Naar een herijking van het Verkeers- en vervoersplan (VVP) Informatieverstrekking en raadpleging
Stand van zaken interne staatshervorming per sector Een ... · PDF fileVoorjaar 2012:...
Transcript of Stand van zaken interne staatshervorming per sector Een ... · PDF fileVoorjaar 2012:...
20130122.021.RVL 1 / 37
Stand van zaken interne staatshervorming per sector Een overzichtsnota
(22 januari 2013)
Ter inleiding
In voorliggende nota wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken van de interne
staatshervorming tot begin december 2012.
De nota is uitgewerkt rond volgende twee deelthema’s:
Deel 1: bestuurszaken
In dit deel wordt aandacht besteed aan de algemene benadering van het dossier
‘interne staatshervorming’ (historiek, fases, wetgeving, actiepunten).
Deel 2: ‘interne staatshervorming’ per beleidssector
In dit deel wordt per beleidssector een stand van zaken weergegeven.
Voor meer info kan er steeds contact opgenomen worden met de verantwoordelijke
stafmedewerker.
20130122.021.RVL 2 / 37
1. Bestuurszaken
Contactpersoon: [email protected] (02)508 13 21
Evolutie van het dossier ‘interne staatshervorming’
Samenvattende historiek van het dossier
2009: Vlaams regeerakkoord met aankondiging interne staatshervorming (2009: 81)1
‘Minder bestuurlijke drukte door een interne staatshervorming’ (accent op de screening
van de taakstelling en organisatie van de intergemeentelijke samenwerkingsvormen, de
taakstelling van de provincies, de Vlaamse gedeconcentreerde diensten en andere
intermediaire bestuursvormen).’
2010: Groenboek ‘interne staatshervorming’
2011: Witboek ‘interne staatshervorming’ (8 april 2011)2.
Principes
De principes inzake de interne staatshervorming kunnen als volgt samengevat worden:
streven naar meer efficiëntie, wegwerken van overlappingen, voeren van een 2-
bestuurslagenbeleid, geen dubbelfinanciering en een meer afgebakende taakstelling voor het
provinciaal bestuursniveau.
Onderdelen interne staatshervorming
a. Planlastenvermindering
Door het Vlaams parlement werden de verschillende sectordecreten gescreend op basis van
de principes van de planlastenvermindering (geen extra plannen, Vlaanderen stuurt op basis
van hoofdlijnen, plannen en rapporten worden vervat in de beleids- en beheerscyclus,…).
1 http://www.vlaanderen.be/nl/overheid/vlaamse-regering/beleidsdocumenten/het-regeerakkoord-van-de-
vlaamse-regering-2009-2014
2 http://binnenland.vlaanderen.be/interne-staatshervorming/totstandkoming-witboek
20130122.021.RVL 3 / 37
Dit onderdeel werd door het Vlaams parlement afgewerkt in het voorjaar. Alle sectordecreten
werden gescreend en eventueel bijgestuurd.
b. Regioscreening
Doelstelling: het in kaart brengen van de verschillende samenwerkingsverbanden tussen de
lokale overheden om te komen tot een vereenvoudiging van deze samenwerking.
Voor meer info over de stand van zaken van dit dossier met o.m. gegevens per provincie:
http://binnenland.vlaanderen.be/interne-staatshervorming/regioscreening
Het ligt in de bedoeling dat de gouverneurs als commissarissen van de Vlaamse regering begin
2013 de nodige initiatieven zouden nemen.
c. Taakstelling provincies
Zie infra.
d. Tijdstabel
Voorjaar 2012:
aanpassing art. 2 PD (zie infra)
provinciale taakstelling ‘persoonsgebonden taken’ decretaal verankeren
Najaar 2012: opmaak ontwerpen van Bestuursakkoorden
Voorjaar 2013: opmaak definitieve Bestuursakkoorden
· Januari 2014: definitieve implementatie van nieuwe taakstelling
·
Evolutie van het dossier ‘interne staatshervorming’
Aanpassing provinciedecreet
In het provinciedecreet werd de missie van het provinciaal bestuursniveau zoals geformuleerd
in art. 2 PD door het Vlaams parlement op 20 juni jl. aangepast. De belangrijkste aanpassing is
gesitueerd in §3.
20130122.021.RVL 4 / 37
Tot 31 december 2013
De provincies zijn het intermediair beleidsniveau tussen het Vlaamse en het gemeentelijke
niveau. De provincies beogen om op het provinciale niveau bij te dragen tot het welzijn van
de burgers en tot de duurzame ontwikkeling van het provinciale gebied.
Overeenkomstig artikel 41 van de gecoördineerde Grondwet zijn ze bevoegd voor de regeling
van de provinciale belangen. Tot die provinciale belangen behoren met name :
1. de bovenlokale taakbehartiging. Een taakbehartiging is bovenlokaal als ze
aangelegenheden van lokaal gemeentelijk belang overstijgt, voor zover ze
streekgericht blijft en gericht is op realisaties binnen de grenzen van het grondgebied
van de provincie;
2. ondersteunende taken op verzoek van andere overheden;
3. het nemen van initiatieven met het oog op gebiedsgerichte samenwerking tussen
besturen in een regio, met inbegrip van samenwerkingsverbanden met of zonder
rechtspersoonlijkheid, binnen de grenzen vastgelegd door de Vlaamse Regering,
zonder afbreuk te doen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de
intergemeentelijke samenwerking.
Overeenkomstig artikel 6, § 1, VIII, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming der instellingen en artikel 46 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot
hervorming der instellingen, oefenen de provincies ook de bevoegdheden uit die hen door of
krachtens de wet of het decreet zijn toevertrouwd.
Enkel als dat bij decreet uitdrukkelijk is bepaald, kunnen de provincies de medewerking van
de gemeenten regelen.
Vanaf 1 januari 2014
§1. De provincies zijn het intermediair beleidsniveau tussen het Vlaamse en het
gemeentelijke niveau. De provincies beogen om op het provinciale niveau bij te dragen tot de
duurzame ontwikkeling van het provinciale gebied.
20130122.021.RVL 5 / 37
§2. Overeenkomstig artikel 41 van de gecoördineerde Grondwet zijn de provincies bevoegd
voor de regeling van de provinciale belangen. Tot die provinciale belangen behoren met
name:
1. De bovenlokale taakbehartiging. Een taakbehartiging is bovenlokaal als ze
aangelegen- heden van lokaal gemeentelijk belang overstijgt, voor zover ze
streekgericht blijft en gericht is op realisaties binnen de grenzen van het grondgebied
van de provincie;
2. ondersteunende taken op verzoek van andere overheden;
3. het nemen van initiatieven met het oog op gebiedsgerichte samenwerking tussen
besturen in een regio, met inbegrip van samenwerkingsverbanden met of zonder
rechtspersoonlijkheid, binnen de grenzen, vastgelegd door de Vlaamse Regering,
zonder afbreuk te doen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de
intergemeentelijke samenwerking.
Alleen als dat bij decreet uitdrukkelijk is bepaald, kunnen de provincies de
medewerking van de gemeenten regelen.
§3. Inzake de aangelegenheden vermeld in de artikelen 4 en 5 van de bijzondere wet van 8
augustus 1980 tot hervorming der instellingen oefenen de provincies slechts de
bevoegdheden en taken uit indien en voor zover hen die door of krachtens de wet of het
decreet zijn toevertrouwd.
Voor zover dit bij decreet is bepaald, oefenen de provincies deze bevoegdheden uit
overeenkomstig de bepalingen opgenomen in een bestuursakkoord afgesloten tussen de
Vlaamse Regering en de provincies. De Vlaamse Regering sluit hiertoe een bestuursakkoord
met elk
van de vijf provincies. Deze bestuursakkoorden bevatten zowel een algemeen luik, identiek in
de vijf bestuursakkoorden, als een specifiek luik, afgestemd op de betrokken provincie.
De bestuursakkoorden worden gesloten voor een periode van zes jaar. Ze starten op 1
januari van het tweede jaar dat volgt op de provincieraadsverkiezingen en lopen af op 31
december van het jaar na de volgende provincieraadsverkiezingen. De Vlaamse Regering
20130122.021.RVL 6 / 37
bepaalt de nadere modaliteiten met betrekking tot de inhoud en de procedure voor de
opmaak, het afsluiten en de evaluatie van de bestuursakkoorden. (Gewijzigd bij decreet 6 juli
2012; B.S. 3 augustus 2012)
Vanaf 1 januari 2014 zullen de provincies over een verscherpt profiel inzake de
persoonsgebonden taken beschikken. Voor deze taakstelling zullen de bevoegdheden van de
provincies decretaal verankerd dienen te worden en verder concreter gemaakt worden via
Bestuursovereenkomsten. Zie hierna.
Voor meer info over het provinciedecreet: http://www.vlaamseprovincies.be/wetgevend-
kader
Bestuursakkoorden
De Vlaamse regering werkte een besluit uit ‘houdende bepaling van de nadere modaliteiten
met betrekking tot de inhoud en de procedure voor de opmaak, het afsluiten en de evaluatie
van de bestuursakkoorden’ ( goedgekeurd op 21 december 2012).
De analyse van het ontwerp van besluit geeft volgende punten aan:
Bestuursakkoorden bestaan uit 2 delen:
Algemeen gedeelte: geldig voor alle provincies
• Inhoudelijk: modaliteiten voor de beleidsuitoefening op basis van de
inhoud van de sectordecreten.
Specifiek gedeelte: geldig voor één of een beperkt aantal provincies
• Inhoudelijk: specifieke modaliteiten/afspraken
De Bestuursakkoorden worden verder geconcretiseerd in de meerjarenplanning en
worden gesloten voor een periode van 6 jaar (afgesloten uiterlijk 30 april van het
eerste jaar dat volgt op de nieuwe verkiezingen (30 april 2013) en implementatie
begin 2de jaar na de provincieraadsverkiezingen (1 januari 2014); beëindiging: het
jaar na de daaropvolgende verkiezingen (31 december 2019)).
20130122.021.RVL 7 / 37
Uiterlijk op 31 juli van elk jaar is er een rapportage over de uitvoering van de
engagementen mbt de inhoud van het bestuursakkoord en dit in het kader van
de goedgekeurde jaarrekening. Na het derde jaar wordt er een tussentijdse
evaluatie voorzien waardoor er bijsturing van de bestuursakkoorden mogelijk is.
Deze bijsturing kan, als daar reden voor is, ook jaarlijks gebeuren en kan
inhoudelijk leiden tot een addendum bij het Bestuursakkoord.
VVP is voorstander dat er niet alléén geëvalueerd wordt op cijfers maar dat de politieke
dialoog verder kan gezet worden tussen de ministers en de gedeputeerden.
Financiële verevening
De financiële verevening is uiteraard een belangrijk aspect in het geheel van de
operationalisering van de interne staatshervorming. De overheveling van taken zal gepaard
gaan met de overheveling van de nodige financiële middelen en indien nodig van personeel.
In eerste instantie zal hiervoor het provinciefonds aangesproken worden.3
3 Huidige waarde provinciefonds: 92,5 miljoen euro
20130122.021.RVL 8 / 37
2. Stand van zaken ‘Interne staatshervorming’ per sector
Welzijn, inburgering, gelijke kansen, armoede, arbeidszorg, wonen,
VVP-contactpersoon: [email protected] (02)508 13 26
Welzijn
Interne staatshervorming
Het beleidsdomein Welzijn behoort tot de persoonsgebonden taken. Op vlak van niet-
grondgebonden aangelegenheden kunnen de provincies slechts bevoegdheden uitoefenen
indien en voor zover hen deze door of krachtens een bestuursakkoord of een decreet worden
toegekend.
Niet-exhaustieve lijst provinciale taken in Witboek
De niet-exhaustieve lijst als eerste invulling van het provinciaal takenprofiel in het Witboek
vermeldt enkel:
Inrichter van instellingen van provinciaal belang
Doorbraken Witboek
In de doorbraken komt het beleidsdomein welzijn op volgende aspecten rechtstreeks of
onrechtstreeks ter sprake. Voor de provincies was hier nauwelijks een rol weggelegd :
D4: moderniseren van de samenwerkingsmogelijkheden voor OCMW’s
D15: versterken van de regierol van de gemeenten in de zorgstrategische planning (in
de programmatie van de woonzorg – diensten voor gezinszorg en aanvullende
thuiszorg, diensten voor logistieke hulp, diensten voor oppashulp en (semi-
)residentiële ouderenzorg zal gewaakt worden over een spreiding van het
zorgaanbod over gemeenten en regio’s op basis van criteria die rekening houden met
het specifieke karakter van de regio’s)
20130122.021.RVL 9 / 37
D16: pro-actieve betrokkenheid van de lokale besturen bij het toezicht op
welzijnsvoorzieningen
D17: versterken van de regierol van de gemeenten op het vlak van voorschoolse
kinderopvang
D18: versterken van de regierol van de gemeenten op vlak van buitenschoolse
kinderopvang
D20: versterken van het lokaal armoedebeleid : steden en gemeenten krijgen een
centrale rol in de aanpak van een inclusief en integraal armoedebeleid en krijgen de
regierol van alle acties ter bestrijding van armoede op hun grondgebied op de
verschillende beleidsdomeinen; binnen Vlaanderen zal gekeken worden hoe een
kader kan gecreëerd worden waarbij de lokale besturen deze regierol kunnen
opnemen
D60: hervorming van de sectoren Integratie, Inburgering, Huizen van het Nederlands
en Sociaal Tolken en Vertalen : resolute keuze voor een gedecentraliseerde vzw-
structuur, desnoods worden deelwerkingen onttrokken uit het provinciebestuur
Overleg
Op 1 juni 2011 vond er een gesprek plaats tussen de gedeputeerden van het beleidsdomein
Welzijn en minister J. VANDEURZEN omtrent de toekomstige taakstelling van de provincies.
De minister vraagt aan de VVP om een overzicht te maken van de regelgeving rond Welzijn
om op basis daarvan verdere gesprekken verder te zetten. Deze regelgeving werd aan het
kabinet bezorgd begin juli 2011.
Ter opvolging werd er een ambtelijke werkgroep opgericht met als doel een inventaris per
provincie op te stellen van de diverse activiteiten en bijhorende financiële en personele
middelen. Deze ging van start op 7 september 2011.
De inventaris werd overhandigd op 15 oktober 2011. Op 14 december 2011 kwam de
ambtelijke werkgroep opnieuw samen om een eerste voorstel tot toekomstige taakstelling te
bespreken. De provincies pleitten hier voor decretale verankering van de functies
20130122.021.RVL 10 / 37
‘netwerkvorming’ en ‘sociale planning’. ‘Impulsbeleid’ zou verder kunnen uitgevoerd worden
via een bestuursakkoord. De opmaak van deze inventaris leidde tot een conceptnota die op 3
februari 2012 een principiële goedkeuring kreeg van de Vlaamse regering.
De Vlaamse provincies werden betrokken bij de opmaak van het bestuursakkoord ‘welzijn’.
De uiteindelijke tekst gaat uit van 4 kerntaken voor de provincies:
Sociale kaart en sociale planning
Netwerkvorming
Impulsbeleid
Territoriale homogeniteit
Wat niet langer mag:
Individuele premies (personenalarmsysteem, mantelzorg, gezinszorg,
verplaatsingskosten, …)
Structurele lange termijn infrastructuursubsidies
Gekoppelde (structurele) subsidies zonder bestuurlijke meerwaarde
Op 18 december 2012 gaf minister J. Vandeurzen de nieuwe en de uittredende
gedeputeerden voor ‘welzijn’ een toelichting bij het ontwerp-bestuursakkoord. Er weden
geen opmerkingen meer geformuleerd over deze laatste versie. Het is de bedoeling dat de
ontwerpteksten begin februari worden bezorgd aan de afdeling binnenlands bestuur.
Inburgering en integratie
Minister G. BOURGEOIS plant een hervorming van de inburgering- en integratiesector
(oprichting van een Vlaamse EVA). De provinciebesturen staan kritisch tov dit project en
hebben op 8 juli 2011 al een eerste maal hun standpunt doorgestuurd naar de minister en de
betrokken parlementaire commissie om te ijveren om deze opdracht binnen de
coördinatierol van de provincies te houden.
Op dit VVP standpunt kwam er weinig reactie. Het standpunt is opnieuw doorgestuurd op 7
oktober 2011. Op basis van dit standpunt werd W. BLONDEEL, voorzitter van de A-
20130122.021.RVL 11 / 37
commissie Welzijn, uitgenodigd voor een hoorzitting in het parlement waar hij het VVP-
standpunt verder heeft toegelicht.
De Vlaamse Regering heeft op 21 december 2012 het ontwerpdecreet betreffende het
Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid en de bijhorende memorie van toelichting
goedgekeurd. Het ontwerpdecreet wordt nu ingediend bij het Vlaams Parlement. De
hervorming vertaalt zich in één unieke toegangspoort voor de verschillende integratie-
instrumenten: inburgeringstrajecten, sociaal tolken en vertalen, advies,
praktijkondersteuning. Concreet richt men een nieuw Extern Verzelfstandigd Agentschap
(EVA) op in de vorm van een private stichting. Dit EVA brengt het Kruispunt Migratie-
Integratie samen met de onthaalbureaus, integratiecentra, sociale tolk- en vertaaldiensten.
Het decreet voorziet in de mogelijkheid om de uitvoering van een of meer taken of kerntaken
toe te kennen aan een lokaal bestuur (gemeente of provincie), de Vlaamse
Gemeenschapscommissie of een vzw. In tegenstelling tot het voorontwerp van het decreet
worden de uitzonderingen NIET meer vermeld. Dit biedt kansen voor onze provincies om
opnieuw in beeld te komen als uitvoerder van dit beleid. Een overname van de provinciale
werkingen door het EVA valt echter allerminst uit te sluiten. Het Agentschap voor
binnenlands bestuur liet weten snel met de vzw’s, de provinciale besturen en de vakbonden
overleg te zullen plegen.
Gelijke kansen
Vanaf november 2011 worden er onderhandeling gevoerd met het kabinet P. SMET voor een
decretale verankering voor de provinciale taakstelling ‘gelijke kansen’. De minister vroeg om
een inventarisatie op te maken van de huidige taakstelling. Ook hier werden de kernfuncties
‘netwerkvorming’, ‘sociale planning’ en ‘impulsbeleid’ aangewend om de huidige taken te
beschrijven.
De conceptnota, waarbinnen de taken voor de provincies gestipuleerd worden, dient nog
goedgekeurd te worden op de Vlaamse Regering. Belangrijkste taak bij deze conceptnota is
de ondersteuning van de lokale besturen en derden.
20130122.021.RVL 12 / 37
Half november 2012 uitte de B-commissie ‘Welzijn’ in een brief aan minister P. SMET haar
bezorgdheid omtrent het dossier ‘gelijke kansen’. De B-commissie vraagt de minister spoedig
te laten weten op welke manier hij de samenwerking met de provincies in dit kader verder
vorm wil geven.
Toegankelijkheid
In dezelfde brief uit de B-commissie evenzeer haar bekommernis omtrent het dossier
‘Toegankelijkheid’. In het kader van de stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid, in
voege vanaf maart 2010, moeten technische adviesbureaus erkend worden. In haar pleidooi
om de hervorming van dat landschap mee vorm te geven en waar nodig provinciale
structuren op te zetten, wijst de B-commissie op haar expertise ter zake en op de werking
van de huidige adviesbureaus.
Eind november 2012 raakte echter bekend dat minister P. SMET inzake ‘Toegankelijkheid’
kiest voor een Vlaamse EVA structuur (privaatrechtelijk) waarin de werking van de
provinciale steunpunten ‘Toegankelijkheid’ zal worden opgenomen met een adviesbureau .
Concreet zou er een volledige Vlaamse aansturing zijn en zouden de provinciale opgenomen
worden binnen de regiowerking, zonder provinciale inbedding. Dit plan zou zijn/ worden
besproken op een interkabinettenoverleg. Concreet zou de planning zijn dat tegen april 2013
wordt gekeken welke financiële overdracht wordt verwacht/ nodig is .
Op 15 januari 2013 maakten de provincies via een brief aan minister P. Smet hun
bedenkingen in verband met deze plannen kenbaar, en verzochten ze de minister om op
korte termijn hierover van gedachten te wisselen.
Armoedebeleid
Op 7 september 2011 was er een overleg met minister I. LIETEN en een aantal
gedeputeerden. De minister bevestigde hierin het vertrouwen in de taakstelling rond
armoede voor de provincies. Ook minister I. LIETEN vroeg aan de provincies om een inventaris
20130122.021.RVL 13 / 37
op te maken, samen met een visietekst over hoe de provincies de toekomstige taken rond
armoedebeleid zien.
De minister zal de provinciale rol inzake armoede opnemen in het (voorontwerp van) decreet
houdende bepaling van de bevoegdheid van de provincies in de aangelegenheden vermeld in
artikel 5 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen
Arbeidszorg
De provinciale taakstelling inzake arbeidszorg zal opgenomen worden in het W² decreet.
Tijdens de briefing van 11 december 2012 bleek dat de provincies in het werkdocument over
het W²-beleidskader niet werden vermeld. Vanuit de VVP vertrok een brief naar de bevoegde
ministers met een omschrijving van de rol die de provincies in deze kunnen en willen
vervullen, en met de vraag om deze rol in het decreet op te nemen.
Wonen
‘Wonen’ wordt beschouwd als een grondgebonden materie met open taakstelling, en komt
daardoor niet in het vizier van de interne staatshervorming.
De Vlaamse provincies werken vooral ondersteunend, adviserend en versterkend naar het
Vlaamse woonbeleid toe. Daarnaast nemen ze een belangrijke taak op in het ondersteunen
van het lokale woonbeleid.
De samenwerking met Vlaanderen kreeg in 2005 een structureel karakter door het
‘Interbestuurlijk Samenwerkingsprotocol’ (het ISBW-protocol) ter ondersteuning van het
Lokale Woonbeleid, een overeenkomst tussen Vlaanderen, de 5 Vlaamse provincies en de
VVSG. Minister F. VAN DEN BOSSCHE herbevestigde dit protocol.
Microsoft Word 97 - 2003-document
Binnen dit protocol werd geen vervaltermijn opgenomen. De nood aan hernieuwing door de
Vlaamse minister voor Wonen diende zich evenwel aan Ter voorbereiding had een delegatie
20130122.021.RVL 14 / 37
van de A-commissie Wonen, in het voorjaar 2011 samen met mevr. H. VAN DEN BOSCH,
afdelingshoofd Wonen, alle gedeconcentreerde Vlaamse diensten Wonen bezocht. Deze
bezoekronde had als finaliteit om de Vlaamse en provinciale diensten beter te doen
samenwerken. Dit werd positief onthaald, zowel door de Vlaamse administratie als door de
provincies. Het is de bedoeling om op basis van deze consultaties het interbestuurlijk
samenwerkingsprotocol te verfijnen.
De betrokkenen werden uitgenodigd om hun desiderata door te geven. Het kabinet vroeg
daarop aan de provincies om over de volgende 2 zaken bijkomende informatie te verschaffen:
argumenteren waarom de Vlaamse Maatschappij Sociale Woningen (VMSW) bij de
uitvoering van het protocol betrokken zou moeten worden;
specifiëren waarom het IBSW-protocol ook betrekking zou moeten hebben op het
bijdragen tot het oplossen van de problemen op de sociale huurmarkt .
Vanuit de A-commissie ‘Wonen’ werd een antwoord geformuleerd. Het kabinet zal verder in
gesprek gaan met VVSG, om begin 2013 een hernieuwd protocol vorm te geven, al dan niet in
overleg met de betrokkenen.
Naast het protocol biedt diverse regelgeving een kader voor het provinciale woonbeleid:
Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van projecten ter
ondersteuning van het lokaal woonbeleid (2007): artikel 4 benoemt de provincies
uitdrukkelijk als partner in het opzetten van intergemeentelijke samenwerking.
Decreet grond- en pandenbeleid (2009): (verplichte) provinciale taakopname m.b.t.
het provinciaal objectief voor sociale koopwoningen en sociale kavels, en de
provinciale commissie ‘Wonen in eigen streek’.
Vlaamse codex ruimtelijke ordening (2009): bepaalt een aantal provinciale taken bijv.
omtrent permanente bewoning weekendverblijven
Niet-exhaustieve lijst provinciale taken in Witboek
Het witboek vermeldt onder ‘Ruimtelijke ordening, wonen en onroerend erfgoed’ (p. 121)
VLABINVEST als een toekomstige bevoegdheid. Een eerste verkennend gesprek tussen de
20130122.021.RVL 15 / 37
provincie Vlaams-Brabant, VMSW en het kabinet VAN DEN BOSSCHE vond plaats in juli 2012.
Verdere gesprekken zijn gepland in het najaar van 2012.
Cultuur, Sport, Jeugd
VVP-contactpersoon: [email protected] (02)508 13 25
Cultuur
Naar aanleiding van de Interne Staatshervorming, werd beslist de persoonsgebonden materie
decretaal te verankeren. Voor cultuur werden de decreten Lokaal Cultuurbeleid en Cultureel
Erfgoed op 6 juli 2012 bekrachtigd door de Vlaamse Regering. In deze decreten worden de
bevoegdheden van de provincies bepaalt:
Lokaal cultuurbeleid: 9 bevoegdheden:
Organisatie van het streekgericht bibliotheekbeleid.
Bovenlokale platformwerking met uitzondering van structurele subsidiëring.
Bovenlokaal sociaal – cultureel volwassenwerk met uitzondering van structureel door
Vlaanderen gesubsidieerde organisaties.
Kwaliteitsbevorderende maatregelen inzake amateurkunsten met o.m. structurele
ondersteuning van organisaties van algemeen belang (weliswaar zonder
dubbelfinanciering met Vlaanderen) en organisaties van wedstrijden en tornooien.
Ondersteuning van professionele kunsten van bovenlokaal belang zonder
dubbelfinanciering met Vlaanderen.
Ondersteuning van circusorganisaties van bovenlokaal belang zonder
dubbelfinanciering met Vlaanderen.
Beleidsvoering inzake regionaal cultureel erfgoedbeleid.
20130122.021.RVL 16 / 37
Organiseren van gebiedsgerichte projecten, impulsprojecten of projecten met
betrekking tot sociaal cultureel volwassenwerk, kunstenbeleid, circusbeleid en
cultureel erfgoedbeleid.
Opzetten van samenwerkingsinitiatieven met de Vlaamse overheid.
Cultureel erfgoed: 5 bevoegdheden:
Indeling op regionaal niveau van collectiebeherende cultureel erfgoedorganisaties.
Toekenning van werkingssubsidies voor erfgoedorganisaties die ingedeeld zijn op het
regionaal niveau.
Ondersteuning van cultureel erfgoedorganisaties met regionale relevantie.
Ontwikkelen van een regionaal depotbeleid.
Aanbieden van consulentschap.
Wat niet langer mag:
Aangezien het lokaal cultuurbeleid in eerste instantie een opdracht is van de lokale
besturen en de Vlaamse Overheid trekken de provincies zich hieruit terug. De
middelen die nu naar cultuur- en gemeenschapscentra en lokaal cultuurbeleid gaan,
worden vanuit de provincies overgeheveld naar de lokale besturen.
Ondersteuning van landelijke organisaties in de amateurkunsten.
Provincies trekken zich terug uit de structurele ondersteuning van landelijke
organisaties sociaal-cultureel volwassenenwerk.
M.b.t. hoger aangehaalde beleidsbevoegdheden zijn er geen bestuursakkoorden in de maak.
De decreten zijn duidelijk genoeg. Wel worden er momenteel in overleg met het kabinet van
minister SCHAUVLIEGE brieven naar de sector geschreven die zullen verduidelijken welk
bestuursniveau welke taak op zich zal nemen en wat de gevolgen hiervan zullen zijn.
20130122.021.RVL 17 / 37
Onroerend erfgoed: 5 bevoegdheden:
De interne staatshervorming heeft geleid tot een sluitende lijst van provinciale bevoegdheden
die een grondgebonden karakter hebben. Ondanks dat Onroerend Erfgoed een
grondgebonden bevoegdheid is, zal er toch een bestuursakkoord worden afgesloten om de
nadere modaliteiten te bepalen rond volgende bevoegdheden:
Organisatie monumentenwacht.
Organisatie regionale landschappen.
Organisatie depotbeleid.
Organisatie archeologische trajectbegeleiding.
Sensibilisering onroerend erfgoed.
Per provincie wordt er één bestuursakkoord afgesloten met Vlaanderen. Een bestuursakkoord
bestaat uit twee delen; een algemeen deel, geldig voor alle provincies en een
provinciespecifiek gedeelte.
Er is een ontwerp van bestuursakkoord voor het algemene deel. Op 30 april moeten de
afgewerkte bestuursakkoorden ondertekend zijn.
De suggesties van de oud gedeputeerden werden al aan het kabinet meegedeeld. Binnenkort
zullen de nieuw gedeputeerden hun suggesties overmaken.
Wat niet langer mag:
Koppelsubsidies;
Restauratiepremies vanwege de Vlaamse overheid voor eigen patrimonium behalve
voor bisschoppelijke paleizen en kathedralen.
Sport
Naar aanleiding van de Interne Staatshervorming, werd beslist de persoonsgebonden materie
decretaal te verankeren. Voor sport werd het decreet Lokaal Sportbeleid op 6 juli 2012
20130122.021.RVL 18 / 37
bekrachtigd door de Vlaamse Regering. In dit decreet behouden de provincies 6
bevoegdheden:
Stimuleren van personen met een handicap tot sportbeoefening (G-sport).
Op vraag van de gemeenten, stimuleren en ondersteunen van de regionale werking
in de sportsector.
Het ondersteunen of organiseren van bovenlokale sportevenementen.
Het bouwen of subsidiëren van bovenlokale sportinfrastructuur.
Het coördineren van de relatie tussen natuur, sport en recreatie en ruimtelijke
ordening.
Het beheren van unieke bovenlokale instellingen in de sport.
Wat niet langer mag:
Dubbele financiering van bovenlokale sportverenigingen gesubsidieerd door
Vlaanderen.
Het niet langer de taak van de provinciebesturen om provinciale afdelingen van
erkende sportfederaties te subsidiëren via het Sport voor Allen decreet.
Eigen campagnes ontwikkelen.
Subsidiëring in het kader van initiatieven rond topsportwerking.
Met betrekking tot deze bevoegdheden worden de modaliteiten bepaald in een
bestuursakkoord. Per provincie wordt er één bestuursakkoord afgesloten met Vlaanderen. Een
bestuursakkoord bestaat uit twee delen; een algemeen deel, geldig voor alle provincies en een
provinciespecifiek gedeelte.
Er is een ontwerp van bestuursakkoord voor het algemene deel. Op 30 april moeten de
afgewerkte bestuursakkoorden ondertekend zijn.
De suggesties van de oud gedeputeerden werden al eerder aan het kabinet meegedeeld. Op
dit moment zijn de nieuw gedeputeerden en de VVP in overleg met het kabinet over hun finale
suggesties
20130122.021.RVL 19 / 37
Jeugd
Naar aanleiding van de Interne Staatshervorming, werd beslist de persoonsgebonden materie
decretaal te verankeren. Voor sport werd het decreet Lokaal Jeugdbeleid op 6 juli 2012
bekrachtigd door de Vlaamse Regering. In dit decreet behouden de provincies 6
bevoegdheden:
Exploiteren en ondersteunen van bovenlokale jeugddomeinen en jeugdinfrastructuur
en uitleendiensten voor de jeugd.
Het voeren van een inclusief beleid.
Organiseren van participatie van kinderen en jongeren bij het provinciaal beleid.
Voeren van een impulsbeleid ter ondersteuning van jong artistiek talent.
Coachen, stimuleren van netwerken en vorming van gemeentebesturen,
intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en verenigingen actief op voornoemde
terreinen.
Voeren van een impulsbeleid ter uitvoering van het Vlaams jeugd- en
kinderrechtenbeleid.
Wat niet langer mag:
Dubbele financiering van bovenlokale jeugdverenigingen gesubsidieerd door
Vlaanderen (excl. gehandicapte werking).
Met betrekking tot bevoegdheden 4 en 6 (impulsbeleid) worden de modaliteiten bepaald in
een bestuursakkoord. Per provincie wordt er één bestuursakkoord afgesloten met Vlaanderen.
Een bestuursakkoord bestaat uit twee delen; een algemeen deel, geldig voor alle provincies en
een provinciespecifiek gedeelte.
Er is een ontwerp van bestuursakkoord voor het algemene deel. Op 30 april moeten de
afgewerkte bestuursakkoorden ondertekend zijn.
Op dit moment zijn de nieuw gedeputeerden en de VVP in overleg met het kabinet over hun
finale suggesties
20130122.021.RVL 20 / 37
Onderwijs
Verantwoordelijk Provinciaal Onderwijs (POV)
www.pov.be
Directeur: [email protected] (02)514 19 00
Inrichter van het provinciaal onderwijs
Initiatiefnemer van flankerend onderwijs
Mobiliteit, leefmilieu, Ruimtelijke ordening
VVP-contactpersoon: Peter.gorlé@vlaamseprovincies.be (02)508 13 27
Mobiliteit
Mobiliteitsconvenant
Voor de provincies zitten de elementen m.b.t. mobiliteit en de Interne Staatshervorming
vervat in Doorbraak 19: Mobiliteitsconvenant. Het Mobiliteitsdecreet bepaalt dat er een
Mobiliteitscharter wordt afgesloten met de provincies waarin afspraken m.b.t. een
taakverdeling kunnen worden opgenomen. Beleidsthema’s die daarvoor in aanmerking
komen zijn:
Fietsbeleid
Woon – werkverkeer
Educatie
Gebiedsgerichte mobiliteitsvisies
Trage wegen
Op 25 november 2011 maakte de VVP een goedgekeurd ontwerp van beleidsovereenkomst
mobiliteit over aan minister H. CREVITS. Op vraag van het kabinet (7.03.2012) werden aan dit
ontwerp (eveneens goedgekeurd door de gedeputeerden) enkele beperkte wijzigingen
aangebracht (o.a. duur van de overeenkomst, kosten die in aanmerking komen voor
20130122.021.RVL 21 / 37
subsidiëring, opvolging door een ambtelijke werkgroep). Op 30.10.2012 was er over het
ontwerp van Mobiliteitscharter een ambtelijk overleg op het kabinet.
Intussen werkte de Vlaamse regering aan een besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering
van het Mobiliteitsdecreet waarin concrete bepalingen m.b.t. het afsluiten van een charter
werden opgenomen (subsidiëring, wederzijdse verbintenissen, rapportage). Het is de
bedoeling dat het besluit in werking treedt op 01.03.2013. Het Mobiliteitscharter zal aan de
gedeputeerden verantwoordelijk voor Mobiliteit worden voorgelegd zodat het tijdig kan
worden ondertekend en in werking kan treden.
Fietsfonds
Het Fietsfonds (een gezamenlijke financiering door de provincies en de Vlaamse overheid
betreffende de aanleg van fietspaden gelegen op bepaalde trajecten van het bovenlokaal
functioneel fietsroutenetwerk) is jarenlang gebaseerd op overeenkomsten. Het wordt via het
hoger aangehaalde Besluit van de Vlaamse Regering verankerd en zou op 01.03.2013 in
werking treden.
Decreet op de Trage Wegen
Punt 8.2 “Concrete invulling provinciaal profiel” (de “niet – exhaustieve lijst” in het Witboek
over de Interne Staatshervorming) vermeldt als taken voor de provincies “Goedkeuren
beslissingen gemeenten i.v.m. buurtwegen (in afwachting van aanpassing regelgeving)” en
“Coördinatie atlas buurtwegen”.
In het Vlaams parlement werken de meerderheidspartijen aan een voorstel van decreet over
de trage wegen. De doelstelling van dit decreetsvoorstel is tweeledig: enerzijds het wijzigen
van de wet op de buurtwegen (1814) en anderzijds het uitbreiden van het toepassingsgebied
mbt het aanstippen van andere wegen voor traag verkeer. In het voorstel is een substantiële
rol weggelegd voor de provincies. Op vraag van de betrokken Vlaamse parlementairen
20130122.021.RVL 22 / 37
leverde de VVP (na goedkeuring door de bevoegde gedeputeerden) opmerkingen bij de
werkteksten voor dit decreet. Momenteel liggen de werkzaamheden stil.
Leefmilieu
Permanente Milieuvergunning
Het Witboek (Doorbraak D.32) stelt dat zal worden onderzocht om de beperking van de
milieuvergunning in de tijd ongedaan te maken en een permanente milieuvergunning in te
voeren. Dat is nodig om tot een Omgevingsvergunning te komen (integratie van de bouw – en
milieuvergunning) omdat een bouwvergunning van onbepaalde duur is.
In uitvoering van het Witboek keurde de Vlaamse regering op 22 juli 2011 de “Startnota
inzake de invoering van de unieke omgevingsvergunning” goed. In deze startnota is er ook
een luik over de permanente milieuvergunning opgenomen.
Bij deze Startnota formuleerde de VVP (september 2011) een standpunt waarin wordt gepleit
voor een omgevingsvergunning. Tegelijk wordt gewezen op:
de complexiteit van de omgevingsvergunning;
de gevolgen van de declassering van Klasse 1 vergunningen;
de milieu – effectiviteit van de permanente vergunning;
wordt er voor gepleit om de Provinciale Omgevingsvergunningscommissie (POVC)
onder de bevoegdheid van de deputatie te laten;
wordt gepleit voor een visuele voorstelling van de nieuwe procedures en voor
overleg.
De uitgangspunten van de Startnota werden door de Vlaamse regering verfijnd in een
Conceptnota (23.12.2011). Bij de conceptnota formuleerde de VVP op 27 februari 2012 een
standpunt met in essentie volgende opmerkingen:
Uitwerken van een efficiënt evaluatiesysteem gedragen door alle actoren dat geen
handhaving in de klassieke betekenis van het woord is;
Verzekeren van rechtszekerheid voor de exploitant;
Voldoende inspraak voorzien van aanvragers/exploitanten, burgers/omwonenden;
20130122.021.RVL 23 / 37
Stimuleren van innovatie door bedrijven omdat er na 20 jaar geen her - vergunning is;
Zorgen voor een duidelijk overzicht van de vergunningssituatie door de
milieuvergunningendatabank;
Behoud van het pro – actieve vergunningenbeleid van de provincies.
Op 20 juli 2012 keurde de Vlaamse regering het Addendum bij de conceptnota over de
permanente vergunning goed.
Het is de bedoeling dat het decreet op de permanente vergunning april 2014 door de Vlaamse
regering wordt bekrachtigd waarbij tevens de inwerkingsdatum wordt vastgesteld.
In het Addendum wordt niet ingegaan op een eerder standpunt van de provincies nl. om hen
verantwoordelijk te maken voor de evaluatie van de vergunningen verleend door de
deputatie, wordt er niet duidelijk voor gekozen om de provincies verantwoordelijk te maken
voor de Provinciale Omgevingsvergunningscommissie POVC (commissie die een ruimer
takenpakket zal krijgen en de huidige PMVC zal opvolgen).
In een brief (goedgekeurd door gedeputeerde F. SMEETS ,voorzitter van de VVP –
beleidscommissie Milieu, 28.09.2012) gericht aan minister J. SCHAUVLIEGE werd er voor
gepleit dat ook de provincies volwaardig in aanmerking komen voor de evaluatie van de door
de deputaties toegekende vergunningen.
Tussen september 2012 en heden werden verschillende overlegmomenten georganiseerd.
Kwamen hierbij aan de orde :
een voorstel inzake declassering klasse 1-inrichtingen;
een voorstel rond de invoering permanente milieuvergunning met als belangrijkste
elementen het permanente karakter van de vergunning en de invoering van
evaluatie-momenten.
20130122.021.RVL 24 / 37
In de “Mededeling van de Vlaamse regering” van 21.12.2012 werd een reeks van te declasseren
klasse 1 Vlarem - inrichtingen waarvoor de provincies thans in eerste aanleg bevoegd zijn
opgesomd. Daaruit blijkt dat de provincies zo’n 20 à 25 % vergunningen verliezen.
Op de gezamenlijke vergadering van de VVP - beleidscommissies Milieu en Ruimtelijke
Ordening van 21.01.2013 werd m.b.t. de evaluatie van de permanente vergunning gesteld dat
de provincies verantwoordelijk willen worden voor de periodieke integrale evaluatie van de
vergunningen Klasse 1 en tevens gepleit om ook de POVC ’s onder de verantwoordelijkheid van
de deputaties te plaatsen, m.a.w. de provinciale verankering te behouden.
Samenwerkingsovereenkomst Milieu
In Doorbraak 38 (Subsidies in leefmilieu en natuur) van het Witboek wordt o.a. gesteld dat er
na afloop van de Samenwerkingsovereenkomst Milieu (eind 2013) tussen de Vlaamse
overheid en de provincies er geen middelen meer zullen zijn voor de samenwerking met de
provincies.
Op vraag van het kabinet van minister J. SCHAUVLIEGE maakte de VVP twee nota’s over de
verdere samenwerking ‘provincies – Vlaamse overheid’, na afloop van de
Samenwerkingsovereenkomst. De provincies stellen daarbij voor projectmatig samen te
werken (met inbegrip van projectmatige samenwerking met de gemeenten) gebaseerd op de
invulling van Vlaamse milieudoelstellingen. De provincies willen in die samenwerking over de
nodige beleidsruimte beschikken om geïntegreerd en gebiedsgericht te kunnen werken.
Op 15.06.2012 ging hierover een overleg door met het kabinet. Daaruit bleek dat, in
tegenstelling tot wat in het Witboek staat (Doorbraak 38 nl. de schrapping van de middelen
voor de Samenwerkingsovereenkomst na 2013) er toch nog middelen ter beschikking zouden
zijn voor projectwerking. Op 28 november 2012 verklaarde minister J. SCHAUVLIEGE dat er
voor de provincies 1 miljoen euro (op jaarbasis) ter beschikking zal worden gesteld voor
projectmatige samenwerking op basis van Europese en Vlaamse milieubeleidsdoelstellingen.
20130122.021.RVL 25 / 37
21 januari 2013 ging een overleg door van de beleidscommissie Milieu met minister J.
SCHAUVLIEGE waarop werd afgesproken dat de VVP samen met de bevoegde Vlaamse
administratie een voorstel van samenwerking, op projectmatige basis, zal uitwerken.
Overdracht bezoekers – en NME – centra
Doorbraak 62 IS (Bundeling van bovenlokale bezoekers – en NME – centra) stelt dat de
Vlaamse bezoekers – en NME – centra, met uitzondering van Groenendaal en De Helix
worden overgedragen aan de provincies.
Op 23 januari 2012 ging een overleg door tussen de provincies en ANB (M. EVENEPOEL,
administrateur – generaal) over de overdracht van de bezoekers – en NME – centra van ANB
aan de provincies. Op 22 mei 2012 ging een vergelijkbaar overleg door met de heer J.P.
HEIRMAN (secretaris – generaal LNE) over de centra van LNE.
Deze gesprekken leidden tot de opstelling door de VVP van een ontwerp van protocol
(goedgekeurd door de gedeputeerden verantwoordelijk voor milieu) dat aan beide
leidinggevende ambtenaren werd overgemaakt. De essentie van dit ontwerp van protocol is
te komen tot afspraken en een taakverdeling tussen de provincies en de Vlaamse overheid
inzake NME, met inbegrip van de overdracht van de centra.
Dit protocol werd goedgekeurd door ANB waardoor bi – lateraal overleg met de provincies
werd opgestart.
21 januari 2013 ging een overleg door van de beleidscommissie Milieu met minister J.
SCHAUVLIEGE waarop de overdracht van de bezoekers – en NME – centra en de taakverdeling
tussen Vlaanderen en de provincies inzake NME ter sprake kwam.
20130122.021.RVL 26 / 37
Er werd afgesproken dat het kabinet contact opneemt met de heer J.-P. HEIRMAN (secretaris
– generaal LNE) om de overdracht van de centra en het protocol samen met de provincies te
bespreken.
Ruimtelijke Ordening
Beleidsplan Ruimte Vlaanderen
Een belangrijk onderdeel in het Witboek over de Interne Staatshervorming is dat een
Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (Doorbraak 23) wordt uitgewerkt waarin nieuwe keuzes voor
de middellange en lange termijn worden opgenomen.
Een “Groenboek” van het Beleidsplan Ruimte4 werd op 30.05.2012 door de Vlaamse regering
goedgekeurd. In het kader van het Groenboek werden een drietal thema’s werkgroepen
opgestart waaraan de provincies deelnemen (“Metropolitane allure”, “Op maat van de
mensen” en “Veerkrachtige ruimte”). Ook bij de specifieke werkgroep over het
instrumentarium inzake ruimtelijke ordening zijn de provincies betrokken.
Momenteel zijn er inhoudelijk nog geen conclusies. Wel schreef de VVP een brief (7.12.2012)
naar minister P. MUYTERS met het voorstel een bestuurlijk overleg te organiseren:
“Uit de eerste vergaderingen van deze werkgroepen blijkt dat er nood is aan een overleg
tussen de drie verkozen bestuursniveaus omdat men vrij snel stoot op bestuurlijke aspecten
die hen direct aanbelangen. Een dergelijk overleg is momenteel niet voorzien in de
Processtructuur.
Daarom willen we er bij u voor pleiten een interbestuurlijke overleggroep op te richten. Deze
werkgroep kan dan o.a. op basis van de werkzaamheden in de boven aangehaalde werkgroep
dieper in gaan op de bestuurlijke aspecten. Op die manier kan tevens een insteek ontstaan
voor verder overleg op beleidsniveau en wordt werkgemaakt van uitgangspunten bij de
opmaak van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen nl. partnerschap en co – productie.”
4 http://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Beleid/BeleidsplanRuimte/tabid/14943/Default.aspx
20130122.021.RVL 27 / 37
Op deze VVP-brief kwam tot nog toe geen antwoord. De problematiek kwam zijdelings wel ter
sprake tijdens een overleg van de VVP met mevrouw I. JACOBS (kabinetschef van minister P.
MUYTERS) over de Omgevingsvergunning.
Omgevingsvergunning
In uitvoering van het Witboek (Doorbraak 23 Ruimtelijke Ordening) keurde de Vlaamse
regering op 22 juli 2011 de “Startnota inzake de invoering van de unieke
omgevingsvergunning” goed. Dit is een eerste stap naar de unieke vergunning, het
samensmelten van de stedenbouwkundige en de milieuvergunning voor
inrichtingen/activiteiten waarvoor zowel een stedenbouwkundige als een milieuvergunning
nodig is.
Bij deze Startnota formuleerde de VVP (september 2011) een standpunt waarin wordt gepleit
voor een omgevingsvergunning (zie hoger “Permanente vergunning).
De principes in de startnota werden door de bevoegde ministers (Ph. MUYTERS en J.
SCHAUVLIEGE) verder uitgewerkt in een conceptnota (goedgekeurd door de Vlaamse regering
op 23 december 2011) nl. “de invoering van de omgevingsvergunning”. Bij deze conceptnota
formuleerde de VVP (27 februari 2012) een standpunt met name:
dat er veel vragen zijn inzake rechtszekerheid;
werd gewezen op de complexiteit van de procedures;
de noodzaak aan de periodieke evaluaties benadrukt;
dat er geen evaluatie werd gemaakt van de bestaande vergunningsstelsels;
dat de vooropgestelde doelstellingen (tijdswinst, vereenvoudiging, efficiëntie, …) niet
duidelijk zijn.
Op 6 juli 2012 keurde de Vlaamse regering een ‘addendum aan de conceptnota inzake de
invoering van de omgevingsvergunning’ goed.
20130122.021.RVL 28 / 37
In dit addendum is een strikt tijdspad opgenomen en wordt de uiteindelijke implementatie
van de omgevingsvergunning voorzien na april 2014.
De voornaamste krachtlijn van de omgevingsvergunning is de integratie van de milieu-en de
stedenbouwkundige vergunning, waardoor de deputatie dan ook de bevoegdheid zal krijgen
om in eerste aanleg te oordelen over stedenbouwkundige projecten van klasse 1-inrichtingen.
Daarnaast is er de bevoegdheidsherverdeling door de declassering van milieuvergunnings -
plichtige inrichtingen van klasse 1 naar klasse 2.
Nieuw is dat naast de declasseringslijst een gesloten lijst met provinciale projecten wordt
opgesteld die eveneens onder de provinciale bevoegdheid zullen vallen omdat deze omwille
van ruimtelijke en mobiliteitsredenen een bovenlokale afweging en beoordeling vereisen.
In het addendum wordt gesteld dat op 31 oktober 2012 een lijst van te declasseren klasse 1 –
vergunningen en een gesloten lijst van provinciale projecten zal worden voorgelegd aan de
Vlaamse regering.
In een brief (28.09.2012), goedgekeurd door de gedeputeerden F. SMEETS (voorzitter van de
VVP – beleidscommissie Milieu) en P. VAN GHELUWE (voorzitter van de VVP –
beleidscommissie Ruimtelijke Ordening) werd er bij de ministers P. MUYTERS en J.
SCHAUVLIEGE voor gepleit deze lijsten niet definitief door de Vlaamse regering te laten
goedkeuren, maar terug te koppelen met de nieuwe gedeputeerden.
De “Gesloten lijsten” (zowel voor Vlaanderen als de provincies) werden echter als mededeling
geagendeerd op de Vlaamse regering van 21.12.2012.
Op de gezamenlijke vergadering van de VVP - beleidscommissies Milieu en Ruimtelijke
Ordening van 21.01.2013 werd een nota goedgekeurd waarin wordt gesteld welke status
deze “mededeling” heeft en wat er de consequenties van zijn. Met andere woorden: of deze
lijst voor aanpassing vatbaar is?
20130122.021.RVL 29 / 37
Tevens werd gesteld dat de criteria op basis waarvan de gesloten lijsten werden opgesteld
niet duidelijk zijn.
Terugkoppeling met de gedeputeerden m.b.t. de Permanente vergunning en de
Omgevingsvergunning
Zowel met betrekking tot de ‘Omgevingsvergunning’ als de ‘Permanente vergunning’ is
voorzien in een overlegstructuur waarbij de provincies nauwelijks betrokken zijn. In de hoger
aangehaalde brieven werd er bij de bevoegde ministers dan ook voor gepleit dat de
provincies bij het overleg grondiger en regelmatiger worden betrokken door o.m. de
deelname aan de overeenkomstige werkgroepen.
In dat verband werd door de VVP op 29 november 2012 een vergadering belegd met
mevrouw I. JACOBS (kabinetschef van minister P. MUYTERS) waarbij er werd afgesproken dat:
op korte termijn naar een mogelijkheid wordt gezocht waarbij de gedeputeerden
R.O., voor dat de agendering van het ontwerp van decreet op de
Omgevingsvergunning op de Vlaamse regering plaats heeft, bij dat ontwerp een
standpunt kunnen bepalen;
wordt onderzocht hoe de “Procesarchitectuur” die bij de totstandkoming van de
Omgevingsvergunning werd uitgetekend, kan worden aangepast zodat de provincies
zowel ambtelijk als beleidsmatig nauwer en in een vroeger stadium bij de
werkzaamheden kunnen worden betrokken, zonder daarom vertragend te werken.
Aanvullend werd aan mevrouw I. JACOBS voorgesteld om in de tweede helft van januari 2013
een overleg te willen beleggen tussen minister P. MUYTERS, haar zelf en de gedeputeerden
verantwoordelijk voor Ruimtelijke Ordening waarop o.a. het ontwerp van decreet op de
omgevingsvergunning zou kunnen worden besproken.
Met de heer M. BOODTS (raadgever van minister J. SCHAUVLIEGE ging op 1 december 2012
een vergelijkbaar overleg door. Op dit overleg pleitte de VVP voor een overleg met de
20130122.021.RVL 30 / 37
bevoegde ministers J. SCHAUVLIEGE en Ph. MUYTERS over de Omgevingsvergunning en de
gedeputeerden verantwoordelijk voor Milieu en Ruimtelijke Ordening.
Beide ministers stemden daarmee in. Dit overleg ging door 21 januari 2013.
Om dit overleg voor te bereiden werd op 16 januari 2013 een gezamenlijke vergadering van
de VVP – beleidscommissies Milieu en Ruimtelijke Ordening georganiseerd. Aan de hand van
een SWOT – analyse werden bij het proces van totstandkoming van de Omgevingsvergunning
door de gedeputeerden een aantal bedenkingen opgelijst.
Deze bedenkingen werden tijdens het overleg van 21 januari 2013 toegelicht.
Volgende afspraken werden tussen beide ministers en de gedeputeerden gemaakt:
Vooraleer een voorontwerp van decreet op de Omgevingsvergunning wordt
geagendeerd op de Vlaamse regering wordt een technisch overleg georganiseerd met de
provincies over:
o De declassering
o De gesloten lijsten
o De procedures van het decreet op de Omgevingsvergunning
Na de voorlopige vaststelling van het decreet door de Vlaamse regering worden adviezen
opgevraagd aan de strategische adviesraden, VVP, VVSG.
Over het decreet komt er regelmatig interbestuurlijk overleg tussen Vlaanderen, VVP en
VVSG
20130122.021.RVL 31 / 37
Natuur, Water, Platteland en Landbouw
Contactpersoon: [email protected] (02)508 13 22
Natuur
Het witboek bepaalt dat bosgroepen en regionale landschappen voor erkenning, subsidiëring
en opvolging onder de bevoegdheid van de provincies gebracht worden.
De gedeputeerden bevoegd voor milieu kwamen in 2012 twee maal samen met het
management van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), dat hiertoe door de minister
werd gemachtigd. De belangrijkste standpunten die vanuit het gezamenlijk overleg aan de
Minister bevoegd voor Leefmilieu werden overgemaakt zijn:
Bij de overdracht van middelen, zal er gewerkt worden aan de hand van een
basisfinanciering (overdracht van het Vlaamse niveau naar het provinciale niveau) en
een projectfinanciering (behouden op Vlaamse niveau).
Er is afgesproken dat niet wordt afgestapt van het vzw-statuut van de Bosgroepen en
Regionale Landschappen en dat –onverminderd het zoeken naar efficiëntiewinsten-
Bosgroepen en Regionale Landschappen als afzonderlijke elementen blijven bestaan.
Minister J. SCHAUVLIEGE heeft aan de beleidscommissie milieu op 21/01/2013 uitdrukkelijk
bevestigd dat de Bosgroepen en Regionale landschappen vanaf 1 januari 2014 onder
bevoegdheid van de provincies komen. De decretale doelstellingen moeten verder
afgesproken worden in een technische werkgroep met de provincies.
In het witboek is opgenomen dat het beheer en de inrichting van natuur en bos effectiever en
efficiënter wordt gemaakt waarbij de focus ligt op de realisatie van de
instandhoudingsdoelstellingen (IHD). De Vlaamse overheid richt zich in uitvoering daarvan
vooral op grotere, aaneengesloten gebieden (voornamelijk SBZ-gebieden). In de andere
gebieden kan de provincie een regierol op zich nemen, waarbij een duidelijke rol voor
gemeenten, terreinbeherende verenigingen en andere private actoren wordt weggelegd.
20130122.021.RVL 32 / 37
ANB wil engagementen met de provincies afsluiten om vast te leggen hoe de provincies deze
instandhoudingsdoelstellingen kunnen helpen realiseren via onder meer
natuurverbindingsprojecten, soortenbeschermingsprogramma’s, waterbeleid. Hiervoor is er
momenteel bilateraal overleg bezig tussen ANB en de provincies
Er zal een bestuursakkoord Onroerend Erfgoed worden afgesloten om de nadere modaliteiten
te bepalen rond onder meer het opnemen van taken in het kader van algemene
landschapszorg (zie sector ‘cultuur’).
Waterbeleid
Volgens de huidige wetgeving zijn de bevoegdheden inzake waterlopenbeheer verdeeld over
het Vlaams gewest, de provincies, de gemeenten en polders en wateringen.
Via het witboek, D.63 ‘Waterbeleid en –beheer’, wil men voor elke onbevaarbare waterloop
nagaan welk bestuur beleidsmatig het best uitgerust is om het beheer van de betreffende
onbevaarbare waterloop aan te sturen.
Het overleg inzake de herinschaling van de onbevaarbare waterlopen is bezig. De bevoegde
minister J. SCHAUVLIEGE heeft richtlijnen gegeven aan VMM omtrent de verdere aanpak,
vanuit de vaststelling dat er een duidelijke vraag naar upgrading leeft bij heel wat lokale
besturen:
Er is nood aan een methodiek voor de bevoegdheidsherverdeling;
Er dient een uniform kader voor heel Vlaanderen geschapen te worden;
Er dienen daarbij objectieve criteria nagestreefd te worden;
Er moet naar een efficiënter beheer van waterlopen gestreefd worden.
De voorbije maanden werd in nauwe samenwerking tussen VMM, VVP, VVSG, en de VVPW
een stappenplan uitgewerkt. Daarin worden de procedures besproken, de vereiste
aanpassingen aan de wet van de onbevaarbare waterlopen en worden afspraken inzake
eigendomsoverdracht gemaakt.
20130122.021.RVL 33 / 37
De mededeling aan de Vlaamse Regering (21/12/2012) door minister J. SCHAUVLIEGE
betekent dat er een draagvlak voor het stappenplan bestaat.
De VVP is verheugd dat er nu een duidelijk kader en strikte timing is voor de herinschaling van
de onbevaarbare waterlopen.
Polders en wateringen
Het witboek bepaalt dat een aanpassing van de wetgeving op de polders en wateringen zal
worden doorgevoerd. Inactieve polders en wateringen kunnen worden opgeheven en andere
polders en wateringen kunnen worden samengesmolten waar mogelijk en opportuun.
Dit dossier staat on hold totdat er een consensus wordt bereikt over de herinschaling van de
onbevaarbare waterlopen. Ondertussen kunnen fusies en afschaffingen met een draagvlak
wel uitgevoerd worden.
Landbouw
6 bevoegdheden worden voorzien:
Onderzoek, voorlichting en advisering
Multifunctionele landbouw
Beleidsvorming en implementatie
Landschappelijke integratie
Communicatie en educatie
Ondersteuning van actieve actoren
Dit beantwoordt volledig aan de door VVP voorgestelde taakstelling.
Omvorming van de provinciale landbouwkamers
Het witboek bevat inzake landbouw de omvorming van landbouwkamers naar provinciale
adviesraden. In vier van de vijf provincies geven de landbouwkamers enkel advies, alleen de
provincie Oost-Vlaanderen heeft in de landbouwkamer ook een projectwerking lopen,
hiervoor moet nog een oplossing komen.
20130122.021.RVL 34 / 37
Platteland
Volgende bevoegdheid wordt voorzien voor de provincies in het witboek:
regisseur van een gebiedsgericht plattelandsbeleid met uitzondering van gebiedsgerichte
projecten VLM.
Het programma voor plattelandsontwikkeling (PDPO II) is de Vlaamse invulling van het
Europese plattelandsbeleid voor de periode 2007 - 2013. Naast Europese middelen worden
de doelstellingen van het luik gebiedsgerichte werking gerealiseerd met een belangrijke
bijdrage van Vlaamse én provinciale middelen.
Het voorbereidingstraject voor het toekomstige PDPO III is bezig. Voor de volgende
programmaperiode (2014-2020) wil men gaan voor continuïteit en verfijning van het PDPO
programma.
Economie, Europa en toerisme
Wnd. Contactpersoon: [email protected] (02)508 13 21
Economie
Streekbeleid
Discussie over wie bestuurlijke trekker dient te zijn in dit dossier dient nog opgestart te
worden. In de context van de regioscreening wil men komen tot een lichtere structuur (cf.
tov de huidige RESOC-structuur), eenvoudigere financiering en een duidelijke rol en
taakverdeling tussen de actoren.
De VVP pleit voor een verankering van RESOC op provinciaal niveau en de integratie van SERR
bij het Vlaams niveau.
20130122.021.RVL 35 / 37
Acquisitiebeleid
Intentieverklaring tussen VVP, AO en FIT voor de oprichting van provinciale platformen
acquisitiebeleid (uitwisseling van informatie ten dienste van de regio). Deze platforms zijn in
alle provincies in de fase van oprichting of reeds operationeel.
Ruimtelijke economie
De VVP heeft een overzicht opgesteld met alle provinciale toekomstige taken binnen
ruimtelijke economie. Minister President K. PEETERS bevestigde op 2.12.2011 dat deze
provinciale werking goed loopt en aldus moet verder gezet worden. In de memorie van
toelichting bij artikel 16 van het ontwerpdecreet ruimtelijke economie, waar de instanties
worden opgesomd die een onteigeningsmachtiging kunnen verkrijgen, wordt uitdrukkelijk
verwezen naar het organiek decreet op de POM’s, met de toelichting dat dit decreet inhoudt
dat de POM’s aangewezen zijn als instanties die een onteigeningsmachtiging kunnen
verkrijgen voor de (her)aanleg van bedrijventerreinen, hun toegangswegen en de bijkomende
infrastructuur voor die terreinen.
Detailhandel
I.k.v. de samenwerkingsovereenkomst detailhandel tussen Agentschap Ondernemen, VVSG
en VVP van 27.7.2011 hebben de 5 provincies vanaf het najaar 2011 een duurzaam kader
opgezet ter realisatie van het samenwerkingsakkoord en voorzien in een lange termijntraject
waarbij de visie ( cfr. Winkelnota) van de Vlaamse regering een provinciale inbedding kan
krijgen. Er wordt een actieplan uitgerold waarmee elk van de 5 provincies tegemoet komt aan
haar opdracht om een generieke dienstverlening te voorzien voor de 308 gemeenten in
Vlaanderen.
20130122.021.RVL 36 / 37
Sociale economie
In overleg met het kabinet van minister F. Vanden Bossche diende de VVP een tekstvoorstel in
voor sociale economie en arbeidszorg in m.b.t. taken ter bevordering van tewerkstelling van
kansengroepen ter versterking van en complementair aan het ondersteuningsorgaan en
bevordering van tewerkstelling van kansengroepen door begeleiding en ondersteuning aan
lokale besturen met uitzondering van de centrumsteden.
Tijdens een ambtelijk overleg met het bevoegd kabinet ( 27/11/20012) werd afgesproken dat
er een interbestuurlijk protocol zal opgemaakt worden waarbij de bevoegdheden van de
provincies zullen opgelijst worden in het kader van de Vlaamse doelstellingen.
Startersbegeleiding
Het Witboek stelt dat Startersbegeleiding en bevorderen individueel ondernemerschap moet
gebeuren door één bestuursniveau (Vlaamse overheid). Agentschap Ondernemen maakte een
ontwerpprotocol hierover op, dat door de VVP werd aangevuld. De onderhandelingen zitten
in een slotfase. De toekomstige taakstelling van de provincies zou zich focussen op enerzijds
ondernemerschap educatie en anderzijds het ondersteunen van de actoren die een rol
spelen in de streekontwikkeling en het streekoverleg.
Europa
De interne staatshervorming zal geen impact hebben op de taakverdeling met de provincies
rond EU-structuurfondsen (doelstelling 2 en 3).
20130122.021.RVL 37 / 37
Toerisme
Sector ‘toerisme’ werd buiten de interne staatshervorming gehouden. Toch werden er met de
betrokken minister tot de volgende afspraken gekomen:
Planning, onderzoek en dataverzameling en marketing van productlijnen;
Internationaal (Vlaanderen) versus regionaal (provincies) onthaal;
Marketing: provincies worden bevoegd voor het binnenland marketing.