PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN...

60
Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2013-2014 Tweedesemesterexamenperiode PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN BIJ ADOLESCENTEN VANUIT EEN INTEGRATIEF MODEL Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Nihada Ahmic Promotor: Prof. Dr. Barbara De Clercq Begeleiding: Lic. Elien De Caluwé

Transcript of PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN...

Page 1: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

Universiteit Gent

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Academiejaar 2013-2014

Tweedesemesterexamenperiode

PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN BIJ

ADOLESCENTEN VANUIT EEN INTEGRATIEF MODEL

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie

door Nihada Ahmic

Promotor: Prof. Dr. Barbara De Clercq

Begeleiding: Lic. Elien De Caluwé

Page 2: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

Ondergetekende, Nihada Ahmic, geeft toelating tot het raadplegen van de scriptie door

derden.

Page 3: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

Voorwoord

Het schrijven van de Masterproef is voor mij een heel leerrijke ervaring geweest. Het was niet

altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen is dit mij

uiteindelijk toch gelukt.

Daarom een welgemeende dank aan,

mijn begeleidster Elien De Caluwé voor de goede begeleiding tijdens het schrijven van mijn

Masterproef. Zonder de vele aanwijzingen en suggesties zou het schrijven een stuk minder

vlot gegaan zijn.

mijn middelbare school Immaculata Instituut voor het ‘uitlenen’ van haar adolescenten. Het

was een blij weerzien met allen van jullie

en tenslotte mijn familie en vriend voor de nodige steun en begrip, ook in de moeilijke

momenten.

Page 4: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

Abstract

De komst van de DSM-5 (APA, 2013) veranderde veel in het classificeren van mentale

stoornissen. De opdeling in assen verdween en in de plaats kwam een classificatie van 20

stoornisgroepen. Krueger stelde reeds in 2005 een model voor waarin hij psychopathologie en

persoonlijkheidspathologie niet meer in assen wou opdelen, maar ging verenigen in interactie

met persoonlijkheid. Huidige masterproef baseert zich op dit conceptueel model van Krueger

(2005) in het onderzoek naar significante relaties tussen de Obsessief-Compulsieve stoornis

(OCD; psychopathologie), de Obsessief-Compulsieve persoonlijkheidsstoornis (OCPD;

persoonlijkheidspathologie) en persoonlijkheid bij adolescenten. Meer specifiek werden drie

relaties onderzocht, namelijk diegene tussen: 1) OCD en OCPD , 2) persoonlijkheid en OCD,

en 3) persoonlijkheid en OCPD. Honderd zevenendertig adolescenten (16 - 19 jaar) en hun

moeders (N = 101) werden door middel van vragenlijsten bevraagd. Er werd zowel gebruik

gemaakt van adaptieve als maladaptieve persoonlijkheidsmetingen, en recent ontworpen

vragenlijsten voor OCD op jonge leeftijd en persoonlijkheidspathologie. Via Pearson

correlaties vond men dat er een sterke relatie was tussen OCD en OCPD. Bijkomend vond

men via hiërarchische regressieanalyses dat het gebruik van zowel een adaptieve als

maladaptieve persoonlijkheidsmeting OC symptomen alsook OCPD trekken voorspelde, alle

twee op een verschillende manier. Meerbepaald gaf het gebruik van een maladaptieve

persoonlijkheidsmeting in sommige gevallen een meerwaarde in de voorspelling van

OCD/OCPD bovenop de algemene persoonlijkheidsmeting. Huidige masterproef toont ons

het belang van persoonlijkheid in het voorspellen van OCD/OCPD pathologie. Het is de

eerste studie die deze drie relaties binnen het OC terrein onderzocht en dit op jonge leeftijd.

Page 5: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

Inhoudstafel

Het Integratief Model van Psychopathologie, Persoonlijkheidsstoornissen en

Persoonlijkheid .................................................................................................................. 7

Obsessief-Compulsieve Stoornis ....................................................................................... 9

Categorische en dimensionele visie ............................................................................ 11

Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidsstoornis ........................................................... 13

Persoonlijkheid ................................................................................................................ 15

Het Integratief Model toegepast op Obsessief-Compulsieve Pathologie:

Onderzoeksevidentie ....................................................................................................... 16

Obsessief-Compulsieve symptomen en Obsessief-Compulsieve

persoonlijkheidstrekken ............................................................................................... 16

Volwassenen ............................................................................................................. 16

Jongere leeftijd ......................................................................................................... 18

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve symptomen ............................................. 19

Volwassenen ............................................................................................................ 19

Jongere leeftijd ........................................................................................................ 20

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve persoonlijkheidstrekken. ....................... 22

Volwassenen. ........................................................................................................... 22

Jongere leeftijd. ....................................................................................................... 23

Huidig Onderzoek ........................................................................................................... 24

Probleemstelling. ........................................................................................................ 24

Onderzoeksvraag. ....................................................................................................... 25

Theoretisch, praktisch en/of methodologisch belang van de studie. .......................... 25

Hypotheses. ................................................................................................................. 25

Obsessief-compulsieve symptomen en Obsessief-Compulsieve

persoonlijkheidstrekken. ......................................................................................... 25

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve symptomen. ........................................ 26

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve persoonlijkheidstrekken. .................... 26

Methode………………………………………………………………………………...27

Participanten……………………………………………………………………………27

Procedure……………………………………………………………………………….27

Metingen………………………………………………………………………………..27

Hierarchical personality Inventory for Children……………………………….. …...27

Page 6: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

Dimensional Personality Symptom Item Pool……………………………………………..28

Personality Inventory for DSM5…………………………………………………………...28

Youth Obsessive-Compulsive Symptoms Scale…………………………………………...29

Analyses………………………………………………………………………………………29

Resultaten……………………………………………………………………………………. 31

Obessief-Compulsieve Symptomen en Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidstrekken…..31

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve Symptomen…………………………………….35

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidstrekken………………………..44

Discussie……………………………………………………………………………………...49

Obsessief-Compulsieve Symptomen en Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidstrekken… 49

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve Symptomen…………………………………….51

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidstrekken………………………..53

Sterktes………………………………………………………………………………………..53

Limitaties en Suggesties voor Toekomstig Onderzoek……………………………………….53

Belang van Huidige Studie en Klinische Implicaties…………………………………………54

Conclusie……………………………………………………………………………………...54

Referenties……………………………………………………………………………………55

Page 7: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

7

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve Symptomen bij Adolescenten vanuit een

Integratief Model

Het Integratief Model van Psychopathologie, Persoonlijkheidsstoornissen en

Persoonlijkheid

In de Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders, afgekort als de DSM (American

Psychiatric Association, 2000, 2013) vinden we alle mentale stoornissen terug. Het vormt een

handleiding, die wereldwijd gebruikt wordt om te kunnen communiceren over psychische

stoornissen. De vorige editie, DSM-IV (APA, 2000), verdeelde mentale stoornissen in

verschillende assen: as I waren de klinische stoornissen en as II waren de

persoonlijkheidsstoornissen.

De DSM-IV hanteerde een categorisch perspectief waarbij clinici de aan- of

afwezigheid van een stoornis vaststellen door de criteria te overlopen die onder elke stoornis

horen. De DSM werd al herhaaldelijke keren veranderd en kreeg al vaak kritieken omwille

van heterogeniteit van stoornissen en comorbiditeit (Widiger & Trull, 2007). Twee individuen

kunnen namelijk dezelfde stoornis krijgen en toch niet alle twee aan dezelfde criteria voldoen.

Ondertussen is sinds mei 2013 de DSM-5 uit en is er heel wat veranderd. De

opsplitsing in verschillende assen is verdwenen en in de plaats daarvan kwam er een

classificatie van 20 stoornisgroepen (Regier, Kuhl, & Kupfer, 2013). Dit is in lijn met wat

Krueger reeds in 2005 voorstelde, namelijk een model waarbij klinische en

persoonlijkheidsstoornissen niet meer op twee assen komen te staan, maar samen verenigd

worden in interactie met het concept persoonlijkheid. Hij onderzocht of klinische en

persoonlijkheidsstoornissen wel zo verschillend zijn als werd gedacht en keek hierbij naar zes

factoren: stabiliteit, beginleeftijd, behandeling, inzicht, comorbiditeit en etiologie. Zijn

resultaten gaven bevestiging dat de twee constructen meer gelijkend zijn dan verschillend en

dat we ze kunnen voorstellen als een venndiagram waarbij de twee constructen in interactie

treden met elkaar en met persoonlijkheid, zie Figuur 1 (Krueger, 2005).

Page 8: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

8

Figuur 1. Een visuele weergave van het model zoals vooropgesteld door Krueger (2005),

waarbij psychopathologie (PP) en persoonlijkheidstoornissen (PD) niet meer apart komen te

staan, maar in interactie treden met elkaar, alsook met persoonlijkheid.

De afgelopen jaren is de categorische classificatie steeds meer op de achtergrond blijven staan

en maakte deze plaats voor een meer dimensioneel perspectief om naar psychopathologie te

kijken.

Persoonlijkheid werd gezien op een continuüm dat gaat van algemene, adaptieve

trekken naar maladaptieve, ongepaste trekken. Individuen bezitten bepaalde trekken, maar

verschillen hierin qua mate, waarbij iemand een meer extreme positie kan innemen voor een

welbepaalde persoonlijkheidstrek, denk aan perfectionisme. Recent is er dan ook veel

onderzoek te vinden waarbij persoonlijkheid en psychopathologie gelinkt worden aan elkaar.

Zo vonden Saulsman en Page (2003) dat we trekmetingen kunnen gebruiken om

persoonlijkheidsstoornissen te diagnosticeren waarbij men voor de meeste stoornissen een

verhoogde score vond voor Neuroticisme, ook wel gekend als Emotionele instabiliteit. Deze

verhoogde scores voor Emotionele instabiliteit werden ook gevonden door Madsen, Parsons,

en Grubin (2006).

Persoonlijkheidsstoornissen zouden we dus kunnen zien als een constellatie van

persoonlijkheidstrekken die meer aan de extreme kant liggen. Onderzoek vond dat men het

Vijf Factoren model (VFM, Costa & McCrae, 1992), een belangrijk model waarmee men

persoonlijkheid van een individu kan representeren aan de hand van vijf

persoonlijkheidsdomeinen, kan gebruiken om psychopathologie aan te tonen (Miller, Widiger,

Lynam, & Leukefeld, 2001). Het onderzoek van Decuyper, De Clercq, De Bolle, en De Fruyt

(2009) vond eveneens evidentie om het VFM te gebruiken om persoonlijkheidssymptomen te

beschrijven, en dit zowel voor volwassenen als voor adolescenten (Decuyper et al., 2009). Dit

is een belangrijk gegeven aangezien het onderzoek in huidige Masterproef zicht toespitst op

adolescenten.

Persoon-lijkheid

PD PP

Page 9: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

9

Meer en meer ziet men dus in de literatuur een integratie tussen

persoonlijkheidsstoornissen en het VFM van persoonlijkheid. Onderzoek naar antecedenten

op jonge leeftijd vond dat temperamentstrekken van jongeren en andere

persoonlijkheidstrekken een voorloper zijn van het volwassen persoonlijkheidsprofiel en

meerbepaald van persoonlijkheidsstoornissen binnen de volwassenheid, wat verdere evidentie

verschaft om persoonlijkheidsstoornissen te zien als een constellatie van maladaptieve trekken

van het VFM (Widiger, De Clercq, & De Fruyt, 2009).

Studies hebben zich vaak gericht op volwassenen, maar onderzoek toonde aan dat

persoonlijkheidsverschillen ook al op een betrouwbare manier kunnen gemeten worden bij

jongeren (De Fruyt, Mervielde, Hoekstra, & Rolland, 2000). Men vond bovendien al op een

jonge leeftijd een link tussen persoonlijkheid en psychopathologie. Daarom zijn

persoonlijkheidsmetingen en metingen voor psychopathologie onmisbaar binnen het veld van

de mentale gezondheid en dit reeds op jonge leeftijd (De Clercq & De Fruyt, 2012).

Dit integratief idee van Krueger (2005) kan toegepast worden op specifieke pathologie, zoals

mogelijks de Obsessief-Compulsieve pathologie, afgekort als OC pathologie, waar huidige

Masterproef over gaat. Tot op de dag van vandaag is er echter nog geen enkele studie

uitgevoerd die de implementatie van dit integratief model (Krueger, 2005) toetst met

betrekking tot deze Obsessief-Compulsieve symptomen, eveneens niet op jonge leeftijd.

Daarom zal de huidige Masterproef dit op een empirische wijze nagaan waarbij de relaties

tussen de drie concepten empirisch geëxploreerd worden. Meer specifiek zal onderzocht

worden of er sprake is van significante relaties tussen de Obsessief-Compulsieve stoornis

(psychopathologie), de Obsessief-Compulsieve persoonlijkheidsstoornis

(persoonlijkheidspathologie) en persoonlijkheid bij adolescenten. Vooraleer in te gaan op

huidige studie, worden de drie concepten gedefinieerd en geoperationaliseerd, en wordt

nadien een overzicht gegeven van de empirische evidentie voor hun onderlinge relaties, zowel

bij volwassenen als bij jongeren.

Obsessief-Compulsieve Stoornis

De Obsessief-Compulsieve stoornis, afgekort als OCD, kent al een lange geschiedenis.

Volgens de DSM-IV (2000) is er bij de persoon (volwassene of jongere) sprake van

dwanggedachten en/of dwanghandelingen. In het onderstaande worden de DSM-IV criteria

voor OCD weergegeven, en verderop worden de verschillen met DSM-5 (2013) beschreven.

Page 10: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

10

Dwanggedachten worden gedefinieerd door (1), (2), (3) en (4):

(1) recidiverende en aanhoudende gedachten, impulsen en voorstellingen, die

gedurende bepaalde momenten van de stoornis als opgedrongen en misplaatst

beleefd worden, en die duidelijke angst of lijden veroorzaken

(2) de gedachten, impulsen of voorstellingen zijn niet eenvoudig een

overdreven bezorgdheid over problemen uit het dagelijkse leven

(3) betrokkene probeert deze gedachten, impulsen en voorstellingen te negeren

of te onderdrukken, of deze te neutraliseren met een andere gedachte of

handeling

(4) betrokkene is zich ervan bewust dat de dwangmatige gedachten, impulsen

of voorstellingen het product zijn van zijn of haar eigen geest. (APA, 2000, p.

264)

Dwanghandelingen zoals gedefinieerd door (1) en (2):

(1) zich herhalend gedrag (bijvoorbeeld handenwassen, opruimen, controleren)

of psychische activiteit (bijvoorbeeld bidden, tellen, in stilte woorden herhalen)

waartoe betrokkene zich gedwongen voelt in reactie op een dwanggedachte, of

zich aan regels te houden die rigide moeten worden toegepast.

(2) de gedragingen of psychische activiteiten zijn gericht op het voorkomen of

verminderen van het lijden, of op het voorkomen van een bepaalde gevreesde

gebeurtenis of situatie; deze gedragingen of psychische activiteiten tonen

echter geen realistische samenhang met de gebeurtenis die geneutraliseerd of

voorkomen moet worden, of zijn duidelijk overdreven. (APA, 2000, pp. 264-

265)

Cicchetti en Crick (2009) toonden in hun onderzoek aan dat men aandacht moet geven aan

symptomen bij kinderen en adolescenten, omdat ze een belangrijke voorloper kunnen zijn van

latere mentale stoornissen. Narayanaswamy et al. (2012) vonden dat jongens een vroegere

beginleeftijd vertoonden van OCD dan meisjes. Een vroege beginleeftijd is ook meer

geassocieerd met seksuele obsessies, verzamelwoede, repetitieve rituelen, alsook met

compulsies zoals wassen, poetsen, checken, herhalen, ordenen en tellen. Hoe jonger de

beginleeftijd van OCD, hoe meer kans op comorbiditeit met angst, ticstoornissen,

eetstoornissen en impulsproblemen (de Mathis et al., 2008).

Page 11: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

11

Categorische en dimensionele visie. De DSM-IV hanteerde zoals reeds aangegeven

een categorische classificatie van mentale stoornissen. Door aanhoudende kritieken heeft men

de voorbije jaren deze benadering wat aan de kant geschoven en zich meer gericht naar een

dimensionele benadering. Dit is de werkgroepen van de DSM-5 ook niet ontgaan. Mentale

stoornissen zou men meer op een dimensioneel spectrum moeten voorstellen dat gaat van

normaliteit tot abnormaliteit.

Binnen de OC pathologie vinden we dit debat rond de categorische/dimensionele

benadering ook terug. OCD behoorde binnen de DSM-IV tot de angststoornissen, waaronder

ook de volgende stoornissen geclassificeerd kunnen worden: paniekstoornis, agorafobie,

specifieke fobie, sociale fobie, post traumatische stress stoornis en gegeneraliseerde

angststoornis. Angst staat hier centraal zoals we kunnen vinden binnen de criteria van de

DSM (APA, 2000). Groepen die werkten aan de nieuwe DSM-5 begonnen zich echter de

vraag te stellen of OCD wel geclassificeerd kan worden als een angststoornis. Enkele

argumenten om dit wel te doen waren dat OCD vaak comorbiditeit vertoont met

angststoornissen en dat angst als symptoom vaak terug te vinden is. Echter waren er ook

enkele tegenargumenten zoals dat angst toch vaak ontbreekt bij verzamelwoede,

ticstoornissen, en symmetrie en dat bepaalde andere gebieden in de hersenen hierop

betrekking hebben (Thomsen, 2013). Bovendien is uit onderzoek gebleken dat de symptomen

van OCD binnen de DSM heterogeen zijn en ook over stoornissen heen voorkomen (Mataix-

Cols, do Rosario-Campos, & Leckman, 2005).

Dit gaf als gevolg dat onderzoekers zich meer gingen richten tot een dimensionele

benadering. Binnen deze nieuwe dimensionele benadering vinden we twee onderzoekslijnen,

enerzijds diegene rond Obsessief-Compulsieve Symptoomdimensies en anderzijds diegene

rond een zogenaamd Obsessief-Compulsief Spectrum, dewelke hieronder achtereenvolgens

besproken worden.

Ten eerste krijgen we studies die zich richten op de Obsessief-Compulsieve

Symptoomdimensies, zoals deze van Stewart en collega’s (2008) die alle OC symptomen via

factoranalyse gingen reduceren naar symptoomdimensies. Ze kwamen uit op een vier-factoren

structuur, met name verzamelen; checken; ordenen en herhalen; en tenslotte poetsen, die

consistent bleek over leeftijden heen.

Ander onderzoek van Mataix-Cols (2008) vond vier gelijkaardige factoren (of

symptoomdimensies) terug: de eerste factor was deze van verzamelen/checken, betreffende

obsessies over veiligheid met daarbij aansluitend compulsies om dingen te controleren en

Page 12: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

12

verzamelwoede; de tweede factor betrof obsessies die religieus, seksueel en agressief van aard

kunnen zijn; de derde factor was besmetting/poetsen, waarbij men obsessies over besmetting

vertoont met daaraan gekoppeld poetscompulsies; en de vierde factor was deze van

symmetrie/orde waarbij individuen symmetrische obsessies vertonen samen met herhalen,

tellen, en ordenen. Deze structuur werd gevonden bij zowel kinderen, adolescenten als

volwassenen. Bovendien vond men dat meisjes hoger scoorden op verzamelen/checken en

jongens op obsessies. Ouders rapporteerden hogere scores van depressie en emotionele

problemen bij hun kind, als deze hoog scoorden op verzamelen/checken. Eveneens gingen

kinderen die hoog scoorden op obsessies en verzamelen/checken via zelfrapportage aangeven

dat ze meer emotionele problemen hadden en meer hyperactief waren (Mataix-Cols, Nakatani,

Micali, & Heyman, 2008). Deze onderzoeken tonen het belang aan om OC symptomen op een

dimensionele manier te meten.

Echter zijn er nog maar weinig dimensionele vragenlijsten ontwikkeld om dit ook op

een jonge leeftijd na te gaan. Recent werd daarom de Youth Obsessive-Compulsive

Symptoms Scale (YOCSS, De Caluwé & De Clercq, in press) ontwikkeld. Dit is een

zelfrapportage vragenlijst die OC symptomen vanuit een dimensionele visie tracht in kaart te

brengen aan de hand van verschillende symptoomdimensies en dewelke tevens in huidig

onderzoek gebruikt wordt. De vragenlijst bestaat uit 68 items (bv. ‘ik vind het vies om iemand

aan te raken of om aangeraakt te worden’ of ‘ik moet altijd getallen/woorden/letters zeggen of

in mijn gedachten herhalen’) die op een vijf puntenschaal beoordeeld moeten worden die gaat

van ‘past helemaal niet bij mij’ tot ‘past heel goed bij mij’.

Ten tweede werd er de afgelopen jaren ook heel veel aandacht besteed aan een

zogenaamd Obsessief-Compulsief spectrum, meer bepaald door de opkomst van de nieuwe

DSM-5 (APA, 2013). Er heerste een debat rond het thema van OCD. Er waren ideeën om

OCD te verwijderen uit de angststoornissen zoals geclassificeerd binnen de DSM-IV en onder

te brengen in een bredere groep (Hollander, Braun, & Simeon, 2008). Zo ontstond het idee

van een zogenaamd spectrum. Andere stoornissen zoals Gilles de la tourette, ticstoornissen,

eetstoornissen, pathologisch gokken, autisme, enzovoort zouden allemaal gelijkenissen met

OCD delen qua kenmerken, etiologie en neurobiologie. Daarnaast worden deze ook

gekenmerkt door obsessief denken en compulsief gedrag (Hollander et al., 2009). Dit OC

spectrum kon bovendien ingedeeld worden in drie verschillende clusters van stoornissen:

stoornissen die gekenmerkt worden door een preoccupatie met lichamelijke sensaties en

uiterlijke verschijning, impulscontrole stoornissen en neurologische stoornissen, dewelke

allemaal gelijkenissen delen met OCD (Hollander et al., 2006).

Page 13: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

13

Al deze onderzoeken staan dus in scherp contrast met de categorische

classificatiebenadering van de DSM. Door aanhoudende kritieken aan het adres van de DSM-

IV, is men de dimensionele visie gaan hanteren, wat zich uit in de nieuwe DSM-5 categorie

“Obsessief-Compulsieve en Gerelateerde Stoornissen” waar OCD samen met enkele andere

stoornissen (waaronder enkele OC spectrum stoornissen) wordt opgenomen. Deze nieuwe

categorie bestaat dus naast OCD uit dysmorfofobie, extreme verzamelwoede, trichotillomanie

(dit is het haar uittrekken), excessief krabben aan de huid, OCD of een gerelateerde stoornis

veroorzaakt door een middel, OCD of een gerelateerde stoornis ten gevolge van een medische

oorzaak; en OCD of een gerelateerde stoornis niet anderszins omschreven (Thomsen, 2013).

Binnen de DSM-5 (APA, 2013) zijn de grootste verschillen in de duiding van OCD de

volgende:

Criteria A, (1): misplaatste gedachten werden vervangen door ongewilde gedachten en er

werd nog toegevoegd dat bij de meeste individuen deze gedachten angst en lijden

veroorzaken.

(2): is weggelaten binnen de DSM-5

(4): het bewustzijn dat de gedachten een product zijn van de eigen geest is vervangen door

een dimensionele kijk op inzicht. In de DSM-5 werd met name een spectrum bijgevoegd dat

gaat van goed of redelijk inzicht, naar slecht inzicht tot tenslotte een afwezigheid van inzicht.

Men ziet dus dat onderzoekers de dimensionele benadering ook binnen de OC

pathologie beginnen te hanteren, waaronder de symptoomdimensies waarop een individu

hoger of lager kan scoren. Door het gebruik van een dimensioneel instrument in ons

onderzoek volgen we deze nieuwe dimensionele visie.

Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidsstoornis

De Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidsstoornis, afgekort als OCPD, vonden we op

As II bij de persoonlijkheidsstoornissen in de DSM-IV (APA, 2000). Ook in de DSM-5

werden deze criteria overgenomen, maar werd de verdeling in assen weggelaten.

Bij de persoon is er een diepgaand patroon van preoccupatie met ordelijkheid,

perfectionisme, beheersing van psychische en intermenselijke processen, ten

koste van soepelheid, openheid en efficiëntie, beginnend in de vroege

volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit vier (of

meer) van de volgende:

Page 14: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

14

(1) is gepreoccupeerd met details, regels, lijsten, ordening, organisatie of

schema’s hetgeen zover gaat dat het eigenlijke doel uit het oog verloren wordt

(2) toont een perfectionisme dat het afmaken van een taak bemoeilijkt

(3) is overmatig toegewijd aan werk en productiviteit met uitsluiting van

ontspannende bezigheden en vriendschappen

(4) is overdreven gewetensvol, scrupuleus en star betreffende zaken van

moraliteit, ethiek of normen

(5) is niet in staat versleten of waardeloze voorwerpen weg te gooien, zelfs als

ze geen gevoelswaarde hebben

(6) is er afkerig van taken te delegeren of om met anderen samen te werken,

tenzij deze zich geheel onderwerpen aan zijn of haar manier van werken

(7) heeft zich een stijl van gierigheid eigen gemaakt ten aanzien van zichzelf en

anderen

(8) toont starheid en koppigheid. (APA, 2000, p. 356)

Dit is dus een categoriale manier om naar persoonlijkheidsstoornissen te kijken, maar

zoals er reeds werd gezegd, begon men meer en meer een dimensionele visie te hanteren.

Vanuit deze nieuwe dimensionele visie ontwikkelden Krueger en collega’s een nieuw

instrument, met name de Personality Inventory for DSM-5 (PID-5, Krueger, Derringer,

Markon, Watson, & Skodol, 2012) om maladaptieve persoonlijkheidstrekken in kaart te

brengen en op die manier persoonlijkheidsstoornissen te diagnosticeren. Krueger en collega’s

hadden dus als doel om een trekmodel te maken voor de DSM-5 en dit dan te verwerken in

een vragenlijst. Hierbij focusten ze op de negatieve pool van de dimensie, meerbepaald de

maladaptieve trekken die gelinkt kunnen worden aan een persoonlijkheidsstoornis. De PID-5

bevat vijf persoonlijkheidsfactoren, met name negatief affect; onthechting/afstandelijkheid;

antagonisme; disinhibitie; en psychoticisme, waarin nog eens 25 facetten in onder verdeeld

zijn. Deze vragenlijst bestaat uit 220 items, zoals ‘ik haal niet zo veel plezier uit dingen als

anderen lijken te doen’ en ‘mensen zouden me beschrijven als roekeloos’ die beoordeeld

moeten worden op een vier punten schaal die gaat van ‘helemaal niet waar’ naar ‘helemaal

waar’. Via de PID-5 kunnen we ‘rigide perfectionisme’, ‘perseveratie’ (dit is volharding,

doorzettingsvermogen), ‘intimiteit vermijding’ en ‘begrensde affectiviteit’ meten, vier

maladaptieve facetten die een rol spelen bij OCPD. De PID-5 kan bovendien gebruikt worden

bij adolescenten (De Caluwé, Decuyper, & De Clercq, 2013; De Clercq et al., 2013) wat van

Page 15: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

15

belang is in huidige studie. Het gebruik van maladaptieve persoonlijkheidsstrekken is

uiteindelijk opgenomen in sectie 3 van DSM-5, maar verder onderzoek is hiernaar vereist.

Persoonlijkheid

Larsen en Buss (2008) definieerden persoonlijkheid als: “een constellatie van

persoonlijkheidstrekken en mechanismen binnen een individu die georganiseerd zijn en

relatief continu, en die een invloed hebben op interacties met de intrapsychische, fysieke en

sociale omgeving” (p. 4). Robert McCrae en Paul Costa deden in 1992 onderzoek naar

persoonlijkheid. Ze zagen dat de woordenschat uit heel veel beschrijvingen bestond om

iemands persoonlijkheid te representeren. Daarom zochten ze naar een structuur om al deze

woorden in onder te verdelen en zo kwamen ze uit op een structuur die bestond uit vijf

persoonlijkheidsfactoren (dit zijn Neuroticisme, Extraversie, Openheid voor ervaringen,

Altruïsme, en Consciëntieusheid) en gingen deze benoemen als het Vijf Factoren model

(VFM, Costa & McCrae, 1992), een van de meest vooraanstaande modellen om

persoonlijkheid in kaart te brengen.

Van daaruit zijn heel wat persoonlijkheidsvragenlijsten ontwikkeld die zowel bestaan

voor volwassenen als voor jongere leeftijdsgroepen. Wij werken in ons onderzoek met de

Hierarchical Personality Inventory for Children (HiPIC, Mervielde & De Fruyt, 1999). Deze

vragenlijst vertrok vanuit het VFM en werd ontwikkeld om algemene persoonlijkheidstrekken

te meten bij kinderen en adolescenten. De HiPIC bestaat uit vijf factoren (Emotionele

stabiliteit, Extraversie, Vindingrijkheid, Welwillendheid, en Consciëntieusheid) en 18 facetten

die overeenkomen met deze van het VFM. De vragenlijst bevat 144 items, met voorbeelden

als ‘ik spreek gemakkelijk mensen aan’ of ‘ik voel me vlug benadeeld’ die beoordeeld moeten

worden op een vijf punten schaal die gaat van ‘de uitspraak past niet bij mij’ tot ‘de uitspraak

past heel goed bij mij’. Deze vragenlijst kan ook ingevuld worden door ouders, leerkrachten,

enzovoort.

Naast de bevraging van algemene persoonlijkheidstrekken kunnen ook maladaptieve

persoonlijkheidstrekken bevraagd worden. Er is namelijk evidentie gevonden dat om tot een

compleet beeld te komen van iemands persoonlijkheid ook maladaptieve trekken in kaart

gebracht moeten worden en dat deze bovendien kunnen gelinkt worden aan psychopathologie

(Aelterman, Decuyper, & De Fruyt, 2010). In huidig onderzoek zal daarom gebruik gemaakt

worden van de Dimensional Personality Symptom Item Pool (DIPSI, De Clercq et al., 2006)

om deze maladaptieve persoonlijkheidstrekken in kaart te brengen bij een jongere

leeftijdsgroep. De DIPSI bestaat uit vier domeinen (Emotionele instabiliteit, Introversie,

Page 16: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

16

Onwelwillendheid, en Compulsiviteit) en 27 facetten. De vragenlijst bevat 172 items, met

voorbeelden als ‘ik panikeer heel snel’ of ‘ik ben bij het minste op de tenen getrapt’ die

beoordeeld moeten worden op een vijf punten schaal die gaat van ‘past helemaal niet bij mij’

tot ‘past heel goed bij mij’. Ook deze vragenlijst kan door anderen ingevuld worden.

Al deze studies tonen aan dat er zoiets bestaat als een persoonlijkheidsprofiel en dat

we persoonlijkheid kunnen concretiseren in vijf of vier domeinen (voor respectievelijk

algemene en maladaptieve persoonlijkheid), gebaseerd op het VFM. Deze trekken kunnen dus

betrouwbaar gemeten worden met een aantal vragenlijsten (De Clercq et al., 2006; Mervielde

& De Fruyt, 1999).

Er werd in heel wat onderzoeken aangetoond dat psychopathologie gerepresenteerd

kan worden vanuit het VFM (De Clercq & De Fruyt, 2012; Decuyper et al., 2009; Madsen &

Parsons, 2006; Miller et al., 2001; Saulsman & Page, 2003; Widiger et al., 2009). Dit heeft als

gevolg dat men in de toekomst afstand kan doen van een categorisch perspectief om meer

naar een dimensionele visie over te gaan waarbij klinische en persoonlijkheidstoornissen

gezien kunnen worden vanuit het perspectief van persoonlijkheid.

Het Integratief Model toegepast op Obsessief-Compulsieve Pathologie:

Onderzoeksevidentie

We kunnen nu het model van Krueger (2005) in drie relaties opdelen en kijken naar de

evidentie ervoor. Dit bekijken we eerst voor volwassenen om daarna over te gaan naar jongere

leeftijdscategorieën. Huidige studie focust om te beginnen op de relatie tussen Obsessief-

Compulsieve symptomen en Obsessief-Compulsieve persoonlijkheidstrekken, gevolgd door

de relatie tussen persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve symptomen om tenslotte af te

sluiten met de relatie tussen persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve

persoonlijkheidstrekken.

Obsessief-Compulsieve symptomen en Obsessief-Compulsieve

persoonlijkheidstrekken.

Volwassenen. OCD word vaak geassocieerd met OCPD, maar toch zijn er heel wat

inconsistente resultaten tussen verschillende studies als het gaat over de comorbiditeit tussen

OCD en OCPD. Wu, Clark en Watson (2005) vonden dat slechts 15% van de OCD patiënten

ook de diagnose van OCPD kregen, de meerderheid kreeg deze diagnose dus niet. Ze vonden

echter wel dat OCD patiënten frequenter comorbiditeit vertoonden met de Cluster C

persoonlijkheidsstoornissen (vermijdend, afhankelijk, OCPD) dan met Cluster A (schizoïde,

Page 17: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

17

schizotypische, paranoïde) en Cluster B (borderline, histronisch, narcistisch en antisociaal).

Aansluitend vonden Diaferia en collega’s (1997) dat OCPD frequenter voorkwam bij

patiënten met de diagnose van OCD, dan bij patiënten met een depressie of patiënten die last

hadden van paniekaanvallen. Thomsen en Mikkelsen (1993) deden een follow up onderzoek,

waarbij ze kinderen van zes jaar, die de diagnose van OCD kregen, gingen opvolgen tot hun

22ste

levensjaar. Uit de studie bleek dat OCPD niet significant meer voorkomt bij mensen die

als kind de diagnose van OCD kregen. Ze vonden zelfs dat patiënten die de diagnose van

OCD in de volwassenheid kregen, meer kans hadden om de diagnose van OCPD te krijgen

dan de patiënten die de diagnose in de kindertijd kregen.

Zoals gezegd tonen studies inconsistente resultaten. Onderzoekers zoals Samuels en

Nestadt (2000) suggereerden dat OCD een belangrijke samenhang vertoont met OCPD. Zo

vonden zij in hun studie dat bloedverwanten van volwassenen die de diagnose van OCD

hadden, tweemaal meer kans hadden om de diagnose van OCPD te krijgen dan de

bloedverwanten van een controlegroep, zonder de diagnose van OCD. Ze vonden bovendien

dat bloedverwanten van deze patiënten hogere scores hadden op emotionele instabiliteit. De

onderzoekers pleitten daarom voor een belangrijke relatie tussen OCD, OCPD en emotionele

instabiliteit. Aansluitend onderzoek vond eveneens die positieve relatie tussen emotionele

instabiliteit met OCD en OCPD (Widiger & Samuel, 2010). Onderzoek van Calvo en

collega’s (2009) deden ook onderzoek bij bloedverwanten waarbij ze keken naar de relatie

tussen OCPD trekken en persoonlijkheid bij ouders van kinderen die de diagnose van OCD

hadden. Extreme verzamelwoede, perfectionisme, en preoccupatie met details (allemaal

criteria van OCPD) waren significant meer aanwezig bij ouders van kinderen die OCD

hadden. Tellen, ordenen en poetscompulsies (allemaal criteria van OCD) bij kinderen met

OCD voorspelden significant verhoogde scores op rigiditeit en perfectionisme bij hun ouders

(Calvo et al., 2009).

Andere studies gingen hier verder op in. Zo vonden Coles en collega’s dat patiënten

die de diagnose van zowel OCD als OCPD hadden over het algemeen een verhoogd verstoord

functioneren vertoonden dan deze zonder bijkomende OCPD diagnose. Zo vertoonden deze

patiënten extremere verzamelwoede, meer symmetrisch ordenen van zaken, meer poetsen en

de neiging om meer te herhalen (Coles, Pinto, Mancebo, Rasmussen, & Eisen, 2008).

Aansluitend onderzoek van Coles keek naar de relatie tussen OCPD criteria zoals vermeld in

DSM-IV en OCD. Men vond dat drie van acht OCPD criteria, met name verzamelwoede,

perfectionisme en preoccupatie met details meer voorkwamen bij personen met de diagnose

Page 18: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

18

van OCD, dan deze zonder. Deze bevindingen tonen een unieke relatie tussen OCD en OCPD

(Coles et al., 2006).

Garyfallos (2009) vond dat patiënten die zowel de diagnose van OCD als OCPD

kregen eveneens meer last hadden van symmetrisch ordenen van zaken, meer verzamelwoede

en meer checkcompulsies. Ze vertoonden ook een hogere comorbiditeit met de vermijdende

persoonlijkheidsstoornis, die zich in Cluster C bevindt volgens DSM-IV (2000). Aansluitend

vond Lochner (2011) dat het hebben van de beide diagnoses zorgt voor een hogere ernst van

de OC symptomen, meer functionele beperkingen en een beperkter inzicht in hun ziekte

(Lochner et al., 2011).

Wetterneck (2011) tenslotte bekritiseerde ander onderzoek dat OCPD criteria op een

categoriale manier ging bekijken. In plaats daarvan ging hij elk OCPD criterium op een

dimensionele manier onderzoeken om evidentie te vinden voor een OCD-OCPD relatie. Zijn

bevindingen toonden aan dat ernst van OCD een verband had met de volgende dimensies van

OCPD: verzamelwoede, flexibiliteit, twijfels over acties en orde. Hoe meer de patiënten deze

dimensies vertoonden, hoe ernstiger de OCD bleek.

Er zijn dus inconsistenties gevonden tussen de verschillende studies die kijken naar de

relatie tussen OCD en OCPD. Sommige spreken van een significante samenhang tussen OCD

en OCPD, terwijl anderen dit in vraag stellen. Deze bevindingen kunnen we ook linken aan de

bevindingen betreffende het Obsessief-Compulsieve spectrum. Onderzoekers suggereren een

zogenaamd spectrum waarin OCD samengebracht wordt met andere stoornissen die er

gelijkenissen mee delen, zoals bijvoorbeeld ook OCPD.

Jongere leeftijd. Er zijn geen studies die de relatie tussen OCD-OCPD op jonge

leeftijd cross-sectioneel bekijken. Maina en collega’s daarentegen, deden prospectief

onderzoek naar de impact van een vroege versus een late beginleeftijd van OCD. Hun

onderzoek toonde aan dat personen die op een vroege leeftijd (ongeveer 10 jaar) de eerste OC

symptomen vertoonden, later meer de diagnose van OCPD kregen, vaker alleenstaand waren

en meer te kampen hadden met Cluster C persoonlijkheidsstoornissen dan personen die op een

latere leeftijd (ongeveer 23 jaar) hun eerste OC symptomen vertoonden. Ze hadden ook een

meer chronisch verloop, meer last van religieuze obsessies en herhaalden meer rituelen

(Maina, Virginio, & Umberto, 2008).

Page 19: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

19

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve symptomen. Zoals vermeld opperde

Krueger (2005) om psychopathologie en persoonlijkheidsstoornissen te linken met

persoonlijkheid. Recent is er meer onderzoek te vinden die de link legt tussen persoonlijkheid

en psychopathologie (OCD) en anderzijds persoonlijkheidsstoornissen (OCPD). In wat volgt

wordt ingegaan op de eerste relatie (persoonlijkheid en OCD), zowel bij volwassenen als bij

jongere leeftijdsgroepen.

Volwassenen. Onderzoek van Hood, Rector en Richter (2002) keek naar de associatie

tussen OC symptomen en het VFM. Zij hadden een groep patiënten met de diagnose van

OCD en een groep patiënten met de diagnose van depressie. Als men beiden een meting voor

persoonlijkheid gaf, dan zag men dat beide groepen hogere scores hadden op emotionele

instabiliteit, lagere scores op extraversie, gemiddelde scores op openheid en altruïsme, en

lagere scores op consciëntieusheid scores in vergelijking met de normale populatie. Ander

onderzoek vergeleek patiënten die de diagnose van OCD kregen met een controlegroep

zonder de diagnose van OCD. Patiënten met de diagnose van OCD scoorden hoger op

emotionele instabiliteit, lager op extraversie en hoger op altruïsme dan de controlegroep.

Bijkomend scoorden patiënten hoger op twee openheid facetten (fantasie en gevoel) en lager

op twee consciëntieusheid facetten (competentie en zelfdiscipline). Bovendien vond men dat

familieleden van de patiënten ook hogere scores vertoonden voor emotionele instabiliteit in

vergelijking met familieleden van de controlegroep (Samuels et al., 2000).

Wu, Clark en Watson (2005) vergeleken drie groepen qua persoonlijkheid: patiënten

met OCD, patiënten met een stemmingsstoornis en een groep studenten. Hun bevindingen

toonden aan dat beide patiëntengroepen hoger scoorden op emotionele instabiliteit en lager op

extraversie in vergelijking met de studenten. Deze patiënten vertoonden eveneens heel wat

negatieve emotionele ervaringen, zoals triestheid, zich zorgen maken, moeite om kalm te

blijven in bepaalde situaties, dewelke allemaal horen bij emotionele instabiliteit. Anderzijds

vertoonden ze eveneens minder plezier in bepaalde activiteiten, waren ze minder praatzuchtig,

vertoonden ze minder energie en een gebrek aan enthousiasme, symptomen die allemaal

horen bij extraversie. Voor openheid scoorden de twee groepen lager in vergelijking met de

studenten. OCD patiënten verschilden echter niet op het domein consciëntieusheid.

Wat het onderzoek van Wu en collega’s echter belangrijk maakte, was dat ze

aantoonden dat bovenop algemene trekmetingen men ook specifieke maladaptieve

trekmetingen dient te gebruiken om OCD beter te begrijpen. Men verwachtte namelijk dat

OCD patiënten zich zouden onderscheiden door hogere scores op consciëntieusheid, wat

gekenmerkt wordt door geconcentreerd zijn, volharding, doorzettingsvermogen, iets willen

Page 20: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

20

bereiken; maar deze resultaten vond men echter niet. Een van de mogelijke verklaringen die

de auteurs gaven, is dat het VFM de pathologische variant van consciëntieusheid mist en men

meer zou moeten gebruik maken van maladaptieve trekmetingen. Hun resultaten toonden

namelijk aan dat OCD patiënten zich konden onderscheiden van andere patiënten door hun

lage scores op manipulativiteit, wantrouwen en inhibitie, allemaal maladaptieve trekken. Ze

hadden eveneens een lagere score op zelfvertrouwen.

Jongere leeftijd. Tot op de dag van vandaag zijn er nog maar twee studies uitgevoerd

die keken naar de relatie tussen OC symptomen en VFM persoonlijkheid. De eerste studie is

deze van Aelterman, De Clercq, De Bolle, en De Fruyt (2011). Voor hun onderzoeksvraag

namen ze een steekproef van Vlaamse kinderen en adolescenten. In de studie werd er gebruik

gemaakt van de Obsessive-Compulsive Scale of the Child Behavior Checklist (CBCL-OCS,

Nelson et al., 2001). Deze vragenlijst bevat acht CBCL items (Achenbach & Rescorla, 2001)

die gebruikt worden om OCD te voorspellen, in de studie werd er daarom een onderscheid

gemaakt tussen de hoog- en de laagscoorders. Tevens maakten de onderzoekers gebruik van

de HiPIC (Mervielde & De Fruyt, 1999) om algemene persoonlijkheidstrekken te meten en de

DIPSI (De Clercq et al., 2006) om maladaptieve persoonlijkheidstrekken te meten. De

resultaten van de HiPIC toonden aan dat hoogscoorders op de CBCL-OCS gekenmerkt

worden door lage scores op emotionele stabiliteit en lage scores op extraversie. Ze vertoonden

eveneens lage scores op welwillendheid, en voor vindingrijkheid en consciëntieusheid vond

men geen verschillen tussen de hoog- en laagscoorders.

De resultaten van de DIPSI toonden aan dat hoogscoorders op de CBCL-OCS

gekenmerkt worden door hogere scores op emotionele instabiliteit, introversie,

onwelwillendheid en compulsiviteit in vergelijking met laagscoorders. Dit onderzoek komt

overeen met het besluit van Wu en collega’s (2005), met name dat maladaptieve

persoonlijkheidstrekken een meerwaarde bieden om OCD te meten. Hun onderzoek is

belangrijk voor huidige studie, aangezien er gewerkt wordt met adolescenten (een doelgroep

die nog maar weinig onderzocht werd op dit vlak) en er gebruik gemaakt wordt van zowel een

algemene als een maladaptieve trekmeting (Aelterman et al., 2011).

De tweede studie is deze van De Caluwé, De Clercq, De Bolle, en De Wolf (2013). Zij

baseerden zich op het model van Krueger en bestudeerden hoe en welke algemene en

maladaptieve persoonlijkheidstrekken OC symptomen voorspellen en wat de meerwaarde is

van het toevoegen van maladaptieve persoonlijkheidstrekken bovenop algemene

persoonlijkheidsstrekken in deze voorspelling. Zij includeerden een grote steekproef van

Page 21: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

21

adolescenten en hun moeders en bevroegen deze aan de hand van vragenlijsten. De HiPIC

(Mervielde & De Fruyt, 1999) en DIPSI (De Clercq et al., 2006) werden gebruikt om

respectievelijk, de algemene en maladaptieve persoonlijkheidsstrekken in kaart te brengen.

Bijkomend werd de YOCCS (De Caluwé & De Clercq, in press) afgenomen die OC

symptomen op een dimensionele en leeftijdsspecifieke manier meet en die uit drie factoren

bestaat, een Obsessieve factor, een Compulsieve factor en een Orde/netheid/perfectionisme

factor.

Ze maakten gebruik van hiërarchische regressie analyse om hun onderzoeksvragen te

beantwoorden. Hun belangrijkste bevindingen waren de volgende: het toevoegen van een

maladaptieve persoonlijkheidsstrek meting, d.i. de DIPSI, bovenop het aanbieden van een

algemene persoonlijkheidsstrek meting, d.i. de HiPIC, biedt een meerwaarde in het

voorspellen van algemene OC pathologie alsook de ernst ervan. Als men echter deze

metingen omdraait en eerst de DIPSI aanbiedt, ziet men dat de HiPIC geen significante

meerwaarde biedt bovenop de maladaptieve persoonlijkheidsstrek meting.

Bijkomend vonden ze voor de drie factoren van YOCCS (i.e., de voorspelling van OC

pathologie op een specifieker niveau) de volgende resultaten. Voor de voorspelling van de

Obsessieve factor, werd gevonden dat het toevoegen van de DIPSI bovenop de HiPIC geen

significante meerwaarde bood. Het omgekeerde was echter wel van toepassing. Voor de

Compulsieve factor werden gelijkaardige resultaten gevonden, waarbij de HiPIC een

significante meerwaarde bood in de voorspelling bovenop de DIPSI, maar niet omgekeerd. In

tegenstelling tot de Obsessieve en Compulsieve factor, vonden huidige onderzoekers, dat in

het voorspellen van de derde factor, de Orde/netheid/perfectionisme factor, de DIPSI een

significante meerwaarde had bovenop de HiPIC in het voorspellen van deze factor.

Bijkomende resultaten bij het luik waarbij eerst de HiPIC werd opgenomen in het model, en

nadien de DIPSI, om de drie specifieke OC factoren te voorspellen, zijn de volgende. Men

vond dat Emotionele stabiliteit (domein van HiPIC) een significante negatieve voorspeller

was van de Obsessieve- en Orde/netheid/perfectionisme factor terwijl deze een significante

positieve voorspeller was van de Compulsieve factor. Een tweede domein van de HiPIC, met

name Consciëntieusheid, is een significante negatieve voorspeller van de Compulsieve factor

en een significante positieve voorspeller van de Orde/netheid/perfectionisme factor.

Onwelwillendheid (domein van de DIPSI) is een significant positieve voorspeller van de

Obsessieve factor en een significant negatieve voorspeller van de Orde/netheid/perfectionisme

Page 22: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

22

factor. Deze laatste factor wordt ook significant positief voorspeld door Emotionele

instabiliteit en Compulsiviteit.

In het derde luik tenslotte (het includeren van de DIPSI en vervolgens de HiPIC in het

voorspellen van de drie specifieke OC factoren) verkreeg men de volgende resultaten.

Men vond dat Onwelwillendheid (domein van DIPSI) een significante positieve voorspeller

was van de Obsessieve factor en een significante negatieve voorspeller van de

Orde/netheid/perfectionisme factor. Bijkomend was Compulsiviteit (domein van DIPSI) een

negatieve voorspeller van de factor Compulsies en een positieve voorspeller van de factor

Orde/netheid/perfectionisme.

Tenslotte was Emotionele stabiliteit (domein van HiPIC) een significante negatieve

voorspeller van de eerste factor, Obsessies en was Welwillendheid (domein van HiPIC) een

significante negatieve voorspeller van Orde/netheid/perfectionisme.

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve persoonlijkheidstrekken. Zoals uit

voorgaand stuk gebleken is, kunnen persoonlijkheidstrekken van het VFM gelinkt worden aan

OCD. Bovendien heeft men ook evidentie gevonden voor significante relaties tussen

persoonlijkheid en OCPD.

Volwassenen. Bagby en collega’s (2005) onderzochten hiervoor een steekproef van

klinische patiënten gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis en vonden evidentie

voor een link tussen het VFM en persoonlijkheidsstoornissen. Voor OCPD vonden ze hogere

scores op emotionele instabiliteit en lage scores op extraversie in vergelijking met een

controlegroep van niet-klinische patiënten. Voor consciëntieusheid vond men echter geen

verschillen (Bagby, Costa, Marshall, Ryder, & Widiger, 2005).

Widiger en Lowe (2007) vonden eveneens dat het VFM een geldig model is om

persoonlijkheidsstoornissen op een dimensionele manier te representeren. Een voordeel van

het gebruik van het VFM is dat het een alomvattend model is, dat zowel een beschrijving

geeft van normaal als abnormaal persoonlijk functioneren.

Morey, Gunderson en Quigley (2002) keken of het VFM vier

persoonlijkheidsstoornissen kon voorspellen: de Borderline, de Vermijdende, de Obsessief-

Compulsieve en de Schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Ze vonden hier evidentie voor,

maar konden geen onderscheid maken tussen de vier stoornissen, waarbij het vermoeden

ontstond dat ze eenzelfde onderliggende basis hebben.

Ander onderzoek (Samuel & Gore, 2012) moedigt eveneens het gebruik van het VFM

aan om persoonlijkheidsstoornissen te conceptualiseren, toch vond men inconsistente

Page 23: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

23

resultaten in de relatie tussen consciëntieusheid en OCPD. Er werd namelijk verwacht dat

individuen die gediagnosticeerd waren met OCPD, hoge scores zouden vertonen op

consciëntieusheid. Eén van de criteria van OCPD binnen de DSM-IV is namelijk deze van

‘overmatig toegewijd zijn aan werk en productiviteit’ (APA, 2000). Een van de mogelijke

verklaringen die de onderzoekers gaven, was een gebrek van bepaalde VFM metingen om

maladaptieve varianten van persoonlijkheidstrekken, specifiek dan de trek van

consciëntieusheid, te meten. Dit onderzoek komt overeen met wat in het vorig luik aan bod

kwam, meerbepaald dat het meten van maladaptieve persoonlijkheidstrekken een meerwaarde

biedt om psychopathologie in kaart te brengen (Samuel & Gore, 2012).

Samuel en Widiger (2011) bevestigen deze resultaten nog eens. Ze onderzochten drie

metingen: persoonlijkheidsmetingen voor de trek consciëntieusheid, DSM-IV OCPD, en een

meting naar specifieke componenten van OCPD (compulsiviteit en perfectionisme) in een

steekproef van patiënten die kenmerken van OCPD vertoonden. Men vond dat de adaptieve

persoonlijkheidsmeting voor de trek consciëntieusheid zwakkere relaties had met OCPD,

maar de meting die maladaptieve trekken zoals compulsiviteit en perfectionisme meet,

sterkere relaties had met OCPD. Dit toont aan dat maladaptieve trekmetingen ook onmisbaar

zijn als we OCPD willen meten.

Jongere leeftijd. Tot op de dag van vandaag zijn er nog maar twee studies uitgevoerd

die de relatie tussen persoonlijkheid en OCPD trekken op jonge leeftijd bestudeerden. Een

belangrijke studie was deze van De Clercq en De Fruyt (2003) waarbij ze keken naar de

voorlopers van persoonlijkheidsstoornissen. Hun steekproef bestond uit adolescenten waarbij

ze het VFM gebruikten om persoonlijkheidspathologie te voorspellen. Hun resultaten toonden

aan dat adaptieve en maladaptieve persoonlijkheidsstrekken nuttig bleken in het voorspellen

van psychopathologie.

Ze vonden dat OCPD gekarakteriseerd wordt door hoge scores op emotionele

instabiliteit en lage scores op extraversie. Voor welwillendheid en consciëntieusheid vond

men geen significante resultaten.

Een andere studie van Aelterman, Decuyper, en De Fruyt (2010) keek naar de

associatie tussen algemene en maladaptieve persoonlijkheidstrekken en OCPD symptomen bij

adolescenten. Er werd evidentie gezocht voor het feit dat maladaptieve

persoonlijkheidsmetingen een toegevoegde waarde zouden hebben bovenop algemene

persoonlijkheidsmetingen. Algemene persoonlijkheidstrekken werden gemeten met de NEO

Personality Inventory (NEO-PI-R, Costa & McCrae, 1992), een belangrijke en veel gebruikte

Page 24: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

24

vragenlijst om persoonlijkheid te meten, initieel ontwikkeld voor volwassenen. Maladaptieve

persoonlijkheidsstrekken werden gemeten met de DIPSI (De Clercq et al., 2006). Men vond

dat de associatie tussen algemene en maladaptieve persoonlijkheid en OCPD veel minder

sterk wordt, als men controleert voor een algemene psychopathologie factor. De resultaten

met betrekking tot algemene persoonlijkheid tonen aan dat OCPD scores positief gerelateerd

waren met moeder ratings van alle emotionele instabiliteit facetten en negatief met alle

extraversie facetten en altruïsme. Als men zuiver naar OCPD (i.e., residuele correlaties) ging

kijken, dan vond men vooral een relatie met consciëntieusheid. De maladaptieve trekmeting

met de DIPSI werd ook onderzocht, wat interessant is omdat wij deze ook in ons onderzoek

gebruiken. Correlaties tussen moeder ratings op de DIPSI en OCPD symptomen tonen

positieve associaties met alle domeinen van de DIPSI. Als men zuiver naar OCPD (i.e.,

residuele correlaties) ging kijken, dan vond men positieve relaties met alle compulsiviteit

facetten (Aelterman, Decuyper & De Fruyt, 2010). Dit toont het belang aan van maladaptieve

trekmetingen voor OCPD.

Samengevat is het van belang om het VFM te gebruiken om de link te leggen met

klinische en persoonlijkheidsstoornissen, meerbepaald OCD en OCPD in huidige studie, en

hiervoor is het aangewezen om vragenlijsten voor algemene en maladaptieve

persoonlijkheidstrekken te includeren, op zowel volwassen als jongere leeftijd.

Huidig Onderzoek

Probleemstelling. De vorige editie van de DSM, met name de DSM-IV (APA, 2000),

hanteerde een categorische benadering. De laatste jaren is de focus echter steeds meer komen

te liggen op een dimensionele benadering die tracht tegemoet te komen aan de beperkingen

van het categoriaal systeem. Dit is de werkgroepen van de huidige DSM-5 (APA, 2013) niet

ontgaan. Zoals reeds aangetoond hebben zij de dimensionele benadering meer op de

voorgrond geplaatst.

Krueger stelde reeds in 2005 een integratief model voor, waarbij psychopathologie en

persoonlijkheidsstoornissen verenigd worden met elkaar in interactie met het concept

persoonlijkheid. Dit model van Krueger kan mogelijks ook toegepast worden binnen de OC

pathologie. Door het hanteren van deze nieuwe visie en het includeren van

persoonlijkheidsconcepten kan er mogelijks een betere kijk gegeven worden op de huidige

problematieken binnen de geestelijke gezondheidszorg. Dit integratief model is echter nog

nooit onderzocht binnen de OC pathologie en zeker niet op jonge leeftijd. Dit is waar huidige

studie zich op focust.

Page 25: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

25

Onderzoeksvraag. In de huidige cross-sectionele vragenlijststudie zal de relevantie

van dit integratief model van Krueger (2005) empirisch onderzocht worden. Meer specifiek

zal de relatie tussen OCD, OCPD en persoonlijkheid geëxploreerd worden. Zo zal er

nagegaan worden of het model dat Krueger vooropstelde inderdaad kan toegepast worden op

OC pathologie en is het de bedoeling om inzicht krijgen of het voornamelijk algemene of

maladaptieve persoonlijkheidstrekken zijn die OC klachten bepalen (hier gaat het dan om de

relatie tussen persoonlijkheid en OC pathologie), en de OCPD trekken (hier betreft het de

relatie tussen persoonlijkheid en OCPD), alsook welke OC symptomen specifiek gerelateerd

zijn aan OCPD trekken (hier gaat het dan om de relatie tussen OC pathologie en OCPD).

Theoretisch, praktisch en/of methodologisch belang van de studie. Huidige studie

zal een meerwaarde bieden voor de theoretische kennis omtrent de drie onderlinge relaties

tussen OCD, OCPD en persoonlijkheid. Meerbepaald is er tot op de dag van vandaag geen

enkele studie uitgevoerd die de implementatie van dit integratief model (Krueger, 2005) toetst

met betrekking tot deze OC symptomen, eveneens niet op jonge leeftijd. Zo zal men de kennis

van de link tussen persoonlijkheid en psychopathologie kunnen uitbreiden en dit bij een

eerder weinig onderzochte doelgroep, met name adolescenten. Eveneens biedt huidige studie

ook een praktische/methodologische meerwaarde. Men maakt namelijk gebruik van

vragenlijsten die op een dimensionele manier naar persoonlijkheid en psychopathologie

kijken. Deze nieuwe dimensionele benadering is meer comprehensief dan de klassieke

categorische benadering en zal mogelijks een betere kijk geven op psychopathologie.

Eveneens kan huidige studie steun bieden voor klinische psychologen in de praktijk,om meer

inzicht te krijgen in de persoonlijkheidsprofielen die kwetsbaar blijken te zijn voor het

ontwikkelen van OCD en OCPD.

Hypotheses.

Obsessief-compulsieve symptomen en Obsessief-Compulsieve

persoonlijkheidstrekken. Studies gaven inconsistente resultaten als het gaat over de relatie

tussen OCD en OCPD bij volwassenen. Wat we wel verwachten, zoals onderzoek van Wu,

Clark, en Watson (2005) alsook onderzoek van anderen aantoont, is dat OCD en OCPD

significant positief aan elkaar gerelateerd zullen zijn. Onderzoek van Maina en collega’s, bij

kinderen, vond dat een jonge beginleeftijd van de eerste OC symptomen meer kans heeft om

op een latere leeftijd de diagnose van OCPD te krijgen. We verwachten dus een significante

Page 26: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

26

positieve relatie tussen OC pathologie en OCPD trekken (rigide perfectionisme, perseveratie,

intimiteit vermijding en begrensde affectiviteit). Wat betreft de vraag welke specifieke OCD

symptoomdimensies (of factoren) gerelateerd zullen zijn aan OCPD trekken, is huidig

onderzoek eerder exploratief van aard.

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve symptomen. Op basis van onderzoek van

Aelterman en collega’s (2011) verwachten we dat lage scores op emotionele stabiliteit en lage

scores op extraversie op significante wijze OC symptomen zullen voorspellen als we de

algemene trekmeting van de HiPIC gebruiken. Ook verwachten we dat het gebruik van

maladaptieve persoonlijkheidstrekken een meerwaarde kunnen bieden in het voorspellen van

OC symptomen. We verwachten hoge scores te zien op emotionele instabiliteit, introversie,

onwelwillendheid en compulsiviteit als we de DIPSI gebruiken.

Aan de hand van een belangrijke 2de

studie die uitgevoerd werd door De Caluwé en

collega’s (2013) verwachten we eveneens de meerwaarde te zien van het gebruik van

maladaptieve persoonlijkheidsstrekken bovenop de algemene persoonlijkheidsstrekken in de

voorspelling van algemene OC symptomen. Op het specifieke niveau van de drie OC

factoren, verwachten we dat de DIPSI een significante toegevoegde waarde zal hebben in de

voorspelling van de Orde/netheid/perfectionisme factor bovenop de HiPIC, in plaats van

omgekeerd. Tevens verwachten we dat de HiPIC een significante meerwaarde zal hebben

bovenop de DIPSI (in plaats van omgekeerd) in de voorspelling van de Obsessieve en

Compulsieve factor.

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve persoonlijkheidstrekken. Op basis van

ander onderzoek van Aelterman en collega’s (2010) verwachten we, dat als de HiPIC gebruikt

wordt, dat OCPD trekken zullen voorspeld worden door lage scores op emotionele stabiliteit

en extraversie. We verwachten eveneens dat het gebruik van een maladaptieve

persoonlijkheidsvragenlijst een meerwaarde biedt in de voorspelling. In het onderzoek van

Aelterman zien we dat het gebruik van zowel de HiPIC als de DIPSI statistisch significante

resultaten oplevert. Gelijklopend met de relatie tussen persoonlijkheid en OC symptomen,

verwachten we positieve relaties te zien tussen OCPD trekken en de domeinen binnen de

DIPSI. Meer specifiek zou de positieve relatie met compulsiviteit eruit springen.

Page 27: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

27

Methode

Participanten

De participanten die deelnamen aan huidig onderzoek, waren adolescenten uit de 3de

graad

van een Vlaamse middelbare school, en hun moeders. De totale steekproef bedroeg 137

adolescenten, waarvan 34 jongens en 102 meisjes, en 1 waarvan het geslacht onbekend bleef.

De minimum- en maximumleeftijd was respectievelijk 16 en 19 jaar. De gemiddelde leeftijd

was 16,68 jaar met SD van .70. Er namen 101 moeders deel.

Procedure

Via briefwisseling werd de school ingelicht over dit onderzoek en werd gevraagd naar hun

medewerking. Na bevestiging werd via mail een datum afgesproken waarop de vragenlijsten

ingevuld konden worden. Na onderling overleg werd gekozen voor leerlingen uit de 3de

graad.

De leerlingen vulden de vragenlijsten op school anoniem in nadat ze duidelijke mondelinge

instructies hadden gekregen van hun leerkrachten en nadat ze een geïnformeerde toestemming

hadden getekend. Aan de participanten werd verzekerd dat de vragenlijsten met vertrouwen

behandeld zouden worden.

Alle leerlingen kregen op het moment van afname een enveloppe mee met hierin een

brief en vragenlijsten die ze dienden af te geven aan hun moeder. Via deze brief werden de

moeders ingelicht over het onderzoek en werd gevraagd om ook te participeren door

vragenlijsten in te vullen en een geïnformeerde toestemming te tekenen. Er werd afgesproken

dat ze de ingevulde vragenlijsten terug mochten meegeven aan hun kind, dat deze op zijn/haar

beurt dan meegaf aan de klastitularis tegen een welbepaalde datum. De vragenlijsten van de

moeders werden aan die van de adolescenten gekoppeld via een nummer op de achterzijde

van de vragenlijsten.

Metingen

Hierarchical personality Inventory for Children.

De HiPIC (Mervielde & De Fruyt, 1999) werd ontwikkeld om algemene

persoonlijkheidstrekken te meten bij kinderen en adolescenten en wordt in huidig onderzoek

zowel door adolescent als moeder ingevuld. Deze vragenlijst bestaat uit vijf factoren

(Emotionele stabiliteit, Extraversie, Vindingrijkheid, Welwillendheid, en Consciëntieusheid)

die overeenkomen met deze van het VFM, en 18 facetten. De vragenlijst bevat 144 items die

beoordeeld moeten worden op een vijf punten schaal die gaat van ‘de uitspraak past niet bij

Page 28: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

28

mij’ tot ‘de uitspraak past heel goed bij mij’. De Cronbach Alpha

betrouwbaarheidscoëfficiënten in huidige studie bij adolescenten gaan van goed – zoals .83

(Vindingrijkheid), .86 (Welwillendheid), 0.88 (Emotionele stabiliteit), .89 (Extraversie) – tot

uitstekend, zoals .90 (Consciëntieusheid). De Cronbach Alpha betrouwbaarheidscoëfficiënten

bij moeders gaan eveneens van goed – zoals .85 (Emotionele stabiliteit) en .89

(Vindingrijkheid) – tot uitstekend, zoals .90 (Welwillendheid en Consciëntieusheid) en .92

(Extraversie).

Dimensional Personality Symptom Item Pool.

De DIPSI (De Clercq et al., 2006) die zowel door de adolescent als de moeder ingevuld

wordt, meet maladaptieve persoonlijkheidstrekken. Deze vragenlijst bestaat uit vier domeinen

(Emotionele instabiliteit, Introversie, Onwelwillendheid, en Compulsiviteit) en 27 facetten, en

bevat 172 items die beoordeeld moeten worden op een vijf punten schaal die gaat van ‘past

helemaal niet bij mij’ tot ‘past heel goed bij mij’. De Cronbach Alpha

betrouwbaarheidscoëfficiënten in huidige studie bij adolescenten gaan van goed, zoals .89

(Compulsiviteit) tot uitstekend, zoals .93 (Introversie), en .96 (Emotionele instabiliteit en

Onwelwillendheid). De Cronbach Alpha betrouwbaarheidscoëfficiënten bij moeders gaan van

een goede betrouwbaarheid van .89 (Compulsiviteit) tot uitstekende betrouwbaarheden van

.94 (Introversie), en .97 (Emotionele Instabiliteit en Onwelwillendheid).

Personality Inventory for DSM-5.

De PID-5 (Krueger, Derringer, Markon, Watson, & Skodol, 2012) werd eveneens ontwikkeld

om maladaptieve persoonlijkheidstrekken in kaart te brengen en wordt door zowel de

adolescent als moeder ingevuld. De PID-5 bevat vijf persoonlijkheidsfactoren, met name

negatief affect; onthechting/afstandelijkheid; antagonisme; disinhibitie; en psychoticisme,

dewelke in 25 facetten onder verdeeld kunnen worden. Deze vragenlijst bestaat uit 220 items,

die beoordeeld moeten worden op een vier punten schaal die gaat van ‘helemaal niet waar’ tot

‘helemaal waar’. Via de PID-5 kunnen we ‘rigide perfectionisme’, ‘perseveratie’, ‘intimiteit

vermijding’ en ‘begrensde affectiviteit’ meten, vier maladaptieve facetten die een rol spelen

bij de diagnose van OCPD volgens Sectie III van de DSM-5 (APA, 2013). De Cronbach

Alpha betrouwbaarheidscoëfficiënten in huidige studie voor adolescenten voor de facetten

‘rigide perfectionisme’, ‘perseveratie’, ‘intimiteit vermijding’ en ‘begrensde affectiviteit’

bedragen respectievelijk .82, .86, .78 en .78, en zijn goed te noemen. De Cronbach Alpha

Page 29: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

29

betrouwbaarheidscoëfficiënten voor moeders voor deze facetten bedragen respectievelijk .87,

.84, .80 en .68, en zijn goed te noemen (behalve de laatste is acceptabel).

Youth Obsessive-Compulsive Symptoms Scale.

De YOCCS (De Caluwé & De Clercq, in press) is een zelfrapportage vragenlijst die OC

symptomen vanuit een dimensionele visie tracht in kaart te brengen aan de hand van

verschillende symptoomdimensies, alsook de ernst van deze OC symptomatologie. De

YOCSS bestaat uit drie factoren, met name een Obsessieve factor, een Compulsieve factor en

als derde factor de Orde/netheid/perfectionisme factor, dewelke nog eens in 10 facetten onder

verdeeld kunnen worden. Meer specifiek bevat de Obsessieve factor, de agressie,

schuldgevoelens, sensitief voor fysieke verschijning, en somatisatiefacetten. De Compulsieve

factor bestaat uit de volgende facetten: herhalen, magische spelletjes, en verzamelwoede. En

de Orde/netheid/perfectionisme factor beslaat de facetten ordelijkheid, netheid, en

perfectionisme. Het gemiddelde van deze 57 inhoudssymptomen vormen samen de YOCCS

totale Symptoom score. Daarnaast meten 11 ernstitems de ernst van de OC klachten, waarvan

het gemiddelde wijst op de YOCSS ernstscore. De vragenlijst bestaat in totaal dus uit 68

items, die op een vijf puntenschaal beoordeeld moeten worden en gaat van ‘past helemaal niet

bij mij’ tot ‘past heel goed bij mij’. Deze wordt enkel door de adolescent ingevuld. De

Cronbach Alpha betrouwbaarheidscoëfficiënt in huidige studie voor de Obsessieve factor

bedraagt .87 met het facet agressie met de laagste betrouwbaarheid (.71) en het facet

schuldgevoelens met de hoogste betrouwbaarheid (.75). De Cronbach Alpha

betrouwbaarheidscoëfficiënt voor de Compulsieve factor bedraagt .84 met het facet magische

spelletjes met de laagste betrouwbaarheid (.61) en verzamelwoede met de hoogste

betrouwbaarheid (.80). Tenslotte heeft de Orde/netheid/perfectionisme factor een

betrouwbaarheid van .87 met netheid met de laagste betrouwbaarheid (.67) en ordelijkheid

met de hoogste betrouwbaarheid (.81). Alle betrouwbaarheden zijn goed te noemen, met

uitzondering van het facet netheid die een acceptabele betrouwbaarheid heeft.

Analyses

Om de relatie tussen OC symptomen en OCPD trekken in kaart te brengen werden Pearson

correlaties berekend. Voor de OC symptomen werd gebruik gemaakt van de YOCSS

symptoom score, dewelke kon opgedeeld worden in drie YOCSS factoren, dewelke op hun

beurt opgedeeld konden worden in facetten. Voor de OCPD trekken werd enerzijds een

OCPD gemiddelde score gebruikt (dit is het gemiddelde van de vier facetten die OCPD

Page 30: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

30

uitmaken), en anderzijds de OCPD facetscores, meer specifiek de facetten ‘rigide

perfectionisme’, ‘perseveratie’, ‘intimiteit vermijding’ en ‘begrensde affectiviteit’.

Zowel om de relatie tussen Persoonlijkheid en OC symptomen als de relatie tussen

Persoonlijkheid en OCPD trekken in kaart te brengen, werd gebruik gemaakt van

hiërarchische regressieanalyses. Hierbij was het de bedoeling om de incrementele validiteit te

exploreren van maladaptieve persoonlijkheidstrekken bovenop algemene

persoonlijkheidstrekken (en vice versa) in de voorspelling van OC symptomen enerzijds en

OCPD trekken anderzijds.

Omwille van significante relaties tussen OC en OCPD trekken enerzijds met leeftijd

en geslacht anderzijds, werd gecontroleerd voor deze beide variabelen. Bij het specifieker

voorspellen van de drie YOCCS factoren werd eveneens gecontroleerd voor leeftijd en

geslacht, maar bijkomend ook voor de twee andere resterende factoren om een zuiverder

resultaat te bekomen.

Page 31: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

31

Resultaten

Obessief-Compulsieve Symptomen en Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidstrekken

Voor de eerste relatie werd gebruik gemaakt van Pearson correlaties. Tabel 1 toont de

resultaten voor de correlaties tussen de YOCCS symptoom score en OCPD gemiddelde- en

facet scores voor adolescenten en moeders.

Allereerst tonen deze waarden dat de relatie tussen YOCCS symptoom score en OCPD

gemiddelde score (beiden ingevuld door adolescenten) significant en positief is, r = .45, p <

.001. De correlatie tussen de YOCSS symptoom score (adolescenten) en OCPD gemiddelde

score (ingevuld door moeders) bedraagt r = .16, p > .05, deze is positief maar niet significant.

Ten tweede wordt ook gekeken naar de relatie tussen YOCCS symptoom score en

OCPD facet scores voor adolescenten en moeders. De correlatiecoëfficiënten bij adolescenten

tonen aan dat de relatie tussen de YOCSS symptoom score en perseveratie alsook rigide

perfectionisme beiden positief en significant zijn (respectievelijk is r = .54, p < .001 en r =

.57, p < .001) doch het groots met rigide perfectionisme. Er is eveneens een significante

positieve relatie met begrensde affectiviteit, r = .20, p < .05. De relatie met intimiteit

vermijding is niet significant.

De OCPD facet scores bij moeders tonen enkel één significante positieve relatie,

namelijk die tussen de YOCSS symptoom score en het OCPD facet perseveratie, r = .25, p <

.05.

Belangrijk om op te merken is dat de correlaties bij de same-informant approach (adolescent-

adolescent) sterker zijn dan bij de cross-informant approach (adolescent-moeder), zowel voor

de OCPD gemiddelde als de facet scores. Eveneens kan men zien dat de relatie tussen

YOCCS symptoom score en de OCPD gemiddelde score voor moeders niet significant is,

maar bij één OCPD facet wel, met name perseveratie.

Page 32: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

32

Tabel 1

Pearson Correlaties tussen YOCCS Symptoom Score en OCPD Gemiddelde- en Facet Scores

voor Adolescenten en Moeders

OCPD gemiddelde scores

Adolescenten Moeders

YOCCS

symptoom

score

.45***

.16

OCPD facet scores

Adolescenten Moeders

YOCCS

symptoom

score

rigper persev intver begaff rigper persev intver begaff

.57**

.54**

.03 .20*

.15 .25*

.01 .10

Noot. Rigper = rigide perfectionisme; persev = perseveratie; intver = intimiteit vermijding;

begaff = begrensde affectiviteit.

*p < .05 **p < .01. ***p < .001.

Vervolgens werd op een specifieker niveau gekeken naar de relatie tussen de YOCSS factoren

en facetten enerzijds en de OCPD gemiddelde (zie Tabel 2) en facet scores (zie Tabel 3)

ingevuld door adolescenten en moeders anderzijds.

In tabel 2 vinden we op factorniveau positieve en significante relaties tussen de drie

YOCCS factoren en de OCPD gemiddelde scores bij adolescenten. De Obsessieve factor heeft

een correlatie van r = .25, p < .01, de Compulsieve factor heeft een correlatie van r = .39, p

<.001 en de Orde/netheid/perfectionisme factor heeft een correlatie van r = .52, p < .001. Op

facetniveau vindt men voor alle YOCSS facetten positieve en significante relaties terug met

de OCPD gemiddelde score (adolescent), met uitzondering van de facetten ‘fysieke

verschijning’ en ‘somatisatie’.

Bij moeders vinden we echter geen enkele significante relatie op factor- en

facetniveau, met uitzondering van één significante relatie, met name het facet

‘schuldgevoelens’, met een correlatie van r = .20, p < .05.

Page 33: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

33

Tabel 2

Pearson Correlaties tussen Factoren en Facetten van de YOCCS en OCPD Gemiddelde

Scores voor Adolescenten en Moeders

YOCCS OCPD gemiddelde scores

Adolescenten Moeders

OBS .25**

.05

Agressie .26**

.11

Schuldgevoelens .28**

.20*

Sensitief voor

fysieke verschijning

.15 -.08

Somatisatie .10 -.07

COMP .39***

.18

Herhalen .40***

.18

Magische spelletjes .27**

.08

Verzamelwoede .27**

.16

OCP .52***

.16

Ordelijkheid .51***

.18

Netheid .40***

.04

Perfectionisme .46***

.18

Noot. OBS = Obsessieve factor; COMP = Compulsieve factor; OCP =

Orde/netheid/perfectionisme factor.

*p < .05 **p < .01. ***p < .001.

Tabel 3 toont tenslotte de correlaties tussen de factoren en facetten van de YOCCS en de vier

OCPD facet scores. Het eerste luik voor adolescenten toont ons in het algemeen dat de

facetten ‘rigide perfectionisme’ en ‘perseveratie’, met alle YOCSS factoren en facetten,

positieve en significante relaties geven. Dit in tegenstelling tot de facetten ‘intimiteit

vermijding’ (wat enkel gecorreleerd is met Ordelijkheid, r = .21, p < .05) en ‘begrensde

affectiviteit’, waar enkel de factor COMP (r = .25, p < .01) en de facetten ‘herhalen’ (r = .28,

p <.01) en ‘ordelijkheid’ (r = .18, p < .05) een positieve en significante correlatie vertonen.

De facetten ‘rigide perfectionisme’ en ‘perseveratie’ hebben duidelijk de sterkste

correlaties bij adolescenten. Dit komt overeen met wat eerder in Tabel 1 aan bod kwam.

Page 34: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

34

Concreter zien we dat de OCP factor de sterkste correlatie vertoont zowel met het facet ‘rigide

perfectionisme’, r = .71, p < .001, als met het facet ‘perseveratie’, r = .55, p <.001.

Het tweede luik bevat de resultaten bij moeders. Deze waarden tonen ons dat de

correlaties in het algemeen, op enkele uitzonderingen na, niet significant zijn. Bij het facet

‘perseveratie’ zijn enkele significante waarden te vinden, met name, agressie,

schuldgevoelens, herhalen, verzamelwoede, en perfectionisme. Daarnaast is de Compulsiviteit

factor positief en significant gecorreleerd met het OCPD facet ‘perseveratie’, r = .30, p < .01.

Tabel 3

Pearson Correlaties tussen Factoren en Facetten van de YOCCS en OCPD Facet Scores voor

Adolescenten en Moeders

YOCCS Adolescenten Moeders

rigper persev intver begaff rigper persev intver begaff

OBS .33***

.40***

-.09 .10 .08 .13 -.09 .03

Agressie .25**

.34***

.01 .17 .12 .21*

-.06 .10

Schuldgevoelens .36***

.39***

-.06 .15 .15 .25*

.09 .18

Sensitief voor

fysieke

verschijning

.25**

.34***

-.10 -.01 -.01 -.03 -.13 -.07

Somatisatie .17*

.18*

-.12 .05 .01 .05 -.20 -.10

COMP .40***

.43***

.06 .25**

.12 .30**

.09 .09

Herhalen .41***

.40***

.09 .28**

.14 .32**

.08 .04

Magische

spelletjes

.29**

.31***

.02 .16 .03 .12 .07 .05

Verzamelwoede .27**

.32***

.04 .16 .10 .25*

.06 .11

OCP .71***

.55***

.12 .15 .17 .19 .04 .11

Ordelijkheid .64***

.48***

.21*

.18*

.16 .19 .11 .12

Netheid .60***

.49***

.01 .07 .12 .11 -.08 -.02

Perfectionisme .63***

.50***

.08 .14 .16 .20*

.05 .16

Noot. OBS = Obsessieve factor; COMP = Compulsieve factor; OCP =

Orde/netheid/perfectionisme factor rigper = rigide perfectionisme; persev = perseveratie;

intver = intimiteit vermijding; begaff = begrensde affectiviteit.

*p < .05 **p < .01. ***p < .001.

Page 35: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

35

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve Symptomen

Voor de tweede relatie werd gebruik gemaakt van hiërarchische regressieanalyse. Via drie

stappen werden de predictoren in het model gebracht. We bespreken eerst de resultaten bij de

adolescenten, om vervolgens over te gaan tot de moeders.

Tabel 4 toont de verschillende stappen die werden gebruikt voor de voorspelling van

OC symptomen. In stap 1 werden de controle variabelen, leeftijd en geslacht, opgenomen.

Leeftijd en geslacht verklaren 5% van de variantie. In een 2de

stap werd de HiPIC toegevoegd,

die bijkomend een significante 30% van de variantie verklaard (F change p < .001). De

domeinen ‘emotionele stabiliteit’ en ‘welwillendheid’ zijn significante negatieve predictoren.

De DIPSI tenslotte, werd in een 3de

stap toegevoegd, die bijkomend een significante 25% van

de variantie verklaard (F change p < .001), bovenop het eerst aanbieden van de adaptieve

persoonlijkheidstrekken. Hiermee wordt aangetoond dat maladaptieve

persoonlijkheidstrekken een meerwaarde bieden voor het verklaren van OC symptomen,

bijkomend op het aanbieden van adaptieve persoonlijkheidstekken, d.i. de HiPIC. Vooral het

domein ‘emotionele instabiliteit’ is een significante positieve predictor.

Vervolgens werden de stappen omgedraaid, en werd eerst de DIPSI opgenomen en

daarna de HiPIC. Het opnemen van de DIPSI verklaart een significante 54% van de variantie

(bovenop leeftijd en geslacht) met ‘emotionele instabiliteit’ en ‘compulsiviteit’ als

significante positieve predictoren (F change p < .001). Het toevoegen van de HiPIC biedt

daarentegen geen meerwaarde bovenop de DIPSI. Het toevoegen van adaptieve

persoonlijkheidstrekken heeft dus geen incrementele validiteit bovenop het eerst aanbieden

van de maladaptieve persoonlijkheidstrekken. Het aanbieden van de maladaptieve

persoonlijkheidstrekken biedt met andere woorden een meerwaarde in het voorspellen van OC

symptomen.

Page 36: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

36

Tabel 4

Regressies: Voorspelling van de YOCCS Symptoom Score (Adolescenten) door

Persoonlijkheid (HiPIC en DIPSI ingevuld door Adolescenten)

R2

ΔR2

Predictor (Gestandaardiseerde β Coëfficiënt)

YOCCS symptoom

score

Stap 1: controle

variabelen

.05

Leeftijd (-.19), Geslacht (.11)

Stap 2: HiPIC .35***

.30***

ES (-.51***

), E (.10), V (.09), W (-.22***

), C

(.12)

Stap 3: DIPSI .60***

.25***

EI (.57***

), I (-.01), O (.12), COM (.24)

Stap 1: controle

variabelen

.05

Leeftijd (-.19), Geslacht (.11)

Stap 2: DIPSI .59***

.54***

EI (.47***

), I (.04), O (.08), COM (.36***

)

Stap 3: HiPIC .60***

.01 ES (.04), E (-.04), V (.01), W (-.06), C (.15)

Noot. HiPIC = Hierarchical Personality Inventory for Children; DIPSI = Dimensional

Personality Symptom Item Pool; ES = Emotionele Stabiliteit; E = Extraversie; V =

Vindingrijkheid; W = Welwillendheid; C = Consciëntieusheid; EI = Emotionele Instabiliteit;

I = Introversie; O = Onwelwillendheid; COM = Compulsiviteit.

*p < .02 (Bonferroni Correctie: α = .05/3 is α = .02). **p < .01. ***p < .001.

In een verdere stap werd specifieker gekeken naar de factoren van de YOCCS en naar de

incrementele validiteit van maladaptieve persoonlijkheidstrekken bovenop adaptieve

persoonlijkheidstrekken (en vice versa). Tabel 5 toont de resultaten van de voorspelling van

de DIPSI bovenop de HiPIC voor de drie YOCSS factoren. Tabel 6 toont de resultaten van de

voorspelling van de HiPIC bovenop de DIPSI voor de drie YOCSS factoren, m.a.w. een

omkering van de stappen.

In een eerste stap werd gecontroleerd voor leeftijd en geslacht, maar ook voor de twee

resterende OC factoren. We zien in Tabel 5 dat voor de predictie van de Obsessieve factor de

controlevariabelen 47% van de variantie verklaren (p < .001). Het toevoegen van de HiPIC

zorgde voor een bijkomende verklaring van 19% (F change p < .001), met ‘lage emotionele

stabiliteit’ als significante predictor. Als men in stap 3 de DIPSI toevoegt, dan verklaart dit

Page 37: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

37

bijkomend nog slechts 3% van de variantie (F change = ns). Het aanbieden van maladaptieve

persoonlijkheidstrekken bovenop algemene persoonlijkheid biedt m.a.w. geen meerwaarde

aan het voorspellen van de Obsessieve factor.

Tabel 5

Regressies: Voorspelling van de Drie YOCCS Domeinen (Adolescenten) door Persoonlijkheid

(HiPIC + DIPSI ingevuld door Adolescenten)

R2

ΔR2

Predictor (Gestandaardiseerde β Coëfficiënt)

OBS

Stap 1:

controlevariabelen

.47***

Leeftijd (-.16*), Geslacht (.30

***), OCP (.28

***),

COMP (.38***

)

Stap 2: HiPIC .66***

.19***

ES (-.52***

), E (.08), V (-.05), W (-.04), C (-.02)

Stap 3: DIPSI .69***

.03 EI (.31), I (.00), O (.07), COM (-.12)

COMP

Stap 1:

controlevariabelen

.42***

Leeftijd (.07), Geslacht (-.16), OBS (.42***

), OCP

(.36***

)

Stap 2: HiPIC .48***

.06 ES (.10), E (.01), V (.13), W (-.00), C (-.27***

)

Stap 3: DIPSI .52***

.04 EI (.01), I (.13), O (.31), COM (-.04)

OCP

Stap 1:

controlevariabelen

.39***

Leeftijd (-.05), Geslacht (-.07), COMP (.38***

),

OBS (.32***

)

Stap 2: HiPIC .53***

.15***

ES (.05), E (-.01), V (-.02), W (-.13), C (.39***

)

Stap 3: DIPSI .62***

.09***

EI (.31), I (-.12), O (-.21), COM (.44***

)

Noot. OBS = Obsessieve factor; COMP = Compulsieve factor; OCP =

Orde/netheid/perfectionisme factor; HiPIC = Hierarchical Personality Inventory for Children;

DIPSI = Dimensional Personality Symptom Item Pool; ES = Emotionele Stabiliteit; E =

Extraversie; V = Vindingrijkheid; W = Welwillendheid; C = Consciëntieusheid; EI =

Emotionele Instabiliteit; I = Introversie; O = Onwelwillendheid; COM = Compulsiviteit.

*p < .02 (Bonferroni Correctie: α = .05/3 is α = .02). **p < .01. ***p < .001.

Bij de voorspelling van de Compulsieve factor zien we dat de controlevariabelen 42% van de

variantie verklaren (p < .001). Het toevoegen van de HiPIC verklaart slechts 6% van de

Page 38: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

38

variantie (F change = ns). Het toevoegen van de DIPSI biedt bijkomend geen significante

meerwaarde in het voorspellen van de Compulsieve factor, bovenop het aanbieden van de

HiPIC. Tenslotte zien we dat de controlevariabelen bij de Orde/netheid/perfectionisme factor,

een verklaarde variantie van 39% weergeven (p < .001). Het toevoegen van de HiPIC

verklaart bijkomend 15 % van de variantie (F change p < .001), met ‘consciëntieusheid’ als

significante positieve predictor. Het toevoegen van de DIPSI biedt een significante

incrementele validiteit van 9% (F change p < .001), wat wil zeggen dat het aanbieden van

maladaptieve persoonlijkheidstrekken een meerwaarde biedt in het voorspellen van de OCP

factor. De significante positieve predictor daar is compulsiviteit.

Tabel 6 geeft de voorspelling weer van de drie YOCCS factoren, maar waarbij men eerst de

DIPSI opnam en vervolgens de HiPIC.

Voor de Obsessieve factor, verklaren de controlevariabelen 47% van de variantie (p <

.001). Het aanbieden van de DIPSI, vertoont bijkomend een variantie van 17% (F change p <

.001), met ‘hoge emotionele instabiliteit’ als significante predictor. Het toevoegen van de

HiPIC in een 3de

stap biedt bijkomend een significante incrementele validiteit van 4%, met

‘lage emotionele stabiliteit’ als significante predictor (F change p < .001).

Voor de Compulsieve factor verklaren de controlevariabelen 42% van de variantie (p

< .001). Het aanbieden van de DIPSI in een 2de

stap toont een significante incrementele

predictieve validiteit van 7% (F change p < .001), met ‘hoge onwelwillendheid’ als

significante predictor. Het toevoegen van de HiPIC bovenop de DIPSI biedt daarentegen geen

significante meerwaarde in het voorspellen van de Compulsieve factor (F change = ns).

Tenslotte zien we bij de Orde/netheid/perfectionisme factor, dat de controlevariabelen

39% van de variantie verklaren (p < .001). Het toevoegen van de DIPSI vertoont een

bijkomende variantie van 20% (p < .001) met ‘hoge compulsiviteit’ als significante predictor.

Het toevoegen van de HiPIC bovenop de DIPSI biedt echter geen meerwaarde in het

voorspellen van de OCP factor (F change = ns).

Page 39: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

39

Tabel 6

Regressies: Voorspelling van de Drie YOCCS Domeinen (Adolescenten) door Persoonlijkheid

(DIPSI + HiPIC ingevuld door Adolescenten)

R2

ΔR2

Predictor (Gestandaardiseerde β Coëfficiënt)

OBS

Stap 1:

controlevariabelen

.47***

Leeftijd (-.16*), Geslacht (.30

***), OCP (.28

***),

COMP (.38***

)

Stap 2: DIPSI .65***

.17***

EI (.53***

), I (.02), O (-.00), COM (-.04)

Stap 3: HiPIC .69***

.04**

ES (-.33***

), E (.07), V (-.06), W (-.05), C (.12)

COMP

Stap 1:

controlevariabelen

.42***

Leeftijd (.07), Geslacht (-.16), OBS (.42***

),

OCP (.36***

)

Stap 2: DIPSI .49***

.07***

EI (.04), I (.04), O (.30***

), COM (-.09)

Stap 3: HiPIC .52***

.03 ES (.13), E (.02), V (.05), W (.16), C (-.11)

OCP

Stap 1:

controlevariabelen

.39***

Leeftijd (-.05), Geslacht (-.07), COMP (.38***

),

OBS (.32***

)

Stap 2: DIPSI .59***

.20***

EI (-.01), I (-.01), O (-.17), COM (.54***

)

Stap 3: HiPIC .62***

.03

ES (.26), E (-.12), V (.01), W (-.16), C (.15)

Noot. OBS = Obsessieve factor; COMP = Compulsieve factor; OCP =

Orde/netheid/perfectionisme factor; HiPIC = Hierarchical Personality Inventory for Children;

DIPSI = Dimensional Personality Symptom Item Pool; ES = Emotionele Stabiliteit; E =

Extraversie; V = Vindingrijkheid; W = Welwillendheid; C = Consciëntieusheid; EI =

Emotionele Instabiliteit; I = Introversie; O = Onwelwillendheid; COM = Compulsiviteit.

*p < .02 (Bonferroni Correctie: α = .05/3 is α = .02). **p < .01. ***p < .001.

Vervolgens bekijken we de resultaten waarbij de persoonlijkheidsvragenlijsten werden

ingevuld door de moeders. Tabel 7 geeft de voorspelling weer van de YOCCS symptoom

score door persoonlijkheid. Er werd, net zoals bij adolescenten gewerkt aan de hand van drie

stappen.

Page 40: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

40

In stap 1 werden de controlevariabelen, leeftijd en geslacht opgenomen, die 4% van de

variantie verklaren (p = ns).

Het aanbieden van de HiPIC geeft een bijkomende variantie van 14% (p < .02). het

toevoegen van de DIPSI biedt daarentegen geen meerwaarde bovenop de HiPIC (F change =

ns). Vervolgens werden de stappen omgedraaid en zien we dat de DIPSI een bijkomende

variantie geeft van 13% (F change p < .01), terwijl de HiPIC geen bijkomende meerwaarde

biedt, bovenop het eerst aanbieden van de DIPSI (F change = ns).

Tabel 7

Regressies: Voorspelling van de YOCCS Symptoom Score (Adolescenten) door

Persoonlijkheid (HiPIC en DIPSI ingevuld door Moeders)

R2

ΔR2

Predictor (Gestandaardiseerde β Coëfficiënt)

YOCCS symptoom

score

Stap 1: controle

variabelen

.04

Leeftijd (-.20), Geslacht (.02)

Stap 2: HiPIC .18**

.14*

ES (-.24), E (.05), V (-.20), W (-.19), C (.03)

Stap 3: DIPSI .20

.03

EI (.21), I (-.11), O (.24), COM (-.16)

Stap 1: controle

variabelen

.04

Leeftijd (-.20), Geslacht (.02)

Stap 2: DIPSI .17**

.13**

EI (.35), I (-.01), O (.10), COM (-.14)

Stap 3: HiPIC .20

.04 ES (-.15), E (-.02), V (-.19), W (-.07), C (.16)

Noot. HiPIC = Hierarchical Personality Inventory for Children; DIPSI = Dimensional

Personality Symptom Item Pool; ES = Emotionele Stabiliteit; E = Extraversie; V =

Vindingrijkheid; W = Welwillendheid; C = Consciëntieusheid; EI = Emotionele Instabiliteit;

I = Introversie; O = Onwelwillendheid; COM = Compulsiviteit.

*p < .02 (Bonferroni Correctie: α = .05/3 is α = .02). **p < .01. ***p < .001.

Vervolgens werd net zoals wanneer persoonlijkheidsvragenlijsten werden ingevuld door de

adolescenten zelf specifieker gekeken naar de domeinen van de YOCCS. Tabel 8 toont de

regressies bij het aanbieden van HiPIC en vervolgens de DIPSI, terwijl in tabel 9 de stappen

Page 41: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

41

werden omgedraaid. In tabel 8 werd als 1ste

stap de controlevariabelen, leeftijd, geslacht en de

twee resterende factoren opgenomen. De controlevariabelen verklaren 45% van de variantie

(p < .001) van de Obsessieve factor. Het toevoegen van de HiPIC als de DIPSI bieden geen

incrementele waarde (F change = ns). Voor de compulsieve factor zien we dat de

controlevariabelen 42% van de variantie verklaren (p < .001). Zowel de HiPIC als de DIPSI

bieden eveneens geen incrementele validiteit (F change = ns).

Tabel 8

Regressies: Voorspelling van de Drie YOCCS Domeinen (Adolescenten) door

Persoonlijkheid (HiPIC + DIPSI ingevuld door Moeders)

R2

ΔR2

Predictor (Gestandaardiseerde β Coëfficiënt)

OBS

Stap 1:

controlevariabelen

.45***

Leeftijd (-.21**

), Geslacht (.29***

), OCP (.27**

),

COMP (.38***

)

Stap 2: HiPIC .49***

.05

ES (-.11), E (-.07), V (.17), W (.05), C (-.20)

Stap 3: DIPSI .50***

.01 EI (-.04), I (.25), O (-.18), COM (-.06)

COMP

Stap 1:

controlevariabelen

.42***

Leeftijd (.08), Geslacht (-.17), OBS (.40***

), OCP

(.36***

)

Stap 2: HiPIC .47***

.05 ES (-.04), E (.01), V (-.08), W (.03), C (-.19)

Stap 3: DIPSI .52***

.05 EI (.47), I (-.29), O (.16), COM (-.09)

OCP

Stap 1:

controlevariabelen

.37***

Leeftijd (-.02), Geslacht (-.11), COMP (.39***

),

OBS (.30**

)

Stap 2: HiPIC .48***

.11**

ES (-.03), E (.10), V (-.23), W (-.22*), C (.39

***)

Stap 3: DIPSI .49***

.01

EI (-.28), I (-.02), O (.21), COM (.01)

Noot. OBS = Obsessieve factor; COMP = Compulsieve factor; OCP =

Orde/netheid/perfectionisme factor; HiPIC = Hierarchical Personality Inventory for Children;

DIPSI = Dimensional Personality Symptom Item Pool; ES = Emotionele Stabiliteit; E =

Extraversie; V = Vindingrijkheid; W = Welwillendheid; C = Consciëntieusheid; EI =

Emotionele Instabiliteit; I = Introversie; O = Onwelwillendheid; COM = Compulsiviteit.

*p < .02 (Bonferroni Correctie: α = .05/3 is α = .02). **p < .01. ***p < .001.

Page 42: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

42

Tenslotte vinden we dat de controlevariabelen 37% van de variantie verklaren van de

orde/netheid/perfectionisme factor (p < .001). Enkel bij deze factor, geeft de HiPIC (en niet de

DIPSI) een bijkomende variantie van 11% (p < .01), met een ‘lage welwillendheid’ en ‘hoge

consciëntieusheid’ als significante predictoren.

Vervolgens werden de stappen omgedraaid (zie tabel 9). Bij de Obsessieve factor vinden we

een verklaarde variantie van 45% door de controlevariabelen (p < .001). Zowel de DIPSI als

de HiPIC tonen geen bijkomende incrementele validiteit (F change = ns).

Voor de compulsieve factor verklaren de controlevariabelen 42% van de variantie (p < .001).

We zien dat de DIPSI een incrementele validiteit toont van 7% bovenop de controlevariabelen

(F change p < .02), met ‘hoge emotionele instabiliteit’ als significante predictor. De HiPIC

daarentegen toont geen meerwaarde (F change = ns).

Bij de Orde/netheid/perfectionisme factor tenslotte, vinden we een verklaarde variantie van

37% door de controlevariabelen (p < .001). De DIPSI biedt hier geen incrementele validiteit

bovenop de controlevariabelen. De HiPIC daarentegen toont een incrementele validiteit van

9% (F change p < .02) bovenop de controlevariabelen en de DIPSI, met ‘hoge

consciëntieusheid’ als significante predictor.

Page 43: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

43

Tabel 9

Regressies: Voorspelling van de Drie YOCCS Domeinen (Adolescenten) door Persoonlijkheid

(DIPSI + HiPIC ingevuld door Moeders)

R2

ΔR2

Predictor (Gestandaardiseerde β Coëfficiënt)

OBS

Stap 1:

controlevariabelen

.45***

Leeftijd (-.21**

), Geslacht (.29***

), OCP (.27**

),

COMP (.38***

)

Stap 2: DIPSI .47***

.02

EI (.08), I (.17), O (-.01), COM (-.15)

Stap 3: HiPIC .50***

.04

ES (-.09), E (.05), V (.16), W (-.02), C (-.22)

COMP

Stap 1:

controlevariabelen

.42***

Leeftijd (.08), Geslacht (-.17), OBS (.40***

), OCP

(.36***

)

Stap 2: DIPSI .49***

.07*

EI (.41*), I (-.14), O (.05), COM (-.20)

Stap 3: HiPIC .52***

.03 ES (.13), E (-.11), V (-.07), W (.15), C (-.07)

OCP

Stap 1:

controlevariabelen

.37***

Leeftijd (-.02), Geslacht (-.11), COMP (.39***

),

OBS (.30**

)

Stap 2: DIPSI .40***

.03

EI (-.23), I (-.02), O (.05), COM (.23)

Stap 3: HiPIC .49***

.09*

ES (-.15), E (.06), V (-.24), W (-.17), C (.42***

)

Noot. OBS = Obsessieve factor; COMP = Compulsieve factor; OCP =

Orde/netheid/perfectionism factor; HiPIC = Hierarchical Personality Inventory for Children;

DIPSI = Dimensional Personality Symptom Item Pool; ES = Emotionele Stabiliteit; E =

Extraversie; V = Vindingrijkheid; W = Welwillendheid; C = Consciëntieusheid; EI =

Emotionele Instabiliteit; I = Introversie; O = Onwelwillendheid; COM = Compulsiviteit.

*p < .02 (Bonferroni Correctie: α = .05/3 is α = .02). **p < .01. ***p < .001.

Page 44: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

44

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidstrekken

In het derde luik wordt nagegaan hoe persoonlijkheid (ingevuld door adolescenten en

moeders) OCPD (ingevuld door adolescenten en moeders) kan voorspellen. Hier werd

eveneens gebruik gemaakt van hiërarchische regressieanalyse. Tabel 10 toont ons de

voorspelling van de OCPD gemiddelde score bij adolescenten (zowel ingevuld door

adolescenten als moeders) door persoonlijkheid (ingevuld door adolescenten).

Er werd opnieuw gewerkt met drie stappen. Het eerste luik beschrijft de voorspelling

van OCPD gemiddelde score, ingevuld door de adolescent. In een 1ste

stap werden de

controlevariabelen in het model opgenomen, meerbepaald leeftijd en geslacht, die een

verklaarde variantie geven van 6% (p < .02).

In een 2de

stap werd de HiPIC toegevoegd, die geen bijkomende waarde geeft (F change =

ns). Het toevoegen van de DIPSI als 3de

stap, toont daarentegen een verklaarde variantie van

37% (F change p < .001), met als significante predictoren ‘hoge introversie’ en ‘hoge

compulsiviteit’. Het toevoegen van de DIPSI biedt m.a.w. een meerwaarde bovenop de HiPIC

in het voorspellen van OCPD trekken, die de adolescenten zelf invulden.

In een volgende fase werden de stappen omgedraaid. De controlevariabelen geven

eveneens een verklaarde variantie van 6% (p <.02). Het toevoegen van de DIPSI als 2de

stap,

biedt een bijkomende validiteit van 35% (F change p < .001) met ‘hoge introversie en hoge

compulsiviteit’ als significante predictoren’. Het toevoegen van de HiPIC in de 3de

stap biedt

eveneens een meerwaarde aan het voorspellen van OCPD trekken (zoals ingevuld door de

adolescent), bovenop de maladaptieve persoonlijkheidstrekken, d.i. de DIPSI, meerbepaald

8%, met een hoge ‘emotionele stabiliteit’ als significante predictor.

Page 45: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

45

Tabel 10

Regressies: Voorspelling van de OCPD Gemiddelde Score (ingevuld door

Adolescenten/Moeders) en Persoonlijkheid (HiPIC en DIPSI ingevuld door Adolescenten)

R2

ΔR2

Predictor(Gestandaardiseerde β coëfficiënt)

OCPD gemiddelde

score, ingevuld

door adolescenten

Stap 1:

controlevariabelen

.06*

Leeftijd (-.22**

), Geslacht (-.09)

Stap 2: HiPIC .12 .06 ES (-.02), E (-.16), V (.04), W (-.19), C (.03)

Stap 3: DIPSI .48***

.37***

EI (.05), I (.47***

), O (.23), COM (.33**

)

Stap 1:

Controlevariabelen

.06*

Leeftijd (-.22**

), Geslacht (-.09)

Stap 2: DIPSI .40**

.35***

EI (-.17), I (.48***

), O (.18), COM (.24***

)

Stap 3: HiPIC .48***

.08***

ES (.36**

), E (-.08), V (-.14), W (.15), C (.00)

OCPD gemiddelde

score, ingevuld

door moeders

Stap 1:

controlevariabelen

.02 Leeftijd (-.02), Geslacht (-.13)

Stap 2: HiPIC .05 .04 ES (-.06), E (-.17), V (.04), W (.06), C (.02)

Stap 3: DIPSI .16 .11 EI (.07), I (-.45), O (.51), COM (.25)

Stap 1:

controlevariabelen

.02 Leeftijd (-.02), Geslacht (-.13)

Stap 2: DIPSI .05 .03 EI (.12), I (.02), O (-.03), COM (.10)

Stap 3: HiPIC .16 .11 ES (.06), E (-.56**

), V (-.02), W (.34), C (.03)

Noot. HiPIC = Hierarchical Personality Inventory for Children; DIPSI = Dimensional

Personality Symptom Item Pool; ES = Emotionele Stabiliteit; E = Extraversie; V =

Vindingrijkheid; W = Welwillendheid; C = Consciëntieusheid; EI = Emotionele Instabiliteit;

I = Introversie; O = Onwelwillendheid; COM= Compulsiviteit.

*p < .02 (Bonferroni Correctie: α = .05/3 is α = .02). **p < .01. ***p < .001.

Page 46: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

46

Dezelfde procedure werd overgedaan bij de moeders. Luik 2 binnen tabel 10 toont de

voorspelling van de OCPD gemiddelde score (nu ingevuld door de moeders) door

persoonlijkheid (ingevuld door de adolescent). Wat meteen opvalt is dat er geen significante

resultaten gevonden kunnen worden, in tegenstelling tot het eerste luik. Bij de HiPIC vinden

we wel dat een ‘lage extraversie een significante predictor is.

In een volgende stap werd bijkomend gekeken naar de voorspelling van de OCPD gemiddelde

score (ingevuld door adolescenten/moeders), door persoonlijkheid, maar nu ingevuld door

moeders. Tabel 11 toont de resultaten.

Het eerste luik toont de voorspelling van de OCPD gemiddelde score, ingevuld door

adolescenten. De drie stappen werden opnieuw gehanteerd.

In stap 1 werden de controlevariabelen, leeftijd en geslacht, opgenomen, die een verklaarde

variantie van 5% geven (p = ns).

Vervolgens werd de HiPIC toegevoegd die een bijkomende validiteit geeft van 16% (F

change p < .01). Als men de DIPSI als derde stap toevoegt biedt dit geen incrementele

validiteit bovenop de HiPIC (F change p = ns), m.a.w. biedt de DIPSI (zoals ingevuld door de

moeders) geen meerwaarde bovenop het toevoegen van de HiPIC (zoals ingevuld door de

moeders) in de voorspelling van OCPD trekken bij adolescenten.

Vervolgens werden de stappen omgedraaid en vindt men dat controlevariabelen 5% van de

variantie verklaren (p = ns). Het toevoegen van de DIPSI biedt een incrementele validiteit van

12% (p < .02). Het toevoegen van de HiPIC bovenop de DIPSI biedt echter geen meerwaarde

in het voorspellen van de OCPD gemiddelde score (zoals ingevuld door de adolescent), F

change p = ns).

In het tweede luik werd gekeken hoe persoonlijkheid (ingevuld door moeders), OCPD

trekken (eveneens ingevuld door moeders) kan voorspellen bij adolescenten.

We zien dat de controlevariabelen 2% van de variantie verklaren (p = ns). Het toevoegen van

de HiPIC als eerste stap geeft een incrementele validiteit van 24% (p < .001), met ‘lage

extraversie’ en ‘lage welwillendheid’ als significante predictoren. Het toevoegen van de

DIPSI bovenop de HiPIC geeft een incrementele validiteit van 29% (p < .001), met ‘hoge

compulsiviteit’ als significante predictor, wat wil zeggen dat het aanbieden van maladaptieve

trekken een meerwaarde biedt bovenop het aanbieden van adaptieve trekken in het

voorspellen van OCPD trekken bij adolescenten.

Vervolgens werden de stappen omgedraaid. Het aanbieden van de DIPSI in stap 2, geeft een

proportie verklaarde variantie van 48% (F change p < .001), met ‘hoge introversie’ en ‘hoge

Page 47: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

47

compulsiviteit’ als significante predictoren. Het aanbieden van de HiPIC als 3de stap toont

echter een verklaarde variantie van 5% (F change p = ns), wat wil zeggen dat adaptieve

persoonlijkheidstrekken geen meerwaarde bieden, bovenop het aanbieden van maladaptieve

persoonlijkheidstrekken, in het voorspellen van OCPD gemiddelde scores bij adolescenten,

volgens de waarneming van de moeders.

Page 48: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

48

Tabel 11

Regressies: Voorspelling van de OCPD Gemiddelde Score (ingevuld door

Adolescenten/Moeders) en Persoonlijkheid (HiPIC en DIPSI ingevuld door Moeders)

R2

ΔR2

Predictor(Gestandaardiseerde β coëfficiënt)

OCPD gemiddelde

score, ingevuld

door adolescenten

Stap 1:

controlevariabelen

.05

Leeftijd (-.18), Geslacht (-.13)

Stap 2: HiPIC .21***

.16**

ES (-.20), E (-.23), V (.10), W (-.22), C (.08)

Stap 3: DIPSI .24**

.03

EI (-.09), I (-.18), O (.31), COM (.15)

Stap 1:

Controlevariabelen

.05

Leeftijd (-.18), Geslacht (-.13)

Stap 2: DIPSI .17**

.12*

EI (.10), I (.11), O (.06), COM (.12)

Stap 3: HiPIC .24**

.07

ES (-.19), E (-.34), V (.12), W (-.04), C (.08)

OCPD gemiddelde

score, ingevuld

door moeders

Stap 1:

controlevariabelen

.02 Leeftijd (-.02), Geslacht (-.13)

Stap 2: HiPIC .26***

.24***

ES (-.19), E (-.30**

), V (.04), W (-.26**

), C (.00)

Stap 3: DIPSI .55***

.29***

EI (.37), I (.22), O (-.24), COM (.46***

)

Stap 1:

controlevariabelen

.02 Leeftijd (-.02), Geslacht (-.13)

Stap 2: DIPSI .50***

.48***

EI (.15), I (.41**

), O (-.06), COM (.28**

)

Stap 3: HiPIC .55***

.05 ES (.23), E (-.20), V (.08), W (-.01), C (-.25)

Noot. HiPIC = Hierarchical Personality Inventory for Children; DIPSI = Dimensional

Personality Symptom Item Pool; ES = Emotionele Stabiliteit; E = Extraversie; V =

Vindingrijkheid; W = Welwillendheid; C = Consciëntieusheid; EI = Emotionele Instabiliteit;

I = Introversie; O = Onwelwillendheid; COM= Compulsiviteit.

*p < .02 (Bonferroni Correctie: α = .05/3 is α = .02). **p < .01. ***p < .001.

Page 49: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

49

Discussie

Sinds de opkomst van de nieuwe DSM-5 (APA, 2013) is er heel wat veranderd op het vlak

van het classificeren van mentale stoornissen. De verschillende assen die toen zo bekend

waren (de klinische stoornissen op AS I, en de persoonlijkheidsstoornissen op AS II, als

voorbeeld) verdwenen, en in de plaats kwam een classificatie van 20 stoornisgroepen.

Bijkomend begonnen onderzoekers meer en meer over te gaan van een categorische

classificatie naar een dimensionele classificatie.

Krueger (2005) stelde nog voor de opkomst van de nieuwe DSM-5 het idee voor om de

opdeling in assen niet meer te maken. Hij vond immers dat de klinische- en

persoonlijkheidsstoornissen sterk met elkaar verweven waren, en verenigd konden worden in

interactie met persoonlijkheid.

Onderzoekers begonnen persoonlijkheid mee in rekening te brengen als het ging over

psychopathologie. In de huidige Masterproef werd de relevantie van dit integratief model van

Krueger (2005) empirisch onderzocht voor het OC pathologie terrein bij adolescenten.

Meerbepaald werd onderzocht of er sprake is van significante relaties tussen de

Obsessief-Compulsieve stoornis (psychopathologie), de Obsessief-Compulsieve

persoonlijkheidsstoornis (persoonlijkheidspathologie) en persoonlijkheid bij adolescenten.

Specifieker was het de bedoeling om inzicht te krijgen of het voornamelijk algemene of

maladaptieve persoonlijkheidstrekken zijn die OC klachten bepalen (hier gaat het dan om de

relatie tussen persoonlijkheid en OC pathologie), en de OCPD trekken bepalen (hier betreft

het de relatie tussen persoonlijkheid en OCPD), alsook welke OC symptomen specifiek

gerelateerd zijn aan OCPD trekken (hier gaat het dan om de relatie tussen OC pathologie en

OCPD).

Obsessief-Compulsieve Symptomen en Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidstrekken

De eerste relatie die onderzocht werd, was deze tussen OC symptomen en OCPD trekken. De

algemene resultaten gaven aan dat, als adolescenten zichzelf moesten beoordelen, deze twee

constructen positief en significant gerelateerd waren aan elkaar.

Meer bepaald waren er positieve en significante relaties te vinden tussen de OC score

en de OCPD trekken ‘rigide perfectionisme’, ‘perseveratie’ en ‘begrensde affectiviteit’,

terwijl dit niet het geval was voor het facet ‘intimiteit vermijding’. De relatie met ‘rigide

perfectionisme’ en ‘perseveratie’ was de sterkste.

Page 50: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

50

Bij het exploreren van de beoordeling van de moeder, voor de relatie tussen OC symptomen

en OCPD trekken, was er slechts één correlatie positief en significant, namelijk die met het

facet ‘perseveratie’.

Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat perseveratie (het zinloos herhalen van

handelingen of woorden) uiterlijk sterk observeerbaar is door moeders bij hun kind, waardoor

ze deze dan ook zullen aanduiden als een OCPD trek die gerelateerd is aan observeerbare

OCD symptomen.

Als men specifieker naar de verschillende factoren keek, met name de Obsessieve

factor, de Compulsieve factor en de Orde/netheid/perfectionisme (OCP) factor, dan vond men

dat de OCP factor het sterkst gerelateerd was met OCPD. De facetten die behoren tot de OCP

factor waren eveneens het sterkst gerelateerd met OCPD.

We zien dus dat bij OCPD trekken, de preoccupatie met orde en netheid enorm is.

Men streeft voortdurend naar het alles op orde willen krijgen en het streven naar

perfectionisme. Dit komt overeen met de studie van Calvo en collega’s (2009). Zij keken naar

de relatie tussen OCPD trekken en persoonlijkheid bij ouders van kinderen die de diagnose

van OCD hadden. Extreme verzamelwoede, perfectionisme, en preoccupatie met details

(allemaal criteria van OCPD) waren significant meer aanwezig bij ouders van kinderen die

OCD hadden. Tellen, ordenen en poetscompulsies (allemaal criteria van OCD) bij kinderen

met OCD voorspelden significant verhoogde scores op rigiditeit en perfectionisme bij hun

ouders.

Ook het onderzoek van Coles en collega’s (2006) sluit hierbij aan. Zij vonden dat

perfectionisme en preoccupatie met details, twee OCPD criteria, meer voorkwamen bij

volwassen personen met de diagnose van OCD, dan deze zonder. Ook ander onderzoek van

hen dat ze publiceerden in 2008 toonde aan dat volwassen patiënten die gediagnosticeerd

waren met zowel OCD als OCPD een grotere neiging hadden tot symmetrisch ordenen van

zaken en poetsen (Coles et al., 2008).

Ook was er een sterke relatie tussen het facet ‘herhalen’, dat behoort tot de

Compulsieve actor en OCPD. Deze resultaten komen overeen met onderzoek van Coles en

collega’s (2008). Zij bestudeerden volwassen patiënten die zowel de diagnose van OCD als

OCPD kregen en vonden bij hen een sterke neiging tot herhalen.

Maina en collega’s (2008) deden prospectief onderzoek bij kinderen en vonden dat

degene die gediagnosticeerd waren met OCD later meer kans hadden om ook de diagnose van

Page 51: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

51

OCPD te krijgen. Ze hadden ook een meer chronisch verloop, meer last van religieuze

obsessies en herhaalden meer rituelen (Maina, Virginio, & Umberto, 2008).

Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn, dat als men streeft naar orde en

perfectionisme, dit ertoe kan leiden dat bepaalde handelingen steeds opnieuw moeten

herhaald worden tot de behoefte aan orde en perfectionisme voldaan is. De sterke relatie met

het facet ‘herhalen’ kan men ook koppelen aan de sterke relaties met de OCPD trekken ‘rigide

perfectionisme’ en ‘perseveratie’. Doordat het perfectionisme rigide is, kan het zijn dat men

bepaalde afwijkingen daarvan niet aanvaardt, en het steeds op die manier wil doen, zodat de

eigen standaarden bereikt worden. Dit kan men mogelijks doen door het blijvend te herhalen.

In de literatuur zijn er studies die pleiten voor een samenhang tussen OCD en OCPD

bij volwassenen (Calvo et al., 2009; Coles et al., 2006; Samuels & Nestadt, 2000; Widiger &

Samuel, 2010) en bij kinderen (Maina, Virginio, & Umberto, 2008), terwijl andere

onderzoekers dit verwerpen bij volwassenen (Wu, Clark, & Watson, 2005) en bij kinderen

(Thomsen & Mikkelsen, 1993).

De hypothese van een positieve relatie tussen OC en OCPD trekken wordt in dit onderzoek

bevestigd, en dit reeds op een jonge leeftijd.

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve Symptomen

Ten tweede werd onderzocht hoe persoonlijkheid OC symptomen voorspelt. Aan de hand van

de studie van Aelterman en collega’s (2011) werd verwacht dat lage scores op emotionele

stabiliteit en extraversie (domeinen van de HiPIC) OC symptomen kunnen voorspellen.

Bijkomend konden in de studie van Aelterman et al. (2011) hoge scores op de vier domeinen

van de DIPSI eveneens OC symptomen voorspellen. Deze resultaten werden over het

algemeen wel bevestigd in huidige studie. Bij het gebruik van een adaptieve

persoonlijkheidsvragenlijst, was het duidelijk dat een lage score op emotionele stabiliteit een

sterke voorspeller was van OC symptomen, alsook een hoge score op consciëntieusheid.

Hoge scores op emotionele instabiliteit, compulsiviteit en onwelwillendheid

voorspelden OC symptomen als men vervolgens een maladaptieve persoonlijkheidsvragenlijst

gebruikte. Dit komt overeen met een aantal studies bij volwassenen. Hood, Rector, en Richter

(2002) vonden bijvoorbeeld dat patiënten met de diagnose van OCD hogere scores hadden op

emotionele instabiliteit in vergelijking met de gewone populatie. Wu, Clark, en Watson

(2005) kwamen tot dezelfde resultaten. Bovendien vonden zij dat maladaptieve

persoonlijkheidstrekmetingen dienen gebruikt te worden om OCD beter te begrijpen.

Page 52: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

52

Wat eveneens uit de resultaten naar voren kwam, was dat het toevoegen van de DIPSI,

die maladaptieve trekken meet, een meerwaarde biedt bovenop de HiPIC, die adaptieve

trekken meet, in het voorspellen van OC symptomen. Dit is conform de studie van Aelterman

en collega’s (2011) en de studie van De Caluwé en collega’s (2013). Deze laatste was

bijkomend interessant aangezien de auteurs zich op een specifieker niveau richtten. Vanuit

deze studie werd verwacht dat de DIPSI enkel bij de Orde/netheid/perfectionisme factor een

meerwaarde zou bieden bovenop de HiPIC en niet bij de andere twee factoren. De HiPIC

daarentegen zou een meerwaarde bieden bovenop de DIPSI, zowel bij de Obsessieve als bij

de Compulsieve factor, maar niet bij de Orde/netheid/perfectionisme factor.

Uit onze bekomen resultaten vinden we dat de HiPIC enkel een meerwaarde biedt

bovenop de DIPSI, bij de Obsessieve factor. De DIPSI biedt, conform aan de studie van De

Caluwé en collega’s (2013), een meerwaarde in het voorspellen van de OCP factor, in

tegenstelling tot de twee andere factoren. De belangrijkste predictor hierbij is ‘compulsiviteit’.

Een mogelijke verklaring hiervoor is dat compulsiviteit een bepaalde dwangmatigheid

inhoudt. Men heeft een dwang tot het op orde stellen van zaken, tot netheid en tot

perfectionisme, waardoor dit het sterkste gerelateerd is aan de orde/netheid/perfectionisme

factor. We vonden bijkomend dat een lage ‘emotionele stabiliteit’ een significante predictor is

in het voorspellen van de Obsessieve factor, maar niet van de andere twee factoren. Een

mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de facetten van de Obsessieve factor, onder andere

agressie en schuldgevoelens, meer angst beladen zijn dat de facetten van de andere factoren.

Als moeders de persoonlijkheid van de adolescent moesten beoordelen, dan zien we in het

algemeen dat de DIPSI geen meerwaarde biedt, bovenop de HiPIC, in de voorspelling van OC

symptomen. Een mogelijke verklaring hiervoor betreft de kleine steekproef van moeders. Ook

kan dit verklaard worden doordat zelfbeoordeling een betere voorspelling geeft van OC

symptomen dan een beoordeling door derden.

Het omgekeerde geldt enkel voor de OCP factor. Daar vinden we dat de HiPIC een

meerwaarde biedt in het voorspellen van de OCP factor, bovenop de DIPSI, met

‘consciëntieusheid’ als significante predictor. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat

orde en netheid die een adolescent nastreeft, observeerbaar is voor hun moeders, en dat deze

laatste dit zullen zien als een onderdeel van consciëntieusheid. Voor hen is een adolescent die

netheid en orde nastreeft mogelijks meer gewetensvol.

Page 53: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

53

Persoonlijkheid en Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidstrekken

Tenslotte bespreken we nog de laatste relatie, deze tussen persoonlijkheid en OCPD trekken.

Daar vinden we in lijn met de studie van Aelterman en collega’s (2010) dat het gebruik van de

DIPSI een meerwaarde biedt in het voorspellen van OCPD trekken, bovenop de HiPIC

wanneer alle variabelen door de adolescenten zelf werden ingevuld. We vinden vooral dat

hoge scores op ‘compulsiviteit’ en ‘introversie’ significante predictoren zijn. De HiPIC blijkt

ook een toegevoegde waarde te hebben bovenop de DIPSI (weliswaar een lagere), met

‘emotionele stabiliteit’ als significante predictor. Wanneer OCPD door de moeders werd

beoordeeld en persoonlijkheid door de adolescenten zelf, hadden zowel de HiPIC als DIPSI

geen toegevoegde waarde bovenop elkaar in de voorspelling van OCPD.

We vinden bijkomend dat als moeders de persoonlijkheid van hun kind dienden te

beoordelen, de relaties minder sterk waren, dan wanneer adolescenten dit zelf deden. Als

OCPD werd beoordeeld door de moeders had de DIPSI nog een toegevoegde waarde, maar

wanneer de adolescenten zelf hun OCPD trekken beoordeelden, had geen van beide

persoonlijkheidsvragenlijsten een meerwaarde bovenop de andere. Het wordt dus duidelijk dat

wanneer de persoonlijkheids- en OCPD beoordelingen door dezelfde informant gebeuren, de

relaties sterker zijn, en dat dan vooral de DIPSI een toegevoegde waarde biedt in de

voorspelling van OCPD.

Sterktes

Huidig onderzoek bevat een aantal sterktes, zoals het gebruik van dimensionele vragenlijsten

om OC pathologie, maar ook persoonlijkheid in kaart te brengen. We maakten gebruik van

zowel adaptieve als maladaptieve persoonlijkheidsvragenlijsten, waarvan het belang in de

literatuur meermaals aan bod kwam. Bijkomend werden niet enkel adolescenten bevraagd,

een minder onderzochte doelgroep voor wat betreft de relatie tussen OC, OCPD en

persoonlijkheid, maar eveneens hun moeders, waardoor we ook een zicht krijgen op hun

perspectief.

Limitaties en Suggesties voor Toekomstig Onderzoek

Bijgevolg zijn er ook een aantal limitaties aan huidig onderzoek, onder andere het gebruik van

een cross-sectionele vragenlijststudie waardoor het trekken van causale besluiten onmogelijk

wordt. Het gebruik van een prospectieve studie kan een suggestie zijn voor toekomstig

onderzoek. De beperkte steekproef van moeders kan ook gezien worden als een zwak punt,

Page 54: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

54

met als gevolg dat relaties minder sterk te staven zijn. Het gebruik van een grotere steekproef

van moeders kan een suggestie zijn voor de toekomst.

Belang van Huidige Studie en Klinische Implicaties

Huidige masterproef toont ons het belang van persoonlijkheid in het voorspellen van OC

pathologie. Het is de eerste studie die de implementatie van het integratief model van Krueger

toetste binnen de OC pathologie, en dit op een jonge leeftijd. Er werd gebruik gemaakt

vragenlijsten die op een dimensionele manier naar persoonlijkheid en psychopathologie

kijken, conform met de huidige kijk op psychopathologie. Het biedt voor klinische

psychologen een meerwaarde in de praktijk om inzicht te krijgen in de

persoonlijkheidsprofielen die kwetsbaar zijn in het ontwikkelen van OCD en OCPD en maakt

duidelijk dat zowel adaptieve als maladaptieve persoonlijkheidsvragenlijsten nodig zijn om de

OC pathologie bij de adolescent beter te verkennen.

Conclusie

Samengevat kunnen we als eerste punt stellen dat in het algemeen de relaties bij de same-

informant approach (adolescent-adolescent) sterker blijken te zijn dan bij de cross-informant

approach (adolescent-moeder). Daardoor kunnen we stellen dat zelfbeoordelingen de sterkste

relaties geven tussen OC symptomen en OCPD trekken, maar ook tussen persoonlijkheid en

OC symptomen en persoonlijkheid en OCPD trekken, in tegenstelling tot beoordelingen die

door een buitenstaander ingevuld worden.

Bijkomend kunnen we besluiten dat we het conceptueel model dat Krueger vooropstelde

(2005), waarbij hij klinische- en persoonlijkheidsstoornissen samen in interactie bracht met

persoonlijkheid, eveneens kunnen toepassen binnen de OC pathologie. Er is een sterke relatie

tussen OC symptomen en OCPD trekken, waardoor men deze eerder als gelijkend, dan als

verschillend kan zien. Daarnaast leren we dat zowel adaptieve als maladaptieve

persoonlijkheidsstrekken belangrijk zijn in het voorspellen van zowel OC symptomen, als

OCPD trekken. Maladaptieve trekken bieden op bepaalde punten zelfs een meerwaarde in de

voorspelling, bovenop de adaptieve trekken.

Page 55: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

55

Referenties

American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental

disorders IV-TR (4th

ed.). Washington, DC: Author.

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental

disorders IV-TR (5th

ed.). Arlington, VA: Author.

Achenbach, T., & Rescorla, L. (2001). Manual for ASEBA school-age forms and profiles.

University of Vermont, Research Center for Children, Youth and Families, Burlington,

VT.

Aelterman, N., Decuyper, M., & De Fruyt, F. (2010). Understanding obsessive-compulsive

personality disorder in adolescence: A dimensional personality perspective. Journal of

Psychopathology and Behavioral Assessment, 32, 467-478. doi: 10.1007/s10862-010-

9189-2

Aelterman, N., De Clercq, B., De Bolle, M., & De Fruyt, F. (2011). General and maladaptive

personality dimensions in pediatric obsessive-compulsive symptoms. Child Psychiatry

& Human Development, 42, 24-41. doi: 10.1007/s10578-010-0199-9

Bagby, R. M., Costa, P. T., Widiger, T. A., Ryder, A. G., & Marshall, M. (2005). DSM-IV

personality disorders and the five factor model of personality: A multi-method

examination of domain and facet level predictions. European Journal of Personality,

19, 307-324. doi: 10.1002/per.563

Buss, D. M., & Larsen, R. J. (2008). Differential and personality psychology. Domains of

knowledge about human nature. New York: McGraw-Hill.

Calvo, R., Lazaro, L., Castro-Fornieles, J., Font, E., Moreno, E., & Toro, J. (2009).

Obsessive-compulsive personality disorder traits and personality dimensions in parents

of children with obsessive-compulsive disorder. European Psychiatry, 24, 201-206. doi:

10.1016/j.eurpsy.2008.11.003

Cicchetti, D., & Crick., N. R. (2009). Precursors and diverse pathways to personality disorder

in children and adolescents. Developmental Psychopathology, 21, 683-685. doi:

10.1017/S0954579409000388

Coles, M. E., Eisen, J. L., Shea, M. T., Pagano, M. E., Stout, R. L., Yen, S., et al. (2006).

Clarifying the convergence between obsessive compulsive personality disorder criteria

and obsessive compulsive disorder. Journal of Personality Disorders, 20, 294-305. doi:

10.1521/pedi.2006.20.3.294

Page 56: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

56

Coles, M. E., Pinto, A., Mancebo, M. C., Rasmussen, S. A., & Eisen, J. L. (2008). OCD with

comorbid OCPD: A subtype of OCD? Journal of Psychiatric Research, 42, 289-296.

doi: 10.1016/j.jpsychires.2006.12.009

Costa, P. T., & McCrae, R. R. (1992). The 5-factor model of personality and its relevance to

personality disorders. Journal of Personality Disorders, 6, 343-359.

Decuyper, M., De Clercq, B., De Bolle, M., & De Fruyt, F. (2009). Validation of FFM PD

counts for screening personality pathology and psychopathy in adolescence. Journal of

Personality Disorders, 23, 587-605. doi: 10.1521/pedi.2009.23.6.587

De Caluwé, E., & De Clercq, B. (in press). Development and Validation of the Youth

Obsessive-Compulsive Symptoms Scale (YOCSS). Child Psychiatry and Human

Development.

De Caluwé, E., Decuyper, M., & De Clercq, B. (2013). The child behavior checklist

dysregulation profile predicts adolescent DSM-5 pathological personality trait 4 years

later. European Child and Adolescents Psychiatry. doi : 10.1007/s00787-013-0379-9

De Caluwé, E., De Clercq, B., De Bolle, M., & De Wolf, T. (2013). A General and

Maladaptive Personality Perspective on Youth Obsessive-Compulsive Symptoms.

Journal of Personality Assessment, 1-8. doi: 10.1080/00223891.2013.856315

De Clercq, B., & De Fruyt, F. (2003). Personality disorder symptoms in adolescence: A five

factor model perspective. Journal of Personality Disorders, 17, 269-292. doi:

10.1521/pedi.17.4.269.23972

De Clercq, B., De Fruyt, F., Van Leeuwen, K., & Mervielde, I. (2006). The structure of

maladaptive personality traits in childhood: A step toward an integrative developmental

perspective for DSM-V. Journal of Abnormal Psychology, 115, 639-657. doi :

10.1037/0021-843x.115.4.639

De Clercq, B., & De Fruyt, F. (2012). A five factor model framework for understanding

childhood personality disorder antecedents. Journal of Personality, 80, 1533-1563. doi:

10.1111/j.1467-6494.2012.00778.x

De Clercq, B., De Fruyt, F., De Bolle, M., Van Hiel, A., & Markon, K. E. (2013).The

Hierarchical Structure and Construct validity of the PID5 trait measure in adolescence.

doi: 10.1111/jopy.12042

De Fruyt, F., Mervielde, I., Hoekstra, H. A., & Rolland, J. P. (2000). Assessing adolescents

personality with the NEO PI-R. Assessment, 7, 329-345. doi:

10.1177/107319110000700403

Page 57: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

57

De Mathis, M. A., Diniz, J. B., Shavitt, R. G., Ferrao, Y. A., Fossaluza, V., Albina, R. T., et

al. (2008). Obsessive-compulsive disorder: Influence of age at onset on comorbidity

patterns. European Psychiatry, 23, 187-194. doi: 10.1016/j.eurpsy.2008.01.002

Diaferia, G., Bianchi, I., Bianchi, M. L., Cavedini, P., Erzegovesi, S., & Bellodi, L. (1997).

Relationship between obsessive-compulsive personality disorder and obsessive-

compulsive disorder. Comprehensive Psychiatry, 38, 38-42. doi : 10.1016/S0010-

440X(97)90051-1

Garyfallos, G., Katsigiannopoulos, K., Adamopoulou, A., & Papazisis, G. (2010).

Comorbidity of obsessive-compulsive disorder with obsessive-compulsive personality

disorder: Does it imply a specific subtype of obsessive-compulsive disorder? Psychiatry

research, 177, 156-160. doi: 10.1016/j.psychres.2010.01.006

Hollander, E., Allen, A., Rossi, L., & Simeon, D. (2006). OCD: A multidimensional

approach. European Neuropsychopharmacology, 16, s174-s174. doi: 10.1016/S0924-

977X(06)70041-4

Hollander, E., Braun, A., & Simeon, D. (2008). Should OCD leave the anxiety disorders in

DSM-V? The case for obsessive compulsive-related disorders. Depression and Anxiety,

25, 317-329. doi: 10.1002/da.20500

Hollander, E., Kim, S., Braun, A., Simeon, D., & Zohar, J. (2009). Cross-cutting issues and

future directions for the OCD spectrum. Psychiatry Research, 170, 3-6. doi:

10.1016/j.psychres.2008.07.015

Krueger, R. F. (2005). Continuity of axes I and II: Toward a unified model of personality,

personality disorders, and clinical disorders. Journal of Personality Disorders, 19, 233-

261. doi: 10.1521/pedi.2005.19.3.233

Krueger, R. F., Derringer, J., Markon, K. E., Watson, D., & Skodol, A.E. (2012). Initial

Construction of a maladaptive personality trait model and inventory for DSM-5.

Psychological Medicine, 42, 1879-1890. doi: 10.1017/S0033291711002674

Lochner, C., Serebro, P., van der Merwe, L., Hemmings, S., Kinnear, C., Seedat, S., & Stein,

D. J. (2011). Comorbid obsessive-compulsive personality disorder in obsessive-

compulsive disorder (OCD): a marker of severity. Progress in Neuro-

psychopharmacology & Biological Psychiatry, 35, 1087-1092. doi:

10.1016/j.pnpbp.2011.03.006

Madsen, L., Parsons, S., & Grubin, D. (2006). The relationship between the five-factor model

and DSM personality disorder in a sample of child molesters. Personality and

Individuel Differences, 40, 227-236. doi: 10.1016/j.paid.2005.06.023

Page 58: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

58

Maina, G., Albert, U., Salvi, V., Pessina, E., & Bogetto, F. (2008). Early onset obsessive-

compulsive disorder and personality disorders in adulthood. Psychiatry Research, 158,

217-225. doi: 10.1016/j.psychres.2006.08.003

Mataix-Cols, D., do Rosario-Campos, M. C., & Leckman, J. F. (2005). A multidimensional

model of obsessive-compulsive disorder. American Journal Psychiatry, 162, 228-238.

doi: 10.1176/appi.ajp.1622.228

Mataix-Cols, D., Nakatani, E., Micali, N., & Heyman, I. (2008). Structure of obsessive-

compulsive symptoms in pediatric OCD. Journal of American Academic Child

Adolescents Psychiatry, 47, 773-778. doi: 10.1097/CHI.0b013e31816b73c0

Mervielde, I., & De Fruyt, F. (1999). Construction of the Hierarchical Personality Inventory

for Children (HiPIC). In: Mervielde, I., Deary, I., De Fruyt, F., & Ostendorf, F. (Eds.).

Personality Psychology in Europe. Tilburg University Press, Tillburg, pp. 107-127.

Miller, J. D., Lynam, D. R., Widiger, T. A., & Leukefeld, C. (2001). Personality disorders as

extreme variants of common personality dimensions: Can the Five factor model

adequately represent psychopathy? Journal of Personality, 69, 253-276. doi:

10.1111/1467-6494.00144

Morey, L. C., Gunderson, J. G., Quigley, B. D., Shea, M. T., Skodol, A. E., McGlashan, T.

H., et al. (2002). The representation of Borderline, Avoidant, Obsessive-Compulsive,

and Shizotypical Personality disorders by the five factor model. Journal of Personality

Disorders, 16, 215-234. doi: 10.1521/pedi.16.3.215.22541

Narayanaswamy, J. C., Viswanath, B., Cherian, A. V., Math, S. B., Kandavel, T., & Reddy, J.

C. Y. (2012). Impact of age of onset of illness on clinical phenotype in OCD. Psychiatry

Research, 200, 554-559. doi: 10.1016/j.psychres.2012.03.037

Nelson, E. C., Hanna, G. L., Hudziak, J. J., Botteron, K. N., Heath, A. C., & Todd, R. D.

(2001). Obsessive-compulsive scale of the child behavior checklist: Specificity,

sensitivity, and predictive power. Pediatrics, 108, e14. doi: 10.1542/peds.108.1.e14

Rector, N. A., Hood, K., & Richter, M. A. (2002). Obsessive-compulsive disorder and the five

factor model of personality: distinction and overlap with major depressive disorder.

Behaviour Research and Therapy, 40, 1205-1219. doi: Pii s0005-7967(02)00024-

410.1016/s0005-7967(02)00024-4

Regier, D. A., Kuhl, E. A., & Kupfer, D. J. (2013). The DSM-5: Classification and criteria

changes. World Psychiatry, 12, 92-98. doi : 10.1002/wps.20050

Samuels, J., Nestadt, G., Bienvenu, O. J., Costa, P. T., Riddle, M. A., Liang, K. Y., et al.

(2000). Personality disorders and normal personality dimensions in obsessive-

Page 59: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

59

compulsive disorder. British Journal of Psychiatry, 177, 457-462. doi:

10.1192/bjp.177.5.457

Samuel, D. B., & Widiger, T. A. (2010). A comparison of obsessive-compulsive personality

disorder scales. Journal of Personality Assessment, 92, 232-240. doi:

10.1080/00223891003670182

Samuel, D. B., & Widiger, T. A. (2011). Conscientiousness and obsessive-compulsive

personality disorder. Personality disorders-theory research and treatment, 2, 161-174.

doi: 10.1037/a0021216

Samuel, D. B., & Gore, W. L. (2012). Maladaptive variants of conscientiousness and

agreeableness. Journal of Personality, 80, 1669-1696. doi: 10.1111/j.1467-

6494.2012.00770.x

Saulsman, L. M., & Page, A. C. (2003). Can trait measures diagnose personality disorders?

Current opininion in psychiatry, 16, 83-88. doi: 10.1097/01.yco.0000049403.78338.29

Stewart, S. E., Rosario, M. C., Baer, L., Carter, A. S., Brown, T. A., Scharf, J. M., et al.

(2008). Four-factor structure of obsessive-compulsive disorder symptoms in children,

adolescents and adults. Journal of the American Acadamy of child and Adolescent

Psychiatry, 47, 763-772. doi: 10.1097/CHI.0b013e318172ef1e

Thomsen, P. H., & Mikkelsen, H. U. (1993). Development of personality disorders in children

and adolescents with obsessive-compulsive disorder – a 6-year to 22-year follow up

study. Acta Psychiatrica Scandinavica, 87, 456-462. doi: 10.1111/j.1600-

0447.1993.tb03404.x

Thomsen, P. H. (2013). Obsessive compulsive disorders. European child adolescents

Psychiatry, 22, 23-28. doi: 10.1007/s00787-012-0357-7

Wetterneck, C. T., Little, T. E., Chasson, G. S., Smith A. H., Hart, J. M., Stanley, M. A., &

Björgvinsson, T. (2011). Obsessive-compulsive personality traits: How are they related

to OCD severity? Journal of Anxiety Disorders, 25, 1024-1031. doi:

10.1016/j.janxdis.2011.06.011

Widiger, T. A., & Samuel, D. B. (2005). Diagnostic categories or dimensions? A question for

the diagnostic and statistical manuel of mental disorders fifth edition. Journal of

abnormal Psychology, 114, 494-504. doi: 10.1037/0021-843X.114.4.494

Widiger, T. A., & Lowe, J. R. (2007). Five factor model assessment of personality disorder.

Journal of Personality Assessment, 89, 16-29. doi: 10.1080/00223890701356953

Page 60: PERSOONLIJKHEID EN OBSESSIEF-COMPULSIEVE SYMPTOMEN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/173/RUG01... · altijd een even makkelijke opdracht, maar dankzij de hulp van een aantal mensen

60

Widiger , T. A., & Trull, T. J. (2007). Plate tectonics in the classification of personality

disorders: shifting to a dimensional model. American Psychologist, 62, 71-83. doi:

10.1037/0003-066X.62.1.71

Widiger, T. A., De Clercq, B., & De Fruyt, F. (2009). Childhood antecedents of personality

disorder : An alternative perspective. Development and psychopathology, 21, 771-791.

doi: 10.1017/S095457940900042X

Wu, K. D., Clark, L. A., & Watson, D. (2005). Relations between obsessive-compulsive

disorder and personality: beyond axisI-axis-II comorbidity. Anxiety Disorders, 20,

695-717. doi: 10.1016/j.janxdis.2005.11.001