Taalkunde eindopdracht

25
1 Taalkunde eindopdracht Taalkunde eindopdracht Verkennen van taal, periode A Cursusjaar 1 Alberto Munoz Torres Studentnummer: 1596113 Docent: Karin Haan

Transcript of Taalkunde eindopdracht

Page 1: Taalkunde eindopdracht

1 Taalkunde eindopdracht

Taalkunde eindopdrachtVerkennen van taal, periode A

Cursusjaar 1

Alberto Munoz TorresStudentnummer: 1596113Docent: Karin Haan

Page 2: Taalkunde eindopdracht

2 Taalkunde eindopdracht

Inhoudsopgave:

1. Opdracht A: Taal en communicatie pag 32. Opdrachten C en B: Taalvariatie pag 43. Opdrachten D en E: Taalverwerving pag 54. Opdrachten F en G: Taalverandering pag 65. Opdrachten H en I: Pragmatiek pag 76. Opdracht J: Semantiek pag 87. Opdrachten K en L: Grammatica pag 98. Nawoord pag 10

Page 3: Taalkunde eindopdracht

3 Taalkunde eindopdracht

1. Opdracht A: Taal en communicatieA. Zoek informatie over gebarentaal en schrijf een verslag van ongeveer 500

woorden waarin je uitegt op welke manier de in dit hoofdstuk besproken kenmerken van gesproken taal ook gelden voor gebarentaal.

De eerste kenmerk van gesproken taal die ook in het gebarentaal voorkomt, is de productiviteit, dus het vormen van nieuwe, nog niet bestaande woorden en zinnen. Dat blijkt uit de werk die William Stokoe deed met de Amerikaanse gebarentaal. Hij toonde aan dat er bouwstenen bestonden in het gebarentaal die volgens bepaalde regels en gecombineerd met elkaar tot andere gebaren leiden. Het blijkt ook dat gebarentaal maakt gebruik van hetzelfde hersensgebied die gesproken taal doet.

De tweede kenmerk van gesproken taal die overeenkomt met het gebaren taal is het culterele transmissie. Tot nu toe is er geen sprake van dove families, maar het leren van het gebaren taal word doorgegeven van generatie tot generatie. Er worden steeds meer scholen beschikbaar voor dove mensen en meer mogelijkheden voor deze. Er worden ook opleidingen om het gebaren taal te leren en te kunnen vertalen op deze nieuwe scholen zodat de dove kinderen ook ooit een opleiding kunnen doen.

Een andere kenmerk die overeenkomt met het gesproken taal is de signaal, dus een hoorbaar of zichtbaar gedrag dat een boodschap overdraagt. Eigenlijk het gebarentaal is opgebouwd alleen maar van zichtbare signalen die een bepaalde betekenis hebben en die gecombineerd een zin kunnen vormen. Doordat het gebaren taal manueel- visueel wordt getoond hebben ze een unieke eigenschap, ze zijn vierdimensionaal, dat betekent dat er wordt zowel gebruik van de driedimensionale ruimte als van de tijdsdimensie.

We spreken bij het gebaren taal ook over het gearticuleerdheid, dus dat een zin uit onderdelen bestaat en deze hebben zelf een bepaalde betekenis tegelijkertijd. Net als woorden in gesproken talen zijn opgebouwd uit klanken, zijn gebaren in het gebaren taal opgebouwd uit kleinere onderdelen. Het wordt gezegd dat gebaren opgebouwd zijn uit vijf onderdelen:

De plaats voor of op het lichaam waar het gebaar wordt gemaakt De handvorm De richting waarin de handpalm en de vingers wijzen De beweging die de handen maken (bijv. draaiend, op/neer,

slaand/strijkend) Het non-manuele deel (lipbeweging, gezichtsuitdrukking of lichaamstaal)

Page 4: Taalkunde eindopdracht

4 Taalkunde eindopdracht

Ook de fonetiek kunnen we zeggen dat overeenkomt met het gebarentaal. De fonetiek is de studie van spreken en verstaan. Dat kunnen we zeggen dat er overeenkomt met het leren van de gebaren en die te kunnen combineren en de gebaren te leren verstaan. Tot nu toe zoals we al zeiden is er geen sprake van dove families die aan de kinderen het gebaren taal doorgeven maar er is wel merkbaar een ontwikkeling om dove mensen te stimuleren om de taal te gaan leren. Daardoor wordt er heel veel studie gemaakt om de regels en grammatica universeel te maken.

De laatste kenmerk die heel belangrijk in onze taal is en die ook overeenkomt met het gebaren taal is de verplaatsing, dus de mogelijkheid om over zaken te praten buiten de plaats en tijd waarop ze plaatsvinden. Er is nog veel te doen aan deze deel van het communiceren bij gebarentaal maar langzamerhand wordt ondergezocht en ontwikkelt. Het wordt in ieder geval langzamerhand regels gemaakt om de verleden tijd om een toekomstige tijd in te stellen.

Bromvermelding: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gebarentaal Hoofdstuk 1 taal en communicatie

Taalkunde van Hans Hulsof (Amsterdam university press)

Page 5: Taalkunde eindopdracht

5 Taalkunde eindopdracht

2. Opdracht B en C: TaalvariatieB. Is het Catalaans terecht een taal?

Het Catalaans is terecht een taal door verschillende redenen, maar ik zal de belangrijkste vier uitwerken.

De eerste reden is dat toen het Latijns in Spanje kwam creëert 4 verschillende talen. Dat zijn de galaico-portugues, leones, aragones en Catalaans, van de rechte kant tot de linker kant. De castiliaans begin zich te verspreiden vanuit Santander, dat betekent dat er geen contact had met de Catalaans en daardoor is er geen invloed van het castiliaans in het Catalaans in een eerste instantie. Later wordt geprobeerd om het Catalaans te verwijderen en daardoor is er wat invloed van het castiliaans op het Catalaans.

De tweede reden is het oorsprong van het Catalaans. Castiliaans en Catalaans zijn beide oorspronkelijk van het Latijns maar terwijl het castiliaans van het aragones vandaan komt is het Catalaans oorspronkelijk van het “provenzal”. Dus we kunnen het Catalaans noemen een taal doordat zich ontwikkelt heeft via een andere taak van het Latijns.

De derde reden is de grammatica. Het Catalaans door de hierboven redenen heeft een eigen grammatica ontwikkelt en is daardoor een unieke taal ontstaan.

De vierde reden is de literatuur ontwikkeling. Het Catalaans heeft zijn eigen vorm van het schrijven. Dus het Catalaans heeft zijn eigen regels om het te schrijven dat noemen ze een “norma culta”. Daardoor mogen we zeggen dat een taal is.

Bronvermelding:Mijn vader ( profesor de lengua y literatura)

C. Geef een voorbeeld van woorden met een bestaande betekenis, die in jongerentaal een andere betekenis hebben gekregen.In het jongerentaal in spanje gebruik men veel het woord “guapo” die mooi betekent om te zeggen dat iets leuk is, net als in het nederlands dat “ vet” ook leuk kan betekenen. Andere voorbeeld er van is “perro” dat betekent lui er wordt ook “zorra” gebruikt om iemand slet te noemen. De echte betekenis van perro is hond een zorra is de vrouwelijke vos.Bronvermelding:Mijn eigen jongerentaal in spanje

Page 6: Taalkunde eindopdracht

6 Taalkunde eindopdracht

3. Opdracht D en E: TaalverwervingD. Taalportfolio aanmaken op www.europeestaalportfolio.nl . Bewijs opnemen in

eindproduct. Uitgebreide taalbiografie opnemen.Hierbij de link waar mijn portfolio kan vinden:- http://mijn.europeestaalportfolio.nl/TaalPortfolio/show.do?

ctx=1032331,10614&anav=1209561

Taalbiografie:

Mijn moedertaal is het Spaans, hierna heb ik ook Italiaans, Nederlands en Engels geleerd. Ik heb tot mijn vijftiende in Spanje gewoon en tot 4 E.S.O gestudeerd wat gelijk staat aan 4 VWO.

Toen ben ik in Nederland gekomen en ik ben naar een klas waar je Nederlands elke dag kreeg gegaan. Dat heb ik voor een jaar gedaan waardoor ik Nederlands heb geleerd, we kunne zeggen dat ik Nederlands successief heb geleerd, aangezien dat ik mijn tweede taal na de negen jaar begon te leren.

Het Engels heb ik geleerd vooral op school in Nederland en ook door het willen spreken heb ik bij mij zelf heel veel gedaan zoals heel veel films in het Engels gezien of door heel veel muziek te luisteren en de lyrics daarvan te zoeken.

Tegelijkertijd heb ik ook Italiaans leren praten, aangezien dat ik nooit geleerd heb hoe het te schrijven. Het kwam doordat ik veel Italiaans vrienden heb met wie ik heel veel tijd doorbracht elke dag. Hierdoor heb ik het taal geleerd, het was een “poverty of stimulus” situatie waar heel veel keer, de enige Spaanse jongen was en waardoor je gedwongen was om Italiaans te spreken.

In het begin toen ik hier kwam had ik veel interferentie doordat ik naast Spaans ook Italiaans en Nederlands begon te praten. Na een tijdje heb ik beide talen ook verbeterd en leren weten wanneer en in wat voor situatie moest ik ze spreken waardoor de interferentie is genezen. Nu is het wel normaal dat ik aan codewisseling doe, dus de talen door elkaar te praten bijv. als je een woord mis in het Spaans maar je kan wel in het Nederlands zeggen of andersom.

Ten slotte zou ik zeggen dat dankzij dat ik Nederlands heb geleerd, mijn hersenen zijn geopend om andere talen te leren, vooral door een nieuwe grammatica te leren, zelfs door een nieuwe cultuur te leren kennen.

E. Maak een interview met iemand die twee/meertalig is.

We zitten hier met Tari Sassen, een jongen die 21 is en die tweetalig is. We willen weten welke talen kan hij spreken en hoe heeft hij die geleerd. Het is natuurlijk heel voorkomend deze mensen in Nederland, maar hoe is het alles

Page 7: Taalkunde eindopdracht

7 Taalkunde eindopdracht

gebeurt? Heeft het leren van een taal een bepaalde proces?. Dat zullen we ontdekken aan de hand van wat hij zal ons vertellen.Hallo Tari,

Ben jij tweetalig? Ja, ik ben tweetalig. Welke talen ken je? Ik spreek Spaans en ik spreek Nederlands . Kan je ook nog andere talen die je niet zo goed praat maar wel redelijk?

Ja Engels kan ik ook wel spreken, Frans wel losse zinnen en woordjes en ook een beetje Duits maar heel slecht.

Hoe heb je Spaans geleerd? Ik heb het als moedertaal geleerd. Tot mijn vijfde ben ik in Colombia naar school gegaan en thuis spreek ik Spaans, zo heb ik het geleerd.

En Nederlands? Toen ik vijf was heb ik een jaar er over gedaan om de taal te leren kennen en te leren begrijpen. Ja tot nu toe spreek ik het.

En Engels? Heb ik ook op school geleerd. Ook in Colombia? Nee, in Colombia heb ik geen Engels geleerd. Hoe was het die proces van het leren van Spaans? Spaans was het

natuurlijk anders, het was meer door de basisschool en door het praten met mijn ouders en mensen om me heen en dat tor mijn vijfde.

En Nederlands? Ja met het Nederlands was het niet een baby proces maar het leren van woorden en zinnen kunnen maken.

Heb je het simultaan of successieve geleerd? Ik denk dat ik simultaan heb geleerd omdat mijn capaciteit als kind om een nieuwe taal te leren nog geschikt was om het te doen, maar eigenlijk was het ook successieve doordat ik nadat ik Spaans had geleerd heb ik Nederlands geleerd.

Heb je last gehad met interferentie? Ja, vooral aan het begin had ik het niet veel maar nu wel met mijn moeder, doordat ik op school ben of op werk en veel woorden komen niet meer uit in het Spaans en dan zeg ik het onbewust in het Nederlands of ik probeer die woord dan uit te beelden om het begrijpelijk te maken voor haar.

Doe je het ook veel aan codewisseling? Ja, heel veel. Laatste tijd meng ik alles door elkaar Spaans, Nederlands en Engels.

Zou je een voorbeeld kunnen geven? Ja, bijvoorbeeld als me moeder vraag van wat voor gerecht heb je gemaakt op werk, dan weet ik dus niet wat het gerecht is maar dan zeg ik “hice un voorgerecht con carne”, zo probeer ik dus het duidelijk te maken.

Spreek je wel met accent? Ja Zowel Nederlands als Spaans? Nederlands spreek ik met ABN met een

stukje Amsterdams en Spaans spreek ik natuurlijk met een Colombiaanse accent.

Hoe is je taalattitude? Dat is heel verschillend. Tegen mijn ouders praat ik anders dan met mijn vrienden praat in het Nederlands en Spaans praat ik

Page 8: Taalkunde eindopdracht

8 Taalkunde eindopdracht

het ook anders tegen mijn moeder dan als ik met me klasgenoten van nu praat. En daar probeer ik me zo goed mogelijk aan te passen, dus informeel en formeel goed uit elkaar te halen.

We kunnen trekken als conclusie trekken 2 dingen, ten eerste dat als je klein bent leer je het sneller en op een andere manier dan als je ouder dan 7 jaar ongeveer bent. Ten tweede kunnen we zeggen dat door het leren van twee talen in een successieve of simultane proces, krijg je altijd last van interferentie en codewisseling.

Bronvermelding:

http://www.carrieretijger.nl/functioneren/communiceren/mondeling/ modellen/interview

Page 9: Taalkunde eindopdracht

9 Taalkunde eindopdracht

4. Opdracht F en G: TaalveranderingF. Maak een soortgelijk overzichtje met woorden uit de streektalen van Spanje.

Spaans Mucho Caerse CuatroGalicisch moito Caerse Catro Catalaans Molt Caure QuatreAranees Fòrça Quèr-se Quate Asturisch muxo aballarse Cuatru Aragonees Muito Cayer-se Cuatro

Beschrijving: Je merkt dat alle woorden oorspronkelijk zijn van een gemeenschapelijke taal doordat ze op elkaar lijken. Ze komen allemaal uit het latijns. Er zijn wel een paar wordjes die niet op de rest lijken, dat zijn Fòrça en aballarse. Dat kan gebeuren door een word in te voegen van andere taal in hun eigen taal.Bronvermelding:

http://oesi.cervantes.es/traduccionAutomatica.html http://traductor.gencat.cat/text.do http://www.narceadigital.com/castellano-asturiano.html http://www.clannac.com/dizionario/sauto.php

G. Zoek 10 Spaanse woorden op in een etymologisch woordenboek en geef aan wat je hebt gevonden.1. Magnolia: El nombre de la planta (y de la flor) es un homenaje al médico y

botánico francés Pierre Magnol (1638-1715), que la introdujo en Europa.2. Mierda: Viene del latín "merda", atestiguada por autoridades como Horacio y

Fedro, aunque su origen remoto en esta lengua es oscuro, o sea, desconocido. Ya en su origen significaba excremento, fiemo, estiércol. El proceso por el que ha llegado a ser "mierda" en español es bien sencillo. La e de la primera sílaba latina era breve, o sea, corta, y estas vocales breves en su paso a la lengua romance diptongaron. Como ejemplo, "ovus" dio huevo (e breve<ie, o breve<ue).

3. Aguja: Aguja deriva de la forma del latín vulgar acucula ‘aguja’, diminutivo del latín clásico acus ‘aguja’.

4. Guerra: Cuando se desata una guerra, al iniciarse la batalla esta se inicia con un grito y las transcripciones para ese grito serian “woa” “guaha” con directa alusión al ingles war.Guerra deriva del termino itálico guerra a su vez del germanico werra o wirre por cosa de transcripciones.

5. Almohada: Es una de las palabras de origen árabe --más de cuatro mil-- que enriquecieron el castellano durante la Edad Media. Proviene del árabe hispánico almuhadda y éste, del árabe clásico mihaddah, cuyo núcleo es hadd

Page 10: Taalkunde eindopdracht

10 Taalkunde eindopdracht

‘mejilla’. De manera que almohada es, literalmente, ‘colchoncillo para reclinar la mejilla’.

6. Izquierdo: Una de las palabras más antiguas de nuestro idioma, previa no sólo al español, sino al propio latín, pues se supone que proviene de una lengua ibérica de la región de los Pirineos, anterior a la llegada de los romanos.En español aparece registrada en 1117 como exquerdo y coincide con el portugués esquerdo, con el gascón esquerr o quer; también con esquer, esquerra en la lengua provenzal de Oc y con ezquerr en vasco.Izquierda no se refiere sólo a uno de los lados del cuerpo, el siniestro*, sino también al conjunto de las tendencias políticas generalmente calificadas como ‘progresistas’ o como ‘radicales’. Eso se debe a que en la Asamblea Constituyente que se formó en Francia después de la Revolución francesa, los constituyentes más radicales, los girondinos, que propugnaban la transformación de la monarquía constitucional en una república federal, se sentaban en el ala izquierda del hemiciclo legislativo.

7. Alumno: Se puede decir que un alumno es ‘alguien que se está alimentando de conocimientos’, y ése es, precisamente, el significado etimológico de la palabra. En efecto, en latín alumnus era un antiguo participio pasivo del verbo alere, que significaba ‘alimentar’.Tácito llamó alumnus legionem a los jóvenes que se habían criado en las legiones y alumnus fluminis a los que habitaban en la margen de un río, o sea, se alimentaban del río. Cicerón, un siglo antes de Tácito, llamaba alumnus disciplinæ meæ a los ‘alumnos de su doctrina’, a sus discípulos. Y el poeta Prudencio usaba alumnus grex ‘rebaño de alumnos’, literalmente, para designar a un grupo de estudiantes.

8. Bicicleta: Proviene de la palabra griega kyklos ‘círculo’, ‘objeto circular’, a través del latín tardío cyclos. Con esta palabra y el prefijo latino bi- que significa dos, se formó la voz inglesa bicycle, que pasó al francés sin cambios, aunque muy pronto los franceses prefirieron adoptar su diminutivo, bicyclette. Esta forma fue adaptada a bicicleta por el español, el portugués, el catalán y el rumano.

9. Lámpara: En español antiguo se decía lámpada, así como aún hoy se dice lâmpada en portugués. Proviene del acusativo latino lampada ‘antorcha’, que se deriva del griego lampás, proveniente del verbo lampein ‘brillar’, ‘resplandecer’.

10. Almacén: La palabra almacén es de origen árabe. Viene de “Al Majzan”. Al quiere decir “el” y majzan, “deposito”. Es interesante notar que la palabra “magazine” (revista) también viene de “majzan”. Su primer uso fue en 1731 y era para el nombre de una publicación periódica de listas del contenido de almacenes militares.

Bronvermelding:

Page 11: Taalkunde eindopdracht

11 Taalkunde eindopdracht

http://www.elcastellano.org/palabra.php http://www.todoexpertos.com/categorias/humanidades/lengua/respuestas/

1401/etimologia-de-la-palabra-mier http://www.ictioterm.es/nombre_vernaculo.php?nv=8 http://etimologias.dechile.net

Page 12: Taalkunde eindopdracht

12 Taalkunde eindopdracht

5. Opdracht H en I: PragmatiekH. Nederlanders zijn in het buitenland dus niet altijd beleefd genoeg. Betekent dit

dat ze onbeleefd zijn? En hoe zit dat met de bevolking van andere landen?Nee dat betekent niet dat se onbeleefd zijn. Beleefd zijn is heel verschillend en afhankelijk van de cultuur. Nederlanders worden in het buitenland beschouwt als onbeleefd gezien doordat ze gewend zijn om heel direct te zijn, wel in een positieve manier, maar bijvoorbeeld voor iemand die in Spanje woont, het direct te zijn op de manier die een Nederland doet is het heel onbeleefd. Integendeel is een Nederlander meer beleefd dan een Spanjaard op werk. Nederlanders kunnen zich beter passen aan de situaties, als ze op werk zijn weten ze dat de cliënt op zijn gemak moet voelen terwijl een Spanjaard heel vervelend vindt om achter een bureau te zitten en meer onbeleefd kan zijn dan een Nederlander. Ten slotte kunnen we concluderen met het feit dat het woord beleefdheid en onbeleefdheid heel verschillend kan zijn afhankelijk van waar je bent. Dus beleefdheid verschil per cultuur en persoon. Het heeft ook een stukje te maken met de opvoeding die een persoon krijgt.

I. Analyse van gesprekken: Bekijk een Spaanstalige film en analyseer twee gesprekken. Wie praten er? Wanneer en hoe?.Ik ga twee gesprekken analyseren uit de film van “The hangover” of in het spaans “Resacon en las Vegas”.Eerste gesprek wordt uitgevoerd aan het begin van het film tussen de beste vriend van Doug die heet Phil en de toekomstige vrouw van Doug.Er is een angstige situatie voor de vrouw omdat zijn bruid nog niet aangekomen is en ze moeten trouwen, voor Phil is een desperado situatie aangezien dat hij niet weet waar Doug is na een nacht waarvan niks kan herinneren.

De mobiel begint te ringen. De vrouw neemt op.Tracy: ¿¡Hola!?Phil: (keel schrapping) Tracy, (0,5 sec) soy Phil (verwaarring toon) Tracy: (0,5 sec) ¡Phil! ¿se puede saber donde estais?,¡ estoy histérica! (hysterisch) Phil: (0,5 sec) Mira, eh (2 sec) mmm, la hemos jodido. (waanhopig toon)Tracy: ¿Pero de que estas hablando? (heel boos, snel en bijna aan het schreeuwen)Phil: La despedida toda la noche, eh(1 sec), se nos ha ido de las manos y (2 sec) hemos perdido a Doug. (weer waanhopig toon)Tracy: ¿Qué? (vermoorder toon)Phil: No encontramos a Doug (heel zacht en waanhopig, bijna aan het huilen)Tracy: ¿Pero que dices Phil? (verwaarend toon) ¡Nos casamos dentro de cinco horas! (aan het schreeuwen en helemaal hysterisch) Phil: ¿¡Ya!?(waanhopig toon)(3 sec), creo que no va a poder ser. (pijnlijke toon)

Page 13: Taalkunde eindopdracht

13 Taalkunde eindopdracht

Tweede gesprek wordt uitgevoerd door de vier vrienden, dus Doug, Phil, Stu en Allan aan het einde van de film. Doug, Phil en Stu zijn samen toen Allan komt met een verrassing. Ze zijn allemaal weer blij en opgelucht na de angstige situatie die ze doorgemaakt hebben.

Stu: Dougie, te lo digo ha sido una boda preciosa.(heel blij)Phil: Les doy seis meses. (grapje aan het maken)Stu: Que capullo. (grappige toon)Doug: Nose que decir, gracias por la despedida supongo. (verwaarrend)Phil en Stu: (lachen)Stu: (Lach) Si, ojala pudiéramos acordarnos de algo.Phil: (Lach)Llega Allan con una cámara en la mano.Allan: ¡Troncos!, ¡mirad que he encontrado! (grappige en blije toon)Stu: ¡Eeh! ¡Esa es mi cámara de fotos! (verwaarrend en booze toon)Allan: Estaba en el asiento de atrás del coche.Phil: Venga ya, ¿hay fotos? (ongeduldig)Allan: Si, es más fuerte de lo que nosotros pensábamos. (grapigge en dome toon)(lachen)Phil:¡ no jodas!,¡ damela!(ongeduldig)Stu: ¡eeeh! (boos)Doug:¡ eeeeh! ¡Espera, espera!(0,5 sec) ¡Espera, espera!(4 sec)(kijk naar achter om te checken dat er niemand daar zit die de fotos kan kijken) Vemos las fotos juntos, ¿vale? (1 sec) una vez! (1 sec) y luego borramos las pruebas. (nieuwsgierig)Stu: Yo digo que las borremos ya. (strenge toon)Phil: ¿Estás loco?(boos) Quiero sabes porque acabe en el Hospital.¿ Esta ahí? (nieuwsgierig)Allan: (Lach) Si, está ahí (Lach)Doug: Chicos, una vez.¿ Trato hecho? (nieuwsgierig) Phil:¡¡ si!! (nieuwsgierig)Stu:¡¡ si!! (nieuwsgierig)Allan:¡¡ vale!! (nieuwsgierig)Ze beginnen de fotos te kijken en je hoort Stu die zegtStu: ¡Ooooh! ¡Me cago en la leche!! (ongelovige toon)En dan eindigt de film.

Page 14: Taalkunde eindopdracht

14 Taalkunde eindopdracht

6. Opdracht J: Semantiek.J. Samenvatting over thema 6: Semantiek.

Semantiek

1. Inleiding: betekenis begrijpen De semantiek bestudeert de betekenis van de woorden van een taal en van de combinaties van die woorden en probeert de betekenis van woorden te achterhalen.Betekenis heel moeilijk vast te stellen, betekenis varieert per persoon. Bijv. een fiets.Ieder woord heeft een klank en een betekenis. De relatie tussen de klank /boom/ en het woord “boom” is arbitrair omdat dat een boom een stam heeft en takken met bladeren eraan, is niet van invloed op het woord waarmee het ding benoemd wordt.Soms is de relatie tussen klank en betekenis echter niet willekeurig. Bijv. appelboom samenstelling van appel en boom.Naast samenstelling hebben ook onomatopeeën geen willekeurige vorm. Een onomatopee is een woord met een klanknabootsing die doet denken aan de werkelijkheid. Bijv. koekoek.Daarom hebben we een afspraak gemaakt om dingen op een bepaalde manier aan te duiden. Herinnert prototypes, proefmensen. Verschilt per cultuur.

2. Semantiek van zelfstandige naamwoorden Twee belangrijke van overdrachtelijke taalgebruik: metafoor en metonymie.Metafoor en metonymie zijn bekend als stijlfiguren bij de literatuur, maar er komen ook veel voor in het dagelijkse leven.Metafoor: een object wordt met een andere vergeleken. Als een metafoor veel voortkomt dan wordt die gewoon in je taalgebruikt. Bijv. Discussie is oorlog.Metonymie: wordt iets of iemand niet bij de eigen naam genoemd, maar aangeduid met behulp van een ander woord. De relatie tussen woorden is niet van gelijkenis maar van een verband tussen woorden in de werkelijkheid. Bijv. object met zijn maker. “er hangt een Rembrandt aan de muur”Synoniemen: als twee of meerdere woorden de zelfde betekenis hebben.Connotatie: gevoelswaarde van een woord. Bijv. poen, geld, valuta…Homoniem: woorden die dezelfde vorm hebben maar een verschillende betekenis. Bijv. bal is dansfeest en rondspeelgoed Polysemie: woorden met dezelfde vorm maar verschillende betekenissen, maar zijn betekenissen hebben een verband.Hyponiem: onderdeel van een categorie. Bijv. appel, banaan en peer behoren tot “fruit”.Hyperoniem: overkoepelende term. Bijv. “woning” en daartoe behoren flats, bungalows, ritjeshuizen…

Page 15: Taalkunde eindopdracht

15 Taalkunde eindopdracht

3. Semantiek van zinnen en zinsdelen We hebben al besproken over de mogelijke betekenissen van zelfstandig naamwoorden. Ook over woorden die niet verwijzen naar iets in de werkelijkheid. Daarvoor vragen deze woorden naar andere aspecten voor het bepalen van van de betekenis.Er hangt van de spreeksituatie en het referentiekader of gezichtspunt waarvanuit betekenis wordt toegeschreven aan de persoonlijk voornaamwoorden.Woorden die aangeven wat de spreeksituatie en het referentiekader zijn, noemen we deiktische elementen.Ontkenning: element dat een hele zin kan veranderen. Ontkennen van een zin noemen we negatie. Twee soorten ontkenning, woordontkenning en zinsontkenning.Dubbele ontkenning.

4. Cultuur en betekenis De cultuur van een land beïnvloedt de taal.Sommige onderscheiding worden slechts in een cultuur gemaakt, andere concepten moeten in elke taal uitgedrukt worden. Bijv. afstand uit te drukken.Volgens linguïstische relativiteitstheorie, sou taal het wereldbeeld van een spreker beïnvloeden of zelfs bepalen. Verschillen tussen talen bepalen ook hoe de mensen naar de wereld kijken.

5. Het onthouden van betekenis Lexicon: gedeelte van de grammatica die aangeeft waarin de informatie over woorden ligt opgeslagen.Woorden en zinsdelen hebben relaties met andere woorden. Relaties om de betekenis van eer woord te kennen.De relaties die een spreker legt tussen woorden zijn persoonlijk, ze verschillen per individu.Als taalgebruiker moet je de betekenis en de relaties tussen woorden zien te onthouden.

Page 16: Taalkunde eindopdracht

16 Taalkunde eindopdracht

7. Opdracht K en L: GrammaticaK. Bekijk twee grammatica boeken (Spaans), maak kopieën van twee pagina’s en

beschrijf de verschillen en overeenkomsten die je ziet.

Ik ga twee pagina’s vergelijken uit twee Spaanse grammatica boeken over hoe je het meervoudig moet vormen. Het eerste boek is “gramática practica del español actual” van Aquilino Sánchez Pérez uitgegeven door sociedad general española de librería S.A. en de tweede boek is “gramática didáctica del español” van Leonardo Gómez Torrego uitgegeven door SM.De einige overeenkomst is dat bij beide wordt als eerst uitgelegd dat er twee vormen zijn om aantal weer te geven; eenvoudig en meervoudig.Voor de rest er bestaan wel overeenkomsten maar er worden op twee verschillende manieren uitgelegd. Bij de eerste boek wordt het aangegeven door het te classificeren in woorden die een –s of –es moeten toevoegen aan het einde van het woord om de meervoudig te vormen. Bij de tweede boek neemt andere vorm en je ziet dan dat er meer mogelijkheden aangeeft. Er wordt dus geclassificeerd in naamwoorden beëindigd in klinker en beëindigd in medeklinker. In deze twee classificaties worden ook verder beter uitgelegd.Sommige specifieke verschillen zijn dat, bij boek 1 wordt uitgelegd dat alle woorden die op –as, -es, -is, -os, -us beëindigen het meervoud vormen door –es toe te voegen, terwijl bij boek twee zegt dat alle woorden die beëindigen op –s of –x wordt –es toegevoegd. Bij boek 1 wordt ook verteld dat alle woorden die op –d, -j, -l, -n, -r, -z beëindigen moet ook –es toegevoegd worden terwijl bij boek twee wordt gezegd dat alle woorden die op een andere medeklinker beëindigen dan –s of –x vormen het meervoud door –es toe te voegen. Dat zijn een paar van de verschillen die we kunnen vinden. Op bijlage 2 kan je ook zelf bevestigen dat het zo is.

L. Noteer –op een overzichtelijke manier- de namen van alle constituenten die je tegen bent gekomen in dit hoofdstuk.

Constituenten op basis van afzonderlijke woordsoorten (1 ste niveau constituenten)

CP (complementizer phrase) Hans koopt een heel bijzondere boek met geld

VP (verb phrase) Koopt een heel bijzondere boek met geld

DP (determiner phrase) HansAP (adjective phrase) Een heel bijzondere boekNP (noun phrase) HansPP (prepositional phrase) Met geld

Page 17: Taalkunde eindopdracht

17 Taalkunde eindopdracht

Afzonderlijke woordsoorten (2 de niveau constituenten)

N (nomen) zelfstandig naamwoord Hans V (verbum) werkwoord KopenA (adjectief) bijvoeglijk naamwoord BijzondereP (prepositie) voorzetsel MetDet (determiner) o.a: lidwoord, bezittelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord.

Een

Page 18: Taalkunde eindopdracht

18 Taalkunde eindopdracht

8. NawoordIn het algemeen heb ik de hele cursus leuk gevonden. Ten eerste omdat ik een taal heb moeten leren en alles wat we gehad hebben heeft te maken met taal. Het is ook heel interessant geweest om te kennis te maken met hoe je een taal leert zowel als kleine kind als niet. Wat ik ook leuk vond was dat er over taalvariatie werd gesproken, iets dat je heel veel voortkomt en dat ik zelfs zien in mij als ik zowel Nederlands als Spaans praat, vooral omdat ik niet wist wat het verschil was tussen dialect en taal. Over taalverandering werd er ook gesproken en ik had me nooit voorgesteld dat een taal zoveel kan veranderen door nieuwe woorden in onze taal te integreren. De pragmatiek en de semantiek van een taal was het moeilijkste van de hele cursus maar ook wat ik meest interessant vond, doordat ik nooit van gehoord had. Bij pragmatiek wat mij het meest aanspraak was het verschil tussen culturen en hoe verschilt de beleefdheid per cultuur. In de semantiek wat het heel erg aanraakt is de semantiek van zinnen en zinsdelen, vooral als je niet weet dat een woord meerdere betekenissen kan hebben afhankelijk van de spreeksituatie waar je bent en het referentiekader waarop je spreekt. Ook het leren kennen van woorden als homoniem of polysemie en wat voor verschilt er tussen zit. Wat ik minder leuk vond is dat in de klas werd niet heel erg goed uitgelegd en door het gebrek aan tijd heel oppervlakkig kwam je te weten aan wat al de belangrijkste begrippen waren.

Page 19: Taalkunde eindopdracht

19 Taalkunde eindopdracht

9. Bijlagen