de gevangenis gevlucht

VAART praatje voorwendsel uitbrekenVal deur

Hs 1769 A ValB Val of Dielis deurt Woord komt bij V alleen voor in de uitdr Baffe de val (zie daar)

VARKEN beugeltaschVEBEREN of FEBEREN schrijvenVEEMSTE vingerringVerblassen wurgen

Hs 1769 A en B idem

VERDIENEN steelenVERDIENSTEN dieverijVERDONKERE MANEN wegmaken iets verbergenVERGOKKEN verdobbelen verspeelenVERKNOEYENDE GAPER verraderlijke mondVERKNOLLEN openbaarmaken vertellen

Hij verknolde de heele rommel hij vertelde alles

VERKNOLT bezwaarlijk inkomenVERKNOOYEN verwachten

Ik zal je verknooyen ik zal je verwachten

VERKOUTEREN begravenVERLENGD WORDEN bekend worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

181

VERLUNSEN1) verstaan hoorenVerluns je versta je

VERNOLLEN sluiten digtmakenDe deelis is vernold de deur is gesloten

VERPASSEN bij een heeler verkoopenVERPATSEN verkoopenVERSCHUTTEN VERSCHUT arresteeren in hechtenis genomen en de zaakbewijsbaar

Bot op verschut op de daad betraptGeschut worden in hechtenis genomen(vgl voorschut)

VERSCHUTTING betrappingVERSENKT2) verkwanseltVERSLIEGEND verradenVERSMAJEMER rechter commissarisVERTOESTEN verzwijgen bedekken verbergen wegstoppen

(zie vertoetschen)

VERTOETSCHEN verzwijgen bedekken verbergen wegstoppen(zie vertoesten)Hij hield vertoetst (of stikuacutem) dat hij meer gesjeft had hij verzweegdat hij meer gevangen had gezeten

VERTOETSCHER heelerVlasche dorp

Hs 1769 A Vlascke dorpB Vlascke of Ipse DropDrop zal wel een schrijffout zijn voor dorp

Vonk brandmerkVonk op den douw brandmerk op den rugHs 1769 B Fonk op den douw brandmerk op den rugA Fonk op den dow idem(vgl Don)

VONK sterke drank vuur

1) L e g e n d e alleen verstaan2) Uit N e p v e u L e g e n d e heeft versenken verhandelen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

182

VONKEN brandmerkenVOORBIJ SCHUIVEN voorbij loopenVOORSCHUT in de gevangenis zitten

Voorschut geraakt in hechtenis genomen en de zaak bewijsbaar(zie verschutten)

Vreeschopper zakkenrollerHs 1769 A en B idem

VREYER VAN DE BATTERIK matroosVRIJER man manspersoon kerel

Laat dien vrijer scheffen laat dien kerel staan

Vuur jaHs 1769 A en B idem

WEETS of MOOSJER gerechtsdienaar of spionWEGMOFFELEN wegstoppenWIDDELTJE horlogieveerWIEBERIG KROUTEN doorloopen wegloopen heengaan

Ik zag een siener en kroute wieberig ik zag een dienaar en gingheen

WIEDES dom onnoozel(vgl wiedstok)

WIEDSTOK dom onnoozel(vgl wiedes)

WIES KROUTEN wegloopenWIES SABBEREN uitbrekenWIES SLAAN wegnemenWOOF zesYS vuurYSJESINGE tabaksdoosYTSEF tabak

(vgl Eytsef)

YZIG fabriekZEEUWIGEN rollen stelenZINKEN sein geven

Had hij mij een zink gegeven dan had ik wieberig gekrout de plaatgepoetst of schibes gegaan en ware niet ver-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

183

schut had hij mij een sein gegeven dan had ik het op een loopengezet en ware niet gearresteerd

ZOETERIK suikerZWAAYUMMEN schrijvenZWARTJE koffieZWENDEL betrapt worden overtuigd zijn

Wij werden zwendel wij werden betraptGij zijt zwendel gij zijt overtuigd

ZWIEBEL VAN EEN OKSENER ketting van het horloge

Buiten de woordenlijst om geeft Verwoert Verzameling van de meest gebruikelijkewoorden van het Bargoens of de zgn dieventaalNota deze taal wordt ook genaamd

Bargoens-Burgoens-BourgonschGielerstaal-GielerspraakRoodwalschHaltael()LandlooperstaalDieventaalZwartjestaalArgots

Duitschland

KochemerZigeunerdeutschWaldiwerijKaloschenspracheChesse LuschenSpitzbubenlateinSchurer oder plattenspracheSchleiferspracheRomanischJenischGaunerspracheRotwelsch

Kochemerloschen (= = Dibber)

Dagen der week

JOM OLF ook EGETZondagJOM BEYSMaandagJOM KIMMELDinsdagJOM DOLKWoensdagJOM HIJDonderdagJOM WOOFVrijdagJOM MENONGE ook ZOOJENZaterdag

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

184

Feestdagen

ROSSE SJOONNieuwjaarPAITSEGPaschenSMOEEumlSPinksteren

Munten

POSER POOSJECent of duitBIESJES BAS ook BATSStuiver (5 cts)BASJES HONDJE BYBAS BETH BASDubbeltje (10 cts)MAFFIE HE-BAS HETJEVijfstuiverstuk of kwartjeSOOFGuldenRADDaalderTOFFERADDrie guldenHALVE FOKSE JOETER OF SPLIETVijf guldenstukJOED SOOF JOD SOOF FOKSE JOETER OFSPLIET

Tien guldenstuk

GESJANKTEAcht en twintigGIMEL BASDrie stuiversDALETH BASVier stuiversJODBAS GOOTSE SOOFTien stuiversKAF SOOFTwintig guldenMEM SOOFVeertig guldenME SOOFHonderd guldenJOD ME SOOFDuizend guldenJOD RADDENTien daalders

EGERTOLF ook EGET1BETHBEYS2GEMELKIMMEL3DALETHDOLK ook DALLET4HEHY HEIT5VAUWOF6ZAINZOOGEN()7

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

185

HETHGIS8TETHTIS9JODJOED10

(CAPH)1)JOED OLF ook EGET11

LAMEDCAPTI SJONE JOED BEYS12MEMJOED KIMMEL13NUNJOED DOLK of DOLLET14TAMECHJOED HIJ HEIT15HAJINJOED WOOF16PEJOED ZOOJEN17

JOED GIS18JOED TIS19KAF20KAF JOET30LAMMET40MEM50NOEN60

Boven de 20 kan men naar verkiezen tellen bv ik wil noemen 63 nu kan ik tellenkimmel kaf kimmel is 63 of wol joet ()2) kimmel is ook 63Ik wil tellen 85 nu kan men uitspreken Gis joet Heit of Dolk kaf heit beide is 85Ik wil tellen 36 nu kan ik zeggen Kaf joet woof is 36 of Kimmel joet woof is ook

36

N i j m e g e n J MOORMANN

1) Hier is V de kluts heelemaal kwijt2) Lees woof joet kimmel

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

186

Kleine mededeelingen

136 Simoon (Hertspieghel IV 110)

De regel uit het pittige 4e boek van den Hertspieghel

Op Sein Simoon en Loir wij vaak nu woningh maken

is met zijn onvindbare rivier de lsquoSimoonrsquo een oude bekende die door Vlamingsweinig zeggende aanteekening lsquodrie rivieren in Vrankrijkrsquo nooit duidelijker isgeworden De hr Zijderveld (Tijdschr 44 221) wil aannemen dat geschreven islsquoLemansrsquo waarmee dan op Garnier gedoeld zou zijn Dit zou kunnen maar het isgrafisch wel wat heel gewaagd Zou niet gelezen moeten worden Saoon (desnoodsin den ouderen vorm Sangoon of Saucoon Dan komen we in Lyon terecht watheel goed past bij den gedachtengang van den dichter want die stad was met haarvele drukkerijen in het midden der 16e eeuw eenmiddelpunt van in- en uitheemscheletterkundigen waar zich een vermaarde dichterkring ontwikkeld had die tebeschouwen is als lsquola transition de Marot agrave Ronsard Dans leacutecole lyonnaise apparaicirctcomme une premiegravere eacutebauche de lesprit de la Pleacuteiade Lyon dans notre histoirelitteacuteraire a eu des destineacutees particuliegraveres lAllemagne lItalie la France y mecirclentleurs geacutenies (De aanhalingen zijn uit Lanson Histoire ill de la litteacuterature fra I2078) Dit alles zal de renaissance-man Spieghel wel geweten hebben Zie ookBeacutedier et Hazard Histoire de la litt franccedil illustreacutee I 171

G r o n i n g e n GA NAUTA

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

187

Gaauwdiefs gramaticaMet een facsimileacute

In het archief van het Heilige Geest- of Armewees- en -kinderhuis aan deHooglandsche Kerkgracht te Leiden1) bevindt zich een folio-vel papier (32 bij 31cM) waarvan het watermerk het wapen van Amsterdam en de letters GDvG()vertoont het vel is alleen aan de voorzijde in vier kolommen beschreven de eerstekolom bevat een reeks teekens en namen de tweede kolom geeft van die teekensen namen de correspondeerende verklaringen De derde kolom behelst een reeksvan teekens en cijfers die elk een geldswaarde moeten uitdrukken de vierde kolomvermeldt welke geldswaarden respectievelijk door die teekens en cijfers wordenaangeduid Het schrift is dunkt mij laat-zestiende- of vroeg-zeventiende-eeuwschOp den achterkant van t vel (de vierde bladzijde) is met een negentiende-eeuwschehand geschreven Gaauwdiefs Gramatica Het is niet bekend hoe en wanneer ditstuk in het Weeshuis-archief gekomen is of vanwaar het afkomstig isWat er op dit blad staat is voorzeker geen lsquogauwdiefs-grammatikarsquo maar wegravel

behelst het een soort van lsquodieventaaltjersquo namelijk een aantal teekens en termen uitde een of andere overeengekomen taal - die het meest aan een soort van winkeltaalof geheim winkelcijfer denken doet - met de daarbij dienende verklaringen Teekensof afgesproken aanduidingen van de zes werkdagen van de week teekens enaanduidingen of vreemde (meest als Fransch herkenbare) woorden voor de namenvan een aantal kleedingstukken van eenige

1) Archief H-G-Weeshuis Stukken Afd II Portefeuille II Omslag I

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

188

stoffen en enkele voorwerpen in kolom 1 en 2 een herleiding van schellingen enponden (Vlaamsch) tot guldens in kol 2 en 4 maken den inhoud uitNaast en in verband met het uitvoerig artikel van den heer Moormann over

Bargoensch uit de negentiende maar toch tevens ook uit vroegere eeuwen mochtendeze lijsten naar t mij voorkwam wel een plaats vinden Het fotografisch facsimileop verkleinde schaal vereischt na t gezegde geen toelichting Van de woordenlijst(in kolom 1 en 2) geef ik hiertegenover naar vermogen den inhoud weer De lijstvan gelds- of muntwaarden (kolom 3 en 4) voor een groot deel heel duidelijk laatik voor t geen er mij minder duidelijk in is ter beschouwing aan meer deskundigenover De donkere plekken in de fotografie langs den rand aan den benedenhoekvan de eerste kolom zijn in t stuk zelf zoo donker niet daar zijn het gele vlekkenin het papier

L e i d e n A BEETS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

1

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

189

maendach(het teeken voor u)dincxdachmawoonſdachmedonderdach10vrijdachwSaterdachſwambaisb gupbroeckŁ calsjnnocentkakouſſenbashemtrockbarethemdencoe ()ſlaeplaecken(een teeken)ſloopentoieneuſdoekenmochoorcleyn goetbmans mantelhoheuijckeff hovrouwe rockcowachtquetTabbertEvrouwe mantelmmouwenmaſchortekleenſſregencleedtfalyCooper(een teeken)Tin(een teeken)keetelcanelſchilderijenPenturaSilver(een teeken)Gout(hetzelfde teeken) orgouwe ring(h)aneldiamantdiaknoopenbotonsTrommelſtockenbatons

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

meſſencoteldeegenſpadegout in een dooſie(teeken voor zilver) ordosiewolle laecken(een teeken)stoffe goetŁnieu lindenŁ tt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

190

Vondel op het St-Lucasfeest

Terwijl wij meenden over deze gebeurtenis wel niet uitvoerig maar toch juist te zijningelicht komt Dr Sterck in zijne Hoofdstukken over Vondel en zijn kring1) dezenzoeten waan verstoren door een geheel afwijkend verhaal te geven Bij zijnebestrijding van de gewone voorstelling maakt hij het zich echter wel wat heelgemakkelijk eerst haalt hij mijne woorden verkeerd aan en geeft dan doorcursiveering uiting aan zijne verbazing over zooveel dwaasheidHij zegt (bl 58) lsquoOm dit alles te verklaren behoeft men dus niet met Dr Leendertz

ldquoHet Leven van Vondelrdquo bl 294-295 aan te nemen dat de S-Lukasbroederstweemaal hebben feestgevierd om Vondel te huldigen ldquomaar dat het niet bekendis of hij er zelf bij is geweestrdquo den tweeden keer namelijkrsquoHad ik het werkelijk zoo geschreven dan zou het eene dwaasheid geweest zijn

die de cursiveering en meer dan dat verdiende Een huldigingsfeest waarbij degehuldigde ontbreekt Maar eer hij mij zulken onzin toedichtte had Sterck toch betergedaan met wat nauwkeuriger te lezenIk heb verteld dat Vondel 20 Oct 1653 gehuldigd werd en dat daarna eene

broederschap der Schilderkunst gesticht is die op 21 Oct 1654 een feest hieldwaarvoor Vondel zijne Inwydinge dichtte lsquomaar het is niet bekend of hij er zelfgeweest isrsquo

1) Bl 57 vlg in eene studie die al eerder (1919) verschenen was in Van Onzen Tijd XIX bl 40vlg dezelfde voorstelling gaf hij in zijne Oorkonden over Vondel en zijn Kring blz 297Eene onjuiste voorstelling geven ook CR de Klerk in Van Onzen Tijd XIX bl 35 vlg en DrJJ de Gelder Bartholomeus van der Helst bl 24

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

191

Dat is geheel in overeenstemming met de mededeelingen der tijdgenooten Maaromdat ook anderen deze onnauwkeurig gelezen hebben en misschien laterenslordig zouden kunnen lezen is het noodig die berichten nog eens na te gaan ennu eens voor al vast te stellen wat er gebeurd isEvenals de andere gilden zal ook dat van St Lucas wel geregeld zijne feesten

gevierd hebben waarin allicht de kunstschilders de leiding hadden Wij zoudenmisschien verwachten dat deze plaats hadden op 18 October den naamdag vanhun patroon waarop ook jaarlijks de overlieden gekozen werden1) Maar wij ziendat zij op 20 Oct gevierd werden Wilde men de nieuwe overlieden eerst hun ambtlaten aanvaardenWas het kieschheid tegenover deminder gegoede gildebroedersdie niet aan het feest konden deelnemen Wij weten het nietIn 1653 werd van dit feest bijzonder veel werk gemaakt Toch hebben wij daarvan

slechts eacuteeacuten bericht nl van Brandt in zijn Leven van Vondel (bl 56 uitg Hoeksmabl 92) wiens woorden wij daarom volledig aanhalenlsquoIn den jaare MDCLIII hielden eenige Schilders Poeumlten en Liefhebbers der dicht-

en schilderkunste ontrent hondert in getaale t Amsterdam S Lucas Feest daarze den twintighsten van October op S Joris Doelen ter maaltydt gingen en iemantApollo verbeeldende den Dichter Vondel ten dien einde genoodight en aan thooger eindt van de tafel op een hoogen stoel geplaatst den lauwerkrans op thoofd zette Hier werdt Apelles en Apollo de schilder- en dichtkunst vereenight alsdoor eenerhanden bandt van onderlinge gemeenschap verknocht en gelykvermaaghschaptrsquoWaar ons verteld wordt dat er omtrent honderd feestgenooten waren is het

gemakkelijk een aantal namen te noemen van hen die er kunnen geweest zijnMaar buiten Vondel is

1) Wagenaar II 470 zegt lsquoop of omtrent S Lucas-dagrsquo Het zal wel gewoonlijk op 18 Octobergeweest zijn Maar wanneer dit een Zondag of marktdag was of wanneer eene belangrijkereaangelegenheid op dezen dag viel zal de verkiezing een of meer dagen verschoven zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

192

er slechts eacuteeacuten van wien wij het weten nl Asselyn uit wiens gedichten het blijktWij moeten hier even vooruitloopen op de beschrijving van de straks te bespreken

uitgave van Asselyns Broederschap der SchilderkunstIn de 4o uitgave die wel de tweede is1) eindigt het tafelspel op C 3ro (dat is dus

bladz 21) in het midden Natuurlijk wilde de uitgever graag de drie vellen vol hebbenen daarom heeft waarschijnlijk Asselyn de overschietende 3frac12 bladzijde gevuld metgedichten betreffende het voorafgaande schildersfeest Eene aanwijzing dat dezegedichten als bladvulling bedoeld zijn ligt daarin dat zij in de folio-uitgave nietvoorkomen en dat in de 8o uitgave die zeker wel de derde is van de bladzijdendie deze gedichten bevatten 26 tot 30 niet genummerd zijn Bl 25 is wel genummerdomdat de daartegenover staande bl 24 het slot der Broederschap bevatte Maardat de volgende gedichten met de vorige niets te maken hadden werd duidelijkgemaakt door voor het cijfer 25 nog Pag te zetten zooals ook op bl 7 van het beginder Broederschap gedaan was maar verder nietDit aanhangsel heeft als algemeenen titel lsquoOp de Vereenigingh van Apelles en

Apollo Of t Jaar-gety van St Lucas Geviert door Schilders Poeumlten en Liefhebbersder zelfder Konsten op S Joris Doelen den xx October 1653rsquoDaarna volgt bij wijze van opschrift lsquoApollo ontfanght den grooten Poeumlet dien

hy onsterflijcke lof geeftrsquo En dan hieronder

Apol omringt met goddelijcke straalenOntfing aldus dat overgroote LigtO Fenix zoo in Zang en Maat-gedigtMijn Zoon ghy zult hier met mijn Lauwre praalen

1) VolgensWorp Tdschr v Ned T en Lttkunde 4 51 bestaat er nog eene folio-uitgave waarinde bijgevoegde gedichten niet voorkomen Deze heb ik niet kunnen vinden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

193

Men offerd mijn gewyde offer-vierenU godlijck breyn vervult met hooge stofMen wijd aan U onsterflijckheyt en lofEn leeft altoos in heylige Lauwrieren

Gewoonlijk vinden wij de voorstelling dat Apollo met deze verzen Vondel begroetteDat wordt ons hier echter niet verteld en de twee eerste regels maken het ookonmogelijk Alberdingk Thijm gevoelde dat en haalt dan ook in zijn Portretten vanVondel bl 137 alleen vs 3 en 4 aanHet is duidelijk dat Asselyn deze verzen na het feest heeft gemaakt en daarin

zijne herinnering heeft vastgelegd Wij hooren hier dus in Asselyns woorden dehoofdgedachte misschien zelfs enkele van de woorden waarmede Apollo dendichter ontving Maar den tekst van die toespraak hetzij dan poezie of proza kennenwij evenmin als den naam van hem die Apollo verbeelddeHierop volgen vier bijschriften op festoenen die in de zaal opgehangen waren

Misschien waren zij onder de festoenen te lezen maar de inhoud vooral van heteerste en derde wijst er eerder op dat Asselyn ook deze naderhand gemaakt heeftOnder het laatste van deze vijf versjes die alle met cursieve letter gedrukt zijn

staan Asselyns initialen

Daarna volgen drie ongeteekende gedichten

1o Aanspraak tot de Genoodighden eene tafelwet2o Gezangh beginnende lsquoLiefhebbers die zijt op dees Zael gesetenrsquo Dit werd

blijkbaar gezongen terwijl Vondel lsquoDe Wellekomst-fluyt uyt-drinckt in drie teugenrsquo3o Merkurius uyt last der Goden beveelt Mars en Herkules de Kunst met den

Staat te beschermenDeze drie gedichten1) zijn dus op het feest voorgedragen maar zij zijn waarschijnlijk

wel niet van Asselyn Wel is van hem het laatste uit dezen bundel

1) De beide eerste zijn niet overgenomen in den Hollantschen Parnas

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

194

Sonnet

Aen Jv Vondel toen zijn E het Feest van S Lucasmet zijn gezelschap vereerde

Toen t groote Licht verscheen op t Feest der KunstenaarenWas ieder een verheugdt en zoo vernoegt en blyDat wie de Vader zagh ontstack in poeumlzyNu dat de Kunst-goddin hier met Apol zou paaren

Terwijl de Priesterschap door zang en spel der snaarenBegroetten dus die Zon ocirc Fenickx van ons LandtDie t gansche Helikon doet luystren naar u trantEn wijdt aan godt Jupijn een kroon van gryze haare

Die stadig zijn omringt met heylige Lauwre-blaanWat offer zullen wy u voor dees weldaadt brandeWie danckbaer is voor gunst die heeft de gunst voldaan

Want danckbaarheydt is meecircr als duysendt offerhandenDe Vader zy vernoegt nu dat S LUCAS hierU schenckt Apelles Schilt Apol het Lauwerier

T ASSELYN

Dit gedicht is voluit geteekend Maar men behoeft slechts het begin te lezen om tezien dat het niet op het feest zelf kan zijn voorgedragen1) Ook hier hebben wijechter wel in vs 6-14 eene herinnering van hetgeen Vondel werd toegezongenDe gewone voorstelling dat al de op het feest voorgedragen verzen van Asselyn

waren moet dus zoo gewijzigd worden dat er geene verzen van hem zijnvoorgedragen Het zou ook wel vreemd zijn dat een boekbinder of karmozijnververdie als dichter nog maar weinig geleverd had op dit feest een zoo groote rol hadgespeeld

1) Zou iemand dit willen afleiden uit toen in het opschrift dan verwijs ik hem naar tal vangelijksoortige opschriften bv van Vondel lsquoWierook voor Kornelis le Blon en zyn EchtgenootElizabeth van den Kerkhove Toenze door last van hunnen heere vader den Agent my dekoningklijke keten en medalje van Koningin Christine om den hals hingenrsquo Dat dankdichtheeft Vondel toch zeker ook wel daarna gemaakt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

195

Een derde en laatste getuigenis van het huldigingsfeest is een gedicht van LMdat is Dr Lodewijk Meijer1) Het komt alleen voor in den Hollantschen Parnas (1660)bl 12 en is getiteld lsquoLauwerkrans den Hoofdpoeet Jv Vondel Den 20 October vant 1653ste Jaar op t hoofdt ghezetrsquoDe dichter vertelt dat de negen zanggodinnen twistten wie van haar Vondel zou

bekransen Apollo besliste dat zij het allen gezamenlijk zouden doen Dan volgt

Dat wyze Hooft vervultMet konsten van haar alle dan ghehultWordt daar het is in t mid der PuikpoeumltenEn rykste en machtighste der Stadt ghezeeten

Het is duidelijk dat ook dit gedicht niet op het feest zelf kan voorgedragen zijn AlsMeijer het feest heeft bijgewoond en wij ook hier eene herinnering hebben dan zoudaaruit blijken dat Vondel niet alleen door Apollo maar ook door de negen Muzengehuldigd is Maar nu Brandt van het laatste niets vertelt en Meijer van de huldigingdoor Apollo zwijgt zie ik hierin eerder eene aanwijzing dat Meijer die toen ookwaarschijnlijk nog heel jong was niet op het feest geweest isHet bovenstaande is alles wat wij van dit feest weten Wat er anders of meer van

verteld wordt is onjuist of latere vermoedens

Brandt vervolgt zijn verhaal tap lsquoTe deezer tydt quam zyne Vertaaling van HoratiusLierzangen boven gemeldt onder de pers maar buiten zyn toedoen door iemantdie een afschrift wist te bekomen Doch hy ziende den druk niet te verhinderenhieldt er de handt noch aan en droeg die vertaaling op aan de Kunstgenooten vanSint Lucas t Amsterdam Schilders

1) Van Lennep noemt hem Lucas Meyer en Worp neemt dit van hem over Maar een dichtervan dien naam is ons niet bekend Bovendien noemt het register van den Hollantschen Parnashem lsquoL Meyer M Drrsquo wat allen twijfel omtrent zijn persoon opheft

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

196

Beeldthouwers Teekenaars en hunne begunstigers tot een blyk van degenegentheit die hy hunne edele kunste toedroegh met erkentenisse der gunst eneere op hun feest genootenrsquoDeze woorden van Brandt zijn even duidelijk als de voorgaande en tot nog toe

heeft ook niemand aan de juistheid getwijfeld Maar Sterck zegt van die opdrachtdat zij lsquowas niet na de huldiging maar vooraf Het is mijn overtuiging dat die huldeplaats vond na de opdracht misschien wel naar aanleiding ervan In de opdrachtwordt met geen woord melding gemaakt van de hulde wat toch zeker het geval zouzijn indien deze daaraan was voorafgegaan en de ldquoHoratiusrdquo moest dienen als bewijsvan dankrsquoHet spijt mij maar zonder verdere bewijzen of krachtige aanwijzingen is de

lsquoovertuigingrsquo van Sterck voor mij niet voldoende om de juistheid van Brandtsmededeelingen te betwijfelen De laatste hier van hem aangehaalde zin is zekerzulk een bewijs niet Daaruit blijkt alleen dat Sterck in dat geval over die hulde zougesproken hebben maar daaruit volgt nog niet dat Vondel het ook zou moetendoen In de opdracht van zijn Jeptha aan Anna van Hoorn spreekt hij ook niet overde hulp die hij bij haar gevonden had Of geeft dit nu Sterck ook de overtuiging datBrandt zich hier vergist heeft als hij zegt dat deze opdracht lsquoaan de Vrou vanVlooswyk tot een teeken van dankbaarheit toege-eigentrsquo wasHet is in overeenstemming met Vondels gewoonte dat hij het eerste grootere

werk dat hij na de huldiging uitgaf als bewijs van dank aan de kunstgenooten vanSint Lukas opdroeg Daarentegen zou het onbegrijpelijk zijn waarom hij een werkzou opdragen niet aan een bepaald persoon niet aan eene vereeniging maar aaneene onbepaalde groep van personen Eene bepaalde groep vormden de in deopdracht genoemden toch eerst toen zij op het feest bij elkander geweest warenOok deze mededeeling van Brandt moeten wij dus als juist aannemen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

197

Er is nog een tweede feest dat wij hier moeten besprekenWaarschijnlijk hadden vele kunstschilders reeds lang de behoefte gevoeld aan

eene eigen vereeniging waar zij niet met glazenmakers koffermakers enz te zamenwaren Misschien heeft het feest van 1653 hen doen denken dat de tijd daarvoornu gekomen was Althans niet lang daarna richtten M Kretser B van der Helst Nvan Heldt Stockade en J Meures eene Broederschap der Schilderkunst op die eenjaar na het huldigingsfeest van Vondel werd ingewijd Hierover hebben wij nogminder directe berichten dan over die huldigingVoor deze gelegenheid maakte Asselyn een tafelspel waarin Pallas Apollo en

Merkurius optreden getiteld lsquoBroederschap der Schilderkunstrsquo Merkurius als debeschermgod van Amsterdam toont den beiden anderen de stad vertelt hun denoorsprong en den bloei wijst op de havens vol schepen en de prachtige gebouwenen roemt de toen regeerende schout burgemeesters en thesaurieren Daarna vraagtApollo

Wat volk vertoont zich daar met een aanzienlyk talBy een en t schijnt door iet wat Goddlyks aan-gedrevenHierop antwoordt Merkurius

De Konst-godin aan t Y

Is hier gewoon op nieuw haar Jaar-gety te vieren

Zy heeft de Schilder-konst de Zuil van haare staatHier met de banden vast van eenigheit geslooten

Bouwmeesters schilders en beeldhouwers werken hier te zamen zegt Merkuriusverder in eene reeks van verzen die misschien nog interessante toespelingenbevatten waarop wij hier echter niet behoeven in te gaan Wij halen nog slechtseen paar verzen aan

ApollMen maak een vaste bandt van eeuwge maagschappy

PallMen vier nu Jaarelyks aldus haar Jaar-gety

ApollDat nooit gewelt haar Troon met onheil komt bespringen

PallZy groey en bloey altoos in tal van gunstelingenDie haare Konste staag door reyne liefde queekt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

198

Uit de aangehaalde verzen blijkt dat de kunstenaars reeds gewoon waren jaarlijksfeest te vieren en dat de nieuwe Broederschap dit gebruik wilde bestendigenDit spel viel blijkbaar nog al in den smaak want nog in hetzelfde jaar 1654

verschenen er drie drukken van (zie boven)De volledige titel is Broederschap der Schilderkunst ingewydt door Schilders

Beeldthouwers En des Zelfs Begunstigers Op den 21 van Wynmaent 1654 op StJoris Doelen In AmsterdamHet boekje begint dan met eene opdracht1) aan Joan van Maerseveen uit welks

opschrift wij de namen leeren kennen van de vier oprichters der BroederschapTegen het einde zegt de dichter

My dunkt ik zie door u haar StaatNu rysen en den wyzen Raadt

Gelyk getrouwe Voedster-heerenHaar Broederschap met wetten eeren

De dichter vraagt dus demedewerking van dezen burgemeester om de Broederschapofficieel te doen erkennen als een zelfstandig gildeMen heeft uit dit gedicht afgeleid (Van Lennep en Alberdingk Thijm) dat

Huydecoper bij het feest voorzitter of eerevoorzitter is geweest Dat staat er echtervolstrekt niet in en uit het feit dat Asselyn hem zijn boekje opdraagt kan dat ookniet volgen Wil een romanschrijver het vertellen dan staat hem dat natuurlijk vrijmaar van historisch standpunt is het niets dan eene onbewezen mogelijkheid Zelfsbetwijfelen wij dat een regeerend burgemeester in dien tijd aan een dergelijk feestzou deelnemen en zoo ja of het wel kiesch zou zijn hem bij die gelegenheid eenverzoek te doen met betrekking tot zijn ambtVerder bevat het boekje een gedichtje van Vondel het

1) Deze is niet opgenomen in den Hollantschen Parnas waar wij wel de andere gedichten vanAsselyn vinden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

199

tafelspel van Asselyn en het reeds besproken aanhangsel1)Vele schrijvers nemen aan dat Vondel zijn gedicht (VL VI 380 Unger

1654-1655 bl 145) op het feest heeft voorgedragen Maar geen der tijdgenootenvertelt dat Daarom zegt Worp (Tdschr 4 50) zeer voorzichtig dat het lsquoniet metzekerheid bekendrsquo is of Vondel bij dit feest tegenwoordig was Unger en ik hebbendat van hem overgenomen Worp zegt verder dat Vondel lsquoeen sonnet op hetgenootschap maaktersquo terwijl Unger zoo voorzichtig is van alleen maar te zeggendat het in Asselyns Broederschap der Schilderkunst is opgenomen In mijn Levenvan Vondel bl 295 ben ik gedeeltelijk tot de oude meening teruggekeerd door tezeggen dat Vondel het gedicht voor het feest maakte Bij nader overweging sluit ikmij nu meer bij Worp en Unger aanHet is natuurlijk niet te bewijzen dat Vondel niet op het feest geweest is Wil dus

iemand beweren dat hij er wel geweest is dan kunnen wij hem dat genoegen nietontzeggen maar men moet er zich dan toch wel van bewust blijven dat het eenevolkomen onbewezen veronderstelling is Het is zelfs onwaarschijnlijk Hij was geenschilder of beeldhouwer en kon toch ook geen kunstbeschermer heeten Hij zou erdus gewoon als gast geweest zijn Maar daarvoor zien wij dezen keer geeneaanleiding Toch zal men het nog wel lang blijven beweren want de ervaring leertdat juist de onbewezen en onbewijsbare beweringen met de grootste halsstarrigheidvolgehouden worden De fantasieeumln zijn de geestelijke troetelkinderen der geleerdenEn het gedichtje van Vondel dan hoor ik vragen Dit kan niet op het feest zijn

voorgedragen noch door Vondel noch door een ander Dat maakt reeds de titelonmogelijk maar vooral de inhoud Het is een nog al onbeteekenend gedicht

1) Sterck noemt dit boekje wel maar heeft het blijkbaar niet gezien want hij zegt dat het gedichtvan LM er in voorkomt en geeft als titel van een van Asselyns gedichten lsquoOp de vereenigingvan Apelles en Apollorsquo wat zooals wij gezien hebben de titel van het geheele aanhangselis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

200

Het grootste gedeelte bestaat uit eenige gemeenplaatsen in (natuurlijk) keurigenvorm Alleen de laatste regel zegt iets nieuws

Ontfang dees kroon zy komt u toe

De vraag is nu wat is dees kroon lsquoWelrsquo luidt het gewone antwoordt lsquodit gedichtzelf Evenals Vondel een jaar te voren door de kunstenaars met eene kroon vanlauweren gehuldigd is zoo huldigt hij hen numet eene kroon van verzenrsquo Menmoetwel eene buitensporige waarde hechten aan elken versregel van Vondel en dezenvan geweldige zelfoverschatting verdenken om het mogelijk te achten dat hij ditgedichtje als een waardigen tegenhanger van die grootsche huldiging zoubeschouwenDat hij zooals ook wel eens vermoed is op het feest met dees kroon de negen

of tien maanden te voren verschenen vertaling van Horatius zou bedoelen lijkt mijgeheel onmogelijkDe verklaring van Alberdingk Thijm dat er een beeld der Schilderkunst was

hetwelk Vondel een lauwerkrans opzette is wel vernunftig gevonden maar steuntop geen enkel berichtMaken wij ons echter los van alle geopperde vermoedens en lezen wij het gedichtje

bedaard over in de oudste uitgave dan wordt alles ons in eens duidelijk het is nietsanders dan een lofdicht voor de uitgave van Asselyns Broederschap en met deeskroon wordt het tafelspel zelf bedoeldHoe eenvoudig dit alles is toch vinden wij na Brandt Asselyn en Jan Vos over

deze geschiedenis nergens gesproken zonder onjuistheden of onbewezenbijvoegsels Velen hebben zelfs de beide feesten met elkaar vereenzelvigd of zealthans te veel met elkander in verband gebrachtHetgeen Jan Vos zegt is niet onjuist maar men heeft meer uit zijne woorden

gehaald dan er in staat In zijn ongedateerden Strydt tusschen de Doodt en Natuurof Zeege der Schilderkunst (Gedichten uitg 1726 I bl 206) zegt hij

Want mit dat Amsterdam (dus zal ze heeten)De gaffel zwaaien zal van alle zeen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

201

Zal t grimmelen van Schilders en PoeumletenDeez zullen in dit hooft der watersteecircn

Een broederschap door Kretsers raadt oprechtenOm u op t jaargety ten dienst te staan

Briezeacute zal tot sieraadt festonnen vlechtenVan speel- en- bou- en wapentuigh en blaacircn

Van lauwren offeren op uw altaarenZoo wordt uw Faam behoedt voor ondergang

Apollo zal hier met Apelles paarenDe Dichtkunst met haar dochters Maatgezang

Vos spreekt hier over de stichting der Broederschap zelfs over het inwijdingsfeestUit de twee laatste hier aangehaalde verzen leidt men soms af dat hij ook over hethuldigingsfeest van 1653 spreekt Dat is echter niet waarschijnlijk Wel doet desamenvoeging hier van Apelles en Apollo denken aan het opschrift boven Asselynsverzameling verzen van 1653 maar deze klankspelende verbinding lag wel zoovoor de hand dat daaruit geene enkele gevolgtrekking gemaakt mag wordenWaarschijnlijk wordt er niet anders mede bedoeld dan dat op het feest gedicht engezongen zal worden Had Vos de huldiging bedoeld dan zou het wel vreemd zijndat hij er niet meer dan deze twee regels aan gewijd had en zelfs niet de minstetoespeling op Vondel maakt terwijl hij de namen van 18 schilders en beeldhouwersnoemtUit de mededeeling van Vos dat Briezeacute de festonnen voor het feest van 1654

geschilderd had mag men niet afleiden dat hij het ook voor dat van 1653 gedaanhad zonder er lsquomisschienrsquo of lsquowaarschijnlijkrsquo bij te voegenIndien al de door Vos genoemden lid van de Broederschap waren is zijn gedicht

daardoor van beteekenis voor de kunstgeschiedenis omdat de namen der ledennergens anders gevonden worden Opmerkelijk is vooral dat Rembrandt daarbij isen dat deze het eerst genoemd wordtDe verwarring begint met Houbraken Deze geeft in zijn Groote Schouburgh 2e

dr III bl 329-333 een vrij uitvoerig verhaal Maar van de twee feesten maakt hijeacuteeacuten ofschoon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

202

hij de beide jaartallen 1653 en 1654 opgeeft Twijfel aan de juistheid der andereberichten behoeft daar niet uit te volgen omdat hij uitdrukkelijk AsselynsBroederschap en Brandt zijne bronnen noemtWel verdient Houbraken hier onze opmerkzaamheid omdat hij eene afbeelding

geeft (zonder echter te zeggen vanwaar hij die heeft) van een in 1654 gemaaktgedenkschild en omdat hij na de mededeeling dat men jaarlijks dit feest zouherhalen laat volgen lsquoDog dit voornemen is door de nyd verydelt geworden en hetgedenkschilt door den tyd in de vergetenheid begravenrsquoHet bericht van Houbraken is overgenomen1) door Wagenaar I bl 591 (17e boek)

Toch heeft hij ook Brandt gebruikt maar zegt daarvan lsquoIn Vondels Leven wordthet houden van t S Lucas Feest ten onregte zo ik agte op het jaar 1653 vermeldrsquoWagenaars mededeeling gaf aanleiding dat in 1854 zich eene commissie vormde

om lsquoop den 24sten October van dit jaar dus als tweehonderd-jarig jubileacute van heteerste gelijk feest te vierenrsquo De daarvoor verspreide circulaire is afgedrukt in deRederijker I bl 60 Volgens Van Lennep Vondel VI bl 384 is dat feest ook op 21Oct 1854 in het Odeon te Amsterdam gevierd [Dat was dus op Donderdag de 24ewas Zondag]Van Lennep heeft zeker dit feest wel bijgewoond en zal dientengevolge zijne

aanteekeningen over de huldiging van Vondel op 1654 gelegd hebben Op dit jaargeeft hij er althans eene beschrijving van natuurlijk met heel wat bijzonderhedendie nergens geboekt zijn en die hij er zelf bijmaakte zooals trouwens meergeschiedschrijvers in dien tijd dat deden In eene noot voegt hij er bij dat Wagenaarhet feest in 1654 stelt maar Brandt terecht in 1653 Hij betoogt dat nader in deNalezing bl 22

1) Het is natuurlijk niet mijn plan alle schrijvers te noemen die van deze feesten melding makenalleen die welke men er ook nu nog voor zou willen opslaan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

203

Hij neemt ook het gedicht van Meijer op dat hij kende uit den Hollantschen Parnas1)Dat Van Lennep zich vergist door van slechts eacuteeacuten feest te spreken werd

aangetoond door Alberdingk Thijm in zijne Portretten van Vondel bl 140Toch namen Jonckbloet en ook Verwijs in zijne uitgave van Brandts Leven van

Vondel2) de voorstelling van Van Lennep ongewijzigd overWorp tap onderscheidt wel de beide feesten maar heeft toch eenige

onjuisthedenEene op enkele kleinigheden na juiste voorstelling vindt men bij Unger Vondel

1654-1655 bl 145 Te Winkel Ontwikkelingsgang II 348 2e dr IV 124 en in mijnLeven van Vondel bl 294Daarentegen geeft De Gelder Bartholomeus van der Helst bl 24 weer geheel

de voorstelling van HoubrakenTen slotte keert Sterck weer tot het verhaal van Wagenaar terug ofschoon hem

de werken der lateren toch bekend zijn Daarvoor moet hij echter aannemen datBrandt Meijer en Asselyn zich in het jaartal en de beide laatsten bovendien in dendatum vergist hebben Aangezien dit toch wel wat erg is zoekt hij eene verklaringMeijer dateert lsquo20 October van t 1653ste Jaarrsquo Volgens Sterck brengt Meijer lsquohierbij

blijkbaar de bekende spitsvondigheid te pas van het 0-jaar want zoodoende zijnals men schrijft 1654 pas 1653 jaren voltooidrsquo Maar dergelijke spitsvondighedenkeeren bijna alleen en dan periodiek bij het begin van eene eeuw terug en in 1654was daarvoor geene

1) Dat blijkt uit de Nalezing bl 22 Maar bl 383 noemt hij den lsquoBloemkrans der Vernuftenrsquo Docheen bundel van dien naam bestaat niet Waarschijnlijk dacht hij aan den lsquoBloemkrans vanverscheiden Gedichtenrsquo (1659) waarin echter het gedicht van Meijer niet is opgenomenHet gebeurt wel meer dat Van Lennep zich vergist in aanhalingen die hij uit het hoofd doetzonder ze te controleeren

2) In de uitgave van Hoeksma is de hierop betrekking hebbende noot geschrapt en wordt devraag dus niet aangeroerd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

204

aanleiding Wel vervolgt Sterck lsquoMeijer dweepte met dergelijke eigenaardighedenrsquomaar hij verzuimt daarvoor eenig bewijs te gevenlsquoHet verschil in den dag 20 of 21 Octoberrsquo zegt Sterck lsquokan verklaard worden

uit het late uur van het feest dat voor sommigen misschien pas op 21 Octobereindigdersquo Zoolang ons geene andere goed vaststaande voorbeelden van eenedergelijke wonderlijke dateering gegeven worden is het onmogelijk deze verklaringaan te nemenDe eerste die over deze datums spreekt is Alberdingk Thijm In zijne Portretten

van Vondel bl 140 zegt hij lsquoOp Woensdag 21 Okt 1654rsquo en iets verder lsquoMaandag20 Okt 1653rsquo Een overleden vriend van mij vertelde met groote beslistheid dat diefeesten op Zondag gevierd werden zoodoende was het in 1654 een dag later danin 1653 Beiden gaven echter vermoedens voor feiten In 1653 viel 20 Oct opDonderdag en dus in 1654 op Vrijdag Nu is alles duidelijk men heeft in 1654 hetfeest niet op Vrijdag willen vieren ter wille van de Roomsche broeders en het daaromop Zaterdag 21 Oct gesteldWanneer wij de berichten zorgvuldig lezen behoeft men dus niet aan te nemen

dat alle tijdgenooten zich vergist hebben en dat men de onkieschheid zou gehadhebben den Roomschen Vondel om hem te huldigen tot een feestmaal te noodigenop Vrijdag 20 October 1654

Sterck keert graag tot oude opvattingen terug Boven het bekende versje lsquoGovertik verschrik van kampenrsquo zette Brandt in een onbewaakt oogenblik lsquoAen Govert vanKampenrsquo doordat in den eersten druk (in Apollos Harp bl 117) Kampen met eenehoofdletter staat Maar hij heeft spoedig zijne vergissing gezien en zegt in delsquoDrukfeilenrsquo lsquodoet uit Van Kampenrsquo Unger geeft dan ook terecht als titel lsquoAan Govertrsquomaar Sterck voegt er weer [lsquovan Kampen]rsquo bij

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

205

Dat K voor k in de plaats komt is eene heel gewone zetfout wij behoeven hier dusgeen naam in te zien Zou echter die hoofdletter eene beteekenis hebben dan kanhet toch nooit zijn dat hier een Van Kampen wordt aangesproken maar dan moethet zijn dat deze lastig begon te worden Wil men in Govert een bekend persoonzien dan doen wij het best door met Van Vloten Dietsche Warande VII bl 91 aanGovert Flinck te denken wat reeds Alberdingk Thijm heeft overgenomen van wienook het vermoeden is dat dit versje met het St-Lucasfeest in verband zou staanDat is zeer goed mogelijk maar Vondel zal ook wel eens een ander feest hebbenbijgewoond en eenige bepaalde aanwijzing is er niet1)

Am s t e r d am Febr 1925P LEENDERTZ Jr

Naschrift Eerst in Nov 1925 kwam mij het artikel van Dr Moller in Tschr 43 70-76in handen Ofschoon ook hij reeds de onjuistheid van Stercks voorstelling aantoontgeeft het bovenstaande toch zooveel meer dat het daardoor niet overbodig gewordenis

1) Hoe woest het bij dergelijke feesten soms toeging kan men zien uit de mededeeling van DrBredius in Oud-Holland XLII (1925) bl 264

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

206

Was JH Krul Roomsch

Bij het snuffelen in oude liederbundels werd ik getroffen door de overeenkomst vaneen aantal uitdrukkingen in liederen uit Kamphuyzen en KrulZonder te spreken van een aantal plaatsen bij Krul waar Kamphuyzens invloed

sterk wordt gevonden (al gebruikt Krul andere woorden) wil ik de aandacht vestigenop twee liederen uit Kamphuyzen om ze te leggen naast twee liederen van Krul

Kamphuyzen

+Str 1

+Alleen niet t kruys van Godes ZoneMaar ook zijn ootmoed staat ten toneWie t hert aan hoogheyd hechtVolgt hem niet recht

Die de aardsche kroonErnstig aangeboon

Die de aardsche kroon versmadenEn t schandig kruys ging op hem laden

Krul Pampiere Wereld uitg in 2o 1644 I blz 160

+Str 1

+Het kruys van Godes ZoonEn staet alleenig niet mijn ziele voorgezetGeen doorenige kroon

En zy alleenig my in leering tot een wetMaer t aldermeest

Dat is ootmoed geweestWaer mede Christus mijn

Leeren wil ootmoedig zijn

+Str 2

+Wie t hert aen hoogheyd hechtWie staet en aerdsch gebied meer acht als Christi leer

Die volgd hem niet rechtNocht toond hem niet te zijn een dienaer van zijn Heer

Van Godes ZoonDie zelver daerdsche kroonBegeerden te versmaen

t Schandig kruys op hem te laen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

207

t Schijnt mij niet in overeenstemming te zijn met den geest van den tijd waarin Krulleefde aan te nemen dat hij Roomsch zijnde een algemeen bekend Protestantschlied zoo sterk zou pasticheerenNog onwaarschijnlijker wordt de veronderstelling dat hij Roomsch zou geweest

zijn (dwz gebleven zijn want hij was van huis uit Roomsch) door de vergelijkingder volgende plaatsenEr is een lied bij Kamphuyzen dat een lang relaas bevat van de vervolgingen

waaraan hij heeft blootgestaan het gedicht is reeds daarom waarschijnlijk niet uitzijn pen gevloeid al wordt hij sprekend ingevoerd Ten overvloede plaatst de uitgaveder Wed P Arentz en K van der Sijs van 1713 het onder de liederen vantwijfelachtige herkomst t Begin luidt lsquoNoch leeft en werkt Hij die de machtrsquo Hierleest men

+Str 13

+Uyt s hartzen grond Heer dank ik DyDat gy my waardig kent

Dat ik om uwe name lyO welkom wat gy zendt

t Is waar t en is noch maar een kleyn beginMaar wilt gy k wil dien weg wel verder inMaakt my is t uwe goedheyd aangenaamTot meerder waardig doch daarby bequaam

+Str 15

+ Geen nood te groot zoo Gy maar medegaatGeen leed te wreed zoo Gy maar by en staat

Bij Krul Pampiere Wereld uitg in 2o 1644 I blz 155 vindt men in een gedichtaanvangende lsquoAls ik bedenk wat zoetrsquo t volgende

+Str 1

+ Dank ik DyO mijn God als dat gy myAl dit lijden zendEn waerdig kend

Dat ik om u name ly

+Str 2

+Schoon dat ik eerst begink Wil den weg wel verder inGun my (is t uw wil ocirc Heer)Dat ik nu noch meer lijden leer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

208

+Str 5

+ Ja geen noot zoo grootNoch leet zoo wreed

Als het maer in God bestaet

Alleen een vurig vereerder en geestverwant van Kamphuyzen kon een te zijner eeregemaakt (nog wel hem sprekend invoerend) lied zoacuteoacute copieeren Dat Krul niet vanzijn eigen levenslot spreekt is voor mij zonneklaar Trouwens de tijdgenoot herkendeonmiddellijk den familietrek met het algemeen bekende lied bij KamphuyzenHoewel het van Krul bekend is dat hij veel in opdracht van anderen dichtte zoo

is dat hier om zoo te zeggen uitgesloten Een opdrachtgever zou gezegd hebbenpasticheer het heele gedicht Krul gaat in de overige strofen van beide liederenmeest zijn eigen gangMen heeft van Krul op gronden die mij zeer zwak voorkomen aangenomen dat

hij Roomsch was Jonckbloet had die veronderstelling noodig omdat hij andersgeen verklaring had voor het feit dat Krul geen toegang had tot de patricischekringen te Amsterdam en hij hem geen smid wilde laten zijn Van deze laatstedwaling is men teruggekomen ook was Jonckbloets argumentatie uiterst zwak Hijberoept zich allermeest op E Michel die naar aanleiding van Rembrandts portrette Kassel schreef (1879) lsquoOn ne le croirait guegravere et cette main fine et blanche avecses doigts grecircles ses veines bleuacirctres qui apparaissent sous la peau un peu fleacutetriecest la main dun eacutecrivain et non plus celle dun artisanrsquo Deze redeneering kon in1879 indruk maken ons die de werkwijze van Rembrandt beter hebben leerenkennen ontlokt zij den uitroep lsquogeheel de manier van R wanneer hij een smid wilschilderen die tevens dichter isrsquoDr G Morre in zijn boek lsquoJan Hermansz Krulrsquo Delft J Waltman 1894 (dissertatie)

was dus niet in de noodzakelijkheid waarin Jonckbloet zich bevond om Krul totiederen prijs Roomsch te maken hij had dus diens argumenten aan een zorgvuldigonderzoek moeten onderwerpen wat bij J nooit

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

209

kwaad kan In plaats daarvan gebruikt hij ze en tracht ze te vermeerderenZiehier zijn redeneering Kruls ouders (tenminste nog in 1604 zijn vader en tweede

moeder) waren Roomsch ook zijn broeder en zuster Maar er zullen (antwoord ik)in dien tijd wel zeer vele protestantsche Amsterdammers geweest zijn wier oudersnog Roomsch waren en die dus evenals hun bloedverwanten Roomsch warenopgevoed De exodus uit de Roomsche kerk was nog in gang in t begin der 17deeeuwDr Morre beroept zich voorts op eenige uitdrukkingen in Kruls gedichten In t

begin der lsquoChristelijke Offerandersquo spreekt hij uitvoerig over het vasten (uitg 1644 in2o I blz 119) Die dit gedicht leest vindt er de sterkste aanwijzingen in dat deschrijver protestant was (ik noem slechts eacuteeacuten enkele uitdrukking de titel van eenonderdeel van t gedicht dat over t kerkgaan handelt luidt lsquoBereydinge des hertenom nuttelijk Gods woord te hoorenrsquo en tot 12 maal toe in 88 versregels wordt in ditonderdeel de kerkgang bestempeld als lsquot hooren van Gods woordrsquo) ook en niet hetminst treft de afwezigheid van letterlijk alles wat men in Roomsche stichtelijkeboeken gewoon is te vinden En t is alleen een gevolg van de grove onkunde dietegenwoordig veelal heerscht ten opzichte van wat van gezaghebbendeprotestantsche zijde in alle tijden is geleerd dat men in Kruls uitlatingen over hetvasten iets specifiek Roomsch heeft meenen te vindenIn hetzelfde gedicht heeft men na veel zoekens nog vier regels gevonden die

zouden moeten bewijzen dat Krul Roomsch was Ziehier de plaats (uitg 1644 in2o I blz 152)

O Heer laet uwen geest mijn geest gestadig drijvenEn in de rechte kerk een recht geloovig blijvenVerlost my lieve God en Hemelsch MajesteytVan alle kettery die na der hellen leyd

t Is zeker ver gezocht Alsof zulke uitdrukkingen niet geheel met de protestantschementaliteit strookten Ook in t verband van dezen passus is geen Roomschelsquotendenzrsquo te

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

210

bespeuren In Kruls toestand was zulk een gebed waarschijnlijk zeer op zijn plaatswant zijn naaste omgeving zal het niet aan pogingen hebben doen ontbreken omhem tot de Roomsche kerk terug te brengenIn lsquoWereldt-hatende Noodtsaeckelijckrsquo dat Krul in of voacuteoacuter zijn 25e levensjaar

dichtte een werk dat geheel dezelfde protestantsche kenmerken toont en omRoomsch te kunnen zijn dezelfde eigenaardigheden mist als het eerstgenoemdelaakt hij (blz 50 vv) de lichtzinnigheid van menschen die

lsquoVrou Venus dan na haren eys gaen eereDe neus moet in de Kroes de lust moet by de WijnDe tong moet door haer kracht los en ontbonden zijnDe schaemt moet an een kant vrypostigheyd moet woonenIn t herte dat sijn dienst vrou Venus soect te toonenrsquo

Zoo gaat hij vier bladzijden (of liever bladzijdjes) door tot eindelijk op blz 55 eennieuwe gedachtenwending komt

lsquoDoch t is een kleine faut seyt daer het zondig hertWant door de Biecht ons alles weer vergeven wertEn hier en tusschen staet hy daer veracht verschovenDie t alles toebehoort op Aerden en hier boven Die onze leden aen malcanderen gebondenIn s moeders lighaam heeft vertoorent men door zondenWaer ghy (tot Helsche straf) sijn Majesteyt me portrsquo

Alleen wie dezen passus niet onder de oogen heeft gehad kan uit de twee regelsover de biecht lezen dat Krul meent lsquodat kleine zonden door de biecht wordenvergevenrsquo en hij dus Roomsch moet geweest zijn Eerder ziet men hier den blijkbaarreeds protestantschen ernstigen jongen man opkomen tegen een verkeerdeopvatting der biecht als hij in zijn Roomsche omgeving ongetwijfeld dikwijls zalhebben aangetroffen ja misschien in zijn jonge jaren zelf gekoesterd Men zie hierdus veeleer een polemiek wel niet tegen het leerstellige Katholicisme (trouwens Kwas niet zeer dogmatisch aangelegd) maar tegen een averechtsche en toenmaalszeer gangbare toepassing ervan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

211

Bij sommigen is Kamphuyzen voor Sociniaan zelfs voor libertijn doorgegaan tEerste is veel te veel gezegd t laatste geheel onjuist Beter doet men met Bilderdijk(Brieven uitg Da Costa IV blz 100) te spreken van een zeer fijn Arianisme en datslechts voor een zekere periode zijns levens Dat hij geen Sociniaan was blijkt oauit zijn innige verhouding tot de Rijnsburgsche Collegianten die niets van hetSocinianisme wilden weten (Ypey en Dermout Gesch van de Herv Chr Kerk inNed II blz 290) Maar een gevoelsmensch als hij liet zich spoedig op sleeptouwnemen en evenals hij een tijd lang in het Arminianisme opging om later zich vande remonstranten af te wenden zoo heeft hij ook in een periode van zijn leven methet Socinianisme weggeloopen beter gezegd de Socinianen met hem Echterstrookte hun geraffineerde gebruik van bijbelsche en traditioneel Christelijke termenin een oneigenlijken zin niet met zijn inborst Evenmin met die van Krul Van delibertijnen van iedere schakeering stonden beiden zoo ver mogelijk af

L e i d e n Maart 1926J HOVY

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

212

De boerde van III ghesellen die den bake stalen

Tusschen de talrijke Middeleeuwsche gedichten die in het Hulthemsche handschriftder Koninklijke Bibliotheek te Brussel zijn opgeteekend staat een boerde die verhaalthoe eenige dieven elkander wederkeerig een zij spek afhandig maken Zij werddoor JF Willems in het lsquoBelgisch Museumrsquo X (1846) blz 69-76 uitgegeven en laterdoor E Verwijs in zijn lsquoBloemlezing uit Middelnederlandsche Dichtersrsquo III blz 17-23opgenomenReeds Willems wees er op dat er een Fransch fableau bestaat dat een

overeenkomstigen inhoud heeft Dit gedicht is van Jehan de Bedel en heeft tot titellsquoDe Barat et de Haimet ou Des Trois Larronsrsquo Het fableau werd meerdere malenuitgegeven in de lsquoFabliaux et Contesrsquo door Barbazon en Meacuteon deel IV blz 233vlgg en in den lsquoRecueil Geacuteneacuteral et complet des Fabliaux des XIIIe et XIVe Siegraveclesrsquodoor De Montaiglon en Raynaud deel IV blz 93-111 als nr XCVIIDe verhouding dezer gedichten tot elkander alsmede hun betrekking tot de

mondelinge overlevering zijn naar ik meen niet in bijzonderheden onderzocht Metuitzondering van twee Italiaansche varianten heb ik alle nu bekende opteekeningenkunnen raadplegen daartoe werd ik in staat gesteld door de welwillendheid vanProf W Anderson te Dorpat Prof J Bolte te Berlijn Prof J Horaacutek te Praag en denheer H Ellekilde te Kopenhagen Ik betuig hun voor hun onbaatzuchtige hulp diemij reeds zoovele malen verleend werd hier openlijk mijn oprechten dank

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

213

1 De Boerde en het Fableau

De inhoud van deze gedichten voorzoover zij met elkander overeenstemmen entevens de inhoud van een groot deel der populaire overleveringen is de volgendea Van drie dieven heeft zich een afgescheiden om een eerzamer leven te

beginnen Hij is met een boerenvrouw gehuwd Terwijl hij eens afwezig iskomen zijn beide vroegere makkers zij zien een zij spek hangen en latenblijken dat zij van plan zijn deze in den komenden nacht weg te halen

b Als de man thuiskomt en de toespelingen der dieven door zijn vrouw hoortvertellen begrijpt hij hun plan en verbergt het spek op een veilige plaats Inden nacht (als de man even uit de kamer is gegaan) sluipt een der dieven naarhet bed toe waar de vrouw ligt en vraagt haar de stem van haar mannabootsend waar het spek verborgen ligt Zij zegt het en de dief neemt hetweg

c De man komt weer in de kamer en bemerkt wat er gebeurd is hij loopt dedieven achterna en haalt den eenen die door den zwaren last langzaamvooruitkomt weldra in Hij neemt in het donker van dezen het spek over

d Spoedig merken de dieven het een van hen keert snel naar het huis terugwaar hij zijn broek of een kleedingstuk van de vrouw om het hoofd windt enzich als de boerin voordoet Daardoor bedriegt hij den man die hem weer hetspek overgeeft

e Zoodra de man dit merkt gaat hij den dief op nieuw achterna Hij treft hem nuaan bezig met het spek te braden hij brengt de dieven in den waan dat hijeen geest is waarop zij de vlucht nemen en het spek achterlaten

f De dieven komen na van hun schrik bekomen te zijn terug breken een gatin den muur en trachten het spek nog eens te stelen Maar als de eene zijnarm daardoor

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

214

steekt slaat de man dien af De gewonde brengt nu ook zijn makker er toehetzelfde lot te ondergaan omdat hij alleen de schande niet wil hebben

Behalve deze reeks van avonturen bevat het fableau nog een inleiding waarinverteld wordt dat de dieven proeven van hun behendigheid geven Het zijn debekende dievenlisten eieren onder een broedenden vogel vandaan te stelen daarnaze er weer onder te leggen zonder dat de vogel in zijn broeden gestoord wordteindigend met het looze stuk dat dezen handigen dief door zijn niet minder in hethandwerk bedreven makker de broek van het lijf gestolen wordtDeze behendigheden zijn het werk van de beide broeders Barat en Haimet maar

de derde dief Travers geheeten die zich bij hen had aangesloten is zich zijnminderheid zoo zeer bewust dat hij liever naar zijn vroeger vreedzaam bedrijfterugkeert

+102

+Je ment irai agrave nostre vileLagrave ougrave jai ma fame espouseacuteeFolie avoie ore en pensseacuteeQui voloie devenir lerres

In de plaats van deze geheele inleiding heeft de Nederlandsche boerde niet andersdan demededeeling dat drie makkers twintig jaren het dievenhandwerk gezamenlijkhadden bedreven en dat een van hen lsquowouts avestaen ende ontberenrsquo daar heteind van het liedje toch gewoonlijk de galg is Hij neemt dienst bij een dorper wienhij zoo wel voldoet dat deze hem na een jaar zijn dochter tot vrouw geeft Zoo heefthij zich als eerzaam landman gevestigdDe inleiding van de boerde bevat alles wat voor het daarop volgende verhaal

noodig is Het fableau geeft meer bijzonderheden maar de samenhang wordt nutevens minder waarschijnlijk Travers zou door het zien van de behendigheid zijnermakkers bang zijn geworden voor de gevaren die een dief bedreigen Maargedurende den tijd dat hij met Barat en Haimet samenwerkte had hij toch zekerwel meer gelegen-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

215

heid gehad zich te overtuigen van hun listen Weinig geloofwaardig is het ook datdeze Travers een vrouw zou hebben die hij verlaten had om de breede baan op tegaan maar naar wie hij nu weer terugkeert alsof er niets gebeurd wasDaar de geheele mondelinge overlevering - met uitzondering slechts van een

paar Deensche varianten - evenmin als de boerde de inleiding van het stelen dereieren heeft mogen wij er van uitgaan dat het oorspronkelijke verhaal van denspekdiefstal deze inleiding ook niet heeft gehad Natuurlijk bewijst dit nog niet dathet Nederlandsche gedicht nu niet naar een Fransch voorbeeld zou zijn nagevolgdwant behalve het fableau van Jehan de Bedel kunnen er meer Fransche bewerkingengeweest zijn Het is ook mogelijk dat Bedel een ander Fransch fableau dat hetvoorbeeld werd van de boerde opnieuw bewerkt en van een inleiding voorzienheeftHet verhaal van den eierdiefstal komt elders voor als een zelfstandig

dievenvertelsel en wel voornamelijk op Slavisch gebied1) Meermalen dient het alsinleiding voor andere verhalen dan dat van den spekdiefstal zoo vinden wij hetgeplaatst voor het Duitsche sprookje van lsquoDie vier kunstreichen Bruumlderrsquo2) terwijl hetbuiten Europa bij voorkeur aan de sage van Rampsinitus verbonden wordt3) Het isdus niet vreemd dat ook Jehan de Bedel of de bron waaruit hij weer putte dezevertelling als inleiding gebruikteOok op andere plaatsen is er verschil tusschen de boerde

1) Vgl Bolte-Poliacutevka III blz 57 en 393 noot2) Benfey Kleinere Schriften (uitgave Bezzenberger Berlijn 1892) II blz 122 meent dat het

Duitsche sprookje (Grimm Nr 129) deze inleiding aan ons Fransch fableau zou hebbenontleend Dit is echter zeer onwaarschijnlijk als men overweegt dat dit verhaal in Oost-Europagoed bekend is en dus vandaar in het aangrenzende Duitsche gebied kon doordringenBenfeys meening wordt echter afdoende weerlegd door het feit dat het sprookje met dezeinleiding reeds te vinden is in een 17e-eeuwsch werk EG Happelius Der ungarischeKriegs-Roman (Ulm 1685 blz 537)

3) Behalve de varianten die Bolte-Polivka III blz 58 noemen vindt men deze combinatie inRhodokanakis Der vulgaumlrarabische Dialekt im Dofacircr I blz 21 A Dirr Kaukasische Maumlrchenblz 260 Nr 74 en RA Laval Cuentos populares en Chile blz 169 Nr 21

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

216

en het fableau De dieven komen aan het huis van Travers wanneer hij weg is omtakkenbossen te halen Ze worden door zijn vrouw ontvangen Wanneer Barat hetspek ziet hangen maakt hij er zijn makker opmerkzaam op en verwijt zijn oudenvriend Travers dat hij rijkdommen vergadert waarvan hij hun niets gunt Als Traverslater thuiskomt vertelt zij van de beide mannen die gekomen waren en alles scherphadden opgenomen overigens met geen woord gezegd hadden wat het doel vanhun komst was geweest Travers begrijpt onmiddellijk wie de bezoekers waren enis zelfs zoo scherpzinnig te vermoeden dat het hun om het spek te doen was Voorons die den loop van het verhaal kennen is dit niet zoo vreemd logisch is dezevoorstelling echter geenszinsDe boerde heeft hier weer een verhaal dat veel beter sluit De man ziet zijn beide

vroegere makkers aankomen hij wil ze liever niet ontmoeten wat wij wel begrijpenkunnen na alles wat er tusschen hen is voorgevallen maar hij wil toch ook nietongastvrij zijn en draagt zijn vrouw op hun eten te geven Terwijl zij nu aan het maalzitten zien zij het spek hangen en de eene over zijn wang wrijvende zegt

Gheselle bi sent BaveEer morghen vroegh sal hi ave

Daarop geeft de vrouw die meent dat hij het over zijn stoppelbaard heeft hem nogtwee penningen om zich te laten scheren Maar haar man heeft lang genoeg metze omgegaan om die bedekte toespeling best te begrijpenDit verhaal is onberispelijk Wij zullen bovendien opmerken dat de toespeling op

den baard ook in andere veruiteenliggende varianten (een IJslandsche eenItaliaansche en een paar Russische) voorkomt Ook hier blijkt de boerde een betereoverlevering te vertegenwoordigen dan het fableauDe man verbergt nu het spek Travers gedraagt zich hierbij tamelijk onbeholpen

en de Fransche dichter legt daar den nadruk op door zijn woorden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

217

Or nen sevent il mais que faireMais que sor son siege le laitSi le covrirent dune metA grant paine sen vont gesir

Daartegen steekt de held van de boerde gunstig af hij bergt het spek in zijn eigenbed waardoor het voor de dieven een heel kunststuk zal zijn het weg te halen Ineen gedeelte der mondelinge varianten vinden wij ditzelfde terug terwijl in een anderdeel het spek elders verborgen wordt Over den oorspronkelijken vorm van dit motiefkunnen wij eerst dan oordeelen als wij die populaire traditie onderzocht zullenhebben maar nergens zullen wij de voorstelling van het fableau weervindenDe boerde en het fableau verschillen eveneens in het verhaal van de eerste

dievenlist Travers hoort in den nacht onraad en na zich overtuigd te hebben dathet spek nog op zijn plaats ligt gaat hij naar den stal De dief maakt van zijnafwezigheid gebruik om aan de vrouw van Travers te vragen waar het spek ligtwat deze in de meening dat haar man dit vraagt mededeelt De boerde vertelt datde dief sluipt naar het bed waar man en vrouw in liggen te slapen en dat hij aan devrouw vraagt waar de bake is Het is duidelijk dat in het eerste geval de toedrachtder zaak waarschijnlijker schijnt te zijn maar toch staat daar tegenover dat men bijde voorstelling van het fableau nauwelijks begrijpt dat de vrouw die wakkergeworden is door het opstaan van haar man den dief voor Travers kan houdenDaar in de boerde beiden in slaap zijn is het niet onmogelijk dat zij nogslaapdronken zich vergist in de stem van den dief die bovendien de kunst verstaatde stem van anderen na te bootsen Daar echter beide voorstellingen ook in devolksoverlevering naast elkaar voorkomen valt er evenveel te zeggen voor hetverhaal van de boerde als van het fableauIn het verdere verloop stemmen de beide gedichten vrij wel overeen tot dat wij

in de episode e weer een afwijking aan-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

218

treffen De boerde laat dit voorval in een schuur geschieden een voorstelling diedoor de mondelinge overlevering gesteund wordt Het fableau echter laat despookscegravene onder een eik plaats hebben waardoor een vrij vreemdsoortig verhaalontstaat1) Dit gedeelte van het verhaal gedoogt naar huidige begrippen vanwelvoegelijkheid geen breeder betoog anders zou ik zonder moeite kunnenaantoonen dat de boerde waar de dieven meenen het gezicht van hun moeder tezien veel juister is dan het fableau waar men eigenlijk niet begrijpt waarom Haimetgelooft

Barat noz pere nous raviseen mout laide semblance

Eindelijk het slot van de vertelling De boerde heeft hier een voorstelling die gesteundwordt door de mondelinge traditie de man slaat den dieven de armen af die zij eenvoor een door een gat naar binnen steken om het spek weg te halen Het fableauvertelt hoe de dieven door een schoorsteen het spek aan een puntigen hazelaarsstokspietsen en dan door Travers die dit opmerkt uitgenoodigd worden het maal methem te deelen Hierin staat het fableau geheel alleen waarom wij wel mogenaannemen dat dit een vinding is van Bedel of van dengeen aan wien hij de stofontleendeIn verschillende opzichten blijkt de voorstelling van de boerde beter te zijn dan

die van het fableau Hieruit volgt nog geenszins dat het gedicht oorspronkelijkNederlandsch zou zijn geweest De dichter Jehan Bedel is uit het land van Artoisafkomstig behalve dit zijn er nog zes andere fableaus op zijn naam overgeleverdOnder deze die over het algemeen niet onaanstootelijk zijn komen er voor die zichonderscheiden door grove geestelooze grappen zooals dat der lsquoDeux Chevauxrsquo

1) Misschien is dit beiumlnvloed door het verhaal dat dieven die hun schatten verdeelen ondereen boom op de vlucht worden gejaagd door iets dat omlaag valt (Aarne type 1653) UitFrankrijk stammen een paar varianten bij Carnoy in Meacutelusine I blz 280 (Amiens) en in ContesFranccedilais blz 167-172 (Berrichon)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

219

(Mont-Rayn I nr 13) lsquoLe Vilain de Farbursquo (ibidem IV nr 95) en lsquoLe Souhait Desveacutersquo(ibidem V nr 131) In de andere behandelt hij verhalen die in talrijke variantenbekend zijn zoo in lsquoBrunain la vache au prestrersquo (ibidem I nr 10) het verhaal vande koe die aan God geleend tienvoudig vergolden wordt (Aarne type 1735) inlsquoGrombert et les deux Clersrsquo (ibidem I nr 22) een gewaagde anecdote die zoo zeerin den smaak viel dat wij er behalve een tweede Fransche bewerking ook eenDuitsch gedicht van kennen terwijl Boccaccio haar voor zijn Decamerone en Chaucervoor zijn Tales niet versmaadden1) Niet minder verspreid is het exempel van lsquoLeConvoiteux et lEnvieuxrsquo (ibidem V nr 135) waarin verteld wordt hoe een afgunstigebedingt een oog te missen opdat een ander die het dubbele van zijn aandeel zouontvangen ze beide zou verliezenWij vinden dit verhaal dat uit Oostersche bronnenstamt reeds in de Exempla van Jac de Vitry (nr CXCVI) daarna in een groot aantalverzamelingen zooals Paulis Schimpf und Ernst2) Ten slotte behandelt lsquoLe Vilainde Bailleulrsquo (Mont-Rayn IV nr 108) de grap van den bedrogen echtgenoot waarvanhet Duitsche gedicht lsquoDer begrabene ecircmanrsquo ook een bewerking is maar in zeerafwijkenden vorm Veel dichter bij het fableau staat de Nederlandsche boerde lsquoVanLacarise den katijfrsquo3)Wij vinden dus dat van twee fableaus die deze Jehan Bedel gedicht heeft ook

Nederlandsche bewerkingen bestaan die in beide gevallen geenszins voor deFransche bewerking behoeven onder te doen Bedel leefde in het land van Atrechtdus aan de grens van het Nederlandsche en Fransche taalge-

1) Vgl Montaiglon-Raynaud V nr 119 lsquoLe meunier et les deux Clersrsquo - Von der HagenGesammtabenteuer III nr 55 lsquoIrregang und Girregarrsquo van Ruumldiger von Muumlner - DecameroneIX 6 - Chaucer The reeves tale - Zie verder Beacutedier Les Fabliaux blz 463 Von der Hagenibidem blz XIX-XXIV Dunlop-Wilson History of Prose Fiction II blz 134-136

2) Vgl Bolte-Polivka II blz 219 - Boltes uitgave van Pauli II blz 396 aant bij nr 647 - Beacutedierblz 457

3) Zie E Verwijs Dit zijn X Goede Boerden nr IV (blz 19)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

220

bied Daar in de buurt localiseert hij ook zijn anecdoten voor zoover hij ze opbepaalde plaatsen laat spelen zoo te Farbus ten NNO van Atrecht (Le Vilain deFarbu) te Longueau bij Amiens (Deux Chevaux) en eenmaal zelfs in het Vlaamschenu in Frankrijk gelegen (Belle) Bailleul-Sire-Berthoult1) Opmerkelijk is het dat in ditVlaamsche dorp juist heet te spelen het verhaal waarvan wij in Lacarijs eenNederlandsche bewerking bezitten die voorgevallen heet te zijn lsquote Lokere op deSceltrsquoJehan Bedel heeft dus - dat mogen wij gerust aannemen - zijn stof wel uit

Vlaamsche overlevering kunnen putten Of dit het geval geweest is met het gedichtvan Barat en Haimet valt natuurlijk niet met zekerheid te zeggen maar als wij inhet verloop van het onderzoek tot het resultaat zouden komen dat dit verhaaloorspronkelijk in een Vlaamsche overlevering bekend is geweest dan bestaathiertegen van de zijde van het fableau geenerlei bezwaar Men kan hiertegen nietaanvoeren dat deze dievengeschiedenis in later tijd door Fransche dichters blijktte worden gekend want als de 13e-eeuwsche Roman dEustache le Moine gewaagtvan de beroemde dieven Barat Travers en Haimet2) dan behoeft de dichter hungeschiedenis niet uit een Fransche traditie gehaald te hebben integendeel dezeeigennamen bewijzen juist dat hij het verhaal uit het fableau kende wat ook nietvreemd is als wij bedenken dat de dichter van den Roman dEustache een Picardieumlrwas3)Beacutedier heeft de meening verdedigd dat deze Jehan Bedel dezelfde persoon zou

zijn als Jehan Bodel die bekend is als de dichter van pastourelles en congeacutes maarbovenal als de maker van het oudste Fransche mirakelspel lsquoLe Jeu de St-NicolasrsquoDe discussie van deze opvatting valt buiten het bestek van dit opstel ik wil er slechtsop wijzen dat het dan toch

1) Vgl W Cloeumltta in Herrigs Archiv fuumlr das Studium der neueren Sprachen und Litteraturen 91(1893) blz 49

2) Vgl Beacutedier blz 393) Vgl Groumlbers Grundriss II blz 634

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

221

wel opmerkelijk is dat deze fableaus zoo weinig poeumltische gaven verraden1)Vergelijken wij Barat et Haimet met de boerde dan staat deze in literair opzicht veelhooger De omvang is bijna de helft van het Fransche gedicht (224 verzen tegen432) en daarmee gaat gepaard een veel rakere manier van vertellen Als de manmet het spek op den rug thuiskomt zegt hij in de boerde niet anders dan lsquoMinnehulpt mienrsquo Travers echter houdt een toespraak van eenige verzen Ook in fijneironie wint het de boerde ik herinner alleen aan de scene waar de vrouw aan dendief nog een paar penningen geeft om den baard te scheren het fableau heeftdaarvan niets Bedel is ook ruwer van toon dan de Nederlandsche boerendichter(vgl v 366 vlgg waaraan in de boerde niets beantwoordt) Zelfs in de compositievan de vertelling schiet Bedel tekort de dief zoekt eerst het heele huis af en als hijmerkt dat het spek niet meer op de plaats is waar hij het had zien hangen keerthij naar zijn makker terug om af te wachten tot de bewoners slapen Het is welvreemd dat Travers niets van de komst van den dief gemerkt heeft te meer omdatuit de volgende verzen blijkt dat hij uit vrees voor zijn spek niet durft te slapen

Travers qui nosoit reposerA sa fame prist a parler

Daarop staat Travers op maar als nu de dief de vrouw naar het spek vraagt vatdeze geen argwaan op ofschoon hij een verhaal ophangt hoe hij in zijn droombevreesd was geworden voor het spek De vrouw kon toch weten dat dit bezijdende waarheid was Misschien is het onbillijk van een fableaudichter te verlangendat zijn verhaal voldoet aan strenge eischen van logica in elk geval moet dan tocherkend worden dat de boerdendichter daar veel beter aan beantwoordt

1) Vgl Beacutedier blz 483-486 Een andere meening bij Cloeumltta Herrigs Archiv 91 (1893) blz47-52 welke meening hij handhaaft tegen Beacutedier ibidem 93 (1894) blz 224-226

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

222

2 Het IJslandsche verhaal

Op naam van den IJslandschen bisschop Joacuten Halldoacutersson die op het eind der 13e

en in het begin der 14e eeuw geleefd heeft worden een aantal verhalen gestelddie door HugoGering onder den titel lsquoIslendzk AEventyrirsquo (Halle aS 1882) uitgegevenzijn Wij weten dat deze collectie niet door den bisschop zelf op schrift werd gesteldmaar ontstaan is uit de samenvoeging van verschillende kleinere verzamelingenDat neemt niet weg dat daarom nog wel een groot aantal dezer vertellingen op JoacutenHalldoacutersson kunnen teruggaan want van hem wordt medegedeeld dat hij graagallerlei verhalen die hij in zijn studietijd te Parijs en Bologne gehoord had of ook inboeken had gelezen in zijn preeken inlaschte Hij vertelde ze in een vorm dieovereenkwam met het gehoor waartoe hij sprak soms waren zij zoo wereldschdat het hem euvel geduid werd1)Met volkomen zekerheid kunnen hem slechts een zevental vertellingen worden

toegeschreven2) de overigen zijn dus eerst na zijn dood te boek gesteld en daaronderkunnen er verschillende zijn die uit heel andere bron gevloeid zijn dan uit deprediking van Joacuten Halldoacutersson Gering beproefde een scheiding der verhalen in viergroepen hij rekent dan het verhaal van De drie Dieven dat in een handschrift vanhet midden der 14e eeuw staat tot het werk van een auteur die slechts zeldenschriftelijke bronnen gebruikte en waar hij dit wel deed ze zeer vrij behandeldeToch blijkt een groot deel wel degelijk zij het ook middellijk op literaire traditie terugte gaan3)

1) Vgl Gering II blz XXII thornviacute voacuteru fraacutesagnir hans sumar baeđi veralldligar ok stoacuterorđar svaacute atsumir menn loumlgđu honum til luacutetis

2) Nl vier in de AEventyri en drie in den Joacutens thornaacutettr3) Volgens Gering behooren in het laatste gedeelte der verzameling tot dezen schrijver de nrs

78 82 83 85 B 87-93 95 96 98 en 101 Van deze stammen 91-93 uit de Disciplina Clericalis95 96 en 101 uit het Speculum historiale 83 85 B en 87 uit andere Latijnsche bronnenVerder is 78 een bekend sprookje maar de vogel Karadius die daarin genoemd wordt wijstop een schriftelijken invloed 98 handelt over het dier Bemoth van 82 en 88 is de brononbekend Het blijkt dat de verzamelaar hoofdzakelijk schriftelijke bronnen gebruikte

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

223

zoodat het te gewaagd schijnt alleen op dezen door Gering aangevoerden grondaan te nemen dat het dievenverhaal uit de volksoverlevering stamt Meer waardezou men misschien mogen toekennen aan de omstandigheid dat het verhaal zelfop Deensche herkomst schijnt te wijzen daar het tot titel heeft lsquoAf thornrimr thornjoacutefum iacuteDanmoumlrkrsquo Maar de bewijskracht van dit argument is niet zoo groot als hetoppervlakkig lijkt want een ander verhaal (nr XCIII) dat middellijk uit de DisciplinaClericalis stamt voert ook tot titel lsquoFraacute danska manni ok kerlingursquo en vangt aan metde woorden lsquoI Danmoumlrk hafa sagt merkiligir menn at vaeri rsquo Dit is een voorbeelduit vele dat voor dergelijke verhalen een Deensch milieu werd gekozen om zeminder uitheemsch te doen klinken en toch een zekeren afstand tot het IJslandscheleven te bewarenWij zullen eerst het IJslandsche verhaal met de beide bovengenoemde poeumltische

bronnen vergelijken Het begint geheel in overeenstemming met de boerdedaarmee dat van drie dieven die met de namen Illr Verri en Verstr aangeduidworden de eerste besluit het gevaarlijke handwerk vaarwel te zeggen Hij trouwtniet zooals de held van de boerde een boerendochter maar een weduwe dat iseen verschil van geenerlei beteekenisEens toen hij een zij spek in het rookgat had hangen moest Illr op reis hij

vermoedde echter dat er gasten zouden komen en ried daarom zijn vrouw goedop hun doen en laten te letten Deze voorstelling is niet zeer gelukkig en stemteerder met het fableau dan met de boerde overeen Maar in het daaropvolgendeherkennen wij weer de boerde de eene dief het spek bemerkende strijkt zich langsde wang en mompelt lsquoAf skal af skalrsquo Als Illr later deze woorden hoort verbergthij het spek in een gat onder het bed (under saeng okkarri er jarethhuacutes zegt hij tegenzijn vrouw)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

224

Natuurlijk vinden de dieven niets als zij s nachts komen zij binden nu in den stalde koeien met de staarten aan elkaar een list die wel op IJsland zal zijn ingevoegddaar wij ze ook toegepast vinden in de Gislasaga Suacuterssonar De koeien maken nuzoo een spektakel dat de man opstaat om te zien wat er aan de hand is van zijnafwezigheid maakt de dief gebruik om aan de vrouw te vragen waar het spek isverborgen en het weg te nemen Deze voorstelling is dus die van het fableau waarechter verzuimd is aan te geven waarom de man naar den stal gaat kijkenDe episode e waarin de boer de dieven in den waan brengt dat de geest van

hunmoeder hun verschenen is stemt grootendeels met de boerde overeen Behalvehet toonen van het lichaamsdeel dat volgens den dief zoo een treffende gelijkenismet het gezicht van zijn moeder heeft slaat Illr met een knuppel op het dak Ditontbreekt in het Nederlandsche gedicht maar komt in een paar andere mondelingevarianten voorHet slot vertelt dat den dieven de handen worden afgeslagen Dit is dus evenals

in de boerde Men mag geen overeenkomst met het fableau daarin zien dat dedieven door het dak beproeven binnen te komen terwijl zij in de boerde een gatdoor den muur breken Want deze afwijking berust op de inrichting van hetIJslandsche rookhuis waarin geen venster is maar alleen een gat in het dakwaardoor de rook naar buiten trekken kan en het licht binnenvalt Daarentegen zoumen wel aan overeenkomst met het Fransche gedicht kunnen denken in het detaildat Illr zijn verminkte kameraden als knechten in zijn dienst neemt want ook Traversdeelt ten slotte met Barat en Haimet de zij spek Toch meen ik dat in dit punt hetIJslandsche verhaal onafhankelijk is van de door het fableau vertegenwoordigdetraditie en dit niet alleen omdat de overeenkomst in vergelijking met de veel grooteregelijkheid met de boerde in het motief van het afslaan der handen van te geringebeteekenis is om er eenig gewicht aan te hechten maar ook wijl het slot van hetIJslandsche

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

225

verhaal gemakkelijk verklaard kan worden door de behoefte aan dit brutale slot nogiets toe te voegen dat althans een schijn van Christelijke barmhartigheid had Zooimmers kon het in een exempelverzameling nog geduld wordenUit deze vergelijking blijkt dat het IJslandsche verhaal teruggaat op een

overlevering die bijna geheel met de boerde overeenstemt Toch kan deze zelf debron niet wezen omdat er ook een paar gevallen zijn waar het verhaal dichter bijhet fableau staat Het is dus waarschijnlijk dat er een overlevering geweest iswaaruit eenerzijds de Fransche en Vlaamsche dichter anderzijds de IJslandscheverteller geput hebben De vrij groote afwijkingen laten zich gemakkelijk verklarendoor de vrijheden die de bewerkers zich ten opzichte van deze populaire stofveroorloofden

3 De Skandinavische mondelinge overlevering

De volgende Deensche varianten heb ik door de vriendelijke hulp van den heerEllekilde kunnen raadplegen1)

West-Sjaelland Slagelse Boeslund (Nr438) Jens Kamp Danske Folkeminder

GD 1

(Odense 1877) blz 131-134 nr 359(uittreksel bij Gering II blz 218West-Fyen Baag Koumlng (Nr 1007) JensKamp MS Dansk Folkeminde Samling1904 40 blz 124-127

2

Jutland Himmerland Gislum Strandby(Nr 1593) E Tang Kristensen MS nr1272

3

Viborg Harre Durup (Nr 1662)hoofdtekst voor ET Kristensen JyskeFolkeminder VII blz 79 nr 10

4

Viborg Fjends Fly (Nr 1706) ETKristensen MS nr 1966

5

Aarhus Hjemslev Adslev (Nr 2157)dezelfde MS nr 2172

6

1) Voor de aanduiding der varianten volg ik de regels der Finschemethode vgl Aarne FFComm13 blz 66 De nummers achter de Deensche plaatsnamen duiden op de topografische indeelingvan Denemarken met het oog op de folklore vgl Festkrift til HF Feilberg blz 477-488

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

226

Aarhus Nim Hvirring (Nr 2244) dezMS nr 1711

7

Vejle Noumlrvang Ringgive (Nr 2312) dezMS nr 2263

8

Vejle Noumlrvang S Omme (Nr 2317)dez MS nr 2533

9

Ringkoumlbing HammerumOumlrre (Nr 2485)dez MS nr 815

10

Hammerum Sunds (Nr 2488) dez MSnr 381 gebruikt voor den tekst in JyskeFolkeminder VII nr 10

11

Ribe Skads Oumlse (Nr 2621) dez MSnr 2300

12

Ribe Malt Lindknud (Nr 2681) dez MSnr 2330

13

Zuid-Jutland Grundtvig MS nr 11114

De eenige bekende Noorsche variant waarvan ik door de zorg van Prof Liestoumlleen uittreksel kreeg is

Telemark Kvitseid Hans Ross MS 2332 gedrukt in het blad Doumllen 1870 nr 13en in Loumllands Norsk Eventyrbok blz 109

GN 1

Enkele van deze varianten bevatten slechts een deel der episodes De motievend en e ontbreken in GD 5-9 dus in die varianten welke in hoofdzaak aan deWestkusten in het midden van Jutland opgeteekend zijn Bovendien ontbreekt het slot f inde varianten GD 7 en 9 welke daarentegen evenals GD 8 een inleiding hebbenwelker inhoud met het eerste deel van het fableau overeenstemt Dit begin wordtechter niet gevonden in GD 12 en GN 1 die evenmin f bezitten Eindelijk ontbrekende episodes d en f in GD 3 waar bovendien e geheel gewijzigd is De verkorte vormis ontstaan doordat de slotepisodes verloren zijn gegaan dat blijkt uit die redactieswaar ondanks het ontbreken van d en e toch het slot f bewaard is gebleven Zeergebrekkig is de variant GD 8 die alleen uit de motieven a en e bestaat het spekwordt uit vrees voor de dieven bij het keldervenster gelegd als de dief het daarvandaan wil halen slaat de eigenaar hem de hand af In GD 6 en 11 volgt op ditverhaal nog dat de dieven elkander doodslaanVan hoe groot belang het is behalve de twee gedrukte

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

227

varianten ook het in handschrift aanwezige materiaal te kennen blijkt uit eenbeschouwing van het b-motief De redactie van Kamp (GD 1) vertelt dat de rooversdie bij de vrouw van hun vroegeren makker op bezoek zijn en daar het varken inhet kot zien staan opmerken dat lsquodet var snart vaerd at klippersquo1) Gering II blz 218noot had deze woorden verklaard door aan te nemen dat lsquoklippersquo evenals hetDuitsche lsquoklemmenrsquo een dubbele beteekenis had snijden en stelen Maar hierdoorwerd niet verklaard waarom de dieven juist van lsquoklippersquo praten De andere gedruktetekst GD 4 geeft weinig licht want hier zegt de roover lsquoher er en god So her blivernoget at pille afrsquo Het ligt voor de hand dat hier achter steekt een gelijksoortigeaanduiding als wij in de boerde gevonden hebben maar zij is dan wel hopeloosverknoeid De varianten in handschrift later echter aan duidelijkheid niets te wenschenover in GD 6 7 9 10 11 en 13 zegt de eene dief lsquoden skulde ragesrsquo waarop inGD 6 7 en 9 door de ander gezegd wordt lsquoder vil en skarp kniv tilrsquo In GD 13 zegtde dief lsquoSo mangler varmt vand og skarp knivrsquo wat een contaminatie van beideopmerkingen is Ook het Noorsche verhaal heeft een vage herinnering aan dezescene bewaard hier zegt een der dieven op het zien van den ham die aan denzolder hangt lsquomillom bust aa bogrsquo een uitdrukking welker beteekenis echter uit hetverdere verhaal niet blijktBijna alle varianten nl GD 1 3-5 7 9 11-14 vertellen dat de man s nachts uit

het huis wordt gelokt doordat de koeien worden losgemaakt dit stemt dus met hetIJslandsche verhaal overeen In GD 2 en GN 1 hoort hij den dief en gaat naar buitenom hem te vinden in GD 6 hoort hij iets door den schoorsteen vallen De man krijgtzijn spek weer

1) In GD 2 verstaat de vrouw niet wat de roovers tegen elkaar zeggen De man echter die nahun vertrek terugkomt weet het wel ten minste hij zegt dat hun bedoeling was dat lsquodetteskal bragtes ved nattenrsquo De vertelling is in den war geraakt maar met dit lsquobragtesrsquo mag menvergelijken het lsquoragesrsquo in andere Deensche varianten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

228

terug door onderweg de vracht van een der dieven over te nemen In sommigeredacties wordt dit op weinig waarschijnlijke wijze zoo uitgewerkt dat de man meteen zak kool den dief achternaloopt en hem dezen voor het spek te dragen geeftGD 3 motiveert dit daarmee dat de tweede dief kool zou stelen om bij het spek opte eten Het is dan wel merkwaardig dat de boer van deze afspraak afweet GD 12geeft ook hier voor weer de verklaring door te verklaren dat de man het gesprekder dieven heeft afgeluisterd1)De dief tracht den man nu weer te bedriegen in de verkleeding van een vrouw

dit motief komt voor in GD 1 2 4 10-14 en GN 1 Wat wij opmerkten met betrekkingtot het motief f geldt ook voor deze episode de varianten der Deensche eilandengaan met die van West-Jutland samen in het bewaren van den juisten vorm In hetbijzonder moet gewezen worden op de redacties GD 4 10 en 11 waar de dief zichvoordoet als de vrouw van den waard die op een mesthoop haar behoefte doetNatuurlijk is dit een latere wijziging die te stellen is op rekening van eenPallieterachtig realismeWat eindelijk het motief e aangaat in de varianten waar het voorkomt heeft het

denzelfden vorm als in de boerde de roovers worden op de vlucht gejaagd doordatzij het opgezwollen gezicht van hun overleden moeder of grootmoeder meenen tezien Aldus in GD 1-4 10-12 en 14 Wanneer in GD 13 en GN 1 de man door zichte vertoonen in een wit hemd of in zijn onderkleeren de dieven verschrikt diegelooven een spook te zien dan is dit een willekeurige wijziging die klaarblijkelijkdient om het min oorbare verhaal een weinig te kuischen Intusschen moet ik er opwijzen dat in een reeks mondelinge varianten uit Oost-Europa iets dergelijks verteldwordtUit dit korte overzocht der Deensche varianten blijkt dat

1) GD 6 is geheel afwijkend doordat hier het motief van drie elkander op een haar gelijkendebroers ingevoerd is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

229

het hier in de volksoverlevering levende verhaal tot in kleinigheden met den inhoudvan boerde fableau en IJslandsch exempel overeenstemt De best bewaarderedacties zijn GD 1 en 2 die op de eilanden werden opgeteekend In volledigheidsluiten zich hierbij onmiddellijk aan GD 10 en 11 die in West-Jutland ter hoogte vanRingkoumlbing werden aangetroffen Zij wijken slechts af door de kleine wijziging in ded-episode waarop ik hierboven gewezen heb De spil der verspreiding van ditverhaal door Denemarken is dus naar alle waarschijnlijkheid een lijn die devindplaatsen bij Ringkoumlbing en op de eilanden verbindtDeze lijn snijdt de Oostkust van Jutland ongeveer bij de plaats Horsens in de

buurt waarvan GD 7 is opgeteekend Deze variant is zeer onvolledig zij bevat alleende motieven abc Daarentegen worden de redacties die in volledigheid op GD 12 10 en 11 volgen op vrij grooten afstand aan weerszijden van bovengenoemdelijn gevonden en wel GD 3-5 in de buurt van Viborg GD 12-14 in Zuid-Jutland Hetis natuurlijk daarom nog niet onmogelijk dat de overlevering bij Horsenschronologisch oorspronkelijker is dan die bij Viborg en in Zuid-Jutland daar doorbijzondere omstandigheden de traditie van Horsens in den war kan zijn geraaktLetten wij op de geografische verdeeling der varianten dan blijkt het dat de in

West-Jutland opgeteekende redacties alle op tamelijk grooten afstand van de kustworden gevonden terwijl daarentegen GD 6 en 7 aan de Oostkust aangetroffenwerden Hieruit leid ik af dat het verhaal zich van de eilanden in Westelijke richtingnaar Jutland verspreidde en dat Horsens het lsquolandingspuntrsquo op Jutland was In deMiddeleeuwen was Horsens een belangrijke stad waarvan vier kloosters en driekerken kunnen getuigen Hier kwamen dus de kooplieden uit verschillende deelenvan Denemarken samen en hier kon een uitwisseling van verhalen plaats hebbenUit dit punt plantte zich deze vertelling in hoofdzaak langs drie wegen voort 1 dwarsdoor Jutland in de richting van Ringkoumlbing (GD 10

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

230

en 11 langs GD 8) 2 in Noordelijke richting naar het oude cultuurcentrum Viborg(GD 3-5 langs GD 6) 3 in Zuidwestelijke richting naar Ribe (GD 12-14 langs GD8 en 9) Wij merken ook hier weer op dat de tradities zich langs de handelswegenverspreiden tot eenzelfde opvatting kwam Waldemar Liungman bij zijn onderzoeknaar oorsprong en verbreiding van het Skandinavische sprookje lsquoPrinsessan iJordkulanrsquo1)Zou het echter ook niet mogelijk kunnen zijn dat het verhaal uit het Zuiden

Denemarken was binnengedrongen Dan zou het het eerst in de omgeving vanRibe verteld zijn Uit GD 12-14 zou het zich over GD 8-11 naar GD 3-5 verbreidhebben met een Oostelijken uitlooper over GD 7 naar de Deensche eilanden Eendergelijke ontwikkeling kan echter niet uit de overige verspreiding van het verhaalafgelezen worden want in Duitschland is het tot nog toe nergens aangetroffen2) InBolte-Polivkas bronnenboek vinden wij geen enkele Duitsche variant maaraangezien gewoonlijk alleen gedrukte varianten in hun werk vermeld worden zoudit nog niet als een bewijs kunnen gelden Maar als Prof W Wisser en Prof RWossidlo de eerste voor de Holsteinsche de tweede voor de Mecklenburgscheoverlevering op mijn desbetreffende vraag mededeelen dat zij het verhaal nooithebben aangetroffen dan mag men daaruit afleiden dat in deze onmiddellijk aanDenemarken grenzende streken van Duitschland dit verhaal ook inderdaad niet inden volksmond leeft Maar aangezien er geen enkele reden aangegeven zou kunnenworden waarom

1) Vgl W Liungman En Traditionsstudie (Goumlteborg 1925) deel I hoofdstuk IV2) De beide Duitsche literaire varianten hebben voor het onderzoek geen waarde Het gedicht

van JH Voss lsquoDie drei Diebersquo dat het eerst in den Musenalmanach voor 1791 blz 106 vlgguitgegeven werd is blijkens een opmerking van den dichter zelf ontleend aan het fableaudat hij had kunnen leeren kennen uit de vrije paraphrase van Legrand dAussy In 1811verscheen het lsquoSchatzkaumlstlein des rheinischen Hausfreundesrsquo van JP Hebel waarin onsverhaal ook voorkomt als lsquoDie drei Diebersquo (uitg Reclam blz 167-171) het is waarschijnlijknaar het gedicht van Voss bewerkt maar gaat in elk geval middellijk terug op het fableau Ditwordt bewezen door het motief dat de dieven met een gepunten stok het spek door denschoorsteen uit de ketel halen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

231

dit vertelsel indien het eenmaal in Duitschland bekend geweest was hier verlorenzou zijn gegaan terwijl het in Denemarken tot op heden wel is blijven voortlevenvolgt hieruit dat het dus buiten Denemarken ook in vroeger tijd niet verspreid zalzijn geweest Maar dan is ook het waarschijnlijkst dat de Deensche overleveringzelf uit een Deensch centrum zich ontwikkeld heeftMen zou hiertegen te berde kunnen brengen dat op de plaats waar dit verhaal

het eerst Jutland binnendrong juist zoo een onvolledige variant als GD 7opgeteekend is Bovendien is de variant GD 8 die in Westelijke richting op de vorigevolgt en die op den weg ligt waarlangs het verhaal Westwaarts (GD 10 en 11) enZuidwestwaarts (GD 12-14) trok al even slecht overgeleverd en hetzelfde moet ookopgemerkt worden met betrekking tot de weer iets Westelijker gelegen redactie GD9 Wij zouden dicht bij het uitstralingspunt voor de Jutsche overlevering een drietalgebrekkige varianten vinden en verder naar de periferie van het verbreidingsgebieddaarentegen veel vollediger vormenEr is wel een verklaring voor deze eigenaardige verhouding aan te geven De

redacties GD 7-9 zijn inderdaad wel zeer onvolledig - zij missen alle de motieven den e - maar daar GD 8 wel eindigt met het verhaal dat den dief de hand afgeslagenwordt moeten wij aannemen dat de tusschenliggende episodes ook eenmaalaanwezig geweest zijn Nu hebben deze drie varianten alle in het begin het verhaalhoe een behendige dief de eieren onder een broedenden vogel wegsteelt dushetzelfde kunststukje waarmee ook het fableau begint Ik acht het daaromwaarschijnlijk dat deze redactie bestaande utt een zoo groot aantal losaaneengeregen avonturen in later tijd vereenvoudigd werd door enkele episodesaan het eind weg te laten Hier blijkt weer op overtuigende wijze dat het drietal eennatuurlijke vorm is van een schematische indeeling der stof en dat het verhaaleenmaal die maat overschreden hebbende altijd weer tracht tot den eenvoudigenbouw terug te keeren Deze

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

232

overweging geeft ons niet alleen een voldoende verklaring voor de ongelijkmatigheidder Deensche overlevering maar zij leidt er ook toe als bron voor de Deenscheoverlevering dien vorm van het verhaal aan te nemen die met het fableauovereenstemtOp het oogenblik dat het verhaal Jutland bereikte had het nog den omvang dien

het Fransche gedicht bezit Op de eilanden evenwel is geen spoor meer over vanden aanvang Daar dat begin juist in een zuiver mondelinge overlevering zeergemakkelijk verloren kon gaan zou ik daaruit afleiden dat de plaatsen waar hetbegin nog wel bewaard is zeer dicht moeten liggen bij de plaats waar het verhaalhet eerst op Deenschen bodem werd overgebracht De Oostkust van Jutland omHorsens of het Westelijke gedeelte der eilanden zijn dus als het uitstralingspunt tebeschouwen het is in dit verband opmerkelijk dat de eilanden-varianten GD 1 en2 beide op de Westzijde van Fyen en Sjaelland zijn opgeteekend wat er misschienop wijzen kan dat de eilanden dit verhaal uit het Westen ontvingenVan hier zal het verhaal ook naar IJsland gekomen zijn waar het te recht of ten

onrechte aan bisschop Joacuten Halldoacutersson toegeschreven werd Ook in deze redactieontbreekt het verhaal van den eierdiefstal het valt niet uit te maken of dit beginreeds weggevallen was voacuteoacuter het naar IJsland overgebracht werd dan wel eerstgedurende de IJslandsche overlevering verloren ging De Noorsche variant isnatuurlijk eveneens uit Denemarken overgenomen en deze overdracht heeft geheelhet karakter van een mondelinge traditieDit laatste meen ik ten minste te mogen afleiden uit het uittreksel dat mij uit

Noorwegen gewerd Van een andere meening was Prof Moltke Moe die terloopsover dit verhaal gesproken heeft in de na zijn dood verschenen opstellen overlsquoEpischeWettenrsquo (Edda Nordisk Tidsskrift for Litteraturforskning IV 1915 blz 121)hij noemt daar een Noorsche variant die toch wel dezelfde zal zijn als die in deNorske Folkeminnesamling bewaard wordt daar het onaannemelijk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

233

is dat een aan Moe bekende redactie daar niet aanwezig zou zijn Ik zeg dit echtermet eenig voorbehoud daar volgens Moe de Noorsche variant dezelfde namenvoor de dieven zou hebben gekend als wij in het verhaal van Halldoacutersson vindenterwijl zij in den mij bekenden tekst niet vermeld worden Hoe dit zij door mondelingeoverlevering kwam deze variant uit Denemarken naar Noorwegen en ik kan nietgelooven dat zij zou behooren zooals Moe meent tot die vertellingen welke totop den huidigen dag op IJsland en in Noorwegen in den volksmond leven maareerst in het Noorsch van den kansel verkondigd zijnOns onderzoek voert ons dus tot het resultaat dat de Skandinavische overlevering

zich uit een punt in centraal Denemarken verspreid heeft De oorspronkelijke vormvan het verhaal komt zoo zeer met dien van boerde en fableau overeen dat eensamenhang tusschen de Deensche traditie en deze Fransch-Vlaamsche overleveringzeer waarschijnlijk is Of die overdracht langs mondelingen of langs literairen weggeschied is zal later ter sprake komenNu moeten wij ons bezig houden met de mondelinge overlevering in andere

landen

4 De Italiaansche Varianten

De volgende redacties heb ik kunnen raadplegen1)

Novella di Francesco Angeloni da TerniModena Tipographia Cappelli 1870 (Vgl

RI 1

R Koumlhler Kleinere Schriften II blz249-251)GG Vacalerio (= Giov Sagredo)LArcadia in Brenta Bologna 1684 blz249-251

2

Antonio Pellicani Cento Novelle Parma1881 blz 206-210

3

1) Ondanks navraag bij het Ufficio Bibliografico te Rome heb ik niet kunnen raadplegen GradiSaggio I 1865 blz 107 en Rivista di letteratura pop I blz 85

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

234

I Visentini Fiabe mantovane 1879 blz195 nr 43

4

A Belladoro Folklore veroneseNovelline Verona e Padova 1900 blz147-151 nr 134

5

Van deze vijf redacties behooren er twee tot de 17e eeuw de dichter Angeloni iste Rome in 1652 gestorven van Sagredos werk verscheen de eerste editie in 1667te Venetieuml en daarna nog in 15 drukken tot 1823 toe1) Het is opmerkelijk dat alleItaliaansche varianten niet meer dan de episodes a b c bevatten zij kennen dus hetverhaal in een zeer eenvoudigen vorm De inleiding was ook hier dat een van driedieven zich van zijn makkers afscheidt zoo vertellen het nog RI 2-4 in den tekstvan Balladoro weigert de vrouw van een boer die pas geslacht heeft aan de dieveneen worst te geven dien zij dan op andere manier denken te verwerven RI 4 bevatde bijzonderheid dat de eene dief bij het zien van de rij worsten in den schoorsteenvan zijn vroegerenmakker zegt lsquoWat eenmooie baardrsquo waarop de ander antwoordtlsquoDien zullen wij scherenrsquo Dat stemt dus overeen met de voorstelling van de boerdeHet b-motief heeft dezen vorm terwijl man en vrouw slapen komt de dief bij hun

bed en vraagt waar het spek ligt in RI 4 richt hij zich tot den man in RI 2 3 en 5 totde vrouw De man wordt dus niet naar den stal weggelokt of daaraan nog eenherinnering is dat in RI 4 de worst in den stal weggeborgen is durf ik niet tebeslissenDe episode c geeft geen aanleiding tot verdere opmerkingen In RI 3 waar de

dieven de namen Carlo Gennaro en Tiburzio dragen noodigt de eerste zijn makkersten slotte uit met hem van het varken te eten de moraal van het verhaal is lsquoin casadi ladri non ci si rubarsquoHet is opmerkelijk dat wij dit verhaal in een paar novellen-verzamelingen vinden

waarvan wij weten dat zij meermalen

1) Zie Landau Zeitschrift fuumlr vgl Lit gesch NF XII blz 460 die zijn novelle lsquoCome tre fratelliladri a vicenda si rubino un porcorsquo mijns inziens ten onrechte haast een vertaling van hetfableau noemt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

235

aan Fransche literaire traditie ontleenden Daar er ook fableaustoffen in deItaliaansche novellenliteratuur zijn doorgedrongen zou het niet onmogelijk zijn datdit eveneens bij dit dievenverhaal heeft plaats gehad Men kan er zich dan slechtsover verbazen dat het verhaal in die 17e-eeuwsche novellen in denzelfdenonvolledigen vorm gevonden wordt als in de moderne populaire overleveringRechtstreeks kan de novelle van Sagredo kwalijk uit het fableau afstammen maarindien wij toch een mondelinge traditie tusschen fableau en novelle vooronderstellenmoeten is het evenzeer mogelijk dat de mondelinge overlevering onafhankelijkvan het fableau isVacalerio die zijn boek blijkens den ondertitel lsquoLa Melanconia sbanditarsquo ter

opvroolijking zijner tijdgenooten schreef leefde naar alle waarschijnlijkheid in hetdal van de Brenta Waarom anders zou hij zijn werk lsquoLArcadia in Brentarsquo genoemdhebben De populaire varianten stammen eveneens uit het Oostelijk deel vanLombardije waar het verhaal dus reeds sedert eeuwen inheemsch geweest zal zijnDaar ons van de andere deelen van Italieuml alle gegevens ontbreken en daarentegenin Oost-Lombardije tamelijk veel redacties - voor Italiaansche verhoudingen althans- gevonden zijn acht ik het waarschijnlijk dat hier het eigenlijke verbreidingsgebiedvan het verhaal op Italiaanschen bodem te zoeken is

5 De mondelinge overlevering in Oost-Europa

De volgende varianten zijn mij bekend

Groot-Russen

AN Afanasjev Narodnyja russkijaskazki3 (Moskva 1897) II blz 351 nr

SR 1

219 Aanm (uit de half-literairesprookjesverzamelingen van ČulkovRusskija Skazki Moskva 1780-1783deel IV)Goevern Wjatka Kr Koteljnič DKZelenin Velikorusskija skazki Vjatskoj

2

gubernii (Petrograd 1915 = Zapiski ImpRussk Geogr Obščestva po otdělenijuetnografii 42) blz 196-199 nr 61

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

236

Goevern Moskau IA ChudjakovVelikorusskija skazki I (Moskva 1860)blz 121-124 nr 34

3

Goevern Nowgorod Kr Bělozjorsk Ben J Sokolovy Skazki i pěsni

4

Bělozjorskago Kraja (Moskva 1915) blz5-7 nr 3Kaukasus KozakkenkolonieUmachan-Jurtovskaja Sbornik

5

materialov dlja opisanija městnostej iplemjon Kavkaza (verder afgekort SbornKavk) 15 1893 II blz 184-186 nr 2

Wit-Russen

Sbornik Charkovskago istoriko-filologobščestva VI blz 168 nr 170

SRW 1

A Šuchevyč Hucułščyna (Lemberg1908) V blz 141

2

AN Malinka Sbornik materialov pomalorusskomu folkloru (Černigov 1902)blz 345 nr 62

3

Oekrainers

Goevern Kiew Kr Umanj I RudčenkoNarodnyja južnorusskija skazki I (Kiew1869) blz 191-195 nr 73

SU 1

Zuid-Rusland PP Čubinskij Trudyetnografičeskostatističeskoj ekspedicii v

2

zapadno-russkij kraj II (Petersburg 1878)blz 620 nr 89Goevern Cherson Kr Aleksandrija IVBessaraba Materialy dlja etnografii

3

Chersonskoj gubernii (Petrograd 1916 =Sbornik otdělenija russkago jazyka islovesnosti Imp Akad Nauk 94 4) blz70-72 nr 40

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

Polen

Materyały antrop-archeol i etnogr enzX (Krakau 1906) blz 231 nr 2

SP 1

Serbo-Kroaten

Luka Grgjič-Bjelokosič Stotina šaljivihpriča iz srpskog života u Herceg-Bosni(Mostar 1902) blz 13

SS 1

Zbornik za narodni život i običaje južnihSlavena X (Agram 1906) blz 194

2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

237

Boelgaren

Grieksch-Macedonieuml streek van LerinSbornik za narodni umotvorenija VIII(1892) 3 blz 204-205 nr 2

SB 1

Litauers

A Schleicher Litauische MaumlrchenSprichworte Raumltsel und Lieder (Weimar

LIT 1

1857) blz 13-20 (vgl Gering II blz220-221)M Boehm en F SpechtLettisch-litauische Volksmaumlrchen (Jena1924) blz 263-271 nr 28

2

Albaneezen

A Dozon Contes albanais (Paris 1881= Collection de contes et chansonspopulaires 3) blz 163-167 nr 21

ALB 1

Kaukasusvolken

Ka b a r d i euml r s Sborn Kavk 12 (1891) 1 blz 130-136M i n g r e l i euml r s Sborn Kavk 18 (1894) 3 blz 27-30 nr 1K o e r d e n bij den Ararat Sborn Kavk 20 2 1 blz 6-9 = A Dirr KaukasischeMaumlrchen (Jena 1920) nr 76We s t - O s s e t e n Vs Miller Digorskija skazanija (Moskva 1902 = Trudy povostokověděniju 11) blz 118-119 nr 8

De Oosteuropeesche varianten die in vergelijking met het Westeuropeeschemateriaal vrij talrijk zijn wijken onderling veel van elkaar af Naast redacties diezeer nauw met de Westersche literaire vormen samenhangen staan er andere diezeer gebrekkig zijn overgeleverd of waarin de stof zeer vrij behandeld isEen groot aantal varianten mist de slotepisode f zij wordt alleen gevonden in SU

1 SRW 1-3 en Lit 1 en 2 In deze varianten wordt het motief niet overal op dezelfdewijze verteld het meest in overeenstemming met de boerde zijn SRW 1 en 2 in Lit1 wordt een vinger afgehakt in SU 1 wordt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

238

op de handen in SRW 3 op het hoofd geslagen Deze afwijkingen zijn echter vangeen beteekenis tegenover het feit dat hier in een vrijwel aaneengesloten gebieddat zich als een breede strook in het Westen van Rusland van Oostzee tot Zwartezee uitstrekt een motief gevonden wordt dat wij ook in de Westelijke vormenaantroffenWaar dit motief ontbreekt en waar niet door slechte overlevering het slot geheel

verloren is gegaan (zooals in SS 1 en 2 SP 1) eindigt het verhaal met het motief ede dieven door het vermeende spook verdreven zien van verdere pogingen af hetspek te verwerven Dit is het geval in SR 1-5 SU 2 en 3 SB 1 In een paar anderevarianten schijnt een zwakke herinnering aan deze slotepisode bewaard te zijn hetAlbaneesche verhaal eindigt daarmee dat de man zijn zwagers onthaalt op het nogniet gaargebraden vleesch terwijl de Koerdische variant vertelt dat de dieven hunongelijk aan den bestolene die hier hun broer is bekennen en daarop door dezenonthaald worden Dit kan daarom een herinnering aan de f-episode zijn omdat insommige West-Europeesche vormen maar ook in SRW 1 en 2 de vertellingeveneens eindigt met een verzoeningHet verhaal hoe de dieven uit hun roofhuis verdreven worden is in alle varianten

met uitzondering van SU 1 anders dan wij die in de Westersche overlevering - metuitzondering slechts van een paar Deensche varianten - gevonden hebben Deroovers worden in den waan gebracht dat er een duivel of geest verschijnt (SR 13-5 SRW 1-3 SU 2 en 3) of een vampier (SB 1 Alb 1) Maar dit geschiedt op eengeheele andere wijze De boer maakt zijn gezicht zwart of besmeert het met modderzooals in de Russische en Albaneesche varianten Een ander middel om den dievenschrik aan te jagen is dat de man met een stok op een boom slaat zoodat deroovers meenen dat er gevochten wordt maar deze trek die alleen in Lit 1 en 2gevonden wordt is ontleend aan een ander dievenverhaal (Aarne type 1525 D)Misschien ligt hetzelfde ten grond aan SR 2 waar de oom zijn stelende neven zelfin

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

239

het leege huis met een knuppel afrost In de over het geheel fragmentaire en slechtvertelde variant SU 2 neemt de bestolene den dieven die in een leeg huis bezigzijn het spek te braden hun zonder meer het spek af Merkwaardig is ook SU 3waar de man twee stokken aansteekt een voorstelling wier beteekenis alleenopgehelderd wordt door een paar Wit-Russische redacties (SRW 2 en 3) waar deman die voor duivel wil spelen gezeten op den haard in het donkere huis de rooversverschrikt door hun vonken in het gezicht te blazenHier loopt dus de motiveering van het verhaal in de verschillende redacties sterk

uiteen zulke afwijkingen treden echter ook op andere plaatsen op Het begin vanSRW 1-3 SU 1 en 2 SB 1 Lit 1 en 2 stemt met de boerde overeen Daarentegenvertellen deGroot-Russische varianten dat demanmet de dieven een weddenschapaangaat dat zij hem het varken niet zullen kunnen ontstelen Dit is waarschijnlijkeen locale en in allen geval zeer voor de hand liggende vernieuwing De dieven zijnnu soms zwagers van den boer zooals in SR 1 3 en 4 dezelfde verwantschapbestaat ook in de Boelgaarsche en Albaneesche redacties In SR 2 zijn het oom enneef die elkaar bestelen in SR 5 blijkt van eenige verwantschap tusschen den boeren de dieven weer niets Broers zijn de dieven en de bestolene in SRW 1 en SU 3maar ook in de Mingrelische en Koerdische varianten In het Ossetische verhaalzijn het drie vrienden terwijl de Kabardische redactie alleen spreekt van een jongenen een ouden dief Het begin van dit dievenverhaal is dus in de verschillenderedacties zeer uiteenloopend verteld dit is echter gewoonlijk het geval met demondelinge overleveringenIn die varianten waar de dieven verwanten van den boer zijn behoeven zij het

spek dus niet bij toeval te ontdekken (SR 1-5 SU 3 Koerd) Toch is vaak van eenvoorafgaand bezoek sprake waarbij dan door de dieven verdachte woorden gezegdworden waardoor hun oude makker die hun streken wel kent argwaan opvatSoms wordt niet verteld wat de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

240

dieven zeiden zooals in SRW 2 en 3 SS 2 of de door hen gebruikte opmerking isgeheel onbegrijpelijk geworden (SU 2 lsquoonze broer is gegroeidrsquo) De woordspelingmet den baard is alleen bewaard in SRW 1 en SU 1 waar de een naar bovenkijkend zegt lsquoDe baard jeukt mijrsquo waarop de ander opmerkt dat hij dan geschorenmoet worden Op Slavisch gebied is hiervoor vaak in de plaats getreden dat de diefnaar boven kijkt terwijl hij aan het drinken is hetzij water (SB Alb Kab) hetzij wijn(Mingr) Daarbij zegt hij in de Boelgaarsche variant lsquoDe hemel is bewolkt gewordenrsquoin de Albaneesche vraagt hij lsquoHeb je m gezienrsquoZoodra de man begrijpt dat de dieven het op zijn varken gemunt hebben verbergt

hij het in of onder een kast (SU 3 Mingr) in of op de kachel (SR 1 3 4 het dronkenzwijn in vrouwenkleeren) op zolder of in hooischuur (Alb Koerd) in het bed (SBKab) of in de wieg (SR 1 var 5) Geen nadere aanduidingen vond ik in mijnuittreksels van SR 2 SRW 1-2 SU 1-2 SS 2 de heele episode schijnt te zijnweggevallen in SR 3 SRW 3 en SS 1 Het is duidelijk dat het er niet op aankomtwaar het spek geborgen wordt maar het is niet te ontkennen dat in een verhaalvan dievenbehendigheid het stelen uit het bed waarin de bestolene of diens vrouwslaapt een zeer sterk stukje is Het fableau en de boerde bewijzen dat beide vormenreeds vroeg in West-Europa naast elkaar stonden Op verschillende plaatsen kanmen echter op de gedachte zijn gekomen de dievenlist te vergrooten door het spekuit het bed te laten stelen oorspronkelijk acht ik deze voorstelling echter niet wantde pointe van deze episode ligt daarin dat aan de vrouw (of in sommige variantenmaar mogelijk door latere verknoeiing aan den man zelf) het geheim van deschuilplaats door het nabootsen van de stem van den echtgenoot wordt ontlokt Isdit eenmaal gebeurd dan komt het er niet op aan waar het spek nu eigenlijkverborgen isIn enkele varianten wordt deze list tweemaal toegepast aldus in SR 1 3 en 4

(eerst op de kachel dan aan de hand-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

241

molen) SU 3 (kast en kelder) Mingr (tweemaal uit de kast) Het behoeft geenbetoog dat deze voorstelling niet de juiste kan zijn de herhaling van dit eene motiefbewijst dat de herinnering aan een tweevoudige poging tot diefstal nog aanwezigwas Dat hier een der pogingen in de plaats getreden is van de episode d welke indeze varianten ontbreekt blijkt duidelijk daaruit dat het varken in vrouwenkleerengestoken verborgen wordtWat nu de episode b aangaat in enkele varianten (SRW 1-3 SU 2 en 3) wordt

de man naar buiten gelokt doordat zijn vee is losgemaakt of uit den stal gejaagdOok in SS 2 wordt de man er toe gebracht op te staan en het huis te verlaten Inandere varianten wordt deze scene echter geheel afwijkend verteld Soms luisterende dieven het gesprek van man en vrouw af (SR 5) of ook hooren zij wat de manin zich zelf praat (SB) In de Albaneesche Kabardische en Mingreelsche variantenbootst de dief kattengemiauw na waarop de vrouw zegt dat de kat toch niet bij hetspek kan komen omdat het veilig verborgen is op een plek die zij dan aanduidtDit laatste is een weinig logische voorstelling die veroorzaakt schijnt te zijn doordatin sommige redacties het nabootsen van dierengeluid in de c-episode voorkomtDe man krijgt het spek terug door het in het donker van den dief over te nemen

Soms heet het dat de dief den weg is kwijt geraakt (SRW 1-3 SU 1 en 3) of ietsanders moet halen (vuur in Mingr een weegschaal in Koerd) De Groot-Russischevarianten vertellen dat de man de dieven in het bosch lokt door hen in den waante brengen dat een paard of een ander dier zich daar bevindt dit motief behoortechter tot het sprookje van den Meesterdief1) Zeer eigenaardig is de voorstellingvan de variant die door Afanasjev in een noot bij SR 1 medegedeeld is nl dat dendieven met een brandenden

1) Zie voor de varianten Bolte-Polivka III blz 391 noot 2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

242

kienspaan een schat voorgegoocheld wordt1) De c-episode ontbreekt in SR 3 waarhet verhaal echter zeer verward is2) de eveneens bedorven redactie SS 1 verteltniet hoe dit geschiedt het motief c wordt ook niet gevonden in SU 2 waar het heeleslot is weggevallen in het Kabardische verhaal waar heel andere avonturen zijnopgenomen3) en in de West-Ossetische variant die alleen de episoden a b bevatDe dief krijgt het spek weer terug door de kleeren van de boerin aan te doen Dit

vinden we in SR 5 SRW 1-3 SU 1 SB 1 Lit 1 en 2 Alb en Kab4) In de Koerdischevariant zegt de als vrouw verkleede dief dat de roovers in den paardenstal zijngedrongen een trek die oorspronkelijk in de episode b thuishoort Het Mingrelischeverhaal is slecht overgeleverd de kast met het vleesch wordt hier door geweldmeegenomenIn dit overzicht zijn die varianten besproken wier inhoud in groote trekken met

de West-Europeesche vormen van dit verhaal overeenstemmen Behalve deze zijner echter nog een paar andere die belangrijk afwijken SS 1 staat zelfs zoo ver vanonze vertelling af dat men ze er nauwelijks onder rekenen kan De inhoud is dezeTwee dieven Suljo en Novak stelen een ram Suljo draagt de buit maar als hijuitrust pakt Novak het dier en loopt er mee weg Weldra heeft de ander hem weeringehaald en pakt het nu weer van Novak af (hoe dat geschiedt wordt niet verteld)Deze loopt den ander weer na en door de vrouw van Suljo te bedriegen krijgt hijden ram weer in handen Suljo sluipt nu in de hut van den ander die ingeslapen isbij den ketel waarin het vleesch van het geslachte

1) Hier zal wel verband zijn met de voorstelling van SU 3 waar stokken worden aangestokenin de episode e zie boven

2) De man mag de dievenbende verlaten op voorwaarde dat hij hun een varken ontsteelt hijdoet dit terwijl zij slapen lokt ze dan door een bel naar een huisje in het bosch waar hij zemet een zwartgemaakt gelaat weer uit verdrijft

3) Twee schoenen op verschillende plaatsen van den weg (Aarne type 1525D) een ossekop inhet moeras (type 1004)

4) In deze var de moeder van den jongen dief

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

243

dier kookte haalt het vleesch er uit en doet daarvoor in de plaats de sokken enandere kleedingstukken van Novak Met een verzoening eindigt deze vertellingwaarin nauwelijks een draad te ontdekken valtHeel anders is het met de Poolsche variant gesteld De held hiervan is een Jood

die eens gemeene zaak met een paar dieven gemaakt heeft en daar goed aan heeftverdiend Na deze met andere vertelmotieven opgebouwde inleiding begint het onsinteresseerende gedeelte daarmee dat de dieven den Jood opzoeken en beidennet doen of ze elkaar niet kennen De Jood laat zijn vermogen in den oven metselenen wacht dan gerust de dieven af Zij komen na een paar nachten breken in waaropde Jood het raam uitvlucht De vrouw vertelt waar het geld is Zij halen het uit deschuilplaats en reiken het door het raam naar buiten waar de Jood gereed staathet aan te nemen Daarmede is dit onbeduidende verhaal uitIndien wij nu het geheele Slavische gebied overzien blijkt het dat de goed

overgeleverde en met denWest-Europeeschen vorm overeenstemmende variantengevonden worden in de Oekrainsche Wit-Russische en Litauwsche gebieden1)Naar het Oosten toe wordt de overlevering veel minder gesloten de Russischevarianten onderscheiden zich door nieuwe details de in den Kaukasus opgeteekenderedacties wijken in nog grootere mate af en zijn bovendien over het geheel onvolledigMen mag hieruit afleiden dat in Rusland het verhaal van het Westen naar het

Oosten gedrongen is Maar indien de oorspronkelijke overlevering gezocht moetworden in de smalle strook die van Noord naar Zuid door West-Rusland looptvanwaar werd dan hier het verhaal overgenomen Het is van

1) In verschillende komen contaminaties met andere dievenverhalen voor zonder dat daaromnog het verhaal zelf verknoeid is SR 2 is verbonden met Aarne 951B en 1737 SU 2 metAarne 1737 SU 3 met Aarne 1535 Lit 1 en 2 met Aarne 1525 Verbinding met 1525 (hetMeesterdief-verhaal) lag voor de hand omdat ook hier van iemand die in bed ligt een hemdlaken of ring moet worden gestolen wat geschiedt door zich als een ander voor te doen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

244

belang dit gebied zoo scherp mogelijk te omgrenzen Op Finsch taalgebied is geenenkele variant opgeteekend en daar de inzameling daar zoo intensief heeft plaatsgehad als misschien wel nergens elders ter wereld mag men vaststellen dat hetdaar ook volstrekt niet bekend is Dat beteekent dus dat het verhaal niet uit Ruslandnoch uit Zweden is binnengedrongen de landen waaraan Finland gewoonlijk zijnoverleveringen ontleent Uit Zweden is ook geen enkele variant bekend hetontbreken van dit verhaal inWest-Finland duidt er dus op dat het in Zweden evenminverspreid geweest zal zijn althans dat het niet dan zeer sporadisch zal zijnvoorgekomen In Rusland vinden wij het verhaal wel zelfs vrij dicht bij de Finschegrens wanneer het dus toch niet in Finland is doorgedrongen volgt daaruit dat degolf die dit verhaal over Rusland verbreidde aan de grenzen van het Finschetaalgebied doodgeloopen was Dit wijst op een verspreidingsrichting Zuid-Noordwat weer ondersteund wordt door de omstandigheid dat in het Zuiden van Rusland(Kaukasus en Oekraine) zoo een levendige traditie gevonden wordtOfschoon dus een langgerekte strook lands waar deze traditie in haar besten

vorm leeft in het Westen van Rusland van Oostzee tot aan Zwarte Zee reikt volgtdaaruit nog niet dat de hoofdrichting der verspreiding vanWest naar Oost ging Datdit laatste inderdaad niet het geval was blijkt nog daaruit dat op Poolsch gebiedmaar een enkele en dan nog uiterst bedorven en bijna geheel afwijkende variant isgevonden en dat men verder noch in Duitschland noch in Tsjecho-Slowakije enHongarije eenig spoor van deze vertelling heeft ontdektWij mogen dus aannemen dat in het Litauwsch-Witrussisch-Oekrainsch

overleveringsgebied het verhaal van het Zuiden naar het Noorden werd overgebrachtLitauwen is dus een eindpunt waaruit te verklaren valt dat het verhaal in Eestlandonbekend is Verbinding met de Deensche overlevering is dus niet waarschijnlijkHoe staat het echter met de verbindingen van de Oekrainsche traditie met de tenZuiden daarvan gelegen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

245

gebieden Van groot gewicht is hier de beantwoording van de vraag hoe deBalkan-traditie te beoordeelen is Wij bezitten daaromtrent de volgende gegevensIn Albanieuml en Boelgarije zijn een paar tamelijk goede varianten opgeteekend opSerbo-Kroatisch gebied echter beperkt zich het bekende materiaal tot een zeeronvolledige (SS 2) en een gansch verknoeide redactie (SS 1) Prof Solymossy dieop mijn verzoek geiumlnformeerd heeft naar het voorkomen van dit verhaal in dezegebieden deelt mij mede dat zijn medewerkers op den Balkan dit verhaal nooithebben aangetroffen En hij voegt daaraan toe lsquoDe in Bolte-Polivka genoemdeBoelgaarsche en Albaneesche varianten kunnen daar toevalligerwijze zijnopgeteekend want in het algemeen kent men daar den ldquoschwankrdquo evenmin als inHongarijersquo Tot steun van deze meening zou nog aangevoerd kunnen worden dater wel meer voorbeelden zijn dat een sprookje uit Rusland door een toeval naarden Balkan werd overgebracht1)De merkwaardige overeenstemming tusschen de Albaneesche en Boelgaarsche

varianten met de Kabardische en Mingrelische redacties wat het motief a betreftalsmede de gelijkheid van de Albaneesche variant met de evengenoemdeKaukasische varianten in het motief b (het nabootsen van het kattengemiauw)bewijzen een zoo nauwe overeenstemming tusschen deze beide uiteenliggendeoverleveringsgebieden dat men daaruit mag besluiten dat uit het Zuiden vanRusland deze vorm eensdeels naar den Kaukasus anderdeels naar den Balkanovergebracht werdVoor het geheele Oost-Europeesche overleveringsgebied schijnt dus de Russische

Zwarte-Zeekust het uitstralingsgebied geweest te zijn De Oekrainsche variant diein Umanj werd opgeteekend vertoont een zeer groote gelijkenis met denWest-Europeeschen literairen vorm zij kan er misschien op wijzen dat het verhaalvan de Oekraine uit zijn tocht door de Slavische landen begon nadat het daarheenwas overgebracht uit een

1) Zie W Anderson FFComm 42 blz 345

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

246

gebied waaruit ook de West-Europeesche traditie geput heeft In elk geval planttehet zich regelmatig voort door het stroomgebied van den Dnjestr en de Duna enbehield ook hier tamelijk wel haar oorspronkelijken vorm buiten dit rayon echter isde verspreiding zeer ongelijkmatig en is de vorm veel minder goed bewaardNu komt de Oekrainsche variant SU 1 in eacuteeacuten punt met de West-Europeesche

traditie overeen waarin alle andere Slavische vormen afwijken dat is de obscenewending van de episode e Terwijl de dieven op hun verzamelplaats bij het kerkhofbezig zijn een vuur aan te leggen om het spek te smelten komt de bestoleneachteruitkruipend op hen af waarop de dieven meenen dat zij een spook zien enop de vlucht gaan1)Hoe is deze overeenstemming te verklaren Als een bewijs van den

oorspronkelijken samenhang der West- en Oost-Europeesche tradities die dan uiteen West-Aziatische overlevering zouden zijn vertakt Of oefende deWest-Europeesche vertelling een secondairen invloed op de Oekrainsche traditieuit waardoor de groote overeenkomst in een enkel detail zou moeten wordenverklaard Alvorens deze beide mogelijkheden te overwegen moeten wij eerst devarianten die buiten Europa opgeteekend zijn onderzoeken

6 De mondelinge overlevering buiten Europa

De volgende varianten zijn mij bekend

Turken

WFA Behrnauer Die 40 Veziere (Leipzig 1851 blz 214-217 EJW GibbThe History of the Forty Vezirs (London 1886) blz 194-197

1) Prof Anderson deelt mij den inhoud als volgt mede Der folgende Satz ist aus Zensurgruumlndenverstuumlmmelt Konin (de naam van den man) kriecht ruumlckwaumlrts auf sie los Der Dieb siehtdass etwas Nacktes auf ihn loskriecht und laumlsst nun den anderen Feuer schlagen Als dieserdas Nackte sieht sagt er lsquoHier spukt es - laufen wir davonrsquo Und sie laufen wirklich davon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

247

Kabylen

L Frobenius Volksmaumlrchen der KabylenI (= Atlantis I) Jena 1921 blz 265-271nr 52

Af Kb 1

Ibidem II Jena 1922 blz 48-52 nr 52

Chili

RA Laval Contribucion al folklore de Carahuz II (Santiago de Chile 1920) blz221 nr 17

Van deze varianten omvat de Chileensche alleen het motief b de beide hongerigekleinkinderen van een gierig echtpaar stelen een geslacht zwijn verschillende malendoordat Miguel met een veranderde stem zijn grootmoeder vraagt waar zij hetverborgen heeft Het is waarschijnlijk dat het verhaal met Portugeesche kolonistennaar Zuid-Amerika kwam en dan bewijst het dus dat ook op het Iberischeschiereiland deze dievenlist bekend was Daaruit magmen echter geenszins afleidendat nu ook het geheele verhaal dat uit een samenvoeging van een reeks dievenlistenbestaat daar in omloop zou zijn geweestDe eerste variant der Kabylen begint aldus De dieven hooren den oudsten zoon

van een boer uit en deze vertelt waar het dier is vastgebonden Maar als de jongstezoon dit dan thuis vertelt slacht de boer den bok en verbergt het vleesch in eenkast Dit is dus een geheel andere inleiding dan het bezoek met de raadselachtigewoorden in de Europeesche overlevering Door middel van de list b steelt de diefhet vleesch de vrouw wakker geworden denkt dat haar man aan het zoeken is envraagt hem wat hij uitvoert Daarop antwoordt de dief en ontlokt haar de aanwijzingwaar het vleesch verborgen is In Af Kb 2 breekt de dief in als de boer na velenachtwaken uit vrees voor de dieven ingeslapen is als hij den geitebok niet doorhet gat kan krijgen snijdt hij hem de keel af en trekt hem dan zoo er door Eenherinnering aan het weglokken van den man mag men misschien zien in demededeeling van Af Kb 1 dat de jongste zoon ontwaakt en gaat kijken of het vleescher nog is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

248

In beide redacties volgt nu c het overnemen van den last omdat deze zoo zwaaris Nu gaan echter de beide verhalen weer uiteen Af Kb 1 vertelt dat de dief in hetdonker achter de huisdeur staande het vleesch weer overneemt dat is dus hetmotief d maar nu zonder verkleeding Het vleesch wordt nu weer teruggekregendoordat uit de kookpotten der dieven een poot wordt weggenomen waarop dezeelkander van diefstal beschuldigen en elkander doodslaan Dit herinnert in de verteaan SS 1 maar eenige verwantschap lijkt mij toch niet waarschijnlijkAf Kb 2 staat dichter bij het Europeesche verhaal de man brengt het vleesch

weer thuis en laat het door zijn vrouw goed verbergen Maar nu stelen de dievenhet voor de tweede maal door list b daarna gaat de man hen in de kapel waar zijhet vleesch willen koken verschrikken door zijn gelaat met een schaapsvel tebedekken de dieven meenen dat hij eenWuarssen of reus is en gaan op de vlucht1)Zij komen spoedig terug merken hun vergissing en gaan den man achterna Zijhalen hem in en slaan hem zoo dat hij buiten kennis neervalt Maar daarna komteen echte reus die hen overvalt en verslindtDe Turksche variant wijkt van alle andere met uitzondering van de Poolsche

variant af doordat de diefstal hier om een geldstuk en niet om een dier gaat Eenknaap bedriegt een bakker door suikerwerk te koopen en hem er niet voor te betalenDe bakker ontfutselt het hem weer door list c waarop de knaap zich invrouwenkleeren hullend het weer terugkrijgt (motief d) Weer wendt de bakker listc aan en brengt het nu veilig thuis Het tweemaal aanwenden van list c klinkt al zeeronwaarschijnlijk vooral als men bedenkt dat de bakker den knaap bedriegt doorhem te vragen voor hem water te gaan putten De slimme jongen zal daar zekerniet

1) Frobenius teekent hierbij aan dat het schaapsvel behoort tot de maskering waarmede dereuzen in het spel vroeger werden nagebootst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

249

voor de tweede keer inloopen Het slot is al evenmin bevredigend De knaap komtbij het bed waar de bakker vermoeid van zijn nachtelijke tochten ligt te slapen envraagt hem waar het geldstuk ligt Slaapdronken vertelt de bakker het en zoo weetde jongen het ten slotte toch te bemachtigen Het is niet aan te nemen dat de bakkerzich op het laatst zoo gemakkelijk zou laten bedriegenDit Turksche verhaal wijkt dus sterk af van de overige traditie Het is geheel anders

opgebouwd wat ook daarin uitkomt dat het eind niet is dat de dieven bedrogenworden maar dat integendeel de slimme knaap aan het langste eind trekt Hetmaakt den indruk dat op grond der verschillende motieven van dievenlist dienatuurlijk wel gemeengoed van verschillende volken zullen zijn een geheel anderverhaal samengesteld is Alleen het feit dat het toch dezelfde trekken zijn die hierweer tot een geheel verbonden zijn doet het niet onmogelijk voorkomen dat er weleenig verband tusschen dit verhaal en de overige overlevering bestaan kanDe geschiedenis der Veertig Viziers is waarschijnlijk door een zekeren

Scheich-zedeh uit het Arabisch vertaald voor den sultan Moerad II die geregeerdheeft van 1421-1451 Dit Arabische werk is echter verloren gegaan maar het moetop zijn beurt weer teruggaan op het Indische verhaal der Zeven Vroeden In deredacties die hiervan overgeleverd zijn komt echter deze dievengeschiedenis nietvoor Gering ziet hierin geen bezwaar haar toch op een Indische bron terug tevoeren maar het is duidelijk dat hiervoor geen schijn van bewijs kan wordenbijgebracht Zelfs is het twijfelachtig of in de Arabische bron dit verhaal gestaanheeft het zou immers ook kunnen dat de Turksche vertaler zelf nieuwe verhalenhad toegevoegd

7 De Geschiedenis der Overlevering

Het aantal bekende varianten van het verhaal der Drie Dieven is in aanmerkinggenomen de groote hoeveelheid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

250

redacties die ons gewoonlijk van een volksoverlevering bekend zijn zeer geringEr zijn gansche gebieden in Europa waar het zelfs in het geheel niet aangetroffenwerd (Finland Hongarije Tsjecho-Slowakije Duitschland Oostenrijk) Gaan wij degeografische verdeeling der traditie na dan zien wij dat er in het SlavischeOost-Europa een tamelijk krachtige mondelinge overlevering bestaat en dat er inWest-Europa reeds vroeg een literaire traditie werd opgeteekend die zichconcentreert om een klein gebied in Vlaanderen en Noord-Frankrijk Vandaar werdhet verhaal naar Denemarken overgebracht en verder vond het zijn weg naarNoorwegen en IJsland Een afzonderlijk staande overlevering kennen wij voortsnog uit N-O-ItalieumlOok buiten Europa is de overlevering schaarsch En zij biedt weinig houvast voor

een aanknoopen van deze traditie met de Europeesche In de Turksche variant diegeheel apart staat doordat het voorwerp der listen een geldstuk is komen alleende episodes b c d voor die echter in de volgorde c d c b worden verteld Wij durvendaarom uit deze variant niet meer afleiden dan dat zeker in de 15e eeuw en naaralle waarschijnlijkheid wel reeds eerder bij de Turken eenige motieven van hetverhaal van den spekdiefstal bekend waren dat zij echter gebruikt werden op geheelzelfstandige wijze om een nieuw verhaal te vormen en dat hieruit geenszins magworden afgeleid dat toen in West-Azieuml het verhaal zooals wij dat in de 13e eeuwinWest-Europa zien optreden in den volksmond leefde Nog zwakker staat de zaakeener Arabische traditie van deze vertelling wanneer wij van de Turkscheoverlevering teruggaan komen wij tot de zeer onzekere conclusie dat er in eenArabische literaire bron een vertelling kan gestaan hebben die met onzedievenhistorie eenige overeenkomst heeft door het aanwenden van een aantalgelijke motieven Ondertusschen mogen wij op grond der populaire overlevering bijde Kabylen wel aannemen dat er van dit verhaal een Arabische overlevering bestaanheeft die veel dichter bij den

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

251

Europeeschen vorm van deze vertelling staat dan het verhaal in de 40 Viziers Voorzoover het geoorloofd is een besluit te trekken uit de Kabylische varianten die inden modernen tijd zijn opgeteekend en die onderscheidenlijk de episodes a b c den a c b e bevatten zou het Arabische origineel bestaan hebben uit a b c d e welkeomvang met die der Europeesche redacties nagenoeg overeenkomt1)Wij kwamen hierboven tot het resultaat dat de Europeesche varianten hierin met

elkander overeenstemmen dat zij denzelfden bouw van de vertelling bezitten Metnadruk moet er op worden gewezen dat deze ook alleen kan bewijzen dat wij meteen samenhangende overlevering te doen hebben Maar aan den anderen kantwordt hierdoor ook onomstootelijk aangetoond dat verhalen die daarin met elkaarovereenstemmen dat zij dezelfde motieven tot een bepaalde reeks tezamenvoegenook uit een en dezelfde traditie moeten zijn gesproten Van polygenese deroverleveringen is in een geval als dit natuurlijk geen sprake Met het hier opgemerkteis het niet in strijd dat in een deel van het overleveringsgebied als slotepisode hetmotief f optreedt en in een ander gedeelte dit ontbreekt Immers het is behalve hetbegin ook vooral het einde van een vertelling die in den loop der mondelinge traditiehet meest aan wijzigingen onderhevig is Nu heeft deze episode die verhaalt hoede man den beiden dieven de hand afslaat eenige overeenstemming met devertelling hoe door een list aan een aantal roovers het hoofd wordt afgeslagen Ditverhaal evenwel het meest bekend uit de geschiedenis van Ali Baba2) heeft metde slotepisode van den spekdiefstal slechts een uiterlijke gelijkheid deze laatsteonderscheidt zich vooral hierdoor dat de eene dief zijn ongeluk voor den anderen

1) Het verband van de tweede Kabylische variant met een daar inheemsch maskerfeest kannog niet bewijzen dat het verhaal daar autochthoon zou zijn

2) Voor andere verwanten zij verwezen naar Bolte-Polivka I blz 373-375 De sage van het Huismet de Hoofden op de Keizersgracht te Amsterdam bewijst hoe verbreid dit verhaal was

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

252

verbergt om hem eveneens slachtoffer te doen zijn Van eenig nader verband blijktdan ook niets de episode f kan zeer wel zonder het voorbeeld van Ali Baba bedachtzijn maar in allen gevalle bewijst de omstandigheid dat er twee gelijksoortigevertellingen van een dergelijke list bestaan dat dit motief voor de hand lagVergelijken wij nu de verschillende Europeesche versies dan blijkt het dat

sommige episodes een paar naast elkander optredende vormen vertoonen In bwordt de man soms weggelokt naar den stal soms echter wordt juist aan hemgevraagd waar het spek verborgen is Wij vinden deze beide vormen reeds naastelkaar in fableau en boerde In c trekt de dief soms de kleeren van de boerenvrouwaan soms gaat hij in die van zijn gestorven moeder naar het huis van den bestoleneWat eindelijk de episode e betreft soms komt de man de roovers verschrikken dooreen opening van het dak soms door de deur In de c-episode neemt de man hetspek soms over om den ander zoogenaamd te laten uitblazen soms verruilt hij hettegen wat anders zooals in enkele Deensche varianten tegen een zak met koolsoms ook wordt de dief op de een of andere wijze in het bosch geloktDuidelijk blijkt uit deze parallelle voorstellingen de variabiliteit der traditie men

zou kunnen aannemen dat zulke motieven in verschillenden vorm verbreid warenen dat dan door elken verteller daaruit een keuze gedaan werd Maar tegen dezeopvatting spreekt de omstandigheid dat soms plaatsen waar de eene vormdomineert gescheiden zijn door een groot geografisch gebied waar de anderevorm overheerscht of waar zelfs het heele verhaal ontbreekt Immers het is danmoeilijk aan te nemen dat in dat tusschenliggend gebied die eerste vorm ook welbekend zou zijn geweest maar nu toevallig niet zou zijn opgeteekend Door VLiungman is onlangs betoogd dat men zulke afwijkingen daardoor moest verklarendat de overlevering de som dezer afwijkingen was dat dus elk verteller naar eigenverkiezing in zijn verhaal een aantal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

253

motieven opnam maar dat daaruit volstrekt niet mocht worden afgeleid dat er inzijn omgeving ook niet tegelijkertijd andere vormen van die motievon in omloopwaren In een aantal gevallen is dit stellig wel zoo maar dit geldt alleen dan als ermag worden aangenomen dat er van een dergelijk verhaal over het gebied waaropmen die variaties constateert een levendige overlevering geweest is Dit komt echtergeenszins overeen met wat wij weten van de traditie der vertelling van denspekdiefstal Midden-Europa waar het verhaal niet gevonden is en waar het zooalsik boven bij de bepreking der Deensche varianten opmerkte ook wel nooit zalhebben bestaan vormt een slagboom tusschen de West- en de Oost-Europeeschetraditie Indien nu toch hier zoowel als daar dezelfde variaties optreden dan moetendeze anders verklaard worden dan door de lsquoveelstrengigheidrsquo der overleveringIk geloof dat deze afwijkingen ontstaan als gevolg van de mogelijkheid die er in

een verhaalmotief tot variatie aanwezig is Een bepaalde vorm van een motief roepteen reeks associaties op die in de plaats van den oorspronkelijken vorm kunnengesteld worden Maar op zijn beurt kan die nevenvorm door een overeenkomstigeassociatie weder den oorspronkelijken vorm te voorschijn roepen Van grootebeteekenis is hier de min of meer getrouwe herinnering van den verteller hij zalsoms het verhaal alleen in de hoofdtrekken kennen maar juist voor de detailleeringis hij aangewezen op zijn eigen verbeelding Daar het aantal formaties binnen hetkader van een gegeven motief beperkt is zullen toch telkens weer dezelfde vormenelkaar afwisselenIn sommige gevallen kunnen er ook bijzondere aanleidingen zijn tot het optreden

van een parallellen vorm Als in de episode b de man soms wordt weggelokt somsechter niet kan dit samenhangen met den bouw van het boerenhuis Waar zooalsin de Saksisch-Deensche hoeve oudtijds mensch en vee in eenzelfde ruimte leefdenis het te begrijpen dat het binnenkomen der dieven onrust onder het vee veroorzaaktIn de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

254

streken echter waar de stallen vrij van het huis staan zal men niet zoo gauw op degedachte komen den man uit het bed weg te lokken door het vee los te makenHoe dit zij wij moeten zeer voorzichtig zijn het onderscheid der varianten in zulke

details te gebruiken als een middel tot het bepalen van den gang der verspreidingin het algemeen is het niet geoorloofd redacties met overeenkomstigemotiefvariatiesmet elkander in enger verband te brengen en te plaatsen tegenover varianten metandere details Wanneer evenwel een bepaalde vorm van een motief niet uit dedaarin aanwezige mogelijkheid tot variatie kan worden verklaard maar bijv moetworden toegeschreven aan een bepaalde mentaliteit van den verteller dan is hetwel geoorloofd er een grootere beteekenis aan toe te kennenDit nu is het geval met betrekking tot de episode e waar de eene groep van

overleveringen een obscene wending heeft tegenover de andere die eenonaanstootelijken vorm vertoont Tot de eerste groep behooren de literaire traditiesvan West-Europa fableau boerde en IJslandsch verhaal bovendien het grootstedeel der daarvan afgeleide Deensche redacties In Oost-Europa vinden wij dit alleenin SU 1 Men zou kunnen meenen dat de obscene redactie de oorspronkelijke wasen dat men daaruit in latere beschaafde tijden het aanstootelijke had weggelatenTegen deze opvatting is echter het volgende in te brengen 1 De Deensche redactiesbewijzen dat in moderne tijden een beschaafd volk onkiesche grappen geenszinsversmaadt indien dit het geval is bij de Denen hoeveel te meer mag dit van deRussische bevolking worden aangenomen1) 2 De Kabylische variant waar menzeker mocht verwachten geen fatsoensbezwaren te ontmoeten heeft juist devoorstelling dat een reus wordt nagebootst door een maskering wat geheel

1) Hierbij moet echter opgemerkt worden dat blijkens SU 1 de censuur soms bezwaren maaktetegen zulke passages Meermalen zullen ook uitgevers zulke fatsoensoverwegingen hebbenlaten gelden De meeste Russische teksten staan echter in wetenschappelijke publicaties

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

255

met de Slavische traditie overeenstemt Daaruit volgt dat deze voorstelling zekereven oorspronkelijk is als de obscene wending 3 Deze laatste verraadt zich alhierdoor als secundair dat het noodig is een nieuwe figuur in te voegen die nietpast in de economie van deze anders zoo simpele vertelling nl de moeder of degrootmoeder der dieven 4 De verschrikking van roovers door een geestverschijningis zelf een variatie van een bekend thema dat Aarne als type 1527 heeft aangeduiddieven worden verschrikt door een man die wonderlijk is toegetakeld door veerenin teer gestoken of ook door iets dat uit een boom tusschen hen in valt (Aarne1653) Aan dit laatste motief schijnt de voorstelling van het fableau waar despookscene onder een eik plaats heeft nog een herinnering te bewarenIndien nu deze vorm der episode e alleen in de West-Europeesche overlevering

voorkwam zou het gemakkelijk zijn hem te verklaren de dichter die het oudstefableau gemaakt had zou de scabreuze tendenties dezer poeumlzie getrouw degeestigheid in het obscene gezocht hebben En dan zou ook het voorkomen vandezen zelfden trek in de Deensche traditie aangemerkt mogen worden als hettreffendste bewijs van haar afhankelijkheid van de Fransch-Vlaamsche literairevormen Maar die eene Oekrainsche variant dan waarin wij hetzelfde aantreffenZij stamt uit de mondelinge overlevering wat duidelijk daaruit blijkt dat er evenalsin de Wit-Russische varianten sprake is van vuurslaan Het is echter nietbuitengesloten dat er een secondaire invloed van de Westersche literaire bronnenop deze populaire overlevering gewerkt heeft Ik geloof niet dat men op grond vandeze variant gedwongen zou zijn aan te nemen dat er een over geheel Europaverspreide obscene redactie naast de onaanstootelijke versie geleefd zou hebben1)

1) Het is zelfs niet onmogelijk dat onafhankelijk van de Westelijke traditie in de Oekraine deobscene wending ontstond daar immers zeer algemeen aan de ontbloote pudenda een grootetooverkracht wordt toegeschreven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

256

Het is opmerkelijk dat wij met betrekking tot de Oekrainsche overlevering ook bijandere verhalen eigenaardige verhoudingen aantreffen Een geval dat volkomenanaloog is met het hier genoemde is het volgende In de verzameling van Rudčenkowaarin ook onze variant SU 1 voorkomt staat een verhaal dat ten nauwstesamenhangt met het fableau lsquoTrois Dames qui troverent lanelrsquo waarvan twee versiesovergeleverd zijn1) Het hierin behandelde motief vinden wij nu

1 in een paar West-Europeesche literaire bewerkingen (fableau en Ital novellen)2 in de volkstraditie en wel a in Skandinavieuml (met een uitlooper in Schotland) b

in Italieuml (onder invloed der literaire traditie) c in de Oekraine

Waar twee zoo volkomen gelijke gevallen optreden mogen wij aannemen dat ereen verklaring voor deze eigenaardige verhoudingen gevonden zal worden2)Tegenover de samenhangende traditie in Oost-Europa zooals ik die in sect 6 schetste

staat in het Westen een zeer fragmentaire overlevering Aangezien deSkandinavische vormen wel uit de Fransch-Vlaamsche traditie zullen zijn afgeleidvinden wij het verhaal slechts op twee beperkte en geografisch ver uiteengelegengebieden in Fransch-Vlaamsch gebied en in het Oostelijk deel der Po-vlakte Er zijngeen aanwijzingen dat het eenmaal op een veel uitgestrekter gebied zou zijnverspreid van welke overlevering de beide genoemde streken de eenige bewaarderesten zouden bewaard hebben integendeel

1) Zij zijn afgedrukt bij Montaiglon-Raynaud I 15 en VI 138 Zie verder Liebrecht Zur Volkskundeblz 139 Beacutedier Les Fabliaux blz 228 en 415 Cloeumltta in Herrigs Archiv 93 (1894) blz 212

2) Van het verhaal lsquoKeizer en Abtrsquo bestaat een redactie die in eenige literaire bronnen voorkomt(Johannes Gobii Vita Aesopi Jan van Hollant Jehan Mansel) en daar naast in eacuteeacuten populairevariant uit de Oekraine Prof Anderson in zijn studie over dit verhaal scheidt op blz 295 delaatste overlevering van de literaire door aan te nemen dat zij toevallig is ontstaan Het blijftniettemin een opmerkelijk voorbeeld voor de merkwaardige overeenstemming tusschen deOekrainsche mondelinge traditie en West-Europeesche literaire vormen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

257

wij noemden in sect 4 een argument dat zeer beslist tegen een vroeger grootereuitbreiding spreekt en merken hier nog op dat het zeker niet toevallig zal zijn datop de beide plaatsen ook een literaire overlevering optreedtHet is nu opmerkelijk dat deze beide overleveringsgebieden de omgeving vormen

van twee in de Middeleeuwen zeer belangrijke handelssteden van Venetieuml enBrugge Dit zal wel niet toevallig zijn Dit verhaal waarin sprake is van list tegen listom zijn goed tegen dieven te beschermen schijnt wel bijzonder geschikt om in densmaak van kooplieden te vallen Is het dan niet mogelijk dat deze vertelling uit hetOosten werd overgebracht naarWest-Europa door de kooplieden die op den Levantvoeren Aanvankelijk beperkt tot de kringen der kooplieden kon het ook in demondelinge overlevering overgaan zooals in Lombardije het geval geweest is inde Nederlanden echter schijnt dat niet gebeurd te zijn hier heeft de boerdendichterzich van de stof meester gemaakt en daaraan een bijzonderen vorm gegevenToch heeft deze dichter aan het verhaal dat hij hoorde vertellen niet veel

veranderd Hij heeft hier en daar een detail uitgewerkt maar in hoofdzaken lag destof kant en klaar voor hem Ik acht het waarschijnlijk dat de groteske scene vanepisode e aan zijn rauwe fantasie moet worden toegeschreven Overigens blijkt uitde talrijke afwijkingen die wij in sect 1 tusschen de overgeleverde boerde en het fableauaanwezen dat de dichters juist in de detailleeringen zeer vrij te werk gingen en hierzien wij duidelijk hoe veel verder zich dan het verhaal van den ouden vormverwijderen kon dan dat mogelijk is door de variabiliteit der mondelinge overleveringdie aan bepaalde in de stof zelf gegeven mogelijkheden gebonden is Hoe vrij dedichters met de stof omgaan zagen wij in de manier waarop het verhaal werdingeleid nu eens verbonden met het verhaal van den eierdiefstal en dan weer nietOpmerkelijk is ook hoe ieder dichter zijn eigen moraal uit de vertelling haalt JeanBedel besluit met de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

258

opmerking lsquomale est compaignie agrave larronrsquo een waarheid die juist met de inleidingverband houdt en overgenomen wordt in het IJslandsche verhaal (svaacute laukz thorneirravinaacutetta sem vaacutendum moumlnnum er tiacutett iacute syndaliacutefi) De Nederlandsche dichter echtereindigt eigenlijk zeer te onpas met de opmerking

Alse een doet bederve quaetSie dat hijs te tide avestaetEer hem scade of verdrietOppenbaer daer af ghesciet

Waar wij zulke parallelle vormen aantreffen moeten wij dus niet denken dat deeene redactie uit de andere werd afgeleid door een paar motieven te wijzigen oftoe te voegen maar de dichter maakt uit de stof die hij gehoord heeft een geheeldat in overeenstemming is met zijn eigen opvattingen het is dit persoonlijke elementdat den bouw en de samenstelling van het gedicht bepaalt Men ziet dat in het detailhoe er getracht is de handelende personen eenigszins te individualiseeren door zeieder een eigen naam te geven die intusschen toch weer gewoonlijk vanallegorischen aard is De IJslander noemt ze Slecht Erger en Ergst de Franschmanechter Barat en TraversDe Nederlandsche boerde of het Fransche fableau dat er aan ten grond ligt

ontleende zijn stof dus aan een mondelinge traditie maar dit dient er dadelijk aantoegevoegd aan een overlevering van een bepaalde soort Het publiek verlangdewat de dichter Gautier van zijn eigen fableau zei lsquoLaventure est et bone et bele Etla rime fresche et novellersquo Indien dit dievenverhaal reeds lang in den volksmondgeleefd had was het wel minder geschikt om in deze op nieuwigheden belustekringen te worden voorgedragen Maar als het in dezen tijd uit het Oosten doorkooplieden was overgebracht lag er de glans van nieuwheid overWij zien hier een voorbeeld van de wisselwerking tusschen literaire en mondelinge

overlevering Het verhaal wordt door

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

259

mondelinge overdracht naar het Westen gebracht en leeft daar in bepaalde kringender bevolking die zich voor dit verhaal interesseeren Daaruit kan de dichter voorzijn poeumlzie putten Het kan echter ook in de breedere volksoverlevering overgaanals daarvoor een gunstige gelegenheid zich aanbiedt In de Nederlanden is dit niethet geval geweest maar in Denemarken waarheen het verhaal door den levendigenOostzee-handel zal zijn overgebracht gebeurde dit wel

Het onderzoek van deze overlevering toont ons ten duidelijkste met hoeveelmoeilijkheden het opstellen eener bevredigende verklaring gepaard gaat Het is welte begrijpen dat men wel eens aan de mogelijkheid gewanhoopt heeft op de vraagnaar den samenhang van populaire tradities en literaire bewerkingen (zoo als defableaus en de boerden) een afdoend antwoord te kunnen geven en zich neerlegdebij het aannemen der mogelijkheid van een mondelinge overlevering die opverschillende plaatsen spontaan ontstaan zou zijn Intusschen zoodra wij zoogelukkig zijn een tamelijk uitgebreid materiaal te bezitten blijkt het ook mogelijklijnen van ontwikkeling vast te stellen en daaruit putten wij voor ons de overtuigingdat ook in die gevallen waar een zeer gebrekkige documentatie ons niet toestaatden onderlingen samenhang aan te toonen aan het bestaan van een dergelijkensamenhang niet mag worden getwijfeld Het door ons behandelde vertelmotief iseen goed voorbeeld van een overlevering die op het oogenblik in alle bijzonderhedenvolstrekt niet verklaard kan worden maar waaromtrent wij nochtans reeds voldoendeaanwijzingen hebben om het vermoeden te wettigen dat een dergelijke verklaringbij nauwkeuriger documentatie gevonden moet kunnen wordenIk wil nog even samenvatten wat het vergelijkende onderzoek van het tot nu toe

gepubliceerde materiaal ons leert Het verhaal der dievenlisten zooals hetsamengesteld is uit een vast aantal trekken werd op een of andere plaats verzonnenen heeft zich vandaar over Europa verspreid Waar het

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

260

het eerst verteld werd valt niet met zekerheid uit te maken Wij kunnen echteropmerken dat een groot aantal van dergelijke vertellingen uit het Oosten naar hetWesten gekomen zijn en mitsdien een gelijksoortige ontwikkeling voor dit gegevenniet onwaarschijnlijk is Het verhaal in de Turksche verzameling der 40 Vizierenmoge daarom nog zooveel afwijken het blijft niettemin een aanwijzing voor hetbestaan van dit verhaaltype in het Oosten de samensteller van deze verzamelingof van het Arabische origineel behoeft natuurlijk niet slaafs de populaire overleveringgevolgd te hebben of ook naast deze redactie kan een andere literaire of half-literaireredactie bestaan hebben waaruit de latere populaire overlevering geput heeft DeKabylische varianten zijn waarschijnlijk als een late uitlooper van de Arabischeoverlevering te beschouwen weliswaar schijnt een invloed van Zuid-Europeescheverhalen wel op de volkstraditie van Noord-Afrika plaats gehad te hebben maarwaar in Zuid-Europa nergens dit dievenverhaal in zulk een volledigen vorm isaangetroffen als het nog heden ten dage bij de Kabylen voortleeft is dit laatste tochwel als uitgesloten te beschouwenWest-Azieuml misschien nauwer te begrenzen als Klein-Azieuml is dus als het

uitgangspunt te beschouwen Het is mogelijk dat het hierheen kwam van nogOostelijker gelegen buren maar alle aanwijzingen in deze richting ontbreken Vanhier kwam het naar Europa langs twee verschillende wegen Een zuiver populaireoverdracht had in het Oosten plaats en wel langs de kusten der Zwarte Zee naarZuid-Rusland Van hier drong het langs de zeekust naar de volkeren van denKaukasus die echter ook rechtstreeks den invloed der Klein-Aziatische overleveringondervonden kunnen hebben Sporadisch werd het verhaal ook in den Balkanbekend Maar de eigenlijke verbreiding vond dit verhaal in het West-Russischegebied waar het door het stroomgebied van Dnjestr en Duna Noordwaarts drongtot het in Litauwen bleef steken De overlevering draagt hier de duidelijke sporeneener mondelinge overdracht wijzi-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

261

ging van een aantal detailtrekken vermenging met soortgelijke verhalenverknoeiingen aan het begin en aan het eindVan geheel anderen aard is de verbreiding in West-Europa Hier vinden wij een

reeks literaire bewerkingen en daarmede verbonden een sporadisch optredendepopulaire overlevering Het waarschijnlijkst komt het mij voor dat het verhaal doorde handelsverbindingen met den Levant overgebracht werd naar enkelehavenplaatsen en daar in de kringen der kooplieden een zekere populariteit genootDoor dichters werd het motief overgenomen en in den vorm van fableau of boerdebehandeld Zoo geschiedde in het Vlaamsch-Noordfransche gebied Ook inLombardije werd het bekend naar alle waarschijnlijkheid op geheel analoge wijzedoor handelsrelaties van Venetieuml met den Levant Hier vond het verhaal een plaatsin enkele novellen-verzamelingen en daarnaast in de volkstraditie van een beperktgebied Het is opmerkelijk dat hier slechts enkele episoden van het geheele complexwerden overgenomen wat ons in de meening versterkt dat de overdracht naarItalieuml geheel onafhankelijk van die andere naar de Noordzeekusten plaats heeftgehadTerwijl wij van een volksoverlevering in de Vlaamsch-Noordfransche streken niets

afweten bemerken wij in Denemarken een tot op den huidigen dag nog levendigepopulaire traditie Zij is uit de handelsplaatsen der Noordzeekust daarheenovergebracht ook stellig door kooplieden want ofschoon het niet onmogelijk is datgedichten als fableau of boerde daarheen zouden zijn overgeplant in dit gevalmissen wij elke aanwijzing in deze richting De omstandigheden waren hier gunstigvoor een overgang in de volkstraditie waaruit dan weer uitloopers in de Noorschepopulaire en de IJslandsche literaire overlevering het gevolg zijnHet is van belang te constateeren dat de ontwikkeling van een verhaal in

oogenschijnlijk gelijke omstandigheden geheel verschillend kan zijn Het schijnt dathet toeval beslist of ergens een krachtige volkstraditie ontstaat of niet - maar dit

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

262

woord toeval beteekent eigenlijk het geheel van ons onbekende factoren die op deoverdracht van een dergelijk verhaal van invloed geweest zijn Hieromtrent kunnenwij voorloopig niets naders zeggen maar het is reeds voldoende wanneer wijaangetoond hebben dat men de verbreiding van volksoverleveringen niet naarenkele algemeene schemas mag verklaren Aan den anderen kant is er geen redenvoor een zoo groot scepticisme als Beacutedier in zijn onderzoekingen heeft getoondWel blijkt ten duidelijkste dat de betrekkingen van de populaire en de literaire traditiezeer samengesteld zijn en voor ieder bijzonder geval afzonderlijk onderzocht moetenworden Indien door een reeks van onderzoekingenmocht blijken dat ook in anderegevallen de verhoudingen dezelfde zijn als bij de boerde van III ghesellen die denbake stalen dan eerst zouden wij het recht hebben meer algemeene regels vanoverdracht der vertelstoffen uit literaire bewerkingen in de volksliteratuur enomgekeerd op te stellen

A r n h em J DE VRIES

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

263

Majombe (Tschr XLV 52-9)

De heer SP LHonoreacute Naber te Utrecht heeft de vriendelijkheid gehad mij teverwijzen naar Pieter van den Broeckes Korte historiael ende JournaelscheAenteeckeninghe van al t gheenmerckwaerdigh voorgevallen is in de langhduerighereysen soo nae Cabo Verde Angola etc welk werk in 1634 - hetzelfde jaar waarinCats zijn Spaensch Heydinnetie schreef - te Haarlem tot tweemaal toe verscheenen dus blijkbaar veel gelezen werd Aldaar vindt men inderdaad op blz 19 (van dendruk bij HP van Wesbusch = blz 15 van den anderen Haarlemschen druk bij HJBrouwer) lsquoIn de selve maendt noodichde my de Koninginne Manny Lombe op eenjonghen Olifant te gast om by my te slapen liet my op haer Hoff van haer dienaershalen dede my met gheweldt van den Olifant eten die soo vreesselijck stonckdatter qualijck van wierdt ende sondt my daer naer weder nae huys qualijck tevreden zijnde met [ed 1648 blz 17 om dat] haer niet ten dienste wilde staenrsquoNeemt men nu verder in aanmerking eenerzijds dat de tweede der bovenvermeldemin of meer bekorende uitnoodigingen geheel strookt met de mededeelingen opblz 9 en 14 van genoemd reisverhaal over de sexueele zeden der inwoners vanAngola en met die van Josselin de Jong omtrent die der lsquoMani Lomborsquo (hierbovenblz 58) anderzijds dat de volks- of landnaam Mayomba in datzelfde reisverhaalkort voor en na genoemde passage (blz 12 en 22) eveneens voorkomt danmogenwij het raadsel van den naam van Preciosas pleegmoeder wel opgelost achten opde boven blz 58 gegiste wijze en aannemen dat Cats bij het dichten zijner novellehet juist verschenen en pas gelezen boek voor zijn geest misschien voor zich optafel gehad en daaruit den

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

264

naam van het ongure wijf ontleenende de twee bijna gelijkluidende namen metelkaar verward heeft1)Den naam Mayomba had Cats trouwens ook kunnen kennen - meldt de heer

Naber verder - uit de Schiffarten van Samuel Brun in 1624 te Bazel gedrukt (herdruktdoor de Linschoten-Vereeniging dl VI 2de afd zie ald blz 5) Daar Brun alleenmet Nederlandsche schepen gevaren heeft is zijn werkje hier te lande zeker welbekend geweest Doch de eerstgenoemde zegsman blijft juist wegens de verwarringder beide namen verreweg waarschijnlijkerHoezeer derhalve uit eene vergissing geboren heeft de naam in onze literatuur

zooals gebleken is fortuin gemaakt

O e s t g e e s t Juni 1926JW MULLER

[Kleine mededeelingen]

137 Scholver (Moortje vs 2939)

Men denkt bij dit woord scholver (= lomperd lummel) aan den aalscholver en wildan verband met dien vogel zien om zijn vuilheid (Winschooten Seeman 2345)Maar waarom is die vogel vuil Omdat hij duikt naar visch en dan nat wordt al is took van water uit een poel Meer voor de hand ligt t zooals in t Engelsch (bijShakespeare cormorant = slokop en als bijv nw gulzig) aan de vraatzucht vandien vischdief te denken en hem als beeld van vraatzucht te nemenLigt t vooral waar t Bredero geldt niet in de rede te denken aan schalvere

scholvre dat we in de Oudfriesche wetten lezen (Fivelgoeumlr wetten) uitg HettemaDokkum 1841 blz 124) di knecht gehuurde wapenknecht en dan ruwe klantdus gelijk lsquoboefrsquo dat naast knecht is geworden boosdoener

G r o n i n g e n GA NAUTA

1) Het op blz 59 noot 1 vermelde heb ik niet in bovengenoemd werk teruggevonden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

265

Rederijkersspelen in het archief van lsquoTrou moet blijckenrsquo

Aan Van Vloten komt de eer toe reeds in 1872 gewezen te hebben op het belangvan de rijke verzameling rederijkersspelen in het archief van de Haarlemse societeitlsquoTrouw moet Blijkenrsquo bewaard1) Op zijn voetspoor doorzocht Kalff in 1889 dezehandschriften en deed er een goede keuze uit voor zijn bundel Trou moet blyckenHoewel uit zijn inleiding en de inhoudsopgave van een zestal handschriften (in eenBijlage) bleek dat hij slechts een klein gedeelte van het archief bestudeerde duurdehet lang eer het onderzoek werd voortgezet de belangstelling voor derederijkerslitteratuur stond dicht bij het nul-puntEerst in 1911 gaf Dr HE van Gelder naar hs A een uitgave van Een spel van

sinnen van de hel van t brouwersgilde2) het volgend jaar schreef Mej Rena Penninkeen opstel over De rederijker Louris Jansz3) berustende op de lektuur van zijngezamenlike talrijke spelen4)Sinds lang is het bekend dat de verzameling van de lsquoPellicanistenrsquo afschriften

bevat van uit andere streken afkomstige stukken De gewoonte om ook elkandersspelen af te schrijven en op te voeren schijnt algemeen geweest te zijn In delsquoOrdonnansiersquo van de Nardus Bloeme te Goes hebben we daarvoor een duidelikeaanwijzing Onder het opschrift lsquoVan speelen te mangelenrsquo heet het daar lsquoItem ensal nyemant van de

1) In de Levensbode V blz 461 Proeven werden door hem uitgegeven in de Levensbode VIde Dietsche Warande X en het Nederlandsche Kluchtspel

2) Oud-Hollaud XXIX blz 2323) Oud-Holland XXX blz 2014) Het volledige afschrift dat de schrijfster daarvan maakte stelde zij welwillend tot mijn

beschikking

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

266

gildebroeders eenige speelen manghelen tegen de Camer om dye tegen yemantvan buyten de Camer weder om te mangelen maer indyen yemant van andereCamers begeeren tegen deese camer om speelen te mangelen dat salmen hemdoen op alzoo goet weder om dicht voor dicht naer scamers Rechtrsquo enz1)Soms is de oorsprong nadrukkelik vermeld maar soms achtte men het niet nodig

dit te vermelden en stond de tekst aan wijzigingen bloot vooral door invlechtingvan de eigen naam en zinspreuk waardoor het de schijn kreeg eigen werk te zijnDit bleek mij oa toen ik in deze verzameling een afschrift aantrof van Tspel vandeCristen Kercke2) voor een Haarlemse opvoering pasklaar gemaakt Deze vondstdeed mij het belang van een nader onderzoek inzien Een volledige publicatie vandeze omvangrijke handschriften zal vooreerst wel niet mogelik zijn al staat er veelin dat voor de kennis van sociale en kerkelike toestanden van belang is en al is ervoor het taalgebruik en de taalgeschiedenis der zestiende eeuw veel uit te lerenHet eerst nodige is dat men weet wat dit archief eigenlik bevat Een lijst van titels

zooals Kalff die gaf van de handschriften A-F of zoals het Gedenkboek van lsquoTroumoet blijckenrsquo (1922) van A-G3) is voor dit doel onvoldoende Voor een eventuelevergelijking met andere handschriften dient men de lijst van lsquopersonagesrsquo en deinhoud te kennen In de volgende bladzijden wil ik deze in beknopte vormmededelenen tevens wijzen op enkele gegevens die ons de herkomst met waarschijnlikheidof zekerheid kunnen doen vaststellen Van een aantal spelen die ik met een sterretjeteken bezit ik een volledig afschrift door mijn studenten vervaardigd Voor eenvoortgezet onderzoek of een mogelike uitgave zijn deze afschriften ter beschikkingvan belangstellenden

1) Naar een hs op de Kon Bibl in Den Haag In zijn geheel reeds te vinden bij SchotelGeschiedenis der Rederijkers in Nederland2 II 184

2) Zie de mededeling in dit tijdschrift deel XLII blz 156-1623) De daar gegeven lijst van Sotte Clnyten in hs G bevat bovendien fouten die de titels soms

onverstaanbaar maken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

267

Kluchten

Handschrift G bevat twintig lsquoSotte cluytenrsquo waarvan er slechts vier uitgegeven zijntwee door Van Vloten en twee door Kalff

1o Een batement van den Preecker (fol 1 423 vs)

Een weert genaempt JanPersonagesTwijf een waerdinneEen preecker broerDe prochiaenDe Coster

De plaats van de handeling is Hillegom De waardin komt verrukt thuis zij is gaanluisteren naar een lsquopreeckerbroerrsquo die door de dorpelingen met geschenkenoverladen werd Een daarvan een bigje dat hij moeielik mee kon nemen heeft hijhaar geschonken Dat zal opgekweekt worden en voortaan lsquode preeckerrsquo heten Naeen jaar komt de monnik in Hillegom terug vol angst hoe hij in zijn onwetendheideen preek in elkaar zal krijgen In de herberg gekomen hoort hij toevallig een gesprekvan de waard met zijn vrouw die zich beklaagt dat er geen vlees in huis is Danmoet lsquode preeckerrsquo maar geslacht worden besluiten ze In doodsangst ziet nu demonnik uit naar een schuilplaats om het gevaar te ontvluchten hij kruipt in hetvarkenskot Intussen maken de waard en zijn vrouw het hete water en de messenklaar Als er uit het varkenskot een luid gejammer komt menen ze dat het varkenbetoverd is De pastoor wordt er bij gehaald met de koster als gevolg Op komiesewijze begint de pastoor in verhaspeld Latijn het betoverde dier te bezweren op eenwijze die aan het bekende toneeltje in Nu noch doet denken Als het varken ook inhet Latijn gaat antwoorden volgt weldra de ontknopingDeze klucht die weinig ouderwetse of Zuid-Nederlandse woorden bevat kan dus

wel afkomstig zijn van een Haarlemse rederijker

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

268

2o Een esbatement van tcloen van Armoe (fol 7 593 vs)

Pover geselle een schoenlapperPersonagesQuaet Regement twijff spinnende endedat opt cloen winnendeWel bedegen een rijcke manTgeselschap een dronckaertTgemack een rijcke vrouwe

Dit allegoriese spel is eigenlik geen klucht Pover geselle doet vergeefse moeiteom het lsquocloenrsquo (= cluwe) van zijn armoede te verkleinen wat hij ook naait het baathem niet want Quaet regement lsquospint datse wint bij haer ontrint en woeltet opt cloenvan armoersquo Wel bedegen weet veel goeds te vertellen van Pover geselleswerkzaamheid en soberheid door lsquogoet regementrsquo zou hij in staat zijn om zijnarmoede te lsquovernaeyenrsquo Intussen is zijn hart lsquogevallen opt gemackrsquo Hij wordtmeegelokt door Quaet Regement en Tgeselscap de laatste stelt voor hem eenminnebrief op gericht tot Tgemack Zijn aanzoek wordt afgewezen met de wenkom zijn kwade raadslieden te verlaten Dan komtWel bedegen op met de spottendevraag lsquoHoe voerdy met u vrijenrsquo Nadat ook Quaet Regement schuld bekend heefteindigt het stuk met een toespraak tot het publiek waarin de moraal samengevatwordtDe taal van dit stuk is sterk Zuid-Nederlands getint wat oa blijkt uit de vervorming

van de rijmen door de Hollandse afschrijver

3o Een esbatement van Goossen Tayaert (fol 15 506 vs)

Goosen taeyaertPersonagesLoutgen loose vosBelij Goossen taeyaert sijn wijffBaerte Loutgens wijffEen OssecoperEen Coopman

Goossen een inhalige boer wil tegen de zin van zijn vrouw een koe aan devleeshouwers verkopen Loutgen wordt na lange onderhandeling de koper maarbehalve een hoge prijs verlangt de boer nog de huid en zes pond vlees De betaling

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

269

zal de volgende dag plaats hebben Als Belij de koop ontdekt ranselt ze Goossengeweldig af hij moet nu maar zorgen dat het geld binnenkomt Op weg naar de stadhoudt de boer die zich nu weer een held voelt een alleenspraak Loutgen en zijnvrouw Baerte hebben onderwijl de koe geslacht zij krijgt de opdracht aan de boeralleen de huid en de zes pond vlees te geven zonder het geld Die opdracht vervultze bovendien geeft ze de boer een pak slaag voordat hij huiswaarts gaat Aan deweg zit een ossekoper die goede zaken gedaan heeft zijn goudstukken te tellenIn de verte nadert Goossen die om zijn vrouw schrik aan te jagen de koehuid overzich heen heeft getrokken met de horens vooruit Voor die gewaande duivel vluchtde ossekoopman met achterlating van zijn geld Vergeefs roept Goossen hemachterna dat hij zijn geld niet begeert maar de koopman die een slecht gewetenheeft durft niet terug te komen Met de buit trekt Goossen verder Ook zijn vrouwjaagt hij een doodschrik op het lijf maar als hij vertelt van de gewonnen goudstukkenkomt alles in orde

4o Een Boertige Cluyt van den vloyvanger (fol 21v 594 vs)

Bottecroes eenen slechten boerPersonagesBlinde Baet sijn wijffVelthoender oft PatrisvangerBijmanQuackelaer

Bottecroes wordt door vlooien geplaagd en bedenkt allerlei middelen om ze tevangen Vergeefs zet hij een val daarin vangt hij alleen een kater Dan wil hij dekater de vlooien laten vangen Als hij ze met een boog wil doodschieten raakt hijbij ongeluk zijn vrouw Eindelik ontmoet hij buiten een bijman die met een bijenkorfin de hand lsquomet tcapproen opt hooft clinckende op een beckenrsquo zijn weggevlogenbijen zoekt roepende lsquoTe care bijkensrsquo Die korf koopt hij voor zeven kronen omer zijn vlooien in te vangen lsquoTe care vloykensrsquo zingt hij dan maar zijn vrouw bespothem over zijn dwaas-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

270

heid De volgende morgen ziet hij een patrijsvanger die op een paard de patrijzenin het net jaagt Dat net moet hij hebben Voor drie lsquorijnsch guldenrsquo wordt hij eigenaarmaar weer is de vangst vergeefs Nu zal hij de patrijsvanger wel krijgen Bij vergissinggaat hij een quackelvanger te lijf totdat de verwarring blijkt Deze geeft hem nu deraad een lsquopansierrsquo aan te doen maar ook dat helpt niet Met twee hellebaarden gaathij op de quackelaer af Neen zegt deze ik bedoelde een heel ander lsquopansierrsquo nlvan lsquoses of seven vanen goet leyts bierrsquo driemaal in de week te gebruiken Datmiddel helpt Bottecroes uitstekend en als de quackelaar komt informeren zegt hijtevreden dat lsquopansierrsquo zal ik meer aandoenDeze klucht is door de Haarlemmers gespeeld te Leiden in 1596 bij de wedstrijd

ten bate van de loterij door Schotel uitvoerig beschreven1) dezelfde wedstrijdwaarvoor Jan van Hout zijn loterijspel schreef De proloog laat daaromtrent geentwijfel als de uitnodigende kamer wordt genoemd Lieft is tfondament (de zinspreukvan deWit Acoleyen) terwijl verder gedoeld wordt op de andere aanwezige kamerstgoutbloemken (Gouda) lsquodie daer houden in liefden accoortrsquo (De Kempenbloem vanKatwijk aan Zee) Den Aeckerboom (Vlaardingen) de blaeu acoleytgens(Rotterdam) den edelen Wijnranck = Lieft boven al (Haarlem) Twit Angiertgen =In lieffden getrouw (Haarlem) tcorenaertgen (Katwijk) tcorenbloemken (Den Haag)den roden Lely lsquoonlancx hier gesprotenrsquo (Leiden)Wij weten trouwens uit Den Lusthof van Rethorica (1596) welke stukken er bij die

gelegenheid vertoond zijn maar in deze bundel werden de spelen niet gedrukt lsquoomde excessijve costenrsquo en lsquoomdat het meest al spelen zijn geweest die meer gespeeltzijn en uwer E eensdeels (so wy meynen) bekentrsquo (blz 148) Op blz 151 wordtdeze lsquodrollige of outbollighe Cluytrsquo vermeld met de vijf daarin optredende personenNu

1) Geschiedenis der Rederijkers in Nederland 2e druk I blz 278-286

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

271

ons van al de opgesomde spelen slechts Den Spieghel der liefden van Duym bekendwas levert deze tekst een nieuwe bijdrage om ons de aard van de rederijkerskunstop dit Leidse feest te verduideliken

5o Een cluyt van een boer (fol 29v 569 vs)

Deerste boerPersonagesDe boer sijn wijffDander boerEen waerdin chierlijck gecleet oftlichtvaerdlijckEen Quacksalver genaemt Meestermarten

Een boer gaat vergezeld van zijn vrouw naar de markt om eieren te verkopenDaar ontmoet hij een tweede boer die hem vertelt dat zijn vrouw een maand na hethuwelik moet bevallen hij gaat nu twaalf wiegen kopen voor elke maand eacuteeacuten eneen extra voor een mogelike tweeling Daarom verzoekt hij de eerste boer voorhem zijn kalf zo voordelig mogelik te verkopen De eerste boer gaat er alleen op uitmaar wordt het slachtoffer van een waardin die hem meelokt naar de herberg Zokomt hij terug zonder kalf en zonder geld maar hij waagt er een pak slaag aan Vanzijn vrouw en de buurman heeft hij heel wat te verduren Het volgende toneel begintmet de alleenspraak van een kwakzalver De eerste boer komt hem hulp vragenvoor zijn vrouw het is haar lsquoom thart geslagenrsquo zodat ze al twee dagen te bed ligtDe kwakzalver laat hem wijn halen voor een drank maar drinkt die grotendeels zelfop De boerin komt nu ten tonele om de kwakzalver uit te maken en daarna ook dewaardin te dwingen het afgezette geld terug te gevenDeze klucht is onhandig in elkaar gezet

6o Een cluyt van Lichtekoy (fol 37 518 vs)

Lichtekoy neefgenPersonagesVerneem Al sijn nichteGoetbloet de manHeeroom beveynst van schijnNeve

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

272

Deze lijst is foutief Lichtekoy is de vrouw van Goetbloet Hun nicht Verneemal heeftook een Man en een ongenoemde NeveLichtekoy beklaagt zich bij haar nicht Verneemal zij heeft er genoeg van de hele

dag te zitten spinnen voor weinig geld Naar buiten gegaan bedenkt ze hoe zehaar laatste kan melk verkopen zal voor twaalf eieren Daar komen dan twaalfkuikens uit die zal ze verruilen voor vier jonge varkens en die weer voor eenlsquoheyngstpeerdrsquo Dansend van vreugde laat ze de melkkan stuk vallen Dan ontmoetze Heeroom die haar geld biedt voor een samenkomst op de volgende dagVerneemal en haar man ontdekken de afspraak en gaan Goetbloet waarschuwenmaar zijn vrouw ontkent alles In de mening dat de lsquopaeprsquo de afspraak verklapt heeftkrijgt deze de volgende dag bij zijn komst eerst een pak slaag maar dan volgt weldrade verzoening op een drinkgelag Verneemal met haar man en neef verrassen hetpaar sluiten Heeroom in de kist en gaan Goetbloet halen Maar ondertussen weetLichtekoy de kist open te krijgen de pape wordt verlost en een hond wordt in zijnplaats opgesloten Als Goetbloet komt kan Lichtekoy haar onschuld bewijzen enhaar man tevreden stellen

7o Een esbatement vanden blinden diet tgelt begroef (fol 44 465 vs)

Den Blinde manPersonagesSijn CnapeEennen schoenlapper

Een blindeman bijgestaan door zijn Cnape zit te bedelen Voordat ze een rijkegaan bezoeken wil de blinde zijn vergaarde schat een aantal goudstukken gaanverstoppen In een aarden pot worden ze op een veilige plaats begraven Eenschoenlapper heeft hem van nabij bespied en haast zich om de schat op te gravenAngstige dromen kwellen de blindeman bij onderzoek wordt zijn vermoeden

bevestigd de schat is gestolen Alleen de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

273

schoenlapper kan de schuldige zijn Nu bedenkt de cnape een list ze zullen bij deschoenmaker een paar sterke schoenen bestellen voor een reis naar Rome Daarmoeten drie goudstukken (lsquoschuytgensrsquo) ingelapt worden als reserve op de reis Deblinde vertelt dan dat hij er nog wel honderd bezit die hij bij de andere honderd dieergens verstopt zijn wil gaan opbergen De schoenlapper loopt in de val Om eengrotere buit te bemachtigen gaat hij de gestolen geldstukken op dezelfde plaatsterugbrengen Vol spanning graven de blinde en zijn cnape de pot weer op Nuzullen ze de dief een poets bakken De pot wordt met drek gevuld en opnieuwbegravenDe schoenlapper die zingende opkomt wordt nu op zijn beurt bespied Na een

alleenspraak tast hij in de pot en grijpt in het vuil Nu begrijpt hij hoe hij gefopt ismaar hij troost zich met de gedachte dat lsquogroot rumoerrsquo hem toch niet baten zouDe taal van deze klucht die goed van samenstelling en levendig van toon is komt

mij voor sterk Zuid-Nederlands getint te zijn al is in de slotregel de naam lsquoTrou moetblijckenrsquo te pas gebracht

8o Een esbatement vanden Luystervinck (fol 49v 641 vs)

Een fray JongelinckPersonagesDe moederDe dochterDe vader genaemt bouwenDen clapart ofte LuystervinckBelij de gevaijer

De jongeling uit zijn ongeduld dat zijn vrijage zo lang duurt zonder resultaat Zijnmeisje wordt om een boodschap gezonden maar ze is bang omdat ze langs hethuis moet van een pas gestorven buurvrouw Onderweg ontmoet ze haar vrijer Opzijn aandringen bedenkt ze een list zij kan hem moeielik s avonds ontvangenomdat ze op de kamer van haar vader slaapt Daarom zal ze een verhaal opdissenvan een ontmoeting met de geest van de afgestorvene die haar de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

274

belofte afgedwongen heeft om hem s avonds alleen op de zolder te ontvangen Ditvindt geloof bij de ouders Alle licht wordt s avonds gedoofd en de ouders verkerenin grote angst over de kwellingen die hun dochter zal moeten ondergaan Dan treedtde luistervink op in een eigenaardige rol hij is geen spion of verklapper maar laattussen de klachten van de ouders telkens zijn spottende opmerkingen horen Eindelikkomen de ouders met hulp van de lsquogevaderrsquo achter het bedrog maar om dejongeling niet af te schrikken zien ze af van strenge maatregelenIn deze klucht wordt de naam Heemstee genoemd als de plaats waarheen het

meisje een boetetocht moet doen om de geest tevreden te stellen De levendigetoon en stijl gepaard met tal van Zuid-Nederlandse eigenaardigheden in de taaldoen eer aan een Brabantse oorsprong denken Deze onderstelling wordt versterktdoor een plaats midden in het stuk (fol 55v) waar de luistervink zegt

lsquoWistent dongeleerden sy souwens niet heelenIck weet wel sy souwen daer een spul off spelenen het waer oock seecker wel spelens waertrsquo

Zou dit niet wijzen op de rederijkerskamer lsquoWt jonsten versaemtrsquo te Lier waarvande leden zich noemden d Ongeleerden1)

Dat aan het slot weer gesproken wordt van lsquodese cluyt van ons Pellicanistenrsquo kanbetrekking hebben op de vertoning

9o Een spel of Esbatement vande dove Bitster (fol 58 465 vs)

Deze titel is onjuist hij slaat alleen op de proloog gelijk reeds dadelik blijkt uit deopsomming van de

Baet een dove bitsterPersonagesDove Nelle een heeckelster

1) Zie Schotel Geschiedenis der Rederijkers2 II 270

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

275

Personages vant spulLippe suermont een boerVrolijck betgen sijn wijff een boerinAechtgen schoontooch haer lantmeytFaes blincktant drie lantvrijersBouwen schuerbier drie lantvrijersHeyn Leechderm drie lantvrijers

De aardigheid van de proloog berust daarop dat de beide doven elkaar antwoordengeven die slaan als een tang op een varken Volgens een aantekening kan deproloog ook weggelaten wordenLippen en Betgen sturen de meid Aechtgen tegen de nacht uit Dan vertelt Betgen

hoe er drie vrijers voor Aechtgen geweest zijn die zij een poets wil bakken Zij heefthet drietal te woord gestaan alsof ze zelf Aechtgen was en hun tegen de nachteen samenkomst beloofd Nu moet Lippen in vrouwekleren de rol van Aechtgenspelen terwijl Betgen zal optreden als Lippen Achtereenvolgens worden de drievrijers in het donker ontvangen door de gewaande geliefde die hun de kleren doetuittrekken en ze naar het bed geleidt waar plotseling de stem gehoord wordt vande pseudo-Lippen Verschrikt laten ze zich wegstoppen De eerste maal gaat ereen in t builvat dan een in t loogvat en de derde keer een in de schouw Nu zijnze gevangen Lippen gaat aan t builen en Betgen aan t vuur maken en aan t vullenvan het loogvat met heet water In doodsangst vluchten de vrijers naar buitenverblind door stof en rookDaar vertellen ze aan de terugkerende Aechtgen die ze niet zien kunnen hoe

het meisje hen bedrogen heeft Tot overmaat van ramp lacht ze haar drie blindeaanbidders uitIn de proloog komt een plaatsnaam voor die een Zuid-Nederlandse oorsprong

zou doen vermoeden er wordt gesproken van lsquoom vlas gaen reysen tot dermondersquoDat aan het slot melding wordt gemaakt van lsquoheel hollantrsquo is mogelik weer op rekeningvan de Hollandse afschrijver (of bewerker) te stellen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

276

10o Esbatement (fol 65 669 vs)

Lijs twijff van lippenPersonagesJan vleermuys een fray man parsoonLippen harman oudelijck gecleetSober Costgen als een rabbautSlickmorse[e]l als een rabbaut

Lijs is ontevreden over haar oude man en zoekt troost bij Jan Vleermuys met wieze de afspraak maakt s avonds in een schuur buiten de Kruispoort samen te komens Avonds verlaat ze het bed zet zich boos bij de haard en dreigt haar man dat zedaar zal blijven zitten Heimelik kleedt ze met een keurs een lsquobottercarnersquo aan zetdie bij de haard en verdwijnt Vergeefs spreekt Lippen die stomme pop aanTwee hongerlijdende schooiers dringen binnen en halen eten en kleren weg

Lippen vreest dat zijn vrouw aan de haard van kou gestorven is maar hij kan haarnergens vinden Het volgend toneel geeft het afscheid van het minnende paar Janbelooft door het venster Lijs te komen opzoeken De boeven smullen van hun buithun dobbelen loopt uit op een vechtpartijLijs komt thuis en verneemt de diefstal haar man zal de volgende nacht beter

oppassenWanneer Jan dan binnensluipt wordt hij voor de dief aangezien en gevatLijs te hulp geroepen doet alsof ze zich vergist en gooit Lippen de pot metlsquocamerlogersquo over t hoofd Tot een bekentenis gedwongen beloven Jan en Lijsbeterschap Daarop schenkt Lippen vergiffenis en legt hun het stilzwijgen op om deopenbare schande te vermijden want lsquowistent sommighe sy dichten er wel aff eencluytrsquo Ten slotte richt Lippen zich tot de toeschouwers met de vermaning om voorhun vrouwen toegefelik te zijnVolgens een aantekening is deze klucht gespeeld op Sint Jan 1589 en 1606

11o Een Cluyt van Hans Snapop (fol 73v 450 vs)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

277

Jan Lamsoyr een lantmanPersonagesGriet Snatertans sijn wijffTruy Belhorens haer buerwijfHans Snapop een leechgangerDe schoonne waerdin een lichte vrouwe

Monoloog van Jan (rondeel) voor zijn lsquogarstersquo heeft hij veel geld gemaakt en nuwil hij lsquoden stemans sleurrsquo eens houden dwz wijn drinken en de lsquoschone waardinrsquogaan bezoeken gelijk Hans Snapop doet die daar lsquohalff weert te huysrsquo is Hij klopten wordt vriendelik ontvangen De kosten van het drinkgelag waaraan ook HansSnapop deelneemt betaalt de verliefde boer - Griet klaagt dat haar man die nachtuitgebleven is en vraagt haar buurvrouw Trui om raad en hulp Ze ontmoeten dedronken Hans Snapop die verraadt dat Jan bij de waardin lsquoin t verckenshooftrsquo isDe afstraffing volgt Griet ranselt haar man en Trui de waardin Een vermanendwoord tot het publiek besluit de onbeduidende klucht die wat de taal betreft welNoord-Nederlands kan zijn Men lette daarbij ook op het liedje dat Hans zingt (fol76) lsquoTe Uytrecht aen de vest sprack ick mijn soetelieff lestrsquo enz

12o Een Cluyt van Lijsgen en van Jan Lichthart (fol 79v 458 vs)

LijsgenPersonagesJan LichthartMeester HuybertTwee buerwijven

Jan Lichthart is een onverbeterlike dronkaard die zich aan de dreigementen vanzijn vrouw niet stoort Lijsgen wil hem eerst met zachtheid genezen en vraagt aanMeester Huybert eenmiddel tegen haar mans lsquocranchooftrsquo Maar een pintje lsquowijneeckrsquomet een lsquopoergenrsquo brengt weinig baat De buurvrouwen weten een beter middel zezullen Jan lsquodoen springen op de dekenrsquo als hij weer dronken ligt Daartoe verkledenze zich in het wit met bedekte gezichten als lsquoalven of nachtmaerenrsquo Bij deeerstvolgende gelegenheid laten ze

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

278

de dronkaard in doodsangst voor de lsquogeestenrsquo lsquoop de deken springenrsquo dat hijsuizebolt Na die bewerking wordt hij op de mesthoop neergelegd waar hij devolgende morgen ontwaakt Berouwvol klopt hij aan en doet zijn vrouw verslag vanhet nachtelik avontuur Zijn vrouw die zich van den domme houdt schenkt hemvergiffenisIn het handschrift ligt op een los blad een lsquospreeckende prologersquo (43 regulen)

Ook deze klucht kan wel door een Haarlemmer geschreven zijn in het eerste toneelworden Schooten en Velsen genoemd

13o Van Qua Belij en Jan Sul

Lijs oft anders belij quaetpurckPersonagesJan SulCoppen slimbeckDroncken gille

Deze klucht waarschijnlik van een Hollandse auteur is afgedrukt door Van Vlotenin zijn Levensbode (VI blz 325-349) De voornaamste onjuiste lezingen vindt menin de noot verbeterd1)

1) Blz 326 r 1 wijzen ons (l wijzenmans) r 3 klucht (l cluyt) - blz 327 r 2 meeren (l oneeren)r 5 leefde (l leefden) r 7 getrent (l gewent) r 16 saen (l plaen) - blz 328 r 4 mijn (l mij)r 6 ophoueumln (l ophouwen) r 11 mag (l moch) r 15 luren (l luijeren) - blz 829 r 3 striklijks(l strickx) r 7 wou (l woud) r 11 mosterd (l mostaerd) r 20 gaat (l sout) - blz 330 r 5mosterdpot (l mosterpot) r 11 vallende vel (l vallend evel) r 13 vuisten (l juvijsten()) -blz 331 r 2 stuk (l stick) r 9 slechts (l slechs) r 10 zinnen (l zeden) r 14 boekweite (lboekweide) - blz 332 r 11 sloot het (l sloot et) r 12 was er (l was) r 15 cier (l chier) r20 Mij (l Mijn) - blz 333 r 1 moest (l most) r 8 dozijne (l douzijne) r 12 slechts (l slechs)- blz 334 r 2 terdegen (l tedegen) r 5 blijdschap (l blijscap) r 8 10 mij (l mijn) - blz 335r 3 veinzen (l veissen) r 18 griek (l griet) r 20 dezen (l deze) r 23 tranen als (l tranenvan) - blz 336 r 9 danken (l dansen) r 9 mij (l mijn) - blz 337 r 2 steekt mij de (l steekmij die) r 4 de (l die) mij (l mijn) r 8 verleere (t vercleere) r 11 kakkert (l kakkaert) r 12ter galge (l ter galge ter galge) Na r 15 invoegen dat ghij sout houwen om mijn motijff -blz 338 r 9 t aarsgat (l aarsgat) r 18 om jokken (l om tjockx) - blz 339 ijzeren (l ijzere)raadt raadt (l wadt raadt) - blz 340 na r 17 staat Jan r 21 omtrent (l ontrent) - blz 341r 14 planken (l planke) - blz 342 r 9 zang (l zangen) r 9 geschater (l geschatere) - blz343 r 3 privaat (l prevaet) r 6 mij (l mijn) - r 8 dit wijs (l sijt dit wijs) r 11 etc merci (lmercijs) - blz 344 r 7 varkenskot (l verkenskot) r 16 zeg (l zegt) - blz 345 r 5 zegt (lDenckt) r 14 slechts (l slech) - blz 346 r 1 durf (l derft) r 4 tegen (l tegens) r 12 vallendevel (l vallend evel) r 15 wegge (l weggen) r 20 mannen (l mannen mannen) - blz 347r 3 rigeur (l regeur) - r 5 genoeg (l genoch) - r 6 slechts (l slechs) - r 7 afgebroken (lafgesneden) r 13 blamagie (l blamatie) - r 17 te stier (l ten stier) - blz 348 r 7 uw (l u)- blz 349 r 5 gedaan (l geboon)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

279

14o Cluyt van Tielebuys die wederom herdragen wilde sijn

Van Vloten gaf deze aardige klucht uit in het Nederlandsche Kluchtspel (I 168-187)maar zijn tekst wemelt van slordigheden en zinstorende fouten1)

15o Van het gelt (fol 100v 484 vs)

Gelt een manPersonagesVrientschap een manSchoone woordenAerts hemelrijck een vrouken netgecleetLoos propheet[g]en een knaep rustichgecleetEen heer als een ridder

Gelt Vrientschap en Schoone woorden vieren samen feest in een tavernelsquoBegeerte van eerenrsquo genaamd Allen maken het hof aan de waardin lsquoAertshemelrijckrsquo die hun als taak opgeeft zoveel mogelik lsquosuychbenersquo te verwervenDaartoe begeven ze zich naar het hof van een Heer Loos propheetgen zijn dienaarvertelt in een alleenspraak dat de Heer die meestal dronken is een mandvollsquosuychbenenrsquo bezit maar niemand toegang geeft die hem niet de handen zalft Hetdrietal nadert dan het hof Schoone woorden solliciteert naar de betrekking vanlsquoduynmayerrsquo Vrientschap wil lsquoopperste valckenjagerrsquo worden maar Gelt alleenverwerft zich de gunst van de heer hij kan zoveel zuigbenen krijgen als hij maarwil Als Gelt dan ook voor zijn vrienden pleit krijgen ze elk een zuigbeen om hunde mond te stoppen Het slot is

1) Uit mijn collatie bleek dat Van Vloten dit handschrift gebruikt heeft en niet een ander nuverloren handschrift gelijk Kalff meende (Gesch der Ned Lett in de 16e eeuw I 296 noot)Intussen vermeldt Kalff twee andere handschriften te Brussel en te Leiden waaruit hij in zijnhandexemplaar enige varianten aantekende Een nieuwe uitgave naar de drie handschriftenzou stellig gewenst zijn In afwachting daarvan kan mijn collatie naar dit handschrift voorlopigallerwege blijven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

280

zeer zonderling Gelt bidt dat lsquoelckerlijc in glorieumln crijgen moet een suychbeen datis goods aenschijn soetrsquoDe taal toont duidelik dat de Haarlemse afschrijver een Brabants origineel - niet

zonder fouten - kopieerde Daarmee is in overeenstemming dat tegen het eindegesproken wordt van Brussel lsquoTis te bruyssel aldus in telcker stadt Niemant verjonnetons al hebben wij wadtrsquo

16o Van de Schuyfman ed Kalff17o Van Hanneken Leckertant ed Kalff

18o Een cluyt van vier parsonages (fol 123v 380 vs)

Boerdelijck geckDe welcke sijn deseSubtijl von sinnenLoerisCoster Johannus

Boerdelijck geck komt sprekende en zingende op Met zijn vrouw Subtijl vansinnen krijgt hij ruzie over hun zoontje Loeris die buiten met koten speelt Als devader uitgaat wacht de moeder op Coster Johannes met wie ze een afspraak heeftOm gedekt te zijn laat de koster zich lsquoNiemantrsquo noemen want Loeris blijft spelenlsquoop t einde vant teneelrsquo Midden onder een smulpartij komt Boerdelijck geck thuisDe koster kruipt weg achter de deur Loeris vertelt aan zijn vader dat Niemant hemgetrakteerd heeft en hem speelgoed beloofde maar als de koster wegloopt zegthij lsquoDagravet is Niemant die ik meenersquo De vader doet alsof hij niets merkt maar bij eenvolgend bezoek van de koster vraagt hij hem raad een hond maakt het hem lastigwant lsquowaer hy een podt vint die qualijck sluyt daer steeckt hij sijn hooft inrsquo Die hondmoet dus in een blok gesloten worden de koster moet zelf als een proef dienen ofdat zou gaan Weldra zit de koster in het blok lsquoHach hay mijn vaertgen heeft denhont gevangenrsquo zegt Loeris Nu hij lsquovernoemtrsquo is moet hij ook lsquoverdoeptrsquo worden inhet water lsquoAldus behoort men die Loopers te croonenrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

281

19o Van Reyn genuecht en Menich Vileyn (fol 128v 482 vs)

Reyn genuechte een vrou persoonPersonagesMenich vileyn een dronckaertJoncheyt int sodt gecleetSonder quaet int sodt gecleet

Reyn genuecht beklaagt zich over de mishandelingen van haar tweede manMenich vileyn Haar twee vriendelike kinderen Goede genuechte (= Jonckheyt) enSonder quaet komen juist van Amersfoort waar onder de rederijkers prijzen tewinnen waren Reyn genuecht kon er niet heen omdat haar man een vijand vanRhetorica is Daarvoor verdient hij een afstraffing Als hij dronken thuis komt zullenze hem in een laken genaaid op een stoel zetten en dan zal Sonder quaet voorpriester spelende hem lsquobelesenrsquo De dronkaard komt ten tonele en uit zijn minachtingvoor Rhetorica Onder de spot van de familie valt hij in slaap Dan wordt het planvolvoerd men maakt Menich Vileyn wijs dat hij een geest is en haalt de vermomdepastoor die de raad geeft hem af te ranselen Dat is de straf voor zijn versmadingvan Rhetorica lsquodie voortgebracht is vanden heyligen geestersquo want zij verklaartlsquogodes schriften rijckelijckrsquo Al belooft Menich vileyn beterschap de lsquobroerkensrsquo gaanvoort hem te bespotten te sarren en te mishandelen oa door zijn mond met eenstok open te spalken Zij dansen om hem heen terwijl Reyn geneucht een liedjezingtEindelik wordt de pijniging gestaakt Menich Vileyn bekeert zich en wordt herdoopt

in lsquoGhenuechelijcke voortstelrsquo Dan volgt de moraal als alle lsquovileynsrsquo evenzo hunlsquoschimpich moeyenrsquo laten zal Rhetorica weer kunnen bloeienAan het slot is ingevlochten de spreuk twoort is crachtich toebehorende aan De

roode angieren van Rhijnsburg De taal is sterk Brabants getint Misschien is dusJan Fruytiers de factor van deze kamer lsquovermoedelijk Brabander van geboortersquo1)de auteur van dit spel

1) Te Winkel Ontwikkelingsgang 2II 469

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

282

20o Een cluyt van Geert en Maes (fol 135v 433 vs)

Geert een manPersonagesMaes een manBateTruye

De buren Geert en Maes hebben weduwen getrouwd die hun het leven zuurmaken omdat de mannen altijd in de tavaernen bier drinken Om de vrouwen dielsquoten sermoenersquo zijn schrik aan te jagen verkleedt Geert zich als een geest Hij maaktzijn vrouw wijs dat hij de geest is van haar eerste man Hanne Hij vraagt om geldvoor zielmissen want ook de eerste man van de buurvrouw is in het vagevuur enheeft die hulp nodig Doodsbenauwd beloven de vrouwen het maar ze hebben ophet ogenblik geen geld Daarom worden ze s avonds ontboden in een kapel waareen broeder het geld in ontvangst zal nemen tegelijk kunnen ze dan biechten Devrouwen gaan geld halen lsquoter lombaerdersquo en intussen verkleedt Maes zich alsbroeder Voor biechtvader spelende vraagt hij de vrouwen of ze voor hun eerstemannen ook lsquoquadertierenrsquo waren Ja is het antwoord zij stierven lsquovan anxtenswaerrsquo Dan wordt hun een zware penitencie opgelegd zemoeten het haar afsnijdenmogen geen mooie kleren dragen moeten driemaal om de kerk kruipen maarbovendien hun mannen drinkgeld geven en toelaten dat ze drie maal lsquomet de voetenover haer gaenrsquo Als dit geschied is en de vrouwen heengegaan zijn hebben demannen grote pret nu gaan ze weer naar de kroeg Maar plotseling komen devrouwen terug die het gesprek afluisterden En al zegt Maes lsquoGeert heeft hetgedaanrsquo ze krijgen beiden een flink pak slaagDe auteur van deze klucht is ongetwijfeld een Zuid-Nederlander De afschrijver

heeft zijn tekst soms onhandig verhollandst bv met gemacke (l gemake) rymendeop saecke of verknoeid bv voor eerst waar blijkbaar foreest bedoeld is

In handschrift A komen nog twee batementen voor als

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

283

No 9 het door Kalff uitgegeven Batement van den katmaecker en als No 10Een batement van die Mane De korte inhoud is deze De buurvrouwen Baert en

Griet beklagen zich over hun dronken mannen Griet geeft Baert de raad om haarman Nout eens flink te ranselen Zij slaat hem zo hard op de neus dat hij meentte sterven en om de lsquomedicijnrsquo roept Griet komt als lsquomedicijnrsquo verkleed maarverklaart dat ze hem niet helpen kan want de maan die op de bodem van een halfleeg glas te zien is was in zijn neus gekropen Dat is de straf voor zijn drinken Danwil hij hulp zoeken bij de waarzegster op lsquode Bruyschaertrsquo Griet zorgt dat ze hemvoacuteoacuter is en speelt voor waarzegster Als Nout angstig aanklopt zegt ze ik heb nugeen tijd want ik heb een paard te genezen waarop gisteren een weerwolf kwamaanrijden Maar als hij het paard vasthoudt zal zij zijn neus gaan beteren Om deweerwolf af te schrikken moet hij intussen hard ratelen en Latijnsebezweringsformulieren opzeggen Het verschrikte paard is nu bijna niet meer tehouden De vrouwen die hem komen opzoeken ziet hij voor de weerwolf aan endus slaat hij op de vlucht Onderweg ontmoet hij de man van Griet Plonis eenlsquocoolscudderrsquo aan wie hij alles vertelt en die het goedgelovig aanneemt Maar nukomt de kroeghouder Molder naar buiten die niet begrijpt waar zijn klanten blijvenHij doorziet de list van de vrouwen en na een vechtpartij behalen de drie mannende overwinning de vrouwen moeten beloven dat ze hun mannen niet meerverhinderen zullen te drinken Na een moraliserende toespraak tot het publiekeindigt het batement met de woorden

tsijn die van Bruyseltuwaerts altijt bereyt

met siel met lijf om vruechts vermerenwie bevelen u al te samen die heer der heren

Het Batement van den appelboom het enige dat in hand-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

284

schrift B voorkomt is door PJ Meertens in dit tijdschrift (deel XLII) uitgegevenIn het Gedenkboek komt onder No 43 (blz 89) ook een inhoudsopgave voor van

handschrift L met een zevental Sotte Cluyten1) maar dit berust op een vergissingwant volgens een mededeling van het bestuur lsquois dit handschrift evenals dehandschriften H I en K sinds lang zoekrsquo2)Intussen is ons in een oud register van deze spelen (Gedenkboek lijst van Mss

No 45) de inhoudsopgave van de verloren handschriften bewaard Handschrift Hbevat voornamelik spelen van sinnen en zal dus in de tweede afdeling vermeldworden handschrift L schijnt al lang weg te zijn want Van Vloten heeft er niets aanontleend Alleen van I en K kennen we dus enige fragmenten Om te weten welkegedeelten dit zijn maar tevens om de herkenning bij mogelike nasporingen tebevorderen laat ik de twee lijsten uit het bovengenoemde register hier volgen

Handschrift ITafelspelen

1 Van de wyncan ende die pispot2 Van ydel gepeyns ende goeden wil3 Van de schipper Post ende pelgrom4 Van logen ende waerheyt5 Van dagelijcx onderwinnen ende onbedachte Ioncheyt6 Van twee Rabbauwen7 Van honger ende appetijt8 Van twee personages deen ende dander9 Van smenschen vernuftheyt10 Van berisping van tquaet

1) Onder No 5 staat Van de duymyckers Dit moet zijn Van de duymijssers2) Kalff Gesch der Ned Lett in de 16e eeuw I 296 noot maakt daar in 1889 reeds melding

van De raadselachtige verdwijning bleef onopgehelderd Dat deze handschriften in mooieperkamenten banden met het duidelike opschrift Trou moet blijcken vernietigd zouden zijnis niet waarschijnlik Als ze onder berusting van Van Vloten gebleven waren zouden ze stelligia zijn bibliotheek gevonden zijn Schuilen ze wellicht op de zolder van een of andere oudeHaarlemse familie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

285

11 Van redelijck verstant12 Van een boer met eyeren13 Van een marot14 Van een marot15 Van een boer met eyeren16 Van oorsprong van sonden en menichvuldich bedroch17 Van goet jonstich hart ende simppel verstant18 Van prijs der vruechten ende voys der liefden19 Van onbedochte joncheyt ende sorgloos gemoet ende versochte wysheyt20 Van goodts goetheyt ende duyvels nydicheyt21 Van een quacsalver ende een boer22 Van een Comen23 Van een lapsalver ende een boer ende syn wyff24 Van een man ende syn vrouw die tkint wou dragen25 Van een jonckwyff ende een out man26 Van arbeyt ende loon syn soon ende machten ende arbeyts vrou en spelleken

Hiervan heeft Van Vloten uitgegeven No 1 in de Levensbode V 461-474 No 12 inde Dietsche Warande X 131-134 No 13 of 14 in Ned Kluchtspel I 187-190 No21 in de Dietsche Warande X 105-116 No 22 in Ned Kluchtspel I 190-194 HetBruiloftsspel in Dietsche Warande X 116-131 is in deze lijst niet met zekerheidaan te wijzen

Handschrift K(Sotte cluyten)

1 Van Naynoot2 Van ons lievenheers minnevaer3 Van den varckendryver4 Van den impost5 Van den beeltsnijder ende plager6 Van broer Jan ende van Pater Joost7 Van Dertenaers ende vrou Achetloos8 Van genegenheyt ende oude gewoont9 Van Loeris ende sijn vader10 Noch van een out man ende een jonck wyff11 Van arbeyt sonder loon ende macht sonder discrecy12 Noch van een Droom van 38 vaerssen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

286

Uit deze inhoudsopgave blijkt dat dit het handschrift is dat Kops reeds in 1774gebruikte voor zijn Schets eener geschiedenis der rederijkers Daar geeft hij namelikniet alleen de inhoud weer van Ons lievenheers minnevaer (No 2) later door VanVloten geheel uitgegeven (Ned Kluchtspel I 149-168) maar ook de klucht van deBeeldsnijder (No 5)1) Als de personen die in deze klucht optreden noemt KopsBeeldsnijder Plagger Kinkel en Scheele GrietNo 6 heeft Van Vloten - waarschijnlik onverkort - laten afdrukken in zijn Ned

Kluchtspel I 130-149 Het zijn dus slechts schrale resten die wij van deze beidehandschriften kennenTen slotte bevat handschrift M nog een Tafelspel met een bonte inhoud waarin

een groot aantal personen optreden eerst een boer genaamd Jan fijnart dan eenslachter een vrou een buerman een speelman lsquomet een muesel in zijn armenrsquoeen tweede slachter genaamd Faes dan Cornelis Phlips Lapper Diefledere DenWert Jan den Boer Advocaet Schepene Het is meer een soort revue dan eentoneelspel De slotspreuk lsquoIn minnen groyendersquo zou op de Middelburgse kamer Hetbloemken Jesse kunnen wijzen (Schotel Gesch der Red II 274)(wordt vervolgd)

U t r e c h t CGN DE VOOYS

1) Vgl Worp Drama en Tooneel I 153 Kalff Gesch der NL in de 16e eeuw II 79 waar in denoot gewezen wordt op een schriftelik uittreksel door Kops uit deze klucht gemaakt en teLeiden bewaard Dat hij dit Haarlemse hs gebruikte was toen nog onbekend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

287

Losse aantekeningen bij Huygens Dagh-werck

Terwijl de meeste grote werken van Huygens - dank zij de speurzin en deonverflauwde belangstelling van Eymael - herhaaldelik krities bestudeerd zijn trokzijn Dagh-Werck zelden de aandacht van de Huygens-kenners Is de beruchtelsquoduisterheidrsquo van dit sterk-Marinisties getinte gedicht daarvan de oorzaak Maar metde doorlopende toelichting van de dichter zelf zijn de daaruit voortvloeiendemoeielikheden grotendeels wel te ontraadselen al zijn ze niet alle even gemakkelikop te lossenDe degelike uitgave die Heinsius in 1904 uitgaf en in 1924 opnieuw bezorgde1)

zal door zijn veelal juiste interpretatie de lektuur voor menigeen vergemakkelikthebben maar ook tot aanvullende kritiek prikkelden Daarom durf ik belangstellingvragen voor de volgende reeks kritiese kanttekeningen bij deze uitgave

+vs 129

+Het lichaam (het huys van dese sinnen) is niet het objekt maar het subjekt vanbegaen dat blijkt reeds uit de schrijfwijze een stoot Het Mnl begaen vaak meteer en lof verbonden = verwerven krijgen Huygens spreekt elders van eetlustbegaen vreught begaen (Ned Wdb)

+vs 133

+Slaet geneselicke slagenDie wy dan en dan maer dragenDat ons naer den sueren daght Soete weer te schooner lach

De tweede regel betekent mi die wij op die tijd en slechts dagraven (dus tijdelik) tedragen hebben zodat

1) Korenbloemen III-IV in Klassiek Letterkundig Pantheon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

288

+vs 190

+Met de leugen lsquodie soo oud isrsquo zal Huygens wel doelen op het lsquomis-verstandrsquo vanhet Katholicisme

+vs 208

+werd kan hier wel een verleden tijd zijn ook Christus predikte niet alleen maar gafdoor zijn leven een voorbeeld

+vs 216

+Zielen in de weeld ongevoelick over-eelt Mi is ongevoelick = zonder dat ze hetzelf bemerkten omdat het geleidelik geschiedde

+vs 348

+ten tweede = dubbel geeft hier geen zin veeleer het eerst vermelde ten tweedenmale = bij herhaling

+vs 380

+In t dubbel Hof schuilt ook wel een woordspeling met dubbel = onbetrouwbaar (eendubbele tong dubbelhartig)

+vs 386

+Voor bequijlen is de verklaring lsquozeurderig pratenrsquo onbewezen De betekenis lsquobevuilenbelasterenrsquo die het Ned Wdb aan dit werkwoord toekent wordt bevestigd dooreen plaats uit Huygens (I 277) lsquohaer onderwijs is lam haer reden is bequijltrsquoBequeelen kan ook moeielik lsquovriendelijk vleiend pratenrsquo zijn Uit lsquobetreuren jammervindenrsquo kan zich licht lsquojammerenrsquo ontwikkeld hebben dat op deze plaats goed past

+vs 407

+Bij ontsteken kan men weifelen tussen de verklaring lsquoin brand stekenrsquo of opensteken(eig van een vat) en dus aantastenZou bij versprack niet te denken zijn aan het Mnl verspreken = lsquobesprekingen

houden metrsquo hier lsquote doen krijgen metrsquo

+vs 454

+t streelige bejanken van een halvermijne gaev is mi onjuist verklaard door lsquoeengave die men maar half aan mij te danken heeftrsquo Aannemeliker lijkt mij deverklaring een gift bestaande uit de helft van de winst Bekend is de uitroep lsquoHalfmijnrsquo om de helft van een onverwachte vondst op te eisen (zie Ned Wdb V 1606)en dus gelijkstaande met het zeventiende-eeuwse lsquoalle vonghen me samenrsquo (War276 Griane vs 1540) Huygens wil dus zeggen dat hij niet als sommige ambtenarenzijn steun toezegt onder de vriendelike aandrang op een ruime beloning als de gunstverkregen wordt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

289

+vs 471

+Een treeft is geen trechter maar een vergiet op drie poten In de provincie Groningenheeft dit voorwerp nog dezelfde naam Ook in vs 1751 past deze betekenis zeergoed

+vs 501

+Die t beleidde sal t beleggen De betekenis lsquoberamenrsquo die aan beleggen toegekendwordt is volgens het Ned Wdb inderdaad de meest gebruikelike maar danwordt beleggen synoniemmet beleiden Liever zou ik dus beleggen opvatten alsbevestigen bekrachtigen (Ned Wdb onder 6) zoals bv Heemskerk het gebruikt(zijn woorden beleggen) Het kan als rechtsterm (zijn getuigenis beleggen) aanHuygens bekend geweest zijn

+vs 632

+sticken = verstikken is duidelik maar de aantekening van Huygens lsquotreffenrsquo blijftmij raadselachtig

+vs 642

+luys en leeghs is een zonderling gevormde bijwoordelike uitdrukking en men zouin de verleiding komen deze genitieven te doen afhangen van so veel als nietHuygens zelf de uitdrukking tegenover Mostaert in bescherming genomen hadals lsquoeen maniere van seggen onder ons heel in gebruyck gaende het nomen inAdverbium met bevallickheit soo my dunckt hier bij gelijckt drooghs keels drooghsvoets etcrsquo1) Dat deze twee adjektieven hiermee niet gelijk staan heeft Huygensniet opgemerkt

+vs 656

+Die sy selver maeckt en breeckt De zon maakt niet de nagravecht maar de negravevels dedampen die daarna door de zonnestralen weer gebroken worden De eigenverklaring van Huygens bevestigt deze opvatting

+vs 686

+bespreken behoeft voor de tegenwoordige lezer een verklaring want het kan hierniet anders zijn dan berispen afkeuren

1) Zie Jorissen Aanmerkingen van Vondel en Mostaert op het Dagwerck van Huygens enHuygens Weerlegging (Versl en Med der Kon Akad Afd Lett II 3 (1873)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

290

+vs 722

+luchten Uit de aantekening blijkt niet dat de betekenis lsquobespeurenrsquo teruggaat oplsquoruikenrsquo Het Ned Wdb iv vindt dit een lsquosmakelooze beeldspraakrsquo maar zouoorspronkelik niet aan een jachthond gedacht kunnen zijn

+vs 817

+waerden zijn niet lsquovriendenrsquo maar lsquogastherenrsquo Denk aan de tafelwet van Cats lsquoSitdaer de waert u neder setrsquo

+vs 839

+gebreck kan moeielik lsquot hoogstnoodigersquo betekenen Zou de bedoeling wezen eentekort aan datgene wat eigenlik aanwezig had moeten zijn Gebruyck = hetdagelikse menu

+vs 899

+in haer vasten = op den biddag (H) Maar op een Protestantse biddag werd tochniet gevast Huygens heeft dus hier deze term waarschijnlik gebezigd in defiguurlike betekenis van lsquoverlangenrsquo (vgl Costel Mal vs 301 naer iets vasten)Opzettelik is dan die Roomse term woordspelend naast de lsquoGeuzenrsquo gekozen

+vs 932

+ribben lsquode kanten van de steenenrsquo Huygens kan ook aan de kanten van degemetselde stenen gedacht hebben maar in de eerste plaats is ribben hierletterlik op te vatten omdat het vocht hier dient tot opbouw (metselrij) van hetmenselik lichaam

+vs 973

+Dat vergaepen hier lsquodobbelsinnigrsquo is heeft Huygens zelf aangegeven

+vs 990

+Averechts herdoopt in Cortsen Dit is geen woordspeling met het voorafgaandetortsen maar met kort immers de koorts duurde bij hem altijd lang was lsquotaeyom slijtenrsquo (Aant van Huygens) Vgl ook in het gedicht Op de dood van Sterre(blz 27) dezelfde woordspeling lsquoen maeckt my kort van dese Cortsen vryrsquo

+vs 1016

+Tot een af te spinnen webb betekent niet lsquobij t verrichten van mijn werkrsquo maar lsquoomdie nog af te spinnenrsquo Dit blijkt duidelik uit de verklaring van Huygens lsquode mijnegeven my soo veel wercksrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

291

+vs 1017

+Hoev ick in der bueren hoeckenGeen gehaspelt werck te soecken

De bedoeling van deze verzen moet zijn behoef ik bij mijn buren geentekortkomingen op te sporen Nu kan haspelen wel betekenen dooreenwarren (NedWdb) maar het lijkt mij niet onmogelik dat Huygens hier speelt met het woord werckdat ook betekenen kan lsquode grove verwarde draden van vlas of hennep die bij hethekelen afvallenrsquo (Van Dale) In plaats van goed gesponnen vlas zouden dan deburen werk om hun haspel gewonden hebben

+vs 1047

+by mijn is niet lsquodoor mijn wagenrsquo maar lsquovergeleken bij de mijnersquo

+vs 1103

+Met de lsquodweepe (= dwaze) menschenrsquo bv doelt Huygens niet de lsquodweepziekersquomaar de melancholiese bij wie lsquosware ende swarte dampen de herssenen metduysterheydt bedwelmenrsquo voortkomende uit lsquode melancholijcke humeuren ofteswaermoedige vochtigheden daer sy uyt-rysenrsquo (Van Beverwijck Den Schat derGesontheyt blz 98)

+vs 1233

+Dewanvorm geluyten tracht Huygens ten onrechte tegenover Vondel te verdedigenals lsquoniet zeer onschickelijck emmers in dicht (ook luyd dat van luyden komtheeft eundem pluralem)rsquo1)

+vs 1334

+t Oude woord t Isser niet te doen met seggen Huygens lsquobedoeltrsquo hier nietuitspraken van Horatius al haalt hij die als parallellen aan (zie ed Worp) maargeeft woordelik het bekende oude Fries-Hollandse spreekwoord

+vs 1348

+van bijds willekeurige door Huygens gevormde analogie naar van wijds TegenoverVondel die dit lsquoliever andersrsquo wenste verdedigt Huygens zijn vondst als lsquoheelgoetrsquo2)

+vs 1356

+amper betekent wel lsquowrangrsquo zuur scherp (Ned Wdb ampere wijn bier) maarmoet hier met serp een lekkere-

1) Jorissen tap2) Jorissen tap

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

292

pittige smaak aanduiden tegenover het ongunstige snelle scherp (vs 1355) Datdit mogelik is blijkt uit een plaats die het Ned Wdb aan Spieghel ontleentlsquodaerdbezijs amper-zoete vruchtrsquo en waarschijnlik ook bij Huygens (I 257) lsquoeenamper-soet een staetigh-suer gelaet van oogen en gemoedrsquo

+vs 1385

+k Woel hem nergens in mijn tanden De lezing van het handschrift k Voel (edWorp) is aannemeliker Ook in de uitgave der Korenbloemen van 1658 staat noglsquoK voelrsquo Onmogelik is het niet dat Huygens zelf in 1672 er het transitieve woelenvoor in de plaats gezet heeft maar daartegenover is te bedenken dat in dezegedrukte tekst meer drukfouten voorkomen (bv vs 1816)

+vs 1400

+besetten Wat in de noot met lsquovastzettenrsquo gemeend is blijkt niet duidelik De gewonebetekenis waarvan het Ned Wdb verscheiden plaatsen geeft (hoewel geen vanHuygens) is benauwen beklemmen Dit past in het verband omdat Huygenszelf zegt dat zijn Sterre zijn werk zal veroordelen

+vs 1510

+onderwinder is terecht weergegeven door lsquoverzorgerrsquo Opmerking verdient dat ditwoord waarschijnlik geen vorming van Huygens is maar door hem overgenomenuit de rechtstaal van Hugo de Groot (Ned Wdb) die het puristies gebruikt voorlsquobewindvoerder negotiorum gestorrsquo

+vs 1525

+hitsigh is niet lsquoophitsendrsquo maar vurig overgenomen uit het Duits (Ned Wdb)

+vs 1527

+scheel zal hier niet lsquoverschilrsquo betekenen maar geschil twist botsing Er wordtimmers gedoeld op het strijdpunt tussen Katholicisme en Calvinisme

+vs 1530

+onthuyven = ontdoen van de kap (huif) bevat een beeld ontleend aan de jachtmet valk of havik Dat blijkt uit een plaats in Westerbaens Ockenburgh waargesproken wordt van lsquohavicken onthuyven (Ned Wdb)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

293

+vs 1563

+gepleyt Huygens zelf verklaart dit als lsquoaen de poleye gehangenrsquo maar deze vormis toch wel gekozen om te spelen met het woord pleiten

+vs 1589

+Roll Evenals op de vorige plaats ongetwijfeld een woordspeling van de rol waaropde netten gedroogd worden en de rol van rechtszaken Men zou verwachten datHuygens de Brabantse vorm vlouw gebruikt zou hebben Ook het Noord-Hollandskent flouw (Boekenoogen) het Vlaams vluwe of vluie (De Bo) het Zeeuws evenwelvloe (zie een plaats uit Cats bij Oudemans) Vermoedelik hebben dus ook deWestlanders deze Zeeuwse vorm gebruikt

+vs 1616

+In beschreew zit meer dan lsquozich wenden totrsquo liever als hun kreten om hulp tot mijdoordringen

+vs 1649

+Bij water-passen behoeft niet aan het traditionele beeld van de weegschaal gedachtte zijn Ook het bekende instrument van de timmerman kan ter vergelijking dienen

+vs 1654

+Dien de droeve droomen deinsen Het Ned Wdb neemt aan dat deinsen transitiefkan zijn doen teruggaan maar haalt daarvoor alleen deacuteze plaats aan Zolanger geen andere bewijsplaats is blijft Heinsius opvatting (dien als Datief) evengoed mogelik

+vs 1680

+En bestellen wat verspecks Mi is niet gedacht aan verzachting door smeerselmaar aan vervetting door sterke voeding Er volgt immers lsquotegen t rooven vande quaelenrsquo di tegen de vermagering die door ziekte kan ontstaan

+vs 1707

+doen gestaen kan hier nog wel de Mnl betekenis lsquoverdedigen opkomen voorrsquohebben (zie Mnl Wdb)

+vs 1710

+de lijnen van t beroeren (de zenuwen) Bij lsquoberoerenrsquo is dunkt mij niet aanlsquobewegingrsquo gedacht maar aan aanraking daarop werken de prikkels van buiten

+vs 1720

+besluyt = de afgesloten ruimte hier de hersenkas huysraed = huisbestuur maarhier de plaats vanwaar onze zinnen bestuurd worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

294

+vs 1765

+Maer wat zijnder min als blinden etc De bedoeling van deze zin is door Huygenszelf afdoende verduidelikt Minder duidelik is hoe dit uit zijn woorden gehaaldkan worden De verklaring in de noot lijkt mij te gewrongen Hoewel ik van demijne niet geheel zeker ben zou ik in elk geval min willen verbinden met als blindendus erger dan blind (= lsquoonkundige van dit maeckselrsquo) In plaats van een uitroep zoumen dan een retoriese vraag er in willen horen hoe velen wensen zich ernstig daarinte verdiepen Dat zou gelijk staan met de uitroep van Huygens verklaring hoeweinige nemen de moeite

+vs 1778

+bescheiden = onderscheiden past minder goed in het verband dan bescheiden =lsquogerieven besturen een taak aanwijzenrsquo een betekenis die het woord bij Hooftherhaaldelik heeft (Ned Wdb II 1961)

+vs 1808

+greinen zijn niet lsquokleine hoeveelheden medicijnrsquo maar zaden (korrels) gelijk duidelikuit vs 1926 blijkt

+vs 1918

+k Kom Terecht tekende Vondel hierbij aan lsquodit kan men niet uitspreeckenrsquo waaropHuygens ontstemd antwoordde lsquoNiet waerdigh te verdedigenrsquo (tap bij Jorissenblz 277)

+vs 1950

+als haer eigen opper-knechten is in de noot mi onjuist opgevat alsof de mediciop hun beurt weer te zeggen hebben over de politici De bedoeling zal zijn onderde vele knechten (ondergeschikten) die de politici te regeren hebben nemen demedici een voorname plaats in zij zijn lsquoopperknechtenrsquo Dit stemt overeen met deverklaring van Huygens zelf die immers de politici noemt de lsquoMeesters van deseMeestersrsquo

U t r e c h t CGN DE VOOYS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

295

Een eigenaardige zeventiende-eeuwse constructie lsquomisschienrsquogevolgd door een afhankelike vraag

De bekende plaats uit Vondels Roskam lsquoMisschien wie k trofrsquo = misschien heb ikiemand getroffen staat niet alleen In de Spaensche Brabander lezen we lsquoMisschienwanneer ons Heer ons arremoet versoetrsquo = misschien verzacht onze Heer eensonze armoede Het Ned Wdb IX 856 geeft nog aan drietal plaatsen (misschienwie en misschien wat) Van den Bosch (Aant bij het Lett Leesb2 I blz 466 en 473)voegt er nog een aantal bij oa Jozef in Dothan vs 78 lsquomisschien waarin ick hunmisdeecircrsquo = misschien misdeed ik ergens inEen afdoende verklaring van het ontstaan heb ik nergens aangetroffen want de

verklaring van het Ned Wdb lsquodoordat uitdrukkingen die eene onzekerheid te kennengeven nu eens door een bijzin met dat dan weer door eene afhankelijke vraagworden gevolgdrsquo laat onbevredigd Dat lsquomisschien dan beduidt het is niet zekerrsquo isduidelik maar de weg waarlangs het die betekenis gekregen heeft blijft duisterNu werd ik onlangs getroffen door een plaats uit Huygens Dagh-Werck waar

dezelfde constructie voorkomt bij mogelick nl vs 1306 Moglick wat ghy van gewichtvindt = mogelik vindt gij iets van gewichtDit leidde vanzelf tot een derde woord het synonieme misselick waarbij deze

constructie mogelik is in het Ned Wdb (IX 858) vindt men vier duidelikevoorbeelden oa misselijck waer ick een oudt liefhebber noch een plaetsje vly(Coster) = misschien dat ik ergens en bij Huygens Misselick waer deur of vensteropen gaet (I 98) naast misselick wie = misschien dat iemand In het laatste geval hebben we mi de sleutel tot de ver-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

296

klaring Misselijck (bv bij Roemer Visscher t Is misselijck waer een geck syn geltan leytrsquo) betekent zonderling raar twijfelachtig dus je kunt nooit weten Daarnais een afhankelike vraag begrijpelik Bij het synonieme adjektief mogelick zou deafhankelike vraag zich niet zo licht aansluiten zonder het voorbeeld van misselickDit kan dus de tussentrap geweest zijn naar misschien dat als bijwoord weer verderaf stond en waarbij lsquot isrsquo niet meer gedacht kon worden Toch wordt de analogieweer begrijpelik als we bedenken dat ook misselijck (als nu nog mogelik) zich totbijwoord ontwikkelde bv lsquoMisselijck is t U E vergeten wat ick laest voersloeghrsquo(Hooft) en dus op eacuteeacuten lijn stond naar begrip en krachtens syntaktiese funktie metmisschien Door dit samenvallen van de drie woorden als bijwoord was de weg voorde aangeduide analogie gebaand

CGN DE VOOYS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

297

Plaatsen uit Huygens

In het volgende stel ik mij voor enkele lsquoHugenianarsquo te behandelen ten dele inaansluiting bij de uitstekende nieuwe druk der Pantheon-uitgave bezorgd door drHeinsius waarvan tot nu toe twee delen verschenen zijn1)Een drukfout is statua in de psalmtekst dl III-IV bl 12 lsquopsallendi argumenta esse

mihi statuta tuarsquo evenzo nyt voor uyt bl 13 vs 229 niet voor siet bl 36 vs 384Uit het Costelick Mall vraagt een bekende plaats bespreking de vss 253 vv

Die Pop is op-getoyt Wie salse nu geleyenVier henghsten na de kerck Wat salse daer doen SchreyenWat lett haer t Sonden-pack O Schepper

Bij salse (254) tekent H aan moet zij behoort zij bij t Sonden-pack lsquohet zondenpakde zondige opschik belet de modepop te schreien dwz echt te schreien metoprecht berouw wel komen er tranen uit haar oogen (vs 259 ldquobekommert Dy detraen van een verbastaert ooghrdquo) doch dat is maar schijnbaar berouw (vs 262)rsquoMen ziet echter wel dat er in deze uitleg iets gewrongens zit De dame behoort teschreien dit is om te beginnen al wat veel gevorderd Maar ze doet het blijkbaarniet Waarom niet Wegens de opschik die geen waar berouw laat opkomen Maartoch schreit ze eigenlik weer wel Ja maar dat is geveinsd berouw - Wijst deparallelie van lsquoWie salse nu geleyenrsquo lsquoWat salse daer doenrsquo geen andere opvattingvan dit laatste aan Mevrouw is klaar met haar toilet gereed om uit te gaan Maarer moet haar iemand vergezellen wie lsquozalrsquo dat

1) Voor het Dagh-werck werden ook aantekeningen van Prof Stoett benut (Zie Voorbericht blVII)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

298

doen En nu plotseling een onverwachte wending maar geheel in de trant zoalsHuygens zijn overgangen maakt Hij grijpt lsquogeleyenrsquo op in een andere betekenis(brengen zonder meer) en laat de vier hengsten dat werk doen Nu andermaalwat lsquozalrsquo ze daar uitvoeren Weer een onverwachte wending ze zal er waarachtignog tranen plengen Hier verwondert zich de lezer en Huygens vraagt voor hemlsquoWat lett haerrsquo di Wat scheelt haar wat zit haar in de weg En het antwoordlsquoHaar zondenrsquo Nota bene die schreit nog om haar zonden En dan eindelik is demaat vol de bom barst de ironiserende toon slaat om in die van felleverontwaardiging O Schepper kunt Gij aandacht hebben voor het berouw van zoene Kunnen die tranen enige waarde hebben voor U vloeien als ze doen uit eenlsquoverbastaertrsquo oogIn vs 104 bezigt Huygens lsquowat lett hemrsquo op geheel dezelfde wijze

Sulck schept sich eenen schrick van alle dat hem naecktWat lett hem1)

Dat de modegekken het onbedorven menselik lichaam verfoeien (vs 256 lsquoden hoonvan Dyn verfoeide werckrsquo) kan men naar ons gebruik van dat woord kwalik zeggenVerfoeien houdt voor ons een heftige positieve afkeer in en dat is voor dezesamenhang toch wel te sterk lsquominachtenrsquo lijkt beter

+vs 337-8

+lsquoAenvaerdt eens goed voor goed weest eens met wel te vredenEens reden is t altijd eens goed is altijd redenrsquo

Blijkens de noot wil H in het eerste vers het eerste eens met klemtoon gelezenhebben lsquoaanvaard voor goed (= voor altijd) datgene wat eacuteeacutens goed is wat nueenmaal door de mode is goedgekeurdrsquo - Men krijgt ook een goede zin door eensonbetoond te verstaan als lsquotoch ns eindelik nsrsquo De bouw der verzen is dan meerinnerlik evenredig in vs 337 tweemaal het onbetoonde in vs 338 tweemaal hetbetoonde eens Voor goed moet dan ook anders worden opgevat lsquoals

1) Vergelijk Tft vT en L VI 176 v

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

299

goedrsquo lsquowees zo verstandig om toch ns wat goed is als zodanig te aanvaardenrsquoKomt daarmee ook de komma na lsquoeens goedrsquo als leesteken niet beter tot zn recht

+vs 346

+Dat Geest heett in den mensch vindt ongemack in in t rusten

Loopt in dat heett niet een weinigje ironie mee wegens die laakbare wisselzuchtvan s mensen beste deelvs 465 v

O uer plaets en waerom omstanders aller saeckenDie steeds sijn gissingen op uw gety kan maeckenWat leeft hy boven t peil van t menschelick gemeen

lsquoDie steeds kan berekenen - zo omschrijft dr H - hoe t met u gaan zal hoe staathij boven t peil van de gewone menschenrsquo Nu is het echter des dichters bedoelingom die circumstantiae tijd plaats oorzaak als gegeven voor te stellen en hem teprijzen die zijn inzichten en gedragingen daarnaar weet te regelen daarop weet inte stellen Zo iemand kent de juiste grens tussen lsquoluyster-eerrsquo en lsquohoovaerdyrsquo hetgrote onderscheid tussen lsquolichtveerdigh poppenfraeyrsquo en lsquostatelick betaemenrsquo Hij isdus niet iemand die de loop der omstandigheden berekent maar die deomstandigheden gegeven zijn gedrag en oordeel regelt Gissing kan men veiligdoor lsquoberekeningrsquo beter nog lsquorekeningrsquo weergeven maar wat ge lsquogistrsquo wordt berekendwordt is niet het lsquogetyrsquo het werkwoord staat op zichzelf zonder voorzetselvoorwerp- Het materiaal van het Wdb diende met deze plaats te worden uitgebreid alsookbv met een zin uit Hoofts brief aan Tesselschade van 1 Aug 1636 lsquoWij verwachtenUE op t spoedigste met UE dochter ende Joffre Duart met haer E man maereen briefken voor ujt om wat gissings te mogen makenrsquoBij vs 487

Besorg haer eigen proncks behoeffelick gewaet

lees ik enkel de toelichting lsquonoodigrsquo bij behoeffelick Dit is juist maar overduidelik isdaarmee de regel niet Leendertz neemt behoeffelick als lsquobehoefte hebbendrsquo verbindthet met

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

300

proncks vertaalt lsquolaat mijne ziel zorgen voor haar eigen gewaad dat pronk behoeftrsquoen vervangt deze lsquoletterlikersquo door een vrijere weergave lsquozorgen voor den pronkwaaraan haar eigen gewaad behoefte heeftrsquo Echter zegt deze vrijere weergave tenslotte iets anders dan wat er heet te staan en ook is er van pronk aan of op ngewaad noch hier noch in de naaste omgeving sprake de lsquohoop-wieckenscheidens-lust sond-grouwel wereld-haetrsquo zijn het gewaad zelf dat de ziel nodigheeft tot haar pronk De 2de naamval waarin dit woord staat wordt geregeerd doorgewaet niet door behoeffelick eigen hoort bij pronck De vertaling luidt lsquomijn zielzorge voor het noodzakelik gewaad van eigen pronkrsquo (v Moerkerken-Nauta) oflsquomijn ziel zorge voor het onontbeerlik gewaad dat tot haar eigen siering moetstrekkenrsquo Het is duidelik dat behoeffelick terugslaat op en aansluit bij lsquot noodigeongemackrsquo van vs 484 en dit alleen motiveert reeds de toegelichte opvattingvs 108 verlegen schip Prof de Vooys (in een brief aan ondergetekende) geeft

wel terecht de voorkeur aan Leendertz verklaring lsquodoor liggen bedorvenrsquo In dezebetekenis was het woord vanouds gebruikelik zie Mnl Wdb waar verschillendeverbindingen opgegeven worden ook uit Kiliaan Ook moet zoals de V aanwijstdeftig in vs 159 niet met ons deftig weergegeven worden Bij beslommeren (vs176) herinnert hij aan Kiliaan lsquooccupare rebus frivolisrsquoWat de veelomschreven slotregels der eerste strofe van het Voor-hout aangaat

is mijn gevoelen uiteengezet in Tft vT en L VI 173 v niet gewijzigd Ik herinneraan het vraagteeken in handschrift en Otia verwijs bovendien naar wat men leestbl XI van dr Heinsius uitgave lsquodat H achter vragen die tot uitroepen gewordenzijn nog meermalen een vraagteeken zetrsquo en vind in een en ander vrijheid om debeide regels als een dergelijke tot uitroep geworden vraag te verstaan lsquoWat is swerelds glans minder dan niets is hij minder dan tegenwoordigheidrsquoTegenwoordigheid nu is het

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

301

niet-voorbijgaan is bestendigheid Ter vergelijking haal ik een plaats van Goetheaan waar lsquogegenwaumlrtigrsquo in juist deze zin gebezigd wordt lsquoWas wir von Natur sehenist Kraft die Kraft verschlingt nichts gegenwaumlrtig alles voruumlbergehend tausendKeime zertreten jeden Augenblick tausend geboren grosz und bedeutendmannigfaltig bis ins Unendliche schoumln und haumlszlich gut und boumls alles mit gleichemRechte neben einander existierendrsquo1)Het is duidelik dat deze verklaring zou komen te vallen indien men bewijzen kon

dat als na comparatief strijdig was met Huygens taalgebruik Dat is echter niet hetgeval ofschoon dan meer voorkomt Het Wdb geeft (II 242 v) een paarbewijsplaatsen Bij een vluchtig doorzien van de zeventig eerste bladzijden vanHeinsius 3de en 4de deel vond ik 15 times dan tegen 6 times als waarbij dan nog 4 gevallenzijn van as in dialekt-passages van het Voorhout2) Dit materiaal is zeer beperkt enmen moet er vooral bij Huygens ook rekening mee houden dat repeterendepassages (liever as liever as Voorh 579 v meer hinderlick dan nut meer vlaggedan verdeck meer ballast dan beschut Cost M 9 v) minder waard zijn dan zepuur statisties lijken In dit verband is het echter voldoende te wijzen op Voorh 430lsquoVan uw meer als dollen Hondrsquo (misschien om allitterering te vermijden) en 518lsquoAltijd soeter als het lichtrsquo Wat misschien het meeste zegt is de doorgehaalde eerstelezing van het hs op de onderhavige plaats zelf lsquoWat s al de Werelds-glimpen Alseen soete spijticheijtrsquo = anders dan) Zij bewijst ten eerste dat Huygens in eendergelijke wending wel als bezigde en ten twede dat hij deze regels schrijvendeen vergelijkend voegwoord bedoelde Ligt het dan niet voor de hand die opvattingten aanzien der definitieve redactie te bewaren wanneer zij ook nog van eldersondersteund wordt

1) Bij Exp Schmidt ofm Faust (Koumlsel Kempten 25)2) Voorhout 455 v soo veel hooger doet bekoopen Als sy boven d uwe leit blijft buiten

beschouwing (soo als)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

302

Ontginnen (Voorh 114) in de zin van lsquobeginnenrsquo is nu verouderd (vgl Wdb iv)Daarom moge naast de teksten die het Wdb uit oudere schrijvers geeft nog eenplaats uit Gezelle aangehaald worden

Zwart kijkende meiden ontginnen den dansen flikkeren verwandlend van schaduw en glans

Aldus in De Gypten naar het Duits van Geibel

Uit lsquoTeere leerlingh van de Trouwrsquo (bl 133 vv) vs 55 vv

Daer hem nu de wijdste wallenAen den Amstel nauw om vallenEn de ruymste kaden schaersEn de bruggen vol gevaers

De toelichting van Heinsius lsquoomvaacutellen dus nauw omsluitenrsquo houdt er geen rekeningmee dat vallen als koppelwerk-w in de twee volgende regels fungeert en alszodanig dan ook wel in vs 56 optreedt om hoort bij daer (vs 55) gelijk af bij daerin vs 47

+vs 61

+Soo en zijn sijn oogen schierSoo en sien sy niet als vier

Hier zit blijkbaar een onhelderheid terwijl H schier met lsquohelderrsquo verklaart heeft deTesselscha-uitgaaf van Worp lsquoschier - niet helderrsquo Dit laatste verwaarloost denegatie en die echter door H overschat wordt zij staat hier niet op zichzelf maarvindt aanvulling in niet van vs 62 Er is verder een duidelike weerslag tussen zijnen sien beide beklemtoond schier = bijna vs 61 loopt over in vs 62 De vertalingis lsquoZozeer ziacutejn zijn ogen bijna zozeer ziacuteen ze niets als vuurrsquoIn dit verband zij melding gemaakt van een geval waar Huygens van de

negatie-partikel en gebruik schijnt te maken in een positief bedoelde zin VanMathijsdie oud en jong aantast (Worp VII 224) heet het

Of t wel of qualick staet5 En sal ick hem niet leerenEen dingh en keur ick afSyn Tong gaet tot in t GrafDaer kan men sich niet weeren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

303

Hier is vermoedelik de vaak voorkomende vorm dinghen te lezen (v Helten VondelsTaal I bl 75 v) tenzij er kontaminatie in het spel is met lsquoslechts maar een dingkeur ik afrsquo bij welk lsquomaarrsquo ook nog na de ME herhaaldelik de negatie voorkomt(Wdb IX 43 v III 4110)Voor strick in vs 246 geeft H lsquoboogpeesrsquo zo ook Worp Het vers luidtlsquoProye van mijn eigen strickrsquo daarvoor en daarna is van pijlen en schachten

sprake In het Wdb geeft dr Heinsius voor die betekenis slechts deze ene plaatsen voegt er bij dat het lsquooneigenlikrsquo zo gebruikt wordt daarenboven in het rijm staatMaar kan dat rijm geen oorzaak geweest zijn dat Huygens tot een ander beeld zijntoevlucht nam en zich voor een ogenblik dacht als in zijn zelfgespannen strikgevangenDe slotregels van het troostgedicht aan de Visscherinnetjes (bl 82 vs 72)

Dus geeft Hy nemende (dats Hemellijck gerooft)Hier soo verwaerden kopp daar soo vermaerden Hooft

bevatten in kopp een woordspeling op Roemer (kop = beker)In het voorwoord voor zijn proza-verklaring van het Dagh-Werck vindt men een

van Huygens best-bekende uitingen over Dicht en onDicht In verband met anderegelijksoortige heeft bv Kalff daarover gehandeld in zijn Studieumln over Nederl Dichtersder 17e eeuw2 (Haarlem 15) De verklaarders van hem en andere dichte dichterslezen hier een heilzame waarschuwing lsquode Tolcken hebben hier en daer de weldaedvergalt Sy hebben den (ouden) Dichteren menighmael toegedicht t gene haer noytin den sin en quamrsquo In het licht hiervan moet bezien worden wat dan volgt lsquoDenweinigen die noch heden d oude naedichten heb ick t zelve ongeval sien overkomenrsquo (van de zijde hunner uitleggers namelik) Het heeft mij gaat Huygens verderlsquoschouw van alle schaduwen gemaecktrsquo dat zijn dus nu vertolkingen niet zoalsdr H aantekent navolgingen en hij bedoelt dezulke die door anderen dan dedichter zelf worden gegeven Juist daarom

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

304

heeft hij zelf een verklaring toegevoegd lsquoSoo ben ick mijn eigen Tolck gewordenrsquozegt hij In zijn welbekende trant speelt hij een spelletje met die lsquoschaduwenrsquo Voorlsquonavolgenrsquo was hij niet zo benauwd hij komt er rond voor uit als hij terzelfder plaatsezich noemt iemand die de ouden volgt zij het als een lsquoscheeve schaduwersquo Maarals zo een volger der ouden nu weer door vreemden geinterpreteerd zou wordenhoe zou er dat ten slotte komen uit te zien Het zouden lsquoschaduwenrsquo (verklaringen)van lsquoschaduwenrsquo (navolgingen) wordenEdoch Huygens is aan zijn noodlot niet ontkomen De mening staat nochtans

vrij dat zelfs hij met zulke voortreffelike verklaringen als waarmee in deze uitgaafzijn werk werd voorzien vrede zou hebben gehadIn het laatste deel van Worps uitgave komt op bl 8-10 een gedicht voor in

vierregelige strofen onder de titel Teegen d Onverdraagzaamheid Stem OGrootheid van Gods liefd Het is blijkens de noot met de ondertekening Constantergedrukt in een Alkmaars liedboek van 1681 Het handschrift is niet gevonden hetvers heeft geen datum de spelling is niet de gewone van Huygens Dit gedicht - ikweet niet of er reeds eerder op gewezen werd - stemt woordelik overeen met eenpassage van Hofwyck nl vers 1525-1596 het welbekende gedeelte dat aanvangtIn t een en t ander Boeck zijn een en ander Bladen en onmiddellik aansluit bij

Gods een en ander Boeck

Het abrupte begin wijst op grote bekendheid hetzij van Hofwyck hetzij van de hiergebezigde uitdrukking (N Tg XIII 218) Er moet nochtans opgemerkt worden datbehalve de afkappingstekens achter een en ander in de 2de vershelft ook t van tander verdwenen is Met de afkappingstekens verdween de door Huygens bedoeldemeervoudsaanduiding De weglating van t is mogelik niet aan slordigheid te wijtenmaar aan het streven om aan het uit zijn verband

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

305

genomen begin een dragelike inhoud te geven Het zou dan moeten wijzen op deduistere plaatsen die in meerdere Bijbelboeken voorkomen Aan de bedoeling vande dichter die het oog had op de Bijbel en de Natuur werd daarmee echter opbedenkelike wijze te kort gedaanTe hooi en te gras Een niet aangewezen plaats waar Huygens deze uitdrukking

met een variatie in het Engels bezigt is te vinden in het rijmbriefje dat hij 26 Jan1655 richtte aan Utricia Swann - Ogle (Worp IX 5)

I have seene your delaijAnd have nothing to saijBut that if you staijAs it seemeth you mayFrom hence to MaijAnd if you will plaijFrom grasse to haijFrom haij to grassIt shall bee as it wasNot as it should beeAnd we neuer seeUtricia Swann enz

Het rijm Swann man in hetzelfde versje geeft een aanwijzing omtrent de uitspraakvan de eigennaam Het is overbodig te herhalen dat Hs macaroniese gedichtenmeermalen uitspraak-aanwijzingen bevatten Zo zal hij blijkens het rijm (Eng)nothing noodingh in een briefje aan dezelfde dame (Worp VI 277) de o van heteerste woord lang gesproken hebben Hetzelfde vers bevat twee naderebewijsplaatsen (bekend is die uit Voorhout 612 Ah quitteert UE la cour) voor deuitspraak als tweesilbig woord van dit beleefdheidspronomen

Want VE moet wetenEen bruytjen in huysMaeckt een grouwsaem gedruys

VE kent den Auteur Le Tres-humble Seruiteur

Begin en einde van Hofwijck

De groote Webb is af en t Hof genoegh beschreven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

306

2821 Soo scheid ick van mijn vriend soo breekt hy uyt mijn bandenSoo treed ick uyt mijn Touw soo raeckt ghy uyt mijn handenMoe Lezer die ick flus voor d eerste groete gafNu voor de leste geef De groote Webb is af

Met zoveel woorden waarschuwt Huygens de lezer dat hij sluit met zijn begin doorgewijzigde betekenis zorgt hij voor de varietas in unitate Het touw van vs 2822verklaart Eymael als lsquogareel of liever de treklijn waaraan hij den bezoekermedegesjouwd heeft evenals een schipper de schuitrsquo Veeleer geloof ik dat metdat woord het laatste halfvers wordt voorbereid touw = weefgetouw in welkebetekenis het woord vanouds bekend wasIn een rijmbriefje aan Mevr Ryckaert (Worp VI 70) van 29 Okt 1656 heeft H

nog weer eens aan dit slot herinnerd

De groote web en was niet afDoen ick mij heiligh avond1) gafEn Hofwijck door en door voldaen hielAls ick er eens van niews op aen vielIck sagher stof van dichten inVoor noch een Boeck of weinigh min

Hier is bij uitzondering commentaar overbodig

LC MICHELS

Naschrift

De heer Michels geeft in het bovenstaande blijk van een helder oordeel en een nietgeringe kennis van Huygens taal Met verschillende van zijn verklaringen bijv dievan Costelick Mall vs 465 volg kan ik me dan ook wel vereenigen en ik aarzelniet te zeggen dat hij de Huygensexegese met het publiceeren er van een goedendienst heeft bewezen Terwijl ik mij voorbehoud op een enkele plaats waaromtrentik anders blijf denken nog eens terug te komen wil ik op het oogenblik alleen zeggendat Ms verklaring van vs 337

1) Vrij af gedaan Wdb d Ned Taal VI 462 Vgl Hd Feierabend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

307

Aenvaerdt eens goed voor goedweest eens met wel te vreden

inderdaad mogelijk is maar een vrij slappen zin geeft in de beide helften van hetvers zegt Huygens dan hetzelfde terwijl er bij mijn verklaring eenig verschil isMichels meent dat bij zijn opvatting lsquode bouw der verzen meer innerlijk evenredigis in vs 337 tweemaal het onbetoonde in vs 338 tweemaal het betoonde eensrsquoterwijl ik volgens hem in vs 337 het eerste eens betoond het tweede onbetoondzou willen lezen Maar dit laatste is geenszins noodig ook het tweede eens in vs337 kan met klemtoon worden gelezen de dichter bedoelt dan lsquowees [tenminste]eacuteeacutenmaal [gij wispelturige] met ldquowelrdquo tevredenrsquo De komma achter lsquoeens goedrsquo komtbij mijn opvatting heel goed tot zn recht hij verduidelijkt schrijvers bedoeling doorde aandacht van den lezer te prikkelen En dat hier eens goed = datgene wat eacuteeacutensgoed is en voor goed = voor altijd wordt dunkt me bevestigd door de parallelie vanden volgenden regel lsquoeens reden is t altijd eens goed is altijd redenrsquoL e i d e n J HEINSIUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

308

Nog n keer die Brandt-Vondel-vraagstuk

In 1647 verskyn lsquotot Schiedamrsquo Jv Vondels Poesy ofte verscheide gedichten Hettweede Deel Dit heet gedruk te wees lsquovoor den Autheurrsquo Hierdie laaste word direkweer teeumlgespreek in die lsquoVoorreedenrsquo waar die inleir hoop dat sy werk die digtermag behaag lsquoindien het hem t eeniger tydt onder d oogen koomrsquo hy twyfel daaregter aan of so n Roomse yweraar hom ooit die tyd sal gun om sy oeuml op sulkewecircreldse verse te slaanNie minder as vier uitgawes met hierdie voorrede is in 1647 verskyn Dit het dus

seer die aandag getrek Unger ken van hierdie besorging van Vondel se poeumlsietwee uitgawes genommer 2 en 31) Die Vondel-Museum besit daarby nog tweeuitgawes van 1647 wat tal van setverskille by die twee deur Unger genoemdevertoon sodat wesenlik vier uitgawes verskyn hetDat die adres lsquoTot Schiedam gedrukt voor den Autheurrsquo n mistifikasie was word

bevestig deur Brandt in sy uitgaaf van Vondels Poesy in 1682 waar hy secirc dat dielsquoTweede Deelrsquo van Jv Vondels Poeumlsy te Rotterdam verskyn het Dit kan saamhangmet Brandt se vermoedelike outeurskap van die voorrede Hy kon dit dus goedgeweet het Unger secirc daarvan lsquoWanneer men slechts eenige verschillende werkenvan de pers van Joannes Naeranus ldquoBoeckverkooper op het Steyger in deBoekbinderrdquo te Rotterdam onder de oogen gehad heeft dan zal men mij lichttoegeven dat deze uitgave van Vondels Poesy hoogst vermoedelijk bij Naeranusgedrukt isrsquo Volgens die selfde noot het Brandt se eie gedigte in 1649 by Naerenusdie lig gesien

1) Bibliographie van Vondels Werken blss 1 en 2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

309

Wat nou is die inhoud van hierdie voorrede Die skrywer begint met Vondel asouteur van de Hekeldigte te noem en staat dan in die verbygaan n oomblik stil bysy sonderlinge trek van kerk tot kerk Dan volg n kort oorsig van die gedigte metbewonderende opmerkinge oor die genie wat daaruit blyk Vervolgens gaat hy voortU sal dit miskien wat ordeloos vind maar bedenk dan ook dat daar net so min lsquoordrersquoin die lewe van die digter te bespeure is Die man sloof hom op die oomblik af omproseliete vir die Roomse Kerk te maak lsquoHy yvert nu te zeer om dafgedwaaldeleeden der Roomsche Kerk in de schoot van haar lieve Moeder te leiden Nu schrijften wrijft en zweet en draaft hij dach en nacht om al sijne vrienden te bekeeren diemedoogen met hem hebben Daardoor was het dat een der weereltwijste engeleerdtste Mannen van Hollandt sich deese woorden liet ontvallen Mij deert desmans die geenes dings eerder moede schijnt te worden dan der ruste Waar wilhet noch met hem heenenWaar zal syn onrustige razernij endigen wat dwaalwegsal hij nu al weecircr inslaan of hij wel weet wat ter rechter of ter slinkker handt iseenige vreezen dat hij noch wel Joodts mocht worden Sal daar met hom nie miskiennog iets ergers gebeur nie Hij begaat al reede misslaagen die men van niemantals van een zinneloose behoorden te dulden Ten blijft noch hij geen misslagenSijn moedtwillig bedroch begint haar rol te speelen De toomloosheid van sijnongebonde pen misbruikt de goude Vrijheid die Hollandt voor vrienden en vijandenbevochten heeft Dit is de pen die het schrift dat de naam van Grotius Testamentvoert ter weerelt bracht Het lust mij nu sijn onbeschaamtheit in t licht te brengenen aan te wijsen door wat valscheidt hij de Hollanders heeft getracht in te scherpendat den Heere De Groot zoo Papist was als Hij isrsquoNou volg daar n weerlegging van Vondel se eensijdige bewerking van die stuk

met hierdie merkwaardige slot lsquooft iemant hier nu wilde vragen wiens Godsdiensthij (De Groot)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

310

dan behertigt heeft Ik zal t zeggen Hij was nocht Pausgezindt noch Kalvinistnoch dwaalende Sociniaan etc maar een Kristen Die ziende veel van t oudt vooroovergeloof veel van t nieuw voor neuswijs aan en scheuring uit scheuring spruitenzoude geerne tusschen beide heen met grondtpunten alleenlijk den wech derwaarheidt gebaakt hebben Dit was sijn Godsdienst en dit is het gevoelen t welckhet Hooft der Poeumlten en Historischrijvers schrijft dat Kassander en ook Balduingehadt heeft en dat ijder gemaatigd Kristen mijns oordeels behoort te hebbenrsquoHierdie laatste is meteen ook die geloofsbelijdenis van die skrywer hij is

geesverwant van de Groot en Hooft - die skrywer is Remonstrant Hooft is vir homHolland se grootste digterHij eindig met Vondel hoog te stel as digter maar Vondel die teologant beskou

hij as n man van niksDie stuk is ondertekend lsquoP uit mijn boekvertrek den eersten dach van den jaare

1647rsquoIn 1660 verskyn hierdie bundel nog n keer (nr 7 by Unger) vermeerder met

Vondel se klein gedichte sedert 1647 Nou egter is die berugte voorrede vervangdeur n berig lsquovan de(n) Drukker aan den Lezerrsquo Dit heet ook verskyn te wees lsquoTotSchiedamrsquo maar Unger denk dat dit nie by Naerenus was nieDie volgende weer vermeerderde uitgaaf is dan die deur Brandt en Vollenhove

te Franeker (nr 8 by Unger) waarby Brandt soos bo aangehaal in die voorrede lsquoDuitgever aan den Lezerrsquo praat van die druk van 1647 as verskyn lsquote RotterdamrsquoAan die end staan dan die bekende Leven van Joost van den Vondel gevoegIn hierdie Leven van Vondel vertel Brandt van die uitgaaf van 1647 secirc weer dat

dit te Rotterdam verskyn het en som kortliks op onpartydige toon die inhoud vandie lsquoVoorreedenrsquo op sonder om te laat blyk of hy lsquoGrotius Testamentrsquo as n eensydigeweergawe van die waarheid beskou soos die skrywer van die voorrede indertydgedaan het Vondel het een na

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

311

die ander verdenk oa P de Groot maar kon nie te wete kom wie die voorredegeskryf het nie Dan vervolg Brandt lsquoT was een jongeling van twintig jaaren dienhij korts te vooren op verkeert aanbrengen t onrecht en scherp hadt bekeven endie dat ongelijk door een ander voort gaande gemaakt met zulk een voorreedehad willen wreken Maar ik weet dat hij tot meer jaaren gekomen en de zaak vanachteren inziende aan verscheide vrienden ook aan Vondel zelf heeft betuighthoe leedt hem was dat hy zulk een vermaarden man zoo schendig haddoorgestreekenrsquoOns het nou uit al die aangehaalde heel wat omtrent die skrywer van die voorrede

verneem Hy was waarskynlik Remonstrant vereerder van Hooft as Nederland segrootste digter en historikus en bewonderaar van Vondel se kuns daarby was hytwintig jaar oud Dit sou alles heel goed pas by Brandt die latere Remonstrantsedominie skrywer op die voetspoor van Hooft van die lsquoHistorie der Reformatiersquo enuitgewer van Hoofts en Vondel se werke In 1646 was hy twintig Ook in die stylmeen van Lennep die toekomstige skrywer van lsquohet Leven van de Ruijterrsquo te herken1)Omtrent sy verhouding tot Vondel vertel Brandt self die volgende2) lsquoVan Geerardt

Brandt sprak hijrsquo (Vondel) lsquoweleer ten aanzien van de dichten zijner jeught en delijkreede op den Drost Hooft met lof en gunst daar men eenigh blijk van vindt inAnsloos vaarzen op de lijkreede gedicht Doch de verscheidenheit van Godtsdiensten eenigh ander verschil elders gemeldt veroorzaakte sedert wat verwijderingvermindering van genegenheit en een langduirigh zwygenrsquoHierdie lsquoeenigh ander verschil elders gemeldtrsquo vind van Lennep nou terug in

Vondel se berisping van die jongeling van twintig in die so ewe deur my aangehaaldepassage uit Brandt se Lewe van Vondel Brandt sou hier n lsquoconfessiersquo doen

1) Vondel V bl 5492) Leven van Vondel bl 105-6

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

312

Dit word nou verder bespreek oa deur Drs Loeff1) Elco Verwijs2) Penon3) enJonckbloet4) Dr Loeff maak beswaar teen van Lennep se opvatting Verwijs poogdie besware te weerlecirc Dr Jonckbloet plaas hom in hoofsaak naas Verwijs ofskoonhij wat sij kijk op Brandt se karakter betref aanmerklik van Verwijs verskilVeral die betoeuml van die laasgenoemde twee geleerdes is hier van belang Altwee

kom hulle tot die selfde slotsom nl dat Brandt die skrywer is van die berugteVoor-reden van 1647Verwijs soek die oorsaak van Vondel se lsquoonrechtmatig(e) en scherp(e)rsquo bekywing

van die deur Brandt genoemde lsquojongeling van twintig jaarenrsquo in die puntdig vaniemand wat hom lsquoPrsquo teken agter Westerbaen se lsquoKracht des Geloofsrsquo n hekeldigop die skrywer van die Altaergeheimenissen Ten onregte sou Vondel in hierdie PBrandt gesien het Hieroor gebelg sou Brandt toe die Hekeldigte van 1647 gaanuitgee het en ter mistifikasie sou hy hom van dieselfde P as pseudoniem bedienhet Dit geluk Vondel verdenk ander Met dieacute skuld op sij gewete sou lsquoderechtgeaarde Brandtrsquo Vondel dan liewers in sy lijkrede op Hooft ongenoem gelaathet as om hom nou te moet prys om daarvoor nog op die koop toe Vondel se dankte moet ontvang lsquoToen hij niettemin lof en prijs van Vondel ontving volgens deaangehaalde vers van Anslo5)moest (het) den rechtgeaarden Brandt nog huiverigermaken voor nadere aanraking met Vondel en geen wonder dus dat hiervanldquoverwijdering vermindering van genegentheit en langdurigh zwygenrdquo tusschen beidemannen het gevolg was6)rsquoAltwee manne kry dus so ongeveer mooi rolle

1) De Nederl Kerkgeschiedschrijver G Brandt2) Inleiding tot Brandts Leven van Vondel 18663) Vondels Hekeldichten4) Gesch Ned Lettk II (1e dr) bl 230 423 vv Tijdschr Ned Taal en Lett I 18805) Verwijs Brandts Leven van Vondel bl IX6) Brandt Leven van Vondel bl XVI (Verwijs)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

313

Jonckbloet begint met aan te toon dat die vierreelige gedig van P nie die oorsaakvan die verwydering kon gewees het nie dit is nl jonger as die uitgave van dieTweede Deel van Jv Vondels Poeumlsy 1647 In een van die uitgawes vanWesterbaense Kracht des Geloofs lees mens lsquoGetrocken uit de Registers ende gezondenaen den uijtgever van het Tweede Deel van Vondels Poesyrsquo Dan volg dietoevoegsels oa ook die puntdig deur P As nou die hoofgedig jonger is as VondelsPoesy deel II dan is sooveel te meer dit die geval met die toevoegsels1)WaaromVondel Brandt lsquobekevenrsquo het bly dus onbekendWat egter wel waarskynlik

is volgens Dr Jonckbloet is dat P van die toeskrif dieselfde is as P van dieVoor-reeden Dit sou dan bevestig word deur n puntdig van 1650 aan Brandttoegeskryf en onderteekend met die woord lsquoPrudenter2)Nou volg daar beskouinge oor Brandt se lijkrede op Hooft waarin Jonckbloet in

die nie noem van Vondel se naam ens n gewilde belediging siet van die sy vanBrandt3)In 1651 vind Jonckbloet weer n heimlike aanval van Brandt op Vondel in n

anonieme bundel waarvan Brandt vermoedelik die uitgewer was VerscheydeNederduitsche Gedichten Hierin tref ons nie alleen Westerbaen se Kracht desGeloofs opnuut aan nie maar ook n gedig op die dood van Koning Hendrik dieGroote van Frankryk soos dit verskyn het in Vondels Poesy Deel II in 1647 metsestien anti-katolieke reeumlls aan die end en nie soos dit in Vondel se gedigte in 1622en weer in 1650 minus die sestien reeumlls gestaan het nie4)

1) Kon toch ook elders gedrukt zijn [Red]2) Van belang is wat Prof Te Winkel in hierdie verband meedeel Die P staat vermoedelik vir

lsquoProtestantrsquo teenoor RC lsquoRoomsch Catholiekrsquo waarmee Vondel sy narede op lsquoGrotiusTestamentrsquo onderteken Dit het dus niks uit te staan met Brandt se hipotetiese pseudoniemPrudenter (vgl Ontwikkelingsgang II bl 176-178)

3) Oor hierdie kwessie vgl Matthes G Brandt Het Leven van PC Hooft en De Lijkreeden blss91 en 100-101 en Leendertz Vondels Leven en Kunst-ontwikkeling blss 140-143

4) Ook in 1610 was die gedig verskijn dog hierdie druk is nie teruggevind nie Het die 16 reelsmiskien daarin gestaan (vgl Te Winkel Ontwikkelidgsgang bl 176-8)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

314

Daar ontstaan egter geen onmiddellike breuk In 1652 maak Vondel nog n lofliedop Brandt se Bruid Susanna van Baerle en in 1654 skryf Brandt n verklaring afvan enige van Vondel se hekeldigte uit die digter se eie mond1)In 1676 krij Brandt nogmaals inligting van Vondel omtrent sy Hekeldigte Die

breuk wat Jonckbloet aanneem moet dus waarskynlik tussen 1654 en 1676 gesoekwordHoe moet mens jou dit voorstel lsquoIk stel my de zaak zoo voorrsquo secirc Jonckbloet lsquoHet

beter ik was eindelik bij Brandt boven gekomen hij schaamde zich zijnerdubbelhartigheid had er berouw over en bekende toen aan Vondel wat er wasgebeurd Ligt het nu niet geheel in Vondels karakter om vertoornd te zijn meer nogover de huichelarij dan over de kwaadaardige aanvallen Dat hij niets meer vanBrandt wilde weten hem zijn huis verbood zal geen verwondering baren en datdit lang duurde nog minder daar Brandt zelf getuigt (p 106) ldquodat hij t misnoegeneens opgevat langzaam afleicirc en het gewaande ongelijk niet licht vergatrsquoDie konfessie van Brandt sou dan plaas gevind het lsquona 1654 misschien wel na

1657 wellicht omstreeks 1665rsquo In 1657 verskyn naamlik Brandt se boekie Verlaetuw eigen Vergadering niet2) en in 1665 sy gedig lsquoDe Vreedzame ChristenrsquoDis wel opmerklik hoe Jonckbloet deur die steeds weer opduikende bewyse van

min of meer vertrouelike omgang tussen Vondel en Brandt deur die jare heengedwing word om die lsquobreukrsquo al verder en verder van die jaar 1647 af weg te skuifen die tussentijdperk te oorbrug deur vir Brandt n rol van aartsveinsaard teveronderstelWat die hoofsaak betref is daar sedert die opstel van Jonckbloet weinig nuwe lig

oor die Brandt-Vondel-kwessie opgegaan

1) Penon Hist en Bibl Hekeldigten bl 1802) Waaraan Vondel hom in dieacute werkie moes erg soos Jonckbloet op bl 50 van sy artiekel

aanneem is my n raaisel Geen woord daar oor Katolieke geen woord oor Vondel Inteendeeln felle aanval op Vondel se ou vyande die Contra-Remonstrante sien daar die inhoud HetJonckbloet die boekie wel gelees

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

315

Kalff1) ag Brandt se outeurskap van die Voor-reeden waarskynlik Te Winkel2) enLeendertz3) neem dit altwee aan praat ook van die lsquolaagheidrsquo en dubbelsinnigheidvan Brandt in die jare wat daarop volg Die opvatting van Jonckbloet in sake die rolvan Brandt skyn dus so min of meer die algemeen geaksepteerne vandagMaar wat vertel Brandt ons nou in werklikheid self omtrent sy rol Die vraag is

van belang want teenoor die skrale gegewens van buite of moet hier juist Brandtse eie woorde as vernaamste bewysgrond geld Dieacute feit het Dr Jonckbloet egtersoos later sal blijk nie na waarde geskat nieIn die eerste plek moet daar met nadruk op gewys word dat Brandt se eie woorde

ons geensins die reg gee om in hom die samesteller en uitgewer van die bundelvan 1647 te sien nie al soumens ook al moet aanneem dat hy wel terdeecirc die skrywervan die voorrede was Van die voorrede en van die bundel praat hy in die Levenvan Vondel as van twee aparte sake4) Vondel sou graag wou geweet het wie dieskrywer van die voorrede was dit was dieacute lsquojongeling van twintig jaarenrsquo Van dieversamelaars van die gedigte praat hy egter as van lsquomenrsquoHierdie opvatting nl dat Brandt alleenlik vir die voorrede verantwoordelik was

word verder gesteun deur wat hij in die inleiding tot sy uitgaaf van Vondel se poeumlsieby Leonard Strik te Franeker skryf Hier lui dit lsquoMaar dat tweede deel was den dichterniet weinig tegens den borst soo om sommige Hekeldichten die hij voor de zijnenoch niet dorst erkennen als omdat de drukker uit onkunde of baetzucht om denhoop te vermeeren etlijcke rijmen daartusschen schikte van anderen gedicht enzijnen naam onwaardigrsquo Die bundel was - dit word in dieselfde voorrede vermeld -deur enige lsquokunst-

1) Studieumln Nederl Dichters der XVIIe Eeuw bl 392) Ontwikkelingsgang II bl 176-783) Leven van Vondel bl 2604) Verwijs Brandts Lev vV bls 72 reeumlls 6-10 en bls 72 reeumll 17-73 reeumll 9

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

316

minnaarsrsquo saamgestel Die lsquokunstminnaarsrsquo dus en die drukker was verantwoordelikvir die inhoud van die bundel en tog beweer Dr Jonckbloet sonder blik of bloos datBrandt die bundel lsquobezorgdersquoBrandt het later sy leedwese te kenne gegee nie oor die inhoud van die

versameling van 1647 nie maar wel oor die lsquoVoor-reedenrsquo of om juister te weesoor die skerpte daarvan lsquoHet was hem leed dat hy zulk n vermaard man zooschendig1) hadt doorgestrekenrsquo Ook hierdie apologie teken die verhouding waarinBrandt tot Vondels Poezy Deel II gestaan het Hy was verantwoordelik vir dieinleiding maar ander vir die inhoud van die bundelEn nou die lsquobreukrsquo-geschiedenis naas die ipsissima verba van Brandt self Dit is

in n passage oor Vondel as krietikus waar hy sij eie wedervaringe met die digteskets Na eers met sitate Vondel se kritiek meegedeel te hecirc oor die werk van HooftHuijgens Anslo De Decker Vollenhove en Antonides kom hij tot sij eie werk metdie vroeeumlr reeds aangehaalde woorde lsquoVan Geeraardt Brandt sprak hij weleer tenaanzien van de gedichten zijner jeugd en de lijkreeden op den Drost Hooft met lofen gunst daar men eenigh blyk van vindt in Ansloos vaarzen op de lykreede gedichtDoch de verscheidenheit van Godsdienst en eenigh ander verschil elders gemeldtveroorzaakte sedert wat verwijdering vermindering van genegenheit en eenlangdurich zwijgen2) tot dat doude liefde toen hem Brandt in zynen hoogenouderdom somtijds bezocht weer boven quam en dat men hem bijkans in t eindezijns levens noch hoorde zeggen Brandt is een goede Epigrammist dat sByschrift-schrijver ziende op zyn korte dichten afbeeldingen en grafschriftenrsquoKortliks secirc Brandt dus hier lsquoIn die begin het Vondel my werk geprys later gaat

hy daaroor swyg in sy houmle

1) Onder lsquoschendigrsquo verstaan ek lsquoschendendrsquo lsquogrievendrsquo en nie lsquoschandelijkrsquo soos Verwijs nie2) Dws oor Brandt se werk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

317

ouderdom prijs hy dit weerrsquo Van n lsquobreukrsquo soos Jonckbloet veronderstel is hiergeen sprake Die lsquolangdurigh zwygenrsquo van die krietikus Vondel is die gevolg vanlsquowat1) verwijderingrsquo en lsquovermindering van genegenheitrsquo En dit weer vloei voort uitgodsdiensverskil ensDeur te onderstreep het ek al reeds die aandag daarop gevestig dat hier geen

sprake is van n algehele verwijdering of verlies van geneentheid nie slegs n sekeremate daarvan dus ook geen breuk In hulle verband geneem kan die woorde moeilikdui op die mekaar-nie-meer-spreek van twee vyande vanwie die een die anderpasseer sonder n groet Die lsquolangdurigh zwygenrsquo sien op die krietikus En tog praatJonckbloet van n breuk ja selfs van n Brandt-sy-huis-ontsecirc van die kant vanVondelVondel is dus minder op die jonge Brandt gestel as pas na die eerste

kennismaking Kort na die lykrede op Hooft het dit skynbaar al begin Het Brandtdaartoe aanleiding gegee deur een of ander onvriendelike daad waarop Vondel sebekoeling gevolg het Dis natuurlik wel moontlik maar daar bestaat mi neenvoudiger verklaring Miskien moet ons die saak so voorstel Vondel het in diebegin die jong Brandt tot hom gehaal hy het n swak vir jong digters gehad2) Volywer in die diens van sy nuwe geloof wou Vondel ook ander daarvoor win lsquohijtrachtte al zijn vrienden te bekeerenrsquo Wat hy gedink het van Protestantisme het dieman van die hekeldigte seker nie onder stoele en banke gesteek me Aan die anderkant het die jong teologant Brandt hom ook seker nie alles laat gesecirc nie in eie oeumlhet hij miskien alle veel beter geweet as die gryse digter die mense het die skrijwervan die Veinsende Torquatus en die Lijkreeden n bietje oor die perd getel Hullehet dus aan die redeneer

1) Jonckbloet doen asof die woordje lsquowatrsquo hier heeltemal nie staan nie en slaan maar deur lsquoDeldquoverwijderingrdquo d w z de verbolgenheid van Vondelrsquo (bl 58 vgl ook bls 57 reeumlls 29-30)

2) vgl Leven van Vondel bl 104-6

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

318

geraak Maar veel geredetwis zonder vatbaarheid vir oortuiging maak beu van dieonderwerp en van die persoon Vondel het weldra genoeg gehad van die jong snuitermet sy poeumlsie inkluis word koel is selfs gereed om lsquoop verkeerd aanbrengenrsquo dieJongeling lsquotonrecht en scherprsquo te bekyf Die eerste entoesiasme was verdwynBrandt se predikant word was seker nie geskik om die twee manne meer simpatiekvir mekaar te maak nie van Vollenhove het Vondel gesecirc lsquoDaar is een groot licht inde man maar jammer dat hy een Predikant isrsquo Daar was lsquowat verwijdering envermindering van genegenheitrsquo maar dat daar geen lsquobreukrsquo was daarvan getuig diebewyse van vertrouelike omgang deur die jare heen waarvan ek reeds vroeeumlr gewaggemaak het Hulle het mekaar leer ken as stryers vir teenoorgestelde beginsels dielsquoverscheidenheit van Godtsdienstrsquo was wel degelik n beletsel maar Brandt sebewondering vir Vondel se kuns bly die skakel wat hulle bindDit bevreemd eintlik dat daar op hierdie feite nog nie eerder gelet is nie Nou dat

dit egter geblyk het - en ek meen dit staan daar duidelik vir wie maar wil lees - datdie verkoeling eintlik van Vondel se kant begint het en dit heel vroeg al is die teorieook nie langer meer houbaar dat die lsquodubsinnigersquo Brandt hom jaar en dag bly bedienhet van die niks vermoedende vriendskap van die goeie VondelDog Brandt vertel nog meer omtrent die lsquoverskilrsquo hier is daar egter ook weer nie

op gelet nie Nadat hy in die woorde flus aangehaal1) sy eie ervaringe met die kritiekvan Vondel meegedeel het vertel hy nog ewentjies in n paar sinne hoe hoog Vondeldie jong Moonen geprys het Dan heet dit lsquoZommigen leiden hem te last dat hijsomtijds luiden prees en in zijne gedichten hoogh zette die des onwaardig waarenMaar hy antwoordde lsquoMen heeft mij diets gemaakt dat ze zoodanigh waaren mijnlichtgeloovigheit2)

1) Brandts Leven van Vondel (Verwijs) bl 105 (onderaan) - 1062) Ek kursiveer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

319

heeft my bedroogenrsquo En dan by wyse van teeumlstelling nog vol van sy eie geval sonet vertel vervolg Brandt lsquoOok gingh hem na dat hy t misnoegen eens opgevatlangsaam afleicircʻ en t gewaande1) ongelijk niet licht vergatrsquo Is dit nie klaar as die dagnie dat Brandt hier denk aan lsquoeen jongeling van twintig jaaren dien hij (Vondel) opverkeerd aanbrengen tonrecht en scherp had bekevenrsquo en vir wie hy tot in sy hoeumlouderdom weens hierdie lsquovermeende ongelykrsquo koel-koel bly behandel Dat Brandtna hierdie berispinh en Vondel se halstarrige weieumlring om in sij onskuld te geloofdie berugte lsquovoorreedenrsquo kon gaan skrijf is lig begrijplik Onbegrijplik is egter hoeJonckbloet ter motivering van n lsquobreukrsquo volgende op n konfessie van n ongelykwaaroor die gras van jare al gegroei was hierdie woorde kon gaan aanhaal nl datVondel lsquot misnoegen eens opgevat langsaam afleicirc en t gewaande (sic) ongelijkniet licht vergatrsquo

DealesvilleSJ DU TOIT

1) Ek kursiveer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

320

Kleine mededeelingen

138 Lijkwade = lijkwaas

Prof J Vercoullie had (Tijdschrift 44 blz 320) nog een derden bewijsgrond kunnenaanvoerenLedegancks woorden zijn ontleend aan een bard van Albion waarmede is bedoeld

Byron en deze spreekt in the Giaour reg 76 (iemand beter bekendmet de Engelscheletterkunde dan ik had de welwillendheid mij de plaats aan te wijzen) van thelangour of the placid cheek Dit langour kan niet vertaald worden door lijkwadedesnoods wel door lijkwaas

C BAKE

139 Pinte en Sproete als draagsters

Prof JW Muller Critische Commentaar op Van den Vos Reinaerde blz 173 heefter op gewezen dat Pinte en Sproete geen hanen maar hennen zijn Cantaert enCrayaut zijn hanen lsquoals statige rouw- en fakkeldragers naast (evenals Cantecleervoacuteoacuter) de baar gaande terwijl - naar de zede van dieren en lagere menschenrassen- de twee gezustershennen met het zware ldquohandrdquo werk van het dragen der baarbelast zijnrsquoIk wijs er op dat het nu nog in Hontenisse (en misschien elders) in ons

Zeeuwsch-Vlaanderen gewoonte is dat de baar van een meisje gedragen wordtdoor enige meisjes van het dorp die van een jongen door enige dorpsjongens

J GREIDANUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

Page 2: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45

1

Het oudste ontwerp van Dirck Volckertszoon CoornhertsBoeventucht teruggevonden

Het hieronder aangeboden project van een der belangrijkste tractaten welke dedichter-moralist-pamflettist DV Coornhert naast zijn Wel-levensconste geschrevenheeft werd door mij in 1923 ontdekt in het Oud-Archief der Gemeente Leiden Hetlag daar ahw verscholen in een dossier van stukken betreffende de voorbereidingopbouw en in-werking-stelling van een Tuchthuis te dier stede welke belangrijkebescheiden samengebundeld zijn in een legger gemerkt lsquoTuchthuis 1598rsquo1)Het stuk vertegenwoordigt reeds daarom een belangrijke waarde aangezien het

een der omvangrijkste handschriften is welke ons als zeldzame origineelen vandes schrijvers velerlei geschriften gespaard zijn gebleven2) Door zijn inhoud tevergelijken met dien van den oudsten druk van lsquoBoeventuchtrsquo3) in 1587 voor heteerst verschenen bij Harmen Muller lsquoinden gulden Passer tAmsterdamrsquo kan mende vruchtbare toename van des dichters geestelijken rijkdom op bijzonder duidelijkewijze constateerenVoorts blijkt uit deze vondst dat Coornhert tijdens zijn verblijf op de Gevangenpoort

te s Gravenhage sedert September 1567 door de bewerking van dit handschrifteen nog

1) Het hs is te dezer plaatse genummerd met de cijfers 774 V en bestaat uit 2 katerntjesrespectievelijk van 2 en 6 beschreven bladen terwijl het geheel 16 bladzijden telt

2) Vgl hiermede de zeer weinige nog bewaard gebleven hss van Coornhert welke in het bezitzijn van de Maatsch v Ned Letterk en berusten in de Leidsche Univ Bibl oa enkelebrieven vC een gedicht lsquoAnders nyemant dan God is zalich ende goedtrsquo alsmede eentractaat

3) De volledige titel is lsquoBoeven-tucht ofte Middelen tot mindering der schadelycke ledighghangersrsquoechter zonder den naam of de initialen des schrijvers Een ex van dit zeldzame drukje is inhet bezit der Maatschappij en samengevoegd in eacuteeacuten bandje met tractaten van C waarvanhet eerste tot titel heeft Coornhert Van de ware onderdan d Christenen 1582

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

2

vruchtbaarder arbeid tot stand bracht dan door zijn weinig dichterlijk lsquoLof van deGhevanghenissersquo De beteekenis hiervan haalt het niet bij die der reeks van origineeleideeeumln omtrent een beter strafstelsel welke toen reeds in zijn voorloopig plan voorlsquoBoeventuchtrsquo werden vastgelegd Tusschen 1567 en 1587 heeft het geschrift weinig of niet de aandacht getrokken

ook niet van een deskundig publiek Tegen den tijd dat er te Amsterdam het eerstetuchthuis zou worden opgericht waarmee men in April 1595 reeds een heel eindgevorderd was zal Coornhert het noodig geoordeeld hebben om zijngedocumenteerde meeningen inzake een doeltreffender armenzorg betere wijzevan werkverschaffing en vruchtbaarder straftoepassing te publiceeren Misschienwerd hij hiertoe aangespoord door zijn geestverwanten en dichtlievende vriendenvan Amsterdam Haarlem en Leiden waarvan in de eerste plaats genoemd mogenworden Jan en Hendrik Spieghel te Amsterdam Carel van Mander te Haarlem enJan van Hout te Leiden Van den laatste bezitten wij immers ook het authentiekegetuigenis dat het hier uitgegeven handschrift in waarheid een geestesproduct vanCoornhert was waarover beneden nader Tijdens Coornherts leven is dus ook de algemeene waardeering voor dit deel van

zijn letterkundigen arbeid gering Geen zijner rechtsgeleerde vrienden prijst ook nazijn dood de idealistische beschouwingen en de voor dien tijd verheven tendenzenin lsquoBoeventuchtrsquo neergelegd Straf moest afschrikken ja maar ook en wel het meestverbeteren Aldus wilde Coornhert het maar zijn tijdgenooten die op het terrein derberechting en sociale opvoeding hun werkkring vonden volgden hem schaars opden voet Zijn woorden lsquodat alle land-lievende Princen meer lusts hebben oockmeer eeren behalen daer inne dat zij haren onderzaten voorhoeden voor de ziectenvan stelen knevelen ende moorden ende dit met zoete preservativen dan intghenesen zodaniger boosheijdscranckhey-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

3

den door de scerpe recepten van bannen geesselen ende oorsnijdenrsquo waren devoorboden van lsquoeen nieuwe lentersquo en de echos van lsquoeen nieuw geluidrsquoIeder die dan ook de geschiedenis van ons strafstelsel in t bijzonder die van de

groote cultureele vraagstukken van alle eeuwen in t algemeen tot objecten vanstudie maakt zal ten opzichte van dit bijzondere punt waardeering moeten gevoelenjegens den moralist Coornhert als auteur van lsquoBoeventuchtrsquo Dit moge dan eerstgeschieden na eeuwen ruim verdiend is die waardeering zeker Overigens werd het auteurschap van Coornhert noch de dateering van zijn hier

bedoeld geschrift nergens duidelijk vastgesteld en nog vaker onjuist weergegevenDat hij werkelijk de schrijver moet zijn van lsquoBoeventuchtrsquo blijkt allerminst uit de

gedrukte uitgaven hiervan noch in den oudsten druk van 1587 noch in dien van16301) waar het auteurschap verzwegen werd Dat hij echter wel de maker was vanhet hier uitgegeven hs blijkt allereerst uit een aanteekening van denbovengenoemden Leidschen secretaris-dichter Jan van Hout vriend van Coornherttoen gene schreef onder aanhaling van de beginwoorden uit het lsquoDiscoursrsquo vandezen lsquotselve Ruydt bewerp en brengt tvoors gescrift nu mede De handt en penmelden Dirc Volckerts z Coornhert daer ooc mee over een stemt de tyt endeplaetze deurdien de zelve de XXIVen Octobris LXVII opte voorpoorte inden hagegevangen lachrsquo2) Hierbij sluit zich gevoeglijk aan tot staving van dit getuigenis hetslot van Coornherts handschrift gelijk men dit hierachter kan vindenMet dit bewijs van Coornherts auteurschap van het handschrift uit 1567 het project

van Boeventucht uit 1587 kan verdere documentatie dat hij ook hiervan de schrijvermoet

1) Dirck Vz Coornhert Wercken waer van eenige noyt voor desen gedruct zijn Amsterdam1630-32 3 dln

2) Register in Legger Tuchthuis 1598 Leiden Gem Archief

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

4

zijn geweest ongetwijfeld achterwege blijven Een eenvoudige vergelijking tusschenbeide bronnen schenkt daarvan reeds aanstonds een besliste overtuiging Ten slotte nog een enkel woord over de dateering van Boeventucht in zijn oudsten

vorm Dr Jan ten Brink de geleerde uitgever van Coornherts Wel-levensconste isbegonnen om als zijn meening in verband met het ontstaan van Boeventucht teverkondigen dat de tijd daarvan moet gesteld worden op plusmn 1573 Hij grondde dezeopinie op het feit dat de opdracht van het gedrukte geschrift oa inhield lsquoAan mijnenHeeren den Edelen ende ghezanten der Steden in Holland deszelvens Statenrepresenteerendersquo Hierin zag de genoemde Coornhertkenner het bewijs dat diensBoeventucht lsquonoodzakelijk gedurende Coornherts tweede verblijf te Xanten1) sintshet einde van 1572 geplaatst (moet) wordenrsquo Bestond er naast de gedrukte oudsteuitgave geen ontwerp in handschrift dan zou er nog wat voor een dergelijkeredeneering gevoeld kunnen worden maar in de gegeven omstandigheden is hetniet meer noodig tot gissingen de toevlucht te nemen waar namen jaartallen endata ten duidelijkste sprekenDs FDJ Moorrees heeft zonder eenigen critischen zin deze dateering

overgenomen in zijn schets van Coornhert als Libertijn2) welker juistheid volgensdien schrijver mede bevestigd zou zijn door den inhoud van het vlugschrift Alsofdit een bewijs wareEindelijk schaarden zich de samenstellers der uitvoerige bibliographie van

Coornherts geschriften de bestuurders van de lsquoBibliotheca Belgicarsquo aan de zijdevan Ten Brink cs door eveneens diensmeening te onderschrijven dat lsquoBoeventuchtrsquoin of plusmn 1573 zou zijn ontstaan waaraan zij slechts toevoegden lsquonous ne pouvonsque nous raillier agrave cette opinionrsquo

1) Vgl Dr J ten Brink De Auteur der Wellevenskunst Inleiding bladz LXXIV2) Vgl FDJ Moorrees Dirck Volckertszoon Coornhert de Libertijn bl 48

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

5

De twee katerntjes waaruit het hs bestaat zijn met verschillende hand geschrevenHet eerste is bijna gelijk aan den inhoud van de inleiding voor de gedrukte uitgavevan lsquoBoeventuchtrsquo onderscheidt zich hiervan enkel door spellingsverschillen enmoet geschreven of gecopieumlerd zijn tusschen 1567 en plusmn 1600 zeer waarschijnlijkkort voacuteoacuter 1587 Het tweede stuk is het eigenlijke hs van Coornhert duidelijkgeschreven met aan t slot de dag- en jaarteekening 24 October (15)67 en in dorsode oorspronkelijke benaming van dit geschrift lsquoScadelicke Leechgangers Endegesonde Troggelaersrsquo Dit en het daarop aanwezige handschriftnummer (Nuo Xo)zijn weer met een andere hand geschrevenDeze publicatie is verzorgd in overeenstemming met de bekende regels voor het

uitgeven van historische bescheiden

G i n n e k e n A HALLEMA

Boeventucht ofte middelen tot mindering der schadelyckeLedighgangers

Elders cooptmen duur om gheldt ondtschuldighe slavenHier ismen verlegen met boeven tot straff veroordeltAl verschonck men tghenot van haer royen off gravenNoch waren zy zelff en tlandt hyer deur ghevoordeltDus hoe wel ghy vrije landen gheen mensch eygendom lijtHengt uyt noot datmen boeven doe wercken tot haer eygen profijt

Aenmijnen Heeren den Eedelen ende gesanten der steden in Hollandt desselvensStaten representerende

Vertoont met eerbieding zeecker lieffhebber des gemeynen nuts dat hybemerckende den groten overlast te beduchten staende zoe opten wegen alsinden velden vant ledich geboeffte nu eenige jaren bijna heel ongestraft geweestdoor de zware stormen des oorlochs als hinderlycke beletselen voorden wtwiedinghevan zulc willich ende mild aenwasschend oncruyt ende

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

6

daer door (ooc mede door dien dese krych veel naerstige broodwinners inverderfflycke ledichgangers heeft verdorven) in groter menichvuldicheyt vermeerdertzijnde met vlytiger aendacht gespoort heeft gehadt na eenige bequame middelenom metten minsten quetse ende meeste nut van desen lande zulck geboeftespoedelick ende zeeckerlick te doen verminderen tot een veylighe ruste vandenlantsaten ende tot een merckelycken oirbaer van desen landen voorsz

+I+II

+1)Ende geleth hebbende na zyn slecht begryp upten+ eynde alder straffingen

+III

upten onvruchtbaren remedien tot nochtoe gebruyct ende mitsdien verstaende+

+IV

die nootsaeckenheyt van sulcken onnutte in een nutte remedie te veranderen+

+V

Ooc mede geleth hebbende upten oorsaaken vanden+ aanwas der rabbauwennamentlick onachtsaemheydt opten huyshoudingen der armen derselver hope

+VI+[VII]

van+ ongestraftheydt mitsgaders kleyn ontsich voor eenen+ quaden voormiddaghheeft willen alle zulcx so hy cortste mochte stellen bij gescrifte mit byvouginge

+IXvan nut schynende remedien daer tegens als eerst+ middelen om te comen tot

+XIIIgewysse kennisse van alle stercke arme ledichgangers ooc om alle den+ selven

+XXIIinheymsche wesende nutbaer werc te besorgen+ ende den wtheymschen uytte houden van gelycken mede eenige gerede ende oorbaerlycke straffingen der

+XXVledigen ende quaetdoende rabbauwen te+ weten royen op galeyen opten veren

+XXVIII+XXIX

hier te lande+ onnutte duynen inden schadelycken meeren of onnutte+ veenen

+XXX

te voeren in besloten plaetsen op water ende+ broodt nutte hantwercken te lerenende plegen ofte aen gemeenlants wercken met dijcken heyen diepen endeanders te arbeydenDoor welcke voorscreven middelen (of andere diemen beter mach bedencken)

wechgenomen zoude werden voort eerstde ledicheyt aller quaetdoens oorsaicke de hope van ongestraftheyt met het

cleyn ontsich eender corter

1) (Deze en volgende cijferaanwijzingen correspondeeren met de genummerde artikelen in degedrukte uitgaven van Boeventucht Het hs van 1567 heeft wel een overeenkomstige indeelingmaar mist nog de artikelsgewijze nummering met Romeinsche cijfers H)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

7

+XXXIIXXXVIIIpijnen ende zoude mitsdien het geboefte grotelic minderen ende der landen ruste+oirbaer ende veylicheydt wenschelick vermeerderen tot eere Godts tot lofflickgerucht van tlandt van Hollandt ende tot welvaren van desselffs inwoonderenzoe breder gesienmach werden inden gescrifte bij desen overgelevert ende bedachtalleenlyck tot dienst vanden lande Versouckende de vertoonder niet anders dandat zulcx gelesen mach werden by UE off ten minsten bij eenige daer toe by UEte committeren op dat zoe daer inne yet nuts mochte zyn tselve met verbeteringeint werck zoude mogen komenEnde en zal de vertoonder alst maer gelesen ende by UE verstaen is geweest

in allen gevalle dese zijne goetwillige moeyten niet verloren reeckenen al endezoudet nergens anders toe dienen dat tot een vermaninge aen UE van eenspoedige ende ernstelicke bedenckinge om in dese zoe wichtige als nodige zaickeeerstdaichs te voorsijen

Discours onder verbeteringe vanden verstandigen

Wesende zoe leedich als vijant der leedicheyt nam ick voor de zelve mijnen vijanthinderlick te zijn zoe in my zelve als in anderen met nasporinge van middelen totminderinghe vanden schadelycken leedichgangers dijenende teghen den welckenveele placcaten met luttel vruchts gecondicht zijn geweestMaer aenmerckende des tyts ongelegentheijt welcke becommernissen in wichtiger

zaken nijet en gedoocht yet (alwaert al goet gevonden) in desen vuyt te rechtenende daer bij dat van mij ongeleerde ende onversochte in burgerlyken zakenqualyck yet gevonden zoudemoeghen worden twelck den geleerden lantregeerdersby raede der welcker de voorss placcaten gemaeckt zijn verborgen mach zijngeweest zoude ick de penne vuijter handt geworpen hebben ten waer zaecke mijdaer beneven oock voorgecomen ware dat een guede inventie nyet verlooren enis al en werdt die ter stont nyet int wercke

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

8

gebracht ende dat de hooge van state de kennisse van veel zaeckenmoeten haelenvuijt slechte burgeren dommestanden der zelver verstaendeAlsoe hebbe ick eenighe middelen by mij ten eijnde voorss bedacht zynde wel

willen stellen by gescrifte ende dit te vrijmoedelijcker overmits ick die noyt ineenigher placcaten en hebbe gevonden Biddende allen verstandigen dyese zijenzullen de zelve met besnoijnge vant overtallige ende bijvoechse[l] vant nootruftigeeer te willen verbeeteren dan te verachten als gescreven zijnde nijet vuijtverwaentheyt tot eyghen eere maer vuijt goetherticheyt ten gemeenen bestenbyden ghenen die lijever nijet dan tot nyemants nut zoude leeven

+Pag 2Staet daeromme eerst te mercken dat het eijnde alle der+ voorss placcaten

teghen den rabbauwen nijet en is geweest dodinge van veele menschen maerminderinge vant geboefte want het gheen minder doecht en is in doverheytimmers meerder oock lustiger ende prijselijcker werck dondersaeten voor mesdaette behoeden ende onschuldich te houden dan den schuldigen te straffenOick zietmen openbaerlijck dat het geboufte deurt executeren der voorss

placcaten wel bij meenichten gedoodt werdt maer zoe luttel vermindert dat denmeenichvuldigen anwas van dat willige oncruijt oock ancxte maeckt inden vroedenhet goede coorn noch eens te verdrincken deur eenighen gelegentheijt van oproerbij aldijen daer inne nijet wijselijck ende tijdelijck en werdt voorzijen zoe dat metsdyenblijckt dat de voorsz placcaten zoe luttel gevoordert hebben tot minderinge vanttgeboefte als olije int vuijr gegooten tot leschinge van brandeOff dit nu toe compt deur dijen dat de middelen der voorsz placcaten nijet en

zijn geweest de rechte dan off tzelve compt deur der officieren slapheyt en staethijer nijet te ondersoucken maer is te sporen na doorsaken vanden grooten aenwasder rabbauwenDeser houde ick onder meer anderen te wesen drie principale teweten het leedich

brassen der goedeloese menschen hoope van ongestraftheyt ende cleyn ontsichvoor eenen (zoot de boeven nomen) quaden voormiddaege

+Pag 3Voor waer nijet jegenstaende doverheyt zorchvuldelick hoort+ te letten opte

huijshoudinge der schamele gemeente zoe en geschyet dat gans nyet desdselve qualijck op gevoet zijnde haest geraect aent leedichgaen tuijschen endedrinken ende

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

9

zoe hen armoede zulcx nyet en vermach te onderhouden moet het voetsel vanzulck heur winneloos ende costeloos leeven gehaelt werden met quade middelennae tghemeen seggen

Die nijet en windt noch nijet en heeftgestadelijck inde taveerne leeftende de waerdinne wel betaeltwonder ist waer hijt haelt

Vuyt de verachtste van desen spruijten gesonde bedelaers ende vuijt dengroothartichsten dieven geweldigers knevelaers ende moordersWant dese laetste gerakende onder den rabbauwen bemercken der zelver

menichte groot ende de gestrafte van dyere weynich als die zeltsaen gevangenwerden overmits vreese te weeten des lantmans van aen coelen geleyt te wordenende der officieren voort lanck verleg vanden costen Ende maeckende alsoe hijzelve een1) hoopen van bedect te stelen ende roven te ontcomen off gracelijckgestraft te worden begeven zij hen tot quaet doen om leedich ende gulsich teleevenMaer genomen henluyden tongeluck al mochte treffen van gevangen ende

gedoodt te worden zoe laeten zij hen beduncken een goetspelen gaen een gatslachwaerdich te zijn ende hijer inne philosopherende verstaen zij doch eens te moetensterven van ziecten off anders verkyesen eenen corten scherpen voor een langequijnende doodt meynende alsoe dat dexecutie hen gracelycker handelt dan de

+Pag 4nature zelfs ende achten heure+ periculen minder ende heure weelde meerder dander landtsknechten dije met pijnlijker armoede op schutgevaert ende zorchlijcketochten loopen om vijer stuvers daichs ende tsavonts den keel aff zoomen zeytMochten nu gevonden werden bequame middelen tot wechneminge der voorsz

drie oorsaecken vanden aenwas des geboefts zoe waer verminderinge der zelverte verhoopenEnde zoude (mijns bedunckens) tot wechneminge vanden eerste ende hooft

oirzaicke der voorsz drie grootelijck voirderen het onderhoudt van dese off desergelijcke ordonnantien inden steden ende dorpenTeweten dat dofficier metten schepenen alle weeke een dach onleedich zouden

wesen omme den homans vanden ge-

1) Het hs heeft hier lsquoenrsquo H

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

10

buyrten deen voor ende dander nae onder eede aff te vragen wel scherpelick watluyden in heure gebuijrten woenen off thuijs leggen die gheen renten nochtegoederen hebben dagelycxs leedich gaen teeren drincken off spelen twelckongetwyfelt zoedanich volck zoude melden omme gestraft te moegen werdenEnde omme der quaetdoenders hoope van ongestraftheyt te benemen waer van

noode te vinden zoedanigen executie opt geboufte den doodt nyet verschulthebbende dat zij als wraeck-gierige boedels den lantman dijese gevangen haddeterstont nijet weder opten halse en quamen zoe nu gevalt nae gheesselinge endebannissementen daer mede des landtmans ancxte van henluyden te vangen wechgenomen mochte wordenItem corter gereeder ende gewisser executie dan nu valt dicmael overmits

+Pag 5scrupule vande schepenen verstaende (nijet+ geheel tonrecht) dat de schaemteeens verlooren zijnde de gesonde bedelaers ende dijefkens nijet heelongeneselijck wesende voorts onder de scelmen ende eyntlijck aenden galgegebannen worden waer deur de traecheyt vanden officieren als meer gheen lanckverschiet van penningen vresende oock wech genomen zoude wordenTen laetsten schijnt jeghen tcleijn ontsich der doodt schuldigen van noode te zijn

eenige straffe bitterder wesende dan de doodt zelve daeraff dexempelen oockbereyt ende veele tot allen plaetsen voor oogen mochten zijn omme zoo deur bewijsvande strenge ende onverbiddelijcke straffinge der misdadigen van quaedt doenaff te scrickenDe middelen dyenende tot meldinge vanden leedich gaende brassers is voor

gehoort Nu wil ick aen de manijere van straffe voor de zelve bequaem zynde endeoock aendemanijere omme der quaetdoenders hoope van ongestraftheyt insgelijcxshenluijden cleyn ontsich wech te nemen vande welcke ick hyer wil stellen vyereende daermede alleen aenwijsinge doen ommemeer andere ende beeter middelennae gelegentheijt vande lantschappen voorder te bedenckenDeerste is datmen zoude doenmaecken roeijschepen van groote endemenichte

van rijemen nae gelegentheyt vanden veeren van Amsterdamme ende Dordrechtop verscheyden plaetsen leggende ende dit licht oock styff alleen om menschen

+Pag 6te voeren ten halven met een aff scutsele tusschen den royers+ ende reysenaerszoe dat nijemant vreemts zoude moeghen coemen byden roeijers die op heurebancken vast geketent zouden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

11

zitten onder tgebodt van eenen strenghen patroon met een of meer bengelmeestersnaer groote vanden schepen ende menichte der roeijers welcker spijse moste zijnbroot ende henluyden drancke waterHierop zouden gebannen worden voor een jaer zes thien off hondert nae schult

ende der zaecken gelegentheyt alle gesonde bedelaers dijeven geweldigersknevelaers ende andere quaetdoenders zonder te vergeeten wijvesmijters onnuttedronckers dagelijcxe overspeelders tuijschers deurbrengers ende kinderen heurenouders lastich zijnde ofte weder spannich welcker cost men daerop zoudemoeghencopen omme te roeijen ende alzoe dese roeijschepen gebruijcken inde plaetze vankerckers dolhuyskens ende casteelenMaer off yemant in dese nijeuwicheyt (zoe meest alle nyeuwicheyt zwaricheyt

inne brengt) zwaricheyt wilde maecken vande cost aenden schepen vanden hindereder schippers ende schuijters ende van qualyck patronen te vinden onbermhertichgenoech hijer toe wesendeDie zal haest vernoucht zijn met het onwaerdelick proffyt dat zynen Majesteit

genijeten zoude vuijt de verpachtinge ofte bedijeninge der voorss veren Ick zwijgede minderinge vanden costen der justitieren nu vallende zoe int lanck leggen alsint executeren der gevangenen Item dat luttel schijppers hen generen metmenschen vracht oock luttel schuyteboeven zijn die deur heur dagelycxs gewelt

+Pag 7aen den reysenden man+ nyet wel verschult en hebben het roeijen opten voorssschepen Ende indien de bootsluyden van Hollandt ende Zeelant gheen luydenfel genoech vuijt en conden leveren om patroonen te wesen dat de wreedenatie vande Engelschen ofte oock Spangaerden ende Italianen lichtelyck weijnichpatronen daer toe behouftich vuyt leveren zoudenDe tweedemiddel is datmen tgeboufte landt zoude doenmaecken vanden duynen

ende meeren twelck nyet commerlyck en schynt alsmen de boeven met ketens offbouten aen den anderen gevetert tlandt dede werpen in ende weder vuijt denschuijten ten opsien vanden toe sienders vande werckende rabbauwen zoe indenmeeren ende veenen als aenden duijnen te bestellen tot bengelmeesters vandenboeven ende regeerders vande affkarringe ende toemaeckinge van lant welckgeboefte drooch broot eeten water drincken ende up drooch stroij slaepen zoudein een groote beslooten plaetse daer toe te maecken ter plaetsen naestgelegendaer de lancdurichste karringe zoude vallen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

12

De derde middel is dat int midden van elck lantschap gebout zoude worden eengroote stercke vangennisse met meenichte van hutkens ende een ruijme plaetseint midden daermen elck een ambacht connende zoude leveren tstoff om yet wercxte maecken zonder hen broot te geven hij en leverde een maetelijck dachwerckgemaict maer die gheen ambacht en conden zoude geleerdt werden nette breydenspeldemaken spinnen ende andere dijergelycke nutte ende onconstige ambachtenomme werck te leveren als vooren off te vasten

+Pag 8

+Ende de vijerde middel is datmen bouwen mochte binnen elcke steede eengevanckenisse bequaem voort geboefte zoe van binnen de steede als vandomleggende dorpen ende tzelve geboefte in manieren voorsz heure ambachtendoen pleghen diemen bij tween aenden anderen vast gecloncken zijnde gebruyckenzoude moeghen zoe aender steeden als aen gemeenlants wercken in heijendijcken delven dijepen van grachten ende dyergelycken arbeytEnde omme in allen gevalle den vuijtbreeck ofte wechlopinge vant voorsz gebouft

te voorhoeden zouden alle dootschuldige boeven gemerct werden int aensichte offmet eenich brantteecken off met opsplittinge der noesgaten zulcxs dat zijluydenal ontcomende eeuwige ballingenmosten blijven ofte als vluchtige ende verdoemdeslaven tot allen plaetsen byden officieren zonder oordel gehangen zouden wordenmaer anderen den doodt nijet verschult hebbende mochten voor henluydenvuijtbrake gestraft werden met dubbeleeringe vanden tyt heurder gevanckenissenVoor waer cooptmen in Spangien onconstige slaven voor hondert off twee hondert

gulden tstuck de rabbauwen deser landen veel al een ambacht connende zijnoock gelt waerdich ende beeter den dooden dats tot nyet maken te meer zoe hyerte lande zoe wel werck is te vinden voor henluyden ende en schynt hyer nijet teontbreken dan de maniere ende const om tgebouft recht te gebruycken die zekernyet zwaer om leeren en is noch zeltsaem

+De capienda utilitatePag 9

+Ende en is daeromme nyet ongeraeden dat wy in desen eens bestonden naete volgen onsen oude voorvaeders de welcke (zoe Plutarchus zeyt) hen eerstvernoecht hebbende met hen zelve te vrijen ende veyligen vant schadelicke wildegedijerte deurt schyeten ende dooden der zelver metter tyt verstandiger zijngeworden lerende de zelve wilde beesten oock betemmen ende tot henluydenoirbairlycken dienste gebruijcken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

13

Zeker den dienst ende oirbaer dyemen vuyt het gesonde geboufte zoude moeghentrecken en zoude nijet cleijn wesen waert datmense leerde gebruijcken ommedeurt roeijen den wech vanden reijsenden man in alle weeder ende wint snellijckende veylichlijck te voorderen Item omme van den onnutte jaa landt verstuvendenduijnen ook vanden landt verslinnenden meeren nyet alleen het goede lant tebeschermen maer oock zelve goet lant (dat in Hollant gebrec is) te maecken Itemomme van verdervers ende onnutte verteerders oirbaerlycke winners met vermeringevanden nootlycken hantwercken te maeken Ende omme tgemeen lant oock densteeden arbeijtsluyden genoech te leveren die eenen halven stuver daechsverterende vijff off zes stuvers met arbeyden zouden verdienenWelck proffyt hoe wel het boeven maten nut is nijet en is te gelijcken byden

grooten oirbaer tgemeenlant te verwachten staende alleenlyck deur minderingevant voorsz geboufte die hier deur vallen zoude want men zoude de voorszleedichgangers ende onnutte wespen kennen ende zoe tot nut moeghen gebruijckenEnde zoude dese executien vallen gereet oncostelyck ende buyten scrupule daerdeur der officieren traecheyt benomen zoude worden Ende zouden boven dijen

+Pag 10oock zoe+ zeecker zijn dat het geboefte alsoe een wyele opten roeijschepen invangenisse ende gebannen zijnde ende nijet op des lantmans hals den lantmannyet haest weder toecoemen en zouden des de lantman oock nijet scromen enzoude tgeboufte byden halse te nemenEnde hijer deur schijnt de hoope van ongestraftheyt genoech verlooren want zoe

de leedichgangers gewislijck op gegreepen zouden worden zoe wel opt lant alsinden steeden waer zouden zij veylich moeghen blijvenOock meede zoude aenden eeuwigen gevangens zoedanigen pijnlijcken

jammerlijcken ende ellendigen slavernije tot allen tijden over all bij elck gesijenworden dat zulcken onetijntlijcken1) verdrijet vant geboefte al verde boven thienquade voormiddagen geducht gevreest ende ontsien zoude wordenEnde dit ist derde voetsele vanden aenwas des geboefts twelck met dander twee

alsoe wech genomen zoude worden datmen verhoopen mochte onlancxs vuijtandere landen (zoe

1) Er staat misschien ontijntlijcken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

14

nu de Spangaers doen) het geboefte tot onderhout vande roeijschepen ofte ghemeenwercken voorsz te moeten haelen off bij gebreecke der zelver naerstige winnebrootsdaer toe te huijren ende dat bij faute vant inlantsche geboefte dwelck dese landen(nijet anders dan de duijvel teruijs) mijden ende vlijeden zoudeDan zoude de lantman opt platte lant voor den knevelaers zoe veijlich zijn als nu

+Pag 11de burger inden beslooten steeden+ De reijsende man zoude zoe luttel optenweghen als nu inden kercken voor straetschenders beducht wesen De schameleluyden zouden vuijt vresen vant voorsz roeijen de leedicheyt het drincken endetuijschen vermijdende hem met eerlijcken arbeyt generen De weederspannigekinderen zouden deur ontsich vande roeijschepen heuren ouders ontsien eerenende gehoorsamen De wyvesmijters hoereerders ende deurbrengers zouden wtancxte vanden rijemen te moeten handelen een vreedtsaem cuijsch endemaetelijckleeven leyden Ende de quaetdoenders zouden met vermering vanden goedengrootelick verminderen afnemen ende verdwijnenWat canmen godlijckers eerlijckers ende oorbaerlijckers nyet voor eenenmensche

huijsgesindt ofte stadt maer voor steeden ende landen wenschen dat zeeckerderende lichtelijcker vercregen mach werdenDat zij hijer mede genoech alleen voor een ruijdtbewerp omme bij verstandigen

bat naegedacht te werden

Begonnen ende voleyndt inden Haege opten voorpoorte opten XXIVen OctobrisLXVII

(In dorso)Scadelicke LeechgangersEnde gesonde TroggelaersNuo Xo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

15

Ze(e)rden scheren sarren

Vele Oudgermaansche talen kennen een sterk ww serethan onr seretha agsse(o)rethan ohd sertan mhd serten mnd mnl serdenDe oudste bekende beteekenisschijnt te zijn geweest coiumlre stuprare waaruit zich behalve de bijzondere toepassingop sodomieterij in verschillende talen andere beteekenissen ontwikkeld hebbenschenden beschadigen smijten slaan plagen bedriegen lokken enz Het Mhdkent ook de znw sart en surt stuprum die echter ook en vooral gelijk zooveledergelijke woorden in de lage lsquokrassersquo volkstaal werden gebruikt om ietsverachtelijks volslagen waardeloos aan te duiden ter lsquobekrachtigingrsquo eener sterkeontkenning (nit ein - geen zier lor bal enz enz) en voorts er- ver- zersertenungesorten lacirczen1)Ook in onze taal althans in sommige gewesten van ons taalgebied heeft dit

woord waarop tot dusverre nooit de aandacht gevestigd is vanouds bestaan Uitde middeleeuwen is tot dusverre slechts eacuteeacuten plaats opgeteekend Buskenblaser178 waar verseerden door Leendertz (in de Aant op de Mnl Dram Poeumlzie) onderverwijzing naar Spanoghes uitgave der Synonymia Latino-Teutonica CXLIV metverspillen door Verdam iv met weggooien wegsmijten verspillen vertolkt wordtmaar waar het blijkens het zinsverband (een man verwijt zijne vrouw lsquodoen ghitgheelt van onser goeder blaren coe verseerdet ane broeder lollaertrsquo) ten minsteeven goed nog in zijne oorspronkelijke althans oudere sexueele beteekenis opgevatkan worden zeker althans nog eene toespeling op of herinnering aan die bet bevatKiliaan noemt het woord niet maar moet het toch in zijne eigenlijke beteekenisgekend

1) Zie de wdbb vooral Schmeller en het daar aangehaalde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

16

hebben blijkens zijne door mij indertijd Tschr XIII 160 aangehaalde doch nietbegrepen vertaling van boech-seerden met lsquoutrinque inirersquo en zijne aanvankelijkinderdaad verbijsterende gelijkstelling van bug-seerden met buggheren paedicareetc (zie verder Kil 75a en 836a) die na het bovenstaande zeker wel geen naderenuitleg behoeft1) Men zou ook geneigd zijn in Kiliaans lsquoGhe-soort Foetura genimenrsquoeer een oud met dit ww verwant znw te zien dan eene afleiding van het jongereRomaansche soorte Het ww zelf zal Kiliaan misschien niet zoozeer wegens debeteekenis onvermeld hebben gelaten als omdat het hem eerst bij de bewerkingvan den lsquoAppendix peregrinarum dictionumrsquo (831-866) uit West-Vlaanderen teroore gekomen was althans niet in het door hem allereerst geboekstaafdeAntwerpsch-Brabantsch thuishoorde Daarmede strookt althans geheel de doorhem opgegeven vorm (boech)-seerden dien wij ook in het (thans zwakke) wvlzeerden naast waarschijnlijk minder gewoon zerden bij De Bo2 1227-8 terugvindenmet de immers inzonderheid Westvlaamsche rekking der korte egrave voacuteoacuter r + mkl totde zgn lsquozware egraversquo (ook wel verbeeld door ae of ei)2) en met de oogenschijnlijk zeeruiteenloopende beteekenissen 1 tergen kwellen plagen 2 (trans) stooten smijten(intr) stooten vallen 3 heengaan 4 (met (er) op) achten prijs stellen er zich aangelegen latenNaast dit art met vele voorbeelden uit auteurs en uit de levende volkstaal geeft

De Bo2 1232 ook een ander art zegraveren (met dezelfde lsquozware egraversquo) met de bet tergenkwellen maar ook aanbelangen aangaan raken scheren (wat zeegravert mij -) gezeegraverdzijn met - lsquozich bevinden bij iemand die ons be-

1) Verg met fr bougre nl bogger ook fr mnl herite ketter en sodomiet zie voorts De WeertNie Doctr 1183-9 sodomieterij wanhoop en heresie als drie zonden tegen den H Geest

2) Zie De Bo op E Vercoullie in Onze Volkstaal II 9 Van Wijk in Tschr XXXI 30-7 - Die vormmet ee zal evenals gheelt voor gelt (zie Vercoullie tap) dan ook als een Wvl vorm in (diths van) de voor t overige naar ik meen meer Brabantsch gekleurde taal der zgn lsquoabelespelenrsquo en sotternieeumln aangemerkt moeten worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

17

zwaarlijk valtrsquo gezeegraverd zijn van - lsquobezwaarnis hebben van iemand die ons kweltrsquowaarnaast ook in denzelfden zin den zeerd krijgen of hebben van -Het zal wel niet gewaagd zijn dezen laatsten door voorbeelden ook van den plur

ind en den inf (waar de d dus inderdaad niet g e h o o r d wordt) gestaafden vormzegraveren te verklaren uit misverstand van het praet met d(d) en vooral van het zeergebruikelijke part gezeegraverd zijn een misverstand misschien nog ondersteund doorde bijgedachte aan een wel niet gebruikelijk doch licht te onderstellen in klankverscheiden maar zinverwant zeeren met lsquoscherplangersquo eeVerschillende beteekenissen en gebruikswijzen van dit woord ze(e)rden herinneren

ons aanstonds aan de bijna volkomen gelijke begripsontwikkeling bij nnl brui(d)enbrui verbruien enz en mnl hijen verhijt zie Ned Wdb en Mnl Wdb op die woordenen de uitweiding in de Synon Lat-Teut bij Contumelia Over de ontwikkeling dezerbeteekenissen uit de oorspronkelijke1) althans oudst bekende sexueele en overde uit deze en vele andere woorden blijkende groote plaats van het sexueele in devoorstellingen van meer primitieve tijden en in de lsquokrachttaalrsquo van ouderen enjongeren tijd ware meer te zeggen

Naast dit wvl zeegraverden staat nu in Brabant (en elders) een in klank en beteekenisalthans zeer daarop gelijkend en door De Bo dan ook daarmede gelijk gesteld wwsjegraveren zjegraveren sjerren sjarren Hoeufft Bred Taaleigen heeft sjarren wegsmijtenlsquodoch meest onder de landlieden en den laagsten burgerstand gebruikelijkrsquo dat hijvergelijkt met gelijkbet zuidbrab sjerren sjeren (ook wegdrijven -jagen) en dathem doet gissen dat het lsquode naar het Hoogduitsch gebogene uitspraak is vanscherenrsquo in denzelfden zin in en om Breda en Bergen-op-Zoom gebruikelijkInderdaad hebben Cornelissen-Vervliet Antw-Brab Idiot scheren werpen smijtenen daar-

1) Dit laat ik in t midden in vele andere gevallen althans schijnt deze veeleer de jongere langsverschillende wegen uit meer algemeene ontstaan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

18

naast geschoren zijn met iemand er mede bedrogen gefopt zijn Claes Bijv opTuerlinckx Hagelandsch Idiot geeft op zjeer brui (den - van iets geven) en zjeerenvertrekken zich wegmaken Rutten Haspeng Idiot zjeeren raken (wat zjeert mijdat) en wegjagen (zij hebben hem daar gezjeerd) Schuermans Alg Vl Idiot enBijv sjerren sjegraveren zjegraveren (jegraveren) (weg)werpen en ook sjeer(t) (u) van hier sjeerzjeer (van iets den - geven = - bras -) De Mont en De Cock Vl Volksvertelsels 93wat sjert me dit wat sjert me dat (uit Wambeke in Brabant) Colinet Het dialectvan Aalst (Leuv Bijdr I 50) žegraveren bekommeren eindelijk ook gespeld met j(kennelijk met Fransche klankwaarde = ž zj) jert van hier (Hor Belg II 242 uit eenspotliedje op de Walen en evenzoo Versl d Vl Acad 1923 149)Dezen vorm met š of ž vinden wij nu echter niet alleen in Brabant maar ook in

Holland Van Helten heeft Proeven vanWoordverklaring 19-20 eenige voorbeeldenoogenschijnlijk alle uit Hollandsche kluchten gegeven van sjarren sjerren sja(e)renin dezelfde of soortgelijke beteekenissen en uitdrukkingen als hierboven voor hetBrabantsche ww gestaafd zijn Op de keper beschouwd komen echter eenigehiervan - een van De Bie1) voorts De Jonge Bakkersknaepje 8 (bis) BormeesterNieuwsg Aegje 4 - op rekening van Brabantsche kluchten of van Brabanders inHollandsche kluchten sprekend ingevoerd Maar voor Hollandsche rekening blijvendan toch Tysens De weergadel Bedrieger ontmaskerd 42 Alewijn Jan Los 25 en33 Dez Puiterv Helleveeg 25 en (door mij hierbij gevoegd) Swaanenburg ArleqDistelateur 299 Hetzij nu deze Hollandsche bewijsplaatsen al dan niet alsBrabantsche lsquoinkomelingenrsquo moeten aangemerkt worden in allen gevalle herinnerenvorm en beteekenis van dit brab(-holl) sjaeren

1) Op de door VH vermelde plaats Beschermde Suyverheyt 24 zijn de door hem aangehaaldewoorden niet te vinden waarschijnlijk zijn zij uit een ander spel van dezen Brabander Ikverbeter ook verder enkele cijfers van VHs citaten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

19

enz sterk aan die van wvl zeegraverden zegraveren (en wederom aan de bett van hollbruien) Men vraagt zich een oogenblik af of deze twee woorden vereenzelvigdmogen worden of de sj (š ž) hier uit z ontstaan kan zijn1) Doch weldra laat mendie gedachte varen het ligt toch meer voor de hand in dit šegraveren met Hoeufft een- oorspronkelijk oostelijken - vorm met š- lt sch-2) te zien van het Nnl en Nhdww scheren dat oa zoowel reflexief gebruikt zich uit de voeten maken oprukkenheengaan als transitief aangaan deren enz (bv lsquowas scheert mich Weib wasscheert mich Kindrsquo Heine) beteekent3) Allicht zullen echter de beide in klank enbeteekenis overeenkomende ww elkaar hier en daar op sommige punten van onstaalgebied en van hun begripsgebied ontmoet4) en op elkaars beteekenis invloedgeoefend hebben ja verward of zelfs ten deele samengevallen zijn

Nog een ander woord dat in klank en beteekenis met de bovengenoemde puntenvan overeenkomst heeft is nnl sarren lsquoeen betrekkelijk jong woord waarschijnlijkvan onomatopoeumltischen oorsprongrsquo zegt het Ned Wdb op het voetspoor vanFranck-VanWijk Vercoullie2 daarentegen lsquouit hgd zerren intens v zehren = terenrsquoDe eerste gissing lijkt mij een noodsprong in t duister de tweede afleiding althanste stellig bewoord Mag een derde mogelijkheid overwogen wordenDe oudste voorbeelden in het Ned Wdb XIV 106-7 zijn uit de 17de eeuw van

Hooft Vondel De Brune en andere Hollanders of Zeeuwen Dat de thansgebruikelijke s ook hier reeds den scherpen sisklank verbeeldt mogen wij afleidenuit de afwijkende spelling met z (zarde) bij Vondel II 747 naast

1) Gelijk althans in vreemde woorden als hans(s)jop parlesjanten corsjet wel geschied is -Verg ook bij Boekenoogen jart en jirt (aan den - zijn)

2) Als in Limburg ten oosten van de Panninger linie (zie Schrijnen in Tschr XXVI 82) maar ookin het Oostvl Aalst (zie boven blz 18) in de NW Veluwe (Van Schothorst sect 274 c) ee

3) Zie Ned Wdb XIV 474 Paul Deutsches Wtb 377 b4) Verg bv ook mhd ungesorten lucirczen (boven blz 15) = nhd ungeschoren lassen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

20

zidderenden (een paar regels verder) en uit een (ouder) voorbeeld in de Twespraack(1584) XIV waar de (aldaar aangenomen en aanbevolen) onderscheidende spellingvan den scherpen klank met lsquosrsquo doch den zachten met lsquozrsquo oa verduidelijkt wordtdoor sarren tegenover zarp De klinker is in al de in t Ned Wdb en hier vermeldeaanhalingen - en ook bv Vondel II 634 ( marren) - a evenals thans Doch eenpaar (oudere) plaatsen hebben e Visscher Brabb 147 (Jamm VI 51 sert swarthert) en Bredero III 459 (serren sterren) met de bekende afwisseling van er en arin de Hollandsche literaire schrijftaal van t begin der 17de eeuw (zie Van HeltenVondels Taal sect 2 Nauta Taalk Aant op Bredero sect 4 en 8)Uit vroegere eeuwen zijn de voorbeelden tot dusverre uiterst schaarsch Plantijn

noch Kiliaan vermeldt het woord Verdam geeft behalve eene verwijzing naar denTeuthonista (lsquotergen tzerren kreytzen irritarersquo en lsquotergen tzerren vergrellenincessirersquo) slechts eacuteeacuten voorbeeld uit den Noordnederlandschen1) lsquoeerstenGeschiedbijbelrsquo 234 a lsquoDoe quam daer een out Jode ende serrede Matatias voirsijn aensicht dat en condeMatatias niet liden datmen Gods wet verdructersquo kennelijkde zeer vrije vertaling van den Vulgaattekst van 1 Mach II 23-4 waarin echter geenLatijnsch woord rechtstreeks aan serrede beantwoordt Thans dienen daarbij gevoegdtwee door Dr Verdenius in dit Tschr XLII 133 aangehaalde gelijkluidende plaatsenuit Sommige stichtige punten ed De Man blz 117 lsquoBrueders lijdet mit ons endedrijncket den kelick der sarringe alse water des levensrsquo evenzoo blz 171 waarnaar Dr V mededeelt lsquoin t hd voor [l in t hs voacuteoacuter] sarringe serringe geschraptisrsquo welke laatste vorm door den afschrijver van dit - in de 15de eeuw in de omstrekenof althans (min of meer) in het dialect van Deventer geschreven - hs derhalveminder goed of aannemelijk geacht werd dan de eerste2)

1) Zie Te Winkel Ontwikkelingsg2 II 1672) Zie Tschr XL 193 en De Mans Inleiding LXXXVI

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

21

Dr V vraagt tap met verwijzing naar de bovenaangehaalde lemmata uit denTeuthonista of nnl sarren niet uit het Oosten ingedrongen kan zijn tserren gt serrengt sarren Tegen deze afleiding ook bij Verdam aangeduid en door Vercoullie gesteldis uit het oogpunt van de klanken niets in te brengen noch tegen hd z- gt nnl s-noch tegen hd -err- gt holl -arr- En ook het eerste voorkomen in een HollandschenBijbel in den Teuthonista en in een stichtelijk geschrift uit de oostelijke gewestenschijnt wel dien kant uit te wijzen Maar de afstand in beteekenis tusschen mhdnhd zerren (verwant geacht met eng tear maar ook met hd zehren nl teren dochn i e t met hd zergen nl tergen) rijten scheuren trekken rekken en nl sarrenplagen kwellen tarten schijnt toch groot genoeg om eenigen twijfel aan die oostelijkeherkomst te wettigen En de drie middeleeuwsche getuigenissen staan mi dicht bijde Nnl maar ver van de Hd beteekenis de lsquokelick der sarringersquo is toch kennelijkde lijdenskelk sarringe dus zooveel als lijden rampspoed verdrukking plaag (inden oorspr zin) zie Ned Wdb VII 2106-7 Zou mnd terren twisten met woordenstrijden kijven (alleen in het Mnd Handwtb zonder nadere opgave te vinden)wellicht den schakel kunnen vormen Alles bijeen maakt mi het Nnl ww sarrenwat zijn kring en wijze van gebruik betreft toch niet of nauwelijks den indruk eendier - zonder twijfel talrijke nog niet in hunne lsquoOosterschersquo herkomst erkende -lsquoOosterlingenrsquo te zijn die - in het Vlaamsch-Brabantsch zoowel in de ME als naart schijnt thans1) onbekend - na en door de Hervorming uit lsquoOostlandrsquo westwaartsgedreven in de Hollandsche schrijftaal der 17de eeuw voorkomen Veeleer zoumener een dier vanouds lsquobodenstaumlndigersquo Friesch-Hollandsche bestanddeelen invermoeden die zich in de 17de eeuw van Holland uit in de

1) De Bo2 1227 noemt sarren althans bepaaldelijk lsquohollrsquo doch Colinet noemt tap voor Aalstnaast žegraveren bekommeren ook šaren ophitsen sarren Is het woord ook elders in deZuidnederlandsche volkstaal bekend of alleen uit de Hollandsche schrijftaal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

22

algemeene (Noord-)Nederlandsche spreek- en schrijftaal verbreid hebbenZoo kan een oogenblik de gedachte rijzen aan een samenhang van holl sarren

met wvl ze(e)rden Niet alleen de overgang van er tot ar maar ook de verscherpingder z- tot s- (of wel het behoud der oorspronkelijke og s-) en de assimilatie van -rd-tot -rr- zouden zich wellicht langs meer dan eacuteeacuten weg laten verklaren en de afstandtusschen de voor het laatstgenoemde ww vaststaande bet plagen kwellen en demeer intensieve van het eerstgenoemde tergend prikkelend plagen en verder(uit)tarten of ook verlokken is op zich zelf waarlijk niet grooter veeleer kleiner dande hierboven blz 21 gewraakte tusschen hd zerren en nl sarren Doch behalveandere hier niet nader uit te werken bedenkingen blijven er mi onoverkomelijkebezwaren tegen de vereenzelviging van het Vlaamsche en het Hollandsche wwbestaan Zoolang niet blijkt dat het (Friesch-) Hollandsch reeds in de ME een wwserren heeft gekend met beteekenissen en gebruikswijzen dichter staande bij denkring den lsquostandrsquo de gevoelswaarde van het Wvl woord blijft nnl sarren in de luchthangen Immers er gaapt een te diepe kloof tusschen het uiterst gemeenzame jaruwe en platte Westvlaamsche zeerden dat zijne afkomst nooit geheel schijnt teverloochenen in dezelfde taalkringen thuishoort als holl bruien en nauwelijks dendrempel der schrijftaal overschrijdt en het (Oostersch-) Hollandsche sarren datnaar t schijnt vanouds ook in de hoogere literaire taal gebruikelijk is geweest eenekloof tot dusverre nog niet als bv bij aarzelen overbrugd door gegevens uitouderen tijdZeerden scheren en sarren dienen dus tot nader order onderscheiden te blijven

L e i d e n Maart 1925JW MULLER

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

23

Over de aanspreekvorm ie (i-j) in onze oostelike provincieeumln

In het Grammatisch Overzicht dat Vor der Hake aan het slot van zijn dissertatie DeAanspreekvormen in t Nederlandsch I geeft vermeldt hij blz 208 als nom plur eenvorm gii met het volgende voorbeeld uit de Rechtsbronnen der stad Zutfen blz103 daarbij lyegii der stat soe hoen y u selven di liegt ge tegenover de stad hetstadsbestuur dan doet ge U zelf schande aan1) Het is duidelik dat Vor der Hakezich hier vergist In lyegii zit niet het pron gii maar hetzelfde enklitiese vnw dat ookin hoen y voorkomt nml ii (y)2) Dit Saksiese ii korrespondeert met het Hollandseje in liegje hoon-je Evenals bij deze laatste verbindingen ontbreekt in de Saksiesevormen de persoonsuitgang t in hetzelfde eedsformulier vindt men (op blz 104 derRechtsbronnen) zonder inversie gii leefft Dit eedsformulier dateert van niet laterdan 1551 (zie Inl op de Rechtsbronnen blz XVIII) In Overlandse taal uit het middender 16de eeuw waren dus reeds i- (i-j- ie-) vormen in gebruik zoals we die uitverschillende inheemse Saksiese dialekten van nu kennen (vgl oa GG KloekeDialect-geographische Onderzoekingen I Tijdschrift 39 blz 238)Dat dit ie-pronomen in 16de-eeuwse (en misschien reeds vroegere) Saksiese taal

nog zelden voorkomt behoef ik niet op te merken het pron plur van de 2de persis zowel voor

1) Tot recht begrip volge hier de hele passage Juramentum civium Aldus sal onser statrentmeyster vragen enen die men tot enen burger toe Zutphen ontfangen sal lsquoOfft hii yeteygen siirsquo lsquoofft hii enige vede heeftrsquo lsquoofft hii enige quade zukede an hem hebbersquo Seget dieman lsquoneenrsquo soe zal die rentmeyster zeggen lsquolyegiirsquo enz

2) Een ontwikkeling lyegt gii gt lyeggii lyegii is in theorie mogelik maar in verband met hoen ymeen ik die buiten te mogen sluiten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

24

de Saksiese als voor de Frankiese dialekten van ons land in deze tijd ghi1) (vgl Vorder Hake Nieuwe Taalgids V 113 vlg) en in enklise ook het bekende di (ti) (kendispreecti enz)2) Ik laat hier de mij bekende vbb van het 2de persoons-vnw ie uit16de-eeuwse Overlandse taal volgenEen zeer vroeg vb vindt men in de aardige Latijnsch-Nederlandsche Samenspraak

uit het begin van de 16de eeuw uitgegeven door ME Kronenberg in N Tg XVII136 vlg waer om wonsschi dat (blz 138) Verder is hier t pron plur ghy (gy)enklities ook -di (brendy = breng je heb dy)Een aantal vbb leveren de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden Adagia oft

Proverbia ghenoemt gheprent toe Campen bij Peter Warnersen 1550 Van de 2409spreekwoorden die het boekje bevat zijn er door GJ Meijer in zijn OudeNederlandsche Spreuken en Spreekwoorden (Gron 1836) 950 opgenomen volgensaantekening van Dr WHD Suringar wiens exemplaar van dit zeldzame werkjenu in de Bibl van deMaatschappij der Nederl Letterkunde ik gebruikt heb3) Suringaracht het in zijn Erasmus (Inl p LXII) mogelik dat de drukker Peter Warnersen ookde schrijver is van deze verzameling4)

1) In t Mnd steeds als gi geschreven zegt Lasch sect 342 Anm 2 maar in Saksiese taalbronnenbinnen onze grenzen komt naast gi meermalen ghi voor

2) Noch in het Altsaumlchs Elementarbuch van Holthausen noch bij Lasch vindt men dit enklietiesedi (ti) genoemd Toch is het in Saksiese taal tot plusmn 1600 uit het Oosten van ons land nietzeldzaam men zie bijv de voor dit artiekel gebruikte bronnen de geschriften der modernedevotie Het viel mij echter op dat in de Quellen und Forschungen zur Gesch der deutschenMystik van Rudolf Langenberg (Bonn 1902) waarin men mystieke literatuur aantreft evenover onze grenzen geschreven (Frenswegen Muumlnster) nooit moegdi soldi moetti en dglvoorkomen maar steeds moge gy solle(n) gy mote gy enz De di-vormen zullen dan alsindringers uit het Frankies te beschouwen zijn

3) Het zijn lang niet alle spreekwoorden fol 37r vindt men een tweegesprek verder vergelijkingenen wat vooral van belang is veel synoniemen en synonieme uitdrukkingen 43r Het is eenonbewandert man hy heft sijn leven lanck niet gesien hy heft nergens gewest hy heeft nyeonder den luyden gewest hy kijckt yerst in dye wereldt hy compter yerst gaen 38v eenvertogen kint verwennet ongeregeert enz

4) Zie over hem PJ Meertens Een bundeltje Katholieke Geschiedzangen uit de eerste jarenvan de opstand Tijdschrift XLIII blz 258 vlg - Volgens Suringar (Erasmus LXIII) kunnen deGhemeene Duytsche Spreckw ondanks het jaartal 1550 op het titelblad enige jaren laterverschenen zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

25

die voor een groot deel een vertaling is van Johannes Agricolas Gemeine DeutscheSprichwoumlrter Men vatte het woord vertaling hier niet verkeerd op het zijn veeleerequivalenten gangbaar in het dialekt van de vertaler Spreekwoorden enspreekwijzen als Hebby haest soe schijt staende 55r (nog in Zuidwest-Drente ingebruik) ghi tasten der vyve te misse 25r ick wil noch mit dyn butten peren vanden boom werpen 34r alst wel wil soe calft die osse 32r hem en sal ghienspinnecobbe voer de mont wassen 63v (in Zuidw-Drente hij loumlt t spinrag ook nietveur de bek wossen) versien isset beste oppet spoel 9r (nog te Meppel in gebruik)om maar enkele te noemen moeten zo uit de mond van t volk zijn opgetekend Zohebben we hier dan een verzameling in alle opzichten van zeer bizondere waardedie een volledige herdruk ten volle verdient Voor de dialektbeoefenaar is ze niethet minst van belang we maken hier kennis met echte volkstaal uit het Oosten vanons land 16de-eeuwse geschriften uit die streken waarin de spreektaal de gewoneomgangstaal zo dicht benaderd wordt zo weinig is geretoucheerd als hier zijnschaars Suringar wijst er (Erasmus p LXII) reeds op dat de eigenaardige tongvalwel de aandacht van onze (vroegere) taalkundigen op dit boekje hadmogen vestigenTot dusver is dit nog steeds niet het geval geweest voorzover ik weet - wat deuitgave van Meijer in dit opzicht geeft is van geen belang Daarom meen ik goedte doen hier nog eens de grote waarde van deze spreekwoordenverzameling naarvoren te brengen Een opzettelik gedetailleerd onderzoek naar taalvormen enwoordgebruik zal het wellicht mogelik maken dit dialekt vrij nauwkeurig telokalizeeren zo oppervlakkig beschouwd lijken mij de drie bronnen waaruit mijnie-pronomina komen (dialekt-) geografies niet heel ver uiteen te liggen1) IndienPeter

1) Een van de gronden waarop mijn mening in dezen steunt vindt men op blz 28 van belangis verder de uitdr Het is verslaagen als Hasseler marckt 65v blz 55v leest men wy willenderons op beraeden mit die vier hoeftsteden Op een enkel woord vestig ik hier nog de aandachthet woord badt dat tweemaal voorkomt 58v soe wel een badt als een baedtyen en 12v duhoerest niet wel ick moet dy eenmaal totten Badt voeren De uitdrukkingen zijn mij nietduidelik uit de omgeving waarin de eerste voorkomt maak ik op dat ze zou kunnenbetekenen t is me om t even Mogelik is dit hetzelfde woord als bat = tol (turbo) dat in dehiervoor genoemde Lat-Ndl Samenspraak voorkomt Dan is daarvan nog maar eacuteeacuten vbbekend en wel uit het Overijsels (Kamper) Stadsrecht (vgl N Tg XVII blz 137 noot 2)Gunnink geeft in de Woordenlijst achter zijn Dialect van Kampen en Omstreken battogravelə =een soort tol ook bat In Meppel en omstreken (Zuidwolde Koekange Beilen DieverDwingelo oa) gebruiken de jongens het woord batring (batrink) voor werptol meer noordelikin Assen Gieten is het niet bekend Een drijftol heet in de buurt van Meppel gibe (vgl MnlWdb iv)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

26

Warnersen met zekerheid als schrijver kan worden aangewezen dan zal men allichtin de eerste plaats aan Kampens Noordwest-Overijsels dialekt mogen denken

De in de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden voorkomende vbb van eenie-pronomen zijn de volgende graeuwy (word je grijs) 11v (11)1) hebbij(t) 53v (50)hebby 55r tweemaal moeghy 60v (58) ruycky en hebby 61v (59) ghecky 62v

(60) hebby 63r Terloops wijs ik er op dat van deze 9 vbb er 5 hebby luiden denauwere aaneensluiting en de daarmee gepaard gaande verwording van een ofbeide komponenten voltrekt zich het eerst in veelgebruikte verbindingen2) Vormenals vijndy (vijndy tey niet soe moeghy tnest braden 60v) oldy (sorghet niet soegraeuwy niet oft soe oldy niet 11v) mag ik hier niet noemen Die kunnen immerseven goed het uit Frankiese dialekten bekende enklitiese -di bevatten Zo vindenwe naast hebby ook hebdy 25v (24) Hebt ghy 26r ruyckt ghi 46r (42) en dglkomen eveneens voor Verder luidt het steeds dat ghi als ghi eer ghi oft ghi enzIn de verbinding conjunctie + pron komt dus grafies altans nog geen enkliese totstand Ik kom daarop terug

1) De cijfers tussen haakjes hebben betrekking op de pagina in Meijers uitgave2) Vgl mijn artiekel Over de Inclinatie in het Middelnederlandsch Tijdschrift 43 blz 10 noot 2

Voor het Hamburgs in de 17de eeuw noteert A Lasch reeds vormen als hey ji hey = hebjullie wey = wil jullie (wil ji gt wiji gt wei) (zie Nd Jb XLIV blz 44) Waarschijnlik komen haarvbb uit Teweschen Hochtydt (vgl Jellinghaus uitgave in Bibl des Stuttg Lit Vereins Bd147 blz 220 221 235 enz) Niet alleen het veelvuldig gebruik ook de geringere intensiteitvan t aksent (in verband met de funksie dezer verba t zijn alle hulpwerkw) is een faktor diehet proses begunstigt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

27

Overzien we eerst de staat van zaken we vinden dan dit in deze Overlandse taalis tot in de 16de eeuw het pron plur van de 2de persoon als regel ghi (gi) in alleposities zelfstandig (emphaties) proklities en enklities dit in overeenstemming metwat ons de grammaticas over t Oudsaksies en t Middelnederduits leren (vglHolthausen en Lasch) Daarnaast komt begin 16de eeuw - vroeger vbb zijn mijaltans niet bekend1) - een vorm ie (i y ii) op alleen in enklitiese verbinding met deverbaalvorm Die verbaalvorm mist de persoonsuitgang t In de volkstaal van eeneeuw later uit ongeveer dezelfde streken is dit ie in alle posities doorgevoerd hetis (naast du ik laat de verhouding tussen de twee buiten beschouwing) hegravet vnwgeworden ghi is verdwenen Duidelik blijkt dit bijv uit de Overijselsche Boerevrijagievan Lubbert Bouckslagh en Smoddemoelen Zwenne (gedr te Amsterdam 1641)2)Men vindt daar niet alleen laot-y meug-y enz (eveneens dat y doe y = toen je)maar ook y doet y soelt enz Alleen de pastoor die geen Overijsels spreekt gebruiktnog de vorm gy (wout gy gy olders Ov Boere-Vr 241 242) onder de boerenzelf wordt gij niet meer gebruiktKloeke wijst in zijn studie over de aanspreekvormen in de dialekten onzer

Noordelike provincieeumln (Tijdschrift 39 blz 238 vlg) een aaneengesloten ie-oe-gebiedaan dat een deel van Drente bijna geheel Overijsel en t grootste deel van deGelderse Achterhoek omvat In dit gebied is ie (i-j) in gebruik voor de nom van hetoorspr 2de pers plur pron De accusatief (de oe-vorm) moet ik hier buitenbeschouwing laten maar toch is t van belang er op te wijzen dat ook in de doormij gebruikte bronnen geen acc vormen met j (ju = joe)

1) Men vindt geen vbb van dit ie in Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oeldenzusteren uitgegeven door DrD deMan (s-Gravenhage 1919) evenmin in Van den Doechdender vuriger ende stichtiger Susteren van Diepen Veen uitgeg door DA Brinkerink (Groningen1904) Deze beide geschriften dateren uit het eind der 15de eeuw zijn geschreven in Overijselsdialekt in een dialekt dat niet veel zal hebben afgeweken van de eenvoudige Deventeromgangstaal

2) Afgedrukt in Het Nederlandsche Kluchtspel II2 blz 231 vlg van Van Vloten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

28

voorkomen De Ghemeene Duytsche Spreckwoorden kennen alleen u in de LatNdl Samenspraak vindt men weinig bewijsmateriaal (eacuteeacuten datief u en twee posspron u u vaeder) de Zutfense eedsformulieren geven uitsluitend u De gewoneschrijfwijze van het acc pron in de Ov Boerevrijagie is oe (een paar maal uw bijvblz 234)1) Waarschijnlik stammen mijn bronnen alle wel uit het door Kloekebeschreven ie-oe-gebied En enigszins ruw genomen zal de 17de-eeuwse volkstaalvan Overijsel wat de vormen betreft al ten naastenbij de toestand vertonen zoalsdie door Kloeke is opgetekend Misschien is het niet gewaagd dit ook voor t overigeie-oe-gebied aan te nemenOp welke wijze door welke invloeden is ghi verdwenen en vanwaar is de vorm

ie (i-j enz) gekomen In de voorafgaande uiteenzetting ligt mijn meningdienaangaande eigenlik reeds opgesloten We hebben hier een gelijksoortigeontwikkeling aan te nemen als die ik voor de Hollandse vnw je en jij heb trachtenaan te tonen (zie Tijdschvift 43 blz 81 vlg) Ook deze Saksiese aanspreekvorm ieheeft zich in de enklitiese verbinding van verbaalvorm + ghi ontwikkeld Dieverbaalvorm ging in het praesens in t algemeen op t uit vgl de door mij gebruiktebronnen en het tegenwoordig Gelders-Overijsels dialekt (Galleacutee sect 61) De t is bijhet proses verdwenen Ie is uit de enkliese losgemaakt en in andere posities ingebruik gekomen Hoe de ontwikkeling hebt ghy gt hebby (ook hebdy gt hebby)zich foneties presies heeft toegedragen laat ik daar overgangs-schrijfwijzen zoalsde Hollandse dialekten die vertonen (wilge raesgie enz) heb ik tot dusver inOverlandse geschriften niet gevonden In elk geval hebben we hier te doen met eenmouilleringsproses dat voor de Saksiese dialekten even goed aannemelik is alsvoor de Hollandse (vgl de artie-

1) De Ov Boerevr is ook door Jellinghaus uitgegeven in Bibl des Stuttg Lit Vereins Bd 147blz 175 vlg naar de tekst in de Westfaelsche Speel-Thuyn (druk van 1661 Amsterdam)De varianten zijn voor ons doel van geen belang Een zeer afwijkende nom bij Van Vlotenhebt uw dan ouck ossen messchien mag geschrapt worden op grond van Jellinghaus lezingheb u ouck assen mensche Beide uitgaven munten niet uit door nauwkeurigheid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

29

kelen van De Vries en Kloeke in Tijdschrift 44 oa blz 41 en 47)De vraag rijst of we hier inderdaad met een inheemse ontwikkeling hebben te

doen of dat dit proses op Hollandse of misschien Oostelike kultuurinvloed kanberusten Mogelike Oostelike invloed op het Gelders-Overijsels moet ik buitenbeschouwing laten wel wijs ik in dit verband er op dat in eenMunsterse Spraakkunstuit het midden der 15de eeuw (uitgegeven in Nd Jb III p 36 vlg) bij de verbuigingvan het subst als voc wordt opgegeven (o) je (ye) manne (evenzo met wyve envrouwen) terwijl daarentegen bij de vervoeging als vb van 2 plur gegeven wordtgy lesen En verder dat het hele Nederduitse gebied gi heeft verloren en een ie- ofii-je-pronomen daarvoor in de plaats heeft gekregen maar - altans voor een grootgebied - veel later dan de 16de eeuw Niemand zal deze Nederduitse ontwikkelingin haar geheel aan Hollandse invloed willen toeschrijven maar het zou kunnen datop dit beperkte Geld-Overijselse gebied het mouilleringsproses van uit Holland wasbewerkt of begunstigd Daartegen pleit reeds enigszins dat in deze Saksiese strekengeen jij-je-vormen voorkomen maar ie-i-j-pronomina en dat tot dusver ook geenovergangsvormen gie-ge zijn gevonden Maar mijn voornaamste bezwaar tegendeze onderstelling is in de ons overgeleverde Hollandse taalbronnen der 16de eeuwis maar een heel enkel vb van een j-pronomen gevonden1) eerst nagrave 1600 wordenze talrijker om spoedig ghi geheel terug te dringen In dit Saksiese gebieddaarentegen vindt men reeds duidelike ie-vormen van af 1500 Heeft nu de Hollandsespreektaal dan toch ook reeds vroeger overeenkomstige vormen gehad zonder datdie in de bronnen aan den dag komen Voorshands lijkt het mij het veiligst aan tenemen dat dit mouilleringsproses in het Overlandse gebied eerder inzet altanssneller verloopt dan in het Hollands - en er inheems is De neiging

1) Meer of minder duidelike overgangsvormen (-gy = ži) wijzen er wegravel op dat het proses toenreeds lang aan de gang was

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

30

tot palatale uitspraak van de g kende het Mnd even goed als onze MiddeleeuwseHollandse dialekten en die gemeenschappelike neiging heeft - onder gelijksoortigekondities en langs analoge weg - higraveegraver uit ghi een pron je jij1) dagraveagraver (tw in Geld-Ov)uit hetzelfde vnw een pron ie i-j in het leven geroepen In overeenstemmingdaarmee is ook het zelfstandige vnw in Holland je-jij in dit Saksies gebied ie i-jHet schaarse materiaal maant tot enige voorzichtigheid in het trekken van

konklusies maar ik meen toch nog een punt van overeenstemming in beideontwikkelingen te zien waarop hier wel even de aandacht mag worden gevestigdHiervoor blz 26 wees ik er op dat in de door mij gebruikte geschriften met namein de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden geen vbb worden aangetroffen vanvoegwoord of vnw + -ie Zelfs de veel voorkomende verbindingen van dat als oft+ ghi luiden steeds dat ghi enz nooit dat-ie Dit niet-voorkomen van enkliese aanvoegwoorden dunkt mij niet toevallig Het is begrijpelik dat innige aaneensluitingeerder tot stand komt tussen verbaalvormmet daarbij behorend subjekts-pronomendan die van voegw (vnw) + vnw Zo laat zich ook verklaren dat in onze Hollandsekluchten uit de eerste helft der 17de eeuw nog meermalen gevonden wordt dat ghieer ghi enz (naast ook reeds voorkomend dat je) als overigens het enkliet enprokliet pron als regel reeds je jy gy (= ži) is In degraveze stelling (na voegw) en inemphase schijnt ghi het langst in gebruik te blijvenIn mijn artiekel over De Ontwikkelingsgang der Hollandse voornaamwoorden je

en jij heb ik gewezen op het verband dat er moet bestaan tussen de ontwikkelingvan de pronominale je-jij-vormen en van de verkleiningsuitgang je(n) uit kijn Daaromis het van belang er de aandacht op te vestigen dat ook in dit Saksies gebied beideformaties samentreffen in de Ghe-

1) Of zich daarnaast in Holland op beperkt terrein ook reeds vroeg een -ie-vorm heeft ontwikkeld(vgl tegenwoordig Hollands hebbie) doet hier niet ter zake

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

31

meene Duytsche Spreckwoorden de bron waaruit mijn meeste ie-pronomina komenvindt men ook reeds een aantal yen-verkleinwoorden die wel mee tot de vroegstein Saksiese geschriften aangetroffene zullen behoren Mee in verband met deartiekelen van De Vries en Kloeke in Tijdschrift 44 lijkt het mij van belang ze hier tenoemen Het zijn de volgende buyckyen hertyen 37r (33) doeckyen 41v (38)doentyen 44v (40) cruytyen (roert mij niet) 50v hoetyen 51v (48) baedtyen 58v(vgl blz 25-26 noot 1) Overigens is de diminutiefuitgang hier ken meyskenbreefken ketelken hundeken lijedeken enz en na k sken broexken volcxkenvonxken enz Het is wel opmerkelik dat in Groningen en Drente (zie het materiaalbij De Vries) en in het gebied waaruit mijn vbb stammen dat waarschijnlik ietsZuideliker is gelegen veel vroeger vbb van dit mouilleringsproses zijn aan te wijzentenminste zijn aangewezen dan uit meer Oostelik gelegen Nederduits taalgebied(zie Kloekes artiekel in Tijdschrift 44 blz 461) Maar over de ontwikkeling derverkleiningsuitgang is het laatste woord nog niet gesproken er valt nog veel teonderzoeken Evenzo is het gesteld met de geschiedenis der j- en i-pronomina Watdeze laatste betreft heb ik mij dan ook trachten te beperken tot het gebied waaruit(vermoedelik) mijn bronnen stammen Op het hele Nederduitse gebied echter isoudtijds g (ge) de enige vorm voor het 2de pers pron plur en op dat hele gebiedis dat gi nu verdwenen (vgl Grimme Plattdeutsche Mundarten sect 140) Hoe vanwaar uitgaande wanneer Bij Lasch Mnd Gramm vindt men daaromtrent hetvolgende Neben gicirc gi steht je ie (as ge) freilich nicht allzu hauumlfig (sect 403 Anm9) en dan volgen enige opgaven van plaatsen (oa de

1) De gegevens waarover ik beschik zijn niet talrijk maar ook het j- (i-) pronomen schijnt evenalshet jen-(ien-)diminutief op Oostelik Nederduits gebied later op te treden dan opWestelik Voort Hamburgs noteert Lasch dat de schrijfwijze gi gy gie ghy die tot 1654 de enige is eerstdaarna bijna steeds door de schrijfwijze ji wordt vervangen in Mecklenburg omstreeks dezelfdetijd (Nd Jb 44 blz 32) Maar vergelijk het hierboven aangehaald vb van niet-enklities je uitde Munsterse Spraakkunst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

32

Muumlnstersche Gramm hierboven genoemd) dat is alles lsquoZwischen der Darstellungder mnd Sprache und der neuniederd Dialekte klafft eine Luumlckersquo aldus begint hetartiekel van Agathe Lasch Beitraumlge zur Geschichte des Neuniederdeutschen inHamburg in Nd Jb 44 lsquoDie Frage nach der Entwicklung der Sprache seit demAnfang des 16 Jahrh bis zum 19 Jahrh wird noch nirgend beantwortetrsquo Het weinigein haar artiekel dat voor mij van belang was heb ik reeds vermeld Misschien kunnenmijn opmerkingen over het Geld-Overijselse ie- pronomen er iets toe bijdragen dathet ongetwijfeld interessante probleem van de ontwikkeling dezer aanspreekvormenin het Nederduits eens in zijn volle omvang wordt onderzocht en opgelost

Am s t e r d am Okt 1925AA VERDENIUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

33

Reinaertvss 3006-3007 (uitgave-Muller)

Toen Reinaert geheel voor den pelgrimstocht uitgerust was lsquoal ghereet te sierevaertrsquo lsquodoersquo - zoo lezen we in het Comburgsche handschrift (vss 2988-2997) -

sach hi ten coninc waertHem liepen die gheveinsde tranenNeder neven zine granenAlse oft hi jammerlike in sine herteVan rauwen hadde grote smerteDat was bedi ende anders nietDat hi hem allen die hi daer lietNiet hadde beraden al sulke pineAlse Brunen ende YsingrineHaddet moghen ghevallen

De laatste twee regels kwamen reeds Van Helten verdacht voor Als zoo vaakbracht hij ook nu een ingrijpende wijziging aan

Alse Brunen ende YsingrineVan hem hadde moghen ghevallen

(vss 2720-21)Tegen deze conjectuur pleit zoowel het gezag van de omwerking als dat van het

Dycksche handschrift In B vinden we onze versregels in den volgenden vorm terug

dat was daer om ende anders nietdat hi hem allen die hi daer lietniet en mocht beraden al sulke pineals hi dede Bruun ende Isegrineom dat hem dit niet en mocht ghevallen

(vss 2989-93)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

34

Vond dus de conjectuur geen steun in B evenmin is ze later bevestigd door F Fvss 2955-59 luidt als volgt

Dat was bidien ende anders nietDat hi hem allen die hi dar lietEn hadde beraden sulke pineAlse1) Brune ende YsegrimeHad hem wel mogen gevallen

Het is duidelijk dat in B en F beide ghevallen betrekking heeft op Reinaert en nietgelijk Van Helten wil op Bruun en Isengrijn Tegen zijn lezing is nog een anderbezwaar in te brengen nl dat moghen hier niet recht past Wel is het niet noodigde regels aldus op te vatten lsquopine2) die Bruun en Isengrijn ten deel had(den) mogenvallenrsquo of maw die zij zoo gelukkig geweest waren te ondergaan die ironie zouwel wat heel sterk zijn - men zou ook kunnen vertalen pine als het mogelijk geweestwas dat Bruun en Isengrijn van de zijde van Reinaert ondervonden hadden als Ben I van R hadden kunnen ondervinden - doch men verwacht hier toch eerder alszij ondervonden hadden Vandaar dan ook dat Verdam indertijd de plaatsaanhalende naar de lezing van Van Helten moghen eenvoudig onvertaald liet (MnlWdb II 1784 als B en I van hem ondervonden hadden) maar dat mag toch zoomaar niet In later jaren heeft hij op college verklaard ze lsquoonbegrijpelijkrsquo te vindenvan Van Heltens conjectuur maakte hij toen in het minst geen gewagOok Muller houdt de plaats voor corrupt De lezing die hij in zijn tekst heeft

opgenomen (vss 3006-3007)

Alse Brunen ende IsingrineHaddet hem wel moghen ghevallen

voldoet hem zelf volstrekt niet lsquo3007 komtrsquo - aldus zijn Critische Commentaar - lsquohetzijnaar A hetzij naar F gelezen

1) in het handschrift staat eigenlijk Ende alse2) ogravef vrouwelijk enkelvoud ogravef meervoud van het mannelijke pijn in het laatste geval zou natuurlijk

in plaats van hadde gelezen moeten worden hadden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

35

na den stelligen feitelijken zin niet en hadde beraden (ind) als voorwaardelijkebijzin (conj indien hij er kans toe gezien hadde) wat vreemd achteraan Menverwacht veeleer al sulke pine als hem (R) met betrekking tot B en I had mogengebeuren = als hij B en I had weten te berokkenen (verg 390 1268 1383) = L1493 ut Brunum fecerat atque lupum doch ik zie geen kans dit uit den tekst te halenof er zonder groote wijziging in te brengenrsquoHet wil mij voorkomen dat daar niet zoon groote wijziging voor noodig is We

hebben in 3006 slechts in te voegen het voorzetsel te en dan verder - met deonbeduidende verandering van had in hadde - 3007 te lezen volgens F We krijgendan

Alse te Brunen ende te IsingrineHadde hem wel moghen ghevallen

Nog geringer zou de verandering zijn zoo we met eacuteeacuten maal te zouden kunnenvolstaan maar wanneer een voorzetsel op twee door ende verbonden zelfstandigenaamwoorden betrekking heeft wordt het in het Middelnederlandsch - anders danin de tegenwoordige taal - in den regel herhaald Stoetts Syntaxis 3de druk sect 129geeft hiervan verscheidene voorbeelden andere zijn te vinden in het Mnl Wdb VIII107 109 1223 1224 13021) Het komt ook in den Reinaert voor zoo vs 187 vanminen oom ende van u Ik zou er daarom de voorkeur aan geven ook in 3006 tweemaal te te lezen Graphisch maakt dat echter niet zooveel verschil want in hettweede geval voacuteoacuter het woord Isengrine kan ende te natuurlijk zijn samengetrokkentot entDit te nu al dan niet herhaald moet de beteekenis hebben van met betrekking

tot Dat dit kan bewijst het Mnl Wdb in voce sub 8 VIII 113-114 Ook tote kandeze beteekenis

1) Soms vindt men het voorzetsel zelfs drie maal achter elkaar een beelde van zilvere endevan goude en van varwen menichfoude (Mnl Wdb VIII 124 cf ook 123)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

36

hebben en zelfs de verbinding van te en tote met het bijwoord waert (Mnl WdbVIII 114 610) Ik wil hiervan eacuteeacuten voorbeeld aanhalen dat aan de Teesteye ontleendis Mi wondert sekerlike dat ghi aldus fellike spreect toten vrouwen waert het schijntdat ghi hebtse onwaert Spreken tote waert heeft hier de beteekenis sprekenmet betrekking tot te zeggen hebben opEen plaats uit den Reinaert die met de zoo juist geciteerde groote overeenkomst

vertoont is vss 2843-44 (uitgave-Muller)

Isingrijn quam met ghenindeGhedrongen voor de coninghinneEnde sprac met enen fellen sinneTe Reinaerde waert so verreDat die coninc wart al erre enz

Te Reinaerde waert beteekent hier niet tot of tegen R gelijk Buitenrust Hettemagemeend heeft (Glossarium p 164) maar met betrekking tot R De bedoeling isniet dat de felle woorden van Isengrijn tegen Reinaert gericht zijn maar alleen datze op dezen betrekking hebben iets dat eigenlijk vanzelf spreekt en daarom ookwel gemist kan worden Zoo laat het zich begrijpen dat Balduinus die graag bekortin dit verband van Reinaert in het geheel geenmeldingmaakt (loquens verba superbanimis vs 1403) de omwerker echter - en dit verdient wel de aandacht - vervangtte waert door op In denzelfden zin komt te waert ook voor in vs 2701(belghen te mi waert)Gelijk te waert met belghen zoo wordt te in den Reinaert met hopen verbonden

ten scatte hopen hopen ten ghewinne (vs 2388 vs 2502) Staat op deze beideplaatsen - de eenige in onzen tekst waar het enkele te = met betrekking tot - ditvoorzetsel in verband met een werkwoord er is geen reden om aan te nemen dathet ook niet in den Reinaert evenals dat in andere teksten het geval is buitenzoodanig verband dezelfde beteekenis zou kunnen hebben Voegen we het nu in3007 in dan verkrijgen we wat men hier volgens niemand

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

37

minder dan Prof Muller verwachten zou in overeenstemming - een feit van gewicht- zoowel met de omwerking als met de Latijnsche vertalingIn de laatste reeds terloops aangehaald vinden we onze verzen slechts met

enkele woorden weergegeven (1492-1493)

Nec dolor ullus erat aut quod quos deserat omnesNon gravat ut Brunum fecerat atque lupum

Het hulpwerkwoord moghen is hier niet terug te vinden overigens echter is feceratzeer wel te beschouwen als equivalent van hadde hem moghen ghevallen menhoude hierbij in het oog dat mi ghevallet de beteekenis kan hebben van ik doe ikverricht (cf Mnl Wdb II 1784 Franck Alexander p 449 Reinaert A vs 2186)1)Wat de omwerking aangaat volgens Muller is de lezing die men daarin aantreft

wel anders maar niet beter dan die van A en F (Crit Comm p 3007) Ik kan hetdaar niet geheel mee eens zijn Stellig is in B de inkleeding de verwoording van degedachte zeer ongelukkig uitgevallen maar de gedachte zelf is toch vrijwel intactgebleven Te evenwel komt er niet in voor Dit behoeft ons echter niet teverwonderen Het zou een feit zijn dat niet op zich zelf staat Zagen we daar straksdat te waert van Reinaert I 2843 in Reinaert II door op vervangen is in alleandere boven genoemde gevallen dat hetzij te waert hetzij het enkele te inReinaert I de beteekenis heeft vanmet betrekking tot is het in Reinaert II weggewerkt(cf G Knothe Untersuchungen uumlber den Wortschatz von Reinaert I und IIStrassburg 1907 p 76) Dit kan niet toevallig zijn Blijkbaar is te in die beteekeniswelke ook in de oudere taal zeldzaam is al spoedig

1) Men zou natuurlijk ook verband kunnen zoeken tusschen fecerat van L en hi dede van Bvs 2992 dit zou ook in het voorbeeld van B gestaan kunnen hebben dat Balduinus misschiengeraadpleegd heeft (cf Muller Crit Commentaar p 28 sqq) Indien er werkelijk wat zeeronzeker is eenig verband bestaat dan is het echter ook niet ondenkbaar dat omgekeerd hidede afhankelijk is van fecerat in dit geval zou de omwerker Balduinus vertaling voor zichgehad moeten hebben (cf ib p 31 sqq)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

38

in onbruik geraakt Ik acht het waarschijnlijk dat het nog gestaan heeft in het (ofeen) handschrift waarnaar Balduinus vertaald alsook in dat hetwelk de omwerker(of diens voorganger) voor zich gehad heeft immers beiden hebben de bedoelingvan den zin begrepen en hi dede van B 2992 kan beschouwd worden als een nogniet zoo onhandige poging om zich voor wat den eersten regel betreft uit de nietgeringe moeilijkheid te redden die het weglaten van te met zich brachtEven goed als er zekere overeenstemming is tusschen L en B is die er tusschen

de handschriften van de andere groep F en A in beide ontbreekt te zonder dat eriets voor in de plaats gekomen is Toen het niet recht meer begrepen werd kon hetdes te eer wegvallen daar de beide datieven Brunen en Isingrine gevoegelijk kondenworden opgevat als dativi incommodi bij beraden op eacuteeacuten lijn staande met denvoorafgaanden datief hem allenMaar is er overeenstemming tusschen F en A - de eerste regel (3006) is in beide

handschriften nagenoeg gelijk - er is ook verschil F staat nog vrij dicht bij wat eroi in het oorspronkelijke gestaan moet hebben A echter jonger dan F heeft zichverder daarvan verwijderd Het laat ook hem uit (evenals wel) en maakt van haddehaddet Ofschoon het zeer wel mogelijk is dat ook F den tweeden regel als eenvoorwaardelijken bijzin opgevat heeft zoo is dit bij A toch nog meer kennelijk In dithandschrift onderkent men duidelijk het streven dezen regel die door hette-loor-gaan van te in den vorigen zinloos geworden was weer eenigen zin bij tezetten Maar daarmee kwam hij natuurlijk niet in orde Rhythmisch werd hij door deuitlating van twee woorden zelfs bepaald slecht zooals blijkt uit de vergelijking metden langen regel die er op rijmt (3008 Nochtan stont hi ende bat hem allen)Te hebben ingezien dat A hier in tweeeumlrlei opzicht niet deugde is de verdienste

van Van Helten geweest Die van Muller scherp te hebben geformuleerd wat dezin van het oorspronkelijke moet geweest zijn Wat nu nog gebeuren moest

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

39

was zoo mogelijk den ouden tekst te herstellen Mijn poging hiertoe resumeerendeneem ik de vrijheid er op te wijzen dat men door invoeging van te een lezing verkrijgtwaartegen uit graphisch oogpunt moeilijk bezwaar kan rijzen en die wat den zinbetreft volkomen voldoet Zij vindt steun in L en B en bovendien nog in F in zooverreook in dit handschrift evenals in B ghevallen betrekking heeft op Reinaert Anderzijdslaat zich het te-loor-gaan van te gereedelijk verklaren uit het in-onbruik-raken vandit voorzetsel in de beteekenis die het hier zou moeten hebben en de lezing vanA uit het streven den bedorven tekst weer eenigen zin te geven

Am s t e r d am A GOSLINGA

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

40

Het lsquoSpelrsquo van de vier Aimonskinderen

In verband met een voorgenomen heruitgave van den Renout v Montalbaen doeik een onderzoek naar de populariteit van het verhaal der HeemskinderenZoodoende las ik met belangstelling de vermelding van een lsquospel- van de vierAimonskinderen ( ao 1483)rsquo1) door Prof Kalff in zijn Gesch d Nederl Lett II bl356 Dit spel is volgens hem eacuteeacuten der weinige lsquooverblijfselen van het ernstig wereldlijkdramarsquo van de 15de eeuwHet is duidelijk dat Prof K gedacht heeft aan een volledig drama met handeling

en gesprekken In het volgende wil ik de wenschelijkheid betoogen in de toch reedspoovere lijst van die lsquooverblijfselenrsquo de Aimonskinderen van een vraagteeken tevoorzienKs b r o n n e n in dezen kennen wij uit zijn Gesch d Ned letterk id 16de eeuw

Tap I bl 268 (noot)1) beroept hij zich op Verwijs (Spel vd Sacr vd Nyeuwervbl IV) die weer citeert ThE van Goor Beschryving der Stadt Breda (1744) bl90 Van Goor spreekt daar over de twee jaarlijksche lsquoomgangenrsquo van Breda

lsquoMen gebruyckte ook Pypers en Snaarenspeelders en op den grootenOmgang2) Zweert- en Kalverdanssers en van t spel van Ste BarbaraAndere speelden van St Huybert van St Joris met den Draeck van devier Aimons of Heemskinderen van Herodes van de Herderkens vanSt Jan Baptists Legende en diergelycke meer Verders gingen mede deReus en Reussinne de Wildeman en de dragers van den

1) Door een misverstand van de noot (in Gesch letterk 16de e) is denkelijk het jaartal (1483)van het spel v Florijsse ende v Blanchefl mede in die noot genoemd in de Gesch d NederlLetterk ook op de Aimonskinderen overgegaan

1) Door een misverstand van de noot (in Gesch letterk 16de e) is denkelijk het jaartal (1483)van het spel v Florijsse ende v Blanchefl mede in die noot genoemd in de Gesch d NederlLetterk ook op de Aimonskinderen overgegaan

2) Op Pinkster-Maandag lsquoals men het heilig cruys omdroegrsquo Zie ook CR HermansGesch d Rederijkers in Noordbrabant 2de st bl 194 195

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

41

grooten Roeland Al dit tuyg wierdt bewaart in de Stadshuysingedeswegen genaamt de Spilschuurrsquo (= Spel-)

Volgens Gesch d Ned letterk id 16de e II bl 64 kwamen de Heemsk in hetbegin der tweede helft van de 16de eeuw te s-Hertogenbosch [lees Breda] tentooneele Hier verwijst K naar Hermans Rederijk in Noordbrab II bl 219 waarwij een uittreksel vinden uit de rekeningen der stad Breda van 1568 Oa ter juistebeoordeeling van de woorden spel (spil) spelen schrijf ik ook uit deze bron eenstukje af

lsquoDe gesellen die Sunte Huybrechtsspel op ten grooten omganck spelenwerdt jaerlyks by der stadt gegunt 25 st maer mits dat t spil binnen dezenjare 68 van niemande gespeelt en is geweest zoe hier daer aff nyet1)De swerdtdanssers2) werdt jaerlyks by der stadt ot gr omg3) gegundt25 st maer mits etc ut supraItem de calverdanssers4)werdt jaerlyks ot gr omg gegunt 25 st maerut supraItem de gesellen die mit Joris spel ot gr omg spelen werdt jaerlyksgegunt 25 st maer ut supraItem de gesellen die de vier Heemskinderen plagen te spelen tegen denconinck van Vrankryk ot gr omg plagen te hebben 25 st maer ut supra

Item de gesellen die ot gr omg den wildeman5) plagen te jagen werddenjaerlyks gegeven 25 st maer ut supraItem de gesellen die Sinte Berbelenspel met den clippel6) plagen tedanssen 20 st maer ut supraItem de gesellen die Herodesspel ot gr omg plagen te spelen 25 stmaer ut supraItem de gesellen die de herderkens7) plagen te spelen ot gr omg 25st maer ut supra

1) lsquoZoo wordt die post hier niet geboektrsquo2) Vgl bv Worp Gesch vh Drama in Nederland I bl 48 Muumlllenhoff in ZfdA 1876

bl 10 vlgg3) Afkorting van mij4) Hun lsquospel van tcalfrsquo (rekeningen van 1560) herinnerde wrsch evenals dergel dansen

in Bergen-op-Zoom aan den dans der Israeumllieten om het gouden kalf Vgl HermansRederijk in Noordbr II bl 253 330 334

5) Kalff Gesch d Ned Lett II bl 5 66) De dans met dit primitieve wapen stamt allicht uit overouden tijd7) Men zal hier moeten denken aan Lucas 2 1-20 vgl Hermans bl 189 191 193 en

Worp Gesch vh Drama I bl 11

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

42

Item de vyff jongers die ot gr omg des coninxs Salomons spel1) spelen25 st maer ut suprarsquo

Ks bronnen hebben dus beide betrekking op den Grooten Omgang van BredaEn wanneer we de woorden van Van Goor met die van Hermans uittrekselsvergelijken (zie ook Hermans bl 194-226 333-335 passim) moeten we dewaarschijnlijkheid erkennen dat eveneens de oudere historicus uit rekeningen heeftgeput ook K zal bijgevolg middellijk slechts uit deacuteze gegevens tot een drama vande Heemsk hebben beslotenH e em s k o p omg a n g e n Bij het vermeld vinden van deHeemsk in verband

met processies en optochten ligt het over het algemeen voor de hand te denkenniet aan een drama maar aan een eenvoudig deelnemen van vier personen op eennagemaakt paard aan den omgang In die richting wijzen talrijke uitingen over dgloptochten Ik doe hier slechts een enkelen greep op 15 Juni 1615 stonden - om inde buurt te blijven - de schepenen van Den Bosch 36 gld toe aan lsquode gulde van SteCatharine voor ende tot behoeff van de cleedingen ende accoustrementen [VglStallaert Glossarium I bl 67] der vier heymskynderen van het ros bayert optetoecoemende ende navolgende kermisse binnen dese stadt omme te ghaenrsquo2) Zeerduidelijk is Voetius in zijn Selectarum Disputationum Theologic P III Utrecht 1659op bl 719 doch vooral op bl 976 lsquoantehacrsquo zegt hij daar maakte oa lsquoligneus equusbayardus cui quatuor pueri referentes filios Aimoni insidebantrsquo deel uit vanprocessies Ook in de 18de (De Bos Idioticon

1) Evenals lsquoSalomons wysheytrsquo van 1565 (Hermans bl 335) Ss oordeel Vgl E vanEven lOmgang de Louvain 1863 bl 56 en lsquoplanchersquo XXXVI

2) Hermans bl 331 - De stad had den dekens dezer lsquoguldersquo in het rekeningjaar 161011 reedseen vergoeding uitgekeerd voor lsquode oncosten by hen gedaen int spelen met Rosbayartrsquo(RAv Zuijlen Inventaris d Archieven van s Hertogenb II 1866 bl 1200 Deze en devolgende plaats van bl 1264 slordig geciteerd door Hermans bl 164 en 166) - De last vanons paard werd (altijd) gematigd door het te doen berijden door onvolwassenen in 1620werd althans lsquoaenden vader [cursiv van mij] vande vier Heymskynder voer zekere oncostenin de kermisse deser Stadt [Den Bosch] tot recreacuteatie der kermis gasten gedaen betaelt 12gul 2 st 2 ortrsquo Vgl vooral Voetius woorden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

43

iv lsquoAymynszoonrsquo) en 19de eeuw kon men bij zulke gelegenheden Beiaard met zijnruiters soms bewonderen lsquoheden nogrsquo (dus omstreeks 1870) maken ze lsquodeel vanelken openbaren stoet te Dendermondersquo verzekert ons CA Serrure (LetterkGeschied van Vlaanderen I Gent 1872 bl 134)De vermelding van lsquoden coninck van Vrankrykrsquo in Hermans uittreksels doet denken

aan een meer samengestelde vertooning doch behoeft volstrekt niet op eentooneelstuk te wijzen Dat leert ons de beroemde en druk bezochte Omgang vaneen andere Brabantsche stad Leuven Op een grooten teenen Beiaard gedragendoor onder de schabrak voortschrijdende mannen lsquoredenrsquo de vier gebroeders inden stoet mede Zij werden bedreigd door hun ouden vijand lsquoconinck Caerelrsquo diehen met getrokken zwaard te paard volgde Wij kennen ook een lsquoSanckrsquo waarmeezij het kermispubliek tot gepaste vroolijkheid opwekten doch die geen enkeletoespeling bevat op het verhaal der vier helden van een drama is ook hier dus geensprake1) - Trouwens woacuteoacuterden had men niet noodig het ros en zijn vier ruiters opzich zelf boeiden de kijklustige menigte genoeg vgl hun rol in de beeldende kunst(gevelsteenen Ik verwijs hier slechts naar Matthes ed vh Volksb bl XXIX vlg)Dat de door Hermans (bl 219 333-335) geciteerde rekeningen (van Breda) wel

de Heemsk maar niet hun beroemd paard noemen beteekent natuurlijk nog nietdat het op de processies afwezig was vgl de Bossche rekening van 1620 in verbandmet het besluit van 1615 (boven bl 42)B e t e e k e n i s v a n lsquos p e l rsquo lsquos p e l e n rsquo Noacuteoacutedzaken de bewoordingen van wat

Hermans uit de rekeningen van Breda meedeelt - in afwijking van wat we elderszien - voor den omgang aldaar een drama aan te nemenHet woord spil (boven bl 41) heeft geen betrekking op den

1) E van Even lOmgang de Louvain bl V 24 36 50 56 planche XXVII (afbeelding van plusmn1594 van de Heemskinderen in de processie)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

44

omgang want die heeft in 1568 wel plaats gehad (Hermans bl 220) elk derhandelingen waarachter vermeld staat lsquomaer rsquo is daarbij in dat woelige jaar echterachterwege gebleven (dat heeft Galleacutee niet begrepen blijkens Gesch d DramatVertooningen bl 79) Spil - door de formule lsquomaer rsquo - in verbinding gebracht metde Heemsk behoeft natuurlijk evenmin op een drama te duiden als in toepassingop de verrichtingen der lsquoswerdtdanssersrsquo lsquocalverdanssersrsquo en der jagers op lsquodenwildemanrsquo Het woord schijnt hier de zeacuteeacuter ruime en heel oude beteekenis te hebbenvan handeling dienende tot vermaak of ontspanning1)Wat nu betreft de uitdrukking lsquodie d vier Heemsk pl t sp tegen d con v Vrrsquo

bedenke men dat spel(en) oacuteoacutek veel is gebezigd in verband met voorstellingenwaarbij niet gesproken werd2) In casu denk ik vooral aan wat de genoemdeLeuvensche omgang te zien gaf een dergelijke vertooning werd dan in Bredaalgemeen of door den schrijver der rekeningen karakteristiek genoemd lsquodvHeemsk tegen d con v Vrrsquo3)In verband met 1o de rol der Heemsk in andere - dergelijke - optochten 2o de

omstandigheid dat lsquospelenrsquo niet alleen van tooneelstukken werd gezegd acht ikdus twijfelachtig of de bewuste rekeningen betrekking hebben gehad op een drama

PJJ DIERMANSE

1) Mnl Wdb VII iv spel Grimm D Woumlrterb X iv Spiel2) In 1464 vertoonden de Rederijkers te Thielt lsquot Spel van sente Katheline in stommen

personagenrsquo (Vad Museum V bl 39 vgl bl 44 45) In 1493 werden te Yperen aan lsquode ghenedie tbeste stomme personnaige spelen zoude twee cannen wynsrsquo uitgeloofd (E VanderStraeten Theacuteatre Villageois e Fl I 1874 bl 19 noot 2) Zie verder Kalff Gesch Ned LettII bl 15 Worp Gesch vh Drama I bl 41 66 (100) Mnl Wdb VII kol 1681 1691

3) In 1561 ook lsquoVier Aymynskinderen tegens den Coninck van Vrankryk 25 strsquo - Het doorHermans uit de andere rekeningen (v Breda) hieromtrent meegedeelde is nog vager Is hetlsquospel vd Con v Vrankrrsquo van 1560 hetzelfde als de vertooning die boven besproken is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

45

Ponstghen en nog iets over -tgijn enz

In dit Ts XLIV 48 geeft Kloeke als mijn mening dat Ponstghen in Leiden en andereafwijkingen elders toevallige slordigheden zijn Dacht ik er zo over dan zou ik nietgezegd hebben lsquoWaarop dit alles berust is voorlopig duister maar het behoort totde bewijzen d a t e e n n a am z e l f s d o o r e e n p e r s o o n e n i n e e na d em i n v e r s c h i l l e n d e v o rm we r d g e b e z i g d Inziende dat somste veel gehecht is aan spellingverschillen kan men ook te licht klankgelijkheidaanvaarden en kleine schakeringen van in hoofdzaak een klankrsquo Ik neem dus meerdan een uitspraak aan gelijktijdig en gelijkplaatsig - en meet niet met twee matendoor de s van Ponstghen wel van belang te achten want mijn vormen van elderswillen niet dit Ponstghen wegredeneren het wordt als werklike naam aanvaardReeds hierom is geen bezwaar dat de Warfsconst slechts in afschriften bewaardzijn ik speel ze niet uit tegen de Leidse vorm Maar buitendien als men inderdaadmooglik acht dat de afschrijver juist deze naam zoacute verhaspelde als past in mijnbetoog dan kan men toch op dezelfde b 22 lezen dat de stadsrekeningen van Gren het Dr Landr ook de besproken afwijkingen vertonen (zonder dat PopcoEverhardi ea ze hebben afgeschreven) Er m o e t wel aanvaard worden de naamhad meer dan een v o rm (niet maar s c h r i j f w i j s ) n Verklaring meen ik tans tekunnen beproeven Men lette niet op geiumlsoleerd Pontiaen maar op de feitlikeverbinding (waarin het zeker ook meestal gehoord werd) sint sunt(e) Pontiaen Deklankopeenvolging is hier wat lastig vandaar dat ze op meer dan een wijsonderhevig was aan verandering Rubriceert men naar het rezultaat dan is tekonstateren dissim tot Pols- sync tot Pos- metath tot Ponst-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

46

of wel mi juister men konstateert in sint Pontiaen drieeumlrhande dissim Maar ookin dre sunt Pulsien is de uitspraak verlicht dit door assim twee gelijke voc zijnlichter achter elkaar te zeggen dan twee bijeenliggende Wie niet mee kan gaanzal in elk geval moeten toestemmen dat verandering der uitspraak zeker isVan n oordeel over ElletiaenEllekyn heb ik mij volgens K onthouden Maar ik

achtte mouillering van k voacuteoacuter pal oudtijds ver verbreid zodat volgens mijn opvattingde holl en de NO uitgangen produkten zijn van convergente ontwikkeling (die juistbij -kicirc- en dgl immers zo vaak is op te merken)K die zo thuis is in t ndd brengt mij terecht onder t oog dat Damkoumlhler en de

ongestaafde opgaven van Luumlbben geen recht geven vroegtijdig -tjen op du bodemaan te nemen Maar hij schijnt mij op zijn beurt Dl er te veel in te betrekken endaardoor te menen dat mij n biezonderheid van groot gewicht ontgaan is - die nietbestaat Ze is dat geen enkele gron vorm niet op dent eindigt Zit het zoacute dan moetin ons NO betreklik vroeg gebeurd zijn wat Lasch voor later tijd in ndd strekenkonstateert overgang van -tke - n lastige sync-vorm - tot -tje Nu kaacuten deze overgangaan het verschijnsel n niet meer te bepalen aandeel hebben - niet slechts in t NODat menig grondw op t of d uitgaat had ik gezegd het is het gevolg van de overvloedvan zulke woorden Ndd -tje bepaalt zich (behoudens zeer sporadiese latereoverdracht) tot woorden op t of d of (voor zover t zich had ontwikkeld tussen n enke) op n Na l en r is epenth van t te verwachten noch aan te tonen toch komen inGr voor Kueltgyn siltghen = sylken Heertgyn -tgen -dtyen lsquoHeerkersquo mansn Maarook v o c gaat vooraf Elletgyn Elletien = Elleken Elliken Immetgyn Wennetgyn=Wenneyen Spilletgyn Toutgyn kinnitghen = kynniken Marijtghen (Ordb evenzoElletien als Luetien) Het hier vermelde Wenneyen maakt voor t naast de indrukdat de verhouding tot -kicircn van welke aard ze ook zijn mag geen andere is dan bijholl Louweiaen En stellig is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

47

voor t NO zowel als voor Holl aan te wijzen mouillering die niet afhangt van voorafgt (hetzij oorspr hetzij uit d verscherpt hetzij epenth na n) dus zoals in Immetgyntoutgyn Maar ook voor t ZW dim als boom bompje zijn gebruiklik tot in Frans VlOok hier is dus aan te nemen niet - altans niet alleen - kje gt tje maar -(i)kicircn gt-(e)tgyn met allengs vergemaklikte uitspraak Dit -(e)tgyn is voor t mnd nietaangetoond (dat we dus voorshands buiten spel laten) het is de voorloper van-(e)chie(n) evenals Gretyn van GrietienOok in verband met het hier aangevoerde zal toevoeging aan wat ik over het dre

opmerkte onnodig zijn Dat vormen uit n stuk met ons geen dre kunnen zijn stemik wel niet toe maar hoeft hier niet besproken Het vroegtijdig voorkomen vanmouillering ook in Dr heb ik aangetoond en ik kan er bijvoegen dat ze ook te vindenis in de Ordelen in Oude Vadl Rechtsbr 1e R no 16 - de originelen zijn nogaanwezig (bv 59 ao 1526 Ellytgen gen -ges 85 zelfde jaar Marytgen dus weerniet slechts na dent)Uit dit alles zal duidelik zijn dat ik Ks opmerkingen over mijn schrijven met enige

verwondering moest lezen Met niet geringere vernam ik de verduideliking van zneigen opvatting Van iemands woorden is hij zelf de wenslikste uitlegger in de zijnezou ik aan mij zelf overgelaten nog lezen wat ik er toen in vond Niet in zekere nootvond ik hoofdzaaklik aanleiding tot bestrijding Voor mijn opvattingen kan K uiteraardgeen verantwoordlikheid aanvaarden maar ik bespeurde niet dat mijn woordenmeer deden dan die van hem weergeven Ik herlees Zfdma 18 229 tussen hetdoor mij Ts XLIV 21 aangehaalde staat er nog lsquoDie verschiedenen Glieder habenzum Teil tatsaumlchlich die nl Grenze erreicht ein paar sind sogar daruumlberhinweggeschritten andere aber sind vorlaumlufig auf halbemWege stecken gebliebenrsquoMoet hier lsquonlrsquo betekenen van de nl staat Dat - en dus nog te veel - zou ikmisschien ondersteld hebben buiten het verband maar het sluit onmiddellik aan bijlsquoihr Ziel war die Grenze des nl Sprach-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

48

gebietesrsquo wat ook in overeenstemming is met het sterke voorafgaande beeld enmet de verwijzing naar Mullers De uitbreiding van ons taalgebied in de zeventiendeeeuw in de noot voacuteoacuter die over oostfri -tje Dit maakte dat ik aan andere opvattingdan de ruime zelfs niet kon denken opzetlike vermelding van bv Vlaanderen wasovertollig Het verraste mij dus te vernemen dat ik hier n gevolgtrekking hebgemaakt en het doe v o o r k ome n a l s o f K vrijwel alle gemouilleerde vormenals Hollands-Protestants kultuurgoed beschouwd wil zien K verwijst naar deobjectieve weergave bij Schoumlnfeld Hist Gr2 sect 121 Ik sla hem op en lees b 174lsquoa priori is het dus waarschijnlik dat dit -tje zich op beperkt taalgebied uit -kijn heeftontwikkeld en dan door de suprematie van Holland zich ver buiten zn oorspronkelikterrein heeft uitbreidrsquo en b 175 lsquoLangzamerhand drong holl -tje verder op deelszelfs over de grenzen (in ndd dialekten) in sommige streken echter vooral in tzuiden hanhaafde zich -ke(n) (maar bv antwerps -tjen) Is bovenstaande verklaringjuist dan moet men aannemen dat de auslaut van het grondwoord oorspronkelikniet van invloed is bij het gebruik van -ke naast -je een verdeling van -ken en -je(-še) als in de zuidoostelike dialekten waar -je (-še) alleen na d en t voorkomt (ietssoortgelijks in t fri en in sommige gron dialekten) moet dan secundair zijnrsquo Dusuitbreiding vanuit Holl v e r buiten t oorspr terrein zuidndl -tjen als niet-handhavingtegen holl invloed mouillering in t ZO en in Gron uit Holl afkomstig - want deswegeis (altijd volgens S) verdeling van -je en -ke naar de Ausl van t grondw secundairals de hypothese juist is Ook voor anderen dan ik dus hoezeer niet voor K (dieook Ss lsquomoet men aannemenrsquo niet kan aanvaarden) was de vraag of de mouilleringin t Z en in t NO uit Holl afkomstig is aan de orde Dat ik de NO vormen nieteenvoudig op zich zelf besprak maar ze met deze vraag in verband bracht kon ikniet beschouwen als langs Ks betoog geheel heengaand En uit wat ik bijbracht ennu als onder-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

49

streep blijkt dat de niet aan Holl ontleende vormen berusten op met de holl gelijkgerichte ontwikkeling n i e t gebonden aan voorafg t of wil men liever aan voorafgdentVerband tussen Oostfries -tje en uitbreiding van het Kalvinisme kan men zich op

meer dan een wijs denken maar daar de aangrenzende ndl streek in voacuteoacuter-Kalvtijd mouilleerde zou men al zeer sterke gronden moeten hebben voacuteoacuter zulk verbandhet zou lang niet voldoende zijn wanneer -tje nergens elders in Duitsl oud bleekEvenmin is de vraag of Wenkers atlas holl kultuurinvloed in O-Frsl toont K eistterecht dat men met de tijd van de klankwisseling rekening houde lsquoMindere ofmeerdere waardeering der expansieve krachten die van kultuurcentra kunnenuitgaanrsquo is iets wat met vrucht slechts in aansluiting aan concrete gevallen besprokenkan worden Van de mij voorgeslagen reis naar Marburg beloof ik mij daarom in elkgeval meer na afloop van Ks onderzoekingen

G r o n i n g e n W DE VRIES

Ponstghen en nog iets over Hollandsche en Groningschemouilleering

De Vries geeft hierboven een andere verklaring van den vorm Ponstghen dan doormij in Zfd Maa 1923 blz 227 werd beproefd Ik zie daaruit dat het moeilijk zal zijnom tot eenige toenadering in onze opvattingen te komen Tegenlsquoklankopeenvolgingenrsquo die lsquowat lastigrsquo zijn en waarnemingen dat lsquotwee gelijke voclichter achter elkaar te zeggen zijn dan twee bijeenliggendersquo heb ik bezwaren vanprincipieelen aard Verder kan ik lsquodissim tot Pols- sync tot Pos- metath tot Ponst-rsquoniet als verklaringen aanvaarden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

50

maar op zijn hoogst als qualificaties van waargenomen feitenWat de lsquoniet bestaandersquo bijzonderheid betreft het is te betreuren dat naast onze

verschillende methodische opvattingen een verschil in terminologie nog eenigeverwarring heeft veroorzaakt Onder dentalen versta ik nl evenals oa J Franck(Mittelniederl Gramm2 1910 sect 78) de klanken r l n t d thorn s eth zIk was dus gerechtigd te constateeren lsquodat er onder de Groningsche vormen die

de V noemt geen enkele is die niet op dentaal eindigtrsquo1) en de V zal moetentoegeven dat hij deze meening niet weerlegt door het opnieuw opsommen zijner-l- en -r- voorbeelden (die mij immers in zijn vorig art reeds onder de oogen warengekomen) Zoo wettigen de door de V medegedeelde feiten dus voorloopig noggeen andere conclusie dan dat de Groningsche mouilleering zich door tweekarakteristieke bijzonderheden van de Hollandsche onderscheidt1o De Groningsche mouilleering is minder ver doorgevoerd dan de Hollandsche2o Ze is bijna twee eeuwen later geboekstaafdBij het zoeken naar verband tusschen Hollandsche en Groningsche mouilleering

zal men deze twee dingen niet uit het oog mogen verliezen Dit verband evenalsdat tusschen het Oostfriesche -tje en uitbreiding van het Calvinisme lsquokan men zichop meer dan een wijs denkenrsquo en ik begrijp niet waarom de V mij al bij voorbaatwil verplichten tot die wijze die hij onwaarschijnlijk acht Mijn eindoordeel daaromtrenten de verdere uitwerking mijner diminutief-hypothese moet ik mij voorbehouden totik mij omtrent de geschiedenis der Friesche diminutiva een duidelijke voorstellingheb gevormd Steeds meer kom ik nl tot de overtuiging dat de huidige opvattingenomtrent de geschiedenis van het Friesch en het Gro-

1) Dat palatale vocalen - trouwens steeds voorafgegaan door dentalen behalve in Immetgyn -met de dentalen op eacuteeacuten lijn te stellen zijn achtte ik niet noodig extra te vermelden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

51

ningsch en de verhouding dezer dialecten tot die der aangrenzende gewestengrondig dienen te worden herzien Hiermede komen we echter weer als vanzelf totons belangrijkste verschilpunt terug nl lsquoonze mindere of meerdere waardeeringder expansieve krachten die van cultuurcentra kunnen uitgaanrsquo Terecht merkt deV op dat dit probleem lsquomet vrucht slechts in aansluiting aan concrete gevallenbesproken kan wordenrsquo In De Nieuwe Taalgids XX (1926) blz 1-10 illustreer ik eendergelijke lsquouitstralingrsquo aan de hand van de dialectgeographie van het pronomen duIn de Meded der Kon Akad v Wetensch Afd Letterk Dl 61 (1926) Serie A No3 tracht ik aan te toonen dat de uuml-uitspraak voor oude ucirc vanuit Holland naar onzeOostelijke provincieumln is lsquoovergebrachtrsquo Daar de Groningsche stand van zaken daarinnu eens door mijzelf te berde is gebracht en ik op de bijbehoorende kaart van plaatstot plaats heb aangegeven waar de (directe of indirecte) invloed van hetcultuurcentrum zich heeft doen gevoelen zal dit artikel wellicht een betere grondslagkunnen vormen voor verdere gedachtenwisseling over het - door de Vries a priorizoo sceptisch beoordeelde1) - principe der lsquouitstralingrsquo

H amb u r g Januari 1926GG KLOEKE

1) Tijdschr XLIV (1925) blz 24

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

52

Majombe

Aldus luidt in Cats Spaensch Heydinnetie geschreven in 1633-4 gedrukt in denTrouringh 16371) de naam der oude Zigeunervrouw lsquoloos vals doortrapt en slimin haer bejaghrsquo (ed Buitenrust Hettema vs 11) die in de Zigeunerbende waarvanzij het hoofd is (9-10) ook het indertijd door haar gestolen kind eigenlijk Constancenu Preciose genaamd opgenomen het met zorgvuldige liefde opgevoed en oa inde chiromantie onderwezen heeft (39) die zich door dit Spaansch heidinnetje danook lsquobeste-moederrsquo laat noemen (329) en hare eer nauwlettend bewaakt (330-2477-80) Ondanks bovenstaande van lsquoheidensrsquo onafscheidelijk geachte ondeugdenwordt zij door Cats eigenlijk trouwens overeenkomstig den aard en de stemmingvan dit romantisch verhaal - eene soort van pastorale die mede reeds eenvoorsmaak geeft van latere idealiseeringen van het vrije rooversleven in de natuur- niet ongunstig afgeschilderdAndermaal heeft Cats dezen naam gebruikt in zijn bekend lsquobly-eindend-spelrsquo

lsquoKoninglyke Harderin Aspasiarsquo dat de (uitbreidende en wijzigende) dramatiseeringis van zijn lsquotrougevalrsquo lsquoSpoock-liefde beslooten met het Houwelick van Cyrus enAspasiarsquo (II 101-12) waarin de naam Majombe nog n i e t voorkomt In dat spelwordt een lsquospoocksterrsquo lsquotooveresrsquo of lsquokolrsquo ontboden om door hare tooverkunsten teontdekken wie zeker geheim verklapt heeft zie Cats II 446a-48a

Die kan of uyt de handt of uyt het wesen (gelaat) sienWat dater is geschiet of water sal geschiecircn

Gaet Pagie soeckt de Kol haer naem die is MajombeDie dickwils besig is ontrent een oude Tombe

1) In de ed 1726 van Cats Werken II 139-52

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

53

Of by t Karneeckel-huys van Pales oude kerckWant dat is recht een plaets voor haer ongalik werck

Zij maakt allerlei toebereidselen spreekt een tooverformulier van barbaarschewoorden uit om lsquoden helschen geestrsquo te bezweren en gaat dan lsquoden Nicker halenrsquomaar als deze verschijnt durft de lsquoSchalck-nar van t Hofrsquo het lsquospoockrsquo te lijf gaandat niemand anders blijkt te zijn dan de lsquoouwe queenrsquo de lsquotooveressersquo zelf welklsquoleelijck velrsquo dan tot loon voor haar bedrog met lsquoroeyenrsquo krijgt lsquosoo veel sy dragenmagrsquo Hier wordt Majombe dus veel ongunstiger als een leelijke oude maar ookbedrieglijke tooverkol afgeschilderdDeze naam Majombe is in onze literatuur blijven leven Hij komt vooreerst voor

in de twee gelijknamige en gelijktijdige zeker wel naar Cats smakelijk verteld enook weldra populair lsquotrougevalrsquo (of wellicht ook naar zijn rechtstreeksch of middellijkvoorbeeld Cervantes Novelas ejemplares of een vertaling daarvan) gevolgdedramatiseeringen van hetzelfde verhaal de twee blijspelen lsquoDe Spaensche Heidinrsquovan MG Tengnagel (1643) en Juffr C Verwers Dusart (1644) Ook in deze stukkenis Majombe eene oude vrouw behept met de gewone ondeugden der diefachtigelsquoheidensrsquo maar vol teedere zorg voor hare lsquonichtrsquo of lsquodochterrsquoIn het een kwarteeuw jongere stuk van Asselijn Op- en Ondergang van Mas

Anjello (1668) wordt dezelfde naam gedragen door de moeder van den titelhelddie in het stuk slechts enkele malen optreedt oa om haren zoon tot wraak aan tesporen doch die zooveel ik zie niets oneerbaars of oneerlijks aan zich heeft enook noch uit As spel noch uit de geschiedenis mij gebleken is eene lsquoZinganarsquo tezijn geweest uit wier wild bloed A haars zoons woesten aard temet zou hebbenwillen verklarenDit laatste is daarentegen weer wegravel het geval met de fictieve reeds min of meer

typische persoon door Van Swaanenburg in zijn Arlequin Distelateur (1725) 247genoemd lsquoMadame Pecunia niet te kennen dat ruikt naar afgodery

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

54

met Pallas en daaromwagt je voor de Dominicanen die hun geest hebben verpandom voor geld de wysheit uit de wereld te bannen gelyk ik doe die myn morgenwierook opoffer aan Mevrouw Stultitia die in het fluweel prykt als Minerva metMajombes deeken om een gekruisten penning loopt goeder geluk zeggen1) bij deBoeren want de heyens (Zigeuners) van dat fatzoen zyn uit de Steeden verjaagtenzrsquo Al is de

1) Deze uitdrukking komt in dezen ietwat vreemden vorm en met de bet waarzeggen in de17de en 18de eeuw meermalen voor aan de mededeelzaamheid der heeren BeetsBoekenoogen en Knuttel ben ik t volgende bewijsmateriaal verschuldigd In Brederos Klvd Koe 5-6 leest men lsquoeen van dese Heyens die de luy goeder-gheluck seggen Die saghmen eens in mijn hangdrsquo en Lucelle 1255-6 bralt Pannetje-Vet na allerlei andere lsquobrabbelingrsquodat hij lsquode 9 vrye kunstersquo kent lsquoals lastrolagie de gigromance Maar insonderheyt sin ickbaas uytgenomen in een stuck Dat is ick weet de luy te seggen veel goeder geluck En watavontuur dat sy sullen krygen in haar levenrsquo Bij Doedyns Haegse Mercurius I 18 (ao 1697)vindt men dezelfde blijkbaar geijkte verbinding als bij Van Swaanenburg lsquode Heidens diegoeder-geluk zeggen voor den gekruisten penningrsquo En de titel van een boekje van Sv Rusting(ao 1727) luidt lsquoGoeder-gelukzegging Zonder gekruisten Penning Tot nut van die genewelke haar Geld by Duiveljaagers Heidens en Waarzeggers brengenrsquo welk boekje waarinboven de antwoorden op 118 vragen ook weer staat lsquoGoeder-gelukzegging ofte Antwoordenrsquomeer dan eens nog in de 19de eeuw met eenige wijzigingen herdrukt is oa onder dentitel lsquoDe vermakelyke Heydin of wonderbare goeder-gelukzegster Zeggende een yderzyn Geluk of Ongeluk Uit het Heydens vertaaldrsquo Ook bij Haafner Reize in eenen Palanquyn(ao 1808) I 134 komt het nog voor lsquoIk vond in dit rusthuis eenen Goedergelukzegger Na eenige ceremonieumln bezag hij mijne regterhandrsquo (onder de plaat lsquoGoeder-gelukzeggerrsquo)en I 135 lsquoDeze lieden mogen voor hun goeder geluk zeggen geen geld ontvangenrsquo Ook dewdbb van Sewel (1727) en Marin (1768) vermelden het in dezen vorm Doch Halma (1729)heeft iemand goed geluk zeggen En in het 26ste Cap van Boeumltius agrave Bolswerts Duyfkensen Willemynkens Pelgrimagie (ao 1625 ed Ruys blz 289) luidt het alleen lsquotwee of drie vande gheele Hey-wijven die van de Egyptenaers riepen my aen wilden my geluck segghenrsquo

Hoewel de beide plaatsen van Bredero te zamen met eene uit de Handv v Amst 576a (ao1555) waarin gewag is van lsquoden genen die hen vermeten den goeden luyden in de hand tesien als Waar-seggers Starre-kijckers ofte diergelijcke curieuse personenrsquo wel van aardschijnen om de voor de hand liggende door mij althans aanvankelijk geopperde gissing teondersteunen dat goeder geluk zeggen (geen schrijf- of druk- maar) een spreekfout zou zijnvoor goe[lui]der geluck - of ook goe[der lui]der - geluk zeggen wordt dit toch met het oog opal deze plaatsen zeer onwaarschijnlijk Eer zou men misschien naar aanleiding der plaatsuit de Lucelle kunnen denken aan een ouderen vollediger vorm veel goeder geluk tevergelijken met mnl vele goeder liede en ook met mnl (n)iemen goeder zie Stoett MnlSynt3 sect 160 Opm 3 Franck Mnl Gramm2 sect 204 Anm Verdam Mnl Wdb III 798 IV2392

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

55

zinsbouw noch de bedoeling der geheele plaats overduidelijk dat Majombe hier denaam eener lsquoheidinrsquo is lijdt geen twijfelTerzelfder tijd echter wordt de naam door Goeree in zijne Mengeldichten (1734)

262 gebezigd als een algemeene typische soortnaam van zeacuteeacuter ongunstige kleurvoor lsquode oude koude grijze die een motkas hield en eecircr was mijn vriendinrsquo1) En ineen gelijktijdige klucht van denzelfden schrijver De Goudsbloemsteeg (1734) wordteen der lsquopersonagienrsquo (een hoerenwaardin) vooraf aangeduid als lsquoMajombe datkunje wel denkenrsquo kennelijk was de eigennaam dus evenals bv Messalina enderg van eigennaam min of meer tot soortnaam gewordenOp t eind der 18de eeuw ontmoeten wij den naam in lsquoDe Helleveeg in de

Trekschuitrsquo een samenspraak of lsquoKyf- en Scheldparty tusschen Kaat Spinnesnorrsquo(een Leidsche helleveeg die geen blad voor den mond neemt) lsquoen zekere Zustersen Broeders uit de Paskwilmakers Club by de Order der Zwendel Concubynenrsquoeen der vele zoutelooze pamfletten uit den Patriottentijd (c 1783) waarin (op blz7) eerstgenoemde eene andere lsquoJuffr Hakkemerriersquo bejegent met de woordenlsquoPiele Piele wat hebje mooye veerc wel neen zeker mooye Mayomb dat was jefatzoen te na gouwe kniegespen te steelen enzrsquo Of hiermede iets naders is bedoelddan een scheldnaam van algemeene strekking voor een vrouw blijkt nietWeer een kwarteeuw jonger is een plaats uit Loosjes Lotgevallen van RJ van

Golstein (1809) I 2072) waar een goedronde ietwat ruwe Geldersche edelmanschrijft lsquoMijn Majombe alias mijn Huiszorg die liefst Juffrouw Vergoes genoemdword schoon ik haar om de nederigheid er in te houden altijd simpel Naatje noemrsquohier is blijkbaar de bedoeling eene huishoudster van nederige afkomstEindelijk heb ik indertijd helaas zonder vermelding van

1) Aldus aangehaald door Buitenrust Hettema in zijne Aant op Cats Sp Heyd vs 9 maar opde door hem genoemde blz 262 niet doch zeker wel elders in dat werk te vinden (schoondoor mij niet gevonden)

2) De twee laatste plaatsen dank ik aan Dr Beets

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

56

zegsman bij het art in het Ned Wdb (waar reeds enkele der bovengemeldeplaatsen aangehaald zijn) aangeteekend dat het woord ook nog heden ten dage inde Graafschap bekend is vermoedelijk in nagenoeg denzelfden zin dien het NedWdb voor lateren tijd meent te mogen aannemen lsquomin of meer als het type vaneene landloopsterrsquoVan waar die twee eeuwen lang in onze literatuur en ook in onze gewestelijke

taal nog voortlevende naam voor zoo onderscheiden karakters of typen t bestmisschien samen te vatten in het algemeene begrip onguur of leelijk oud wijf Opt eerste gezicht gist men allicht dat het oudste gewag in onze literatuur in Catsvermaard lsquotrougevalrsquo ook de bron of het voorbeeld voor de latere Nederlandscheschrijvers is geweest en ook in den volksmond kan de naam zeker wel uit zijn steedsveelgelezen verhaal zijn overgegaan Doch bij nader toezien rijst de vraag hoe dande (zeer) ongunstige beteekenis of kleur van den naam in lateren tijd uit of naastde veel gunstiger of althans veel minder ongunstig schijnende bij Cats kan zijnontstaan Kan men ter verklaring hiervan volstaan met te wijzen op het algemeenetype eener Zigeunervrouw die in staat geacht werd niet alleen tot alle bedrog endiefstal (ook en vooral van kinderen) maar ook tot het plegen of bevorderen vanallerlei andere lsquoontuchtrsquo in ruimeren zoowel als in engeren zin Of zou deze andereopvatting bij jongere Nederlandsche schrijvers wellicht wijzen naar eengemeenschappelijken ouderen uitheemschen zegsman bij wien die - door Catster wille van zijn verhaal verzachte - ruwe trekken duidelijker uitkwamen In allengevalle hetzij Cats al dan niet voor alle latere Nederlandsche schrijvers rechtstreekszegsman en voorbeeld geweest is de vraag blijft waar heeft Cats - of waar hebbenhij en die lateren - den stellig uitheemschen naam leeren kennen Wellicht in eender Italiaansche of Fransche vertalingen van Cervantes werk1) - im-

1) Buitenrust Hettema Inl XXII

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

57

mers bij Cervantes zelf komt de naam volgens het Ned Wdb niet voor - die Catsook de stof voor het geheele verhaal zal hebben geleverd (maar die ik althans teLeiden niet heb kunnen vinden)Wat hiervan zij en bij nader onderzoek nog moge blijken mij trof onlangs het

gewag van denzelfden naam Mayombe in een opstel van E de Boeck lsquoRector vanhet Missiehuis te Scheutrsquo (in Belgieuml) over lsquoGeestenvereering bij de Negersrsquo (kennelijkin den Belgischen Congostaat) gedrukt in het tijdschrift Volkskunde XXVII (1922)54 Mayombe is of schijnt hier echter de naam van een ma n een toovenaar vanwien de Negers oa gelooven dat hij zich in een leeuw kan veranderen enz Opmijne navraag bij mijn ambtgenoot J de Josselin de Jong alhier bleek mij echterdat de naam in die streken inderdaad welbekend is doch er niet een persoon maareen landstreek of een volk aanduidt Dezelfde (van die des heeren De Boeck dusverschillende) beteekenis vond ik later ook in het Mayombsch Idioticon van zijnlandgenoot (en vermoedelijk orde- of ambtsbroeder) L Bittremieux uitgegeven doorde Kon Vlaamsche Academie (Gent 1923) 366 lsquoMayombe een gewest in LagerKongolandrsquoZou deze treffende volkomen gelijkheid der namen van een Westafrikaansch

gewest en volk - en ook (mans)persoon - en een Nederlandsch vrouwelijkpersonage het spel van louter toeval kunnen zijn Maar indien dit gelijk het mijalthans dunkt toch zeacuteeacuter onwaarschijnlijk is waar en hoe langs welken weg kanCats - of een of meer der latere Nederlandsche schrijvers of wel zijn of hungemeenschappelijke uitheemsche zegsman - dan dien Westafrikaanschen naamhebben leeren kennen en wat heeft hem of hen er toe gebracht dien naam van eenlandstreek volk of (mans)persoon te geven aan eene oude heidin en andere minof meer ongure vrouwspersonen Ware het woord gelijk de heer De Boeck tekennen geeft inderdaad in Afrika mede als zij t ook manlijke persoonsnaam ingebruik (geweest) dan zou er allicht verband

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

58

gezocht kunnen worden tusschen diens toovenaarskunsten - en de toovenarij speeltook blijkens bovengenoemd Idioticon bij dit gelijk bij elk negervolk inderdaad eenzeer groote rol - en de waarzegkunst de chiromantie van Cats heidin en lsquotoveresrsquoDoch bovengenoemd Idioticon doorbladerende vond ik geenerlei bevestiging dermededeeling van den heer De BoeckEen anderen weg ter verklaring der naamsoverdracht wijst Prof De Jong mij aan

Hij schrijft mij lsquoDe term Mayumba (Mayomba Mayombe) is zeer bekend alsgeographische en volksnaam in het Loango-gebied Het is een Bantoe-negerstamEen eigenaardige vrouwelijke figuur was de mederegeerster van den inlandschenvorst over het rijk Loango Deze genoot een onbeperkte vrijheid in haar omgangmet de andere sekse was onschendbaar en had grooten invloed op den gang vanzaken in het rijk Zij voert den titel ldquoMakonderdquo of ook wel ldquoMani Lombordquo (= MueneLiumba) een vorstelijken titel In plaats van ldquoManirdquo wordt ook ldquoMardquo gebruikt en zoois het niet ondenkbaar dat Ma Liumba of Ma Liomba in den vorm ldquoMayombardquo naarEuropa is overgebracht met de speciale beteekenis van licht vrouwspersoon of ietsdergelijks Dit is echter slechts een losse gissingrsquoNaar deze gissing zou dus Majombe als v r o uw e n naam de vrucht zijn eener

verwarring van den titel der mederegeerster met den nagenoeg gelijkluidendenvolksnaam Bovenstaande karakteristiek der lsquomederegeersterrsquo - tevens een soortvan lsquostammoederrsquo - schijnt althans niet onvereenigbaar met het karakter eenerZigeunerhoofdvrouw anderzijds is de afstand van zulk eene lsquopolyandre bijenkoninginrsquotot een hoeren waardin of koppelares ook nauwelijks grooter dan die van heidin totlandloopster Wat het verschil betreft tusschen Congo-negers en Zigeuners onsschijnt die sprong zeker grooter en hachelijker dan den zeventiendeeuwers dieimmers de laatsten nog als vanouds meestal uit Egypte dus ook uit Afrika afkomstigachtten die bovendien onder lsquoMoorenrsquo zoowel de eigenlijke lsquozwartersquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

59

inwoners van Mauritanieuml en Aethiopieuml als de lsquogelersquo of lsquowittersquo Muzelmannen vanNoord-Afrika en die eindelijk ook de zwarte negers verstonden (zie Ned Wdb IX1101-2) die dus de verschillende soorten van lsquozwartenrsquo of lsquobruinenrsquo (di toen nogin t algemeen donkerkleurigen) niet zoo nauw hebben onderscheiden als wij doorde ethnografen onderwezen dit thans doen en allicht ook de ongure ruwe heidenstot die lsquobruinersquo Moorenvolken gerekend zullen hebbenWij zouden dan moeten gissen dat een der talrijke zeventiendeeuwsche

(Nederlandsche of andere) reisverhalen naar of beschrijvingen van verre landen envreemde volken den naam uit West-Afrika hetzij rechtstreeks hetzij middellijk overSpanje Italieuml of Frankrijk herwaarts over en tot Cats1) - of zijner vreemde zegsliedenbv Cervantes-vertalers - kennis gebracht heeftIn Dappers Naukeurige Beschrijvinge der Afrikaansche Gewesten enz (Amst

1668 dus j o n g e r dan Cats en zijne onmiddellijke dramatische navolgers) vondik wel op blz 520-2 een vrij uitvoerige schildering van het landschap en dorpMajumba in of bij het land van Lo(v)ango maar niets dat op den overgang van diennaam in die eigenaardige beteekenissen in onze literatuur eenig licht zou kunnenwerpen tenzij dan dat er gewaagd wordt van zeer losse huwelijkszeden2) Verderonderzoek in dezen aan anderen overlatende eindig ik met een woord van dankaan degenen die tot dezen verkenningstocht het hunne bijgedragen en aan mijten gebruike voor dit δεῖπνον ἀπὸ συμβόλων afgestaan hebben

O e s t g e e s t November 1925JW MULLER

1) Zoo laat Cats Philogamus in de nabeschouwende tweespraak met Sophroniscus achter zijnSpoock-liefde (II 111b) een lsquoJournaelrsquo aanhalen lsquogehouden by de Ministers van deOostindische Compagnie in de stad Surat in t jaer 1623rsquo dat zeker wel niet de bron is waaruithij den naam Majombe putte maar toch bewijst dat hij zulke journalen wel placht te lezen

2) Voor nader bericht omtrent de Afrikaansche lsquowaardigheidsbekleedsterrsquo verwijst Prof De Jongmij naar E Pechuel Volkskunde von Loango 162 flgg

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

60

Bont en blauw

Deze bij ons nog thans zoo bekende verbinding inzonderheid in de uitdrukkingiemand bont en blauw slaan schijnt niet oud te zijn Het Woordenboek derNederlandsche Taal geeft op B o n t (I) (Dl III kol 367) in de gewone chronologischevolgorde bewijsplaatsen uit Willem Leevend Cornelia Wildschut en Bilderdijk Tenslotte (wegens de versmaat het laatst aangehaald) eenige regels uit het 17deeeuwsche kluchtspel Pefroen met et Schaapshooft van Y Vincent

Iou arme Man die vaak in t naauwGeslagen wort heel bondt en blaauwVan jou en Ritzaert

Zoo staat er in den eersten druk van 1669 terwijl de latere drukken (bv de tweedevan 1710) hier hebben blond en blauw Een nog iets oudere bewijsplaats nl uit1654 geeft Stoett in zijn Nederlandsche Spreekwoorden enz (3de druk no 281) uitTengnagel Amsterdamsche Lindebladen blz 26

t Is nu omtrent een weeck geleenToen wierdje bond en blaeuw getreen

De synonieme verbinding blond en blauw die zooeven werd genoemd is in de 17deeeuw blijkens de talrijke voorbeelden en verwijzingen in het Woordenboek derNederlandsche Taal op B l o n d (Dl II kol 2915-2916) veel gewoner geweest Menvindt daar aanhalingen uit Vondel (den Klinckert voacuteoacuter den Palamedes) AnnaRoemers en Vollenhove alsmede verwijzingen naar een variant bij Coster naar nogdrie plaatsen bij Vondel verder naar Oudaan en Krul Stoett noemt dan nogWesterbaen en een plaats in Van Vlotens Het Nederlandsche KluchtspelOok later in de 18de eeuw komt blond en blauw nog voor

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

61

in het Woordenboek vindt men een citaat uit Van Effens Spectator en een verwijzingnaar Bilderdijk terwijl Stoett nog wijst op het Woordenboek van Halma In de 19deeeuw wordt deze verbinding nog gebezigd door Cremer in zijn OverbetuwscheNovellen (aanhaling in het Woordenboek) en volgens Stoett is de uitdrukking nogdialectisch bekendHet schijnt wel niet te gewaagd de slotsom te trekken dat naast het in de 17de

eeuw gewone blond en blauw (dat in de 18de en 19de eeuw en dialectisch tot opden huidigen dag is blijven voortleven) allengs de variant bont en blauw die thansde gewone en algemeen bekende vorm is van de uitdrukking is opgekomen Dit isook de meening van Stoett waar hij zegt dat lsquode mogelijkheid niet is uitgeslotendat de laatste zegswijze (bont en blauw) niet uit maar naast de andere (blond enblauw) is ontstaanrsquo Maar hoofdzaak blijft het feit reeds in het NederlandschWoordenboek geconstateerd met de woorden lsquoblond is hier blijkbaar ouderrsquoWij hebben boven onder de plaatsen waar het Woordenboek naar verwees de

verbinding blond en blauw ook aangetroffen in een variant bij Coster die variantvindt men in den tweeden druk (van 1621) van Costers Spel vande Rijcke-Man vs1314 lsquoMaeckt stracks den Bedelaer voort en slaet hem blont en blaursquo De eerstedruk (van 1615) heeft hier iets anders lsquoMaeckt stracks den Bedelaer voort gaetslaet hem bloegh en blaursquo Deze laatste plaats wordt in hetWoordenboek aangehaaldop B l o e d i g meer bepaaldelijk daar waar bloedig voorkomt lsquoverbondenmet blauwwaar sprake is van iemand slaan stooten enzrsquo (Dl II kol 2882)Aldaar staan nog twee oude bewijsplaatsen vermeld eacuteeacuten uit het Landtrecht van

de Ommelanden VI 15 lsquoWorde yemant blau ofte bloedich gestodt geworpen oftegeslagen dat na der tijt doorbreket enzrsquo en eacuteeacuten uit het Landtrecht van Selwerdt 96lsquoVan bloedige ofte blauwe slach is de Boete 3 glrsquo De laatste aanhaling geeft hetWoordenboek ook op B l a uw (Dl II kol 2792) terwijl men aldaar (kol 2793) alledrie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

62

de verbindingen welke hier ter sprake zijn gekomen bij elkaar aantreft in deverwijzing lsquoBloedig en blauw - blond en blauw - bont en blauw slaan zie B l o e d i g B l o n d B o n t rsquo Eenig nader verband wordt daar echter blijkbaar verder nietverondersteldTerwijl noch het jongere bont en blauw noch het oudere blond en blauw in het

Middelnederlandsch zijn aangetroffen vindt men bloedig en blauw in hetMiddelnederlandsch Woordenboek opgeteekend sv B l a u Twee bewijsplaatsenworden daar gegeven eacuteeacuten uit de Rechtsbronnen van Zutfen 142 16 lsquoWeert dateen scepen den anderen blaew of bloedich quessedersquo en eacuteeacuten uit deWarfsconstitutien 22 lsquoDat J hoer hirder solde blau ende blodich gheslaghenhebbenrsquo Beide aanhalingen zijn evenals die uit het Nederlandsch Woordenboekontleend aan oude rechtsbronnen uit de Noord-Oostelijke gewesten van ons landNog een derde bewijsplaats uit de middeleeuwen eveneens uit een Oostelijkerechtsbron afkomstig kan ik hier bijvoegen1) nl uit het oude stadrecht van Deventervan 1486 te vinden bij Dumbar Het Kerkelyk en Wereldlyk Deventer I blz 163 blsquoWeert oick sake dat ymant van onsen Borgeren oft Inwoeners vrede gebaedenweere van Borgermeister off Scepen off Raet of van eenen Borger ende dair enbaven den anderen beanxtede sonder te stoeten te werpen of te slaen blaeuw ofbloedich of oick den anderen koerber woerde geve of mes of weer of wapentoege ende nymant en wondede blaeuw noch bloedich die solde dairomme geldenby daege vijftich pont en by nachte hondert pont worde hie des verwonnen oft hiemach hem des ontreyden myt sijnre eenre hantrsquo en 166a lsquoWie den anderen dairneder sloege of stete blauw of bloedich die sal dairomme gelden vijff pont machhys bereyt worden of hie sals hem ontreydenmyt sijnre eenre hant Wie den anderenyrst blauw of bloedich sloege steeke of worpe die sal beyde koer gel-

1) Ik dank deze bewijsplaats aan Dr A Beets

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

63

denrsquo Behalve met slaan hebben wij de uitdrukking tot nu toe in verbindingaangetroffen met stooten steken kwetsen wonden en werpenOok buiten de Noord-Oostelijke grenzen van ons land was de combinatie van

bloedig en blauw oudtijds gewoon In het Mittelniederdeutsches Woumlrterbuch vanSchiller en Luumlbben leest men op B l a lsquoItem dey eine duumlll schloge bla und nit bloumldigrsquo(Grimm Weisth 3 27) en iets verder lsquoIk sloge my wol bla unde blodich Mit eimeum ein haverkafrsquo (Theoph I 227)En behalve op Saksisch was de oude rechtsterm ook op Oud-Friesch gebied

bekend In het Altfriesisches Woumlrterbuch van Von Richthofen vindt men eenigeplaatsen opgesomd uit de Emsiger Domen met de aanhaling lsquoAnda hine slait blawieftha blodichrsquo en ook een verwijzing naar Schwartzenbergs Friesch PlacaatboekI 615 waar men leest lsquoEnde slaet hya blodich ofte blauwe dat to beeten neywtwysinge des voorsz brieffs ende verbandtrsquo (ao 1466)Ten slotte komt de verbinding ook in het Middelengelsch voor Murray geeft reeds

een plaats uit het jaar 1200 lsquoSi quis verberando fecerit aliquem blaa et blodirsquo (LegesQuat Burgorum) vervolgens uit 1340 lsquoAlle bla and blody als he thornan was When hedeyhed for mans trespasrsquo (Hampole Pr Consc 5260) verder uit een hymne aande Maagd Maria (ao 1430) lsquoHise sides bloo and blodi werersquo (Hymns to Virg 10)Het laatst is de uitdrukking aangewezen in het begin der 17de eeuw (ao 1609) in devolgende aanhaling lsquoGif ane man strikes ane other and makens him blae andbloudiersquoBloedig en blauw is blijkbaar een oude Germaansche althansWest-germaansche

rechtsformule geweest Men vindt deze dan ook vermeld in Jacob Grimms DeutscheRechtsalterthuumlmer1) in het 5de Boek (Verbrechen) Hoofdstuk I sect 2 (Leibsverletzung)In geheel Nederduitschland schijnt evenwel in de middel-

1) In den 4den druk (Leipzig 1899) Dl II blz 186

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

64

eeuwen nog gewoner dan bla unde blodich geweest te zijn bla unde blot of blotunde bla Van deze verbinding geven Schiller en Luumlbben een aantal bewijsplaatsenin het MittelniederdeutschesWoumlrterbuch waarvan er hier enkele mogen volgen UitLubeck lsquoBla unde blot dat beteret men mit sestich schillinghen unde also manechbla unde blot alse dar is also maneghen mach he beclagenrsquo (Luumlb R 319) UitMecklemburg (ao 1306) lsquoItem siquis alii signum verberando infixerit quod in vulgoblůt vnde blawe diciturrsquo (Mekl Jahrbb 1 342) Uit Wismar lsquoHenneke Kok proscriptusest propter duo blut vnde blaw que peregit in quadam virginersquo (Lib proscr Wism9) en lsquoCl Oldenborch proscr est vor blut vnde blaursquo (lc 10)Tot ver in het Oosten tot daar waar in de middeleeuwen de Nederduitsche

kolonisatie der Oostzeelanden aan het gebied van Moscovieuml reikte ja zelfs in dehandelsfactorijen op Russisch gebied was de rechtsterm blot unde bla bla undeblot bekend Bv in Riga Uit de Schragen der Gilden und Aemter der Stadt Rigabis 1621 uitgegeven door W Stieda en C Mettig1) teekende ik een drietal plaatsenop Uit lsquoDer fischer schragenrsquo (ao 1403 1581 1606) lsquoVortmehr were dar jemandtde den anderen schoumllde schalck offte bove edder den anderen bloth effte blauwschloge dat hefft de vaget tho richtendersquo (aw blz 277) Uit lsquoDer arbeidesluumlde edderLigger Schragen von altersrsquo (8 Sept 1463) lsquoThom ersten so en sal dusse schragden erbaren heren imme rade tho Ryge nicht entjegen syn unde bysundern in densaken de an hals unnd an handt an blaw unnd an bluet unnd an eede roumlrendesindt unde in diesser gilde scheen mochten dat Godt vorbede etcrsquo (blz 407) UitlsquoDer maurer Schragenrsquo (18 Dec 1390) lsquoVortmer dede in der kumpanye werdenkywende edder twedracht hebben de scolen sik vorliken in der kumpenye sunderblot sunder blaw desgenen des de schult is de scal beteren ecircn half punt wassesna der scrarsquo (blz 425)

1) Riga 1896

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

65

Ten slotte bij de Nederduitsche kooplieden in de Russische HanzestadGroot-Nowgorod De eerste helft van sect 25 van de Nowgoroder Skra1) van 1296 luidtlsquoVan bla oder blot oder spletene cledere Bla oder blot vnde sceltwort vnde spletenecledere mach en gewelic man wol tugen des he en umberopen man si sines rechteshe si here oder knecht Sowe vorwunnen wert dhat he dhen anderen geslagen hebebla oder blot oder sine cledhere to spleten hebe de scal beteren lfrac12 ma soluersalso manigen splete also he hede vnde also manich bla also he heuet also manigenman mach he beclagen dher he an deme vechte gesen si vnde dhar scrichte gehortsi vnde e ne dhes vorwinnen mogersquolsquoAlso manich bla also he heuetrsquo dat zal wel beteekenen lsquoalzoo menige blauwe

wond (of blauwe plek) als hij heeftrsquo Bla zal hier znw zijn en als zoodanig op eacuteeacutenlijn staan met blot In het Mittelniederdeutsches Woumlrterbuch vindt men de volgendeplaats uit het Oude Lubecksche Recht lsquoAlso mennig blaw also mennig man undenenen merrsquo (Luumlb R 540) Doch verg vooral ald de aanhaling uit het HamburgerUrkundenbuch I 724 van 1292 lsquoSi quis alium in judicio ad sanguinis effusionem vellivorem vulgo blawe dictum laeserit convictus decem marcas argenti pro delictodabitrsquo en ten slotte nog uit Fahne Dortmund III lsquoVulnus intercutaneum quod teutonicebla wunde diciturrsquo Het Hoogduitsche equivalent van bla(w)(e) in den zin van blawunde zal hier blaumlue zijn dat is ook de vertaling die Von Richthofen in zijnAltfriesisches Woumlrterbuch geeft van ofri blawelsa een afleiding op -elsa van blawzooals het er te zamen mede voorkomende ofri blodelsa een dergelijke afleidingis van blod Uit de Emsiger Domen citeert Von Richthofen lsquoBlodelsa VIII panningarblawelsa VIII panrsquo Blodelsa vertaalt hij door lsquoblutige wundersquo blawelsa door lsquoblaumluersquoVerg ook bij Schiller en Luumlbben twee plaatsen uit het Oostfriesche Landrecht lsquoIsock jemant gewundet

1) Die Nowgoroder Skra nach der Rigaer Handschrift herausgegeben von W Schluumlter Jurjew(Dorpat) 1893

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

66

bloedelse eder blauelse gedanrsquo (Ostfr LR III 52) en lsquoIs averst einem geslagenein bloetsel offte blawelse mit stenen stockenrsquo (81) Het MittelniederdeutschesWoumlrterbuch vertaalt blauelse door lsquoblaue flecken vom Schlagenrsquo Daarentegenstaan de bovengenoemde aanhalingen met bla(w)(e) daar alle onder B l a blauals adiectivum In overeenstemming hiermede wordt blot in de verbinding bla undeblot blot unde bla door Schiller en Luumlbben sv B l o t (2de artikel) met lsquoblutigrsquoweergegeven dus eveneens als adiectivum beschouwd Het komt mij voor datdeze opvatting niet juist kan zijn Heeft men in de verbinding blodich unde blaongetwijfeld met twee adiectieven te doen in het synonieme blot unde bla schuiltwaarschijnlijk in de meeste gevallen een zeugma van znw en bnw De grenstusschen bnw en znw is hier zeer vlottend Gaven wij boven eenige voorbeeldenwaarin bla als znw schijnt te zijn gebezigd als bnw moet het toch ongetwijfeldstaan in een plaats als de volgende lsquoOck wie den andern blae sleet die sallgebrocken hebben vyff marckrsquo (Dorsten Willk 205) En al kan men in blot unde blaslaen blot wel weergeven met bloedig het woord blot kan natuurlijk nooit andersdan znw zijnIn de Middeleeuwen kende men over het geheele uitgestrekte

Nederduitsch-Friesch-Engelsche taalgebied den ouden rechtsterm mnd blot undebla blodich unde bla mnl bloedich ende blau ofri blodich anda blaw meng blaand blody In de 17de eeuw was deze nagenoeg verdwenen of had alleen noghistorische waarde Dan vinden wij hem in het Nederlandsche gebied vervangendoor de verbinding blond en blauw die later op haar beurt werd overvleugeld doorde uitdrukking bont en blauw In het Nederduitsche taalgebied komt blund undeblaw voor het eerst in de 16de eeuw voor zie het MittelniederdeutschesWoumlrterbuchsv B l u n t lsquoWie den anderen blaw ofte blonde sluege sall yn anderhalven aldenschyldt vervallen synrsquo een bepaling uit een privilege van 1514 der stad Wesel(Wigands Archiv Westfalens V 34)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

67

De 16de eeuw is ook hier gelijk op zoo velerlei gebied het overgangstijdperkgeweest Zoowel in het Nederduitsch als in het Nederlandsch komen dan bijwijzevan schakel die denmiddeleeuwschen rechtsterm1)met de latere uitdrukking verbindtalle drie de woorden naast elkaar voor Schiller en Luumlbben geven een aanhaling uiteen Oldenburgsche oorkonde van 1529 waar men leest lsquoDat he syner f gnadevnderszathen blunth blaw vnde blodych gesclagenrsquo Men vergelijke hiermede deeveneens uit de 16de eeuw afkomstige plaats uit het Stadrecht van Steenwijk doorStoett als oudste plaats van de verbinding met blond gegeven lsquoVan ymande blontofte blau ofte blaudich te slaenrsquo (Stadr v Steenw 307)Terwijl tusschen de beide leden van de oude oorspronkelijke verbinding bloed(ig)

en blauw een scherpe tegenstelling bestaat de tegenstelling die wij boven in hetLatijn zagen uitgedrukt door lsquosanguinis effusiorsquo en lsquolivorrsquo dezelfde tegenstelling dieook het oude Russische recht heeft gekend tusschen lsquokrowawrsquo en lsquosinrsquo in de metbloedig of blauw volkomen synonieme Russische verbinding krowaw ili sin2) bestaater tusschen de beide leden van de jongere verbinding blond en blauw ternauwernoodeenig onderscheid Blond is in het Latijn flavus waarmede het Germaansche woordblauw identisch is of althans verwant In de meeste deelen van ons land zegt menlsquohij ziet blauw van de koursquo maar er zijn ook plaatsen bv in de Graafschap Zutphenwaar men hoort lsquohij ziet blond van de koursquo (Draaijer 5) Doch vooral blijkt de identiteitvan blond en blauw in onze uitdrukking uit het feit dat hier van beide de latijnschevertaling luidt lividus lsquovon der Farbe die

1) Vgl in dit verband nog S Muller Fz De Middeleeuwsche Rechtsbronnen der stad Utrecht I(Inleiding) blz 354 lsquoHet rechten over ldquoBlau und Blutrdquo is in vele plaatsen eene der oudstebevoegdheden van den raad en vandaar heeten te Utrecht de ldquovechtkeurenrdquo dikwijls deldquocoerenrdquo bij uitnemendheid Cf Frensdorff Dortm Statuten p LIVrsquo

2) Ewers Das aumllteste recht der Russen in seiner geschichtlichen entwicklung Dorpat-Hamburg1826 S 265 (aangehaald in Jacob Grimm Deutsche Rechtsaltertuumlmer4 II S 186)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

68

ein (nicht blutruumlnstiger) Schlag auf der Haut zuruumlcklaumlsztrsquo (Mnd Wtb sv B l u n t )Toen er geen eigenlijke tegenstelling meer lag in de beide leden der verbinding

was een van beide eigenlijk overbodig geworden Men ziet dan ook dat terwijl hetoude oorspronkelijke blauw steeds als zoodanig is gevoeld en derhalve bewaardhet andere lid in verloop van tijd en op verschillende plaatsen van het Nederlandschetaalgebied aan allerlei verandering onderhevig blijft Over de verandering van blondin bont is reeds boven gesproken ik kan hier nog aan toevoegen dat ook het Frieschbont en blau kent het komt bv voor in de Rimen ind Teltsjes2 199 b van degebroeders Halbertsma (zie Friesch Woordenboek I 189b) In West-Vlaanderenhoort men iemand blauw en blot slaan Blot is volgens De Bo een synoniem vanblet dat beteekent lsquogekneusd geblutst sprekende van fruitrsquo het zal wel hetzelfdewoord zijn als fr blet beursch al dekken de beteekenissen elkaar ook niet volkomenGelijkt blot hier veel op blond in een andere eveneens bepaaldelijk in Zuid-Nederlandgebruikelijke uitdrukking nl iemand grauw en blauw slaan heeft het veranderlijkelid zich naar het oude onveranderlijke blauw gericht Voorbeelden van grauw enblauw vindt men reeds in de 17de eeuw bij Poirters (zie Ndl Wdb V kol 603-604)en in de 19de en 20ste eeuw in de Zuid-Nederlandsche dialectwoordenboeken vanDe Bo Joos en Cornelissen-Vervliet Teirlinck geeft nog in zijn Zuid-OostvlaamschIdioticon iemand zwart en blauw slaan het Woordenboek der Nederlandsche Taalvermeldt in Dl XII kol 96 iemand paars en blauw slaan terwijl men ten slotte aldaarde reeds bij De Jager in zijn Woordenboek der Frequentatieven I 448 gegevenaanhaling terugvindt uit het 17de eeuwsche kluchtspelvan De Rijk Krispijn Jufvrouwen Notaris blz 21 (ao 1694) lsquoHij sloeg hem paars en pimpelrsquoPimpelpaars met een groen randje wordt dikwijls in scherts gezegd zoo leest

men in het Woordenboek der Nederlandsche Taal sv P i m p e l p a a r s en onderde beide voorbeelden staat

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

69

er eacuteeacuten uit Van Looys Jaapje waarin de variant pimpelpaars met een rood randjeMaar in de uitdrukking iemand paars en pimpel slaan is niets roods meerovergebleven dat de herinnering nog in ons zou kunnen wakker roepen aan hetbloed der oude oorspronkelijke formule bloed(ig) en blauw En ook zonder het groenerandje dreigt het ons bij den verren uitlooper paars en pimpel langzamerhand groenen geel voor de oogen te worden Laat ons dus tot ons uitgangspunt terugkeerenDe in het begin aangehaalde woorden van Stoett dat lsquode mogelijkheid niet is

uitgesloten dat de laatste zegswijze niet uit maar naast de andere is ontstaanrsquowelke woorden daar de verhouding golden tusschen bont en blauw en blond enblauw zouden evenzeer van toepassing kunnen zijn op de verhouding tusschenblond en blauw en bloed(ig) en blauw Maar bleef boven hoofdzaak het feit reedsin het Nederlandsch Woordenboek geconstateerd met de woorden lsquoblond is hierblijkbaar ouderrsquo na het bovenstaande geloof ik nog een stap verder te mogen gaanen te mogen constateeren lsquobloed is hier blijkbaar nog ouderrsquo En ik meen niet teveel te zeggen met de bewering aan onze nog thans zoo bekende verbinding bonten blauw ligt een oude Germaansche rechtsterm ten grondslag

L e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

70

Em staan hebbenenem om hebben

Van deze beide synonieme gemeenzame zegswijzen voor dronken zijn isvoorzoover mij bekend nog nooit een bevredigende verklaring gegeven Toen ikdus verleden jaar bezig was met de bewerking van het artikel S t a a n voor hetWoordenboek der Nederlandsche Taal drong zich de noodzakelijkheid aan mij opzelve naar een oplossing te zoeken ten einde de uitdrukking em staan hebben dehaar toekomende plaats te geven onder de vele beteekenissen en nuanceeringenvan Staan De oplossing werd voor mij des te lastiger daar de synonieme uitdrukkingem om hebben indertijd op Om niet in het Woordenboek was opgenomenIn het Spreekwoordenboek van Stoett (3de druk) is em om hebben onder no 1591

behandeld doch het artikel eindigt met de bekentenis non liquet lsquoDe beteekenisvan om is hier niet duidelijk misschien mogen we in de uitdr eene verkorting zienvan het door Harreb I 445a vermelde Hij heeft den kraag om (of aan) hij is dronkenZie E e n s t u k i n d e n k r a a g h e b b e n rsquo Slaat men de laatste zegswijze opdie onder no 2105 is behandeld dan vindt men daar eenige uitdrukkingen die metde door Harrebommeacutee genoemde hij heeft den kraag om (of aan) zijn te vergelijkennl hij heeft het buis vest jak aan Men wordt hierbij verwezen naar hetWoordenboekder Nederlandsche Taal III kol 1763 waar de genoemde zegswijzen voorkomenen waar zij beschouwdworden als mogelijke verdere vervormingen in den volksmondvan het verouderde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

71

hij is buis hij is dronken Men vindt bij Stoett voorts eenige bewijsplaatsen van emom hebben voor het grootste gedeelte uit de werken van Justus van Maurik(Papieren Kinderen 70 Toen ik nog jong was 178 Stille Menschen 46 89 Op Reisen Thuis 106) verder uit Heyermans Zevende Gebod 43 en uit het weekblad DeNotenkrakerTegelijk met em om hebben wordt ook het synonieme em staan hebben door

Stoett genoemd en daarbij behalve de vermelding dat men in Zuid-Nederland zegtze staan hebben of het staan hebben ter vergelijking aangehaald de Frieschezegswijze ik hab him stien as in mucircsMet te wijzen op deze Friesche spreekwijze heeft Stoett naar ik meen de richting

aangewezen die men volgenmoet om tot de juiste oplossing van beide uitdrukkingenzoowel van em staan hebben als van em om hebben te geraken zooals menbeneden zien zal Blijkbaar zonder dit zelf te beseffen daar hij die richting niet verderis ingeslagen evenmin trouwens als ik zelf toen ik bezig was met de bewerkingvan het artikel S t a a n voor het Woordenboek Ten einde raad meende ik toen datde uitdrukking nog het dichtste stond bij een zegswijze als dat staat in de maagvan stevige kost gezegd ik dacht daarbij em staan hebben misschien te mogenverklaren door lsquoeen stevigen borrel in de maag staan hebbenrsquo en vandaar lsquodronkenzijnrsquo Doch als een beletsel voor de juistheid van deze verklaring bleef ik voelen deeven raadselachtig blijvende synoniem em om hebben want dat deze op eendergelijke wijze verklaard eigenlijk lsquoeen stevigen borrel in de maag om(gekeerd)hebbenrsquo zou moeten beteekenen leek mij niet zeer waarschijnlijk Zie hetWoordenboek der Nederlandsche Taal op S t a a n II B 5 d) en e) (Dl XV kol135) Behalve eenige bewijsplaatsen uit Zuid-Nederlandsche dialectwoordenboekenvan het gebruik van ze of het staan hebben kon ik aanhalingen geven van em staanhebben uit Emants Lina 40 en Abramsz Levende Beelden 51Wanneer men in het Friesch Woordenboek naar aanleiding

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

72

van de daar sv S t e a n (Dl III 191 b) vermelde uitdrukking ik hab him stien as inmucircs (aanhaling uit Eelke Meinderts It Libben fen Aagtje Ysbrants of dy FrieskeBoerinne 4de druk ao 1861) verder gaat zoeken of deze zegswijze ook sv M ucirc s(Dl II 182 b) te vinden is dan stoot men daar op een andere Friesche spreekwijzenl As de kat fen hucircs is stekt de mucircs de stirt omheech overdrachtelijk gebezigdvoor lsquoals de vrouw uit is spelen de meiden den baasrsquo Zijn staart omhoog stekenbeteekent in Zuid-Oostvlaanderen volgens het dialectwoordenboek van Teirlincklsquoeen fiere houding aannemenrsquo en ergens heengaan met een staanden staart kwamin de 17de eeuw voor in den zin van lsquoergens fier en trotsch heengaanrsquo Zie hetWoordenboek der Nederlandsche Taal XV kol 171 Men moet het tweede lid derbovengenoemde Friesche zegswijze dus eigenlijk opvatten als dan nemen demuizen (de meiden) een fiere een zelfbewuste houding aan en vandaar dan spelenze den baas dan treden ze brutaal op dan gaan ze de gewone (bescheiden) perkente buiten of maw dan is het hek van den dam dan doen de muizen (de meiden)precies wat ze willen dan kunnen ze zelfs uit den band springen of zich te buitengaan en derg Em staan hebben (als een muis) is dus blijkbaar eigenlijk den staartstaan (omhoog gestoken) hebben (als een muis) met de beteekenis de gewone(bescheiden) perken te buiten gaan of ook zich op de een of andere wijze te buitengaan hetgeen in ruimen zin ook kan inhouden dronken zijnIs deze uitleg juist danmoet het synonieme em om hebben evenzoo oorspronkelijk

geluid hebben den staart om hebben Welnu den staart om (om het lijf geslagen)hebben (als een koe) is een bekende spreekwijze in Zaanland Bij Boekenoogen inzijn Zaansche Volkstaal kol 987 leest men lsquoBij boeren Hij heeft een steert om hijis boos een koe toont nl aldus haar kwaadheidrsquo lsquoBoos zijnrsquo is ook een wijze vande perken of zich te buiten gaan en lsquoboos zijnrsquo en lsquodronken zijnrsquo zijn als zoodanignaverwante begrippen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

73

Hiermede meen ik dat de verklaring van de eenigszins raadselachtige zegswijzenem staan hebben en em om hebben is gegeven Dat men in Zuid-Nederland thanszegt ze of het staan hebben behoeft ons niet te bevreemden daar men ook bij onsin Noord-Nederland aan em nauwelijks meer een beteekenis hecht en er althanszeker geen staart meer achter zoekt

L e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

74

De Russische scheepsterm Bryzgas

Van dezen merkwaardigen Russischen zee- of scheepsterm die in alle Russischewoordenboeken staat opgeteekend is de oorsprong tot nog toe onbekend Eenecht Russisch woord is het vermoedelijk niet maar ook een verklaring uit eenvreemde taal is bij mijn weten althans nog nooit gegeven Toen ik indertijd metmijn werk over de Hollandsche zee- en scheepstermen in het Russisch bezig waskende ik het woord wel maar daar ik er geen Nederlandschen oorsprong van konaantoonen heb ik den term niet in dat boek opgenomen Evenmin gelukte het mijechter het woord uit een andere West-Europeesche marinetaal noch uit hetNederduitsch nog uit het Engelsch noch uit het Fransch nog uit het Italiaanschenz te verklaren Thans meen ik aannemelijk te kunnen maken dat ook in bryzgaacuteseen Hollandsch woord verborgen zit het volgende is althans een poging daartoeIn het Woordenboek der Russische Taal van de Akademie van Wetenschappen

te St-Petersburg leest men op Bryzgas lsquoMor Plotnik vkolačivajuščij i zaklepyvajuščijbolty i nageli v sudachrsquo dwz lsquoZeeterm Timmerman die bouten en nagels inslaaten vernagelt op schepenrsquo Het Uitlegkundig Woordenboek der levendeGroot-Russische Taal van Dal geeft in zijn 3den verbeterden en belangrijkvermeerderden druk (onder redactie van Prof Baudouin de Courtenay) een dergelijkedefinitie lsquoMors rabočij prosverlivajuščij obšivku sudna zakolačivajuščij tjažolymmolotom skvoznye bolty i zaklepyvajuščij ich boltobojrsquo dwz lsquoZeeterm Werkmandie de scheepshuid doorboort met een zwaren hamer dwarsbouten inslaat en zevernagelt boutinslaanderrsquo Als synoniem en volkomen gelijkwaardig met het bnwbryzgas geeft Dal het gesubstantiveerde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

75

(van bryzgas afgeleide) bnw bryzgasnyj dat ook in het Woordenboek der Akademievermeld staat En hij voegt aan zijn artikel de volgende mededeeling toe lsquoBryzgasnyjpolučaet po ustavu Petra I po dvě čarki v denrsquo dwz lsquoDe bryzgasnyj ontvangtvolgens het reglement van Peter I twee glazen brandewijn daagsrsquo De term bestonddus in den tijd van Peter den Groote en is vermoedelijk ook niet ouderBehalve in deze twee grootste Russische woordenboeken vindt men het woord

natuurlijk ook vermeld in de zeemanswoordenboeken Weliswaar niet in hetallerjongste voor het gebruik op de Roode Vloot bestemde Kort Woordenboek vanZeemansuitdrukkingen van S Lukaševič (2de druk Leningrad 1925) doch dit kleinewoordenboekje in zakformaat van nauwelijks 80 bladzijden is slechts een mageruittreksel uit andere werken in de eerste plaats uit het nog altijd lsquobeste en meestgebruikte Russische zeemanswoordenboekrsquo van Vachtin (2de vermeerderde drukSt-Petersburg 1894)1) Vachtin definieert het woord als volgt lsquoRabotnik kotoryjispolnjaet vsě želěznyja raboty po sudnu kak-to zabivaet bolty sverlit dlja nich dyryi pročrsquo dwz lsquoWerkman die alle ijzeren werken op een schip uitvoert bv hij slaatbouten in boort daarvoor gaten enzrsquo De Fransche vertaling is bij hem lsquoPerceurrsquo enals Engelsch equivalent geeft hij de oɯschrijving lsquoThe artificer who does all the ironwork for a shiprsquo Reeds Alexander Šiškov toenmaals Kapitein ter zee later Admiraalvan Keizer Alexander I gaf in zijn in 1795 te St-Petersburg verschenen DrietaligZeemanswoordenboek in de Engelsche Fransche en Russische Talen dezevertalingen tw voor het Fransch lsquoPerceurrsquo en voor het Engelsch lsquoThe artificer thatbore the holes for the treenails bolts and all the iron work in a shiprsquo Eigenlijk komthier de Engelsche vertaling pas geheel overeen met de Fransche wat bij Vachtinniet zoozeer het geval is de omschrijving van Šiškov lsquothe artificer that bore theholes for

1) Zie De Hollandsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch blz 3-4

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

76

all the iron work in a shiprsquo luidt bij Vachtin korter maar niet zoo precies lsquothe artificerwho does all the iron work for a shiprsquo De Russische bryzgas is de Fransche perceuren de Hollandsche boorder di lsquode man die (op schepen) gaten boort voor de boutenook scheepsboorderrsquo (Ned Wdb III kol 474)Šiškov is ook een van de bronnen geweest voor het Russische gedeelte van Jals

Glossaire Nautique Dus geeft ook Jal als Fransche vertaling van bryzgas lsquoperceurrsquoen knoopt aan den Russischen term de volgende etymologische beschouwing vastlsquoCe terme qui par son orthographe se rapproche beaucoup des mots Bryzgieacutetincelles Bryzganie arrosement vient-il comme eux de Bryzgat jaillir verbe queReiff croit une onomatopeacutee On ne voit pas trop que Brizgate soit par le son enanalogie avec le bruit que fait leau jaillissante on ne voit pas davantage quel rapportdideacutee pourrait exister entre jaillir et percerrsquo Jal heeft hier een poging gedaan omden term uit het Russisch zelf te verklaren door hem met de eenige Russischewoordfamilie die op bryzgas lijkt nl die van het werkwoord bryzgat lsquospuiten spattenrsquote vergelijken Dat deze poging evenwel moet falen erkent Jal eigenlijk zelf reedsdoor de wijze waarop hij zijn gissing oppertOngetwijfeld is bryzgas geen inheemsch Russisch woord gelijk reeds boven

gezegd ben ik van meening dat ook deze raadselachtige term een der veleHollandsche zee- en scheepstermen in het Russisch is Om er maar dadelijk meevoor den dag te komen ik houd het er voor dat de Russische zee- of scheepstermbryzgas ontleend moet zijn aan een Hollandsche verbastering breeuwsgast in denmond der Russische zeelieden vervormd uit breeuw(er)sgastIn het Woordenboek der Nederlandsche Taal leest men sv G a s t 3 b β) (Dl

IV kol 320) het volgende lsquoIn het zeewezen Knap ervaren matroos Ook in ruimertoepassing van scheepsvolk in t algemeen Inzonderheid in samenstellingengebruikelijk waarin het eerste lid de bijzondere

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

77

betrekking nader aanwijst als Baantjesgast Bootsmansgast BootsmansmaatsgastBovenrolsgast Bramzeilsgast Kabelgast Kromhoutsgast Marsgast MarszeilsgastNachtsgast Onderzeilsgast Ruimsgast Schiemansgast SchiemansmaatsgastValreepsgastrsquo Onder de Samenst in deze bet (kol 321) staan voorts nog vermeldschippersgast varensgast visschersgast en zeegast Van al de hier opgesomdesamenstellingen met -gast komt het woord breeuw(er)sgast nog het meest overeenin vorm en beteekenis met schippersgast en visschersgast Het moet dan dezelfdebeteekenis hebben als de termen die men in het woordenboek van VanMoock vindtopgenoemd nl breeuwersknecht breeuwersjongen breeuwersmaat en waarvande Fransche vertaling luidt calfatinDat een Nederlandsch woord breeuwersgast in geen enkel Nederlandsch

zeemanswoordenboek of ander woordenboek ja misschien zelfs in geen enkelenschriftelijken tekst wordt aangetroffen behoeft hier geen bezwaar tegen deetymologie te zijn Er zijn meer voorbeelden van zulke Hollandsche zee- enscheepstermen die anders luiden dan de geijkte vormen in de woordenboeken engeschriften doch die toch in den mond der Hollandsche zeelieden kunnen geleefdhebben waaruit de Russen ze dan hebben overgenomen Deze bewering mogehier met eenige voorbeelden worden gestaafdEr bestaat een Russische scheepsterm najtov die niet anders dan een (in geen

enkelen tekst aangetroffen) Hollandsch woord naaitouw doet veronderstellen terwijlde geijkte Hollandsche term naaiing luidt evenzoo moet Russ rustov teruggaan opHoll rusttouw waarmede dan de rustlijn bedoeld wordt Het lijk van een zeil heetin het Russisch liktros overenkomende met Holl lijktros wat wij een stuurreepnoemen kennen de Russen onder den naam šturtros dat er uitziet als Holl stuurtrosen ons schuurtouw (of schuurketting) is Russ sortros di Holl schuurtros (met heteerste lid vervormd onder invloed van Russ sor vuilnis) Het aardigste voorbeeldleveren de Russische benamingen voor het boomtouw di het touw dat

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

78

door de gaten van de windboomen van het spil wordt geschoren om ze te verbindenen ze te beletten uit de spilgaten te vliegen de Russische woordenboeken gevenhiervoor drie verschillende namen nl špiltros svistov en najtov u špilja Het eersteziet er uit alsof het is overgenomen uit een Hollandsch woord spiltros het tweedelijkt een hybridische samenstelling uit de Engelsche benaming swifter en Holl -touw(swift(er)touw) of is het Eng swifter met de laatste lettergreep onder invloed vanHoll -touw het derde beteekent letterlijk naaitouw (di naaiing) bij het spil In mijnboek over De Hollandsche Zeeen Scheepstermen in het Russisch heb ik op deartikelen -t o uw en T r o s dit verschijnsel aan analogie toegeschreven nl aan deanalogie naar andere woorden op -tov en -tros uit Holl samenstellingen met alstweede lid -touw en -tros zooals bv Russ drektov uit Holl dregtouw en Russvanttros uit Holl wanttros en vele andere Het is evenwel gelijk reeds boven gezegdvolstrekt niet uitgesloten dat enkele dezer niet in geschrifte aangetroffen formatiesin den mond der zeelieden hebben geleefd waaruit de Russen ze dan rechtstreekskunnen hebben overgenomen Dat zou bv bij bryzgas uit Holl breeuw(er)sgastplaats gehad kunnen hebben te eerder daar er geen enkel ander Russisch woorduit een Holl samenstelling met -gast bekend is naar analogie waarvan het woordzou kunnen zijn gevormd De Russische equivalenten van deze Hollandschesamenstellingen met -gast zijn de gesubstantiveerde adiectiva van het uit hetHollandsch overgenomen eerste lid Bv falrepnyj valreepsgast (van falrep uit Hollvalreep) trjumnyj ruimsgast (van trjum uit Holl (t) ruim) Ook het bovengenoemdegesubstantiveerde adiectief bryzgasnyj behoort hierbij en komt dus overeen meteen Holl samenstelling op -gast Maar bij deze afleiding doet zich nu heteigenaardige verschijnsel voor dat reeds het grondwoord dezelfde beteekenis heeftimmers bryzgas beteekent volkomen hetzelfde als bryzgasnyj Dit kan niet andersverklaard worden dan door aan te nemen dat in bryzgas niet slechts het eerste lid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

79

maar de geheele samenstelling met -gast moet verborgen zijnHet feit dat een Holl woord breeuwersgast tot dusverre noch in de Nederlandsche

woordenboeken met name zeemanswoordenboeken noch in de Nederlandschegeschriften die betrekking hebben op zeevaart en scheepsbouw noch bv inNederlandsche reisbeschrijvingen enz is aangetroffen behoeft dus mi geenbezwaar te zijn tegen de voorgeslagen etymologie van Russ bryzgas Wat deklanken aangaat is bryzgas klank voor klank uit Holl breeuw(er)sgast te verklarenDe Hollandsche ee-klank treedt in meer Russische leenwoorden als y op bv štykuit Holl steek (soort van knoop) het in Archangel gebruikelijke štryk uit Holl streek(op een kompas) Russ vyblenki uit Holl wevelingen Voor de zachte Russischemedia g moest de s tot een z worden De t na de s op het eind van het Hollandschewoord is in het Russisch verdwenen zooals ook het geval is bij Russ vors uit Hollworst (oud afgekapt stuk kabeltouw) en na een anderen consonant bij Archangelschknek uit Holl knecht (bij den mast om touwen aan te beleggen) verg verder bvnog Russ kranbal krambal krambol Arch krampal uit Holl kraanbalk Wat tenslotte het wegvallen of wegmoffelen van de lettergreepvormende -er- inbreeuw(er)sgast betreft misschien is hiervan een volkomen analoog voorbeeld inhet reeds boven vermelde hybridische Engelsch-Hollandsche woord swif(t)(er)touwwaaraan Russ svistov boomtouw kan zijn ontleend Geeft men evenwel voor ditlaatste woord de voorkeur aan de eenvoudiger verklaring dat svistov ook ontstaankan zijn rechtstreeks uit Eng swifter met de laatste lettergreep onder invloed vanHoll -touw dan kan men toch nog op andere dergelijke voorbeelden vanwegmoffeling van een toonlooze lettergreep wijzen bv op het in talrijkesamenstellingen voorkomende Russ bom- uit Holl boven- (bv in bovenbramstengenz enz zie De Hollandsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch) Een zeersterk voorbeeld van verdwijning zelfs van een niet toonlooze lettergreep is Russmulk uit Holl muil(stee)k

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

80

Ten slotte rest mij nog iets te zeggen naar aanleiding van het verschil in beteekenistusschen Russ bryzgas en Holl breeuwersgast De breeuwer of kalefater (in hetRussisch konopatčik geheeten) die een schip breeuwt en kalefaat verricht niet inallen deele hetzelfde werk als de bryzgas de lsquoperceurrsquo of scheepsboorder die degaten boort voor de bouten Maar in beider arbeid is toch veel gemeenschappelijksWanneer men de boven uit de verschillende woordenboeken gegeven definitiesvan Russ bryzgas nog eens nagaat dan zal men vinden dat hij daar oa genoemdwordt een lsquotimmerman die nagels inslaat op schepenrsquo (Wdb der Akad) alseen lsquowerkman die de scheepshuid doorboort met een zwaren hamer inslaatrsquo(Dal) Welnu dit alles kan ook behooren tot het werk van den breeuwer of kalefaterwiens zware hamer moskuil geheeten eveneens in het Russisch (als muškel) isovergegaan Men leze tot besluit de volgende passage uit Witsens AeloudeScheepsbouw en Bestier blz 267 b lsquoMen kalefaet drijft en breeuwt schependuerzaemheits halve want aldus het water door reten en scheuren niet en dringtDit geschiet met out werck hair en most t geen als t ingedreven is wel vet bepicktmoet zijn Alle hoeken en lassen der planken moeten wel voegen en sluiten DePap daer men de schepen mede strijckt wert gemaeckt van harpuis slechte harstraen en zwavel hier hout men dat geen worm door en dringht Somtijts zietmenhet met een slechte smeering van ongel af voornaem als de schepen naby en nietom de west varen Dit wit gesmeer behoet de schepen lange tijt van met groentete bewaszen of vuil te werden Zoo zy ver om de west de wil hebben haelt menonder om een goeden huit daer men ontallijck veel spijkertjens in slaet men legthem op koeien hair en daer wert oock wel dun geslagen loot of koper tusschengevoegt en dit alles om ongediert t geen het hout verteert te weerenrsquoL e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

81

De herkomst van je en jij

Terwijl ik elders naar aanleiding van Dr Verdenius opstel over lsquoDeontwikkelingsgang der Hollandsche voornaamwoorden je en jijrsquo1) eenige bijdragentot de geschiedenis onzer Nnl aanspreekvormen lever2) wil ik hier een poging doentot weerlegging van Dr V gissing omtrent de herkomst van je en jij en tot handhavingder oude tot dusverre geldende voorstelling van de geschiedenis dezer woordenDeze voorstelling gelijk ik mij die reeds vroeger gevormd had3) en later

herhaaldelijk heb voorgedragen dezelfde die te vinden is bij Vor der Hake4) Kern5)

en Schoumlnfeld6) in hoofdzaak ook in het Ned Wdb en de etymologische wdbb vanFranck-VanWijk en Vercoullie (op Gij en Jij) en die ook ondersteld wordt in FrancksMnl Gramm2 sect 209 komt naar men weet zeer in t kort - en afgezien van dediphthongeering van icirc tot ei en van de verschillende spelling van medeklinker enklinker - hierop neer dat subj (beklemd emphatisch) jij (onbeklemd en- ofproclitisch) je obj bekl jou (voorheen ook ju gesproken of althans aldusgeschreven) onbekl je r e c h t s t r e e k s van de Oudgermaansche vormen met j-(jiz enz) afstammen en dus v a n o u d s na t teloorgaan van du in de Friesche en(Friesch-)Hollandsch-Zeeuwsch-Vlaamsche kuststreken voor enkel- en meervoudde eenige l e v e n d e werkelijk in de natuurlijke Hollandsch-Noordnederlandschevolks- en beschaafde spreektaal g e s p r o k e n e - en door en tot iedereen vanallen leeftijd en stand gebezigde - vormen geweest zijn welke vormen echter even-

1) Tschr XLIII 81-1042) De nieuwe Taalgids XX 81-104 113 vlgg3) Taal en Letteren I (1891) 199 2174) De nieuwe Taalgids V 113-205) Aw V 126-86) Hist Gramm2 sect 83

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

82

als zoovele andere (Friesch-)Hollandsche woorden vormen en klanken eerst tegent eind der 16de en in t begin der 17de eeuw lsquoopduikenrsquo (di aldus met lsquojrsquog e s c h r e v e n worden) in de Hollandsche s c h r i j f t aal waarin tot dien tijd alleende vormen der oorspronkelijk Vlaamsch-Brabantsche schrijftaal geschreven warensubj bekl g(h)i onbekl en- en procl -(d)i waarnaast encl later ook procl ge objuEen lsquozeere plekrsquo in deze theorie is tot dusverre ook voor mij altijd geweest dat in

de ME wel althans langs de Noordzeekust in geschrifte ju en jou en ook schoonzeer zelden op t eind der ME een onbekl enclit -je gevonden worden maar nooiten nergens een te verwachten ji zoodat althans t eerste een lsquobestardrsquo postulaatgebleven is Op deze zwakke steecirc en op t ontbreken der -t in onze hedendaagschewerkwoordsvormen van den 2den pers (mv v praes en praet) met encl -je heeftDr V dan ook zijn eersten aanval gericht Uitgaande van eene vergelijking tusschenlaatstgenoemde vormen en de verkleinwoorden op -(t)je(n) komt hij - op grond vaneen betoog 1o dat voacuteoacuter c 1600 nergens ji noch ook (niet-encl) je voorkomt g(h)ien -(d)i daarentegen de eenige vormen zijn1) 2o dat daarnaast in delaat-middeleeuwsche en ook in zes- en vroeg-zeventiendeeuwsche geschriften weleen encl -ge naast -gy of -gie bij Bredero ook een (soms van ghy onderscheiden)gy wordt aangetroffen 3o dat ook in t begin der 17de eeuw niet-encl je en vooraljij nog zeldzaam zijn doch later toenemen terwijl -ge -gie -gy allengs verdwijnenen de aan deze encl vnw voorafgaande werkwoordsvormen dikwijls de -t missen4o dat g(h)y en -(d)y in de 17de eeuw sterk afnemen wijken voor de j-vormen - tothet besluit d a t d e v nw je e n jij lsquoi n e n c l i s e g e b o r e n

1) Wanneer V 85-6 er met nadruk op wijst dat zelfs in de grof-zinnelijke boerden en sotternieeumlnalleen ghi gevonden wordt dient er aan herinnerd dat in die waarschijnlijk Brabantsche ofVlaamsche spelen uit de 14de en 15de eeuw niet de tegenstelling tusschen ghi en (een daaren toen problematisch) ji maar die tusschen het hier allicht verwachte oude gemeenzamedu en het hoofsche ghi in t geding is een heel ander vraagstuk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

83

z i j n rsquo - tw uit -(d)i gt -di gt dji gt dži gt ži gt ji (verg bv lat viridiarium waddium gt frverger gage) - en e e r s t l a t e r u i t d e e n c l i s e l o s g ema a k t e n t o tz e l f s t a n d i g e v nw g ew o r d e n z i j n verg bv me hebbe(n) lt hebbe-me lthebben-we De ontwikkeling dier klanken van -(d)i tot jij zien wij voor zoover denmedeklinker aangaat althans volgens V afgespiegeld in de spellingen -ge -gie-gy Kortom onze hedendaagsche vormen jij en je zijn n i e t d er e c h t s t r e e k s c h e voortzetting van Oudgermaansche vormen met j- maar zijnp a s l a t e r u i t -(d)i o n t s t a a n dwz zij hebben eerst langs een omweg hunouden klank h e r k regen immers jiz gt ji gt -(d)i enz (zie boven) gt jij In verbandhiermede meent V dat gij m e t v e l a i r e s p i r a n s e n e n c l -dij in de 17deeeuw ook i n d e H o l l a n d s c h e s p r e e k t a a l w e l d e g e l i j k g e l e e f dh e b b e n en eerst a l l e n g s d a a r u i t v e r d w e n e n z i j n Tegenover deze door hare nieuwheid verrassende aanvankelijk begoochelende

gissing wil ik nu beginnen met eenige critiek op enkele punten in V betoogVooreerst de tegenspraak tusschen het g e r e g e l d uitvallen of -slijten der -t van

den werkwoordsvorm voacuteoacuter -je en het voortbestaan der -t in v e l e gelijkluidendeklankgroepen bij de verkleinwoorden naar t schijnt de eerste aanleiding of grondtot V twijfel aan de tot dusverre geldende voorstelling en wellicht ook oogenschijnlijkalthans een zijner zwaarwichtigste argumenten daartegen Immers wanneer in deverkleinwoorden toon-tje keer-tje gaa(t)-tje de t van het suffix -tje(n) (lt -tiaen lt-kijn) ongedeerd blijft voortbestaan waarom dan ook niet in de phonetisch geheelovereenkomstige inversievormen van een (ondersteld ouder) je toont je keert jegaat waarom dan in plaats daarvan toon-je keer-je ga-je En wederom waaromsnuiv-je reiz-je tegenover de verkleinwoorden snuif-je reis-je lsquoDe fundamenteelefoutrsquo (meent V) lsquois deze men gaat tot dusver algemeen uit van de veronderstellingdat reis je een ldquosamensmeltingrdquo zou zijn van een per-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

84

soonsvorm reist en een b e s t a a n d pronomen je de verzwakte vorm van jij mawdat toen deze samensmelting tot stand kwam jij en je als zelfstandige en proklitiesevnw voorkwamen dat dus aan reis je je reist is voorafgegaanrsquo (blz 84) Ik zou willenvragen of er inderdaad overwegend bezwaar bestaat tegen de onderstelling 1o datin de werkwoordsvormen met inversie evengoed als in de verkleinwoorden de twegens demoeilijkheid der uitspraak tusschen twee anderemedeklinkers uitgevallenof wel uitgesleten de lsquouitspraakrsquo vereenvoudigd is na k p (en b) ch (en g) f (en v)s (en z) dus kook(t)-je liep(t)-je heb(t)-je dach(t)-je lig(t)-je trof(t)-je snuif(t)-jevergis(t)-je reis(t)-je evenals koek-(t)je(n) boom(p)(t)je(n) Brech(t-t)je(n)zuch(t-t)je(n) ves(t-t)je(n) res(t-t)je(n) nes(t-t)je(n) enz1) en 2o dat n a a ra n a l o g i e v a n d e z e de meerderheid vormende gevallen de -t ook in diewerkwoordsvormen waar deze moeilijkheid eener ophooping van medeklinkers nietbestond na m n ŋ r l of een klinker (de minderheid der gevallen) verdwenen isDat deze analogie nu bij de verkleinwoorden niet heeft gewerkt dat daar de t vanhet suffix -tje(n) na m n ŋ r l of klinker anders dan bij de werkwoordsvormengebleven is zou ik willen verklaren uit het (half- of onderbewuste) besef 1o bij dewerkwoordsvormen met inversie van den hier volstaanden blooten stam (zonder-t) waarnaast het vnw -je daarentegen 2o bij de verkleinwoorden van het znwwaarnaast de verschillende vorm van het s u f f i x (-tje of -je) in veel geringere mate(dan bij de wwvormen) als hinderlijk gevoeld wordt zoodat hier in de niet hinderlijkegevallen de t kon blijven Hetzelfde geldt van de werkwoordsvormen snuiv-je reiz-je(lt reist-je) tegenover de verkleinw snuif-je reis-je (lt reis-tjen) in t eerste geval isinderdaad t besef van de in den infinitief en in zoovele andere vormen voorkomendev en z (f en s alleen aan t slot

1) Trouwens ook in andere moeilijke klankverbindingen als je vergist je daar loopt je broer doorV (83 noot 2) aangehaald als bewijs dat deze verbindingen in t Nl zeer wel m o g e l i j kzijn wordt toch zeer licht de t uitgestooten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

85

en voacuteoacuter -t) en van het vnw -je t sterkst in t tweede geval dat van t enkelv znwop -f en -s (waartegen dan de eventueele meervoudsvormen met v en z lsquoniet opkunnenrsquo)Mijn tweede bedenking tegen V gissing is gericht tegen het onderstelde

phonetisch beloop -di gt jiDat in t algemeen een klankontwikkeling -di gt di (pal) gt dji gt dži gt ži gt ji (of

dezelfde reeks met ə iplv i) in sommige Nederlandsche dialecten mogelijk is zal ikniet betwisten1) Doch ter staving van een zoo algemeen en regelmatig verschijnselin het Hollandsch als hier bedoeld is zou men toch gaarne meer en stevigerbewijzen of althans juister analogieeumln aangevoerd wenschen te zien dan V onsblz 99-101 weet te gevenSpellingvarianten waaruit men zulk een gewijzigde lsquopalatalersquo uitspraak van -di

zou kunnen afleiden (bv -die -dje of derg die men dan toch t eerst zou verwachten)zijn niet of nauwelijks te vinden wel -de dat zeker niet op palatalisatie of assibilatiealleen op klemverzwakking wijst En -gi -ge waarin V (blz 91-4) overgangsvormenvan -di naar jonger -ji -je wil zien wordt op zijn minst even gemakkelijk en natuurlijkverklaard als hetzij brab gi ge (met velaire spir) hetzij oudere onbeholpenschrijfwijzen voor holl ji je (zie ben blz 94 vlgg) Een paar -ses bij De Roovere(blz 100) eindelijk kunnen evengoed zoo niet beter eveneens uit ouder ji jeverklaard wordenEn wat de analogieeumln betreft de gelijkstelling of vergelijking van dezen in t

Nederlandsch toch zeker ongewonen overgang -di gt -dji enz met de ontwikkelingvan het dimin-suff -kijn gt -tiaen gt -(t)je(n) (blz 87 93) gaat stellig niet op Daarwordt - een in allerlei talen wegravelbekend verschijnsel - de k voacuteoacuter een palatalen klinkergepalataliseerd hier zou daarentegen de d lsquogepalataliseerdrsquo worden een heel anderen

1) V vergeet hierbij (blz 100) trouwens dat hij dan ook de vormen met -ti (in soecti enz gt tjigt tši gt ši gt ji) aldus (of uit analogie) dient te verklaren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

86

zooveel ik weet althans in t Nederl zeacuteeacuter o n g ewoon verschijnsel Zeker hebbenverschillende schrijfwijzen dezer verkleinwoorden niet geringe waarde voor ditvraagstuk (zie ben blz 98-9) Maar het gaat niet aan te zeggen lsquode d wordt onderinvloed van de volgende i palataal (d) precies onder dezelfde kondities dus en inhetzelfde dialektgebied waarin het palatalisatieproces van t suffix -kijn plaats lsquovindtrsquo(99) Ja wel dezelfde voorwaarden (natuurlijk trouwens een v o l g e n d e palataleklinker de gewone oorzaak) en hetzelfde gewest Holland en ook dezelfde uitkomstMaar het punt van uitgang de v o o r a f g a a n d e medeklinker is geheel verschillenden daarmede vervalt alle bewijskrachtEveneens slechts in schijn te vergelijken zijn gevallen als lat viridiarium waddium

gt fr verger gage waarin de i voacuteoacuter een anderen k l i n k e r vanzelf halfklinker ( j)werd terwijl hier in een o n b e k l em d e s l o t l ettergreep noch een palataliseeringder d noch een overgang van i in j te verklaren ware Trouwens uit wat in tRomaansch geschiedt valt kwalijk te besluiten tot een Noordnederlandsch dialectOogenschijnlijk meer gewicht heeft de analogie der door V aangehaalde

pronominale vormen voor den tweeden persoon uit nieuw-Limburgsche dialecten(Tongeren Hasselt en St-Truyen) džie dže že je1) Maar Frings door Vaangehaald spreekt van eene ontwikkeling lsquovon χ- x- j- zu di- dz- dž- und ž-rsquodus juist in omg e k e e r d e richting Bovendien wat bewijzen ten slotte ookNederlandsche dialecten aardrijksen taalkundig zoacuteoacute ver van het H o l l andsch afstaande als deze Limburgsche2) voor een klankproces in het H o l l andschSteun had V nog kunnen zoeken in andere Zuidnederlandsche dialecten De Bo

Cornelissen-Vervliet en Teirlinck geven onderscheidenlijk voor het Westvlaamschhet Antwerpsch-

1) Leuv Bijdr VIII 242-3 300-1 verg ook Versl d Vl Acad 1907 1762) lsquoN i e t t e g e n s t a a n d e d i e p g a a n d e v e r s c h i l l e n blijft het Tongersch en de

Limburgsche dialectgroep in t algemeen in den grond Nederlandschrsquo grootaers in LeuvBijdr VIII 105)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

87

Brabantsch en het Zuidoostvlaamsch reeksen van grootendeels dezelfde met dj-beginnende woorden op Maar 1o is in de meeste gevallen deze dj- (of ook wel džof dz-) kennelijk niets dan eene lsquoaanpassingrsquo van of lsquoklankvervangingrsquo voor hetzij frj- (ge-) hetzij eng j- in andere gevallen eene soort van versterking van een Nederlbegin-j- te vergelijken met mnl tjan tjacob (of lt Sint-Jan of -Jacob) en nnl tjezustjasses tja tjee en derg doch in slechts enkele min of meer lsquoverklankendersquo woordenals djangelen (djingelen) djompel djoezelen uit een begin-d ontstaan zoodat dezegeheele reeks eer voor j (of ž dž) gt dj dan voor d gt dj gt j pleit1) 2o zijn ook dezegevallen van (versterkte) b e g i n k lanken natuurlijk niet te vergelijken met de hierbedoelde klanken aan t o n b e k l em d e s l o t van werkwoordsvormen 3o zoudenook deze Zuidnederlandsche gevallen bovendien van zwakke bewijskracht zijn voorhet hier aanhangige Hollandsch-Noordnederlandsche vraagstuk2)Ten slotte naar V voorstelling zou dus in ouderen tijd voacuteoacuter den aanvang der

literatuur -d-ji in -di en dit laatste in lateren tijd weer in -dji (enz) zijn overgegaaneen weliswaar niet ondenkbaar geval van lsquoheen-en-weergaandersquo klankontwikkelingmaar die dan toch wel nadere bespreking en verklaring zou eischen Of loochentV den eerstgenoemden overgang wil hij mnl -di op andere wijze verklarenEen derde door V aanvankelijk ook door mij over t hoofd gezien bezwaar

waarop coll Kern mij opmerkzaam heeft gemaakt is dat die gegiste herkomst vanons je en jij dan toch alleen zou gelden voor den subjectvorm zoodat men terverklaring van den (immers uit u niet te verklaren) objectvorm je zijn toevlucht zoumoeten nemen tot een overdracht uit den subjects- in den objectsvorm waarvoorhet echter den heer V denkelijk even moeilijk zou vallen analogieeumln bij te

1) Over de zonderlinge maar geenszins zeldzame spelling dgie iplv die (dij) durf ik niets zeggenzie Ned Wdb iv

2) Zie over de mogelijk- of waarschijnlijkheid dezer onderstelde klankontwikkelingen ook KernIdealen en Grenzen (Leidsche inaug rede) 26

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

88

brengen als de gevallen van het omgekeerde (objectsvorm met subjects-functie)gemakkelijk te vinden zijnEen vierde bezwaar is voor mij hierin gelegen dat V desbewust maar zeer ten

onrechte de vormen ju en jou geheel lsquobuiten bespreking gelatenrsquo lsquoin zijn betoogmet die vormen geen rekening gehoudenrsquo heeft (blz 103-4) terwijl die vormen dantoch sedert de ME in onafgebroken reeks voorkomen juist in die gewesten waarlater jij (en je) lsquoopduikenrsquo Zulk een verwaarloozing van belangrijke getuigen in hetgeding gaat toch waarlijk niet aan Naar V voorstelling zouden dus waarschijnlijkde oudere vormen ju jou en de lsquojongere uit -di ontstanersquo vormen jij en je bloottoevallig in dezelfde gewesten naast elkaar staan Geloove dit wie t kan Zie benblz 91-2Nog twee bezwaren waarop ik aan t eind van mijn betoog terugkom zijn 5o dat

V ook geen rekening heeft gehoudenmet de tegenstelling in de 17de eeuw tusschende Brabantsch gekleurde schrijftaal gesteund door de spreektaal der Brabantscheinkomelingen en de Hollandsche spreektaal en 6o dat hij het algeheel verdwijnenvan gij (dat volgens hem in de Hollandsche spreektaal geleefd zal hebben) uit diespreektaal ondanks den steun der schrijftaal niet verklaard heeft

Thans na mijne bezwaren tegen V gissing de handhaving en nadere uiteenzettingder oude voorstelling waarbij ik meermalen aan bekende feiten zal moetenherinnerenDat de in lsquohet Mnlrsquo (di meerendeels Vlaamsch-Brabantsch) gewone vormen

bekl g(h)i onbekl (encl) -i beide ontstaan zijn uit een Oudwestnederfrankisch jien dit uit een Oudgermaansch jiz staat toch wel vast wordt althans algemeenaangenomen en zoover ik zie ook door V niet geloochend (eigenlijk al dan nietopzettelijk niet aangeroerd of mag men hier niet den regel toepassen wie zwijgtstemt toe) De onbeklemde encl vorm -(d)i (na voorafgaanden harden mkl -ti)moet dan reeds in ouden tijd voacuteoacuter den aanvang onzer Mnl

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

89

literatuur ontstaan zijn uit -ji in de verbinding -d-ji waarin de j uitgevallen uitgesletenof weggesmolten is1) eene soort van lsquovereenvoudigingrsquo mi in eene onbeklemdeslotlettergreep op zijn minst evenzoo zoo niet eer waarschijnlijk in lsquoNederlandschenrsquomond als het omgekeerde proces door V voor een later tijdperk aangenomen (digt dji gt dži gt -ži gt ji)2) De beklemde vorm g(h)i daarentegen moet oa in het(Oost)-Vlaamsch en Brabantsch di in Westnederfrankische dialecten ontstaanzijn uit hetzelfde ji evenals mnl ghien (met ghicht bekentenis -en -ich) uit ogjehan enz mnl ghene uit og jeno- en misschien ook nl geur gier en gisten uitog jesan enz mnl ghicht (arthritis) uit jicht enz3) Welken klank deze lsquog(h)rsquo vang(h)i in die verschillende dialecten juist voorstelde een meer gutturalen velairendan wel een meer (post- of prae)-palatalen kunnen wij voor de ME slechts gissenDe objectieve casus (dat-acc) bij dit g(h)i is vanouds u (uit ouder iu) di toch stelligwel reeds (overal) uuml ofschoon de later in Brabant opduikende vorm ou eene (duszeer oude) diphthongeering van ucirc niet van uuml moet zijnNaast dezen laatsten vorm komt (of komen) nu echter reeds in de ME en daarna

doch alleen in allerlei Westvlaamsche Zeeuwsche Hollandsche Utrechtsche enWestfriesche geschriften (of althans h a n d s chriften) een (of twee) andere vorm(en)van den objectief-casus voor ju en jou4) welke twee vormen hetzij twee verschillendeklanken voorstellen (uuml en ograveu) of wel tweeeumlrlei spellingen van denzelfden klank (hdu nl lsquooersquo) zijn5) Deze alleen in geschriften uit die streken gevonden vormen heeftVdH mi te recht Friesche vormen genoemd6) Uit owgerm iacuteu is in t Frieschevenals in

1) Franck Mnl Gramm2 sect 89 115 12) Verg bv holl koppie jassie boompie enz met -ie lt -je3) Franck Mnl Gramm2 sect 108 (ook 99 en 123 Anm 2)4) Vor der Hake Aansprv 216-8 N Taalg XX 1195) Vor der Hake aw 212 2196) Kloeke Tschr XXXIX 255 en op zijn voetspoor (maar in eigen kruistocht tegen lsquoFriese

elementen in t Hollandsrsquo) V Haeringen N Taalg XVII 4 en Verdenius Tschr XLIII 103hebben op grond van het voorkomen van zulke j-vormen ook in de Nederduitsche Sassischegewesten VdH het recht ontzegd deze (Aansprv 220-1) Friesch te noemen Alsoud-promotor en lsquoaanstichterrsquo dezer benaming voel ik mij geroepen te harer verdedigingaan te voeren 1o dat VdH wiens hoofdbedoeling trouwens was hunne n i e t -F r a n k i s c h e (Brabantsch-Vlaamsche) herkomst aan te wijzen zelf op dat voorkomeno o k in t Nd gewezen heeft 2o dat het mi toch wel blijk geeft van al te verre gaandscepticisme hier waar het getuigenis der oude geschriften en der hedendaagsche dialecten(en t Eng zie straks) zoacuteoacute volkomen overeenstemmen te twijfelen aan een oud rechtstreekschhistorisch verband dat men dan tot nader order di tot nader onderzoek van de herkomstder Noordzeekustbewoners toch wel Friesch - of wil men Anglo-Friesch of Sassisch-Frieschof ook Ingwaeoonsch - zal mogen noemen Het is immers slechts eacuteeacuten der vele blijken vanovereenstemming en verwantschap tusschen die Nederlandsche Noordzeekustdialecten enhet Engelsch

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

90

t nauwverwante Engelsch en de in dezen ook nader staande Skandinavische talenmet verspringing van het accent van het eerste op het laatste bestanddeel van dentweeklank die daardoor van vallend stijgend werd uacute jucirc ontstaan dat in t Engelschen t Friesch dan ook nog heden ten dage nagenoeg gelijk luidt (eng you = fr jo enju di joe) en dat door dezelfde oude diphthongeering als in Brabant ucirc tot ograveu inHolland ee jou (met ograveu) is geworden1) verg ook fri dou lt ducirc holl nou lt nucirc enz2)Als nominatief subjectieven vorm mogen wij nu in diezelfde streken ji verwachten

In t Friesch immers blijft niet alleen een oude j voacuteoacuter palatale klinkers onveranderd- terwijl zij in t Frankische Brabantsch-(Oost)vlaamsch dan in g overgaat (zie bovenblz 89) - maar gaat ook omgekeerd een g- voacuteoacuter palatale klinkers in j- overwederom evenals in t Engelsch3) en ook in onze Sassische tongvallen Inderdaad

1) Zie Siebs in Pauls Grundr2 I 1235-6 Sipma Phonol amp Gramm of Mod West Frisian sect 45-796 en verg bv sljucht enz namen als Sjoerd Tjaden Djoeke (geschr Dieuwke ltThiad-wara) fri-nnl krioelen = nnl krieuwelen enz

2) Zie boven blz 89 en bv Ned Wdb op Brouw (I) Waarom de klank van eng thou fri douverschilt van eng you fr jo ju weet ik niet Verschil van lengte (ucirc times u) door verschil vanklem Zie Kern in N Taalg V 123

3) Zie Siebs aw I 1300-1 Kluge aw I 995-1001 en fri-mnl-nnl jicht (-en -ig) bekentenisjier jijn enz en bv nfri jouwe lt ofri ieva lt og geban de namen Jilles Jelis lt Gillis G(i)eli(j)slt Aegidius Jelmer (en Jasper) Jisp lt Gisp Joris (nd Joumlrgen gt nl Jurriaan) lt Georgius (timesGoris lt Gregorius) en Gulik = hd Juumllich lt Juliacum benevens eng yard yell yellowyesterday yield enz Zie Boekenoogen Zaanl Idiot XXXVIII-XXXIX en de met ji-beginnendeart in t Mnl Wdb (slechts enkele derg vormen alle uit Westfriesche stukken) en in t NedWdb (alle Hollandsch-Friesche woorden) - Verg trouwens ook nl -eg(e)- gt -ei- in zeil enz(Franck Mnl Gramm2 sect 118)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

91

vinden wij in t Nfri hier dan ook enkelv (doch oorspr mv) subj en obj beklemd(vanouds) ji maar thans in de plaats daarvan (wederom als in t Eng) denoorspronkelijk alleen objectieven vorm jo (waarnaast nog als voc ju) onbeklemdje met een jonger opnieuw gevormd mv subj en obj bekl jimme onbekl jim1)Met deze Friesche vormen nu stemmen de Zeeuwsche nog vrij wel overeen

enkelv subj bekl ji onbekl je obj joe2) hier leeft dus de in t Friesch thansverouderde ongediphthongeerde vorm van ons jij nog inderdaad voort En in hetaangrenzende Westvlaamsch is wel de enkelv subj beklemde vorm gi maardaarnaast staat de onbekl je3) obj bekl joen onbekl je mv subj bekl gijlder enzonbekl je obj bekl julder onbekl je het bezitt mv is daar ook joen (jon joen)4)Derhalve in de Friesche en Zeeuwsche evenals in de Hollandsche volkstaal

a l l e e n onbeklemde en beklemde ji-vormen die wij ook in het zuidelijkerWestvlaamsch terugvinden doch hier alleen als onbeklemden vorm met eenbeklemd gi er naast Deze hedendaagsche gewestelijke vormen te scheiden vanden enclitischen vorm -je - te vereenzelvigen met een geschreven -ge zie ben 94vlgg - voor subj en obj dien wij in de 16de eeuw oa in sommige Zeeuwsche enZuidhollandsche dingtalen en bij den Bruggeling Cornelis Everaert in de 17de eeuwbij Cats De Brune en andere Zeeuwen en voorts bij alle Hollandsche schrijversvinden5) gaat toch zeker niet

1) Sipma aw sect 227-82) Winkler Dialecticon II 182 ee (Verl Zoon vs 21 27 29-32)3) Oogenschijnlijk dus geheel zooals bij Cats (en andere Hollandsche schrijvers der 17de eeuw)

zie N Taalg XX 124-54) Vercoullie in Onze Volkstaal II 27 31 De Bo2 414a Het poss jon herinnert aan het

Zeeuwsche althans bij Wolff en Deken veelvuldige jen tenzij dit naar t Ned Wdb VII 451gist slechts een (papieren) analogievorm naar mĕn zĕn (mn zn) van den 1sten en 3denpersoon is

5) Vor der Hake Aansprv 208-9 218 Verdenius Tschr XLIII 88-92 N Taalg XX 123-7

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

92

aan Wordt dan reeds alleen met het oog op al deze van elkaar onafscheidelijkej-vormen langs de geheele Noordzeekust V verklaring van ons hedendaagscheen reeds zeventiendeeuwsche jij en je uit -di dat zooveel ik weet in Friesland nooitbekend geweest is en in Holland naar mijne opvatting tot in de eerste helft der 17deeeuw alleen op t papier bestaan heeft niet zeer hachelijk ja onwaarschijnlijk isOf zou V werkelijk al deze j-vormen ook die der Friesche volkstaal uit brab-vl -diwillen verklarenDe vergelijking dezer Friesche Zeeuwsche en Westvlaamsche j-vormen geeft

dus allen grond om diezelfde vormen ook in het tusschengelegen grootendeelsvanouds Westfriesche Holland te verwachten Doch wij vinden daar in demiddeleeuwen noch in literaire noch in ambtelijke stukken (in de laatste is trouwensde 2de persoon vanzelf uiterst schaarsch) eenig zichtbaar spoor van een (aldusgeschreven) vorm ji steeds en overal luidt het - of liever staat er geschreven -evenals in Vlaanderen en Brabant ee g(h)i en ook in enclise -di Noch Stokewellicht een Zeeuw noch de Hollanders Hildegaersberch of Potter (vader en zoon)schrijven ji allen schijnen slechts g(h)i (en -di) te kennen ook in die stukken waarju of jou voorkomt ontbreekt ji te eenenmale Er s c h i j n t op dit punt geen anderverschil tusschen Oost-Vlaanderen en Brabant eenerzijds en West-VlaanderenZeeland en Holland anderzijds te bestaan dan dat alleen in de laatste gewestenreeds vroeg ook een ju jou en later schaars ook een onbeklemd -je (-ge) gevondenwordtEerst op t eind der 16de en in t begin der 17de eeuw wanneer de lsquoletterstroomrsquo

in Holland veel ruimer en rijker gaat vloeien komt naast het vanouds gebruikelijkeg(h)i1) en jou in de literatuur een veelvuldiger gebruik op van het onbeklemde en-en proclitische je later allengs ook van een

1) Het vraagstuk van den tijd en de plaats der diphthongeering van de icirc tot ei in j- en in g-vormenin verband ook met de spelling lsquoi y of ijrsquo staat hier natuurlijk geheel buiten en blijft dusonbesproken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

93

beklemd jij en eindelijk - wat ons hier nu niet aangaat - titulatuur vooral UE1) Wijvinden dan bij Hollandsche en Zeeuwsche schrijvers als Hooft Coster Bredero alsCats en De Brune ondanks allerlei schakeering een oogenschijnlijk dooreenmengennaast elkaar gebruiken van gij en jou2) later ook van gij en je of jij althans waar inhet kluchtspel in liederen en in zeer gemeenzame brieven de werkelijke(volks)spreektaal der lagere maar ook der - in het langen tijd burgerlijk geblevenHolland en Zeeland allicht nog niet zoo scherp daarvan onderscheiden - hoogerestanden min of meer nauwkeurig weergegeven of althans benaderd wordt Onshedendaagschen Hollanders Noordnederlanders voor wie gij nu eenmaal alleeneen woord uit de (geschreven of gesproken) deftige boekentaal is schijnt dit eenallerwonderlijkste schier ongeloofelijke vermenging of verwarring van tweeeumlrlei taalvooral waar gij in eacuteeacuten zin door en tot dezelfde personen naast je jij en jou gebezigdwordt Zou dit gij inderdaad aldus met velaire spirant door Hollanders niet alleenevenals thans uit een geschrift voorgelezen maar ook in hunne natuurlijkeomgangstaal g e s p r o k e n zijn Ik kan t al blijf ik de velerlei wisseling in t gebruikder aanspreekvor‿men in den loop des tijds indachtig kwalijk gelooven en wel opgrond der overeenstemming tusschen hetgeen wij weten van deFriesch-Hollandsch-Zeeuwsche volkstaal in ouden en nieuwen tijd en dehedendaagsche algemeene beschaafde (Hollandsche) spreektaal Mijn grootstebezwaar tegen V theorie ik herhaal het is juist dat zij het werkelijk gebruik vangij naast jij in de Hollandsche s p r e e k t aal der 17de eeuw aannemende niet verklaarthoe die vorm dan ondanks den machtigen steun der (geschreven en lsquouitgesprokenrsquo)s c h r i j f -

1) Zie N Taalg XX 112 136-82) Zie N Taalg XX 119 vlgg - Jou ook als voc gevolgd door een scheldnaam evenals nog

heden Zou deze bevreemdende objectieve vorm met de functie van een voc (zie bv Kernin N Taalg V 124-5) niet verklaard kunnen worden uit den invloed van of eigenlijk deverwarring vermenging met den alouden smadelijken uitroep jo jou (zie N Taalg XX 122162 173)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

94

taal waarin men dien klank bij alle voorlezingen in alle aanspraken van den kanselde katheder bij alle officieele gelegenheden stellig werkelijk h o o r d e reeds c1700 den Amsterdamschen Hollander Lambert ten Kate even ondraaglijk stijf in deooren klonk als thans ons zoodat het toen blijkbaar evenmin als nu een Hollanderin gewone omgangstaal over de lippen wilde1) Deze toch voor de hand liggendevraag is tot nog toe door niemand ook door V niet beantwoord En zij laat zich nietvan de baan schuiven door eene algemeene verwijzing naar de wisselvalligheid jawispelturigheid van den lsquomosrsquo en de mode in het gebruik der aanspreekvormen

Zoo rijst - en eischt breeder beantwoording dan tot dusverre - de vraag Is inderdaadmet lsquoghirsquo of lsquogirsquo lsquoghyrsquo of lsquogyrsquo lsquoghijrsquo of lsquogijrsquo overal en altijd dezelfde klank en weldezelfde klank als nu een velaire spirant bedoeld Hier is eengraphisch-phonetische uitweiding of herinnering noodzakelijkDe geschiedenis onzer spelling zooals wij die in de beste lsquoMnlrsquo di in de oudste

Vlaamsche Brabantsche en Limburgsche hss vinden schijnt mij ook op dit puntgeheel in overeenstemming met die der taal en letteren in t algemeen der cultuurin de latere lsquoNederlandenrsquo Germaansch Frankisch doch van den aanvang af ondersterken invloed der Romaansche Walsche of Fransche cultuur2) In lsquoNederlandrsquo

1) Zie Aenl I 472-3 oa in het Ned Wdb IV 2332-3 en 2341 aangehaald bovenal lsquoDit J e voorG y is zo gemeenzaem in de Praettael dat er Gy ten eenemael gemaekt klinkt en word erook zelf dit J e in de Verbogene Casus gebruikt als V a n j e en A a n j e dog dit als telaeg te plat en al te gemeenzaem is tot nog toe buiten alle Schrijftael gehoudenrsquo En eeneeuw later getuigt Bilderdijk Verh v de Gesl 242 lsquoZoo schrijft men Gy voor het geen in tgemeen gesprek Jy heetrsquo

2) Verg voor lateren tijd de toch zeker ook aan de naburige Fransche ontleende Vlaamschemaar ook Zeeuwsche en zelfs Zuidhollandsche spelling lsquooursquo = ucirc voacuteoacuter gutt en lab times lsquooersquo =

(lange) ucirc voacuteoacuter dent (Franck Mnl Gr2 sect 30) verder lsquoeursquo = en lsquoeuirsquo = i (Tschr XL 147-9)eindelijk lsquozrsquo voor den zachten times lsquosrsquo voor den scherpen sisklank De telkens en overal weerblijkende invloed der Fransche cultuur in letteren en taal en zelfs spelling kan voor denvroegeren tijd mi kwalijk overschat worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

95

zoowel als in lsquoOverlandrsquo in de Nederfrankische zoowel als in de Middel- enOpperfrankische gewesten en tongvallen hebben de lsquoschrijfscholenrsquo de op Latijnschengrondslag berustende Romaansche (Westfrankische) spelling overgenomen1) Toenin het (Vulgair-)Latijn de gutturale explosief ǵ voacuteoacuter de palatale klinkers e en i eenpalatale geassibileerde spirant dj dž ž was geworden en de letter lsquogrsquo dus voacuteoacuter dieklanken een (of meer) gewijzigde nieuwe klank(en) was gaan aanduiden heeft menter aanduiding van de gutturale explosief voacuteoacuter de palatale klinkers e i een nieuwletterteeken lsquoghrsquo aangenomen en geschreven Zoo was t in t Romaansch zoo werdt overgenomen in t Germaansch-Frankisch (consequent alleen trouwens bij Isidorus)en zoo is t nog heden in t Italiaansch de explosief ǵ voacuteoacuter velairen aangeduiddoor lsquogrsquo lsquoga go gursquo voacuteoacuter palatalen door lsquoghrsquo lsquoghe ghirsquo de geassibileerde spirantdž ž enz voacuteoacuter palatalen door lsquoge girsquo voacuteoacuter velairen door lsquogi(a) gi(o) gi(u)rsquo In tFransch echter is (later) de explosief ǵ wel voacuteoacuter velairen eveneens door lsquogrsquo (lsquogago gursquo) maar voacuteoacuter palatalen niet door lsquoghrsquo maar door lsquogursquo (lsquogue guirsquo) aangeduidterwijl de geassibileerde spirant (d)ž er voacuteoacuter velairen steeds met lsquojrsquo (lsquoja jo jursquo) voacuteoacuterde palatale e ogravef met lsquojrsquo ogravef met lsquogrsquo (lsquoje gersquo) doch voacuteoacuter de i alleen met lsquogrsquo (lsquogirsquo)geschreven werd zoodat in t Fransch wegravel de letterverbinding lsquojersquo maar n i e t lsquoj i rsquoa l l e e n lsquog i rsquo b e s t a a t woorden met lsquojirsquo beginnende zal men in oude en nieuweFransche woordenboeken dan ook vergeefs zoekenDergelijk verschil bestaat bij de schrijfwijze van den halfklinker j ( ) Deze werd

in de middeleeuwen overal in Romaansche en Germaansche talen voacuteoacuter de velaireklinkers a o u geschreven met een der beide toen nog gelijkwaardige vormen derletter lsquoirsquo ogravef lsquoirsquo ogravef lsquojrsquo (de lsquostaart -irsquo) Zooals bekend is zijn deze twee laatste teekensvanouds en zeacuteeacuter lang

1) Franck Altfraumlnk Gramm sect 103 1 verg sect 116 over de analoge onderscheiding tusschen lsquocrsquoen lsquokrsquo lsquoscrsquo en lsquoschrsquo Zie ook Mansion Oud-Gentsche Namenkunde 135 ee

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

96

tot in de 17de eeuw niet gelijk wij nu gewoon zijn beschouwd en gebruikt als tweeonderscheidene p h o n e t i s c h e teekens (de lsquoirsquo voor den klinker en de lsquojrsquo voor denhalfklinker) maar als twee vormen eener zelfde letter op verschillende maar zuiverg r a p h i s c h e wijze onderscheiden naar gelang van het gebruik als begin-tusschen- of slot l e t t e r als gewone kleine of hoofdletter enz1) Doch voacuteoacuter depalatale e en i werd de halfklinker vanouds in de Frankische tongvallen voor zooveel of weinig hij in die positie voorkwam noch met lsquoirsquo noch met lsquojrsquo maar met lsquogrsquogeschreven waaruit wij ook wel zullen mogen opmaken dat die klank weinigverschilde van die eener oorspronkelijke palatale (geassibileerde) spirant2)Voor het lsquoMnlrsquo - di nogmaals allereerst zuidelijke Vlaamsche Brabantsche en

Limburgsche - klank- en spellingstelsel dient nu allereerst opgemerkt dat (in allegewesten) de explosief ǵ - behalve waarschijnlijk in sommige gevallen aan t slotna ŋ en in de verdubbeling of verlenging3) - in de spirant g was overgegaanBehoudens dit verschil van explosief en spirant is de spelling op dit stuk in hetNederfrankische lsquoMnlrsquo gelijk aan de door Franck beschrevene Middel- enOpperfrankische Dus wordt in oude goede hss doorgaans de mediale spirant gvoacuteoacuter velaire kl a o u met lsquogrsquo voacuteoacuter palatale met lsquoghrsquo geschreven En de halfklinkerj ( ) wordt voacuteoacuter vel kl met lsquojrsquo geschreven terwijl men in de zeer zeld-

1) Vandaar de middeleeuwsche schrijfwijze van getallen lsquoijrsquo lsquovijrsquo enz nog later lsquoJanuarij Julijrsquoenz en ook onze zgn lsquolange ijrsquo eigenlijk niets dan twee lsquoirsquos waarvan de tweededuidelijkheidshalve (oa ter onderscheiding van lsquouumlrsquo) met de lsquostaart-irsquo geschreven werd dochlater zeer ten onrechte als een teeken voor de gediphthongeerde icirc (egravei) aangezien enz Zieover de geschiedenis der teekens lsquoirsquo en lsquojrsquo vooral Ned Wdb VII 3-5 Hooft schrijft bv (Isabella32) nog copjen = kopiacuteeeumln

2) Franck Altfraumlnk Gramm sect 72 in overeenstemming met het Ags schrijfgebruik (zie SieversAgs Gramm sect 175 2) een letterteeken lsquojrsquo ontbreekt voacuteoacuter vel kl wordt lsquoirsquo voacuteoacuter pal kl alsbeginletter steeds lsquoʒrsquo gebruikt

3) Franck Mnl Gr2 sect 9 vandaar bv sec ric bruc(k) rinc secgen (de laatste spelling lsquocgrsquowederom evenals in t Ags Os en Mnd zie Franck Mnl Gr2 sect 30 Altfraumlnk Gr sect 108Sievers Ags Gr sect 216 enz)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

97

zame gevallen dat hij in die Nederfrankische tongvallen voacuteoacuter de pal e voorkwamweifelde tusschen lsquoirsquo lsquojrsquo en lsquogrsquo (ieghen jeghen geg(h)en enz) Voacuteoacuter i kwam de klankin die dialecten zoogoed als nooit voor was of ware dit het geval men zou zekernoch lsquoirsquo noch lsquojrsquo gebruikt hebben maar lsquogrsquo Immers lsquoirsquo en lsquojrsquo hadden beide gelijkeklankwaarde lsquoj i rsquo w a r e d u s o p z i j n m i n s t d u b b e l z i n n i g (immers = ii ofij di lange icirc) ja zoogoed als onmogelijk geweestOp tweeeumlrlei wijze wordt dit alles bevestigd Vooreerst door de spelling der in t

Mnl aan het Fransch ontleende woorden Daar vinden wij reeds in de ME denvreemden klank dž (later gt ž) of wel de met klankvervanging daarvoor in de plaatsgekomen naastbijgelegen Dietsche klanken meestal den halfklinker j ( ) voacuteoacutervelaire klinkers zelden anders aangeduid dan met lsquojrsquo jaloers joeste joie juge enzvoacuteoacuter palatale klinkers1) daarentegen meestal met lsquogrsquo ogravef wel met lsquojrsquo ogravef ook wel metlsquoirsquo (immers geheel gelijkwaardig met lsquojrsquo) geeste of jeeste gent jent of ient Gente(Nobels gemalin in Rein I) Ogier Rogier znw op -ge en op -gier ww op -gierenof -ieren of ook -geren juge loge bottelgier losengier logieren failgeren enz znwop -age (vanoudsmeestal aldus gespeld) woordenmet gemouilleerde l of n (meestallsquolgersquo lsquongersquo of lsquoliersquo lsquoniersquo gespeld) enz Eeacuten vaste overal en altijd gebruikelijke spellingvoor dezen vreemden klank - of liever deze vreemde in t Nederlandschwaarschijnlijk tusschen dž ž z de palatale spirant van nhd -ige(n) en den halfklinkerj ( ) wisselende klanken - was er niet Doch wel kan men vaststellen 1o dat althansin de oude (Vlaamsche) hss ter aanduiding dezer klanken wegravel zeer vaak de lsquogrsquomaar zelden of nooit lsquoghrsquo geschreven wordt welke laatste letters daar altijd de velairespirant voacuteoacuter e en i in Dietsche woorden aanduiden

1) Ik laat hier andere spellingen als lsquodsrsquo lsquodzrsquo enz als hier niet ter zake doende onbesprokendoch wijs alleen even op eene zeer ongewone door S de Gr niet vermelde doch leerzamespelling als mansieren lt ofr mangier (Muller Crit Comm op Rein I 71-2)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

98

zoodat men eerst in jongere hss ook wel gheeste ghent (Kil) Roghier enz aantreft(toch zeker slechts een graphische verwarring geen phonetische overgang) 2odat men die vreemde klanken ook wel met lsquogirsquo (iplv een enkele lsquogrsquo) doch n imme rme t lsquoj i rsquo aangeduid vindt wegravel faelgieren battaelgie logie nooit faeljieren Rojierenz wederom natuurlijk immers lsquojrsquo was = lsquoirsquo derhalve lsquojirsquo zou = lsquoiirsquo of lsquoijrsquo geweestzijn en niet den vreemden klank aangeduid hebben Kortom bij deze vreemdeontleende woorden vinden wij als een zeer gewone spelling de aanduiding van denhalfklinker j of de naastbij gelegen palatale spirant (van nhd -ige(n) en bv ook vaneen nnl met sterken nadrukkelijken twijfel uitgesproken ja) met de letter lsquogrsquo of ookmet lsquogirsquo1)Een tweede bevestiging van deze opvatting der schrijfwijze g(h)i vinden wij in de

spelling der verkleinvormen welker geschiedenis nog kortelings op zoo grondigeen bondige afdoende en heldere wijze door Kloeke is uiteengezet2) De doorpalataliseering in het achterv -kijn ontstane klanken (-k- gt -tχ- -tš- -tj- enz) - nauwverwant met de boven besprokene in Romaansche woorden - duidde men bijgebreke van eacuteeacuten of meer afzonderlijke teekens immers ook aan met -tgin -tgien-tgen -tien -tjen -tje aldus wellicht in min of meer historische volgorde althansmet lsquotg(i)rsquo als oudste lsquotjrsquo als jongste aanduiding der ongewone klankgroepUit dit alles meen ik dus te mogen besluiten dat waar in de Frankische dialecten

de daar niet inheemsche klankgroep

1) Zie breeder hierover Salv de Grave De Franse woorden in het Nederlands 267-71 (vergook bv Tschr XVII 264) - Ten gevolge dezer weifelende spelling zijn in t Mnl de in t Ofronderscheiden inf op -ier en -er niet altijd meer te onderscheiden -gieren kan = -g-ieren en= -gi-eren zijn evenzoo -ieren = -ieren en = -g-eren

2) Zeitschr f deut Mundarten XVIII (1923) 217-31 vooral 223 lsquoes hat sich hier urspruumlnglichum einen schwierigen Laut das palatalisierte k gehandelt das landlaumlufige Alphabet besasskein Zeichen dafuumlr man suchte sich mit allen moumlglichen Zeichen (zumal da die Ausspracheja oumlrtlich noch verschieden war) zu behelfen bis sich endlich ein fester Brauch dieSchreibweise -tje festsetzte Den Sachverhalt kannman wenigstens fuumlr Nord-Holland ziemlichgenau wiederherstellenrsquo al hetgeen mm op het hier aanhangige vraagstuk van toepassingis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

99

ji (halfklinker + i) of een naastbijgelegen klankgroep (palatale of geassibileerdespirant + i) in ontleende Romaansche woorden in verkleinwoorden en in enkeleandere gevallen ontstond men voacuteoacuter velaire klinkers veelal lsquojrsquo schreef maar voacuteoacuterpalatale zich behielp met - als in zoovele andere gevallen in navolging van hetFransch - lsquogrsquo of lsquogirsquo te schrijven maar nooit lsquojirsquo als zijnde = lsquoiirsquo of lsquoijrsquo dus slechtsaanduiding eener dubbele of lange i Derhalve kan mi reeds in hetVlaamsch-Brabantsche Mnl lsquog(i)rsquo zeer wel het teeken niet alleen voor de palatalespirant maar ook voor den halfklinker gevolgd door i lsquogirsquo dus = ji geweest zijn

Hoemoest nu toen in de tweede helft der 14de eeuw lang na Vlaanderen en Brabantook Holland in de literatuur lsquoaan het woord kwamrsquo en vooral toen nog twee eeuwenlater op t eind der 16de eeuw de nog langen tijd boersche lsquobottersquo inwoners van ditnoordelijke gewest zelf op den voorgrond kwamen en de oudere hoogere cultuurweldra zelfs de leiding van de zuidelijke gewesten overnamen en deze naar dekroon staken die klankgroep ji voorgesteld worden welke in de Friesch-Hollandschevolkstaal - vooral in het opkomende kluchtspel zoo getrouw mogelijk afgebeeld -wel degelijk en herhaaldelijk niet alleen in Romaansche maar ook in inheemschewoorden in verkleinvormen in persoons- en plaatsnamen en vooral ook in het hierbesproken vnw telkens voorkwam De obj-vorm jou kon als vanouds aldusgeschreven worden Voor den onbeklemden subj- en obj-vorm je hadmen de keustusschen ge ie ye en je die dan ook alle voorkomen aanvankelijk meestal gedaarna ook wel ie of ye en eindelijk meer en meer je dat ten slotte de gewoneaanduiding wordt Doch voor den beklemden subj-vorm ji hetzij met halfklinker ofmet pal spir (en later met egravei iplv i) gesproken was de spelling lsquojirsquo nagenoegonbruikbaar zoolang de teekens lsquoirsquo en lsquojrsquo beide tweeeumlrlei klankwaarde (klinker enhalfklinker) hadden en bovendien de lsquojrsquo de lsquostaart-irsquo nog eer en meer als sluit- dan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

100

als beginletter geschreven werd Aanvankelijk vinden wij dan ook nooit ji noch ookij Schier lsquokrampachtigersquo pogingen tot uitbeelding als iy of yi blijven zeldzaam1)vinden geen navolging Het meest voor de hand liggende was natuurlijk ook hierde oude Vlaamsch-Brabantsche schrijftraditie te volgen en - niet alleen in het persvnw maar in al de bovengenoemde gevallen lsquogirsquo te schrijven dat immers ook eeneverschillende klankwaarde of lsquouitspraakrsquo kon hebben voor den eenen meerzuidelijken spreker wellicht een palatale spirant voor den anderen noordelijkenden halfklinker kon voorstellen evenals bv de letter lsquoarsquo immers voor verschillendegewesten zeer verschillende klankwaarde of lsquouitspraakrsquo had van oa of ao tot lsquohelderersquoa of zelfs ae toe2)Weliswaar zou men naar het boven blz 98 gezegde voor deze gevallen eigenlijk

alleen lsquogi-rsquo niet lsquoghi-rsquo verwachten welke verwachting echter bedrogen uitkomt Menvindt zoover ik weet - maar de zaak is nog nooit ernstig onderzocht - in demiddeleeuwen bij Stoke Hildegaersberch Potter enz ogravef beide vormen lsquogi-rsquo en lsquoghi-rsquodooreen ogravef wel eacuteeacuten van beide maar dan ook = gi- en = ji- Maar vooreerst geldtdeze onderscheiding tusschen lsquoghrsquo en lsquogrsquo voacuteoacuter palatale klinkers als reeds bovengezegd is alleen voor de oudere (vooral Vlaamsche) hss en ten tweede is hetde vraag in hoeverre dergelijke voor de zuidelijke gewesten geldende onderscheidingtusschen velaire en palatale (geassibileerde) spirant (of halfklinker) toen ook voorde noordelijke gold Trouwens voor lateren tijd heeft V inderdaad bij Bredero zulkeen onderscheiden spelling opgemerkt zie straks blz 102Zoo had de letter lsquogrsquo dus een dubbele of driedubbele klankwaarde of lsquouitspraakrsquo

velaire of palatale spirant of halfklinker Wat wij op grond van het verleden kondenvermoeden wordt ons nu ook zoo duidelijk en uitdrukkelijk als

1) Zie straks blz 101 en N Taalg XX 96 1222) Zie Van Wijk Een ownfr āē-dialect in Tschr XXX 161-80

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

101

wij t maar konden wenschen bevestigd in de ook reeds door V (88 100)aangehaalde mededeelingen van Joas Lambrechts Neacutederlandsche Spellijnghe (ao1550) 1o over de lsquogrsquo lsquog geacute werd ghepronuncieerd tweasins te weacuteten voor a o ughelijc offer en h tusschen stonde tdicke ende platte van der tonghe achter teacuteghentverheacutemelte van denmonde Maar voor e ende i zo medeluudse ghelijc i co[n]sonantvoor de vocaacutelen doedrsquo (B i v o) 2o over de lsquoiersquo lsquoWerdt tweasins ghebruucktrsquo (vooreerst- nnl of vl ie riec bedied enz maar ook) lsquoAnderssins op zijn HollandschZealandsch endeWestvlaandsch in dit naarvolghende woordt ịe1) voor ghy ịeghen1)

voor teghenrsquo (D i j v o) 3o over de lsquoijrsquo lsquoHier zalmen oac noteacuteren hoe dat menzommighe lieden vind die zegghen iy of iy voor ghyrsquo (Ald) Deze kostbaremededeelingen geven ons het ondubbelzinnig rechtstreeksch bewijs dat in hetmidden der 16de eeuw te Gent 1o de lsquogrsquo voacuteoacuter e en i ook den halfklinker kon aanduiden2o naast gi de (onbeklemde) vorm je als Holl-Zee-Wvl bekend was 3o (eveneensals zoodanig) ook de vorm ji niet onbekend wasZoo zien wij in de 16de en in den aanvang der 17de eeuw een zoeken en tasten

naar een vaste aanduiding der hier besproken klanken Zeer gewoon is aanvankelijken nog langen tijd de lsquogrsquo als bv om een enkel uit vele voorbeelden te noementgilpen = tjilpen (Bredero Sp Brab 679) voorts in de boven blz 99 genoemdeverkleinvormen in persoons- en plaatsnamen en ook in dit vnw lsquogirsquo (of lsquogy gij ghighy ghijrsquo alle doorgaans gelijkwaardige spellingen) kon dus reeds in de ME inVlaanderen en Brabant maar nog in de (eerste helft der) 17de eeuw in Holland enZeeland niet alleen de velaire of palatale spirant + i maar ook den halfklinker + iaanduiden En dit is nog zeer lang bekend gebleven ja nog heden in namen alsOetgens Ooltgensplaat niet uitgestorven

1) De in verband met Ls mededeelingen over lsquoi consonant (Bi ro en vo) ook hier blijkbaarbedoelde punt onder het teeken is ongelukkig juist hier weggevallen en door mij geplaatst

1) De in verband met Ls mededeelingen over lsquoi consonant (Bi ro en vo) ook hier blijkbaarbedoelde punt onder het teeken is ongelukkig juist hier weggevallen en door mij geplaatst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

102

de spelling genever bv heb ik nog onlangs op een pas geschilderde reclame zienprijken zie verder in het Ned Wdb de met je- en ji- beginnende woordenOok de oude spelling lsquogirsquo voor de enkele j bleef lang bekend Vandaar dat men

nooit zeker is of met de spelling lsquo-giersquo in woorden als pagie Keesgie -je dan wel-jie (beide inderdaad niet alleen in t Afrikaansch maar ook in Zuid- enNoordnederlandsche dialecten voorkomende) bedoeld isZouden ook de in den aanvang der 17de eeuw hier en daar voorkomende

spellingen jei of jey - bv Coster 17 bis (Teeuwis ed 1627) 541 (Tijsken ed 1620)- en gey - bv Vondel Reintje de Vos 94 97 (oude druk jy latere jey) QuintijnHoll Lijs met de Brab Bely 205 208 230 231 ee - niet misschien soortgelijke minof meer onbeholpene averechtsche pogingen kunnen blijken om deze (Hollandsche)vormen in het oude traditioneele schrift uit te drukken lsquojersquo en lsquogersquo beide dienendeom den halfklinker (of wel onderscheidenlijk dezen en de palatale spirant) voacuteoacutereene i weer te geven en zoodoende de nog steeds dubbelzinnige lettergroep lsquojirsquo (=lsquoiirsquo = lsquoijrsquo) te vermijden Immers dat lsquoeyrsquo hier reeds de diphthongeering der icirc tot ei zouaanduiden is voor N o o r d -Holland in dien tijd toch volslagen onaannemelijkEene andere dergelijke poging is misschien het door Verdenius (94-5) in enkele

drukken van Bredero ea opgemerkte onderscheid tusschen gy en ghy het eerstewaarvoacuteoacuter de werkwoordsvorm zijn -t verliest naast jou door t Amsterdamsche ofNoordhollandsche volk gebruikt het tweede (met daarnaast ook encl -dy zie NautaAant sect 112) door Bredero den boer die lsquoby de V l am i n g e n Retrosyn gewiestrsquois maar ook zijn helden die in de heroiumlsch-romantische gedeelten van zijn Roddren Alph een lsquohoogdravendersquo taal spreken en natuurlijk ook zijn SpaanschenBrabander (of wie als deze willen spreken) in den mond gelegd (terwijl daar in detusschenspelen je jij en jou gezegd wordt) voacuteoacuter welk ghy de -t ook blijft Maar hijof zijn drukker-uitgever handhaafde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

103

dit onderscheid niet streng stelselmatig en zoo is zijn (geschreven of gedrukte)taal ook op dit punt door de dooreenwarreling van ghy en gy jy u en jou veelalwat hij zelf elders ironisch lsquoeen moye mengelmoesrsquo noemt In t algemeen valt echterbij hem lsquoeen afneming van gy-gebruik en een toeneming van je en jyrsquo waar te nemen(V 96)1) Evenzoo schijnt WD Hooft -ge en -gie van ghy te onderscheiden welklaatste wederom een lsquomeneerrsquo en een Brabander in den mond gelegd wordt (ziestraks blz 104 vlgg)In t algemeen stelt V voorts een allengs verdwijnen van -ge en ook van -dy vast

(92 ee) PC Hooft schrijft in zijn Warenar reeds geregeld jy dat echter in zijnlyrische poeumlzie nooit voorkomt daar heerschen ghy en (vermoedelijk alleen in zijnvroegeren tijd) -dy waarnaast soms -je -ge en -ghe staan2)Zoo stel ik mij voor is eerst in den loop der 17de eeuw wellicht op t voorbeeld

en gezag van enkele schrijvers (bv Hooft in zijn Warenar) en drukkers hetschrijven en drukken van jy (later ook jij) in plaats van gi gy en (mislukte proevenals) iy yi jey enz gewoon en algemeen geworden Misschien mogen wij dit zoouitdrukken dat zich eerst toen het Friesch-Hollandsch heeft geeumlmancipeerd vanhet (aan t Fransch ontleende) Vlaamsch-Brabantsche schriftgebruik Ji in de MEin Wvl Zee Holl geschriften reeds lang verholen aanwezig in den geschrevenvorm lsquog(h)irsquo (voor Brabanders en Vlamingen = nnl gij voor Hollanders en Zeeuwenenz behoudens de diphthongeering = nnl jij) komt nu eerst in een afzonderlijkeneigen vorm voor den dag

Schijnt Dr V mij dus het door hem bijeengebrachte materiaal phonetisch juist maarhistorisch-etymologisch onjuist

1) Wanneer Symen ss met vele gys lsquodit beeld eenigszins vertroebeltrsquo (96) vergeet V dat juistvan dit stuk de datum onzeker is (zie blz 90) het is dus misschien wel in druk of in hs ouderdan de twee andere kluchten

2) Zie N Taalg XX 117-8 125

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

104

opgevat te hebben nog in een ander opzicht heeft hij dunkt mij gedwaald twdoor weinig of geen rekening te houden met een belangrijk punt in de geschiedenisonzer schrijf- en spreektaal Dat in onze schrijftaal gedurende de 16de eeuw over talgemeen het Brabantsch de hegemonie heeft en den toon aangeeft dat zij dusook later nog lang een vrij sterke Brabantsche kleur vertoont en nog heden allerleiBrabantsche (of Vlaamsche) bezinksels bewaart dat daarentegen onze beschaafdespreektaal in de groote Hollandsche steden is geboren en dat uit die tegenstellingallerlei doubletten in klanken vormen en woorden te verklaren zijn mag naar ikmeen nu toch wel algemeen erkend heeten1) Al zien wij deze tegenstelling nimmerverscherpen tot een openbaren bewusten strijd wij kunnen er toch telkens weernieuwe blijken van opmerken Zoo bv in de Brabantsch-Vlaamsche klanken vormenen woorden reeds in de taal der Amsterdamsche rederijkers uit den aanvang der16de eeuw te vinden staaltjes van eene literaire modetaal door Hollandscherederijkers van hunne zuidelijke gildebroeders overgenomen en nagebootst2) welkerbuitensporigheden een heele of halve eeuw later wanneer Holland zich eigen krachtbewust is geworden door Bredero oa in bovengenoemde passage uit zijn kluchtvan de Koe en in de welbekende tooneelen uit zijn Spaanschen Brabander en ookin Reaels bekend lsquoVlaemsch gebraey perken jentrsquo3) bespot en op de kaak gesteldzullen worden4) Mogen wij in dit verband ook gewagen van den invloed door lsquoeeneerbaer jongeling uyt Brabant daer (te Zieriksee) gekomenrsquo op Cats geoefend5)Zeker behoort hiertoe bv wel het in den aan-

1) Zie oa Taal en Lett I 196-232 285-6 Kloeke in N Taalg XX 4 vlgg in Meded d KonAkad Afd Letterk LXI

2) Zie bv in Pyr en Thisbe (in Trou m bl) ee iplv ei ei iplv ee -ken -dy betorden 508vertorden 622 toogen 568 voorts Siecke Stadt ed Grondijs XL-XLVIII (en De Vooys NTaalg XI 313-5) Cristen Kercke ed Brands LI-LII R Visscher Brabb ed Vd Laan XXXIIde door De Vooys beneden in dezen (of den volgenden) jaargang te bespreken esbattementenenz

3) Zie ook Tschr XXXV 193-2014) Vondel II 327-95) Cats III 42a

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

105

vang der 17de eeuw nog gewone doch weldra afnemende gebruik door Hollandschedichters van het encl -dy1)Dat die tegenstelling echter niet alleen in de literaire taal op het papier maar ook

in de gesproken taal bestond dat behoeven wij niet alleen te gissen maar kunnenwij ook meer rechtstreeks afleiden uit een welbekende lsquoquickrsquo van R Visscherrsquo(Brabb Quicken VII 41) waar van lsquode Meyskens van de courtosyersquo gezegd wordtdat zij niet alleen op zijn Brabantsch gekleed en getooid willen gaan maar ook lsquoOpBrabands s p r e k e n sy alle gaerrsquo enz Brabantsche mode ook Brabantsche taalen spraak golden blijkbaar reeds voacuteoacuter maar zeker vooral na de inwijking van zooveleBrabantsche lsquoinkomelingenrsquo gedurende langer of korter tijd als deftig voornaamvoor vele Amsterdamsche lsquoopkomelingenrsquo die door de eersten prat op hunneoudere fijnere cultuur boersch geacht en lsquobotrsquo gescholden zich tot die hoogerebeschaving wilden opwerken Hoe lang die tegenstelling en die modieuse navolginggeduurd hebben hoe spoedig die inkomelingen hunne Brabantsche (of Vlaamsche)eigenaardigheden bewaard dan wel zich aan de Amsterdamsche (volks)spreektaalgeassimileerd hebben zullen wij wel nooit in bijzonderheden te weten komen2)Zeker mag Vondel die jong hier gekomen zich welbewust aan zijn nieuwe omgevingheeft aangepast en alleen gedurende zijne lsquooudere periodersquo in zijn geschreven taalblijk geeft van zijne Brabantsche afkomst in dezen niet als eenmaatstaf voor gewoneburgers gelden Maar wanneer hij in de welbekende plaats uit zijne Aenleiding lsquooutAmsterdamsch te mal3) en plat Antwerpsch te walgelijck en niet onderscheidelijck4)genoeghrsquo

1) Zie boven 103 verg ook boven 24 noot 22) Of men ook de tegenstelling in dat curieuse (Haarlemsche) boekje van Quintijn (1629)

tusschen lsquode Hollantsche Lijsrsquo en lsquode Brabantsche Belyrsquo in dit verband mag noemen is mijniet gebleken

3) Di volgens t Ned Wdb hier gek bespottelijk V heeft hier zeker vooral aan de taal van hetkluchtspel gedacht

4) Di volgens t Ned Wdb hier in actieven zin bedoeld kiesch vies keurig Maar ook de passbet gearticuleerd zou wel passen (verg bescheidenlijk in derg beteekenis) V zal hier welvooral aan de breede zware Antwerpsche klanken gedacht hebben

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

106

noemt (voor de zich toen allengs vormende beschaafde spreektaal) dan doelt hij -hoe men deze woorden overigens opvatte en uitlegge - toch zeker wel op dezezelfde hem zoowel uit eigen persoonlijke heugenis als uit wat hij om zich heenhoorde welbekende tegenstelling tusschen Brabantsche en Hollandsche spraakHoe dit zij in het hier aanhangig geval in den lsquobroederstrijdrsquo tusschen gij en jij

heeft geen der beide vormen (van hetzelfde woord) tot dusverre de volstrekte zegebehaald Gij en ge met den obj-vorm u vanouds tot de Brabantsche schrijfen (ookhoogere) spreektaal behoorende heeft in de Nnl geschreven en gesproken schrijftaaltot nu toe zijn plaats behouden Jij en je met den obj-vorm jou evenzeer vanoudstot de Hollandsche spreektaal behoorende heeft niet alleen daar het veld behoudenmaar ook van de 17de eeuw tot heden in den lateren tijd te zamen met het uit UE(en den obj-vorm u) ontstane U herhaaldelijk krachtige pogingen gedaan om naastof zelfs in de plaats van gij zich in de schrijftaal te vestigen of deze reeds ten deelegeslaagde pogingen ooit een volslagen verdringing van gij zullen kunnen bewerkenmoet de toekomst leerenMen schreef dus in den aanvang der 17de eeuw ook in Holland gij dat toen nog

tweeeumlrlei opvatting en lsquouitspraakrsquo toeliet met velaire spirant door de Brabandersmet halfklinker door de Hollanders zoodat bv de geschreven gijs uit de brievenvan Huygens moeder en van Hooft voor de onderscheiden auteurs allicht ookonderscheiden klanken lsquobeteekendenrsquo vertegenwoordigden Een volgen derhalveder oude s c h r i j f t a a l - of wel der oude s c h r i f t t raditieTerwijl nu het gebruik in de literaire schrijftaal der Hollanders van het Brabantsche

-dy in de 17de eeuw verdween terwijl andere pogingen om het Hollandsche ji weerte geven mislukten kwam ten slotte deze vorm lsquojyrsquo of lsquojijrsquo allengs in algemeen gebruikmisschien ook wel in eenig verband met de ongeveer terzelfder tijd veldwinnendejuistere phonetische

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

107

(iplv bloot graphische) onderscheiding van den klinker i en den halfklinker j1) doorde letters lsquoirsquo en lsquojrsquo doch zeker ook als een getrouwer ondubbelzinniger afbeeldingder Hollandsche spreektaal In den eersten tijd werd dit oogenschijnlijk nieuwevoorheen niet aldus geschreven en gedrukte lsquojijrsquo - of meestal lsquojyrsquo - alleen toegelatenin de kluchten waar de Amsterdamsche volkstaal min of meer getrouw werdweergegeven en in zeacuteeacuter gemeenzame brieven vooral van jonge vrouwen of meisjeszooals Huygens jongere zusters die lsquomaling haddenrsquo aan de ceremonieele deftigheiden schreven juist zooals zij spraken2) Want jij (je) en vooral jou hadden of lieverkregen nu een kleur een gevoelswaarde van groote gemeenzaamheid het werdvan den aanvang af in het schriftelijk gebruik vermeden ja verloochend door alwieeenigen prijs stelden op zekere vormen in het maatschappelijk leven Immershoezeer vanouds de eenige natuurlijke inheemsche vormen der Hollandschespreektaal en op zich zelf natuurlijk geenszins plat vulgair of onbeschaafd (evenminals de overeenkomstige Engelsche of Friesche vormen) en dan ook langen tijd tendeele tot heden niet alleen op het platteland maar ook in hoogere kringen entegenover meerderen (in allerlei opzicht) naast allerlei titulatuur gehandhaafd3)werden deze vormen eerst door het gij der schrijftaal - dat men toen de spellingmet lsquojrsquo iplv lsquogrsquo voacuteoacuter velaire klinkers dus jy iplv gy gewoon was geworden vanzelfniet meer met halfklinker of palatale spirant maar met velaire spirant was gaan(voor)lezen en lsquouitsprekenrsquo dat dus een ander wel onderscheiden lsquodeftigerrsquo woordwas geworden dan jy - en later door het opkomende U der ceremonieele schrijf-en spreektaal teruggedrongen en ahw omlaaggedrukt tot een lsquoplatrsquo woord waarbijdan voor jou nog kwam de onwillekeurige associatie met den homoniemensmalenden uitroep jou4) Zoo zal dan reeds in de

1) Zie Ned Wdb VII 42) Zie N Taalg XX 122-3 1263) Zie N Taalg XX 127 vlgg ook V 1314) Zie boven blz 93 noot 3

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

108

17de eeuw de inderdaad noodlottige onderscheiding op papier tusschen gij en jijzijn ingeleid die sindsdien meermalen niet ten onrechte een ramp genoemd isreeds toen zal gij (met velaire spirant gesproken) op het tooneel en in boeken aand e f t i g e personen in den mond gegeven op Hollandsche lezers denzelfdenboekschen indruk hebben gemaakt als thans op onsWant dat - gelijk V (96 98) en ook het Ned Wdb IV 2337 Van Helten (Vondels

Taal) sect 52 en ook Kern (N Taalg V 127) schijnen aan te nemen - ook Hollandershetzij doorgaans hetzij nu en dan lsquonaar s tijds gelegenheidrsquo di naar gelang vanmeerdere of mindere gemeenzaamheid naast of in plaats van hun eigen jij je enjou inderdaad in h u n n e n a t u u r l i j k e omg a n g s t a a l gij met vel spir (enook -dij) g e z e g d zullen hebben kan ik ondanks de overstelpende menigtevoorbeelden uit oogenschijnlijk getrouw weergegeven gesprekken in natuurlijkeomgangstaal uit romans blijspelen enz van de 17de tot de 19de eeuw kwalijkgelooven en wel voornamelijk op de boven blz 93-4 genoemde gronden Dat debeide vormen een tijdlang inderdaad naast elkaar gehoord zijn tw uit den mondvan Brabanders en van Hollanders spreekt vanzelf ook is t niet ondenkbaar dater wel eens gedurende korten tijd een voorbijgaande mode om de Brabanders nate volgen wellicht zelfs eenige weifeling of strijd tusschen de beide woorden bestaanheeft Maar van veel beteekenis zal dit alles niet geweest zijnIk erken dat het aanvaarden dezer voorstelling een tamelijk groot geloof eischt

aan het afzonderlijk bestaan en de macht reeds in de 17de eeuw eener van despreektaal wel onderscheiden deftig voornaam geachte (hier Brabantsch gekleurde)schrijftaal Zulk een lsquoverdonkeremaningrsquo van het natuurlijke jij je jou zulk een vande natuurlijke spreektaal afwijkend algemeen gebruik van gij (met u maar ook weln a a s t je en zelfs jou) in tooneelstukken romans tot zelfs in niet voor den drukbestemde gemeenzame brieven toe zal velen wellicht ongeloofelijk schijnen Entoch - waarom zou eigenlijk niet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

109

reeds in de 17de eeuw dezelfde toestand bestaan hebben dien wij niet alleen kennenuit de brieven onzer grootouders of ouders (die elkaar zelfs in de allerintiemstebrieven niet lsquojij-jouwdenrsquo maar lsquogij-uwdenrsquo of zelfs lsquoUErsquo enz schreven) maar noguit de brieven althans van ouderen uit onzen eigen tijdWie zou ooit uit de gedruktepreeken plechtige toespraken van kansel katheder of podium bij plechtigegelegenheden gehouden maar ook uit vele romans tooneelstukken en gedrukteof geschreven brieven van voacuteoacuter c 1880 waaruit jij streng geweerd is of stijlloos metgij of ge afwisselt kunnen besluiten dat dit alom en altijd geschreven gij behalvein lsquogesproken schrijftaalrsquo geen Hollander ooit over de lippen komt in den omgangkortweg onmogelijk is dat jij en je of U de eacuteeacutenige werkelijk in natuurlijke taalgesproken vormen zijn (en mi ook vanouds geweest zijn) Is t dan zoacuteoacute ondenkbaardat men ook vroeger nadat de vroegere graphische bezwaren tegen een geschrevenlsquojijrsquo vervallen waren om heel andere redenen van fatsoen en welvoeglijkheid noggeruimen tijd huiverig is geweest om deze woorden in schrift te bezigen en lievereeuwen lang deze kloof tusschen spreek- en schrijftaal heeft laten bestaanOmmijn (reeds te lang) betoog samen te vatten wanneer Dr V spreekt van lsquoeen

H o l l a n d s ghi (-i) dat zich o n t w i k k e l d heeft tot een Hollands ji jersquo (87) wanneerhij vormen als blusge comge wilge beschouwt als lsquoo v e r g a n g s v o rm e n egrave ni n k l a n k egraven in schrijfwijze naar het j-pronomenrsquo lsquoe v e n a l s de verkleinwoordenop -(t)gen enz overgangsvormen zijn naar de -tje- verkleinwoordenrsquo (93) wanneerhij gewaagt van de lsquoo p k ome n d e j-vormenrsquo (96) tegen welke lsquon i e uw ei n d r i n g e r s rsquo de lsquooude vormenrsquo (di de volgens V ook in Holland werkelijk levendeg-vormen) lsquonog trachten s t a n d t e h o u d e n rsquo (ald) wanneer hij zegt lsquodeletterverbindingen ge gie gy worden nu hier en in de verkleinwoorden de gewoneaanduidingen voor deze n i e uw o n t s t a n e klankenrsquo (97)1)

1) Zie over den lateren en den hedendaagschen staat van zaken N Taalg XX 170-6 - Allespatieeringen zijn van mij

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

110

wanneer hij kortom jij en je als jonge vormen ontstaan uit encl -di wil verklarendan schijnt mij dit alles ronduit gezegd eene vernuftig verzonnen en oogenschijnlijkwelgestaafde maar toch eigenlijk averechtsche voorstelling van het historischbeloop waarin de dingen op hun kop staan kortom een ijdel luchtgevaarte1) Ik blijftot op nader betoog van ongelijk jij en je houden voor de regelrechte voortzettersvan het og jiz En ik meen dat langs den hierboven aangegeven weg een natuurlijkeren aannemelijker oplossing gegeven is van het dubbele raadsel 1o waarom onsHollandsche jij in de middeleeuwen onzichtbaar is eerst in de 17de eeuw lsquoopduiktrsquoen ook daarna tot den huidigen dag toe achter zijn tweelingbroeder of ander ikgij schuchter schuilgaat 2o hoe men in de 17de eeuw en later oogenschijnlijk gijen jij dooreen gebruikt Dr V vernuftige gissing is voor mij de prikkel geweest tothernieuwde grondiger bestudeering van dit belangrijk vraagstuk dat door ons beiderbetoog misschien in helderder licht is komen te staan en nader tot zijne volledigeoplossing gebracht moge blijken

O e s t g e e s t December 1925JW MULLER

1) Waarop echter in V latere opstellen in dit Tschr XLIV 244-9 312-8 XLV 22-32 als op vastengrond wordt voortgebouwd - Merkwaardig hoe ook hier weer Oost- (en Over-) land in de17de eeuw het Nederlandsch voorbeeld tot zelfs in de spelling op den voet volgen nadatin de eerste helft der 17de eeuw in Holland (niet de k l a n k gi door ji maar de s c h r i j f w i j z elsquog(h)yrsquo door lsquojyrsquo verdrongen is heeft ditzelfde in de t w e e d e helft der 17de eeuw in Oostlandplaats (Verdenius tlap blz 31 noot)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

111

Bargoensch uit het midden der negentiende eeuw

In het Handboek der Nederlandsche Taal II van Dr Jv G i n n e k e n staat genoemdals bron voor Bargoensch oa M V e r w o e r t lsquoBargoensche woordenlijstHandschrift in het bezit der Maatschappij van Letterkunde te Leidenrsquo V a nG i n n e k e n merkt op lsquoDit laatste werk heb ik tot mijn spijt zelf in t geheel nietkunnen inzienrsquot Is inderdaad jammer dat deze lijst niet in v Ginnekens hoofdstuk over

Bargoensch verwerkt ist Is een van de rijkste woordverzamelingen die we van de Nederlandsche

dieventaal bezitten En t grootste deel van de verzameling is door den schrijver zelfopgeteekend Dat is van groot belang Er is nl zoo weinig oud woordmateriaal datbetrouwbaar isVoor de 16e en 17e eeuw is de bron het Liber Vagatorum waarvan de oudste

uitgaaf dateert van 1547 volgens een approbatie in den druk van 1613 Dit boekjeis minstens negenmaal overgeschreven met telkens meer fouten en alsoorspronkelijk Nederlandsch gepubliceerd En zelf is het niet eens oorspronkelijkmaar gaat in laatste instantie terug op Die Basler Betruumlgnisse der Gyler van plusmn 1450en Gerold Edlibach plusmn 14901)Eerst in 1731 werd er oorspronkelijk Nederlandsch Bargoensch opgeteekend en

wel in Cartouche of de gestrafte Booswigt Amsterdam 1731In een blijspel De Gelukte List of Bedrooge Mof gedrukt

1) Vgl F r i e d r i c h K l u g e Rotwelsch I Strassburg 1901 pag 15 no IX pag 19 no XI pag92 noXXVI en Tijdschr voor Taal en Letteren 1922 p 166 J M o o r m a n n Het Bargoenschvan Maastricht

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

112

in 1704 maar geschreven in 1689-1690 staan juist genoeg woorden opgegevenom ons er aan te herinneren dat er altijd geheimtalen bestaan hebben1)Maar heel wat ander materiaal is weer ontleend ogravef aan t Liber Vagatorum ogravef

aan CartoucheTegen 1840 begint er vooral in Z-Nederland belangstelling te ontstaan voor

geheimtalen die in Duitschland al lang bestudeerd en verzameld werden2)Het Belg Museum I 1837 (pag 447-453) heeft een artikel Zonderlinge Tael te

Zele door JB C o u r t m a n s We vinden hier een gedeelte van de parabel van deverloren zoon3) J a n F r a n s W i l l em s geeft aanmerkingen op het artikel enverwijst naar t Duitsch-Rotwelsch De eerw heer D h o o g e eertijds onderpastorte Zele zou twee woordenboeken over het Zeels-Barg vervaardigd hebben (Is eenvan mn lezers daar iets naders van bekend)In 1838 geeft t Belg Museum II pag 427-431 lsquoHet Bourgondsch in de Kempenrsquo

met weer de parabel van de verloren zoon beginnende met lsquoEen olmste had tweeknullensrsquo4) L B e l l e f r o i d geneesheer te Hasselt heeft JF W i l l em s ingelichtVan belang is de mededeeling lsquoMen beweert dat er in Holland boeken in hun taalgedrukt zijnrsquoIn de B r i e v e n a a n J a n F r a n s W i l l em s (ed Jan Bols 1909 Gent) vindt

men nadere bijzonderheden over de bemoeiingen van Willems met Bargoensch5)In t Belg Museum V van 1841 geeft EL een nadruk van de woordenlijst van t

Liber Vagatorum met tamelijk veel fouten ontstaan door t verkeerd lezen derGotische lettersOok in t Noorden begint om dezen tijd de belangstelling

1) Vgl v G i n n e k e n Handb II blz 123 De vertaling is hier niet heelemaal betrouwbaarverhaaren bv beteekent niet v e r b e r g e n maar wegnemen Kibbig is niet g o u d e n maargoede

2) Vgl K l u g e p 314-3363) Overgenomen in v G i n n e k e n Hdb II pag 106 (de rechtsche parabel)4) Overgenomen in v G i n n e k e n (de linksche parabel)5) Brief no 398 (28 Sept 1838) van L B e l l e f r o i d en no 392 (2 July 1838) vanP o s t h u m u s

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

113

in geheimtalen te ontwaken In de Alg Konst- en Letterbode 1844 no 13 pag194-200 schrijft LG V e r n eacute e een bebelangrijk artikel (zie beneden blz 126)S S u z a n Proeve van vergel tusschen het Bargoens en het Patois Hebr

publiceerde deze kleine studie in Kunst- en Letterbode 1844 Dl I pag 322-324In 1845 volgde een vergelijking van enkele woorden uit de Hoogd dieventaal metdie uit de Hollandsche Over t algemeen zijn deze woorden uit dezelfde bron tJiddischV e r w o e r t heeft blijkens zijn eigen mededeeling het bestaan van deze artikels

geweten Hij was directeur der cellulaire gevangenis te Utrecht Op zn handschrift1)staat geen jaartal Op een vloeitje staat April 1847 In dien tijd heeft hij dus gewerktHij put uit werkjes van 1852-1858 en is dus heel wat jaren met zn studie beziggeweest Uit de Inleiding noteer ik t volgendeHij wilde eerst een verzameling der Bargoensche- of dieventaal verzamelen ten

dienste der justitie en politie want het is niet in maar bijzonder buiten degevangenissen dat wanneer in die taal door vroeger gestraften gehandeld wordthun doen en laten een geheimzinnige tint verkrijgt welke dikwerf moeyelijk teontknoopen is door hen die over dat doen en laten hun oordeel vellen moetenGetuige daarvan mede de correspondentie door verdachte personen in der

dieventaal gevoerd welke bij dikwerf hoogst belangrijke zaken in handen der Justitieis gekomenHoe streng ook tegen het gebruik der dieventaal in de rijksgevangenissen gewaakt

wordt en ieder dubbelzinnig of onverstaanbaar woord niet onopgemerkt wordtgebezigd weet de eene gevangene die aan den andere op bedekte wijze mede tedeelen en deze zich die taal alzoo eigen te makenDaarop geeft Verwoert zn bronnen op die beneden besproken worden

1) Hs der Bibl der Mij v Letterkunde No 1522 I-II

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

114

Hij geeft eenige punten aan van overeenkomst tusschen Hoogd en NedBargoensch1) en verwijst naar S u z a n Even wordt het feit aangeroerd dat in de dieventaal een ander woord wordt

genomen wanneer eacuteen te bekend wordt2) lsquoen (ik) schrijf het daaraan almede toe datvoor een enkel voorwerp meer dan eacuteen bargoensch woord gevonden wordt menzie slechts het woordje geld en men zal bevinden dat er - woorden bestaan om datmetaal aan te duidenrsquolsquoHet is echter niet denkbaar zulks het geval zoude kunnen worden bij het op

eenmaal algemeen bekend worden van zoo vele woorden en mocht het stelsel vaneenzame opsluiting al ware het ook slechts gedurende de nacht eenmaal als strafop alle misdrijven en misdaden worden ingevoerd dan is het niet te betwijfelen ofdaarmede moet de bargoensche of dieventaal geheel verloren gaanrsquo3)De vertaler der Mystegraveres de Paris (Uitg H N i j g h te Rotterdam) noemde ons

Hollanders gelukkig omdat we geen dieventaal bezatenlsquoSlechts in zooverre had hij gelijkrsquo zegt Verwoert lsquodat er geen verzameling van

eenige beteekenis hunner woorden bekend wasrsquo Zeer terecht merkt hij verder opdat de spelling der woorden onzeker is daar de meeste lsquoter sluip of bij verrassingzijn opgeteekendrsquo of de inlichter onontwikkeld wasVervolgens schrijft hij lsquoVele zeer vele woorden zijn door mij opgeteekend uit den

mond van hen die vroeger deze taal in de gevangenissen geleerd hadden en wierlevensgedrag na een kortstondige vrijheid hen weder derwaarts voerdersquoDit gedeelte maakt het belangrijke van Verwoerts werk uit Aan de overgeschreven

lijsten hebben we niets Aangaande

1) Baldovenaar Bekaan Blikslagere2) Hetzelfde is mij door verschillende personen die ik ondervroeg verzekerd Dit zal eacuteen der

oorzaken zijn van meerdere woorden voor t zelfde begrip t Oude verdwijnt zoacuteo maar niet3) Maar de bargoensch-sprekers weten niet dat er over hun taal geschreven is of wordt Dat is

mij meermalen gebleken en is ook volkomen verklaarbaar ze lezen geen boeken of taalkartikels

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

115

het Bargoensch in Verwoerts tijd lichten ze ons niet in en ze zitten vol foutenIk heb dan ook de woorden uit t Liber Vagatorum (Legende) en Cartouche (1731)

(zie beneden) uit Verwoerts lijst gelichtDaarmee is vanzelf verwijderd het waardelooze materiaal van Mr N e p v e u uit

Een biddersoproer1)Maar t Bargoensch van Mr N i e uw e n h u i s dat uit den tijd is waarin Verwoert

schreef meende ik niet te mogen verwijderen Hoewel ik de zekerheid heb datVerwoert hier woorden uit overnam kan ik toch niet bewijzen dat hij ze niet zelfook gehoord en aan levende personen gecontroleerd heeft Wel geef ik het materiaaluit dit werk dat bijna niet bekend is apart2)We houden zoodoende zuiver Bargoensch uit plusmn 1850 over Maar we weten niet

uit welke plaatsen van het land het afkomstig is En dit te weten is van evenveelbelang als de tijd van gebruik Bij mijn onderzoek van de levende geheimtalen isme gebleken dat er verschillende soorten Bargoensch zijn die evenveel verschillenals bv Nederlandsch en Duitsch In W i n s c h o t e n wordt bv een Bargoenschgesproken dat absoluut anders is dan dat in M a a s t r i c h t Maar ook dichter bijelkaar gelegen plaatsen verschillen sterk bv L o c h em en H a a k s b e r g e n In L i m b u r g is er een duidelijke scheiding Z u i d L i m b u r g s c h tot ongeveer

R o e rm o n d ten N daarvan vond ik het Bargoensch vanWe e r t dat weer scherpverschilt van de B r e y e l l s c h e geheimtaal even ten Ov Venlo Ik heb nog geentijd gevonden al het materiaal dat ik persoonlijk in deze streken genoteerd heb uitte geven3) Maar nu kan ik al wel zeggen dat men niet kan spreken van lsquoEenNederlandsch Bargoenschrsquo Verwoert heeft zijn woorden van menschen die uit alledeelen van t land samenkwamen t Is niet mogelijk

1) Zie blz 1172) Vgl blz 119-1253) Tot nog toe is alleen gepubliceerd Het Bargoensch van Maastricht Tijdschr voor T en

Letteren 1922 blz 159-232

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

116

nu nog na te gaan waar de verschillende woorden thuis hooren Maar zeker is tmateriaal uit verschillende kringen Er is geen Bargoensch-spreker die zoacuteoveelgeheimtaal-woorden kent Het grootste aantal dat ik bij eacuteen persoon noteerde isH a a k s b e r g e n 231M a a s t r i c h t 222N i j m e g e n (3personen)242 Ikgeloofdat de kennis van 300 Bargoensch-woorden bij een spreker al heel zeldzaam isHet tweede deel van Verwoerts Handschrift bevat een lijst Ned-Bargoensch die

op enkele woorden na gelijkluidend is met die van het eerste deel Hij heeft dezelijst vergelijkendwillenmaken en daartoe aangehaald de parallellen uit R o t w e l s c h A r g o t en P a t o i s H e b r e e uw s c h Meer dan hij hiervan vond bij V e r n eacute e S u z a n en NN in Alg K en Letterbode 1845 heeft hij niet gegeven Enkeleaanteekeningen op losse bladen zijn door mij verwerkt voor zoover ze waardehaddenAls zijn oudste bron noemt Verwoert het L i b e r V a g a t o r um Hij heeft

verschillende uitgaven gekend maar hij put uit de lsquoLegende ofte Historye vandesnoode practycquen ende de behendige listicheden der Dieven Overgeset uyt hetFrans Hier achter is noch by gevoecht Gielers vocabulaer hael tael Tot LeydenBij Davidt Lopes de Haro Boeckvercooper Anno 1640rsquoEnkele woorden uit dit vocabulaer heeft Verwoert niet overgenomen Het zijn

Cren Fiel Foncke Flosselinck Galle Glyde Houts Hanswalter Har KnagelinckMijnen Quyen goffere Quinckere Rumsen Sluymerix Voppen ZickuszVan eenige critiek bij t overnemen is mi echter geen sprake Woorden die beslist

nooit gebruikt zijn als abon distel Par P geeft Verwoert wel1))Wanneer hij van een woord een spelling geeft die afwijkt

1) ABON de B berust op een zetfout en moet zijn D ADON = Hebr ADAUNOI DISTEL moet zijnDIFTEL = Hebr TEPHILOH Het Gotische logotype ft is als st gelezenPAR P deze afkorting is niet te verklaren en nooit gesproken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

117

van die welke in de L e g e n d e staat dan heb ik dat woord laten staan en in eennoot op de afwijking gewezenDe tweede door V e r w o e r t in dr geheel opgenomen woordenlijst is het

Woordenboek Bargoens en Nederduitsch voorkomende in Cartouche of de GestrafteBooswigt uyt het Fransch in Nederduitsche Vaerzen nagevolgt Te Am s t e r d am Bij J o h a n n e s d e R u y t e r 1 7 3 1 In tegenstelling tot dit Bargoensch heet het hier ook afgedrukte uit t Liber

Vagatorum lsquoOud BargoenschrsquoIn de afdeeling Nederduitsch en Bargoens woordenboek komen nogal veel

woorden voor die in de Bargoens en Nederduitsche lijst niet verwerkt zijn Verwoertheeft alle woorden uit beide lijsten zorgvuldig overgenomen en met een 18 (18eeeuw) gemerkt Een enkel woord vond ik niet vermeld maar van critiek is hier geensprakeOp enkele punten wil ik wijzenBekke fettoe Dit geeft V apart op Cartouche heeft Kayle bokke toute moule

(moele) bekke fettoe Part of deel van het gestoolene Verwoert neemt alleen overBekke fettoeBlag die op de kit past Cartouche meldt Bing die op de kit past deurbewaarder

De verandering Bing in Blag is opvallend t Woord Blag komt inderdaad voor tHennese Flick van B r e y e l l kent Blag in de bet man t Komt ook voor in samenstals Blagelaumlpper dokter Krabbelblag schrijver enz Toch teekent V deze uitdr met(18)Een volgend geraadpleegd werk is Mr JJD N e p v e u Een Bidders-oproer

Uit Verzamelde verhalen 1e deel Utr 1852 Afzonderlijk was dit verhaaltje alverschenen in Aurora 1842 (uitgekomen 1841) Men verweet Nepveu geput tehebben uit het Belgisch Museum van 1841 Hij wijst deze beschuldiging met eenigeverontwaardiging van zich en beweert het bewuste artikel niet gezien te hebben tKan best kloppen En Nepveu egraven Belg Museum hebben de Legende benutNepveu heeft bovendien nog enkele woorden uit Cartouche en drie woorden

die misschien wel gehoord zijn Ik kan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

118

ze tenminste niet thuis brengen Op plusmn 70 woorden is dat nu niet zoon sterk bewijsvan zelfstandigheid En de verontwaardiging van Nepveu maakt wel een beetjevreemden indruk De studie die hij zegt gemaakt te hebben zal wel in het verzamelenvan woordenlijsten bestaan hebben Als hij vraagt of t beter was maar eendieventaal geschapen te hebben die hier te lande nooit gesproken was als bv bijde vertaling der romans van Sue ea (zie onder) gebeurd is dan zeggen ook wijneen Maar of het dan wel goed was de menschen een Barg te laten spreken datlsquoniet meerrsquo gesproken werdDe volgende woorden uit t artikel vanMr Nepveumoeten even besproken wordengeknooid ontdekt Cartouche heeft hier knoojen bekennenVerwoert heeft de bet ontdekt van Nepveu overgenomen Graauwert de duivel

De uitgaven van t Liber Vagatorum hebben gauhaertVerwoert heeft grauwert klaarblijkelijk van NepveuHorselen knorren lsquoHoor hem eens horselenrsquo De Legende heeft hier de bet

kijvenVerwoert heeft de bet knorrenKale koe morgenstondEveneens bij Verwoert Cartouche schrijft kaele koeKappen beraadslagenOok V geeft deze bet terwijl Cartouche noteert kappen spreekenMolsamen verradenAlleen Nepveu geeft dit werkwVerwoert schrijft wel over t subst molsamer uit de LegendePrerie dief lsquoHij is een prerie in zijn hartrsquoDit woord komt weer alleen bij Nepveu voor Verwoert heeft het niet overgenomenRatelen radbrakenDit woord heeft Verwoert wsch hier gevondenRoen vrouwAlleen bij Nepveu Door Verwoert overgenomen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

119

Sakken trouwenAldus bij VerwoertDe Legende heeft het veel betere woord sanckenIn de lijst heb ik aangegeven welke vormen uit Nepveu zijnEen zeer belangrijke bron voor Verwoert is geweest het volgende werk Mijn

verblijf in de gemeenschappelijke en afgezonderde gevangenis enzHier wordt Bargoensch gegeven uit den tijd waarin Verwoert zegravelf zn materiaal

verzamelde t Is dus mogelijk dat bij al de woorden die hij hieruit overnam zelfgehoord heeft Hij gaat hier ook meer critisch te werkIn t geheel staan in genoemd werkje 113 Bargoenschwoorden Verwoert neemt

er 11 niet over en 27 andersHet Bargoensch uit N i e uw e n h u i s boekje is belangrijk genoeg om hier in zn

geheel te volgen Dit is t eerste materiaal waarvan we zeker weten dat tbetrouwbaar en oorspronkelijk isM i j n v e r b l i j f i n d e g eme e n s c h a p p e l i j k e e n a f g e z o n d e r d e

G e v a n g e n i s e n e e n i g eB e s c h o uw i n g e n o v e r d i e b e i d e i n r i g t i n g e n b e s c h r e v e n d o o r

e e n o n t s l a g e n Ge v a n g e n e e n me d e g e d e e l d d o o r M r CJNN i e uw e n h u i s U t r e c h t 1858

Voorwoord

lsquoWat de schrijver van de dieventaal mededeelt die door hen in degemeenschappelijke gevangenis werd aangeleerd heb ik niet willenterughouden zij toont aan hoe de gemeenschappelijke gevangenis ookuit dien hoofde afkeuring verdient daar hij den gevangene de gelegenheidaanbiedt ommet de afzonderlijke taal der boosdoeners bekend te wordenen een bewijs oplevert hoe de misdadigers buiten de gevangenis zichdaardoor gemakkelijk herkennen en aansluiten en in de gevangenis vangedachten wisselen zonder door hun bewakers verstaan te wordenrsquo

Uit het voorwoord van CJNN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

120

+blz 51)

+ lsquoNu begonnen de vragen de nieuwsgierigheid lokte de eene na deandere uit en ik wil mij die voor een oogenblik herinneren om den lezertevens met de zoogenaamde dieventaal eenigzins bekend te maken diewel niet zoo vloeibaar is als het fransche argot maar ook de hollandschedieven hebben hunne taal al is die dan ook een verbasterde joodscheof duitscheUit welke bajes (gevangenis) komt gij

+blz 6

+Van mokum Hei (van s Hage)Voor hoe lang zijt gij veroordeeldVoor jout heit sjone (voor acht jaar)Op een tondel mazematte (diefstal met sleutels)Neen voor het feberen (schrijven)Hoe was er het bikken (eten) en het legum (brood)Hoe is het hier vroeg ik op mijn beurtSjofel (slecht)De smerrie (tabak) de kamine (kaas) de sas (suiker) het gassel (spek)duur en sjofel (slecht) en dat alles mogen wij in de 2e klasse niet hebbenmaar met een goede sien (bewaarder) en klein minje (zilvergeld) kanmen het bekomenlsquoStikkem (stil) daar is de sien (bewaarder) weg met jou sauger (pijp)

A propos viel een ander in ken je de mottige PietJaDie is gisteren na golo bajes (ziekenzaal) gegaanHij is te mokum Olf (Amsterdam) voor capti sjone (elf jaren) met jas(geeseling) vonk (brandmerk) en das (met de strop) veroordeeld en botop verschut (heeterdaad betrapt) maar zijn kalle (bijzit) heeft nog eenmenigte kleise en fokse mazematten (gouden en zilveren sieraden)gewoere (verstoppen) gemaakt en een palmegoon (schildwacht) enkajem (jood) die hier de wacht heeft neemt nu en dan een cassaaf (brief)voor haar mede maar de flik (kaarten) en de daaijen (dobbelsteenen)zullen hem nog pijger maken (dooden)Middelerwijl hoort men onophoudelijk roepen Ik heb nog een maandlegum in de wind (brood te koop) Een ander roept wie heeft er noggemme (boter) Een derde

1) Hier schrijft de ontslagen gevangene zegravelf

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

121

die zijn laatsten cent verspeeld had en nog twee maanden brooddaarenboven schuldig was komt bij een van die woekeraars die tegen10 cent in de 14 dagen een gulden uitzetten lsquoZijn brood staat in denwind de honger plaagt hem Des anderen daags s morgens werden wij op het bureau van denKommandant geroepen waar ik mijn transport-gabbers (makkers) aantrof

+blz 9

+lsquoHet grootste gedeelte van de hier aanwezigen (verraden) niet dat zijnoude retourpaarden (noot De recidroisten () naar het fransch argotcheval de retour) - maar wel de nieuwelingen en deze zijn zijne proteacutegeacutesde meest weldenkenden vermijden hen als de pest wanneer wij iets tezamen te bespreken hebben doen wij het in het fransch dan kan onsgeen van die kaffers (boeren) verstaan

+blz 12

+beambten lieten zich gemakkelijk overhalen om lsquotegen een courtagevan 25 pct die gelden aan hunne adressen te laten afzenden

+blz 73

+Tot een proeve der opleiding in de gemeenschappelijke gevangenis hebik in nevensgaanden brief op eene beknopte wijze het leven van sommigemisdadigers naar waarheid trachten te schetsen waarvan de meestennog bestaan en hier en daar in onze gevangenissen te vinden zijn Ik hebmij in deze schets in de dieventaal uitgedrukt ten einde den lezerdaarmede nader bekend te maken (noot van CJNN lsquoDe dieventaal ofhet zoogenaamd Bargoensch maakt geene afzonderlijke taal uit maarbevat alleen een aantal woorden die slechts zeldzaam onderling vooraaneenschakeling vatbaar zijn en in de gewone taal vermengd wordenwaardoor deze onverstaanbaar voor derden wordtSomwijlen schijnt zij met nieuwe uitdrukkingen aangevuld te wordenwanneer de oude woorden te zeer bekend rakenrsquo)

+blz 74

+VriendGij verlangt dat ik u uit mijn vroegere levensjaren iets feberen (schrijven)zal en op welke wijze ik een turftrekker (zakkenroller) gokker (speler) enmarwieger (dief) geworden ben aan dat verzoek ga ik voldoen en wel inhet bargoens (dieventaal)Toen ik 12 jaren oud was sjofel geklofd (slecht gekleed) zonder frederiks(schoenen) noch minje (geld) in

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

122

de jatten (handen) en even hongerig als een kajem (jood) die bij matze(paaschbrood) zonder gemme (boter) of sas (suiker) zijn feest heeftgehouden liep ik mijn marretjes (moeders) spieze (huis) uit en geraakteaan het dwalen en knapte hier en daar een kleine mazematte op (enstal hier en daar in het klein) tot ik weldra treifel verschut (op heeterdaadbetrapt) en ter opvoeding naar het kleine bajes (het kinderhuis degevangenis voor jeugdige veroordeelden te Rotterdam) gezonden werdDaar leerde ik feberen (schrijven) en van Appie (noot Een beruchtezakkenroller) hoe men een speentje (knipje) oksenaar (horlogie) ofspinnekop (doekspeld) handelen (stelen) moet Nadat mijn opvoedingvoltooid en ik rijp voor de lessen van het gymnasium (het correctiehuiste Hoorn) was keerde ik naar mijn mraretje () (moeder) terug wier gondelspieze (h huis) niet zoo bloeijend was als vroeger want haar pol ()vergokte (verspeelde) alles wat hij grijpen en vangen kon en mijneuitgaanskas van 125 soof (gulden) was dus welkom Ik was nog zookaffers (boersch) dat ik hun alles overgaf en zij en haar pol palmden debasjes (stuivers) soven (guldens) en radden (daalders) in en toen ik eenpaar dagen later een basje (stuiver) voor smerrie (tabak) vroeg zei haarPol Jan gij zijt nu in de leering geweest ga naar den manken Albert(noot Een der bekwaamste zakkenrollers) die heeft een vertoetscher(heeler) noodig en van alles zult gij uw aandeel hebben Zoo gezegd zoogedaan de manke ontving mij vriendelijk en ik werd zijn gabber(kameraad) gij weet dat hij de knapste turftrekker (zakkenroller) van zijntijd was en met zijn alionoves (uitgestreken) porum (gezicht) en sierlijkgekloft (gekleed) in alle scholen (kerken) en voorname bajessen(concerten en schouwburgen) den toegang hadOnder zijne jatten (handen) werd ik bijna zoo knap als hij en het regendefoks (goud) en kleis (zilver) minje (geld) Wij woonden afzonderlijk en ikleefde met een jonge kalle (meisje) die met mijn minje (geld) wist rond tespringen In 1836 werd ik in de avond school waar een voorname raaf(predikant) gesproken had met zes speentjes (knipjes) die ik aan eenander niet kon afplanten (overgeven) treifel verschut (op heeterdaadbetrapt) en daleth (vier) sjone (jaren) naar het nekof (ge-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

123

vangenis) te Hoorn gebragt Leentje Cornetje liet mij in den brand maardaar mij de manke voor tijdverdrijf met de flik (kaart) en de daaijen(dobbelsteenen) had leeren omgaan om bij een verschutting (betrapping)geen gebrek te lijden wanneer ik met de kaffers (boeren) in aanrakingkwam maakte ik weldra van zijn onderwijs gebruik en verdiende binnenweinige dagen een pet vol bajes moos (fictieve munt) en werd 14 dagenlater de gabber (makker) van Polsbroeker Hein (noot Een befaamdemisdadiger die na een hevigen tegenstand te Polsbroek gearresteerdwerd) die geldschieter en kleine kantinehouder was wij hadden van een30 man meest allen gokkers (spelers) het legum in de wind (het broodgekocht) en gij begrijpt welk een leventje wij hadden Op de betaling vanden kommandant (noot Eigen gelden van de gevangenen die om de 14dagen worden uitbetaald) verkochten wij gemme (boter) gasser (spek)smerrie (tabak) kamine (kaas) en sas (suiker) en tegen 10 pct interestper soof (gulden) hadden wij altijd 30 soven in omloop en zoo gij nu zoogoed kunt rekenen als meester S het mij geleerd heeft dan kunt gijnagaan dat die 30 soven 78 s jaars opbragten zonder interest op interestte berekenen doch daarvan verstaat gij niets en zijt in de lik (gevangenis)nooit vooruitgekomen zoo als Mortje Eikel Simons Jan Aardappel ofDufour maar die vervloekte ossenpooten (dobbelsteenen) waren deoorzaak dat ik aan Pampje 125 soven (gulden) verloor in een baantje(dobbelpartij) zooals men ze alleen te Hoorn maken konGoede raad was duur en ik feberde (schreef) een loensche kassaaf(valsche brief) op den naam van een onnoozelen kaffer (boer) die ik alleswat ik weten wilde had laten smousen (verhalen) en onder het adres vanTortillard (noot Bijnaam aan een der gevangen-bewaarders gegeven)ontving ik 75 soven (gulden) waarvan hij zijn rewoghen (aandeel) kreegDufour die toezichter op de spinzaal was en mij kende voor een gogemerot (doorslepen guit) stelde mij voor om loens bajes moos (valsche fictievemunt) te maken het zink bezorgde ons W (noot Een der beambten) enop sjabus (Zaturdag) namiddag goten wij vijftigers en vijf-en-twintigersdat wij aan de kaffers (boeren) die potters waren tegen biesjes (5 cents)en basjes (tien cents) inwisselden en als er veel kleis (zilver)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

124

en foks (goud) minje (geld) in voorraad was kochten wij het tegen 5 pctop waarvoor wij een goeden passer (opkooper) hadden in denkantinemeester B die met zijn gegabte (gestolen) bajes moos (fictievemunt) geen weg wist en voor een spliet (tienguldenstuk) ƒ 1250 gaf enPiekje zijne dochter die van haar vader ganfde (stal) gaf steeds ƒ 15dat gevaarlijke werk werd eindelijk versliegend (verraden) en had deschorre bootsman (noot Bijnaam van een der gevangen-bewaarders)niet bij tijds onzemazematten (werktuigen) en het klamones (gereedschap)in het majem (water) geworpen zouden wij gescholmd hebben(geschavotteerd zijn) met jas (geesseling) vonk (brandmerk) en das(strop) en wie weet met hoeveel jaren daarenbovenZes weken daarna kreeg ik mijn goffei (vrijheid) en ging naar Mokum hei(den Haag) om met de snitsel (snoeijersschaar) te gaan werken Demeeste zijn zoo gij weet maar ik heb ze gemakkajemd (geslagen) datzij de koude koorts kregen In mellogemen (werken) had ik geen lust enwie zou mij ook in dienst genomen hebben Gij weet er van te sprekendie op uwe goffei (in uwe vrijheid) uw legum (brood) zocht te verdienenEen sien (dienaar van politie) versliegende (verried) u en gij moestopnieuw gaan marwiegen (stelen)Toen mijn minje (geld) bijna op was gaf ik mijn glimmerikken (oogen)den kost en wilde nu met tandels (valsche sleutels) handelen In hetmaken daarvan had Toon E (noot Een der bekwaamsten van dat vakdie reeds in 1807 als kind werd veroordeeld en tot heden met slechtskorte tusschenpozingen zijn leven in de gevangenissen heeft doorgebragt)mij onderwezen en gij weet dat hij er de bolleboos in is Want sabberen(diefstal met braak) is mij te gemeen en nifteren (moorden) maakt u pijger(dood)Ik ging naar groot Mokum (Amsterdam) om een gabber (kameraad) tezoeken en vond er een bij jufvrouw Krijtenb g waar al wat links is zijnrendez-vous heeft Men had er hem een gebaldoverd (aangewezen) bijeen Tofelemones (Roomsche) die elken morgen met zijne snaar (vrouw)naar de school (kerk vroegmis) ging en in dien tusschentijd moestgehandeld (gestolen) worden Ik maakte de kien (sleutel) en Marie zijnkalle (bijzit) stond op smieris (uitkijk) De mazematte (diefstal) was tof(belangrijk) en vader Arie de passer opkooper Op een tweede

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

125

mazematte (diefstal) werd ik verschut (gearresteerd) maar met mijnloenschen (valschen) naam en bij de princerij (politie) niet bekend liephet beter af dan ik gedacht had en moest ik voor capti sjone (12 jaren)naar Jan van Woerdens kasteelDaar leerde ik in de tweede klasse P kennen en werd zijn gabber(kameraad) en toen wij in de derde klasse overgingen beraamden wijmet Slome in het afgeloopen jaar om een fabriek van loensche flepjes(vervalschte coupons) op te rigten P zou die van 123frac12 op 1250veranderen en Slome die met Jijje H (noot Een jood vroeger wegensdiefstal en geldsnoeijerij veroordeeld) te Mokum hei (den Haag) in stikumfeberde (in het geheim brieven schreef) liet zich in eens een dozijn doortusschenkomst van meester K bezorgen P mellogemde (werkte) dathet een lust was maar na verloop van eenigen tijd kwam er landing(ontdekking) hoe en op welk eene wijze weet gij alsmede den afloop derzaak en zoo de bollebof (kommandant) niet was pijger (dood) gegaanen P te Leijden uitgesabberd (uit de gevangenis gevlucht) dan was heteen sjofele (slechte) boel geworden Want Jan O had ons gesliegend(verraden) maar voordat de princerij (justitie) er den neus in stak en debabbelaar (regter) aan het protocollen (proces verbaal maken) ging wasik goffei (in vrijheid) en ging naar Brussel waar mij Frits wachtte metwien ik thans naar Parijs vertrekHet spreekt van zelf dat ik nu het fransche argot moet leeren ik kenreeds het arcon (herkennings teeken) om mij tusschen de amis (dieven)en de moutons (verraders) niet te vergissen wij zullen goupiner agrave la tire(zakkenrollen) op de bogues dorient (gouden horlogien) op broquilles(oorbellen) en foufiegraveres (juweelen) want ik wil een pegravegre de la grandevernis (parijsche dief) worden en ik hoop dat het mij gelukken zal metden Quart doeil (commissaris van politie) den curieux (regter vaninstructie) de patrague (patrouille) en met de marchands de lacet(gendarmerie) in geen aanraking te komen en gaan dan met decamelottes (gestolen voorwerpen) naar groot Mokum (Amsterdam) terug

Gij ziet dat ik al vrij ver in mijne spraakkunst gevorderd ben en dat het uwelga is mijn wenschUw vriend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

126

Een volgende bron waaruit Verwoert putte is De verborgenheden van Amsterdamdoor L E i k e n h o r s t 4 deelen Am s t e r d am 1844Hierin worden volgens V boeven sprekende ingevoerd Het is mij niet mogen

gelukken een exemplaar van dit werk in handen te krijgen Geen onzer UnivBibliotheken bezit het Mocht iemand van mijn lezers een exemplaar bezitten ofweten waar ik het vinden kan dan zou hij mij met eenige mededeeling ten zeersteverplichtenV e r w o e r t vermeldt ook nog lsquoKunst en Letterbode van 1841rsquo waarin men vindt

lsquoeenige der woorden van het Argot of de fransche dieventaal voorkomende in deldquoMystegraveres de Parisrdquo overgebragt in het bargoens of Hollandsche dieventaalrsquoHoewel hij het niet uitdrukkelijk mededeelt blijkt uit de lijst dat V ook deze

woorden heeft overgenomen Maar klaarblijkelijk weer critisch jedemme oogen bvis weggelatenEen fout bij Verwoert is de opgave van het jaar van verschijnen van V e r n eacute e s

artikel Het staat nl in de Alg Kunst- en Letterbode van t jaar 1844 no 13Het artikel van V e r n eacute e is oorzaak van een ander artikel in K en Letterbode

1844 no 48 t Is een brief in t Bargoensch die de heer Verneacutee ontving van A en ZHoewel Verwoert dezen brief meldt bij de hem bekende literatuur over Bargoensch

heeft hij het woordmateriaal niet verwerkt t Heeft dus geen zin den heelen briefop te nemen vooral waar hij gemakkelijk te vinden is oa in van G i n n e k e n sHandboek II blz 126 Eeacuten zin er uit wil ik toch even naar voren brengen lsquoGij geeftons kajumstaal in plaats van zuiver marwiegsrsquo waar dus uitdrukkelijk verschil gemaaktwordt tusschen Jargon (kajumstaal) en Bargoensch (dieventaal) een verschil datbijna nooit in t oog wordt gehouden Nu is dat wel lastig waar tusschen hetBargoensch zooveel Jargon zit In een artikel in Tijdschr voor Taal en Letteren JanMaart 1922 heb ik de volgende onderscheiding voorgeslagen lsquoIk versta onder Jargoneen geheimtaal die voor t grootste

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

127

deel Joodsche woorden bevat Tegenover Jargon staat Bargoensch dat bijna geenJoodsche elementen heeft En tusschen Jargon en Bargoensch is een geleidelijkeovergangrsquo Dat lsquobijna geenrsquo zou ik veranderd willen zien in lsquovoor t kleinste deelrsquoMaar de onderscheiding moet gehandhaafd blijven In lsquoVakkringenrsquo gebeurt datook1)In 1861 toen hij zijn Bargoensch-lijsten waarschijnlijk al lang af had schreef

Verwoert in de Navorscher no 5 Nieuwe Reeks 1e Jrg 1861 een oproep waarin hijzn lezers verzocht hem in te lichten omtrent de Bargoensche woordenlijsten diehun bekend mochten zijnIn Navorscher no 9 krijgt Verwoert antwoord van Bt Deze geeft op een exemplaar

van de Legende uit 16492) en een uitgave van 1688 die Dr A de Jager in eigendomhad met de woorden haer-tael op den titelDit is de heele oogstOp pag 81 van t handschr noteert Verwoert nog enkele plaatsen waar

Bargoensch te vinden is Maar voor zn woordenlijst heeft hij dit materiaal nietverwerktHij noemt De bedriegerij van Cartouche of de Fransche Roovers door P

L a n g e n d i j k Amsterdam 1732 In dit blijspel komen veertien Bargoenschewoorden voor die me wel oorspronkelijk lijkenHet blijspel De Gelukte List of Bedrooge Mof meldde ik reedsEr is nog eacuteen zeer belangrijk door Verwoert gememoreerd woordenlijstje dat Mr

WJv H ame l s v e l d publiceert in Bijdragen tot het Lijfstraffelijk Regt Amsterdam1817 v Hamelsveld heeft het proces geleid tegen enkele leden van de groote bendevan Jan de Brabander3) en twee en dertig

1) In L o c h e m spŕak het jongere geslacht uit een door mij onderzochte familie Jargon waarde vader Bargoensch kende In H a a k s b e r g e n werd me bij verschillende woordenuitdrukkelijk gemeld lsquoDat is Joodschrsquo

2) Verwoert heeft toen in zn handschrift een 0 in een 9 veranderd hoewel hij toch t exemplaarvan 1640 moet overgeschreven hebben

3) Ik ben bezig met het nazoeken van de processtukken tegen de heele bende Er zit welBargoensch materiaal in Maar groot is de oogst niet totnogtoe

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

128

woorden gepubliceerd die bij deze bende in gebruik warenDoor vriendelijke bemiddeling van dr M e i l i n k van het Algemeen Rijksarchief

ben ik tegelijk met de processtukken van Jan de Brabander in t bezit gekomenvan een in het archief van het Hof van Holland gevonden woordenlijst in handschriftlsquoTenzaeme gevoegt opstel van de zoogenaemde Bourgondische Dieventael alsmeede van de Joodse dieven en Landloopers Taelrsquo1) Voorloopig heb ik ze benoemdHs 1769 A (Bargoensch-Hollandsch) en Hs 1769 B (Hollandsch-Bargoensch)B is het oudste A is naderhand uit B bewerkt en tamelijk nauwkeurig Bij mijnweten is dit handschrift nooit gepubliceerd Maar Verwoert moet het gekend hebbenHij heeft er uit geput Maar zoacuteo slordig is het materiaal behandeld dat ik nietaanneem dat Verwoert het handschrift zelf in handen gehad heeft t Is duidelijkgeschreven En Verwoert zelf is vrij secuur Dat blijkt me uit t overgenomene vanC a r t o u c h e en t L i b e r V a g a t o r um Maar nu geeft hij zulke slordige foutendat ik geloof dat iemand anders voor hem een uittreksel gemaakt heeft Ik kananders ook niet verklaren waarom hij van de plusmn 290 woorden uit Hs B er 189 heeftovergenomen Bij de ontbrekende zijn toevallig () alle woorden waarbij een beetjeuitvoerige tekst staat De helper van Verwoert schijnt bijzonder veel haast gehad tehebben Hij heeft soms gewoon in eacuteeacuten kolom een regel te hoog gelezen Vgl TappertStubeler en Blij (Hieruit oa blijkt me dat van Hs B gebruik gemaakt is)Verwoert noemt trouw zijn bronnen Over deze zwijgt hij echter ik voor mij geloof

te goeder trouw Hij heeft dunkt me van iemand een lijstje ontvangen zondervermelding der bron met de mededeeling dat dit geheimtaal bevatte En hij heeftgemeend dat het modern-Bargoensch was en heeft het ingevoegd in zijnwoordenlijstt Is voor ons echter een vingerwijzing met Verwoerts

1) Ik hoop het handschrift binnenkort te publiceeren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

129

materiaal voorzichtig te zijn Ik heb de woorden hoewel ze niet uit de 19e eeuw zijnniet willen schrappen Ze zijn echter vet gedrukt En bij ieder woord heb ik deverhouding tot de handschriften aangegevenEr blijven nu toch nog van Verwoert plusmn 735 woorden over En daarvan vind ik er

maar 177 bij K ouml s t e r -H e n k e 1) waarvan het materiaal toch zoo ongeveer uitdezelfde kringen stamt als dat van Verwoert En van die 177 zijn er nog plusmn 80 vanJoodschen oorsprongMen ziet hoe gauw dit materiaal verdwijnt Het Joodsche element er in dat van

vaste punten uit versterkt wordt houdt het het langst uit en vinden we eeuwen doorVoor een studie van het leven in deze taalgroep is het noodig veel materiaal te

hebben uit kort op elkaar liggende tijdvakkenVerwoerts verdienste is dat hij ons een rijke bijdrage geleverd heeft uit de eerste

helft van de 19e eeuwDe woordenlijst volge nuDe woorden zijn lexicograf-alphabetisch gerangschikt - bij Verwoert stonden ze

alleen alphabetisch wat de eerste letter betreftDe vetgedrukte woorden zijn uit Hs 1769 A en BDe spelling der Hss is behouden - behoudens enkele taalen schrijffouten

AANFEILEN2) (18) Met geweld nemenAanfocken aanjagen

Met een sosser aangefockt Daar komt iemand te paardaangejaagdHs 1769 A Aanfocken aanjagen Aangefockt met een SossenDaar komt iemand met een paard aangejaagdB Aan Jager aanfocken daer komt Imand te Paerd aengejaegtmet een Sossen aengefokt

AANFOCKER aanjager

1) De Boeventaal met een voorwoord van WLH Koumlster - Henke Dokkum 19062) foutief afgeschreven voor aan fellen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

130

AANKLAMPEN aansprekenAANKNEISEN aankijkenAANSCHOELEN aansprekenAANSLAAN (een loensche tandel of kien) beproeven of een valsche sleutel ophet slot pastAANSLAAN OM DE MASSEMATTEN TE HANDELEN plan van een diefstal ontwerpenACHTER DE SCHUINE DEUR in de bank van leeningAFLEGGEN nazienAFMETKAIEM afslagAGER AGEREN ander anderenAggelen eten

Hs 1769 A nietB Botten of Aggelen Eeten

ALIONOVES PORUM uitgestreken gezichtAMGE volk menschen Baayes of spies is amge de menschen zijn thuisATOEN open

t Is mogelijk dat er atven staat

AYE (mokum) AlkmaarBAANTJE dobbelpartijBAAYES of spies Gevangenis ook huis tuchthuis

Baayes of spies is amge de menschen zijn thuisBaayes of spies is bezoek de menschen zijn uitSjofele Baayes slecht tuchthuis

BABBELAAR RegterBADDERIK of BATTERIK schip schuit vaartuigBaffe de val de deur openen

Hs 1769 A Baffen openen Baffenen de val de deur openenB Baffen de val openen de deur vgl Val

BAJESSEN concerten en schouwburgenBALDOVENAAR Iemand die een diefstal aanwijstBALDOVEREN afkijken afloeren zien bespieden

Hij heeft de massemat gebaldoverd hij heeft de diefstal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

131

afgekeken De lekijve baldoverde mij de meid bespiedde mij

BALLEBOOS (van t baayes) Directeur of commandant der gevangenisBALLEME aanstaan

Dat massematje ballemt mij niet die diefstal lijkent mij niet

BALMAGOONE (ook Palmegoon) militairBalmagoone op smieris op schildwacht staan

BANJERT SPELEN als een groot heer levenBANJERTS heeren

Eerste banjerts voorname heeren

BARGOENS dieventaalBARRESEWEL JoodBASJES of BIJSBAS stuk van tien cents dubbeltjeBATTERIK of BADDERIK schip schuit vaartuigBATTERIKVOERDER schipperBEHEIME koeBEISJE stuk van vijf centsBEITSEKRIE SNIJDEN rampen ondergaanBEKAAN ontvangerBEKAAN thuis

Amge is bekaan de menschen zijn thuis

BEKAAN krijgenBELS wambuisBEMOEYAL advocaat

Gognumste bemoeyal slimste advocaatGisse bemoeyal knappe advocaat

BENGEL kettingTik met de bengel horloge met ketting

BENIJSORELF JoodBesiastert zijn dronken nat zijn

Niet in Hs 1769 A1769 B Buys zijn of besiastert sat zijn vgl Buys zijn

BESOLMEN betalenBestiepen krijgen

Flienkert bestiepen blauwe keel krijgen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

132

Hs 1769 A Bestiepen bij de keel krijgenB Flinkert bestiepen blauwe keel krijgen vgl Flienkert bestiepen

BETOEFD (gogum) loos (bij de hand)BETOEGD (BINNEN) rijkBEZOEK thuis

Baayes of spies is bezoek de menschen zijn thuis

BEZOEK MAKEN open sluitenBEZOEKEN bestelen

Wij zullen hem eens bezoeken wij zullen hem eens bestelenIk deed daar een bezoek ik deed daar een diefstal

BIKKEMENTEREN maaltijd houdenBIKKEN etenBIKS doos

Loense biks koperen doos

BINK ook BOL man manspersoonHs 1769 A en B alleen Bink Hoeft niet overgenomen te zijn

BINNEN BETOEGD rijkBISSCHOPPEacute praatje voorwendsel

Ik maakte zoo mooi mijn bisschoppeacute ik spelde hem zoo netjes watop de mouw

BLAUW LAKEN loodBlauw laken handelen lood stelen

BLAG DIE OP DE KIT PAST (18) Deurbewaarder(In Cartouche 1731 staat Bing vgl Inl blz 117)

BLANKE FLIEZEN rijksdaalderBledeman Bledemientje BLYRIK MIENTJE schaap

Hs 1769 A en B Blederman of Bledermentje

BLETTE GEHOLGT gemistBLIEKE gespen

Crime blieke zilveren gespen

BLIKKERS oogenSpan de blikkers eens kijk eens scherp uit

BLINKERS diamanten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

133

Blinkers vinden diamanten stelen

BLINKERS BEDEKKEN zich vermommenBLOEDEN betalenBLOEDVIN beurs ook kniptaschje of beugeltje

Moos in de bloedvin geld in de beurs

Blij sprekenHs 1769 A en B Blij spion Spion staat in B vlak boven spreekenIk vermoed dat Verwoert - of wie dan ook - zich hier vergist heeftvgl kout en stubeler

Boekke broekHs 1769 A Boekke broekB Truy of Boekke broek Truy niet bij Verwoert

BOL Man manspersoonBOLDOVENEN aanwijzing tot stelenBOLLEBOF (ook Bolleboos Balleboos) VAN T BAAYES directeur of commandantder gevangenis

- der sienemers directeur van politie- der palmegoons generaal- van de Linke president- van de princerij hoofd der politie of justitie- van de mispet procureur crimineel of van het Hof- van t melogen opperste van de werkzaamheden

BOLLEBOF opperste van een of anderBOLLEBOOS regterBOLS diakenBONJER SCHIETER betrappen mislukken

Hij schoot mij bonjer hij betrapte mij op de daadIk schoot een bonjer het mislukte mijHs 1769 A en B Bonje geschooten Als zij in de maling zijngekomen van t gemeene volk V is hier zelfstandig

BONSEN aardappelenBorgoenskluit nachtslot

Hs 1769 A Bouacutergoens kluijtHs 1769 B Boergoins kluyt een nagtslot

Bosschik Bosch (een)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

134

Hs 1769 A en B idem

BOX broekBoxen stelen

Hs 1769 A Boxen steelenB Boxen maggelen of Tioren krimmelen steelen vgl maggelenTioren en Krimmelen niet bij V t Is ook mogelijk dat er Fioren staatHs A schrijft Fiosen wat zeker niet in B staat

Brederik wegHs 1769 A Brederik een wegB Friem1) Brederik of Forach1) die men staaje weg een weg diemen gaat vgl Triem die men slaaje

Brisselen openbrekenHs 1769 A Brieselen openbreekenB Brieselen of Ithakker oppin t Is niet duidelijk wat hier staatSchakker op in kan t ook zijn Zie It hakker op in en schoker

BROMMER ketelKaffere brommer koperen ketel

BRONJE boorBUIZER (18) (PLOMP) Emmer ook ketel

Om plomp laten staan Verwoert vat plomp verkeerd op t Beteekentwater bij Cartouche

BUIZIG dronkenBuacutelliauw beul

Hs 1769 A Buacutelliauacutew beulB idem

BULTEN kramenBULTPIJ dekenBULTVLOK bedlakenBuys zijn dronken zat zijn

Hs 1769 A Buijs zijn zat zijn1769 B Buys zijn of besiastert sat zijn vgl Besiastert

1) Er staat inderdaad F1) Er staat inderdaad F

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

135

BIJ of BEIS tweeBIJSBAS of BEISJE Dubbeltje stuk van tien centsCALF christenCamberon kramer venter

Hs 1769 A Camberous kamerB Een camberous of hits een kamerKramer is verkeerd gelezen en de vertaling venter is van VerwoertHits heeft V niet overgenomen

CANTINE kroeg in de gevangenisCAPORE dood kapot

FLIKT HEM CAPORE maak hem kapotHs 1769 A Capore hem doen kapot maken moordenvermoordenB Hakt hem mol of stikt hem capore Maekt hem capot Hoeft nietovergenomen te zijn hoewel de Ned vertaling het doet vermoeden

CAPTI SJONE twaalfCapucies Militair officier

Hs 1769 A en B Capucees officier militair

CASKENE drinkenJajim caskene brandewijn drinkenWij zullen niet veel caskene de moos is knop een kop wij zullenniet veel drinken het geld is weinig een krop (Wat V hiermeebedoelt weet ik niet)

CASSAAFJE briefjeEen cassaaf feberen een brief schrijvenNossen hem stikum dit - geef hem stil dit briefjeLoensche cassaaf feberen een valsche brief schrijven

CASSAFIN postkantoorGrandige van de cassafin directeur van t postkantoor

Charo degenHs 1769 A Charo een degenB Een steggerig of charo een deegen (Vgl steggeris)

Clamot geneverHs 1769 A Clamot Jenever

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

136

B Clamot gevinkelde gegem Sourem of Neuri (Vgl Gevinkeldegegpa Neuri Sourem

Cleijt serk olieHs 1769 A B Cleijtsert olie

Coddele molenHs 1769 A Coddeler MolenB Swigt of Coddele moolen (vgl Swigt)

COGER NEEKOF cachotCOK marktCOLGEM tafelConser deken

Hs 1769 A en B Confers dekens (Verkeerd gelezen)

Conser duisterHs 1769 A en B Couser duisterHier is van verkeerd lezen haast geen sprake Beide Hss hebbende us ter onderscheiding van de ns met een accent gemerkt

Crime blieke zilveren gespenHs 1769 A Crime Blocke zilvere gespenB Crime Blocke of Routschellen zilvere Gesp (Zie Routschellen)

CRIME (GRANDIGE) presidentDAAYEN dobbelsteenenDALETH (Dollet Dolk) vierDALLOS OOK NAVIGE niets

Wij hebben een dallos opgeloopen wij hebben niets opgedaan

Deelis deurHs 1769 A en B Dielis deur

Deen nachtHs 1769 A Deen NachtB de Leijel of Deen de nagt

DEEN DEELIS deurDeen bezoekmaken deur opensluiten - sabberen de deur breken- vernollen de deur sluitenDe deen of deelis is vernold de deur is gesloten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

137

Deen opsmikken zonder draayers De deur openen zonder sleutels(vgl deelis)

DELAPPEN luisterenDELLOP aandeel (zie gellep)DEY moederDIBBEREN spreken gesproken

Loume dibberen niet spreken

Dieperik kelderHs 1769 A idemB Dieperik of mattaf (vgl Mattaf)

DIKBUIK flesch met sterke drank gevuldDilletje meisje

Hs 1769 A en B Dilletje meisje

Doeft kerkHs 1769 A Doest kerk (berust op een verkeerd gelezen st)B Doeft kerk

DOESBOF DOEFT KerkDOF dom onnoozelDofis gevangenis

Hs 1769 A en B Dofis gevangenhuis

DOLK vierIemme dolk Woensdag

DOLLET OOK DOLK DALETH vierDOLLET twaalfDOLLET OF IEMME DOLK WoensdagDOLLET (MOKUM) DelftDOLLINGER (17) gehangene

De Legende heeft Dallinger hangman (beul)

DOLMEN slapenDOLMNIESE slaapvrouwDOLM SCHOORE degenDOLMSPIESE slaaphuisDOMENIJ zwartververDon rug ruggegraad

Hs 1769 A Dow de rugB den Don den rugh

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

138

t Zelfde hs heeft ook Fonk op den Douw Brandmerk op den rugh(vgl vonk brandmerk)

DOORSLAAN bekennen ook sterk op iemand afgevenHij heeft doorgeslagen hij heeft bekendHij sloeg op hem door hij gaf sterk op hem afIk werd gesjeft maar heb niet als moonsser1) doorgeslagen ik werdbetrapt maar heb niet geklapt

DOS koekDRAAYER sleutel

Deen opsmikken zonder draayers de deur openen zonder sleutels

DRAVER paardDRUKKERS signetten

Fokse drukkers gouden signettenLoense drukkers koperen signetten

EERSTE BANJERTS voorname heerenEGET eenEGGASSIE petEILEYER dom onnoozel

- duivel onnoozele drommel Verneacutee heeft Eileya

EPPISE zijden stofEIJTSEF tabakFAKKELEN of FEBEREN schrijvenFEBERAAR UIT HET BAAYES schrijver der gevangenisFEBEREN of FAKKELEN schrijven

In stikum feberen in het geheim brieven schrijvenEen cassaaf feberen ook fakkelen een brief schrijven

FEEMSTEKER ringFIARO bordFIKS MET DE LOOPJES met gaauwigheid steelenFILEREN aanzetten slijpen

Mijn nijft fileren mijn mes aanzetten

FLEPJES coupons

1) Vgl Moosser Verw heeft de n later ingevoegd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

139

Loensche flepjes vervalschte coupons

Flienkert bestiepen keel blauwe keel krijgen (vgl bestiepen)FLIKKEN IN DE FONKEN in het vuur stekenFlikt open maak open

Hs 1769 A Flikken Flikt open steeken steek maak openB Flikt open maekt open

FLIKKEN of FLIK spel kaartenFLIKKEREN smijten wegwerpen

Hij flikkerde hem ter neecircr hij smeet hem ter nederHij flikkerde de massematten in t majem hij wierp het gestolengoed in t water

FLIKT HEM CAPORE maak hem capotFlisteren schaar of scheer

Hs 1769 A Flistere scheerenB Flistere scheer

FOFFERAD drie gulden(lees Tofferad)

FOK brilLoensche fok koperen bril

FOKKEN (VOORBIJ) voorbij gaan (vgl Stoetsen)FOKKENDE GEEUWERT kleine jongenFOKS of FOX goud

Fokse glinster gouden bril- mienje goudgeldFoks melogener goudsmidFokse biks gouden doos- oksenaar gouden horloge- slang gouden ketting- speentje gouden knipje- feemsteker gouden ring- drukkers gouden signetten- tantel gouden sleutel- joeter (spliet saldsoof) gouden tien gulden stuk- fijne feemsteker gouden ring met diamanten- spanders gouden gespen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

140

Fonken branden ziedenHs 1769 A B Fonken braden

FREDERIKS voetenFREDERIKS FRIEGERS laarzen schoenen

Frederiks hooren schuieren hooren loopen voetstappen hooren

FRIEGERS (frederiks) laarzen schoenenFromme hout

Hs 1769 A From houtB Swieter Trom() of Swigter hout (vgl Swigter Swieter)

GAAYES OM GAAYES GAAN stervenGABBER kameraad

Hs 1769 A en B Cabber kameraatHoeft niet door V overgenomen te zijn

GADDESE OOK GADDEN SAELE hervormde kerk(Lees Soele)

Gajie boerinHs 1769 A en B Idem

GALF dolk mesGALGENBOSCH1) (17) priesterhuis of woningGALLAGT pastoor

Hs 1769 A Gallagh Roomsch PastoorB Gallagh of Primer R PastoorGallagt zal wel niet overgenomen zijn t Is een algemeen bekendwoord

GALLOME BEZOEK vensterglazenDoor vensterglazen inbreken

Gannif diefHs 1769 A Gannif diefB Ganniff dieff

GANNIFFIER iemand die kleinigheden steeltGAPER (VERKNOEYENDE) verraderlijke mondGarbepin kooper

1) Legende Gallenbosch

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

141

Hs 1769 A en B garkepin kooperIn B is uitdrukkelijk het lidwoord weggelaten en kan wel eens destofnaam koper bedoeld zijn

GASJE petGAZ straatGEBOLSTOVERD prijzen aangeprezenGEEL AAN HET LIJF HEBBEN goud bij zich hebbenGEBEEUW1) geraasmaken roepenGEBOMMERE uurGEBONJES OOK GLIMMERSEN vensterruiten glasruitenGEBROEISEL medeplichtigGEDALAST arm armoedigGEDOOZEN maandGEELGATJE zeemlederen lapGEES vrouwspersoonGEEUWERT (FOKKENDE) kleine jongenGEFLOTEN gestolen

Gefloten moos of gegabte moos gestolen munt

GEFOETERD2) getortueerd gepijnigdGEGABTE gestolenGEILIVEN zakkenrollenGEITERIK hokGejast gegeeseld

Hs 1769 A en B idem

GEKLOFT gekleedgrandig gekloft goed gekleedschorem gekloft gering gekleed

GEKNOOID ontdektGELLEP aandeel buit

Mijn gellep in de massemat mijn aandeel in het gestolene

GELOONJES glasruiten

1) Verw heeft een h in Cartouches lijst Nederl-Barg voor een b aangezien Daar staat Geheuw2) Cartouche geeft gefoekert en gefoeterd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

142

GELOONJES PIKKER glasruiten instooten of stuksnijdenIemand (die) bij avond uitgaat om in winkelhuizen de ruitenbehendig in te stooten of stuk te snijden en dan daardoorvoorwerpen steelt

GEMME boterGeplakt gebrandmerkt

Hs 1769 A en B idem (vgl gevonkt)

GERATELT geradbraaktGESCHIVESSE getuigen

De geschivesse zijn plat de getuigen zijn omgekocht

GESCHUT WORDEN in hechtenis genomenGESCHINNESSE getuigenGESCHUURD gegeeseldGESIBE (LOENSCHE) valsch geschrift

Op loense gesibe hollege op valsche papieren reizen

GESJANKTE MOS OF NIESE getrouwde vrouwGESJOCHTEN geen geldGESNOOFD gekekenGevelen boeyen binden

Zie loeyen en peperenHs 1769 A Geesselen bindenDit woord heeft B ook wel doch daarnaast gevelen wat A nietgeeft

GEVELS koordenHs 1769 A en B gevelts koorden

Gevinkelde gegpa geneverHs 1769 A gevinkelde GegemB geeft Clamot gevinkelde gegem Sourem of NeuriIk vermoed dat gegem Sourem bij elkaar hoort Gegem = jajimhebr jajin wijn Sourem = Sacircraph branden vgl TwentschjanzorefAls gevinkelde een adj is bij gegpa dan beteekent t woordhetzelfde als gegem Sourem gevinkelde = gebrand Dan is t gelijkte stellen met Rotwelsch Finkeljochen = jenever (vgl Clamot enSourem)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

143

GEVONKT gebrandmerktHs 1769 A gevoenktB gevoenkHoeft niet overgenomen te zijn is algemeen

GEWASSCHEN ervarenGewasschen margiewers ervaren dieven (lees marwiegers)

GEWERBER kameraadGEWOERE MATZEN verbergen bewaren

Maak dat gewoere voor mij verberg of bewaar dat voor mij

GIBBEREN nemenGIF OOK GOGNUM slim verstandigGILLES HANDELEN binnensluipen

In den schemeravond uitgaan om in de huizen te sluipen en water voor de hand ligt te stelen

GILLES STAAN (OP) afloeren afgeloerdGIMMEL boterGINKELEN bordelerenGINNISKE OF GINNIKSE winkelhuisGIPPESEN ligchamelijk onderzoek naar gestolen goederen door de Justitie ofpolitie

Hadden ze mij gegippesd dan had ik bot op zwendel of treifelgeweest hadden zemij aan het ligchaam onderzocht dan hadmengestolen goed bij mij gevonden en de zaak had bloot gelegen

GIS achtGISSE kundig knap

gisser leep leper

GISSEN wisselen iemand die bij wisselaars of ook in het klein geld gaatwisselen en dan behendig iets in den mouw weet te krijgen Op dat ambachtwordt wel gereisdGISTELIJN1) (17) stuk broodGLADHAART duivelGLADKAART2) (17) tafel

1) LEGENDE girselijn LV 1613 gitselijn CARTOUCHE griselijn2) LEGENDE Glathaert

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

144

GLESTERIK glasGLIMMERIK agent van politie politiedienaarGLIMMERSEN glasruiten vensterruitenGLINSTERS glazen brilleglazen

Glinsters spiezen brillenhuisje

GODEL commissaris van politieGODIN eerlijkGOF plaatsGOFFEY (GOFSIE) vrijheidGOFSIE (GOFFEY) vrijheidGOGNUM ook GIS slim bekwaam loos

Gognumste bemoeyal slimste advocaatGognumme rot doorslepen guitHij is gognumme vrijer hij is een geslepen kel (lees kerel)Gognum betoefd bij de hand

GOKKEN speelendaayen gokken met dobbelsteenen speelenflik gokken met de kaarten speelen

GOKKER speelerGolden mokum Amsterdam

Hs 1769 A en B Golden Mokem

GOLEF melkGOLLEM vertrouwen in bewaring geven

Gollem hem geen dallas ook geen navige vertrouw hem niets toeIk gollemde hem mijn dellop ik gaf hem mijn aandeel in bewaring(zie gellep)

GOM muurDoor de gom schokeren door den muur breken

Gom de dagHs 1769 A Gom dagB de Gom oft Hellig dag den Dag (vgl Hellig)

Gommen kinderenHs 1769 A en B grommenGommen zal wel fout afgeschreven zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

145

GONDEL ligte vrouwGONDELSPIESE bordeelhuisGOOI christenGOOLE gevangenisGOOLF MEDIENE KoninkrijkGRAAUWERT duivelGRANDIG BAAYES gevangenis te LeeuwardenGRANDIGE CRIME presidentGRANDIGE VAN T MOKUM burgemeesterGRANDIGE VAN DE MEILIG OF ZOON DES MEILIGS prins

- van de Meilige ook Dochter der Meilige prinses

GRANDIGE VAN DE PRINSERIJ officier van JustitieGRANDIGE SERRORE regter van instructieGRANDIGE TOESPIESE groot heerenhuis

- der Sienen of prinserij commissaris van politie- van de cassafin directeur van t postkantoor- der palmagoons of grandige bol hoofdofficier schout

Grannig Heeren van t geregtHs 1769 A Grannug De Heeren van den GeregteB De Graniig De Heeren van den Gerechten

Grens schuurHs 1769 A en B idem

GROBBEREN bij avond rondloopen of hier of daar een raam open isGROENTJE theeGROM klein kind

(vgl Gommen)

GROOT MOKUM AmsterdamGroot mokum baayes gevangenis te Amsterdam

GROOTPURIM beitelGIJLEK DOEN deelen

Gijlek met de gellep doen de buit gelijk deelen

GIJLIK zamendoenGYMNASIUM correctie huis te HoornHAGGELEN avondeten nemen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

146

HAGGELEN of AGGELEN etenHANDELEN (iemand) in t algemeen iemand bestelenHASPERLINK garenHAUSWALTERS laarsen schoenenHEEREN LOGEMENT huis van correctieHEITBAS ook HEITJE HIJ kwart guldenHEITJE kwart guldenHELEM SCHIFEERE of SJIFERE als er voor een pakhuis in vaatwerk gepaktewaren naar boven worden getrokken helpt men een handje maar knakt meteen knipmesje al helpende een van de raaktouwen onder het opstijgenmeestalbrekende stort het vat of wat het zij naar beneden op straat in stukken danhelpt men verder maar stopt tevens wat men kan vol en gaat henenHellig de dag

Hs 1767 A en B idem

HENGELEN collecteeren liefdegiften inzamelenHespe wijn

Hs 1769 A idemB Hespe Meijem Souacuterem of Mool wijn

HIFTEN openschuivenriemen hiften ramen openschuiven

HIMPKE DuitscherHIN horlogieveerHOEF brood

Hoef gebot brood gegetenDrooge hoef gebot droog brood gegeten

HOEFT broodHs 1769 A Hosje of Hoest broodB Hosje leggem hoest of MaroDe vorm hoeft van Verwoert is beter

Hoeree schoolmeesterHs 1769 A en B idem

HOKKEN zamenleven met eene ongehuwde vrouw zamenwonen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

147

HOLLEGE (HOKKEN) zamenleven met een ongehuwde vrouw zamenwonenHOLLEGEN HOOGSTAPELEN rondzwerven rondreizenHONKE pijp

(zie horentje horeker)

Hoogerik zolderHs 1769 A Hogerik zolderB Hogerik of Tappert solder (vgl Tappert)

HOOGSTAPELEN rondzwerven rondreizen (zie hollege)Met loense gesibe hoogstapelen met valsche papieren bij de huizenrond reizen om het zij voor een voorgewende brand als andersgeld op te halen

Hoorniekeltje koe(zie Hornikkel)Hs 1769 B Hoornickeltje koeDe c is als e gelezen

HOOSSEN kousenHoreker pijp

(zie horentje honke)Hs 1769 A nietB Een horeke of Horntje een pijp

Horentje pijp(zie horeker honke)Hs 1769 A en B Horntje een pijp

Hornikkel koe(zie Hoorniekeltje)Hs 1769 A Hornikkel koeB Hoornickeltje of een Hornikkel een koe

HORSELEN1) knorrenHUCHT galgHIJ DonderdagIEMME DOLK WoensdagIMMES waarheid

1) Uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

148

IMMESE SNIJ zijden zakdoekInnert beul

Hs 1769 A en B idem

INSABEREN inbrekenINSLIEGENEN inblazen inprenten

Hij heeft hem goed ingesliegend hij heeft hem goed ingeprent wathij zeggen moet of hoe hij te handelen heeft

Instaijen inkruipenHs 1769 A en B idem

Inten pijnigenHs 1769 A Plaijen inten pijnigenB Slaijen inten pijnigen (vgl Playen)

It hakker op in openbrekenNiet in Hs 1769 AB heeft een woord dat veel lijkt op t hier gegevene Maar er kanook staan schakker op in of schokker op in We krijgen dan eenverstaanbaar woord vgl schoker beitel en Brisselen

JAJIM brandewijn- caskene brandewijn drinkenGeen moos geen - geen geld geen brandewijn

JAS geesselingJaske klerk

(Deze bet geeft V ook op in de lijst Nederl-barg Daar tevens dejuiste bet kerk in Jaske buffele)Hs 1769 A Jaske een klerkB Jaske of Zanke een klerk

JASPENAARS gevangenenJASPENEN staan

smieris gejaspend op uitkijk staan

JASSEN geesselengejast gegeesseld

JAT JATTEN hand handenJEILE MAKEN leven maken

Maak zoon jeile niet maak zoon leven niet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

149

JIM geneverJERIT paardJOED-BAS halve guldenJOED-BEYS twaalfJOED-DOLK veertienJOED-GIS achttienJOED-HIJ vijftienJOED-KIMMEL dertienJOED-OLF elfJOED-SOOF tienguldenstukJOED-SOOYEN zeventienJOED-WOOF zestienJOENT dag bij dag

(Zie jom)

JOM ook JOENT dag bij dagJomme massemat diefstal bij dag

JOM-WOOF VrijdagJOPPE goed gekleedJoussen slapen

Hs 1769 A Joussen slapenB Luijmen of Joussen slaepen

KAANTJES bollenKAF twintig

(Zie koog)

Kaffer boerHs 1769 A en B Caffer een boer

KAFFERE koper- brommer koperen ketel of aker- mienje koper geld of munt- ronde koperen pot

KAFFERINNEN boerinnenKAFFER-MELOGENER koperslagerKAFFERS boers lompKAF-JOED dertigKAJEM jood smous

(vgl kim kiem)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

150

KAJEMIN jodinKAKELAAR advocaat

Gisse - knappe advocaatGognumste - slimste advocaat

KALLE bijzit hoer publieke vrouwKALLE meid vrouw meisjeKALLEN sprekenKALF of KOOI christenKAMINE kaasKANTINE kroeg in de gevangenisKAPPEN1) beraadslagenKARTOUTS kantoor

Een kartouts handelen een kantoor bestelen

Katelerken kasteelHs 1769 A catelerke kasteelCatelerke of Prince Beijes kasteel (vgl Prince Baaijes)

KATTENBAK geldladeKattebak ligten in winkelhuizen sluipen of een boodschap makenen dan de geldlade uit de toonbank stelen

KAUSER geredKauser of tof afbrengen goed van iets afkomen (vgl tof)

KEEPEN gespenKEFFER kilff kileff hondKEPPE stil stilKESOF (bij Joden soms in gebruik) zilverKETTEN SCHIKEN of SCHIVEN bij dag uitgaan om ergens te steelen (vgl kitzeschieben)KEWOERE BERGEN begraven

Moos kewoere bergen geld begraven

KIEJERE slotvgl kiejes kluit schoget

KIEJES slotvgl kiejere kluit schoget

1) Uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

151

Kiel boterHs 1769 A en B Idem

KIEM jood smousvgl kim kajem

KIEN bewaarder van de gevangenis(vgl Sien)

KIEN sleutel(zie tandel)

KIEN ja(vgl kin)

KIENJENEN koopenHij wil louw kienjenen hij wil het niet koopen

Kilf hondvgl keffer en kileffHs 1769 A kilf een hondB Een kilf of killeff een hond

Kileff hondvgl keffer en kilffHs 1769 B kileff een hond

Kim kiem kajem jood smousHs 1769 A en B kim of kiem een smous

KIMMEL drieKIMMEL DingsdagKIMMELAAR drie guldenKIN ja

Zie kien

KIT gevangenis huis kroegIn t kitje komen gevangen worden

Kitze schieben inklimmen in huizen of winkelsHs 1769 A ketze schieben inspringen in huizen of winkelsB Idem

KITZE SCHIEBER inklimmer inkruiperKLAAR ZETTEN luisterenKLAMONIS breekgereedschap in het algemeen

(Zie klemonis)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

152

KLANKERT fleschKlasseija pistolen

Hs 1759 A Klasseija pistoolB Klasseija of Glasse Pistolen of Pistool

KLEE (loensche) ring waaraan zich verscheidene loopers of valsche sleutelsbevindenKLEIFOKKER bedelaar

Grootste kleifokker oudste van de bedelaars

KLEINE MASSEMATTEN KNAPPEN hier en daar in het klein steelenKLEIN-MOKEM BAAYES gevangenis te HaarlemKLEIS zilver

zie klijfs kijsiff kriem timtimkleise biks zilveren doos- mienje zilvergeld- oksenaar of tik zilveren horloge- slang zilveren ketting- veemsteker zilveren ring- speentje zilveren knipje- drukkers zilveren signetten- tandel zilveren sleutel

KLEIS MELOGENER zilversmid(zie timtimmer)

KLEITSE GLINSTER zilveren brilKlembosch justitie of politiedienaar

Hs 1769 A Klimbosch dienaarB Klimbosch Bedelvoogd of DienaarZie Nachteluyter en Reijnjaken

KLEMS (KIT BAAYES) gevangenisKLEMONIS breekgereedschap in het algemeen

(Zie klamonis)

KLIENJE galgNaar de klienje doen gaan ter dood veroordeelen

KLIENJENEN hangenKLOF jas

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

153

KLOFTEN goederen in t algemeen kleedenHij is tof in de kloften of in den malboerem gekloft hij is goedgekleed

Klopper horlogie(vgl knol oksenaar tik)Hs 1769 A klopper horlogieB Tik klopper of knol horlogie

Kluistert van de Stighel predikantHs 1769 A Kluijstert predikantB Predikant noemen zij Kluystert van de Stighel (over gezet ishet) een paep van de Duyvel)

KLUIT gezetKluit slot

vgl kiejere schoget kiejes Bargoensche kluit nachtslotHs 1769 A kluijs Een slotB kluijt een slot

KLIJFS zilver(zie kleis kijsiff kriem timtim)

KLIJME correctioneelHij heeft klijm gesjeft hij heeft correctioneel gezeten

KNAAK rijksdaalderKNAGELINK ratKNARS vonnis

(vgl knooi)

Knaspels stokkenHs 1769 A knaspels stokkenB krune of knaspels stokken (vgl krunen)

Kneulle kerelsHs 1769 A kneule kaerelB kneulle kevel (lees kerel)

Knille jongensHs 1769 A knille een JongeB Een knille een jongen

KNOESTEN vertellen verklikkenKNOKKEN slaan vechten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

154

Knol horlogie(vgl klopper oksenaar tik)Hs 1769 A en B idem

KNOOI vonnis(vgl knars)

KNOYEN1) niet bekennenKNUL manspersoon

Hs 1769 A en B knullen manspersoonenHoeft niet overgenomen te zijn

KNIJSEN kennenlou knijsen niet kennen

KOGER MEEKOF kachotKokelloos boer

Hs 1769 A kokalloos een boerB Een caffer hoers of kokalloos

KOOF hoorn(kan ook Hoorn zijn de stad Is niet uit te maken)

KOOG twintig(zie kaf)

KOOI Christen(vgl Kalf)

KOOKER kind(vgl kotum kotumpies kotrim)

KOOTER BAAIJES gevangenis te HoornKOOTME crimineel

Hij heeft kootme gesjeft hij heeft crimineel gezetenKootme gesjeft voor altijd gevangen zitten

KOP guldenKOPERSLAGER justitie of politiedienaarKOPGES HANDELEN diefstal doen met binden enz of zich zwart maken eenedaad plegen waarmede de galg gemoeid isKOPPERINK2) (18) schaar of scheer

1) C a r t o u c h e geeft bekennen2) C a r t o u c h e kipperink en kippening

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

155

Koro bierkanHs 1769 A en B Idem

KORTJAN hooiHs 1769 A en B idemKan oorspronkelijk zijn Is door mij herhaaldelijk opgeteekend

KOSSE broodKOTERIG klein jongKOTERUM jongenKOTRIM kinderen

(vgl kooker kotum kotumpies)

KOTSEN bekennen vertellen verpraten liegenHij heeft gekotst tegen den Sienemer Hij heeft aan den dienaarbekend

KOTUM kind(vgl kooker kotumpies kotrim)

KOTUMPIES kinderen(vgl kooker kotum kotrim)

KOUDE lijkKOUSERE goed om te stelen

Hij was kouser toen hij verschut werd hij had niets van het gestolengoed bij zich toen hij gearresteerd werd

Kout meisjeHs 1769 A kout mesB sakkem kout of schoeri een mesMeisje moet mesje zijn De fout kan ontstaan zijn doordat deafschrijver in de tweede kolom een regel te laag keekvgl Blij sakkem saccum en schoerie

KOUWEREN (geen bet opgegeven)KOVET hoed

(vgl kowerd)

KOWERD hoed(vgl kovet)

Kraagrik snaphaan geweer(zie kraakers)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

156

Hs 1769 A krakerik snaphaanB krakerik of kraagrig snaphaen

KRAAKERS snaphaan geweer(zie kraagrik)

Krakgenis schoengespenHs 1769 A krakgerrig schoengespenB een krakgerrig Schoen Gespen

KRABBEDAAYEN twistenKriem zilver

zie kleis klijfs kijsiff timtim

Krieijen schreeuwenHs 1769 A en B idem

KROMKOP breekijzer of koevoetKROP weinigKROUT GILLES (ook krouten) in de winkelhuizen loopen om te stelenKROUTERS (MELOGE) mindere bediendenKROUTEN hardloopen loopen

(vgl krout gilles)

KRUIZEN SLAAN afdrukken van sloten nemenKrunen stokken

(vgl knaspels)

Kuggen liggenHs 1769 A en B idem

KUINE kaasKURRY koffieboonenKURRYPIKKER iemand die in koffybalen met een mesje eene opening maakten zijne zakken volsteektKijsiff zilver

zie kleis klijfs kriem timtim en roepHs 1769 A idemB kijsiff kriem of roep

LAAYENEN lezenLa fouis maneschijn

Hs 1769 A Fonis maanschijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

157

B La Fonis maeneschijnHet verkeerd afschrijven van B is hier duidelijk

LAKIJVE meid dienstmeid(zie lekijve)

Lalapani koffie(zie zwartje)Hs 1769 A en B Calopani koffieHier heeft de afschrijver een C voor een L aangezien De hoofdletterC in t Hs B heeft iets van een kleine letter 1

LAMMEREN clieumlntenLAMMERT veertig

(lees dertig)

LANDING MAKEN bellenLANDING KRIJGEN verhindering krijgen of ontdekt worden bij het plegen vaneen diefstal (vgl opstoot krijgen)LANDINGMAKERIJ ontdekt worden tijdens het plegen van een diefstal verjaagdworden (bijeenroeping)Lange pennemes

Hs 1769 A en B idem

LANGE HANNES geesselpaalLangerik tafel

Hs 1769 A en B idem

LAP drostHs 1769 A en B idem

LAPJE geldLARIE SPIESE pandjeshuisLEEGUM (legem) brood

Legum in de wind brood van medegevangenen koopen

LEFFIE veel ondernemenLEGEM brood

(zie leegum)

LEILE licht(lees nacht)

LEILE MASSEMAT diefstal bij nacht

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

158

LEKIJVE meid dienstmeid(vgl lakijve)De lekijve baldoverde mij de meid bespiedde mij

LENSEN uithoorenLIF moedLigteren dienen

Hs 1769 A en B idem

Ligterik oogHs 1769 A en B Ligteriks oogen

LIK gevangenisLINK slecht diefachtigLINKE (Bollebof van de -) presidentLINKE LEIJER lantaarnLINKSCHE spionLOEF HEBBEN in het spel winnen

Hij heeft loef hij wint

LOENSCH valschLoensche tandel of kien valsche sleutelLoensche tandel aanslaan beproeven of een valsche sleutel pastLoensche cassaaf feberen een valsche brief schrijvenLoensche flepjes vervalschte couponsLoensch Ninje (lees Minje) valsch geldLoensche gesibe (op - hollege) valsch geschrift op valschepapieren reizenLoensch pieren valsch spelenLoensch kappen (18)1) valsche verklaring

LOENSCH koperLoensche fok koperen bril- biks koperen doos

LOENSCHE KLEE ring waaraan zich verscheidene loopers of valsche sleutelsbevindenLoeijen Binden en boeien

1) C a r t o u c h e kappen spreeken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

159

(zie gevelen en peperen)Hs 1769 A Loeijen bindenB Loeyen of gevelen binden

LOGERIK soldaatLOU neen niet vergeefs

(vgl Louw en Luacuteene)Lou kotsen niet bekennenLou sjoege steeken niet inprentenLou knijssen niet kennenLou sink stieken niet waarschuwen

LOUME DIBBEREN niet spreken(lees lou medibberen)

LOUW geen neen niet vergeefs(zie Lou en Luacuteene)

LUacuteENE geen neen niet vergeefs(vgl Lou en Louw)

Lufferk behangselHs 1769 A Leifferik BehangzelB Lufferk Behangsel

LULKE pijpLIJMEREN vrijpratenMAFFIE vijfstuiver stukMaggelen diefstal plegen stelen

vgl BoxenHs 1769 A Maggelen spreekenB Boxen maggelen Tioren krimmelen(Kan ook zijn dat er Fioren staat)

MAJEM waterOp majem en legum zitten op water en brood zitten(vgl mijem)

MAKAAIJEM slagMAKAAIJUMME slaan vechten

een - geven een slag toebrengengemakaayumd geslagen

MALBOEREM (IN DEN) goed

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

160

Hij is in den malboerem gekloft hij is goed gekleed

Mallin loodHs 1769 A en B Malliu lood

MANDJE paardMARRETJE moeder van een dief

Marretjes spiese moeders huis (zie mergie)

MARWIEGER UIT DE PISTOLE dief van aanzienMASSEMATTEN buit werktuigen

Massematten gehandeld hebben gestolenMassematten verpassen gestolen goederen bij een helerverkoopenSjofele massematten gestolen goederen van weinig waardeHij flikkerde de massematten in t majem hij wierp t gestolene goedin t waterKleine massemat opknappen hier en daar wat stelenLaat ons dat - eens opknappen laat ons dat diefstalletje eens doenMassematten handelen diefstal plegen stelenJomme massemat diefstal bij dagAanslaan om de - te handelen plan van een diefstal ontwerpenIemand over een - aanslaan Iemand vragen of hij een diefstal wilmeedoenHij sloeg mij aan om een m te handelenHij heeft de - gerojumd gebaldoverd of gesnouwd hij heeft eendiefstal afgekeken daaromtrent de noodige aanwijzing gedaanMassematten gepakt diefstal afspreken afgesproken diefstal

MASSOMME MASSEMATTEN HANDELEN er is goud bij te stelen (vgl Moos)Masteren klappen

Hs 1769 A en B idem

Mattaf kelderHs 1769 A Mastaf kelderB Mattaf kelder

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

161

De vorm Mattaf is de juistePfister 1812 (Kluge p 302 no 585) mattaf Keller (naast mattor)

MEFALPOLSE verhoorder ondervragerDe mefalpolser ook grannige serrore mefalpolsde mij gognummaar ik kotste niet of sliegende of sloeg niet door de regter terinstructie ondervroeg mij loos maar ik bekende niet (zie Pelse)

MEFALPOLSE(N) ondervragen(zie pelse(n))

MEILIG koningMEILIGEN koninginMELOGEJAN VAN T MELOGEN opperste van de werkzaamhedenMELOGE KROUTERS mindere bediendenMELOGEMEN werkenMELOGEN (Bollebof van t -) opperste van de werkzaamhedenMelogener smidMEM veertigMemier koopman

Hs 1769 A Memles koopmanB Memler koopman

MERG vaderMERGIE moeder ook marretje

(zie marretje)

Merl sabelHs 1769 A en B Merl hartsvanger of s(z)abel

MIETE bed om op te slapenMIGCHELEN lachenMINJE geld

(zie missomme monny moos)

MINJEN NOSSEER geldschieter op gestolen goederen(lees nosser)

MISPET (Bollebof van de -) procureur crimineel- of van het HofMISPOT hof

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

162

MISSOMME geld(vgl minje monny moos)

MOIRE inktkokerMOKUM stad in t algemeen

Mokum Rijst of Brijst RotterdamMokum Lammert majim LeeuwardenMokum Lammert Hoorn Stad Leiden- Kaf s Hertogenbosch- Olf Amsterdam- Aye Alkmaar- Jaar Arnhem- Dollet Delft- Majim Dortrecht- Heif s Gravenhage- Grouw Groningen- Sooyen Haarlem

MOLBORS goederen in t algemeenMOLLEN doodsteken om t leven brengen vermoorden

Hakt hem mol maak hem kapot

MONEJASKE kerkMONNY geld

(zie minje missomme moos)

MOOS geld(zie minje missomme monny)Geen moos geen jajim geen geld geen brandewijn

MOOS (LOENSCH BAJES MOOS) valsche fictieve munt (verdichte munt alleengangbaar in de gevangenis)MOOS MESOMME OF MASSEMAT OF HANDELEN diefstal van klinkende munt

(Zal wel moeten zijn moos of mesomme massemat handelen)

MOOSER verraderAls moosser doorslaan verraderlijk handelen

Moosjer geregtsdienaar ook spion Gids stille gids(zie weets)

MOSER DOORSLAAN bedriegen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

163

Moskero schoutHs 1769 A Moskero schoutB Schoffert of Moskero schout

MOUSJE ijzer- ribben Breekijzer of koevoet- brommer ijzeren ketel- slang ijzeren ketting- ronde ijzeren pot

MURGPIJPJE rol (katoen)MUS wambuisMIJEM water

vgl majem

Mijen wijnHs 1769 A en B Meijem (vgl Hespe en Sourem)

NA neenNACHTBAAYES nachtverblijfNachteluyte bedelvoogd (politiedienaar)

Hs 1769 A Nagt-Cluijter DienaerB Bedelvoogt of Dienaer Nagt Cluijter woutje klimbosch ofReijnjakenEr kan in B ook staan Nagt Sluiter De vorm van V e r w o e r t berustop fout lezen (vgl Klembosch en Reijnjaken)

NAFKE dameNAIRIS kaarsNAVIGE niets

Wij hebben een navige en landing of opstoot gehad wij hebbenniets opgedaan en zijn verjaagd

NEKOF gevangenisNERES straatlantaarnNERIS brandmerk licht

Hs 1769 A en B Neris lichtHoeft niet door V overgenomen te zijn

NEURIE sterke drank geneverNeurie buizen sterke drank drinken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

164

Hs 1769 A en B geven dit woord ook t Behoeft echter niet doorV overgenomen te zijn (vgl Clamot Sourem Gevinkelde gegpa)

NIBBEL katoene stofNIESSE dameNIFTEREN doodmaken

Nifteren maakt u peijger moorden maakt u dood

NOEN vijftigNOEN zestigNOSSENE geven

Nossum hem stikum dit cassaafje geef hem stil dit briefje

NURRIE borrelZien wie voor de nurrie bloeden zal wie den borrel betalen zal

NIJFT mes knipmesMet een nijft om gaayes maken met een mes doodstekenMijn nijft fileren mijn mes aanzetten

OEVER broodbakkerOKSENAAR horlogie

(vgl klopper knol tik)

OKSENER horlogie(zie oksenaar)Oksener met een zwiebel horlogie met een ketting

OLMS oudONDERMAKKEREN achterhouden zich iets stil toeeumligenen

Hij ondermakkerde van de massemat hij stal van het gestolenevoor zich

ONDERMAKKEREN in het geheim iemand kwaad wrochtenHij heeft mij ondermakkerd hij heeft mij hier en daar den voet geligt

OPGOOIJEN betichten ten laste leggenIemand een loensche bonjer opgooijen iemand valschelijk van ietsbetichten

OPKNAPPEN (de rommel) alles weghalenLaat ons dat massematje eens opknappen laat ons dat diefstalletjeeens doen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

165

OPLOOPEN opdoenIk heb navige opgeloopen ik heb niets opgedaan

OPSTOOT KRIJGEN ontdekt worden tijdens het plegen van een diefstalverhindering krijgen (zie Landing krijgen)OPSMIKKEN openen

Deen opsmikken deur openen

OPVOEREN aansporenOSSEN dobbelsteenen

(vgl ossenpooten)

OSSENPOOTEN dobbelsteenen(vgl ossen)

PAITSEG paschenPALMEGOON militair soldaatPALMEGOONS (Bollebof der -) generaalPAR1) wambuisPASSER heeler opkooper van gestolen goed

(vgl patser en peender)

PATSER heeler opkooper van gestolen goed(vgl passer)

PEENDER heeler opkooper van gestolen goed(vgl passer)

PELSE verhoorder ondervrager(vgl Mefalpolse)

PELSEN ondervragen verhooren(zie Mefalpolsen)

Pen tangHs 1769 A Pen tangB Per (lees pen) tangBestiept de pen en fliktse in de fonk krijgt de tang en steekse int vuur

PEPER touwPEPEREN binden en boeien

(zie loeijen en gevelen)

1) L e g e n d e 1640 heeft Par p Verwoert geeft hier par zonder opgave van ontleening

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

166

PEY jasGrandige pey mooye jas

PEYGER doodPheen zuster

Hs 1769 A en B idem

Phraal broederHs 1769 A en B idem

PIEMELEN waterenPIEREN spelen dobbelen

Loensch pieren valsch spelen

PIETERMANNETJES kleine zilveren messenPIKKER vorkPLATVIN portefeuillePLAT KRIJGEN omkoopen

De geschivesse zijn plat de getuigen zijn omgekocht

PLAT WORDEN in het spel verliezenPlaijen pijnigen

Hs 1769 A Plaijen inten pijnigenB Slaijen inten pijnigen (vgl Inten)

PLEINJENEN huilenPLEITEN vrijkomen weggaanPlompe water

Hs 1769 A Plompe waterB Plompe of mijem water

Pluger1) diakenPnoyen deelen

Hs 1769 A en B idem

POCKENEN pratenPOEPJE (de) geldPOETSEN heengaan wegloopenPOOREM aangezicht gezicht

(vgl Poruacutem)

POOSER vleeschPOOTER voortvluchtig

1) Uit N e p v e u Legende 1640 heeft Pflueger

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

167

PORUacuteM aangezicht gezicht(vgl poorem)

POSER cent of duitPRINCERIJ (Bollebof van de -) hoofd der politie of justitiePrinse baayes heerenhuis

Hs 1769 A Prinse beije een kasteel heerenhuisB Prince Beijes kasteel (vgl katelerken)

PRINSERIJ justitie of politieDe prinserij is bekaan de politie is hier

PROTOCOLLEN proces verbaal makenPuff kist koffer

Hs 1769 A en B Puf kist

PUTZ grap poetsIemand een putz maken iemand een poets spelen

PIJ mondHald dijn pij houd den mond zwijg

RAAF predikantRani jufvrouw

Hs 1769 A en B idem

RATELEN radbraken(uit Nepveu)

Reel1) (17) krankheidREWOGHEN aandeelReynjaken bedelvoogd (politiedienaar)

Hs 1769 A Reijnjaken DienaerB Reijnjaken Bedelvoogt of Dienaer(vgl Nachteluyter en klembosch)

RIBBEMOUSE koevoet breekijzer(vgl Ribben mousje)

RIBBEN MOUSJE breekijzer koevoet(vgl ribbemouse)

1) Leg 1640 Ree 1613 Ree K l u g e stelt voor reel te lezen Hgd Lib Vag heeft reel schwersiechtagS c h w e n t e r Steganologia 1620 geeft ook reel maar in de bet zwaar Zal siechtag welover t hoofd gezien hebben B o n V u l c a n i u s 1597 heeft ree gravis morbus (afschriftvan LV van 1547)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

168

RIEMEN HIFTEN ramen openschuivenRIEMEN hardloopen

(vgl riemert schoppen)

RIEMERT SCHOPPEN hardloopen(vgl riemen)Sccedilheft u riemert maak u uit de voeten

RISPEL strooHs 1769 A en B idemHoeft niet overgenomen te zijn (vgl Roesert)

ROEN vrouw(uit N e p v e u )

Roep zilver(vgl kleis kijsiff timtim)Hs 1769 A en B idem

ROESERT strooHs 1769 A en B idemHoeft niet overgenomen te zijn

RONDE potmousje ronde ijzeren pot

ROODE koper muntstukROOD LINTJE snede in het gezigtROOYUMME afkijken afloeren zien

Hij heeft de massemat gerooyumd hij heeft de diefstal afgekekendaaromtrent de noodige aanwijzing gedaanRooyum eens zie eens

ROSSESJOON nieuwjaarROT guit

Gognuacutemme rot doorslepen guit

Rounen zienHs 1769 A en B Roune zien

Rout schellen zilveren gespenHs 1769 A en B Routschellen zilvere gesp(en)(vgl Crime blieke)

Roije bierHs 1769 A en B Roije bier

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

169

RIJSTER strooSABBEREN breken

Deen sabberen deur breken

Saccum meisjeHs 1769 A saccum melkB kouth of saccum melkDaar boven staat meysje De afschrijver heeft zich hier vergist(vgl kout)

SAKKEN mes(zie sakkum)

Sakken gesakt trouwen getrouwdHs 1769 A sakke trouwenB Gesakt of sakke trouwen(ook N e p v e u geeft den vorm gesakt)

Sakkum mes(zie sakken en sokkum)Hs 1769 A en B sakkem

SALDSOOF (FOKSE) gouden tien gulden stukSANGER pijp

(vgl souger)

SANKE huwenHij is met een gondel gesankt hij is met een ligt vrouwspersoongehuwd

SAS zuikerSASSEME dronken drinkenSchabber breekijzer

Hs 1769 A en B idem

Schaprelje kastHs 1769 A en B idem

SCHARFEN koopenSCHARVANTEREN rondloopen rondslenteren of er iets op het oog te krijgen isSCHEER cent of duitSCHEL rammelaarSCHEMP naam

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

170

Op een loensche schemp sjeffen op een valsche naam gevangenzitten

SCHEFFEN staanLaat die vrijer scheffen laat die kerel staan

SCHEFTEN zetten(lees het op een loopen zetten)Scheft u riemert maak u uit te voeten

SCHEFTEN IN DE BAAYES in de gevangenis zittenSchel moordpriem

Niet in Hs 1769 A dit geeft steunis idHs 1769 B Schel Moord-PriemWel heeft B steunis een stok van een Moord-Priem

SCHIBUS GAAN (MET DE MASSEMATTEN) Met de buit doorgaanHet op een loopen zetten zich uit de voeten maken

SCHIBUS heen wegHij is schibus hij is heen

Schiebin bed om op te slapenHs 1769 A Schiebin een bedB Een Bed een bult of Schiebin

Schoerie mesHs 1769 A nietB Schoeri een mes (vgl kout saccum sakkum)

SCHOFELE BAAYES bedelaarsgestichtSCHOGET slot

(vgl kiejes kiejere en kluit)

SCHOKER beitel(vgl It hakker op in)

SCHOKEREN breekenDoor de gom schokeren door de muur breeken

SCHOKKEN gevenSCHOLLEM of SCHOLM kaak schavot

Op t scholm te kijk staan op t schavot te pronk staan

SCHONEN HANDELEN kleedingstukken stelen(lees schoren)

SCHOOL kerk vroegmis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

171

SCHOREM leugens liegenSCHOREM slecht

Schorem gekloft slecht gekleedSchoreme pey slechte jas

SCHOREN kleedingSCHORUM leugentaalSCHRANK lade

Op de schrank loopen het geld uit de lade van de toonbank stelen

SCHRENKEN inbrekenSchrenker huisbreker

Hs 1769 A en B Schrenckers zijn moordenaars en Dieven endie met zakpistolen dief en breekijsers en andere Instrumentenheijmelijk voorsien zijn

SCHREIJELINKS COURAGE kindermoedSCHUINE DEUR (achter de -) bank van leening lombard

In de bank van leening

SCHUIVEN loopenIk hoor frederiks schuiven ik hoor loopen

SCHUTTEN in de gevangenis zitten gevangen nemenSEEKOF goud (bij den jood in gebruik)SEIFEL verstand begrip

Hij heeft er geen seifel van hij heeft er geen verstand van

SEMEIJEN luisteren hoorenSemey eens luister eensIk semey amge ik hoor volk

SERRORE heer(zie serroris)Serrore uit het spiese hoofd van het gezin

SERRORIS heer(vgl serrore)

SIEM DOEN moorden vermoordenSIEN bewaarder van de gevangenis

(vgl kien)

SIEN agent van politie dienaar van justitie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

172

SIENEMERS agentenGrandige der sienemers commissaris van politieBollebof der sienemers directeur van politie

SIERLIJK stilSINK STIEKEN waarschuwen

Lou sink stieken niet waarschuwen

SINTEL boorSisser vuurSitterig stoel

(zie sitterik)

Sitterik stoel(zie Sitterig)Hs 1769 A Sitterik stoelB Sitterik of Sitterig stoel

SJAIEM sterke drank geneverSJANGER pijp rookenSJANKEN trouwenSJARPENSPIELER Heeler opkooper van gestolen goed

(vgl sjarfer)

SJARFER Heeler opkooper van gestolen goed(vgl sjarfenspieler)Hij sjarft hij heelt

SJEFFEN gevangen zittenGesjeft gevangen genomenKootme gesjeft crimineel gevangen zittenKlijme gesjeft correctioneel gevangen zitten

SJOEGE (lou - stieken) niet inprentenSjoege stieken inprenten

SJOFEL slecht niets beteekenendSjofele baaijes slecht tuchthuisSjofele massematten gestolen goederen van weinig waarde

SJONE jaar(vgl sjoon)

SJOO uur

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

173

SJOON jaar(vgl sjone)Sjone rosse nieuwjaar

SLANG kettingfokse slang gouden ketting

SLIEGENAAR verraderSLIEGENEN bekennen vertellen verpratenSLIEGENEN verwerpenSLUIMERIC slaaplakensSLUIKER verklikkerSMERIS JASPENEN op uitkijk staan

(vgl jaspenen)

SMERRIE tabak(zie smerrig)

Smerrig tabak(zie smerrie)Hs 1769 A Smerrig tabakB Smerri of smerrig

SMIERIS nachtwacht schildwachtOp smieris sjeffen op den uitkijk of schildwacht staan bij het doenvan een diefstal

SMOEEumlS pinksterenSMOESEN verhalen vertellen pratenSMOESSIE praatje voorwendselSMIJGELEN sprekenSNAAR vrouw getrouwde vrouwSNAUVEN zienSNIEVEN kijken

(vgl snoven)

SNITJE foulardSNITSEL snoeyerschaarSNOEPTAFEL te pronkstellingSnouacuteftingh snuifdoos

Hs 1769 A en B snouffingh snuifdoosA heeft nog apart snuif-intje

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

174

SNOUWEN rondloerenSnouw eens loer of zie eens rondHij heeft de massemat gesnouwd hij heeft de diefstal afgeloerd(vgl snoven snieven)

SNOVEN kijken(vgl snieven en snouwen) gesnoofd gekeken

SNIJ SNIJE1) beursSNIJ zakdoek doek

(vgl Immese)Ippesche snij zijde doekLoensche snij katoene doek

Soeje goudHs 1769 A Soeje goudB Soeye vos of Sonnekeij (vgl Sonnekrij)

SOELE gereformeerde kerkTovele moonsche soele roomsche kerk

SOELE MASSEMAT diefstal terwijl de menschen naar de kerk zijn(vgl tippe)

SOFFER paard(lees sosser)

SOGER beitelSOGERE MAJIM getrokken koffijSOKKUM knipmes

(vgl sakkum)

Sonnekrij goudHs 1759 A en B Sonnekeij goud

SOOF (soven) gulden guldensSOOYEN zevenSOREF sterke drank geneverSORUacuteM sterke drank

(vgl sourem)

SOSSEM paard(vgl sosser sussem en trapperman)

1) t Lib Vag heeft overal suye Deze vorm is uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

175

SOSSER paardMet een sosser aangefokt daar komt iemand te paard aangefokt(vgl sossem sussem)

SOUGER pijp(vgl sanger)

SOUGEREN rookenSourem sterke drank

(vgl sorum gevinkelde gegpa en hespe)

SPAANSCHE MAT VERKWANSELEN1) eed doenDe verkwanselde Spaansche mat inwisselen eed breken

SPANGER KAAUWEN pijp rookenSPANJE UtrechtSPANNEN aanzien zien uitzien

Span de aijene eens zie eens uitHij spant het hij ziet het

SPAR stokSPARBER paraplu

(vgl sparwer)

SPARWER paraplu(vgl sparder)

Speedrig laken en dekenHs 1769 A speedrig een laken of dekenB speedrig een laken en deken

SPEENTJE beugeltasch knipje aan eene beursSPEENVARKENTJE beugeltasch kniptaschje of beugeltjeSpiekel glasvenster

Hs 1769 A Spikkel vengster

1) Verwoert geeft van deze uitdr de volgende verklaring lsquoIn het laatst der vorige eeuw bevondzich een matroos te Amsterdam in het rasphuis overtuigd herhaaldelijk valschelijk te hebbengezworen ten voordeele van zijn kapitein Voor elke eed ontving hij een Spaansche matVroeg men hem naar zijn misdaad antwoord(d)e hij ik heb Spaansche matten verkwanseldwelke uitdrukking daarna in de dieventaal is opgenomenrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

176

B Spikkel vinenter of venetter vengsterglas vengster spickelglas vengster

Spielepin steekHs 1769 A en B idem

SPIESE huis gevangenis tuchthuisLarie spiese pandjeshuisGrandige toespiese heerenhuisSpiese is amge de menschen zijn thuisSpiese is bezoek de menschen zijn uitMarretjes spiese moeders huis

SPINNEKOP doekspeldSPLIET gouden tienguldenstuk

Halve spliet gouden vijfgulden stuk

Sprijtsels lakensHs 1769 A en B idem

Staa je mee gaat ge meeHs 1769 A staaje mee gaat gij mecirceB Staaje mee Gaaje mee

STAANAAFFE dorpSTANTJE eenige menschen bij elkaarSteggeris degen

Hs 1769 A en B Steggerig degen (vgl charo)

Sterling katHs 1769 A en B idem

Stibbelens stalHs 1769 A en B idem

Stichel duivelHs 1769 A Stichel duivelB Stickel of Obij Duyvel(vgl kluistert van de stighel)

Stighel (kluistert van de) predikant(vgl stichel)

STIKUM geheim zwijgenIn stikum feberen in het geheim brieven schrijvenNossen hem stikum dit cassaafje geef hem stil dit briefje

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

177

Houd het stikum zwijg het

STOEPEN geesselen(uit Nepveu)

Stoetsen loopenHs 1769 A Stoetsen loopenB Fokken of stoetsen loopen (vgl Fokken)

Straaij omvoog loop wegHs 1769 A en B Straaij om vooij loop weg

STREEP leugensSTREEPTREKKEN iemand bedriegen iets op den mouw speldenStrupsels laarzen schoenen

Hs 1769 A en B Strupsels laersen

Stubeler spionHs 1769 A en B stubeler soldaat(zie Blij)De afschrijver heeft hier en bij Blij in de tweede kolom telkens eacuteenregel te hoog gelezen Dit is alleen mogelijk in Hs B

SUSSEM paard(vgl sosser en sossem)

Swegten drinkenHs 1769 A Swegten drinkenB Swegten Buysen drinken

Swieter hout(vgl Swigter en Fromme)Hs 1769 A Swieter houtB idem

Swigt molenHs 1769 A en B idem(vgl Coddele)

Swigter hout(vgl Swieter en Fromme)Niet in Hs 1769 AB Swigter hout

SWIGTER molder

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

178

SIJBEL BAAIJES beste kamer geheim gemakSIJKES ChristenTAFELTIMTIM tafelzilverTAILLE geesselpaalTAILLER scherprechterTALVEN bedelen vragenTALVENAAR bedelaarTANDEL sleutel

Loensche tandel valsche sleutelEen loensche tandel aanslaan beproeven of een gemaakte valschesleutel op het slot pastFokse tandel gouden sleutelLoensche tandel melogenen valsche sleutel maken(vgl tantel)

TANNE kagchelTANTEL sleutel

(zie tandel)

Tappert soldaatHs 1769 A Tappert zolderB Hogerik of Tappert solder(vgl Hoogerik)Hier begint de fout die zich bij Stubeler en Blij herhaalt(zie daar)

TEEK AF1) (18) onthoofden onthalzenTiaro schotel

Hs 1769 A en B idem Bord of schotel

TIK horlogie(vgl klopper knol oksenaar)Tik met de bengel horloge met kettingHs 1769 A en B idemHet zinnetje is van Verwoert

TIMTIM zilver(zie kleis klijfs kijsiff kriem)

1) C a r t o u c h e teef af

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

179

TIMTIMMER zilversmid(zie kleis melogener)

TIP kerkTIPPE MASSEMAT diefstal terwijl de menschen naar de kerk zijn

(vgl soele)

TIS negenJoedtis negentien

TOESPIESE heerenhuisTOF belangrijk knap goed

Hij kwam er tof af hij kwam er goed afHij is een toffe vrijer hij is een knappe kerelHij is tof in de kloften hij is goed gekleed(vgl kauser)

TOFELMONES een roomscheTOPPIL hoedTotis of in t kitje komen gevangen worden

Hs 1769 A Totis of in t kitje komen idB Totes of in t kitje komen id

TOVELE MOONSCHE OF TOFELE MONE JAIKI SOELE roomsche kerk(lees jaski of soele)

Trapperman paardHs 1769 A idemB Een sossem drappermantje of Trapperman een paerd(vgl Sossem)

TRAPPERS schoenen laarzenTREBSELS kousen

Hs 1769 A en B Freckzels kousenDe F waar men een T zou willen hebben staat duidelijk in beideHss

TREIFEL bewijsbaar bloot op heeterdaadTreifel verschut op heeterdaad betrapt(vgl Trijfel)

Triem die men slaaje weg die men gaatHs 1769 A Triem een wegB Friem Brederik of Forach die men Staaje weg een weg diemen gaet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

180

Er staat in B inderdaad een F hoeveel Forach (= dērech weg)zeker een T moet hebben (vgl Brederik)

Tritteling schoenen en laarzenHs 1769 A Tretteling een schoenB Schoenen Trieijers of Tretteling

TROM herberg kroeg van de laagste soort waar dieven en andere misdadigersgewoonlijk te zamenkomenTRIJFEL bewijsbaar bloot op heeterdaadTURFTREKKEN zakkenrollenTIJBEL TIJBELTJE kist kistjeUITSABBEREN uit de gevangenis vluchten

Uitgesabberd uit de gevangenis gevlucht

VAART praatje voorwendsel uitbrekenVal deur

Hs 1769 A ValB Val of Dielis deurt Woord komt bij V alleen voor in de uitdr Baffe de val (zie daar)

VARKEN beugeltaschVEBEREN of FEBEREN schrijvenVEEMSTE vingerringVerblassen wurgen

Hs 1769 A en B idem

VERDIENEN steelenVERDIENSTEN dieverijVERDONKERE MANEN wegmaken iets verbergenVERGOKKEN verdobbelen verspeelenVERKNOEYENDE GAPER verraderlijke mondVERKNOLLEN openbaarmaken vertellen

Hij verknolde de heele rommel hij vertelde alles

VERKNOLT bezwaarlijk inkomenVERKNOOYEN verwachten

Ik zal je verknooyen ik zal je verwachten

VERKOUTEREN begravenVERLENGD WORDEN bekend worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

181

VERLUNSEN1) verstaan hoorenVerluns je versta je

VERNOLLEN sluiten digtmakenDe deelis is vernold de deur is gesloten

VERPASSEN bij een heeler verkoopenVERPATSEN verkoopenVERSCHUTTEN VERSCHUT arresteeren in hechtenis genomen en de zaakbewijsbaar

Bot op verschut op de daad betraptGeschut worden in hechtenis genomen(vgl voorschut)

VERSCHUTTING betrappingVERSENKT2) verkwanseltVERSLIEGEND verradenVERSMAJEMER rechter commissarisVERTOESTEN verzwijgen bedekken verbergen wegstoppen

(zie vertoetschen)

VERTOETSCHEN verzwijgen bedekken verbergen wegstoppen(zie vertoesten)Hij hield vertoetst (of stikuacutem) dat hij meer gesjeft had hij verzweegdat hij meer gevangen had gezeten

VERTOETSCHER heelerVlasche dorp

Hs 1769 A Vlascke dorpB Vlascke of Ipse DropDrop zal wel een schrijffout zijn voor dorp

Vonk brandmerkVonk op den douw brandmerk op den rugHs 1769 B Fonk op den douw brandmerk op den rugA Fonk op den dow idem(vgl Don)

VONK sterke drank vuur

1) L e g e n d e alleen verstaan2) Uit N e p v e u L e g e n d e heeft versenken verhandelen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

182

VONKEN brandmerkenVOORBIJ SCHUIVEN voorbij loopenVOORSCHUT in de gevangenis zitten

Voorschut geraakt in hechtenis genomen en de zaak bewijsbaar(zie verschutten)

Vreeschopper zakkenrollerHs 1769 A en B idem

VREYER VAN DE BATTERIK matroosVRIJER man manspersoon kerel

Laat dien vrijer scheffen laat dien kerel staan

Vuur jaHs 1769 A en B idem

WEETS of MOOSJER gerechtsdienaar of spionWEGMOFFELEN wegstoppenWIDDELTJE horlogieveerWIEBERIG KROUTEN doorloopen wegloopen heengaan

Ik zag een siener en kroute wieberig ik zag een dienaar en gingheen

WIEDES dom onnoozel(vgl wiedstok)

WIEDSTOK dom onnoozel(vgl wiedes)

WIES KROUTEN wegloopenWIES SABBEREN uitbrekenWIES SLAAN wegnemenWOOF zesYS vuurYSJESINGE tabaksdoosYTSEF tabak

(vgl Eytsef)

YZIG fabriekZEEUWIGEN rollen stelenZINKEN sein geven

Had hij mij een zink gegeven dan had ik wieberig gekrout de plaatgepoetst of schibes gegaan en ware niet ver-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

183

schut had hij mij een sein gegeven dan had ik het op een loopengezet en ware niet gearresteerd

ZOETERIK suikerZWAAYUMMEN schrijvenZWARTJE koffieZWENDEL betrapt worden overtuigd zijn

Wij werden zwendel wij werden betraptGij zijt zwendel gij zijt overtuigd

ZWIEBEL VAN EEN OKSENER ketting van het horloge

Buiten de woordenlijst om geeft Verwoert Verzameling van de meest gebruikelijkewoorden van het Bargoens of de zgn dieventaalNota deze taal wordt ook genaamd

Bargoens-Burgoens-BourgonschGielerstaal-GielerspraakRoodwalschHaltael()LandlooperstaalDieventaalZwartjestaalArgots

Duitschland

KochemerZigeunerdeutschWaldiwerijKaloschenspracheChesse LuschenSpitzbubenlateinSchurer oder plattenspracheSchleiferspracheRomanischJenischGaunerspracheRotwelsch

Kochemerloschen (= = Dibber)

Dagen der week

JOM OLF ook EGETZondagJOM BEYSMaandagJOM KIMMELDinsdagJOM DOLKWoensdagJOM HIJDonderdagJOM WOOFVrijdagJOM MENONGE ook ZOOJENZaterdag

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

184

Feestdagen

ROSSE SJOONNieuwjaarPAITSEGPaschenSMOEEumlSPinksteren

Munten

POSER POOSJECent of duitBIESJES BAS ook BATSStuiver (5 cts)BASJES HONDJE BYBAS BETH BASDubbeltje (10 cts)MAFFIE HE-BAS HETJEVijfstuiverstuk of kwartjeSOOFGuldenRADDaalderTOFFERADDrie guldenHALVE FOKSE JOETER OF SPLIETVijf guldenstukJOED SOOF JOD SOOF FOKSE JOETER OFSPLIET

Tien guldenstuk

GESJANKTEAcht en twintigGIMEL BASDrie stuiversDALETH BASVier stuiversJODBAS GOOTSE SOOFTien stuiversKAF SOOFTwintig guldenMEM SOOFVeertig guldenME SOOFHonderd guldenJOD ME SOOFDuizend guldenJOD RADDENTien daalders

EGERTOLF ook EGET1BETHBEYS2GEMELKIMMEL3DALETHDOLK ook DALLET4HEHY HEIT5VAUWOF6ZAINZOOGEN()7

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

185

HETHGIS8TETHTIS9JODJOED10

(CAPH)1)JOED OLF ook EGET11

LAMEDCAPTI SJONE JOED BEYS12MEMJOED KIMMEL13NUNJOED DOLK of DOLLET14TAMECHJOED HIJ HEIT15HAJINJOED WOOF16PEJOED ZOOJEN17

JOED GIS18JOED TIS19KAF20KAF JOET30LAMMET40MEM50NOEN60

Boven de 20 kan men naar verkiezen tellen bv ik wil noemen 63 nu kan ik tellenkimmel kaf kimmel is 63 of wol joet ()2) kimmel is ook 63Ik wil tellen 85 nu kan men uitspreken Gis joet Heit of Dolk kaf heit beide is 85Ik wil tellen 36 nu kan ik zeggen Kaf joet woof is 36 of Kimmel joet woof is ook

36

N i j m e g e n J MOORMANN

1) Hier is V de kluts heelemaal kwijt2) Lees woof joet kimmel

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

186

Kleine mededeelingen

136 Simoon (Hertspieghel IV 110)

De regel uit het pittige 4e boek van den Hertspieghel

Op Sein Simoon en Loir wij vaak nu woningh maken

is met zijn onvindbare rivier de lsquoSimoonrsquo een oude bekende die door Vlamingsweinig zeggende aanteekening lsquodrie rivieren in Vrankrijkrsquo nooit duidelijker isgeworden De hr Zijderveld (Tijdschr 44 221) wil aannemen dat geschreven islsquoLemansrsquo waarmee dan op Garnier gedoeld zou zijn Dit zou kunnen maar het isgrafisch wel wat heel gewaagd Zou niet gelezen moeten worden Saoon (desnoodsin den ouderen vorm Sangoon of Saucoon Dan komen we in Lyon terecht watheel goed past bij den gedachtengang van den dichter want die stad was met haarvele drukkerijen in het midden der 16e eeuw eenmiddelpunt van in- en uitheemscheletterkundigen waar zich een vermaarde dichterkring ontwikkeld had die tebeschouwen is als lsquola transition de Marot agrave Ronsard Dans leacutecole lyonnaise apparaicirctcomme une premiegravere eacutebauche de lesprit de la Pleacuteiade Lyon dans notre histoirelitteacuteraire a eu des destineacutees particuliegraveres lAllemagne lItalie la France y mecirclentleurs geacutenies (De aanhalingen zijn uit Lanson Histoire ill de la litteacuterature fra I2078) Dit alles zal de renaissance-man Spieghel wel geweten hebben Zie ookBeacutedier et Hazard Histoire de la litt franccedil illustreacutee I 171

G r o n i n g e n GA NAUTA

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

187

Gaauwdiefs gramaticaMet een facsimileacute

In het archief van het Heilige Geest- of Armewees- en -kinderhuis aan deHooglandsche Kerkgracht te Leiden1) bevindt zich een folio-vel papier (32 bij 31cM) waarvan het watermerk het wapen van Amsterdam en de letters GDvG()vertoont het vel is alleen aan de voorzijde in vier kolommen beschreven de eerstekolom bevat een reeks teekens en namen de tweede kolom geeft van die teekensen namen de correspondeerende verklaringen De derde kolom behelst een reeksvan teekens en cijfers die elk een geldswaarde moeten uitdrukken de vierde kolomvermeldt welke geldswaarden respectievelijk door die teekens en cijfers wordenaangeduid Het schrift is dunkt mij laat-zestiende- of vroeg-zeventiende-eeuwschOp den achterkant van t vel (de vierde bladzijde) is met een negentiende-eeuwschehand geschreven Gaauwdiefs Gramatica Het is niet bekend hoe en wanneer ditstuk in het Weeshuis-archief gekomen is of vanwaar het afkomstig isWat er op dit blad staat is voorzeker geen lsquogauwdiefs-grammatikarsquo maar wegravel

behelst het een soort van lsquodieventaaltjersquo namelijk een aantal teekens en termen uitde een of andere overeengekomen taal - die het meest aan een soort van winkeltaalof geheim winkelcijfer denken doet - met de daarbij dienende verklaringen Teekensof afgesproken aanduidingen van de zes werkdagen van de week teekens enaanduidingen of vreemde (meest als Fransch herkenbare) woorden voor de namenvan een aantal kleedingstukken van eenige

1) Archief H-G-Weeshuis Stukken Afd II Portefeuille II Omslag I

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

188

stoffen en enkele voorwerpen in kolom 1 en 2 een herleiding van schellingen enponden (Vlaamsch) tot guldens in kol 2 en 4 maken den inhoud uitNaast en in verband met het uitvoerig artikel van den heer Moormann over

Bargoensch uit de negentiende maar toch tevens ook uit vroegere eeuwen mochtendeze lijsten naar t mij voorkwam wel een plaats vinden Het fotografisch facsimileop verkleinde schaal vereischt na t gezegde geen toelichting Van de woordenlijst(in kolom 1 en 2) geef ik hiertegenover naar vermogen den inhoud weer De lijstvan gelds- of muntwaarden (kolom 3 en 4) voor een groot deel heel duidelijk laatik voor t geen er mij minder duidelijk in is ter beschouwing aan meer deskundigenover De donkere plekken in de fotografie langs den rand aan den benedenhoekvan de eerste kolom zijn in t stuk zelf zoo donker niet daar zijn het gele vlekkenin het papier

L e i d e n A BEETS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

1

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

189

maendach(het teeken voor u)dincxdachmawoonſdachmedonderdach10vrijdachwSaterdachſwambaisb gupbroeckŁ calsjnnocentkakouſſenbashemtrockbarethemdencoe ()ſlaeplaecken(een teeken)ſloopentoieneuſdoekenmochoorcleyn goetbmans mantelhoheuijckeff hovrouwe rockcowachtquetTabbertEvrouwe mantelmmouwenmaſchortekleenſſregencleedtfalyCooper(een teeken)Tin(een teeken)keetelcanelſchilderijenPenturaSilver(een teeken)Gout(hetzelfde teeken) orgouwe ring(h)aneldiamantdiaknoopenbotonsTrommelſtockenbatons

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

meſſencoteldeegenſpadegout in een dooſie(teeken voor zilver) ordosiewolle laecken(een teeken)stoffe goetŁnieu lindenŁ tt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

190

Vondel op het St-Lucasfeest

Terwijl wij meenden over deze gebeurtenis wel niet uitvoerig maar toch juist te zijningelicht komt Dr Sterck in zijne Hoofdstukken over Vondel en zijn kring1) dezenzoeten waan verstoren door een geheel afwijkend verhaal te geven Bij zijnebestrijding van de gewone voorstelling maakt hij het zich echter wel wat heelgemakkelijk eerst haalt hij mijne woorden verkeerd aan en geeft dan doorcursiveering uiting aan zijne verbazing over zooveel dwaasheidHij zegt (bl 58) lsquoOm dit alles te verklaren behoeft men dus niet met Dr Leendertz

ldquoHet Leven van Vondelrdquo bl 294-295 aan te nemen dat de S-Lukasbroederstweemaal hebben feestgevierd om Vondel te huldigen ldquomaar dat het niet bekendis of hij er zelf bij is geweestrdquo den tweeden keer namelijkrsquoHad ik het werkelijk zoo geschreven dan zou het eene dwaasheid geweest zijn

die de cursiveering en meer dan dat verdiende Een huldigingsfeest waarbij degehuldigde ontbreekt Maar eer hij mij zulken onzin toedichtte had Sterck toch betergedaan met wat nauwkeuriger te lezenIk heb verteld dat Vondel 20 Oct 1653 gehuldigd werd en dat daarna eene

broederschap der Schilderkunst gesticht is die op 21 Oct 1654 een feest hieldwaarvoor Vondel zijne Inwydinge dichtte lsquomaar het is niet bekend of hij er zelfgeweest isrsquo

1) Bl 57 vlg in eene studie die al eerder (1919) verschenen was in Van Onzen Tijd XIX bl 40vlg dezelfde voorstelling gaf hij in zijne Oorkonden over Vondel en zijn Kring blz 297Eene onjuiste voorstelling geven ook CR de Klerk in Van Onzen Tijd XIX bl 35 vlg en DrJJ de Gelder Bartholomeus van der Helst bl 24

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

191

Dat is geheel in overeenstemming met de mededeelingen der tijdgenooten Maaromdat ook anderen deze onnauwkeurig gelezen hebben en misschien laterenslordig zouden kunnen lezen is het noodig die berichten nog eens na te gaan ennu eens voor al vast te stellen wat er gebeurd isEvenals de andere gilden zal ook dat van St Lucas wel geregeld zijne feesten

gevierd hebben waarin allicht de kunstschilders de leiding hadden Wij zoudenmisschien verwachten dat deze plaats hadden op 18 October den naamdag vanhun patroon waarop ook jaarlijks de overlieden gekozen werden1) Maar wij ziendat zij op 20 Oct gevierd werden Wilde men de nieuwe overlieden eerst hun ambtlaten aanvaardenWas het kieschheid tegenover deminder gegoede gildebroedersdie niet aan het feest konden deelnemen Wij weten het nietIn 1653 werd van dit feest bijzonder veel werk gemaakt Toch hebben wij daarvan

slechts eacuteeacuten bericht nl van Brandt in zijn Leven van Vondel (bl 56 uitg Hoeksmabl 92) wiens woorden wij daarom volledig aanhalenlsquoIn den jaare MDCLIII hielden eenige Schilders Poeumlten en Liefhebbers der dicht-

en schilderkunste ontrent hondert in getaale t Amsterdam S Lucas Feest daarze den twintighsten van October op S Joris Doelen ter maaltydt gingen en iemantApollo verbeeldende den Dichter Vondel ten dien einde genoodight en aan thooger eindt van de tafel op een hoogen stoel geplaatst den lauwerkrans op thoofd zette Hier werdt Apelles en Apollo de schilder- en dichtkunst vereenight alsdoor eenerhanden bandt van onderlinge gemeenschap verknocht en gelykvermaaghschaptrsquoWaar ons verteld wordt dat er omtrent honderd feestgenooten waren is het

gemakkelijk een aantal namen te noemen van hen die er kunnen geweest zijnMaar buiten Vondel is

1) Wagenaar II 470 zegt lsquoop of omtrent S Lucas-dagrsquo Het zal wel gewoonlijk op 18 Octobergeweest zijn Maar wanneer dit een Zondag of marktdag was of wanneer eene belangrijkereaangelegenheid op dezen dag viel zal de verkiezing een of meer dagen verschoven zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

192

er slechts eacuteeacuten van wien wij het weten nl Asselyn uit wiens gedichten het blijktWij moeten hier even vooruitloopen op de beschrijving van de straks te bespreken

uitgave van Asselyns Broederschap der SchilderkunstIn de 4o uitgave die wel de tweede is1) eindigt het tafelspel op C 3ro (dat is dus

bladz 21) in het midden Natuurlijk wilde de uitgever graag de drie vellen vol hebbenen daarom heeft waarschijnlijk Asselyn de overschietende 3frac12 bladzijde gevuld metgedichten betreffende het voorafgaande schildersfeest Eene aanwijzing dat dezegedichten als bladvulling bedoeld zijn ligt daarin dat zij in de folio-uitgave nietvoorkomen en dat in de 8o uitgave die zeker wel de derde is van de bladzijdendie deze gedichten bevatten 26 tot 30 niet genummerd zijn Bl 25 is wel genummerdomdat de daartegenover staande bl 24 het slot der Broederschap bevatte Maardat de volgende gedichten met de vorige niets te maken hadden werd duidelijkgemaakt door voor het cijfer 25 nog Pag te zetten zooals ook op bl 7 van het beginder Broederschap gedaan was maar verder nietDit aanhangsel heeft als algemeenen titel lsquoOp de Vereenigingh van Apelles en

Apollo Of t Jaar-gety van St Lucas Geviert door Schilders Poeumlten en Liefhebbersder zelfder Konsten op S Joris Doelen den xx October 1653rsquoDaarna volgt bij wijze van opschrift lsquoApollo ontfanght den grooten Poeumlet dien

hy onsterflijcke lof geeftrsquo En dan hieronder

Apol omringt met goddelijcke straalenOntfing aldus dat overgroote LigtO Fenix zoo in Zang en Maat-gedigtMijn Zoon ghy zult hier met mijn Lauwre praalen

1) VolgensWorp Tdschr v Ned T en Lttkunde 4 51 bestaat er nog eene folio-uitgave waarinde bijgevoegde gedichten niet voorkomen Deze heb ik niet kunnen vinden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

193

Men offerd mijn gewyde offer-vierenU godlijck breyn vervult met hooge stofMen wijd aan U onsterflijckheyt en lofEn leeft altoos in heylige Lauwrieren

Gewoonlijk vinden wij de voorstelling dat Apollo met deze verzen Vondel begroetteDat wordt ons hier echter niet verteld en de twee eerste regels maken het ookonmogelijk Alberdingk Thijm gevoelde dat en haalt dan ook in zijn Portretten vanVondel bl 137 alleen vs 3 en 4 aanHet is duidelijk dat Asselyn deze verzen na het feest heeft gemaakt en daarin

zijne herinnering heeft vastgelegd Wij hooren hier dus in Asselyns woorden dehoofdgedachte misschien zelfs enkele van de woorden waarmede Apollo dendichter ontving Maar den tekst van die toespraak hetzij dan poezie of proza kennenwij evenmin als den naam van hem die Apollo verbeelddeHierop volgen vier bijschriften op festoenen die in de zaal opgehangen waren

Misschien waren zij onder de festoenen te lezen maar de inhoud vooral van heteerste en derde wijst er eerder op dat Asselyn ook deze naderhand gemaakt heeftOnder het laatste van deze vijf versjes die alle met cursieve letter gedrukt zijn

staan Asselyns initialen

Daarna volgen drie ongeteekende gedichten

1o Aanspraak tot de Genoodighden eene tafelwet2o Gezangh beginnende lsquoLiefhebbers die zijt op dees Zael gesetenrsquo Dit werd

blijkbaar gezongen terwijl Vondel lsquoDe Wellekomst-fluyt uyt-drinckt in drie teugenrsquo3o Merkurius uyt last der Goden beveelt Mars en Herkules de Kunst met den

Staat te beschermenDeze drie gedichten1) zijn dus op het feest voorgedragen maar zij zijn waarschijnlijk

wel niet van Asselyn Wel is van hem het laatste uit dezen bundel

1) De beide eerste zijn niet overgenomen in den Hollantschen Parnas

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

194

Sonnet

Aen Jv Vondel toen zijn E het Feest van S Lucasmet zijn gezelschap vereerde

Toen t groote Licht verscheen op t Feest der KunstenaarenWas ieder een verheugdt en zoo vernoegt en blyDat wie de Vader zagh ontstack in poeumlzyNu dat de Kunst-goddin hier met Apol zou paaren

Terwijl de Priesterschap door zang en spel der snaarenBegroetten dus die Zon ocirc Fenickx van ons LandtDie t gansche Helikon doet luystren naar u trantEn wijdt aan godt Jupijn een kroon van gryze haare

Die stadig zijn omringt met heylige Lauwre-blaanWat offer zullen wy u voor dees weldaadt brandeWie danckbaer is voor gunst die heeft de gunst voldaan

Want danckbaarheydt is meecircr als duysendt offerhandenDe Vader zy vernoegt nu dat S LUCAS hierU schenckt Apelles Schilt Apol het Lauwerier

T ASSELYN

Dit gedicht is voluit geteekend Maar men behoeft slechts het begin te lezen om tezien dat het niet op het feest zelf kan zijn voorgedragen1) Ook hier hebben wijechter wel in vs 6-14 eene herinnering van hetgeen Vondel werd toegezongenDe gewone voorstelling dat al de op het feest voorgedragen verzen van Asselyn

waren moet dus zoo gewijzigd worden dat er geene verzen van hem zijnvoorgedragen Het zou ook wel vreemd zijn dat een boekbinder of karmozijnververdie als dichter nog maar weinig geleverd had op dit feest een zoo groote rol hadgespeeld

1) Zou iemand dit willen afleiden uit toen in het opschrift dan verwijs ik hem naar tal vangelijksoortige opschriften bv van Vondel lsquoWierook voor Kornelis le Blon en zyn EchtgenootElizabeth van den Kerkhove Toenze door last van hunnen heere vader den Agent my dekoningklijke keten en medalje van Koningin Christine om den hals hingenrsquo Dat dankdichtheeft Vondel toch zeker ook wel daarna gemaakt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

195

Een derde en laatste getuigenis van het huldigingsfeest is een gedicht van LMdat is Dr Lodewijk Meijer1) Het komt alleen voor in den Hollantschen Parnas (1660)bl 12 en is getiteld lsquoLauwerkrans den Hoofdpoeet Jv Vondel Den 20 October vant 1653ste Jaar op t hoofdt ghezetrsquoDe dichter vertelt dat de negen zanggodinnen twistten wie van haar Vondel zou

bekransen Apollo besliste dat zij het allen gezamenlijk zouden doen Dan volgt

Dat wyze Hooft vervultMet konsten van haar alle dan ghehultWordt daar het is in t mid der PuikpoeumltenEn rykste en machtighste der Stadt ghezeeten

Het is duidelijk dat ook dit gedicht niet op het feest zelf kan voorgedragen zijn AlsMeijer het feest heeft bijgewoond en wij ook hier eene herinnering hebben dan zoudaaruit blijken dat Vondel niet alleen door Apollo maar ook door de negen Muzengehuldigd is Maar nu Brandt van het laatste niets vertelt en Meijer van de huldigingdoor Apollo zwijgt zie ik hierin eerder eene aanwijzing dat Meijer die toen ookwaarschijnlijk nog heel jong was niet op het feest geweest isHet bovenstaande is alles wat wij van dit feest weten Wat er anders of meer van

verteld wordt is onjuist of latere vermoedens

Brandt vervolgt zijn verhaal tap lsquoTe deezer tydt quam zyne Vertaaling van HoratiusLierzangen boven gemeldt onder de pers maar buiten zyn toedoen door iemantdie een afschrift wist te bekomen Doch hy ziende den druk niet te verhinderenhieldt er de handt noch aan en droeg die vertaaling op aan de Kunstgenooten vanSint Lucas t Amsterdam Schilders

1) Van Lennep noemt hem Lucas Meyer en Worp neemt dit van hem over Maar een dichtervan dien naam is ons niet bekend Bovendien noemt het register van den Hollantschen Parnashem lsquoL Meyer M Drrsquo wat allen twijfel omtrent zijn persoon opheft

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

196

Beeldthouwers Teekenaars en hunne begunstigers tot een blyk van degenegentheit die hy hunne edele kunste toedroegh met erkentenisse der gunst eneere op hun feest genootenrsquoDeze woorden van Brandt zijn even duidelijk als de voorgaande en tot nog toe

heeft ook niemand aan de juistheid getwijfeld Maar Sterck zegt van die opdrachtdat zij lsquowas niet na de huldiging maar vooraf Het is mijn overtuiging dat die huldeplaats vond na de opdracht misschien wel naar aanleiding ervan In de opdrachtwordt met geen woord melding gemaakt van de hulde wat toch zeker het geval zouzijn indien deze daaraan was voorafgegaan en de ldquoHoratiusrdquo moest dienen als bewijsvan dankrsquoHet spijt mij maar zonder verdere bewijzen of krachtige aanwijzingen is de

lsquoovertuigingrsquo van Sterck voor mij niet voldoende om de juistheid van Brandtsmededeelingen te betwijfelen De laatste hier van hem aangehaalde zin is zekerzulk een bewijs niet Daaruit blijkt alleen dat Sterck in dat geval over die hulde zougesproken hebben maar daaruit volgt nog niet dat Vondel het ook zou moetendoen In de opdracht van zijn Jeptha aan Anna van Hoorn spreekt hij ook niet overde hulp die hij bij haar gevonden had Of geeft dit nu Sterck ook de overtuiging datBrandt zich hier vergist heeft als hij zegt dat deze opdracht lsquoaan de Vrou vanVlooswyk tot een teeken van dankbaarheit toege-eigentrsquo wasHet is in overeenstemming met Vondels gewoonte dat hij het eerste grootere

werk dat hij na de huldiging uitgaf als bewijs van dank aan de kunstgenooten vanSint Lukas opdroeg Daarentegen zou het onbegrijpelijk zijn waarom hij een werkzou opdragen niet aan een bepaald persoon niet aan eene vereeniging maar aaneene onbepaalde groep van personen Eene bepaalde groep vormden de in deopdracht genoemden toch eerst toen zij op het feest bij elkander geweest warenOok deze mededeeling van Brandt moeten wij dus als juist aannemen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

197

Er is nog een tweede feest dat wij hier moeten besprekenWaarschijnlijk hadden vele kunstschilders reeds lang de behoefte gevoeld aan

eene eigen vereeniging waar zij niet met glazenmakers koffermakers enz te zamenwaren Misschien heeft het feest van 1653 hen doen denken dat de tijd daarvoornu gekomen was Althans niet lang daarna richtten M Kretser B van der Helst Nvan Heldt Stockade en J Meures eene Broederschap der Schilderkunst op die eenjaar na het huldigingsfeest van Vondel werd ingewijd Hierover hebben wij nogminder directe berichten dan over die huldigingVoor deze gelegenheid maakte Asselyn een tafelspel waarin Pallas Apollo en

Merkurius optreden getiteld lsquoBroederschap der Schilderkunstrsquo Merkurius als debeschermgod van Amsterdam toont den beiden anderen de stad vertelt hun denoorsprong en den bloei wijst op de havens vol schepen en de prachtige gebouwenen roemt de toen regeerende schout burgemeesters en thesaurieren Daarna vraagtApollo

Wat volk vertoont zich daar met een aanzienlyk talBy een en t schijnt door iet wat Goddlyks aan-gedrevenHierop antwoordt Merkurius

De Konst-godin aan t Y

Is hier gewoon op nieuw haar Jaar-gety te vieren

Zy heeft de Schilder-konst de Zuil van haare staatHier met de banden vast van eenigheit geslooten

Bouwmeesters schilders en beeldhouwers werken hier te zamen zegt Merkuriusverder in eene reeks van verzen die misschien nog interessante toespelingenbevatten waarop wij hier echter niet behoeven in te gaan Wij halen nog slechtseen paar verzen aan

ApollMen maak een vaste bandt van eeuwge maagschappy

PallMen vier nu Jaarelyks aldus haar Jaar-gety

ApollDat nooit gewelt haar Troon met onheil komt bespringen

PallZy groey en bloey altoos in tal van gunstelingenDie haare Konste staag door reyne liefde queekt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

198

Uit de aangehaalde verzen blijkt dat de kunstenaars reeds gewoon waren jaarlijksfeest te vieren en dat de nieuwe Broederschap dit gebruik wilde bestendigenDit spel viel blijkbaar nog al in den smaak want nog in hetzelfde jaar 1654

verschenen er drie drukken van (zie boven)De volledige titel is Broederschap der Schilderkunst ingewydt door Schilders

Beeldthouwers En des Zelfs Begunstigers Op den 21 van Wynmaent 1654 op StJoris Doelen In AmsterdamHet boekje begint dan met eene opdracht1) aan Joan van Maerseveen uit welks

opschrift wij de namen leeren kennen van de vier oprichters der BroederschapTegen het einde zegt de dichter

My dunkt ik zie door u haar StaatNu rysen en den wyzen Raadt

Gelyk getrouwe Voedster-heerenHaar Broederschap met wetten eeren

De dichter vraagt dus demedewerking van dezen burgemeester om de Broederschapofficieel te doen erkennen als een zelfstandig gildeMen heeft uit dit gedicht afgeleid (Van Lennep en Alberdingk Thijm) dat

Huydecoper bij het feest voorzitter of eerevoorzitter is geweest Dat staat er echtervolstrekt niet in en uit het feit dat Asselyn hem zijn boekje opdraagt kan dat ookniet volgen Wil een romanschrijver het vertellen dan staat hem dat natuurlijk vrijmaar van historisch standpunt is het niets dan eene onbewezen mogelijkheid Zelfsbetwijfelen wij dat een regeerend burgemeester in dien tijd aan een dergelijk feestzou deelnemen en zoo ja of het wel kiesch zou zijn hem bij die gelegenheid eenverzoek te doen met betrekking tot zijn ambtVerder bevat het boekje een gedichtje van Vondel het

1) Deze is niet opgenomen in den Hollantschen Parnas waar wij wel de andere gedichten vanAsselyn vinden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

199

tafelspel van Asselyn en het reeds besproken aanhangsel1)Vele schrijvers nemen aan dat Vondel zijn gedicht (VL VI 380 Unger

1654-1655 bl 145) op het feest heeft voorgedragen Maar geen der tijdgenootenvertelt dat Daarom zegt Worp (Tdschr 4 50) zeer voorzichtig dat het lsquoniet metzekerheid bekendrsquo is of Vondel bij dit feest tegenwoordig was Unger en ik hebbendat van hem overgenomen Worp zegt verder dat Vondel lsquoeen sonnet op hetgenootschap maaktersquo terwijl Unger zoo voorzichtig is van alleen maar te zeggendat het in Asselyns Broederschap der Schilderkunst is opgenomen In mijn Levenvan Vondel bl 295 ben ik gedeeltelijk tot de oude meening teruggekeerd door tezeggen dat Vondel het gedicht voor het feest maakte Bij nader overweging sluit ikmij nu meer bij Worp en Unger aanHet is natuurlijk niet te bewijzen dat Vondel niet op het feest geweest is Wil dus

iemand beweren dat hij er wel geweest is dan kunnen wij hem dat genoegen nietontzeggen maar men moet er zich dan toch wel van bewust blijven dat het eenevolkomen onbewezen veronderstelling is Het is zelfs onwaarschijnlijk Hij was geenschilder of beeldhouwer en kon toch ook geen kunstbeschermer heeten Hij zou erdus gewoon als gast geweest zijn Maar daarvoor zien wij dezen keer geeneaanleiding Toch zal men het nog wel lang blijven beweren want de ervaring leertdat juist de onbewezen en onbewijsbare beweringen met de grootste halsstarrigheidvolgehouden worden De fantasieeumln zijn de geestelijke troetelkinderen der geleerdenEn het gedichtje van Vondel dan hoor ik vragen Dit kan niet op het feest zijn

voorgedragen noch door Vondel noch door een ander Dat maakt reeds de titelonmogelijk maar vooral de inhoud Het is een nog al onbeteekenend gedicht

1) Sterck noemt dit boekje wel maar heeft het blijkbaar niet gezien want hij zegt dat het gedichtvan LM er in voorkomt en geeft als titel van een van Asselyns gedichten lsquoOp de vereenigingvan Apelles en Apollorsquo wat zooals wij gezien hebben de titel van het geheele aanhangselis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

200

Het grootste gedeelte bestaat uit eenige gemeenplaatsen in (natuurlijk) keurigenvorm Alleen de laatste regel zegt iets nieuws

Ontfang dees kroon zy komt u toe

De vraag is nu wat is dees kroon lsquoWelrsquo luidt het gewone antwoordt lsquodit gedichtzelf Evenals Vondel een jaar te voren door de kunstenaars met eene kroon vanlauweren gehuldigd is zoo huldigt hij hen numet eene kroon van verzenrsquo Menmoetwel eene buitensporige waarde hechten aan elken versregel van Vondel en dezenvan geweldige zelfoverschatting verdenken om het mogelijk te achten dat hij ditgedichtje als een waardigen tegenhanger van die grootsche huldiging zoubeschouwenDat hij zooals ook wel eens vermoed is op het feest met dees kroon de negen

of tien maanden te voren verschenen vertaling van Horatius zou bedoelen lijkt mijgeheel onmogelijkDe verklaring van Alberdingk Thijm dat er een beeld der Schilderkunst was

hetwelk Vondel een lauwerkrans opzette is wel vernunftig gevonden maar steuntop geen enkel berichtMaken wij ons echter los van alle geopperde vermoedens en lezen wij het gedichtje

bedaard over in de oudste uitgave dan wordt alles ons in eens duidelijk het is nietsanders dan een lofdicht voor de uitgave van Asselyns Broederschap en met deeskroon wordt het tafelspel zelf bedoeldHoe eenvoudig dit alles is toch vinden wij na Brandt Asselyn en Jan Vos over

deze geschiedenis nergens gesproken zonder onjuistheden of onbewezenbijvoegsels Velen hebben zelfs de beide feesten met elkaar vereenzelvigd of zealthans te veel met elkander in verband gebrachtHetgeen Jan Vos zegt is niet onjuist maar men heeft meer uit zijne woorden

gehaald dan er in staat In zijn ongedateerden Strydt tusschen de Doodt en Natuurof Zeege der Schilderkunst (Gedichten uitg 1726 I bl 206) zegt hij

Want mit dat Amsterdam (dus zal ze heeten)De gaffel zwaaien zal van alle zeen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

201

Zal t grimmelen van Schilders en PoeumletenDeez zullen in dit hooft der watersteecircn

Een broederschap door Kretsers raadt oprechtenOm u op t jaargety ten dienst te staan

Briezeacute zal tot sieraadt festonnen vlechtenVan speel- en- bou- en wapentuigh en blaacircn

Van lauwren offeren op uw altaarenZoo wordt uw Faam behoedt voor ondergang

Apollo zal hier met Apelles paarenDe Dichtkunst met haar dochters Maatgezang

Vos spreekt hier over de stichting der Broederschap zelfs over het inwijdingsfeestUit de twee laatste hier aangehaalde verzen leidt men soms af dat hij ook over hethuldigingsfeest van 1653 spreekt Dat is echter niet waarschijnlijk Wel doet desamenvoeging hier van Apelles en Apollo denken aan het opschrift boven Asselynsverzameling verzen van 1653 maar deze klankspelende verbinding lag wel zoovoor de hand dat daaruit geene enkele gevolgtrekking gemaakt mag wordenWaarschijnlijk wordt er niet anders mede bedoeld dan dat op het feest gedicht engezongen zal worden Had Vos de huldiging bedoeld dan zou het wel vreemd zijndat hij er niet meer dan deze twee regels aan gewijd had en zelfs niet de minstetoespeling op Vondel maakt terwijl hij de namen van 18 schilders en beeldhouwersnoemtUit de mededeeling van Vos dat Briezeacute de festonnen voor het feest van 1654

geschilderd had mag men niet afleiden dat hij het ook voor dat van 1653 gedaanhad zonder er lsquomisschienrsquo of lsquowaarschijnlijkrsquo bij te voegenIndien al de door Vos genoemden lid van de Broederschap waren is zijn gedicht

daardoor van beteekenis voor de kunstgeschiedenis omdat de namen der ledennergens anders gevonden worden Opmerkelijk is vooral dat Rembrandt daarbij isen dat deze het eerst genoemd wordtDe verwarring begint met Houbraken Deze geeft in zijn Groote Schouburgh 2e

dr III bl 329-333 een vrij uitvoerig verhaal Maar van de twee feesten maakt hijeacuteeacuten ofschoon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

202

hij de beide jaartallen 1653 en 1654 opgeeft Twijfel aan de juistheid der andereberichten behoeft daar niet uit te volgen omdat hij uitdrukkelijk AsselynsBroederschap en Brandt zijne bronnen noemtWel verdient Houbraken hier onze opmerkzaamheid omdat hij eene afbeelding

geeft (zonder echter te zeggen vanwaar hij die heeft) van een in 1654 gemaaktgedenkschild en omdat hij na de mededeeling dat men jaarlijks dit feest zouherhalen laat volgen lsquoDog dit voornemen is door de nyd verydelt geworden en hetgedenkschilt door den tyd in de vergetenheid begravenrsquoHet bericht van Houbraken is overgenomen1) door Wagenaar I bl 591 (17e boek)

Toch heeft hij ook Brandt gebruikt maar zegt daarvan lsquoIn Vondels Leven wordthet houden van t S Lucas Feest ten onregte zo ik agte op het jaar 1653 vermeldrsquoWagenaars mededeeling gaf aanleiding dat in 1854 zich eene commissie vormde

om lsquoop den 24sten October van dit jaar dus als tweehonderd-jarig jubileacute van heteerste gelijk feest te vierenrsquo De daarvoor verspreide circulaire is afgedrukt in deRederijker I bl 60 Volgens Van Lennep Vondel VI bl 384 is dat feest ook op 21Oct 1854 in het Odeon te Amsterdam gevierd [Dat was dus op Donderdag de 24ewas Zondag]Van Lennep heeft zeker dit feest wel bijgewoond en zal dientengevolge zijne

aanteekeningen over de huldiging van Vondel op 1654 gelegd hebben Op dit jaargeeft hij er althans eene beschrijving van natuurlijk met heel wat bijzonderhedendie nergens geboekt zijn en die hij er zelf bijmaakte zooals trouwens meergeschiedschrijvers in dien tijd dat deden In eene noot voegt hij er bij dat Wagenaarhet feest in 1654 stelt maar Brandt terecht in 1653 Hij betoogt dat nader in deNalezing bl 22

1) Het is natuurlijk niet mijn plan alle schrijvers te noemen die van deze feesten melding makenalleen die welke men er ook nu nog voor zou willen opslaan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

203

Hij neemt ook het gedicht van Meijer op dat hij kende uit den Hollantschen Parnas1)Dat Van Lennep zich vergist door van slechts eacuteeacuten feest te spreken werd

aangetoond door Alberdingk Thijm in zijne Portretten van Vondel bl 140Toch namen Jonckbloet en ook Verwijs in zijne uitgave van Brandts Leven van

Vondel2) de voorstelling van Van Lennep ongewijzigd overWorp tap onderscheidt wel de beide feesten maar heeft toch eenige

onjuisthedenEene op enkele kleinigheden na juiste voorstelling vindt men bij Unger Vondel

1654-1655 bl 145 Te Winkel Ontwikkelingsgang II 348 2e dr IV 124 en in mijnLeven van Vondel bl 294Daarentegen geeft De Gelder Bartholomeus van der Helst bl 24 weer geheel

de voorstelling van HoubrakenTen slotte keert Sterck weer tot het verhaal van Wagenaar terug ofschoon hem

de werken der lateren toch bekend zijn Daarvoor moet hij echter aannemen datBrandt Meijer en Asselyn zich in het jaartal en de beide laatsten bovendien in dendatum vergist hebben Aangezien dit toch wel wat erg is zoekt hij eene verklaringMeijer dateert lsquo20 October van t 1653ste Jaarrsquo Volgens Sterck brengt Meijer lsquohierbij

blijkbaar de bekende spitsvondigheid te pas van het 0-jaar want zoodoende zijnals men schrijft 1654 pas 1653 jaren voltooidrsquo Maar dergelijke spitsvondighedenkeeren bijna alleen en dan periodiek bij het begin van eene eeuw terug en in 1654was daarvoor geene

1) Dat blijkt uit de Nalezing bl 22 Maar bl 383 noemt hij den lsquoBloemkrans der Vernuftenrsquo Docheen bundel van dien naam bestaat niet Waarschijnlijk dacht hij aan den lsquoBloemkrans vanverscheiden Gedichtenrsquo (1659) waarin echter het gedicht van Meijer niet is opgenomenHet gebeurt wel meer dat Van Lennep zich vergist in aanhalingen die hij uit het hoofd doetzonder ze te controleeren

2) In de uitgave van Hoeksma is de hierop betrekking hebbende noot geschrapt en wordt devraag dus niet aangeroerd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

204

aanleiding Wel vervolgt Sterck lsquoMeijer dweepte met dergelijke eigenaardighedenrsquomaar hij verzuimt daarvoor eenig bewijs te gevenlsquoHet verschil in den dag 20 of 21 Octoberrsquo zegt Sterck lsquokan verklaard worden

uit het late uur van het feest dat voor sommigen misschien pas op 21 Octobereindigdersquo Zoolang ons geene andere goed vaststaande voorbeelden van eenedergelijke wonderlijke dateering gegeven worden is het onmogelijk deze verklaringaan te nemenDe eerste die over deze datums spreekt is Alberdingk Thijm In zijne Portretten

van Vondel bl 140 zegt hij lsquoOp Woensdag 21 Okt 1654rsquo en iets verder lsquoMaandag20 Okt 1653rsquo Een overleden vriend van mij vertelde met groote beslistheid dat diefeesten op Zondag gevierd werden zoodoende was het in 1654 een dag later danin 1653 Beiden gaven echter vermoedens voor feiten In 1653 viel 20 Oct opDonderdag en dus in 1654 op Vrijdag Nu is alles duidelijk men heeft in 1654 hetfeest niet op Vrijdag willen vieren ter wille van de Roomsche broeders en het daaromop Zaterdag 21 Oct gesteldWanneer wij de berichten zorgvuldig lezen behoeft men dus niet aan te nemen

dat alle tijdgenooten zich vergist hebben en dat men de onkieschheid zou gehadhebben den Roomschen Vondel om hem te huldigen tot een feestmaal te noodigenop Vrijdag 20 October 1654

Sterck keert graag tot oude opvattingen terug Boven het bekende versje lsquoGovertik verschrik van kampenrsquo zette Brandt in een onbewaakt oogenblik lsquoAen Govert vanKampenrsquo doordat in den eersten druk (in Apollos Harp bl 117) Kampen met eenehoofdletter staat Maar hij heeft spoedig zijne vergissing gezien en zegt in delsquoDrukfeilenrsquo lsquodoet uit Van Kampenrsquo Unger geeft dan ook terecht als titel lsquoAan Govertrsquomaar Sterck voegt er weer [lsquovan Kampen]rsquo bij

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

205

Dat K voor k in de plaats komt is eene heel gewone zetfout wij behoeven hier dusgeen naam in te zien Zou echter die hoofdletter eene beteekenis hebben dan kanhet toch nooit zijn dat hier een Van Kampen wordt aangesproken maar dan moethet zijn dat deze lastig begon te worden Wil men in Govert een bekend persoonzien dan doen wij het best door met Van Vloten Dietsche Warande VII bl 91 aanGovert Flinck te denken wat reeds Alberdingk Thijm heeft overgenomen van wienook het vermoeden is dat dit versje met het St-Lucasfeest in verband zou staanDat is zeer goed mogelijk maar Vondel zal ook wel eens een ander feest hebbenbijgewoond en eenige bepaalde aanwijzing is er niet1)

Am s t e r d am Febr 1925P LEENDERTZ Jr

Naschrift Eerst in Nov 1925 kwam mij het artikel van Dr Moller in Tschr 43 70-76in handen Ofschoon ook hij reeds de onjuistheid van Stercks voorstelling aantoontgeeft het bovenstaande toch zooveel meer dat het daardoor niet overbodig gewordenis

1) Hoe woest het bij dergelijke feesten soms toeging kan men zien uit de mededeeling van DrBredius in Oud-Holland XLII (1925) bl 264

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

206

Was JH Krul Roomsch

Bij het snuffelen in oude liederbundels werd ik getroffen door de overeenkomst vaneen aantal uitdrukkingen in liederen uit Kamphuyzen en KrulZonder te spreken van een aantal plaatsen bij Krul waar Kamphuyzens invloed

sterk wordt gevonden (al gebruikt Krul andere woorden) wil ik de aandacht vestigenop twee liederen uit Kamphuyzen om ze te leggen naast twee liederen van Krul

Kamphuyzen

+Str 1

+Alleen niet t kruys van Godes ZoneMaar ook zijn ootmoed staat ten toneWie t hert aan hoogheyd hechtVolgt hem niet recht

Die de aardsche kroonErnstig aangeboon

Die de aardsche kroon versmadenEn t schandig kruys ging op hem laden

Krul Pampiere Wereld uitg in 2o 1644 I blz 160

+Str 1

+Het kruys van Godes ZoonEn staet alleenig niet mijn ziele voorgezetGeen doorenige kroon

En zy alleenig my in leering tot een wetMaer t aldermeest

Dat is ootmoed geweestWaer mede Christus mijn

Leeren wil ootmoedig zijn

+Str 2

+Wie t hert aen hoogheyd hechtWie staet en aerdsch gebied meer acht als Christi leer

Die volgd hem niet rechtNocht toond hem niet te zijn een dienaer van zijn Heer

Van Godes ZoonDie zelver daerdsche kroonBegeerden te versmaen

t Schandig kruys op hem te laen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

207

t Schijnt mij niet in overeenstemming te zijn met den geest van den tijd waarin Krulleefde aan te nemen dat hij Roomsch zijnde een algemeen bekend Protestantschlied zoo sterk zou pasticheerenNog onwaarschijnlijker wordt de veronderstelling dat hij Roomsch zou geweest

zijn (dwz gebleven zijn want hij was van huis uit Roomsch) door de vergelijkingder volgende plaatsenEr is een lied bij Kamphuyzen dat een lang relaas bevat van de vervolgingen

waaraan hij heeft blootgestaan het gedicht is reeds daarom waarschijnlijk niet uitzijn pen gevloeid al wordt hij sprekend ingevoerd Ten overvloede plaatst de uitgaveder Wed P Arentz en K van der Sijs van 1713 het onder de liederen vantwijfelachtige herkomst t Begin luidt lsquoNoch leeft en werkt Hij die de machtrsquo Hierleest men

+Str 13

+Uyt s hartzen grond Heer dank ik DyDat gy my waardig kent

Dat ik om uwe name lyO welkom wat gy zendt

t Is waar t en is noch maar een kleyn beginMaar wilt gy k wil dien weg wel verder inMaakt my is t uwe goedheyd aangenaamTot meerder waardig doch daarby bequaam

+Str 15

+ Geen nood te groot zoo Gy maar medegaatGeen leed te wreed zoo Gy maar by en staat

Bij Krul Pampiere Wereld uitg in 2o 1644 I blz 155 vindt men in een gedichtaanvangende lsquoAls ik bedenk wat zoetrsquo t volgende

+Str 1

+ Dank ik DyO mijn God als dat gy myAl dit lijden zendEn waerdig kend

Dat ik om u name ly

+Str 2

+Schoon dat ik eerst begink Wil den weg wel verder inGun my (is t uw wil ocirc Heer)Dat ik nu noch meer lijden leer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

208

+Str 5

+ Ja geen noot zoo grootNoch leet zoo wreed

Als het maer in God bestaet

Alleen een vurig vereerder en geestverwant van Kamphuyzen kon een te zijner eeregemaakt (nog wel hem sprekend invoerend) lied zoacuteoacute copieeren Dat Krul niet vanzijn eigen levenslot spreekt is voor mij zonneklaar Trouwens de tijdgenoot herkendeonmiddellijk den familietrek met het algemeen bekende lied bij KamphuyzenHoewel het van Krul bekend is dat hij veel in opdracht van anderen dichtte zoo

is dat hier om zoo te zeggen uitgesloten Een opdrachtgever zou gezegd hebbenpasticheer het heele gedicht Krul gaat in de overige strofen van beide liederenmeest zijn eigen gangMen heeft van Krul op gronden die mij zeer zwak voorkomen aangenomen dat

hij Roomsch was Jonckbloet had die veronderstelling noodig omdat hij andersgeen verklaring had voor het feit dat Krul geen toegang had tot de patricischekringen te Amsterdam en hij hem geen smid wilde laten zijn Van deze laatstedwaling is men teruggekomen ook was Jonckbloets argumentatie uiterst zwak Hijberoept zich allermeest op E Michel die naar aanleiding van Rembrandts portrette Kassel schreef (1879) lsquoOn ne le croirait guegravere et cette main fine et blanche avecses doigts grecircles ses veines bleuacirctres qui apparaissent sous la peau un peu fleacutetriecest la main dun eacutecrivain et non plus celle dun artisanrsquo Deze redeneering kon in1879 indruk maken ons die de werkwijze van Rembrandt beter hebben leerenkennen ontlokt zij den uitroep lsquogeheel de manier van R wanneer hij een smid wilschilderen die tevens dichter isrsquoDr G Morre in zijn boek lsquoJan Hermansz Krulrsquo Delft J Waltman 1894 (dissertatie)

was dus niet in de noodzakelijkheid waarin Jonckbloet zich bevond om Krul totiederen prijs Roomsch te maken hij had dus diens argumenten aan een zorgvuldigonderzoek moeten onderwerpen wat bij J nooit

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

209

kwaad kan In plaats daarvan gebruikt hij ze en tracht ze te vermeerderenZiehier zijn redeneering Kruls ouders (tenminste nog in 1604 zijn vader en tweede

moeder) waren Roomsch ook zijn broeder en zuster Maar er zullen (antwoord ik)in dien tijd wel zeer vele protestantsche Amsterdammers geweest zijn wier oudersnog Roomsch waren en die dus evenals hun bloedverwanten Roomsch warenopgevoed De exodus uit de Roomsche kerk was nog in gang in t begin der 17deeeuwDr Morre beroept zich voorts op eenige uitdrukkingen in Kruls gedichten In t

begin der lsquoChristelijke Offerandersquo spreekt hij uitvoerig over het vasten (uitg 1644 in2o I blz 119) Die dit gedicht leest vindt er de sterkste aanwijzingen in dat deschrijver protestant was (ik noem slechts eacuteeacuten enkele uitdrukking de titel van eenonderdeel van t gedicht dat over t kerkgaan handelt luidt lsquoBereydinge des hertenom nuttelijk Gods woord te hoorenrsquo en tot 12 maal toe in 88 versregels wordt in ditonderdeel de kerkgang bestempeld als lsquot hooren van Gods woordrsquo) ook en niet hetminst treft de afwezigheid van letterlijk alles wat men in Roomsche stichtelijkeboeken gewoon is te vinden En t is alleen een gevolg van de grove onkunde dietegenwoordig veelal heerscht ten opzichte van wat van gezaghebbendeprotestantsche zijde in alle tijden is geleerd dat men in Kruls uitlatingen over hetvasten iets specifiek Roomsch heeft meenen te vindenIn hetzelfde gedicht heeft men na veel zoekens nog vier regels gevonden die

zouden moeten bewijzen dat Krul Roomsch was Ziehier de plaats (uitg 1644 in2o I blz 152)

O Heer laet uwen geest mijn geest gestadig drijvenEn in de rechte kerk een recht geloovig blijvenVerlost my lieve God en Hemelsch MajesteytVan alle kettery die na der hellen leyd

t Is zeker ver gezocht Alsof zulke uitdrukkingen niet geheel met de protestantschementaliteit strookten Ook in t verband van dezen passus is geen Roomschelsquotendenzrsquo te

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

210

bespeuren In Kruls toestand was zulk een gebed waarschijnlijk zeer op zijn plaatswant zijn naaste omgeving zal het niet aan pogingen hebben doen ontbreken omhem tot de Roomsche kerk terug te brengenIn lsquoWereldt-hatende Noodtsaeckelijckrsquo dat Krul in of voacuteoacuter zijn 25e levensjaar

dichtte een werk dat geheel dezelfde protestantsche kenmerken toont en omRoomsch te kunnen zijn dezelfde eigenaardigheden mist als het eerstgenoemdelaakt hij (blz 50 vv) de lichtzinnigheid van menschen die

lsquoVrou Venus dan na haren eys gaen eereDe neus moet in de Kroes de lust moet by de WijnDe tong moet door haer kracht los en ontbonden zijnDe schaemt moet an een kant vrypostigheyd moet woonenIn t herte dat sijn dienst vrou Venus soect te toonenrsquo

Zoo gaat hij vier bladzijden (of liever bladzijdjes) door tot eindelijk op blz 55 eennieuwe gedachtenwending komt

lsquoDoch t is een kleine faut seyt daer het zondig hertWant door de Biecht ons alles weer vergeven wertEn hier en tusschen staet hy daer veracht verschovenDie t alles toebehoort op Aerden en hier boven Die onze leden aen malcanderen gebondenIn s moeders lighaam heeft vertoorent men door zondenWaer ghy (tot Helsche straf) sijn Majesteyt me portrsquo

Alleen wie dezen passus niet onder de oogen heeft gehad kan uit de twee regelsover de biecht lezen dat Krul meent lsquodat kleine zonden door de biecht wordenvergevenrsquo en hij dus Roomsch moet geweest zijn Eerder ziet men hier den blijkbaarreeds protestantschen ernstigen jongen man opkomen tegen een verkeerdeopvatting der biecht als hij in zijn Roomsche omgeving ongetwijfeld dikwijls zalhebben aangetroffen ja misschien in zijn jonge jaren zelf gekoesterd Men zie hierdus veeleer een polemiek wel niet tegen het leerstellige Katholicisme (trouwens Kwas niet zeer dogmatisch aangelegd) maar tegen een averechtsche en toenmaalszeer gangbare toepassing ervan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

211

Bij sommigen is Kamphuyzen voor Sociniaan zelfs voor libertijn doorgegaan tEerste is veel te veel gezegd t laatste geheel onjuist Beter doet men met Bilderdijk(Brieven uitg Da Costa IV blz 100) te spreken van een zeer fijn Arianisme en datslechts voor een zekere periode zijns levens Dat hij geen Sociniaan was blijkt oauit zijn innige verhouding tot de Rijnsburgsche Collegianten die niets van hetSocinianisme wilden weten (Ypey en Dermout Gesch van de Herv Chr Kerk inNed II blz 290) Maar een gevoelsmensch als hij liet zich spoedig op sleeptouwnemen en evenals hij een tijd lang in het Arminianisme opging om later zich vande remonstranten af te wenden zoo heeft hij ook in een periode van zijn leven methet Socinianisme weggeloopen beter gezegd de Socinianen met hem Echterstrookte hun geraffineerde gebruik van bijbelsche en traditioneel Christelijke termenin een oneigenlijken zin niet met zijn inborst Evenmin met die van Krul Van delibertijnen van iedere schakeering stonden beiden zoo ver mogelijk af

L e i d e n Maart 1926J HOVY

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

212

De boerde van III ghesellen die den bake stalen

Tusschen de talrijke Middeleeuwsche gedichten die in het Hulthemsche handschriftder Koninklijke Bibliotheek te Brussel zijn opgeteekend staat een boerde die verhaalthoe eenige dieven elkander wederkeerig een zij spek afhandig maken Zij werddoor JF Willems in het lsquoBelgisch Museumrsquo X (1846) blz 69-76 uitgegeven en laterdoor E Verwijs in zijn lsquoBloemlezing uit Middelnederlandsche Dichtersrsquo III blz 17-23opgenomenReeds Willems wees er op dat er een Fransch fableau bestaat dat een

overeenkomstigen inhoud heeft Dit gedicht is van Jehan de Bedel en heeft tot titellsquoDe Barat et de Haimet ou Des Trois Larronsrsquo Het fableau werd meerdere malenuitgegeven in de lsquoFabliaux et Contesrsquo door Barbazon en Meacuteon deel IV blz 233vlgg en in den lsquoRecueil Geacuteneacuteral et complet des Fabliaux des XIIIe et XIVe Siegraveclesrsquodoor De Montaiglon en Raynaud deel IV blz 93-111 als nr XCVIIDe verhouding dezer gedichten tot elkander alsmede hun betrekking tot de

mondelinge overlevering zijn naar ik meen niet in bijzonderheden onderzocht Metuitzondering van twee Italiaansche varianten heb ik alle nu bekende opteekeningenkunnen raadplegen daartoe werd ik in staat gesteld door de welwillendheid vanProf W Anderson te Dorpat Prof J Bolte te Berlijn Prof J Horaacutek te Praag en denheer H Ellekilde te Kopenhagen Ik betuig hun voor hun onbaatzuchtige hulp diemij reeds zoovele malen verleend werd hier openlijk mijn oprechten dank

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

213

1 De Boerde en het Fableau

De inhoud van deze gedichten voorzoover zij met elkander overeenstemmen entevens de inhoud van een groot deel der populaire overleveringen is de volgendea Van drie dieven heeft zich een afgescheiden om een eerzamer leven te

beginnen Hij is met een boerenvrouw gehuwd Terwijl hij eens afwezig iskomen zijn beide vroegere makkers zij zien een zij spek hangen en latenblijken dat zij van plan zijn deze in den komenden nacht weg te halen

b Als de man thuiskomt en de toespelingen der dieven door zijn vrouw hoortvertellen begrijpt hij hun plan en verbergt het spek op een veilige plaats Inden nacht (als de man even uit de kamer is gegaan) sluipt een der dieven naarhet bed toe waar de vrouw ligt en vraagt haar de stem van haar mannabootsend waar het spek verborgen ligt Zij zegt het en de dief neemt hetweg

c De man komt weer in de kamer en bemerkt wat er gebeurd is hij loopt dedieven achterna en haalt den eenen die door den zwaren last langzaamvooruitkomt weldra in Hij neemt in het donker van dezen het spek over

d Spoedig merken de dieven het een van hen keert snel naar het huis terugwaar hij zijn broek of een kleedingstuk van de vrouw om het hoofd windt enzich als de boerin voordoet Daardoor bedriegt hij den man die hem weer hetspek overgeeft

e Zoodra de man dit merkt gaat hij den dief op nieuw achterna Hij treft hem nuaan bezig met het spek te braden hij brengt de dieven in den waan dat hijeen geest is waarop zij de vlucht nemen en het spek achterlaten

f De dieven komen na van hun schrik bekomen te zijn terug breken een gatin den muur en trachten het spek nog eens te stelen Maar als de eene zijnarm daardoor

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

214

steekt slaat de man dien af De gewonde brengt nu ook zijn makker er toehetzelfde lot te ondergaan omdat hij alleen de schande niet wil hebben

Behalve deze reeks van avonturen bevat het fableau nog een inleiding waarinverteld wordt dat de dieven proeven van hun behendigheid geven Het zijn debekende dievenlisten eieren onder een broedenden vogel vandaan te stelen daarnaze er weer onder te leggen zonder dat de vogel in zijn broeden gestoord wordteindigend met het looze stuk dat dezen handigen dief door zijn niet minder in hethandwerk bedreven makker de broek van het lijf gestolen wordtDeze behendigheden zijn het werk van de beide broeders Barat en Haimet maar

de derde dief Travers geheeten die zich bij hen had aangesloten is zich zijnminderheid zoo zeer bewust dat hij liever naar zijn vroeger vreedzaam bedrijfterugkeert

+102

+Je ment irai agrave nostre vileLagrave ougrave jai ma fame espouseacuteeFolie avoie ore en pensseacuteeQui voloie devenir lerres

In de plaats van deze geheele inleiding heeft de Nederlandsche boerde niet andersdan demededeeling dat drie makkers twintig jaren het dievenhandwerk gezamenlijkhadden bedreven en dat een van hen lsquowouts avestaen ende ontberenrsquo daar heteind van het liedje toch gewoonlijk de galg is Hij neemt dienst bij een dorper wienhij zoo wel voldoet dat deze hem na een jaar zijn dochter tot vrouw geeft Zoo heefthij zich als eerzaam landman gevestigdDe inleiding van de boerde bevat alles wat voor het daarop volgende verhaal

noodig is Het fableau geeft meer bijzonderheden maar de samenhang wordt nutevens minder waarschijnlijk Travers zou door het zien van de behendigheid zijnermakkers bang zijn geworden voor de gevaren die een dief bedreigen Maargedurende den tijd dat hij met Barat en Haimet samenwerkte had hij toch zekerwel meer gelegen-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

215

heid gehad zich te overtuigen van hun listen Weinig geloofwaardig is het ook datdeze Travers een vrouw zou hebben die hij verlaten had om de breede baan op tegaan maar naar wie hij nu weer terugkeert alsof er niets gebeurd wasDaar de geheele mondelinge overlevering - met uitzondering slechts van een

paar Deensche varianten - evenmin als de boerde de inleiding van het stelen dereieren heeft mogen wij er van uitgaan dat het oorspronkelijke verhaal van denspekdiefstal deze inleiding ook niet heeft gehad Natuurlijk bewijst dit nog niet dathet Nederlandsche gedicht nu niet naar een Fransch voorbeeld zou zijn nagevolgdwant behalve het fableau van Jehan de Bedel kunnen er meer Fransche bewerkingengeweest zijn Het is ook mogelijk dat Bedel een ander Fransch fableau dat hetvoorbeeld werd van de boerde opnieuw bewerkt en van een inleiding voorzienheeftHet verhaal van den eierdiefstal komt elders voor als een zelfstandig

dievenvertelsel en wel voornamelijk op Slavisch gebied1) Meermalen dient het alsinleiding voor andere verhalen dan dat van den spekdiefstal zoo vinden wij hetgeplaatst voor het Duitsche sprookje van lsquoDie vier kunstreichen Bruumlderrsquo2) terwijl hetbuiten Europa bij voorkeur aan de sage van Rampsinitus verbonden wordt3) Het isdus niet vreemd dat ook Jehan de Bedel of de bron waaruit hij weer putte dezevertelling als inleiding gebruikteOok op andere plaatsen is er verschil tusschen de boerde

1) Vgl Bolte-Poliacutevka III blz 57 en 393 noot2) Benfey Kleinere Schriften (uitgave Bezzenberger Berlijn 1892) II blz 122 meent dat het

Duitsche sprookje (Grimm Nr 129) deze inleiding aan ons Fransch fableau zou hebbenontleend Dit is echter zeer onwaarschijnlijk als men overweegt dat dit verhaal in Oost-Europagoed bekend is en dus vandaar in het aangrenzende Duitsche gebied kon doordringenBenfeys meening wordt echter afdoende weerlegd door het feit dat het sprookje met dezeinleiding reeds te vinden is in een 17e-eeuwsch werk EG Happelius Der ungarischeKriegs-Roman (Ulm 1685 blz 537)

3) Behalve de varianten die Bolte-Polivka III blz 58 noemen vindt men deze combinatie inRhodokanakis Der vulgaumlrarabische Dialekt im Dofacircr I blz 21 A Dirr Kaukasische Maumlrchenblz 260 Nr 74 en RA Laval Cuentos populares en Chile blz 169 Nr 21

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

216

en het fableau De dieven komen aan het huis van Travers wanneer hij weg is omtakkenbossen te halen Ze worden door zijn vrouw ontvangen Wanneer Barat hetspek ziet hangen maakt hij er zijn makker opmerkzaam op en verwijt zijn oudenvriend Travers dat hij rijkdommen vergadert waarvan hij hun niets gunt Als Traverslater thuiskomt vertelt zij van de beide mannen die gekomen waren en alles scherphadden opgenomen overigens met geen woord gezegd hadden wat het doel vanhun komst was geweest Travers begrijpt onmiddellijk wie de bezoekers waren enis zelfs zoo scherpzinnig te vermoeden dat het hun om het spek te doen was Voorons die den loop van het verhaal kennen is dit niet zoo vreemd logisch is dezevoorstelling echter geenszinsDe boerde heeft hier weer een verhaal dat veel beter sluit De man ziet zijn beide

vroegere makkers aankomen hij wil ze liever niet ontmoeten wat wij wel begrijpenkunnen na alles wat er tusschen hen is voorgevallen maar hij wil toch ook nietongastvrij zijn en draagt zijn vrouw op hun eten te geven Terwijl zij nu aan het maalzitten zien zij het spek hangen en de eene over zijn wang wrijvende zegt

Gheselle bi sent BaveEer morghen vroegh sal hi ave

Daarop geeft de vrouw die meent dat hij het over zijn stoppelbaard heeft hem nogtwee penningen om zich te laten scheren Maar haar man heeft lang genoeg metze omgegaan om die bedekte toespeling best te begrijpenDit verhaal is onberispelijk Wij zullen bovendien opmerken dat de toespeling op

den baard ook in andere veruiteenliggende varianten (een IJslandsche eenItaliaansche en een paar Russische) voorkomt Ook hier blijkt de boerde een betereoverlevering te vertegenwoordigen dan het fableauDe man verbergt nu het spek Travers gedraagt zich hierbij tamelijk onbeholpen

en de Fransche dichter legt daar den nadruk op door zijn woorden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

217

Or nen sevent il mais que faireMais que sor son siege le laitSi le covrirent dune metA grant paine sen vont gesir

Daartegen steekt de held van de boerde gunstig af hij bergt het spek in zijn eigenbed waardoor het voor de dieven een heel kunststuk zal zijn het weg te halen Ineen gedeelte der mondelinge varianten vinden wij ditzelfde terug terwijl in een anderdeel het spek elders verborgen wordt Over den oorspronkelijken vorm van dit motiefkunnen wij eerst dan oordeelen als wij die populaire traditie onderzocht zullenhebben maar nergens zullen wij de voorstelling van het fableau weervindenDe boerde en het fableau verschillen eveneens in het verhaal van de eerste

dievenlist Travers hoort in den nacht onraad en na zich overtuigd te hebben dathet spek nog op zijn plaats ligt gaat hij naar den stal De dief maakt van zijnafwezigheid gebruik om aan de vrouw van Travers te vragen waar het spek ligtwat deze in de meening dat haar man dit vraagt mededeelt De boerde vertelt datde dief sluipt naar het bed waar man en vrouw in liggen te slapen en dat hij aan devrouw vraagt waar de bake is Het is duidelijk dat in het eerste geval de toedrachtder zaak waarschijnlijker schijnt te zijn maar toch staat daar tegenover dat men bijde voorstelling van het fableau nauwelijks begrijpt dat de vrouw die wakkergeworden is door het opstaan van haar man den dief voor Travers kan houdenDaar in de boerde beiden in slaap zijn is het niet onmogelijk dat zij nogslaapdronken zich vergist in de stem van den dief die bovendien de kunst verstaatde stem van anderen na te bootsen Daar echter beide voorstellingen ook in devolksoverlevering naast elkaar voorkomen valt er evenveel te zeggen voor hetverhaal van de boerde als van het fableauIn het verdere verloop stemmen de beide gedichten vrij wel overeen tot dat wij

in de episode e weer een afwijking aan-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

218

treffen De boerde laat dit voorval in een schuur geschieden een voorstelling diedoor de mondelinge overlevering gesteund wordt Het fableau echter laat despookscegravene onder een eik plaats hebben waardoor een vrij vreemdsoortig verhaalontstaat1) Dit gedeelte van het verhaal gedoogt naar huidige begrippen vanwelvoegelijkheid geen breeder betoog anders zou ik zonder moeite kunnenaantoonen dat de boerde waar de dieven meenen het gezicht van hun moeder tezien veel juister is dan het fableau waar men eigenlijk niet begrijpt waarom Haimetgelooft

Barat noz pere nous raviseen mout laide semblance

Eindelijk het slot van de vertelling De boerde heeft hier een voorstelling die gesteundwordt door de mondelinge traditie de man slaat den dieven de armen af die zij eenvoor een door een gat naar binnen steken om het spek weg te halen Het fableauvertelt hoe de dieven door een schoorsteen het spek aan een puntigen hazelaarsstokspietsen en dan door Travers die dit opmerkt uitgenoodigd worden het maal methem te deelen Hierin staat het fableau geheel alleen waarom wij wel mogenaannemen dat dit een vinding is van Bedel of van dengeen aan wien hij de stofontleendeIn verschillende opzichten blijkt de voorstelling van de boerde beter te zijn dan

die van het fableau Hieruit volgt nog geenszins dat het gedicht oorspronkelijkNederlandsch zou zijn geweest De dichter Jehan Bedel is uit het land van Artoisafkomstig behalve dit zijn er nog zes andere fableaus op zijn naam overgeleverdOnder deze die over het algemeen niet onaanstootelijk zijn komen er voor die zichonderscheiden door grove geestelooze grappen zooals dat der lsquoDeux Chevauxrsquo

1) Misschien is dit beiumlnvloed door het verhaal dat dieven die hun schatten verdeelen ondereen boom op de vlucht worden gejaagd door iets dat omlaag valt (Aarne type 1653) UitFrankrijk stammen een paar varianten bij Carnoy in Meacutelusine I blz 280 (Amiens) en in ContesFranccedilais blz 167-172 (Berrichon)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

219

(Mont-Rayn I nr 13) lsquoLe Vilain de Farbursquo (ibidem IV nr 95) en lsquoLe Souhait Desveacutersquo(ibidem V nr 131) In de andere behandelt hij verhalen die in talrijke variantenbekend zijn zoo in lsquoBrunain la vache au prestrersquo (ibidem I nr 10) het verhaal vande koe die aan God geleend tienvoudig vergolden wordt (Aarne type 1735) inlsquoGrombert et les deux Clersrsquo (ibidem I nr 22) een gewaagde anecdote die zoo zeerin den smaak viel dat wij er behalve een tweede Fransche bewerking ook eenDuitsch gedicht van kennen terwijl Boccaccio haar voor zijn Decamerone en Chaucervoor zijn Tales niet versmaadden1) Niet minder verspreid is het exempel van lsquoLeConvoiteux et lEnvieuxrsquo (ibidem V nr 135) waarin verteld wordt hoe een afgunstigebedingt een oog te missen opdat een ander die het dubbele van zijn aandeel zouontvangen ze beide zou verliezenWij vinden dit verhaal dat uit Oostersche bronnenstamt reeds in de Exempla van Jac de Vitry (nr CXCVI) daarna in een groot aantalverzamelingen zooals Paulis Schimpf und Ernst2) Ten slotte behandelt lsquoLe Vilainde Bailleulrsquo (Mont-Rayn IV nr 108) de grap van den bedrogen echtgenoot waarvanhet Duitsche gedicht lsquoDer begrabene ecircmanrsquo ook een bewerking is maar in zeerafwijkenden vorm Veel dichter bij het fableau staat de Nederlandsche boerde lsquoVanLacarise den katijfrsquo3)Wij vinden dus dat van twee fableaus die deze Jehan Bedel gedicht heeft ook

Nederlandsche bewerkingen bestaan die in beide gevallen geenszins voor deFransche bewerking behoeven onder te doen Bedel leefde in het land van Atrechtdus aan de grens van het Nederlandsche en Fransche taalge-

1) Vgl Montaiglon-Raynaud V nr 119 lsquoLe meunier et les deux Clersrsquo - Von der HagenGesammtabenteuer III nr 55 lsquoIrregang und Girregarrsquo van Ruumldiger von Muumlner - DecameroneIX 6 - Chaucer The reeves tale - Zie verder Beacutedier Les Fabliaux blz 463 Von der Hagenibidem blz XIX-XXIV Dunlop-Wilson History of Prose Fiction II blz 134-136

2) Vgl Bolte-Polivka II blz 219 - Boltes uitgave van Pauli II blz 396 aant bij nr 647 - Beacutedierblz 457

3) Zie E Verwijs Dit zijn X Goede Boerden nr IV (blz 19)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

220

bied Daar in de buurt localiseert hij ook zijn anecdoten voor zoover hij ze opbepaalde plaatsen laat spelen zoo te Farbus ten NNO van Atrecht (Le Vilain deFarbu) te Longueau bij Amiens (Deux Chevaux) en eenmaal zelfs in het Vlaamschenu in Frankrijk gelegen (Belle) Bailleul-Sire-Berthoult1) Opmerkelijk is het dat in ditVlaamsche dorp juist heet te spelen het verhaal waarvan wij in Lacarijs eenNederlandsche bewerking bezitten die voorgevallen heet te zijn lsquote Lokere op deSceltrsquoJehan Bedel heeft dus - dat mogen wij gerust aannemen - zijn stof wel uit

Vlaamsche overlevering kunnen putten Of dit het geval geweest is met het gedichtvan Barat en Haimet valt natuurlijk niet met zekerheid te zeggen maar als wij inhet verloop van het onderzoek tot het resultaat zouden komen dat dit verhaaloorspronkelijk in een Vlaamsche overlevering bekend is geweest dan bestaathiertegen van de zijde van het fableau geenerlei bezwaar Men kan hiertegen nietaanvoeren dat deze dievengeschiedenis in later tijd door Fransche dichters blijktte worden gekend want als de 13e-eeuwsche Roman dEustache le Moine gewaagtvan de beroemde dieven Barat Travers en Haimet2) dan behoeft de dichter hungeschiedenis niet uit een Fransche traditie gehaald te hebben integendeel dezeeigennamen bewijzen juist dat hij het verhaal uit het fableau kende wat ook nietvreemd is als wij bedenken dat de dichter van den Roman dEustache een Picardieumlrwas3)Beacutedier heeft de meening verdedigd dat deze Jehan Bedel dezelfde persoon zou

zijn als Jehan Bodel die bekend is als de dichter van pastourelles en congeacutes maarbovenal als de maker van het oudste Fransche mirakelspel lsquoLe Jeu de St-NicolasrsquoDe discussie van deze opvatting valt buiten het bestek van dit opstel ik wil er slechtsop wijzen dat het dan toch

1) Vgl W Cloeumltta in Herrigs Archiv fuumlr das Studium der neueren Sprachen und Litteraturen 91(1893) blz 49

2) Vgl Beacutedier blz 393) Vgl Groumlbers Grundriss II blz 634

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

221

wel opmerkelijk is dat deze fableaus zoo weinig poeumltische gaven verraden1)Vergelijken wij Barat et Haimet met de boerde dan staat deze in literair opzicht veelhooger De omvang is bijna de helft van het Fransche gedicht (224 verzen tegen432) en daarmee gaat gepaard een veel rakere manier van vertellen Als de manmet het spek op den rug thuiskomt zegt hij in de boerde niet anders dan lsquoMinnehulpt mienrsquo Travers echter houdt een toespraak van eenige verzen Ook in fijneironie wint het de boerde ik herinner alleen aan de scene waar de vrouw aan dendief nog een paar penningen geeft om den baard te scheren het fableau heeftdaarvan niets Bedel is ook ruwer van toon dan de Nederlandsche boerendichter(vgl v 366 vlgg waaraan in de boerde niets beantwoordt) Zelfs in de compositievan de vertelling schiet Bedel tekort de dief zoekt eerst het heele huis af en als hijmerkt dat het spek niet meer op de plaats is waar hij het had zien hangen keerthij naar zijn makker terug om af te wachten tot de bewoners slapen Het is welvreemd dat Travers niets van de komst van den dief gemerkt heeft te meer omdatuit de volgende verzen blijkt dat hij uit vrees voor zijn spek niet durft te slapen

Travers qui nosoit reposerA sa fame prist a parler

Daarop staat Travers op maar als nu de dief de vrouw naar het spek vraagt vatdeze geen argwaan op ofschoon hij een verhaal ophangt hoe hij in zijn droombevreesd was geworden voor het spek De vrouw kon toch weten dat dit bezijdende waarheid was Misschien is het onbillijk van een fableaudichter te verlangendat zijn verhaal voldoet aan strenge eischen van logica in elk geval moet dan tocherkend worden dat de boerdendichter daar veel beter aan beantwoordt

1) Vgl Beacutedier blz 483-486 Een andere meening bij Cloeumltta Herrigs Archiv 91 (1893) blz47-52 welke meening hij handhaaft tegen Beacutedier ibidem 93 (1894) blz 224-226

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

222

2 Het IJslandsche verhaal

Op naam van den IJslandschen bisschop Joacuten Halldoacutersson die op het eind der 13e

en in het begin der 14e eeuw geleefd heeft worden een aantal verhalen gestelddie door HugoGering onder den titel lsquoIslendzk AEventyrirsquo (Halle aS 1882) uitgegevenzijn Wij weten dat deze collectie niet door den bisschop zelf op schrift werd gesteldmaar ontstaan is uit de samenvoeging van verschillende kleinere verzamelingenDat neemt niet weg dat daarom nog wel een groot aantal dezer vertellingen op JoacutenHalldoacutersson kunnen teruggaan want van hem wordt medegedeeld dat hij graagallerlei verhalen die hij in zijn studietijd te Parijs en Bologne gehoord had of ook inboeken had gelezen in zijn preeken inlaschte Hij vertelde ze in een vorm dieovereenkwam met het gehoor waartoe hij sprak soms waren zij zoo wereldschdat het hem euvel geduid werd1)Met volkomen zekerheid kunnen hem slechts een zevental vertellingen worden

toegeschreven2) de overigen zijn dus eerst na zijn dood te boek gesteld en daaronderkunnen er verschillende zijn die uit heel andere bron gevloeid zijn dan uit deprediking van Joacuten Halldoacutersson Gering beproefde een scheiding der verhalen in viergroepen hij rekent dan het verhaal van De drie Dieven dat in een handschrift vanhet midden der 14e eeuw staat tot het werk van een auteur die slechts zeldenschriftelijke bronnen gebruikte en waar hij dit wel deed ze zeer vrij behandeldeToch blijkt een groot deel wel degelijk zij het ook middellijk op literaire traditie terugte gaan3)

1) Vgl Gering II blz XXII thornviacute voacuteru fraacutesagnir hans sumar baeđi veralldligar ok stoacuterorđar svaacute atsumir menn loumlgđu honum til luacutetis

2) Nl vier in de AEventyri en drie in den Joacutens thornaacutettr3) Volgens Gering behooren in het laatste gedeelte der verzameling tot dezen schrijver de nrs

78 82 83 85 B 87-93 95 96 98 en 101 Van deze stammen 91-93 uit de Disciplina Clericalis95 96 en 101 uit het Speculum historiale 83 85 B en 87 uit andere Latijnsche bronnenVerder is 78 een bekend sprookje maar de vogel Karadius die daarin genoemd wordt wijstop een schriftelijken invloed 98 handelt over het dier Bemoth van 82 en 88 is de brononbekend Het blijkt dat de verzamelaar hoofdzakelijk schriftelijke bronnen gebruikte

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

223

zoodat het te gewaagd schijnt alleen op dezen door Gering aangevoerden grondaan te nemen dat het dievenverhaal uit de volksoverlevering stamt Meer waardezou men misschien mogen toekennen aan de omstandigheid dat het verhaal zelfop Deensche herkomst schijnt te wijzen daar het tot titel heeft lsquoAf thornrimr thornjoacutefum iacuteDanmoumlrkrsquo Maar de bewijskracht van dit argument is niet zoo groot als hetoppervlakkig lijkt want een ander verhaal (nr XCIII) dat middellijk uit de DisciplinaClericalis stamt voert ook tot titel lsquoFraacute danska manni ok kerlingursquo en vangt aan metde woorden lsquoI Danmoumlrk hafa sagt merkiligir menn at vaeri rsquo Dit is een voorbeelduit vele dat voor dergelijke verhalen een Deensch milieu werd gekozen om zeminder uitheemsch te doen klinken en toch een zekeren afstand tot het IJslandscheleven te bewarenWij zullen eerst het IJslandsche verhaal met de beide bovengenoemde poeumltische

bronnen vergelijken Het begint geheel in overeenstemming met de boerdedaarmee dat van drie dieven die met de namen Illr Verri en Verstr aangeduidworden de eerste besluit het gevaarlijke handwerk vaarwel te zeggen Hij trouwtniet zooals de held van de boerde een boerendochter maar een weduwe dat iseen verschil van geenerlei beteekenisEens toen hij een zij spek in het rookgat had hangen moest Illr op reis hij

vermoedde echter dat er gasten zouden komen en ried daarom zijn vrouw goedop hun doen en laten te letten Deze voorstelling is niet zeer gelukkig en stemteerder met het fableau dan met de boerde overeen Maar in het daaropvolgendeherkennen wij weer de boerde de eene dief het spek bemerkende strijkt zich langsde wang en mompelt lsquoAf skal af skalrsquo Als Illr later deze woorden hoort verbergthij het spek in een gat onder het bed (under saeng okkarri er jarethhuacutes zegt hij tegenzijn vrouw)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

224

Natuurlijk vinden de dieven niets als zij s nachts komen zij binden nu in den stalde koeien met de staarten aan elkaar een list die wel op IJsland zal zijn ingevoegddaar wij ze ook toegepast vinden in de Gislasaga Suacuterssonar De koeien maken nuzoo een spektakel dat de man opstaat om te zien wat er aan de hand is van zijnafwezigheid maakt de dief gebruik om aan de vrouw te vragen waar het spek isverborgen en het weg te nemen Deze voorstelling is dus die van het fableau waarechter verzuimd is aan te geven waarom de man naar den stal gaat kijkenDe episode e waarin de boer de dieven in den waan brengt dat de geest van

hunmoeder hun verschenen is stemt grootendeels met de boerde overeen Behalvehet toonen van het lichaamsdeel dat volgens den dief zoo een treffende gelijkenismet het gezicht van zijn moeder heeft slaat Illr met een knuppel op het dak Ditontbreekt in het Nederlandsche gedicht maar komt in een paar andere mondelingevarianten voorHet slot vertelt dat den dieven de handen worden afgeslagen Dit is dus evenals

in de boerde Men mag geen overeenkomst met het fableau daarin zien dat dedieven door het dak beproeven binnen te komen terwijl zij in de boerde een gatdoor den muur breken Want deze afwijking berust op de inrichting van hetIJslandsche rookhuis waarin geen venster is maar alleen een gat in het dakwaardoor de rook naar buiten trekken kan en het licht binnenvalt Daarentegen zoumen wel aan overeenkomst met het Fransche gedicht kunnen denken in het detaildat Illr zijn verminkte kameraden als knechten in zijn dienst neemt want ook Traversdeelt ten slotte met Barat en Haimet de zij spek Toch meen ik dat in dit punt hetIJslandsche verhaal onafhankelijk is van de door het fableau vertegenwoordigdetraditie en dit niet alleen omdat de overeenkomst in vergelijking met de veel grooteregelijkheid met de boerde in het motief van het afslaan der handen van te geringebeteekenis is om er eenig gewicht aan te hechten maar ook wijl het slot van hetIJslandsche

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

225

verhaal gemakkelijk verklaard kan worden door de behoefte aan dit brutale slot nogiets toe te voegen dat althans een schijn van Christelijke barmhartigheid had Zooimmers kon het in een exempelverzameling nog geduld wordenUit deze vergelijking blijkt dat het IJslandsche verhaal teruggaat op een

overlevering die bijna geheel met de boerde overeenstemt Toch kan deze zelf debron niet wezen omdat er ook een paar gevallen zijn waar het verhaal dichter bijhet fableau staat Het is dus waarschijnlijk dat er een overlevering geweest iswaaruit eenerzijds de Fransche en Vlaamsche dichter anderzijds de IJslandscheverteller geput hebben De vrij groote afwijkingen laten zich gemakkelijk verklarendoor de vrijheden die de bewerkers zich ten opzichte van deze populaire stofveroorloofden

3 De Skandinavische mondelinge overlevering

De volgende Deensche varianten heb ik door de vriendelijke hulp van den heerEllekilde kunnen raadplegen1)

West-Sjaelland Slagelse Boeslund (Nr438) Jens Kamp Danske Folkeminder

GD 1

(Odense 1877) blz 131-134 nr 359(uittreksel bij Gering II blz 218West-Fyen Baag Koumlng (Nr 1007) JensKamp MS Dansk Folkeminde Samling1904 40 blz 124-127

2

Jutland Himmerland Gislum Strandby(Nr 1593) E Tang Kristensen MS nr1272

3

Viborg Harre Durup (Nr 1662)hoofdtekst voor ET Kristensen JyskeFolkeminder VII blz 79 nr 10

4

Viborg Fjends Fly (Nr 1706) ETKristensen MS nr 1966

5

Aarhus Hjemslev Adslev (Nr 2157)dezelfde MS nr 2172

6

1) Voor de aanduiding der varianten volg ik de regels der Finschemethode vgl Aarne FFComm13 blz 66 De nummers achter de Deensche plaatsnamen duiden op de topografische indeelingvan Denemarken met het oog op de folklore vgl Festkrift til HF Feilberg blz 477-488

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

226

Aarhus Nim Hvirring (Nr 2244) dezMS nr 1711

7

Vejle Noumlrvang Ringgive (Nr 2312) dezMS nr 2263

8

Vejle Noumlrvang S Omme (Nr 2317)dez MS nr 2533

9

Ringkoumlbing HammerumOumlrre (Nr 2485)dez MS nr 815

10

Hammerum Sunds (Nr 2488) dez MSnr 381 gebruikt voor den tekst in JyskeFolkeminder VII nr 10

11

Ribe Skads Oumlse (Nr 2621) dez MSnr 2300

12

Ribe Malt Lindknud (Nr 2681) dez MSnr 2330

13

Zuid-Jutland Grundtvig MS nr 11114

De eenige bekende Noorsche variant waarvan ik door de zorg van Prof Liestoumlleen uittreksel kreeg is

Telemark Kvitseid Hans Ross MS 2332 gedrukt in het blad Doumllen 1870 nr 13en in Loumllands Norsk Eventyrbok blz 109

GN 1

Enkele van deze varianten bevatten slechts een deel der episodes De motievend en e ontbreken in GD 5-9 dus in die varianten welke in hoofdzaak aan deWestkusten in het midden van Jutland opgeteekend zijn Bovendien ontbreekt het slot f inde varianten GD 7 en 9 welke daarentegen evenals GD 8 een inleiding hebbenwelker inhoud met het eerste deel van het fableau overeenstemt Dit begin wordtechter niet gevonden in GD 12 en GN 1 die evenmin f bezitten Eindelijk ontbrekende episodes d en f in GD 3 waar bovendien e geheel gewijzigd is De verkorte vormis ontstaan doordat de slotepisodes verloren zijn gegaan dat blijkt uit die redactieswaar ondanks het ontbreken van d en e toch het slot f bewaard is gebleven Zeergebrekkig is de variant GD 8 die alleen uit de motieven a en e bestaat het spekwordt uit vrees voor de dieven bij het keldervenster gelegd als de dief het daarvandaan wil halen slaat de eigenaar hem de hand af In GD 6 en 11 volgt op ditverhaal nog dat de dieven elkander doodslaanVan hoe groot belang het is behalve de twee gedrukte

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

227

varianten ook het in handschrift aanwezige materiaal te kennen blijkt uit eenbeschouwing van het b-motief De redactie van Kamp (GD 1) vertelt dat de rooversdie bij de vrouw van hun vroegeren makker op bezoek zijn en daar het varken inhet kot zien staan opmerken dat lsquodet var snart vaerd at klippersquo1) Gering II blz 218noot had deze woorden verklaard door aan te nemen dat lsquoklippersquo evenals hetDuitsche lsquoklemmenrsquo een dubbele beteekenis had snijden en stelen Maar hierdoorwerd niet verklaard waarom de dieven juist van lsquoklippersquo praten De andere gedruktetekst GD 4 geeft weinig licht want hier zegt de roover lsquoher er en god So her blivernoget at pille afrsquo Het ligt voor de hand dat hier achter steekt een gelijksoortigeaanduiding als wij in de boerde gevonden hebben maar zij is dan wel hopeloosverknoeid De varianten in handschrift later echter aan duidelijkheid niets te wenschenover in GD 6 7 9 10 11 en 13 zegt de eene dief lsquoden skulde ragesrsquo waarop inGD 6 7 en 9 door de ander gezegd wordt lsquoder vil en skarp kniv tilrsquo In GD 13 zegtde dief lsquoSo mangler varmt vand og skarp knivrsquo wat een contaminatie van beideopmerkingen is Ook het Noorsche verhaal heeft een vage herinnering aan dezescene bewaard hier zegt een der dieven op het zien van den ham die aan denzolder hangt lsquomillom bust aa bogrsquo een uitdrukking welker beteekenis echter uit hetverdere verhaal niet blijktBijna alle varianten nl GD 1 3-5 7 9 11-14 vertellen dat de man s nachts uit

het huis wordt gelokt doordat de koeien worden losgemaakt dit stemt dus met hetIJslandsche verhaal overeen In GD 2 en GN 1 hoort hij den dief en gaat naar buitenom hem te vinden in GD 6 hoort hij iets door den schoorsteen vallen De man krijgtzijn spek weer

1) In GD 2 verstaat de vrouw niet wat de roovers tegen elkaar zeggen De man echter die nahun vertrek terugkomt weet het wel ten minste hij zegt dat hun bedoeling was dat lsquodetteskal bragtes ved nattenrsquo De vertelling is in den war geraakt maar met dit lsquobragtesrsquo mag menvergelijken het lsquoragesrsquo in andere Deensche varianten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

228

terug door onderweg de vracht van een der dieven over te nemen In sommigeredacties wordt dit op weinig waarschijnlijke wijze zoo uitgewerkt dat de man meteen zak kool den dief achternaloopt en hem dezen voor het spek te dragen geeftGD 3 motiveert dit daarmee dat de tweede dief kool zou stelen om bij het spek opte eten Het is dan wel merkwaardig dat de boer van deze afspraak afweet GD 12geeft ook hier voor weer de verklaring door te verklaren dat de man het gesprekder dieven heeft afgeluisterd1)De dief tracht den man nu weer te bedriegen in de verkleeding van een vrouw

dit motief komt voor in GD 1 2 4 10-14 en GN 1 Wat wij opmerkten met betrekkingtot het motief f geldt ook voor deze episode de varianten der Deensche eilandengaan met die van West-Jutland samen in het bewaren van den juisten vorm In hetbijzonder moet gewezen worden op de redacties GD 4 10 en 11 waar de dief zichvoordoet als de vrouw van den waard die op een mesthoop haar behoefte doetNatuurlijk is dit een latere wijziging die te stellen is op rekening van eenPallieterachtig realismeWat eindelijk het motief e aangaat in de varianten waar het voorkomt heeft het

denzelfden vorm als in de boerde de roovers worden op de vlucht gejaagd doordatzij het opgezwollen gezicht van hun overleden moeder of grootmoeder meenen tezien Aldus in GD 1-4 10-12 en 14 Wanneer in GD 13 en GN 1 de man door zichte vertoonen in een wit hemd of in zijn onderkleeren de dieven verschrikt diegelooven een spook te zien dan is dit een willekeurige wijziging die klaarblijkelijkdient om het min oorbare verhaal een weinig te kuischen Intusschen moet ik er opwijzen dat in een reeks mondelinge varianten uit Oost-Europa iets dergelijks verteldwordtUit dit korte overzocht der Deensche varianten blijkt dat

1) GD 6 is geheel afwijkend doordat hier het motief van drie elkander op een haar gelijkendebroers ingevoerd is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

229

het hier in de volksoverlevering levende verhaal tot in kleinigheden met den inhoudvan boerde fableau en IJslandsch exempel overeenstemt De best bewaarderedacties zijn GD 1 en 2 die op de eilanden werden opgeteekend In volledigheidsluiten zich hierbij onmiddellijk aan GD 10 en 11 die in West-Jutland ter hoogte vanRingkoumlbing werden aangetroffen Zij wijken slechts af door de kleine wijziging in ded-episode waarop ik hierboven gewezen heb De spil der verspreiding van ditverhaal door Denemarken is dus naar alle waarschijnlijkheid een lijn die devindplaatsen bij Ringkoumlbing en op de eilanden verbindtDeze lijn snijdt de Oostkust van Jutland ongeveer bij de plaats Horsens in de

buurt waarvan GD 7 is opgeteekend Deze variant is zeer onvolledig zij bevat alleende motieven abc Daarentegen worden de redacties die in volledigheid op GD 12 10 en 11 volgen op vrij grooten afstand aan weerszijden van bovengenoemdelijn gevonden en wel GD 3-5 in de buurt van Viborg GD 12-14 in Zuid-Jutland Hetis natuurlijk daarom nog niet onmogelijk dat de overlevering bij Horsenschronologisch oorspronkelijker is dan die bij Viborg en in Zuid-Jutland daar doorbijzondere omstandigheden de traditie van Horsens in den war kan zijn geraaktLetten wij op de geografische verdeeling der varianten dan blijkt het dat de in

West-Jutland opgeteekende redacties alle op tamelijk grooten afstand van de kustworden gevonden terwijl daarentegen GD 6 en 7 aan de Oostkust aangetroffenwerden Hieruit leid ik af dat het verhaal zich van de eilanden in Westelijke richtingnaar Jutland verspreidde en dat Horsens het lsquolandingspuntrsquo op Jutland was In deMiddeleeuwen was Horsens een belangrijke stad waarvan vier kloosters en driekerken kunnen getuigen Hier kwamen dus de kooplieden uit verschillende deelenvan Denemarken samen en hier kon een uitwisseling van verhalen plaats hebbenUit dit punt plantte zich deze vertelling in hoofdzaak langs drie wegen voort 1 dwarsdoor Jutland in de richting van Ringkoumlbing (GD 10

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

230

en 11 langs GD 8) 2 in Noordelijke richting naar het oude cultuurcentrum Viborg(GD 3-5 langs GD 6) 3 in Zuidwestelijke richting naar Ribe (GD 12-14 langs GD8 en 9) Wij merken ook hier weer op dat de tradities zich langs de handelswegenverspreiden tot eenzelfde opvatting kwam Waldemar Liungman bij zijn onderzoeknaar oorsprong en verbreiding van het Skandinavische sprookje lsquoPrinsessan iJordkulanrsquo1)Zou het echter ook niet mogelijk kunnen zijn dat het verhaal uit het Zuiden

Denemarken was binnengedrongen Dan zou het het eerst in de omgeving vanRibe verteld zijn Uit GD 12-14 zou het zich over GD 8-11 naar GD 3-5 verbreidhebben met een Oostelijken uitlooper over GD 7 naar de Deensche eilanden Eendergelijke ontwikkeling kan echter niet uit de overige verspreiding van het verhaalafgelezen worden want in Duitschland is het tot nog toe nergens aangetroffen2) InBolte-Polivkas bronnenboek vinden wij geen enkele Duitsche variant maaraangezien gewoonlijk alleen gedrukte varianten in hun werk vermeld worden zoudit nog niet als een bewijs kunnen gelden Maar als Prof W Wisser en Prof RWossidlo de eerste voor de Holsteinsche de tweede voor de Mecklenburgscheoverlevering op mijn desbetreffende vraag mededeelen dat zij het verhaal nooithebben aangetroffen dan mag men daaruit afleiden dat in deze onmiddellijk aanDenemarken grenzende streken van Duitschland dit verhaal ook inderdaad niet inden volksmond leeft Maar aangezien er geen enkele reden aangegeven zou kunnenworden waarom

1) Vgl W Liungman En Traditionsstudie (Goumlteborg 1925) deel I hoofdstuk IV2) De beide Duitsche literaire varianten hebben voor het onderzoek geen waarde Het gedicht

van JH Voss lsquoDie drei Diebersquo dat het eerst in den Musenalmanach voor 1791 blz 106 vlgguitgegeven werd is blijkens een opmerking van den dichter zelf ontleend aan het fableaudat hij had kunnen leeren kennen uit de vrije paraphrase van Legrand dAussy In 1811verscheen het lsquoSchatzkaumlstlein des rheinischen Hausfreundesrsquo van JP Hebel waarin onsverhaal ook voorkomt als lsquoDie drei Diebersquo (uitg Reclam blz 167-171) het is waarschijnlijknaar het gedicht van Voss bewerkt maar gaat in elk geval middellijk terug op het fableau Ditwordt bewezen door het motief dat de dieven met een gepunten stok het spek door denschoorsteen uit de ketel halen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

231

dit vertelsel indien het eenmaal in Duitschland bekend geweest was hier verlorenzou zijn gegaan terwijl het in Denemarken tot op heden wel is blijven voortlevenvolgt hieruit dat het dus buiten Denemarken ook in vroeger tijd niet verspreid zalzijn geweest Maar dan is ook het waarschijnlijkst dat de Deensche overleveringzelf uit een Deensch centrum zich ontwikkeld heeftMen zou hiertegen te berde kunnen brengen dat op de plaats waar dit verhaal

het eerst Jutland binnendrong juist zoo een onvolledige variant als GD 7opgeteekend is Bovendien is de variant GD 8 die in Westelijke richting op de vorigevolgt en die op den weg ligt waarlangs het verhaal Westwaarts (GD 10 en 11) enZuidwestwaarts (GD 12-14) trok al even slecht overgeleverd en hetzelfde moet ookopgemerkt worden met betrekking tot de weer iets Westelijker gelegen redactie GD9 Wij zouden dicht bij het uitstralingspunt voor de Jutsche overlevering een drietalgebrekkige varianten vinden en verder naar de periferie van het verbreidingsgebieddaarentegen veel vollediger vormenEr is wel een verklaring voor deze eigenaardige verhouding aan te geven De

redacties GD 7-9 zijn inderdaad wel zeer onvolledig - zij missen alle de motieven den e - maar daar GD 8 wel eindigt met het verhaal dat den dief de hand afgeslagenwordt moeten wij aannemen dat de tusschenliggende episodes ook eenmaalaanwezig geweest zijn Nu hebben deze drie varianten alle in het begin het verhaalhoe een behendige dief de eieren onder een broedenden vogel wegsteelt dushetzelfde kunststukje waarmee ook het fableau begint Ik acht het daaromwaarschijnlijk dat deze redactie bestaande utt een zoo groot aantal losaaneengeregen avonturen in later tijd vereenvoudigd werd door enkele episodesaan het eind weg te laten Hier blijkt weer op overtuigende wijze dat het drietal eennatuurlijke vorm is van een schematische indeeling der stof en dat het verhaaleenmaal die maat overschreden hebbende altijd weer tracht tot den eenvoudigenbouw terug te keeren Deze

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

232

overweging geeft ons niet alleen een voldoende verklaring voor de ongelijkmatigheidder Deensche overlevering maar zij leidt er ook toe als bron voor de Deenscheoverlevering dien vorm van het verhaal aan te nemen die met het fableauovereenstemtOp het oogenblik dat het verhaal Jutland bereikte had het nog den omvang dien

het Fransche gedicht bezit Op de eilanden evenwel is geen spoor meer over vanden aanvang Daar dat begin juist in een zuiver mondelinge overlevering zeergemakkelijk verloren kon gaan zou ik daaruit afleiden dat de plaatsen waar hetbegin nog wel bewaard is zeer dicht moeten liggen bij de plaats waar het verhaalhet eerst op Deenschen bodem werd overgebracht De Oostkust van Jutland omHorsens of het Westelijke gedeelte der eilanden zijn dus als het uitstralingspunt tebeschouwen het is in dit verband opmerkelijk dat de eilanden-varianten GD 1 en2 beide op de Westzijde van Fyen en Sjaelland zijn opgeteekend wat er misschienop wijzen kan dat de eilanden dit verhaal uit het Westen ontvingenVan hier zal het verhaal ook naar IJsland gekomen zijn waar het te recht of ten

onrechte aan bisschop Joacuten Halldoacutersson toegeschreven werd Ook in deze redactieontbreekt het verhaal van den eierdiefstal het valt niet uit te maken of dit beginreeds weggevallen was voacuteoacuter het naar IJsland overgebracht werd dan wel eerstgedurende de IJslandsche overlevering verloren ging De Noorsche variant isnatuurlijk eveneens uit Denemarken overgenomen en deze overdracht heeft geheelhet karakter van een mondelinge traditieDit laatste meen ik ten minste te mogen afleiden uit het uittreksel dat mij uit

Noorwegen gewerd Van een andere meening was Prof Moltke Moe die terloopsover dit verhaal gesproken heeft in de na zijn dood verschenen opstellen overlsquoEpischeWettenrsquo (Edda Nordisk Tidsskrift for Litteraturforskning IV 1915 blz 121)hij noemt daar een Noorsche variant die toch wel dezelfde zal zijn als die in deNorske Folkeminnesamling bewaard wordt daar het onaannemelijk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

233

is dat een aan Moe bekende redactie daar niet aanwezig zou zijn Ik zeg dit echtermet eenig voorbehoud daar volgens Moe de Noorsche variant dezelfde namenvoor de dieven zou hebben gekend als wij in het verhaal van Halldoacutersson vindenterwijl zij in den mij bekenden tekst niet vermeld worden Hoe dit zij door mondelingeoverlevering kwam deze variant uit Denemarken naar Noorwegen en ik kan nietgelooven dat zij zou behooren zooals Moe meent tot die vertellingen welke totop den huidigen dag op IJsland en in Noorwegen in den volksmond leven maareerst in het Noorsch van den kansel verkondigd zijnOns onderzoek voert ons dus tot het resultaat dat de Skandinavische overlevering

zich uit een punt in centraal Denemarken verspreid heeft De oorspronkelijke vormvan het verhaal komt zoo zeer met dien van boerde en fableau overeen dat eensamenhang tusschen de Deensche traditie en deze Fransch-Vlaamsche overleveringzeer waarschijnlijk is Of die overdracht langs mondelingen of langs literairen weggeschied is zal later ter sprake komenNu moeten wij ons bezig houden met de mondelinge overlevering in andere

landen

4 De Italiaansche Varianten

De volgende redacties heb ik kunnen raadplegen1)

Novella di Francesco Angeloni da TerniModena Tipographia Cappelli 1870 (Vgl

RI 1

R Koumlhler Kleinere Schriften II blz249-251)GG Vacalerio (= Giov Sagredo)LArcadia in Brenta Bologna 1684 blz249-251

2

Antonio Pellicani Cento Novelle Parma1881 blz 206-210

3

1) Ondanks navraag bij het Ufficio Bibliografico te Rome heb ik niet kunnen raadplegen GradiSaggio I 1865 blz 107 en Rivista di letteratura pop I blz 85

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

234

I Visentini Fiabe mantovane 1879 blz195 nr 43

4

A Belladoro Folklore veroneseNovelline Verona e Padova 1900 blz147-151 nr 134

5

Van deze vijf redacties behooren er twee tot de 17e eeuw de dichter Angeloni iste Rome in 1652 gestorven van Sagredos werk verscheen de eerste editie in 1667te Venetieuml en daarna nog in 15 drukken tot 1823 toe1) Het is opmerkelijk dat alleItaliaansche varianten niet meer dan de episodes a b c bevatten zij kennen dus hetverhaal in een zeer eenvoudigen vorm De inleiding was ook hier dat een van driedieven zich van zijn makkers afscheidt zoo vertellen het nog RI 2-4 in den tekstvan Balladoro weigert de vrouw van een boer die pas geslacht heeft aan de dieveneen worst te geven dien zij dan op andere manier denken te verwerven RI 4 bevatde bijzonderheid dat de eene dief bij het zien van de rij worsten in den schoorsteenvan zijn vroegerenmakker zegt lsquoWat eenmooie baardrsquo waarop de ander antwoordtlsquoDien zullen wij scherenrsquo Dat stemt dus overeen met de voorstelling van de boerdeHet b-motief heeft dezen vorm terwijl man en vrouw slapen komt de dief bij hun

bed en vraagt waar het spek ligt in RI 4 richt hij zich tot den man in RI 2 3 en 5 totde vrouw De man wordt dus niet naar den stal weggelokt of daaraan nog eenherinnering is dat in RI 4 de worst in den stal weggeborgen is durf ik niet tebeslissenDe episode c geeft geen aanleiding tot verdere opmerkingen In RI 3 waar de

dieven de namen Carlo Gennaro en Tiburzio dragen noodigt de eerste zijn makkersten slotte uit met hem van het varken te eten de moraal van het verhaal is lsquoin casadi ladri non ci si rubarsquoHet is opmerkelijk dat wij dit verhaal in een paar novellen-verzamelingen vinden

waarvan wij weten dat zij meermalen

1) Zie Landau Zeitschrift fuumlr vgl Lit gesch NF XII blz 460 die zijn novelle lsquoCome tre fratelliladri a vicenda si rubino un porcorsquo mijns inziens ten onrechte haast een vertaling van hetfableau noemt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

235

aan Fransche literaire traditie ontleenden Daar er ook fableaustoffen in deItaliaansche novellenliteratuur zijn doorgedrongen zou het niet onmogelijk zijn datdit eveneens bij dit dievenverhaal heeft plaats gehad Men kan er zich dan slechtsover verbazen dat het verhaal in die 17e-eeuwsche novellen in denzelfdenonvolledigen vorm gevonden wordt als in de moderne populaire overleveringRechtstreeks kan de novelle van Sagredo kwalijk uit het fableau afstammen maarindien wij toch een mondelinge traditie tusschen fableau en novelle vooronderstellenmoeten is het evenzeer mogelijk dat de mondelinge overlevering onafhankelijkvan het fableau isVacalerio die zijn boek blijkens den ondertitel lsquoLa Melanconia sbanditarsquo ter

opvroolijking zijner tijdgenooten schreef leefde naar alle waarschijnlijkheid in hetdal van de Brenta Waarom anders zou hij zijn werk lsquoLArcadia in Brentarsquo genoemdhebben De populaire varianten stammen eveneens uit het Oostelijk deel vanLombardije waar het verhaal dus reeds sedert eeuwen inheemsch geweest zal zijnDaar ons van de andere deelen van Italieuml alle gegevens ontbreken en daarentegenin Oost-Lombardije tamelijk veel redacties - voor Italiaansche verhoudingen althans- gevonden zijn acht ik het waarschijnlijk dat hier het eigenlijke verbreidingsgebiedvan het verhaal op Italiaanschen bodem te zoeken is

5 De mondelinge overlevering in Oost-Europa

De volgende varianten zijn mij bekend

Groot-Russen

AN Afanasjev Narodnyja russkijaskazki3 (Moskva 1897) II blz 351 nr

SR 1

219 Aanm (uit de half-literairesprookjesverzamelingen van ČulkovRusskija Skazki Moskva 1780-1783deel IV)Goevern Wjatka Kr Koteljnič DKZelenin Velikorusskija skazki Vjatskoj

2

gubernii (Petrograd 1915 = Zapiski ImpRussk Geogr Obščestva po otdělenijuetnografii 42) blz 196-199 nr 61

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

236

Goevern Moskau IA ChudjakovVelikorusskija skazki I (Moskva 1860)blz 121-124 nr 34

3

Goevern Nowgorod Kr Bělozjorsk Ben J Sokolovy Skazki i pěsni

4

Bělozjorskago Kraja (Moskva 1915) blz5-7 nr 3Kaukasus KozakkenkolonieUmachan-Jurtovskaja Sbornik

5

materialov dlja opisanija městnostej iplemjon Kavkaza (verder afgekort SbornKavk) 15 1893 II blz 184-186 nr 2

Wit-Russen

Sbornik Charkovskago istoriko-filologobščestva VI blz 168 nr 170

SRW 1

A Šuchevyč Hucułščyna (Lemberg1908) V blz 141

2

AN Malinka Sbornik materialov pomalorusskomu folkloru (Černigov 1902)blz 345 nr 62

3

Oekrainers

Goevern Kiew Kr Umanj I RudčenkoNarodnyja južnorusskija skazki I (Kiew1869) blz 191-195 nr 73

SU 1

Zuid-Rusland PP Čubinskij Trudyetnografičeskostatističeskoj ekspedicii v

2

zapadno-russkij kraj II (Petersburg 1878)blz 620 nr 89Goevern Cherson Kr Aleksandrija IVBessaraba Materialy dlja etnografii

3

Chersonskoj gubernii (Petrograd 1916 =Sbornik otdělenija russkago jazyka islovesnosti Imp Akad Nauk 94 4) blz70-72 nr 40

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

Polen

Materyały antrop-archeol i etnogr enzX (Krakau 1906) blz 231 nr 2

SP 1

Serbo-Kroaten

Luka Grgjič-Bjelokosič Stotina šaljivihpriča iz srpskog života u Herceg-Bosni(Mostar 1902) blz 13

SS 1

Zbornik za narodni život i običaje južnihSlavena X (Agram 1906) blz 194

2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

237

Boelgaren

Grieksch-Macedonieuml streek van LerinSbornik za narodni umotvorenija VIII(1892) 3 blz 204-205 nr 2

SB 1

Litauers

A Schleicher Litauische MaumlrchenSprichworte Raumltsel und Lieder (Weimar

LIT 1

1857) blz 13-20 (vgl Gering II blz220-221)M Boehm en F SpechtLettisch-litauische Volksmaumlrchen (Jena1924) blz 263-271 nr 28

2

Albaneezen

A Dozon Contes albanais (Paris 1881= Collection de contes et chansonspopulaires 3) blz 163-167 nr 21

ALB 1

Kaukasusvolken

Ka b a r d i euml r s Sborn Kavk 12 (1891) 1 blz 130-136M i n g r e l i euml r s Sborn Kavk 18 (1894) 3 blz 27-30 nr 1K o e r d e n bij den Ararat Sborn Kavk 20 2 1 blz 6-9 = A Dirr KaukasischeMaumlrchen (Jena 1920) nr 76We s t - O s s e t e n Vs Miller Digorskija skazanija (Moskva 1902 = Trudy povostokověděniju 11) blz 118-119 nr 8

De Oosteuropeesche varianten die in vergelijking met het Westeuropeeschemateriaal vrij talrijk zijn wijken onderling veel van elkaar af Naast redacties diezeer nauw met de Westersche literaire vormen samenhangen staan er andere diezeer gebrekkig zijn overgeleverd of waarin de stof zeer vrij behandeld isEen groot aantal varianten mist de slotepisode f zij wordt alleen gevonden in SU

1 SRW 1-3 en Lit 1 en 2 In deze varianten wordt het motief niet overal op dezelfdewijze verteld het meest in overeenstemming met de boerde zijn SRW 1 en 2 in Lit1 wordt een vinger afgehakt in SU 1 wordt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

238

op de handen in SRW 3 op het hoofd geslagen Deze afwijkingen zijn echter vangeen beteekenis tegenover het feit dat hier in een vrijwel aaneengesloten gebieddat zich als een breede strook in het Westen van Rusland van Oostzee tot Zwartezee uitstrekt een motief gevonden wordt dat wij ook in de Westelijke vormenaantroffenWaar dit motief ontbreekt en waar niet door slechte overlevering het slot geheel

verloren is gegaan (zooals in SS 1 en 2 SP 1) eindigt het verhaal met het motief ede dieven door het vermeende spook verdreven zien van verdere pogingen af hetspek te verwerven Dit is het geval in SR 1-5 SU 2 en 3 SB 1 In een paar anderevarianten schijnt een zwakke herinnering aan deze slotepisode bewaard te zijn hetAlbaneesche verhaal eindigt daarmee dat de man zijn zwagers onthaalt op het nogniet gaargebraden vleesch terwijl de Koerdische variant vertelt dat de dieven hunongelijk aan den bestolene die hier hun broer is bekennen en daarop door dezenonthaald worden Dit kan daarom een herinnering aan de f-episode zijn omdat insommige West-Europeesche vormen maar ook in SRW 1 en 2 de vertellingeveneens eindigt met een verzoeningHet verhaal hoe de dieven uit hun roofhuis verdreven worden is in alle varianten

met uitzondering van SU 1 anders dan wij die in de Westersche overlevering - metuitzondering slechts van een paar Deensche varianten - gevonden hebben Deroovers worden in den waan gebracht dat er een duivel of geest verschijnt (SR 13-5 SRW 1-3 SU 2 en 3) of een vampier (SB 1 Alb 1) Maar dit geschiedt op eengeheele andere wijze De boer maakt zijn gezicht zwart of besmeert het met modderzooals in de Russische en Albaneesche varianten Een ander middel om den dievenschrik aan te jagen is dat de man met een stok op een boom slaat zoodat deroovers meenen dat er gevochten wordt maar deze trek die alleen in Lit 1 en 2gevonden wordt is ontleend aan een ander dievenverhaal (Aarne type 1525 D)Misschien ligt hetzelfde ten grond aan SR 2 waar de oom zijn stelende neven zelfin

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

239

het leege huis met een knuppel afrost In de over het geheel fragmentaire en slechtvertelde variant SU 2 neemt de bestolene den dieven die in een leeg huis bezigzijn het spek te braden hun zonder meer het spek af Merkwaardig is ook SU 3waar de man twee stokken aansteekt een voorstelling wier beteekenis alleenopgehelderd wordt door een paar Wit-Russische redacties (SRW 2 en 3) waar deman die voor duivel wil spelen gezeten op den haard in het donkere huis de rooversverschrikt door hun vonken in het gezicht te blazenHier loopt dus de motiveering van het verhaal in de verschillende redacties sterk

uiteen zulke afwijkingen treden echter ook op andere plaatsen op Het begin vanSRW 1-3 SU 1 en 2 SB 1 Lit 1 en 2 stemt met de boerde overeen Daarentegenvertellen deGroot-Russische varianten dat demanmet de dieven een weddenschapaangaat dat zij hem het varken niet zullen kunnen ontstelen Dit is waarschijnlijkeen locale en in allen geval zeer voor de hand liggende vernieuwing De dieven zijnnu soms zwagers van den boer zooals in SR 1 3 en 4 dezelfde verwantschapbestaat ook in de Boelgaarsche en Albaneesche redacties In SR 2 zijn het oom enneef die elkaar bestelen in SR 5 blijkt van eenige verwantschap tusschen den boeren de dieven weer niets Broers zijn de dieven en de bestolene in SRW 1 en SU 3maar ook in de Mingrelische en Koerdische varianten In het Ossetische verhaalzijn het drie vrienden terwijl de Kabardische redactie alleen spreekt van een jongenen een ouden dief Het begin van dit dievenverhaal is dus in de verschillenderedacties zeer uiteenloopend verteld dit is echter gewoonlijk het geval met demondelinge overleveringenIn die varianten waar de dieven verwanten van den boer zijn behoeven zij het

spek dus niet bij toeval te ontdekken (SR 1-5 SU 3 Koerd) Toch is vaak van eenvoorafgaand bezoek sprake waarbij dan door de dieven verdachte woorden gezegdworden waardoor hun oude makker die hun streken wel kent argwaan opvatSoms wordt niet verteld wat de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

240

dieven zeiden zooals in SRW 2 en 3 SS 2 of de door hen gebruikte opmerking isgeheel onbegrijpelijk geworden (SU 2 lsquoonze broer is gegroeidrsquo) De woordspelingmet den baard is alleen bewaard in SRW 1 en SU 1 waar de een naar bovenkijkend zegt lsquoDe baard jeukt mijrsquo waarop de ander opmerkt dat hij dan geschorenmoet worden Op Slavisch gebied is hiervoor vaak in de plaats getreden dat de diefnaar boven kijkt terwijl hij aan het drinken is hetzij water (SB Alb Kab) hetzij wijn(Mingr) Daarbij zegt hij in de Boelgaarsche variant lsquoDe hemel is bewolkt gewordenrsquoin de Albaneesche vraagt hij lsquoHeb je m gezienrsquoZoodra de man begrijpt dat de dieven het op zijn varken gemunt hebben verbergt

hij het in of onder een kast (SU 3 Mingr) in of op de kachel (SR 1 3 4 het dronkenzwijn in vrouwenkleeren) op zolder of in hooischuur (Alb Koerd) in het bed (SBKab) of in de wieg (SR 1 var 5) Geen nadere aanduidingen vond ik in mijnuittreksels van SR 2 SRW 1-2 SU 1-2 SS 2 de heele episode schijnt te zijnweggevallen in SR 3 SRW 3 en SS 1 Het is duidelijk dat het er niet op aankomtwaar het spek geborgen wordt maar het is niet te ontkennen dat in een verhaalvan dievenbehendigheid het stelen uit het bed waarin de bestolene of diens vrouwslaapt een zeer sterk stukje is Het fableau en de boerde bewijzen dat beide vormenreeds vroeg in West-Europa naast elkaar stonden Op verschillende plaatsen kanmen echter op de gedachte zijn gekomen de dievenlist te vergrooten door het spekuit het bed te laten stelen oorspronkelijk acht ik deze voorstelling echter niet wantde pointe van deze episode ligt daarin dat aan de vrouw (of in sommige variantenmaar mogelijk door latere verknoeiing aan den man zelf) het geheim van deschuilplaats door het nabootsen van de stem van den echtgenoot wordt ontlokt Isdit eenmaal gebeurd dan komt het er niet op aan waar het spek nu eigenlijkverborgen isIn enkele varianten wordt deze list tweemaal toegepast aldus in SR 1 3 en 4

(eerst op de kachel dan aan de hand-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

241

molen) SU 3 (kast en kelder) Mingr (tweemaal uit de kast) Het behoeft geenbetoog dat deze voorstelling niet de juiste kan zijn de herhaling van dit eene motiefbewijst dat de herinnering aan een tweevoudige poging tot diefstal nog aanwezigwas Dat hier een der pogingen in de plaats getreden is van de episode d welke indeze varianten ontbreekt blijkt duidelijk daaruit dat het varken in vrouwenkleerengestoken verborgen wordtWat nu de episode b aangaat in enkele varianten (SRW 1-3 SU 2 en 3) wordt

de man naar buiten gelokt doordat zijn vee is losgemaakt of uit den stal gejaagdOok in SS 2 wordt de man er toe gebracht op te staan en het huis te verlaten Inandere varianten wordt deze scene echter geheel afwijkend verteld Soms luisterende dieven het gesprek van man en vrouw af (SR 5) of ook hooren zij wat de manin zich zelf praat (SB) In de Albaneesche Kabardische en Mingreelsche variantenbootst de dief kattengemiauw na waarop de vrouw zegt dat de kat toch niet bij hetspek kan komen omdat het veilig verborgen is op een plek die zij dan aanduidtDit laatste is een weinig logische voorstelling die veroorzaakt schijnt te zijn doordatin sommige redacties het nabootsen van dierengeluid in de c-episode voorkomtDe man krijgt het spek terug door het in het donker van den dief over te nemen

Soms heet het dat de dief den weg is kwijt geraakt (SRW 1-3 SU 1 en 3) of ietsanders moet halen (vuur in Mingr een weegschaal in Koerd) De Groot-Russischevarianten vertellen dat de man de dieven in het bosch lokt door hen in den waante brengen dat een paard of een ander dier zich daar bevindt dit motief behoortechter tot het sprookje van den Meesterdief1) Zeer eigenaardig is de voorstellingvan de variant die door Afanasjev in een noot bij SR 1 medegedeeld is nl dat dendieven met een brandenden

1) Zie voor de varianten Bolte-Polivka III blz 391 noot 2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

242

kienspaan een schat voorgegoocheld wordt1) De c-episode ontbreekt in SR 3 waarhet verhaal echter zeer verward is2) de eveneens bedorven redactie SS 1 verteltniet hoe dit geschiedt het motief c wordt ook niet gevonden in SU 2 waar het heeleslot is weggevallen in het Kabardische verhaal waar heel andere avonturen zijnopgenomen3) en in de West-Ossetische variant die alleen de episoden a b bevatDe dief krijgt het spek weer terug door de kleeren van de boerin aan te doen Dit

vinden we in SR 5 SRW 1-3 SU 1 SB 1 Lit 1 en 2 Alb en Kab4) In de Koerdischevariant zegt de als vrouw verkleede dief dat de roovers in den paardenstal zijngedrongen een trek die oorspronkelijk in de episode b thuishoort Het Mingrelischeverhaal is slecht overgeleverd de kast met het vleesch wordt hier door geweldmeegenomenIn dit overzicht zijn die varianten besproken wier inhoud in groote trekken met

de West-Europeesche vormen van dit verhaal overeenstemmen Behalve deze zijner echter nog een paar andere die belangrijk afwijken SS 1 staat zelfs zoo ver vanonze vertelling af dat men ze er nauwelijks onder rekenen kan De inhoud is dezeTwee dieven Suljo en Novak stelen een ram Suljo draagt de buit maar als hijuitrust pakt Novak het dier en loopt er mee weg Weldra heeft de ander hem weeringehaald en pakt het nu weer van Novak af (hoe dat geschiedt wordt niet verteld)Deze loopt den ander weer na en door de vrouw van Suljo te bedriegen krijgt hijden ram weer in handen Suljo sluipt nu in de hut van den ander die ingeslapen isbij den ketel waarin het vleesch van het geslachte

1) Hier zal wel verband zijn met de voorstelling van SU 3 waar stokken worden aangestokenin de episode e zie boven

2) De man mag de dievenbende verlaten op voorwaarde dat hij hun een varken ontsteelt hijdoet dit terwijl zij slapen lokt ze dan door een bel naar een huisje in het bosch waar hij zemet een zwartgemaakt gelaat weer uit verdrijft

3) Twee schoenen op verschillende plaatsen van den weg (Aarne type 1525D) een ossekop inhet moeras (type 1004)

4) In deze var de moeder van den jongen dief

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

243

dier kookte haalt het vleesch er uit en doet daarvoor in de plaats de sokken enandere kleedingstukken van Novak Met een verzoening eindigt deze vertellingwaarin nauwelijks een draad te ontdekken valtHeel anders is het met de Poolsche variant gesteld De held hiervan is een Jood

die eens gemeene zaak met een paar dieven gemaakt heeft en daar goed aan heeftverdiend Na deze met andere vertelmotieven opgebouwde inleiding begint het onsinteresseerende gedeelte daarmee dat de dieven den Jood opzoeken en beidennet doen of ze elkaar niet kennen De Jood laat zijn vermogen in den oven metselenen wacht dan gerust de dieven af Zij komen na een paar nachten breken in waaropde Jood het raam uitvlucht De vrouw vertelt waar het geld is Zij halen het uit deschuilplaats en reiken het door het raam naar buiten waar de Jood gereed staathet aan te nemen Daarmede is dit onbeduidende verhaal uitIndien wij nu het geheele Slavische gebied overzien blijkt het dat de goed

overgeleverde en met denWest-Europeeschen vorm overeenstemmende variantengevonden worden in de Oekrainsche Wit-Russische en Litauwsche gebieden1)Naar het Oosten toe wordt de overlevering veel minder gesloten de Russischevarianten onderscheiden zich door nieuwe details de in den Kaukasus opgeteekenderedacties wijken in nog grootere mate af en zijn bovendien over het geheel onvolledigMen mag hieruit afleiden dat in Rusland het verhaal van het Westen naar het

Oosten gedrongen is Maar indien de oorspronkelijke overlevering gezocht moetworden in de smalle strook die van Noord naar Zuid door West-Rusland looptvanwaar werd dan hier het verhaal overgenomen Het is van

1) In verschillende komen contaminaties met andere dievenverhalen voor zonder dat daaromnog het verhaal zelf verknoeid is SR 2 is verbonden met Aarne 951B en 1737 SU 2 metAarne 1737 SU 3 met Aarne 1535 Lit 1 en 2 met Aarne 1525 Verbinding met 1525 (hetMeesterdief-verhaal) lag voor de hand omdat ook hier van iemand die in bed ligt een hemdlaken of ring moet worden gestolen wat geschiedt door zich als een ander voor te doen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

244

belang dit gebied zoo scherp mogelijk te omgrenzen Op Finsch taalgebied is geenenkele variant opgeteekend en daar de inzameling daar zoo intensief heeft plaatsgehad als misschien wel nergens elders ter wereld mag men vaststellen dat hetdaar ook volstrekt niet bekend is Dat beteekent dus dat het verhaal niet uit Ruslandnoch uit Zweden is binnengedrongen de landen waaraan Finland gewoonlijk zijnoverleveringen ontleent Uit Zweden is ook geen enkele variant bekend hetontbreken van dit verhaal inWest-Finland duidt er dus op dat het in Zweden evenminverspreid geweest zal zijn althans dat het niet dan zeer sporadisch zal zijnvoorgekomen In Rusland vinden wij het verhaal wel zelfs vrij dicht bij de Finschegrens wanneer het dus toch niet in Finland is doorgedrongen volgt daaruit dat degolf die dit verhaal over Rusland verbreidde aan de grenzen van het Finschetaalgebied doodgeloopen was Dit wijst op een verspreidingsrichting Zuid-Noordwat weer ondersteund wordt door de omstandigheid dat in het Zuiden van Rusland(Kaukasus en Oekraine) zoo een levendige traditie gevonden wordtOfschoon dus een langgerekte strook lands waar deze traditie in haar besten

vorm leeft in het Westen van Rusland van Oostzee tot aan Zwarte Zee reikt volgtdaaruit nog niet dat de hoofdrichting der verspreiding vanWest naar Oost ging Datdit laatste inderdaad niet het geval was blijkt nog daaruit dat op Poolsch gebiedmaar een enkele en dan nog uiterst bedorven en bijna geheel afwijkende variant isgevonden en dat men verder noch in Duitschland noch in Tsjecho-Slowakije enHongarije eenig spoor van deze vertelling heeft ontdektWij mogen dus aannemen dat in het Litauwsch-Witrussisch-Oekrainsch

overleveringsgebied het verhaal van het Zuiden naar het Noorden werd overgebrachtLitauwen is dus een eindpunt waaruit te verklaren valt dat het verhaal in Eestlandonbekend is Verbinding met de Deensche overlevering is dus niet waarschijnlijkHoe staat het echter met de verbindingen van de Oekrainsche traditie met de tenZuiden daarvan gelegen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

245

gebieden Van groot gewicht is hier de beantwoording van de vraag hoe deBalkan-traditie te beoordeelen is Wij bezitten daaromtrent de volgende gegevensIn Albanieuml en Boelgarije zijn een paar tamelijk goede varianten opgeteekend opSerbo-Kroatisch gebied echter beperkt zich het bekende materiaal tot een zeeronvolledige (SS 2) en een gansch verknoeide redactie (SS 1) Prof Solymossy dieop mijn verzoek geiumlnformeerd heeft naar het voorkomen van dit verhaal in dezegebieden deelt mij mede dat zijn medewerkers op den Balkan dit verhaal nooithebben aangetroffen En hij voegt daaraan toe lsquoDe in Bolte-Polivka genoemdeBoelgaarsche en Albaneesche varianten kunnen daar toevalligerwijze zijnopgeteekend want in het algemeen kent men daar den ldquoschwankrdquo evenmin als inHongarijersquo Tot steun van deze meening zou nog aangevoerd kunnen worden dater wel meer voorbeelden zijn dat een sprookje uit Rusland door een toeval naarden Balkan werd overgebracht1)De merkwaardige overeenstemming tusschen de Albaneesche en Boelgaarsche

varianten met de Kabardische en Mingrelische redacties wat het motief a betreftalsmede de gelijkheid van de Albaneesche variant met de evengenoemdeKaukasische varianten in het motief b (het nabootsen van het kattengemiauw)bewijzen een zoo nauwe overeenstemming tusschen deze beide uiteenliggendeoverleveringsgebieden dat men daaruit mag besluiten dat uit het Zuiden vanRusland deze vorm eensdeels naar den Kaukasus anderdeels naar den Balkanovergebracht werdVoor het geheele Oost-Europeesche overleveringsgebied schijnt dus de Russische

Zwarte-Zeekust het uitstralingsgebied geweest te zijn De Oekrainsche variant diein Umanj werd opgeteekend vertoont een zeer groote gelijkenis met denWest-Europeeschen literairen vorm zij kan er misschien op wijzen dat het verhaalvan de Oekraine uit zijn tocht door de Slavische landen begon nadat het daarheenwas overgebracht uit een

1) Zie W Anderson FFComm 42 blz 345

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

246

gebied waaruit ook de West-Europeesche traditie geput heeft In elk geval planttehet zich regelmatig voort door het stroomgebied van den Dnjestr en de Duna enbehield ook hier tamelijk wel haar oorspronkelijken vorm buiten dit rayon echter isde verspreiding zeer ongelijkmatig en is de vorm veel minder goed bewaardNu komt de Oekrainsche variant SU 1 in eacuteeacuten punt met de West-Europeesche

traditie overeen waarin alle andere Slavische vormen afwijken dat is de obscenewending van de episode e Terwijl de dieven op hun verzamelplaats bij het kerkhofbezig zijn een vuur aan te leggen om het spek te smelten komt de bestoleneachteruitkruipend op hen af waarop de dieven meenen dat zij een spook zien enop de vlucht gaan1)Hoe is deze overeenstemming te verklaren Als een bewijs van den

oorspronkelijken samenhang der West- en Oost-Europeesche tradities die dan uiteen West-Aziatische overlevering zouden zijn vertakt Of oefende deWest-Europeesche vertelling een secondairen invloed op de Oekrainsche traditieuit waardoor de groote overeenkomst in een enkel detail zou moeten wordenverklaard Alvorens deze beide mogelijkheden te overwegen moeten wij eerst devarianten die buiten Europa opgeteekend zijn onderzoeken

6 De mondelinge overlevering buiten Europa

De volgende varianten zijn mij bekend

Turken

WFA Behrnauer Die 40 Veziere (Leipzig 1851 blz 214-217 EJW GibbThe History of the Forty Vezirs (London 1886) blz 194-197

1) Prof Anderson deelt mij den inhoud als volgt mede Der folgende Satz ist aus Zensurgruumlndenverstuumlmmelt Konin (de naam van den man) kriecht ruumlckwaumlrts auf sie los Der Dieb siehtdass etwas Nacktes auf ihn loskriecht und laumlsst nun den anderen Feuer schlagen Als dieserdas Nackte sieht sagt er lsquoHier spukt es - laufen wir davonrsquo Und sie laufen wirklich davon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

247

Kabylen

L Frobenius Volksmaumlrchen der KabylenI (= Atlantis I) Jena 1921 blz 265-271nr 52

Af Kb 1

Ibidem II Jena 1922 blz 48-52 nr 52

Chili

RA Laval Contribucion al folklore de Carahuz II (Santiago de Chile 1920) blz221 nr 17

Van deze varianten omvat de Chileensche alleen het motief b de beide hongerigekleinkinderen van een gierig echtpaar stelen een geslacht zwijn verschillende malendoordat Miguel met een veranderde stem zijn grootmoeder vraagt waar zij hetverborgen heeft Het is waarschijnlijk dat het verhaal met Portugeesche kolonistennaar Zuid-Amerika kwam en dan bewijst het dus dat ook op het Iberischeschiereiland deze dievenlist bekend was Daaruit magmen echter geenszins afleidendat nu ook het geheele verhaal dat uit een samenvoeging van een reeks dievenlistenbestaat daar in omloop zou zijn geweestDe eerste variant der Kabylen begint aldus De dieven hooren den oudsten zoon

van een boer uit en deze vertelt waar het dier is vastgebonden Maar als de jongstezoon dit dan thuis vertelt slacht de boer den bok en verbergt het vleesch in eenkast Dit is dus een geheel andere inleiding dan het bezoek met de raadselachtigewoorden in de Europeesche overlevering Door middel van de list b steelt de diefhet vleesch de vrouw wakker geworden denkt dat haar man aan het zoeken is envraagt hem wat hij uitvoert Daarop antwoordt de dief en ontlokt haar de aanwijzingwaar het vleesch verborgen is In Af Kb 2 breekt de dief in als de boer na velenachtwaken uit vrees voor de dieven ingeslapen is als hij den geitebok niet doorhet gat kan krijgen snijdt hij hem de keel af en trekt hem dan zoo er door Eenherinnering aan het weglokken van den man mag men misschien zien in demededeeling van Af Kb 1 dat de jongste zoon ontwaakt en gaat kijken of het vleescher nog is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

248

In beide redacties volgt nu c het overnemen van den last omdat deze zoo zwaaris Nu gaan echter de beide verhalen weer uiteen Af Kb 1 vertelt dat de dief in hetdonker achter de huisdeur staande het vleesch weer overneemt dat is dus hetmotief d maar nu zonder verkleeding Het vleesch wordt nu weer teruggekregendoordat uit de kookpotten der dieven een poot wordt weggenomen waarop dezeelkander van diefstal beschuldigen en elkander doodslaan Dit herinnert in de verteaan SS 1 maar eenige verwantschap lijkt mij toch niet waarschijnlijkAf Kb 2 staat dichter bij het Europeesche verhaal de man brengt het vleesch

weer thuis en laat het door zijn vrouw goed verbergen Maar nu stelen de dievenhet voor de tweede maal door list b daarna gaat de man hen in de kapel waar zijhet vleesch willen koken verschrikken door zijn gelaat met een schaapsvel tebedekken de dieven meenen dat hij eenWuarssen of reus is en gaan op de vlucht1)Zij komen spoedig terug merken hun vergissing en gaan den man achterna Zijhalen hem in en slaan hem zoo dat hij buiten kennis neervalt Maar daarna komteen echte reus die hen overvalt en verslindtDe Turksche variant wijkt van alle andere met uitzondering van de Poolsche

variant af doordat de diefstal hier om een geldstuk en niet om een dier gaat Eenknaap bedriegt een bakker door suikerwerk te koopen en hem er niet voor te betalenDe bakker ontfutselt het hem weer door list c waarop de knaap zich invrouwenkleeren hullend het weer terugkrijgt (motief d) Weer wendt de bakker listc aan en brengt het nu veilig thuis Het tweemaal aanwenden van list c klinkt al zeeronwaarschijnlijk vooral als men bedenkt dat de bakker den knaap bedriegt doorhem te vragen voor hem water te gaan putten De slimme jongen zal daar zekerniet

1) Frobenius teekent hierbij aan dat het schaapsvel behoort tot de maskering waarmede dereuzen in het spel vroeger werden nagebootst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

249

voor de tweede keer inloopen Het slot is al evenmin bevredigend De knaap komtbij het bed waar de bakker vermoeid van zijn nachtelijke tochten ligt te slapen envraagt hem waar het geldstuk ligt Slaapdronken vertelt de bakker het en zoo weetde jongen het ten slotte toch te bemachtigen Het is niet aan te nemen dat de bakkerzich op het laatst zoo gemakkelijk zou laten bedriegenDit Turksche verhaal wijkt dus sterk af van de overige traditie Het is geheel anders

opgebouwd wat ook daarin uitkomt dat het eind niet is dat de dieven bedrogenworden maar dat integendeel de slimme knaap aan het langste eind trekt Hetmaakt den indruk dat op grond der verschillende motieven van dievenlist dienatuurlijk wel gemeengoed van verschillende volken zullen zijn een geheel anderverhaal samengesteld is Alleen het feit dat het toch dezelfde trekken zijn die hierweer tot een geheel verbonden zijn doet het niet onmogelijk voorkomen dat er weleenig verband tusschen dit verhaal en de overige overlevering bestaan kanDe geschiedenis der Veertig Viziers is waarschijnlijk door een zekeren

Scheich-zedeh uit het Arabisch vertaald voor den sultan Moerad II die geregeerdheeft van 1421-1451 Dit Arabische werk is echter verloren gegaan maar het moetop zijn beurt weer teruggaan op het Indische verhaal der Zeven Vroeden In deredacties die hiervan overgeleverd zijn komt echter deze dievengeschiedenis nietvoor Gering ziet hierin geen bezwaar haar toch op een Indische bron terug tevoeren maar het is duidelijk dat hiervoor geen schijn van bewijs kan wordenbijgebracht Zelfs is het twijfelachtig of in de Arabische bron dit verhaal gestaanheeft het zou immers ook kunnen dat de Turksche vertaler zelf nieuwe verhalenhad toegevoegd

7 De Geschiedenis der Overlevering

Het aantal bekende varianten van het verhaal der Drie Dieven is in aanmerkinggenomen de groote hoeveelheid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

250

redacties die ons gewoonlijk van een volksoverlevering bekend zijn zeer geringEr zijn gansche gebieden in Europa waar het zelfs in het geheel niet aangetroffenwerd (Finland Hongarije Tsjecho-Slowakije Duitschland Oostenrijk) Gaan wij degeografische verdeeling der traditie na dan zien wij dat er in het SlavischeOost-Europa een tamelijk krachtige mondelinge overlevering bestaat en dat er inWest-Europa reeds vroeg een literaire traditie werd opgeteekend die zichconcentreert om een klein gebied in Vlaanderen en Noord-Frankrijk Vandaar werdhet verhaal naar Denemarken overgebracht en verder vond het zijn weg naarNoorwegen en IJsland Een afzonderlijk staande overlevering kennen wij voortsnog uit N-O-ItalieumlOok buiten Europa is de overlevering schaarsch En zij biedt weinig houvast voor

een aanknoopen van deze traditie met de Europeesche In de Turksche variant diegeheel apart staat doordat het voorwerp der listen een geldstuk is komen alleende episodes b c d voor die echter in de volgorde c d c b worden verteld Wij durvendaarom uit deze variant niet meer afleiden dan dat zeker in de 15e eeuw en naaralle waarschijnlijkheid wel reeds eerder bij de Turken eenige motieven van hetverhaal van den spekdiefstal bekend waren dat zij echter gebruikt werden op geheelzelfstandige wijze om een nieuw verhaal te vormen en dat hieruit geenszins magworden afgeleid dat toen in West-Azieuml het verhaal zooals wij dat in de 13e eeuwinWest-Europa zien optreden in den volksmond leefde Nog zwakker staat de zaakeener Arabische traditie van deze vertelling wanneer wij van de Turkscheoverlevering teruggaan komen wij tot de zeer onzekere conclusie dat er in eenArabische literaire bron een vertelling kan gestaan hebben die met onzedievenhistorie eenige overeenkomst heeft door het aanwenden van een aantalgelijke motieven Ondertusschen mogen wij op grond der populaire overlevering bijde Kabylen wel aannemen dat er van dit verhaal een Arabische overlevering bestaanheeft die veel dichter bij den

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

251

Europeeschen vorm van deze vertelling staat dan het verhaal in de 40 Viziers Voorzoover het geoorloofd is een besluit te trekken uit de Kabylische varianten die inden modernen tijd zijn opgeteekend en die onderscheidenlijk de episodes a b c den a c b e bevatten zou het Arabische origineel bestaan hebben uit a b c d e welkeomvang met die der Europeesche redacties nagenoeg overeenkomt1)Wij kwamen hierboven tot het resultaat dat de Europeesche varianten hierin met

elkander overeenstemmen dat zij denzelfden bouw van de vertelling bezitten Metnadruk moet er op worden gewezen dat deze ook alleen kan bewijzen dat wij meteen samenhangende overlevering te doen hebben Maar aan den anderen kantwordt hierdoor ook onomstootelijk aangetoond dat verhalen die daarin met elkaarovereenstemmen dat zij dezelfde motieven tot een bepaalde reeks tezamenvoegenook uit een en dezelfde traditie moeten zijn gesproten Van polygenese deroverleveringen is in een geval als dit natuurlijk geen sprake Met het hier opgemerkteis het niet in strijd dat in een deel van het overleveringsgebied als slotepisode hetmotief f optreedt en in een ander gedeelte dit ontbreekt Immers het is behalve hetbegin ook vooral het einde van een vertelling die in den loop der mondelinge traditiehet meest aan wijzigingen onderhevig is Nu heeft deze episode die verhaalt hoede man den beiden dieven de hand afslaat eenige overeenstemming met devertelling hoe door een list aan een aantal roovers het hoofd wordt afgeslagen Ditverhaal evenwel het meest bekend uit de geschiedenis van Ali Baba2) heeft metde slotepisode van den spekdiefstal slechts een uiterlijke gelijkheid deze laatsteonderscheidt zich vooral hierdoor dat de eene dief zijn ongeluk voor den anderen

1) Het verband van de tweede Kabylische variant met een daar inheemsch maskerfeest kannog niet bewijzen dat het verhaal daar autochthoon zou zijn

2) Voor andere verwanten zij verwezen naar Bolte-Polivka I blz 373-375 De sage van het Huismet de Hoofden op de Keizersgracht te Amsterdam bewijst hoe verbreid dit verhaal was

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

252

verbergt om hem eveneens slachtoffer te doen zijn Van eenig nader verband blijktdan ook niets de episode f kan zeer wel zonder het voorbeeld van Ali Baba bedachtzijn maar in allen gevalle bewijst de omstandigheid dat er twee gelijksoortigevertellingen van een dergelijke list bestaan dat dit motief voor de hand lagVergelijken wij nu de verschillende Europeesche versies dan blijkt het dat

sommige episodes een paar naast elkander optredende vormen vertoonen In bwordt de man soms weggelokt naar den stal soms echter wordt juist aan hemgevraagd waar het spek verborgen is Wij vinden deze beide vormen reeds naastelkaar in fableau en boerde In c trekt de dief soms de kleeren van de boerenvrouwaan soms gaat hij in die van zijn gestorven moeder naar het huis van den bestoleneWat eindelijk de episode e betreft soms komt de man de roovers verschrikken dooreen opening van het dak soms door de deur In de c-episode neemt de man hetspek soms over om den ander zoogenaamd te laten uitblazen soms verruilt hij hettegen wat anders zooals in enkele Deensche varianten tegen een zak met koolsoms ook wordt de dief op de een of andere wijze in het bosch geloktDuidelijk blijkt uit deze parallelle voorstellingen de variabiliteit der traditie men

zou kunnen aannemen dat zulke motieven in verschillenden vorm verbreid warenen dat dan door elken verteller daaruit een keuze gedaan werd Maar tegen dezeopvatting spreekt de omstandigheid dat soms plaatsen waar de eene vormdomineert gescheiden zijn door een groot geografisch gebied waar de anderevorm overheerscht of waar zelfs het heele verhaal ontbreekt Immers het is danmoeilijk aan te nemen dat in dat tusschenliggend gebied die eerste vorm ook welbekend zou zijn geweest maar nu toevallig niet zou zijn opgeteekend Door VLiungman is onlangs betoogd dat men zulke afwijkingen daardoor moest verklarendat de overlevering de som dezer afwijkingen was dat dus elk verteller naar eigenverkiezing in zijn verhaal een aantal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

253

motieven opnam maar dat daaruit volstrekt niet mocht worden afgeleid dat er inzijn omgeving ook niet tegelijkertijd andere vormen van die motievon in omloopwaren In een aantal gevallen is dit stellig wel zoo maar dit geldt alleen dan als ermag worden aangenomen dat er van een dergelijk verhaal over het gebied waaropmen die variaties constateert een levendige overlevering geweest is Dit komt echtergeenszins overeen met wat wij weten van de traditie der vertelling van denspekdiefstal Midden-Europa waar het verhaal niet gevonden is en waar het zooalsik boven bij de bepreking der Deensche varianten opmerkte ook wel nooit zalhebben bestaan vormt een slagboom tusschen de West- en de Oost-Europeeschetraditie Indien nu toch hier zoowel als daar dezelfde variaties optreden dan moetendeze anders verklaard worden dan door de lsquoveelstrengigheidrsquo der overleveringIk geloof dat deze afwijkingen ontstaan als gevolg van de mogelijkheid die er in

een verhaalmotief tot variatie aanwezig is Een bepaalde vorm van een motief roepteen reeks associaties op die in de plaats van den oorspronkelijken vorm kunnengesteld worden Maar op zijn beurt kan die nevenvorm door een overeenkomstigeassociatie weder den oorspronkelijken vorm te voorschijn roepen Van grootebeteekenis is hier de min of meer getrouwe herinnering van den verteller hij zalsoms het verhaal alleen in de hoofdtrekken kennen maar juist voor de detailleeringis hij aangewezen op zijn eigen verbeelding Daar het aantal formaties binnen hetkader van een gegeven motief beperkt is zullen toch telkens weer dezelfde vormenelkaar afwisselenIn sommige gevallen kunnen er ook bijzondere aanleidingen zijn tot het optreden

van een parallellen vorm Als in de episode b de man soms wordt weggelokt somsechter niet kan dit samenhangen met den bouw van het boerenhuis Waar zooalsin de Saksisch-Deensche hoeve oudtijds mensch en vee in eenzelfde ruimte leefdenis het te begrijpen dat het binnenkomen der dieven onrust onder het vee veroorzaaktIn de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

254

streken echter waar de stallen vrij van het huis staan zal men niet zoo gauw op degedachte komen den man uit het bed weg te lokken door het vee los te makenHoe dit zij wij moeten zeer voorzichtig zijn het onderscheid der varianten in zulke

details te gebruiken als een middel tot het bepalen van den gang der verspreidingin het algemeen is het niet geoorloofd redacties met overeenkomstigemotiefvariatiesmet elkander in enger verband te brengen en te plaatsen tegenover varianten metandere details Wanneer evenwel een bepaalde vorm van een motief niet uit dedaarin aanwezige mogelijkheid tot variatie kan worden verklaard maar bijv moetworden toegeschreven aan een bepaalde mentaliteit van den verteller dan is hetwel geoorloofd er een grootere beteekenis aan toe te kennenDit nu is het geval met betrekking tot de episode e waar de eene groep van

overleveringen een obscene wending heeft tegenover de andere die eenonaanstootelijken vorm vertoont Tot de eerste groep behooren de literaire traditiesvan West-Europa fableau boerde en IJslandsch verhaal bovendien het grootstedeel der daarvan afgeleide Deensche redacties In Oost-Europa vinden wij dit alleenin SU 1 Men zou kunnen meenen dat de obscene redactie de oorspronkelijke wasen dat men daaruit in latere beschaafde tijden het aanstootelijke had weggelatenTegen deze opvatting is echter het volgende in te brengen 1 De Deensche redactiesbewijzen dat in moderne tijden een beschaafd volk onkiesche grappen geenszinsversmaadt indien dit het geval is bij de Denen hoeveel te meer mag dit van deRussische bevolking worden aangenomen1) 2 De Kabylische variant waar menzeker mocht verwachten geen fatsoensbezwaren te ontmoeten heeft juist devoorstelling dat een reus wordt nagebootst door een maskering wat geheel

1) Hierbij moet echter opgemerkt worden dat blijkens SU 1 de censuur soms bezwaren maaktetegen zulke passages Meermalen zullen ook uitgevers zulke fatsoensoverwegingen hebbenlaten gelden De meeste Russische teksten staan echter in wetenschappelijke publicaties

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

255

met de Slavische traditie overeenstemt Daaruit volgt dat deze voorstelling zekereven oorspronkelijk is als de obscene wending 3 Deze laatste verraadt zich alhierdoor als secundair dat het noodig is een nieuwe figuur in te voegen die nietpast in de economie van deze anders zoo simpele vertelling nl de moeder of degrootmoeder der dieven 4 De verschrikking van roovers door een geestverschijningis zelf een variatie van een bekend thema dat Aarne als type 1527 heeft aangeduiddieven worden verschrikt door een man die wonderlijk is toegetakeld door veerenin teer gestoken of ook door iets dat uit een boom tusschen hen in valt (Aarne1653) Aan dit laatste motief schijnt de voorstelling van het fableau waar despookscene onder een eik plaats heeft nog een herinnering te bewarenIndien nu deze vorm der episode e alleen in de West-Europeesche overlevering

voorkwam zou het gemakkelijk zijn hem te verklaren de dichter die het oudstefableau gemaakt had zou de scabreuze tendenties dezer poeumlzie getrouw degeestigheid in het obscene gezocht hebben En dan zou ook het voorkomen vandezen zelfden trek in de Deensche traditie aangemerkt mogen worden als hettreffendste bewijs van haar afhankelijkheid van de Fransch-Vlaamsche literairevormen Maar die eene Oekrainsche variant dan waarin wij hetzelfde aantreffenZij stamt uit de mondelinge overlevering wat duidelijk daaruit blijkt dat er evenalsin de Wit-Russische varianten sprake is van vuurslaan Het is echter nietbuitengesloten dat er een secondaire invloed van de Westersche literaire bronnenop deze populaire overlevering gewerkt heeft Ik geloof niet dat men op grond vandeze variant gedwongen zou zijn aan te nemen dat er een over geheel Europaverspreide obscene redactie naast de onaanstootelijke versie geleefd zou hebben1)

1) Het is zelfs niet onmogelijk dat onafhankelijk van de Westelijke traditie in de Oekraine deobscene wending ontstond daar immers zeer algemeen aan de ontbloote pudenda een grootetooverkracht wordt toegeschreven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

256

Het is opmerkelijk dat wij met betrekking tot de Oekrainsche overlevering ook bijandere verhalen eigenaardige verhoudingen aantreffen Een geval dat volkomenanaloog is met het hier genoemde is het volgende In de verzameling van Rudčenkowaarin ook onze variant SU 1 voorkomt staat een verhaal dat ten nauwstesamenhangt met het fableau lsquoTrois Dames qui troverent lanelrsquo waarvan twee versiesovergeleverd zijn1) Het hierin behandelde motief vinden wij nu

1 in een paar West-Europeesche literaire bewerkingen (fableau en Ital novellen)2 in de volkstraditie en wel a in Skandinavieuml (met een uitlooper in Schotland) b

in Italieuml (onder invloed der literaire traditie) c in de Oekraine

Waar twee zoo volkomen gelijke gevallen optreden mogen wij aannemen dat ereen verklaring voor deze eigenaardige verhoudingen gevonden zal worden2)Tegenover de samenhangende traditie in Oost-Europa zooals ik die in sect 6 schetste

staat in het Westen een zeer fragmentaire overlevering Aangezien deSkandinavische vormen wel uit de Fransch-Vlaamsche traditie zullen zijn afgeleidvinden wij het verhaal slechts op twee beperkte en geografisch ver uiteengelegengebieden in Fransch-Vlaamsch gebied en in het Oostelijk deel der Po-vlakte Er zijngeen aanwijzingen dat het eenmaal op een veel uitgestrekter gebied zou zijnverspreid van welke overlevering de beide genoemde streken de eenige bewaarderesten zouden bewaard hebben integendeel

1) Zij zijn afgedrukt bij Montaiglon-Raynaud I 15 en VI 138 Zie verder Liebrecht Zur Volkskundeblz 139 Beacutedier Les Fabliaux blz 228 en 415 Cloeumltta in Herrigs Archiv 93 (1894) blz 212

2) Van het verhaal lsquoKeizer en Abtrsquo bestaat een redactie die in eenige literaire bronnen voorkomt(Johannes Gobii Vita Aesopi Jan van Hollant Jehan Mansel) en daar naast in eacuteeacuten populairevariant uit de Oekraine Prof Anderson in zijn studie over dit verhaal scheidt op blz 295 delaatste overlevering van de literaire door aan te nemen dat zij toevallig is ontstaan Het blijftniettemin een opmerkelijk voorbeeld voor de merkwaardige overeenstemming tusschen deOekrainsche mondelinge traditie en West-Europeesche literaire vormen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

257

wij noemden in sect 4 een argument dat zeer beslist tegen een vroeger grootereuitbreiding spreekt en merken hier nog op dat het zeker niet toevallig zal zijn datop de beide plaatsen ook een literaire overlevering optreedtHet is nu opmerkelijk dat deze beide overleveringsgebieden de omgeving vormen

van twee in de Middeleeuwen zeer belangrijke handelssteden van Venetieuml enBrugge Dit zal wel niet toevallig zijn Dit verhaal waarin sprake is van list tegen listom zijn goed tegen dieven te beschermen schijnt wel bijzonder geschikt om in densmaak van kooplieden te vallen Is het dan niet mogelijk dat deze vertelling uit hetOosten werd overgebracht naarWest-Europa door de kooplieden die op den Levantvoeren Aanvankelijk beperkt tot de kringen der kooplieden kon het ook in demondelinge overlevering overgaan zooals in Lombardije het geval geweest is inde Nederlanden echter schijnt dat niet gebeurd te zijn hier heeft de boerdendichterzich van de stof meester gemaakt en daaraan een bijzonderen vorm gegevenToch heeft deze dichter aan het verhaal dat hij hoorde vertellen niet veel

veranderd Hij heeft hier en daar een detail uitgewerkt maar in hoofdzaken lag destof kant en klaar voor hem Ik acht het waarschijnlijk dat de groteske scene vanepisode e aan zijn rauwe fantasie moet worden toegeschreven Overigens blijkt uitde talrijke afwijkingen die wij in sect 1 tusschen de overgeleverde boerde en het fableauaanwezen dat de dichters juist in de detailleeringen zeer vrij te werk gingen en hierzien wij duidelijk hoe veel verder zich dan het verhaal van den ouden vormverwijderen kon dan dat mogelijk is door de variabiliteit der mondelinge overleveringdie aan bepaalde in de stof zelf gegeven mogelijkheden gebonden is Hoe vrij dedichters met de stof omgaan zagen wij in de manier waarop het verhaal werdingeleid nu eens verbonden met het verhaal van den eierdiefstal en dan weer nietOpmerkelijk is ook hoe ieder dichter zijn eigen moraal uit de vertelling haalt JeanBedel besluit met de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

258

opmerking lsquomale est compaignie agrave larronrsquo een waarheid die juist met de inleidingverband houdt en overgenomen wordt in het IJslandsche verhaal (svaacute laukz thorneirravinaacutetta sem vaacutendum moumlnnum er tiacutett iacute syndaliacutefi) De Nederlandsche dichter echtereindigt eigenlijk zeer te onpas met de opmerking

Alse een doet bederve quaetSie dat hijs te tide avestaetEer hem scade of verdrietOppenbaer daer af ghesciet

Waar wij zulke parallelle vormen aantreffen moeten wij dus niet denken dat deeene redactie uit de andere werd afgeleid door een paar motieven te wijzigen oftoe te voegen maar de dichter maakt uit de stof die hij gehoord heeft een geheeldat in overeenstemming is met zijn eigen opvattingen het is dit persoonlijke elementdat den bouw en de samenstelling van het gedicht bepaalt Men ziet dat in het detailhoe er getracht is de handelende personen eenigszins te individualiseeren door zeieder een eigen naam te geven die intusschen toch weer gewoonlijk vanallegorischen aard is De IJslander noemt ze Slecht Erger en Ergst de Franschmanechter Barat en TraversDe Nederlandsche boerde of het Fransche fableau dat er aan ten grond ligt

ontleende zijn stof dus aan een mondelinge traditie maar dit dient er dadelijk aantoegevoegd aan een overlevering van een bepaalde soort Het publiek verlangdewat de dichter Gautier van zijn eigen fableau zei lsquoLaventure est et bone et bele Etla rime fresche et novellersquo Indien dit dievenverhaal reeds lang in den volksmondgeleefd had was het wel minder geschikt om in deze op nieuwigheden belustekringen te worden voorgedragen Maar als het in dezen tijd uit het Oosten doorkooplieden was overgebracht lag er de glans van nieuwheid overWij zien hier een voorbeeld van de wisselwerking tusschen literaire en mondelinge

overlevering Het verhaal wordt door

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

259

mondelinge overdracht naar het Westen gebracht en leeft daar in bepaalde kringender bevolking die zich voor dit verhaal interesseeren Daaruit kan de dichter voorzijn poeumlzie putten Het kan echter ook in de breedere volksoverlevering overgaanals daarvoor een gunstige gelegenheid zich aanbiedt In de Nederlanden is dit niethet geval geweest maar in Denemarken waarheen het verhaal door den levendigenOostzee-handel zal zijn overgebracht gebeurde dit wel

Het onderzoek van deze overlevering toont ons ten duidelijkste met hoeveelmoeilijkheden het opstellen eener bevredigende verklaring gepaard gaat Het is welte begrijpen dat men wel eens aan de mogelijkheid gewanhoopt heeft op de vraagnaar den samenhang van populaire tradities en literaire bewerkingen (zoo als defableaus en de boerden) een afdoend antwoord te kunnen geven en zich neerlegdebij het aannemen der mogelijkheid van een mondelinge overlevering die opverschillende plaatsen spontaan ontstaan zou zijn Intusschen zoodra wij zoogelukkig zijn een tamelijk uitgebreid materiaal te bezitten blijkt het ook mogelijklijnen van ontwikkeling vast te stellen en daaruit putten wij voor ons de overtuigingdat ook in die gevallen waar een zeer gebrekkige documentatie ons niet toestaatden onderlingen samenhang aan te toonen aan het bestaan van een dergelijkensamenhang niet mag worden getwijfeld Het door ons behandelde vertelmotief iseen goed voorbeeld van een overlevering die op het oogenblik in alle bijzonderhedenvolstrekt niet verklaard kan worden maar waaromtrent wij nochtans reeds voldoendeaanwijzingen hebben om het vermoeden te wettigen dat een dergelijke verklaringbij nauwkeuriger documentatie gevonden moet kunnen wordenIk wil nog even samenvatten wat het vergelijkende onderzoek van het tot nu toe

gepubliceerde materiaal ons leert Het verhaal der dievenlisten zooals hetsamengesteld is uit een vast aantal trekken werd op een of andere plaats verzonnenen heeft zich vandaar over Europa verspreid Waar het

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

260

het eerst verteld werd valt niet met zekerheid uit te maken Wij kunnen echteropmerken dat een groot aantal van dergelijke vertellingen uit het Oosten naar hetWesten gekomen zijn en mitsdien een gelijksoortige ontwikkeling voor dit gegevenniet onwaarschijnlijk is Het verhaal in de Turksche verzameling der 40 Vizierenmoge daarom nog zooveel afwijken het blijft niettemin een aanwijzing voor hetbestaan van dit verhaaltype in het Oosten de samensteller van deze verzamelingof van het Arabische origineel behoeft natuurlijk niet slaafs de populaire overleveringgevolgd te hebben of ook naast deze redactie kan een andere literaire of half-literaireredactie bestaan hebben waaruit de latere populaire overlevering geput heeft DeKabylische varianten zijn waarschijnlijk als een late uitlooper van de Arabischeoverlevering te beschouwen weliswaar schijnt een invloed van Zuid-Europeescheverhalen wel op de volkstraditie van Noord-Afrika plaats gehad te hebben maarwaar in Zuid-Europa nergens dit dievenverhaal in zulk een volledigen vorm isaangetroffen als het nog heden ten dage bij de Kabylen voortleeft is dit laatste tochwel als uitgesloten te beschouwenWest-Azieuml misschien nauwer te begrenzen als Klein-Azieuml is dus als het

uitgangspunt te beschouwen Het is mogelijk dat het hierheen kwam van nogOostelijker gelegen buren maar alle aanwijzingen in deze richting ontbreken Vanhier kwam het naar Europa langs twee verschillende wegen Een zuiver populaireoverdracht had in het Oosten plaats en wel langs de kusten der Zwarte Zee naarZuid-Rusland Van hier drong het langs de zeekust naar de volkeren van denKaukasus die echter ook rechtstreeks den invloed der Klein-Aziatische overleveringondervonden kunnen hebben Sporadisch werd het verhaal ook in den Balkanbekend Maar de eigenlijke verbreiding vond dit verhaal in het West-Russischegebied waar het door het stroomgebied van Dnjestr en Duna Noordwaarts drongtot het in Litauwen bleef steken De overlevering draagt hier de duidelijke sporeneener mondelinge overdracht wijzi-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

261

ging van een aantal detailtrekken vermenging met soortgelijke verhalenverknoeiingen aan het begin en aan het eindVan geheel anderen aard is de verbreiding in West-Europa Hier vinden wij een

reeks literaire bewerkingen en daarmede verbonden een sporadisch optredendepopulaire overlevering Het waarschijnlijkst komt het mij voor dat het verhaal doorde handelsverbindingen met den Levant overgebracht werd naar enkelehavenplaatsen en daar in de kringen der kooplieden een zekere populariteit genootDoor dichters werd het motief overgenomen en in den vorm van fableau of boerdebehandeld Zoo geschiedde in het Vlaamsch-Noordfransche gebied Ook inLombardije werd het bekend naar alle waarschijnlijkheid op geheel analoge wijzedoor handelsrelaties van Venetieuml met den Levant Hier vond het verhaal een plaatsin enkele novellen-verzamelingen en daarnaast in de volkstraditie van een beperktgebied Het is opmerkelijk dat hier slechts enkele episoden van het geheele complexwerden overgenomen wat ons in de meening versterkt dat de overdracht naarItalieuml geheel onafhankelijk van die andere naar de Noordzeekusten plaats heeftgehadTerwijl wij van een volksoverlevering in de Vlaamsch-Noordfransche streken niets

afweten bemerken wij in Denemarken een tot op den huidigen dag nog levendigepopulaire traditie Zij is uit de handelsplaatsen der Noordzeekust daarheenovergebracht ook stellig door kooplieden want ofschoon het niet onmogelijk is datgedichten als fableau of boerde daarheen zouden zijn overgeplant in dit gevalmissen wij elke aanwijzing in deze richting De omstandigheden waren hier gunstigvoor een overgang in de volkstraditie waaruit dan weer uitloopers in de Noorschepopulaire en de IJslandsche literaire overlevering het gevolg zijnHet is van belang te constateeren dat de ontwikkeling van een verhaal in

oogenschijnlijk gelijke omstandigheden geheel verschillend kan zijn Het schijnt dathet toeval beslist of ergens een krachtige volkstraditie ontstaat of niet - maar dit

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

262

woord toeval beteekent eigenlijk het geheel van ons onbekende factoren die op deoverdracht van een dergelijk verhaal van invloed geweest zijn Hieromtrent kunnenwij voorloopig niets naders zeggen maar het is reeds voldoende wanneer wijaangetoond hebben dat men de verbreiding van volksoverleveringen niet naarenkele algemeene schemas mag verklaren Aan den anderen kant is er geen redenvoor een zoo groot scepticisme als Beacutedier in zijn onderzoekingen heeft getoondWel blijkt ten duidelijkste dat de betrekkingen van de populaire en de literaire traditiezeer samengesteld zijn en voor ieder bijzonder geval afzonderlijk onderzocht moetenworden Indien door een reeks van onderzoekingenmocht blijken dat ook in anderegevallen de verhoudingen dezelfde zijn als bij de boerde van III ghesellen die denbake stalen dan eerst zouden wij het recht hebben meer algemeene regels vanoverdracht der vertelstoffen uit literaire bewerkingen in de volksliteratuur enomgekeerd op te stellen

A r n h em J DE VRIES

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

263

Majombe (Tschr XLV 52-9)

De heer SP LHonoreacute Naber te Utrecht heeft de vriendelijkheid gehad mij teverwijzen naar Pieter van den Broeckes Korte historiael ende JournaelscheAenteeckeninghe van al t gheenmerckwaerdigh voorgevallen is in de langhduerighereysen soo nae Cabo Verde Angola etc welk werk in 1634 - hetzelfde jaar waarinCats zijn Spaensch Heydinnetie schreef - te Haarlem tot tweemaal toe verscheenen dus blijkbaar veel gelezen werd Aldaar vindt men inderdaad op blz 19 (van dendruk bij HP van Wesbusch = blz 15 van den anderen Haarlemschen druk bij HJBrouwer) lsquoIn de selve maendt noodichde my de Koninginne Manny Lombe op eenjonghen Olifant te gast om by my te slapen liet my op haer Hoff van haer dienaershalen dede my met gheweldt van den Olifant eten die soo vreesselijck stonckdatter qualijck van wierdt ende sondt my daer naer weder nae huys qualijck tevreden zijnde met [ed 1648 blz 17 om dat] haer niet ten dienste wilde staenrsquoNeemt men nu verder in aanmerking eenerzijds dat de tweede der bovenvermeldemin of meer bekorende uitnoodigingen geheel strookt met de mededeelingen opblz 9 en 14 van genoemd reisverhaal over de sexueele zeden der inwoners vanAngola en met die van Josselin de Jong omtrent die der lsquoMani Lomborsquo (hierbovenblz 58) anderzijds dat de volks- of landnaam Mayomba in datzelfde reisverhaalkort voor en na genoemde passage (blz 12 en 22) eveneens voorkomt danmogenwij het raadsel van den naam van Preciosas pleegmoeder wel opgelost achten opde boven blz 58 gegiste wijze en aannemen dat Cats bij het dichten zijner novellehet juist verschenen en pas gelezen boek voor zijn geest misschien voor zich optafel gehad en daaruit den

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

264

naam van het ongure wijf ontleenende de twee bijna gelijkluidende namen metelkaar verward heeft1)Den naam Mayomba had Cats trouwens ook kunnen kennen - meldt de heer

Naber verder - uit de Schiffarten van Samuel Brun in 1624 te Bazel gedrukt (herdruktdoor de Linschoten-Vereeniging dl VI 2de afd zie ald blz 5) Daar Brun alleenmet Nederlandsche schepen gevaren heeft is zijn werkje hier te lande zeker welbekend geweest Doch de eerstgenoemde zegsman blijft juist wegens de verwarringder beide namen verreweg waarschijnlijkerHoezeer derhalve uit eene vergissing geboren heeft de naam in onze literatuur

zooals gebleken is fortuin gemaakt

O e s t g e e s t Juni 1926JW MULLER

[Kleine mededeelingen]

137 Scholver (Moortje vs 2939)

Men denkt bij dit woord scholver (= lomperd lummel) aan den aalscholver en wildan verband met dien vogel zien om zijn vuilheid (Winschooten Seeman 2345)Maar waarom is die vogel vuil Omdat hij duikt naar visch en dan nat wordt al is took van water uit een poel Meer voor de hand ligt t zooals in t Engelsch (bijShakespeare cormorant = slokop en als bijv nw gulzig) aan de vraatzucht vandien vischdief te denken en hem als beeld van vraatzucht te nemenLigt t vooral waar t Bredero geldt niet in de rede te denken aan schalvere

scholvre dat we in de Oudfriesche wetten lezen (Fivelgoeumlr wetten) uitg HettemaDokkum 1841 blz 124) di knecht gehuurde wapenknecht en dan ruwe klantdus gelijk lsquoboefrsquo dat naast knecht is geworden boosdoener

G r o n i n g e n GA NAUTA

1) Het op blz 59 noot 1 vermelde heb ik niet in bovengenoemd werk teruggevonden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

265

Rederijkersspelen in het archief van lsquoTrou moet blijckenrsquo

Aan Van Vloten komt de eer toe reeds in 1872 gewezen te hebben op het belangvan de rijke verzameling rederijkersspelen in het archief van de Haarlemse societeitlsquoTrouw moet Blijkenrsquo bewaard1) Op zijn voetspoor doorzocht Kalff in 1889 dezehandschriften en deed er een goede keuze uit voor zijn bundel Trou moet blyckenHoewel uit zijn inleiding en de inhoudsopgave van een zestal handschriften (in eenBijlage) bleek dat hij slechts een klein gedeelte van het archief bestudeerde duurdehet lang eer het onderzoek werd voortgezet de belangstelling voor derederijkerslitteratuur stond dicht bij het nul-puntEerst in 1911 gaf Dr HE van Gelder naar hs A een uitgave van Een spel van

sinnen van de hel van t brouwersgilde2) het volgend jaar schreef Mej Rena Penninkeen opstel over De rederijker Louris Jansz3) berustende op de lektuur van zijngezamenlike talrijke spelen4)Sinds lang is het bekend dat de verzameling van de lsquoPellicanistenrsquo afschriften

bevat van uit andere streken afkomstige stukken De gewoonte om ook elkandersspelen af te schrijven en op te voeren schijnt algemeen geweest te zijn In delsquoOrdonnansiersquo van de Nardus Bloeme te Goes hebben we daarvoor een duidelikeaanwijzing Onder het opschrift lsquoVan speelen te mangelenrsquo heet het daar lsquoItem ensal nyemant van de

1) In de Levensbode V blz 461 Proeven werden door hem uitgegeven in de Levensbode VIde Dietsche Warande X en het Nederlandsche Kluchtspel

2) Oud-Hollaud XXIX blz 2323) Oud-Holland XXX blz 2014) Het volledige afschrift dat de schrijfster daarvan maakte stelde zij welwillend tot mijn

beschikking

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

266

gildebroeders eenige speelen manghelen tegen de Camer om dye tegen yemantvan buyten de Camer weder om te mangelen maer indyen yemant van andereCamers begeeren tegen deese camer om speelen te mangelen dat salmen hemdoen op alzoo goet weder om dicht voor dicht naer scamers Rechtrsquo enz1)Soms is de oorsprong nadrukkelik vermeld maar soms achtte men het niet nodig

dit te vermelden en stond de tekst aan wijzigingen bloot vooral door invlechtingvan de eigen naam en zinspreuk waardoor het de schijn kreeg eigen werk te zijnDit bleek mij oa toen ik in deze verzameling een afschrift aantrof van Tspel vandeCristen Kercke2) voor een Haarlemse opvoering pasklaar gemaakt Deze vondstdeed mij het belang van een nader onderzoek inzien Een volledige publicatie vandeze omvangrijke handschriften zal vooreerst wel niet mogelik zijn al staat er veelin dat voor de kennis van sociale en kerkelike toestanden van belang is en al is ervoor het taalgebruik en de taalgeschiedenis der zestiende eeuw veel uit te lerenHet eerst nodige is dat men weet wat dit archief eigenlik bevat Een lijst van titels

zooals Kalff die gaf van de handschriften A-F of zoals het Gedenkboek van lsquoTroumoet blijckenrsquo (1922) van A-G3) is voor dit doel onvoldoende Voor een eventuelevergelijking met andere handschriften dient men de lijst van lsquopersonagesrsquo en deinhoud te kennen In de volgende bladzijden wil ik deze in beknopte vormmededelenen tevens wijzen op enkele gegevens die ons de herkomst met waarschijnlikheidof zekerheid kunnen doen vaststellen Van een aantal spelen die ik met een sterretjeteken bezit ik een volledig afschrift door mijn studenten vervaardigd Voor eenvoortgezet onderzoek of een mogelike uitgave zijn deze afschriften ter beschikkingvan belangstellenden

1) Naar een hs op de Kon Bibl in Den Haag In zijn geheel reeds te vinden bij SchotelGeschiedenis der Rederijkers in Nederland2 II 184

2) Zie de mededeling in dit tijdschrift deel XLII blz 156-1623) De daar gegeven lijst van Sotte Clnyten in hs G bevat bovendien fouten die de titels soms

onverstaanbaar maken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

267

Kluchten

Handschrift G bevat twintig lsquoSotte cluytenrsquo waarvan er slechts vier uitgegeven zijntwee door Van Vloten en twee door Kalff

1o Een batement van den Preecker (fol 1 423 vs)

Een weert genaempt JanPersonagesTwijf een waerdinneEen preecker broerDe prochiaenDe Coster

De plaats van de handeling is Hillegom De waardin komt verrukt thuis zij is gaanluisteren naar een lsquopreeckerbroerrsquo die door de dorpelingen met geschenkenoverladen werd Een daarvan een bigje dat hij moeielik mee kon nemen heeft hijhaar geschonken Dat zal opgekweekt worden en voortaan lsquode preeckerrsquo heten Naeen jaar komt de monnik in Hillegom terug vol angst hoe hij in zijn onwetendheideen preek in elkaar zal krijgen In de herberg gekomen hoort hij toevallig een gesprekvan de waard met zijn vrouw die zich beklaagt dat er geen vlees in huis is Danmoet lsquode preeckerrsquo maar geslacht worden besluiten ze In doodsangst ziet nu demonnik uit naar een schuilplaats om het gevaar te ontvluchten hij kruipt in hetvarkenskot Intussen maken de waard en zijn vrouw het hete water en de messenklaar Als er uit het varkenskot een luid gejammer komt menen ze dat het varkenbetoverd is De pastoor wordt er bij gehaald met de koster als gevolg Op komiesewijze begint de pastoor in verhaspeld Latijn het betoverde dier te bezweren op eenwijze die aan het bekende toneeltje in Nu noch doet denken Als het varken ook inhet Latijn gaat antwoorden volgt weldra de ontknopingDeze klucht die weinig ouderwetse of Zuid-Nederlandse woorden bevat kan dus

wel afkomstig zijn van een Haarlemse rederijker

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

268

2o Een esbatement van tcloen van Armoe (fol 7 593 vs)

Pover geselle een schoenlapperPersonagesQuaet Regement twijff spinnende endedat opt cloen winnendeWel bedegen een rijcke manTgeselschap een dronckaertTgemack een rijcke vrouwe

Dit allegoriese spel is eigenlik geen klucht Pover geselle doet vergeefse moeiteom het lsquocloenrsquo (= cluwe) van zijn armoede te verkleinen wat hij ook naait het baathem niet want Quaet regement lsquospint datse wint bij haer ontrint en woeltet opt cloenvan armoersquo Wel bedegen weet veel goeds te vertellen van Pover geselleswerkzaamheid en soberheid door lsquogoet regementrsquo zou hij in staat zijn om zijnarmoede te lsquovernaeyenrsquo Intussen is zijn hart lsquogevallen opt gemackrsquo Hij wordtmeegelokt door Quaet Regement en Tgeselscap de laatste stelt voor hem eenminnebrief op gericht tot Tgemack Zijn aanzoek wordt afgewezen met de wenkom zijn kwade raadslieden te verlaten Dan komtWel bedegen op met de spottendevraag lsquoHoe voerdy met u vrijenrsquo Nadat ook Quaet Regement schuld bekend heefteindigt het stuk met een toespraak tot het publiek waarin de moraal samengevatwordtDe taal van dit stuk is sterk Zuid-Nederlands getint wat oa blijkt uit de vervorming

van de rijmen door de Hollandse afschrijver

3o Een esbatement van Goossen Tayaert (fol 15 506 vs)

Goosen taeyaertPersonagesLoutgen loose vosBelij Goossen taeyaert sijn wijffBaerte Loutgens wijffEen OssecoperEen Coopman

Goossen een inhalige boer wil tegen de zin van zijn vrouw een koe aan devleeshouwers verkopen Loutgen wordt na lange onderhandeling de koper maarbehalve een hoge prijs verlangt de boer nog de huid en zes pond vlees De betaling

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

269

zal de volgende dag plaats hebben Als Belij de koop ontdekt ranselt ze Goossengeweldig af hij moet nu maar zorgen dat het geld binnenkomt Op weg naar de stadhoudt de boer die zich nu weer een held voelt een alleenspraak Loutgen en zijnvrouw Baerte hebben onderwijl de koe geslacht zij krijgt de opdracht aan de boeralleen de huid en de zes pond vlees te geven zonder het geld Die opdracht vervultze bovendien geeft ze de boer een pak slaag voordat hij huiswaarts gaat Aan deweg zit een ossekoper die goede zaken gedaan heeft zijn goudstukken te tellenIn de verte nadert Goossen die om zijn vrouw schrik aan te jagen de koehuid overzich heen heeft getrokken met de horens vooruit Voor die gewaande duivel vluchtde ossekoopman met achterlating van zijn geld Vergeefs roept Goossen hemachterna dat hij zijn geld niet begeert maar de koopman die een slecht gewetenheeft durft niet terug te komen Met de buit trekt Goossen verder Ook zijn vrouwjaagt hij een doodschrik op het lijf maar als hij vertelt van de gewonnen goudstukkenkomt alles in orde

4o Een Boertige Cluyt van den vloyvanger (fol 21v 594 vs)

Bottecroes eenen slechten boerPersonagesBlinde Baet sijn wijffVelthoender oft PatrisvangerBijmanQuackelaer

Bottecroes wordt door vlooien geplaagd en bedenkt allerlei middelen om ze tevangen Vergeefs zet hij een val daarin vangt hij alleen een kater Dan wil hij dekater de vlooien laten vangen Als hij ze met een boog wil doodschieten raakt hijbij ongeluk zijn vrouw Eindelik ontmoet hij buiten een bijman die met een bijenkorfin de hand lsquomet tcapproen opt hooft clinckende op een beckenrsquo zijn weggevlogenbijen zoekt roepende lsquoTe care bijkensrsquo Die korf koopt hij voor zeven kronen omer zijn vlooien in te vangen lsquoTe care vloykensrsquo zingt hij dan maar zijn vrouw bespothem over zijn dwaas-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

270

heid De volgende morgen ziet hij een patrijsvanger die op een paard de patrijzenin het net jaagt Dat net moet hij hebben Voor drie lsquorijnsch guldenrsquo wordt hij eigenaarmaar weer is de vangst vergeefs Nu zal hij de patrijsvanger wel krijgen Bij vergissinggaat hij een quackelvanger te lijf totdat de verwarring blijkt Deze geeft hem nu deraad een lsquopansierrsquo aan te doen maar ook dat helpt niet Met twee hellebaarden gaathij op de quackelaer af Neen zegt deze ik bedoelde een heel ander lsquopansierrsquo nlvan lsquoses of seven vanen goet leyts bierrsquo driemaal in de week te gebruiken Datmiddel helpt Bottecroes uitstekend en als de quackelaar komt informeren zegt hijtevreden dat lsquopansierrsquo zal ik meer aandoenDeze klucht is door de Haarlemmers gespeeld te Leiden in 1596 bij de wedstrijd

ten bate van de loterij door Schotel uitvoerig beschreven1) dezelfde wedstrijdwaarvoor Jan van Hout zijn loterijspel schreef De proloog laat daaromtrent geentwijfel als de uitnodigende kamer wordt genoemd Lieft is tfondament (de zinspreukvan deWit Acoleyen) terwijl verder gedoeld wordt op de andere aanwezige kamerstgoutbloemken (Gouda) lsquodie daer houden in liefden accoortrsquo (De Kempenbloem vanKatwijk aan Zee) Den Aeckerboom (Vlaardingen) de blaeu acoleytgens(Rotterdam) den edelen Wijnranck = Lieft boven al (Haarlem) Twit Angiertgen =In lieffden getrouw (Haarlem) tcorenaertgen (Katwijk) tcorenbloemken (Den Haag)den roden Lely lsquoonlancx hier gesprotenrsquo (Leiden)Wij weten trouwens uit Den Lusthof van Rethorica (1596) welke stukken er bij die

gelegenheid vertoond zijn maar in deze bundel werden de spelen niet gedrukt lsquoomde excessijve costenrsquo en lsquoomdat het meest al spelen zijn geweest die meer gespeeltzijn en uwer E eensdeels (so wy meynen) bekentrsquo (blz 148) Op blz 151 wordtdeze lsquodrollige of outbollighe Cluytrsquo vermeld met de vijf daarin optredende personenNu

1) Geschiedenis der Rederijkers in Nederland 2e druk I blz 278-286

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

271

ons van al de opgesomde spelen slechts Den Spieghel der liefden van Duym bekendwas levert deze tekst een nieuwe bijdrage om ons de aard van de rederijkerskunstop dit Leidse feest te verduideliken

5o Een cluyt van een boer (fol 29v 569 vs)

Deerste boerPersonagesDe boer sijn wijffDander boerEen waerdin chierlijck gecleet oftlichtvaerdlijckEen Quacksalver genaemt Meestermarten

Een boer gaat vergezeld van zijn vrouw naar de markt om eieren te verkopenDaar ontmoet hij een tweede boer die hem vertelt dat zijn vrouw een maand na hethuwelik moet bevallen hij gaat nu twaalf wiegen kopen voor elke maand eacuteeacuten eneen extra voor een mogelike tweeling Daarom verzoekt hij de eerste boer voorhem zijn kalf zo voordelig mogelik te verkopen De eerste boer gaat er alleen op uitmaar wordt het slachtoffer van een waardin die hem meelokt naar de herberg Zokomt hij terug zonder kalf en zonder geld maar hij waagt er een pak slaag aan Vanzijn vrouw en de buurman heeft hij heel wat te verduren Het volgende toneel begintmet de alleenspraak van een kwakzalver De eerste boer komt hem hulp vragenvoor zijn vrouw het is haar lsquoom thart geslagenrsquo zodat ze al twee dagen te bed ligtDe kwakzalver laat hem wijn halen voor een drank maar drinkt die grotendeels zelfop De boerin komt nu ten tonele om de kwakzalver uit te maken en daarna ook dewaardin te dwingen het afgezette geld terug te gevenDeze klucht is onhandig in elkaar gezet

6o Een cluyt van Lichtekoy (fol 37 518 vs)

Lichtekoy neefgenPersonagesVerneem Al sijn nichteGoetbloet de manHeeroom beveynst van schijnNeve

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

272

Deze lijst is foutief Lichtekoy is de vrouw van Goetbloet Hun nicht Verneemal heeftook een Man en een ongenoemde NeveLichtekoy beklaagt zich bij haar nicht Verneemal zij heeft er genoeg van de hele

dag te zitten spinnen voor weinig geld Naar buiten gegaan bedenkt ze hoe zehaar laatste kan melk verkopen zal voor twaalf eieren Daar komen dan twaalfkuikens uit die zal ze verruilen voor vier jonge varkens en die weer voor eenlsquoheyngstpeerdrsquo Dansend van vreugde laat ze de melkkan stuk vallen Dan ontmoetze Heeroom die haar geld biedt voor een samenkomst op de volgende dagVerneemal en haar man ontdekken de afspraak en gaan Goetbloet waarschuwenmaar zijn vrouw ontkent alles In de mening dat de lsquopaeprsquo de afspraak verklapt heeftkrijgt deze de volgende dag bij zijn komst eerst een pak slaag maar dan volgt weldrade verzoening op een drinkgelag Verneemal met haar man en neef verrassen hetpaar sluiten Heeroom in de kist en gaan Goetbloet halen Maar ondertussen weetLichtekoy de kist open te krijgen de pape wordt verlost en een hond wordt in zijnplaats opgesloten Als Goetbloet komt kan Lichtekoy haar onschuld bewijzen enhaar man tevreden stellen

7o Een esbatement vanden blinden diet tgelt begroef (fol 44 465 vs)

Den Blinde manPersonagesSijn CnapeEennen schoenlapper

Een blindeman bijgestaan door zijn Cnape zit te bedelen Voordat ze een rijkegaan bezoeken wil de blinde zijn vergaarde schat een aantal goudstukken gaanverstoppen In een aarden pot worden ze op een veilige plaats begraven Eenschoenlapper heeft hem van nabij bespied en haast zich om de schat op te gravenAngstige dromen kwellen de blindeman bij onderzoek wordt zijn vermoeden

bevestigd de schat is gestolen Alleen de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

273

schoenlapper kan de schuldige zijn Nu bedenkt de cnape een list ze zullen bij deschoenmaker een paar sterke schoenen bestellen voor een reis naar Rome Daarmoeten drie goudstukken (lsquoschuytgensrsquo) ingelapt worden als reserve op de reis Deblinde vertelt dan dat hij er nog wel honderd bezit die hij bij de andere honderd dieergens verstopt zijn wil gaan opbergen De schoenlapper loopt in de val Om eengrotere buit te bemachtigen gaat hij de gestolen geldstukken op dezelfde plaatsterugbrengen Vol spanning graven de blinde en zijn cnape de pot weer op Nuzullen ze de dief een poets bakken De pot wordt met drek gevuld en opnieuwbegravenDe schoenlapper die zingende opkomt wordt nu op zijn beurt bespied Na een

alleenspraak tast hij in de pot en grijpt in het vuil Nu begrijpt hij hoe hij gefopt ismaar hij troost zich met de gedachte dat lsquogroot rumoerrsquo hem toch niet baten zouDe taal van deze klucht die goed van samenstelling en levendig van toon is komt

mij voor sterk Zuid-Nederlands getint te zijn al is in de slotregel de naam lsquoTrou moetblijckenrsquo te pas gebracht

8o Een esbatement vanden Luystervinck (fol 49v 641 vs)

Een fray JongelinckPersonagesDe moederDe dochterDe vader genaemt bouwenDen clapart ofte LuystervinckBelij de gevaijer

De jongeling uit zijn ongeduld dat zijn vrijage zo lang duurt zonder resultaat Zijnmeisje wordt om een boodschap gezonden maar ze is bang omdat ze langs hethuis moet van een pas gestorven buurvrouw Onderweg ontmoet ze haar vrijer Opzijn aandringen bedenkt ze een list zij kan hem moeielik s avonds ontvangenomdat ze op de kamer van haar vader slaapt Daarom zal ze een verhaal opdissenvan een ontmoeting met de geest van de afgestorvene die haar de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

274

belofte afgedwongen heeft om hem s avonds alleen op de zolder te ontvangen Ditvindt geloof bij de ouders Alle licht wordt s avonds gedoofd en de ouders verkerenin grote angst over de kwellingen die hun dochter zal moeten ondergaan Dan treedtde luistervink op in een eigenaardige rol hij is geen spion of verklapper maar laattussen de klachten van de ouders telkens zijn spottende opmerkingen horen Eindelikkomen de ouders met hulp van de lsquogevaderrsquo achter het bedrog maar om dejongeling niet af te schrikken zien ze af van strenge maatregelenIn deze klucht wordt de naam Heemstee genoemd als de plaats waarheen het

meisje een boetetocht moet doen om de geest tevreden te stellen De levendigetoon en stijl gepaard met tal van Zuid-Nederlandse eigenaardigheden in de taaldoen eer aan een Brabantse oorsprong denken Deze onderstelling wordt versterktdoor een plaats midden in het stuk (fol 55v) waar de luistervink zegt

lsquoWistent dongeleerden sy souwens niet heelenIck weet wel sy souwen daer een spul off spelenen het waer oock seecker wel spelens waertrsquo

Zou dit niet wijzen op de rederijkerskamer lsquoWt jonsten versaemtrsquo te Lier waarvande leden zich noemden d Ongeleerden1)

Dat aan het slot weer gesproken wordt van lsquodese cluyt van ons Pellicanistenrsquo kanbetrekking hebben op de vertoning

9o Een spel of Esbatement vande dove Bitster (fol 58 465 vs)

Deze titel is onjuist hij slaat alleen op de proloog gelijk reeds dadelik blijkt uit deopsomming van de

Baet een dove bitsterPersonagesDove Nelle een heeckelster

1) Zie Schotel Geschiedenis der Rederijkers2 II 270

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

275

Personages vant spulLippe suermont een boerVrolijck betgen sijn wijff een boerinAechtgen schoontooch haer lantmeytFaes blincktant drie lantvrijersBouwen schuerbier drie lantvrijersHeyn Leechderm drie lantvrijers

De aardigheid van de proloog berust daarop dat de beide doven elkaar antwoordengeven die slaan als een tang op een varken Volgens een aantekening kan deproloog ook weggelaten wordenLippen en Betgen sturen de meid Aechtgen tegen de nacht uit Dan vertelt Betgen

hoe er drie vrijers voor Aechtgen geweest zijn die zij een poets wil bakken Zij heefthet drietal te woord gestaan alsof ze zelf Aechtgen was en hun tegen de nachteen samenkomst beloofd Nu moet Lippen in vrouwekleren de rol van Aechtgenspelen terwijl Betgen zal optreden als Lippen Achtereenvolgens worden de drievrijers in het donker ontvangen door de gewaande geliefde die hun de kleren doetuittrekken en ze naar het bed geleidt waar plotseling de stem gehoord wordt vande pseudo-Lippen Verschrikt laten ze zich wegstoppen De eerste maal gaat ereen in t builvat dan een in t loogvat en de derde keer een in de schouw Nu zijnze gevangen Lippen gaat aan t builen en Betgen aan t vuur maken en aan t vullenvan het loogvat met heet water In doodsangst vluchten de vrijers naar buitenverblind door stof en rookDaar vertellen ze aan de terugkerende Aechtgen die ze niet zien kunnen hoe

het meisje hen bedrogen heeft Tot overmaat van ramp lacht ze haar drie blindeaanbidders uitIn de proloog komt een plaatsnaam voor die een Zuid-Nederlandse oorsprong

zou doen vermoeden er wordt gesproken van lsquoom vlas gaen reysen tot dermondersquoDat aan het slot melding wordt gemaakt van lsquoheel hollantrsquo is mogelik weer op rekeningvan de Hollandse afschrijver (of bewerker) te stellen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

276

10o Esbatement (fol 65 669 vs)

Lijs twijff van lippenPersonagesJan vleermuys een fray man parsoonLippen harman oudelijck gecleetSober Costgen als een rabbautSlickmorse[e]l als een rabbaut

Lijs is ontevreden over haar oude man en zoekt troost bij Jan Vleermuys met wieze de afspraak maakt s avonds in een schuur buiten de Kruispoort samen te komens Avonds verlaat ze het bed zet zich boos bij de haard en dreigt haar man dat zedaar zal blijven zitten Heimelik kleedt ze met een keurs een lsquobottercarnersquo aan zetdie bij de haard en verdwijnt Vergeefs spreekt Lippen die stomme pop aanTwee hongerlijdende schooiers dringen binnen en halen eten en kleren weg

Lippen vreest dat zijn vrouw aan de haard van kou gestorven is maar hij kan haarnergens vinden Het volgend toneel geeft het afscheid van het minnende paar Janbelooft door het venster Lijs te komen opzoeken De boeven smullen van hun buithun dobbelen loopt uit op een vechtpartijLijs komt thuis en verneemt de diefstal haar man zal de volgende nacht beter

oppassenWanneer Jan dan binnensluipt wordt hij voor de dief aangezien en gevatLijs te hulp geroepen doet alsof ze zich vergist en gooit Lippen de pot metlsquocamerlogersquo over t hoofd Tot een bekentenis gedwongen beloven Jan en Lijsbeterschap Daarop schenkt Lippen vergiffenis en legt hun het stilzwijgen op om deopenbare schande te vermijden want lsquowistent sommighe sy dichten er wel aff eencluytrsquo Ten slotte richt Lippen zich tot de toeschouwers met de vermaning om voorhun vrouwen toegefelik te zijnVolgens een aantekening is deze klucht gespeeld op Sint Jan 1589 en 1606

11o Een Cluyt van Hans Snapop (fol 73v 450 vs)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

277

Jan Lamsoyr een lantmanPersonagesGriet Snatertans sijn wijffTruy Belhorens haer buerwijfHans Snapop een leechgangerDe schoonne waerdin een lichte vrouwe

Monoloog van Jan (rondeel) voor zijn lsquogarstersquo heeft hij veel geld gemaakt en nuwil hij lsquoden stemans sleurrsquo eens houden dwz wijn drinken en de lsquoschone waardinrsquogaan bezoeken gelijk Hans Snapop doet die daar lsquohalff weert te huysrsquo is Hij klopten wordt vriendelik ontvangen De kosten van het drinkgelag waaraan ook HansSnapop deelneemt betaalt de verliefde boer - Griet klaagt dat haar man die nachtuitgebleven is en vraagt haar buurvrouw Trui om raad en hulp Ze ontmoeten dedronken Hans Snapop die verraadt dat Jan bij de waardin lsquoin t verckenshooftrsquo isDe afstraffing volgt Griet ranselt haar man en Trui de waardin Een vermanendwoord tot het publiek besluit de onbeduidende klucht die wat de taal betreft welNoord-Nederlands kan zijn Men lette daarbij ook op het liedje dat Hans zingt (fol76) lsquoTe Uytrecht aen de vest sprack ick mijn soetelieff lestrsquo enz

12o Een Cluyt van Lijsgen en van Jan Lichthart (fol 79v 458 vs)

LijsgenPersonagesJan LichthartMeester HuybertTwee buerwijven

Jan Lichthart is een onverbeterlike dronkaard die zich aan de dreigementen vanzijn vrouw niet stoort Lijsgen wil hem eerst met zachtheid genezen en vraagt aanMeester Huybert eenmiddel tegen haar mans lsquocranchooftrsquo Maar een pintje lsquowijneeckrsquomet een lsquopoergenrsquo brengt weinig baat De buurvrouwen weten een beter middel zezullen Jan lsquodoen springen op de dekenrsquo als hij weer dronken ligt Daartoe verkledenze zich in het wit met bedekte gezichten als lsquoalven of nachtmaerenrsquo Bij deeerstvolgende gelegenheid laten ze

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

278

de dronkaard in doodsangst voor de lsquogeestenrsquo lsquoop de deken springenrsquo dat hijsuizebolt Na die bewerking wordt hij op de mesthoop neergelegd waar hij devolgende morgen ontwaakt Berouwvol klopt hij aan en doet zijn vrouw verslag vanhet nachtelik avontuur Zijn vrouw die zich van den domme houdt schenkt hemvergiffenisIn het handschrift ligt op een los blad een lsquospreeckende prologersquo (43 regulen)

Ook deze klucht kan wel door een Haarlemmer geschreven zijn in het eerste toneelworden Schooten en Velsen genoemd

13o Van Qua Belij en Jan Sul

Lijs oft anders belij quaetpurckPersonagesJan SulCoppen slimbeckDroncken gille

Deze klucht waarschijnlik van een Hollandse auteur is afgedrukt door Van Vlotenin zijn Levensbode (VI blz 325-349) De voornaamste onjuiste lezingen vindt menin de noot verbeterd1)

1) Blz 326 r 1 wijzen ons (l wijzenmans) r 3 klucht (l cluyt) - blz 327 r 2 meeren (l oneeren)r 5 leefde (l leefden) r 7 getrent (l gewent) r 16 saen (l plaen) - blz 328 r 4 mijn (l mij)r 6 ophoueumln (l ophouwen) r 11 mag (l moch) r 15 luren (l luijeren) - blz 829 r 3 striklijks(l strickx) r 7 wou (l woud) r 11 mosterd (l mostaerd) r 20 gaat (l sout) - blz 330 r 5mosterdpot (l mosterpot) r 11 vallende vel (l vallend evel) r 13 vuisten (l juvijsten()) -blz 331 r 2 stuk (l stick) r 9 slechts (l slechs) r 10 zinnen (l zeden) r 14 boekweite (lboekweide) - blz 332 r 11 sloot het (l sloot et) r 12 was er (l was) r 15 cier (l chier) r20 Mij (l Mijn) - blz 333 r 1 moest (l most) r 8 dozijne (l douzijne) r 12 slechts (l slechs)- blz 334 r 2 terdegen (l tedegen) r 5 blijdschap (l blijscap) r 8 10 mij (l mijn) - blz 335r 3 veinzen (l veissen) r 18 griek (l griet) r 20 dezen (l deze) r 23 tranen als (l tranenvan) - blz 336 r 9 danken (l dansen) r 9 mij (l mijn) - blz 337 r 2 steekt mij de (l steekmij die) r 4 de (l die) mij (l mijn) r 8 verleere (t vercleere) r 11 kakkert (l kakkaert) r 12ter galge (l ter galge ter galge) Na r 15 invoegen dat ghij sout houwen om mijn motijff -blz 338 r 9 t aarsgat (l aarsgat) r 18 om jokken (l om tjockx) - blz 339 ijzeren (l ijzere)raadt raadt (l wadt raadt) - blz 340 na r 17 staat Jan r 21 omtrent (l ontrent) - blz 341r 14 planken (l planke) - blz 342 r 9 zang (l zangen) r 9 geschater (l geschatere) - blz343 r 3 privaat (l prevaet) r 6 mij (l mijn) - r 8 dit wijs (l sijt dit wijs) r 11 etc merci (lmercijs) - blz 344 r 7 varkenskot (l verkenskot) r 16 zeg (l zegt) - blz 345 r 5 zegt (lDenckt) r 14 slechts (l slech) - blz 346 r 1 durf (l derft) r 4 tegen (l tegens) r 12 vallendevel (l vallend evel) r 15 wegge (l weggen) r 20 mannen (l mannen mannen) - blz 347r 3 rigeur (l regeur) - r 5 genoeg (l genoch) - r 6 slechts (l slechs) - r 7 afgebroken (lafgesneden) r 13 blamagie (l blamatie) - r 17 te stier (l ten stier) - blz 348 r 7 uw (l u)- blz 349 r 5 gedaan (l geboon)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

279

14o Cluyt van Tielebuys die wederom herdragen wilde sijn

Van Vloten gaf deze aardige klucht uit in het Nederlandsche Kluchtspel (I 168-187)maar zijn tekst wemelt van slordigheden en zinstorende fouten1)

15o Van het gelt (fol 100v 484 vs)

Gelt een manPersonagesVrientschap een manSchoone woordenAerts hemelrijck een vrouken netgecleetLoos propheet[g]en een knaep rustichgecleetEen heer als een ridder

Gelt Vrientschap en Schoone woorden vieren samen feest in een tavernelsquoBegeerte van eerenrsquo genaamd Allen maken het hof aan de waardin lsquoAertshemelrijckrsquo die hun als taak opgeeft zoveel mogelik lsquosuychbenersquo te verwervenDaartoe begeven ze zich naar het hof van een Heer Loos propheetgen zijn dienaarvertelt in een alleenspraak dat de Heer die meestal dronken is een mandvollsquosuychbenenrsquo bezit maar niemand toegang geeft die hem niet de handen zalft Hetdrietal nadert dan het hof Schoone woorden solliciteert naar de betrekking vanlsquoduynmayerrsquo Vrientschap wil lsquoopperste valckenjagerrsquo worden maar Gelt alleenverwerft zich de gunst van de heer hij kan zoveel zuigbenen krijgen als hij maarwil Als Gelt dan ook voor zijn vrienden pleit krijgen ze elk een zuigbeen om hunde mond te stoppen Het slot is

1) Uit mijn collatie bleek dat Van Vloten dit handschrift gebruikt heeft en niet een ander nuverloren handschrift gelijk Kalff meende (Gesch der Ned Lett in de 16e eeuw I 296 noot)Intussen vermeldt Kalff twee andere handschriften te Brussel en te Leiden waaruit hij in zijnhandexemplaar enige varianten aantekende Een nieuwe uitgave naar de drie handschriftenzou stellig gewenst zijn In afwachting daarvan kan mijn collatie naar dit handschrift voorlopigallerwege blijven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

280

zeer zonderling Gelt bidt dat lsquoelckerlijc in glorieumln crijgen moet een suychbeen datis goods aenschijn soetrsquoDe taal toont duidelik dat de Haarlemse afschrijver een Brabants origineel - niet

zonder fouten - kopieerde Daarmee is in overeenstemming dat tegen het eindegesproken wordt van Brussel lsquoTis te bruyssel aldus in telcker stadt Niemant verjonnetons al hebben wij wadtrsquo

16o Van de Schuyfman ed Kalff17o Van Hanneken Leckertant ed Kalff

18o Een cluyt van vier parsonages (fol 123v 380 vs)

Boerdelijck geckDe welcke sijn deseSubtijl von sinnenLoerisCoster Johannus

Boerdelijck geck komt sprekende en zingende op Met zijn vrouw Subtijl vansinnen krijgt hij ruzie over hun zoontje Loeris die buiten met koten speelt Als devader uitgaat wacht de moeder op Coster Johannes met wie ze een afspraak heeftOm gedekt te zijn laat de koster zich lsquoNiemantrsquo noemen want Loeris blijft spelenlsquoop t einde vant teneelrsquo Midden onder een smulpartij komt Boerdelijck geck thuisDe koster kruipt weg achter de deur Loeris vertelt aan zijn vader dat Niemant hemgetrakteerd heeft en hem speelgoed beloofde maar als de koster wegloopt zegthij lsquoDagravet is Niemant die ik meenersquo De vader doet alsof hij niets merkt maar bij eenvolgend bezoek van de koster vraagt hij hem raad een hond maakt het hem lastigwant lsquowaer hy een podt vint die qualijck sluyt daer steeckt hij sijn hooft inrsquo Die hondmoet dus in een blok gesloten worden de koster moet zelf als een proef dienen ofdat zou gaan Weldra zit de koster in het blok lsquoHach hay mijn vaertgen heeft denhont gevangenrsquo zegt Loeris Nu hij lsquovernoemtrsquo is moet hij ook lsquoverdoeptrsquo worden inhet water lsquoAldus behoort men die Loopers te croonenrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

281

19o Van Reyn genuecht en Menich Vileyn (fol 128v 482 vs)

Reyn genuechte een vrou persoonPersonagesMenich vileyn een dronckaertJoncheyt int sodt gecleetSonder quaet int sodt gecleet

Reyn genuecht beklaagt zich over de mishandelingen van haar tweede manMenich vileyn Haar twee vriendelike kinderen Goede genuechte (= Jonckheyt) enSonder quaet komen juist van Amersfoort waar onder de rederijkers prijzen tewinnen waren Reyn genuecht kon er niet heen omdat haar man een vijand vanRhetorica is Daarvoor verdient hij een afstraffing Als hij dronken thuis komt zullenze hem in een laken genaaid op een stoel zetten en dan zal Sonder quaet voorpriester spelende hem lsquobelesenrsquo De dronkaard komt ten tonele en uit zijn minachtingvoor Rhetorica Onder de spot van de familie valt hij in slaap Dan wordt het planvolvoerd men maakt Menich Vileyn wijs dat hij een geest is en haalt de vermomdepastoor die de raad geeft hem af te ranselen Dat is de straf voor zijn versmadingvan Rhetorica lsquodie voortgebracht is vanden heyligen geestersquo want zij verklaartlsquogodes schriften rijckelijckrsquo Al belooft Menich vileyn beterschap de lsquobroerkensrsquo gaanvoort hem te bespotten te sarren en te mishandelen oa door zijn mond met eenstok open te spalken Zij dansen om hem heen terwijl Reyn geneucht een liedjezingtEindelik wordt de pijniging gestaakt Menich Vileyn bekeert zich en wordt herdoopt

in lsquoGhenuechelijcke voortstelrsquo Dan volgt de moraal als alle lsquovileynsrsquo evenzo hunlsquoschimpich moeyenrsquo laten zal Rhetorica weer kunnen bloeienAan het slot is ingevlochten de spreuk twoort is crachtich toebehorende aan De

roode angieren van Rhijnsburg De taal is sterk Brabants getint Misschien is dusJan Fruytiers de factor van deze kamer lsquovermoedelijk Brabander van geboortersquo1)de auteur van dit spel

1) Te Winkel Ontwikkelingsgang 2II 469

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

282

20o Een cluyt van Geert en Maes (fol 135v 433 vs)

Geert een manPersonagesMaes een manBateTruye

De buren Geert en Maes hebben weduwen getrouwd die hun het leven zuurmaken omdat de mannen altijd in de tavaernen bier drinken Om de vrouwen dielsquoten sermoenersquo zijn schrik aan te jagen verkleedt Geert zich als een geest Hij maaktzijn vrouw wijs dat hij de geest is van haar eerste man Hanne Hij vraagt om geldvoor zielmissen want ook de eerste man van de buurvrouw is in het vagevuur enheeft die hulp nodig Doodsbenauwd beloven de vrouwen het maar ze hebben ophet ogenblik geen geld Daarom worden ze s avonds ontboden in een kapel waareen broeder het geld in ontvangst zal nemen tegelijk kunnen ze dan biechten Devrouwen gaan geld halen lsquoter lombaerdersquo en intussen verkleedt Maes zich alsbroeder Voor biechtvader spelende vraagt hij de vrouwen of ze voor hun eerstemannen ook lsquoquadertierenrsquo waren Ja is het antwoord zij stierven lsquovan anxtenswaerrsquo Dan wordt hun een zware penitencie opgelegd zemoeten het haar afsnijdenmogen geen mooie kleren dragen moeten driemaal om de kerk kruipen maarbovendien hun mannen drinkgeld geven en toelaten dat ze drie maal lsquomet de voetenover haer gaenrsquo Als dit geschied is en de vrouwen heengegaan zijn hebben demannen grote pret nu gaan ze weer naar de kroeg Maar plotseling komen devrouwen terug die het gesprek afluisterden En al zegt Maes lsquoGeert heeft hetgedaanrsquo ze krijgen beiden een flink pak slaagDe auteur van deze klucht is ongetwijfeld een Zuid-Nederlander De afschrijver

heeft zijn tekst soms onhandig verhollandst bv met gemacke (l gemake) rymendeop saecke of verknoeid bv voor eerst waar blijkbaar foreest bedoeld is

In handschrift A komen nog twee batementen voor als

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

283

No 9 het door Kalff uitgegeven Batement van den katmaecker en als No 10Een batement van die Mane De korte inhoud is deze De buurvrouwen Baert en

Griet beklagen zich over hun dronken mannen Griet geeft Baert de raad om haarman Nout eens flink te ranselen Zij slaat hem zo hard op de neus dat hij meentte sterven en om de lsquomedicijnrsquo roept Griet komt als lsquomedicijnrsquo verkleed maarverklaart dat ze hem niet helpen kan want de maan die op de bodem van een halfleeg glas te zien is was in zijn neus gekropen Dat is de straf voor zijn drinken Danwil hij hulp zoeken bij de waarzegster op lsquode Bruyschaertrsquo Griet zorgt dat ze hemvoacuteoacuter is en speelt voor waarzegster Als Nout angstig aanklopt zegt ze ik heb nugeen tijd want ik heb een paard te genezen waarop gisteren een weerwolf kwamaanrijden Maar als hij het paard vasthoudt zal zij zijn neus gaan beteren Om deweerwolf af te schrikken moet hij intussen hard ratelen en Latijnsebezweringsformulieren opzeggen Het verschrikte paard is nu bijna niet meer tehouden De vrouwen die hem komen opzoeken ziet hij voor de weerwolf aan endus slaat hij op de vlucht Onderweg ontmoet hij de man van Griet Plonis eenlsquocoolscudderrsquo aan wie hij alles vertelt en die het goedgelovig aanneemt Maar nukomt de kroeghouder Molder naar buiten die niet begrijpt waar zijn klanten blijvenHij doorziet de list van de vrouwen en na een vechtpartij behalen de drie mannende overwinning de vrouwen moeten beloven dat ze hun mannen niet meerverhinderen zullen te drinken Na een moraliserende toespraak tot het publiekeindigt het batement met de woorden

tsijn die van Bruyseltuwaerts altijt bereyt

met siel met lijf om vruechts vermerenwie bevelen u al te samen die heer der heren

Het Batement van den appelboom het enige dat in hand-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

284

schrift B voorkomt is door PJ Meertens in dit tijdschrift (deel XLII) uitgegevenIn het Gedenkboek komt onder No 43 (blz 89) ook een inhoudsopgave voor van

handschrift L met een zevental Sotte Cluyten1) maar dit berust op een vergissingwant volgens een mededeling van het bestuur lsquois dit handschrift evenals dehandschriften H I en K sinds lang zoekrsquo2)Intussen is ons in een oud register van deze spelen (Gedenkboek lijst van Mss

No 45) de inhoudsopgave van de verloren handschriften bewaard Handschrift Hbevat voornamelik spelen van sinnen en zal dus in de tweede afdeling vermeldworden handschrift L schijnt al lang weg te zijn want Van Vloten heeft er niets aanontleend Alleen van I en K kennen we dus enige fragmenten Om te weten welkegedeelten dit zijn maar tevens om de herkenning bij mogelike nasporingen tebevorderen laat ik de twee lijsten uit het bovengenoemde register hier volgen

Handschrift ITafelspelen

1 Van de wyncan ende die pispot2 Van ydel gepeyns ende goeden wil3 Van de schipper Post ende pelgrom4 Van logen ende waerheyt5 Van dagelijcx onderwinnen ende onbedachte Ioncheyt6 Van twee Rabbauwen7 Van honger ende appetijt8 Van twee personages deen ende dander9 Van smenschen vernuftheyt10 Van berisping van tquaet

1) Onder No 5 staat Van de duymyckers Dit moet zijn Van de duymijssers2) Kalff Gesch der Ned Lett in de 16e eeuw I 296 noot maakt daar in 1889 reeds melding

van De raadselachtige verdwijning bleef onopgehelderd Dat deze handschriften in mooieperkamenten banden met het duidelike opschrift Trou moet blijcken vernietigd zouden zijnis niet waarschijnlik Als ze onder berusting van Van Vloten gebleven waren zouden ze stelligia zijn bibliotheek gevonden zijn Schuilen ze wellicht op de zolder van een of andere oudeHaarlemse familie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

285

11 Van redelijck verstant12 Van een boer met eyeren13 Van een marot14 Van een marot15 Van een boer met eyeren16 Van oorsprong van sonden en menichvuldich bedroch17 Van goet jonstich hart ende simppel verstant18 Van prijs der vruechten ende voys der liefden19 Van onbedochte joncheyt ende sorgloos gemoet ende versochte wysheyt20 Van goodts goetheyt ende duyvels nydicheyt21 Van een quacsalver ende een boer22 Van een Comen23 Van een lapsalver ende een boer ende syn wyff24 Van een man ende syn vrouw die tkint wou dragen25 Van een jonckwyff ende een out man26 Van arbeyt ende loon syn soon ende machten ende arbeyts vrou en spelleken

Hiervan heeft Van Vloten uitgegeven No 1 in de Levensbode V 461-474 No 12 inde Dietsche Warande X 131-134 No 13 of 14 in Ned Kluchtspel I 187-190 No21 in de Dietsche Warande X 105-116 No 22 in Ned Kluchtspel I 190-194 HetBruiloftsspel in Dietsche Warande X 116-131 is in deze lijst niet met zekerheidaan te wijzen

Handschrift K(Sotte cluyten)

1 Van Naynoot2 Van ons lievenheers minnevaer3 Van den varckendryver4 Van den impost5 Van den beeltsnijder ende plager6 Van broer Jan ende van Pater Joost7 Van Dertenaers ende vrou Achetloos8 Van genegenheyt ende oude gewoont9 Van Loeris ende sijn vader10 Noch van een out man ende een jonck wyff11 Van arbeyt sonder loon ende macht sonder discrecy12 Noch van een Droom van 38 vaerssen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

286

Uit deze inhoudsopgave blijkt dat dit het handschrift is dat Kops reeds in 1774gebruikte voor zijn Schets eener geschiedenis der rederijkers Daar geeft hij namelikniet alleen de inhoud weer van Ons lievenheers minnevaer (No 2) later door VanVloten geheel uitgegeven (Ned Kluchtspel I 149-168) maar ook de klucht van deBeeldsnijder (No 5)1) Als de personen die in deze klucht optreden noemt KopsBeeldsnijder Plagger Kinkel en Scheele GrietNo 6 heeft Van Vloten - waarschijnlik onverkort - laten afdrukken in zijn Ned

Kluchtspel I 130-149 Het zijn dus slechts schrale resten die wij van deze beidehandschriften kennenTen slotte bevat handschrift M nog een Tafelspel met een bonte inhoud waarin

een groot aantal personen optreden eerst een boer genaamd Jan fijnart dan eenslachter een vrou een buerman een speelman lsquomet een muesel in zijn armenrsquoeen tweede slachter genaamd Faes dan Cornelis Phlips Lapper Diefledere DenWert Jan den Boer Advocaet Schepene Het is meer een soort revue dan eentoneelspel De slotspreuk lsquoIn minnen groyendersquo zou op de Middelburgse kamer Hetbloemken Jesse kunnen wijzen (Schotel Gesch der Red II 274)(wordt vervolgd)

U t r e c h t CGN DE VOOYS

1) Vgl Worp Drama en Tooneel I 153 Kalff Gesch der NL in de 16e eeuw II 79 waar in denoot gewezen wordt op een schriftelik uittreksel door Kops uit deze klucht gemaakt en teLeiden bewaard Dat hij dit Haarlemse hs gebruikte was toen nog onbekend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

287

Losse aantekeningen bij Huygens Dagh-werck

Terwijl de meeste grote werken van Huygens - dank zij de speurzin en deonverflauwde belangstelling van Eymael - herhaaldelik krities bestudeerd zijn trokzijn Dagh-Werck zelden de aandacht van de Huygens-kenners Is de beruchtelsquoduisterheidrsquo van dit sterk-Marinisties getinte gedicht daarvan de oorzaak Maar metde doorlopende toelichting van de dichter zelf zijn de daaruit voortvloeiendemoeielikheden grotendeels wel te ontraadselen al zijn ze niet alle even gemakkelikop te lossenDe degelike uitgave die Heinsius in 1904 uitgaf en in 1924 opnieuw bezorgde1)

zal door zijn veelal juiste interpretatie de lektuur voor menigeen vergemakkelikthebben maar ook tot aanvullende kritiek prikkelden Daarom durf ik belangstellingvragen voor de volgende reeks kritiese kanttekeningen bij deze uitgave

+vs 129

+Het lichaam (het huys van dese sinnen) is niet het objekt maar het subjekt vanbegaen dat blijkt reeds uit de schrijfwijze een stoot Het Mnl begaen vaak meteer en lof verbonden = verwerven krijgen Huygens spreekt elders van eetlustbegaen vreught begaen (Ned Wdb)

+vs 133

+Slaet geneselicke slagenDie wy dan en dan maer dragenDat ons naer den sueren daght Soete weer te schooner lach

De tweede regel betekent mi die wij op die tijd en slechts dagraven (dus tijdelik) tedragen hebben zodat

1) Korenbloemen III-IV in Klassiek Letterkundig Pantheon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

288

+vs 190

+Met de leugen lsquodie soo oud isrsquo zal Huygens wel doelen op het lsquomis-verstandrsquo vanhet Katholicisme

+vs 208

+werd kan hier wel een verleden tijd zijn ook Christus predikte niet alleen maar gafdoor zijn leven een voorbeeld

+vs 216

+Zielen in de weeld ongevoelick over-eelt Mi is ongevoelick = zonder dat ze hetzelf bemerkten omdat het geleidelik geschiedde

+vs 348

+ten tweede = dubbel geeft hier geen zin veeleer het eerst vermelde ten tweedenmale = bij herhaling

+vs 380

+In t dubbel Hof schuilt ook wel een woordspeling met dubbel = onbetrouwbaar (eendubbele tong dubbelhartig)

+vs 386

+Voor bequijlen is de verklaring lsquozeurderig pratenrsquo onbewezen De betekenis lsquobevuilenbelasterenrsquo die het Ned Wdb aan dit werkwoord toekent wordt bevestigd dooreen plaats uit Huygens (I 277) lsquohaer onderwijs is lam haer reden is bequijltrsquoBequeelen kan ook moeielik lsquovriendelijk vleiend pratenrsquo zijn Uit lsquobetreuren jammervindenrsquo kan zich licht lsquojammerenrsquo ontwikkeld hebben dat op deze plaats goed past

+vs 407

+Bij ontsteken kan men weifelen tussen de verklaring lsquoin brand stekenrsquo of opensteken(eig van een vat) en dus aantastenZou bij versprack niet te denken zijn aan het Mnl verspreken = lsquobesprekingen

houden metrsquo hier lsquote doen krijgen metrsquo

+vs 454

+t streelige bejanken van een halvermijne gaev is mi onjuist verklaard door lsquoeengave die men maar half aan mij te danken heeftrsquo Aannemeliker lijkt mij deverklaring een gift bestaande uit de helft van de winst Bekend is de uitroep lsquoHalfmijnrsquo om de helft van een onverwachte vondst op te eisen (zie Ned Wdb V 1606)en dus gelijkstaande met het zeventiende-eeuwse lsquoalle vonghen me samenrsquo (War276 Griane vs 1540) Huygens wil dus zeggen dat hij niet als sommige ambtenarenzijn steun toezegt onder de vriendelike aandrang op een ruime beloning als de gunstverkregen wordt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

289

+vs 471

+Een treeft is geen trechter maar een vergiet op drie poten In de provincie Groningenheeft dit voorwerp nog dezelfde naam Ook in vs 1751 past deze betekenis zeergoed

+vs 501

+Die t beleidde sal t beleggen De betekenis lsquoberamenrsquo die aan beleggen toegekendwordt is volgens het Ned Wdb inderdaad de meest gebruikelike maar danwordt beleggen synoniemmet beleiden Liever zou ik dus beleggen opvatten alsbevestigen bekrachtigen (Ned Wdb onder 6) zoals bv Heemskerk het gebruikt(zijn woorden beleggen) Het kan als rechtsterm (zijn getuigenis beleggen) aanHuygens bekend geweest zijn

+vs 632

+sticken = verstikken is duidelik maar de aantekening van Huygens lsquotreffenrsquo blijftmij raadselachtig

+vs 642

+luys en leeghs is een zonderling gevormde bijwoordelike uitdrukking en men zouin de verleiding komen deze genitieven te doen afhangen van so veel als nietHuygens zelf de uitdrukking tegenover Mostaert in bescherming genomen hadals lsquoeen maniere van seggen onder ons heel in gebruyck gaende het nomen inAdverbium met bevallickheit soo my dunckt hier bij gelijckt drooghs keels drooghsvoets etcrsquo1) Dat deze twee adjektieven hiermee niet gelijk staan heeft Huygensniet opgemerkt

+vs 656

+Die sy selver maeckt en breeckt De zon maakt niet de nagravecht maar de negravevels dedampen die daarna door de zonnestralen weer gebroken worden De eigenverklaring van Huygens bevestigt deze opvatting

+vs 686

+bespreken behoeft voor de tegenwoordige lezer een verklaring want het kan hierniet anders zijn dan berispen afkeuren

1) Zie Jorissen Aanmerkingen van Vondel en Mostaert op het Dagwerck van Huygens enHuygens Weerlegging (Versl en Med der Kon Akad Afd Lett II 3 (1873)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

290

+vs 722

+luchten Uit de aantekening blijkt niet dat de betekenis lsquobespeurenrsquo teruggaat oplsquoruikenrsquo Het Ned Wdb iv vindt dit een lsquosmakelooze beeldspraakrsquo maar zouoorspronkelik niet aan een jachthond gedacht kunnen zijn

+vs 817

+waerden zijn niet lsquovriendenrsquo maar lsquogastherenrsquo Denk aan de tafelwet van Cats lsquoSitdaer de waert u neder setrsquo

+vs 839

+gebreck kan moeielik lsquot hoogstnoodigersquo betekenen Zou de bedoeling wezen eentekort aan datgene wat eigenlik aanwezig had moeten zijn Gebruyck = hetdagelikse menu

+vs 899

+in haer vasten = op den biddag (H) Maar op een Protestantse biddag werd tochniet gevast Huygens heeft dus hier deze term waarschijnlik gebezigd in defiguurlike betekenis van lsquoverlangenrsquo (vgl Costel Mal vs 301 naer iets vasten)Opzettelik is dan die Roomse term woordspelend naast de lsquoGeuzenrsquo gekozen

+vs 932

+ribben lsquode kanten van de steenenrsquo Huygens kan ook aan de kanten van degemetselde stenen gedacht hebben maar in de eerste plaats is ribben hierletterlik op te vatten omdat het vocht hier dient tot opbouw (metselrij) van hetmenselik lichaam

+vs 973

+Dat vergaepen hier lsquodobbelsinnigrsquo is heeft Huygens zelf aangegeven

+vs 990

+Averechts herdoopt in Cortsen Dit is geen woordspeling met het voorafgaandetortsen maar met kort immers de koorts duurde bij hem altijd lang was lsquotaeyom slijtenrsquo (Aant van Huygens) Vgl ook in het gedicht Op de dood van Sterre(blz 27) dezelfde woordspeling lsquoen maeckt my kort van dese Cortsen vryrsquo

+vs 1016

+Tot een af te spinnen webb betekent niet lsquobij t verrichten van mijn werkrsquo maar lsquoomdie nog af te spinnenrsquo Dit blijkt duidelik uit de verklaring van Huygens lsquode mijnegeven my soo veel wercksrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

291

+vs 1017

+Hoev ick in der bueren hoeckenGeen gehaspelt werck te soecken

De bedoeling van deze verzen moet zijn behoef ik bij mijn buren geentekortkomingen op te sporen Nu kan haspelen wel betekenen dooreenwarren (NedWdb) maar het lijkt mij niet onmogelik dat Huygens hier speelt met het woord werckdat ook betekenen kan lsquode grove verwarde draden van vlas of hennep die bij hethekelen afvallenrsquo (Van Dale) In plaats van goed gesponnen vlas zouden dan deburen werk om hun haspel gewonden hebben

+vs 1047

+by mijn is niet lsquodoor mijn wagenrsquo maar lsquovergeleken bij de mijnersquo

+vs 1103

+Met de lsquodweepe (= dwaze) menschenrsquo bv doelt Huygens niet de lsquodweepziekersquomaar de melancholiese bij wie lsquosware ende swarte dampen de herssenen metduysterheydt bedwelmenrsquo voortkomende uit lsquode melancholijcke humeuren ofteswaermoedige vochtigheden daer sy uyt-rysenrsquo (Van Beverwijck Den Schat derGesontheyt blz 98)

+vs 1233

+Dewanvorm geluyten tracht Huygens ten onrechte tegenover Vondel te verdedigenals lsquoniet zeer onschickelijck emmers in dicht (ook luyd dat van luyden komtheeft eundem pluralem)rsquo1)

+vs 1334

+t Oude woord t Isser niet te doen met seggen Huygens lsquobedoeltrsquo hier nietuitspraken van Horatius al haalt hij die als parallellen aan (zie ed Worp) maargeeft woordelik het bekende oude Fries-Hollandse spreekwoord

+vs 1348

+van bijds willekeurige door Huygens gevormde analogie naar van wijds TegenoverVondel die dit lsquoliever andersrsquo wenste verdedigt Huygens zijn vondst als lsquoheelgoetrsquo2)

+vs 1356

+amper betekent wel lsquowrangrsquo zuur scherp (Ned Wdb ampere wijn bier) maarmoet hier met serp een lekkere-

1) Jorissen tap2) Jorissen tap

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

292

pittige smaak aanduiden tegenover het ongunstige snelle scherp (vs 1355) Datdit mogelik is blijkt uit een plaats die het Ned Wdb aan Spieghel ontleentlsquodaerdbezijs amper-zoete vruchtrsquo en waarschijnlik ook bij Huygens (I 257) lsquoeenamper-soet een staetigh-suer gelaet van oogen en gemoedrsquo

+vs 1385

+k Woel hem nergens in mijn tanden De lezing van het handschrift k Voel (edWorp) is aannemeliker Ook in de uitgave der Korenbloemen van 1658 staat noglsquoK voelrsquo Onmogelik is het niet dat Huygens zelf in 1672 er het transitieve woelenvoor in de plaats gezet heeft maar daartegenover is te bedenken dat in dezegedrukte tekst meer drukfouten voorkomen (bv vs 1816)

+vs 1400

+besetten Wat in de noot met lsquovastzettenrsquo gemeend is blijkt niet duidelik De gewonebetekenis waarvan het Ned Wdb verscheiden plaatsen geeft (hoewel geen vanHuygens) is benauwen beklemmen Dit past in het verband omdat Huygenszelf zegt dat zijn Sterre zijn werk zal veroordelen

+vs 1510

+onderwinder is terecht weergegeven door lsquoverzorgerrsquo Opmerking verdient dat ditwoord waarschijnlik geen vorming van Huygens is maar door hem overgenomenuit de rechtstaal van Hugo de Groot (Ned Wdb) die het puristies gebruikt voorlsquobewindvoerder negotiorum gestorrsquo

+vs 1525

+hitsigh is niet lsquoophitsendrsquo maar vurig overgenomen uit het Duits (Ned Wdb)

+vs 1527

+scheel zal hier niet lsquoverschilrsquo betekenen maar geschil twist botsing Er wordtimmers gedoeld op het strijdpunt tussen Katholicisme en Calvinisme

+vs 1530

+onthuyven = ontdoen van de kap (huif) bevat een beeld ontleend aan de jachtmet valk of havik Dat blijkt uit een plaats in Westerbaens Ockenburgh waargesproken wordt van lsquohavicken onthuyven (Ned Wdb)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

293

+vs 1563

+gepleyt Huygens zelf verklaart dit als lsquoaen de poleye gehangenrsquo maar deze vormis toch wel gekozen om te spelen met het woord pleiten

+vs 1589

+Roll Evenals op de vorige plaats ongetwijfeld een woordspeling van de rol waaropde netten gedroogd worden en de rol van rechtszaken Men zou verwachten datHuygens de Brabantse vorm vlouw gebruikt zou hebben Ook het Noord-Hollandskent flouw (Boekenoogen) het Vlaams vluwe of vluie (De Bo) het Zeeuws evenwelvloe (zie een plaats uit Cats bij Oudemans) Vermoedelik hebben dus ook deWestlanders deze Zeeuwse vorm gebruikt

+vs 1616

+In beschreew zit meer dan lsquozich wenden totrsquo liever als hun kreten om hulp tot mijdoordringen

+vs 1649

+Bij water-passen behoeft niet aan het traditionele beeld van de weegschaal gedachtte zijn Ook het bekende instrument van de timmerman kan ter vergelijking dienen

+vs 1654

+Dien de droeve droomen deinsen Het Ned Wdb neemt aan dat deinsen transitiefkan zijn doen teruggaan maar haalt daarvoor alleen deacuteze plaats aan Zolanger geen andere bewijsplaats is blijft Heinsius opvatting (dien als Datief) evengoed mogelik

+vs 1680

+En bestellen wat verspecks Mi is niet gedacht aan verzachting door smeerselmaar aan vervetting door sterke voeding Er volgt immers lsquotegen t rooven vande quaelenrsquo di tegen de vermagering die door ziekte kan ontstaan

+vs 1707

+doen gestaen kan hier nog wel de Mnl betekenis lsquoverdedigen opkomen voorrsquohebben (zie Mnl Wdb)

+vs 1710

+de lijnen van t beroeren (de zenuwen) Bij lsquoberoerenrsquo is dunkt mij niet aanlsquobewegingrsquo gedacht maar aan aanraking daarop werken de prikkels van buiten

+vs 1720

+besluyt = de afgesloten ruimte hier de hersenkas huysraed = huisbestuur maarhier de plaats vanwaar onze zinnen bestuurd worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

294

+vs 1765

+Maer wat zijnder min als blinden etc De bedoeling van deze zin is door Huygenszelf afdoende verduidelikt Minder duidelik is hoe dit uit zijn woorden gehaaldkan worden De verklaring in de noot lijkt mij te gewrongen Hoewel ik van demijne niet geheel zeker ben zou ik in elk geval min willen verbinden met als blindendus erger dan blind (= lsquoonkundige van dit maeckselrsquo) In plaats van een uitroep zoumen dan een retoriese vraag er in willen horen hoe velen wensen zich ernstig daarinte verdiepen Dat zou gelijk staan met de uitroep van Huygens verklaring hoeweinige nemen de moeite

+vs 1778

+bescheiden = onderscheiden past minder goed in het verband dan bescheiden =lsquogerieven besturen een taak aanwijzenrsquo een betekenis die het woord bij Hooftherhaaldelik heeft (Ned Wdb II 1961)

+vs 1808

+greinen zijn niet lsquokleine hoeveelheden medicijnrsquo maar zaden (korrels) gelijk duidelikuit vs 1926 blijkt

+vs 1918

+k Kom Terecht tekende Vondel hierbij aan lsquodit kan men niet uitspreeckenrsquo waaropHuygens ontstemd antwoordde lsquoNiet waerdigh te verdedigenrsquo (tap bij Jorissenblz 277)

+vs 1950

+als haer eigen opper-knechten is in de noot mi onjuist opgevat alsof de mediciop hun beurt weer te zeggen hebben over de politici De bedoeling zal zijn onderde vele knechten (ondergeschikten) die de politici te regeren hebben nemen demedici een voorname plaats in zij zijn lsquoopperknechtenrsquo Dit stemt overeen met deverklaring van Huygens zelf die immers de politici noemt de lsquoMeesters van deseMeestersrsquo

U t r e c h t CGN DE VOOYS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

295

Een eigenaardige zeventiende-eeuwse constructie lsquomisschienrsquogevolgd door een afhankelike vraag

De bekende plaats uit Vondels Roskam lsquoMisschien wie k trofrsquo = misschien heb ikiemand getroffen staat niet alleen In de Spaensche Brabander lezen we lsquoMisschienwanneer ons Heer ons arremoet versoetrsquo = misschien verzacht onze Heer eensonze armoede Het Ned Wdb IX 856 geeft nog aan drietal plaatsen (misschienwie en misschien wat) Van den Bosch (Aant bij het Lett Leesb2 I blz 466 en 473)voegt er nog een aantal bij oa Jozef in Dothan vs 78 lsquomisschien waarin ick hunmisdeecircrsquo = misschien misdeed ik ergens inEen afdoende verklaring van het ontstaan heb ik nergens aangetroffen want de

verklaring van het Ned Wdb lsquodoordat uitdrukkingen die eene onzekerheid te kennengeven nu eens door een bijzin met dat dan weer door eene afhankelijke vraagworden gevolgdrsquo laat onbevredigd Dat lsquomisschien dan beduidt het is niet zekerrsquo isduidelik maar de weg waarlangs het die betekenis gekregen heeft blijft duisterNu werd ik onlangs getroffen door een plaats uit Huygens Dagh-Werck waar

dezelfde constructie voorkomt bij mogelick nl vs 1306 Moglick wat ghy van gewichtvindt = mogelik vindt gij iets van gewichtDit leidde vanzelf tot een derde woord het synonieme misselick waarbij deze

constructie mogelik is in het Ned Wdb (IX 858) vindt men vier duidelikevoorbeelden oa misselijck waer ick een oudt liefhebber noch een plaetsje vly(Coster) = misschien dat ik ergens en bij Huygens Misselick waer deur of vensteropen gaet (I 98) naast misselick wie = misschien dat iemand In het laatste geval hebben we mi de sleutel tot de ver-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

296

klaring Misselijck (bv bij Roemer Visscher t Is misselijck waer een geck syn geltan leytrsquo) betekent zonderling raar twijfelachtig dus je kunt nooit weten Daarnais een afhankelike vraag begrijpelik Bij het synonieme adjektief mogelick zou deafhankelike vraag zich niet zo licht aansluiten zonder het voorbeeld van misselickDit kan dus de tussentrap geweest zijn naar misschien dat als bijwoord weer verderaf stond en waarbij lsquot isrsquo niet meer gedacht kon worden Toch wordt de analogieweer begrijpelik als we bedenken dat ook misselijck (als nu nog mogelik) zich totbijwoord ontwikkelde bv lsquoMisselijck is t U E vergeten wat ick laest voersloeghrsquo(Hooft) en dus op eacuteeacuten lijn stond naar begrip en krachtens syntaktiese funktie metmisschien Door dit samenvallen van de drie woorden als bijwoord was de weg voorde aangeduide analogie gebaand

CGN DE VOOYS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

297

Plaatsen uit Huygens

In het volgende stel ik mij voor enkele lsquoHugenianarsquo te behandelen ten dele inaansluiting bij de uitstekende nieuwe druk der Pantheon-uitgave bezorgd door drHeinsius waarvan tot nu toe twee delen verschenen zijn1)Een drukfout is statua in de psalmtekst dl III-IV bl 12 lsquopsallendi argumenta esse

mihi statuta tuarsquo evenzo nyt voor uyt bl 13 vs 229 niet voor siet bl 36 vs 384Uit het Costelick Mall vraagt een bekende plaats bespreking de vss 253 vv

Die Pop is op-getoyt Wie salse nu geleyenVier henghsten na de kerck Wat salse daer doen SchreyenWat lett haer t Sonden-pack O Schepper

Bij salse (254) tekent H aan moet zij behoort zij bij t Sonden-pack lsquohet zondenpakde zondige opschik belet de modepop te schreien dwz echt te schreien metoprecht berouw wel komen er tranen uit haar oogen (vs 259 ldquobekommert Dy detraen van een verbastaert ooghrdquo) doch dat is maar schijnbaar berouw (vs 262)rsquoMen ziet echter wel dat er in deze uitleg iets gewrongens zit De dame behoort teschreien dit is om te beginnen al wat veel gevorderd Maar ze doet het blijkbaarniet Waarom niet Wegens de opschik die geen waar berouw laat opkomen Maartoch schreit ze eigenlik weer wel Ja maar dat is geveinsd berouw - Wijst deparallelie van lsquoWie salse nu geleyenrsquo lsquoWat salse daer doenrsquo geen andere opvattingvan dit laatste aan Mevrouw is klaar met haar toilet gereed om uit te gaan Maarer moet haar iemand vergezellen wie lsquozalrsquo dat

1) Voor het Dagh-werck werden ook aantekeningen van Prof Stoett benut (Zie Voorbericht blVII)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

298

doen En nu plotseling een onverwachte wending maar geheel in de trant zoalsHuygens zijn overgangen maakt Hij grijpt lsquogeleyenrsquo op in een andere betekenis(brengen zonder meer) en laat de vier hengsten dat werk doen Nu andermaalwat lsquozalrsquo ze daar uitvoeren Weer een onverwachte wending ze zal er waarachtignog tranen plengen Hier verwondert zich de lezer en Huygens vraagt voor hemlsquoWat lett haerrsquo di Wat scheelt haar wat zit haar in de weg En het antwoordlsquoHaar zondenrsquo Nota bene die schreit nog om haar zonden En dan eindelik is demaat vol de bom barst de ironiserende toon slaat om in die van felleverontwaardiging O Schepper kunt Gij aandacht hebben voor het berouw van zoene Kunnen die tranen enige waarde hebben voor U vloeien als ze doen uit eenlsquoverbastaertrsquo oogIn vs 104 bezigt Huygens lsquowat lett hemrsquo op geheel dezelfde wijze

Sulck schept sich eenen schrick van alle dat hem naecktWat lett hem1)

Dat de modegekken het onbedorven menselik lichaam verfoeien (vs 256 lsquoden hoonvan Dyn verfoeide werckrsquo) kan men naar ons gebruik van dat woord kwalik zeggenVerfoeien houdt voor ons een heftige positieve afkeer in en dat is voor dezesamenhang toch wel te sterk lsquominachtenrsquo lijkt beter

+vs 337-8

+lsquoAenvaerdt eens goed voor goed weest eens met wel te vredenEens reden is t altijd eens goed is altijd redenrsquo

Blijkens de noot wil H in het eerste vers het eerste eens met klemtoon gelezenhebben lsquoaanvaard voor goed (= voor altijd) datgene wat eacuteeacutens goed is wat nueenmaal door de mode is goedgekeurdrsquo - Men krijgt ook een goede zin door eensonbetoond te verstaan als lsquotoch ns eindelik nsrsquo De bouw der verzen is dan meerinnerlik evenredig in vs 337 tweemaal het onbetoonde in vs 338 tweemaal hetbetoonde eens Voor goed moet dan ook anders worden opgevat lsquoals

1) Vergelijk Tft vT en L VI 176 v

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

299

goedrsquo lsquowees zo verstandig om toch ns wat goed is als zodanig te aanvaardenrsquoKomt daarmee ook de komma na lsquoeens goedrsquo als leesteken niet beter tot zn recht

+vs 346

+Dat Geest heett in den mensch vindt ongemack in in t rusten

Loopt in dat heett niet een weinigje ironie mee wegens die laakbare wisselzuchtvan s mensen beste deelvs 465 v

O uer plaets en waerom omstanders aller saeckenDie steeds sijn gissingen op uw gety kan maeckenWat leeft hy boven t peil van t menschelick gemeen

lsquoDie steeds kan berekenen - zo omschrijft dr H - hoe t met u gaan zal hoe staathij boven t peil van de gewone menschenrsquo Nu is het echter des dichters bedoelingom die circumstantiae tijd plaats oorzaak als gegeven voor te stellen en hem teprijzen die zijn inzichten en gedragingen daarnaar weet te regelen daarop weet inte stellen Zo iemand kent de juiste grens tussen lsquoluyster-eerrsquo en lsquohoovaerdyrsquo hetgrote onderscheid tussen lsquolichtveerdigh poppenfraeyrsquo en lsquostatelick betaemenrsquo Hij isdus niet iemand die de loop der omstandigheden berekent maar die deomstandigheden gegeven zijn gedrag en oordeel regelt Gissing kan men veiligdoor lsquoberekeningrsquo beter nog lsquorekeningrsquo weergeven maar wat ge lsquogistrsquo wordt berekendwordt is niet het lsquogetyrsquo het werkwoord staat op zichzelf zonder voorzetselvoorwerp- Het materiaal van het Wdb diende met deze plaats te worden uitgebreid alsookbv met een zin uit Hoofts brief aan Tesselschade van 1 Aug 1636 lsquoWij verwachtenUE op t spoedigste met UE dochter ende Joffre Duart met haer E man maereen briefken voor ujt om wat gissings te mogen makenrsquoBij vs 487

Besorg haer eigen proncks behoeffelick gewaet

lees ik enkel de toelichting lsquonoodigrsquo bij behoeffelick Dit is juist maar overduidelik isdaarmee de regel niet Leendertz neemt behoeffelick als lsquobehoefte hebbendrsquo verbindthet met

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

300

proncks vertaalt lsquolaat mijne ziel zorgen voor haar eigen gewaad dat pronk behoeftrsquoen vervangt deze lsquoletterlikersquo door een vrijere weergave lsquozorgen voor den pronkwaaraan haar eigen gewaad behoefte heeftrsquo Echter zegt deze vrijere weergave tenslotte iets anders dan wat er heet te staan en ook is er van pronk aan of op ngewaad noch hier noch in de naaste omgeving sprake de lsquohoop-wieckenscheidens-lust sond-grouwel wereld-haetrsquo zijn het gewaad zelf dat de ziel nodigheeft tot haar pronk De 2de naamval waarin dit woord staat wordt geregeerd doorgewaet niet door behoeffelick eigen hoort bij pronck De vertaling luidt lsquomijn zielzorge voor het noodzakelik gewaad van eigen pronkrsquo (v Moerkerken-Nauta) oflsquomijn ziel zorge voor het onontbeerlik gewaad dat tot haar eigen siering moetstrekkenrsquo Het is duidelik dat behoeffelick terugslaat op en aansluit bij lsquot noodigeongemackrsquo van vs 484 en dit alleen motiveert reeds de toegelichte opvattingvs 108 verlegen schip Prof de Vooys (in een brief aan ondergetekende) geeft

wel terecht de voorkeur aan Leendertz verklaring lsquodoor liggen bedorvenrsquo In dezebetekenis was het woord vanouds gebruikelik zie Mnl Wdb waar verschillendeverbindingen opgegeven worden ook uit Kiliaan Ook moet zoals de V aanwijstdeftig in vs 159 niet met ons deftig weergegeven worden Bij beslommeren (vs176) herinnert hij aan Kiliaan lsquooccupare rebus frivolisrsquoWat de veelomschreven slotregels der eerste strofe van het Voor-hout aangaat

is mijn gevoelen uiteengezet in Tft vT en L VI 173 v niet gewijzigd Ik herinneraan het vraagteeken in handschrift en Otia verwijs bovendien naar wat men leestbl XI van dr Heinsius uitgave lsquodat H achter vragen die tot uitroepen gewordenzijn nog meermalen een vraagteeken zetrsquo en vind in een en ander vrijheid om debeide regels als een dergelijke tot uitroep geworden vraag te verstaan lsquoWat is swerelds glans minder dan niets is hij minder dan tegenwoordigheidrsquoTegenwoordigheid nu is het

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

301

niet-voorbijgaan is bestendigheid Ter vergelijking haal ik een plaats van Goetheaan waar lsquogegenwaumlrtigrsquo in juist deze zin gebezigd wordt lsquoWas wir von Natur sehenist Kraft die Kraft verschlingt nichts gegenwaumlrtig alles voruumlbergehend tausendKeime zertreten jeden Augenblick tausend geboren grosz und bedeutendmannigfaltig bis ins Unendliche schoumln und haumlszlich gut und boumls alles mit gleichemRechte neben einander existierendrsquo1)Het is duidelik dat deze verklaring zou komen te vallen indien men bewijzen kon

dat als na comparatief strijdig was met Huygens taalgebruik Dat is echter niet hetgeval ofschoon dan meer voorkomt Het Wdb geeft (II 242 v) een paarbewijsplaatsen Bij een vluchtig doorzien van de zeventig eerste bladzijden vanHeinsius 3de en 4de deel vond ik 15 times dan tegen 6 times als waarbij dan nog 4 gevallenzijn van as in dialekt-passages van het Voorhout2) Dit materiaal is zeer beperkt enmen moet er vooral bij Huygens ook rekening mee houden dat repeterendepassages (liever as liever as Voorh 579 v meer hinderlick dan nut meer vlaggedan verdeck meer ballast dan beschut Cost M 9 v) minder waard zijn dan zepuur statisties lijken In dit verband is het echter voldoende te wijzen op Voorh 430lsquoVan uw meer als dollen Hondrsquo (misschien om allitterering te vermijden) en 518lsquoAltijd soeter als het lichtrsquo Wat misschien het meeste zegt is de doorgehaalde eerstelezing van het hs op de onderhavige plaats zelf lsquoWat s al de Werelds-glimpen Alseen soete spijticheijtrsquo = anders dan) Zij bewijst ten eerste dat Huygens in eendergelijke wending wel als bezigde en ten twede dat hij deze regels schrijvendeen vergelijkend voegwoord bedoelde Ligt het dan niet voor de hand die opvattingten aanzien der definitieve redactie te bewaren wanneer zij ook nog van eldersondersteund wordt

1) Bij Exp Schmidt ofm Faust (Koumlsel Kempten 25)2) Voorhout 455 v soo veel hooger doet bekoopen Als sy boven d uwe leit blijft buiten

beschouwing (soo als)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

302

Ontginnen (Voorh 114) in de zin van lsquobeginnenrsquo is nu verouderd (vgl Wdb iv)Daarom moge naast de teksten die het Wdb uit oudere schrijvers geeft nog eenplaats uit Gezelle aangehaald worden

Zwart kijkende meiden ontginnen den dansen flikkeren verwandlend van schaduw en glans

Aldus in De Gypten naar het Duits van Geibel

Uit lsquoTeere leerlingh van de Trouwrsquo (bl 133 vv) vs 55 vv

Daer hem nu de wijdste wallenAen den Amstel nauw om vallenEn de ruymste kaden schaersEn de bruggen vol gevaers

De toelichting van Heinsius lsquoomvaacutellen dus nauw omsluitenrsquo houdt er geen rekeningmee dat vallen als koppelwerk-w in de twee volgende regels fungeert en alszodanig dan ook wel in vs 56 optreedt om hoort bij daer (vs 55) gelijk af bij daerin vs 47

+vs 61

+Soo en zijn sijn oogen schierSoo en sien sy niet als vier

Hier zit blijkbaar een onhelderheid terwijl H schier met lsquohelderrsquo verklaart heeft deTesselscha-uitgaaf van Worp lsquoschier - niet helderrsquo Dit laatste verwaarloost denegatie en die echter door H overschat wordt zij staat hier niet op zichzelf maarvindt aanvulling in niet van vs 62 Er is verder een duidelike weerslag tussen zijnen sien beide beklemtoond schier = bijna vs 61 loopt over in vs 62 De vertalingis lsquoZozeer ziacutejn zijn ogen bijna zozeer ziacuteen ze niets als vuurrsquoIn dit verband zij melding gemaakt van een geval waar Huygens van de

negatie-partikel en gebruik schijnt te maken in een positief bedoelde zin VanMathijsdie oud en jong aantast (Worp VII 224) heet het

Of t wel of qualick staet5 En sal ick hem niet leerenEen dingh en keur ick afSyn Tong gaet tot in t GrafDaer kan men sich niet weeren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

303

Hier is vermoedelik de vaak voorkomende vorm dinghen te lezen (v Helten VondelsTaal I bl 75 v) tenzij er kontaminatie in het spel is met lsquoslechts maar een dingkeur ik afrsquo bij welk lsquomaarrsquo ook nog na de ME herhaaldelik de negatie voorkomt(Wdb IX 43 v III 4110)Voor strick in vs 246 geeft H lsquoboogpeesrsquo zo ook Worp Het vers luidtlsquoProye van mijn eigen strickrsquo daarvoor en daarna is van pijlen en schachten

sprake In het Wdb geeft dr Heinsius voor die betekenis slechts deze ene plaatsen voegt er bij dat het lsquooneigenlikrsquo zo gebruikt wordt daarenboven in het rijm staatMaar kan dat rijm geen oorzaak geweest zijn dat Huygens tot een ander beeld zijntoevlucht nam en zich voor een ogenblik dacht als in zijn zelfgespannen strikgevangenDe slotregels van het troostgedicht aan de Visscherinnetjes (bl 82 vs 72)

Dus geeft Hy nemende (dats Hemellijck gerooft)Hier soo verwaerden kopp daar soo vermaerden Hooft

bevatten in kopp een woordspeling op Roemer (kop = beker)In het voorwoord voor zijn proza-verklaring van het Dagh-Werck vindt men een

van Huygens best-bekende uitingen over Dicht en onDicht In verband met anderegelijksoortige heeft bv Kalff daarover gehandeld in zijn Studieumln over Nederl Dichtersder 17e eeuw2 (Haarlem 15) De verklaarders van hem en andere dichte dichterslezen hier een heilzame waarschuwing lsquode Tolcken hebben hier en daer de weldaedvergalt Sy hebben den (ouden) Dichteren menighmael toegedicht t gene haer noytin den sin en quamrsquo In het licht hiervan moet bezien worden wat dan volgt lsquoDenweinigen die noch heden d oude naedichten heb ick t zelve ongeval sien overkomenrsquo (van de zijde hunner uitleggers namelik) Het heeft mij gaat Huygens verderlsquoschouw van alle schaduwen gemaecktrsquo dat zijn dus nu vertolkingen niet zoalsdr H aantekent navolgingen en hij bedoelt dezulke die door anderen dan dedichter zelf worden gegeven Juist daarom

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

304

heeft hij zelf een verklaring toegevoegd lsquoSoo ben ick mijn eigen Tolck gewordenrsquozegt hij In zijn welbekende trant speelt hij een spelletje met die lsquoschaduwenrsquo Voorlsquonavolgenrsquo was hij niet zo benauwd hij komt er rond voor uit als hij terzelfder plaatsezich noemt iemand die de ouden volgt zij het als een lsquoscheeve schaduwersquo Maarals zo een volger der ouden nu weer door vreemden geinterpreteerd zou wordenhoe zou er dat ten slotte komen uit te zien Het zouden lsquoschaduwenrsquo (verklaringen)van lsquoschaduwenrsquo (navolgingen) wordenEdoch Huygens is aan zijn noodlot niet ontkomen De mening staat nochtans

vrij dat zelfs hij met zulke voortreffelike verklaringen als waarmee in deze uitgaafzijn werk werd voorzien vrede zou hebben gehadIn het laatste deel van Worps uitgave komt op bl 8-10 een gedicht voor in

vierregelige strofen onder de titel Teegen d Onverdraagzaamheid Stem OGrootheid van Gods liefd Het is blijkens de noot met de ondertekening Constantergedrukt in een Alkmaars liedboek van 1681 Het handschrift is niet gevonden hetvers heeft geen datum de spelling is niet de gewone van Huygens Dit gedicht - ikweet niet of er reeds eerder op gewezen werd - stemt woordelik overeen met eenpassage van Hofwyck nl vers 1525-1596 het welbekende gedeelte dat aanvangtIn t een en t ander Boeck zijn een en ander Bladen en onmiddellik aansluit bij

Gods een en ander Boeck

Het abrupte begin wijst op grote bekendheid hetzij van Hofwyck hetzij van de hiergebezigde uitdrukking (N Tg XIII 218) Er moet nochtans opgemerkt worden datbehalve de afkappingstekens achter een en ander in de 2de vershelft ook t van tander verdwenen is Met de afkappingstekens verdween de door Huygens bedoeldemeervoudsaanduiding De weglating van t is mogelik niet aan slordigheid te wijtenmaar aan het streven om aan het uit zijn verband

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

305

genomen begin een dragelike inhoud te geven Het zou dan moeten wijzen op deduistere plaatsen die in meerdere Bijbelboeken voorkomen Aan de bedoeling vande dichter die het oog had op de Bijbel en de Natuur werd daarmee echter opbedenkelike wijze te kort gedaanTe hooi en te gras Een niet aangewezen plaats waar Huygens deze uitdrukking

met een variatie in het Engels bezigt is te vinden in het rijmbriefje dat hij 26 Jan1655 richtte aan Utricia Swann - Ogle (Worp IX 5)

I have seene your delaijAnd have nothing to saijBut that if you staijAs it seemeth you mayFrom hence to MaijAnd if you will plaijFrom grasse to haijFrom haij to grassIt shall bee as it wasNot as it should beeAnd we neuer seeUtricia Swann enz

Het rijm Swann man in hetzelfde versje geeft een aanwijzing omtrent de uitspraakvan de eigennaam Het is overbodig te herhalen dat Hs macaroniese gedichtenmeermalen uitspraak-aanwijzingen bevatten Zo zal hij blijkens het rijm (Eng)nothing noodingh in een briefje aan dezelfde dame (Worp VI 277) de o van heteerste woord lang gesproken hebben Hetzelfde vers bevat twee naderebewijsplaatsen (bekend is die uit Voorhout 612 Ah quitteert UE la cour) voor deuitspraak als tweesilbig woord van dit beleefdheidspronomen

Want VE moet wetenEen bruytjen in huysMaeckt een grouwsaem gedruys

VE kent den Auteur Le Tres-humble Seruiteur

Begin en einde van Hofwijck

De groote Webb is af en t Hof genoegh beschreven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

306

2821 Soo scheid ick van mijn vriend soo breekt hy uyt mijn bandenSoo treed ick uyt mijn Touw soo raeckt ghy uyt mijn handenMoe Lezer die ick flus voor d eerste groete gafNu voor de leste geef De groote Webb is af

Met zoveel woorden waarschuwt Huygens de lezer dat hij sluit met zijn begin doorgewijzigde betekenis zorgt hij voor de varietas in unitate Het touw van vs 2822verklaart Eymael als lsquogareel of liever de treklijn waaraan hij den bezoekermedegesjouwd heeft evenals een schipper de schuitrsquo Veeleer geloof ik dat metdat woord het laatste halfvers wordt voorbereid touw = weefgetouw in welkebetekenis het woord vanouds bekend wasIn een rijmbriefje aan Mevr Ryckaert (Worp VI 70) van 29 Okt 1656 heeft H

nog weer eens aan dit slot herinnerd

De groote web en was niet afDoen ick mij heiligh avond1) gafEn Hofwijck door en door voldaen hielAls ick er eens van niews op aen vielIck sagher stof van dichten inVoor noch een Boeck of weinigh min

Hier is bij uitzondering commentaar overbodig

LC MICHELS

Naschrift

De heer Michels geeft in het bovenstaande blijk van een helder oordeel en een nietgeringe kennis van Huygens taal Met verschillende van zijn verklaringen bijv dievan Costelick Mall vs 465 volg kan ik me dan ook wel vereenigen en ik aarzelniet te zeggen dat hij de Huygensexegese met het publiceeren er van een goedendienst heeft bewezen Terwijl ik mij voorbehoud op een enkele plaats waaromtrentik anders blijf denken nog eens terug te komen wil ik op het oogenblik alleen zeggendat Ms verklaring van vs 337

1) Vrij af gedaan Wdb d Ned Taal VI 462 Vgl Hd Feierabend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

307

Aenvaerdt eens goed voor goedweest eens met wel te vreden

inderdaad mogelijk is maar een vrij slappen zin geeft in de beide helften van hetvers zegt Huygens dan hetzelfde terwijl er bij mijn verklaring eenig verschil isMichels meent dat bij zijn opvatting lsquode bouw der verzen meer innerlijk evenredigis in vs 337 tweemaal het onbetoonde in vs 338 tweemaal het betoonde eensrsquoterwijl ik volgens hem in vs 337 het eerste eens betoond het tweede onbetoondzou willen lezen Maar dit laatste is geenszins noodig ook het tweede eens in vs337 kan met klemtoon worden gelezen de dichter bedoelt dan lsquowees [tenminste]eacuteeacutenmaal [gij wispelturige] met ldquowelrdquo tevredenrsquo De komma achter lsquoeens goedrsquo komtbij mijn opvatting heel goed tot zn recht hij verduidelijkt schrijvers bedoeling doorde aandacht van den lezer te prikkelen En dat hier eens goed = datgene wat eacuteeacutensgoed is en voor goed = voor altijd wordt dunkt me bevestigd door de parallelie vanden volgenden regel lsquoeens reden is t altijd eens goed is altijd redenrsquoL e i d e n J HEINSIUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

308

Nog n keer die Brandt-Vondel-vraagstuk

In 1647 verskyn lsquotot Schiedamrsquo Jv Vondels Poesy ofte verscheide gedichten Hettweede Deel Dit heet gedruk te wees lsquovoor den Autheurrsquo Hierdie laaste word direkweer teeumlgespreek in die lsquoVoorreedenrsquo waar die inleir hoop dat sy werk die digtermag behaag lsquoindien het hem t eeniger tydt onder d oogen koomrsquo hy twyfel daaregter aan of so n Roomse yweraar hom ooit die tyd sal gun om sy oeuml op sulkewecircreldse verse te slaanNie minder as vier uitgawes met hierdie voorrede is in 1647 verskyn Dit het dus

seer die aandag getrek Unger ken van hierdie besorging van Vondel se poeumlsietwee uitgawes genommer 2 en 31) Die Vondel-Museum besit daarby nog tweeuitgawes van 1647 wat tal van setverskille by die twee deur Unger genoemdevertoon sodat wesenlik vier uitgawes verskyn hetDat die adres lsquoTot Schiedam gedrukt voor den Autheurrsquo n mistifikasie was word

bevestig deur Brandt in sy uitgaaf van Vondels Poesy in 1682 waar hy secirc dat dielsquoTweede Deelrsquo van Jv Vondels Poeumlsy te Rotterdam verskyn het Dit kan saamhangmet Brandt se vermoedelike outeurskap van die voorrede Hy kon dit dus goedgeweet het Unger secirc daarvan lsquoWanneer men slechts eenige verschillende werkenvan de pers van Joannes Naeranus ldquoBoeckverkooper op het Steyger in deBoekbinderrdquo te Rotterdam onder de oogen gehad heeft dan zal men mij lichttoegeven dat deze uitgave van Vondels Poesy hoogst vermoedelijk bij Naeranusgedrukt isrsquo Volgens die selfde noot het Brandt se eie gedigte in 1649 by Naerenusdie lig gesien

1) Bibliographie van Vondels Werken blss 1 en 2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

309

Wat nou is die inhoud van hierdie voorrede Die skrywer begint met Vondel asouteur van de Hekeldigte te noem en staat dan in die verbygaan n oomblik stil bysy sonderlinge trek van kerk tot kerk Dan volg n kort oorsig van die gedigte metbewonderende opmerkinge oor die genie wat daaruit blyk Vervolgens gaat hy voortU sal dit miskien wat ordeloos vind maar bedenk dan ook dat daar net so min lsquoordrersquoin die lewe van die digter te bespeure is Die man sloof hom op die oomblik af omproseliete vir die Roomse Kerk te maak lsquoHy yvert nu te zeer om dafgedwaaldeleeden der Roomsche Kerk in de schoot van haar lieve Moeder te leiden Nu schrijften wrijft en zweet en draaft hij dach en nacht om al sijne vrienden te bekeeren diemedoogen met hem hebben Daardoor was het dat een der weereltwijste engeleerdtste Mannen van Hollandt sich deese woorden liet ontvallen Mij deert desmans die geenes dings eerder moede schijnt te worden dan der ruste Waar wilhet noch met hem heenenWaar zal syn onrustige razernij endigen wat dwaalwegsal hij nu al weecircr inslaan of hij wel weet wat ter rechter of ter slinkker handt iseenige vreezen dat hij noch wel Joodts mocht worden Sal daar met hom nie miskiennog iets ergers gebeur nie Hij begaat al reede misslaagen die men van niemantals van een zinneloose behoorden te dulden Ten blijft noch hij geen misslagenSijn moedtwillig bedroch begint haar rol te speelen De toomloosheid van sijnongebonde pen misbruikt de goude Vrijheid die Hollandt voor vrienden en vijandenbevochten heeft Dit is de pen die het schrift dat de naam van Grotius Testamentvoert ter weerelt bracht Het lust mij nu sijn onbeschaamtheit in t licht te brengenen aan te wijsen door wat valscheidt hij de Hollanders heeft getracht in te scherpendat den Heere De Groot zoo Papist was als Hij isrsquoNou volg daar n weerlegging van Vondel se eensijdige bewerking van die stuk

met hierdie merkwaardige slot lsquooft iemant hier nu wilde vragen wiens Godsdiensthij (De Groot)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

310

dan behertigt heeft Ik zal t zeggen Hij was nocht Pausgezindt noch Kalvinistnoch dwaalende Sociniaan etc maar een Kristen Die ziende veel van t oudt vooroovergeloof veel van t nieuw voor neuswijs aan en scheuring uit scheuring spruitenzoude geerne tusschen beide heen met grondtpunten alleenlijk den wech derwaarheidt gebaakt hebben Dit was sijn Godsdienst en dit is het gevoelen t welckhet Hooft der Poeumlten en Historischrijvers schrijft dat Kassander en ook Balduingehadt heeft en dat ijder gemaatigd Kristen mijns oordeels behoort te hebbenrsquoHierdie laatste is meteen ook die geloofsbelijdenis van die skrywer hij is

geesverwant van de Groot en Hooft - die skrywer is Remonstrant Hooft is vir homHolland se grootste digterHij eindig met Vondel hoog te stel as digter maar Vondel die teologant beskou

hij as n man van niksDie stuk is ondertekend lsquoP uit mijn boekvertrek den eersten dach van den jaare

1647rsquoIn 1660 verskyn hierdie bundel nog n keer (nr 7 by Unger) vermeerder met

Vondel se klein gedichte sedert 1647 Nou egter is die berugte voorrede vervangdeur n berig lsquovan de(n) Drukker aan den Lezerrsquo Dit heet ook verskyn te wees lsquoTotSchiedamrsquo maar Unger denk dat dit nie by Naerenus was nieDie volgende weer vermeerderde uitgaaf is dan die deur Brandt en Vollenhove

te Franeker (nr 8 by Unger) waarby Brandt soos bo aangehaal in die voorrede lsquoDuitgever aan den Lezerrsquo praat van die druk van 1647 as verskyn lsquote RotterdamrsquoAan die end staan dan die bekende Leven van Joost van den Vondel gevoegIn hierdie Leven van Vondel vertel Brandt van die uitgaaf van 1647 secirc weer dat

dit te Rotterdam verskyn het en som kortliks op onpartydige toon die inhoud vandie lsquoVoorreedenrsquo op sonder om te laat blyk of hy lsquoGrotius Testamentrsquo as n eensydigeweergawe van die waarheid beskou soos die skrywer van die voorrede indertydgedaan het Vondel het een na

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

311

die ander verdenk oa P de Groot maar kon nie te wete kom wie die voorredegeskryf het nie Dan vervolg Brandt lsquoT was een jongeling van twintig jaaren dienhij korts te vooren op verkeert aanbrengen t onrecht en scherp hadt bekeven endie dat ongelijk door een ander voort gaande gemaakt met zulk een voorreedehad willen wreken Maar ik weet dat hij tot meer jaaren gekomen en de zaak vanachteren inziende aan verscheide vrienden ook aan Vondel zelf heeft betuighthoe leedt hem was dat hy zulk een vermaarden man zoo schendig haddoorgestreekenrsquoOns het nou uit al die aangehaalde heel wat omtrent die skrywer van die voorrede

verneem Hy was waarskynlik Remonstrant vereerder van Hooft as Nederland segrootste digter en historikus en bewonderaar van Vondel se kuns daarby was hytwintig jaar oud Dit sou alles heel goed pas by Brandt die latere Remonstrantsedominie skrywer op die voetspoor van Hooft van die lsquoHistorie der Reformatiersquo enuitgewer van Hoofts en Vondel se werke In 1646 was hy twintig Ook in die stylmeen van Lennep die toekomstige skrywer van lsquohet Leven van de Ruijterrsquo te herken1)Omtrent sy verhouding tot Vondel vertel Brandt self die volgende2) lsquoVan Geerardt

Brandt sprak hijrsquo (Vondel) lsquoweleer ten aanzien van de dichten zijner jeught en delijkreede op den Drost Hooft met lof en gunst daar men eenigh blijk van vindt inAnsloos vaarzen op de lijkreede gedicht Doch de verscheidenheit van Godtsdiensten eenigh ander verschil elders gemeldt veroorzaakte sedert wat verwijderingvermindering van genegenheit en een langduirigh zwygenrsquoHierdie lsquoeenigh ander verschil elders gemeldtrsquo vind van Lennep nou terug in

Vondel se berisping van die jongeling van twintig in die so ewe deur my aangehaaldepassage uit Brandt se Lewe van Vondel Brandt sou hier n lsquoconfessiersquo doen

1) Vondel V bl 5492) Leven van Vondel bl 105-6

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

312

Dit word nou verder bespreek oa deur Drs Loeff1) Elco Verwijs2) Penon3) enJonckbloet4) Dr Loeff maak beswaar teen van Lennep se opvatting Verwijs poogdie besware te weerlecirc Dr Jonckbloet plaas hom in hoofsaak naas Verwijs ofskoonhij wat sij kijk op Brandt se karakter betref aanmerklik van Verwijs verskilVeral die betoeuml van die laasgenoemde twee geleerdes is hier van belang Altwee

kom hulle tot die selfde slotsom nl dat Brandt die skrywer is van die berugteVoor-reden van 1647Verwijs soek die oorsaak van Vondel se lsquoonrechtmatig(e) en scherp(e)rsquo bekywing

van die deur Brandt genoemde lsquojongeling van twintig jaarenrsquo in die puntdig vaniemand wat hom lsquoPrsquo teken agter Westerbaen se lsquoKracht des Geloofsrsquo n hekeldigop die skrywer van die Altaergeheimenissen Ten onregte sou Vondel in hierdie PBrandt gesien het Hieroor gebelg sou Brandt toe die Hekeldigte van 1647 gaanuitgee het en ter mistifikasie sou hy hom van dieselfde P as pseudoniem bedienhet Dit geluk Vondel verdenk ander Met dieacute skuld op sij gewete sou lsquoderechtgeaarde Brandtrsquo Vondel dan liewers in sy lijkrede op Hooft ongenoem gelaathet as om hom nou te moet prys om daarvoor nog op die koop toe Vondel se dankte moet ontvang lsquoToen hij niettemin lof en prijs van Vondel ontving volgens deaangehaalde vers van Anslo5)moest (het) den rechtgeaarden Brandt nog huiverigermaken voor nadere aanraking met Vondel en geen wonder dus dat hiervanldquoverwijdering vermindering van genegentheit en langdurigh zwygenrdquo tusschen beidemannen het gevolg was6)rsquoAltwee manne kry dus so ongeveer mooi rolle

1) De Nederl Kerkgeschiedschrijver G Brandt2) Inleiding tot Brandts Leven van Vondel 18663) Vondels Hekeldichten4) Gesch Ned Lettk II (1e dr) bl 230 423 vv Tijdschr Ned Taal en Lett I 18805) Verwijs Brandts Leven van Vondel bl IX6) Brandt Leven van Vondel bl XVI (Verwijs)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

313

Jonckbloet begint met aan te toon dat die vierreelige gedig van P nie die oorsaakvan die verwydering kon gewees het nie dit is nl jonger as die uitgave van dieTweede Deel van Jv Vondels Poeumlsy 1647 In een van die uitgawes vanWesterbaense Kracht des Geloofs lees mens lsquoGetrocken uit de Registers ende gezondenaen den uijtgever van het Tweede Deel van Vondels Poesyrsquo Dan volg dietoevoegsels oa ook die puntdig deur P As nou die hoofgedig jonger is as VondelsPoesy deel II dan is sooveel te meer dit die geval met die toevoegsels1)WaaromVondel Brandt lsquobekevenrsquo het bly dus onbekendWat egter wel waarskynlik

is volgens Dr Jonckbloet is dat P van die toeskrif dieselfde is as P van dieVoor-reeden Dit sou dan bevestig word deur n puntdig van 1650 aan Brandttoegeskryf en onderteekend met die woord lsquoPrudenter2)Nou volg daar beskouinge oor Brandt se lijkrede op Hooft waarin Jonckbloet in

die nie noem van Vondel se naam ens n gewilde belediging siet van die sy vanBrandt3)In 1651 vind Jonckbloet weer n heimlike aanval van Brandt op Vondel in n

anonieme bundel waarvan Brandt vermoedelik die uitgewer was VerscheydeNederduitsche Gedichten Hierin tref ons nie alleen Westerbaen se Kracht desGeloofs opnuut aan nie maar ook n gedig op die dood van Koning Hendrik dieGroote van Frankryk soos dit verskyn het in Vondels Poesy Deel II in 1647 metsestien anti-katolieke reeumlls aan die end en nie soos dit in Vondel se gedigte in 1622en weer in 1650 minus die sestien reeumlls gestaan het nie4)

1) Kon toch ook elders gedrukt zijn [Red]2) Van belang is wat Prof Te Winkel in hierdie verband meedeel Die P staat vermoedelik vir

lsquoProtestantrsquo teenoor RC lsquoRoomsch Catholiekrsquo waarmee Vondel sy narede op lsquoGrotiusTestamentrsquo onderteken Dit het dus niks uit te staan met Brandt se hipotetiese pseudoniemPrudenter (vgl Ontwikkelingsgang II bl 176-178)

3) Oor hierdie kwessie vgl Matthes G Brandt Het Leven van PC Hooft en De Lijkreeden blss91 en 100-101 en Leendertz Vondels Leven en Kunst-ontwikkeling blss 140-143

4) Ook in 1610 was die gedig verskijn dog hierdie druk is nie teruggevind nie Het die 16 reelsmiskien daarin gestaan (vgl Te Winkel Ontwikkelidgsgang bl 176-8)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

314

Daar ontstaan egter geen onmiddellike breuk In 1652 maak Vondel nog n lofliedop Brandt se Bruid Susanna van Baerle en in 1654 skryf Brandt n verklaring afvan enige van Vondel se hekeldigte uit die digter se eie mond1)In 1676 krij Brandt nogmaals inligting van Vondel omtrent sy Hekeldigte Die

breuk wat Jonckbloet aanneem moet dus waarskynlik tussen 1654 en 1676 gesoekwordHoe moet mens jou dit voorstel lsquoIk stel my de zaak zoo voorrsquo secirc Jonckbloet lsquoHet

beter ik was eindelik bij Brandt boven gekomen hij schaamde zich zijnerdubbelhartigheid had er berouw over en bekende toen aan Vondel wat er wasgebeurd Ligt het nu niet geheel in Vondels karakter om vertoornd te zijn meer nogover de huichelarij dan over de kwaadaardige aanvallen Dat hij niets meer vanBrandt wilde weten hem zijn huis verbood zal geen verwondering baren en datdit lang duurde nog minder daar Brandt zelf getuigt (p 106) ldquodat hij t misnoegeneens opgevat langzaam afleicirc en het gewaande ongelijk niet licht vergatrsquoDie konfessie van Brandt sou dan plaas gevind het lsquona 1654 misschien wel na

1657 wellicht omstreeks 1665rsquo In 1657 verskyn naamlik Brandt se boekie Verlaetuw eigen Vergadering niet2) en in 1665 sy gedig lsquoDe Vreedzame ChristenrsquoDis wel opmerklik hoe Jonckbloet deur die steeds weer opduikende bewyse van

min of meer vertrouelike omgang tussen Vondel en Brandt deur die jare heengedwing word om die lsquobreukrsquo al verder en verder van die jaar 1647 af weg te skuifen die tussentijdperk te oorbrug deur vir Brandt n rol van aartsveinsaard teveronderstelWat die hoofsaak betref is daar sedert die opstel van Jonckbloet weinig nuwe lig

oor die Brandt-Vondel-kwessie opgegaan

1) Penon Hist en Bibl Hekeldigten bl 1802) Waaraan Vondel hom in dieacute werkie moes erg soos Jonckbloet op bl 50 van sy artiekel

aanneem is my n raaisel Geen woord daar oor Katolieke geen woord oor Vondel Inteendeeln felle aanval op Vondel se ou vyande die Contra-Remonstrante sien daar die inhoud HetJonckbloet die boekie wel gelees

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

315

Kalff1) ag Brandt se outeurskap van die Voor-reeden waarskynlik Te Winkel2) enLeendertz3) neem dit altwee aan praat ook van die lsquolaagheidrsquo en dubbelsinnigheidvan Brandt in die jare wat daarop volg Die opvatting van Jonckbloet in sake die rolvan Brandt skyn dus so min of meer die algemeen geaksepteerne vandagMaar wat vertel Brandt ons nou in werklikheid self omtrent sy rol Die vraag is

van belang want teenoor die skrale gegewens van buite of moet hier juist Brandtse eie woorde as vernaamste bewysgrond geld Dieacute feit het Dr Jonckbloet egtersoos later sal blijk nie na waarde geskat nieIn die eerste plek moet daar met nadruk op gewys word dat Brandt se eie woorde

ons geensins die reg gee om in hom die samesteller en uitgewer van die bundelvan 1647 te sien nie al soumens ook al moet aanneem dat hy wel terdeecirc die skrywervan die voorrede was Van die voorrede en van die bundel praat hy in die Levenvan Vondel as van twee aparte sake4) Vondel sou graag wou geweet het wie dieskrywer van die voorrede was dit was dieacute lsquojongeling van twintig jaarenrsquo Van dieversamelaars van die gedigte praat hy egter as van lsquomenrsquoHierdie opvatting nl dat Brandt alleenlik vir die voorrede verantwoordelik was

word verder gesteun deur wat hij in die inleiding tot sy uitgaaf van Vondel se poeumlsieby Leonard Strik te Franeker skryf Hier lui dit lsquoMaar dat tweede deel was den dichterniet weinig tegens den borst soo om sommige Hekeldichten die hij voor de zijnenoch niet dorst erkennen als omdat de drukker uit onkunde of baetzucht om denhoop te vermeeren etlijcke rijmen daartusschen schikte van anderen gedicht enzijnen naam onwaardigrsquo Die bundel was - dit word in dieselfde voorrede vermeld -deur enige lsquokunst-

1) Studieumln Nederl Dichters der XVIIe Eeuw bl 392) Ontwikkelingsgang II bl 176-783) Leven van Vondel bl 2604) Verwijs Brandts Lev vV bls 72 reeumlls 6-10 en bls 72 reeumll 17-73 reeumll 9

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

316

minnaarsrsquo saamgestel Die lsquokunstminnaarsrsquo dus en die drukker was verantwoordelikvir die inhoud van die bundel en tog beweer Dr Jonckbloet sonder blik of bloos datBrandt die bundel lsquobezorgdersquoBrandt het later sy leedwese te kenne gegee nie oor die inhoud van die

versameling van 1647 nie maar wel oor die lsquoVoor-reedenrsquo of om juister te weesoor die skerpte daarvan lsquoHet was hem leed dat hy zulk n vermaard man zooschendig1) hadt doorgestrekenrsquo Ook hierdie apologie teken die verhouding waarinBrandt tot Vondels Poezy Deel II gestaan het Hy was verantwoordelik vir dieinleiding maar ander vir die inhoud van die bundelEn nou die lsquobreukrsquo-geschiedenis naas die ipsissima verba van Brandt self Dit is

in n passage oor Vondel as krietikus waar hy sij eie wedervaringe met die digteskets Na eers met sitate Vondel se kritiek meegedeel te hecirc oor die werk van HooftHuijgens Anslo De Decker Vollenhove en Antonides kom hij tot sij eie werk metdie vroeeumlr reeds aangehaalde woorde lsquoVan Geeraardt Brandt sprak hij weleer tenaanzien van de gedichten zijner jeugd en de lijkreeden op den Drost Hooft met lofen gunst daar men eenigh blyk van vindt in Ansloos vaarzen op de lykreede gedichtDoch de verscheidenheit van Godsdienst en eenigh ander verschil elders gemeldtveroorzaakte sedert wat verwijdering vermindering van genegenheit en eenlangdurich zwijgen2) tot dat doude liefde toen hem Brandt in zynen hoogenouderdom somtijds bezocht weer boven quam en dat men hem bijkans in t eindezijns levens noch hoorde zeggen Brandt is een goede Epigrammist dat sByschrift-schrijver ziende op zyn korte dichten afbeeldingen en grafschriftenrsquoKortliks secirc Brandt dus hier lsquoIn die begin het Vondel my werk geprys later gaat

hy daaroor swyg in sy houmle

1) Onder lsquoschendigrsquo verstaan ek lsquoschendendrsquo lsquogrievendrsquo en nie lsquoschandelijkrsquo soos Verwijs nie2) Dws oor Brandt se werk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

317

ouderdom prijs hy dit weerrsquo Van n lsquobreukrsquo soos Jonckbloet veronderstel is hiergeen sprake Die lsquolangdurigh zwygenrsquo van die krietikus Vondel is die gevolg vanlsquowat1) verwijderingrsquo en lsquovermindering van genegenheitrsquo En dit weer vloei voort uitgodsdiensverskil ensDeur te onderstreep het ek al reeds die aandag daarop gevestig dat hier geen

sprake is van n algehele verwijdering of verlies van geneentheid nie slegs n sekeremate daarvan dus ook geen breuk In hulle verband geneem kan die woorde moeilikdui op die mekaar-nie-meer-spreek van twee vyande vanwie die een die anderpasseer sonder n groet Die lsquolangdurigh zwygenrsquo sien op die krietikus En tog praatJonckbloet van n breuk ja selfs van n Brandt-sy-huis-ontsecirc van die kant vanVondelVondel is dus minder op die jonge Brandt gestel as pas na die eerste

kennismaking Kort na die lykrede op Hooft het dit skynbaar al begin Het Brandtdaartoe aanleiding gegee deur een of ander onvriendelike daad waarop Vondel sebekoeling gevolg het Dis natuurlik wel moontlik maar daar bestaat mi neenvoudiger verklaring Miskien moet ons die saak so voorstel Vondel het in diebegin die jong Brandt tot hom gehaal hy het n swak vir jong digters gehad2) Volywer in die diens van sy nuwe geloof wou Vondel ook ander daarvoor win lsquohijtrachtte al zijn vrienden te bekeerenrsquo Wat hy gedink het van Protestantisme het dieman van die hekeldigte seker nie onder stoele en banke gesteek me Aan die anderkant het die jong teologant Brandt hom ook seker nie alles laat gesecirc nie in eie oeumlhet hij miskien alle veel beter geweet as die gryse digter die mense het die skrijwervan die Veinsende Torquatus en die Lijkreeden n bietje oor die perd getel Hullehet dus aan die redeneer

1) Jonckbloet doen asof die woordje lsquowatrsquo hier heeltemal nie staan nie en slaan maar deur lsquoDeldquoverwijderingrdquo d w z de verbolgenheid van Vondelrsquo (bl 58 vgl ook bls 57 reeumlls 29-30)

2) vgl Leven van Vondel bl 104-6

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

318

geraak Maar veel geredetwis zonder vatbaarheid vir oortuiging maak beu van dieonderwerp en van die persoon Vondel het weldra genoeg gehad van die jong snuitermet sy poeumlsie inkluis word koel is selfs gereed om lsquoop verkeerd aanbrengenrsquo dieJongeling lsquotonrecht en scherprsquo te bekyf Die eerste entoesiasme was verdwynBrandt se predikant word was seker nie geskik om die twee manne meer simpatiekvir mekaar te maak nie van Vollenhove het Vondel gesecirc lsquoDaar is een groot licht inde man maar jammer dat hy een Predikant isrsquo Daar was lsquowat verwijdering envermindering van genegenheitrsquo maar dat daar geen lsquobreukrsquo was daarvan getuig diebewyse van vertrouelike omgang deur die jare heen waarvan ek reeds vroeeumlr gewaggemaak het Hulle het mekaar leer ken as stryers vir teenoorgestelde beginsels dielsquoverscheidenheit van Godtsdienstrsquo was wel degelik n beletsel maar Brandt sebewondering vir Vondel se kuns bly die skakel wat hulle bindDit bevreemd eintlik dat daar op hierdie feite nog nie eerder gelet is nie Nou dat

dit egter geblyk het - en ek meen dit staan daar duidelik vir wie maar wil lees - datdie verkoeling eintlik van Vondel se kant begint het en dit heel vroeg al is die teorieook nie langer meer houbaar dat die lsquodubsinnigersquo Brandt hom jaar en dag bly bedienhet van die niks vermoedende vriendskap van die goeie VondelDog Brandt vertel nog meer omtrent die lsquoverskilrsquo hier is daar egter ook weer nie

op gelet nie Nadat hy in die woorde flus aangehaal1) sy eie ervaringe met die kritiekvan Vondel meegedeel het vertel hy nog ewentjies in n paar sinne hoe hoog Vondeldie jong Moonen geprys het Dan heet dit lsquoZommigen leiden hem te last dat hijsomtijds luiden prees en in zijne gedichten hoogh zette die des onwaardig waarenMaar hy antwoordde lsquoMen heeft mij diets gemaakt dat ze zoodanigh waaren mijnlichtgeloovigheit2)

1) Brandts Leven van Vondel (Verwijs) bl 105 (onderaan) - 1062) Ek kursiveer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

319

heeft my bedroogenrsquo En dan by wyse van teeumlstelling nog vol van sy eie geval sonet vertel vervolg Brandt lsquoOok gingh hem na dat hy t misnoegen eens opgevatlangsaam afleicircʻ en t gewaande1) ongelijk niet licht vergatrsquo Is dit nie klaar as die dagnie dat Brandt hier denk aan lsquoeen jongeling van twintig jaaren dien hij (Vondel) opverkeerd aanbrengen tonrecht en scherp had bekevenrsquo en vir wie hy tot in sy hoeumlouderdom weens hierdie lsquovermeende ongelykrsquo koel-koel bly behandel Dat Brandtna hierdie berispinh en Vondel se halstarrige weieumlring om in sij onskuld te geloofdie berugte lsquovoorreedenrsquo kon gaan skrijf is lig begrijplik Onbegrijplik is egter hoeJonckbloet ter motivering van n lsquobreukrsquo volgende op n konfessie van n ongelykwaaroor die gras van jare al gegroei was hierdie woorde kon gaan aanhaal nl datVondel lsquot misnoegen eens opgevat langsaam afleicirc en t gewaande (sic) ongelijkniet licht vergatrsquo

DealesvilleSJ DU TOIT

1) Ek kursiveer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

320

Kleine mededeelingen

138 Lijkwade = lijkwaas

Prof J Vercoullie had (Tijdschrift 44 blz 320) nog een derden bewijsgrond kunnenaanvoerenLedegancks woorden zijn ontleend aan een bard van Albion waarmede is bedoeld

Byron en deze spreekt in the Giaour reg 76 (iemand beter bekendmet de Engelscheletterkunde dan ik had de welwillendheid mij de plaats aan te wijzen) van thelangour of the placid cheek Dit langour kan niet vertaald worden door lijkwadedesnoods wel door lijkwaas

C BAKE

139 Pinte en Sproete als draagsters

Prof JW Muller Critische Commentaar op Van den Vos Reinaerde blz 173 heefter op gewezen dat Pinte en Sproete geen hanen maar hennen zijn Cantaert enCrayaut zijn hanen lsquoals statige rouw- en fakkeldragers naast (evenals Cantecleervoacuteoacuter) de baar gaande terwijl - naar de zede van dieren en lagere menschenrassen- de twee gezustershennen met het zware ldquohandrdquo werk van het dragen der baarbelast zijnrsquoIk wijs er op dat het nu nog in Hontenisse (en misschien elders) in ons

Zeeuwsch-Vlaanderen gewoonte is dat de baar van een meisje gedragen wordtdoor enige meisjes van het dorp die van een jongen door enige dorpsjongens

J GREIDANUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

Page 3: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45

2

vruchtbaarder arbeid tot stand bracht dan door zijn weinig dichterlijk lsquoLof van deGhevanghenissersquo De beteekenis hiervan haalt het niet bij die der reeks van origineeleideeeumln omtrent een beter strafstelsel welke toen reeds in zijn voorloopig plan voorlsquoBoeventuchtrsquo werden vastgelegd Tusschen 1567 en 1587 heeft het geschrift weinig of niet de aandacht getrokken

ook niet van een deskundig publiek Tegen den tijd dat er te Amsterdam het eerstetuchthuis zou worden opgericht waarmee men in April 1595 reeds een heel eindgevorderd was zal Coornhert het noodig geoordeeld hebben om zijngedocumenteerde meeningen inzake een doeltreffender armenzorg betere wijzevan werkverschaffing en vruchtbaarder straftoepassing te publiceeren Misschienwerd hij hiertoe aangespoord door zijn geestverwanten en dichtlievende vriendenvan Amsterdam Haarlem en Leiden waarvan in de eerste plaats genoemd mogenworden Jan en Hendrik Spieghel te Amsterdam Carel van Mander te Haarlem enJan van Hout te Leiden Van den laatste bezitten wij immers ook het authentiekegetuigenis dat het hier uitgegeven handschrift in waarheid een geestesproduct vanCoornhert was waarover beneden nader Tijdens Coornherts leven is dus ook de algemeene waardeering voor dit deel van

zijn letterkundigen arbeid gering Geen zijner rechtsgeleerde vrienden prijst ook nazijn dood de idealistische beschouwingen en de voor dien tijd verheven tendenzenin lsquoBoeventuchtrsquo neergelegd Straf moest afschrikken ja maar ook en wel het meestverbeteren Aldus wilde Coornhert het maar zijn tijdgenooten die op het terrein derberechting en sociale opvoeding hun werkkring vonden volgden hem schaars opden voet Zijn woorden lsquodat alle land-lievende Princen meer lusts hebben oockmeer eeren behalen daer inne dat zij haren onderzaten voorhoeden voor de ziectenvan stelen knevelen ende moorden ende dit met zoete preservativen dan intghenesen zodaniger boosheijdscranckhey-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

3

den door de scerpe recepten van bannen geesselen ende oorsnijdenrsquo waren devoorboden van lsquoeen nieuwe lentersquo en de echos van lsquoeen nieuw geluidrsquoIeder die dan ook de geschiedenis van ons strafstelsel in t bijzonder die van de

groote cultureele vraagstukken van alle eeuwen in t algemeen tot objecten vanstudie maakt zal ten opzichte van dit bijzondere punt waardeering moeten gevoelenjegens den moralist Coornhert als auteur van lsquoBoeventuchtrsquo Dit moge dan eerstgeschieden na eeuwen ruim verdiend is die waardeering zeker Overigens werd het auteurschap van Coornhert noch de dateering van zijn hier

bedoeld geschrift nergens duidelijk vastgesteld en nog vaker onjuist weergegevenDat hij werkelijk de schrijver moet zijn van lsquoBoeventuchtrsquo blijkt allerminst uit de

gedrukte uitgaven hiervan noch in den oudsten druk van 1587 noch in dien van16301) waar het auteurschap verzwegen werd Dat hij echter wel de maker was vanhet hier uitgegeven hs blijkt allereerst uit een aanteekening van denbovengenoemden Leidschen secretaris-dichter Jan van Hout vriend van Coornherttoen gene schreef onder aanhaling van de beginwoorden uit het lsquoDiscoursrsquo vandezen lsquotselve Ruydt bewerp en brengt tvoors gescrift nu mede De handt en penmelden Dirc Volckerts z Coornhert daer ooc mee over een stemt de tyt endeplaetze deurdien de zelve de XXIVen Octobris LXVII opte voorpoorte inden hagegevangen lachrsquo2) Hierbij sluit zich gevoeglijk aan tot staving van dit getuigenis hetslot van Coornherts handschrift gelijk men dit hierachter kan vindenMet dit bewijs van Coornherts auteurschap van het handschrift uit 1567 het project

van Boeventucht uit 1587 kan verdere documentatie dat hij ook hiervan de schrijvermoet

1) Dirck Vz Coornhert Wercken waer van eenige noyt voor desen gedruct zijn Amsterdam1630-32 3 dln

2) Register in Legger Tuchthuis 1598 Leiden Gem Archief

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

4

zijn geweest ongetwijfeld achterwege blijven Een eenvoudige vergelijking tusschenbeide bronnen schenkt daarvan reeds aanstonds een besliste overtuiging Ten slotte nog een enkel woord over de dateering van Boeventucht in zijn oudsten

vorm Dr Jan ten Brink de geleerde uitgever van Coornherts Wel-levensconste isbegonnen om als zijn meening in verband met het ontstaan van Boeventucht teverkondigen dat de tijd daarvan moet gesteld worden op plusmn 1573 Hij grondde dezeopinie op het feit dat de opdracht van het gedrukte geschrift oa inhield lsquoAan mijnenHeeren den Edelen ende ghezanten der Steden in Holland deszelvens Statenrepresenteerendersquo Hierin zag de genoemde Coornhertkenner het bewijs dat diensBoeventucht lsquonoodzakelijk gedurende Coornherts tweede verblijf te Xanten1) sintshet einde van 1572 geplaatst (moet) wordenrsquo Bestond er naast de gedrukte oudsteuitgave geen ontwerp in handschrift dan zou er nog wat voor een dergelijkeredeneering gevoeld kunnen worden maar in de gegeven omstandigheden is hetniet meer noodig tot gissingen de toevlucht te nemen waar namen jaartallen endata ten duidelijkste sprekenDs FDJ Moorrees heeft zonder eenigen critischen zin deze dateering

overgenomen in zijn schets van Coornhert als Libertijn2) welker juistheid volgensdien schrijver mede bevestigd zou zijn door den inhoud van het vlugschrift Alsofdit een bewijs wareEindelijk schaarden zich de samenstellers der uitvoerige bibliographie van

Coornherts geschriften de bestuurders van de lsquoBibliotheca Belgicarsquo aan de zijdevan Ten Brink cs door eveneens diensmeening te onderschrijven dat lsquoBoeventuchtrsquoin of plusmn 1573 zou zijn ontstaan waaraan zij slechts toevoegden lsquonous ne pouvonsque nous raillier agrave cette opinionrsquo

1) Vgl Dr J ten Brink De Auteur der Wellevenskunst Inleiding bladz LXXIV2) Vgl FDJ Moorrees Dirck Volckertszoon Coornhert de Libertijn bl 48

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

5

De twee katerntjes waaruit het hs bestaat zijn met verschillende hand geschrevenHet eerste is bijna gelijk aan den inhoud van de inleiding voor de gedrukte uitgavevan lsquoBoeventuchtrsquo onderscheidt zich hiervan enkel door spellingsverschillen enmoet geschreven of gecopieumlerd zijn tusschen 1567 en plusmn 1600 zeer waarschijnlijkkort voacuteoacuter 1587 Het tweede stuk is het eigenlijke hs van Coornhert duidelijkgeschreven met aan t slot de dag- en jaarteekening 24 October (15)67 en in dorsode oorspronkelijke benaming van dit geschrift lsquoScadelicke Leechgangers Endegesonde Troggelaersrsquo Dit en het daarop aanwezige handschriftnummer (Nuo Xo)zijn weer met een andere hand geschrevenDeze publicatie is verzorgd in overeenstemming met de bekende regels voor het

uitgeven van historische bescheiden

G i n n e k e n A HALLEMA

Boeventucht ofte middelen tot mindering der schadelyckeLedighgangers

Elders cooptmen duur om gheldt ondtschuldighe slavenHier ismen verlegen met boeven tot straff veroordeltAl verschonck men tghenot van haer royen off gravenNoch waren zy zelff en tlandt hyer deur ghevoordeltDus hoe wel ghy vrije landen gheen mensch eygendom lijtHengt uyt noot datmen boeven doe wercken tot haer eygen profijt

Aenmijnen Heeren den Eedelen ende gesanten der steden in Hollandt desselvensStaten representerende

Vertoont met eerbieding zeecker lieffhebber des gemeynen nuts dat hybemerckende den groten overlast te beduchten staende zoe opten wegen alsinden velden vant ledich geboeffte nu eenige jaren bijna heel ongestraft geweestdoor de zware stormen des oorlochs als hinderlycke beletselen voorden wtwiedinghevan zulc willich ende mild aenwasschend oncruyt ende

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

6

daer door (ooc mede door dien dese krych veel naerstige broodwinners inverderfflycke ledichgangers heeft verdorven) in groter menichvuldicheyt vermeerdertzijnde met vlytiger aendacht gespoort heeft gehadt na eenige bequame middelenom metten minsten quetse ende meeste nut van desen lande zulck geboeftespoedelick ende zeeckerlick te doen verminderen tot een veylighe ruste vandenlantsaten ende tot een merckelycken oirbaer van desen landen voorsz

+I+II

+1)Ende geleth hebbende na zyn slecht begryp upten+ eynde alder straffingen

+III

upten onvruchtbaren remedien tot nochtoe gebruyct ende mitsdien verstaende+

+IV

die nootsaeckenheyt van sulcken onnutte in een nutte remedie te veranderen+

+V

Ooc mede geleth hebbende upten oorsaaken vanden+ aanwas der rabbauwennamentlick onachtsaemheydt opten huyshoudingen der armen derselver hope

+VI+[VII]

van+ ongestraftheydt mitsgaders kleyn ontsich voor eenen+ quaden voormiddaghheeft willen alle zulcx so hy cortste mochte stellen bij gescrifte mit byvouginge

+IXvan nut schynende remedien daer tegens als eerst+ middelen om te comen tot

+XIIIgewysse kennisse van alle stercke arme ledichgangers ooc om alle den+ selven

+XXIIinheymsche wesende nutbaer werc te besorgen+ ende den wtheymschen uytte houden van gelycken mede eenige gerede ende oorbaerlycke straffingen der

+XXVledigen ende quaetdoende rabbauwen te+ weten royen op galeyen opten veren

+XXVIII+XXIX

hier te lande+ onnutte duynen inden schadelycken meeren of onnutte+ veenen

+XXX

te voeren in besloten plaetsen op water ende+ broodt nutte hantwercken te lerenende plegen ofte aen gemeenlants wercken met dijcken heyen diepen endeanders te arbeydenDoor welcke voorscreven middelen (of andere diemen beter mach bedencken)

wechgenomen zoude werden voort eerstde ledicheyt aller quaetdoens oorsaicke de hope van ongestraftheyt met het

cleyn ontsich eender corter

1) (Deze en volgende cijferaanwijzingen correspondeeren met de genummerde artikelen in degedrukte uitgaven van Boeventucht Het hs van 1567 heeft wel een overeenkomstige indeelingmaar mist nog de artikelsgewijze nummering met Romeinsche cijfers H)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

7

+XXXIIXXXVIIIpijnen ende zoude mitsdien het geboefte grotelic minderen ende der landen ruste+oirbaer ende veylicheydt wenschelick vermeerderen tot eere Godts tot lofflickgerucht van tlandt van Hollandt ende tot welvaren van desselffs inwoonderenzoe breder gesienmach werden inden gescrifte bij desen overgelevert ende bedachtalleenlyck tot dienst vanden lande Versouckende de vertoonder niet anders dandat zulcx gelesen mach werden by UE off ten minsten bij eenige daer toe by UEte committeren op dat zoe daer inne yet nuts mochte zyn tselve met verbeteringeint werck zoude mogen komenEnde en zal de vertoonder alst maer gelesen ende by UE verstaen is geweest

in allen gevalle dese zijne goetwillige moeyten niet verloren reeckenen al endezoudet nergens anders toe dienen dat tot een vermaninge aen UE van eenspoedige ende ernstelicke bedenckinge om in dese zoe wichtige als nodige zaickeeerstdaichs te voorsijen

Discours onder verbeteringe vanden verstandigen

Wesende zoe leedich als vijant der leedicheyt nam ick voor de zelve mijnen vijanthinderlick te zijn zoe in my zelve als in anderen met nasporinge van middelen totminderinghe vanden schadelycken leedichgangers dijenende teghen den welckenveele placcaten met luttel vruchts gecondicht zijn geweestMaer aenmerckende des tyts ongelegentheijt welcke becommernissen in wichtiger

zaken nijet en gedoocht yet (alwaert al goet gevonden) in desen vuyt te rechtenende daer bij dat van mij ongeleerde ende onversochte in burgerlyken zakenqualyck yet gevonden zoudemoeghen worden twelck den geleerden lantregeerdersby raede der welcker de voorss placcaten gemaeckt zijn verborgen mach zijngeweest zoude ick de penne vuijter handt geworpen hebben ten waer zaecke mijdaer beneven oock voorgecomen ware dat een guede inventie nyet verlooren enis al en werdt die ter stont nyet int wercke

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

8

gebracht ende dat de hooge van state de kennisse van veel zaeckenmoeten haelenvuijt slechte burgeren dommestanden der zelver verstaendeAlsoe hebbe ick eenighe middelen by mij ten eijnde voorss bedacht zynde wel

willen stellen by gescrifte ende dit te vrijmoedelijcker overmits ick die noyt ineenigher placcaten en hebbe gevonden Biddende allen verstandigen dyese zijenzullen de zelve met besnoijnge vant overtallige ende bijvoechse[l] vant nootruftigeeer te willen verbeeteren dan te verachten als gescreven zijnde nijet vuijtverwaentheyt tot eyghen eere maer vuijt goetherticheyt ten gemeenen bestenbyden ghenen die lijever nijet dan tot nyemants nut zoude leeven

+Pag 2Staet daeromme eerst te mercken dat het eijnde alle der+ voorss placcaten

teghen den rabbauwen nijet en is geweest dodinge van veele menschen maerminderinge vant geboefte want het gheen minder doecht en is in doverheytimmers meerder oock lustiger ende prijselijcker werck dondersaeten voor mesdaette behoeden ende onschuldich te houden dan den schuldigen te straffenOick zietmen openbaerlijck dat het geboufte deurt executeren der voorss

placcaten wel bij meenichten gedoodt werdt maer zoe luttel vermindert dat denmeenichvuldigen anwas van dat willige oncruijt oock ancxte maeckt inden vroedenhet goede coorn noch eens te verdrincken deur eenighen gelegentheijt van oproerbij aldijen daer inne nijet wijselijck ende tijdelijck en werdt voorzijen zoe dat metsdyenblijckt dat de voorsz placcaten zoe luttel gevoordert hebben tot minderinge vanttgeboefte als olije int vuijr gegooten tot leschinge van brandeOff dit nu toe compt deur dijen dat de middelen der voorsz placcaten nijet en

zijn geweest de rechte dan off tzelve compt deur der officieren slapheyt en staethijer nijet te ondersoucken maer is te sporen na doorsaken vanden grooten aenwasder rabbauwenDeser houde ick onder meer anderen te wesen drie principale teweten het leedich

brassen der goedeloese menschen hoope van ongestraftheyt ende cleyn ontsichvoor eenen (zoot de boeven nomen) quaden voormiddaege

+Pag 3Voor waer nijet jegenstaende doverheyt zorchvuldelick hoort+ te letten opte

huijshoudinge der schamele gemeente zoe en geschyet dat gans nyet desdselve qualijck op gevoet zijnde haest geraect aent leedichgaen tuijschen endedrinken ende

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

9

zoe hen armoede zulcx nyet en vermach te onderhouden moet het voetsel vanzulck heur winneloos ende costeloos leeven gehaelt werden met quade middelennae tghemeen seggen

Die nijet en windt noch nijet en heeftgestadelijck inde taveerne leeftende de waerdinne wel betaeltwonder ist waer hijt haelt

Vuyt de verachtste van desen spruijten gesonde bedelaers ende vuijt dengroothartichsten dieven geweldigers knevelaers ende moordersWant dese laetste gerakende onder den rabbauwen bemercken der zelver

menichte groot ende de gestrafte van dyere weynich als die zeltsaen gevangenwerden overmits vreese te weeten des lantmans van aen coelen geleyt te wordenende der officieren voort lanck verleg vanden costen Ende maeckende alsoe hijzelve een1) hoopen van bedect te stelen ende roven te ontcomen off gracelijckgestraft te worden begeven zij hen tot quaet doen om leedich ende gulsich teleevenMaer genomen henluyden tongeluck al mochte treffen van gevangen ende

gedoodt te worden zoe laeten zij hen beduncken een goetspelen gaen een gatslachwaerdich te zijn ende hijer inne philosopherende verstaen zij doch eens te moetensterven van ziecten off anders verkyesen eenen corten scherpen voor een langequijnende doodt meynende alsoe dat dexecutie hen gracelycker handelt dan de

+Pag 4nature zelfs ende achten heure+ periculen minder ende heure weelde meerder dander landtsknechten dije met pijnlijker armoede op schutgevaert ende zorchlijcketochten loopen om vijer stuvers daichs ende tsavonts den keel aff zoomen zeytMochten nu gevonden werden bequame middelen tot wechneminge der voorsz

drie oorsaecken vanden aenwas des geboefts zoe waer verminderinge der zelverte verhoopenEnde zoude (mijns bedunckens) tot wechneminge vanden eerste ende hooft

oirzaicke der voorsz drie grootelijck voirderen het onderhoudt van dese off desergelijcke ordonnantien inden steden ende dorpenTeweten dat dofficier metten schepenen alle weeke een dach onleedich zouden

wesen omme den homans vanden ge-

1) Het hs heeft hier lsquoenrsquo H

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

10

buyrten deen voor ende dander nae onder eede aff te vragen wel scherpelick watluyden in heure gebuijrten woenen off thuijs leggen die gheen renten nochtegoederen hebben dagelycxs leedich gaen teeren drincken off spelen twelckongetwyfelt zoedanich volck zoude melden omme gestraft te moegen werdenEnde omme der quaetdoenders hoope van ongestraftheyt te benemen waer van

noode te vinden zoedanigen executie opt geboufte den doodt nyet verschulthebbende dat zij als wraeck-gierige boedels den lantman dijese gevangen haddeterstont nijet weder opten halse en quamen zoe nu gevalt nae gheesselinge endebannissementen daer mede des landtmans ancxte van henluyden te vangen wechgenomen mochte wordenItem corter gereeder ende gewisser executie dan nu valt dicmael overmits

+Pag 5scrupule vande schepenen verstaende (nijet+ geheel tonrecht) dat de schaemteeens verlooren zijnde de gesonde bedelaers ende dijefkens nijet heelongeneselijck wesende voorts onder de scelmen ende eyntlijck aenden galgegebannen worden waer deur de traecheyt vanden officieren als meer gheen lanckverschiet van penningen vresende oock wech genomen zoude wordenTen laetsten schijnt jeghen tcleijn ontsich der doodt schuldigen van noode te zijn

eenige straffe bitterder wesende dan de doodt zelve daeraff dexempelen oockbereyt ende veele tot allen plaetsen voor oogen mochten zijn omme zoo deur bewijsvande strenge ende onverbiddelijcke straffinge der misdadigen van quaedt doenaff te scrickenDe middelen dyenende tot meldinge vanden leedich gaende brassers is voor

gehoort Nu wil ick aen de manijere van straffe voor de zelve bequaem zynde endeoock aendemanijere omme der quaetdoenders hoope van ongestraftheyt insgelijcxshenluijden cleyn ontsich wech te nemen vande welcke ick hyer wil stellen vyereende daermede alleen aenwijsinge doen ommemeer andere ende beeter middelennae gelegentheijt vande lantschappen voorder te bedenckenDeerste is datmen zoude doenmaecken roeijschepen van groote endemenichte

van rijemen nae gelegentheyt vanden veeren van Amsterdamme ende Dordrechtop verscheyden plaetsen leggende ende dit licht oock styff alleen om menschen

+Pag 6te voeren ten halven met een aff scutsele tusschen den royers+ ende reysenaerszoe dat nijemant vreemts zoude moeghen coemen byden roeijers die op heurebancken vast geketent zouden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

11

zitten onder tgebodt van eenen strenghen patroon met een of meer bengelmeestersnaer groote vanden schepen ende menichte der roeijers welcker spijse moste zijnbroot ende henluyden drancke waterHierop zouden gebannen worden voor een jaer zes thien off hondert nae schult

ende der zaecken gelegentheyt alle gesonde bedelaers dijeven geweldigersknevelaers ende andere quaetdoenders zonder te vergeeten wijvesmijters onnuttedronckers dagelijcxe overspeelders tuijschers deurbrengers ende kinderen heurenouders lastich zijnde ofte weder spannich welcker cost men daerop zoudemoeghencopen omme te roeijen ende alzoe dese roeijschepen gebruijcken inde plaetze vankerckers dolhuyskens ende casteelenMaer off yemant in dese nijeuwicheyt (zoe meest alle nyeuwicheyt zwaricheyt

inne brengt) zwaricheyt wilde maecken vande cost aenden schepen vanden hindereder schippers ende schuijters ende van qualyck patronen te vinden onbermhertichgenoech hijer toe wesendeDie zal haest vernoucht zijn met het onwaerdelick proffyt dat zynen Majesteit

genijeten zoude vuijt de verpachtinge ofte bedijeninge der voorss veren Ick zwijgede minderinge vanden costen der justitieren nu vallende zoe int lanck leggen alsint executeren der gevangenen Item dat luttel schijppers hen generen metmenschen vracht oock luttel schuyteboeven zijn die deur heur dagelycxs gewelt

+Pag 7aen den reysenden man+ nyet wel verschult en hebben het roeijen opten voorssschepen Ende indien de bootsluyden van Hollandt ende Zeelant gheen luydenfel genoech vuijt en conden leveren om patroonen te wesen dat de wreedenatie vande Engelschen ofte oock Spangaerden ende Italianen lichtelyck weijnichpatronen daer toe behouftich vuyt leveren zoudenDe tweedemiddel is datmen tgeboufte landt zoude doenmaecken vanden duynen

ende meeren twelck nyet commerlyck en schynt alsmen de boeven met ketens offbouten aen den anderen gevetert tlandt dede werpen in ende weder vuijt denschuijten ten opsien vanden toe sienders vande werckende rabbauwen zoe indenmeeren ende veenen als aenden duijnen te bestellen tot bengelmeesters vandenboeven ende regeerders vande affkarringe ende toemaeckinge van lant welckgeboefte drooch broot eeten water drincken ende up drooch stroij slaepen zoudein een groote beslooten plaetse daer toe te maecken ter plaetsen naestgelegendaer de lancdurichste karringe zoude vallen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

12

De derde middel is dat int midden van elck lantschap gebout zoude worden eengroote stercke vangennisse met meenichte van hutkens ende een ruijme plaetseint midden daermen elck een ambacht connende zoude leveren tstoff om yet wercxte maecken zonder hen broot te geven hij en leverde een maetelijck dachwerckgemaict maer die gheen ambacht en conden zoude geleerdt werden nette breydenspeldemaken spinnen ende andere dijergelycke nutte ende onconstige ambachtenomme werck te leveren als vooren off te vasten

+Pag 8

+Ende de vijerde middel is datmen bouwen mochte binnen elcke steede eengevanckenisse bequaem voort geboefte zoe van binnen de steede als vandomleggende dorpen ende tzelve geboefte in manieren voorsz heure ambachtendoen pleghen diemen bij tween aenden anderen vast gecloncken zijnde gebruyckenzoude moeghen zoe aender steeden als aen gemeenlants wercken in heijendijcken delven dijepen van grachten ende dyergelycken arbeytEnde omme in allen gevalle den vuijtbreeck ofte wechlopinge vant voorsz gebouft

te voorhoeden zouden alle dootschuldige boeven gemerct werden int aensichte offmet eenich brantteecken off met opsplittinge der noesgaten zulcxs dat zijluydenal ontcomende eeuwige ballingenmosten blijven ofte als vluchtige ende verdoemdeslaven tot allen plaetsen byden officieren zonder oordel gehangen zouden wordenmaer anderen den doodt nijet verschult hebbende mochten voor henluydenvuijtbrake gestraft werden met dubbeleeringe vanden tyt heurder gevanckenissenVoor waer cooptmen in Spangien onconstige slaven voor hondert off twee hondert

gulden tstuck de rabbauwen deser landen veel al een ambacht connende zijnoock gelt waerdich ende beeter den dooden dats tot nyet maken te meer zoe hyerte lande zoe wel werck is te vinden voor henluyden ende en schynt hyer nijet teontbreken dan de maniere ende const om tgebouft recht te gebruycken die zekernyet zwaer om leeren en is noch zeltsaem

+De capienda utilitatePag 9

+Ende en is daeromme nyet ongeraeden dat wy in desen eens bestonden naete volgen onsen oude voorvaeders de welcke (zoe Plutarchus zeyt) hen eerstvernoecht hebbende met hen zelve te vrijen ende veyligen vant schadelicke wildegedijerte deurt schyeten ende dooden der zelver metter tyt verstandiger zijngeworden lerende de zelve wilde beesten oock betemmen ende tot henluydenoirbairlycken dienste gebruijcken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

13

Zeker den dienst ende oirbaer dyemen vuyt het gesonde geboufte zoude moeghentrecken en zoude nijet cleijn wesen waert datmense leerde gebruijcken ommedeurt roeijen den wech vanden reijsenden man in alle weeder ende wint snellijckende veylichlijck te voorderen Item omme van den onnutte jaa landt verstuvendenduijnen ook vanden landt verslinnenden meeren nyet alleen het goede lant tebeschermen maer oock zelve goet lant (dat in Hollant gebrec is) te maecken Itemomme van verdervers ende onnutte verteerders oirbaerlycke winners met vermeringevanden nootlycken hantwercken te maeken Ende omme tgemeen lant oock densteeden arbeijtsluyden genoech te leveren die eenen halven stuver daechsverterende vijff off zes stuvers met arbeyden zouden verdienenWelck proffyt hoe wel het boeven maten nut is nijet en is te gelijcken byden

grooten oirbaer tgemeenlant te verwachten staende alleenlyck deur minderingevant voorsz geboufte die hier deur vallen zoude want men zoude de voorszleedichgangers ende onnutte wespen kennen ende zoe tot nut moeghen gebruijckenEnde zoude dese executien vallen gereet oncostelyck ende buyten scrupule daerdeur der officieren traecheyt benomen zoude worden Ende zouden boven dijen

+Pag 10oock zoe+ zeecker zijn dat het geboefte alsoe een wyele opten roeijschepen invangenisse ende gebannen zijnde ende nijet op des lantmans hals den lantmannyet haest weder toecoemen en zouden des de lantman oock nijet scromen enzoude tgeboufte byden halse te nemenEnde hijer deur schijnt de hoope van ongestraftheyt genoech verlooren want zoe

de leedichgangers gewislijck op gegreepen zouden worden zoe wel opt lant alsinden steeden waer zouden zij veylich moeghen blijvenOock meede zoude aenden eeuwigen gevangens zoedanigen pijnlijcken

jammerlijcken ende ellendigen slavernije tot allen tijden over all bij elck gesijenworden dat zulcken onetijntlijcken1) verdrijet vant geboefte al verde boven thienquade voormiddagen geducht gevreest ende ontsien zoude wordenEnde dit ist derde voetsele vanden aenwas des geboefts twelck met dander twee

alsoe wech genomen zoude worden datmen verhoopen mochte onlancxs vuijtandere landen (zoe

1) Er staat misschien ontijntlijcken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

14

nu de Spangaers doen) het geboefte tot onderhout vande roeijschepen ofte ghemeenwercken voorsz te moeten haelen off bij gebreecke der zelver naerstige winnebrootsdaer toe te huijren ende dat bij faute vant inlantsche geboefte dwelck dese landen(nijet anders dan de duijvel teruijs) mijden ende vlijeden zoudeDan zoude de lantman opt platte lant voor den knevelaers zoe veijlich zijn als nu

+Pag 11de burger inden beslooten steeden+ De reijsende man zoude zoe luttel optenweghen als nu inden kercken voor straetschenders beducht wesen De schameleluyden zouden vuijt vresen vant voorsz roeijen de leedicheyt het drincken endetuijschen vermijdende hem met eerlijcken arbeyt generen De weederspannigekinderen zouden deur ontsich vande roeijschepen heuren ouders ontsien eerenende gehoorsamen De wyvesmijters hoereerders ende deurbrengers zouden wtancxte vanden rijemen te moeten handelen een vreedtsaem cuijsch endemaetelijckleeven leyden Ende de quaetdoenders zouden met vermering vanden goedengrootelick verminderen afnemen ende verdwijnenWat canmen godlijckers eerlijckers ende oorbaerlijckers nyet voor eenenmensche

huijsgesindt ofte stadt maer voor steeden ende landen wenschen dat zeeckerderende lichtelijcker vercregen mach werdenDat zij hijer mede genoech alleen voor een ruijdtbewerp omme bij verstandigen

bat naegedacht te werden

Begonnen ende voleyndt inden Haege opten voorpoorte opten XXIVen OctobrisLXVII

(In dorso)Scadelicke LeechgangersEnde gesonde TroggelaersNuo Xo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

15

Ze(e)rden scheren sarren

Vele Oudgermaansche talen kennen een sterk ww serethan onr seretha agsse(o)rethan ohd sertan mhd serten mnd mnl serdenDe oudste bekende beteekenisschijnt te zijn geweest coiumlre stuprare waaruit zich behalve de bijzondere toepassingop sodomieterij in verschillende talen andere beteekenissen ontwikkeld hebbenschenden beschadigen smijten slaan plagen bedriegen lokken enz Het Mhdkent ook de znw sart en surt stuprum die echter ook en vooral gelijk zooveledergelijke woorden in de lage lsquokrassersquo volkstaal werden gebruikt om ietsverachtelijks volslagen waardeloos aan te duiden ter lsquobekrachtigingrsquo eener sterkeontkenning (nit ein - geen zier lor bal enz enz) en voorts er- ver- zersertenungesorten lacirczen1)Ook in onze taal althans in sommige gewesten van ons taalgebied heeft dit

woord waarop tot dusverre nooit de aandacht gevestigd is vanouds bestaan Uitde middeleeuwen is tot dusverre slechts eacuteeacuten plaats opgeteekend Buskenblaser178 waar verseerden door Leendertz (in de Aant op de Mnl Dram Poeumlzie) onderverwijzing naar Spanoghes uitgave der Synonymia Latino-Teutonica CXLIV metverspillen door Verdam iv met weggooien wegsmijten verspillen vertolkt wordtmaar waar het blijkens het zinsverband (een man verwijt zijne vrouw lsquodoen ghitgheelt van onser goeder blaren coe verseerdet ane broeder lollaertrsquo) ten minsteeven goed nog in zijne oorspronkelijke althans oudere sexueele beteekenis opgevatkan worden zeker althans nog eene toespeling op of herinnering aan die bet bevatKiliaan noemt het woord niet maar moet het toch in zijne eigenlijke beteekenisgekend

1) Zie de wdbb vooral Schmeller en het daar aangehaalde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

16

hebben blijkens zijne door mij indertijd Tschr XIII 160 aangehaalde doch nietbegrepen vertaling van boech-seerden met lsquoutrinque inirersquo en zijne aanvankelijkinderdaad verbijsterende gelijkstelling van bug-seerden met buggheren paedicareetc (zie verder Kil 75a en 836a) die na het bovenstaande zeker wel geen naderenuitleg behoeft1) Men zou ook geneigd zijn in Kiliaans lsquoGhe-soort Foetura genimenrsquoeer een oud met dit ww verwant znw te zien dan eene afleiding van het jongereRomaansche soorte Het ww zelf zal Kiliaan misschien niet zoozeer wegens debeteekenis onvermeld hebben gelaten als omdat het hem eerst bij de bewerkingvan den lsquoAppendix peregrinarum dictionumrsquo (831-866) uit West-Vlaanderen teroore gekomen was althans niet in het door hem allereerst geboekstaafdeAntwerpsch-Brabantsch thuishoorde Daarmede strookt althans geheel de doorhem opgegeven vorm (boech)-seerden dien wij ook in het (thans zwakke) wvlzeerden naast waarschijnlijk minder gewoon zerden bij De Bo2 1227-8 terugvindenmet de immers inzonderheid Westvlaamsche rekking der korte egrave voacuteoacuter r + mkl totde zgn lsquozware egraversquo (ook wel verbeeld door ae of ei)2) en met de oogenschijnlijk zeeruiteenloopende beteekenissen 1 tergen kwellen plagen 2 (trans) stooten smijten(intr) stooten vallen 3 heengaan 4 (met (er) op) achten prijs stellen er zich aangelegen latenNaast dit art met vele voorbeelden uit auteurs en uit de levende volkstaal geeft

De Bo2 1232 ook een ander art zegraveren (met dezelfde lsquozware egraversquo) met de bet tergenkwellen maar ook aanbelangen aangaan raken scheren (wat zeegravert mij -) gezeegraverdzijn met - lsquozich bevinden bij iemand die ons be-

1) Verg met fr bougre nl bogger ook fr mnl herite ketter en sodomiet zie voorts De WeertNie Doctr 1183-9 sodomieterij wanhoop en heresie als drie zonden tegen den H Geest

2) Zie De Bo op E Vercoullie in Onze Volkstaal II 9 Van Wijk in Tschr XXXI 30-7 - Die vormmet ee zal evenals gheelt voor gelt (zie Vercoullie tap) dan ook als een Wvl vorm in (diths van) de voor t overige naar ik meen meer Brabantsch gekleurde taal der zgn lsquoabelespelenrsquo en sotternieeumln aangemerkt moeten worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

17

zwaarlijk valtrsquo gezeegraverd zijn van - lsquobezwaarnis hebben van iemand die ons kweltrsquowaarnaast ook in denzelfden zin den zeerd krijgen of hebben van -Het zal wel niet gewaagd zijn dezen laatsten door voorbeelden ook van den plur

ind en den inf (waar de d dus inderdaad niet g e h o o r d wordt) gestaafden vormzegraveren te verklaren uit misverstand van het praet met d(d) en vooral van het zeergebruikelijke part gezeegraverd zijn een misverstand misschien nog ondersteund doorde bijgedachte aan een wel niet gebruikelijk doch licht te onderstellen in klankverscheiden maar zinverwant zeeren met lsquoscherplangersquo eeVerschillende beteekenissen en gebruikswijzen van dit woord ze(e)rden herinneren

ons aanstonds aan de bijna volkomen gelijke begripsontwikkeling bij nnl brui(d)enbrui verbruien enz en mnl hijen verhijt zie Ned Wdb en Mnl Wdb op die woordenen de uitweiding in de Synon Lat-Teut bij Contumelia Over de ontwikkeling dezerbeteekenissen uit de oorspronkelijke1) althans oudst bekende sexueele en overde uit deze en vele andere woorden blijkende groote plaats van het sexueele in devoorstellingen van meer primitieve tijden en in de lsquokrachttaalrsquo van ouderen enjongeren tijd ware meer te zeggen

Naast dit wvl zeegraverden staat nu in Brabant (en elders) een in klank en beteekenisalthans zeer daarop gelijkend en door De Bo dan ook daarmede gelijk gesteld wwsjegraveren zjegraveren sjerren sjarren Hoeufft Bred Taaleigen heeft sjarren wegsmijtenlsquodoch meest onder de landlieden en den laagsten burgerstand gebruikelijkrsquo dat hijvergelijkt met gelijkbet zuidbrab sjerren sjeren (ook wegdrijven -jagen) en dathem doet gissen dat het lsquode naar het Hoogduitsch gebogene uitspraak is vanscherenrsquo in denzelfden zin in en om Breda en Bergen-op-Zoom gebruikelijkInderdaad hebben Cornelissen-Vervliet Antw-Brab Idiot scheren werpen smijtenen daar-

1) Dit laat ik in t midden in vele andere gevallen althans schijnt deze veeleer de jongere langsverschillende wegen uit meer algemeene ontstaan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

18

naast geschoren zijn met iemand er mede bedrogen gefopt zijn Claes Bijv opTuerlinckx Hagelandsch Idiot geeft op zjeer brui (den - van iets geven) en zjeerenvertrekken zich wegmaken Rutten Haspeng Idiot zjeeren raken (wat zjeert mijdat) en wegjagen (zij hebben hem daar gezjeerd) Schuermans Alg Vl Idiot enBijv sjerren sjegraveren zjegraveren (jegraveren) (weg)werpen en ook sjeer(t) (u) van hier sjeerzjeer (van iets den - geven = - bras -) De Mont en De Cock Vl Volksvertelsels 93wat sjert me dit wat sjert me dat (uit Wambeke in Brabant) Colinet Het dialectvan Aalst (Leuv Bijdr I 50) žegraveren bekommeren eindelijk ook gespeld met j(kennelijk met Fransche klankwaarde = ž zj) jert van hier (Hor Belg II 242 uit eenspotliedje op de Walen en evenzoo Versl d Vl Acad 1923 149)Dezen vorm met š of ž vinden wij nu echter niet alleen in Brabant maar ook in

Holland Van Helten heeft Proeven vanWoordverklaring 19-20 eenige voorbeeldenoogenschijnlijk alle uit Hollandsche kluchten gegeven van sjarren sjerren sja(e)renin dezelfde of soortgelijke beteekenissen en uitdrukkingen als hierboven voor hetBrabantsche ww gestaafd zijn Op de keper beschouwd komen echter eenigehiervan - een van De Bie1) voorts De Jonge Bakkersknaepje 8 (bis) BormeesterNieuwsg Aegje 4 - op rekening van Brabantsche kluchten of van Brabanders inHollandsche kluchten sprekend ingevoerd Maar voor Hollandsche rekening blijvendan toch Tysens De weergadel Bedrieger ontmaskerd 42 Alewijn Jan Los 25 en33 Dez Puiterv Helleveeg 25 en (door mij hierbij gevoegd) Swaanenburg ArleqDistelateur 299 Hetzij nu deze Hollandsche bewijsplaatsen al dan niet alsBrabantsche lsquoinkomelingenrsquo moeten aangemerkt worden in allen gevalle herinnerenvorm en beteekenis van dit brab(-holl) sjaeren

1) Op de door VH vermelde plaats Beschermde Suyverheyt 24 zijn de door hem aangehaaldewoorden niet te vinden waarschijnlijk zijn zij uit een ander spel van dezen Brabander Ikverbeter ook verder enkele cijfers van VHs citaten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

19

enz sterk aan die van wvl zeegraverden zegraveren (en wederom aan de bett van hollbruien) Men vraagt zich een oogenblik af of deze twee woorden vereenzelvigdmogen worden of de sj (š ž) hier uit z ontstaan kan zijn1) Doch weldra laat mendie gedachte varen het ligt toch meer voor de hand in dit šegraveren met Hoeufft een- oorspronkelijk oostelijken - vorm met š- lt sch-2) te zien van het Nnl en Nhdww scheren dat oa zoowel reflexief gebruikt zich uit de voeten maken oprukkenheengaan als transitief aangaan deren enz (bv lsquowas scheert mich Weib wasscheert mich Kindrsquo Heine) beteekent3) Allicht zullen echter de beide in klank enbeteekenis overeenkomende ww elkaar hier en daar op sommige punten van onstaalgebied en van hun begripsgebied ontmoet4) en op elkaars beteekenis invloedgeoefend hebben ja verward of zelfs ten deele samengevallen zijn

Nog een ander woord dat in klank en beteekenis met de bovengenoemde puntenvan overeenkomst heeft is nnl sarren lsquoeen betrekkelijk jong woord waarschijnlijkvan onomatopoeumltischen oorsprongrsquo zegt het Ned Wdb op het voetspoor vanFranck-VanWijk Vercoullie2 daarentegen lsquouit hgd zerren intens v zehren = terenrsquoDe eerste gissing lijkt mij een noodsprong in t duister de tweede afleiding althanste stellig bewoord Mag een derde mogelijkheid overwogen wordenDe oudste voorbeelden in het Ned Wdb XIV 106-7 zijn uit de 17de eeuw van

Hooft Vondel De Brune en andere Hollanders of Zeeuwen Dat de thansgebruikelijke s ook hier reeds den scherpen sisklank verbeeldt mogen wij afleidenuit de afwijkende spelling met z (zarde) bij Vondel II 747 naast

1) Gelijk althans in vreemde woorden als hans(s)jop parlesjanten corsjet wel geschied is -Verg ook bij Boekenoogen jart en jirt (aan den - zijn)

2) Als in Limburg ten oosten van de Panninger linie (zie Schrijnen in Tschr XXVI 82) maar ookin het Oostvl Aalst (zie boven blz 18) in de NW Veluwe (Van Schothorst sect 274 c) ee

3) Zie Ned Wdb XIV 474 Paul Deutsches Wtb 377 b4) Verg bv ook mhd ungesorten lucirczen (boven blz 15) = nhd ungeschoren lassen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

20

zidderenden (een paar regels verder) en uit een (ouder) voorbeeld in de Twespraack(1584) XIV waar de (aldaar aangenomen en aanbevolen) onderscheidende spellingvan den scherpen klank met lsquosrsquo doch den zachten met lsquozrsquo oa verduidelijkt wordtdoor sarren tegenover zarp De klinker is in al de in t Ned Wdb en hier vermeldeaanhalingen - en ook bv Vondel II 634 ( marren) - a evenals thans Doch eenpaar (oudere) plaatsen hebben e Visscher Brabb 147 (Jamm VI 51 sert swarthert) en Bredero III 459 (serren sterren) met de bekende afwisseling van er en arin de Hollandsche literaire schrijftaal van t begin der 17de eeuw (zie Van HeltenVondels Taal sect 2 Nauta Taalk Aant op Bredero sect 4 en 8)Uit vroegere eeuwen zijn de voorbeelden tot dusverre uiterst schaarsch Plantijn

noch Kiliaan vermeldt het woord Verdam geeft behalve eene verwijzing naar denTeuthonista (lsquotergen tzerren kreytzen irritarersquo en lsquotergen tzerren vergrellenincessirersquo) slechts eacuteeacuten voorbeeld uit den Noordnederlandschen1) lsquoeerstenGeschiedbijbelrsquo 234 a lsquoDoe quam daer een out Jode ende serrede Matatias voirsijn aensicht dat en condeMatatias niet liden datmen Gods wet verdructersquo kennelijkde zeer vrije vertaling van den Vulgaattekst van 1 Mach II 23-4 waarin echter geenLatijnsch woord rechtstreeks aan serrede beantwoordt Thans dienen daarbij gevoegdtwee door Dr Verdenius in dit Tschr XLII 133 aangehaalde gelijkluidende plaatsenuit Sommige stichtige punten ed De Man blz 117 lsquoBrueders lijdet mit ons endedrijncket den kelick der sarringe alse water des levensrsquo evenzoo blz 171 waarnaar Dr V mededeelt lsquoin t hd voor [l in t hs voacuteoacuter] sarringe serringe geschraptisrsquo welke laatste vorm door den afschrijver van dit - in de 15de eeuw in de omstrekenof althans (min of meer) in het dialect van Deventer geschreven - hs derhalveminder goed of aannemelijk geacht werd dan de eerste2)

1) Zie Te Winkel Ontwikkelingsg2 II 1672) Zie Tschr XL 193 en De Mans Inleiding LXXXVI

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

21

Dr V vraagt tap met verwijzing naar de bovenaangehaalde lemmata uit denTeuthonista of nnl sarren niet uit het Oosten ingedrongen kan zijn tserren gt serrengt sarren Tegen deze afleiding ook bij Verdam aangeduid en door Vercoullie gesteldis uit het oogpunt van de klanken niets in te brengen noch tegen hd z- gt nnl s-noch tegen hd -err- gt holl -arr- En ook het eerste voorkomen in een HollandschenBijbel in den Teuthonista en in een stichtelijk geschrift uit de oostelijke gewestenschijnt wel dien kant uit te wijzen Maar de afstand in beteekenis tusschen mhdnhd zerren (verwant geacht met eng tear maar ook met hd zehren nl teren dochn i e t met hd zergen nl tergen) rijten scheuren trekken rekken en nl sarrenplagen kwellen tarten schijnt toch groot genoeg om eenigen twijfel aan die oostelijkeherkomst te wettigen En de drie middeleeuwsche getuigenissen staan mi dicht bijde Nnl maar ver van de Hd beteekenis de lsquokelick der sarringersquo is toch kennelijkde lijdenskelk sarringe dus zooveel als lijden rampspoed verdrukking plaag (inden oorspr zin) zie Ned Wdb VII 2106-7 Zou mnd terren twisten met woordenstrijden kijven (alleen in het Mnd Handwtb zonder nadere opgave te vinden)wellicht den schakel kunnen vormen Alles bijeen maakt mi het Nnl ww sarrenwat zijn kring en wijze van gebruik betreft toch niet of nauwelijks den indruk eendier - zonder twijfel talrijke nog niet in hunne lsquoOosterschersquo herkomst erkende -lsquoOosterlingenrsquo te zijn die - in het Vlaamsch-Brabantsch zoowel in de ME als naart schijnt thans1) onbekend - na en door de Hervorming uit lsquoOostlandrsquo westwaartsgedreven in de Hollandsche schrijftaal der 17de eeuw voorkomen Veeleer zoumener een dier vanouds lsquobodenstaumlndigersquo Friesch-Hollandsche bestanddeelen invermoeden die zich in de 17de eeuw van Holland uit in de

1) De Bo2 1227 noemt sarren althans bepaaldelijk lsquohollrsquo doch Colinet noemt tap voor Aalstnaast žegraveren bekommeren ook šaren ophitsen sarren Is het woord ook elders in deZuidnederlandsche volkstaal bekend of alleen uit de Hollandsche schrijftaal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

22

algemeene (Noord-)Nederlandsche spreek- en schrijftaal verbreid hebbenZoo kan een oogenblik de gedachte rijzen aan een samenhang van holl sarren

met wvl ze(e)rden Niet alleen de overgang van er tot ar maar ook de verscherpingder z- tot s- (of wel het behoud der oorspronkelijke og s-) en de assimilatie van -rd-tot -rr- zouden zich wellicht langs meer dan eacuteeacuten weg laten verklaren en de afstandtusschen de voor het laatstgenoemde ww vaststaande bet plagen kwellen en demeer intensieve van het eerstgenoemde tergend prikkelend plagen en verder(uit)tarten of ook verlokken is op zich zelf waarlijk niet grooter veeleer kleiner dande hierboven blz 21 gewraakte tusschen hd zerren en nl sarren Doch behalveandere hier niet nader uit te werken bedenkingen blijven er mi onoverkomelijkebezwaren tegen de vereenzelviging van het Vlaamsche en het Hollandsche wwbestaan Zoolang niet blijkt dat het (Friesch-) Hollandsch reeds in de ME een wwserren heeft gekend met beteekenissen en gebruikswijzen dichter staande bij denkring den lsquostandrsquo de gevoelswaarde van het Wvl woord blijft nnl sarren in de luchthangen Immers er gaapt een te diepe kloof tusschen het uiterst gemeenzame jaruwe en platte Westvlaamsche zeerden dat zijne afkomst nooit geheel schijnt teverloochenen in dezelfde taalkringen thuishoort als holl bruien en nauwelijks dendrempel der schrijftaal overschrijdt en het (Oostersch-) Hollandsche sarren datnaar t schijnt vanouds ook in de hoogere literaire taal gebruikelijk is geweest eenekloof tot dusverre nog niet als bv bij aarzelen overbrugd door gegevens uitouderen tijdZeerden scheren en sarren dienen dus tot nader order onderscheiden te blijven

L e i d e n Maart 1925JW MULLER

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

23

Over de aanspreekvorm ie (i-j) in onze oostelike provincieeumln

In het Grammatisch Overzicht dat Vor der Hake aan het slot van zijn dissertatie DeAanspreekvormen in t Nederlandsch I geeft vermeldt hij blz 208 als nom plur eenvorm gii met het volgende voorbeeld uit de Rechtsbronnen der stad Zutfen blz103 daarbij lyegii der stat soe hoen y u selven di liegt ge tegenover de stad hetstadsbestuur dan doet ge U zelf schande aan1) Het is duidelik dat Vor der Hakezich hier vergist In lyegii zit niet het pron gii maar hetzelfde enklitiese vnw dat ookin hoen y voorkomt nml ii (y)2) Dit Saksiese ii korrespondeert met het Hollandseje in liegje hoon-je Evenals bij deze laatste verbindingen ontbreekt in de Saksiesevormen de persoonsuitgang t in hetzelfde eedsformulier vindt men (op blz 104 derRechtsbronnen) zonder inversie gii leefft Dit eedsformulier dateert van niet laterdan 1551 (zie Inl op de Rechtsbronnen blz XVIII) In Overlandse taal uit het middender 16de eeuw waren dus reeds i- (i-j- ie-) vormen in gebruik zoals we die uitverschillende inheemse Saksiese dialekten van nu kennen (vgl oa GG KloekeDialect-geographische Onderzoekingen I Tijdschrift 39 blz 238)Dat dit ie-pronomen in 16de-eeuwse (en misschien reeds vroegere) Saksiese taal

nog zelden voorkomt behoef ik niet op te merken het pron plur van de 2de persis zowel voor

1) Tot recht begrip volge hier de hele passage Juramentum civium Aldus sal onser statrentmeyster vragen enen die men tot enen burger toe Zutphen ontfangen sal lsquoOfft hii yeteygen siirsquo lsquoofft hii enige vede heeftrsquo lsquoofft hii enige quade zukede an hem hebbersquo Seget dieman lsquoneenrsquo soe zal die rentmeyster zeggen lsquolyegiirsquo enz

2) Een ontwikkeling lyegt gii gt lyeggii lyegii is in theorie mogelik maar in verband met hoen ymeen ik die buiten te mogen sluiten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

24

de Saksiese als voor de Frankiese dialekten van ons land in deze tijd ghi1) (vgl Vorder Hake Nieuwe Taalgids V 113 vlg) en in enklise ook het bekende di (ti) (kendispreecti enz)2) Ik laat hier de mij bekende vbb van het 2de persoons-vnw ie uit16de-eeuwse Overlandse taal volgenEen zeer vroeg vb vindt men in de aardige Latijnsch-Nederlandsche Samenspraak

uit het begin van de 16de eeuw uitgegeven door ME Kronenberg in N Tg XVII136 vlg waer om wonsschi dat (blz 138) Verder is hier t pron plur ghy (gy)enklities ook -di (brendy = breng je heb dy)Een aantal vbb leveren de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden Adagia oft

Proverbia ghenoemt gheprent toe Campen bij Peter Warnersen 1550 Van de 2409spreekwoorden die het boekje bevat zijn er door GJ Meijer in zijn OudeNederlandsche Spreuken en Spreekwoorden (Gron 1836) 950 opgenomen volgensaantekening van Dr WHD Suringar wiens exemplaar van dit zeldzame werkjenu in de Bibl van deMaatschappij der Nederl Letterkunde ik gebruikt heb3) Suringaracht het in zijn Erasmus (Inl p LXII) mogelik dat de drukker Peter Warnersen ookde schrijver is van deze verzameling4)

1) In t Mnd steeds als gi geschreven zegt Lasch sect 342 Anm 2 maar in Saksiese taalbronnenbinnen onze grenzen komt naast gi meermalen ghi voor

2) Noch in het Altsaumlchs Elementarbuch van Holthausen noch bij Lasch vindt men dit enklietiesedi (ti) genoemd Toch is het in Saksiese taal tot plusmn 1600 uit het Oosten van ons land nietzeldzaam men zie bijv de voor dit artiekel gebruikte bronnen de geschriften der modernedevotie Het viel mij echter op dat in de Quellen und Forschungen zur Gesch der deutschenMystik van Rudolf Langenberg (Bonn 1902) waarin men mystieke literatuur aantreft evenover onze grenzen geschreven (Frenswegen Muumlnster) nooit moegdi soldi moetti en dglvoorkomen maar steeds moge gy solle(n) gy mote gy enz De di-vormen zullen dan alsindringers uit het Frankies te beschouwen zijn

3) Het zijn lang niet alle spreekwoorden fol 37r vindt men een tweegesprek verder vergelijkingenen wat vooral van belang is veel synoniemen en synonieme uitdrukkingen 43r Het is eenonbewandert man hy heft sijn leven lanck niet gesien hy heft nergens gewest hy heeft nyeonder den luyden gewest hy kijckt yerst in dye wereldt hy compter yerst gaen 38v eenvertogen kint verwennet ongeregeert enz

4) Zie over hem PJ Meertens Een bundeltje Katholieke Geschiedzangen uit de eerste jarenvan de opstand Tijdschrift XLIII blz 258 vlg - Volgens Suringar (Erasmus LXIII) kunnen deGhemeene Duytsche Spreckw ondanks het jaartal 1550 op het titelblad enige jaren laterverschenen zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

25

die voor een groot deel een vertaling is van Johannes Agricolas Gemeine DeutscheSprichwoumlrter Men vatte het woord vertaling hier niet verkeerd op het zijn veeleerequivalenten gangbaar in het dialekt van de vertaler Spreekwoorden enspreekwijzen als Hebby haest soe schijt staende 55r (nog in Zuidwest-Drente ingebruik) ghi tasten der vyve te misse 25r ick wil noch mit dyn butten peren vanden boom werpen 34r alst wel wil soe calft die osse 32r hem en sal ghienspinnecobbe voer de mont wassen 63v (in Zuidw-Drente hij loumlt t spinrag ook nietveur de bek wossen) versien isset beste oppet spoel 9r (nog te Meppel in gebruik)om maar enkele te noemen moeten zo uit de mond van t volk zijn opgetekend Zohebben we hier dan een verzameling in alle opzichten van zeer bizondere waardedie een volledige herdruk ten volle verdient Voor de dialektbeoefenaar is ze niethet minst van belang we maken hier kennis met echte volkstaal uit het Oosten vanons land 16de-eeuwse geschriften uit die streken waarin de spreektaal de gewoneomgangstaal zo dicht benaderd wordt zo weinig is geretoucheerd als hier zijnschaars Suringar wijst er (Erasmus p LXII) reeds op dat de eigenaardige tongvalwel de aandacht van onze (vroegere) taalkundigen op dit boekje hadmogen vestigenTot dusver is dit nog steeds niet het geval geweest voorzover ik weet - wat deuitgave van Meijer in dit opzicht geeft is van geen belang Daarom meen ik goedte doen hier nog eens de grote waarde van deze spreekwoordenverzameling naarvoren te brengen Een opzettelik gedetailleerd onderzoek naar taalvormen enwoordgebruik zal het wellicht mogelik maken dit dialekt vrij nauwkeurig telokalizeeren zo oppervlakkig beschouwd lijken mij de drie bronnen waaruit mijnie-pronomina komen (dialekt-) geografies niet heel ver uiteen te liggen1) IndienPeter

1) Een van de gronden waarop mijn mening in dezen steunt vindt men op blz 28 van belangis verder de uitdr Het is verslaagen als Hasseler marckt 65v blz 55v leest men wy willenderons op beraeden mit die vier hoeftsteden Op een enkel woord vestig ik hier nog de aandachthet woord badt dat tweemaal voorkomt 58v soe wel een badt als een baedtyen en 12v duhoerest niet wel ick moet dy eenmaal totten Badt voeren De uitdrukkingen zijn mij nietduidelik uit de omgeving waarin de eerste voorkomt maak ik op dat ze zou kunnenbetekenen t is me om t even Mogelik is dit hetzelfde woord als bat = tol (turbo) dat in dehiervoor genoemde Lat-Ndl Samenspraak voorkomt Dan is daarvan nog maar eacuteeacuten vbbekend en wel uit het Overijsels (Kamper) Stadsrecht (vgl N Tg XVII blz 137 noot 2)Gunnink geeft in de Woordenlijst achter zijn Dialect van Kampen en Omstreken battogravelə =een soort tol ook bat In Meppel en omstreken (Zuidwolde Koekange Beilen DieverDwingelo oa) gebruiken de jongens het woord batring (batrink) voor werptol meer noordelikin Assen Gieten is het niet bekend Een drijftol heet in de buurt van Meppel gibe (vgl MnlWdb iv)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

26

Warnersen met zekerheid als schrijver kan worden aangewezen dan zal men allichtin de eerste plaats aan Kampens Noordwest-Overijsels dialekt mogen denken

De in de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden voorkomende vbb van eenie-pronomen zijn de volgende graeuwy (word je grijs) 11v (11)1) hebbij(t) 53v (50)hebby 55r tweemaal moeghy 60v (58) ruycky en hebby 61v (59) ghecky 62v

(60) hebby 63r Terloops wijs ik er op dat van deze 9 vbb er 5 hebby luiden denauwere aaneensluiting en de daarmee gepaard gaande verwording van een ofbeide komponenten voltrekt zich het eerst in veelgebruikte verbindingen2) Vormenals vijndy (vijndy tey niet soe moeghy tnest braden 60v) oldy (sorghet niet soegraeuwy niet oft soe oldy niet 11v) mag ik hier niet noemen Die kunnen immerseven goed het uit Frankiese dialekten bekende enklitiese -di bevatten Zo vindenwe naast hebby ook hebdy 25v (24) Hebt ghy 26r ruyckt ghi 46r (42) en dglkomen eveneens voor Verder luidt het steeds dat ghi als ghi eer ghi oft ghi enzIn de verbinding conjunctie + pron komt dus grafies altans nog geen enkliese totstand Ik kom daarop terug

1) De cijfers tussen haakjes hebben betrekking op de pagina in Meijers uitgave2) Vgl mijn artiekel Over de Inclinatie in het Middelnederlandsch Tijdschrift 43 blz 10 noot 2

Voor het Hamburgs in de 17de eeuw noteert A Lasch reeds vormen als hey ji hey = hebjullie wey = wil jullie (wil ji gt wiji gt wei) (zie Nd Jb XLIV blz 44) Waarschijnlik komen haarvbb uit Teweschen Hochtydt (vgl Jellinghaus uitgave in Bibl des Stuttg Lit Vereins Bd147 blz 220 221 235 enz) Niet alleen het veelvuldig gebruik ook de geringere intensiteitvan t aksent (in verband met de funksie dezer verba t zijn alle hulpwerkw) is een faktor diehet proses begunstigt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

27

Overzien we eerst de staat van zaken we vinden dan dit in deze Overlandse taalis tot in de 16de eeuw het pron plur van de 2de persoon als regel ghi (gi) in alleposities zelfstandig (emphaties) proklities en enklities dit in overeenstemming metwat ons de grammaticas over t Oudsaksies en t Middelnederduits leren (vglHolthausen en Lasch) Daarnaast komt begin 16de eeuw - vroeger vbb zijn mijaltans niet bekend1) - een vorm ie (i y ii) op alleen in enklitiese verbinding met deverbaalvorm Die verbaalvorm mist de persoonsuitgang t In de volkstaal van eeneeuw later uit ongeveer dezelfde streken is dit ie in alle posities doorgevoerd hetis (naast du ik laat de verhouding tussen de twee buiten beschouwing) hegravet vnwgeworden ghi is verdwenen Duidelik blijkt dit bijv uit de Overijselsche Boerevrijagievan Lubbert Bouckslagh en Smoddemoelen Zwenne (gedr te Amsterdam 1641)2)Men vindt daar niet alleen laot-y meug-y enz (eveneens dat y doe y = toen je)maar ook y doet y soelt enz Alleen de pastoor die geen Overijsels spreekt gebruiktnog de vorm gy (wout gy gy olders Ov Boere-Vr 241 242) onder de boerenzelf wordt gij niet meer gebruiktKloeke wijst in zijn studie over de aanspreekvormen in de dialekten onzer

Noordelike provincieeumln (Tijdschrift 39 blz 238 vlg) een aaneengesloten ie-oe-gebiedaan dat een deel van Drente bijna geheel Overijsel en t grootste deel van deGelderse Achterhoek omvat In dit gebied is ie (i-j) in gebruik voor de nom van hetoorspr 2de pers plur pron De accusatief (de oe-vorm) moet ik hier buitenbeschouwing laten maar toch is t van belang er op te wijzen dat ook in de doormij gebruikte bronnen geen acc vormen met j (ju = joe)

1) Men vindt geen vbb van dit ie in Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oeldenzusteren uitgegeven door DrD deMan (s-Gravenhage 1919) evenmin in Van den Doechdender vuriger ende stichtiger Susteren van Diepen Veen uitgeg door DA Brinkerink (Groningen1904) Deze beide geschriften dateren uit het eind der 15de eeuw zijn geschreven in Overijselsdialekt in een dialekt dat niet veel zal hebben afgeweken van de eenvoudige Deventeromgangstaal

2) Afgedrukt in Het Nederlandsche Kluchtspel II2 blz 231 vlg van Van Vloten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

28

voorkomen De Ghemeene Duytsche Spreckwoorden kennen alleen u in de LatNdl Samenspraak vindt men weinig bewijsmateriaal (eacuteeacuten datief u en twee posspron u u vaeder) de Zutfense eedsformulieren geven uitsluitend u De gewoneschrijfwijze van het acc pron in de Ov Boerevrijagie is oe (een paar maal uw bijvblz 234)1) Waarschijnlik stammen mijn bronnen alle wel uit het door Kloekebeschreven ie-oe-gebied En enigszins ruw genomen zal de 17de-eeuwse volkstaalvan Overijsel wat de vormen betreft al ten naastenbij de toestand vertonen zoalsdie door Kloeke is opgetekend Misschien is het niet gewaagd dit ook voor t overigeie-oe-gebied aan te nemenOp welke wijze door welke invloeden is ghi verdwenen en vanwaar is de vorm

ie (i-j enz) gekomen In de voorafgaande uiteenzetting ligt mijn meningdienaangaande eigenlik reeds opgesloten We hebben hier een gelijksoortigeontwikkeling aan te nemen als die ik voor de Hollandse vnw je en jij heb trachtenaan te tonen (zie Tijdschvift 43 blz 81 vlg) Ook deze Saksiese aanspreekvorm ieheeft zich in de enklitiese verbinding van verbaalvorm + ghi ontwikkeld Dieverbaalvorm ging in het praesens in t algemeen op t uit vgl de door mij gebruiktebronnen en het tegenwoordig Gelders-Overijsels dialekt (Galleacutee sect 61) De t is bijhet proses verdwenen Ie is uit de enkliese losgemaakt en in andere posities ingebruik gekomen Hoe de ontwikkeling hebt ghy gt hebby (ook hebdy gt hebby)zich foneties presies heeft toegedragen laat ik daar overgangs-schrijfwijzen zoalsde Hollandse dialekten die vertonen (wilge raesgie enz) heb ik tot dusver inOverlandse geschriften niet gevonden In elk geval hebben we hier te doen met eenmouilleringsproses dat voor de Saksiese dialekten even goed aannemelik is alsvoor de Hollandse (vgl de artie-

1) De Ov Boerevr is ook door Jellinghaus uitgegeven in Bibl des Stuttg Lit Vereins Bd 147blz 175 vlg naar de tekst in de Westfaelsche Speel-Thuyn (druk van 1661 Amsterdam)De varianten zijn voor ons doel van geen belang Een zeer afwijkende nom bij Van Vlotenhebt uw dan ouck ossen messchien mag geschrapt worden op grond van Jellinghaus lezingheb u ouck assen mensche Beide uitgaven munten niet uit door nauwkeurigheid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

29

kelen van De Vries en Kloeke in Tijdschrift 44 oa blz 41 en 47)De vraag rijst of we hier inderdaad met een inheemse ontwikkeling hebben te

doen of dat dit proses op Hollandse of misschien Oostelike kultuurinvloed kanberusten Mogelike Oostelike invloed op het Gelders-Overijsels moet ik buitenbeschouwing laten wel wijs ik in dit verband er op dat in eenMunsterse Spraakkunstuit het midden der 15de eeuw (uitgegeven in Nd Jb III p 36 vlg) bij de verbuigingvan het subst als voc wordt opgegeven (o) je (ye) manne (evenzo met wyve envrouwen) terwijl daarentegen bij de vervoeging als vb van 2 plur gegeven wordtgy lesen En verder dat het hele Nederduitse gebied gi heeft verloren en een ie- ofii-je-pronomen daarvoor in de plaats heeft gekregen maar - altans voor een grootgebied - veel later dan de 16de eeuw Niemand zal deze Nederduitse ontwikkelingin haar geheel aan Hollandse invloed willen toeschrijven maar het zou kunnen datop dit beperkte Geld-Overijselse gebied het mouilleringsproses van uit Holland wasbewerkt of begunstigd Daartegen pleit reeds enigszins dat in deze Saksiese strekengeen jij-je-vormen voorkomen maar ie-i-j-pronomina en dat tot dusver ook geenovergangsvormen gie-ge zijn gevonden Maar mijn voornaamste bezwaar tegendeze onderstelling is in de ons overgeleverde Hollandse taalbronnen der 16de eeuwis maar een heel enkel vb van een j-pronomen gevonden1) eerst nagrave 1600 wordenze talrijker om spoedig ghi geheel terug te dringen In dit Saksiese gebieddaarentegen vindt men reeds duidelike ie-vormen van af 1500 Heeft nu de Hollandsespreektaal dan toch ook reeds vroeger overeenkomstige vormen gehad zonder datdie in de bronnen aan den dag komen Voorshands lijkt het mij het veiligst aan tenemen dat dit mouilleringsproses in het Overlandse gebied eerder inzet altanssneller verloopt dan in het Hollands - en er inheems is De neiging

1) Meer of minder duidelike overgangsvormen (-gy = ži) wijzen er wegravel op dat het proses toenreeds lang aan de gang was

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

30

tot palatale uitspraak van de g kende het Mnd even goed als onze MiddeleeuwseHollandse dialekten en die gemeenschappelike neiging heeft - onder gelijksoortigekondities en langs analoge weg - higraveegraver uit ghi een pron je jij1) dagraveagraver (tw in Geld-Ov)uit hetzelfde vnw een pron ie i-j in het leven geroepen In overeenstemmingdaarmee is ook het zelfstandige vnw in Holland je-jij in dit Saksies gebied ie i-jHet schaarse materiaal maant tot enige voorzichtigheid in het trekken van

konklusies maar ik meen toch nog een punt van overeenstemming in beideontwikkelingen te zien waarop hier wel even de aandacht mag worden gevestigdHiervoor blz 26 wees ik er op dat in de door mij gebruikte geschriften met namein de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden geen vbb worden aangetroffen vanvoegwoord of vnw + -ie Zelfs de veel voorkomende verbindingen van dat als oft+ ghi luiden steeds dat ghi enz nooit dat-ie Dit niet-voorkomen van enkliese aanvoegwoorden dunkt mij niet toevallig Het is begrijpelik dat innige aaneensluitingeerder tot stand komt tussen verbaalvormmet daarbij behorend subjekts-pronomendan die van voegw (vnw) + vnw Zo laat zich ook verklaren dat in onze Hollandsekluchten uit de eerste helft der 17de eeuw nog meermalen gevonden wordt dat ghieer ghi enz (naast ook reeds voorkomend dat je) als overigens het enkliet enprokliet pron als regel reeds je jy gy (= ži) is In degraveze stelling (na voegw) en inemphase schijnt ghi het langst in gebruik te blijvenIn mijn artiekel over De Ontwikkelingsgang der Hollandse voornaamwoorden je

en jij heb ik gewezen op het verband dat er moet bestaan tussen de ontwikkelingvan de pronominale je-jij-vormen en van de verkleiningsuitgang je(n) uit kijn Daaromis het van belang er de aandacht op te vestigen dat ook in dit Saksies gebied beideformaties samentreffen in de Ghe-

1) Of zich daarnaast in Holland op beperkt terrein ook reeds vroeg een -ie-vorm heeft ontwikkeld(vgl tegenwoordig Hollands hebbie) doet hier niet ter zake

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

31

meene Duytsche Spreckwoorden de bron waaruit mijn meeste ie-pronomina komenvindt men ook reeds een aantal yen-verkleinwoorden die wel mee tot de vroegstein Saksiese geschriften aangetroffene zullen behoren Mee in verband met deartiekelen van De Vries en Kloeke in Tijdschrift 44 lijkt het mij van belang ze hier tenoemen Het zijn de volgende buyckyen hertyen 37r (33) doeckyen 41v (38)doentyen 44v (40) cruytyen (roert mij niet) 50v hoetyen 51v (48) baedtyen 58v(vgl blz 25-26 noot 1) Overigens is de diminutiefuitgang hier ken meyskenbreefken ketelken hundeken lijedeken enz en na k sken broexken volcxkenvonxken enz Het is wel opmerkelik dat in Groningen en Drente (zie het materiaalbij De Vries) en in het gebied waaruit mijn vbb stammen dat waarschijnlik ietsZuideliker is gelegen veel vroeger vbb van dit mouilleringsproses zijn aan te wijzentenminste zijn aangewezen dan uit meer Oostelik gelegen Nederduits taalgebied(zie Kloekes artiekel in Tijdschrift 44 blz 461) Maar over de ontwikkeling derverkleiningsuitgang is het laatste woord nog niet gesproken er valt nog veel teonderzoeken Evenzo is het gesteld met de geschiedenis der j- en i-pronomina Watdeze laatste betreft heb ik mij dan ook trachten te beperken tot het gebied waaruit(vermoedelik) mijn bronnen stammen Op het hele Nederduitse gebied echter isoudtijds g (ge) de enige vorm voor het 2de pers pron plur en op dat hele gebiedis dat gi nu verdwenen (vgl Grimme Plattdeutsche Mundarten sect 140) Hoe vanwaar uitgaande wanneer Bij Lasch Mnd Gramm vindt men daaromtrent hetvolgende Neben gicirc gi steht je ie (as ge) freilich nicht allzu hauumlfig (sect 403 Anm9) en dan volgen enige opgaven van plaatsen (oa de

1) De gegevens waarover ik beschik zijn niet talrijk maar ook het j- (i-) pronomen schijnt evenalshet jen-(ien-)diminutief op Oostelik Nederduits gebied later op te treden dan opWestelik Voort Hamburgs noteert Lasch dat de schrijfwijze gi gy gie ghy die tot 1654 de enige is eerstdaarna bijna steeds door de schrijfwijze ji wordt vervangen in Mecklenburg omstreeks dezelfdetijd (Nd Jb 44 blz 32) Maar vergelijk het hierboven aangehaald vb van niet-enklities je uitde Munsterse Spraakkunst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

32

Muumlnstersche Gramm hierboven genoemd) dat is alles lsquoZwischen der Darstellungder mnd Sprache und der neuniederd Dialekte klafft eine Luumlckersquo aldus begint hetartiekel van Agathe Lasch Beitraumlge zur Geschichte des Neuniederdeutschen inHamburg in Nd Jb 44 lsquoDie Frage nach der Entwicklung der Sprache seit demAnfang des 16 Jahrh bis zum 19 Jahrh wird noch nirgend beantwortetrsquo Het weinigein haar artiekel dat voor mij van belang was heb ik reeds vermeld Misschien kunnenmijn opmerkingen over het Geld-Overijselse ie- pronomen er iets toe bijdragen dathet ongetwijfeld interessante probleem van de ontwikkeling dezer aanspreekvormenin het Nederduits eens in zijn volle omvang wordt onderzocht en opgelost

Am s t e r d am Okt 1925AA VERDENIUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

33

Reinaertvss 3006-3007 (uitgave-Muller)

Toen Reinaert geheel voor den pelgrimstocht uitgerust was lsquoal ghereet te sierevaertrsquo lsquodoersquo - zoo lezen we in het Comburgsche handschrift (vss 2988-2997) -

sach hi ten coninc waertHem liepen die gheveinsde tranenNeder neven zine granenAlse oft hi jammerlike in sine herteVan rauwen hadde grote smerteDat was bedi ende anders nietDat hi hem allen die hi daer lietNiet hadde beraden al sulke pineAlse Brunen ende YsingrineHaddet moghen ghevallen

De laatste twee regels kwamen reeds Van Helten verdacht voor Als zoo vaakbracht hij ook nu een ingrijpende wijziging aan

Alse Brunen ende YsingrineVan hem hadde moghen ghevallen

(vss 2720-21)Tegen deze conjectuur pleit zoowel het gezag van de omwerking als dat van het

Dycksche handschrift In B vinden we onze versregels in den volgenden vorm terug

dat was daer om ende anders nietdat hi hem allen die hi daer lietniet en mocht beraden al sulke pineals hi dede Bruun ende Isegrineom dat hem dit niet en mocht ghevallen

(vss 2989-93)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

34

Vond dus de conjectuur geen steun in B evenmin is ze later bevestigd door F Fvss 2955-59 luidt als volgt

Dat was bidien ende anders nietDat hi hem allen die hi dar lietEn hadde beraden sulke pineAlse1) Brune ende YsegrimeHad hem wel mogen gevallen

Het is duidelijk dat in B en F beide ghevallen betrekking heeft op Reinaert en nietgelijk Van Helten wil op Bruun en Isengrijn Tegen zijn lezing is nog een anderbezwaar in te brengen nl dat moghen hier niet recht past Wel is het niet noodigde regels aldus op te vatten lsquopine2) die Bruun en Isengrijn ten deel had(den) mogenvallenrsquo of maw die zij zoo gelukkig geweest waren te ondergaan die ironie zouwel wat heel sterk zijn - men zou ook kunnen vertalen pine als het mogelijk geweestwas dat Bruun en Isengrijn van de zijde van Reinaert ondervonden hadden als Ben I van R hadden kunnen ondervinden - doch men verwacht hier toch eerder alszij ondervonden hadden Vandaar dan ook dat Verdam indertijd de plaatsaanhalende naar de lezing van Van Helten moghen eenvoudig onvertaald liet (MnlWdb II 1784 als B en I van hem ondervonden hadden) maar dat mag toch zoomaar niet In later jaren heeft hij op college verklaard ze lsquoonbegrijpelijkrsquo te vindenvan Van Heltens conjectuur maakte hij toen in het minst geen gewagOok Muller houdt de plaats voor corrupt De lezing die hij in zijn tekst heeft

opgenomen (vss 3006-3007)

Alse Brunen ende IsingrineHaddet hem wel moghen ghevallen

voldoet hem zelf volstrekt niet lsquo3007 komtrsquo - aldus zijn Critische Commentaar - lsquohetzijnaar A hetzij naar F gelezen

1) in het handschrift staat eigenlijk Ende alse2) ogravef vrouwelijk enkelvoud ogravef meervoud van het mannelijke pijn in het laatste geval zou natuurlijk

in plaats van hadde gelezen moeten worden hadden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

35

na den stelligen feitelijken zin niet en hadde beraden (ind) als voorwaardelijkebijzin (conj indien hij er kans toe gezien hadde) wat vreemd achteraan Menverwacht veeleer al sulke pine als hem (R) met betrekking tot B en I had mogengebeuren = als hij B en I had weten te berokkenen (verg 390 1268 1383) = L1493 ut Brunum fecerat atque lupum doch ik zie geen kans dit uit den tekst te halenof er zonder groote wijziging in te brengenrsquoHet wil mij voorkomen dat daar niet zoon groote wijziging voor noodig is We

hebben in 3006 slechts in te voegen het voorzetsel te en dan verder - met deonbeduidende verandering van had in hadde - 3007 te lezen volgens F We krijgendan

Alse te Brunen ende te IsingrineHadde hem wel moghen ghevallen

Nog geringer zou de verandering zijn zoo we met eacuteeacuten maal te zouden kunnenvolstaan maar wanneer een voorzetsel op twee door ende verbonden zelfstandigenaamwoorden betrekking heeft wordt het in het Middelnederlandsch - anders danin de tegenwoordige taal - in den regel herhaald Stoetts Syntaxis 3de druk sect 129geeft hiervan verscheidene voorbeelden andere zijn te vinden in het Mnl Wdb VIII107 109 1223 1224 13021) Het komt ook in den Reinaert voor zoo vs 187 vanminen oom ende van u Ik zou er daarom de voorkeur aan geven ook in 3006 tweemaal te te lezen Graphisch maakt dat echter niet zooveel verschil want in hettweede geval voacuteoacuter het woord Isengrine kan ende te natuurlijk zijn samengetrokkentot entDit te nu al dan niet herhaald moet de beteekenis hebben van met betrekking

tot Dat dit kan bewijst het Mnl Wdb in voce sub 8 VIII 113-114 Ook tote kandeze beteekenis

1) Soms vindt men het voorzetsel zelfs drie maal achter elkaar een beelde van zilvere endevan goude en van varwen menichfoude (Mnl Wdb VIII 124 cf ook 123)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

36

hebben en zelfs de verbinding van te en tote met het bijwoord waert (Mnl WdbVIII 114 610) Ik wil hiervan eacuteeacuten voorbeeld aanhalen dat aan de Teesteye ontleendis Mi wondert sekerlike dat ghi aldus fellike spreect toten vrouwen waert het schijntdat ghi hebtse onwaert Spreken tote waert heeft hier de beteekenis sprekenmet betrekking tot te zeggen hebben opEen plaats uit den Reinaert die met de zoo juist geciteerde groote overeenkomst

vertoont is vss 2843-44 (uitgave-Muller)

Isingrijn quam met ghenindeGhedrongen voor de coninghinneEnde sprac met enen fellen sinneTe Reinaerde waert so verreDat die coninc wart al erre enz

Te Reinaerde waert beteekent hier niet tot of tegen R gelijk Buitenrust Hettemagemeend heeft (Glossarium p 164) maar met betrekking tot R De bedoeling isniet dat de felle woorden van Isengrijn tegen Reinaert gericht zijn maar alleen datze op dezen betrekking hebben iets dat eigenlijk vanzelf spreekt en daarom ookwel gemist kan worden Zoo laat het zich begrijpen dat Balduinus die graag bekortin dit verband van Reinaert in het geheel geenmeldingmaakt (loquens verba superbanimis vs 1403) de omwerker echter - en dit verdient wel de aandacht - vervangtte waert door op In denzelfden zin komt te waert ook voor in vs 2701(belghen te mi waert)Gelijk te waert met belghen zoo wordt te in den Reinaert met hopen verbonden

ten scatte hopen hopen ten ghewinne (vs 2388 vs 2502) Staat op deze beideplaatsen - de eenige in onzen tekst waar het enkele te = met betrekking tot - ditvoorzetsel in verband met een werkwoord er is geen reden om aan te nemen dathet ook niet in den Reinaert evenals dat in andere teksten het geval is buitenzoodanig verband dezelfde beteekenis zou kunnen hebben Voegen we het nu in3007 in dan verkrijgen we wat men hier volgens niemand

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

37

minder dan Prof Muller verwachten zou in overeenstemming - een feit van gewicht- zoowel met de omwerking als met de Latijnsche vertalingIn de laatste reeds terloops aangehaald vinden we onze verzen slechts met

enkele woorden weergegeven (1492-1493)

Nec dolor ullus erat aut quod quos deserat omnesNon gravat ut Brunum fecerat atque lupum

Het hulpwerkwoord moghen is hier niet terug te vinden overigens echter is feceratzeer wel te beschouwen als equivalent van hadde hem moghen ghevallen menhoude hierbij in het oog dat mi ghevallet de beteekenis kan hebben van ik doe ikverricht (cf Mnl Wdb II 1784 Franck Alexander p 449 Reinaert A vs 2186)1)Wat de omwerking aangaat volgens Muller is de lezing die men daarin aantreft

wel anders maar niet beter dan die van A en F (Crit Comm p 3007) Ik kan hetdaar niet geheel mee eens zijn Stellig is in B de inkleeding de verwoording van degedachte zeer ongelukkig uitgevallen maar de gedachte zelf is toch vrijwel intactgebleven Te evenwel komt er niet in voor Dit behoeft ons echter niet teverwonderen Het zou een feit zijn dat niet op zich zelf staat Zagen we daar straksdat te waert van Reinaert I 2843 in Reinaert II door op vervangen is in alleandere boven genoemde gevallen dat hetzij te waert hetzij het enkele te inReinaert I de beteekenis heeft vanmet betrekking tot is het in Reinaert II weggewerkt(cf G Knothe Untersuchungen uumlber den Wortschatz von Reinaert I und IIStrassburg 1907 p 76) Dit kan niet toevallig zijn Blijkbaar is te in die beteekeniswelke ook in de oudere taal zeldzaam is al spoedig

1) Men zou natuurlijk ook verband kunnen zoeken tusschen fecerat van L en hi dede van Bvs 2992 dit zou ook in het voorbeeld van B gestaan kunnen hebben dat Balduinus misschiengeraadpleegd heeft (cf Muller Crit Commentaar p 28 sqq) Indien er werkelijk wat zeeronzeker is eenig verband bestaat dan is het echter ook niet ondenkbaar dat omgekeerd hidede afhankelijk is van fecerat in dit geval zou de omwerker Balduinus vertaling voor zichgehad moeten hebben (cf ib p 31 sqq)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

38

in onbruik geraakt Ik acht het waarschijnlijk dat het nog gestaan heeft in het (ofeen) handschrift waarnaar Balduinus vertaald alsook in dat hetwelk de omwerker(of diens voorganger) voor zich gehad heeft immers beiden hebben de bedoelingvan den zin begrepen en hi dede van B 2992 kan beschouwd worden als een nogniet zoo onhandige poging om zich voor wat den eersten regel betreft uit de nietgeringe moeilijkheid te redden die het weglaten van te met zich brachtEven goed als er zekere overeenstemming is tusschen L en B is die er tusschen

de handschriften van de andere groep F en A in beide ontbreekt te zonder dat eriets voor in de plaats gekomen is Toen het niet recht meer begrepen werd kon hetdes te eer wegvallen daar de beide datieven Brunen en Isingrine gevoegelijk kondenworden opgevat als dativi incommodi bij beraden op eacuteeacuten lijn staande met denvoorafgaanden datief hem allenMaar is er overeenstemming tusschen F en A - de eerste regel (3006) is in beide

handschriften nagenoeg gelijk - er is ook verschil F staat nog vrij dicht bij wat eroi in het oorspronkelijke gestaan moet hebben A echter jonger dan F heeft zichverder daarvan verwijderd Het laat ook hem uit (evenals wel) en maakt van haddehaddet Ofschoon het zeer wel mogelijk is dat ook F den tweeden regel als eenvoorwaardelijken bijzin opgevat heeft zoo is dit bij A toch nog meer kennelijk In dithandschrift onderkent men duidelijk het streven dezen regel die door hette-loor-gaan van te in den vorigen zinloos geworden was weer eenigen zin bij tezetten Maar daarmee kwam hij natuurlijk niet in orde Rhythmisch werd hij door deuitlating van twee woorden zelfs bepaald slecht zooals blijkt uit de vergelijking metden langen regel die er op rijmt (3008 Nochtan stont hi ende bat hem allen)Te hebben ingezien dat A hier in tweeeumlrlei opzicht niet deugde is de verdienste

van Van Helten geweest Die van Muller scherp te hebben geformuleerd wat dezin van het oorspronkelijke moet geweest zijn Wat nu nog gebeuren moest

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

39

was zoo mogelijk den ouden tekst te herstellen Mijn poging hiertoe resumeerendeneem ik de vrijheid er op te wijzen dat men door invoeging van te een lezing verkrijgtwaartegen uit graphisch oogpunt moeilijk bezwaar kan rijzen en die wat den zinbetreft volkomen voldoet Zij vindt steun in L en B en bovendien nog in F in zooverreook in dit handschrift evenals in B ghevallen betrekking heeft op Reinaert Anderzijdslaat zich het te-loor-gaan van te gereedelijk verklaren uit het in-onbruik-raken vandit voorzetsel in de beteekenis die het hier zou moeten hebben en de lezing vanA uit het streven den bedorven tekst weer eenigen zin te geven

Am s t e r d am A GOSLINGA

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

40

Het lsquoSpelrsquo van de vier Aimonskinderen

In verband met een voorgenomen heruitgave van den Renout v Montalbaen doeik een onderzoek naar de populariteit van het verhaal der HeemskinderenZoodoende las ik met belangstelling de vermelding van een lsquospel- van de vierAimonskinderen ( ao 1483)rsquo1) door Prof Kalff in zijn Gesch d Nederl Lett II bl356 Dit spel is volgens hem eacuteeacuten der weinige lsquooverblijfselen van het ernstig wereldlijkdramarsquo van de 15de eeuwHet is duidelijk dat Prof K gedacht heeft aan een volledig drama met handeling

en gesprekken In het volgende wil ik de wenschelijkheid betoogen in de toch reedspoovere lijst van die lsquooverblijfselenrsquo de Aimonskinderen van een vraagteeken tevoorzienKs b r o n n e n in dezen kennen wij uit zijn Gesch d Ned letterk id 16de eeuw

Tap I bl 268 (noot)1) beroept hij zich op Verwijs (Spel vd Sacr vd Nyeuwervbl IV) die weer citeert ThE van Goor Beschryving der Stadt Breda (1744) bl90 Van Goor spreekt daar over de twee jaarlijksche lsquoomgangenrsquo van Breda

lsquoMen gebruyckte ook Pypers en Snaarenspeelders en op den grootenOmgang2) Zweert- en Kalverdanssers en van t spel van Ste BarbaraAndere speelden van St Huybert van St Joris met den Draeck van devier Aimons of Heemskinderen van Herodes van de Herderkens vanSt Jan Baptists Legende en diergelycke meer Verders gingen mede deReus en Reussinne de Wildeman en de dragers van den

1) Door een misverstand van de noot (in Gesch letterk 16de e) is denkelijk het jaartal (1483)van het spel v Florijsse ende v Blanchefl mede in die noot genoemd in de Gesch d NederlLetterk ook op de Aimonskinderen overgegaan

1) Door een misverstand van de noot (in Gesch letterk 16de e) is denkelijk het jaartal (1483)van het spel v Florijsse ende v Blanchefl mede in die noot genoemd in de Gesch d NederlLetterk ook op de Aimonskinderen overgegaan

2) Op Pinkster-Maandag lsquoals men het heilig cruys omdroegrsquo Zie ook CR HermansGesch d Rederijkers in Noordbrabant 2de st bl 194 195

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

41

grooten Roeland Al dit tuyg wierdt bewaart in de Stadshuysingedeswegen genaamt de Spilschuurrsquo (= Spel-)

Volgens Gesch d Ned letterk id 16de e II bl 64 kwamen de Heemsk in hetbegin der tweede helft van de 16de eeuw te s-Hertogenbosch [lees Breda] tentooneele Hier verwijst K naar Hermans Rederijk in Noordbrab II bl 219 waarwij een uittreksel vinden uit de rekeningen der stad Breda van 1568 Oa ter juistebeoordeeling van de woorden spel (spil) spelen schrijf ik ook uit deze bron eenstukje af

lsquoDe gesellen die Sunte Huybrechtsspel op ten grooten omganck spelenwerdt jaerlyks by der stadt gegunt 25 st maer mits dat t spil binnen dezenjare 68 van niemande gespeelt en is geweest zoe hier daer aff nyet1)De swerdtdanssers2) werdt jaerlyks by der stadt ot gr omg3) gegundt25 st maer mits etc ut supraItem de calverdanssers4)werdt jaerlyks ot gr omg gegunt 25 st maerut supraItem de gesellen die mit Joris spel ot gr omg spelen werdt jaerlyksgegunt 25 st maer ut supraItem de gesellen die de vier Heemskinderen plagen te spelen tegen denconinck van Vrankryk ot gr omg plagen te hebben 25 st maer ut supra

Item de gesellen die ot gr omg den wildeman5) plagen te jagen werddenjaerlyks gegeven 25 st maer ut supraItem de gesellen die Sinte Berbelenspel met den clippel6) plagen tedanssen 20 st maer ut supraItem de gesellen die Herodesspel ot gr omg plagen te spelen 25 stmaer ut supraItem de gesellen die de herderkens7) plagen te spelen ot gr omg 25st maer ut supra

1) lsquoZoo wordt die post hier niet geboektrsquo2) Vgl bv Worp Gesch vh Drama in Nederland I bl 48 Muumlllenhoff in ZfdA 1876

bl 10 vlgg3) Afkorting van mij4) Hun lsquospel van tcalfrsquo (rekeningen van 1560) herinnerde wrsch evenals dergel dansen

in Bergen-op-Zoom aan den dans der Israeumllieten om het gouden kalf Vgl HermansRederijk in Noordbr II bl 253 330 334

5) Kalff Gesch d Ned Lett II bl 5 66) De dans met dit primitieve wapen stamt allicht uit overouden tijd7) Men zal hier moeten denken aan Lucas 2 1-20 vgl Hermans bl 189 191 193 en

Worp Gesch vh Drama I bl 11

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

42

Item de vyff jongers die ot gr omg des coninxs Salomons spel1) spelen25 st maer ut suprarsquo

Ks bronnen hebben dus beide betrekking op den Grooten Omgang van BredaEn wanneer we de woorden van Van Goor met die van Hermans uittrekselsvergelijken (zie ook Hermans bl 194-226 333-335 passim) moeten we dewaarschijnlijkheid erkennen dat eveneens de oudere historicus uit rekeningen heeftgeput ook K zal bijgevolg middellijk slechts uit deacuteze gegevens tot een drama vande Heemsk hebben beslotenH e em s k o p omg a n g e n Bij het vermeld vinden van deHeemsk in verband

met processies en optochten ligt het over het algemeen voor de hand te denkenniet aan een drama maar aan een eenvoudig deelnemen van vier personen op eennagemaakt paard aan den omgang In die richting wijzen talrijke uitingen over dgloptochten Ik doe hier slechts een enkelen greep op 15 Juni 1615 stonden - om inde buurt te blijven - de schepenen van Den Bosch 36 gld toe aan lsquode gulde van SteCatharine voor ende tot behoeff van de cleedingen ende accoustrementen [VglStallaert Glossarium I bl 67] der vier heymskynderen van het ros bayert optetoecoemende ende navolgende kermisse binnen dese stadt omme te ghaenrsquo2) Zeerduidelijk is Voetius in zijn Selectarum Disputationum Theologic P III Utrecht 1659op bl 719 doch vooral op bl 976 lsquoantehacrsquo zegt hij daar maakte oa lsquoligneus equusbayardus cui quatuor pueri referentes filios Aimoni insidebantrsquo deel uit vanprocessies Ook in de 18de (De Bos Idioticon

1) Evenals lsquoSalomons wysheytrsquo van 1565 (Hermans bl 335) Ss oordeel Vgl E vanEven lOmgang de Louvain 1863 bl 56 en lsquoplanchersquo XXXVI

2) Hermans bl 331 - De stad had den dekens dezer lsquoguldersquo in het rekeningjaar 161011 reedseen vergoeding uitgekeerd voor lsquode oncosten by hen gedaen int spelen met Rosbayartrsquo(RAv Zuijlen Inventaris d Archieven van s Hertogenb II 1866 bl 1200 Deze en devolgende plaats van bl 1264 slordig geciteerd door Hermans bl 164 en 166) - De last vanons paard werd (altijd) gematigd door het te doen berijden door onvolwassenen in 1620werd althans lsquoaenden vader [cursiv van mij] vande vier Heymskynder voer zekere oncostenin de kermisse deser Stadt [Den Bosch] tot recreacuteatie der kermis gasten gedaen betaelt 12gul 2 st 2 ortrsquo Vgl vooral Voetius woorden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

43

iv lsquoAymynszoonrsquo) en 19de eeuw kon men bij zulke gelegenheden Beiaard met zijnruiters soms bewonderen lsquoheden nogrsquo (dus omstreeks 1870) maken ze lsquodeel vanelken openbaren stoet te Dendermondersquo verzekert ons CA Serrure (LetterkGeschied van Vlaanderen I Gent 1872 bl 134)De vermelding van lsquoden coninck van Vrankrykrsquo in Hermans uittreksels doet denken

aan een meer samengestelde vertooning doch behoeft volstrekt niet op eentooneelstuk te wijzen Dat leert ons de beroemde en druk bezochte Omgang vaneen andere Brabantsche stad Leuven Op een grooten teenen Beiaard gedragendoor onder de schabrak voortschrijdende mannen lsquoredenrsquo de vier gebroeders inden stoet mede Zij werden bedreigd door hun ouden vijand lsquoconinck Caerelrsquo diehen met getrokken zwaard te paard volgde Wij kennen ook een lsquoSanckrsquo waarmeezij het kermispubliek tot gepaste vroolijkheid opwekten doch die geen enkeletoespeling bevat op het verhaal der vier helden van een drama is ook hier dus geensprake1) - Trouwens woacuteoacuterden had men niet noodig het ros en zijn vier ruiters opzich zelf boeiden de kijklustige menigte genoeg vgl hun rol in de beeldende kunst(gevelsteenen Ik verwijs hier slechts naar Matthes ed vh Volksb bl XXIX vlg)Dat de door Hermans (bl 219 333-335) geciteerde rekeningen (van Breda) wel

de Heemsk maar niet hun beroemd paard noemen beteekent natuurlijk nog nietdat het op de processies afwezig was vgl de Bossche rekening van 1620 in verbandmet het besluit van 1615 (boven bl 42)B e t e e k e n i s v a n lsquos p e l rsquo lsquos p e l e n rsquo Noacuteoacutedzaken de bewoordingen van wat

Hermans uit de rekeningen van Breda meedeelt - in afwijking van wat we elderszien - voor den omgang aldaar een drama aan te nemenHet woord spil (boven bl 41) heeft geen betrekking op den

1) E van Even lOmgang de Louvain bl V 24 36 50 56 planche XXVII (afbeelding van plusmn1594 van de Heemskinderen in de processie)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

44

omgang want die heeft in 1568 wel plaats gehad (Hermans bl 220) elk derhandelingen waarachter vermeld staat lsquomaer rsquo is daarbij in dat woelige jaar echterachterwege gebleven (dat heeft Galleacutee niet begrepen blijkens Gesch d DramatVertooningen bl 79) Spil - door de formule lsquomaer rsquo - in verbinding gebracht metde Heemsk behoeft natuurlijk evenmin op een drama te duiden als in toepassingop de verrichtingen der lsquoswerdtdanssersrsquo lsquocalverdanssersrsquo en der jagers op lsquodenwildemanrsquo Het woord schijnt hier de zeacuteeacuter ruime en heel oude beteekenis te hebbenvan handeling dienende tot vermaak of ontspanning1)Wat nu betreft de uitdrukking lsquodie d vier Heemsk pl t sp tegen d con v Vrrsquo

bedenke men dat spel(en) oacuteoacutek veel is gebezigd in verband met voorstellingenwaarbij niet gesproken werd2) In casu denk ik vooral aan wat de genoemdeLeuvensche omgang te zien gaf een dergelijke vertooning werd dan in Bredaalgemeen of door den schrijver der rekeningen karakteristiek genoemd lsquodvHeemsk tegen d con v Vrrsquo3)In verband met 1o de rol der Heemsk in andere - dergelijke - optochten 2o de

omstandigheid dat lsquospelenrsquo niet alleen van tooneelstukken werd gezegd acht ikdus twijfelachtig of de bewuste rekeningen betrekking hebben gehad op een drama

PJJ DIERMANSE

1) Mnl Wdb VII iv spel Grimm D Woumlrterb X iv Spiel2) In 1464 vertoonden de Rederijkers te Thielt lsquot Spel van sente Katheline in stommen

personagenrsquo (Vad Museum V bl 39 vgl bl 44 45) In 1493 werden te Yperen aan lsquode ghenedie tbeste stomme personnaige spelen zoude twee cannen wynsrsquo uitgeloofd (E VanderStraeten Theacuteatre Villageois e Fl I 1874 bl 19 noot 2) Zie verder Kalff Gesch Ned LettII bl 15 Worp Gesch vh Drama I bl 41 66 (100) Mnl Wdb VII kol 1681 1691

3) In 1561 ook lsquoVier Aymynskinderen tegens den Coninck van Vrankryk 25 strsquo - Het doorHermans uit de andere rekeningen (v Breda) hieromtrent meegedeelde is nog vager Is hetlsquospel vd Con v Vrankrrsquo van 1560 hetzelfde als de vertooning die boven besproken is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

45

Ponstghen en nog iets over -tgijn enz

In dit Ts XLIV 48 geeft Kloeke als mijn mening dat Ponstghen in Leiden en andereafwijkingen elders toevallige slordigheden zijn Dacht ik er zo over dan zou ik nietgezegd hebben lsquoWaarop dit alles berust is voorlopig duister maar het behoort totde bewijzen d a t e e n n a am z e l f s d o o r e e n p e r s o o n e n i n e e na d em i n v e r s c h i l l e n d e v o rm we r d g e b e z i g d Inziende dat somste veel gehecht is aan spellingverschillen kan men ook te licht klankgelijkheidaanvaarden en kleine schakeringen van in hoofdzaak een klankrsquo Ik neem dus meerdan een uitspraak aan gelijktijdig en gelijkplaatsig - en meet niet met twee matendoor de s van Ponstghen wel van belang te achten want mijn vormen van elderswillen niet dit Ponstghen wegredeneren het wordt als werklike naam aanvaardReeds hierom is geen bezwaar dat de Warfsconst slechts in afschriften bewaardzijn ik speel ze niet uit tegen de Leidse vorm Maar buitendien als men inderdaadmooglik acht dat de afschrijver juist deze naam zoacute verhaspelde als past in mijnbetoog dan kan men toch op dezelfde b 22 lezen dat de stadsrekeningen van Gren het Dr Landr ook de besproken afwijkingen vertonen (zonder dat PopcoEverhardi ea ze hebben afgeschreven) Er m o e t wel aanvaard worden de naamhad meer dan een v o rm (niet maar s c h r i j f w i j s ) n Verklaring meen ik tans tekunnen beproeven Men lette niet op geiumlsoleerd Pontiaen maar op de feitlikeverbinding (waarin het zeker ook meestal gehoord werd) sint sunt(e) Pontiaen Deklankopeenvolging is hier wat lastig vandaar dat ze op meer dan een wijsonderhevig was aan verandering Rubriceert men naar het rezultaat dan is tekonstateren dissim tot Pols- sync tot Pos- metath tot Ponst-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

46

of wel mi juister men konstateert in sint Pontiaen drieeumlrhande dissim Maar ookin dre sunt Pulsien is de uitspraak verlicht dit door assim twee gelijke voc zijnlichter achter elkaar te zeggen dan twee bijeenliggende Wie niet mee kan gaanzal in elk geval moeten toestemmen dat verandering der uitspraak zeker isVan n oordeel over ElletiaenEllekyn heb ik mij volgens K onthouden Maar ik

achtte mouillering van k voacuteoacuter pal oudtijds ver verbreid zodat volgens mijn opvattingde holl en de NO uitgangen produkten zijn van convergente ontwikkeling (die juistbij -kicirc- en dgl immers zo vaak is op te merken)K die zo thuis is in t ndd brengt mij terecht onder t oog dat Damkoumlhler en de

ongestaafde opgaven van Luumlbben geen recht geven vroegtijdig -tjen op du bodemaan te nemen Maar hij schijnt mij op zijn beurt Dl er te veel in te betrekken endaardoor te menen dat mij n biezonderheid van groot gewicht ontgaan is - die nietbestaat Ze is dat geen enkele gron vorm niet op dent eindigt Zit het zoacute dan moetin ons NO betreklik vroeg gebeurd zijn wat Lasch voor later tijd in ndd strekenkonstateert overgang van -tke - n lastige sync-vorm - tot -tje Nu kaacuten deze overgangaan het verschijnsel n niet meer te bepalen aandeel hebben - niet slechts in t NODat menig grondw op t of d uitgaat had ik gezegd het is het gevolg van de overvloedvan zulke woorden Ndd -tje bepaalt zich (behoudens zeer sporadiese latereoverdracht) tot woorden op t of d of (voor zover t zich had ontwikkeld tussen n enke) op n Na l en r is epenth van t te verwachten noch aan te tonen toch komen inGr voor Kueltgyn siltghen = sylken Heertgyn -tgen -dtyen lsquoHeerkersquo mansn Maarook v o c gaat vooraf Elletgyn Elletien = Elleken Elliken Immetgyn Wennetgyn=Wenneyen Spilletgyn Toutgyn kinnitghen = kynniken Marijtghen (Ordb evenzoElletien als Luetien) Het hier vermelde Wenneyen maakt voor t naast de indrukdat de verhouding tot -kicircn van welke aard ze ook zijn mag geen andere is dan bijholl Louweiaen En stellig is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

47

voor t NO zowel als voor Holl aan te wijzen mouillering die niet afhangt van voorafgt (hetzij oorspr hetzij uit d verscherpt hetzij epenth na n) dus zoals in Immetgyntoutgyn Maar ook voor t ZW dim als boom bompje zijn gebruiklik tot in Frans VlOok hier is dus aan te nemen niet - altans niet alleen - kje gt tje maar -(i)kicircn gt-(e)tgyn met allengs vergemaklikte uitspraak Dit -(e)tgyn is voor t mnd nietaangetoond (dat we dus voorshands buiten spel laten) het is de voorloper van-(e)chie(n) evenals Gretyn van GrietienOok in verband met het hier aangevoerde zal toevoeging aan wat ik over het dre

opmerkte onnodig zijn Dat vormen uit n stuk met ons geen dre kunnen zijn stemik wel niet toe maar hoeft hier niet besproken Het vroegtijdig voorkomen vanmouillering ook in Dr heb ik aangetoond en ik kan er bijvoegen dat ze ook te vindenis in de Ordelen in Oude Vadl Rechtsbr 1e R no 16 - de originelen zijn nogaanwezig (bv 59 ao 1526 Ellytgen gen -ges 85 zelfde jaar Marytgen dus weerniet slechts na dent)Uit dit alles zal duidelik zijn dat ik Ks opmerkingen over mijn schrijven met enige

verwondering moest lezen Met niet geringere vernam ik de verduideliking van zneigen opvatting Van iemands woorden is hij zelf de wenslikste uitlegger in de zijnezou ik aan mij zelf overgelaten nog lezen wat ik er toen in vond Niet in zekere nootvond ik hoofdzaaklik aanleiding tot bestrijding Voor mijn opvattingen kan K uiteraardgeen verantwoordlikheid aanvaarden maar ik bespeurde niet dat mijn woordenmeer deden dan die van hem weergeven Ik herlees Zfdma 18 229 tussen hetdoor mij Ts XLIV 21 aangehaalde staat er nog lsquoDie verschiedenen Glieder habenzum Teil tatsaumlchlich die nl Grenze erreicht ein paar sind sogar daruumlberhinweggeschritten andere aber sind vorlaumlufig auf halbemWege stecken gebliebenrsquoMoet hier lsquonlrsquo betekenen van de nl staat Dat - en dus nog te veel - zou ikmisschien ondersteld hebben buiten het verband maar het sluit onmiddellik aan bijlsquoihr Ziel war die Grenze des nl Sprach-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

48

gebietesrsquo wat ook in overeenstemming is met het sterke voorafgaande beeld enmet de verwijzing naar Mullers De uitbreiding van ons taalgebied in de zeventiendeeeuw in de noot voacuteoacuter die over oostfri -tje Dit maakte dat ik aan andere opvattingdan de ruime zelfs niet kon denken opzetlike vermelding van bv Vlaanderen wasovertollig Het verraste mij dus te vernemen dat ik hier n gevolgtrekking hebgemaakt en het doe v o o r k ome n a l s o f K vrijwel alle gemouilleerde vormenals Hollands-Protestants kultuurgoed beschouwd wil zien K verwijst naar deobjectieve weergave bij Schoumlnfeld Hist Gr2 sect 121 Ik sla hem op en lees b 174lsquoa priori is het dus waarschijnlik dat dit -tje zich op beperkt taalgebied uit -kijn heeftontwikkeld en dan door de suprematie van Holland zich ver buiten zn oorspronkelikterrein heeft uitbreidrsquo en b 175 lsquoLangzamerhand drong holl -tje verder op deelszelfs over de grenzen (in ndd dialekten) in sommige streken echter vooral in tzuiden hanhaafde zich -ke(n) (maar bv antwerps -tjen) Is bovenstaande verklaringjuist dan moet men aannemen dat de auslaut van het grondwoord oorspronkelikniet van invloed is bij het gebruik van -ke naast -je een verdeling van -ken en -je(-še) als in de zuidoostelike dialekten waar -je (-še) alleen na d en t voorkomt (ietssoortgelijks in t fri en in sommige gron dialekten) moet dan secundair zijnrsquo Dusuitbreiding vanuit Holl v e r buiten t oorspr terrein zuidndl -tjen als niet-handhavingtegen holl invloed mouillering in t ZO en in Gron uit Holl afkomstig - want deswegeis (altijd volgens S) verdeling van -je en -ke naar de Ausl van t grondw secundairals de hypothese juist is Ook voor anderen dan ik dus hoezeer niet voor K (dieook Ss lsquomoet men aannemenrsquo niet kan aanvaarden) was de vraag of de mouilleringin t Z en in t NO uit Holl afkomstig is aan de orde Dat ik de NO vormen nieteenvoudig op zich zelf besprak maar ze met deze vraag in verband bracht kon ikniet beschouwen als langs Ks betoog geheel heengaand En uit wat ik bijbracht ennu als onder-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

49

streep blijkt dat de niet aan Holl ontleende vormen berusten op met de holl gelijkgerichte ontwikkeling n i e t gebonden aan voorafg t of wil men liever aan voorafgdentVerband tussen Oostfries -tje en uitbreiding van het Kalvinisme kan men zich op

meer dan een wijs denken maar daar de aangrenzende ndl streek in voacuteoacuter-Kalvtijd mouilleerde zou men al zeer sterke gronden moeten hebben voacuteoacuter zulk verbandhet zou lang niet voldoende zijn wanneer -tje nergens elders in Duitsl oud bleekEvenmin is de vraag of Wenkers atlas holl kultuurinvloed in O-Frsl toont K eistterecht dat men met de tijd van de klankwisseling rekening houde lsquoMindere ofmeerdere waardeering der expansieve krachten die van kultuurcentra kunnenuitgaanrsquo is iets wat met vrucht slechts in aansluiting aan concrete gevallen besprokenkan worden Van de mij voorgeslagen reis naar Marburg beloof ik mij daarom in elkgeval meer na afloop van Ks onderzoekingen

G r o n i n g e n W DE VRIES

Ponstghen en nog iets over Hollandsche en Groningschemouilleering

De Vries geeft hierboven een andere verklaring van den vorm Ponstghen dan doormij in Zfd Maa 1923 blz 227 werd beproefd Ik zie daaruit dat het moeilijk zal zijnom tot eenige toenadering in onze opvattingen te komen Tegenlsquoklankopeenvolgingenrsquo die lsquowat lastigrsquo zijn en waarnemingen dat lsquotwee gelijke voclichter achter elkaar te zeggen zijn dan twee bijeenliggendersquo heb ik bezwaren vanprincipieelen aard Verder kan ik lsquodissim tot Pols- sync tot Pos- metath tot Ponst-rsquoniet als verklaringen aanvaarden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

50

maar op zijn hoogst als qualificaties van waargenomen feitenWat de lsquoniet bestaandersquo bijzonderheid betreft het is te betreuren dat naast onze

verschillende methodische opvattingen een verschil in terminologie nog eenigeverwarring heeft veroorzaakt Onder dentalen versta ik nl evenals oa J Franck(Mittelniederl Gramm2 1910 sect 78) de klanken r l n t d thorn s eth zIk was dus gerechtigd te constateeren lsquodat er onder de Groningsche vormen die

de V noemt geen enkele is die niet op dentaal eindigtrsquo1) en de V zal moetentoegeven dat hij deze meening niet weerlegt door het opnieuw opsommen zijner-l- en -r- voorbeelden (die mij immers in zijn vorig art reeds onder de oogen warengekomen) Zoo wettigen de door de V medegedeelde feiten dus voorloopig noggeen andere conclusie dan dat de Groningsche mouilleering zich door tweekarakteristieke bijzonderheden van de Hollandsche onderscheidt1o De Groningsche mouilleering is minder ver doorgevoerd dan de Hollandsche2o Ze is bijna twee eeuwen later geboekstaafdBij het zoeken naar verband tusschen Hollandsche en Groningsche mouilleering

zal men deze twee dingen niet uit het oog mogen verliezen Dit verband evenalsdat tusschen het Oostfriesche -tje en uitbreiding van het Calvinisme lsquokan men zichop meer dan een wijs denkenrsquo en ik begrijp niet waarom de V mij al bij voorbaatwil verplichten tot die wijze die hij onwaarschijnlijk acht Mijn eindoordeel daaromtrenten de verdere uitwerking mijner diminutief-hypothese moet ik mij voorbehouden totik mij omtrent de geschiedenis der Friesche diminutiva een duidelijke voorstellingheb gevormd Steeds meer kom ik nl tot de overtuiging dat de huidige opvattingenomtrent de geschiedenis van het Friesch en het Gro-

1) Dat palatale vocalen - trouwens steeds voorafgegaan door dentalen behalve in Immetgyn -met de dentalen op eacuteeacuten lijn te stellen zijn achtte ik niet noodig extra te vermelden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

51

ningsch en de verhouding dezer dialecten tot die der aangrenzende gewestengrondig dienen te worden herzien Hiermede komen we echter weer als vanzelf totons belangrijkste verschilpunt terug nl lsquoonze mindere of meerdere waardeeringder expansieve krachten die van cultuurcentra kunnen uitgaanrsquo Terecht merkt deV op dat dit probleem lsquomet vrucht slechts in aansluiting aan concrete gevallenbesproken kan wordenrsquo In De Nieuwe Taalgids XX (1926) blz 1-10 illustreer ik eendergelijke lsquouitstralingrsquo aan de hand van de dialectgeographie van het pronomen duIn de Meded der Kon Akad v Wetensch Afd Letterk Dl 61 (1926) Serie A No3 tracht ik aan te toonen dat de uuml-uitspraak voor oude ucirc vanuit Holland naar onzeOostelijke provincieumln is lsquoovergebrachtrsquo Daar de Groningsche stand van zaken daarinnu eens door mijzelf te berde is gebracht en ik op de bijbehoorende kaart van plaatstot plaats heb aangegeven waar de (directe of indirecte) invloed van hetcultuurcentrum zich heeft doen gevoelen zal dit artikel wellicht een betere grondslagkunnen vormen voor verdere gedachtenwisseling over het - door de Vries a priorizoo sceptisch beoordeelde1) - principe der lsquouitstralingrsquo

H amb u r g Januari 1926GG KLOEKE

1) Tijdschr XLIV (1925) blz 24

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

52

Majombe

Aldus luidt in Cats Spaensch Heydinnetie geschreven in 1633-4 gedrukt in denTrouringh 16371) de naam der oude Zigeunervrouw lsquoloos vals doortrapt en slimin haer bejaghrsquo (ed Buitenrust Hettema vs 11) die in de Zigeunerbende waarvanzij het hoofd is (9-10) ook het indertijd door haar gestolen kind eigenlijk Constancenu Preciose genaamd opgenomen het met zorgvuldige liefde opgevoed en oa inde chiromantie onderwezen heeft (39) die zich door dit Spaansch heidinnetje danook lsquobeste-moederrsquo laat noemen (329) en hare eer nauwlettend bewaakt (330-2477-80) Ondanks bovenstaande van lsquoheidensrsquo onafscheidelijk geachte ondeugdenwordt zij door Cats eigenlijk trouwens overeenkomstig den aard en de stemmingvan dit romantisch verhaal - eene soort van pastorale die mede reeds eenvoorsmaak geeft van latere idealiseeringen van het vrije rooversleven in de natuur- niet ongunstig afgeschilderdAndermaal heeft Cats dezen naam gebruikt in zijn bekend lsquobly-eindend-spelrsquo

lsquoKoninglyke Harderin Aspasiarsquo dat de (uitbreidende en wijzigende) dramatiseeringis van zijn lsquotrougevalrsquo lsquoSpoock-liefde beslooten met het Houwelick van Cyrus enAspasiarsquo (II 101-12) waarin de naam Majombe nog n i e t voorkomt In dat spelwordt een lsquospoocksterrsquo lsquotooveresrsquo of lsquokolrsquo ontboden om door hare tooverkunsten teontdekken wie zeker geheim verklapt heeft zie Cats II 446a-48a

Die kan of uyt de handt of uyt het wesen (gelaat) sienWat dater is geschiet of water sal geschiecircn

Gaet Pagie soeckt de Kol haer naem die is MajombeDie dickwils besig is ontrent een oude Tombe

1) In de ed 1726 van Cats Werken II 139-52

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

53

Of by t Karneeckel-huys van Pales oude kerckWant dat is recht een plaets voor haer ongalik werck

Zij maakt allerlei toebereidselen spreekt een tooverformulier van barbaarschewoorden uit om lsquoden helschen geestrsquo te bezweren en gaat dan lsquoden Nicker halenrsquomaar als deze verschijnt durft de lsquoSchalck-nar van t Hofrsquo het lsquospoockrsquo te lijf gaandat niemand anders blijkt te zijn dan de lsquoouwe queenrsquo de lsquotooveressersquo zelf welklsquoleelijck velrsquo dan tot loon voor haar bedrog met lsquoroeyenrsquo krijgt lsquosoo veel sy dragenmagrsquo Hier wordt Majombe dus veel ongunstiger als een leelijke oude maar ookbedrieglijke tooverkol afgeschilderdDeze naam Majombe is in onze literatuur blijven leven Hij komt vooreerst voor

in de twee gelijknamige en gelijktijdige zeker wel naar Cats smakelijk verteld enook weldra populair lsquotrougevalrsquo (of wellicht ook naar zijn rechtstreeksch of middellijkvoorbeeld Cervantes Novelas ejemplares of een vertaling daarvan) gevolgdedramatiseeringen van hetzelfde verhaal de twee blijspelen lsquoDe Spaensche Heidinrsquovan MG Tengnagel (1643) en Juffr C Verwers Dusart (1644) Ook in deze stukkenis Majombe eene oude vrouw behept met de gewone ondeugden der diefachtigelsquoheidensrsquo maar vol teedere zorg voor hare lsquonichtrsquo of lsquodochterrsquoIn het een kwarteeuw jongere stuk van Asselijn Op- en Ondergang van Mas

Anjello (1668) wordt dezelfde naam gedragen door de moeder van den titelhelddie in het stuk slechts enkele malen optreedt oa om haren zoon tot wraak aan tesporen doch die zooveel ik zie niets oneerbaars of oneerlijks aan zich heeft enook noch uit As spel noch uit de geschiedenis mij gebleken is eene lsquoZinganarsquo tezijn geweest uit wier wild bloed A haars zoons woesten aard temet zou hebbenwillen verklarenDit laatste is daarentegen weer wegravel het geval met de fictieve reeds min of meer

typische persoon door Van Swaanenburg in zijn Arlequin Distelateur (1725) 247genoemd lsquoMadame Pecunia niet te kennen dat ruikt naar afgodery

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

54

met Pallas en daaromwagt je voor de Dominicanen die hun geest hebben verpandom voor geld de wysheit uit de wereld te bannen gelyk ik doe die myn morgenwierook opoffer aan Mevrouw Stultitia die in het fluweel prykt als Minerva metMajombes deeken om een gekruisten penning loopt goeder geluk zeggen1) bij deBoeren want de heyens (Zigeuners) van dat fatzoen zyn uit de Steeden verjaagtenzrsquo Al is de

1) Deze uitdrukking komt in dezen ietwat vreemden vorm en met de bet waarzeggen in de17de en 18de eeuw meermalen voor aan de mededeelzaamheid der heeren BeetsBoekenoogen en Knuttel ben ik t volgende bewijsmateriaal verschuldigd In Brederos Klvd Koe 5-6 leest men lsquoeen van dese Heyens die de luy goeder-gheluck seggen Die saghmen eens in mijn hangdrsquo en Lucelle 1255-6 bralt Pannetje-Vet na allerlei andere lsquobrabbelingrsquodat hij lsquode 9 vrye kunstersquo kent lsquoals lastrolagie de gigromance Maar insonderheyt sin ickbaas uytgenomen in een stuck Dat is ick weet de luy te seggen veel goeder geluck En watavontuur dat sy sullen krygen in haar levenrsquo Bij Doedyns Haegse Mercurius I 18 (ao 1697)vindt men dezelfde blijkbaar geijkte verbinding als bij Van Swaanenburg lsquode Heidens diegoeder-geluk zeggen voor den gekruisten penningrsquo En de titel van een boekje van Sv Rusting(ao 1727) luidt lsquoGoeder-gelukzegging Zonder gekruisten Penning Tot nut van die genewelke haar Geld by Duiveljaagers Heidens en Waarzeggers brengenrsquo welk boekje waarinboven de antwoorden op 118 vragen ook weer staat lsquoGoeder-gelukzegging ofte Antwoordenrsquomeer dan eens nog in de 19de eeuw met eenige wijzigingen herdrukt is oa onder dentitel lsquoDe vermakelyke Heydin of wonderbare goeder-gelukzegster Zeggende een yderzyn Geluk of Ongeluk Uit het Heydens vertaaldrsquo Ook bij Haafner Reize in eenen Palanquyn(ao 1808) I 134 komt het nog voor lsquoIk vond in dit rusthuis eenen Goedergelukzegger Na eenige ceremonieumln bezag hij mijne regterhandrsquo (onder de plaat lsquoGoeder-gelukzeggerrsquo)en I 135 lsquoDeze lieden mogen voor hun goeder geluk zeggen geen geld ontvangenrsquo Ook dewdbb van Sewel (1727) en Marin (1768) vermelden het in dezen vorm Doch Halma (1729)heeft iemand goed geluk zeggen En in het 26ste Cap van Boeumltius agrave Bolswerts Duyfkensen Willemynkens Pelgrimagie (ao 1625 ed Ruys blz 289) luidt het alleen lsquotwee of drie vande gheele Hey-wijven die van de Egyptenaers riepen my aen wilden my geluck segghenrsquo

Hoewel de beide plaatsen van Bredero te zamen met eene uit de Handv v Amst 576a (ao1555) waarin gewag is van lsquoden genen die hen vermeten den goeden luyden in de hand tesien als Waar-seggers Starre-kijckers ofte diergelijcke curieuse personenrsquo wel van aardschijnen om de voor de hand liggende door mij althans aanvankelijk geopperde gissing teondersteunen dat goeder geluk zeggen (geen schrijf- of druk- maar) een spreekfout zou zijnvoor goe[lui]der geluck - of ook goe[der lui]der - geluk zeggen wordt dit toch met het oog opal deze plaatsen zeer onwaarschijnlijk Eer zou men misschien naar aanleiding der plaatsuit de Lucelle kunnen denken aan een ouderen vollediger vorm veel goeder geluk tevergelijken met mnl vele goeder liede en ook met mnl (n)iemen goeder zie Stoett MnlSynt3 sect 160 Opm 3 Franck Mnl Gramm2 sect 204 Anm Verdam Mnl Wdb III 798 IV2392

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

55

zinsbouw noch de bedoeling der geheele plaats overduidelijk dat Majombe hier denaam eener lsquoheidinrsquo is lijdt geen twijfelTerzelfder tijd echter wordt de naam door Goeree in zijne Mengeldichten (1734)

262 gebezigd als een algemeene typische soortnaam van zeacuteeacuter ongunstige kleurvoor lsquode oude koude grijze die een motkas hield en eecircr was mijn vriendinrsquo1) En ineen gelijktijdige klucht van denzelfden schrijver De Goudsbloemsteeg (1734) wordteen der lsquopersonagienrsquo (een hoerenwaardin) vooraf aangeduid als lsquoMajombe datkunje wel denkenrsquo kennelijk was de eigennaam dus evenals bv Messalina enderg van eigennaam min of meer tot soortnaam gewordenOp t eind der 18de eeuw ontmoeten wij den naam in lsquoDe Helleveeg in de

Trekschuitrsquo een samenspraak of lsquoKyf- en Scheldparty tusschen Kaat Spinnesnorrsquo(een Leidsche helleveeg die geen blad voor den mond neemt) lsquoen zekere Zustersen Broeders uit de Paskwilmakers Club by de Order der Zwendel Concubynenrsquoeen der vele zoutelooze pamfletten uit den Patriottentijd (c 1783) waarin (op blz7) eerstgenoemde eene andere lsquoJuffr Hakkemerriersquo bejegent met de woordenlsquoPiele Piele wat hebje mooye veerc wel neen zeker mooye Mayomb dat was jefatzoen te na gouwe kniegespen te steelen enzrsquo Of hiermede iets naders is bedoelddan een scheldnaam van algemeene strekking voor een vrouw blijkt nietWeer een kwarteeuw jonger is een plaats uit Loosjes Lotgevallen van RJ van

Golstein (1809) I 2072) waar een goedronde ietwat ruwe Geldersche edelmanschrijft lsquoMijn Majombe alias mijn Huiszorg die liefst Juffrouw Vergoes genoemdword schoon ik haar om de nederigheid er in te houden altijd simpel Naatje noemrsquohier is blijkbaar de bedoeling eene huishoudster van nederige afkomstEindelijk heb ik indertijd helaas zonder vermelding van

1) Aldus aangehaald door Buitenrust Hettema in zijne Aant op Cats Sp Heyd vs 9 maar opde door hem genoemde blz 262 niet doch zeker wel elders in dat werk te vinden (schoondoor mij niet gevonden)

2) De twee laatste plaatsen dank ik aan Dr Beets

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

56

zegsman bij het art in het Ned Wdb (waar reeds enkele der bovengemeldeplaatsen aangehaald zijn) aangeteekend dat het woord ook nog heden ten dage inde Graafschap bekend is vermoedelijk in nagenoeg denzelfden zin dien het NedWdb voor lateren tijd meent te mogen aannemen lsquomin of meer als het type vaneene landloopsterrsquoVan waar die twee eeuwen lang in onze literatuur en ook in onze gewestelijke

taal nog voortlevende naam voor zoo onderscheiden karakters of typen t bestmisschien samen te vatten in het algemeene begrip onguur of leelijk oud wijf Opt eerste gezicht gist men allicht dat het oudste gewag in onze literatuur in Catsvermaard lsquotrougevalrsquo ook de bron of het voorbeeld voor de latere Nederlandscheschrijvers is geweest en ook in den volksmond kan de naam zeker wel uit zijn steedsveelgelezen verhaal zijn overgegaan Doch bij nader toezien rijst de vraag hoe dande (zeer) ongunstige beteekenis of kleur van den naam in lateren tijd uit of naastde veel gunstiger of althans veel minder ongunstig schijnende bij Cats kan zijnontstaan Kan men ter verklaring hiervan volstaan met te wijzen op het algemeenetype eener Zigeunervrouw die in staat geacht werd niet alleen tot alle bedrog endiefstal (ook en vooral van kinderen) maar ook tot het plegen of bevorderen vanallerlei andere lsquoontuchtrsquo in ruimeren zoowel als in engeren zin Of zou deze andereopvatting bij jongere Nederlandsche schrijvers wellicht wijzen naar eengemeenschappelijken ouderen uitheemschen zegsman bij wien die - door Catster wille van zijn verhaal verzachte - ruwe trekken duidelijker uitkwamen In allengevalle hetzij Cats al dan niet voor alle latere Nederlandsche schrijvers rechtstreekszegsman en voorbeeld geweest is de vraag blijft waar heeft Cats - of waar hebbenhij en die lateren - den stellig uitheemschen naam leeren kennen Wellicht in eender Italiaansche of Fransche vertalingen van Cervantes werk1) - im-

1) Buitenrust Hettema Inl XXII

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

57

mers bij Cervantes zelf komt de naam volgens het Ned Wdb niet voor - die Catsook de stof voor het geheele verhaal zal hebben geleverd (maar die ik althans teLeiden niet heb kunnen vinden)Wat hiervan zij en bij nader onderzoek nog moge blijken mij trof onlangs het

gewag van denzelfden naam Mayombe in een opstel van E de Boeck lsquoRector vanhet Missiehuis te Scheutrsquo (in Belgieuml) over lsquoGeestenvereering bij de Negersrsquo (kennelijkin den Belgischen Congostaat) gedrukt in het tijdschrift Volkskunde XXVII (1922)54 Mayombe is of schijnt hier echter de naam van een ma n een toovenaar vanwien de Negers oa gelooven dat hij zich in een leeuw kan veranderen enz Opmijne navraag bij mijn ambtgenoot J de Josselin de Jong alhier bleek mij echterdat de naam in die streken inderdaad welbekend is doch er niet een persoon maareen landstreek of een volk aanduidt Dezelfde (van die des heeren De Boeck dusverschillende) beteekenis vond ik later ook in het Mayombsch Idioticon van zijnlandgenoot (en vermoedelijk orde- of ambtsbroeder) L Bittremieux uitgegeven doorde Kon Vlaamsche Academie (Gent 1923) 366 lsquoMayombe een gewest in LagerKongolandrsquoZou deze treffende volkomen gelijkheid der namen van een Westafrikaansch

gewest en volk - en ook (mans)persoon - en een Nederlandsch vrouwelijkpersonage het spel van louter toeval kunnen zijn Maar indien dit gelijk het mijalthans dunkt toch zeacuteeacuter onwaarschijnlijk is waar en hoe langs welken weg kanCats - of een of meer der latere Nederlandsche schrijvers of wel zijn of hungemeenschappelijke uitheemsche zegsman - dan dien Westafrikaanschen naamhebben leeren kennen en wat heeft hem of hen er toe gebracht dien naam van eenlandstreek volk of (mans)persoon te geven aan eene oude heidin en andere minof meer ongure vrouwspersonen Ware het woord gelijk de heer De Boeck tekennen geeft inderdaad in Afrika mede als zij t ook manlijke persoonsnaam ingebruik (geweest) dan zou er allicht verband

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

58

gezocht kunnen worden tusschen diens toovenaarskunsten - en de toovenarij speeltook blijkens bovengenoemd Idioticon bij dit gelijk bij elk negervolk inderdaad eenzeer groote rol - en de waarzegkunst de chiromantie van Cats heidin en lsquotoveresrsquoDoch bovengenoemd Idioticon doorbladerende vond ik geenerlei bevestiging dermededeeling van den heer De BoeckEen anderen weg ter verklaring der naamsoverdracht wijst Prof De Jong mij aan

Hij schrijft mij lsquoDe term Mayumba (Mayomba Mayombe) is zeer bekend alsgeographische en volksnaam in het Loango-gebied Het is een Bantoe-negerstamEen eigenaardige vrouwelijke figuur was de mederegeerster van den inlandschenvorst over het rijk Loango Deze genoot een onbeperkte vrijheid in haar omgangmet de andere sekse was onschendbaar en had grooten invloed op den gang vanzaken in het rijk Zij voert den titel ldquoMakonderdquo of ook wel ldquoMani Lombordquo (= MueneLiumba) een vorstelijken titel In plaats van ldquoManirdquo wordt ook ldquoMardquo gebruikt en zoois het niet ondenkbaar dat Ma Liumba of Ma Liomba in den vorm ldquoMayombardquo naarEuropa is overgebracht met de speciale beteekenis van licht vrouwspersoon of ietsdergelijks Dit is echter slechts een losse gissingrsquoNaar deze gissing zou dus Majombe als v r o uw e n naam de vrucht zijn eener

verwarring van den titel der mederegeerster met den nagenoeg gelijkluidendenvolksnaam Bovenstaande karakteristiek der lsquomederegeersterrsquo - tevens een soortvan lsquostammoederrsquo - schijnt althans niet onvereenigbaar met het karakter eenerZigeunerhoofdvrouw anderzijds is de afstand van zulk eene lsquopolyandre bijenkoninginrsquotot een hoeren waardin of koppelares ook nauwelijks grooter dan die van heidin totlandloopster Wat het verschil betreft tusschen Congo-negers en Zigeuners onsschijnt die sprong zeker grooter en hachelijker dan den zeventiendeeuwers dieimmers de laatsten nog als vanouds meestal uit Egypte dus ook uit Afrika afkomstigachtten die bovendien onder lsquoMoorenrsquo zoowel de eigenlijke lsquozwartersquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

59

inwoners van Mauritanieuml en Aethiopieuml als de lsquogelersquo of lsquowittersquo Muzelmannen vanNoord-Afrika en die eindelijk ook de zwarte negers verstonden (zie Ned Wdb IX1101-2) die dus de verschillende soorten van lsquozwartenrsquo of lsquobruinenrsquo (di toen nogin t algemeen donkerkleurigen) niet zoo nauw hebben onderscheiden als wij doorde ethnografen onderwezen dit thans doen en allicht ook de ongure ruwe heidenstot die lsquobruinersquo Moorenvolken gerekend zullen hebbenWij zouden dan moeten gissen dat een der talrijke zeventiendeeuwsche

(Nederlandsche of andere) reisverhalen naar of beschrijvingen van verre landen envreemde volken den naam uit West-Afrika hetzij rechtstreeks hetzij middellijk overSpanje Italieuml of Frankrijk herwaarts over en tot Cats1) - of zijner vreemde zegsliedenbv Cervantes-vertalers - kennis gebracht heeftIn Dappers Naukeurige Beschrijvinge der Afrikaansche Gewesten enz (Amst

1668 dus j o n g e r dan Cats en zijne onmiddellijke dramatische navolgers) vondik wel op blz 520-2 een vrij uitvoerige schildering van het landschap en dorpMajumba in of bij het land van Lo(v)ango maar niets dat op den overgang van diennaam in die eigenaardige beteekenissen in onze literatuur eenig licht zou kunnenwerpen tenzij dan dat er gewaagd wordt van zeer losse huwelijkszeden2) Verderonderzoek in dezen aan anderen overlatende eindig ik met een woord van dankaan degenen die tot dezen verkenningstocht het hunne bijgedragen en aan mijten gebruike voor dit δεῖπνον ἀπὸ συμβόλων afgestaan hebben

O e s t g e e s t November 1925JW MULLER

1) Zoo laat Cats Philogamus in de nabeschouwende tweespraak met Sophroniscus achter zijnSpoock-liefde (II 111b) een lsquoJournaelrsquo aanhalen lsquogehouden by de Ministers van deOostindische Compagnie in de stad Surat in t jaer 1623rsquo dat zeker wel niet de bron is waaruithij den naam Majombe putte maar toch bewijst dat hij zulke journalen wel placht te lezen

2) Voor nader bericht omtrent de Afrikaansche lsquowaardigheidsbekleedsterrsquo verwijst Prof De Jongmij naar E Pechuel Volkskunde von Loango 162 flgg

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

60

Bont en blauw

Deze bij ons nog thans zoo bekende verbinding inzonderheid in de uitdrukkingiemand bont en blauw slaan schijnt niet oud te zijn Het Woordenboek derNederlandsche Taal geeft op B o n t (I) (Dl III kol 367) in de gewone chronologischevolgorde bewijsplaatsen uit Willem Leevend Cornelia Wildschut en Bilderdijk Tenslotte (wegens de versmaat het laatst aangehaald) eenige regels uit het 17deeeuwsche kluchtspel Pefroen met et Schaapshooft van Y Vincent

Iou arme Man die vaak in t naauwGeslagen wort heel bondt en blaauwVan jou en Ritzaert

Zoo staat er in den eersten druk van 1669 terwijl de latere drukken (bv de tweedevan 1710) hier hebben blond en blauw Een nog iets oudere bewijsplaats nl uit1654 geeft Stoett in zijn Nederlandsche Spreekwoorden enz (3de druk no 281) uitTengnagel Amsterdamsche Lindebladen blz 26

t Is nu omtrent een weeck geleenToen wierdje bond en blaeuw getreen

De synonieme verbinding blond en blauw die zooeven werd genoemd is in de 17deeeuw blijkens de talrijke voorbeelden en verwijzingen in het Woordenboek derNederlandsche Taal op B l o n d (Dl II kol 2915-2916) veel gewoner geweest Menvindt daar aanhalingen uit Vondel (den Klinckert voacuteoacuter den Palamedes) AnnaRoemers en Vollenhove alsmede verwijzingen naar een variant bij Coster naar nogdrie plaatsen bij Vondel verder naar Oudaan en Krul Stoett noemt dan nogWesterbaen en een plaats in Van Vlotens Het Nederlandsche KluchtspelOok later in de 18de eeuw komt blond en blauw nog voor

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

61

in het Woordenboek vindt men een citaat uit Van Effens Spectator en een verwijzingnaar Bilderdijk terwijl Stoett nog wijst op het Woordenboek van Halma In de 19deeeuw wordt deze verbinding nog gebezigd door Cremer in zijn OverbetuwscheNovellen (aanhaling in het Woordenboek) en volgens Stoett is de uitdrukking nogdialectisch bekendHet schijnt wel niet te gewaagd de slotsom te trekken dat naast het in de 17de

eeuw gewone blond en blauw (dat in de 18de en 19de eeuw en dialectisch tot opden huidigen dag is blijven voortleven) allengs de variant bont en blauw die thansde gewone en algemeen bekende vorm is van de uitdrukking is opgekomen Dit isook de meening van Stoett waar hij zegt dat lsquode mogelijkheid niet is uitgeslotendat de laatste zegswijze (bont en blauw) niet uit maar naast de andere (blond enblauw) is ontstaanrsquo Maar hoofdzaak blijft het feit reeds in het NederlandschWoordenboek geconstateerd met de woorden lsquoblond is hier blijkbaar ouderrsquoWij hebben boven onder de plaatsen waar het Woordenboek naar verwees de

verbinding blond en blauw ook aangetroffen in een variant bij Coster die variantvindt men in den tweeden druk (van 1621) van Costers Spel vande Rijcke-Man vs1314 lsquoMaeckt stracks den Bedelaer voort en slaet hem blont en blaursquo De eerstedruk (van 1615) heeft hier iets anders lsquoMaeckt stracks den Bedelaer voort gaetslaet hem bloegh en blaursquo Deze laatste plaats wordt in hetWoordenboek aangehaaldop B l o e d i g meer bepaaldelijk daar waar bloedig voorkomt lsquoverbondenmet blauwwaar sprake is van iemand slaan stooten enzrsquo (Dl II kol 2882)Aldaar staan nog twee oude bewijsplaatsen vermeld eacuteeacuten uit het Landtrecht van

de Ommelanden VI 15 lsquoWorde yemant blau ofte bloedich gestodt geworpen oftegeslagen dat na der tijt doorbreket enzrsquo en eacuteeacuten uit het Landtrecht van Selwerdt 96lsquoVan bloedige ofte blauwe slach is de Boete 3 glrsquo De laatste aanhaling geeft hetWoordenboek ook op B l a uw (Dl II kol 2792) terwijl men aldaar (kol 2793) alledrie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

62

de verbindingen welke hier ter sprake zijn gekomen bij elkaar aantreft in deverwijzing lsquoBloedig en blauw - blond en blauw - bont en blauw slaan zie B l o e d i g B l o n d B o n t rsquo Eenig nader verband wordt daar echter blijkbaar verder nietverondersteldTerwijl noch het jongere bont en blauw noch het oudere blond en blauw in het

Middelnederlandsch zijn aangetroffen vindt men bloedig en blauw in hetMiddelnederlandsch Woordenboek opgeteekend sv B l a u Twee bewijsplaatsenworden daar gegeven eacuteeacuten uit de Rechtsbronnen van Zutfen 142 16 lsquoWeert dateen scepen den anderen blaew of bloedich quessedersquo en eacuteeacuten uit deWarfsconstitutien 22 lsquoDat J hoer hirder solde blau ende blodich gheslaghenhebbenrsquo Beide aanhalingen zijn evenals die uit het Nederlandsch Woordenboekontleend aan oude rechtsbronnen uit de Noord-Oostelijke gewesten van ons landNog een derde bewijsplaats uit de middeleeuwen eveneens uit een Oostelijkerechtsbron afkomstig kan ik hier bijvoegen1) nl uit het oude stadrecht van Deventervan 1486 te vinden bij Dumbar Het Kerkelyk en Wereldlyk Deventer I blz 163 blsquoWeert oick sake dat ymant van onsen Borgeren oft Inwoeners vrede gebaedenweere van Borgermeister off Scepen off Raet of van eenen Borger ende dair enbaven den anderen beanxtede sonder te stoeten te werpen of te slaen blaeuw ofbloedich of oick den anderen koerber woerde geve of mes of weer of wapentoege ende nymant en wondede blaeuw noch bloedich die solde dairomme geldenby daege vijftich pont en by nachte hondert pont worde hie des verwonnen oft hiemach hem des ontreyden myt sijnre eenre hantrsquo en 166a lsquoWie den anderen dairneder sloege of stete blauw of bloedich die sal dairomme gelden vijff pont machhys bereyt worden of hie sals hem ontreydenmyt sijnre eenre hant Wie den anderenyrst blauw of bloedich sloege steeke of worpe die sal beyde koer gel-

1) Ik dank deze bewijsplaats aan Dr A Beets

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

63

denrsquo Behalve met slaan hebben wij de uitdrukking tot nu toe in verbindingaangetroffen met stooten steken kwetsen wonden en werpenOok buiten de Noord-Oostelijke grenzen van ons land was de combinatie van

bloedig en blauw oudtijds gewoon In het Mittelniederdeutsches Woumlrterbuch vanSchiller en Luumlbben leest men op B l a lsquoItem dey eine duumlll schloge bla und nit bloumldigrsquo(Grimm Weisth 3 27) en iets verder lsquoIk sloge my wol bla unde blodich Mit eimeum ein haverkafrsquo (Theoph I 227)En behalve op Saksisch was de oude rechtsterm ook op Oud-Friesch gebied

bekend In het Altfriesisches Woumlrterbuch van Von Richthofen vindt men eenigeplaatsen opgesomd uit de Emsiger Domen met de aanhaling lsquoAnda hine slait blawieftha blodichrsquo en ook een verwijzing naar Schwartzenbergs Friesch PlacaatboekI 615 waar men leest lsquoEnde slaet hya blodich ofte blauwe dat to beeten neywtwysinge des voorsz brieffs ende verbandtrsquo (ao 1466)Ten slotte komt de verbinding ook in het Middelengelsch voor Murray geeft reeds

een plaats uit het jaar 1200 lsquoSi quis verberando fecerit aliquem blaa et blodirsquo (LegesQuat Burgorum) vervolgens uit 1340 lsquoAlle bla and blody als he thornan was When hedeyhed for mans trespasrsquo (Hampole Pr Consc 5260) verder uit een hymne aande Maagd Maria (ao 1430) lsquoHise sides bloo and blodi werersquo (Hymns to Virg 10)Het laatst is de uitdrukking aangewezen in het begin der 17de eeuw (ao 1609) in devolgende aanhaling lsquoGif ane man strikes ane other and makens him blae andbloudiersquoBloedig en blauw is blijkbaar een oude Germaansche althansWest-germaansche

rechtsformule geweest Men vindt deze dan ook vermeld in Jacob Grimms DeutscheRechtsalterthuumlmer1) in het 5de Boek (Verbrechen) Hoofdstuk I sect 2 (Leibsverletzung)In geheel Nederduitschland schijnt evenwel in de middel-

1) In den 4den druk (Leipzig 1899) Dl II blz 186

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

64

eeuwen nog gewoner dan bla unde blodich geweest te zijn bla unde blot of blotunde bla Van deze verbinding geven Schiller en Luumlbben een aantal bewijsplaatsenin het MittelniederdeutschesWoumlrterbuch waarvan er hier enkele mogen volgen UitLubeck lsquoBla unde blot dat beteret men mit sestich schillinghen unde also manechbla unde blot alse dar is also maneghen mach he beclagenrsquo (Luumlb R 319) UitMecklemburg (ao 1306) lsquoItem siquis alii signum verberando infixerit quod in vulgoblůt vnde blawe diciturrsquo (Mekl Jahrbb 1 342) Uit Wismar lsquoHenneke Kok proscriptusest propter duo blut vnde blaw que peregit in quadam virginersquo (Lib proscr Wism9) en lsquoCl Oldenborch proscr est vor blut vnde blaursquo (lc 10)Tot ver in het Oosten tot daar waar in de middeleeuwen de Nederduitsche

kolonisatie der Oostzeelanden aan het gebied van Moscovieuml reikte ja zelfs in dehandelsfactorijen op Russisch gebied was de rechtsterm blot unde bla bla undeblot bekend Bv in Riga Uit de Schragen der Gilden und Aemter der Stadt Rigabis 1621 uitgegeven door W Stieda en C Mettig1) teekende ik een drietal plaatsenop Uit lsquoDer fischer schragenrsquo (ao 1403 1581 1606) lsquoVortmehr were dar jemandtde den anderen schoumllde schalck offte bove edder den anderen bloth effte blauwschloge dat hefft de vaget tho richtendersquo (aw blz 277) Uit lsquoDer arbeidesluumlde edderLigger Schragen von altersrsquo (8 Sept 1463) lsquoThom ersten so en sal dusse schragden erbaren heren imme rade tho Ryge nicht entjegen syn unde bysundern in densaken de an hals unnd an handt an blaw unnd an bluet unnd an eede roumlrendesindt unde in diesser gilde scheen mochten dat Godt vorbede etcrsquo (blz 407) UitlsquoDer maurer Schragenrsquo (18 Dec 1390) lsquoVortmer dede in der kumpanye werdenkywende edder twedracht hebben de scolen sik vorliken in der kumpenye sunderblot sunder blaw desgenen des de schult is de scal beteren ecircn half punt wassesna der scrarsquo (blz 425)

1) Riga 1896

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

65

Ten slotte bij de Nederduitsche kooplieden in de Russische HanzestadGroot-Nowgorod De eerste helft van sect 25 van de Nowgoroder Skra1) van 1296 luidtlsquoVan bla oder blot oder spletene cledere Bla oder blot vnde sceltwort vnde spletenecledere mach en gewelic man wol tugen des he en umberopen man si sines rechteshe si here oder knecht Sowe vorwunnen wert dhat he dhen anderen geslagen hebebla oder blot oder sine cledhere to spleten hebe de scal beteren lfrac12 ma soluersalso manigen splete also he hede vnde also manich bla also he heuet also manigenman mach he beclagen dher he an deme vechte gesen si vnde dhar scrichte gehortsi vnde e ne dhes vorwinnen mogersquolsquoAlso manich bla also he heuetrsquo dat zal wel beteekenen lsquoalzoo menige blauwe

wond (of blauwe plek) als hij heeftrsquo Bla zal hier znw zijn en als zoodanig op eacuteeacutenlijn staan met blot In het Mittelniederdeutsches Woumlrterbuch vindt men de volgendeplaats uit het Oude Lubecksche Recht lsquoAlso mennig blaw also mennig man undenenen merrsquo (Luumlb R 540) Doch verg vooral ald de aanhaling uit het HamburgerUrkundenbuch I 724 van 1292 lsquoSi quis alium in judicio ad sanguinis effusionem vellivorem vulgo blawe dictum laeserit convictus decem marcas argenti pro delictodabitrsquo en ten slotte nog uit Fahne Dortmund III lsquoVulnus intercutaneum quod teutonicebla wunde diciturrsquo Het Hoogduitsche equivalent van bla(w)(e) in den zin van blawunde zal hier blaumlue zijn dat is ook de vertaling die Von Richthofen in zijnAltfriesisches Woumlrterbuch geeft van ofri blawelsa een afleiding op -elsa van blawzooals het er te zamen mede voorkomende ofri blodelsa een dergelijke afleidingis van blod Uit de Emsiger Domen citeert Von Richthofen lsquoBlodelsa VIII panningarblawelsa VIII panrsquo Blodelsa vertaalt hij door lsquoblutige wundersquo blawelsa door lsquoblaumluersquoVerg ook bij Schiller en Luumlbben twee plaatsen uit het Oostfriesche Landrecht lsquoIsock jemant gewundet

1) Die Nowgoroder Skra nach der Rigaer Handschrift herausgegeben von W Schluumlter Jurjew(Dorpat) 1893

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

66

bloedelse eder blauelse gedanrsquo (Ostfr LR III 52) en lsquoIs averst einem geslagenein bloetsel offte blawelse mit stenen stockenrsquo (81) Het MittelniederdeutschesWoumlrterbuch vertaalt blauelse door lsquoblaue flecken vom Schlagenrsquo Daarentegenstaan de bovengenoemde aanhalingen met bla(w)(e) daar alle onder B l a blauals adiectivum In overeenstemming hiermede wordt blot in de verbinding bla undeblot blot unde bla door Schiller en Luumlbben sv B l o t (2de artikel) met lsquoblutigrsquoweergegeven dus eveneens als adiectivum beschouwd Het komt mij voor datdeze opvatting niet juist kan zijn Heeft men in de verbinding blodich unde blaongetwijfeld met twee adiectieven te doen in het synonieme blot unde bla schuiltwaarschijnlijk in de meeste gevallen een zeugma van znw en bnw De grenstusschen bnw en znw is hier zeer vlottend Gaven wij boven eenige voorbeeldenwaarin bla als znw schijnt te zijn gebezigd als bnw moet het toch ongetwijfeldstaan in een plaats als de volgende lsquoOck wie den andern blae sleet die sallgebrocken hebben vyff marckrsquo (Dorsten Willk 205) En al kan men in blot unde blaslaen blot wel weergeven met bloedig het woord blot kan natuurlijk nooit andersdan znw zijnIn de Middeleeuwen kende men over het geheele uitgestrekte

Nederduitsch-Friesch-Engelsche taalgebied den ouden rechtsterm mnd blot undebla blodich unde bla mnl bloedich ende blau ofri blodich anda blaw meng blaand blody In de 17de eeuw was deze nagenoeg verdwenen of had alleen noghistorische waarde Dan vinden wij hem in het Nederlandsche gebied vervangendoor de verbinding blond en blauw die later op haar beurt werd overvleugeld doorde uitdrukking bont en blauw In het Nederduitsche taalgebied komt blund undeblaw voor het eerst in de 16de eeuw voor zie het MittelniederdeutschesWoumlrterbuchsv B l u n t lsquoWie den anderen blaw ofte blonde sluege sall yn anderhalven aldenschyldt vervallen synrsquo een bepaling uit een privilege van 1514 der stad Wesel(Wigands Archiv Westfalens V 34)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

67

De 16de eeuw is ook hier gelijk op zoo velerlei gebied het overgangstijdperkgeweest Zoowel in het Nederduitsch als in het Nederlandsch komen dan bijwijzevan schakel die denmiddeleeuwschen rechtsterm1)met de latere uitdrukking verbindtalle drie de woorden naast elkaar voor Schiller en Luumlbben geven een aanhaling uiteen Oldenburgsche oorkonde van 1529 waar men leest lsquoDat he syner f gnadevnderszathen blunth blaw vnde blodych gesclagenrsquo Men vergelijke hiermede deeveneens uit de 16de eeuw afkomstige plaats uit het Stadrecht van Steenwijk doorStoett als oudste plaats van de verbinding met blond gegeven lsquoVan ymande blontofte blau ofte blaudich te slaenrsquo (Stadr v Steenw 307)Terwijl tusschen de beide leden van de oude oorspronkelijke verbinding bloed(ig)

en blauw een scherpe tegenstelling bestaat de tegenstelling die wij boven in hetLatijn zagen uitgedrukt door lsquosanguinis effusiorsquo en lsquolivorrsquo dezelfde tegenstelling dieook het oude Russische recht heeft gekend tusschen lsquokrowawrsquo en lsquosinrsquo in de metbloedig of blauw volkomen synonieme Russische verbinding krowaw ili sin2) bestaater tusschen de beide leden van de jongere verbinding blond en blauw ternauwernoodeenig onderscheid Blond is in het Latijn flavus waarmede het Germaansche woordblauw identisch is of althans verwant In de meeste deelen van ons land zegt menlsquohij ziet blauw van de koursquo maar er zijn ook plaatsen bv in de Graafschap Zutphenwaar men hoort lsquohij ziet blond van de koursquo (Draaijer 5) Doch vooral blijkt de identiteitvan blond en blauw in onze uitdrukking uit het feit dat hier van beide de latijnschevertaling luidt lividus lsquovon der Farbe die

1) Vgl in dit verband nog S Muller Fz De Middeleeuwsche Rechtsbronnen der stad Utrecht I(Inleiding) blz 354 lsquoHet rechten over ldquoBlau und Blutrdquo is in vele plaatsen eene der oudstebevoegdheden van den raad en vandaar heeten te Utrecht de ldquovechtkeurenrdquo dikwijls deldquocoerenrdquo bij uitnemendheid Cf Frensdorff Dortm Statuten p LIVrsquo

2) Ewers Das aumllteste recht der Russen in seiner geschichtlichen entwicklung Dorpat-Hamburg1826 S 265 (aangehaald in Jacob Grimm Deutsche Rechtsaltertuumlmer4 II S 186)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

68

ein (nicht blutruumlnstiger) Schlag auf der Haut zuruumlcklaumlsztrsquo (Mnd Wtb sv B l u n t )Toen er geen eigenlijke tegenstelling meer lag in de beide leden der verbinding

was een van beide eigenlijk overbodig geworden Men ziet dan ook dat terwijl hetoude oorspronkelijke blauw steeds als zoodanig is gevoeld en derhalve bewaardhet andere lid in verloop van tijd en op verschillende plaatsen van het Nederlandschetaalgebied aan allerlei verandering onderhevig blijft Over de verandering van blondin bont is reeds boven gesproken ik kan hier nog aan toevoegen dat ook het Frieschbont en blau kent het komt bv voor in de Rimen ind Teltsjes2 199 b van degebroeders Halbertsma (zie Friesch Woordenboek I 189b) In West-Vlaanderenhoort men iemand blauw en blot slaan Blot is volgens De Bo een synoniem vanblet dat beteekent lsquogekneusd geblutst sprekende van fruitrsquo het zal wel hetzelfdewoord zijn als fr blet beursch al dekken de beteekenissen elkaar ook niet volkomenGelijkt blot hier veel op blond in een andere eveneens bepaaldelijk in Zuid-Nederlandgebruikelijke uitdrukking nl iemand grauw en blauw slaan heeft het veranderlijkelid zich naar het oude onveranderlijke blauw gericht Voorbeelden van grauw enblauw vindt men reeds in de 17de eeuw bij Poirters (zie Ndl Wdb V kol 603-604)en in de 19de en 20ste eeuw in de Zuid-Nederlandsche dialectwoordenboeken vanDe Bo Joos en Cornelissen-Vervliet Teirlinck geeft nog in zijn Zuid-OostvlaamschIdioticon iemand zwart en blauw slaan het Woordenboek der Nederlandsche Taalvermeldt in Dl XII kol 96 iemand paars en blauw slaan terwijl men ten slotte aldaarde reeds bij De Jager in zijn Woordenboek der Frequentatieven I 448 gegevenaanhaling terugvindt uit het 17de eeuwsche kluchtspelvan De Rijk Krispijn Jufvrouwen Notaris blz 21 (ao 1694) lsquoHij sloeg hem paars en pimpelrsquoPimpelpaars met een groen randje wordt dikwijls in scherts gezegd zoo leest

men in het Woordenboek der Nederlandsche Taal sv P i m p e l p a a r s en onderde beide voorbeelden staat

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

69

er eacuteeacuten uit Van Looys Jaapje waarin de variant pimpelpaars met een rood randjeMaar in de uitdrukking iemand paars en pimpel slaan is niets roods meerovergebleven dat de herinnering nog in ons zou kunnen wakker roepen aan hetbloed der oude oorspronkelijke formule bloed(ig) en blauw En ook zonder het groenerandje dreigt het ons bij den verren uitlooper paars en pimpel langzamerhand groenen geel voor de oogen te worden Laat ons dus tot ons uitgangspunt terugkeerenDe in het begin aangehaalde woorden van Stoett dat lsquode mogelijkheid niet is

uitgesloten dat de laatste zegswijze niet uit maar naast de andere is ontstaanrsquowelke woorden daar de verhouding golden tusschen bont en blauw en blond enblauw zouden evenzeer van toepassing kunnen zijn op de verhouding tusschenblond en blauw en bloed(ig) en blauw Maar bleef boven hoofdzaak het feit reedsin het Nederlandsch Woordenboek geconstateerd met de woorden lsquoblond is hierblijkbaar ouderrsquo na het bovenstaande geloof ik nog een stap verder te mogen gaanen te mogen constateeren lsquobloed is hier blijkbaar nog ouderrsquo En ik meen niet teveel te zeggen met de bewering aan onze nog thans zoo bekende verbinding bonten blauw ligt een oude Germaansche rechtsterm ten grondslag

L e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

70

Em staan hebbenenem om hebben

Van deze beide synonieme gemeenzame zegswijzen voor dronken zijn isvoorzoover mij bekend nog nooit een bevredigende verklaring gegeven Toen ikdus verleden jaar bezig was met de bewerking van het artikel S t a a n voor hetWoordenboek der Nederlandsche Taal drong zich de noodzakelijkheid aan mij opzelve naar een oplossing te zoeken ten einde de uitdrukking em staan hebben dehaar toekomende plaats te geven onder de vele beteekenissen en nuanceeringenvan Staan De oplossing werd voor mij des te lastiger daar de synonieme uitdrukkingem om hebben indertijd op Om niet in het Woordenboek was opgenomenIn het Spreekwoordenboek van Stoett (3de druk) is em om hebben onder no 1591

behandeld doch het artikel eindigt met de bekentenis non liquet lsquoDe beteekenisvan om is hier niet duidelijk misschien mogen we in de uitdr eene verkorting zienvan het door Harreb I 445a vermelde Hij heeft den kraag om (of aan) hij is dronkenZie E e n s t u k i n d e n k r a a g h e b b e n rsquo Slaat men de laatste zegswijze opdie onder no 2105 is behandeld dan vindt men daar eenige uitdrukkingen die metde door Harrebommeacutee genoemde hij heeft den kraag om (of aan) zijn te vergelijkennl hij heeft het buis vest jak aan Men wordt hierbij verwezen naar hetWoordenboekder Nederlandsche Taal III kol 1763 waar de genoemde zegswijzen voorkomenen waar zij beschouwdworden als mogelijke verdere vervormingen in den volksmondvan het verouderde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

71

hij is buis hij is dronken Men vindt bij Stoett voorts eenige bewijsplaatsen van emom hebben voor het grootste gedeelte uit de werken van Justus van Maurik(Papieren Kinderen 70 Toen ik nog jong was 178 Stille Menschen 46 89 Op Reisen Thuis 106) verder uit Heyermans Zevende Gebod 43 en uit het weekblad DeNotenkrakerTegelijk met em om hebben wordt ook het synonieme em staan hebben door

Stoett genoemd en daarbij behalve de vermelding dat men in Zuid-Nederland zegtze staan hebben of het staan hebben ter vergelijking aangehaald de Frieschezegswijze ik hab him stien as in mucircsMet te wijzen op deze Friesche spreekwijze heeft Stoett naar ik meen de richting

aangewezen die men volgenmoet om tot de juiste oplossing van beide uitdrukkingenzoowel van em staan hebben als van em om hebben te geraken zooals menbeneden zien zal Blijkbaar zonder dit zelf te beseffen daar hij die richting niet verderis ingeslagen evenmin trouwens als ik zelf toen ik bezig was met de bewerkingvan het artikel S t a a n voor het Woordenboek Ten einde raad meende ik toen datde uitdrukking nog het dichtste stond bij een zegswijze als dat staat in de maagvan stevige kost gezegd ik dacht daarbij em staan hebben misschien te mogenverklaren door lsquoeen stevigen borrel in de maag staan hebbenrsquo en vandaar lsquodronkenzijnrsquo Doch als een beletsel voor de juistheid van deze verklaring bleef ik voelen deeven raadselachtig blijvende synoniem em om hebben want dat deze op eendergelijke wijze verklaard eigenlijk lsquoeen stevigen borrel in de maag om(gekeerd)hebbenrsquo zou moeten beteekenen leek mij niet zeer waarschijnlijk Zie hetWoordenboek der Nederlandsche Taal op S t a a n II B 5 d) en e) (Dl XV kol135) Behalve eenige bewijsplaatsen uit Zuid-Nederlandsche dialectwoordenboekenvan het gebruik van ze of het staan hebben kon ik aanhalingen geven van em staanhebben uit Emants Lina 40 en Abramsz Levende Beelden 51Wanneer men in het Friesch Woordenboek naar aanleiding

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

72

van de daar sv S t e a n (Dl III 191 b) vermelde uitdrukking ik hab him stien as inmucircs (aanhaling uit Eelke Meinderts It Libben fen Aagtje Ysbrants of dy FrieskeBoerinne 4de druk ao 1861) verder gaat zoeken of deze zegswijze ook sv M ucirc s(Dl II 182 b) te vinden is dan stoot men daar op een andere Friesche spreekwijzenl As de kat fen hucircs is stekt de mucircs de stirt omheech overdrachtelijk gebezigdvoor lsquoals de vrouw uit is spelen de meiden den baasrsquo Zijn staart omhoog stekenbeteekent in Zuid-Oostvlaanderen volgens het dialectwoordenboek van Teirlincklsquoeen fiere houding aannemenrsquo en ergens heengaan met een staanden staart kwamin de 17de eeuw voor in den zin van lsquoergens fier en trotsch heengaanrsquo Zie hetWoordenboek der Nederlandsche Taal XV kol 171 Men moet het tweede lid derbovengenoemde Friesche zegswijze dus eigenlijk opvatten als dan nemen demuizen (de meiden) een fiere een zelfbewuste houding aan en vandaar dan spelenze den baas dan treden ze brutaal op dan gaan ze de gewone (bescheiden) perkente buiten of maw dan is het hek van den dam dan doen de muizen (de meiden)precies wat ze willen dan kunnen ze zelfs uit den band springen of zich te buitengaan en derg Em staan hebben (als een muis) is dus blijkbaar eigenlijk den staartstaan (omhoog gestoken) hebben (als een muis) met de beteekenis de gewone(bescheiden) perken te buiten gaan of ook zich op de een of andere wijze te buitengaan hetgeen in ruimen zin ook kan inhouden dronken zijnIs deze uitleg juist danmoet het synonieme em om hebben evenzoo oorspronkelijk

geluid hebben den staart om hebben Welnu den staart om (om het lijf geslagen)hebben (als een koe) is een bekende spreekwijze in Zaanland Bij Boekenoogen inzijn Zaansche Volkstaal kol 987 leest men lsquoBij boeren Hij heeft een steert om hijis boos een koe toont nl aldus haar kwaadheidrsquo lsquoBoos zijnrsquo is ook een wijze vande perken of zich te buiten gaan en lsquoboos zijnrsquo en lsquodronken zijnrsquo zijn als zoodanignaverwante begrippen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

73

Hiermede meen ik dat de verklaring van de eenigszins raadselachtige zegswijzenem staan hebben en em om hebben is gegeven Dat men in Zuid-Nederland thanszegt ze of het staan hebben behoeft ons niet te bevreemden daar men ook bij onsin Noord-Nederland aan em nauwelijks meer een beteekenis hecht en er althanszeker geen staart meer achter zoekt

L e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

74

De Russische scheepsterm Bryzgas

Van dezen merkwaardigen Russischen zee- of scheepsterm die in alle Russischewoordenboeken staat opgeteekend is de oorsprong tot nog toe onbekend Eenecht Russisch woord is het vermoedelijk niet maar ook een verklaring uit eenvreemde taal is bij mijn weten althans nog nooit gegeven Toen ik indertijd metmijn werk over de Hollandsche zee- en scheepstermen in het Russisch bezig waskende ik het woord wel maar daar ik er geen Nederlandschen oorsprong van konaantoonen heb ik den term niet in dat boek opgenomen Evenmin gelukte het mijechter het woord uit een andere West-Europeesche marinetaal noch uit hetNederduitsch nog uit het Engelsch noch uit het Fransch nog uit het Italiaanschenz te verklaren Thans meen ik aannemelijk te kunnen maken dat ook in bryzgaacuteseen Hollandsch woord verborgen zit het volgende is althans een poging daartoeIn het Woordenboek der Russische Taal van de Akademie van Wetenschappen

te St-Petersburg leest men op Bryzgas lsquoMor Plotnik vkolačivajuščij i zaklepyvajuščijbolty i nageli v sudachrsquo dwz lsquoZeeterm Timmerman die bouten en nagels inslaaten vernagelt op schepenrsquo Het Uitlegkundig Woordenboek der levendeGroot-Russische Taal van Dal geeft in zijn 3den verbeterden en belangrijkvermeerderden druk (onder redactie van Prof Baudouin de Courtenay) een dergelijkedefinitie lsquoMors rabočij prosverlivajuščij obšivku sudna zakolačivajuščij tjažolymmolotom skvoznye bolty i zaklepyvajuščij ich boltobojrsquo dwz lsquoZeeterm Werkmandie de scheepshuid doorboort met een zwaren hamer dwarsbouten inslaat en zevernagelt boutinslaanderrsquo Als synoniem en volkomen gelijkwaardig met het bnwbryzgas geeft Dal het gesubstantiveerde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

75

(van bryzgas afgeleide) bnw bryzgasnyj dat ook in het Woordenboek der Akademievermeld staat En hij voegt aan zijn artikel de volgende mededeeling toe lsquoBryzgasnyjpolučaet po ustavu Petra I po dvě čarki v denrsquo dwz lsquoDe bryzgasnyj ontvangtvolgens het reglement van Peter I twee glazen brandewijn daagsrsquo De term bestonddus in den tijd van Peter den Groote en is vermoedelijk ook niet ouderBehalve in deze twee grootste Russische woordenboeken vindt men het woord

natuurlijk ook vermeld in de zeemanswoordenboeken Weliswaar niet in hetallerjongste voor het gebruik op de Roode Vloot bestemde Kort Woordenboek vanZeemansuitdrukkingen van S Lukaševič (2de druk Leningrad 1925) doch dit kleinewoordenboekje in zakformaat van nauwelijks 80 bladzijden is slechts een mageruittreksel uit andere werken in de eerste plaats uit het nog altijd lsquobeste en meestgebruikte Russische zeemanswoordenboekrsquo van Vachtin (2de vermeerderde drukSt-Petersburg 1894)1) Vachtin definieert het woord als volgt lsquoRabotnik kotoryjispolnjaet vsě želěznyja raboty po sudnu kak-to zabivaet bolty sverlit dlja nich dyryi pročrsquo dwz lsquoWerkman die alle ijzeren werken op een schip uitvoert bv hij slaatbouten in boort daarvoor gaten enzrsquo De Fransche vertaling is bij hem lsquoPerceurrsquo enals Engelsch equivalent geeft hij de oɯschrijving lsquoThe artificer who does all the ironwork for a shiprsquo Reeds Alexander Šiškov toenmaals Kapitein ter zee later Admiraalvan Keizer Alexander I gaf in zijn in 1795 te St-Petersburg verschenen DrietaligZeemanswoordenboek in de Engelsche Fransche en Russische Talen dezevertalingen tw voor het Fransch lsquoPerceurrsquo en voor het Engelsch lsquoThe artificer thatbore the holes for the treenails bolts and all the iron work in a shiprsquo Eigenlijk komthier de Engelsche vertaling pas geheel overeen met de Fransche wat bij Vachtinniet zoozeer het geval is de omschrijving van Šiškov lsquothe artificer that bore theholes for

1) Zie De Hollandsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch blz 3-4

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

76

all the iron work in a shiprsquo luidt bij Vachtin korter maar niet zoo precies lsquothe artificerwho does all the iron work for a shiprsquo De Russische bryzgas is de Fransche perceuren de Hollandsche boorder di lsquode man die (op schepen) gaten boort voor de boutenook scheepsboorderrsquo (Ned Wdb III kol 474)Šiškov is ook een van de bronnen geweest voor het Russische gedeelte van Jals

Glossaire Nautique Dus geeft ook Jal als Fransche vertaling van bryzgas lsquoperceurrsquoen knoopt aan den Russischen term de volgende etymologische beschouwing vastlsquoCe terme qui par son orthographe se rapproche beaucoup des mots Bryzgieacutetincelles Bryzganie arrosement vient-il comme eux de Bryzgat jaillir verbe queReiff croit une onomatopeacutee On ne voit pas trop que Brizgate soit par le son enanalogie avec le bruit que fait leau jaillissante on ne voit pas davantage quel rapportdideacutee pourrait exister entre jaillir et percerrsquo Jal heeft hier een poging gedaan omden term uit het Russisch zelf te verklaren door hem met de eenige Russischewoordfamilie die op bryzgas lijkt nl die van het werkwoord bryzgat lsquospuiten spattenrsquote vergelijken Dat deze poging evenwel moet falen erkent Jal eigenlijk zelf reedsdoor de wijze waarop hij zijn gissing oppertOngetwijfeld is bryzgas geen inheemsch Russisch woord gelijk reeds boven

gezegd ben ik van meening dat ook deze raadselachtige term een der veleHollandsche zee- en scheepstermen in het Russisch is Om er maar dadelijk meevoor den dag te komen ik houd het er voor dat de Russische zee- of scheepstermbryzgas ontleend moet zijn aan een Hollandsche verbastering breeuwsgast in denmond der Russische zeelieden vervormd uit breeuw(er)sgastIn het Woordenboek der Nederlandsche Taal leest men sv G a s t 3 b β) (Dl

IV kol 320) het volgende lsquoIn het zeewezen Knap ervaren matroos Ook in ruimertoepassing van scheepsvolk in t algemeen Inzonderheid in samenstellingengebruikelijk waarin het eerste lid de bijzondere

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

77

betrekking nader aanwijst als Baantjesgast Bootsmansgast BootsmansmaatsgastBovenrolsgast Bramzeilsgast Kabelgast Kromhoutsgast Marsgast MarszeilsgastNachtsgast Onderzeilsgast Ruimsgast Schiemansgast SchiemansmaatsgastValreepsgastrsquo Onder de Samenst in deze bet (kol 321) staan voorts nog vermeldschippersgast varensgast visschersgast en zeegast Van al de hier opgesomdesamenstellingen met -gast komt het woord breeuw(er)sgast nog het meest overeenin vorm en beteekenis met schippersgast en visschersgast Het moet dan dezelfdebeteekenis hebben als de termen die men in het woordenboek van VanMoock vindtopgenoemd nl breeuwersknecht breeuwersjongen breeuwersmaat en waarvande Fransche vertaling luidt calfatinDat een Nederlandsch woord breeuwersgast in geen enkel Nederlandsch

zeemanswoordenboek of ander woordenboek ja misschien zelfs in geen enkelenschriftelijken tekst wordt aangetroffen behoeft hier geen bezwaar tegen deetymologie te zijn Er zijn meer voorbeelden van zulke Hollandsche zee- enscheepstermen die anders luiden dan de geijkte vormen in de woordenboeken engeschriften doch die toch in den mond der Hollandsche zeelieden kunnen geleefdhebben waaruit de Russen ze dan hebben overgenomen Deze bewering mogehier met eenige voorbeelden worden gestaafdEr bestaat een Russische scheepsterm najtov die niet anders dan een (in geen

enkelen tekst aangetroffen) Hollandsch woord naaitouw doet veronderstellen terwijlde geijkte Hollandsche term naaiing luidt evenzoo moet Russ rustov teruggaan opHoll rusttouw waarmede dan de rustlijn bedoeld wordt Het lijk van een zeil heetin het Russisch liktros overenkomende met Holl lijktros wat wij een stuurreepnoemen kennen de Russen onder den naam šturtros dat er uitziet als Holl stuurtrosen ons schuurtouw (of schuurketting) is Russ sortros di Holl schuurtros (met heteerste lid vervormd onder invloed van Russ sor vuilnis) Het aardigste voorbeeldleveren de Russische benamingen voor het boomtouw di het touw dat

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

78

door de gaten van de windboomen van het spil wordt geschoren om ze te verbindenen ze te beletten uit de spilgaten te vliegen de Russische woordenboeken gevenhiervoor drie verschillende namen nl špiltros svistov en najtov u špilja Het eersteziet er uit alsof het is overgenomen uit een Hollandsch woord spiltros het tweedelijkt een hybridische samenstelling uit de Engelsche benaming swifter en Holl -touw(swift(er)touw) of is het Eng swifter met de laatste lettergreep onder invloed vanHoll -touw het derde beteekent letterlijk naaitouw (di naaiing) bij het spil In mijnboek over De Hollandsche Zeeen Scheepstermen in het Russisch heb ik op deartikelen -t o uw en T r o s dit verschijnsel aan analogie toegeschreven nl aan deanalogie naar andere woorden op -tov en -tros uit Holl samenstellingen met alstweede lid -touw en -tros zooals bv Russ drektov uit Holl dregtouw en Russvanttros uit Holl wanttros en vele andere Het is evenwel gelijk reeds boven gezegdvolstrekt niet uitgesloten dat enkele dezer niet in geschrifte aangetroffen formatiesin den mond der zeelieden hebben geleefd waaruit de Russen ze dan rechtstreekskunnen hebben overgenomen Dat zou bv bij bryzgas uit Holl breeuw(er)sgastplaats gehad kunnen hebben te eerder daar er geen enkel ander Russisch woorduit een Holl samenstelling met -gast bekend is naar analogie waarvan het woordzou kunnen zijn gevormd De Russische equivalenten van deze Hollandschesamenstellingen met -gast zijn de gesubstantiveerde adiectiva van het uit hetHollandsch overgenomen eerste lid Bv falrepnyj valreepsgast (van falrep uit Hollvalreep) trjumnyj ruimsgast (van trjum uit Holl (t) ruim) Ook het bovengenoemdegesubstantiveerde adiectief bryzgasnyj behoort hierbij en komt dus overeen meteen Holl samenstelling op -gast Maar bij deze afleiding doet zich nu heteigenaardige verschijnsel voor dat reeds het grondwoord dezelfde beteekenis heeftimmers bryzgas beteekent volkomen hetzelfde als bryzgasnyj Dit kan niet andersverklaard worden dan door aan te nemen dat in bryzgas niet slechts het eerste lid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

79

maar de geheele samenstelling met -gast moet verborgen zijnHet feit dat een Holl woord breeuwersgast tot dusverre noch in de Nederlandsche

woordenboeken met name zeemanswoordenboeken noch in de Nederlandschegeschriften die betrekking hebben op zeevaart en scheepsbouw noch bv inNederlandsche reisbeschrijvingen enz is aangetroffen behoeft dus mi geenbezwaar te zijn tegen de voorgeslagen etymologie van Russ bryzgas Wat deklanken aangaat is bryzgas klank voor klank uit Holl breeuw(er)sgast te verklarenDe Hollandsche ee-klank treedt in meer Russische leenwoorden als y op bv štykuit Holl steek (soort van knoop) het in Archangel gebruikelijke štryk uit Holl streek(op een kompas) Russ vyblenki uit Holl wevelingen Voor de zachte Russischemedia g moest de s tot een z worden De t na de s op het eind van het Hollandschewoord is in het Russisch verdwenen zooals ook het geval is bij Russ vors uit Hollworst (oud afgekapt stuk kabeltouw) en na een anderen consonant bij Archangelschknek uit Holl knecht (bij den mast om touwen aan te beleggen) verg verder bvnog Russ kranbal krambal krambol Arch krampal uit Holl kraanbalk Wat tenslotte het wegvallen of wegmoffelen van de lettergreepvormende -er- inbreeuw(er)sgast betreft misschien is hiervan een volkomen analoog voorbeeld inhet reeds boven vermelde hybridische Engelsch-Hollandsche woord swif(t)(er)touwwaaraan Russ svistov boomtouw kan zijn ontleend Geeft men evenwel voor ditlaatste woord de voorkeur aan de eenvoudiger verklaring dat svistov ook ontstaankan zijn rechtstreeks uit Eng swifter met de laatste lettergreep onder invloed vanHoll -touw dan kan men toch nog op andere dergelijke voorbeelden vanwegmoffeling van een toonlooze lettergreep wijzen bv op het in talrijkesamenstellingen voorkomende Russ bom- uit Holl boven- (bv in bovenbramstengenz enz zie De Hollandsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch) Een zeersterk voorbeeld van verdwijning zelfs van een niet toonlooze lettergreep is Russmulk uit Holl muil(stee)k

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

80

Ten slotte rest mij nog iets te zeggen naar aanleiding van het verschil in beteekenistusschen Russ bryzgas en Holl breeuwersgast De breeuwer of kalefater (in hetRussisch konopatčik geheeten) die een schip breeuwt en kalefaat verricht niet inallen deele hetzelfde werk als de bryzgas de lsquoperceurrsquo of scheepsboorder die degaten boort voor de bouten Maar in beider arbeid is toch veel gemeenschappelijksWanneer men de boven uit de verschillende woordenboeken gegeven definitiesvan Russ bryzgas nog eens nagaat dan zal men vinden dat hij daar oa genoemdwordt een lsquotimmerman die nagels inslaat op schepenrsquo (Wdb der Akad) alseen lsquowerkman die de scheepshuid doorboort met een zwaren hamer inslaatrsquo(Dal) Welnu dit alles kan ook behooren tot het werk van den breeuwer of kalefaterwiens zware hamer moskuil geheeten eveneens in het Russisch (als muškel) isovergegaan Men leze tot besluit de volgende passage uit Witsens AeloudeScheepsbouw en Bestier blz 267 b lsquoMen kalefaet drijft en breeuwt schependuerzaemheits halve want aldus het water door reten en scheuren niet en dringtDit geschiet met out werck hair en most t geen als t ingedreven is wel vet bepicktmoet zijn Alle hoeken en lassen der planken moeten wel voegen en sluiten DePap daer men de schepen mede strijckt wert gemaeckt van harpuis slechte harstraen en zwavel hier hout men dat geen worm door en dringht Somtijts zietmenhet met een slechte smeering van ongel af voornaem als de schepen naby en nietom de west varen Dit wit gesmeer behoet de schepen lange tijt van met groentete bewaszen of vuil te werden Zoo zy ver om de west de wil hebben haelt menonder om een goeden huit daer men ontallijck veel spijkertjens in slaet men legthem op koeien hair en daer wert oock wel dun geslagen loot of koper tusschengevoegt en dit alles om ongediert t geen het hout verteert te weerenrsquoL e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

81

De herkomst van je en jij

Terwijl ik elders naar aanleiding van Dr Verdenius opstel over lsquoDeontwikkelingsgang der Hollandsche voornaamwoorden je en jijrsquo1) eenige bijdragentot de geschiedenis onzer Nnl aanspreekvormen lever2) wil ik hier een poging doentot weerlegging van Dr V gissing omtrent de herkomst van je en jij en tot handhavingder oude tot dusverre geldende voorstelling van de geschiedenis dezer woordenDeze voorstelling gelijk ik mij die reeds vroeger gevormd had3) en later

herhaaldelijk heb voorgedragen dezelfde die te vinden is bij Vor der Hake4) Kern5)

en Schoumlnfeld6) in hoofdzaak ook in het Ned Wdb en de etymologische wdbb vanFranck-VanWijk en Vercoullie (op Gij en Jij) en die ook ondersteld wordt in FrancksMnl Gramm2 sect 209 komt naar men weet zeer in t kort - en afgezien van dediphthongeering van icirc tot ei en van de verschillende spelling van medeklinker enklinker - hierop neer dat subj (beklemd emphatisch) jij (onbeklemd en- ofproclitisch) je obj bekl jou (voorheen ook ju gesproken of althans aldusgeschreven) onbekl je r e c h t s t r e e k s van de Oudgermaansche vormen met j-(jiz enz) afstammen en dus v a n o u d s na t teloorgaan van du in de Friesche en(Friesch-)Hollandsch-Zeeuwsch-Vlaamsche kuststreken voor enkel- en meervoudde eenige l e v e n d e werkelijk in de natuurlijke Hollandsch-Noordnederlandschevolks- en beschaafde spreektaal g e s p r o k e n e - en door en tot iedereen vanallen leeftijd en stand gebezigde - vormen geweest zijn welke vormen echter even-

1) Tschr XLIII 81-1042) De nieuwe Taalgids XX 81-104 113 vlgg3) Taal en Letteren I (1891) 199 2174) De nieuwe Taalgids V 113-205) Aw V 126-86) Hist Gramm2 sect 83

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

82

als zoovele andere (Friesch-)Hollandsche woorden vormen en klanken eerst tegent eind der 16de en in t begin der 17de eeuw lsquoopduikenrsquo (di aldus met lsquojrsquog e s c h r e v e n worden) in de Hollandsche s c h r i j f t aal waarin tot dien tijd alleende vormen der oorspronkelijk Vlaamsch-Brabantsche schrijftaal geschreven warensubj bekl g(h)i onbekl en- en procl -(d)i waarnaast encl later ook procl ge objuEen lsquozeere plekrsquo in deze theorie is tot dusverre ook voor mij altijd geweest dat in

de ME wel althans langs de Noordzeekust in geschrifte ju en jou en ook schoonzeer zelden op t eind der ME een onbekl enclit -je gevonden worden maar nooiten nergens een te verwachten ji zoodat althans t eerste een lsquobestardrsquo postulaatgebleven is Op deze zwakke steecirc en op t ontbreken der -t in onze hedendaagschewerkwoordsvormen van den 2den pers (mv v praes en praet) met encl -je heeftDr V dan ook zijn eersten aanval gericht Uitgaande van eene vergelijking tusschenlaatstgenoemde vormen en de verkleinwoorden op -(t)je(n) komt hij - op grond vaneen betoog 1o dat voacuteoacuter c 1600 nergens ji noch ook (niet-encl) je voorkomt g(h)ien -(d)i daarentegen de eenige vormen zijn1) 2o dat daarnaast in delaat-middeleeuwsche en ook in zes- en vroeg-zeventiendeeuwsche geschriften weleen encl -ge naast -gy of -gie bij Bredero ook een (soms van ghy onderscheiden)gy wordt aangetroffen 3o dat ook in t begin der 17de eeuw niet-encl je en vooraljij nog zeldzaam zijn doch later toenemen terwijl -ge -gie -gy allengs verdwijnenen de aan deze encl vnw voorafgaande werkwoordsvormen dikwijls de -t missen4o dat g(h)y en -(d)y in de 17de eeuw sterk afnemen wijken voor de j-vormen - tothet besluit d a t d e v nw je e n jij lsquoi n e n c l i s e g e b o r e n

1) Wanneer V 85-6 er met nadruk op wijst dat zelfs in de grof-zinnelijke boerden en sotternieeumlnalleen ghi gevonden wordt dient er aan herinnerd dat in die waarschijnlijk Brabantsche ofVlaamsche spelen uit de 14de en 15de eeuw niet de tegenstelling tusschen ghi en (een daaren toen problematisch) ji maar die tusschen het hier allicht verwachte oude gemeenzamedu en het hoofsche ghi in t geding is een heel ander vraagstuk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

83

z i j n rsquo - tw uit -(d)i gt -di gt dji gt dži gt ži gt ji (verg bv lat viridiarium waddium gt frverger gage) - en e e r s t l a t e r u i t d e e n c l i s e l o s g ema a k t e n t o tz e l f s t a n d i g e v nw g ew o r d e n z i j n verg bv me hebbe(n) lt hebbe-me lthebben-we De ontwikkeling dier klanken van -(d)i tot jij zien wij voor zoover denmedeklinker aangaat althans volgens V afgespiegeld in de spellingen -ge -gie-gy Kortom onze hedendaagsche vormen jij en je zijn n i e t d er e c h t s t r e e k s c h e voortzetting van Oudgermaansche vormen met j- maar zijnp a s l a t e r u i t -(d)i o n t s t a a n dwz zij hebben eerst langs een omweg hunouden klank h e r k regen immers jiz gt ji gt -(d)i enz (zie boven) gt jij In verbandhiermede meent V dat gij m e t v e l a i r e s p i r a n s e n e n c l -dij in de 17deeeuw ook i n d e H o l l a n d s c h e s p r e e k t a a l w e l d e g e l i j k g e l e e f dh e b b e n en eerst a l l e n g s d a a r u i t v e r d w e n e n z i j n Tegenover deze door hare nieuwheid verrassende aanvankelijk begoochelende

gissing wil ik nu beginnen met eenige critiek op enkele punten in V betoogVooreerst de tegenspraak tusschen het g e r e g e l d uitvallen of -slijten der -t van

den werkwoordsvorm voacuteoacuter -je en het voortbestaan der -t in v e l e gelijkluidendeklankgroepen bij de verkleinwoorden naar t schijnt de eerste aanleiding of grondtot V twijfel aan de tot dusverre geldende voorstelling en wellicht ook oogenschijnlijkalthans een zijner zwaarwichtigste argumenten daartegen Immers wanneer in deverkleinwoorden toon-tje keer-tje gaa(t)-tje de t van het suffix -tje(n) (lt -tiaen lt-kijn) ongedeerd blijft voortbestaan waarom dan ook niet in de phonetisch geheelovereenkomstige inversievormen van een (ondersteld ouder) je toont je keert jegaat waarom dan in plaats daarvan toon-je keer-je ga-je En wederom waaromsnuiv-je reiz-je tegenover de verkleinwoorden snuif-je reis-je lsquoDe fundamenteelefoutrsquo (meent V) lsquois deze men gaat tot dusver algemeen uit van de veronderstellingdat reis je een ldquosamensmeltingrdquo zou zijn van een per-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

84

soonsvorm reist en een b e s t a a n d pronomen je de verzwakte vorm van jij mawdat toen deze samensmelting tot stand kwam jij en je als zelfstandige en proklitiesevnw voorkwamen dat dus aan reis je je reist is voorafgegaanrsquo (blz 84) Ik zou willenvragen of er inderdaad overwegend bezwaar bestaat tegen de onderstelling 1o datin de werkwoordsvormen met inversie evengoed als in de verkleinwoorden de twegens demoeilijkheid der uitspraak tusschen twee anderemedeklinkers uitgevallenof wel uitgesleten de lsquouitspraakrsquo vereenvoudigd is na k p (en b) ch (en g) f (en v)s (en z) dus kook(t)-je liep(t)-je heb(t)-je dach(t)-je lig(t)-je trof(t)-je snuif(t)-jevergis(t)-je reis(t)-je evenals koek-(t)je(n) boom(p)(t)je(n) Brech(t-t)je(n)zuch(t-t)je(n) ves(t-t)je(n) res(t-t)je(n) nes(t-t)je(n) enz1) en 2o dat n a a ra n a l o g i e v a n d e z e de meerderheid vormende gevallen de -t ook in diewerkwoordsvormen waar deze moeilijkheid eener ophooping van medeklinkers nietbestond na m n ŋ r l of een klinker (de minderheid der gevallen) verdwenen isDat deze analogie nu bij de verkleinwoorden niet heeft gewerkt dat daar de t vanhet suffix -tje(n) na m n ŋ r l of klinker anders dan bij de werkwoordsvormengebleven is zou ik willen verklaren uit het (half- of onderbewuste) besef 1o bij dewerkwoordsvormen met inversie van den hier volstaanden blooten stam (zonder-t) waarnaast het vnw -je daarentegen 2o bij de verkleinwoorden van het znwwaarnaast de verschillende vorm van het s u f f i x (-tje of -je) in veel geringere mate(dan bij de wwvormen) als hinderlijk gevoeld wordt zoodat hier in de niet hinderlijkegevallen de t kon blijven Hetzelfde geldt van de werkwoordsvormen snuiv-je reiz-je(lt reist-je) tegenover de verkleinw snuif-je reis-je (lt reis-tjen) in t eerste geval isinderdaad t besef van de in den infinitief en in zoovele andere vormen voorkomendev en z (f en s alleen aan t slot

1) Trouwens ook in andere moeilijke klankverbindingen als je vergist je daar loopt je broer doorV (83 noot 2) aangehaald als bewijs dat deze verbindingen in t Nl zeer wel m o g e l i j kzijn wordt toch zeer licht de t uitgestooten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

85

en voacuteoacuter -t) en van het vnw -je t sterkst in t tweede geval dat van t enkelv znwop -f en -s (waartegen dan de eventueele meervoudsvormen met v en z lsquoniet opkunnenrsquo)Mijn tweede bedenking tegen V gissing is gericht tegen het onderstelde

phonetisch beloop -di gt jiDat in t algemeen een klankontwikkeling -di gt di (pal) gt dji gt dži gt ži gt ji (of

dezelfde reeks met ə iplv i) in sommige Nederlandsche dialecten mogelijk is zal ikniet betwisten1) Doch ter staving van een zoo algemeen en regelmatig verschijnselin het Hollandsch als hier bedoeld is zou men toch gaarne meer en stevigerbewijzen of althans juister analogieeumln aangevoerd wenschen te zien dan V onsblz 99-101 weet te gevenSpellingvarianten waaruit men zulk een gewijzigde lsquopalatalersquo uitspraak van -di

zou kunnen afleiden (bv -die -dje of derg die men dan toch t eerst zou verwachten)zijn niet of nauwelijks te vinden wel -de dat zeker niet op palatalisatie of assibilatiealleen op klemverzwakking wijst En -gi -ge waarin V (blz 91-4) overgangsvormenvan -di naar jonger -ji -je wil zien wordt op zijn minst even gemakkelijk en natuurlijkverklaard als hetzij brab gi ge (met velaire spir) hetzij oudere onbeholpenschrijfwijzen voor holl ji je (zie ben blz 94 vlgg) Een paar -ses bij De Roovere(blz 100) eindelijk kunnen evengoed zoo niet beter eveneens uit ouder ji jeverklaard wordenEn wat de analogieeumln betreft de gelijkstelling of vergelijking van dezen in t

Nederlandsch toch zeker ongewonen overgang -di gt -dji enz met de ontwikkelingvan het dimin-suff -kijn gt -tiaen gt -(t)je(n) (blz 87 93) gaat stellig niet op Daarwordt - een in allerlei talen wegravelbekend verschijnsel - de k voacuteoacuter een palatalen klinkergepalataliseerd hier zou daarentegen de d lsquogepalataliseerdrsquo worden een heel anderen

1) V vergeet hierbij (blz 100) trouwens dat hij dan ook de vormen met -ti (in soecti enz gt tjigt tši gt ši gt ji) aldus (of uit analogie) dient te verklaren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

86

zooveel ik weet althans in t Nederl zeacuteeacuter o n g ewoon verschijnsel Zeker hebbenverschillende schrijfwijzen dezer verkleinwoorden niet geringe waarde voor ditvraagstuk (zie ben blz 98-9) Maar het gaat niet aan te zeggen lsquode d wordt onderinvloed van de volgende i palataal (d) precies onder dezelfde kondities dus en inhetzelfde dialektgebied waarin het palatalisatieproces van t suffix -kijn plaats lsquovindtrsquo(99) Ja wel dezelfde voorwaarden (natuurlijk trouwens een v o l g e n d e palataleklinker de gewone oorzaak) en hetzelfde gewest Holland en ook dezelfde uitkomstMaar het punt van uitgang de v o o r a f g a a n d e medeklinker is geheel verschillenden daarmede vervalt alle bewijskrachtEveneens slechts in schijn te vergelijken zijn gevallen als lat viridiarium waddium

gt fr verger gage waarin de i voacuteoacuter een anderen k l i n k e r vanzelf halfklinker ( j)werd terwijl hier in een o n b e k l em d e s l o t l ettergreep noch een palataliseeringder d noch een overgang van i in j te verklaren ware Trouwens uit wat in tRomaansch geschiedt valt kwalijk te besluiten tot een Noordnederlandsch dialectOogenschijnlijk meer gewicht heeft de analogie der door V aangehaalde

pronominale vormen voor den tweeden persoon uit nieuw-Limburgsche dialecten(Tongeren Hasselt en St-Truyen) džie dže že je1) Maar Frings door Vaangehaald spreekt van eene ontwikkeling lsquovon χ- x- j- zu di- dz- dž- und ž-rsquodus juist in omg e k e e r d e richting Bovendien wat bewijzen ten slotte ookNederlandsche dialecten aardrijksen taalkundig zoacuteoacute ver van het H o l l andsch afstaande als deze Limburgsche2) voor een klankproces in het H o l l andschSteun had V nog kunnen zoeken in andere Zuidnederlandsche dialecten De Bo

Cornelissen-Vervliet en Teirlinck geven onderscheidenlijk voor het Westvlaamschhet Antwerpsch-

1) Leuv Bijdr VIII 242-3 300-1 verg ook Versl d Vl Acad 1907 1762) lsquoN i e t t e g e n s t a a n d e d i e p g a a n d e v e r s c h i l l e n blijft het Tongersch en de

Limburgsche dialectgroep in t algemeen in den grond Nederlandschrsquo grootaers in LeuvBijdr VIII 105)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

87

Brabantsch en het Zuidoostvlaamsch reeksen van grootendeels dezelfde met dj-beginnende woorden op Maar 1o is in de meeste gevallen deze dj- (of ook wel džof dz-) kennelijk niets dan eene lsquoaanpassingrsquo van of lsquoklankvervangingrsquo voor hetzij frj- (ge-) hetzij eng j- in andere gevallen eene soort van versterking van een Nederlbegin-j- te vergelijken met mnl tjan tjacob (of lt Sint-Jan of -Jacob) en nnl tjezustjasses tja tjee en derg doch in slechts enkele min of meer lsquoverklankendersquo woordenals djangelen (djingelen) djompel djoezelen uit een begin-d ontstaan zoodat dezegeheele reeks eer voor j (of ž dž) gt dj dan voor d gt dj gt j pleit1) 2o zijn ook dezegevallen van (versterkte) b e g i n k lanken natuurlijk niet te vergelijken met de hierbedoelde klanken aan t o n b e k l em d e s l o t van werkwoordsvormen 3o zoudenook deze Zuidnederlandsche gevallen bovendien van zwakke bewijskracht zijn voorhet hier aanhangige Hollandsch-Noordnederlandsche vraagstuk2)Ten slotte naar V voorstelling zou dus in ouderen tijd voacuteoacuter den aanvang der

literatuur -d-ji in -di en dit laatste in lateren tijd weer in -dji (enz) zijn overgegaaneen weliswaar niet ondenkbaar geval van lsquoheen-en-weergaandersquo klankontwikkelingmaar die dan toch wel nadere bespreking en verklaring zou eischen Of loochentV den eerstgenoemden overgang wil hij mnl -di op andere wijze verklarenEen derde door V aanvankelijk ook door mij over t hoofd gezien bezwaar

waarop coll Kern mij opmerkzaam heeft gemaakt is dat die gegiste herkomst vanons je en jij dan toch alleen zou gelden voor den subjectvorm zoodat men terverklaring van den (immers uit u niet te verklaren) objectvorm je zijn toevlucht zoumoeten nemen tot een overdracht uit den subjects- in den objectsvorm waarvoorhet echter den heer V denkelijk even moeilijk zou vallen analogieeumln bij te

1) Over de zonderlinge maar geenszins zeldzame spelling dgie iplv die (dij) durf ik niets zeggenzie Ned Wdb iv

2) Zie over de mogelijk- of waarschijnlijkheid dezer onderstelde klankontwikkelingen ook KernIdealen en Grenzen (Leidsche inaug rede) 26

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

88

brengen als de gevallen van het omgekeerde (objectsvorm met subjects-functie)gemakkelijk te vinden zijnEen vierde bezwaar is voor mij hierin gelegen dat V desbewust maar zeer ten

onrechte de vormen ju en jou geheel lsquobuiten bespreking gelatenrsquo lsquoin zijn betoogmet die vormen geen rekening gehoudenrsquo heeft (blz 103-4) terwijl die vormen dantoch sedert de ME in onafgebroken reeks voorkomen juist in die gewesten waarlater jij (en je) lsquoopduikenrsquo Zulk een verwaarloozing van belangrijke getuigen in hetgeding gaat toch waarlijk niet aan Naar V voorstelling zouden dus waarschijnlijkde oudere vormen ju jou en de lsquojongere uit -di ontstanersquo vormen jij en je bloottoevallig in dezelfde gewesten naast elkaar staan Geloove dit wie t kan Zie benblz 91-2Nog twee bezwaren waarop ik aan t eind van mijn betoog terugkom zijn 5o dat

V ook geen rekening heeft gehoudenmet de tegenstelling in de 17de eeuw tusschende Brabantsch gekleurde schrijftaal gesteund door de spreektaal der Brabantscheinkomelingen en de Hollandsche spreektaal en 6o dat hij het algeheel verdwijnenvan gij (dat volgens hem in de Hollandsche spreektaal geleefd zal hebben) uit diespreektaal ondanks den steun der schrijftaal niet verklaard heeft

Thans na mijne bezwaren tegen V gissing de handhaving en nadere uiteenzettingder oude voorstelling waarbij ik meermalen aan bekende feiten zal moetenherinnerenDat de in lsquohet Mnlrsquo (di meerendeels Vlaamsch-Brabantsch) gewone vormen

bekl g(h)i onbekl (encl) -i beide ontstaan zijn uit een Oudwestnederfrankisch jien dit uit een Oudgermaansch jiz staat toch wel vast wordt althans algemeenaangenomen en zoover ik zie ook door V niet geloochend (eigenlijk al dan nietopzettelijk niet aangeroerd of mag men hier niet den regel toepassen wie zwijgtstemt toe) De onbeklemde encl vorm -(d)i (na voorafgaanden harden mkl -ti)moet dan reeds in ouden tijd voacuteoacuter den aanvang onzer Mnl

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

89

literatuur ontstaan zijn uit -ji in de verbinding -d-ji waarin de j uitgevallen uitgesletenof weggesmolten is1) eene soort van lsquovereenvoudigingrsquo mi in eene onbeklemdeslotlettergreep op zijn minst evenzoo zoo niet eer waarschijnlijk in lsquoNederlandschenrsquomond als het omgekeerde proces door V voor een later tijdperk aangenomen (digt dji gt dži gt -ži gt ji)2) De beklemde vorm g(h)i daarentegen moet oa in het(Oost)-Vlaamsch en Brabantsch di in Westnederfrankische dialecten ontstaanzijn uit hetzelfde ji evenals mnl ghien (met ghicht bekentenis -en -ich) uit ogjehan enz mnl ghene uit og jeno- en misschien ook nl geur gier en gisten uitog jesan enz mnl ghicht (arthritis) uit jicht enz3) Welken klank deze lsquog(h)rsquo vang(h)i in die verschillende dialecten juist voorstelde een meer gutturalen velairendan wel een meer (post- of prae)-palatalen kunnen wij voor de ME slechts gissenDe objectieve casus (dat-acc) bij dit g(h)i is vanouds u (uit ouder iu) di toch stelligwel reeds (overal) uuml ofschoon de later in Brabant opduikende vorm ou eene (duszeer oude) diphthongeering van ucirc niet van uuml moet zijnNaast dezen laatsten vorm komt (of komen) nu echter reeds in de ME en daarna

doch alleen in allerlei Westvlaamsche Zeeuwsche Hollandsche Utrechtsche enWestfriesche geschriften (of althans h a n d s chriften) een (of twee) andere vorm(en)van den objectief-casus voor ju en jou4) welke twee vormen hetzij twee verschillendeklanken voorstellen (uuml en ograveu) of wel tweeeumlrlei spellingen van denzelfden klank (hdu nl lsquooersquo) zijn5) Deze alleen in geschriften uit die streken gevonden vormen heeftVdH mi te recht Friesche vormen genoemd6) Uit owgerm iacuteu is in t Frieschevenals in

1) Franck Mnl Gramm2 sect 89 115 12) Verg bv holl koppie jassie boompie enz met -ie lt -je3) Franck Mnl Gramm2 sect 108 (ook 99 en 123 Anm 2)4) Vor der Hake Aansprv 216-8 N Taalg XX 1195) Vor der Hake aw 212 2196) Kloeke Tschr XXXIX 255 en op zijn voetspoor (maar in eigen kruistocht tegen lsquoFriese

elementen in t Hollandsrsquo) V Haeringen N Taalg XVII 4 en Verdenius Tschr XLIII 103hebben op grond van het voorkomen van zulke j-vormen ook in de Nederduitsche Sassischegewesten VdH het recht ontzegd deze (Aansprv 220-1) Friesch te noemen Alsoud-promotor en lsquoaanstichterrsquo dezer benaming voel ik mij geroepen te harer verdedigingaan te voeren 1o dat VdH wiens hoofdbedoeling trouwens was hunne n i e t -F r a n k i s c h e (Brabantsch-Vlaamsche) herkomst aan te wijzen zelf op dat voorkomeno o k in t Nd gewezen heeft 2o dat het mi toch wel blijk geeft van al te verre gaandscepticisme hier waar het getuigenis der oude geschriften en der hedendaagsche dialecten(en t Eng zie straks) zoacuteoacute volkomen overeenstemmen te twijfelen aan een oud rechtstreekschhistorisch verband dat men dan tot nader order di tot nader onderzoek van de herkomstder Noordzeekustbewoners toch wel Friesch - of wil men Anglo-Friesch of Sassisch-Frieschof ook Ingwaeoonsch - zal mogen noemen Het is immers slechts eacuteeacuten der vele blijken vanovereenstemming en verwantschap tusschen die Nederlandsche Noordzeekustdialecten enhet Engelsch

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

90

t nauwverwante Engelsch en de in dezen ook nader staande Skandinavische talenmet verspringing van het accent van het eerste op het laatste bestanddeel van dentweeklank die daardoor van vallend stijgend werd uacute jucirc ontstaan dat in t Engelschen t Friesch dan ook nog heden ten dage nagenoeg gelijk luidt (eng you = fr jo enju di joe) en dat door dezelfde oude diphthongeering als in Brabant ucirc tot ograveu inHolland ee jou (met ograveu) is geworden1) verg ook fri dou lt ducirc holl nou lt nucirc enz2)Als nominatief subjectieven vorm mogen wij nu in diezelfde streken ji verwachten

In t Friesch immers blijft niet alleen een oude j voacuteoacuter palatale klinkers onveranderd- terwijl zij in t Frankische Brabantsch-(Oost)vlaamsch dan in g overgaat (zie bovenblz 89) - maar gaat ook omgekeerd een g- voacuteoacuter palatale klinkers in j- overwederom evenals in t Engelsch3) en ook in onze Sassische tongvallen Inderdaad

1) Zie Siebs in Pauls Grundr2 I 1235-6 Sipma Phonol amp Gramm of Mod West Frisian sect 45-796 en verg bv sljucht enz namen als Sjoerd Tjaden Djoeke (geschr Dieuwke ltThiad-wara) fri-nnl krioelen = nnl krieuwelen enz

2) Zie boven blz 89 en bv Ned Wdb op Brouw (I) Waarom de klank van eng thou fri douverschilt van eng you fr jo ju weet ik niet Verschil van lengte (ucirc times u) door verschil vanklem Zie Kern in N Taalg V 123

3) Zie Siebs aw I 1300-1 Kluge aw I 995-1001 en fri-mnl-nnl jicht (-en -ig) bekentenisjier jijn enz en bv nfri jouwe lt ofri ieva lt og geban de namen Jilles Jelis lt Gillis G(i)eli(j)slt Aegidius Jelmer (en Jasper) Jisp lt Gisp Joris (nd Joumlrgen gt nl Jurriaan) lt Georgius (timesGoris lt Gregorius) en Gulik = hd Juumllich lt Juliacum benevens eng yard yell yellowyesterday yield enz Zie Boekenoogen Zaanl Idiot XXXVIII-XXXIX en de met ji-beginnendeart in t Mnl Wdb (slechts enkele derg vormen alle uit Westfriesche stukken) en in t NedWdb (alle Hollandsch-Friesche woorden) - Verg trouwens ook nl -eg(e)- gt -ei- in zeil enz(Franck Mnl Gramm2 sect 118)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

91

vinden wij in t Nfri hier dan ook enkelv (doch oorspr mv) subj en obj beklemd(vanouds) ji maar thans in de plaats daarvan (wederom als in t Eng) denoorspronkelijk alleen objectieven vorm jo (waarnaast nog als voc ju) onbeklemdje met een jonger opnieuw gevormd mv subj en obj bekl jimme onbekl jim1)Met deze Friesche vormen nu stemmen de Zeeuwsche nog vrij wel overeen

enkelv subj bekl ji onbekl je obj joe2) hier leeft dus de in t Friesch thansverouderde ongediphthongeerde vorm van ons jij nog inderdaad voort En in hetaangrenzende Westvlaamsch is wel de enkelv subj beklemde vorm gi maardaarnaast staat de onbekl je3) obj bekl joen onbekl je mv subj bekl gijlder enzonbekl je obj bekl julder onbekl je het bezitt mv is daar ook joen (jon joen)4)Derhalve in de Friesche en Zeeuwsche evenals in de Hollandsche volkstaal

a l l e e n onbeklemde en beklemde ji-vormen die wij ook in het zuidelijkerWestvlaamsch terugvinden doch hier alleen als onbeklemden vorm met eenbeklemd gi er naast Deze hedendaagsche gewestelijke vormen te scheiden vanden enclitischen vorm -je - te vereenzelvigen met een geschreven -ge zie ben 94vlgg - voor subj en obj dien wij in de 16de eeuw oa in sommige Zeeuwsche enZuidhollandsche dingtalen en bij den Bruggeling Cornelis Everaert in de 17de eeuwbij Cats De Brune en andere Zeeuwen en voorts bij alle Hollandsche schrijversvinden5) gaat toch zeker niet

1) Sipma aw sect 227-82) Winkler Dialecticon II 182 ee (Verl Zoon vs 21 27 29-32)3) Oogenschijnlijk dus geheel zooals bij Cats (en andere Hollandsche schrijvers der 17de eeuw)

zie N Taalg XX 124-54) Vercoullie in Onze Volkstaal II 27 31 De Bo2 414a Het poss jon herinnert aan het

Zeeuwsche althans bij Wolff en Deken veelvuldige jen tenzij dit naar t Ned Wdb VII 451gist slechts een (papieren) analogievorm naar mĕn zĕn (mn zn) van den 1sten en 3denpersoon is

5) Vor der Hake Aansprv 208-9 218 Verdenius Tschr XLIII 88-92 N Taalg XX 123-7

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

92

aan Wordt dan reeds alleen met het oog op al deze van elkaar onafscheidelijkej-vormen langs de geheele Noordzeekust V verklaring van ons hedendaagscheen reeds zeventiendeeuwsche jij en je uit -di dat zooveel ik weet in Friesland nooitbekend geweest is en in Holland naar mijne opvatting tot in de eerste helft der 17deeeuw alleen op t papier bestaan heeft niet zeer hachelijk ja onwaarschijnlijk isOf zou V werkelijk al deze j-vormen ook die der Friesche volkstaal uit brab-vl -diwillen verklarenDe vergelijking dezer Friesche Zeeuwsche en Westvlaamsche j-vormen geeft

dus allen grond om diezelfde vormen ook in het tusschengelegen grootendeelsvanouds Westfriesche Holland te verwachten Doch wij vinden daar in demiddeleeuwen noch in literaire noch in ambtelijke stukken (in de laatste is trouwensde 2de persoon vanzelf uiterst schaarsch) eenig zichtbaar spoor van een (aldusgeschreven) vorm ji steeds en overal luidt het - of liever staat er geschreven -evenals in Vlaanderen en Brabant ee g(h)i en ook in enclise -di Noch Stokewellicht een Zeeuw noch de Hollanders Hildegaersberch of Potter (vader en zoon)schrijven ji allen schijnen slechts g(h)i (en -di) te kennen ook in die stukken waarju of jou voorkomt ontbreekt ji te eenenmale Er s c h i j n t op dit punt geen anderverschil tusschen Oost-Vlaanderen en Brabant eenerzijds en West-VlaanderenZeeland en Holland anderzijds te bestaan dan dat alleen in de laatste gewestenreeds vroeg ook een ju jou en later schaars ook een onbeklemd -je (-ge) gevondenwordtEerst op t eind der 16de en in t begin der 17de eeuw wanneer de lsquoletterstroomrsquo

in Holland veel ruimer en rijker gaat vloeien komt naast het vanouds gebruikelijkeg(h)i1) en jou in de literatuur een veelvuldiger gebruik op van het onbeklemde en-en proclitische je later allengs ook van een

1) Het vraagstuk van den tijd en de plaats der diphthongeering van de icirc tot ei in j- en in g-vormenin verband ook met de spelling lsquoi y of ijrsquo staat hier natuurlijk geheel buiten en blijft dusonbesproken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

93

beklemd jij en eindelijk - wat ons hier nu niet aangaat - titulatuur vooral UE1) Wijvinden dan bij Hollandsche en Zeeuwsche schrijvers als Hooft Coster Bredero alsCats en De Brune ondanks allerlei schakeering een oogenschijnlijk dooreenmengennaast elkaar gebruiken van gij en jou2) later ook van gij en je of jij althans waar inhet kluchtspel in liederen en in zeer gemeenzame brieven de werkelijke(volks)spreektaal der lagere maar ook der - in het langen tijd burgerlijk geblevenHolland en Zeeland allicht nog niet zoo scherp daarvan onderscheiden - hoogerestanden min of meer nauwkeurig weergegeven of althans benaderd wordt Onshedendaagschen Hollanders Noordnederlanders voor wie gij nu eenmaal alleeneen woord uit de (geschreven of gesproken) deftige boekentaal is schijnt dit eenallerwonderlijkste schier ongeloofelijke vermenging of verwarring van tweeeumlrlei taalvooral waar gij in eacuteeacuten zin door en tot dezelfde personen naast je jij en jou gebezigdwordt Zou dit gij inderdaad aldus met velaire spirant door Hollanders niet alleenevenals thans uit een geschrift voorgelezen maar ook in hunne natuurlijkeomgangstaal g e s p r o k e n zijn Ik kan t al blijf ik de velerlei wisseling in t gebruikder aanspreekvor‿men in den loop des tijds indachtig kwalijk gelooven en wel opgrond der overeenstemming tusschen hetgeen wij weten van deFriesch-Hollandsch-Zeeuwsche volkstaal in ouden en nieuwen tijd en dehedendaagsche algemeene beschaafde (Hollandsche) spreektaal Mijn grootstebezwaar tegen V theorie ik herhaal het is juist dat zij het werkelijk gebruik vangij naast jij in de Hollandsche s p r e e k t aal der 17de eeuw aannemende niet verklaarthoe die vorm dan ondanks den machtigen steun der (geschreven en lsquouitgesprokenrsquo)s c h r i j f -

1) Zie N Taalg XX 112 136-82) Zie N Taalg XX 119 vlgg - Jou ook als voc gevolgd door een scheldnaam evenals nog

heden Zou deze bevreemdende objectieve vorm met de functie van een voc (zie bv Kernin N Taalg V 124-5) niet verklaard kunnen worden uit den invloed van of eigenlijk deverwarring vermenging met den alouden smadelijken uitroep jo jou (zie N Taalg XX 122162 173)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

94

taal waarin men dien klank bij alle voorlezingen in alle aanspraken van den kanselde katheder bij alle officieele gelegenheden stellig werkelijk h o o r d e reeds c1700 den Amsterdamschen Hollander Lambert ten Kate even ondraaglijk stijf in deooren klonk als thans ons zoodat het toen blijkbaar evenmin als nu een Hollanderin gewone omgangstaal over de lippen wilde1) Deze toch voor de hand liggendevraag is tot nog toe door niemand ook door V niet beantwoord En zij laat zich nietvan de baan schuiven door eene algemeene verwijzing naar de wisselvalligheid jawispelturigheid van den lsquomosrsquo en de mode in het gebruik der aanspreekvormen

Zoo rijst - en eischt breeder beantwoording dan tot dusverre - de vraag Is inderdaadmet lsquoghirsquo of lsquogirsquo lsquoghyrsquo of lsquogyrsquo lsquoghijrsquo of lsquogijrsquo overal en altijd dezelfde klank en weldezelfde klank als nu een velaire spirant bedoeld Hier is eengraphisch-phonetische uitweiding of herinnering noodzakelijkDe geschiedenis onzer spelling zooals wij die in de beste lsquoMnlrsquo di in de oudste

Vlaamsche Brabantsche en Limburgsche hss vinden schijnt mij ook op dit puntgeheel in overeenstemming met die der taal en letteren in t algemeen der cultuurin de latere lsquoNederlandenrsquo Germaansch Frankisch doch van den aanvang af ondersterken invloed der Romaansche Walsche of Fransche cultuur2) In lsquoNederlandrsquo

1) Zie Aenl I 472-3 oa in het Ned Wdb IV 2332-3 en 2341 aangehaald bovenal lsquoDit J e voorG y is zo gemeenzaem in de Praettael dat er Gy ten eenemael gemaekt klinkt en word erook zelf dit J e in de Verbogene Casus gebruikt als V a n j e en A a n j e dog dit als telaeg te plat en al te gemeenzaem is tot nog toe buiten alle Schrijftael gehoudenrsquo En eeneeuw later getuigt Bilderdijk Verh v de Gesl 242 lsquoZoo schrijft men Gy voor het geen in tgemeen gesprek Jy heetrsquo

2) Verg voor lateren tijd de toch zeker ook aan de naburige Fransche ontleende Vlaamschemaar ook Zeeuwsche en zelfs Zuidhollandsche spelling lsquooursquo = ucirc voacuteoacuter gutt en lab times lsquooersquo =

(lange) ucirc voacuteoacuter dent (Franck Mnl Gr2 sect 30) verder lsquoeursquo = en lsquoeuirsquo = i (Tschr XL 147-9)eindelijk lsquozrsquo voor den zachten times lsquosrsquo voor den scherpen sisklank De telkens en overal weerblijkende invloed der Fransche cultuur in letteren en taal en zelfs spelling kan voor denvroegeren tijd mi kwalijk overschat worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

95

zoowel als in lsquoOverlandrsquo in de Nederfrankische zoowel als in de Middel- enOpperfrankische gewesten en tongvallen hebben de lsquoschrijfscholenrsquo de op Latijnschengrondslag berustende Romaansche (Westfrankische) spelling overgenomen1) Toenin het (Vulgair-)Latijn de gutturale explosief ǵ voacuteoacuter de palatale klinkers e en i eenpalatale geassibileerde spirant dj dž ž was geworden en de letter lsquogrsquo dus voacuteoacuter dieklanken een (of meer) gewijzigde nieuwe klank(en) was gaan aanduiden heeft menter aanduiding van de gutturale explosief voacuteoacuter de palatale klinkers e i een nieuwletterteeken lsquoghrsquo aangenomen en geschreven Zoo was t in t Romaansch zoo werdt overgenomen in t Germaansch-Frankisch (consequent alleen trouwens bij Isidorus)en zoo is t nog heden in t Italiaansch de explosief ǵ voacuteoacuter velairen aangeduiddoor lsquogrsquo lsquoga go gursquo voacuteoacuter palatalen door lsquoghrsquo lsquoghe ghirsquo de geassibileerde spirantdž ž enz voacuteoacuter palatalen door lsquoge girsquo voacuteoacuter velairen door lsquogi(a) gi(o) gi(u)rsquo In tFransch echter is (later) de explosief ǵ wel voacuteoacuter velairen eveneens door lsquogrsquo (lsquogago gursquo) maar voacuteoacuter palatalen niet door lsquoghrsquo maar door lsquogursquo (lsquogue guirsquo) aangeduidterwijl de geassibileerde spirant (d)ž er voacuteoacuter velairen steeds met lsquojrsquo (lsquoja jo jursquo) voacuteoacuterde palatale e ogravef met lsquojrsquo ogravef met lsquogrsquo (lsquoje gersquo) doch voacuteoacuter de i alleen met lsquogrsquo (lsquogirsquo)geschreven werd zoodat in t Fransch wegravel de letterverbinding lsquojersquo maar n i e t lsquoj i rsquoa l l e e n lsquog i rsquo b e s t a a t woorden met lsquojirsquo beginnende zal men in oude en nieuweFransche woordenboeken dan ook vergeefs zoekenDergelijk verschil bestaat bij de schrijfwijze van den halfklinker j ( ) Deze werd

in de middeleeuwen overal in Romaansche en Germaansche talen voacuteoacuter de velaireklinkers a o u geschreven met een der beide toen nog gelijkwaardige vormen derletter lsquoirsquo ogravef lsquoirsquo ogravef lsquojrsquo (de lsquostaart -irsquo) Zooals bekend is zijn deze twee laatste teekensvanouds en zeacuteeacuter lang

1) Franck Altfraumlnk Gramm sect 103 1 verg sect 116 over de analoge onderscheiding tusschen lsquocrsquoen lsquokrsquo lsquoscrsquo en lsquoschrsquo Zie ook Mansion Oud-Gentsche Namenkunde 135 ee

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

96

tot in de 17de eeuw niet gelijk wij nu gewoon zijn beschouwd en gebruikt als tweeonderscheidene p h o n e t i s c h e teekens (de lsquoirsquo voor den klinker en de lsquojrsquo voor denhalfklinker) maar als twee vormen eener zelfde letter op verschillende maar zuiverg r a p h i s c h e wijze onderscheiden naar gelang van het gebruik als begin-tusschen- of slot l e t t e r als gewone kleine of hoofdletter enz1) Doch voacuteoacuter depalatale e en i werd de halfklinker vanouds in de Frankische tongvallen voor zooveel of weinig hij in die positie voorkwam noch met lsquoirsquo noch met lsquojrsquo maar met lsquogrsquogeschreven waaruit wij ook wel zullen mogen opmaken dat die klank weinigverschilde van die eener oorspronkelijke palatale (geassibileerde) spirant2)Voor het lsquoMnlrsquo - di nogmaals allereerst zuidelijke Vlaamsche Brabantsche en

Limburgsche - klank- en spellingstelsel dient nu allereerst opgemerkt dat (in allegewesten) de explosief ǵ - behalve waarschijnlijk in sommige gevallen aan t slotna ŋ en in de verdubbeling of verlenging3) - in de spirant g was overgegaanBehoudens dit verschil van explosief en spirant is de spelling op dit stuk in hetNederfrankische lsquoMnlrsquo gelijk aan de door Franck beschrevene Middel- enOpperfrankische Dus wordt in oude goede hss doorgaans de mediale spirant gvoacuteoacuter velaire kl a o u met lsquogrsquo voacuteoacuter palatale met lsquoghrsquo geschreven En de halfklinkerj ( ) wordt voacuteoacuter vel kl met lsquojrsquo geschreven terwijl men in de zeer zeld-

1) Vandaar de middeleeuwsche schrijfwijze van getallen lsquoijrsquo lsquovijrsquo enz nog later lsquoJanuarij Julijrsquoenz en ook onze zgn lsquolange ijrsquo eigenlijk niets dan twee lsquoirsquos waarvan de tweededuidelijkheidshalve (oa ter onderscheiding van lsquouumlrsquo) met de lsquostaart-irsquo geschreven werd dochlater zeer ten onrechte als een teeken voor de gediphthongeerde icirc (egravei) aangezien enz Zieover de geschiedenis der teekens lsquoirsquo en lsquojrsquo vooral Ned Wdb VII 3-5 Hooft schrijft bv (Isabella32) nog copjen = kopiacuteeeumln

2) Franck Altfraumlnk Gramm sect 72 in overeenstemming met het Ags schrijfgebruik (zie SieversAgs Gramm sect 175 2) een letterteeken lsquojrsquo ontbreekt voacuteoacuter vel kl wordt lsquoirsquo voacuteoacuter pal kl alsbeginletter steeds lsquoʒrsquo gebruikt

3) Franck Mnl Gr2 sect 9 vandaar bv sec ric bruc(k) rinc secgen (de laatste spelling lsquocgrsquowederom evenals in t Ags Os en Mnd zie Franck Mnl Gr2 sect 30 Altfraumlnk Gr sect 108Sievers Ags Gr sect 216 enz)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

97

zame gevallen dat hij in die Nederfrankische tongvallen voacuteoacuter de pal e voorkwamweifelde tusschen lsquoirsquo lsquojrsquo en lsquogrsquo (ieghen jeghen geg(h)en enz) Voacuteoacuter i kwam de klankin die dialecten zoogoed als nooit voor was of ware dit het geval men zou zekernoch lsquoirsquo noch lsquojrsquo gebruikt hebben maar lsquogrsquo Immers lsquoirsquo en lsquojrsquo hadden beide gelijkeklankwaarde lsquoj i rsquo w a r e d u s o p z i j n m i n s t d u b b e l z i n n i g (immers = ii ofij di lange icirc) ja zoogoed als onmogelijk geweestOp tweeeumlrlei wijze wordt dit alles bevestigd Vooreerst door de spelling der in t

Mnl aan het Fransch ontleende woorden Daar vinden wij reeds in de ME denvreemden klank dž (later gt ž) of wel de met klankvervanging daarvoor in de plaatsgekomen naastbijgelegen Dietsche klanken meestal den halfklinker j ( ) voacuteoacutervelaire klinkers zelden anders aangeduid dan met lsquojrsquo jaloers joeste joie juge enzvoacuteoacuter palatale klinkers1) daarentegen meestal met lsquogrsquo ogravef wel met lsquojrsquo ogravef ook wel metlsquoirsquo (immers geheel gelijkwaardig met lsquojrsquo) geeste of jeeste gent jent of ient Gente(Nobels gemalin in Rein I) Ogier Rogier znw op -ge en op -gier ww op -gierenof -ieren of ook -geren juge loge bottelgier losengier logieren failgeren enz znwop -age (vanoudsmeestal aldus gespeld) woordenmet gemouilleerde l of n (meestallsquolgersquo lsquongersquo of lsquoliersquo lsquoniersquo gespeld) enz Eeacuten vaste overal en altijd gebruikelijke spellingvoor dezen vreemden klank - of liever deze vreemde in t Nederlandschwaarschijnlijk tusschen dž ž z de palatale spirant van nhd -ige(n) en den halfklinkerj ( ) wisselende klanken - was er niet Doch wel kan men vaststellen 1o dat althansin de oude (Vlaamsche) hss ter aanduiding dezer klanken wegravel zeer vaak de lsquogrsquomaar zelden of nooit lsquoghrsquo geschreven wordt welke laatste letters daar altijd de velairespirant voacuteoacuter e en i in Dietsche woorden aanduiden

1) Ik laat hier andere spellingen als lsquodsrsquo lsquodzrsquo enz als hier niet ter zake doende onbesprokendoch wijs alleen even op eene zeer ongewone door S de Gr niet vermelde doch leerzamespelling als mansieren lt ofr mangier (Muller Crit Comm op Rein I 71-2)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

98

zoodat men eerst in jongere hss ook wel gheeste ghent (Kil) Roghier enz aantreft(toch zeker slechts een graphische verwarring geen phonetische overgang) 2odat men die vreemde klanken ook wel met lsquogirsquo (iplv een enkele lsquogrsquo) doch n imme rme t lsquoj i rsquo aangeduid vindt wegravel faelgieren battaelgie logie nooit faeljieren Rojierenz wederom natuurlijk immers lsquojrsquo was = lsquoirsquo derhalve lsquojirsquo zou = lsquoiirsquo of lsquoijrsquo geweestzijn en niet den vreemden klank aangeduid hebben Kortom bij deze vreemdeontleende woorden vinden wij als een zeer gewone spelling de aanduiding van denhalfklinker j of de naastbij gelegen palatale spirant (van nhd -ige(n) en bv ook vaneen nnl met sterken nadrukkelijken twijfel uitgesproken ja) met de letter lsquogrsquo of ookmet lsquogirsquo1)Een tweede bevestiging van deze opvatting der schrijfwijze g(h)i vinden wij in de

spelling der verkleinvormen welker geschiedenis nog kortelings op zoo grondigeen bondige afdoende en heldere wijze door Kloeke is uiteengezet2) De doorpalataliseering in het achterv -kijn ontstane klanken (-k- gt -tχ- -tš- -tj- enz) - nauwverwant met de boven besprokene in Romaansche woorden - duidde men bijgebreke van eacuteeacuten of meer afzonderlijke teekens immers ook aan met -tgin -tgien-tgen -tien -tjen -tje aldus wellicht in min of meer historische volgorde althansmet lsquotg(i)rsquo als oudste lsquotjrsquo als jongste aanduiding der ongewone klankgroepUit dit alles meen ik dus te mogen besluiten dat waar in de Frankische dialecten

de daar niet inheemsche klankgroep

1) Zie breeder hierover Salv de Grave De Franse woorden in het Nederlands 267-71 (vergook bv Tschr XVII 264) - Ten gevolge dezer weifelende spelling zijn in t Mnl de in t Ofronderscheiden inf op -ier en -er niet altijd meer te onderscheiden -gieren kan = -g-ieren en= -gi-eren zijn evenzoo -ieren = -ieren en = -g-eren

2) Zeitschr f deut Mundarten XVIII (1923) 217-31 vooral 223 lsquoes hat sich hier urspruumlnglichum einen schwierigen Laut das palatalisierte k gehandelt das landlaumlufige Alphabet besasskein Zeichen dafuumlr man suchte sich mit allen moumlglichen Zeichen (zumal da die Ausspracheja oumlrtlich noch verschieden war) zu behelfen bis sich endlich ein fester Brauch dieSchreibweise -tje festsetzte Den Sachverhalt kannman wenigstens fuumlr Nord-Holland ziemlichgenau wiederherstellenrsquo al hetgeen mm op het hier aanhangige vraagstuk van toepassingis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

99

ji (halfklinker + i) of een naastbijgelegen klankgroep (palatale of geassibileerdespirant + i) in ontleende Romaansche woorden in verkleinwoorden en in enkeleandere gevallen ontstond men voacuteoacuter velaire klinkers veelal lsquojrsquo schreef maar voacuteoacuterpalatale zich behielp met - als in zoovele andere gevallen in navolging van hetFransch - lsquogrsquo of lsquogirsquo te schrijven maar nooit lsquojirsquo als zijnde = lsquoiirsquo of lsquoijrsquo dus slechtsaanduiding eener dubbele of lange i Derhalve kan mi reeds in hetVlaamsch-Brabantsche Mnl lsquog(i)rsquo zeer wel het teeken niet alleen voor de palatalespirant maar ook voor den halfklinker gevolgd door i lsquogirsquo dus = ji geweest zijn

Hoemoest nu toen in de tweede helft der 14de eeuw lang na Vlaanderen en Brabantook Holland in de literatuur lsquoaan het woord kwamrsquo en vooral toen nog twee eeuwenlater op t eind der 16de eeuw de nog langen tijd boersche lsquobottersquo inwoners van ditnoordelijke gewest zelf op den voorgrond kwamen en de oudere hoogere cultuurweldra zelfs de leiding van de zuidelijke gewesten overnamen en deze naar dekroon staken die klankgroep ji voorgesteld worden welke in de Friesch-Hollandschevolkstaal - vooral in het opkomende kluchtspel zoo getrouw mogelijk afgebeeld -wel degelijk en herhaaldelijk niet alleen in Romaansche maar ook in inheemschewoorden in verkleinvormen in persoons- en plaatsnamen en vooral ook in het hierbesproken vnw telkens voorkwam De obj-vorm jou kon als vanouds aldusgeschreven worden Voor den onbeklemden subj- en obj-vorm je hadmen de keustusschen ge ie ye en je die dan ook alle voorkomen aanvankelijk meestal gedaarna ook wel ie of ye en eindelijk meer en meer je dat ten slotte de gewoneaanduiding wordt Doch voor den beklemden subj-vorm ji hetzij met halfklinker ofmet pal spir (en later met egravei iplv i) gesproken was de spelling lsquojirsquo nagenoegonbruikbaar zoolang de teekens lsquoirsquo en lsquojrsquo beide tweeeumlrlei klankwaarde (klinker enhalfklinker) hadden en bovendien de lsquojrsquo de lsquostaart-irsquo nog eer en meer als sluit- dan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

100

als beginletter geschreven werd Aanvankelijk vinden wij dan ook nooit ji noch ookij Schier lsquokrampachtigersquo pogingen tot uitbeelding als iy of yi blijven zeldzaam1)vinden geen navolging Het meest voor de hand liggende was natuurlijk ook hierde oude Vlaamsch-Brabantsche schrijftraditie te volgen en - niet alleen in het persvnw maar in al de bovengenoemde gevallen lsquogirsquo te schrijven dat immers ook eeneverschillende klankwaarde of lsquouitspraakrsquo kon hebben voor den eenen meerzuidelijken spreker wellicht een palatale spirant voor den anderen noordelijkenden halfklinker kon voorstellen evenals bv de letter lsquoarsquo immers voor verschillendegewesten zeer verschillende klankwaarde of lsquouitspraakrsquo had van oa of ao tot lsquohelderersquoa of zelfs ae toe2)Weliswaar zou men naar het boven blz 98 gezegde voor deze gevallen eigenlijk

alleen lsquogi-rsquo niet lsquoghi-rsquo verwachten welke verwachting echter bedrogen uitkomt Menvindt zoover ik weet - maar de zaak is nog nooit ernstig onderzocht - in demiddeleeuwen bij Stoke Hildegaersberch Potter enz ogravef beide vormen lsquogi-rsquo en lsquoghi-rsquodooreen ogravef wel eacuteeacuten van beide maar dan ook = gi- en = ji- Maar vooreerst geldtdeze onderscheiding tusschen lsquoghrsquo en lsquogrsquo voacuteoacuter palatale klinkers als reeds bovengezegd is alleen voor de oudere (vooral Vlaamsche) hss en ten tweede is hetde vraag in hoeverre dergelijke voor de zuidelijke gewesten geldende onderscheidingtusschen velaire en palatale (geassibileerde) spirant (of halfklinker) toen ook voorde noordelijke gold Trouwens voor lateren tijd heeft V inderdaad bij Bredero zulkeen onderscheiden spelling opgemerkt zie straks blz 102Zoo had de letter lsquogrsquo dus een dubbele of driedubbele klankwaarde of lsquouitspraakrsquo

velaire of palatale spirant of halfklinker Wat wij op grond van het verleden kondenvermoeden wordt ons nu ook zoo duidelijk en uitdrukkelijk als

1) Zie straks blz 101 en N Taalg XX 96 1222) Zie Van Wijk Een ownfr āē-dialect in Tschr XXX 161-80

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

101

wij t maar konden wenschen bevestigd in de ook reeds door V (88 100)aangehaalde mededeelingen van Joas Lambrechts Neacutederlandsche Spellijnghe (ao1550) 1o over de lsquogrsquo lsquog geacute werd ghepronuncieerd tweasins te weacuteten voor a o ughelijc offer en h tusschen stonde tdicke ende platte van der tonghe achter teacuteghentverheacutemelte van denmonde Maar voor e ende i zo medeluudse ghelijc i co[n]sonantvoor de vocaacutelen doedrsquo (B i v o) 2o over de lsquoiersquo lsquoWerdt tweasins ghebruucktrsquo (vooreerst- nnl of vl ie riec bedied enz maar ook) lsquoAnderssins op zijn HollandschZealandsch endeWestvlaandsch in dit naarvolghende woordt ịe1) voor ghy ịeghen1)

voor teghenrsquo (D i j v o) 3o over de lsquoijrsquo lsquoHier zalmen oac noteacuteren hoe dat menzommighe lieden vind die zegghen iy of iy voor ghyrsquo (Ald) Deze kostbaremededeelingen geven ons het ondubbelzinnig rechtstreeksch bewijs dat in hetmidden der 16de eeuw te Gent 1o de lsquogrsquo voacuteoacuter e en i ook den halfklinker kon aanduiden2o naast gi de (onbeklemde) vorm je als Holl-Zee-Wvl bekend was 3o (eveneensals zoodanig) ook de vorm ji niet onbekend wasZoo zien wij in de 16de en in den aanvang der 17de eeuw een zoeken en tasten

naar een vaste aanduiding der hier besproken klanken Zeer gewoon is aanvankelijken nog langen tijd de lsquogrsquo als bv om een enkel uit vele voorbeelden te noementgilpen = tjilpen (Bredero Sp Brab 679) voorts in de boven blz 99 genoemdeverkleinvormen in persoons- en plaatsnamen en ook in dit vnw lsquogirsquo (of lsquogy gij ghighy ghijrsquo alle doorgaans gelijkwaardige spellingen) kon dus reeds in de ME inVlaanderen en Brabant maar nog in de (eerste helft der) 17de eeuw in Holland enZeeland niet alleen de velaire of palatale spirant + i maar ook den halfklinker + iaanduiden En dit is nog zeer lang bekend gebleven ja nog heden in namen alsOetgens Ooltgensplaat niet uitgestorven

1) De in verband met Ls mededeelingen over lsquoi consonant (Bi ro en vo) ook hier blijkbaarbedoelde punt onder het teeken is ongelukkig juist hier weggevallen en door mij geplaatst

1) De in verband met Ls mededeelingen over lsquoi consonant (Bi ro en vo) ook hier blijkbaarbedoelde punt onder het teeken is ongelukkig juist hier weggevallen en door mij geplaatst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

102

de spelling genever bv heb ik nog onlangs op een pas geschilderde reclame zienprijken zie verder in het Ned Wdb de met je- en ji- beginnende woordenOok de oude spelling lsquogirsquo voor de enkele j bleef lang bekend Vandaar dat men

nooit zeker is of met de spelling lsquo-giersquo in woorden als pagie Keesgie -je dan wel-jie (beide inderdaad niet alleen in t Afrikaansch maar ook in Zuid- enNoordnederlandsche dialecten voorkomende) bedoeld isZouden ook de in den aanvang der 17de eeuw hier en daar voorkomende

spellingen jei of jey - bv Coster 17 bis (Teeuwis ed 1627) 541 (Tijsken ed 1620)- en gey - bv Vondel Reintje de Vos 94 97 (oude druk jy latere jey) QuintijnHoll Lijs met de Brab Bely 205 208 230 231 ee - niet misschien soortgelijke minof meer onbeholpene averechtsche pogingen kunnen blijken om deze (Hollandsche)vormen in het oude traditioneele schrift uit te drukken lsquojersquo en lsquogersquo beide dienendeom den halfklinker (of wel onderscheidenlijk dezen en de palatale spirant) voacuteoacutereene i weer te geven en zoodoende de nog steeds dubbelzinnige lettergroep lsquojirsquo (=lsquoiirsquo = lsquoijrsquo) te vermijden Immers dat lsquoeyrsquo hier reeds de diphthongeering der icirc tot ei zouaanduiden is voor N o o r d -Holland in dien tijd toch volslagen onaannemelijkEene andere dergelijke poging is misschien het door Verdenius (94-5) in enkele

drukken van Bredero ea opgemerkte onderscheid tusschen gy en ghy het eerstewaarvoacuteoacuter de werkwoordsvorm zijn -t verliest naast jou door t Amsterdamsche ofNoordhollandsche volk gebruikt het tweede (met daarnaast ook encl -dy zie NautaAant sect 112) door Bredero den boer die lsquoby de V l am i n g e n Retrosyn gewiestrsquois maar ook zijn helden die in de heroiumlsch-romantische gedeelten van zijn Roddren Alph een lsquohoogdravendersquo taal spreken en natuurlijk ook zijn SpaanschenBrabander (of wie als deze willen spreken) in den mond gelegd (terwijl daar in detusschenspelen je jij en jou gezegd wordt) voacuteoacuter welk ghy de -t ook blijft Maar hijof zijn drukker-uitgever handhaafde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

103

dit onderscheid niet streng stelselmatig en zoo is zijn (geschreven of gedrukte)taal ook op dit punt door de dooreenwarreling van ghy en gy jy u en jou veelalwat hij zelf elders ironisch lsquoeen moye mengelmoesrsquo noemt In t algemeen valt echterbij hem lsquoeen afneming van gy-gebruik en een toeneming van je en jyrsquo waar te nemen(V 96)1) Evenzoo schijnt WD Hooft -ge en -gie van ghy te onderscheiden welklaatste wederom een lsquomeneerrsquo en een Brabander in den mond gelegd wordt (ziestraks blz 104 vlgg)In t algemeen stelt V voorts een allengs verdwijnen van -ge en ook van -dy vast

(92 ee) PC Hooft schrijft in zijn Warenar reeds geregeld jy dat echter in zijnlyrische poeumlzie nooit voorkomt daar heerschen ghy en (vermoedelijk alleen in zijnvroegeren tijd) -dy waarnaast soms -je -ge en -ghe staan2)Zoo stel ik mij voor is eerst in den loop der 17de eeuw wellicht op t voorbeeld

en gezag van enkele schrijvers (bv Hooft in zijn Warenar) en drukkers hetschrijven en drukken van jy (later ook jij) in plaats van gi gy en (mislukte proevenals) iy yi jey enz gewoon en algemeen geworden Misschien mogen wij dit zoouitdrukken dat zich eerst toen het Friesch-Hollandsch heeft geeumlmancipeerd vanhet (aan t Fransch ontleende) Vlaamsch-Brabantsche schriftgebruik Ji in de MEin Wvl Zee Holl geschriften reeds lang verholen aanwezig in den geschrevenvorm lsquog(h)irsquo (voor Brabanders en Vlamingen = nnl gij voor Hollanders en Zeeuwenenz behoudens de diphthongeering = nnl jij) komt nu eerst in een afzonderlijkeneigen vorm voor den dag

Schijnt Dr V mij dus het door hem bijeengebrachte materiaal phonetisch juist maarhistorisch-etymologisch onjuist

1) Wanneer Symen ss met vele gys lsquodit beeld eenigszins vertroebeltrsquo (96) vergeet V dat juistvan dit stuk de datum onzeker is (zie blz 90) het is dus misschien wel in druk of in hs ouderdan de twee andere kluchten

2) Zie N Taalg XX 117-8 125

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

104

opgevat te hebben nog in een ander opzicht heeft hij dunkt mij gedwaald twdoor weinig of geen rekening te houden met een belangrijk punt in de geschiedenisonzer schrijf- en spreektaal Dat in onze schrijftaal gedurende de 16de eeuw over talgemeen het Brabantsch de hegemonie heeft en den toon aangeeft dat zij dusook later nog lang een vrij sterke Brabantsche kleur vertoont en nog heden allerleiBrabantsche (of Vlaamsche) bezinksels bewaart dat daarentegen onze beschaafdespreektaal in de groote Hollandsche steden is geboren en dat uit die tegenstellingallerlei doubletten in klanken vormen en woorden te verklaren zijn mag naar ikmeen nu toch wel algemeen erkend heeten1) Al zien wij deze tegenstelling nimmerverscherpen tot een openbaren bewusten strijd wij kunnen er toch telkens weernieuwe blijken van opmerken Zoo bv in de Brabantsch-Vlaamsche klanken vormenen woorden reeds in de taal der Amsterdamsche rederijkers uit den aanvang der16de eeuw te vinden staaltjes van eene literaire modetaal door Hollandscherederijkers van hunne zuidelijke gildebroeders overgenomen en nagebootst2) welkerbuitensporigheden een heele of halve eeuw later wanneer Holland zich eigen krachtbewust is geworden door Bredero oa in bovengenoemde passage uit zijn kluchtvan de Koe en in de welbekende tooneelen uit zijn Spaanschen Brabander en ookin Reaels bekend lsquoVlaemsch gebraey perken jentrsquo3) bespot en op de kaak gesteldzullen worden4) Mogen wij in dit verband ook gewagen van den invloed door lsquoeeneerbaer jongeling uyt Brabant daer (te Zieriksee) gekomenrsquo op Cats geoefend5)Zeker behoort hiertoe bv wel het in den aan-

1) Zie oa Taal en Lett I 196-232 285-6 Kloeke in N Taalg XX 4 vlgg in Meded d KonAkad Afd Letterk LXI

2) Zie bv in Pyr en Thisbe (in Trou m bl) ee iplv ei ei iplv ee -ken -dy betorden 508vertorden 622 toogen 568 voorts Siecke Stadt ed Grondijs XL-XLVIII (en De Vooys NTaalg XI 313-5) Cristen Kercke ed Brands LI-LII R Visscher Brabb ed Vd Laan XXXIIde door De Vooys beneden in dezen (of den volgenden) jaargang te bespreken esbattementenenz

3) Zie ook Tschr XXXV 193-2014) Vondel II 327-95) Cats III 42a

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

105

vang der 17de eeuw nog gewone doch weldra afnemende gebruik door Hollandschedichters van het encl -dy1)Dat die tegenstelling echter niet alleen in de literaire taal op het papier maar ook

in de gesproken taal bestond dat behoeven wij niet alleen te gissen maar kunnenwij ook meer rechtstreeks afleiden uit een welbekende lsquoquickrsquo van R Visscherrsquo(Brabb Quicken VII 41) waar van lsquode Meyskens van de courtosyersquo gezegd wordtdat zij niet alleen op zijn Brabantsch gekleed en getooid willen gaan maar ook lsquoOpBrabands s p r e k e n sy alle gaerrsquo enz Brabantsche mode ook Brabantsche taalen spraak golden blijkbaar reeds voacuteoacuter maar zeker vooral na de inwijking van zooveleBrabantsche lsquoinkomelingenrsquo gedurende langer of korter tijd als deftig voornaamvoor vele Amsterdamsche lsquoopkomelingenrsquo die door de eersten prat op hunneoudere fijnere cultuur boersch geacht en lsquobotrsquo gescholden zich tot die hoogerebeschaving wilden opwerken Hoe lang die tegenstelling en die modieuse navolginggeduurd hebben hoe spoedig die inkomelingen hunne Brabantsche (of Vlaamsche)eigenaardigheden bewaard dan wel zich aan de Amsterdamsche (volks)spreektaalgeassimileerd hebben zullen wij wel nooit in bijzonderheden te weten komen2)Zeker mag Vondel die jong hier gekomen zich welbewust aan zijn nieuwe omgevingheeft aangepast en alleen gedurende zijne lsquooudere periodersquo in zijn geschreven taalblijk geeft van zijne Brabantsche afkomst in dezen niet als eenmaatstaf voor gewoneburgers gelden Maar wanneer hij in de welbekende plaats uit zijne Aenleiding lsquooutAmsterdamsch te mal3) en plat Antwerpsch te walgelijck en niet onderscheidelijck4)genoeghrsquo

1) Zie boven 103 verg ook boven 24 noot 22) Of men ook de tegenstelling in dat curieuse (Haarlemsche) boekje van Quintijn (1629)

tusschen lsquode Hollantsche Lijsrsquo en lsquode Brabantsche Belyrsquo in dit verband mag noemen is mijniet gebleken

3) Di volgens t Ned Wdb hier gek bespottelijk V heeft hier zeker vooral aan de taal van hetkluchtspel gedacht

4) Di volgens t Ned Wdb hier in actieven zin bedoeld kiesch vies keurig Maar ook de passbet gearticuleerd zou wel passen (verg bescheidenlijk in derg beteekenis) V zal hier welvooral aan de breede zware Antwerpsche klanken gedacht hebben

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

106

noemt (voor de zich toen allengs vormende beschaafde spreektaal) dan doelt hij -hoe men deze woorden overigens opvatte en uitlegge - toch zeker wel op dezezelfde hem zoowel uit eigen persoonlijke heugenis als uit wat hij om zich heenhoorde welbekende tegenstelling tusschen Brabantsche en Hollandsche spraakHoe dit zij in het hier aanhangig geval in den lsquobroederstrijdrsquo tusschen gij en jij

heeft geen der beide vormen (van hetzelfde woord) tot dusverre de volstrekte zegebehaald Gij en ge met den obj-vorm u vanouds tot de Brabantsche schrijfen (ookhoogere) spreektaal behoorende heeft in de Nnl geschreven en gesproken schrijftaaltot nu toe zijn plaats behouden Jij en je met den obj-vorm jou evenzeer vanoudstot de Hollandsche spreektaal behoorende heeft niet alleen daar het veld behoudenmaar ook van de 17de eeuw tot heden in den lateren tijd te zamen met het uit UE(en den obj-vorm u) ontstane U herhaaldelijk krachtige pogingen gedaan om naastof zelfs in de plaats van gij zich in de schrijftaal te vestigen of deze reeds ten deelegeslaagde pogingen ooit een volslagen verdringing van gij zullen kunnen bewerkenmoet de toekomst leerenMen schreef dus in den aanvang der 17de eeuw ook in Holland gij dat toen nog

tweeeumlrlei opvatting en lsquouitspraakrsquo toeliet met velaire spirant door de Brabandersmet halfklinker door de Hollanders zoodat bv de geschreven gijs uit de brievenvan Huygens moeder en van Hooft voor de onderscheiden auteurs allicht ookonderscheiden klanken lsquobeteekendenrsquo vertegenwoordigden Een volgen derhalveder oude s c h r i j f t a a l - of wel der oude s c h r i f t t raditieTerwijl nu het gebruik in de literaire schrijftaal der Hollanders van het Brabantsche

-dy in de 17de eeuw verdween terwijl andere pogingen om het Hollandsche ji weerte geven mislukten kwam ten slotte deze vorm lsquojyrsquo of lsquojijrsquo allengs in algemeen gebruikmisschien ook wel in eenig verband met de ongeveer terzelfder tijd veldwinnendejuistere phonetische

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

107

(iplv bloot graphische) onderscheiding van den klinker i en den halfklinker j1) doorde letters lsquoirsquo en lsquojrsquo doch zeker ook als een getrouwer ondubbelzinniger afbeeldingder Hollandsche spreektaal In den eersten tijd werd dit oogenschijnlijk nieuwevoorheen niet aldus geschreven en gedrukte lsquojijrsquo - of meestal lsquojyrsquo - alleen toegelatenin de kluchten waar de Amsterdamsche volkstaal min of meer getrouw werdweergegeven en in zeacuteeacuter gemeenzame brieven vooral van jonge vrouwen of meisjeszooals Huygens jongere zusters die lsquomaling haddenrsquo aan de ceremonieele deftigheiden schreven juist zooals zij spraken2) Want jij (je) en vooral jou hadden of lieverkregen nu een kleur een gevoelswaarde van groote gemeenzaamheid het werdvan den aanvang af in het schriftelijk gebruik vermeden ja verloochend door alwieeenigen prijs stelden op zekere vormen in het maatschappelijk leven Immershoezeer vanouds de eenige natuurlijke inheemsche vormen der Hollandschespreektaal en op zich zelf natuurlijk geenszins plat vulgair of onbeschaafd (evenminals de overeenkomstige Engelsche of Friesche vormen) en dan ook langen tijd tendeele tot heden niet alleen op het platteland maar ook in hoogere kringen entegenover meerderen (in allerlei opzicht) naast allerlei titulatuur gehandhaafd3)werden deze vormen eerst door het gij der schrijftaal - dat men toen de spellingmet lsquojrsquo iplv lsquogrsquo voacuteoacuter velaire klinkers dus jy iplv gy gewoon was geworden vanzelfniet meer met halfklinker of palatale spirant maar met velaire spirant was gaan(voor)lezen en lsquouitsprekenrsquo dat dus een ander wel onderscheiden lsquodeftigerrsquo woordwas geworden dan jy - en later door het opkomende U der ceremonieele schrijf-en spreektaal teruggedrongen en ahw omlaaggedrukt tot een lsquoplatrsquo woord waarbijdan voor jou nog kwam de onwillekeurige associatie met den homoniemensmalenden uitroep jou4) Zoo zal dan reeds in de

1) Zie Ned Wdb VII 42) Zie N Taalg XX 122-3 1263) Zie N Taalg XX 127 vlgg ook V 1314) Zie boven blz 93 noot 3

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

108

17de eeuw de inderdaad noodlottige onderscheiding op papier tusschen gij en jijzijn ingeleid die sindsdien meermalen niet ten onrechte een ramp genoemd isreeds toen zal gij (met velaire spirant gesproken) op het tooneel en in boeken aand e f t i g e personen in den mond gegeven op Hollandsche lezers denzelfdenboekschen indruk hebben gemaakt als thans op onsWant dat - gelijk V (96 98) en ook het Ned Wdb IV 2337 Van Helten (Vondels

Taal) sect 52 en ook Kern (N Taalg V 127) schijnen aan te nemen - ook Hollandershetzij doorgaans hetzij nu en dan lsquonaar s tijds gelegenheidrsquo di naar gelang vanmeerdere of mindere gemeenzaamheid naast of in plaats van hun eigen jij je enjou inderdaad in h u n n e n a t u u r l i j k e omg a n g s t a a l gij met vel spir (enook -dij) g e z e g d zullen hebben kan ik ondanks de overstelpende menigtevoorbeelden uit oogenschijnlijk getrouw weergegeven gesprekken in natuurlijkeomgangstaal uit romans blijspelen enz van de 17de tot de 19de eeuw kwalijkgelooven en wel voornamelijk op de boven blz 93-4 genoemde gronden Dat debeide vormen een tijdlang inderdaad naast elkaar gehoord zijn tw uit den mondvan Brabanders en van Hollanders spreekt vanzelf ook is t niet ondenkbaar dater wel eens gedurende korten tijd een voorbijgaande mode om de Brabanders nate volgen wellicht zelfs eenige weifeling of strijd tusschen de beide woorden bestaanheeft Maar van veel beteekenis zal dit alles niet geweest zijnIk erken dat het aanvaarden dezer voorstelling een tamelijk groot geloof eischt

aan het afzonderlijk bestaan en de macht reeds in de 17de eeuw eener van despreektaal wel onderscheiden deftig voornaam geachte (hier Brabantsch gekleurde)schrijftaal Zulk een lsquoverdonkeremaningrsquo van het natuurlijke jij je jou zulk een vande natuurlijke spreektaal afwijkend algemeen gebruik van gij (met u maar ook weln a a s t je en zelfs jou) in tooneelstukken romans tot zelfs in niet voor den drukbestemde gemeenzame brieven toe zal velen wellicht ongeloofelijk schijnen Entoch - waarom zou eigenlijk niet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

109

reeds in de 17de eeuw dezelfde toestand bestaan hebben dien wij niet alleen kennenuit de brieven onzer grootouders of ouders (die elkaar zelfs in de allerintiemstebrieven niet lsquojij-jouwdenrsquo maar lsquogij-uwdenrsquo of zelfs lsquoUErsquo enz schreven) maar noguit de brieven althans van ouderen uit onzen eigen tijdWie zou ooit uit de gedruktepreeken plechtige toespraken van kansel katheder of podium bij plechtigegelegenheden gehouden maar ook uit vele romans tooneelstukken en gedrukteof geschreven brieven van voacuteoacuter c 1880 waaruit jij streng geweerd is of stijlloos metgij of ge afwisselt kunnen besluiten dat dit alom en altijd geschreven gij behalvein lsquogesproken schrijftaalrsquo geen Hollander ooit over de lippen komt in den omgangkortweg onmogelijk is dat jij en je of U de eacuteeacutenige werkelijk in natuurlijke taalgesproken vormen zijn (en mi ook vanouds geweest zijn) Is t dan zoacuteoacute ondenkbaardat men ook vroeger nadat de vroegere graphische bezwaren tegen een geschrevenlsquojijrsquo vervallen waren om heel andere redenen van fatsoen en welvoeglijkheid noggeruimen tijd huiverig is geweest om deze woorden in schrift te bezigen en lievereeuwen lang deze kloof tusschen spreek- en schrijftaal heeft laten bestaanOmmijn (reeds te lang) betoog samen te vatten wanneer Dr V spreekt van lsquoeen

H o l l a n d s ghi (-i) dat zich o n t w i k k e l d heeft tot een Hollands ji jersquo (87) wanneerhij vormen als blusge comge wilge beschouwt als lsquoo v e r g a n g s v o rm e n egrave ni n k l a n k egraven in schrijfwijze naar het j-pronomenrsquo lsquoe v e n a l s de verkleinwoordenop -(t)gen enz overgangsvormen zijn naar de -tje- verkleinwoordenrsquo (93) wanneerhij gewaagt van de lsquoo p k ome n d e j-vormenrsquo (96) tegen welke lsquon i e uw ei n d r i n g e r s rsquo de lsquooude vormenrsquo (di de volgens V ook in Holland werkelijk levendeg-vormen) lsquonog trachten s t a n d t e h o u d e n rsquo (ald) wanneer hij zegt lsquodeletterverbindingen ge gie gy worden nu hier en in de verkleinwoorden de gewoneaanduidingen voor deze n i e uw o n t s t a n e klankenrsquo (97)1)

1) Zie over den lateren en den hedendaagschen staat van zaken N Taalg XX 170-6 - Allespatieeringen zijn van mij

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

110

wanneer hij kortom jij en je als jonge vormen ontstaan uit encl -di wil verklarendan schijnt mij dit alles ronduit gezegd eene vernuftig verzonnen en oogenschijnlijkwelgestaafde maar toch eigenlijk averechtsche voorstelling van het historischbeloop waarin de dingen op hun kop staan kortom een ijdel luchtgevaarte1) Ik blijftot op nader betoog van ongelijk jij en je houden voor de regelrechte voortzettersvan het og jiz En ik meen dat langs den hierboven aangegeven weg een natuurlijkeren aannemelijker oplossing gegeven is van het dubbele raadsel 1o waarom onsHollandsche jij in de middeleeuwen onzichtbaar is eerst in de 17de eeuw lsquoopduiktrsquoen ook daarna tot den huidigen dag toe achter zijn tweelingbroeder of ander ikgij schuchter schuilgaat 2o hoe men in de 17de eeuw en later oogenschijnlijk gijen jij dooreen gebruikt Dr V vernuftige gissing is voor mij de prikkel geweest tothernieuwde grondiger bestudeering van dit belangrijk vraagstuk dat door ons beiderbetoog misschien in helderder licht is komen te staan en nader tot zijne volledigeoplossing gebracht moge blijken

O e s t g e e s t December 1925JW MULLER

1) Waarop echter in V latere opstellen in dit Tschr XLIV 244-9 312-8 XLV 22-32 als op vastengrond wordt voortgebouwd - Merkwaardig hoe ook hier weer Oost- (en Over-) land in de17de eeuw het Nederlandsch voorbeeld tot zelfs in de spelling op den voet volgen nadatin de eerste helft der 17de eeuw in Holland (niet de k l a n k gi door ji maar de s c h r i j f w i j z elsquog(h)yrsquo door lsquojyrsquo verdrongen is heeft ditzelfde in de t w e e d e helft der 17de eeuw in Oostlandplaats (Verdenius tlap blz 31 noot)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

111

Bargoensch uit het midden der negentiende eeuw

In het Handboek der Nederlandsche Taal II van Dr Jv G i n n e k e n staat genoemdals bron voor Bargoensch oa M V e r w o e r t lsquoBargoensche woordenlijstHandschrift in het bezit der Maatschappij van Letterkunde te Leidenrsquo V a nG i n n e k e n merkt op lsquoDit laatste werk heb ik tot mijn spijt zelf in t geheel nietkunnen inzienrsquot Is inderdaad jammer dat deze lijst niet in v Ginnekens hoofdstuk over

Bargoensch verwerkt ist Is een van de rijkste woordverzamelingen die we van de Nederlandsche

dieventaal bezitten En t grootste deel van de verzameling is door den schrijver zelfopgeteekend Dat is van groot belang Er is nl zoo weinig oud woordmateriaal datbetrouwbaar isVoor de 16e en 17e eeuw is de bron het Liber Vagatorum waarvan de oudste

uitgaaf dateert van 1547 volgens een approbatie in den druk van 1613 Dit boekjeis minstens negenmaal overgeschreven met telkens meer fouten en alsoorspronkelijk Nederlandsch gepubliceerd En zelf is het niet eens oorspronkelijkmaar gaat in laatste instantie terug op Die Basler Betruumlgnisse der Gyler van plusmn 1450en Gerold Edlibach plusmn 14901)Eerst in 1731 werd er oorspronkelijk Nederlandsch Bargoensch opgeteekend en

wel in Cartouche of de gestrafte Booswigt Amsterdam 1731In een blijspel De Gelukte List of Bedrooge Mof gedrukt

1) Vgl F r i e d r i c h K l u g e Rotwelsch I Strassburg 1901 pag 15 no IX pag 19 no XI pag92 noXXVI en Tijdschr voor Taal en Letteren 1922 p 166 J M o o r m a n n Het Bargoenschvan Maastricht

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

112

in 1704 maar geschreven in 1689-1690 staan juist genoeg woorden opgegevenom ons er aan te herinneren dat er altijd geheimtalen bestaan hebben1)Maar heel wat ander materiaal is weer ontleend ogravef aan t Liber Vagatorum ogravef

aan CartoucheTegen 1840 begint er vooral in Z-Nederland belangstelling te ontstaan voor

geheimtalen die in Duitschland al lang bestudeerd en verzameld werden2)Het Belg Museum I 1837 (pag 447-453) heeft een artikel Zonderlinge Tael te

Zele door JB C o u r t m a n s We vinden hier een gedeelte van de parabel van deverloren zoon3) J a n F r a n s W i l l em s geeft aanmerkingen op het artikel enverwijst naar t Duitsch-Rotwelsch De eerw heer D h o o g e eertijds onderpastorte Zele zou twee woordenboeken over het Zeels-Barg vervaardigd hebben (Is eenvan mn lezers daar iets naders van bekend)In 1838 geeft t Belg Museum II pag 427-431 lsquoHet Bourgondsch in de Kempenrsquo

met weer de parabel van de verloren zoon beginnende met lsquoEen olmste had tweeknullensrsquo4) L B e l l e f r o i d geneesheer te Hasselt heeft JF W i l l em s ingelichtVan belang is de mededeeling lsquoMen beweert dat er in Holland boeken in hun taalgedrukt zijnrsquoIn de B r i e v e n a a n J a n F r a n s W i l l em s (ed Jan Bols 1909 Gent) vindt

men nadere bijzonderheden over de bemoeiingen van Willems met Bargoensch5)In t Belg Museum V van 1841 geeft EL een nadruk van de woordenlijst van t

Liber Vagatorum met tamelijk veel fouten ontstaan door t verkeerd lezen derGotische lettersOok in t Noorden begint om dezen tijd de belangstelling

1) Vgl v G i n n e k e n Handb II blz 123 De vertaling is hier niet heelemaal betrouwbaarverhaaren bv beteekent niet v e r b e r g e n maar wegnemen Kibbig is niet g o u d e n maargoede

2) Vgl K l u g e p 314-3363) Overgenomen in v G i n n e k e n Hdb II pag 106 (de rechtsche parabel)4) Overgenomen in v G i n n e k e n (de linksche parabel)5) Brief no 398 (28 Sept 1838) van L B e l l e f r o i d en no 392 (2 July 1838) vanP o s t h u m u s

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

113

in geheimtalen te ontwaken In de Alg Konst- en Letterbode 1844 no 13 pag194-200 schrijft LG V e r n eacute e een bebelangrijk artikel (zie beneden blz 126)S S u z a n Proeve van vergel tusschen het Bargoens en het Patois Hebr

publiceerde deze kleine studie in Kunst- en Letterbode 1844 Dl I pag 322-324In 1845 volgde een vergelijking van enkele woorden uit de Hoogd dieventaal metdie uit de Hollandsche Over t algemeen zijn deze woorden uit dezelfde bron tJiddischV e r w o e r t heeft blijkens zijn eigen mededeeling het bestaan van deze artikels

geweten Hij was directeur der cellulaire gevangenis te Utrecht Op zn handschrift1)staat geen jaartal Op een vloeitje staat April 1847 In dien tijd heeft hij dus gewerktHij put uit werkjes van 1852-1858 en is dus heel wat jaren met zn studie beziggeweest Uit de Inleiding noteer ik t volgendeHij wilde eerst een verzameling der Bargoensche- of dieventaal verzamelen ten

dienste der justitie en politie want het is niet in maar bijzonder buiten degevangenissen dat wanneer in die taal door vroeger gestraften gehandeld wordthun doen en laten een geheimzinnige tint verkrijgt welke dikwerf moeyelijk teontknoopen is door hen die over dat doen en laten hun oordeel vellen moetenGetuige daarvan mede de correspondentie door verdachte personen in der

dieventaal gevoerd welke bij dikwerf hoogst belangrijke zaken in handen der Justitieis gekomenHoe streng ook tegen het gebruik der dieventaal in de rijksgevangenissen gewaakt

wordt en ieder dubbelzinnig of onverstaanbaar woord niet onopgemerkt wordtgebezigd weet de eene gevangene die aan den andere op bedekte wijze mede tedeelen en deze zich die taal alzoo eigen te makenDaarop geeft Verwoert zn bronnen op die beneden besproken worden

1) Hs der Bibl der Mij v Letterkunde No 1522 I-II

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

114

Hij geeft eenige punten aan van overeenkomst tusschen Hoogd en NedBargoensch1) en verwijst naar S u z a n Even wordt het feit aangeroerd dat in de dieventaal een ander woord wordt

genomen wanneer eacuteen te bekend wordt2) lsquoen (ik) schrijf het daaraan almede toe datvoor een enkel voorwerp meer dan eacuteen bargoensch woord gevonden wordt menzie slechts het woordje geld en men zal bevinden dat er - woorden bestaan om datmetaal aan te duidenrsquolsquoHet is echter niet denkbaar zulks het geval zoude kunnen worden bij het op

eenmaal algemeen bekend worden van zoo vele woorden en mocht het stelsel vaneenzame opsluiting al ware het ook slechts gedurende de nacht eenmaal als strafop alle misdrijven en misdaden worden ingevoerd dan is het niet te betwijfelen ofdaarmede moet de bargoensche of dieventaal geheel verloren gaanrsquo3)De vertaler der Mystegraveres de Paris (Uitg H N i j g h te Rotterdam) noemde ons

Hollanders gelukkig omdat we geen dieventaal bezatenlsquoSlechts in zooverre had hij gelijkrsquo zegt Verwoert lsquodat er geen verzameling van

eenige beteekenis hunner woorden bekend wasrsquo Zeer terecht merkt hij verder opdat de spelling der woorden onzeker is daar de meeste lsquoter sluip of bij verrassingzijn opgeteekendrsquo of de inlichter onontwikkeld wasVervolgens schrijft hij lsquoVele zeer vele woorden zijn door mij opgeteekend uit den

mond van hen die vroeger deze taal in de gevangenissen geleerd hadden en wierlevensgedrag na een kortstondige vrijheid hen weder derwaarts voerdersquoDit gedeelte maakt het belangrijke van Verwoerts werk uit Aan de overgeschreven

lijsten hebben we niets Aangaande

1) Baldovenaar Bekaan Blikslagere2) Hetzelfde is mij door verschillende personen die ik ondervroeg verzekerd Dit zal eacuteen der

oorzaken zijn van meerdere woorden voor t zelfde begrip t Oude verdwijnt zoacuteo maar niet3) Maar de bargoensch-sprekers weten niet dat er over hun taal geschreven is of wordt Dat is

mij meermalen gebleken en is ook volkomen verklaarbaar ze lezen geen boeken of taalkartikels

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

115

het Bargoensch in Verwoerts tijd lichten ze ons niet in en ze zitten vol foutenIk heb dan ook de woorden uit t Liber Vagatorum (Legende) en Cartouche (1731)

(zie beneden) uit Verwoerts lijst gelichtDaarmee is vanzelf verwijderd het waardelooze materiaal van Mr N e p v e u uit

Een biddersoproer1)Maar t Bargoensch van Mr N i e uw e n h u i s dat uit den tijd is waarin Verwoert

schreef meende ik niet te mogen verwijderen Hoewel ik de zekerheid heb datVerwoert hier woorden uit overnam kan ik toch niet bewijzen dat hij ze niet zelfook gehoord en aan levende personen gecontroleerd heeft Wel geef ik het materiaaluit dit werk dat bijna niet bekend is apart2)We houden zoodoende zuiver Bargoensch uit plusmn 1850 over Maar we weten niet

uit welke plaatsen van het land het afkomstig is En dit te weten is van evenveelbelang als de tijd van gebruik Bij mijn onderzoek van de levende geheimtalen isme gebleken dat er verschillende soorten Bargoensch zijn die evenveel verschillenals bv Nederlandsch en Duitsch In W i n s c h o t e n wordt bv een Bargoenschgesproken dat absoluut anders is dan dat in M a a s t r i c h t Maar ook dichter bijelkaar gelegen plaatsen verschillen sterk bv L o c h em en H a a k s b e r g e n In L i m b u r g is er een duidelijke scheiding Z u i d L i m b u r g s c h tot ongeveer

R o e rm o n d ten N daarvan vond ik het Bargoensch vanWe e r t dat weer scherpverschilt van de B r e y e l l s c h e geheimtaal even ten Ov Venlo Ik heb nog geentijd gevonden al het materiaal dat ik persoonlijk in deze streken genoteerd heb uitte geven3) Maar nu kan ik al wel zeggen dat men niet kan spreken van lsquoEenNederlandsch Bargoenschrsquo Verwoert heeft zijn woorden van menschen die uit alledeelen van t land samenkwamen t Is niet mogelijk

1) Zie blz 1172) Vgl blz 119-1253) Tot nog toe is alleen gepubliceerd Het Bargoensch van Maastricht Tijdschr voor T en

Letteren 1922 blz 159-232

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

116

nu nog na te gaan waar de verschillende woorden thuis hooren Maar zeker is tmateriaal uit verschillende kringen Er is geen Bargoensch-spreker die zoacuteoveelgeheimtaal-woorden kent Het grootste aantal dat ik bij eacuteen persoon noteerde isH a a k s b e r g e n 231M a a s t r i c h t 222N i j m e g e n (3personen)242 Ikgeloofdat de kennis van 300 Bargoensch-woorden bij een spreker al heel zeldzaam isHet tweede deel van Verwoerts Handschrift bevat een lijst Ned-Bargoensch die

op enkele woorden na gelijkluidend is met die van het eerste deel Hij heeft dezelijst vergelijkendwillenmaken en daartoe aangehaald de parallellen uit R o t w e l s c h A r g o t en P a t o i s H e b r e e uw s c h Meer dan hij hiervan vond bij V e r n eacute e S u z a n en NN in Alg K en Letterbode 1845 heeft hij niet gegeven Enkeleaanteekeningen op losse bladen zijn door mij verwerkt voor zoover ze waardehaddenAls zijn oudste bron noemt Verwoert het L i b e r V a g a t o r um Hij heeft

verschillende uitgaven gekend maar hij put uit de lsquoLegende ofte Historye vandesnoode practycquen ende de behendige listicheden der Dieven Overgeset uyt hetFrans Hier achter is noch by gevoecht Gielers vocabulaer hael tael Tot LeydenBij Davidt Lopes de Haro Boeckvercooper Anno 1640rsquoEnkele woorden uit dit vocabulaer heeft Verwoert niet overgenomen Het zijn

Cren Fiel Foncke Flosselinck Galle Glyde Houts Hanswalter Har KnagelinckMijnen Quyen goffere Quinckere Rumsen Sluymerix Voppen ZickuszVan eenige critiek bij t overnemen is mi echter geen sprake Woorden die beslist

nooit gebruikt zijn als abon distel Par P geeft Verwoert wel1))Wanneer hij van een woord een spelling geeft die afwijkt

1) ABON de B berust op een zetfout en moet zijn D ADON = Hebr ADAUNOI DISTEL moet zijnDIFTEL = Hebr TEPHILOH Het Gotische logotype ft is als st gelezenPAR P deze afkorting is niet te verklaren en nooit gesproken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

117

van die welke in de L e g e n d e staat dan heb ik dat woord laten staan en in eennoot op de afwijking gewezenDe tweede door V e r w o e r t in dr geheel opgenomen woordenlijst is het

Woordenboek Bargoens en Nederduitsch voorkomende in Cartouche of de GestrafteBooswigt uyt het Fransch in Nederduitsche Vaerzen nagevolgt Te Am s t e r d am Bij J o h a n n e s d e R u y t e r 1 7 3 1 In tegenstelling tot dit Bargoensch heet het hier ook afgedrukte uit t Liber

Vagatorum lsquoOud BargoenschrsquoIn de afdeeling Nederduitsch en Bargoens woordenboek komen nogal veel

woorden voor die in de Bargoens en Nederduitsche lijst niet verwerkt zijn Verwoertheeft alle woorden uit beide lijsten zorgvuldig overgenomen en met een 18 (18eeeuw) gemerkt Een enkel woord vond ik niet vermeld maar van critiek is hier geensprakeOp enkele punten wil ik wijzenBekke fettoe Dit geeft V apart op Cartouche heeft Kayle bokke toute moule

(moele) bekke fettoe Part of deel van het gestoolene Verwoert neemt alleen overBekke fettoeBlag die op de kit past Cartouche meldt Bing die op de kit past deurbewaarder

De verandering Bing in Blag is opvallend t Woord Blag komt inderdaad voor tHennese Flick van B r e y e l l kent Blag in de bet man t Komt ook voor in samenstals Blagelaumlpper dokter Krabbelblag schrijver enz Toch teekent V deze uitdr met(18)Een volgend geraadpleegd werk is Mr JJD N e p v e u Een Bidders-oproer

Uit Verzamelde verhalen 1e deel Utr 1852 Afzonderlijk was dit verhaaltje alverschenen in Aurora 1842 (uitgekomen 1841) Men verweet Nepveu geput tehebben uit het Belgisch Museum van 1841 Hij wijst deze beschuldiging met eenigeverontwaardiging van zich en beweert het bewuste artikel niet gezien te hebben tKan best kloppen En Nepveu egraven Belg Museum hebben de Legende benutNepveu heeft bovendien nog enkele woorden uit Cartouche en drie woorden

die misschien wel gehoord zijn Ik kan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

118

ze tenminste niet thuis brengen Op plusmn 70 woorden is dat nu niet zoon sterk bewijsvan zelfstandigheid En de verontwaardiging van Nepveu maakt wel een beetjevreemden indruk De studie die hij zegt gemaakt te hebben zal wel in het verzamelenvan woordenlijsten bestaan hebben Als hij vraagt of t beter was maar eendieventaal geschapen te hebben die hier te lande nooit gesproken was als bv bijde vertaling der romans van Sue ea (zie onder) gebeurd is dan zeggen ook wijneen Maar of het dan wel goed was de menschen een Barg te laten spreken datlsquoniet meerrsquo gesproken werdDe volgende woorden uit t artikel vanMr Nepveumoeten even besproken wordengeknooid ontdekt Cartouche heeft hier knoojen bekennenVerwoert heeft de bet ontdekt van Nepveu overgenomen Graauwert de duivel

De uitgaven van t Liber Vagatorum hebben gauhaertVerwoert heeft grauwert klaarblijkelijk van NepveuHorselen knorren lsquoHoor hem eens horselenrsquo De Legende heeft hier de bet

kijvenVerwoert heeft de bet knorrenKale koe morgenstondEveneens bij Verwoert Cartouche schrijft kaele koeKappen beraadslagenOok V geeft deze bet terwijl Cartouche noteert kappen spreekenMolsamen verradenAlleen Nepveu geeft dit werkwVerwoert schrijft wel over t subst molsamer uit de LegendePrerie dief lsquoHij is een prerie in zijn hartrsquoDit woord komt weer alleen bij Nepveu voor Verwoert heeft het niet overgenomenRatelen radbrakenDit woord heeft Verwoert wsch hier gevondenRoen vrouwAlleen bij Nepveu Door Verwoert overgenomen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

119

Sakken trouwenAldus bij VerwoertDe Legende heeft het veel betere woord sanckenIn de lijst heb ik aangegeven welke vormen uit Nepveu zijnEen zeer belangrijke bron voor Verwoert is geweest het volgende werk Mijn

verblijf in de gemeenschappelijke en afgezonderde gevangenis enzHier wordt Bargoensch gegeven uit den tijd waarin Verwoert zegravelf zn materiaal

verzamelde t Is dus mogelijk dat bij al de woorden die hij hieruit overnam zelfgehoord heeft Hij gaat hier ook meer critisch te werkIn t geheel staan in genoemd werkje 113 Bargoenschwoorden Verwoert neemt

er 11 niet over en 27 andersHet Bargoensch uit N i e uw e n h u i s boekje is belangrijk genoeg om hier in zn

geheel te volgen Dit is t eerste materiaal waarvan we zeker weten dat tbetrouwbaar en oorspronkelijk isM i j n v e r b l i j f i n d e g eme e n s c h a p p e l i j k e e n a f g e z o n d e r d e

G e v a n g e n i s e n e e n i g eB e s c h o uw i n g e n o v e r d i e b e i d e i n r i g t i n g e n b e s c h r e v e n d o o r

e e n o n t s l a g e n Ge v a n g e n e e n me d e g e d e e l d d o o r M r CJNN i e uw e n h u i s U t r e c h t 1858

Voorwoord

lsquoWat de schrijver van de dieventaal mededeelt die door hen in degemeenschappelijke gevangenis werd aangeleerd heb ik niet willenterughouden zij toont aan hoe de gemeenschappelijke gevangenis ookuit dien hoofde afkeuring verdient daar hij den gevangene de gelegenheidaanbiedt ommet de afzonderlijke taal der boosdoeners bekend te wordenen een bewijs oplevert hoe de misdadigers buiten de gevangenis zichdaardoor gemakkelijk herkennen en aansluiten en in de gevangenis vangedachten wisselen zonder door hun bewakers verstaan te wordenrsquo

Uit het voorwoord van CJNN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

120

+blz 51)

+ lsquoNu begonnen de vragen de nieuwsgierigheid lokte de eene na deandere uit en ik wil mij die voor een oogenblik herinneren om den lezertevens met de zoogenaamde dieventaal eenigzins bekend te maken diewel niet zoo vloeibaar is als het fransche argot maar ook de hollandschedieven hebben hunne taal al is die dan ook een verbasterde joodscheof duitscheUit welke bajes (gevangenis) komt gij

+blz 6

+Van mokum Hei (van s Hage)Voor hoe lang zijt gij veroordeeldVoor jout heit sjone (voor acht jaar)Op een tondel mazematte (diefstal met sleutels)Neen voor het feberen (schrijven)Hoe was er het bikken (eten) en het legum (brood)Hoe is het hier vroeg ik op mijn beurtSjofel (slecht)De smerrie (tabak) de kamine (kaas) de sas (suiker) het gassel (spek)duur en sjofel (slecht) en dat alles mogen wij in de 2e klasse niet hebbenmaar met een goede sien (bewaarder) en klein minje (zilvergeld) kanmen het bekomenlsquoStikkem (stil) daar is de sien (bewaarder) weg met jou sauger (pijp)

A propos viel een ander in ken je de mottige PietJaDie is gisteren na golo bajes (ziekenzaal) gegaanHij is te mokum Olf (Amsterdam) voor capti sjone (elf jaren) met jas(geeseling) vonk (brandmerk) en das (met de strop) veroordeeld en botop verschut (heeterdaad betrapt) maar zijn kalle (bijzit) heeft nog eenmenigte kleise en fokse mazematten (gouden en zilveren sieraden)gewoere (verstoppen) gemaakt en een palmegoon (schildwacht) enkajem (jood) die hier de wacht heeft neemt nu en dan een cassaaf (brief)voor haar mede maar de flik (kaarten) en de daaijen (dobbelsteenen)zullen hem nog pijger maken (dooden)Middelerwijl hoort men onophoudelijk roepen Ik heb nog een maandlegum in de wind (brood te koop) Een ander roept wie heeft er noggemme (boter) Een derde

1) Hier schrijft de ontslagen gevangene zegravelf

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

121

die zijn laatsten cent verspeeld had en nog twee maanden brooddaarenboven schuldig was komt bij een van die woekeraars die tegen10 cent in de 14 dagen een gulden uitzetten lsquoZijn brood staat in denwind de honger plaagt hem Des anderen daags s morgens werden wij op het bureau van denKommandant geroepen waar ik mijn transport-gabbers (makkers) aantrof

+blz 9

+lsquoHet grootste gedeelte van de hier aanwezigen (verraden) niet dat zijnoude retourpaarden (noot De recidroisten () naar het fransch argotcheval de retour) - maar wel de nieuwelingen en deze zijn zijne proteacutegeacutesde meest weldenkenden vermijden hen als de pest wanneer wij iets tezamen te bespreken hebben doen wij het in het fransch dan kan onsgeen van die kaffers (boeren) verstaan

+blz 12

+beambten lieten zich gemakkelijk overhalen om lsquotegen een courtagevan 25 pct die gelden aan hunne adressen te laten afzenden

+blz 73

+Tot een proeve der opleiding in de gemeenschappelijke gevangenis hebik in nevensgaanden brief op eene beknopte wijze het leven van sommigemisdadigers naar waarheid trachten te schetsen waarvan de meestennog bestaan en hier en daar in onze gevangenissen te vinden zijn Ik hebmij in deze schets in de dieventaal uitgedrukt ten einde den lezerdaarmede nader bekend te maken (noot van CJNN lsquoDe dieventaal ofhet zoogenaamd Bargoensch maakt geene afzonderlijke taal uit maarbevat alleen een aantal woorden die slechts zeldzaam onderling vooraaneenschakeling vatbaar zijn en in de gewone taal vermengd wordenwaardoor deze onverstaanbaar voor derden wordtSomwijlen schijnt zij met nieuwe uitdrukkingen aangevuld te wordenwanneer de oude woorden te zeer bekend rakenrsquo)

+blz 74

+VriendGij verlangt dat ik u uit mijn vroegere levensjaren iets feberen (schrijven)zal en op welke wijze ik een turftrekker (zakkenroller) gokker (speler) enmarwieger (dief) geworden ben aan dat verzoek ga ik voldoen en wel inhet bargoens (dieventaal)Toen ik 12 jaren oud was sjofel geklofd (slecht gekleed) zonder frederiks(schoenen) noch minje (geld) in

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

122

de jatten (handen) en even hongerig als een kajem (jood) die bij matze(paaschbrood) zonder gemme (boter) of sas (suiker) zijn feest heeftgehouden liep ik mijn marretjes (moeders) spieze (huis) uit en geraakteaan het dwalen en knapte hier en daar een kleine mazematte op (enstal hier en daar in het klein) tot ik weldra treifel verschut (op heeterdaadbetrapt) en ter opvoeding naar het kleine bajes (het kinderhuis degevangenis voor jeugdige veroordeelden te Rotterdam) gezonden werdDaar leerde ik feberen (schrijven) en van Appie (noot Een beruchtezakkenroller) hoe men een speentje (knipje) oksenaar (horlogie) ofspinnekop (doekspeld) handelen (stelen) moet Nadat mijn opvoedingvoltooid en ik rijp voor de lessen van het gymnasium (het correctiehuiste Hoorn) was keerde ik naar mijn mraretje () (moeder) terug wier gondelspieze (h huis) niet zoo bloeijend was als vroeger want haar pol ()vergokte (verspeelde) alles wat hij grijpen en vangen kon en mijneuitgaanskas van 125 soof (gulden) was dus welkom Ik was nog zookaffers (boersch) dat ik hun alles overgaf en zij en haar pol palmden debasjes (stuivers) soven (guldens) en radden (daalders) in en toen ik eenpaar dagen later een basje (stuiver) voor smerrie (tabak) vroeg zei haarPol Jan gij zijt nu in de leering geweest ga naar den manken Albert(noot Een der bekwaamste zakkenrollers) die heeft een vertoetscher(heeler) noodig en van alles zult gij uw aandeel hebben Zoo gezegd zoogedaan de manke ontving mij vriendelijk en ik werd zijn gabber(kameraad) gij weet dat hij de knapste turftrekker (zakkenroller) van zijntijd was en met zijn alionoves (uitgestreken) porum (gezicht) en sierlijkgekloft (gekleed) in alle scholen (kerken) en voorname bajessen(concerten en schouwburgen) den toegang hadOnder zijne jatten (handen) werd ik bijna zoo knap als hij en het regendefoks (goud) en kleis (zilver) minje (geld) Wij woonden afzonderlijk en ikleefde met een jonge kalle (meisje) die met mijn minje (geld) wist rond tespringen In 1836 werd ik in de avond school waar een voorname raaf(predikant) gesproken had met zes speentjes (knipjes) die ik aan eenander niet kon afplanten (overgeven) treifel verschut (op heeterdaadbetrapt) en daleth (vier) sjone (jaren) naar het nekof (ge-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

123

vangenis) te Hoorn gebragt Leentje Cornetje liet mij in den brand maardaar mij de manke voor tijdverdrijf met de flik (kaart) en de daaijen(dobbelsteenen) had leeren omgaan om bij een verschutting (betrapping)geen gebrek te lijden wanneer ik met de kaffers (boeren) in aanrakingkwam maakte ik weldra van zijn onderwijs gebruik en verdiende binnenweinige dagen een pet vol bajes moos (fictieve munt) en werd 14 dagenlater de gabber (makker) van Polsbroeker Hein (noot Een befaamdemisdadiger die na een hevigen tegenstand te Polsbroek gearresteerdwerd) die geldschieter en kleine kantinehouder was wij hadden van een30 man meest allen gokkers (spelers) het legum in de wind (het broodgekocht) en gij begrijpt welk een leventje wij hadden Op de betaling vanden kommandant (noot Eigen gelden van de gevangenen die om de 14dagen worden uitbetaald) verkochten wij gemme (boter) gasser (spek)smerrie (tabak) kamine (kaas) en sas (suiker) en tegen 10 pct interestper soof (gulden) hadden wij altijd 30 soven in omloop en zoo gij nu zoogoed kunt rekenen als meester S het mij geleerd heeft dan kunt gijnagaan dat die 30 soven 78 s jaars opbragten zonder interest op interestte berekenen doch daarvan verstaat gij niets en zijt in de lik (gevangenis)nooit vooruitgekomen zoo als Mortje Eikel Simons Jan Aardappel ofDufour maar die vervloekte ossenpooten (dobbelsteenen) waren deoorzaak dat ik aan Pampje 125 soven (gulden) verloor in een baantje(dobbelpartij) zooals men ze alleen te Hoorn maken konGoede raad was duur en ik feberde (schreef) een loensche kassaaf(valsche brief) op den naam van een onnoozelen kaffer (boer) die ik alleswat ik weten wilde had laten smousen (verhalen) en onder het adres vanTortillard (noot Bijnaam aan een der gevangen-bewaarders gegeven)ontving ik 75 soven (gulden) waarvan hij zijn rewoghen (aandeel) kreegDufour die toezichter op de spinzaal was en mij kende voor een gogemerot (doorslepen guit) stelde mij voor om loens bajes moos (valsche fictievemunt) te maken het zink bezorgde ons W (noot Een der beambten) enop sjabus (Zaturdag) namiddag goten wij vijftigers en vijf-en-twintigersdat wij aan de kaffers (boeren) die potters waren tegen biesjes (5 cents)en basjes (tien cents) inwisselden en als er veel kleis (zilver)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

124

en foks (goud) minje (geld) in voorraad was kochten wij het tegen 5 pctop waarvoor wij een goeden passer (opkooper) hadden in denkantinemeester B die met zijn gegabte (gestolen) bajes moos (fictievemunt) geen weg wist en voor een spliet (tienguldenstuk) ƒ 1250 gaf enPiekje zijne dochter die van haar vader ganfde (stal) gaf steeds ƒ 15dat gevaarlijke werk werd eindelijk versliegend (verraden) en had deschorre bootsman (noot Bijnaam van een der gevangen-bewaarders)niet bij tijds onzemazematten (werktuigen) en het klamones (gereedschap)in het majem (water) geworpen zouden wij gescholmd hebben(geschavotteerd zijn) met jas (geesseling) vonk (brandmerk) en das(strop) en wie weet met hoeveel jaren daarenbovenZes weken daarna kreeg ik mijn goffei (vrijheid) en ging naar Mokum hei(den Haag) om met de snitsel (snoeijersschaar) te gaan werken Demeeste zijn zoo gij weet maar ik heb ze gemakkajemd (geslagen) datzij de koude koorts kregen In mellogemen (werken) had ik geen lust enwie zou mij ook in dienst genomen hebben Gij weet er van te sprekendie op uwe goffei (in uwe vrijheid) uw legum (brood) zocht te verdienenEen sien (dienaar van politie) versliegende (verried) u en gij moestopnieuw gaan marwiegen (stelen)Toen mijn minje (geld) bijna op was gaf ik mijn glimmerikken (oogen)den kost en wilde nu met tandels (valsche sleutels) handelen In hetmaken daarvan had Toon E (noot Een der bekwaamsten van dat vakdie reeds in 1807 als kind werd veroordeeld en tot heden met slechtskorte tusschenpozingen zijn leven in de gevangenissen heeft doorgebragt)mij onderwezen en gij weet dat hij er de bolleboos in is Want sabberen(diefstal met braak) is mij te gemeen en nifteren (moorden) maakt u pijger(dood)Ik ging naar groot Mokum (Amsterdam) om een gabber (kameraad) tezoeken en vond er een bij jufvrouw Krijtenb g waar al wat links is zijnrendez-vous heeft Men had er hem een gebaldoverd (aangewezen) bijeen Tofelemones (Roomsche) die elken morgen met zijne snaar (vrouw)naar de school (kerk vroegmis) ging en in dien tusschentijd moestgehandeld (gestolen) worden Ik maakte de kien (sleutel) en Marie zijnkalle (bijzit) stond op smieris (uitkijk) De mazematte (diefstal) was tof(belangrijk) en vader Arie de passer opkooper Op een tweede

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

125

mazematte (diefstal) werd ik verschut (gearresteerd) maar met mijnloenschen (valschen) naam en bij de princerij (politie) niet bekend liephet beter af dan ik gedacht had en moest ik voor capti sjone (12 jaren)naar Jan van Woerdens kasteelDaar leerde ik in de tweede klasse P kennen en werd zijn gabber(kameraad) en toen wij in de derde klasse overgingen beraamden wijmet Slome in het afgeloopen jaar om een fabriek van loensche flepjes(vervalschte coupons) op te rigten P zou die van 123frac12 op 1250veranderen en Slome die met Jijje H (noot Een jood vroeger wegensdiefstal en geldsnoeijerij veroordeeld) te Mokum hei (den Haag) in stikumfeberde (in het geheim brieven schreef) liet zich in eens een dozijn doortusschenkomst van meester K bezorgen P mellogemde (werkte) dathet een lust was maar na verloop van eenigen tijd kwam er landing(ontdekking) hoe en op welk eene wijze weet gij alsmede den afloop derzaak en zoo de bollebof (kommandant) niet was pijger (dood) gegaanen P te Leijden uitgesabberd (uit de gevangenis gevlucht) dan was heteen sjofele (slechte) boel geworden Want Jan O had ons gesliegend(verraden) maar voordat de princerij (justitie) er den neus in stak en debabbelaar (regter) aan het protocollen (proces verbaal maken) ging wasik goffei (in vrijheid) en ging naar Brussel waar mij Frits wachtte metwien ik thans naar Parijs vertrekHet spreekt van zelf dat ik nu het fransche argot moet leeren ik kenreeds het arcon (herkennings teeken) om mij tusschen de amis (dieven)en de moutons (verraders) niet te vergissen wij zullen goupiner agrave la tire(zakkenrollen) op de bogues dorient (gouden horlogien) op broquilles(oorbellen) en foufiegraveres (juweelen) want ik wil een pegravegre de la grandevernis (parijsche dief) worden en ik hoop dat het mij gelukken zal metden Quart doeil (commissaris van politie) den curieux (regter vaninstructie) de patrague (patrouille) en met de marchands de lacet(gendarmerie) in geen aanraking te komen en gaan dan met decamelottes (gestolen voorwerpen) naar groot Mokum (Amsterdam) terug

Gij ziet dat ik al vrij ver in mijne spraakkunst gevorderd ben en dat het uwelga is mijn wenschUw vriend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

126

Een volgende bron waaruit Verwoert putte is De verborgenheden van Amsterdamdoor L E i k e n h o r s t 4 deelen Am s t e r d am 1844Hierin worden volgens V boeven sprekende ingevoerd Het is mij niet mogen

gelukken een exemplaar van dit werk in handen te krijgen Geen onzer UnivBibliotheken bezit het Mocht iemand van mijn lezers een exemplaar bezitten ofweten waar ik het vinden kan dan zou hij mij met eenige mededeeling ten zeersteverplichtenV e r w o e r t vermeldt ook nog lsquoKunst en Letterbode van 1841rsquo waarin men vindt

lsquoeenige der woorden van het Argot of de fransche dieventaal voorkomende in deldquoMystegraveres de Parisrdquo overgebragt in het bargoens of Hollandsche dieventaalrsquoHoewel hij het niet uitdrukkelijk mededeelt blijkt uit de lijst dat V ook deze

woorden heeft overgenomen Maar klaarblijkelijk weer critisch jedemme oogen bvis weggelatenEen fout bij Verwoert is de opgave van het jaar van verschijnen van V e r n eacute e s

artikel Het staat nl in de Alg Kunst- en Letterbode van t jaar 1844 no 13Het artikel van V e r n eacute e is oorzaak van een ander artikel in K en Letterbode

1844 no 48 t Is een brief in t Bargoensch die de heer Verneacutee ontving van A en ZHoewel Verwoert dezen brief meldt bij de hem bekende literatuur over Bargoensch

heeft hij het woordmateriaal niet verwerkt t Heeft dus geen zin den heelen briefop te nemen vooral waar hij gemakkelijk te vinden is oa in van G i n n e k e n sHandboek II blz 126 Eeacuten zin er uit wil ik toch even naar voren brengen lsquoGij geeftons kajumstaal in plaats van zuiver marwiegsrsquo waar dus uitdrukkelijk verschil gemaaktwordt tusschen Jargon (kajumstaal) en Bargoensch (dieventaal) een verschil datbijna nooit in t oog wordt gehouden Nu is dat wel lastig waar tusschen hetBargoensch zooveel Jargon zit In een artikel in Tijdschr voor Taal en Letteren JanMaart 1922 heb ik de volgende onderscheiding voorgeslagen lsquoIk versta onder Jargoneen geheimtaal die voor t grootste

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

127

deel Joodsche woorden bevat Tegenover Jargon staat Bargoensch dat bijna geenJoodsche elementen heeft En tusschen Jargon en Bargoensch is een geleidelijkeovergangrsquo Dat lsquobijna geenrsquo zou ik veranderd willen zien in lsquovoor t kleinste deelrsquoMaar de onderscheiding moet gehandhaafd blijven In lsquoVakkringenrsquo gebeurt datook1)In 1861 toen hij zijn Bargoensch-lijsten waarschijnlijk al lang af had schreef

Verwoert in de Navorscher no 5 Nieuwe Reeks 1e Jrg 1861 een oproep waarin hijzn lezers verzocht hem in te lichten omtrent de Bargoensche woordenlijsten diehun bekend mochten zijnIn Navorscher no 9 krijgt Verwoert antwoord van Bt Deze geeft op een exemplaar

van de Legende uit 16492) en een uitgave van 1688 die Dr A de Jager in eigendomhad met de woorden haer-tael op den titelDit is de heele oogstOp pag 81 van t handschr noteert Verwoert nog enkele plaatsen waar

Bargoensch te vinden is Maar voor zn woordenlijst heeft hij dit materiaal nietverwerktHij noemt De bedriegerij van Cartouche of de Fransche Roovers door P

L a n g e n d i j k Amsterdam 1732 In dit blijspel komen veertien Bargoenschewoorden voor die me wel oorspronkelijk lijkenHet blijspel De Gelukte List of Bedrooge Mof meldde ik reedsEr is nog eacuteen zeer belangrijk door Verwoert gememoreerd woordenlijstje dat Mr

WJv H ame l s v e l d publiceert in Bijdragen tot het Lijfstraffelijk Regt Amsterdam1817 v Hamelsveld heeft het proces geleid tegen enkele leden van de groote bendevan Jan de Brabander3) en twee en dertig

1) In L o c h e m spŕak het jongere geslacht uit een door mij onderzochte familie Jargon waarde vader Bargoensch kende In H a a k s b e r g e n werd me bij verschillende woordenuitdrukkelijk gemeld lsquoDat is Joodschrsquo

2) Verwoert heeft toen in zn handschrift een 0 in een 9 veranderd hoewel hij toch t exemplaarvan 1640 moet overgeschreven hebben

3) Ik ben bezig met het nazoeken van de processtukken tegen de heele bende Er zit welBargoensch materiaal in Maar groot is de oogst niet totnogtoe

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

128

woorden gepubliceerd die bij deze bende in gebruik warenDoor vriendelijke bemiddeling van dr M e i l i n k van het Algemeen Rijksarchief

ben ik tegelijk met de processtukken van Jan de Brabander in t bezit gekomenvan een in het archief van het Hof van Holland gevonden woordenlijst in handschriftlsquoTenzaeme gevoegt opstel van de zoogenaemde Bourgondische Dieventael alsmeede van de Joodse dieven en Landloopers Taelrsquo1) Voorloopig heb ik ze benoemdHs 1769 A (Bargoensch-Hollandsch) en Hs 1769 B (Hollandsch-Bargoensch)B is het oudste A is naderhand uit B bewerkt en tamelijk nauwkeurig Bij mijnweten is dit handschrift nooit gepubliceerd Maar Verwoert moet het gekend hebbenHij heeft er uit geput Maar zoacuteo slordig is het materiaal behandeld dat ik nietaanneem dat Verwoert het handschrift zelf in handen gehad heeft t Is duidelijkgeschreven En Verwoert zelf is vrij secuur Dat blijkt me uit t overgenomene vanC a r t o u c h e en t L i b e r V a g a t o r um Maar nu geeft hij zulke slordige foutendat ik geloof dat iemand anders voor hem een uittreksel gemaakt heeft Ik kananders ook niet verklaren waarom hij van de plusmn 290 woorden uit Hs B er 189 heeftovergenomen Bij de ontbrekende zijn toevallig () alle woorden waarbij een beetjeuitvoerige tekst staat De helper van Verwoert schijnt bijzonder veel haast gehad tehebben Hij heeft soms gewoon in eacuteeacuten kolom een regel te hoog gelezen Vgl TappertStubeler en Blij (Hieruit oa blijkt me dat van Hs B gebruik gemaakt is)Verwoert noemt trouw zijn bronnen Over deze zwijgt hij echter ik voor mij geloof

te goeder trouw Hij heeft dunkt me van iemand een lijstje ontvangen zondervermelding der bron met de mededeeling dat dit geheimtaal bevatte En hij heeftgemeend dat het modern-Bargoensch was en heeft het ingevoegd in zijnwoordenlijstt Is voor ons echter een vingerwijzing met Verwoerts

1) Ik hoop het handschrift binnenkort te publiceeren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

129

materiaal voorzichtig te zijn Ik heb de woorden hoewel ze niet uit de 19e eeuw zijnniet willen schrappen Ze zijn echter vet gedrukt En bij ieder woord heb ik deverhouding tot de handschriften aangegevenEr blijven nu toch nog van Verwoert plusmn 735 woorden over En daarvan vind ik er

maar 177 bij K ouml s t e r -H e n k e 1) waarvan het materiaal toch zoo ongeveer uitdezelfde kringen stamt als dat van Verwoert En van die 177 zijn er nog plusmn 80 vanJoodschen oorsprongMen ziet hoe gauw dit materiaal verdwijnt Het Joodsche element er in dat van

vaste punten uit versterkt wordt houdt het het langst uit en vinden we eeuwen doorVoor een studie van het leven in deze taalgroep is het noodig veel materiaal te

hebben uit kort op elkaar liggende tijdvakkenVerwoerts verdienste is dat hij ons een rijke bijdrage geleverd heeft uit de eerste

helft van de 19e eeuwDe woordenlijst volge nuDe woorden zijn lexicograf-alphabetisch gerangschikt - bij Verwoert stonden ze

alleen alphabetisch wat de eerste letter betreftDe vetgedrukte woorden zijn uit Hs 1769 A en BDe spelling der Hss is behouden - behoudens enkele taalen schrijffouten

AANFEILEN2) (18) Met geweld nemenAanfocken aanjagen

Met een sosser aangefockt Daar komt iemand te paardaangejaagdHs 1769 A Aanfocken aanjagen Aangefockt met een SossenDaar komt iemand met een paard aangejaagdB Aan Jager aanfocken daer komt Imand te Paerd aengejaegtmet een Sossen aengefokt

AANFOCKER aanjager

1) De Boeventaal met een voorwoord van WLH Koumlster - Henke Dokkum 19062) foutief afgeschreven voor aan fellen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

130

AANKLAMPEN aansprekenAANKNEISEN aankijkenAANSCHOELEN aansprekenAANSLAAN (een loensche tandel of kien) beproeven of een valsche sleutel ophet slot pastAANSLAAN OM DE MASSEMATTEN TE HANDELEN plan van een diefstal ontwerpenACHTER DE SCHUINE DEUR in de bank van leeningAFLEGGEN nazienAFMETKAIEM afslagAGER AGEREN ander anderenAggelen eten

Hs 1769 A nietB Botten of Aggelen Eeten

ALIONOVES PORUM uitgestreken gezichtAMGE volk menschen Baayes of spies is amge de menschen zijn thuisATOEN open

t Is mogelijk dat er atven staat

AYE (mokum) AlkmaarBAANTJE dobbelpartijBAAYES of spies Gevangenis ook huis tuchthuis

Baayes of spies is amge de menschen zijn thuisBaayes of spies is bezoek de menschen zijn uitSjofele Baayes slecht tuchthuis

BABBELAAR RegterBADDERIK of BATTERIK schip schuit vaartuigBaffe de val de deur openen

Hs 1769 A Baffen openen Baffenen de val de deur openenB Baffen de val openen de deur vgl Val

BAJESSEN concerten en schouwburgenBALDOVENAAR Iemand die een diefstal aanwijstBALDOVEREN afkijken afloeren zien bespieden

Hij heeft de massemat gebaldoverd hij heeft de diefstal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

131

afgekeken De lekijve baldoverde mij de meid bespiedde mij

BALLEBOOS (van t baayes) Directeur of commandant der gevangenisBALLEME aanstaan

Dat massematje ballemt mij niet die diefstal lijkent mij niet

BALMAGOONE (ook Palmegoon) militairBalmagoone op smieris op schildwacht staan

BANJERT SPELEN als een groot heer levenBANJERTS heeren

Eerste banjerts voorname heeren

BARGOENS dieventaalBARRESEWEL JoodBASJES of BIJSBAS stuk van tien cents dubbeltjeBATTERIK of BADDERIK schip schuit vaartuigBATTERIKVOERDER schipperBEHEIME koeBEISJE stuk van vijf centsBEITSEKRIE SNIJDEN rampen ondergaanBEKAAN ontvangerBEKAAN thuis

Amge is bekaan de menschen zijn thuis

BEKAAN krijgenBELS wambuisBEMOEYAL advocaat

Gognumste bemoeyal slimste advocaatGisse bemoeyal knappe advocaat

BENGEL kettingTik met de bengel horloge met ketting

BENIJSORELF JoodBesiastert zijn dronken nat zijn

Niet in Hs 1769 A1769 B Buys zijn of besiastert sat zijn vgl Buys zijn

BESOLMEN betalenBestiepen krijgen

Flienkert bestiepen blauwe keel krijgen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

132

Hs 1769 A Bestiepen bij de keel krijgenB Flinkert bestiepen blauwe keel krijgen vgl Flienkert bestiepen

BETOEFD (gogum) loos (bij de hand)BETOEGD (BINNEN) rijkBEZOEK thuis

Baayes of spies is bezoek de menschen zijn thuis

BEZOEK MAKEN open sluitenBEZOEKEN bestelen

Wij zullen hem eens bezoeken wij zullen hem eens bestelenIk deed daar een bezoek ik deed daar een diefstal

BIKKEMENTEREN maaltijd houdenBIKKEN etenBIKS doos

Loense biks koperen doos

BINK ook BOL man manspersoonHs 1769 A en B alleen Bink Hoeft niet overgenomen te zijn

BINNEN BETOEGD rijkBISSCHOPPEacute praatje voorwendsel

Ik maakte zoo mooi mijn bisschoppeacute ik spelde hem zoo netjes watop de mouw

BLAUW LAKEN loodBlauw laken handelen lood stelen

BLAG DIE OP DE KIT PAST (18) Deurbewaarder(In Cartouche 1731 staat Bing vgl Inl blz 117)

BLANKE FLIEZEN rijksdaalderBledeman Bledemientje BLYRIK MIENTJE schaap

Hs 1769 A en B Blederman of Bledermentje

BLETTE GEHOLGT gemistBLIEKE gespen

Crime blieke zilveren gespen

BLIKKERS oogenSpan de blikkers eens kijk eens scherp uit

BLINKERS diamanten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

133

Blinkers vinden diamanten stelen

BLINKERS BEDEKKEN zich vermommenBLOEDEN betalenBLOEDVIN beurs ook kniptaschje of beugeltje

Moos in de bloedvin geld in de beurs

Blij sprekenHs 1769 A en B Blij spion Spion staat in B vlak boven spreekenIk vermoed dat Verwoert - of wie dan ook - zich hier vergist heeftvgl kout en stubeler

Boekke broekHs 1769 A Boekke broekB Truy of Boekke broek Truy niet bij Verwoert

BOL Man manspersoonBOLDOVENEN aanwijzing tot stelenBOLLEBOF (ook Bolleboos Balleboos) VAN T BAAYES directeur of commandantder gevangenis

- der sienemers directeur van politie- der palmegoons generaal- van de Linke president- van de princerij hoofd der politie of justitie- van de mispet procureur crimineel of van het Hof- van t melogen opperste van de werkzaamheden

BOLLEBOF opperste van een of anderBOLLEBOOS regterBOLS diakenBONJER SCHIETER betrappen mislukken

Hij schoot mij bonjer hij betrapte mij op de daadIk schoot een bonjer het mislukte mijHs 1769 A en B Bonje geschooten Als zij in de maling zijngekomen van t gemeene volk V is hier zelfstandig

BONSEN aardappelenBorgoenskluit nachtslot

Hs 1769 A Bouacutergoens kluijtHs 1769 B Boergoins kluyt een nagtslot

Bosschik Bosch (een)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

134

Hs 1769 A en B idem

BOX broekBoxen stelen

Hs 1769 A Boxen steelenB Boxen maggelen of Tioren krimmelen steelen vgl maggelenTioren en Krimmelen niet bij V t Is ook mogelijk dat er Fioren staatHs A schrijft Fiosen wat zeker niet in B staat

Brederik wegHs 1769 A Brederik een wegB Friem1) Brederik of Forach1) die men staaje weg een weg diemen gaat vgl Triem die men slaaje

Brisselen openbrekenHs 1769 A Brieselen openbreekenB Brieselen of Ithakker oppin t Is niet duidelijk wat hier staatSchakker op in kan t ook zijn Zie It hakker op in en schoker

BROMMER ketelKaffere brommer koperen ketel

BRONJE boorBUIZER (18) (PLOMP) Emmer ook ketel

Om plomp laten staan Verwoert vat plomp verkeerd op t Beteekentwater bij Cartouche

BUIZIG dronkenBuacutelliauw beul

Hs 1769 A Buacutelliauacutew beulB idem

BULTEN kramenBULTPIJ dekenBULTVLOK bedlakenBuys zijn dronken zat zijn

Hs 1769 A Buijs zijn zat zijn1769 B Buys zijn of besiastert sat zijn vgl Besiastert

1) Er staat inderdaad F1) Er staat inderdaad F

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

135

BIJ of BEIS tweeBIJSBAS of BEISJE Dubbeltje stuk van tien centsCALF christenCamberon kramer venter

Hs 1769 A Camberous kamerB Een camberous of hits een kamerKramer is verkeerd gelezen en de vertaling venter is van VerwoertHits heeft V niet overgenomen

CANTINE kroeg in de gevangenisCAPORE dood kapot

FLIKT HEM CAPORE maak hem kapotHs 1769 A Capore hem doen kapot maken moordenvermoordenB Hakt hem mol of stikt hem capore Maekt hem capot Hoeft nietovergenomen te zijn hoewel de Ned vertaling het doet vermoeden

CAPTI SJONE twaalfCapucies Militair officier

Hs 1769 A en B Capucees officier militair

CASKENE drinkenJajim caskene brandewijn drinkenWij zullen niet veel caskene de moos is knop een kop wij zullenniet veel drinken het geld is weinig een krop (Wat V hiermeebedoelt weet ik niet)

CASSAAFJE briefjeEen cassaaf feberen een brief schrijvenNossen hem stikum dit - geef hem stil dit briefjeLoensche cassaaf feberen een valsche brief schrijven

CASSAFIN postkantoorGrandige van de cassafin directeur van t postkantoor

Charo degenHs 1769 A Charo een degenB Een steggerig of charo een deegen (Vgl steggeris)

Clamot geneverHs 1769 A Clamot Jenever

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

136

B Clamot gevinkelde gegem Sourem of Neuri (Vgl Gevinkeldegegpa Neuri Sourem

Cleijt serk olieHs 1769 A B Cleijtsert olie

Coddele molenHs 1769 A Coddeler MolenB Swigt of Coddele moolen (vgl Swigt)

COGER NEEKOF cachotCOK marktCOLGEM tafelConser deken

Hs 1769 A en B Confers dekens (Verkeerd gelezen)

Conser duisterHs 1769 A en B Couser duisterHier is van verkeerd lezen haast geen sprake Beide Hss hebbende us ter onderscheiding van de ns met een accent gemerkt

Crime blieke zilveren gespenHs 1769 A Crime Blocke zilvere gespenB Crime Blocke of Routschellen zilvere Gesp (Zie Routschellen)

CRIME (GRANDIGE) presidentDAAYEN dobbelsteenenDALETH (Dollet Dolk) vierDALLOS OOK NAVIGE niets

Wij hebben een dallos opgeloopen wij hebben niets opgedaan

Deelis deurHs 1769 A en B Dielis deur

Deen nachtHs 1769 A Deen NachtB de Leijel of Deen de nagt

DEEN DEELIS deurDeen bezoekmaken deur opensluiten - sabberen de deur breken- vernollen de deur sluitenDe deen of deelis is vernold de deur is gesloten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

137

Deen opsmikken zonder draayers De deur openen zonder sleutels(vgl deelis)

DELAPPEN luisterenDELLOP aandeel (zie gellep)DEY moederDIBBEREN spreken gesproken

Loume dibberen niet spreken

Dieperik kelderHs 1769 A idemB Dieperik of mattaf (vgl Mattaf)

DIKBUIK flesch met sterke drank gevuldDilletje meisje

Hs 1769 A en B Dilletje meisje

Doeft kerkHs 1769 A Doest kerk (berust op een verkeerd gelezen st)B Doeft kerk

DOESBOF DOEFT KerkDOF dom onnoozelDofis gevangenis

Hs 1769 A en B Dofis gevangenhuis

DOLK vierIemme dolk Woensdag

DOLLET OOK DOLK DALETH vierDOLLET twaalfDOLLET OF IEMME DOLK WoensdagDOLLET (MOKUM) DelftDOLLINGER (17) gehangene

De Legende heeft Dallinger hangman (beul)

DOLMEN slapenDOLMNIESE slaapvrouwDOLM SCHOORE degenDOLMSPIESE slaaphuisDOMENIJ zwartververDon rug ruggegraad

Hs 1769 A Dow de rugB den Don den rugh

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

138

t Zelfde hs heeft ook Fonk op den Douw Brandmerk op den rugh(vgl vonk brandmerk)

DOORSLAAN bekennen ook sterk op iemand afgevenHij heeft doorgeslagen hij heeft bekendHij sloeg op hem door hij gaf sterk op hem afIk werd gesjeft maar heb niet als moonsser1) doorgeslagen ik werdbetrapt maar heb niet geklapt

DOS koekDRAAYER sleutel

Deen opsmikken zonder draayers de deur openen zonder sleutels

DRAVER paardDRUKKERS signetten

Fokse drukkers gouden signettenLoense drukkers koperen signetten

EERSTE BANJERTS voorname heerenEGET eenEGGASSIE petEILEYER dom onnoozel

- duivel onnoozele drommel Verneacutee heeft Eileya

EPPISE zijden stofEIJTSEF tabakFAKKELEN of FEBEREN schrijvenFEBERAAR UIT HET BAAYES schrijver der gevangenisFEBEREN of FAKKELEN schrijven

In stikum feberen in het geheim brieven schrijvenEen cassaaf feberen ook fakkelen een brief schrijven

FEEMSTEKER ringFIARO bordFIKS MET DE LOOPJES met gaauwigheid steelenFILEREN aanzetten slijpen

Mijn nijft fileren mijn mes aanzetten

FLEPJES coupons

1) Vgl Moosser Verw heeft de n later ingevoegd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

139

Loensche flepjes vervalschte coupons

Flienkert bestiepen keel blauwe keel krijgen (vgl bestiepen)FLIKKEN IN DE FONKEN in het vuur stekenFlikt open maak open

Hs 1769 A Flikken Flikt open steeken steek maak openB Flikt open maekt open

FLIKKEN of FLIK spel kaartenFLIKKEREN smijten wegwerpen

Hij flikkerde hem ter neecircr hij smeet hem ter nederHij flikkerde de massematten in t majem hij wierp het gestolengoed in t water

FLIKT HEM CAPORE maak hem capotFlisteren schaar of scheer

Hs 1769 A Flistere scheerenB Flistere scheer

FOFFERAD drie gulden(lees Tofferad)

FOK brilLoensche fok koperen bril

FOKKEN (VOORBIJ) voorbij gaan (vgl Stoetsen)FOKKENDE GEEUWERT kleine jongenFOKS of FOX goud

Fokse glinster gouden bril- mienje goudgeldFoks melogener goudsmidFokse biks gouden doos- oksenaar gouden horloge- slang gouden ketting- speentje gouden knipje- feemsteker gouden ring- drukkers gouden signetten- tantel gouden sleutel- joeter (spliet saldsoof) gouden tien gulden stuk- fijne feemsteker gouden ring met diamanten- spanders gouden gespen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

140

Fonken branden ziedenHs 1769 A B Fonken braden

FREDERIKS voetenFREDERIKS FRIEGERS laarzen schoenen

Frederiks hooren schuieren hooren loopen voetstappen hooren

FRIEGERS (frederiks) laarzen schoenenFromme hout

Hs 1769 A From houtB Swieter Trom() of Swigter hout (vgl Swigter Swieter)

GAAYES OM GAAYES GAAN stervenGABBER kameraad

Hs 1769 A en B Cabber kameraatHoeft niet door V overgenomen te zijn

GADDESE OOK GADDEN SAELE hervormde kerk(Lees Soele)

Gajie boerinHs 1769 A en B Idem

GALF dolk mesGALGENBOSCH1) (17) priesterhuis of woningGALLAGT pastoor

Hs 1769 A Gallagh Roomsch PastoorB Gallagh of Primer R PastoorGallagt zal wel niet overgenomen zijn t Is een algemeen bekendwoord

GALLOME BEZOEK vensterglazenDoor vensterglazen inbreken

Gannif diefHs 1769 A Gannif diefB Ganniff dieff

GANNIFFIER iemand die kleinigheden steeltGAPER (VERKNOEYENDE) verraderlijke mondGarbepin kooper

1) Legende Gallenbosch

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

141

Hs 1769 A en B garkepin kooperIn B is uitdrukkelijk het lidwoord weggelaten en kan wel eens destofnaam koper bedoeld zijn

GASJE petGAZ straatGEBOLSTOVERD prijzen aangeprezenGEEL AAN HET LIJF HEBBEN goud bij zich hebbenGEBEEUW1) geraasmaken roepenGEBOMMERE uurGEBONJES OOK GLIMMERSEN vensterruiten glasruitenGEBROEISEL medeplichtigGEDALAST arm armoedigGEDOOZEN maandGEELGATJE zeemlederen lapGEES vrouwspersoonGEEUWERT (FOKKENDE) kleine jongenGEFLOTEN gestolen

Gefloten moos of gegabte moos gestolen munt

GEFOETERD2) getortueerd gepijnigdGEGABTE gestolenGEILIVEN zakkenrollenGEITERIK hokGejast gegeeseld

Hs 1769 A en B idem

GEKLOFT gekleedgrandig gekloft goed gekleedschorem gekloft gering gekleed

GEKNOOID ontdektGELLEP aandeel buit

Mijn gellep in de massemat mijn aandeel in het gestolene

GELOONJES glasruiten

1) Verw heeft een h in Cartouches lijst Nederl-Barg voor een b aangezien Daar staat Geheuw2) Cartouche geeft gefoekert en gefoeterd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

142

GELOONJES PIKKER glasruiten instooten of stuksnijdenIemand (die) bij avond uitgaat om in winkelhuizen de ruitenbehendig in te stooten of stuk te snijden en dan daardoorvoorwerpen steelt

GEMME boterGeplakt gebrandmerkt

Hs 1769 A en B idem (vgl gevonkt)

GERATELT geradbraaktGESCHIVESSE getuigen

De geschivesse zijn plat de getuigen zijn omgekocht

GESCHUT WORDEN in hechtenis genomenGESCHINNESSE getuigenGESCHUURD gegeeseldGESIBE (LOENSCHE) valsch geschrift

Op loense gesibe hollege op valsche papieren reizen

GESJANKTE MOS OF NIESE getrouwde vrouwGESJOCHTEN geen geldGESNOOFD gekekenGevelen boeyen binden

Zie loeyen en peperenHs 1769 A Geesselen bindenDit woord heeft B ook wel doch daarnaast gevelen wat A nietgeeft

GEVELS koordenHs 1769 A en B gevelts koorden

Gevinkelde gegpa geneverHs 1769 A gevinkelde GegemB geeft Clamot gevinkelde gegem Sourem of NeuriIk vermoed dat gegem Sourem bij elkaar hoort Gegem = jajimhebr jajin wijn Sourem = Sacircraph branden vgl TwentschjanzorefAls gevinkelde een adj is bij gegpa dan beteekent t woordhetzelfde als gegem Sourem gevinkelde = gebrand Dan is t gelijkte stellen met Rotwelsch Finkeljochen = jenever (vgl Clamot enSourem)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

143

GEVONKT gebrandmerktHs 1769 A gevoenktB gevoenkHoeft niet overgenomen te zijn is algemeen

GEWASSCHEN ervarenGewasschen margiewers ervaren dieven (lees marwiegers)

GEWERBER kameraadGEWOERE MATZEN verbergen bewaren

Maak dat gewoere voor mij verberg of bewaar dat voor mij

GIBBEREN nemenGIF OOK GOGNUM slim verstandigGILLES HANDELEN binnensluipen

In den schemeravond uitgaan om in de huizen te sluipen en water voor de hand ligt te stelen

GILLES STAAN (OP) afloeren afgeloerdGIMMEL boterGINKELEN bordelerenGINNISKE OF GINNIKSE winkelhuisGIPPESEN ligchamelijk onderzoek naar gestolen goederen door de Justitie ofpolitie

Hadden ze mij gegippesd dan had ik bot op zwendel of treifelgeweest hadden zemij aan het ligchaam onderzocht dan hadmengestolen goed bij mij gevonden en de zaak had bloot gelegen

GIS achtGISSE kundig knap

gisser leep leper

GISSEN wisselen iemand die bij wisselaars of ook in het klein geld gaatwisselen en dan behendig iets in den mouw weet te krijgen Op dat ambachtwordt wel gereisdGISTELIJN1) (17) stuk broodGLADHAART duivelGLADKAART2) (17) tafel

1) LEGENDE girselijn LV 1613 gitselijn CARTOUCHE griselijn2) LEGENDE Glathaert

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

144

GLESTERIK glasGLIMMERIK agent van politie politiedienaarGLIMMERSEN glasruiten vensterruitenGLINSTERS glazen brilleglazen

Glinsters spiezen brillenhuisje

GODEL commissaris van politieGODIN eerlijkGOF plaatsGOFFEY (GOFSIE) vrijheidGOFSIE (GOFFEY) vrijheidGOGNUM ook GIS slim bekwaam loos

Gognumste bemoeyal slimste advocaatGognumme rot doorslepen guitHij is gognumme vrijer hij is een geslepen kel (lees kerel)Gognum betoefd bij de hand

GOKKEN speelendaayen gokken met dobbelsteenen speelenflik gokken met de kaarten speelen

GOKKER speelerGolden mokum Amsterdam

Hs 1769 A en B Golden Mokem

GOLEF melkGOLLEM vertrouwen in bewaring geven

Gollem hem geen dallas ook geen navige vertrouw hem niets toeIk gollemde hem mijn dellop ik gaf hem mijn aandeel in bewaring(zie gellep)

GOM muurDoor de gom schokeren door den muur breken

Gom de dagHs 1769 A Gom dagB de Gom oft Hellig dag den Dag (vgl Hellig)

Gommen kinderenHs 1769 A en B grommenGommen zal wel fout afgeschreven zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

145

GONDEL ligte vrouwGONDELSPIESE bordeelhuisGOOI christenGOOLE gevangenisGOOLF MEDIENE KoninkrijkGRAAUWERT duivelGRANDIG BAAYES gevangenis te LeeuwardenGRANDIGE CRIME presidentGRANDIGE VAN T MOKUM burgemeesterGRANDIGE VAN DE MEILIG OF ZOON DES MEILIGS prins

- van de Meilige ook Dochter der Meilige prinses

GRANDIGE VAN DE PRINSERIJ officier van JustitieGRANDIGE SERRORE regter van instructieGRANDIGE TOESPIESE groot heerenhuis

- der Sienen of prinserij commissaris van politie- van de cassafin directeur van t postkantoor- der palmagoons of grandige bol hoofdofficier schout

Grannig Heeren van t geregtHs 1769 A Grannug De Heeren van den GeregteB De Graniig De Heeren van den Gerechten

Grens schuurHs 1769 A en B idem

GROBBEREN bij avond rondloopen of hier of daar een raam open isGROENTJE theeGROM klein kind

(vgl Gommen)

GROOT MOKUM AmsterdamGroot mokum baayes gevangenis te Amsterdam

GROOTPURIM beitelGIJLEK DOEN deelen

Gijlek met de gellep doen de buit gelijk deelen

GIJLIK zamendoenGYMNASIUM correctie huis te HoornHAGGELEN avondeten nemen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

146

HAGGELEN of AGGELEN etenHANDELEN (iemand) in t algemeen iemand bestelenHASPERLINK garenHAUSWALTERS laarsen schoenenHEEREN LOGEMENT huis van correctieHEITBAS ook HEITJE HIJ kwart guldenHEITJE kwart guldenHELEM SCHIFEERE of SJIFERE als er voor een pakhuis in vaatwerk gepaktewaren naar boven worden getrokken helpt men een handje maar knakt meteen knipmesje al helpende een van de raaktouwen onder het opstijgenmeestalbrekende stort het vat of wat het zij naar beneden op straat in stukken danhelpt men verder maar stopt tevens wat men kan vol en gaat henenHellig de dag

Hs 1767 A en B idem

HENGELEN collecteeren liefdegiften inzamelenHespe wijn

Hs 1769 A idemB Hespe Meijem Souacuterem of Mool wijn

HIFTEN openschuivenriemen hiften ramen openschuiven

HIMPKE DuitscherHIN horlogieveerHOEF brood

Hoef gebot brood gegetenDrooge hoef gebot droog brood gegeten

HOEFT broodHs 1769 A Hosje of Hoest broodB Hosje leggem hoest of MaroDe vorm hoeft van Verwoert is beter

Hoeree schoolmeesterHs 1769 A en B idem

HOKKEN zamenleven met eene ongehuwde vrouw zamenwonen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

147

HOLLEGE (HOKKEN) zamenleven met een ongehuwde vrouw zamenwonenHOLLEGEN HOOGSTAPELEN rondzwerven rondreizenHONKE pijp

(zie horentje horeker)

Hoogerik zolderHs 1769 A Hogerik zolderB Hogerik of Tappert solder (vgl Tappert)

HOOGSTAPELEN rondzwerven rondreizen (zie hollege)Met loense gesibe hoogstapelen met valsche papieren bij de huizenrond reizen om het zij voor een voorgewende brand als andersgeld op te halen

Hoorniekeltje koe(zie Hornikkel)Hs 1769 B Hoornickeltje koeDe c is als e gelezen

HOOSSEN kousenHoreker pijp

(zie horentje honke)Hs 1769 A nietB Een horeke of Horntje een pijp

Horentje pijp(zie horeker honke)Hs 1769 A en B Horntje een pijp

Hornikkel koe(zie Hoorniekeltje)Hs 1769 A Hornikkel koeB Hoornickeltje of een Hornikkel een koe

HORSELEN1) knorrenHUCHT galgHIJ DonderdagIEMME DOLK WoensdagIMMES waarheid

1) Uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

148

IMMESE SNIJ zijden zakdoekInnert beul

Hs 1769 A en B idem

INSABEREN inbrekenINSLIEGENEN inblazen inprenten

Hij heeft hem goed ingesliegend hij heeft hem goed ingeprent wathij zeggen moet of hoe hij te handelen heeft

Instaijen inkruipenHs 1769 A en B idem

Inten pijnigenHs 1769 A Plaijen inten pijnigenB Slaijen inten pijnigen (vgl Playen)

It hakker op in openbrekenNiet in Hs 1769 AB heeft een woord dat veel lijkt op t hier gegevene Maar er kanook staan schakker op in of schokker op in We krijgen dan eenverstaanbaar woord vgl schoker beitel en Brisselen

JAJIM brandewijn- caskene brandewijn drinkenGeen moos geen - geen geld geen brandewijn

JAS geesselingJaske klerk

(Deze bet geeft V ook op in de lijst Nederl-barg Daar tevens dejuiste bet kerk in Jaske buffele)Hs 1769 A Jaske een klerkB Jaske of Zanke een klerk

JASPENAARS gevangenenJASPENEN staan

smieris gejaspend op uitkijk staan

JASSEN geesselengejast gegeesseld

JAT JATTEN hand handenJEILE MAKEN leven maken

Maak zoon jeile niet maak zoon leven niet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

149

JIM geneverJERIT paardJOED-BAS halve guldenJOED-BEYS twaalfJOED-DOLK veertienJOED-GIS achttienJOED-HIJ vijftienJOED-KIMMEL dertienJOED-OLF elfJOED-SOOF tienguldenstukJOED-SOOYEN zeventienJOED-WOOF zestienJOENT dag bij dag

(Zie jom)

JOM ook JOENT dag bij dagJomme massemat diefstal bij dag

JOM-WOOF VrijdagJOPPE goed gekleedJoussen slapen

Hs 1769 A Joussen slapenB Luijmen of Joussen slaepen

KAANTJES bollenKAF twintig

(Zie koog)

Kaffer boerHs 1769 A en B Caffer een boer

KAFFERE koper- brommer koperen ketel of aker- mienje koper geld of munt- ronde koperen pot

KAFFERINNEN boerinnenKAFFER-MELOGENER koperslagerKAFFERS boers lompKAF-JOED dertigKAJEM jood smous

(vgl kim kiem)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

150

KAJEMIN jodinKAKELAAR advocaat

Gisse - knappe advocaatGognumste - slimste advocaat

KALLE bijzit hoer publieke vrouwKALLE meid vrouw meisjeKALLEN sprekenKALF of KOOI christenKAMINE kaasKANTINE kroeg in de gevangenisKAPPEN1) beraadslagenKARTOUTS kantoor

Een kartouts handelen een kantoor bestelen

Katelerken kasteelHs 1769 A catelerke kasteelCatelerke of Prince Beijes kasteel (vgl Prince Baaijes)

KATTENBAK geldladeKattebak ligten in winkelhuizen sluipen of een boodschap makenen dan de geldlade uit de toonbank stelen

KAUSER geredKauser of tof afbrengen goed van iets afkomen (vgl tof)

KEEPEN gespenKEFFER kilff kileff hondKEPPE stil stilKESOF (bij Joden soms in gebruik) zilverKETTEN SCHIKEN of SCHIVEN bij dag uitgaan om ergens te steelen (vgl kitzeschieben)KEWOERE BERGEN begraven

Moos kewoere bergen geld begraven

KIEJERE slotvgl kiejes kluit schoget

KIEJES slotvgl kiejere kluit schoget

1) Uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

151

Kiel boterHs 1769 A en B Idem

KIEM jood smousvgl kim kajem

KIEN bewaarder van de gevangenis(vgl Sien)

KIEN sleutel(zie tandel)

KIEN ja(vgl kin)

KIENJENEN koopenHij wil louw kienjenen hij wil het niet koopen

Kilf hondvgl keffer en kileffHs 1769 A kilf een hondB Een kilf of killeff een hond

Kileff hondvgl keffer en kilffHs 1769 B kileff een hond

Kim kiem kajem jood smousHs 1769 A en B kim of kiem een smous

KIMMEL drieKIMMEL DingsdagKIMMELAAR drie guldenKIN ja

Zie kien

KIT gevangenis huis kroegIn t kitje komen gevangen worden

Kitze schieben inklimmen in huizen of winkelsHs 1769 A ketze schieben inspringen in huizen of winkelsB Idem

KITZE SCHIEBER inklimmer inkruiperKLAAR ZETTEN luisterenKLAMONIS breekgereedschap in het algemeen

(Zie klemonis)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

152

KLANKERT fleschKlasseija pistolen

Hs 1759 A Klasseija pistoolB Klasseija of Glasse Pistolen of Pistool

KLEE (loensche) ring waaraan zich verscheidene loopers of valsche sleutelsbevindenKLEIFOKKER bedelaar

Grootste kleifokker oudste van de bedelaars

KLEINE MASSEMATTEN KNAPPEN hier en daar in het klein steelenKLEIN-MOKEM BAAYES gevangenis te HaarlemKLEIS zilver

zie klijfs kijsiff kriem timtimkleise biks zilveren doos- mienje zilvergeld- oksenaar of tik zilveren horloge- slang zilveren ketting- veemsteker zilveren ring- speentje zilveren knipje- drukkers zilveren signetten- tandel zilveren sleutel

KLEIS MELOGENER zilversmid(zie timtimmer)

KLEITSE GLINSTER zilveren brilKlembosch justitie of politiedienaar

Hs 1769 A Klimbosch dienaarB Klimbosch Bedelvoogd of DienaarZie Nachteluyter en Reijnjaken

KLEMS (KIT BAAYES) gevangenisKLEMONIS breekgereedschap in het algemeen

(Zie klamonis)

KLIENJE galgNaar de klienje doen gaan ter dood veroordeelen

KLIENJENEN hangenKLOF jas

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

153

KLOFTEN goederen in t algemeen kleedenHij is tof in de kloften of in den malboerem gekloft hij is goedgekleed

Klopper horlogie(vgl knol oksenaar tik)Hs 1769 A klopper horlogieB Tik klopper of knol horlogie

Kluistert van de Stighel predikantHs 1769 A Kluijstert predikantB Predikant noemen zij Kluystert van de Stighel (over gezet ishet) een paep van de Duyvel)

KLUIT gezetKluit slot

vgl kiejere schoget kiejes Bargoensche kluit nachtslotHs 1769 A kluijs Een slotB kluijt een slot

KLIJFS zilver(zie kleis kijsiff kriem timtim)

KLIJME correctioneelHij heeft klijm gesjeft hij heeft correctioneel gezeten

KNAAK rijksdaalderKNAGELINK ratKNARS vonnis

(vgl knooi)

Knaspels stokkenHs 1769 A knaspels stokkenB krune of knaspels stokken (vgl krunen)

Kneulle kerelsHs 1769 A kneule kaerelB kneulle kevel (lees kerel)

Knille jongensHs 1769 A knille een JongeB Een knille een jongen

KNOESTEN vertellen verklikkenKNOKKEN slaan vechten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

154

Knol horlogie(vgl klopper oksenaar tik)Hs 1769 A en B idem

KNOOI vonnis(vgl knars)

KNOYEN1) niet bekennenKNUL manspersoon

Hs 1769 A en B knullen manspersoonenHoeft niet overgenomen te zijn

KNIJSEN kennenlou knijsen niet kennen

KOGER MEEKOF kachotKokelloos boer

Hs 1769 A kokalloos een boerB Een caffer hoers of kokalloos

KOOF hoorn(kan ook Hoorn zijn de stad Is niet uit te maken)

KOOG twintig(zie kaf)

KOOI Christen(vgl Kalf)

KOOKER kind(vgl kotum kotumpies kotrim)

KOOTER BAAIJES gevangenis te HoornKOOTME crimineel

Hij heeft kootme gesjeft hij heeft crimineel gezetenKootme gesjeft voor altijd gevangen zitten

KOP guldenKOPERSLAGER justitie of politiedienaarKOPGES HANDELEN diefstal doen met binden enz of zich zwart maken eenedaad plegen waarmede de galg gemoeid isKOPPERINK2) (18) schaar of scheer

1) C a r t o u c h e geeft bekennen2) C a r t o u c h e kipperink en kippening

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

155

Koro bierkanHs 1769 A en B Idem

KORTJAN hooiHs 1769 A en B idemKan oorspronkelijk zijn Is door mij herhaaldelijk opgeteekend

KOSSE broodKOTERIG klein jongKOTERUM jongenKOTRIM kinderen

(vgl kooker kotum kotumpies)

KOTSEN bekennen vertellen verpraten liegenHij heeft gekotst tegen den Sienemer Hij heeft aan den dienaarbekend

KOTUM kind(vgl kooker kotumpies kotrim)

KOTUMPIES kinderen(vgl kooker kotum kotrim)

KOUDE lijkKOUSERE goed om te stelen

Hij was kouser toen hij verschut werd hij had niets van het gestolengoed bij zich toen hij gearresteerd werd

Kout meisjeHs 1769 A kout mesB sakkem kout of schoeri een mesMeisje moet mesje zijn De fout kan ontstaan zijn doordat deafschrijver in de tweede kolom een regel te laag keekvgl Blij sakkem saccum en schoerie

KOUWEREN (geen bet opgegeven)KOVET hoed

(vgl kowerd)

KOWERD hoed(vgl kovet)

Kraagrik snaphaan geweer(zie kraakers)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

156

Hs 1769 A krakerik snaphaanB krakerik of kraagrig snaphaen

KRAAKERS snaphaan geweer(zie kraagrik)

Krakgenis schoengespenHs 1769 A krakgerrig schoengespenB een krakgerrig Schoen Gespen

KRABBEDAAYEN twistenKriem zilver

zie kleis klijfs kijsiff timtim

Krieijen schreeuwenHs 1769 A en B idem

KROMKOP breekijzer of koevoetKROP weinigKROUT GILLES (ook krouten) in de winkelhuizen loopen om te stelenKROUTERS (MELOGE) mindere bediendenKROUTEN hardloopen loopen

(vgl krout gilles)

KRUIZEN SLAAN afdrukken van sloten nemenKrunen stokken

(vgl knaspels)

Kuggen liggenHs 1769 A en B idem

KUINE kaasKURRY koffieboonenKURRYPIKKER iemand die in koffybalen met een mesje eene opening maakten zijne zakken volsteektKijsiff zilver

zie kleis klijfs kriem timtim en roepHs 1769 A idemB kijsiff kriem of roep

LAAYENEN lezenLa fouis maneschijn

Hs 1769 A Fonis maanschijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

157

B La Fonis maeneschijnHet verkeerd afschrijven van B is hier duidelijk

LAKIJVE meid dienstmeid(zie lekijve)

Lalapani koffie(zie zwartje)Hs 1769 A en B Calopani koffieHier heeft de afschrijver een C voor een L aangezien De hoofdletterC in t Hs B heeft iets van een kleine letter 1

LAMMEREN clieumlntenLAMMERT veertig

(lees dertig)

LANDING MAKEN bellenLANDING KRIJGEN verhindering krijgen of ontdekt worden bij het plegen vaneen diefstal (vgl opstoot krijgen)LANDINGMAKERIJ ontdekt worden tijdens het plegen van een diefstal verjaagdworden (bijeenroeping)Lange pennemes

Hs 1769 A en B idem

LANGE HANNES geesselpaalLangerik tafel

Hs 1769 A en B idem

LAP drostHs 1769 A en B idem

LAPJE geldLARIE SPIESE pandjeshuisLEEGUM (legem) brood

Legum in de wind brood van medegevangenen koopen

LEFFIE veel ondernemenLEGEM brood

(zie leegum)

LEILE licht(lees nacht)

LEILE MASSEMAT diefstal bij nacht

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

158

LEKIJVE meid dienstmeid(vgl lakijve)De lekijve baldoverde mij de meid bespiedde mij

LENSEN uithoorenLIF moedLigteren dienen

Hs 1769 A en B idem

Ligterik oogHs 1769 A en B Ligteriks oogen

LIK gevangenisLINK slecht diefachtigLINKE (Bollebof van de -) presidentLINKE LEIJER lantaarnLINKSCHE spionLOEF HEBBEN in het spel winnen

Hij heeft loef hij wint

LOENSCH valschLoensche tandel of kien valsche sleutelLoensche tandel aanslaan beproeven of een valsche sleutel pastLoensche cassaaf feberen een valsche brief schrijvenLoensche flepjes vervalschte couponsLoensch Ninje (lees Minje) valsch geldLoensche gesibe (op - hollege) valsch geschrift op valschepapieren reizenLoensch pieren valsch spelenLoensch kappen (18)1) valsche verklaring

LOENSCH koperLoensche fok koperen bril- biks koperen doos

LOENSCHE KLEE ring waaraan zich verscheidene loopers of valsche sleutelsbevindenLoeijen Binden en boeien

1) C a r t o u c h e kappen spreeken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

159

(zie gevelen en peperen)Hs 1769 A Loeijen bindenB Loeyen of gevelen binden

LOGERIK soldaatLOU neen niet vergeefs

(vgl Louw en Luacuteene)Lou kotsen niet bekennenLou sjoege steeken niet inprentenLou knijssen niet kennenLou sink stieken niet waarschuwen

LOUME DIBBEREN niet spreken(lees lou medibberen)

LOUW geen neen niet vergeefs(zie Lou en Luacuteene)

LUacuteENE geen neen niet vergeefs(vgl Lou en Louw)

Lufferk behangselHs 1769 A Leifferik BehangzelB Lufferk Behangsel

LULKE pijpLIJMEREN vrijpratenMAFFIE vijfstuiver stukMaggelen diefstal plegen stelen

vgl BoxenHs 1769 A Maggelen spreekenB Boxen maggelen Tioren krimmelen(Kan ook zijn dat er Fioren staat)

MAJEM waterOp majem en legum zitten op water en brood zitten(vgl mijem)

MAKAAIJEM slagMAKAAIJUMME slaan vechten

een - geven een slag toebrengengemakaayumd geslagen

MALBOEREM (IN DEN) goed

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

160

Hij is in den malboerem gekloft hij is goed gekleed

Mallin loodHs 1769 A en B Malliu lood

MANDJE paardMARRETJE moeder van een dief

Marretjes spiese moeders huis (zie mergie)

MARWIEGER UIT DE PISTOLE dief van aanzienMASSEMATTEN buit werktuigen

Massematten gehandeld hebben gestolenMassematten verpassen gestolen goederen bij een helerverkoopenSjofele massematten gestolen goederen van weinig waardeHij flikkerde de massematten in t majem hij wierp t gestolene goedin t waterKleine massemat opknappen hier en daar wat stelenLaat ons dat - eens opknappen laat ons dat diefstalletje eens doenMassematten handelen diefstal plegen stelenJomme massemat diefstal bij dagAanslaan om de - te handelen plan van een diefstal ontwerpenIemand over een - aanslaan Iemand vragen of hij een diefstal wilmeedoenHij sloeg mij aan om een m te handelenHij heeft de - gerojumd gebaldoverd of gesnouwd hij heeft eendiefstal afgekeken daaromtrent de noodige aanwijzing gedaanMassematten gepakt diefstal afspreken afgesproken diefstal

MASSOMME MASSEMATTEN HANDELEN er is goud bij te stelen (vgl Moos)Masteren klappen

Hs 1769 A en B idem

Mattaf kelderHs 1769 A Mastaf kelderB Mattaf kelder

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

161

De vorm Mattaf is de juistePfister 1812 (Kluge p 302 no 585) mattaf Keller (naast mattor)

MEFALPOLSE verhoorder ondervragerDe mefalpolser ook grannige serrore mefalpolsde mij gognummaar ik kotste niet of sliegende of sloeg niet door de regter terinstructie ondervroeg mij loos maar ik bekende niet (zie Pelse)

MEFALPOLSE(N) ondervragen(zie pelse(n))

MEILIG koningMEILIGEN koninginMELOGEJAN VAN T MELOGEN opperste van de werkzaamhedenMELOGE KROUTERS mindere bediendenMELOGEMEN werkenMELOGEN (Bollebof van t -) opperste van de werkzaamhedenMelogener smidMEM veertigMemier koopman

Hs 1769 A Memles koopmanB Memler koopman

MERG vaderMERGIE moeder ook marretje

(zie marretje)

Merl sabelHs 1769 A en B Merl hartsvanger of s(z)abel

MIETE bed om op te slapenMIGCHELEN lachenMINJE geld

(zie missomme monny moos)

MINJEN NOSSEER geldschieter op gestolen goederen(lees nosser)

MISPET (Bollebof van de -) procureur crimineel- of van het HofMISPOT hof

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

162

MISSOMME geld(vgl minje monny moos)

MOIRE inktkokerMOKUM stad in t algemeen

Mokum Rijst of Brijst RotterdamMokum Lammert majim LeeuwardenMokum Lammert Hoorn Stad Leiden- Kaf s Hertogenbosch- Olf Amsterdam- Aye Alkmaar- Jaar Arnhem- Dollet Delft- Majim Dortrecht- Heif s Gravenhage- Grouw Groningen- Sooyen Haarlem

MOLBORS goederen in t algemeenMOLLEN doodsteken om t leven brengen vermoorden

Hakt hem mol maak hem kapot

MONEJASKE kerkMONNY geld

(zie minje missomme moos)

MOOS geld(zie minje missomme monny)Geen moos geen jajim geen geld geen brandewijn

MOOS (LOENSCH BAJES MOOS) valsche fictieve munt (verdichte munt alleengangbaar in de gevangenis)MOOS MESOMME OF MASSEMAT OF HANDELEN diefstal van klinkende munt

(Zal wel moeten zijn moos of mesomme massemat handelen)

MOOSER verraderAls moosser doorslaan verraderlijk handelen

Moosjer geregtsdienaar ook spion Gids stille gids(zie weets)

MOSER DOORSLAAN bedriegen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

163

Moskero schoutHs 1769 A Moskero schoutB Schoffert of Moskero schout

MOUSJE ijzer- ribben Breekijzer of koevoet- brommer ijzeren ketel- slang ijzeren ketting- ronde ijzeren pot

MURGPIJPJE rol (katoen)MUS wambuisMIJEM water

vgl majem

Mijen wijnHs 1769 A en B Meijem (vgl Hespe en Sourem)

NA neenNACHTBAAYES nachtverblijfNachteluyte bedelvoogd (politiedienaar)

Hs 1769 A Nagt-Cluijter DienaerB Bedelvoogt of Dienaer Nagt Cluijter woutje klimbosch ofReijnjakenEr kan in B ook staan Nagt Sluiter De vorm van V e r w o e r t berustop fout lezen (vgl Klembosch en Reijnjaken)

NAFKE dameNAIRIS kaarsNAVIGE niets

Wij hebben een navige en landing of opstoot gehad wij hebbenniets opgedaan en zijn verjaagd

NEKOF gevangenisNERES straatlantaarnNERIS brandmerk licht

Hs 1769 A en B Neris lichtHoeft niet door V overgenomen te zijn

NEURIE sterke drank geneverNeurie buizen sterke drank drinken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

164

Hs 1769 A en B geven dit woord ook t Behoeft echter niet doorV overgenomen te zijn (vgl Clamot Sourem Gevinkelde gegpa)

NIBBEL katoene stofNIESSE dameNIFTEREN doodmaken

Nifteren maakt u peijger moorden maakt u dood

NOEN vijftigNOEN zestigNOSSENE geven

Nossum hem stikum dit cassaafje geef hem stil dit briefje

NURRIE borrelZien wie voor de nurrie bloeden zal wie den borrel betalen zal

NIJFT mes knipmesMet een nijft om gaayes maken met een mes doodstekenMijn nijft fileren mijn mes aanzetten

OEVER broodbakkerOKSENAAR horlogie

(vgl klopper knol tik)

OKSENER horlogie(zie oksenaar)Oksener met een zwiebel horlogie met een ketting

OLMS oudONDERMAKKEREN achterhouden zich iets stil toeeumligenen

Hij ondermakkerde van de massemat hij stal van het gestolenevoor zich

ONDERMAKKEREN in het geheim iemand kwaad wrochtenHij heeft mij ondermakkerd hij heeft mij hier en daar den voet geligt

OPGOOIJEN betichten ten laste leggenIemand een loensche bonjer opgooijen iemand valschelijk van ietsbetichten

OPKNAPPEN (de rommel) alles weghalenLaat ons dat massematje eens opknappen laat ons dat diefstalletjeeens doen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

165

OPLOOPEN opdoenIk heb navige opgeloopen ik heb niets opgedaan

OPSTOOT KRIJGEN ontdekt worden tijdens het plegen van een diefstalverhindering krijgen (zie Landing krijgen)OPSMIKKEN openen

Deen opsmikken deur openen

OPVOEREN aansporenOSSEN dobbelsteenen

(vgl ossenpooten)

OSSENPOOTEN dobbelsteenen(vgl ossen)

PAITSEG paschenPALMEGOON militair soldaatPALMEGOONS (Bollebof der -) generaalPAR1) wambuisPASSER heeler opkooper van gestolen goed

(vgl patser en peender)

PATSER heeler opkooper van gestolen goed(vgl passer)

PEENDER heeler opkooper van gestolen goed(vgl passer)

PELSE verhoorder ondervrager(vgl Mefalpolse)

PELSEN ondervragen verhooren(zie Mefalpolsen)

Pen tangHs 1769 A Pen tangB Per (lees pen) tangBestiept de pen en fliktse in de fonk krijgt de tang en steekse int vuur

PEPER touwPEPEREN binden en boeien

(zie loeijen en gevelen)

1) L e g e n d e 1640 heeft Par p Verwoert geeft hier par zonder opgave van ontleening

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

166

PEY jasGrandige pey mooye jas

PEYGER doodPheen zuster

Hs 1769 A en B idem

Phraal broederHs 1769 A en B idem

PIEMELEN waterenPIEREN spelen dobbelen

Loensch pieren valsch spelen

PIETERMANNETJES kleine zilveren messenPIKKER vorkPLATVIN portefeuillePLAT KRIJGEN omkoopen

De geschivesse zijn plat de getuigen zijn omgekocht

PLAT WORDEN in het spel verliezenPlaijen pijnigen

Hs 1769 A Plaijen inten pijnigenB Slaijen inten pijnigen (vgl Inten)

PLEINJENEN huilenPLEITEN vrijkomen weggaanPlompe water

Hs 1769 A Plompe waterB Plompe of mijem water

Pluger1) diakenPnoyen deelen

Hs 1769 A en B idem

POCKENEN pratenPOEPJE (de) geldPOETSEN heengaan wegloopenPOOREM aangezicht gezicht

(vgl Poruacutem)

POOSER vleeschPOOTER voortvluchtig

1) Uit N e p v e u Legende 1640 heeft Pflueger

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

167

PORUacuteM aangezicht gezicht(vgl poorem)

POSER cent of duitPRINCERIJ (Bollebof van de -) hoofd der politie of justitiePrinse baayes heerenhuis

Hs 1769 A Prinse beije een kasteel heerenhuisB Prince Beijes kasteel (vgl katelerken)

PRINSERIJ justitie of politieDe prinserij is bekaan de politie is hier

PROTOCOLLEN proces verbaal makenPuff kist koffer

Hs 1769 A en B Puf kist

PUTZ grap poetsIemand een putz maken iemand een poets spelen

PIJ mondHald dijn pij houd den mond zwijg

RAAF predikantRani jufvrouw

Hs 1769 A en B idem

RATELEN radbraken(uit Nepveu)

Reel1) (17) krankheidREWOGHEN aandeelReynjaken bedelvoogd (politiedienaar)

Hs 1769 A Reijnjaken DienaerB Reijnjaken Bedelvoogt of Dienaer(vgl Nachteluyter en klembosch)

RIBBEMOUSE koevoet breekijzer(vgl Ribben mousje)

RIBBEN MOUSJE breekijzer koevoet(vgl ribbemouse)

1) Leg 1640 Ree 1613 Ree K l u g e stelt voor reel te lezen Hgd Lib Vag heeft reel schwersiechtagS c h w e n t e r Steganologia 1620 geeft ook reel maar in de bet zwaar Zal siechtag welover t hoofd gezien hebben B o n V u l c a n i u s 1597 heeft ree gravis morbus (afschriftvan LV van 1547)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

168

RIEMEN HIFTEN ramen openschuivenRIEMEN hardloopen

(vgl riemert schoppen)

RIEMERT SCHOPPEN hardloopen(vgl riemen)Sccedilheft u riemert maak u uit de voeten

RISPEL strooHs 1769 A en B idemHoeft niet overgenomen te zijn (vgl Roesert)

ROEN vrouw(uit N e p v e u )

Roep zilver(vgl kleis kijsiff timtim)Hs 1769 A en B idem

ROESERT strooHs 1769 A en B idemHoeft niet overgenomen te zijn

RONDE potmousje ronde ijzeren pot

ROODE koper muntstukROOD LINTJE snede in het gezigtROOYUMME afkijken afloeren zien

Hij heeft de massemat gerooyumd hij heeft de diefstal afgekekendaaromtrent de noodige aanwijzing gedaanRooyum eens zie eens

ROSSESJOON nieuwjaarROT guit

Gognuacutemme rot doorslepen guit

Rounen zienHs 1769 A en B Roune zien

Rout schellen zilveren gespenHs 1769 A en B Routschellen zilvere gesp(en)(vgl Crime blieke)

Roije bierHs 1769 A en B Roije bier

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

169

RIJSTER strooSABBEREN breken

Deen sabberen deur breken

Saccum meisjeHs 1769 A saccum melkB kouth of saccum melkDaar boven staat meysje De afschrijver heeft zich hier vergist(vgl kout)

SAKKEN mes(zie sakkum)

Sakken gesakt trouwen getrouwdHs 1769 A sakke trouwenB Gesakt of sakke trouwen(ook N e p v e u geeft den vorm gesakt)

Sakkum mes(zie sakken en sokkum)Hs 1769 A en B sakkem

SALDSOOF (FOKSE) gouden tien gulden stukSANGER pijp

(vgl souger)

SANKE huwenHij is met een gondel gesankt hij is met een ligt vrouwspersoongehuwd

SAS zuikerSASSEME dronken drinkenSchabber breekijzer

Hs 1769 A en B idem

Schaprelje kastHs 1769 A en B idem

SCHARFEN koopenSCHARVANTEREN rondloopen rondslenteren of er iets op het oog te krijgen isSCHEER cent of duitSCHEL rammelaarSCHEMP naam

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

170

Op een loensche schemp sjeffen op een valsche naam gevangenzitten

SCHEFFEN staanLaat die vrijer scheffen laat die kerel staan

SCHEFTEN zetten(lees het op een loopen zetten)Scheft u riemert maak u uit te voeten

SCHEFTEN IN DE BAAYES in de gevangenis zittenSchel moordpriem

Niet in Hs 1769 A dit geeft steunis idHs 1769 B Schel Moord-PriemWel heeft B steunis een stok van een Moord-Priem

SCHIBUS GAAN (MET DE MASSEMATTEN) Met de buit doorgaanHet op een loopen zetten zich uit de voeten maken

SCHIBUS heen wegHij is schibus hij is heen

Schiebin bed om op te slapenHs 1769 A Schiebin een bedB Een Bed een bult of Schiebin

Schoerie mesHs 1769 A nietB Schoeri een mes (vgl kout saccum sakkum)

SCHOFELE BAAYES bedelaarsgestichtSCHOGET slot

(vgl kiejes kiejere en kluit)

SCHOKER beitel(vgl It hakker op in)

SCHOKEREN breekenDoor de gom schokeren door de muur breeken

SCHOKKEN gevenSCHOLLEM of SCHOLM kaak schavot

Op t scholm te kijk staan op t schavot te pronk staan

SCHONEN HANDELEN kleedingstukken stelen(lees schoren)

SCHOOL kerk vroegmis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

171

SCHOREM leugens liegenSCHOREM slecht

Schorem gekloft slecht gekleedSchoreme pey slechte jas

SCHOREN kleedingSCHORUM leugentaalSCHRANK lade

Op de schrank loopen het geld uit de lade van de toonbank stelen

SCHRENKEN inbrekenSchrenker huisbreker

Hs 1769 A en B Schrenckers zijn moordenaars en Dieven endie met zakpistolen dief en breekijsers en andere Instrumentenheijmelijk voorsien zijn

SCHREIJELINKS COURAGE kindermoedSCHUINE DEUR (achter de -) bank van leening lombard

In de bank van leening

SCHUIVEN loopenIk hoor frederiks schuiven ik hoor loopen

SCHUTTEN in de gevangenis zitten gevangen nemenSEEKOF goud (bij den jood in gebruik)SEIFEL verstand begrip

Hij heeft er geen seifel van hij heeft er geen verstand van

SEMEIJEN luisteren hoorenSemey eens luister eensIk semey amge ik hoor volk

SERRORE heer(zie serroris)Serrore uit het spiese hoofd van het gezin

SERRORIS heer(vgl serrore)

SIEM DOEN moorden vermoordenSIEN bewaarder van de gevangenis

(vgl kien)

SIEN agent van politie dienaar van justitie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

172

SIENEMERS agentenGrandige der sienemers commissaris van politieBollebof der sienemers directeur van politie

SIERLIJK stilSINK STIEKEN waarschuwen

Lou sink stieken niet waarschuwen

SINTEL boorSisser vuurSitterig stoel

(zie sitterik)

Sitterik stoel(zie Sitterig)Hs 1769 A Sitterik stoelB Sitterik of Sitterig stoel

SJAIEM sterke drank geneverSJANGER pijp rookenSJANKEN trouwenSJARPENSPIELER Heeler opkooper van gestolen goed

(vgl sjarfer)

SJARFER Heeler opkooper van gestolen goed(vgl sjarfenspieler)Hij sjarft hij heelt

SJEFFEN gevangen zittenGesjeft gevangen genomenKootme gesjeft crimineel gevangen zittenKlijme gesjeft correctioneel gevangen zitten

SJOEGE (lou - stieken) niet inprentenSjoege stieken inprenten

SJOFEL slecht niets beteekenendSjofele baaijes slecht tuchthuisSjofele massematten gestolen goederen van weinig waarde

SJONE jaar(vgl sjoon)

SJOO uur

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

173

SJOON jaar(vgl sjone)Sjone rosse nieuwjaar

SLANG kettingfokse slang gouden ketting

SLIEGENAAR verraderSLIEGENEN bekennen vertellen verpratenSLIEGENEN verwerpenSLUIMERIC slaaplakensSLUIKER verklikkerSMERIS JASPENEN op uitkijk staan

(vgl jaspenen)

SMERRIE tabak(zie smerrig)

Smerrig tabak(zie smerrie)Hs 1769 A Smerrig tabakB Smerri of smerrig

SMIERIS nachtwacht schildwachtOp smieris sjeffen op den uitkijk of schildwacht staan bij het doenvan een diefstal

SMOEEumlS pinksterenSMOESEN verhalen vertellen pratenSMOESSIE praatje voorwendselSMIJGELEN sprekenSNAAR vrouw getrouwde vrouwSNAUVEN zienSNIEVEN kijken

(vgl snoven)

SNITJE foulardSNITSEL snoeyerschaarSNOEPTAFEL te pronkstellingSnouacuteftingh snuifdoos

Hs 1769 A en B snouffingh snuifdoosA heeft nog apart snuif-intje

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

174

SNOUWEN rondloerenSnouw eens loer of zie eens rondHij heeft de massemat gesnouwd hij heeft de diefstal afgeloerd(vgl snoven snieven)

SNOVEN kijken(vgl snieven en snouwen) gesnoofd gekeken

SNIJ SNIJE1) beursSNIJ zakdoek doek

(vgl Immese)Ippesche snij zijde doekLoensche snij katoene doek

Soeje goudHs 1769 A Soeje goudB Soeye vos of Sonnekeij (vgl Sonnekrij)

SOELE gereformeerde kerkTovele moonsche soele roomsche kerk

SOELE MASSEMAT diefstal terwijl de menschen naar de kerk zijn(vgl tippe)

SOFFER paard(lees sosser)

SOGER beitelSOGERE MAJIM getrokken koffijSOKKUM knipmes

(vgl sakkum)

Sonnekrij goudHs 1759 A en B Sonnekeij goud

SOOF (soven) gulden guldensSOOYEN zevenSOREF sterke drank geneverSORUacuteM sterke drank

(vgl sourem)

SOSSEM paard(vgl sosser sussem en trapperman)

1) t Lib Vag heeft overal suye Deze vorm is uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

175

SOSSER paardMet een sosser aangefokt daar komt iemand te paard aangefokt(vgl sossem sussem)

SOUGER pijp(vgl sanger)

SOUGEREN rookenSourem sterke drank

(vgl sorum gevinkelde gegpa en hespe)

SPAANSCHE MAT VERKWANSELEN1) eed doenDe verkwanselde Spaansche mat inwisselen eed breken

SPANGER KAAUWEN pijp rookenSPANJE UtrechtSPANNEN aanzien zien uitzien

Span de aijene eens zie eens uitHij spant het hij ziet het

SPAR stokSPARBER paraplu

(vgl sparwer)

SPARWER paraplu(vgl sparder)

Speedrig laken en dekenHs 1769 A speedrig een laken of dekenB speedrig een laken en deken

SPEENTJE beugeltasch knipje aan eene beursSPEENVARKENTJE beugeltasch kniptaschje of beugeltjeSpiekel glasvenster

Hs 1769 A Spikkel vengster

1) Verwoert geeft van deze uitdr de volgende verklaring lsquoIn het laatst der vorige eeuw bevondzich een matroos te Amsterdam in het rasphuis overtuigd herhaaldelijk valschelijk te hebbengezworen ten voordeele van zijn kapitein Voor elke eed ontving hij een Spaansche matVroeg men hem naar zijn misdaad antwoord(d)e hij ik heb Spaansche matten verkwanseldwelke uitdrukking daarna in de dieventaal is opgenomenrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

176

B Spikkel vinenter of venetter vengsterglas vengster spickelglas vengster

Spielepin steekHs 1769 A en B idem

SPIESE huis gevangenis tuchthuisLarie spiese pandjeshuisGrandige toespiese heerenhuisSpiese is amge de menschen zijn thuisSpiese is bezoek de menschen zijn uitMarretjes spiese moeders huis

SPINNEKOP doekspeldSPLIET gouden tienguldenstuk

Halve spliet gouden vijfgulden stuk

Sprijtsels lakensHs 1769 A en B idem

Staa je mee gaat ge meeHs 1769 A staaje mee gaat gij mecirceB Staaje mee Gaaje mee

STAANAAFFE dorpSTANTJE eenige menschen bij elkaarSteggeris degen

Hs 1769 A en B Steggerig degen (vgl charo)

Sterling katHs 1769 A en B idem

Stibbelens stalHs 1769 A en B idem

Stichel duivelHs 1769 A Stichel duivelB Stickel of Obij Duyvel(vgl kluistert van de stighel)

Stighel (kluistert van de) predikant(vgl stichel)

STIKUM geheim zwijgenIn stikum feberen in het geheim brieven schrijvenNossen hem stikum dit cassaafje geef hem stil dit briefje

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

177

Houd het stikum zwijg het

STOEPEN geesselen(uit Nepveu)

Stoetsen loopenHs 1769 A Stoetsen loopenB Fokken of stoetsen loopen (vgl Fokken)

Straaij omvoog loop wegHs 1769 A en B Straaij om vooij loop weg

STREEP leugensSTREEPTREKKEN iemand bedriegen iets op den mouw speldenStrupsels laarzen schoenen

Hs 1769 A en B Strupsels laersen

Stubeler spionHs 1769 A en B stubeler soldaat(zie Blij)De afschrijver heeft hier en bij Blij in de tweede kolom telkens eacuteenregel te hoog gelezen Dit is alleen mogelijk in Hs B

SUSSEM paard(vgl sosser en sossem)

Swegten drinkenHs 1769 A Swegten drinkenB Swegten Buysen drinken

Swieter hout(vgl Swigter en Fromme)Hs 1769 A Swieter houtB idem

Swigt molenHs 1769 A en B idem(vgl Coddele)

Swigter hout(vgl Swieter en Fromme)Niet in Hs 1769 AB Swigter hout

SWIGTER molder

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

178

SIJBEL BAAIJES beste kamer geheim gemakSIJKES ChristenTAFELTIMTIM tafelzilverTAILLE geesselpaalTAILLER scherprechterTALVEN bedelen vragenTALVENAAR bedelaarTANDEL sleutel

Loensche tandel valsche sleutelEen loensche tandel aanslaan beproeven of een gemaakte valschesleutel op het slot pastFokse tandel gouden sleutelLoensche tandel melogenen valsche sleutel maken(vgl tantel)

TANNE kagchelTANTEL sleutel

(zie tandel)

Tappert soldaatHs 1769 A Tappert zolderB Hogerik of Tappert solder(vgl Hoogerik)Hier begint de fout die zich bij Stubeler en Blij herhaalt(zie daar)

TEEK AF1) (18) onthoofden onthalzenTiaro schotel

Hs 1769 A en B idem Bord of schotel

TIK horlogie(vgl klopper knol oksenaar)Tik met de bengel horloge met kettingHs 1769 A en B idemHet zinnetje is van Verwoert

TIMTIM zilver(zie kleis klijfs kijsiff kriem)

1) C a r t o u c h e teef af

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

179

TIMTIMMER zilversmid(zie kleis melogener)

TIP kerkTIPPE MASSEMAT diefstal terwijl de menschen naar de kerk zijn

(vgl soele)

TIS negenJoedtis negentien

TOESPIESE heerenhuisTOF belangrijk knap goed

Hij kwam er tof af hij kwam er goed afHij is een toffe vrijer hij is een knappe kerelHij is tof in de kloften hij is goed gekleed(vgl kauser)

TOFELMONES een roomscheTOPPIL hoedTotis of in t kitje komen gevangen worden

Hs 1769 A Totis of in t kitje komen idB Totes of in t kitje komen id

TOVELE MOONSCHE OF TOFELE MONE JAIKI SOELE roomsche kerk(lees jaski of soele)

Trapperman paardHs 1769 A idemB Een sossem drappermantje of Trapperman een paerd(vgl Sossem)

TRAPPERS schoenen laarzenTREBSELS kousen

Hs 1769 A en B Freckzels kousenDe F waar men een T zou willen hebben staat duidelijk in beideHss

TREIFEL bewijsbaar bloot op heeterdaadTreifel verschut op heeterdaad betrapt(vgl Trijfel)

Triem die men slaaje weg die men gaatHs 1769 A Triem een wegB Friem Brederik of Forach die men Staaje weg een weg diemen gaet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

180

Er staat in B inderdaad een F hoeveel Forach (= dērech weg)zeker een T moet hebben (vgl Brederik)

Tritteling schoenen en laarzenHs 1769 A Tretteling een schoenB Schoenen Trieijers of Tretteling

TROM herberg kroeg van de laagste soort waar dieven en andere misdadigersgewoonlijk te zamenkomenTRIJFEL bewijsbaar bloot op heeterdaadTURFTREKKEN zakkenrollenTIJBEL TIJBELTJE kist kistjeUITSABBEREN uit de gevangenis vluchten

Uitgesabberd uit de gevangenis gevlucht

VAART praatje voorwendsel uitbrekenVal deur

Hs 1769 A ValB Val of Dielis deurt Woord komt bij V alleen voor in de uitdr Baffe de val (zie daar)

VARKEN beugeltaschVEBEREN of FEBEREN schrijvenVEEMSTE vingerringVerblassen wurgen

Hs 1769 A en B idem

VERDIENEN steelenVERDIENSTEN dieverijVERDONKERE MANEN wegmaken iets verbergenVERGOKKEN verdobbelen verspeelenVERKNOEYENDE GAPER verraderlijke mondVERKNOLLEN openbaarmaken vertellen

Hij verknolde de heele rommel hij vertelde alles

VERKNOLT bezwaarlijk inkomenVERKNOOYEN verwachten

Ik zal je verknooyen ik zal je verwachten

VERKOUTEREN begravenVERLENGD WORDEN bekend worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

181

VERLUNSEN1) verstaan hoorenVerluns je versta je

VERNOLLEN sluiten digtmakenDe deelis is vernold de deur is gesloten

VERPASSEN bij een heeler verkoopenVERPATSEN verkoopenVERSCHUTTEN VERSCHUT arresteeren in hechtenis genomen en de zaakbewijsbaar

Bot op verschut op de daad betraptGeschut worden in hechtenis genomen(vgl voorschut)

VERSCHUTTING betrappingVERSENKT2) verkwanseltVERSLIEGEND verradenVERSMAJEMER rechter commissarisVERTOESTEN verzwijgen bedekken verbergen wegstoppen

(zie vertoetschen)

VERTOETSCHEN verzwijgen bedekken verbergen wegstoppen(zie vertoesten)Hij hield vertoetst (of stikuacutem) dat hij meer gesjeft had hij verzweegdat hij meer gevangen had gezeten

VERTOETSCHER heelerVlasche dorp

Hs 1769 A Vlascke dorpB Vlascke of Ipse DropDrop zal wel een schrijffout zijn voor dorp

Vonk brandmerkVonk op den douw brandmerk op den rugHs 1769 B Fonk op den douw brandmerk op den rugA Fonk op den dow idem(vgl Don)

VONK sterke drank vuur

1) L e g e n d e alleen verstaan2) Uit N e p v e u L e g e n d e heeft versenken verhandelen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

182

VONKEN brandmerkenVOORBIJ SCHUIVEN voorbij loopenVOORSCHUT in de gevangenis zitten

Voorschut geraakt in hechtenis genomen en de zaak bewijsbaar(zie verschutten)

Vreeschopper zakkenrollerHs 1769 A en B idem

VREYER VAN DE BATTERIK matroosVRIJER man manspersoon kerel

Laat dien vrijer scheffen laat dien kerel staan

Vuur jaHs 1769 A en B idem

WEETS of MOOSJER gerechtsdienaar of spionWEGMOFFELEN wegstoppenWIDDELTJE horlogieveerWIEBERIG KROUTEN doorloopen wegloopen heengaan

Ik zag een siener en kroute wieberig ik zag een dienaar en gingheen

WIEDES dom onnoozel(vgl wiedstok)

WIEDSTOK dom onnoozel(vgl wiedes)

WIES KROUTEN wegloopenWIES SABBEREN uitbrekenWIES SLAAN wegnemenWOOF zesYS vuurYSJESINGE tabaksdoosYTSEF tabak

(vgl Eytsef)

YZIG fabriekZEEUWIGEN rollen stelenZINKEN sein geven

Had hij mij een zink gegeven dan had ik wieberig gekrout de plaatgepoetst of schibes gegaan en ware niet ver-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

183

schut had hij mij een sein gegeven dan had ik het op een loopengezet en ware niet gearresteerd

ZOETERIK suikerZWAAYUMMEN schrijvenZWARTJE koffieZWENDEL betrapt worden overtuigd zijn

Wij werden zwendel wij werden betraptGij zijt zwendel gij zijt overtuigd

ZWIEBEL VAN EEN OKSENER ketting van het horloge

Buiten de woordenlijst om geeft Verwoert Verzameling van de meest gebruikelijkewoorden van het Bargoens of de zgn dieventaalNota deze taal wordt ook genaamd

Bargoens-Burgoens-BourgonschGielerstaal-GielerspraakRoodwalschHaltael()LandlooperstaalDieventaalZwartjestaalArgots

Duitschland

KochemerZigeunerdeutschWaldiwerijKaloschenspracheChesse LuschenSpitzbubenlateinSchurer oder plattenspracheSchleiferspracheRomanischJenischGaunerspracheRotwelsch

Kochemerloschen (= = Dibber)

Dagen der week

JOM OLF ook EGETZondagJOM BEYSMaandagJOM KIMMELDinsdagJOM DOLKWoensdagJOM HIJDonderdagJOM WOOFVrijdagJOM MENONGE ook ZOOJENZaterdag

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

184

Feestdagen

ROSSE SJOONNieuwjaarPAITSEGPaschenSMOEEumlSPinksteren

Munten

POSER POOSJECent of duitBIESJES BAS ook BATSStuiver (5 cts)BASJES HONDJE BYBAS BETH BASDubbeltje (10 cts)MAFFIE HE-BAS HETJEVijfstuiverstuk of kwartjeSOOFGuldenRADDaalderTOFFERADDrie guldenHALVE FOKSE JOETER OF SPLIETVijf guldenstukJOED SOOF JOD SOOF FOKSE JOETER OFSPLIET

Tien guldenstuk

GESJANKTEAcht en twintigGIMEL BASDrie stuiversDALETH BASVier stuiversJODBAS GOOTSE SOOFTien stuiversKAF SOOFTwintig guldenMEM SOOFVeertig guldenME SOOFHonderd guldenJOD ME SOOFDuizend guldenJOD RADDENTien daalders

EGERTOLF ook EGET1BETHBEYS2GEMELKIMMEL3DALETHDOLK ook DALLET4HEHY HEIT5VAUWOF6ZAINZOOGEN()7

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

185

HETHGIS8TETHTIS9JODJOED10

(CAPH)1)JOED OLF ook EGET11

LAMEDCAPTI SJONE JOED BEYS12MEMJOED KIMMEL13NUNJOED DOLK of DOLLET14TAMECHJOED HIJ HEIT15HAJINJOED WOOF16PEJOED ZOOJEN17

JOED GIS18JOED TIS19KAF20KAF JOET30LAMMET40MEM50NOEN60

Boven de 20 kan men naar verkiezen tellen bv ik wil noemen 63 nu kan ik tellenkimmel kaf kimmel is 63 of wol joet ()2) kimmel is ook 63Ik wil tellen 85 nu kan men uitspreken Gis joet Heit of Dolk kaf heit beide is 85Ik wil tellen 36 nu kan ik zeggen Kaf joet woof is 36 of Kimmel joet woof is ook

36

N i j m e g e n J MOORMANN

1) Hier is V de kluts heelemaal kwijt2) Lees woof joet kimmel

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

186

Kleine mededeelingen

136 Simoon (Hertspieghel IV 110)

De regel uit het pittige 4e boek van den Hertspieghel

Op Sein Simoon en Loir wij vaak nu woningh maken

is met zijn onvindbare rivier de lsquoSimoonrsquo een oude bekende die door Vlamingsweinig zeggende aanteekening lsquodrie rivieren in Vrankrijkrsquo nooit duidelijker isgeworden De hr Zijderveld (Tijdschr 44 221) wil aannemen dat geschreven islsquoLemansrsquo waarmee dan op Garnier gedoeld zou zijn Dit zou kunnen maar het isgrafisch wel wat heel gewaagd Zou niet gelezen moeten worden Saoon (desnoodsin den ouderen vorm Sangoon of Saucoon Dan komen we in Lyon terecht watheel goed past bij den gedachtengang van den dichter want die stad was met haarvele drukkerijen in het midden der 16e eeuw eenmiddelpunt van in- en uitheemscheletterkundigen waar zich een vermaarde dichterkring ontwikkeld had die tebeschouwen is als lsquola transition de Marot agrave Ronsard Dans leacutecole lyonnaise apparaicirctcomme une premiegravere eacutebauche de lesprit de la Pleacuteiade Lyon dans notre histoirelitteacuteraire a eu des destineacutees particuliegraveres lAllemagne lItalie la France y mecirclentleurs geacutenies (De aanhalingen zijn uit Lanson Histoire ill de la litteacuterature fra I2078) Dit alles zal de renaissance-man Spieghel wel geweten hebben Zie ookBeacutedier et Hazard Histoire de la litt franccedil illustreacutee I 171

G r o n i n g e n GA NAUTA

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

187

Gaauwdiefs gramaticaMet een facsimileacute

In het archief van het Heilige Geest- of Armewees- en -kinderhuis aan deHooglandsche Kerkgracht te Leiden1) bevindt zich een folio-vel papier (32 bij 31cM) waarvan het watermerk het wapen van Amsterdam en de letters GDvG()vertoont het vel is alleen aan de voorzijde in vier kolommen beschreven de eerstekolom bevat een reeks teekens en namen de tweede kolom geeft van die teekensen namen de correspondeerende verklaringen De derde kolom behelst een reeksvan teekens en cijfers die elk een geldswaarde moeten uitdrukken de vierde kolomvermeldt welke geldswaarden respectievelijk door die teekens en cijfers wordenaangeduid Het schrift is dunkt mij laat-zestiende- of vroeg-zeventiende-eeuwschOp den achterkant van t vel (de vierde bladzijde) is met een negentiende-eeuwschehand geschreven Gaauwdiefs Gramatica Het is niet bekend hoe en wanneer ditstuk in het Weeshuis-archief gekomen is of vanwaar het afkomstig isWat er op dit blad staat is voorzeker geen lsquogauwdiefs-grammatikarsquo maar wegravel

behelst het een soort van lsquodieventaaltjersquo namelijk een aantal teekens en termen uitde een of andere overeengekomen taal - die het meest aan een soort van winkeltaalof geheim winkelcijfer denken doet - met de daarbij dienende verklaringen Teekensof afgesproken aanduidingen van de zes werkdagen van de week teekens enaanduidingen of vreemde (meest als Fransch herkenbare) woorden voor de namenvan een aantal kleedingstukken van eenige

1) Archief H-G-Weeshuis Stukken Afd II Portefeuille II Omslag I

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

188

stoffen en enkele voorwerpen in kolom 1 en 2 een herleiding van schellingen enponden (Vlaamsch) tot guldens in kol 2 en 4 maken den inhoud uitNaast en in verband met het uitvoerig artikel van den heer Moormann over

Bargoensch uit de negentiende maar toch tevens ook uit vroegere eeuwen mochtendeze lijsten naar t mij voorkwam wel een plaats vinden Het fotografisch facsimileop verkleinde schaal vereischt na t gezegde geen toelichting Van de woordenlijst(in kolom 1 en 2) geef ik hiertegenover naar vermogen den inhoud weer De lijstvan gelds- of muntwaarden (kolom 3 en 4) voor een groot deel heel duidelijk laatik voor t geen er mij minder duidelijk in is ter beschouwing aan meer deskundigenover De donkere plekken in de fotografie langs den rand aan den benedenhoekvan de eerste kolom zijn in t stuk zelf zoo donker niet daar zijn het gele vlekkenin het papier

L e i d e n A BEETS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

1

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

189

maendach(het teeken voor u)dincxdachmawoonſdachmedonderdach10vrijdachwSaterdachſwambaisb gupbroeckŁ calsjnnocentkakouſſenbashemtrockbarethemdencoe ()ſlaeplaecken(een teeken)ſloopentoieneuſdoekenmochoorcleyn goetbmans mantelhoheuijckeff hovrouwe rockcowachtquetTabbertEvrouwe mantelmmouwenmaſchortekleenſſregencleedtfalyCooper(een teeken)Tin(een teeken)keetelcanelſchilderijenPenturaSilver(een teeken)Gout(hetzelfde teeken) orgouwe ring(h)aneldiamantdiaknoopenbotonsTrommelſtockenbatons

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

meſſencoteldeegenſpadegout in een dooſie(teeken voor zilver) ordosiewolle laecken(een teeken)stoffe goetŁnieu lindenŁ tt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

190

Vondel op het St-Lucasfeest

Terwijl wij meenden over deze gebeurtenis wel niet uitvoerig maar toch juist te zijningelicht komt Dr Sterck in zijne Hoofdstukken over Vondel en zijn kring1) dezenzoeten waan verstoren door een geheel afwijkend verhaal te geven Bij zijnebestrijding van de gewone voorstelling maakt hij het zich echter wel wat heelgemakkelijk eerst haalt hij mijne woorden verkeerd aan en geeft dan doorcursiveering uiting aan zijne verbazing over zooveel dwaasheidHij zegt (bl 58) lsquoOm dit alles te verklaren behoeft men dus niet met Dr Leendertz

ldquoHet Leven van Vondelrdquo bl 294-295 aan te nemen dat de S-Lukasbroederstweemaal hebben feestgevierd om Vondel te huldigen ldquomaar dat het niet bekendis of hij er zelf bij is geweestrdquo den tweeden keer namelijkrsquoHad ik het werkelijk zoo geschreven dan zou het eene dwaasheid geweest zijn

die de cursiveering en meer dan dat verdiende Een huldigingsfeest waarbij degehuldigde ontbreekt Maar eer hij mij zulken onzin toedichtte had Sterck toch betergedaan met wat nauwkeuriger te lezenIk heb verteld dat Vondel 20 Oct 1653 gehuldigd werd en dat daarna eene

broederschap der Schilderkunst gesticht is die op 21 Oct 1654 een feest hieldwaarvoor Vondel zijne Inwydinge dichtte lsquomaar het is niet bekend of hij er zelfgeweest isrsquo

1) Bl 57 vlg in eene studie die al eerder (1919) verschenen was in Van Onzen Tijd XIX bl 40vlg dezelfde voorstelling gaf hij in zijne Oorkonden over Vondel en zijn Kring blz 297Eene onjuiste voorstelling geven ook CR de Klerk in Van Onzen Tijd XIX bl 35 vlg en DrJJ de Gelder Bartholomeus van der Helst bl 24

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

191

Dat is geheel in overeenstemming met de mededeelingen der tijdgenooten Maaromdat ook anderen deze onnauwkeurig gelezen hebben en misschien laterenslordig zouden kunnen lezen is het noodig die berichten nog eens na te gaan ennu eens voor al vast te stellen wat er gebeurd isEvenals de andere gilden zal ook dat van St Lucas wel geregeld zijne feesten

gevierd hebben waarin allicht de kunstschilders de leiding hadden Wij zoudenmisschien verwachten dat deze plaats hadden op 18 October den naamdag vanhun patroon waarop ook jaarlijks de overlieden gekozen werden1) Maar wij ziendat zij op 20 Oct gevierd werden Wilde men de nieuwe overlieden eerst hun ambtlaten aanvaardenWas het kieschheid tegenover deminder gegoede gildebroedersdie niet aan het feest konden deelnemen Wij weten het nietIn 1653 werd van dit feest bijzonder veel werk gemaakt Toch hebben wij daarvan

slechts eacuteeacuten bericht nl van Brandt in zijn Leven van Vondel (bl 56 uitg Hoeksmabl 92) wiens woorden wij daarom volledig aanhalenlsquoIn den jaare MDCLIII hielden eenige Schilders Poeumlten en Liefhebbers der dicht-

en schilderkunste ontrent hondert in getaale t Amsterdam S Lucas Feest daarze den twintighsten van October op S Joris Doelen ter maaltydt gingen en iemantApollo verbeeldende den Dichter Vondel ten dien einde genoodight en aan thooger eindt van de tafel op een hoogen stoel geplaatst den lauwerkrans op thoofd zette Hier werdt Apelles en Apollo de schilder- en dichtkunst vereenight alsdoor eenerhanden bandt van onderlinge gemeenschap verknocht en gelykvermaaghschaptrsquoWaar ons verteld wordt dat er omtrent honderd feestgenooten waren is het

gemakkelijk een aantal namen te noemen van hen die er kunnen geweest zijnMaar buiten Vondel is

1) Wagenaar II 470 zegt lsquoop of omtrent S Lucas-dagrsquo Het zal wel gewoonlijk op 18 Octobergeweest zijn Maar wanneer dit een Zondag of marktdag was of wanneer eene belangrijkereaangelegenheid op dezen dag viel zal de verkiezing een of meer dagen verschoven zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

192

er slechts eacuteeacuten van wien wij het weten nl Asselyn uit wiens gedichten het blijktWij moeten hier even vooruitloopen op de beschrijving van de straks te bespreken

uitgave van Asselyns Broederschap der SchilderkunstIn de 4o uitgave die wel de tweede is1) eindigt het tafelspel op C 3ro (dat is dus

bladz 21) in het midden Natuurlijk wilde de uitgever graag de drie vellen vol hebbenen daarom heeft waarschijnlijk Asselyn de overschietende 3frac12 bladzijde gevuld metgedichten betreffende het voorafgaande schildersfeest Eene aanwijzing dat dezegedichten als bladvulling bedoeld zijn ligt daarin dat zij in de folio-uitgave nietvoorkomen en dat in de 8o uitgave die zeker wel de derde is van de bladzijdendie deze gedichten bevatten 26 tot 30 niet genummerd zijn Bl 25 is wel genummerdomdat de daartegenover staande bl 24 het slot der Broederschap bevatte Maardat de volgende gedichten met de vorige niets te maken hadden werd duidelijkgemaakt door voor het cijfer 25 nog Pag te zetten zooals ook op bl 7 van het beginder Broederschap gedaan was maar verder nietDit aanhangsel heeft als algemeenen titel lsquoOp de Vereenigingh van Apelles en

Apollo Of t Jaar-gety van St Lucas Geviert door Schilders Poeumlten en Liefhebbersder zelfder Konsten op S Joris Doelen den xx October 1653rsquoDaarna volgt bij wijze van opschrift lsquoApollo ontfanght den grooten Poeumlet dien

hy onsterflijcke lof geeftrsquo En dan hieronder

Apol omringt met goddelijcke straalenOntfing aldus dat overgroote LigtO Fenix zoo in Zang en Maat-gedigtMijn Zoon ghy zult hier met mijn Lauwre praalen

1) VolgensWorp Tdschr v Ned T en Lttkunde 4 51 bestaat er nog eene folio-uitgave waarinde bijgevoegde gedichten niet voorkomen Deze heb ik niet kunnen vinden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

193

Men offerd mijn gewyde offer-vierenU godlijck breyn vervult met hooge stofMen wijd aan U onsterflijckheyt en lofEn leeft altoos in heylige Lauwrieren

Gewoonlijk vinden wij de voorstelling dat Apollo met deze verzen Vondel begroetteDat wordt ons hier echter niet verteld en de twee eerste regels maken het ookonmogelijk Alberdingk Thijm gevoelde dat en haalt dan ook in zijn Portretten vanVondel bl 137 alleen vs 3 en 4 aanHet is duidelijk dat Asselyn deze verzen na het feest heeft gemaakt en daarin

zijne herinnering heeft vastgelegd Wij hooren hier dus in Asselyns woorden dehoofdgedachte misschien zelfs enkele van de woorden waarmede Apollo dendichter ontving Maar den tekst van die toespraak hetzij dan poezie of proza kennenwij evenmin als den naam van hem die Apollo verbeelddeHierop volgen vier bijschriften op festoenen die in de zaal opgehangen waren

Misschien waren zij onder de festoenen te lezen maar de inhoud vooral van heteerste en derde wijst er eerder op dat Asselyn ook deze naderhand gemaakt heeftOnder het laatste van deze vijf versjes die alle met cursieve letter gedrukt zijn

staan Asselyns initialen

Daarna volgen drie ongeteekende gedichten

1o Aanspraak tot de Genoodighden eene tafelwet2o Gezangh beginnende lsquoLiefhebbers die zijt op dees Zael gesetenrsquo Dit werd

blijkbaar gezongen terwijl Vondel lsquoDe Wellekomst-fluyt uyt-drinckt in drie teugenrsquo3o Merkurius uyt last der Goden beveelt Mars en Herkules de Kunst met den

Staat te beschermenDeze drie gedichten1) zijn dus op het feest voorgedragen maar zij zijn waarschijnlijk

wel niet van Asselyn Wel is van hem het laatste uit dezen bundel

1) De beide eerste zijn niet overgenomen in den Hollantschen Parnas

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

194

Sonnet

Aen Jv Vondel toen zijn E het Feest van S Lucasmet zijn gezelschap vereerde

Toen t groote Licht verscheen op t Feest der KunstenaarenWas ieder een verheugdt en zoo vernoegt en blyDat wie de Vader zagh ontstack in poeumlzyNu dat de Kunst-goddin hier met Apol zou paaren

Terwijl de Priesterschap door zang en spel der snaarenBegroetten dus die Zon ocirc Fenickx van ons LandtDie t gansche Helikon doet luystren naar u trantEn wijdt aan godt Jupijn een kroon van gryze haare

Die stadig zijn omringt met heylige Lauwre-blaanWat offer zullen wy u voor dees weldaadt brandeWie danckbaer is voor gunst die heeft de gunst voldaan

Want danckbaarheydt is meecircr als duysendt offerhandenDe Vader zy vernoegt nu dat S LUCAS hierU schenckt Apelles Schilt Apol het Lauwerier

T ASSELYN

Dit gedicht is voluit geteekend Maar men behoeft slechts het begin te lezen om tezien dat het niet op het feest zelf kan zijn voorgedragen1) Ook hier hebben wijechter wel in vs 6-14 eene herinnering van hetgeen Vondel werd toegezongenDe gewone voorstelling dat al de op het feest voorgedragen verzen van Asselyn

waren moet dus zoo gewijzigd worden dat er geene verzen van hem zijnvoorgedragen Het zou ook wel vreemd zijn dat een boekbinder of karmozijnververdie als dichter nog maar weinig geleverd had op dit feest een zoo groote rol hadgespeeld

1) Zou iemand dit willen afleiden uit toen in het opschrift dan verwijs ik hem naar tal vangelijksoortige opschriften bv van Vondel lsquoWierook voor Kornelis le Blon en zyn EchtgenootElizabeth van den Kerkhove Toenze door last van hunnen heere vader den Agent my dekoningklijke keten en medalje van Koningin Christine om den hals hingenrsquo Dat dankdichtheeft Vondel toch zeker ook wel daarna gemaakt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

195

Een derde en laatste getuigenis van het huldigingsfeest is een gedicht van LMdat is Dr Lodewijk Meijer1) Het komt alleen voor in den Hollantschen Parnas (1660)bl 12 en is getiteld lsquoLauwerkrans den Hoofdpoeet Jv Vondel Den 20 October vant 1653ste Jaar op t hoofdt ghezetrsquoDe dichter vertelt dat de negen zanggodinnen twistten wie van haar Vondel zou

bekransen Apollo besliste dat zij het allen gezamenlijk zouden doen Dan volgt

Dat wyze Hooft vervultMet konsten van haar alle dan ghehultWordt daar het is in t mid der PuikpoeumltenEn rykste en machtighste der Stadt ghezeeten

Het is duidelijk dat ook dit gedicht niet op het feest zelf kan voorgedragen zijn AlsMeijer het feest heeft bijgewoond en wij ook hier eene herinnering hebben dan zoudaaruit blijken dat Vondel niet alleen door Apollo maar ook door de negen Muzengehuldigd is Maar nu Brandt van het laatste niets vertelt en Meijer van de huldigingdoor Apollo zwijgt zie ik hierin eerder eene aanwijzing dat Meijer die toen ookwaarschijnlijk nog heel jong was niet op het feest geweest isHet bovenstaande is alles wat wij van dit feest weten Wat er anders of meer van

verteld wordt is onjuist of latere vermoedens

Brandt vervolgt zijn verhaal tap lsquoTe deezer tydt quam zyne Vertaaling van HoratiusLierzangen boven gemeldt onder de pers maar buiten zyn toedoen door iemantdie een afschrift wist te bekomen Doch hy ziende den druk niet te verhinderenhieldt er de handt noch aan en droeg die vertaaling op aan de Kunstgenooten vanSint Lucas t Amsterdam Schilders

1) Van Lennep noemt hem Lucas Meyer en Worp neemt dit van hem over Maar een dichtervan dien naam is ons niet bekend Bovendien noemt het register van den Hollantschen Parnashem lsquoL Meyer M Drrsquo wat allen twijfel omtrent zijn persoon opheft

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

196

Beeldthouwers Teekenaars en hunne begunstigers tot een blyk van degenegentheit die hy hunne edele kunste toedroegh met erkentenisse der gunst eneere op hun feest genootenrsquoDeze woorden van Brandt zijn even duidelijk als de voorgaande en tot nog toe

heeft ook niemand aan de juistheid getwijfeld Maar Sterck zegt van die opdrachtdat zij lsquowas niet na de huldiging maar vooraf Het is mijn overtuiging dat die huldeplaats vond na de opdracht misschien wel naar aanleiding ervan In de opdrachtwordt met geen woord melding gemaakt van de hulde wat toch zeker het geval zouzijn indien deze daaraan was voorafgegaan en de ldquoHoratiusrdquo moest dienen als bewijsvan dankrsquoHet spijt mij maar zonder verdere bewijzen of krachtige aanwijzingen is de

lsquoovertuigingrsquo van Sterck voor mij niet voldoende om de juistheid van Brandtsmededeelingen te betwijfelen De laatste hier van hem aangehaalde zin is zekerzulk een bewijs niet Daaruit blijkt alleen dat Sterck in dat geval over die hulde zougesproken hebben maar daaruit volgt nog niet dat Vondel het ook zou moetendoen In de opdracht van zijn Jeptha aan Anna van Hoorn spreekt hij ook niet overde hulp die hij bij haar gevonden had Of geeft dit nu Sterck ook de overtuiging datBrandt zich hier vergist heeft als hij zegt dat deze opdracht lsquoaan de Vrou vanVlooswyk tot een teeken van dankbaarheit toege-eigentrsquo wasHet is in overeenstemming met Vondels gewoonte dat hij het eerste grootere

werk dat hij na de huldiging uitgaf als bewijs van dank aan de kunstgenooten vanSint Lukas opdroeg Daarentegen zou het onbegrijpelijk zijn waarom hij een werkzou opdragen niet aan een bepaald persoon niet aan eene vereeniging maar aaneene onbepaalde groep van personen Eene bepaalde groep vormden de in deopdracht genoemden toch eerst toen zij op het feest bij elkander geweest warenOok deze mededeeling van Brandt moeten wij dus als juist aannemen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

197

Er is nog een tweede feest dat wij hier moeten besprekenWaarschijnlijk hadden vele kunstschilders reeds lang de behoefte gevoeld aan

eene eigen vereeniging waar zij niet met glazenmakers koffermakers enz te zamenwaren Misschien heeft het feest van 1653 hen doen denken dat de tijd daarvoornu gekomen was Althans niet lang daarna richtten M Kretser B van der Helst Nvan Heldt Stockade en J Meures eene Broederschap der Schilderkunst op die eenjaar na het huldigingsfeest van Vondel werd ingewijd Hierover hebben wij nogminder directe berichten dan over die huldigingVoor deze gelegenheid maakte Asselyn een tafelspel waarin Pallas Apollo en

Merkurius optreden getiteld lsquoBroederschap der Schilderkunstrsquo Merkurius als debeschermgod van Amsterdam toont den beiden anderen de stad vertelt hun denoorsprong en den bloei wijst op de havens vol schepen en de prachtige gebouwenen roemt de toen regeerende schout burgemeesters en thesaurieren Daarna vraagtApollo

Wat volk vertoont zich daar met een aanzienlyk talBy een en t schijnt door iet wat Goddlyks aan-gedrevenHierop antwoordt Merkurius

De Konst-godin aan t Y

Is hier gewoon op nieuw haar Jaar-gety te vieren

Zy heeft de Schilder-konst de Zuil van haare staatHier met de banden vast van eenigheit geslooten

Bouwmeesters schilders en beeldhouwers werken hier te zamen zegt Merkuriusverder in eene reeks van verzen die misschien nog interessante toespelingenbevatten waarop wij hier echter niet behoeven in te gaan Wij halen nog slechtseen paar verzen aan

ApollMen maak een vaste bandt van eeuwge maagschappy

PallMen vier nu Jaarelyks aldus haar Jaar-gety

ApollDat nooit gewelt haar Troon met onheil komt bespringen

PallZy groey en bloey altoos in tal van gunstelingenDie haare Konste staag door reyne liefde queekt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

198

Uit de aangehaalde verzen blijkt dat de kunstenaars reeds gewoon waren jaarlijksfeest te vieren en dat de nieuwe Broederschap dit gebruik wilde bestendigenDit spel viel blijkbaar nog al in den smaak want nog in hetzelfde jaar 1654

verschenen er drie drukken van (zie boven)De volledige titel is Broederschap der Schilderkunst ingewydt door Schilders

Beeldthouwers En des Zelfs Begunstigers Op den 21 van Wynmaent 1654 op StJoris Doelen In AmsterdamHet boekje begint dan met eene opdracht1) aan Joan van Maerseveen uit welks

opschrift wij de namen leeren kennen van de vier oprichters der BroederschapTegen het einde zegt de dichter

My dunkt ik zie door u haar StaatNu rysen en den wyzen Raadt

Gelyk getrouwe Voedster-heerenHaar Broederschap met wetten eeren

De dichter vraagt dus demedewerking van dezen burgemeester om de Broederschapofficieel te doen erkennen als een zelfstandig gildeMen heeft uit dit gedicht afgeleid (Van Lennep en Alberdingk Thijm) dat

Huydecoper bij het feest voorzitter of eerevoorzitter is geweest Dat staat er echtervolstrekt niet in en uit het feit dat Asselyn hem zijn boekje opdraagt kan dat ookniet volgen Wil een romanschrijver het vertellen dan staat hem dat natuurlijk vrijmaar van historisch standpunt is het niets dan eene onbewezen mogelijkheid Zelfsbetwijfelen wij dat een regeerend burgemeester in dien tijd aan een dergelijk feestzou deelnemen en zoo ja of het wel kiesch zou zijn hem bij die gelegenheid eenverzoek te doen met betrekking tot zijn ambtVerder bevat het boekje een gedichtje van Vondel het

1) Deze is niet opgenomen in den Hollantschen Parnas waar wij wel de andere gedichten vanAsselyn vinden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

199

tafelspel van Asselyn en het reeds besproken aanhangsel1)Vele schrijvers nemen aan dat Vondel zijn gedicht (VL VI 380 Unger

1654-1655 bl 145) op het feest heeft voorgedragen Maar geen der tijdgenootenvertelt dat Daarom zegt Worp (Tdschr 4 50) zeer voorzichtig dat het lsquoniet metzekerheid bekendrsquo is of Vondel bij dit feest tegenwoordig was Unger en ik hebbendat van hem overgenomen Worp zegt verder dat Vondel lsquoeen sonnet op hetgenootschap maaktersquo terwijl Unger zoo voorzichtig is van alleen maar te zeggendat het in Asselyns Broederschap der Schilderkunst is opgenomen In mijn Levenvan Vondel bl 295 ben ik gedeeltelijk tot de oude meening teruggekeerd door tezeggen dat Vondel het gedicht voor het feest maakte Bij nader overweging sluit ikmij nu meer bij Worp en Unger aanHet is natuurlijk niet te bewijzen dat Vondel niet op het feest geweest is Wil dus

iemand beweren dat hij er wel geweest is dan kunnen wij hem dat genoegen nietontzeggen maar men moet er zich dan toch wel van bewust blijven dat het eenevolkomen onbewezen veronderstelling is Het is zelfs onwaarschijnlijk Hij was geenschilder of beeldhouwer en kon toch ook geen kunstbeschermer heeten Hij zou erdus gewoon als gast geweest zijn Maar daarvoor zien wij dezen keer geeneaanleiding Toch zal men het nog wel lang blijven beweren want de ervaring leertdat juist de onbewezen en onbewijsbare beweringen met de grootste halsstarrigheidvolgehouden worden De fantasieeumln zijn de geestelijke troetelkinderen der geleerdenEn het gedichtje van Vondel dan hoor ik vragen Dit kan niet op het feest zijn

voorgedragen noch door Vondel noch door een ander Dat maakt reeds de titelonmogelijk maar vooral de inhoud Het is een nog al onbeteekenend gedicht

1) Sterck noemt dit boekje wel maar heeft het blijkbaar niet gezien want hij zegt dat het gedichtvan LM er in voorkomt en geeft als titel van een van Asselyns gedichten lsquoOp de vereenigingvan Apelles en Apollorsquo wat zooals wij gezien hebben de titel van het geheele aanhangselis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

200

Het grootste gedeelte bestaat uit eenige gemeenplaatsen in (natuurlijk) keurigenvorm Alleen de laatste regel zegt iets nieuws

Ontfang dees kroon zy komt u toe

De vraag is nu wat is dees kroon lsquoWelrsquo luidt het gewone antwoordt lsquodit gedichtzelf Evenals Vondel een jaar te voren door de kunstenaars met eene kroon vanlauweren gehuldigd is zoo huldigt hij hen numet eene kroon van verzenrsquo Menmoetwel eene buitensporige waarde hechten aan elken versregel van Vondel en dezenvan geweldige zelfoverschatting verdenken om het mogelijk te achten dat hij ditgedichtje als een waardigen tegenhanger van die grootsche huldiging zoubeschouwenDat hij zooals ook wel eens vermoed is op het feest met dees kroon de negen

of tien maanden te voren verschenen vertaling van Horatius zou bedoelen lijkt mijgeheel onmogelijkDe verklaring van Alberdingk Thijm dat er een beeld der Schilderkunst was

hetwelk Vondel een lauwerkrans opzette is wel vernunftig gevonden maar steuntop geen enkel berichtMaken wij ons echter los van alle geopperde vermoedens en lezen wij het gedichtje

bedaard over in de oudste uitgave dan wordt alles ons in eens duidelijk het is nietsanders dan een lofdicht voor de uitgave van Asselyns Broederschap en met deeskroon wordt het tafelspel zelf bedoeldHoe eenvoudig dit alles is toch vinden wij na Brandt Asselyn en Jan Vos over

deze geschiedenis nergens gesproken zonder onjuistheden of onbewezenbijvoegsels Velen hebben zelfs de beide feesten met elkaar vereenzelvigd of zealthans te veel met elkander in verband gebrachtHetgeen Jan Vos zegt is niet onjuist maar men heeft meer uit zijne woorden

gehaald dan er in staat In zijn ongedateerden Strydt tusschen de Doodt en Natuurof Zeege der Schilderkunst (Gedichten uitg 1726 I bl 206) zegt hij

Want mit dat Amsterdam (dus zal ze heeten)De gaffel zwaaien zal van alle zeen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

201

Zal t grimmelen van Schilders en PoeumletenDeez zullen in dit hooft der watersteecircn

Een broederschap door Kretsers raadt oprechtenOm u op t jaargety ten dienst te staan

Briezeacute zal tot sieraadt festonnen vlechtenVan speel- en- bou- en wapentuigh en blaacircn

Van lauwren offeren op uw altaarenZoo wordt uw Faam behoedt voor ondergang

Apollo zal hier met Apelles paarenDe Dichtkunst met haar dochters Maatgezang

Vos spreekt hier over de stichting der Broederschap zelfs over het inwijdingsfeestUit de twee laatste hier aangehaalde verzen leidt men soms af dat hij ook over hethuldigingsfeest van 1653 spreekt Dat is echter niet waarschijnlijk Wel doet desamenvoeging hier van Apelles en Apollo denken aan het opschrift boven Asselynsverzameling verzen van 1653 maar deze klankspelende verbinding lag wel zoovoor de hand dat daaruit geene enkele gevolgtrekking gemaakt mag wordenWaarschijnlijk wordt er niet anders mede bedoeld dan dat op het feest gedicht engezongen zal worden Had Vos de huldiging bedoeld dan zou het wel vreemd zijndat hij er niet meer dan deze twee regels aan gewijd had en zelfs niet de minstetoespeling op Vondel maakt terwijl hij de namen van 18 schilders en beeldhouwersnoemtUit de mededeeling van Vos dat Briezeacute de festonnen voor het feest van 1654

geschilderd had mag men niet afleiden dat hij het ook voor dat van 1653 gedaanhad zonder er lsquomisschienrsquo of lsquowaarschijnlijkrsquo bij te voegenIndien al de door Vos genoemden lid van de Broederschap waren is zijn gedicht

daardoor van beteekenis voor de kunstgeschiedenis omdat de namen der ledennergens anders gevonden worden Opmerkelijk is vooral dat Rembrandt daarbij isen dat deze het eerst genoemd wordtDe verwarring begint met Houbraken Deze geeft in zijn Groote Schouburgh 2e

dr III bl 329-333 een vrij uitvoerig verhaal Maar van de twee feesten maakt hijeacuteeacuten ofschoon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

202

hij de beide jaartallen 1653 en 1654 opgeeft Twijfel aan de juistheid der andereberichten behoeft daar niet uit te volgen omdat hij uitdrukkelijk AsselynsBroederschap en Brandt zijne bronnen noemtWel verdient Houbraken hier onze opmerkzaamheid omdat hij eene afbeelding

geeft (zonder echter te zeggen vanwaar hij die heeft) van een in 1654 gemaaktgedenkschild en omdat hij na de mededeeling dat men jaarlijks dit feest zouherhalen laat volgen lsquoDog dit voornemen is door de nyd verydelt geworden en hetgedenkschilt door den tyd in de vergetenheid begravenrsquoHet bericht van Houbraken is overgenomen1) door Wagenaar I bl 591 (17e boek)

Toch heeft hij ook Brandt gebruikt maar zegt daarvan lsquoIn Vondels Leven wordthet houden van t S Lucas Feest ten onregte zo ik agte op het jaar 1653 vermeldrsquoWagenaars mededeeling gaf aanleiding dat in 1854 zich eene commissie vormde

om lsquoop den 24sten October van dit jaar dus als tweehonderd-jarig jubileacute van heteerste gelijk feest te vierenrsquo De daarvoor verspreide circulaire is afgedrukt in deRederijker I bl 60 Volgens Van Lennep Vondel VI bl 384 is dat feest ook op 21Oct 1854 in het Odeon te Amsterdam gevierd [Dat was dus op Donderdag de 24ewas Zondag]Van Lennep heeft zeker dit feest wel bijgewoond en zal dientengevolge zijne

aanteekeningen over de huldiging van Vondel op 1654 gelegd hebben Op dit jaargeeft hij er althans eene beschrijving van natuurlijk met heel wat bijzonderhedendie nergens geboekt zijn en die hij er zelf bijmaakte zooals trouwens meergeschiedschrijvers in dien tijd dat deden In eene noot voegt hij er bij dat Wagenaarhet feest in 1654 stelt maar Brandt terecht in 1653 Hij betoogt dat nader in deNalezing bl 22

1) Het is natuurlijk niet mijn plan alle schrijvers te noemen die van deze feesten melding makenalleen die welke men er ook nu nog voor zou willen opslaan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

203

Hij neemt ook het gedicht van Meijer op dat hij kende uit den Hollantschen Parnas1)Dat Van Lennep zich vergist door van slechts eacuteeacuten feest te spreken werd

aangetoond door Alberdingk Thijm in zijne Portretten van Vondel bl 140Toch namen Jonckbloet en ook Verwijs in zijne uitgave van Brandts Leven van

Vondel2) de voorstelling van Van Lennep ongewijzigd overWorp tap onderscheidt wel de beide feesten maar heeft toch eenige

onjuisthedenEene op enkele kleinigheden na juiste voorstelling vindt men bij Unger Vondel

1654-1655 bl 145 Te Winkel Ontwikkelingsgang II 348 2e dr IV 124 en in mijnLeven van Vondel bl 294Daarentegen geeft De Gelder Bartholomeus van der Helst bl 24 weer geheel

de voorstelling van HoubrakenTen slotte keert Sterck weer tot het verhaal van Wagenaar terug ofschoon hem

de werken der lateren toch bekend zijn Daarvoor moet hij echter aannemen datBrandt Meijer en Asselyn zich in het jaartal en de beide laatsten bovendien in dendatum vergist hebben Aangezien dit toch wel wat erg is zoekt hij eene verklaringMeijer dateert lsquo20 October van t 1653ste Jaarrsquo Volgens Sterck brengt Meijer lsquohierbij

blijkbaar de bekende spitsvondigheid te pas van het 0-jaar want zoodoende zijnals men schrijft 1654 pas 1653 jaren voltooidrsquo Maar dergelijke spitsvondighedenkeeren bijna alleen en dan periodiek bij het begin van eene eeuw terug en in 1654was daarvoor geene

1) Dat blijkt uit de Nalezing bl 22 Maar bl 383 noemt hij den lsquoBloemkrans der Vernuftenrsquo Docheen bundel van dien naam bestaat niet Waarschijnlijk dacht hij aan den lsquoBloemkrans vanverscheiden Gedichtenrsquo (1659) waarin echter het gedicht van Meijer niet is opgenomenHet gebeurt wel meer dat Van Lennep zich vergist in aanhalingen die hij uit het hoofd doetzonder ze te controleeren

2) In de uitgave van Hoeksma is de hierop betrekking hebbende noot geschrapt en wordt devraag dus niet aangeroerd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

204

aanleiding Wel vervolgt Sterck lsquoMeijer dweepte met dergelijke eigenaardighedenrsquomaar hij verzuimt daarvoor eenig bewijs te gevenlsquoHet verschil in den dag 20 of 21 Octoberrsquo zegt Sterck lsquokan verklaard worden

uit het late uur van het feest dat voor sommigen misschien pas op 21 Octobereindigdersquo Zoolang ons geene andere goed vaststaande voorbeelden van eenedergelijke wonderlijke dateering gegeven worden is het onmogelijk deze verklaringaan te nemenDe eerste die over deze datums spreekt is Alberdingk Thijm In zijne Portretten

van Vondel bl 140 zegt hij lsquoOp Woensdag 21 Okt 1654rsquo en iets verder lsquoMaandag20 Okt 1653rsquo Een overleden vriend van mij vertelde met groote beslistheid dat diefeesten op Zondag gevierd werden zoodoende was het in 1654 een dag later danin 1653 Beiden gaven echter vermoedens voor feiten In 1653 viel 20 Oct opDonderdag en dus in 1654 op Vrijdag Nu is alles duidelijk men heeft in 1654 hetfeest niet op Vrijdag willen vieren ter wille van de Roomsche broeders en het daaromop Zaterdag 21 Oct gesteldWanneer wij de berichten zorgvuldig lezen behoeft men dus niet aan te nemen

dat alle tijdgenooten zich vergist hebben en dat men de onkieschheid zou gehadhebben den Roomschen Vondel om hem te huldigen tot een feestmaal te noodigenop Vrijdag 20 October 1654

Sterck keert graag tot oude opvattingen terug Boven het bekende versje lsquoGovertik verschrik van kampenrsquo zette Brandt in een onbewaakt oogenblik lsquoAen Govert vanKampenrsquo doordat in den eersten druk (in Apollos Harp bl 117) Kampen met eenehoofdletter staat Maar hij heeft spoedig zijne vergissing gezien en zegt in delsquoDrukfeilenrsquo lsquodoet uit Van Kampenrsquo Unger geeft dan ook terecht als titel lsquoAan Govertrsquomaar Sterck voegt er weer [lsquovan Kampen]rsquo bij

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

205

Dat K voor k in de plaats komt is eene heel gewone zetfout wij behoeven hier dusgeen naam in te zien Zou echter die hoofdletter eene beteekenis hebben dan kanhet toch nooit zijn dat hier een Van Kampen wordt aangesproken maar dan moethet zijn dat deze lastig begon te worden Wil men in Govert een bekend persoonzien dan doen wij het best door met Van Vloten Dietsche Warande VII bl 91 aanGovert Flinck te denken wat reeds Alberdingk Thijm heeft overgenomen van wienook het vermoeden is dat dit versje met het St-Lucasfeest in verband zou staanDat is zeer goed mogelijk maar Vondel zal ook wel eens een ander feest hebbenbijgewoond en eenige bepaalde aanwijzing is er niet1)

Am s t e r d am Febr 1925P LEENDERTZ Jr

Naschrift Eerst in Nov 1925 kwam mij het artikel van Dr Moller in Tschr 43 70-76in handen Ofschoon ook hij reeds de onjuistheid van Stercks voorstelling aantoontgeeft het bovenstaande toch zooveel meer dat het daardoor niet overbodig gewordenis

1) Hoe woest het bij dergelijke feesten soms toeging kan men zien uit de mededeeling van DrBredius in Oud-Holland XLII (1925) bl 264

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

206

Was JH Krul Roomsch

Bij het snuffelen in oude liederbundels werd ik getroffen door de overeenkomst vaneen aantal uitdrukkingen in liederen uit Kamphuyzen en KrulZonder te spreken van een aantal plaatsen bij Krul waar Kamphuyzens invloed

sterk wordt gevonden (al gebruikt Krul andere woorden) wil ik de aandacht vestigenop twee liederen uit Kamphuyzen om ze te leggen naast twee liederen van Krul

Kamphuyzen

+Str 1

+Alleen niet t kruys van Godes ZoneMaar ook zijn ootmoed staat ten toneWie t hert aan hoogheyd hechtVolgt hem niet recht

Die de aardsche kroonErnstig aangeboon

Die de aardsche kroon versmadenEn t schandig kruys ging op hem laden

Krul Pampiere Wereld uitg in 2o 1644 I blz 160

+Str 1

+Het kruys van Godes ZoonEn staet alleenig niet mijn ziele voorgezetGeen doorenige kroon

En zy alleenig my in leering tot een wetMaer t aldermeest

Dat is ootmoed geweestWaer mede Christus mijn

Leeren wil ootmoedig zijn

+Str 2

+Wie t hert aen hoogheyd hechtWie staet en aerdsch gebied meer acht als Christi leer

Die volgd hem niet rechtNocht toond hem niet te zijn een dienaer van zijn Heer

Van Godes ZoonDie zelver daerdsche kroonBegeerden te versmaen

t Schandig kruys op hem te laen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

207

t Schijnt mij niet in overeenstemming te zijn met den geest van den tijd waarin Krulleefde aan te nemen dat hij Roomsch zijnde een algemeen bekend Protestantschlied zoo sterk zou pasticheerenNog onwaarschijnlijker wordt de veronderstelling dat hij Roomsch zou geweest

zijn (dwz gebleven zijn want hij was van huis uit Roomsch) door de vergelijkingder volgende plaatsenEr is een lied bij Kamphuyzen dat een lang relaas bevat van de vervolgingen

waaraan hij heeft blootgestaan het gedicht is reeds daarom waarschijnlijk niet uitzijn pen gevloeid al wordt hij sprekend ingevoerd Ten overvloede plaatst de uitgaveder Wed P Arentz en K van der Sijs van 1713 het onder de liederen vantwijfelachtige herkomst t Begin luidt lsquoNoch leeft en werkt Hij die de machtrsquo Hierleest men

+Str 13

+Uyt s hartzen grond Heer dank ik DyDat gy my waardig kent

Dat ik om uwe name lyO welkom wat gy zendt

t Is waar t en is noch maar een kleyn beginMaar wilt gy k wil dien weg wel verder inMaakt my is t uwe goedheyd aangenaamTot meerder waardig doch daarby bequaam

+Str 15

+ Geen nood te groot zoo Gy maar medegaatGeen leed te wreed zoo Gy maar by en staat

Bij Krul Pampiere Wereld uitg in 2o 1644 I blz 155 vindt men in een gedichtaanvangende lsquoAls ik bedenk wat zoetrsquo t volgende

+Str 1

+ Dank ik DyO mijn God als dat gy myAl dit lijden zendEn waerdig kend

Dat ik om u name ly

+Str 2

+Schoon dat ik eerst begink Wil den weg wel verder inGun my (is t uw wil ocirc Heer)Dat ik nu noch meer lijden leer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

208

+Str 5

+ Ja geen noot zoo grootNoch leet zoo wreed

Als het maer in God bestaet

Alleen een vurig vereerder en geestverwant van Kamphuyzen kon een te zijner eeregemaakt (nog wel hem sprekend invoerend) lied zoacuteoacute copieeren Dat Krul niet vanzijn eigen levenslot spreekt is voor mij zonneklaar Trouwens de tijdgenoot herkendeonmiddellijk den familietrek met het algemeen bekende lied bij KamphuyzenHoewel het van Krul bekend is dat hij veel in opdracht van anderen dichtte zoo

is dat hier om zoo te zeggen uitgesloten Een opdrachtgever zou gezegd hebbenpasticheer het heele gedicht Krul gaat in de overige strofen van beide liederenmeest zijn eigen gangMen heeft van Krul op gronden die mij zeer zwak voorkomen aangenomen dat

hij Roomsch was Jonckbloet had die veronderstelling noodig omdat hij andersgeen verklaring had voor het feit dat Krul geen toegang had tot de patricischekringen te Amsterdam en hij hem geen smid wilde laten zijn Van deze laatstedwaling is men teruggekomen ook was Jonckbloets argumentatie uiterst zwak Hijberoept zich allermeest op E Michel die naar aanleiding van Rembrandts portrette Kassel schreef (1879) lsquoOn ne le croirait guegravere et cette main fine et blanche avecses doigts grecircles ses veines bleuacirctres qui apparaissent sous la peau un peu fleacutetriecest la main dun eacutecrivain et non plus celle dun artisanrsquo Deze redeneering kon in1879 indruk maken ons die de werkwijze van Rembrandt beter hebben leerenkennen ontlokt zij den uitroep lsquogeheel de manier van R wanneer hij een smid wilschilderen die tevens dichter isrsquoDr G Morre in zijn boek lsquoJan Hermansz Krulrsquo Delft J Waltman 1894 (dissertatie)

was dus niet in de noodzakelijkheid waarin Jonckbloet zich bevond om Krul totiederen prijs Roomsch te maken hij had dus diens argumenten aan een zorgvuldigonderzoek moeten onderwerpen wat bij J nooit

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

209

kwaad kan In plaats daarvan gebruikt hij ze en tracht ze te vermeerderenZiehier zijn redeneering Kruls ouders (tenminste nog in 1604 zijn vader en tweede

moeder) waren Roomsch ook zijn broeder en zuster Maar er zullen (antwoord ik)in dien tijd wel zeer vele protestantsche Amsterdammers geweest zijn wier oudersnog Roomsch waren en die dus evenals hun bloedverwanten Roomsch warenopgevoed De exodus uit de Roomsche kerk was nog in gang in t begin der 17deeeuwDr Morre beroept zich voorts op eenige uitdrukkingen in Kruls gedichten In t

begin der lsquoChristelijke Offerandersquo spreekt hij uitvoerig over het vasten (uitg 1644 in2o I blz 119) Die dit gedicht leest vindt er de sterkste aanwijzingen in dat deschrijver protestant was (ik noem slechts eacuteeacuten enkele uitdrukking de titel van eenonderdeel van t gedicht dat over t kerkgaan handelt luidt lsquoBereydinge des hertenom nuttelijk Gods woord te hoorenrsquo en tot 12 maal toe in 88 versregels wordt in ditonderdeel de kerkgang bestempeld als lsquot hooren van Gods woordrsquo) ook en niet hetminst treft de afwezigheid van letterlijk alles wat men in Roomsche stichtelijkeboeken gewoon is te vinden En t is alleen een gevolg van de grove onkunde dietegenwoordig veelal heerscht ten opzichte van wat van gezaghebbendeprotestantsche zijde in alle tijden is geleerd dat men in Kruls uitlatingen over hetvasten iets specifiek Roomsch heeft meenen te vindenIn hetzelfde gedicht heeft men na veel zoekens nog vier regels gevonden die

zouden moeten bewijzen dat Krul Roomsch was Ziehier de plaats (uitg 1644 in2o I blz 152)

O Heer laet uwen geest mijn geest gestadig drijvenEn in de rechte kerk een recht geloovig blijvenVerlost my lieve God en Hemelsch MajesteytVan alle kettery die na der hellen leyd

t Is zeker ver gezocht Alsof zulke uitdrukkingen niet geheel met de protestantschementaliteit strookten Ook in t verband van dezen passus is geen Roomschelsquotendenzrsquo te

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

210

bespeuren In Kruls toestand was zulk een gebed waarschijnlijk zeer op zijn plaatswant zijn naaste omgeving zal het niet aan pogingen hebben doen ontbreken omhem tot de Roomsche kerk terug te brengenIn lsquoWereldt-hatende Noodtsaeckelijckrsquo dat Krul in of voacuteoacuter zijn 25e levensjaar

dichtte een werk dat geheel dezelfde protestantsche kenmerken toont en omRoomsch te kunnen zijn dezelfde eigenaardigheden mist als het eerstgenoemdelaakt hij (blz 50 vv) de lichtzinnigheid van menschen die

lsquoVrou Venus dan na haren eys gaen eereDe neus moet in de Kroes de lust moet by de WijnDe tong moet door haer kracht los en ontbonden zijnDe schaemt moet an een kant vrypostigheyd moet woonenIn t herte dat sijn dienst vrou Venus soect te toonenrsquo

Zoo gaat hij vier bladzijden (of liever bladzijdjes) door tot eindelijk op blz 55 eennieuwe gedachtenwending komt

lsquoDoch t is een kleine faut seyt daer het zondig hertWant door de Biecht ons alles weer vergeven wertEn hier en tusschen staet hy daer veracht verschovenDie t alles toebehoort op Aerden en hier boven Die onze leden aen malcanderen gebondenIn s moeders lighaam heeft vertoorent men door zondenWaer ghy (tot Helsche straf) sijn Majesteyt me portrsquo

Alleen wie dezen passus niet onder de oogen heeft gehad kan uit de twee regelsover de biecht lezen dat Krul meent lsquodat kleine zonden door de biecht wordenvergevenrsquo en hij dus Roomsch moet geweest zijn Eerder ziet men hier den blijkbaarreeds protestantschen ernstigen jongen man opkomen tegen een verkeerdeopvatting der biecht als hij in zijn Roomsche omgeving ongetwijfeld dikwijls zalhebben aangetroffen ja misschien in zijn jonge jaren zelf gekoesterd Men zie hierdus veeleer een polemiek wel niet tegen het leerstellige Katholicisme (trouwens Kwas niet zeer dogmatisch aangelegd) maar tegen een averechtsche en toenmaalszeer gangbare toepassing ervan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

211

Bij sommigen is Kamphuyzen voor Sociniaan zelfs voor libertijn doorgegaan tEerste is veel te veel gezegd t laatste geheel onjuist Beter doet men met Bilderdijk(Brieven uitg Da Costa IV blz 100) te spreken van een zeer fijn Arianisme en datslechts voor een zekere periode zijns levens Dat hij geen Sociniaan was blijkt oauit zijn innige verhouding tot de Rijnsburgsche Collegianten die niets van hetSocinianisme wilden weten (Ypey en Dermout Gesch van de Herv Chr Kerk inNed II blz 290) Maar een gevoelsmensch als hij liet zich spoedig op sleeptouwnemen en evenals hij een tijd lang in het Arminianisme opging om later zich vande remonstranten af te wenden zoo heeft hij ook in een periode van zijn leven methet Socinianisme weggeloopen beter gezegd de Socinianen met hem Echterstrookte hun geraffineerde gebruik van bijbelsche en traditioneel Christelijke termenin een oneigenlijken zin niet met zijn inborst Evenmin met die van Krul Van delibertijnen van iedere schakeering stonden beiden zoo ver mogelijk af

L e i d e n Maart 1926J HOVY

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

212

De boerde van III ghesellen die den bake stalen

Tusschen de talrijke Middeleeuwsche gedichten die in het Hulthemsche handschriftder Koninklijke Bibliotheek te Brussel zijn opgeteekend staat een boerde die verhaalthoe eenige dieven elkander wederkeerig een zij spek afhandig maken Zij werddoor JF Willems in het lsquoBelgisch Museumrsquo X (1846) blz 69-76 uitgegeven en laterdoor E Verwijs in zijn lsquoBloemlezing uit Middelnederlandsche Dichtersrsquo III blz 17-23opgenomenReeds Willems wees er op dat er een Fransch fableau bestaat dat een

overeenkomstigen inhoud heeft Dit gedicht is van Jehan de Bedel en heeft tot titellsquoDe Barat et de Haimet ou Des Trois Larronsrsquo Het fableau werd meerdere malenuitgegeven in de lsquoFabliaux et Contesrsquo door Barbazon en Meacuteon deel IV blz 233vlgg en in den lsquoRecueil Geacuteneacuteral et complet des Fabliaux des XIIIe et XIVe Siegraveclesrsquodoor De Montaiglon en Raynaud deel IV blz 93-111 als nr XCVIIDe verhouding dezer gedichten tot elkander alsmede hun betrekking tot de

mondelinge overlevering zijn naar ik meen niet in bijzonderheden onderzocht Metuitzondering van twee Italiaansche varianten heb ik alle nu bekende opteekeningenkunnen raadplegen daartoe werd ik in staat gesteld door de welwillendheid vanProf W Anderson te Dorpat Prof J Bolte te Berlijn Prof J Horaacutek te Praag en denheer H Ellekilde te Kopenhagen Ik betuig hun voor hun onbaatzuchtige hulp diemij reeds zoovele malen verleend werd hier openlijk mijn oprechten dank

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

213

1 De Boerde en het Fableau

De inhoud van deze gedichten voorzoover zij met elkander overeenstemmen entevens de inhoud van een groot deel der populaire overleveringen is de volgendea Van drie dieven heeft zich een afgescheiden om een eerzamer leven te

beginnen Hij is met een boerenvrouw gehuwd Terwijl hij eens afwezig iskomen zijn beide vroegere makkers zij zien een zij spek hangen en latenblijken dat zij van plan zijn deze in den komenden nacht weg te halen

b Als de man thuiskomt en de toespelingen der dieven door zijn vrouw hoortvertellen begrijpt hij hun plan en verbergt het spek op een veilige plaats Inden nacht (als de man even uit de kamer is gegaan) sluipt een der dieven naarhet bed toe waar de vrouw ligt en vraagt haar de stem van haar mannabootsend waar het spek verborgen ligt Zij zegt het en de dief neemt hetweg

c De man komt weer in de kamer en bemerkt wat er gebeurd is hij loopt dedieven achterna en haalt den eenen die door den zwaren last langzaamvooruitkomt weldra in Hij neemt in het donker van dezen het spek over

d Spoedig merken de dieven het een van hen keert snel naar het huis terugwaar hij zijn broek of een kleedingstuk van de vrouw om het hoofd windt enzich als de boerin voordoet Daardoor bedriegt hij den man die hem weer hetspek overgeeft

e Zoodra de man dit merkt gaat hij den dief op nieuw achterna Hij treft hem nuaan bezig met het spek te braden hij brengt de dieven in den waan dat hijeen geest is waarop zij de vlucht nemen en het spek achterlaten

f De dieven komen na van hun schrik bekomen te zijn terug breken een gatin den muur en trachten het spek nog eens te stelen Maar als de eene zijnarm daardoor

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

214

steekt slaat de man dien af De gewonde brengt nu ook zijn makker er toehetzelfde lot te ondergaan omdat hij alleen de schande niet wil hebben

Behalve deze reeks van avonturen bevat het fableau nog een inleiding waarinverteld wordt dat de dieven proeven van hun behendigheid geven Het zijn debekende dievenlisten eieren onder een broedenden vogel vandaan te stelen daarnaze er weer onder te leggen zonder dat de vogel in zijn broeden gestoord wordteindigend met het looze stuk dat dezen handigen dief door zijn niet minder in hethandwerk bedreven makker de broek van het lijf gestolen wordtDeze behendigheden zijn het werk van de beide broeders Barat en Haimet maar

de derde dief Travers geheeten die zich bij hen had aangesloten is zich zijnminderheid zoo zeer bewust dat hij liever naar zijn vroeger vreedzaam bedrijfterugkeert

+102

+Je ment irai agrave nostre vileLagrave ougrave jai ma fame espouseacuteeFolie avoie ore en pensseacuteeQui voloie devenir lerres

In de plaats van deze geheele inleiding heeft de Nederlandsche boerde niet andersdan demededeeling dat drie makkers twintig jaren het dievenhandwerk gezamenlijkhadden bedreven en dat een van hen lsquowouts avestaen ende ontberenrsquo daar heteind van het liedje toch gewoonlijk de galg is Hij neemt dienst bij een dorper wienhij zoo wel voldoet dat deze hem na een jaar zijn dochter tot vrouw geeft Zoo heefthij zich als eerzaam landman gevestigdDe inleiding van de boerde bevat alles wat voor het daarop volgende verhaal

noodig is Het fableau geeft meer bijzonderheden maar de samenhang wordt nutevens minder waarschijnlijk Travers zou door het zien van de behendigheid zijnermakkers bang zijn geworden voor de gevaren die een dief bedreigen Maargedurende den tijd dat hij met Barat en Haimet samenwerkte had hij toch zekerwel meer gelegen-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

215

heid gehad zich te overtuigen van hun listen Weinig geloofwaardig is het ook datdeze Travers een vrouw zou hebben die hij verlaten had om de breede baan op tegaan maar naar wie hij nu weer terugkeert alsof er niets gebeurd wasDaar de geheele mondelinge overlevering - met uitzondering slechts van een

paar Deensche varianten - evenmin als de boerde de inleiding van het stelen dereieren heeft mogen wij er van uitgaan dat het oorspronkelijke verhaal van denspekdiefstal deze inleiding ook niet heeft gehad Natuurlijk bewijst dit nog niet dathet Nederlandsche gedicht nu niet naar een Fransch voorbeeld zou zijn nagevolgdwant behalve het fableau van Jehan de Bedel kunnen er meer Fransche bewerkingengeweest zijn Het is ook mogelijk dat Bedel een ander Fransch fableau dat hetvoorbeeld werd van de boerde opnieuw bewerkt en van een inleiding voorzienheeftHet verhaal van den eierdiefstal komt elders voor als een zelfstandig

dievenvertelsel en wel voornamelijk op Slavisch gebied1) Meermalen dient het alsinleiding voor andere verhalen dan dat van den spekdiefstal zoo vinden wij hetgeplaatst voor het Duitsche sprookje van lsquoDie vier kunstreichen Bruumlderrsquo2) terwijl hetbuiten Europa bij voorkeur aan de sage van Rampsinitus verbonden wordt3) Het isdus niet vreemd dat ook Jehan de Bedel of de bron waaruit hij weer putte dezevertelling als inleiding gebruikteOok op andere plaatsen is er verschil tusschen de boerde

1) Vgl Bolte-Poliacutevka III blz 57 en 393 noot2) Benfey Kleinere Schriften (uitgave Bezzenberger Berlijn 1892) II blz 122 meent dat het

Duitsche sprookje (Grimm Nr 129) deze inleiding aan ons Fransch fableau zou hebbenontleend Dit is echter zeer onwaarschijnlijk als men overweegt dat dit verhaal in Oost-Europagoed bekend is en dus vandaar in het aangrenzende Duitsche gebied kon doordringenBenfeys meening wordt echter afdoende weerlegd door het feit dat het sprookje met dezeinleiding reeds te vinden is in een 17e-eeuwsch werk EG Happelius Der ungarischeKriegs-Roman (Ulm 1685 blz 537)

3) Behalve de varianten die Bolte-Polivka III blz 58 noemen vindt men deze combinatie inRhodokanakis Der vulgaumlrarabische Dialekt im Dofacircr I blz 21 A Dirr Kaukasische Maumlrchenblz 260 Nr 74 en RA Laval Cuentos populares en Chile blz 169 Nr 21

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

216

en het fableau De dieven komen aan het huis van Travers wanneer hij weg is omtakkenbossen te halen Ze worden door zijn vrouw ontvangen Wanneer Barat hetspek ziet hangen maakt hij er zijn makker opmerkzaam op en verwijt zijn oudenvriend Travers dat hij rijkdommen vergadert waarvan hij hun niets gunt Als Traverslater thuiskomt vertelt zij van de beide mannen die gekomen waren en alles scherphadden opgenomen overigens met geen woord gezegd hadden wat het doel vanhun komst was geweest Travers begrijpt onmiddellijk wie de bezoekers waren enis zelfs zoo scherpzinnig te vermoeden dat het hun om het spek te doen was Voorons die den loop van het verhaal kennen is dit niet zoo vreemd logisch is dezevoorstelling echter geenszinsDe boerde heeft hier weer een verhaal dat veel beter sluit De man ziet zijn beide

vroegere makkers aankomen hij wil ze liever niet ontmoeten wat wij wel begrijpenkunnen na alles wat er tusschen hen is voorgevallen maar hij wil toch ook nietongastvrij zijn en draagt zijn vrouw op hun eten te geven Terwijl zij nu aan het maalzitten zien zij het spek hangen en de eene over zijn wang wrijvende zegt

Gheselle bi sent BaveEer morghen vroegh sal hi ave

Daarop geeft de vrouw die meent dat hij het over zijn stoppelbaard heeft hem nogtwee penningen om zich te laten scheren Maar haar man heeft lang genoeg metze omgegaan om die bedekte toespeling best te begrijpenDit verhaal is onberispelijk Wij zullen bovendien opmerken dat de toespeling op

den baard ook in andere veruiteenliggende varianten (een IJslandsche eenItaliaansche en een paar Russische) voorkomt Ook hier blijkt de boerde een betereoverlevering te vertegenwoordigen dan het fableauDe man verbergt nu het spek Travers gedraagt zich hierbij tamelijk onbeholpen

en de Fransche dichter legt daar den nadruk op door zijn woorden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

217

Or nen sevent il mais que faireMais que sor son siege le laitSi le covrirent dune metA grant paine sen vont gesir

Daartegen steekt de held van de boerde gunstig af hij bergt het spek in zijn eigenbed waardoor het voor de dieven een heel kunststuk zal zijn het weg te halen Ineen gedeelte der mondelinge varianten vinden wij ditzelfde terug terwijl in een anderdeel het spek elders verborgen wordt Over den oorspronkelijken vorm van dit motiefkunnen wij eerst dan oordeelen als wij die populaire traditie onderzocht zullenhebben maar nergens zullen wij de voorstelling van het fableau weervindenDe boerde en het fableau verschillen eveneens in het verhaal van de eerste

dievenlist Travers hoort in den nacht onraad en na zich overtuigd te hebben dathet spek nog op zijn plaats ligt gaat hij naar den stal De dief maakt van zijnafwezigheid gebruik om aan de vrouw van Travers te vragen waar het spek ligtwat deze in de meening dat haar man dit vraagt mededeelt De boerde vertelt datde dief sluipt naar het bed waar man en vrouw in liggen te slapen en dat hij aan devrouw vraagt waar de bake is Het is duidelijk dat in het eerste geval de toedrachtder zaak waarschijnlijker schijnt te zijn maar toch staat daar tegenover dat men bijde voorstelling van het fableau nauwelijks begrijpt dat de vrouw die wakkergeworden is door het opstaan van haar man den dief voor Travers kan houdenDaar in de boerde beiden in slaap zijn is het niet onmogelijk dat zij nogslaapdronken zich vergist in de stem van den dief die bovendien de kunst verstaatde stem van anderen na te bootsen Daar echter beide voorstellingen ook in devolksoverlevering naast elkaar voorkomen valt er evenveel te zeggen voor hetverhaal van de boerde als van het fableauIn het verdere verloop stemmen de beide gedichten vrij wel overeen tot dat wij

in de episode e weer een afwijking aan-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

218

treffen De boerde laat dit voorval in een schuur geschieden een voorstelling diedoor de mondelinge overlevering gesteund wordt Het fableau echter laat despookscegravene onder een eik plaats hebben waardoor een vrij vreemdsoortig verhaalontstaat1) Dit gedeelte van het verhaal gedoogt naar huidige begrippen vanwelvoegelijkheid geen breeder betoog anders zou ik zonder moeite kunnenaantoonen dat de boerde waar de dieven meenen het gezicht van hun moeder tezien veel juister is dan het fableau waar men eigenlijk niet begrijpt waarom Haimetgelooft

Barat noz pere nous raviseen mout laide semblance

Eindelijk het slot van de vertelling De boerde heeft hier een voorstelling die gesteundwordt door de mondelinge traditie de man slaat den dieven de armen af die zij eenvoor een door een gat naar binnen steken om het spek weg te halen Het fableauvertelt hoe de dieven door een schoorsteen het spek aan een puntigen hazelaarsstokspietsen en dan door Travers die dit opmerkt uitgenoodigd worden het maal methem te deelen Hierin staat het fableau geheel alleen waarom wij wel mogenaannemen dat dit een vinding is van Bedel of van dengeen aan wien hij de stofontleendeIn verschillende opzichten blijkt de voorstelling van de boerde beter te zijn dan

die van het fableau Hieruit volgt nog geenszins dat het gedicht oorspronkelijkNederlandsch zou zijn geweest De dichter Jehan Bedel is uit het land van Artoisafkomstig behalve dit zijn er nog zes andere fableaus op zijn naam overgeleverdOnder deze die over het algemeen niet onaanstootelijk zijn komen er voor die zichonderscheiden door grove geestelooze grappen zooals dat der lsquoDeux Chevauxrsquo

1) Misschien is dit beiumlnvloed door het verhaal dat dieven die hun schatten verdeelen ondereen boom op de vlucht worden gejaagd door iets dat omlaag valt (Aarne type 1653) UitFrankrijk stammen een paar varianten bij Carnoy in Meacutelusine I blz 280 (Amiens) en in ContesFranccedilais blz 167-172 (Berrichon)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

219

(Mont-Rayn I nr 13) lsquoLe Vilain de Farbursquo (ibidem IV nr 95) en lsquoLe Souhait Desveacutersquo(ibidem V nr 131) In de andere behandelt hij verhalen die in talrijke variantenbekend zijn zoo in lsquoBrunain la vache au prestrersquo (ibidem I nr 10) het verhaal vande koe die aan God geleend tienvoudig vergolden wordt (Aarne type 1735) inlsquoGrombert et les deux Clersrsquo (ibidem I nr 22) een gewaagde anecdote die zoo zeerin den smaak viel dat wij er behalve een tweede Fransche bewerking ook eenDuitsch gedicht van kennen terwijl Boccaccio haar voor zijn Decamerone en Chaucervoor zijn Tales niet versmaadden1) Niet minder verspreid is het exempel van lsquoLeConvoiteux et lEnvieuxrsquo (ibidem V nr 135) waarin verteld wordt hoe een afgunstigebedingt een oog te missen opdat een ander die het dubbele van zijn aandeel zouontvangen ze beide zou verliezenWij vinden dit verhaal dat uit Oostersche bronnenstamt reeds in de Exempla van Jac de Vitry (nr CXCVI) daarna in een groot aantalverzamelingen zooals Paulis Schimpf und Ernst2) Ten slotte behandelt lsquoLe Vilainde Bailleulrsquo (Mont-Rayn IV nr 108) de grap van den bedrogen echtgenoot waarvanhet Duitsche gedicht lsquoDer begrabene ecircmanrsquo ook een bewerking is maar in zeerafwijkenden vorm Veel dichter bij het fableau staat de Nederlandsche boerde lsquoVanLacarise den katijfrsquo3)Wij vinden dus dat van twee fableaus die deze Jehan Bedel gedicht heeft ook

Nederlandsche bewerkingen bestaan die in beide gevallen geenszins voor deFransche bewerking behoeven onder te doen Bedel leefde in het land van Atrechtdus aan de grens van het Nederlandsche en Fransche taalge-

1) Vgl Montaiglon-Raynaud V nr 119 lsquoLe meunier et les deux Clersrsquo - Von der HagenGesammtabenteuer III nr 55 lsquoIrregang und Girregarrsquo van Ruumldiger von Muumlner - DecameroneIX 6 - Chaucer The reeves tale - Zie verder Beacutedier Les Fabliaux blz 463 Von der Hagenibidem blz XIX-XXIV Dunlop-Wilson History of Prose Fiction II blz 134-136

2) Vgl Bolte-Polivka II blz 219 - Boltes uitgave van Pauli II blz 396 aant bij nr 647 - Beacutedierblz 457

3) Zie E Verwijs Dit zijn X Goede Boerden nr IV (blz 19)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

220

bied Daar in de buurt localiseert hij ook zijn anecdoten voor zoover hij ze opbepaalde plaatsen laat spelen zoo te Farbus ten NNO van Atrecht (Le Vilain deFarbu) te Longueau bij Amiens (Deux Chevaux) en eenmaal zelfs in het Vlaamschenu in Frankrijk gelegen (Belle) Bailleul-Sire-Berthoult1) Opmerkelijk is het dat in ditVlaamsche dorp juist heet te spelen het verhaal waarvan wij in Lacarijs eenNederlandsche bewerking bezitten die voorgevallen heet te zijn lsquote Lokere op deSceltrsquoJehan Bedel heeft dus - dat mogen wij gerust aannemen - zijn stof wel uit

Vlaamsche overlevering kunnen putten Of dit het geval geweest is met het gedichtvan Barat en Haimet valt natuurlijk niet met zekerheid te zeggen maar als wij inhet verloop van het onderzoek tot het resultaat zouden komen dat dit verhaaloorspronkelijk in een Vlaamsche overlevering bekend is geweest dan bestaathiertegen van de zijde van het fableau geenerlei bezwaar Men kan hiertegen nietaanvoeren dat deze dievengeschiedenis in later tijd door Fransche dichters blijktte worden gekend want als de 13e-eeuwsche Roman dEustache le Moine gewaagtvan de beroemde dieven Barat Travers en Haimet2) dan behoeft de dichter hungeschiedenis niet uit een Fransche traditie gehaald te hebben integendeel dezeeigennamen bewijzen juist dat hij het verhaal uit het fableau kende wat ook nietvreemd is als wij bedenken dat de dichter van den Roman dEustache een Picardieumlrwas3)Beacutedier heeft de meening verdedigd dat deze Jehan Bedel dezelfde persoon zou

zijn als Jehan Bodel die bekend is als de dichter van pastourelles en congeacutes maarbovenal als de maker van het oudste Fransche mirakelspel lsquoLe Jeu de St-NicolasrsquoDe discussie van deze opvatting valt buiten het bestek van dit opstel ik wil er slechtsop wijzen dat het dan toch

1) Vgl W Cloeumltta in Herrigs Archiv fuumlr das Studium der neueren Sprachen und Litteraturen 91(1893) blz 49

2) Vgl Beacutedier blz 393) Vgl Groumlbers Grundriss II blz 634

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

221

wel opmerkelijk is dat deze fableaus zoo weinig poeumltische gaven verraden1)Vergelijken wij Barat et Haimet met de boerde dan staat deze in literair opzicht veelhooger De omvang is bijna de helft van het Fransche gedicht (224 verzen tegen432) en daarmee gaat gepaard een veel rakere manier van vertellen Als de manmet het spek op den rug thuiskomt zegt hij in de boerde niet anders dan lsquoMinnehulpt mienrsquo Travers echter houdt een toespraak van eenige verzen Ook in fijneironie wint het de boerde ik herinner alleen aan de scene waar de vrouw aan dendief nog een paar penningen geeft om den baard te scheren het fableau heeftdaarvan niets Bedel is ook ruwer van toon dan de Nederlandsche boerendichter(vgl v 366 vlgg waaraan in de boerde niets beantwoordt) Zelfs in de compositievan de vertelling schiet Bedel tekort de dief zoekt eerst het heele huis af en als hijmerkt dat het spek niet meer op de plaats is waar hij het had zien hangen keerthij naar zijn makker terug om af te wachten tot de bewoners slapen Het is welvreemd dat Travers niets van de komst van den dief gemerkt heeft te meer omdatuit de volgende verzen blijkt dat hij uit vrees voor zijn spek niet durft te slapen

Travers qui nosoit reposerA sa fame prist a parler

Daarop staat Travers op maar als nu de dief de vrouw naar het spek vraagt vatdeze geen argwaan op ofschoon hij een verhaal ophangt hoe hij in zijn droombevreesd was geworden voor het spek De vrouw kon toch weten dat dit bezijdende waarheid was Misschien is het onbillijk van een fableaudichter te verlangendat zijn verhaal voldoet aan strenge eischen van logica in elk geval moet dan tocherkend worden dat de boerdendichter daar veel beter aan beantwoordt

1) Vgl Beacutedier blz 483-486 Een andere meening bij Cloeumltta Herrigs Archiv 91 (1893) blz47-52 welke meening hij handhaaft tegen Beacutedier ibidem 93 (1894) blz 224-226

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

222

2 Het IJslandsche verhaal

Op naam van den IJslandschen bisschop Joacuten Halldoacutersson die op het eind der 13e

en in het begin der 14e eeuw geleefd heeft worden een aantal verhalen gestelddie door HugoGering onder den titel lsquoIslendzk AEventyrirsquo (Halle aS 1882) uitgegevenzijn Wij weten dat deze collectie niet door den bisschop zelf op schrift werd gesteldmaar ontstaan is uit de samenvoeging van verschillende kleinere verzamelingenDat neemt niet weg dat daarom nog wel een groot aantal dezer vertellingen op JoacutenHalldoacutersson kunnen teruggaan want van hem wordt medegedeeld dat hij graagallerlei verhalen die hij in zijn studietijd te Parijs en Bologne gehoord had of ook inboeken had gelezen in zijn preeken inlaschte Hij vertelde ze in een vorm dieovereenkwam met het gehoor waartoe hij sprak soms waren zij zoo wereldschdat het hem euvel geduid werd1)Met volkomen zekerheid kunnen hem slechts een zevental vertellingen worden

toegeschreven2) de overigen zijn dus eerst na zijn dood te boek gesteld en daaronderkunnen er verschillende zijn die uit heel andere bron gevloeid zijn dan uit deprediking van Joacuten Halldoacutersson Gering beproefde een scheiding der verhalen in viergroepen hij rekent dan het verhaal van De drie Dieven dat in een handschrift vanhet midden der 14e eeuw staat tot het werk van een auteur die slechts zeldenschriftelijke bronnen gebruikte en waar hij dit wel deed ze zeer vrij behandeldeToch blijkt een groot deel wel degelijk zij het ook middellijk op literaire traditie terugte gaan3)

1) Vgl Gering II blz XXII thornviacute voacuteru fraacutesagnir hans sumar baeđi veralldligar ok stoacuterorđar svaacute atsumir menn loumlgđu honum til luacutetis

2) Nl vier in de AEventyri en drie in den Joacutens thornaacutettr3) Volgens Gering behooren in het laatste gedeelte der verzameling tot dezen schrijver de nrs

78 82 83 85 B 87-93 95 96 98 en 101 Van deze stammen 91-93 uit de Disciplina Clericalis95 96 en 101 uit het Speculum historiale 83 85 B en 87 uit andere Latijnsche bronnenVerder is 78 een bekend sprookje maar de vogel Karadius die daarin genoemd wordt wijstop een schriftelijken invloed 98 handelt over het dier Bemoth van 82 en 88 is de brononbekend Het blijkt dat de verzamelaar hoofdzakelijk schriftelijke bronnen gebruikte

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

223

zoodat het te gewaagd schijnt alleen op dezen door Gering aangevoerden grondaan te nemen dat het dievenverhaal uit de volksoverlevering stamt Meer waardezou men misschien mogen toekennen aan de omstandigheid dat het verhaal zelfop Deensche herkomst schijnt te wijzen daar het tot titel heeft lsquoAf thornrimr thornjoacutefum iacuteDanmoumlrkrsquo Maar de bewijskracht van dit argument is niet zoo groot als hetoppervlakkig lijkt want een ander verhaal (nr XCIII) dat middellijk uit de DisciplinaClericalis stamt voert ook tot titel lsquoFraacute danska manni ok kerlingursquo en vangt aan metde woorden lsquoI Danmoumlrk hafa sagt merkiligir menn at vaeri rsquo Dit is een voorbeelduit vele dat voor dergelijke verhalen een Deensch milieu werd gekozen om zeminder uitheemsch te doen klinken en toch een zekeren afstand tot het IJslandscheleven te bewarenWij zullen eerst het IJslandsche verhaal met de beide bovengenoemde poeumltische

bronnen vergelijken Het begint geheel in overeenstemming met de boerdedaarmee dat van drie dieven die met de namen Illr Verri en Verstr aangeduidworden de eerste besluit het gevaarlijke handwerk vaarwel te zeggen Hij trouwtniet zooals de held van de boerde een boerendochter maar een weduwe dat iseen verschil van geenerlei beteekenisEens toen hij een zij spek in het rookgat had hangen moest Illr op reis hij

vermoedde echter dat er gasten zouden komen en ried daarom zijn vrouw goedop hun doen en laten te letten Deze voorstelling is niet zeer gelukkig en stemteerder met het fableau dan met de boerde overeen Maar in het daaropvolgendeherkennen wij weer de boerde de eene dief het spek bemerkende strijkt zich langsde wang en mompelt lsquoAf skal af skalrsquo Als Illr later deze woorden hoort verbergthij het spek in een gat onder het bed (under saeng okkarri er jarethhuacutes zegt hij tegenzijn vrouw)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

224

Natuurlijk vinden de dieven niets als zij s nachts komen zij binden nu in den stalde koeien met de staarten aan elkaar een list die wel op IJsland zal zijn ingevoegddaar wij ze ook toegepast vinden in de Gislasaga Suacuterssonar De koeien maken nuzoo een spektakel dat de man opstaat om te zien wat er aan de hand is van zijnafwezigheid maakt de dief gebruik om aan de vrouw te vragen waar het spek isverborgen en het weg te nemen Deze voorstelling is dus die van het fableau waarechter verzuimd is aan te geven waarom de man naar den stal gaat kijkenDe episode e waarin de boer de dieven in den waan brengt dat de geest van

hunmoeder hun verschenen is stemt grootendeels met de boerde overeen Behalvehet toonen van het lichaamsdeel dat volgens den dief zoo een treffende gelijkenismet het gezicht van zijn moeder heeft slaat Illr met een knuppel op het dak Ditontbreekt in het Nederlandsche gedicht maar komt in een paar andere mondelingevarianten voorHet slot vertelt dat den dieven de handen worden afgeslagen Dit is dus evenals

in de boerde Men mag geen overeenkomst met het fableau daarin zien dat dedieven door het dak beproeven binnen te komen terwijl zij in de boerde een gatdoor den muur breken Want deze afwijking berust op de inrichting van hetIJslandsche rookhuis waarin geen venster is maar alleen een gat in het dakwaardoor de rook naar buiten trekken kan en het licht binnenvalt Daarentegen zoumen wel aan overeenkomst met het Fransche gedicht kunnen denken in het detaildat Illr zijn verminkte kameraden als knechten in zijn dienst neemt want ook Traversdeelt ten slotte met Barat en Haimet de zij spek Toch meen ik dat in dit punt hetIJslandsche verhaal onafhankelijk is van de door het fableau vertegenwoordigdetraditie en dit niet alleen omdat de overeenkomst in vergelijking met de veel grooteregelijkheid met de boerde in het motief van het afslaan der handen van te geringebeteekenis is om er eenig gewicht aan te hechten maar ook wijl het slot van hetIJslandsche

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

225

verhaal gemakkelijk verklaard kan worden door de behoefte aan dit brutale slot nogiets toe te voegen dat althans een schijn van Christelijke barmhartigheid had Zooimmers kon het in een exempelverzameling nog geduld wordenUit deze vergelijking blijkt dat het IJslandsche verhaal teruggaat op een

overlevering die bijna geheel met de boerde overeenstemt Toch kan deze zelf debron niet wezen omdat er ook een paar gevallen zijn waar het verhaal dichter bijhet fableau staat Het is dus waarschijnlijk dat er een overlevering geweest iswaaruit eenerzijds de Fransche en Vlaamsche dichter anderzijds de IJslandscheverteller geput hebben De vrij groote afwijkingen laten zich gemakkelijk verklarendoor de vrijheden die de bewerkers zich ten opzichte van deze populaire stofveroorloofden

3 De Skandinavische mondelinge overlevering

De volgende Deensche varianten heb ik door de vriendelijke hulp van den heerEllekilde kunnen raadplegen1)

West-Sjaelland Slagelse Boeslund (Nr438) Jens Kamp Danske Folkeminder

GD 1

(Odense 1877) blz 131-134 nr 359(uittreksel bij Gering II blz 218West-Fyen Baag Koumlng (Nr 1007) JensKamp MS Dansk Folkeminde Samling1904 40 blz 124-127

2

Jutland Himmerland Gislum Strandby(Nr 1593) E Tang Kristensen MS nr1272

3

Viborg Harre Durup (Nr 1662)hoofdtekst voor ET Kristensen JyskeFolkeminder VII blz 79 nr 10

4

Viborg Fjends Fly (Nr 1706) ETKristensen MS nr 1966

5

Aarhus Hjemslev Adslev (Nr 2157)dezelfde MS nr 2172

6

1) Voor de aanduiding der varianten volg ik de regels der Finschemethode vgl Aarne FFComm13 blz 66 De nummers achter de Deensche plaatsnamen duiden op de topografische indeelingvan Denemarken met het oog op de folklore vgl Festkrift til HF Feilberg blz 477-488

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

226

Aarhus Nim Hvirring (Nr 2244) dezMS nr 1711

7

Vejle Noumlrvang Ringgive (Nr 2312) dezMS nr 2263

8

Vejle Noumlrvang S Omme (Nr 2317)dez MS nr 2533

9

Ringkoumlbing HammerumOumlrre (Nr 2485)dez MS nr 815

10

Hammerum Sunds (Nr 2488) dez MSnr 381 gebruikt voor den tekst in JyskeFolkeminder VII nr 10

11

Ribe Skads Oumlse (Nr 2621) dez MSnr 2300

12

Ribe Malt Lindknud (Nr 2681) dez MSnr 2330

13

Zuid-Jutland Grundtvig MS nr 11114

De eenige bekende Noorsche variant waarvan ik door de zorg van Prof Liestoumlleen uittreksel kreeg is

Telemark Kvitseid Hans Ross MS 2332 gedrukt in het blad Doumllen 1870 nr 13en in Loumllands Norsk Eventyrbok blz 109

GN 1

Enkele van deze varianten bevatten slechts een deel der episodes De motievend en e ontbreken in GD 5-9 dus in die varianten welke in hoofdzaak aan deWestkusten in het midden van Jutland opgeteekend zijn Bovendien ontbreekt het slot f inde varianten GD 7 en 9 welke daarentegen evenals GD 8 een inleiding hebbenwelker inhoud met het eerste deel van het fableau overeenstemt Dit begin wordtechter niet gevonden in GD 12 en GN 1 die evenmin f bezitten Eindelijk ontbrekende episodes d en f in GD 3 waar bovendien e geheel gewijzigd is De verkorte vormis ontstaan doordat de slotepisodes verloren zijn gegaan dat blijkt uit die redactieswaar ondanks het ontbreken van d en e toch het slot f bewaard is gebleven Zeergebrekkig is de variant GD 8 die alleen uit de motieven a en e bestaat het spekwordt uit vrees voor de dieven bij het keldervenster gelegd als de dief het daarvandaan wil halen slaat de eigenaar hem de hand af In GD 6 en 11 volgt op ditverhaal nog dat de dieven elkander doodslaanVan hoe groot belang het is behalve de twee gedrukte

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

227

varianten ook het in handschrift aanwezige materiaal te kennen blijkt uit eenbeschouwing van het b-motief De redactie van Kamp (GD 1) vertelt dat de rooversdie bij de vrouw van hun vroegeren makker op bezoek zijn en daar het varken inhet kot zien staan opmerken dat lsquodet var snart vaerd at klippersquo1) Gering II blz 218noot had deze woorden verklaard door aan te nemen dat lsquoklippersquo evenals hetDuitsche lsquoklemmenrsquo een dubbele beteekenis had snijden en stelen Maar hierdoorwerd niet verklaard waarom de dieven juist van lsquoklippersquo praten De andere gedruktetekst GD 4 geeft weinig licht want hier zegt de roover lsquoher er en god So her blivernoget at pille afrsquo Het ligt voor de hand dat hier achter steekt een gelijksoortigeaanduiding als wij in de boerde gevonden hebben maar zij is dan wel hopeloosverknoeid De varianten in handschrift later echter aan duidelijkheid niets te wenschenover in GD 6 7 9 10 11 en 13 zegt de eene dief lsquoden skulde ragesrsquo waarop inGD 6 7 en 9 door de ander gezegd wordt lsquoder vil en skarp kniv tilrsquo In GD 13 zegtde dief lsquoSo mangler varmt vand og skarp knivrsquo wat een contaminatie van beideopmerkingen is Ook het Noorsche verhaal heeft een vage herinnering aan dezescene bewaard hier zegt een der dieven op het zien van den ham die aan denzolder hangt lsquomillom bust aa bogrsquo een uitdrukking welker beteekenis echter uit hetverdere verhaal niet blijktBijna alle varianten nl GD 1 3-5 7 9 11-14 vertellen dat de man s nachts uit

het huis wordt gelokt doordat de koeien worden losgemaakt dit stemt dus met hetIJslandsche verhaal overeen In GD 2 en GN 1 hoort hij den dief en gaat naar buitenom hem te vinden in GD 6 hoort hij iets door den schoorsteen vallen De man krijgtzijn spek weer

1) In GD 2 verstaat de vrouw niet wat de roovers tegen elkaar zeggen De man echter die nahun vertrek terugkomt weet het wel ten minste hij zegt dat hun bedoeling was dat lsquodetteskal bragtes ved nattenrsquo De vertelling is in den war geraakt maar met dit lsquobragtesrsquo mag menvergelijken het lsquoragesrsquo in andere Deensche varianten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

228

terug door onderweg de vracht van een der dieven over te nemen In sommigeredacties wordt dit op weinig waarschijnlijke wijze zoo uitgewerkt dat de man meteen zak kool den dief achternaloopt en hem dezen voor het spek te dragen geeftGD 3 motiveert dit daarmee dat de tweede dief kool zou stelen om bij het spek opte eten Het is dan wel merkwaardig dat de boer van deze afspraak afweet GD 12geeft ook hier voor weer de verklaring door te verklaren dat de man het gesprekder dieven heeft afgeluisterd1)De dief tracht den man nu weer te bedriegen in de verkleeding van een vrouw

dit motief komt voor in GD 1 2 4 10-14 en GN 1 Wat wij opmerkten met betrekkingtot het motief f geldt ook voor deze episode de varianten der Deensche eilandengaan met die van West-Jutland samen in het bewaren van den juisten vorm In hetbijzonder moet gewezen worden op de redacties GD 4 10 en 11 waar de dief zichvoordoet als de vrouw van den waard die op een mesthoop haar behoefte doetNatuurlijk is dit een latere wijziging die te stellen is op rekening van eenPallieterachtig realismeWat eindelijk het motief e aangaat in de varianten waar het voorkomt heeft het

denzelfden vorm als in de boerde de roovers worden op de vlucht gejaagd doordatzij het opgezwollen gezicht van hun overleden moeder of grootmoeder meenen tezien Aldus in GD 1-4 10-12 en 14 Wanneer in GD 13 en GN 1 de man door zichte vertoonen in een wit hemd of in zijn onderkleeren de dieven verschrikt diegelooven een spook te zien dan is dit een willekeurige wijziging die klaarblijkelijkdient om het min oorbare verhaal een weinig te kuischen Intusschen moet ik er opwijzen dat in een reeks mondelinge varianten uit Oost-Europa iets dergelijks verteldwordtUit dit korte overzocht der Deensche varianten blijkt dat

1) GD 6 is geheel afwijkend doordat hier het motief van drie elkander op een haar gelijkendebroers ingevoerd is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

229

het hier in de volksoverlevering levende verhaal tot in kleinigheden met den inhoudvan boerde fableau en IJslandsch exempel overeenstemt De best bewaarderedacties zijn GD 1 en 2 die op de eilanden werden opgeteekend In volledigheidsluiten zich hierbij onmiddellijk aan GD 10 en 11 die in West-Jutland ter hoogte vanRingkoumlbing werden aangetroffen Zij wijken slechts af door de kleine wijziging in ded-episode waarop ik hierboven gewezen heb De spil der verspreiding van ditverhaal door Denemarken is dus naar alle waarschijnlijkheid een lijn die devindplaatsen bij Ringkoumlbing en op de eilanden verbindtDeze lijn snijdt de Oostkust van Jutland ongeveer bij de plaats Horsens in de

buurt waarvan GD 7 is opgeteekend Deze variant is zeer onvolledig zij bevat alleende motieven abc Daarentegen worden de redacties die in volledigheid op GD 12 10 en 11 volgen op vrij grooten afstand aan weerszijden van bovengenoemdelijn gevonden en wel GD 3-5 in de buurt van Viborg GD 12-14 in Zuid-Jutland Hetis natuurlijk daarom nog niet onmogelijk dat de overlevering bij Horsenschronologisch oorspronkelijker is dan die bij Viborg en in Zuid-Jutland daar doorbijzondere omstandigheden de traditie van Horsens in den war kan zijn geraaktLetten wij op de geografische verdeeling der varianten dan blijkt het dat de in

West-Jutland opgeteekende redacties alle op tamelijk grooten afstand van de kustworden gevonden terwijl daarentegen GD 6 en 7 aan de Oostkust aangetroffenwerden Hieruit leid ik af dat het verhaal zich van de eilanden in Westelijke richtingnaar Jutland verspreidde en dat Horsens het lsquolandingspuntrsquo op Jutland was In deMiddeleeuwen was Horsens een belangrijke stad waarvan vier kloosters en driekerken kunnen getuigen Hier kwamen dus de kooplieden uit verschillende deelenvan Denemarken samen en hier kon een uitwisseling van verhalen plaats hebbenUit dit punt plantte zich deze vertelling in hoofdzaak langs drie wegen voort 1 dwarsdoor Jutland in de richting van Ringkoumlbing (GD 10

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

230

en 11 langs GD 8) 2 in Noordelijke richting naar het oude cultuurcentrum Viborg(GD 3-5 langs GD 6) 3 in Zuidwestelijke richting naar Ribe (GD 12-14 langs GD8 en 9) Wij merken ook hier weer op dat de tradities zich langs de handelswegenverspreiden tot eenzelfde opvatting kwam Waldemar Liungman bij zijn onderzoeknaar oorsprong en verbreiding van het Skandinavische sprookje lsquoPrinsessan iJordkulanrsquo1)Zou het echter ook niet mogelijk kunnen zijn dat het verhaal uit het Zuiden

Denemarken was binnengedrongen Dan zou het het eerst in de omgeving vanRibe verteld zijn Uit GD 12-14 zou het zich over GD 8-11 naar GD 3-5 verbreidhebben met een Oostelijken uitlooper over GD 7 naar de Deensche eilanden Eendergelijke ontwikkeling kan echter niet uit de overige verspreiding van het verhaalafgelezen worden want in Duitschland is het tot nog toe nergens aangetroffen2) InBolte-Polivkas bronnenboek vinden wij geen enkele Duitsche variant maaraangezien gewoonlijk alleen gedrukte varianten in hun werk vermeld worden zoudit nog niet als een bewijs kunnen gelden Maar als Prof W Wisser en Prof RWossidlo de eerste voor de Holsteinsche de tweede voor de Mecklenburgscheoverlevering op mijn desbetreffende vraag mededeelen dat zij het verhaal nooithebben aangetroffen dan mag men daaruit afleiden dat in deze onmiddellijk aanDenemarken grenzende streken van Duitschland dit verhaal ook inderdaad niet inden volksmond leeft Maar aangezien er geen enkele reden aangegeven zou kunnenworden waarom

1) Vgl W Liungman En Traditionsstudie (Goumlteborg 1925) deel I hoofdstuk IV2) De beide Duitsche literaire varianten hebben voor het onderzoek geen waarde Het gedicht

van JH Voss lsquoDie drei Diebersquo dat het eerst in den Musenalmanach voor 1791 blz 106 vlgguitgegeven werd is blijkens een opmerking van den dichter zelf ontleend aan het fableaudat hij had kunnen leeren kennen uit de vrije paraphrase van Legrand dAussy In 1811verscheen het lsquoSchatzkaumlstlein des rheinischen Hausfreundesrsquo van JP Hebel waarin onsverhaal ook voorkomt als lsquoDie drei Diebersquo (uitg Reclam blz 167-171) het is waarschijnlijknaar het gedicht van Voss bewerkt maar gaat in elk geval middellijk terug op het fableau Ditwordt bewezen door het motief dat de dieven met een gepunten stok het spek door denschoorsteen uit de ketel halen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

231

dit vertelsel indien het eenmaal in Duitschland bekend geweest was hier verlorenzou zijn gegaan terwijl het in Denemarken tot op heden wel is blijven voortlevenvolgt hieruit dat het dus buiten Denemarken ook in vroeger tijd niet verspreid zalzijn geweest Maar dan is ook het waarschijnlijkst dat de Deensche overleveringzelf uit een Deensch centrum zich ontwikkeld heeftMen zou hiertegen te berde kunnen brengen dat op de plaats waar dit verhaal

het eerst Jutland binnendrong juist zoo een onvolledige variant als GD 7opgeteekend is Bovendien is de variant GD 8 die in Westelijke richting op de vorigevolgt en die op den weg ligt waarlangs het verhaal Westwaarts (GD 10 en 11) enZuidwestwaarts (GD 12-14) trok al even slecht overgeleverd en hetzelfde moet ookopgemerkt worden met betrekking tot de weer iets Westelijker gelegen redactie GD9 Wij zouden dicht bij het uitstralingspunt voor de Jutsche overlevering een drietalgebrekkige varianten vinden en verder naar de periferie van het verbreidingsgebieddaarentegen veel vollediger vormenEr is wel een verklaring voor deze eigenaardige verhouding aan te geven De

redacties GD 7-9 zijn inderdaad wel zeer onvolledig - zij missen alle de motieven den e - maar daar GD 8 wel eindigt met het verhaal dat den dief de hand afgeslagenwordt moeten wij aannemen dat de tusschenliggende episodes ook eenmaalaanwezig geweest zijn Nu hebben deze drie varianten alle in het begin het verhaalhoe een behendige dief de eieren onder een broedenden vogel wegsteelt dushetzelfde kunststukje waarmee ook het fableau begint Ik acht het daaromwaarschijnlijk dat deze redactie bestaande utt een zoo groot aantal losaaneengeregen avonturen in later tijd vereenvoudigd werd door enkele episodesaan het eind weg te laten Hier blijkt weer op overtuigende wijze dat het drietal eennatuurlijke vorm is van een schematische indeeling der stof en dat het verhaaleenmaal die maat overschreden hebbende altijd weer tracht tot den eenvoudigenbouw terug te keeren Deze

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

232

overweging geeft ons niet alleen een voldoende verklaring voor de ongelijkmatigheidder Deensche overlevering maar zij leidt er ook toe als bron voor de Deenscheoverlevering dien vorm van het verhaal aan te nemen die met het fableauovereenstemtOp het oogenblik dat het verhaal Jutland bereikte had het nog den omvang dien

het Fransche gedicht bezit Op de eilanden evenwel is geen spoor meer over vanden aanvang Daar dat begin juist in een zuiver mondelinge overlevering zeergemakkelijk verloren kon gaan zou ik daaruit afleiden dat de plaatsen waar hetbegin nog wel bewaard is zeer dicht moeten liggen bij de plaats waar het verhaalhet eerst op Deenschen bodem werd overgebracht De Oostkust van Jutland omHorsens of het Westelijke gedeelte der eilanden zijn dus als het uitstralingspunt tebeschouwen het is in dit verband opmerkelijk dat de eilanden-varianten GD 1 en2 beide op de Westzijde van Fyen en Sjaelland zijn opgeteekend wat er misschienop wijzen kan dat de eilanden dit verhaal uit het Westen ontvingenVan hier zal het verhaal ook naar IJsland gekomen zijn waar het te recht of ten

onrechte aan bisschop Joacuten Halldoacutersson toegeschreven werd Ook in deze redactieontbreekt het verhaal van den eierdiefstal het valt niet uit te maken of dit beginreeds weggevallen was voacuteoacuter het naar IJsland overgebracht werd dan wel eerstgedurende de IJslandsche overlevering verloren ging De Noorsche variant isnatuurlijk eveneens uit Denemarken overgenomen en deze overdracht heeft geheelhet karakter van een mondelinge traditieDit laatste meen ik ten minste te mogen afleiden uit het uittreksel dat mij uit

Noorwegen gewerd Van een andere meening was Prof Moltke Moe die terloopsover dit verhaal gesproken heeft in de na zijn dood verschenen opstellen overlsquoEpischeWettenrsquo (Edda Nordisk Tidsskrift for Litteraturforskning IV 1915 blz 121)hij noemt daar een Noorsche variant die toch wel dezelfde zal zijn als die in deNorske Folkeminnesamling bewaard wordt daar het onaannemelijk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

233

is dat een aan Moe bekende redactie daar niet aanwezig zou zijn Ik zeg dit echtermet eenig voorbehoud daar volgens Moe de Noorsche variant dezelfde namenvoor de dieven zou hebben gekend als wij in het verhaal van Halldoacutersson vindenterwijl zij in den mij bekenden tekst niet vermeld worden Hoe dit zij door mondelingeoverlevering kwam deze variant uit Denemarken naar Noorwegen en ik kan nietgelooven dat zij zou behooren zooals Moe meent tot die vertellingen welke totop den huidigen dag op IJsland en in Noorwegen in den volksmond leven maareerst in het Noorsch van den kansel verkondigd zijnOns onderzoek voert ons dus tot het resultaat dat de Skandinavische overlevering

zich uit een punt in centraal Denemarken verspreid heeft De oorspronkelijke vormvan het verhaal komt zoo zeer met dien van boerde en fableau overeen dat eensamenhang tusschen de Deensche traditie en deze Fransch-Vlaamsche overleveringzeer waarschijnlijk is Of die overdracht langs mondelingen of langs literairen weggeschied is zal later ter sprake komenNu moeten wij ons bezig houden met de mondelinge overlevering in andere

landen

4 De Italiaansche Varianten

De volgende redacties heb ik kunnen raadplegen1)

Novella di Francesco Angeloni da TerniModena Tipographia Cappelli 1870 (Vgl

RI 1

R Koumlhler Kleinere Schriften II blz249-251)GG Vacalerio (= Giov Sagredo)LArcadia in Brenta Bologna 1684 blz249-251

2

Antonio Pellicani Cento Novelle Parma1881 blz 206-210

3

1) Ondanks navraag bij het Ufficio Bibliografico te Rome heb ik niet kunnen raadplegen GradiSaggio I 1865 blz 107 en Rivista di letteratura pop I blz 85

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

234

I Visentini Fiabe mantovane 1879 blz195 nr 43

4

A Belladoro Folklore veroneseNovelline Verona e Padova 1900 blz147-151 nr 134

5

Van deze vijf redacties behooren er twee tot de 17e eeuw de dichter Angeloni iste Rome in 1652 gestorven van Sagredos werk verscheen de eerste editie in 1667te Venetieuml en daarna nog in 15 drukken tot 1823 toe1) Het is opmerkelijk dat alleItaliaansche varianten niet meer dan de episodes a b c bevatten zij kennen dus hetverhaal in een zeer eenvoudigen vorm De inleiding was ook hier dat een van driedieven zich van zijn makkers afscheidt zoo vertellen het nog RI 2-4 in den tekstvan Balladoro weigert de vrouw van een boer die pas geslacht heeft aan de dieveneen worst te geven dien zij dan op andere manier denken te verwerven RI 4 bevatde bijzonderheid dat de eene dief bij het zien van de rij worsten in den schoorsteenvan zijn vroegerenmakker zegt lsquoWat eenmooie baardrsquo waarop de ander antwoordtlsquoDien zullen wij scherenrsquo Dat stemt dus overeen met de voorstelling van de boerdeHet b-motief heeft dezen vorm terwijl man en vrouw slapen komt de dief bij hun

bed en vraagt waar het spek ligt in RI 4 richt hij zich tot den man in RI 2 3 en 5 totde vrouw De man wordt dus niet naar den stal weggelokt of daaraan nog eenherinnering is dat in RI 4 de worst in den stal weggeborgen is durf ik niet tebeslissenDe episode c geeft geen aanleiding tot verdere opmerkingen In RI 3 waar de

dieven de namen Carlo Gennaro en Tiburzio dragen noodigt de eerste zijn makkersten slotte uit met hem van het varken te eten de moraal van het verhaal is lsquoin casadi ladri non ci si rubarsquoHet is opmerkelijk dat wij dit verhaal in een paar novellen-verzamelingen vinden

waarvan wij weten dat zij meermalen

1) Zie Landau Zeitschrift fuumlr vgl Lit gesch NF XII blz 460 die zijn novelle lsquoCome tre fratelliladri a vicenda si rubino un porcorsquo mijns inziens ten onrechte haast een vertaling van hetfableau noemt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

235

aan Fransche literaire traditie ontleenden Daar er ook fableaustoffen in deItaliaansche novellenliteratuur zijn doorgedrongen zou het niet onmogelijk zijn datdit eveneens bij dit dievenverhaal heeft plaats gehad Men kan er zich dan slechtsover verbazen dat het verhaal in die 17e-eeuwsche novellen in denzelfdenonvolledigen vorm gevonden wordt als in de moderne populaire overleveringRechtstreeks kan de novelle van Sagredo kwalijk uit het fableau afstammen maarindien wij toch een mondelinge traditie tusschen fableau en novelle vooronderstellenmoeten is het evenzeer mogelijk dat de mondelinge overlevering onafhankelijkvan het fableau isVacalerio die zijn boek blijkens den ondertitel lsquoLa Melanconia sbanditarsquo ter

opvroolijking zijner tijdgenooten schreef leefde naar alle waarschijnlijkheid in hetdal van de Brenta Waarom anders zou hij zijn werk lsquoLArcadia in Brentarsquo genoemdhebben De populaire varianten stammen eveneens uit het Oostelijk deel vanLombardije waar het verhaal dus reeds sedert eeuwen inheemsch geweest zal zijnDaar ons van de andere deelen van Italieuml alle gegevens ontbreken en daarentegenin Oost-Lombardije tamelijk veel redacties - voor Italiaansche verhoudingen althans- gevonden zijn acht ik het waarschijnlijk dat hier het eigenlijke verbreidingsgebiedvan het verhaal op Italiaanschen bodem te zoeken is

5 De mondelinge overlevering in Oost-Europa

De volgende varianten zijn mij bekend

Groot-Russen

AN Afanasjev Narodnyja russkijaskazki3 (Moskva 1897) II blz 351 nr

SR 1

219 Aanm (uit de half-literairesprookjesverzamelingen van ČulkovRusskija Skazki Moskva 1780-1783deel IV)Goevern Wjatka Kr Koteljnič DKZelenin Velikorusskija skazki Vjatskoj

2

gubernii (Petrograd 1915 = Zapiski ImpRussk Geogr Obščestva po otdělenijuetnografii 42) blz 196-199 nr 61

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

236

Goevern Moskau IA ChudjakovVelikorusskija skazki I (Moskva 1860)blz 121-124 nr 34

3

Goevern Nowgorod Kr Bělozjorsk Ben J Sokolovy Skazki i pěsni

4

Bělozjorskago Kraja (Moskva 1915) blz5-7 nr 3Kaukasus KozakkenkolonieUmachan-Jurtovskaja Sbornik

5

materialov dlja opisanija městnostej iplemjon Kavkaza (verder afgekort SbornKavk) 15 1893 II blz 184-186 nr 2

Wit-Russen

Sbornik Charkovskago istoriko-filologobščestva VI blz 168 nr 170

SRW 1

A Šuchevyč Hucułščyna (Lemberg1908) V blz 141

2

AN Malinka Sbornik materialov pomalorusskomu folkloru (Černigov 1902)blz 345 nr 62

3

Oekrainers

Goevern Kiew Kr Umanj I RudčenkoNarodnyja južnorusskija skazki I (Kiew1869) blz 191-195 nr 73

SU 1

Zuid-Rusland PP Čubinskij Trudyetnografičeskostatističeskoj ekspedicii v

2

zapadno-russkij kraj II (Petersburg 1878)blz 620 nr 89Goevern Cherson Kr Aleksandrija IVBessaraba Materialy dlja etnografii

3

Chersonskoj gubernii (Petrograd 1916 =Sbornik otdělenija russkago jazyka islovesnosti Imp Akad Nauk 94 4) blz70-72 nr 40

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

Polen

Materyały antrop-archeol i etnogr enzX (Krakau 1906) blz 231 nr 2

SP 1

Serbo-Kroaten

Luka Grgjič-Bjelokosič Stotina šaljivihpriča iz srpskog života u Herceg-Bosni(Mostar 1902) blz 13

SS 1

Zbornik za narodni život i običaje južnihSlavena X (Agram 1906) blz 194

2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

237

Boelgaren

Grieksch-Macedonieuml streek van LerinSbornik za narodni umotvorenija VIII(1892) 3 blz 204-205 nr 2

SB 1

Litauers

A Schleicher Litauische MaumlrchenSprichworte Raumltsel und Lieder (Weimar

LIT 1

1857) blz 13-20 (vgl Gering II blz220-221)M Boehm en F SpechtLettisch-litauische Volksmaumlrchen (Jena1924) blz 263-271 nr 28

2

Albaneezen

A Dozon Contes albanais (Paris 1881= Collection de contes et chansonspopulaires 3) blz 163-167 nr 21

ALB 1

Kaukasusvolken

Ka b a r d i euml r s Sborn Kavk 12 (1891) 1 blz 130-136M i n g r e l i euml r s Sborn Kavk 18 (1894) 3 blz 27-30 nr 1K o e r d e n bij den Ararat Sborn Kavk 20 2 1 blz 6-9 = A Dirr KaukasischeMaumlrchen (Jena 1920) nr 76We s t - O s s e t e n Vs Miller Digorskija skazanija (Moskva 1902 = Trudy povostokověděniju 11) blz 118-119 nr 8

De Oosteuropeesche varianten die in vergelijking met het Westeuropeeschemateriaal vrij talrijk zijn wijken onderling veel van elkaar af Naast redacties diezeer nauw met de Westersche literaire vormen samenhangen staan er andere diezeer gebrekkig zijn overgeleverd of waarin de stof zeer vrij behandeld isEen groot aantal varianten mist de slotepisode f zij wordt alleen gevonden in SU

1 SRW 1-3 en Lit 1 en 2 In deze varianten wordt het motief niet overal op dezelfdewijze verteld het meest in overeenstemming met de boerde zijn SRW 1 en 2 in Lit1 wordt een vinger afgehakt in SU 1 wordt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

238

op de handen in SRW 3 op het hoofd geslagen Deze afwijkingen zijn echter vangeen beteekenis tegenover het feit dat hier in een vrijwel aaneengesloten gebieddat zich als een breede strook in het Westen van Rusland van Oostzee tot Zwartezee uitstrekt een motief gevonden wordt dat wij ook in de Westelijke vormenaantroffenWaar dit motief ontbreekt en waar niet door slechte overlevering het slot geheel

verloren is gegaan (zooals in SS 1 en 2 SP 1) eindigt het verhaal met het motief ede dieven door het vermeende spook verdreven zien van verdere pogingen af hetspek te verwerven Dit is het geval in SR 1-5 SU 2 en 3 SB 1 In een paar anderevarianten schijnt een zwakke herinnering aan deze slotepisode bewaard te zijn hetAlbaneesche verhaal eindigt daarmee dat de man zijn zwagers onthaalt op het nogniet gaargebraden vleesch terwijl de Koerdische variant vertelt dat de dieven hunongelijk aan den bestolene die hier hun broer is bekennen en daarop door dezenonthaald worden Dit kan daarom een herinnering aan de f-episode zijn omdat insommige West-Europeesche vormen maar ook in SRW 1 en 2 de vertellingeveneens eindigt met een verzoeningHet verhaal hoe de dieven uit hun roofhuis verdreven worden is in alle varianten

met uitzondering van SU 1 anders dan wij die in de Westersche overlevering - metuitzondering slechts van een paar Deensche varianten - gevonden hebben Deroovers worden in den waan gebracht dat er een duivel of geest verschijnt (SR 13-5 SRW 1-3 SU 2 en 3) of een vampier (SB 1 Alb 1) Maar dit geschiedt op eengeheele andere wijze De boer maakt zijn gezicht zwart of besmeert het met modderzooals in de Russische en Albaneesche varianten Een ander middel om den dievenschrik aan te jagen is dat de man met een stok op een boom slaat zoodat deroovers meenen dat er gevochten wordt maar deze trek die alleen in Lit 1 en 2gevonden wordt is ontleend aan een ander dievenverhaal (Aarne type 1525 D)Misschien ligt hetzelfde ten grond aan SR 2 waar de oom zijn stelende neven zelfin

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

239

het leege huis met een knuppel afrost In de over het geheel fragmentaire en slechtvertelde variant SU 2 neemt de bestolene den dieven die in een leeg huis bezigzijn het spek te braden hun zonder meer het spek af Merkwaardig is ook SU 3waar de man twee stokken aansteekt een voorstelling wier beteekenis alleenopgehelderd wordt door een paar Wit-Russische redacties (SRW 2 en 3) waar deman die voor duivel wil spelen gezeten op den haard in het donkere huis de rooversverschrikt door hun vonken in het gezicht te blazenHier loopt dus de motiveering van het verhaal in de verschillende redacties sterk

uiteen zulke afwijkingen treden echter ook op andere plaatsen op Het begin vanSRW 1-3 SU 1 en 2 SB 1 Lit 1 en 2 stemt met de boerde overeen Daarentegenvertellen deGroot-Russische varianten dat demanmet de dieven een weddenschapaangaat dat zij hem het varken niet zullen kunnen ontstelen Dit is waarschijnlijkeen locale en in allen geval zeer voor de hand liggende vernieuwing De dieven zijnnu soms zwagers van den boer zooals in SR 1 3 en 4 dezelfde verwantschapbestaat ook in de Boelgaarsche en Albaneesche redacties In SR 2 zijn het oom enneef die elkaar bestelen in SR 5 blijkt van eenige verwantschap tusschen den boeren de dieven weer niets Broers zijn de dieven en de bestolene in SRW 1 en SU 3maar ook in de Mingrelische en Koerdische varianten In het Ossetische verhaalzijn het drie vrienden terwijl de Kabardische redactie alleen spreekt van een jongenen een ouden dief Het begin van dit dievenverhaal is dus in de verschillenderedacties zeer uiteenloopend verteld dit is echter gewoonlijk het geval met demondelinge overleveringenIn die varianten waar de dieven verwanten van den boer zijn behoeven zij het

spek dus niet bij toeval te ontdekken (SR 1-5 SU 3 Koerd) Toch is vaak van eenvoorafgaand bezoek sprake waarbij dan door de dieven verdachte woorden gezegdworden waardoor hun oude makker die hun streken wel kent argwaan opvatSoms wordt niet verteld wat de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

240

dieven zeiden zooals in SRW 2 en 3 SS 2 of de door hen gebruikte opmerking isgeheel onbegrijpelijk geworden (SU 2 lsquoonze broer is gegroeidrsquo) De woordspelingmet den baard is alleen bewaard in SRW 1 en SU 1 waar de een naar bovenkijkend zegt lsquoDe baard jeukt mijrsquo waarop de ander opmerkt dat hij dan geschorenmoet worden Op Slavisch gebied is hiervoor vaak in de plaats getreden dat de diefnaar boven kijkt terwijl hij aan het drinken is hetzij water (SB Alb Kab) hetzij wijn(Mingr) Daarbij zegt hij in de Boelgaarsche variant lsquoDe hemel is bewolkt gewordenrsquoin de Albaneesche vraagt hij lsquoHeb je m gezienrsquoZoodra de man begrijpt dat de dieven het op zijn varken gemunt hebben verbergt

hij het in of onder een kast (SU 3 Mingr) in of op de kachel (SR 1 3 4 het dronkenzwijn in vrouwenkleeren) op zolder of in hooischuur (Alb Koerd) in het bed (SBKab) of in de wieg (SR 1 var 5) Geen nadere aanduidingen vond ik in mijnuittreksels van SR 2 SRW 1-2 SU 1-2 SS 2 de heele episode schijnt te zijnweggevallen in SR 3 SRW 3 en SS 1 Het is duidelijk dat het er niet op aankomtwaar het spek geborgen wordt maar het is niet te ontkennen dat in een verhaalvan dievenbehendigheid het stelen uit het bed waarin de bestolene of diens vrouwslaapt een zeer sterk stukje is Het fableau en de boerde bewijzen dat beide vormenreeds vroeg in West-Europa naast elkaar stonden Op verschillende plaatsen kanmen echter op de gedachte zijn gekomen de dievenlist te vergrooten door het spekuit het bed te laten stelen oorspronkelijk acht ik deze voorstelling echter niet wantde pointe van deze episode ligt daarin dat aan de vrouw (of in sommige variantenmaar mogelijk door latere verknoeiing aan den man zelf) het geheim van deschuilplaats door het nabootsen van de stem van den echtgenoot wordt ontlokt Isdit eenmaal gebeurd dan komt het er niet op aan waar het spek nu eigenlijkverborgen isIn enkele varianten wordt deze list tweemaal toegepast aldus in SR 1 3 en 4

(eerst op de kachel dan aan de hand-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

241

molen) SU 3 (kast en kelder) Mingr (tweemaal uit de kast) Het behoeft geenbetoog dat deze voorstelling niet de juiste kan zijn de herhaling van dit eene motiefbewijst dat de herinnering aan een tweevoudige poging tot diefstal nog aanwezigwas Dat hier een der pogingen in de plaats getreden is van de episode d welke indeze varianten ontbreekt blijkt duidelijk daaruit dat het varken in vrouwenkleerengestoken verborgen wordtWat nu de episode b aangaat in enkele varianten (SRW 1-3 SU 2 en 3) wordt

de man naar buiten gelokt doordat zijn vee is losgemaakt of uit den stal gejaagdOok in SS 2 wordt de man er toe gebracht op te staan en het huis te verlaten Inandere varianten wordt deze scene echter geheel afwijkend verteld Soms luisterende dieven het gesprek van man en vrouw af (SR 5) of ook hooren zij wat de manin zich zelf praat (SB) In de Albaneesche Kabardische en Mingreelsche variantenbootst de dief kattengemiauw na waarop de vrouw zegt dat de kat toch niet bij hetspek kan komen omdat het veilig verborgen is op een plek die zij dan aanduidtDit laatste is een weinig logische voorstelling die veroorzaakt schijnt te zijn doordatin sommige redacties het nabootsen van dierengeluid in de c-episode voorkomtDe man krijgt het spek terug door het in het donker van den dief over te nemen

Soms heet het dat de dief den weg is kwijt geraakt (SRW 1-3 SU 1 en 3) of ietsanders moet halen (vuur in Mingr een weegschaal in Koerd) De Groot-Russischevarianten vertellen dat de man de dieven in het bosch lokt door hen in den waante brengen dat een paard of een ander dier zich daar bevindt dit motief behoortechter tot het sprookje van den Meesterdief1) Zeer eigenaardig is de voorstellingvan de variant die door Afanasjev in een noot bij SR 1 medegedeeld is nl dat dendieven met een brandenden

1) Zie voor de varianten Bolte-Polivka III blz 391 noot 2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

242

kienspaan een schat voorgegoocheld wordt1) De c-episode ontbreekt in SR 3 waarhet verhaal echter zeer verward is2) de eveneens bedorven redactie SS 1 verteltniet hoe dit geschiedt het motief c wordt ook niet gevonden in SU 2 waar het heeleslot is weggevallen in het Kabardische verhaal waar heel andere avonturen zijnopgenomen3) en in de West-Ossetische variant die alleen de episoden a b bevatDe dief krijgt het spek weer terug door de kleeren van de boerin aan te doen Dit

vinden we in SR 5 SRW 1-3 SU 1 SB 1 Lit 1 en 2 Alb en Kab4) In de Koerdischevariant zegt de als vrouw verkleede dief dat de roovers in den paardenstal zijngedrongen een trek die oorspronkelijk in de episode b thuishoort Het Mingrelischeverhaal is slecht overgeleverd de kast met het vleesch wordt hier door geweldmeegenomenIn dit overzicht zijn die varianten besproken wier inhoud in groote trekken met

de West-Europeesche vormen van dit verhaal overeenstemmen Behalve deze zijner echter nog een paar andere die belangrijk afwijken SS 1 staat zelfs zoo ver vanonze vertelling af dat men ze er nauwelijks onder rekenen kan De inhoud is dezeTwee dieven Suljo en Novak stelen een ram Suljo draagt de buit maar als hijuitrust pakt Novak het dier en loopt er mee weg Weldra heeft de ander hem weeringehaald en pakt het nu weer van Novak af (hoe dat geschiedt wordt niet verteld)Deze loopt den ander weer na en door de vrouw van Suljo te bedriegen krijgt hijden ram weer in handen Suljo sluipt nu in de hut van den ander die ingeslapen isbij den ketel waarin het vleesch van het geslachte

1) Hier zal wel verband zijn met de voorstelling van SU 3 waar stokken worden aangestokenin de episode e zie boven

2) De man mag de dievenbende verlaten op voorwaarde dat hij hun een varken ontsteelt hijdoet dit terwijl zij slapen lokt ze dan door een bel naar een huisje in het bosch waar hij zemet een zwartgemaakt gelaat weer uit verdrijft

3) Twee schoenen op verschillende plaatsen van den weg (Aarne type 1525D) een ossekop inhet moeras (type 1004)

4) In deze var de moeder van den jongen dief

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

243

dier kookte haalt het vleesch er uit en doet daarvoor in de plaats de sokken enandere kleedingstukken van Novak Met een verzoening eindigt deze vertellingwaarin nauwelijks een draad te ontdekken valtHeel anders is het met de Poolsche variant gesteld De held hiervan is een Jood

die eens gemeene zaak met een paar dieven gemaakt heeft en daar goed aan heeftverdiend Na deze met andere vertelmotieven opgebouwde inleiding begint het onsinteresseerende gedeelte daarmee dat de dieven den Jood opzoeken en beidennet doen of ze elkaar niet kennen De Jood laat zijn vermogen in den oven metselenen wacht dan gerust de dieven af Zij komen na een paar nachten breken in waaropde Jood het raam uitvlucht De vrouw vertelt waar het geld is Zij halen het uit deschuilplaats en reiken het door het raam naar buiten waar de Jood gereed staathet aan te nemen Daarmede is dit onbeduidende verhaal uitIndien wij nu het geheele Slavische gebied overzien blijkt het dat de goed

overgeleverde en met denWest-Europeeschen vorm overeenstemmende variantengevonden worden in de Oekrainsche Wit-Russische en Litauwsche gebieden1)Naar het Oosten toe wordt de overlevering veel minder gesloten de Russischevarianten onderscheiden zich door nieuwe details de in den Kaukasus opgeteekenderedacties wijken in nog grootere mate af en zijn bovendien over het geheel onvolledigMen mag hieruit afleiden dat in Rusland het verhaal van het Westen naar het

Oosten gedrongen is Maar indien de oorspronkelijke overlevering gezocht moetworden in de smalle strook die van Noord naar Zuid door West-Rusland looptvanwaar werd dan hier het verhaal overgenomen Het is van

1) In verschillende komen contaminaties met andere dievenverhalen voor zonder dat daaromnog het verhaal zelf verknoeid is SR 2 is verbonden met Aarne 951B en 1737 SU 2 metAarne 1737 SU 3 met Aarne 1535 Lit 1 en 2 met Aarne 1525 Verbinding met 1525 (hetMeesterdief-verhaal) lag voor de hand omdat ook hier van iemand die in bed ligt een hemdlaken of ring moet worden gestolen wat geschiedt door zich als een ander voor te doen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

244

belang dit gebied zoo scherp mogelijk te omgrenzen Op Finsch taalgebied is geenenkele variant opgeteekend en daar de inzameling daar zoo intensief heeft plaatsgehad als misschien wel nergens elders ter wereld mag men vaststellen dat hetdaar ook volstrekt niet bekend is Dat beteekent dus dat het verhaal niet uit Ruslandnoch uit Zweden is binnengedrongen de landen waaraan Finland gewoonlijk zijnoverleveringen ontleent Uit Zweden is ook geen enkele variant bekend hetontbreken van dit verhaal inWest-Finland duidt er dus op dat het in Zweden evenminverspreid geweest zal zijn althans dat het niet dan zeer sporadisch zal zijnvoorgekomen In Rusland vinden wij het verhaal wel zelfs vrij dicht bij de Finschegrens wanneer het dus toch niet in Finland is doorgedrongen volgt daaruit dat degolf die dit verhaal over Rusland verbreidde aan de grenzen van het Finschetaalgebied doodgeloopen was Dit wijst op een verspreidingsrichting Zuid-Noordwat weer ondersteund wordt door de omstandigheid dat in het Zuiden van Rusland(Kaukasus en Oekraine) zoo een levendige traditie gevonden wordtOfschoon dus een langgerekte strook lands waar deze traditie in haar besten

vorm leeft in het Westen van Rusland van Oostzee tot aan Zwarte Zee reikt volgtdaaruit nog niet dat de hoofdrichting der verspreiding vanWest naar Oost ging Datdit laatste inderdaad niet het geval was blijkt nog daaruit dat op Poolsch gebiedmaar een enkele en dan nog uiterst bedorven en bijna geheel afwijkende variant isgevonden en dat men verder noch in Duitschland noch in Tsjecho-Slowakije enHongarije eenig spoor van deze vertelling heeft ontdektWij mogen dus aannemen dat in het Litauwsch-Witrussisch-Oekrainsch

overleveringsgebied het verhaal van het Zuiden naar het Noorden werd overgebrachtLitauwen is dus een eindpunt waaruit te verklaren valt dat het verhaal in Eestlandonbekend is Verbinding met de Deensche overlevering is dus niet waarschijnlijkHoe staat het echter met de verbindingen van de Oekrainsche traditie met de tenZuiden daarvan gelegen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

245

gebieden Van groot gewicht is hier de beantwoording van de vraag hoe deBalkan-traditie te beoordeelen is Wij bezitten daaromtrent de volgende gegevensIn Albanieuml en Boelgarije zijn een paar tamelijk goede varianten opgeteekend opSerbo-Kroatisch gebied echter beperkt zich het bekende materiaal tot een zeeronvolledige (SS 2) en een gansch verknoeide redactie (SS 1) Prof Solymossy dieop mijn verzoek geiumlnformeerd heeft naar het voorkomen van dit verhaal in dezegebieden deelt mij mede dat zijn medewerkers op den Balkan dit verhaal nooithebben aangetroffen En hij voegt daaraan toe lsquoDe in Bolte-Polivka genoemdeBoelgaarsche en Albaneesche varianten kunnen daar toevalligerwijze zijnopgeteekend want in het algemeen kent men daar den ldquoschwankrdquo evenmin als inHongarijersquo Tot steun van deze meening zou nog aangevoerd kunnen worden dater wel meer voorbeelden zijn dat een sprookje uit Rusland door een toeval naarden Balkan werd overgebracht1)De merkwaardige overeenstemming tusschen de Albaneesche en Boelgaarsche

varianten met de Kabardische en Mingrelische redacties wat het motief a betreftalsmede de gelijkheid van de Albaneesche variant met de evengenoemdeKaukasische varianten in het motief b (het nabootsen van het kattengemiauw)bewijzen een zoo nauwe overeenstemming tusschen deze beide uiteenliggendeoverleveringsgebieden dat men daaruit mag besluiten dat uit het Zuiden vanRusland deze vorm eensdeels naar den Kaukasus anderdeels naar den Balkanovergebracht werdVoor het geheele Oost-Europeesche overleveringsgebied schijnt dus de Russische

Zwarte-Zeekust het uitstralingsgebied geweest te zijn De Oekrainsche variant diein Umanj werd opgeteekend vertoont een zeer groote gelijkenis met denWest-Europeeschen literairen vorm zij kan er misschien op wijzen dat het verhaalvan de Oekraine uit zijn tocht door de Slavische landen begon nadat het daarheenwas overgebracht uit een

1) Zie W Anderson FFComm 42 blz 345

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

246

gebied waaruit ook de West-Europeesche traditie geput heeft In elk geval planttehet zich regelmatig voort door het stroomgebied van den Dnjestr en de Duna enbehield ook hier tamelijk wel haar oorspronkelijken vorm buiten dit rayon echter isde verspreiding zeer ongelijkmatig en is de vorm veel minder goed bewaardNu komt de Oekrainsche variant SU 1 in eacuteeacuten punt met de West-Europeesche

traditie overeen waarin alle andere Slavische vormen afwijken dat is de obscenewending van de episode e Terwijl de dieven op hun verzamelplaats bij het kerkhofbezig zijn een vuur aan te leggen om het spek te smelten komt de bestoleneachteruitkruipend op hen af waarop de dieven meenen dat zij een spook zien enop de vlucht gaan1)Hoe is deze overeenstemming te verklaren Als een bewijs van den

oorspronkelijken samenhang der West- en Oost-Europeesche tradities die dan uiteen West-Aziatische overlevering zouden zijn vertakt Of oefende deWest-Europeesche vertelling een secondairen invloed op de Oekrainsche traditieuit waardoor de groote overeenkomst in een enkel detail zou moeten wordenverklaard Alvorens deze beide mogelijkheden te overwegen moeten wij eerst devarianten die buiten Europa opgeteekend zijn onderzoeken

6 De mondelinge overlevering buiten Europa

De volgende varianten zijn mij bekend

Turken

WFA Behrnauer Die 40 Veziere (Leipzig 1851 blz 214-217 EJW GibbThe History of the Forty Vezirs (London 1886) blz 194-197

1) Prof Anderson deelt mij den inhoud als volgt mede Der folgende Satz ist aus Zensurgruumlndenverstuumlmmelt Konin (de naam van den man) kriecht ruumlckwaumlrts auf sie los Der Dieb siehtdass etwas Nacktes auf ihn loskriecht und laumlsst nun den anderen Feuer schlagen Als dieserdas Nackte sieht sagt er lsquoHier spukt es - laufen wir davonrsquo Und sie laufen wirklich davon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

247

Kabylen

L Frobenius Volksmaumlrchen der KabylenI (= Atlantis I) Jena 1921 blz 265-271nr 52

Af Kb 1

Ibidem II Jena 1922 blz 48-52 nr 52

Chili

RA Laval Contribucion al folklore de Carahuz II (Santiago de Chile 1920) blz221 nr 17

Van deze varianten omvat de Chileensche alleen het motief b de beide hongerigekleinkinderen van een gierig echtpaar stelen een geslacht zwijn verschillende malendoordat Miguel met een veranderde stem zijn grootmoeder vraagt waar zij hetverborgen heeft Het is waarschijnlijk dat het verhaal met Portugeesche kolonistennaar Zuid-Amerika kwam en dan bewijst het dus dat ook op het Iberischeschiereiland deze dievenlist bekend was Daaruit magmen echter geenszins afleidendat nu ook het geheele verhaal dat uit een samenvoeging van een reeks dievenlistenbestaat daar in omloop zou zijn geweestDe eerste variant der Kabylen begint aldus De dieven hooren den oudsten zoon

van een boer uit en deze vertelt waar het dier is vastgebonden Maar als de jongstezoon dit dan thuis vertelt slacht de boer den bok en verbergt het vleesch in eenkast Dit is dus een geheel andere inleiding dan het bezoek met de raadselachtigewoorden in de Europeesche overlevering Door middel van de list b steelt de diefhet vleesch de vrouw wakker geworden denkt dat haar man aan het zoeken is envraagt hem wat hij uitvoert Daarop antwoordt de dief en ontlokt haar de aanwijzingwaar het vleesch verborgen is In Af Kb 2 breekt de dief in als de boer na velenachtwaken uit vrees voor de dieven ingeslapen is als hij den geitebok niet doorhet gat kan krijgen snijdt hij hem de keel af en trekt hem dan zoo er door Eenherinnering aan het weglokken van den man mag men misschien zien in demededeeling van Af Kb 1 dat de jongste zoon ontwaakt en gaat kijken of het vleescher nog is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

248

In beide redacties volgt nu c het overnemen van den last omdat deze zoo zwaaris Nu gaan echter de beide verhalen weer uiteen Af Kb 1 vertelt dat de dief in hetdonker achter de huisdeur staande het vleesch weer overneemt dat is dus hetmotief d maar nu zonder verkleeding Het vleesch wordt nu weer teruggekregendoordat uit de kookpotten der dieven een poot wordt weggenomen waarop dezeelkander van diefstal beschuldigen en elkander doodslaan Dit herinnert in de verteaan SS 1 maar eenige verwantschap lijkt mij toch niet waarschijnlijkAf Kb 2 staat dichter bij het Europeesche verhaal de man brengt het vleesch

weer thuis en laat het door zijn vrouw goed verbergen Maar nu stelen de dievenhet voor de tweede maal door list b daarna gaat de man hen in de kapel waar zijhet vleesch willen koken verschrikken door zijn gelaat met een schaapsvel tebedekken de dieven meenen dat hij eenWuarssen of reus is en gaan op de vlucht1)Zij komen spoedig terug merken hun vergissing en gaan den man achterna Zijhalen hem in en slaan hem zoo dat hij buiten kennis neervalt Maar daarna komteen echte reus die hen overvalt en verslindtDe Turksche variant wijkt van alle andere met uitzondering van de Poolsche

variant af doordat de diefstal hier om een geldstuk en niet om een dier gaat Eenknaap bedriegt een bakker door suikerwerk te koopen en hem er niet voor te betalenDe bakker ontfutselt het hem weer door list c waarop de knaap zich invrouwenkleeren hullend het weer terugkrijgt (motief d) Weer wendt de bakker listc aan en brengt het nu veilig thuis Het tweemaal aanwenden van list c klinkt al zeeronwaarschijnlijk vooral als men bedenkt dat de bakker den knaap bedriegt doorhem te vragen voor hem water te gaan putten De slimme jongen zal daar zekerniet

1) Frobenius teekent hierbij aan dat het schaapsvel behoort tot de maskering waarmede dereuzen in het spel vroeger werden nagebootst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

249

voor de tweede keer inloopen Het slot is al evenmin bevredigend De knaap komtbij het bed waar de bakker vermoeid van zijn nachtelijke tochten ligt te slapen envraagt hem waar het geldstuk ligt Slaapdronken vertelt de bakker het en zoo weetde jongen het ten slotte toch te bemachtigen Het is niet aan te nemen dat de bakkerzich op het laatst zoo gemakkelijk zou laten bedriegenDit Turksche verhaal wijkt dus sterk af van de overige traditie Het is geheel anders

opgebouwd wat ook daarin uitkomt dat het eind niet is dat de dieven bedrogenworden maar dat integendeel de slimme knaap aan het langste eind trekt Hetmaakt den indruk dat op grond der verschillende motieven van dievenlist dienatuurlijk wel gemeengoed van verschillende volken zullen zijn een geheel anderverhaal samengesteld is Alleen het feit dat het toch dezelfde trekken zijn die hierweer tot een geheel verbonden zijn doet het niet onmogelijk voorkomen dat er weleenig verband tusschen dit verhaal en de overige overlevering bestaan kanDe geschiedenis der Veertig Viziers is waarschijnlijk door een zekeren

Scheich-zedeh uit het Arabisch vertaald voor den sultan Moerad II die geregeerdheeft van 1421-1451 Dit Arabische werk is echter verloren gegaan maar het moetop zijn beurt weer teruggaan op het Indische verhaal der Zeven Vroeden In deredacties die hiervan overgeleverd zijn komt echter deze dievengeschiedenis nietvoor Gering ziet hierin geen bezwaar haar toch op een Indische bron terug tevoeren maar het is duidelijk dat hiervoor geen schijn van bewijs kan wordenbijgebracht Zelfs is het twijfelachtig of in de Arabische bron dit verhaal gestaanheeft het zou immers ook kunnen dat de Turksche vertaler zelf nieuwe verhalenhad toegevoegd

7 De Geschiedenis der Overlevering

Het aantal bekende varianten van het verhaal der Drie Dieven is in aanmerkinggenomen de groote hoeveelheid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

250

redacties die ons gewoonlijk van een volksoverlevering bekend zijn zeer geringEr zijn gansche gebieden in Europa waar het zelfs in het geheel niet aangetroffenwerd (Finland Hongarije Tsjecho-Slowakije Duitschland Oostenrijk) Gaan wij degeografische verdeeling der traditie na dan zien wij dat er in het SlavischeOost-Europa een tamelijk krachtige mondelinge overlevering bestaat en dat er inWest-Europa reeds vroeg een literaire traditie werd opgeteekend die zichconcentreert om een klein gebied in Vlaanderen en Noord-Frankrijk Vandaar werdhet verhaal naar Denemarken overgebracht en verder vond het zijn weg naarNoorwegen en IJsland Een afzonderlijk staande overlevering kennen wij voortsnog uit N-O-ItalieumlOok buiten Europa is de overlevering schaarsch En zij biedt weinig houvast voor

een aanknoopen van deze traditie met de Europeesche In de Turksche variant diegeheel apart staat doordat het voorwerp der listen een geldstuk is komen alleende episodes b c d voor die echter in de volgorde c d c b worden verteld Wij durvendaarom uit deze variant niet meer afleiden dan dat zeker in de 15e eeuw en naaralle waarschijnlijkheid wel reeds eerder bij de Turken eenige motieven van hetverhaal van den spekdiefstal bekend waren dat zij echter gebruikt werden op geheelzelfstandige wijze om een nieuw verhaal te vormen en dat hieruit geenszins magworden afgeleid dat toen in West-Azieuml het verhaal zooals wij dat in de 13e eeuwinWest-Europa zien optreden in den volksmond leefde Nog zwakker staat de zaakeener Arabische traditie van deze vertelling wanneer wij van de Turkscheoverlevering teruggaan komen wij tot de zeer onzekere conclusie dat er in eenArabische literaire bron een vertelling kan gestaan hebben die met onzedievenhistorie eenige overeenkomst heeft door het aanwenden van een aantalgelijke motieven Ondertusschen mogen wij op grond der populaire overlevering bijde Kabylen wel aannemen dat er van dit verhaal een Arabische overlevering bestaanheeft die veel dichter bij den

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

251

Europeeschen vorm van deze vertelling staat dan het verhaal in de 40 Viziers Voorzoover het geoorloofd is een besluit te trekken uit de Kabylische varianten die inden modernen tijd zijn opgeteekend en die onderscheidenlijk de episodes a b c den a c b e bevatten zou het Arabische origineel bestaan hebben uit a b c d e welkeomvang met die der Europeesche redacties nagenoeg overeenkomt1)Wij kwamen hierboven tot het resultaat dat de Europeesche varianten hierin met

elkander overeenstemmen dat zij denzelfden bouw van de vertelling bezitten Metnadruk moet er op worden gewezen dat deze ook alleen kan bewijzen dat wij meteen samenhangende overlevering te doen hebben Maar aan den anderen kantwordt hierdoor ook onomstootelijk aangetoond dat verhalen die daarin met elkaarovereenstemmen dat zij dezelfde motieven tot een bepaalde reeks tezamenvoegenook uit een en dezelfde traditie moeten zijn gesproten Van polygenese deroverleveringen is in een geval als dit natuurlijk geen sprake Met het hier opgemerkteis het niet in strijd dat in een deel van het overleveringsgebied als slotepisode hetmotief f optreedt en in een ander gedeelte dit ontbreekt Immers het is behalve hetbegin ook vooral het einde van een vertelling die in den loop der mondelinge traditiehet meest aan wijzigingen onderhevig is Nu heeft deze episode die verhaalt hoede man den beiden dieven de hand afslaat eenige overeenstemming met devertelling hoe door een list aan een aantal roovers het hoofd wordt afgeslagen Ditverhaal evenwel het meest bekend uit de geschiedenis van Ali Baba2) heeft metde slotepisode van den spekdiefstal slechts een uiterlijke gelijkheid deze laatsteonderscheidt zich vooral hierdoor dat de eene dief zijn ongeluk voor den anderen

1) Het verband van de tweede Kabylische variant met een daar inheemsch maskerfeest kannog niet bewijzen dat het verhaal daar autochthoon zou zijn

2) Voor andere verwanten zij verwezen naar Bolte-Polivka I blz 373-375 De sage van het Huismet de Hoofden op de Keizersgracht te Amsterdam bewijst hoe verbreid dit verhaal was

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

252

verbergt om hem eveneens slachtoffer te doen zijn Van eenig nader verband blijktdan ook niets de episode f kan zeer wel zonder het voorbeeld van Ali Baba bedachtzijn maar in allen gevalle bewijst de omstandigheid dat er twee gelijksoortigevertellingen van een dergelijke list bestaan dat dit motief voor de hand lagVergelijken wij nu de verschillende Europeesche versies dan blijkt het dat

sommige episodes een paar naast elkander optredende vormen vertoonen In bwordt de man soms weggelokt naar den stal soms echter wordt juist aan hemgevraagd waar het spek verborgen is Wij vinden deze beide vormen reeds naastelkaar in fableau en boerde In c trekt de dief soms de kleeren van de boerenvrouwaan soms gaat hij in die van zijn gestorven moeder naar het huis van den bestoleneWat eindelijk de episode e betreft soms komt de man de roovers verschrikken dooreen opening van het dak soms door de deur In de c-episode neemt de man hetspek soms over om den ander zoogenaamd te laten uitblazen soms verruilt hij hettegen wat anders zooals in enkele Deensche varianten tegen een zak met koolsoms ook wordt de dief op de een of andere wijze in het bosch geloktDuidelijk blijkt uit deze parallelle voorstellingen de variabiliteit der traditie men

zou kunnen aannemen dat zulke motieven in verschillenden vorm verbreid warenen dat dan door elken verteller daaruit een keuze gedaan werd Maar tegen dezeopvatting spreekt de omstandigheid dat soms plaatsen waar de eene vormdomineert gescheiden zijn door een groot geografisch gebied waar de anderevorm overheerscht of waar zelfs het heele verhaal ontbreekt Immers het is danmoeilijk aan te nemen dat in dat tusschenliggend gebied die eerste vorm ook welbekend zou zijn geweest maar nu toevallig niet zou zijn opgeteekend Door VLiungman is onlangs betoogd dat men zulke afwijkingen daardoor moest verklarendat de overlevering de som dezer afwijkingen was dat dus elk verteller naar eigenverkiezing in zijn verhaal een aantal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

253

motieven opnam maar dat daaruit volstrekt niet mocht worden afgeleid dat er inzijn omgeving ook niet tegelijkertijd andere vormen van die motievon in omloopwaren In een aantal gevallen is dit stellig wel zoo maar dit geldt alleen dan als ermag worden aangenomen dat er van een dergelijk verhaal over het gebied waaropmen die variaties constateert een levendige overlevering geweest is Dit komt echtergeenszins overeen met wat wij weten van de traditie der vertelling van denspekdiefstal Midden-Europa waar het verhaal niet gevonden is en waar het zooalsik boven bij de bepreking der Deensche varianten opmerkte ook wel nooit zalhebben bestaan vormt een slagboom tusschen de West- en de Oost-Europeeschetraditie Indien nu toch hier zoowel als daar dezelfde variaties optreden dan moetendeze anders verklaard worden dan door de lsquoveelstrengigheidrsquo der overleveringIk geloof dat deze afwijkingen ontstaan als gevolg van de mogelijkheid die er in

een verhaalmotief tot variatie aanwezig is Een bepaalde vorm van een motief roepteen reeks associaties op die in de plaats van den oorspronkelijken vorm kunnengesteld worden Maar op zijn beurt kan die nevenvorm door een overeenkomstigeassociatie weder den oorspronkelijken vorm te voorschijn roepen Van grootebeteekenis is hier de min of meer getrouwe herinnering van den verteller hij zalsoms het verhaal alleen in de hoofdtrekken kennen maar juist voor de detailleeringis hij aangewezen op zijn eigen verbeelding Daar het aantal formaties binnen hetkader van een gegeven motief beperkt is zullen toch telkens weer dezelfde vormenelkaar afwisselenIn sommige gevallen kunnen er ook bijzondere aanleidingen zijn tot het optreden

van een parallellen vorm Als in de episode b de man soms wordt weggelokt somsechter niet kan dit samenhangen met den bouw van het boerenhuis Waar zooalsin de Saksisch-Deensche hoeve oudtijds mensch en vee in eenzelfde ruimte leefdenis het te begrijpen dat het binnenkomen der dieven onrust onder het vee veroorzaaktIn de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

254

streken echter waar de stallen vrij van het huis staan zal men niet zoo gauw op degedachte komen den man uit het bed weg te lokken door het vee los te makenHoe dit zij wij moeten zeer voorzichtig zijn het onderscheid der varianten in zulke

details te gebruiken als een middel tot het bepalen van den gang der verspreidingin het algemeen is het niet geoorloofd redacties met overeenkomstigemotiefvariatiesmet elkander in enger verband te brengen en te plaatsen tegenover varianten metandere details Wanneer evenwel een bepaalde vorm van een motief niet uit dedaarin aanwezige mogelijkheid tot variatie kan worden verklaard maar bijv moetworden toegeschreven aan een bepaalde mentaliteit van den verteller dan is hetwel geoorloofd er een grootere beteekenis aan toe te kennenDit nu is het geval met betrekking tot de episode e waar de eene groep van

overleveringen een obscene wending heeft tegenover de andere die eenonaanstootelijken vorm vertoont Tot de eerste groep behooren de literaire traditiesvan West-Europa fableau boerde en IJslandsch verhaal bovendien het grootstedeel der daarvan afgeleide Deensche redacties In Oost-Europa vinden wij dit alleenin SU 1 Men zou kunnen meenen dat de obscene redactie de oorspronkelijke wasen dat men daaruit in latere beschaafde tijden het aanstootelijke had weggelatenTegen deze opvatting is echter het volgende in te brengen 1 De Deensche redactiesbewijzen dat in moderne tijden een beschaafd volk onkiesche grappen geenszinsversmaadt indien dit het geval is bij de Denen hoeveel te meer mag dit van deRussische bevolking worden aangenomen1) 2 De Kabylische variant waar menzeker mocht verwachten geen fatsoensbezwaren te ontmoeten heeft juist devoorstelling dat een reus wordt nagebootst door een maskering wat geheel

1) Hierbij moet echter opgemerkt worden dat blijkens SU 1 de censuur soms bezwaren maaktetegen zulke passages Meermalen zullen ook uitgevers zulke fatsoensoverwegingen hebbenlaten gelden De meeste Russische teksten staan echter in wetenschappelijke publicaties

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

255

met de Slavische traditie overeenstemt Daaruit volgt dat deze voorstelling zekereven oorspronkelijk is als de obscene wending 3 Deze laatste verraadt zich alhierdoor als secundair dat het noodig is een nieuwe figuur in te voegen die nietpast in de economie van deze anders zoo simpele vertelling nl de moeder of degrootmoeder der dieven 4 De verschrikking van roovers door een geestverschijningis zelf een variatie van een bekend thema dat Aarne als type 1527 heeft aangeduiddieven worden verschrikt door een man die wonderlijk is toegetakeld door veerenin teer gestoken of ook door iets dat uit een boom tusschen hen in valt (Aarne1653) Aan dit laatste motief schijnt de voorstelling van het fableau waar despookscene onder een eik plaats heeft nog een herinnering te bewarenIndien nu deze vorm der episode e alleen in de West-Europeesche overlevering

voorkwam zou het gemakkelijk zijn hem te verklaren de dichter die het oudstefableau gemaakt had zou de scabreuze tendenties dezer poeumlzie getrouw degeestigheid in het obscene gezocht hebben En dan zou ook het voorkomen vandezen zelfden trek in de Deensche traditie aangemerkt mogen worden als hettreffendste bewijs van haar afhankelijkheid van de Fransch-Vlaamsche literairevormen Maar die eene Oekrainsche variant dan waarin wij hetzelfde aantreffenZij stamt uit de mondelinge overlevering wat duidelijk daaruit blijkt dat er evenalsin de Wit-Russische varianten sprake is van vuurslaan Het is echter nietbuitengesloten dat er een secondaire invloed van de Westersche literaire bronnenop deze populaire overlevering gewerkt heeft Ik geloof niet dat men op grond vandeze variant gedwongen zou zijn aan te nemen dat er een over geheel Europaverspreide obscene redactie naast de onaanstootelijke versie geleefd zou hebben1)

1) Het is zelfs niet onmogelijk dat onafhankelijk van de Westelijke traditie in de Oekraine deobscene wending ontstond daar immers zeer algemeen aan de ontbloote pudenda een grootetooverkracht wordt toegeschreven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

256

Het is opmerkelijk dat wij met betrekking tot de Oekrainsche overlevering ook bijandere verhalen eigenaardige verhoudingen aantreffen Een geval dat volkomenanaloog is met het hier genoemde is het volgende In de verzameling van Rudčenkowaarin ook onze variant SU 1 voorkomt staat een verhaal dat ten nauwstesamenhangt met het fableau lsquoTrois Dames qui troverent lanelrsquo waarvan twee versiesovergeleverd zijn1) Het hierin behandelde motief vinden wij nu

1 in een paar West-Europeesche literaire bewerkingen (fableau en Ital novellen)2 in de volkstraditie en wel a in Skandinavieuml (met een uitlooper in Schotland) b

in Italieuml (onder invloed der literaire traditie) c in de Oekraine

Waar twee zoo volkomen gelijke gevallen optreden mogen wij aannemen dat ereen verklaring voor deze eigenaardige verhoudingen gevonden zal worden2)Tegenover de samenhangende traditie in Oost-Europa zooals ik die in sect 6 schetste

staat in het Westen een zeer fragmentaire overlevering Aangezien deSkandinavische vormen wel uit de Fransch-Vlaamsche traditie zullen zijn afgeleidvinden wij het verhaal slechts op twee beperkte en geografisch ver uiteengelegengebieden in Fransch-Vlaamsch gebied en in het Oostelijk deel der Po-vlakte Er zijngeen aanwijzingen dat het eenmaal op een veel uitgestrekter gebied zou zijnverspreid van welke overlevering de beide genoemde streken de eenige bewaarderesten zouden bewaard hebben integendeel

1) Zij zijn afgedrukt bij Montaiglon-Raynaud I 15 en VI 138 Zie verder Liebrecht Zur Volkskundeblz 139 Beacutedier Les Fabliaux blz 228 en 415 Cloeumltta in Herrigs Archiv 93 (1894) blz 212

2) Van het verhaal lsquoKeizer en Abtrsquo bestaat een redactie die in eenige literaire bronnen voorkomt(Johannes Gobii Vita Aesopi Jan van Hollant Jehan Mansel) en daar naast in eacuteeacuten populairevariant uit de Oekraine Prof Anderson in zijn studie over dit verhaal scheidt op blz 295 delaatste overlevering van de literaire door aan te nemen dat zij toevallig is ontstaan Het blijftniettemin een opmerkelijk voorbeeld voor de merkwaardige overeenstemming tusschen deOekrainsche mondelinge traditie en West-Europeesche literaire vormen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

257

wij noemden in sect 4 een argument dat zeer beslist tegen een vroeger grootereuitbreiding spreekt en merken hier nog op dat het zeker niet toevallig zal zijn datop de beide plaatsen ook een literaire overlevering optreedtHet is nu opmerkelijk dat deze beide overleveringsgebieden de omgeving vormen

van twee in de Middeleeuwen zeer belangrijke handelssteden van Venetieuml enBrugge Dit zal wel niet toevallig zijn Dit verhaal waarin sprake is van list tegen listom zijn goed tegen dieven te beschermen schijnt wel bijzonder geschikt om in densmaak van kooplieden te vallen Is het dan niet mogelijk dat deze vertelling uit hetOosten werd overgebracht naarWest-Europa door de kooplieden die op den Levantvoeren Aanvankelijk beperkt tot de kringen der kooplieden kon het ook in demondelinge overlevering overgaan zooals in Lombardije het geval geweest is inde Nederlanden echter schijnt dat niet gebeurd te zijn hier heeft de boerdendichterzich van de stof meester gemaakt en daaraan een bijzonderen vorm gegevenToch heeft deze dichter aan het verhaal dat hij hoorde vertellen niet veel

veranderd Hij heeft hier en daar een detail uitgewerkt maar in hoofdzaken lag destof kant en klaar voor hem Ik acht het waarschijnlijk dat de groteske scene vanepisode e aan zijn rauwe fantasie moet worden toegeschreven Overigens blijkt uitde talrijke afwijkingen die wij in sect 1 tusschen de overgeleverde boerde en het fableauaanwezen dat de dichters juist in de detailleeringen zeer vrij te werk gingen en hierzien wij duidelijk hoe veel verder zich dan het verhaal van den ouden vormverwijderen kon dan dat mogelijk is door de variabiliteit der mondelinge overleveringdie aan bepaalde in de stof zelf gegeven mogelijkheden gebonden is Hoe vrij dedichters met de stof omgaan zagen wij in de manier waarop het verhaal werdingeleid nu eens verbonden met het verhaal van den eierdiefstal en dan weer nietOpmerkelijk is ook hoe ieder dichter zijn eigen moraal uit de vertelling haalt JeanBedel besluit met de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

258

opmerking lsquomale est compaignie agrave larronrsquo een waarheid die juist met de inleidingverband houdt en overgenomen wordt in het IJslandsche verhaal (svaacute laukz thorneirravinaacutetta sem vaacutendum moumlnnum er tiacutett iacute syndaliacutefi) De Nederlandsche dichter echtereindigt eigenlijk zeer te onpas met de opmerking

Alse een doet bederve quaetSie dat hijs te tide avestaetEer hem scade of verdrietOppenbaer daer af ghesciet

Waar wij zulke parallelle vormen aantreffen moeten wij dus niet denken dat deeene redactie uit de andere werd afgeleid door een paar motieven te wijzigen oftoe te voegen maar de dichter maakt uit de stof die hij gehoord heeft een geheeldat in overeenstemming is met zijn eigen opvattingen het is dit persoonlijke elementdat den bouw en de samenstelling van het gedicht bepaalt Men ziet dat in het detailhoe er getracht is de handelende personen eenigszins te individualiseeren door zeieder een eigen naam te geven die intusschen toch weer gewoonlijk vanallegorischen aard is De IJslander noemt ze Slecht Erger en Ergst de Franschmanechter Barat en TraversDe Nederlandsche boerde of het Fransche fableau dat er aan ten grond ligt

ontleende zijn stof dus aan een mondelinge traditie maar dit dient er dadelijk aantoegevoegd aan een overlevering van een bepaalde soort Het publiek verlangdewat de dichter Gautier van zijn eigen fableau zei lsquoLaventure est et bone et bele Etla rime fresche et novellersquo Indien dit dievenverhaal reeds lang in den volksmondgeleefd had was het wel minder geschikt om in deze op nieuwigheden belustekringen te worden voorgedragen Maar als het in dezen tijd uit het Oosten doorkooplieden was overgebracht lag er de glans van nieuwheid overWij zien hier een voorbeeld van de wisselwerking tusschen literaire en mondelinge

overlevering Het verhaal wordt door

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

259

mondelinge overdracht naar het Westen gebracht en leeft daar in bepaalde kringender bevolking die zich voor dit verhaal interesseeren Daaruit kan de dichter voorzijn poeumlzie putten Het kan echter ook in de breedere volksoverlevering overgaanals daarvoor een gunstige gelegenheid zich aanbiedt In de Nederlanden is dit niethet geval geweest maar in Denemarken waarheen het verhaal door den levendigenOostzee-handel zal zijn overgebracht gebeurde dit wel

Het onderzoek van deze overlevering toont ons ten duidelijkste met hoeveelmoeilijkheden het opstellen eener bevredigende verklaring gepaard gaat Het is welte begrijpen dat men wel eens aan de mogelijkheid gewanhoopt heeft op de vraagnaar den samenhang van populaire tradities en literaire bewerkingen (zoo als defableaus en de boerden) een afdoend antwoord te kunnen geven en zich neerlegdebij het aannemen der mogelijkheid van een mondelinge overlevering die opverschillende plaatsen spontaan ontstaan zou zijn Intusschen zoodra wij zoogelukkig zijn een tamelijk uitgebreid materiaal te bezitten blijkt het ook mogelijklijnen van ontwikkeling vast te stellen en daaruit putten wij voor ons de overtuigingdat ook in die gevallen waar een zeer gebrekkige documentatie ons niet toestaatden onderlingen samenhang aan te toonen aan het bestaan van een dergelijkensamenhang niet mag worden getwijfeld Het door ons behandelde vertelmotief iseen goed voorbeeld van een overlevering die op het oogenblik in alle bijzonderhedenvolstrekt niet verklaard kan worden maar waaromtrent wij nochtans reeds voldoendeaanwijzingen hebben om het vermoeden te wettigen dat een dergelijke verklaringbij nauwkeuriger documentatie gevonden moet kunnen wordenIk wil nog even samenvatten wat het vergelijkende onderzoek van het tot nu toe

gepubliceerde materiaal ons leert Het verhaal der dievenlisten zooals hetsamengesteld is uit een vast aantal trekken werd op een of andere plaats verzonnenen heeft zich vandaar over Europa verspreid Waar het

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

260

het eerst verteld werd valt niet met zekerheid uit te maken Wij kunnen echteropmerken dat een groot aantal van dergelijke vertellingen uit het Oosten naar hetWesten gekomen zijn en mitsdien een gelijksoortige ontwikkeling voor dit gegevenniet onwaarschijnlijk is Het verhaal in de Turksche verzameling der 40 Vizierenmoge daarom nog zooveel afwijken het blijft niettemin een aanwijzing voor hetbestaan van dit verhaaltype in het Oosten de samensteller van deze verzamelingof van het Arabische origineel behoeft natuurlijk niet slaafs de populaire overleveringgevolgd te hebben of ook naast deze redactie kan een andere literaire of half-literaireredactie bestaan hebben waaruit de latere populaire overlevering geput heeft DeKabylische varianten zijn waarschijnlijk als een late uitlooper van de Arabischeoverlevering te beschouwen weliswaar schijnt een invloed van Zuid-Europeescheverhalen wel op de volkstraditie van Noord-Afrika plaats gehad te hebben maarwaar in Zuid-Europa nergens dit dievenverhaal in zulk een volledigen vorm isaangetroffen als het nog heden ten dage bij de Kabylen voortleeft is dit laatste tochwel als uitgesloten te beschouwenWest-Azieuml misschien nauwer te begrenzen als Klein-Azieuml is dus als het

uitgangspunt te beschouwen Het is mogelijk dat het hierheen kwam van nogOostelijker gelegen buren maar alle aanwijzingen in deze richting ontbreken Vanhier kwam het naar Europa langs twee verschillende wegen Een zuiver populaireoverdracht had in het Oosten plaats en wel langs de kusten der Zwarte Zee naarZuid-Rusland Van hier drong het langs de zeekust naar de volkeren van denKaukasus die echter ook rechtstreeks den invloed der Klein-Aziatische overleveringondervonden kunnen hebben Sporadisch werd het verhaal ook in den Balkanbekend Maar de eigenlijke verbreiding vond dit verhaal in het West-Russischegebied waar het door het stroomgebied van Dnjestr en Duna Noordwaarts drongtot het in Litauwen bleef steken De overlevering draagt hier de duidelijke sporeneener mondelinge overdracht wijzi-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

261

ging van een aantal detailtrekken vermenging met soortgelijke verhalenverknoeiingen aan het begin en aan het eindVan geheel anderen aard is de verbreiding in West-Europa Hier vinden wij een

reeks literaire bewerkingen en daarmede verbonden een sporadisch optredendepopulaire overlevering Het waarschijnlijkst komt het mij voor dat het verhaal doorde handelsverbindingen met den Levant overgebracht werd naar enkelehavenplaatsen en daar in de kringen der kooplieden een zekere populariteit genootDoor dichters werd het motief overgenomen en in den vorm van fableau of boerdebehandeld Zoo geschiedde in het Vlaamsch-Noordfransche gebied Ook inLombardije werd het bekend naar alle waarschijnlijkheid op geheel analoge wijzedoor handelsrelaties van Venetieuml met den Levant Hier vond het verhaal een plaatsin enkele novellen-verzamelingen en daarnaast in de volkstraditie van een beperktgebied Het is opmerkelijk dat hier slechts enkele episoden van het geheele complexwerden overgenomen wat ons in de meening versterkt dat de overdracht naarItalieuml geheel onafhankelijk van die andere naar de Noordzeekusten plaats heeftgehadTerwijl wij van een volksoverlevering in de Vlaamsch-Noordfransche streken niets

afweten bemerken wij in Denemarken een tot op den huidigen dag nog levendigepopulaire traditie Zij is uit de handelsplaatsen der Noordzeekust daarheenovergebracht ook stellig door kooplieden want ofschoon het niet onmogelijk is datgedichten als fableau of boerde daarheen zouden zijn overgeplant in dit gevalmissen wij elke aanwijzing in deze richting De omstandigheden waren hier gunstigvoor een overgang in de volkstraditie waaruit dan weer uitloopers in de Noorschepopulaire en de IJslandsche literaire overlevering het gevolg zijnHet is van belang te constateeren dat de ontwikkeling van een verhaal in

oogenschijnlijk gelijke omstandigheden geheel verschillend kan zijn Het schijnt dathet toeval beslist of ergens een krachtige volkstraditie ontstaat of niet - maar dit

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

262

woord toeval beteekent eigenlijk het geheel van ons onbekende factoren die op deoverdracht van een dergelijk verhaal van invloed geweest zijn Hieromtrent kunnenwij voorloopig niets naders zeggen maar het is reeds voldoende wanneer wijaangetoond hebben dat men de verbreiding van volksoverleveringen niet naarenkele algemeene schemas mag verklaren Aan den anderen kant is er geen redenvoor een zoo groot scepticisme als Beacutedier in zijn onderzoekingen heeft getoondWel blijkt ten duidelijkste dat de betrekkingen van de populaire en de literaire traditiezeer samengesteld zijn en voor ieder bijzonder geval afzonderlijk onderzocht moetenworden Indien door een reeks van onderzoekingenmocht blijken dat ook in anderegevallen de verhoudingen dezelfde zijn als bij de boerde van III ghesellen die denbake stalen dan eerst zouden wij het recht hebben meer algemeene regels vanoverdracht der vertelstoffen uit literaire bewerkingen in de volksliteratuur enomgekeerd op te stellen

A r n h em J DE VRIES

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

263

Majombe (Tschr XLV 52-9)

De heer SP LHonoreacute Naber te Utrecht heeft de vriendelijkheid gehad mij teverwijzen naar Pieter van den Broeckes Korte historiael ende JournaelscheAenteeckeninghe van al t gheenmerckwaerdigh voorgevallen is in de langhduerighereysen soo nae Cabo Verde Angola etc welk werk in 1634 - hetzelfde jaar waarinCats zijn Spaensch Heydinnetie schreef - te Haarlem tot tweemaal toe verscheenen dus blijkbaar veel gelezen werd Aldaar vindt men inderdaad op blz 19 (van dendruk bij HP van Wesbusch = blz 15 van den anderen Haarlemschen druk bij HJBrouwer) lsquoIn de selve maendt noodichde my de Koninginne Manny Lombe op eenjonghen Olifant te gast om by my te slapen liet my op haer Hoff van haer dienaershalen dede my met gheweldt van den Olifant eten die soo vreesselijck stonckdatter qualijck van wierdt ende sondt my daer naer weder nae huys qualijck tevreden zijnde met [ed 1648 blz 17 om dat] haer niet ten dienste wilde staenrsquoNeemt men nu verder in aanmerking eenerzijds dat de tweede der bovenvermeldemin of meer bekorende uitnoodigingen geheel strookt met de mededeelingen opblz 9 en 14 van genoemd reisverhaal over de sexueele zeden der inwoners vanAngola en met die van Josselin de Jong omtrent die der lsquoMani Lomborsquo (hierbovenblz 58) anderzijds dat de volks- of landnaam Mayomba in datzelfde reisverhaalkort voor en na genoemde passage (blz 12 en 22) eveneens voorkomt danmogenwij het raadsel van den naam van Preciosas pleegmoeder wel opgelost achten opde boven blz 58 gegiste wijze en aannemen dat Cats bij het dichten zijner novellehet juist verschenen en pas gelezen boek voor zijn geest misschien voor zich optafel gehad en daaruit den

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

264

naam van het ongure wijf ontleenende de twee bijna gelijkluidende namen metelkaar verward heeft1)Den naam Mayomba had Cats trouwens ook kunnen kennen - meldt de heer

Naber verder - uit de Schiffarten van Samuel Brun in 1624 te Bazel gedrukt (herdruktdoor de Linschoten-Vereeniging dl VI 2de afd zie ald blz 5) Daar Brun alleenmet Nederlandsche schepen gevaren heeft is zijn werkje hier te lande zeker welbekend geweest Doch de eerstgenoemde zegsman blijft juist wegens de verwarringder beide namen verreweg waarschijnlijkerHoezeer derhalve uit eene vergissing geboren heeft de naam in onze literatuur

zooals gebleken is fortuin gemaakt

O e s t g e e s t Juni 1926JW MULLER

[Kleine mededeelingen]

137 Scholver (Moortje vs 2939)

Men denkt bij dit woord scholver (= lomperd lummel) aan den aalscholver en wildan verband met dien vogel zien om zijn vuilheid (Winschooten Seeman 2345)Maar waarom is die vogel vuil Omdat hij duikt naar visch en dan nat wordt al is took van water uit een poel Meer voor de hand ligt t zooals in t Engelsch (bijShakespeare cormorant = slokop en als bijv nw gulzig) aan de vraatzucht vandien vischdief te denken en hem als beeld van vraatzucht te nemenLigt t vooral waar t Bredero geldt niet in de rede te denken aan schalvere

scholvre dat we in de Oudfriesche wetten lezen (Fivelgoeumlr wetten) uitg HettemaDokkum 1841 blz 124) di knecht gehuurde wapenknecht en dan ruwe klantdus gelijk lsquoboefrsquo dat naast knecht is geworden boosdoener

G r o n i n g e n GA NAUTA

1) Het op blz 59 noot 1 vermelde heb ik niet in bovengenoemd werk teruggevonden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

265

Rederijkersspelen in het archief van lsquoTrou moet blijckenrsquo

Aan Van Vloten komt de eer toe reeds in 1872 gewezen te hebben op het belangvan de rijke verzameling rederijkersspelen in het archief van de Haarlemse societeitlsquoTrouw moet Blijkenrsquo bewaard1) Op zijn voetspoor doorzocht Kalff in 1889 dezehandschriften en deed er een goede keuze uit voor zijn bundel Trou moet blyckenHoewel uit zijn inleiding en de inhoudsopgave van een zestal handschriften (in eenBijlage) bleek dat hij slechts een klein gedeelte van het archief bestudeerde duurdehet lang eer het onderzoek werd voortgezet de belangstelling voor derederijkerslitteratuur stond dicht bij het nul-puntEerst in 1911 gaf Dr HE van Gelder naar hs A een uitgave van Een spel van

sinnen van de hel van t brouwersgilde2) het volgend jaar schreef Mej Rena Penninkeen opstel over De rederijker Louris Jansz3) berustende op de lektuur van zijngezamenlike talrijke spelen4)Sinds lang is het bekend dat de verzameling van de lsquoPellicanistenrsquo afschriften

bevat van uit andere streken afkomstige stukken De gewoonte om ook elkandersspelen af te schrijven en op te voeren schijnt algemeen geweest te zijn In delsquoOrdonnansiersquo van de Nardus Bloeme te Goes hebben we daarvoor een duidelikeaanwijzing Onder het opschrift lsquoVan speelen te mangelenrsquo heet het daar lsquoItem ensal nyemant van de

1) In de Levensbode V blz 461 Proeven werden door hem uitgegeven in de Levensbode VIde Dietsche Warande X en het Nederlandsche Kluchtspel

2) Oud-Hollaud XXIX blz 2323) Oud-Holland XXX blz 2014) Het volledige afschrift dat de schrijfster daarvan maakte stelde zij welwillend tot mijn

beschikking

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

266

gildebroeders eenige speelen manghelen tegen de Camer om dye tegen yemantvan buyten de Camer weder om te mangelen maer indyen yemant van andereCamers begeeren tegen deese camer om speelen te mangelen dat salmen hemdoen op alzoo goet weder om dicht voor dicht naer scamers Rechtrsquo enz1)Soms is de oorsprong nadrukkelik vermeld maar soms achtte men het niet nodig

dit te vermelden en stond de tekst aan wijzigingen bloot vooral door invlechtingvan de eigen naam en zinspreuk waardoor het de schijn kreeg eigen werk te zijnDit bleek mij oa toen ik in deze verzameling een afschrift aantrof van Tspel vandeCristen Kercke2) voor een Haarlemse opvoering pasklaar gemaakt Deze vondstdeed mij het belang van een nader onderzoek inzien Een volledige publicatie vandeze omvangrijke handschriften zal vooreerst wel niet mogelik zijn al staat er veelin dat voor de kennis van sociale en kerkelike toestanden van belang is en al is ervoor het taalgebruik en de taalgeschiedenis der zestiende eeuw veel uit te lerenHet eerst nodige is dat men weet wat dit archief eigenlik bevat Een lijst van titels

zooals Kalff die gaf van de handschriften A-F of zoals het Gedenkboek van lsquoTroumoet blijckenrsquo (1922) van A-G3) is voor dit doel onvoldoende Voor een eventuelevergelijking met andere handschriften dient men de lijst van lsquopersonagesrsquo en deinhoud te kennen In de volgende bladzijden wil ik deze in beknopte vormmededelenen tevens wijzen op enkele gegevens die ons de herkomst met waarschijnlikheidof zekerheid kunnen doen vaststellen Van een aantal spelen die ik met een sterretjeteken bezit ik een volledig afschrift door mijn studenten vervaardigd Voor eenvoortgezet onderzoek of een mogelike uitgave zijn deze afschriften ter beschikkingvan belangstellenden

1) Naar een hs op de Kon Bibl in Den Haag In zijn geheel reeds te vinden bij SchotelGeschiedenis der Rederijkers in Nederland2 II 184

2) Zie de mededeling in dit tijdschrift deel XLII blz 156-1623) De daar gegeven lijst van Sotte Clnyten in hs G bevat bovendien fouten die de titels soms

onverstaanbaar maken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

267

Kluchten

Handschrift G bevat twintig lsquoSotte cluytenrsquo waarvan er slechts vier uitgegeven zijntwee door Van Vloten en twee door Kalff

1o Een batement van den Preecker (fol 1 423 vs)

Een weert genaempt JanPersonagesTwijf een waerdinneEen preecker broerDe prochiaenDe Coster

De plaats van de handeling is Hillegom De waardin komt verrukt thuis zij is gaanluisteren naar een lsquopreeckerbroerrsquo die door de dorpelingen met geschenkenoverladen werd Een daarvan een bigje dat hij moeielik mee kon nemen heeft hijhaar geschonken Dat zal opgekweekt worden en voortaan lsquode preeckerrsquo heten Naeen jaar komt de monnik in Hillegom terug vol angst hoe hij in zijn onwetendheideen preek in elkaar zal krijgen In de herberg gekomen hoort hij toevallig een gesprekvan de waard met zijn vrouw die zich beklaagt dat er geen vlees in huis is Danmoet lsquode preeckerrsquo maar geslacht worden besluiten ze In doodsangst ziet nu demonnik uit naar een schuilplaats om het gevaar te ontvluchten hij kruipt in hetvarkenskot Intussen maken de waard en zijn vrouw het hete water en de messenklaar Als er uit het varkenskot een luid gejammer komt menen ze dat het varkenbetoverd is De pastoor wordt er bij gehaald met de koster als gevolg Op komiesewijze begint de pastoor in verhaspeld Latijn het betoverde dier te bezweren op eenwijze die aan het bekende toneeltje in Nu noch doet denken Als het varken ook inhet Latijn gaat antwoorden volgt weldra de ontknopingDeze klucht die weinig ouderwetse of Zuid-Nederlandse woorden bevat kan dus

wel afkomstig zijn van een Haarlemse rederijker

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

268

2o Een esbatement van tcloen van Armoe (fol 7 593 vs)

Pover geselle een schoenlapperPersonagesQuaet Regement twijff spinnende endedat opt cloen winnendeWel bedegen een rijcke manTgeselschap een dronckaertTgemack een rijcke vrouwe

Dit allegoriese spel is eigenlik geen klucht Pover geselle doet vergeefse moeiteom het lsquocloenrsquo (= cluwe) van zijn armoede te verkleinen wat hij ook naait het baathem niet want Quaet regement lsquospint datse wint bij haer ontrint en woeltet opt cloenvan armoersquo Wel bedegen weet veel goeds te vertellen van Pover geselleswerkzaamheid en soberheid door lsquogoet regementrsquo zou hij in staat zijn om zijnarmoede te lsquovernaeyenrsquo Intussen is zijn hart lsquogevallen opt gemackrsquo Hij wordtmeegelokt door Quaet Regement en Tgeselscap de laatste stelt voor hem eenminnebrief op gericht tot Tgemack Zijn aanzoek wordt afgewezen met de wenkom zijn kwade raadslieden te verlaten Dan komtWel bedegen op met de spottendevraag lsquoHoe voerdy met u vrijenrsquo Nadat ook Quaet Regement schuld bekend heefteindigt het stuk met een toespraak tot het publiek waarin de moraal samengevatwordtDe taal van dit stuk is sterk Zuid-Nederlands getint wat oa blijkt uit de vervorming

van de rijmen door de Hollandse afschrijver

3o Een esbatement van Goossen Tayaert (fol 15 506 vs)

Goosen taeyaertPersonagesLoutgen loose vosBelij Goossen taeyaert sijn wijffBaerte Loutgens wijffEen OssecoperEen Coopman

Goossen een inhalige boer wil tegen de zin van zijn vrouw een koe aan devleeshouwers verkopen Loutgen wordt na lange onderhandeling de koper maarbehalve een hoge prijs verlangt de boer nog de huid en zes pond vlees De betaling

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

269

zal de volgende dag plaats hebben Als Belij de koop ontdekt ranselt ze Goossengeweldig af hij moet nu maar zorgen dat het geld binnenkomt Op weg naar de stadhoudt de boer die zich nu weer een held voelt een alleenspraak Loutgen en zijnvrouw Baerte hebben onderwijl de koe geslacht zij krijgt de opdracht aan de boeralleen de huid en de zes pond vlees te geven zonder het geld Die opdracht vervultze bovendien geeft ze de boer een pak slaag voordat hij huiswaarts gaat Aan deweg zit een ossekoper die goede zaken gedaan heeft zijn goudstukken te tellenIn de verte nadert Goossen die om zijn vrouw schrik aan te jagen de koehuid overzich heen heeft getrokken met de horens vooruit Voor die gewaande duivel vluchtde ossekoopman met achterlating van zijn geld Vergeefs roept Goossen hemachterna dat hij zijn geld niet begeert maar de koopman die een slecht gewetenheeft durft niet terug te komen Met de buit trekt Goossen verder Ook zijn vrouwjaagt hij een doodschrik op het lijf maar als hij vertelt van de gewonnen goudstukkenkomt alles in orde

4o Een Boertige Cluyt van den vloyvanger (fol 21v 594 vs)

Bottecroes eenen slechten boerPersonagesBlinde Baet sijn wijffVelthoender oft PatrisvangerBijmanQuackelaer

Bottecroes wordt door vlooien geplaagd en bedenkt allerlei middelen om ze tevangen Vergeefs zet hij een val daarin vangt hij alleen een kater Dan wil hij dekater de vlooien laten vangen Als hij ze met een boog wil doodschieten raakt hijbij ongeluk zijn vrouw Eindelik ontmoet hij buiten een bijman die met een bijenkorfin de hand lsquomet tcapproen opt hooft clinckende op een beckenrsquo zijn weggevlogenbijen zoekt roepende lsquoTe care bijkensrsquo Die korf koopt hij voor zeven kronen omer zijn vlooien in te vangen lsquoTe care vloykensrsquo zingt hij dan maar zijn vrouw bespothem over zijn dwaas-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

270

heid De volgende morgen ziet hij een patrijsvanger die op een paard de patrijzenin het net jaagt Dat net moet hij hebben Voor drie lsquorijnsch guldenrsquo wordt hij eigenaarmaar weer is de vangst vergeefs Nu zal hij de patrijsvanger wel krijgen Bij vergissinggaat hij een quackelvanger te lijf totdat de verwarring blijkt Deze geeft hem nu deraad een lsquopansierrsquo aan te doen maar ook dat helpt niet Met twee hellebaarden gaathij op de quackelaer af Neen zegt deze ik bedoelde een heel ander lsquopansierrsquo nlvan lsquoses of seven vanen goet leyts bierrsquo driemaal in de week te gebruiken Datmiddel helpt Bottecroes uitstekend en als de quackelaar komt informeren zegt hijtevreden dat lsquopansierrsquo zal ik meer aandoenDeze klucht is door de Haarlemmers gespeeld te Leiden in 1596 bij de wedstrijd

ten bate van de loterij door Schotel uitvoerig beschreven1) dezelfde wedstrijdwaarvoor Jan van Hout zijn loterijspel schreef De proloog laat daaromtrent geentwijfel als de uitnodigende kamer wordt genoemd Lieft is tfondament (de zinspreukvan deWit Acoleyen) terwijl verder gedoeld wordt op de andere aanwezige kamerstgoutbloemken (Gouda) lsquodie daer houden in liefden accoortrsquo (De Kempenbloem vanKatwijk aan Zee) Den Aeckerboom (Vlaardingen) de blaeu acoleytgens(Rotterdam) den edelen Wijnranck = Lieft boven al (Haarlem) Twit Angiertgen =In lieffden getrouw (Haarlem) tcorenaertgen (Katwijk) tcorenbloemken (Den Haag)den roden Lely lsquoonlancx hier gesprotenrsquo (Leiden)Wij weten trouwens uit Den Lusthof van Rethorica (1596) welke stukken er bij die

gelegenheid vertoond zijn maar in deze bundel werden de spelen niet gedrukt lsquoomde excessijve costenrsquo en lsquoomdat het meest al spelen zijn geweest die meer gespeeltzijn en uwer E eensdeels (so wy meynen) bekentrsquo (blz 148) Op blz 151 wordtdeze lsquodrollige of outbollighe Cluytrsquo vermeld met de vijf daarin optredende personenNu

1) Geschiedenis der Rederijkers in Nederland 2e druk I blz 278-286

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

271

ons van al de opgesomde spelen slechts Den Spieghel der liefden van Duym bekendwas levert deze tekst een nieuwe bijdrage om ons de aard van de rederijkerskunstop dit Leidse feest te verduideliken

5o Een cluyt van een boer (fol 29v 569 vs)

Deerste boerPersonagesDe boer sijn wijffDander boerEen waerdin chierlijck gecleet oftlichtvaerdlijckEen Quacksalver genaemt Meestermarten

Een boer gaat vergezeld van zijn vrouw naar de markt om eieren te verkopenDaar ontmoet hij een tweede boer die hem vertelt dat zijn vrouw een maand na hethuwelik moet bevallen hij gaat nu twaalf wiegen kopen voor elke maand eacuteeacuten eneen extra voor een mogelike tweeling Daarom verzoekt hij de eerste boer voorhem zijn kalf zo voordelig mogelik te verkopen De eerste boer gaat er alleen op uitmaar wordt het slachtoffer van een waardin die hem meelokt naar de herberg Zokomt hij terug zonder kalf en zonder geld maar hij waagt er een pak slaag aan Vanzijn vrouw en de buurman heeft hij heel wat te verduren Het volgende toneel begintmet de alleenspraak van een kwakzalver De eerste boer komt hem hulp vragenvoor zijn vrouw het is haar lsquoom thart geslagenrsquo zodat ze al twee dagen te bed ligtDe kwakzalver laat hem wijn halen voor een drank maar drinkt die grotendeels zelfop De boerin komt nu ten tonele om de kwakzalver uit te maken en daarna ook dewaardin te dwingen het afgezette geld terug te gevenDeze klucht is onhandig in elkaar gezet

6o Een cluyt van Lichtekoy (fol 37 518 vs)

Lichtekoy neefgenPersonagesVerneem Al sijn nichteGoetbloet de manHeeroom beveynst van schijnNeve

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

272

Deze lijst is foutief Lichtekoy is de vrouw van Goetbloet Hun nicht Verneemal heeftook een Man en een ongenoemde NeveLichtekoy beklaagt zich bij haar nicht Verneemal zij heeft er genoeg van de hele

dag te zitten spinnen voor weinig geld Naar buiten gegaan bedenkt ze hoe zehaar laatste kan melk verkopen zal voor twaalf eieren Daar komen dan twaalfkuikens uit die zal ze verruilen voor vier jonge varkens en die weer voor eenlsquoheyngstpeerdrsquo Dansend van vreugde laat ze de melkkan stuk vallen Dan ontmoetze Heeroom die haar geld biedt voor een samenkomst op de volgende dagVerneemal en haar man ontdekken de afspraak en gaan Goetbloet waarschuwenmaar zijn vrouw ontkent alles In de mening dat de lsquopaeprsquo de afspraak verklapt heeftkrijgt deze de volgende dag bij zijn komst eerst een pak slaag maar dan volgt weldrade verzoening op een drinkgelag Verneemal met haar man en neef verrassen hetpaar sluiten Heeroom in de kist en gaan Goetbloet halen Maar ondertussen weetLichtekoy de kist open te krijgen de pape wordt verlost en een hond wordt in zijnplaats opgesloten Als Goetbloet komt kan Lichtekoy haar onschuld bewijzen enhaar man tevreden stellen

7o Een esbatement vanden blinden diet tgelt begroef (fol 44 465 vs)

Den Blinde manPersonagesSijn CnapeEennen schoenlapper

Een blindeman bijgestaan door zijn Cnape zit te bedelen Voordat ze een rijkegaan bezoeken wil de blinde zijn vergaarde schat een aantal goudstukken gaanverstoppen In een aarden pot worden ze op een veilige plaats begraven Eenschoenlapper heeft hem van nabij bespied en haast zich om de schat op te gravenAngstige dromen kwellen de blindeman bij onderzoek wordt zijn vermoeden

bevestigd de schat is gestolen Alleen de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

273

schoenlapper kan de schuldige zijn Nu bedenkt de cnape een list ze zullen bij deschoenmaker een paar sterke schoenen bestellen voor een reis naar Rome Daarmoeten drie goudstukken (lsquoschuytgensrsquo) ingelapt worden als reserve op de reis Deblinde vertelt dan dat hij er nog wel honderd bezit die hij bij de andere honderd dieergens verstopt zijn wil gaan opbergen De schoenlapper loopt in de val Om eengrotere buit te bemachtigen gaat hij de gestolen geldstukken op dezelfde plaatsterugbrengen Vol spanning graven de blinde en zijn cnape de pot weer op Nuzullen ze de dief een poets bakken De pot wordt met drek gevuld en opnieuwbegravenDe schoenlapper die zingende opkomt wordt nu op zijn beurt bespied Na een

alleenspraak tast hij in de pot en grijpt in het vuil Nu begrijpt hij hoe hij gefopt ismaar hij troost zich met de gedachte dat lsquogroot rumoerrsquo hem toch niet baten zouDe taal van deze klucht die goed van samenstelling en levendig van toon is komt

mij voor sterk Zuid-Nederlands getint te zijn al is in de slotregel de naam lsquoTrou moetblijckenrsquo te pas gebracht

8o Een esbatement vanden Luystervinck (fol 49v 641 vs)

Een fray JongelinckPersonagesDe moederDe dochterDe vader genaemt bouwenDen clapart ofte LuystervinckBelij de gevaijer

De jongeling uit zijn ongeduld dat zijn vrijage zo lang duurt zonder resultaat Zijnmeisje wordt om een boodschap gezonden maar ze is bang omdat ze langs hethuis moet van een pas gestorven buurvrouw Onderweg ontmoet ze haar vrijer Opzijn aandringen bedenkt ze een list zij kan hem moeielik s avonds ontvangenomdat ze op de kamer van haar vader slaapt Daarom zal ze een verhaal opdissenvan een ontmoeting met de geest van de afgestorvene die haar de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

274

belofte afgedwongen heeft om hem s avonds alleen op de zolder te ontvangen Ditvindt geloof bij de ouders Alle licht wordt s avonds gedoofd en de ouders verkerenin grote angst over de kwellingen die hun dochter zal moeten ondergaan Dan treedtde luistervink op in een eigenaardige rol hij is geen spion of verklapper maar laattussen de klachten van de ouders telkens zijn spottende opmerkingen horen Eindelikkomen de ouders met hulp van de lsquogevaderrsquo achter het bedrog maar om dejongeling niet af te schrikken zien ze af van strenge maatregelenIn deze klucht wordt de naam Heemstee genoemd als de plaats waarheen het

meisje een boetetocht moet doen om de geest tevreden te stellen De levendigetoon en stijl gepaard met tal van Zuid-Nederlandse eigenaardigheden in de taaldoen eer aan een Brabantse oorsprong denken Deze onderstelling wordt versterktdoor een plaats midden in het stuk (fol 55v) waar de luistervink zegt

lsquoWistent dongeleerden sy souwens niet heelenIck weet wel sy souwen daer een spul off spelenen het waer oock seecker wel spelens waertrsquo

Zou dit niet wijzen op de rederijkerskamer lsquoWt jonsten versaemtrsquo te Lier waarvande leden zich noemden d Ongeleerden1)

Dat aan het slot weer gesproken wordt van lsquodese cluyt van ons Pellicanistenrsquo kanbetrekking hebben op de vertoning

9o Een spel of Esbatement vande dove Bitster (fol 58 465 vs)

Deze titel is onjuist hij slaat alleen op de proloog gelijk reeds dadelik blijkt uit deopsomming van de

Baet een dove bitsterPersonagesDove Nelle een heeckelster

1) Zie Schotel Geschiedenis der Rederijkers2 II 270

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

275

Personages vant spulLippe suermont een boerVrolijck betgen sijn wijff een boerinAechtgen schoontooch haer lantmeytFaes blincktant drie lantvrijersBouwen schuerbier drie lantvrijersHeyn Leechderm drie lantvrijers

De aardigheid van de proloog berust daarop dat de beide doven elkaar antwoordengeven die slaan als een tang op een varken Volgens een aantekening kan deproloog ook weggelaten wordenLippen en Betgen sturen de meid Aechtgen tegen de nacht uit Dan vertelt Betgen

hoe er drie vrijers voor Aechtgen geweest zijn die zij een poets wil bakken Zij heefthet drietal te woord gestaan alsof ze zelf Aechtgen was en hun tegen de nachteen samenkomst beloofd Nu moet Lippen in vrouwekleren de rol van Aechtgenspelen terwijl Betgen zal optreden als Lippen Achtereenvolgens worden de drievrijers in het donker ontvangen door de gewaande geliefde die hun de kleren doetuittrekken en ze naar het bed geleidt waar plotseling de stem gehoord wordt vande pseudo-Lippen Verschrikt laten ze zich wegstoppen De eerste maal gaat ereen in t builvat dan een in t loogvat en de derde keer een in de schouw Nu zijnze gevangen Lippen gaat aan t builen en Betgen aan t vuur maken en aan t vullenvan het loogvat met heet water In doodsangst vluchten de vrijers naar buitenverblind door stof en rookDaar vertellen ze aan de terugkerende Aechtgen die ze niet zien kunnen hoe

het meisje hen bedrogen heeft Tot overmaat van ramp lacht ze haar drie blindeaanbidders uitIn de proloog komt een plaatsnaam voor die een Zuid-Nederlandse oorsprong

zou doen vermoeden er wordt gesproken van lsquoom vlas gaen reysen tot dermondersquoDat aan het slot melding wordt gemaakt van lsquoheel hollantrsquo is mogelik weer op rekeningvan de Hollandse afschrijver (of bewerker) te stellen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

276

10o Esbatement (fol 65 669 vs)

Lijs twijff van lippenPersonagesJan vleermuys een fray man parsoonLippen harman oudelijck gecleetSober Costgen als een rabbautSlickmorse[e]l als een rabbaut

Lijs is ontevreden over haar oude man en zoekt troost bij Jan Vleermuys met wieze de afspraak maakt s avonds in een schuur buiten de Kruispoort samen te komens Avonds verlaat ze het bed zet zich boos bij de haard en dreigt haar man dat zedaar zal blijven zitten Heimelik kleedt ze met een keurs een lsquobottercarnersquo aan zetdie bij de haard en verdwijnt Vergeefs spreekt Lippen die stomme pop aanTwee hongerlijdende schooiers dringen binnen en halen eten en kleren weg

Lippen vreest dat zijn vrouw aan de haard van kou gestorven is maar hij kan haarnergens vinden Het volgend toneel geeft het afscheid van het minnende paar Janbelooft door het venster Lijs te komen opzoeken De boeven smullen van hun buithun dobbelen loopt uit op een vechtpartijLijs komt thuis en verneemt de diefstal haar man zal de volgende nacht beter

oppassenWanneer Jan dan binnensluipt wordt hij voor de dief aangezien en gevatLijs te hulp geroepen doet alsof ze zich vergist en gooit Lippen de pot metlsquocamerlogersquo over t hoofd Tot een bekentenis gedwongen beloven Jan en Lijsbeterschap Daarop schenkt Lippen vergiffenis en legt hun het stilzwijgen op om deopenbare schande te vermijden want lsquowistent sommighe sy dichten er wel aff eencluytrsquo Ten slotte richt Lippen zich tot de toeschouwers met de vermaning om voorhun vrouwen toegefelik te zijnVolgens een aantekening is deze klucht gespeeld op Sint Jan 1589 en 1606

11o Een Cluyt van Hans Snapop (fol 73v 450 vs)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

277

Jan Lamsoyr een lantmanPersonagesGriet Snatertans sijn wijffTruy Belhorens haer buerwijfHans Snapop een leechgangerDe schoonne waerdin een lichte vrouwe

Monoloog van Jan (rondeel) voor zijn lsquogarstersquo heeft hij veel geld gemaakt en nuwil hij lsquoden stemans sleurrsquo eens houden dwz wijn drinken en de lsquoschone waardinrsquogaan bezoeken gelijk Hans Snapop doet die daar lsquohalff weert te huysrsquo is Hij klopten wordt vriendelik ontvangen De kosten van het drinkgelag waaraan ook HansSnapop deelneemt betaalt de verliefde boer - Griet klaagt dat haar man die nachtuitgebleven is en vraagt haar buurvrouw Trui om raad en hulp Ze ontmoeten dedronken Hans Snapop die verraadt dat Jan bij de waardin lsquoin t verckenshooftrsquo isDe afstraffing volgt Griet ranselt haar man en Trui de waardin Een vermanendwoord tot het publiek besluit de onbeduidende klucht die wat de taal betreft welNoord-Nederlands kan zijn Men lette daarbij ook op het liedje dat Hans zingt (fol76) lsquoTe Uytrecht aen de vest sprack ick mijn soetelieff lestrsquo enz

12o Een Cluyt van Lijsgen en van Jan Lichthart (fol 79v 458 vs)

LijsgenPersonagesJan LichthartMeester HuybertTwee buerwijven

Jan Lichthart is een onverbeterlike dronkaard die zich aan de dreigementen vanzijn vrouw niet stoort Lijsgen wil hem eerst met zachtheid genezen en vraagt aanMeester Huybert eenmiddel tegen haar mans lsquocranchooftrsquo Maar een pintje lsquowijneeckrsquomet een lsquopoergenrsquo brengt weinig baat De buurvrouwen weten een beter middel zezullen Jan lsquodoen springen op de dekenrsquo als hij weer dronken ligt Daartoe verkledenze zich in het wit met bedekte gezichten als lsquoalven of nachtmaerenrsquo Bij deeerstvolgende gelegenheid laten ze

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

278

de dronkaard in doodsangst voor de lsquogeestenrsquo lsquoop de deken springenrsquo dat hijsuizebolt Na die bewerking wordt hij op de mesthoop neergelegd waar hij devolgende morgen ontwaakt Berouwvol klopt hij aan en doet zijn vrouw verslag vanhet nachtelik avontuur Zijn vrouw die zich van den domme houdt schenkt hemvergiffenisIn het handschrift ligt op een los blad een lsquospreeckende prologersquo (43 regulen)

Ook deze klucht kan wel door een Haarlemmer geschreven zijn in het eerste toneelworden Schooten en Velsen genoemd

13o Van Qua Belij en Jan Sul

Lijs oft anders belij quaetpurckPersonagesJan SulCoppen slimbeckDroncken gille

Deze klucht waarschijnlik van een Hollandse auteur is afgedrukt door Van Vlotenin zijn Levensbode (VI blz 325-349) De voornaamste onjuiste lezingen vindt menin de noot verbeterd1)

1) Blz 326 r 1 wijzen ons (l wijzenmans) r 3 klucht (l cluyt) - blz 327 r 2 meeren (l oneeren)r 5 leefde (l leefden) r 7 getrent (l gewent) r 16 saen (l plaen) - blz 328 r 4 mijn (l mij)r 6 ophoueumln (l ophouwen) r 11 mag (l moch) r 15 luren (l luijeren) - blz 829 r 3 striklijks(l strickx) r 7 wou (l woud) r 11 mosterd (l mostaerd) r 20 gaat (l sout) - blz 330 r 5mosterdpot (l mosterpot) r 11 vallende vel (l vallend evel) r 13 vuisten (l juvijsten()) -blz 331 r 2 stuk (l stick) r 9 slechts (l slechs) r 10 zinnen (l zeden) r 14 boekweite (lboekweide) - blz 332 r 11 sloot het (l sloot et) r 12 was er (l was) r 15 cier (l chier) r20 Mij (l Mijn) - blz 333 r 1 moest (l most) r 8 dozijne (l douzijne) r 12 slechts (l slechs)- blz 334 r 2 terdegen (l tedegen) r 5 blijdschap (l blijscap) r 8 10 mij (l mijn) - blz 335r 3 veinzen (l veissen) r 18 griek (l griet) r 20 dezen (l deze) r 23 tranen als (l tranenvan) - blz 336 r 9 danken (l dansen) r 9 mij (l mijn) - blz 337 r 2 steekt mij de (l steekmij die) r 4 de (l die) mij (l mijn) r 8 verleere (t vercleere) r 11 kakkert (l kakkaert) r 12ter galge (l ter galge ter galge) Na r 15 invoegen dat ghij sout houwen om mijn motijff -blz 338 r 9 t aarsgat (l aarsgat) r 18 om jokken (l om tjockx) - blz 339 ijzeren (l ijzere)raadt raadt (l wadt raadt) - blz 340 na r 17 staat Jan r 21 omtrent (l ontrent) - blz 341r 14 planken (l planke) - blz 342 r 9 zang (l zangen) r 9 geschater (l geschatere) - blz343 r 3 privaat (l prevaet) r 6 mij (l mijn) - r 8 dit wijs (l sijt dit wijs) r 11 etc merci (lmercijs) - blz 344 r 7 varkenskot (l verkenskot) r 16 zeg (l zegt) - blz 345 r 5 zegt (lDenckt) r 14 slechts (l slech) - blz 346 r 1 durf (l derft) r 4 tegen (l tegens) r 12 vallendevel (l vallend evel) r 15 wegge (l weggen) r 20 mannen (l mannen mannen) - blz 347r 3 rigeur (l regeur) - r 5 genoeg (l genoch) - r 6 slechts (l slechs) - r 7 afgebroken (lafgesneden) r 13 blamagie (l blamatie) - r 17 te stier (l ten stier) - blz 348 r 7 uw (l u)- blz 349 r 5 gedaan (l geboon)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

279

14o Cluyt van Tielebuys die wederom herdragen wilde sijn

Van Vloten gaf deze aardige klucht uit in het Nederlandsche Kluchtspel (I 168-187)maar zijn tekst wemelt van slordigheden en zinstorende fouten1)

15o Van het gelt (fol 100v 484 vs)

Gelt een manPersonagesVrientschap een manSchoone woordenAerts hemelrijck een vrouken netgecleetLoos propheet[g]en een knaep rustichgecleetEen heer als een ridder

Gelt Vrientschap en Schoone woorden vieren samen feest in een tavernelsquoBegeerte van eerenrsquo genaamd Allen maken het hof aan de waardin lsquoAertshemelrijckrsquo die hun als taak opgeeft zoveel mogelik lsquosuychbenersquo te verwervenDaartoe begeven ze zich naar het hof van een Heer Loos propheetgen zijn dienaarvertelt in een alleenspraak dat de Heer die meestal dronken is een mandvollsquosuychbenenrsquo bezit maar niemand toegang geeft die hem niet de handen zalft Hetdrietal nadert dan het hof Schoone woorden solliciteert naar de betrekking vanlsquoduynmayerrsquo Vrientschap wil lsquoopperste valckenjagerrsquo worden maar Gelt alleenverwerft zich de gunst van de heer hij kan zoveel zuigbenen krijgen als hij maarwil Als Gelt dan ook voor zijn vrienden pleit krijgen ze elk een zuigbeen om hunde mond te stoppen Het slot is

1) Uit mijn collatie bleek dat Van Vloten dit handschrift gebruikt heeft en niet een ander nuverloren handschrift gelijk Kalff meende (Gesch der Ned Lett in de 16e eeuw I 296 noot)Intussen vermeldt Kalff twee andere handschriften te Brussel en te Leiden waaruit hij in zijnhandexemplaar enige varianten aantekende Een nieuwe uitgave naar de drie handschriftenzou stellig gewenst zijn In afwachting daarvan kan mijn collatie naar dit handschrift voorlopigallerwege blijven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

280

zeer zonderling Gelt bidt dat lsquoelckerlijc in glorieumln crijgen moet een suychbeen datis goods aenschijn soetrsquoDe taal toont duidelik dat de Haarlemse afschrijver een Brabants origineel - niet

zonder fouten - kopieerde Daarmee is in overeenstemming dat tegen het eindegesproken wordt van Brussel lsquoTis te bruyssel aldus in telcker stadt Niemant verjonnetons al hebben wij wadtrsquo

16o Van de Schuyfman ed Kalff17o Van Hanneken Leckertant ed Kalff

18o Een cluyt van vier parsonages (fol 123v 380 vs)

Boerdelijck geckDe welcke sijn deseSubtijl von sinnenLoerisCoster Johannus

Boerdelijck geck komt sprekende en zingende op Met zijn vrouw Subtijl vansinnen krijgt hij ruzie over hun zoontje Loeris die buiten met koten speelt Als devader uitgaat wacht de moeder op Coster Johannes met wie ze een afspraak heeftOm gedekt te zijn laat de koster zich lsquoNiemantrsquo noemen want Loeris blijft spelenlsquoop t einde vant teneelrsquo Midden onder een smulpartij komt Boerdelijck geck thuisDe koster kruipt weg achter de deur Loeris vertelt aan zijn vader dat Niemant hemgetrakteerd heeft en hem speelgoed beloofde maar als de koster wegloopt zegthij lsquoDagravet is Niemant die ik meenersquo De vader doet alsof hij niets merkt maar bij eenvolgend bezoek van de koster vraagt hij hem raad een hond maakt het hem lastigwant lsquowaer hy een podt vint die qualijck sluyt daer steeckt hij sijn hooft inrsquo Die hondmoet dus in een blok gesloten worden de koster moet zelf als een proef dienen ofdat zou gaan Weldra zit de koster in het blok lsquoHach hay mijn vaertgen heeft denhont gevangenrsquo zegt Loeris Nu hij lsquovernoemtrsquo is moet hij ook lsquoverdoeptrsquo worden inhet water lsquoAldus behoort men die Loopers te croonenrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

281

19o Van Reyn genuecht en Menich Vileyn (fol 128v 482 vs)

Reyn genuechte een vrou persoonPersonagesMenich vileyn een dronckaertJoncheyt int sodt gecleetSonder quaet int sodt gecleet

Reyn genuecht beklaagt zich over de mishandelingen van haar tweede manMenich vileyn Haar twee vriendelike kinderen Goede genuechte (= Jonckheyt) enSonder quaet komen juist van Amersfoort waar onder de rederijkers prijzen tewinnen waren Reyn genuecht kon er niet heen omdat haar man een vijand vanRhetorica is Daarvoor verdient hij een afstraffing Als hij dronken thuis komt zullenze hem in een laken genaaid op een stoel zetten en dan zal Sonder quaet voorpriester spelende hem lsquobelesenrsquo De dronkaard komt ten tonele en uit zijn minachtingvoor Rhetorica Onder de spot van de familie valt hij in slaap Dan wordt het planvolvoerd men maakt Menich Vileyn wijs dat hij een geest is en haalt de vermomdepastoor die de raad geeft hem af te ranselen Dat is de straf voor zijn versmadingvan Rhetorica lsquodie voortgebracht is vanden heyligen geestersquo want zij verklaartlsquogodes schriften rijckelijckrsquo Al belooft Menich vileyn beterschap de lsquobroerkensrsquo gaanvoort hem te bespotten te sarren en te mishandelen oa door zijn mond met eenstok open te spalken Zij dansen om hem heen terwijl Reyn geneucht een liedjezingtEindelik wordt de pijniging gestaakt Menich Vileyn bekeert zich en wordt herdoopt

in lsquoGhenuechelijcke voortstelrsquo Dan volgt de moraal als alle lsquovileynsrsquo evenzo hunlsquoschimpich moeyenrsquo laten zal Rhetorica weer kunnen bloeienAan het slot is ingevlochten de spreuk twoort is crachtich toebehorende aan De

roode angieren van Rhijnsburg De taal is sterk Brabants getint Misschien is dusJan Fruytiers de factor van deze kamer lsquovermoedelijk Brabander van geboortersquo1)de auteur van dit spel

1) Te Winkel Ontwikkelingsgang 2II 469

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

282

20o Een cluyt van Geert en Maes (fol 135v 433 vs)

Geert een manPersonagesMaes een manBateTruye

De buren Geert en Maes hebben weduwen getrouwd die hun het leven zuurmaken omdat de mannen altijd in de tavaernen bier drinken Om de vrouwen dielsquoten sermoenersquo zijn schrik aan te jagen verkleedt Geert zich als een geest Hij maaktzijn vrouw wijs dat hij de geest is van haar eerste man Hanne Hij vraagt om geldvoor zielmissen want ook de eerste man van de buurvrouw is in het vagevuur enheeft die hulp nodig Doodsbenauwd beloven de vrouwen het maar ze hebben ophet ogenblik geen geld Daarom worden ze s avonds ontboden in een kapel waareen broeder het geld in ontvangst zal nemen tegelijk kunnen ze dan biechten Devrouwen gaan geld halen lsquoter lombaerdersquo en intussen verkleedt Maes zich alsbroeder Voor biechtvader spelende vraagt hij de vrouwen of ze voor hun eerstemannen ook lsquoquadertierenrsquo waren Ja is het antwoord zij stierven lsquovan anxtenswaerrsquo Dan wordt hun een zware penitencie opgelegd zemoeten het haar afsnijdenmogen geen mooie kleren dragen moeten driemaal om de kerk kruipen maarbovendien hun mannen drinkgeld geven en toelaten dat ze drie maal lsquomet de voetenover haer gaenrsquo Als dit geschied is en de vrouwen heengegaan zijn hebben demannen grote pret nu gaan ze weer naar de kroeg Maar plotseling komen devrouwen terug die het gesprek afluisterden En al zegt Maes lsquoGeert heeft hetgedaanrsquo ze krijgen beiden een flink pak slaagDe auteur van deze klucht is ongetwijfeld een Zuid-Nederlander De afschrijver

heeft zijn tekst soms onhandig verhollandst bv met gemacke (l gemake) rymendeop saecke of verknoeid bv voor eerst waar blijkbaar foreest bedoeld is

In handschrift A komen nog twee batementen voor als

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

283

No 9 het door Kalff uitgegeven Batement van den katmaecker en als No 10Een batement van die Mane De korte inhoud is deze De buurvrouwen Baert en

Griet beklagen zich over hun dronken mannen Griet geeft Baert de raad om haarman Nout eens flink te ranselen Zij slaat hem zo hard op de neus dat hij meentte sterven en om de lsquomedicijnrsquo roept Griet komt als lsquomedicijnrsquo verkleed maarverklaart dat ze hem niet helpen kan want de maan die op de bodem van een halfleeg glas te zien is was in zijn neus gekropen Dat is de straf voor zijn drinken Danwil hij hulp zoeken bij de waarzegster op lsquode Bruyschaertrsquo Griet zorgt dat ze hemvoacuteoacuter is en speelt voor waarzegster Als Nout angstig aanklopt zegt ze ik heb nugeen tijd want ik heb een paard te genezen waarop gisteren een weerwolf kwamaanrijden Maar als hij het paard vasthoudt zal zij zijn neus gaan beteren Om deweerwolf af te schrikken moet hij intussen hard ratelen en Latijnsebezweringsformulieren opzeggen Het verschrikte paard is nu bijna niet meer tehouden De vrouwen die hem komen opzoeken ziet hij voor de weerwolf aan endus slaat hij op de vlucht Onderweg ontmoet hij de man van Griet Plonis eenlsquocoolscudderrsquo aan wie hij alles vertelt en die het goedgelovig aanneemt Maar nukomt de kroeghouder Molder naar buiten die niet begrijpt waar zijn klanten blijvenHij doorziet de list van de vrouwen en na een vechtpartij behalen de drie mannende overwinning de vrouwen moeten beloven dat ze hun mannen niet meerverhinderen zullen te drinken Na een moraliserende toespraak tot het publiekeindigt het batement met de woorden

tsijn die van Bruyseltuwaerts altijt bereyt

met siel met lijf om vruechts vermerenwie bevelen u al te samen die heer der heren

Het Batement van den appelboom het enige dat in hand-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

284

schrift B voorkomt is door PJ Meertens in dit tijdschrift (deel XLII) uitgegevenIn het Gedenkboek komt onder No 43 (blz 89) ook een inhoudsopgave voor van

handschrift L met een zevental Sotte Cluyten1) maar dit berust op een vergissingwant volgens een mededeling van het bestuur lsquois dit handschrift evenals dehandschriften H I en K sinds lang zoekrsquo2)Intussen is ons in een oud register van deze spelen (Gedenkboek lijst van Mss

No 45) de inhoudsopgave van de verloren handschriften bewaard Handschrift Hbevat voornamelik spelen van sinnen en zal dus in de tweede afdeling vermeldworden handschrift L schijnt al lang weg te zijn want Van Vloten heeft er niets aanontleend Alleen van I en K kennen we dus enige fragmenten Om te weten welkegedeelten dit zijn maar tevens om de herkenning bij mogelike nasporingen tebevorderen laat ik de twee lijsten uit het bovengenoemde register hier volgen

Handschrift ITafelspelen

1 Van de wyncan ende die pispot2 Van ydel gepeyns ende goeden wil3 Van de schipper Post ende pelgrom4 Van logen ende waerheyt5 Van dagelijcx onderwinnen ende onbedachte Ioncheyt6 Van twee Rabbauwen7 Van honger ende appetijt8 Van twee personages deen ende dander9 Van smenschen vernuftheyt10 Van berisping van tquaet

1) Onder No 5 staat Van de duymyckers Dit moet zijn Van de duymijssers2) Kalff Gesch der Ned Lett in de 16e eeuw I 296 noot maakt daar in 1889 reeds melding

van De raadselachtige verdwijning bleef onopgehelderd Dat deze handschriften in mooieperkamenten banden met het duidelike opschrift Trou moet blijcken vernietigd zouden zijnis niet waarschijnlik Als ze onder berusting van Van Vloten gebleven waren zouden ze stelligia zijn bibliotheek gevonden zijn Schuilen ze wellicht op de zolder van een of andere oudeHaarlemse familie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

285

11 Van redelijck verstant12 Van een boer met eyeren13 Van een marot14 Van een marot15 Van een boer met eyeren16 Van oorsprong van sonden en menichvuldich bedroch17 Van goet jonstich hart ende simppel verstant18 Van prijs der vruechten ende voys der liefden19 Van onbedochte joncheyt ende sorgloos gemoet ende versochte wysheyt20 Van goodts goetheyt ende duyvels nydicheyt21 Van een quacsalver ende een boer22 Van een Comen23 Van een lapsalver ende een boer ende syn wyff24 Van een man ende syn vrouw die tkint wou dragen25 Van een jonckwyff ende een out man26 Van arbeyt ende loon syn soon ende machten ende arbeyts vrou en spelleken

Hiervan heeft Van Vloten uitgegeven No 1 in de Levensbode V 461-474 No 12 inde Dietsche Warande X 131-134 No 13 of 14 in Ned Kluchtspel I 187-190 No21 in de Dietsche Warande X 105-116 No 22 in Ned Kluchtspel I 190-194 HetBruiloftsspel in Dietsche Warande X 116-131 is in deze lijst niet met zekerheidaan te wijzen

Handschrift K(Sotte cluyten)

1 Van Naynoot2 Van ons lievenheers minnevaer3 Van den varckendryver4 Van den impost5 Van den beeltsnijder ende plager6 Van broer Jan ende van Pater Joost7 Van Dertenaers ende vrou Achetloos8 Van genegenheyt ende oude gewoont9 Van Loeris ende sijn vader10 Noch van een out man ende een jonck wyff11 Van arbeyt sonder loon ende macht sonder discrecy12 Noch van een Droom van 38 vaerssen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

286

Uit deze inhoudsopgave blijkt dat dit het handschrift is dat Kops reeds in 1774gebruikte voor zijn Schets eener geschiedenis der rederijkers Daar geeft hij namelikniet alleen de inhoud weer van Ons lievenheers minnevaer (No 2) later door VanVloten geheel uitgegeven (Ned Kluchtspel I 149-168) maar ook de klucht van deBeeldsnijder (No 5)1) Als de personen die in deze klucht optreden noemt KopsBeeldsnijder Plagger Kinkel en Scheele GrietNo 6 heeft Van Vloten - waarschijnlik onverkort - laten afdrukken in zijn Ned

Kluchtspel I 130-149 Het zijn dus slechts schrale resten die wij van deze beidehandschriften kennenTen slotte bevat handschrift M nog een Tafelspel met een bonte inhoud waarin

een groot aantal personen optreden eerst een boer genaamd Jan fijnart dan eenslachter een vrou een buerman een speelman lsquomet een muesel in zijn armenrsquoeen tweede slachter genaamd Faes dan Cornelis Phlips Lapper Diefledere DenWert Jan den Boer Advocaet Schepene Het is meer een soort revue dan eentoneelspel De slotspreuk lsquoIn minnen groyendersquo zou op de Middelburgse kamer Hetbloemken Jesse kunnen wijzen (Schotel Gesch der Red II 274)(wordt vervolgd)

U t r e c h t CGN DE VOOYS

1) Vgl Worp Drama en Tooneel I 153 Kalff Gesch der NL in de 16e eeuw II 79 waar in denoot gewezen wordt op een schriftelik uittreksel door Kops uit deze klucht gemaakt en teLeiden bewaard Dat hij dit Haarlemse hs gebruikte was toen nog onbekend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

287

Losse aantekeningen bij Huygens Dagh-werck

Terwijl de meeste grote werken van Huygens - dank zij de speurzin en deonverflauwde belangstelling van Eymael - herhaaldelik krities bestudeerd zijn trokzijn Dagh-Werck zelden de aandacht van de Huygens-kenners Is de beruchtelsquoduisterheidrsquo van dit sterk-Marinisties getinte gedicht daarvan de oorzaak Maar metde doorlopende toelichting van de dichter zelf zijn de daaruit voortvloeiendemoeielikheden grotendeels wel te ontraadselen al zijn ze niet alle even gemakkelikop te lossenDe degelike uitgave die Heinsius in 1904 uitgaf en in 1924 opnieuw bezorgde1)

zal door zijn veelal juiste interpretatie de lektuur voor menigeen vergemakkelikthebben maar ook tot aanvullende kritiek prikkelden Daarom durf ik belangstellingvragen voor de volgende reeks kritiese kanttekeningen bij deze uitgave

+vs 129

+Het lichaam (het huys van dese sinnen) is niet het objekt maar het subjekt vanbegaen dat blijkt reeds uit de schrijfwijze een stoot Het Mnl begaen vaak meteer en lof verbonden = verwerven krijgen Huygens spreekt elders van eetlustbegaen vreught begaen (Ned Wdb)

+vs 133

+Slaet geneselicke slagenDie wy dan en dan maer dragenDat ons naer den sueren daght Soete weer te schooner lach

De tweede regel betekent mi die wij op die tijd en slechts dagraven (dus tijdelik) tedragen hebben zodat

1) Korenbloemen III-IV in Klassiek Letterkundig Pantheon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

288

+vs 190

+Met de leugen lsquodie soo oud isrsquo zal Huygens wel doelen op het lsquomis-verstandrsquo vanhet Katholicisme

+vs 208

+werd kan hier wel een verleden tijd zijn ook Christus predikte niet alleen maar gafdoor zijn leven een voorbeeld

+vs 216

+Zielen in de weeld ongevoelick over-eelt Mi is ongevoelick = zonder dat ze hetzelf bemerkten omdat het geleidelik geschiedde

+vs 348

+ten tweede = dubbel geeft hier geen zin veeleer het eerst vermelde ten tweedenmale = bij herhaling

+vs 380

+In t dubbel Hof schuilt ook wel een woordspeling met dubbel = onbetrouwbaar (eendubbele tong dubbelhartig)

+vs 386

+Voor bequijlen is de verklaring lsquozeurderig pratenrsquo onbewezen De betekenis lsquobevuilenbelasterenrsquo die het Ned Wdb aan dit werkwoord toekent wordt bevestigd dooreen plaats uit Huygens (I 277) lsquohaer onderwijs is lam haer reden is bequijltrsquoBequeelen kan ook moeielik lsquovriendelijk vleiend pratenrsquo zijn Uit lsquobetreuren jammervindenrsquo kan zich licht lsquojammerenrsquo ontwikkeld hebben dat op deze plaats goed past

+vs 407

+Bij ontsteken kan men weifelen tussen de verklaring lsquoin brand stekenrsquo of opensteken(eig van een vat) en dus aantastenZou bij versprack niet te denken zijn aan het Mnl verspreken = lsquobesprekingen

houden metrsquo hier lsquote doen krijgen metrsquo

+vs 454

+t streelige bejanken van een halvermijne gaev is mi onjuist verklaard door lsquoeengave die men maar half aan mij te danken heeftrsquo Aannemeliker lijkt mij deverklaring een gift bestaande uit de helft van de winst Bekend is de uitroep lsquoHalfmijnrsquo om de helft van een onverwachte vondst op te eisen (zie Ned Wdb V 1606)en dus gelijkstaande met het zeventiende-eeuwse lsquoalle vonghen me samenrsquo (War276 Griane vs 1540) Huygens wil dus zeggen dat hij niet als sommige ambtenarenzijn steun toezegt onder de vriendelike aandrang op een ruime beloning als de gunstverkregen wordt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

289

+vs 471

+Een treeft is geen trechter maar een vergiet op drie poten In de provincie Groningenheeft dit voorwerp nog dezelfde naam Ook in vs 1751 past deze betekenis zeergoed

+vs 501

+Die t beleidde sal t beleggen De betekenis lsquoberamenrsquo die aan beleggen toegekendwordt is volgens het Ned Wdb inderdaad de meest gebruikelike maar danwordt beleggen synoniemmet beleiden Liever zou ik dus beleggen opvatten alsbevestigen bekrachtigen (Ned Wdb onder 6) zoals bv Heemskerk het gebruikt(zijn woorden beleggen) Het kan als rechtsterm (zijn getuigenis beleggen) aanHuygens bekend geweest zijn

+vs 632

+sticken = verstikken is duidelik maar de aantekening van Huygens lsquotreffenrsquo blijftmij raadselachtig

+vs 642

+luys en leeghs is een zonderling gevormde bijwoordelike uitdrukking en men zouin de verleiding komen deze genitieven te doen afhangen van so veel als nietHuygens zelf de uitdrukking tegenover Mostaert in bescherming genomen hadals lsquoeen maniere van seggen onder ons heel in gebruyck gaende het nomen inAdverbium met bevallickheit soo my dunckt hier bij gelijckt drooghs keels drooghsvoets etcrsquo1) Dat deze twee adjektieven hiermee niet gelijk staan heeft Huygensniet opgemerkt

+vs 656

+Die sy selver maeckt en breeckt De zon maakt niet de nagravecht maar de negravevels dedampen die daarna door de zonnestralen weer gebroken worden De eigenverklaring van Huygens bevestigt deze opvatting

+vs 686

+bespreken behoeft voor de tegenwoordige lezer een verklaring want het kan hierniet anders zijn dan berispen afkeuren

1) Zie Jorissen Aanmerkingen van Vondel en Mostaert op het Dagwerck van Huygens enHuygens Weerlegging (Versl en Med der Kon Akad Afd Lett II 3 (1873)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

290

+vs 722

+luchten Uit de aantekening blijkt niet dat de betekenis lsquobespeurenrsquo teruggaat oplsquoruikenrsquo Het Ned Wdb iv vindt dit een lsquosmakelooze beeldspraakrsquo maar zouoorspronkelik niet aan een jachthond gedacht kunnen zijn

+vs 817

+waerden zijn niet lsquovriendenrsquo maar lsquogastherenrsquo Denk aan de tafelwet van Cats lsquoSitdaer de waert u neder setrsquo

+vs 839

+gebreck kan moeielik lsquot hoogstnoodigersquo betekenen Zou de bedoeling wezen eentekort aan datgene wat eigenlik aanwezig had moeten zijn Gebruyck = hetdagelikse menu

+vs 899

+in haer vasten = op den biddag (H) Maar op een Protestantse biddag werd tochniet gevast Huygens heeft dus hier deze term waarschijnlik gebezigd in defiguurlike betekenis van lsquoverlangenrsquo (vgl Costel Mal vs 301 naer iets vasten)Opzettelik is dan die Roomse term woordspelend naast de lsquoGeuzenrsquo gekozen

+vs 932

+ribben lsquode kanten van de steenenrsquo Huygens kan ook aan de kanten van degemetselde stenen gedacht hebben maar in de eerste plaats is ribben hierletterlik op te vatten omdat het vocht hier dient tot opbouw (metselrij) van hetmenselik lichaam

+vs 973

+Dat vergaepen hier lsquodobbelsinnigrsquo is heeft Huygens zelf aangegeven

+vs 990

+Averechts herdoopt in Cortsen Dit is geen woordspeling met het voorafgaandetortsen maar met kort immers de koorts duurde bij hem altijd lang was lsquotaeyom slijtenrsquo (Aant van Huygens) Vgl ook in het gedicht Op de dood van Sterre(blz 27) dezelfde woordspeling lsquoen maeckt my kort van dese Cortsen vryrsquo

+vs 1016

+Tot een af te spinnen webb betekent niet lsquobij t verrichten van mijn werkrsquo maar lsquoomdie nog af te spinnenrsquo Dit blijkt duidelik uit de verklaring van Huygens lsquode mijnegeven my soo veel wercksrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

291

+vs 1017

+Hoev ick in der bueren hoeckenGeen gehaspelt werck te soecken

De bedoeling van deze verzen moet zijn behoef ik bij mijn buren geentekortkomingen op te sporen Nu kan haspelen wel betekenen dooreenwarren (NedWdb) maar het lijkt mij niet onmogelik dat Huygens hier speelt met het woord werckdat ook betekenen kan lsquode grove verwarde draden van vlas of hennep die bij hethekelen afvallenrsquo (Van Dale) In plaats van goed gesponnen vlas zouden dan deburen werk om hun haspel gewonden hebben

+vs 1047

+by mijn is niet lsquodoor mijn wagenrsquo maar lsquovergeleken bij de mijnersquo

+vs 1103

+Met de lsquodweepe (= dwaze) menschenrsquo bv doelt Huygens niet de lsquodweepziekersquomaar de melancholiese bij wie lsquosware ende swarte dampen de herssenen metduysterheydt bedwelmenrsquo voortkomende uit lsquode melancholijcke humeuren ofteswaermoedige vochtigheden daer sy uyt-rysenrsquo (Van Beverwijck Den Schat derGesontheyt blz 98)

+vs 1233

+Dewanvorm geluyten tracht Huygens ten onrechte tegenover Vondel te verdedigenals lsquoniet zeer onschickelijck emmers in dicht (ook luyd dat van luyden komtheeft eundem pluralem)rsquo1)

+vs 1334

+t Oude woord t Isser niet te doen met seggen Huygens lsquobedoeltrsquo hier nietuitspraken van Horatius al haalt hij die als parallellen aan (zie ed Worp) maargeeft woordelik het bekende oude Fries-Hollandse spreekwoord

+vs 1348

+van bijds willekeurige door Huygens gevormde analogie naar van wijds TegenoverVondel die dit lsquoliever andersrsquo wenste verdedigt Huygens zijn vondst als lsquoheelgoetrsquo2)

+vs 1356

+amper betekent wel lsquowrangrsquo zuur scherp (Ned Wdb ampere wijn bier) maarmoet hier met serp een lekkere-

1) Jorissen tap2) Jorissen tap

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

292

pittige smaak aanduiden tegenover het ongunstige snelle scherp (vs 1355) Datdit mogelik is blijkt uit een plaats die het Ned Wdb aan Spieghel ontleentlsquodaerdbezijs amper-zoete vruchtrsquo en waarschijnlik ook bij Huygens (I 257) lsquoeenamper-soet een staetigh-suer gelaet van oogen en gemoedrsquo

+vs 1385

+k Woel hem nergens in mijn tanden De lezing van het handschrift k Voel (edWorp) is aannemeliker Ook in de uitgave der Korenbloemen van 1658 staat noglsquoK voelrsquo Onmogelik is het niet dat Huygens zelf in 1672 er het transitieve woelenvoor in de plaats gezet heeft maar daartegenover is te bedenken dat in dezegedrukte tekst meer drukfouten voorkomen (bv vs 1816)

+vs 1400

+besetten Wat in de noot met lsquovastzettenrsquo gemeend is blijkt niet duidelik De gewonebetekenis waarvan het Ned Wdb verscheiden plaatsen geeft (hoewel geen vanHuygens) is benauwen beklemmen Dit past in het verband omdat Huygenszelf zegt dat zijn Sterre zijn werk zal veroordelen

+vs 1510

+onderwinder is terecht weergegeven door lsquoverzorgerrsquo Opmerking verdient dat ditwoord waarschijnlik geen vorming van Huygens is maar door hem overgenomenuit de rechtstaal van Hugo de Groot (Ned Wdb) die het puristies gebruikt voorlsquobewindvoerder negotiorum gestorrsquo

+vs 1525

+hitsigh is niet lsquoophitsendrsquo maar vurig overgenomen uit het Duits (Ned Wdb)

+vs 1527

+scheel zal hier niet lsquoverschilrsquo betekenen maar geschil twist botsing Er wordtimmers gedoeld op het strijdpunt tussen Katholicisme en Calvinisme

+vs 1530

+onthuyven = ontdoen van de kap (huif) bevat een beeld ontleend aan de jachtmet valk of havik Dat blijkt uit een plaats in Westerbaens Ockenburgh waargesproken wordt van lsquohavicken onthuyven (Ned Wdb)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

293

+vs 1563

+gepleyt Huygens zelf verklaart dit als lsquoaen de poleye gehangenrsquo maar deze vormis toch wel gekozen om te spelen met het woord pleiten

+vs 1589

+Roll Evenals op de vorige plaats ongetwijfeld een woordspeling van de rol waaropde netten gedroogd worden en de rol van rechtszaken Men zou verwachten datHuygens de Brabantse vorm vlouw gebruikt zou hebben Ook het Noord-Hollandskent flouw (Boekenoogen) het Vlaams vluwe of vluie (De Bo) het Zeeuws evenwelvloe (zie een plaats uit Cats bij Oudemans) Vermoedelik hebben dus ook deWestlanders deze Zeeuwse vorm gebruikt

+vs 1616

+In beschreew zit meer dan lsquozich wenden totrsquo liever als hun kreten om hulp tot mijdoordringen

+vs 1649

+Bij water-passen behoeft niet aan het traditionele beeld van de weegschaal gedachtte zijn Ook het bekende instrument van de timmerman kan ter vergelijking dienen

+vs 1654

+Dien de droeve droomen deinsen Het Ned Wdb neemt aan dat deinsen transitiefkan zijn doen teruggaan maar haalt daarvoor alleen deacuteze plaats aan Zolanger geen andere bewijsplaats is blijft Heinsius opvatting (dien als Datief) evengoed mogelik

+vs 1680

+En bestellen wat verspecks Mi is niet gedacht aan verzachting door smeerselmaar aan vervetting door sterke voeding Er volgt immers lsquotegen t rooven vande quaelenrsquo di tegen de vermagering die door ziekte kan ontstaan

+vs 1707

+doen gestaen kan hier nog wel de Mnl betekenis lsquoverdedigen opkomen voorrsquohebben (zie Mnl Wdb)

+vs 1710

+de lijnen van t beroeren (de zenuwen) Bij lsquoberoerenrsquo is dunkt mij niet aanlsquobewegingrsquo gedacht maar aan aanraking daarop werken de prikkels van buiten

+vs 1720

+besluyt = de afgesloten ruimte hier de hersenkas huysraed = huisbestuur maarhier de plaats vanwaar onze zinnen bestuurd worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

294

+vs 1765

+Maer wat zijnder min als blinden etc De bedoeling van deze zin is door Huygenszelf afdoende verduidelikt Minder duidelik is hoe dit uit zijn woorden gehaaldkan worden De verklaring in de noot lijkt mij te gewrongen Hoewel ik van demijne niet geheel zeker ben zou ik in elk geval min willen verbinden met als blindendus erger dan blind (= lsquoonkundige van dit maeckselrsquo) In plaats van een uitroep zoumen dan een retoriese vraag er in willen horen hoe velen wensen zich ernstig daarinte verdiepen Dat zou gelijk staan met de uitroep van Huygens verklaring hoeweinige nemen de moeite

+vs 1778

+bescheiden = onderscheiden past minder goed in het verband dan bescheiden =lsquogerieven besturen een taak aanwijzenrsquo een betekenis die het woord bij Hooftherhaaldelik heeft (Ned Wdb II 1961)

+vs 1808

+greinen zijn niet lsquokleine hoeveelheden medicijnrsquo maar zaden (korrels) gelijk duidelikuit vs 1926 blijkt

+vs 1918

+k Kom Terecht tekende Vondel hierbij aan lsquodit kan men niet uitspreeckenrsquo waaropHuygens ontstemd antwoordde lsquoNiet waerdigh te verdedigenrsquo (tap bij Jorissenblz 277)

+vs 1950

+als haer eigen opper-knechten is in de noot mi onjuist opgevat alsof de mediciop hun beurt weer te zeggen hebben over de politici De bedoeling zal zijn onderde vele knechten (ondergeschikten) die de politici te regeren hebben nemen demedici een voorname plaats in zij zijn lsquoopperknechtenrsquo Dit stemt overeen met deverklaring van Huygens zelf die immers de politici noemt de lsquoMeesters van deseMeestersrsquo

U t r e c h t CGN DE VOOYS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

295

Een eigenaardige zeventiende-eeuwse constructie lsquomisschienrsquogevolgd door een afhankelike vraag

De bekende plaats uit Vondels Roskam lsquoMisschien wie k trofrsquo = misschien heb ikiemand getroffen staat niet alleen In de Spaensche Brabander lezen we lsquoMisschienwanneer ons Heer ons arremoet versoetrsquo = misschien verzacht onze Heer eensonze armoede Het Ned Wdb IX 856 geeft nog aan drietal plaatsen (misschienwie en misschien wat) Van den Bosch (Aant bij het Lett Leesb2 I blz 466 en 473)voegt er nog een aantal bij oa Jozef in Dothan vs 78 lsquomisschien waarin ick hunmisdeecircrsquo = misschien misdeed ik ergens inEen afdoende verklaring van het ontstaan heb ik nergens aangetroffen want de

verklaring van het Ned Wdb lsquodoordat uitdrukkingen die eene onzekerheid te kennengeven nu eens door een bijzin met dat dan weer door eene afhankelijke vraagworden gevolgdrsquo laat onbevredigd Dat lsquomisschien dan beduidt het is niet zekerrsquo isduidelik maar de weg waarlangs het die betekenis gekregen heeft blijft duisterNu werd ik onlangs getroffen door een plaats uit Huygens Dagh-Werck waar

dezelfde constructie voorkomt bij mogelick nl vs 1306 Moglick wat ghy van gewichtvindt = mogelik vindt gij iets van gewichtDit leidde vanzelf tot een derde woord het synonieme misselick waarbij deze

constructie mogelik is in het Ned Wdb (IX 858) vindt men vier duidelikevoorbeelden oa misselijck waer ick een oudt liefhebber noch een plaetsje vly(Coster) = misschien dat ik ergens en bij Huygens Misselick waer deur of vensteropen gaet (I 98) naast misselick wie = misschien dat iemand In het laatste geval hebben we mi de sleutel tot de ver-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

296

klaring Misselijck (bv bij Roemer Visscher t Is misselijck waer een geck syn geltan leytrsquo) betekent zonderling raar twijfelachtig dus je kunt nooit weten Daarnais een afhankelike vraag begrijpelik Bij het synonieme adjektief mogelick zou deafhankelike vraag zich niet zo licht aansluiten zonder het voorbeeld van misselickDit kan dus de tussentrap geweest zijn naar misschien dat als bijwoord weer verderaf stond en waarbij lsquot isrsquo niet meer gedacht kon worden Toch wordt de analogieweer begrijpelik als we bedenken dat ook misselijck (als nu nog mogelik) zich totbijwoord ontwikkelde bv lsquoMisselijck is t U E vergeten wat ick laest voersloeghrsquo(Hooft) en dus op eacuteeacuten lijn stond naar begrip en krachtens syntaktiese funktie metmisschien Door dit samenvallen van de drie woorden als bijwoord was de weg voorde aangeduide analogie gebaand

CGN DE VOOYS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

297

Plaatsen uit Huygens

In het volgende stel ik mij voor enkele lsquoHugenianarsquo te behandelen ten dele inaansluiting bij de uitstekende nieuwe druk der Pantheon-uitgave bezorgd door drHeinsius waarvan tot nu toe twee delen verschenen zijn1)Een drukfout is statua in de psalmtekst dl III-IV bl 12 lsquopsallendi argumenta esse

mihi statuta tuarsquo evenzo nyt voor uyt bl 13 vs 229 niet voor siet bl 36 vs 384Uit het Costelick Mall vraagt een bekende plaats bespreking de vss 253 vv

Die Pop is op-getoyt Wie salse nu geleyenVier henghsten na de kerck Wat salse daer doen SchreyenWat lett haer t Sonden-pack O Schepper

Bij salse (254) tekent H aan moet zij behoort zij bij t Sonden-pack lsquohet zondenpakde zondige opschik belet de modepop te schreien dwz echt te schreien metoprecht berouw wel komen er tranen uit haar oogen (vs 259 ldquobekommert Dy detraen van een verbastaert ooghrdquo) doch dat is maar schijnbaar berouw (vs 262)rsquoMen ziet echter wel dat er in deze uitleg iets gewrongens zit De dame behoort teschreien dit is om te beginnen al wat veel gevorderd Maar ze doet het blijkbaarniet Waarom niet Wegens de opschik die geen waar berouw laat opkomen Maartoch schreit ze eigenlik weer wel Ja maar dat is geveinsd berouw - Wijst deparallelie van lsquoWie salse nu geleyenrsquo lsquoWat salse daer doenrsquo geen andere opvattingvan dit laatste aan Mevrouw is klaar met haar toilet gereed om uit te gaan Maarer moet haar iemand vergezellen wie lsquozalrsquo dat

1) Voor het Dagh-werck werden ook aantekeningen van Prof Stoett benut (Zie Voorbericht blVII)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

298

doen En nu plotseling een onverwachte wending maar geheel in de trant zoalsHuygens zijn overgangen maakt Hij grijpt lsquogeleyenrsquo op in een andere betekenis(brengen zonder meer) en laat de vier hengsten dat werk doen Nu andermaalwat lsquozalrsquo ze daar uitvoeren Weer een onverwachte wending ze zal er waarachtignog tranen plengen Hier verwondert zich de lezer en Huygens vraagt voor hemlsquoWat lett haerrsquo di Wat scheelt haar wat zit haar in de weg En het antwoordlsquoHaar zondenrsquo Nota bene die schreit nog om haar zonden En dan eindelik is demaat vol de bom barst de ironiserende toon slaat om in die van felleverontwaardiging O Schepper kunt Gij aandacht hebben voor het berouw van zoene Kunnen die tranen enige waarde hebben voor U vloeien als ze doen uit eenlsquoverbastaertrsquo oogIn vs 104 bezigt Huygens lsquowat lett hemrsquo op geheel dezelfde wijze

Sulck schept sich eenen schrick van alle dat hem naecktWat lett hem1)

Dat de modegekken het onbedorven menselik lichaam verfoeien (vs 256 lsquoden hoonvan Dyn verfoeide werckrsquo) kan men naar ons gebruik van dat woord kwalik zeggenVerfoeien houdt voor ons een heftige positieve afkeer in en dat is voor dezesamenhang toch wel te sterk lsquominachtenrsquo lijkt beter

+vs 337-8

+lsquoAenvaerdt eens goed voor goed weest eens met wel te vredenEens reden is t altijd eens goed is altijd redenrsquo

Blijkens de noot wil H in het eerste vers het eerste eens met klemtoon gelezenhebben lsquoaanvaard voor goed (= voor altijd) datgene wat eacuteeacutens goed is wat nueenmaal door de mode is goedgekeurdrsquo - Men krijgt ook een goede zin door eensonbetoond te verstaan als lsquotoch ns eindelik nsrsquo De bouw der verzen is dan meerinnerlik evenredig in vs 337 tweemaal het onbetoonde in vs 338 tweemaal hetbetoonde eens Voor goed moet dan ook anders worden opgevat lsquoals

1) Vergelijk Tft vT en L VI 176 v

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

299

goedrsquo lsquowees zo verstandig om toch ns wat goed is als zodanig te aanvaardenrsquoKomt daarmee ook de komma na lsquoeens goedrsquo als leesteken niet beter tot zn recht

+vs 346

+Dat Geest heett in den mensch vindt ongemack in in t rusten

Loopt in dat heett niet een weinigje ironie mee wegens die laakbare wisselzuchtvan s mensen beste deelvs 465 v

O uer plaets en waerom omstanders aller saeckenDie steeds sijn gissingen op uw gety kan maeckenWat leeft hy boven t peil van t menschelick gemeen

lsquoDie steeds kan berekenen - zo omschrijft dr H - hoe t met u gaan zal hoe staathij boven t peil van de gewone menschenrsquo Nu is het echter des dichters bedoelingom die circumstantiae tijd plaats oorzaak als gegeven voor te stellen en hem teprijzen die zijn inzichten en gedragingen daarnaar weet te regelen daarop weet inte stellen Zo iemand kent de juiste grens tussen lsquoluyster-eerrsquo en lsquohoovaerdyrsquo hetgrote onderscheid tussen lsquolichtveerdigh poppenfraeyrsquo en lsquostatelick betaemenrsquo Hij isdus niet iemand die de loop der omstandigheden berekent maar die deomstandigheden gegeven zijn gedrag en oordeel regelt Gissing kan men veiligdoor lsquoberekeningrsquo beter nog lsquorekeningrsquo weergeven maar wat ge lsquogistrsquo wordt berekendwordt is niet het lsquogetyrsquo het werkwoord staat op zichzelf zonder voorzetselvoorwerp- Het materiaal van het Wdb diende met deze plaats te worden uitgebreid alsookbv met een zin uit Hoofts brief aan Tesselschade van 1 Aug 1636 lsquoWij verwachtenUE op t spoedigste met UE dochter ende Joffre Duart met haer E man maereen briefken voor ujt om wat gissings te mogen makenrsquoBij vs 487

Besorg haer eigen proncks behoeffelick gewaet

lees ik enkel de toelichting lsquonoodigrsquo bij behoeffelick Dit is juist maar overduidelik isdaarmee de regel niet Leendertz neemt behoeffelick als lsquobehoefte hebbendrsquo verbindthet met

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

300

proncks vertaalt lsquolaat mijne ziel zorgen voor haar eigen gewaad dat pronk behoeftrsquoen vervangt deze lsquoletterlikersquo door een vrijere weergave lsquozorgen voor den pronkwaaraan haar eigen gewaad behoefte heeftrsquo Echter zegt deze vrijere weergave tenslotte iets anders dan wat er heet te staan en ook is er van pronk aan of op ngewaad noch hier noch in de naaste omgeving sprake de lsquohoop-wieckenscheidens-lust sond-grouwel wereld-haetrsquo zijn het gewaad zelf dat de ziel nodigheeft tot haar pronk De 2de naamval waarin dit woord staat wordt geregeerd doorgewaet niet door behoeffelick eigen hoort bij pronck De vertaling luidt lsquomijn zielzorge voor het noodzakelik gewaad van eigen pronkrsquo (v Moerkerken-Nauta) oflsquomijn ziel zorge voor het onontbeerlik gewaad dat tot haar eigen siering moetstrekkenrsquo Het is duidelik dat behoeffelick terugslaat op en aansluit bij lsquot noodigeongemackrsquo van vs 484 en dit alleen motiveert reeds de toegelichte opvattingvs 108 verlegen schip Prof de Vooys (in een brief aan ondergetekende) geeft

wel terecht de voorkeur aan Leendertz verklaring lsquodoor liggen bedorvenrsquo In dezebetekenis was het woord vanouds gebruikelik zie Mnl Wdb waar verschillendeverbindingen opgegeven worden ook uit Kiliaan Ook moet zoals de V aanwijstdeftig in vs 159 niet met ons deftig weergegeven worden Bij beslommeren (vs176) herinnert hij aan Kiliaan lsquooccupare rebus frivolisrsquoWat de veelomschreven slotregels der eerste strofe van het Voor-hout aangaat

is mijn gevoelen uiteengezet in Tft vT en L VI 173 v niet gewijzigd Ik herinneraan het vraagteeken in handschrift en Otia verwijs bovendien naar wat men leestbl XI van dr Heinsius uitgave lsquodat H achter vragen die tot uitroepen gewordenzijn nog meermalen een vraagteeken zetrsquo en vind in een en ander vrijheid om debeide regels als een dergelijke tot uitroep geworden vraag te verstaan lsquoWat is swerelds glans minder dan niets is hij minder dan tegenwoordigheidrsquoTegenwoordigheid nu is het

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

301

niet-voorbijgaan is bestendigheid Ter vergelijking haal ik een plaats van Goetheaan waar lsquogegenwaumlrtigrsquo in juist deze zin gebezigd wordt lsquoWas wir von Natur sehenist Kraft die Kraft verschlingt nichts gegenwaumlrtig alles voruumlbergehend tausendKeime zertreten jeden Augenblick tausend geboren grosz und bedeutendmannigfaltig bis ins Unendliche schoumln und haumlszlich gut und boumls alles mit gleichemRechte neben einander existierendrsquo1)Het is duidelik dat deze verklaring zou komen te vallen indien men bewijzen kon

dat als na comparatief strijdig was met Huygens taalgebruik Dat is echter niet hetgeval ofschoon dan meer voorkomt Het Wdb geeft (II 242 v) een paarbewijsplaatsen Bij een vluchtig doorzien van de zeventig eerste bladzijden vanHeinsius 3de en 4de deel vond ik 15 times dan tegen 6 times als waarbij dan nog 4 gevallenzijn van as in dialekt-passages van het Voorhout2) Dit materiaal is zeer beperkt enmen moet er vooral bij Huygens ook rekening mee houden dat repeterendepassages (liever as liever as Voorh 579 v meer hinderlick dan nut meer vlaggedan verdeck meer ballast dan beschut Cost M 9 v) minder waard zijn dan zepuur statisties lijken In dit verband is het echter voldoende te wijzen op Voorh 430lsquoVan uw meer als dollen Hondrsquo (misschien om allitterering te vermijden) en 518lsquoAltijd soeter als het lichtrsquo Wat misschien het meeste zegt is de doorgehaalde eerstelezing van het hs op de onderhavige plaats zelf lsquoWat s al de Werelds-glimpen Alseen soete spijticheijtrsquo = anders dan) Zij bewijst ten eerste dat Huygens in eendergelijke wending wel als bezigde en ten twede dat hij deze regels schrijvendeen vergelijkend voegwoord bedoelde Ligt het dan niet voor de hand die opvattingten aanzien der definitieve redactie te bewaren wanneer zij ook nog van eldersondersteund wordt

1) Bij Exp Schmidt ofm Faust (Koumlsel Kempten 25)2) Voorhout 455 v soo veel hooger doet bekoopen Als sy boven d uwe leit blijft buiten

beschouwing (soo als)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

302

Ontginnen (Voorh 114) in de zin van lsquobeginnenrsquo is nu verouderd (vgl Wdb iv)Daarom moge naast de teksten die het Wdb uit oudere schrijvers geeft nog eenplaats uit Gezelle aangehaald worden

Zwart kijkende meiden ontginnen den dansen flikkeren verwandlend van schaduw en glans

Aldus in De Gypten naar het Duits van Geibel

Uit lsquoTeere leerlingh van de Trouwrsquo (bl 133 vv) vs 55 vv

Daer hem nu de wijdste wallenAen den Amstel nauw om vallenEn de ruymste kaden schaersEn de bruggen vol gevaers

De toelichting van Heinsius lsquoomvaacutellen dus nauw omsluitenrsquo houdt er geen rekeningmee dat vallen als koppelwerk-w in de twee volgende regels fungeert en alszodanig dan ook wel in vs 56 optreedt om hoort bij daer (vs 55) gelijk af bij daerin vs 47

+vs 61

+Soo en zijn sijn oogen schierSoo en sien sy niet als vier

Hier zit blijkbaar een onhelderheid terwijl H schier met lsquohelderrsquo verklaart heeft deTesselscha-uitgaaf van Worp lsquoschier - niet helderrsquo Dit laatste verwaarloost denegatie en die echter door H overschat wordt zij staat hier niet op zichzelf maarvindt aanvulling in niet van vs 62 Er is verder een duidelike weerslag tussen zijnen sien beide beklemtoond schier = bijna vs 61 loopt over in vs 62 De vertalingis lsquoZozeer ziacutejn zijn ogen bijna zozeer ziacuteen ze niets als vuurrsquoIn dit verband zij melding gemaakt van een geval waar Huygens van de

negatie-partikel en gebruik schijnt te maken in een positief bedoelde zin VanMathijsdie oud en jong aantast (Worp VII 224) heet het

Of t wel of qualick staet5 En sal ick hem niet leerenEen dingh en keur ick afSyn Tong gaet tot in t GrafDaer kan men sich niet weeren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

303

Hier is vermoedelik de vaak voorkomende vorm dinghen te lezen (v Helten VondelsTaal I bl 75 v) tenzij er kontaminatie in het spel is met lsquoslechts maar een dingkeur ik afrsquo bij welk lsquomaarrsquo ook nog na de ME herhaaldelik de negatie voorkomt(Wdb IX 43 v III 4110)Voor strick in vs 246 geeft H lsquoboogpeesrsquo zo ook Worp Het vers luidtlsquoProye van mijn eigen strickrsquo daarvoor en daarna is van pijlen en schachten

sprake In het Wdb geeft dr Heinsius voor die betekenis slechts deze ene plaatsen voegt er bij dat het lsquooneigenlikrsquo zo gebruikt wordt daarenboven in het rijm staatMaar kan dat rijm geen oorzaak geweest zijn dat Huygens tot een ander beeld zijntoevlucht nam en zich voor een ogenblik dacht als in zijn zelfgespannen strikgevangenDe slotregels van het troostgedicht aan de Visscherinnetjes (bl 82 vs 72)

Dus geeft Hy nemende (dats Hemellijck gerooft)Hier soo verwaerden kopp daar soo vermaerden Hooft

bevatten in kopp een woordspeling op Roemer (kop = beker)In het voorwoord voor zijn proza-verklaring van het Dagh-Werck vindt men een

van Huygens best-bekende uitingen over Dicht en onDicht In verband met anderegelijksoortige heeft bv Kalff daarover gehandeld in zijn Studieumln over Nederl Dichtersder 17e eeuw2 (Haarlem 15) De verklaarders van hem en andere dichte dichterslezen hier een heilzame waarschuwing lsquode Tolcken hebben hier en daer de weldaedvergalt Sy hebben den (ouden) Dichteren menighmael toegedicht t gene haer noytin den sin en quamrsquo In het licht hiervan moet bezien worden wat dan volgt lsquoDenweinigen die noch heden d oude naedichten heb ick t zelve ongeval sien overkomenrsquo (van de zijde hunner uitleggers namelik) Het heeft mij gaat Huygens verderlsquoschouw van alle schaduwen gemaecktrsquo dat zijn dus nu vertolkingen niet zoalsdr H aantekent navolgingen en hij bedoelt dezulke die door anderen dan dedichter zelf worden gegeven Juist daarom

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

304

heeft hij zelf een verklaring toegevoegd lsquoSoo ben ick mijn eigen Tolck gewordenrsquozegt hij In zijn welbekende trant speelt hij een spelletje met die lsquoschaduwenrsquo Voorlsquonavolgenrsquo was hij niet zo benauwd hij komt er rond voor uit als hij terzelfder plaatsezich noemt iemand die de ouden volgt zij het als een lsquoscheeve schaduwersquo Maarals zo een volger der ouden nu weer door vreemden geinterpreteerd zou wordenhoe zou er dat ten slotte komen uit te zien Het zouden lsquoschaduwenrsquo (verklaringen)van lsquoschaduwenrsquo (navolgingen) wordenEdoch Huygens is aan zijn noodlot niet ontkomen De mening staat nochtans

vrij dat zelfs hij met zulke voortreffelike verklaringen als waarmee in deze uitgaafzijn werk werd voorzien vrede zou hebben gehadIn het laatste deel van Worps uitgave komt op bl 8-10 een gedicht voor in

vierregelige strofen onder de titel Teegen d Onverdraagzaamheid Stem OGrootheid van Gods liefd Het is blijkens de noot met de ondertekening Constantergedrukt in een Alkmaars liedboek van 1681 Het handschrift is niet gevonden hetvers heeft geen datum de spelling is niet de gewone van Huygens Dit gedicht - ikweet niet of er reeds eerder op gewezen werd - stemt woordelik overeen met eenpassage van Hofwyck nl vers 1525-1596 het welbekende gedeelte dat aanvangtIn t een en t ander Boeck zijn een en ander Bladen en onmiddellik aansluit bij

Gods een en ander Boeck

Het abrupte begin wijst op grote bekendheid hetzij van Hofwyck hetzij van de hiergebezigde uitdrukking (N Tg XIII 218) Er moet nochtans opgemerkt worden datbehalve de afkappingstekens achter een en ander in de 2de vershelft ook t van tander verdwenen is Met de afkappingstekens verdween de door Huygens bedoeldemeervoudsaanduiding De weglating van t is mogelik niet aan slordigheid te wijtenmaar aan het streven om aan het uit zijn verband

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

305

genomen begin een dragelike inhoud te geven Het zou dan moeten wijzen op deduistere plaatsen die in meerdere Bijbelboeken voorkomen Aan de bedoeling vande dichter die het oog had op de Bijbel en de Natuur werd daarmee echter opbedenkelike wijze te kort gedaanTe hooi en te gras Een niet aangewezen plaats waar Huygens deze uitdrukking

met een variatie in het Engels bezigt is te vinden in het rijmbriefje dat hij 26 Jan1655 richtte aan Utricia Swann - Ogle (Worp IX 5)

I have seene your delaijAnd have nothing to saijBut that if you staijAs it seemeth you mayFrom hence to MaijAnd if you will plaijFrom grasse to haijFrom haij to grassIt shall bee as it wasNot as it should beeAnd we neuer seeUtricia Swann enz

Het rijm Swann man in hetzelfde versje geeft een aanwijzing omtrent de uitspraakvan de eigennaam Het is overbodig te herhalen dat Hs macaroniese gedichtenmeermalen uitspraak-aanwijzingen bevatten Zo zal hij blijkens het rijm (Eng)nothing noodingh in een briefje aan dezelfde dame (Worp VI 277) de o van heteerste woord lang gesproken hebben Hetzelfde vers bevat twee naderebewijsplaatsen (bekend is die uit Voorhout 612 Ah quitteert UE la cour) voor deuitspraak als tweesilbig woord van dit beleefdheidspronomen

Want VE moet wetenEen bruytjen in huysMaeckt een grouwsaem gedruys

VE kent den Auteur Le Tres-humble Seruiteur

Begin en einde van Hofwijck

De groote Webb is af en t Hof genoegh beschreven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

306

2821 Soo scheid ick van mijn vriend soo breekt hy uyt mijn bandenSoo treed ick uyt mijn Touw soo raeckt ghy uyt mijn handenMoe Lezer die ick flus voor d eerste groete gafNu voor de leste geef De groote Webb is af

Met zoveel woorden waarschuwt Huygens de lezer dat hij sluit met zijn begin doorgewijzigde betekenis zorgt hij voor de varietas in unitate Het touw van vs 2822verklaart Eymael als lsquogareel of liever de treklijn waaraan hij den bezoekermedegesjouwd heeft evenals een schipper de schuitrsquo Veeleer geloof ik dat metdat woord het laatste halfvers wordt voorbereid touw = weefgetouw in welkebetekenis het woord vanouds bekend wasIn een rijmbriefje aan Mevr Ryckaert (Worp VI 70) van 29 Okt 1656 heeft H

nog weer eens aan dit slot herinnerd

De groote web en was niet afDoen ick mij heiligh avond1) gafEn Hofwijck door en door voldaen hielAls ick er eens van niews op aen vielIck sagher stof van dichten inVoor noch een Boeck of weinigh min

Hier is bij uitzondering commentaar overbodig

LC MICHELS

Naschrift

De heer Michels geeft in het bovenstaande blijk van een helder oordeel en een nietgeringe kennis van Huygens taal Met verschillende van zijn verklaringen bijv dievan Costelick Mall vs 465 volg kan ik me dan ook wel vereenigen en ik aarzelniet te zeggen dat hij de Huygensexegese met het publiceeren er van een goedendienst heeft bewezen Terwijl ik mij voorbehoud op een enkele plaats waaromtrentik anders blijf denken nog eens terug te komen wil ik op het oogenblik alleen zeggendat Ms verklaring van vs 337

1) Vrij af gedaan Wdb d Ned Taal VI 462 Vgl Hd Feierabend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

307

Aenvaerdt eens goed voor goedweest eens met wel te vreden

inderdaad mogelijk is maar een vrij slappen zin geeft in de beide helften van hetvers zegt Huygens dan hetzelfde terwijl er bij mijn verklaring eenig verschil isMichels meent dat bij zijn opvatting lsquode bouw der verzen meer innerlijk evenredigis in vs 337 tweemaal het onbetoonde in vs 338 tweemaal het betoonde eensrsquoterwijl ik volgens hem in vs 337 het eerste eens betoond het tweede onbetoondzou willen lezen Maar dit laatste is geenszins noodig ook het tweede eens in vs337 kan met klemtoon worden gelezen de dichter bedoelt dan lsquowees [tenminste]eacuteeacutenmaal [gij wispelturige] met ldquowelrdquo tevredenrsquo De komma achter lsquoeens goedrsquo komtbij mijn opvatting heel goed tot zn recht hij verduidelijkt schrijvers bedoeling doorde aandacht van den lezer te prikkelen En dat hier eens goed = datgene wat eacuteeacutensgoed is en voor goed = voor altijd wordt dunkt me bevestigd door de parallelie vanden volgenden regel lsquoeens reden is t altijd eens goed is altijd redenrsquoL e i d e n J HEINSIUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

308

Nog n keer die Brandt-Vondel-vraagstuk

In 1647 verskyn lsquotot Schiedamrsquo Jv Vondels Poesy ofte verscheide gedichten Hettweede Deel Dit heet gedruk te wees lsquovoor den Autheurrsquo Hierdie laaste word direkweer teeumlgespreek in die lsquoVoorreedenrsquo waar die inleir hoop dat sy werk die digtermag behaag lsquoindien het hem t eeniger tydt onder d oogen koomrsquo hy twyfel daaregter aan of so n Roomse yweraar hom ooit die tyd sal gun om sy oeuml op sulkewecircreldse verse te slaanNie minder as vier uitgawes met hierdie voorrede is in 1647 verskyn Dit het dus

seer die aandag getrek Unger ken van hierdie besorging van Vondel se poeumlsietwee uitgawes genommer 2 en 31) Die Vondel-Museum besit daarby nog tweeuitgawes van 1647 wat tal van setverskille by die twee deur Unger genoemdevertoon sodat wesenlik vier uitgawes verskyn hetDat die adres lsquoTot Schiedam gedrukt voor den Autheurrsquo n mistifikasie was word

bevestig deur Brandt in sy uitgaaf van Vondels Poesy in 1682 waar hy secirc dat dielsquoTweede Deelrsquo van Jv Vondels Poeumlsy te Rotterdam verskyn het Dit kan saamhangmet Brandt se vermoedelike outeurskap van die voorrede Hy kon dit dus goedgeweet het Unger secirc daarvan lsquoWanneer men slechts eenige verschillende werkenvan de pers van Joannes Naeranus ldquoBoeckverkooper op het Steyger in deBoekbinderrdquo te Rotterdam onder de oogen gehad heeft dan zal men mij lichttoegeven dat deze uitgave van Vondels Poesy hoogst vermoedelijk bij Naeranusgedrukt isrsquo Volgens die selfde noot het Brandt se eie gedigte in 1649 by Naerenusdie lig gesien

1) Bibliographie van Vondels Werken blss 1 en 2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

309

Wat nou is die inhoud van hierdie voorrede Die skrywer begint met Vondel asouteur van de Hekeldigte te noem en staat dan in die verbygaan n oomblik stil bysy sonderlinge trek van kerk tot kerk Dan volg n kort oorsig van die gedigte metbewonderende opmerkinge oor die genie wat daaruit blyk Vervolgens gaat hy voortU sal dit miskien wat ordeloos vind maar bedenk dan ook dat daar net so min lsquoordrersquoin die lewe van die digter te bespeure is Die man sloof hom op die oomblik af omproseliete vir die Roomse Kerk te maak lsquoHy yvert nu te zeer om dafgedwaaldeleeden der Roomsche Kerk in de schoot van haar lieve Moeder te leiden Nu schrijften wrijft en zweet en draaft hij dach en nacht om al sijne vrienden te bekeeren diemedoogen met hem hebben Daardoor was het dat een der weereltwijste engeleerdtste Mannen van Hollandt sich deese woorden liet ontvallen Mij deert desmans die geenes dings eerder moede schijnt te worden dan der ruste Waar wilhet noch met hem heenenWaar zal syn onrustige razernij endigen wat dwaalwegsal hij nu al weecircr inslaan of hij wel weet wat ter rechter of ter slinkker handt iseenige vreezen dat hij noch wel Joodts mocht worden Sal daar met hom nie miskiennog iets ergers gebeur nie Hij begaat al reede misslaagen die men van niemantals van een zinneloose behoorden te dulden Ten blijft noch hij geen misslagenSijn moedtwillig bedroch begint haar rol te speelen De toomloosheid van sijnongebonde pen misbruikt de goude Vrijheid die Hollandt voor vrienden en vijandenbevochten heeft Dit is de pen die het schrift dat de naam van Grotius Testamentvoert ter weerelt bracht Het lust mij nu sijn onbeschaamtheit in t licht te brengenen aan te wijsen door wat valscheidt hij de Hollanders heeft getracht in te scherpendat den Heere De Groot zoo Papist was als Hij isrsquoNou volg daar n weerlegging van Vondel se eensijdige bewerking van die stuk

met hierdie merkwaardige slot lsquooft iemant hier nu wilde vragen wiens Godsdiensthij (De Groot)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

310

dan behertigt heeft Ik zal t zeggen Hij was nocht Pausgezindt noch Kalvinistnoch dwaalende Sociniaan etc maar een Kristen Die ziende veel van t oudt vooroovergeloof veel van t nieuw voor neuswijs aan en scheuring uit scheuring spruitenzoude geerne tusschen beide heen met grondtpunten alleenlijk den wech derwaarheidt gebaakt hebben Dit was sijn Godsdienst en dit is het gevoelen t welckhet Hooft der Poeumlten en Historischrijvers schrijft dat Kassander en ook Balduingehadt heeft en dat ijder gemaatigd Kristen mijns oordeels behoort te hebbenrsquoHierdie laatste is meteen ook die geloofsbelijdenis van die skrywer hij is

geesverwant van de Groot en Hooft - die skrywer is Remonstrant Hooft is vir homHolland se grootste digterHij eindig met Vondel hoog te stel as digter maar Vondel die teologant beskou

hij as n man van niksDie stuk is ondertekend lsquoP uit mijn boekvertrek den eersten dach van den jaare

1647rsquoIn 1660 verskyn hierdie bundel nog n keer (nr 7 by Unger) vermeerder met

Vondel se klein gedichte sedert 1647 Nou egter is die berugte voorrede vervangdeur n berig lsquovan de(n) Drukker aan den Lezerrsquo Dit heet ook verskyn te wees lsquoTotSchiedamrsquo maar Unger denk dat dit nie by Naerenus was nieDie volgende weer vermeerderde uitgaaf is dan die deur Brandt en Vollenhove

te Franeker (nr 8 by Unger) waarby Brandt soos bo aangehaal in die voorrede lsquoDuitgever aan den Lezerrsquo praat van die druk van 1647 as verskyn lsquote RotterdamrsquoAan die end staan dan die bekende Leven van Joost van den Vondel gevoegIn hierdie Leven van Vondel vertel Brandt van die uitgaaf van 1647 secirc weer dat

dit te Rotterdam verskyn het en som kortliks op onpartydige toon die inhoud vandie lsquoVoorreedenrsquo op sonder om te laat blyk of hy lsquoGrotius Testamentrsquo as n eensydigeweergawe van die waarheid beskou soos die skrywer van die voorrede indertydgedaan het Vondel het een na

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

311

die ander verdenk oa P de Groot maar kon nie te wete kom wie die voorredegeskryf het nie Dan vervolg Brandt lsquoT was een jongeling van twintig jaaren dienhij korts te vooren op verkeert aanbrengen t onrecht en scherp hadt bekeven endie dat ongelijk door een ander voort gaande gemaakt met zulk een voorreedehad willen wreken Maar ik weet dat hij tot meer jaaren gekomen en de zaak vanachteren inziende aan verscheide vrienden ook aan Vondel zelf heeft betuighthoe leedt hem was dat hy zulk een vermaarden man zoo schendig haddoorgestreekenrsquoOns het nou uit al die aangehaalde heel wat omtrent die skrywer van die voorrede

verneem Hy was waarskynlik Remonstrant vereerder van Hooft as Nederland segrootste digter en historikus en bewonderaar van Vondel se kuns daarby was hytwintig jaar oud Dit sou alles heel goed pas by Brandt die latere Remonstrantsedominie skrywer op die voetspoor van Hooft van die lsquoHistorie der Reformatiersquo enuitgewer van Hoofts en Vondel se werke In 1646 was hy twintig Ook in die stylmeen van Lennep die toekomstige skrywer van lsquohet Leven van de Ruijterrsquo te herken1)Omtrent sy verhouding tot Vondel vertel Brandt self die volgende2) lsquoVan Geerardt

Brandt sprak hijrsquo (Vondel) lsquoweleer ten aanzien van de dichten zijner jeught en delijkreede op den Drost Hooft met lof en gunst daar men eenigh blijk van vindt inAnsloos vaarzen op de lijkreede gedicht Doch de verscheidenheit van Godtsdiensten eenigh ander verschil elders gemeldt veroorzaakte sedert wat verwijderingvermindering van genegenheit en een langduirigh zwygenrsquoHierdie lsquoeenigh ander verschil elders gemeldtrsquo vind van Lennep nou terug in

Vondel se berisping van die jongeling van twintig in die so ewe deur my aangehaaldepassage uit Brandt se Lewe van Vondel Brandt sou hier n lsquoconfessiersquo doen

1) Vondel V bl 5492) Leven van Vondel bl 105-6

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

312

Dit word nou verder bespreek oa deur Drs Loeff1) Elco Verwijs2) Penon3) enJonckbloet4) Dr Loeff maak beswaar teen van Lennep se opvatting Verwijs poogdie besware te weerlecirc Dr Jonckbloet plaas hom in hoofsaak naas Verwijs ofskoonhij wat sij kijk op Brandt se karakter betref aanmerklik van Verwijs verskilVeral die betoeuml van die laasgenoemde twee geleerdes is hier van belang Altwee

kom hulle tot die selfde slotsom nl dat Brandt die skrywer is van die berugteVoor-reden van 1647Verwijs soek die oorsaak van Vondel se lsquoonrechtmatig(e) en scherp(e)rsquo bekywing

van die deur Brandt genoemde lsquojongeling van twintig jaarenrsquo in die puntdig vaniemand wat hom lsquoPrsquo teken agter Westerbaen se lsquoKracht des Geloofsrsquo n hekeldigop die skrywer van die Altaergeheimenissen Ten onregte sou Vondel in hierdie PBrandt gesien het Hieroor gebelg sou Brandt toe die Hekeldigte van 1647 gaanuitgee het en ter mistifikasie sou hy hom van dieselfde P as pseudoniem bedienhet Dit geluk Vondel verdenk ander Met dieacute skuld op sij gewete sou lsquoderechtgeaarde Brandtrsquo Vondel dan liewers in sy lijkrede op Hooft ongenoem gelaathet as om hom nou te moet prys om daarvoor nog op die koop toe Vondel se dankte moet ontvang lsquoToen hij niettemin lof en prijs van Vondel ontving volgens deaangehaalde vers van Anslo5)moest (het) den rechtgeaarden Brandt nog huiverigermaken voor nadere aanraking met Vondel en geen wonder dus dat hiervanldquoverwijdering vermindering van genegentheit en langdurigh zwygenrdquo tusschen beidemannen het gevolg was6)rsquoAltwee manne kry dus so ongeveer mooi rolle

1) De Nederl Kerkgeschiedschrijver G Brandt2) Inleiding tot Brandts Leven van Vondel 18663) Vondels Hekeldichten4) Gesch Ned Lettk II (1e dr) bl 230 423 vv Tijdschr Ned Taal en Lett I 18805) Verwijs Brandts Leven van Vondel bl IX6) Brandt Leven van Vondel bl XVI (Verwijs)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

313

Jonckbloet begint met aan te toon dat die vierreelige gedig van P nie die oorsaakvan die verwydering kon gewees het nie dit is nl jonger as die uitgave van dieTweede Deel van Jv Vondels Poeumlsy 1647 In een van die uitgawes vanWesterbaense Kracht des Geloofs lees mens lsquoGetrocken uit de Registers ende gezondenaen den uijtgever van het Tweede Deel van Vondels Poesyrsquo Dan volg dietoevoegsels oa ook die puntdig deur P As nou die hoofgedig jonger is as VondelsPoesy deel II dan is sooveel te meer dit die geval met die toevoegsels1)WaaromVondel Brandt lsquobekevenrsquo het bly dus onbekendWat egter wel waarskynlik

is volgens Dr Jonckbloet is dat P van die toeskrif dieselfde is as P van dieVoor-reeden Dit sou dan bevestig word deur n puntdig van 1650 aan Brandttoegeskryf en onderteekend met die woord lsquoPrudenter2)Nou volg daar beskouinge oor Brandt se lijkrede op Hooft waarin Jonckbloet in

die nie noem van Vondel se naam ens n gewilde belediging siet van die sy vanBrandt3)In 1651 vind Jonckbloet weer n heimlike aanval van Brandt op Vondel in n

anonieme bundel waarvan Brandt vermoedelik die uitgewer was VerscheydeNederduitsche Gedichten Hierin tref ons nie alleen Westerbaen se Kracht desGeloofs opnuut aan nie maar ook n gedig op die dood van Koning Hendrik dieGroote van Frankryk soos dit verskyn het in Vondels Poesy Deel II in 1647 metsestien anti-katolieke reeumlls aan die end en nie soos dit in Vondel se gedigte in 1622en weer in 1650 minus die sestien reeumlls gestaan het nie4)

1) Kon toch ook elders gedrukt zijn [Red]2) Van belang is wat Prof Te Winkel in hierdie verband meedeel Die P staat vermoedelik vir

lsquoProtestantrsquo teenoor RC lsquoRoomsch Catholiekrsquo waarmee Vondel sy narede op lsquoGrotiusTestamentrsquo onderteken Dit het dus niks uit te staan met Brandt se hipotetiese pseudoniemPrudenter (vgl Ontwikkelingsgang II bl 176-178)

3) Oor hierdie kwessie vgl Matthes G Brandt Het Leven van PC Hooft en De Lijkreeden blss91 en 100-101 en Leendertz Vondels Leven en Kunst-ontwikkeling blss 140-143

4) Ook in 1610 was die gedig verskijn dog hierdie druk is nie teruggevind nie Het die 16 reelsmiskien daarin gestaan (vgl Te Winkel Ontwikkelidgsgang bl 176-8)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

314

Daar ontstaan egter geen onmiddellike breuk In 1652 maak Vondel nog n lofliedop Brandt se Bruid Susanna van Baerle en in 1654 skryf Brandt n verklaring afvan enige van Vondel se hekeldigte uit die digter se eie mond1)In 1676 krij Brandt nogmaals inligting van Vondel omtrent sy Hekeldigte Die

breuk wat Jonckbloet aanneem moet dus waarskynlik tussen 1654 en 1676 gesoekwordHoe moet mens jou dit voorstel lsquoIk stel my de zaak zoo voorrsquo secirc Jonckbloet lsquoHet

beter ik was eindelik bij Brandt boven gekomen hij schaamde zich zijnerdubbelhartigheid had er berouw over en bekende toen aan Vondel wat er wasgebeurd Ligt het nu niet geheel in Vondels karakter om vertoornd te zijn meer nogover de huichelarij dan over de kwaadaardige aanvallen Dat hij niets meer vanBrandt wilde weten hem zijn huis verbood zal geen verwondering baren en datdit lang duurde nog minder daar Brandt zelf getuigt (p 106) ldquodat hij t misnoegeneens opgevat langzaam afleicirc en het gewaande ongelijk niet licht vergatrsquoDie konfessie van Brandt sou dan plaas gevind het lsquona 1654 misschien wel na

1657 wellicht omstreeks 1665rsquo In 1657 verskyn naamlik Brandt se boekie Verlaetuw eigen Vergadering niet2) en in 1665 sy gedig lsquoDe Vreedzame ChristenrsquoDis wel opmerklik hoe Jonckbloet deur die steeds weer opduikende bewyse van

min of meer vertrouelike omgang tussen Vondel en Brandt deur die jare heengedwing word om die lsquobreukrsquo al verder en verder van die jaar 1647 af weg te skuifen die tussentijdperk te oorbrug deur vir Brandt n rol van aartsveinsaard teveronderstelWat die hoofsaak betref is daar sedert die opstel van Jonckbloet weinig nuwe lig

oor die Brandt-Vondel-kwessie opgegaan

1) Penon Hist en Bibl Hekeldigten bl 1802) Waaraan Vondel hom in dieacute werkie moes erg soos Jonckbloet op bl 50 van sy artiekel

aanneem is my n raaisel Geen woord daar oor Katolieke geen woord oor Vondel Inteendeeln felle aanval op Vondel se ou vyande die Contra-Remonstrante sien daar die inhoud HetJonckbloet die boekie wel gelees

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

315

Kalff1) ag Brandt se outeurskap van die Voor-reeden waarskynlik Te Winkel2) enLeendertz3) neem dit altwee aan praat ook van die lsquolaagheidrsquo en dubbelsinnigheidvan Brandt in die jare wat daarop volg Die opvatting van Jonckbloet in sake die rolvan Brandt skyn dus so min of meer die algemeen geaksepteerne vandagMaar wat vertel Brandt ons nou in werklikheid self omtrent sy rol Die vraag is

van belang want teenoor die skrale gegewens van buite of moet hier juist Brandtse eie woorde as vernaamste bewysgrond geld Dieacute feit het Dr Jonckbloet egtersoos later sal blijk nie na waarde geskat nieIn die eerste plek moet daar met nadruk op gewys word dat Brandt se eie woorde

ons geensins die reg gee om in hom die samesteller en uitgewer van die bundelvan 1647 te sien nie al soumens ook al moet aanneem dat hy wel terdeecirc die skrywervan die voorrede was Van die voorrede en van die bundel praat hy in die Levenvan Vondel as van twee aparte sake4) Vondel sou graag wou geweet het wie dieskrywer van die voorrede was dit was dieacute lsquojongeling van twintig jaarenrsquo Van dieversamelaars van die gedigte praat hy egter as van lsquomenrsquoHierdie opvatting nl dat Brandt alleenlik vir die voorrede verantwoordelik was

word verder gesteun deur wat hij in die inleiding tot sy uitgaaf van Vondel se poeumlsieby Leonard Strik te Franeker skryf Hier lui dit lsquoMaar dat tweede deel was den dichterniet weinig tegens den borst soo om sommige Hekeldichten die hij voor de zijnenoch niet dorst erkennen als omdat de drukker uit onkunde of baetzucht om denhoop te vermeeren etlijcke rijmen daartusschen schikte van anderen gedicht enzijnen naam onwaardigrsquo Die bundel was - dit word in dieselfde voorrede vermeld -deur enige lsquokunst-

1) Studieumln Nederl Dichters der XVIIe Eeuw bl 392) Ontwikkelingsgang II bl 176-783) Leven van Vondel bl 2604) Verwijs Brandts Lev vV bls 72 reeumlls 6-10 en bls 72 reeumll 17-73 reeumll 9

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

316

minnaarsrsquo saamgestel Die lsquokunstminnaarsrsquo dus en die drukker was verantwoordelikvir die inhoud van die bundel en tog beweer Dr Jonckbloet sonder blik of bloos datBrandt die bundel lsquobezorgdersquoBrandt het later sy leedwese te kenne gegee nie oor die inhoud van die

versameling van 1647 nie maar wel oor die lsquoVoor-reedenrsquo of om juister te weesoor die skerpte daarvan lsquoHet was hem leed dat hy zulk n vermaard man zooschendig1) hadt doorgestrekenrsquo Ook hierdie apologie teken die verhouding waarinBrandt tot Vondels Poezy Deel II gestaan het Hy was verantwoordelik vir dieinleiding maar ander vir die inhoud van die bundelEn nou die lsquobreukrsquo-geschiedenis naas die ipsissima verba van Brandt self Dit is

in n passage oor Vondel as krietikus waar hy sij eie wedervaringe met die digteskets Na eers met sitate Vondel se kritiek meegedeel te hecirc oor die werk van HooftHuijgens Anslo De Decker Vollenhove en Antonides kom hij tot sij eie werk metdie vroeeumlr reeds aangehaalde woorde lsquoVan Geeraardt Brandt sprak hij weleer tenaanzien van de gedichten zijner jeugd en de lijkreeden op den Drost Hooft met lofen gunst daar men eenigh blyk van vindt in Ansloos vaarzen op de lykreede gedichtDoch de verscheidenheit van Godsdienst en eenigh ander verschil elders gemeldtveroorzaakte sedert wat verwijdering vermindering van genegenheit en eenlangdurich zwijgen2) tot dat doude liefde toen hem Brandt in zynen hoogenouderdom somtijds bezocht weer boven quam en dat men hem bijkans in t eindezijns levens noch hoorde zeggen Brandt is een goede Epigrammist dat sByschrift-schrijver ziende op zyn korte dichten afbeeldingen en grafschriftenrsquoKortliks secirc Brandt dus hier lsquoIn die begin het Vondel my werk geprys later gaat

hy daaroor swyg in sy houmle

1) Onder lsquoschendigrsquo verstaan ek lsquoschendendrsquo lsquogrievendrsquo en nie lsquoschandelijkrsquo soos Verwijs nie2) Dws oor Brandt se werk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

317

ouderdom prijs hy dit weerrsquo Van n lsquobreukrsquo soos Jonckbloet veronderstel is hiergeen sprake Die lsquolangdurigh zwygenrsquo van die krietikus Vondel is die gevolg vanlsquowat1) verwijderingrsquo en lsquovermindering van genegenheitrsquo En dit weer vloei voort uitgodsdiensverskil ensDeur te onderstreep het ek al reeds die aandag daarop gevestig dat hier geen

sprake is van n algehele verwijdering of verlies van geneentheid nie slegs n sekeremate daarvan dus ook geen breuk In hulle verband geneem kan die woorde moeilikdui op die mekaar-nie-meer-spreek van twee vyande vanwie die een die anderpasseer sonder n groet Die lsquolangdurigh zwygenrsquo sien op die krietikus En tog praatJonckbloet van n breuk ja selfs van n Brandt-sy-huis-ontsecirc van die kant vanVondelVondel is dus minder op die jonge Brandt gestel as pas na die eerste

kennismaking Kort na die lykrede op Hooft het dit skynbaar al begin Het Brandtdaartoe aanleiding gegee deur een of ander onvriendelike daad waarop Vondel sebekoeling gevolg het Dis natuurlik wel moontlik maar daar bestaat mi neenvoudiger verklaring Miskien moet ons die saak so voorstel Vondel het in diebegin die jong Brandt tot hom gehaal hy het n swak vir jong digters gehad2) Volywer in die diens van sy nuwe geloof wou Vondel ook ander daarvoor win lsquohijtrachtte al zijn vrienden te bekeerenrsquo Wat hy gedink het van Protestantisme het dieman van die hekeldigte seker nie onder stoele en banke gesteek me Aan die anderkant het die jong teologant Brandt hom ook seker nie alles laat gesecirc nie in eie oeumlhet hij miskien alle veel beter geweet as die gryse digter die mense het die skrijwervan die Veinsende Torquatus en die Lijkreeden n bietje oor die perd getel Hullehet dus aan die redeneer

1) Jonckbloet doen asof die woordje lsquowatrsquo hier heeltemal nie staan nie en slaan maar deur lsquoDeldquoverwijderingrdquo d w z de verbolgenheid van Vondelrsquo (bl 58 vgl ook bls 57 reeumlls 29-30)

2) vgl Leven van Vondel bl 104-6

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

318

geraak Maar veel geredetwis zonder vatbaarheid vir oortuiging maak beu van dieonderwerp en van die persoon Vondel het weldra genoeg gehad van die jong snuitermet sy poeumlsie inkluis word koel is selfs gereed om lsquoop verkeerd aanbrengenrsquo dieJongeling lsquotonrecht en scherprsquo te bekyf Die eerste entoesiasme was verdwynBrandt se predikant word was seker nie geskik om die twee manne meer simpatiekvir mekaar te maak nie van Vollenhove het Vondel gesecirc lsquoDaar is een groot licht inde man maar jammer dat hy een Predikant isrsquo Daar was lsquowat verwijdering envermindering van genegenheitrsquo maar dat daar geen lsquobreukrsquo was daarvan getuig diebewyse van vertrouelike omgang deur die jare heen waarvan ek reeds vroeeumlr gewaggemaak het Hulle het mekaar leer ken as stryers vir teenoorgestelde beginsels dielsquoverscheidenheit van Godtsdienstrsquo was wel degelik n beletsel maar Brandt sebewondering vir Vondel se kuns bly die skakel wat hulle bindDit bevreemd eintlik dat daar op hierdie feite nog nie eerder gelet is nie Nou dat

dit egter geblyk het - en ek meen dit staan daar duidelik vir wie maar wil lees - datdie verkoeling eintlik van Vondel se kant begint het en dit heel vroeg al is die teorieook nie langer meer houbaar dat die lsquodubsinnigersquo Brandt hom jaar en dag bly bedienhet van die niks vermoedende vriendskap van die goeie VondelDog Brandt vertel nog meer omtrent die lsquoverskilrsquo hier is daar egter ook weer nie

op gelet nie Nadat hy in die woorde flus aangehaal1) sy eie ervaringe met die kritiekvan Vondel meegedeel het vertel hy nog ewentjies in n paar sinne hoe hoog Vondeldie jong Moonen geprys het Dan heet dit lsquoZommigen leiden hem te last dat hijsomtijds luiden prees en in zijne gedichten hoogh zette die des onwaardig waarenMaar hy antwoordde lsquoMen heeft mij diets gemaakt dat ze zoodanigh waaren mijnlichtgeloovigheit2)

1) Brandts Leven van Vondel (Verwijs) bl 105 (onderaan) - 1062) Ek kursiveer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

319

heeft my bedroogenrsquo En dan by wyse van teeumlstelling nog vol van sy eie geval sonet vertel vervolg Brandt lsquoOok gingh hem na dat hy t misnoegen eens opgevatlangsaam afleicircʻ en t gewaande1) ongelijk niet licht vergatrsquo Is dit nie klaar as die dagnie dat Brandt hier denk aan lsquoeen jongeling van twintig jaaren dien hij (Vondel) opverkeerd aanbrengen tonrecht en scherp had bekevenrsquo en vir wie hy tot in sy hoeumlouderdom weens hierdie lsquovermeende ongelykrsquo koel-koel bly behandel Dat Brandtna hierdie berispinh en Vondel se halstarrige weieumlring om in sij onskuld te geloofdie berugte lsquovoorreedenrsquo kon gaan skrijf is lig begrijplik Onbegrijplik is egter hoeJonckbloet ter motivering van n lsquobreukrsquo volgende op n konfessie van n ongelykwaaroor die gras van jare al gegroei was hierdie woorde kon gaan aanhaal nl datVondel lsquot misnoegen eens opgevat langsaam afleicirc en t gewaande (sic) ongelijkniet licht vergatrsquo

DealesvilleSJ DU TOIT

1) Ek kursiveer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

320

Kleine mededeelingen

138 Lijkwade = lijkwaas

Prof J Vercoullie had (Tijdschrift 44 blz 320) nog een derden bewijsgrond kunnenaanvoerenLedegancks woorden zijn ontleend aan een bard van Albion waarmede is bedoeld

Byron en deze spreekt in the Giaour reg 76 (iemand beter bekendmet de Engelscheletterkunde dan ik had de welwillendheid mij de plaats aan te wijzen) van thelangour of the placid cheek Dit langour kan niet vertaald worden door lijkwadedesnoods wel door lijkwaas

C BAKE

139 Pinte en Sproete als draagsters

Prof JW Muller Critische Commentaar op Van den Vos Reinaerde blz 173 heefter op gewezen dat Pinte en Sproete geen hanen maar hennen zijn Cantaert enCrayaut zijn hanen lsquoals statige rouw- en fakkeldragers naast (evenals Cantecleervoacuteoacuter) de baar gaande terwijl - naar de zede van dieren en lagere menschenrassen- de twee gezustershennen met het zware ldquohandrdquo werk van het dragen der baarbelast zijnrsquoIk wijs er op dat het nu nog in Hontenisse (en misschien elders) in ons

Zeeuwsch-Vlaanderen gewoonte is dat de baar van een meisje gedragen wordtdoor enige meisjes van het dorp die van een jongen door enige dorpsjongens

J GREIDANUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

Page 4: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45

3

den door de scerpe recepten van bannen geesselen ende oorsnijdenrsquo waren devoorboden van lsquoeen nieuwe lentersquo en de echos van lsquoeen nieuw geluidrsquoIeder die dan ook de geschiedenis van ons strafstelsel in t bijzonder die van de

groote cultureele vraagstukken van alle eeuwen in t algemeen tot objecten vanstudie maakt zal ten opzichte van dit bijzondere punt waardeering moeten gevoelenjegens den moralist Coornhert als auteur van lsquoBoeventuchtrsquo Dit moge dan eerstgeschieden na eeuwen ruim verdiend is die waardeering zeker Overigens werd het auteurschap van Coornhert noch de dateering van zijn hier

bedoeld geschrift nergens duidelijk vastgesteld en nog vaker onjuist weergegevenDat hij werkelijk de schrijver moet zijn van lsquoBoeventuchtrsquo blijkt allerminst uit de

gedrukte uitgaven hiervan noch in den oudsten druk van 1587 noch in dien van16301) waar het auteurschap verzwegen werd Dat hij echter wel de maker was vanhet hier uitgegeven hs blijkt allereerst uit een aanteekening van denbovengenoemden Leidschen secretaris-dichter Jan van Hout vriend van Coornherttoen gene schreef onder aanhaling van de beginwoorden uit het lsquoDiscoursrsquo vandezen lsquotselve Ruydt bewerp en brengt tvoors gescrift nu mede De handt en penmelden Dirc Volckerts z Coornhert daer ooc mee over een stemt de tyt endeplaetze deurdien de zelve de XXIVen Octobris LXVII opte voorpoorte inden hagegevangen lachrsquo2) Hierbij sluit zich gevoeglijk aan tot staving van dit getuigenis hetslot van Coornherts handschrift gelijk men dit hierachter kan vindenMet dit bewijs van Coornherts auteurschap van het handschrift uit 1567 het project

van Boeventucht uit 1587 kan verdere documentatie dat hij ook hiervan de schrijvermoet

1) Dirck Vz Coornhert Wercken waer van eenige noyt voor desen gedruct zijn Amsterdam1630-32 3 dln

2) Register in Legger Tuchthuis 1598 Leiden Gem Archief

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

4

zijn geweest ongetwijfeld achterwege blijven Een eenvoudige vergelijking tusschenbeide bronnen schenkt daarvan reeds aanstonds een besliste overtuiging Ten slotte nog een enkel woord over de dateering van Boeventucht in zijn oudsten

vorm Dr Jan ten Brink de geleerde uitgever van Coornherts Wel-levensconste isbegonnen om als zijn meening in verband met het ontstaan van Boeventucht teverkondigen dat de tijd daarvan moet gesteld worden op plusmn 1573 Hij grondde dezeopinie op het feit dat de opdracht van het gedrukte geschrift oa inhield lsquoAan mijnenHeeren den Edelen ende ghezanten der Steden in Holland deszelvens Statenrepresenteerendersquo Hierin zag de genoemde Coornhertkenner het bewijs dat diensBoeventucht lsquonoodzakelijk gedurende Coornherts tweede verblijf te Xanten1) sintshet einde van 1572 geplaatst (moet) wordenrsquo Bestond er naast de gedrukte oudsteuitgave geen ontwerp in handschrift dan zou er nog wat voor een dergelijkeredeneering gevoeld kunnen worden maar in de gegeven omstandigheden is hetniet meer noodig tot gissingen de toevlucht te nemen waar namen jaartallen endata ten duidelijkste sprekenDs FDJ Moorrees heeft zonder eenigen critischen zin deze dateering

overgenomen in zijn schets van Coornhert als Libertijn2) welker juistheid volgensdien schrijver mede bevestigd zou zijn door den inhoud van het vlugschrift Alsofdit een bewijs wareEindelijk schaarden zich de samenstellers der uitvoerige bibliographie van

Coornherts geschriften de bestuurders van de lsquoBibliotheca Belgicarsquo aan de zijdevan Ten Brink cs door eveneens diensmeening te onderschrijven dat lsquoBoeventuchtrsquoin of plusmn 1573 zou zijn ontstaan waaraan zij slechts toevoegden lsquonous ne pouvonsque nous raillier agrave cette opinionrsquo

1) Vgl Dr J ten Brink De Auteur der Wellevenskunst Inleiding bladz LXXIV2) Vgl FDJ Moorrees Dirck Volckertszoon Coornhert de Libertijn bl 48

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

5

De twee katerntjes waaruit het hs bestaat zijn met verschillende hand geschrevenHet eerste is bijna gelijk aan den inhoud van de inleiding voor de gedrukte uitgavevan lsquoBoeventuchtrsquo onderscheidt zich hiervan enkel door spellingsverschillen enmoet geschreven of gecopieumlerd zijn tusschen 1567 en plusmn 1600 zeer waarschijnlijkkort voacuteoacuter 1587 Het tweede stuk is het eigenlijke hs van Coornhert duidelijkgeschreven met aan t slot de dag- en jaarteekening 24 October (15)67 en in dorsode oorspronkelijke benaming van dit geschrift lsquoScadelicke Leechgangers Endegesonde Troggelaersrsquo Dit en het daarop aanwezige handschriftnummer (Nuo Xo)zijn weer met een andere hand geschrevenDeze publicatie is verzorgd in overeenstemming met de bekende regels voor het

uitgeven van historische bescheiden

G i n n e k e n A HALLEMA

Boeventucht ofte middelen tot mindering der schadelyckeLedighgangers

Elders cooptmen duur om gheldt ondtschuldighe slavenHier ismen verlegen met boeven tot straff veroordeltAl verschonck men tghenot van haer royen off gravenNoch waren zy zelff en tlandt hyer deur ghevoordeltDus hoe wel ghy vrije landen gheen mensch eygendom lijtHengt uyt noot datmen boeven doe wercken tot haer eygen profijt

Aenmijnen Heeren den Eedelen ende gesanten der steden in Hollandt desselvensStaten representerende

Vertoont met eerbieding zeecker lieffhebber des gemeynen nuts dat hybemerckende den groten overlast te beduchten staende zoe opten wegen alsinden velden vant ledich geboeffte nu eenige jaren bijna heel ongestraft geweestdoor de zware stormen des oorlochs als hinderlycke beletselen voorden wtwiedinghevan zulc willich ende mild aenwasschend oncruyt ende

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

6

daer door (ooc mede door dien dese krych veel naerstige broodwinners inverderfflycke ledichgangers heeft verdorven) in groter menichvuldicheyt vermeerdertzijnde met vlytiger aendacht gespoort heeft gehadt na eenige bequame middelenom metten minsten quetse ende meeste nut van desen lande zulck geboeftespoedelick ende zeeckerlick te doen verminderen tot een veylighe ruste vandenlantsaten ende tot een merckelycken oirbaer van desen landen voorsz

+I+II

+1)Ende geleth hebbende na zyn slecht begryp upten+ eynde alder straffingen

+III

upten onvruchtbaren remedien tot nochtoe gebruyct ende mitsdien verstaende+

+IV

die nootsaeckenheyt van sulcken onnutte in een nutte remedie te veranderen+

+V

Ooc mede geleth hebbende upten oorsaaken vanden+ aanwas der rabbauwennamentlick onachtsaemheydt opten huyshoudingen der armen derselver hope

+VI+[VII]

van+ ongestraftheydt mitsgaders kleyn ontsich voor eenen+ quaden voormiddaghheeft willen alle zulcx so hy cortste mochte stellen bij gescrifte mit byvouginge

+IXvan nut schynende remedien daer tegens als eerst+ middelen om te comen tot

+XIIIgewysse kennisse van alle stercke arme ledichgangers ooc om alle den+ selven

+XXIIinheymsche wesende nutbaer werc te besorgen+ ende den wtheymschen uytte houden van gelycken mede eenige gerede ende oorbaerlycke straffingen der

+XXVledigen ende quaetdoende rabbauwen te+ weten royen op galeyen opten veren

+XXVIII+XXIX

hier te lande+ onnutte duynen inden schadelycken meeren of onnutte+ veenen

+XXX

te voeren in besloten plaetsen op water ende+ broodt nutte hantwercken te lerenende plegen ofte aen gemeenlants wercken met dijcken heyen diepen endeanders te arbeydenDoor welcke voorscreven middelen (of andere diemen beter mach bedencken)

wechgenomen zoude werden voort eerstde ledicheyt aller quaetdoens oorsaicke de hope van ongestraftheyt met het

cleyn ontsich eender corter

1) (Deze en volgende cijferaanwijzingen correspondeeren met de genummerde artikelen in degedrukte uitgaven van Boeventucht Het hs van 1567 heeft wel een overeenkomstige indeelingmaar mist nog de artikelsgewijze nummering met Romeinsche cijfers H)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

7

+XXXIIXXXVIIIpijnen ende zoude mitsdien het geboefte grotelic minderen ende der landen ruste+oirbaer ende veylicheydt wenschelick vermeerderen tot eere Godts tot lofflickgerucht van tlandt van Hollandt ende tot welvaren van desselffs inwoonderenzoe breder gesienmach werden inden gescrifte bij desen overgelevert ende bedachtalleenlyck tot dienst vanden lande Versouckende de vertoonder niet anders dandat zulcx gelesen mach werden by UE off ten minsten bij eenige daer toe by UEte committeren op dat zoe daer inne yet nuts mochte zyn tselve met verbeteringeint werck zoude mogen komenEnde en zal de vertoonder alst maer gelesen ende by UE verstaen is geweest

in allen gevalle dese zijne goetwillige moeyten niet verloren reeckenen al endezoudet nergens anders toe dienen dat tot een vermaninge aen UE van eenspoedige ende ernstelicke bedenckinge om in dese zoe wichtige als nodige zaickeeerstdaichs te voorsijen

Discours onder verbeteringe vanden verstandigen

Wesende zoe leedich als vijant der leedicheyt nam ick voor de zelve mijnen vijanthinderlick te zijn zoe in my zelve als in anderen met nasporinge van middelen totminderinghe vanden schadelycken leedichgangers dijenende teghen den welckenveele placcaten met luttel vruchts gecondicht zijn geweestMaer aenmerckende des tyts ongelegentheijt welcke becommernissen in wichtiger

zaken nijet en gedoocht yet (alwaert al goet gevonden) in desen vuyt te rechtenende daer bij dat van mij ongeleerde ende onversochte in burgerlyken zakenqualyck yet gevonden zoudemoeghen worden twelck den geleerden lantregeerdersby raede der welcker de voorss placcaten gemaeckt zijn verborgen mach zijngeweest zoude ick de penne vuijter handt geworpen hebben ten waer zaecke mijdaer beneven oock voorgecomen ware dat een guede inventie nyet verlooren enis al en werdt die ter stont nyet int wercke

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

8

gebracht ende dat de hooge van state de kennisse van veel zaeckenmoeten haelenvuijt slechte burgeren dommestanden der zelver verstaendeAlsoe hebbe ick eenighe middelen by mij ten eijnde voorss bedacht zynde wel

willen stellen by gescrifte ende dit te vrijmoedelijcker overmits ick die noyt ineenigher placcaten en hebbe gevonden Biddende allen verstandigen dyese zijenzullen de zelve met besnoijnge vant overtallige ende bijvoechse[l] vant nootruftigeeer te willen verbeeteren dan te verachten als gescreven zijnde nijet vuijtverwaentheyt tot eyghen eere maer vuijt goetherticheyt ten gemeenen bestenbyden ghenen die lijever nijet dan tot nyemants nut zoude leeven

+Pag 2Staet daeromme eerst te mercken dat het eijnde alle der+ voorss placcaten

teghen den rabbauwen nijet en is geweest dodinge van veele menschen maerminderinge vant geboefte want het gheen minder doecht en is in doverheytimmers meerder oock lustiger ende prijselijcker werck dondersaeten voor mesdaette behoeden ende onschuldich te houden dan den schuldigen te straffenOick zietmen openbaerlijck dat het geboufte deurt executeren der voorss

placcaten wel bij meenichten gedoodt werdt maer zoe luttel vermindert dat denmeenichvuldigen anwas van dat willige oncruijt oock ancxte maeckt inden vroedenhet goede coorn noch eens te verdrincken deur eenighen gelegentheijt van oproerbij aldijen daer inne nijet wijselijck ende tijdelijck en werdt voorzijen zoe dat metsdyenblijckt dat de voorsz placcaten zoe luttel gevoordert hebben tot minderinge vanttgeboefte als olije int vuijr gegooten tot leschinge van brandeOff dit nu toe compt deur dijen dat de middelen der voorsz placcaten nijet en

zijn geweest de rechte dan off tzelve compt deur der officieren slapheyt en staethijer nijet te ondersoucken maer is te sporen na doorsaken vanden grooten aenwasder rabbauwenDeser houde ick onder meer anderen te wesen drie principale teweten het leedich

brassen der goedeloese menschen hoope van ongestraftheyt ende cleyn ontsichvoor eenen (zoot de boeven nomen) quaden voormiddaege

+Pag 3Voor waer nijet jegenstaende doverheyt zorchvuldelick hoort+ te letten opte

huijshoudinge der schamele gemeente zoe en geschyet dat gans nyet desdselve qualijck op gevoet zijnde haest geraect aent leedichgaen tuijschen endedrinken ende

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

9

zoe hen armoede zulcx nyet en vermach te onderhouden moet het voetsel vanzulck heur winneloos ende costeloos leeven gehaelt werden met quade middelennae tghemeen seggen

Die nijet en windt noch nijet en heeftgestadelijck inde taveerne leeftende de waerdinne wel betaeltwonder ist waer hijt haelt

Vuyt de verachtste van desen spruijten gesonde bedelaers ende vuijt dengroothartichsten dieven geweldigers knevelaers ende moordersWant dese laetste gerakende onder den rabbauwen bemercken der zelver

menichte groot ende de gestrafte van dyere weynich als die zeltsaen gevangenwerden overmits vreese te weeten des lantmans van aen coelen geleyt te wordenende der officieren voort lanck verleg vanden costen Ende maeckende alsoe hijzelve een1) hoopen van bedect te stelen ende roven te ontcomen off gracelijckgestraft te worden begeven zij hen tot quaet doen om leedich ende gulsich teleevenMaer genomen henluyden tongeluck al mochte treffen van gevangen ende

gedoodt te worden zoe laeten zij hen beduncken een goetspelen gaen een gatslachwaerdich te zijn ende hijer inne philosopherende verstaen zij doch eens te moetensterven van ziecten off anders verkyesen eenen corten scherpen voor een langequijnende doodt meynende alsoe dat dexecutie hen gracelycker handelt dan de

+Pag 4nature zelfs ende achten heure+ periculen minder ende heure weelde meerder dander landtsknechten dije met pijnlijker armoede op schutgevaert ende zorchlijcketochten loopen om vijer stuvers daichs ende tsavonts den keel aff zoomen zeytMochten nu gevonden werden bequame middelen tot wechneminge der voorsz

drie oorsaecken vanden aenwas des geboefts zoe waer verminderinge der zelverte verhoopenEnde zoude (mijns bedunckens) tot wechneminge vanden eerste ende hooft

oirzaicke der voorsz drie grootelijck voirderen het onderhoudt van dese off desergelijcke ordonnantien inden steden ende dorpenTeweten dat dofficier metten schepenen alle weeke een dach onleedich zouden

wesen omme den homans vanden ge-

1) Het hs heeft hier lsquoenrsquo H

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

10

buyrten deen voor ende dander nae onder eede aff te vragen wel scherpelick watluyden in heure gebuijrten woenen off thuijs leggen die gheen renten nochtegoederen hebben dagelycxs leedich gaen teeren drincken off spelen twelckongetwyfelt zoedanich volck zoude melden omme gestraft te moegen werdenEnde omme der quaetdoenders hoope van ongestraftheyt te benemen waer van

noode te vinden zoedanigen executie opt geboufte den doodt nyet verschulthebbende dat zij als wraeck-gierige boedels den lantman dijese gevangen haddeterstont nijet weder opten halse en quamen zoe nu gevalt nae gheesselinge endebannissementen daer mede des landtmans ancxte van henluyden te vangen wechgenomen mochte wordenItem corter gereeder ende gewisser executie dan nu valt dicmael overmits

+Pag 5scrupule vande schepenen verstaende (nijet+ geheel tonrecht) dat de schaemteeens verlooren zijnde de gesonde bedelaers ende dijefkens nijet heelongeneselijck wesende voorts onder de scelmen ende eyntlijck aenden galgegebannen worden waer deur de traecheyt vanden officieren als meer gheen lanckverschiet van penningen vresende oock wech genomen zoude wordenTen laetsten schijnt jeghen tcleijn ontsich der doodt schuldigen van noode te zijn

eenige straffe bitterder wesende dan de doodt zelve daeraff dexempelen oockbereyt ende veele tot allen plaetsen voor oogen mochten zijn omme zoo deur bewijsvande strenge ende onverbiddelijcke straffinge der misdadigen van quaedt doenaff te scrickenDe middelen dyenende tot meldinge vanden leedich gaende brassers is voor

gehoort Nu wil ick aen de manijere van straffe voor de zelve bequaem zynde endeoock aendemanijere omme der quaetdoenders hoope van ongestraftheyt insgelijcxshenluijden cleyn ontsich wech te nemen vande welcke ick hyer wil stellen vyereende daermede alleen aenwijsinge doen ommemeer andere ende beeter middelennae gelegentheijt vande lantschappen voorder te bedenckenDeerste is datmen zoude doenmaecken roeijschepen van groote endemenichte

van rijemen nae gelegentheyt vanden veeren van Amsterdamme ende Dordrechtop verscheyden plaetsen leggende ende dit licht oock styff alleen om menschen

+Pag 6te voeren ten halven met een aff scutsele tusschen den royers+ ende reysenaerszoe dat nijemant vreemts zoude moeghen coemen byden roeijers die op heurebancken vast geketent zouden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

11

zitten onder tgebodt van eenen strenghen patroon met een of meer bengelmeestersnaer groote vanden schepen ende menichte der roeijers welcker spijse moste zijnbroot ende henluyden drancke waterHierop zouden gebannen worden voor een jaer zes thien off hondert nae schult

ende der zaecken gelegentheyt alle gesonde bedelaers dijeven geweldigersknevelaers ende andere quaetdoenders zonder te vergeeten wijvesmijters onnuttedronckers dagelijcxe overspeelders tuijschers deurbrengers ende kinderen heurenouders lastich zijnde ofte weder spannich welcker cost men daerop zoudemoeghencopen omme te roeijen ende alzoe dese roeijschepen gebruijcken inde plaetze vankerckers dolhuyskens ende casteelenMaer off yemant in dese nijeuwicheyt (zoe meest alle nyeuwicheyt zwaricheyt

inne brengt) zwaricheyt wilde maecken vande cost aenden schepen vanden hindereder schippers ende schuijters ende van qualyck patronen te vinden onbermhertichgenoech hijer toe wesendeDie zal haest vernoucht zijn met het onwaerdelick proffyt dat zynen Majesteit

genijeten zoude vuijt de verpachtinge ofte bedijeninge der voorss veren Ick zwijgede minderinge vanden costen der justitieren nu vallende zoe int lanck leggen alsint executeren der gevangenen Item dat luttel schijppers hen generen metmenschen vracht oock luttel schuyteboeven zijn die deur heur dagelycxs gewelt

+Pag 7aen den reysenden man+ nyet wel verschult en hebben het roeijen opten voorssschepen Ende indien de bootsluyden van Hollandt ende Zeelant gheen luydenfel genoech vuijt en conden leveren om patroonen te wesen dat de wreedenatie vande Engelschen ofte oock Spangaerden ende Italianen lichtelyck weijnichpatronen daer toe behouftich vuyt leveren zoudenDe tweedemiddel is datmen tgeboufte landt zoude doenmaecken vanden duynen

ende meeren twelck nyet commerlyck en schynt alsmen de boeven met ketens offbouten aen den anderen gevetert tlandt dede werpen in ende weder vuijt denschuijten ten opsien vanden toe sienders vande werckende rabbauwen zoe indenmeeren ende veenen als aenden duijnen te bestellen tot bengelmeesters vandenboeven ende regeerders vande affkarringe ende toemaeckinge van lant welckgeboefte drooch broot eeten water drincken ende up drooch stroij slaepen zoudein een groote beslooten plaetse daer toe te maecken ter plaetsen naestgelegendaer de lancdurichste karringe zoude vallen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

12

De derde middel is dat int midden van elck lantschap gebout zoude worden eengroote stercke vangennisse met meenichte van hutkens ende een ruijme plaetseint midden daermen elck een ambacht connende zoude leveren tstoff om yet wercxte maecken zonder hen broot te geven hij en leverde een maetelijck dachwerckgemaict maer die gheen ambacht en conden zoude geleerdt werden nette breydenspeldemaken spinnen ende andere dijergelycke nutte ende onconstige ambachtenomme werck te leveren als vooren off te vasten

+Pag 8

+Ende de vijerde middel is datmen bouwen mochte binnen elcke steede eengevanckenisse bequaem voort geboefte zoe van binnen de steede als vandomleggende dorpen ende tzelve geboefte in manieren voorsz heure ambachtendoen pleghen diemen bij tween aenden anderen vast gecloncken zijnde gebruyckenzoude moeghen zoe aender steeden als aen gemeenlants wercken in heijendijcken delven dijepen van grachten ende dyergelycken arbeytEnde omme in allen gevalle den vuijtbreeck ofte wechlopinge vant voorsz gebouft

te voorhoeden zouden alle dootschuldige boeven gemerct werden int aensichte offmet eenich brantteecken off met opsplittinge der noesgaten zulcxs dat zijluydenal ontcomende eeuwige ballingenmosten blijven ofte als vluchtige ende verdoemdeslaven tot allen plaetsen byden officieren zonder oordel gehangen zouden wordenmaer anderen den doodt nijet verschult hebbende mochten voor henluydenvuijtbrake gestraft werden met dubbeleeringe vanden tyt heurder gevanckenissenVoor waer cooptmen in Spangien onconstige slaven voor hondert off twee hondert

gulden tstuck de rabbauwen deser landen veel al een ambacht connende zijnoock gelt waerdich ende beeter den dooden dats tot nyet maken te meer zoe hyerte lande zoe wel werck is te vinden voor henluyden ende en schynt hyer nijet teontbreken dan de maniere ende const om tgebouft recht te gebruycken die zekernyet zwaer om leeren en is noch zeltsaem

+De capienda utilitatePag 9

+Ende en is daeromme nyet ongeraeden dat wy in desen eens bestonden naete volgen onsen oude voorvaeders de welcke (zoe Plutarchus zeyt) hen eerstvernoecht hebbende met hen zelve te vrijen ende veyligen vant schadelicke wildegedijerte deurt schyeten ende dooden der zelver metter tyt verstandiger zijngeworden lerende de zelve wilde beesten oock betemmen ende tot henluydenoirbairlycken dienste gebruijcken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

13

Zeker den dienst ende oirbaer dyemen vuyt het gesonde geboufte zoude moeghentrecken en zoude nijet cleijn wesen waert datmense leerde gebruijcken ommedeurt roeijen den wech vanden reijsenden man in alle weeder ende wint snellijckende veylichlijck te voorderen Item omme van den onnutte jaa landt verstuvendenduijnen ook vanden landt verslinnenden meeren nyet alleen het goede lant tebeschermen maer oock zelve goet lant (dat in Hollant gebrec is) te maecken Itemomme van verdervers ende onnutte verteerders oirbaerlycke winners met vermeringevanden nootlycken hantwercken te maeken Ende omme tgemeen lant oock densteeden arbeijtsluyden genoech te leveren die eenen halven stuver daechsverterende vijff off zes stuvers met arbeyden zouden verdienenWelck proffyt hoe wel het boeven maten nut is nijet en is te gelijcken byden

grooten oirbaer tgemeenlant te verwachten staende alleenlyck deur minderingevant voorsz geboufte die hier deur vallen zoude want men zoude de voorszleedichgangers ende onnutte wespen kennen ende zoe tot nut moeghen gebruijckenEnde zoude dese executien vallen gereet oncostelyck ende buyten scrupule daerdeur der officieren traecheyt benomen zoude worden Ende zouden boven dijen

+Pag 10oock zoe+ zeecker zijn dat het geboefte alsoe een wyele opten roeijschepen invangenisse ende gebannen zijnde ende nijet op des lantmans hals den lantmannyet haest weder toecoemen en zouden des de lantman oock nijet scromen enzoude tgeboufte byden halse te nemenEnde hijer deur schijnt de hoope van ongestraftheyt genoech verlooren want zoe

de leedichgangers gewislijck op gegreepen zouden worden zoe wel opt lant alsinden steeden waer zouden zij veylich moeghen blijvenOock meede zoude aenden eeuwigen gevangens zoedanigen pijnlijcken

jammerlijcken ende ellendigen slavernije tot allen tijden over all bij elck gesijenworden dat zulcken onetijntlijcken1) verdrijet vant geboefte al verde boven thienquade voormiddagen geducht gevreest ende ontsien zoude wordenEnde dit ist derde voetsele vanden aenwas des geboefts twelck met dander twee

alsoe wech genomen zoude worden datmen verhoopen mochte onlancxs vuijtandere landen (zoe

1) Er staat misschien ontijntlijcken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

14

nu de Spangaers doen) het geboefte tot onderhout vande roeijschepen ofte ghemeenwercken voorsz te moeten haelen off bij gebreecke der zelver naerstige winnebrootsdaer toe te huijren ende dat bij faute vant inlantsche geboefte dwelck dese landen(nijet anders dan de duijvel teruijs) mijden ende vlijeden zoudeDan zoude de lantman opt platte lant voor den knevelaers zoe veijlich zijn als nu

+Pag 11de burger inden beslooten steeden+ De reijsende man zoude zoe luttel optenweghen als nu inden kercken voor straetschenders beducht wesen De schameleluyden zouden vuijt vresen vant voorsz roeijen de leedicheyt het drincken endetuijschen vermijdende hem met eerlijcken arbeyt generen De weederspannigekinderen zouden deur ontsich vande roeijschepen heuren ouders ontsien eerenende gehoorsamen De wyvesmijters hoereerders ende deurbrengers zouden wtancxte vanden rijemen te moeten handelen een vreedtsaem cuijsch endemaetelijckleeven leyden Ende de quaetdoenders zouden met vermering vanden goedengrootelick verminderen afnemen ende verdwijnenWat canmen godlijckers eerlijckers ende oorbaerlijckers nyet voor eenenmensche

huijsgesindt ofte stadt maer voor steeden ende landen wenschen dat zeeckerderende lichtelijcker vercregen mach werdenDat zij hijer mede genoech alleen voor een ruijdtbewerp omme bij verstandigen

bat naegedacht te werden

Begonnen ende voleyndt inden Haege opten voorpoorte opten XXIVen OctobrisLXVII

(In dorso)Scadelicke LeechgangersEnde gesonde TroggelaersNuo Xo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

15

Ze(e)rden scheren sarren

Vele Oudgermaansche talen kennen een sterk ww serethan onr seretha agsse(o)rethan ohd sertan mhd serten mnd mnl serdenDe oudste bekende beteekenisschijnt te zijn geweest coiumlre stuprare waaruit zich behalve de bijzondere toepassingop sodomieterij in verschillende talen andere beteekenissen ontwikkeld hebbenschenden beschadigen smijten slaan plagen bedriegen lokken enz Het Mhdkent ook de znw sart en surt stuprum die echter ook en vooral gelijk zooveledergelijke woorden in de lage lsquokrassersquo volkstaal werden gebruikt om ietsverachtelijks volslagen waardeloos aan te duiden ter lsquobekrachtigingrsquo eener sterkeontkenning (nit ein - geen zier lor bal enz enz) en voorts er- ver- zersertenungesorten lacirczen1)Ook in onze taal althans in sommige gewesten van ons taalgebied heeft dit

woord waarop tot dusverre nooit de aandacht gevestigd is vanouds bestaan Uitde middeleeuwen is tot dusverre slechts eacuteeacuten plaats opgeteekend Buskenblaser178 waar verseerden door Leendertz (in de Aant op de Mnl Dram Poeumlzie) onderverwijzing naar Spanoghes uitgave der Synonymia Latino-Teutonica CXLIV metverspillen door Verdam iv met weggooien wegsmijten verspillen vertolkt wordtmaar waar het blijkens het zinsverband (een man verwijt zijne vrouw lsquodoen ghitgheelt van onser goeder blaren coe verseerdet ane broeder lollaertrsquo) ten minsteeven goed nog in zijne oorspronkelijke althans oudere sexueele beteekenis opgevatkan worden zeker althans nog eene toespeling op of herinnering aan die bet bevatKiliaan noemt het woord niet maar moet het toch in zijne eigenlijke beteekenisgekend

1) Zie de wdbb vooral Schmeller en het daar aangehaalde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

16

hebben blijkens zijne door mij indertijd Tschr XIII 160 aangehaalde doch nietbegrepen vertaling van boech-seerden met lsquoutrinque inirersquo en zijne aanvankelijkinderdaad verbijsterende gelijkstelling van bug-seerden met buggheren paedicareetc (zie verder Kil 75a en 836a) die na het bovenstaande zeker wel geen naderenuitleg behoeft1) Men zou ook geneigd zijn in Kiliaans lsquoGhe-soort Foetura genimenrsquoeer een oud met dit ww verwant znw te zien dan eene afleiding van het jongereRomaansche soorte Het ww zelf zal Kiliaan misschien niet zoozeer wegens debeteekenis onvermeld hebben gelaten als omdat het hem eerst bij de bewerkingvan den lsquoAppendix peregrinarum dictionumrsquo (831-866) uit West-Vlaanderen teroore gekomen was althans niet in het door hem allereerst geboekstaafdeAntwerpsch-Brabantsch thuishoorde Daarmede strookt althans geheel de doorhem opgegeven vorm (boech)-seerden dien wij ook in het (thans zwakke) wvlzeerden naast waarschijnlijk minder gewoon zerden bij De Bo2 1227-8 terugvindenmet de immers inzonderheid Westvlaamsche rekking der korte egrave voacuteoacuter r + mkl totde zgn lsquozware egraversquo (ook wel verbeeld door ae of ei)2) en met de oogenschijnlijk zeeruiteenloopende beteekenissen 1 tergen kwellen plagen 2 (trans) stooten smijten(intr) stooten vallen 3 heengaan 4 (met (er) op) achten prijs stellen er zich aangelegen latenNaast dit art met vele voorbeelden uit auteurs en uit de levende volkstaal geeft

De Bo2 1232 ook een ander art zegraveren (met dezelfde lsquozware egraversquo) met de bet tergenkwellen maar ook aanbelangen aangaan raken scheren (wat zeegravert mij -) gezeegraverdzijn met - lsquozich bevinden bij iemand die ons be-

1) Verg met fr bougre nl bogger ook fr mnl herite ketter en sodomiet zie voorts De WeertNie Doctr 1183-9 sodomieterij wanhoop en heresie als drie zonden tegen den H Geest

2) Zie De Bo op E Vercoullie in Onze Volkstaal II 9 Van Wijk in Tschr XXXI 30-7 - Die vormmet ee zal evenals gheelt voor gelt (zie Vercoullie tap) dan ook als een Wvl vorm in (diths van) de voor t overige naar ik meen meer Brabantsch gekleurde taal der zgn lsquoabelespelenrsquo en sotternieeumln aangemerkt moeten worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

17

zwaarlijk valtrsquo gezeegraverd zijn van - lsquobezwaarnis hebben van iemand die ons kweltrsquowaarnaast ook in denzelfden zin den zeerd krijgen of hebben van -Het zal wel niet gewaagd zijn dezen laatsten door voorbeelden ook van den plur

ind en den inf (waar de d dus inderdaad niet g e h o o r d wordt) gestaafden vormzegraveren te verklaren uit misverstand van het praet met d(d) en vooral van het zeergebruikelijke part gezeegraverd zijn een misverstand misschien nog ondersteund doorde bijgedachte aan een wel niet gebruikelijk doch licht te onderstellen in klankverscheiden maar zinverwant zeeren met lsquoscherplangersquo eeVerschillende beteekenissen en gebruikswijzen van dit woord ze(e)rden herinneren

ons aanstonds aan de bijna volkomen gelijke begripsontwikkeling bij nnl brui(d)enbrui verbruien enz en mnl hijen verhijt zie Ned Wdb en Mnl Wdb op die woordenen de uitweiding in de Synon Lat-Teut bij Contumelia Over de ontwikkeling dezerbeteekenissen uit de oorspronkelijke1) althans oudst bekende sexueele en overde uit deze en vele andere woorden blijkende groote plaats van het sexueele in devoorstellingen van meer primitieve tijden en in de lsquokrachttaalrsquo van ouderen enjongeren tijd ware meer te zeggen

Naast dit wvl zeegraverden staat nu in Brabant (en elders) een in klank en beteekenisalthans zeer daarop gelijkend en door De Bo dan ook daarmede gelijk gesteld wwsjegraveren zjegraveren sjerren sjarren Hoeufft Bred Taaleigen heeft sjarren wegsmijtenlsquodoch meest onder de landlieden en den laagsten burgerstand gebruikelijkrsquo dat hijvergelijkt met gelijkbet zuidbrab sjerren sjeren (ook wegdrijven -jagen) en dathem doet gissen dat het lsquode naar het Hoogduitsch gebogene uitspraak is vanscherenrsquo in denzelfden zin in en om Breda en Bergen-op-Zoom gebruikelijkInderdaad hebben Cornelissen-Vervliet Antw-Brab Idiot scheren werpen smijtenen daar-

1) Dit laat ik in t midden in vele andere gevallen althans schijnt deze veeleer de jongere langsverschillende wegen uit meer algemeene ontstaan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

18

naast geschoren zijn met iemand er mede bedrogen gefopt zijn Claes Bijv opTuerlinckx Hagelandsch Idiot geeft op zjeer brui (den - van iets geven) en zjeerenvertrekken zich wegmaken Rutten Haspeng Idiot zjeeren raken (wat zjeert mijdat) en wegjagen (zij hebben hem daar gezjeerd) Schuermans Alg Vl Idiot enBijv sjerren sjegraveren zjegraveren (jegraveren) (weg)werpen en ook sjeer(t) (u) van hier sjeerzjeer (van iets den - geven = - bras -) De Mont en De Cock Vl Volksvertelsels 93wat sjert me dit wat sjert me dat (uit Wambeke in Brabant) Colinet Het dialectvan Aalst (Leuv Bijdr I 50) žegraveren bekommeren eindelijk ook gespeld met j(kennelijk met Fransche klankwaarde = ž zj) jert van hier (Hor Belg II 242 uit eenspotliedje op de Walen en evenzoo Versl d Vl Acad 1923 149)Dezen vorm met š of ž vinden wij nu echter niet alleen in Brabant maar ook in

Holland Van Helten heeft Proeven vanWoordverklaring 19-20 eenige voorbeeldenoogenschijnlijk alle uit Hollandsche kluchten gegeven van sjarren sjerren sja(e)renin dezelfde of soortgelijke beteekenissen en uitdrukkingen als hierboven voor hetBrabantsche ww gestaafd zijn Op de keper beschouwd komen echter eenigehiervan - een van De Bie1) voorts De Jonge Bakkersknaepje 8 (bis) BormeesterNieuwsg Aegje 4 - op rekening van Brabantsche kluchten of van Brabanders inHollandsche kluchten sprekend ingevoerd Maar voor Hollandsche rekening blijvendan toch Tysens De weergadel Bedrieger ontmaskerd 42 Alewijn Jan Los 25 en33 Dez Puiterv Helleveeg 25 en (door mij hierbij gevoegd) Swaanenburg ArleqDistelateur 299 Hetzij nu deze Hollandsche bewijsplaatsen al dan niet alsBrabantsche lsquoinkomelingenrsquo moeten aangemerkt worden in allen gevalle herinnerenvorm en beteekenis van dit brab(-holl) sjaeren

1) Op de door VH vermelde plaats Beschermde Suyverheyt 24 zijn de door hem aangehaaldewoorden niet te vinden waarschijnlijk zijn zij uit een ander spel van dezen Brabander Ikverbeter ook verder enkele cijfers van VHs citaten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

19

enz sterk aan die van wvl zeegraverden zegraveren (en wederom aan de bett van hollbruien) Men vraagt zich een oogenblik af of deze twee woorden vereenzelvigdmogen worden of de sj (š ž) hier uit z ontstaan kan zijn1) Doch weldra laat mendie gedachte varen het ligt toch meer voor de hand in dit šegraveren met Hoeufft een- oorspronkelijk oostelijken - vorm met š- lt sch-2) te zien van het Nnl en Nhdww scheren dat oa zoowel reflexief gebruikt zich uit de voeten maken oprukkenheengaan als transitief aangaan deren enz (bv lsquowas scheert mich Weib wasscheert mich Kindrsquo Heine) beteekent3) Allicht zullen echter de beide in klank enbeteekenis overeenkomende ww elkaar hier en daar op sommige punten van onstaalgebied en van hun begripsgebied ontmoet4) en op elkaars beteekenis invloedgeoefend hebben ja verward of zelfs ten deele samengevallen zijn

Nog een ander woord dat in klank en beteekenis met de bovengenoemde puntenvan overeenkomst heeft is nnl sarren lsquoeen betrekkelijk jong woord waarschijnlijkvan onomatopoeumltischen oorsprongrsquo zegt het Ned Wdb op het voetspoor vanFranck-VanWijk Vercoullie2 daarentegen lsquouit hgd zerren intens v zehren = terenrsquoDe eerste gissing lijkt mij een noodsprong in t duister de tweede afleiding althanste stellig bewoord Mag een derde mogelijkheid overwogen wordenDe oudste voorbeelden in het Ned Wdb XIV 106-7 zijn uit de 17de eeuw van

Hooft Vondel De Brune en andere Hollanders of Zeeuwen Dat de thansgebruikelijke s ook hier reeds den scherpen sisklank verbeeldt mogen wij afleidenuit de afwijkende spelling met z (zarde) bij Vondel II 747 naast

1) Gelijk althans in vreemde woorden als hans(s)jop parlesjanten corsjet wel geschied is -Verg ook bij Boekenoogen jart en jirt (aan den - zijn)

2) Als in Limburg ten oosten van de Panninger linie (zie Schrijnen in Tschr XXVI 82) maar ookin het Oostvl Aalst (zie boven blz 18) in de NW Veluwe (Van Schothorst sect 274 c) ee

3) Zie Ned Wdb XIV 474 Paul Deutsches Wtb 377 b4) Verg bv ook mhd ungesorten lucirczen (boven blz 15) = nhd ungeschoren lassen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

20

zidderenden (een paar regels verder) en uit een (ouder) voorbeeld in de Twespraack(1584) XIV waar de (aldaar aangenomen en aanbevolen) onderscheidende spellingvan den scherpen klank met lsquosrsquo doch den zachten met lsquozrsquo oa verduidelijkt wordtdoor sarren tegenover zarp De klinker is in al de in t Ned Wdb en hier vermeldeaanhalingen - en ook bv Vondel II 634 ( marren) - a evenals thans Doch eenpaar (oudere) plaatsen hebben e Visscher Brabb 147 (Jamm VI 51 sert swarthert) en Bredero III 459 (serren sterren) met de bekende afwisseling van er en arin de Hollandsche literaire schrijftaal van t begin der 17de eeuw (zie Van HeltenVondels Taal sect 2 Nauta Taalk Aant op Bredero sect 4 en 8)Uit vroegere eeuwen zijn de voorbeelden tot dusverre uiterst schaarsch Plantijn

noch Kiliaan vermeldt het woord Verdam geeft behalve eene verwijzing naar denTeuthonista (lsquotergen tzerren kreytzen irritarersquo en lsquotergen tzerren vergrellenincessirersquo) slechts eacuteeacuten voorbeeld uit den Noordnederlandschen1) lsquoeerstenGeschiedbijbelrsquo 234 a lsquoDoe quam daer een out Jode ende serrede Matatias voirsijn aensicht dat en condeMatatias niet liden datmen Gods wet verdructersquo kennelijkde zeer vrije vertaling van den Vulgaattekst van 1 Mach II 23-4 waarin echter geenLatijnsch woord rechtstreeks aan serrede beantwoordt Thans dienen daarbij gevoegdtwee door Dr Verdenius in dit Tschr XLII 133 aangehaalde gelijkluidende plaatsenuit Sommige stichtige punten ed De Man blz 117 lsquoBrueders lijdet mit ons endedrijncket den kelick der sarringe alse water des levensrsquo evenzoo blz 171 waarnaar Dr V mededeelt lsquoin t hd voor [l in t hs voacuteoacuter] sarringe serringe geschraptisrsquo welke laatste vorm door den afschrijver van dit - in de 15de eeuw in de omstrekenof althans (min of meer) in het dialect van Deventer geschreven - hs derhalveminder goed of aannemelijk geacht werd dan de eerste2)

1) Zie Te Winkel Ontwikkelingsg2 II 1672) Zie Tschr XL 193 en De Mans Inleiding LXXXVI

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

21

Dr V vraagt tap met verwijzing naar de bovenaangehaalde lemmata uit denTeuthonista of nnl sarren niet uit het Oosten ingedrongen kan zijn tserren gt serrengt sarren Tegen deze afleiding ook bij Verdam aangeduid en door Vercoullie gesteldis uit het oogpunt van de klanken niets in te brengen noch tegen hd z- gt nnl s-noch tegen hd -err- gt holl -arr- En ook het eerste voorkomen in een HollandschenBijbel in den Teuthonista en in een stichtelijk geschrift uit de oostelijke gewestenschijnt wel dien kant uit te wijzen Maar de afstand in beteekenis tusschen mhdnhd zerren (verwant geacht met eng tear maar ook met hd zehren nl teren dochn i e t met hd zergen nl tergen) rijten scheuren trekken rekken en nl sarrenplagen kwellen tarten schijnt toch groot genoeg om eenigen twijfel aan die oostelijkeherkomst te wettigen En de drie middeleeuwsche getuigenissen staan mi dicht bijde Nnl maar ver van de Hd beteekenis de lsquokelick der sarringersquo is toch kennelijkde lijdenskelk sarringe dus zooveel als lijden rampspoed verdrukking plaag (inden oorspr zin) zie Ned Wdb VII 2106-7 Zou mnd terren twisten met woordenstrijden kijven (alleen in het Mnd Handwtb zonder nadere opgave te vinden)wellicht den schakel kunnen vormen Alles bijeen maakt mi het Nnl ww sarrenwat zijn kring en wijze van gebruik betreft toch niet of nauwelijks den indruk eendier - zonder twijfel talrijke nog niet in hunne lsquoOosterschersquo herkomst erkende -lsquoOosterlingenrsquo te zijn die - in het Vlaamsch-Brabantsch zoowel in de ME als naart schijnt thans1) onbekend - na en door de Hervorming uit lsquoOostlandrsquo westwaartsgedreven in de Hollandsche schrijftaal der 17de eeuw voorkomen Veeleer zoumener een dier vanouds lsquobodenstaumlndigersquo Friesch-Hollandsche bestanddeelen invermoeden die zich in de 17de eeuw van Holland uit in de

1) De Bo2 1227 noemt sarren althans bepaaldelijk lsquohollrsquo doch Colinet noemt tap voor Aalstnaast žegraveren bekommeren ook šaren ophitsen sarren Is het woord ook elders in deZuidnederlandsche volkstaal bekend of alleen uit de Hollandsche schrijftaal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

22

algemeene (Noord-)Nederlandsche spreek- en schrijftaal verbreid hebbenZoo kan een oogenblik de gedachte rijzen aan een samenhang van holl sarren

met wvl ze(e)rden Niet alleen de overgang van er tot ar maar ook de verscherpingder z- tot s- (of wel het behoud der oorspronkelijke og s-) en de assimilatie van -rd-tot -rr- zouden zich wellicht langs meer dan eacuteeacuten weg laten verklaren en de afstandtusschen de voor het laatstgenoemde ww vaststaande bet plagen kwellen en demeer intensieve van het eerstgenoemde tergend prikkelend plagen en verder(uit)tarten of ook verlokken is op zich zelf waarlijk niet grooter veeleer kleiner dande hierboven blz 21 gewraakte tusschen hd zerren en nl sarren Doch behalveandere hier niet nader uit te werken bedenkingen blijven er mi onoverkomelijkebezwaren tegen de vereenzelviging van het Vlaamsche en het Hollandsche wwbestaan Zoolang niet blijkt dat het (Friesch-) Hollandsch reeds in de ME een wwserren heeft gekend met beteekenissen en gebruikswijzen dichter staande bij denkring den lsquostandrsquo de gevoelswaarde van het Wvl woord blijft nnl sarren in de luchthangen Immers er gaapt een te diepe kloof tusschen het uiterst gemeenzame jaruwe en platte Westvlaamsche zeerden dat zijne afkomst nooit geheel schijnt teverloochenen in dezelfde taalkringen thuishoort als holl bruien en nauwelijks dendrempel der schrijftaal overschrijdt en het (Oostersch-) Hollandsche sarren datnaar t schijnt vanouds ook in de hoogere literaire taal gebruikelijk is geweest eenekloof tot dusverre nog niet als bv bij aarzelen overbrugd door gegevens uitouderen tijdZeerden scheren en sarren dienen dus tot nader order onderscheiden te blijven

L e i d e n Maart 1925JW MULLER

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

23

Over de aanspreekvorm ie (i-j) in onze oostelike provincieeumln

In het Grammatisch Overzicht dat Vor der Hake aan het slot van zijn dissertatie DeAanspreekvormen in t Nederlandsch I geeft vermeldt hij blz 208 als nom plur eenvorm gii met het volgende voorbeeld uit de Rechtsbronnen der stad Zutfen blz103 daarbij lyegii der stat soe hoen y u selven di liegt ge tegenover de stad hetstadsbestuur dan doet ge U zelf schande aan1) Het is duidelik dat Vor der Hakezich hier vergist In lyegii zit niet het pron gii maar hetzelfde enklitiese vnw dat ookin hoen y voorkomt nml ii (y)2) Dit Saksiese ii korrespondeert met het Hollandseje in liegje hoon-je Evenals bij deze laatste verbindingen ontbreekt in de Saksiesevormen de persoonsuitgang t in hetzelfde eedsformulier vindt men (op blz 104 derRechtsbronnen) zonder inversie gii leefft Dit eedsformulier dateert van niet laterdan 1551 (zie Inl op de Rechtsbronnen blz XVIII) In Overlandse taal uit het middender 16de eeuw waren dus reeds i- (i-j- ie-) vormen in gebruik zoals we die uitverschillende inheemse Saksiese dialekten van nu kennen (vgl oa GG KloekeDialect-geographische Onderzoekingen I Tijdschrift 39 blz 238)Dat dit ie-pronomen in 16de-eeuwse (en misschien reeds vroegere) Saksiese taal

nog zelden voorkomt behoef ik niet op te merken het pron plur van de 2de persis zowel voor

1) Tot recht begrip volge hier de hele passage Juramentum civium Aldus sal onser statrentmeyster vragen enen die men tot enen burger toe Zutphen ontfangen sal lsquoOfft hii yeteygen siirsquo lsquoofft hii enige vede heeftrsquo lsquoofft hii enige quade zukede an hem hebbersquo Seget dieman lsquoneenrsquo soe zal die rentmeyster zeggen lsquolyegiirsquo enz

2) Een ontwikkeling lyegt gii gt lyeggii lyegii is in theorie mogelik maar in verband met hoen ymeen ik die buiten te mogen sluiten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

24

de Saksiese als voor de Frankiese dialekten van ons land in deze tijd ghi1) (vgl Vorder Hake Nieuwe Taalgids V 113 vlg) en in enklise ook het bekende di (ti) (kendispreecti enz)2) Ik laat hier de mij bekende vbb van het 2de persoons-vnw ie uit16de-eeuwse Overlandse taal volgenEen zeer vroeg vb vindt men in de aardige Latijnsch-Nederlandsche Samenspraak

uit het begin van de 16de eeuw uitgegeven door ME Kronenberg in N Tg XVII136 vlg waer om wonsschi dat (blz 138) Verder is hier t pron plur ghy (gy)enklities ook -di (brendy = breng je heb dy)Een aantal vbb leveren de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden Adagia oft

Proverbia ghenoemt gheprent toe Campen bij Peter Warnersen 1550 Van de 2409spreekwoorden die het boekje bevat zijn er door GJ Meijer in zijn OudeNederlandsche Spreuken en Spreekwoorden (Gron 1836) 950 opgenomen volgensaantekening van Dr WHD Suringar wiens exemplaar van dit zeldzame werkjenu in de Bibl van deMaatschappij der Nederl Letterkunde ik gebruikt heb3) Suringaracht het in zijn Erasmus (Inl p LXII) mogelik dat de drukker Peter Warnersen ookde schrijver is van deze verzameling4)

1) In t Mnd steeds als gi geschreven zegt Lasch sect 342 Anm 2 maar in Saksiese taalbronnenbinnen onze grenzen komt naast gi meermalen ghi voor

2) Noch in het Altsaumlchs Elementarbuch van Holthausen noch bij Lasch vindt men dit enklietiesedi (ti) genoemd Toch is het in Saksiese taal tot plusmn 1600 uit het Oosten van ons land nietzeldzaam men zie bijv de voor dit artiekel gebruikte bronnen de geschriften der modernedevotie Het viel mij echter op dat in de Quellen und Forschungen zur Gesch der deutschenMystik van Rudolf Langenberg (Bonn 1902) waarin men mystieke literatuur aantreft evenover onze grenzen geschreven (Frenswegen Muumlnster) nooit moegdi soldi moetti en dglvoorkomen maar steeds moge gy solle(n) gy mote gy enz De di-vormen zullen dan alsindringers uit het Frankies te beschouwen zijn

3) Het zijn lang niet alle spreekwoorden fol 37r vindt men een tweegesprek verder vergelijkingenen wat vooral van belang is veel synoniemen en synonieme uitdrukkingen 43r Het is eenonbewandert man hy heft sijn leven lanck niet gesien hy heft nergens gewest hy heeft nyeonder den luyden gewest hy kijckt yerst in dye wereldt hy compter yerst gaen 38v eenvertogen kint verwennet ongeregeert enz

4) Zie over hem PJ Meertens Een bundeltje Katholieke Geschiedzangen uit de eerste jarenvan de opstand Tijdschrift XLIII blz 258 vlg - Volgens Suringar (Erasmus LXIII) kunnen deGhemeene Duytsche Spreckw ondanks het jaartal 1550 op het titelblad enige jaren laterverschenen zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

25

die voor een groot deel een vertaling is van Johannes Agricolas Gemeine DeutscheSprichwoumlrter Men vatte het woord vertaling hier niet verkeerd op het zijn veeleerequivalenten gangbaar in het dialekt van de vertaler Spreekwoorden enspreekwijzen als Hebby haest soe schijt staende 55r (nog in Zuidwest-Drente ingebruik) ghi tasten der vyve te misse 25r ick wil noch mit dyn butten peren vanden boom werpen 34r alst wel wil soe calft die osse 32r hem en sal ghienspinnecobbe voer de mont wassen 63v (in Zuidw-Drente hij loumlt t spinrag ook nietveur de bek wossen) versien isset beste oppet spoel 9r (nog te Meppel in gebruik)om maar enkele te noemen moeten zo uit de mond van t volk zijn opgetekend Zohebben we hier dan een verzameling in alle opzichten van zeer bizondere waardedie een volledige herdruk ten volle verdient Voor de dialektbeoefenaar is ze niethet minst van belang we maken hier kennis met echte volkstaal uit het Oosten vanons land 16de-eeuwse geschriften uit die streken waarin de spreektaal de gewoneomgangstaal zo dicht benaderd wordt zo weinig is geretoucheerd als hier zijnschaars Suringar wijst er (Erasmus p LXII) reeds op dat de eigenaardige tongvalwel de aandacht van onze (vroegere) taalkundigen op dit boekje hadmogen vestigenTot dusver is dit nog steeds niet het geval geweest voorzover ik weet - wat deuitgave van Meijer in dit opzicht geeft is van geen belang Daarom meen ik goedte doen hier nog eens de grote waarde van deze spreekwoordenverzameling naarvoren te brengen Een opzettelik gedetailleerd onderzoek naar taalvormen enwoordgebruik zal het wellicht mogelik maken dit dialekt vrij nauwkeurig telokalizeeren zo oppervlakkig beschouwd lijken mij de drie bronnen waaruit mijnie-pronomina komen (dialekt-) geografies niet heel ver uiteen te liggen1) IndienPeter

1) Een van de gronden waarop mijn mening in dezen steunt vindt men op blz 28 van belangis verder de uitdr Het is verslaagen als Hasseler marckt 65v blz 55v leest men wy willenderons op beraeden mit die vier hoeftsteden Op een enkel woord vestig ik hier nog de aandachthet woord badt dat tweemaal voorkomt 58v soe wel een badt als een baedtyen en 12v duhoerest niet wel ick moet dy eenmaal totten Badt voeren De uitdrukkingen zijn mij nietduidelik uit de omgeving waarin de eerste voorkomt maak ik op dat ze zou kunnenbetekenen t is me om t even Mogelik is dit hetzelfde woord als bat = tol (turbo) dat in dehiervoor genoemde Lat-Ndl Samenspraak voorkomt Dan is daarvan nog maar eacuteeacuten vbbekend en wel uit het Overijsels (Kamper) Stadsrecht (vgl N Tg XVII blz 137 noot 2)Gunnink geeft in de Woordenlijst achter zijn Dialect van Kampen en Omstreken battogravelə =een soort tol ook bat In Meppel en omstreken (Zuidwolde Koekange Beilen DieverDwingelo oa) gebruiken de jongens het woord batring (batrink) voor werptol meer noordelikin Assen Gieten is het niet bekend Een drijftol heet in de buurt van Meppel gibe (vgl MnlWdb iv)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

26

Warnersen met zekerheid als schrijver kan worden aangewezen dan zal men allichtin de eerste plaats aan Kampens Noordwest-Overijsels dialekt mogen denken

De in de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden voorkomende vbb van eenie-pronomen zijn de volgende graeuwy (word je grijs) 11v (11)1) hebbij(t) 53v (50)hebby 55r tweemaal moeghy 60v (58) ruycky en hebby 61v (59) ghecky 62v

(60) hebby 63r Terloops wijs ik er op dat van deze 9 vbb er 5 hebby luiden denauwere aaneensluiting en de daarmee gepaard gaande verwording van een ofbeide komponenten voltrekt zich het eerst in veelgebruikte verbindingen2) Vormenals vijndy (vijndy tey niet soe moeghy tnest braden 60v) oldy (sorghet niet soegraeuwy niet oft soe oldy niet 11v) mag ik hier niet noemen Die kunnen immerseven goed het uit Frankiese dialekten bekende enklitiese -di bevatten Zo vindenwe naast hebby ook hebdy 25v (24) Hebt ghy 26r ruyckt ghi 46r (42) en dglkomen eveneens voor Verder luidt het steeds dat ghi als ghi eer ghi oft ghi enzIn de verbinding conjunctie + pron komt dus grafies altans nog geen enkliese totstand Ik kom daarop terug

1) De cijfers tussen haakjes hebben betrekking op de pagina in Meijers uitgave2) Vgl mijn artiekel Over de Inclinatie in het Middelnederlandsch Tijdschrift 43 blz 10 noot 2

Voor het Hamburgs in de 17de eeuw noteert A Lasch reeds vormen als hey ji hey = hebjullie wey = wil jullie (wil ji gt wiji gt wei) (zie Nd Jb XLIV blz 44) Waarschijnlik komen haarvbb uit Teweschen Hochtydt (vgl Jellinghaus uitgave in Bibl des Stuttg Lit Vereins Bd147 blz 220 221 235 enz) Niet alleen het veelvuldig gebruik ook de geringere intensiteitvan t aksent (in verband met de funksie dezer verba t zijn alle hulpwerkw) is een faktor diehet proses begunstigt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

27

Overzien we eerst de staat van zaken we vinden dan dit in deze Overlandse taalis tot in de 16de eeuw het pron plur van de 2de persoon als regel ghi (gi) in alleposities zelfstandig (emphaties) proklities en enklities dit in overeenstemming metwat ons de grammaticas over t Oudsaksies en t Middelnederduits leren (vglHolthausen en Lasch) Daarnaast komt begin 16de eeuw - vroeger vbb zijn mijaltans niet bekend1) - een vorm ie (i y ii) op alleen in enklitiese verbinding met deverbaalvorm Die verbaalvorm mist de persoonsuitgang t In de volkstaal van eeneeuw later uit ongeveer dezelfde streken is dit ie in alle posities doorgevoerd hetis (naast du ik laat de verhouding tussen de twee buiten beschouwing) hegravet vnwgeworden ghi is verdwenen Duidelik blijkt dit bijv uit de Overijselsche Boerevrijagievan Lubbert Bouckslagh en Smoddemoelen Zwenne (gedr te Amsterdam 1641)2)Men vindt daar niet alleen laot-y meug-y enz (eveneens dat y doe y = toen je)maar ook y doet y soelt enz Alleen de pastoor die geen Overijsels spreekt gebruiktnog de vorm gy (wout gy gy olders Ov Boere-Vr 241 242) onder de boerenzelf wordt gij niet meer gebruiktKloeke wijst in zijn studie over de aanspreekvormen in de dialekten onzer

Noordelike provincieeumln (Tijdschrift 39 blz 238 vlg) een aaneengesloten ie-oe-gebiedaan dat een deel van Drente bijna geheel Overijsel en t grootste deel van deGelderse Achterhoek omvat In dit gebied is ie (i-j) in gebruik voor de nom van hetoorspr 2de pers plur pron De accusatief (de oe-vorm) moet ik hier buitenbeschouwing laten maar toch is t van belang er op te wijzen dat ook in de doormij gebruikte bronnen geen acc vormen met j (ju = joe)

1) Men vindt geen vbb van dit ie in Hier beginnen sommige stichtige punten van onsen oeldenzusteren uitgegeven door DrD deMan (s-Gravenhage 1919) evenmin in Van den Doechdender vuriger ende stichtiger Susteren van Diepen Veen uitgeg door DA Brinkerink (Groningen1904) Deze beide geschriften dateren uit het eind der 15de eeuw zijn geschreven in Overijselsdialekt in een dialekt dat niet veel zal hebben afgeweken van de eenvoudige Deventeromgangstaal

2) Afgedrukt in Het Nederlandsche Kluchtspel II2 blz 231 vlg van Van Vloten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

28

voorkomen De Ghemeene Duytsche Spreckwoorden kennen alleen u in de LatNdl Samenspraak vindt men weinig bewijsmateriaal (eacuteeacuten datief u en twee posspron u u vaeder) de Zutfense eedsformulieren geven uitsluitend u De gewoneschrijfwijze van het acc pron in de Ov Boerevrijagie is oe (een paar maal uw bijvblz 234)1) Waarschijnlik stammen mijn bronnen alle wel uit het door Kloekebeschreven ie-oe-gebied En enigszins ruw genomen zal de 17de-eeuwse volkstaalvan Overijsel wat de vormen betreft al ten naastenbij de toestand vertonen zoalsdie door Kloeke is opgetekend Misschien is het niet gewaagd dit ook voor t overigeie-oe-gebied aan te nemenOp welke wijze door welke invloeden is ghi verdwenen en vanwaar is de vorm

ie (i-j enz) gekomen In de voorafgaande uiteenzetting ligt mijn meningdienaangaande eigenlik reeds opgesloten We hebben hier een gelijksoortigeontwikkeling aan te nemen als die ik voor de Hollandse vnw je en jij heb trachtenaan te tonen (zie Tijdschvift 43 blz 81 vlg) Ook deze Saksiese aanspreekvorm ieheeft zich in de enklitiese verbinding van verbaalvorm + ghi ontwikkeld Dieverbaalvorm ging in het praesens in t algemeen op t uit vgl de door mij gebruiktebronnen en het tegenwoordig Gelders-Overijsels dialekt (Galleacutee sect 61) De t is bijhet proses verdwenen Ie is uit de enkliese losgemaakt en in andere posities ingebruik gekomen Hoe de ontwikkeling hebt ghy gt hebby (ook hebdy gt hebby)zich foneties presies heeft toegedragen laat ik daar overgangs-schrijfwijzen zoalsde Hollandse dialekten die vertonen (wilge raesgie enz) heb ik tot dusver inOverlandse geschriften niet gevonden In elk geval hebben we hier te doen met eenmouilleringsproses dat voor de Saksiese dialekten even goed aannemelik is alsvoor de Hollandse (vgl de artie-

1) De Ov Boerevr is ook door Jellinghaus uitgegeven in Bibl des Stuttg Lit Vereins Bd 147blz 175 vlg naar de tekst in de Westfaelsche Speel-Thuyn (druk van 1661 Amsterdam)De varianten zijn voor ons doel van geen belang Een zeer afwijkende nom bij Van Vlotenhebt uw dan ouck ossen messchien mag geschrapt worden op grond van Jellinghaus lezingheb u ouck assen mensche Beide uitgaven munten niet uit door nauwkeurigheid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

29

kelen van De Vries en Kloeke in Tijdschrift 44 oa blz 41 en 47)De vraag rijst of we hier inderdaad met een inheemse ontwikkeling hebben te

doen of dat dit proses op Hollandse of misschien Oostelike kultuurinvloed kanberusten Mogelike Oostelike invloed op het Gelders-Overijsels moet ik buitenbeschouwing laten wel wijs ik in dit verband er op dat in eenMunsterse Spraakkunstuit het midden der 15de eeuw (uitgegeven in Nd Jb III p 36 vlg) bij de verbuigingvan het subst als voc wordt opgegeven (o) je (ye) manne (evenzo met wyve envrouwen) terwijl daarentegen bij de vervoeging als vb van 2 plur gegeven wordtgy lesen En verder dat het hele Nederduitse gebied gi heeft verloren en een ie- ofii-je-pronomen daarvoor in de plaats heeft gekregen maar - altans voor een grootgebied - veel later dan de 16de eeuw Niemand zal deze Nederduitse ontwikkelingin haar geheel aan Hollandse invloed willen toeschrijven maar het zou kunnen datop dit beperkte Geld-Overijselse gebied het mouilleringsproses van uit Holland wasbewerkt of begunstigd Daartegen pleit reeds enigszins dat in deze Saksiese strekengeen jij-je-vormen voorkomen maar ie-i-j-pronomina en dat tot dusver ook geenovergangsvormen gie-ge zijn gevonden Maar mijn voornaamste bezwaar tegendeze onderstelling is in de ons overgeleverde Hollandse taalbronnen der 16de eeuwis maar een heel enkel vb van een j-pronomen gevonden1) eerst nagrave 1600 wordenze talrijker om spoedig ghi geheel terug te dringen In dit Saksiese gebieddaarentegen vindt men reeds duidelike ie-vormen van af 1500 Heeft nu de Hollandsespreektaal dan toch ook reeds vroeger overeenkomstige vormen gehad zonder datdie in de bronnen aan den dag komen Voorshands lijkt het mij het veiligst aan tenemen dat dit mouilleringsproses in het Overlandse gebied eerder inzet altanssneller verloopt dan in het Hollands - en er inheems is De neiging

1) Meer of minder duidelike overgangsvormen (-gy = ži) wijzen er wegravel op dat het proses toenreeds lang aan de gang was

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

30

tot palatale uitspraak van de g kende het Mnd even goed als onze MiddeleeuwseHollandse dialekten en die gemeenschappelike neiging heeft - onder gelijksoortigekondities en langs analoge weg - higraveegraver uit ghi een pron je jij1) dagraveagraver (tw in Geld-Ov)uit hetzelfde vnw een pron ie i-j in het leven geroepen In overeenstemmingdaarmee is ook het zelfstandige vnw in Holland je-jij in dit Saksies gebied ie i-jHet schaarse materiaal maant tot enige voorzichtigheid in het trekken van

konklusies maar ik meen toch nog een punt van overeenstemming in beideontwikkelingen te zien waarop hier wel even de aandacht mag worden gevestigdHiervoor blz 26 wees ik er op dat in de door mij gebruikte geschriften met namein de Ghemeene Duytsche Spreckwoorden geen vbb worden aangetroffen vanvoegwoord of vnw + -ie Zelfs de veel voorkomende verbindingen van dat als oft+ ghi luiden steeds dat ghi enz nooit dat-ie Dit niet-voorkomen van enkliese aanvoegwoorden dunkt mij niet toevallig Het is begrijpelik dat innige aaneensluitingeerder tot stand komt tussen verbaalvormmet daarbij behorend subjekts-pronomendan die van voegw (vnw) + vnw Zo laat zich ook verklaren dat in onze Hollandsekluchten uit de eerste helft der 17de eeuw nog meermalen gevonden wordt dat ghieer ghi enz (naast ook reeds voorkomend dat je) als overigens het enkliet enprokliet pron als regel reeds je jy gy (= ži) is In degraveze stelling (na voegw) en inemphase schijnt ghi het langst in gebruik te blijvenIn mijn artiekel over De Ontwikkelingsgang der Hollandse voornaamwoorden je

en jij heb ik gewezen op het verband dat er moet bestaan tussen de ontwikkelingvan de pronominale je-jij-vormen en van de verkleiningsuitgang je(n) uit kijn Daaromis het van belang er de aandacht op te vestigen dat ook in dit Saksies gebied beideformaties samentreffen in de Ghe-

1) Of zich daarnaast in Holland op beperkt terrein ook reeds vroeg een -ie-vorm heeft ontwikkeld(vgl tegenwoordig Hollands hebbie) doet hier niet ter zake

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

31

meene Duytsche Spreckwoorden de bron waaruit mijn meeste ie-pronomina komenvindt men ook reeds een aantal yen-verkleinwoorden die wel mee tot de vroegstein Saksiese geschriften aangetroffene zullen behoren Mee in verband met deartiekelen van De Vries en Kloeke in Tijdschrift 44 lijkt het mij van belang ze hier tenoemen Het zijn de volgende buyckyen hertyen 37r (33) doeckyen 41v (38)doentyen 44v (40) cruytyen (roert mij niet) 50v hoetyen 51v (48) baedtyen 58v(vgl blz 25-26 noot 1) Overigens is de diminutiefuitgang hier ken meyskenbreefken ketelken hundeken lijedeken enz en na k sken broexken volcxkenvonxken enz Het is wel opmerkelik dat in Groningen en Drente (zie het materiaalbij De Vries) en in het gebied waaruit mijn vbb stammen dat waarschijnlik ietsZuideliker is gelegen veel vroeger vbb van dit mouilleringsproses zijn aan te wijzentenminste zijn aangewezen dan uit meer Oostelik gelegen Nederduits taalgebied(zie Kloekes artiekel in Tijdschrift 44 blz 461) Maar over de ontwikkeling derverkleiningsuitgang is het laatste woord nog niet gesproken er valt nog veel teonderzoeken Evenzo is het gesteld met de geschiedenis der j- en i-pronomina Watdeze laatste betreft heb ik mij dan ook trachten te beperken tot het gebied waaruit(vermoedelik) mijn bronnen stammen Op het hele Nederduitse gebied echter isoudtijds g (ge) de enige vorm voor het 2de pers pron plur en op dat hele gebiedis dat gi nu verdwenen (vgl Grimme Plattdeutsche Mundarten sect 140) Hoe vanwaar uitgaande wanneer Bij Lasch Mnd Gramm vindt men daaromtrent hetvolgende Neben gicirc gi steht je ie (as ge) freilich nicht allzu hauumlfig (sect 403 Anm9) en dan volgen enige opgaven van plaatsen (oa de

1) De gegevens waarover ik beschik zijn niet talrijk maar ook het j- (i-) pronomen schijnt evenalshet jen-(ien-)diminutief op Oostelik Nederduits gebied later op te treden dan opWestelik Voort Hamburgs noteert Lasch dat de schrijfwijze gi gy gie ghy die tot 1654 de enige is eerstdaarna bijna steeds door de schrijfwijze ji wordt vervangen in Mecklenburg omstreeks dezelfdetijd (Nd Jb 44 blz 32) Maar vergelijk het hierboven aangehaald vb van niet-enklities je uitde Munsterse Spraakkunst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

32

Muumlnstersche Gramm hierboven genoemd) dat is alles lsquoZwischen der Darstellungder mnd Sprache und der neuniederd Dialekte klafft eine Luumlckersquo aldus begint hetartiekel van Agathe Lasch Beitraumlge zur Geschichte des Neuniederdeutschen inHamburg in Nd Jb 44 lsquoDie Frage nach der Entwicklung der Sprache seit demAnfang des 16 Jahrh bis zum 19 Jahrh wird noch nirgend beantwortetrsquo Het weinigein haar artiekel dat voor mij van belang was heb ik reeds vermeld Misschien kunnenmijn opmerkingen over het Geld-Overijselse ie- pronomen er iets toe bijdragen dathet ongetwijfeld interessante probleem van de ontwikkeling dezer aanspreekvormenin het Nederduits eens in zijn volle omvang wordt onderzocht en opgelost

Am s t e r d am Okt 1925AA VERDENIUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

33

Reinaertvss 3006-3007 (uitgave-Muller)

Toen Reinaert geheel voor den pelgrimstocht uitgerust was lsquoal ghereet te sierevaertrsquo lsquodoersquo - zoo lezen we in het Comburgsche handschrift (vss 2988-2997) -

sach hi ten coninc waertHem liepen die gheveinsde tranenNeder neven zine granenAlse oft hi jammerlike in sine herteVan rauwen hadde grote smerteDat was bedi ende anders nietDat hi hem allen die hi daer lietNiet hadde beraden al sulke pineAlse Brunen ende YsingrineHaddet moghen ghevallen

De laatste twee regels kwamen reeds Van Helten verdacht voor Als zoo vaakbracht hij ook nu een ingrijpende wijziging aan

Alse Brunen ende YsingrineVan hem hadde moghen ghevallen

(vss 2720-21)Tegen deze conjectuur pleit zoowel het gezag van de omwerking als dat van het

Dycksche handschrift In B vinden we onze versregels in den volgenden vorm terug

dat was daer om ende anders nietdat hi hem allen die hi daer lietniet en mocht beraden al sulke pineals hi dede Bruun ende Isegrineom dat hem dit niet en mocht ghevallen

(vss 2989-93)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

34

Vond dus de conjectuur geen steun in B evenmin is ze later bevestigd door F Fvss 2955-59 luidt als volgt

Dat was bidien ende anders nietDat hi hem allen die hi dar lietEn hadde beraden sulke pineAlse1) Brune ende YsegrimeHad hem wel mogen gevallen

Het is duidelijk dat in B en F beide ghevallen betrekking heeft op Reinaert en nietgelijk Van Helten wil op Bruun en Isengrijn Tegen zijn lezing is nog een anderbezwaar in te brengen nl dat moghen hier niet recht past Wel is het niet noodigde regels aldus op te vatten lsquopine2) die Bruun en Isengrijn ten deel had(den) mogenvallenrsquo of maw die zij zoo gelukkig geweest waren te ondergaan die ironie zouwel wat heel sterk zijn - men zou ook kunnen vertalen pine als het mogelijk geweestwas dat Bruun en Isengrijn van de zijde van Reinaert ondervonden hadden als Ben I van R hadden kunnen ondervinden - doch men verwacht hier toch eerder alszij ondervonden hadden Vandaar dan ook dat Verdam indertijd de plaatsaanhalende naar de lezing van Van Helten moghen eenvoudig onvertaald liet (MnlWdb II 1784 als B en I van hem ondervonden hadden) maar dat mag toch zoomaar niet In later jaren heeft hij op college verklaard ze lsquoonbegrijpelijkrsquo te vindenvan Van Heltens conjectuur maakte hij toen in het minst geen gewagOok Muller houdt de plaats voor corrupt De lezing die hij in zijn tekst heeft

opgenomen (vss 3006-3007)

Alse Brunen ende IsingrineHaddet hem wel moghen ghevallen

voldoet hem zelf volstrekt niet lsquo3007 komtrsquo - aldus zijn Critische Commentaar - lsquohetzijnaar A hetzij naar F gelezen

1) in het handschrift staat eigenlijk Ende alse2) ogravef vrouwelijk enkelvoud ogravef meervoud van het mannelijke pijn in het laatste geval zou natuurlijk

in plaats van hadde gelezen moeten worden hadden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

35

na den stelligen feitelijken zin niet en hadde beraden (ind) als voorwaardelijkebijzin (conj indien hij er kans toe gezien hadde) wat vreemd achteraan Menverwacht veeleer al sulke pine als hem (R) met betrekking tot B en I had mogengebeuren = als hij B en I had weten te berokkenen (verg 390 1268 1383) = L1493 ut Brunum fecerat atque lupum doch ik zie geen kans dit uit den tekst te halenof er zonder groote wijziging in te brengenrsquoHet wil mij voorkomen dat daar niet zoon groote wijziging voor noodig is We

hebben in 3006 slechts in te voegen het voorzetsel te en dan verder - met deonbeduidende verandering van had in hadde - 3007 te lezen volgens F We krijgendan

Alse te Brunen ende te IsingrineHadde hem wel moghen ghevallen

Nog geringer zou de verandering zijn zoo we met eacuteeacuten maal te zouden kunnenvolstaan maar wanneer een voorzetsel op twee door ende verbonden zelfstandigenaamwoorden betrekking heeft wordt het in het Middelnederlandsch - anders danin de tegenwoordige taal - in den regel herhaald Stoetts Syntaxis 3de druk sect 129geeft hiervan verscheidene voorbeelden andere zijn te vinden in het Mnl Wdb VIII107 109 1223 1224 13021) Het komt ook in den Reinaert voor zoo vs 187 vanminen oom ende van u Ik zou er daarom de voorkeur aan geven ook in 3006 tweemaal te te lezen Graphisch maakt dat echter niet zooveel verschil want in hettweede geval voacuteoacuter het woord Isengrine kan ende te natuurlijk zijn samengetrokkentot entDit te nu al dan niet herhaald moet de beteekenis hebben van met betrekking

tot Dat dit kan bewijst het Mnl Wdb in voce sub 8 VIII 113-114 Ook tote kandeze beteekenis

1) Soms vindt men het voorzetsel zelfs drie maal achter elkaar een beelde van zilvere endevan goude en van varwen menichfoude (Mnl Wdb VIII 124 cf ook 123)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

36

hebben en zelfs de verbinding van te en tote met het bijwoord waert (Mnl WdbVIII 114 610) Ik wil hiervan eacuteeacuten voorbeeld aanhalen dat aan de Teesteye ontleendis Mi wondert sekerlike dat ghi aldus fellike spreect toten vrouwen waert het schijntdat ghi hebtse onwaert Spreken tote waert heeft hier de beteekenis sprekenmet betrekking tot te zeggen hebben opEen plaats uit den Reinaert die met de zoo juist geciteerde groote overeenkomst

vertoont is vss 2843-44 (uitgave-Muller)

Isingrijn quam met ghenindeGhedrongen voor de coninghinneEnde sprac met enen fellen sinneTe Reinaerde waert so verreDat die coninc wart al erre enz

Te Reinaerde waert beteekent hier niet tot of tegen R gelijk Buitenrust Hettemagemeend heeft (Glossarium p 164) maar met betrekking tot R De bedoeling isniet dat de felle woorden van Isengrijn tegen Reinaert gericht zijn maar alleen datze op dezen betrekking hebben iets dat eigenlijk vanzelf spreekt en daarom ookwel gemist kan worden Zoo laat het zich begrijpen dat Balduinus die graag bekortin dit verband van Reinaert in het geheel geenmeldingmaakt (loquens verba superbanimis vs 1403) de omwerker echter - en dit verdient wel de aandacht - vervangtte waert door op In denzelfden zin komt te waert ook voor in vs 2701(belghen te mi waert)Gelijk te waert met belghen zoo wordt te in den Reinaert met hopen verbonden

ten scatte hopen hopen ten ghewinne (vs 2388 vs 2502) Staat op deze beideplaatsen - de eenige in onzen tekst waar het enkele te = met betrekking tot - ditvoorzetsel in verband met een werkwoord er is geen reden om aan te nemen dathet ook niet in den Reinaert evenals dat in andere teksten het geval is buitenzoodanig verband dezelfde beteekenis zou kunnen hebben Voegen we het nu in3007 in dan verkrijgen we wat men hier volgens niemand

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

37

minder dan Prof Muller verwachten zou in overeenstemming - een feit van gewicht- zoowel met de omwerking als met de Latijnsche vertalingIn de laatste reeds terloops aangehaald vinden we onze verzen slechts met

enkele woorden weergegeven (1492-1493)

Nec dolor ullus erat aut quod quos deserat omnesNon gravat ut Brunum fecerat atque lupum

Het hulpwerkwoord moghen is hier niet terug te vinden overigens echter is feceratzeer wel te beschouwen als equivalent van hadde hem moghen ghevallen menhoude hierbij in het oog dat mi ghevallet de beteekenis kan hebben van ik doe ikverricht (cf Mnl Wdb II 1784 Franck Alexander p 449 Reinaert A vs 2186)1)Wat de omwerking aangaat volgens Muller is de lezing die men daarin aantreft

wel anders maar niet beter dan die van A en F (Crit Comm p 3007) Ik kan hetdaar niet geheel mee eens zijn Stellig is in B de inkleeding de verwoording van degedachte zeer ongelukkig uitgevallen maar de gedachte zelf is toch vrijwel intactgebleven Te evenwel komt er niet in voor Dit behoeft ons echter niet teverwonderen Het zou een feit zijn dat niet op zich zelf staat Zagen we daar straksdat te waert van Reinaert I 2843 in Reinaert II door op vervangen is in alleandere boven genoemde gevallen dat hetzij te waert hetzij het enkele te inReinaert I de beteekenis heeft vanmet betrekking tot is het in Reinaert II weggewerkt(cf G Knothe Untersuchungen uumlber den Wortschatz von Reinaert I und IIStrassburg 1907 p 76) Dit kan niet toevallig zijn Blijkbaar is te in die beteekeniswelke ook in de oudere taal zeldzaam is al spoedig

1) Men zou natuurlijk ook verband kunnen zoeken tusschen fecerat van L en hi dede van Bvs 2992 dit zou ook in het voorbeeld van B gestaan kunnen hebben dat Balduinus misschiengeraadpleegd heeft (cf Muller Crit Commentaar p 28 sqq) Indien er werkelijk wat zeeronzeker is eenig verband bestaat dan is het echter ook niet ondenkbaar dat omgekeerd hidede afhankelijk is van fecerat in dit geval zou de omwerker Balduinus vertaling voor zichgehad moeten hebben (cf ib p 31 sqq)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

38

in onbruik geraakt Ik acht het waarschijnlijk dat het nog gestaan heeft in het (ofeen) handschrift waarnaar Balduinus vertaald alsook in dat hetwelk de omwerker(of diens voorganger) voor zich gehad heeft immers beiden hebben de bedoelingvan den zin begrepen en hi dede van B 2992 kan beschouwd worden als een nogniet zoo onhandige poging om zich voor wat den eersten regel betreft uit de nietgeringe moeilijkheid te redden die het weglaten van te met zich brachtEven goed als er zekere overeenstemming is tusschen L en B is die er tusschen

de handschriften van de andere groep F en A in beide ontbreekt te zonder dat eriets voor in de plaats gekomen is Toen het niet recht meer begrepen werd kon hetdes te eer wegvallen daar de beide datieven Brunen en Isingrine gevoegelijk kondenworden opgevat als dativi incommodi bij beraden op eacuteeacuten lijn staande met denvoorafgaanden datief hem allenMaar is er overeenstemming tusschen F en A - de eerste regel (3006) is in beide

handschriften nagenoeg gelijk - er is ook verschil F staat nog vrij dicht bij wat eroi in het oorspronkelijke gestaan moet hebben A echter jonger dan F heeft zichverder daarvan verwijderd Het laat ook hem uit (evenals wel) en maakt van haddehaddet Ofschoon het zeer wel mogelijk is dat ook F den tweeden regel als eenvoorwaardelijken bijzin opgevat heeft zoo is dit bij A toch nog meer kennelijk In dithandschrift onderkent men duidelijk het streven dezen regel die door hette-loor-gaan van te in den vorigen zinloos geworden was weer eenigen zin bij tezetten Maar daarmee kwam hij natuurlijk niet in orde Rhythmisch werd hij door deuitlating van twee woorden zelfs bepaald slecht zooals blijkt uit de vergelijking metden langen regel die er op rijmt (3008 Nochtan stont hi ende bat hem allen)Te hebben ingezien dat A hier in tweeeumlrlei opzicht niet deugde is de verdienste

van Van Helten geweest Die van Muller scherp te hebben geformuleerd wat dezin van het oorspronkelijke moet geweest zijn Wat nu nog gebeuren moest

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

39

was zoo mogelijk den ouden tekst te herstellen Mijn poging hiertoe resumeerendeneem ik de vrijheid er op te wijzen dat men door invoeging van te een lezing verkrijgtwaartegen uit graphisch oogpunt moeilijk bezwaar kan rijzen en die wat den zinbetreft volkomen voldoet Zij vindt steun in L en B en bovendien nog in F in zooverreook in dit handschrift evenals in B ghevallen betrekking heeft op Reinaert Anderzijdslaat zich het te-loor-gaan van te gereedelijk verklaren uit het in-onbruik-raken vandit voorzetsel in de beteekenis die het hier zou moeten hebben en de lezing vanA uit het streven den bedorven tekst weer eenigen zin te geven

Am s t e r d am A GOSLINGA

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

40

Het lsquoSpelrsquo van de vier Aimonskinderen

In verband met een voorgenomen heruitgave van den Renout v Montalbaen doeik een onderzoek naar de populariteit van het verhaal der HeemskinderenZoodoende las ik met belangstelling de vermelding van een lsquospel- van de vierAimonskinderen ( ao 1483)rsquo1) door Prof Kalff in zijn Gesch d Nederl Lett II bl356 Dit spel is volgens hem eacuteeacuten der weinige lsquooverblijfselen van het ernstig wereldlijkdramarsquo van de 15de eeuwHet is duidelijk dat Prof K gedacht heeft aan een volledig drama met handeling

en gesprekken In het volgende wil ik de wenschelijkheid betoogen in de toch reedspoovere lijst van die lsquooverblijfselenrsquo de Aimonskinderen van een vraagteeken tevoorzienKs b r o n n e n in dezen kennen wij uit zijn Gesch d Ned letterk id 16de eeuw

Tap I bl 268 (noot)1) beroept hij zich op Verwijs (Spel vd Sacr vd Nyeuwervbl IV) die weer citeert ThE van Goor Beschryving der Stadt Breda (1744) bl90 Van Goor spreekt daar over de twee jaarlijksche lsquoomgangenrsquo van Breda

lsquoMen gebruyckte ook Pypers en Snaarenspeelders en op den grootenOmgang2) Zweert- en Kalverdanssers en van t spel van Ste BarbaraAndere speelden van St Huybert van St Joris met den Draeck van devier Aimons of Heemskinderen van Herodes van de Herderkens vanSt Jan Baptists Legende en diergelycke meer Verders gingen mede deReus en Reussinne de Wildeman en de dragers van den

1) Door een misverstand van de noot (in Gesch letterk 16de e) is denkelijk het jaartal (1483)van het spel v Florijsse ende v Blanchefl mede in die noot genoemd in de Gesch d NederlLetterk ook op de Aimonskinderen overgegaan

1) Door een misverstand van de noot (in Gesch letterk 16de e) is denkelijk het jaartal (1483)van het spel v Florijsse ende v Blanchefl mede in die noot genoemd in de Gesch d NederlLetterk ook op de Aimonskinderen overgegaan

2) Op Pinkster-Maandag lsquoals men het heilig cruys omdroegrsquo Zie ook CR HermansGesch d Rederijkers in Noordbrabant 2de st bl 194 195

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

41

grooten Roeland Al dit tuyg wierdt bewaart in de Stadshuysingedeswegen genaamt de Spilschuurrsquo (= Spel-)

Volgens Gesch d Ned letterk id 16de e II bl 64 kwamen de Heemsk in hetbegin der tweede helft van de 16de eeuw te s-Hertogenbosch [lees Breda] tentooneele Hier verwijst K naar Hermans Rederijk in Noordbrab II bl 219 waarwij een uittreksel vinden uit de rekeningen der stad Breda van 1568 Oa ter juistebeoordeeling van de woorden spel (spil) spelen schrijf ik ook uit deze bron eenstukje af

lsquoDe gesellen die Sunte Huybrechtsspel op ten grooten omganck spelenwerdt jaerlyks by der stadt gegunt 25 st maer mits dat t spil binnen dezenjare 68 van niemande gespeelt en is geweest zoe hier daer aff nyet1)De swerdtdanssers2) werdt jaerlyks by der stadt ot gr omg3) gegundt25 st maer mits etc ut supraItem de calverdanssers4)werdt jaerlyks ot gr omg gegunt 25 st maerut supraItem de gesellen die mit Joris spel ot gr omg spelen werdt jaerlyksgegunt 25 st maer ut supraItem de gesellen die de vier Heemskinderen plagen te spelen tegen denconinck van Vrankryk ot gr omg plagen te hebben 25 st maer ut supra

Item de gesellen die ot gr omg den wildeman5) plagen te jagen werddenjaerlyks gegeven 25 st maer ut supraItem de gesellen die Sinte Berbelenspel met den clippel6) plagen tedanssen 20 st maer ut supraItem de gesellen die Herodesspel ot gr omg plagen te spelen 25 stmaer ut supraItem de gesellen die de herderkens7) plagen te spelen ot gr omg 25st maer ut supra

1) lsquoZoo wordt die post hier niet geboektrsquo2) Vgl bv Worp Gesch vh Drama in Nederland I bl 48 Muumlllenhoff in ZfdA 1876

bl 10 vlgg3) Afkorting van mij4) Hun lsquospel van tcalfrsquo (rekeningen van 1560) herinnerde wrsch evenals dergel dansen

in Bergen-op-Zoom aan den dans der Israeumllieten om het gouden kalf Vgl HermansRederijk in Noordbr II bl 253 330 334

5) Kalff Gesch d Ned Lett II bl 5 66) De dans met dit primitieve wapen stamt allicht uit overouden tijd7) Men zal hier moeten denken aan Lucas 2 1-20 vgl Hermans bl 189 191 193 en

Worp Gesch vh Drama I bl 11

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

42

Item de vyff jongers die ot gr omg des coninxs Salomons spel1) spelen25 st maer ut suprarsquo

Ks bronnen hebben dus beide betrekking op den Grooten Omgang van BredaEn wanneer we de woorden van Van Goor met die van Hermans uittrekselsvergelijken (zie ook Hermans bl 194-226 333-335 passim) moeten we dewaarschijnlijkheid erkennen dat eveneens de oudere historicus uit rekeningen heeftgeput ook K zal bijgevolg middellijk slechts uit deacuteze gegevens tot een drama vande Heemsk hebben beslotenH e em s k o p omg a n g e n Bij het vermeld vinden van deHeemsk in verband

met processies en optochten ligt het over het algemeen voor de hand te denkenniet aan een drama maar aan een eenvoudig deelnemen van vier personen op eennagemaakt paard aan den omgang In die richting wijzen talrijke uitingen over dgloptochten Ik doe hier slechts een enkelen greep op 15 Juni 1615 stonden - om inde buurt te blijven - de schepenen van Den Bosch 36 gld toe aan lsquode gulde van SteCatharine voor ende tot behoeff van de cleedingen ende accoustrementen [VglStallaert Glossarium I bl 67] der vier heymskynderen van het ros bayert optetoecoemende ende navolgende kermisse binnen dese stadt omme te ghaenrsquo2) Zeerduidelijk is Voetius in zijn Selectarum Disputationum Theologic P III Utrecht 1659op bl 719 doch vooral op bl 976 lsquoantehacrsquo zegt hij daar maakte oa lsquoligneus equusbayardus cui quatuor pueri referentes filios Aimoni insidebantrsquo deel uit vanprocessies Ook in de 18de (De Bos Idioticon

1) Evenals lsquoSalomons wysheytrsquo van 1565 (Hermans bl 335) Ss oordeel Vgl E vanEven lOmgang de Louvain 1863 bl 56 en lsquoplanchersquo XXXVI

2) Hermans bl 331 - De stad had den dekens dezer lsquoguldersquo in het rekeningjaar 161011 reedseen vergoeding uitgekeerd voor lsquode oncosten by hen gedaen int spelen met Rosbayartrsquo(RAv Zuijlen Inventaris d Archieven van s Hertogenb II 1866 bl 1200 Deze en devolgende plaats van bl 1264 slordig geciteerd door Hermans bl 164 en 166) - De last vanons paard werd (altijd) gematigd door het te doen berijden door onvolwassenen in 1620werd althans lsquoaenden vader [cursiv van mij] vande vier Heymskynder voer zekere oncostenin de kermisse deser Stadt [Den Bosch] tot recreacuteatie der kermis gasten gedaen betaelt 12gul 2 st 2 ortrsquo Vgl vooral Voetius woorden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

43

iv lsquoAymynszoonrsquo) en 19de eeuw kon men bij zulke gelegenheden Beiaard met zijnruiters soms bewonderen lsquoheden nogrsquo (dus omstreeks 1870) maken ze lsquodeel vanelken openbaren stoet te Dendermondersquo verzekert ons CA Serrure (LetterkGeschied van Vlaanderen I Gent 1872 bl 134)De vermelding van lsquoden coninck van Vrankrykrsquo in Hermans uittreksels doet denken

aan een meer samengestelde vertooning doch behoeft volstrekt niet op eentooneelstuk te wijzen Dat leert ons de beroemde en druk bezochte Omgang vaneen andere Brabantsche stad Leuven Op een grooten teenen Beiaard gedragendoor onder de schabrak voortschrijdende mannen lsquoredenrsquo de vier gebroeders inden stoet mede Zij werden bedreigd door hun ouden vijand lsquoconinck Caerelrsquo diehen met getrokken zwaard te paard volgde Wij kennen ook een lsquoSanckrsquo waarmeezij het kermispubliek tot gepaste vroolijkheid opwekten doch die geen enkeletoespeling bevat op het verhaal der vier helden van een drama is ook hier dus geensprake1) - Trouwens woacuteoacuterden had men niet noodig het ros en zijn vier ruiters opzich zelf boeiden de kijklustige menigte genoeg vgl hun rol in de beeldende kunst(gevelsteenen Ik verwijs hier slechts naar Matthes ed vh Volksb bl XXIX vlg)Dat de door Hermans (bl 219 333-335) geciteerde rekeningen (van Breda) wel

de Heemsk maar niet hun beroemd paard noemen beteekent natuurlijk nog nietdat het op de processies afwezig was vgl de Bossche rekening van 1620 in verbandmet het besluit van 1615 (boven bl 42)B e t e e k e n i s v a n lsquos p e l rsquo lsquos p e l e n rsquo Noacuteoacutedzaken de bewoordingen van wat

Hermans uit de rekeningen van Breda meedeelt - in afwijking van wat we elderszien - voor den omgang aldaar een drama aan te nemenHet woord spil (boven bl 41) heeft geen betrekking op den

1) E van Even lOmgang de Louvain bl V 24 36 50 56 planche XXVII (afbeelding van plusmn1594 van de Heemskinderen in de processie)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

44

omgang want die heeft in 1568 wel plaats gehad (Hermans bl 220) elk derhandelingen waarachter vermeld staat lsquomaer rsquo is daarbij in dat woelige jaar echterachterwege gebleven (dat heeft Galleacutee niet begrepen blijkens Gesch d DramatVertooningen bl 79) Spil - door de formule lsquomaer rsquo - in verbinding gebracht metde Heemsk behoeft natuurlijk evenmin op een drama te duiden als in toepassingop de verrichtingen der lsquoswerdtdanssersrsquo lsquocalverdanssersrsquo en der jagers op lsquodenwildemanrsquo Het woord schijnt hier de zeacuteeacuter ruime en heel oude beteekenis te hebbenvan handeling dienende tot vermaak of ontspanning1)Wat nu betreft de uitdrukking lsquodie d vier Heemsk pl t sp tegen d con v Vrrsquo

bedenke men dat spel(en) oacuteoacutek veel is gebezigd in verband met voorstellingenwaarbij niet gesproken werd2) In casu denk ik vooral aan wat de genoemdeLeuvensche omgang te zien gaf een dergelijke vertooning werd dan in Bredaalgemeen of door den schrijver der rekeningen karakteristiek genoemd lsquodvHeemsk tegen d con v Vrrsquo3)In verband met 1o de rol der Heemsk in andere - dergelijke - optochten 2o de

omstandigheid dat lsquospelenrsquo niet alleen van tooneelstukken werd gezegd acht ikdus twijfelachtig of de bewuste rekeningen betrekking hebben gehad op een drama

PJJ DIERMANSE

1) Mnl Wdb VII iv spel Grimm D Woumlrterb X iv Spiel2) In 1464 vertoonden de Rederijkers te Thielt lsquot Spel van sente Katheline in stommen

personagenrsquo (Vad Museum V bl 39 vgl bl 44 45) In 1493 werden te Yperen aan lsquode ghenedie tbeste stomme personnaige spelen zoude twee cannen wynsrsquo uitgeloofd (E VanderStraeten Theacuteatre Villageois e Fl I 1874 bl 19 noot 2) Zie verder Kalff Gesch Ned LettII bl 15 Worp Gesch vh Drama I bl 41 66 (100) Mnl Wdb VII kol 1681 1691

3) In 1561 ook lsquoVier Aymynskinderen tegens den Coninck van Vrankryk 25 strsquo - Het doorHermans uit de andere rekeningen (v Breda) hieromtrent meegedeelde is nog vager Is hetlsquospel vd Con v Vrankrrsquo van 1560 hetzelfde als de vertooning die boven besproken is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

45

Ponstghen en nog iets over -tgijn enz

In dit Ts XLIV 48 geeft Kloeke als mijn mening dat Ponstghen in Leiden en andereafwijkingen elders toevallige slordigheden zijn Dacht ik er zo over dan zou ik nietgezegd hebben lsquoWaarop dit alles berust is voorlopig duister maar het behoort totde bewijzen d a t e e n n a am z e l f s d o o r e e n p e r s o o n e n i n e e na d em i n v e r s c h i l l e n d e v o rm we r d g e b e z i g d Inziende dat somste veel gehecht is aan spellingverschillen kan men ook te licht klankgelijkheidaanvaarden en kleine schakeringen van in hoofdzaak een klankrsquo Ik neem dus meerdan een uitspraak aan gelijktijdig en gelijkplaatsig - en meet niet met twee matendoor de s van Ponstghen wel van belang te achten want mijn vormen van elderswillen niet dit Ponstghen wegredeneren het wordt als werklike naam aanvaardReeds hierom is geen bezwaar dat de Warfsconst slechts in afschriften bewaardzijn ik speel ze niet uit tegen de Leidse vorm Maar buitendien als men inderdaadmooglik acht dat de afschrijver juist deze naam zoacute verhaspelde als past in mijnbetoog dan kan men toch op dezelfde b 22 lezen dat de stadsrekeningen van Gren het Dr Landr ook de besproken afwijkingen vertonen (zonder dat PopcoEverhardi ea ze hebben afgeschreven) Er m o e t wel aanvaard worden de naamhad meer dan een v o rm (niet maar s c h r i j f w i j s ) n Verklaring meen ik tans tekunnen beproeven Men lette niet op geiumlsoleerd Pontiaen maar op de feitlikeverbinding (waarin het zeker ook meestal gehoord werd) sint sunt(e) Pontiaen Deklankopeenvolging is hier wat lastig vandaar dat ze op meer dan een wijsonderhevig was aan verandering Rubriceert men naar het rezultaat dan is tekonstateren dissim tot Pols- sync tot Pos- metath tot Ponst-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

46

of wel mi juister men konstateert in sint Pontiaen drieeumlrhande dissim Maar ookin dre sunt Pulsien is de uitspraak verlicht dit door assim twee gelijke voc zijnlichter achter elkaar te zeggen dan twee bijeenliggende Wie niet mee kan gaanzal in elk geval moeten toestemmen dat verandering der uitspraak zeker isVan n oordeel over ElletiaenEllekyn heb ik mij volgens K onthouden Maar ik

achtte mouillering van k voacuteoacuter pal oudtijds ver verbreid zodat volgens mijn opvattingde holl en de NO uitgangen produkten zijn van convergente ontwikkeling (die juistbij -kicirc- en dgl immers zo vaak is op te merken)K die zo thuis is in t ndd brengt mij terecht onder t oog dat Damkoumlhler en de

ongestaafde opgaven van Luumlbben geen recht geven vroegtijdig -tjen op du bodemaan te nemen Maar hij schijnt mij op zijn beurt Dl er te veel in te betrekken endaardoor te menen dat mij n biezonderheid van groot gewicht ontgaan is - die nietbestaat Ze is dat geen enkele gron vorm niet op dent eindigt Zit het zoacute dan moetin ons NO betreklik vroeg gebeurd zijn wat Lasch voor later tijd in ndd strekenkonstateert overgang van -tke - n lastige sync-vorm - tot -tje Nu kaacuten deze overgangaan het verschijnsel n niet meer te bepalen aandeel hebben - niet slechts in t NODat menig grondw op t of d uitgaat had ik gezegd het is het gevolg van de overvloedvan zulke woorden Ndd -tje bepaalt zich (behoudens zeer sporadiese latereoverdracht) tot woorden op t of d of (voor zover t zich had ontwikkeld tussen n enke) op n Na l en r is epenth van t te verwachten noch aan te tonen toch komen inGr voor Kueltgyn siltghen = sylken Heertgyn -tgen -dtyen lsquoHeerkersquo mansn Maarook v o c gaat vooraf Elletgyn Elletien = Elleken Elliken Immetgyn Wennetgyn=Wenneyen Spilletgyn Toutgyn kinnitghen = kynniken Marijtghen (Ordb evenzoElletien als Luetien) Het hier vermelde Wenneyen maakt voor t naast de indrukdat de verhouding tot -kicircn van welke aard ze ook zijn mag geen andere is dan bijholl Louweiaen En stellig is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

47

voor t NO zowel als voor Holl aan te wijzen mouillering die niet afhangt van voorafgt (hetzij oorspr hetzij uit d verscherpt hetzij epenth na n) dus zoals in Immetgyntoutgyn Maar ook voor t ZW dim als boom bompje zijn gebruiklik tot in Frans VlOok hier is dus aan te nemen niet - altans niet alleen - kje gt tje maar -(i)kicircn gt-(e)tgyn met allengs vergemaklikte uitspraak Dit -(e)tgyn is voor t mnd nietaangetoond (dat we dus voorshands buiten spel laten) het is de voorloper van-(e)chie(n) evenals Gretyn van GrietienOok in verband met het hier aangevoerde zal toevoeging aan wat ik over het dre

opmerkte onnodig zijn Dat vormen uit n stuk met ons geen dre kunnen zijn stemik wel niet toe maar hoeft hier niet besproken Het vroegtijdig voorkomen vanmouillering ook in Dr heb ik aangetoond en ik kan er bijvoegen dat ze ook te vindenis in de Ordelen in Oude Vadl Rechtsbr 1e R no 16 - de originelen zijn nogaanwezig (bv 59 ao 1526 Ellytgen gen -ges 85 zelfde jaar Marytgen dus weerniet slechts na dent)Uit dit alles zal duidelik zijn dat ik Ks opmerkingen over mijn schrijven met enige

verwondering moest lezen Met niet geringere vernam ik de verduideliking van zneigen opvatting Van iemands woorden is hij zelf de wenslikste uitlegger in de zijnezou ik aan mij zelf overgelaten nog lezen wat ik er toen in vond Niet in zekere nootvond ik hoofdzaaklik aanleiding tot bestrijding Voor mijn opvattingen kan K uiteraardgeen verantwoordlikheid aanvaarden maar ik bespeurde niet dat mijn woordenmeer deden dan die van hem weergeven Ik herlees Zfdma 18 229 tussen hetdoor mij Ts XLIV 21 aangehaalde staat er nog lsquoDie verschiedenen Glieder habenzum Teil tatsaumlchlich die nl Grenze erreicht ein paar sind sogar daruumlberhinweggeschritten andere aber sind vorlaumlufig auf halbemWege stecken gebliebenrsquoMoet hier lsquonlrsquo betekenen van de nl staat Dat - en dus nog te veel - zou ikmisschien ondersteld hebben buiten het verband maar het sluit onmiddellik aan bijlsquoihr Ziel war die Grenze des nl Sprach-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

48

gebietesrsquo wat ook in overeenstemming is met het sterke voorafgaande beeld enmet de verwijzing naar Mullers De uitbreiding van ons taalgebied in de zeventiendeeeuw in de noot voacuteoacuter die over oostfri -tje Dit maakte dat ik aan andere opvattingdan de ruime zelfs niet kon denken opzetlike vermelding van bv Vlaanderen wasovertollig Het verraste mij dus te vernemen dat ik hier n gevolgtrekking hebgemaakt en het doe v o o r k ome n a l s o f K vrijwel alle gemouilleerde vormenals Hollands-Protestants kultuurgoed beschouwd wil zien K verwijst naar deobjectieve weergave bij Schoumlnfeld Hist Gr2 sect 121 Ik sla hem op en lees b 174lsquoa priori is het dus waarschijnlik dat dit -tje zich op beperkt taalgebied uit -kijn heeftontwikkeld en dan door de suprematie van Holland zich ver buiten zn oorspronkelikterrein heeft uitbreidrsquo en b 175 lsquoLangzamerhand drong holl -tje verder op deelszelfs over de grenzen (in ndd dialekten) in sommige streken echter vooral in tzuiden hanhaafde zich -ke(n) (maar bv antwerps -tjen) Is bovenstaande verklaringjuist dan moet men aannemen dat de auslaut van het grondwoord oorspronkelikniet van invloed is bij het gebruik van -ke naast -je een verdeling van -ken en -je(-še) als in de zuidoostelike dialekten waar -je (-še) alleen na d en t voorkomt (ietssoortgelijks in t fri en in sommige gron dialekten) moet dan secundair zijnrsquo Dusuitbreiding vanuit Holl v e r buiten t oorspr terrein zuidndl -tjen als niet-handhavingtegen holl invloed mouillering in t ZO en in Gron uit Holl afkomstig - want deswegeis (altijd volgens S) verdeling van -je en -ke naar de Ausl van t grondw secundairals de hypothese juist is Ook voor anderen dan ik dus hoezeer niet voor K (dieook Ss lsquomoet men aannemenrsquo niet kan aanvaarden) was de vraag of de mouilleringin t Z en in t NO uit Holl afkomstig is aan de orde Dat ik de NO vormen nieteenvoudig op zich zelf besprak maar ze met deze vraag in verband bracht kon ikniet beschouwen als langs Ks betoog geheel heengaand En uit wat ik bijbracht ennu als onder-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

49

streep blijkt dat de niet aan Holl ontleende vormen berusten op met de holl gelijkgerichte ontwikkeling n i e t gebonden aan voorafg t of wil men liever aan voorafgdentVerband tussen Oostfries -tje en uitbreiding van het Kalvinisme kan men zich op

meer dan een wijs denken maar daar de aangrenzende ndl streek in voacuteoacuter-Kalvtijd mouilleerde zou men al zeer sterke gronden moeten hebben voacuteoacuter zulk verbandhet zou lang niet voldoende zijn wanneer -tje nergens elders in Duitsl oud bleekEvenmin is de vraag of Wenkers atlas holl kultuurinvloed in O-Frsl toont K eistterecht dat men met de tijd van de klankwisseling rekening houde lsquoMindere ofmeerdere waardeering der expansieve krachten die van kultuurcentra kunnenuitgaanrsquo is iets wat met vrucht slechts in aansluiting aan concrete gevallen besprokenkan worden Van de mij voorgeslagen reis naar Marburg beloof ik mij daarom in elkgeval meer na afloop van Ks onderzoekingen

G r o n i n g e n W DE VRIES

Ponstghen en nog iets over Hollandsche en Groningschemouilleering

De Vries geeft hierboven een andere verklaring van den vorm Ponstghen dan doormij in Zfd Maa 1923 blz 227 werd beproefd Ik zie daaruit dat het moeilijk zal zijnom tot eenige toenadering in onze opvattingen te komen Tegenlsquoklankopeenvolgingenrsquo die lsquowat lastigrsquo zijn en waarnemingen dat lsquotwee gelijke voclichter achter elkaar te zeggen zijn dan twee bijeenliggendersquo heb ik bezwaren vanprincipieelen aard Verder kan ik lsquodissim tot Pols- sync tot Pos- metath tot Ponst-rsquoniet als verklaringen aanvaarden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

50

maar op zijn hoogst als qualificaties van waargenomen feitenWat de lsquoniet bestaandersquo bijzonderheid betreft het is te betreuren dat naast onze

verschillende methodische opvattingen een verschil in terminologie nog eenigeverwarring heeft veroorzaakt Onder dentalen versta ik nl evenals oa J Franck(Mittelniederl Gramm2 1910 sect 78) de klanken r l n t d thorn s eth zIk was dus gerechtigd te constateeren lsquodat er onder de Groningsche vormen die

de V noemt geen enkele is die niet op dentaal eindigtrsquo1) en de V zal moetentoegeven dat hij deze meening niet weerlegt door het opnieuw opsommen zijner-l- en -r- voorbeelden (die mij immers in zijn vorig art reeds onder de oogen warengekomen) Zoo wettigen de door de V medegedeelde feiten dus voorloopig noggeen andere conclusie dan dat de Groningsche mouilleering zich door tweekarakteristieke bijzonderheden van de Hollandsche onderscheidt1o De Groningsche mouilleering is minder ver doorgevoerd dan de Hollandsche2o Ze is bijna twee eeuwen later geboekstaafdBij het zoeken naar verband tusschen Hollandsche en Groningsche mouilleering

zal men deze twee dingen niet uit het oog mogen verliezen Dit verband evenalsdat tusschen het Oostfriesche -tje en uitbreiding van het Calvinisme lsquokan men zichop meer dan een wijs denkenrsquo en ik begrijp niet waarom de V mij al bij voorbaatwil verplichten tot die wijze die hij onwaarschijnlijk acht Mijn eindoordeel daaromtrenten de verdere uitwerking mijner diminutief-hypothese moet ik mij voorbehouden totik mij omtrent de geschiedenis der Friesche diminutiva een duidelijke voorstellingheb gevormd Steeds meer kom ik nl tot de overtuiging dat de huidige opvattingenomtrent de geschiedenis van het Friesch en het Gro-

1) Dat palatale vocalen - trouwens steeds voorafgegaan door dentalen behalve in Immetgyn -met de dentalen op eacuteeacuten lijn te stellen zijn achtte ik niet noodig extra te vermelden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

51

ningsch en de verhouding dezer dialecten tot die der aangrenzende gewestengrondig dienen te worden herzien Hiermede komen we echter weer als vanzelf totons belangrijkste verschilpunt terug nl lsquoonze mindere of meerdere waardeeringder expansieve krachten die van cultuurcentra kunnen uitgaanrsquo Terecht merkt deV op dat dit probleem lsquomet vrucht slechts in aansluiting aan concrete gevallenbesproken kan wordenrsquo In De Nieuwe Taalgids XX (1926) blz 1-10 illustreer ik eendergelijke lsquouitstralingrsquo aan de hand van de dialectgeographie van het pronomen duIn de Meded der Kon Akad v Wetensch Afd Letterk Dl 61 (1926) Serie A No3 tracht ik aan te toonen dat de uuml-uitspraak voor oude ucirc vanuit Holland naar onzeOostelijke provincieumln is lsquoovergebrachtrsquo Daar de Groningsche stand van zaken daarinnu eens door mijzelf te berde is gebracht en ik op de bijbehoorende kaart van plaatstot plaats heb aangegeven waar de (directe of indirecte) invloed van hetcultuurcentrum zich heeft doen gevoelen zal dit artikel wellicht een betere grondslagkunnen vormen voor verdere gedachtenwisseling over het - door de Vries a priorizoo sceptisch beoordeelde1) - principe der lsquouitstralingrsquo

H amb u r g Januari 1926GG KLOEKE

1) Tijdschr XLIV (1925) blz 24

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

52

Majombe

Aldus luidt in Cats Spaensch Heydinnetie geschreven in 1633-4 gedrukt in denTrouringh 16371) de naam der oude Zigeunervrouw lsquoloos vals doortrapt en slimin haer bejaghrsquo (ed Buitenrust Hettema vs 11) die in de Zigeunerbende waarvanzij het hoofd is (9-10) ook het indertijd door haar gestolen kind eigenlijk Constancenu Preciose genaamd opgenomen het met zorgvuldige liefde opgevoed en oa inde chiromantie onderwezen heeft (39) die zich door dit Spaansch heidinnetje danook lsquobeste-moederrsquo laat noemen (329) en hare eer nauwlettend bewaakt (330-2477-80) Ondanks bovenstaande van lsquoheidensrsquo onafscheidelijk geachte ondeugdenwordt zij door Cats eigenlijk trouwens overeenkomstig den aard en de stemmingvan dit romantisch verhaal - eene soort van pastorale die mede reeds eenvoorsmaak geeft van latere idealiseeringen van het vrije rooversleven in de natuur- niet ongunstig afgeschilderdAndermaal heeft Cats dezen naam gebruikt in zijn bekend lsquobly-eindend-spelrsquo

lsquoKoninglyke Harderin Aspasiarsquo dat de (uitbreidende en wijzigende) dramatiseeringis van zijn lsquotrougevalrsquo lsquoSpoock-liefde beslooten met het Houwelick van Cyrus enAspasiarsquo (II 101-12) waarin de naam Majombe nog n i e t voorkomt In dat spelwordt een lsquospoocksterrsquo lsquotooveresrsquo of lsquokolrsquo ontboden om door hare tooverkunsten teontdekken wie zeker geheim verklapt heeft zie Cats II 446a-48a

Die kan of uyt de handt of uyt het wesen (gelaat) sienWat dater is geschiet of water sal geschiecircn

Gaet Pagie soeckt de Kol haer naem die is MajombeDie dickwils besig is ontrent een oude Tombe

1) In de ed 1726 van Cats Werken II 139-52

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

53

Of by t Karneeckel-huys van Pales oude kerckWant dat is recht een plaets voor haer ongalik werck

Zij maakt allerlei toebereidselen spreekt een tooverformulier van barbaarschewoorden uit om lsquoden helschen geestrsquo te bezweren en gaat dan lsquoden Nicker halenrsquomaar als deze verschijnt durft de lsquoSchalck-nar van t Hofrsquo het lsquospoockrsquo te lijf gaandat niemand anders blijkt te zijn dan de lsquoouwe queenrsquo de lsquotooveressersquo zelf welklsquoleelijck velrsquo dan tot loon voor haar bedrog met lsquoroeyenrsquo krijgt lsquosoo veel sy dragenmagrsquo Hier wordt Majombe dus veel ongunstiger als een leelijke oude maar ookbedrieglijke tooverkol afgeschilderdDeze naam Majombe is in onze literatuur blijven leven Hij komt vooreerst voor

in de twee gelijknamige en gelijktijdige zeker wel naar Cats smakelijk verteld enook weldra populair lsquotrougevalrsquo (of wellicht ook naar zijn rechtstreeksch of middellijkvoorbeeld Cervantes Novelas ejemplares of een vertaling daarvan) gevolgdedramatiseeringen van hetzelfde verhaal de twee blijspelen lsquoDe Spaensche Heidinrsquovan MG Tengnagel (1643) en Juffr C Verwers Dusart (1644) Ook in deze stukkenis Majombe eene oude vrouw behept met de gewone ondeugden der diefachtigelsquoheidensrsquo maar vol teedere zorg voor hare lsquonichtrsquo of lsquodochterrsquoIn het een kwarteeuw jongere stuk van Asselijn Op- en Ondergang van Mas

Anjello (1668) wordt dezelfde naam gedragen door de moeder van den titelhelddie in het stuk slechts enkele malen optreedt oa om haren zoon tot wraak aan tesporen doch die zooveel ik zie niets oneerbaars of oneerlijks aan zich heeft enook noch uit As spel noch uit de geschiedenis mij gebleken is eene lsquoZinganarsquo tezijn geweest uit wier wild bloed A haars zoons woesten aard temet zou hebbenwillen verklarenDit laatste is daarentegen weer wegravel het geval met de fictieve reeds min of meer

typische persoon door Van Swaanenburg in zijn Arlequin Distelateur (1725) 247genoemd lsquoMadame Pecunia niet te kennen dat ruikt naar afgodery

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

54

met Pallas en daaromwagt je voor de Dominicanen die hun geest hebben verpandom voor geld de wysheit uit de wereld te bannen gelyk ik doe die myn morgenwierook opoffer aan Mevrouw Stultitia die in het fluweel prykt als Minerva metMajombes deeken om een gekruisten penning loopt goeder geluk zeggen1) bij deBoeren want de heyens (Zigeuners) van dat fatzoen zyn uit de Steeden verjaagtenzrsquo Al is de

1) Deze uitdrukking komt in dezen ietwat vreemden vorm en met de bet waarzeggen in de17de en 18de eeuw meermalen voor aan de mededeelzaamheid der heeren BeetsBoekenoogen en Knuttel ben ik t volgende bewijsmateriaal verschuldigd In Brederos Klvd Koe 5-6 leest men lsquoeen van dese Heyens die de luy goeder-gheluck seggen Die saghmen eens in mijn hangdrsquo en Lucelle 1255-6 bralt Pannetje-Vet na allerlei andere lsquobrabbelingrsquodat hij lsquode 9 vrye kunstersquo kent lsquoals lastrolagie de gigromance Maar insonderheyt sin ickbaas uytgenomen in een stuck Dat is ick weet de luy te seggen veel goeder geluck En watavontuur dat sy sullen krygen in haar levenrsquo Bij Doedyns Haegse Mercurius I 18 (ao 1697)vindt men dezelfde blijkbaar geijkte verbinding als bij Van Swaanenburg lsquode Heidens diegoeder-geluk zeggen voor den gekruisten penningrsquo En de titel van een boekje van Sv Rusting(ao 1727) luidt lsquoGoeder-gelukzegging Zonder gekruisten Penning Tot nut van die genewelke haar Geld by Duiveljaagers Heidens en Waarzeggers brengenrsquo welk boekje waarinboven de antwoorden op 118 vragen ook weer staat lsquoGoeder-gelukzegging ofte Antwoordenrsquomeer dan eens nog in de 19de eeuw met eenige wijzigingen herdrukt is oa onder dentitel lsquoDe vermakelyke Heydin of wonderbare goeder-gelukzegster Zeggende een yderzyn Geluk of Ongeluk Uit het Heydens vertaaldrsquo Ook bij Haafner Reize in eenen Palanquyn(ao 1808) I 134 komt het nog voor lsquoIk vond in dit rusthuis eenen Goedergelukzegger Na eenige ceremonieumln bezag hij mijne regterhandrsquo (onder de plaat lsquoGoeder-gelukzeggerrsquo)en I 135 lsquoDeze lieden mogen voor hun goeder geluk zeggen geen geld ontvangenrsquo Ook dewdbb van Sewel (1727) en Marin (1768) vermelden het in dezen vorm Doch Halma (1729)heeft iemand goed geluk zeggen En in het 26ste Cap van Boeumltius agrave Bolswerts Duyfkensen Willemynkens Pelgrimagie (ao 1625 ed Ruys blz 289) luidt het alleen lsquotwee of drie vande gheele Hey-wijven die van de Egyptenaers riepen my aen wilden my geluck segghenrsquo

Hoewel de beide plaatsen van Bredero te zamen met eene uit de Handv v Amst 576a (ao1555) waarin gewag is van lsquoden genen die hen vermeten den goeden luyden in de hand tesien als Waar-seggers Starre-kijckers ofte diergelijcke curieuse personenrsquo wel van aardschijnen om de voor de hand liggende door mij althans aanvankelijk geopperde gissing teondersteunen dat goeder geluk zeggen (geen schrijf- of druk- maar) een spreekfout zou zijnvoor goe[lui]der geluck - of ook goe[der lui]der - geluk zeggen wordt dit toch met het oog opal deze plaatsen zeer onwaarschijnlijk Eer zou men misschien naar aanleiding der plaatsuit de Lucelle kunnen denken aan een ouderen vollediger vorm veel goeder geluk tevergelijken met mnl vele goeder liede en ook met mnl (n)iemen goeder zie Stoett MnlSynt3 sect 160 Opm 3 Franck Mnl Gramm2 sect 204 Anm Verdam Mnl Wdb III 798 IV2392

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

55

zinsbouw noch de bedoeling der geheele plaats overduidelijk dat Majombe hier denaam eener lsquoheidinrsquo is lijdt geen twijfelTerzelfder tijd echter wordt de naam door Goeree in zijne Mengeldichten (1734)

262 gebezigd als een algemeene typische soortnaam van zeacuteeacuter ongunstige kleurvoor lsquode oude koude grijze die een motkas hield en eecircr was mijn vriendinrsquo1) En ineen gelijktijdige klucht van denzelfden schrijver De Goudsbloemsteeg (1734) wordteen der lsquopersonagienrsquo (een hoerenwaardin) vooraf aangeduid als lsquoMajombe datkunje wel denkenrsquo kennelijk was de eigennaam dus evenals bv Messalina enderg van eigennaam min of meer tot soortnaam gewordenOp t eind der 18de eeuw ontmoeten wij den naam in lsquoDe Helleveeg in de

Trekschuitrsquo een samenspraak of lsquoKyf- en Scheldparty tusschen Kaat Spinnesnorrsquo(een Leidsche helleveeg die geen blad voor den mond neemt) lsquoen zekere Zustersen Broeders uit de Paskwilmakers Club by de Order der Zwendel Concubynenrsquoeen der vele zoutelooze pamfletten uit den Patriottentijd (c 1783) waarin (op blz7) eerstgenoemde eene andere lsquoJuffr Hakkemerriersquo bejegent met de woordenlsquoPiele Piele wat hebje mooye veerc wel neen zeker mooye Mayomb dat was jefatzoen te na gouwe kniegespen te steelen enzrsquo Of hiermede iets naders is bedoelddan een scheldnaam van algemeene strekking voor een vrouw blijkt nietWeer een kwarteeuw jonger is een plaats uit Loosjes Lotgevallen van RJ van

Golstein (1809) I 2072) waar een goedronde ietwat ruwe Geldersche edelmanschrijft lsquoMijn Majombe alias mijn Huiszorg die liefst Juffrouw Vergoes genoemdword schoon ik haar om de nederigheid er in te houden altijd simpel Naatje noemrsquohier is blijkbaar de bedoeling eene huishoudster van nederige afkomstEindelijk heb ik indertijd helaas zonder vermelding van

1) Aldus aangehaald door Buitenrust Hettema in zijne Aant op Cats Sp Heyd vs 9 maar opde door hem genoemde blz 262 niet doch zeker wel elders in dat werk te vinden (schoondoor mij niet gevonden)

2) De twee laatste plaatsen dank ik aan Dr Beets

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

56

zegsman bij het art in het Ned Wdb (waar reeds enkele der bovengemeldeplaatsen aangehaald zijn) aangeteekend dat het woord ook nog heden ten dage inde Graafschap bekend is vermoedelijk in nagenoeg denzelfden zin dien het NedWdb voor lateren tijd meent te mogen aannemen lsquomin of meer als het type vaneene landloopsterrsquoVan waar die twee eeuwen lang in onze literatuur en ook in onze gewestelijke

taal nog voortlevende naam voor zoo onderscheiden karakters of typen t bestmisschien samen te vatten in het algemeene begrip onguur of leelijk oud wijf Opt eerste gezicht gist men allicht dat het oudste gewag in onze literatuur in Catsvermaard lsquotrougevalrsquo ook de bron of het voorbeeld voor de latere Nederlandscheschrijvers is geweest en ook in den volksmond kan de naam zeker wel uit zijn steedsveelgelezen verhaal zijn overgegaan Doch bij nader toezien rijst de vraag hoe dande (zeer) ongunstige beteekenis of kleur van den naam in lateren tijd uit of naastde veel gunstiger of althans veel minder ongunstig schijnende bij Cats kan zijnontstaan Kan men ter verklaring hiervan volstaan met te wijzen op het algemeenetype eener Zigeunervrouw die in staat geacht werd niet alleen tot alle bedrog endiefstal (ook en vooral van kinderen) maar ook tot het plegen of bevorderen vanallerlei andere lsquoontuchtrsquo in ruimeren zoowel als in engeren zin Of zou deze andereopvatting bij jongere Nederlandsche schrijvers wellicht wijzen naar eengemeenschappelijken ouderen uitheemschen zegsman bij wien die - door Catster wille van zijn verhaal verzachte - ruwe trekken duidelijker uitkwamen In allengevalle hetzij Cats al dan niet voor alle latere Nederlandsche schrijvers rechtstreekszegsman en voorbeeld geweest is de vraag blijft waar heeft Cats - of waar hebbenhij en die lateren - den stellig uitheemschen naam leeren kennen Wellicht in eender Italiaansche of Fransche vertalingen van Cervantes werk1) - im-

1) Buitenrust Hettema Inl XXII

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

57

mers bij Cervantes zelf komt de naam volgens het Ned Wdb niet voor - die Catsook de stof voor het geheele verhaal zal hebben geleverd (maar die ik althans teLeiden niet heb kunnen vinden)Wat hiervan zij en bij nader onderzoek nog moge blijken mij trof onlangs het

gewag van denzelfden naam Mayombe in een opstel van E de Boeck lsquoRector vanhet Missiehuis te Scheutrsquo (in Belgieuml) over lsquoGeestenvereering bij de Negersrsquo (kennelijkin den Belgischen Congostaat) gedrukt in het tijdschrift Volkskunde XXVII (1922)54 Mayombe is of schijnt hier echter de naam van een ma n een toovenaar vanwien de Negers oa gelooven dat hij zich in een leeuw kan veranderen enz Opmijne navraag bij mijn ambtgenoot J de Josselin de Jong alhier bleek mij echterdat de naam in die streken inderdaad welbekend is doch er niet een persoon maareen landstreek of een volk aanduidt Dezelfde (van die des heeren De Boeck dusverschillende) beteekenis vond ik later ook in het Mayombsch Idioticon van zijnlandgenoot (en vermoedelijk orde- of ambtsbroeder) L Bittremieux uitgegeven doorde Kon Vlaamsche Academie (Gent 1923) 366 lsquoMayombe een gewest in LagerKongolandrsquoZou deze treffende volkomen gelijkheid der namen van een Westafrikaansch

gewest en volk - en ook (mans)persoon - en een Nederlandsch vrouwelijkpersonage het spel van louter toeval kunnen zijn Maar indien dit gelijk het mijalthans dunkt toch zeacuteeacuter onwaarschijnlijk is waar en hoe langs welken weg kanCats - of een of meer der latere Nederlandsche schrijvers of wel zijn of hungemeenschappelijke uitheemsche zegsman - dan dien Westafrikaanschen naamhebben leeren kennen en wat heeft hem of hen er toe gebracht dien naam van eenlandstreek volk of (mans)persoon te geven aan eene oude heidin en andere minof meer ongure vrouwspersonen Ware het woord gelijk de heer De Boeck tekennen geeft inderdaad in Afrika mede als zij t ook manlijke persoonsnaam ingebruik (geweest) dan zou er allicht verband

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

58

gezocht kunnen worden tusschen diens toovenaarskunsten - en de toovenarij speeltook blijkens bovengenoemd Idioticon bij dit gelijk bij elk negervolk inderdaad eenzeer groote rol - en de waarzegkunst de chiromantie van Cats heidin en lsquotoveresrsquoDoch bovengenoemd Idioticon doorbladerende vond ik geenerlei bevestiging dermededeeling van den heer De BoeckEen anderen weg ter verklaring der naamsoverdracht wijst Prof De Jong mij aan

Hij schrijft mij lsquoDe term Mayumba (Mayomba Mayombe) is zeer bekend alsgeographische en volksnaam in het Loango-gebied Het is een Bantoe-negerstamEen eigenaardige vrouwelijke figuur was de mederegeerster van den inlandschenvorst over het rijk Loango Deze genoot een onbeperkte vrijheid in haar omgangmet de andere sekse was onschendbaar en had grooten invloed op den gang vanzaken in het rijk Zij voert den titel ldquoMakonderdquo of ook wel ldquoMani Lombordquo (= MueneLiumba) een vorstelijken titel In plaats van ldquoManirdquo wordt ook ldquoMardquo gebruikt en zoois het niet ondenkbaar dat Ma Liumba of Ma Liomba in den vorm ldquoMayombardquo naarEuropa is overgebracht met de speciale beteekenis van licht vrouwspersoon of ietsdergelijks Dit is echter slechts een losse gissingrsquoNaar deze gissing zou dus Majombe als v r o uw e n naam de vrucht zijn eener

verwarring van den titel der mederegeerster met den nagenoeg gelijkluidendenvolksnaam Bovenstaande karakteristiek der lsquomederegeersterrsquo - tevens een soortvan lsquostammoederrsquo - schijnt althans niet onvereenigbaar met het karakter eenerZigeunerhoofdvrouw anderzijds is de afstand van zulk eene lsquopolyandre bijenkoninginrsquotot een hoeren waardin of koppelares ook nauwelijks grooter dan die van heidin totlandloopster Wat het verschil betreft tusschen Congo-negers en Zigeuners onsschijnt die sprong zeker grooter en hachelijker dan den zeventiendeeuwers dieimmers de laatsten nog als vanouds meestal uit Egypte dus ook uit Afrika afkomstigachtten die bovendien onder lsquoMoorenrsquo zoowel de eigenlijke lsquozwartersquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

59

inwoners van Mauritanieuml en Aethiopieuml als de lsquogelersquo of lsquowittersquo Muzelmannen vanNoord-Afrika en die eindelijk ook de zwarte negers verstonden (zie Ned Wdb IX1101-2) die dus de verschillende soorten van lsquozwartenrsquo of lsquobruinenrsquo (di toen nogin t algemeen donkerkleurigen) niet zoo nauw hebben onderscheiden als wij doorde ethnografen onderwezen dit thans doen en allicht ook de ongure ruwe heidenstot die lsquobruinersquo Moorenvolken gerekend zullen hebbenWij zouden dan moeten gissen dat een der talrijke zeventiendeeuwsche

(Nederlandsche of andere) reisverhalen naar of beschrijvingen van verre landen envreemde volken den naam uit West-Afrika hetzij rechtstreeks hetzij middellijk overSpanje Italieuml of Frankrijk herwaarts over en tot Cats1) - of zijner vreemde zegsliedenbv Cervantes-vertalers - kennis gebracht heeftIn Dappers Naukeurige Beschrijvinge der Afrikaansche Gewesten enz (Amst

1668 dus j o n g e r dan Cats en zijne onmiddellijke dramatische navolgers) vondik wel op blz 520-2 een vrij uitvoerige schildering van het landschap en dorpMajumba in of bij het land van Lo(v)ango maar niets dat op den overgang van diennaam in die eigenaardige beteekenissen in onze literatuur eenig licht zou kunnenwerpen tenzij dan dat er gewaagd wordt van zeer losse huwelijkszeden2) Verderonderzoek in dezen aan anderen overlatende eindig ik met een woord van dankaan degenen die tot dezen verkenningstocht het hunne bijgedragen en aan mijten gebruike voor dit δεῖπνον ἀπὸ συμβόλων afgestaan hebben

O e s t g e e s t November 1925JW MULLER

1) Zoo laat Cats Philogamus in de nabeschouwende tweespraak met Sophroniscus achter zijnSpoock-liefde (II 111b) een lsquoJournaelrsquo aanhalen lsquogehouden by de Ministers van deOostindische Compagnie in de stad Surat in t jaer 1623rsquo dat zeker wel niet de bron is waaruithij den naam Majombe putte maar toch bewijst dat hij zulke journalen wel placht te lezen

2) Voor nader bericht omtrent de Afrikaansche lsquowaardigheidsbekleedsterrsquo verwijst Prof De Jongmij naar E Pechuel Volkskunde von Loango 162 flgg

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

60

Bont en blauw

Deze bij ons nog thans zoo bekende verbinding inzonderheid in de uitdrukkingiemand bont en blauw slaan schijnt niet oud te zijn Het Woordenboek derNederlandsche Taal geeft op B o n t (I) (Dl III kol 367) in de gewone chronologischevolgorde bewijsplaatsen uit Willem Leevend Cornelia Wildschut en Bilderdijk Tenslotte (wegens de versmaat het laatst aangehaald) eenige regels uit het 17deeeuwsche kluchtspel Pefroen met et Schaapshooft van Y Vincent

Iou arme Man die vaak in t naauwGeslagen wort heel bondt en blaauwVan jou en Ritzaert

Zoo staat er in den eersten druk van 1669 terwijl de latere drukken (bv de tweedevan 1710) hier hebben blond en blauw Een nog iets oudere bewijsplaats nl uit1654 geeft Stoett in zijn Nederlandsche Spreekwoorden enz (3de druk no 281) uitTengnagel Amsterdamsche Lindebladen blz 26

t Is nu omtrent een weeck geleenToen wierdje bond en blaeuw getreen

De synonieme verbinding blond en blauw die zooeven werd genoemd is in de 17deeeuw blijkens de talrijke voorbeelden en verwijzingen in het Woordenboek derNederlandsche Taal op B l o n d (Dl II kol 2915-2916) veel gewoner geweest Menvindt daar aanhalingen uit Vondel (den Klinckert voacuteoacuter den Palamedes) AnnaRoemers en Vollenhove alsmede verwijzingen naar een variant bij Coster naar nogdrie plaatsen bij Vondel verder naar Oudaan en Krul Stoett noemt dan nogWesterbaen en een plaats in Van Vlotens Het Nederlandsche KluchtspelOok later in de 18de eeuw komt blond en blauw nog voor

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

61

in het Woordenboek vindt men een citaat uit Van Effens Spectator en een verwijzingnaar Bilderdijk terwijl Stoett nog wijst op het Woordenboek van Halma In de 19deeeuw wordt deze verbinding nog gebezigd door Cremer in zijn OverbetuwscheNovellen (aanhaling in het Woordenboek) en volgens Stoett is de uitdrukking nogdialectisch bekendHet schijnt wel niet te gewaagd de slotsom te trekken dat naast het in de 17de

eeuw gewone blond en blauw (dat in de 18de en 19de eeuw en dialectisch tot opden huidigen dag is blijven voortleven) allengs de variant bont en blauw die thansde gewone en algemeen bekende vorm is van de uitdrukking is opgekomen Dit isook de meening van Stoett waar hij zegt dat lsquode mogelijkheid niet is uitgeslotendat de laatste zegswijze (bont en blauw) niet uit maar naast de andere (blond enblauw) is ontstaanrsquo Maar hoofdzaak blijft het feit reeds in het NederlandschWoordenboek geconstateerd met de woorden lsquoblond is hier blijkbaar ouderrsquoWij hebben boven onder de plaatsen waar het Woordenboek naar verwees de

verbinding blond en blauw ook aangetroffen in een variant bij Coster die variantvindt men in den tweeden druk (van 1621) van Costers Spel vande Rijcke-Man vs1314 lsquoMaeckt stracks den Bedelaer voort en slaet hem blont en blaursquo De eerstedruk (van 1615) heeft hier iets anders lsquoMaeckt stracks den Bedelaer voort gaetslaet hem bloegh en blaursquo Deze laatste plaats wordt in hetWoordenboek aangehaaldop B l o e d i g meer bepaaldelijk daar waar bloedig voorkomt lsquoverbondenmet blauwwaar sprake is van iemand slaan stooten enzrsquo (Dl II kol 2882)Aldaar staan nog twee oude bewijsplaatsen vermeld eacuteeacuten uit het Landtrecht van

de Ommelanden VI 15 lsquoWorde yemant blau ofte bloedich gestodt geworpen oftegeslagen dat na der tijt doorbreket enzrsquo en eacuteeacuten uit het Landtrecht van Selwerdt 96lsquoVan bloedige ofte blauwe slach is de Boete 3 glrsquo De laatste aanhaling geeft hetWoordenboek ook op B l a uw (Dl II kol 2792) terwijl men aldaar (kol 2793) alledrie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

62

de verbindingen welke hier ter sprake zijn gekomen bij elkaar aantreft in deverwijzing lsquoBloedig en blauw - blond en blauw - bont en blauw slaan zie B l o e d i g B l o n d B o n t rsquo Eenig nader verband wordt daar echter blijkbaar verder nietverondersteldTerwijl noch het jongere bont en blauw noch het oudere blond en blauw in het

Middelnederlandsch zijn aangetroffen vindt men bloedig en blauw in hetMiddelnederlandsch Woordenboek opgeteekend sv B l a u Twee bewijsplaatsenworden daar gegeven eacuteeacuten uit de Rechtsbronnen van Zutfen 142 16 lsquoWeert dateen scepen den anderen blaew of bloedich quessedersquo en eacuteeacuten uit deWarfsconstitutien 22 lsquoDat J hoer hirder solde blau ende blodich gheslaghenhebbenrsquo Beide aanhalingen zijn evenals die uit het Nederlandsch Woordenboekontleend aan oude rechtsbronnen uit de Noord-Oostelijke gewesten van ons landNog een derde bewijsplaats uit de middeleeuwen eveneens uit een Oostelijkerechtsbron afkomstig kan ik hier bijvoegen1) nl uit het oude stadrecht van Deventervan 1486 te vinden bij Dumbar Het Kerkelyk en Wereldlyk Deventer I blz 163 blsquoWeert oick sake dat ymant van onsen Borgeren oft Inwoeners vrede gebaedenweere van Borgermeister off Scepen off Raet of van eenen Borger ende dair enbaven den anderen beanxtede sonder te stoeten te werpen of te slaen blaeuw ofbloedich of oick den anderen koerber woerde geve of mes of weer of wapentoege ende nymant en wondede blaeuw noch bloedich die solde dairomme geldenby daege vijftich pont en by nachte hondert pont worde hie des verwonnen oft hiemach hem des ontreyden myt sijnre eenre hantrsquo en 166a lsquoWie den anderen dairneder sloege of stete blauw of bloedich die sal dairomme gelden vijff pont machhys bereyt worden of hie sals hem ontreydenmyt sijnre eenre hant Wie den anderenyrst blauw of bloedich sloege steeke of worpe die sal beyde koer gel-

1) Ik dank deze bewijsplaats aan Dr A Beets

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

63

denrsquo Behalve met slaan hebben wij de uitdrukking tot nu toe in verbindingaangetroffen met stooten steken kwetsen wonden en werpenOok buiten de Noord-Oostelijke grenzen van ons land was de combinatie van

bloedig en blauw oudtijds gewoon In het Mittelniederdeutsches Woumlrterbuch vanSchiller en Luumlbben leest men op B l a lsquoItem dey eine duumlll schloge bla und nit bloumldigrsquo(Grimm Weisth 3 27) en iets verder lsquoIk sloge my wol bla unde blodich Mit eimeum ein haverkafrsquo (Theoph I 227)En behalve op Saksisch was de oude rechtsterm ook op Oud-Friesch gebied

bekend In het Altfriesisches Woumlrterbuch van Von Richthofen vindt men eenigeplaatsen opgesomd uit de Emsiger Domen met de aanhaling lsquoAnda hine slait blawieftha blodichrsquo en ook een verwijzing naar Schwartzenbergs Friesch PlacaatboekI 615 waar men leest lsquoEnde slaet hya blodich ofte blauwe dat to beeten neywtwysinge des voorsz brieffs ende verbandtrsquo (ao 1466)Ten slotte komt de verbinding ook in het Middelengelsch voor Murray geeft reeds

een plaats uit het jaar 1200 lsquoSi quis verberando fecerit aliquem blaa et blodirsquo (LegesQuat Burgorum) vervolgens uit 1340 lsquoAlle bla and blody als he thornan was When hedeyhed for mans trespasrsquo (Hampole Pr Consc 5260) verder uit een hymne aande Maagd Maria (ao 1430) lsquoHise sides bloo and blodi werersquo (Hymns to Virg 10)Het laatst is de uitdrukking aangewezen in het begin der 17de eeuw (ao 1609) in devolgende aanhaling lsquoGif ane man strikes ane other and makens him blae andbloudiersquoBloedig en blauw is blijkbaar een oude Germaansche althansWest-germaansche

rechtsformule geweest Men vindt deze dan ook vermeld in Jacob Grimms DeutscheRechtsalterthuumlmer1) in het 5de Boek (Verbrechen) Hoofdstuk I sect 2 (Leibsverletzung)In geheel Nederduitschland schijnt evenwel in de middel-

1) In den 4den druk (Leipzig 1899) Dl II blz 186

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

64

eeuwen nog gewoner dan bla unde blodich geweest te zijn bla unde blot of blotunde bla Van deze verbinding geven Schiller en Luumlbben een aantal bewijsplaatsenin het MittelniederdeutschesWoumlrterbuch waarvan er hier enkele mogen volgen UitLubeck lsquoBla unde blot dat beteret men mit sestich schillinghen unde also manechbla unde blot alse dar is also maneghen mach he beclagenrsquo (Luumlb R 319) UitMecklemburg (ao 1306) lsquoItem siquis alii signum verberando infixerit quod in vulgoblůt vnde blawe diciturrsquo (Mekl Jahrbb 1 342) Uit Wismar lsquoHenneke Kok proscriptusest propter duo blut vnde blaw que peregit in quadam virginersquo (Lib proscr Wism9) en lsquoCl Oldenborch proscr est vor blut vnde blaursquo (lc 10)Tot ver in het Oosten tot daar waar in de middeleeuwen de Nederduitsche

kolonisatie der Oostzeelanden aan het gebied van Moscovieuml reikte ja zelfs in dehandelsfactorijen op Russisch gebied was de rechtsterm blot unde bla bla undeblot bekend Bv in Riga Uit de Schragen der Gilden und Aemter der Stadt Rigabis 1621 uitgegeven door W Stieda en C Mettig1) teekende ik een drietal plaatsenop Uit lsquoDer fischer schragenrsquo (ao 1403 1581 1606) lsquoVortmehr were dar jemandtde den anderen schoumllde schalck offte bove edder den anderen bloth effte blauwschloge dat hefft de vaget tho richtendersquo (aw blz 277) Uit lsquoDer arbeidesluumlde edderLigger Schragen von altersrsquo (8 Sept 1463) lsquoThom ersten so en sal dusse schragden erbaren heren imme rade tho Ryge nicht entjegen syn unde bysundern in densaken de an hals unnd an handt an blaw unnd an bluet unnd an eede roumlrendesindt unde in diesser gilde scheen mochten dat Godt vorbede etcrsquo (blz 407) UitlsquoDer maurer Schragenrsquo (18 Dec 1390) lsquoVortmer dede in der kumpanye werdenkywende edder twedracht hebben de scolen sik vorliken in der kumpenye sunderblot sunder blaw desgenen des de schult is de scal beteren ecircn half punt wassesna der scrarsquo (blz 425)

1) Riga 1896

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

65

Ten slotte bij de Nederduitsche kooplieden in de Russische HanzestadGroot-Nowgorod De eerste helft van sect 25 van de Nowgoroder Skra1) van 1296 luidtlsquoVan bla oder blot oder spletene cledere Bla oder blot vnde sceltwort vnde spletenecledere mach en gewelic man wol tugen des he en umberopen man si sines rechteshe si here oder knecht Sowe vorwunnen wert dhat he dhen anderen geslagen hebebla oder blot oder sine cledhere to spleten hebe de scal beteren lfrac12 ma soluersalso manigen splete also he hede vnde also manich bla also he heuet also manigenman mach he beclagen dher he an deme vechte gesen si vnde dhar scrichte gehortsi vnde e ne dhes vorwinnen mogersquolsquoAlso manich bla also he heuetrsquo dat zal wel beteekenen lsquoalzoo menige blauwe

wond (of blauwe plek) als hij heeftrsquo Bla zal hier znw zijn en als zoodanig op eacuteeacutenlijn staan met blot In het Mittelniederdeutsches Woumlrterbuch vindt men de volgendeplaats uit het Oude Lubecksche Recht lsquoAlso mennig blaw also mennig man undenenen merrsquo (Luumlb R 540) Doch verg vooral ald de aanhaling uit het HamburgerUrkundenbuch I 724 van 1292 lsquoSi quis alium in judicio ad sanguinis effusionem vellivorem vulgo blawe dictum laeserit convictus decem marcas argenti pro delictodabitrsquo en ten slotte nog uit Fahne Dortmund III lsquoVulnus intercutaneum quod teutonicebla wunde diciturrsquo Het Hoogduitsche equivalent van bla(w)(e) in den zin van blawunde zal hier blaumlue zijn dat is ook de vertaling die Von Richthofen in zijnAltfriesisches Woumlrterbuch geeft van ofri blawelsa een afleiding op -elsa van blawzooals het er te zamen mede voorkomende ofri blodelsa een dergelijke afleidingis van blod Uit de Emsiger Domen citeert Von Richthofen lsquoBlodelsa VIII panningarblawelsa VIII panrsquo Blodelsa vertaalt hij door lsquoblutige wundersquo blawelsa door lsquoblaumluersquoVerg ook bij Schiller en Luumlbben twee plaatsen uit het Oostfriesche Landrecht lsquoIsock jemant gewundet

1) Die Nowgoroder Skra nach der Rigaer Handschrift herausgegeben von W Schluumlter Jurjew(Dorpat) 1893

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

66

bloedelse eder blauelse gedanrsquo (Ostfr LR III 52) en lsquoIs averst einem geslagenein bloetsel offte blawelse mit stenen stockenrsquo (81) Het MittelniederdeutschesWoumlrterbuch vertaalt blauelse door lsquoblaue flecken vom Schlagenrsquo Daarentegenstaan de bovengenoemde aanhalingen met bla(w)(e) daar alle onder B l a blauals adiectivum In overeenstemming hiermede wordt blot in de verbinding bla undeblot blot unde bla door Schiller en Luumlbben sv B l o t (2de artikel) met lsquoblutigrsquoweergegeven dus eveneens als adiectivum beschouwd Het komt mij voor datdeze opvatting niet juist kan zijn Heeft men in de verbinding blodich unde blaongetwijfeld met twee adiectieven te doen in het synonieme blot unde bla schuiltwaarschijnlijk in de meeste gevallen een zeugma van znw en bnw De grenstusschen bnw en znw is hier zeer vlottend Gaven wij boven eenige voorbeeldenwaarin bla als znw schijnt te zijn gebezigd als bnw moet het toch ongetwijfeldstaan in een plaats als de volgende lsquoOck wie den andern blae sleet die sallgebrocken hebben vyff marckrsquo (Dorsten Willk 205) En al kan men in blot unde blaslaen blot wel weergeven met bloedig het woord blot kan natuurlijk nooit andersdan znw zijnIn de Middeleeuwen kende men over het geheele uitgestrekte

Nederduitsch-Friesch-Engelsche taalgebied den ouden rechtsterm mnd blot undebla blodich unde bla mnl bloedich ende blau ofri blodich anda blaw meng blaand blody In de 17de eeuw was deze nagenoeg verdwenen of had alleen noghistorische waarde Dan vinden wij hem in het Nederlandsche gebied vervangendoor de verbinding blond en blauw die later op haar beurt werd overvleugeld doorde uitdrukking bont en blauw In het Nederduitsche taalgebied komt blund undeblaw voor het eerst in de 16de eeuw voor zie het MittelniederdeutschesWoumlrterbuchsv B l u n t lsquoWie den anderen blaw ofte blonde sluege sall yn anderhalven aldenschyldt vervallen synrsquo een bepaling uit een privilege van 1514 der stad Wesel(Wigands Archiv Westfalens V 34)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

67

De 16de eeuw is ook hier gelijk op zoo velerlei gebied het overgangstijdperkgeweest Zoowel in het Nederduitsch als in het Nederlandsch komen dan bijwijzevan schakel die denmiddeleeuwschen rechtsterm1)met de latere uitdrukking verbindtalle drie de woorden naast elkaar voor Schiller en Luumlbben geven een aanhaling uiteen Oldenburgsche oorkonde van 1529 waar men leest lsquoDat he syner f gnadevnderszathen blunth blaw vnde blodych gesclagenrsquo Men vergelijke hiermede deeveneens uit de 16de eeuw afkomstige plaats uit het Stadrecht van Steenwijk doorStoett als oudste plaats van de verbinding met blond gegeven lsquoVan ymande blontofte blau ofte blaudich te slaenrsquo (Stadr v Steenw 307)Terwijl tusschen de beide leden van de oude oorspronkelijke verbinding bloed(ig)

en blauw een scherpe tegenstelling bestaat de tegenstelling die wij boven in hetLatijn zagen uitgedrukt door lsquosanguinis effusiorsquo en lsquolivorrsquo dezelfde tegenstelling dieook het oude Russische recht heeft gekend tusschen lsquokrowawrsquo en lsquosinrsquo in de metbloedig of blauw volkomen synonieme Russische verbinding krowaw ili sin2) bestaater tusschen de beide leden van de jongere verbinding blond en blauw ternauwernoodeenig onderscheid Blond is in het Latijn flavus waarmede het Germaansche woordblauw identisch is of althans verwant In de meeste deelen van ons land zegt menlsquohij ziet blauw van de koursquo maar er zijn ook plaatsen bv in de Graafschap Zutphenwaar men hoort lsquohij ziet blond van de koursquo (Draaijer 5) Doch vooral blijkt de identiteitvan blond en blauw in onze uitdrukking uit het feit dat hier van beide de latijnschevertaling luidt lividus lsquovon der Farbe die

1) Vgl in dit verband nog S Muller Fz De Middeleeuwsche Rechtsbronnen der stad Utrecht I(Inleiding) blz 354 lsquoHet rechten over ldquoBlau und Blutrdquo is in vele plaatsen eene der oudstebevoegdheden van den raad en vandaar heeten te Utrecht de ldquovechtkeurenrdquo dikwijls deldquocoerenrdquo bij uitnemendheid Cf Frensdorff Dortm Statuten p LIVrsquo

2) Ewers Das aumllteste recht der Russen in seiner geschichtlichen entwicklung Dorpat-Hamburg1826 S 265 (aangehaald in Jacob Grimm Deutsche Rechtsaltertuumlmer4 II S 186)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

68

ein (nicht blutruumlnstiger) Schlag auf der Haut zuruumlcklaumlsztrsquo (Mnd Wtb sv B l u n t )Toen er geen eigenlijke tegenstelling meer lag in de beide leden der verbinding

was een van beide eigenlijk overbodig geworden Men ziet dan ook dat terwijl hetoude oorspronkelijke blauw steeds als zoodanig is gevoeld en derhalve bewaardhet andere lid in verloop van tijd en op verschillende plaatsen van het Nederlandschetaalgebied aan allerlei verandering onderhevig blijft Over de verandering van blondin bont is reeds boven gesproken ik kan hier nog aan toevoegen dat ook het Frieschbont en blau kent het komt bv voor in de Rimen ind Teltsjes2 199 b van degebroeders Halbertsma (zie Friesch Woordenboek I 189b) In West-Vlaanderenhoort men iemand blauw en blot slaan Blot is volgens De Bo een synoniem vanblet dat beteekent lsquogekneusd geblutst sprekende van fruitrsquo het zal wel hetzelfdewoord zijn als fr blet beursch al dekken de beteekenissen elkaar ook niet volkomenGelijkt blot hier veel op blond in een andere eveneens bepaaldelijk in Zuid-Nederlandgebruikelijke uitdrukking nl iemand grauw en blauw slaan heeft het veranderlijkelid zich naar het oude onveranderlijke blauw gericht Voorbeelden van grauw enblauw vindt men reeds in de 17de eeuw bij Poirters (zie Ndl Wdb V kol 603-604)en in de 19de en 20ste eeuw in de Zuid-Nederlandsche dialectwoordenboeken vanDe Bo Joos en Cornelissen-Vervliet Teirlinck geeft nog in zijn Zuid-OostvlaamschIdioticon iemand zwart en blauw slaan het Woordenboek der Nederlandsche Taalvermeldt in Dl XII kol 96 iemand paars en blauw slaan terwijl men ten slotte aldaarde reeds bij De Jager in zijn Woordenboek der Frequentatieven I 448 gegevenaanhaling terugvindt uit het 17de eeuwsche kluchtspelvan De Rijk Krispijn Jufvrouwen Notaris blz 21 (ao 1694) lsquoHij sloeg hem paars en pimpelrsquoPimpelpaars met een groen randje wordt dikwijls in scherts gezegd zoo leest

men in het Woordenboek der Nederlandsche Taal sv P i m p e l p a a r s en onderde beide voorbeelden staat

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

69

er eacuteeacuten uit Van Looys Jaapje waarin de variant pimpelpaars met een rood randjeMaar in de uitdrukking iemand paars en pimpel slaan is niets roods meerovergebleven dat de herinnering nog in ons zou kunnen wakker roepen aan hetbloed der oude oorspronkelijke formule bloed(ig) en blauw En ook zonder het groenerandje dreigt het ons bij den verren uitlooper paars en pimpel langzamerhand groenen geel voor de oogen te worden Laat ons dus tot ons uitgangspunt terugkeerenDe in het begin aangehaalde woorden van Stoett dat lsquode mogelijkheid niet is

uitgesloten dat de laatste zegswijze niet uit maar naast de andere is ontstaanrsquowelke woorden daar de verhouding golden tusschen bont en blauw en blond enblauw zouden evenzeer van toepassing kunnen zijn op de verhouding tusschenblond en blauw en bloed(ig) en blauw Maar bleef boven hoofdzaak het feit reedsin het Nederlandsch Woordenboek geconstateerd met de woorden lsquoblond is hierblijkbaar ouderrsquo na het bovenstaande geloof ik nog een stap verder te mogen gaanen te mogen constateeren lsquobloed is hier blijkbaar nog ouderrsquo En ik meen niet teveel te zeggen met de bewering aan onze nog thans zoo bekende verbinding bonten blauw ligt een oude Germaansche rechtsterm ten grondslag

L e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

70

Em staan hebbenenem om hebben

Van deze beide synonieme gemeenzame zegswijzen voor dronken zijn isvoorzoover mij bekend nog nooit een bevredigende verklaring gegeven Toen ikdus verleden jaar bezig was met de bewerking van het artikel S t a a n voor hetWoordenboek der Nederlandsche Taal drong zich de noodzakelijkheid aan mij opzelve naar een oplossing te zoeken ten einde de uitdrukking em staan hebben dehaar toekomende plaats te geven onder de vele beteekenissen en nuanceeringenvan Staan De oplossing werd voor mij des te lastiger daar de synonieme uitdrukkingem om hebben indertijd op Om niet in het Woordenboek was opgenomenIn het Spreekwoordenboek van Stoett (3de druk) is em om hebben onder no 1591

behandeld doch het artikel eindigt met de bekentenis non liquet lsquoDe beteekenisvan om is hier niet duidelijk misschien mogen we in de uitdr eene verkorting zienvan het door Harreb I 445a vermelde Hij heeft den kraag om (of aan) hij is dronkenZie E e n s t u k i n d e n k r a a g h e b b e n rsquo Slaat men de laatste zegswijze opdie onder no 2105 is behandeld dan vindt men daar eenige uitdrukkingen die metde door Harrebommeacutee genoemde hij heeft den kraag om (of aan) zijn te vergelijkennl hij heeft het buis vest jak aan Men wordt hierbij verwezen naar hetWoordenboekder Nederlandsche Taal III kol 1763 waar de genoemde zegswijzen voorkomenen waar zij beschouwdworden als mogelijke verdere vervormingen in den volksmondvan het verouderde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

71

hij is buis hij is dronken Men vindt bij Stoett voorts eenige bewijsplaatsen van emom hebben voor het grootste gedeelte uit de werken van Justus van Maurik(Papieren Kinderen 70 Toen ik nog jong was 178 Stille Menschen 46 89 Op Reisen Thuis 106) verder uit Heyermans Zevende Gebod 43 en uit het weekblad DeNotenkrakerTegelijk met em om hebben wordt ook het synonieme em staan hebben door

Stoett genoemd en daarbij behalve de vermelding dat men in Zuid-Nederland zegtze staan hebben of het staan hebben ter vergelijking aangehaald de Frieschezegswijze ik hab him stien as in mucircsMet te wijzen op deze Friesche spreekwijze heeft Stoett naar ik meen de richting

aangewezen die men volgenmoet om tot de juiste oplossing van beide uitdrukkingenzoowel van em staan hebben als van em om hebben te geraken zooals menbeneden zien zal Blijkbaar zonder dit zelf te beseffen daar hij die richting niet verderis ingeslagen evenmin trouwens als ik zelf toen ik bezig was met de bewerkingvan het artikel S t a a n voor het Woordenboek Ten einde raad meende ik toen datde uitdrukking nog het dichtste stond bij een zegswijze als dat staat in de maagvan stevige kost gezegd ik dacht daarbij em staan hebben misschien te mogenverklaren door lsquoeen stevigen borrel in de maag staan hebbenrsquo en vandaar lsquodronkenzijnrsquo Doch als een beletsel voor de juistheid van deze verklaring bleef ik voelen deeven raadselachtig blijvende synoniem em om hebben want dat deze op eendergelijke wijze verklaard eigenlijk lsquoeen stevigen borrel in de maag om(gekeerd)hebbenrsquo zou moeten beteekenen leek mij niet zeer waarschijnlijk Zie hetWoordenboek der Nederlandsche Taal op S t a a n II B 5 d) en e) (Dl XV kol135) Behalve eenige bewijsplaatsen uit Zuid-Nederlandsche dialectwoordenboekenvan het gebruik van ze of het staan hebben kon ik aanhalingen geven van em staanhebben uit Emants Lina 40 en Abramsz Levende Beelden 51Wanneer men in het Friesch Woordenboek naar aanleiding

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

72

van de daar sv S t e a n (Dl III 191 b) vermelde uitdrukking ik hab him stien as inmucircs (aanhaling uit Eelke Meinderts It Libben fen Aagtje Ysbrants of dy FrieskeBoerinne 4de druk ao 1861) verder gaat zoeken of deze zegswijze ook sv M ucirc s(Dl II 182 b) te vinden is dan stoot men daar op een andere Friesche spreekwijzenl As de kat fen hucircs is stekt de mucircs de stirt omheech overdrachtelijk gebezigdvoor lsquoals de vrouw uit is spelen de meiden den baasrsquo Zijn staart omhoog stekenbeteekent in Zuid-Oostvlaanderen volgens het dialectwoordenboek van Teirlincklsquoeen fiere houding aannemenrsquo en ergens heengaan met een staanden staart kwamin de 17de eeuw voor in den zin van lsquoergens fier en trotsch heengaanrsquo Zie hetWoordenboek der Nederlandsche Taal XV kol 171 Men moet het tweede lid derbovengenoemde Friesche zegswijze dus eigenlijk opvatten als dan nemen demuizen (de meiden) een fiere een zelfbewuste houding aan en vandaar dan spelenze den baas dan treden ze brutaal op dan gaan ze de gewone (bescheiden) perkente buiten of maw dan is het hek van den dam dan doen de muizen (de meiden)precies wat ze willen dan kunnen ze zelfs uit den band springen of zich te buitengaan en derg Em staan hebben (als een muis) is dus blijkbaar eigenlijk den staartstaan (omhoog gestoken) hebben (als een muis) met de beteekenis de gewone(bescheiden) perken te buiten gaan of ook zich op de een of andere wijze te buitengaan hetgeen in ruimen zin ook kan inhouden dronken zijnIs deze uitleg juist danmoet het synonieme em om hebben evenzoo oorspronkelijk

geluid hebben den staart om hebben Welnu den staart om (om het lijf geslagen)hebben (als een koe) is een bekende spreekwijze in Zaanland Bij Boekenoogen inzijn Zaansche Volkstaal kol 987 leest men lsquoBij boeren Hij heeft een steert om hijis boos een koe toont nl aldus haar kwaadheidrsquo lsquoBoos zijnrsquo is ook een wijze vande perken of zich te buiten gaan en lsquoboos zijnrsquo en lsquodronken zijnrsquo zijn als zoodanignaverwante begrippen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

73

Hiermede meen ik dat de verklaring van de eenigszins raadselachtige zegswijzenem staan hebben en em om hebben is gegeven Dat men in Zuid-Nederland thanszegt ze of het staan hebben behoeft ons niet te bevreemden daar men ook bij onsin Noord-Nederland aan em nauwelijks meer een beteekenis hecht en er althanszeker geen staart meer achter zoekt

L e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

74

De Russische scheepsterm Bryzgas

Van dezen merkwaardigen Russischen zee- of scheepsterm die in alle Russischewoordenboeken staat opgeteekend is de oorsprong tot nog toe onbekend Eenecht Russisch woord is het vermoedelijk niet maar ook een verklaring uit eenvreemde taal is bij mijn weten althans nog nooit gegeven Toen ik indertijd metmijn werk over de Hollandsche zee- en scheepstermen in het Russisch bezig waskende ik het woord wel maar daar ik er geen Nederlandschen oorsprong van konaantoonen heb ik den term niet in dat boek opgenomen Evenmin gelukte het mijechter het woord uit een andere West-Europeesche marinetaal noch uit hetNederduitsch nog uit het Engelsch noch uit het Fransch nog uit het Italiaanschenz te verklaren Thans meen ik aannemelijk te kunnen maken dat ook in bryzgaacuteseen Hollandsch woord verborgen zit het volgende is althans een poging daartoeIn het Woordenboek der Russische Taal van de Akademie van Wetenschappen

te St-Petersburg leest men op Bryzgas lsquoMor Plotnik vkolačivajuščij i zaklepyvajuščijbolty i nageli v sudachrsquo dwz lsquoZeeterm Timmerman die bouten en nagels inslaaten vernagelt op schepenrsquo Het Uitlegkundig Woordenboek der levendeGroot-Russische Taal van Dal geeft in zijn 3den verbeterden en belangrijkvermeerderden druk (onder redactie van Prof Baudouin de Courtenay) een dergelijkedefinitie lsquoMors rabočij prosverlivajuščij obšivku sudna zakolačivajuščij tjažolymmolotom skvoznye bolty i zaklepyvajuščij ich boltobojrsquo dwz lsquoZeeterm Werkmandie de scheepshuid doorboort met een zwaren hamer dwarsbouten inslaat en zevernagelt boutinslaanderrsquo Als synoniem en volkomen gelijkwaardig met het bnwbryzgas geeft Dal het gesubstantiveerde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

75

(van bryzgas afgeleide) bnw bryzgasnyj dat ook in het Woordenboek der Akademievermeld staat En hij voegt aan zijn artikel de volgende mededeeling toe lsquoBryzgasnyjpolučaet po ustavu Petra I po dvě čarki v denrsquo dwz lsquoDe bryzgasnyj ontvangtvolgens het reglement van Peter I twee glazen brandewijn daagsrsquo De term bestonddus in den tijd van Peter den Groote en is vermoedelijk ook niet ouderBehalve in deze twee grootste Russische woordenboeken vindt men het woord

natuurlijk ook vermeld in de zeemanswoordenboeken Weliswaar niet in hetallerjongste voor het gebruik op de Roode Vloot bestemde Kort Woordenboek vanZeemansuitdrukkingen van S Lukaševič (2de druk Leningrad 1925) doch dit kleinewoordenboekje in zakformaat van nauwelijks 80 bladzijden is slechts een mageruittreksel uit andere werken in de eerste plaats uit het nog altijd lsquobeste en meestgebruikte Russische zeemanswoordenboekrsquo van Vachtin (2de vermeerderde drukSt-Petersburg 1894)1) Vachtin definieert het woord als volgt lsquoRabotnik kotoryjispolnjaet vsě želěznyja raboty po sudnu kak-to zabivaet bolty sverlit dlja nich dyryi pročrsquo dwz lsquoWerkman die alle ijzeren werken op een schip uitvoert bv hij slaatbouten in boort daarvoor gaten enzrsquo De Fransche vertaling is bij hem lsquoPerceurrsquo enals Engelsch equivalent geeft hij de oɯschrijving lsquoThe artificer who does all the ironwork for a shiprsquo Reeds Alexander Šiškov toenmaals Kapitein ter zee later Admiraalvan Keizer Alexander I gaf in zijn in 1795 te St-Petersburg verschenen DrietaligZeemanswoordenboek in de Engelsche Fransche en Russische Talen dezevertalingen tw voor het Fransch lsquoPerceurrsquo en voor het Engelsch lsquoThe artificer thatbore the holes for the treenails bolts and all the iron work in a shiprsquo Eigenlijk komthier de Engelsche vertaling pas geheel overeen met de Fransche wat bij Vachtinniet zoozeer het geval is de omschrijving van Šiškov lsquothe artificer that bore theholes for

1) Zie De Hollandsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch blz 3-4

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

76

all the iron work in a shiprsquo luidt bij Vachtin korter maar niet zoo precies lsquothe artificerwho does all the iron work for a shiprsquo De Russische bryzgas is de Fransche perceuren de Hollandsche boorder di lsquode man die (op schepen) gaten boort voor de boutenook scheepsboorderrsquo (Ned Wdb III kol 474)Šiškov is ook een van de bronnen geweest voor het Russische gedeelte van Jals

Glossaire Nautique Dus geeft ook Jal als Fransche vertaling van bryzgas lsquoperceurrsquoen knoopt aan den Russischen term de volgende etymologische beschouwing vastlsquoCe terme qui par son orthographe se rapproche beaucoup des mots Bryzgieacutetincelles Bryzganie arrosement vient-il comme eux de Bryzgat jaillir verbe queReiff croit une onomatopeacutee On ne voit pas trop que Brizgate soit par le son enanalogie avec le bruit que fait leau jaillissante on ne voit pas davantage quel rapportdideacutee pourrait exister entre jaillir et percerrsquo Jal heeft hier een poging gedaan omden term uit het Russisch zelf te verklaren door hem met de eenige Russischewoordfamilie die op bryzgas lijkt nl die van het werkwoord bryzgat lsquospuiten spattenrsquote vergelijken Dat deze poging evenwel moet falen erkent Jal eigenlijk zelf reedsdoor de wijze waarop hij zijn gissing oppertOngetwijfeld is bryzgas geen inheemsch Russisch woord gelijk reeds boven

gezegd ben ik van meening dat ook deze raadselachtige term een der veleHollandsche zee- en scheepstermen in het Russisch is Om er maar dadelijk meevoor den dag te komen ik houd het er voor dat de Russische zee- of scheepstermbryzgas ontleend moet zijn aan een Hollandsche verbastering breeuwsgast in denmond der Russische zeelieden vervormd uit breeuw(er)sgastIn het Woordenboek der Nederlandsche Taal leest men sv G a s t 3 b β) (Dl

IV kol 320) het volgende lsquoIn het zeewezen Knap ervaren matroos Ook in ruimertoepassing van scheepsvolk in t algemeen Inzonderheid in samenstellingengebruikelijk waarin het eerste lid de bijzondere

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

77

betrekking nader aanwijst als Baantjesgast Bootsmansgast BootsmansmaatsgastBovenrolsgast Bramzeilsgast Kabelgast Kromhoutsgast Marsgast MarszeilsgastNachtsgast Onderzeilsgast Ruimsgast Schiemansgast SchiemansmaatsgastValreepsgastrsquo Onder de Samenst in deze bet (kol 321) staan voorts nog vermeldschippersgast varensgast visschersgast en zeegast Van al de hier opgesomdesamenstellingen met -gast komt het woord breeuw(er)sgast nog het meest overeenin vorm en beteekenis met schippersgast en visschersgast Het moet dan dezelfdebeteekenis hebben als de termen die men in het woordenboek van VanMoock vindtopgenoemd nl breeuwersknecht breeuwersjongen breeuwersmaat en waarvande Fransche vertaling luidt calfatinDat een Nederlandsch woord breeuwersgast in geen enkel Nederlandsch

zeemanswoordenboek of ander woordenboek ja misschien zelfs in geen enkelenschriftelijken tekst wordt aangetroffen behoeft hier geen bezwaar tegen deetymologie te zijn Er zijn meer voorbeelden van zulke Hollandsche zee- enscheepstermen die anders luiden dan de geijkte vormen in de woordenboeken engeschriften doch die toch in den mond der Hollandsche zeelieden kunnen geleefdhebben waaruit de Russen ze dan hebben overgenomen Deze bewering mogehier met eenige voorbeelden worden gestaafdEr bestaat een Russische scheepsterm najtov die niet anders dan een (in geen

enkelen tekst aangetroffen) Hollandsch woord naaitouw doet veronderstellen terwijlde geijkte Hollandsche term naaiing luidt evenzoo moet Russ rustov teruggaan opHoll rusttouw waarmede dan de rustlijn bedoeld wordt Het lijk van een zeil heetin het Russisch liktros overenkomende met Holl lijktros wat wij een stuurreepnoemen kennen de Russen onder den naam šturtros dat er uitziet als Holl stuurtrosen ons schuurtouw (of schuurketting) is Russ sortros di Holl schuurtros (met heteerste lid vervormd onder invloed van Russ sor vuilnis) Het aardigste voorbeeldleveren de Russische benamingen voor het boomtouw di het touw dat

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

78

door de gaten van de windboomen van het spil wordt geschoren om ze te verbindenen ze te beletten uit de spilgaten te vliegen de Russische woordenboeken gevenhiervoor drie verschillende namen nl špiltros svistov en najtov u špilja Het eersteziet er uit alsof het is overgenomen uit een Hollandsch woord spiltros het tweedelijkt een hybridische samenstelling uit de Engelsche benaming swifter en Holl -touw(swift(er)touw) of is het Eng swifter met de laatste lettergreep onder invloed vanHoll -touw het derde beteekent letterlijk naaitouw (di naaiing) bij het spil In mijnboek over De Hollandsche Zeeen Scheepstermen in het Russisch heb ik op deartikelen -t o uw en T r o s dit verschijnsel aan analogie toegeschreven nl aan deanalogie naar andere woorden op -tov en -tros uit Holl samenstellingen met alstweede lid -touw en -tros zooals bv Russ drektov uit Holl dregtouw en Russvanttros uit Holl wanttros en vele andere Het is evenwel gelijk reeds boven gezegdvolstrekt niet uitgesloten dat enkele dezer niet in geschrifte aangetroffen formatiesin den mond der zeelieden hebben geleefd waaruit de Russen ze dan rechtstreekskunnen hebben overgenomen Dat zou bv bij bryzgas uit Holl breeuw(er)sgastplaats gehad kunnen hebben te eerder daar er geen enkel ander Russisch woorduit een Holl samenstelling met -gast bekend is naar analogie waarvan het woordzou kunnen zijn gevormd De Russische equivalenten van deze Hollandschesamenstellingen met -gast zijn de gesubstantiveerde adiectiva van het uit hetHollandsch overgenomen eerste lid Bv falrepnyj valreepsgast (van falrep uit Hollvalreep) trjumnyj ruimsgast (van trjum uit Holl (t) ruim) Ook het bovengenoemdegesubstantiveerde adiectief bryzgasnyj behoort hierbij en komt dus overeen meteen Holl samenstelling op -gast Maar bij deze afleiding doet zich nu heteigenaardige verschijnsel voor dat reeds het grondwoord dezelfde beteekenis heeftimmers bryzgas beteekent volkomen hetzelfde als bryzgasnyj Dit kan niet andersverklaard worden dan door aan te nemen dat in bryzgas niet slechts het eerste lid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

79

maar de geheele samenstelling met -gast moet verborgen zijnHet feit dat een Holl woord breeuwersgast tot dusverre noch in de Nederlandsche

woordenboeken met name zeemanswoordenboeken noch in de Nederlandschegeschriften die betrekking hebben op zeevaart en scheepsbouw noch bv inNederlandsche reisbeschrijvingen enz is aangetroffen behoeft dus mi geenbezwaar te zijn tegen de voorgeslagen etymologie van Russ bryzgas Wat deklanken aangaat is bryzgas klank voor klank uit Holl breeuw(er)sgast te verklarenDe Hollandsche ee-klank treedt in meer Russische leenwoorden als y op bv štykuit Holl steek (soort van knoop) het in Archangel gebruikelijke štryk uit Holl streek(op een kompas) Russ vyblenki uit Holl wevelingen Voor de zachte Russischemedia g moest de s tot een z worden De t na de s op het eind van het Hollandschewoord is in het Russisch verdwenen zooals ook het geval is bij Russ vors uit Hollworst (oud afgekapt stuk kabeltouw) en na een anderen consonant bij Archangelschknek uit Holl knecht (bij den mast om touwen aan te beleggen) verg verder bvnog Russ kranbal krambal krambol Arch krampal uit Holl kraanbalk Wat tenslotte het wegvallen of wegmoffelen van de lettergreepvormende -er- inbreeuw(er)sgast betreft misschien is hiervan een volkomen analoog voorbeeld inhet reeds boven vermelde hybridische Engelsch-Hollandsche woord swif(t)(er)touwwaaraan Russ svistov boomtouw kan zijn ontleend Geeft men evenwel voor ditlaatste woord de voorkeur aan de eenvoudiger verklaring dat svistov ook ontstaankan zijn rechtstreeks uit Eng swifter met de laatste lettergreep onder invloed vanHoll -touw dan kan men toch nog op andere dergelijke voorbeelden vanwegmoffeling van een toonlooze lettergreep wijzen bv op het in talrijkesamenstellingen voorkomende Russ bom- uit Holl boven- (bv in bovenbramstengenz enz zie De Hollandsche Zee- en Scheepstermen in het Russisch) Een zeersterk voorbeeld van verdwijning zelfs van een niet toonlooze lettergreep is Russmulk uit Holl muil(stee)k

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

80

Ten slotte rest mij nog iets te zeggen naar aanleiding van het verschil in beteekenistusschen Russ bryzgas en Holl breeuwersgast De breeuwer of kalefater (in hetRussisch konopatčik geheeten) die een schip breeuwt en kalefaat verricht niet inallen deele hetzelfde werk als de bryzgas de lsquoperceurrsquo of scheepsboorder die degaten boort voor de bouten Maar in beider arbeid is toch veel gemeenschappelijksWanneer men de boven uit de verschillende woordenboeken gegeven definitiesvan Russ bryzgas nog eens nagaat dan zal men vinden dat hij daar oa genoemdwordt een lsquotimmerman die nagels inslaat op schepenrsquo (Wdb der Akad) alseen lsquowerkman die de scheepshuid doorboort met een zwaren hamer inslaatrsquo(Dal) Welnu dit alles kan ook behooren tot het werk van den breeuwer of kalefaterwiens zware hamer moskuil geheeten eveneens in het Russisch (als muškel) isovergegaan Men leze tot besluit de volgende passage uit Witsens AeloudeScheepsbouw en Bestier blz 267 b lsquoMen kalefaet drijft en breeuwt schependuerzaemheits halve want aldus het water door reten en scheuren niet en dringtDit geschiet met out werck hair en most t geen als t ingedreven is wel vet bepicktmoet zijn Alle hoeken en lassen der planken moeten wel voegen en sluiten DePap daer men de schepen mede strijckt wert gemaeckt van harpuis slechte harstraen en zwavel hier hout men dat geen worm door en dringht Somtijts zietmenhet met een slechte smeering van ongel af voornaem als de schepen naby en nietom de west varen Dit wit gesmeer behoet de schepen lange tijt van met groentete bewaszen of vuil te werden Zoo zy ver om de west de wil hebben haelt menonder om een goeden huit daer men ontallijck veel spijkertjens in slaet men legthem op koeien hair en daer wert oock wel dun geslagen loot of koper tusschengevoegt en dit alles om ongediert t geen het hout verteert te weerenrsquoL e i d e n R VAN DER MEULEN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

81

De herkomst van je en jij

Terwijl ik elders naar aanleiding van Dr Verdenius opstel over lsquoDeontwikkelingsgang der Hollandsche voornaamwoorden je en jijrsquo1) eenige bijdragentot de geschiedenis onzer Nnl aanspreekvormen lever2) wil ik hier een poging doentot weerlegging van Dr V gissing omtrent de herkomst van je en jij en tot handhavingder oude tot dusverre geldende voorstelling van de geschiedenis dezer woordenDeze voorstelling gelijk ik mij die reeds vroeger gevormd had3) en later

herhaaldelijk heb voorgedragen dezelfde die te vinden is bij Vor der Hake4) Kern5)

en Schoumlnfeld6) in hoofdzaak ook in het Ned Wdb en de etymologische wdbb vanFranck-VanWijk en Vercoullie (op Gij en Jij) en die ook ondersteld wordt in FrancksMnl Gramm2 sect 209 komt naar men weet zeer in t kort - en afgezien van dediphthongeering van icirc tot ei en van de verschillende spelling van medeklinker enklinker - hierop neer dat subj (beklemd emphatisch) jij (onbeklemd en- ofproclitisch) je obj bekl jou (voorheen ook ju gesproken of althans aldusgeschreven) onbekl je r e c h t s t r e e k s van de Oudgermaansche vormen met j-(jiz enz) afstammen en dus v a n o u d s na t teloorgaan van du in de Friesche en(Friesch-)Hollandsch-Zeeuwsch-Vlaamsche kuststreken voor enkel- en meervoudde eenige l e v e n d e werkelijk in de natuurlijke Hollandsch-Noordnederlandschevolks- en beschaafde spreektaal g e s p r o k e n e - en door en tot iedereen vanallen leeftijd en stand gebezigde - vormen geweest zijn welke vormen echter even-

1) Tschr XLIII 81-1042) De nieuwe Taalgids XX 81-104 113 vlgg3) Taal en Letteren I (1891) 199 2174) De nieuwe Taalgids V 113-205) Aw V 126-86) Hist Gramm2 sect 83

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

82

als zoovele andere (Friesch-)Hollandsche woorden vormen en klanken eerst tegent eind der 16de en in t begin der 17de eeuw lsquoopduikenrsquo (di aldus met lsquojrsquog e s c h r e v e n worden) in de Hollandsche s c h r i j f t aal waarin tot dien tijd alleende vormen der oorspronkelijk Vlaamsch-Brabantsche schrijftaal geschreven warensubj bekl g(h)i onbekl en- en procl -(d)i waarnaast encl later ook procl ge objuEen lsquozeere plekrsquo in deze theorie is tot dusverre ook voor mij altijd geweest dat in

de ME wel althans langs de Noordzeekust in geschrifte ju en jou en ook schoonzeer zelden op t eind der ME een onbekl enclit -je gevonden worden maar nooiten nergens een te verwachten ji zoodat althans t eerste een lsquobestardrsquo postulaatgebleven is Op deze zwakke steecirc en op t ontbreken der -t in onze hedendaagschewerkwoordsvormen van den 2den pers (mv v praes en praet) met encl -je heeftDr V dan ook zijn eersten aanval gericht Uitgaande van eene vergelijking tusschenlaatstgenoemde vormen en de verkleinwoorden op -(t)je(n) komt hij - op grond vaneen betoog 1o dat voacuteoacuter c 1600 nergens ji noch ook (niet-encl) je voorkomt g(h)ien -(d)i daarentegen de eenige vormen zijn1) 2o dat daarnaast in delaat-middeleeuwsche en ook in zes- en vroeg-zeventiendeeuwsche geschriften weleen encl -ge naast -gy of -gie bij Bredero ook een (soms van ghy onderscheiden)gy wordt aangetroffen 3o dat ook in t begin der 17de eeuw niet-encl je en vooraljij nog zeldzaam zijn doch later toenemen terwijl -ge -gie -gy allengs verdwijnenen de aan deze encl vnw voorafgaande werkwoordsvormen dikwijls de -t missen4o dat g(h)y en -(d)y in de 17de eeuw sterk afnemen wijken voor de j-vormen - tothet besluit d a t d e v nw je e n jij lsquoi n e n c l i s e g e b o r e n

1) Wanneer V 85-6 er met nadruk op wijst dat zelfs in de grof-zinnelijke boerden en sotternieeumlnalleen ghi gevonden wordt dient er aan herinnerd dat in die waarschijnlijk Brabantsche ofVlaamsche spelen uit de 14de en 15de eeuw niet de tegenstelling tusschen ghi en (een daaren toen problematisch) ji maar die tusschen het hier allicht verwachte oude gemeenzamedu en het hoofsche ghi in t geding is een heel ander vraagstuk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

83

z i j n rsquo - tw uit -(d)i gt -di gt dji gt dži gt ži gt ji (verg bv lat viridiarium waddium gt frverger gage) - en e e r s t l a t e r u i t d e e n c l i s e l o s g ema a k t e n t o tz e l f s t a n d i g e v nw g ew o r d e n z i j n verg bv me hebbe(n) lt hebbe-me lthebben-we De ontwikkeling dier klanken van -(d)i tot jij zien wij voor zoover denmedeklinker aangaat althans volgens V afgespiegeld in de spellingen -ge -gie-gy Kortom onze hedendaagsche vormen jij en je zijn n i e t d er e c h t s t r e e k s c h e voortzetting van Oudgermaansche vormen met j- maar zijnp a s l a t e r u i t -(d)i o n t s t a a n dwz zij hebben eerst langs een omweg hunouden klank h e r k regen immers jiz gt ji gt -(d)i enz (zie boven) gt jij In verbandhiermede meent V dat gij m e t v e l a i r e s p i r a n s e n e n c l -dij in de 17deeeuw ook i n d e H o l l a n d s c h e s p r e e k t a a l w e l d e g e l i j k g e l e e f dh e b b e n en eerst a l l e n g s d a a r u i t v e r d w e n e n z i j n Tegenover deze door hare nieuwheid verrassende aanvankelijk begoochelende

gissing wil ik nu beginnen met eenige critiek op enkele punten in V betoogVooreerst de tegenspraak tusschen het g e r e g e l d uitvallen of -slijten der -t van

den werkwoordsvorm voacuteoacuter -je en het voortbestaan der -t in v e l e gelijkluidendeklankgroepen bij de verkleinwoorden naar t schijnt de eerste aanleiding of grondtot V twijfel aan de tot dusverre geldende voorstelling en wellicht ook oogenschijnlijkalthans een zijner zwaarwichtigste argumenten daartegen Immers wanneer in deverkleinwoorden toon-tje keer-tje gaa(t)-tje de t van het suffix -tje(n) (lt -tiaen lt-kijn) ongedeerd blijft voortbestaan waarom dan ook niet in de phonetisch geheelovereenkomstige inversievormen van een (ondersteld ouder) je toont je keert jegaat waarom dan in plaats daarvan toon-je keer-je ga-je En wederom waaromsnuiv-je reiz-je tegenover de verkleinwoorden snuif-je reis-je lsquoDe fundamenteelefoutrsquo (meent V) lsquois deze men gaat tot dusver algemeen uit van de veronderstellingdat reis je een ldquosamensmeltingrdquo zou zijn van een per-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

84

soonsvorm reist en een b e s t a a n d pronomen je de verzwakte vorm van jij mawdat toen deze samensmelting tot stand kwam jij en je als zelfstandige en proklitiesevnw voorkwamen dat dus aan reis je je reist is voorafgegaanrsquo (blz 84) Ik zou willenvragen of er inderdaad overwegend bezwaar bestaat tegen de onderstelling 1o datin de werkwoordsvormen met inversie evengoed als in de verkleinwoorden de twegens demoeilijkheid der uitspraak tusschen twee anderemedeklinkers uitgevallenof wel uitgesleten de lsquouitspraakrsquo vereenvoudigd is na k p (en b) ch (en g) f (en v)s (en z) dus kook(t)-je liep(t)-je heb(t)-je dach(t)-je lig(t)-je trof(t)-je snuif(t)-jevergis(t)-je reis(t)-je evenals koek-(t)je(n) boom(p)(t)je(n) Brech(t-t)je(n)zuch(t-t)je(n) ves(t-t)je(n) res(t-t)je(n) nes(t-t)je(n) enz1) en 2o dat n a a ra n a l o g i e v a n d e z e de meerderheid vormende gevallen de -t ook in diewerkwoordsvormen waar deze moeilijkheid eener ophooping van medeklinkers nietbestond na m n ŋ r l of een klinker (de minderheid der gevallen) verdwenen isDat deze analogie nu bij de verkleinwoorden niet heeft gewerkt dat daar de t vanhet suffix -tje(n) na m n ŋ r l of klinker anders dan bij de werkwoordsvormengebleven is zou ik willen verklaren uit het (half- of onderbewuste) besef 1o bij dewerkwoordsvormen met inversie van den hier volstaanden blooten stam (zonder-t) waarnaast het vnw -je daarentegen 2o bij de verkleinwoorden van het znwwaarnaast de verschillende vorm van het s u f f i x (-tje of -je) in veel geringere mate(dan bij de wwvormen) als hinderlijk gevoeld wordt zoodat hier in de niet hinderlijkegevallen de t kon blijven Hetzelfde geldt van de werkwoordsvormen snuiv-je reiz-je(lt reist-je) tegenover de verkleinw snuif-je reis-je (lt reis-tjen) in t eerste geval isinderdaad t besef van de in den infinitief en in zoovele andere vormen voorkomendev en z (f en s alleen aan t slot

1) Trouwens ook in andere moeilijke klankverbindingen als je vergist je daar loopt je broer doorV (83 noot 2) aangehaald als bewijs dat deze verbindingen in t Nl zeer wel m o g e l i j kzijn wordt toch zeer licht de t uitgestooten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

85

en voacuteoacuter -t) en van het vnw -je t sterkst in t tweede geval dat van t enkelv znwop -f en -s (waartegen dan de eventueele meervoudsvormen met v en z lsquoniet opkunnenrsquo)Mijn tweede bedenking tegen V gissing is gericht tegen het onderstelde

phonetisch beloop -di gt jiDat in t algemeen een klankontwikkeling -di gt di (pal) gt dji gt dži gt ži gt ji (of

dezelfde reeks met ə iplv i) in sommige Nederlandsche dialecten mogelijk is zal ikniet betwisten1) Doch ter staving van een zoo algemeen en regelmatig verschijnselin het Hollandsch als hier bedoeld is zou men toch gaarne meer en stevigerbewijzen of althans juister analogieeumln aangevoerd wenschen te zien dan V onsblz 99-101 weet te gevenSpellingvarianten waaruit men zulk een gewijzigde lsquopalatalersquo uitspraak van -di

zou kunnen afleiden (bv -die -dje of derg die men dan toch t eerst zou verwachten)zijn niet of nauwelijks te vinden wel -de dat zeker niet op palatalisatie of assibilatiealleen op klemverzwakking wijst En -gi -ge waarin V (blz 91-4) overgangsvormenvan -di naar jonger -ji -je wil zien wordt op zijn minst even gemakkelijk en natuurlijkverklaard als hetzij brab gi ge (met velaire spir) hetzij oudere onbeholpenschrijfwijzen voor holl ji je (zie ben blz 94 vlgg) Een paar -ses bij De Roovere(blz 100) eindelijk kunnen evengoed zoo niet beter eveneens uit ouder ji jeverklaard wordenEn wat de analogieeumln betreft de gelijkstelling of vergelijking van dezen in t

Nederlandsch toch zeker ongewonen overgang -di gt -dji enz met de ontwikkelingvan het dimin-suff -kijn gt -tiaen gt -(t)je(n) (blz 87 93) gaat stellig niet op Daarwordt - een in allerlei talen wegravelbekend verschijnsel - de k voacuteoacuter een palatalen klinkergepalataliseerd hier zou daarentegen de d lsquogepalataliseerdrsquo worden een heel anderen

1) V vergeet hierbij (blz 100) trouwens dat hij dan ook de vormen met -ti (in soecti enz gt tjigt tši gt ši gt ji) aldus (of uit analogie) dient te verklaren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

86

zooveel ik weet althans in t Nederl zeacuteeacuter o n g ewoon verschijnsel Zeker hebbenverschillende schrijfwijzen dezer verkleinwoorden niet geringe waarde voor ditvraagstuk (zie ben blz 98-9) Maar het gaat niet aan te zeggen lsquode d wordt onderinvloed van de volgende i palataal (d) precies onder dezelfde kondities dus en inhetzelfde dialektgebied waarin het palatalisatieproces van t suffix -kijn plaats lsquovindtrsquo(99) Ja wel dezelfde voorwaarden (natuurlijk trouwens een v o l g e n d e palataleklinker de gewone oorzaak) en hetzelfde gewest Holland en ook dezelfde uitkomstMaar het punt van uitgang de v o o r a f g a a n d e medeklinker is geheel verschillenden daarmede vervalt alle bewijskrachtEveneens slechts in schijn te vergelijken zijn gevallen als lat viridiarium waddium

gt fr verger gage waarin de i voacuteoacuter een anderen k l i n k e r vanzelf halfklinker ( j)werd terwijl hier in een o n b e k l em d e s l o t l ettergreep noch een palataliseeringder d noch een overgang van i in j te verklaren ware Trouwens uit wat in tRomaansch geschiedt valt kwalijk te besluiten tot een Noordnederlandsch dialectOogenschijnlijk meer gewicht heeft de analogie der door V aangehaalde

pronominale vormen voor den tweeden persoon uit nieuw-Limburgsche dialecten(Tongeren Hasselt en St-Truyen) džie dže že je1) Maar Frings door Vaangehaald spreekt van eene ontwikkeling lsquovon χ- x- j- zu di- dz- dž- und ž-rsquodus juist in omg e k e e r d e richting Bovendien wat bewijzen ten slotte ookNederlandsche dialecten aardrijksen taalkundig zoacuteoacute ver van het H o l l andsch afstaande als deze Limburgsche2) voor een klankproces in het H o l l andschSteun had V nog kunnen zoeken in andere Zuidnederlandsche dialecten De Bo

Cornelissen-Vervliet en Teirlinck geven onderscheidenlijk voor het Westvlaamschhet Antwerpsch-

1) Leuv Bijdr VIII 242-3 300-1 verg ook Versl d Vl Acad 1907 1762) lsquoN i e t t e g e n s t a a n d e d i e p g a a n d e v e r s c h i l l e n blijft het Tongersch en de

Limburgsche dialectgroep in t algemeen in den grond Nederlandschrsquo grootaers in LeuvBijdr VIII 105)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

87

Brabantsch en het Zuidoostvlaamsch reeksen van grootendeels dezelfde met dj-beginnende woorden op Maar 1o is in de meeste gevallen deze dj- (of ook wel džof dz-) kennelijk niets dan eene lsquoaanpassingrsquo van of lsquoklankvervangingrsquo voor hetzij frj- (ge-) hetzij eng j- in andere gevallen eene soort van versterking van een Nederlbegin-j- te vergelijken met mnl tjan tjacob (of lt Sint-Jan of -Jacob) en nnl tjezustjasses tja tjee en derg doch in slechts enkele min of meer lsquoverklankendersquo woordenals djangelen (djingelen) djompel djoezelen uit een begin-d ontstaan zoodat dezegeheele reeks eer voor j (of ž dž) gt dj dan voor d gt dj gt j pleit1) 2o zijn ook dezegevallen van (versterkte) b e g i n k lanken natuurlijk niet te vergelijken met de hierbedoelde klanken aan t o n b e k l em d e s l o t van werkwoordsvormen 3o zoudenook deze Zuidnederlandsche gevallen bovendien van zwakke bewijskracht zijn voorhet hier aanhangige Hollandsch-Noordnederlandsche vraagstuk2)Ten slotte naar V voorstelling zou dus in ouderen tijd voacuteoacuter den aanvang der

literatuur -d-ji in -di en dit laatste in lateren tijd weer in -dji (enz) zijn overgegaaneen weliswaar niet ondenkbaar geval van lsquoheen-en-weergaandersquo klankontwikkelingmaar die dan toch wel nadere bespreking en verklaring zou eischen Of loochentV den eerstgenoemden overgang wil hij mnl -di op andere wijze verklarenEen derde door V aanvankelijk ook door mij over t hoofd gezien bezwaar

waarop coll Kern mij opmerkzaam heeft gemaakt is dat die gegiste herkomst vanons je en jij dan toch alleen zou gelden voor den subjectvorm zoodat men terverklaring van den (immers uit u niet te verklaren) objectvorm je zijn toevlucht zoumoeten nemen tot een overdracht uit den subjects- in den objectsvorm waarvoorhet echter den heer V denkelijk even moeilijk zou vallen analogieeumln bij te

1) Over de zonderlinge maar geenszins zeldzame spelling dgie iplv die (dij) durf ik niets zeggenzie Ned Wdb iv

2) Zie over de mogelijk- of waarschijnlijkheid dezer onderstelde klankontwikkelingen ook KernIdealen en Grenzen (Leidsche inaug rede) 26

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

88

brengen als de gevallen van het omgekeerde (objectsvorm met subjects-functie)gemakkelijk te vinden zijnEen vierde bezwaar is voor mij hierin gelegen dat V desbewust maar zeer ten

onrechte de vormen ju en jou geheel lsquobuiten bespreking gelatenrsquo lsquoin zijn betoogmet die vormen geen rekening gehoudenrsquo heeft (blz 103-4) terwijl die vormen dantoch sedert de ME in onafgebroken reeks voorkomen juist in die gewesten waarlater jij (en je) lsquoopduikenrsquo Zulk een verwaarloozing van belangrijke getuigen in hetgeding gaat toch waarlijk niet aan Naar V voorstelling zouden dus waarschijnlijkde oudere vormen ju jou en de lsquojongere uit -di ontstanersquo vormen jij en je bloottoevallig in dezelfde gewesten naast elkaar staan Geloove dit wie t kan Zie benblz 91-2Nog twee bezwaren waarop ik aan t eind van mijn betoog terugkom zijn 5o dat

V ook geen rekening heeft gehoudenmet de tegenstelling in de 17de eeuw tusschende Brabantsch gekleurde schrijftaal gesteund door de spreektaal der Brabantscheinkomelingen en de Hollandsche spreektaal en 6o dat hij het algeheel verdwijnenvan gij (dat volgens hem in de Hollandsche spreektaal geleefd zal hebben) uit diespreektaal ondanks den steun der schrijftaal niet verklaard heeft

Thans na mijne bezwaren tegen V gissing de handhaving en nadere uiteenzettingder oude voorstelling waarbij ik meermalen aan bekende feiten zal moetenherinnerenDat de in lsquohet Mnlrsquo (di meerendeels Vlaamsch-Brabantsch) gewone vormen

bekl g(h)i onbekl (encl) -i beide ontstaan zijn uit een Oudwestnederfrankisch jien dit uit een Oudgermaansch jiz staat toch wel vast wordt althans algemeenaangenomen en zoover ik zie ook door V niet geloochend (eigenlijk al dan nietopzettelijk niet aangeroerd of mag men hier niet den regel toepassen wie zwijgtstemt toe) De onbeklemde encl vorm -(d)i (na voorafgaanden harden mkl -ti)moet dan reeds in ouden tijd voacuteoacuter den aanvang onzer Mnl

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

89

literatuur ontstaan zijn uit -ji in de verbinding -d-ji waarin de j uitgevallen uitgesletenof weggesmolten is1) eene soort van lsquovereenvoudigingrsquo mi in eene onbeklemdeslotlettergreep op zijn minst evenzoo zoo niet eer waarschijnlijk in lsquoNederlandschenrsquomond als het omgekeerde proces door V voor een later tijdperk aangenomen (digt dji gt dži gt -ži gt ji)2) De beklemde vorm g(h)i daarentegen moet oa in het(Oost)-Vlaamsch en Brabantsch di in Westnederfrankische dialecten ontstaanzijn uit hetzelfde ji evenals mnl ghien (met ghicht bekentenis -en -ich) uit ogjehan enz mnl ghene uit og jeno- en misschien ook nl geur gier en gisten uitog jesan enz mnl ghicht (arthritis) uit jicht enz3) Welken klank deze lsquog(h)rsquo vang(h)i in die verschillende dialecten juist voorstelde een meer gutturalen velairendan wel een meer (post- of prae)-palatalen kunnen wij voor de ME slechts gissenDe objectieve casus (dat-acc) bij dit g(h)i is vanouds u (uit ouder iu) di toch stelligwel reeds (overal) uuml ofschoon de later in Brabant opduikende vorm ou eene (duszeer oude) diphthongeering van ucirc niet van uuml moet zijnNaast dezen laatsten vorm komt (of komen) nu echter reeds in de ME en daarna

doch alleen in allerlei Westvlaamsche Zeeuwsche Hollandsche Utrechtsche enWestfriesche geschriften (of althans h a n d s chriften) een (of twee) andere vorm(en)van den objectief-casus voor ju en jou4) welke twee vormen hetzij twee verschillendeklanken voorstellen (uuml en ograveu) of wel tweeeumlrlei spellingen van denzelfden klank (hdu nl lsquooersquo) zijn5) Deze alleen in geschriften uit die streken gevonden vormen heeftVdH mi te recht Friesche vormen genoemd6) Uit owgerm iacuteu is in t Frieschevenals in

1) Franck Mnl Gramm2 sect 89 115 12) Verg bv holl koppie jassie boompie enz met -ie lt -je3) Franck Mnl Gramm2 sect 108 (ook 99 en 123 Anm 2)4) Vor der Hake Aansprv 216-8 N Taalg XX 1195) Vor der Hake aw 212 2196) Kloeke Tschr XXXIX 255 en op zijn voetspoor (maar in eigen kruistocht tegen lsquoFriese

elementen in t Hollandsrsquo) V Haeringen N Taalg XVII 4 en Verdenius Tschr XLIII 103hebben op grond van het voorkomen van zulke j-vormen ook in de Nederduitsche Sassischegewesten VdH het recht ontzegd deze (Aansprv 220-1) Friesch te noemen Alsoud-promotor en lsquoaanstichterrsquo dezer benaming voel ik mij geroepen te harer verdedigingaan te voeren 1o dat VdH wiens hoofdbedoeling trouwens was hunne n i e t -F r a n k i s c h e (Brabantsch-Vlaamsche) herkomst aan te wijzen zelf op dat voorkomeno o k in t Nd gewezen heeft 2o dat het mi toch wel blijk geeft van al te verre gaandscepticisme hier waar het getuigenis der oude geschriften en der hedendaagsche dialecten(en t Eng zie straks) zoacuteoacute volkomen overeenstemmen te twijfelen aan een oud rechtstreekschhistorisch verband dat men dan tot nader order di tot nader onderzoek van de herkomstder Noordzeekustbewoners toch wel Friesch - of wil men Anglo-Friesch of Sassisch-Frieschof ook Ingwaeoonsch - zal mogen noemen Het is immers slechts eacuteeacuten der vele blijken vanovereenstemming en verwantschap tusschen die Nederlandsche Noordzeekustdialecten enhet Engelsch

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

90

t nauwverwante Engelsch en de in dezen ook nader staande Skandinavische talenmet verspringing van het accent van het eerste op het laatste bestanddeel van dentweeklank die daardoor van vallend stijgend werd uacute jucirc ontstaan dat in t Engelschen t Friesch dan ook nog heden ten dage nagenoeg gelijk luidt (eng you = fr jo enju di joe) en dat door dezelfde oude diphthongeering als in Brabant ucirc tot ograveu inHolland ee jou (met ograveu) is geworden1) verg ook fri dou lt ducirc holl nou lt nucirc enz2)Als nominatief subjectieven vorm mogen wij nu in diezelfde streken ji verwachten

In t Friesch immers blijft niet alleen een oude j voacuteoacuter palatale klinkers onveranderd- terwijl zij in t Frankische Brabantsch-(Oost)vlaamsch dan in g overgaat (zie bovenblz 89) - maar gaat ook omgekeerd een g- voacuteoacuter palatale klinkers in j- overwederom evenals in t Engelsch3) en ook in onze Sassische tongvallen Inderdaad

1) Zie Siebs in Pauls Grundr2 I 1235-6 Sipma Phonol amp Gramm of Mod West Frisian sect 45-796 en verg bv sljucht enz namen als Sjoerd Tjaden Djoeke (geschr Dieuwke ltThiad-wara) fri-nnl krioelen = nnl krieuwelen enz

2) Zie boven blz 89 en bv Ned Wdb op Brouw (I) Waarom de klank van eng thou fri douverschilt van eng you fr jo ju weet ik niet Verschil van lengte (ucirc times u) door verschil vanklem Zie Kern in N Taalg V 123

3) Zie Siebs aw I 1300-1 Kluge aw I 995-1001 en fri-mnl-nnl jicht (-en -ig) bekentenisjier jijn enz en bv nfri jouwe lt ofri ieva lt og geban de namen Jilles Jelis lt Gillis G(i)eli(j)slt Aegidius Jelmer (en Jasper) Jisp lt Gisp Joris (nd Joumlrgen gt nl Jurriaan) lt Georgius (timesGoris lt Gregorius) en Gulik = hd Juumllich lt Juliacum benevens eng yard yell yellowyesterday yield enz Zie Boekenoogen Zaanl Idiot XXXVIII-XXXIX en de met ji-beginnendeart in t Mnl Wdb (slechts enkele derg vormen alle uit Westfriesche stukken) en in t NedWdb (alle Hollandsch-Friesche woorden) - Verg trouwens ook nl -eg(e)- gt -ei- in zeil enz(Franck Mnl Gramm2 sect 118)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

91

vinden wij in t Nfri hier dan ook enkelv (doch oorspr mv) subj en obj beklemd(vanouds) ji maar thans in de plaats daarvan (wederom als in t Eng) denoorspronkelijk alleen objectieven vorm jo (waarnaast nog als voc ju) onbeklemdje met een jonger opnieuw gevormd mv subj en obj bekl jimme onbekl jim1)Met deze Friesche vormen nu stemmen de Zeeuwsche nog vrij wel overeen

enkelv subj bekl ji onbekl je obj joe2) hier leeft dus de in t Friesch thansverouderde ongediphthongeerde vorm van ons jij nog inderdaad voort En in hetaangrenzende Westvlaamsch is wel de enkelv subj beklemde vorm gi maardaarnaast staat de onbekl je3) obj bekl joen onbekl je mv subj bekl gijlder enzonbekl je obj bekl julder onbekl je het bezitt mv is daar ook joen (jon joen)4)Derhalve in de Friesche en Zeeuwsche evenals in de Hollandsche volkstaal

a l l e e n onbeklemde en beklemde ji-vormen die wij ook in het zuidelijkerWestvlaamsch terugvinden doch hier alleen als onbeklemden vorm met eenbeklemd gi er naast Deze hedendaagsche gewestelijke vormen te scheiden vanden enclitischen vorm -je - te vereenzelvigen met een geschreven -ge zie ben 94vlgg - voor subj en obj dien wij in de 16de eeuw oa in sommige Zeeuwsche enZuidhollandsche dingtalen en bij den Bruggeling Cornelis Everaert in de 17de eeuwbij Cats De Brune en andere Zeeuwen en voorts bij alle Hollandsche schrijversvinden5) gaat toch zeker niet

1) Sipma aw sect 227-82) Winkler Dialecticon II 182 ee (Verl Zoon vs 21 27 29-32)3) Oogenschijnlijk dus geheel zooals bij Cats (en andere Hollandsche schrijvers der 17de eeuw)

zie N Taalg XX 124-54) Vercoullie in Onze Volkstaal II 27 31 De Bo2 414a Het poss jon herinnert aan het

Zeeuwsche althans bij Wolff en Deken veelvuldige jen tenzij dit naar t Ned Wdb VII 451gist slechts een (papieren) analogievorm naar mĕn zĕn (mn zn) van den 1sten en 3denpersoon is

5) Vor der Hake Aansprv 208-9 218 Verdenius Tschr XLIII 88-92 N Taalg XX 123-7

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

92

aan Wordt dan reeds alleen met het oog op al deze van elkaar onafscheidelijkej-vormen langs de geheele Noordzeekust V verklaring van ons hedendaagscheen reeds zeventiendeeuwsche jij en je uit -di dat zooveel ik weet in Friesland nooitbekend geweest is en in Holland naar mijne opvatting tot in de eerste helft der 17deeeuw alleen op t papier bestaan heeft niet zeer hachelijk ja onwaarschijnlijk isOf zou V werkelijk al deze j-vormen ook die der Friesche volkstaal uit brab-vl -diwillen verklarenDe vergelijking dezer Friesche Zeeuwsche en Westvlaamsche j-vormen geeft

dus allen grond om diezelfde vormen ook in het tusschengelegen grootendeelsvanouds Westfriesche Holland te verwachten Doch wij vinden daar in demiddeleeuwen noch in literaire noch in ambtelijke stukken (in de laatste is trouwensde 2de persoon vanzelf uiterst schaarsch) eenig zichtbaar spoor van een (aldusgeschreven) vorm ji steeds en overal luidt het - of liever staat er geschreven -evenals in Vlaanderen en Brabant ee g(h)i en ook in enclise -di Noch Stokewellicht een Zeeuw noch de Hollanders Hildegaersberch of Potter (vader en zoon)schrijven ji allen schijnen slechts g(h)i (en -di) te kennen ook in die stukken waarju of jou voorkomt ontbreekt ji te eenenmale Er s c h i j n t op dit punt geen anderverschil tusschen Oost-Vlaanderen en Brabant eenerzijds en West-VlaanderenZeeland en Holland anderzijds te bestaan dan dat alleen in de laatste gewestenreeds vroeg ook een ju jou en later schaars ook een onbeklemd -je (-ge) gevondenwordtEerst op t eind der 16de en in t begin der 17de eeuw wanneer de lsquoletterstroomrsquo

in Holland veel ruimer en rijker gaat vloeien komt naast het vanouds gebruikelijkeg(h)i1) en jou in de literatuur een veelvuldiger gebruik op van het onbeklemde en-en proclitische je later allengs ook van een

1) Het vraagstuk van den tijd en de plaats der diphthongeering van de icirc tot ei in j- en in g-vormenin verband ook met de spelling lsquoi y of ijrsquo staat hier natuurlijk geheel buiten en blijft dusonbesproken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

93

beklemd jij en eindelijk - wat ons hier nu niet aangaat - titulatuur vooral UE1) Wijvinden dan bij Hollandsche en Zeeuwsche schrijvers als Hooft Coster Bredero alsCats en De Brune ondanks allerlei schakeering een oogenschijnlijk dooreenmengennaast elkaar gebruiken van gij en jou2) later ook van gij en je of jij althans waar inhet kluchtspel in liederen en in zeer gemeenzame brieven de werkelijke(volks)spreektaal der lagere maar ook der - in het langen tijd burgerlijk geblevenHolland en Zeeland allicht nog niet zoo scherp daarvan onderscheiden - hoogerestanden min of meer nauwkeurig weergegeven of althans benaderd wordt Onshedendaagschen Hollanders Noordnederlanders voor wie gij nu eenmaal alleeneen woord uit de (geschreven of gesproken) deftige boekentaal is schijnt dit eenallerwonderlijkste schier ongeloofelijke vermenging of verwarring van tweeeumlrlei taalvooral waar gij in eacuteeacuten zin door en tot dezelfde personen naast je jij en jou gebezigdwordt Zou dit gij inderdaad aldus met velaire spirant door Hollanders niet alleenevenals thans uit een geschrift voorgelezen maar ook in hunne natuurlijkeomgangstaal g e s p r o k e n zijn Ik kan t al blijf ik de velerlei wisseling in t gebruikder aanspreekvor‿men in den loop des tijds indachtig kwalijk gelooven en wel opgrond der overeenstemming tusschen hetgeen wij weten van deFriesch-Hollandsch-Zeeuwsche volkstaal in ouden en nieuwen tijd en dehedendaagsche algemeene beschaafde (Hollandsche) spreektaal Mijn grootstebezwaar tegen V theorie ik herhaal het is juist dat zij het werkelijk gebruik vangij naast jij in de Hollandsche s p r e e k t aal der 17de eeuw aannemende niet verklaarthoe die vorm dan ondanks den machtigen steun der (geschreven en lsquouitgesprokenrsquo)s c h r i j f -

1) Zie N Taalg XX 112 136-82) Zie N Taalg XX 119 vlgg - Jou ook als voc gevolgd door een scheldnaam evenals nog

heden Zou deze bevreemdende objectieve vorm met de functie van een voc (zie bv Kernin N Taalg V 124-5) niet verklaard kunnen worden uit den invloed van of eigenlijk deverwarring vermenging met den alouden smadelijken uitroep jo jou (zie N Taalg XX 122162 173)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

94

taal waarin men dien klank bij alle voorlezingen in alle aanspraken van den kanselde katheder bij alle officieele gelegenheden stellig werkelijk h o o r d e reeds c1700 den Amsterdamschen Hollander Lambert ten Kate even ondraaglijk stijf in deooren klonk als thans ons zoodat het toen blijkbaar evenmin als nu een Hollanderin gewone omgangstaal over de lippen wilde1) Deze toch voor de hand liggendevraag is tot nog toe door niemand ook door V niet beantwoord En zij laat zich nietvan de baan schuiven door eene algemeene verwijzing naar de wisselvalligheid jawispelturigheid van den lsquomosrsquo en de mode in het gebruik der aanspreekvormen

Zoo rijst - en eischt breeder beantwoording dan tot dusverre - de vraag Is inderdaadmet lsquoghirsquo of lsquogirsquo lsquoghyrsquo of lsquogyrsquo lsquoghijrsquo of lsquogijrsquo overal en altijd dezelfde klank en weldezelfde klank als nu een velaire spirant bedoeld Hier is eengraphisch-phonetische uitweiding of herinnering noodzakelijkDe geschiedenis onzer spelling zooals wij die in de beste lsquoMnlrsquo di in de oudste

Vlaamsche Brabantsche en Limburgsche hss vinden schijnt mij ook op dit puntgeheel in overeenstemming met die der taal en letteren in t algemeen der cultuurin de latere lsquoNederlandenrsquo Germaansch Frankisch doch van den aanvang af ondersterken invloed der Romaansche Walsche of Fransche cultuur2) In lsquoNederlandrsquo

1) Zie Aenl I 472-3 oa in het Ned Wdb IV 2332-3 en 2341 aangehaald bovenal lsquoDit J e voorG y is zo gemeenzaem in de Praettael dat er Gy ten eenemael gemaekt klinkt en word erook zelf dit J e in de Verbogene Casus gebruikt als V a n j e en A a n j e dog dit als telaeg te plat en al te gemeenzaem is tot nog toe buiten alle Schrijftael gehoudenrsquo En eeneeuw later getuigt Bilderdijk Verh v de Gesl 242 lsquoZoo schrijft men Gy voor het geen in tgemeen gesprek Jy heetrsquo

2) Verg voor lateren tijd de toch zeker ook aan de naburige Fransche ontleende Vlaamschemaar ook Zeeuwsche en zelfs Zuidhollandsche spelling lsquooursquo = ucirc voacuteoacuter gutt en lab times lsquooersquo =

(lange) ucirc voacuteoacuter dent (Franck Mnl Gr2 sect 30) verder lsquoeursquo = en lsquoeuirsquo = i (Tschr XL 147-9)eindelijk lsquozrsquo voor den zachten times lsquosrsquo voor den scherpen sisklank De telkens en overal weerblijkende invloed der Fransche cultuur in letteren en taal en zelfs spelling kan voor denvroegeren tijd mi kwalijk overschat worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

95

zoowel als in lsquoOverlandrsquo in de Nederfrankische zoowel als in de Middel- enOpperfrankische gewesten en tongvallen hebben de lsquoschrijfscholenrsquo de op Latijnschengrondslag berustende Romaansche (Westfrankische) spelling overgenomen1) Toenin het (Vulgair-)Latijn de gutturale explosief ǵ voacuteoacuter de palatale klinkers e en i eenpalatale geassibileerde spirant dj dž ž was geworden en de letter lsquogrsquo dus voacuteoacuter dieklanken een (of meer) gewijzigde nieuwe klank(en) was gaan aanduiden heeft menter aanduiding van de gutturale explosief voacuteoacuter de palatale klinkers e i een nieuwletterteeken lsquoghrsquo aangenomen en geschreven Zoo was t in t Romaansch zoo werdt overgenomen in t Germaansch-Frankisch (consequent alleen trouwens bij Isidorus)en zoo is t nog heden in t Italiaansch de explosief ǵ voacuteoacuter velairen aangeduiddoor lsquogrsquo lsquoga go gursquo voacuteoacuter palatalen door lsquoghrsquo lsquoghe ghirsquo de geassibileerde spirantdž ž enz voacuteoacuter palatalen door lsquoge girsquo voacuteoacuter velairen door lsquogi(a) gi(o) gi(u)rsquo In tFransch echter is (later) de explosief ǵ wel voacuteoacuter velairen eveneens door lsquogrsquo (lsquogago gursquo) maar voacuteoacuter palatalen niet door lsquoghrsquo maar door lsquogursquo (lsquogue guirsquo) aangeduidterwijl de geassibileerde spirant (d)ž er voacuteoacuter velairen steeds met lsquojrsquo (lsquoja jo jursquo) voacuteoacuterde palatale e ogravef met lsquojrsquo ogravef met lsquogrsquo (lsquoje gersquo) doch voacuteoacuter de i alleen met lsquogrsquo (lsquogirsquo)geschreven werd zoodat in t Fransch wegravel de letterverbinding lsquojersquo maar n i e t lsquoj i rsquoa l l e e n lsquog i rsquo b e s t a a t woorden met lsquojirsquo beginnende zal men in oude en nieuweFransche woordenboeken dan ook vergeefs zoekenDergelijk verschil bestaat bij de schrijfwijze van den halfklinker j ( ) Deze werd

in de middeleeuwen overal in Romaansche en Germaansche talen voacuteoacuter de velaireklinkers a o u geschreven met een der beide toen nog gelijkwaardige vormen derletter lsquoirsquo ogravef lsquoirsquo ogravef lsquojrsquo (de lsquostaart -irsquo) Zooals bekend is zijn deze twee laatste teekensvanouds en zeacuteeacuter lang

1) Franck Altfraumlnk Gramm sect 103 1 verg sect 116 over de analoge onderscheiding tusschen lsquocrsquoen lsquokrsquo lsquoscrsquo en lsquoschrsquo Zie ook Mansion Oud-Gentsche Namenkunde 135 ee

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

96

tot in de 17de eeuw niet gelijk wij nu gewoon zijn beschouwd en gebruikt als tweeonderscheidene p h o n e t i s c h e teekens (de lsquoirsquo voor den klinker en de lsquojrsquo voor denhalfklinker) maar als twee vormen eener zelfde letter op verschillende maar zuiverg r a p h i s c h e wijze onderscheiden naar gelang van het gebruik als begin-tusschen- of slot l e t t e r als gewone kleine of hoofdletter enz1) Doch voacuteoacuter depalatale e en i werd de halfklinker vanouds in de Frankische tongvallen voor zooveel of weinig hij in die positie voorkwam noch met lsquoirsquo noch met lsquojrsquo maar met lsquogrsquogeschreven waaruit wij ook wel zullen mogen opmaken dat die klank weinigverschilde van die eener oorspronkelijke palatale (geassibileerde) spirant2)Voor het lsquoMnlrsquo - di nogmaals allereerst zuidelijke Vlaamsche Brabantsche en

Limburgsche - klank- en spellingstelsel dient nu allereerst opgemerkt dat (in allegewesten) de explosief ǵ - behalve waarschijnlijk in sommige gevallen aan t slotna ŋ en in de verdubbeling of verlenging3) - in de spirant g was overgegaanBehoudens dit verschil van explosief en spirant is de spelling op dit stuk in hetNederfrankische lsquoMnlrsquo gelijk aan de door Franck beschrevene Middel- enOpperfrankische Dus wordt in oude goede hss doorgaans de mediale spirant gvoacuteoacuter velaire kl a o u met lsquogrsquo voacuteoacuter palatale met lsquoghrsquo geschreven En de halfklinkerj ( ) wordt voacuteoacuter vel kl met lsquojrsquo geschreven terwijl men in de zeer zeld-

1) Vandaar de middeleeuwsche schrijfwijze van getallen lsquoijrsquo lsquovijrsquo enz nog later lsquoJanuarij Julijrsquoenz en ook onze zgn lsquolange ijrsquo eigenlijk niets dan twee lsquoirsquos waarvan de tweededuidelijkheidshalve (oa ter onderscheiding van lsquouumlrsquo) met de lsquostaart-irsquo geschreven werd dochlater zeer ten onrechte als een teeken voor de gediphthongeerde icirc (egravei) aangezien enz Zieover de geschiedenis der teekens lsquoirsquo en lsquojrsquo vooral Ned Wdb VII 3-5 Hooft schrijft bv (Isabella32) nog copjen = kopiacuteeeumln

2) Franck Altfraumlnk Gramm sect 72 in overeenstemming met het Ags schrijfgebruik (zie SieversAgs Gramm sect 175 2) een letterteeken lsquojrsquo ontbreekt voacuteoacuter vel kl wordt lsquoirsquo voacuteoacuter pal kl alsbeginletter steeds lsquoʒrsquo gebruikt

3) Franck Mnl Gr2 sect 9 vandaar bv sec ric bruc(k) rinc secgen (de laatste spelling lsquocgrsquowederom evenals in t Ags Os en Mnd zie Franck Mnl Gr2 sect 30 Altfraumlnk Gr sect 108Sievers Ags Gr sect 216 enz)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

97

zame gevallen dat hij in die Nederfrankische tongvallen voacuteoacuter de pal e voorkwamweifelde tusschen lsquoirsquo lsquojrsquo en lsquogrsquo (ieghen jeghen geg(h)en enz) Voacuteoacuter i kwam de klankin die dialecten zoogoed als nooit voor was of ware dit het geval men zou zekernoch lsquoirsquo noch lsquojrsquo gebruikt hebben maar lsquogrsquo Immers lsquoirsquo en lsquojrsquo hadden beide gelijkeklankwaarde lsquoj i rsquo w a r e d u s o p z i j n m i n s t d u b b e l z i n n i g (immers = ii ofij di lange icirc) ja zoogoed als onmogelijk geweestOp tweeeumlrlei wijze wordt dit alles bevestigd Vooreerst door de spelling der in t

Mnl aan het Fransch ontleende woorden Daar vinden wij reeds in de ME denvreemden klank dž (later gt ž) of wel de met klankvervanging daarvoor in de plaatsgekomen naastbijgelegen Dietsche klanken meestal den halfklinker j ( ) voacuteoacutervelaire klinkers zelden anders aangeduid dan met lsquojrsquo jaloers joeste joie juge enzvoacuteoacuter palatale klinkers1) daarentegen meestal met lsquogrsquo ogravef wel met lsquojrsquo ogravef ook wel metlsquoirsquo (immers geheel gelijkwaardig met lsquojrsquo) geeste of jeeste gent jent of ient Gente(Nobels gemalin in Rein I) Ogier Rogier znw op -ge en op -gier ww op -gierenof -ieren of ook -geren juge loge bottelgier losengier logieren failgeren enz znwop -age (vanoudsmeestal aldus gespeld) woordenmet gemouilleerde l of n (meestallsquolgersquo lsquongersquo of lsquoliersquo lsquoniersquo gespeld) enz Eeacuten vaste overal en altijd gebruikelijke spellingvoor dezen vreemden klank - of liever deze vreemde in t Nederlandschwaarschijnlijk tusschen dž ž z de palatale spirant van nhd -ige(n) en den halfklinkerj ( ) wisselende klanken - was er niet Doch wel kan men vaststellen 1o dat althansin de oude (Vlaamsche) hss ter aanduiding dezer klanken wegravel zeer vaak de lsquogrsquomaar zelden of nooit lsquoghrsquo geschreven wordt welke laatste letters daar altijd de velairespirant voacuteoacuter e en i in Dietsche woorden aanduiden

1) Ik laat hier andere spellingen als lsquodsrsquo lsquodzrsquo enz als hier niet ter zake doende onbesprokendoch wijs alleen even op eene zeer ongewone door S de Gr niet vermelde doch leerzamespelling als mansieren lt ofr mangier (Muller Crit Comm op Rein I 71-2)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

98

zoodat men eerst in jongere hss ook wel gheeste ghent (Kil) Roghier enz aantreft(toch zeker slechts een graphische verwarring geen phonetische overgang) 2odat men die vreemde klanken ook wel met lsquogirsquo (iplv een enkele lsquogrsquo) doch n imme rme t lsquoj i rsquo aangeduid vindt wegravel faelgieren battaelgie logie nooit faeljieren Rojierenz wederom natuurlijk immers lsquojrsquo was = lsquoirsquo derhalve lsquojirsquo zou = lsquoiirsquo of lsquoijrsquo geweestzijn en niet den vreemden klank aangeduid hebben Kortom bij deze vreemdeontleende woorden vinden wij als een zeer gewone spelling de aanduiding van denhalfklinker j of de naastbij gelegen palatale spirant (van nhd -ige(n) en bv ook vaneen nnl met sterken nadrukkelijken twijfel uitgesproken ja) met de letter lsquogrsquo of ookmet lsquogirsquo1)Een tweede bevestiging van deze opvatting der schrijfwijze g(h)i vinden wij in de

spelling der verkleinvormen welker geschiedenis nog kortelings op zoo grondigeen bondige afdoende en heldere wijze door Kloeke is uiteengezet2) De doorpalataliseering in het achterv -kijn ontstane klanken (-k- gt -tχ- -tš- -tj- enz) - nauwverwant met de boven besprokene in Romaansche woorden - duidde men bijgebreke van eacuteeacuten of meer afzonderlijke teekens immers ook aan met -tgin -tgien-tgen -tien -tjen -tje aldus wellicht in min of meer historische volgorde althansmet lsquotg(i)rsquo als oudste lsquotjrsquo als jongste aanduiding der ongewone klankgroepUit dit alles meen ik dus te mogen besluiten dat waar in de Frankische dialecten

de daar niet inheemsche klankgroep

1) Zie breeder hierover Salv de Grave De Franse woorden in het Nederlands 267-71 (vergook bv Tschr XVII 264) - Ten gevolge dezer weifelende spelling zijn in t Mnl de in t Ofronderscheiden inf op -ier en -er niet altijd meer te onderscheiden -gieren kan = -g-ieren en= -gi-eren zijn evenzoo -ieren = -ieren en = -g-eren

2) Zeitschr f deut Mundarten XVIII (1923) 217-31 vooral 223 lsquoes hat sich hier urspruumlnglichum einen schwierigen Laut das palatalisierte k gehandelt das landlaumlufige Alphabet besasskein Zeichen dafuumlr man suchte sich mit allen moumlglichen Zeichen (zumal da die Ausspracheja oumlrtlich noch verschieden war) zu behelfen bis sich endlich ein fester Brauch dieSchreibweise -tje festsetzte Den Sachverhalt kannman wenigstens fuumlr Nord-Holland ziemlichgenau wiederherstellenrsquo al hetgeen mm op het hier aanhangige vraagstuk van toepassingis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

99

ji (halfklinker + i) of een naastbijgelegen klankgroep (palatale of geassibileerdespirant + i) in ontleende Romaansche woorden in verkleinwoorden en in enkeleandere gevallen ontstond men voacuteoacuter velaire klinkers veelal lsquojrsquo schreef maar voacuteoacuterpalatale zich behielp met - als in zoovele andere gevallen in navolging van hetFransch - lsquogrsquo of lsquogirsquo te schrijven maar nooit lsquojirsquo als zijnde = lsquoiirsquo of lsquoijrsquo dus slechtsaanduiding eener dubbele of lange i Derhalve kan mi reeds in hetVlaamsch-Brabantsche Mnl lsquog(i)rsquo zeer wel het teeken niet alleen voor de palatalespirant maar ook voor den halfklinker gevolgd door i lsquogirsquo dus = ji geweest zijn

Hoemoest nu toen in de tweede helft der 14de eeuw lang na Vlaanderen en Brabantook Holland in de literatuur lsquoaan het woord kwamrsquo en vooral toen nog twee eeuwenlater op t eind der 16de eeuw de nog langen tijd boersche lsquobottersquo inwoners van ditnoordelijke gewest zelf op den voorgrond kwamen en de oudere hoogere cultuurweldra zelfs de leiding van de zuidelijke gewesten overnamen en deze naar dekroon staken die klankgroep ji voorgesteld worden welke in de Friesch-Hollandschevolkstaal - vooral in het opkomende kluchtspel zoo getrouw mogelijk afgebeeld -wel degelijk en herhaaldelijk niet alleen in Romaansche maar ook in inheemschewoorden in verkleinvormen in persoons- en plaatsnamen en vooral ook in het hierbesproken vnw telkens voorkwam De obj-vorm jou kon als vanouds aldusgeschreven worden Voor den onbeklemden subj- en obj-vorm je hadmen de keustusschen ge ie ye en je die dan ook alle voorkomen aanvankelijk meestal gedaarna ook wel ie of ye en eindelijk meer en meer je dat ten slotte de gewoneaanduiding wordt Doch voor den beklemden subj-vorm ji hetzij met halfklinker ofmet pal spir (en later met egravei iplv i) gesproken was de spelling lsquojirsquo nagenoegonbruikbaar zoolang de teekens lsquoirsquo en lsquojrsquo beide tweeeumlrlei klankwaarde (klinker enhalfklinker) hadden en bovendien de lsquojrsquo de lsquostaart-irsquo nog eer en meer als sluit- dan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

100

als beginletter geschreven werd Aanvankelijk vinden wij dan ook nooit ji noch ookij Schier lsquokrampachtigersquo pogingen tot uitbeelding als iy of yi blijven zeldzaam1)vinden geen navolging Het meest voor de hand liggende was natuurlijk ook hierde oude Vlaamsch-Brabantsche schrijftraditie te volgen en - niet alleen in het persvnw maar in al de bovengenoemde gevallen lsquogirsquo te schrijven dat immers ook eeneverschillende klankwaarde of lsquouitspraakrsquo kon hebben voor den eenen meerzuidelijken spreker wellicht een palatale spirant voor den anderen noordelijkenden halfklinker kon voorstellen evenals bv de letter lsquoarsquo immers voor verschillendegewesten zeer verschillende klankwaarde of lsquouitspraakrsquo had van oa of ao tot lsquohelderersquoa of zelfs ae toe2)Weliswaar zou men naar het boven blz 98 gezegde voor deze gevallen eigenlijk

alleen lsquogi-rsquo niet lsquoghi-rsquo verwachten welke verwachting echter bedrogen uitkomt Menvindt zoover ik weet - maar de zaak is nog nooit ernstig onderzocht - in demiddeleeuwen bij Stoke Hildegaersberch Potter enz ogravef beide vormen lsquogi-rsquo en lsquoghi-rsquodooreen ogravef wel eacuteeacuten van beide maar dan ook = gi- en = ji- Maar vooreerst geldtdeze onderscheiding tusschen lsquoghrsquo en lsquogrsquo voacuteoacuter palatale klinkers als reeds bovengezegd is alleen voor de oudere (vooral Vlaamsche) hss en ten tweede is hetde vraag in hoeverre dergelijke voor de zuidelijke gewesten geldende onderscheidingtusschen velaire en palatale (geassibileerde) spirant (of halfklinker) toen ook voorde noordelijke gold Trouwens voor lateren tijd heeft V inderdaad bij Bredero zulkeen onderscheiden spelling opgemerkt zie straks blz 102Zoo had de letter lsquogrsquo dus een dubbele of driedubbele klankwaarde of lsquouitspraakrsquo

velaire of palatale spirant of halfklinker Wat wij op grond van het verleden kondenvermoeden wordt ons nu ook zoo duidelijk en uitdrukkelijk als

1) Zie straks blz 101 en N Taalg XX 96 1222) Zie Van Wijk Een ownfr āē-dialect in Tschr XXX 161-80

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

101

wij t maar konden wenschen bevestigd in de ook reeds door V (88 100)aangehaalde mededeelingen van Joas Lambrechts Neacutederlandsche Spellijnghe (ao1550) 1o over de lsquogrsquo lsquog geacute werd ghepronuncieerd tweasins te weacuteten voor a o ughelijc offer en h tusschen stonde tdicke ende platte van der tonghe achter teacuteghentverheacutemelte van denmonde Maar voor e ende i zo medeluudse ghelijc i co[n]sonantvoor de vocaacutelen doedrsquo (B i v o) 2o over de lsquoiersquo lsquoWerdt tweasins ghebruucktrsquo (vooreerst- nnl of vl ie riec bedied enz maar ook) lsquoAnderssins op zijn HollandschZealandsch endeWestvlaandsch in dit naarvolghende woordt ịe1) voor ghy ịeghen1)

voor teghenrsquo (D i j v o) 3o over de lsquoijrsquo lsquoHier zalmen oac noteacuteren hoe dat menzommighe lieden vind die zegghen iy of iy voor ghyrsquo (Ald) Deze kostbaremededeelingen geven ons het ondubbelzinnig rechtstreeksch bewijs dat in hetmidden der 16de eeuw te Gent 1o de lsquogrsquo voacuteoacuter e en i ook den halfklinker kon aanduiden2o naast gi de (onbeklemde) vorm je als Holl-Zee-Wvl bekend was 3o (eveneensals zoodanig) ook de vorm ji niet onbekend wasZoo zien wij in de 16de en in den aanvang der 17de eeuw een zoeken en tasten

naar een vaste aanduiding der hier besproken klanken Zeer gewoon is aanvankelijken nog langen tijd de lsquogrsquo als bv om een enkel uit vele voorbeelden te noementgilpen = tjilpen (Bredero Sp Brab 679) voorts in de boven blz 99 genoemdeverkleinvormen in persoons- en plaatsnamen en ook in dit vnw lsquogirsquo (of lsquogy gij ghighy ghijrsquo alle doorgaans gelijkwaardige spellingen) kon dus reeds in de ME inVlaanderen en Brabant maar nog in de (eerste helft der) 17de eeuw in Holland enZeeland niet alleen de velaire of palatale spirant + i maar ook den halfklinker + iaanduiden En dit is nog zeer lang bekend gebleven ja nog heden in namen alsOetgens Ooltgensplaat niet uitgestorven

1) De in verband met Ls mededeelingen over lsquoi consonant (Bi ro en vo) ook hier blijkbaarbedoelde punt onder het teeken is ongelukkig juist hier weggevallen en door mij geplaatst

1) De in verband met Ls mededeelingen over lsquoi consonant (Bi ro en vo) ook hier blijkbaarbedoelde punt onder het teeken is ongelukkig juist hier weggevallen en door mij geplaatst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

102

de spelling genever bv heb ik nog onlangs op een pas geschilderde reclame zienprijken zie verder in het Ned Wdb de met je- en ji- beginnende woordenOok de oude spelling lsquogirsquo voor de enkele j bleef lang bekend Vandaar dat men

nooit zeker is of met de spelling lsquo-giersquo in woorden als pagie Keesgie -je dan wel-jie (beide inderdaad niet alleen in t Afrikaansch maar ook in Zuid- enNoordnederlandsche dialecten voorkomende) bedoeld isZouden ook de in den aanvang der 17de eeuw hier en daar voorkomende

spellingen jei of jey - bv Coster 17 bis (Teeuwis ed 1627) 541 (Tijsken ed 1620)- en gey - bv Vondel Reintje de Vos 94 97 (oude druk jy latere jey) QuintijnHoll Lijs met de Brab Bely 205 208 230 231 ee - niet misschien soortgelijke minof meer onbeholpene averechtsche pogingen kunnen blijken om deze (Hollandsche)vormen in het oude traditioneele schrift uit te drukken lsquojersquo en lsquogersquo beide dienendeom den halfklinker (of wel onderscheidenlijk dezen en de palatale spirant) voacuteoacutereene i weer te geven en zoodoende de nog steeds dubbelzinnige lettergroep lsquojirsquo (=lsquoiirsquo = lsquoijrsquo) te vermijden Immers dat lsquoeyrsquo hier reeds de diphthongeering der icirc tot ei zouaanduiden is voor N o o r d -Holland in dien tijd toch volslagen onaannemelijkEene andere dergelijke poging is misschien het door Verdenius (94-5) in enkele

drukken van Bredero ea opgemerkte onderscheid tusschen gy en ghy het eerstewaarvoacuteoacuter de werkwoordsvorm zijn -t verliest naast jou door t Amsterdamsche ofNoordhollandsche volk gebruikt het tweede (met daarnaast ook encl -dy zie NautaAant sect 112) door Bredero den boer die lsquoby de V l am i n g e n Retrosyn gewiestrsquois maar ook zijn helden die in de heroiumlsch-romantische gedeelten van zijn Roddren Alph een lsquohoogdravendersquo taal spreken en natuurlijk ook zijn SpaanschenBrabander (of wie als deze willen spreken) in den mond gelegd (terwijl daar in detusschenspelen je jij en jou gezegd wordt) voacuteoacuter welk ghy de -t ook blijft Maar hijof zijn drukker-uitgever handhaafde

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

103

dit onderscheid niet streng stelselmatig en zoo is zijn (geschreven of gedrukte)taal ook op dit punt door de dooreenwarreling van ghy en gy jy u en jou veelalwat hij zelf elders ironisch lsquoeen moye mengelmoesrsquo noemt In t algemeen valt echterbij hem lsquoeen afneming van gy-gebruik en een toeneming van je en jyrsquo waar te nemen(V 96)1) Evenzoo schijnt WD Hooft -ge en -gie van ghy te onderscheiden welklaatste wederom een lsquomeneerrsquo en een Brabander in den mond gelegd wordt (ziestraks blz 104 vlgg)In t algemeen stelt V voorts een allengs verdwijnen van -ge en ook van -dy vast

(92 ee) PC Hooft schrijft in zijn Warenar reeds geregeld jy dat echter in zijnlyrische poeumlzie nooit voorkomt daar heerschen ghy en (vermoedelijk alleen in zijnvroegeren tijd) -dy waarnaast soms -je -ge en -ghe staan2)Zoo stel ik mij voor is eerst in den loop der 17de eeuw wellicht op t voorbeeld

en gezag van enkele schrijvers (bv Hooft in zijn Warenar) en drukkers hetschrijven en drukken van jy (later ook jij) in plaats van gi gy en (mislukte proevenals) iy yi jey enz gewoon en algemeen geworden Misschien mogen wij dit zoouitdrukken dat zich eerst toen het Friesch-Hollandsch heeft geeumlmancipeerd vanhet (aan t Fransch ontleende) Vlaamsch-Brabantsche schriftgebruik Ji in de MEin Wvl Zee Holl geschriften reeds lang verholen aanwezig in den geschrevenvorm lsquog(h)irsquo (voor Brabanders en Vlamingen = nnl gij voor Hollanders en Zeeuwenenz behoudens de diphthongeering = nnl jij) komt nu eerst in een afzonderlijkeneigen vorm voor den dag

Schijnt Dr V mij dus het door hem bijeengebrachte materiaal phonetisch juist maarhistorisch-etymologisch onjuist

1) Wanneer Symen ss met vele gys lsquodit beeld eenigszins vertroebeltrsquo (96) vergeet V dat juistvan dit stuk de datum onzeker is (zie blz 90) het is dus misschien wel in druk of in hs ouderdan de twee andere kluchten

2) Zie N Taalg XX 117-8 125

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

104

opgevat te hebben nog in een ander opzicht heeft hij dunkt mij gedwaald twdoor weinig of geen rekening te houden met een belangrijk punt in de geschiedenisonzer schrijf- en spreektaal Dat in onze schrijftaal gedurende de 16de eeuw over talgemeen het Brabantsch de hegemonie heeft en den toon aangeeft dat zij dusook later nog lang een vrij sterke Brabantsche kleur vertoont en nog heden allerleiBrabantsche (of Vlaamsche) bezinksels bewaart dat daarentegen onze beschaafdespreektaal in de groote Hollandsche steden is geboren en dat uit die tegenstellingallerlei doubletten in klanken vormen en woorden te verklaren zijn mag naar ikmeen nu toch wel algemeen erkend heeten1) Al zien wij deze tegenstelling nimmerverscherpen tot een openbaren bewusten strijd wij kunnen er toch telkens weernieuwe blijken van opmerken Zoo bv in de Brabantsch-Vlaamsche klanken vormenen woorden reeds in de taal der Amsterdamsche rederijkers uit den aanvang der16de eeuw te vinden staaltjes van eene literaire modetaal door Hollandscherederijkers van hunne zuidelijke gildebroeders overgenomen en nagebootst2) welkerbuitensporigheden een heele of halve eeuw later wanneer Holland zich eigen krachtbewust is geworden door Bredero oa in bovengenoemde passage uit zijn kluchtvan de Koe en in de welbekende tooneelen uit zijn Spaanschen Brabander en ookin Reaels bekend lsquoVlaemsch gebraey perken jentrsquo3) bespot en op de kaak gesteldzullen worden4) Mogen wij in dit verband ook gewagen van den invloed door lsquoeeneerbaer jongeling uyt Brabant daer (te Zieriksee) gekomenrsquo op Cats geoefend5)Zeker behoort hiertoe bv wel het in den aan-

1) Zie oa Taal en Lett I 196-232 285-6 Kloeke in N Taalg XX 4 vlgg in Meded d KonAkad Afd Letterk LXI

2) Zie bv in Pyr en Thisbe (in Trou m bl) ee iplv ei ei iplv ee -ken -dy betorden 508vertorden 622 toogen 568 voorts Siecke Stadt ed Grondijs XL-XLVIII (en De Vooys NTaalg XI 313-5) Cristen Kercke ed Brands LI-LII R Visscher Brabb ed Vd Laan XXXIIde door De Vooys beneden in dezen (of den volgenden) jaargang te bespreken esbattementenenz

3) Zie ook Tschr XXXV 193-2014) Vondel II 327-95) Cats III 42a

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

105

vang der 17de eeuw nog gewone doch weldra afnemende gebruik door Hollandschedichters van het encl -dy1)Dat die tegenstelling echter niet alleen in de literaire taal op het papier maar ook

in de gesproken taal bestond dat behoeven wij niet alleen te gissen maar kunnenwij ook meer rechtstreeks afleiden uit een welbekende lsquoquickrsquo van R Visscherrsquo(Brabb Quicken VII 41) waar van lsquode Meyskens van de courtosyersquo gezegd wordtdat zij niet alleen op zijn Brabantsch gekleed en getooid willen gaan maar ook lsquoOpBrabands s p r e k e n sy alle gaerrsquo enz Brabantsche mode ook Brabantsche taalen spraak golden blijkbaar reeds voacuteoacuter maar zeker vooral na de inwijking van zooveleBrabantsche lsquoinkomelingenrsquo gedurende langer of korter tijd als deftig voornaamvoor vele Amsterdamsche lsquoopkomelingenrsquo die door de eersten prat op hunneoudere fijnere cultuur boersch geacht en lsquobotrsquo gescholden zich tot die hoogerebeschaving wilden opwerken Hoe lang die tegenstelling en die modieuse navolginggeduurd hebben hoe spoedig die inkomelingen hunne Brabantsche (of Vlaamsche)eigenaardigheden bewaard dan wel zich aan de Amsterdamsche (volks)spreektaalgeassimileerd hebben zullen wij wel nooit in bijzonderheden te weten komen2)Zeker mag Vondel die jong hier gekomen zich welbewust aan zijn nieuwe omgevingheeft aangepast en alleen gedurende zijne lsquooudere periodersquo in zijn geschreven taalblijk geeft van zijne Brabantsche afkomst in dezen niet als eenmaatstaf voor gewoneburgers gelden Maar wanneer hij in de welbekende plaats uit zijne Aenleiding lsquooutAmsterdamsch te mal3) en plat Antwerpsch te walgelijck en niet onderscheidelijck4)genoeghrsquo

1) Zie boven 103 verg ook boven 24 noot 22) Of men ook de tegenstelling in dat curieuse (Haarlemsche) boekje van Quintijn (1629)

tusschen lsquode Hollantsche Lijsrsquo en lsquode Brabantsche Belyrsquo in dit verband mag noemen is mijniet gebleken

3) Di volgens t Ned Wdb hier gek bespottelijk V heeft hier zeker vooral aan de taal van hetkluchtspel gedacht

4) Di volgens t Ned Wdb hier in actieven zin bedoeld kiesch vies keurig Maar ook de passbet gearticuleerd zou wel passen (verg bescheidenlijk in derg beteekenis) V zal hier welvooral aan de breede zware Antwerpsche klanken gedacht hebben

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

106

noemt (voor de zich toen allengs vormende beschaafde spreektaal) dan doelt hij -hoe men deze woorden overigens opvatte en uitlegge - toch zeker wel op dezezelfde hem zoowel uit eigen persoonlijke heugenis als uit wat hij om zich heenhoorde welbekende tegenstelling tusschen Brabantsche en Hollandsche spraakHoe dit zij in het hier aanhangig geval in den lsquobroederstrijdrsquo tusschen gij en jij

heeft geen der beide vormen (van hetzelfde woord) tot dusverre de volstrekte zegebehaald Gij en ge met den obj-vorm u vanouds tot de Brabantsche schrijfen (ookhoogere) spreektaal behoorende heeft in de Nnl geschreven en gesproken schrijftaaltot nu toe zijn plaats behouden Jij en je met den obj-vorm jou evenzeer vanoudstot de Hollandsche spreektaal behoorende heeft niet alleen daar het veld behoudenmaar ook van de 17de eeuw tot heden in den lateren tijd te zamen met het uit UE(en den obj-vorm u) ontstane U herhaaldelijk krachtige pogingen gedaan om naastof zelfs in de plaats van gij zich in de schrijftaal te vestigen of deze reeds ten deelegeslaagde pogingen ooit een volslagen verdringing van gij zullen kunnen bewerkenmoet de toekomst leerenMen schreef dus in den aanvang der 17de eeuw ook in Holland gij dat toen nog

tweeeumlrlei opvatting en lsquouitspraakrsquo toeliet met velaire spirant door de Brabandersmet halfklinker door de Hollanders zoodat bv de geschreven gijs uit de brievenvan Huygens moeder en van Hooft voor de onderscheiden auteurs allicht ookonderscheiden klanken lsquobeteekendenrsquo vertegenwoordigden Een volgen derhalveder oude s c h r i j f t a a l - of wel der oude s c h r i f t t raditieTerwijl nu het gebruik in de literaire schrijftaal der Hollanders van het Brabantsche

-dy in de 17de eeuw verdween terwijl andere pogingen om het Hollandsche ji weerte geven mislukten kwam ten slotte deze vorm lsquojyrsquo of lsquojijrsquo allengs in algemeen gebruikmisschien ook wel in eenig verband met de ongeveer terzelfder tijd veldwinnendejuistere phonetische

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

107

(iplv bloot graphische) onderscheiding van den klinker i en den halfklinker j1) doorde letters lsquoirsquo en lsquojrsquo doch zeker ook als een getrouwer ondubbelzinniger afbeeldingder Hollandsche spreektaal In den eersten tijd werd dit oogenschijnlijk nieuwevoorheen niet aldus geschreven en gedrukte lsquojijrsquo - of meestal lsquojyrsquo - alleen toegelatenin de kluchten waar de Amsterdamsche volkstaal min of meer getrouw werdweergegeven en in zeacuteeacuter gemeenzame brieven vooral van jonge vrouwen of meisjeszooals Huygens jongere zusters die lsquomaling haddenrsquo aan de ceremonieele deftigheiden schreven juist zooals zij spraken2) Want jij (je) en vooral jou hadden of lieverkregen nu een kleur een gevoelswaarde van groote gemeenzaamheid het werdvan den aanvang af in het schriftelijk gebruik vermeden ja verloochend door alwieeenigen prijs stelden op zekere vormen in het maatschappelijk leven Immershoezeer vanouds de eenige natuurlijke inheemsche vormen der Hollandschespreektaal en op zich zelf natuurlijk geenszins plat vulgair of onbeschaafd (evenminals de overeenkomstige Engelsche of Friesche vormen) en dan ook langen tijd tendeele tot heden niet alleen op het platteland maar ook in hoogere kringen entegenover meerderen (in allerlei opzicht) naast allerlei titulatuur gehandhaafd3)werden deze vormen eerst door het gij der schrijftaal - dat men toen de spellingmet lsquojrsquo iplv lsquogrsquo voacuteoacuter velaire klinkers dus jy iplv gy gewoon was geworden vanzelfniet meer met halfklinker of palatale spirant maar met velaire spirant was gaan(voor)lezen en lsquouitsprekenrsquo dat dus een ander wel onderscheiden lsquodeftigerrsquo woordwas geworden dan jy - en later door het opkomende U der ceremonieele schrijf-en spreektaal teruggedrongen en ahw omlaaggedrukt tot een lsquoplatrsquo woord waarbijdan voor jou nog kwam de onwillekeurige associatie met den homoniemensmalenden uitroep jou4) Zoo zal dan reeds in de

1) Zie Ned Wdb VII 42) Zie N Taalg XX 122-3 1263) Zie N Taalg XX 127 vlgg ook V 1314) Zie boven blz 93 noot 3

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

108

17de eeuw de inderdaad noodlottige onderscheiding op papier tusschen gij en jijzijn ingeleid die sindsdien meermalen niet ten onrechte een ramp genoemd isreeds toen zal gij (met velaire spirant gesproken) op het tooneel en in boeken aand e f t i g e personen in den mond gegeven op Hollandsche lezers denzelfdenboekschen indruk hebben gemaakt als thans op onsWant dat - gelijk V (96 98) en ook het Ned Wdb IV 2337 Van Helten (Vondels

Taal) sect 52 en ook Kern (N Taalg V 127) schijnen aan te nemen - ook Hollandershetzij doorgaans hetzij nu en dan lsquonaar s tijds gelegenheidrsquo di naar gelang vanmeerdere of mindere gemeenzaamheid naast of in plaats van hun eigen jij je enjou inderdaad in h u n n e n a t u u r l i j k e omg a n g s t a a l gij met vel spir (enook -dij) g e z e g d zullen hebben kan ik ondanks de overstelpende menigtevoorbeelden uit oogenschijnlijk getrouw weergegeven gesprekken in natuurlijkeomgangstaal uit romans blijspelen enz van de 17de tot de 19de eeuw kwalijkgelooven en wel voornamelijk op de boven blz 93-4 genoemde gronden Dat debeide vormen een tijdlang inderdaad naast elkaar gehoord zijn tw uit den mondvan Brabanders en van Hollanders spreekt vanzelf ook is t niet ondenkbaar dater wel eens gedurende korten tijd een voorbijgaande mode om de Brabanders nate volgen wellicht zelfs eenige weifeling of strijd tusschen de beide woorden bestaanheeft Maar van veel beteekenis zal dit alles niet geweest zijnIk erken dat het aanvaarden dezer voorstelling een tamelijk groot geloof eischt

aan het afzonderlijk bestaan en de macht reeds in de 17de eeuw eener van despreektaal wel onderscheiden deftig voornaam geachte (hier Brabantsch gekleurde)schrijftaal Zulk een lsquoverdonkeremaningrsquo van het natuurlijke jij je jou zulk een vande natuurlijke spreektaal afwijkend algemeen gebruik van gij (met u maar ook weln a a s t je en zelfs jou) in tooneelstukken romans tot zelfs in niet voor den drukbestemde gemeenzame brieven toe zal velen wellicht ongeloofelijk schijnen Entoch - waarom zou eigenlijk niet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

109

reeds in de 17de eeuw dezelfde toestand bestaan hebben dien wij niet alleen kennenuit de brieven onzer grootouders of ouders (die elkaar zelfs in de allerintiemstebrieven niet lsquojij-jouwdenrsquo maar lsquogij-uwdenrsquo of zelfs lsquoUErsquo enz schreven) maar noguit de brieven althans van ouderen uit onzen eigen tijdWie zou ooit uit de gedruktepreeken plechtige toespraken van kansel katheder of podium bij plechtigegelegenheden gehouden maar ook uit vele romans tooneelstukken en gedrukteof geschreven brieven van voacuteoacuter c 1880 waaruit jij streng geweerd is of stijlloos metgij of ge afwisselt kunnen besluiten dat dit alom en altijd geschreven gij behalvein lsquogesproken schrijftaalrsquo geen Hollander ooit over de lippen komt in den omgangkortweg onmogelijk is dat jij en je of U de eacuteeacutenige werkelijk in natuurlijke taalgesproken vormen zijn (en mi ook vanouds geweest zijn) Is t dan zoacuteoacute ondenkbaardat men ook vroeger nadat de vroegere graphische bezwaren tegen een geschrevenlsquojijrsquo vervallen waren om heel andere redenen van fatsoen en welvoeglijkheid noggeruimen tijd huiverig is geweest om deze woorden in schrift te bezigen en lievereeuwen lang deze kloof tusschen spreek- en schrijftaal heeft laten bestaanOmmijn (reeds te lang) betoog samen te vatten wanneer Dr V spreekt van lsquoeen

H o l l a n d s ghi (-i) dat zich o n t w i k k e l d heeft tot een Hollands ji jersquo (87) wanneerhij vormen als blusge comge wilge beschouwt als lsquoo v e r g a n g s v o rm e n egrave ni n k l a n k egraven in schrijfwijze naar het j-pronomenrsquo lsquoe v e n a l s de verkleinwoordenop -(t)gen enz overgangsvormen zijn naar de -tje- verkleinwoordenrsquo (93) wanneerhij gewaagt van de lsquoo p k ome n d e j-vormenrsquo (96) tegen welke lsquon i e uw ei n d r i n g e r s rsquo de lsquooude vormenrsquo (di de volgens V ook in Holland werkelijk levendeg-vormen) lsquonog trachten s t a n d t e h o u d e n rsquo (ald) wanneer hij zegt lsquodeletterverbindingen ge gie gy worden nu hier en in de verkleinwoorden de gewoneaanduidingen voor deze n i e uw o n t s t a n e klankenrsquo (97)1)

1) Zie over den lateren en den hedendaagschen staat van zaken N Taalg XX 170-6 - Allespatieeringen zijn van mij

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

110

wanneer hij kortom jij en je als jonge vormen ontstaan uit encl -di wil verklarendan schijnt mij dit alles ronduit gezegd eene vernuftig verzonnen en oogenschijnlijkwelgestaafde maar toch eigenlijk averechtsche voorstelling van het historischbeloop waarin de dingen op hun kop staan kortom een ijdel luchtgevaarte1) Ik blijftot op nader betoog van ongelijk jij en je houden voor de regelrechte voortzettersvan het og jiz En ik meen dat langs den hierboven aangegeven weg een natuurlijkeren aannemelijker oplossing gegeven is van het dubbele raadsel 1o waarom onsHollandsche jij in de middeleeuwen onzichtbaar is eerst in de 17de eeuw lsquoopduiktrsquoen ook daarna tot den huidigen dag toe achter zijn tweelingbroeder of ander ikgij schuchter schuilgaat 2o hoe men in de 17de eeuw en later oogenschijnlijk gijen jij dooreen gebruikt Dr V vernuftige gissing is voor mij de prikkel geweest tothernieuwde grondiger bestudeering van dit belangrijk vraagstuk dat door ons beiderbetoog misschien in helderder licht is komen te staan en nader tot zijne volledigeoplossing gebracht moge blijken

O e s t g e e s t December 1925JW MULLER

1) Waarop echter in V latere opstellen in dit Tschr XLIV 244-9 312-8 XLV 22-32 als op vastengrond wordt voortgebouwd - Merkwaardig hoe ook hier weer Oost- (en Over-) land in de17de eeuw het Nederlandsch voorbeeld tot zelfs in de spelling op den voet volgen nadatin de eerste helft der 17de eeuw in Holland (niet de k l a n k gi door ji maar de s c h r i j f w i j z elsquog(h)yrsquo door lsquojyrsquo verdrongen is heeft ditzelfde in de t w e e d e helft der 17de eeuw in Oostlandplaats (Verdenius tlap blz 31 noot)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

111

Bargoensch uit het midden der negentiende eeuw

In het Handboek der Nederlandsche Taal II van Dr Jv G i n n e k e n staat genoemdals bron voor Bargoensch oa M V e r w o e r t lsquoBargoensche woordenlijstHandschrift in het bezit der Maatschappij van Letterkunde te Leidenrsquo V a nG i n n e k e n merkt op lsquoDit laatste werk heb ik tot mijn spijt zelf in t geheel nietkunnen inzienrsquot Is inderdaad jammer dat deze lijst niet in v Ginnekens hoofdstuk over

Bargoensch verwerkt ist Is een van de rijkste woordverzamelingen die we van de Nederlandsche

dieventaal bezitten En t grootste deel van de verzameling is door den schrijver zelfopgeteekend Dat is van groot belang Er is nl zoo weinig oud woordmateriaal datbetrouwbaar isVoor de 16e en 17e eeuw is de bron het Liber Vagatorum waarvan de oudste

uitgaaf dateert van 1547 volgens een approbatie in den druk van 1613 Dit boekjeis minstens negenmaal overgeschreven met telkens meer fouten en alsoorspronkelijk Nederlandsch gepubliceerd En zelf is het niet eens oorspronkelijkmaar gaat in laatste instantie terug op Die Basler Betruumlgnisse der Gyler van plusmn 1450en Gerold Edlibach plusmn 14901)Eerst in 1731 werd er oorspronkelijk Nederlandsch Bargoensch opgeteekend en

wel in Cartouche of de gestrafte Booswigt Amsterdam 1731In een blijspel De Gelukte List of Bedrooge Mof gedrukt

1) Vgl F r i e d r i c h K l u g e Rotwelsch I Strassburg 1901 pag 15 no IX pag 19 no XI pag92 noXXVI en Tijdschr voor Taal en Letteren 1922 p 166 J M o o r m a n n Het Bargoenschvan Maastricht

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

112

in 1704 maar geschreven in 1689-1690 staan juist genoeg woorden opgegevenom ons er aan te herinneren dat er altijd geheimtalen bestaan hebben1)Maar heel wat ander materiaal is weer ontleend ogravef aan t Liber Vagatorum ogravef

aan CartoucheTegen 1840 begint er vooral in Z-Nederland belangstelling te ontstaan voor

geheimtalen die in Duitschland al lang bestudeerd en verzameld werden2)Het Belg Museum I 1837 (pag 447-453) heeft een artikel Zonderlinge Tael te

Zele door JB C o u r t m a n s We vinden hier een gedeelte van de parabel van deverloren zoon3) J a n F r a n s W i l l em s geeft aanmerkingen op het artikel enverwijst naar t Duitsch-Rotwelsch De eerw heer D h o o g e eertijds onderpastorte Zele zou twee woordenboeken over het Zeels-Barg vervaardigd hebben (Is eenvan mn lezers daar iets naders van bekend)In 1838 geeft t Belg Museum II pag 427-431 lsquoHet Bourgondsch in de Kempenrsquo

met weer de parabel van de verloren zoon beginnende met lsquoEen olmste had tweeknullensrsquo4) L B e l l e f r o i d geneesheer te Hasselt heeft JF W i l l em s ingelichtVan belang is de mededeeling lsquoMen beweert dat er in Holland boeken in hun taalgedrukt zijnrsquoIn de B r i e v e n a a n J a n F r a n s W i l l em s (ed Jan Bols 1909 Gent) vindt

men nadere bijzonderheden over de bemoeiingen van Willems met Bargoensch5)In t Belg Museum V van 1841 geeft EL een nadruk van de woordenlijst van t

Liber Vagatorum met tamelijk veel fouten ontstaan door t verkeerd lezen derGotische lettersOok in t Noorden begint om dezen tijd de belangstelling

1) Vgl v G i n n e k e n Handb II blz 123 De vertaling is hier niet heelemaal betrouwbaarverhaaren bv beteekent niet v e r b e r g e n maar wegnemen Kibbig is niet g o u d e n maargoede

2) Vgl K l u g e p 314-3363) Overgenomen in v G i n n e k e n Hdb II pag 106 (de rechtsche parabel)4) Overgenomen in v G i n n e k e n (de linksche parabel)5) Brief no 398 (28 Sept 1838) van L B e l l e f r o i d en no 392 (2 July 1838) vanP o s t h u m u s

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

113

in geheimtalen te ontwaken In de Alg Konst- en Letterbode 1844 no 13 pag194-200 schrijft LG V e r n eacute e een bebelangrijk artikel (zie beneden blz 126)S S u z a n Proeve van vergel tusschen het Bargoens en het Patois Hebr

publiceerde deze kleine studie in Kunst- en Letterbode 1844 Dl I pag 322-324In 1845 volgde een vergelijking van enkele woorden uit de Hoogd dieventaal metdie uit de Hollandsche Over t algemeen zijn deze woorden uit dezelfde bron tJiddischV e r w o e r t heeft blijkens zijn eigen mededeeling het bestaan van deze artikels

geweten Hij was directeur der cellulaire gevangenis te Utrecht Op zn handschrift1)staat geen jaartal Op een vloeitje staat April 1847 In dien tijd heeft hij dus gewerktHij put uit werkjes van 1852-1858 en is dus heel wat jaren met zn studie beziggeweest Uit de Inleiding noteer ik t volgendeHij wilde eerst een verzameling der Bargoensche- of dieventaal verzamelen ten

dienste der justitie en politie want het is niet in maar bijzonder buiten degevangenissen dat wanneer in die taal door vroeger gestraften gehandeld wordthun doen en laten een geheimzinnige tint verkrijgt welke dikwerf moeyelijk teontknoopen is door hen die over dat doen en laten hun oordeel vellen moetenGetuige daarvan mede de correspondentie door verdachte personen in der

dieventaal gevoerd welke bij dikwerf hoogst belangrijke zaken in handen der Justitieis gekomenHoe streng ook tegen het gebruik der dieventaal in de rijksgevangenissen gewaakt

wordt en ieder dubbelzinnig of onverstaanbaar woord niet onopgemerkt wordtgebezigd weet de eene gevangene die aan den andere op bedekte wijze mede tedeelen en deze zich die taal alzoo eigen te makenDaarop geeft Verwoert zn bronnen op die beneden besproken worden

1) Hs der Bibl der Mij v Letterkunde No 1522 I-II

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

114

Hij geeft eenige punten aan van overeenkomst tusschen Hoogd en NedBargoensch1) en verwijst naar S u z a n Even wordt het feit aangeroerd dat in de dieventaal een ander woord wordt

genomen wanneer eacuteen te bekend wordt2) lsquoen (ik) schrijf het daaraan almede toe datvoor een enkel voorwerp meer dan eacuteen bargoensch woord gevonden wordt menzie slechts het woordje geld en men zal bevinden dat er - woorden bestaan om datmetaal aan te duidenrsquolsquoHet is echter niet denkbaar zulks het geval zoude kunnen worden bij het op

eenmaal algemeen bekend worden van zoo vele woorden en mocht het stelsel vaneenzame opsluiting al ware het ook slechts gedurende de nacht eenmaal als strafop alle misdrijven en misdaden worden ingevoerd dan is het niet te betwijfelen ofdaarmede moet de bargoensche of dieventaal geheel verloren gaanrsquo3)De vertaler der Mystegraveres de Paris (Uitg H N i j g h te Rotterdam) noemde ons

Hollanders gelukkig omdat we geen dieventaal bezatenlsquoSlechts in zooverre had hij gelijkrsquo zegt Verwoert lsquodat er geen verzameling van

eenige beteekenis hunner woorden bekend wasrsquo Zeer terecht merkt hij verder opdat de spelling der woorden onzeker is daar de meeste lsquoter sluip of bij verrassingzijn opgeteekendrsquo of de inlichter onontwikkeld wasVervolgens schrijft hij lsquoVele zeer vele woorden zijn door mij opgeteekend uit den

mond van hen die vroeger deze taal in de gevangenissen geleerd hadden en wierlevensgedrag na een kortstondige vrijheid hen weder derwaarts voerdersquoDit gedeelte maakt het belangrijke van Verwoerts werk uit Aan de overgeschreven

lijsten hebben we niets Aangaande

1) Baldovenaar Bekaan Blikslagere2) Hetzelfde is mij door verschillende personen die ik ondervroeg verzekerd Dit zal eacuteen der

oorzaken zijn van meerdere woorden voor t zelfde begrip t Oude verdwijnt zoacuteo maar niet3) Maar de bargoensch-sprekers weten niet dat er over hun taal geschreven is of wordt Dat is

mij meermalen gebleken en is ook volkomen verklaarbaar ze lezen geen boeken of taalkartikels

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

115

het Bargoensch in Verwoerts tijd lichten ze ons niet in en ze zitten vol foutenIk heb dan ook de woorden uit t Liber Vagatorum (Legende) en Cartouche (1731)

(zie beneden) uit Verwoerts lijst gelichtDaarmee is vanzelf verwijderd het waardelooze materiaal van Mr N e p v e u uit

Een biddersoproer1)Maar t Bargoensch van Mr N i e uw e n h u i s dat uit den tijd is waarin Verwoert

schreef meende ik niet te mogen verwijderen Hoewel ik de zekerheid heb datVerwoert hier woorden uit overnam kan ik toch niet bewijzen dat hij ze niet zelfook gehoord en aan levende personen gecontroleerd heeft Wel geef ik het materiaaluit dit werk dat bijna niet bekend is apart2)We houden zoodoende zuiver Bargoensch uit plusmn 1850 over Maar we weten niet

uit welke plaatsen van het land het afkomstig is En dit te weten is van evenveelbelang als de tijd van gebruik Bij mijn onderzoek van de levende geheimtalen isme gebleken dat er verschillende soorten Bargoensch zijn die evenveel verschillenals bv Nederlandsch en Duitsch In W i n s c h o t e n wordt bv een Bargoenschgesproken dat absoluut anders is dan dat in M a a s t r i c h t Maar ook dichter bijelkaar gelegen plaatsen verschillen sterk bv L o c h em en H a a k s b e r g e n In L i m b u r g is er een duidelijke scheiding Z u i d L i m b u r g s c h tot ongeveer

R o e rm o n d ten N daarvan vond ik het Bargoensch vanWe e r t dat weer scherpverschilt van de B r e y e l l s c h e geheimtaal even ten Ov Venlo Ik heb nog geentijd gevonden al het materiaal dat ik persoonlijk in deze streken genoteerd heb uitte geven3) Maar nu kan ik al wel zeggen dat men niet kan spreken van lsquoEenNederlandsch Bargoenschrsquo Verwoert heeft zijn woorden van menschen die uit alledeelen van t land samenkwamen t Is niet mogelijk

1) Zie blz 1172) Vgl blz 119-1253) Tot nog toe is alleen gepubliceerd Het Bargoensch van Maastricht Tijdschr voor T en

Letteren 1922 blz 159-232

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

116

nu nog na te gaan waar de verschillende woorden thuis hooren Maar zeker is tmateriaal uit verschillende kringen Er is geen Bargoensch-spreker die zoacuteoveelgeheimtaal-woorden kent Het grootste aantal dat ik bij eacuteen persoon noteerde isH a a k s b e r g e n 231M a a s t r i c h t 222N i j m e g e n (3personen)242 Ikgeloofdat de kennis van 300 Bargoensch-woorden bij een spreker al heel zeldzaam isHet tweede deel van Verwoerts Handschrift bevat een lijst Ned-Bargoensch die

op enkele woorden na gelijkluidend is met die van het eerste deel Hij heeft dezelijst vergelijkendwillenmaken en daartoe aangehaald de parallellen uit R o t w e l s c h A r g o t en P a t o i s H e b r e e uw s c h Meer dan hij hiervan vond bij V e r n eacute e S u z a n en NN in Alg K en Letterbode 1845 heeft hij niet gegeven Enkeleaanteekeningen op losse bladen zijn door mij verwerkt voor zoover ze waardehaddenAls zijn oudste bron noemt Verwoert het L i b e r V a g a t o r um Hij heeft

verschillende uitgaven gekend maar hij put uit de lsquoLegende ofte Historye vandesnoode practycquen ende de behendige listicheden der Dieven Overgeset uyt hetFrans Hier achter is noch by gevoecht Gielers vocabulaer hael tael Tot LeydenBij Davidt Lopes de Haro Boeckvercooper Anno 1640rsquoEnkele woorden uit dit vocabulaer heeft Verwoert niet overgenomen Het zijn

Cren Fiel Foncke Flosselinck Galle Glyde Houts Hanswalter Har KnagelinckMijnen Quyen goffere Quinckere Rumsen Sluymerix Voppen ZickuszVan eenige critiek bij t overnemen is mi echter geen sprake Woorden die beslist

nooit gebruikt zijn als abon distel Par P geeft Verwoert wel1))Wanneer hij van een woord een spelling geeft die afwijkt

1) ABON de B berust op een zetfout en moet zijn D ADON = Hebr ADAUNOI DISTEL moet zijnDIFTEL = Hebr TEPHILOH Het Gotische logotype ft is als st gelezenPAR P deze afkorting is niet te verklaren en nooit gesproken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

117

van die welke in de L e g e n d e staat dan heb ik dat woord laten staan en in eennoot op de afwijking gewezenDe tweede door V e r w o e r t in dr geheel opgenomen woordenlijst is het

Woordenboek Bargoens en Nederduitsch voorkomende in Cartouche of de GestrafteBooswigt uyt het Fransch in Nederduitsche Vaerzen nagevolgt Te Am s t e r d am Bij J o h a n n e s d e R u y t e r 1 7 3 1 In tegenstelling tot dit Bargoensch heet het hier ook afgedrukte uit t Liber

Vagatorum lsquoOud BargoenschrsquoIn de afdeeling Nederduitsch en Bargoens woordenboek komen nogal veel

woorden voor die in de Bargoens en Nederduitsche lijst niet verwerkt zijn Verwoertheeft alle woorden uit beide lijsten zorgvuldig overgenomen en met een 18 (18eeeuw) gemerkt Een enkel woord vond ik niet vermeld maar van critiek is hier geensprakeOp enkele punten wil ik wijzenBekke fettoe Dit geeft V apart op Cartouche heeft Kayle bokke toute moule

(moele) bekke fettoe Part of deel van het gestoolene Verwoert neemt alleen overBekke fettoeBlag die op de kit past Cartouche meldt Bing die op de kit past deurbewaarder

De verandering Bing in Blag is opvallend t Woord Blag komt inderdaad voor tHennese Flick van B r e y e l l kent Blag in de bet man t Komt ook voor in samenstals Blagelaumlpper dokter Krabbelblag schrijver enz Toch teekent V deze uitdr met(18)Een volgend geraadpleegd werk is Mr JJD N e p v e u Een Bidders-oproer

Uit Verzamelde verhalen 1e deel Utr 1852 Afzonderlijk was dit verhaaltje alverschenen in Aurora 1842 (uitgekomen 1841) Men verweet Nepveu geput tehebben uit het Belgisch Museum van 1841 Hij wijst deze beschuldiging met eenigeverontwaardiging van zich en beweert het bewuste artikel niet gezien te hebben tKan best kloppen En Nepveu egraven Belg Museum hebben de Legende benutNepveu heeft bovendien nog enkele woorden uit Cartouche en drie woorden

die misschien wel gehoord zijn Ik kan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

118

ze tenminste niet thuis brengen Op plusmn 70 woorden is dat nu niet zoon sterk bewijsvan zelfstandigheid En de verontwaardiging van Nepveu maakt wel een beetjevreemden indruk De studie die hij zegt gemaakt te hebben zal wel in het verzamelenvan woordenlijsten bestaan hebben Als hij vraagt of t beter was maar eendieventaal geschapen te hebben die hier te lande nooit gesproken was als bv bijde vertaling der romans van Sue ea (zie onder) gebeurd is dan zeggen ook wijneen Maar of het dan wel goed was de menschen een Barg te laten spreken datlsquoniet meerrsquo gesproken werdDe volgende woorden uit t artikel vanMr Nepveumoeten even besproken wordengeknooid ontdekt Cartouche heeft hier knoojen bekennenVerwoert heeft de bet ontdekt van Nepveu overgenomen Graauwert de duivel

De uitgaven van t Liber Vagatorum hebben gauhaertVerwoert heeft grauwert klaarblijkelijk van NepveuHorselen knorren lsquoHoor hem eens horselenrsquo De Legende heeft hier de bet

kijvenVerwoert heeft de bet knorrenKale koe morgenstondEveneens bij Verwoert Cartouche schrijft kaele koeKappen beraadslagenOok V geeft deze bet terwijl Cartouche noteert kappen spreekenMolsamen verradenAlleen Nepveu geeft dit werkwVerwoert schrijft wel over t subst molsamer uit de LegendePrerie dief lsquoHij is een prerie in zijn hartrsquoDit woord komt weer alleen bij Nepveu voor Verwoert heeft het niet overgenomenRatelen radbrakenDit woord heeft Verwoert wsch hier gevondenRoen vrouwAlleen bij Nepveu Door Verwoert overgenomen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

119

Sakken trouwenAldus bij VerwoertDe Legende heeft het veel betere woord sanckenIn de lijst heb ik aangegeven welke vormen uit Nepveu zijnEen zeer belangrijke bron voor Verwoert is geweest het volgende werk Mijn

verblijf in de gemeenschappelijke en afgezonderde gevangenis enzHier wordt Bargoensch gegeven uit den tijd waarin Verwoert zegravelf zn materiaal

verzamelde t Is dus mogelijk dat bij al de woorden die hij hieruit overnam zelfgehoord heeft Hij gaat hier ook meer critisch te werkIn t geheel staan in genoemd werkje 113 Bargoenschwoorden Verwoert neemt

er 11 niet over en 27 andersHet Bargoensch uit N i e uw e n h u i s boekje is belangrijk genoeg om hier in zn

geheel te volgen Dit is t eerste materiaal waarvan we zeker weten dat tbetrouwbaar en oorspronkelijk isM i j n v e r b l i j f i n d e g eme e n s c h a p p e l i j k e e n a f g e z o n d e r d e

G e v a n g e n i s e n e e n i g eB e s c h o uw i n g e n o v e r d i e b e i d e i n r i g t i n g e n b e s c h r e v e n d o o r

e e n o n t s l a g e n Ge v a n g e n e e n me d e g e d e e l d d o o r M r CJNN i e uw e n h u i s U t r e c h t 1858

Voorwoord

lsquoWat de schrijver van de dieventaal mededeelt die door hen in degemeenschappelijke gevangenis werd aangeleerd heb ik niet willenterughouden zij toont aan hoe de gemeenschappelijke gevangenis ookuit dien hoofde afkeuring verdient daar hij den gevangene de gelegenheidaanbiedt ommet de afzonderlijke taal der boosdoeners bekend te wordenen een bewijs oplevert hoe de misdadigers buiten de gevangenis zichdaardoor gemakkelijk herkennen en aansluiten en in de gevangenis vangedachten wisselen zonder door hun bewakers verstaan te wordenrsquo

Uit het voorwoord van CJNN

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

120

+blz 51)

+ lsquoNu begonnen de vragen de nieuwsgierigheid lokte de eene na deandere uit en ik wil mij die voor een oogenblik herinneren om den lezertevens met de zoogenaamde dieventaal eenigzins bekend te maken diewel niet zoo vloeibaar is als het fransche argot maar ook de hollandschedieven hebben hunne taal al is die dan ook een verbasterde joodscheof duitscheUit welke bajes (gevangenis) komt gij

+blz 6

+Van mokum Hei (van s Hage)Voor hoe lang zijt gij veroordeeldVoor jout heit sjone (voor acht jaar)Op een tondel mazematte (diefstal met sleutels)Neen voor het feberen (schrijven)Hoe was er het bikken (eten) en het legum (brood)Hoe is het hier vroeg ik op mijn beurtSjofel (slecht)De smerrie (tabak) de kamine (kaas) de sas (suiker) het gassel (spek)duur en sjofel (slecht) en dat alles mogen wij in de 2e klasse niet hebbenmaar met een goede sien (bewaarder) en klein minje (zilvergeld) kanmen het bekomenlsquoStikkem (stil) daar is de sien (bewaarder) weg met jou sauger (pijp)

A propos viel een ander in ken je de mottige PietJaDie is gisteren na golo bajes (ziekenzaal) gegaanHij is te mokum Olf (Amsterdam) voor capti sjone (elf jaren) met jas(geeseling) vonk (brandmerk) en das (met de strop) veroordeeld en botop verschut (heeterdaad betrapt) maar zijn kalle (bijzit) heeft nog eenmenigte kleise en fokse mazematten (gouden en zilveren sieraden)gewoere (verstoppen) gemaakt en een palmegoon (schildwacht) enkajem (jood) die hier de wacht heeft neemt nu en dan een cassaaf (brief)voor haar mede maar de flik (kaarten) en de daaijen (dobbelsteenen)zullen hem nog pijger maken (dooden)Middelerwijl hoort men onophoudelijk roepen Ik heb nog een maandlegum in de wind (brood te koop) Een ander roept wie heeft er noggemme (boter) Een derde

1) Hier schrijft de ontslagen gevangene zegravelf

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

121

die zijn laatsten cent verspeeld had en nog twee maanden brooddaarenboven schuldig was komt bij een van die woekeraars die tegen10 cent in de 14 dagen een gulden uitzetten lsquoZijn brood staat in denwind de honger plaagt hem Des anderen daags s morgens werden wij op het bureau van denKommandant geroepen waar ik mijn transport-gabbers (makkers) aantrof

+blz 9

+lsquoHet grootste gedeelte van de hier aanwezigen (verraden) niet dat zijnoude retourpaarden (noot De recidroisten () naar het fransch argotcheval de retour) - maar wel de nieuwelingen en deze zijn zijne proteacutegeacutesde meest weldenkenden vermijden hen als de pest wanneer wij iets tezamen te bespreken hebben doen wij het in het fransch dan kan onsgeen van die kaffers (boeren) verstaan

+blz 12

+beambten lieten zich gemakkelijk overhalen om lsquotegen een courtagevan 25 pct die gelden aan hunne adressen te laten afzenden

+blz 73

+Tot een proeve der opleiding in de gemeenschappelijke gevangenis hebik in nevensgaanden brief op eene beknopte wijze het leven van sommigemisdadigers naar waarheid trachten te schetsen waarvan de meestennog bestaan en hier en daar in onze gevangenissen te vinden zijn Ik hebmij in deze schets in de dieventaal uitgedrukt ten einde den lezerdaarmede nader bekend te maken (noot van CJNN lsquoDe dieventaal ofhet zoogenaamd Bargoensch maakt geene afzonderlijke taal uit maarbevat alleen een aantal woorden die slechts zeldzaam onderling vooraaneenschakeling vatbaar zijn en in de gewone taal vermengd wordenwaardoor deze onverstaanbaar voor derden wordtSomwijlen schijnt zij met nieuwe uitdrukkingen aangevuld te wordenwanneer de oude woorden te zeer bekend rakenrsquo)

+blz 74

+VriendGij verlangt dat ik u uit mijn vroegere levensjaren iets feberen (schrijven)zal en op welke wijze ik een turftrekker (zakkenroller) gokker (speler) enmarwieger (dief) geworden ben aan dat verzoek ga ik voldoen en wel inhet bargoens (dieventaal)Toen ik 12 jaren oud was sjofel geklofd (slecht gekleed) zonder frederiks(schoenen) noch minje (geld) in

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

122

de jatten (handen) en even hongerig als een kajem (jood) die bij matze(paaschbrood) zonder gemme (boter) of sas (suiker) zijn feest heeftgehouden liep ik mijn marretjes (moeders) spieze (huis) uit en geraakteaan het dwalen en knapte hier en daar een kleine mazematte op (enstal hier en daar in het klein) tot ik weldra treifel verschut (op heeterdaadbetrapt) en ter opvoeding naar het kleine bajes (het kinderhuis degevangenis voor jeugdige veroordeelden te Rotterdam) gezonden werdDaar leerde ik feberen (schrijven) en van Appie (noot Een beruchtezakkenroller) hoe men een speentje (knipje) oksenaar (horlogie) ofspinnekop (doekspeld) handelen (stelen) moet Nadat mijn opvoedingvoltooid en ik rijp voor de lessen van het gymnasium (het correctiehuiste Hoorn) was keerde ik naar mijn mraretje () (moeder) terug wier gondelspieze (h huis) niet zoo bloeijend was als vroeger want haar pol ()vergokte (verspeelde) alles wat hij grijpen en vangen kon en mijneuitgaanskas van 125 soof (gulden) was dus welkom Ik was nog zookaffers (boersch) dat ik hun alles overgaf en zij en haar pol palmden debasjes (stuivers) soven (guldens) en radden (daalders) in en toen ik eenpaar dagen later een basje (stuiver) voor smerrie (tabak) vroeg zei haarPol Jan gij zijt nu in de leering geweest ga naar den manken Albert(noot Een der bekwaamste zakkenrollers) die heeft een vertoetscher(heeler) noodig en van alles zult gij uw aandeel hebben Zoo gezegd zoogedaan de manke ontving mij vriendelijk en ik werd zijn gabber(kameraad) gij weet dat hij de knapste turftrekker (zakkenroller) van zijntijd was en met zijn alionoves (uitgestreken) porum (gezicht) en sierlijkgekloft (gekleed) in alle scholen (kerken) en voorname bajessen(concerten en schouwburgen) den toegang hadOnder zijne jatten (handen) werd ik bijna zoo knap als hij en het regendefoks (goud) en kleis (zilver) minje (geld) Wij woonden afzonderlijk en ikleefde met een jonge kalle (meisje) die met mijn minje (geld) wist rond tespringen In 1836 werd ik in de avond school waar een voorname raaf(predikant) gesproken had met zes speentjes (knipjes) die ik aan eenander niet kon afplanten (overgeven) treifel verschut (op heeterdaadbetrapt) en daleth (vier) sjone (jaren) naar het nekof (ge-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

123

vangenis) te Hoorn gebragt Leentje Cornetje liet mij in den brand maardaar mij de manke voor tijdverdrijf met de flik (kaart) en de daaijen(dobbelsteenen) had leeren omgaan om bij een verschutting (betrapping)geen gebrek te lijden wanneer ik met de kaffers (boeren) in aanrakingkwam maakte ik weldra van zijn onderwijs gebruik en verdiende binnenweinige dagen een pet vol bajes moos (fictieve munt) en werd 14 dagenlater de gabber (makker) van Polsbroeker Hein (noot Een befaamdemisdadiger die na een hevigen tegenstand te Polsbroek gearresteerdwerd) die geldschieter en kleine kantinehouder was wij hadden van een30 man meest allen gokkers (spelers) het legum in de wind (het broodgekocht) en gij begrijpt welk een leventje wij hadden Op de betaling vanden kommandant (noot Eigen gelden van de gevangenen die om de 14dagen worden uitbetaald) verkochten wij gemme (boter) gasser (spek)smerrie (tabak) kamine (kaas) en sas (suiker) en tegen 10 pct interestper soof (gulden) hadden wij altijd 30 soven in omloop en zoo gij nu zoogoed kunt rekenen als meester S het mij geleerd heeft dan kunt gijnagaan dat die 30 soven 78 s jaars opbragten zonder interest op interestte berekenen doch daarvan verstaat gij niets en zijt in de lik (gevangenis)nooit vooruitgekomen zoo als Mortje Eikel Simons Jan Aardappel ofDufour maar die vervloekte ossenpooten (dobbelsteenen) waren deoorzaak dat ik aan Pampje 125 soven (gulden) verloor in een baantje(dobbelpartij) zooals men ze alleen te Hoorn maken konGoede raad was duur en ik feberde (schreef) een loensche kassaaf(valsche brief) op den naam van een onnoozelen kaffer (boer) die ik alleswat ik weten wilde had laten smousen (verhalen) en onder het adres vanTortillard (noot Bijnaam aan een der gevangen-bewaarders gegeven)ontving ik 75 soven (gulden) waarvan hij zijn rewoghen (aandeel) kreegDufour die toezichter op de spinzaal was en mij kende voor een gogemerot (doorslepen guit) stelde mij voor om loens bajes moos (valsche fictievemunt) te maken het zink bezorgde ons W (noot Een der beambten) enop sjabus (Zaturdag) namiddag goten wij vijftigers en vijf-en-twintigersdat wij aan de kaffers (boeren) die potters waren tegen biesjes (5 cents)en basjes (tien cents) inwisselden en als er veel kleis (zilver)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

124

en foks (goud) minje (geld) in voorraad was kochten wij het tegen 5 pctop waarvoor wij een goeden passer (opkooper) hadden in denkantinemeester B die met zijn gegabte (gestolen) bajes moos (fictievemunt) geen weg wist en voor een spliet (tienguldenstuk) ƒ 1250 gaf enPiekje zijne dochter die van haar vader ganfde (stal) gaf steeds ƒ 15dat gevaarlijke werk werd eindelijk versliegend (verraden) en had deschorre bootsman (noot Bijnaam van een der gevangen-bewaarders)niet bij tijds onzemazematten (werktuigen) en het klamones (gereedschap)in het majem (water) geworpen zouden wij gescholmd hebben(geschavotteerd zijn) met jas (geesseling) vonk (brandmerk) en das(strop) en wie weet met hoeveel jaren daarenbovenZes weken daarna kreeg ik mijn goffei (vrijheid) en ging naar Mokum hei(den Haag) om met de snitsel (snoeijersschaar) te gaan werken Demeeste zijn zoo gij weet maar ik heb ze gemakkajemd (geslagen) datzij de koude koorts kregen In mellogemen (werken) had ik geen lust enwie zou mij ook in dienst genomen hebben Gij weet er van te sprekendie op uwe goffei (in uwe vrijheid) uw legum (brood) zocht te verdienenEen sien (dienaar van politie) versliegende (verried) u en gij moestopnieuw gaan marwiegen (stelen)Toen mijn minje (geld) bijna op was gaf ik mijn glimmerikken (oogen)den kost en wilde nu met tandels (valsche sleutels) handelen In hetmaken daarvan had Toon E (noot Een der bekwaamsten van dat vakdie reeds in 1807 als kind werd veroordeeld en tot heden met slechtskorte tusschenpozingen zijn leven in de gevangenissen heeft doorgebragt)mij onderwezen en gij weet dat hij er de bolleboos in is Want sabberen(diefstal met braak) is mij te gemeen en nifteren (moorden) maakt u pijger(dood)Ik ging naar groot Mokum (Amsterdam) om een gabber (kameraad) tezoeken en vond er een bij jufvrouw Krijtenb g waar al wat links is zijnrendez-vous heeft Men had er hem een gebaldoverd (aangewezen) bijeen Tofelemones (Roomsche) die elken morgen met zijne snaar (vrouw)naar de school (kerk vroegmis) ging en in dien tusschentijd moestgehandeld (gestolen) worden Ik maakte de kien (sleutel) en Marie zijnkalle (bijzit) stond op smieris (uitkijk) De mazematte (diefstal) was tof(belangrijk) en vader Arie de passer opkooper Op een tweede

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

125

mazematte (diefstal) werd ik verschut (gearresteerd) maar met mijnloenschen (valschen) naam en bij de princerij (politie) niet bekend liephet beter af dan ik gedacht had en moest ik voor capti sjone (12 jaren)naar Jan van Woerdens kasteelDaar leerde ik in de tweede klasse P kennen en werd zijn gabber(kameraad) en toen wij in de derde klasse overgingen beraamden wijmet Slome in het afgeloopen jaar om een fabriek van loensche flepjes(vervalschte coupons) op te rigten P zou die van 123frac12 op 1250veranderen en Slome die met Jijje H (noot Een jood vroeger wegensdiefstal en geldsnoeijerij veroordeeld) te Mokum hei (den Haag) in stikumfeberde (in het geheim brieven schreef) liet zich in eens een dozijn doortusschenkomst van meester K bezorgen P mellogemde (werkte) dathet een lust was maar na verloop van eenigen tijd kwam er landing(ontdekking) hoe en op welk eene wijze weet gij alsmede den afloop derzaak en zoo de bollebof (kommandant) niet was pijger (dood) gegaanen P te Leijden uitgesabberd (uit de gevangenis gevlucht) dan was heteen sjofele (slechte) boel geworden Want Jan O had ons gesliegend(verraden) maar voordat de princerij (justitie) er den neus in stak en debabbelaar (regter) aan het protocollen (proces verbaal maken) ging wasik goffei (in vrijheid) en ging naar Brussel waar mij Frits wachtte metwien ik thans naar Parijs vertrekHet spreekt van zelf dat ik nu het fransche argot moet leeren ik kenreeds het arcon (herkennings teeken) om mij tusschen de amis (dieven)en de moutons (verraders) niet te vergissen wij zullen goupiner agrave la tire(zakkenrollen) op de bogues dorient (gouden horlogien) op broquilles(oorbellen) en foufiegraveres (juweelen) want ik wil een pegravegre de la grandevernis (parijsche dief) worden en ik hoop dat het mij gelukken zal metden Quart doeil (commissaris van politie) den curieux (regter vaninstructie) de patrague (patrouille) en met de marchands de lacet(gendarmerie) in geen aanraking te komen en gaan dan met decamelottes (gestolen voorwerpen) naar groot Mokum (Amsterdam) terug

Gij ziet dat ik al vrij ver in mijne spraakkunst gevorderd ben en dat het uwelga is mijn wenschUw vriend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

126

Een volgende bron waaruit Verwoert putte is De verborgenheden van Amsterdamdoor L E i k e n h o r s t 4 deelen Am s t e r d am 1844Hierin worden volgens V boeven sprekende ingevoerd Het is mij niet mogen

gelukken een exemplaar van dit werk in handen te krijgen Geen onzer UnivBibliotheken bezit het Mocht iemand van mijn lezers een exemplaar bezitten ofweten waar ik het vinden kan dan zou hij mij met eenige mededeeling ten zeersteverplichtenV e r w o e r t vermeldt ook nog lsquoKunst en Letterbode van 1841rsquo waarin men vindt

lsquoeenige der woorden van het Argot of de fransche dieventaal voorkomende in deldquoMystegraveres de Parisrdquo overgebragt in het bargoens of Hollandsche dieventaalrsquoHoewel hij het niet uitdrukkelijk mededeelt blijkt uit de lijst dat V ook deze

woorden heeft overgenomen Maar klaarblijkelijk weer critisch jedemme oogen bvis weggelatenEen fout bij Verwoert is de opgave van het jaar van verschijnen van V e r n eacute e s

artikel Het staat nl in de Alg Kunst- en Letterbode van t jaar 1844 no 13Het artikel van V e r n eacute e is oorzaak van een ander artikel in K en Letterbode

1844 no 48 t Is een brief in t Bargoensch die de heer Verneacutee ontving van A en ZHoewel Verwoert dezen brief meldt bij de hem bekende literatuur over Bargoensch

heeft hij het woordmateriaal niet verwerkt t Heeft dus geen zin den heelen briefop te nemen vooral waar hij gemakkelijk te vinden is oa in van G i n n e k e n sHandboek II blz 126 Eeacuten zin er uit wil ik toch even naar voren brengen lsquoGij geeftons kajumstaal in plaats van zuiver marwiegsrsquo waar dus uitdrukkelijk verschil gemaaktwordt tusschen Jargon (kajumstaal) en Bargoensch (dieventaal) een verschil datbijna nooit in t oog wordt gehouden Nu is dat wel lastig waar tusschen hetBargoensch zooveel Jargon zit In een artikel in Tijdschr voor Taal en Letteren JanMaart 1922 heb ik de volgende onderscheiding voorgeslagen lsquoIk versta onder Jargoneen geheimtaal die voor t grootste

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

127

deel Joodsche woorden bevat Tegenover Jargon staat Bargoensch dat bijna geenJoodsche elementen heeft En tusschen Jargon en Bargoensch is een geleidelijkeovergangrsquo Dat lsquobijna geenrsquo zou ik veranderd willen zien in lsquovoor t kleinste deelrsquoMaar de onderscheiding moet gehandhaafd blijven In lsquoVakkringenrsquo gebeurt datook1)In 1861 toen hij zijn Bargoensch-lijsten waarschijnlijk al lang af had schreef

Verwoert in de Navorscher no 5 Nieuwe Reeks 1e Jrg 1861 een oproep waarin hijzn lezers verzocht hem in te lichten omtrent de Bargoensche woordenlijsten diehun bekend mochten zijnIn Navorscher no 9 krijgt Verwoert antwoord van Bt Deze geeft op een exemplaar

van de Legende uit 16492) en een uitgave van 1688 die Dr A de Jager in eigendomhad met de woorden haer-tael op den titelDit is de heele oogstOp pag 81 van t handschr noteert Verwoert nog enkele plaatsen waar

Bargoensch te vinden is Maar voor zn woordenlijst heeft hij dit materiaal nietverwerktHij noemt De bedriegerij van Cartouche of de Fransche Roovers door P

L a n g e n d i j k Amsterdam 1732 In dit blijspel komen veertien Bargoenschewoorden voor die me wel oorspronkelijk lijkenHet blijspel De Gelukte List of Bedrooge Mof meldde ik reedsEr is nog eacuteen zeer belangrijk door Verwoert gememoreerd woordenlijstje dat Mr

WJv H ame l s v e l d publiceert in Bijdragen tot het Lijfstraffelijk Regt Amsterdam1817 v Hamelsveld heeft het proces geleid tegen enkele leden van de groote bendevan Jan de Brabander3) en twee en dertig

1) In L o c h e m spŕak het jongere geslacht uit een door mij onderzochte familie Jargon waarde vader Bargoensch kende In H a a k s b e r g e n werd me bij verschillende woordenuitdrukkelijk gemeld lsquoDat is Joodschrsquo

2) Verwoert heeft toen in zn handschrift een 0 in een 9 veranderd hoewel hij toch t exemplaarvan 1640 moet overgeschreven hebben

3) Ik ben bezig met het nazoeken van de processtukken tegen de heele bende Er zit welBargoensch materiaal in Maar groot is de oogst niet totnogtoe

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

128

woorden gepubliceerd die bij deze bende in gebruik warenDoor vriendelijke bemiddeling van dr M e i l i n k van het Algemeen Rijksarchief

ben ik tegelijk met de processtukken van Jan de Brabander in t bezit gekomenvan een in het archief van het Hof van Holland gevonden woordenlijst in handschriftlsquoTenzaeme gevoegt opstel van de zoogenaemde Bourgondische Dieventael alsmeede van de Joodse dieven en Landloopers Taelrsquo1) Voorloopig heb ik ze benoemdHs 1769 A (Bargoensch-Hollandsch) en Hs 1769 B (Hollandsch-Bargoensch)B is het oudste A is naderhand uit B bewerkt en tamelijk nauwkeurig Bij mijnweten is dit handschrift nooit gepubliceerd Maar Verwoert moet het gekend hebbenHij heeft er uit geput Maar zoacuteo slordig is het materiaal behandeld dat ik nietaanneem dat Verwoert het handschrift zelf in handen gehad heeft t Is duidelijkgeschreven En Verwoert zelf is vrij secuur Dat blijkt me uit t overgenomene vanC a r t o u c h e en t L i b e r V a g a t o r um Maar nu geeft hij zulke slordige foutendat ik geloof dat iemand anders voor hem een uittreksel gemaakt heeft Ik kananders ook niet verklaren waarom hij van de plusmn 290 woorden uit Hs B er 189 heeftovergenomen Bij de ontbrekende zijn toevallig () alle woorden waarbij een beetjeuitvoerige tekst staat De helper van Verwoert schijnt bijzonder veel haast gehad tehebben Hij heeft soms gewoon in eacuteeacuten kolom een regel te hoog gelezen Vgl TappertStubeler en Blij (Hieruit oa blijkt me dat van Hs B gebruik gemaakt is)Verwoert noemt trouw zijn bronnen Over deze zwijgt hij echter ik voor mij geloof

te goeder trouw Hij heeft dunkt me van iemand een lijstje ontvangen zondervermelding der bron met de mededeeling dat dit geheimtaal bevatte En hij heeftgemeend dat het modern-Bargoensch was en heeft het ingevoegd in zijnwoordenlijstt Is voor ons echter een vingerwijzing met Verwoerts

1) Ik hoop het handschrift binnenkort te publiceeren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

129

materiaal voorzichtig te zijn Ik heb de woorden hoewel ze niet uit de 19e eeuw zijnniet willen schrappen Ze zijn echter vet gedrukt En bij ieder woord heb ik deverhouding tot de handschriften aangegevenEr blijven nu toch nog van Verwoert plusmn 735 woorden over En daarvan vind ik er

maar 177 bij K ouml s t e r -H e n k e 1) waarvan het materiaal toch zoo ongeveer uitdezelfde kringen stamt als dat van Verwoert En van die 177 zijn er nog plusmn 80 vanJoodschen oorsprongMen ziet hoe gauw dit materiaal verdwijnt Het Joodsche element er in dat van

vaste punten uit versterkt wordt houdt het het langst uit en vinden we eeuwen doorVoor een studie van het leven in deze taalgroep is het noodig veel materiaal te

hebben uit kort op elkaar liggende tijdvakkenVerwoerts verdienste is dat hij ons een rijke bijdrage geleverd heeft uit de eerste

helft van de 19e eeuwDe woordenlijst volge nuDe woorden zijn lexicograf-alphabetisch gerangschikt - bij Verwoert stonden ze

alleen alphabetisch wat de eerste letter betreftDe vetgedrukte woorden zijn uit Hs 1769 A en BDe spelling der Hss is behouden - behoudens enkele taalen schrijffouten

AANFEILEN2) (18) Met geweld nemenAanfocken aanjagen

Met een sosser aangefockt Daar komt iemand te paardaangejaagdHs 1769 A Aanfocken aanjagen Aangefockt met een SossenDaar komt iemand met een paard aangejaagdB Aan Jager aanfocken daer komt Imand te Paerd aengejaegtmet een Sossen aengefokt

AANFOCKER aanjager

1) De Boeventaal met een voorwoord van WLH Koumlster - Henke Dokkum 19062) foutief afgeschreven voor aan fellen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

130

AANKLAMPEN aansprekenAANKNEISEN aankijkenAANSCHOELEN aansprekenAANSLAAN (een loensche tandel of kien) beproeven of een valsche sleutel ophet slot pastAANSLAAN OM DE MASSEMATTEN TE HANDELEN plan van een diefstal ontwerpenACHTER DE SCHUINE DEUR in de bank van leeningAFLEGGEN nazienAFMETKAIEM afslagAGER AGEREN ander anderenAggelen eten

Hs 1769 A nietB Botten of Aggelen Eeten

ALIONOVES PORUM uitgestreken gezichtAMGE volk menschen Baayes of spies is amge de menschen zijn thuisATOEN open

t Is mogelijk dat er atven staat

AYE (mokum) AlkmaarBAANTJE dobbelpartijBAAYES of spies Gevangenis ook huis tuchthuis

Baayes of spies is amge de menschen zijn thuisBaayes of spies is bezoek de menschen zijn uitSjofele Baayes slecht tuchthuis

BABBELAAR RegterBADDERIK of BATTERIK schip schuit vaartuigBaffe de val de deur openen

Hs 1769 A Baffen openen Baffenen de val de deur openenB Baffen de val openen de deur vgl Val

BAJESSEN concerten en schouwburgenBALDOVENAAR Iemand die een diefstal aanwijstBALDOVEREN afkijken afloeren zien bespieden

Hij heeft de massemat gebaldoverd hij heeft de diefstal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

131

afgekeken De lekijve baldoverde mij de meid bespiedde mij

BALLEBOOS (van t baayes) Directeur of commandant der gevangenisBALLEME aanstaan

Dat massematje ballemt mij niet die diefstal lijkent mij niet

BALMAGOONE (ook Palmegoon) militairBalmagoone op smieris op schildwacht staan

BANJERT SPELEN als een groot heer levenBANJERTS heeren

Eerste banjerts voorname heeren

BARGOENS dieventaalBARRESEWEL JoodBASJES of BIJSBAS stuk van tien cents dubbeltjeBATTERIK of BADDERIK schip schuit vaartuigBATTERIKVOERDER schipperBEHEIME koeBEISJE stuk van vijf centsBEITSEKRIE SNIJDEN rampen ondergaanBEKAAN ontvangerBEKAAN thuis

Amge is bekaan de menschen zijn thuis

BEKAAN krijgenBELS wambuisBEMOEYAL advocaat

Gognumste bemoeyal slimste advocaatGisse bemoeyal knappe advocaat

BENGEL kettingTik met de bengel horloge met ketting

BENIJSORELF JoodBesiastert zijn dronken nat zijn

Niet in Hs 1769 A1769 B Buys zijn of besiastert sat zijn vgl Buys zijn

BESOLMEN betalenBestiepen krijgen

Flienkert bestiepen blauwe keel krijgen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

132

Hs 1769 A Bestiepen bij de keel krijgenB Flinkert bestiepen blauwe keel krijgen vgl Flienkert bestiepen

BETOEFD (gogum) loos (bij de hand)BETOEGD (BINNEN) rijkBEZOEK thuis

Baayes of spies is bezoek de menschen zijn thuis

BEZOEK MAKEN open sluitenBEZOEKEN bestelen

Wij zullen hem eens bezoeken wij zullen hem eens bestelenIk deed daar een bezoek ik deed daar een diefstal

BIKKEMENTEREN maaltijd houdenBIKKEN etenBIKS doos

Loense biks koperen doos

BINK ook BOL man manspersoonHs 1769 A en B alleen Bink Hoeft niet overgenomen te zijn

BINNEN BETOEGD rijkBISSCHOPPEacute praatje voorwendsel

Ik maakte zoo mooi mijn bisschoppeacute ik spelde hem zoo netjes watop de mouw

BLAUW LAKEN loodBlauw laken handelen lood stelen

BLAG DIE OP DE KIT PAST (18) Deurbewaarder(In Cartouche 1731 staat Bing vgl Inl blz 117)

BLANKE FLIEZEN rijksdaalderBledeman Bledemientje BLYRIK MIENTJE schaap

Hs 1769 A en B Blederman of Bledermentje

BLETTE GEHOLGT gemistBLIEKE gespen

Crime blieke zilveren gespen

BLIKKERS oogenSpan de blikkers eens kijk eens scherp uit

BLINKERS diamanten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

133

Blinkers vinden diamanten stelen

BLINKERS BEDEKKEN zich vermommenBLOEDEN betalenBLOEDVIN beurs ook kniptaschje of beugeltje

Moos in de bloedvin geld in de beurs

Blij sprekenHs 1769 A en B Blij spion Spion staat in B vlak boven spreekenIk vermoed dat Verwoert - of wie dan ook - zich hier vergist heeftvgl kout en stubeler

Boekke broekHs 1769 A Boekke broekB Truy of Boekke broek Truy niet bij Verwoert

BOL Man manspersoonBOLDOVENEN aanwijzing tot stelenBOLLEBOF (ook Bolleboos Balleboos) VAN T BAAYES directeur of commandantder gevangenis

- der sienemers directeur van politie- der palmegoons generaal- van de Linke president- van de princerij hoofd der politie of justitie- van de mispet procureur crimineel of van het Hof- van t melogen opperste van de werkzaamheden

BOLLEBOF opperste van een of anderBOLLEBOOS regterBOLS diakenBONJER SCHIETER betrappen mislukken

Hij schoot mij bonjer hij betrapte mij op de daadIk schoot een bonjer het mislukte mijHs 1769 A en B Bonje geschooten Als zij in de maling zijngekomen van t gemeene volk V is hier zelfstandig

BONSEN aardappelenBorgoenskluit nachtslot

Hs 1769 A Bouacutergoens kluijtHs 1769 B Boergoins kluyt een nagtslot

Bosschik Bosch (een)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

134

Hs 1769 A en B idem

BOX broekBoxen stelen

Hs 1769 A Boxen steelenB Boxen maggelen of Tioren krimmelen steelen vgl maggelenTioren en Krimmelen niet bij V t Is ook mogelijk dat er Fioren staatHs A schrijft Fiosen wat zeker niet in B staat

Brederik wegHs 1769 A Brederik een wegB Friem1) Brederik of Forach1) die men staaje weg een weg diemen gaat vgl Triem die men slaaje

Brisselen openbrekenHs 1769 A Brieselen openbreekenB Brieselen of Ithakker oppin t Is niet duidelijk wat hier staatSchakker op in kan t ook zijn Zie It hakker op in en schoker

BROMMER ketelKaffere brommer koperen ketel

BRONJE boorBUIZER (18) (PLOMP) Emmer ook ketel

Om plomp laten staan Verwoert vat plomp verkeerd op t Beteekentwater bij Cartouche

BUIZIG dronkenBuacutelliauw beul

Hs 1769 A Buacutelliauacutew beulB idem

BULTEN kramenBULTPIJ dekenBULTVLOK bedlakenBuys zijn dronken zat zijn

Hs 1769 A Buijs zijn zat zijn1769 B Buys zijn of besiastert sat zijn vgl Besiastert

1) Er staat inderdaad F1) Er staat inderdaad F

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

135

BIJ of BEIS tweeBIJSBAS of BEISJE Dubbeltje stuk van tien centsCALF christenCamberon kramer venter

Hs 1769 A Camberous kamerB Een camberous of hits een kamerKramer is verkeerd gelezen en de vertaling venter is van VerwoertHits heeft V niet overgenomen

CANTINE kroeg in de gevangenisCAPORE dood kapot

FLIKT HEM CAPORE maak hem kapotHs 1769 A Capore hem doen kapot maken moordenvermoordenB Hakt hem mol of stikt hem capore Maekt hem capot Hoeft nietovergenomen te zijn hoewel de Ned vertaling het doet vermoeden

CAPTI SJONE twaalfCapucies Militair officier

Hs 1769 A en B Capucees officier militair

CASKENE drinkenJajim caskene brandewijn drinkenWij zullen niet veel caskene de moos is knop een kop wij zullenniet veel drinken het geld is weinig een krop (Wat V hiermeebedoelt weet ik niet)

CASSAAFJE briefjeEen cassaaf feberen een brief schrijvenNossen hem stikum dit - geef hem stil dit briefjeLoensche cassaaf feberen een valsche brief schrijven

CASSAFIN postkantoorGrandige van de cassafin directeur van t postkantoor

Charo degenHs 1769 A Charo een degenB Een steggerig of charo een deegen (Vgl steggeris)

Clamot geneverHs 1769 A Clamot Jenever

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

136

B Clamot gevinkelde gegem Sourem of Neuri (Vgl Gevinkeldegegpa Neuri Sourem

Cleijt serk olieHs 1769 A B Cleijtsert olie

Coddele molenHs 1769 A Coddeler MolenB Swigt of Coddele moolen (vgl Swigt)

COGER NEEKOF cachotCOK marktCOLGEM tafelConser deken

Hs 1769 A en B Confers dekens (Verkeerd gelezen)

Conser duisterHs 1769 A en B Couser duisterHier is van verkeerd lezen haast geen sprake Beide Hss hebbende us ter onderscheiding van de ns met een accent gemerkt

Crime blieke zilveren gespenHs 1769 A Crime Blocke zilvere gespenB Crime Blocke of Routschellen zilvere Gesp (Zie Routschellen)

CRIME (GRANDIGE) presidentDAAYEN dobbelsteenenDALETH (Dollet Dolk) vierDALLOS OOK NAVIGE niets

Wij hebben een dallos opgeloopen wij hebben niets opgedaan

Deelis deurHs 1769 A en B Dielis deur

Deen nachtHs 1769 A Deen NachtB de Leijel of Deen de nagt

DEEN DEELIS deurDeen bezoekmaken deur opensluiten - sabberen de deur breken- vernollen de deur sluitenDe deen of deelis is vernold de deur is gesloten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

137

Deen opsmikken zonder draayers De deur openen zonder sleutels(vgl deelis)

DELAPPEN luisterenDELLOP aandeel (zie gellep)DEY moederDIBBEREN spreken gesproken

Loume dibberen niet spreken

Dieperik kelderHs 1769 A idemB Dieperik of mattaf (vgl Mattaf)

DIKBUIK flesch met sterke drank gevuldDilletje meisje

Hs 1769 A en B Dilletje meisje

Doeft kerkHs 1769 A Doest kerk (berust op een verkeerd gelezen st)B Doeft kerk

DOESBOF DOEFT KerkDOF dom onnoozelDofis gevangenis

Hs 1769 A en B Dofis gevangenhuis

DOLK vierIemme dolk Woensdag

DOLLET OOK DOLK DALETH vierDOLLET twaalfDOLLET OF IEMME DOLK WoensdagDOLLET (MOKUM) DelftDOLLINGER (17) gehangene

De Legende heeft Dallinger hangman (beul)

DOLMEN slapenDOLMNIESE slaapvrouwDOLM SCHOORE degenDOLMSPIESE slaaphuisDOMENIJ zwartververDon rug ruggegraad

Hs 1769 A Dow de rugB den Don den rugh

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

138

t Zelfde hs heeft ook Fonk op den Douw Brandmerk op den rugh(vgl vonk brandmerk)

DOORSLAAN bekennen ook sterk op iemand afgevenHij heeft doorgeslagen hij heeft bekendHij sloeg op hem door hij gaf sterk op hem afIk werd gesjeft maar heb niet als moonsser1) doorgeslagen ik werdbetrapt maar heb niet geklapt

DOS koekDRAAYER sleutel

Deen opsmikken zonder draayers de deur openen zonder sleutels

DRAVER paardDRUKKERS signetten

Fokse drukkers gouden signettenLoense drukkers koperen signetten

EERSTE BANJERTS voorname heerenEGET eenEGGASSIE petEILEYER dom onnoozel

- duivel onnoozele drommel Verneacutee heeft Eileya

EPPISE zijden stofEIJTSEF tabakFAKKELEN of FEBEREN schrijvenFEBERAAR UIT HET BAAYES schrijver der gevangenisFEBEREN of FAKKELEN schrijven

In stikum feberen in het geheim brieven schrijvenEen cassaaf feberen ook fakkelen een brief schrijven

FEEMSTEKER ringFIARO bordFIKS MET DE LOOPJES met gaauwigheid steelenFILEREN aanzetten slijpen

Mijn nijft fileren mijn mes aanzetten

FLEPJES coupons

1) Vgl Moosser Verw heeft de n later ingevoegd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

139

Loensche flepjes vervalschte coupons

Flienkert bestiepen keel blauwe keel krijgen (vgl bestiepen)FLIKKEN IN DE FONKEN in het vuur stekenFlikt open maak open

Hs 1769 A Flikken Flikt open steeken steek maak openB Flikt open maekt open

FLIKKEN of FLIK spel kaartenFLIKKEREN smijten wegwerpen

Hij flikkerde hem ter neecircr hij smeet hem ter nederHij flikkerde de massematten in t majem hij wierp het gestolengoed in t water

FLIKT HEM CAPORE maak hem capotFlisteren schaar of scheer

Hs 1769 A Flistere scheerenB Flistere scheer

FOFFERAD drie gulden(lees Tofferad)

FOK brilLoensche fok koperen bril

FOKKEN (VOORBIJ) voorbij gaan (vgl Stoetsen)FOKKENDE GEEUWERT kleine jongenFOKS of FOX goud

Fokse glinster gouden bril- mienje goudgeldFoks melogener goudsmidFokse biks gouden doos- oksenaar gouden horloge- slang gouden ketting- speentje gouden knipje- feemsteker gouden ring- drukkers gouden signetten- tantel gouden sleutel- joeter (spliet saldsoof) gouden tien gulden stuk- fijne feemsteker gouden ring met diamanten- spanders gouden gespen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

140

Fonken branden ziedenHs 1769 A B Fonken braden

FREDERIKS voetenFREDERIKS FRIEGERS laarzen schoenen

Frederiks hooren schuieren hooren loopen voetstappen hooren

FRIEGERS (frederiks) laarzen schoenenFromme hout

Hs 1769 A From houtB Swieter Trom() of Swigter hout (vgl Swigter Swieter)

GAAYES OM GAAYES GAAN stervenGABBER kameraad

Hs 1769 A en B Cabber kameraatHoeft niet door V overgenomen te zijn

GADDESE OOK GADDEN SAELE hervormde kerk(Lees Soele)

Gajie boerinHs 1769 A en B Idem

GALF dolk mesGALGENBOSCH1) (17) priesterhuis of woningGALLAGT pastoor

Hs 1769 A Gallagh Roomsch PastoorB Gallagh of Primer R PastoorGallagt zal wel niet overgenomen zijn t Is een algemeen bekendwoord

GALLOME BEZOEK vensterglazenDoor vensterglazen inbreken

Gannif diefHs 1769 A Gannif diefB Ganniff dieff

GANNIFFIER iemand die kleinigheden steeltGAPER (VERKNOEYENDE) verraderlijke mondGarbepin kooper

1) Legende Gallenbosch

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

141

Hs 1769 A en B garkepin kooperIn B is uitdrukkelijk het lidwoord weggelaten en kan wel eens destofnaam koper bedoeld zijn

GASJE petGAZ straatGEBOLSTOVERD prijzen aangeprezenGEEL AAN HET LIJF HEBBEN goud bij zich hebbenGEBEEUW1) geraasmaken roepenGEBOMMERE uurGEBONJES OOK GLIMMERSEN vensterruiten glasruitenGEBROEISEL medeplichtigGEDALAST arm armoedigGEDOOZEN maandGEELGATJE zeemlederen lapGEES vrouwspersoonGEEUWERT (FOKKENDE) kleine jongenGEFLOTEN gestolen

Gefloten moos of gegabte moos gestolen munt

GEFOETERD2) getortueerd gepijnigdGEGABTE gestolenGEILIVEN zakkenrollenGEITERIK hokGejast gegeeseld

Hs 1769 A en B idem

GEKLOFT gekleedgrandig gekloft goed gekleedschorem gekloft gering gekleed

GEKNOOID ontdektGELLEP aandeel buit

Mijn gellep in de massemat mijn aandeel in het gestolene

GELOONJES glasruiten

1) Verw heeft een h in Cartouches lijst Nederl-Barg voor een b aangezien Daar staat Geheuw2) Cartouche geeft gefoekert en gefoeterd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

142

GELOONJES PIKKER glasruiten instooten of stuksnijdenIemand (die) bij avond uitgaat om in winkelhuizen de ruitenbehendig in te stooten of stuk te snijden en dan daardoorvoorwerpen steelt

GEMME boterGeplakt gebrandmerkt

Hs 1769 A en B idem (vgl gevonkt)

GERATELT geradbraaktGESCHIVESSE getuigen

De geschivesse zijn plat de getuigen zijn omgekocht

GESCHUT WORDEN in hechtenis genomenGESCHINNESSE getuigenGESCHUURD gegeeseldGESIBE (LOENSCHE) valsch geschrift

Op loense gesibe hollege op valsche papieren reizen

GESJANKTE MOS OF NIESE getrouwde vrouwGESJOCHTEN geen geldGESNOOFD gekekenGevelen boeyen binden

Zie loeyen en peperenHs 1769 A Geesselen bindenDit woord heeft B ook wel doch daarnaast gevelen wat A nietgeeft

GEVELS koordenHs 1769 A en B gevelts koorden

Gevinkelde gegpa geneverHs 1769 A gevinkelde GegemB geeft Clamot gevinkelde gegem Sourem of NeuriIk vermoed dat gegem Sourem bij elkaar hoort Gegem = jajimhebr jajin wijn Sourem = Sacircraph branden vgl TwentschjanzorefAls gevinkelde een adj is bij gegpa dan beteekent t woordhetzelfde als gegem Sourem gevinkelde = gebrand Dan is t gelijkte stellen met Rotwelsch Finkeljochen = jenever (vgl Clamot enSourem)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

143

GEVONKT gebrandmerktHs 1769 A gevoenktB gevoenkHoeft niet overgenomen te zijn is algemeen

GEWASSCHEN ervarenGewasschen margiewers ervaren dieven (lees marwiegers)

GEWERBER kameraadGEWOERE MATZEN verbergen bewaren

Maak dat gewoere voor mij verberg of bewaar dat voor mij

GIBBEREN nemenGIF OOK GOGNUM slim verstandigGILLES HANDELEN binnensluipen

In den schemeravond uitgaan om in de huizen te sluipen en water voor de hand ligt te stelen

GILLES STAAN (OP) afloeren afgeloerdGIMMEL boterGINKELEN bordelerenGINNISKE OF GINNIKSE winkelhuisGIPPESEN ligchamelijk onderzoek naar gestolen goederen door de Justitie ofpolitie

Hadden ze mij gegippesd dan had ik bot op zwendel of treifelgeweest hadden zemij aan het ligchaam onderzocht dan hadmengestolen goed bij mij gevonden en de zaak had bloot gelegen

GIS achtGISSE kundig knap

gisser leep leper

GISSEN wisselen iemand die bij wisselaars of ook in het klein geld gaatwisselen en dan behendig iets in den mouw weet te krijgen Op dat ambachtwordt wel gereisdGISTELIJN1) (17) stuk broodGLADHAART duivelGLADKAART2) (17) tafel

1) LEGENDE girselijn LV 1613 gitselijn CARTOUCHE griselijn2) LEGENDE Glathaert

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

144

GLESTERIK glasGLIMMERIK agent van politie politiedienaarGLIMMERSEN glasruiten vensterruitenGLINSTERS glazen brilleglazen

Glinsters spiezen brillenhuisje

GODEL commissaris van politieGODIN eerlijkGOF plaatsGOFFEY (GOFSIE) vrijheidGOFSIE (GOFFEY) vrijheidGOGNUM ook GIS slim bekwaam loos

Gognumste bemoeyal slimste advocaatGognumme rot doorslepen guitHij is gognumme vrijer hij is een geslepen kel (lees kerel)Gognum betoefd bij de hand

GOKKEN speelendaayen gokken met dobbelsteenen speelenflik gokken met de kaarten speelen

GOKKER speelerGolden mokum Amsterdam

Hs 1769 A en B Golden Mokem

GOLEF melkGOLLEM vertrouwen in bewaring geven

Gollem hem geen dallas ook geen navige vertrouw hem niets toeIk gollemde hem mijn dellop ik gaf hem mijn aandeel in bewaring(zie gellep)

GOM muurDoor de gom schokeren door den muur breken

Gom de dagHs 1769 A Gom dagB de Gom oft Hellig dag den Dag (vgl Hellig)

Gommen kinderenHs 1769 A en B grommenGommen zal wel fout afgeschreven zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

145

GONDEL ligte vrouwGONDELSPIESE bordeelhuisGOOI christenGOOLE gevangenisGOOLF MEDIENE KoninkrijkGRAAUWERT duivelGRANDIG BAAYES gevangenis te LeeuwardenGRANDIGE CRIME presidentGRANDIGE VAN T MOKUM burgemeesterGRANDIGE VAN DE MEILIG OF ZOON DES MEILIGS prins

- van de Meilige ook Dochter der Meilige prinses

GRANDIGE VAN DE PRINSERIJ officier van JustitieGRANDIGE SERRORE regter van instructieGRANDIGE TOESPIESE groot heerenhuis

- der Sienen of prinserij commissaris van politie- van de cassafin directeur van t postkantoor- der palmagoons of grandige bol hoofdofficier schout

Grannig Heeren van t geregtHs 1769 A Grannug De Heeren van den GeregteB De Graniig De Heeren van den Gerechten

Grens schuurHs 1769 A en B idem

GROBBEREN bij avond rondloopen of hier of daar een raam open isGROENTJE theeGROM klein kind

(vgl Gommen)

GROOT MOKUM AmsterdamGroot mokum baayes gevangenis te Amsterdam

GROOTPURIM beitelGIJLEK DOEN deelen

Gijlek met de gellep doen de buit gelijk deelen

GIJLIK zamendoenGYMNASIUM correctie huis te HoornHAGGELEN avondeten nemen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

146

HAGGELEN of AGGELEN etenHANDELEN (iemand) in t algemeen iemand bestelenHASPERLINK garenHAUSWALTERS laarsen schoenenHEEREN LOGEMENT huis van correctieHEITBAS ook HEITJE HIJ kwart guldenHEITJE kwart guldenHELEM SCHIFEERE of SJIFERE als er voor een pakhuis in vaatwerk gepaktewaren naar boven worden getrokken helpt men een handje maar knakt meteen knipmesje al helpende een van de raaktouwen onder het opstijgenmeestalbrekende stort het vat of wat het zij naar beneden op straat in stukken danhelpt men verder maar stopt tevens wat men kan vol en gaat henenHellig de dag

Hs 1767 A en B idem

HENGELEN collecteeren liefdegiften inzamelenHespe wijn

Hs 1769 A idemB Hespe Meijem Souacuterem of Mool wijn

HIFTEN openschuivenriemen hiften ramen openschuiven

HIMPKE DuitscherHIN horlogieveerHOEF brood

Hoef gebot brood gegetenDrooge hoef gebot droog brood gegeten

HOEFT broodHs 1769 A Hosje of Hoest broodB Hosje leggem hoest of MaroDe vorm hoeft van Verwoert is beter

Hoeree schoolmeesterHs 1769 A en B idem

HOKKEN zamenleven met eene ongehuwde vrouw zamenwonen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

147

HOLLEGE (HOKKEN) zamenleven met een ongehuwde vrouw zamenwonenHOLLEGEN HOOGSTAPELEN rondzwerven rondreizenHONKE pijp

(zie horentje horeker)

Hoogerik zolderHs 1769 A Hogerik zolderB Hogerik of Tappert solder (vgl Tappert)

HOOGSTAPELEN rondzwerven rondreizen (zie hollege)Met loense gesibe hoogstapelen met valsche papieren bij de huizenrond reizen om het zij voor een voorgewende brand als andersgeld op te halen

Hoorniekeltje koe(zie Hornikkel)Hs 1769 B Hoornickeltje koeDe c is als e gelezen

HOOSSEN kousenHoreker pijp

(zie horentje honke)Hs 1769 A nietB Een horeke of Horntje een pijp

Horentje pijp(zie horeker honke)Hs 1769 A en B Horntje een pijp

Hornikkel koe(zie Hoorniekeltje)Hs 1769 A Hornikkel koeB Hoornickeltje of een Hornikkel een koe

HORSELEN1) knorrenHUCHT galgHIJ DonderdagIEMME DOLK WoensdagIMMES waarheid

1) Uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

148

IMMESE SNIJ zijden zakdoekInnert beul

Hs 1769 A en B idem

INSABEREN inbrekenINSLIEGENEN inblazen inprenten

Hij heeft hem goed ingesliegend hij heeft hem goed ingeprent wathij zeggen moet of hoe hij te handelen heeft

Instaijen inkruipenHs 1769 A en B idem

Inten pijnigenHs 1769 A Plaijen inten pijnigenB Slaijen inten pijnigen (vgl Playen)

It hakker op in openbrekenNiet in Hs 1769 AB heeft een woord dat veel lijkt op t hier gegevene Maar er kanook staan schakker op in of schokker op in We krijgen dan eenverstaanbaar woord vgl schoker beitel en Brisselen

JAJIM brandewijn- caskene brandewijn drinkenGeen moos geen - geen geld geen brandewijn

JAS geesselingJaske klerk

(Deze bet geeft V ook op in de lijst Nederl-barg Daar tevens dejuiste bet kerk in Jaske buffele)Hs 1769 A Jaske een klerkB Jaske of Zanke een klerk

JASPENAARS gevangenenJASPENEN staan

smieris gejaspend op uitkijk staan

JASSEN geesselengejast gegeesseld

JAT JATTEN hand handenJEILE MAKEN leven maken

Maak zoon jeile niet maak zoon leven niet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

149

JIM geneverJERIT paardJOED-BAS halve guldenJOED-BEYS twaalfJOED-DOLK veertienJOED-GIS achttienJOED-HIJ vijftienJOED-KIMMEL dertienJOED-OLF elfJOED-SOOF tienguldenstukJOED-SOOYEN zeventienJOED-WOOF zestienJOENT dag bij dag

(Zie jom)

JOM ook JOENT dag bij dagJomme massemat diefstal bij dag

JOM-WOOF VrijdagJOPPE goed gekleedJoussen slapen

Hs 1769 A Joussen slapenB Luijmen of Joussen slaepen

KAANTJES bollenKAF twintig

(Zie koog)

Kaffer boerHs 1769 A en B Caffer een boer

KAFFERE koper- brommer koperen ketel of aker- mienje koper geld of munt- ronde koperen pot

KAFFERINNEN boerinnenKAFFER-MELOGENER koperslagerKAFFERS boers lompKAF-JOED dertigKAJEM jood smous

(vgl kim kiem)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

150

KAJEMIN jodinKAKELAAR advocaat

Gisse - knappe advocaatGognumste - slimste advocaat

KALLE bijzit hoer publieke vrouwKALLE meid vrouw meisjeKALLEN sprekenKALF of KOOI christenKAMINE kaasKANTINE kroeg in de gevangenisKAPPEN1) beraadslagenKARTOUTS kantoor

Een kartouts handelen een kantoor bestelen

Katelerken kasteelHs 1769 A catelerke kasteelCatelerke of Prince Beijes kasteel (vgl Prince Baaijes)

KATTENBAK geldladeKattebak ligten in winkelhuizen sluipen of een boodschap makenen dan de geldlade uit de toonbank stelen

KAUSER geredKauser of tof afbrengen goed van iets afkomen (vgl tof)

KEEPEN gespenKEFFER kilff kileff hondKEPPE stil stilKESOF (bij Joden soms in gebruik) zilverKETTEN SCHIKEN of SCHIVEN bij dag uitgaan om ergens te steelen (vgl kitzeschieben)KEWOERE BERGEN begraven

Moos kewoere bergen geld begraven

KIEJERE slotvgl kiejes kluit schoget

KIEJES slotvgl kiejere kluit schoget

1) Uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

151

Kiel boterHs 1769 A en B Idem

KIEM jood smousvgl kim kajem

KIEN bewaarder van de gevangenis(vgl Sien)

KIEN sleutel(zie tandel)

KIEN ja(vgl kin)

KIENJENEN koopenHij wil louw kienjenen hij wil het niet koopen

Kilf hondvgl keffer en kileffHs 1769 A kilf een hondB Een kilf of killeff een hond

Kileff hondvgl keffer en kilffHs 1769 B kileff een hond

Kim kiem kajem jood smousHs 1769 A en B kim of kiem een smous

KIMMEL drieKIMMEL DingsdagKIMMELAAR drie guldenKIN ja

Zie kien

KIT gevangenis huis kroegIn t kitje komen gevangen worden

Kitze schieben inklimmen in huizen of winkelsHs 1769 A ketze schieben inspringen in huizen of winkelsB Idem

KITZE SCHIEBER inklimmer inkruiperKLAAR ZETTEN luisterenKLAMONIS breekgereedschap in het algemeen

(Zie klemonis)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

152

KLANKERT fleschKlasseija pistolen

Hs 1759 A Klasseija pistoolB Klasseija of Glasse Pistolen of Pistool

KLEE (loensche) ring waaraan zich verscheidene loopers of valsche sleutelsbevindenKLEIFOKKER bedelaar

Grootste kleifokker oudste van de bedelaars

KLEINE MASSEMATTEN KNAPPEN hier en daar in het klein steelenKLEIN-MOKEM BAAYES gevangenis te HaarlemKLEIS zilver

zie klijfs kijsiff kriem timtimkleise biks zilveren doos- mienje zilvergeld- oksenaar of tik zilveren horloge- slang zilveren ketting- veemsteker zilveren ring- speentje zilveren knipje- drukkers zilveren signetten- tandel zilveren sleutel

KLEIS MELOGENER zilversmid(zie timtimmer)

KLEITSE GLINSTER zilveren brilKlembosch justitie of politiedienaar

Hs 1769 A Klimbosch dienaarB Klimbosch Bedelvoogd of DienaarZie Nachteluyter en Reijnjaken

KLEMS (KIT BAAYES) gevangenisKLEMONIS breekgereedschap in het algemeen

(Zie klamonis)

KLIENJE galgNaar de klienje doen gaan ter dood veroordeelen

KLIENJENEN hangenKLOF jas

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

153

KLOFTEN goederen in t algemeen kleedenHij is tof in de kloften of in den malboerem gekloft hij is goedgekleed

Klopper horlogie(vgl knol oksenaar tik)Hs 1769 A klopper horlogieB Tik klopper of knol horlogie

Kluistert van de Stighel predikantHs 1769 A Kluijstert predikantB Predikant noemen zij Kluystert van de Stighel (over gezet ishet) een paep van de Duyvel)

KLUIT gezetKluit slot

vgl kiejere schoget kiejes Bargoensche kluit nachtslotHs 1769 A kluijs Een slotB kluijt een slot

KLIJFS zilver(zie kleis kijsiff kriem timtim)

KLIJME correctioneelHij heeft klijm gesjeft hij heeft correctioneel gezeten

KNAAK rijksdaalderKNAGELINK ratKNARS vonnis

(vgl knooi)

Knaspels stokkenHs 1769 A knaspels stokkenB krune of knaspels stokken (vgl krunen)

Kneulle kerelsHs 1769 A kneule kaerelB kneulle kevel (lees kerel)

Knille jongensHs 1769 A knille een JongeB Een knille een jongen

KNOESTEN vertellen verklikkenKNOKKEN slaan vechten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

154

Knol horlogie(vgl klopper oksenaar tik)Hs 1769 A en B idem

KNOOI vonnis(vgl knars)

KNOYEN1) niet bekennenKNUL manspersoon

Hs 1769 A en B knullen manspersoonenHoeft niet overgenomen te zijn

KNIJSEN kennenlou knijsen niet kennen

KOGER MEEKOF kachotKokelloos boer

Hs 1769 A kokalloos een boerB Een caffer hoers of kokalloos

KOOF hoorn(kan ook Hoorn zijn de stad Is niet uit te maken)

KOOG twintig(zie kaf)

KOOI Christen(vgl Kalf)

KOOKER kind(vgl kotum kotumpies kotrim)

KOOTER BAAIJES gevangenis te HoornKOOTME crimineel

Hij heeft kootme gesjeft hij heeft crimineel gezetenKootme gesjeft voor altijd gevangen zitten

KOP guldenKOPERSLAGER justitie of politiedienaarKOPGES HANDELEN diefstal doen met binden enz of zich zwart maken eenedaad plegen waarmede de galg gemoeid isKOPPERINK2) (18) schaar of scheer

1) C a r t o u c h e geeft bekennen2) C a r t o u c h e kipperink en kippening

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

155

Koro bierkanHs 1769 A en B Idem

KORTJAN hooiHs 1769 A en B idemKan oorspronkelijk zijn Is door mij herhaaldelijk opgeteekend

KOSSE broodKOTERIG klein jongKOTERUM jongenKOTRIM kinderen

(vgl kooker kotum kotumpies)

KOTSEN bekennen vertellen verpraten liegenHij heeft gekotst tegen den Sienemer Hij heeft aan den dienaarbekend

KOTUM kind(vgl kooker kotumpies kotrim)

KOTUMPIES kinderen(vgl kooker kotum kotrim)

KOUDE lijkKOUSERE goed om te stelen

Hij was kouser toen hij verschut werd hij had niets van het gestolengoed bij zich toen hij gearresteerd werd

Kout meisjeHs 1769 A kout mesB sakkem kout of schoeri een mesMeisje moet mesje zijn De fout kan ontstaan zijn doordat deafschrijver in de tweede kolom een regel te laag keekvgl Blij sakkem saccum en schoerie

KOUWEREN (geen bet opgegeven)KOVET hoed

(vgl kowerd)

KOWERD hoed(vgl kovet)

Kraagrik snaphaan geweer(zie kraakers)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

156

Hs 1769 A krakerik snaphaanB krakerik of kraagrig snaphaen

KRAAKERS snaphaan geweer(zie kraagrik)

Krakgenis schoengespenHs 1769 A krakgerrig schoengespenB een krakgerrig Schoen Gespen

KRABBEDAAYEN twistenKriem zilver

zie kleis klijfs kijsiff timtim

Krieijen schreeuwenHs 1769 A en B idem

KROMKOP breekijzer of koevoetKROP weinigKROUT GILLES (ook krouten) in de winkelhuizen loopen om te stelenKROUTERS (MELOGE) mindere bediendenKROUTEN hardloopen loopen

(vgl krout gilles)

KRUIZEN SLAAN afdrukken van sloten nemenKrunen stokken

(vgl knaspels)

Kuggen liggenHs 1769 A en B idem

KUINE kaasKURRY koffieboonenKURRYPIKKER iemand die in koffybalen met een mesje eene opening maakten zijne zakken volsteektKijsiff zilver

zie kleis klijfs kriem timtim en roepHs 1769 A idemB kijsiff kriem of roep

LAAYENEN lezenLa fouis maneschijn

Hs 1769 A Fonis maanschijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

157

B La Fonis maeneschijnHet verkeerd afschrijven van B is hier duidelijk

LAKIJVE meid dienstmeid(zie lekijve)

Lalapani koffie(zie zwartje)Hs 1769 A en B Calopani koffieHier heeft de afschrijver een C voor een L aangezien De hoofdletterC in t Hs B heeft iets van een kleine letter 1

LAMMEREN clieumlntenLAMMERT veertig

(lees dertig)

LANDING MAKEN bellenLANDING KRIJGEN verhindering krijgen of ontdekt worden bij het plegen vaneen diefstal (vgl opstoot krijgen)LANDINGMAKERIJ ontdekt worden tijdens het plegen van een diefstal verjaagdworden (bijeenroeping)Lange pennemes

Hs 1769 A en B idem

LANGE HANNES geesselpaalLangerik tafel

Hs 1769 A en B idem

LAP drostHs 1769 A en B idem

LAPJE geldLARIE SPIESE pandjeshuisLEEGUM (legem) brood

Legum in de wind brood van medegevangenen koopen

LEFFIE veel ondernemenLEGEM brood

(zie leegum)

LEILE licht(lees nacht)

LEILE MASSEMAT diefstal bij nacht

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

158

LEKIJVE meid dienstmeid(vgl lakijve)De lekijve baldoverde mij de meid bespiedde mij

LENSEN uithoorenLIF moedLigteren dienen

Hs 1769 A en B idem

Ligterik oogHs 1769 A en B Ligteriks oogen

LIK gevangenisLINK slecht diefachtigLINKE (Bollebof van de -) presidentLINKE LEIJER lantaarnLINKSCHE spionLOEF HEBBEN in het spel winnen

Hij heeft loef hij wint

LOENSCH valschLoensche tandel of kien valsche sleutelLoensche tandel aanslaan beproeven of een valsche sleutel pastLoensche cassaaf feberen een valsche brief schrijvenLoensche flepjes vervalschte couponsLoensch Ninje (lees Minje) valsch geldLoensche gesibe (op - hollege) valsch geschrift op valschepapieren reizenLoensch pieren valsch spelenLoensch kappen (18)1) valsche verklaring

LOENSCH koperLoensche fok koperen bril- biks koperen doos

LOENSCHE KLEE ring waaraan zich verscheidene loopers of valsche sleutelsbevindenLoeijen Binden en boeien

1) C a r t o u c h e kappen spreeken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

159

(zie gevelen en peperen)Hs 1769 A Loeijen bindenB Loeyen of gevelen binden

LOGERIK soldaatLOU neen niet vergeefs

(vgl Louw en Luacuteene)Lou kotsen niet bekennenLou sjoege steeken niet inprentenLou knijssen niet kennenLou sink stieken niet waarschuwen

LOUME DIBBEREN niet spreken(lees lou medibberen)

LOUW geen neen niet vergeefs(zie Lou en Luacuteene)

LUacuteENE geen neen niet vergeefs(vgl Lou en Louw)

Lufferk behangselHs 1769 A Leifferik BehangzelB Lufferk Behangsel

LULKE pijpLIJMEREN vrijpratenMAFFIE vijfstuiver stukMaggelen diefstal plegen stelen

vgl BoxenHs 1769 A Maggelen spreekenB Boxen maggelen Tioren krimmelen(Kan ook zijn dat er Fioren staat)

MAJEM waterOp majem en legum zitten op water en brood zitten(vgl mijem)

MAKAAIJEM slagMAKAAIJUMME slaan vechten

een - geven een slag toebrengengemakaayumd geslagen

MALBOEREM (IN DEN) goed

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

160

Hij is in den malboerem gekloft hij is goed gekleed

Mallin loodHs 1769 A en B Malliu lood

MANDJE paardMARRETJE moeder van een dief

Marretjes spiese moeders huis (zie mergie)

MARWIEGER UIT DE PISTOLE dief van aanzienMASSEMATTEN buit werktuigen

Massematten gehandeld hebben gestolenMassematten verpassen gestolen goederen bij een helerverkoopenSjofele massematten gestolen goederen van weinig waardeHij flikkerde de massematten in t majem hij wierp t gestolene goedin t waterKleine massemat opknappen hier en daar wat stelenLaat ons dat - eens opknappen laat ons dat diefstalletje eens doenMassematten handelen diefstal plegen stelenJomme massemat diefstal bij dagAanslaan om de - te handelen plan van een diefstal ontwerpenIemand over een - aanslaan Iemand vragen of hij een diefstal wilmeedoenHij sloeg mij aan om een m te handelenHij heeft de - gerojumd gebaldoverd of gesnouwd hij heeft eendiefstal afgekeken daaromtrent de noodige aanwijzing gedaanMassematten gepakt diefstal afspreken afgesproken diefstal

MASSOMME MASSEMATTEN HANDELEN er is goud bij te stelen (vgl Moos)Masteren klappen

Hs 1769 A en B idem

Mattaf kelderHs 1769 A Mastaf kelderB Mattaf kelder

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

161

De vorm Mattaf is de juistePfister 1812 (Kluge p 302 no 585) mattaf Keller (naast mattor)

MEFALPOLSE verhoorder ondervragerDe mefalpolser ook grannige serrore mefalpolsde mij gognummaar ik kotste niet of sliegende of sloeg niet door de regter terinstructie ondervroeg mij loos maar ik bekende niet (zie Pelse)

MEFALPOLSE(N) ondervragen(zie pelse(n))

MEILIG koningMEILIGEN koninginMELOGEJAN VAN T MELOGEN opperste van de werkzaamhedenMELOGE KROUTERS mindere bediendenMELOGEMEN werkenMELOGEN (Bollebof van t -) opperste van de werkzaamhedenMelogener smidMEM veertigMemier koopman

Hs 1769 A Memles koopmanB Memler koopman

MERG vaderMERGIE moeder ook marretje

(zie marretje)

Merl sabelHs 1769 A en B Merl hartsvanger of s(z)abel

MIETE bed om op te slapenMIGCHELEN lachenMINJE geld

(zie missomme monny moos)

MINJEN NOSSEER geldschieter op gestolen goederen(lees nosser)

MISPET (Bollebof van de -) procureur crimineel- of van het HofMISPOT hof

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

162

MISSOMME geld(vgl minje monny moos)

MOIRE inktkokerMOKUM stad in t algemeen

Mokum Rijst of Brijst RotterdamMokum Lammert majim LeeuwardenMokum Lammert Hoorn Stad Leiden- Kaf s Hertogenbosch- Olf Amsterdam- Aye Alkmaar- Jaar Arnhem- Dollet Delft- Majim Dortrecht- Heif s Gravenhage- Grouw Groningen- Sooyen Haarlem

MOLBORS goederen in t algemeenMOLLEN doodsteken om t leven brengen vermoorden

Hakt hem mol maak hem kapot

MONEJASKE kerkMONNY geld

(zie minje missomme moos)

MOOS geld(zie minje missomme monny)Geen moos geen jajim geen geld geen brandewijn

MOOS (LOENSCH BAJES MOOS) valsche fictieve munt (verdichte munt alleengangbaar in de gevangenis)MOOS MESOMME OF MASSEMAT OF HANDELEN diefstal van klinkende munt

(Zal wel moeten zijn moos of mesomme massemat handelen)

MOOSER verraderAls moosser doorslaan verraderlijk handelen

Moosjer geregtsdienaar ook spion Gids stille gids(zie weets)

MOSER DOORSLAAN bedriegen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

163

Moskero schoutHs 1769 A Moskero schoutB Schoffert of Moskero schout

MOUSJE ijzer- ribben Breekijzer of koevoet- brommer ijzeren ketel- slang ijzeren ketting- ronde ijzeren pot

MURGPIJPJE rol (katoen)MUS wambuisMIJEM water

vgl majem

Mijen wijnHs 1769 A en B Meijem (vgl Hespe en Sourem)

NA neenNACHTBAAYES nachtverblijfNachteluyte bedelvoogd (politiedienaar)

Hs 1769 A Nagt-Cluijter DienaerB Bedelvoogt of Dienaer Nagt Cluijter woutje klimbosch ofReijnjakenEr kan in B ook staan Nagt Sluiter De vorm van V e r w o e r t berustop fout lezen (vgl Klembosch en Reijnjaken)

NAFKE dameNAIRIS kaarsNAVIGE niets

Wij hebben een navige en landing of opstoot gehad wij hebbenniets opgedaan en zijn verjaagd

NEKOF gevangenisNERES straatlantaarnNERIS brandmerk licht

Hs 1769 A en B Neris lichtHoeft niet door V overgenomen te zijn

NEURIE sterke drank geneverNeurie buizen sterke drank drinken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

164

Hs 1769 A en B geven dit woord ook t Behoeft echter niet doorV overgenomen te zijn (vgl Clamot Sourem Gevinkelde gegpa)

NIBBEL katoene stofNIESSE dameNIFTEREN doodmaken

Nifteren maakt u peijger moorden maakt u dood

NOEN vijftigNOEN zestigNOSSENE geven

Nossum hem stikum dit cassaafje geef hem stil dit briefje

NURRIE borrelZien wie voor de nurrie bloeden zal wie den borrel betalen zal

NIJFT mes knipmesMet een nijft om gaayes maken met een mes doodstekenMijn nijft fileren mijn mes aanzetten

OEVER broodbakkerOKSENAAR horlogie

(vgl klopper knol tik)

OKSENER horlogie(zie oksenaar)Oksener met een zwiebel horlogie met een ketting

OLMS oudONDERMAKKEREN achterhouden zich iets stil toeeumligenen

Hij ondermakkerde van de massemat hij stal van het gestolenevoor zich

ONDERMAKKEREN in het geheim iemand kwaad wrochtenHij heeft mij ondermakkerd hij heeft mij hier en daar den voet geligt

OPGOOIJEN betichten ten laste leggenIemand een loensche bonjer opgooijen iemand valschelijk van ietsbetichten

OPKNAPPEN (de rommel) alles weghalenLaat ons dat massematje eens opknappen laat ons dat diefstalletjeeens doen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

165

OPLOOPEN opdoenIk heb navige opgeloopen ik heb niets opgedaan

OPSTOOT KRIJGEN ontdekt worden tijdens het plegen van een diefstalverhindering krijgen (zie Landing krijgen)OPSMIKKEN openen

Deen opsmikken deur openen

OPVOEREN aansporenOSSEN dobbelsteenen

(vgl ossenpooten)

OSSENPOOTEN dobbelsteenen(vgl ossen)

PAITSEG paschenPALMEGOON militair soldaatPALMEGOONS (Bollebof der -) generaalPAR1) wambuisPASSER heeler opkooper van gestolen goed

(vgl patser en peender)

PATSER heeler opkooper van gestolen goed(vgl passer)

PEENDER heeler opkooper van gestolen goed(vgl passer)

PELSE verhoorder ondervrager(vgl Mefalpolse)

PELSEN ondervragen verhooren(zie Mefalpolsen)

Pen tangHs 1769 A Pen tangB Per (lees pen) tangBestiept de pen en fliktse in de fonk krijgt de tang en steekse int vuur

PEPER touwPEPEREN binden en boeien

(zie loeijen en gevelen)

1) L e g e n d e 1640 heeft Par p Verwoert geeft hier par zonder opgave van ontleening

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

166

PEY jasGrandige pey mooye jas

PEYGER doodPheen zuster

Hs 1769 A en B idem

Phraal broederHs 1769 A en B idem

PIEMELEN waterenPIEREN spelen dobbelen

Loensch pieren valsch spelen

PIETERMANNETJES kleine zilveren messenPIKKER vorkPLATVIN portefeuillePLAT KRIJGEN omkoopen

De geschivesse zijn plat de getuigen zijn omgekocht

PLAT WORDEN in het spel verliezenPlaijen pijnigen

Hs 1769 A Plaijen inten pijnigenB Slaijen inten pijnigen (vgl Inten)

PLEINJENEN huilenPLEITEN vrijkomen weggaanPlompe water

Hs 1769 A Plompe waterB Plompe of mijem water

Pluger1) diakenPnoyen deelen

Hs 1769 A en B idem

POCKENEN pratenPOEPJE (de) geldPOETSEN heengaan wegloopenPOOREM aangezicht gezicht

(vgl Poruacutem)

POOSER vleeschPOOTER voortvluchtig

1) Uit N e p v e u Legende 1640 heeft Pflueger

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

167

PORUacuteM aangezicht gezicht(vgl poorem)

POSER cent of duitPRINCERIJ (Bollebof van de -) hoofd der politie of justitiePrinse baayes heerenhuis

Hs 1769 A Prinse beije een kasteel heerenhuisB Prince Beijes kasteel (vgl katelerken)

PRINSERIJ justitie of politieDe prinserij is bekaan de politie is hier

PROTOCOLLEN proces verbaal makenPuff kist koffer

Hs 1769 A en B Puf kist

PUTZ grap poetsIemand een putz maken iemand een poets spelen

PIJ mondHald dijn pij houd den mond zwijg

RAAF predikantRani jufvrouw

Hs 1769 A en B idem

RATELEN radbraken(uit Nepveu)

Reel1) (17) krankheidREWOGHEN aandeelReynjaken bedelvoogd (politiedienaar)

Hs 1769 A Reijnjaken DienaerB Reijnjaken Bedelvoogt of Dienaer(vgl Nachteluyter en klembosch)

RIBBEMOUSE koevoet breekijzer(vgl Ribben mousje)

RIBBEN MOUSJE breekijzer koevoet(vgl ribbemouse)

1) Leg 1640 Ree 1613 Ree K l u g e stelt voor reel te lezen Hgd Lib Vag heeft reel schwersiechtagS c h w e n t e r Steganologia 1620 geeft ook reel maar in de bet zwaar Zal siechtag welover t hoofd gezien hebben B o n V u l c a n i u s 1597 heeft ree gravis morbus (afschriftvan LV van 1547)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

168

RIEMEN HIFTEN ramen openschuivenRIEMEN hardloopen

(vgl riemert schoppen)

RIEMERT SCHOPPEN hardloopen(vgl riemen)Sccedilheft u riemert maak u uit de voeten

RISPEL strooHs 1769 A en B idemHoeft niet overgenomen te zijn (vgl Roesert)

ROEN vrouw(uit N e p v e u )

Roep zilver(vgl kleis kijsiff timtim)Hs 1769 A en B idem

ROESERT strooHs 1769 A en B idemHoeft niet overgenomen te zijn

RONDE potmousje ronde ijzeren pot

ROODE koper muntstukROOD LINTJE snede in het gezigtROOYUMME afkijken afloeren zien

Hij heeft de massemat gerooyumd hij heeft de diefstal afgekekendaaromtrent de noodige aanwijzing gedaanRooyum eens zie eens

ROSSESJOON nieuwjaarROT guit

Gognuacutemme rot doorslepen guit

Rounen zienHs 1769 A en B Roune zien

Rout schellen zilveren gespenHs 1769 A en B Routschellen zilvere gesp(en)(vgl Crime blieke)

Roije bierHs 1769 A en B Roije bier

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

169

RIJSTER strooSABBEREN breken

Deen sabberen deur breken

Saccum meisjeHs 1769 A saccum melkB kouth of saccum melkDaar boven staat meysje De afschrijver heeft zich hier vergist(vgl kout)

SAKKEN mes(zie sakkum)

Sakken gesakt trouwen getrouwdHs 1769 A sakke trouwenB Gesakt of sakke trouwen(ook N e p v e u geeft den vorm gesakt)

Sakkum mes(zie sakken en sokkum)Hs 1769 A en B sakkem

SALDSOOF (FOKSE) gouden tien gulden stukSANGER pijp

(vgl souger)

SANKE huwenHij is met een gondel gesankt hij is met een ligt vrouwspersoongehuwd

SAS zuikerSASSEME dronken drinkenSchabber breekijzer

Hs 1769 A en B idem

Schaprelje kastHs 1769 A en B idem

SCHARFEN koopenSCHARVANTEREN rondloopen rondslenteren of er iets op het oog te krijgen isSCHEER cent of duitSCHEL rammelaarSCHEMP naam

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

170

Op een loensche schemp sjeffen op een valsche naam gevangenzitten

SCHEFFEN staanLaat die vrijer scheffen laat die kerel staan

SCHEFTEN zetten(lees het op een loopen zetten)Scheft u riemert maak u uit te voeten

SCHEFTEN IN DE BAAYES in de gevangenis zittenSchel moordpriem

Niet in Hs 1769 A dit geeft steunis idHs 1769 B Schel Moord-PriemWel heeft B steunis een stok van een Moord-Priem

SCHIBUS GAAN (MET DE MASSEMATTEN) Met de buit doorgaanHet op een loopen zetten zich uit de voeten maken

SCHIBUS heen wegHij is schibus hij is heen

Schiebin bed om op te slapenHs 1769 A Schiebin een bedB Een Bed een bult of Schiebin

Schoerie mesHs 1769 A nietB Schoeri een mes (vgl kout saccum sakkum)

SCHOFELE BAAYES bedelaarsgestichtSCHOGET slot

(vgl kiejes kiejere en kluit)

SCHOKER beitel(vgl It hakker op in)

SCHOKEREN breekenDoor de gom schokeren door de muur breeken

SCHOKKEN gevenSCHOLLEM of SCHOLM kaak schavot

Op t scholm te kijk staan op t schavot te pronk staan

SCHONEN HANDELEN kleedingstukken stelen(lees schoren)

SCHOOL kerk vroegmis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

171

SCHOREM leugens liegenSCHOREM slecht

Schorem gekloft slecht gekleedSchoreme pey slechte jas

SCHOREN kleedingSCHORUM leugentaalSCHRANK lade

Op de schrank loopen het geld uit de lade van de toonbank stelen

SCHRENKEN inbrekenSchrenker huisbreker

Hs 1769 A en B Schrenckers zijn moordenaars en Dieven endie met zakpistolen dief en breekijsers en andere Instrumentenheijmelijk voorsien zijn

SCHREIJELINKS COURAGE kindermoedSCHUINE DEUR (achter de -) bank van leening lombard

In de bank van leening

SCHUIVEN loopenIk hoor frederiks schuiven ik hoor loopen

SCHUTTEN in de gevangenis zitten gevangen nemenSEEKOF goud (bij den jood in gebruik)SEIFEL verstand begrip

Hij heeft er geen seifel van hij heeft er geen verstand van

SEMEIJEN luisteren hoorenSemey eens luister eensIk semey amge ik hoor volk

SERRORE heer(zie serroris)Serrore uit het spiese hoofd van het gezin

SERRORIS heer(vgl serrore)

SIEM DOEN moorden vermoordenSIEN bewaarder van de gevangenis

(vgl kien)

SIEN agent van politie dienaar van justitie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

172

SIENEMERS agentenGrandige der sienemers commissaris van politieBollebof der sienemers directeur van politie

SIERLIJK stilSINK STIEKEN waarschuwen

Lou sink stieken niet waarschuwen

SINTEL boorSisser vuurSitterig stoel

(zie sitterik)

Sitterik stoel(zie Sitterig)Hs 1769 A Sitterik stoelB Sitterik of Sitterig stoel

SJAIEM sterke drank geneverSJANGER pijp rookenSJANKEN trouwenSJARPENSPIELER Heeler opkooper van gestolen goed

(vgl sjarfer)

SJARFER Heeler opkooper van gestolen goed(vgl sjarfenspieler)Hij sjarft hij heelt

SJEFFEN gevangen zittenGesjeft gevangen genomenKootme gesjeft crimineel gevangen zittenKlijme gesjeft correctioneel gevangen zitten

SJOEGE (lou - stieken) niet inprentenSjoege stieken inprenten

SJOFEL slecht niets beteekenendSjofele baaijes slecht tuchthuisSjofele massematten gestolen goederen van weinig waarde

SJONE jaar(vgl sjoon)

SJOO uur

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

173

SJOON jaar(vgl sjone)Sjone rosse nieuwjaar

SLANG kettingfokse slang gouden ketting

SLIEGENAAR verraderSLIEGENEN bekennen vertellen verpratenSLIEGENEN verwerpenSLUIMERIC slaaplakensSLUIKER verklikkerSMERIS JASPENEN op uitkijk staan

(vgl jaspenen)

SMERRIE tabak(zie smerrig)

Smerrig tabak(zie smerrie)Hs 1769 A Smerrig tabakB Smerri of smerrig

SMIERIS nachtwacht schildwachtOp smieris sjeffen op den uitkijk of schildwacht staan bij het doenvan een diefstal

SMOEEumlS pinksterenSMOESEN verhalen vertellen pratenSMOESSIE praatje voorwendselSMIJGELEN sprekenSNAAR vrouw getrouwde vrouwSNAUVEN zienSNIEVEN kijken

(vgl snoven)

SNITJE foulardSNITSEL snoeyerschaarSNOEPTAFEL te pronkstellingSnouacuteftingh snuifdoos

Hs 1769 A en B snouffingh snuifdoosA heeft nog apart snuif-intje

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

174

SNOUWEN rondloerenSnouw eens loer of zie eens rondHij heeft de massemat gesnouwd hij heeft de diefstal afgeloerd(vgl snoven snieven)

SNOVEN kijken(vgl snieven en snouwen) gesnoofd gekeken

SNIJ SNIJE1) beursSNIJ zakdoek doek

(vgl Immese)Ippesche snij zijde doekLoensche snij katoene doek

Soeje goudHs 1769 A Soeje goudB Soeye vos of Sonnekeij (vgl Sonnekrij)

SOELE gereformeerde kerkTovele moonsche soele roomsche kerk

SOELE MASSEMAT diefstal terwijl de menschen naar de kerk zijn(vgl tippe)

SOFFER paard(lees sosser)

SOGER beitelSOGERE MAJIM getrokken koffijSOKKUM knipmes

(vgl sakkum)

Sonnekrij goudHs 1759 A en B Sonnekeij goud

SOOF (soven) gulden guldensSOOYEN zevenSOREF sterke drank geneverSORUacuteM sterke drank

(vgl sourem)

SOSSEM paard(vgl sosser sussem en trapperman)

1) t Lib Vag heeft overal suye Deze vorm is uit N e p v e u

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

175

SOSSER paardMet een sosser aangefokt daar komt iemand te paard aangefokt(vgl sossem sussem)

SOUGER pijp(vgl sanger)

SOUGEREN rookenSourem sterke drank

(vgl sorum gevinkelde gegpa en hespe)

SPAANSCHE MAT VERKWANSELEN1) eed doenDe verkwanselde Spaansche mat inwisselen eed breken

SPANGER KAAUWEN pijp rookenSPANJE UtrechtSPANNEN aanzien zien uitzien

Span de aijene eens zie eens uitHij spant het hij ziet het

SPAR stokSPARBER paraplu

(vgl sparwer)

SPARWER paraplu(vgl sparder)

Speedrig laken en dekenHs 1769 A speedrig een laken of dekenB speedrig een laken en deken

SPEENTJE beugeltasch knipje aan eene beursSPEENVARKENTJE beugeltasch kniptaschje of beugeltjeSpiekel glasvenster

Hs 1769 A Spikkel vengster

1) Verwoert geeft van deze uitdr de volgende verklaring lsquoIn het laatst der vorige eeuw bevondzich een matroos te Amsterdam in het rasphuis overtuigd herhaaldelijk valschelijk te hebbengezworen ten voordeele van zijn kapitein Voor elke eed ontving hij een Spaansche matVroeg men hem naar zijn misdaad antwoord(d)e hij ik heb Spaansche matten verkwanseldwelke uitdrukking daarna in de dieventaal is opgenomenrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

176

B Spikkel vinenter of venetter vengsterglas vengster spickelglas vengster

Spielepin steekHs 1769 A en B idem

SPIESE huis gevangenis tuchthuisLarie spiese pandjeshuisGrandige toespiese heerenhuisSpiese is amge de menschen zijn thuisSpiese is bezoek de menschen zijn uitMarretjes spiese moeders huis

SPINNEKOP doekspeldSPLIET gouden tienguldenstuk

Halve spliet gouden vijfgulden stuk

Sprijtsels lakensHs 1769 A en B idem

Staa je mee gaat ge meeHs 1769 A staaje mee gaat gij mecirceB Staaje mee Gaaje mee

STAANAAFFE dorpSTANTJE eenige menschen bij elkaarSteggeris degen

Hs 1769 A en B Steggerig degen (vgl charo)

Sterling katHs 1769 A en B idem

Stibbelens stalHs 1769 A en B idem

Stichel duivelHs 1769 A Stichel duivelB Stickel of Obij Duyvel(vgl kluistert van de stighel)

Stighel (kluistert van de) predikant(vgl stichel)

STIKUM geheim zwijgenIn stikum feberen in het geheim brieven schrijvenNossen hem stikum dit cassaafje geef hem stil dit briefje

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

177

Houd het stikum zwijg het

STOEPEN geesselen(uit Nepveu)

Stoetsen loopenHs 1769 A Stoetsen loopenB Fokken of stoetsen loopen (vgl Fokken)

Straaij omvoog loop wegHs 1769 A en B Straaij om vooij loop weg

STREEP leugensSTREEPTREKKEN iemand bedriegen iets op den mouw speldenStrupsels laarzen schoenen

Hs 1769 A en B Strupsels laersen

Stubeler spionHs 1769 A en B stubeler soldaat(zie Blij)De afschrijver heeft hier en bij Blij in de tweede kolom telkens eacuteenregel te hoog gelezen Dit is alleen mogelijk in Hs B

SUSSEM paard(vgl sosser en sossem)

Swegten drinkenHs 1769 A Swegten drinkenB Swegten Buysen drinken

Swieter hout(vgl Swigter en Fromme)Hs 1769 A Swieter houtB idem

Swigt molenHs 1769 A en B idem(vgl Coddele)

Swigter hout(vgl Swieter en Fromme)Niet in Hs 1769 AB Swigter hout

SWIGTER molder

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

178

SIJBEL BAAIJES beste kamer geheim gemakSIJKES ChristenTAFELTIMTIM tafelzilverTAILLE geesselpaalTAILLER scherprechterTALVEN bedelen vragenTALVENAAR bedelaarTANDEL sleutel

Loensche tandel valsche sleutelEen loensche tandel aanslaan beproeven of een gemaakte valschesleutel op het slot pastFokse tandel gouden sleutelLoensche tandel melogenen valsche sleutel maken(vgl tantel)

TANNE kagchelTANTEL sleutel

(zie tandel)

Tappert soldaatHs 1769 A Tappert zolderB Hogerik of Tappert solder(vgl Hoogerik)Hier begint de fout die zich bij Stubeler en Blij herhaalt(zie daar)

TEEK AF1) (18) onthoofden onthalzenTiaro schotel

Hs 1769 A en B idem Bord of schotel

TIK horlogie(vgl klopper knol oksenaar)Tik met de bengel horloge met kettingHs 1769 A en B idemHet zinnetje is van Verwoert

TIMTIM zilver(zie kleis klijfs kijsiff kriem)

1) C a r t o u c h e teef af

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

179

TIMTIMMER zilversmid(zie kleis melogener)

TIP kerkTIPPE MASSEMAT diefstal terwijl de menschen naar de kerk zijn

(vgl soele)

TIS negenJoedtis negentien

TOESPIESE heerenhuisTOF belangrijk knap goed

Hij kwam er tof af hij kwam er goed afHij is een toffe vrijer hij is een knappe kerelHij is tof in de kloften hij is goed gekleed(vgl kauser)

TOFELMONES een roomscheTOPPIL hoedTotis of in t kitje komen gevangen worden

Hs 1769 A Totis of in t kitje komen idB Totes of in t kitje komen id

TOVELE MOONSCHE OF TOFELE MONE JAIKI SOELE roomsche kerk(lees jaski of soele)

Trapperman paardHs 1769 A idemB Een sossem drappermantje of Trapperman een paerd(vgl Sossem)

TRAPPERS schoenen laarzenTREBSELS kousen

Hs 1769 A en B Freckzels kousenDe F waar men een T zou willen hebben staat duidelijk in beideHss

TREIFEL bewijsbaar bloot op heeterdaadTreifel verschut op heeterdaad betrapt(vgl Trijfel)

Triem die men slaaje weg die men gaatHs 1769 A Triem een wegB Friem Brederik of Forach die men Staaje weg een weg diemen gaet

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

180

Er staat in B inderdaad een F hoeveel Forach (= dērech weg)zeker een T moet hebben (vgl Brederik)

Tritteling schoenen en laarzenHs 1769 A Tretteling een schoenB Schoenen Trieijers of Tretteling

TROM herberg kroeg van de laagste soort waar dieven en andere misdadigersgewoonlijk te zamenkomenTRIJFEL bewijsbaar bloot op heeterdaadTURFTREKKEN zakkenrollenTIJBEL TIJBELTJE kist kistjeUITSABBEREN uit de gevangenis vluchten

Uitgesabberd uit de gevangenis gevlucht

VAART praatje voorwendsel uitbrekenVal deur

Hs 1769 A ValB Val of Dielis deurt Woord komt bij V alleen voor in de uitdr Baffe de val (zie daar)

VARKEN beugeltaschVEBEREN of FEBEREN schrijvenVEEMSTE vingerringVerblassen wurgen

Hs 1769 A en B idem

VERDIENEN steelenVERDIENSTEN dieverijVERDONKERE MANEN wegmaken iets verbergenVERGOKKEN verdobbelen verspeelenVERKNOEYENDE GAPER verraderlijke mondVERKNOLLEN openbaarmaken vertellen

Hij verknolde de heele rommel hij vertelde alles

VERKNOLT bezwaarlijk inkomenVERKNOOYEN verwachten

Ik zal je verknooyen ik zal je verwachten

VERKOUTEREN begravenVERLENGD WORDEN bekend worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

181

VERLUNSEN1) verstaan hoorenVerluns je versta je

VERNOLLEN sluiten digtmakenDe deelis is vernold de deur is gesloten

VERPASSEN bij een heeler verkoopenVERPATSEN verkoopenVERSCHUTTEN VERSCHUT arresteeren in hechtenis genomen en de zaakbewijsbaar

Bot op verschut op de daad betraptGeschut worden in hechtenis genomen(vgl voorschut)

VERSCHUTTING betrappingVERSENKT2) verkwanseltVERSLIEGEND verradenVERSMAJEMER rechter commissarisVERTOESTEN verzwijgen bedekken verbergen wegstoppen

(zie vertoetschen)

VERTOETSCHEN verzwijgen bedekken verbergen wegstoppen(zie vertoesten)Hij hield vertoetst (of stikuacutem) dat hij meer gesjeft had hij verzweegdat hij meer gevangen had gezeten

VERTOETSCHER heelerVlasche dorp

Hs 1769 A Vlascke dorpB Vlascke of Ipse DropDrop zal wel een schrijffout zijn voor dorp

Vonk brandmerkVonk op den douw brandmerk op den rugHs 1769 B Fonk op den douw brandmerk op den rugA Fonk op den dow idem(vgl Don)

VONK sterke drank vuur

1) L e g e n d e alleen verstaan2) Uit N e p v e u L e g e n d e heeft versenken verhandelen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

182

VONKEN brandmerkenVOORBIJ SCHUIVEN voorbij loopenVOORSCHUT in de gevangenis zitten

Voorschut geraakt in hechtenis genomen en de zaak bewijsbaar(zie verschutten)

Vreeschopper zakkenrollerHs 1769 A en B idem

VREYER VAN DE BATTERIK matroosVRIJER man manspersoon kerel

Laat dien vrijer scheffen laat dien kerel staan

Vuur jaHs 1769 A en B idem

WEETS of MOOSJER gerechtsdienaar of spionWEGMOFFELEN wegstoppenWIDDELTJE horlogieveerWIEBERIG KROUTEN doorloopen wegloopen heengaan

Ik zag een siener en kroute wieberig ik zag een dienaar en gingheen

WIEDES dom onnoozel(vgl wiedstok)

WIEDSTOK dom onnoozel(vgl wiedes)

WIES KROUTEN wegloopenWIES SABBEREN uitbrekenWIES SLAAN wegnemenWOOF zesYS vuurYSJESINGE tabaksdoosYTSEF tabak

(vgl Eytsef)

YZIG fabriekZEEUWIGEN rollen stelenZINKEN sein geven

Had hij mij een zink gegeven dan had ik wieberig gekrout de plaatgepoetst of schibes gegaan en ware niet ver-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

183

schut had hij mij een sein gegeven dan had ik het op een loopengezet en ware niet gearresteerd

ZOETERIK suikerZWAAYUMMEN schrijvenZWARTJE koffieZWENDEL betrapt worden overtuigd zijn

Wij werden zwendel wij werden betraptGij zijt zwendel gij zijt overtuigd

ZWIEBEL VAN EEN OKSENER ketting van het horloge

Buiten de woordenlijst om geeft Verwoert Verzameling van de meest gebruikelijkewoorden van het Bargoens of de zgn dieventaalNota deze taal wordt ook genaamd

Bargoens-Burgoens-BourgonschGielerstaal-GielerspraakRoodwalschHaltael()LandlooperstaalDieventaalZwartjestaalArgots

Duitschland

KochemerZigeunerdeutschWaldiwerijKaloschenspracheChesse LuschenSpitzbubenlateinSchurer oder plattenspracheSchleiferspracheRomanischJenischGaunerspracheRotwelsch

Kochemerloschen (= = Dibber)

Dagen der week

JOM OLF ook EGETZondagJOM BEYSMaandagJOM KIMMELDinsdagJOM DOLKWoensdagJOM HIJDonderdagJOM WOOFVrijdagJOM MENONGE ook ZOOJENZaterdag

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

184

Feestdagen

ROSSE SJOONNieuwjaarPAITSEGPaschenSMOEEumlSPinksteren

Munten

POSER POOSJECent of duitBIESJES BAS ook BATSStuiver (5 cts)BASJES HONDJE BYBAS BETH BASDubbeltje (10 cts)MAFFIE HE-BAS HETJEVijfstuiverstuk of kwartjeSOOFGuldenRADDaalderTOFFERADDrie guldenHALVE FOKSE JOETER OF SPLIETVijf guldenstukJOED SOOF JOD SOOF FOKSE JOETER OFSPLIET

Tien guldenstuk

GESJANKTEAcht en twintigGIMEL BASDrie stuiversDALETH BASVier stuiversJODBAS GOOTSE SOOFTien stuiversKAF SOOFTwintig guldenMEM SOOFVeertig guldenME SOOFHonderd guldenJOD ME SOOFDuizend guldenJOD RADDENTien daalders

EGERTOLF ook EGET1BETHBEYS2GEMELKIMMEL3DALETHDOLK ook DALLET4HEHY HEIT5VAUWOF6ZAINZOOGEN()7

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

185

HETHGIS8TETHTIS9JODJOED10

(CAPH)1)JOED OLF ook EGET11

LAMEDCAPTI SJONE JOED BEYS12MEMJOED KIMMEL13NUNJOED DOLK of DOLLET14TAMECHJOED HIJ HEIT15HAJINJOED WOOF16PEJOED ZOOJEN17

JOED GIS18JOED TIS19KAF20KAF JOET30LAMMET40MEM50NOEN60

Boven de 20 kan men naar verkiezen tellen bv ik wil noemen 63 nu kan ik tellenkimmel kaf kimmel is 63 of wol joet ()2) kimmel is ook 63Ik wil tellen 85 nu kan men uitspreken Gis joet Heit of Dolk kaf heit beide is 85Ik wil tellen 36 nu kan ik zeggen Kaf joet woof is 36 of Kimmel joet woof is ook

36

N i j m e g e n J MOORMANN

1) Hier is V de kluts heelemaal kwijt2) Lees woof joet kimmel

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

186

Kleine mededeelingen

136 Simoon (Hertspieghel IV 110)

De regel uit het pittige 4e boek van den Hertspieghel

Op Sein Simoon en Loir wij vaak nu woningh maken

is met zijn onvindbare rivier de lsquoSimoonrsquo een oude bekende die door Vlamingsweinig zeggende aanteekening lsquodrie rivieren in Vrankrijkrsquo nooit duidelijker isgeworden De hr Zijderveld (Tijdschr 44 221) wil aannemen dat geschreven islsquoLemansrsquo waarmee dan op Garnier gedoeld zou zijn Dit zou kunnen maar het isgrafisch wel wat heel gewaagd Zou niet gelezen moeten worden Saoon (desnoodsin den ouderen vorm Sangoon of Saucoon Dan komen we in Lyon terecht watheel goed past bij den gedachtengang van den dichter want die stad was met haarvele drukkerijen in het midden der 16e eeuw eenmiddelpunt van in- en uitheemscheletterkundigen waar zich een vermaarde dichterkring ontwikkeld had die tebeschouwen is als lsquola transition de Marot agrave Ronsard Dans leacutecole lyonnaise apparaicirctcomme une premiegravere eacutebauche de lesprit de la Pleacuteiade Lyon dans notre histoirelitteacuteraire a eu des destineacutees particuliegraveres lAllemagne lItalie la France y mecirclentleurs geacutenies (De aanhalingen zijn uit Lanson Histoire ill de la litteacuterature fra I2078) Dit alles zal de renaissance-man Spieghel wel geweten hebben Zie ookBeacutedier et Hazard Histoire de la litt franccedil illustreacutee I 171

G r o n i n g e n GA NAUTA

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

187

Gaauwdiefs gramaticaMet een facsimileacute

In het archief van het Heilige Geest- of Armewees- en -kinderhuis aan deHooglandsche Kerkgracht te Leiden1) bevindt zich een folio-vel papier (32 bij 31cM) waarvan het watermerk het wapen van Amsterdam en de letters GDvG()vertoont het vel is alleen aan de voorzijde in vier kolommen beschreven de eerstekolom bevat een reeks teekens en namen de tweede kolom geeft van die teekensen namen de correspondeerende verklaringen De derde kolom behelst een reeksvan teekens en cijfers die elk een geldswaarde moeten uitdrukken de vierde kolomvermeldt welke geldswaarden respectievelijk door die teekens en cijfers wordenaangeduid Het schrift is dunkt mij laat-zestiende- of vroeg-zeventiende-eeuwschOp den achterkant van t vel (de vierde bladzijde) is met een negentiende-eeuwschehand geschreven Gaauwdiefs Gramatica Het is niet bekend hoe en wanneer ditstuk in het Weeshuis-archief gekomen is of vanwaar het afkomstig isWat er op dit blad staat is voorzeker geen lsquogauwdiefs-grammatikarsquo maar wegravel

behelst het een soort van lsquodieventaaltjersquo namelijk een aantal teekens en termen uitde een of andere overeengekomen taal - die het meest aan een soort van winkeltaalof geheim winkelcijfer denken doet - met de daarbij dienende verklaringen Teekensof afgesproken aanduidingen van de zes werkdagen van de week teekens enaanduidingen of vreemde (meest als Fransch herkenbare) woorden voor de namenvan een aantal kleedingstukken van eenige

1) Archief H-G-Weeshuis Stukken Afd II Portefeuille II Omslag I

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

188

stoffen en enkele voorwerpen in kolom 1 en 2 een herleiding van schellingen enponden (Vlaamsch) tot guldens in kol 2 en 4 maken den inhoud uitNaast en in verband met het uitvoerig artikel van den heer Moormann over

Bargoensch uit de negentiende maar toch tevens ook uit vroegere eeuwen mochtendeze lijsten naar t mij voorkwam wel een plaats vinden Het fotografisch facsimileop verkleinde schaal vereischt na t gezegde geen toelichting Van de woordenlijst(in kolom 1 en 2) geef ik hiertegenover naar vermogen den inhoud weer De lijstvan gelds- of muntwaarden (kolom 3 en 4) voor een groot deel heel duidelijk laatik voor t geen er mij minder duidelijk in is ter beschouwing aan meer deskundigenover De donkere plekken in de fotografie langs den rand aan den benedenhoekvan de eerste kolom zijn in t stuk zelf zoo donker niet daar zijn het gele vlekkenin het papier

L e i d e n A BEETS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

1

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

189

maendach(het teeken voor u)dincxdachmawoonſdachmedonderdach10vrijdachwSaterdachſwambaisb gupbroeckŁ calsjnnocentkakouſſenbashemtrockbarethemdencoe ()ſlaeplaecken(een teeken)ſloopentoieneuſdoekenmochoorcleyn goetbmans mantelhoheuijckeff hovrouwe rockcowachtquetTabbertEvrouwe mantelmmouwenmaſchortekleenſſregencleedtfalyCooper(een teeken)Tin(een teeken)keetelcanelſchilderijenPenturaSilver(een teeken)Gout(hetzelfde teeken) orgouwe ring(h)aneldiamantdiaknoopenbotonsTrommelſtockenbatons

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

meſſencoteldeegenſpadegout in een dooſie(teeken voor zilver) ordosiewolle laecken(een teeken)stoffe goetŁnieu lindenŁ tt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

190

Vondel op het St-Lucasfeest

Terwijl wij meenden over deze gebeurtenis wel niet uitvoerig maar toch juist te zijningelicht komt Dr Sterck in zijne Hoofdstukken over Vondel en zijn kring1) dezenzoeten waan verstoren door een geheel afwijkend verhaal te geven Bij zijnebestrijding van de gewone voorstelling maakt hij het zich echter wel wat heelgemakkelijk eerst haalt hij mijne woorden verkeerd aan en geeft dan doorcursiveering uiting aan zijne verbazing over zooveel dwaasheidHij zegt (bl 58) lsquoOm dit alles te verklaren behoeft men dus niet met Dr Leendertz

ldquoHet Leven van Vondelrdquo bl 294-295 aan te nemen dat de S-Lukasbroederstweemaal hebben feestgevierd om Vondel te huldigen ldquomaar dat het niet bekendis of hij er zelf bij is geweestrdquo den tweeden keer namelijkrsquoHad ik het werkelijk zoo geschreven dan zou het eene dwaasheid geweest zijn

die de cursiveering en meer dan dat verdiende Een huldigingsfeest waarbij degehuldigde ontbreekt Maar eer hij mij zulken onzin toedichtte had Sterck toch betergedaan met wat nauwkeuriger te lezenIk heb verteld dat Vondel 20 Oct 1653 gehuldigd werd en dat daarna eene

broederschap der Schilderkunst gesticht is die op 21 Oct 1654 een feest hieldwaarvoor Vondel zijne Inwydinge dichtte lsquomaar het is niet bekend of hij er zelfgeweest isrsquo

1) Bl 57 vlg in eene studie die al eerder (1919) verschenen was in Van Onzen Tijd XIX bl 40vlg dezelfde voorstelling gaf hij in zijne Oorkonden over Vondel en zijn Kring blz 297Eene onjuiste voorstelling geven ook CR de Klerk in Van Onzen Tijd XIX bl 35 vlg en DrJJ de Gelder Bartholomeus van der Helst bl 24

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

191

Dat is geheel in overeenstemming met de mededeelingen der tijdgenooten Maaromdat ook anderen deze onnauwkeurig gelezen hebben en misschien laterenslordig zouden kunnen lezen is het noodig die berichten nog eens na te gaan ennu eens voor al vast te stellen wat er gebeurd isEvenals de andere gilden zal ook dat van St Lucas wel geregeld zijne feesten

gevierd hebben waarin allicht de kunstschilders de leiding hadden Wij zoudenmisschien verwachten dat deze plaats hadden op 18 October den naamdag vanhun patroon waarop ook jaarlijks de overlieden gekozen werden1) Maar wij ziendat zij op 20 Oct gevierd werden Wilde men de nieuwe overlieden eerst hun ambtlaten aanvaardenWas het kieschheid tegenover deminder gegoede gildebroedersdie niet aan het feest konden deelnemen Wij weten het nietIn 1653 werd van dit feest bijzonder veel werk gemaakt Toch hebben wij daarvan

slechts eacuteeacuten bericht nl van Brandt in zijn Leven van Vondel (bl 56 uitg Hoeksmabl 92) wiens woorden wij daarom volledig aanhalenlsquoIn den jaare MDCLIII hielden eenige Schilders Poeumlten en Liefhebbers der dicht-

en schilderkunste ontrent hondert in getaale t Amsterdam S Lucas Feest daarze den twintighsten van October op S Joris Doelen ter maaltydt gingen en iemantApollo verbeeldende den Dichter Vondel ten dien einde genoodight en aan thooger eindt van de tafel op een hoogen stoel geplaatst den lauwerkrans op thoofd zette Hier werdt Apelles en Apollo de schilder- en dichtkunst vereenight alsdoor eenerhanden bandt van onderlinge gemeenschap verknocht en gelykvermaaghschaptrsquoWaar ons verteld wordt dat er omtrent honderd feestgenooten waren is het

gemakkelijk een aantal namen te noemen van hen die er kunnen geweest zijnMaar buiten Vondel is

1) Wagenaar II 470 zegt lsquoop of omtrent S Lucas-dagrsquo Het zal wel gewoonlijk op 18 Octobergeweest zijn Maar wanneer dit een Zondag of marktdag was of wanneer eene belangrijkereaangelegenheid op dezen dag viel zal de verkiezing een of meer dagen verschoven zijn

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

192

er slechts eacuteeacuten van wien wij het weten nl Asselyn uit wiens gedichten het blijktWij moeten hier even vooruitloopen op de beschrijving van de straks te bespreken

uitgave van Asselyns Broederschap der SchilderkunstIn de 4o uitgave die wel de tweede is1) eindigt het tafelspel op C 3ro (dat is dus

bladz 21) in het midden Natuurlijk wilde de uitgever graag de drie vellen vol hebbenen daarom heeft waarschijnlijk Asselyn de overschietende 3frac12 bladzijde gevuld metgedichten betreffende het voorafgaande schildersfeest Eene aanwijzing dat dezegedichten als bladvulling bedoeld zijn ligt daarin dat zij in de folio-uitgave nietvoorkomen en dat in de 8o uitgave die zeker wel de derde is van de bladzijdendie deze gedichten bevatten 26 tot 30 niet genummerd zijn Bl 25 is wel genummerdomdat de daartegenover staande bl 24 het slot der Broederschap bevatte Maardat de volgende gedichten met de vorige niets te maken hadden werd duidelijkgemaakt door voor het cijfer 25 nog Pag te zetten zooals ook op bl 7 van het beginder Broederschap gedaan was maar verder nietDit aanhangsel heeft als algemeenen titel lsquoOp de Vereenigingh van Apelles en

Apollo Of t Jaar-gety van St Lucas Geviert door Schilders Poeumlten en Liefhebbersder zelfder Konsten op S Joris Doelen den xx October 1653rsquoDaarna volgt bij wijze van opschrift lsquoApollo ontfanght den grooten Poeumlet dien

hy onsterflijcke lof geeftrsquo En dan hieronder

Apol omringt met goddelijcke straalenOntfing aldus dat overgroote LigtO Fenix zoo in Zang en Maat-gedigtMijn Zoon ghy zult hier met mijn Lauwre praalen

1) VolgensWorp Tdschr v Ned T en Lttkunde 4 51 bestaat er nog eene folio-uitgave waarinde bijgevoegde gedichten niet voorkomen Deze heb ik niet kunnen vinden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

193

Men offerd mijn gewyde offer-vierenU godlijck breyn vervult met hooge stofMen wijd aan U onsterflijckheyt en lofEn leeft altoos in heylige Lauwrieren

Gewoonlijk vinden wij de voorstelling dat Apollo met deze verzen Vondel begroetteDat wordt ons hier echter niet verteld en de twee eerste regels maken het ookonmogelijk Alberdingk Thijm gevoelde dat en haalt dan ook in zijn Portretten vanVondel bl 137 alleen vs 3 en 4 aanHet is duidelijk dat Asselyn deze verzen na het feest heeft gemaakt en daarin

zijne herinnering heeft vastgelegd Wij hooren hier dus in Asselyns woorden dehoofdgedachte misschien zelfs enkele van de woorden waarmede Apollo dendichter ontving Maar den tekst van die toespraak hetzij dan poezie of proza kennenwij evenmin als den naam van hem die Apollo verbeelddeHierop volgen vier bijschriften op festoenen die in de zaal opgehangen waren

Misschien waren zij onder de festoenen te lezen maar de inhoud vooral van heteerste en derde wijst er eerder op dat Asselyn ook deze naderhand gemaakt heeftOnder het laatste van deze vijf versjes die alle met cursieve letter gedrukt zijn

staan Asselyns initialen

Daarna volgen drie ongeteekende gedichten

1o Aanspraak tot de Genoodighden eene tafelwet2o Gezangh beginnende lsquoLiefhebbers die zijt op dees Zael gesetenrsquo Dit werd

blijkbaar gezongen terwijl Vondel lsquoDe Wellekomst-fluyt uyt-drinckt in drie teugenrsquo3o Merkurius uyt last der Goden beveelt Mars en Herkules de Kunst met den

Staat te beschermenDeze drie gedichten1) zijn dus op het feest voorgedragen maar zij zijn waarschijnlijk

wel niet van Asselyn Wel is van hem het laatste uit dezen bundel

1) De beide eerste zijn niet overgenomen in den Hollantschen Parnas

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

194

Sonnet

Aen Jv Vondel toen zijn E het Feest van S Lucasmet zijn gezelschap vereerde

Toen t groote Licht verscheen op t Feest der KunstenaarenWas ieder een verheugdt en zoo vernoegt en blyDat wie de Vader zagh ontstack in poeumlzyNu dat de Kunst-goddin hier met Apol zou paaren

Terwijl de Priesterschap door zang en spel der snaarenBegroetten dus die Zon ocirc Fenickx van ons LandtDie t gansche Helikon doet luystren naar u trantEn wijdt aan godt Jupijn een kroon van gryze haare

Die stadig zijn omringt met heylige Lauwre-blaanWat offer zullen wy u voor dees weldaadt brandeWie danckbaer is voor gunst die heeft de gunst voldaan

Want danckbaarheydt is meecircr als duysendt offerhandenDe Vader zy vernoegt nu dat S LUCAS hierU schenckt Apelles Schilt Apol het Lauwerier

T ASSELYN

Dit gedicht is voluit geteekend Maar men behoeft slechts het begin te lezen om tezien dat het niet op het feest zelf kan zijn voorgedragen1) Ook hier hebben wijechter wel in vs 6-14 eene herinnering van hetgeen Vondel werd toegezongenDe gewone voorstelling dat al de op het feest voorgedragen verzen van Asselyn

waren moet dus zoo gewijzigd worden dat er geene verzen van hem zijnvoorgedragen Het zou ook wel vreemd zijn dat een boekbinder of karmozijnververdie als dichter nog maar weinig geleverd had op dit feest een zoo groote rol hadgespeeld

1) Zou iemand dit willen afleiden uit toen in het opschrift dan verwijs ik hem naar tal vangelijksoortige opschriften bv van Vondel lsquoWierook voor Kornelis le Blon en zyn EchtgenootElizabeth van den Kerkhove Toenze door last van hunnen heere vader den Agent my dekoningklijke keten en medalje van Koningin Christine om den hals hingenrsquo Dat dankdichtheeft Vondel toch zeker ook wel daarna gemaakt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

195

Een derde en laatste getuigenis van het huldigingsfeest is een gedicht van LMdat is Dr Lodewijk Meijer1) Het komt alleen voor in den Hollantschen Parnas (1660)bl 12 en is getiteld lsquoLauwerkrans den Hoofdpoeet Jv Vondel Den 20 October vant 1653ste Jaar op t hoofdt ghezetrsquoDe dichter vertelt dat de negen zanggodinnen twistten wie van haar Vondel zou

bekransen Apollo besliste dat zij het allen gezamenlijk zouden doen Dan volgt

Dat wyze Hooft vervultMet konsten van haar alle dan ghehultWordt daar het is in t mid der PuikpoeumltenEn rykste en machtighste der Stadt ghezeeten

Het is duidelijk dat ook dit gedicht niet op het feest zelf kan voorgedragen zijn AlsMeijer het feest heeft bijgewoond en wij ook hier eene herinnering hebben dan zoudaaruit blijken dat Vondel niet alleen door Apollo maar ook door de negen Muzengehuldigd is Maar nu Brandt van het laatste niets vertelt en Meijer van de huldigingdoor Apollo zwijgt zie ik hierin eerder eene aanwijzing dat Meijer die toen ookwaarschijnlijk nog heel jong was niet op het feest geweest isHet bovenstaande is alles wat wij van dit feest weten Wat er anders of meer van

verteld wordt is onjuist of latere vermoedens

Brandt vervolgt zijn verhaal tap lsquoTe deezer tydt quam zyne Vertaaling van HoratiusLierzangen boven gemeldt onder de pers maar buiten zyn toedoen door iemantdie een afschrift wist te bekomen Doch hy ziende den druk niet te verhinderenhieldt er de handt noch aan en droeg die vertaaling op aan de Kunstgenooten vanSint Lucas t Amsterdam Schilders

1) Van Lennep noemt hem Lucas Meyer en Worp neemt dit van hem over Maar een dichtervan dien naam is ons niet bekend Bovendien noemt het register van den Hollantschen Parnashem lsquoL Meyer M Drrsquo wat allen twijfel omtrent zijn persoon opheft

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

196

Beeldthouwers Teekenaars en hunne begunstigers tot een blyk van degenegentheit die hy hunne edele kunste toedroegh met erkentenisse der gunst eneere op hun feest genootenrsquoDeze woorden van Brandt zijn even duidelijk als de voorgaande en tot nog toe

heeft ook niemand aan de juistheid getwijfeld Maar Sterck zegt van die opdrachtdat zij lsquowas niet na de huldiging maar vooraf Het is mijn overtuiging dat die huldeplaats vond na de opdracht misschien wel naar aanleiding ervan In de opdrachtwordt met geen woord melding gemaakt van de hulde wat toch zeker het geval zouzijn indien deze daaraan was voorafgegaan en de ldquoHoratiusrdquo moest dienen als bewijsvan dankrsquoHet spijt mij maar zonder verdere bewijzen of krachtige aanwijzingen is de

lsquoovertuigingrsquo van Sterck voor mij niet voldoende om de juistheid van Brandtsmededeelingen te betwijfelen De laatste hier van hem aangehaalde zin is zekerzulk een bewijs niet Daaruit blijkt alleen dat Sterck in dat geval over die hulde zougesproken hebben maar daaruit volgt nog niet dat Vondel het ook zou moetendoen In de opdracht van zijn Jeptha aan Anna van Hoorn spreekt hij ook niet overde hulp die hij bij haar gevonden had Of geeft dit nu Sterck ook de overtuiging datBrandt zich hier vergist heeft als hij zegt dat deze opdracht lsquoaan de Vrou vanVlooswyk tot een teeken van dankbaarheit toege-eigentrsquo wasHet is in overeenstemming met Vondels gewoonte dat hij het eerste grootere

werk dat hij na de huldiging uitgaf als bewijs van dank aan de kunstgenooten vanSint Lukas opdroeg Daarentegen zou het onbegrijpelijk zijn waarom hij een werkzou opdragen niet aan een bepaald persoon niet aan eene vereeniging maar aaneene onbepaalde groep van personen Eene bepaalde groep vormden de in deopdracht genoemden toch eerst toen zij op het feest bij elkander geweest warenOok deze mededeeling van Brandt moeten wij dus als juist aannemen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

197

Er is nog een tweede feest dat wij hier moeten besprekenWaarschijnlijk hadden vele kunstschilders reeds lang de behoefte gevoeld aan

eene eigen vereeniging waar zij niet met glazenmakers koffermakers enz te zamenwaren Misschien heeft het feest van 1653 hen doen denken dat de tijd daarvoornu gekomen was Althans niet lang daarna richtten M Kretser B van der Helst Nvan Heldt Stockade en J Meures eene Broederschap der Schilderkunst op die eenjaar na het huldigingsfeest van Vondel werd ingewijd Hierover hebben wij nogminder directe berichten dan over die huldigingVoor deze gelegenheid maakte Asselyn een tafelspel waarin Pallas Apollo en

Merkurius optreden getiteld lsquoBroederschap der Schilderkunstrsquo Merkurius als debeschermgod van Amsterdam toont den beiden anderen de stad vertelt hun denoorsprong en den bloei wijst op de havens vol schepen en de prachtige gebouwenen roemt de toen regeerende schout burgemeesters en thesaurieren Daarna vraagtApollo

Wat volk vertoont zich daar met een aanzienlyk talBy een en t schijnt door iet wat Goddlyks aan-gedrevenHierop antwoordt Merkurius

De Konst-godin aan t Y

Is hier gewoon op nieuw haar Jaar-gety te vieren

Zy heeft de Schilder-konst de Zuil van haare staatHier met de banden vast van eenigheit geslooten

Bouwmeesters schilders en beeldhouwers werken hier te zamen zegt Merkuriusverder in eene reeks van verzen die misschien nog interessante toespelingenbevatten waarop wij hier echter niet behoeven in te gaan Wij halen nog slechtseen paar verzen aan

ApollMen maak een vaste bandt van eeuwge maagschappy

PallMen vier nu Jaarelyks aldus haar Jaar-gety

ApollDat nooit gewelt haar Troon met onheil komt bespringen

PallZy groey en bloey altoos in tal van gunstelingenDie haare Konste staag door reyne liefde queekt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

198

Uit de aangehaalde verzen blijkt dat de kunstenaars reeds gewoon waren jaarlijksfeest te vieren en dat de nieuwe Broederschap dit gebruik wilde bestendigenDit spel viel blijkbaar nog al in den smaak want nog in hetzelfde jaar 1654

verschenen er drie drukken van (zie boven)De volledige titel is Broederschap der Schilderkunst ingewydt door Schilders

Beeldthouwers En des Zelfs Begunstigers Op den 21 van Wynmaent 1654 op StJoris Doelen In AmsterdamHet boekje begint dan met eene opdracht1) aan Joan van Maerseveen uit welks

opschrift wij de namen leeren kennen van de vier oprichters der BroederschapTegen het einde zegt de dichter

My dunkt ik zie door u haar StaatNu rysen en den wyzen Raadt

Gelyk getrouwe Voedster-heerenHaar Broederschap met wetten eeren

De dichter vraagt dus demedewerking van dezen burgemeester om de Broederschapofficieel te doen erkennen als een zelfstandig gildeMen heeft uit dit gedicht afgeleid (Van Lennep en Alberdingk Thijm) dat

Huydecoper bij het feest voorzitter of eerevoorzitter is geweest Dat staat er echtervolstrekt niet in en uit het feit dat Asselyn hem zijn boekje opdraagt kan dat ookniet volgen Wil een romanschrijver het vertellen dan staat hem dat natuurlijk vrijmaar van historisch standpunt is het niets dan eene onbewezen mogelijkheid Zelfsbetwijfelen wij dat een regeerend burgemeester in dien tijd aan een dergelijk feestzou deelnemen en zoo ja of het wel kiesch zou zijn hem bij die gelegenheid eenverzoek te doen met betrekking tot zijn ambtVerder bevat het boekje een gedichtje van Vondel het

1) Deze is niet opgenomen in den Hollantschen Parnas waar wij wel de andere gedichten vanAsselyn vinden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

199

tafelspel van Asselyn en het reeds besproken aanhangsel1)Vele schrijvers nemen aan dat Vondel zijn gedicht (VL VI 380 Unger

1654-1655 bl 145) op het feest heeft voorgedragen Maar geen der tijdgenootenvertelt dat Daarom zegt Worp (Tdschr 4 50) zeer voorzichtig dat het lsquoniet metzekerheid bekendrsquo is of Vondel bij dit feest tegenwoordig was Unger en ik hebbendat van hem overgenomen Worp zegt verder dat Vondel lsquoeen sonnet op hetgenootschap maaktersquo terwijl Unger zoo voorzichtig is van alleen maar te zeggendat het in Asselyns Broederschap der Schilderkunst is opgenomen In mijn Levenvan Vondel bl 295 ben ik gedeeltelijk tot de oude meening teruggekeerd door tezeggen dat Vondel het gedicht voor het feest maakte Bij nader overweging sluit ikmij nu meer bij Worp en Unger aanHet is natuurlijk niet te bewijzen dat Vondel niet op het feest geweest is Wil dus

iemand beweren dat hij er wel geweest is dan kunnen wij hem dat genoegen nietontzeggen maar men moet er zich dan toch wel van bewust blijven dat het eenevolkomen onbewezen veronderstelling is Het is zelfs onwaarschijnlijk Hij was geenschilder of beeldhouwer en kon toch ook geen kunstbeschermer heeten Hij zou erdus gewoon als gast geweest zijn Maar daarvoor zien wij dezen keer geeneaanleiding Toch zal men het nog wel lang blijven beweren want de ervaring leertdat juist de onbewezen en onbewijsbare beweringen met de grootste halsstarrigheidvolgehouden worden De fantasieeumln zijn de geestelijke troetelkinderen der geleerdenEn het gedichtje van Vondel dan hoor ik vragen Dit kan niet op het feest zijn

voorgedragen noch door Vondel noch door een ander Dat maakt reeds de titelonmogelijk maar vooral de inhoud Het is een nog al onbeteekenend gedicht

1) Sterck noemt dit boekje wel maar heeft het blijkbaar niet gezien want hij zegt dat het gedichtvan LM er in voorkomt en geeft als titel van een van Asselyns gedichten lsquoOp de vereenigingvan Apelles en Apollorsquo wat zooals wij gezien hebben de titel van het geheele aanhangselis

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

200

Het grootste gedeelte bestaat uit eenige gemeenplaatsen in (natuurlijk) keurigenvorm Alleen de laatste regel zegt iets nieuws

Ontfang dees kroon zy komt u toe

De vraag is nu wat is dees kroon lsquoWelrsquo luidt het gewone antwoordt lsquodit gedichtzelf Evenals Vondel een jaar te voren door de kunstenaars met eene kroon vanlauweren gehuldigd is zoo huldigt hij hen numet eene kroon van verzenrsquo Menmoetwel eene buitensporige waarde hechten aan elken versregel van Vondel en dezenvan geweldige zelfoverschatting verdenken om het mogelijk te achten dat hij ditgedichtje als een waardigen tegenhanger van die grootsche huldiging zoubeschouwenDat hij zooals ook wel eens vermoed is op het feest met dees kroon de negen

of tien maanden te voren verschenen vertaling van Horatius zou bedoelen lijkt mijgeheel onmogelijkDe verklaring van Alberdingk Thijm dat er een beeld der Schilderkunst was

hetwelk Vondel een lauwerkrans opzette is wel vernunftig gevonden maar steuntop geen enkel berichtMaken wij ons echter los van alle geopperde vermoedens en lezen wij het gedichtje

bedaard over in de oudste uitgave dan wordt alles ons in eens duidelijk het is nietsanders dan een lofdicht voor de uitgave van Asselyns Broederschap en met deeskroon wordt het tafelspel zelf bedoeldHoe eenvoudig dit alles is toch vinden wij na Brandt Asselyn en Jan Vos over

deze geschiedenis nergens gesproken zonder onjuistheden of onbewezenbijvoegsels Velen hebben zelfs de beide feesten met elkaar vereenzelvigd of zealthans te veel met elkander in verband gebrachtHetgeen Jan Vos zegt is niet onjuist maar men heeft meer uit zijne woorden

gehaald dan er in staat In zijn ongedateerden Strydt tusschen de Doodt en Natuurof Zeege der Schilderkunst (Gedichten uitg 1726 I bl 206) zegt hij

Want mit dat Amsterdam (dus zal ze heeten)De gaffel zwaaien zal van alle zeen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

201

Zal t grimmelen van Schilders en PoeumletenDeez zullen in dit hooft der watersteecircn

Een broederschap door Kretsers raadt oprechtenOm u op t jaargety ten dienst te staan

Briezeacute zal tot sieraadt festonnen vlechtenVan speel- en- bou- en wapentuigh en blaacircn

Van lauwren offeren op uw altaarenZoo wordt uw Faam behoedt voor ondergang

Apollo zal hier met Apelles paarenDe Dichtkunst met haar dochters Maatgezang

Vos spreekt hier over de stichting der Broederschap zelfs over het inwijdingsfeestUit de twee laatste hier aangehaalde verzen leidt men soms af dat hij ook over hethuldigingsfeest van 1653 spreekt Dat is echter niet waarschijnlijk Wel doet desamenvoeging hier van Apelles en Apollo denken aan het opschrift boven Asselynsverzameling verzen van 1653 maar deze klankspelende verbinding lag wel zoovoor de hand dat daaruit geene enkele gevolgtrekking gemaakt mag wordenWaarschijnlijk wordt er niet anders mede bedoeld dan dat op het feest gedicht engezongen zal worden Had Vos de huldiging bedoeld dan zou het wel vreemd zijndat hij er niet meer dan deze twee regels aan gewijd had en zelfs niet de minstetoespeling op Vondel maakt terwijl hij de namen van 18 schilders en beeldhouwersnoemtUit de mededeeling van Vos dat Briezeacute de festonnen voor het feest van 1654

geschilderd had mag men niet afleiden dat hij het ook voor dat van 1653 gedaanhad zonder er lsquomisschienrsquo of lsquowaarschijnlijkrsquo bij te voegenIndien al de door Vos genoemden lid van de Broederschap waren is zijn gedicht

daardoor van beteekenis voor de kunstgeschiedenis omdat de namen der ledennergens anders gevonden worden Opmerkelijk is vooral dat Rembrandt daarbij isen dat deze het eerst genoemd wordtDe verwarring begint met Houbraken Deze geeft in zijn Groote Schouburgh 2e

dr III bl 329-333 een vrij uitvoerig verhaal Maar van de twee feesten maakt hijeacuteeacuten ofschoon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

202

hij de beide jaartallen 1653 en 1654 opgeeft Twijfel aan de juistheid der andereberichten behoeft daar niet uit te volgen omdat hij uitdrukkelijk AsselynsBroederschap en Brandt zijne bronnen noemtWel verdient Houbraken hier onze opmerkzaamheid omdat hij eene afbeelding

geeft (zonder echter te zeggen vanwaar hij die heeft) van een in 1654 gemaaktgedenkschild en omdat hij na de mededeeling dat men jaarlijks dit feest zouherhalen laat volgen lsquoDog dit voornemen is door de nyd verydelt geworden en hetgedenkschilt door den tyd in de vergetenheid begravenrsquoHet bericht van Houbraken is overgenomen1) door Wagenaar I bl 591 (17e boek)

Toch heeft hij ook Brandt gebruikt maar zegt daarvan lsquoIn Vondels Leven wordthet houden van t S Lucas Feest ten onregte zo ik agte op het jaar 1653 vermeldrsquoWagenaars mededeeling gaf aanleiding dat in 1854 zich eene commissie vormde

om lsquoop den 24sten October van dit jaar dus als tweehonderd-jarig jubileacute van heteerste gelijk feest te vierenrsquo De daarvoor verspreide circulaire is afgedrukt in deRederijker I bl 60 Volgens Van Lennep Vondel VI bl 384 is dat feest ook op 21Oct 1854 in het Odeon te Amsterdam gevierd [Dat was dus op Donderdag de 24ewas Zondag]Van Lennep heeft zeker dit feest wel bijgewoond en zal dientengevolge zijne

aanteekeningen over de huldiging van Vondel op 1654 gelegd hebben Op dit jaargeeft hij er althans eene beschrijving van natuurlijk met heel wat bijzonderhedendie nergens geboekt zijn en die hij er zelf bijmaakte zooals trouwens meergeschiedschrijvers in dien tijd dat deden In eene noot voegt hij er bij dat Wagenaarhet feest in 1654 stelt maar Brandt terecht in 1653 Hij betoogt dat nader in deNalezing bl 22

1) Het is natuurlijk niet mijn plan alle schrijvers te noemen die van deze feesten melding makenalleen die welke men er ook nu nog voor zou willen opslaan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

203

Hij neemt ook het gedicht van Meijer op dat hij kende uit den Hollantschen Parnas1)Dat Van Lennep zich vergist door van slechts eacuteeacuten feest te spreken werd

aangetoond door Alberdingk Thijm in zijne Portretten van Vondel bl 140Toch namen Jonckbloet en ook Verwijs in zijne uitgave van Brandts Leven van

Vondel2) de voorstelling van Van Lennep ongewijzigd overWorp tap onderscheidt wel de beide feesten maar heeft toch eenige

onjuisthedenEene op enkele kleinigheden na juiste voorstelling vindt men bij Unger Vondel

1654-1655 bl 145 Te Winkel Ontwikkelingsgang II 348 2e dr IV 124 en in mijnLeven van Vondel bl 294Daarentegen geeft De Gelder Bartholomeus van der Helst bl 24 weer geheel

de voorstelling van HoubrakenTen slotte keert Sterck weer tot het verhaal van Wagenaar terug ofschoon hem

de werken der lateren toch bekend zijn Daarvoor moet hij echter aannemen datBrandt Meijer en Asselyn zich in het jaartal en de beide laatsten bovendien in dendatum vergist hebben Aangezien dit toch wel wat erg is zoekt hij eene verklaringMeijer dateert lsquo20 October van t 1653ste Jaarrsquo Volgens Sterck brengt Meijer lsquohierbij

blijkbaar de bekende spitsvondigheid te pas van het 0-jaar want zoodoende zijnals men schrijft 1654 pas 1653 jaren voltooidrsquo Maar dergelijke spitsvondighedenkeeren bijna alleen en dan periodiek bij het begin van eene eeuw terug en in 1654was daarvoor geene

1) Dat blijkt uit de Nalezing bl 22 Maar bl 383 noemt hij den lsquoBloemkrans der Vernuftenrsquo Docheen bundel van dien naam bestaat niet Waarschijnlijk dacht hij aan den lsquoBloemkrans vanverscheiden Gedichtenrsquo (1659) waarin echter het gedicht van Meijer niet is opgenomenHet gebeurt wel meer dat Van Lennep zich vergist in aanhalingen die hij uit het hoofd doetzonder ze te controleeren

2) In de uitgave van Hoeksma is de hierop betrekking hebbende noot geschrapt en wordt devraag dus niet aangeroerd

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

204

aanleiding Wel vervolgt Sterck lsquoMeijer dweepte met dergelijke eigenaardighedenrsquomaar hij verzuimt daarvoor eenig bewijs te gevenlsquoHet verschil in den dag 20 of 21 Octoberrsquo zegt Sterck lsquokan verklaard worden

uit het late uur van het feest dat voor sommigen misschien pas op 21 Octobereindigdersquo Zoolang ons geene andere goed vaststaande voorbeelden van eenedergelijke wonderlijke dateering gegeven worden is het onmogelijk deze verklaringaan te nemenDe eerste die over deze datums spreekt is Alberdingk Thijm In zijne Portretten

van Vondel bl 140 zegt hij lsquoOp Woensdag 21 Okt 1654rsquo en iets verder lsquoMaandag20 Okt 1653rsquo Een overleden vriend van mij vertelde met groote beslistheid dat diefeesten op Zondag gevierd werden zoodoende was het in 1654 een dag later danin 1653 Beiden gaven echter vermoedens voor feiten In 1653 viel 20 Oct opDonderdag en dus in 1654 op Vrijdag Nu is alles duidelijk men heeft in 1654 hetfeest niet op Vrijdag willen vieren ter wille van de Roomsche broeders en het daaromop Zaterdag 21 Oct gesteldWanneer wij de berichten zorgvuldig lezen behoeft men dus niet aan te nemen

dat alle tijdgenooten zich vergist hebben en dat men de onkieschheid zou gehadhebben den Roomschen Vondel om hem te huldigen tot een feestmaal te noodigenop Vrijdag 20 October 1654

Sterck keert graag tot oude opvattingen terug Boven het bekende versje lsquoGovertik verschrik van kampenrsquo zette Brandt in een onbewaakt oogenblik lsquoAen Govert vanKampenrsquo doordat in den eersten druk (in Apollos Harp bl 117) Kampen met eenehoofdletter staat Maar hij heeft spoedig zijne vergissing gezien en zegt in delsquoDrukfeilenrsquo lsquodoet uit Van Kampenrsquo Unger geeft dan ook terecht als titel lsquoAan Govertrsquomaar Sterck voegt er weer [lsquovan Kampen]rsquo bij

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

205

Dat K voor k in de plaats komt is eene heel gewone zetfout wij behoeven hier dusgeen naam in te zien Zou echter die hoofdletter eene beteekenis hebben dan kanhet toch nooit zijn dat hier een Van Kampen wordt aangesproken maar dan moethet zijn dat deze lastig begon te worden Wil men in Govert een bekend persoonzien dan doen wij het best door met Van Vloten Dietsche Warande VII bl 91 aanGovert Flinck te denken wat reeds Alberdingk Thijm heeft overgenomen van wienook het vermoeden is dat dit versje met het St-Lucasfeest in verband zou staanDat is zeer goed mogelijk maar Vondel zal ook wel eens een ander feest hebbenbijgewoond en eenige bepaalde aanwijzing is er niet1)

Am s t e r d am Febr 1925P LEENDERTZ Jr

Naschrift Eerst in Nov 1925 kwam mij het artikel van Dr Moller in Tschr 43 70-76in handen Ofschoon ook hij reeds de onjuistheid van Stercks voorstelling aantoontgeeft het bovenstaande toch zooveel meer dat het daardoor niet overbodig gewordenis

1) Hoe woest het bij dergelijke feesten soms toeging kan men zien uit de mededeeling van DrBredius in Oud-Holland XLII (1925) bl 264

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

206

Was JH Krul Roomsch

Bij het snuffelen in oude liederbundels werd ik getroffen door de overeenkomst vaneen aantal uitdrukkingen in liederen uit Kamphuyzen en KrulZonder te spreken van een aantal plaatsen bij Krul waar Kamphuyzens invloed

sterk wordt gevonden (al gebruikt Krul andere woorden) wil ik de aandacht vestigenop twee liederen uit Kamphuyzen om ze te leggen naast twee liederen van Krul

Kamphuyzen

+Str 1

+Alleen niet t kruys van Godes ZoneMaar ook zijn ootmoed staat ten toneWie t hert aan hoogheyd hechtVolgt hem niet recht

Die de aardsche kroonErnstig aangeboon

Die de aardsche kroon versmadenEn t schandig kruys ging op hem laden

Krul Pampiere Wereld uitg in 2o 1644 I blz 160

+Str 1

+Het kruys van Godes ZoonEn staet alleenig niet mijn ziele voorgezetGeen doorenige kroon

En zy alleenig my in leering tot een wetMaer t aldermeest

Dat is ootmoed geweestWaer mede Christus mijn

Leeren wil ootmoedig zijn

+Str 2

+Wie t hert aen hoogheyd hechtWie staet en aerdsch gebied meer acht als Christi leer

Die volgd hem niet rechtNocht toond hem niet te zijn een dienaer van zijn Heer

Van Godes ZoonDie zelver daerdsche kroonBegeerden te versmaen

t Schandig kruys op hem te laen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

207

t Schijnt mij niet in overeenstemming te zijn met den geest van den tijd waarin Krulleefde aan te nemen dat hij Roomsch zijnde een algemeen bekend Protestantschlied zoo sterk zou pasticheerenNog onwaarschijnlijker wordt de veronderstelling dat hij Roomsch zou geweest

zijn (dwz gebleven zijn want hij was van huis uit Roomsch) door de vergelijkingder volgende plaatsenEr is een lied bij Kamphuyzen dat een lang relaas bevat van de vervolgingen

waaraan hij heeft blootgestaan het gedicht is reeds daarom waarschijnlijk niet uitzijn pen gevloeid al wordt hij sprekend ingevoerd Ten overvloede plaatst de uitgaveder Wed P Arentz en K van der Sijs van 1713 het onder de liederen vantwijfelachtige herkomst t Begin luidt lsquoNoch leeft en werkt Hij die de machtrsquo Hierleest men

+Str 13

+Uyt s hartzen grond Heer dank ik DyDat gy my waardig kent

Dat ik om uwe name lyO welkom wat gy zendt

t Is waar t en is noch maar een kleyn beginMaar wilt gy k wil dien weg wel verder inMaakt my is t uwe goedheyd aangenaamTot meerder waardig doch daarby bequaam

+Str 15

+ Geen nood te groot zoo Gy maar medegaatGeen leed te wreed zoo Gy maar by en staat

Bij Krul Pampiere Wereld uitg in 2o 1644 I blz 155 vindt men in een gedichtaanvangende lsquoAls ik bedenk wat zoetrsquo t volgende

+Str 1

+ Dank ik DyO mijn God als dat gy myAl dit lijden zendEn waerdig kend

Dat ik om u name ly

+Str 2

+Schoon dat ik eerst begink Wil den weg wel verder inGun my (is t uw wil ocirc Heer)Dat ik nu noch meer lijden leer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

208

+Str 5

+ Ja geen noot zoo grootNoch leet zoo wreed

Als het maer in God bestaet

Alleen een vurig vereerder en geestverwant van Kamphuyzen kon een te zijner eeregemaakt (nog wel hem sprekend invoerend) lied zoacuteoacute copieeren Dat Krul niet vanzijn eigen levenslot spreekt is voor mij zonneklaar Trouwens de tijdgenoot herkendeonmiddellijk den familietrek met het algemeen bekende lied bij KamphuyzenHoewel het van Krul bekend is dat hij veel in opdracht van anderen dichtte zoo

is dat hier om zoo te zeggen uitgesloten Een opdrachtgever zou gezegd hebbenpasticheer het heele gedicht Krul gaat in de overige strofen van beide liederenmeest zijn eigen gangMen heeft van Krul op gronden die mij zeer zwak voorkomen aangenomen dat

hij Roomsch was Jonckbloet had die veronderstelling noodig omdat hij andersgeen verklaring had voor het feit dat Krul geen toegang had tot de patricischekringen te Amsterdam en hij hem geen smid wilde laten zijn Van deze laatstedwaling is men teruggekomen ook was Jonckbloets argumentatie uiterst zwak Hijberoept zich allermeest op E Michel die naar aanleiding van Rembrandts portrette Kassel schreef (1879) lsquoOn ne le croirait guegravere et cette main fine et blanche avecses doigts grecircles ses veines bleuacirctres qui apparaissent sous la peau un peu fleacutetriecest la main dun eacutecrivain et non plus celle dun artisanrsquo Deze redeneering kon in1879 indruk maken ons die de werkwijze van Rembrandt beter hebben leerenkennen ontlokt zij den uitroep lsquogeheel de manier van R wanneer hij een smid wilschilderen die tevens dichter isrsquoDr G Morre in zijn boek lsquoJan Hermansz Krulrsquo Delft J Waltman 1894 (dissertatie)

was dus niet in de noodzakelijkheid waarin Jonckbloet zich bevond om Krul totiederen prijs Roomsch te maken hij had dus diens argumenten aan een zorgvuldigonderzoek moeten onderwerpen wat bij J nooit

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

209

kwaad kan In plaats daarvan gebruikt hij ze en tracht ze te vermeerderenZiehier zijn redeneering Kruls ouders (tenminste nog in 1604 zijn vader en tweede

moeder) waren Roomsch ook zijn broeder en zuster Maar er zullen (antwoord ik)in dien tijd wel zeer vele protestantsche Amsterdammers geweest zijn wier oudersnog Roomsch waren en die dus evenals hun bloedverwanten Roomsch warenopgevoed De exodus uit de Roomsche kerk was nog in gang in t begin der 17deeeuwDr Morre beroept zich voorts op eenige uitdrukkingen in Kruls gedichten In t

begin der lsquoChristelijke Offerandersquo spreekt hij uitvoerig over het vasten (uitg 1644 in2o I blz 119) Die dit gedicht leest vindt er de sterkste aanwijzingen in dat deschrijver protestant was (ik noem slechts eacuteeacuten enkele uitdrukking de titel van eenonderdeel van t gedicht dat over t kerkgaan handelt luidt lsquoBereydinge des hertenom nuttelijk Gods woord te hoorenrsquo en tot 12 maal toe in 88 versregels wordt in ditonderdeel de kerkgang bestempeld als lsquot hooren van Gods woordrsquo) ook en niet hetminst treft de afwezigheid van letterlijk alles wat men in Roomsche stichtelijkeboeken gewoon is te vinden En t is alleen een gevolg van de grove onkunde dietegenwoordig veelal heerscht ten opzichte van wat van gezaghebbendeprotestantsche zijde in alle tijden is geleerd dat men in Kruls uitlatingen over hetvasten iets specifiek Roomsch heeft meenen te vindenIn hetzelfde gedicht heeft men na veel zoekens nog vier regels gevonden die

zouden moeten bewijzen dat Krul Roomsch was Ziehier de plaats (uitg 1644 in2o I blz 152)

O Heer laet uwen geest mijn geest gestadig drijvenEn in de rechte kerk een recht geloovig blijvenVerlost my lieve God en Hemelsch MajesteytVan alle kettery die na der hellen leyd

t Is zeker ver gezocht Alsof zulke uitdrukkingen niet geheel met de protestantschementaliteit strookten Ook in t verband van dezen passus is geen Roomschelsquotendenzrsquo te

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

210

bespeuren In Kruls toestand was zulk een gebed waarschijnlijk zeer op zijn plaatswant zijn naaste omgeving zal het niet aan pogingen hebben doen ontbreken omhem tot de Roomsche kerk terug te brengenIn lsquoWereldt-hatende Noodtsaeckelijckrsquo dat Krul in of voacuteoacuter zijn 25e levensjaar

dichtte een werk dat geheel dezelfde protestantsche kenmerken toont en omRoomsch te kunnen zijn dezelfde eigenaardigheden mist als het eerstgenoemdelaakt hij (blz 50 vv) de lichtzinnigheid van menschen die

lsquoVrou Venus dan na haren eys gaen eereDe neus moet in de Kroes de lust moet by de WijnDe tong moet door haer kracht los en ontbonden zijnDe schaemt moet an een kant vrypostigheyd moet woonenIn t herte dat sijn dienst vrou Venus soect te toonenrsquo

Zoo gaat hij vier bladzijden (of liever bladzijdjes) door tot eindelijk op blz 55 eennieuwe gedachtenwending komt

lsquoDoch t is een kleine faut seyt daer het zondig hertWant door de Biecht ons alles weer vergeven wertEn hier en tusschen staet hy daer veracht verschovenDie t alles toebehoort op Aerden en hier boven Die onze leden aen malcanderen gebondenIn s moeders lighaam heeft vertoorent men door zondenWaer ghy (tot Helsche straf) sijn Majesteyt me portrsquo

Alleen wie dezen passus niet onder de oogen heeft gehad kan uit de twee regelsover de biecht lezen dat Krul meent lsquodat kleine zonden door de biecht wordenvergevenrsquo en hij dus Roomsch moet geweest zijn Eerder ziet men hier den blijkbaarreeds protestantschen ernstigen jongen man opkomen tegen een verkeerdeopvatting der biecht als hij in zijn Roomsche omgeving ongetwijfeld dikwijls zalhebben aangetroffen ja misschien in zijn jonge jaren zelf gekoesterd Men zie hierdus veeleer een polemiek wel niet tegen het leerstellige Katholicisme (trouwens Kwas niet zeer dogmatisch aangelegd) maar tegen een averechtsche en toenmaalszeer gangbare toepassing ervan

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

211

Bij sommigen is Kamphuyzen voor Sociniaan zelfs voor libertijn doorgegaan tEerste is veel te veel gezegd t laatste geheel onjuist Beter doet men met Bilderdijk(Brieven uitg Da Costa IV blz 100) te spreken van een zeer fijn Arianisme en datslechts voor een zekere periode zijns levens Dat hij geen Sociniaan was blijkt oauit zijn innige verhouding tot de Rijnsburgsche Collegianten die niets van hetSocinianisme wilden weten (Ypey en Dermout Gesch van de Herv Chr Kerk inNed II blz 290) Maar een gevoelsmensch als hij liet zich spoedig op sleeptouwnemen en evenals hij een tijd lang in het Arminianisme opging om later zich vande remonstranten af te wenden zoo heeft hij ook in een periode van zijn leven methet Socinianisme weggeloopen beter gezegd de Socinianen met hem Echterstrookte hun geraffineerde gebruik van bijbelsche en traditioneel Christelijke termenin een oneigenlijken zin niet met zijn inborst Evenmin met die van Krul Van delibertijnen van iedere schakeering stonden beiden zoo ver mogelijk af

L e i d e n Maart 1926J HOVY

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

212

De boerde van III ghesellen die den bake stalen

Tusschen de talrijke Middeleeuwsche gedichten die in het Hulthemsche handschriftder Koninklijke Bibliotheek te Brussel zijn opgeteekend staat een boerde die verhaalthoe eenige dieven elkander wederkeerig een zij spek afhandig maken Zij werddoor JF Willems in het lsquoBelgisch Museumrsquo X (1846) blz 69-76 uitgegeven en laterdoor E Verwijs in zijn lsquoBloemlezing uit Middelnederlandsche Dichtersrsquo III blz 17-23opgenomenReeds Willems wees er op dat er een Fransch fableau bestaat dat een

overeenkomstigen inhoud heeft Dit gedicht is van Jehan de Bedel en heeft tot titellsquoDe Barat et de Haimet ou Des Trois Larronsrsquo Het fableau werd meerdere malenuitgegeven in de lsquoFabliaux et Contesrsquo door Barbazon en Meacuteon deel IV blz 233vlgg en in den lsquoRecueil Geacuteneacuteral et complet des Fabliaux des XIIIe et XIVe Siegraveclesrsquodoor De Montaiglon en Raynaud deel IV blz 93-111 als nr XCVIIDe verhouding dezer gedichten tot elkander alsmede hun betrekking tot de

mondelinge overlevering zijn naar ik meen niet in bijzonderheden onderzocht Metuitzondering van twee Italiaansche varianten heb ik alle nu bekende opteekeningenkunnen raadplegen daartoe werd ik in staat gesteld door de welwillendheid vanProf W Anderson te Dorpat Prof J Bolte te Berlijn Prof J Horaacutek te Praag en denheer H Ellekilde te Kopenhagen Ik betuig hun voor hun onbaatzuchtige hulp diemij reeds zoovele malen verleend werd hier openlijk mijn oprechten dank

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

213

1 De Boerde en het Fableau

De inhoud van deze gedichten voorzoover zij met elkander overeenstemmen entevens de inhoud van een groot deel der populaire overleveringen is de volgendea Van drie dieven heeft zich een afgescheiden om een eerzamer leven te

beginnen Hij is met een boerenvrouw gehuwd Terwijl hij eens afwezig iskomen zijn beide vroegere makkers zij zien een zij spek hangen en latenblijken dat zij van plan zijn deze in den komenden nacht weg te halen

b Als de man thuiskomt en de toespelingen der dieven door zijn vrouw hoortvertellen begrijpt hij hun plan en verbergt het spek op een veilige plaats Inden nacht (als de man even uit de kamer is gegaan) sluipt een der dieven naarhet bed toe waar de vrouw ligt en vraagt haar de stem van haar mannabootsend waar het spek verborgen ligt Zij zegt het en de dief neemt hetweg

c De man komt weer in de kamer en bemerkt wat er gebeurd is hij loopt dedieven achterna en haalt den eenen die door den zwaren last langzaamvooruitkomt weldra in Hij neemt in het donker van dezen het spek over

d Spoedig merken de dieven het een van hen keert snel naar het huis terugwaar hij zijn broek of een kleedingstuk van de vrouw om het hoofd windt enzich als de boerin voordoet Daardoor bedriegt hij den man die hem weer hetspek overgeeft

e Zoodra de man dit merkt gaat hij den dief op nieuw achterna Hij treft hem nuaan bezig met het spek te braden hij brengt de dieven in den waan dat hijeen geest is waarop zij de vlucht nemen en het spek achterlaten

f De dieven komen na van hun schrik bekomen te zijn terug breken een gatin den muur en trachten het spek nog eens te stelen Maar als de eene zijnarm daardoor

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

214

steekt slaat de man dien af De gewonde brengt nu ook zijn makker er toehetzelfde lot te ondergaan omdat hij alleen de schande niet wil hebben

Behalve deze reeks van avonturen bevat het fableau nog een inleiding waarinverteld wordt dat de dieven proeven van hun behendigheid geven Het zijn debekende dievenlisten eieren onder een broedenden vogel vandaan te stelen daarnaze er weer onder te leggen zonder dat de vogel in zijn broeden gestoord wordteindigend met het looze stuk dat dezen handigen dief door zijn niet minder in hethandwerk bedreven makker de broek van het lijf gestolen wordtDeze behendigheden zijn het werk van de beide broeders Barat en Haimet maar

de derde dief Travers geheeten die zich bij hen had aangesloten is zich zijnminderheid zoo zeer bewust dat hij liever naar zijn vroeger vreedzaam bedrijfterugkeert

+102

+Je ment irai agrave nostre vileLagrave ougrave jai ma fame espouseacuteeFolie avoie ore en pensseacuteeQui voloie devenir lerres

In de plaats van deze geheele inleiding heeft de Nederlandsche boerde niet andersdan demededeeling dat drie makkers twintig jaren het dievenhandwerk gezamenlijkhadden bedreven en dat een van hen lsquowouts avestaen ende ontberenrsquo daar heteind van het liedje toch gewoonlijk de galg is Hij neemt dienst bij een dorper wienhij zoo wel voldoet dat deze hem na een jaar zijn dochter tot vrouw geeft Zoo heefthij zich als eerzaam landman gevestigdDe inleiding van de boerde bevat alles wat voor het daarop volgende verhaal

noodig is Het fableau geeft meer bijzonderheden maar de samenhang wordt nutevens minder waarschijnlijk Travers zou door het zien van de behendigheid zijnermakkers bang zijn geworden voor de gevaren die een dief bedreigen Maargedurende den tijd dat hij met Barat en Haimet samenwerkte had hij toch zekerwel meer gelegen-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

215

heid gehad zich te overtuigen van hun listen Weinig geloofwaardig is het ook datdeze Travers een vrouw zou hebben die hij verlaten had om de breede baan op tegaan maar naar wie hij nu weer terugkeert alsof er niets gebeurd wasDaar de geheele mondelinge overlevering - met uitzondering slechts van een

paar Deensche varianten - evenmin als de boerde de inleiding van het stelen dereieren heeft mogen wij er van uitgaan dat het oorspronkelijke verhaal van denspekdiefstal deze inleiding ook niet heeft gehad Natuurlijk bewijst dit nog niet dathet Nederlandsche gedicht nu niet naar een Fransch voorbeeld zou zijn nagevolgdwant behalve het fableau van Jehan de Bedel kunnen er meer Fransche bewerkingengeweest zijn Het is ook mogelijk dat Bedel een ander Fransch fableau dat hetvoorbeeld werd van de boerde opnieuw bewerkt en van een inleiding voorzienheeftHet verhaal van den eierdiefstal komt elders voor als een zelfstandig

dievenvertelsel en wel voornamelijk op Slavisch gebied1) Meermalen dient het alsinleiding voor andere verhalen dan dat van den spekdiefstal zoo vinden wij hetgeplaatst voor het Duitsche sprookje van lsquoDie vier kunstreichen Bruumlderrsquo2) terwijl hetbuiten Europa bij voorkeur aan de sage van Rampsinitus verbonden wordt3) Het isdus niet vreemd dat ook Jehan de Bedel of de bron waaruit hij weer putte dezevertelling als inleiding gebruikteOok op andere plaatsen is er verschil tusschen de boerde

1) Vgl Bolte-Poliacutevka III blz 57 en 393 noot2) Benfey Kleinere Schriften (uitgave Bezzenberger Berlijn 1892) II blz 122 meent dat het

Duitsche sprookje (Grimm Nr 129) deze inleiding aan ons Fransch fableau zou hebbenontleend Dit is echter zeer onwaarschijnlijk als men overweegt dat dit verhaal in Oost-Europagoed bekend is en dus vandaar in het aangrenzende Duitsche gebied kon doordringenBenfeys meening wordt echter afdoende weerlegd door het feit dat het sprookje met dezeinleiding reeds te vinden is in een 17e-eeuwsch werk EG Happelius Der ungarischeKriegs-Roman (Ulm 1685 blz 537)

3) Behalve de varianten die Bolte-Polivka III blz 58 noemen vindt men deze combinatie inRhodokanakis Der vulgaumlrarabische Dialekt im Dofacircr I blz 21 A Dirr Kaukasische Maumlrchenblz 260 Nr 74 en RA Laval Cuentos populares en Chile blz 169 Nr 21

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

216

en het fableau De dieven komen aan het huis van Travers wanneer hij weg is omtakkenbossen te halen Ze worden door zijn vrouw ontvangen Wanneer Barat hetspek ziet hangen maakt hij er zijn makker opmerkzaam op en verwijt zijn oudenvriend Travers dat hij rijkdommen vergadert waarvan hij hun niets gunt Als Traverslater thuiskomt vertelt zij van de beide mannen die gekomen waren en alles scherphadden opgenomen overigens met geen woord gezegd hadden wat het doel vanhun komst was geweest Travers begrijpt onmiddellijk wie de bezoekers waren enis zelfs zoo scherpzinnig te vermoeden dat het hun om het spek te doen was Voorons die den loop van het verhaal kennen is dit niet zoo vreemd logisch is dezevoorstelling echter geenszinsDe boerde heeft hier weer een verhaal dat veel beter sluit De man ziet zijn beide

vroegere makkers aankomen hij wil ze liever niet ontmoeten wat wij wel begrijpenkunnen na alles wat er tusschen hen is voorgevallen maar hij wil toch ook nietongastvrij zijn en draagt zijn vrouw op hun eten te geven Terwijl zij nu aan het maalzitten zien zij het spek hangen en de eene over zijn wang wrijvende zegt

Gheselle bi sent BaveEer morghen vroegh sal hi ave

Daarop geeft de vrouw die meent dat hij het over zijn stoppelbaard heeft hem nogtwee penningen om zich te laten scheren Maar haar man heeft lang genoeg metze omgegaan om die bedekte toespeling best te begrijpenDit verhaal is onberispelijk Wij zullen bovendien opmerken dat de toespeling op

den baard ook in andere veruiteenliggende varianten (een IJslandsche eenItaliaansche en een paar Russische) voorkomt Ook hier blijkt de boerde een betereoverlevering te vertegenwoordigen dan het fableauDe man verbergt nu het spek Travers gedraagt zich hierbij tamelijk onbeholpen

en de Fransche dichter legt daar den nadruk op door zijn woorden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

217

Or nen sevent il mais que faireMais que sor son siege le laitSi le covrirent dune metA grant paine sen vont gesir

Daartegen steekt de held van de boerde gunstig af hij bergt het spek in zijn eigenbed waardoor het voor de dieven een heel kunststuk zal zijn het weg te halen Ineen gedeelte der mondelinge varianten vinden wij ditzelfde terug terwijl in een anderdeel het spek elders verborgen wordt Over den oorspronkelijken vorm van dit motiefkunnen wij eerst dan oordeelen als wij die populaire traditie onderzocht zullenhebben maar nergens zullen wij de voorstelling van het fableau weervindenDe boerde en het fableau verschillen eveneens in het verhaal van de eerste

dievenlist Travers hoort in den nacht onraad en na zich overtuigd te hebben dathet spek nog op zijn plaats ligt gaat hij naar den stal De dief maakt van zijnafwezigheid gebruik om aan de vrouw van Travers te vragen waar het spek ligtwat deze in de meening dat haar man dit vraagt mededeelt De boerde vertelt datde dief sluipt naar het bed waar man en vrouw in liggen te slapen en dat hij aan devrouw vraagt waar de bake is Het is duidelijk dat in het eerste geval de toedrachtder zaak waarschijnlijker schijnt te zijn maar toch staat daar tegenover dat men bijde voorstelling van het fableau nauwelijks begrijpt dat de vrouw die wakkergeworden is door het opstaan van haar man den dief voor Travers kan houdenDaar in de boerde beiden in slaap zijn is het niet onmogelijk dat zij nogslaapdronken zich vergist in de stem van den dief die bovendien de kunst verstaatde stem van anderen na te bootsen Daar echter beide voorstellingen ook in devolksoverlevering naast elkaar voorkomen valt er evenveel te zeggen voor hetverhaal van de boerde als van het fableauIn het verdere verloop stemmen de beide gedichten vrij wel overeen tot dat wij

in de episode e weer een afwijking aan-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

218

treffen De boerde laat dit voorval in een schuur geschieden een voorstelling diedoor de mondelinge overlevering gesteund wordt Het fableau echter laat despookscegravene onder een eik plaats hebben waardoor een vrij vreemdsoortig verhaalontstaat1) Dit gedeelte van het verhaal gedoogt naar huidige begrippen vanwelvoegelijkheid geen breeder betoog anders zou ik zonder moeite kunnenaantoonen dat de boerde waar de dieven meenen het gezicht van hun moeder tezien veel juister is dan het fableau waar men eigenlijk niet begrijpt waarom Haimetgelooft

Barat noz pere nous raviseen mout laide semblance

Eindelijk het slot van de vertelling De boerde heeft hier een voorstelling die gesteundwordt door de mondelinge traditie de man slaat den dieven de armen af die zij eenvoor een door een gat naar binnen steken om het spek weg te halen Het fableauvertelt hoe de dieven door een schoorsteen het spek aan een puntigen hazelaarsstokspietsen en dan door Travers die dit opmerkt uitgenoodigd worden het maal methem te deelen Hierin staat het fableau geheel alleen waarom wij wel mogenaannemen dat dit een vinding is van Bedel of van dengeen aan wien hij de stofontleendeIn verschillende opzichten blijkt de voorstelling van de boerde beter te zijn dan

die van het fableau Hieruit volgt nog geenszins dat het gedicht oorspronkelijkNederlandsch zou zijn geweest De dichter Jehan Bedel is uit het land van Artoisafkomstig behalve dit zijn er nog zes andere fableaus op zijn naam overgeleverdOnder deze die over het algemeen niet onaanstootelijk zijn komen er voor die zichonderscheiden door grove geestelooze grappen zooals dat der lsquoDeux Chevauxrsquo

1) Misschien is dit beiumlnvloed door het verhaal dat dieven die hun schatten verdeelen ondereen boom op de vlucht worden gejaagd door iets dat omlaag valt (Aarne type 1653) UitFrankrijk stammen een paar varianten bij Carnoy in Meacutelusine I blz 280 (Amiens) en in ContesFranccedilais blz 167-172 (Berrichon)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

219

(Mont-Rayn I nr 13) lsquoLe Vilain de Farbursquo (ibidem IV nr 95) en lsquoLe Souhait Desveacutersquo(ibidem V nr 131) In de andere behandelt hij verhalen die in talrijke variantenbekend zijn zoo in lsquoBrunain la vache au prestrersquo (ibidem I nr 10) het verhaal vande koe die aan God geleend tienvoudig vergolden wordt (Aarne type 1735) inlsquoGrombert et les deux Clersrsquo (ibidem I nr 22) een gewaagde anecdote die zoo zeerin den smaak viel dat wij er behalve een tweede Fransche bewerking ook eenDuitsch gedicht van kennen terwijl Boccaccio haar voor zijn Decamerone en Chaucervoor zijn Tales niet versmaadden1) Niet minder verspreid is het exempel van lsquoLeConvoiteux et lEnvieuxrsquo (ibidem V nr 135) waarin verteld wordt hoe een afgunstigebedingt een oog te missen opdat een ander die het dubbele van zijn aandeel zouontvangen ze beide zou verliezenWij vinden dit verhaal dat uit Oostersche bronnenstamt reeds in de Exempla van Jac de Vitry (nr CXCVI) daarna in een groot aantalverzamelingen zooals Paulis Schimpf und Ernst2) Ten slotte behandelt lsquoLe Vilainde Bailleulrsquo (Mont-Rayn IV nr 108) de grap van den bedrogen echtgenoot waarvanhet Duitsche gedicht lsquoDer begrabene ecircmanrsquo ook een bewerking is maar in zeerafwijkenden vorm Veel dichter bij het fableau staat de Nederlandsche boerde lsquoVanLacarise den katijfrsquo3)Wij vinden dus dat van twee fableaus die deze Jehan Bedel gedicht heeft ook

Nederlandsche bewerkingen bestaan die in beide gevallen geenszins voor deFransche bewerking behoeven onder te doen Bedel leefde in het land van Atrechtdus aan de grens van het Nederlandsche en Fransche taalge-

1) Vgl Montaiglon-Raynaud V nr 119 lsquoLe meunier et les deux Clersrsquo - Von der HagenGesammtabenteuer III nr 55 lsquoIrregang und Girregarrsquo van Ruumldiger von Muumlner - DecameroneIX 6 - Chaucer The reeves tale - Zie verder Beacutedier Les Fabliaux blz 463 Von der Hagenibidem blz XIX-XXIV Dunlop-Wilson History of Prose Fiction II blz 134-136

2) Vgl Bolte-Polivka II blz 219 - Boltes uitgave van Pauli II blz 396 aant bij nr 647 - Beacutedierblz 457

3) Zie E Verwijs Dit zijn X Goede Boerden nr IV (blz 19)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

220

bied Daar in de buurt localiseert hij ook zijn anecdoten voor zoover hij ze opbepaalde plaatsen laat spelen zoo te Farbus ten NNO van Atrecht (Le Vilain deFarbu) te Longueau bij Amiens (Deux Chevaux) en eenmaal zelfs in het Vlaamschenu in Frankrijk gelegen (Belle) Bailleul-Sire-Berthoult1) Opmerkelijk is het dat in ditVlaamsche dorp juist heet te spelen het verhaal waarvan wij in Lacarijs eenNederlandsche bewerking bezitten die voorgevallen heet te zijn lsquote Lokere op deSceltrsquoJehan Bedel heeft dus - dat mogen wij gerust aannemen - zijn stof wel uit

Vlaamsche overlevering kunnen putten Of dit het geval geweest is met het gedichtvan Barat en Haimet valt natuurlijk niet met zekerheid te zeggen maar als wij inhet verloop van het onderzoek tot het resultaat zouden komen dat dit verhaaloorspronkelijk in een Vlaamsche overlevering bekend is geweest dan bestaathiertegen van de zijde van het fableau geenerlei bezwaar Men kan hiertegen nietaanvoeren dat deze dievengeschiedenis in later tijd door Fransche dichters blijktte worden gekend want als de 13e-eeuwsche Roman dEustache le Moine gewaagtvan de beroemde dieven Barat Travers en Haimet2) dan behoeft de dichter hungeschiedenis niet uit een Fransche traditie gehaald te hebben integendeel dezeeigennamen bewijzen juist dat hij het verhaal uit het fableau kende wat ook nietvreemd is als wij bedenken dat de dichter van den Roman dEustache een Picardieumlrwas3)Beacutedier heeft de meening verdedigd dat deze Jehan Bedel dezelfde persoon zou

zijn als Jehan Bodel die bekend is als de dichter van pastourelles en congeacutes maarbovenal als de maker van het oudste Fransche mirakelspel lsquoLe Jeu de St-NicolasrsquoDe discussie van deze opvatting valt buiten het bestek van dit opstel ik wil er slechtsop wijzen dat het dan toch

1) Vgl W Cloeumltta in Herrigs Archiv fuumlr das Studium der neueren Sprachen und Litteraturen 91(1893) blz 49

2) Vgl Beacutedier blz 393) Vgl Groumlbers Grundriss II blz 634

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

221

wel opmerkelijk is dat deze fableaus zoo weinig poeumltische gaven verraden1)Vergelijken wij Barat et Haimet met de boerde dan staat deze in literair opzicht veelhooger De omvang is bijna de helft van het Fransche gedicht (224 verzen tegen432) en daarmee gaat gepaard een veel rakere manier van vertellen Als de manmet het spek op den rug thuiskomt zegt hij in de boerde niet anders dan lsquoMinnehulpt mienrsquo Travers echter houdt een toespraak van eenige verzen Ook in fijneironie wint het de boerde ik herinner alleen aan de scene waar de vrouw aan dendief nog een paar penningen geeft om den baard te scheren het fableau heeftdaarvan niets Bedel is ook ruwer van toon dan de Nederlandsche boerendichter(vgl v 366 vlgg waaraan in de boerde niets beantwoordt) Zelfs in de compositievan de vertelling schiet Bedel tekort de dief zoekt eerst het heele huis af en als hijmerkt dat het spek niet meer op de plaats is waar hij het had zien hangen keerthij naar zijn makker terug om af te wachten tot de bewoners slapen Het is welvreemd dat Travers niets van de komst van den dief gemerkt heeft te meer omdatuit de volgende verzen blijkt dat hij uit vrees voor zijn spek niet durft te slapen

Travers qui nosoit reposerA sa fame prist a parler

Daarop staat Travers op maar als nu de dief de vrouw naar het spek vraagt vatdeze geen argwaan op ofschoon hij een verhaal ophangt hoe hij in zijn droombevreesd was geworden voor het spek De vrouw kon toch weten dat dit bezijdende waarheid was Misschien is het onbillijk van een fableaudichter te verlangendat zijn verhaal voldoet aan strenge eischen van logica in elk geval moet dan tocherkend worden dat de boerdendichter daar veel beter aan beantwoordt

1) Vgl Beacutedier blz 483-486 Een andere meening bij Cloeumltta Herrigs Archiv 91 (1893) blz47-52 welke meening hij handhaaft tegen Beacutedier ibidem 93 (1894) blz 224-226

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

222

2 Het IJslandsche verhaal

Op naam van den IJslandschen bisschop Joacuten Halldoacutersson die op het eind der 13e

en in het begin der 14e eeuw geleefd heeft worden een aantal verhalen gestelddie door HugoGering onder den titel lsquoIslendzk AEventyrirsquo (Halle aS 1882) uitgegevenzijn Wij weten dat deze collectie niet door den bisschop zelf op schrift werd gesteldmaar ontstaan is uit de samenvoeging van verschillende kleinere verzamelingenDat neemt niet weg dat daarom nog wel een groot aantal dezer vertellingen op JoacutenHalldoacutersson kunnen teruggaan want van hem wordt medegedeeld dat hij graagallerlei verhalen die hij in zijn studietijd te Parijs en Bologne gehoord had of ook inboeken had gelezen in zijn preeken inlaschte Hij vertelde ze in een vorm dieovereenkwam met het gehoor waartoe hij sprak soms waren zij zoo wereldschdat het hem euvel geduid werd1)Met volkomen zekerheid kunnen hem slechts een zevental vertellingen worden

toegeschreven2) de overigen zijn dus eerst na zijn dood te boek gesteld en daaronderkunnen er verschillende zijn die uit heel andere bron gevloeid zijn dan uit deprediking van Joacuten Halldoacutersson Gering beproefde een scheiding der verhalen in viergroepen hij rekent dan het verhaal van De drie Dieven dat in een handschrift vanhet midden der 14e eeuw staat tot het werk van een auteur die slechts zeldenschriftelijke bronnen gebruikte en waar hij dit wel deed ze zeer vrij behandeldeToch blijkt een groot deel wel degelijk zij het ook middellijk op literaire traditie terugte gaan3)

1) Vgl Gering II blz XXII thornviacute voacuteru fraacutesagnir hans sumar baeđi veralldligar ok stoacuterorđar svaacute atsumir menn loumlgđu honum til luacutetis

2) Nl vier in de AEventyri en drie in den Joacutens thornaacutettr3) Volgens Gering behooren in het laatste gedeelte der verzameling tot dezen schrijver de nrs

78 82 83 85 B 87-93 95 96 98 en 101 Van deze stammen 91-93 uit de Disciplina Clericalis95 96 en 101 uit het Speculum historiale 83 85 B en 87 uit andere Latijnsche bronnenVerder is 78 een bekend sprookje maar de vogel Karadius die daarin genoemd wordt wijstop een schriftelijken invloed 98 handelt over het dier Bemoth van 82 en 88 is de brononbekend Het blijkt dat de verzamelaar hoofdzakelijk schriftelijke bronnen gebruikte

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

223

zoodat het te gewaagd schijnt alleen op dezen door Gering aangevoerden grondaan te nemen dat het dievenverhaal uit de volksoverlevering stamt Meer waardezou men misschien mogen toekennen aan de omstandigheid dat het verhaal zelfop Deensche herkomst schijnt te wijzen daar het tot titel heeft lsquoAf thornrimr thornjoacutefum iacuteDanmoumlrkrsquo Maar de bewijskracht van dit argument is niet zoo groot als hetoppervlakkig lijkt want een ander verhaal (nr XCIII) dat middellijk uit de DisciplinaClericalis stamt voert ook tot titel lsquoFraacute danska manni ok kerlingursquo en vangt aan metde woorden lsquoI Danmoumlrk hafa sagt merkiligir menn at vaeri rsquo Dit is een voorbeelduit vele dat voor dergelijke verhalen een Deensch milieu werd gekozen om zeminder uitheemsch te doen klinken en toch een zekeren afstand tot het IJslandscheleven te bewarenWij zullen eerst het IJslandsche verhaal met de beide bovengenoemde poeumltische

bronnen vergelijken Het begint geheel in overeenstemming met de boerdedaarmee dat van drie dieven die met de namen Illr Verri en Verstr aangeduidworden de eerste besluit het gevaarlijke handwerk vaarwel te zeggen Hij trouwtniet zooals de held van de boerde een boerendochter maar een weduwe dat iseen verschil van geenerlei beteekenisEens toen hij een zij spek in het rookgat had hangen moest Illr op reis hij

vermoedde echter dat er gasten zouden komen en ried daarom zijn vrouw goedop hun doen en laten te letten Deze voorstelling is niet zeer gelukkig en stemteerder met het fableau dan met de boerde overeen Maar in het daaropvolgendeherkennen wij weer de boerde de eene dief het spek bemerkende strijkt zich langsde wang en mompelt lsquoAf skal af skalrsquo Als Illr later deze woorden hoort verbergthij het spek in een gat onder het bed (under saeng okkarri er jarethhuacutes zegt hij tegenzijn vrouw)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

224

Natuurlijk vinden de dieven niets als zij s nachts komen zij binden nu in den stalde koeien met de staarten aan elkaar een list die wel op IJsland zal zijn ingevoegddaar wij ze ook toegepast vinden in de Gislasaga Suacuterssonar De koeien maken nuzoo een spektakel dat de man opstaat om te zien wat er aan de hand is van zijnafwezigheid maakt de dief gebruik om aan de vrouw te vragen waar het spek isverborgen en het weg te nemen Deze voorstelling is dus die van het fableau waarechter verzuimd is aan te geven waarom de man naar den stal gaat kijkenDe episode e waarin de boer de dieven in den waan brengt dat de geest van

hunmoeder hun verschenen is stemt grootendeels met de boerde overeen Behalvehet toonen van het lichaamsdeel dat volgens den dief zoo een treffende gelijkenismet het gezicht van zijn moeder heeft slaat Illr met een knuppel op het dak Ditontbreekt in het Nederlandsche gedicht maar komt in een paar andere mondelingevarianten voorHet slot vertelt dat den dieven de handen worden afgeslagen Dit is dus evenals

in de boerde Men mag geen overeenkomst met het fableau daarin zien dat dedieven door het dak beproeven binnen te komen terwijl zij in de boerde een gatdoor den muur breken Want deze afwijking berust op de inrichting van hetIJslandsche rookhuis waarin geen venster is maar alleen een gat in het dakwaardoor de rook naar buiten trekken kan en het licht binnenvalt Daarentegen zoumen wel aan overeenkomst met het Fransche gedicht kunnen denken in het detaildat Illr zijn verminkte kameraden als knechten in zijn dienst neemt want ook Traversdeelt ten slotte met Barat en Haimet de zij spek Toch meen ik dat in dit punt hetIJslandsche verhaal onafhankelijk is van de door het fableau vertegenwoordigdetraditie en dit niet alleen omdat de overeenkomst in vergelijking met de veel grooteregelijkheid met de boerde in het motief van het afslaan der handen van te geringebeteekenis is om er eenig gewicht aan te hechten maar ook wijl het slot van hetIJslandsche

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

225

verhaal gemakkelijk verklaard kan worden door de behoefte aan dit brutale slot nogiets toe te voegen dat althans een schijn van Christelijke barmhartigheid had Zooimmers kon het in een exempelverzameling nog geduld wordenUit deze vergelijking blijkt dat het IJslandsche verhaal teruggaat op een

overlevering die bijna geheel met de boerde overeenstemt Toch kan deze zelf debron niet wezen omdat er ook een paar gevallen zijn waar het verhaal dichter bijhet fableau staat Het is dus waarschijnlijk dat er een overlevering geweest iswaaruit eenerzijds de Fransche en Vlaamsche dichter anderzijds de IJslandscheverteller geput hebben De vrij groote afwijkingen laten zich gemakkelijk verklarendoor de vrijheden die de bewerkers zich ten opzichte van deze populaire stofveroorloofden

3 De Skandinavische mondelinge overlevering

De volgende Deensche varianten heb ik door de vriendelijke hulp van den heerEllekilde kunnen raadplegen1)

West-Sjaelland Slagelse Boeslund (Nr438) Jens Kamp Danske Folkeminder

GD 1

(Odense 1877) blz 131-134 nr 359(uittreksel bij Gering II blz 218West-Fyen Baag Koumlng (Nr 1007) JensKamp MS Dansk Folkeminde Samling1904 40 blz 124-127

2

Jutland Himmerland Gislum Strandby(Nr 1593) E Tang Kristensen MS nr1272

3

Viborg Harre Durup (Nr 1662)hoofdtekst voor ET Kristensen JyskeFolkeminder VII blz 79 nr 10

4

Viborg Fjends Fly (Nr 1706) ETKristensen MS nr 1966

5

Aarhus Hjemslev Adslev (Nr 2157)dezelfde MS nr 2172

6

1) Voor de aanduiding der varianten volg ik de regels der Finschemethode vgl Aarne FFComm13 blz 66 De nummers achter de Deensche plaatsnamen duiden op de topografische indeelingvan Denemarken met het oog op de folklore vgl Festkrift til HF Feilberg blz 477-488

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

226

Aarhus Nim Hvirring (Nr 2244) dezMS nr 1711

7

Vejle Noumlrvang Ringgive (Nr 2312) dezMS nr 2263

8

Vejle Noumlrvang S Omme (Nr 2317)dez MS nr 2533

9

Ringkoumlbing HammerumOumlrre (Nr 2485)dez MS nr 815

10

Hammerum Sunds (Nr 2488) dez MSnr 381 gebruikt voor den tekst in JyskeFolkeminder VII nr 10

11

Ribe Skads Oumlse (Nr 2621) dez MSnr 2300

12

Ribe Malt Lindknud (Nr 2681) dez MSnr 2330

13

Zuid-Jutland Grundtvig MS nr 11114

De eenige bekende Noorsche variant waarvan ik door de zorg van Prof Liestoumlleen uittreksel kreeg is

Telemark Kvitseid Hans Ross MS 2332 gedrukt in het blad Doumllen 1870 nr 13en in Loumllands Norsk Eventyrbok blz 109

GN 1

Enkele van deze varianten bevatten slechts een deel der episodes De motievend en e ontbreken in GD 5-9 dus in die varianten welke in hoofdzaak aan deWestkusten in het midden van Jutland opgeteekend zijn Bovendien ontbreekt het slot f inde varianten GD 7 en 9 welke daarentegen evenals GD 8 een inleiding hebbenwelker inhoud met het eerste deel van het fableau overeenstemt Dit begin wordtechter niet gevonden in GD 12 en GN 1 die evenmin f bezitten Eindelijk ontbrekende episodes d en f in GD 3 waar bovendien e geheel gewijzigd is De verkorte vormis ontstaan doordat de slotepisodes verloren zijn gegaan dat blijkt uit die redactieswaar ondanks het ontbreken van d en e toch het slot f bewaard is gebleven Zeergebrekkig is de variant GD 8 die alleen uit de motieven a en e bestaat het spekwordt uit vrees voor de dieven bij het keldervenster gelegd als de dief het daarvandaan wil halen slaat de eigenaar hem de hand af In GD 6 en 11 volgt op ditverhaal nog dat de dieven elkander doodslaanVan hoe groot belang het is behalve de twee gedrukte

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

227

varianten ook het in handschrift aanwezige materiaal te kennen blijkt uit eenbeschouwing van het b-motief De redactie van Kamp (GD 1) vertelt dat de rooversdie bij de vrouw van hun vroegeren makker op bezoek zijn en daar het varken inhet kot zien staan opmerken dat lsquodet var snart vaerd at klippersquo1) Gering II blz 218noot had deze woorden verklaard door aan te nemen dat lsquoklippersquo evenals hetDuitsche lsquoklemmenrsquo een dubbele beteekenis had snijden en stelen Maar hierdoorwerd niet verklaard waarom de dieven juist van lsquoklippersquo praten De andere gedruktetekst GD 4 geeft weinig licht want hier zegt de roover lsquoher er en god So her blivernoget at pille afrsquo Het ligt voor de hand dat hier achter steekt een gelijksoortigeaanduiding als wij in de boerde gevonden hebben maar zij is dan wel hopeloosverknoeid De varianten in handschrift later echter aan duidelijkheid niets te wenschenover in GD 6 7 9 10 11 en 13 zegt de eene dief lsquoden skulde ragesrsquo waarop inGD 6 7 en 9 door de ander gezegd wordt lsquoder vil en skarp kniv tilrsquo In GD 13 zegtde dief lsquoSo mangler varmt vand og skarp knivrsquo wat een contaminatie van beideopmerkingen is Ook het Noorsche verhaal heeft een vage herinnering aan dezescene bewaard hier zegt een der dieven op het zien van den ham die aan denzolder hangt lsquomillom bust aa bogrsquo een uitdrukking welker beteekenis echter uit hetverdere verhaal niet blijktBijna alle varianten nl GD 1 3-5 7 9 11-14 vertellen dat de man s nachts uit

het huis wordt gelokt doordat de koeien worden losgemaakt dit stemt dus met hetIJslandsche verhaal overeen In GD 2 en GN 1 hoort hij den dief en gaat naar buitenom hem te vinden in GD 6 hoort hij iets door den schoorsteen vallen De man krijgtzijn spek weer

1) In GD 2 verstaat de vrouw niet wat de roovers tegen elkaar zeggen De man echter die nahun vertrek terugkomt weet het wel ten minste hij zegt dat hun bedoeling was dat lsquodetteskal bragtes ved nattenrsquo De vertelling is in den war geraakt maar met dit lsquobragtesrsquo mag menvergelijken het lsquoragesrsquo in andere Deensche varianten

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

228

terug door onderweg de vracht van een der dieven over te nemen In sommigeredacties wordt dit op weinig waarschijnlijke wijze zoo uitgewerkt dat de man meteen zak kool den dief achternaloopt en hem dezen voor het spek te dragen geeftGD 3 motiveert dit daarmee dat de tweede dief kool zou stelen om bij het spek opte eten Het is dan wel merkwaardig dat de boer van deze afspraak afweet GD 12geeft ook hier voor weer de verklaring door te verklaren dat de man het gesprekder dieven heeft afgeluisterd1)De dief tracht den man nu weer te bedriegen in de verkleeding van een vrouw

dit motief komt voor in GD 1 2 4 10-14 en GN 1 Wat wij opmerkten met betrekkingtot het motief f geldt ook voor deze episode de varianten der Deensche eilandengaan met die van West-Jutland samen in het bewaren van den juisten vorm In hetbijzonder moet gewezen worden op de redacties GD 4 10 en 11 waar de dief zichvoordoet als de vrouw van den waard die op een mesthoop haar behoefte doetNatuurlijk is dit een latere wijziging die te stellen is op rekening van eenPallieterachtig realismeWat eindelijk het motief e aangaat in de varianten waar het voorkomt heeft het

denzelfden vorm als in de boerde de roovers worden op de vlucht gejaagd doordatzij het opgezwollen gezicht van hun overleden moeder of grootmoeder meenen tezien Aldus in GD 1-4 10-12 en 14 Wanneer in GD 13 en GN 1 de man door zichte vertoonen in een wit hemd of in zijn onderkleeren de dieven verschrikt diegelooven een spook te zien dan is dit een willekeurige wijziging die klaarblijkelijkdient om het min oorbare verhaal een weinig te kuischen Intusschen moet ik er opwijzen dat in een reeks mondelinge varianten uit Oost-Europa iets dergelijks verteldwordtUit dit korte overzocht der Deensche varianten blijkt dat

1) GD 6 is geheel afwijkend doordat hier het motief van drie elkander op een haar gelijkendebroers ingevoerd is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

229

het hier in de volksoverlevering levende verhaal tot in kleinigheden met den inhoudvan boerde fableau en IJslandsch exempel overeenstemt De best bewaarderedacties zijn GD 1 en 2 die op de eilanden werden opgeteekend In volledigheidsluiten zich hierbij onmiddellijk aan GD 10 en 11 die in West-Jutland ter hoogte vanRingkoumlbing werden aangetroffen Zij wijken slechts af door de kleine wijziging in ded-episode waarop ik hierboven gewezen heb De spil der verspreiding van ditverhaal door Denemarken is dus naar alle waarschijnlijkheid een lijn die devindplaatsen bij Ringkoumlbing en op de eilanden verbindtDeze lijn snijdt de Oostkust van Jutland ongeveer bij de plaats Horsens in de

buurt waarvan GD 7 is opgeteekend Deze variant is zeer onvolledig zij bevat alleende motieven abc Daarentegen worden de redacties die in volledigheid op GD 12 10 en 11 volgen op vrij grooten afstand aan weerszijden van bovengenoemdelijn gevonden en wel GD 3-5 in de buurt van Viborg GD 12-14 in Zuid-Jutland Hetis natuurlijk daarom nog niet onmogelijk dat de overlevering bij Horsenschronologisch oorspronkelijker is dan die bij Viborg en in Zuid-Jutland daar doorbijzondere omstandigheden de traditie van Horsens in den war kan zijn geraaktLetten wij op de geografische verdeeling der varianten dan blijkt het dat de in

West-Jutland opgeteekende redacties alle op tamelijk grooten afstand van de kustworden gevonden terwijl daarentegen GD 6 en 7 aan de Oostkust aangetroffenwerden Hieruit leid ik af dat het verhaal zich van de eilanden in Westelijke richtingnaar Jutland verspreidde en dat Horsens het lsquolandingspuntrsquo op Jutland was In deMiddeleeuwen was Horsens een belangrijke stad waarvan vier kloosters en driekerken kunnen getuigen Hier kwamen dus de kooplieden uit verschillende deelenvan Denemarken samen en hier kon een uitwisseling van verhalen plaats hebbenUit dit punt plantte zich deze vertelling in hoofdzaak langs drie wegen voort 1 dwarsdoor Jutland in de richting van Ringkoumlbing (GD 10

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

230

en 11 langs GD 8) 2 in Noordelijke richting naar het oude cultuurcentrum Viborg(GD 3-5 langs GD 6) 3 in Zuidwestelijke richting naar Ribe (GD 12-14 langs GD8 en 9) Wij merken ook hier weer op dat de tradities zich langs de handelswegenverspreiden tot eenzelfde opvatting kwam Waldemar Liungman bij zijn onderzoeknaar oorsprong en verbreiding van het Skandinavische sprookje lsquoPrinsessan iJordkulanrsquo1)Zou het echter ook niet mogelijk kunnen zijn dat het verhaal uit het Zuiden

Denemarken was binnengedrongen Dan zou het het eerst in de omgeving vanRibe verteld zijn Uit GD 12-14 zou het zich over GD 8-11 naar GD 3-5 verbreidhebben met een Oostelijken uitlooper over GD 7 naar de Deensche eilanden Eendergelijke ontwikkeling kan echter niet uit de overige verspreiding van het verhaalafgelezen worden want in Duitschland is het tot nog toe nergens aangetroffen2) InBolte-Polivkas bronnenboek vinden wij geen enkele Duitsche variant maaraangezien gewoonlijk alleen gedrukte varianten in hun werk vermeld worden zoudit nog niet als een bewijs kunnen gelden Maar als Prof W Wisser en Prof RWossidlo de eerste voor de Holsteinsche de tweede voor de Mecklenburgscheoverlevering op mijn desbetreffende vraag mededeelen dat zij het verhaal nooithebben aangetroffen dan mag men daaruit afleiden dat in deze onmiddellijk aanDenemarken grenzende streken van Duitschland dit verhaal ook inderdaad niet inden volksmond leeft Maar aangezien er geen enkele reden aangegeven zou kunnenworden waarom

1) Vgl W Liungman En Traditionsstudie (Goumlteborg 1925) deel I hoofdstuk IV2) De beide Duitsche literaire varianten hebben voor het onderzoek geen waarde Het gedicht

van JH Voss lsquoDie drei Diebersquo dat het eerst in den Musenalmanach voor 1791 blz 106 vlgguitgegeven werd is blijkens een opmerking van den dichter zelf ontleend aan het fableaudat hij had kunnen leeren kennen uit de vrije paraphrase van Legrand dAussy In 1811verscheen het lsquoSchatzkaumlstlein des rheinischen Hausfreundesrsquo van JP Hebel waarin onsverhaal ook voorkomt als lsquoDie drei Diebersquo (uitg Reclam blz 167-171) het is waarschijnlijknaar het gedicht van Voss bewerkt maar gaat in elk geval middellijk terug op het fableau Ditwordt bewezen door het motief dat de dieven met een gepunten stok het spek door denschoorsteen uit de ketel halen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

231

dit vertelsel indien het eenmaal in Duitschland bekend geweest was hier verlorenzou zijn gegaan terwijl het in Denemarken tot op heden wel is blijven voortlevenvolgt hieruit dat het dus buiten Denemarken ook in vroeger tijd niet verspreid zalzijn geweest Maar dan is ook het waarschijnlijkst dat de Deensche overleveringzelf uit een Deensch centrum zich ontwikkeld heeftMen zou hiertegen te berde kunnen brengen dat op de plaats waar dit verhaal

het eerst Jutland binnendrong juist zoo een onvolledige variant als GD 7opgeteekend is Bovendien is de variant GD 8 die in Westelijke richting op de vorigevolgt en die op den weg ligt waarlangs het verhaal Westwaarts (GD 10 en 11) enZuidwestwaarts (GD 12-14) trok al even slecht overgeleverd en hetzelfde moet ookopgemerkt worden met betrekking tot de weer iets Westelijker gelegen redactie GD9 Wij zouden dicht bij het uitstralingspunt voor de Jutsche overlevering een drietalgebrekkige varianten vinden en verder naar de periferie van het verbreidingsgebieddaarentegen veel vollediger vormenEr is wel een verklaring voor deze eigenaardige verhouding aan te geven De

redacties GD 7-9 zijn inderdaad wel zeer onvolledig - zij missen alle de motieven den e - maar daar GD 8 wel eindigt met het verhaal dat den dief de hand afgeslagenwordt moeten wij aannemen dat de tusschenliggende episodes ook eenmaalaanwezig geweest zijn Nu hebben deze drie varianten alle in het begin het verhaalhoe een behendige dief de eieren onder een broedenden vogel wegsteelt dushetzelfde kunststukje waarmee ook het fableau begint Ik acht het daaromwaarschijnlijk dat deze redactie bestaande utt een zoo groot aantal losaaneengeregen avonturen in later tijd vereenvoudigd werd door enkele episodesaan het eind weg te laten Hier blijkt weer op overtuigende wijze dat het drietal eennatuurlijke vorm is van een schematische indeeling der stof en dat het verhaaleenmaal die maat overschreden hebbende altijd weer tracht tot den eenvoudigenbouw terug te keeren Deze

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

232

overweging geeft ons niet alleen een voldoende verklaring voor de ongelijkmatigheidder Deensche overlevering maar zij leidt er ook toe als bron voor de Deenscheoverlevering dien vorm van het verhaal aan te nemen die met het fableauovereenstemtOp het oogenblik dat het verhaal Jutland bereikte had het nog den omvang dien

het Fransche gedicht bezit Op de eilanden evenwel is geen spoor meer over vanden aanvang Daar dat begin juist in een zuiver mondelinge overlevering zeergemakkelijk verloren kon gaan zou ik daaruit afleiden dat de plaatsen waar hetbegin nog wel bewaard is zeer dicht moeten liggen bij de plaats waar het verhaalhet eerst op Deenschen bodem werd overgebracht De Oostkust van Jutland omHorsens of het Westelijke gedeelte der eilanden zijn dus als het uitstralingspunt tebeschouwen het is in dit verband opmerkelijk dat de eilanden-varianten GD 1 en2 beide op de Westzijde van Fyen en Sjaelland zijn opgeteekend wat er misschienop wijzen kan dat de eilanden dit verhaal uit het Westen ontvingenVan hier zal het verhaal ook naar IJsland gekomen zijn waar het te recht of ten

onrechte aan bisschop Joacuten Halldoacutersson toegeschreven werd Ook in deze redactieontbreekt het verhaal van den eierdiefstal het valt niet uit te maken of dit beginreeds weggevallen was voacuteoacuter het naar IJsland overgebracht werd dan wel eerstgedurende de IJslandsche overlevering verloren ging De Noorsche variant isnatuurlijk eveneens uit Denemarken overgenomen en deze overdracht heeft geheelhet karakter van een mondelinge traditieDit laatste meen ik ten minste te mogen afleiden uit het uittreksel dat mij uit

Noorwegen gewerd Van een andere meening was Prof Moltke Moe die terloopsover dit verhaal gesproken heeft in de na zijn dood verschenen opstellen overlsquoEpischeWettenrsquo (Edda Nordisk Tidsskrift for Litteraturforskning IV 1915 blz 121)hij noemt daar een Noorsche variant die toch wel dezelfde zal zijn als die in deNorske Folkeminnesamling bewaard wordt daar het onaannemelijk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

233

is dat een aan Moe bekende redactie daar niet aanwezig zou zijn Ik zeg dit echtermet eenig voorbehoud daar volgens Moe de Noorsche variant dezelfde namenvoor de dieven zou hebben gekend als wij in het verhaal van Halldoacutersson vindenterwijl zij in den mij bekenden tekst niet vermeld worden Hoe dit zij door mondelingeoverlevering kwam deze variant uit Denemarken naar Noorwegen en ik kan nietgelooven dat zij zou behooren zooals Moe meent tot die vertellingen welke totop den huidigen dag op IJsland en in Noorwegen in den volksmond leven maareerst in het Noorsch van den kansel verkondigd zijnOns onderzoek voert ons dus tot het resultaat dat de Skandinavische overlevering

zich uit een punt in centraal Denemarken verspreid heeft De oorspronkelijke vormvan het verhaal komt zoo zeer met dien van boerde en fableau overeen dat eensamenhang tusschen de Deensche traditie en deze Fransch-Vlaamsche overleveringzeer waarschijnlijk is Of die overdracht langs mondelingen of langs literairen weggeschied is zal later ter sprake komenNu moeten wij ons bezig houden met de mondelinge overlevering in andere

landen

4 De Italiaansche Varianten

De volgende redacties heb ik kunnen raadplegen1)

Novella di Francesco Angeloni da TerniModena Tipographia Cappelli 1870 (Vgl

RI 1

R Koumlhler Kleinere Schriften II blz249-251)GG Vacalerio (= Giov Sagredo)LArcadia in Brenta Bologna 1684 blz249-251

2

Antonio Pellicani Cento Novelle Parma1881 blz 206-210

3

1) Ondanks navraag bij het Ufficio Bibliografico te Rome heb ik niet kunnen raadplegen GradiSaggio I 1865 blz 107 en Rivista di letteratura pop I blz 85

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

234

I Visentini Fiabe mantovane 1879 blz195 nr 43

4

A Belladoro Folklore veroneseNovelline Verona e Padova 1900 blz147-151 nr 134

5

Van deze vijf redacties behooren er twee tot de 17e eeuw de dichter Angeloni iste Rome in 1652 gestorven van Sagredos werk verscheen de eerste editie in 1667te Venetieuml en daarna nog in 15 drukken tot 1823 toe1) Het is opmerkelijk dat alleItaliaansche varianten niet meer dan de episodes a b c bevatten zij kennen dus hetverhaal in een zeer eenvoudigen vorm De inleiding was ook hier dat een van driedieven zich van zijn makkers afscheidt zoo vertellen het nog RI 2-4 in den tekstvan Balladoro weigert de vrouw van een boer die pas geslacht heeft aan de dieveneen worst te geven dien zij dan op andere manier denken te verwerven RI 4 bevatde bijzonderheid dat de eene dief bij het zien van de rij worsten in den schoorsteenvan zijn vroegerenmakker zegt lsquoWat eenmooie baardrsquo waarop de ander antwoordtlsquoDien zullen wij scherenrsquo Dat stemt dus overeen met de voorstelling van de boerdeHet b-motief heeft dezen vorm terwijl man en vrouw slapen komt de dief bij hun

bed en vraagt waar het spek ligt in RI 4 richt hij zich tot den man in RI 2 3 en 5 totde vrouw De man wordt dus niet naar den stal weggelokt of daaraan nog eenherinnering is dat in RI 4 de worst in den stal weggeborgen is durf ik niet tebeslissenDe episode c geeft geen aanleiding tot verdere opmerkingen In RI 3 waar de

dieven de namen Carlo Gennaro en Tiburzio dragen noodigt de eerste zijn makkersten slotte uit met hem van het varken te eten de moraal van het verhaal is lsquoin casadi ladri non ci si rubarsquoHet is opmerkelijk dat wij dit verhaal in een paar novellen-verzamelingen vinden

waarvan wij weten dat zij meermalen

1) Zie Landau Zeitschrift fuumlr vgl Lit gesch NF XII blz 460 die zijn novelle lsquoCome tre fratelliladri a vicenda si rubino un porcorsquo mijns inziens ten onrechte haast een vertaling van hetfableau noemt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

235

aan Fransche literaire traditie ontleenden Daar er ook fableaustoffen in deItaliaansche novellenliteratuur zijn doorgedrongen zou het niet onmogelijk zijn datdit eveneens bij dit dievenverhaal heeft plaats gehad Men kan er zich dan slechtsover verbazen dat het verhaal in die 17e-eeuwsche novellen in denzelfdenonvolledigen vorm gevonden wordt als in de moderne populaire overleveringRechtstreeks kan de novelle van Sagredo kwalijk uit het fableau afstammen maarindien wij toch een mondelinge traditie tusschen fableau en novelle vooronderstellenmoeten is het evenzeer mogelijk dat de mondelinge overlevering onafhankelijkvan het fableau isVacalerio die zijn boek blijkens den ondertitel lsquoLa Melanconia sbanditarsquo ter

opvroolijking zijner tijdgenooten schreef leefde naar alle waarschijnlijkheid in hetdal van de Brenta Waarom anders zou hij zijn werk lsquoLArcadia in Brentarsquo genoemdhebben De populaire varianten stammen eveneens uit het Oostelijk deel vanLombardije waar het verhaal dus reeds sedert eeuwen inheemsch geweest zal zijnDaar ons van de andere deelen van Italieuml alle gegevens ontbreken en daarentegenin Oost-Lombardije tamelijk veel redacties - voor Italiaansche verhoudingen althans- gevonden zijn acht ik het waarschijnlijk dat hier het eigenlijke verbreidingsgebiedvan het verhaal op Italiaanschen bodem te zoeken is

5 De mondelinge overlevering in Oost-Europa

De volgende varianten zijn mij bekend

Groot-Russen

AN Afanasjev Narodnyja russkijaskazki3 (Moskva 1897) II blz 351 nr

SR 1

219 Aanm (uit de half-literairesprookjesverzamelingen van ČulkovRusskija Skazki Moskva 1780-1783deel IV)Goevern Wjatka Kr Koteljnič DKZelenin Velikorusskija skazki Vjatskoj

2

gubernii (Petrograd 1915 = Zapiski ImpRussk Geogr Obščestva po otdělenijuetnografii 42) blz 196-199 nr 61

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

236

Goevern Moskau IA ChudjakovVelikorusskija skazki I (Moskva 1860)blz 121-124 nr 34

3

Goevern Nowgorod Kr Bělozjorsk Ben J Sokolovy Skazki i pěsni

4

Bělozjorskago Kraja (Moskva 1915) blz5-7 nr 3Kaukasus KozakkenkolonieUmachan-Jurtovskaja Sbornik

5

materialov dlja opisanija městnostej iplemjon Kavkaza (verder afgekort SbornKavk) 15 1893 II blz 184-186 nr 2

Wit-Russen

Sbornik Charkovskago istoriko-filologobščestva VI blz 168 nr 170

SRW 1

A Šuchevyč Hucułščyna (Lemberg1908) V blz 141

2

AN Malinka Sbornik materialov pomalorusskomu folkloru (Černigov 1902)blz 345 nr 62

3

Oekrainers

Goevern Kiew Kr Umanj I RudčenkoNarodnyja južnorusskija skazki I (Kiew1869) blz 191-195 nr 73

SU 1

Zuid-Rusland PP Čubinskij Trudyetnografičeskostatističeskoj ekspedicii v

2

zapadno-russkij kraj II (Petersburg 1878)blz 620 nr 89Goevern Cherson Kr Aleksandrija IVBessaraba Materialy dlja etnografii

3

Chersonskoj gubernii (Petrograd 1916 =Sbornik otdělenija russkago jazyka islovesnosti Imp Akad Nauk 94 4) blz70-72 nr 40

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

Polen

Materyały antrop-archeol i etnogr enzX (Krakau 1906) blz 231 nr 2

SP 1

Serbo-Kroaten

Luka Grgjič-Bjelokosič Stotina šaljivihpriča iz srpskog života u Herceg-Bosni(Mostar 1902) blz 13

SS 1

Zbornik za narodni život i običaje južnihSlavena X (Agram 1906) blz 194

2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

237

Boelgaren

Grieksch-Macedonieuml streek van LerinSbornik za narodni umotvorenija VIII(1892) 3 blz 204-205 nr 2

SB 1

Litauers

A Schleicher Litauische MaumlrchenSprichworte Raumltsel und Lieder (Weimar

LIT 1

1857) blz 13-20 (vgl Gering II blz220-221)M Boehm en F SpechtLettisch-litauische Volksmaumlrchen (Jena1924) blz 263-271 nr 28

2

Albaneezen

A Dozon Contes albanais (Paris 1881= Collection de contes et chansonspopulaires 3) blz 163-167 nr 21

ALB 1

Kaukasusvolken

Ka b a r d i euml r s Sborn Kavk 12 (1891) 1 blz 130-136M i n g r e l i euml r s Sborn Kavk 18 (1894) 3 blz 27-30 nr 1K o e r d e n bij den Ararat Sborn Kavk 20 2 1 blz 6-9 = A Dirr KaukasischeMaumlrchen (Jena 1920) nr 76We s t - O s s e t e n Vs Miller Digorskija skazanija (Moskva 1902 = Trudy povostokověděniju 11) blz 118-119 nr 8

De Oosteuropeesche varianten die in vergelijking met het Westeuropeeschemateriaal vrij talrijk zijn wijken onderling veel van elkaar af Naast redacties diezeer nauw met de Westersche literaire vormen samenhangen staan er andere diezeer gebrekkig zijn overgeleverd of waarin de stof zeer vrij behandeld isEen groot aantal varianten mist de slotepisode f zij wordt alleen gevonden in SU

1 SRW 1-3 en Lit 1 en 2 In deze varianten wordt het motief niet overal op dezelfdewijze verteld het meest in overeenstemming met de boerde zijn SRW 1 en 2 in Lit1 wordt een vinger afgehakt in SU 1 wordt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

238

op de handen in SRW 3 op het hoofd geslagen Deze afwijkingen zijn echter vangeen beteekenis tegenover het feit dat hier in een vrijwel aaneengesloten gebieddat zich als een breede strook in het Westen van Rusland van Oostzee tot Zwartezee uitstrekt een motief gevonden wordt dat wij ook in de Westelijke vormenaantroffenWaar dit motief ontbreekt en waar niet door slechte overlevering het slot geheel

verloren is gegaan (zooals in SS 1 en 2 SP 1) eindigt het verhaal met het motief ede dieven door het vermeende spook verdreven zien van verdere pogingen af hetspek te verwerven Dit is het geval in SR 1-5 SU 2 en 3 SB 1 In een paar anderevarianten schijnt een zwakke herinnering aan deze slotepisode bewaard te zijn hetAlbaneesche verhaal eindigt daarmee dat de man zijn zwagers onthaalt op het nogniet gaargebraden vleesch terwijl de Koerdische variant vertelt dat de dieven hunongelijk aan den bestolene die hier hun broer is bekennen en daarop door dezenonthaald worden Dit kan daarom een herinnering aan de f-episode zijn omdat insommige West-Europeesche vormen maar ook in SRW 1 en 2 de vertellingeveneens eindigt met een verzoeningHet verhaal hoe de dieven uit hun roofhuis verdreven worden is in alle varianten

met uitzondering van SU 1 anders dan wij die in de Westersche overlevering - metuitzondering slechts van een paar Deensche varianten - gevonden hebben Deroovers worden in den waan gebracht dat er een duivel of geest verschijnt (SR 13-5 SRW 1-3 SU 2 en 3) of een vampier (SB 1 Alb 1) Maar dit geschiedt op eengeheele andere wijze De boer maakt zijn gezicht zwart of besmeert het met modderzooals in de Russische en Albaneesche varianten Een ander middel om den dievenschrik aan te jagen is dat de man met een stok op een boom slaat zoodat deroovers meenen dat er gevochten wordt maar deze trek die alleen in Lit 1 en 2gevonden wordt is ontleend aan een ander dievenverhaal (Aarne type 1525 D)Misschien ligt hetzelfde ten grond aan SR 2 waar de oom zijn stelende neven zelfin

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

239

het leege huis met een knuppel afrost In de over het geheel fragmentaire en slechtvertelde variant SU 2 neemt de bestolene den dieven die in een leeg huis bezigzijn het spek te braden hun zonder meer het spek af Merkwaardig is ook SU 3waar de man twee stokken aansteekt een voorstelling wier beteekenis alleenopgehelderd wordt door een paar Wit-Russische redacties (SRW 2 en 3) waar deman die voor duivel wil spelen gezeten op den haard in het donkere huis de rooversverschrikt door hun vonken in het gezicht te blazenHier loopt dus de motiveering van het verhaal in de verschillende redacties sterk

uiteen zulke afwijkingen treden echter ook op andere plaatsen op Het begin vanSRW 1-3 SU 1 en 2 SB 1 Lit 1 en 2 stemt met de boerde overeen Daarentegenvertellen deGroot-Russische varianten dat demanmet de dieven een weddenschapaangaat dat zij hem het varken niet zullen kunnen ontstelen Dit is waarschijnlijkeen locale en in allen geval zeer voor de hand liggende vernieuwing De dieven zijnnu soms zwagers van den boer zooals in SR 1 3 en 4 dezelfde verwantschapbestaat ook in de Boelgaarsche en Albaneesche redacties In SR 2 zijn het oom enneef die elkaar bestelen in SR 5 blijkt van eenige verwantschap tusschen den boeren de dieven weer niets Broers zijn de dieven en de bestolene in SRW 1 en SU 3maar ook in de Mingrelische en Koerdische varianten In het Ossetische verhaalzijn het drie vrienden terwijl de Kabardische redactie alleen spreekt van een jongenen een ouden dief Het begin van dit dievenverhaal is dus in de verschillenderedacties zeer uiteenloopend verteld dit is echter gewoonlijk het geval met demondelinge overleveringenIn die varianten waar de dieven verwanten van den boer zijn behoeven zij het

spek dus niet bij toeval te ontdekken (SR 1-5 SU 3 Koerd) Toch is vaak van eenvoorafgaand bezoek sprake waarbij dan door de dieven verdachte woorden gezegdworden waardoor hun oude makker die hun streken wel kent argwaan opvatSoms wordt niet verteld wat de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

240

dieven zeiden zooals in SRW 2 en 3 SS 2 of de door hen gebruikte opmerking isgeheel onbegrijpelijk geworden (SU 2 lsquoonze broer is gegroeidrsquo) De woordspelingmet den baard is alleen bewaard in SRW 1 en SU 1 waar de een naar bovenkijkend zegt lsquoDe baard jeukt mijrsquo waarop de ander opmerkt dat hij dan geschorenmoet worden Op Slavisch gebied is hiervoor vaak in de plaats getreden dat de diefnaar boven kijkt terwijl hij aan het drinken is hetzij water (SB Alb Kab) hetzij wijn(Mingr) Daarbij zegt hij in de Boelgaarsche variant lsquoDe hemel is bewolkt gewordenrsquoin de Albaneesche vraagt hij lsquoHeb je m gezienrsquoZoodra de man begrijpt dat de dieven het op zijn varken gemunt hebben verbergt

hij het in of onder een kast (SU 3 Mingr) in of op de kachel (SR 1 3 4 het dronkenzwijn in vrouwenkleeren) op zolder of in hooischuur (Alb Koerd) in het bed (SBKab) of in de wieg (SR 1 var 5) Geen nadere aanduidingen vond ik in mijnuittreksels van SR 2 SRW 1-2 SU 1-2 SS 2 de heele episode schijnt te zijnweggevallen in SR 3 SRW 3 en SS 1 Het is duidelijk dat het er niet op aankomtwaar het spek geborgen wordt maar het is niet te ontkennen dat in een verhaalvan dievenbehendigheid het stelen uit het bed waarin de bestolene of diens vrouwslaapt een zeer sterk stukje is Het fableau en de boerde bewijzen dat beide vormenreeds vroeg in West-Europa naast elkaar stonden Op verschillende plaatsen kanmen echter op de gedachte zijn gekomen de dievenlist te vergrooten door het spekuit het bed te laten stelen oorspronkelijk acht ik deze voorstelling echter niet wantde pointe van deze episode ligt daarin dat aan de vrouw (of in sommige variantenmaar mogelijk door latere verknoeiing aan den man zelf) het geheim van deschuilplaats door het nabootsen van de stem van den echtgenoot wordt ontlokt Isdit eenmaal gebeurd dan komt het er niet op aan waar het spek nu eigenlijkverborgen isIn enkele varianten wordt deze list tweemaal toegepast aldus in SR 1 3 en 4

(eerst op de kachel dan aan de hand-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

241

molen) SU 3 (kast en kelder) Mingr (tweemaal uit de kast) Het behoeft geenbetoog dat deze voorstelling niet de juiste kan zijn de herhaling van dit eene motiefbewijst dat de herinnering aan een tweevoudige poging tot diefstal nog aanwezigwas Dat hier een der pogingen in de plaats getreden is van de episode d welke indeze varianten ontbreekt blijkt duidelijk daaruit dat het varken in vrouwenkleerengestoken verborgen wordtWat nu de episode b aangaat in enkele varianten (SRW 1-3 SU 2 en 3) wordt

de man naar buiten gelokt doordat zijn vee is losgemaakt of uit den stal gejaagdOok in SS 2 wordt de man er toe gebracht op te staan en het huis te verlaten Inandere varianten wordt deze scene echter geheel afwijkend verteld Soms luisterende dieven het gesprek van man en vrouw af (SR 5) of ook hooren zij wat de manin zich zelf praat (SB) In de Albaneesche Kabardische en Mingreelsche variantenbootst de dief kattengemiauw na waarop de vrouw zegt dat de kat toch niet bij hetspek kan komen omdat het veilig verborgen is op een plek die zij dan aanduidtDit laatste is een weinig logische voorstelling die veroorzaakt schijnt te zijn doordatin sommige redacties het nabootsen van dierengeluid in de c-episode voorkomtDe man krijgt het spek terug door het in het donker van den dief over te nemen

Soms heet het dat de dief den weg is kwijt geraakt (SRW 1-3 SU 1 en 3) of ietsanders moet halen (vuur in Mingr een weegschaal in Koerd) De Groot-Russischevarianten vertellen dat de man de dieven in het bosch lokt door hen in den waante brengen dat een paard of een ander dier zich daar bevindt dit motief behoortechter tot het sprookje van den Meesterdief1) Zeer eigenaardig is de voorstellingvan de variant die door Afanasjev in een noot bij SR 1 medegedeeld is nl dat dendieven met een brandenden

1) Zie voor de varianten Bolte-Polivka III blz 391 noot 2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

242

kienspaan een schat voorgegoocheld wordt1) De c-episode ontbreekt in SR 3 waarhet verhaal echter zeer verward is2) de eveneens bedorven redactie SS 1 verteltniet hoe dit geschiedt het motief c wordt ook niet gevonden in SU 2 waar het heeleslot is weggevallen in het Kabardische verhaal waar heel andere avonturen zijnopgenomen3) en in de West-Ossetische variant die alleen de episoden a b bevatDe dief krijgt het spek weer terug door de kleeren van de boerin aan te doen Dit

vinden we in SR 5 SRW 1-3 SU 1 SB 1 Lit 1 en 2 Alb en Kab4) In de Koerdischevariant zegt de als vrouw verkleede dief dat de roovers in den paardenstal zijngedrongen een trek die oorspronkelijk in de episode b thuishoort Het Mingrelischeverhaal is slecht overgeleverd de kast met het vleesch wordt hier door geweldmeegenomenIn dit overzicht zijn die varianten besproken wier inhoud in groote trekken met

de West-Europeesche vormen van dit verhaal overeenstemmen Behalve deze zijner echter nog een paar andere die belangrijk afwijken SS 1 staat zelfs zoo ver vanonze vertelling af dat men ze er nauwelijks onder rekenen kan De inhoud is dezeTwee dieven Suljo en Novak stelen een ram Suljo draagt de buit maar als hijuitrust pakt Novak het dier en loopt er mee weg Weldra heeft de ander hem weeringehaald en pakt het nu weer van Novak af (hoe dat geschiedt wordt niet verteld)Deze loopt den ander weer na en door de vrouw van Suljo te bedriegen krijgt hijden ram weer in handen Suljo sluipt nu in de hut van den ander die ingeslapen isbij den ketel waarin het vleesch van het geslachte

1) Hier zal wel verband zijn met de voorstelling van SU 3 waar stokken worden aangestokenin de episode e zie boven

2) De man mag de dievenbende verlaten op voorwaarde dat hij hun een varken ontsteelt hijdoet dit terwijl zij slapen lokt ze dan door een bel naar een huisje in het bosch waar hij zemet een zwartgemaakt gelaat weer uit verdrijft

3) Twee schoenen op verschillende plaatsen van den weg (Aarne type 1525D) een ossekop inhet moeras (type 1004)

4) In deze var de moeder van den jongen dief

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

243

dier kookte haalt het vleesch er uit en doet daarvoor in de plaats de sokken enandere kleedingstukken van Novak Met een verzoening eindigt deze vertellingwaarin nauwelijks een draad te ontdekken valtHeel anders is het met de Poolsche variant gesteld De held hiervan is een Jood

die eens gemeene zaak met een paar dieven gemaakt heeft en daar goed aan heeftverdiend Na deze met andere vertelmotieven opgebouwde inleiding begint het onsinteresseerende gedeelte daarmee dat de dieven den Jood opzoeken en beidennet doen of ze elkaar niet kennen De Jood laat zijn vermogen in den oven metselenen wacht dan gerust de dieven af Zij komen na een paar nachten breken in waaropde Jood het raam uitvlucht De vrouw vertelt waar het geld is Zij halen het uit deschuilplaats en reiken het door het raam naar buiten waar de Jood gereed staathet aan te nemen Daarmede is dit onbeduidende verhaal uitIndien wij nu het geheele Slavische gebied overzien blijkt het dat de goed

overgeleverde en met denWest-Europeeschen vorm overeenstemmende variantengevonden worden in de Oekrainsche Wit-Russische en Litauwsche gebieden1)Naar het Oosten toe wordt de overlevering veel minder gesloten de Russischevarianten onderscheiden zich door nieuwe details de in den Kaukasus opgeteekenderedacties wijken in nog grootere mate af en zijn bovendien over het geheel onvolledigMen mag hieruit afleiden dat in Rusland het verhaal van het Westen naar het

Oosten gedrongen is Maar indien de oorspronkelijke overlevering gezocht moetworden in de smalle strook die van Noord naar Zuid door West-Rusland looptvanwaar werd dan hier het verhaal overgenomen Het is van

1) In verschillende komen contaminaties met andere dievenverhalen voor zonder dat daaromnog het verhaal zelf verknoeid is SR 2 is verbonden met Aarne 951B en 1737 SU 2 metAarne 1737 SU 3 met Aarne 1535 Lit 1 en 2 met Aarne 1525 Verbinding met 1525 (hetMeesterdief-verhaal) lag voor de hand omdat ook hier van iemand die in bed ligt een hemdlaken of ring moet worden gestolen wat geschiedt door zich als een ander voor te doen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

244

belang dit gebied zoo scherp mogelijk te omgrenzen Op Finsch taalgebied is geenenkele variant opgeteekend en daar de inzameling daar zoo intensief heeft plaatsgehad als misschien wel nergens elders ter wereld mag men vaststellen dat hetdaar ook volstrekt niet bekend is Dat beteekent dus dat het verhaal niet uit Ruslandnoch uit Zweden is binnengedrongen de landen waaraan Finland gewoonlijk zijnoverleveringen ontleent Uit Zweden is ook geen enkele variant bekend hetontbreken van dit verhaal inWest-Finland duidt er dus op dat het in Zweden evenminverspreid geweest zal zijn althans dat het niet dan zeer sporadisch zal zijnvoorgekomen In Rusland vinden wij het verhaal wel zelfs vrij dicht bij de Finschegrens wanneer het dus toch niet in Finland is doorgedrongen volgt daaruit dat degolf die dit verhaal over Rusland verbreidde aan de grenzen van het Finschetaalgebied doodgeloopen was Dit wijst op een verspreidingsrichting Zuid-Noordwat weer ondersteund wordt door de omstandigheid dat in het Zuiden van Rusland(Kaukasus en Oekraine) zoo een levendige traditie gevonden wordtOfschoon dus een langgerekte strook lands waar deze traditie in haar besten

vorm leeft in het Westen van Rusland van Oostzee tot aan Zwarte Zee reikt volgtdaaruit nog niet dat de hoofdrichting der verspreiding vanWest naar Oost ging Datdit laatste inderdaad niet het geval was blijkt nog daaruit dat op Poolsch gebiedmaar een enkele en dan nog uiterst bedorven en bijna geheel afwijkende variant isgevonden en dat men verder noch in Duitschland noch in Tsjecho-Slowakije enHongarije eenig spoor van deze vertelling heeft ontdektWij mogen dus aannemen dat in het Litauwsch-Witrussisch-Oekrainsch

overleveringsgebied het verhaal van het Zuiden naar het Noorden werd overgebrachtLitauwen is dus een eindpunt waaruit te verklaren valt dat het verhaal in Eestlandonbekend is Verbinding met de Deensche overlevering is dus niet waarschijnlijkHoe staat het echter met de verbindingen van de Oekrainsche traditie met de tenZuiden daarvan gelegen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

245

gebieden Van groot gewicht is hier de beantwoording van de vraag hoe deBalkan-traditie te beoordeelen is Wij bezitten daaromtrent de volgende gegevensIn Albanieuml en Boelgarije zijn een paar tamelijk goede varianten opgeteekend opSerbo-Kroatisch gebied echter beperkt zich het bekende materiaal tot een zeeronvolledige (SS 2) en een gansch verknoeide redactie (SS 1) Prof Solymossy dieop mijn verzoek geiumlnformeerd heeft naar het voorkomen van dit verhaal in dezegebieden deelt mij mede dat zijn medewerkers op den Balkan dit verhaal nooithebben aangetroffen En hij voegt daaraan toe lsquoDe in Bolte-Polivka genoemdeBoelgaarsche en Albaneesche varianten kunnen daar toevalligerwijze zijnopgeteekend want in het algemeen kent men daar den ldquoschwankrdquo evenmin als inHongarijersquo Tot steun van deze meening zou nog aangevoerd kunnen worden dater wel meer voorbeelden zijn dat een sprookje uit Rusland door een toeval naarden Balkan werd overgebracht1)De merkwaardige overeenstemming tusschen de Albaneesche en Boelgaarsche

varianten met de Kabardische en Mingrelische redacties wat het motief a betreftalsmede de gelijkheid van de Albaneesche variant met de evengenoemdeKaukasische varianten in het motief b (het nabootsen van het kattengemiauw)bewijzen een zoo nauwe overeenstemming tusschen deze beide uiteenliggendeoverleveringsgebieden dat men daaruit mag besluiten dat uit het Zuiden vanRusland deze vorm eensdeels naar den Kaukasus anderdeels naar den Balkanovergebracht werdVoor het geheele Oost-Europeesche overleveringsgebied schijnt dus de Russische

Zwarte-Zeekust het uitstralingsgebied geweest te zijn De Oekrainsche variant diein Umanj werd opgeteekend vertoont een zeer groote gelijkenis met denWest-Europeeschen literairen vorm zij kan er misschien op wijzen dat het verhaalvan de Oekraine uit zijn tocht door de Slavische landen begon nadat het daarheenwas overgebracht uit een

1) Zie W Anderson FFComm 42 blz 345

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

246

gebied waaruit ook de West-Europeesche traditie geput heeft In elk geval planttehet zich regelmatig voort door het stroomgebied van den Dnjestr en de Duna enbehield ook hier tamelijk wel haar oorspronkelijken vorm buiten dit rayon echter isde verspreiding zeer ongelijkmatig en is de vorm veel minder goed bewaardNu komt de Oekrainsche variant SU 1 in eacuteeacuten punt met de West-Europeesche

traditie overeen waarin alle andere Slavische vormen afwijken dat is de obscenewending van de episode e Terwijl de dieven op hun verzamelplaats bij het kerkhofbezig zijn een vuur aan te leggen om het spek te smelten komt de bestoleneachteruitkruipend op hen af waarop de dieven meenen dat zij een spook zien enop de vlucht gaan1)Hoe is deze overeenstemming te verklaren Als een bewijs van den

oorspronkelijken samenhang der West- en Oost-Europeesche tradities die dan uiteen West-Aziatische overlevering zouden zijn vertakt Of oefende deWest-Europeesche vertelling een secondairen invloed op de Oekrainsche traditieuit waardoor de groote overeenkomst in een enkel detail zou moeten wordenverklaard Alvorens deze beide mogelijkheden te overwegen moeten wij eerst devarianten die buiten Europa opgeteekend zijn onderzoeken

6 De mondelinge overlevering buiten Europa

De volgende varianten zijn mij bekend

Turken

WFA Behrnauer Die 40 Veziere (Leipzig 1851 blz 214-217 EJW GibbThe History of the Forty Vezirs (London 1886) blz 194-197

1) Prof Anderson deelt mij den inhoud als volgt mede Der folgende Satz ist aus Zensurgruumlndenverstuumlmmelt Konin (de naam van den man) kriecht ruumlckwaumlrts auf sie los Der Dieb siehtdass etwas Nacktes auf ihn loskriecht und laumlsst nun den anderen Feuer schlagen Als dieserdas Nackte sieht sagt er lsquoHier spukt es - laufen wir davonrsquo Und sie laufen wirklich davon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

247

Kabylen

L Frobenius Volksmaumlrchen der KabylenI (= Atlantis I) Jena 1921 blz 265-271nr 52

Af Kb 1

Ibidem II Jena 1922 blz 48-52 nr 52

Chili

RA Laval Contribucion al folklore de Carahuz II (Santiago de Chile 1920) blz221 nr 17

Van deze varianten omvat de Chileensche alleen het motief b de beide hongerigekleinkinderen van een gierig echtpaar stelen een geslacht zwijn verschillende malendoordat Miguel met een veranderde stem zijn grootmoeder vraagt waar zij hetverborgen heeft Het is waarschijnlijk dat het verhaal met Portugeesche kolonistennaar Zuid-Amerika kwam en dan bewijst het dus dat ook op het Iberischeschiereiland deze dievenlist bekend was Daaruit magmen echter geenszins afleidendat nu ook het geheele verhaal dat uit een samenvoeging van een reeks dievenlistenbestaat daar in omloop zou zijn geweestDe eerste variant der Kabylen begint aldus De dieven hooren den oudsten zoon

van een boer uit en deze vertelt waar het dier is vastgebonden Maar als de jongstezoon dit dan thuis vertelt slacht de boer den bok en verbergt het vleesch in eenkast Dit is dus een geheel andere inleiding dan het bezoek met de raadselachtigewoorden in de Europeesche overlevering Door middel van de list b steelt de diefhet vleesch de vrouw wakker geworden denkt dat haar man aan het zoeken is envraagt hem wat hij uitvoert Daarop antwoordt de dief en ontlokt haar de aanwijzingwaar het vleesch verborgen is In Af Kb 2 breekt de dief in als de boer na velenachtwaken uit vrees voor de dieven ingeslapen is als hij den geitebok niet doorhet gat kan krijgen snijdt hij hem de keel af en trekt hem dan zoo er door Eenherinnering aan het weglokken van den man mag men misschien zien in demededeeling van Af Kb 1 dat de jongste zoon ontwaakt en gaat kijken of het vleescher nog is

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

248

In beide redacties volgt nu c het overnemen van den last omdat deze zoo zwaaris Nu gaan echter de beide verhalen weer uiteen Af Kb 1 vertelt dat de dief in hetdonker achter de huisdeur staande het vleesch weer overneemt dat is dus hetmotief d maar nu zonder verkleeding Het vleesch wordt nu weer teruggekregendoordat uit de kookpotten der dieven een poot wordt weggenomen waarop dezeelkander van diefstal beschuldigen en elkander doodslaan Dit herinnert in de verteaan SS 1 maar eenige verwantschap lijkt mij toch niet waarschijnlijkAf Kb 2 staat dichter bij het Europeesche verhaal de man brengt het vleesch

weer thuis en laat het door zijn vrouw goed verbergen Maar nu stelen de dievenhet voor de tweede maal door list b daarna gaat de man hen in de kapel waar zijhet vleesch willen koken verschrikken door zijn gelaat met een schaapsvel tebedekken de dieven meenen dat hij eenWuarssen of reus is en gaan op de vlucht1)Zij komen spoedig terug merken hun vergissing en gaan den man achterna Zijhalen hem in en slaan hem zoo dat hij buiten kennis neervalt Maar daarna komteen echte reus die hen overvalt en verslindtDe Turksche variant wijkt van alle andere met uitzondering van de Poolsche

variant af doordat de diefstal hier om een geldstuk en niet om een dier gaat Eenknaap bedriegt een bakker door suikerwerk te koopen en hem er niet voor te betalenDe bakker ontfutselt het hem weer door list c waarop de knaap zich invrouwenkleeren hullend het weer terugkrijgt (motief d) Weer wendt de bakker listc aan en brengt het nu veilig thuis Het tweemaal aanwenden van list c klinkt al zeeronwaarschijnlijk vooral als men bedenkt dat de bakker den knaap bedriegt doorhem te vragen voor hem water te gaan putten De slimme jongen zal daar zekerniet

1) Frobenius teekent hierbij aan dat het schaapsvel behoort tot de maskering waarmede dereuzen in het spel vroeger werden nagebootst

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

249

voor de tweede keer inloopen Het slot is al evenmin bevredigend De knaap komtbij het bed waar de bakker vermoeid van zijn nachtelijke tochten ligt te slapen envraagt hem waar het geldstuk ligt Slaapdronken vertelt de bakker het en zoo weetde jongen het ten slotte toch te bemachtigen Het is niet aan te nemen dat de bakkerzich op het laatst zoo gemakkelijk zou laten bedriegenDit Turksche verhaal wijkt dus sterk af van de overige traditie Het is geheel anders

opgebouwd wat ook daarin uitkomt dat het eind niet is dat de dieven bedrogenworden maar dat integendeel de slimme knaap aan het langste eind trekt Hetmaakt den indruk dat op grond der verschillende motieven van dievenlist dienatuurlijk wel gemeengoed van verschillende volken zullen zijn een geheel anderverhaal samengesteld is Alleen het feit dat het toch dezelfde trekken zijn die hierweer tot een geheel verbonden zijn doet het niet onmogelijk voorkomen dat er weleenig verband tusschen dit verhaal en de overige overlevering bestaan kanDe geschiedenis der Veertig Viziers is waarschijnlijk door een zekeren

Scheich-zedeh uit het Arabisch vertaald voor den sultan Moerad II die geregeerdheeft van 1421-1451 Dit Arabische werk is echter verloren gegaan maar het moetop zijn beurt weer teruggaan op het Indische verhaal der Zeven Vroeden In deredacties die hiervan overgeleverd zijn komt echter deze dievengeschiedenis nietvoor Gering ziet hierin geen bezwaar haar toch op een Indische bron terug tevoeren maar het is duidelijk dat hiervoor geen schijn van bewijs kan wordenbijgebracht Zelfs is het twijfelachtig of in de Arabische bron dit verhaal gestaanheeft het zou immers ook kunnen dat de Turksche vertaler zelf nieuwe verhalenhad toegevoegd

7 De Geschiedenis der Overlevering

Het aantal bekende varianten van het verhaal der Drie Dieven is in aanmerkinggenomen de groote hoeveelheid

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

250

redacties die ons gewoonlijk van een volksoverlevering bekend zijn zeer geringEr zijn gansche gebieden in Europa waar het zelfs in het geheel niet aangetroffenwerd (Finland Hongarije Tsjecho-Slowakije Duitschland Oostenrijk) Gaan wij degeografische verdeeling der traditie na dan zien wij dat er in het SlavischeOost-Europa een tamelijk krachtige mondelinge overlevering bestaat en dat er inWest-Europa reeds vroeg een literaire traditie werd opgeteekend die zichconcentreert om een klein gebied in Vlaanderen en Noord-Frankrijk Vandaar werdhet verhaal naar Denemarken overgebracht en verder vond het zijn weg naarNoorwegen en IJsland Een afzonderlijk staande overlevering kennen wij voortsnog uit N-O-ItalieumlOok buiten Europa is de overlevering schaarsch En zij biedt weinig houvast voor

een aanknoopen van deze traditie met de Europeesche In de Turksche variant diegeheel apart staat doordat het voorwerp der listen een geldstuk is komen alleende episodes b c d voor die echter in de volgorde c d c b worden verteld Wij durvendaarom uit deze variant niet meer afleiden dan dat zeker in de 15e eeuw en naaralle waarschijnlijkheid wel reeds eerder bij de Turken eenige motieven van hetverhaal van den spekdiefstal bekend waren dat zij echter gebruikt werden op geheelzelfstandige wijze om een nieuw verhaal te vormen en dat hieruit geenszins magworden afgeleid dat toen in West-Azieuml het verhaal zooals wij dat in de 13e eeuwinWest-Europa zien optreden in den volksmond leefde Nog zwakker staat de zaakeener Arabische traditie van deze vertelling wanneer wij van de Turkscheoverlevering teruggaan komen wij tot de zeer onzekere conclusie dat er in eenArabische literaire bron een vertelling kan gestaan hebben die met onzedievenhistorie eenige overeenkomst heeft door het aanwenden van een aantalgelijke motieven Ondertusschen mogen wij op grond der populaire overlevering bijde Kabylen wel aannemen dat er van dit verhaal een Arabische overlevering bestaanheeft die veel dichter bij den

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

251

Europeeschen vorm van deze vertelling staat dan het verhaal in de 40 Viziers Voorzoover het geoorloofd is een besluit te trekken uit de Kabylische varianten die inden modernen tijd zijn opgeteekend en die onderscheidenlijk de episodes a b c den a c b e bevatten zou het Arabische origineel bestaan hebben uit a b c d e welkeomvang met die der Europeesche redacties nagenoeg overeenkomt1)Wij kwamen hierboven tot het resultaat dat de Europeesche varianten hierin met

elkander overeenstemmen dat zij denzelfden bouw van de vertelling bezitten Metnadruk moet er op worden gewezen dat deze ook alleen kan bewijzen dat wij meteen samenhangende overlevering te doen hebben Maar aan den anderen kantwordt hierdoor ook onomstootelijk aangetoond dat verhalen die daarin met elkaarovereenstemmen dat zij dezelfde motieven tot een bepaalde reeks tezamenvoegenook uit een en dezelfde traditie moeten zijn gesproten Van polygenese deroverleveringen is in een geval als dit natuurlijk geen sprake Met het hier opgemerkteis het niet in strijd dat in een deel van het overleveringsgebied als slotepisode hetmotief f optreedt en in een ander gedeelte dit ontbreekt Immers het is behalve hetbegin ook vooral het einde van een vertelling die in den loop der mondelinge traditiehet meest aan wijzigingen onderhevig is Nu heeft deze episode die verhaalt hoede man den beiden dieven de hand afslaat eenige overeenstemming met devertelling hoe door een list aan een aantal roovers het hoofd wordt afgeslagen Ditverhaal evenwel het meest bekend uit de geschiedenis van Ali Baba2) heeft metde slotepisode van den spekdiefstal slechts een uiterlijke gelijkheid deze laatsteonderscheidt zich vooral hierdoor dat de eene dief zijn ongeluk voor den anderen

1) Het verband van de tweede Kabylische variant met een daar inheemsch maskerfeest kannog niet bewijzen dat het verhaal daar autochthoon zou zijn

2) Voor andere verwanten zij verwezen naar Bolte-Polivka I blz 373-375 De sage van het Huismet de Hoofden op de Keizersgracht te Amsterdam bewijst hoe verbreid dit verhaal was

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

252

verbergt om hem eveneens slachtoffer te doen zijn Van eenig nader verband blijktdan ook niets de episode f kan zeer wel zonder het voorbeeld van Ali Baba bedachtzijn maar in allen gevalle bewijst de omstandigheid dat er twee gelijksoortigevertellingen van een dergelijke list bestaan dat dit motief voor de hand lagVergelijken wij nu de verschillende Europeesche versies dan blijkt het dat

sommige episodes een paar naast elkander optredende vormen vertoonen In bwordt de man soms weggelokt naar den stal soms echter wordt juist aan hemgevraagd waar het spek verborgen is Wij vinden deze beide vormen reeds naastelkaar in fableau en boerde In c trekt de dief soms de kleeren van de boerenvrouwaan soms gaat hij in die van zijn gestorven moeder naar het huis van den bestoleneWat eindelijk de episode e betreft soms komt de man de roovers verschrikken dooreen opening van het dak soms door de deur In de c-episode neemt de man hetspek soms over om den ander zoogenaamd te laten uitblazen soms verruilt hij hettegen wat anders zooals in enkele Deensche varianten tegen een zak met koolsoms ook wordt de dief op de een of andere wijze in het bosch geloktDuidelijk blijkt uit deze parallelle voorstellingen de variabiliteit der traditie men

zou kunnen aannemen dat zulke motieven in verschillenden vorm verbreid warenen dat dan door elken verteller daaruit een keuze gedaan werd Maar tegen dezeopvatting spreekt de omstandigheid dat soms plaatsen waar de eene vormdomineert gescheiden zijn door een groot geografisch gebied waar de anderevorm overheerscht of waar zelfs het heele verhaal ontbreekt Immers het is danmoeilijk aan te nemen dat in dat tusschenliggend gebied die eerste vorm ook welbekend zou zijn geweest maar nu toevallig niet zou zijn opgeteekend Door VLiungman is onlangs betoogd dat men zulke afwijkingen daardoor moest verklarendat de overlevering de som dezer afwijkingen was dat dus elk verteller naar eigenverkiezing in zijn verhaal een aantal

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

253

motieven opnam maar dat daaruit volstrekt niet mocht worden afgeleid dat er inzijn omgeving ook niet tegelijkertijd andere vormen van die motievon in omloopwaren In een aantal gevallen is dit stellig wel zoo maar dit geldt alleen dan als ermag worden aangenomen dat er van een dergelijk verhaal over het gebied waaropmen die variaties constateert een levendige overlevering geweest is Dit komt echtergeenszins overeen met wat wij weten van de traditie der vertelling van denspekdiefstal Midden-Europa waar het verhaal niet gevonden is en waar het zooalsik boven bij de bepreking der Deensche varianten opmerkte ook wel nooit zalhebben bestaan vormt een slagboom tusschen de West- en de Oost-Europeeschetraditie Indien nu toch hier zoowel als daar dezelfde variaties optreden dan moetendeze anders verklaard worden dan door de lsquoveelstrengigheidrsquo der overleveringIk geloof dat deze afwijkingen ontstaan als gevolg van de mogelijkheid die er in

een verhaalmotief tot variatie aanwezig is Een bepaalde vorm van een motief roepteen reeks associaties op die in de plaats van den oorspronkelijken vorm kunnengesteld worden Maar op zijn beurt kan die nevenvorm door een overeenkomstigeassociatie weder den oorspronkelijken vorm te voorschijn roepen Van grootebeteekenis is hier de min of meer getrouwe herinnering van den verteller hij zalsoms het verhaal alleen in de hoofdtrekken kennen maar juist voor de detailleeringis hij aangewezen op zijn eigen verbeelding Daar het aantal formaties binnen hetkader van een gegeven motief beperkt is zullen toch telkens weer dezelfde vormenelkaar afwisselenIn sommige gevallen kunnen er ook bijzondere aanleidingen zijn tot het optreden

van een parallellen vorm Als in de episode b de man soms wordt weggelokt somsechter niet kan dit samenhangen met den bouw van het boerenhuis Waar zooalsin de Saksisch-Deensche hoeve oudtijds mensch en vee in eenzelfde ruimte leefdenis het te begrijpen dat het binnenkomen der dieven onrust onder het vee veroorzaaktIn de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

254

streken echter waar de stallen vrij van het huis staan zal men niet zoo gauw op degedachte komen den man uit het bed weg te lokken door het vee los te makenHoe dit zij wij moeten zeer voorzichtig zijn het onderscheid der varianten in zulke

details te gebruiken als een middel tot het bepalen van den gang der verspreidingin het algemeen is het niet geoorloofd redacties met overeenkomstigemotiefvariatiesmet elkander in enger verband te brengen en te plaatsen tegenover varianten metandere details Wanneer evenwel een bepaalde vorm van een motief niet uit dedaarin aanwezige mogelijkheid tot variatie kan worden verklaard maar bijv moetworden toegeschreven aan een bepaalde mentaliteit van den verteller dan is hetwel geoorloofd er een grootere beteekenis aan toe te kennenDit nu is het geval met betrekking tot de episode e waar de eene groep van

overleveringen een obscene wending heeft tegenover de andere die eenonaanstootelijken vorm vertoont Tot de eerste groep behooren de literaire traditiesvan West-Europa fableau boerde en IJslandsch verhaal bovendien het grootstedeel der daarvan afgeleide Deensche redacties In Oost-Europa vinden wij dit alleenin SU 1 Men zou kunnen meenen dat de obscene redactie de oorspronkelijke wasen dat men daaruit in latere beschaafde tijden het aanstootelijke had weggelatenTegen deze opvatting is echter het volgende in te brengen 1 De Deensche redactiesbewijzen dat in moderne tijden een beschaafd volk onkiesche grappen geenszinsversmaadt indien dit het geval is bij de Denen hoeveel te meer mag dit van deRussische bevolking worden aangenomen1) 2 De Kabylische variant waar menzeker mocht verwachten geen fatsoensbezwaren te ontmoeten heeft juist devoorstelling dat een reus wordt nagebootst door een maskering wat geheel

1) Hierbij moet echter opgemerkt worden dat blijkens SU 1 de censuur soms bezwaren maaktetegen zulke passages Meermalen zullen ook uitgevers zulke fatsoensoverwegingen hebbenlaten gelden De meeste Russische teksten staan echter in wetenschappelijke publicaties

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

255

met de Slavische traditie overeenstemt Daaruit volgt dat deze voorstelling zekereven oorspronkelijk is als de obscene wending 3 Deze laatste verraadt zich alhierdoor als secundair dat het noodig is een nieuwe figuur in te voegen die nietpast in de economie van deze anders zoo simpele vertelling nl de moeder of degrootmoeder der dieven 4 De verschrikking van roovers door een geestverschijningis zelf een variatie van een bekend thema dat Aarne als type 1527 heeft aangeduiddieven worden verschrikt door een man die wonderlijk is toegetakeld door veerenin teer gestoken of ook door iets dat uit een boom tusschen hen in valt (Aarne1653) Aan dit laatste motief schijnt de voorstelling van het fableau waar despookscene onder een eik plaats heeft nog een herinnering te bewarenIndien nu deze vorm der episode e alleen in de West-Europeesche overlevering

voorkwam zou het gemakkelijk zijn hem te verklaren de dichter die het oudstefableau gemaakt had zou de scabreuze tendenties dezer poeumlzie getrouw degeestigheid in het obscene gezocht hebben En dan zou ook het voorkomen vandezen zelfden trek in de Deensche traditie aangemerkt mogen worden als hettreffendste bewijs van haar afhankelijkheid van de Fransch-Vlaamsche literairevormen Maar die eene Oekrainsche variant dan waarin wij hetzelfde aantreffenZij stamt uit de mondelinge overlevering wat duidelijk daaruit blijkt dat er evenalsin de Wit-Russische varianten sprake is van vuurslaan Het is echter nietbuitengesloten dat er een secondaire invloed van de Westersche literaire bronnenop deze populaire overlevering gewerkt heeft Ik geloof niet dat men op grond vandeze variant gedwongen zou zijn aan te nemen dat er een over geheel Europaverspreide obscene redactie naast de onaanstootelijke versie geleefd zou hebben1)

1) Het is zelfs niet onmogelijk dat onafhankelijk van de Westelijke traditie in de Oekraine deobscene wending ontstond daar immers zeer algemeen aan de ontbloote pudenda een grootetooverkracht wordt toegeschreven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

256

Het is opmerkelijk dat wij met betrekking tot de Oekrainsche overlevering ook bijandere verhalen eigenaardige verhoudingen aantreffen Een geval dat volkomenanaloog is met het hier genoemde is het volgende In de verzameling van Rudčenkowaarin ook onze variant SU 1 voorkomt staat een verhaal dat ten nauwstesamenhangt met het fableau lsquoTrois Dames qui troverent lanelrsquo waarvan twee versiesovergeleverd zijn1) Het hierin behandelde motief vinden wij nu

1 in een paar West-Europeesche literaire bewerkingen (fableau en Ital novellen)2 in de volkstraditie en wel a in Skandinavieuml (met een uitlooper in Schotland) b

in Italieuml (onder invloed der literaire traditie) c in de Oekraine

Waar twee zoo volkomen gelijke gevallen optreden mogen wij aannemen dat ereen verklaring voor deze eigenaardige verhoudingen gevonden zal worden2)Tegenover de samenhangende traditie in Oost-Europa zooals ik die in sect 6 schetste

staat in het Westen een zeer fragmentaire overlevering Aangezien deSkandinavische vormen wel uit de Fransch-Vlaamsche traditie zullen zijn afgeleidvinden wij het verhaal slechts op twee beperkte en geografisch ver uiteengelegengebieden in Fransch-Vlaamsch gebied en in het Oostelijk deel der Po-vlakte Er zijngeen aanwijzingen dat het eenmaal op een veel uitgestrekter gebied zou zijnverspreid van welke overlevering de beide genoemde streken de eenige bewaarderesten zouden bewaard hebben integendeel

1) Zij zijn afgedrukt bij Montaiglon-Raynaud I 15 en VI 138 Zie verder Liebrecht Zur Volkskundeblz 139 Beacutedier Les Fabliaux blz 228 en 415 Cloeumltta in Herrigs Archiv 93 (1894) blz 212

2) Van het verhaal lsquoKeizer en Abtrsquo bestaat een redactie die in eenige literaire bronnen voorkomt(Johannes Gobii Vita Aesopi Jan van Hollant Jehan Mansel) en daar naast in eacuteeacuten populairevariant uit de Oekraine Prof Anderson in zijn studie over dit verhaal scheidt op blz 295 delaatste overlevering van de literaire door aan te nemen dat zij toevallig is ontstaan Het blijftniettemin een opmerkelijk voorbeeld voor de merkwaardige overeenstemming tusschen deOekrainsche mondelinge traditie en West-Europeesche literaire vormen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

257

wij noemden in sect 4 een argument dat zeer beslist tegen een vroeger grootereuitbreiding spreekt en merken hier nog op dat het zeker niet toevallig zal zijn datop de beide plaatsen ook een literaire overlevering optreedtHet is nu opmerkelijk dat deze beide overleveringsgebieden de omgeving vormen

van twee in de Middeleeuwen zeer belangrijke handelssteden van Venetieuml enBrugge Dit zal wel niet toevallig zijn Dit verhaal waarin sprake is van list tegen listom zijn goed tegen dieven te beschermen schijnt wel bijzonder geschikt om in densmaak van kooplieden te vallen Is het dan niet mogelijk dat deze vertelling uit hetOosten werd overgebracht naarWest-Europa door de kooplieden die op den Levantvoeren Aanvankelijk beperkt tot de kringen der kooplieden kon het ook in demondelinge overlevering overgaan zooals in Lombardije het geval geweest is inde Nederlanden echter schijnt dat niet gebeurd te zijn hier heeft de boerdendichterzich van de stof meester gemaakt en daaraan een bijzonderen vorm gegevenToch heeft deze dichter aan het verhaal dat hij hoorde vertellen niet veel

veranderd Hij heeft hier en daar een detail uitgewerkt maar in hoofdzaken lag destof kant en klaar voor hem Ik acht het waarschijnlijk dat de groteske scene vanepisode e aan zijn rauwe fantasie moet worden toegeschreven Overigens blijkt uitde talrijke afwijkingen die wij in sect 1 tusschen de overgeleverde boerde en het fableauaanwezen dat de dichters juist in de detailleeringen zeer vrij te werk gingen en hierzien wij duidelijk hoe veel verder zich dan het verhaal van den ouden vormverwijderen kon dan dat mogelijk is door de variabiliteit der mondelinge overleveringdie aan bepaalde in de stof zelf gegeven mogelijkheden gebonden is Hoe vrij dedichters met de stof omgaan zagen wij in de manier waarop het verhaal werdingeleid nu eens verbonden met het verhaal van den eierdiefstal en dan weer nietOpmerkelijk is ook hoe ieder dichter zijn eigen moraal uit de vertelling haalt JeanBedel besluit met de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

258

opmerking lsquomale est compaignie agrave larronrsquo een waarheid die juist met de inleidingverband houdt en overgenomen wordt in het IJslandsche verhaal (svaacute laukz thorneirravinaacutetta sem vaacutendum moumlnnum er tiacutett iacute syndaliacutefi) De Nederlandsche dichter echtereindigt eigenlijk zeer te onpas met de opmerking

Alse een doet bederve quaetSie dat hijs te tide avestaetEer hem scade of verdrietOppenbaer daer af ghesciet

Waar wij zulke parallelle vormen aantreffen moeten wij dus niet denken dat deeene redactie uit de andere werd afgeleid door een paar motieven te wijzigen oftoe te voegen maar de dichter maakt uit de stof die hij gehoord heeft een geheeldat in overeenstemming is met zijn eigen opvattingen het is dit persoonlijke elementdat den bouw en de samenstelling van het gedicht bepaalt Men ziet dat in het detailhoe er getracht is de handelende personen eenigszins te individualiseeren door zeieder een eigen naam te geven die intusschen toch weer gewoonlijk vanallegorischen aard is De IJslander noemt ze Slecht Erger en Ergst de Franschmanechter Barat en TraversDe Nederlandsche boerde of het Fransche fableau dat er aan ten grond ligt

ontleende zijn stof dus aan een mondelinge traditie maar dit dient er dadelijk aantoegevoegd aan een overlevering van een bepaalde soort Het publiek verlangdewat de dichter Gautier van zijn eigen fableau zei lsquoLaventure est et bone et bele Etla rime fresche et novellersquo Indien dit dievenverhaal reeds lang in den volksmondgeleefd had was het wel minder geschikt om in deze op nieuwigheden belustekringen te worden voorgedragen Maar als het in dezen tijd uit het Oosten doorkooplieden was overgebracht lag er de glans van nieuwheid overWij zien hier een voorbeeld van de wisselwerking tusschen literaire en mondelinge

overlevering Het verhaal wordt door

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

259

mondelinge overdracht naar het Westen gebracht en leeft daar in bepaalde kringender bevolking die zich voor dit verhaal interesseeren Daaruit kan de dichter voorzijn poeumlzie putten Het kan echter ook in de breedere volksoverlevering overgaanals daarvoor een gunstige gelegenheid zich aanbiedt In de Nederlanden is dit niethet geval geweest maar in Denemarken waarheen het verhaal door den levendigenOostzee-handel zal zijn overgebracht gebeurde dit wel

Het onderzoek van deze overlevering toont ons ten duidelijkste met hoeveelmoeilijkheden het opstellen eener bevredigende verklaring gepaard gaat Het is welte begrijpen dat men wel eens aan de mogelijkheid gewanhoopt heeft op de vraagnaar den samenhang van populaire tradities en literaire bewerkingen (zoo als defableaus en de boerden) een afdoend antwoord te kunnen geven en zich neerlegdebij het aannemen der mogelijkheid van een mondelinge overlevering die opverschillende plaatsen spontaan ontstaan zou zijn Intusschen zoodra wij zoogelukkig zijn een tamelijk uitgebreid materiaal te bezitten blijkt het ook mogelijklijnen van ontwikkeling vast te stellen en daaruit putten wij voor ons de overtuigingdat ook in die gevallen waar een zeer gebrekkige documentatie ons niet toestaatden onderlingen samenhang aan te toonen aan het bestaan van een dergelijkensamenhang niet mag worden getwijfeld Het door ons behandelde vertelmotief iseen goed voorbeeld van een overlevering die op het oogenblik in alle bijzonderhedenvolstrekt niet verklaard kan worden maar waaromtrent wij nochtans reeds voldoendeaanwijzingen hebben om het vermoeden te wettigen dat een dergelijke verklaringbij nauwkeuriger documentatie gevonden moet kunnen wordenIk wil nog even samenvatten wat het vergelijkende onderzoek van het tot nu toe

gepubliceerde materiaal ons leert Het verhaal der dievenlisten zooals hetsamengesteld is uit een vast aantal trekken werd op een of andere plaats verzonnenen heeft zich vandaar over Europa verspreid Waar het

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

260

het eerst verteld werd valt niet met zekerheid uit te maken Wij kunnen echteropmerken dat een groot aantal van dergelijke vertellingen uit het Oosten naar hetWesten gekomen zijn en mitsdien een gelijksoortige ontwikkeling voor dit gegevenniet onwaarschijnlijk is Het verhaal in de Turksche verzameling der 40 Vizierenmoge daarom nog zooveel afwijken het blijft niettemin een aanwijzing voor hetbestaan van dit verhaaltype in het Oosten de samensteller van deze verzamelingof van het Arabische origineel behoeft natuurlijk niet slaafs de populaire overleveringgevolgd te hebben of ook naast deze redactie kan een andere literaire of half-literaireredactie bestaan hebben waaruit de latere populaire overlevering geput heeft DeKabylische varianten zijn waarschijnlijk als een late uitlooper van de Arabischeoverlevering te beschouwen weliswaar schijnt een invloed van Zuid-Europeescheverhalen wel op de volkstraditie van Noord-Afrika plaats gehad te hebben maarwaar in Zuid-Europa nergens dit dievenverhaal in zulk een volledigen vorm isaangetroffen als het nog heden ten dage bij de Kabylen voortleeft is dit laatste tochwel als uitgesloten te beschouwenWest-Azieuml misschien nauwer te begrenzen als Klein-Azieuml is dus als het

uitgangspunt te beschouwen Het is mogelijk dat het hierheen kwam van nogOostelijker gelegen buren maar alle aanwijzingen in deze richting ontbreken Vanhier kwam het naar Europa langs twee verschillende wegen Een zuiver populaireoverdracht had in het Oosten plaats en wel langs de kusten der Zwarte Zee naarZuid-Rusland Van hier drong het langs de zeekust naar de volkeren van denKaukasus die echter ook rechtstreeks den invloed der Klein-Aziatische overleveringondervonden kunnen hebben Sporadisch werd het verhaal ook in den Balkanbekend Maar de eigenlijke verbreiding vond dit verhaal in het West-Russischegebied waar het door het stroomgebied van Dnjestr en Duna Noordwaarts drongtot het in Litauwen bleef steken De overlevering draagt hier de duidelijke sporeneener mondelinge overdracht wijzi-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

261

ging van een aantal detailtrekken vermenging met soortgelijke verhalenverknoeiingen aan het begin en aan het eindVan geheel anderen aard is de verbreiding in West-Europa Hier vinden wij een

reeks literaire bewerkingen en daarmede verbonden een sporadisch optredendepopulaire overlevering Het waarschijnlijkst komt het mij voor dat het verhaal doorde handelsverbindingen met den Levant overgebracht werd naar enkelehavenplaatsen en daar in de kringen der kooplieden een zekere populariteit genootDoor dichters werd het motief overgenomen en in den vorm van fableau of boerdebehandeld Zoo geschiedde in het Vlaamsch-Noordfransche gebied Ook inLombardije werd het bekend naar alle waarschijnlijkheid op geheel analoge wijzedoor handelsrelaties van Venetieuml met den Levant Hier vond het verhaal een plaatsin enkele novellen-verzamelingen en daarnaast in de volkstraditie van een beperktgebied Het is opmerkelijk dat hier slechts enkele episoden van het geheele complexwerden overgenomen wat ons in de meening versterkt dat de overdracht naarItalieuml geheel onafhankelijk van die andere naar de Noordzeekusten plaats heeftgehadTerwijl wij van een volksoverlevering in de Vlaamsch-Noordfransche streken niets

afweten bemerken wij in Denemarken een tot op den huidigen dag nog levendigepopulaire traditie Zij is uit de handelsplaatsen der Noordzeekust daarheenovergebracht ook stellig door kooplieden want ofschoon het niet onmogelijk is datgedichten als fableau of boerde daarheen zouden zijn overgeplant in dit gevalmissen wij elke aanwijzing in deze richting De omstandigheden waren hier gunstigvoor een overgang in de volkstraditie waaruit dan weer uitloopers in de Noorschepopulaire en de IJslandsche literaire overlevering het gevolg zijnHet is van belang te constateeren dat de ontwikkeling van een verhaal in

oogenschijnlijk gelijke omstandigheden geheel verschillend kan zijn Het schijnt dathet toeval beslist of ergens een krachtige volkstraditie ontstaat of niet - maar dit

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

262

woord toeval beteekent eigenlijk het geheel van ons onbekende factoren die op deoverdracht van een dergelijk verhaal van invloed geweest zijn Hieromtrent kunnenwij voorloopig niets naders zeggen maar het is reeds voldoende wanneer wijaangetoond hebben dat men de verbreiding van volksoverleveringen niet naarenkele algemeene schemas mag verklaren Aan den anderen kant is er geen redenvoor een zoo groot scepticisme als Beacutedier in zijn onderzoekingen heeft getoondWel blijkt ten duidelijkste dat de betrekkingen van de populaire en de literaire traditiezeer samengesteld zijn en voor ieder bijzonder geval afzonderlijk onderzocht moetenworden Indien door een reeks van onderzoekingenmocht blijken dat ook in anderegevallen de verhoudingen dezelfde zijn als bij de boerde van III ghesellen die denbake stalen dan eerst zouden wij het recht hebben meer algemeene regels vanoverdracht der vertelstoffen uit literaire bewerkingen in de volksliteratuur enomgekeerd op te stellen

A r n h em J DE VRIES

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

263

Majombe (Tschr XLV 52-9)

De heer SP LHonoreacute Naber te Utrecht heeft de vriendelijkheid gehad mij teverwijzen naar Pieter van den Broeckes Korte historiael ende JournaelscheAenteeckeninghe van al t gheenmerckwaerdigh voorgevallen is in de langhduerighereysen soo nae Cabo Verde Angola etc welk werk in 1634 - hetzelfde jaar waarinCats zijn Spaensch Heydinnetie schreef - te Haarlem tot tweemaal toe verscheenen dus blijkbaar veel gelezen werd Aldaar vindt men inderdaad op blz 19 (van dendruk bij HP van Wesbusch = blz 15 van den anderen Haarlemschen druk bij HJBrouwer) lsquoIn de selve maendt noodichde my de Koninginne Manny Lombe op eenjonghen Olifant te gast om by my te slapen liet my op haer Hoff van haer dienaershalen dede my met gheweldt van den Olifant eten die soo vreesselijck stonckdatter qualijck van wierdt ende sondt my daer naer weder nae huys qualijck tevreden zijnde met [ed 1648 blz 17 om dat] haer niet ten dienste wilde staenrsquoNeemt men nu verder in aanmerking eenerzijds dat de tweede der bovenvermeldemin of meer bekorende uitnoodigingen geheel strookt met de mededeelingen opblz 9 en 14 van genoemd reisverhaal over de sexueele zeden der inwoners vanAngola en met die van Josselin de Jong omtrent die der lsquoMani Lomborsquo (hierbovenblz 58) anderzijds dat de volks- of landnaam Mayomba in datzelfde reisverhaalkort voor en na genoemde passage (blz 12 en 22) eveneens voorkomt danmogenwij het raadsel van den naam van Preciosas pleegmoeder wel opgelost achten opde boven blz 58 gegiste wijze en aannemen dat Cats bij het dichten zijner novellehet juist verschenen en pas gelezen boek voor zijn geest misschien voor zich optafel gehad en daaruit den

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

264

naam van het ongure wijf ontleenende de twee bijna gelijkluidende namen metelkaar verward heeft1)Den naam Mayomba had Cats trouwens ook kunnen kennen - meldt de heer

Naber verder - uit de Schiffarten van Samuel Brun in 1624 te Bazel gedrukt (herdruktdoor de Linschoten-Vereeniging dl VI 2de afd zie ald blz 5) Daar Brun alleenmet Nederlandsche schepen gevaren heeft is zijn werkje hier te lande zeker welbekend geweest Doch de eerstgenoemde zegsman blijft juist wegens de verwarringder beide namen verreweg waarschijnlijkerHoezeer derhalve uit eene vergissing geboren heeft de naam in onze literatuur

zooals gebleken is fortuin gemaakt

O e s t g e e s t Juni 1926JW MULLER

[Kleine mededeelingen]

137 Scholver (Moortje vs 2939)

Men denkt bij dit woord scholver (= lomperd lummel) aan den aalscholver en wildan verband met dien vogel zien om zijn vuilheid (Winschooten Seeman 2345)Maar waarom is die vogel vuil Omdat hij duikt naar visch en dan nat wordt al is took van water uit een poel Meer voor de hand ligt t zooals in t Engelsch (bijShakespeare cormorant = slokop en als bijv nw gulzig) aan de vraatzucht vandien vischdief te denken en hem als beeld van vraatzucht te nemenLigt t vooral waar t Bredero geldt niet in de rede te denken aan schalvere

scholvre dat we in de Oudfriesche wetten lezen (Fivelgoeumlr wetten) uitg HettemaDokkum 1841 blz 124) di knecht gehuurde wapenknecht en dan ruwe klantdus gelijk lsquoboefrsquo dat naast knecht is geworden boosdoener

G r o n i n g e n GA NAUTA

1) Het op blz 59 noot 1 vermelde heb ik niet in bovengenoemd werk teruggevonden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

265

Rederijkersspelen in het archief van lsquoTrou moet blijckenrsquo

Aan Van Vloten komt de eer toe reeds in 1872 gewezen te hebben op het belangvan de rijke verzameling rederijkersspelen in het archief van de Haarlemse societeitlsquoTrouw moet Blijkenrsquo bewaard1) Op zijn voetspoor doorzocht Kalff in 1889 dezehandschriften en deed er een goede keuze uit voor zijn bundel Trou moet blyckenHoewel uit zijn inleiding en de inhoudsopgave van een zestal handschriften (in eenBijlage) bleek dat hij slechts een klein gedeelte van het archief bestudeerde duurdehet lang eer het onderzoek werd voortgezet de belangstelling voor derederijkerslitteratuur stond dicht bij het nul-puntEerst in 1911 gaf Dr HE van Gelder naar hs A een uitgave van Een spel van

sinnen van de hel van t brouwersgilde2) het volgend jaar schreef Mej Rena Penninkeen opstel over De rederijker Louris Jansz3) berustende op de lektuur van zijngezamenlike talrijke spelen4)Sinds lang is het bekend dat de verzameling van de lsquoPellicanistenrsquo afschriften

bevat van uit andere streken afkomstige stukken De gewoonte om ook elkandersspelen af te schrijven en op te voeren schijnt algemeen geweest te zijn In delsquoOrdonnansiersquo van de Nardus Bloeme te Goes hebben we daarvoor een duidelikeaanwijzing Onder het opschrift lsquoVan speelen te mangelenrsquo heet het daar lsquoItem ensal nyemant van de

1) In de Levensbode V blz 461 Proeven werden door hem uitgegeven in de Levensbode VIde Dietsche Warande X en het Nederlandsche Kluchtspel

2) Oud-Hollaud XXIX blz 2323) Oud-Holland XXX blz 2014) Het volledige afschrift dat de schrijfster daarvan maakte stelde zij welwillend tot mijn

beschikking

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

266

gildebroeders eenige speelen manghelen tegen de Camer om dye tegen yemantvan buyten de Camer weder om te mangelen maer indyen yemant van andereCamers begeeren tegen deese camer om speelen te mangelen dat salmen hemdoen op alzoo goet weder om dicht voor dicht naer scamers Rechtrsquo enz1)Soms is de oorsprong nadrukkelik vermeld maar soms achtte men het niet nodig

dit te vermelden en stond de tekst aan wijzigingen bloot vooral door invlechtingvan de eigen naam en zinspreuk waardoor het de schijn kreeg eigen werk te zijnDit bleek mij oa toen ik in deze verzameling een afschrift aantrof van Tspel vandeCristen Kercke2) voor een Haarlemse opvoering pasklaar gemaakt Deze vondstdeed mij het belang van een nader onderzoek inzien Een volledige publicatie vandeze omvangrijke handschriften zal vooreerst wel niet mogelik zijn al staat er veelin dat voor de kennis van sociale en kerkelike toestanden van belang is en al is ervoor het taalgebruik en de taalgeschiedenis der zestiende eeuw veel uit te lerenHet eerst nodige is dat men weet wat dit archief eigenlik bevat Een lijst van titels

zooals Kalff die gaf van de handschriften A-F of zoals het Gedenkboek van lsquoTroumoet blijckenrsquo (1922) van A-G3) is voor dit doel onvoldoende Voor een eventuelevergelijking met andere handschriften dient men de lijst van lsquopersonagesrsquo en deinhoud te kennen In de volgende bladzijden wil ik deze in beknopte vormmededelenen tevens wijzen op enkele gegevens die ons de herkomst met waarschijnlikheidof zekerheid kunnen doen vaststellen Van een aantal spelen die ik met een sterretjeteken bezit ik een volledig afschrift door mijn studenten vervaardigd Voor eenvoortgezet onderzoek of een mogelike uitgave zijn deze afschriften ter beschikkingvan belangstellenden

1) Naar een hs op de Kon Bibl in Den Haag In zijn geheel reeds te vinden bij SchotelGeschiedenis der Rederijkers in Nederland2 II 184

2) Zie de mededeling in dit tijdschrift deel XLII blz 156-1623) De daar gegeven lijst van Sotte Clnyten in hs G bevat bovendien fouten die de titels soms

onverstaanbaar maken

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

267

Kluchten

Handschrift G bevat twintig lsquoSotte cluytenrsquo waarvan er slechts vier uitgegeven zijntwee door Van Vloten en twee door Kalff

1o Een batement van den Preecker (fol 1 423 vs)

Een weert genaempt JanPersonagesTwijf een waerdinneEen preecker broerDe prochiaenDe Coster

De plaats van de handeling is Hillegom De waardin komt verrukt thuis zij is gaanluisteren naar een lsquopreeckerbroerrsquo die door de dorpelingen met geschenkenoverladen werd Een daarvan een bigje dat hij moeielik mee kon nemen heeft hijhaar geschonken Dat zal opgekweekt worden en voortaan lsquode preeckerrsquo heten Naeen jaar komt de monnik in Hillegom terug vol angst hoe hij in zijn onwetendheideen preek in elkaar zal krijgen In de herberg gekomen hoort hij toevallig een gesprekvan de waard met zijn vrouw die zich beklaagt dat er geen vlees in huis is Danmoet lsquode preeckerrsquo maar geslacht worden besluiten ze In doodsangst ziet nu demonnik uit naar een schuilplaats om het gevaar te ontvluchten hij kruipt in hetvarkenskot Intussen maken de waard en zijn vrouw het hete water en de messenklaar Als er uit het varkenskot een luid gejammer komt menen ze dat het varkenbetoverd is De pastoor wordt er bij gehaald met de koster als gevolg Op komiesewijze begint de pastoor in verhaspeld Latijn het betoverde dier te bezweren op eenwijze die aan het bekende toneeltje in Nu noch doet denken Als het varken ook inhet Latijn gaat antwoorden volgt weldra de ontknopingDeze klucht die weinig ouderwetse of Zuid-Nederlandse woorden bevat kan dus

wel afkomstig zijn van een Haarlemse rederijker

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

268

2o Een esbatement van tcloen van Armoe (fol 7 593 vs)

Pover geselle een schoenlapperPersonagesQuaet Regement twijff spinnende endedat opt cloen winnendeWel bedegen een rijcke manTgeselschap een dronckaertTgemack een rijcke vrouwe

Dit allegoriese spel is eigenlik geen klucht Pover geselle doet vergeefse moeiteom het lsquocloenrsquo (= cluwe) van zijn armoede te verkleinen wat hij ook naait het baathem niet want Quaet regement lsquospint datse wint bij haer ontrint en woeltet opt cloenvan armoersquo Wel bedegen weet veel goeds te vertellen van Pover geselleswerkzaamheid en soberheid door lsquogoet regementrsquo zou hij in staat zijn om zijnarmoede te lsquovernaeyenrsquo Intussen is zijn hart lsquogevallen opt gemackrsquo Hij wordtmeegelokt door Quaet Regement en Tgeselscap de laatste stelt voor hem eenminnebrief op gericht tot Tgemack Zijn aanzoek wordt afgewezen met de wenkom zijn kwade raadslieden te verlaten Dan komtWel bedegen op met de spottendevraag lsquoHoe voerdy met u vrijenrsquo Nadat ook Quaet Regement schuld bekend heefteindigt het stuk met een toespraak tot het publiek waarin de moraal samengevatwordtDe taal van dit stuk is sterk Zuid-Nederlands getint wat oa blijkt uit de vervorming

van de rijmen door de Hollandse afschrijver

3o Een esbatement van Goossen Tayaert (fol 15 506 vs)

Goosen taeyaertPersonagesLoutgen loose vosBelij Goossen taeyaert sijn wijffBaerte Loutgens wijffEen OssecoperEen Coopman

Goossen een inhalige boer wil tegen de zin van zijn vrouw een koe aan devleeshouwers verkopen Loutgen wordt na lange onderhandeling de koper maarbehalve een hoge prijs verlangt de boer nog de huid en zes pond vlees De betaling

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

269

zal de volgende dag plaats hebben Als Belij de koop ontdekt ranselt ze Goossengeweldig af hij moet nu maar zorgen dat het geld binnenkomt Op weg naar de stadhoudt de boer die zich nu weer een held voelt een alleenspraak Loutgen en zijnvrouw Baerte hebben onderwijl de koe geslacht zij krijgt de opdracht aan de boeralleen de huid en de zes pond vlees te geven zonder het geld Die opdracht vervultze bovendien geeft ze de boer een pak slaag voordat hij huiswaarts gaat Aan deweg zit een ossekoper die goede zaken gedaan heeft zijn goudstukken te tellenIn de verte nadert Goossen die om zijn vrouw schrik aan te jagen de koehuid overzich heen heeft getrokken met de horens vooruit Voor die gewaande duivel vluchtde ossekoopman met achterlating van zijn geld Vergeefs roept Goossen hemachterna dat hij zijn geld niet begeert maar de koopman die een slecht gewetenheeft durft niet terug te komen Met de buit trekt Goossen verder Ook zijn vrouwjaagt hij een doodschrik op het lijf maar als hij vertelt van de gewonnen goudstukkenkomt alles in orde

4o Een Boertige Cluyt van den vloyvanger (fol 21v 594 vs)

Bottecroes eenen slechten boerPersonagesBlinde Baet sijn wijffVelthoender oft PatrisvangerBijmanQuackelaer

Bottecroes wordt door vlooien geplaagd en bedenkt allerlei middelen om ze tevangen Vergeefs zet hij een val daarin vangt hij alleen een kater Dan wil hij dekater de vlooien laten vangen Als hij ze met een boog wil doodschieten raakt hijbij ongeluk zijn vrouw Eindelik ontmoet hij buiten een bijman die met een bijenkorfin de hand lsquomet tcapproen opt hooft clinckende op een beckenrsquo zijn weggevlogenbijen zoekt roepende lsquoTe care bijkensrsquo Die korf koopt hij voor zeven kronen omer zijn vlooien in te vangen lsquoTe care vloykensrsquo zingt hij dan maar zijn vrouw bespothem over zijn dwaas-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

270

heid De volgende morgen ziet hij een patrijsvanger die op een paard de patrijzenin het net jaagt Dat net moet hij hebben Voor drie lsquorijnsch guldenrsquo wordt hij eigenaarmaar weer is de vangst vergeefs Nu zal hij de patrijsvanger wel krijgen Bij vergissinggaat hij een quackelvanger te lijf totdat de verwarring blijkt Deze geeft hem nu deraad een lsquopansierrsquo aan te doen maar ook dat helpt niet Met twee hellebaarden gaathij op de quackelaer af Neen zegt deze ik bedoelde een heel ander lsquopansierrsquo nlvan lsquoses of seven vanen goet leyts bierrsquo driemaal in de week te gebruiken Datmiddel helpt Bottecroes uitstekend en als de quackelaar komt informeren zegt hijtevreden dat lsquopansierrsquo zal ik meer aandoenDeze klucht is door de Haarlemmers gespeeld te Leiden in 1596 bij de wedstrijd

ten bate van de loterij door Schotel uitvoerig beschreven1) dezelfde wedstrijdwaarvoor Jan van Hout zijn loterijspel schreef De proloog laat daaromtrent geentwijfel als de uitnodigende kamer wordt genoemd Lieft is tfondament (de zinspreukvan deWit Acoleyen) terwijl verder gedoeld wordt op de andere aanwezige kamerstgoutbloemken (Gouda) lsquodie daer houden in liefden accoortrsquo (De Kempenbloem vanKatwijk aan Zee) Den Aeckerboom (Vlaardingen) de blaeu acoleytgens(Rotterdam) den edelen Wijnranck = Lieft boven al (Haarlem) Twit Angiertgen =In lieffden getrouw (Haarlem) tcorenaertgen (Katwijk) tcorenbloemken (Den Haag)den roden Lely lsquoonlancx hier gesprotenrsquo (Leiden)Wij weten trouwens uit Den Lusthof van Rethorica (1596) welke stukken er bij die

gelegenheid vertoond zijn maar in deze bundel werden de spelen niet gedrukt lsquoomde excessijve costenrsquo en lsquoomdat het meest al spelen zijn geweest die meer gespeeltzijn en uwer E eensdeels (so wy meynen) bekentrsquo (blz 148) Op blz 151 wordtdeze lsquodrollige of outbollighe Cluytrsquo vermeld met de vijf daarin optredende personenNu

1) Geschiedenis der Rederijkers in Nederland 2e druk I blz 278-286

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

271

ons van al de opgesomde spelen slechts Den Spieghel der liefden van Duym bekendwas levert deze tekst een nieuwe bijdrage om ons de aard van de rederijkerskunstop dit Leidse feest te verduideliken

5o Een cluyt van een boer (fol 29v 569 vs)

Deerste boerPersonagesDe boer sijn wijffDander boerEen waerdin chierlijck gecleet oftlichtvaerdlijckEen Quacksalver genaemt Meestermarten

Een boer gaat vergezeld van zijn vrouw naar de markt om eieren te verkopenDaar ontmoet hij een tweede boer die hem vertelt dat zijn vrouw een maand na hethuwelik moet bevallen hij gaat nu twaalf wiegen kopen voor elke maand eacuteeacuten eneen extra voor een mogelike tweeling Daarom verzoekt hij de eerste boer voorhem zijn kalf zo voordelig mogelik te verkopen De eerste boer gaat er alleen op uitmaar wordt het slachtoffer van een waardin die hem meelokt naar de herberg Zokomt hij terug zonder kalf en zonder geld maar hij waagt er een pak slaag aan Vanzijn vrouw en de buurman heeft hij heel wat te verduren Het volgende toneel begintmet de alleenspraak van een kwakzalver De eerste boer komt hem hulp vragenvoor zijn vrouw het is haar lsquoom thart geslagenrsquo zodat ze al twee dagen te bed ligtDe kwakzalver laat hem wijn halen voor een drank maar drinkt die grotendeels zelfop De boerin komt nu ten tonele om de kwakzalver uit te maken en daarna ook dewaardin te dwingen het afgezette geld terug te gevenDeze klucht is onhandig in elkaar gezet

6o Een cluyt van Lichtekoy (fol 37 518 vs)

Lichtekoy neefgenPersonagesVerneem Al sijn nichteGoetbloet de manHeeroom beveynst van schijnNeve

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

272

Deze lijst is foutief Lichtekoy is de vrouw van Goetbloet Hun nicht Verneemal heeftook een Man en een ongenoemde NeveLichtekoy beklaagt zich bij haar nicht Verneemal zij heeft er genoeg van de hele

dag te zitten spinnen voor weinig geld Naar buiten gegaan bedenkt ze hoe zehaar laatste kan melk verkopen zal voor twaalf eieren Daar komen dan twaalfkuikens uit die zal ze verruilen voor vier jonge varkens en die weer voor eenlsquoheyngstpeerdrsquo Dansend van vreugde laat ze de melkkan stuk vallen Dan ontmoetze Heeroom die haar geld biedt voor een samenkomst op de volgende dagVerneemal en haar man ontdekken de afspraak en gaan Goetbloet waarschuwenmaar zijn vrouw ontkent alles In de mening dat de lsquopaeprsquo de afspraak verklapt heeftkrijgt deze de volgende dag bij zijn komst eerst een pak slaag maar dan volgt weldrade verzoening op een drinkgelag Verneemal met haar man en neef verrassen hetpaar sluiten Heeroom in de kist en gaan Goetbloet halen Maar ondertussen weetLichtekoy de kist open te krijgen de pape wordt verlost en een hond wordt in zijnplaats opgesloten Als Goetbloet komt kan Lichtekoy haar onschuld bewijzen enhaar man tevreden stellen

7o Een esbatement vanden blinden diet tgelt begroef (fol 44 465 vs)

Den Blinde manPersonagesSijn CnapeEennen schoenlapper

Een blindeman bijgestaan door zijn Cnape zit te bedelen Voordat ze een rijkegaan bezoeken wil de blinde zijn vergaarde schat een aantal goudstukken gaanverstoppen In een aarden pot worden ze op een veilige plaats begraven Eenschoenlapper heeft hem van nabij bespied en haast zich om de schat op te gravenAngstige dromen kwellen de blindeman bij onderzoek wordt zijn vermoeden

bevestigd de schat is gestolen Alleen de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

273

schoenlapper kan de schuldige zijn Nu bedenkt de cnape een list ze zullen bij deschoenmaker een paar sterke schoenen bestellen voor een reis naar Rome Daarmoeten drie goudstukken (lsquoschuytgensrsquo) ingelapt worden als reserve op de reis Deblinde vertelt dan dat hij er nog wel honderd bezit die hij bij de andere honderd dieergens verstopt zijn wil gaan opbergen De schoenlapper loopt in de val Om eengrotere buit te bemachtigen gaat hij de gestolen geldstukken op dezelfde plaatsterugbrengen Vol spanning graven de blinde en zijn cnape de pot weer op Nuzullen ze de dief een poets bakken De pot wordt met drek gevuld en opnieuwbegravenDe schoenlapper die zingende opkomt wordt nu op zijn beurt bespied Na een

alleenspraak tast hij in de pot en grijpt in het vuil Nu begrijpt hij hoe hij gefopt ismaar hij troost zich met de gedachte dat lsquogroot rumoerrsquo hem toch niet baten zouDe taal van deze klucht die goed van samenstelling en levendig van toon is komt

mij voor sterk Zuid-Nederlands getint te zijn al is in de slotregel de naam lsquoTrou moetblijckenrsquo te pas gebracht

8o Een esbatement vanden Luystervinck (fol 49v 641 vs)

Een fray JongelinckPersonagesDe moederDe dochterDe vader genaemt bouwenDen clapart ofte LuystervinckBelij de gevaijer

De jongeling uit zijn ongeduld dat zijn vrijage zo lang duurt zonder resultaat Zijnmeisje wordt om een boodschap gezonden maar ze is bang omdat ze langs hethuis moet van een pas gestorven buurvrouw Onderweg ontmoet ze haar vrijer Opzijn aandringen bedenkt ze een list zij kan hem moeielik s avonds ontvangenomdat ze op de kamer van haar vader slaapt Daarom zal ze een verhaal opdissenvan een ontmoeting met de geest van de afgestorvene die haar de

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

274

belofte afgedwongen heeft om hem s avonds alleen op de zolder te ontvangen Ditvindt geloof bij de ouders Alle licht wordt s avonds gedoofd en de ouders verkerenin grote angst over de kwellingen die hun dochter zal moeten ondergaan Dan treedtde luistervink op in een eigenaardige rol hij is geen spion of verklapper maar laattussen de klachten van de ouders telkens zijn spottende opmerkingen horen Eindelikkomen de ouders met hulp van de lsquogevaderrsquo achter het bedrog maar om dejongeling niet af te schrikken zien ze af van strenge maatregelenIn deze klucht wordt de naam Heemstee genoemd als de plaats waarheen het

meisje een boetetocht moet doen om de geest tevreden te stellen De levendigetoon en stijl gepaard met tal van Zuid-Nederlandse eigenaardigheden in de taaldoen eer aan een Brabantse oorsprong denken Deze onderstelling wordt versterktdoor een plaats midden in het stuk (fol 55v) waar de luistervink zegt

lsquoWistent dongeleerden sy souwens niet heelenIck weet wel sy souwen daer een spul off spelenen het waer oock seecker wel spelens waertrsquo

Zou dit niet wijzen op de rederijkerskamer lsquoWt jonsten versaemtrsquo te Lier waarvande leden zich noemden d Ongeleerden1)

Dat aan het slot weer gesproken wordt van lsquodese cluyt van ons Pellicanistenrsquo kanbetrekking hebben op de vertoning

9o Een spel of Esbatement vande dove Bitster (fol 58 465 vs)

Deze titel is onjuist hij slaat alleen op de proloog gelijk reeds dadelik blijkt uit deopsomming van de

Baet een dove bitsterPersonagesDove Nelle een heeckelster

1) Zie Schotel Geschiedenis der Rederijkers2 II 270

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

275

Personages vant spulLippe suermont een boerVrolijck betgen sijn wijff een boerinAechtgen schoontooch haer lantmeytFaes blincktant drie lantvrijersBouwen schuerbier drie lantvrijersHeyn Leechderm drie lantvrijers

De aardigheid van de proloog berust daarop dat de beide doven elkaar antwoordengeven die slaan als een tang op een varken Volgens een aantekening kan deproloog ook weggelaten wordenLippen en Betgen sturen de meid Aechtgen tegen de nacht uit Dan vertelt Betgen

hoe er drie vrijers voor Aechtgen geweest zijn die zij een poets wil bakken Zij heefthet drietal te woord gestaan alsof ze zelf Aechtgen was en hun tegen de nachteen samenkomst beloofd Nu moet Lippen in vrouwekleren de rol van Aechtgenspelen terwijl Betgen zal optreden als Lippen Achtereenvolgens worden de drievrijers in het donker ontvangen door de gewaande geliefde die hun de kleren doetuittrekken en ze naar het bed geleidt waar plotseling de stem gehoord wordt vande pseudo-Lippen Verschrikt laten ze zich wegstoppen De eerste maal gaat ereen in t builvat dan een in t loogvat en de derde keer een in de schouw Nu zijnze gevangen Lippen gaat aan t builen en Betgen aan t vuur maken en aan t vullenvan het loogvat met heet water In doodsangst vluchten de vrijers naar buitenverblind door stof en rookDaar vertellen ze aan de terugkerende Aechtgen die ze niet zien kunnen hoe

het meisje hen bedrogen heeft Tot overmaat van ramp lacht ze haar drie blindeaanbidders uitIn de proloog komt een plaatsnaam voor die een Zuid-Nederlandse oorsprong

zou doen vermoeden er wordt gesproken van lsquoom vlas gaen reysen tot dermondersquoDat aan het slot melding wordt gemaakt van lsquoheel hollantrsquo is mogelik weer op rekeningvan de Hollandse afschrijver (of bewerker) te stellen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

276

10o Esbatement (fol 65 669 vs)

Lijs twijff van lippenPersonagesJan vleermuys een fray man parsoonLippen harman oudelijck gecleetSober Costgen als een rabbautSlickmorse[e]l als een rabbaut

Lijs is ontevreden over haar oude man en zoekt troost bij Jan Vleermuys met wieze de afspraak maakt s avonds in een schuur buiten de Kruispoort samen te komens Avonds verlaat ze het bed zet zich boos bij de haard en dreigt haar man dat zedaar zal blijven zitten Heimelik kleedt ze met een keurs een lsquobottercarnersquo aan zetdie bij de haard en verdwijnt Vergeefs spreekt Lippen die stomme pop aanTwee hongerlijdende schooiers dringen binnen en halen eten en kleren weg

Lippen vreest dat zijn vrouw aan de haard van kou gestorven is maar hij kan haarnergens vinden Het volgend toneel geeft het afscheid van het minnende paar Janbelooft door het venster Lijs te komen opzoeken De boeven smullen van hun buithun dobbelen loopt uit op een vechtpartijLijs komt thuis en verneemt de diefstal haar man zal de volgende nacht beter

oppassenWanneer Jan dan binnensluipt wordt hij voor de dief aangezien en gevatLijs te hulp geroepen doet alsof ze zich vergist en gooit Lippen de pot metlsquocamerlogersquo over t hoofd Tot een bekentenis gedwongen beloven Jan en Lijsbeterschap Daarop schenkt Lippen vergiffenis en legt hun het stilzwijgen op om deopenbare schande te vermijden want lsquowistent sommighe sy dichten er wel aff eencluytrsquo Ten slotte richt Lippen zich tot de toeschouwers met de vermaning om voorhun vrouwen toegefelik te zijnVolgens een aantekening is deze klucht gespeeld op Sint Jan 1589 en 1606

11o Een Cluyt van Hans Snapop (fol 73v 450 vs)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

277

Jan Lamsoyr een lantmanPersonagesGriet Snatertans sijn wijffTruy Belhorens haer buerwijfHans Snapop een leechgangerDe schoonne waerdin een lichte vrouwe

Monoloog van Jan (rondeel) voor zijn lsquogarstersquo heeft hij veel geld gemaakt en nuwil hij lsquoden stemans sleurrsquo eens houden dwz wijn drinken en de lsquoschone waardinrsquogaan bezoeken gelijk Hans Snapop doet die daar lsquohalff weert te huysrsquo is Hij klopten wordt vriendelik ontvangen De kosten van het drinkgelag waaraan ook HansSnapop deelneemt betaalt de verliefde boer - Griet klaagt dat haar man die nachtuitgebleven is en vraagt haar buurvrouw Trui om raad en hulp Ze ontmoeten dedronken Hans Snapop die verraadt dat Jan bij de waardin lsquoin t verckenshooftrsquo isDe afstraffing volgt Griet ranselt haar man en Trui de waardin Een vermanendwoord tot het publiek besluit de onbeduidende klucht die wat de taal betreft welNoord-Nederlands kan zijn Men lette daarbij ook op het liedje dat Hans zingt (fol76) lsquoTe Uytrecht aen de vest sprack ick mijn soetelieff lestrsquo enz

12o Een Cluyt van Lijsgen en van Jan Lichthart (fol 79v 458 vs)

LijsgenPersonagesJan LichthartMeester HuybertTwee buerwijven

Jan Lichthart is een onverbeterlike dronkaard die zich aan de dreigementen vanzijn vrouw niet stoort Lijsgen wil hem eerst met zachtheid genezen en vraagt aanMeester Huybert eenmiddel tegen haar mans lsquocranchooftrsquo Maar een pintje lsquowijneeckrsquomet een lsquopoergenrsquo brengt weinig baat De buurvrouwen weten een beter middel zezullen Jan lsquodoen springen op de dekenrsquo als hij weer dronken ligt Daartoe verkledenze zich in het wit met bedekte gezichten als lsquoalven of nachtmaerenrsquo Bij deeerstvolgende gelegenheid laten ze

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

278

de dronkaard in doodsangst voor de lsquogeestenrsquo lsquoop de deken springenrsquo dat hijsuizebolt Na die bewerking wordt hij op de mesthoop neergelegd waar hij devolgende morgen ontwaakt Berouwvol klopt hij aan en doet zijn vrouw verslag vanhet nachtelik avontuur Zijn vrouw die zich van den domme houdt schenkt hemvergiffenisIn het handschrift ligt op een los blad een lsquospreeckende prologersquo (43 regulen)

Ook deze klucht kan wel door een Haarlemmer geschreven zijn in het eerste toneelworden Schooten en Velsen genoemd

13o Van Qua Belij en Jan Sul

Lijs oft anders belij quaetpurckPersonagesJan SulCoppen slimbeckDroncken gille

Deze klucht waarschijnlik van een Hollandse auteur is afgedrukt door Van Vlotenin zijn Levensbode (VI blz 325-349) De voornaamste onjuiste lezingen vindt menin de noot verbeterd1)

1) Blz 326 r 1 wijzen ons (l wijzenmans) r 3 klucht (l cluyt) - blz 327 r 2 meeren (l oneeren)r 5 leefde (l leefden) r 7 getrent (l gewent) r 16 saen (l plaen) - blz 328 r 4 mijn (l mij)r 6 ophoueumln (l ophouwen) r 11 mag (l moch) r 15 luren (l luijeren) - blz 829 r 3 striklijks(l strickx) r 7 wou (l woud) r 11 mosterd (l mostaerd) r 20 gaat (l sout) - blz 330 r 5mosterdpot (l mosterpot) r 11 vallende vel (l vallend evel) r 13 vuisten (l juvijsten()) -blz 331 r 2 stuk (l stick) r 9 slechts (l slechs) r 10 zinnen (l zeden) r 14 boekweite (lboekweide) - blz 332 r 11 sloot het (l sloot et) r 12 was er (l was) r 15 cier (l chier) r20 Mij (l Mijn) - blz 333 r 1 moest (l most) r 8 dozijne (l douzijne) r 12 slechts (l slechs)- blz 334 r 2 terdegen (l tedegen) r 5 blijdschap (l blijscap) r 8 10 mij (l mijn) - blz 335r 3 veinzen (l veissen) r 18 griek (l griet) r 20 dezen (l deze) r 23 tranen als (l tranenvan) - blz 336 r 9 danken (l dansen) r 9 mij (l mijn) - blz 337 r 2 steekt mij de (l steekmij die) r 4 de (l die) mij (l mijn) r 8 verleere (t vercleere) r 11 kakkert (l kakkaert) r 12ter galge (l ter galge ter galge) Na r 15 invoegen dat ghij sout houwen om mijn motijff -blz 338 r 9 t aarsgat (l aarsgat) r 18 om jokken (l om tjockx) - blz 339 ijzeren (l ijzere)raadt raadt (l wadt raadt) - blz 340 na r 17 staat Jan r 21 omtrent (l ontrent) - blz 341r 14 planken (l planke) - blz 342 r 9 zang (l zangen) r 9 geschater (l geschatere) - blz343 r 3 privaat (l prevaet) r 6 mij (l mijn) - r 8 dit wijs (l sijt dit wijs) r 11 etc merci (lmercijs) - blz 344 r 7 varkenskot (l verkenskot) r 16 zeg (l zegt) - blz 345 r 5 zegt (lDenckt) r 14 slechts (l slech) - blz 346 r 1 durf (l derft) r 4 tegen (l tegens) r 12 vallendevel (l vallend evel) r 15 wegge (l weggen) r 20 mannen (l mannen mannen) - blz 347r 3 rigeur (l regeur) - r 5 genoeg (l genoch) - r 6 slechts (l slechs) - r 7 afgebroken (lafgesneden) r 13 blamagie (l blamatie) - r 17 te stier (l ten stier) - blz 348 r 7 uw (l u)- blz 349 r 5 gedaan (l geboon)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

279

14o Cluyt van Tielebuys die wederom herdragen wilde sijn

Van Vloten gaf deze aardige klucht uit in het Nederlandsche Kluchtspel (I 168-187)maar zijn tekst wemelt van slordigheden en zinstorende fouten1)

15o Van het gelt (fol 100v 484 vs)

Gelt een manPersonagesVrientschap een manSchoone woordenAerts hemelrijck een vrouken netgecleetLoos propheet[g]en een knaep rustichgecleetEen heer als een ridder

Gelt Vrientschap en Schoone woorden vieren samen feest in een tavernelsquoBegeerte van eerenrsquo genaamd Allen maken het hof aan de waardin lsquoAertshemelrijckrsquo die hun als taak opgeeft zoveel mogelik lsquosuychbenersquo te verwervenDaartoe begeven ze zich naar het hof van een Heer Loos propheetgen zijn dienaarvertelt in een alleenspraak dat de Heer die meestal dronken is een mandvollsquosuychbenenrsquo bezit maar niemand toegang geeft die hem niet de handen zalft Hetdrietal nadert dan het hof Schoone woorden solliciteert naar de betrekking vanlsquoduynmayerrsquo Vrientschap wil lsquoopperste valckenjagerrsquo worden maar Gelt alleenverwerft zich de gunst van de heer hij kan zoveel zuigbenen krijgen als hij maarwil Als Gelt dan ook voor zijn vrienden pleit krijgen ze elk een zuigbeen om hunde mond te stoppen Het slot is

1) Uit mijn collatie bleek dat Van Vloten dit handschrift gebruikt heeft en niet een ander nuverloren handschrift gelijk Kalff meende (Gesch der Ned Lett in de 16e eeuw I 296 noot)Intussen vermeldt Kalff twee andere handschriften te Brussel en te Leiden waaruit hij in zijnhandexemplaar enige varianten aantekende Een nieuwe uitgave naar de drie handschriftenzou stellig gewenst zijn In afwachting daarvan kan mijn collatie naar dit handschrift voorlopigallerwege blijven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

280

zeer zonderling Gelt bidt dat lsquoelckerlijc in glorieumln crijgen moet een suychbeen datis goods aenschijn soetrsquoDe taal toont duidelik dat de Haarlemse afschrijver een Brabants origineel - niet

zonder fouten - kopieerde Daarmee is in overeenstemming dat tegen het eindegesproken wordt van Brussel lsquoTis te bruyssel aldus in telcker stadt Niemant verjonnetons al hebben wij wadtrsquo

16o Van de Schuyfman ed Kalff17o Van Hanneken Leckertant ed Kalff

18o Een cluyt van vier parsonages (fol 123v 380 vs)

Boerdelijck geckDe welcke sijn deseSubtijl von sinnenLoerisCoster Johannus

Boerdelijck geck komt sprekende en zingende op Met zijn vrouw Subtijl vansinnen krijgt hij ruzie over hun zoontje Loeris die buiten met koten speelt Als devader uitgaat wacht de moeder op Coster Johannes met wie ze een afspraak heeftOm gedekt te zijn laat de koster zich lsquoNiemantrsquo noemen want Loeris blijft spelenlsquoop t einde vant teneelrsquo Midden onder een smulpartij komt Boerdelijck geck thuisDe koster kruipt weg achter de deur Loeris vertelt aan zijn vader dat Niemant hemgetrakteerd heeft en hem speelgoed beloofde maar als de koster wegloopt zegthij lsquoDagravet is Niemant die ik meenersquo De vader doet alsof hij niets merkt maar bij eenvolgend bezoek van de koster vraagt hij hem raad een hond maakt het hem lastigwant lsquowaer hy een podt vint die qualijck sluyt daer steeckt hij sijn hooft inrsquo Die hondmoet dus in een blok gesloten worden de koster moet zelf als een proef dienen ofdat zou gaan Weldra zit de koster in het blok lsquoHach hay mijn vaertgen heeft denhont gevangenrsquo zegt Loeris Nu hij lsquovernoemtrsquo is moet hij ook lsquoverdoeptrsquo worden inhet water lsquoAldus behoort men die Loopers te croonenrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

281

19o Van Reyn genuecht en Menich Vileyn (fol 128v 482 vs)

Reyn genuechte een vrou persoonPersonagesMenich vileyn een dronckaertJoncheyt int sodt gecleetSonder quaet int sodt gecleet

Reyn genuecht beklaagt zich over de mishandelingen van haar tweede manMenich vileyn Haar twee vriendelike kinderen Goede genuechte (= Jonckheyt) enSonder quaet komen juist van Amersfoort waar onder de rederijkers prijzen tewinnen waren Reyn genuecht kon er niet heen omdat haar man een vijand vanRhetorica is Daarvoor verdient hij een afstraffing Als hij dronken thuis komt zullenze hem in een laken genaaid op een stoel zetten en dan zal Sonder quaet voorpriester spelende hem lsquobelesenrsquo De dronkaard komt ten tonele en uit zijn minachtingvoor Rhetorica Onder de spot van de familie valt hij in slaap Dan wordt het planvolvoerd men maakt Menich Vileyn wijs dat hij een geest is en haalt de vermomdepastoor die de raad geeft hem af te ranselen Dat is de straf voor zijn versmadingvan Rhetorica lsquodie voortgebracht is vanden heyligen geestersquo want zij verklaartlsquogodes schriften rijckelijckrsquo Al belooft Menich vileyn beterschap de lsquobroerkensrsquo gaanvoort hem te bespotten te sarren en te mishandelen oa door zijn mond met eenstok open te spalken Zij dansen om hem heen terwijl Reyn geneucht een liedjezingtEindelik wordt de pijniging gestaakt Menich Vileyn bekeert zich en wordt herdoopt

in lsquoGhenuechelijcke voortstelrsquo Dan volgt de moraal als alle lsquovileynsrsquo evenzo hunlsquoschimpich moeyenrsquo laten zal Rhetorica weer kunnen bloeienAan het slot is ingevlochten de spreuk twoort is crachtich toebehorende aan De

roode angieren van Rhijnsburg De taal is sterk Brabants getint Misschien is dusJan Fruytiers de factor van deze kamer lsquovermoedelijk Brabander van geboortersquo1)de auteur van dit spel

1) Te Winkel Ontwikkelingsgang 2II 469

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

282

20o Een cluyt van Geert en Maes (fol 135v 433 vs)

Geert een manPersonagesMaes een manBateTruye

De buren Geert en Maes hebben weduwen getrouwd die hun het leven zuurmaken omdat de mannen altijd in de tavaernen bier drinken Om de vrouwen dielsquoten sermoenersquo zijn schrik aan te jagen verkleedt Geert zich als een geest Hij maaktzijn vrouw wijs dat hij de geest is van haar eerste man Hanne Hij vraagt om geldvoor zielmissen want ook de eerste man van de buurvrouw is in het vagevuur enheeft die hulp nodig Doodsbenauwd beloven de vrouwen het maar ze hebben ophet ogenblik geen geld Daarom worden ze s avonds ontboden in een kapel waareen broeder het geld in ontvangst zal nemen tegelijk kunnen ze dan biechten Devrouwen gaan geld halen lsquoter lombaerdersquo en intussen verkleedt Maes zich alsbroeder Voor biechtvader spelende vraagt hij de vrouwen of ze voor hun eerstemannen ook lsquoquadertierenrsquo waren Ja is het antwoord zij stierven lsquovan anxtenswaerrsquo Dan wordt hun een zware penitencie opgelegd zemoeten het haar afsnijdenmogen geen mooie kleren dragen moeten driemaal om de kerk kruipen maarbovendien hun mannen drinkgeld geven en toelaten dat ze drie maal lsquomet de voetenover haer gaenrsquo Als dit geschied is en de vrouwen heengegaan zijn hebben demannen grote pret nu gaan ze weer naar de kroeg Maar plotseling komen devrouwen terug die het gesprek afluisterden En al zegt Maes lsquoGeert heeft hetgedaanrsquo ze krijgen beiden een flink pak slaagDe auteur van deze klucht is ongetwijfeld een Zuid-Nederlander De afschrijver

heeft zijn tekst soms onhandig verhollandst bv met gemacke (l gemake) rymendeop saecke of verknoeid bv voor eerst waar blijkbaar foreest bedoeld is

In handschrift A komen nog twee batementen voor als

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

283

No 9 het door Kalff uitgegeven Batement van den katmaecker en als No 10Een batement van die Mane De korte inhoud is deze De buurvrouwen Baert en

Griet beklagen zich over hun dronken mannen Griet geeft Baert de raad om haarman Nout eens flink te ranselen Zij slaat hem zo hard op de neus dat hij meentte sterven en om de lsquomedicijnrsquo roept Griet komt als lsquomedicijnrsquo verkleed maarverklaart dat ze hem niet helpen kan want de maan die op de bodem van een halfleeg glas te zien is was in zijn neus gekropen Dat is de straf voor zijn drinken Danwil hij hulp zoeken bij de waarzegster op lsquode Bruyschaertrsquo Griet zorgt dat ze hemvoacuteoacuter is en speelt voor waarzegster Als Nout angstig aanklopt zegt ze ik heb nugeen tijd want ik heb een paard te genezen waarop gisteren een weerwolf kwamaanrijden Maar als hij het paard vasthoudt zal zij zijn neus gaan beteren Om deweerwolf af te schrikken moet hij intussen hard ratelen en Latijnsebezweringsformulieren opzeggen Het verschrikte paard is nu bijna niet meer tehouden De vrouwen die hem komen opzoeken ziet hij voor de weerwolf aan endus slaat hij op de vlucht Onderweg ontmoet hij de man van Griet Plonis eenlsquocoolscudderrsquo aan wie hij alles vertelt en die het goedgelovig aanneemt Maar nukomt de kroeghouder Molder naar buiten die niet begrijpt waar zijn klanten blijvenHij doorziet de list van de vrouwen en na een vechtpartij behalen de drie mannende overwinning de vrouwen moeten beloven dat ze hun mannen niet meerverhinderen zullen te drinken Na een moraliserende toespraak tot het publiekeindigt het batement met de woorden

tsijn die van Bruyseltuwaerts altijt bereyt

met siel met lijf om vruechts vermerenwie bevelen u al te samen die heer der heren

Het Batement van den appelboom het enige dat in hand-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

284

schrift B voorkomt is door PJ Meertens in dit tijdschrift (deel XLII) uitgegevenIn het Gedenkboek komt onder No 43 (blz 89) ook een inhoudsopgave voor van

handschrift L met een zevental Sotte Cluyten1) maar dit berust op een vergissingwant volgens een mededeling van het bestuur lsquois dit handschrift evenals dehandschriften H I en K sinds lang zoekrsquo2)Intussen is ons in een oud register van deze spelen (Gedenkboek lijst van Mss

No 45) de inhoudsopgave van de verloren handschriften bewaard Handschrift Hbevat voornamelik spelen van sinnen en zal dus in de tweede afdeling vermeldworden handschrift L schijnt al lang weg te zijn want Van Vloten heeft er niets aanontleend Alleen van I en K kennen we dus enige fragmenten Om te weten welkegedeelten dit zijn maar tevens om de herkenning bij mogelike nasporingen tebevorderen laat ik de twee lijsten uit het bovengenoemde register hier volgen

Handschrift ITafelspelen

1 Van de wyncan ende die pispot2 Van ydel gepeyns ende goeden wil3 Van de schipper Post ende pelgrom4 Van logen ende waerheyt5 Van dagelijcx onderwinnen ende onbedachte Ioncheyt6 Van twee Rabbauwen7 Van honger ende appetijt8 Van twee personages deen ende dander9 Van smenschen vernuftheyt10 Van berisping van tquaet

1) Onder No 5 staat Van de duymyckers Dit moet zijn Van de duymijssers2) Kalff Gesch der Ned Lett in de 16e eeuw I 296 noot maakt daar in 1889 reeds melding

van De raadselachtige verdwijning bleef onopgehelderd Dat deze handschriften in mooieperkamenten banden met het duidelike opschrift Trou moet blijcken vernietigd zouden zijnis niet waarschijnlik Als ze onder berusting van Van Vloten gebleven waren zouden ze stelligia zijn bibliotheek gevonden zijn Schuilen ze wellicht op de zolder van een of andere oudeHaarlemse familie

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

285

11 Van redelijck verstant12 Van een boer met eyeren13 Van een marot14 Van een marot15 Van een boer met eyeren16 Van oorsprong van sonden en menichvuldich bedroch17 Van goet jonstich hart ende simppel verstant18 Van prijs der vruechten ende voys der liefden19 Van onbedochte joncheyt ende sorgloos gemoet ende versochte wysheyt20 Van goodts goetheyt ende duyvels nydicheyt21 Van een quacsalver ende een boer22 Van een Comen23 Van een lapsalver ende een boer ende syn wyff24 Van een man ende syn vrouw die tkint wou dragen25 Van een jonckwyff ende een out man26 Van arbeyt ende loon syn soon ende machten ende arbeyts vrou en spelleken

Hiervan heeft Van Vloten uitgegeven No 1 in de Levensbode V 461-474 No 12 inde Dietsche Warande X 131-134 No 13 of 14 in Ned Kluchtspel I 187-190 No21 in de Dietsche Warande X 105-116 No 22 in Ned Kluchtspel I 190-194 HetBruiloftsspel in Dietsche Warande X 116-131 is in deze lijst niet met zekerheidaan te wijzen

Handschrift K(Sotte cluyten)

1 Van Naynoot2 Van ons lievenheers minnevaer3 Van den varckendryver4 Van den impost5 Van den beeltsnijder ende plager6 Van broer Jan ende van Pater Joost7 Van Dertenaers ende vrou Achetloos8 Van genegenheyt ende oude gewoont9 Van Loeris ende sijn vader10 Noch van een out man ende een jonck wyff11 Van arbeyt sonder loon ende macht sonder discrecy12 Noch van een Droom van 38 vaerssen

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

286

Uit deze inhoudsopgave blijkt dat dit het handschrift is dat Kops reeds in 1774gebruikte voor zijn Schets eener geschiedenis der rederijkers Daar geeft hij namelikniet alleen de inhoud weer van Ons lievenheers minnevaer (No 2) later door VanVloten geheel uitgegeven (Ned Kluchtspel I 149-168) maar ook de klucht van deBeeldsnijder (No 5)1) Als de personen die in deze klucht optreden noemt KopsBeeldsnijder Plagger Kinkel en Scheele GrietNo 6 heeft Van Vloten - waarschijnlik onverkort - laten afdrukken in zijn Ned

Kluchtspel I 130-149 Het zijn dus slechts schrale resten die wij van deze beidehandschriften kennenTen slotte bevat handschrift M nog een Tafelspel met een bonte inhoud waarin

een groot aantal personen optreden eerst een boer genaamd Jan fijnart dan eenslachter een vrou een buerman een speelman lsquomet een muesel in zijn armenrsquoeen tweede slachter genaamd Faes dan Cornelis Phlips Lapper Diefledere DenWert Jan den Boer Advocaet Schepene Het is meer een soort revue dan eentoneelspel De slotspreuk lsquoIn minnen groyendersquo zou op de Middelburgse kamer Hetbloemken Jesse kunnen wijzen (Schotel Gesch der Red II 274)(wordt vervolgd)

U t r e c h t CGN DE VOOYS

1) Vgl Worp Drama en Tooneel I 153 Kalff Gesch der NL in de 16e eeuw II 79 waar in denoot gewezen wordt op een schriftelik uittreksel door Kops uit deze klucht gemaakt en teLeiden bewaard Dat hij dit Haarlemse hs gebruikte was toen nog onbekend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

287

Losse aantekeningen bij Huygens Dagh-werck

Terwijl de meeste grote werken van Huygens - dank zij de speurzin en deonverflauwde belangstelling van Eymael - herhaaldelik krities bestudeerd zijn trokzijn Dagh-Werck zelden de aandacht van de Huygens-kenners Is de beruchtelsquoduisterheidrsquo van dit sterk-Marinisties getinte gedicht daarvan de oorzaak Maar metde doorlopende toelichting van de dichter zelf zijn de daaruit voortvloeiendemoeielikheden grotendeels wel te ontraadselen al zijn ze niet alle even gemakkelikop te lossenDe degelike uitgave die Heinsius in 1904 uitgaf en in 1924 opnieuw bezorgde1)

zal door zijn veelal juiste interpretatie de lektuur voor menigeen vergemakkelikthebben maar ook tot aanvullende kritiek prikkelden Daarom durf ik belangstellingvragen voor de volgende reeks kritiese kanttekeningen bij deze uitgave

+vs 129

+Het lichaam (het huys van dese sinnen) is niet het objekt maar het subjekt vanbegaen dat blijkt reeds uit de schrijfwijze een stoot Het Mnl begaen vaak meteer en lof verbonden = verwerven krijgen Huygens spreekt elders van eetlustbegaen vreught begaen (Ned Wdb)

+vs 133

+Slaet geneselicke slagenDie wy dan en dan maer dragenDat ons naer den sueren daght Soete weer te schooner lach

De tweede regel betekent mi die wij op die tijd en slechts dagraven (dus tijdelik) tedragen hebben zodat

1) Korenbloemen III-IV in Klassiek Letterkundig Pantheon

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

288

+vs 190

+Met de leugen lsquodie soo oud isrsquo zal Huygens wel doelen op het lsquomis-verstandrsquo vanhet Katholicisme

+vs 208

+werd kan hier wel een verleden tijd zijn ook Christus predikte niet alleen maar gafdoor zijn leven een voorbeeld

+vs 216

+Zielen in de weeld ongevoelick over-eelt Mi is ongevoelick = zonder dat ze hetzelf bemerkten omdat het geleidelik geschiedde

+vs 348

+ten tweede = dubbel geeft hier geen zin veeleer het eerst vermelde ten tweedenmale = bij herhaling

+vs 380

+In t dubbel Hof schuilt ook wel een woordspeling met dubbel = onbetrouwbaar (eendubbele tong dubbelhartig)

+vs 386

+Voor bequijlen is de verklaring lsquozeurderig pratenrsquo onbewezen De betekenis lsquobevuilenbelasterenrsquo die het Ned Wdb aan dit werkwoord toekent wordt bevestigd dooreen plaats uit Huygens (I 277) lsquohaer onderwijs is lam haer reden is bequijltrsquoBequeelen kan ook moeielik lsquovriendelijk vleiend pratenrsquo zijn Uit lsquobetreuren jammervindenrsquo kan zich licht lsquojammerenrsquo ontwikkeld hebben dat op deze plaats goed past

+vs 407

+Bij ontsteken kan men weifelen tussen de verklaring lsquoin brand stekenrsquo of opensteken(eig van een vat) en dus aantastenZou bij versprack niet te denken zijn aan het Mnl verspreken = lsquobesprekingen

houden metrsquo hier lsquote doen krijgen metrsquo

+vs 454

+t streelige bejanken van een halvermijne gaev is mi onjuist verklaard door lsquoeengave die men maar half aan mij te danken heeftrsquo Aannemeliker lijkt mij deverklaring een gift bestaande uit de helft van de winst Bekend is de uitroep lsquoHalfmijnrsquo om de helft van een onverwachte vondst op te eisen (zie Ned Wdb V 1606)en dus gelijkstaande met het zeventiende-eeuwse lsquoalle vonghen me samenrsquo (War276 Griane vs 1540) Huygens wil dus zeggen dat hij niet als sommige ambtenarenzijn steun toezegt onder de vriendelike aandrang op een ruime beloning als de gunstverkregen wordt

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

289

+vs 471

+Een treeft is geen trechter maar een vergiet op drie poten In de provincie Groningenheeft dit voorwerp nog dezelfde naam Ook in vs 1751 past deze betekenis zeergoed

+vs 501

+Die t beleidde sal t beleggen De betekenis lsquoberamenrsquo die aan beleggen toegekendwordt is volgens het Ned Wdb inderdaad de meest gebruikelike maar danwordt beleggen synoniemmet beleiden Liever zou ik dus beleggen opvatten alsbevestigen bekrachtigen (Ned Wdb onder 6) zoals bv Heemskerk het gebruikt(zijn woorden beleggen) Het kan als rechtsterm (zijn getuigenis beleggen) aanHuygens bekend geweest zijn

+vs 632

+sticken = verstikken is duidelik maar de aantekening van Huygens lsquotreffenrsquo blijftmij raadselachtig

+vs 642

+luys en leeghs is een zonderling gevormde bijwoordelike uitdrukking en men zouin de verleiding komen deze genitieven te doen afhangen van so veel als nietHuygens zelf de uitdrukking tegenover Mostaert in bescherming genomen hadals lsquoeen maniere van seggen onder ons heel in gebruyck gaende het nomen inAdverbium met bevallickheit soo my dunckt hier bij gelijckt drooghs keels drooghsvoets etcrsquo1) Dat deze twee adjektieven hiermee niet gelijk staan heeft Huygensniet opgemerkt

+vs 656

+Die sy selver maeckt en breeckt De zon maakt niet de nagravecht maar de negravevels dedampen die daarna door de zonnestralen weer gebroken worden De eigenverklaring van Huygens bevestigt deze opvatting

+vs 686

+bespreken behoeft voor de tegenwoordige lezer een verklaring want het kan hierniet anders zijn dan berispen afkeuren

1) Zie Jorissen Aanmerkingen van Vondel en Mostaert op het Dagwerck van Huygens enHuygens Weerlegging (Versl en Med der Kon Akad Afd Lett II 3 (1873)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

290

+vs 722

+luchten Uit de aantekening blijkt niet dat de betekenis lsquobespeurenrsquo teruggaat oplsquoruikenrsquo Het Ned Wdb iv vindt dit een lsquosmakelooze beeldspraakrsquo maar zouoorspronkelik niet aan een jachthond gedacht kunnen zijn

+vs 817

+waerden zijn niet lsquovriendenrsquo maar lsquogastherenrsquo Denk aan de tafelwet van Cats lsquoSitdaer de waert u neder setrsquo

+vs 839

+gebreck kan moeielik lsquot hoogstnoodigersquo betekenen Zou de bedoeling wezen eentekort aan datgene wat eigenlik aanwezig had moeten zijn Gebruyck = hetdagelikse menu

+vs 899

+in haer vasten = op den biddag (H) Maar op een Protestantse biddag werd tochniet gevast Huygens heeft dus hier deze term waarschijnlik gebezigd in defiguurlike betekenis van lsquoverlangenrsquo (vgl Costel Mal vs 301 naer iets vasten)Opzettelik is dan die Roomse term woordspelend naast de lsquoGeuzenrsquo gekozen

+vs 932

+ribben lsquode kanten van de steenenrsquo Huygens kan ook aan de kanten van degemetselde stenen gedacht hebben maar in de eerste plaats is ribben hierletterlik op te vatten omdat het vocht hier dient tot opbouw (metselrij) van hetmenselik lichaam

+vs 973

+Dat vergaepen hier lsquodobbelsinnigrsquo is heeft Huygens zelf aangegeven

+vs 990

+Averechts herdoopt in Cortsen Dit is geen woordspeling met het voorafgaandetortsen maar met kort immers de koorts duurde bij hem altijd lang was lsquotaeyom slijtenrsquo (Aant van Huygens) Vgl ook in het gedicht Op de dood van Sterre(blz 27) dezelfde woordspeling lsquoen maeckt my kort van dese Cortsen vryrsquo

+vs 1016

+Tot een af te spinnen webb betekent niet lsquobij t verrichten van mijn werkrsquo maar lsquoomdie nog af te spinnenrsquo Dit blijkt duidelik uit de verklaring van Huygens lsquode mijnegeven my soo veel wercksrsquo

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

291

+vs 1017

+Hoev ick in der bueren hoeckenGeen gehaspelt werck te soecken

De bedoeling van deze verzen moet zijn behoef ik bij mijn buren geentekortkomingen op te sporen Nu kan haspelen wel betekenen dooreenwarren (NedWdb) maar het lijkt mij niet onmogelik dat Huygens hier speelt met het woord werckdat ook betekenen kan lsquode grove verwarde draden van vlas of hennep die bij hethekelen afvallenrsquo (Van Dale) In plaats van goed gesponnen vlas zouden dan deburen werk om hun haspel gewonden hebben

+vs 1047

+by mijn is niet lsquodoor mijn wagenrsquo maar lsquovergeleken bij de mijnersquo

+vs 1103

+Met de lsquodweepe (= dwaze) menschenrsquo bv doelt Huygens niet de lsquodweepziekersquomaar de melancholiese bij wie lsquosware ende swarte dampen de herssenen metduysterheydt bedwelmenrsquo voortkomende uit lsquode melancholijcke humeuren ofteswaermoedige vochtigheden daer sy uyt-rysenrsquo (Van Beverwijck Den Schat derGesontheyt blz 98)

+vs 1233

+Dewanvorm geluyten tracht Huygens ten onrechte tegenover Vondel te verdedigenals lsquoniet zeer onschickelijck emmers in dicht (ook luyd dat van luyden komtheeft eundem pluralem)rsquo1)

+vs 1334

+t Oude woord t Isser niet te doen met seggen Huygens lsquobedoeltrsquo hier nietuitspraken van Horatius al haalt hij die als parallellen aan (zie ed Worp) maargeeft woordelik het bekende oude Fries-Hollandse spreekwoord

+vs 1348

+van bijds willekeurige door Huygens gevormde analogie naar van wijds TegenoverVondel die dit lsquoliever andersrsquo wenste verdedigt Huygens zijn vondst als lsquoheelgoetrsquo2)

+vs 1356

+amper betekent wel lsquowrangrsquo zuur scherp (Ned Wdb ampere wijn bier) maarmoet hier met serp een lekkere-

1) Jorissen tap2) Jorissen tap

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

292

pittige smaak aanduiden tegenover het ongunstige snelle scherp (vs 1355) Datdit mogelik is blijkt uit een plaats die het Ned Wdb aan Spieghel ontleentlsquodaerdbezijs amper-zoete vruchtrsquo en waarschijnlik ook bij Huygens (I 257) lsquoeenamper-soet een staetigh-suer gelaet van oogen en gemoedrsquo

+vs 1385

+k Woel hem nergens in mijn tanden De lezing van het handschrift k Voel (edWorp) is aannemeliker Ook in de uitgave der Korenbloemen van 1658 staat noglsquoK voelrsquo Onmogelik is het niet dat Huygens zelf in 1672 er het transitieve woelenvoor in de plaats gezet heeft maar daartegenover is te bedenken dat in dezegedrukte tekst meer drukfouten voorkomen (bv vs 1816)

+vs 1400

+besetten Wat in de noot met lsquovastzettenrsquo gemeend is blijkt niet duidelik De gewonebetekenis waarvan het Ned Wdb verscheiden plaatsen geeft (hoewel geen vanHuygens) is benauwen beklemmen Dit past in het verband omdat Huygenszelf zegt dat zijn Sterre zijn werk zal veroordelen

+vs 1510

+onderwinder is terecht weergegeven door lsquoverzorgerrsquo Opmerking verdient dat ditwoord waarschijnlik geen vorming van Huygens is maar door hem overgenomenuit de rechtstaal van Hugo de Groot (Ned Wdb) die het puristies gebruikt voorlsquobewindvoerder negotiorum gestorrsquo

+vs 1525

+hitsigh is niet lsquoophitsendrsquo maar vurig overgenomen uit het Duits (Ned Wdb)

+vs 1527

+scheel zal hier niet lsquoverschilrsquo betekenen maar geschil twist botsing Er wordtimmers gedoeld op het strijdpunt tussen Katholicisme en Calvinisme

+vs 1530

+onthuyven = ontdoen van de kap (huif) bevat een beeld ontleend aan de jachtmet valk of havik Dat blijkt uit een plaats in Westerbaens Ockenburgh waargesproken wordt van lsquohavicken onthuyven (Ned Wdb)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

293

+vs 1563

+gepleyt Huygens zelf verklaart dit als lsquoaen de poleye gehangenrsquo maar deze vormis toch wel gekozen om te spelen met het woord pleiten

+vs 1589

+Roll Evenals op de vorige plaats ongetwijfeld een woordspeling van de rol waaropde netten gedroogd worden en de rol van rechtszaken Men zou verwachten datHuygens de Brabantse vorm vlouw gebruikt zou hebben Ook het Noord-Hollandskent flouw (Boekenoogen) het Vlaams vluwe of vluie (De Bo) het Zeeuws evenwelvloe (zie een plaats uit Cats bij Oudemans) Vermoedelik hebben dus ook deWestlanders deze Zeeuwse vorm gebruikt

+vs 1616

+In beschreew zit meer dan lsquozich wenden totrsquo liever als hun kreten om hulp tot mijdoordringen

+vs 1649

+Bij water-passen behoeft niet aan het traditionele beeld van de weegschaal gedachtte zijn Ook het bekende instrument van de timmerman kan ter vergelijking dienen

+vs 1654

+Dien de droeve droomen deinsen Het Ned Wdb neemt aan dat deinsen transitiefkan zijn doen teruggaan maar haalt daarvoor alleen deacuteze plaats aan Zolanger geen andere bewijsplaats is blijft Heinsius opvatting (dien als Datief) evengoed mogelik

+vs 1680

+En bestellen wat verspecks Mi is niet gedacht aan verzachting door smeerselmaar aan vervetting door sterke voeding Er volgt immers lsquotegen t rooven vande quaelenrsquo di tegen de vermagering die door ziekte kan ontstaan

+vs 1707

+doen gestaen kan hier nog wel de Mnl betekenis lsquoverdedigen opkomen voorrsquohebben (zie Mnl Wdb)

+vs 1710

+de lijnen van t beroeren (de zenuwen) Bij lsquoberoerenrsquo is dunkt mij niet aanlsquobewegingrsquo gedacht maar aan aanraking daarop werken de prikkels van buiten

+vs 1720

+besluyt = de afgesloten ruimte hier de hersenkas huysraed = huisbestuur maarhier de plaats vanwaar onze zinnen bestuurd worden

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

294

+vs 1765

+Maer wat zijnder min als blinden etc De bedoeling van deze zin is door Huygenszelf afdoende verduidelikt Minder duidelik is hoe dit uit zijn woorden gehaaldkan worden De verklaring in de noot lijkt mij te gewrongen Hoewel ik van demijne niet geheel zeker ben zou ik in elk geval min willen verbinden met als blindendus erger dan blind (= lsquoonkundige van dit maeckselrsquo) In plaats van een uitroep zoumen dan een retoriese vraag er in willen horen hoe velen wensen zich ernstig daarinte verdiepen Dat zou gelijk staan met de uitroep van Huygens verklaring hoeweinige nemen de moeite

+vs 1778

+bescheiden = onderscheiden past minder goed in het verband dan bescheiden =lsquogerieven besturen een taak aanwijzenrsquo een betekenis die het woord bij Hooftherhaaldelik heeft (Ned Wdb II 1961)

+vs 1808

+greinen zijn niet lsquokleine hoeveelheden medicijnrsquo maar zaden (korrels) gelijk duidelikuit vs 1926 blijkt

+vs 1918

+k Kom Terecht tekende Vondel hierbij aan lsquodit kan men niet uitspreeckenrsquo waaropHuygens ontstemd antwoordde lsquoNiet waerdigh te verdedigenrsquo (tap bij Jorissenblz 277)

+vs 1950

+als haer eigen opper-knechten is in de noot mi onjuist opgevat alsof de mediciop hun beurt weer te zeggen hebben over de politici De bedoeling zal zijn onderde vele knechten (ondergeschikten) die de politici te regeren hebben nemen demedici een voorname plaats in zij zijn lsquoopperknechtenrsquo Dit stemt overeen met deverklaring van Huygens zelf die immers de politici noemt de lsquoMeesters van deseMeestersrsquo

U t r e c h t CGN DE VOOYS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

295

Een eigenaardige zeventiende-eeuwse constructie lsquomisschienrsquogevolgd door een afhankelike vraag

De bekende plaats uit Vondels Roskam lsquoMisschien wie k trofrsquo = misschien heb ikiemand getroffen staat niet alleen In de Spaensche Brabander lezen we lsquoMisschienwanneer ons Heer ons arremoet versoetrsquo = misschien verzacht onze Heer eensonze armoede Het Ned Wdb IX 856 geeft nog aan drietal plaatsen (misschienwie en misschien wat) Van den Bosch (Aant bij het Lett Leesb2 I blz 466 en 473)voegt er nog een aantal bij oa Jozef in Dothan vs 78 lsquomisschien waarin ick hunmisdeecircrsquo = misschien misdeed ik ergens inEen afdoende verklaring van het ontstaan heb ik nergens aangetroffen want de

verklaring van het Ned Wdb lsquodoordat uitdrukkingen die eene onzekerheid te kennengeven nu eens door een bijzin met dat dan weer door eene afhankelijke vraagworden gevolgdrsquo laat onbevredigd Dat lsquomisschien dan beduidt het is niet zekerrsquo isduidelik maar de weg waarlangs het die betekenis gekregen heeft blijft duisterNu werd ik onlangs getroffen door een plaats uit Huygens Dagh-Werck waar

dezelfde constructie voorkomt bij mogelick nl vs 1306 Moglick wat ghy van gewichtvindt = mogelik vindt gij iets van gewichtDit leidde vanzelf tot een derde woord het synonieme misselick waarbij deze

constructie mogelik is in het Ned Wdb (IX 858) vindt men vier duidelikevoorbeelden oa misselijck waer ick een oudt liefhebber noch een plaetsje vly(Coster) = misschien dat ik ergens en bij Huygens Misselick waer deur of vensteropen gaet (I 98) naast misselick wie = misschien dat iemand In het laatste geval hebben we mi de sleutel tot de ver-

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

296

klaring Misselijck (bv bij Roemer Visscher t Is misselijck waer een geck syn geltan leytrsquo) betekent zonderling raar twijfelachtig dus je kunt nooit weten Daarnais een afhankelike vraag begrijpelik Bij het synonieme adjektief mogelick zou deafhankelike vraag zich niet zo licht aansluiten zonder het voorbeeld van misselickDit kan dus de tussentrap geweest zijn naar misschien dat als bijwoord weer verderaf stond en waarbij lsquot isrsquo niet meer gedacht kon worden Toch wordt de analogieweer begrijpelik als we bedenken dat ook misselijck (als nu nog mogelik) zich totbijwoord ontwikkelde bv lsquoMisselijck is t U E vergeten wat ick laest voersloeghrsquo(Hooft) en dus op eacuteeacuten lijn stond naar begrip en krachtens syntaktiese funktie metmisschien Door dit samenvallen van de drie woorden als bijwoord was de weg voorde aangeduide analogie gebaand

CGN DE VOOYS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

297

Plaatsen uit Huygens

In het volgende stel ik mij voor enkele lsquoHugenianarsquo te behandelen ten dele inaansluiting bij de uitstekende nieuwe druk der Pantheon-uitgave bezorgd door drHeinsius waarvan tot nu toe twee delen verschenen zijn1)Een drukfout is statua in de psalmtekst dl III-IV bl 12 lsquopsallendi argumenta esse

mihi statuta tuarsquo evenzo nyt voor uyt bl 13 vs 229 niet voor siet bl 36 vs 384Uit het Costelick Mall vraagt een bekende plaats bespreking de vss 253 vv

Die Pop is op-getoyt Wie salse nu geleyenVier henghsten na de kerck Wat salse daer doen SchreyenWat lett haer t Sonden-pack O Schepper

Bij salse (254) tekent H aan moet zij behoort zij bij t Sonden-pack lsquohet zondenpakde zondige opschik belet de modepop te schreien dwz echt te schreien metoprecht berouw wel komen er tranen uit haar oogen (vs 259 ldquobekommert Dy detraen van een verbastaert ooghrdquo) doch dat is maar schijnbaar berouw (vs 262)rsquoMen ziet echter wel dat er in deze uitleg iets gewrongens zit De dame behoort teschreien dit is om te beginnen al wat veel gevorderd Maar ze doet het blijkbaarniet Waarom niet Wegens de opschik die geen waar berouw laat opkomen Maartoch schreit ze eigenlik weer wel Ja maar dat is geveinsd berouw - Wijst deparallelie van lsquoWie salse nu geleyenrsquo lsquoWat salse daer doenrsquo geen andere opvattingvan dit laatste aan Mevrouw is klaar met haar toilet gereed om uit te gaan Maarer moet haar iemand vergezellen wie lsquozalrsquo dat

1) Voor het Dagh-werck werden ook aantekeningen van Prof Stoett benut (Zie Voorbericht blVII)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

298

doen En nu plotseling een onverwachte wending maar geheel in de trant zoalsHuygens zijn overgangen maakt Hij grijpt lsquogeleyenrsquo op in een andere betekenis(brengen zonder meer) en laat de vier hengsten dat werk doen Nu andermaalwat lsquozalrsquo ze daar uitvoeren Weer een onverwachte wending ze zal er waarachtignog tranen plengen Hier verwondert zich de lezer en Huygens vraagt voor hemlsquoWat lett haerrsquo di Wat scheelt haar wat zit haar in de weg En het antwoordlsquoHaar zondenrsquo Nota bene die schreit nog om haar zonden En dan eindelik is demaat vol de bom barst de ironiserende toon slaat om in die van felleverontwaardiging O Schepper kunt Gij aandacht hebben voor het berouw van zoene Kunnen die tranen enige waarde hebben voor U vloeien als ze doen uit eenlsquoverbastaertrsquo oogIn vs 104 bezigt Huygens lsquowat lett hemrsquo op geheel dezelfde wijze

Sulck schept sich eenen schrick van alle dat hem naecktWat lett hem1)

Dat de modegekken het onbedorven menselik lichaam verfoeien (vs 256 lsquoden hoonvan Dyn verfoeide werckrsquo) kan men naar ons gebruik van dat woord kwalik zeggenVerfoeien houdt voor ons een heftige positieve afkeer in en dat is voor dezesamenhang toch wel te sterk lsquominachtenrsquo lijkt beter

+vs 337-8

+lsquoAenvaerdt eens goed voor goed weest eens met wel te vredenEens reden is t altijd eens goed is altijd redenrsquo

Blijkens de noot wil H in het eerste vers het eerste eens met klemtoon gelezenhebben lsquoaanvaard voor goed (= voor altijd) datgene wat eacuteeacutens goed is wat nueenmaal door de mode is goedgekeurdrsquo - Men krijgt ook een goede zin door eensonbetoond te verstaan als lsquotoch ns eindelik nsrsquo De bouw der verzen is dan meerinnerlik evenredig in vs 337 tweemaal het onbetoonde in vs 338 tweemaal hetbetoonde eens Voor goed moet dan ook anders worden opgevat lsquoals

1) Vergelijk Tft vT en L VI 176 v

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

299

goedrsquo lsquowees zo verstandig om toch ns wat goed is als zodanig te aanvaardenrsquoKomt daarmee ook de komma na lsquoeens goedrsquo als leesteken niet beter tot zn recht

+vs 346

+Dat Geest heett in den mensch vindt ongemack in in t rusten

Loopt in dat heett niet een weinigje ironie mee wegens die laakbare wisselzuchtvan s mensen beste deelvs 465 v

O uer plaets en waerom omstanders aller saeckenDie steeds sijn gissingen op uw gety kan maeckenWat leeft hy boven t peil van t menschelick gemeen

lsquoDie steeds kan berekenen - zo omschrijft dr H - hoe t met u gaan zal hoe staathij boven t peil van de gewone menschenrsquo Nu is het echter des dichters bedoelingom die circumstantiae tijd plaats oorzaak als gegeven voor te stellen en hem teprijzen die zijn inzichten en gedragingen daarnaar weet te regelen daarop weet inte stellen Zo iemand kent de juiste grens tussen lsquoluyster-eerrsquo en lsquohoovaerdyrsquo hetgrote onderscheid tussen lsquolichtveerdigh poppenfraeyrsquo en lsquostatelick betaemenrsquo Hij isdus niet iemand die de loop der omstandigheden berekent maar die deomstandigheden gegeven zijn gedrag en oordeel regelt Gissing kan men veiligdoor lsquoberekeningrsquo beter nog lsquorekeningrsquo weergeven maar wat ge lsquogistrsquo wordt berekendwordt is niet het lsquogetyrsquo het werkwoord staat op zichzelf zonder voorzetselvoorwerp- Het materiaal van het Wdb diende met deze plaats te worden uitgebreid alsookbv met een zin uit Hoofts brief aan Tesselschade van 1 Aug 1636 lsquoWij verwachtenUE op t spoedigste met UE dochter ende Joffre Duart met haer E man maereen briefken voor ujt om wat gissings te mogen makenrsquoBij vs 487

Besorg haer eigen proncks behoeffelick gewaet

lees ik enkel de toelichting lsquonoodigrsquo bij behoeffelick Dit is juist maar overduidelik isdaarmee de regel niet Leendertz neemt behoeffelick als lsquobehoefte hebbendrsquo verbindthet met

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

300

proncks vertaalt lsquolaat mijne ziel zorgen voor haar eigen gewaad dat pronk behoeftrsquoen vervangt deze lsquoletterlikersquo door een vrijere weergave lsquozorgen voor den pronkwaaraan haar eigen gewaad behoefte heeftrsquo Echter zegt deze vrijere weergave tenslotte iets anders dan wat er heet te staan en ook is er van pronk aan of op ngewaad noch hier noch in de naaste omgeving sprake de lsquohoop-wieckenscheidens-lust sond-grouwel wereld-haetrsquo zijn het gewaad zelf dat de ziel nodigheeft tot haar pronk De 2de naamval waarin dit woord staat wordt geregeerd doorgewaet niet door behoeffelick eigen hoort bij pronck De vertaling luidt lsquomijn zielzorge voor het noodzakelik gewaad van eigen pronkrsquo (v Moerkerken-Nauta) oflsquomijn ziel zorge voor het onontbeerlik gewaad dat tot haar eigen siering moetstrekkenrsquo Het is duidelik dat behoeffelick terugslaat op en aansluit bij lsquot noodigeongemackrsquo van vs 484 en dit alleen motiveert reeds de toegelichte opvattingvs 108 verlegen schip Prof de Vooys (in een brief aan ondergetekende) geeft

wel terecht de voorkeur aan Leendertz verklaring lsquodoor liggen bedorvenrsquo In dezebetekenis was het woord vanouds gebruikelik zie Mnl Wdb waar verschillendeverbindingen opgegeven worden ook uit Kiliaan Ook moet zoals de V aanwijstdeftig in vs 159 niet met ons deftig weergegeven worden Bij beslommeren (vs176) herinnert hij aan Kiliaan lsquooccupare rebus frivolisrsquoWat de veelomschreven slotregels der eerste strofe van het Voor-hout aangaat

is mijn gevoelen uiteengezet in Tft vT en L VI 173 v niet gewijzigd Ik herinneraan het vraagteeken in handschrift en Otia verwijs bovendien naar wat men leestbl XI van dr Heinsius uitgave lsquodat H achter vragen die tot uitroepen gewordenzijn nog meermalen een vraagteeken zetrsquo en vind in een en ander vrijheid om debeide regels als een dergelijke tot uitroep geworden vraag te verstaan lsquoWat is swerelds glans minder dan niets is hij minder dan tegenwoordigheidrsquoTegenwoordigheid nu is het

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

301

niet-voorbijgaan is bestendigheid Ter vergelijking haal ik een plaats van Goetheaan waar lsquogegenwaumlrtigrsquo in juist deze zin gebezigd wordt lsquoWas wir von Natur sehenist Kraft die Kraft verschlingt nichts gegenwaumlrtig alles voruumlbergehend tausendKeime zertreten jeden Augenblick tausend geboren grosz und bedeutendmannigfaltig bis ins Unendliche schoumln und haumlszlich gut und boumls alles mit gleichemRechte neben einander existierendrsquo1)Het is duidelik dat deze verklaring zou komen te vallen indien men bewijzen kon

dat als na comparatief strijdig was met Huygens taalgebruik Dat is echter niet hetgeval ofschoon dan meer voorkomt Het Wdb geeft (II 242 v) een paarbewijsplaatsen Bij een vluchtig doorzien van de zeventig eerste bladzijden vanHeinsius 3de en 4de deel vond ik 15 times dan tegen 6 times als waarbij dan nog 4 gevallenzijn van as in dialekt-passages van het Voorhout2) Dit materiaal is zeer beperkt enmen moet er vooral bij Huygens ook rekening mee houden dat repeterendepassages (liever as liever as Voorh 579 v meer hinderlick dan nut meer vlaggedan verdeck meer ballast dan beschut Cost M 9 v) minder waard zijn dan zepuur statisties lijken In dit verband is het echter voldoende te wijzen op Voorh 430lsquoVan uw meer als dollen Hondrsquo (misschien om allitterering te vermijden) en 518lsquoAltijd soeter als het lichtrsquo Wat misschien het meeste zegt is de doorgehaalde eerstelezing van het hs op de onderhavige plaats zelf lsquoWat s al de Werelds-glimpen Alseen soete spijticheijtrsquo = anders dan) Zij bewijst ten eerste dat Huygens in eendergelijke wending wel als bezigde en ten twede dat hij deze regels schrijvendeen vergelijkend voegwoord bedoelde Ligt het dan niet voor de hand die opvattingten aanzien der definitieve redactie te bewaren wanneer zij ook nog van eldersondersteund wordt

1) Bij Exp Schmidt ofm Faust (Koumlsel Kempten 25)2) Voorhout 455 v soo veel hooger doet bekoopen Als sy boven d uwe leit blijft buiten

beschouwing (soo als)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

302

Ontginnen (Voorh 114) in de zin van lsquobeginnenrsquo is nu verouderd (vgl Wdb iv)Daarom moge naast de teksten die het Wdb uit oudere schrijvers geeft nog eenplaats uit Gezelle aangehaald worden

Zwart kijkende meiden ontginnen den dansen flikkeren verwandlend van schaduw en glans

Aldus in De Gypten naar het Duits van Geibel

Uit lsquoTeere leerlingh van de Trouwrsquo (bl 133 vv) vs 55 vv

Daer hem nu de wijdste wallenAen den Amstel nauw om vallenEn de ruymste kaden schaersEn de bruggen vol gevaers

De toelichting van Heinsius lsquoomvaacutellen dus nauw omsluitenrsquo houdt er geen rekeningmee dat vallen als koppelwerk-w in de twee volgende regels fungeert en alszodanig dan ook wel in vs 56 optreedt om hoort bij daer (vs 55) gelijk af bij daerin vs 47

+vs 61

+Soo en zijn sijn oogen schierSoo en sien sy niet als vier

Hier zit blijkbaar een onhelderheid terwijl H schier met lsquohelderrsquo verklaart heeft deTesselscha-uitgaaf van Worp lsquoschier - niet helderrsquo Dit laatste verwaarloost denegatie en die echter door H overschat wordt zij staat hier niet op zichzelf maarvindt aanvulling in niet van vs 62 Er is verder een duidelike weerslag tussen zijnen sien beide beklemtoond schier = bijna vs 61 loopt over in vs 62 De vertalingis lsquoZozeer ziacutejn zijn ogen bijna zozeer ziacuteen ze niets als vuurrsquoIn dit verband zij melding gemaakt van een geval waar Huygens van de

negatie-partikel en gebruik schijnt te maken in een positief bedoelde zin VanMathijsdie oud en jong aantast (Worp VII 224) heet het

Of t wel of qualick staet5 En sal ick hem niet leerenEen dingh en keur ick afSyn Tong gaet tot in t GrafDaer kan men sich niet weeren

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

303

Hier is vermoedelik de vaak voorkomende vorm dinghen te lezen (v Helten VondelsTaal I bl 75 v) tenzij er kontaminatie in het spel is met lsquoslechts maar een dingkeur ik afrsquo bij welk lsquomaarrsquo ook nog na de ME herhaaldelik de negatie voorkomt(Wdb IX 43 v III 4110)Voor strick in vs 246 geeft H lsquoboogpeesrsquo zo ook Worp Het vers luidtlsquoProye van mijn eigen strickrsquo daarvoor en daarna is van pijlen en schachten

sprake In het Wdb geeft dr Heinsius voor die betekenis slechts deze ene plaatsen voegt er bij dat het lsquooneigenlikrsquo zo gebruikt wordt daarenboven in het rijm staatMaar kan dat rijm geen oorzaak geweest zijn dat Huygens tot een ander beeld zijntoevlucht nam en zich voor een ogenblik dacht als in zijn zelfgespannen strikgevangenDe slotregels van het troostgedicht aan de Visscherinnetjes (bl 82 vs 72)

Dus geeft Hy nemende (dats Hemellijck gerooft)Hier soo verwaerden kopp daar soo vermaerden Hooft

bevatten in kopp een woordspeling op Roemer (kop = beker)In het voorwoord voor zijn proza-verklaring van het Dagh-Werck vindt men een

van Huygens best-bekende uitingen over Dicht en onDicht In verband met anderegelijksoortige heeft bv Kalff daarover gehandeld in zijn Studieumln over Nederl Dichtersder 17e eeuw2 (Haarlem 15) De verklaarders van hem en andere dichte dichterslezen hier een heilzame waarschuwing lsquode Tolcken hebben hier en daer de weldaedvergalt Sy hebben den (ouden) Dichteren menighmael toegedicht t gene haer noytin den sin en quamrsquo In het licht hiervan moet bezien worden wat dan volgt lsquoDenweinigen die noch heden d oude naedichten heb ick t zelve ongeval sien overkomenrsquo (van de zijde hunner uitleggers namelik) Het heeft mij gaat Huygens verderlsquoschouw van alle schaduwen gemaecktrsquo dat zijn dus nu vertolkingen niet zoalsdr H aantekent navolgingen en hij bedoelt dezulke die door anderen dan dedichter zelf worden gegeven Juist daarom

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

304

heeft hij zelf een verklaring toegevoegd lsquoSoo ben ick mijn eigen Tolck gewordenrsquozegt hij In zijn welbekende trant speelt hij een spelletje met die lsquoschaduwenrsquo Voorlsquonavolgenrsquo was hij niet zo benauwd hij komt er rond voor uit als hij terzelfder plaatsezich noemt iemand die de ouden volgt zij het als een lsquoscheeve schaduwersquo Maarals zo een volger der ouden nu weer door vreemden geinterpreteerd zou wordenhoe zou er dat ten slotte komen uit te zien Het zouden lsquoschaduwenrsquo (verklaringen)van lsquoschaduwenrsquo (navolgingen) wordenEdoch Huygens is aan zijn noodlot niet ontkomen De mening staat nochtans

vrij dat zelfs hij met zulke voortreffelike verklaringen als waarmee in deze uitgaafzijn werk werd voorzien vrede zou hebben gehadIn het laatste deel van Worps uitgave komt op bl 8-10 een gedicht voor in

vierregelige strofen onder de titel Teegen d Onverdraagzaamheid Stem OGrootheid van Gods liefd Het is blijkens de noot met de ondertekening Constantergedrukt in een Alkmaars liedboek van 1681 Het handschrift is niet gevonden hetvers heeft geen datum de spelling is niet de gewone van Huygens Dit gedicht - ikweet niet of er reeds eerder op gewezen werd - stemt woordelik overeen met eenpassage van Hofwyck nl vers 1525-1596 het welbekende gedeelte dat aanvangtIn t een en t ander Boeck zijn een en ander Bladen en onmiddellik aansluit bij

Gods een en ander Boeck

Het abrupte begin wijst op grote bekendheid hetzij van Hofwyck hetzij van de hiergebezigde uitdrukking (N Tg XIII 218) Er moet nochtans opgemerkt worden datbehalve de afkappingstekens achter een en ander in de 2de vershelft ook t van tander verdwenen is Met de afkappingstekens verdween de door Huygens bedoeldemeervoudsaanduiding De weglating van t is mogelik niet aan slordigheid te wijtenmaar aan het streven om aan het uit zijn verband

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

305

genomen begin een dragelike inhoud te geven Het zou dan moeten wijzen op deduistere plaatsen die in meerdere Bijbelboeken voorkomen Aan de bedoeling vande dichter die het oog had op de Bijbel en de Natuur werd daarmee echter opbedenkelike wijze te kort gedaanTe hooi en te gras Een niet aangewezen plaats waar Huygens deze uitdrukking

met een variatie in het Engels bezigt is te vinden in het rijmbriefje dat hij 26 Jan1655 richtte aan Utricia Swann - Ogle (Worp IX 5)

I have seene your delaijAnd have nothing to saijBut that if you staijAs it seemeth you mayFrom hence to MaijAnd if you will plaijFrom grasse to haijFrom haij to grassIt shall bee as it wasNot as it should beeAnd we neuer seeUtricia Swann enz

Het rijm Swann man in hetzelfde versje geeft een aanwijzing omtrent de uitspraakvan de eigennaam Het is overbodig te herhalen dat Hs macaroniese gedichtenmeermalen uitspraak-aanwijzingen bevatten Zo zal hij blijkens het rijm (Eng)nothing noodingh in een briefje aan dezelfde dame (Worp VI 277) de o van heteerste woord lang gesproken hebben Hetzelfde vers bevat twee naderebewijsplaatsen (bekend is die uit Voorhout 612 Ah quitteert UE la cour) voor deuitspraak als tweesilbig woord van dit beleefdheidspronomen

Want VE moet wetenEen bruytjen in huysMaeckt een grouwsaem gedruys

VE kent den Auteur Le Tres-humble Seruiteur

Begin en einde van Hofwijck

De groote Webb is af en t Hof genoegh beschreven

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

306

2821 Soo scheid ick van mijn vriend soo breekt hy uyt mijn bandenSoo treed ick uyt mijn Touw soo raeckt ghy uyt mijn handenMoe Lezer die ick flus voor d eerste groete gafNu voor de leste geef De groote Webb is af

Met zoveel woorden waarschuwt Huygens de lezer dat hij sluit met zijn begin doorgewijzigde betekenis zorgt hij voor de varietas in unitate Het touw van vs 2822verklaart Eymael als lsquogareel of liever de treklijn waaraan hij den bezoekermedegesjouwd heeft evenals een schipper de schuitrsquo Veeleer geloof ik dat metdat woord het laatste halfvers wordt voorbereid touw = weefgetouw in welkebetekenis het woord vanouds bekend wasIn een rijmbriefje aan Mevr Ryckaert (Worp VI 70) van 29 Okt 1656 heeft H

nog weer eens aan dit slot herinnerd

De groote web en was niet afDoen ick mij heiligh avond1) gafEn Hofwijck door en door voldaen hielAls ick er eens van niews op aen vielIck sagher stof van dichten inVoor noch een Boeck of weinigh min

Hier is bij uitzondering commentaar overbodig

LC MICHELS

Naschrift

De heer Michels geeft in het bovenstaande blijk van een helder oordeel en een nietgeringe kennis van Huygens taal Met verschillende van zijn verklaringen bijv dievan Costelick Mall vs 465 volg kan ik me dan ook wel vereenigen en ik aarzelniet te zeggen dat hij de Huygensexegese met het publiceeren er van een goedendienst heeft bewezen Terwijl ik mij voorbehoud op een enkele plaats waaromtrentik anders blijf denken nog eens terug te komen wil ik op het oogenblik alleen zeggendat Ms verklaring van vs 337

1) Vrij af gedaan Wdb d Ned Taal VI 462 Vgl Hd Feierabend

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

307

Aenvaerdt eens goed voor goedweest eens met wel te vreden

inderdaad mogelijk is maar een vrij slappen zin geeft in de beide helften van hetvers zegt Huygens dan hetzelfde terwijl er bij mijn verklaring eenig verschil isMichels meent dat bij zijn opvatting lsquode bouw der verzen meer innerlijk evenredigis in vs 337 tweemaal het onbetoonde in vs 338 tweemaal het betoonde eensrsquoterwijl ik volgens hem in vs 337 het eerste eens betoond het tweede onbetoondzou willen lezen Maar dit laatste is geenszins noodig ook het tweede eens in vs337 kan met klemtoon worden gelezen de dichter bedoelt dan lsquowees [tenminste]eacuteeacutenmaal [gij wispelturige] met ldquowelrdquo tevredenrsquo De komma achter lsquoeens goedrsquo komtbij mijn opvatting heel goed tot zn recht hij verduidelijkt schrijvers bedoeling doorde aandacht van den lezer te prikkelen En dat hier eens goed = datgene wat eacuteeacutensgoed is en voor goed = voor altijd wordt dunkt me bevestigd door de parallelie vanden volgenden regel lsquoeens reden is t altijd eens goed is altijd redenrsquoL e i d e n J HEINSIUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

308

Nog n keer die Brandt-Vondel-vraagstuk

In 1647 verskyn lsquotot Schiedamrsquo Jv Vondels Poesy ofte verscheide gedichten Hettweede Deel Dit heet gedruk te wees lsquovoor den Autheurrsquo Hierdie laaste word direkweer teeumlgespreek in die lsquoVoorreedenrsquo waar die inleir hoop dat sy werk die digtermag behaag lsquoindien het hem t eeniger tydt onder d oogen koomrsquo hy twyfel daaregter aan of so n Roomse yweraar hom ooit die tyd sal gun om sy oeuml op sulkewecircreldse verse te slaanNie minder as vier uitgawes met hierdie voorrede is in 1647 verskyn Dit het dus

seer die aandag getrek Unger ken van hierdie besorging van Vondel se poeumlsietwee uitgawes genommer 2 en 31) Die Vondel-Museum besit daarby nog tweeuitgawes van 1647 wat tal van setverskille by die twee deur Unger genoemdevertoon sodat wesenlik vier uitgawes verskyn hetDat die adres lsquoTot Schiedam gedrukt voor den Autheurrsquo n mistifikasie was word

bevestig deur Brandt in sy uitgaaf van Vondels Poesy in 1682 waar hy secirc dat dielsquoTweede Deelrsquo van Jv Vondels Poeumlsy te Rotterdam verskyn het Dit kan saamhangmet Brandt se vermoedelike outeurskap van die voorrede Hy kon dit dus goedgeweet het Unger secirc daarvan lsquoWanneer men slechts eenige verschillende werkenvan de pers van Joannes Naeranus ldquoBoeckverkooper op het Steyger in deBoekbinderrdquo te Rotterdam onder de oogen gehad heeft dan zal men mij lichttoegeven dat deze uitgave van Vondels Poesy hoogst vermoedelijk bij Naeranusgedrukt isrsquo Volgens die selfde noot het Brandt se eie gedigte in 1649 by Naerenusdie lig gesien

1) Bibliographie van Vondels Werken blss 1 en 2

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

309

Wat nou is die inhoud van hierdie voorrede Die skrywer begint met Vondel asouteur van de Hekeldigte te noem en staat dan in die verbygaan n oomblik stil bysy sonderlinge trek van kerk tot kerk Dan volg n kort oorsig van die gedigte metbewonderende opmerkinge oor die genie wat daaruit blyk Vervolgens gaat hy voortU sal dit miskien wat ordeloos vind maar bedenk dan ook dat daar net so min lsquoordrersquoin die lewe van die digter te bespeure is Die man sloof hom op die oomblik af omproseliete vir die Roomse Kerk te maak lsquoHy yvert nu te zeer om dafgedwaaldeleeden der Roomsche Kerk in de schoot van haar lieve Moeder te leiden Nu schrijften wrijft en zweet en draaft hij dach en nacht om al sijne vrienden te bekeeren diemedoogen met hem hebben Daardoor was het dat een der weereltwijste engeleerdtste Mannen van Hollandt sich deese woorden liet ontvallen Mij deert desmans die geenes dings eerder moede schijnt te worden dan der ruste Waar wilhet noch met hem heenenWaar zal syn onrustige razernij endigen wat dwaalwegsal hij nu al weecircr inslaan of hij wel weet wat ter rechter of ter slinkker handt iseenige vreezen dat hij noch wel Joodts mocht worden Sal daar met hom nie miskiennog iets ergers gebeur nie Hij begaat al reede misslaagen die men van niemantals van een zinneloose behoorden te dulden Ten blijft noch hij geen misslagenSijn moedtwillig bedroch begint haar rol te speelen De toomloosheid van sijnongebonde pen misbruikt de goude Vrijheid die Hollandt voor vrienden en vijandenbevochten heeft Dit is de pen die het schrift dat de naam van Grotius Testamentvoert ter weerelt bracht Het lust mij nu sijn onbeschaamtheit in t licht te brengenen aan te wijsen door wat valscheidt hij de Hollanders heeft getracht in te scherpendat den Heere De Groot zoo Papist was als Hij isrsquoNou volg daar n weerlegging van Vondel se eensijdige bewerking van die stuk

met hierdie merkwaardige slot lsquooft iemant hier nu wilde vragen wiens Godsdiensthij (De Groot)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

310

dan behertigt heeft Ik zal t zeggen Hij was nocht Pausgezindt noch Kalvinistnoch dwaalende Sociniaan etc maar een Kristen Die ziende veel van t oudt vooroovergeloof veel van t nieuw voor neuswijs aan en scheuring uit scheuring spruitenzoude geerne tusschen beide heen met grondtpunten alleenlijk den wech derwaarheidt gebaakt hebben Dit was sijn Godsdienst en dit is het gevoelen t welckhet Hooft der Poeumlten en Historischrijvers schrijft dat Kassander en ook Balduingehadt heeft en dat ijder gemaatigd Kristen mijns oordeels behoort te hebbenrsquoHierdie laatste is meteen ook die geloofsbelijdenis van die skrywer hij is

geesverwant van de Groot en Hooft - die skrywer is Remonstrant Hooft is vir homHolland se grootste digterHij eindig met Vondel hoog te stel as digter maar Vondel die teologant beskou

hij as n man van niksDie stuk is ondertekend lsquoP uit mijn boekvertrek den eersten dach van den jaare

1647rsquoIn 1660 verskyn hierdie bundel nog n keer (nr 7 by Unger) vermeerder met

Vondel se klein gedichte sedert 1647 Nou egter is die berugte voorrede vervangdeur n berig lsquovan de(n) Drukker aan den Lezerrsquo Dit heet ook verskyn te wees lsquoTotSchiedamrsquo maar Unger denk dat dit nie by Naerenus was nieDie volgende weer vermeerderde uitgaaf is dan die deur Brandt en Vollenhove

te Franeker (nr 8 by Unger) waarby Brandt soos bo aangehaal in die voorrede lsquoDuitgever aan den Lezerrsquo praat van die druk van 1647 as verskyn lsquote RotterdamrsquoAan die end staan dan die bekende Leven van Joost van den Vondel gevoegIn hierdie Leven van Vondel vertel Brandt van die uitgaaf van 1647 secirc weer dat

dit te Rotterdam verskyn het en som kortliks op onpartydige toon die inhoud vandie lsquoVoorreedenrsquo op sonder om te laat blyk of hy lsquoGrotius Testamentrsquo as n eensydigeweergawe van die waarheid beskou soos die skrywer van die voorrede indertydgedaan het Vondel het een na

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

311

die ander verdenk oa P de Groot maar kon nie te wete kom wie die voorredegeskryf het nie Dan vervolg Brandt lsquoT was een jongeling van twintig jaaren dienhij korts te vooren op verkeert aanbrengen t onrecht en scherp hadt bekeven endie dat ongelijk door een ander voort gaande gemaakt met zulk een voorreedehad willen wreken Maar ik weet dat hij tot meer jaaren gekomen en de zaak vanachteren inziende aan verscheide vrienden ook aan Vondel zelf heeft betuighthoe leedt hem was dat hy zulk een vermaarden man zoo schendig haddoorgestreekenrsquoOns het nou uit al die aangehaalde heel wat omtrent die skrywer van die voorrede

verneem Hy was waarskynlik Remonstrant vereerder van Hooft as Nederland segrootste digter en historikus en bewonderaar van Vondel se kuns daarby was hytwintig jaar oud Dit sou alles heel goed pas by Brandt die latere Remonstrantsedominie skrywer op die voetspoor van Hooft van die lsquoHistorie der Reformatiersquo enuitgewer van Hoofts en Vondel se werke In 1646 was hy twintig Ook in die stylmeen van Lennep die toekomstige skrywer van lsquohet Leven van de Ruijterrsquo te herken1)Omtrent sy verhouding tot Vondel vertel Brandt self die volgende2) lsquoVan Geerardt

Brandt sprak hijrsquo (Vondel) lsquoweleer ten aanzien van de dichten zijner jeught en delijkreede op den Drost Hooft met lof en gunst daar men eenigh blijk van vindt inAnsloos vaarzen op de lijkreede gedicht Doch de verscheidenheit van Godtsdiensten eenigh ander verschil elders gemeldt veroorzaakte sedert wat verwijderingvermindering van genegenheit en een langduirigh zwygenrsquoHierdie lsquoeenigh ander verschil elders gemeldtrsquo vind van Lennep nou terug in

Vondel se berisping van die jongeling van twintig in die so ewe deur my aangehaaldepassage uit Brandt se Lewe van Vondel Brandt sou hier n lsquoconfessiersquo doen

1) Vondel V bl 5492) Leven van Vondel bl 105-6

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

312

Dit word nou verder bespreek oa deur Drs Loeff1) Elco Verwijs2) Penon3) enJonckbloet4) Dr Loeff maak beswaar teen van Lennep se opvatting Verwijs poogdie besware te weerlecirc Dr Jonckbloet plaas hom in hoofsaak naas Verwijs ofskoonhij wat sij kijk op Brandt se karakter betref aanmerklik van Verwijs verskilVeral die betoeuml van die laasgenoemde twee geleerdes is hier van belang Altwee

kom hulle tot die selfde slotsom nl dat Brandt die skrywer is van die berugteVoor-reden van 1647Verwijs soek die oorsaak van Vondel se lsquoonrechtmatig(e) en scherp(e)rsquo bekywing

van die deur Brandt genoemde lsquojongeling van twintig jaarenrsquo in die puntdig vaniemand wat hom lsquoPrsquo teken agter Westerbaen se lsquoKracht des Geloofsrsquo n hekeldigop die skrywer van die Altaergeheimenissen Ten onregte sou Vondel in hierdie PBrandt gesien het Hieroor gebelg sou Brandt toe die Hekeldigte van 1647 gaanuitgee het en ter mistifikasie sou hy hom van dieselfde P as pseudoniem bedienhet Dit geluk Vondel verdenk ander Met dieacute skuld op sij gewete sou lsquoderechtgeaarde Brandtrsquo Vondel dan liewers in sy lijkrede op Hooft ongenoem gelaathet as om hom nou te moet prys om daarvoor nog op die koop toe Vondel se dankte moet ontvang lsquoToen hij niettemin lof en prijs van Vondel ontving volgens deaangehaalde vers van Anslo5)moest (het) den rechtgeaarden Brandt nog huiverigermaken voor nadere aanraking met Vondel en geen wonder dus dat hiervanldquoverwijdering vermindering van genegentheit en langdurigh zwygenrdquo tusschen beidemannen het gevolg was6)rsquoAltwee manne kry dus so ongeveer mooi rolle

1) De Nederl Kerkgeschiedschrijver G Brandt2) Inleiding tot Brandts Leven van Vondel 18663) Vondels Hekeldichten4) Gesch Ned Lettk II (1e dr) bl 230 423 vv Tijdschr Ned Taal en Lett I 18805) Verwijs Brandts Leven van Vondel bl IX6) Brandt Leven van Vondel bl XVI (Verwijs)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

313

Jonckbloet begint met aan te toon dat die vierreelige gedig van P nie die oorsaakvan die verwydering kon gewees het nie dit is nl jonger as die uitgave van dieTweede Deel van Jv Vondels Poeumlsy 1647 In een van die uitgawes vanWesterbaense Kracht des Geloofs lees mens lsquoGetrocken uit de Registers ende gezondenaen den uijtgever van het Tweede Deel van Vondels Poesyrsquo Dan volg dietoevoegsels oa ook die puntdig deur P As nou die hoofgedig jonger is as VondelsPoesy deel II dan is sooveel te meer dit die geval met die toevoegsels1)WaaromVondel Brandt lsquobekevenrsquo het bly dus onbekendWat egter wel waarskynlik

is volgens Dr Jonckbloet is dat P van die toeskrif dieselfde is as P van dieVoor-reeden Dit sou dan bevestig word deur n puntdig van 1650 aan Brandttoegeskryf en onderteekend met die woord lsquoPrudenter2)Nou volg daar beskouinge oor Brandt se lijkrede op Hooft waarin Jonckbloet in

die nie noem van Vondel se naam ens n gewilde belediging siet van die sy vanBrandt3)In 1651 vind Jonckbloet weer n heimlike aanval van Brandt op Vondel in n

anonieme bundel waarvan Brandt vermoedelik die uitgewer was VerscheydeNederduitsche Gedichten Hierin tref ons nie alleen Westerbaen se Kracht desGeloofs opnuut aan nie maar ook n gedig op die dood van Koning Hendrik dieGroote van Frankryk soos dit verskyn het in Vondels Poesy Deel II in 1647 metsestien anti-katolieke reeumlls aan die end en nie soos dit in Vondel se gedigte in 1622en weer in 1650 minus die sestien reeumlls gestaan het nie4)

1) Kon toch ook elders gedrukt zijn [Red]2) Van belang is wat Prof Te Winkel in hierdie verband meedeel Die P staat vermoedelik vir

lsquoProtestantrsquo teenoor RC lsquoRoomsch Catholiekrsquo waarmee Vondel sy narede op lsquoGrotiusTestamentrsquo onderteken Dit het dus niks uit te staan met Brandt se hipotetiese pseudoniemPrudenter (vgl Ontwikkelingsgang II bl 176-178)

3) Oor hierdie kwessie vgl Matthes G Brandt Het Leven van PC Hooft en De Lijkreeden blss91 en 100-101 en Leendertz Vondels Leven en Kunst-ontwikkeling blss 140-143

4) Ook in 1610 was die gedig verskijn dog hierdie druk is nie teruggevind nie Het die 16 reelsmiskien daarin gestaan (vgl Te Winkel Ontwikkelidgsgang bl 176-8)

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

314

Daar ontstaan egter geen onmiddellike breuk In 1652 maak Vondel nog n lofliedop Brandt se Bruid Susanna van Baerle en in 1654 skryf Brandt n verklaring afvan enige van Vondel se hekeldigte uit die digter se eie mond1)In 1676 krij Brandt nogmaals inligting van Vondel omtrent sy Hekeldigte Die

breuk wat Jonckbloet aanneem moet dus waarskynlik tussen 1654 en 1676 gesoekwordHoe moet mens jou dit voorstel lsquoIk stel my de zaak zoo voorrsquo secirc Jonckbloet lsquoHet

beter ik was eindelik bij Brandt boven gekomen hij schaamde zich zijnerdubbelhartigheid had er berouw over en bekende toen aan Vondel wat er wasgebeurd Ligt het nu niet geheel in Vondels karakter om vertoornd te zijn meer nogover de huichelarij dan over de kwaadaardige aanvallen Dat hij niets meer vanBrandt wilde weten hem zijn huis verbood zal geen verwondering baren en datdit lang duurde nog minder daar Brandt zelf getuigt (p 106) ldquodat hij t misnoegeneens opgevat langzaam afleicirc en het gewaande ongelijk niet licht vergatrsquoDie konfessie van Brandt sou dan plaas gevind het lsquona 1654 misschien wel na

1657 wellicht omstreeks 1665rsquo In 1657 verskyn naamlik Brandt se boekie Verlaetuw eigen Vergadering niet2) en in 1665 sy gedig lsquoDe Vreedzame ChristenrsquoDis wel opmerklik hoe Jonckbloet deur die steeds weer opduikende bewyse van

min of meer vertrouelike omgang tussen Vondel en Brandt deur die jare heengedwing word om die lsquobreukrsquo al verder en verder van die jaar 1647 af weg te skuifen die tussentijdperk te oorbrug deur vir Brandt n rol van aartsveinsaard teveronderstelWat die hoofsaak betref is daar sedert die opstel van Jonckbloet weinig nuwe lig

oor die Brandt-Vondel-kwessie opgegaan

1) Penon Hist en Bibl Hekeldigten bl 1802) Waaraan Vondel hom in dieacute werkie moes erg soos Jonckbloet op bl 50 van sy artiekel

aanneem is my n raaisel Geen woord daar oor Katolieke geen woord oor Vondel Inteendeeln felle aanval op Vondel se ou vyande die Contra-Remonstrante sien daar die inhoud HetJonckbloet die boekie wel gelees

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

315

Kalff1) ag Brandt se outeurskap van die Voor-reeden waarskynlik Te Winkel2) enLeendertz3) neem dit altwee aan praat ook van die lsquolaagheidrsquo en dubbelsinnigheidvan Brandt in die jare wat daarop volg Die opvatting van Jonckbloet in sake die rolvan Brandt skyn dus so min of meer die algemeen geaksepteerne vandagMaar wat vertel Brandt ons nou in werklikheid self omtrent sy rol Die vraag is

van belang want teenoor die skrale gegewens van buite of moet hier juist Brandtse eie woorde as vernaamste bewysgrond geld Dieacute feit het Dr Jonckbloet egtersoos later sal blijk nie na waarde geskat nieIn die eerste plek moet daar met nadruk op gewys word dat Brandt se eie woorde

ons geensins die reg gee om in hom die samesteller en uitgewer van die bundelvan 1647 te sien nie al soumens ook al moet aanneem dat hy wel terdeecirc die skrywervan die voorrede was Van die voorrede en van die bundel praat hy in die Levenvan Vondel as van twee aparte sake4) Vondel sou graag wou geweet het wie dieskrywer van die voorrede was dit was dieacute lsquojongeling van twintig jaarenrsquo Van dieversamelaars van die gedigte praat hy egter as van lsquomenrsquoHierdie opvatting nl dat Brandt alleenlik vir die voorrede verantwoordelik was

word verder gesteun deur wat hij in die inleiding tot sy uitgaaf van Vondel se poeumlsieby Leonard Strik te Franeker skryf Hier lui dit lsquoMaar dat tweede deel was den dichterniet weinig tegens den borst soo om sommige Hekeldichten die hij voor de zijnenoch niet dorst erkennen als omdat de drukker uit onkunde of baetzucht om denhoop te vermeeren etlijcke rijmen daartusschen schikte van anderen gedicht enzijnen naam onwaardigrsquo Die bundel was - dit word in dieselfde voorrede vermeld -deur enige lsquokunst-

1) Studieumln Nederl Dichters der XVIIe Eeuw bl 392) Ontwikkelingsgang II bl 176-783) Leven van Vondel bl 2604) Verwijs Brandts Lev vV bls 72 reeumlls 6-10 en bls 72 reeumll 17-73 reeumll 9

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

316

minnaarsrsquo saamgestel Die lsquokunstminnaarsrsquo dus en die drukker was verantwoordelikvir die inhoud van die bundel en tog beweer Dr Jonckbloet sonder blik of bloos datBrandt die bundel lsquobezorgdersquoBrandt het later sy leedwese te kenne gegee nie oor die inhoud van die

versameling van 1647 nie maar wel oor die lsquoVoor-reedenrsquo of om juister te weesoor die skerpte daarvan lsquoHet was hem leed dat hy zulk n vermaard man zooschendig1) hadt doorgestrekenrsquo Ook hierdie apologie teken die verhouding waarinBrandt tot Vondels Poezy Deel II gestaan het Hy was verantwoordelik vir dieinleiding maar ander vir die inhoud van die bundelEn nou die lsquobreukrsquo-geschiedenis naas die ipsissima verba van Brandt self Dit is

in n passage oor Vondel as krietikus waar hy sij eie wedervaringe met die digteskets Na eers met sitate Vondel se kritiek meegedeel te hecirc oor die werk van HooftHuijgens Anslo De Decker Vollenhove en Antonides kom hij tot sij eie werk metdie vroeeumlr reeds aangehaalde woorde lsquoVan Geeraardt Brandt sprak hij weleer tenaanzien van de gedichten zijner jeugd en de lijkreeden op den Drost Hooft met lofen gunst daar men eenigh blyk van vindt in Ansloos vaarzen op de lykreede gedichtDoch de verscheidenheit van Godsdienst en eenigh ander verschil elders gemeldtveroorzaakte sedert wat verwijdering vermindering van genegenheit en eenlangdurich zwijgen2) tot dat doude liefde toen hem Brandt in zynen hoogenouderdom somtijds bezocht weer boven quam en dat men hem bijkans in t eindezijns levens noch hoorde zeggen Brandt is een goede Epigrammist dat sByschrift-schrijver ziende op zyn korte dichten afbeeldingen en grafschriftenrsquoKortliks secirc Brandt dus hier lsquoIn die begin het Vondel my werk geprys later gaat

hy daaroor swyg in sy houmle

1) Onder lsquoschendigrsquo verstaan ek lsquoschendendrsquo lsquogrievendrsquo en nie lsquoschandelijkrsquo soos Verwijs nie2) Dws oor Brandt se werk

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

317

ouderdom prijs hy dit weerrsquo Van n lsquobreukrsquo soos Jonckbloet veronderstel is hiergeen sprake Die lsquolangdurigh zwygenrsquo van die krietikus Vondel is die gevolg vanlsquowat1) verwijderingrsquo en lsquovermindering van genegenheitrsquo En dit weer vloei voort uitgodsdiensverskil ensDeur te onderstreep het ek al reeds die aandag daarop gevestig dat hier geen

sprake is van n algehele verwijdering of verlies van geneentheid nie slegs n sekeremate daarvan dus ook geen breuk In hulle verband geneem kan die woorde moeilikdui op die mekaar-nie-meer-spreek van twee vyande vanwie die een die anderpasseer sonder n groet Die lsquolangdurigh zwygenrsquo sien op die krietikus En tog praatJonckbloet van n breuk ja selfs van n Brandt-sy-huis-ontsecirc van die kant vanVondelVondel is dus minder op die jonge Brandt gestel as pas na die eerste

kennismaking Kort na die lykrede op Hooft het dit skynbaar al begin Het Brandtdaartoe aanleiding gegee deur een of ander onvriendelike daad waarop Vondel sebekoeling gevolg het Dis natuurlik wel moontlik maar daar bestaat mi neenvoudiger verklaring Miskien moet ons die saak so voorstel Vondel het in diebegin die jong Brandt tot hom gehaal hy het n swak vir jong digters gehad2) Volywer in die diens van sy nuwe geloof wou Vondel ook ander daarvoor win lsquohijtrachtte al zijn vrienden te bekeerenrsquo Wat hy gedink het van Protestantisme het dieman van die hekeldigte seker nie onder stoele en banke gesteek me Aan die anderkant het die jong teologant Brandt hom ook seker nie alles laat gesecirc nie in eie oeumlhet hij miskien alle veel beter geweet as die gryse digter die mense het die skrijwervan die Veinsende Torquatus en die Lijkreeden n bietje oor die perd getel Hullehet dus aan die redeneer

1) Jonckbloet doen asof die woordje lsquowatrsquo hier heeltemal nie staan nie en slaan maar deur lsquoDeldquoverwijderingrdquo d w z de verbolgenheid van Vondelrsquo (bl 58 vgl ook bls 57 reeumlls 29-30)

2) vgl Leven van Vondel bl 104-6

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

318

geraak Maar veel geredetwis zonder vatbaarheid vir oortuiging maak beu van dieonderwerp en van die persoon Vondel het weldra genoeg gehad van die jong snuitermet sy poeumlsie inkluis word koel is selfs gereed om lsquoop verkeerd aanbrengenrsquo dieJongeling lsquotonrecht en scherprsquo te bekyf Die eerste entoesiasme was verdwynBrandt se predikant word was seker nie geskik om die twee manne meer simpatiekvir mekaar te maak nie van Vollenhove het Vondel gesecirc lsquoDaar is een groot licht inde man maar jammer dat hy een Predikant isrsquo Daar was lsquowat verwijdering envermindering van genegenheitrsquo maar dat daar geen lsquobreukrsquo was daarvan getuig diebewyse van vertrouelike omgang deur die jare heen waarvan ek reeds vroeeumlr gewaggemaak het Hulle het mekaar leer ken as stryers vir teenoorgestelde beginsels dielsquoverscheidenheit van Godtsdienstrsquo was wel degelik n beletsel maar Brandt sebewondering vir Vondel se kuns bly die skakel wat hulle bindDit bevreemd eintlik dat daar op hierdie feite nog nie eerder gelet is nie Nou dat

dit egter geblyk het - en ek meen dit staan daar duidelik vir wie maar wil lees - datdie verkoeling eintlik van Vondel se kant begint het en dit heel vroeg al is die teorieook nie langer meer houbaar dat die lsquodubsinnigersquo Brandt hom jaar en dag bly bedienhet van die niks vermoedende vriendskap van die goeie VondelDog Brandt vertel nog meer omtrent die lsquoverskilrsquo hier is daar egter ook weer nie

op gelet nie Nadat hy in die woorde flus aangehaal1) sy eie ervaringe met die kritiekvan Vondel meegedeel het vertel hy nog ewentjies in n paar sinne hoe hoog Vondeldie jong Moonen geprys het Dan heet dit lsquoZommigen leiden hem te last dat hijsomtijds luiden prees en in zijne gedichten hoogh zette die des onwaardig waarenMaar hy antwoordde lsquoMen heeft mij diets gemaakt dat ze zoodanigh waaren mijnlichtgeloovigheit2)

1) Brandts Leven van Vondel (Verwijs) bl 105 (onderaan) - 1062) Ek kursiveer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

319

heeft my bedroogenrsquo En dan by wyse van teeumlstelling nog vol van sy eie geval sonet vertel vervolg Brandt lsquoOok gingh hem na dat hy t misnoegen eens opgevatlangsaam afleicircʻ en t gewaande1) ongelijk niet licht vergatrsquo Is dit nie klaar as die dagnie dat Brandt hier denk aan lsquoeen jongeling van twintig jaaren dien hij (Vondel) opverkeerd aanbrengen tonrecht en scherp had bekevenrsquo en vir wie hy tot in sy hoeumlouderdom weens hierdie lsquovermeende ongelykrsquo koel-koel bly behandel Dat Brandtna hierdie berispinh en Vondel se halstarrige weieumlring om in sij onskuld te geloofdie berugte lsquovoorreedenrsquo kon gaan skrijf is lig begrijplik Onbegrijplik is egter hoeJonckbloet ter motivering van n lsquobreukrsquo volgende op n konfessie van n ongelykwaaroor die gras van jare al gegroei was hierdie woorde kon gaan aanhaal nl datVondel lsquot misnoegen eens opgevat langsaam afleicirc en t gewaande (sic) ongelijkniet licht vergatrsquo

DealesvilleSJ DU TOIT

1) Ek kursiveer

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

320

Kleine mededeelingen

138 Lijkwade = lijkwaas

Prof J Vercoullie had (Tijdschrift 44 blz 320) nog een derden bewijsgrond kunnenaanvoerenLedegancks woorden zijn ontleend aan een bard van Albion waarmede is bedoeld

Byron en deze spreekt in the Giaour reg 76 (iemand beter bekendmet de Engelscheletterkunde dan ik had de welwillendheid mij de plaats aan te wijzen) van thelangour of the placid cheek Dit langour kan niet vertaald worden door lijkwadedesnoods wel door lijkwaas

C BAKE

139 Pinte en Sproete als draagsters

Prof JW Muller Critische Commentaar op Van den Vos Reinaerde blz 173 heefter op gewezen dat Pinte en Sproete geen hanen maar hennen zijn Cantaert enCrayaut zijn hanen lsquoals statige rouw- en fakkeldragers naast (evenals Cantecleervoacuteoacuter) de baar gaande terwijl - naar de zede van dieren en lagere menschenrassen- de twee gezustershennen met het zware ldquohandrdquo werk van het dragen der baarbelast zijnrsquoIk wijs er op dat het nu nog in Hontenisse (en misschien elders) in ons

Zeeuwsch-Vlaanderen gewoonte is dat de baar van een meisje gedragen wordtdoor enige meisjes van het dorp die van een jongen door enige dorpsjongens

J GREIDANUS

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Jaargang 45

Page 5: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 6: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 7: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 8: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 9: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 10: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 11: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 12: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 13: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 14: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 15: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 16: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 17: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 18: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 19: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 20: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 21: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 22: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 23: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 24: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 25: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 26: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 27: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 28: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 29: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 30: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 31: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 32: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 33: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 34: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 35: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 36: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 37: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 38: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 39: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 40: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 41: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 42: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 43: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 44: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 45: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 46: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 47: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 48: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 49: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 50: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 51: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 52: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 53: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 54: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 55: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 56: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 57: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 58: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 59: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 60: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 61: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 62: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 63: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 64: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 65: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 66: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 67: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 68: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 69: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 70: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 71: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 72: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 73: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 74: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 75: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 76: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 77: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 78: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 79: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 80: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 81: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 82: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 83: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 84: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 85: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 86: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 87: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 88: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 89: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 90: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 91: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 92: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 93: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 94: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 95: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 96: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 97: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 98: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 99: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 100: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 101: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 102: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 103: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 104: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 105: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 106: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 107: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 108: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 109: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 110: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 111: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 112: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 113: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 114: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 115: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 116: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 117: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 118: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 119: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 120: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 121: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 122: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 123: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 124: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 125: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 126: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 127: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 128: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 129: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 130: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 131: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 132: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 133: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 134: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 135: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 136: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 137: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 138: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 139: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 140: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 141: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 142: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 143: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 144: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 145: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 146: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 147: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 148: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 149: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 150: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 151: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 152: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 153: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 154: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 155: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 156: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 157: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 158: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 159: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 160: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 161: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 162: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 163: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 164: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 165: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 166: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 167: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 168: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 169: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 170: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 171: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 172: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 173: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 174: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 175: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 176: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 177: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 178: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 179: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 180: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 181: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 182: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 183: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 184: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 185: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 186: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 187: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 188: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 189: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 190: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 191: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 192: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 193: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 194: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 195: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 196: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 197: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 198: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 199: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 200: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 201: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 202: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 203: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 204: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 205: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 206: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 207: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 208: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 209: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 210: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 211: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 212: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 213: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 214: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 215: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 216: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 217: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 218: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 219: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 220: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 221: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 222: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 223: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 224: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 225: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 226: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 227: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 228: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 229: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 230: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 231: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 232: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 233: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 234: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 235: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 236: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 237: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 238: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 239: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 240: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 241: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 242: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 243: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 244: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 245: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 246: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 247: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 248: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 249: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 250: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 251: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 252: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 253: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 254: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 255: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 256: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 257: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 258: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 259: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 260: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 261: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 262: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 263: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 264: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 265: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 266: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 267: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 268: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 269: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 270: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 271: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 272: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 273: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 274: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 275: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 276: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 277: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 278: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 279: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 280: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 281: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 282: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 283: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 284: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 285: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 286: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 287: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 288: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 289: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 290: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 291: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 292: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 293: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 294: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 295: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 296: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 297: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 298: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 299: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 300: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 301: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 302: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 303: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 304: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 305: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 306: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 307: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 308: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 309: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 310: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 311: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 312: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 313: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 314: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 315: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 316: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 317: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 318: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 319: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 320: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 321: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 322: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 323: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45
Page 324: TijdschriftvoorNederlandseTaal-en Letterkunde.Jaargang45