Smakers 2006

73
Smakers jongeren en cultuur 2006 1

description

CJP

Transcript of Smakers 2006

Page 1: Smakers 2006

Smakersjongeren en cultuur

2006

1

Page 2: Smakers 2006

2

INH

OU

DST

AFE

L

3

Leeswijzer 4

Voorwoord van de Minister 6

10 uitdagingen voor het jeugdbeleid 8

Jongeren aan het woord: 16 stellingen over 16-jarigen 12

Jong talent 2006 14

Kunstbende, een vinger aan de pols van jong creatief Vlaanderen 16

De ideale straat 20

Fier om Christen te zijn 26

Het ideale hebbeding 28

Create YourSpace 32

De Web2.0 generatie: Jongeren en digitale media 36

Wat stáát daar toch, in godsnaam? 42

De ideale game 44

Het persoonlijk en maatschappelijk onbehagen van jongvolwassenen 50

De ideale avond 60

Tips en tricks om met een groep naar cultuur’ te trekken... 66

Het ideale museum 70

Een greep uit de praktijk 76

Want het leven is meer dan geld verdienen alleen 82

De ideale oma & opa 88

Top vijf 92

De kick en het ei 94

De ideale outfit 100

Het debuut van een jonge schrijver 104

De ideale brief 110

De ideale foto 116

Cultfiguur zet jongeren massaal op de fiets 124

Het ideale ontbijt 128

Reclamecampagnes unifs en hogescholen 132

Referentielijst 138

Credits 142

Page 3: Smakers 2006

4

LEES

WIJZ

ERJongeren en cultuur anno 2006: niet zo eenvoudig om dit brede spectrum in één boek samen te vatten. Voor je ligt dus een boek met allerlei verhalen, getuigenissen en feiten. Vanuit het oogpunt van auteurs en experts, maar ook vanuit de jongeren zelf. Geen naslagwerk, veeleer patchwork.

Niet de volledigheid primeerde. Wij – de samenstellers van het boek – hebben gekeken naar wat in 2006 kwam bovendrijven. Bij deze tweede editie hebben we een aantal items hernomen, om de continuïteit te waarborgen, en daarenboven andere zaken scherpgesteld. Hetzelfde en toch anders dus.

Zo peilden we opnieuw naar de idealen van jongeren. Hoe speel je de ideale game of hoe ziet het ideale museum eruit? Verschillende jongeren tussen 15 en 25 jaar werden, individueel of in groepsverband, aangespoord om bij hun leeftijdsgenoten te polsen naar bijvoorbeeld de ideale outfit of de ideale avond. De resultaten werden voorgelegd aan een handvol ‘experts’ uit het veld. Zij lieten hun blik erover dwalen en geven de lezer hun kijk mee.

Jongeren luisteren dagelijks naar muziek, surfen regelmatig het wereldwijde web rond en lezen af en toe zelfs een boek. In de loop van 2006 vulden 2.248 jongeren hun favoriete boek, ringtone, radioprogramma, enz. in via de CJP-website en enquêtes op scholen. Het is niet meer, maar zeker ook niet minder, dan een momentopname. Op pagina 92 en 93 vind je hun topscores.

In 2006 werden eveneens de resultaten van een aantal recente wetenschappelijke onderzoeken geoogst.

Onderzoeksgroepen bogen zich o.a. over vrijwilligerswerk en maatschappelijk (on)behagen. Verschillende bijdragen van diverse ‘deskundigen’ stillen dan weer je honger naar kennis. Hebben onderwijs en cultuur een taak te vervullen in divers Vlaanderen? Welke stellingen over 16-jarigen doen de ronde? We legden ons oor te luisteren bij jonge schrijvers. Welk traject doorlopen zij? En wat met jongeren en religie? Zijn er tips om cultureel op stap te gaan? Hebben sportidolen impact op de sportdeelname van jongeren? De Web 2.0-generatie, wie zijn ze? Stellingen, een column, een wetenschappelijk artikel, wistjedatjes, een journalistieke bijdrage enz. wisselen elkaar hier af.

Het oog wil ook wat, dus stuurden we een jonge fotografe op pad met de vraag: wat doen jongeren in hun vrije tijd? Hun verhaal, hier en daar geflankeerd door cijfers van Re-Creatief Vlaanderen, krijgt op die manier een plaats in dit boek. We gingen tevens op zoek naar jongeren en hun culturele bagage. Is er een bepaald lied blijven hangen omdat moeder of vader het altijd voorzong? Waar komt die passie voor wielrennen vandaan? Deze vragen leverden een fijne portrettenreeks op over jongeren en hun culturele erfenis.

Kortom, jongeren en cultuur in woord en beeld. Veel lees- en kijkgenot.

5

Page 4: Smakers 2006

6

BertAnciaux

Vlaams minister van Cultuur,

Jeugd, Sport en Brussel

Toegegeven, voor een minister van Jeugd valt zo’n berichtgeving zwaar op de maag. Het is alsof het sprankelende, kleurige beeld van jonge mensen plots wordt bedekt met vuil stof en roet. Een fall out. Het Vlaams jeugdbeleid, met overtuiging gebaseerd op veel vertrouwen in de kracht van jonge mensen, ervaart daardoor een trilling in zijn fundamenten.

Psychologen kunnen dan voorspellen hoe dergelijke slechte berichten verwerkt worden, als stereotiepen beschreven in moeilijke leerboeken. Zo stelde ik ook bij mezelf een aantal achtereenvolgende gevoelens vast.

Na de schok komt de ontkenning, de twijfel aan de wetenschappelijkheid, het zoeken naar redenen om dit bericht te minimaliseren. Natuurlijk, bij sociaal-wetenschappelijk onderzoek hoort altijd een gezonde dosis relativiteit. Jongeren in Vlaanderen zijn geen witte muizen in een steriel laboratorium. Er zijn altijd andere wetenschappers die met andere onderzoeken ook andere conclusies trekken. Dat helpt de zure smaak te verdrijven. Maar toch, er blijft iets knagen.

Een volgende fase is de aanvaarding. Ach ja, waarom zouden jongeren zoveel heiliger zijn dan volwassenen, dan hun ouders, leerkrachten en begeleiders... die toch ook maar hun waarden overdragen en hun voorbeelden stellen? Maken we niet allemaal de fout om kinderen en jongeren te idealiseren in hun streven naar eerlijkheid, openheid, solidariteit en respect? Alsof er op de speelplaats of in het jeugdhuis nooit keihard gevochten of gepest wordt.

Ondertussen belandde ik in de vooralsnog laatste fase: kop op en handelen. Want ligt hier niet de essentie van jeugdbeleid, nl. niet alleen ruimte creëren, kansen geven en ontwikkeling stimuleren, maar ook heel duidelijk, zonder terughoudendheid en steeds in dialoog aan jonge mensen waarden en normen presenteren. En zelf, niet in het minst als overheid, ook duidelijke voorbeelden stellen. Dat is niet vanzelfsprekend, want het cynisme ligt op de loer. En het verlies aan geloof in jonge mensen leidt onherroepelijk naar generaties die dit ongeloof reproduceren, op hun beurt cynisme uitademen en zich steeds meer terugplooien op het heilige ik.

En dan komt deze tweede Smakers. Als een krachtige tegenstem. Want deze publicatie drijft op een sterk vertrouwen in de mogelijkheden van jonge mensen. En ze bewijst con brio haar gelijk. In mijn inleiding van de eerste editie verwoordde ik Smakers als een publicatie die er heerlijk op los jongert. Ik blijf mijn analyse gestand: ook deze uitgave biedt een (h)eerlijk staal van de leef-wereld van jonge Vlamingen. Zoals ze die zelf ervaren en dromen. Zoals ze die voor zichzelf en voor ons (be)grepen, klasseerden en meteen ook zullen bewaren. Het is nog te vroeg om systematische vergelijkingen met de editie 2004 te maken. Maar zoals we toen beloofden: Smakers wordt een interessante kroniek – klokvast elke twee jaren – van de aangekondigde volwassenheid in Vlaanderen. En meteen is zo’n dreigende depressie weggespoeld.

Daarom dank en proficiat aan alle makers van Smakers.VO

OR

WO

ORD

VA

N D

E M

INIS

TER

Smakers – vooraf

In een eerste reflectie lijkt het wel of 2006 een waarlijk depressief jaar betekende voor en over jongeren in Vlaanderen. Een aantal weten-schappelijke onderzoeken poneerde plots dat jonge mensen zich over-vloedig conservatief opstellen en angst koesteren voor het onbekende. Dit zou zich uiten in stijgende onverdraagzaamheid tegenover andere cultuurgemeenschappen en steeds minder vertrouwen in elkaar en de samenleving.

7

Page 5: Smakers 2006

8 9

10 uitdagingen voor het jeugdbeleidWe zijn halverwege de legislatuur bij het schrijven van deze bijdrage. Zonder volledigheid te willen nastreven geven we hieronder 10 uitdagingen voor het jeugdbeleid van minister Bert Anciaux voor de resterende beleidsperiode.

Een divers aanbod garanderen en stimulerenIn Vlaanderen bestaat, een uniek fijnmazig netwerk aan verenigingen. Een rijk landschap dat via diverse decreten structureel groei- en bloeikansen krijgt en ook blijvende aandacht verdient. Na de grondige aanpassing van de fundamenten van de decreten de voorbije jaren, wordt nu gewerkt aan de verfijning of verbetering. Zo werd het voor- bije jaar bij de aanpassingen van het decreet op het lokaal jeugd-(werk)beleid o.a. werk gemaakt van de vermindering van planlast. Het decreet op het Vlaamse jeugdbeleid, dat o.a. de subsidiëring van heel wat Vlaamse jeugdverenigingen regelt, komt nu aan de beurt.

Het gevecht met koppige drempels: een nieuw participatiedecreetNaast de terechte trots op het gigantisch aanbod in Vlaanderen, gebiedt de eerlijkheid ons om te erkennen dat dit nog een te beperkt deel van de samenleving bereikt. Ondanks al onze goede intenties en plannen, ontdekken we krachtige participatiedrempels die achter-stelling en sociale uitsluiting veroorzaken. Vandaar onze bijzondere aandacht voor participatie.De huidige cultuur- en jeugddecreten én het nieuwe sportdecreet bevatten sowieso al tal van participatiedoelstellingen. De voorbije jaren echter, werden ook ad hoc en experimentele beleidsacties, gericht op het slechten van participatiedrempels, gestimuleerd. Een nieuw decreet – het participatiedecreet - moet dit verder stimu-leren. Het moet de specifieke drempels voor bepaalde doelgroepen – zoals personen in armoede, gedetineerden, personen met een handicap, zieken, mensen met een etnisch-cultureel diverse achtergrond, enz. – blijvend aanpakken en wegwerken.

Interculturaliseren van het veld: uitvoeren van het actieplan interculturaliteitDe Vlaamse samenleving is meer dan ooit ‘divers’ en heterogeen. Jammer genoeg geeft de veelkleurigheid ook aanleiding tot angst voor het ongewone en het onbekende. Om de samenleving leefbaar te houden, heeft iedereen de opdracht zich hierin een weg te zoeken en te leren omgaan met de realiteit van diversiteit en de implicaties ervan. Ook het beleid mag hier niet aan voorbijgaan. Vanuit deze bezorgd- heid kwam in overleg met de jeugd-,cultuur- en sportsector een actie- plan interculturaliseren tot stand. De uitvoering van dit actieplan is nu aan de orde. In de schoot van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wordt een kennisknooppunt interculturaliteit opgericht. Dat zal in eerste instantie tegemoet komen aan de nood aan praktijkondersteuning en – bemid- deling die leeft in het jeugdwerk, de cultuur – en de sportsector. Bij de te herziene decreten, wordt interculturaliteit een nieuw beoor- delingscriterium. Voor de jeugdsector worden er bijzondere acties opgezet. Zo zal bijvoorbeeld worden nagedacht over hoe het allochtone jeugdwerk beter kan worden ondersteund.

Aandacht voor vrijwilligerswerk Jeugdverenigingen worden in grote mate bevolkt en geleid door vrijwilligers. De minister wil daarom de komende jaren voldoende aandacht hebben voor die aspecten die het vrijwilligerswerk bemoeilijken. Het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk kreeg de opdracht om, in de lijn van de nieuwe vrijwilligerswet, de behoefte aan verzekeringen bij vrijwilligersorganisaties te verkennen, praktische richtlijnen voor de organisaties te ontwikkelen en deze ruim kenbaar te maken. Samen met minister Bourgeois werd najaar 2006 de cam-pagne ‘Samen vereenvoudigen’ gelanceerd. Lokale vrijwilligers konden hun problemen met regels en verplichtingen melden. Indien het een zaak voor de federale regelgeving is, kan het op de politieke agenda van voorjaar 2007 komen. Maar we willen niet blind zijn voor knel-punten in de Vlaamse regelgeving.

Betere ondersteuning voor lokale jeugdraden en participatie van kinderen en jongerenWe willen het debat over de positionering van de gemeentelijke jeugdraden en hun werking stimuleren. Jeugdraden hebben nood aan een degelijke ondersteuning. In 2007 wordt in de gemeente volop gewerkt aan de opmaak van de gemeentelijke jeugd(werk)- beleidsplannen. In dit planningsproces moet zeker extra aandacht gaan naar de onder-steuning en begeleiding van de lokale jeug- draden. Het Steunpunt Jeugd zal deze rol de komende twee jaar op zich nemen. Daarnaast zal het met verschillende betrokken partijen een concreet plan van aanpak opstellen om te komen tot de oprichting van een autonome organisatie die lokale jeugdraden en participatie ondersteunt.

Een informatiebeleid op maat van jongerenIn Vlaanderen kiezen we voor een leeftijdsgericht jeugdinformatie-beleid. In 2006 werd het Vlaams InformatiePunt Jeugd (VIP) opgericht. Deze nieuwe organisatie heeft vanaf nu een coördinerende rol op het vlak van jeugdinformatie in Vlaanderen en moet ervoor zorgen dat wat bestaat beter op elkaar wordt afgestemd. In 2006 werden bijvoorbeeld drie nieuwe websites, met bijhorende publicaties, gelanceerd. Verder gaat het VIP op zoek naar nog bestaande noden op vlak van informatie. Op basis van de huidige ervaring van het VIP, en samen met actoren uit het veld, wordt werk gemaakt van een kwaliteitslabel voor jeugdinformatie.

Op kamp gaanVelen onder ons zijn wel eens op kamp geweest. We staan er echter niet bij stil dat het organiseren van zo’n kamp steeds moeilijker wordt. Verschillende overheden en diverse beleidsdomeinen hebben in het nabije verleden namelijk regels in het leven geroepen die van het organiseren van een jeugdkamp een niet te onderschatten opdracht maken. Naast de geleverde inspanningen tijdens de vorige legislatuur, willen we de komende jaren het werk met de betrokken partners voort-zetten. Daarenboven worden opnieuw inspanningen geleverd om het kampeermateriaal van de Vlaamse uitleendienst op peil te houden en wordt het decreet m.b.t. de subsidiëring van jeugdverblijfcentra herwerkt. Tot slot werkt het Centrum voor Jeugdtoerisme (CJT) momenteel aan een vernieuwde databank die er o.a. voor zorgt dat jeugdgroepen via het internet kunnen zoeken naar kampplaatsen in Vlaanderen. In 2007 staat deze informatie op het web.

Jongeren als actieve cultuurparticipant.Een minister van jeugd die ook minister van cultuur is, heeft vanzelf-sprekend ook aandacht voor kinderen en jongeren in zijn cultuurbeleid. Recent werd de nieuwe website Gobots, die jongeren door het ruime aanbod loodst, gelanceerd door CJP vzw. Kinderen en jongeren zijn niet alleen aanwezig als toeschouwer van cultuur maar zijn graag ook zelf creatief en artistiek bezig. Uit respect voor deze eigen cultuuruiting van jongeren verdient dit ondersteuning. We hadden het hierboven al over participatie. Het spreekt voor zich dat daarin ook kinderen en jongeren in beeld komen. Een kennismaking met cultuur en kunst op jonge leeftijd verhoogt de participatie op latere leeftijd spectaculair; ongeacht of ouders of school de kennis-making verzorgen. Het kom-ende jaar wordt hier dan ook in het bijzonder aandacht aan besteed.

Sport en spel in de buurtBij de opmaak van het nieuwe decreet lokaal sportbeleid is bewust rekening gehouden met de belangen van kinderen en jongeren. Aan de lokale besturen wordt namelijk gevraagd dat zij minstens 20% van de subsidies besteden aan bijvoorbeeld buurt- of school-gebonden sportbeoefening. De komende vijf jaar gaat extra aandacht naar de kwaliteitsverhoging van de jeugdsportbegeleiders in sport-verenigingen. Vanuit hun behoefte aan ruimte om te spelen, sporten en zich te ontspannen, zoeken jongeren regelmatig hun recreatie- en ontmoetingsplekken in de buurt van sportinfrastructuur. Het Vlaamse jeugdbeleid wil hier één van haar prioriteiten van maken.

Brede schoolEen link met onderwijs mag niet ontbreken in het jeugdbeleid. De komende periode willen we vooral inzetten om gezamenlijk het concept van ‘brede school’ uit te werken. Binnen en buiten de onderwijswereld kan ‘brede school’ beschouwd worden als een kader om op het lokale niveau een netwerk tussen actoren uit verschillende sectoren te duiden. In dat netwerk kunnen scholen, initiatieven buitenschoolse kinderopvang, bibliotheken, buurtwerkingen, sociaal-culturele initiatieven, jeugdwerkinitiatieven, sportclubs, jeugdmuziekateliers en deeltijds kunstonderwijs, centra voor leerlingenbegeleiding en tal van jeugdzorgvoorzieningen actief zijn. We willen mee stappen in een vereenvoudiging en afstemming van de Vlaamse regelgeving om lokale samenwerkingsverbanden im-pulsen te geven. In 2007 lanceert de administratie cultuur een oproep ter subsidiëring van een aantal proefprojecten ‘brede school’.

Kabinet van Bert Anciaux,

Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel

Page 6: Smakers 2006

Kim, 22 jaar

is hoofdmajorette van de

Koninklijke Muziekvereniging

Sint-Cecilia van Aarsele,

maar is ook autorally copiloot

99% jongeren woonden de voorbije zes maanden geen concert met fanfare of harmonie bij, maar 93% ging ook niet kijken naar een pop- of rockconcert.Volgens 40% zijn concerttickets te duur.

10 11

Page 7: Smakers 2006

12 13

Jongeren aan het woord: 16 stellingen over 16-jarigenAls het over jongeren gaat, vervalt men gemakkelijk in clichés. Zo zouden jongeren bv. weinig interesse hebben in politiek, ze lezen te weinig en hun vrije tijd brengen ze vooral voor de buis door zonder zich te bekommeren om de wereld waarin ze leven. Slechts zelden wordt moeite gedaan om na te gaan of er van al die clichés iets aan is. Oudere mensen hebben immers altijd al geklaagd over ‘de jeugd van tegenwoordig’.

Om na te gaan wat er allemaal klopt van die vooroordelen, hield het centrum voor politicologie K.U.Leuven (Ellen Claes, Yves Dejaeghere, Stefaan Fiers, Marc Hooghe en Ellen Quintelier) in het voorjaar van 2006 een grootschalig jeugdonderzoek. In totaal werden daarbij 6.285 Belgische jongeren ondervraagd, waarvan 3.453 Nederlandstalige en 2.832 Franstalige jongeren. Op basis van dit onderzoek wordt hieronder een aantal stellingen naar voren geschoven, gebaseerd op de antwoorden van de ondervraagde zestienjarigen.

01We verwachten altijd dat jongeren veel progressiever zijn dan hun ouders wat betreft hun partijvoorkeur en dat ze meer openstaan voor nieuwe ideeën. In werkelijkheid valt de appel niet ver van de boom en lijken ze meer op elkaar dan ze misschien zouden willen.

02Jongeren zijn niet altijd happig op tradit- ionele politiek. Ze vinden wel andere manieren om zich te engageren: vrijwilligerswerk, rondgaan met en laten tekenen van petities en leiding geven in jeugdorganisaties.

03Het grootste deel van de jongeren beschikt over onvoldoende of verkeerde informatie over allochtonen. Werk aan de winkel dus.

04Scholen met een goede mix van allochtonen en autochtonen blijken een uitstekend middel te zijn om verdraagzaamheid tussen de verschillende groepen te bevorderen.

05Jongens staan negatiever tegenover homoseksualiteit dan meisjes. Bovendien blijkt dat hoe vaker je naar religieuze plechtigheden gaat, hoe groter je weerstand is tegenover homoseksualiteit.

06Meisjes zijn gematigder in hun meningen. Dit geldt zowel voor hun partijvoorkeur als het beeld van hun toekomst en hun houding tegenover de medemens.

07Dat scholen moeten opvoeden tot ‘democratisch burgerschap’ klinkt mooi. Voordat ze leerlingen echter kunnen stimuleren tot meer engagement, zouden scholen vooral zelf op een meer democratische manier moeten kunnen functioneren.

08Scholen maken wel degelijk een verschil. Als je de gemiddelde resultaten van gelijk- aardige scholen bekijkt op het vlak van normen en waarden, valt op dat sommige scholen meer succesvol zijn in hun aanpak dan andere.

09Jongeren vinden dat ze geen grote invloed hebben op beslissingen in hun school. Ze willen vooral meer inspraak in het spreiden van huiswerk en examens.

10Jongeren hebben een commerciële vrijetijdsbesteding (telefoneren, uitgaan, enz.), maar ze werken er ook voor, zelfs tijdens het schooljaar.

11Jongeren vinden dat politiek niet veel invloed heeft op hun dagelijks leven. Diegenen die het dichtst bij hen staan, nl. hun ouders en vrienden, hebben dat wel.

12Sportverenigingen zijn nog altijd de populairste verenigingen bij jongeren. Terwijl jongens vaker lid zijn van sportclubs, engageren meisjes zich vooral in kunst- en cultuurverenigingen.

13Onbekend is onbemind: jongeren hebben weinig vertrouwen in mensen die ze niet kennen.

14Internet is voor jongeren vooral een communicatiemiddel en minder een middel om op zoek te gaan naar informatie en nieuws. Voor dat laatste blijft televisie nog altijd het medium bij uitstek.

15Hoewel politiek niet de eerste zorg is van jongeren, blijkt gaan stemmen (zelfs indien de stemplicht afgeschaft wordt) vanzelfsprekend.

16Jongeren scoren niet zo hoog op vragen over politieke kennis. Toch een meer prominente plaats voor actualiteit in het curriculum? ‘Kranten in de klas’ kan alvast een goede aanzet zijn.

Voor meer info, zie

www.kuleuven.be/citizenship.

naamachternaam

enz.

Page 8: Smakers 2006

14

Jongtalent2006Liesa Naert °1982

Won met het rauwe ‘4.48 Psychosis’ (van Sarah Kane) de Theater Aan Zee KBC-Prijs 2006 voor Jong Theater. De TAZ-jury: “Liesa, die nog aan haar laatste jaar van haar opleiding aan het Gentse conservatorium moet beginnen, is nu al een virtuoze actrice. Haar monoloog, hoewel vormelijk conventioneel, greep naar de keel, en er was geen ontkomen aan. Of zoals één van de juryleden het verwoordde: Liesa speelde de tekst niet, ze is er ingekropen.”Als ‘Saskia’ staat ze haar mannetje naast kanonnen als Bart De Pauw en de Neveneffecten in ‘Willy’s en Marjetten’.

Yossif Ivanov °1986

In 2005 haalde hij als achttienjarige snaak én eerste Belg de top drie van de Koningin Elisabethwedstrijd voor viool, sterker nog, hij werd tweede. Prompt promoveerde het Paleis voor Schone Kunsten hem tot ‘Rising Star’ van het seizoen 2005-2006.In februari 2006 verscheen zijn eerste cd, die door het Franse tijdschrift Diapason bekroond werd met de ‘Diapason Découverte’ en de ‘Diapason d’Or de l’Année’.

Brecht Evens °1986

Dit Hasselts strip- en cartoontalent won de Strip Debuutprijs 2005 en werd door CJP uitgeroepen tot Het Jong 2006. De jury omschreef hem als: “Een jongeman met zeer veel talent die zowel het tekenen als de ideeën in de vingers heeft.” In 2006 verscheen ook zijn tweede stripalbum ‘Vincent’, volgens Knack, “het indruk-wekkendste Vlaamse boek van het jaar, als je zijn leeftijd in aanmerking neemt.”

Niels Albert °1986

Net als dorpsgenoot Sven Nijs startte hij zijn carrière op twee wielen in het BMX-circuit. In 2006 bevestigde hij zijn titel als meest beloftevolle jongere van 2005 en de Kristallen Fiets voor de jongere van het jaar 2005 door Belgisch én Europees kampioen veldrijden bij de beloften te worden. In het seizoen 2005-2006 was hij zowel in de Superprestige als in de Gazet Van Antwerpentrofee de meest regelmatige veldrijder bij de beloften.

Absynthe MindedWon in juni 2005 overtuigend de finale van Europa’s grootste rockconcours Bilbo Rock in Bilbao (Spanje). In de zomer van 2006 won ‘My Heroics, Part One’ de ZAMU-award voor Beste Song en versloeg daarmee o.a. ‘7 days, 7 weeks’ van dEUS, ‘Saudade’ van Arsenal, ‘I feel allright’ van Zornik en ‘At sea’ van Ozark Henry. De zanger van de groep, Bert Ostyn, kaapte onverwacht ook nog de award voor Beste Zang weg onder de neus van Geike Arnaert.

Fabio Wuytack °1981

Deze filmmaker uit Wachtebeke verraste vriend en vijand door op het internationaal filmfestival Paris Tout Court 2006 de Publiek-sprijs voor de beste Europese film in de wacht te slepen met zijn film ‘Two hands’. Deze film over de Palestijnse kwestie door de ogen van een Palestijns chirurg werd meteen ook opgenomen in de Short film corner van het filmfestival van Cannes.

15

© A. De Gelas

© Alex Salinas

Page 9: Smakers 2006

16 17

Kunstbende, een vingeraan de pols van jong creatief VlaanderenWist je dat...

AmelieAernoudts

is coördinator van Kunstbende

Kunstbende, de wedstrijd in kunst voor jonger- en tussen 13 en 19 jaar, klein begonnen is, maar groter en groter werd? Na zeven jaar groeien is Kunstbende niet meer weg te denken uit het culturele landschap van jongeren. Met onder-tussen meer dan 71 voorrondes in verschillende regio’s over heel Vlaanderen, 55 ateliers, 7 finales en andere Kunstbende-gebeurtenissen bereikt Kunstbende meer dan 15.500 deelnemers, meer dan 43.000 bezoekers aan de voorrondes en maar liefst 13.000 bezoekers aan de finales.

Kunstbende meer is dan zomaar een wedstrijd in kunst? Kunstbende is gegroeid tot een hechte community van jongeren, artistieke en socio-culturele organisaties en uiteraard ook van een groot en enthousiast publiek. Kunstbende is de springplank naar de kunstensector, voor M/V met talent.

Kunstbende jongeren zijn, die elkaar uitdagen in performance, games ‘n sites, video, ontwerpen, fotografie, TXT, TXT on stage, muziek en dans? Kunstbende zet jongeren aan om hun ding te produceren. Zowel zij die al met kunst en cultuur bezig zijn, als jongeren die er zich voor de eerste maal aan wagen, komen met elkaar in contact. En wanneer ze liever achter de schermen aan de touwtjes trekken, worden ze Kunstbende-ambassadeurs.

Kunstbende staat voor originaliteit waar ‘alles kan, alles mag’? Kunstbende toont hoe divers, rijk, spetterend en sexy kunst van jongeren kan zijn. Ze maken nieuwe creaties, wagen zich aan een nieuwe discipline of vormen speciaal voor Kunstbende een nieuwe formatie. Kunstbende slaagt erin jongeren te stimuleren om actief met kunst en cultuur bezig te zijn.

Kunstbende jongeren een professioneel podium wil aanbieden? Een podium met alles erop en eraan. Maar Kunstbende eindigt niet met het podium op de finale. Kunstbende biedt jongeren ook andere podia aan, geeft hen workshops en stuurt hen uit naar internationale festivals.

Kunstbende startte in 1999-2000 als een initiatief van de Vlaamse Provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie met Villanella als uitvoerend producent? Sinds de vierde editie krijgt Kunstbende steun van de Vlaamse Overheid.

Kunstbende jongeren ook op een interactieve wijze bij het ganse project tracht te betrekken? www.kunstbende.be bevat naast praktische info, een gallery of fame van de winnaars, een plek om met elkaar te kletsen en nog veel meer.

Meisjes de leading ladies van Kunstbende zijn? Het vrouwelijke geslacht gaat er massaal voor. Blijkbaar is het voor jongens van 16 tot 17 jaar not done om met kunst bezig te zijn.

Sinds twee jaar ‘fotografie’ met stip de populair-ste categorie is bij deelnemers aan Kunstbende? Daarvoor konden ‘dans’ en ‘muziek’ zeker zijn van de meeste inschrijvingen. De razendsnelle opmars van de digitale fotocamera en bijhoren-de PC-toepassingen liggen aan de basis van dit succes. En dat terwijl fotografie vroeger een ‘zwak broertje’ was wegens dure filmontwik-kelingen, afdrukken, fotopapier en apparatuur.

De categorie ‘nieuwe media’ helemaal niet zo goed scoort, terwijl je net verwacht dat jong- eren daar toch sterk mee bezig zijn? Kunstbende wil daar iets aan doen. Vanaf de editie 2006-2007 vervangt Kunstbende daarom ‘nieuwe media’ door ‘games ’n sites’. Naast het zelf bouwen van websites worden jongeren nu ook gevraagd om games of onderdelen van games in te sturen.

Dit dan weer net iets minder geldt voor de categorie dans? Daar zorgen de dansstijlen hiphop en breakdance voor een aanzienlijke stijging van het aantal jongens binnen een typische ‘meisjescategorie’. En dat big weer beautiful is hebben we ook te danken aan bovengenoemde dansstijlen. Graatmagere ballerina’s moesten plaats ruimen voor lekker volle soulmadammen.

© Sven Van Baarle

Page 10: Smakers 2006

18

Wist je dat... Games ’n sites, video en muziek échte ‘jongens-categorieën’ zijn? In tegenstelling tot TXT on stage, TXT, fotografie, performance en dans.

Naast onderwerpen als liefdesverdriet, donkere gedachten, moeilijkheden op school en met ouders, Kunstbende ook thema’s ziet opduiken uit de actualiteit, komisch slapstick, satire, humor en religie?Kunstbende al jaar en dag staat voor: ‘wie waagt, wint meestal’ en ook voor ‘alles kan en alles mag’? Al heeft dit laatste wel consequenties voor theatertechnici die na bepaalde acts het podium dienen te vrijwaren van resten rotte vis, geklutste eieren of tot moes verwerkte groenten en fruit.

De meeste jongeren die aan Kunstbende mee-doen dit doen vanuit verschillende motivaties? Het was al jarenlang een droom, ik doe mee voor de grap, mijn zus/vriend/oma heeft me ingeschreven en nu kan ik niet meer terug, ik wil graag professionele feedback op mijn artistiek werk, enz. Zeer diverse redenen, maar elke reden is goed om deel te nemen aan Kunstbende, zo blijkt uit het grote aantal jaarlijkse inschrijvingen.

Deze mensen hun deskundig oog al liet dwalen over menig Kunstbende-act op voorrondes en finales? Adriaan Van Den Hoof, Peter Van Den Begin, Stany Crets, Tine Van Den Wyngaert, Jan Bosschaert, Klaas Janszoons, Tine Reymer, Jan Hautekiet, Kurt Overbergh, Anna Luyten,

Bart Meuleman, Tom Naegels, Renkse de Greef, Alex Van Hee, Veerle Baetens, Tom Pintens, Wim Delvoye, Gerda Dendooven, Raf Walschaert, Brahim, Maaike Cafmeyer, Wayne Traub, Koen Augustijnen en vele anderen.

Deze mensen de voorrondes en finales van Kunstbende met volle overgave presenteerden? Gitte Van Hoyweghe, Staf Coppens, Annabelle Van Nieuwenhuyse, Peter Van de Veire, Tomas De Soete, Thomas Vanderveken, Gerrit De Cock, Ilse Liebens, Siska Schoeters, Ilse Van Hoecke, Stijn Van de Voorde en Britt Van Marsenille.

Heel jonge deelnemers (13 jaar) vaak hoge ogen gooien en dadelijk in de finale terecht komen? Maar dat de gemiddelde leeftijd bij Kunstbende 16 jaar is.

Sommige jongeren vanaf hun 13 jaar meedoen aan Kunstbende en tot hun 19 jaar doorgaan? Daarna gaan ze, zoals ze zelf zeggen, op ‘Kunst-bende-pensioen’. Vaak staan hun jonge broers en zussen dan klaar om de fakkel over te nemen. Zo ontstaat een heuse ‘Kunstbende-generatie’.

Jonge mensen zich vanaf deze editie ook kun- nen inschrijven voor Kunstbende De Luxe, het vervolgtraject op Kunstbende? Zowel ex-deelnemers als anderen kunnen een artistiek plan insturen. Kunstbende De Luxe pikt er zes projecten uit en geeft de jonge artiesten in kwestie alle ondersteuning: repetitieplekken,

35% van de jongeren sport regelmatig, 27% doet dit om een mooi lichaam te hebben, maar 62% vindt het vooral ontspannend.

speelplekken, een coach, promotie, eten en drinken maar vooral veel tijd. Om te zoeken, hard te werken en wie weet ook wel wat te vinden.

Brahim, Lise Accoe, Anna Vercammen, Leen Roels en Balthazar ooit deelnamen aan Kunstbende?

Er ook in Nederland een Kunstbende bestaat en in Zweden, Noorwegen, Finland en Denemarken? En dat er in Noorwegen jaarlijks 30.000 jongeren deelnemen aan 300 voorrondes en dat terwijl er maar 4.400.000 mensen wonen. En dat ze daar een categorie hebben die ‘husflid’ ofwel ‘huisvlijt’ heet? Inzendingen bestaan bijgevolg uit zelfgemaakte vliegvissen, sloffen uit rendierenvel, ingelegde messen en traditioneel geborduurde kostuums.

Kunstbende in de eerste plaats jongeren met veel goesting, durf, lef, eigenzinnigheid en doorzettingsvermogen zijn? Die zich zoals alle mensen op één of andere manier proberen te onderscheiden van de rest. Die nood hebben aan een gezonde portie aandacht, op of naast het podium. Kunstbende is dan ook maar wat blij dat ze steeds opnieuw bakken aandacht kan geven, omdat ze het verdienen!

19

Sam, 19 jaar

is begeleider van de jongerenploeg

van Friends and Scream United in

Laken en fan van Club Brugge

Page 11: Smakers 2006

20 21

Pimp my Block!Onder deze ronkende slogan schuilt een project van de Nederlandse Nationale Jeugdraad waarbij jongeren aangezet werden om hun wijk en hun straat te verbeteren. Onze noorderburen zeggen het altijd net even iets anders, nietwaar? De ideale straat? Wat is dat eigenlijk? Op zoek naar een antwoord, snuisterde ik in een aantal teksten en websites, en zocht ik naar meningen van jongeren. De jeugdraad van Gent en de organisatie Kind en Samen-leving brachten me al een heel eind verder. Zij stelden de vraag aan jongeren en hun gebundelde antwoorden worden gebruikt om beleidsmakers (politici) op goede ideeën te brengen.

De Natte DroomIn het kader van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2006, verzamelde de jeugdraad van Gent bij 120 jongeren meningen over een heel aantal thema’s. Naast het aanreiken van actiepunten voor de partijprogramma’s werden ook een aantal langverwachte dromen en verlangens opgenomen in de nota ‘De natte droom’.Ook jongeren in Gent hebben het lastig met sluikstorten in bepaalde straten, meestal buiten de binnenstad. De properheid van de straat laat daar serieus te wensen over en waarom zouden zij dat niet even erg vinden als volwassenen? Daarom mogen er méér vuilnisbakken komen die gerust een beetje opvallen. Een aantal kunstenaars en jongeren die samen artistieke vuilnisbakken ontwerpen?

Ik vond er een voorbeeld van in Amsterdam. In de wijk Slotermeer schilderden kinderen en jongeren tientallen vuilnisbakken tijdens de actie ‘Pimp my Block’, best wel knap. Dus Vlaanderen, pimpen die straat! Er mag gerust ook wat meer groen komen. Natuurlijk zijn er wel een aantal grote, groene gebieden buiten het centrum maar het weinige groen in het centrum, moet zeker blijven. Vele jongeren laten de term ‘stadsbos’ vallen, waarom niet? Ze denken aan klimop, klimrozen en daktuintjes op appartementen en studentenkoten.

Een propere en kleurrijke straat is aangenaam. Om de gezelligheid te verhogen vinden Gentse jongeren zaken als een goede buurtwerking zeker belangrijk. Jongeren willen namelijk dat er een goede sfeer hangt in de straat en dat zij en de anderen zich er thuis voelen. Wat ze ook heel fijn vinden is een pleintje waar je een beetje kan sporten. Een paar voetbaldoelen en basketringen, maar het pleintje mag dan wel niet vol hondendrek liggen. Helaas zijn jongeren niet altijd even graag gezien op die pleintjes en worden ze soms weggejaagd door oudere jongeren of volwassenen. Omdat ze zich vaak per fiets verplaatsen, houden Gentse jongeren ook wel van straten die niet helemaal ingepalmd worden door Koning Auto. Zo zijn grote delen van het Gentse stadscentrum autovrij en dat is zalig. Nu nog iets meer en grotere fietsenstallingen!

Naast de verkeersveiligheid duiden de jonge Gentenaren ook op het zogenaamde ‘onveiligheidsgevoel’. Meestal gaat

het om een subjectief beeld dat iemand heeft, waardoor die een groepje jongeren als onveilig bekijkt. Hierdoor worden in het donker bepaalde plekken gemeden en dat is toch te gek. Een goede verlichting van het voetpad en de pleintjes zou al heel wat van die onveiligheidsgevoelens kunnen weg- nemen. Mensen zouden zich ook veiliger voelen als ze elkaar kennen. Een ideale straat voor deze jongeren is dus een straat waar af en toe ‘gemengde’ activiteiten plaatsvinden: jong en oud, autochtoon en allochtoon enz.

Straatcultuur – praatcultuur?Jan Van Gils (vzw Kind en Samenleving) haalt tijdens een vorming aan dat wanneer we de begrippen ‘jongeren’ en ‘straat’ naast elkaar zetten, de term ‘rondhangen’ niet veraf is. Het feit dat jongeren niet meer voortdurend spelletjes spelen of in beweging zijn, maakt de volwassenen wat ongerust. Ze zitten daar en kletsen maar wat. Eindeloos zijn de gesprekken over de nieuwste schoenen en of die nu typisch voor Marjetten zijn dan wel of ze echt keiknap zijn. Knappe jongens komen ter sprake en toffe grieten worden geëvalueerd. De nieuwste cd’s passeren de revue en zo ontstaat een spannend exploratiespel tussen het meelopen met de gangbare opinie en het ontwikkelen van een eigen mening. Zo ontdekken ze beetje bij beetje wat ze mooi vinden, wat cool is, wat ze graag en niet graag hebben. De cultuur van de straat is een Desperado cultuur, volgens Veerle Van Assche.(1) De straat vormt de tegenpool van thuis. Je kan er ontsnappen aan het gezag van thuis.

D E I D E A L E S T R A A T

BenVerstreyden

stafmedewerker Vereniging van Vlaamse

Jeugddiensten en –consulenten vzw

Page 12: Smakers 2006

22

Er zijn weinig plekjes voor jongeren waar ruimte kan gemaakt worden voor eigen uitingsvormen. Slechts de jeugdwerking en de straat bieden een uitweg.

Ssst, een momentje rust aub ...In opdracht van een kleine gemeente in Vlaams-Brabant onderzoekt vzw Kind en Samenleving de noden en behoeft-en van jongeren in hun wijk en hun straat. Omdat het onder- zoek nog niet afgerond is, houden we de naam van die gemeente voor ons, maar ik mocht alvast met de bevind-ingen van een aantal jongeren aan de haal. Vele jongeren geven aan hoe belangrijk een portie stilte en privacy voor hen is. Een aantal gasten vindt die rustige momenten in huis, omdat de woning voldoende groot is of omdat er een tuin is. Anderen moeten echter buitenshuis op zoek naar een rustig plekje. “Ik zit altijd op dit bankje onder de boom,” zegt Evelien. “Het is fijn om een plekje te hebben waar de jongere kinderen niet veel komen.”

Ook het basketveldje in de wijk is een toffe ontmoetingsplek voor jongens én meisjes. De jongens tonen er hun kunnen en de meisjes komen kijken en kletsen dat het een lieve lust is. Jammer dat het veldje zo dicht bij de huizen ligt. Het aanhoudende botsen van de bal en het knallen van de bal tegen de korf worden weerkaatst tegen de huizen. Vooral in de lange zomermaanden krijgen de buren het daarvan danig op hun heupen.

“Wij kunnen alleen maar zitten en wat babbelen,” zeggen een aantal oudere meisjes. “Af en toe spelen we wel eens muziek in een voortuintje en zolang we er geen festival van maken, vinden de buren dat helemaal ok. Vorige zomer heeft een buurman al eens een volleybal- en badmintonnet opgesteld en daar hebben we dankbaar gebruik van gemaakt.”

De gemeente organiseert één keer per maand een buurt-sportactiviteit in de straat, maar dat vinden de jongeren iets te weinig. Een paar jongens zouden in hun straat ook graag iets meer geasfalteerde ruimte zien: ideaal om te skaten en te skeeleren.

Pimp the city, niet alleen de straat.Een knappe stad voor dito jongeren heeft pas in de laatste plaats te maken met een specifiek aan hen aangepast straatbeeld. De straat is er voor iedereen. De openbare ruimte is het gezicht van de hele stad. Als jongeren de stad willen opleuken, is er plaats zat voor eigen initiatief. Zo denk ik aan het kunstige eindwerk van een 18-jarige graffitist. Met een zelfgemaakte driehoeksleutel kon hij een paar vuilbakken wegnemen, opleuken met verf en terughangen. Hij had namelijk opgemerkt dat de mannen van de vuilkar bij het leeghalen een systeempje versies overal terecht.

If you can’t beat them, join them.De stad is veel makkelijker te pimpen van binnenuit. Het beleid aan je kant krijgen is de enige manier om dat te doen. Nieuwe wetgeving heeft de speelruimte in ons land veel veiliger gemaakt. In sommige gevallen is ze ook beter geworden. Vooral de jongere kinderen zijn daar goed mee geweest. Speeltuinen voor jongeren heb ik echter niet veel zien opduiken. De komende jaren zal er vooral veel aandacht uitgaan naar sport. We moeten dringend op zoek naar een manier waarop we deze nieuwe beleidsvisie omzetten naar een jeugdvriendelijke ruimte. Zoniet pompen ze alle vrijgekomen hoekjes vol met pannafieldjes, sportkooien en mislukte fitnesstoestellen.

Meet the streetBij het ontwerpen van het publiek domein overlopen we een lijstje van randvoorwaarden-makers. De fietsers krijgen hun breed fietspad, voor de mindermobielen halen we de drempels weg, de auto’s krijgen hun 3,5 meter, de bus krijgt een vrije busbaan, voor de winkeliers verbrede voetpaden, alstublieft. Ik merk dat de jeugdconsulenten ook hard aan het roepen zijn, en dat heeft zo zijn resultaten. De skateveldjes rijzen als paddestoelen uit de grond. Toch is ons nieuw skateterrein in het stadspark door de echte street-skaters al naar de vuilnisbelt verwezen omdat er te veel ‘klein mannen’ rondlopen. Dat is nu net wat ik indertijd met het ‘Studio 100- effect’ bedoelde. Als je iets bedenkt voor een oudere doelgroep, wordt het al snel opgepikt door de kleineren. Als we vandaag een ideale straat voor tieners willen ontwerpen, mikken we dus best op volwassenen.

Zet ze buitenEr rest ons nog één hindernis. Mijn zoon communiceert veel meer met zijn vrienden dan ik vroeger, hij is veel mobieler dan ik ooit had kunnen dromen en heeft een zesde zintuig voor technologische stuff, maar ik krijg hem met geen stokken buiten. En wij ons best maar doen om de buitenomgeving op zijn maat te ontwerpen.

Titel expert straat (sophie)

Een verboden vraag?Wanneer ik deze vragen en ideeën lees, valt het me op dat geen van de bevraagde jongeren spontaan denkt aan voet-ballen op straat of het organiseren van een supersnelle ‘Tour De France’ in de vier straten van hun wijk. Nochtans zijn dat de jeugdherinneringen uit mijn straat die me het meeste bijblijven. Het lijkt alsof het een verboden vraag is geworden. Stel je voor, voetballen op straat, komaan zeg! Dat is toch veel te gevaarlijk geworden, daarvoor hebben we toch dat pleintje een kilometer verder?

Moeten we ons daar zomaar bij neerleggen? Neen, de straat is té waardevol om over te laten aan rij- verkeer en geparkeerde auto’s. Als ik goed luister naar wat deze jongeren ons zeggen, dan hoort een straat ook bescherming te bieden en bewegingsvrijheid én moet er ook iets te beleven zijn.

Een ferme dankjewel aan: De jeugdraad en jeugddienst van Gent,

Wouter Vanderstede van Kind & Samenleving vzw. Voor hun bijdrage.

1 Van Assche, V.; Hermans, G., Lauwers J. (1998), Jeugdwerk met

maatschappelijk achtergestelde jongeren: tussen zorg en vrije tijd ?

Antwerpen, PSW/Universitaire Instelling Antwerpen.

MichelGerits

Architect,

vader en speler.

23

Page 13: Smakers 2006

24

47% van de jongeren hebben de voorbije zes maanden een kunstzinnige hobby uitgeoefend: een muziekinstrument bespelen (21%) en tekenen, schilderen en grafische werk (19%) waren de meest beoefende kunstvormen.

25

Page 14: Smakers 2006

26

Fier om Christente zijnHet moet een van de vroegste herinneringen zijn uit mijn jeugd. We schrijven midden de jaren zeventig. Kermis in het dorp, en voor het eerst mocht ik ook mijn precisietalent demon-streren in de schiettent. Het resultaat was niet veel soeps, maar de bescheiden trofee heb ik jaren zorgvuldig bewaard in het nachtkastje op mijn slaapkamer. Het was een geelzwarte sticker met een leeuw die brulde: ‘Ik ben Vlaming. En daar ben ik fier op.’Ik vertel dit verhaal met enige gêne, want zowel sticker als boodschap zijn – voor mij toch – gedateerd. Op een dag zal ik wellicht het klei-nood in de prullenmand hebben gegooid, maar dat kan ik me niet meer herinneren. Het Vlaanderen van de jaren zeventig had die boodschap kennelijk nodig. Een duwtje in de rug om zelfbewuster te leven. Een bevestiging van de identiteit. Een fiere uiting van eigen volksgeloof.Aan deze jeugdherinnering moest ik ongewild terugdenken toen ik recent enkele jongeren hoorde getuigen op het religieuze stadscongres in Brussel dat kardinaal Danneels mee had opgezet. Bedoeling was om de buitenwereld te laten zien waar de katholieke kerk allemaal mee bezig was. Maar in eerste instantie was het toch een intern familiefeestje. Een bijeenkomst van gelijkgezinden die in het samen komen zelf kracht en inspiratie vonden om verder te doen.Een van de jongeren had er geen probleem mee om met naam en toenaam in de krant ver-meld te worden. “Ja, ik ben gelovig,” vertelde de 25-jarige Wannes uit Ieper in de krant De Morgen. “Vroeger zou ik er mij voor geschaamd hebben, maar nu heb ik die gêne van me afgegooid.”

Dit is ongetwijfeld een nieuwe trend. Pakweg vijf jaar geleden zou je bij dergelijke evenement-en weinig jongeren gezien hebben, en àls ze er al waren dan kreeg je ze bijna nooit over de streep om voor een krant als De Morgen iets te laten zeggen. Godsdienstsociologen zijn het al een tijdje aan het signaleren. Dat zingeving en religie terug ‘in’ is, zeker bij jongeren. Klassieke bedevaarts-plaatsen als Scherpenheuvel of Maria-Aalter trekken opnieuw jonge mensen aan die een kaarsje komen branden of een tekstje schrijven voor een dierbare of een geliefde.Jongeren lopen vaker een kerk in en uit, niet per se om een viering bij te wonen, wel om even in de sfeer te komen. Om ingetogen te kunnen nadenken over leven en lief. Om de stilte op te zoeken die ze nergens anders meer vinden. Kerken zullen nooit meer vol lopen, daar ben ik van overtuigd. De uitingen van het geloof zullen op een andere, meer creatieve manier verlopen. Alternatieve bijeenkomsten, vieringen, acties en bezinningsavonden.Nieuwe religieuze bewegingen appeleren aan het jonge volk en de respons groeit. Al is het beeld heel divers, versnipperd en daarom moei- lijk om er een echt correct zicht op te krijgen. Van de protestantse pinkstergemeenschappen tot evangelische thuiskerken. Van charismatische bewegingen die mikken op mystiek en de per-soonlijke vurige band met Jezus tot kerkelijke initiatieven die de sociale en op het randje af ook de politieke kaart trekken.Trendwatchers hadden het voorspeld. Jongeren zijn op zoek naar diepe ervaringen en nemen een voorbeeld aan authentieke leiders.

Personen die zelf consequent leven naar wat ze vertellen. Stichters van nieuwe bewegingen bijvoorbeeld, van een Andrea Riccardi van de Sint-Egidiusgemeenschap, een Père Gilbert, Noël Bonte van de Sint-Michielsbeweging tot een lokale priester die arm is met de armen, vreemd is met de vreemdelingen en rechtlijnig de kaart trekt van al wie in nood is.Het was onze kardinaal ook opgevallen op de Wereldjongerendagen in Keulen, vorig jaar. Hoe weinig kritische vragen er van de jongeren kwamen over paus, condooms en vrouwen. Neen, jongeren zijn daar niet mee bezig. Wel met brede zingevingsvragen. Van de klas-sieker ‘wat is de zin van ons bestaan?’ tot de concrete vraag waarom ze zich niet goed voelen bij hen thuis of op school.De verbondenheid van een groep, maakte jongeren blij en zelfs fier. Bij de Wereldjongeren-dagen kreeg iedere deelnemer een klein licht-blauw rugzakje mee. Het is een hebbeding geworden. Een herkenning, een uiterlijk, maar jong teken van geloof. Jongeren droegen het trots mee overal in de stad. En later ook nog als ze thuis waren; zelfs op e-bay heeft het een tijd de ronde gedaan en werden er zotte prijzen voor betaald.

Ik begrijp nu beter het standpunt van jonge islammeisjes die er bewust voor kiezen om hun hoofddoek te dragen. Voor hen is het geen symbool van onderdrukking, wel een teken dat ze zich thuis voelen in hun geloof. En dat ze er fier op zijn. Een sticker zeg maar. Het valt trouw- ens op hoe weinig er eigenlijk geweten is over hoe jonge moslims hun geloof beleven.

Dé moslimjongere bestaat natuurlijk niet. Maar al te vaak krijgen media het verwijt dat we slechts over moslims praten als de wereld in brand staat, het Midden-Oosten opnieuw voor bloedig nieuws zorgt of in eigen land het thema van kordate aanpak van criminaliteit aan de orde is na een nieuw incident. Dat ze teveel ‘gestick- erd’ worden. Gelabeld. In een vakjegestopt. Zonder nuances, zonder de veelkleurigheid op het terrein te zien.Je kan daar uren over blijven doorzeuren, maar een aanpak die loont is ervoor te zorgen dat de moslimgemeenschap zelf met positieve rolmodellen naar buiten komt. De moslimgemeenschap heeft nood aan woordvoerders in alle betekenissen van het woord. Een professioneel mediabeleid aangestuurd vanuit de moslimexecutieve kan een eerste aanzet zijn. Ook de (Vlaamse) overheid zou een rol kunnen spelen door heel concreet een boekje te maken voor redacties met namen en telefoonnummers erin van allochtone en moslim experts. Dat is ooit gelanceerd, maar een opvolging van het initiatief zou geen weggesmeten geld zijn.Net als eens onderzoeken hoe het nu staat met de secularisering bij moslims. Sociologisch gezien mag je dit verwachten. Maar hoe snel en wie neemt het voortouw?Ooit zal er wel een tijd komen dat sommige jonge moslima’s hun hoofddoeken zullen afleggen. Of ritueel zullen verbranden, zoals dolle mina’s dat deden in mijn jeugdige jaren zeventig met hun beha’s. Maar dat is stof voor een heel ander verhaal.

Peter-JanBogaert

Is freelance journalist voor De Morgen en lector

journalistiek aan de Arteveldehogeschool in Gent.

27

Page 15: Smakers 2006

28 29

Het ideale hebbeding van drie jonge gasten? Een skateboard, voor Laurens (20). Maar niet zomaar een skateboard. “MIJN skateboard. Het is perfect. Zo breed, zo dik, zo groot, zo klein, zo goed draaiend, zo vast en zo los als ik wil. Het is als een baby voor mij, ik neem het overal mee naartoe.” Voor Mikkjel (22) moet het ideale hebbeding nog uitgevonden worden. “Een happy-maker. Een toverstokje waarmee je iedereen blij kan maken.” Bram (22) heeft er de vorige dag nog over nagedacht. “Iets om dieren te verstaan. Als een hond dan blaft, weet je wat die bedoelt.” Laurens en Mikkjel juichen mee: “Jaaa jong, dat is ’t!”

Een gitaar, de ESP Truckster. Machtige vorm en bekleding. Maar veel te duur. Roel (21), zanger van Kund, in 2010 misschien op Werchter

Lotte (24) en Maxim (25) werken in Akotee, een paradijs voor hebbedingfreaks. Lotte: “Een hebbeding is voor mij iets wat niet echt nuttig is, maar gewoon heel erg leuk. Het moet ook niet al te groot zijn. Zelf heb ik veel hebbedingen uit de jaren ’50: oude blikjes, gekke beeldjes, mooie kaders, oud glaswerk, enz. Rommelmarkten zijn altijd een beetje gevaarlijk voor mij!”Hebbedingen voor Maxim: “Van die tinnen platen met oude reclame op, zotte T-shirts, of posters van Gustav Klimt.” Lotte: “Die rode koffer met witte bollen zie ik nog wel zitten.”Maxim: “Hebbedingen zijn niet alleen plezant om te hebben, maar ook om te geven. Het is leuk om zoiets voor anderen te kopen.” Lotte knikt. “Je ziet de mensen echt glimlachen als ze hier binnenkomen!”Akotee, Melkmarkt 30, 2000 Antwerpen

Lien Lammar

H E T I D E A L E H E B B E D I N G

HEBBEN HEBBEN HEBBEN! Hebbewatte?Een voorwerp dat men bezit of begeert, uitsluitend om het ‘hebben’ ervan.Van Dale, dik woordenboek, 142 jaar

Een leuk woord! Een openschuifbare gsm. En een Mini. Een iPod Surround Sound System. Een zonnebril van Chanel. Of nee, van Ray-Ban. Hoewel, daar loopt iedereen al mee rond. Een PlayStation Portable, een draagbare spelcomputer waarop je ook film kan zien.Annabelle, Yoni, Liene en Kimberly aan de bushalte op de Veemarkt in Mechelen, alle vier 16 jaar

Een brommer, zegt Bastiaan (16) van op zijn fiets. Hebben om te hebben, kopen om erbij te horen? Nope, doet hij niet.

Kaoutar (16,5): “Het ideale hebbeding? Een romantische jongen! Een mooie auto!” Sarah (16): “Een dikke iPod. De laatste nieuwe gsm, de duurste, in een mooi kleurtje. Met diamantjes erop! Of een dure jas van Chanel.”

Kaoutar: “Nee, een stoer leren vestje van Diesel.”Soraya (15) “Een zwarte iPod, met het hoogste aantal megabytes.” Sarah: “Op dit moment: een pak friet!” Charlie’s Angels Sarah, Soraya en Kaoutar

Een iPod waar je clipjes mee kan zien, of een MP4. Niks nutteloos aub! Technologie, dat willen we.Karim, Johan en Emmanuel, 16 jaar © Lien Lammar

Page 16: Smakers 2006

30

De meeste hebbedingen heb ik gehad op de lagere school. Elke week was er wel iets anders dat ik moést hebben, want het was zo cool en iedereen had het. Eerst waren er de knikkers, dan de speciale knikkers of de extra grote knikkers. Vervolgens kwamen er andere dingen, zoals slijm uit een potje, halve bollen die drie meter de lucht in sprongen, loloballen, hoelahoeps, jojo’s, scoobidoo’s en ik heb zelfs een paar maanden rondgelopen met een piep-klein paaskuikentje met plastic voetjes die normaal op taarten staan. Al die dingen waren op zichzelf niet interessant. Ze hadden ook helemaal geen functie en handig waren ze evenmin. Maar juist omdat iedereen ze had, waren ze leuk. Ik wilde die dingen alleen maar hebben om te hebben. Omdat ze mooi van kleur waren, omdat ze gek aanvoelden, omdat ze zo begeerd waren door de anderen.Toch zit er aan een hebbeding ook een negatief gevoel. De spullen die ik in de lagere school zo graag wou hebben, bleken al vlug een illusie te zijn. Eenmaal in mijn bezit verbleekte het ding van mijn dromen tot een gewone prul en moest ik op zoek naar een nieuw droomobject. Het oude hebbeding verdween in een doos onder het bed. Uit de reacties blijkt dat er twee soorten hebbedingen zijn. De ene gaat over de kick van het nieuwste van het nieuwste op technologisch gebied. iPods waar je films op kunt afspelen, de nieuwste PSP, telefoons met de meest geavanceerde functies in de kleinste uitvoering. Vaak zijn de functies absoluut nutteloos en zitten ze er alleen maar in, omdat het kán. Eens het nieuwe ervan gekend is, is er weer iets anders op de markt, dat nóg nieuwer en sneller is en nóg meer kan. Aan de andere kant zie je de meer persoonlijke hebbedingen. Dingen die mensen willen hebben, omdat ze graag verzamelen en zich willen omringen met spullen die zij mooi en fijn vinden. Maar ook hier blijft de fascinatie voor een object verschuiven. Eenmaal in je bezit, ga je op zoek naar het volgende mooie, fijne object dat in je kamer past. Verzamelen tot je huis uit zijn voegen barst.Een goede vormgever moet zich bewust zijn van deze dualiteit. De beste producten blijven langer dan een half jaar fascineren. Dingen die méér willen zijn dan het nieuwste technische snufje, of een extra versiering van de kast. Dat zijn de hebbedingen die voor mij de meeste waarde hebben. Dat is wat een goede vormgever moet kunnen. Maar dat is ook wat vormgeven zo lastig maakt.Eigenlijk is het beste hebbeding de begeerte die je naar een object hebt. Zolang je kunt dromen dat op een dag het ding dat je het allerliefste zou willen hebben in jouw bezit is, tot dan blijft een hebbeding het meest gewild. Eigenlijk is een hebbeding vooral fijn als je het (nog) niet hebt.

Hoelahoeps en scoobidoo’sEline (20): “Mijn ideale hebbedingen zijn Japie en Tommie, mijn twee knuffels. Ik slaap nooit zonder. Waarom ze zo ideaal zijn?” Yanne (20): “Ze geven warmte en ze zagen niet!”Eline: “Dat is waar.” Marjan (21): “Het is iets met emotionele waarde dat je niet echt gebruikt, maar niet wil weggooien.”Eline: “Ja, voor mij zijn Japie en Tommie echt wel per-soontjes. Elke ochtend leg ik ze op mijn kussen, met een deken erover. Tommie, een ijsbeer, is mijn oudste. Hij is heel vuil – ik heb hem nog nooit gewassen – en een beetje een slungeltje, maar niet superzacht. Een echte vent!”Eline, Marjan en Yanne, naast vriendinnen ook studenten Restauratietechnieken in Antwerpen

Een hebbeding of gadget is een artikel dat iedereen wil hebben. Meestal gaat het om iets hoogtechnologisch dat door een zogenaamde trendsetter aangekocht wordt als statussymbool. Vaak verhoogt ook de aanwezigheid van speciale functies (‘snufjes’) de aantrekkelijkheid. Soms doet het artikel niet helemaal wat de reclame belooft, maar design is ook een verkoopargument.Wikipedia, een neutrale en vrije encyclopedie op het internet waaraan iedereen kan meehelpen.

Eens je het hebt, wordt een ‘hebbeding’ gewoon een ‘ding.’ zelf bedacht door leraar Kwinten, 23 jaar

Een supersonische derde arm graag. Elektronische hondjes, piemels en haardvuren bestaan al, dus waarom niet? Lynn, onhandig en steeds met vijf dingen tegelijkertijd bezig, 25 jaar

De grote spiegel (2,5 meter op 1,5 meter) op onze slaapkamer. Ik wist dat we hem niet in de living zouden kunnen zetten, en in de slaapkamer hadden we al een grote spiegel in de kast. Maar hij was zo majestueus, zo romantisch, zo mooi afgewerkt, zo gigantisch groot. Echt prachtig. Het kon mij niet schelen hoeveel hij kostte, ik wou hem HEBBEN. Sara (23) sinds 31 oktober 2006 gelukkig getrouwd met Thomas (24)

Een hebbeding toont je persoonlijkheid, hoe je bent. Voor mij zijn dat kleurrijke, levendige dingen. Het is iets dat supermooi is, of net zo lelijk dat het weer mooi wordt. Mijn ideale hebbedingen? Sjaals en draagtassen! Of van die kleine kartonnen koffertjes, daar heb ik er intussen ook wel wat van. Als het maar bij mij past.Loes (19)

Mijn sloefen. Jan (19)

Mijn speelgoedtelefoon van Fisher-Price. Met wieltjes, een oranje hoorn en oogjes die op en neer gaan als je er mee rijdt. Sofie (21)

Een Mathmos Lamp: de Airswitch AZ, een vloerlamp van een halve meter hoog. Je versterkt of dimt het licht door je hand boven de lamp te bewegen. Prijskaartje: 260 euro, te koop in designwinkels of via internet. Joris (20)

Het ideale hebbeding is iets waarvan een hele hoop mensen zeggen: dat is nu écht iets voor u. Marijke (20)

‘Iedereen heeft het, dus ik wil het ook.’ Je moet foto’s kunnen trekken met je gsm, en voor sommigen – ik dus – is een videofunctie en MP3 gewoon een must. Samir (17)

Mijn absolute hebbedingen zijn handtassen, liefst zoveel mogelijk, in alle kleuren en maten! Een handtas is een leuk accessoire, het maakt je outfit compleet én is functioneel. Mij zul je nooit zien zonder een bijpassende handtas. Gelukkig heb ik geen al te dure smaak! Karlijne (20)

ClaireWarnier

vormgeefster Unfold

31

Page 17: Smakers 2006

32

CreateYourSpace

Of het nu met naald en draad is of met bits en bytes, 2006 is het jaar van de doe-het-zelver.De grote zonnebrillen van Dior, de Vuittonhand-tassen, de Bikkembergstruitjes. Zet één stap buiten en je kan er niet om heen. Niet alleen rijke chichi madammen, maar ook jongeren zijn hypermerkgevoelig. Maar alle grote merken ten spijt, doen jongeren ook aan eigen branding.

Rugzakken van Nike en Eastpak worden gede- coreerd met pins, poppetjes en andere attribut- en. Kledingstukken en accessoires allerlei worden gepersonaliseerd. De Graffiti Jeugddienst pikte in op de trend met de workshop ‘Recykleren’ waarbij oude kleren op een, twee, drie worden omgetoverd tot nieuwe hippe broeken, mutsen en T-shirts. Een kleine voetnoot: hoewel voornamelijk meisjes deelnemen aan de workshops, gaan jongens blijkbaar veel conceptueler en experimenteler te werk.

Apple lanceerde dan wel een reeks van sokjes in een regenboog van kleuren om je iPod zomer en winter te beschermen, maar daar hoeft de eigen

handicraft niet voor onder te doen. Met een beetje doe-het-zelf snit en naad, maak je je eigen hoesje en kan je je iPod customizen.

De iPod leent zich bovendien voor andere vormen van patchwerk. Met iTunes stel je je eigen playlists samen, je eigen greatest hits, het ultieme album. Het einde van het album as we know it, een handvol songs die samen op een plaat worden uitgebracht en gedistribueerd, is nabij. Zo wil Franz Ferdinand binnenkort liever geen singles uit cd’s halen. Gewoon tussen de cd’s in nieuwe nummers afleveren zou de creativiteit alleen maar bevorderen.

Beck heeft het ook al begrepen. Hij wil graag een album uitbrengen dat je zelf rechtstreeks kan bewerken en mixen in iTunes. Bij zijn laatste plaat, ‘The Information’, is het artwork al doe-het-zelf. De hoes wordt geleverd met een stickerblad zodat de luisteraar zelf zijn cover kan samenstellen. Op de dvd staan videoclips die Beck snel snel met zijn vrienden en familie in elkaar gebokst heeft, één voor elke track. Deze zomer scoorden twee Amerikanen een hit toen ze een filmpje online zetten waarin ze Mentos chemisch laten reageren met Coca Cola, met een explosieve choreografie tot gevolg. Hun laatste experiment, #137, lokte zes miljoen

hits. Mentos stuurde hen ondertussen duizenden snoepjes voor hun volgende project. Vele mens-en hebben in navolging hiervan hun eigen experimenten op het internet gedropt.

2006 was het jaar voor sites zoals YouTube en MySpace. Zij vormen een uitstekend platform voor mensen die hun creatieve en soms uiterst geschifte ei kwijt willen. YouTube werd onlangs zelfs door Time Magazine uitgeroepen tot de uitvinding van het jaar. Momenteel kan je meer dan honderd miljoen video’s bekijken op YouTube.

Houd je iPod warm en wollig

Zet acht steken op. Brei recht totdat het

stuk lang genoeg is om je iPod te om-

wikkelen en laat ruimte voor een flap.

Kant af en naai de zijkanten dicht.

Naai er een knoop aan.

Het weefsel zou los genoeg moeten zijn

zodat je geen knoopsgat moet maken.

Benodigdheden

• wol

• breinaalden nr. 10

• een haaknaald

• een knoop

Sophie Burm

33

Page 18: Smakers 2006

Johannes, 23 jaar

heeft zich vorig jaar

voor de gezelligheid bij

de breiclub aangesloten;

zijn volgende project:

een sjaal

Emmanuelle, 22 jaar

studeert klassieke zang

aan het conservatorium

in Brussel en is oprichtster

van de breiclub Handenvol;

wekelijkse bijenkomst:

elke maandag in Café

Fatima in Gent

87% van de 19 tot 25-jarigen is de afgelopen zes maand op café geweest. Slechts 10% beoefent een creatieve hobby met textiel, zoals haken, breien of borduren.

34 35

Page 19: Smakers 2006

36 37

De Web2.0 generatie: Jongeren en digitale mediaDe 12- tot 25-jarigen van nu zijn de eerste generatie jongeren die zich geen wereld meer kan voorstellen zonder het internet. Dit heeft een drastische impact op zowat elk facet van hun identiteit en de manier waarop ze hun sociale contacten beheren. De jongere van vandaag maakt geen onderscheid meer tussen fysiek contact en contact via bijvoorbeeld MSN Messenger. Beide contactvormen staan hen immers toe om op een even kwalitatieve manier met hun vrienden om te gaan.

Ik heb deze groep de Web2.0 generatie genoemd omdat de manier waarop deze jongeren met interactieve media omspringen helemaal overeenstemt met waar de term Web2.0 voor staat: het actief participeren, het zelf produceren van inhoud en media, het communiceren en het connecteren met anderen.

Dit artikel verkent hoe jongeren met interactieve media omgaan, welke plaats deze hebben in hun leven en wat organisaties en merken hieruit kunnen leren om met jongeren te communiceren.

Jongeren zijn massaal online

Een recent onderzoek in opdracht van de Europese Commissie (www.Mediappro.org) toont aan dat 90% van de Vlaamse tieners tus- sen 12 en 18 online is. Uit de recentste Belgian Internet Mapping studie van het onderzoeks-bureau Insites blijkt bovendien dat 88% van de 18- tot 24-jarigen minstens twee dagen per week online is. Het behoort niet tot de scope van dit artikel om uitgebreider op deze ge-gevens in te gaan. Maar de naakte cijfers vol-staan om aan te tonen dat jongeren het internet massaal omarmd hebben.

Op zich is dit waarschijnlijk geen groot nieuws meer. Interessanter wordt het wanneer we een kijkje nemen naar de plaats en de impact van het internet in de totale mediatijd van de jong- eren. Zo blijkt uit de laatste Youth Online studie van Insites dat jongeren die online zijn het meeste van hun vrije tijd op het internet spen-deren, gemiddeld zo’n 10,90 uur per maand. Dat is een stuk meer dan studeren (6,18 uren) en een pak meer dan vrienden bezoeken (3,71 uren).

Jongeren zijn hypergeconnecteerd Uit bovenstaande cijfers wordt al te vaak ge-concludeerd dat deze generatie vervallen zou zijn tot een asociale en van de wereld vervreem-de bende computerjunks. Niets blijkt echter minder waar te zijn. Het web is voor jongeren in de allereerste plaats een sociaal medium,

dat ze zich eigen hebben gemaakt omdat het zeer nauw aansluit bij de manier waarop ze met hun peer group omgaan.

Enkele cijfers uit het Mediappro-onderzoek illustreren dit: 95% van de Belgische jongeren heeft een gsm, meer dan 90% heeft MSN Messenger. Volgens onderzoek van MSN loopt 55% van alle communicatietijd van jongeren via MSN Messenger of via e-mail. Fascinerend is dat jongeren het internet in de eerste plaats gebruiken om te communiceren met hun bestaand sociaal netwerk. Dit heeft verregaande gevolgen, zowel voor de jongeren zelf als voor merken en organisaties die met jongeren willen communiceren. Laat ons beginnen met enkele gevolgen voor de jongeren zelf: MSN Messenger (1) is een social network management tool. Jongeren beslissen zelf wie er met hen mag communiceren, of ze zichtbaar of onzichtbaar blijven. Ze communiceren hun gemoedstatus via hun profielnaam, enz. Als nieuw contact toegevoegd worden aan een contactenlijst op MSN Messenger betekent zoveel als opgenomen worden in het intieme vertrouwensnetwerk. Geblok- keerd zijn in de messenger van vrienden of klas-genoten heeft een enorme impact op je sociale leven en de toetreding tot de conversaties van peer groups. Doordat het peer group leven compleet gemedieerd wordt door interactieve communicatietools, ervaren jongeren geen enkel kwalitatief onderscheid meer tussen online en offline contact.

De gevolgen voor merken en organisaties die met jongeren willen communiceren zijn tweeërlei:Interactieve marketing die jongeren als individu benadert, botst met de manier waar- op jongeren ‘het online zijn’ beleven. Telkens je een jongere met een boodschap bereikt, moet je er van uitgaan dat zijn peer group op dat eigenste moment met hem geconnect-eerd is. De sprong van website naar Instant Messaging of sms is zeer klein. Merken en organisaties moeten al hun marketing naar jongeren afwegen tegenover één relevante vraag: heeft de marketingboodschap poten- tieel om opgenomen te worden in de con-versaties die jongeren met elkaar voeren?

Het internet is een platform van platformen

De jongere die op MSN Messenger zit, heeft niet het gevoel dat hij ‘op het internet’ zit. Ook de computer zelf is in zijn perceptie onzichtbaar geworden, omdat die zodanig ingebed is in zijn dagdagelijkse gewoontes en gebruiken. Instant Messaging is voor hen een platform op zichzelf, al is dit niet het enige. Elke jongere heeft meer-dere platformen waarop hij ‘aanwezig’ is.

Zo is het social networking platform Redbox.be met zijn 1,4 miljoen profielpagina’s een ander platform waarop het stilaan obligaat is om als jongere aanwezig te zijn met een eigen profielpagina om te netwerken met nieuwe mensen. In de Verenigde Staten is het ondenk- baar dat je als jongere geen profielpagina hebt

op MySpace of Thefacebook. Op social network-ing websites maken jongeren profielpagina’s aan die ze tooien met foto’s, video’s, blogposts, verlanglijstjes, favorietenlijstjes, enz. Ze plaatsen commentaren op profielpagina’s van anderen en maken zich lid van special topic groepen. Het moge duidelijk zijn dat het een voltijdse bezigheid is om als jongere je digitale zelf te onderhouden. Andere Belgische voorbeelden zijn o.a. Aslpage.be, Chat.be en Looknmeet.com.

Een ander platform waarop intussen meer dan twee miljoen Belgen eigen content op public-eren is Windows Live Spaces. Deze Live Spaces worden nu eens gebruikt als dagboek (of blog), dan weer als fotoalbum of zelfs als een ruimte

Page 20: Smakers 2006

38 39

voor intieme gegevens die je enkel met je ver- trouwensnetwerk deelt. Toen het Mediappro-onderzoek bekend maakte dat 38% van de Belgische jongeren een eigen weblog had, reageerden heel wat mensen nogal sceptisch (2). Voor jongeren betekent bloggen echter veel meer dan het publiceren van tekstjes. Het delen van fotoalbums, videobestanden, enz. via blogging tools is voor hen eveneens bloggen. Het gaat bij jongeren om het pub-liceren en delen van inhoud, niet (alleen) om het schrijven van een dagboek.

Het wereldwijde web is slechts één van de werelden waarin jongeren zich begeven. Ook dit heeft op zijn beurt een aantal drastische implicaties voor hoe merken en organisaties met jongeren kunnen communiceren. In trad-itionele online marketing kwam het er op neer om enerzijds een website te hebben en ander-zijds trafiek naar die website te genereren via traditionele reclametechnieken. Wanneer we echter kijken door de ogen van jongeren, moeten we vaststellen dat het eigenlijk zinvoller is om daarnaast op een creatieve manier aan-wezig te zijn op de andere platformen waar de doelgroep actief is. Zonder al te diep in te gaan op de marketingmogelijkheden, bestaan er voor elk platform leuke insteken voor merken. MSN Messenger: op MSN Messenger hebben een aantal merken al geëxperimenteerd met messenger bots. Deze staan een gebruiker toe om vanuit MSN Messenger op creatieve wijze te interageren met een merk of organisatie die de bot aanbiedt. Zo experimenteerde ABN Amro in Nederland met een messenger bot om je uitgavenstatus bij te houden. En Chat.be biedt een messenger bot, genaamd Sam, aan om op de hoogte blijven en aan wedstrijden deel te nemen.Social networking websites: op websites zoals Redbox.be of MySpace.com zijn er tal van mogelijkheden om exclusieve content, spelletjes, wedstrijden of andere voordelen aan te bieden.

Weblogs en Live Spaces: de Web2.0 generatie wil aan haar omgeving tonen wat haar bezig houdt. Vroeger ging het erom inhoud exclusief op de website van het merk of de organisatie te houden, nu loont het vooral om inhoud zo eenvoudig mogelijk te laten hergebruiken op andere websites. Het succes achter de immens populaire videowebsite YouTube.com zit onder andere in het gegeven dat elke blogger de videofilmpjes van YouTube op zijn eigen weblog kan publiceren. En op de website van de docufilm ‘The Inconvenient Truth’, over de klimaatscrisis die ons te wachten staat, kunnen bloggers kleine interactieve geanimeerde afbeeldingen (widgets) downloaden om op hun website te publiceren.

Kortom: wanneer we het internet bekijken als een platform van platformen, dan komt het er meer dan ooit op aan om niet al je geld in te zetten op de eigen website, maar op het zinvol aanwezig zijn op de andere platformen waaraan jongeren met hart en ziel aan verknocht zijn.

Conversaties zijn het DNA van het web

Ik heb hierboven al proberen aan te tonen dat er een beperkt aantal platformen zijn waarop jongeren aanwezig zijn. Wat tot hiertoe onder-belicht is gebleven, is de grote drijvende kracht achter het internet, namelijk de conversaties.

In een artikel met als titel ‘Google – Wikipedia – MySpace – How teenagers hijacked the internet’(3), toont Dr. Sam Vaknin aan hoe de content die tieners publiceren op hun weblog, hun MySpace profielpagina of op de online encyclopedie Wikipedia consequent bovenaan komt drijven in de Google zoekresultaten. Dit heeft zeer verregaande gevolgen voor de meerderheid van merken en organisaties. Gemiddeld 41% van alle trafiek naar websites is afkomstig van een zoekopdracht in Google. Dit betekent dat de gedachten, de foto’s en de filmpjes die jongeren over een bepaald merk

op hun blog of hun profielpagina publiceren, het eerste contactpunt vormen met dat merk. Het zijn dus de conversaties van de jongeren die merken maken of breken.

Bovendien heeft het feit dat jongeren in de eerste plaats het web gebruiken als een com-municatiemedium een direct gevolg op hoe zij naar de content van merken op het net kijken. Belangrijk is dat deze content een sociale waar- de heeft in de uitwisseling tussen henzelf en hun peer group. Dit kan een leuk filmpje zijn, een promotie die je aan vrienden cadeau doet of een leuk weetje om te delen. Zo gaf Nivea in oktober 2006 de kans aan geregistreerde leden om zich samen met een vriendin te laten knippen door het Nivea Hair Team in een aantal winkelcentra. Dit had niet alleen een sociale waarde, het zorgde bovendien voor een gerucht dat zich als een lopend vuurtje verspreidde (4). Ook broodjesketen Panos kon deze com-municatiedynamiek recentelijk aan den lijve ondervinden. Toen de antwoorden op hun on- line wedstrijd op een populaire Waalse weblog opdoken, bleek de trafiek naar hun campagne- website plots een hoge vlucht te nemen (5).

Tot slot

Er wordt altijd beweerd dat jongeren van vandaag moeilijker dan ooit te bereiken zijn. Ik hoop met deze bijdrage aangetoond te hebben dat het veeleer een kwestie is van op de juiste plaatsen te gaan zoeken. Jongeren bekijken het web op een funda-menteel andere manier dan merken en org-anisaties. Daar waar de laatstgenoemden denken in termen van websites en trafiek, denken jonger-en in termen van platformen en conversaties. Het is al langer geweten dat de meest efficiënte marketing naar jongeren peer group marketing is. Met de evolutie van het internet naar een marktplaats van conversaties komt daar bovendien nog een dwingende reden bij.

Vraag maar aan meneer Google.

Voetnoten

1. Er zijn uiteraard meer Instant Messaging

programma’s dan MSN Messenger (zoals ICQ

of Yahoo Messenger), maar in België is het

marktaandeel van MSN Messenger nagenoeg

100%. Een andere cliënt gebruiken heeft

simpelweg geen zin meer, want de meerderheid

van iedereen zijn peer group zit op MSN

Messenger.

2. Zie onder andere de discussie die volgt op

deze kritische noot: http://bvlg.blogspot.

com/2006/06/bloggende-jongeren.html

3. Zie http://globalpolitician.com/articledes.

asp?ID=2237&cid=1&sid=19

4. Zie http://i-wisdom.typepad.com/

iwisdom/2006/09/new_imerge_camp.html

5. Zie http://iab-belgium.be/Media/

pdf0920052006/1/06nc10panos.pdf

TomDe Bruyne

werkt als strategisch planner voor

het interactief marketing bureau i-merge.

Samen met enkele i-mergers uit

binnen- en buitenland publiceert hij

dagelijks over interactieve marketing

op de i-merge weblog

http://i-wisdom.typepad.com.

Page 21: Smakers 2006

41

iedere vierkante cm van je lichaambestuderen de perfecte verhoudingentot de ogen in het middelpuntvan mijn aandachtsinusgolven in jeblondbruine haren zijn m’n grootsteafgeleide één moeilijkvraagstuk blijft: is jij plus ik wij?stel dit, stel dat; bestond eRmaar een vergelijking of formuleom mijn liefde te bewijzenin de one(i)n(d)igheid q.e.d.

*

*

40

© H

et g

aat o

m e

en p

agin

a ui

t de

eers

te d

ruk

van

‘Bez

ette

Sta

d’ v

an P

aul v

an O

stai

jen

(Ant

wer

pen:

Het

Sie

njaa

l, 19

21).

Page 22: Smakers 2006

42

on1dghd/nihil

MatthijsDe Ridder

is verbonden aan het

L.P. Boon-documentatiecentrum van

de Universiteit Antwerpen. Verder schrijft hij

voor De Standaard en werkt hij mee

aan publieksmanifestaties, waarin het

onderzoek voor een breed publiek

toegankelijk wordt gemaakt.

Wat stáát daar toch, in godsnaam? Dat was niet alleen mijn reactie na een eerste vluchtige verkenning van het sms-gedicht ‘wsknde pwzie’, maar ook die van menig commentator die in 1921 werd geconfronteerd met Paul van Ostaijens ‘Bezette Stad’. Net als ik liet de deftige literatuurcriticus zich destijds natuurlijk niet zomaar van de wijs brengen. Een welopgevoed mens kan wel tegen een stootje en wil niet zomaar toegeven dat hij er niets van begrijpt. Je doorziet dat natuurlijk allemaal en besluit hoog-hartig dat het simpelweg jeugdige spielerei is, een onbezonnen experiment van iemand die uiteindelijk wel volwassen zal worden en échte poëzie zal gaan schrijven. In het geval van Van Ostaijen was het trouwens niet alleen de ‘gevestigde orde’ die wat meewarig naar deze nieuwe poëzie keek. Ook enkele zogezegde moderne dichters vonden het maar een vreemd experiment. Het grote verschil met de oudere critici was dat Van Ostaijens leeftijdsgenoten moeiteloos leken te begrijpen wat er stond.Zowel bij ‘Bezette Stad’ als ‘wsknde pwzie’ is het noodzakelijk dat je eerst weet wat er staat, om vervolgens te kunnen zien hoe de dichter met de taal speelt. Je zou bij ‘Bezette Stad’ bijvoorbeeld de ontbrekende woorden in deze opge-broken grammatica in je hoofd kunnen toevoegen, zodat er weer complete, betogende zinnen ontstaan. Dan zie je wat er (eigenlijk) staat. Maar het feit dat Van Ostaijen dit ‘verhaal’ niet in een vloeiende tekst kon vertellen, geeft juist extra betekenis. De taal gaat kapot, omdat de wereld van na de Eerste Wereld-oorlog kapot was. Is dat ook de reden waarom sms- en chattaal de regels van de grammatica niet altijd volgen? De jongeren die die taal gebruiken vinden wellicht helemaal niet dat de wereld van vandaag kapot is, maar hun taal is wellicht wel een afspiegeling van de snelheid van het moderne leven. In een sms speelt natuurlijk ook de ruimte een rol. Die ruimte is er simpelweg niet. Daardoor krijgt werkelijk ieder teken betekenis en die betekenis is vaak op klank en associatie gebaseerd. Iets dat ook in de poëzie van Van Ostaijen gebeurt.En daar kan je dus ook erg verrassende dingen mee doen, zoals Li Quan hier laat zien. Kijk bijvoorbeeld eens naar het woord ‘mddl.’ (middelpunt), waarin het nietigste teken ineens het belangrijkste deel van het woord blijkt te zijn. Ook de overeenkomst met de abstracte wiskundige notatie komt zeer goed uit de verf in dit gedicht. Maar de grootste vondst is wel het woord ‘on1dghd’. Het betekent ‘onenigheid’ en ‘oneindigheid’, maar ook (in het geval dat de liefdesformule niet wordt gevonden) ‘oneendigheid’, oftewel: ‘geen eenheid’. In het licht van dit gedicht betekent dat dus ‘niets’. Het is om heel andere redenen, maar met dezelfde taalinventiviteit dat de aan flarden gescheurde poëzie van Van Ostaijen uitmondt in niets, in ‘NIHIL’. Dus: 1 dng st vst: pwzie = nt dood + zl altd nwe vrmn vndn: Quod Erat Demonstrandum ;-)!

43

Page 23: Smakers 2006

44

D E I D E A L E G A M E

PatricioAstudillo

Hoe echter, hoe beterAltijd al eens een ronde willen meerijden met de F1-piloten tijdens de Grand Prix van Monaco? Of zou je willen weten hoe het voelt om in Vietnam meegevochten te hebben? Het zijn de dingen die je in het echte leven niet kan/wil/mag doen die games zo leuk maken. Zo mag je niet met een ge-stolen auto door de stad racen, maar misschien is het wel je ultieme kick. Dankzij bepaalde games wordt het mogelijk. Het is moeilijk te zeggen wat een game ideaal maakt, maar de hoeveelheid ‘realiteit’ is een cruciaal element.

Van A naar BHet hoofddoel van een spel is altijd van A naar B gaan en daarvoor C nodig hebben of bereiken. In een racespel bij-voorbeeld, moet je in een bepaalde tijd een lap (= ronde) rijden om te kunnen vertrekken vanuit pole position. Bij een schietspel moet je dan weer een bepaald eindpunt bereiken. Hier is het tijdselement niet zo bepalend, je moet er enkel voor zorgen dat je niet neergeschoten wordt. Om van A naar B te gaan, moet de speler vaak bepaalde zaken aanleren: sturen, bochten nemen zonder te slippen, of schieten en sluipen zodat je niet door de vijand opgemerkt wordt.

Een sterk verhaalWat maakt een game nu zo interessant dat miljoenen mensen urenlang voor de tv of het computerscherm kamperen? Een sterk verhaal kan je overtuigen om toch ‘nog even’ te blijven spelen. Zoals bijvoorbeeld een game waarin je ergens onderaan de maffialadder begint en dan jezelf moet opwerken. Het feit dat je bepaalde dingen moet aanleren of de belofte dat er vele en leuke verbeteringen zijn als je verder speelt, kan een slap of afwezig verhaal ook goedmaken. In sommige games kan je door snellere rondes te rijden meer geld verdienen. Met dat geld kan je dan weer je voer-tuig verbeteren waardoor je nog sneller kan gaan rijden. Of in een schietspel kan je bijvoorbeeld door meer missies te volbrengen een betere uitrusting krijgen waardoor je minder snel doodgaat. In een vechtspel komt het er op neer om meer moves (=bewegingen) aan te leren waardoor je gevarieerder met je vijanden de vloer kan aanvegen.

In september 2006 ging aan de Hogeschool West-Vlaanderen (HOWEST), departement PIH, de opleiding Digital Arts and Entertainment (DAE) van start. Patricio Astudillo en Sven Dhaens lieten hun fantasie gaan bij het bedenk- en van de ideale game. Kirill Postnov maakte daar tekeningen bij.

45

Page 24: Smakers 2006

46

Als we uit het artikel van de studenten van Digital Arts and Entertainment één ding kunnen afleiden, dan is het wel dat dé ideale game niet bestaat en waarschijnlijk ook nooit zal bestaan. Bij een game wordt namelijk altijd een grote en persoonlijke inbreng vereist van de gamer. En omdat er nu eenmaal evenveel smaken en voorkeuren zijn als er gamers zijn, zal iedereen zich waarschijnlijk een andere voorstelling maken bij de ideale game.

Wat wel opvallend is, is dat deze generatie van gamers – een generatie die opgegroeid is met consoles als de PlayStation en de Nintendo 64, die voor het eerst ‘realistische’ 3D-werelden op het scherm konden toveren – zich de ideale game bijna altijd voorstelt als een volledig interactieve wereld waarin zij de hoofdrol spelen en waar ze dingen kunnen ervaren die in de echte wereld onmogelijk of illegaal zijn. Videogames zijn de laatste jaren getransformeerd van abstracte elektronische spelletjes als Pac-Man en Tetris tot heuse ‘realiteitsimulators’ waarin de gamer de keuze heeft om te zijn wie of wat hij wil. Of hij nu een soldaat speelt uit de Tweede Wereldoorlog in ‘Call of Duty’, een magiër in ‘World of Warcraft’, of een gangster in ‘Grand Theft Auto’, het komt er telkens op neer dat hij iets kan ervaren dat onmogelijk te ervaren is in het echte leven.

Het is dan ook geen verrassing dat de vraag naar de ideale game tamelijk gelijklopende antwoorden oplevert. Ieder mag dan wel zijn eigen voorkeur hebben, uiteindelijk dromen ze allemaal van een game die nog echter lijkt en hen nog meer dan voorheen onderdompelt in een virtuele wereld dan voorheen. Ideaal zou zijn dat de controller en het scherm gewoon overbodig worden en dat de gamer zich, zoals in de film ‘The Matrix’, volledig in de gamewereld bevindt, alsof hij het droomt. Of die wereld dan een fantasiewereld is met demonen die je, eventueel samen met je vrienden, met het zwaard te lijf moet gaan, of een exacte kopie is van de echte wereld waarin je de straten onveilig maakt als straatracer, hangt volledig van de persoonlijke voorkeur van de gamer af.

De ideale game van het moment is dus een game waarin elke persoon kan zijn waar en wat hij wil zijn en kan doen wat hij wil doen. En als het even kan, moet het allemaal nog echt - of beter dan echt - lijken.

Dit is uiteraard allemaal nog (verre) toekomstmuziek, maar het mag duidelijk zijn dat het medium videogames in een erg korte periode ontzettend veranderd is. En als het aan de jongeren van vandaag ligt, is het einde nog lang niet in zicht. En gelijk hebben ze, want op dit moment geldt in de wereld van de videogames maar een ding: ‘The sky is the limit’.

Beter dan echt

KarstenFouquaet

hoofdredacteur Shizzle Games

Verslavende effectenGames worden beoordeeld op gameplay, sound, graphics en storyline. Op vlak van graphics en sound zullen we (hopelijk niet te lang) moeten wachten vooraleer de technologie ons toelaat om oogverblindende en oorverdovende effecten te realiseren. Honderden meters ver kunnen kijken, schaduw, lichteffecten, ontploffingen, water, vuur, geweerschoten, stemmen; allemaal dingen die vandaag al zeer verbluffend zijn, maar kan het nog beter? Jazeker, in de ideale game.

Mijn ideale games zijn fantasy en roleplaying games. Een wereld vol prachtige verhalen en oneindig vele quests, een wereld die je nooit (tenzij om af en toe te gaan werken) loslaat uit zijn verslavende greep.

Een overtuigende storylineEen game van topniveau moet natuurlijk ook een storyline uit de duizend hebben. Niet zomaar een (copycat)wereld met eenzelfde Ridder (Cecil) die het prinsesje (Rosa) moet bevrijden uit klauwen van de slechte tovenaar (Golbez) om daarna de wereld te redden (Zeromus). De storyline moet je deel doen uitmaken van een complot en je doen wegzakken in een wereld van Goed en Kwaad. Wat je missie ook is, het verhaal moet je overtuigen om aan niets anders te denken dan het vervullen van die missie. Als het verhaal meeslepend genoeg is, dan zullen de spelers er echt alles aan doen om de wereld te *redden/verwoesten*.

SvenDhaens

Stand together and together we will be victorious!De ideale game is geen spel om alleen te spelen maar om samen met al je vrienden online te spelen. De game zou een sfeer/gameplay moeten bevatten die zo goed is dat iedereen elkaar niet langer aanspreekt met zijn eigen woorden maar eerder met de woorden van zijn character. Een beetje act- eren als het ware.

In de ideale game zijn er nog wel newbs (diegene die pas ver-trouwd zijn met het spel of het genre), maar ze vragen enkel om hulp en niet langer om currency. Je hoeft geen mensen meer af te snauwen als ze iets willen vragen. Als iemand hulp vraagt en je bent niet met doodsbedreig-ende dingen bezig, neem dan even de tijd om die persoon te helpen. Later zou die newbie jou ook wel eens kunnen redden. Misschien zouden spelers een pay-it-forward systeem kunnen gebruiken om elkaar te helpen.

Als we de games van gisteren bekijken (Pong, Doom, Magic&Mayhem, Ultima) en de games van vandaag (NFL, Doom3, HALO2, FFXI), dan zien we een zekere positieve evolutie. Hopelijk wordt de ideale game in de nabije toekomst werk-elijkheid. Ik wil hem zeker wel eens uittesten.

47

Page 25: Smakers 2006

Saskia, 21 jaar

is member van de LRRP, de Long Range

Recce Patrol, en fervent speler van

Battlefield 2 onder de naam ice_ice_baby

86% van de 14 tot 18-jarigen heeft de voorbije zes maanden gechat en 57% heeft online

spelletjes gespeeld, bij de 19 tot 25-jarigen was dat respectievelijk 64% en 36%

4948

Page 26: Smakers 2006

50 51

Het persoonlijk en maat-schappelijk onbehagen van jongvolwassenen

10.000 Belgische jongvolwassenen tussen 19 en 36 jaar oud werden in 2004via post gecontacteerd om deel te nemen aan een enquête m.b.t. een onderzoek van de Vakgroep Sociologie, Onder-zoeksgroep TOR van de Vrije Universiteit Brussel naar de levensloop en toekomst-perspectieven van jongvolwassenen. Daarvan reageerden, na verschillende herinneringen, 4.666 personen. Bij deze jongvolwassenen werd o.m. gepolst naar hun persoonlijk en maatschappelijk onbehagen. Onderstaand artikel vat de resultaten samen.

1 Inleiding

De jongvolwassenheid is een periode waarin vragen over de toe- komst zeer belangrijk zijn. Jongvolwassenen moeten nl. nog belang- rijke beslissingen nemen op privévlak, keuzes maken met betrek-king tot de loopbaan en zich een beeld van de wereld vormen. Uit een eerdere meting naar de vooruitziendheid van jongvolwas- senen blijkt alvast dat er geen sprake is van een no future genera- tion (Vinken e.a., 2002: p35). Het gaat om een jongvolwassen bevolking waarvan een derde al gedetailleerde toekomstplannen heeft, meer dan de helft met de toekomst bezig is en twee derde al spaart of financieel plant voor de toekomst. Opvallend is dat bijna alle jongeren over de toekomst van de samenleving nadenken in termen van hun eigen levensduur. 76% denkt niet verder dan de eigen levensloop als het over de toe-komst van de maatschappij gaat.

Bijkomende interesse was of jongvolwassenen pessimistisch of eerder optimistisch zijn over hun persoonlijke toekomst, zowel op economisch vlak als in meer algemene zin. Jonge Belgen zien hun toekomst op financieel en materieel vlak niet echt pessimistisch tegemoet. Twee derde denkt niet dat ze de komende jaren naar een lagere sociale klasse zullen afzakken. Een derde tot meer dan vier op tien jongvolwassenen verwacht niet dat ze het de komende jaren financieel of materieel minder goed zullen doen. Dat wil evenmin zeggen dat het beeld van hun economische toekomst heel optimistisch is. 16% van de jongvolwassenen is nl. van oordeel dat ze het in de komende jaren financieel veel minder goed zullen hebben. De nog minder extreme stellingen, worden zelfs beaamd door twee à drie op tien jongvolwassenen. 20% verwacht dat ze zich minder luxe zullen kunnen veroorloven en 30% denkt dat ze zullen moeten bezuinigen op hun huishouden.

Daarnaast ging onze belangstelling eveneens uit naar publieke of maatschappelijke toekomstbeelden. Onzekerheden op het vlak van maatschappelijke verwachtingen kunnen immers leiden tot onzekerheden op het vlak van de eigen toekomst (Vinken e.a., 2002). Over het algemeen maakt men in de literatuur een onderscheid tussen het toekomstbeeld op het persoonlijke vlak enerzijds en het maatschappelijke domein anderzijds. Uit onze analyses blijkt dat er een sterke samenhang is tussen de indi-catoren die enerzijds persoonlijk onbehagen en anderzijds maat-schappelijk onbehagen meten. Bovendien blijkt dat, hoewel er een duidelijk verband is tussen beide concepten, het ene niet tot het andere kan worden herleid.

2 Persoonlijk onbehagen

Om het persoonlijk welbevinden of omgekeerd het persoonlijk onbehagen te meten, peilden we naar het algemeen persoon-lijk toekomstbeeld, levenstevredenheid en het positief zelf- beeld. Daartussen blijkt een sterke samenhang te zijn. Jongvolwassenen die hun toekomst negatief tegemoet zien, hebben meestal een negatiever beeld van zichzelf.

Jongvolwassenen zien de toekomst betrekkelijk positief te- gemoet. Ongeveer twee derden van de jongvolwassenen ver- werpt uitspraken waarin men de toekomst als hopeloos ervaart of somber inschat. Eveneens twee derden kijkt vol verwachting uit naar de toekomst en ca. 4 à 5 op 10 jongeren is ervan overtuigd dat het steeds beter zal gaan en dat er hen een schitterende toekomst te wachten staat. Er schuilt evenwel ook enige onzekerheid in de uitspraken aangezien veel jongeren zich in de middencategorie plaatsen. Meer dan 4 op 10 jongvolwassenen beaamt de stelling dat de toekomst te onzeker is om ver vooruit te kunnen plannen. En hoewel een minderheid, stellen we vast dat droefgeestigheid sterk aanwezig is bij 10%, en matig bij een andere 20 à 40%. Jongvolwassenen die een sombere toekomst verwachten, leven bovendien eerder van dag tot dag. De durf om verder vooruit te zien, vinden we voornamelijk terug bij jongvolwas-senen met een positieve toekomstoriëntatie.

Op vlak van zelfwaardering zien we dat grofweg 70% van de jong- volwassenen een positief zelfbeeld heeft, 5% een uitgesproken negatief zelfbeeld en 25% situeert zich daar tussenin. Gemiddeld genomen zijn jongvolwassenen vrij tevreden over hun leven. Zij geven zichzelf een 7,4 op 10.

Het persoonlijke welbevinden van jongvolwassenen is in vrij grote mate afhankelijk van hun economische vooruitzichten. Van de 33% meest positief ingestelde jongvolwassenen op economisch vlak voelt meer dan de helft (51%) zich ook op algemeen persoonlijk vlak behaaglijk. Slechts 17% van hen heeft een onbehaaglijk gevoel. Omgekeerd geldt eveneens dat jongvolwassenen met een heel negatief economisch toekomstbeeld, ook een algemeen negatief toekomstbeeld hebben, naast een laag zelfbeeld en ontevredenheid over hun leven in het algemeen. Terwijl 47% van de jongvolwassenen met negatieve economische vooruitzichten zich niet goed voelt in zijn vel en zich onbehaaglijk voelt, kijkt slechts een vijfde (20%)

WendySmits

onderzoekster aan de VUB en lid van

de onderzoeksgroep TOR.

Page 27: Smakers 2006

52 53

van hen de toekomst positief tegemoet en is tevreden met zichzelf en zijn leven. Er is duidelijk een sterk verband, al kunnen we het economisch toekomstbeeld en het persoonlijk onbehagen niet aan elkaar gelijk stellen.

Verder zijn er ook achtergrondkenmerken die het persoonlijk onbehagen in de hand werken of juist afremmen. Lageropge-leiden voelen zich onbehaaglijker dan hogeropgeleiden. Dit kan echter gedeeltelijk verklaard worden door hun negatievere eco-nomische vooruitzichten en hun lager inkomen, twee element-en die bijdragen tot het persoonlijk onbehagen. Het verschil tussen lager- en hoger opgeleiden is dus gedeeltelijk toe te schrijven aan sociaal-economische condities. Vrouwen voelen zich iets onbehaaglijker dan mannen. Blijkens de analyse komt dat door hun negatiever economisch toekomstbeeld en hun lager inkomen. Het inkomen heeft dus een vrij sterke invloed op het persoonlijk onbehagen. Dat jongvolwassenen met een hoger inkomen zich minder onbehaaglijk voelen is deels te verklaren door hun positievere economische vooruitzichten.

Uit het onderzoek komen ook verschillen tussen de twee taal-gemeenschappen naar boven. De Franstalige jongvolwassenen achten hun economische toekomst veel minder rooskleurig dan hun Nederlandstalige collega’s. Het verschil in persoonlijk onbehagen tussen beide gemeenschappen kan volledig toegeschreven worden aan de sociaal-economische condities en de verwachtingen hieromtrent.

3 Maatschappelijk onbehagen

Naast economische vooruitzichten op persoonlijk vlak, kan de maatschappelijke context een invloed uitoefenen op het per- soonlijke onbehagen. Onzekerheden op het vlak van maat-schappelijke verwachtingen kunnen immers leiden tot on-zekerheden over de eigen toekomst (Vinken e.a., 2002; Ester & Vinken, 2001). Het begrip onbehagen verwijst hier naar de wijze waarop mensen zich in de tijd en in hun samenleving situeren. Uit vroeger onderzoek bleek reeds dat pessimistische toekomst- verwachtingen een belangrijk aspect vormen van het maat-schappelijke onbehagen (Elchardus & Smits, 2002). Ook in dit onderzoek hangt het pessimisme over de maatschappelijke toe-komstverwachtingen sterk samen met gevoelens van anomie (of gevoelens van onbehagen en onzekerheid) en onveiligheid.

We belichten eerst het toekomstig maatschappijbeeld van jong-volwassenen, aangezien het mogelijk is dat de maatschappelijke context een rol speelt in hun persoonlijk welbevinden. Daarbij komt enerzijds de manier waarop 18- tot 36-jarigen maatschap-pelijke ontwikkelingen bekijken waarop ze niet direct zelf vat hebben, het zgn. onbeheersbaar maatschappelijk toekomstbeeld, aan bod. Jongvolwassenen blijken nl. vrij pessimistisch te zijn. Meer dan 8 op 10 jongeren stelt dat de huurprijzen in de toekomst zullen toenemen, 71 % beweert dat het aantal faillissementen zal vermeerderen en 64% dat de werkloosheid zal stijgen. Meer dan 7 op 10 van hen is ervan overtuigd dat het aantal immigranten en asielzoekers zal toenemen. evenals misdaad en terrorisme én het gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Over meer sociale thema’s als het aantal mensen met een depressie, het aantal echtscheid-ingen en milieuvervuiling is men eveneens zeer pessimistisch. Anderzijds bekijken we de manier waarop 18- tot 36-jarigen de maatschappelijke ontwikkelingen waarvan ze het idee hebben dat ze er wel zelf greep op hebben, het zgn. beheersbaar maatschappelijk toekomstbeeld. In vergelijking met de sociaal-economische evoluties, is men optimistischer over elementen die de levenskwaliteit weergeven. Toch meent nog een groot percentage jongvolwassenen dat een aantal zaken in de toe-komst zullen afnemen, zoals het aantal vrijwilligers (54%), de mantelzorg (36%), het aantal mensen dat lid is van verenig-ingen (bijna 30%) en de solidariteit (39%). Over de verderzetting van de dalende trend van het aantal huwelijken is 57 % het eens. Samen eten met het gezin komt volgens 29% in de toekomst steeds minder voor. Op vlak van tijdsbesteding verwacht

4 op 10 jongvolwassenen dat de zondagsrust zal afnemen, wat 3 op 10 dan weer denkt over de vrije tijd. De strikte scheiding tussen werktijd, tijd voor zorg in het huishouden en vrijetijd neemt volgens 30 % steeds meer af.

Twee zaken spelen een rol bij onveiligheidsgevoelens. Enerzijds een meer algemeen gevoel van onveiligheid, of het gevoel dat de samenleving onveiliger is geworden. Angst gerelateerd gedrag, of de mate waarin men – uit angst slachtoffer te worden van mis-daad – een aantal zaken vermijdt (bv. bepaalde wijken) of een aantal voorzorgsmaatregelen neemt, anderzijds. Beiden hangen zelfs sterk samen: iemand die een hoog algemeen gevoel van on-veiligheid heeft, heeft ook meer kans om vermijdingsgedrag te vertonen. In het onderzoek krijgen uitspraken die peilen naar algemene gevoelens van onveiligheid een hoge score. Meer dan 60% van de 19- tot 36-jarigen meent dat de wereld en straten de laatste jaren onveiliger zijn geworden. Volgens 47% is de politie niet langer in staat de bevolking te beschermen. Angst gerelat-eerd gedrag komt dan weer minder voor bij Vlaamse jongvolwas- senen. Hoewel 44 % bepaalde wijken vermijdt uit angst om over-vallen te worden, betekent dit niet dat ze ’s avonds niet meer alleen op straat durven komen of ’s nachts niet meer alleen thuis durven blijven.

Gevoelens van anomie geven dan weer een beeld van de mate waarin jongvolwassenen niet meer mee kunnen met de maat- schappij, het gevoel hebben dat alles te snel gaat of te ingewik- keld is, waarin ze het gevoel hebben geen deel meer uit te maken van de maatschappij. Grote maatschappelijke veranderingen – zoals de kennismaatschappij met informatisering, de risico- samenleving waarin traditionele interpretatiekaders (levensbe- schouwing, bevelshuishouden, grotere individuele verantwoord-elijkheid) wegvallen – geven mensen het gevoel niet aangepast te zijn aan deze veranderingen. Dit kan tot bezorgdheid, gevoel-ens van onbehagen en onzekerheid leiden. Dergelijke gevoelens zijn vrij hoog voor een jonge populatie van 19 tot 36 jaar. Bijna 3 op 10 van hen meent dat je tegenwoordig uit zoveel dingen kan kiezen dat je niet meer weet wat te doen. Meer dan een vijfde be- grijpt niet meer wat er allemaal gaande is. Opvallend bij de meer extreme stellingen is dat 10 à 14% nog beweert dat het tegen-woordig zo ingewikkeld is geworden, of zo snel verandert, dat ze niet meer weten wat te doen of hoe zich te gedragen.

4 De relatie tussen persoonlijk en maatschappelijk onbehagen

Het maatschappelijk onbehagen is opmerkelijk hoger dan het persoonlijk onbehagen. Terwijl jongvolwassenen een gemid-delde score halen van 41 en 29 op 100 op respectievelijk het persoonlijk economisch toekomstbeeld en het persoonlijk onbehagen, is de gemiddelde score op het maatschappelijk onbehagen 56 op 100. Dit geeft het onderscheid aan tussen een optimistisch persoonlijk en een pessimistisch maatschap-pelijk toekomstbeeld.

Jongvolwassenen blijken in ieder geval optimistischer over de levenskwaliteit (56 op 100) dan over de sociaal-economische maatschappelijke evoluties (71 op 100). De kans op een positief resultaat wordt blijkbaar hoger inschat met betrekking tot de beheersbare of controleerbare private domeinen, dan met betrekking tot de minder beheersbare publieke domeinen (Zaleski, 1994; Trommsdorf, 1994).

Het persoonlijke onbehagen wordt bepaald door zowel het eco-nomisch toekomstbeeld als het maatschappelijk onbehagen. Het maatschappelijk onbehagen gaat daarenboven gepaard met pessimistische persoonlijke economische vooruitzichten. Toch kan de invloed van het maatschappelijk op het persoon-lijk onbehagen niet volledig herleid worden tot het economisch toekomstbeeld. Dit laatste heeft nl. een even sterke invloed op zowel het persoonlijk als het maatschappelijk onbehagen, wat niet geldt voor andere bepalende factoren zoals geslacht en opleidingsniveau en taalgemeenschap. Zo blijken mannen en vrouwen op persoonlijk vlak nagenoeg even tevreden. Op maatschappelijk vlak daarentegen zijn vrouwen heel wat pessimistischer dan mannen. Ze voelen zich onveiliger, zijn anomischer en schatten de maatschappelijke toekomst negatiever in. Lageropgeleiden voelen zich op persoonlijk vlak onbehaaglijker dan hogeropgeleiden. Dat komt doordat lageropgeleiden een sterker maatschappelijk onbehagen hebben. Dit wordt nog versterkt doordat zij een negatiever economisch toekomstbeeld hebben. Ook Franstaligen voelen zich op maatschappelijk vlak onzekerder dan Nederland-staligen. Ze voelen zich onveiliger, anomischer en hebben een negatiever beeld van de maatschappelijke toekomst. In tegenstelling tot deze elementen, die hoofdzakelijk het maatschappelijk onbehagen beïnvloeden, heeft vooral het inkomen een invloed op het persoonlijk onbehagen.

Page 28: Smakers 2006

54 55

5 Wat beïnvloedt het maatschappelijk onbehagen?

Welke factoren geven aanleiding tot maatschappelijk onbe-hagen? In het onderzoek peilden we naar de mate waarin volgende 5 ‘verhalen’ over de toekomst van de samenleving door de mensen worden geloofd. Het gaat om verhalen die als toekomstvoorspellingen of tijdsdiagnoses circuleren in de wetenschappelijke literatuur, maar die ook in de media geregeld opduiken. Het eerste verhaal betreft de groei van een competitieve eco-nomie en prestatie-maatschappij. Uit de reacties blijkt dat bijna 70% van de jongvolwassenen van mening is dat multinationals in de toekomst steeds meer invloed zullen krijgen, ten koste van de kleine zelfstandigen. 63 % verwacht dat de concurrentie binnen bedrijven en instellingen enorm zal toenemen. Voor respectievelijk 58% en 51% wordt de werksituatie onzeker-der en wordt het steeds moeilijker om aan werk te geraken. Tenslotte verwacht vier vijfden van de jongvolwassenen dat levenslang leren in functie van de job noodzakelijk zal zijn. Grofweg samengevat, gelooft slechts een kleine minderheid dat het economisch verder kan zoals nu. Een derde twijfelt over het scenario van de competitieve economie en de prestatie-maatschappij. 50 tot 80% gelooft dat één of meerdere belang-rijke kenmerken van dit maatschappijtype zich onherroepelijk aandient. Nogmaals, de vraag die hier centraal staat betreft de impact van het geschetste scenario op het denken en handelen. Het is duidelijk dat een groot aantal mensen, Walen nog meer dan Vlamingen, vrouwen meer dan mannen en laaggeschool-den meer dan hooggeschoolden, geloven dat we naar een competitieve sterk op prestatie gerichte economie en maat-schappij evolueren.

Het tweede verhaal is opgebouwd rond het tanende belang van staten, het ‘einde van de democratie’, en de groeiende invloed van het Europese besluitname-niveau. Meer dan een kwart tot een derde van de jongvolwassenen vreest dat de invloed van ons land door de internationalisering en Europeanisering zal afnemen. Slechts weinigen (2%) zijn ervan overtuigd dat politiek gesjoemel en corruptie zullen verdwijnen. Integendeel, 86% denkt dat dit altijd zal blijven bestaan. Over de invloed van de gewone man en vrouw op de politiek is 43% van mening dat ze in de toekomst steeds minder invloed zullen hebben op de poli-tieke agenda. Een vijfde denkt dat deze invloed niet zal afnemen. Globaal genomen zijn er dubbel zoveel mensen die een verdere

afname van de volkssoevereiniteit verwachten dan er mensen zijn die dat niet verwachten. Over een verdere verschuiving van bevoegdheid naar het Europese niveau, alsook over het verdwijn- en van België bestaat grotere verdeeldheid. Ongeveer een derde gelooft in het scenario van een verdere afname van volks-soevereiniteit, het einde van de natiestaat en de verschuiving van bevoegdheid naar het Europese niveau. Tussen de zeven stellingen bestaan positieve relaties. Naarmate men minder gunstige politieke evoluties op Belgische niveau verwacht, voorziet men ook een ongunstig effect van de Europeanisering en het uiteenvallen van België. De grootste verschillen zijn terug te vinden tussen jongvolwassenen met een verschillend onderwijspeil. Hogergeschoolden hebben duidelijk een optimistischer politiek toekomstbeeld dan lageropgeleiden.

Het derde verhaal heeft betrekking op de toenemende multi-culturaliteit, diversiteit en het multi-etnische karakter van de samenleving, waarbij wordt gewezen op het toenemende gevaar voor etnische, culturele en religieuse conflicten. De cijfers tonen dat ongeveer 45% van de jongvolwassenen van mening is dat het racisme in de toekomst alsmaar zal blijven groeien en dat de onverdraagzaamheid tussen de verschillende volkeren alleen maar zal toenemen. Een even groot aantal denkt dat binnen 20 jaar de relatie tussen moslims en Europeanen in de Europese landen gekenmerkt wordt door veelvuldige (gewelddadige) conflicten. Meer dan 4 op 10 jongvolwassenen hebben dus een heel pessimistische kijk op de toekomst van de multiculturele samenleving. Een derde denkt dat racisme er in de toekomst voor zal zorgen dat verschillende volkeren nog maar weinig van elkaar willen weten en dat Belgen geen contact meer zullen zoeken met andere nationaliteiten. Een kwart is echter van mening dat de bevolking zich steeds meer zal openstellen om met mensen van andere culturen om te gaan. Terwijl lager-geschoolden verwachten dat het etnocentrisme of racisme in de toekomst zal toenemen, denken hogergeschoolden dat het niet zo’n vaart zal lopen. Vlamingen zijn pessimistischer en verwachten, eerder dan Walen en Brusselaars, dat de multiculturele samenleving conflictueuzer zal worden.

Het vierde verhaal behandelt de groeiende culturele globalis-ering en homogenisering, de ‘MacDonaldization’ van cultuur en levensstijl. Uit de resultaten blijkt dat de stelling van een globale homogenisering niet veel aanhang heeft. Hoewel een derde van de jongvolwassenen beweert dat “onze voeding, onze kleding, onze cultuur, ons amusement, kortom alles, overal hetzelfde wordt”, is slechts 1 op 10 ervan overtuigd dat in de toekomst iedereen met dezelfde kleren rondloopt en dat de eetgewoonten overal hetzelfde zullen zijn. Drie kwart staat zelfs positief tegen-over een gecommercialiseerde wereldcultuur die ervoor zorgt dat we kennis maken met vele nieuwe dingen uit andere culturen. Over de gevolgen van de McDonaldization is men sceptisch. Meer dan een derde is van mening dat dit ertoe leidt dat de lokale bevolking haar eigen producten niet meer verkocht krijgt. 32% is het daar niet mee eens. Ook over de stelling dat het onderscheid tussen landen in het toekomstige Europa zal vervagen, zijn de meningen verdeeld. Slechts 11% gelooft dat de eetgewoonten zich globaal zullen standaardiseren. 68% ver- werpt die stelling.

Het laatste verhaal, tenslotte, hangt het beeld op van een maat-schappij die naar een 24-uren- rond-de-klok-economie evolueert. Ook uit ons onderzoek blijkt dat jongvolwassenen onze samen-leving zien evolueren naar een 24-uurseconomie waarbij eco-nomische en vrijetijdsactiviteiten zich onafhankelijk maken van traditionele dag-, nacht- en weekendritmes en -rituelen. Meer dan twee derden verwacht dat het aantal winkels dat dag en nacht open zal zijn, zal toenemen. Volgens een derde neemt het aantal vrijetijdsvoorzieningen dat dag en nacht open is en het aantal diensten dat beschikbaar is op elk moment van de dag, toe. Hiermee samenhangend, verwacht 57% dat het aantal flexibele jobs mee stijgt. Ook de ruimtelijke flexibiliteit zou toenemen. 58% stelt dat het aantal Belgen dat in het buitenland werkt zal toenemen. Daarnaast zal het gedrag van de mensen zich aanpassen aan de omstandigheden. Zo beweert 57% dat het gebruik van producten uit de biologische landbouw zal toenemen en 47% rapporteert een toename van het carpoolen. Vrouwen zien de samenleving in mindere mate evolueren naar een 24-uurs- en flexibele maatschappij dan mannen. Hogeropgeleiden daarentegen zien deze evolutie eerder voor werkelijk aan dan lageropgeleiden. De regionale verschillen zijn te herleiden tot het verschil tussen Wallonië enerzijds en Brussel

en Vlaanderen anderzijds. Walen zien de maatschappij in mindere mate evolueren naar een flexibele en 24-urenmaat-schappij dan Vlamingen en Brusselaars.

Het zal niemand verbazen dat er onderlinge verbanden bestaan tussen de vijf besproken scenario’s. Het scenario dat de toekomst van de samenleving gekenmerkt ziet door een meer competitieve economie, een grotere nadruk op prestatie, een toename van politieke machteloosheid, een verdwijnen van de staat, een belangrijker worden van de supranationale beleidsniveaus, een toename van onverdraagzaamheid en racisme en van etnische, culturele en religieuze conflicten blijkt bij een niet onbelangrijk aantal mensen te bestaan als een verhaal dat de toekomst van de samenleving schetst. Een samenleving die gemakshalve de post-welvaartstaat wordt genoemd.

Page 29: Smakers 2006

56

Lien Lammar (°1983)Toen ik zes à zeven jaar was ging ik vaak met mijn vader naar het Stadpoppentheater van Mechelen (nu Figurentheater De Maan). Mijn vader ging als kind al naar het poppentheater en later ook nog met de kindjes van de jeugdbeweging toen hij in leiding stond. Ik herinner me vooral de voorstellingen van ‘Tijl en Luppe’; die waren gewoon geweldig. De ganse zaal deed altijd mee: “Pas op, er staat iemand achter u.” Het was zo spannend; ik vond het altijd jammer als het gedaan was. Tijdens de pauze dronken we een flesje cola (thuis kregen we bijna nooit cola). En er waren ook plaatjes te koop van de voorstelling. Ik heb bovendien eens in de krant gestaan toen ik een tekenwedstrijd met als thema ‘Tijl en Luppe’ gewonnen had. Ik weet nog altijd dat ik een scène met een helikopter getekend had. Een jaar geleden ben ik opnieuw naar de poppenkast geweest, naar ‘Peter en de wolf’, en ook al waren de stoeltjes en vestiaire nog hetzelfde, dat échte magische gevoel, dat heb je denk ik alleen maar als je 6 bent.

57

Page 30: Smakers 2006

58

59%

van

de

14 to

t 18

-jar

igen

hee

ft d

e vo

orb

ije

zes

maa

nd

en

gee

n en

kele

rom

an o

f poë

zieb

un

del

gel

ezen

, b

ij d

e 19

tot 2

5-j

arig

en is

dat

69%

.

59

Marcelien, 16 jaar

is lid van leesgroep De Paterlina’s

van de bib van Lokeren omdat ze

op deze manier boeken leest die

ze anders niet zou lezen; fan van

de boeken van Marita De Sterck

maar is ook autorally copiloot

Page 31: Smakers 2006

6160

D E I D E A L E A V O N D

Een jeugdhuis. Waaraan denk je dan? Aan een plaats waar jongeren samenkomen om pinten te drinken? Een plek waar men ideeën de vrije loop laat en uiteindelijk tot schitterende verwezenlijkingen komt? Of aan een oord waar geluidsoverlast overheerst en jonge gasten geen verantwoordelijkheden kunnen opnemen. Bert, Gijs, Jeroen en Steven, allemaal medewerkers van Jeugdhuis The Nooddle in Beernem, vroegen jongeren naar hun ideale avond in een jeugdhuis, via een enquête per mail en aan de toog in verschillende jeugdhuizen.

Het jeugdhuis als ideale ontmoetingsplaats

Als lid van het jeugdhuis vind ik het een interessante ont-moetingsplaats. Je spreekt er af met vrienden om er de hele avond door te brengen of om van daaruit naar ergens anders te trekken. Bij ons in het dorp komen alle jeugd-verenigingen samen in het jeugdhuis en zo leer je iedereen beter kennen. Als bestuurslid is het werken met externen ook zeer interessant. Zo kom je in contact met de diensten van je gemeente, de leveranciers en andere steunpunten.Valentien, 24 jaar, studente cultuurmanagement

Het jeugdhuis is een goede plek om contacten te leggen. Hoewel dat ook afhangt van de sfeer. Leeftijdsgenoten kunnen een avond leuker maken maar het is ook perfect mogelijk om een fijne avond te beleven met mensen die ouder of jonger zijn. Sara, 21 jaar, studente pedagogie

Aangezien ik er mijn vriend heb leren kennen en we ondertussen al 3 jaar samen zijn, vind ik het jeugdhuis zeker een ideale ontmoetingsplaats. We spreken er met onze vrienden af en zien of we dan nog ergens naartoe gaan. Griet, 20 jaar, studente

Ik heb er in ieder geval nieuwe mensen leren kennen en door met anderen samen te werken, ook nieuwe vrienden gemaakt. Een leuke avond beleven hoeft niet noodzakelijk met eensgezinden zijn. Vaak kan een gesprek tussen andersgezinden meer opleveren dan een gesprek tussen mensen met dezelfde ideeën. Jochen, 23 jaar, opvoeder

Ietsje goedkoper

De tarieven in het jeugdhuis zouden goedkoper moeten zijn dan in een café. Schoolgaande jongeren beschikken niet altijd over grote budgetten. Hopelijk blijft dit zo.Hannelore, 17 jaar, studente

Ik vind de tarieven niet doorslaggevend. Het is leuk voor jongeren dat het iets goedkoper is dan in een café, maar ik denk dat het gezelschap en de ambiance toch belangrijker zijn. Het bepaalt in elk geval niet waar ik uitga.Stefaan, 23 jaar, bediende

Hoewel ik zakgeld krijg, heb ik het financieel niet zo breed. In vergelijking met een echt café scheelt het 20 à 30 cent, dus op een avondje maakt dat toch wel een verschil. Ik denk ook dat het een taak is van een jeugdhuis om ietsje goedkoper te zijn. Op deze manier houd je toch de jongste jeugdhuisbezoekers uit de cafés?Lien, 18, studente

Page 32: Smakers 2006

62

Live bands, rustige sfeermuziek of lekkere dansbeats

Liefst live maar geen te zware tam tam. Ik houd van rock-muziek en af en toe een concertje, maar oorverdovende metal hoeft voor mij niet. Natuurlijk kan er niet elke avond een live band zijn, maar dat is ook niet nodig.Stijn, 24 jaar, opvoeder

Muzikale smaak hangt af van persoon tot persoon, maar ook van de stemming van het moment.Peter, 22 jaar, verpleger

Een paar leuke dansbeats om het weekend in te zetten zijn echt wel de max. Rustige sfeermuziek is voor op het eind van het weekend.Lode, 25 jaar, freelance journalist

In een jeugdhuis zou iedereen welkom moeten zijn, ongeacht hoe die eruit ziet of zijn/haar muzikale voorkeur. Op vrijdag zie ik een live optreden wel zitten. Annelies, 17 jaar, studente kapster

To bier or not to bier

Het doet er niet echt toe, het smaakt allebei. In de eerste plaats kom ik naar het jeugdhuis om mijn maten te ont-moeten en in contact te komen met mensen. Als ik met de wagen ben, blijft het wel bij frisdrank.Lode, 20 jaar, student

Ik drink wel graag een paar pinten, maar als ik BOB ben, blijft het bij een tweetal biertjes. Het hangt er ook van af of de eerste pint smaakt. Andries, 23 jaar, leraar lager onderwijs

Het hangt een beetje af van de sfeer. Cola is prima, maar als de sfeer er in zit, smaakt een wijntje des te meer.Annelies, 21 jaar, studente architectuur

Ha... Het jeugdhuis... Ik moet toegeven dat ik extreem veel sympathie heb voor dit type ‘huis’. Niet enkel omdat ik er tegenwoordig nog wel eens ga platen draaien of omdat ik er onlangs nog radioprogramma’s mocht opnemen, maar vooral omdat ik er zelf ooit een zeer fijne tijd heb beleefd. Van mijn 16 tot mijn 23 jaar ging ik zeer regelmatig naar Jeugdhuis Den Eglantier in Sint-Niklaas. Aanvankelijk kwam ik er vooral op vrijdagavond, na school. Later werd het de plaats om af te spreken, te organiseren en te eten en te drinken. Ik kan me best nog wel een paar ‘ideale’ avonden herinneren; playbackshows (ik heb ooit nog The Chemical Brothers geplaybackt), optredens (van voor het jeugdhuis betaalbare, beginnende groepjes), thema-weekends (‘Bouw een vliegtuig’, Space-weekend, Tirol...), modeshows en dan waren er ook nog de poëzieshows. Een keer per jaar organiseerde ik met enkele vrienden een poëzieshow. Ik las de gedichten (die werkelijk nergens over gingen) en mijn maten dansten zich te pletter in het showballet. Cultureel hoogstaand en literair verantwoord kon je die avonden niet noemen, maar er kwam veel volk op af en het was vooral zeer plezant. Twee dagen voor onze allerlaatste show stuurde ik een mailtje (want mijn eerste internetervaringen heb ik ook in het jeugdhuis opgedaan) naar Studio Brussel. Met resultaat, want een dag later mochten we iets gaan vertellen in ‘Republica’. Plots mocht ik die gedichtjes ook dagelijks voorlezen op de radio en voor ik het wist werkte ik fulltime ‘op de radio’. Ik ben het jeugdhuis dankbaar; zonder dat gesubsidieerde gebouw met zijn vriendelijke inwoners zou ik nu geen extreem fijne job hebben. Als teenager heb je een beperkt budget, maar dat is eigenlijk niet erg. Als je zelf iets wil organiseren of een dj/band boeken, dan moet dat gewoon zo goedkoop mogelijk gebeuren. Dat is niet altijd ideaal, maar ergens wel interessant. Je leert wat creatief foefelen en achteraf heb je iets om trots op te zijn. Of je leert keihard op je bek gaan. Dat maakt niet zo veel uit. Ik heb me persoonlijk nooit veel zorgen gemaakt over de prijs van de drank. Met 5 euro, toen nog 200 Belgische Franken, komt een gemiddeld mens de avond wel door. Als je dat te weinig vindt, omdat je dan niet dronken in bed kan kruipen, is dat vooral JOUW probleem. Muziek is een gevoelig thema in een jeugdhuis en maar goed ook. Er loopt altijd wel iemand rond die het allemaal ‘verschrikkelijk slecht’ vindt. Te veel beats, te weinig gitaren, te hard of te zacht. Ach ja. Mijn oma zou zeggen dat je wat verdraagzaam moet zijn en dat ‘alle genres maar eens aan bod moeten komen’. Dat is natuurlijk wel makkelijker gezegd dan gedaan, maar een hele avond hardcore trance of carnavalmuziek is gewoon heel lang. Geen idee hoe de gemiddelde ideale avond in een jeugdhuis er concreet uitziet. Ik weet wel dat een goed jeugdhuis er voor moet zorgen dat liefhebbers van ideale avonden genoeg ruimte krijgen om er een te organiseren.

Creatief foefelen

Stijn Van de Voorde

Studio Brussel

10 X ‘De Ideale Jeugdhuisavond’

Een goede avond onder vrienden met een lekker drankje en met leuke dansmuziek die voor ambiance zorgt. LodeThema-avond met culturele activiteiten (optredens, tentoonstelling, enz.) en veel vrienden. DavineVeel volk! KimberlyEen avond met Julie! BertVoor mij zou dat een festival zijn met vrienden zijn, met bekende en goede bands in verschillende genres. StijnEen avond vol ambiance zodat de mensen uit de bol kunnen gaan. ToineEen avond op ’t gemak met je vrienden samen zijn. AnneliesEen avond goed lachen! MichaelEen avondje zonder gezever zou eigenlijk ook al heel aangenaam zijn. HildeEen gezellige avond in kerstsfeer met een goede glühwein. Laat maar komen! Maureen

63

Page 33: Smakers 2006

64 65

Mira (°1982)

Voor zover ik mij herinner, stond er bij ons thuis altijd muziek op:

Aretha Franklin, Nina Simone, The Beatles. Mijn vader repeteerde

hier op de zolder met zijn groepje. Als kind dacht ik dat zij

The Beatles waren omdat ik hen altijd covers van The Beatles

hoorde spelen. Ik heb ooit van mijn vader voor Kerstmis een cd

van The Beatles gekregen, daarna gaf hij mij er elk jaar één.

Hoewel ik er nu niet meer zoveel naar luister is het wel muziek

die in je geheugen gegrift staat. Op mijn achtste startte ik met

pianolessen. Ik schreef toen zelf ook al liedjes. Ik herinner me dat

ik een liedje had geschreven, ‘Als de zon wegzakt aan de horizon’

of zoiets. Maar ik kon toen nog niet voldoende piano spelen om er

muziek onder te zetten. Met dat melodietje ben ik naar mijn vader

gestapt en hij heeft er dan akkoorden onder gezet.

Hoewel ik een tijdje gestopt met de muziekschool, heb ik later ik

kleinkunst gestudeerd aan de studio Herman Teirlinck. Nu heb ik

zopas mijn eerste cd uit met eigen Nederlandstalige nummers.

Page 34: Smakers 2006

66 67

Tips en tricks om met een groep naarcultuur’ te trekken...

Vooraf - Goed begonnen is half gewonnen Reserveren

Het eerste werk: tijdig reserveren. Probeer op voorhand in te schatten met hoeveel je naar het theater, de concertzaal of het museum zal gaan. Je kan nog altijd een dag of twee op voorhand even bellen en het exacte aantal doorgeven. Vraag ook na hoe de betaling verloopt en of er kortingen zijn voor groepen of studenten.

Leeftijdscategorie

Let op de leeftijdscategorie die aangegeven wordt bij (theater)voorstellingen. Degenen die jonger zijn dan de aangegeven leeftijd zullen het misschien moeilijk hebben om het verhaal te kunnen volgen of de (theater)taal te begrijpen. Dit kan een negatieve ervaring tot gevolg hebben en dat is nu nét niet de bedoeling. Probeer er dus rekening mee te houden. Deze begrenzing geldt meestal niet naar boven toe.

Gratis naar theater, museum, concerten

Een heleboel musea in Vlaanderen zijn gratis of bieden korting aan groepen. Theaterhuizen organiseren vaak try-outs waar je helemaal gratis van een nieuwe voorstelling kan proeven. Misschien is er ook wel korting via de cultuurwaardebons van de Vlaamse Gemeenschapsdienst (geldig in Brussel en de rand van), cultuurcheques, de studenten- of CJP-kaart.

Vervoer

Bij de NMBS, de Lijn en de MIVB zijn er kortingen voor groepen. Je moet er dan wel tijdig bij zijn. Op hun websites vind je meer info. Je kan natuurlijk ook altijd een paar ouders vragen om taxichauffeur te spelen.

De jongeren voorbereiden

Bereid je gasten een beetje voor op deze bijzondere uitstap. Sommigen zullen al wel eens met de klas of hun ouders een theatervoorstelling, concert of museumbezoek bijgewoond hebben, maar misschien zijn er jongeren in de groep die nog nooit een theater, concertzaal of museum van dichtbij gezien hebben. Je kan altijd vooraf een affiche en een handvol flyers opvragen. De affiche kan een plek krijgen in het lokaal, de flyers kunnen de jongeren meenemen naar huis als voorsmaakje en/of herinnering. Vaak vind je daarin een inleiding. Die kan je samen met hen lezen, waarna je hen polst naar hun verwachtingen en gedachten. Maak ze vooral maar goed nieuwsgierig.

Belangrijk is dat je hen vertelt wat hen te wachten staat. Dat kan bijvoorbeeld onderweg op de trein/tram/metro of tijdens de bijeenkomst de week ervoor. We geven je nog een aantal aandachtspunten mee:

Voor het bijwonen van een theatervoorstelling of een (klassiek) concert gelden andere gedragscodes dan voor bijvoorbeeld een cinemabezoek. Vertel dus ook wat van hen verwacht wordt.

Dit geldt ook voor een museum- of tentoonstellingsbezoek. Tenzij het om een interactieve tentoonstelling gaat, is het motto ‘handen af’.

Herinner hen eraan dat ze hun gsm uitzetten (liefst ook nog eens vlak voor de voorstelling, het concert of de rondleiding begint), én … vergeet de jouwe ook niet uit te zetten.

In tegenstelling tot in de bioscoop mag in een theaterzaal of bij een klassiek concert niet gegeten of gedronken worden. Het is niet enkel storend voor wie naast de snoeperd zit, het kan ook erg storend zijn voor de acteurs en/of muzikanten.

Het live aanwezig zijn van acteurs of muzikanten is iets helemaal anders dan acteurs op een scherm.

Als de lichten in de zaal doven, begint de voorstelling of het concert.

Je laat iedereen best vooraf nog even naar het toilet gaan. De zaal uitlopen tijdens de voorstelling of het concert is vervelend voor iedereen. In de opera mag je zelfs niet eens terug binnen.

Kom goed op tijd aan! Dan kan de groep in alle rust zijn jassen aan de vestiaire afgeven, nog even naar het toilet gaan, eventueel iets drinken en plaatsnemen in de zaal.

NathalieVan den Meersschaut

is medewerker van BRONKS Jeugdtheater

en jeugdwerker in hart en nieren

Tijdensde voorstelling / het concert /het museumbezoekJe blijft begeleider, ook tijdens de voorstelling, het concert of het museumbezoek. Begeef je dus tussen je gasten. Zo is het makkelijker om hen weer tot rust aan te manen als ze even verstrooid zijn, zich wat té erg laten meeslepen in de voorstelling of kattenkwaad uithalen.

Achteraf – NakaartenZoals wij na een goede film graag even na- praten op café, zo hebben jongeren ook nood aan ventileren na een theater-, concert- of museumervaring. Zorg ervoor dat ze hun verhaal kwijt kunnen. Dat ze kunnen vertellen wat ze leuk vonden, minder leuk, droevig, grappig enz. Als ze het niet goed vonden, is dat niet erg. Het is belangrijk dat ze een eigen mening hebben, maar misschien kunnen ze wel zeggen waarom of wat ze niet ok vonden. Wie weet ontstaat er nog een interessante discussie?

Page 35: Smakers 2006

40% van de jongeren wil niet opvallen met zijn kledij.

Volgens 52% van de jongeren moet kleding vooral

praktisch zijn.

6968

Lander, 16 jaar

is jeugdverantwoordelijke bij

de schermkring Sint-Niklaas

en meester in het hanteren van

de florette sinds zijn zes jaar

Page 36: Smakers 2006

70 71

Van rariteitenkabinet over ‘encyclopedisch’ museum tot onze heden-daagse kunstinstellingen: musea hebben een hele evolutie achter de rug. Ook bij de jongeren is er heel wat veranderd. Maar zijn de musea in dezelfde mate en richting geëvolueerd als de jongeren? Zijn ook zij het pad van de 21ste eeuw ingeslagen? Om de proef op de som te nemen vroegen we enkele jongeren naar hun ideale museum .

H E T I D E A L E M U S E U M Museumbusje komt zoMusea kampen nog al té vaak met hun stoffig, schools en ietwat oubollig imago. Nochtans geldt dit voor het meren- deel niet meer. De meeste zijn op het goede pad. Alleen be- seffen vele jongeren dat nog niet. Het is dus vooral belang- rijk om de jongeren een eerste keer over de spreekwoord- elijke museumdrempel te trekken. Vooral de schoolbezoek-en zijn een ideaal moment om nieuw publiek te werven. Daarom moeten die tripjes zo aangenaam en interessant mogelijk ingevuld worden. “Zo kan je in het Antwerpse Foto- museum een workshop fotografie volgen. Of je eigen masker ontwerpen in het Etnografisch museum. Zo’n initiatieven maken de jongeren enthousiast en blijven beter in het geheugen hangen,” denkt Charlotte. Natuurlijk is er niet altijd tijd en geld om naar een museum te gaan. Daarom kan je de kunst ook naar de school halen. “Nodig eens een gastdocent uit,” stelt Annelies. En Jonas denkt zelfs aan een heuse museumbus die langs de scholen toert.

Drempelvrees overwinnenOok buiten de schoolmuren moet een museumbezoek ge- promoot worden. De geijkte communicatiekanalen daar- voor zijn reclamefolders, een website en de media. Op het vlak van flyers zit het bij de meeste musea wel snor. Al vind je ze maar zelden terug in jeugdhuizen of op plaatsen waar vooral jongeren komen. “In de stations mag er best wat meer reclame hangen, want nu weet bijna niemand dat de NMBS vaak B-dagtrips naar tentoon-stellingen organiseert. En dat cultuurbiljet van 7 euro mag voor mij ook blijven,” vindt Annemie. Charlotte wijst ook op het belang van de lay-out van de flyers en de website. “De site moet altijd up-to-date gehouden worden, want een jongere plant zijn uitje nu eenmaal vooral via het net,” vindt Annelies. “Of misschien moet er zelfs een aparte pagina voor jongeren toegevoegd worden,” oppert Charlotte. “Ook hoe je het museum kan bereiken met het openbaar vervoer is iets dat niet mag ontbreken,” vult Leonoor aan. “En als de museumcatalogus eveneens op het net staat, is dat natuurlijk helemaal fantastisch,” besluit Annemie. Vooral op het vlak van media-aandacht wringt het schoentje. Alleen in de krant vind je soms iets terug, op de radio en vooral op televisie is het maar pover gesteld. Is het geen taak van de openbare omroep om jongeren te laten kennismaken met ons cultureel erfgoed? Om hen van de heersende culturele en maatschappelijke tendenzen op de

hoogte te houden? Het is alleszins een niche in het huidige tv-landschap. Misschien moet er, naar analogie met ‘W@=d@?’, een programma over onze cultuur en musea op touw gezet worden. Op die manier leren jongeren de musea beter kennen en zal hun drempelvrees automatisch afnemen. Behalve via hun communicatie kunnen de musea jongeren ook op een andere manier proberen bereiken. “Door jeugdbewegingen uit te nodigen in de musea,” vindt Jonas. “Of door jongerenateliers of een picknick in het Middelheim te organiseren,” stelt Leonoor voor. “Ook een combiticket met de cinema kan misschien werken,” denkt Annemie. En natuurlijk zijn er de bestaande, succesvolle events zoals de Museumnacht of de Soirées van AmuseeVous. Maar met meer media-aandacht kan het wellicht nog beter, opperen de jongeren.

Niet te missenEen museum moet de nieuwsgierigheid van de toevallige passant opwekken. Vooral het exterieur en de locatie spelen daarbij een cruciale rol. “Het ideale museum moet de aandacht van de voorbijgangers trekken door grote doeken over de exposities aan de voorgevel,” vindt Charlotte. Annelies steunt dat idee door te stellen dat je zo ziet dat een museum leeft. Daarnaast is het ook mooi meegenomen als de locatie zelf tot de verbeelding spreekt. “Als je Amsterdam bezoekt, kan je bijvoorbeeld niet voorbij aan het Museumplein. Je moet dat gewoon gezien hebben. In Gent ligt het SMAK ook heel mooi, aan de rand van het Citadelpark,” vindt Jonas. Annelies heeft het dan weer meer voor het MAC’s, dat gevestigd is in de oude mijnsite van Le Grand-Hornu. “De hedendaagse kunst komt daar uitstekend tot zijn recht.” Van de oude elektriciteitscentrale die nu omgevormd is tot Tate Modern in Londen vermoeden Leonoor en Annemie dat ze heel toegankelijk is voor diverse doelgroepen. Zowel de locatie als de architectuur spreekt tot de verbeelding.

Dat ‘thuisgevoel’Ook intern speelt de architectuur een cruciale rol. Ze bepaalt immers een groot deel van de structuur en de sfeer. Eenmaal in de hal moet het museum je als het ware opslokken in haar kunstzinnige wereld.

ElienHaentjens

organiseert in het kader van het Cera-project

van AmuseeVous de komende drie jaar tentoonstellingen

en andere activiteiten met

de collectie hedendaagse kunst van Cera.

Page 37: Smakers 2006

72 73

Fantastisch toch, hoe Annelies, Charlotte, Jonas, Leonoor en Annemie hun liefde aan bepaalde musea verklaren. Misschien zit hun persoonlijke interessesfeer daar voor iets tussen, of was de schooluitstap naar het museum voor hen destijds wel heel erg geslaagd. Of ze groeiden op in (familiale) kringen met een groot en warm hart voor musea. Hoe het ook zij, zij hebben alleszins de museumdrempel overschreden en ze zijn enthousiast en overtuigd genoeg om er in te geloven dat musea en jongeren een winning team kunnen zijn.

Hoe moeten musea en jongeren elkaar in de praktijk dan vinden? Dit jongerenpanel heeft inspiratie te over: musea kunnen in zee gaan met het jeugdwerk, experimentele activiteiten plannen, inhoudelijk sterker aansluiten bij de interessesferen van jongeren, enz. Het kan en mag blijkbaar in honderdduizend vormen, geuren en kleuren. Persoonlijk juich ik de idee van het ‘museum op verplaatsing’ – hetzij letterlijk in de vorm van een hippe autobus, of hetzij figuurlijk door docenten of experten uit te sturen – heel erg toe. Musea on the road. Klinkt niet alleen goed; het zou meteen ook het bewijs leveren dat musea in beweging blijven en dat ze waar dan ook bruggen kunnen slaan naar de hen omringende samenleving en actualiteit.

Aan ideeën dus geen gebrek. Het komt er alleen op aan ze te durven laten opborrelen. Precies daarin schuilt de moraal van dit verhaal: geef jongeren de ruimte en vrijheid om hun mening en ideeën te spuien en je komt als vanzelf bij heel wat mogelijke raak-vlakken tussen musea en jongeren uit. Ook al komen de reacties in eerste instantie nogal ongezouten over of is het even schrikken. Maar als het op toegankelijkheid voor jongeren aankomt, zijn de beste adviseurs en ervaringsdeskundigen immers de jongeren zelf.

Dit soort inspraak gaat natuurlijk wel een stapje verder dan de doorwinterde enquête. Heel erg nuttig die statistische kaarten, zeker wel, maar net dat ene briljante idee haalt men er niet altijd uit. Bovendien smeedt men met de vragenlijsten op zich geen banden met het jonge publiek. Echte inspraak schuilt in de open uitnodiging die vanuit cultuurhuizen vertrekt om de werking daadwerkelijk mee op en uit te bouwen. Samen dus. Samen met jeugdorganisaties, -verenigingen, -clubs, het onderwijs, enz. Uiteraard binnen de grenzen van het mogelijke en met het nodige respect voor de eigenheid van zowel jongeren als van de musea in dit geval.

In internet-, commerciële of mediamiddens bestempelt men deze aanpak trouwens met de term user participation. Denk bijvoorbeeld aan YouTube, Wikipedia, of tv-programma’s die met sms-berichten worden omkaderd of waarin de kijkers zelf de hoofdrol spelen. Het publiek bouwt mee aan het uiteindelijke resultaat en dat, dat is inspraak ten top. Nu is het dus de beurt aan de culturele middens, zij het op een geheel eigen manier (ja, liefst!). Maar laat dergelijke participatiegolf de musea binnenstromen en je zal zien, geen mens die ze nog langer stoffig durft te noemen. Wedden?

Musea op verplaatsing

73

HildegardeVan Genechten

consulent publiekswerking

Culturele Biografie Vlaanderen vzw

Je moet zin krijgen in meer. Je moet meteen een overzicht krijgen over wat je waar vindt. Toiletten, tickets, vestiaire. Je moet je er ook meteen welkom voelen. Dat ‘thuisgevoel’ moet versterkt worden door de mensen achter de balie. De man achter de balie van het SMAK slaagde daar bijvoor- beeld echt goed in. Hij was vriendelijk, gaf een woordje uit-leg en je voelde dat hij een groot hart had voor ‘zijn’ collectie. In het ideale museum verkoopt hij tickets in de vorm van een recycleerbaar clipje, zoals in het Bonnefantenmuseum in Maastricht of het New Yorkse Metropolitan. Die kaartjes mogen best geld kosten. Al wil Jonas een soort museum-spaarkaart in het leven roepen en denkt Annelies aan een AmuseeVous-lidkaart om goedkoper binnen te komen. De vestiaire moet alleszins gratis zijn, vinden de jongeren. Eenmaal je de echte museumzaal betreedt, moet de sfeer van de hal verdergezet worden. Verschillende elementen, zoals het invallende licht, de grootte en opbouw van de zalen en de kleur van de muren, bepalen die sfeer. Op dat vlak mogen de musea gerust verschillen. Toch zijn er ook een aantal basisvereisten: de architectuur moet je op een heldere manier door het museum leiden en ook een grondplannetje is een must.

Schetsboeken en muziekAl biedt een chronologische opstelling soms voordelen, toch zal de thematische variant waarschijnlijk meer succes kennen. Een duidelijke rode draad is alleszins noodzakelijk. In een thematische opstelling kunnen de verschillende onderwerpen gevisualiseerd worden door het kleurgebruik in de zalen. “Daarbij moet men er natuurlijk wel op letten dat de kleuren de schilderijen niet overheersen. Zowel in The National Gallery als in Tate Modern is dat idee heel harmonieus uitgewerkt,” vindt Charlotte. Ook Leonoor en Annemie denken dat de tijd van de grote witte ruimtes misschien wel voorbij is. Ook voor de inhoudelijke uitwerking van de themata hebben de jongeren een aantal ideeën. Volgens Charlotte is het interessant als je ook een korte schets van de historische context krijgt, zodat je een schilderij beter kan plaatsen. “En ook een multidisciplinaire aanpak strekt tot aan-beveling. Zoveel mogelijk zintuigen aanspreken is de boodschap!” vindt Jonas. In het buitenland heeft Annelies nog enkele mooie initiatieven gezien. “Zo konden bezoekers in het KIASMA in Helsinki de schilderijen tekenen in grote schetsboeken. Op die manier zag je hoe andere mensen het

werk hadden geïnterpreteerd. En in Tate Modern hadden ze een aantal muzikanten uitgenodigd om een lied te maken bij een bepaald schilderij. Dat kon je dan horen als je bij het werk stond.” Tenslotte nog een laatste voorstel van Charlotte: een aantal kleine kamertjes in het museum waar je je kan terugtrekken met een schilderij. Met een videocamera wordt dan gefilmd hoe de bezoekers op het werk reageren.

Eigen fantasieOok over de manier waarop informatie aangeboden wordt, valt heel wat te zeggen. De audioguide mag dan al zijn plaats in het museumlandschap veroverd hebben, de papieren versie scoort het best bij de jongeren. Je kan de tekst nog eens opnieuw lezen. Of er juist sneller overgaan. Misschien kunnen musea twee versies van de tekst maken: één met de basis en één met meer achtergrond. Ook op dit vlak heeft Annelies nog een idee: “In het Prado in Madrid kon je per zaal een boekje uit een automaat kopen. Zo had je tegelijk uitleg én een mooi souvenir voor thuis.” Maar het belangrijkst vinden deze jongeren dat er in het museum plaats blijft voor je eigen fantasie en emotie.

Jongeren van dienst

Annelies Tyberghein (22)

meester in de Beeldende Kunst en

assistente bij een kunstenares, Antwerpen.

Charlotte Haentjens (21)

4e jaar Juweelontwerp, Antwerpen.

Jonas Aper (21)

4e jaar Bio-ingenieur, Gent

Leonoor De Schepper (21)

4e jaar Kunstwetenschappen, Leuven

Annemie Van den Eynden (22)

student ALO Kunstwetenschappen, Leuven

Page 38: Smakers 2006

74 75

SMAK

The National Gallery Tate ModernMAC

KMSKA

Etnografisch Museum

Rijksmuseum

Stedelijk Museum

BonnefantenmuseumMuseum Boijmans Van Beuningen

NAI

Van Abbemuseum

ModeMuseum

Koninklijk Museum voor Midden-Afrika

Museum Dr. GuislainBozar

Louvre

Palais de tokyo

Musée d’Orsay

Fotomuseum

KIASMA

Metropolitan

PMMK Museum

Het Huis van Alijn

14% van de 14 tot 25-jarigen heeft de voorbije zes maand een kunstmuseum bezocht. 77% van de 14 tot 18-jarigen deed dit schoolverband. 30% van de mannelijke respondenten tussen 14 en 25 jaar vindt kunst misschien wel mooi, maar vervelend.

Page 39: Smakers 2006

76 77

Een greep uit de praktijk

Riet Plevoets

& Karen

JacobsAgentschap Sociaal-Cultureel Werk

Afdeling Jeugd

Cirque de Volonté Het verhaal van ManolitoVzw Bolwerk2

In het West-Vlaamse Deerlijk wekten de mede-werkers van een scenarioatelier, een beeldend atelier, een muziekatelier, een kostuum- en een circusatelier in 2005 Manolito, zijn kom-panen en een circus-karavaan tot leven. Vijf maanden lang ging een groep jongeling- en aan de slag in een oud fabriekspand. In augustus en september trok Bolwerk2 met haar circuskaravaan door Vlaanderen om op zaterdag halt te houden in Gent, Oostende, Ieper en Antwerpen. In elke stopplaats trok de mobiele karavaan kort na de middag door de straten van de stad met drie circuswagens en een bar op wielen, geflankeerd door een fanfare, circusartiesten en figuranten. Gehuld in opvallende kostuums maakten ze reclame voor de avondvoorstelling. Bij het vallen van de avond opende de directeur van ‘Cirque de Volonté’ de gordijnen van het circus en kon het spektakel beginnen.

www.bolwerkwadraat.be

NachtbrakenEen initiatief van Lalalover en het Erfgoedcentrum Lamot, met medewerking van Mechelenbinnenstebuiten

Het erfgoedcentrum Lamot organiseert activiteiten voor en met jongeren onder de naam ‘Tournee Lamot’. Op die manier wil het erfgoedcentrum jongeren uitdagen om de confrontatie aan te gaan met de leefwereld van hun voorouders en van hun stad.Muzikant Tom Kestens (Lalalover) en Dave Peters (Studio Brussel) nemen de nachtbrakers mee op een nachtelijke trip door het Mechelen van Jean-Paul Laenen (Jean-Paul wie? De ontwerper van het laatste Belgische vijffrankstuk en het Mechelse stationsplein). Je komt bijvoorbeeld te weten waarom geel en rood de stadskleuren van Mechelen geworden zijn en hoe het komt dat Mechelaars ook wel Maneblussers genoemd worden. Met nachtelijke haltes aan Mechels erfgoed (het Schepenhuis, de Grote Markt, de Begijnenzolder...). Dit alles wordt overgoten met een muzikaal sausje, made by Tom Kestens en vrienden, zoals Gert Bettens, Anton Walgrave, Peter Lesage en vele anderen. Een nacht om nooit te vergeten.

www.Lamot-erfgoedcentrum.bewww.lalalover.bewww.mechelenbinnenstebuiten.be

Wat zijn dat, goede praktijkvoorbeelden? In het Vlaamse landschap zijn zovelen knap bezig dat kiezen steeds verliezen is. We zochten naar projecten of trajecten die in het oog sprongen. Omwille van hun originaliteit. 2005 en 2006 hadden onder andere het volgende te bieden…

Page 40: Smakers 2006

78

Tropical IslandCharlotte Lybeer

Ah, vakantie en longdrinks. Bij voorkeur op een tropisch eiland. Inchecken en wegwezen. Dat dachten we eerst bij het diagonaal lezen van Charlottes voorstel. Alleen was dat buiten deze jonge kunstenares gerekend. Het project kaderde nl. in haar onderzoek naar artificiële gesloten gemeenschappen, waarbij het accent deze keer op ‘indoor’ locaties lag. Daarbij ging ze uit van de idee dat dergelijke hedendaagse entertain-mentomgevingen ontstaan op basis van een gemis, of vanuit het idee een betere formule – in dit geval het ‘ideale vakantieoord’ - te kunnen leveren. Je kan er periodiek ontsnappen aan de zgn. chaotische, ongecontroleerde buitenwereld. Charlotte trok in 2006 naar Berlijn waar ze een poosje in een indoor beach complex in grote serres met weelderige plantengroei – een ‘tropical island’ – verbleef en er een reeks artistieke foto’s van maakte. Deze foto’s, al dan niet in de vorm van een postkaart, waren te zien op diverse plaatsen in het culturele landschap.

[email protected]

TankgarageTuur De Lodder

Een tank in uw garage? Nee? Dan zorg je er toch gewoon voor. Tuur De Lodder koesterde een idee, liet het rijpen, vulde een dossier in en kreeg, dankzij lokale en Vlaamse steun, de kans om zijn ‘Tankgarage’ te realiseren. Hij wou vooral ‘een vast element uit de openbare ruimte aanpakken’. Door zijn in-grijpen zou dat vanuit een ander standpunt gezien worden. Dus hoewel nog steeds gebetonneerd in eigen context, zou de tank door het bouwen van een garage er rond anders gepercipieerd worden. Een tank – doorgaans gezien als voertuig met eerder agressieve connotatie – in combinatie met de houten garage zou huiselijke gevoelens oproepen. Tijdens de bouwwerken was er interactie met omstaanders die het project van de jongeman ‘belachelijk’ of soms zelfs ‘grappig’ vonden. Eens afgewerkt kregen de bewoners en bezoekers van Zelzate een houten box in plaats van hun monument te zien. Alleen door het vensterraam kon je nog een blik werpen op de tank. ‘Tankgarage’ was twee weken lang (in september 2005) een element in de openbare ruimte en kreeg ook een plaats in de programmatie van de Open Monumentendagen in Zelzate.

[email protected] www.jeugdbeleid.be, jeugdcultuur

672u vacuüm verpaktDaphne Verhelst (SOL)

Deze jonge – toen 21-jarige - kunstenares sloot zich gedurende 672 uren (of 28 dagen) vrijwillig op in een Mechelse kelder. Vanaf 1 september 2005 dook ze onder en leefde volledig geïsoleerd van tijd en tijding in een kelder onder ‘De Borght’. Enkel het levens-noodzakelijke hapje en drankje konden ervan af. Gedurende 4 weken voor de première van haar performance schreef ze haar teksten, bepaalde concept en richtte de ruimte in voor de publieke vertoningen. Eind september gingen die van start. Ongeveer een maand na haar ‘ondergang’ kwam ze boven water. Daphne wou weten wat de invloed van isolatie op 4 weken creatie is, samen met de invloed van de weken ondergronds op het eindresultaat, nl. 7 performances. Elke Van Campenhaut pikte dit op en schreef in De Standaard: “Haar vrijwillige ballingschap resulteerde in een performance die balanceert op het randje van manipuleren en behagen, tussen naïviteit en filosofie, romantiek en sadomasochistische fantasieën. (...) Een performance die nog een beetje ongemakkelijk schippert tussen netjes voorbereide teksten en onvoorspelbaar theatergeweld.” En juist daar was het Daphne om te doen.

[email protected] www.jeugdbeleid.be

79

© Tuur Delodder

© Charlotte Lybeer

Page 41: Smakers 2006

80

13% van de 14 tot 18-jarigen uit het ASO kijken 3 à 4 uur tv op een weekdag, 27% uit het TSO en 46% uit het BSO.

81

Droommeisjes/meisjesdromenJamklub-Jong vzw

“Zeven Turkse meisjes en één Belgisch meisje die de poorten van hun ziel op een kiertje zetten om ons een glimp te laten opvangen van hun intieme gedachten en wensen. Het is een uitdaging van jewelste. Een heuse krachttoer. Eén voet in de Belgische cultuur, de andere in de Turkse cultuur; zwevend tussen kind-zijn en volwassenheid, madammen met beide voeten stevig op de grond, maar het hoofd soms in de wolken. Wie heeft er nog meer tegenstellingen nodig om een basis te leggen voor een intense confrontatie, die ons soms ontroert, dan weer verbaast, doet lachen en doet huilen...”

Zo begint het boek Droommeisjes/meisjesdromen, een uitgave van Jamklub-Jong vzw. De meisjes mijmeren over dromen en verlangens, het dragen van maskers, geld, hun droomprins, vriendschap, vrijheid, dromen & frustraties, hoop & angsten, een volgend leven en dromen hun wereld. Ze wagen zich aan het schrijven van gedichten en toetsen hun dromen en wensen, maar ook hun frustraties af bij anderen.

[email protected]

Poetry HackingVzw Nok

“Hack eens audiovisueel los op een gedicht!” ofte wel: de aankondiging van Poetry Hacking 2006 van vzw NOK. Met dit project wilde NOK jongeren via een internetactie in contact brengen met hedendaagse dichters door een cross-over te realiseren tussen literatuur, muziek en multimedia om jongeren zo een platform te geven om multimediaprojecten te publiceren voor een ruim publiek. Een jury selecteerde de tien beste ideeën die verder in samenwerking met de jongeren en ervaren webtechnici werden uitgewerkt. Het resultaat daarvan was op Gedichtendag (26 januari) 24 uur lang te zien op een twintigtal (legaal gehackte) websites.

www.nok.be

De Rock Werchter Polsbandactie 2005 & 2006AmuseeVous vzw en Rock Werchter

Hoe leid je jonge rockliefhebbers van 16 tot 26 jaar naar het museum? In 2005 kwamen AmuseeVous vzw en Rock Werchter voor het eerst met de Polsbandactie op de proppen: jongeren konden met hun Rock Werchterpolsbandje gratis musea bezoeken. 8.000 jongeren trokken in het spoor van 26 rocksterren naar evenveel Vlaamse en Waalse musea.

Het initiatief werd in 2006 herhaald en uitgebreid: 48 musea in België én in Nederland zetten hun deuren open voor de jonge Rock Werchterbezoekers. 48 rocksterren uit België en Nederland speelden ambassadeur voor één van de musea en promootten hun musea in een clipje op de website van AmuseeVous.Ongeveer 10.000 Rock Werchteradepten brachten een bezoekje aan één of meerdere van de deelnemende musea. De actiefste museumbezoekers ontvingen een origineel kunstwerk van Jeroom. En geloof het of niet, enkele enthousiastelingen bezochten àlle deelnemende musea.

www.amuseevous.bewww.rockwerchter.be

Page 42: Smakers 2006

82 83

Want het leven is meer dan geld verdienen alleen

Internet. Go Pass. Gsm. Ieder zomerweekend een festival. Dat goedkope vliegtuigticket naar New York. Een filmpje meepikken, uit eten of op café gaan met vrienden. We hebben nog nooit zo veel verlokkingen in ons leven gekend als de dag van vandaag. Tenminste als we het ons kunnen veroorloven. Hoe gaan jongeren hiermee om? Doen ze daarom steeds vaker betaald werk? Wat met hun vrijwillige inzet in het jeugdwerk? Is betaald werk een bedreiging voor het vrij-willigerswerk van jongeren? Waarom stoppen vrijwilligers met het jeugdwerk? Op vraag van de Vlaamse overheid onderzocht de TOR-onderzoeksgroep van de Vrije Universiteit Brussel hoe de relatie tussen betaald en onbetaald werk zit. 1353 jongeren tussen 18 en 23 jaar werden ondervraagd in het voorjaar van 2006. (1)

Money Blues

De nood aan geld van jongeren is in kaart gebracht aan de hand van elf soorten uitgaven. Het gaat vooral om de ‘leukere’ dingen van het leven zoals uitgaan en uit eten gaan, de aankoop van dvd’s, cd’s, games, boeken en kledij, reizen en daguitstapjes, andere ver-plaatsingen, internet en gsm. Vervelende en weerkerende uitgaven zoals huur zijn niet opgenomen. Ook eenmalige aankopen (zoals een computer) werden niet meegerekend. Gemiddeld besteden studenten zo’n 211 euro per maand. Dit komt neer op 53 euro per week. Studenten krijgen echter gemiddeld 25 euro zakgeld per week. Ze vullen hun zakgeld wel aan met occasioneel geld (zoals nieuwjaarsgeld), maar dit is slechts goed voor gemiddeld 10 euro per week. Dit voldoet dus niet om alle uitgaven te dekken. De rest van hun uitgaven, gemiddeld 18 euro per week, dient betaald via loon uit werk. De meeste studenten moeten dus wel werken.

De wonderen zijn de wereld nog niet uit... werkende studenten!

Studenten tussen 18 en 23 jaar klussen massaal bij. Liefst 87% van hen werkt. Dit aantal neemt toe. In 2006 werkte 90% van de 18-jarigen. In 2002 was dit slechts 72%. Studenten werken steeds meer tijdens het schooljaar. In 2002 werkte slechts 26% van de 18-jarigen zowel tijdens de zomermaanden als tijdens het schooljaar. In 2006 is dat aantal meer dan verdubbeld tot 58%. We zien trouwens maar weinig onderlinge verschillen. Meisjes werken wel iets meer dan jongens, vooral tijdens het schooljaar, maar naar sociale achtergrond zijn er geen verschillen. Studentenwerk is algemeen verspreid onder jongeren. De belangrijkste reden om te werken? Simpel en voor de hand liggend... geld! Meer dan 96% werkt voor het gele goud.

Vrijwilligers, een uitstervend ras?

Gezien de kosten die studenten hebben en bijna alle studenten betaald werk verrichten, moet je bijna een idioot zijn om gratis aan de slag te gaan. Eén op de vijf 18- tot 23-jarigen is het niet eens met deze stelling en is vrij- williger in het jeugdwerk. Dat wil zeggen dat ze in leiding staan, activiteiten organiseren, monitor zijn, een bestuursfunctie hebben of een vereniging naar buiten toe vertegen-woordigen (bijvoorbeeld in de jeugdraad). Jongens en meisjes zijn even vaak vrijwilliger. Sociale achtergrond speelt hier wel een rol. Jongeren waarvan de ouders hoger opgeleid zijn en jongeren uit tweeverdienergezinnen, zijn vaker vrijwilliger. Studenten die zelf studies betalen, zijn minder vaak vrijwilliger.

Goed zot zeker?

Jongeren doen vooral aan vrijwilligerswerk omdat ze in het jeugdwerk nieuwe vaardig-heden opdoen of bestaande vaardigheden uitbouwen. Ze leren zo ook nieuwe mensen kennen. 80 tot 90% van de vrijwilligers ver- noemt dergelijke redenen. Een andere belang-rijke motivatie is de vriendschap van de andere leden. Een goede 50 tot 60% van de vrijwilligers verantwoordt hun engagement in termen van loyaliteit ten aanzien van vrienden. Instrumentele motieven (het staat goed op mijn cv), traditionele en ideologische motieven (zoals de ideologische strekking van een ver-eniging) zijn nauwelijks van belang. Wat zegt dit over deze vrijwilligers en het jeugdwerk? Er wordt nogal veel gesproken over ‘nieuwe’ vrijwilligers. Nieuwe vrijwilligers verklaren hun engagement niet vanuit één of andere ideologie. Een vereniging is voor hen een milieu waarin ze zichzelf kunnen ontplooien. Onze vrijwilligers passen perfect in dit plaatje. Deze nieuwe vrijwilligers worden vaak geportretteerd als een uitdaging,

zelfs een gevaar, voor het verenigingsleven. Ze hebben namelijk de vervelende gewoonte om enkel taken op te nemen die hen inter-esseren. Staat de vereniging hen niet langer aan, dan ‘zappen’ ze gemakkelijk naar een andere. Dit leidt tot een kortstondig engagement. Hier wijken de bevraagde vrijwilligers echter af van het beeld van de nieuwe vrijwilligers. Gemiddeld zijn ze 6 jaar lid van het jeugdwerk. Met andere woorden, vrijwilligers zijn één derde tot één vierde van hun leven betrokken in het jeugdwerk. Kortstondig kan je dit engagement niet noemen.Het jeugdwerk kan ook beschouwd worden als een ‘lichte gemeenschap’. ‘Lichte gemeen-schappen’ is een idee van twee Nederlanders, Duyvendak en Hurenkamp. Hiermee reageren ze op het ruim verspreide idee dat onze samenleving ‘geïndividualiseerd’ is. Neen, stellen ze, iedereen is te allen tijde ingekapseld binnen een sociaal netwerk. Vaak zijn deze sociale verbanden gebaseerd op gelijke interesses (zoals gelijkaardige hobby’s of muzieksmaken) of emotionele banden tussen leden. Die vormen de basis waarop leden ‘eisen’ kunnen stellen ten opzichte van elkaar. Het ‘lichte’ van deze gemeenschappen schuilt in het feit dat deze eisen niet aangevoeld worden als verplichtingen. De emotionele band tussen vrienden in het jeugdwerk leidt bijvoorbeeld tot vrijwillige inzet. Jongeren die loyaliteit tussen vrienden inroepen als motivatie van hun inzet zijn doorgaans langer actief binnen het jeugdwerk. Wat de term ‘lichte gemeenschap’ zeker niet betekent, is dat de inzet van jongeren lichtzinnig is. Vrijwilligers zijn namelijk meer dan 6 uur per week bezig met het verenigingsleven.

FrankStevens

is socioloog verbonden aan de Tor-groep

van de Vrije Universiteit van Brussel.

Hij doet onderzoek naar de leefwereld

van jongeren, jongerencultuur en participatie

aan het verenigingsleven.

Page 43: Smakers 2006

84

Alles peis en vree in jeugdwerkland dan?

Neen, die gemeenschapsvorming verloopt niet probleemloos. Het jeugdwerk is niet in staat om vier op de tien jongeren te overtuigen van haar eigen relevantie. Deze jongeren vinden nooit de weg naar het jeugdwerk. Ze hebben er geen boodschap aan. De helft van de jongeren die wel toegang vindt tot het jeugdwerk, verlaat het jeugdwerk voordat ze 16 jaar zijn. Opvallend is dat één op vijf van hen verwijst naar moeilijkheden in de gemeenschaps- vorming binnen het jeugdwerk. De leiding is dan niet langer leuk, net zoals de andere leden van de vereniging. Sommigen worden weggepest. Het jeugdwerk is niet voor alle jongeren een leuke ervaring.

Maar hoe zit dat nu met dat betaald en onbetaald werk?

Drie op vier vrijwilligers geeft toe wel eens een activiteit van het jeugdwerk op te geven om te kunnen werken, maar daarom stoppen ze nog niet definitief met het vrijwilligerswerk. Vrijwilligers klussen zelfs meer bij dan jongeren die geen lid van het jeugdwerk zijn. Is dit niet tegenstrijdig? De tijd besteed aan betaald werk kan toch onmogelijk opgaan aan vrijwilligerswerk? Agenda’s zijn echter flexibel. Je kan tijdens de week werken, op vrijdagavond met vrienden op café samenkomen om de activiteiten van de jeugdvereniging op zondag voor te bereiden, op zaterdagavond babysitten bij de buren en op zondag op post staan voor het jeugdwerk. Hetzelfde geldt voor vakantie- werk: een paar weken in juli werken, tien dagen kamp en dan nog enkele weken werken in augustus bijvoorbeeld. Het is allemaal een kwestie van planning en daar zijn vrijwilligers in het jeugdwerk echte cracks in. Ze houden er namelijk een actieve levensstijl op na. Ze hebben niet meer vrije tijd dan hun

leeftijdsgenoten, maar ze spenderen die wel aan veel meer verschillende soorten activi-teiten. Vrijwilligerswerk en betaald werk maken deel uit van deze levensstijl.

Waarom haken vrijwilligers dan wel af?

Die redenen kunnen we samenvatten onder het kopje ‘ouder worden’. Eén op drie van de vrijwilligers stopt met vrijwilligerswerk als ze hogere studies aanvatten. Eén op vier stopt met vrijwilligerswerk als ze beginnen te werken. Hoe langer jongeren een baan hebben, hoe minder vrijwilliger ze zijn in het jeugdwerk. Met de stijgende leeftijd daalt eveneens het aantal vrienden en kennissen die vrijwilligers- werk in het jeugdwerk doen. Dit is de belang-rijkste bevorderende factor om vrijwilligerswerk vol te houden. In de motieven waarom vrij-willigers gestopt zijn, duiken antwoorden op zoals ‘ik heb nu zelf kinderen’ of ‘ik ben een huis aan het bouwen, daar gaat al mijn vrije tijd aan op’. Het jeugdwerk is gedoemd om steeds opnieuw op zoek te gaan naar nieuwe, dragende leden. Misschien zit daar wel een deel van haar dynamiek?

1. Dit onderzoek werd gefinancierd door

de Vlaamse Overheid en werd uitgevoerd in

opdracht van de Vlaamse Minister voor Cultuur,

Jeugd, Sport en Brussel, de heer Bert Anciaux.

31% van de jongeren geeft graag geld uit aan kledij en 55% ontvangt graag een compliment over zijn/haar kledij.

85

Page 44: Smakers 2006

45% neemt actief deel aan het verenigingsleven, 62% is lid van minstens één vereniging. 16% is lid van een jongerenorganisatie.

86 87

Hanne, 23 jaar

is al drie jaar groepsleidster

van de 392 leden van de scouts

van Genk

Page 45: Smakers 2006

88

16 leerlingen uit BuSO St.-Elisabeth, Wijchmaal, droppen al een heel schooljaar lang hun dromen in een muzisch project rond sociale vaardigheden. Zo droomden ze ook over de ideale oma en opa. Omdat de ideale oma en opa aan zelfgebakken koekjes doen denken, maakten ze er zelf ook. Binnenkort brengen zij bovendien een bezoek aan een aantal rusthuizen, waar ze een namiddag met de ideale oma’s en opa’s zullen doorbrengen.

D E I D E A L E O M A & O P A

89

Page 46: Smakers 2006

90

Zelf heb ik mijn twee oma’s en opa’s niet echt gekend. Ik was vijftien toen mijn bompa stierf. Het was tijdens de wiskundeles, dat weet ik nog. Mijn bompa zat in een rolstoel aan het eind van zijn leven. Wat ik nog van hem weet, is dat hij een knobbel op zijn duim had. Hij had twee oorlogen overleefd en was een echte bompa, want er zat nog een restje bomscherf ergens in zijn lichaam.

Van mijn andere oma’s en opa herinner ik me niet de knuffels of de bemoedigende woorden die ik graag gehoord had. ‘No roots, no wings’ zeggen ze wel eens. Je wortels zijn je voed-ingsbodem, de dingen die je meekrijgt. Als het me niet goed gaat, dan verwijt ik mijn oma’s en opa’s dat ze me te weinig hebben gegeven. En wanneer ik kracht nodig heb, dan probeer ik hun aanwezigheid te voelen, alsof ze me vanuit een andere wereld op één of andere manier toch nog steun kunnen geven.

Ik heb dit eigenlijk nog nooit aan iemand durven zeggen. Gelukkig zeggen de jongeren uit BuSO St.-Elisabeth uit Wijchmaal hetzelfde en zij kunnen het weten, want ze hebben er lang over gedroomd en aan gewerkt.

Wat elk kleinkind in een oma en opa idealiter zou moeten terugvinden is: liefde, warmte, knuffels en pakjes, leuke dingen samen doen, ook na de dood aanwezig zijn, een kruisje krijgen voor het slapen gaan, gek doen, gelukkig zijn, verwendingen doen. Digitaal zijn de ideale oma en opa mee met de tijd, ze zijn niet perfect en geven een beloning voor een goed rapport. De ideale oma en opa maken zelf verrassingen voor je, zien er kostbaar uit en zijn gelukkig met elkaar getrouwd.

Hoe zal ik er uit zien wanneer ik oud ben? Een prachtige oefening, die zelfportretten. Wie heeft het niet gedaan? Voor de spiegel in de badkamer staan, in je eigen ogen turen en je inbeelden hoe je eruit zal zien als je oud bent.

Er was eens een vrouw in het rusthuis die me vertelde dat het zo raar is, dat je vanbinnen vol energie en leven bent, maar dat je lichaam niet meer mee kan. Dat zie ik ook in de zelf-portretten van de jongeren: aan de binnenkant blijf je die ondeugende, ontwapenende of peinzende foto zien, aan de buitenkant bladdert de verf er wat af.

In interviews met jongeren vroeg ik naar hun mening over hun contacten met ouderen. Wat uit die interviews kwam is dat jong zijn niet zoveel met leeftijd te maken heeft. “Iemand die 85 is, kan ook erg jong zijn!”

No roots, no wings

BieHinnekint

adjunct van de directie Ouderen en

thuiszorgbeleid OCMW Gent, auteur van het

boek ‘Rusthuizen inspireren rusthuizen in

positieve beeldvorming’ (en mama van twee

pubers met twee oma’s en opa’s)

Enkele harde cijfers66% van de leerlingen niet wil dat de ideale opa een pijp rookt, omdat dat heel ongezond is.De ideale oma bij 66% van de leerlingen breit of naait om zo leuke verrassingen voor de kleinkinderen te maken.77% van de leerlingen de ideale oma en opa graag dichtbij hebben wonen omdat ze hen dan niet moeten missen.De ideale oma en opa van 83% van de leerlingen regelmatig een uitstap met de kleinkinderen moeten maken.

Recept voor de ideale oma en opa

Ingrediënten

1 vrouw met rimpels en zilveren haren

1 man met iets meer rimpels en iets minder zilveren haren

2 trouwringen

oneindig veel dikke knuffels

2 leesbrillen

1 kostuum met wit hemd en rode das

1 paar zwarte herenschoenen met een lage hak

1 bolletjesrok en bloemengolf

1 paar zwarte damesschoenen met een hoge hak

2 gouden horloges

1 ketting met een kruisje

1 hartjestattoo met ‘I love oma’

1 paar knopjesoorbellen

2 pratende en lachende krulmonden

100 gr klassieke muziek

een snuifje Elvis

vele leuke vakanties

2 eetlepels kleine cadeautjes

heel veel familiebezoekjes

2 taartjes

2 kopjes heerlijk geurende koffie

OnelinersDe ideale oma en opa zijn als een prinses en prins omdat ze zo ideaal zijn.De ideale oma en opa geven je een kruisje voor het slapen gaan.De ideale oma en opa gaan helemaal uit de bol op hoempapamuziek.De ideale oma en opa geven elkaar snoezige kusjes zodat de wijde wereld kan zien hoe gelukkig ze zijn.De ideale oma en opa gaan met je heen en weer naar Parijs om van een dikke crème te snoepen.

Bereidingswijze

Neem de vrouw met rimpels en zilveren haren en de man met iets

meer rimpels en iets minder zilveren haren in de hand.

Schuif voorzichtig de trouwringen aan hun ringvingers.

Laat ze samensmelten in een dikke knuffel.

Verkruimel een bril, de bolletjesrok en bloemengolf, de dames-

schoenen met een hoge hak, een gouden horloge, de ketting met

een kruisje en het paar knopjesoorbellen en strooi het over de

vrouw met rimpels en zilveren haren.

Mix een bril, het kostuum met het witte hemd en de rode das,

de herenschoenen met een lage hak, een gouden horloge en de

hartjestattoo met ‘I love oma’ tot een gladde saus en giet het over

de man met iets meer rimpels en iets minder zilveren haren.

Bestrijk 1 kant met pratende en lachende krulmonden.

Klop de klassieke muziek met het snuifje Elvis tot sneeuw en

meng ze voorzichtig met de vrouw met rimpels en zilveren haren

en de man met iets meer rimpels en iets minder zilveren haren.

Werk het geheel af met wat leuke vakanties, kleine cadeautjes

en familiebezoekjes.

Dien onmiddellijk op met de taartjes en heerlijk geurende koffie.

Dit gerecht kan geserveerd worden als een specialiteit, maar wij

raden aan om er iedere dag van te smullen.

Evelina, Sofie, Marieke, Nicky, Kenny, Lander, Figen, Evy,

Melissa, Koen, Mataz, Dana, Karen, Natascha, Wim, Sven en

de twee ideale juffen Sabine en Hanne

91

Page 47: Smakers 2006

92 93

Top 5 RADIO

Top 5 muziekgenreTop 5 bo

ek

Top 5 Website

1.

Top

5 m

agaz

ine

Page 48: Smakers 2006

94 95

De kicken het eiOnderwijscultuur en cultuuronderwijs in intercultureel Vlaanderen: bang beginnen?

De temptation ten spijt wonen Vlaamse jongeren niet op een eiland. Uiteenlopende tendensen, gewoonlijk gevat onder de term ‘globalisering’, leggen de lat voor maatschap-pelijke en culturele participatie hoog. Hoewel dit artikel onmogelijk een volledige analyse van dit fenomeen kan geven, wil het er toch niet zomaar om heen stappen. Het verhaal dat we willen houden over het Vlaamse cultuur- en onderwijsbeleid wortelt immers in deze brede context (1).

Eén alvast niet uit de actualiteit weg te denk-en deelaspect is de transnationale organisatie van economische activiteiten en entiteiten. Uitgaande van het model van de actieve welvaartsstaat, moeten we toegeven dat de negentiende-eeuwse, nationale politieke structuren het in deze context moeilijk hebben om de bestaanszekerheid van hun burgers te vrijwaren. Het complexe, supranationale niveau – bij uitstek geschikt om hier een afdoend ant-woord op te bieden – kampt dan weer met problemen van democratische legitimiteit en slagkracht. Op Europees politiek vlak gebeurt er veel, maar, alweer uitgaand van een sociaal maatschappelijk model, lang niet genoeg. Beslissingen met een verregaande sociale impact worden overigens vaak genomen op een niveau dat de spanwijdte van de demo-

cratische instellingen overstijgt. Denken we maar aan de beslissingen over de liberaliser- ing van handel en diensten, die in de schoot van de Wereldhandelsorganisatie worden genomen (2).

Op maatschappelijk gebied wijzen onder-zoekers op een toenemende verstedelijking. Tegelijkertijd beleven we een onmiskenbare, versnellende technologische evolutie. Technologie stelt individuen in staat om stad- en landoverschrijdende netwerken te onderhouden. Niet zonder reden spreken cultuurfilosofen over de verkleining van tijd en ruimte. Deze veranderingsprocessen scheppen nieuwe mogelijkheden, maar stellen ook nieuwe vragen. Waar internet, bijvoorbeeld, voor de één een mogelijkheid is om met zielsverwanten over de hele wereld

van gedachten te wisselen, vormt het medium voor de ander een onoverkomelijke drempel. De toenemende verstedelijking wordt dan weer vaak in één adem genoemd met een achteruitgang in sociale cohesie.

Vlaanderen wordt, net zoals de rest van de Westerse wereld, in toenemende mate cultureel gemengd. Diverse, vooral om economische motieven aangezwengelde of op gang gekomen migratiestromen vormen hiervan mee de oorzaak.

Tegelijkertijd ondervinden we een toenem-ende invloed van buitenaf. Mondiaal detect-eert men, hier grofweg sinds het einde van de tweede wereldoorlog, een dominante Anglo-Amerikaanse invloed. De toegenomen mobiliteit, ook de virtuele, wakkert, ten slotte, culturele uitwisseling aan.

Eén particuliere en ironisch genoeg mondiaal detecteerbare reactie hierop is een eenzijdig terugplooien op de eigen, zogenoemd authentieke identiteit. Dergelijke reflex is, hoewel af en toe charmant, onhoudbaar. Niet alleen is er geen weg terug naar een Vlaamse monocultuur, ze heeft ook nooit bestaan. Een zoektocht naar de ‘echte’ Vlaamse friet of de oorsprong van onze geroemde hedendaagse dans eindigt als we de boot naar een ander continent niet durven nemen. De wereld is altijd een geheel van mengculturen geweest (3). Er is geen weg terug. Of om het met Didier Volckaert te zeggen: “We moeten stoppen om bang te zijn om iets te verliezen dat we al lang verloren hebben (4)”. Daarmee willen we de eigen culturele achtergrond niet relativeren. Een kritische visie op de eigen identiteit is integendeel essentieel voor een geslaagde interculturele dialoog. Een punt waar we echter niet om heen kunnen, is de constante interactie en transformatie van culturen.

Deze veranderende context biedt nieuwe kansen, maar draagt ook nieuwe vragen en conflicten in zich. Dé hamvraag is volgens ons hoe onze maatschappij haar leden de mogelijkheid kan bieden om op een zo positief mogelijke wijze met deze verander-ingen om te gaan. Voor we daarop een ant-woord proberen te bieden, gaan we na in hoeverre onze maatschappij en haar burgers er momenteel in slagen om met haar wijzig-ende samenstelling om te gaan.

Op sociaaleconomisch vlak constateren we vandaag jammer genoeg een grote ongelijk-heid. Eén op tien autochtone Belgen leeft onder de armoedegrens. Op zich een be-droevend cijfer. Daartegenover staat echter dat meer dan de helft van de bevolking van Turkse of Marokkaanse afkomst zich in die situatie bevindt (5). Recente analyses die wijzen op de gebrekkige doorstroming van allochtonen in ons onderwijssysteem, doen vermoeden dat deze kloof minstens op middellange termijn zal blijven bestaan (6). Economisch succes blijft immers afhankelijk van diploma’s en aangeleerde competenties. Terwijl het Vlaamse onderwijs bij inter-nationale vergelijkingen globaal erg goed scoort, is ook haast nergens de kloof tussen leerlingen met een stevige thuisbasis en leerlingen met een zwakke sociaal-

economische achtergrond zo groot als hier (7). De eveneens aangetoonde achterstelling van allochtonen qua opleidingsniveau en hun weinig rooskleurige positie op de arbeids-markt maken de cirkel rond (8).

Gelijke kansen zijn dan ook, terecht, hét kernbegrip van het huidige onderwijsbeleid (9). Kwaliteitsonderwijs voor iedereen is sociaal beleid, in alle betekenissen van dat woord (10). Hoewel het nog te vroeg is – er zijn onder meer te weinig gegevens voorhanden – om de effectiviteit van deze beleidskeuze af- doend te evalueren, laat onderzoek alvast vermoeden dat één van de redenen voor de falende doorstroming van allochtonen in het onderwijs, te vinden is in het gebrek aan aandacht voor de cultuur van deze allochtone doelgroep (11).

Maar in hoeverre staat de Vlaming open voor niet-dominante cultuurelementen? Zoals bekend, horen we ook vanuit dit perspectief weinig bemoedigende geluiden. Zo bleek onlangs dat Vlaamse jongeren in vergelijking tot hun buitenlandse leef-tijdsgenoten een veel negatievere opinie over migranten hebben. Ze kennen weinig migranten persoonlijk en weten niet veel over hen. Meer dan de helft vindt de aan-wezigheid van migranten zelfs bedreigend (12). Een ander onderzoek toonde dan weer aan dat in Vlaanderen een buitenproportioneel gevoel van onveiligheid leeft. Een onbehagen dat volgens de onderzoekers gepaard gaat met het onvermogen om adequaat met de hierboven geschetste maatschappelijke veranderingen – zij het politiek, sociaal, cultureel of technologisch – om te gaan (13).

BrechtDemeulenaere

is coördinator van CANON Cultuurcel

Page 49: Smakers 2006

96 97

De permanent evoluerende culturele context vraagt om intercultureel vaardige burgers. Het onderwijs heeft een onvervangbare, democratiserende taak bij het aanreiken van een minimum aan competenties die het individu in staat moeten stellen om vaardig om te gaan met de veranderende wereld. Degelijk intercultureel onderwijs veronder-stelt het verweven van niet-dominante cultuurelementen in de onderwijscultuur, -curricula, -structuur en -praktijk. Dit veronderstelt echter dat leraren en leer-lingen zelf kunnen uitgaan van een culturele achtergrond. Kennis over, inzicht in en re- flectie over cultuur – zowel de eigen cultuur als die van de ander – zijn daarbij van doorslaggevend belang. De Raad van Europa ziet, bij monde van Ken Robinson, cultuur en creativiteit dan ook als prioriteiten binnen onze verander- ende samenleving (14).

Er zijn nog meer redenen om cultuur een meer vooraanstaande rol in het onderwijs te geven. Internationaal onderzoek in opdracht van Unesco wijst zelfs op de essentiële rol die cultuureducatie zou moeten spelen in het formele onderwijs. Voor ons verhaal lijken drie opmerkelijke bevindingen uit dit onder-zoek van belang. Ten eerste blijkt cultureel kapitaal – nog meer dan inkomen of zelfs scholingsniveau van de moeder – de belang- rijkste indicator voor academisch succes. Ten tweede kunnen cultuurprojecten op school de alfabetisering ten goede komen. Geen onbelangrijke conclusie wanneer we oplossingen zoeken voor de aangetoonde taalachterstand van sociaal zwakkere groepen. Ten derde verbetert een goed cultuurproject ook de manier waarop de maatschappij naar de school kijkt (15). Een wezenlijk effect gezien het verband tus-sen negatieve beeldvorming rond scholen en de aanzienlijke segregatie van het Vlaamse onderwijs (16).

Een ander, kleinschaliger onderzoek gevoerd in 18 Nederlandse scholen, toont dan weer aan dat het effect van degelijke cultuur-educatie op de individuele houding ten overstaan van cultuur gemiddeld groter is bij de allochtone schoolbevolking (17).

Kwaliteit is daarbij van doorslaggevend belang. Kwaliteitsarme cultuureducatie heeft zelfs een averechts effect. Hoewel het niet eenvoudig is eenduidige criteria te definiëren, formuleert professor Bamford toch enige parameters op basis van haar wereldwijde onderzoek. Op structuurniveau zijn vooral inclusie – toegang voor àlle kind- eren – actief partnerschap, lange termijn-werking en evaluatie van belang. Een kwali- teitsvolle methode vertrekt dan weer van interactieve creatie en zoekt, rekening houd-end met de lokale context, aansluiting bij de leefwereld van kinderen en jongeren.

Deze bevindingen sterken de overtuiging dat kwaliteitsvolle cultuureducatie bij uitstek een hefboom kan zijn voor gelijke onderwijs-kansen. Maar komt cultuur wel voldoende aan bod in het Vlaamse onderwijs? Uitgaande van maatschappijbrede effecten, concentre- ren we ons hier op het leerplichtonderwijs. De in internationale context opmerkelijke structuren van het deeltijds kunstonderwijs en de kunsthumaniora laten we om die reden buiten beschouwing. Hoe waardevol ook, bereiken ze elk maar een segment van de bevolking.

Het onderwijscurriculum van het leerplicht-onderwijs heeft voor cultuur behoorlijk wat aandacht. Zo is er de vakoverschrijdende eind-term muzische vorming en worden culturele en muzische elementen in tal van andere vakken opgenomen (19). Mooie uitgangs-punten, die ook een geschikte vertaling naar de praktijk vragen. Het gebrek aan betrouw-bare informatie over deze culturele onderwijs-praktijk – iedereen heeft rond dit thema wel een erg persoonlijke ervaring mee te delen – noopt voorafgaande studie. Van goed beleid verwacht men immers niet alleen dat het wenselijk is, maar tevens dat zijn uitgangs-punten en doelstellingen wetenschappelijk getoetst zijn. Met het perspectief op een nauwkeuriger stand van zaken, neemt de CANON Cultuurcel vandaag dan ook uiteenlopende onderzoeksinitiatieven. We hopen zo op korte termijn en vanuit uiteenlopende perspectieven, een nauw-keuriger beeld van kunst en cultuur in het Vlaamse leerplichtonderwijs te hebben.

Waar we alvast wél een onderbouwde uit- spraak over kunnen doen, is dat het onderwijs de maatschappelijke nood niet alleen kan lenigen. Om het vermogen van kinderen en jongeren om maatschappelijk en cultureel te participeren écht te vergroten, zijn ook stimul- erende ingrepen nodig in de omgeving. Het eenzijdig afwentelen van problemen op de onderwijssector is trouwens mede verantwoordelijk voor de hierboven ge- schetste, neerwaartse trend onder de alloch- tone schoolbevolking (20). Zoeken naar gepaste antwoorden op nieuwe maatschappelijke noden is een gezamenlijke verantwoordelijk-heid en kan niet zomaar in de schoenen ge-schoven worden van één voorziening, groep, sector of overheid.

Met name de cultuursector heeft er alle be-lang bij mee te werken aan kwaliteitsvolle cultuureducatie. Ook binnen het onderwijs. De link tussen cultuurparticipatie en scholings- niveau en de impact van de individuele leraar valt niet te loochenen (22). De geringe cultuurparticipatie van een belangrijk deel van de Vlaamse bevolking heeft meer met mentale dan met financiële of materiële drempels van doen (23).

Het actuele cultuurbeleid stelt dan ook – met recht – participatie en diversiteit centraal (24). We hopen te hebben aangetoond dat kwali- teitsvolle cultuureducatie, in goede samen-werking met onderwijs, bij uitstek geschikt is om de mentale participatiedrempels te slechten. Daarbij kan niet genoeg benadrukt dat kwaliteitsvolle educatie kinderen en jong- eren niet als middel mag zien bij de eigen artistieke creatie. Een louter receptieve benadering van cultuurdeelname mist name-lijk haar doel. Kwaliteitsvolle cultuureducatie dient daarentegen interactief en inclusief in te spelen op de leefwereld en de basis-competenties van een brede doelgroep.

1. Over de globalisering zijn intussen hele

bibliotheken geschreven. Wij vonden een

kritische samenvatting in: PINXTEN, R. &

DE MUNTER, K. 2006, “De Culturele Eeuw”,

Antwerpen/Amsterdam.

2. HERTZ, N. 2002, The Silent Takeover.

Hoewel Hertz’ boek niet op alle plaatsen

de kritische toets kan doorstaan, zijn haar

bevindingen over de weinig democratische

totstandkoming van de GATS en GATTS moeilijk

weerlegbaar. Wie zelf op zoek wil gaan, kan

terecht op www.wto.org.

3. We baseren deze bevinding op gedegen

antropologisch en archeologisch onderzoek,

op mensenmaat samengevat in: PINXTEN,

R. & DE MUNTER, K. 2006, “De Culturele Eeuw”.

4. De Morgen, 18 december 2006,

De stad hertekent de wereld, p.20.

5. VAN ROBAEYS, B. & PERREIN, N. 2006,

“Armoede bij personen van vreemde herkomst

becijferd, deelverslag van ‘Armoede bij personen

van vreemde herkomst’”, Brussel.

6. SIERENS, S., VAN HOUTTE, M., LOOBUYCK,

P. DELRUE, K. & PELLERIAUX, K. 2006, “Onderwijs

onderweg in de immigratiesamenleving.”, Gent.

7. OECD. 2004, “How Student performance

varies between schools and the role that socio-

economic background plays in this”, in “OECD,

Learning for Tomorrow’s World: First Results

from PISA 2003”, Parijs.

8. VERHOEVEN, A. & MARTENS, A. 2000,

“De vreemde eend in de bijt. Arbeidsmarkt en

diversiteit”, Leuven.

9. VANDENBROUCKE, F. 2004, “Beleidsnota

Onderwijs en Vorming. Vandaag kampioen

in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen.”,

Brussel.

VANDENBROUCKE, F. 2006, “Doorstart VLOR:

Gelijke kansen en kwaliteit – Equity & quality”,

Brussel.

11. SIERENS, S. 2006, Immigratiesamenleving,

onderwijs en overheid in Vlaanderen: een

gespannen driehoeksverhouding, Gent.

12. CLAES, E., DEJAEGHERE, Y., FIERS, S., HOOGHE,

M. & QUINTELIER, E. 2006, “Jeugdonderzoek 2006:

een eerste portret van de opvattingen van

de zestienjarige respondenten.”, Leuven.

13. ELCHARDUS, M. & SMITS, W. 2003,

“Bedreigd, kwetsbaar en hulpeloos:

onveiligheidsgevoel in Vlaanderen, 1998-2000”,

in “Vlaanderen Gepeild!” Brussel, p99-136.

14. ROBINSON, K. 1999, “Arts, Culture and

the Young”, Brussel.

15. BAMFORD, A. 2006, “The WOW Factor,

Global Research Compendium on the impact

of the arts in education”, Münster.

16. Zie opnieuw: SIERENS, S e.a., 2006.

17. PRIECKAERTS, M. 2005, “Verlangen naar de

eindeloze zee, onderzoek naar de effecten van

cultuureducatie in het primair onderwijs op de

cultuurbeleving van leerlingen”, Maastricht.

18. Zie opnieuw: Bamford,A. 2006.

19. Voor een overzicht, zie:

http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/

20. Zie opnieuw SIERENS, S.e.a. 2006.

21. DIERICK, B. 2006, “De brede school:

voorbij de hype – toespraak ter gelegenheid

van de studiedag Brede School – Tielt –

vrijdag 21 april 2006”.

22. LIEVENS, J. & WAEGE, H. 2005,

“Cultuurparticipatie in breedbeeld, Eerste

analyses van de survey ‘Cultuurparticipatie

in Vlaanderen 2003-2004”, Antwerpen.

En: LIEVENS, J., WAEGE, H. & DE MEULEMEESTER,

H. 2005, “Cultuurparticipatie gewikt en gewogen.

Basisgegevens van de survey ‘Cultuurparti-

cipatie in Vlaanderen 2003-2004”, Antwerpen.

23. DIERCKX, D. 2001, “Armoedebestrijding in

Vlaanderen, Recente evolutie inzake cultuur-

participatie en vrijetijdsbesteding”, Brussel.

24. ANCIAUX, B. 2006, “Beleidsbrief Cultuur,

Beleidsprioriteiten 2006-2007”, Brussel.

Page 50: Smakers 2006

Bilal Harrouch Tourki (°1984)

In Cassablanca, Tanger en Tetouan bestaat er een grote wielercultuur. Mijn grootvader was in de jaren ’30 en ’40 een bekende competitierijder; hij schreef er zelfs een boek over. Hij reed o.a. in de Vuelta van Spanje en de Ronde van Marokko. In 1936 nam hij ook deel aan de Olympische Spelen in Barcelona. Daar werd hij ‘de man met de ijzeren fiets’ genoemd omdat hij - in tegenstelling tot zijn tegenstanders - een zeer oude fiets had. Het fietsvirus sloeg over op mijn vader. Toen die in de jaren zeventig naar België kwam, is hij hier ook beginnen fietsen en deelnemen aan competities. Dus ben ik van jongs af aan gestart met fietsen. Pas toen ik vijftien was ben ik echt beginnen trainen. Jammer genoeg heb ik door een knieblessure slechts een jaar competitie kunnen rijden. Nu fiets ik enkel nog recreatief, maar ik kijk wel fanatiek naar de koers op tv.98 99

Page 51: Smakers 2006

101

Ilka: Volg je de modetrends? Bijna iedereen laat zich in meer of mindere mate beïnvloed- en door de modetrends, al vinden alle ondervraagde jong-eren een persoonlijke stijl toch belangrijk. Iedereen probeert zichzelf te blijven en volgt de mode op zijn/haar eigen manier. Zelfs de modefreaks willen er niet bijlopen zoals iedereen, maar in modeboekjes kijken en meegaan met de mode- nieuwtjes horen er alleszins bij. Sommigen wachten even af om de nieuwe mode uit te proberen. Ze willen eerst zien wat dit bij de rest geeft. Anderen willen dan weer trendsetter en geen meeloper zijn. Slechts enkelen houden totaal geen rekening met de mode en dragen gewoon wat ze mooi vinden. Zowel jongens als meisjes volgen de mode. Iemand beweert zelfs dat vooral jongens de mode volgen omdat ze durven kiezen en meisjes zich vaak laten leiden door hun smaak. Idolen blijken geen enkele invloed op de kledingtrends te hebben.

D E I D E A L E O U T F I T Lien: Welke kleurtinten draag je het liefst?Ongeveer alle jongeren hebben een duidelijke lievelings- kleur die vaak gekoppeld is aan de seizoenen: donkere kleuren in de winter en lichte kleuren in de zomer. Zwart, wit, rood, bruin, groen, grijs en blauw komen het meest aan bod en scoren ook het best in kleurencombinaties. Eén kleur lokt tegenstrijdige reacties uit: voor vele meisjes roze is dé coole kleur, voor anderen helemaal taboe. Sommigen kiezen voor opvallende en contrasterende kleuren, anderen voor donkere kleuren om zo weinig mogelijk op te vallen. Jongens dragen graag felle kleuren gecombineerd met zwart.

Kirsten: Horen accessoires bij je outfit?Voor de meisjes maken bijpassende juwelen de outfit compleet. Vooral oorringen zijn in trek. Op school mogen ze liefst niet te opvallend zijn, maar als ze gaan stappen worden de oorbellen langer en moeten ze vooral schitteren. Kettingen, riemen, horloges, handtassen en sjaals komen ook aan bod. Met make-up wordt op school beter niet overdreven, maar in het uitgaansleven des te meer. Jongens houden van puur natuur en zien meisjes liever niet met (te) veel make-up op. Op school durven jongeren niet zomaar alles dragen. Het hangt er een beetje van af of er op school veel of weinig ‘aparte’ gevallen rondlopen. De meeste jongeren spiegelen zich toch wel aan elkaar voor het dragen van gepaste schoolkledij. Een trendy kapsel bijvoorbeeld trekt de aandacht van iedereen, maar het moet wel passen bij iemands gezicht en verzorgd zijn. Maar ook dreadlocks vinden sommigen cool.

Petra: Zegt de nieuwe retromode je wat?Sommigen vinden dat dat moeten kunnen, want mode komt toch altijd terug! Anderen vinden dat modemakers telkens een nieuwe stijl moeten creëren, anders wordt het saai. Over bolletjes, streepjes en andere motieven in de kleding zijn de meningen verdeeld: verticale strepen kunnen nog net, maar motieven horen enkel thuis op T-shirts en kleedjes, zeker niet op truien en broeken. Grappige teksten en teken-ingen op kledingstukken vallen wel in de smaak. Het geheel mag vooral niet te druk overkomen.

De reporters van 4 mode van het Sint-Godelieve-instituut uit Kapelle-op-den-Bos zetten de blikvangers van de ideale outfit op de schoolcatwalk. In totaal interviewden ze 50 jongeren tussen 15 en 25 jaar. Ze gingen op zoek naar modetrends, kledingstijlen, merken en winkels.

100

Page 52: Smakers 2006

Jeugd en kleren, het is me wat. Enerzijds zie ik wat er twintig jaar geleden ook al was, en anderzijds zie ik een grote meute trendvolgers die elke week wel naar de Meiren, Veld- en Nieuwstraten van deze wereld hollen om het nieuwste van het nieuwste te bemachtigen. Er is een enorme drang naar individualiteit, maar een even grote drang om deel uit te maken van de groep. Niet simpel.

Is het ooit anders geweest? De tijd dat er van H&M, Zara, Bershka,Mango, Jennifer en consoorten geen haar te bespeuren viel, kon je geen leuke kleren te kopen aan demo-cratische prijzen. Tweedehands bestond niet of werd als vies beschouwd. Vandaar dat het grootste deel van de jeugd zich in de eeuwige maar altijd goede jeans en T-shirt stak, en voor de rest geen gedoe. Dat zien we vandaag nog altijd, trouwens. Op veilig spelen, of er gewoon niet mee bezig zijn.

De schooluniformen, die alle ongelijkheid wilden verbannen, sterven stilaan een lang- zame dood. Dat laat jonge mensen alle vrijheid om te dragen wat ze willen. Het school-reglement wil al eens een blote buik of een piercing verbieden, maar voor de rest klinkt het ‘vrijheid blijheid’. Waar vroeger opgekeken werd naar filmsterren, zijn vandaag sporters en modellen de nieuwe iconen. Zowel Tom Boonen als Kate Moss brengen een kledingcollectie op de markt, en reken maar dat ze niet in rekken blijven hangen. Er is een enorm aanbod voor jonge mensen. De verleiding is groot, ijdelheid is geen ijdel woord, en wie niet slaafs het modebeeld wil volgen vindt zijn weg in combinaties met tweedehandskledij. Onlangs woonde ik een wedstrijd voor vintagekledij bij. Een jong meisje van 16 kwam er als beste uit. Ze won de wedstrijd niet; maar kreeg van de voltallige jury een aanmoedigingsprijs.

Heel wat jonge mensen kiezen trouwens voor een creatieve richting in het onderwijs – hetzij in een modeacademie of de kunsthumaniora – om toch maar de begeerde titel ‘modeontwerper’ te behalen. Het toont aan dat een creatieve richting tot de verbeelding spreekt. Het aantal leerlingen dat zich voor hun eindwerk tot een ontwerper wendt, modehuizen die ontelbare aanvragen voor stages krijgen, meisjes en jongens die hun foto hoopvol naar modellenbureaus sturen; het maakt allemaal deel uit van een tijdsgeest waar het uiterlijk en lifestyle belangrijk zijn. Automatisch wordt er naar een evenwicht gezocht, vandaar de zoektocht naar innerlijke waarden en diepgang. Maar wat zeker een groot verschil maakt met toen ik een jong meisje was, is dat jonge mensen vandaag veel meer guts hebben om zichzelf te durven zijn en zich een eigen weg te zoeken in een allesoverheersende consumptiemaatschappij. En ze zien er in alle geval veel leuker uit dan vroeger, dat is een feit!

Jeans en T-shirt, eeuwig goed

LindaVan Waesberge

communicatie Modo Bruxellae

Marjan: Hoe ziet jouw favoriete kledingstijl eruit?De rode draad is: casual, sportief, zelfs een tikkeltje klassiek en soms een beet- je nonchalant. Voor de meisjes kan het ook wat gekleder met een bloesje onder een pull. Jeans is en blijft dé topper. In combinatie met een T-shirt of een trui wordt dit populaire kledingstuk zowel door meisjes als jongens zo goed als elke dag gedragen. Jongens houden meer van losse kleding omdat ze zich graag wil-len bewegen. Meisjes hebben eerder een voorkeur voor strakke, aansluitende kledingstukken omdat dit de vrouwelijke vormen accentueert. Slank zijn is wel de voorwaarde. Meisjes die toch losjes gekleed willen lopen, kiezen voor de skaterstijl. De meesten veranderen niet vaak van kledingstijl. Meisjes dragen nu eens meer broeken en dan weer meer rokken. Ze wisselen vaker af dan jongens en gaan soms voor opvallende combinaties. Af en toe dragen ze dan weer een meer neutrale outfit. Stoere kledij is meer aan jongens dan aan meisjes besteed, maar het mag niet overdreven zijn en geen macho-gedrag uitlokken. Hier en daar zit er wel een vreemde eend in de bijt: één meisje draagt in de winter bewust geen sokken en iemand anders is in de ban van zwarte kledij met combats, ijzeren pinnen en bizarre symbolen als motieven.

Aurore: Vind je merken belangrijk?De meerderheid vindt van wel. Een merk levert meer kwaliteit, biedt een ruim-ere keuze aan en volgt de modetrends op de voet. Wie ‘neen’ zegt, heeft daar een duidelijke reden voor: zonder merk krijg je meer waar voor je geld en goedkoop kan ook mooi zijn. Uit de reacties blijkt dat merken geassocieerd worden met duurder. Iemand geeft eerlijkheidshalve toe enkel merken te dragen, omdat het een beter gevoel geeft. Sommigen geven aan dat ze het wel eens plezant en belangrijk vinden om een merk te kopen. Anderen kopen gewoon wat ze mooi vinden, ook al is het geen merk. Iedereen somt heel vlot zijn lievelingsmerken op. Van superduur tot confectiemerk vult de kleerkast van jongens en meisjes: Armani, Versace, Gucci, D&G, Esprit, Tommy Hilfiger, Diesel, Kappa, Lacoste, Mexx, JBC en C &A. Wat schoenen betreft, staan ge-makkelijke vrijetijdsmodellen van Nike, Adidas, Puma, Le Coq, Bikkembergs en sportieve laarzen op het verlanglijstje.

Kim: In welke winkels koop je kleding?Alle ondervraagde jongeren kiezen doelbewust voor bepaalde kledingzaken. Een greep uit de lange lijst geeft volgend resultaat: H&M, WE, C&A, Cool Cat, Zara, Vero Moda, Pimkie, Celio Sport, Disport, Modemakers, Pierrot Fashion, Casari en winkels van Hilfiger, Lacoste en Armani.

ConclusieMeisjes én jongens lopen er graag trendy bij op school. Ze gaan voor kleur, creëren liefst een eigen kledingstijl en kiezen hun merken en winkels doelbewust uit. Erbij horen is voor de meeste jongeren belangrijk. Ze zien er graag hip en vlot uit. Tegelijk willen ze zich ook individueel onderscheiden door persoonlijke accenten te leggen aan de hand van accessoires en via combinaties.

103102

Page 53: Smakers 2006

104 105

Het debuutvan een jongeschrijverZes getuigenissen lichten een tipje van de sluier over het debuteren van een jonge schrijver. Een uitgever,een redacteur, een literaire organisator en schrijvers zelf geven hun kijk op de realiteit van het jonge auteursschap. Van de schrijftafel tot in het boekenrek.

SophieBurm

CJP

Ruth Lastersschrijfster

Of je nu graag pizza’s bakt of schrijft

Ik heb altijd al geschreven, van kinds af aan. Verhaaltjes, poëzie, enz. Zes jaar geleden kreeg ik de ambitie om er echt iets mee te doen. Ik ben heel bewust beginnen deel-nemen aan wedstrijden, werk inzenden naar tijdschriften; om een beetje een cv te hebben. In het begin word je vaak afgewezen, maar dat maakt het alleen maar interessant omdat je dan beseft dat je nog heel veel moet leren. Ik kende ook niemand binnen de literaire wereld, dus dan heb je wel een cv nodig. Of je moet heel veel chance hebben dat een uitgever jouw manuscript meteen oppikt. Uiteindelijk stuurde ik mijn poëzie-bundel naar de uitgeverij, samen met een kortverhaal. Ze waren nogal sterk geïnteres-seerd in dat laatste, maar wilden eigenlijk een roman. Een poëziebundel is als debuut minder evident. Dus heb ik van dat kort- verhaal een roman gemaakt, ‘Poolijs’. Mijn poëziebundel wordt volgend jaar wel uitgegeven, dat hadden mijn uitgever en ik min of meer afgesproken.Ik ben er eigenlijk zeer bewust mee bezig geweest. Maar ik schrijf dan ook heel graag. Ik denk dat niet alle schrijvers per se graag schrijven. En je doet nu eenmaal wat je graag doet, of dat nu pizza’s bakken, truien breien of schrijven is.

Saskia De Costerschrijfster

Ik schrijf niet voor mijn cactus

In mijn herinnering heb ik altijd al ge-schreven, al voor mijn geboorte. Toen ik jong was maakte ik met klasgenoten tijdschriftjes verpakt in sigarettendoosjes, in een oplage van vijf exemplaren. Later nam ik ook deel aan een aantal poëziewedstrijden. Op mijn zeventiende werd mijn eerste kortverhaal dan in het Nieuw Wereld Tijd- schrift gepubliceerd. Rond die tijd ver-schenen er ook gedichten in het Dietsche Warande & Belfort. Vanaf dat moment ben ik ook gerichter gaan werken. Uiteraard wil je een manier vinden om je schrijfsels naar buiten te brengen. Ik schrijf niet voor mijn cactus. Ik wist altijd al dat ik heel mijn leven zou schrijven en toen ben ik er volledig voor gegaan. Je kan niet blijven wachten totdat iemand je toevallig ontdekt. Je kan je manuscript wel opsturen naar een uitgeverij, maar je moet je kansen wat optimaliseren en het is wel belangrijk dat je steun krijgt van een paar mensen. Mijn eerste boek was vrij onbezonnen. Ik dacht er niet over na of het al goed genoeg was om te publiceren. Peter Verhelst was toen bij uitgeverij Prometheus ingezet als een soort van scout en hij vroeg mij om een paar verhalen op te sturen. Ik was toen bezig aan een lang verhaal, dat later ‘Vrije val’ werd.

Een opleiding tot schrijver? Ik vind niet dat zoiets uitgebouwd moet worden. Dat is een beetje zoals Idool, iedereen klaarstomen om een boek te schrijven. Het is uiteraard wel van belang om feedback te krijgen. Ik zit nu zelf in de redactie van het DWB en als wij goede dingen lezen, die net niet goed genoeg zijn om te publiceren maar toch behoorlijk goed en beloftevol, dan wordt dat ook gezegd. In mijn geval, toen ik zo jong was, vond ik het echt wel een aanmoediging als iemand die volgens mij een goede literaire smaak had, iets positiefs over mijn werk zei. Maar men moet vooral schrijven en meer nog: schrappen tot in het oneindige, in plaats van aan carrièreplanning te gaan doen. Je moet ook niet al te professioneel gaan doen als je nog in je kinderschoenen staat.

Page 54: Smakers 2006

106 107

Jef StaesNok vzw

Hoe vaker je naar buiten komt, hoe sneller je wordt opgepikt. Of je dat nu doet door in tijd-schriften te publiceren of door op te treden. Er is niet één enkel traject voor de jonge schrijver weggelegd. Nok vzw bijvoorbeeld zet een mix van reeds gepubliceerde auteurs en nieuwe namen samen op een podium, liefst nog aangevuld met andere namen uit kunstvormen zoals muziek, performance, enz. Zo kan het publiek proeven van nieuw en gevestigd talent. Maar net als bij de ‘nieuwe mosselen’ moet de kunstenaar het publiek natuurlijk nog altijd zelf overtuigen. Het is een aan den lijve ondervonden boutade maar “een slecht gedicht dat goed gebracht wordt, scoort bij het publiek beter dan een goed gedicht dat slecht gebracht wordt”. Zo hebben wij vijf jaar geleden al op de Boekenbeurs een project uitgedacht met een cabine waarin jongeren live gefilmd werden terwijl ze hun eigen gedicht voor-lazen. Een jury selecteerde 15 winnaars uit alle filmpjes die op het internet gestreamed werden. Daarna kregen de jongeren drie à vier coachinglessen waarbij we hen een minimum aan podiumervaring aanleerden. Op Sint-Valentijn stonden zij in groepjes van vijf tussen namen zoals Remco Campert, Toon Tellegen en Stef Kamiel Carlens.

Op deze manier creëer je een traject: van een veilig virtueel naar een gedurfd reëel podium. De weg is wel lang: Stijn Vranken publiceerde bijvoorbeeld eerst regelmatig in de Zone 03 en de Week-Up. Vitalski werd pas in 2006 door een grote uitgeverij opgepikt. Ik mis voor veel auteurs, dichters en schrijvers soms een beetje een managementfiguur of mecenas die woordkunstenaars onder zijn of haar organisatorische vleugels neemt. Trouwens, lang leve het internet! Een zeer democratisch medium voor al wie zijn zielenroerselen wil laten lezen. Nu in het bos nog wel de juiste bomen zoeken natuurlijk. Een stap vooruit zouden woord of literatuur demo’s zijn op bijvoor-beeld My Space, net zoals voor muziek.

Tine Van den Heuvelstafmedewerker Vlaams Fonds voor de Letteren

Uitzonderlijk talent

Heel jonge auteurs komen hier niet vaak over de vloer. Om in aanmerking te komen voor een subsidiëring bij het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL), moet je minstens al één werk gepubliceerd hebben bij een professionele uitgeverij. Dat werk wordt dan beoordeeld door de bevoegde adviescommissie (proza, poëzie, essay, theater, kinder- en jeugd-literatuur, strip). Indien je in aanmerking komt, dan kan je een stimuleringsbeurs ontvangen om een tweede werk te maken. Je moet eigenlijk over een bijna uitzonderlijk talent beschikken als je hier al onder de 25 terecht komt. Er zijn uitzonderingen, zoals strip-tekenaar Brecht Evens die net met behulp van een beurs zijn tweede strip heeft uitgebracht. Het VFL voorziet vooral financiële steun. Naast beurzen toekennen organiseert het Fonds ook ‘mentoraten’ waarbij debuterende auteurs worden begeleid door een ervaren mentor met als doel de kwaliteit van hun tweede werk te verhogen.

Johan Vandenbrouckeredacteur De Brakke Hond en literair journalist bij De Morgen

10% inspiratie, 90% transpiratie

Er zijn verschillende trajecten die een schrijver kan doorlopen. Publiceren in een literair tijd- schrift zoals De Brakke Hond is daar één van. Hoewel het tijdschrift in een kleine oplage wordt gedrukt, wordt het wel opgemerkt door juist die mensen die schrijvers oppikken. Van alle inzendingen wordt slechts 10% gepubliceerd. Jongeren zijn daar geen uit- zondering in. Mensen van 40 of 50 worden even goed afgewezen. Elk tijdschrift en elke uitgever staan namelijk te springen om jong talent publiceren. Ik ben ervan overtuigd dat als je ook maar een beetje boven de middel- maat uitsteekt, je gegarandeerd wordt op- gepikt. De Vlaamse literaire wereld is immers zeer klein en het aantal uitgevers dat zich toe- legt op literatuur kan je eveneens op één hand tellen. Uitgevers zijn sowieso belust op jonge en nieuwe namen. Mediabekendheid speelt ook een steeds grotere rol. Als je veel in de kijker loopt, kan dat je carrière een boost geven. Stel dat Wim Oosterlinck een dicht- bundel wil uitbrengen, dan wordt die zeker gepubliceerd. Tegenwoordig kan je je zelfs inschrijven aan de SchrijversAcademie. Vroeger werd daar vaak nogal minachtend over gedaan, alsof schrijven een vak is dat je niet kunt leren, maar intussen kent de school steeds meer succes.

Ruth Lasters is een voorbeeld van iemand die de opleiding volgde. Als je schrijver wil worden, moet je je leven daar naar inrichten. Uiteindelijk gaat het om 10% inspiratie en 90% transpiratie.

Harold Polisuitgeefredacteur Meulenhoff Manteau

Literatuur is een huis met een deur

Uiteraard gaan wij op zoek naar jonge schrijvers, maar wij publiceren ook debut- anten die zestig zijn. De meeste mensen die ons manuscripten toesturen zijn vakantie-schrijvers en dus vaak oudere mensen. De literaire cultuur sluit gewoon niet hele- maal aan bij de jongerencultuur. Jonge schrijvers bestaan wel, maar je moet ze soms echt gaan zoeken. Iemand zoals Ruth Lasters is een echte uitzondering. Zij is een voorbeeld van het romantische verhaal van ‘meisje schrijft boek, stuurt het op en wordt gepubliceerd’. Het is de tweede keer dat ik zoiets meemaak in twaalf jaar tijd. De literaire sector loopt ook enorm achter op de digitalisering. Je kan boeken niet zomaar vervangen door een blog, maar als literatuur een huis is, dan zijn er altijd manieren om binnen te geraken. Vroeger was dat het literaire tijdschrift, maar niemand vindt die deur nog. Sites zoals MySpace.com zijn de logica zelve, maar daar staat de boekensector nog heel ver van af. Er is geen hippe marketing; daar is ook geen budget voor. Bij het vinden van jonge mensen is dat een enorme hinderpaal. Je zou kunnen prospecteren via het net, maar het probleem is dat er een gebrek aan filter is waardoor er weinig verrassende dingen te lezen zijn.

Page 55: Smakers 2006

108

Benjamien (°1989)

Mijn vader is manager van een Russisch-orthodox koor dat vaak uit Letland naar hier komt om te concerteren. Op vroege leeftijd kwam ik dus al in contact met klassieke muziek en die redelijk zware orthodoxe liturgie. Ik speel ondertussen acht jaar piano, drie jaar orgel en een beetje drum, maar ik zou graag verder gaan in compositie. Ik componeer vooral klassieke muziek, minimal music à la Wim Mertens en Philip Glass. Later zou ik heel graag filmmuziek schrijven. In Zuid-Frankrijk hebben wij een huisje waar we jaarlijks meerdere malen naartoe gaan. Er is daar een kerkje, waar er slechts één keer per jaar een dienst wordt gehouden op 15 augustus. Toen we er deze zomer waren, stond daar een oud harmonium. Het was wel kapot, maar mijn vader en ik hebben het vermaakt en zijn dan voor de fun beginnen spelen (mijn vader speelt gitaar en klarinet). Steeds meer mensen stroomden toe zodat we uiteindelijk een klein concert hebben georganiseerd voor het dorp. Volgend jaar willen ze ons alvast opnieuw boeken.

109

Page 56: Smakers 2006

110 111

Ceci n’est pas une lettre...

In het licht van één miljoen zoekresultaten, databanken en een steeds aanzwengelende informatiestroom heb ik slechts één houvast: mijn rots in de branding, mijn vuurtoren in de storm, mijn held: de dikke van Dale. Volgens mijn beste vriend is een brief een ‘geschrift in de vorm van een mededel-ing, een boodschap, tot, een of meer afwezige personen gericht om hem of hen iets te doen weten, gesloten en van een adres voorzien verzonden’. Voilá, een duidelijk antwoord, al ga ik voor een second opinion, een mens kan toch nooit zeker genoeg zijn.

Mijn grootvader staat met veel overgave een spotje te herstellen. Toch heeft hij tijd om zijn kleindochter precies te vertellen wat ze moet doen: naar de post bellen en hen vragen wat een brief is. Ik vertel hem dat die mensen waar-schijnlijk zullen denken dat ze in een flauwe telefoonrubriek van een ochtendprogramma op de radio zitten. Wanneer ik hem vraag of zijn e-mail (want natuurlijk verstuurt mijn opa mails en doet hij aan online banking) en sms’jes ook brieven zijn, zegt hij resoluut ‘nee’. Hij sluit zich aan bij de dikke van Dale. Daar hebt u het: twee onafhankelijke bronnen der wijsheid hebben het land der brieven begrensd, u en ik weten weer hoe het zit.

Business and pleasure

Maar eerlijk is eerlijk. Het artikel gaat over jongeren en brieven, dus moest ik de jeugd van tegenwoordig maar eens vragen hoe het met hun correspondentie gesteld is. In de naam der wetenschap cafés in dorpen afdweilen en jongeren lynchen in grote winkelstraten is leuk, maar toch moet ik bekennen dat ik op het einde van mijn enquête een steekje in mijn hart voelde. Voor ik u vertel waarom, moeten we even duidelijk stellen dat een comfortabele meerderheid van mijn proefkonijnen de definitie van de dikke van Dale bijtreedt. Een brief verstuur je met de post, sms en mail zijn geen brieven.

(Ik moet toegeven dat de argumenten van mensen die het hier niet mee eens zijn erg overtuigend zijn, maar ik geloof dat we hier een onderscheid moeten maken tussen vorm en stijl, dit stukje van het boek wil het hebben over de briefvorm, de brief in de post dus. Natuurlijk zullen heel wat mensen een tekst in briefstijl via mail versturen, maar het gaat hier toch over de algemene tendens bij jongeren, en zij hebben democratisch beslist dat mail en sms niet tot het brieventerritorium behoren.)

We waren bij het steekje in mijn hart gebleven. De toekomst van de brief ziet er ongeveer even goed uit als die van de Bengaalse tijger, de Kilimanjaro of een poolkap. Er kan nog wat aan gedaan worden, maar het zal snel moeten gebeuren. Iemand vertelde me zelfs dat ‘de post een pakketjesdienst zal worden’. Dat is verdorie triest, en ik spreek niet alleen voor mezelf wanneer ik dat zeg.

Een van de voordelen van het stellen van vragen aan andere mensen is dat je zelf ook over die vragen gaat nadenken. Thuis heb ik ergens nog een doos met brieven uit mijn jeugd die ik al jaren niet meer gelezen heb, maar nooit zou willen wegdoen. U heeft die hoogstwaarschijnlijk ook, of u heeft die ooit gehad. Schoenendozen met brieven geschreven op geperforeerde cursusblokken, op school, stiekem, zodat de studiemeester niet zou zien dat we aan het schrijven waren in plaats van te vermenigvuldigen. In acht gevouwen, met de naam van de bestemmeling erop gekrabbeld. Je moest maar eens een brief aan je lief per abuis aan je kameraad geven.

D E I D E A L E B R I E F

Beste lezer,

Wat is een brief? Wanneer ik het vraag aan mijn professor vertelt ze me over bijbelbrieven en andere literaire genres, terwijl mijn bakker me zijn bestelling voor eieren, bloem en meel laat zien. Waar denkt u aan wanneer ik hier ‘brief’ neerschrijf? Kunt u zich de laatste keer herinneren dat u er een verstuurde? In deze tijden van sms, mail en chat weet ik zelfs niet eens meer wat een brief nu precies is. Dus begon mijn zoektocht naar jongeren en hun brieven maar meteen bij het woord ‘brief’ zelf.

Joke Naesen

Page 57: Smakers 2006

112

Aan de vooravond van Valentijn 2006 lanceerde HETPALEIS Brief-je-lief/bezorg-je-lief-een-onvergetelijke-liefdesbrief. De websitegebruikers kregen de mogelijkheid om hun liefdes-woorden op speciaal daarvoor ontworpen papier te typen. Er werd gevraagd om hun ‘virtuele’ brief af te printen en met de post te verzenden. Deze keer geen e-mailverkeer dus. Wel bestond de mogelijkheid om de geschreven brieven op het forum te plaatsen zodat iedereen de schrijfsels kon lezen. De meest romantische forumziel kreeg een gratis duo-ticket (natuurlijk, wat had je gedacht) voor een voorstelling naar keuze.STAP 1

Klik op één van de zes briefpapieren. Een blauwe cirkel markeert je keuze.Klik op ‘Ga naar stap 2’

STAP 2

Schrijf je brief in het tekstvak aan de rechterkant.Selecteer het juiste lettertype door op het

hartje te klikken aan de linkerkant.Klik op ‘Ga naar stap 3’

STAP 3

Voeg extra’s toe door op de iconen van je keuze te klikken. Aan de linkerkant zie je waar de icoontjes

zullen staan. Je kan ze verslepen naar de juiste plek.Als je klaar bent, klik je op ‘Print deze brief en

bezorg hem aan je lief’.

Met Brief-je-lief wil HETPALEIS de realiteit aan de virtualiteit linken. Via de grafi sche mogelijkheden van de website

creëren de bezoekers een eigen brief die ze kunnen posten in een reële postbus of op het virtuele forum.

Brief-je-lief werd 542 keer gedownload. Er is geen onderscheid tussen jongens of meisjes. Wel weten we dat het virtuele

publiek van HETPALEIS zich hoofdzakelijk bevindt tussen 14 en 35 jaar.

Brief-je-lief

CienSchelkens

externe communicatie HETPALEIS

Waarom doen we dat toch niet meer? De snellere, goed-kopere, effi ciëntere alternatieven hebben niet de charme of de klasse van een echte brief. Brieven zijn lastiger, maar dat is het net. Ze tonen dat je de tijd wil nemen. Brieven tonen dat je de moeite gedaan hebt om een blad papier uit te halen, een brief te schrijven, een postzegel uit één of andere lade te vissen en je envelop dan ook nog eens te gaan posten.

Een vriend vertelde me dat brieven horen bij zakelijke ofromantische aangelegenheden, en geef toe, dat kan wel kloppen. De gemiddelde Vlaamse jongere wil toch vooral moeite doen om het lief en de baas (of leerkracht, of prof-essor) tevreden te houden. De laatste brief die een kleine helft van de jongeren laatst schreef was trouwens een inleidende brief bij een curriculum vitae. Business and pleasure, het laatste bedreigde territorium van de brief.

Hej, ik heb een lievdesbrief geschreve voor jou...

Wanneer jongeren een brief schrijven en die met de post versturen besteden ze veel meer aandacht aan grammatica, spelling en opbouw. Daar was drie vierde van mijn slacht-offers het volledig mee eens. Daar ligt meteen een groot argument voor de brief: taal. Wanneer we een brief schrijven, letten we op onze taal en wanneer we op onze taal letten, dan krijgt het Algemeen Nederlands weer wat vaste grond onder de voeten. Dat is nodig, want de taal die jonge mensen dagdagelijks gebruiken om te communiceren is een cocktail van dialecten, afkortingen en bewuste taalfouten (u mag mij gerust naïef noemen wanneer ik de term ‘bewuste taalfouten’ gebruik).

Dat er een stijl is eigen aan het communiceren via het inter-net is normaal. Dat die stijl steeds populairder wordt ook. Maar in de loop van mijn ondervragingsrondes begon ik me af te vragen waar de opmars van de internettaal zal stoppen. Zal die überhaupt ooit stoppen? Zullen mijn kinderen ooit nog een liefdesbrief in mooi Nederlands schrijven of zullen ze hun liefde verklaren in cocktailtaal, vol met coole fouten en afkortingen? Time will tell, ondertussen houd ik mijn hart vast voor de romantiek.

Liefdesbrieven, nu we er toch over bezig zijn, kan ik u maar beter meteen vertellen hoe dat zit. Sommigen onder u zullen

misschien met hun ogen rollen wanneer ze het woord horen, maar het merendeel zal toch even glimlachen. Vooral meisjes en vrouwen, want die hebben het duidelijk meer voor liefdesbrieven dan jongens en mannen. Zegt dat iets over de liefdesbrief of over man versus vrouw?

Vrouwen vinden dat wanneer een man een brief schrijft hij duidelijk gevoelig, romantisch en toegewijd is. Heren, u kunt hier dus geweldig veel voordeel halen uit mijn zwoegen en zweten. Neem pen en papier en noteer: liefdesbrieven zijn zoals kalkoen met Kerstmis, bloemen voor mama’s verjaardag en een kostuum op mondelinge examens. Je kan er nooit naast zitten, het werkt altijd (nu ja, bijna altijd).

Over het schrijven naar vrienden werd eigenlijk amper gepraat. Als er één briefgenre met uitsterven bedreigd is, dan is het deze wel. Mail heeft het domein van de vrienden-brieven volledig ingepalmd en dat zal niet eenvoudig te veranderen zijn. Jongeren schrijven duidelijk alleen nog brieven wanneer ze, zoals eerder gezegd, willen tonen dat ze moeite doen. Volgens de meeste onder hen is een vriend-schap iets waarvoor je ‘niet op die manier’ moeite doet, stof tot nadenken. In ieder geval heeft de moderne tech-nologie, wat vrienden betreft, de brief volledig buiten gekegeld. 1-0 voor mail versus brief.

Jongeren en hun ideale brief, daar zou het hier over gaan. Jammer genoeg kon niemand mij vertellen wat de ideale brief is en laat ons eerlijk zijn, het is een moeilijke, zo niet onmogelijke vraag. Wat ik u wel kan vertellen is dat jongeren en brieven steeds meer van elkaar vervreemden en ik bij god niet weet wat ze weer dichter bij elkaar zal moeten brengen.Ik kan alleen maar hopen dat mensen weer brieven gaan schrijven. Bedankt voor het lezen en hopelijk tot schrijfs.

Groetjes,Joke Naeseneen liefhebster

113

Page 58: Smakers 2006

114 115

Kim (°1985)

Het begon allemaal met mijn eerste cassettebandje, ‘Graceland’ van Paul Simon. Ik was daar zo

weg van. Mijn ouders hebben 26 jaar lang een muziekcafé waar ze alles van The Rolling Stones

tot Urbanus draaiden. Maar ook thuis was muziek zeer aanwezig. Zo heb ik bijvoorbeeld Engels

geleerd door naar The Beatles te luisteren. Nu schuim ik met mijn vader rommelmarkten en

beurzen af op zoek naar unieke opnames van The Beatles. Vroeger schilderden we ook samen.

Ik ging toen naar De Andere Academie in Torhout. Nu is elektrische gitaar mijn passie.

Vooral als mijn ouders de deur uit zijn, kan ik lekker hard spelen. Mijn grote droom is om eens

ergens op te treden.

Page 59: Smakers 2006

116

D E I D E A L E F O T O

Fien CarlierDeze foto is getrokken in putje winter. Je ziet mijn vriendin Hannah en ik. We trokken onze weerkaatsing in de sneeuw met een gsm-toestel en we hebben niets veranderd aan de kleuren! Een zalige foto die me onmiddellijk doet denken aan alle leuke dingen die ik met m’n Appelvriendjes (Hananas, Sintjappel, Sjalotte en Appelfien) doe. Het is meteen ook direct mijn nieuwjaarskaart geworden om iedereen ‘a lot of peace and love’ te wensen.

Leen Van de VeldeGranada, waar het Allhambra alleen al genoeg is om bij weg te dromen. Toch zit je telkens weer in de buurt van een toerist, ook al ben je er zelf een. We trekken de bergen in, weg van de schaduw-plekjes van de stad, en trotseren de vlakke zon die de temperatuur tot 40° doet stijgen. We komen een zetel tegen, vlak voor een grotje waar iemand woont. Die zetel brengt alles samen in mijn hoofd. De contrasten op onze reis, en als een metafoor voor het leven terug in België. Vanuit onze zetel daar voor de televisie proberen we alles te zien, maar af en toe vergeten we hem eens buiten te zetten.

Elke MosselmansDit is mijn hondje Benji. Als ik naar beneden kom, staat hij op zijn twee achterste poten en dan gaan zijn twee voorste poten in de lucht. Precies of hij aan het breien is. Benji - ook wel benji denenji, bleekscheet of protteke genoemd - speelt enorm graag met zijn speelgoedjes. Natuurlijk is het aapje dat hij op de foto tussen zijn poten heeft zijn lievelingsspeelgoed. We moeten het enorm vaak naaien zodat het niet stuk gaat.

Ellen LeclercqIn juli ben ik met school naar Griekenland geweest. Het waren tien fantastische dagen, super gewoon. Deze foto heb ik samen met Fien Louwagie genomen op het vliegtuig van Athene naar Zaventem. We verveelden ons en we waren on-nozele foto’s aan het nemen. Ik begin spontaan te glimlachen wanneer ik deze foto bekijk. Fien vormt met haar handen het hartje en ik trek de foto. Ik vind het wel jammer dat ik niet weet waar de foto juist genomen is. Maar ondanks alles blijft het toch een romantisch souvenir van een zalige reis.

Mandy PattersonIk ben zeer gehecht aan mijn computer en dan vooral aan het internet. Ik heb heel veel mensen uit alle hoeken van de wereld via het internet leren kennen. Ook al spreken we niet allemaal dezelfde taal, we begrijpen elkaar meteen. Nooit gedacht dat er zoveel mensen op de wereld rondlopen waarmee je precies dezelfde persoonlijkheid deelt, ongeacht hun leeftijd of hoe ze eruit zien.

117

Page 60: Smakers 2006

De vijf ‘ideale’ foto’s die CJP me stuurde, staan al een week op het bureaublad van mijn computer. Niet dat ik ze mooi of boeiend vind. Ze staan daar omdat ik er moet over te schrijven. Ik kijk ernaar als een zieke koe naar een trein. Het zijn niet echt boeiende beelden, ze irriteren. Behalve de foto van die zetel. Naar die blijf ik geboeid kijken. Die foto biedt uitzicht. Toont de verte, geeft zin om te dromen, te vertrekken naar het zuiden. De andere foto’s zijn letterlijk kortzichtig. Geraken niet verder dan de eigen ik. Ik en alleen mijn wereld. Een hond met een knuffel, verliefde vingers boven de wolken, afgekloven vingers op een computermuis en de schaduw van tweemaal twee vingers voor de vrede. Voor mij zijn die vijf foto’s ondertussen een geheel geworden. Vijf meisjes die samen het verhaal vertellen van hun generatie. Een generatie die de wereld bekijkt vanuit hun zetel. Veilig verschanst achter gesloten rolluiken gaan we virtueel de wereld rond. Het is niet omdat ik dagelijks chat met Malcolm in Sydney dat ik meteen wereldburger ben. De andere kant is veilig ver, de moeizaam opgebouwde intimiteit is vals. Er bestaat een eenvoudig trucje om de ware aard van je computercorrespondent te kennen. Verduister de kamer, ga voor uw computer- scherm zitten, knip de bureaulamp aan en richt ze op je. Het gezicht dat het computerscherm nu weerspiegelt, is van de enige echte persoon waar je al maanden mee aan de praat bent. We draaien in een cirkel met onszelf als enige middelpunt. We zitten in een cocon zonder vensters. Dat is het spektakel dat ik zie als ik naar vier van de vijf foto’s kijk. Narcistische navelstaren. De enige foto die verder gaat, die iets vertelt over de ware roeping van de fotografie, is die van Leen Van de Velde. Een zetel die ze vindt in de bergen in de buurt van Granada in Zuid-Spanje. Ik voel me gesterkt in wat ze bij het beeld schrijft. Ben ik dan toch niet alleen met mijn oude-mannen-gedachten?

De wereld vanuit hun zetel

MichielHendryckx

Fotograaf

119118

Page 61: Smakers 2006

73%

van

de

14 to

t 25-

jari

gen

heef

t de

voor

bije

zes

maa

nden

de

elge

nom

en a

an e

en d

ansf

eest

, fui

f of d

ansm

idda

g.

121120

Page 62: Smakers 2006

Astrid, 20 jaar

danst al vier jaar competitie met

haar broer en traint vier maal

per week, meestal in dansschool

Bolero in Houthalen

Dimitri, 20 jaar

is zeven op zeven bezig met latin

dance en droomt ervan om later

zelf een dansschool te openen

123122

Page 63: Smakers 2006

124 125

Eigen Boonen eerst Sorry aan alle Madonna’s en Robbie Williamsen van deze wereld. De Vlaamse jeugd vindt jullie ongetwijfeld nog de moeite waard maar de nieuwe cultfiguren zoeken ze liever in eigen land. Zijn de jongeren chauvinistisch geworden? Moeten ze niets meer weten van de showbizz-wereld? Of heeft de gezondheidsreflex ook hen te pakken? Feit is dat in een CJP-enquête van 2005 en 2006 Tom Boonen als cultfiguur uit de bus kwam. Hij was al een sportheld maar nu zet hij nog een stapje hoger. Tornado Tom wordt steeds hotter in Vlaanderen.Trendwatchers kwamen al uitgebreid aan het woord om dat nieuwe fenomeen te verklaren. Want niet alleen bij de jeugd veroveren onze bekende sportende medemensen de harten. In Humo’s Pop Poll verdrongen Kim Clijsters en Tom Boonen Greet op de Beeck en Erik van Looy als vrouw en man van het jaar.De gezondheidscultus is hipper dan ooit, klinkt de veel gehoorde uitleg. En Boonen past per-fect in dat plaatje. Komt daar nog eens bij dat ‘den Tom’ een jongen van bij ons is met een sappig Kempens accent. En toch is er ook dat tikkeltje glamour. Monaco, zijn gele Lamborghini, zijn mode-bewuste look. Gooi dat alles samen en je hebt dus een cultfiguur.

Hoever reikt de uitstraling van Boonens status? Willen alle jongeren nu de fiets op zoals alle meisjes vroeger wilden dansen en zingen toen de Spice Girls de wereld veroverden? Als je er de cijfers op naslaat lijkt de wielerwereld zich geen beter uithangbord te kunnen voorstellen. De cijfers van de Wielerbond Vlaanderen tonen aan dat het aantal competitierenners in iedere leeftijdscategorie toeneemt, vooral de allerjongsten lijken gecharmeerd door de fiets: het aantal miniemen (8-12 jaar) steeg op vijf jaar tijd van 193 naar 482 (+149%). De aspiranten (12-14 jaar) doen het ook niet slecht van 535 naar 926 (+73%). En ook bij de nieuwelingen (15-16 jaar) blijft het aantal renners stijgen van

536 naar 850 (+58%) net als bij de junioren (17-18 jaar) van 537 naar 723 (+34%). “Sinds 2001 stijgt ons ledenaantal ieder jaar,” legt Peter Verhoeven, sporttechnisch coördinator bij Wielerbond Vlaanderen uit. “Tom Boonen is onze beste reclame, al is het moeilijk te achter-halen hoeveel jongeren echt beginnen door hem. Het zal in ieder geval een positieve invloed hebben. Ze hebben iemand om naar op te kijken. Ik zie bijvoorbeeld dat veel rennertjes zich kleden zoals Tom Boonen, zeker zijn regenboog-trui is heel populair.”

Glammer en glitter met regenboogstreepjesOok de jeugdwedstrijden kennen een alsmaar groter succes. “Er komen alsmaar meer renners op af,” aldus nog Verhoeven. “Vroeger moesten we soms verschillende leeftijdscategorieën sam- en gooien, nu moeten we dikwijls meerdere reeksen per categorie organiseren omdat er ge-woon te veel deelnemers zijn. Nu heeft iedere generatie wel zijn rolmodel. Er waren ook Merckx en Museeuw, alleen was dat zonder de show en de glammer van nu. De huidige generatie be-steedt daar meer aandacht aan. Vorig jaar had de helft van het peloton bij de jeugd een Tom Boonen-coupe. De verschillende merken spelen daar handig op in,” weet Verhoeven. “Brillen met regenboogstreepjes erop, te verkrijgen in honderd verschillende kleuren. Vroeger bestond dat allemaal niet.”

En dan is die eerste stap gezet. Je krijgt jongeren op de fiets. Dat is nochtans niet zo evident als het wel lijkt. Uit verschillende studies blijkt dat jong- eren in se niet minder geïnteresseerd zijn in sport alleen is er zoveel keuze. Het vrijetijds-aanbod deint alsmaar verder uit. We willen en kunnen meer maar in relatief minder tijd. Als het op kiez- en aankomt delft sport makkelijker het onderspit ten opzichte van coolere hobby’s. Voor een fiets-tochtje moet je nu eenmaal meer inspanning doen dan om je aan te melden op MSN.

Sportsocioloog Jeroen Scheerder waarschuwt voor een makkelijke kortetermijnvisie “Het succes van een Tom Boonen of Kim Clijsters straalt uit op de brede sport, dat is een feit. Je ziet bijvoorbeeld dat het aantal leden bij de Vlaamse Tennisfederatie (VTV) een boom kende door Clijsters’ exploten. Maar die prestaties op zich zijn niet voldoende om de sport te laten groeien. Het is belangrijk dat de federatie daar goed op inspeelt, zoals de VTV prima gedaan heeft. Eens het effect van een rolmodel is uitgeblust zou de neergang van de sport wel eens sterker kunnen zijn dan de opgang.”

Federaties moeten dus blijven investeren in ledenwerving en begeleiding van de jongere die de stap naar de sportclub heeft gewaagd. “Er wordt soms te gratuit aangenomen dat een topper wel automatisch voor meer leden zorgt. Maar die zorgen niet voor een langdurig effect,” vervolgt Scheerder. “Als je met je rolmodel niets doet dan is het verloren moeite. Vlugge beslissers die bijvoorbeeld in de sporen van Gevaert willen lopen beslissen even vlug om er weer mee te stoppen. Dat zijn vaak geen overtuigde sporters, hun motivatie is niet voldoende gefundeerd. Dan willen ze weer iets nieuws proberen, het aanbod is ook zo groot.”

Op naar de SpelenCijfers van Bloso bevestigen het aanvoelen van Scheerder. Slechts 48% van de competitieclubs hebben een jeugdbeleid. Bij de recreatieve sportclubs is dat maar 32%. De drop-out is het grootst bij adolescenten, vooral de 16-18jarigen haken massaal af. En die groep 12 tot 18-jarigen is sowieso al moeilijk te bereiken. Ze zitten in de puberteit, hebben andere interesses, weten nog niet goed wat ze willen. De drop-out zet zich door bij 19 tot 25-jarigen. Alsof jongeren na de secundaire school ook het georganiseerd sporten achter zich laten. Pas na 25 keren de verloren schapen terug naar de sportclub.Bij Wielerbond Vlaanderen beseffen ze dat

Cultfiguur zet jongeren massaal op de fiets.

‘De jeugd van tegenwoordig’ wordt al eens makkelijk in een cliché gegoten. Ze zijn lui, hangen hele dagen voor de computer en zijn veel te dik om goed te zijn. En dan komt daar een Tom Boonen voorbij gefietst. Vrouwen vinden dat hij een mooi kontje heeft, mannen zien zich al rondtoeren in Boonens Lamborghini. Jongeren verkozen hemvia de website van CJP tot cultfiguur 2005 en 2006, Humo tot man van het jaar, maar zet hij de Vlaamse jeugd ook op de fiets?

HildeVan Malderen

is sportjournalist bij De Morgen.

Page 64: Smakers 2006

126 127

Bronnen:

Hervé Van der Aerschot e.a., Evolutie van het

aantal leden van Vlaamse sportfederaties,

IOS in opdracht van Bloso, Brussel, 2004.

André Van Lierde & Tom Willems, Hoe zit het met

de Vlaamse sportclubs (2003-2004),

IOS in opdracht van Bloso, Brussel, 2004.

Guido Steen (editor), Moet er nog sport zijn?

Sport, beweging en gezondheid in Vlaanderen

2002-2006 (volume 1), F&G Partners,

Antwerpen, 2006.

Jeroen Scheerder, Spelen op het middenveld,

Lannoo, Tielt, 2004.

Met dank aan:

Jeroen Scheerder:

doctor in de Lichamelijk Opvoeding en master

in de sociale en culturele antropologie

Frans Van Den Wijngaert:

directeur van de topsportschool Antwerpen

Gretel Vandamme:

sporttechnisch coördinator Vlaamse

zwemfederatie

Peter Verhoeven:

sporttechnisch coördinator Wielerbond

Vlaanderen

De VTV, VAL en Wielerbond Vlaanderen voor het

ter beschikking stellen van cijfermateriaal

ze zelf ook moeite moeten doen om in te spelen op de hype. “We zitten met het grote probleem dat we veel te weinig gediplomeerde trainers hebben,” weet Verhoeven. “Dat aanbod willen we verhogen. Een goede begeleiding van die jongeren is nodig want je kan vijf uur op de fiets zitten maar toch niet getraind hebben. We nemen nu meer initiatieven om de kwaliteit bij de jongeren te verhogen. We kunnen ze niet zomaar op de fiets zetten en aan hun lot over-laten. Ook wij zien dat de drop-out groter is dan vroeger. Jongeren blijven niet meer bij één sport.”

We willen natuurlijk allemaal een blik nieuwe Tom Boonens open trekken. Of een tweede Kim Clijsters die tennisminnend Vlaanderen weer in extase brengt. “Jongeren hebben modellen nodig,” zegt Frans Van Den Wijngaert. De gewezen topscheidsrechter is nu directeur van de Topsportschool in Antwerpen. Hij kneedt streng maar rechtvaardig de nieuwe sporthelden van de toekomst. “Als ik zie hoe ze hier op school opkijken naar Moussa Dembélé (19). Hij versierde deze zomer een toptransfer naar AZ, dat momenteel derde staat in de Nederlandse voetbalcompetitie. Die komt van onze school, nu willen ze allemaal die toer opgaan. Dat verhoogt hun ijver om te trainen.”

Een goeie zaak zou je zo denken, al heeft het ook een negatief kantje. “Jongeren denken dan al vlug ‘wij gaan ook zoveel geld verdienen, waarom moeten we dan studeren?’ Vooral voet-ballers hebben dat erg makkelijk. Het is eigenlijk heel raar. Je ziet dat de meeste individuele spor-ters zoals de judoka’s en de zwemmers bij ons in het ASO zitten. De basketspelers en voetballers kiezen vlugger voor het TSO. Voetballers zijn makkelijker tevreden.”

De Vlaamse topsportscholen moeten voor nieuwe topsporters zorgen. Dat mission state- ment lijkt zo duidelijk als één en één twee is. Maar doen ze dat ook? Hun doel ligt bij de Olympische Spelen van 2012.

Pas dan zou Vlaanderen moeten oogsten wat in de topsportscholen al een aantal jaar gezaaid wordt. Van Den Wijngaert leeft op hoop maar blijft kritisch. “Het kan professioneler. We moeten naar twee of drie topsportscholen in Vlaanderen in plaats van zeven nu. Kijk, in een topsport-school met maar 37 leerlingen moet je ze bij de gewone leerlingen steken. Met alle respect maar zo leer je hen niet om een professionele mentaliteit te kweken. Hier in Antwerpen zijn er 140 leerlingen. Die zitten in een apart gebouw, hebben leerkrachten die zich full time met hen bezig houden. We hebben een diëtist, een kine. Eigenlijk heb je twee of drie scholen nodig waar alles aanwezig is. Een psycholoog, een dokterspraktijk, een internaat, een kine, een diëtist. De middelen moeten meer geconcentreerd worden.”

Een Fredje Raketje alstublieftMet Tom Boonen als cultfiguur alleen zullen we er dus niet komen. Is zo een rolmodel trouwens een sine qua non om een sport populair te maken? Ja en neen. De wielerbond en de VTV surfen duidelijk mee op het succes van Tom Boonen en Kim Clijsters. De VTV is met 52.736 leden jonger dan 19 jaar zelfs de grootste ‘jonge’ sportfederatie in Vlaanderen, rekening houd-end met het feit dat de voetbalbond niet mee-gerekend wordt omdat dat nog altijd een unitaire sportbond is. Ook de Vlaamse atletiek-liga (VAL) ziet zijn ledenaantallen bij de jeugd pieken met de komst van gazelle Kim Gevaert. Maar in de top drie staat na de VTV en de Gymnastiek Federatie Vlaanderen (49.205 leden jonger dan 19) de Vlaamse zwemfederatie te pronken met 24.110 jeugdige zwemmers. Bij de gymnasten is er Aagje Vanwalleghem die jonge meisjes doet dromen maar de laatste zwemmers die ons land fier maakten waren Fred Deburghraeve en Brigitte Becue en dat is toch alweer een tijdje geleden.

“Onze ledenaantallen blijven ieder jaar stijgen, ook al hebben wij last gehad van de Vlarem-richtlijnen waardoor heel wat zwembaden moesten sluiten,” weet Gretel Vandamme, sporttechnisch coördinator bij de zwemfederatie. “Zwemmen is nu eenmaal een basissport. Kinderen leren dat bijna allemaal op school. Iedereen moet kunnen zwemmen, al is het maar voor de veiligheid als een gezin op vakantie vertrekt. Dat betekent dat een rolmodel ons bijna geen voordeel oplevert. Dat ligt anders bij bijvoorbeeld tennis, dat leer je niet op school. Dus een goede vedette levert meer op in een ‘alternatieve sport’ als ik dat zo mag noemen.”

Alleen de doorstroming naar de competitie lijkt moeilijker te lukken. “Zestig procent van onze leden zijn jonger dan tien jaar en volgen de zwemschool. Zwemmen als competitiesport is niet zo attractief om naar te kijken. Er stoten deels daardoor te weinig kinderen door naar de competitie. Eens ze kunnen zwemmen, trappen ze het af en kiezen ze voor een andere sport. Daarom lanceerden we Splash, wedstrijdjes voor de fun eigenlijk. Het gaat er niet om wie eerste is, de spelregels zijn ook veel losser. We willen ze op die manier warm maken voor het wedstrijdzwemmen. Clubs willen zich nu eenmaal ook bewijzen in competities, dan is het niet zo leuk als ze inspanningen steken in jongeren die niet doorstromen.” Tja, misschien zou een nieuw Fredje raketje toch niet zo een slechte zaak zijn, voor het competitiezwemmen dan. Of het moest zijn dat Tom Boonen zich alsnog bekeert tot het water.

Page 65: Smakers 2006

128

H E T I D E A L E O N T B I J T

De leerlingen van de afdeling bakkerij van Siba - Aarschot (Stedelijk Instituut voor Technische Beroepen) stelden aan een honderdtal jongeren enkele vragen over hun dagelijks ontbijt. Ze interviewden jongeren op school, op straat, thuis en in de jeugdbeweging.

Bij deze rondvraag stelden ze vast dat er een groot verschil is tussen langslapers en jongeren die naar school of naar het werk moeten. Opvallend is dat vele jongeren alleen zijn bij het ontbijt. 25% zegt dat ze gewoon niet ontbijten, 25% drinkt gewoon vlug een sjatteke koffie, melk of gewoon een glas water. De meesten eten gewoon een boterhammeke of een boke met choco, ook wel met kaas, hesp, smeerkaas of sjokolatte korrelkes.

129

Page 66: Smakers 2006

130

Tijdgebrek, slechte gewoonten en eenzaamheid aan de ontbijttafel; het zijn slechts enkele boosdoeners voor de belangrijkste maaltijd van de dag. Het is nochtans de eerste maaltijd van de dag en moet dus de nodige krachten en vitaminen bevatten om de drukke dagtaak aan te vatten.

Dat jongeren zelden ontbijten is op zich al een probleem. Het ontbijt heeft op week-dagen vooral een stresserende bijklank: ouders zijn nerveus, de bus of auto staat vertrekkensklaar, enz. De gewoonte om te ontbijten of tijd te maken voor het ontbijt is afhankelijk van de gewoontes binnen het gezin of het karakter van het individu.

Gezond ontbijten is blijkbaar nog een moeilijke stap verder. De organisatie van een geslaagd – en gezond – ontbijt begint eigenlijk al de dag voordien. Waarmee wil ik me morgenvroeg plezieren? Waarvoor zou ik morgenvroeg zeker op tijd opstaan? Twee vragen die je je zou moeten stellen. Je kan er best voor zorgen dat ingrediënten voor het ultieme ontbijt aanwezig zijn. Dan kan je voor het slapengaan al een aantal zaken voorbereiden om tijd en kwaliteit te winnen. Om gezond te eten moet je ook rustig kunnen eten. Sociaal contact maakt dit moment meestal wat gezelliger. Een betere organisatie leidt enkel maar tot ‘kwalitijd’.

Hoe kunnen we nu het ontbijt zelf gezonder maken? Afwisseling is hier het toverwoord. Maar dan ook écht afwisselen, niet de ene dag choco en de andere een stuk chocolade. Ontbijt start met goed volkorenbrood of granen. Maar we moeten ook durven experi-menteren, met groenten bijvoorbeeld. Groente- en fruitsappen in combinatie met koude melk of rauwe groentebalkjes. Regelmatig een stuk rijp fruit of een fruitsalade mag ook niet ontbreken. Nog creatiever zijn de fruit- en groentemarmelades met weinig of geen toegevoegde suikers samen met een potje magere yoghurt.

Een lekkere groentesalade of wat gebakken groenten kunnen een ontbijt zeker wat kleurrijker maken. Het broodbeleg mag ook best wat gezonder: durf eens een légumaise of een gezonde tapenade te gebruiken als broodsmeersel. Hier bestaan zoveel smaken in dat ze de maaltijd telkens weer een nieuwe dimensie geven. De mayonaisesalades zijn niet direct het goede voorbeeld van een gezonde start. De ‘Smaakbom’, een nieuwe gezonde groentesnack die op scholen gelanceerd werd om de slechte eetgewoonten van jongeren te counteren, is ook een optie.

Door evenwichtiger en afwisselender te ontbijten, met groenten en fruit, heb je je broodnodige dagelijkse portie ‘gezond’ binnen. Het belang van gezonde voeding begint ’s morgens na of tijdens het wakker worden.

Afwisseling is het toverwoord

FrankFol

De Groentekok

Waar en met wie ontbijt je?Op de bus of in de trein, op weg naar ’t werk.In den otto, terwijl da ons moe me naar ’t school brengt.In de zetel voor den tv, want dan ben ik toch alleen.In de keuken met mijn ouders, maar liefst alleen, altijd da gezaag rond mijn oren.Met mijn broer aan tafel en dan ist al ambras van ’s morgens.Op ’t werk als ’t break is met mijn collega’s.Onderweg naar ’t werk koop ik wel een koekske in ’t station, of een smoske préparee voor ’s middags, maar da’s al half op eer ik op ’t werk ben.

Is het ontbijt een belangrijk moment?Ik neem mijnen tijd om me dan te ontspannen, een rustig muziekske, een sigaretteke en den dag kan beginnen. Voor mij is da ’t belangrijkste van heel den dag, da bepaalt mijn ritme.Natuurlijk vind ik dat belangrijk. Ik sta vroeger op om samen kunnen te eten, dan kunnen we tenminste iets afspreken voor den dag, babbelen aan tafel, da’s belangrijk.

Neem je veel tijd om te ontbijten?Nee… want da’s tijdverlies en ik heb het zo al druk genoeg. want ik heb ’s morgens toch geen zin of geen honger. ik steek da in mijne mond en ‘k slik door. ik ben toch alleen, en dan kan ik op de computer. anders moet ik te vroeg op staan. ik eet heel snel, want ik moet mijn bus halen voor ’t school. want ontbijten is toch voor niks nodig. ik schrok alles naar binnen, rap mijnen brommer oep, da’s veul plezanter.

Als het vakantie is, ontbijt je dan anders?O, dan neem ik meer tijd, dan is’t veel rustiger, è fruitsapke, è croissanke of een gekookt eike. Dan zijn we ook samen met mijn ouders en mijn lief . Mé ’t vrouwke en de kleine, dan eten we pistolekes mé vanalles.Dan eten we gelijk in de caravan, da’s veel gezelliger. Dan eet ik met iemand die ik graag zie op mijn gemak op ’t terras. Dan eet ik op mijn kamer in ’t bed voor den tv. Dan eet ik aan tafel, da’s normaal hé, met den hond en m’n doos Chocos. Als ’t goe weer is, dan vullen we de frigobox, we nemen den hond mee en trekken naar ’t strand.Dan slaap ik veel langer en dan kan ik evengoed direct warm eten als ontbijt. Ik eet van tijd ne friet met curry worst, of nen bikiburger. Als er een uitgebreid buffet is met vanalles, dan drink ik fruitsap en eet ik koffiekoeken of spek met eieren.Dan sta ik pas na de middag op en eet ik spaghetti of croque monsieur. Zo’n Engels ontbijt, mé warme bonen en worst en een pint bier is toch iets anders dan een boke mé choco.Als ik dan wakker word, hem ik goesting in ne goeie friet mé mayonaise, maar ’t frietkot is dan nog toe en ik z’n veel te lui om ze zelf te maken.

Ja… ik neem altijd mijnen tijd, ik eet zeer traag en ondertussen kijk ik tv. ik heb minstens een half uur nodig, anders heb ik buikpijn. ik moet daarvan kunnen genieten , dat is gezond. in ’t weekend wel, dan heb ik toch niks anders te doen, dan kan ik ontstressen en opnieuw energie opdoen.

131

Page 67: Smakers 2006

132

Op zoek naar een thuis voor je ambities?

Geschiedenis

Wijsbegeerte

Taal- en Letterkunde

Politieke en Sociale Wetenschappen

Rechten

Handelsingenieur

Toegepaste & Economische Wetenschappen

Communicatiewetenschappen

De onnoemelijke voordelen van het studentenleven zonder al te veel nadelen. De best beschikbare opleidingen

zonder massascènes in de gang. De grenzeloze mogelijkheden van een grootstad vanuit een gezellige thuisbasis...

Zien we jou daar driemaal heftig van yes knikken? Dan weten wij de geknipte universiteit voor je: de K.U. Brussel. Je kunt

er terecht met al je ambities en je talenten, en met je hele persoonlijkheid. Minder studenten, meer studiebegeleiding, min-

der gedoe, meer inspraak. Zo gaat het in onze jonge, dynamische universiteit. Wat dat betreft lijken we nogal op jou. Bekijk

het eens op www.kubrussel.be, of spring eens binnen in de Vrijheidslaan 17, 1081 Brussel (Koekelberg). De koffie staat

klaar. Maar wat je keuze ook is: vooral geloven in jezelf is de boodschap. Succes! :-)

Kom thuis.

Reclamecampagnesunifs enhogescholenStuderen is de boodschap.

De tijd dat universiteiten en hogescholen hun studenten lokten met duffe infodagen en saaie brochures is voorbij. Je kon dit jaar geen tijd- schrift openslaan of je kwam ze tegen: de nieuwe, hippe, frisse en prikkelende marke-tingcampagnes.

Iedereen copywriter!

De Durf Denken-campagne van de Universi-teit Gent trok in maart 2005 niet alleen een denkspoor door het Gentse straatbeeld, ze lokte ook op het internet de nodige creativiteit uit. Het idee van de imago-campagne? Wees zelf copywriter en vul de lege denkballon boven een bekende kop aan. De campagne werd recent bekroond tot beste interactieve campagne op de Night of the Internet én op het Méribel Festival de la Publicité. De Durf Denken-campagne werd in het voorjaar van 2006 voor de tweede maal aan de UGent gevoerd in samenwerking met het bureau Saatchi. ‘Durf Denken’ weerspiegelt de sterke onafhankelijke reputatie van de UGent. Gedurende de maand maart stond het symbool van de denkballon centraal aan de UGent. De denkballon nodigde de kijker, lezer of surfer uit om zelf ‘zijn gedacht’ te formuleren. Die uitnodiging was letterlijk: via sms stuurden de studenten hun creatiefste gedachten door, die vervolgens online te zien waren. De beste ideeën werden dagelijks geprojecteerd op de zijgevel van het kunstencentrum Vooruit.

Paps, ik ga even shoppen in brussel. Tijdens het academiejaar 2005-2006 lanc-eerde EHSAL een reeks kaarten waarmee je de groeten kan doen met een cartoon van Jeroom. De kaarten zijn beschikbaar als e-cards, maar er werden er ook twee gedrukt om data van infodagen mee te geven. Het achterliggende idee is om de jongeren niet alleen een leuke gratis kaart aan te bieden, maar ook om de kaarten te gebruiken als geheugensteuntje voor potentiële nieuwe studenten. Zo’n kaart is immers makkelijk mee te nemen en bij te houden in een agenda of op een prikbord. Daarnaast zijn de kaarten ook vrij vlot te verspreiden, als aparte mailing, als bijlage bij een andere mailing of door ze uit te delen tijdens evenementen.

Kom thuis.

De persoonlijke aanpak van de KUB, waar de student geen nummer is, is de kern van deze campagne, verwoord door de slogan ‘Kom thuis’. Het beeld is een mix van ‘overdreven’ huiselijk behangpapier en ‘geloofwaardige’ studenten. Wij willen een thuis creëren voor de ambitie van de student. De woonkamer met studenten, die o.a. gebruikt wordt op de website, geeft nog eens dat thuisgevoel weer. Het campagnebeeld, ontworpen door Vandekerckhove & Devos, werd gebruikt voor affiches, postkaarten, de website, advertenties, brochures per studierichting en bioscoopspots (enkel in 2005).

133

Page 68: Smakers 2006

66% van de jongeren heeft zich de voorbije maand geen enkele keer geïnformeerd over internationaal politiek nieuws, 71% heeft zich meerdere keren per maand geïnformeerd over de kunsten en 22% van de jongens informeert zich dagelijks over de sportwedstrijden.

134 135

Page 69: Smakers 2006

52% van de jongeren mag dan wel dagelijks naar pop- en rockmuziek luisteren, toch ging slechts 19% van de jongeren de afgelopen 6 maanden naar een pop- of rockfestival.

Serdi, 18 jaar

volgt workshops bij het REC

Radiocentrum in Gent en is al

acht jaar lang fervent beatboxer

136 137

Page 70: Smakers 2006

138 139

REF

EREN

TIEL

IJST

WebsitesFondsen

www.fondsvoordeletteren.beliterair fondswww.vaf.beVlaams Audiovisueel Fonds

Organisaties op Vlaams niveau

www.dharts.be interne kunst- en cultuureducatieve dienst van het Vormingscentrum Destelheidewww.formaat.beFormaat Jeugdhuiswerk Vlaanderen, koepelorganisatie voor jeugdhuizenwww.gobots.bepowered by CJP, informatie-, communicatie- en participatievereniging die -26-jarigen tot actieve cultuurparticipatie en zinvolle vrijetijdsbesteding stimuleertwww.kifkif.bewil via onafhankelijke, interactieve en sensibiliserende initiatieven een diversiteit aan stemmen en verhalen een forum biedenwww.ladda.beinformatie-, communicatie- en participatievereniging die inspeelt op actuele tendensen in jongerencultuurwww.vvj.beVereniging van Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten

Thema’s

www.apestaartjaren.bejongeren en nieuwe mediawww.interculturaliseren.bewww.vlaanderen.be/bredeschool www.virtueleparticipatie.be

Steunpunten

www.amateurkunsten.beoverlegcentrum en belangenbehartiger voor amateurkunsten in Vlaanderenwww.culturelebiografie.besteunpunt voor archiefinstellingen, bewaarbibliotheken, documentatiecentra, erfgoedcellen en museawww.cultuurlokaal.besteunpunt lokaal cultuurbeleidwww.cultuurnet.be steunpunt cultuurcommunicatiewww.iak.beInitiatief Audiovisuele Kunstenwww.ibknet.be Initiatief Beeldende Kunstenwww.jeugdonderzoeksplatform.bedeel van Re-Creatief Vlaanderen, luik jeugdonderzoekwww.muziekcentrum.besteunpunt professionele muzieksector Vlaanderenwww.re-creatiefvlaanderen.beonderzoekssteunpunt cultuur, jeugd, sportwww.steunpuntjeugd.besteunpunt jeugd- en jeugdwerkbeleidwww.stichtinglezen.beo.a. kennis- en informatiecentrum, aanspreekpunt leesbevorderingwww.vai.beVlaams Architectuurinstituutwww.vcob.beVlaams Centrum voor Openbare Bibliothekenwww.vcv.beVlaams Centrum voor Volksontwikkeling; steunpunt voor erfgoedverenigingen, immaterieel en oraal erfgoed en (de studie van) cultuur van alledag in Vlaanderenwww.vti.beVlaams Theaterinstituut

Vlaamse overheid

www.canoncultuurcel.bewww.cultuurbeleid.bewww.jeugdbeleid.be

Page 71: Smakers 2006

140 141

Boeken en onderzoekenAmbrassadeurs 2. Over jongeren, cultuur en communicatie. Een duik in de praktijk. Daf Van Campenhout. 2005. uitverkocht maar te downloaden via de website www.cultuurnet.be

Cultuurkijker. Cultuurparticipatie gewikt en gewogen. Basisgegevens van de survey ‘Cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003-2004’. Han De Meulemeester, John Lievens, Hans Waege. 2006. Uitgeverij De Boeck.

Cultuurkijker. Cultuurparticipatie in breedbeeld. Eerste analyses van de survey ‘Cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003-2004’. John Lievens, Hans Waege (red.). 2005. Uitgeverij De Boeck.

Cultuurkijker. Cultuurparticipatie in meervoud. Empirische bouwstenen voor een genuanceerde visie op de cultuurdeelname in Vlaanderen. Rudi Laermans (red.). 2006. Uitgeverij De Boeck.

De inspraak en participatie van kinderen, jongeren en het jeugdwerk aan het lokale beleid. Een onderzoeksopdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Jeugd. Filip Coussée, Filip De Rynck, Stefaan Tubex. 2006 (cf. www.jeugdbeleid.be onder ‘onderzoek’)

De Kliksons voorbijgeklikt. Reflecties van op de zijlijn. De Rycke Lieven et al. (red.). 2005. Garant Uitgevers nv. (cf. www.kliksons.be)

De levensloop van jongvolwassenen. Elchardus, M. & Smits, W. Onderzoeksgroep TOR, Vakgroep Sociologie, VUB, 2005. (cf. www.vub.ac.be, klik op ‘publicaties’)

Droommeisjes – meisjesdromen, Bernadette Vandecatsije, vzw JONG, 2005.

Dubbel focussen. CANON Cultuurcel. 2005.

E-cultuur. Bouwstenen voor praktijk en beleid. Dirk De Wit en Debbie Esmans (red.). 2006. Uitgeverij Acco.

Generatie Einstein. Slimmer, sneller en socialer: communiceren met jongeren van de 21ste eeuw. Jeroen Boschma, Inez Groen. 2006. Uitgeverij Pearson Prentice Hall NL.

Het deurenpaleis. CANON Cultuurcel. 2006.

Het persoonlijk en maatschappelijk onbehagen van jongvolwassenen. Elchardus, M. & Smits, W. Onderzoeksgroep TOR, Vakgroep Sociologie, VUB, 2005. (cf. www.vub.ac.be, klik op ‘publicaties’)

Het spanningsveld tussen het vrijwilligerswerk in het jeugdwerk en de commerciali-sering van de leefwereld van jongeren. Een onderzoeksopdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Jeugd. Frank Stevens, Saskia De Groof, Mark Elchardus, Ilse Laurijssen, Wendy Smits. 2006 (cf. www.jeugdbeleid.be onder ‘onderzoek’)

Ik weet wat gedaan! Gentse jeugd en hun vrijetijdsbesteding. Cesor/VUB-TOR in opdracht van de Jeugddienst Gent. 2006. (cf. www.gent.be/jeugd )

Jeugdinformatie in Vlaanderen. Een onderzoeksopdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Jeugd. Kathleen Custers, Dimitri Mortelmans. 2005. (cf. www.jeugdbeleid.be onder ‘onderzoek’)

Jeugdonderzoek 2006: Een eerste portret van de opvattingen van de zestienjarige respondenten. Ellen Claes, Yves Dejaeghere, Stefaan Fiers, Marc Hooghe en Ellen Quintelier. KU Leuven. Oktober 2006. (cf. www.kuleuven.be/citizenship)

Jongeren van nu en straks, Mark Elchardus, Nicole Vettenburg & Lode Walgrave. 2006. Uitgeverij Lannoo.

Kif Kif. Nieuwe stemmen uit Vlaanderen. Kif Kif vzw. 2006. Uitgeverij Meulenhoff/Manteau.

Jongvolwassenen over hun loopbaan, arbeidsethiek, levenslang leren en tijdskrediet. Elchardus, M. & Smits, W. Onderzoeksgroep TOR, Vakgroep Sociologie, VUB, 2005. (cf. www.vub.ac.be, klik op ‘publicaties’)

Over (cultuur)participatie. Kunst en Democratie. Marijke Lye (red.). 2006. Uitgeverij EPO.

Stijnen helpt geen kweek. Faalangst en vrijmoedigheid bij muzische vorming. CANON Cultuurcel. 2006.

Talkie Walkie. Jongerensubculturen.4 believers/non-believers. Ladda. 2006. Uitgeverij Acco.

Van de dans af/gezien. Een kijk op kinderen, jongeren en dans in Vlaanderen. CANON Cultuurcel. 2006.

Vrind 2006. 7.1. Cultuur en jeugd. Studiedienst Vlaamse Regering (APS). 2006. (cf. http://aps.vlaanderen.be/statistiek/publicaties)

REF

EREN

TIEL

IJST

Page 72: Smakers 2006

142 143

CO

LOFO

NStuurgroep en redactieSophie Burm (CJP), Karen Jacobs (Afdeling Jeugd), Claire Koreman (CJP), Ingrid Ligtvoet (CJP) en Riet Plevoets (Afdeling Jeugd)

Coördinatie redactieSophie Burm

OpdrachtAfdeling Jeugd en Sport en CJP (Cultureel Jeugd Paspoort)

FotografieCaroline Vincart

VormgevingontwerK sfumato+mvdee www.sfumato.be (Kurt Cornelis) www.ooooo.be (Marthe van Dessel)

DrukSnoeck-Ducaju www.snoeckducaju.be

Verantwoordelijke uitgeversAfdeling Jeugd en CJP (Cultureel Jeugd Paspoort)

Afdeling Jeugd CJPArenbergstraat 9 Sainctelettesquare 191000 Brussel 1000 BrusselTel. 02-553 41 30 Tel. 02-203 02 00Fax 02-553 41 17 Fax 02-201 09 [email protected] [email protected] www.gobots.be

Publicatiedatum: februari 2007Wettelijk depot: D/2007/324/003

Exemplaren van ‘Smakers. Jongeren en cultuur 2006’ kunnen aangevraagd worden bij de uitgevers.

met dank aanDe jongeren, de leerkrachten en de experts die meewerkten

aan het uitwerken van ‘de idealen’, alle auteurs voor hun bijdragen,

de 2248 jongeren die hun favorieten 2006 instuurden

en iedereen die van ver of dichtbij betrokken was

bij de totstandkoming van dit boek.

Page 73: Smakers 2006

Vanwege

144