Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12....

26
S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie, ziet dit onderzoek van de Oedipussage in functie van het ‘counselen, het leiden en begeleiden van mensen’. De ‘counselor’ moet zich inleven in de denkwereld van de begeleide persoon. Ieder mens structureert zijn wereld (zoals de Griekse natuurfilosofen regelmaat en structuur in de verschijnselen brachten) en van daaruit zal hij de structuur van anderen structureren. De auteur vindt dat Freud en Fromm met hun structuur van de mens als sexueel of opstandig wezen, een positieve bijdrage leverden tot de kennis van de mens. Daar de mens nochtans genuanceerder is, wilde hij de sage op zijn manier structureren; voor hem is Oedipus een pleidooi om integer te zijn. Het ligt niet in onze bedoeling (en bevoegdheid) een grondige bespreking te brengen van dit gehele werk of ons uit te spreken over de wetenschappelijke waarde ervan. We hebben in de eerste plaats aandacht voor de duidingen van het Oedipusverhaal die we erin vonden. Redmeijer bespreekt bij zijn structurering de karakters en reacties van de personages; ook deze originele evaluaties vonden we interessant genoeg om (bondig) te vermelden. Zoals de auteur ruim aandacht schenkt aan Claus’ Oedipus, zullen we enkele opmerkingen en aanvullingen formuleren vanuit de talrijke Oedipusbewerkin- gen; deze zijn gebaseerd op ons vroeger onderzoek Moderne visies op het Oedipusthema (bijlage bij Kleio juni 1973, uitgegeven door de Nederlandse Boekhandel, besproken. in Hermeneus jaargang 46, nr. 5). l. Oedipus als sexueel wezen a. De interpretatie van Freud: libido Freud structureerde de mens als libidinaal wezen en in functie van die visie interpreteerde hij het Oedipusverhaal. Hij beschouwt Oedipus’ huwelijk met Iocaste en zijn vadermoord als de symbolische weergave van zijn onbewuste verlangen om zijn moeder sexueel te bezitten en de vader, die hem daarbij in de weg staat, te zien verdwijnen. Het verhaal vermeldt wel niet dat Oedipus hield van Iocaste, maar zijn huwelijk was een gevolg van zijn overwinning op het monster dat het symbool kan zijn van algemeen onbehagen en onlust (waardoor de moeder dan symbool is van de lust). Eigen ervaringen en het gedrag van zijn patiënten deden Freud ertoe besluiten dat elk mens een Oedipus is. De kleine jongen beseft dat de moeder zijn lust bevredigt 297 J. Ector Gedachten uit en bij: ‘Oedipus, begeerte, vrijheid of totale mens’ (S. J. Redmeijer, 1982) Oedipus, steeds weer complex

Transcript of Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12....

Page 1: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie, ziet ditonderzoek van de Oedipussage in functie van het ‘counselen, het leiden en begeleidenvan mensen’. De ‘counselor’ moet zich inleven in de denkwereld van de begeleidepersoon. Ieder mens structureert zijn wereld (zoals de Griekse natuurfilosofenregelmaat en structuur in de verschijnselen brachten) en van daaruit zal hij destructuur van anderen structureren. De auteur vindt dat Freud en Fromm met hunstructuur van de mens als sexueel of opstandig wezen, een positieve bijdrage leverdentot de kennis van de mens. Daar de mens nochtans genuanceerder is, wilde hij de sageop zijn manier structureren; voor hem is Oedipus een pleidooi om integer te zijn.

Het ligt niet in onze bedoeling (en bevoegdheid) een grondige bespreking te brengenvan dit gehele werk of ons uit te spreken over de wetenschappelijke waarde ervan. Wehebben in de eerste plaats aandacht voor de duidingen van het Oedipusverhaal die weerin vonden. Redmeijer bespreekt bij zijn structurering de karakters en reacties van depersonages; ook deze originele evaluaties vonden we interessant genoeg om (bondig) tevermelden. Zoals de auteur ruim aandacht schenkt aan Claus’ Oedipus, zullen weenkele opmerkingen en aanvullingen formuleren vanuit de talrijke Oedipusbewerkin-gen; deze zijn gebaseerd op ons vroeger onderzoek Moderne visies op het Oedipusthema(bijlage bij Kleio juni 1973, uitgegeven door de Nederlandse Boekhandel, besproken.in Hermeneus jaargang 46, nr. 5).

l. Oedipus als sexueel wezen

a. De interpretatie van Freud: libido

Freud structureerde de mens als libidinaal wezen en in functie van die visieinterpreteerde hij het Oedipusverhaal. Hij beschouwt Oedipus’ huwelijk met Iocasteen zijn vadermoord als de symbolische weergave van zijn onbewuste verlangen om zijnmoeder sexueel te bezitten en de vader, die hem daarbij in de weg staat, te zienverdwijnen. Het verhaal vermeldt wel niet dat Oedipus hield van Iocaste, maar zijnhuwelijk was een gevolg van zijn overwinning op het monster dat het symbool kan zijnvan algemeen onbehagen en onlust (waardoor de moeder dan symbool is van de lust).

Eigen ervaringen en het gedrag van zijn patiënten deden Freud ertoe besluiten datelk mens een Oedipus is. De kleine jongen beseft dat de moeder zijn lust bevredigt

297

J. Ector

Gedachten uit en bij:‘Oedipus, begeerte, vrijheidof totale mens’(S. J. Redmeijer, 1982)

Oedipus,steeds weercomplex

Page 2: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

(zowel de honger als de orale libido). De vader speelt ook een rol in de lustbevrediging,maar in negatieve zin: hij wordt door zijn zoontje als rivaal of vijand beschouwd. Naeen latentieperiode komt de puberteit met haar intens gevoelsleven dat parallel looptmet de oedipale neigingen van de kindertijd. De adolescent (zoon) verdringt ze echter,want hij kan pas volwassen worden als hij zich met zijn vader verzoent en zijn sexueelverlangen losmaakt van zijn moeder. Als hij daarin niet slaagt blijft het oedipuscom-plex bestaan; het is dan een belangrijke oorzaak van het schuldbewustzijn dat dezenuwlijder vaak plaagt. Freud wijst er op dat parallel met het oedipuscomplex hetmeisje soms een tedere aanhankelijkheid vertoont tegenover haar vader en de plaatsvan de moeder wil innemen (Electracomplex) en dat de ouders soms de oedipaleneigingen versterken (Iocastecomplex, Laïuscomplex).

Verder ziet Freud een overeenkomst tussen de moeizame psychoanalyse en hetvertraagd onderzoek in Sophocles’ drama. Iocaste tracht Oedipus herhaaldelijk gerustte stellen en ze raadt hem aan niet verder te zoeken. Wanneer Oedipus dezetegenwerking verklaart door de vrees dat hij de zoon van een slavin zou blijken, is datvolgens Redmeijer misschien een geval van verdringing. Dezelfde auteur wijst eropdat het voor Oedipus even moeilijk is te erkennen dat hij de moordenaar is, als het in depsychoanalyse moeite kost om toe te geven dat fnen niet door de geest, maar (zoals eendier) door de libido geleid wordt.

Tenslotte legt Freud nog uit waarom de toeschouwers erg onder de indruk zijn bijeen Oedipusopvoering. Volgens hem reageren zij niet op de moraal maar op deverborgen betekenis van de inhoud: ze ervaren het verhaal als een echo van eigenverlangens. Redmeijer is het met deze uitleg niet eens: hij vindt het wel normaal datFreud de diepere betekenis van het drama begrijpt, maar hetzelfde van detoeschouwers verwachten noemt hij een projectie. Toch lijkt het ons best mogelijk dathet Oedipusverhaal ons collectief onbewuste (de archetypen, waartoe ook mythen ensagen behoren) krachtig aanspreekt. Redmeijer beweert (in een andere context)trouwens zelf dat de sage aan een behoefte voldoet zolang ze schrijvers inspireert, endat deze behoefte nog breder blijkt wanneer hun reconstructie in de smaak valt; hetwoord behoefte schijnt toch minstens te verwijzen naar het onbewuste. In verbandmet de behoefte van de auteurs willen we er nog op wijzen dat H. Teirlinck (Jokastetegen God, 1961), P. Pasolini (film Edipo re, 1967), H. Claus (Oedipus, 1971) en H.Mulisch (Oidipous, Oidipous, 1972) allen verklaarden dat ze vijandig stondentegenover hun vader en een speciale genegenheid voelden voor hun moeder.

b. De bewerking van H. Claus, met accent op het sexuele

Parallel met Freud die de mens als sexueel wezen structureert, heeft H. Claus in zijnOedipus de sexualiteit sterker beklemtoond dan Sophocles. Redmeijer toont dit aandoor de tweede helft van Claus’ bewerking te onderzoeken: (a) Laïus schenkt in deonderwereld duidelijk meer aandacht aan Oedipus’ incest dan aan de moord; (b)Iocaste vraagt Oedipus (niet verder te zoeken en) geen dode tussen hen beiden in tebrengen, ook al omdat ze toch elke dag god bad om de dood van Laïus die haar zoon lietomkomen (en zo kiest ze voor Oedipus); (c) wanneer Oedipus weet dat hij de zoon isvan zijn echtgenote vraagt hij dat de aarde zich zou openen om ‘deze monsterlijkewangeboorte’ terug te halen ‘in uw zwart vruchtwater, terug in de modder van uwbaarmoeder’; (d) verder vindt hij sterven wel een gepaste compensatie voor de moordop zijn vader, maar zoekt hij iets ergers voor de incest; (e) na het uitrukken van zijnogen ziet hij nog steeds zijn moeder, hetgeen betekent dat hij nog van haar houdt, (f)Iocaste verklaart dat ze haar zoon herkende op de eerste dag dat hij in Thebe aankwam;(g) ze vraagt dat Oedipus haar zou doden met het zwaard (symbool van phallus) met

298

Page 3: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

‘dezelfde liefste, sterke vinger’ waarmee hij zijn vader kon doden; (h) tenslotte steekt zezelf het zwaard in de vagina.

Uit deze opsomming blijkt al duidelijk dat Claus de incest belangrijker vond dan demoord, maar het verschil tussen beide misdaden is bij hem zelfs zo groot dat (integenstelling met wat de opsomming laat veronderstellen en Redmeijer meent)Oedipus er niet eens de moordenaar is van zijn vader; Laïus werd door zijn zoon enkelgeslagen en dan vermoord door het koor (het volk). Wanneer Redmeijer beween datClaus hier de sexualiteit sterk beklemtoont, moet hij er wel rekening mee houden dathetzelfde kan gezegd worden van diens andere bewerkingen Thyestes, Orestes, Het huisvan Labdakos, Phaedra. Heeft het overigens wel zin conclusies te trekken uit éénOedipusbewerking wanneer andere bewerkers wel aandacht schenken aan devadermoord en b.v. Pasolini de vadercomponent van het oedipuscomplex duidelijksterker beklemtoont dan de liefde tot de moeder?

Naar aanleiding van variant (f) merkt Redmeijer op dat het interessant zou zijn eensna te gaan of in Claus’ bewerking ook het Iocastecomplex voorkomt. Wij denken hetwel. Niet alleen variant (f), maar ook (b) wijst in die richting. Door dat complex wordtook ‘liefste vinger’ (g) duidelijk; Redmeijer merkt op dat dit adjectief niet past voordemoord op Laïus (die het zo niet ervaren heeft), maar Iocaste kan wel spreken van lievevinger daar ze de dood van haar man wenste. Omdat Laïus, ‘die ongeduldige oudeman’ hun kind liet doden haatte Iocaste hem trouwens zo erg, dat ze bij de moord hadwillen zijn om in zijn lijk te hakken. Ook in Claus’ Het huis van Labdacus haatte ze hemals de pest.

We kunnen stellen dat Claus niet alleen het sexuele sterk beklemtoond heeft, maardat zijn bewerking zelfs duidelijk Freudiaans gekleurd is. Naast de geaccentueerdemoederbinding vinden we er immers het Iocaste- en Laïuscomplex terug (Laïus heeftzijn kind ‘gestolen’ om het te laten doden). Hoewel Oedipus zijn vader nietvermoordde is de vadercomponent toch aanwezig doordat het koor zich verheugt inhet doden en kwellen van koningen en Oedipus god heftige verwijten toestuurt;koningen en god worden inderdaad vaak met het vaderbeeld, het gezag geïdentifi-ceerd. Vóór Claus’ Oedipusbewerking verscheen, noemde men het oedipuscomplexreeds de sluitsteen van zijn oeuvre. Ook bewerkingen van andere auteurs zijn duidelijkbeïnvloed door Freud.

2. Oedipus als opstandig wezen

a. De interpretatie van Fromm: vrijheid

Fromm verklaart Freuds interpretatie van de Oedipussage als een reactie op depuriteinse moraal van het Victoriaanse tijdperk, maar zelf was hij ook aan zijn tijdgebonden. Hij verliet immers het nazistische Duitsland waar geen vrije meningsuitingmeer mogelijk was; zo werd de vrijheid voor hem een belangrijk begrip.

Voor Fromm ligt de betekenis van de sage in de rebellie van de zoon tegen deautoritaire vader; het huwelijk van Oedipus met Iocaste is een secundair element, eensymbool van de overwinning op de vader. Een bevestiging van deze hypothese ziet hijin het vervolg op Koning Oedipus: in Oedipus in Colonus staat Oedipus tegenover zijntwee zonen, in Antigone staat Creon tegenover zijn zoon.

Deze strijd om het gezag valt volgens Fromm samen met de strijd tussen hetmatriarchaat (dat de klemtoon legt op de banden van het bloed, op liefde, op de waardevan elk mens) en het patriarchaat (dat vóór alles respect voor het gezag, gehoorzaam-heid aan de wetten eist). Laïus vertegenwoordigt het patriarchale, Oedipus hetmatriarchale element: in de sfinxpassage weet hij dat het belangrijkste antwoord op de

299

Page 4: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

moeilijkste vraag waarmee men geconfronteerd wordt, de mens zelf is. Evenals Laïuskomt ook Iocaste om, omdat ze de onvergeeflijke misdaad beging haar pasgeborenkind op te offeren aan haar echtgenoot. Later zal Oedipus zijn zonen haten omdat ze denatuurwet geweld aandoen door hun onderlinge strijd om.de macht. In Antigoneverdedigt Creon de wet tegenover zijn zoon Haemon en Antigone die kiezen voor demens en de liefde. Volgens Fromm staat Sophocles rechtstreeks tegenover de solistendie de ethiek van de egoïstische supermens predikten.

Vermelden we terloops dat deze interpretaties enkele bewerkingen van de klassieketragedie beïnvloed hebben of er in alle geval mee verwant zijn. Ook bij A. Gide(Oedipe, 1931), M. Croiset (Oidipoes, 1950) en H. Teirlinck betekent het antwoord ophet raadsel van de sfinx dat ‘de mens’ de oplossing betekent van vele problemen. Bij H.Teirlinck, H. Claus en H. Mulisch lezen we dat Iocaste van haar kind beroofd werd.

Het oedipuscomplex bij de volwassenen staat volgens Fromm dan ook los van hetsexuele. Wanneer de ouders de onafhankelijkheid van het kind onderdrukken doorsteeds gehoorzaamheid te eisen, is het mogelijk dat het zijn individuele persoonlijkheidopgeeft en zijn gevoelens van afhankelijkheid later overdraagt op andere personen danzijn ouders. Redmeijer ziet nochtans geen grote tegenstrijdigheid tussen de opvattingvan Freud en Fromm. Op vijfjarige leeftijd wordt het kind bewuster geconfronteerdmet de wereld van de volwassenen, meer bepaald met zijn ouders. Het kind is van henafhankelijk en hun relatie is gebaseerd op sexualiteit. Zo is het denkbaar dat de machten de sexualiteit van de ouders obsessioneel worden voor het kind.

b. De analyse van Redmeijer in verband met de vrijheid.

Zoals Fromm analyseeerde ook Redmeijer de sage op grond van het vrijheids-beginsel. Hierbij belicht hij vooral verschillende aspecten van de vrijheid. Als Oedipusde plaats van Laïus inneemt is hij meer koning dan zijn voorganger, want meer bevrijdvan lagere genoegens: h4 heeft immers zijn leven op het spel gezet voor het welzijn vande mensen, terwijl Laïus zijn zoon wilde uitschakelen om zichzelf veilig te stellen.Tiresias kiest vrij voor het verzwijgen van de waarheid om Oedipus te sparen en staatnadien ook vrij en onafhankelijk tegenover zijn beschuldiging; zijn latere rechtvaar-digingen zijn echter een vorm van afhankelijkheid. Creon geeft de voorkeur aan zijnhuidige positie onder Oedipus’ koningschap, maar zijn geweten dwingt hem tespreken; deze dwang is onherroepelijk met de vrijheid verbonden, want vrijheidbetekent ook vrij zijn van onwaarachtigheid en oneerlijkheid, van eigen voordeel envooroordeel. Naast deze evaluaties worden ook heel wat elementen symbolischverklaard.

‘In onze worsteling naar innerlijke vrijheid zijn we een Oedipus, maar we hebbenook een Iocaste en een koor van bejaarden in ons die Oedipus belemmeren totontplooiing te komen’. Ons autonoom geweten dat gebaseerd is op innerlijke vrijheiden verantwoordelijkheid ondervindt weerstand van het autoritair verinnerlijktgeweten, dat van buitenaf, in de eerste plaats door de moeder, gevormd is. Iocastefungeert hier als autoritair verinnerlijkt geweten: als Oedipus haar volgde, zou hij hetonderzoek stopzetten en zou hij zijn waarachtigheid en innerlijke vrijheid verliezen.(Dat het Oedipus bij dit onderzoek zelfs niets kan schelen dat hij al drie generaties totde slavenstand zou blijken te behoren, kan betekenen dat ook iemand die nog nooit ietsgedaan heeft om tot vrijwording te komen, toch autonoom moet worden. Het orakel,waaraan Iocaste hier twijfelt, kan het symbool zijn van Oedipus’ autonoom geweten).Oedipus overleeft Iocaste, zijn autoritair geweten, en berooft zich van het gezichtomdat hij zich verantwoordelijk voelt voor zijn eigen daden: hij heeft immers niet altijdzijn vrijheid juist gebruikt, b.v. toen hij bij zijn pleegouders wegvluchtte zonder henuitleg te vragen.

300

Page 5: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

In het vermelde citaat verwijst ‘koor van bejaarden’ naar de koorleden die inOedipus in Colonus wel begaan zijn met het lot van de blinde Oedipus, maar hem tochafwijzen uit vrees voor de goden: zo kan elk individu zijn vrijheid verloochenen en zichonderwerpen aan de macht van b.v. een tiran of de instincten. Oedipus’ vrijwordingwordt tenslotte door de goden bevestigd: dat de Thebanen gered worden als ze hemopnemen, kan betekenen dat ze zijn voorbeeld moeten navolgen.

3. Oedipus in de structurering van Redmeijer

a. Determinisme of vrijheid

Voor Redmeijer is het nog niet zo zeker dat het orakel, bekend om zijndubbelzinnige uitspraken, de latere gebeurtenissen voorspeld heeft. Misschien heefthet Laïus willen zeggen dat de geboorte van een zoon consequenties heeft (of offersvraagt) en de voorspelling aan Oedipus kan betrekking hebben op zijn pleegouders.Belangrijker is echter de vraag hoe de mens zijn leven opvat.

Laïus gelooft in het gedetermineerd zijn en handelt er ook naar. Hij wil zijn kindlaten omkomen maar neemt het lot niet in eigen handen door het zelf te doden. Hij wilhet lot ketenen, maar wordt slechts een schakel in de keten (samen met de herder en dewilde dieren). Ook als koning is hij enkel een schakel, want hij erfde zijn macht zonderer iets voor te doen. Zoals elk mens komt hij aan dat kruispunt waar hij plaats moetruimen voor de volgende generatie. In plaats van b.v. vrijwillig plaats te maken, is zijngedrag totaal onvrij: voortbewogen en beschermd door anderen bereikt hij hetkruispunt, en wil er, gedreven door zijn driften, Oedipus neerslaan. Iocaste geloofteveneens aan het orakel hoewel ze er later tegenover Oedipus aan twijfelt.

Oedipus heeft de wereld niet gestructureerd tot een gevangenis (zoals Laïus), maartot een open wereld. Hij is geen schakel in de keten van het koningschap. Iedereenkrijgt af te rekenen met determinerende factoren, maar hij nam de verantwoordelijk-heid om er vrij mee om te gaan (zoals in 2b reeds bleek).

Gelukkig merkt Redmeijer hierbij op dat hij deze boodschap in het verhaal vindt,maar daarbij geen beoordeling uitspreekt over de tragedie van Sophocles. Bij deGriekse auteur is de mens inderdaad een speelbal van het lot. We denken dat deaantrekkingskracht die nog steeds van het Oedipusverhaal uitgaat vooral te verklarenis door deze noodlotsidee. Ze krijgt bijzonder sterk de nadruk bij J. Cocteaus Lamachine infernale (1934) en is ook in de andere bewerkingen belangrijk gebleven(hoewel minder bij A. Gide). De noodlotservaring is in onze eeuw trouwens sterkeraanwezig dan voorheen.

b. Van dissonantie naar consonantie

Oedipus en Iocaste hebben een leven geleid dat strijdig is met hun opvatting overincest (die ze immers poogden te vermijden). Deze dissonantie kunnen ze reducerendoor die opvattingen te wijzigingen of door de informatie (door selectie) aan te passenaan hun opvattingen. Oedipus heeft zoveel mogelijk informatie verzameld en kan dusniet tot consonantie komen (daar hij ook zijn opvatting niet wijzigde). Iocaste wil dedissonantie wel oplossen door de informatie te ontwijken. Haar zelfmoord vergroot dedissonantie nog voor Oedipus, die ze dan verkleint door de zelfbestraffmg (want latervindt hij deze zelfs te streng).

Laïus wordt eveneens geconfronteerd met dissonantie. Eerst is hij kinderloos enwil hij kinderen; later heeft hij een zoon maar die is dan niet meer gewenst omdat hij

301

Page 6: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

een gevaar betekent. In het eerste geval vraagt hij advies aan het orakel en bij zijntweede probleem besluit hij zijn zoon te vondeling te leggen, maar op geen van beidereacties volgt de gewenste oplossing. Aan de driesprong bestaat er dissonantie tussenzijn koningschap en het feit dat iemand zijn weg kruist; zijn irrationele reactie betekentweer een mislukking.

c. Determinerende factoren bij de besluitvorming

Iocaste, de enige vrouw in dit drama, is een hoofdpersonage, maar ze dient debelangen van haar echtgenoten: ze geeft Oedipus aan de herder om Laïus te redden, zewil informatie tegenhouden om Oedipus te sparen. Ze is gedetermineerd doordat zevrouw is (in een mannenmaatschappij) en doordat ze koningin is (waardoor ze debeloning wordt bij Oedipus’ overwinning op de sfinx). Iocaste doet steeds wat van haarverwacht wordt en probeert niet boven haar gedetermineerd zijn uit te stijgen.

Oedipus koos rationeel voor blindheid omdat hij een straf wilde voor zijn gedrag,hetgeen voor hemzelf loutering meebracht. Zijn kinderen zijn er echter niet meegediend, want nu wordt hun schande nog geaccentueerd en zijn ze aan hun lotovergelaten. Het is mogelijk dat de publieke opinie een betere keuze in de weg stond endus voor Oedipus en Iocaste een determinerende factor betekende.

d. Geslotenheid en openheid

Iocaste stond haar kind af om het te laten ombrengen, maar heeft over dat leed nooitiets aan haar tweede man verteld. Als Oedipus nu de waarheid zoekt wil ze dieachterhouden om hem te sparen. Gewoonlijk wordt geslotenheid als negatief ervaren,maar misschien vond Iocaste het haar taak te zwijgen als echtgenote van een koning.

Oedipus is één en al openheid; hij wil de waarheid, zoekt zoveel mogelijk informatieen geeft eveneens uiting aan zijn vertwijfeling en woede wanneer hij zich bedreigtvoelt. Later veroordeelt hij onomwonden zijn opvolgers. Het demonstreren vanopenheid is echter onvoldoende: ze moet de anderen het recht toekennen de wereld ophun manier te structureren en zal in alle openheid eigen vooroordelen tegemoettreden.

e. Enkele morele aspecten

(1) Omgekeerde moraal. Oedipus doodde aan de driesprong een man uit wettigezelfverdediging. Omdat die man koning was, eisten de goden (wellicht door de mens inhet leven geroepen om misdaden te beteugelen) een straf. Eigenlijk is een straf bedoeldom anderen te beschermen, maar dan is ze hier overbodig, want Oedipus overtrad demoraal omdat hij deze niet wilde overtreden. Men kan spreken van een omgekeerdemoraal omdat ze de mens meer beperkt dan ruimte geeft.

(2) Angst voor de gevolgen is een vorm van immoraliteit. We vermeldden reeds dathet koor van Atheners Oedipus afwees, niet om wat hij deed maar uit vrees voormogelijke gevolgen. Die mentaliteit is immoreel en maakt alles mogelijk (o.a. hetfascisme).

(3) Aanpassing. Datzelfde koor laat tenslotte de beslissing over aan koning Theseus;aanpassing wordt in dit geval onderwerping. Als Theseus besluit Oedipus te helpen,past hij zich ook aan, nl. aan Oedipus’ nood aan bescherming. Wanneer later deThebanen strijd willen leveren om Oedipus reageert hij op deze nieuwe situatie doorweerstand te bieden. Alles verliep gunstig, hoewel niet het resultaat van Theseus’beslissingen maar wel zijn integiii-cu uepaalt of hij het juiste antwoord gaf op desituatie.

302

Page 7: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

(4) Communicatie. Het orakel speek een bemiddelde rol tussen mensen en goden,maar Laïus houdt er geen rekening mee dat de goden misschien een eigen manier vancommunicatie hebben. Zonder de hulp van een bevoegd persoon gaat hij naar hetorakel maar begrijpt het antwoord niet (dat kinderen krijgen consequenties inhoudt).Als de goden de pest zenden gaat Oedipus op die uitnodiging tot communicatie in enhij vraagt ook raad aan een ziener. Wanneer hij later door zichzelf te straffen bewijstdat hij meer verantwoordelijkheid aankan, krijgt hij rechtstreeks contact met de goden.

(5) Dode Oedipussen. Als Creon verneemt dat Oedipus over een goddelijke machtzal beschikken, wil hij hem ontvoeren. Hij veronderstelt dat macht over de macht hemmacht zal geven. De macht op zichzelf is echter een woord zonder inhoud. Maarhoeveel leiders en directeurs zijn er niet die zonder bekwaamheid en verantwoorde-lijkheid gehoorzaamheid vragen op basis van een titel? Hun macht is als een dodeOedipus en Redmeijer geeft in een afzonderlijk hoofdstuk er heel wat voorbeelden van.

303

Page 8: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

Menalcas Waarom, nu wij hier samen zijn gekomen) beiden kundig,jij in ’t bespelen van de rietfluit, ik in ’t declameren,gaan we niet zitten, Mopsus, onder hazelaars en olmen?

Mopsus Jij bent de oudste, dus terecht volg ik je wens, Menalcas.Waar zit je liever: buiten, waar de Zephyr ongestadig 5de schaduwen beweegt, of in de grot? Kijk, hoe daaroverde wilde wingerd woekert met zijn wijdvertakte ranken.

Menalcas Hier in ons bergland concurreert met jou alleen Amyntas.Mopsus Vanzelf! Hij tracht zelfs Phoebus met zijn zang te overtreffen.Menalcas Begin jij, Mopsus, eerst en zing van Phyllis’ vurige liefde 10

of zing ons Alcons lof of een tirade tegen Codrus.Begin; je bokjes in de wei zal Tityrus wel hoeden.

Mopsus Nee, liever zal ik deze verzen, die ik laatst gegrift hebin groene beukenschors, met melodie en tussenspelen,eens uitproberen. Laat daarna Amyntas met mij strijden! 15

Menalcas Zover als voor de groene olijf de taaie wilg moet wijkenof alledaagse valeriaan voor purperrode rozen,zover blijft ook Amyntas naar ons oordeel bij jou achter.Nu geen gepraat meer, jongen; we zijn in de grot gekomen.

Mopsus Bezweken aan een wrede dood werd Daphnis door de Nymphen 20beweend - gij hazelaars en stromen kunt voor hen getuigen.Zijn moeder hield zijn deemiswekkend lichaam in haar armenen klaagde om de wreedheid van de goden en de sterren.Geen enkele herder dreef die dagen kudden na het weidennaar koele stromen, Daphnis, en geen vrouwtjesdier beroerde 25het water met haar lippen, of verlangde gras te eten.Het wilde bos- en bergland, Daphnis, weet zelfs te berichten,dat Afrikaanse leeuwen om jouw dood hun klacht verhieven.Want Daphnis leerde ons Armeense tijgers voor de wagente spannen, Daphnis ook de dans voor Bacchus in te voeren, 30en soepele schachten met zacht bladerweefsel te omwinden.Zoals de wijnstok siert de boom, de druiventros de wijnstok,zoals de stier de kudde, en ’t gewas de vette akkers,

304

H. W. A. van Rooijen-Dijkman

Vergilius’ vijfde Ecloga

RondDaphnis’ dood

Page 9: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

zo sier jij ’t meest van al jouw wereld. Sinds de dood jou roofdeheeft Pales zelf, ja ook Apollo zelf het land verlaten. 35Uit voren die wij vaak met grote gerstekorrels vuldengroeit nu het onkruid dolik en steriele wilde haver.In plaats van ’t zacht viooltje en de purperen narcissenschiet distel op en jodendoorn met stekelige punten.Strooit bladeren op de grond, bedekt met schaduwen de bronnen, 40gij herders! Want dat is wat Daphnis ’t liefste ziet gebeuren.En werpt een graf op met het volgend vers erop geschreven:‘Ik Daphnis leefde in de bossen, roemrijk tot de sterren,schoon was mijn vee, maar ik, de hoeder, zelf het allerschoonste’.

Menalcas Jouw lied brengt mij zóveel verkwikking, goddelijke dichter, 45als slaap in ’t gras vermoeide mensen, als bij zomerhitteeen frisse dronk van ’t zoete water van een huppelend beekje.Je evenaart je meester op de fluit, maar ook in ’t zingen.Gezegend ben je, knaap! Na hem zul jij de beste heten.Toch zal ik je als tegenzang dit eigen lied doen horen 50naar beste kunnen, en jouw Daphnis heffen tot de sterren.Ja, tot de sterren voer ik hem: ook mij beminde Daphnis.

Mopsus Zou ik me soms iets beters dan zo’n aanbod kunnen wensen?Ten eerste was de jongen zelf een lofzang waard, en verderheeft Stimichon allang dat lied van jou bij mij geprezen. 55

Menalcas In glans gehuld staat Daphnis vol bewondering voor de Olympus,hem onbekend, ziet onder zich de wolken en de sterren.Daarom heerst in de bossen en ook elders op de velden,bij Pan, de herders en Dryaden, levendige vreugde.De wolf belaagt het vee niet meer, geen netten leggen strikken 60voor herten, want de milde Daphnis houdt van vreedzaam leven.Ja zelfs de dichtbegroeide bergen heffen tot de sterrenhun vreugdekreten, zelfs de rotsen laten liederen horen,tot zelfs het struikgewas: ‘Een god, een god is hij, Menalcas!’Breng welgezind je vrienden heil. Kijk, hier staan vier altaren: 65twee, Daphnis, zijn gewijd aan jou, de andere twee aan Phoebus.Nu zal ik jaarlijks hier voor jou twee bekers plaatsen, schuimendvan verse melk, daarbij twee vaten vette olijvenolie.En bovenal zal ’k bij een vrolijk gastmaal, rijk besprenkeld,op koude dagen voor de haard, bij ’t oogsten in de schaduw, 70met jonge nectar, Ariusium-wijn, de kommen vullen.Damoetas en Kretenzer Aegon zullen voor me zingen;Alphesiboeus zal de dans der saters imiteren.Dit zul je altijd krijgen bij de jaarlijkse offerandeverschuldigd aan de Nymphen en bij ’t reinigen van akkers. 75Zolang het zwijn het bergmassief, de vis de stromen liefheeft,zolang de bij zich voedt met thijm, zolang met dauw de krekel,zal steeds jouw eer, jouw naam, jouw lof op onze lippen blijven.Zoals aan Bacchus en aan Ceres zullen je de boerenelk jaar geloften doen en jij zult hen aan jou verplichten 80

Mopsus Met wat voor gave moet ik je voor zulk een lied bedanken?Noch ’t suizen van de Zuidenwind die nadert, noch het beukenvan branding op de kust, noch ’t klateren van watervallenlangs beddingen vol stenen wekken in mij zóveel vreugde.

305

Page 10: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

Menalcas Eerst zullen wij aan jou nu deze broze rietfluit schenken. 85Zij leerde ons ‘Corydon beminde schone Alexis vurig’en ook het lied ‘Aan wie behoort dit vee? Aan Meliboeus?’

Mopsus Neem jij dan deze herdersstaf, die ondanks dikwijls vragenAntigenes niet kreeg (al was hij indertijd begeerlijk).een mooie staf, gelijk geleed, met bronsbeslag, Menalcas. 90

306

Schaapherders. Vergilius Romanus. Vaticaanse Bibliotheek

Page 11: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

De Romeinse senatorenstand behoorde nog grotendeels tot de aanhangers van detraditionele Romeinse culten, toen Constantijn de Grote (306-337) in 313 het Edictvan Milaan uitvaardigde, waardoor de christenen voor het eerst godsdienstvrijheidkregen. In 392 werd het Christendom tot staatsgodsdienst verheven en in het beginvan de 5de eeuw had de meerderheid van de westelijke ‘ordo senatorius’ - al dan nietmet overtuiging - zich tot de christelijke religie bekeerd. De periode tussen 313 en 392wordt gekenmerkt door een sterke verbreiding van het Christendom en de verdereuitbouw van een hecht gestructureerde en machtige kerkorganisatie.

In de eerste drie eeuwen van onze jaartelling waren het vooral de lagere socialeklassen die aansluiting zochten bij het Christendom, maar in de 4de eeuw verkreeg dechristelijke religie in alle lagen van de maatschappij grote aanhang. Het is opvallenddat in de westelijke senatorenstand vooral vrouwen zich tot het Christendombekeerden. De mannen uit deze stand stelden zich veel terughoudender op omdat zijde oude culten niet anders dan als een van de grondvesten van het ImperiumRomanum konden beschouwen. De kerk eiste bij bekering de afzwering van dezeculten. De senatorenstand, waar een sterke neiging tot identificatie met de staatheerste, meende dat Roma slechts Aeterna kon blijven door het in ere houden van desacrale handelingen voor de traditionele goden. Senatorenvrouwen hadden minderlast van deze identificatie met de staat, waardoor de overstap naar het Christendomhun gemakkelijker viel dan hun echtgenoten.1 Een van de vrouwen die deze overstapheeft gemaakt en over wie we het een en ander weten, is Faltonia Betitia Proba geweest.

Faltonia Betitia Proba was afkomstig uit een van de aanzienlijkste senatorenfamiliesvan de 4de eeuw: de Petronii. Geboorte- en sterfdatum zijn onbekend, maar zij moetongeveer rond het midden van de 4de eeuw hebben geleefd. Zij was getrouwd metClodius Celsinus Adelphius, corrector (soort bestuurshervormer) van Apulia enCalabria en in 351 praefectus urbis Romae (prefect van de stad Rome).2 Zij had tweezoons, namelijk Q. Clodius Hermogianus Olybrius, die o.a. tussen 368 en 370 prefectvan Rome was en in 379 het consulaat bekleedde, en Faltonius Probus Alypius, die in391 eveneens de prefectuur van Rome wist te verwerven. Beide zoons waren mogelijkchristenen, wat gezien de weerzin onder senatoren jegens het Christendom opmerke-lijk mag heten. Voor Olybrius valt dit met zekerheid te concluderen uit verzen bij

307

Jan Willem Drijvers

Een bijzondergedicht vaneen bijzonderevrouw

Page 12: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

Prudentius (c. Symm. I 554-557) en uit het feit dat hij zich als stadsprefect heeftingezet om de discordia christianorum, de strijd tussen de aanhangers van Damasus enUrsinus, beiden tot bisschop van Rome gekozen, tot een oplossing te brengen.3

Alypius wordt wel als christen beschouwd op grond van de correspondentie die hijvoerde met Ambrosius, bisschop van Milaan.4

Hoewel haar mannelijke familieleden een hoge status hadden, ontleent Proba haarbekendheid niet aan haar familiale connecties, maar aan haar literaire activiteiten. Omtwee redenen zijn deze uniek. Vrouwelijke literatoren waren in de oudheid eenzeldzaamheid; bovendien wordt zij, tezamen met de epigrammen dichtendebisschop/paus Damasus (366-384), tot een van de eerste christelijke poëten gerekend.Haar eerste werk had overigens geen christelijke signatuur; het was een episch gedichtover de oorlog tussen Constanrius II (337-361) en de usurpator Magnentius (351 -353).Hierin wordt het Germanendom (= Magnentius) afgezet tegen de idealen van deRomeinse wereld. Mogelijkerwijze heeft haar bekering tot het Christendom navoltooiing van dit epische gedicht plaatsgevonden. Haar volgende gedicht is in iedergeval van christelijke strekking: Cento Vergilianus de laudibus Christi (CentoVergilianus over de roemrijke daden van Christus). Het is vooral dit werk waarmee zebekendheid heeft verworven.

Een cento is een merkwaardige dichtvorm, in de 2de eeuw n. Chr. in het Latijn voorhet eerst gesignaleerd, waarin verzen ofversdelen van bekende gedichten, vooral vanHomerus en Vergilius, worden gebruikt voor het samenstellen van een nieuw poëem.Zo bestaat er een cento van Hosidius Geta die met behulp van Vergilius’ verzen hettragische verhaal van Medea weergeeft en een Cento nuptialis (huwelijkscento) vanAusonius, dat eveneens uit Vergiliaanse verzen is opgebouwd. In de 4de eeuw zien weplotseling dat de werken van Vergilius, met name zijn Eclogae en Aeneis, ook wordengebruikt om bijbelverhalen vorm te geven. Vooral de vierde Ecloga bood hiervoor veelaanknopingspunten omdat Vergilius hierin een gouden toekomst voorspelt. Volgenschristelijke interpretatie sloeg dit op het duizendjarig rijk van Christus. De puer(‘jongen’: Ecl. IV 8, 18, 60, 62) waarover Vergilius spreekt werd geïdentificeerd metChristus, terwijl met de nova progenies (‘nieuwe mensheid’: Ecl. IV 7) Vergilius denieuwe christelijke mensheid zou hebben bedoeld.

Op Vergilius geïnspireerde christelijke centones zijn o.a. bekend van een zekerePomponius (132 hexameters) en een De Ecclesia (over de kerk) van (waarschijnlijk)Mavortius, bestaande uit 110 hexameters. Uit een latere toevoeging aan hetmanuscript blijkt dat deze laatste zijn werk, tot grote tevredenheid van zijntoehoorders, zelfs in het openbaar heeft gereciteerd. De Cento van Proba was van dechristelijke centones de langste: 694 hexameters. Zij wilde de bijbel weergeven inVergiliaanse verzen, en, zoals ze in haar eigen woorden zegt:

Vergilium cecinisse loquar pia munera Christi (Cento Probae r.23)

‘Laat ik onder woorden brengen hoe Vergilius de heilige opdrachten vanChristus heeft bezongen’

Ze is er overigens niet in geslaagd de gehele bijbel in haar Cento te verwerken. Van hetOude Testament behandelt ze alleen de Schepping, de Zondeval, de dood van Abel ende Zondvloed. Daarna breekt ze het oud-testamentische gedeelte in de regels 331-332vrij abrupt af met de woorden:

Cetera (Georg. III,3) facta patrum (Aen. I,641) pugnataque in ordine bella(Aen. VIII, 629)praetereo atque aliis post me memoranda relinquo (Georg. IV,148)5

308

Page 13: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

‘Ik ga voorbij aan de overige handelingen van de (aarts)vaders en deoorlogen die successievelijk zijn gestreden en laat het aan anderen na mijover die te memoreren’

Zonder problemen begint ze vervolgens aan wat ze zich in regel 23 als opdracht heeftgesteld, namelijk de beschrijving van de daden van Christus en daarmee het NieuweTestament (CP r.334/5):

Maius opus moveo: (Aen. VII,45) vatum praedicta priorum (Aen. IV,464)adgredior (Aen. III, 38)

‘Ik breng nu een groter werk ter sprake: ik ga over tot de voorspellingenvan vroegere profeten’

In dit gedeelte van haar Conto vertelt ze het levensverhaal van Christus, vanaf zijngeboorte tot en met de Hemelvaart. Ook hierin zitten grote lacunes: het zijn slechts debelangrijkste gebeurtenissen uit Christus* leven die Proba weergeeft, zoals dekindermoord, de bergprediking, de intocht in Jeruzalem, de verdrijving van degeldwisselaars uit de tempel, het laatste avondmaal en de kruisiging.

Hieronder volgt een wat langer fragment uit de Cento, handelend over de geboortevan Christus en de komst van de drie koningen (CP r.346-356):

346 Iamque aderat promissa dies, / quo tempore primumextulit os sacrum / divinae stirpis origomissus in imperium, / venitque in corpore virtusmixta deo: / subiit cari genitoris imago.

350 haut mora, continuo / caeli regione serenastella facem ducens multa cum luce cucurrit.agnovere deum proceres / cunctisque repentemuneribus cumulant / et sanctum sidus adorant.tum vero manifesta fides / clarumque paternae

355 nomen erat virturis: et ipsi / agnoscere vultusflagrantisque dei / divini signa decoris

346 Aen. IX, 107 (ergo i.p.v. iamque); Georg. I,61347 Aen. VIII,591; Aen. XII,166 (Romanae i.p.v. divinae)/ Aen. V,711348 Aen. VI,812; Aen. V,344 (veniens i.p.v. venitque)349 Aen. VII,661; Aen. II,560350 Georg. IV,548 / Aen. III,548; Aen. VIII,528 (in regione i.p.v. regione)351 Aen. II,694352 Aen. IX,659; Aen. I,594353 Aen. V,532 (-at i.p.v. -ant.); Aen. II,700 (-at. i.p.v. -ant)354 Aen. II,309; Aen. XII,225355 Aen. XII,226 (ipse i.p.v. ipsi); Aen. III,173356 Aen. I,710; Aen. V, 647

Vertaling‘Eindelijk was de beloofde dag aangebroken, het tijdstip waarop voor het eerst hel

heilig gezicht verhief de stamvader van een goddelijk geslacht, gezonden tot heer-schappij, en waarop deugd verscheen in een lichamelijke gestalte, vermengd met God:de beeltenis van Zijn geliefde Vader werd zichtbaar.

Terstond daarop schoot in het heldere gebied van de hemel een ster voort met eenstaart als een lichtende fakkel. De koningen herkenden God en overlaadden hem directmet alle(rlei) geschenken en aanbaden de heilige ster.

309

Page 14: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

Toen openbaarde de belofte zich waarlijk en roemrijk was de naam van devoortreffelijkheid van de Vader, en zelf herkenden zij het gelaat en de tekenen van degoddelijke schoonheid van de stralende God/

Proba moet het zich met een dergelijke Cento behoorlijk lastig hebben gemaakt. Hetresultaat is dan ook beperkt en onvolledig. Vaak moet ze eigennamen weglaten en blijftze steken in vage schilderingen van de bijbelse verhalen, omdat de Vergiliaanse verzener zich lang niet altijd even goed voor leenden om een bijbels verhaal nauwkeurig weerte geven.

De moderne tijd ziet de Cento als een wat absurd literair product, ook al is, naastverwondering, bewondering misschien op zijn plaats. Ook in de oudheid, en zekerbinnen de kerkelijke geledingen, was men er niet erg tevreden over. Dit blijkt uit brief53 van de kerkvader Hieronymus, gericht aan Paulinus van Nola:

...puerilia sunt haec (sc. centones) et circulatorum ludo similia... (Hier. Ep.53,7)

‘...deze werken zijn kinderachtig en gelijk het spel van marktventers..’

Hieronymus heeft het over Homerocentones en Vergiliocentones in het algemeen.Ongetwijfeld heeft hij het werk van Proba gekend en hij zal wellicht bij dezeopmerking ook haar cento in gedachten hebben gehad. Bij deze kritische kanttekenin-gen van Hieronymus heeft zonder twijfel ook meegespeeld dat juist in de tweede helftvan de 4de eeuw, vooral na de heerschappij van keizer Julianus Apostata (361-364), dekerk een sterk afwijzende houding innam tegen alles wat naar paganisme riekte.Bijbelverhalen ‘bij monde van’ een pagaan schrijver moeten voor de kerk eenschrikbeeld zijn geweest, vooral als de inhoud van de Heilige Schrift te lijden hadonder de vorm. Aan het einde van de 5de eeuw is Proba’s Cento dan ook apocriefverklaard middels het zg. Decretum Gelasianum, een besluit van Gelasius, bisschop vanRome (492-496). Hoewel aan de authenticiteit van het decreet zelf wordt getwijfeld,kan worden aangenomen dat deze apocriefverklaring historisch juist is. Ook Isidorus(± 600), hoewel hij het werk op zich prijst, zegt namelijk over Proba’s Cento:

Quod tomen opusculum inter apocryphas Scripturas inseritur (Isid. Hisp.,De Vir. Ill., 18)

‘Toch wordt dit werkje gerangschikt onder de apocriefe geschriften’

Naast alle kritiek van kerkelijke zijde ondervond de Cento van Proba ook waardering;blijkens een epigram dat aan de manuscripten van de Cento in Karsruhe en Zürichvooraf gaat, had keizer Arcadius (383-408) een fraai exemplaar van het werk besteld.

Een lezerspubliek, al dan niet kritisch, heeft Proba dus zeker gehad. Blijft de vraag,met welke bedoelingen zij de Cento heeft geschreven. Een van haar doelstellingen kangeweest zijn om een soort symbiose tussen paganisme en Christendom tot stand tebrengen en om a.h.w. het Christendom legitiem te maken door het in te passen in eenRomeinse traditie. En welke schrijver zou zich daar beter voor hebben kunnen lenendan Vergilius? Hij was tenslotte de Romeinse dichter en zijn verzen warengemeengoed onder de geletterde bevolking. -

Een tweede verklaring zou kunnen zijn dat Proba de Cento heeft geschreven uit eensoort bekeringsijver. Zoals eerder vermeld bleef een belangrijk (mannelijk) deel vande westelijke senatorenstand gedurende de 4de eeuw de oude culten trouw. We wetendat er in deze tijd een ware ‘VergiliusrevivaF was ontstaan: Vergilius was populair enzijn werk werd veel gelezen. Er verschenen zelfs ‘herdrukken’ van zijn gedichten (nietin de inmiddels geaccepteerde codex-vorm maar in de vorm van de ouderwetse

310

Page 15: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

boekrol). Het is goed mogelijk dat de senatorenvrouw Proba via Vergilius hetChristendom onder senatoriale kringen heeft willen verbreiden en misschien dacht zezelfs op deze wijze bekeerlingen te kunnen maken. Of ze daarin is geslaagd zullen wenooit weten.

Noten1. Meer informatie over de grotere aantrekkingskracht die het Christendom heeft gehad op vrouwen

dan op mannen biedt: Jan Willem Drijvers, ‘Clarissimae Feminae en de christelijke ascese. Devrouwelijke volgelingen van Hieronymus’ in: Vierde Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis, Nij-megen, 1983, blz. 13-40

2. A. H. M. Jones, J. R. Martindale, J. Morris, The Prosopography of the Later Roman Empire, 260-395, deel 1, Cambridge 1971, blz. 192-193

3. R. von Haehling, Die Religionszugehörigkeit der hohen Amtstrager des Römischen Reiches vonConstantins I Alleinherrschaft bis zum Ende der Theodosianischen Dynastie, Bonn 1978, blz. 378-379

4. ibidem, blz. 394-3955. Tussen haakjes staan de ‘gebruikte’ passages van Vergilius

Literatuur

— Cento Probae, ed. C. Schenki, in: Corpus Scriptorum Ecclesiasticorum Latinorum 16, Wenen 1888,blz. 511 vv.

— R. A. Markus, ‘Paganism, Christianity and the Latin Classics in the Fourth Century’, in: LatinLiterature of the Fourth Ceniury, ed. J. W. Binns, Londen 1974, blz. 1-21

— P. Courcelle, ‘Les exegeses chrétiennes de la quatrième églogue’ in: Revue des Etudes Anciennes 59(1957), blz. 294-319

— Ilona Opelt, ‘Der zürnende Christus im Cento der Proba’, in: Jahrbuch für Antike und Christentum7 (1964), blz. 106-116

— O. Bardenhewer, Geschichte der altchristlichen Literatur 3, Freiburg im Breisgau 1912, blz.561-563

311

Page 16: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

Petrus Lotichius Secundus (Schluchtem, in Hessen, 1528-1560) was een boerezoondie door toedoen van een oom, een protestant geworden abt (die ook Lotichius heette,vandaar de toevoeging Secundus), in de gelegenheid gesteld werd naar school te gaan.In 1544,16 jaar oud, ging hij medicijnen studeren in Marburg, en uit die tijd stammende eerste gedichten. Een jaar later studeert hij in Wittenberg, en uit die tijd stamt hetdoor mij vertaalde gedicht op het tuintje van zijn meisje Claudia.

Hij vecht mee in de godsdienstoorlogen, aan de protestantse kant, wat hemaanleiding geeft in gedichten de oorlog te verfoeien, hij begeleidt een rijke student naarMontpellier, hij studeert af in Padua. Ook die reizen geven aanleiding tot poëzie. Hijwordt hoogleraar in de medicijnen en botanica in Heidelberg, maar sterft in 1560 op 32jarige leeftijd.

De Amsterdamse hoogleraar P. Burmannus Secundus (1713-1778) noemt hem in deInleiding op zijn prachtige uitgave met commentaar uit 17541:

Poetarum Germanorum, et aliarum forte nationum poeta primus et princeps.

Wat! Lotichius zou niet alleen de vooraamste Duitse dichter geweest zijn, maar ookwellicht de grootste van alle andere - moderne - volkeren? Hoe komt de kunstzinnigegeleerde tot zo’n oordeel? Zou hij soms, om te beginnen, menen dat de pogingen die inverschillende landen in even zovele renaissances zijn gedaan om de poëzie in deVolkstaal naar klassiek model te fatsoeneren, mislukt zijn, zodat alleen de Neolatijnsepoëzie de moeite waard is? Of kunnen we het tweede deel van zijn uitspraak maar beternegeren, zodat we alleen maar hoeven te begrijpen hoe het komt dat Lotichius in deogen van Burmannus de grootste Duitse dichter is? Met die gedachte heeft hij het in1754, vóór de bloei van de Duitse poëzie gemakkelijker, want met die restrictie isEllinger, de schrijver van een grote geschiedenis van de Neolatijnse poëzie inDuitsland, het met hem eens2:

Sieht man von einigen vorzüglichen Leistungen des deutschen Volks-liedes ab, so kann man ihn den bedeutendsten neueren deutschen Lyrikervor Klopstock nennen.

312

J. P. Guépin

Petrus LotichiusSecundus, degrootste dichtervan de wereld?

Drie 16e eeuzvseNeolatijnse Dichters III

Page 17: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

Maar mr de redchen die Burmannus srow’zijn oordeel geeft. Die zijn niet minderverbazingwekkend:

Hanc enim laudem prae ceteris consecutus est Lotichius maxime perfelicissimam et paucis consessam optimorum e veteribus imitationem,quorum diversas dotes ac virtutes, dexterrima artificii variarione, itasemper miscuit ac temperavit, ut difficile dictu sit, quemnam ex poetis,qui supersunt, Elegiacis antiquis sibi praecipue exprimendum propo-suerit.

Deze lof heeft Lotichius vooral verdiend door zijn uiterst gelukkigenavolging van de beste antieke dichters, iets wat slechts aan weinigenvoorbehouden is. Hun uiteenlopende talenten en goede eigenschappenheeft hij door zeer behendige variaties van kunstgrepen steeds zodaniggemengd en in de juiste verhouding versmolten, dat het moeilijk te zeggenvalt wie hij, van de antieke dichters van Elegieën die over zijn, in de eersteplaats bewust heeft willen uitdrukken.

Vooral de laatste vier woorden lijken merkwaardig, alsof Lotichius er expres voor zouzijn gaan zitten om de een of andere dichter na te volgen. ‘Exprimere’ betekent ook‘navolgen’, maar ik heb de letterlijke betekenis ‘uitdrukken’ aangehouden, om deargumenten die Ellinger voor zijn oordeel aanvoert beter vergelijkbaar te maken.

De rechtvaardiging van Ellinger staat op het eerste gezicht lijnrecht tegenover dievan Burmannus:

Er folgt nur dem Drang des Thnem... Dahèr gelang es ihm, für alleFreuden und Leiden seines zarten Gemüthes den wahren Ausdruck zufinden und Gebilde zu schaffen, aus denen die Persönlichkeit ihresUrhebers unmittelbar zu dem Loser spricht.

Hier drukt Lotichius dus niet een andere dichter uit, maar zijn eigen persoonlijkheid,en nog wel rechtstreeks! Toch denk ik dat beider argumenten voor een in wezen tochniet zo erg verschillend oordeel met elkaar in overeenstemming te brengen moetenzijn. Burmannus zegt dat Lotichius zo goed imiteert dat niet precies te zeggen valt wiehij imiteert, Ellinger heeft het over de eigen persoonlijkheid van de dichter.

Ellinger zoekt in navolging van Dilthey het criterium van goede poëzie in de‘Eriebnis’ en kan er dan terecht de nadruk op leggen dat Lotichius persoonlijkeervaringen) bijvoorbeeld van zijn leven als soldaat, of van zijn reizen, in zijn gedichtenverwerkt, evenwel niet alles, ‘nur was siener Natur gemass ist’. Burmannus zou danzeggen: alleen datgene waar hij voorbeelden voor had die hij kon variëren. Het gaat omde beschikbaarheid van een poëtische kunsttaal, die de gemeenplaatsen levert die alsbouwelementen gebruikt worden om de persoonlijke ervaring te structueren. Degoede vraag luidt dan: waarom dicht Lotichius niet in het Duits, of Janus Secundusniet in het Nederlands? Het antwoord is eenvoudig: het was in die tijd voor dezedichters onmogelijk in de volkstaal ook maar iets te maken dat in de verte het peil konhalen, niet alleen van de Latijnse poëzie van de Italianen, maar ook van hun poëzie inhet Italiaans. Dat kon in het Noorden pas, na een eeuw oefenen, in de zeventiendeeeuw. Bewijs daarvoor zijn de kreupele vertalingen van Douza en Van Hout van deKusgedichten van Janus Secundus3. Voor Noordeurepa is de voorkeur voor het Latijnin de zestiende eeuw geen probleem. Daar wordt de bloei van het Neolatijn pasmerkwaardig in de zeventiende en achttiende eeuw, zoals we ons ook kunnen verbazen

313

Page 18: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

over het feit dat zestiende eeuwse Italiaanse dichters, als Bembo, Molza, zowel in hetItaliaans als in het Latijn dichten, en dan nog beter in het Latijn dan in het Italiaans.

Wat ontleningen en vergelijkbare wendingen van het door mij vertaalde gedichtbetreft kan men bij het voortreffelijke commentaar van Burmannus terecht. Ik wil hierslechts op drie gevallen wijzen, een ontlening uit Flaminio, en twee uit Catullus.Direkte voorbeelden waren de een generatie oudere Italiaanse dichters, en wel in deeerste plaats nu juist Flaminio en Molza. Aan Flaminio heeft Lotichius de goedewensen ontleend aan het bosje dat het vrijend paar moet beschermen tegenonbescheiden blikken. Hetidee van veilige schuilplaats wordt uitgewerkt in een scène.Er zijn indringers, medestudenten uit Wittenberg, zijn dichter-vrienden. Welnu, hijgeeft daar geen duit om, vs. 35: ‘quod assis aestimamus’, als die onmogelijke dichtersmaar niet zo vreselijk moesten lachen. Nu is er geen lezer die bij deze uitdrukking nietmoet denken aan Catullus kusgedicht, 5,3 ‘aestimemus assis’. Catullus zegt tegenLesbia: laten wij elkaar beminnen en geen duit geven om het geklets van strengegrijsaards, Lotichius zegt: het geplaag van de jeugd kan ons niets schelen. En dan gaathij het lawaaierig binnendringen van de jongelui beschrijven, zogenaamd op zoek naarbloemen, terwijl ze zelfs geen enkel verstand van kruiden hebben. Hier spreekt deaankomende hoogleraar botanie.Het gedicht is in de grappige hinkjamben geschreven van Catullus 31, het lofdicht opSirmio:

Paene insularum, Sirmio, insularumqueOcelle...

Lotichius maakt die verwantschap duidelijk door ‘ocelle’ precies op dezelfde plaats tezetten. Maar de redenen om het tuintje van Claudia te prijzen zijn anders.

Een bekend bloemlezingsgedicht is Lotichius’ meisjesklacht ‘De puella infelici’.Het is het spiegelbeeld van dit gedicht. Daar luistert de dichter, verborgen achterbomen in een afgelegen tuin, de klacht af van een in de steek gelaten meisje dat aan hetbloemenplukken is.11,14, blz. 479-480:

Ad hortulum Claudiae

Salubris hortule, elegans suburbaniOcelle ruris, & cubile nympharum,Qui vere jam te pen te saepe jucundosPraebes mihi puellulaeque secessus:

5 Sic nee tibi aura pestilens odoratasLaedat rosas, nec alba Caurus invisisFlabris adurat lilia, et novos roresMinistret usque Memnonis nigri mater:Mei, precor, jocos amoris occulta,

10 Dum te vel in dies misellus inviso,In herbulisque cum meo igne consido,Ubi latus rivi premunt susurrantes,Eduntque motis sibilum comis aurae.Ibi illa multa delicata cum fiunt,

15 Tu cernis, hortule, et vides coronatamMeam puellam, paululum reclinatamMecum jacere, somnulo velut leniVictam, meum dum mollibus caput sertisRevincit, et reflagitans in amplexus

314

Page 19: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

20 Serpit verniste, suaviusque blanditur.Ocellulos tune vibrat usque ridentes,Meosque ludibunda vexat ardores,Et basia uda millies columbatimFigit rogata, spiritumque transfundit

25 In cor meum: hinc amore membra tabescunt,Halans amaracus velut pruinosisCum tacta flatibus repente marcescit.Haec, dulcis hortule, ut rogamus, occulta,Ne caprimulgi filia illa vicini

30 Sentire possit, illa, quam probe nostriAd hoc salictum dam latere prostratam,Captare si quas auribus queat voces,Ut deferat per urbis angulos omnes.Et hinc meorum me sodalium coetus

35 Vexant, quod assis aestimamus, a risuSi temperarent pessimi poëtarum.Qui saepe ceu vagi novos legunt flores,Cum vix anethum, malvam, et allium norint,In hortulos solent venire per caussam

40 Venis tumentibus, velut nigra in silvaAd buculam ruit maritus armenti.Hos tu procul fuga, et patens mihi soliMei jocos amoris, hortule, occulta,Ocelle ruris elegans suburbani.

Aan het tuintje van Claudia

Klein heilzaam tuintje, elegant oogappekjevan ’t land nabij de stad, en nimfenakkertje:wanneer de lente zwoel wordt ben je ’n toeverlaatwaarheen ik met mijn lieve meisje ’t liefste ga.

5 Laat het zo zijn dat niet met pest bezwaarde dampje rozen kwetst en niet de westenwind verbrandtje witte leliën, maar dat de Moeder vande zwarte Memnon altijd dauw verschaffen kan.Verberg, bid ik, de grappen van ons liefdesspel

10 zolang ik arme daar dag in dag uit heen snelen in de grasjes met mijn vlam gezeten ben,waar lispelende beekjes zoetjes murmelenen ’t suizend briesje door ’t bewogen lover waart.Waar daar die plek zoveel betoverends bewaart,

15 ontwaar je, tuintje, zie je, mijn vriendin gekroondeen heel klein beetje achterover leunend loomdaar liggen, als bevangen in de zoete slaaptotdat ze mij ’t festoen gegleden van mijn slaapweer opbindt en terugvorderend een nieuwe gloed

20 lief in mijn armen kruipt en ’t kussen overdoet.Dan knippert snel haar oog terwijl het alsmaar lachten treitert ze uit speelsheid mijn verliefde krachten natte kussen duizendmaal tortelgewijs

315

Page 20: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

als ik het vraag hecht ze en giet dan nogereis25 haar zieltje in mijn hart waarna ons lijf bezwijmt,

zoals wanneer opeens dampende marjoleingeraakt door felle wind onder de rijp verslapt.We smeken je, lief tuintje, dat je ’t niet verklapt,want als die dochter van die geitemelker ’t merkt,

30 je buurmans dochter, zij, je weet het wel, verdektbij ’t wilgebosje op haar buik ligt z’op de gronden straks vertelt ze luid op elke straathoek rondal wat ze met haar oren opvangen vermag.Dan komt die troep van dichtersvrienden voor de dag

35 om ons te pesten; daarom geven wij geen fluit,maar ’t onwelluidende gelach houdt niemand uit!Ze komen dikwijls verse bloemen plukkend - ookal kennen ze geen dille, malve of knoflook -de tuin afstropen quasi onopzettelijk:

40 zoals een stier de hort op gaat zo liederlijkstormen zij op ’t gerucht van ieder meisje los.Jaag ze ver weg, laat ons alleen dit bos,verberg, bid ik, de grappen van ons liefdesspel,klein heilzaam tuintje, elegante oogappel.

Dé op één na grootste Duitse dichter, Heine, is bij uitstek de lievelingsdichter vandiegenen die in hun hart niet van poëzie houden. Hij ironiseert, vanuit zijnoprechtheid, de conventies van de liefdespoëzie. Lotichius schept distantie door tedramatiseren. Dat is de antieke manier, die we ook bij Molza tegenkwamen.

Noten1. P. Lotichius Secundus, Poemata Omnia, Amsterdam 1754, P. Burmannus, ed., ‘Praefatio’, blz. 3.

Voor bibliografie zie J. lJsewijn, Companion to Neo-Latin Studies, Amsterdam enz., 1977, blz. 139.2. G. Ellinger, Geschichie der Neulateinischen Literatur Deutschlands im sechzehnten Jahrhundert,

Berlin/Leipzig 1929, blz. 394.3. Ian van Hout Douza en anderen. Het Boeck der Kuskens, van Ioannes Secundus, P. C. Molhuysen,

ed., Maastricht 1930.

316

Page 21: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

Augusta Raurica

Dicht bij Bazel, vlak bij de autosnelweg Bazel - Zürich en ook per openbaar vervoergoed te bereiken, ligt het plaatsje Augst. Daar leiden wijzers met het opschrift AugustaRaurica snel naar de witte resten van een Romeins theater, een groene heuvel metdaartegen een brede witte antieke trap, en een - gloednieuw - royaal Romeins.woonhuis in rode en witte tinten.

Augusta Raurica werd formeel als Romeinse kolonie al gesticht in 44 voor Christus,maar waarschijnlijk pas enige tientallen jaren later in feite aangelegd en gebouwd.Augusta heet de kolonie naar keizer Augustus of een latere keizer; Raurica heet ze naarhet Gallische volk van de Rauraci of Raurici in wier gebied ze werd gesticht. Zeker inde tweede eeuw na Christus was deze Gallische stad een centrum van handel encultuur. Ook het bedrijfsleven heeft er in voorname mate aan de welvaart bijgedragen;zo waren er een groot aantal bedrijven voor het koken en roken van vlees dat, eenmaalgeconserveerd, geëxporteerd kon worden. Als in het jaar 260 de GermaanseAlemannen vanuit het noorden op het Romeinse rijk inslaan, komt ook aan de glorievan Augusta Raurica een einde. Opvolger als het ware van deze stad, die lag op hetgebied van wat nu meer precies Basel-Augst heet, wordt de vesting die de Romeineniets verderop aanleggen: Castrum Rauracense, het tegenwoordige Kaiseraugst. AugustaRaurica vervalt; Castrum Rauracense doet nog geruime tijd tegen de Alemannen goededienst, en ontwikkelt zich verder tot Christelijke bisschopsplaats. Later komt Bazel opals stad, en vanaf ongeveer de zevende eeuw verdwijnt na Augusta Raurica ook CastrumRauracense als oord van belang.

Een plattegrond die is aangebracht bij het Romeinse theater laat zien hoe het oudeAugusta Raurica is geweest, en wat er temidden van de moderne bebouwing en aanlegvan straten, wegen en groen nog van terug te vinden is.

Het meest imposante overblijfsel van de oude stad is en blijft het theater zoals hetdaar, beschadigd maar uitgegraven, geconserveerd, en hier en daar nieuw aangevuldligt tegen de heuvelhelling, instructief en een beetje romantisch tegelijk, met zijn witteStenen in het groen, omringd door bomen en struikgewas, en met zelfs bomenopgroeiend hier en daar uit de treden van de oude oplopende toeschouwersplaatsen.Veel van het theater is kapot, maar net als zo’n achttien, negentien eeuwen geleden is

317

F. J. P Verbrugge

AugustaRaurica,en een Romeinshuis bij Bazel

Page 22: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

Het theater, gezien vanaf de tempelheuvel

Het podium van de tempel boren op de heuvel

318

Page 23: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

het ook nu mogelijk om langs de trappen omhoog te gaan tot de hoogste rijen, envandaar neer te zien op het bouwwerk en over land en omgeving. O.a. herkent men danin de bouw duidelijk nog een ovaalvormig arena-patroon dat over en door hettoneelpatroon heenloopt: restant van een eerdere bouwfase.

Kijkt men recht over het toneel heen, dan ziet men uit op de openluchttrap van 181⁄2meter breed tegen de heuvel aan de andere kant van het theater, .en op hettempelterrein boven op die heuvel. Zo moet men ook vroeger uitgezien kunnenhebben, door een brede opening in de facade van het theater heen. Van de tempel dieuiteindelijk de heuvel heeft bekroond, met zijn ingang recht tegenover het theater, resttemidden van het groene gras een groot wit stenen podium met toegangstrap dat ooknu nog 31⁄2 meter boven de grond uitsteekt. Van de ingang van de tempel moet over detempeltrap en over de brede openluchttrap tegen de heuvel aan een weg, ook tegebruiken voor processies, recht tot bij het theater beneden hebben geleid.

Aan de tegenovergestelde kant van het theater ligt, op enige afstand, het forum, dateens werd omzoomd door een zuilengalerij, een tempel en een basilica voor handel enrechtspraak, met een ronde aanbouw tegen de lange buitenste zijde ervan: de curia.Niets van dit alles hebben tijd en mensenhand overeind gelaten. Men ziet niet veelmeer dan losse sporen en brokstukken, en herkent op zijn best delen van eenplattegrond - ook hier een plattegrond van verschillende stadia dooreen. Gerecon-strueerd is het cirkelvormige grondvlak van de curia met zijn oplopende concentrischetreden voor de zitplaatsen van de leden van de gemeenteraad.

Het museum

In het veld of tussen de moderne huizen en hoogbouw bevinden zich in August nogallerlei andere antieke objecten. Van bouwsels is meermalen niet veel meer dan hetgrondvlak te zien. Met meer of minder moeite vindt men b.v. pottenbakkersovens, eenopenbare waterfontein, muurwerk van het castrum, een kroeg, een stuk waterleiding,een amfitheater, mozaïeken, een zuil, resten van heiligdommen, etc. Veel opvallenderechter is de combinatie van museum en ‘Romeins huis’ vlak bij theater entempelheuvel, waarmee ook de bouwresten van het oude Augusta Raurica zeer aankleur en achtergrond kunnen winnen.

In het kleine, heldere museum hebben allerlei vondsten uit de antieke stad eenplaats gekregen, naast b.v. maquettes, kaarten en plattegronden, een afgietsel van deinscriptie op het grafmonument in Italië van Augusia Raurica’s stichter, of eenleunstoel van riet, nieuw nagevlochten naar oud Romeins model. Romeinse muntenzijn er, gereedschappen en instrumenten van b. v. arts of smid, bronzen beeldjes,beeldhouwwerk, inscripties, flessen, potjes, scherven, grafstenen, ook uit vroeg-christelijke tijd, eetgerei en ander huisraad, militaire uitrustingsstukken, sieraden:vaak op een plezierige manier naar onderwerp en soort bij elkaar gezet, of via kortetoelichtingen of aanvullingen met elkaar of met hun oorspronkelijke omgeving inverband gebracht.

Een apart vertrek is gereserveerd voor de zilverschat van Kaiseraugst: rond de 250zilveren voorwerpen uit de latere Romeinse keizertijd. Geen wetenschap, geleerde ofdeskundige is in eerste instantie aan het blootleggen van deze schat te pas gekomen: bijgraafwerkzaamheden voor de aanleg van een gymnastiekzaal en sportveld bij deschool, dicht bij de oude Romeinse muur, werd de schat rond kerstmis 1961 door eengraafmachine onopgemerkt geraakt, opgepakt en verplaatst. Daarna kwam hij door

319

Page 24: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

een sneeuwbui onder de sneeuw te liggen, bleef zo wekenlang bedolven, en werd pas inde eerste maanden van 1962 geleidelijk aan ontdekt en door archeologen uitgegravenen verzameld. Bijna 200 zilveren munten met afbeeldingen van Romeinse keizers (uitvoornamelijk de eerste helft van de vierde eeuw) lagen er toen voor het oprapen, eentiental grote en kleinere zilveren schalen en schotels, bekers, eetgerei, medailles,staven, etc. Een paar grotere stukken, o.a. een prachtige achthoekige schaal en eenvierhoekig presenteerblad, zijn kunstig en ingewikkeld versierd met graveerwerk,verguldsel en/of reliëfwerk. Soms is de versiering zuivere omamentatie, maar ook heletaferelen en gebeurtenissen zijn op het zilverwerk afgebeeld, eenmaal het hele verhaalvan de jeugd van Achilles, in elf episodes. Het gaat hier om een schat die in de vierdeeeuw na Christus in een kist werd begraven binnen de vesting Castrum Rauracense, welin verband met oorlogsdreiging en de aanvallen van de Alemannen.

Het Romeinse huis

Dat de opgravingen van Augst de belangstellende bezoeker niet een bezoek aaneengewoon Augster huis uit de Romeinse tijd kunnen bieden, wordt in zekere zin meerdan goedgemaakt door de merkwaardige ervaring van een verblijf in het ‘Römerhaus’domus Romana, zoals trots op de voorgevel staat geschilderd. Dit ‘Romeinse huis’ werdin 1954-1955 als complete nieuwbouw in de directe omgeving van theater en tempelopgetrokken. Fris en fleurig staat het er, breed en laag, in een rechthoek rond eenbinnenhof.

Langs de lange straatkant, en aansluitend langs een deel van de twee korterezijkanten, loopt een zuilenrij. Tussen de zuilen en de huismuur is een porticus, eenoverdekte galerij: het rode pannendak van het huis loopt met een lichte helling af tot

320

Het Romeinse huis: de porticus langs de lange straatzijde

Page 25: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

over de witte kalkstenen zuilen. Vanuit de zuilengang kijkt men binnen in de antiekewerkplaats (fabrica) en de winkel (taberna) m het huis, die aan de voorkant ervanliggen. Ook is daar de grote Romeinse voordeur met ingang, de fauces. Bij deopgravingen in Augst heeft men gevonden hoe in één huizenblok woon- enbedrijfsruimten zo gegroepeerd waren, dat de laatste meer naar de buitenkant van hetblok lagen, naar de straat toe, terwijl de woonruimten zich meer binnenin bevonden»rond een binnenhof. In het nieuwe ‘Romeinse huis’ van Augst hebben de modernebouwers geprobeerd, de elementen die typerend waren voor zo’n heel Augsterhuizenblok nu binnen het bestek van één enkel royaal huis aan te brengen. Als totaliteitgeeft het huis zo geen exact, maar eerder een idealiserend beeld van de woonsituatie -en wel in het bijzonder die van een gegoede middenstander - in Augnsta Raurica. Vanarmoede, gebrek aan lucht of ruimte, vuil of verval geen spoor. Behalve de zuilengangen de ingang, de winkel en de werkplaats aan de voorzijde langs de straatkant, bevat hetvilla-achtige gebouw, rond de andere drie zijden van de binnenhof, een keuken,eetvertrek, slaapkamers, en een uitgebreide badafdeling. Alles in, op en aan het huis,alle details willen zo veel mogelijk representatief zijn voor de antieke wijze van bouwenen inrichten in Augusta Raurica of, als dat b.v. door gebrek aan gegevens niet haalbaarwas, toch direct aansluiten bij wat men van elders uit het Romeinse rijk, b.v. Pompeji,van huizenbouw en -inrichting weet. Alles en ieder detail wordt zo de moeite vanbeschouwing waard.

De binnenhof is gebaseerd op het idee van een peristylium; hij heeft aan drie kanteneen zuilengang met witte zuilen voor rode muren met hun deuren en vensters van deomringende vertrekken van het huis. De zuilengang wordt overdekt door het dak vanrode pannen op balken dat ook naar binnen, naar de opening van de hof toe, lichtafbelt. En stil, licht en warm ligt daar dan in de rood-witte beslotenheid van de hof-omgang de binnentuin (hortulus Romanus) met bloemen, kruiden als salie, thijm,munt, struiken en bomen: zelfs een palm en een vijgeboom - mèt vijgen - gedijen er.

De keuken (culina) heeft een stenen fornuis, een oven, handmolen, kookgerei,potten en pannen. In de volgende, gelig-getinte ruimte, een kamer voor ‘s zomers (deoecus), staan rondom een klein rond gemetseld tafeltje de gemetselde sofa-bedden metrode kussens gereed voor de heer des huizes en zijn gasten, om zich neer te leggen voorde maaltijd: het triclinium aestivum. Tegen de muur is er een gemetseld bankje voor deslaven die het eten aan en af moeten dragen; de vrouw des huizes kan zich rechtop ineen zetel bij het gezelschap zetten. Eetgerei en een foto aan de muur van eengeënsceneerde Romeinse maaltijd helpen de bezoeker zich een indruk te vormen hoeeen en ander zich hier afgespeeld zou kunnen hebben.

De bad-afdeling van het huis bestaat uit een aantal in elkaar overlopendevertrekken: het apodyterium of kleedvertrek, het frigidarium met koudwaterbad, hettepidarium waar men zich met lauw water kon wassen, en het caldarium, een flink teverwarmen ruimte met een warmwaterbad. Het verwarmingssysteem is dat van debekende hypokaust-verwarming: vanuit een centrale stookplaats moet de rook en hetelucht van het vuur trekken onder langs de vloer en door de holle stenen van de murenvan de te verwarmen vertrekken. Tegen het caldarium is in Augst, aan de buitenkantvan het Romeinse huis, het huisje (praefumium) aangebouwd voor het stoken van hetvuur dat de verwarming onderlangs van warme lucht voorziet. De moderne bouwershebben ervoor gezorgd dat in het caldarium in de bodem, tegen de muur en bij het badhet oude verwarmingssysteem in onderdelen te zien is.

In de eerste slaapkamer (cubiculum) van de twee die naast het caldarium liggen, zietmen behalve een Romeins bed o.a. een kist, een tafeltje met toiletgerei, een zetel. Dewerkplaats (fabrica) op de hoek aan de voorkant van het huis herbergt naast eeninstallatie voor het koken en roken van vlees allerlei werktuigen en producten van

321

Page 26: Oedipus, steeds weer compleximages.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang 56... · 2006. 12. 19. · S. J. Redmeijer, ook de auteur van Counseling in de orthopedagogische situatie,

handwerk, waaronder loden waterleidingbuizen, een kast met Romeinse schoenen,koperen en aardewerken vaatwerk. De taberna, de winkel aan de straatzijde naast defabrica, heeft een marmeren toonbank met daarin verzonken ingemetseld aardewerkenpotten voor de te verkopen heerlijkheden. En nog veel meer is er te zien, zow-el in detabema als elders in het huis, in Augst opgegraven of ergens anders, gereconstrueerd,of gecopieerd naar voorwerpen die op andere plaatsen in het rijk van Rome tevoorschijn zijn gekomen. Een paar authentieke mozaïeken en muurschilderingen uitAugst komt men in de inrichting van het huis tegen naast de moderne copieën enimitaties van antieke gereedschappen, beeldjes, schoenen, vensters, hekwerk, ge-bruiksvoorwerpen, een bed, een deur met houten slot en sleutel, etc.

Bij een bezoek aan Augst kan het vele informatiemateriaal goede diensten bewijzendat bij het museum verkrijgbaar is. Behalve kleinere brochures en verhandelingen overdetailonderwerpen is er een uitvoerige Führer durch Augusta Raurica (Bazel 1978 =19664) van Prof. Dr. Rudolf Laur-Belart, eens zelf opgraver in Augst. Ook voor deinformatie hierboven is uit deze Führer - en andere werkjes - geput. In Hermeneus iseerder over Augst geschreven door R. Huygens (XXI 1949-1950 p. 133-136) en G. vanHoorn (XXIII 1951-1952 p. 181).

Het museum en het Römerhaus zijn geopend alle dagen, behalve maandag, van 10tot 12 en van 13.30 tot 18 uur (’s winters tot 17 uur), en maandags van 13.30 tot 18(resp. 17) uur. Wie in Zwitserland nog verder temidden van Romeinse overblijfselenwil verblijven, zij in de eerste plaats verwezen naar de plaatsen Windisch (en Brugg)wat verder naar het oosten en Avenches naar het zuiden. Het gidsje van A. Lambert enE. Meyer, Führer durch die römische Schweiz (Zürich-München 19732), kan hemhierbij, en bij het vinden van andere plaatsen, behulpzaam zijn.

322

Het peristylium van het Romeinse huis, met tuin en huisaltaar