Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel...

235
Functieleer deel 2 1 Functieleer deel 2 - schooljaar 2012-2013 Leerpsychologie 1. Basisconcepten en definities Leren is belangrijk omdat het beschrijft hoe het organisme zich aanpast in veranderingen in de omgeving en die aanpassingen aan de omgeving behoudt. Het vereist flexibiliteit in het gedragsmechanisme en werd door Darwin en enkele andere psychologen als bewijs van intelligentie bezien. Leren en andere vormen van gedragsverandering Leren, performantie, en niveaus van analyse Een definitie van leren Naturalistische versus experimentele observaties Het “fundamentele” leerexperiment Het controleprobleem bij onderzoek naar leren De “algemeen-proces” benadering bij de studie van leren Het gebruik van proefdieren in leer-onderzoek 1.1 Fundamentele kenmerken van leren 1.1.1 Wat verstaat de “niet-leerpsycholoog” onder “leren”? studeren, “schools leren” Leren rekenen, schrijven Spaans, statistiek, leerpsychologie leren Wist je dat - Leren kan resulteren in toename of afname in respons - Leren is niet altijd duidelijk in de acties van een organisme (silent behaviour) - Leren kan onderzocht worden op gedrags, neurofysisch of celniveau - Leren is een speciaal type oorzaak voor gedrag - Leren kan alleen onderzocht worden met experimenteel onderzoek. Naturalistische observatie kunnen bewijs suggereren maar het kan nooit het oorzakelijk verband van leren en gedrag duidelijk maken - Leren wordt geïdentificeerd als gevolg gebaseerd op een verschil in gedrag tussen individuen met een specifiek type van ervaring en individuen die die ervaring niet hadden - Controle procedures zijn even belangrijk in studies over leren als training of experimentele procedures

Transcript of Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel...

Page 1: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 1

Functieleer deel 2 - schooljaar 2012-2013

Leerpsychologie

1. Basisconcepten en definities

Leren is belangrijk omdat het beschrijft hoe het organisme zich aanpast in veranderingen in de

omgeving en die aanpassingen aan de omgeving behoudt. Het vereist flexibiliteit in het

gedragsmechanisme en werd door Darwin en enkele andere psychologen als bewijs van intelligentie

bezien.

Leren en andere vormen van gedragsverandering

Leren, performantie, en niveaus van analyse

Een definitie van leren

► Naturalistische versus experimentele observaties

► Het “fundamentele” leerexperiment

Het controleprobleem bij onderzoek naar leren

De “algemeen-proces” benadering bij de studie van leren

Het gebruik van proefdieren in leer-onderzoek

1.1 Fundamentele kenmerken van leren

1.1.1 Wat verstaat de “niet-leerpsycholoog” onder “leren”?

► studeren, “schools leren”

Leren rekenen, schrijven

Spaans, statistiek, leerpsychologie leren

Wist je dat

- Leren kan resulteren in toename of afname in respons

- Leren is niet altijd duidelijk in de acties van een organisme (silent behaviour)

- Leren kan onderzocht worden op gedrags, neurofysisch of celniveau

- Leren is een speciaal type oorzaak voor gedrag

- Leren kan alleen onderzocht worden met experimenteel onderzoek. Naturalistische

observatie kunnen bewijs suggereren maar het kan nooit het oorzakelijk verband van

leren en gedrag duidelijk maken

- Leren wordt geïdentificeerd als gevolg gebaseerd op een verschil in gedrag tussen

individuen met een specifiek type van ervaring en individuen die die ervaring niet hadden

- Controle procedures zijn even belangrijk in studies over leren als training of experimentele

procedures

Page 2: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 2

► een (motorische/perceptuele) vaardigheid, techniek, procedure onder de knie krijgen

Leren lopen, fietsen, typen, zwemmen

Leren schilderen, timmeren, bier brouwen, viool spelen, wijn proeven

1.1.2 Wat zegt “Van Dale” (2005)

► Niet minder dan 11 betekenissen, waaronder:

studeren, leren voor “beroep x”

een kundigheid, bedrevenheid verwerven

Maar ook:

zich een gewoonte eigen maken (“door zijn vrienden heeft hij leren liegen”)

wijzer maken, doen inzien (“de ondervinding leert dat...” “dat zal je leren!”)

1.1.3 Leren in “leerpsychologie”

► Omvat dit alles, en nog veel meer:

1) Niet enkel “intentioneel”, “bewust”, “expliciet “ leren, ook incidenteel, niet-bewust,

impliciet (zonder intentie om te leren, niet gepland)

► Angstig leren zijn voor honden

► Sound van de White Stripes leren herkennen

► Je weg in Leuven leren kennen (= spatiaal lerne)

2) Niet enkel leren bij mensen, ook leren bij alle andere diersoorten

► Vaak duiven/ratten onderzocht

► Van zeeslakken over fruitvliegjes en bijen tot mensapen

BELANG VAN EXPERIMENTEN

3) Niet enkel “gesofisticeerde”, ook “basale vaardigheden”

► Aangezichten, stemmen leren herkennen

► Coördinatie bewegingen of beweging/perceptie bij acties (bv. fietsen,

stappen, paardrijden)

► Telefoon leren opnemen bij rinkelen, pull aan als koud..

Page 3: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 3

4) Niet enkel leren “doen”, maar ook leren “niet te doen”

(respons, gedrag onderdrukken)

► Leren zwijgen (= niet babbelen) in hoorcollege

► Leren stilzitten (= niet bewegen) bij tandarts

5) Niet enkel motorisch-perceptueel-cognitief, ook emotioneel-affectief leren

► vrees voor spinnen, liften, enge ruimtes

► Koffie/alcohol leren lekker vinden, spruitjes slecht

6) Niet enkel bij kinderen/jongeren, maar het hele leven door

1.1.4 Naar een definitie van “leren”

► Leren is het middel waardoor dieren zich aanpassen aan veranderingen in hun omgeving, en

vervolgens deze aanpassingen bijhouden (gedragsmatige/neuronale“plasticiteit”)

+ toepassen

► Leren wordt geïdentificeerd door een gedragsverandering (in bepaalde situatie)

► Deze gedragsverandering kan zowel een toename (of: verschijnen) als een afname (of:

verdwijnen) van een bepaalde respons inhoudenµ

Leren is diachroon (door de tijd heen): wijzingen in gedrag observeerbaar op late moment ivm

vroeger moment. We houden een ervaring bij en roepen het terug op op een later moment.

1.1.5 Niet elke gedragsverandering impliceert leren

Page 4: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 4

1) Leren = relatief duurzame gedragsverandering

► Oorzaken van tijdelijke, niet-duurzame gedragsverandering (≠ leren)

tijdelijk en omkeerbaar

► Vermoeidheid, motivatie

► Tijdelijke veranderingen in fysiologische/ motivationele toestand (bv.

arousalniveau/honger/sekshormonen)

► Tijdelijke veranderingen in omgevingsstimuli (bv. licht plots uit/steentje in schoen)

2) Leren = relatief duurzame gedragsverandering veroorzaakt door specifieke ervaringen

Andere oorzaken van relatief duurzame gedragsverandering (≠ leren)

Fysieke/fysiologische/neuronale maturatie & groei (cfr. ontwikkelingsψ)

► géén (of minder) inbreng specifieke “ervaring”

► Niet beperkt tot één bepaald soort gedrag (in één bepaalde situatie)

► MAAR: soms interacties, onderscheid niet steeds even duidelijk…(cfr.

zangpatroon zangvogels/visueel systeem katten: katten moeten blootgesteld

worden aan verschillende soorten visuele patronen om deze later te

herkennen)

ervaring maturatie

► Het is gebaseerd op observatie/gedrag dat gesteld wordt op een specifieke

ervaring

► Leereffecten = situatie specifiek

3) Maturatie versus leren…

► Leren veronderstelt oefening of ervaring(en) die specifiek in verband staan met het geleerde

gedrag, maturatie niet (althans niet in principe)

Ervaring/oefening bij leren kan variëren van éénmalig (“one-trial learning”, bv. hete

kachel vermijden) tot erg veel (bv. solist viool worden), maar is hoe dan ook

noodzakelijk om van “leren” te kunnen spreken

► Gedragsveranderingen veroorzaakt door leren zijn relatief specifiek/beperkt tot het geleerde

gedrag in vgl. met effecten maturatie

Vgl. effecten maturatie grijpbeweging ↔ leren koken op elektrisch fornuis

Maturatie: doordat het kind groeit kan het klimmen, lopen, springen,…

Leren: koken op een gasvuur wel veralgemenen naar andere kookfornuizen maar

niet naar microgolfoven.

Page 5: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 5

Maar: wel zekere mate van “generalisatie” van het geleerde gedrag mogelijk naar

gelijkaardige situaties/gedragingen !

4) Leren ≠ gedragsverandering door evolutie

► Duurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven

Evolutie gaat over levens heen.

► Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van) leren zélf is product van evolutie

We worden dan wel geboren op waarschijnlijke omgeving (evolutie) en de ‘finetuning’ op

deze omgeving is leren. Maar het feit dat we de finetuning doen heeft evolutionair nut

1.1.6 Leren = relatief duurzame verandering in gedragspotentieel

► Leren ≠ performantie

Performantie : De mate waarin de gestelde doelstellingen efficiënt en effectief

uitgevoerd worden.

Performantie functie van motivatie & stimuluscondities & het “geleerde”

Afwezigheid gedragsverandering ≠ afwezigheid leren!!!

► “behaviorally silent” learning

Bv. doolhofleren ratten met/zonder reward (voedsel)

Ratten met eten zoeken

specifiek naar de plaats met

eten, terwijl ratten zonder

eten doelloos lijken rond te

zoeken.

Respons 2 (zoeken naar eten)

is echter niet zichtbaar

T11: ratten zonder eten krijgen

op dag 11 wel eten: mentale

map zorgt ervoor dat ze even

snel eten vinden.

Motivationele factoren

nodig om leergedrag duidelijk

zichtbaar te maken

Autorijden: als kind zie je al waar gaspedalen en stuur voor worden gebruikt maar

kan je ngo niet rijden

Page 6: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 6

► Stimulus-stimulus (S-S) leren

Bv rode appels staan voor rijpheid

behaviour silent: dat we dit geleerd hebben werd slechts duidelijk als we de rijpheid

van de appels moeten beoordelen

► Performantie heeft ook te maken met motivatie en de conditie van de stimuli, of

gedragsmogelijkheden gegeven door de omgevin

1.1.7 Niveaus van analyse “leren”

Niveau van analyse Type leermechanisme

Volledige organisme

(leerpsychologie)

Gedragsmatig

Neuronale circuits &

Neurotransmittoren

Neuronale systemen/

netwerken

Individuele neuronen

Moleculair & cellulair

Historisch gezien bestudeerde we leren eerst bij het volledig organisme; door observeerbaar gedrag.

1.1.8 Definitie leren (Domjan, 2005)

► “Leren is een relatief duurzame verandering in het potentieel om een bepaald gedrag* te

stellen, die toe te schrijven is aan ervaring met gebeurtenissen in de omgeving die specifiek

gerelateerd** zijn aan dat gedrag”, het gaat om een verandering in het potentieel om iets te

doen

*Motor-responsen zowel als autonoom-vegetatieve responsen (hartslag, zweten, ademen)

**Antecedente S, consequente S, of beide

Page 7: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 7

1.1.9 Drie fundamentele types van ‘ervaring’…

1) Ervaring met een prikkel/gebeurtenis “op zich” [S] (dus geïsoleerd van andere prikkels)

habituatie/sensitisatie

2) Ervaring met relatie tussen twee prikkels/gebeurtenissen [S1-S2]

klassieke/Pavloviaanse conditionering

3) Ervaring met relatie tussen gedrag en consequent gebeurtenis in omgeving [R-S]

operante conditionering (bv rat met eten) = skinneriaanse

1.2 Naturalistische vs. Experimentele observaties

► Naturalistische: observeren en meten van gedrag zoals het zich voordoet onder natuurlijke

omstandigheden, bij gebrek aan interventies of manipulaties geïntroduceerd door de

onderzoeker (beschrijft, geen antwoord op waarom)

► Experimentele: gedrag meten in condities specifiek ontworpen door de onderzoeker om

specifieke factoren of variabelen te testen die leren of performantie van het gedrag

misschien beïnvloeden

► Cruciale verschil: al dan niet manipulatie= controle van omgevingsvariabele (OV)

► beschrijvend/correlationeel/differentieel versus experimenteel onderzoek

► Naturalistische observatie kan nooit antwoord geven op oorzaken van gedrag(sverandering),

enkel hypothesen of onderzoeksvragen genereren

► Enkel experimentele observatie kan leiden tot causale uitspraken (het waarom van een

gedrag(sverandering))

► Voorbeeld: naturalistische observatie leert dat eekhoorns méér nootjes/zaden begraven in

herfst dan in winter. Waarom? Oorzaak?

► Véél mogelijke kandidaat-oorzaken in “veld-situatie”

Temperatuur hoger in herfst dan in winter

Dagen korten in herfst, verlengen in winter

Bomen méér bladeren in herfst dan in winter

Méér zaden/vruchten voorradig in herfst dan in winter

Page 8: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 8

► Enkel experimentele manipulatie kan aantonen of een variabele oorzaak is

Manipuleren beschikbaarheid zaden/vruchten: veel/weinig

Alle andere variabelen constant houden

Eventueel verschil tussen “veel/weinig” condities in begraven nootjes/zaden

OURZAAK van gedrag aangetoond

► Oorzaak wordt niet direct geobserveerd, de oorzaak moet worden afgeleid van verschillen in

gedrag bij verschillende experimentele condities

1.2.1 Leren impliceert een causale variabele

► “Leren is een relatief duurzame verandering in het potentieel om een bepaald gedrag te

stellen, die toe te schrijven is aan ervaring met gebeurtenissen in de omgeving die specifiek

gerelateerd zijn aan dat gedrag”

enkel experimentele manipulaties kunnen aantonen dat bepaalde ervaringen de oorzaak zijn

van een bepaalde gedragsverandering

1.3 Het “fundamentele” leerexperiment

► Verandering in gedrag moet als OURZAAK leren van een vorige ervaring hebben

► Experimentele vs controle groep

Gelijkgesteld op alle (persoons/omgevings)variabelen

Enkel experimentele groep krijgt de kritische leerervaring (OV) op moment t

► Vergelijking van gedragsverandering in beide groepen op moment (t+1) laat causale leer-

uitspraak toe

Voorbeeld: rol “oefening” bij leren fietsen

1.3.1 Een adequate controlegroep is essentieel

► Daarom “naturalistische” observatie niet voldoende

Vaak teveel “mogelijke” determinanten

Geen controle/manipulatie van één welbepaalde variabele

► Controlegroep moet op alle punten gelijk zijn, behalve qua kritische leerervaring

► Opzet van controlegroep is afhankelijk van specifieke aspecten van voorbije ervaringen die

men wenst te isoleren als oorzaak voor gedrag waar men in geïnteresseerd is.

► Vaak between-subject designs (controle en experimentele groep),

ook within-subject designs (oa. Single-subject designs; experimentele en controle conditie)

mogelijk

Page 9: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 9

1.3.2 Twee versies van het fundamentele leerexperiment

1.3.3 De “algemeen-proces” benadering

► Assumptie: dezelfde fundamentele leerprocessen zijn aan de orde in een veelheid van

leertaken/situaties, en dit in principe bij alle diersoorten (inclusief mens)

Soms zijn er wel iets andere prikkels nodig.

► Assumptie: Er bestaan een aantal “universele” leerwetmatigheden

(basiswetten voor gelijkaardigheden)

Cfr. Zelfde assumptie in fysica, chemie…

► Ontkent niet dat bij verschillende leertaken/diersoorten

Verschillende soorten prikkels betrokken kunnen zijn…

Verschillende soorten responsen gesteld kunnen worden…

Bepaalde leertaken relatief moeilijker, andere relatief gemakkelijker verlopen

► Generalisatie bij proces van leren, niet in de inhoud of snelheid van leren

1.4 Het gebruik van proefdieren in de leerpsychologie: voordelen

1) Controle over leergeschiedenis: opgegroeid in hokje of niet, met soortgenoten?

2) Betere controle leeromgeving en leertaak

3) Herhaald trainen/testen goed mogelijk

4) Kennis/controle genetica

5) Kennis/controle motivationele variabelen (bv 80% van het dieet voor een week = honger)

6) Minimale/geen invloed taal

7) Minimale invloed “demand effects” (sociale wenselijkheid)

Page 10: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 10

1.5 Inadequate alternatieven

► Observationeel (veld-)onderzoek: Geen oorzakelijke informatie

► Studies op planten: Planten hebben geen zenuwstelsel (belangrijk voor leren)

► Studies op weefselculturen

Kunnen nuttig zijn in het isoleren van specifieke celprocessen, maar zonder het volledig

organisme te onderzoeken kunnen we het belang van processen op gedrag niet bepalen

► Computersimulaties

Gedetailleerde observaties van leren zijn vereist voor men een goede computersimulatie kan

maken.

2. De structuur van ongeconditioneerd gedrag (deels zelfstudie)

2.1 Homogeen vs. heterogeen substraat van gedrag

► Leren impliceert veranderen, vormen, “shapen” van gedrag

► Een organisme zijn gedrag kan geleidelijk veranderd worden om nieuwe responsen te laten

zien

► Analogie Skinner (1953): leren = boetseren klei tot gewenste object (“homogeen substraat”)

Gedrag sturen door omgevinselementen te bepalen, zonder restricties

klei is een homogene substantie, dat met evenveel gemak in elke richting gemodelleerd kan

worden

► Betere analogie: bewerken/beeldhouwen blok hout tot gewenste object (“heterogeen

substraat”) : groeirichting, eigenschappen:

“nerven & knoesten” = “genetisch geprogrammeerde predisposities &

gedragstendensen”

Veranderingen in gedrag gebeuren in de context van genetisch geprogrammeerde

predisposities waardoor sommige veranderingen makkelijker zijn dan anderen.

► Leerpsychologen moeten er op letten dat datgene wat ze willen aanleren aansluit bij de al

bestaande gedragstendenzen.

Wist je dat

- Leren is beperkt door het ongeconditioneerde gedrag van een organisme

- Ongeconditioneerd gedrag is georganiseerd in een complexe en systematische manier

- Georganiseerd uitgelokt gedrag kan resulteren in goed gecoördineerde sociale interacties

- Gedrag in een complexe omgeving kan gereld worden door smalle, geïsoleerde

kenmerken van een stimulus

- Diersoort-specifieke of instinctief gedrag is niet invariant maar gemoduleerd door de

motivationele toestand van het dier

Page 11: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 11

2.1.1 “Heterogeen substraat…”

► Trainen benaderen/manipuleren versus loslaten/verlaten van voedsel-gerelateerde stimuli…

Moeilijker om voedsel loslaten aan te leren dan toenadering possitiviteit

► Relatie geur/smaak-misselijkheid versus visuele stimuli-misselijkheid bij ratten/mensen vs. bij

kwartels (visie is hierbij belangrijker)

Moeilijker voor mensen link voedsel- visuele

Biologisch nut achter verschillen

2.2 Ongeconditioneerd gedrag: de reflex

► Reflex is kleinste onderdeel van ongeconditioneerd gedrag

► René Descartes: reflex als verklaring/model voor on-vrijwillig, automatisch gedrag ↔

vrijwillig, gecontroleerd gedrag

Analogie met “bewegende standbeelden”: standbeeld zwaait als je op welbepaalde

tegel staat

Cfr. Hitteprikkel – terugtrekken hand

Cfr. Startle-reflex bij plots luid geluid

Uitgelokt gedrag (reflex door uitlokkende stimulus)

► De “reflexboog” (al beschreven door descartes)

Page 12: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 12

► Componenten “reflexboog”

Ontlokkende (“eliciting”) prikkel

Receptorcel

Sensorieel (“afferent”) neuron

Interneuron(en)

Efferent neuron

Effector

Ontlokte respons (“elicited behavior”)

heel het proces van stimulus input tot respons output

► Voorbeelden “ontlokt gedrag” (geen leerproces)

Luchtstoot tegen oog → knipperreflex

Stof in neus → niezen

Verstopping luchtpijp → hoesten (voor voldoende zuurstof)

Prik in voet links → flexie linkerbeen, extensie rechterbeen

Aanraken wang baby → draaien hoofd naar vinger

Vinger in mond baby → zuigreflex (voor melk)

Kauwen, slikken en verteringsreflexen zijn belangrijk voor het behouden van

voedingsstoffen doorheen het leven

Postuur reflex: stabiele lichaamspositie

Terugtrekkingsreflex: bescherming tegen plaatselijke pijn

2.3 Complexe vormen van “ontlokt gedrag”

► Niet enkel elementaire regulatie vitale levensfuncties…

ademhaling, voedselinname, houding/evenwicht, bescherming tegen schadelijke

prikkels, …

► …ook complex gedrag en complexe sociale interacties (ethologie) !! soortspecifiek

► Vaak complexe sequenties van specifieke ontlokkende prikkels en specifieke responsen

Nestbouwen, paargedrag, voeden jongen, hygiëne, voedsel zoeken, defensief

gedrag… (vaak bij niet menselijke dieren

Page 13: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 13

► Reproductief gedrag stekelbaars

Mannetje bouwt nesttunnel in territorium (pas als nestje af is volgende stappen)

Andere mannetje in buurt: aanval indringer

Vrouwtje in territorium: zigzag zwemmen

Vrouwtje volgt mannetje naar tunnel

Vrouwtje in tunnel: mannetje raakt staart vrouwtje aan

Vrouwtje legt eitjes in tunnel, uit tunnel

Mannetje in tunnel, bevruchten eitjes, wegjagen vrouwtje…

“Beluchten” eitjes

= eigenlijk een reflex maar noemen we niet zo, noemen we MAP

► Elk heeft zijn eigen specifieke rol: complex gedragsduet

► Uitkomst is een sequentie van goed gecoördineerde sociale responsen

► Als het gedrag van één deelnemer er niet in slaagt om het reactie gedrag van de ander uit te

lokken wordt de sequentie onderbroken en de sociale interactie kan stoppen

Page 14: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 14

2.3.1 “Modale Actie Patronen” (MAP)

► Aangeboren, soortspecifieke patronen van ontlokt gedrag (“elicited behavior”)

Bv: nestbouwen, incubatie, voederen van kinderen, verzorgen, voedsel verzamelen,

defensief gedrag

Elk onderdeel van uitgelokt gedrag bestaat uit een gekarakteriseerde respons en zijn

corresponderende uitlokkende stimulus

► “actiepatronen” eerder dan “responsen” (complex); gaat niet om één enkele spierbeweging

maar gecoördineerd geheel van een aantal verschillende spieren

► “modaal” i.p.v. “vast, invariant”: merendeel van de leden van een soort vertonen het

actiepatroon, op erg gelijkaardige wijze

► Soort-specifiek (“species-typical”) gedrag

2.3.2 “Signaalprikkels”

► MAPs treden op in de context van rijke/complexe prikkelconfiguraties

► Welke specifieke stimuli cruciaal?

► “Signaalprikkels”= de beperkte set van cruciale prikkelkenmerken van de complexe

ontlokkende prikkelconfiguratie, die noodzakelijk en voldoende zijn om een modaal

actiepatroon te ontlokken

2.3.3 “Signaalprikkels”: voorbeeld 1

► Voorbeeld1: statische visuele cues kop & nek vrouwtje = signaalprikkels voor seksuele

benadering door mannetjes-kwartel

Niet visuele cues rest lichaam, bewegingscues, auditieve, olfactieve, of tactiele cues

Page 15: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 15

2.3.4 “Signaalprikkels”: voorbeeld 2

► Voorbeeld2: “puntvorm van de bek plus een rode stip” = signaalprikkels voor pikrespons op

bek door kuikens van meeuwen

Niet de vorm van de kop, de ogen, hoe ouder-meeuw landt op nest, geluiden die ze

maakt…

2.4 Organisatie van ontlokt gedrag

► Reflexen en MAP’s worden gecoördineerd en georganiseerd, zowel door aangeleerde als

door niet-aangeleerde factoren.

► Uitgelokte reacties komen niet onafhankelijk van elkaar voor (organisatie!

2.4.1 Motivationele factoren

► Motivationele factoren zijn cruciaal

► Interne toestand van een organisme, precondities

► Vb. paargedrag & seksuele MAP’s enkel bij voldoende hoog niveau

sekshormonen/paartijd

► Vb. selectieve aandacht voor voedselcues en gevoeligheid voor

signaalprikkels voor voedingsgerelateerde MAP’s enkel als hongerig

► Vb; Agressie, voederen, ouderlijk en seksueel gedrag

► Motivationele toestand brengt organisme “in gereedheid” voor een bepaald soort MAP, een

signaalstimulus “triggert” dan het MAP tegen deze achtergrond (signaalprikkel = “releasing

stimulus”)

2.4.2 “Hydraulisch model” (Lorenz)

► Lorenz (1981) hydraulisch model “opbouw” en “ontlading” motivationele toestanden

► Bepaalde factoren leiden tot de opbouw van een specifieke motivatie of ‘drive’

Verbruik energie & nutriënten: honger-drive ↑

Aandacht voor signaalstimuli ↑ en drempel voor activering voedingsgerelateerde

MAP’s ↓

Ontlokken MAP tot eten: honger-drive ↓

Page 16: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 16

2.4.3 Appetitief en consummatorisch ontlokt gedrag

► Betreft de sequentiële organisatie:

► appetitief gedrag bestaat uit activiteiten die het organisme toelaten in contact te komen met

de signaalstimuli (variabel en respons op algemene spatiële cues, over breed gebied en

verschillende mogelijke acties)

► die de MAP’s ontlokken die een response-sequentie voltooien of “consummeren”

Consummatorisch ontlokt gedrag is meer stereotyp en beperkt, ze beëindigen de MAP want

ze ontladen de motivatie of ‘drive’ toestand.

► Motivatie ontlokking

Organisatie voor complex gedrag

appetitief (voorbereidend) of consummatorisch (voltooien)

2.4.4 Appetitief-consummatorisch: voorbeeld voeding

► Appetitief gedrag = exploreren vd omgeving naar voedselbron (vb. eekhoorn)

Variabel gedrag, zowel in topografie als geografisch, onder controle vrij algemene

ruimtelijke cues

Bv: eekhoorn zoekt nootjes in bomen, struiken, enz

vrij variabel alles afzoeken

► Consummatorisch gedrag = consumptie voedsel (vb. eekhoorn)

Stereotiep & gefocust gedrag, soortspecifiek

Bv: eekhoorn gaat op achterste pootjes zitten en houdt het nootje vast om op te

eten

2.4.5 Appetitief-consummatorisch: voorbeeld reproductie

► Appetitief gedrag = zoeken naar seksuele partner

In contact brengen met signaalstimuli

► Consummatorisch gedrag = het hof maken en paren

Signaalstimuli ontlokken seksuele MAP’s

De gedragssequentie wordt voltooid

2.4.6 Uitbreiding: “Gedragssystemen” benadering

► Niet meer louter appetitief en consummatorisch

► Timberlake (2001), in context voeding (vb. bijen): het voedings-gedragssysteem:

Page 17: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 17

Algemene zoekmodus : scannen omgeving op bloemen (zien een struik met mss bloemen)

Focale zoekmodus : op struik zelf bloemen zoeken (adhv kleur)

Hanteren en opeten voedsel : zuigmondje gebruiken

► Gedragssystemen: kenmerken

1) Meestal sequentie drie of meer “gedragsmodi” ,

van de ene modus tot de andere, afhankelijk van omgevingsgebeurtenissen

2) Lineaire sequentie (A-B-C-D): van het ene naar het volgende zonder iets over te slaan

3) Bi-directioneel (A↔B↔C↔D): vooruit of achteruit in de sequentie, afhankelijk van

de omstandigheden

4) Iedere modus gekenmerkt door specifieke responsen én verhoogde

aandacht/sensitiviteit voor specifieke prikkels (cfr. bijen)

5) Succes bij een modus is verdergaan naar volgende modus,

Geen succes is switchen tussen twee modi

Dergelijke georganiseerde “gedragssystemen” werden beschreven in een veelheid

van domeinen, inclusief:

► Voortplantingsgedrag

► Zorg voor jongen

► Voeding

► Verdediging

► verzorging

► …

2.5 Leren…

► Leren ent zich op dit complexe, heterogene, en georganiseerde substraat van

ongeconditioneerd gedrag, bestaande uit eenvoudige reflexen, meer complexe modale

actiepatronen, en sequentieel georganiseerde “gedragssystemen”

► Verschillend per soort

Page 18: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 18

3. Habituatie en sensitisatie

3.1 Habituatie en sensitisatie

► “Leren is een relatief duurzame verandering in het potentieel om een bepaald gedrag te

stellen, die toe te schrijven is aan ervaring met gebeurtenissen in de omgeving die specifiek

gerelateerd zijn aan dat gedrag”

► → Ervaring(en) met een prikkel/gebeurtenis “op zich” = niet-contingent met andere prikkels

noch met het gedrag vh organisme

► Het betreft hier de vraag hoe ongeconditioneerd, “elicited” gedrag…

Specifieke ontlokkende Stimulus Reflex

signaalprikkel MAP (gedragssystemen)

…wijzigt louter in functie van herhaalde aanbieding van de ontlokkende/signaal prikkel

[S1R1] S1…S1…S1…S1…S1 [S1??]

► Habituatie = afname sterkte/probabiliteit van een respons tgv. herhaalde aanbieding van de

ontlokkende prikkel

► Sensitisatie = toename sterkte/probabiliteit van een respons tgv. herhaalde aanbieding van

de ontlokkende prikkel

Meest bestudeerd in reflex-systemen, maar kan ook optreden bij meer complexe

vormen van leren

► Reflexen zijn modificeerbaar

Wist je dat

- Reflexief gedrag is niet automatisch en invariant maar kan afnemen of toenemen als

resultaat van een ervaring

- De kracht van uitgelokt gedrag wordt gereguleerd door habituatie en sensitisatie

- Uitgelokt gedrag wordt bepaald door uitgelokte stimulussen maar ook door andere

recente gebeurtenissen

- Habituatie effecten zijn evident in afnemende ‘responding’, sensitisatie effecten zijn

evident in toenemende ‘responding’

- Habituatie en sensitisatie effecten zijn allebei bepaald door de intensiteit en frequentie

van de uitgelokte stimulus

- Habituatie is meer specifiek aan de uitlokkende stimulus dan sensitisatie

- Habituatie is een eigenschap eigen alle uitgelokte gedragingen

- Sensitisatie reflecteerde een modulaire invloed op de mechanismen van uitgelokt gedrag.

Page 19: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 19

► Descartes:

Sterkte reflex functie van intensiteit ontlokkende prikkel

Automatisch, invariant, onvermijdelijk

Beide hypothesen fout !

Modificeerbaar in functie van (herhaalde) ervaring met prikkels, responsen kunnen

toenemen (sensitisatie) of afnemen (habituatie) afhankelijk van de omstandigheden

Habituatie en sensitisatie is functioneel! Geen energie verspillen op irrelevante

stimuli en ons focussen op belangrijke acties. Aandacht en verwerkingscapaciteit vrij

maken voor andere dingen.

Bv de oriënteerrespons (UR): oriënteren en draaien (aandacht richten naar) naar

nieuwe visuele of auditieve stimuli (prikkelverandering). Maar als we naar ALLE

nieuwe stimuli zouden draaien zou dit ons veel energie kosten

3.2 Algemene principes van regulatie

► Regulatie: als het functioneren van iets behouden wordt binnen de accepteerbare grenzen of

binnen een gedefinieerd doelbereik. (bv letten op snelheid, koken, temperatuur,…)

Fysiologie heeft vele voorbeelden van regulatie, hier wordt het doelbereik benoemd

als homeostatisch niveau. (bv temperatuur regulatie binnen dieren, ademhaling en

bloedsuiker in bloed)

► Verschillende krachten duwen het systeem in een bepaalde richting, deze moeten

tegengewerkt worden door krachten die het systeem weer op het gewenste of

homeostatisch niveau brengen. (bv jet lpid jebbe,-

► In het algemeen wordt regulatie behaald door de activatie van tegenstaande processen, die

tegenwerken of zich verzetten tegen elkaar.

► Habituatie: afname in reactiviteit

► Sensitisatie: toename in respons

3.3 Continue stroom van prikkels en prikkelverandering in omgeving…

► Belangrijk: vermijden aandacht voor (en reageren op) irrelevante prikkels,en

aandacht/energie vrijwaren voor relevante prikkels !!

Vertrouwde, herhaald aangeboden, onschadelijke prikkels: UR ↓ (= habituatie)

Page 20: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 20

► Habituatie/Sensitisatie visuele aandachtsrespons experiment

Ss: 4-maand oude baby’s

Herhaalde aanbieding complex/eenvoudig visueel schaakbordpatroon

meting = visuele fixatieduur

piek op grafiek (12x12) is sensitisatie bij complexe

► Resultaat:

Gemiddeld aandacht complex > eenvoudig

Eenvoudig: afname (= habituatie) over trials

Complex: eerst toename (= sensitisatie), dan afname over trials (= habituatie)

► Andere voorbeelden…

“startle response” (ineenkrimpen & ogen knipperen bij plots geluid)

Tactiele druk op voeten

Tamelijk zacht geluid/druk: monotone habituatie

Meer intens geluid/druk: eerst sensitisatie, dan habituatie

Zeer intens geluid/druk: aanhoudende sensitisatie

Page 21: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 21

3.3.1 Determinanten van habituatie-effecten

► Prikkel-specificiteit & generalisatie

Vb: eerst habitueren aan lichtprikkel op één lokalisatie…

vervolgens aanbieden van de prikkel op andere lokalisaties

Sluit tevens “vermoeidheid” uit als verklaring, want als de stimuli verandert gaat de

alertheid terug omhoog.

Geldt voor alle vormen van (dis)similariteit !! (bv. duur of intensiteit ↑↓)

Laagste niveau van respons (vooral habituatie) was verworven met de stimulus die

exact gepresenteerd werd zoals bij de habituatie training. Maar, de baby reageert

ook niet erg hard op de prikkel die dicht bij de originele prikkel voorkomt.

Habituatie effecten komen dus ook voor bij nabije prikkels (stimulus generalisatie

van habituatie)

Stimuli die verder van de originele stimulus lagen kregen meer reactie

generalisatiegradiënt

► Effect van tijdsverloop (zonder aanbieding van de prikkel): “spontaan herstel”

Habituatie is vaak tijdelijk, verlies van habituatie effect is duidelijk bij herstel van

reactie

Hoe groter het tijdsinterval zonder prikkelaanbieding, hoe méér spontaal herstel

Page 22: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 22

Bv smaak neofobie: waakzaam zijn over onbekende smaken

Maar door meerdere malen smaak te proeven niet ziek te worden zal de smaak

neofobie gehabitueerd worden. Deze habituatie zal waarschijnlijk ook lang meegaan

‘korte-termijn habituatie’ : spontaan herstel al bv na 1 uur

versus ‘lange-termijn-habituatie’: geen of zeer weinig spontaan herstel

Soms zowel korte als lange termijn habituatie.

enkel ‘lange-termijn-habituatie’ vervult criterium leren als “relatief duurzame

gedragsverandering” (= leren)

► Effect van stimulus frequentie: hoog-frequente aanbieding leidt tot snellere habituatie dan

laag-frequente aanbieding

Minder effect ‘spontaan herstel’ tijdens intertrial-intervallen bij hoog-frequente

aanbieding

Hoe vaak een prikkel herhaald wordt in een periode; hoe meer prikkels, hoe korter

de tijd tussen de prikkels (habituatie door minder spontaan herstel!)

► Effect van stimulus intensiteit: hoe sterker de ontlokkende prikkel, hoe trager habituatie

Bv; Lab ratten verliezen trager neofobische reacties op sterke smaken dan zwakke

smaken

► Effect van aanbieding van een tweede prikkel: dishabituatie

Experiment: habituatie visuele aandachtsrespons… (na 8x geen aandacht meer voor

het 4x4 patroon), dan aanbieding toon: dishabituatie visuele aandachtsrespons!

Page 23: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 23

Geluid geeft vernieuwde aandacht

Bij kinderen: dishabituatie: herstel van reactie dat voorkomt wanneer de originele

gehabitueerde prikkel vervangen wordt door een nieuwe prikkel

Andere diersoorten en reacties: dishabituatie komt voor bij de introductie van een

nieuwe prikkel die herstel bewerkstelling in reageren op een oorspronkelijk

gehabitueerde stimulus (deze definitie volgen in deze cursus)

3.3.2 Determinanten van sensitisatie-effecten

► sterkere prikkels geven sterkere sensitisatie (grotere ↑ respons) (= effect intensiteit)

► hoog-frequente aanbieding leidt tot snellere sensitisatie dan laag-frequente aanbieding

► zowel evidentie voor ‘korte-termijn sensitisatie’ (respons ↓ na verloop tijd) als voor ‘lange-

termijn sensitisatie’ (respons blijft ↑) (= effect tijdsverloop)

Enkel lange termijn sensitisatie is leren

► Verschillend van habituatie: veel minder prikkel-specificiteit !

Vb. sensitisatie-effect tov. toon1 door pijnlijke tactiele stimulatie ook tov. tonenx

sensitisatie-effect (verhoogde reactiviteit op tonen)

Vb. sensitisatie door misselijkheid tov. smaakprikkel1 ook weigerachtigheid

inname andere smaakprikkelsx

bv hitte: prikkel lijkt steeds warmer en warmer te worden

Bemerk: * sensitiserende prikkel ≠ “doelprikkel”

* “doelprikkel” = hele klasse van Si

Page 24: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 24

3.4 De “tweevoudig-proces theorie” van habituatie en sensitisatie

► Groves en Thompson (1970)

► Onderscheid onderliggende processen versus observeerbaar fenomenen

► Twee onderliggende processen actief: habituatieproces & sensitisatieproces

► Proces is niet hetzelfde als het fenomeen

Fenomenen zijn prestatie effecten: observeerbaar in verandering in gedrag

Processen: onderliggende gebeurtenissen die (waarschijnlijk) instaat voor het gedrag ivm

habituatie en sensitisatie

► Actief in twee functioneel onderscheiden systemen in het zenuwstelsel:

3.4.1 S-R Systeem & Toestand-Systeem

► Het S-R Systeem

► Zie reflexboog: “kortste pad in zenuwstelsel tussen ontlokkende stimulus en ontlokte

respons”

► minimale fysiologische invloed

(Descartes)

► Drie neuronen:

► Sensorische (of afferente) neuron: geactiveerd door de ontlokkende stimulus

► Interneuron : geactiveerd door afferente neuron

► Efferente (of motorische neuron): geactiveerd door interneuron

► Efferente neuron vormt een synaps met de spieren van belang en maakt de

uitgelokte respons

Page 25: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 25

► Het Toestand-Systeem

► Alle neuronale processen die niet zelf deel uitmaken van het S-R systeem, maar die

de responsiviteit van het S-R systeem beïnvloeden

► Opstijgende zenuwbanen naar, en dalende zenuwbanen vanuit de hersenen

► Moduleren de activiteit van het S-R systeem

► Bepaalt het algemene niveau van “responsiviteit” van een organisme, mate

waarin een reflex wordt geuit

► Habituatie- en Sensitisatie-processen

► Habituatieproces vindt plaats in het S-R Systeem

► Sensitisatieproces vindt plaats in het Toestand- Systeem

► Beide processen kunnen simultaan geactiveerd worden, en werken als opponente

mechanismen om reflexresponsen te reguleren

► Het netto-effect van beide processen bepaalt observeerbare (gedragsmatige)

habituatie/ sensitisatie

► Als habituatieproces sterker is dan sensitisatieproces gedragsmatige

habituatie (response ↓)

► (Habituatie > sensitisatie: afname in gedrag (fig 3.6 links))

► Als sensitisatieproces sterker is dan habituatieproces gedragsmatige

sensitisatie (response ↑)

► (Sensitisatie > habituatie: toename in gedrag (fig 3.6 rechts))

► Zowel habituatie- als sensitisatieproces zwakken af met verloop van tijd (zonder

bijkomende stimulatie), denk maar aan korte termijn effecten

Page 26: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 26

3.4.2 De “tweevoudig-proces theorie”: implicaties

► S-R systeem wordt geactiveerd bij elke aanbieding van een ontlokkende prikkel

► Elke activatie vh S-R systeem brengt voor bepaalde mate het habituatieproces op gang

(“universeel kenmerk” van ontlokt gedrag)

► Of er gedragsmatige habituatie optreedt hangt af van:

► Al dan niet activiteit in Toestand-Systeem

► Tijdsinterval sinds laatste aanbieding prikkel tov vorige keer

lang interval: habituatie zal afnemen

kort interval: afname in respons

► Sensitisatieproces ≠ “universeel kenmerk” van ontlokt gedrag (↔ habituatieproces)

Toestand systeem is niet noodzakelijk voor het voorkomen van uitgelokt gedrag

► Enkel bij aanbieding erg intense of (biologisch) betekenisvolle prikkel wordt Toestand-

Systeem geactiveerd

► ± gelijk aan inductie “arousal” door prikkel

► ook farmaca (stimulantia/sedativa) of emoties kunnen invloed uitoefenen op

“Toestand-Systeem”

► Kan ontlokkende prikkel zélf zijn, of een andere prikkel/gebeurtenis dan de ontlokkende

(tegelijk of kort voordien aangeboden) !!

► Bv. dishabituatie door andere dan de ontlokkende prikkel:

Page 27: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 27

► Aanbieding luide toon activeert Toestand-systeem sensitisatieproces ↑

► Sensitisatieproces > habituatieproces visuele aandachtsR ↑

► Dus door toevoeging van sensitizatie process (eerder dan terugdraaien of afzwakken

habituatie proces)

► De “tweevoudig-proces theorie”: sterktes …

► Verschillende “patronen”: habituatie, sensitisatie habituatie, of sensitisatie

► Effecten tijdsverloop (“spontaan herstel” en korte-termijn habituatie; korte-termijn

sensitisatie)

► Effecten van stimulusfrequentie

► Prikkel-specificiteit & generalisatie van habituatie

► Dishabituatie (2e prikkel)

► A-specificiteit van sensitisatie

► De “tweevoudig-proces theorie”: …en zwaktes

► Biedt geen adequate verklaring voor lange-termijn habituatie, noch voor lange-

termijn sensitisatie effecten

► Deze fenomenen veronderstellen ook vormen van associatief leren (zie verder)

► De tweevoudig-proces theorie: “regulatie” & “homeostase”

► Habituatie en sensitisatie zijn twee opponente processen, twee tegengestelde

krachten die de sterkte van ontlokt gedrag reguleren = binnen bepaalde “grenzen”

houden = homeostase nastreven

Page 28: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 28

► Homeostase wordt vaak bereikt door “opponente” processen/mechanismen:

► Vb. Regulatie zuurstof/CO2 (ademhaling)

► Vb. Regulatie bloedsuikerspiegel

► Excursie: De “opponente-proces theorie van emotie/motivatie” (Solomon)

► Habituatie- (en sensitisatie) fenomenen ook observeerbaar bij emotionele reacties

(oa. deze uitgelokt door drugs)

► Vaak geobserveerd patroon:

► Emotionele reacties zijn vaak tweefasig: primaire reactie/toestand gevolgd

door tegenovergestelde secundaire reactie/toestand

► Effecten herhaling: primaire reactie wordt zwakker, secundaire reactie wordt

sterker

► Opponente-proces theorie emotie

► Voorbeeld 1: alcohol

► Primaire reactie: ontspannen, vrolijk, humeur positief tijdens drinken

► Secundaire reactie: irritatie, slecht gevoel, humeur negatief als alcohol uitgewerkt

► Habituele drinker: minder en minder + primaire effect alcohol (bij dosis =), sterkere

ontwenningsverschijnselen die langer duren

► Voorbeeld 2: sauna

► Primaire reactie(eerste keer sauna): benauwdheid, te heet, negatief

► Secundaire reactie: relaxatie, welbehagen

► Habituele saunabezoeker(wekelijks sauna): primaire reactie minder en minder

negatief en intens, na-reactie steeds intenser positief en langduriger

Opponente-proces theorie emotie

► Voorbeeld 3: verliefdheid/gehechtheid

► Begin: intense + emoties primeren

► Verlies: negatief, maar gematigd & relatief kort

► Na tijd: meer ‘kalme’ tevredenheid samen

► Verlies: lange, intense rouwgevoelens

“habituatie” primaire reactie, “sensitisatie” secundaire reactie

Page 29: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 29

► Observeerbare/ervaren affectieve respons = netto-effect van 2 opponente processen, nl. een

primair “a” en een opponent (secundair) “b” proces

► “a” proces =

onmiddellijk; sterkte is functie van intensiteit ontlokkende prikkel; eindigt snel na

aanbieding prikkel

invariant over herhaalde aanbiedingstrials (na 1000x aanbieden nog zelfde reactie)

► “b” proces =

eerst traag, zwak, en relatief kortdurend; blijft tijdje aanhouden na aanbieding

prikkel

MAAR wordt door “oefening” sneller, intenser, en langer durend (“strengthened by

use”)

En wordt terug trager, zwakker, relatief kortdurend bij gebrek aan oefening

“weakened by disuse”

B proces aanwezig na verdwijnen a proces

Page 30: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 30

- Amper primaire reactie - B proces laat zich langdurig

en intens gelden na het ophouden prikkel

Pro cold turkey

Page 31: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 31

4. Pavloviaanse conditionering: basisconcepten

4.1 Pavloviaanse of Klassieke Conditionering

► “Leren is een relatief duurzame verandering in het potentieel om een bepaald gedrag te

stellen, die toe te schrijven is aan ervaring met gebeurtenissen in de omgeving die specifiek

gerelateerd zijn aan dat gedrag”

► Hier: Ervaring met relatie tussen twee prikkels/gebeurtenissen [S1-S2], waarbij die relatie zich

voordoet onafhankelijk van het gedrag van het organisme (habituatie ging meer over 1

prikkel)

► Impact van registreren en bijhouden van verbanden tussen prikkels

Leren:

S1 S2 ------------- 10x ----------------------> S1 T t+10 R1 R2

► Betreft leren over de samenhang tussen gebeurtenissen/prikkels in de omgeving

► Gedrag ontlokt door een prikkel1 wijzigt hier ten gevolge van (voorafgaand ervaren)

samengaan van deze prikkel1 met een andere prikkel2

► Betreft een vorm van associatief leren, [S1-S2] : we leren de combinatie van de twee prikkels

(↔ habituatie/sensitisatie: leren over één prikkel “an sich”, [S1])

4.2 “De hond van Pavlov”

► Herhaalde aanbiedingen luiden bel onmiddellijk gevolgd door toediening voedselpoeder in

mondholte van hond

Wist je dat

- Pavlov zag klassieke conditionering als een techniek om het brein te bestuderen

- Klassieke conditionering is niet gelimiteerd tot respons ivm klieren en visceral (milt)

- De geconditioneerde respons is niet altijd zoals de ongecondtioneerde respons

- Conditionele stimuli worden een deel van het gedragssysteem dat geactiveerd worden

door de ongeconditioneerde stimuli

- Pavloviaanse conditionering gaat vaak over S-S leren, meer dan S-R leren

- Welke stimulus kan dienen als geconditioneerde stimulus in klassieke conditionering

hangt af van de ongeconditioneerde stimulus die gebruikt wordt

- Associatief leren is mogelijk in procedure met randomisering in controle

- Pavloviaanse conditionering heeft betrekking tot een brede rijkte van gedragingen,

inclusief voorkeuren en afkeringen, angsten en fobieën, drug tolerantie en verslaving en

ouderlijk en seksueel gedrag.

Page 32: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 32

► Aanvankelijk enkel speekselsecretie als reactie op voedselpoeder

► Na verloop van tijd: ook speekselsecretie bij luiden bel

CS S1 Bel t+ CR Salivatie US S2 Voedsel UR

► Basisterminologie Pavloviaanse conditionering

Bel = voorwaardelijke prikkel (VP) of “conditioned* stimulus” (CS)

* correcter: (un)conditional

Voedselpoeder = onvoorwaardelijke prikkel (OP) of “unconditioned* stimulus” (US)

Speekselsecretie door voedsel = onvoorwaardelijke respons (OR) of “unconditioned*

respons” (UR)

Speekselsecretie door bel = voorwaardelijke respons (VR) of “conditioned* respons”

(CR)

► Reductie van oorspronkelijk gegeven: het bekende verhaal is niet helemaal hoe het gegaan is

► Verarming prikkelconfiguratie en gedrag:

Visuele cues persoon die binnenkomt en voedsel brengt = CS ( “bel”’)

Stukken vlees op schotel = US ( “voedselpoeder rechtstreeks in mondholte”)

Complex van voedingsgerelateerde appetitieve en consummatorische responsen =

CR/UR ( “speekselsecretie”)

Speeksel +

Meer motoriek

Meer arrousal

Hartslag omhoog

Meer toenaderingsgedrag

► …en potentieel theoretisch misleidend en beperkend

► “klassieke conditionering is beperkt tot autonoom-vegetatieve (viscerale, glandulaire)

responsen” (Skinner) ↨

► klassieke conditionering kan ook een verscheidenheid aan motorische “skelet-responsen”

beïnvloeden (bv. toenaderingsgedrag tov. signaal voor voedsel)

► Impliciete uitspraak over (noodzakelijke en voldoende) voorwaarden voor leren…

CS = neutrale prikkel, US = prikkel die “van nature” UR uitlokt

tijd-ruimtelijk samen-voorkomen CS en US

Page 33: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 33

► …en over inhoud van het geleerde:

CS verwerft capaciteit CR uit te lokken = vorm van “S-R leren”

► Beide slechts (zeer) partieel juist!

4.3 Enkele veel gebruikte klassieke conditioneringsprocedures

► Subjecten: vaak duiven, ratten, konijnen, muizen en mensen

► Twee “types” van procedures:

appetitieve conditionering

(US = aangenaam, wenselijk) bv eten, drinken, warmte, affectie, veiligheid

aversieve conditionering

(US = onaangenaam, onwenselijk) bv pijn, hitte, roofdier

4.3.1 Appetieve conditionering: “Autoshaping” of “sign tracking”

► Ss: hongerige duiven in Skinnerbox

► CS = licht geprojecteerd op response-sleutel

► US = voedsel in voederbakje

► Sequentiële CSUS aanbiedingen

► µals het lichtje brand krijg je graantje, onafhankelijk van wat de duif doet

► CR = benaderen van en pikken op response-sleutel (zoals salivatie)

► Licht wordt signaal voor voedsel, duiven gaan naar het licht toe

“sign-tracking” = “signaal-opvolgen”

► Ook: “auto-shaping” genoemd: duif gaat naar het licht zonder dat de onderzoeker hem er

toe aanzet(beïnvloeding motorische activiteit

Page 34: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 34

► Appetieve conditionering bij ratten

Experiment 1: Toon (CS) – voedsel (US)

► CR = “head-jerk” (plots schudden met kop)

Experiment 2: Plafondlichtje (CS) – voedsel (US)

► CR = “rearing” (op achterpoten staan & oriënteren naar licht)

In beide gevallen evidentie leren CS-US relatie

► Verschillende soorten CS’s kunnen verschillende soorten CR’s ontlokken (bij éénzelfde US)

4.3.2 Aversieve conditionering: oogknipper-conditionering

► Ss = mensen/konijnen/ratten

► CS = korte visuele of auditieve prikkel

► US = luchtstootje tegen oog (of lichte elektrische prikkel in buurt van oog)

► CR/UR = oogknipper-reflex

4.3.3 Aversieve conditionering: vreesconditionering

► Ss: ratten/muizen

► Vele diersoorten bevriezen, bewegen niet meer als ze bang zijn

► CS = toon of licht

► US = korte elektrische prikkel langs grid op bodem kooi

► CR = “freezing” (= volledig bewegingsloos zitten)

4.3.4 CR = “geconditioneerde suppressie” = onderdrukken van stabiel operant gedrag

► Aversieve conditionering: geconditioneerde suppressie

Page 35: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 35

► Fase 1: aanleren stabiel (operant) hendeldruk gedrag (drukken voedsel) (partiële

bekrachtiging stabiel)

Af en toe krijgt de rat voedsel door op de hendel te drukken

► Fase 2: Klassieke (vrees)conditionering

toon /licht(CS) schok (US)

► Test: aanbieden toon (CS) tijdens operant gedrag: operant wordt onderdrukt tijdens CS

► Suppressieratio:

# R tijdens / (# R tijdens + # R pre)

Volledige suppressie = 0 / (0+x) = 0

Géén suppressie = y / (y+x) = .50 als x=y

4.3.5 Aversieve conditionering bij mensen

► Vaak toon/licht shock paradigma

► Vaak differentieel: within-S CS+/CS-

► CR vaak meerdere verschillende indici:

psycho-fysiologische maten (huidweerstand, ademhaling, hartritme, spierspanning,

…)

Verbale maten: verwachting/valentie-ratings

Indirecte gedragsmaten: affectieve priming, interferentie-taken (bv. Dawson-

procedure)

4.3.6 Klassieke conditionering “buiten het labo”

► In al die omstandigheden waarin één prikkel (CS) betrouwbaar voorafgaat aan een andere,

significante prikkel (US)

► Is vaak zo in de “fysieke wereld” waarin we leven (temporele & causale wetmatigheden)

Vb. wolkenopstapeling regenbui

Vb: bliksemschicht donderslag

vb: visuele & auditieve prikkels hond hondenbeet

► Is eveneens vaak zo in “sociaal-culturele wereld”

Vb. rinkelen deurbel persoon voor deur

Vb: aankondiging trein trein rijdt station binnen

Page 36: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 36

Vb. geluid ijskast open voedsel (huisdier)

Verwerven voorspelbare wereld

► Vb1: “Angststoornissen”

Fobie, paniekstoornis, veralgemeende angststoornis…

Labo-model: Klassieke conditionering

► Neutrale CS pijnlijke/aversieve US

Model voor “exposure-based” therapieën

► Extinctie, en “Return of fear” (ROF)

► Vb2: Reproductief gedrag

► Ss = mannelijke dieren

► CS = visuele prikkel (soms partieel model)

► US = (visueel) contact met seksueel receptief vrouwelijk dier

► CR =

► Toenaderingsgedrag tot CS

► Sneller paren na aanbieden CS

► Meer succesvolle competitie met andere mannetjes na aanbieden CS

► Grotere en snellere ejaculatie na aanbieding CS

► Meer nakomelingen na aanbieding CS

► Vb3: Causale oordelen

► Vb: “voedsel – allergie paradigma”

► “Jantje at voedsel x1 en x2, en ontwikkelde allergische reactie y”

► “Jantje at voedsel x1, en ontwikkelde géén allergische reactie ”

► CS = “oorzaak”

► US = “(causaal) effect”

► “CR” = causale oordelen over CS

► “in welke mate -100/+100 is x1 oorzaak van y?

Page 37: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 37

4.4 De aard van de geconditioneerde respons (CR)

► Oude assumptie:

► “klassieke conditionering is beperkt tot autonoom-vegetatieve (viscerale, glandulaire)

responsen”

► “geconditioneerde respons = weerspiegeling van de ongeconditioneerde respons” (CR =± UR)

4.4.1 Autonoom-vegetatieve én skeletresponsen als CR

► Skeletspieren ipv gladde spieren

► In actuele standaardprocedures (dieren):

► “freezing” & “geconditioneerde suppressie”:

► Misschien mediatie door geconditioneerde autonoom-vegetatieve

responsen die deel uitmaken van angst…maar:

► “sign-tracking” (duiven): skelet-responsen!

► “head-jerk”, “rearing” (ratten): skelet-Ren!

► oogknipper-reflex: skelet-responsen!

Pavloviaanse conditionering kan ook resulteren in rechtstreekse beïnvloeding “skelet-

responsen” (= motorisch gedrag) !

4.4.2 Similariteit CR en UR?

► Soms CR gelijkend op UR…

► Vb. oogknipper-reflex CR =± UR

► Vb. SCR UR = ± CR

► Soms CR helemaal niet gelijkend op UR…

► Vb. vreesconditionering ratten met schok = US: “opspringen” = UR, “freezing” =

CR (door toon van boven)

4.4.3 “Gedragssystemen” en aard vd CR

► Hoe kunnen we gedrag voorspellen adhv pavloviaanse conditionering?

► US activeert het “gedragssysteem” relevant voor de US in kwestie

► Voedsel: voedingssysteem

► Schok: defensiesysteem

► Vrouwtje: reproductie systeem

Page 38: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 38

► Aard van de CR wordt bepaald door de wijze waarop de CS geïntegreerd wordt in het

gedragssysteem geactiveerd door US

► het voedings-systeem

► Defensiesysteem

Slang zien/ruiken // lichtprikkel (CS)

↓ “freezing” CR ↓

Slangenbeet // voetschok (US)

“opspringen” UR

4.4.4 Adequate controlecondities

► Aantonen dat gedragswijziging ten opzichte van de CS causaal toe te schrijven is aan ervaring

van een CS-US relatie is cruciaal!

Uitsluiten niet-associatieve effecten…

Maw. uitsluiten (habituatie en) sensitisatie-effecten die het gevolg zijn van de

herhaalde aanbiedingen CS en/of US op zich !!

Controle conditie

► “CS-alleen” controleconditie

Herhaald aanbieden CS (zonder US)

Controleert wel voor sensitisatie-effecten door herhaalde aanbieding CS op zich

Controleert niet voor sensitisatie- (of dishabituatie) effecten door US aanbiedingen

Toon schok

10x toon

10x schok

Page 39: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 39

► “US-alleen” controleconditie

Herhaald aanbieden US (zonder CS)

Controleert wel voor sensitisatie-effecten door herhaalde aanbieding US op zich

Controleert niet voor sensitisatie-effecten door herhaalde aanbiedingen CS op zich

► “CS/US – zuiver random” controleconditie

Aanbieding CS én US, even frequent als in experimentele conditie, maar moment

waarop is random en onafhankelijk van mekaar

Controleert én voor effecten herhaalde aanbieding CS op zich, én voor effecten

herhaalde aanbieding US op zich

Meest gebruikt…maar ook mogelijke problemen…(geen zuiver neutrale basislijn)

► “CS/US-random” procedure…sluit associatief leren niet volledig uit:

Incidentele CSUS aanbiedingen niet uitgesloten (“niet-random” patronen binnen

beperkt aantal trials…)

► Mogelijke “onderschatting” van leren in experimentele groep

Conditionering context-cues bij US-alleen aanbiedingen

► Kan interfereren met conditionering discrete CS

► Verschaft dus geen volkomen “neutrale” basislijn voor effecten CSUS

aanbiedingen in experimentele conditie (mogelijke “overschatting” van leren

in experimentele groep)

► Between subject

► Adequate controlecondities: “CS+/CS- discriminatieve controle”

Page 40: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 40

Binnen 1 proefdier (within subject)

► Associatief leren wordt geïnfereerd enkel indien CRCS+ > CRCS-

► Controleert én voor effecten herhaalde aanbieding CS op zich (sensitisatie), én voor effecten

herhaalde aanbieding US op zich (sensitisatie/dishabituatie)

Interpretatieprobleem:

► effect CS+ ↑ (“excitatorische conditionering”)

► effect CS- ↓ (“inhibitorische conditionering”)

► effect CS+ ↑ én CS- ↓

► Adequate controlecondities: “Niet-gepaarde controle”

► Aanbieding CS én US, even frequent als in experimentele conditie, maar CS en US komen

nooit samen (of binnen één trial) voor

► Controleert én voor effecten herhaalde aanbieding CS op zich, én voor effecten herhaalde

aanbieding US op zich

► Maar: CS kan “inhibitorisch” worden…

4.5 Inhoud van leren: S-R versus S-S (Wat wordt er geleerd?)

► S-R leren

CS ontlokt de CR rechtstreeks

US is de “oorzaak” van associatief leren en van de gedragsverandering, maar wordt

niet mee geëncodeerd (staat niet stil bij het waarom)

Page 41: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 41

► S-S leren

CS ontlokt de CR onrechtstreeks, via activatie van de representatie van de US

(motivatie om te reageren!)

US wordt mee geëncodeerd

CS activeert de verwachting/doet denken aan de US

Actuele (motivationele) waarde van de US bepaalt CR (is afhankelijk van motivatie

om te reageren op US) ( post conditionele revaluatie, manipulatie in CS leidt tot

veranderingen in CR)

4.5.1 Effect van US devaluatie

► Motivatie om te reageren op de US wordt verminderd

► S-R : directie connectie tussen CS en CR; motivatie van een dier om te UR veranderen zou CR

niet mogen veranderen

► Fase 1: acquisitie

Seksuele Pavloviaanse conditionering bij mannelijke kwartels (CS –US)

CS = lichtprikkel om winter te simuleren, US = toegang tot en paren met vrouwtje

CR = toenaderingsgedrag lichtprikkel

► Fase 2: US devaluatie

Experimentele groep: seksuele motivatie ↓ (us omhoog, us daalt)

Controle groep: seksuele motivatie =

Page 42: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 42

► Test CS (CS? CR kan stijgen of dalen)

S-S leren kwam voor; gaat niet over leren van een specifieke CR maar associatie

tussen CS en US

4.5.2 Effect van US inflatie

► Motivatie verhogen om te reageren op een US; verhoogde CR volgens S-S leren

► Fase 1: acquisitie

Smaak-smaak conditionering bij ratten

CS = lichtbittere smaak (kinine), US = zout CR = drinken bittere smaakoplossing

Experimentele groep: bittere smaak gepaard met de smaak van zout

Controle groep: bittere smaak en smaak van zout alternerend over dagen heen

► Fase 2: US inflatie

Inductie sodium-tekort, waardoor voorkeur voor zout ↑

Page 43: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 43

► Test CS

Hoeveel drinken van kinine(CS)-oplossing?

Experimentele groep drinkt hier veel meer van ook al is het vies, vanwege de

associatie

► Fase 1: acquisitie (flavor conditioning)

Aroma-smaak conditionering bij mensen

CS = neutraal fruitaroma, US = Polysorbaat20 (erg slechte smaak)

CR = lekker/slecht vinden van CS aroma (vies)

► Fase 2: US inflatie

Aanbieding erg hoge dosis Polysorbaat20 (= valentie van US veel negatiever maken)

► Test CS

CR= lekker/slecht vinden van CS aroma

► Resultaat

géén invloed US-inflatie, wijst op S-R leren

4.6 Voorwaarden van Pavloviaans leren: Stimulusfactoren

Effectiviteit van een stimulus, op basis van de nieuwheid en de aard van de US.

4.6.1 “Nieuwheid” van CS en “latente inhibitie”

► Herhaalde aanbieding CS-alleen: kan leiden tot habituatie (zie H.3, bv. UR ↓)

► Vraag: heeft dit effect op daaropvolgend leren van CS-US associatie?

Page 44: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 44

► Latente inhibitie: habituatie kan de effectiviteit van een stimulus dat later gebruikt wordt als

CS bij Pavloviaanse conditionering verminderen (Lubow , 1989)

► Onderzoek naar latente inhibitie in twee fases

Herhaaldelijk dezelfde stimulus die later gebruikt kan worden als CS tonen

= pre-exposure

Gepaard met US door conventionele klassieke conditionering

Resultaat: CS pre-exposure vertraagd de subsequente ontwikkeling van conditionele

respons op de stimulus

► Latente inhibitie = CS-pre-exposure effect

Meestal verklaard in termen van aandachtsproces

Tijdens pre-exposure: aandacht CS ↓ (prikkel ken je, volgt niets op)

Verminderde aandacht voor CS verstoort het daaropvolgend leren van een CS-US

associatie (= associatieve interferentie) (link zelf komt niet tos tand)

Alternatief: geheugen-interferentie

[CS_alleen] ↔[CS-US] (performantie prob)

4.6.2 CS-US relevantie en selectieve associaties

► US activeert het “gedragssysteem” relevant voor de US in kwestie

► Ieder(e modus binnen een) gedragssysteem gekenmerkt door specifieke responsen én

verhoogde aandacht/sensitiviteit voor specifieke set van prikkels

► Voorbeeld:

voedsel = US bij duiven (soortspecifiek, visueel)

Activatie “voedings” gedragssysteem

Speciale aandacht voor visuele cues (zoeken voedsel op zicht)

Visuele cue : erg effectieve CS bij deze US bij duiven

Page 45: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 45

► Selectieve CS-US associaties

► Aversie : geconditioneerde onderdrukking fenomeen (toon of licht gepaard met schok),

smaak aversie, …

► Smaakaversie conditionering

(Nieuwe) Smaak CS misselijkheid US

► Door injectie LiCl

► Vrees-conditionering/ geconditioneerde onderdrukking

Auditieve of visuele CS schok US

► Vraag:

Wat als audiovisuele CSmisselijkheid US?

Wat als smaak CS schok US?

Laag = sterke conditionering Garcia effect

► Duiven:

[CSVisueel USVoedsel] > [CSAuditief USVoedsel]

Niet altijd CSVisueel > CSAuditief !!!

Immers: [CSVisueel USSchok] < [CSAuditief USSchok]

► Effectiviteit van CS is functie van de aard van de gebruikte US

Misselijk voelen toeschrijven aan eten en niets anders

Misselijkheid induceren voor aversie voedsel en niets anders

► Essentieel een CS-US interactie gegeven

CS1-US1 > CS2-US1 én tegelijk

CS1-US2 <= CS2-US2

► Mensen ook meer geneigd om misselijkheid toe te schrijven aan eten dan aan andere stimuli

Page 46: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 46

► Meestal relatieve, géén absolute kwestie; twee stimuli die niet in verband met elkaar staan is

gewoon moeilijker om aan te leren en vereist vaak specifieke procedures

termen van sterker en zwakker, niet alles of niets

► Twee benaderingen qua verklaring:

Algemene-proces benadering (bv. rol similariteit ; similariteit tussen CS en US maakt

het aanleren van associaties makkelijker) MAAR verband auditief en schokken bij

duiven makkelijker dan visueel en schokken? (kwalitatieve factoren prikkel)

Biologisch-evolutionair perspectief: “preparedness”

4.7 Het controle probleem in pavloviaanse conditionering

► Pavloviaanse conditionering vereist een associatie tussen CS en US;

effect mag niet ontstaan door non-associatieve factoren

► Facilitatie associaties: CS aanbieden vlak voor US

► Aantal ‘conditioning trials’ nodig voor leer effect

kan resulteren in habituatie of sensitisatie (niet afhankelijk van associatie)

Habituatie vaak geen probleem omdat habituatie staat voor afname respons en

pavloviaanse conditionering voor toename

► Toename respons kan door:

Sensitisatie (CS blootstelling)

Dishabituatie of sensitisatie (US aanbieding)

Pavloviaanse conditionering

► Nood aan controle procedures voor onderscheid

CS alone control: Herhaaldelijk aanbieden van alleen de CS

houdt geen rekening met de mogelijkheid van toegenomen responsiviteit op de

CS door dishabituatie of sensitisatie van de US

US alone control: herhaaldelijk aanbieden van alleen de US

houdt geen rekening met sensitisatie effecten door herhaaldelijke CS

Random controle (Rescorla): had voorgaande problemen niet

CS en US beiden herhaaldelijk getoond maar op random momenten tov elkaar

geen associatie zonder te interfereren bij het sensitisatieproces

MAAR toch associatief leren:

► Toch combinatie CS en US. Random patronen toch niet zo random

► Wanneer US getoond wordt zonder CS (US met achtergrond contextuele

cues): conditionering van deze achtergrond variabelen (geen goede basislijn)

Page 47: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 47

Discriminatieve controle procedure:

CS+ en CS-, helft van de tijd de CS+ met US en de andere helft CS- zonder US,

deze twee alterneren random

p60 tabel 4.7

meer respons bij CS+ bij associatief leren, bij sensitisatie gelijkaardige respons

► Training procedure verhoogt respons CS+

► Respons CS- inhibitie

Unpaired control procedure: CS en US herhaaldelijk aanbieden maar zo gepland dat

CS en US nooit samen voorkomen = controle groep

Vergelijken met experimentele groep waarbij het wel gepaard wordt

Experimentele groep meer respons = associatief leren

4.8 Prevalentie van pavloviaanse conditionering

► Klassieke conditionering: wanneer een gebeurtenis (CS) verwacht wordt voor te komen voor

een andere gebeurtenis (US)

► Sommige gebeurtenissen moeten in een betrouwbare sequentie voorkomen

► Menselijk oorzakelijk oordelen: net zoals pavloviaanse conditionering gaat het om

herhaaldelijke ervaringen met twee gebeurtenissen en responsen gebaseerd op de mate

waarin de twee gebeurtenissen tot elkaar gerelateerd zijn.

► Geconditioneerde vrees reacties: angst stoornissen, fobieën, paniekstoornissen

► Drugs tolerantie en verslaving: US die voorgaan op drugs nemen

► Ouderlijke en kinderlijke respons tijdens borstvoeding:

goed vasthouden van de baby zorgt voor zuigen baby en melk vrijlaten moeder

► Seksuele situatie: toenadering tot stimuli die beschikbaarheid partner aantonen

Sneller interesse in seks tonen

Succesvoller wedijveren met andere mannetjes

Baltsgedrag

Meer sperma

Groter niveau van testosteron en hormoon voor eisprong

Meer nageslacht

Page 48: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 48

5. Prikkelrelaties bij Pavloviaanse conditionering

5.1 Prikkelrelaties bij klassieke conditionering

► Pavloviaanse conditionering = Ervaring met relatie tussen twee prikkels/gebeurtenissen [S1-

S2]

► Betreft leren over de samenhang tussen gebeurtenissen/prikkels in de omgeving

► Gedrag ontlokt door een prikkel1 wijzigt ten gevolge van (voorafgaand ervaren) samengaan

van deze prikkel1 met een andere prikkel2

► Betreft een vorm van associatief leren, [S1-S2]

► Er kunnen verschillende “soorten” relaties bestaan tussen CS-US (of: verschillende aspecten

kunnen onderscheiden worden)

Temporele relaties CS-US

Signaal-relaties CS-US!!

Hogere-order relaties (3e prikkel die iets zegt over relatie)

► Geconditioneerde inhibitie

► Geconditioneerde facilitatie

► De aard van de CS-US relatie bepaalt mee of/wat er geleerd wordt bij Pavloviaans leren

Wist je dat

- Door de ongeconditioneerde stimulus te vertragen tot een korte tijd na de

geconditioneerde stimulus zal zorgen voor sterkere conditionering dan ze tegelijk tonen

- Een kloof van maar een halve seconde tussen de geconditioneerde en ongeconditioneerde

stimulus kan ‘excitator’ angstconditionering zwaar verstoren

- Smaakaversie kan geleerd worden met een vertraging van verschillende uren tussen de

geconditioneerde en ongeconditioneerde stimulus

- Pavloviaanse conditionering vertrouwt niet enkel op temporele relaties tussen de

geconditioneerde stimulus en ongeconditioneerde stimulus

- Verschillende CS/US contingenties produceren verschillende niveaus van conditionele

responsen vanwege verschillen in de conditionering van context stimuli

- Het tegenovergestelde van geconditioneerde inhibitie is facilitatie of positieve

gelegenheid tewerkstelligen – niet geconditioneerde opwinding

- In een facilitatie proces, één geconditioneerde stimulus signaleert dat een tweede

geconditioneerde stimulus zal samen gekoppeld worden met de ongeconditioneerde

stimulus

Page 49: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 49

5.2 Temporele relatie CS-US

5.2.1 Simultane conditionering

Perfecte temporele contiguïteit CS en US

CS en US op hetzelfde moment

In vele gevallen géén sterke evidentie voor conditionering (minder effectief)

5.2.2 “Uitgestelde” of “delayed” conditionering

CS wordt in de tijd (iets) voor US aangeboden, en duurt minimaal tot het begin van

de aanbieding van de US

Geen tijdskloof tussen CS en US, kleine overlap in tijd

Levert in meeste procedures sterkste (meest duurzame) conditioneringseffect

5.2.3 “Spoor” of “trace” conditionering

CS wordt in tijd (iets) voor US aangeboden, maar is niet meer aanwezig bij begin

aanbieding van de US (“leeg interval” = “trace interval”tussen CS en US)

Vaak zwakkere conditionering dan met “delayed” conditionering

Enkel geheugenspoor blijft bij S1

► Voorbeeld vreesconditionering ratten (geconditioneerde suppressie):

Groep1: CS = 3’ toon US = schok op einde (tijdens) CS (= delayed conditioning)

Groep2: CS = 2’591/2” toon ½” “leeg interval” dan US = schok (= trace

conditioning)

Resultaat: CRGroep2 < CRGroep1 !!

Page 50: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 50

5.2.4 Effect “trace interval” kan groot zijn!

► Negatief effect, vrij snel

► CS-US interval = het tijdsinterval tussen begin aanbieding CS en begin aanbieding US

(“interstimulus interval” bepaalt mee de sterkte van conditionering:

Interval = 0 = simultane conditionering:

► vaak geen/weinig conditionering

Interval > 0 = “delayed” conditionering:

► Vaak curvilineair verband: tot bepaald interval ↑ CR (winst), daarna

progressief ↓ CR (effect verkleinen)

► Specifiek verloop curve = curvilineair verband is functie van response-

systeem

Page 51: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 51

► Vb1: oogknipper-reflex

bij konijnen (nictitating

membraan, secundair

ooglid) door korte

pufjes lucht

► korte ISI’s

Geen effect bij ISI=0

sec

Toename effect in

range ISI=0 tot 0.2-0.5

sec

Afname effect bij ISI >

0.2-0.5 sec

► Vb2: geconditioneerde

suppressie:

► middellange ISI’s

Effecten in range x’

minuten

Reeds afname effect van

ISI = 2 min naar ISI = 3 min

► Vb3: smaakaversie:

► (zeer) lange ISI’s !

Voorbeeld “long-delay”

leren (ISI meerdere uren!)

Spijsvertering heeft tijd

nodig

Ook hier: progressief

afname effect met groter

worden ISI

5.2.5 Temporele encodering van het moment van optreden van de US

► TIJD = belangrijke determinant van (mate van) conditionering

Cfr. simultaan vs uitgesteld vs. spoor…

Cfr. effecten duur ISI

► TIJD = tevens iets waarover wordt geleerd in klassieke conditionering ! (Miller)

Niet enkel leren “dat” de US komt,maar ook wanneer precies relatief tov. CS

leren en opslaan “temporele code” , geactiveerd wanneer de CS gepresenteerd

wordt, hierdoor kunnen we voorspellen precies op welk moment de US zal

voorkomen omission respons: schok verwachten

Page 52: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 52

5.3 Signaal-relaties tussen CS en US

► Signaal relatie of informationele relatie tussen CS en US heeft belangrijke invloed op de

pavloviaanse conditionering.

► Typisch CR sneller ontwikkeld als de CS betrouwbare informatie geeft over het voorkomen

van de US

► Typische “delayed conditioning” situatie:

Elke CS wordt gevolgd door US (nooit CS alleen)

US wordt steeds voorafgegaan door CS (nooit alleen)

► CS biedt betrouwbare informatie en is dus een goede (hier: perfecte) predictor om het al dan

niet optreden van de US te voorspellen

► Anders geformuleerd: er is een perfecte (statistische) contingentie tussen het optreden van

de CS en het optreden van de US

5.3.1 CS/US contigentie

► Statistische contingentie tussen CS en US kan worden uitgedrukt in termen van twee

conditionele probabiliteiten:

P (US/CS) = kans optreden US gegeven CS

P (US/geenCS) = kans optreden US gegeven géén CS

► Verhouding tussen beide conditionele probabiliteiten is cruciale determinant van klassieke

conditionering

► P(US/CS) > P(US/geenCS)

Meer kans US bij aanwezigheid US dan afwezigheid

POSITIEVE contingentie CS predictor aanwezigheid US

US komt altijd voor met de CS en nooit op zich: perfecte positieve contingentie

(bv rook – brand)

“excitatorische conditionering”

► P(US/CS) = P(US/geenCS)

NUL contingentie = géén predictor

Géén conditionering (cfr. “random controle”)

Bv een hond dat altijd blaft

CS alleen en US alleen (conditionering van achtergrond) en af en toe de twee samen

blokkeert

Page 53: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 53

► P(US/CS) < P(US/geenCS)

NEGATIEVE contingentie CS predictor afwezigheid US

Bv zonnecreme smeren om zonnebrand te vermijden; zonnecreme signaleert de

afwezigheid van een aversieve stimulus

“inhibitorische conditionering” (zie verder) bv toon als veiligheidssignaal

► CS/US contingentie als een procedurele variabele dat voorspelt in welke mate er CR zal

ontwikkelen

► Tegenwoordig richt onderzoek zich op het conditioneringen van achtergrond stimulussen

► Enkel evidentie voor conditionering als P(US/CS) ≠ P(US/geenCS)

► Notities p86-87

► Toevoegen CS-alleen trials: P(US/CS) ↓

sit1. 5 CS-US, 15 / P(US/CS) = 5/5 = 1

P(US/geenCS) = 0/15 = 0

sit2. 5 CS-US, 10 /, 5 CS P(US/CS) = 5/10 = .50

P(US/geenCS) = 0/10 = 0

Dus in beide gevallen positieve contingentie, maar zwakker in sit2 dan in sit1

Signaal-relaties tussen CS en US

Page 54: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 54

► Toevoegen US-alleen trials: P(US/geenCS) ↑

sit1. 5 CS-US, 15 / P(US/CS) = 5/5 = 1

P(US/geenCS) = 0/15 = 0

sit2. 5 CS-US, 10 /, 5 US P(US/CS) = 5/5 = 1

P(US/geenCS) = 5/15 = .33

Opnieuw in beide gevallen positieve contingentie, maar zwakker in sit2 dan in sit1

► Toevoegen CS- alleen trials P(US/CS) ↓ en US-alleen trials: P(US/geenCS) ↑

sit1. 5 CS-US, 15 / P(US/CS) = 5/5 = 1

P(US/geenCS) = 0/15 = 0

sit2. 5 CS-US, 5 /, 5 CS, 5 US P(US/CS) = 5/10 =.5

US/geenCS) = 5/10 = .5

Hier een nul-contingentie in sit2, dus géén conditionering, ondanks 5 CS-US trials!!!

► Traditionele theorieën: mate van CS/US contingentie bepaalt mate van ontstaan CS-US

associatie (leerverklaring)

► Recente theorieën: mate van CS/US contingentie bepaalt mate van gedragsmatige expressie

CS-US associatie (performantieverklaring)

► Verschillende mate van CS/US contingentie impliceert immers verschillende mate van

conditionering contextuele cues.

► Voorbeeld: Nulcontingentie

► Bv. P(US/CS) = P(US/geenCS) = 0.50

CS-US trials, CS-alleen trials, én US-alleen trials

► Context-conditionering bij US-alleen trials:

Kan de CS-US associatie “blokkeren” (zie verder) associatie niet geleerd

Kan expressie CS-US associatie verhinderen (zie: “comparator” model) beide

associaties geleerd

Page 55: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 55

5.3.2 CS/US contiguïteit / blokkeren

► De CS presenteren met een andere cue dat de US al voorspeld

CS is overbodig (redundant), weinig CR

Kamin : blokkeer effect

► Contingentie-effecten tonen aan dat louter tijdruimtelijke contiguïteit tussen CS en US géén

voldoende voorwaarde zijn voor klassieke conditionering

► Vraag: is een positieve (negatieve) contingentie (en dus predictiveit) dan een voldoende

voorwaarde voor klassieke conditionering?

► Antwoord: neen, immers… Blokkering

► Stel lichte allergie voor garnalen

Garnalen eten licht misselijk

Verwerven aversie voor garnalen

Etentje: garnalen plus shitake

Uit “beleefdheid” eten beetje van beide

Groenten nieuw voor je en smaak = ok

Nadien weer licht misselijk

Géén aversie voor shitake verwerven

► Dus ondanks contiguïteit én contingentie tussen nieuwe smaak (shitake) en

misselijkheid…geen conditionering

► De aanwezigheid van de reeds geconditioneerde garnalen…blokkeert het conditioneren van

de nieuwe smaakprikkel

► Er bestààt reeds een goede predictor voor misselijkheid shitake biedt géén “extra”

informatie (= redundant) géén conditionering

► Experiment Kamin:

Page 56: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 56

Voorwaarde conditionering:

Niet redundante informatie (geen andere prikkel al geconditioneerd)

Contingentie (toon nooit zonder schok)

Contiguïteit (10x toon en schok aangeboden)

► Fase 1

Perfecte contingentie tussen licht - schok

► Fase 2

Perfecte contingentie tussen licht – schok

Ook perfecte contingentie tussen toon - schok

► Resultaat: géén (of veel minder) conditionering op later toegevoegde (maar even

predictieve) toon-prikkel !!

► CS moet predictief zijn…én niet-redundant!

► ps 1: betere controleconditie…

Hier: “niets” tijdens 1e fase

Beter: gepaarde aanbiedingen met andere CS (CS3-US) die tijdens 2e fase niet

terugkomt [(CS1+CS2) – US]

Geen angst

Angst

Page 57: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 57

► ps 2: vraag: léér- of performantie-deficit ?

Traditioneel: leerdeficit

Recent: performantie-deficit ( “unblocking”)

► ps 3: handboek …

Blocking als illustratie dat (ondanks) “een sterke signaal-relatie” noodzakelijk is voor

conditionering” lees als “niet-redundante signaalwaarde = noodzakelijk” (uniekheid)

5.4 Hogere-order relaties bij Pavloviaanse conditionering

► Tot nu toe: elementaire CS-US relaties

► Hogere-orde relaties:

CS2 geeft informatie over (al dan niet geldig zijn van) CS1-US relaties

CS2 “moduleert” CS1-US relatie

“Hogere orde relaties”, omdat één van de elementen van de associatie de complexe

gebeurtenis “CS1-US” is

[CS2 (CS1 US)]

5.4.1 Hogere-order relaties: Geconditioneerde inhibitie

► Excitatorische conditionering: CS wordt signaal voor aanwezigheid/optreden US

► Inhibitorische conditionering: CS wordt signaal voor afwezigheid/niet-optreden US…

Page 58: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 58

► …of correcter: voor afwezigheid/niet-optreden van een op basis van andere cues wél

verwachte US ! (verwachten dat iets niet gebeurd)

Niet-optreden van US is pas psychologisch significante gebeurtenis als niet-optreden

US onverwacht is

Voorbeeld: “géén miljoen €” ↔ “géén miljoen € die je verwacht had (Euro-

millions))”

► Geconditioneerde inhibitie: standaard procedure

Analoog met een situatie waarbij iets geïntroduceerd wordt dat iets anders

voorkomt (bv rood licht in verkeer)

► (AUS trials): A wordt signaal voor US

stimulus A op zich gepaard met US (A+ ; + staat voor aanwezigheid van US)

verwacht US bij confrontatie A

afgewisseld met…

► [(A+B) géén_US trials]:

op basis van A wordt US verwacht…

Niet-optreden US = significante gebeurtenis

B wordt geconditioneerde inhibitor

► AB-: stimulus B met stimulus A en US blijft uit

Bv Toon leidt tot schok, toon + licht is geen schok

► Excitatatorische conditionering van A ontwikkeld sneller dan de inhibitie conditionering van B

Page 59: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 59

► Bijvoorbeeld:

A = rood licht in verkeer / licht

B = politieman die zegt dat je toch mag oversteken / toon

US = uitblijven botsing/ schok

► Geconditioneerde inhibitie: Negatieve CS-US Contingentie

Één CS met een US; onregelmatige tijdstippen maar de US komt niet voor als CS pas

is voorgekomen

P(US/CS) < P(US/geenCS) : maakt CS een geconditioneerde inhibitor

Context-cues fungeren als excitatorische CSs die verwachting US induceren

CS wordt signaal voor niet-optreden US

Bv kind dat af en toe gepest wordt door klasgenoten wanneer leerkracht lokaal

verlaat, als de leerkracht terugkeert dan heeft het kind rust.

Leerkracht = CS-

US= gepest worden (of afwezigheid van US = niet gepest worden)

5.4.2 Geconditioneerde inhibitie: Gedragsmatige manifestaties

► Excitatorische CS ontlokt een CR

► Inhibitorische CS onderdrukt een CR

► Probleem: hoe een “onderdrukte CR” onderscheiden van “geen CR” ?? (gedragsmatig: in

beide gevallen géén CR)

Page 60: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 60

Voorbeeld: oogknipperen bij konijnen basislijn 1 à 2 keer per uur

Veronderstel CS is inhibitor geworden

Hoe inhibitie van knipperen door CS vaststellen?

Principieel antwoord: basis-rate knipperen ↑

Geconditioneerde inhibitie: de summatie-test

► baseline-rate respons ↑

► Eerst trainen van een excitatorische CS+

► Vergelijken effecten aanbieding:

CS+ alleen ; CR ↑

CS+ met inhibitor (CS-) : CR(CS-) < CR(CS+)

CS+ met neutrale prikkel (CS°): CR lager; toont afleiding effect van eender welke

stimulus toe te voegen (controle conditie voor manier van aanbieden CS-)

Geconditioneerde inhibitie: Vertraagde-acquisitie test

► Summatie is performantie gebaseerde test van inhibitie

<-> acquisitie of leren test

► Vertrek-idee: geconditioneerde inhibitie zal daaropvolgend verwerven geconditioneerde

excitatie bemoeilijken/vertragen

Page 61: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 61

► Fase 1: creëren inhibitor vs. neutrale CS

Inhibitor groep: A+/XA- training of negatieve contingentie X-US X inhibitor (?)

Toon trainen als gecondtioneerde inhibitor

Controle groep: bv. X niet aanbieden (of X-alleen aanbieden)

Toon neutraal

► Fase 2: excitatorische training

In beide groepen X-US training (Toon paren met US)

Als X actieve inhibitor, acquisitie trager dan als X neutraal (of: latente inhibitie !)

Respons ontwikkeld trager bij de experimentele dan bij de controle groep

5.5 Hogere-order relaties: Geconditioneerde facilitatie

► “Standaard-procedure” geconditioneerd inhibitie: A+/AB-

► B geeft aan dat A-US relatie niet geldig is

► Respons op A enkel indien B afwezig is

↨ ↨

► Omgekeerde situatie: A-/AB+

t /

t + l voedsel

► B geeft aan dat A-US relatie wél geldig is = geconditioneerde facilitatie

► Respons op A enkel indien B aanwezig is

B komt voor wanneer A versterkt wordt (AB US of AB+)

B is afwezig wanneer A niet versterkt wordt (A noUS of A-)

Page 62: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 62

► Voorbeeld:

A = verkeersbord “slipgevaar bij nat wegdek”

B = wegdek is nat/het regent

US = gevaar voor ongeluk

Enkel als wegdek nat, geldt “verkeersbord signaleert gevaar” (en: als wegdek niet

nat, geldt niet “verkeersbord signaleert gevaar)

5.5.1 Geconditioneerde facilitatie: associatieve structuur

► Faciliatie procedure wordt ook positieve gebeurtenis setting genoemd.

► In principe twéé mogelijke associatieve “oplossingen” bij A-/AB+ leren (“feature positive”)

► Directe (B-US) associatie

B is de beste predictor van de US

A is uiteindelijk “irrelevant”

► Door B gefaciliteerde A-US associatie [B:(A-US)] = hogere-orde associatieve structuur

Meer complexe oplossing, waarbij B signaleert dat de A-US relatie geldig is

= “positieve occasion setting”

► Evidentie voor beide “oplossingen”

► Voor facilitatie vaak AB+ en A- afwisselen

► Niet mutueel-exclusief

► Verschillende determinanten… (afhankelijk van kenmerken proefopzet)

Oa. Sensoriële modaliteit A en B, relatieve intensiteit A en B, (saliëntie,

opvallendheid), en…

► Eén erg belangrijke determinant: tijdsrelatie tussen twee CS’s (“feature” B en “target” A)

Sequentieel BA+/A-: hiërarchisch B(A-US)

► Belang “leeg tijdsvenster” tss B en A

► Stimulus A wordt gepaard met de US als B aanwezig is en net als B afwezig is

Simultaan BA+/A-: rechtstreeks B-US

US enkel als stimulus B voorkomt

Page 63: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 63

5.5.2 Hoe onderscheiden B-US of B(A-US) ?

1. Aard van de geconditioneerde respons: reflectie van A-US of B-US associatie

Gebruik maken van feit dat verschillende soorten CS’s soms kwalitatief andere CR’s

ontlokken

► Vb: licht (“key light”)voedsel: CR = “key-pecks” (rearing)

► geluid (“noise”)voedsel: CR = “rondwandelen” (jerking)

► DUS: keypecks indicatief voor licht-US associatie, niét voor geluid-US

associatie

Onderscheiden B-US en B(A-US) associatieve structuur

► AB+/B- = geluid+licht voedsel // licht gn voedsel

► vraag: geluid(licht-voedsel) of geluid-voedsel?

► Observatie: key-pecks bij geluid+licht, géén key-pecks bij licht alleen (en géén “rondwandel-

gedrag”)

► Indicatief voor (licht-voedsel) associatie, gemoduleerd door aan/afwezigheid van geluid, dus

geluid(licht-voedsel) of B(A-US) structuur

► Onderscheiden B-US en B(A-US) associatieve structuur

2. Effect van uitdoving (extinctie) feature B

► Als B-US relatie…

(B-géénUS; enkel stimulus B) is disconfirmatie B-US

Doet CR op BA trials ↓, en discriminatie A/BA ↓

B onbekrachtigd aanbieden, extinctie B-prikkel

Page 64: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 64

► Als B(A-US) relatie..

(B-géénUS) is géén disconfirmatie van B(A-US)

► Disconfirmatie zou zijn: B(A-géénUS)

Doet CR op BA trials niet teniet, en discriminatie A/AB blijft behouden

Organismen leren niet invariabel een B(A-US) relatie door facilitatie. Soms gaat het om een

mengeling van AB-US en A –noUS due resulteert in een B-US relatie, of soms leren participanten

zowel een B-US relatie en een B(A-US) relatie.

6. Instrumentele of operante conditionering

6.1 Instrumentele of operante conditionering: terminologie

► Habituatie, sensitisatie, klassieke conditionering:

Aanbieding/optreden prikkel(s) onafhankelijk van het gedrag van het organisme

Niet omdat angst voor schok dat schok terugkomt

Gedrag verandert in functie van deze prikkelaanbiedingen (UR ↑↓ of CR ↑↓),

maar:

Het gedrag heeft géén invloed op de aanbieding/het optreden van de cruciale

prikkel(s)

= Leren over prikkels en prikkelrelaties waarover men geen controle heeft

► Operante of instrumentele conditionering: betreft situaties waarbij aanbieding/optreden van

een ongeconditioneerde stimulus afhankelijk is van het gedrag van het organisme

Wist je dat

- Het leren van een nieuwe instrumentele respons heeft vaak betrekking op componenten

van gekende responsen in nieuwe combinaties te plaatsen

- Variabiliteit in gedrag is een groot voordeel in het leren van nieuwe responsen

- De schadelijke effecten van bekrachtiging vertraging kan overwonnen worden door een

markerende stimulus te gebruiken meteen na de instrumentele respons

- Thorndike’s Wet van effect heeft geen betrekking op de associatie tussen instrumentele

respons en de bekrachtiger

- Instrumentele conditionering kan resulteren in het leren van drie binaire associaties en

één hogere-orde associatie

- The verschillende associaties die ontwikkelen in instrumentele conditionering zijn moeilijk

te isoleren van elkaar, dit creeërt grote problemen voor het bestuderen van de

neurofysiologie van instrumenteel leren

- Pavloviaanse associatie vereist in instrumentele conditionering processen die prestatie

van instrumentele responsen kunnen verstoren

Page 65: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 65

► Instrumenteel: respons is instrumenteel in het produceren van de uitkomst (bekrachtiger)

Operant: instrumenteel gedrag in een specifieke operatie of manipulatie van de omgeving

Impliceert controle over prikkel(veranderingen) in de omgeving!

Voorkomen van stimulus hangt af van het gedrag van het organisme

Gedrags-consequente prikkelwijziging = “outcome” = “bekrachtiger” (of…”straf”)

Specifiek respons is nodig om een specifieke stimulus of consequente ‘outcome’ te

verkrijgen

S -> R -> O (response zorgt voor outcome)

► “instrumentele” conditionering want gedrag/responsen/acties zijn het middel (het

‘instrument’) waardoor de prikkelwijziging in de omgeving bekomen wordt

Pull aantrekken als koud warmer hebben

Op knopje afstandsbediening drukken tv aan

“Hallo” zeggen begroet worden

Babbelen in klas straftaak krijgen

Omgeving zoals je persoonlijk ervaart

► “operante” conditionering want het organisme voert een bepaalde manipulatie/operatie

van/op omgeving uit

► Een “operant” wordt gedefinieerd abstractie makend van de specifieke respons-topografie

van het gedrag, maar louter functioneel in termen van welke operatie/manipulatie op/van de

omgeving wordt bewerkstelligd

► Voorbeeld 1: “deur openen”

Deurklink naar beneden drukken tot uit slot, onafhankelijk van linkse/rechtse hand,

elleboog, kin, voet (…)

Respons topografie (links, rechts,…) worden genegeerd in studies van operant gedrag

► Voorbeeld 2: “hendeldrukken voor voedsel rat”

Hendel naar beneden tot switch wordt geactiveerd, onafhankelijk van li/re poot,

staart, lichaam…

Page 66: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 66

► Voorbeeld drie: pikken van de duif

Circulaire schijf of respons sleutel op de muur; microswitch hierachter detecteert

aantal keer pikken (appetitieve conditionering; 4.3.1)

► Positieve/Negatieve bekrachtiging/straf ( nota’s p102)

6.2 Tradities van Thorndike en Skinner

6.2.1 Edward L. Thorndike (1898)

► Thorndike: de “discrete-trial” methode

Studie “intelligentie bij dieren”

Subjecten: jonge katten

“puzzle box”

► Één of meerdere acties moeten worden ondernomen om uit box te raken

► Puzzel was te weten te komen hoe uit de doos te geraken

► Verschil bij elk doos; soms simpele acties, soms verschillende acties in een

specifieke volgorde

► Bij succes: positieve bekrachtiging met visje

► Afhankelijke variabele: duur tot vrij

► Thorndike merkte dat de katten steeds sneller konden ontsnappen bij elke

trial

Page 67: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 67

Experimentator heeft controle over aanbieding discrete trials (en inter-trial-interval),

de kat niet. Dus wanneer de participant de trial moet ondergaan en hoe lang hij

moet wachten op de volgende trailer wordt bepaald door de experimentator.

► De ‘discrete trial’ methode

► “straight alley runway” en “T-maze”

► Proefdier wordt in startbox (S) geplaatst (op andere momenten niet presteren)

► Gedrag = lopen naar doelbox (G)

► AV = tijd tot G

► Leren = versnelling in tijd

► T-maze: keuzegedrag

6.2.2 B.F. Skinner: de “free-operant” methode (1938)

Page 68: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 68

► Doelstelling: geautomatiseerde proefopstelling waarbij subject bepaalt wanneer een nieuwe

trial wordt toegediend ( “free”)

Geeft info over hoe snel de rat een respons toont maar ook over hoe frequent

Uiteindelijk resultaat = skinner box

► Operant = “activeren micro-switch” (onafhankelijk van topografie respons)

► AV = frequentie/’rate’ R in bepaald tijdsvenster

6.3 Het creëren van operant gedrag

6.3.1 Leren “waar” en “waarvoor” te rennen

► Cfr. “runway” of T-maze

► Gedrag zelf (rennen) = volledig “gekend”

► Leren = waar te rennen (stimuluscontrole) en waarvoor te rennen (motivatie)

Cfr. muntje in nieuwe telefoonbox/koffie-machine/kopieer-apparaat leren stoppen

en op juiste toetsen duwen voor gewenste resultaat

6.3.2 Nieuwe responsen construeren vertrekkend van vertrouwde componenten

► Cfr. hendeldrukken in Skinnerbox

► “componenten” zijn gekend…

Op achterpoten zitten, voorpoten opheffen, uitsteken boven hendel, naar beneden

duwen

► …maar de combinatie/synthese/coördinatie van de componenten is nieuw

► Dus nieuw als in een nieuwe combinatie van responsen die al bestaan

6.3.3 Nieuwe responsen “shapen”

► Leren van “volledig nieuwe” gedragingen, het leren van gedrag die participanten

waarschijnlijk niet zouden doen zonder speciale training

► Hoe is het mogelijk “volledig nieuw” = spontaan nooit uitgebracht gedrag te bekrachtigen??

► Mogelijk door intrinsieke variabiliteit in uitgebracht gedrag (en systematisch verschuiven

criterium voor bekrachtiging)!! Variabiliteit staat voor het feit dat organismen zelden exact

hetzelfde gedrag twee keer doen

Bv rat die met kracht van 2gram op hendel drukt en beloond wordt, zal de tweede

keer niet met exact 2 gram kracht op de hendel drukken.

Page 69: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 69

Middelmatige kracht = voedsel

Drukt harder = voedsel (3g in fase 1 wordt criterium in fase 2)

Harder drukken dan in fase 1 (4g als criterium)

► Op topografie meeste responsen zit meestal enige variabiliteit

► Systematisch criterium voor bekrachtiging verschuiven op bepaalde dimensie (binnen

grenzen reeds gestelde gedrag) = “reinforcement of succesive approximations”

► “distributie” R’en zal verschuiven volgens dimensie en in richting van het opschuivende

criterium

► Volledig “nieuwe” responsen (in zin van: voordien nooit uitgebracht) kunnen verschijnen !

Dit gedrag moet duidelijk gedefinieerd zijn, ook het begingedrag moet duidelijk gedefinieerd

zijn zodat je weet waar je van vertrekt

► Ook: één voor één bepaalde gedragscomponenten toevoegen (bv. leren fietsen: trappen,

trappen plus sturen, trappen plus sturen plus evenwicht)

► Vaak gebruikte trainingsprocedure aanleren nieuwe, complexe handelingen/skills !!

Vb. “token economy”

Vb. hondentraining, africhten dieren…

Page 70: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 70

6.4 Het belang van onmiddellijke bekrachtiging

► In bepaalde omstandigheden veroorzaakt een operant (door ‘wetmatigheden van de natuur’)

automatisch een bepaalde consequente prikkel(verandering)

► In laboproeven/training/therapeutische toepassingen: proefleider/trainer/therapeut bepaalt

of/wanneer bekrachtiging/straf wordt toegediend (of weggenomen)

► Wanneer moment van toediening bekrachtiging gecontroleerd kan worden: onmiddellijk

volgend op doelgedrag is cruciaal !!

Gedrag(sactiviteiten) “stoppen nooit”… (je kan je niet, niet gedragen)

R1 R2 R3 R4 Rx O ↔ R1 R2 Rx R3 R4 O

onmiddellijke bekrachtiging vertraagde bekrachtiging

Bij uitgestelde bekrachtiging: kans groot dat andere dan doelrespons (Rx) wordt

bekrachtigd!

► Hoe noodzaak onmiddellijke bekrachtiging “omzeilen”?

► Geconditioneerde/Secundaire bekrachtiger

Prikkel geassocieerd met (en later “inruilbaar met”) primaire bekrachtiger

Vb: tokens, geld

► Markeerprikkel (“Marking Stimulus”)

Visuele/auditieve cue die subject “attendeert” op cruciale target R, en deze

distinctief/beter memoriseerbaar maakt (aandacht)

6.5 Prikkelrelaties bij instrumentele conditionering

► Analoog aan de vraag naar de inhoud van het geleerde (structuur van de opgebouwde

mentale representatie) bij klassieke conditionering…

S-S versus S-R associatieve structuur

► …ook hier vraag: wat is de “inhoud” van het geleerde (structuur van de opgebouwde mentale

representatie) bij operante conditionering?

► DRIE componenten in instrumenteel gedrag

S: de prikkelconfiguratie waarin het gedrag uitgebracht wordt

R: het uitgebrachte gedrag

O: de “outcome”, de consequente omgevingsverandering, bekrachtiger

Page 71: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 71

6.5.1 De S-R associatie: Thorndikes Wet van het Effect

► Volgens Thorndike: Instrumenteel leren = associatie tussen omgevingsstimuli en respons;

bekrachtiger zorgt enkel voor versterken van deze associatie, maar wordt zelf niet

geëncodeerd

► Elke operant wordt uitgebracht in unieke configuratie van omgevingsprikkels

► Bekrachtiger zorgt ervoor dat er een associatie wordt “ingestampt” tussen deze

omgevingsprikkels en de instrumentele respons; Bekrachtiger (O) is slechts catalyst voor het

leren van de S-R associatie

► Géén leren over, maar door de bekrachtiger

Geen (R-O) associatie volgens deze visie, enkel S-R associatie

► Historisch: analogie met andere vormen van “elicited” gedrag: gedrag als respons op een

specifieke stimulus, dus instrumentele respons R als respons op stimulus context S

► Deze theorie is niet volledig

► Nu in uitgebreide neobehaviouristische theorieën en two-process theories of learning

(REscorla en Solomon) belang SO associatie

6.5.2 S-O en S(R-O) associaties

► Wanneer in bepaalde situatie (S) door een instrumentele respons (R) een bepaalde outcome

(O) wordt veroorzaakt: ook kans voor S-O leren!

Analoog met Pavloviaanse CS-US associatie!

= S-O leren

► Drie-termen contingentie S(R-O)

► Centraal = R-O relatie

Page 72: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 72

► S(R-O) hogere-orde associatieve structuur (Skinner), analoog met Pavloviaanse B(A-US)

associatieve structuur!

In instrumentele conditionering is de presentatie van de bekrachtiger (O) contingent

op voorgaand voorkomen van respons R, niet van voorgaan voorkomen van S

► Echter: vaak slechts geldig in bepaalde situatie S

► Experimentele evidentie voor belang van én S-R, S-O, R-O, en S(R-O) associaties !

► Onderscheid S-R vs R-O relaties:

Outcome de/revaluatie studies, cfr US-inflatie en US-devaluatie bij Pavloviaanse

conditionering !

► Bv: (hendeldrukken voedsel), gevolgd door (voedsel-misselijkheid), vraag:

operant ↓ of = ??

► Beiden komen voor, in functie van oa. aantal keren gedrag reeds gesteld,

distributed/massed practice, …

► “action” (R-O) versus “habit” (S-R)

6.5.3 Implicaties voor neuronale mechanismen…

► Pavloviaans leren: eenvoudige (S-S) associaties of complexe B(A-US) associaties kunnen

experimenteel afzonderlijk geïnduceerd/geïsoleerd worden

► Operant leren: meerdere binaire associaties (S-R, S-O, R-O) én complexe S(R-O) associaties

stééds aanwezig, kunnen niet experimenteel afzonderlijk geïnduceerd/geïsoleerd worden…

Neurologische onderzoekers moeten altijd rekening houden met meerdere associatieve

mechanismen (en hun interacties)

Pavloviaans leren eenvoudiger te bestuderen dan operant leren wat betreft neuronaal

substraat !

habbit

action

Page 73: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 73

6.5.4 Implicaties voor beperkingen op instrumentele conditionering

► Beperkingen op operant leren…

► Net zoals bij klassieke conditionering niet elke CS even gemakkelijk wordt geassocieerd met

om het even welke US…

US activeert het “gedragssysteem” relevant voor de US in kwestie

Ieder(e modus binnen een) gedragssysteem gekenmerkt door specifieke responsen

én verhoogde aandacht/sensitiviteit voor specifieke prikkels

Bv kat leren gapen of krabben voor puzzelbox, na een tijdje slechts korte abrupte

gedragingen (voedsel en zelfverzorging gaan niet goed samen)

► Ook bij operant leren evidentie voor selectiviteit bij tot stand komen S-R, S-O, R-O, en S(R-O)

leren !!

► Implicaties voor beperkingen op instrumentele conditionering

► Vb1. varkens leren (“muntstuk” afgeven voedsel): moeilijk of niet !

Wroeten bleef dominant gedrag (misbehaviour / biological constraint on behaviour)

Mogelijke verklaring:

Muntstuk (AfgevenVoedsel) bevat “Pavloviaanse” S-O associatie (munt-voedsel)

Pavloviaanse CR = toenadering, manipuleren, bijhouden

Pavloviaanse CR incompatibel met operante R = “afgeven” !!

► Implicaties voor beperkingen op instrumentele conditionering

► Vb2: (Sevenster, 1973): interactie aard R en aard O bij mannelijke stekelbaarzen:

► Respons1 = door ring zwemmen

Respons2 = op staafje bijten

► Outcome1 = mannelijke soortgenoot, Outcome2 = vrouwelijke soortgenoot

► Resultaat: R1-O2 > R1-O1 R2-O1 > R2-02

► Implicaties voor beperkingen op instrumentele conditionering

► Opnieuw: US (O) activeert een bepaald Gedragssysteem…

► Impliceert én verhoogde sensitiviteit voor bepaalde stimuli, en activatie bepaalde responsen

(MAPs)

► Het al-dan-niet compatibele zijn hiervan met gebruikte S en R in sequentie S(R-O) is

medebepalend voor “succes” operant leren!!

Page 74: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 74

Psycholinguïstiek

7. Het semantische geheugen

• Semantiek staat voor de betekenis van woorden

• Syntaxis is dan woorden betekenis geven door in volgorde te plaatsen

• Drie verschillende geheugensystemen (Atkinson en Shifrrin)

bewust

onbewust

Bottom-up

Page 75: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 75

• Verdere opdeling langetermijngeheugen:

– Impliciet geheugen of procedureel geheugen

– Expliciet geheugen of declaratief geheugen:

• Episodisch geheugen: over gebeurtenissen heen

• Semantisch geheugen: meestal weet je met niet in welke omstandigheden je

het geleerd hebt

• Semantisch geheugen

– Feitenkennis

– Algoritmen

– Regels

– Woorden

woordvormen: hoe geschreven, uitgesproken, …

woordbetekenis:

concept waarnaar woord verwijst

7.1 Semantische concepten

7.1.1 Functies van semantische concepten

1) Categorisatie

• categorisatie is dagdagelijks en vanzelfsprekend (cfr. taal)

• categorisatie = opdelen van de wereld in groepen van voorwerpen

• het herkennen van personen, structuren, plaatsen (bv stoel

• = op eerste zich alles in een hokje plaatsen (anders alles nieuw => chaos)

Dubbele dissociatie:

Patiënt A B apart : enkele associatie

Patiënt 2: B A apart: enkele associatie

A en B functioneel onafhankelijk van elkaar

Page 76: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 76

2) Inductie

• Bv iets dat je niet kent, iemand zegt het is fruit en noemt ramboeten

Afleiding : Waarschijnlijk kan je dan de schil open doen, kan je het opeten, …

3) Aanzet tot leren

• Categorie uitbreiden (vogels – roofvogels – kip – meeuw - …)

4) Communicatieve functie:

conceptuele combinaties

• Zelfstandige naamwoorden kunnen combineren (bv oceaan : vis die in de oceaan zwemt)

• Artificiële intelligentie: geen perfecte taalprogramma ; kan betekenis van combinaties niet

goed vatten

7.1.2 Interne structuur van semantische concepten

• Vier visies

• Klassieke visie

• Prototypevisie

• Exemplaarvisie

• Theorie-gebaseerde visie

1) Klassieke visie

• Klassieke filosofie (noodzakelijk en voldoende eigenschappen)

• Klopt voor wiskundige problemen (zaken die we construeren)

Page 77: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 77

• Niet voor natuurlijke eigenschappen

• Inter (verschillen tussen personen, bij bv concept meubelen) – intra (verschillen

binnen één persoon over tijd): geef absoluut definieerbare kenmerken, misschien is

er wel zo een kenmerk maar kunnen we het niet expliciteren

inter : typicaliteitsgradiënt ; hoe typisch zijn voorwerpen voor een categorie (wel

consistent over proefpersonen en tijd)

• definiërende eigenschappen

• noodzakelijk en voldoende voorwaarden, zoals bij wiskunde

maar

definiërende eigenschappen van HOND ?

inter- en intra-individuele consistentie

2) Prototypevisie

concept wordt gerepresenteerd via

abstracte samenvattende representatie

• Gemiddelde van ‘alles’ mentaal bijhouden (meest voorkomende)

Geen biologische definitie groenten en fruit

• Eleanor Rosch:

– Gaf woorden van één categorie :’geef eigenschappen van het woord’

– Elke gegeven eigenschap: voorwerp beoordelen: (aanwezig of niet)

– Geef score hoe typisch een voorwerp is voor een categorie

– Elke eigenschap krijgt gewicht

– Typicaliteit voorspellen: gewicht van elke aanwezige eigenschap (correlatie .90 met

score hoe typisch een voorwerp is)

• Prototypevisie: categorisatie en typicaliteit is gebaseerd op gelijkenis met het prototype

– typicaliteit ~ mate waarin het item op het prototype lijkt

– categorisatie: idem, met drempelwaarde

Page 78: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 78

– drempel varieert over proefpersonen

binnen proefpersonen (doorheen tijd)

– grensgevallen: even gelijkend op prototypes van 2 categorieen

3) Exemplaarvisie:

concepten niet gerepresenteerd door centrale tendens of karakteristieke

eigenschappen, maar wel door geheugensporen van concrete exemplaren

• Onthouden exemplaren (bv elke hond) die we gezien hebben (activeren alle exemplaren

indien nodig)

• Exemplaarvisie: categorisatie en typicaliteit is gebaseerd op gelijkenis met de opgeslagen

exemplaren

– typicaliteit ~ mate waarin het item op de exemplaren lijkt

– categorisatie: idem, met drempelwaarde

– drempel varieert over proefpersonen

binnen proefpersonen (doorheen tijd)

– grensgevallen: even gelijkend op opgeslagen exemplaren van 2 categorieën

gemiddeld genomen dichter bij welke exemplaren?

4) Generische modellen: variërende abstractie

abstractie = continuüm (ipv dichotomie) met prototype en exemplaarmodel als de

extremen, maar met tussenliggende niveaus van abstractie (subprototypes of superexemplaren)

Page 79: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 79

• Opdelen bv 1 representatie appel (ipv jonagold, pink lady, …)

5) Theorie-gebaseerde visie:

in eerste instantie kritiek op similariteitsgebaseerde visies

Similariteit koning Albert – Kaas:

Wegen meer dan 1 gram

Groter dan 1 cm, millimeter,… Irrelevant Waarom geven mensen

bepaalde eigenschappen en niet andere? (idee van wat relevant is)

samenhang van een concept is belangrijk

gebaseerd op ‘lekentheorie’

vb. vogel : erfelijk-biologische basis

(dier uit ander dier is zelfde soort, ook al ziet het er helemaal anders uit)

6) Stand van zaken

• tot voor kort: exemplaartheorie

• recentelijk: generische modellen

• hangt representatie af van

omstandigheden; eerst algemene categorie, later verder differentiëren

expertniveau …

Page 80: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 80

Is er slechts één enkel categorisatiemechanisme?

• Squire & Knowlton

– Puntenpatronen (prototype niet aangeboden, enkel verstoringen)

• patiënt met zware amnesie

• leerproces voor categorisatie van puntenpatronen

• prototypes niet aangeboden

dan testfase met prototypes (geen fdb.)

=> prototypes best geclasseerd door controle ppn en patiënt

=> patiënt toch geen herkenning van stimuli

• Kolodny

• Niet altijd prototype, bv abstract schilderij, ander proces dan prototype

• vergelijking controleppn met amnesiepatiënten

• eerst replicatie van Squire & Knowlton

• dan soortgelijke taak met abstracte schilderijen

=> resultaten patiënten veel slechter

besluit: prototypes voor 9-puntpatronen

• wel, maar niet voor schilderijen,

• te vormen via impliciet geheugen

Page 81: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 81

7.2 Hiërarchische structuur van semantische concepten

Zijn alle niveaus van dergelijke hiërarchieën even belangrijk ?

Er is een niveau dat psychologisch belangrijker is dan de andere niveaus benoeming ?

• Hiërarchische structuur van semantische concepten

Basisniveau

- Eerst geleerd door kinderen

- Snellere categorisatie

- Frequenter gebruikt door volwassen taalgebruikers

- …

Page 82: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 82

Maar varieert het basisniveau met expertise, of ligt het basisniveau vast door structuur in de wereld?

Benoeming bomen doorheen de tijd

Basisniveau: snellere categorisatie (bij volwassenen)

Meest informatief (niet te veel/ te weinig specifiek)

Rosch: wat je ziet, bij categorisatie X of niet?

Benoeming bomen: tekst corpus onderzoek frequentie

7.3 Stoornissen in het semantisch geheugen

• Warrington & Shallice

– 4 patiënten met herpes simplex encephalitis;

problemen met wat ze verstonden onder woorden

– individueel getest met afbeeldingen, woorden, beschrijvingen

• wat staat er op de afbeelding

• beschrijf ‘object x’

• beschrijving gegeven; wat is het?

– kennis van niet-levende dingen intact (objecten gaat)

– kennis van levende wezens sterk gestoord (dieren, planten, …)

• Warrington & McCarthy

– patiënt met omgekeerde patroon

– kennis van levende wezens intact

– kennis van niet-levende dingen gestoord

– perceptueel; hoe ziet het eruit, hoe klinkt het, …

Hoe kan het bestaan van deze 2 soorten patiënten verklaard worden?

• Eerste mogelijke verklaring (Macaraza ofzo):

– Info anders opgeslagen in hersenen

– Evolutionair: levend vroeger belangrijker dan niet-levend en wordt dan ook in andere

plaats hersenen verwerkt (functie! Bv mes = snijden)

Page 83: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 83

– domein-specifieke representatie van kennis

– hiërarchische conceptenopbouw kan in een deel van de boomstructuur verstoord

worden

• Andere mogelijke verklaring:

modaliteit-specifieke representatie van kennis

– sommige concepten zijn voornamelijk gedefinieerd o.b.v. perceptuele informatie

dieren: wat maakt een hond een hond?

planten: eik, appel, …

– andere concepten zijn voornamelijk gedefinieerd o.b.v. functionele informatie

artefacten: wat maakt een rok een rok?

=> aantasting van perceptuele informatie vnl. effect op kennis van levende wezens

=> aantasting van functionele informatie vnl. effect op kennis van artefacten

Page 84: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 84

Bijkomende evidentie voor

modaliteitspecifieke representatie van kennis

– patiënten met gestoorde kennis van artefacten vaak gestoorde kennis van

lichaamsdelen

• levende materie

• maar voornamelijk functioneel

oog: kijken, vingers: manipuleren

– patiënten met gestoorde kennis van levende dingen vaak gestoorde kennis van

muziekinstrumenten

• artefacten

• maar voornamelijk perceptueel

hoe klinkt iets, welke muziek, …

7.4 Netwerkmodellen

De meeste modellen over de representatie van semantische concepten gaan ervan uit dat betekenis

essentieel verbonden is met netwerken waarin concepten vervat zitten

Steeds veronderstelling dat eigenschappen essentieel deel uitmaken van een representatie

Verschillen tussen modellen: aard van knooppunten in een netwerk

7.4.1 Oudste visie: hiërarchisch netwerkmodel

• gebaseerd op cognitief-economisch principe

• eigenschappen zo hoog mogelijk

• 1 categorie: eigenschap voor nagenoeg alle exemplaren

lager niveau kan hogere tegenspreken

• Reactietijd – afstand in hiërarchisch netwerk

Bij eigenschappen + categorienamen

• Empirische evidentie: responstijden uit semantische verificatietaken

Page 85: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 85

• Vogel is een dier << Kanarie is een dier

Zalm zwemt tegen stroom in << zalm heeft huid

maar 1) associatiefrequentie storende variabele

2) typicaliteit: mus = vogel < arend = vogel

• Problemen van hiërarchisch netwerkmodel :

te weinig functionele aspecten van woordbetekenis

• 2 alternatieven met rijkere semantische relaties:

• activatiespreidingsmodellen

• connectionistische modellen

7.4.2 Activeringsspreidingsmodellen

• semantische concepten gerepresenteerd als holistische knooppunten in een netwerk

• via associaties

• naast hiërarchische relaties ook andere relaties gerepresenteerd:

deel van

tegenstellingen

is-a

• Activering via spreidingssysteem:

• sterkte van verspreide activatie neemt af met tijd/(semantische)afstand

• woord lezen knooppunt activatie (concept) netwerkgeactiveerd

Page 86: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 86

• modellen gebruikt voor succesvolle predictie van

herinneren van feiten

leren van zinnen

vergeten van aangeleerde zinnen

priming

• woordenschat mens: +- 40 000

• Pas recent grote databestanden te creëren via woordassociatietaak

Florida word association norms : 5000 words

Leuvens associatieproject: 14.000 woorden

doel: 40.000 (lexicon volwassene)

7.4.3 Connectionistische modellen (parallel distributed processing )

• ook netwerk van knooppunten

• ook activatiespreiding

• maar concept is geen knooppunt

• wel activatiepatroon in het gehele netwerk

• Woord = patroon van activatie, verspreid over verschillende knooppunten

• netwerk wordt getraind: is concepten leren

• Leren bij, slimmer training beperkt, aantal eigenschappen, vragen over andere

eigenschappen (veralgemenen)

Page 87: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 87

lijnen lopen parallel, nog geen onderscheid, één knooppunt, de rest licht op

• kunnen reeks empirische bevindingen ‘nabootsen’:

• (hiërarchische) volgorde waarin kinderen concepten leren

• weerstand aan verlies van betekenis bij Alzheimerpatiënten

leren van concepten

kijken naar activatiepatroon van representatie-eenheden

aanvankelijk allemaal gelijk

van algemeen naar specifiek eerste differentiatie tussen

dieren en planten tweede differentiatie tussen

vogels en vissen en tussen bomen en bloemen

derde differentiatie tussen individuele concepten

~ hoe kinderen concepten leren

Page 88: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 88

7.4.4 Hoe kunnen we nagaan welk van deze 2 alternatieven best past bij menselijk functioneren

• holistische modellen (activatiespreiding): activatie van een concept verspreidt

automatische activering naar gerelateerde (buur)concepten

• vb. bloed rood + wonde + pijn …

• connectionistische modellen: activatie van een concept verspreidt enkel activering

naar concepten met gelijkaardige eigenschappen

• vb. hond kat + wolf + …

niet naar been, hok, …

activatie patroon

priming = zeer frequent gebruikte techniek in psycholinguïstiek (experimenteel paradigma)

• fase 1: korte aanbieding van prime zonder antwoord

• fase 2: aanbieding van stimulus met antwoord (ReactieTijd)

• antwoord verschilt van taak tot taak

• lexicale beslissingstaak : lettercombinatie bestaand woord of

gewoon letterwoord

• benoemingstaak

• semantische categorisatietaak

lexicale beslissingstaak:

Reactietijd korter

Page 89: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 89

• priming

– woord wordt sneller herkend wanneer het wordt voorafgegaan door een

gerelateerde prime dan door een niet-gerelateerde prime

– varianten van priming experimenten

• variant 1

– primes: woorden versus afbeeldingen

– targets: woorden

– antwoord: lexicale beslissing

• priming

– Primingeffecten ook in andere taken:

• Lexicale decisie

• Woordbenoeming; lezen ; lezen van woorden

• Categorisatie; woorden druk op rechterknop indien woorden bij categorie

horen

• ...

– Priming voor

• Louter geassocieerde woorden (bloed – rood)

• Functionele relaties (hamer – kloppen)

• Synoniemen (auto – wagen)

• Antoniemen (goed – slecht)

Page 90: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 90

– Geen eenduidige resultaten voor

• Niet-geassocieerde categorieleden (hamster – koe)

• Woorden uit semantisch script (ober – dessert)

Wijst in richting van activatiespreiding MAAR…

7.4.5 Toch geen eensgezindheid over welke visie de primingresultaten best verklaart

• Ideaal:

1) eerste stimulusset waarbij paren enkel associatief, maar niet semantisch

verbonden zijn

2) tweede set waarbij paren enkel semantisch, maar niet associatief verbonden zijn

(moeilijk te vinden!

In de praktijk: geassocieerde woorden ook steeds semantisch gerelateerd (overlap features; 1e

associatie vaak bij onderzoek; dan vind je wel kenmerk 2 MAAR indien je vraagt 2e of 3e associatie;

dan vind je overlap)

7.5 Polyseme woorden: activering van woordbetekenis o.b.v. woordvorm

Activering van woordbetekenis na lezen of horen van een vorm

- lijkt automatisch te verlopen

- lijkt geen inspanning te kosten

Wat gebeurt er wanneer we een dubbelzinnig woord lezen of horen?

bank: meubel/ financiën

• Er zijn tamelijk veel lexicaal ambigue woorden

– bank, been, blad, kussen,…

• vragen:

– hebben deze woorden meer dan één representatie in het lexicon?

– worden meerdere betekenissen geactiveerd bij het lezen/horen?

– kan de context invloed hebben op hoe we deze woorden verwerken?

• introspectie heeft weinig nut

Page 91: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 91

7.5.1 foneem-monitoringtaak

• druk zodra je een ‘v’ hoort

– de man passeerde bij de bank vooraleer hij naar huis ging

reactie tijd trager

– de man passeerde bij de supermarkt vooraleer hij naar huis ging

reactie tijd hoger

RT stijgt met 50 ms na een ambigu woord

meer dan één betekenis wordt geactiveerd

- variëren van tijd tussen ambigu woord en doelletter

na twee lettergrepen is het effect al weg

Bv bank …… vooraleer ; reactietijd niet meer trager

ambiguïteit is erg snel opgelost

7.5.2 kan context het effect doen verdwijnen?

– context die gebiased is op 1 van de betekenissen

= top-down proces versus bottom-up proces (activeren van meerdere betekenissen)

– cross-modale lexicale beslissingstaak

AUDITIEF (luisteren)

– in het psychologisch instituut hebben ze al jaren te kampen met

problemen. werknemers zijn niet verbaasd als ze in hun bureau

vliegen, spinnen, kakkerlakken of kevers tegenkomen.

VISUEEL (+ kijken)

– vlak na ‘kever’ 1. mier (contextbetekenis)

2. porsche (2e betekenis)

3. zaag (controlewoord)

» RT (mier) = RT (porsch) < RT (zaag)

Beide betekenissen priming effect

geen effect van context

– 4 lettergrepen later

» RT (mier) < RT(porsche) = RT (zaag)

wel effect van context

Page 92: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 92

7.5.3 Heeft de frequentie van beide betekenissen een effect?

• bank: beide betekenissen +/- even frequent

• oog: één betekenis veel frequenter dan andere

• (eng) letter: één betekenis (brief) veel frequenter dan andere (letter)

- is het laatste woord van de zin ambigu?

1. the jealous husband read the letter

2. the antique typewriter was missing a letter

• RT(brief) < RT(letter)

context interageert met frequentie

7.5.4 Nieuwe cross-modale lexicale beslissingstaak

• studie 1

– AUDITIEF: zin over dominante betekenis

» mijn buurman zag niet goed. ik adviseerde hem om zijn ogen

eens te laten nakijken bij de oogarts.

– VISUEEL 1. wimper (dominante betekenis)

2. garen (niet-dominante betekenis)

3. zaag (controlewoord)

context dominant woord

– RT(wimper) < RT(garen) = RT(zaag)

wel effect van context

• studie 2

– AUDITIEF: zin over niet-dominante betekenis

» er is een knoop van mijn jas. ik probeer hem er weer aan te

naaien, maar ik krijg de draad niet door het oog van de

naald.

– RT(wimper) = RT(garen) < RT(zaag)

geen effect van context

Page 93: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 93

• resultaten

– pleiten tegen exhaustieve theorie

• alle betekenissen altijd geactiveerd, ongeacht context en relatieve frequentie

– pleiten tegen geordende zoekhypothese

• seriële activatie (éne na andere) obv relatieve frequentie; stoppen bij

plausibele betekenis

– pleiten tegen contextafhankelijke lexicale toegang

• enkel betekenis die relevant is voor context wordt geactiveerd

– context en relatieve frequentie interageren

7.6 Twee soorten dubbelzinnige woorden

• Homonymen

verschillende woorden zijn ongerelateerd ; voorbeeld: bank

• Polyseme woorden

verwante betekenissen; Voorbeeld: kerk (als gebouw en instelling), boek

• Zijn homonymen anders gerepresenteerd dan polyseme woorden?

hypothese uit linguïstiek:

homoniemen hebben verschillende lemma’s (anders semantisch gepresenteerd),

polyseme woorden niet

studie Murphy & Klein (2001)

• Experiment 1

eerste fase: aanbieding van reeks woordcombinaties

sommige van de woorden zijn polyseem

vb. wrapping paper (inpakpapier)

tweede fase: weer woordcombinaties en ppn moesten aangeven of ze het woord in hoofdletters al

gezien hadden of niet

vb. shredded PAPER / liberal PAPER

=> meer (correcte) ja-antwoorden bij zelfde betekenis van het woord ‘paper’

Page 94: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 94

• Experiment 2

aanbieding van reeks woordcombinaties

ppn moesten zo snel mogelijk aangeven of de woordcombinaties zinvol was of niet

priming: twee opeenvolgende woordcombinaties konden gerelateerd zijn aan zelfde of aan

verschillende betekenis

vb. wrapping paper – shredded paper (1)

wrapping paper – liberal paper (2)

Resultaten: sneller en minder fouten bij (1) dan bij (2)

Overgang naar andere betekenis bij polyseem woord kost meer moeite (niet unitair georganiseerd)

besluit Klein & Murphy:

linguïstisch onderscheid tussen homoniemen en polysemie beantwoordt niet aan

psychologische verwerking:

ook polyseme woorden lijken apart geactiveerd (opgeslagen; gesuggereerd, niet aangetoond)

7.7 Conceptuele combinaties

• haast onbeperkte mogelijkheden

• soms worden combinaties geijkte uitdrukkingen ; vb. hondenhok

• vaak zijn ze nieuw en moeten we ze ‘ontcijferen’ ; vb. olifantenboek (groot of olifantenboek)

• hoe ontrafelen we de betekenis?

twee constituenten modifier (eerste deel) bv honden

head noun (tweede deel) bv hok

head noun bepaalt (meestal) de categorie

• kennis van de betekenis van de twee constituenten is niet voldoende om betekenis te

ontcijferen

vb. zebrastoel

hoe combineren we de 2 betekenissen?

Page 95: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 95

• Gagné & Shobens model

manier waarop modifier gewoonlijk gecombineerd wordt met andere woorden bepaalt de

responstijd voor het interpreteren van een combinatie

bergX meestal locatie-interpretatie

=> RT(berggeit) << RT(bergkaart) (frequentie gecontroleerd

zelfde geldt niet voor de head noun

Bv krantenkop ‘Heart man dies’, man is hier de headnoun, toch moeilijker

1e man met harttransplantatie sterft, al kan je dit er niet goed uithalen

Gagné & Shobens model

kan begrepen vanuit een leerproces: gewoonte zet ons op het juiste spoor

maar belang van modifier is niet toe te schrijven aan volgorde :

links-rechts lezen geen belang

Zie Storms & Wisniewski ; Indonesische combinaties; bookshop -> toka buku (winkel boek)

• Wisniewski (1996)

twee soorten interpretaties:

relatie-interpretatie (1) ; zebrastoel = stoel voor zebra, boek over olifanten

eigenschapinterpretatie (2) ; zebrastoel = gestreepte stoel, heel groot boek

prominente eigenschap

kans op (2) neemt toe naarmate gelijkenis tussen de constituenten (modifier- headnoun)

toeneemt, correlatie groter dan 0 en niet gelijk aan 1

Page 96: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 96

8. Het Begrijpen van Zinnen

Het Begrijpen van Zinnen

- de behavioristische kijk op ‘verbal behavior’

- Chomsky’s kritiek op Skinners ‘verbal behavior’

- Chomsky’s transformationele grammatica

- strategieën bij het ontleden van zinnen

- evidentie voor autonomie van de syntax

- evidentie tegen syntaxautonomie en voor interactie

- andere parsingsmodellen

- dubbelzinnigheid in syntactische categorieën

8.1 De behavioristische kijk op verbal behavior

- 1879 Wundts labo voor experimentele psychologie (begin experimentele psychologie)

- bestudeerde ‘mentale gebeurtenissen’; gewaarwordingen, gevoelens, mentale beelden

- + “taal geeft ons inzicht in de aard van de psyche”

spreken =

gedachten → sequentieel spraaksegment; zinnen niet enkelvoudige woorden

begrijpen = omgekeerde

- methode van onderzoek: introspectie

- kritiek van John Watson (vader behaviourisme) op introspectie; taboe introspectie

Watson, Skinner pleitten voor de studie van extern objectief waarneembaar gedrag

- S-R schema (zichtbaar) ‘black box’-visie = persoon, introspectie

Een lange weg te gaan:

Taal is wat ons onderscheid van dieren

We hebben een bijzonder grote woordenschat waarbij de tekens (woorden) vaak

arbitrair gekoppeld zijn aan soms ingewikkelde betekenissen

In de jaren 70 schreven computerdeskundigen al dat het nog een kwestie van enkele

jaren zou zijn voor we perfecte vertaalcomputers zouden hebben

Nu, 40 jaar later, ontbreekt een algemene theorie of model voor één van de meest

intrigerende vragen over ons functioneren: wat is betekenis precies en hoe maken wij

daar gebruik van

Page 97: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 97

- 4 decennia taboe op studie van mentale processen

enkel extern waarneembaar gedrag; principes van bekrachtiging en straf

voornamelijk onderzoek met proefdieren, weinig plaats voor de studie van taal

- naarmate leergedrag beter bestudeerd werd: ook meer oog voor complexe gedragingen

- zelfde principes werkzaam voor spreken & luisteren ; lezen & schrijven

als voor Thornsdike’s katten in hun puzzelbox; wet van het effect

Meer bekrachtiging = meer gedrag

Bv Skinner: apopo ; ratten om landmijnen op te sporen via principes skinner (secundaire

bekrachtiger), ook om TBC op te sporen

(punished by reward ; beloning laat intrinsieke motivatie dalen, komt door denken)

- Wet van het effect zegt niets over taal

- Verbal behaviour; spreken, schrijven, lezen

- 1957: Skinners Verbal Behavior

“In teaching the young child to talk, the formal specifications upon which reinforcement is

contingent are at first greatly relaxed. Any response which vaguely resembles the standard behavior

of the community is reinforced. When these begin to appear more frequently, a closer

approximation is insisted upon. In this manner, very complex verbal forms may be reached.”

(Skinner, 1957, pp. 29-30)

- voorbeelden van onderzoek

Verplanck (1955); frequentie van het uiten van sterke meningen in een vrije conversatie

tussen studenten neemt toe wanneer dergelijke uitingen contingent gevolgd worden door verbale

bekrachtigers zoals ‘hmm’ of ‘juist’

Greenspoon (1955); dergelijke bekrachtigers doet ook het gebruik van meervoudsvormen

toenemen

- Dergelijke behaviouristische aanpak had weinig weerklank in de linguïstisch, psychologie

ontwikkelde zich toen onafhankelijk van taalkunde

- Chomsky’s (linguïst) kritiek op Skinners Verbal Behavior (eind jaren 50)

- Kritiek van Chomsky en anderen leidde tot het ontwikkelen van cognitieve psychologie

8.2 Chomsky’s kritiek op Skinners visie op taal

- boekbespreking door Noam Chomsky

Page 98: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 98

8.2.1 Theorie over associative chains

- notie van chaining (van achter naar voor)

- een zin = een ketting van associaties van woorden

elk woord = uitlokker voor het volgende woord

- maar “colorless green ideas sleep furiously” = grammaticaal correct

“furiously sleep ideas green colorless” ≠ correct

- en “Jan raapte het papier op” = correct, = zinvol

“Jan raapte op het papier” ≠ correct, = zinvol

twee zinnen zijn synoniemen, ook al is het tweede grammaticaal niet helemaal correct

woorden ‘raapte’ en ‘op’ vormen een eenheid, woorden in een zin kunnen

afhankelijkheden vertonen (onderliggende structuur woorden)

8.2.2 Taalontwikkeling van kinderen is niet te verklaren op basis van ervaring alleen

- tabula rasa

- Niet genoeg informatie in de taaluitingen die een kind te horen krijgt om de complexiteit van

taalgebruik van kinderen te verklaren

- Caplan en Chomsky (1980):

≠ John

- ouders onderwijzen dit niet aan hun kinderen

- aangeboren taalvaardigheden ook belangrijk bij leerproces voor de subtiele aspecten van

een taal

- onderzoek Brown & Hanlon (1970);

bekrachtiging voor ‘waarheid’, niet grammatica (dus waarheid ipv taal)

8.2.3 Door Chomsky’s kritiek geraakten psychologen geïnteresseerd in linguïstiek

mensen voelen aan wat correcte zinnen zijn

=> wat kunnen we daaruit leren over cognitieve processen

(formuleren/begrijpen van zinnen)?

=> psychologisch onderzoek over Chomsky’s theorie

vnl. Transformationele grammatica (George Miller)

Page 99: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 99

8.3 Transformationele Grammatica

- taal = oneindige set van correct geformuleerde zinnen

- toch eindig aantal woorden ondanks het feit dat het aantal woorden waarmee de zinnen

gevormd worden eindig is.

- oneindigheid door subzinnen (en/of) en ingebedde bijzinnen (De professor die de

weddenschap die hij vorig jaar had afgesloten had verloren betaalde nu de rekening die hem

zwaar op de maag lag.)

- oneindigheid: taal leren ≠ memoriseren

= leren van abstracte patronen (regels die definiëren)

- Grammatica : formeel systeem met een eindig aantal regels dat alle zinnen van een taal kan

(of zou moeten kunnen) genereren

= theorie over taal die bestaat uit specifieke hypothesen over de structuur of organisatie van

zinnen

- Chomsky stelde drie criteria voor om de adequaatheid van grammatica te evalueren

- Observationeel adequaat;

Grammatica moet kunnen aantonen wat aanvaardbare zinnen zijn in een taal.

Grammatica moet alle zinnen van een taal kunnen verklaren en enkel zinnen die in

die taal voor komen

- Descriptief adequaat;

Grammatica moet de zinnen kunnen analyseren conform de intuïties van de

gebruikers van die taal. Ten tweede moet een grammatica de relatie kunnen

aangeven die er bestaat tussen zinnen die dezelfde betekenis hebben, zinnen die een

tegengestelde betekenis hebben, enz.

- Verklarende adequaatheid;

Taalverwerking bij kinderen is het beslissende principe; kinderen kiezen een

bepaalde grammatica op basis van aangeboren taalrestricties die gemeenschappelijk

zijn voor alle talen (overstijgt de specifieke patronen van een bepaalde taa)

- Chomsky maakt onderscheid tussen 2 niveaus van structuur

- (1) oppervlaktestructuur: oppervlakkige rangschikking van woorden in een zin

They are eating apples = dubbelzinnig

Elk van twee intepretaties leidt tot verschillende oppervlaktestructuur (en het

onderscheid kan ook afgeleid worden uit de klemtoon)

Page 100: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 100

- (2) dieptestructuur: onderliggende structuur die betekenis weerspiegelt

Flying planes can be dangerous = dubbelzinnig

2 betekenissen met zelfde oppervlaktestructuur

verschillende dieptestructuur: vliegtuigen die vliegen of het

vliegen van vliegtuigen

Bovendien is het zo dat sommige paren van zinnen gelijkend zijn in de bewoording maar niet in de

onderliggende betekenisstructuur

Jan is gewoon te behagen jan handelende persoon tov werkwoord behagen

Jan is gemakkelijk te behagen jan is ontvangend tov behagen in de tweede zin

Zinnen die verschillend zijn in termen van de gebruikte woorden terwijl ze identiek zijn wat de

dieptestructuur betreft (actieve en passieve zinnen). Bv:

Lenka bespeelt de dwarsfluit

De dwarsfluit wordt bespeeld door Lenka

8.3.1 formuleren van een zin:

- Chomsky’s transformationele grammatica veronderstelt dat het formuleren van een zin twee

stadia gebeurt.

fase 1: phrase structure rules

opbouw van boomstructuur van de dieptestructuur

elk van deze regels heeft betrekking op één enkele component van de zin

fase 2: transformatieregels: dieptestrtr → opp.strtr

regels hebben betrekking op zin als geheel

toevoegen, verplaatsen, weglaten … van componenten

ik kom morgen → ik kom morgen niet (positief -> negatief)

ik schrijf deze tekst → deze tekst wordt door mij geschreven (actief -> passief)

- Begrijpen = omgekeerde proces

Page 101: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 101

8.3.2 wat is de psychologische waarde van de transformationele grammatica?

- is het aantal transformaties dat nodig is voor het omzetten van oppervlaktestructuur naar

diepte structuur een maat voor psychologische complexiteit van een zin?

“derivational theory of complexity”

de zinnen die complexer zijn volgens dit criterium vergen een langere verwerking of meer

cognitieve capaciteit

- A. Miller & McKean; proefpersonen moesten zinnen omvormen tot een basiszin door

negatieve zinnen om te zetten in positieve zinnen, passieve in actieve en vraagzinnen naar

niet-vraag zinnen (weglating). Dan moeten ze de basiszin opzoeken in een lijst van zinnen

RT stijgt met aantal transformaties vanuit basiszin

Negatie meer verwerkingstijd dan positieve zinnen; MAAR

betekenis van beide zinnen verschilt dus loopt de vergelijking van de

gemeten reactietijden voor het begrijpen van beide zinnen mank.

- B. Savin & Pershonock: auditief aangeboden woordenreeksen waarvan de eerste woorden

een zin vormen, herhalen

- Uitgangspunt; beperkte capaciteit voor het verwerken van de zin en de nadien

gehoorde woorden. Indien de zin, die vooraan komt in het aangeboden auditieve

signaal, complexer is, dan zullen we minder bijkomende woorden kunnen herinneren

omdat de beschikbare capaciteit sneller wordt opgebruikt.

The boy hit the ball - bush cow bus hour chair rain hat red

The boy didn’t hit the ball – tree horse ship day desk snow coat green

- meeste woorden herinnerd bij actieve affirmatieve zin (basiszin minst complex)

gemiddeld 1 woord minder bij actief negatief & passief affirmatief (1 transformatie

complexer)

gemiddeld 2 woorden minder bij negatief passief (2 transformaties complexer)

- latere experimenten spraken derivational theory of complexity tegen

He called up the man vs

He called the man up zelfde RT

The boy was bitten by the wolf vs

The boy was bitten zelfde RT

- Kritiek derivational theory of complexity: Fodor & Garrett (1967)

- theoretisch argument tegen de DTC-experimenten:

ppn beginnen niet pas met het analyseren van een zin wanneer die beëindigd is

Page 102: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 102

- kritiek op de experimenten

passieve en negatieve zinnen zijn langer en atypischer

negatieve zinnen veranderen betekenis en passieve zinnen verplaatsen actor naar

ongewone plaats in de zin meer verwerkingstijd en meer geheugen

Bv:

Bill runs faster than John (complexer volgens derivational theory of complexity)

Bill runs faster than John runs trager

The tired soldier fired the shot

The soldier who was tired fired the shot trager

verminderde interesse in DTC en in Chomsky’s TG

wel idee + termen van dieptestructuur (en oppervlakte structuur) behouden

8.4 Strategieën bij het ontleden van zinnen

- Chomsky bracht interesse in syntaxis maar ook manier waarop woordbetekenissen worden

bewaard en geactiveerd in het semantisch geheugen, maar ook het verwerken van grotere

gehelen zoals paragrafen of hele teksten ‘discourse processing)

- zinsontleding of parsing

= toewijzen van thematische rol aan woorden

wie doet wat aan wie, wanneer, waar, hoe, …

- Hoe ontleden we zinnen?

- Waarom zijn bepaalde zinnen moeilijk/gemakkelijk?

- talen verschillen, maar toch dezelfde (syntactische-/)ontledingsprincipes (?)

- 2 soorten modellen

- autonome modellen: enkel syntactische info bij zinsontleding

- interactieve modellen: alle informatie ;

alle informatie = syntactisch, semantisch, kennis gerelateerd aan context

- eenstadiummodellen: syntactische en semantische of contextinformatie

samen sturen het ontledingsproces

- tweestadiummodellen: syntactische informatie initieel autonoom wordt

verwerkt, maar waarbij indien nodig in een tweede fase andere info wordt

aangewend om dubbelzinnige zinnen juist te begrijpen

Page 103: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 103

- structureel ambigue zinnen

- lexicale ambiguïteit

De bank bevindt zich niet ver van hier

Hij zat op de tijgerstoel

permanente ambiguïteit (met syntactische structuur dubbelzinnig);

zelfs wanneer de hele zin gelezen of gehoord is:

Old men and women leave first oude mannen + (oude) vrouwen?

Sarah said that Milton did it yesterday Zeggen Sarah / Milton doen?

I saw the Alps flying to Italy ik vloog + zag Alpen / zag Alpen vliegen?

bij deze laatste zin veronderstelt interactief model dat we deze zin slechts op één manier

analyseren omdat de semantische informative de tweede manier van ontleding onmiddelijk afsluit

- lokaal ambiguë zinnen; in het begin dubbelzinnig maar wordt opgeheven naarmate

de zin zich verder ontrolt

The horse raced paste the barn fell

The old man the boats

= garden path sentence

- wanneer we verderop bij het analyseren van de zin in moeilijkheden komen

en merken dat we verkeerd begonnen zijn: opnieuw beginnen

- serieel autonoom proces; eerste start geleid door enkel syntactische

informatie

De acteur dankte het publiek.

Boomstructuur: structureren om te begrijpen

8.4.1 Strategieën bij het ontleden van zinnen; 2 modellen

- garden path-model = autonoom tweestadiamodel (eerst enkel syntactisch, daarna meer)

Page 104: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 104

- garden path model: 2 principes

- minimal attachment

verbindt nieuwe component in de boom via een minimum aantal knooppunten

Bij dubbelzinnige zin liefst zo simpel mogelijke boomstructuur

- late closure

hechting bij voorkeur aan een tak die op dat moment verwerkt wordt, zonder terug

te keren

- bij conflict: minimal attachment primeert

- pas als deze principes falen: andere informatie gebruikt, verwerkingsproces begint opnieuw

bijgestuurd door semantische of context informatie

- Constraint-based modellen: verschillende bronnen van informatie (syntactische,

semantische, pragmatische, gewoonten op basis van erving) kunnen in elk stadium de

verwerking beïnvloeden

8.5 Evidentie voor autonomie van syntax bij initiële ontleding

- Frazier & Rayner

Since Jay always jogs a mile and a half

this seems like a short distance to him

seems a short distance to him

oogbewegingen geregistreerd (meestal sprongen, echt kijken is fixatie)

G.P.: minimal attachment: eerste zin gemakkelijker gelezen dan tweede (fixatie langer op het

woord seems bij tweede zin, dan beseffen dat de lezer op verkeerde been is gezet)

resultaten:

eerste zin wordt sneller gelezen; fixatie op ‘seems’ langer in tweede zin

- Rayner & Frazier (1987)

The criminal confessed

his sins harmed many people

that his sins harmed many people

oogbewegingen geregistreerd

G.P.: o.b.v. minimal attachment: ‘his sins’ is L.V. (onderwerp voor confessed)

=> realiseren van garden path na ‘harmed’ bij eerste zin (herbeginnen)

resultaten:

tweede zin wordt sneller gelezen; fixatie op ‘harmed’ langer in eerste zin

Page 105: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 105

- kunnen semantische factoren ‘garden path’ verhinderen?

- Ferreira & Clifton experiment suggereren een negatief antwoord

The defendant examined by the lawyer turned out to be unreliable

The evidence examined by the lawyerturned out to be unreliable

‘The evidence’ kan nooit zelf iets onderzoeken

toch garden path in beide zinnen (na woordje by) => evidentie voor GPm

- neuropsychologische evidentie voor onafhankelijkheid van semantische en syntactische

verwerking

- patiënt met zware semantische problemen door dementie (relatie tussen

gerelateerde objecten zoals piramide en palmboom vs piramide en dennenboom

niet meer kan gelegd worden) hadden geen problemen met detectie syntactische

(detecteren van grammaticale) fouten

What did the exhausted young women sit? weten geen correcte zin

wie wordt er gedragen in The tiger is being carried by the lion geen probleem bij

toewijzen van semantische rollen aan de diverse woorden van een zin

- N400 en P600 patronen bij ERP-metingen (even related potentials)

- Negatieve ERP volgt meestal ongeveer 400 msec (piek) na het verwerken van

een semantische anomalie = N400 (het konijn sprak)

- De syntactische tegenhanger van de N400 is een positief signaal dat

ongeveer 600 msec na het detecteren van een grammaticale anomalie

optreed =p600 (Boris persuaded to fly)

Verschillende delen ONAFHANKELIJK werkzaam

8.6 Evidentie voor interactie en tegen autonomie

- Milne

sommige zinnen wel, andere geen G.P., afhankelijk van semantische factoren

The granite rocks during the earthquake G.P.

The granite rocks were by the sea geen G.P.

The table rocks during the earthquake geen G.P.

- Crain & Steedman (1985) ; taak: zo snel mogelijk ‘zin grammatikaal correct of niet?’

The teachers taught by the Berlitz method passed the test (1) fout

The children taught by the Berlitz method passed the test (2) juist

resultaat: zin 1 werd meer ten onrechte ongrammaticaal beschouwd

Page 106: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 106

- Altmann & Steedman (1988)

(A) The burglar blew open ,the safe, with the dynamite andmade off with the loot

(B)The burglar blew open, the safe with the new lock, and made off with the loot

beide dubbelzinnig: verwijst ‘with the …’ naar safe/geheel bij beide zinnen?

voordien context gegeven:

(1) once inside, he saw that there was a safe with a new lock and a strongbox with an old lock

(1 safe!!)

(2) once inside, he saw that there was a safe with a new lock and a safe with an old lock

(2 safes)

resultaat: (1)&(B): redundante informatie => trager (extra verwerkingsmoeilijkheden)

(2)&(A): lezer verwacht specificatie => trager

interpretatie van de resultaten:

alternatieve syntactische mogelijkheden parallel verwerkt

syntax stuurt maar : context selecteert waaraan aandacht besteed wordt,

context selecteert de juiste interpretatie

The fireman told the man that he had risked his life for to install a smoke detector

G.P. kan vermeden indien er een context gegeven wordt waarin sprake is van twee mannen.

Context = specificatie

- Trueswell et al.

thema kan wel G.P. verhinderen (Clifton & Ferreira gaven niet genoeg informatie)

The fossil examined by the scientist … geen G.P.

The archeologist examined by the scientist … wel G.P.

- aanhangers van (autonome) G.P.-model steeds gezocht naar korte dubbelzinnige zinnen die

steeds leiden naar G.P., ongeacht semantiek (duidelijke voorkeur interpretatie)

maar context is niet direct beschikbaar; context moet opgehaald worden uit het geheugen

- Tanenhaus et al.

context is visuele opstelling, steeds zichtbaar voor pp.

C1: 2 handdoeken, op één ervan ligt een appel

C2: 1 handdoek met appel, 1 zakdoek met appel

Put the apple on the towel in the box

voorspelling G.P.-model: ‘on the towel’ steeds als doel (minimal attachement)

Page 107: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 107

resultaat: (op basis van oogbewegingen)

C1: ‘on the towel’ = doel

55% van de ppn naar het foute doel (niet-relevante handdoek)

C2: ‘on the towel’ = modificatie voor ‘apple’

bijna nooit naar foute doel kijken

sterke evidentie onmiddellijk gebruik contextinformatie

8.7 Andere parsingsmodellen

- tegenstrijdige resultaten voornamelijk toe te schrijven aan gebruikte materiaal

- aanhangers G.P.-model: resultaten die lijken te pleiten voor constraint-based model gaan

eigenlijk al over het tweede stadium die vroeg begint. Deze experimenten geven vaak

vertekenende resultaten, het constraint-based model kan niet alle resultaten verklaren

- aanhangers constraint-based model: evidentie voor G.P.-model is niet sensitief genoeg om

de cruciale interacties bloot te leggen of dat de niet-syntactische effecten te klein zijn

- ook alternatieven geformuleerd

8.7.1 ‘semantics comes first’-model (Bever et al.)

- we kiezen steeds analysemogelijkheid die statistisch het meest waarschijnlijk is, meestal

gevolgd door deel x van een zin. (& verifiëren of die zinvol is; taak aandachtsprocessen +

alternatieven uitproberen indien niet klopt)

8.7.2 unrestricted race model (Van Gompel et al.)

- Garden Path.: altijd enkel syntax in eerste stadium (minimale hechting en late closure), pas

heranalyse (mbv niet-syntactische informatie)als dit niet lukt

Constraint Based.: 1-stadiummodel met variabele principes, dus nooit heranalyse

Dubbelzinnigheid wordt opgelost door soort competitie tussen verschillende

informatiebronnen

- wordt dubbelzinnigheid opgelost door competitie of door heranalyse?

Van Gompel et al

The hunter killed only the poacher with the rifle not long after sunset (hunter killed/poacher)

The hunter killed only the leopard with the rifle not long after sunset (hunter killed, leopard)

The hunter killed only the leopard with the scars not long after sunset (leopard, killing with scars)

- G.P.-model: minimal attachment koppelt ‘with the …’ steeds aan het werkwoord =>

heranalyse nodig voor derde zin(tragere respons)

RT(A) = RT(B) << RT(C)

Page 108: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 108

- C.B.-model: enkel vertraging bij eerste zin, omwille van de dubbelzinnigheid , 2e zin gehecht

aan werkwoord, derde zin gehecht aan leidend voorwerp

RT(A) >> RT(B) = RT(C)

- Resultaten: RT(A) = RT(B) >> RT(C) (3e zin geen problemen, eerste 2 veel moeilijker)

- verklaring: variabel twee-stadiamodel = unrestricted race

steeds alle informatie gebruikt ( ~ constraint based)

alle mogelijkheden parallel verwerkt

race & backtracking indien snelste mogelijkheid niet blijkt te kloppen

- verklaring toegepast op voorbeeld:

- zin 1: geen gedwongen heranalyse; beide interpretaties zinvol

- tweede en derde zin: moeilijkheden ondervinden in die gevallen waarbij de foute

hechting de race wint, waardoor heranalyse nodig is

- heranalyse zal de gemiddelde responstijd verhogen

8.8 Dubbelzinnigheden in syntactische categorie

- speciale vorm van dubbelzinnigheid = syntactische

voorbeeld: werken werkwoord

zelfstandig naamwoord

Zulke woorden kunnen informeren; wordt deze dubbelzinnigheid op zelfde manier verwerkt?

- lexicale representatie: uit geheugen (mental lexicon)

- representatie van zin: moet opgebouwd worden bij het horen of lezen

- Frazier: parallelle verwerking (enkel o.b.v. syntax) tot op moment (later in zin) waarop

duidelijk wordt welke betekenis het dubbelzinnige woord krijg +

vertragingsmechanisme (cognitief spaarzaam) voor opvangen onzekerheid lexicale categorie

- Frazier & Rayner

1) I know that the desert trains young people to be especially tough(garden path zinnen, ww)

2) I know that this desert trains young people to be especially tough (niet ambigu, ww)

3) I know that the desert trains are especially tough on young people (garden path zinnen, mv)

4) I know that these desert trains are especially tough on young people (niet ambigu, mv)

in (1) en (3) RT korter voor G.P. regio (desert trains)

& RT langer in latere regio (na desert trains) => vertraagde parsing

past in G.P.-model op voorwaarde van extra assumptie (vertragingsmechanisme)

CB model: diverse alternatieven parallel geactiveerd, afhankelijk van de evidentie die verschillende

informatiebronnen er voor aanleveren, maar; vertraginsfenomeen?+

Page 109: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 109

- MacDonald (aanhanger C.B.-model)

(1) kritiek: ‘this’ en ‘these’ klinkt vreemd als er voordien nog geen vermelding was van

treinen of woestijn + leestijden controlezinnen te lang ; dit doet de RT toenemen

replicatie met extra zinnen met desert trained - deserted trains

resultaat: opnieuw vertraging bij ‘this’ en ‘these’ (ivm the)

zelfs in niet-ambigue zin zoals ‘ I know that these deserted trains …’

(2) semantische vertekening (interpretatie dubbelzinnig woord zonder context) bij

categorisch dubbelzinnige woorden (door frequentie bij taalgebruik)

warehouse fires meestal betekenis ‘vuur’

corporation fires meestal betekenis ‘ontslaan’

hypothese van Frazier & Rayner: steeds vertragingsmechanisme

CB: verschillende responstijden mogelijk afhankelijk van mogelijke semantische

vertekeningen

The union told the reporters that the corporation fires many workers each spring

without giving them notice. (A)

The union told the reporters that the warehouse fires many workers each spring

without giving them notice. (B) (brand trager)

leestijd voor (A) significant korter dan voor (B)

de evidentie uit de experimenten met lexicale categoriedubbelzinnigheid lijkt dus te pleiten voor

constraint-based modellen (McDonald)

9. Figuratief taalgebruik

- parsing: verwerking van de letterlijke betekenis van een zin

- niet letterlijk

hoe lang duurt die les nu nog ?

die kerel komt van een andere planeet

- Analyse van taalgebruik op tv-nieuws in de VS:1 metafoor per 25 woorden

9.1 Enkele voorbeelden van figuratief taalgebruik

(1) metonymie: stijlfiguur waarbij een ander voorwerp genoemd wordt dan het bedoelde, en

niet omwille van een overeenkomst (Bv : ik lees graag Brown gaat over boeken van Brown)

(2) spreekwoord: standaarduitspraak met algemene levenswijsheid of morele implicatie (Bv :

tegengestelden trekken elkaar aan )

Page 110: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 110

(3) ‘indirect speech acts’: meeste uitingen communiceren informatie, sommige uitingen zijn

veeleer een act (Bv: gelukwensen met uw huwelijk)

acts waarbij letterlijke betekenis niet overeenkomt met bedoelde act (Bv: kan je nu eens 5 minuten

zwijgen aub ? /het is hier toch rumoerig, vind je niet ? ). Context erg belangrijk voor juist begrijpen

(4) metaforen: meestal letterlijk fout (Bv: die politicus is een echte haai)

moeiteloos en snel begrepen, heel frequent gebruikt. Bestaat uit onderwerp en voertuig.

onderwerp: die politicus

voertuig: haai relatie moeilijk te verduidelijken voor computer

grond van de metafoor: bedoelde gelijkenis/relatie tussen onderwerp en voertuig

9.1.1 Metafoorinterpretaties: pragmatische theorie

- Grice: in conversaties conventies: informatief

duidelijk

relevant

waarheidsgetrouw

VB Jos heeft gisteren een ongeluk veroorzaakt.

Hij was dronken.

veronderstelling dat dronkenschap het ongeluk veroorzaakte, maar misschien ook niet (vb. dronken

nadien) spreker moet dat expliciet zeggen

- pragmatische theorie stelt dat we een metafoor eerst letterlijk interpreteren, dan verwerpen, dan

zoeken naar andere betekenis.

- testbare implicaties van deze stelling:

* letterlijke betekenis moet sneller/gemakkelijker te bereiken zijn dan de metaforische

uit RT-onderzoek blijkt dat dit niet zo is

* we zoeken niet naar een metaforische interpretatie als de letterlijke interpretatie zinvol is

Glucksberg et al.: is uitspraak letterlijk waar/niet

metaforen die letterlijk niet waar zijn trager dan andere incorrecte uitspraken

all jobs are jails all sparrows are insects

besluit: metaforen zijn niet te negeren ( al gestockeerd Grise: zoeken)

- Lakoff & Johnson: metaforen zijn geen creatieve expressies

wel concrete voorbeelden van onderliggende

algemeen verspreide conceptuele metaforen

- vb. “liefde is een reis” zie hoever we al gekomen zijn / we zitten op een doodlopende weg

Page 111: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 111

- vb. “kwaadheid is hete vloeistof in een container”

hij kookte over

hij ging door het plafond

- basisidee: ons denken is essentieel metaforisch

verbale metaforen activeren automatisch de opgeslagen conceptuele metaforen

- pragmatische theorie

metafoor begrepen door ‘on the spot’ te zoeken naar relatie tussen onderwerp en voertuig

- conceptuele metafoortheorie

metafoor activeert een reeds gestockeerde conceptuele metafoorrelatie

- evidentie:

* RT voor metaforen zeer kort (zie hoger)

interpretatie = automatisch, niet 2e alternatief

* studie van mentale voorstelling

idiomen: hij ging door het plafond

niet-idiomen: hij ging door de deur

meer overeenkomst bij idiomen dan bij niet-idiomen,

o.w.v. algemeen verspreide conceptuele metaforen

* ppn beoordelen metaforen van kwaadheid als verhitte vloeistof als geschikter dan andere

metaforen (vb. dierlijk gedrag)

- kritiek:

* Glucksberg: conceptuele metaforen niet universeel

refrasering “our love is bumpy roller coaster ride”

veeleer idee van liefde met hoogtes en laagtes dan van reis als metafoor van liefde

- basisidee:

metaforen geïnterpreteerd op basis van klasse-inclusie

mijn job is een gevangenis

geïnterpreteerd zoals

mijn hond is een dier

instantiatie: gevangenis wordt gebruikt/geïnterpreteerd als prototypisch voor ‘categorie van

straffen’, niet als ‘categorie van gebouwen’

Page 112: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 112

- evidentie:

* metaforen kunnen niet omgekeerd worden

mijn job is een gevangenis

mijn gevangenis is een job

* RT stijgt indien de context voor de metafoor

irrelevante eigenschappen van het metafoor- voertuig vermeldde (d.w.z. indien de

letterlijke betekenis van het voertuig geactiveerd wordt)

vb. gevangenis in verband gebracht met

criminelen

Page 113: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 113

Page 114: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 114

Emotiepsychologie

10. Vooraf: Zijn emoties rationeel?

Emoties worden nogal eens als irrationeel beschouwd.

Redenen:

1. Door emoties gedragen we ons onverantwoord en verliezen we onze doelen uit het

oog, emoties interfereren met functionaliteit

Bijv. Verwaarlozing van werk door verliefdheid

Andere vbb: We maken ons belachelijk door ons jaloers gedrag

De achting van je vrienden verliezen door boosheid

2. Emoties interfereren met onze aandacht en ons vermogen tot oordelen

Bijv.

Je aandacht niet bij de les kunnen houden (boos, verliefd, nerveus)

Liefde maakt blind

Een zwartgallige visie op alles bij verdriet

Overal gevaar zien bij angst

Je eigen beperkingen over het hoofd zien bij trots

Spreekangst, examenangst

In de Westerse filosofie zijn emotie en cognitie jarenlang tegenover elkaar gesteld

Om rationeel te kunnen oordelen en handelen:

o Moeten we onze emoties reguleren

o Moeten we ons verstand de overhand geven

Werkt door in de populaire pers. Bijvoorbeeld zelfhulp-boeken.

Vb zelf-hulpboeken

“Het zelfbewustzijn dat eigen is aan schaamte heeft de neiging om uit de hand te lopen– het

brengt ons in paniek en leidt tot ondoordachte beslissingen die dan weer voor misverstanden en

miscommunicatie zorgen... Gelukkig kunnen we een eind maken aan de destructieve spiraal van

schaamte... Dit boek biedt u de middelen om dat te doen.”

Page 115: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 115

Een uitzondering: David HUME

“Reason is and ought to be Passion’s Slave”

Emoties staan boven cognitie en reguleren deze (en dat is maar goed ook!)

Dat is ook de moderne visie in de emotie-psychologie…

Wat we denken is afhankelijk van emoties

Moderne inzichten in emoties:

o Emotie en cognitie liggen in elkaars verlengde (ipv. tegenovergestelden)

o Emoties zijn “rationeel” of functioneel

11. H.1 Componenten van emoties

lijkt process maar is niet noodzakelijk zo

gaat over boosheid

11.1 Componenten van emoties: appraisal

Veel situaties kunnen anders geïnterpreteerd worden afhankelijk van persoon (situatie,

individuele mogelijkheden,…)

Emoties beginnen met een appraisal van een gebeurtenis:

Wat betekent deze situatie voor mij persoonlijk?

Page 116: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 116

Appraisal is afhankelijk van:

o De doelen, waarden, toekomstbeelden van een individu

o De mogelijkheden van een individu om met de situatie om te gaan

Hoe sterk ben ik?

Andere vbb van coping potentieel: hoe vindingrijk, hoeveel vrienden heb je, hoeveel geld?

Interpersoonlijke variatie:

Dezelfde gebeurtenis leidt bij verschillende mensen tot andere emoties

Chocoladecake maakt mijn zoon gelukkig, maar mij niet

Temporele variatie:

Dezelfde gebeurtenis leidt bij dezelfde persoon op verschillende momenten tot andere

emoties, situatie kan stressor zijn

Chocoladecake als je honger hebt of als je net 5 stukken gegeten hebben

Correspondentie tussen appraisal en beleving

Specifieke patronen van appraisals corresponderen met specifieke emoties.

Wat betekend situatie voor een persoon?

Situatie is

• onverenigbaar met mijn doelen/plannen

• de schuld van iemand anders

• niet verdiend, oneerlijk

• nog wel te veranderen

= Ervaring van boosheid

Bijvoorbeeld een studie van Kuppens en anderen, waarin participanten gevraagd werd 3 onprettige situaties te beschrijven, waarin ze wel of niet gefrustreerd waren, waarin een ander wel of niet verantwoordelijk was en waarin een ander zich wel of niet iets onrechtmatig toeeigende. Daarna moesten de respondenten antwoorden hoeveel boosheid, schaamte, verdriet en angst ze hadden gevoeld.

Page 117: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 117

Grote samenhang boosheid frustratie

arrogant entitlement zorgt voor onderscheiding

Correspondentie tussen appraisal en beleving

Naarmate de patronen van appraisal meer op elkaar lijken, voelen de emoties meer

hetzelfde

• Boosheid = negatief voor doelen, schuld van iemand anders en veranderbaar

• Verdriet = negatief voor doelen, niet schuld van iemand, onveranderbaar

• Boosheid en verdriet gaan makkelijk in elkaar over (bijv. rouw)

• Dimensies van appraisal

• Onverwacht vs. bekend

Hoe bekend/nieuw? Hoe voorspelbaar?

• Valentie: positief vs. negatief

• Doel-relevantie

Blokkeert de situatie doelen of helpt ze doelen te bereiken?

Hoe belangrijk is het betreffende doel?

• Handelingsmogelijkheden

Wie is verantwoordelijk? Wat is de oorzaak

Kan de situatie veranderd worden?

• Legitimiteit

Verenigbaar met normen en waarden

Page 118: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 118

Veel appraisalbenaderingen zijn dimensioneel. Dat heeft het voordeel dat je verschillende emoties

op dezelfde dimensies kan beschrijven en met elkaar vergelijken. De dimensies die je in veel

appraisaltheorieen terug vindt, zijn…

Hoe zien appraisals eruit?

Ter illustratie:

Onderzoeksmethoden

Hoe wordt appraisal eigenlijk onderzocht? Er bestaat een aantal verschillende methoden…

Autobiografische herinnering

(Bijv., Frijda, Kuipers, & Terschure, JPSP, 1989)

Page 119: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 119

Vignette studie

(Bijv., Kuppens & Van Mechelen, C&E, 2007)

Appraisal is vaak automatisch

• Mensen zijn zich niet altijd bewust van appraisal

• Voortdurend scannen van relevante gebeurtenissen in de omgeving

• Functioneel, want daar moet attentie naar toe

Hoe onderzoek je automatische appraisal?

Affectief priming paradigma

(Moors, Emotion Review, 2010)

11.2 H.1 Componenten van emoties: FYSIOLOGISCHE RESPONS

Page 120: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 120

consistente stimuli! Congruente trials: reactie tijd dealt tov incongruent Incongruent: war - happy

Hoe onderzoek je automatische appraisal?

(Moors, Emotion Review, 2010)

Als er automatische appraisal plaats vindt (van de eerste stimulus), dan zouden de reactietijd

op congruente paren sneller zijn dan op incongruente paren.

Dat is het geval!

Spontane beschrijvingen van emoties bevatten vaak verwijzingen naar het lichaam

“vlinders in mijn buik”, “gespannen gevoel”, “zwaar op de maag”

(Davitz, 1969)

Corresponderen die beschrijvingen met echte fysiologische responsen?

Onderzoeksvragen

• Bestaan er kenmerkende patronen van fysiologische veranderingen per emotie?

[het antwoord op deze vraag is: NEEN]

Page 121: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 121

In 1983 publiceerden 3 emotieonderzoekers een artikel in Science met de titiel: Emoties kunnen worden onderscheiden op grond van activiteit van het autonoom zenuwstelsel.

eeder metaforisch verschil dan echt verschil

Study 2: Relived Emotion Task

(n=16, acteurs en onderzoekers)

“Relive a past emotional experience for 30 seconds”

The Human Nervous System

Sympathisch zenuwstelsel zorgt globaal genomen voor activiteit Parasympathisch zenuwstelsel zorgt voor rust en herstel.

Page 122: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 122

In de studie alleen autonome fysiologische maten opgenomen

• Hartslag (SYMP: ↑, PARA: ↓)

• Hartslag gaat omhoog als je voorbereidt op actie; omlaag in rust en herstel.

• Huidtemperatuur van de hand (SYMP: ↓ PARA: ↑ vaatvernauwing vs. vaatverwijding)

• Handtemperatuur gaat omlaag als je vaten vernauwen, hetgeen het geval is als je

voorbereidt op activiteit– en omhoog bij rust, als vaten verwijden.

• Huidweerstand (SYMP: ↓ zweetklieren actief, PARA: ↑)

• Huidweerstand omlaag als je zweet ter voorbereiding van actie (flight/fight)

• Spierspanning omhoog in voorbereiding op actie.

In feite waren de resultaten licht anders in die studie: Hartslag differentieerde het best en dat werd niet verklaard door spierspanning (zoals gemeten in de onderarm). Voor blijdschap en walging kan je je voorstellen dat er geen activiteit nodig is; voor verrassing geeft het aan dat er op het moment van verrassing zelf ook nog geen gedragsvoorbereiding is (?) Boosheid en angst zijn actieve emoties– waarom hartslag omhoog gaat voor verdriet???

Huidtemperatuur is verschillend voor verschillende negatieve emoties. In feite was boosheid de enige emotie waarvoor huidtemperatuur omhoog ging. Probably Huidgeleiding (zweet) meer voor boosheid en angst en minder voor verdriet. Er waren ook verschillen in de bevindingen tussen de twee studies. Problemen: De fysiologie voor dezelfde emoties verschilde eigenlijk over de twee taken Respondenten waren 12 acteurs en 4 onderzoekers (niet echt doorsnee) -- Selectie van emoties die bij de analyse betrokken waren. directed facial action task –alleen als mensen de goede gelaatsuitdrukking hadden (68% van de data gebruikt) – relived action task: alleen als mensen een intense emotie beleefden (55% van de data),

Geen consistente patronen over studies heen

• Meta-analyse van 20 onderzoeken met honderden participanten

• Alle studies gebruikten ≥ 2 fysiologische maten voor ≥ 2 emoties in hun analyse

• Geeft dus een beter idee van het “totaalplaatje”

(Cacioppo et al., Handbook of Emotions, 2000)

Page 123: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 123

De meeste psychofysiologische maten waren hoger tijdens negatieve dan positieve

emoties

Maar: Differentiatie tussen (negativer) emoties op basis van de activiteit van het

autonome zenuwstelsel is niet betrouwbaar

(Cacioppo et al., 2000)

Waarom geen fysiologische differentiatie?

Fysiologische veranderingen anders bij verschillende taken, proefpersonen,…

ANS= (autonome zenuwstelsel) activiteit wordt niet alleen bepaald door emoties, maar ook een heel

aantal andere processen

• Inspanning

• Aandacht

• Spijsvertering

• Etc.

ANS activiteit is een maat van arousal, niet specifiek van emoties

(Mauss & Robinson, Cognition & Emotion, 2009)

Betekenisvolle patronen in fysiologische respons zijn niet op basis van emoties

Dreiging vs. uitdaging

• Niet in staat zijn om potentieel slechte situatie te veranderen (dreiging): verhoogde hartslag

en vaatvernauwing

• Potentieel situatie aankunnen (uitdaging): verlaagde hartslag en vaatverwijding.

Bewijs voor specificiteit van het autonome zenuwstelsel

Eigenlijk maar een paar resultaten die in meerdere studies bevestigd worden. Daarvan zijn belangrijke: Hartslag omhoog, vaatverwijding (dus hogere gelaatstemperatuur) in boosheid dan in angst, omdat boosheid gelinkt is aan een challenge en angst aan een dreiging (?)

Sympathisch zenuwstelsel eerder activtieti dan specifiek emoties

11.3 H.1 Componenten van emoties: BELEVING

Waaruit bestaat de beleving van emoties?

1. Het bewustzijn van appraisal en fysiologische verandering

2. Niet verder analyseerbare subjectieve kwaliteit

Page 124: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 124

3. Dimensies van valentie en activatie

Gevoel van boosheid =

• Gefrustreerd zijn

• Iemand anders daar de schuld van geven

• De energie hebben om wraak te nemen

(Kuppens, Emotion Review, 2010)

Emotionele beleving:

Belang van samenhang met appraisal, respons en gedrag

Verschillende modaliteiten emoties variëren los van elkaar

Maar er is ook een dimensionele benadering van beleving.

Gevoel van boosheid =

• Laag op valentie (negatief gevoel)

• Hoog op activatie

Page 125: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 125

De samenhang tussen verschillende componenten van emoties is laag en verschilt ook over

verschillende studies

• Hoger als je kijkt naar de samenhang per individu dan als je de samenhang berekent

over groepsgemiddelden

• Hoger als je continue maten neemt

Experimentele studie naar negatieve en positieve emoties

Samenhang tussen:

• emotionele ervaring (intensiteit)

• gedrag (gelaatsexpressie)

• fysiologische responsen

Methode

• Emotie inductie met verdrietige of amusante film

• Continue (!) rating van emotionele beleving; Doorheen een film werd meerdere keren

gevraagd wat ze er van vonden

• Overall rating van emotionele intensiteit

• Coderen van gelaatsexpressie

• Continue maten van activatie van het autonome zenuwstelsel

Page 126: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 126

Page 127: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 127

Experimentele studie naar negatieve en positieve emoties

• Beleving en gedrag hingen samen

• Fysiologische maten hingen nauwelijks samen met de andere twee

• Tijdens de meest intense episoden: verbeterde de samenhang, maar alleen voor

positieve emoties.

Relatieve onafhankelijkheid van de verschillende componenten vanwege verschillende dynamiek

• Verschillende on- en offset

• Verschillende determinanten

2. Affect programma’s

3. Componentiële theorieën

4. Constructivistische theorieën

Page 128: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 128

Emoties zijn aangeboren

Bestaan bij mens en dier

Heuristieken voor terugkomende problemen die beter werken dan random reacties Problemen in evolutie (gevaar angst) Sommigen duren langer, fysiologie als vb gedrag

Dienen bepaalde functies die evolutionair belangrijk waren

12. H.3 EMOTIETHEORIEËN:

12.1 AFFECTPROGRAMMA’S

Emotie = samenhangend pakket van verschillende responsen:

• Gelaats- en stemexpressie

• Situatie

• “Gevoel”

• Fysiologische veranderingen

• Gelocaliseerd in de hersenen

Voorbeeld walging:

Antecedenten

• Slecht smakend of ruikend voedsel, lichaamsproducten en dieren

• Sex, dood, hygiene, en schendingen van lichamelijke integriteit

• Direct en indirect contact met vreemden en ongewensten

• Bepaalde morele schendingen

• Schendingen van lichamelijke integriteit: bloed en verminking

• Specifieke gelaatsexpressie

• Autonome activatie: daling temperatuur in de vinger

Page 129: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 129

• Activatie van de anteriore insula (roze = walging, blauw = neutraal), hogere hersenstructuur

die meeste dieren hebben

verdriet: van doel veranderne, verdediging belangen

Empirische evaluatie van affect programma theorie:

1. Meeste modaliteiten (gelaatsexpressie, fysiologische responsen, etc) onderscheiden niet

tussen discrete emoties, maar eerder tussen positieve en negatieve valentie, of hoge/lage arousal

= modaliteiten

Veel mensen die emotie woorden niet specifiek gebruiken, vaak eigenlijk alleen positief of negatief,

laag of hoog geactiveerd

Empirische evaluatie van affect programma theorie:

2. Samenhang tussen componenten is laag en soms zelfs negatief

12.2 COMPONENTIËLE THEORIEËN

Emoties ontstaan door de vaststelling dat er iets van belang is (appraisal)

Die brengt een verandering in actiebereidheid teweeg. Bepaalde appraisal leidt tot

gedragsactuatie

Page 130: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 130

Appraisal = vaststellen van de PASSING van wat er gebeurt met de belangen,

waarden, doelen, interessen van het individu

Actiebereidheid = een “belichaamd” doel om de PASSING te verbeteren

Voor componentiele theorieen is de samenhang tussen de componenten eerder logisch (niet

noodzakelijk altijd hetzelfde). De situatie heeft belang

Emotie begint met

• Appraisal: (Potentiele) congruentie of incongruentie van de situatie met je belangen

Gevolgd door

• Actiebereidheid is motivatie om de situatie congruent met je belangen te maken

Emotie eindigt als

– Situatie weer in overeenstemming is met je belangen…

– Situatie voor goed incongruent is met je belangen, maar er is habituatie of extinctie

opgetreden

Actiebereidheid =

– het stellen van gedragsdoelen

– die prioritair gevolgd worden.

• voorrang op alle andere belangen, doelen en gedragingen.

• gevoel van “subjectieve urgentie”

Voorbeeld actiebereidheid

• Neiging om de ander te stoppen in zijn gedrag

• Neiging om pijn te doen

=

boos

Kan leiden tot veel verschillend gedrag (slaan, schelden, kwetsen, negeren, roddelen)

• Examples from my dissertation (emotion word research?)

• How about Claudia’s studies?

• Shouting, insulting, revenge, inability to concentrate on anything else, and finding ones

feelings justified are amongst the top 10 appraisals in all cultures

Page 131: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 131

• Americans have unique elements of “other-correction” through reasoning, Japanese of

sharing their anger with others, and Belgians of “other-correction” using physical force

(hurting others)

Componentioneel theorie is eerste theorie waarbij emoties langer

kunnen duren

Relatie actiebereidheid en gedrag

• Specifiek gedrag gekoppeld aan actiebereidheid, maar verschillende gedragingen zijn

onderling uitwisselbaar

• Gedrag wordt flexibel aangepast aan ontwikkelingen in de emotie en de omgeving

• Welk gedrag is situatie en persoonsafhankelijk: bv baas: roddelen ipv beledigen

Meer samenhang tussen actiebereidheid en emoties dan tussen gedrag en emoties

(want gedrag is niet alleen emotie-, maar ook context-afhankelijk)

Autobiografische studie

Methode

• Beschrijf een ervaring van een gespecificeerde emotie (bijv. Boosheid)

• Scoor die ervaring op 20 verschillende schalen over gedrag, gedragsbereidheid en doelen

Resultaat

• Emoties konden beter worden voorspeld op basis van doelen en gedragsbereidheid dan

gedrag

• The could confirm 60% hypotheses about action tendencies, but only 30% about actual

action taken (of these, half were actually expressions rather than actions, so it was even less)

• E.g., anger: Feel like hitting someone, feel like yelling - action: say something nasty

• Problemen in informatieverwerking

Functionaliteit:

• Emoties signaleren (on)verenigbaarheden tussen situaties/gebeurtenissen en de belangen

van het individu

Bv verliefdheid: dicht bij persoon blijven belang komt in gedrang op school (andere doelen

komen altijd in gedrag!) flexibel, aangepast aan context

• Emoties geven een impuls tot het veranderen van situaties die de belangen van het individu

niet dienen of er strijdig mee zijn.

• Emoties geven een impuls tot het nastreven en consolideren van situaties die de belangen

van het individu behartigen.

Page 132: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 132

• Emoties geven sturingsvoorrang aan belangrijke doelen die in de knel komen /dichtbij

vervulling zijn

• Noodzakelijk voor een organisme met veel simultane doelen en een beperkte cognitieve

capaciteit

• Zorgen voor flexibele actieplannen (verschil met theorie van affectprogramma’s)

Empirische evaluatie van componentiële theorieën:

• Weinig bewijs voor de uitgebreide vorm van het proces van appraisal (behalve zelf-

rapportage)

• Geen differentiatie tussen emoties mbt. andere modaliteiten dan appraisal en

actiebereidheid

• Cognitief gerichte thoeire: computerprogramm’s voorspellen emoties op basis van

componenten

Sociaal constructivisme: experiment

Pil krijgen + blije collega’s = blij worden

Pil krijgen + boze collega’s = boos worden

Onspecifieke arousal

+

Sociale interpretatie

(Schachter & Singer, Psych Review, 1962)

“Categorizing the ebb and flow of core affect into discrete experiences of emotion corresponds to

having an emotion” (Barrett, 2006, PSPR)

emotie = kern affect (negatief, hoge activatie) + conceptuele kennis (situatie wijst op boos)

= ik voel me boos

Kern affect

• Informatie uit de interne en externe wereld wordt voortdurend gescand en verwerkt

Scannen op positief of negatief, hoog of laag

• Leidt tot een staat van kernaffect, die gekarakteriseerd kan worden op de dimensies van

valentie en activatie

• Is er al vanaf de geboorte (hard wired)

• Ook te vinden in andere zoogdieren

• Universeel

• Is te onderscheiden in alle modaliteiten van emoties

Page 133: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 133

Emoties = Interpretatie van kernaffect als een emotie

• We gebruiken cognitie (representaties, categorisering) om tot een beleving van emoties te

komen

• Wat je voelt, wordt bepaald door wat je weet

• Representaties kunnen per omgeving/individu verschillen en kunnen dus aangepast zijn aan

de specifieke omgeving

• Emotieperceptie zoals kleurperceptie

• Gedifferentieerd emoties beschrijven = veel kennis

Algemeen (+1) beschrijving: vooral kerneffect

Compares emotional experience with color perception. What you see really is a wave length.

Top down interpreatie MAAR Functionaliteit emoties? (wel mooie verklaring emotieperceptie)

Nog niet veel empirische evidentie voor “emotie als conceptualisering van affect”.

differentieel beschrijven

Problemen voor deze theorie:

• Hoe zijn emotiecategorieën in de eerste plaats ontstaan?

• Minder duidelijk wat de functionaliteit van emoties is: Implicaties voor gedrag?

12.3 H.3 EMOTIETHEORIEËN: Besluit

• Verschillende theorieën leven naast elkaar in het onderzoek naar emoties

Affectprogramma lijkt meest radicaal

• Inspireren ieder nuttig onderzoek en verklaren bepaalde verschijnselen

• Wel duidelijk dat een sterke vorm van affectprogramma’s niet bestaat

Page 134: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 134

13. H.4 Emotieperceptie

Twee benaderingen:

1. Emoties zijn 1:1 met bepaalde gelaatsexpressies gekoppeld

Universeel herkend

Aangeboren: onderzoek bij jonge kinderen en blinden

Sluit aan bij affectprogramma theorie

2. De perceptie van emoties is een psychologische constructie

Context afhankelijk

Cultuur-specifiek

13.1 1:1 koppeling: Perceptie = herkenning van emotie

Deze ideeën komen sterk terug in de theorieën –

en belangrijker het onderzoek-- over basisemoties

Het 1:1 principe wordt ook de vuurtoren theorie genoemd. Een vuurtoren geeft aan waar er land is.

Wanneer je ook maar een vuurtoren ziet, weet je dat er land is. Zo zegt deze theorie dat je bij

bepaalde expressies altijd weet welke emoties er zijn.

1:1 koppeling van gelaatsexpressies met emoties

Komt voort uit de theorie van affectprogramma’s

Geïnspireerd op Darwin’s principes:

o Bewegingen van het gelaat en het lichaam zijn “emotionele expressies”

o “Gelaatsexpressies” zijn automatische reflexen

Uit deze theorie volgen toetsbare hypothesen die tot veel onderzoek hebben geleid:

1. Bepaalde uitdrukkingen van het gelaat corresponderen direct met bepaalde emoties

2. De perceptie van emoties is universeel

Veel onderzoek, goed empirisch toetsbaar

Page 135: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 135

Maar:

1. Bevinding is afhankelijk van methoden

• Vooral bij gebruikte methoden krijg je goede herkenning

• Gelaatsexpressie ook afhankelijk van context

Afhankelijk van methode

Percentages van emotieherkenning gaan omlaag als je niet vast houdt aan:

• Geforceerde keuze

• Within-subject design (between design: 1 persoon maar 1 foto)

• Previewing / training op taak

• Voorgeselecteerde foto’s van geposeerde gezichten (niet geposeerd minder herkenning)

• Universiteitsstudenten (kennis, basis voor herkenning): er blijft bovenkans herkenning maar

percentage gaat omlaag bij andere populatie

Resultaten bestaan maar dit is overschatting

Russell, Psychological Bulletin, 1994

Als je mensen laat beschrijven wat ze zien ipv ze antwoordmogelijkheden te geven, gaat de

herkenning sterk naar beneden

Als je de verschillende expressies ieder aan verschillende mensen toont, is er minder herkenning van

dezelfde expressie

Vaak wordt respondenten eerst alle gelaatsexpressies getoond; Als je mensen niet eerst alle

gezichten toont voor ze ze moeten beoordelen ook meer fouten (helpt dus ook bij de differentiatie

tussen gezichten)

Voorgeselecteerde geposeerde gezichten: als je ze niet voorselecteert, kan de herkenning naar

beneden gaan tot 30% zelfs bij Westerse respondenten.

Universiteitsstudenten zijn hier ook beter in (misschien vertrouwder met het soort taak)

Afhankelijk van context

Vraag: Corresponderen gelaatsexpressies met een innerlijke emotionele beleving of met

omstandigheden?

(Antwoord: Omstandigheden)

“Is glimlachen een teken van blijdschap?”

Gelaatsexpressies in 3 verschillende contexten: Glimlachen van Olympische medaille-winnaars werd

gevideotaped tijdens de prijsuitreikingen:

Page 136: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 136

• Achter de coulissen

• Op het podium met het gezicht naar andere mensen (sociaal)

• Op het podium, maar met het gezicht naar de vlaggestok (volkslied)

Non-Duchenne (A) vs. Duchennes (B)smiles

Er zijn twee soorten glimlach: 1. Duchenne-smile (B): de echte manifestatie

van positieve emotie en de ultieme discriminatieve aanwijzing van gelukkig zijn. Deze glimlach bestaat uit het schuin omhoog en uiteen gaan van de mondhoeken, het omhoog gaan van de wangen en samenknijpen van de huid rond de ogen.

2. Andere glimlachen die niet alle elementen van de Duchenne-glimlach bevatten (bv. alleen lachen met de mondhoeken)

blijdschap alleen was niet voldoende reden om te glimlachen echte glimlach bij sociale, beetje coulisse, bij vlag geforceerd Medaille-winnaars voordat ze op het podium werden geroepen (coulissen), terwijl ze op het podium stonden en interagerende met het publiek en de jury (sociaal), en terwijl ze opkeken naar de vlag en naar het volkslied luisterden (vlag)

Toetsbare hypothesen die tot veel onderzoek hebben geleid:

1. Bepaalde uitdrukkingen van het gelaat corresponderen met bepaalde emoties

correspondentie zeker niet perfect

2. De perceptie van emoties is universeel

Universeel?

Universeel worden een aantal gelaatsexpressies boven kans herkend (>18%)

o Maar naarmate de culturele afstand van de waarnemers groter is, minder

herkenning

Page 137: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 137

Forced-choice attribution of emotion to facial expression. Values taken from Russel (1994, Table 7).

White horizontal lines within each bar indicate level due to chance used by Ekman (1994).

Toetsbare hypothesen die tot veel onderzoek hebben geleid:

1. Bepaalde uitdrukkingen van het gelaat corresponderen met bepaalde emoties zeker niet

perfect

2. De perceptie van emoties is universeel niet volledig

Meten van gelaatsexpressies

1. Coderen van observaties (foto’s, film)

2. Meting van spieractiviteit

Er zijn een aantal methoden gecreëerd om gelaatsexpressies te meten; waarschijnlijk in eerste

instantie om emoties te kunnen aflezen. Echter – het is belangrijk te bedenken dat je niet zomaar

met zekerheid kunt afleiden welke discrete emoties iemand voelt door deze persoon te

observeren.

1. Observatie: FACS (“Facial Action Coding System”) identificeert 44 verschillende spierbewegingen

Page 138: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 138

zygomatisch = mondspier

currogator = bij wenkbrauw

Vaak gebruikt als validatie voor self report

EMG

Meet patronen van elektrische activiteit in de gelaatsspieren, ook als die niet waarneembaar

is (regulatie)

Reacties spontaan (en ook voor subliminale stimuli)

Associatie met valentie van de emotie (ipv emotie zelf)

- +

Wang < >

Wenkbrauw > <

Page 139: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 139

13.2 H.4 Emotieperceptie perceptie is constructie

CONTEXT SPEELT EEN ROL IN EMOTIEPERCEPTIE

Context =

De waarnemer

Stimuluscontext

Culturele context (kennis eigen cultuur, specifieke waarnemerscontext)

Context van de waarnemer:

Hoe belangrijk is het dat de waarnemer een categorie beschikbaar heeft bij het benoemen

van gelaatsexpressie?

Door welke emotietheorie is deze vraag geïnspireerd? Constructivistische theorie

De concepten waarover de waarnemer beschikt helpen bij de herkenning en interpretatie

van de emotie

Getoetst door het concept minder beschikbaar maken

H.4 Emotieperceptie perceptie is constructie/ waarnemer

Methode: semantische verzadiging (tegenovergestelde van semantische priming)

Herhaal een woord 30x (versus 3 x), betekenis van woord verliezen

Semantische verzadiging vertraagt categorisatie en herkenning van het object

Verzadiging: Studie 1

Emotionele verzadiging zorgt voor een tijdelijk minder beschikbaar zijn van de betekenis van het herhaalde woord. Deelnemers moesten een emotiewoord 3 of 30x herhalen (bv. “boos”) en dan oordelen of een gezichtsuitdrukking (bv. een boos gezicht) bij het herhaalde woord paste.

Deelnemers waren trager in het categoriseren van emotionele gezichtsuitdrukkingen nadat ze een emotiewoord 30x herhaald hadden, vergeleken met 3x herhalen. Ze waren wel meer accuraat in het categoriseren van gezichten na de semantische verzadiging dan na de priming.

Page 140: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 140

In de verzadigingsconditie doen respondenten er langer over om te zeggen of een gelaat “boos” is Doen er langer over om te zeggen dat de gezichtsuitdrukkingen bij de herhaalde woorden horen (of niet) als ze eerst verzadigd zijn met het woord.

Verzadiging: Studie 2

Horen de 2 foto’s in dezelfde categorie? Het woord zelf moet je niet meer gebruiken.

Als de betekenis van het woord “boos” tijdelijk gedeactiveerd wordt door mensen het woord 30x te laten herhalen (=semantische verzadiging), dan hebben mensen het moeilijker om boosheid in een gezicht te herkennen: hun vaardigheid om emotionele gezichtsuitdrukkingen perceptueel te matchen aan elkaar is aangetast.

In de verzadigingsconditie waren respondenten minder accuraat in het matchen van twee dezelfde gezichten

Context van de waarnemer:

Cognitieve beschikbaarheid van een woord helpt perceptie en interpretatie van een

gelaatsexpressie

Page 141: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 141

Theoretische implicatie

Ondersteunt constructivistisch theorieën van emotie

Weerspreekt theorie van affect programma’s (vuurtorentheorie), waarbij taal als perifeer

wordt beschouwd in het benoemen van emoties

13.3 H.4 Emotieperceptie perceptie is constructie/STIMULUSCONTEXT

Herkenning van een gelaatsexpressie is afhankelijk van de context waarin die

gelaatsexpressie voorkomt

Interpretatie van gelaatsexpressies hangen in het echte leven ook af van situationele cues. We weten vooral wat deze vrouw voelt in de context van een begrafenis. We zien normaal ook gezichten niet los van de situatie

Onderzoek naar de invloed van de situatie op gelaatsherkenning:

Gelaatsuitdrukkingen gepresenteerd samen met ‘vignettes’ over een andere emotie

De ‘vignettes’ wonnen het van de gelaatsexpressies

Voorbeeld van een ‘vignette’:

Dit is een verhaaltje over een vrouw die wat geld bijverdiende door haar biologieleraar te helpen met

het organiseren van het lab. Ze moest een telling doen van de inhoud van verschillen dozen in de

opslagruimte. De inhoud varieerde van kikkers tot wormen, tot menselijke hersenen…..

Situationele context kan bepalen hoe de gelaatsexpressie wordt geïnterpreteerd

Niet aflezen wat het gezicht wilt zeggen, maar construeren

Page 142: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 142

Theoretische implicatie

Ondersteunt constructivistisch theorieën van emotie

Weerspreekt theorie van affect programma’s, waarbij gelaatsexpressie wordt beschouwd als

direct gelinkt aan de emotionele beleving

Context = cultuur

Herkennen mensen emoties in hun eigen cultuur beter dan emoties in een andere cultuur?

13.4 Emotieperceptie perceptie is constructie/context=cultuur

Studie 1:

Herkenning van Amerikaanse expressie

Chinezen in China

Chinese studenten in de VS

Chinese-Amerikanen

Amerikaanse studenten

Studie 2:

Herkenning van Amerikaanse en Chinese expressies

• Chinese immigranten

• 1st Generatie

• 2nd Generatie

Methode: Beoordelen van de Emotionele expressie een geforceerde keuze uit zes ”basis” emoties

meer dan 18% herkend emotie

Page 143: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 143

Kritiek (zie terug):

Gelaatsexpressie afhankelijk van context

Suggestie vanwege aanbieden 1 foto en beperkt aantal mogelijheden

Resultaat: Mensen waren beter in het identificeren van emoties naarmate ze meer bloot gesteld waren aan de cultuur Note. The unbiased hit rate is the hit rate multiplied by 1 minus the rate of false alarms, normalized using an arcsine transformation.

Ook gekeken naar Chinese foto’s met gelaatsexpressies (Het is niet noodzakelijk zo dat de herkenning van Chinese foto’s achteruit gaat als de herkenning van VS foto’s vooruit gaat– wat betekent dat?_

Er bestaan culturele ‘accenten’ in emoties

Dat betekent dat de expressie niet zonder meer een aangeboren aspect van de emotie is

13.5 H.4 Emotieperceptie: Wat weten we nu over emotionele expressies?

Zijn emotionele expressies universeel? Bepaalde delen van gelaatsexpressie hebben te maken met

valentie, maar over algemeen niet.

Zijn emotionele expressie aangeboren? Niet universeel = niet helemaal aangeboren, sommige

expressies die je vind bij kinderen komen niet altijd voor bij situaties die je verwacht (in het begin

geen match context en gelaatsexpressie)

Zijn emotionele expressies cultuur-specifiek? ja

Page 144: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 144

13.6 H.4 Emotieperceptie: Wat weten we nu over emotiEPERCEPTIE?

Herkennen we emotionele expressies altijd op dezelfde manier? Emoties die dezelfde valentie en

activatieniveau meer verward

Is de herkenning van emotionele expressies afhankelijk van context? ja

Moeten we emotionele expressies kunnen benoemen om ze te herkennen? Zie matching taak

verzadiging. Je herkenning wordt beter als je het woord nodig hebt maar in principe niet nodig

14. Emoties en aandacht (in verband met dit hoofdstuk tekst in boek is lezen)

Emoties signaleren het belang van bepaalde gebeurtenissen of situaties

Reguleren aandacht

Emotionele stimuli krijgen meer aandacht als ze belang hebben voor de emoties van de

waarnemer

In een toestand van angst zijn mensen veel alerter op bedreigende stimuli

d.w.z. stimuli die voor die bepaalde angst relevant zijn.

Arachnofobie: overal spinnen zijn

Dit interfereert met andere taken

Klassieke strooptaak: Benoem de kleur waarin het woord geschreven is….

In zijn oorspronkelijke vorm, moeten mensen de kleur van de inkt benoemen terwijl de

woorden een kleur aanduiden. De vertraging van kleurbenoeming als het woord de kleur

tegenspreekt, wordt gezien als een teken dat mensen automatisch woordbetekenis

verwerken. -> inferentie

Fenomeen van interferentie:

Twee processen zijn in competitie voor aandacht:

o het lezen van een woord (wat bijna automatisch gebeurt wanneer we een woord

zien)

o het benoemen van de inktleur

Door deze competitie treedt er een vertraging in de reactietijd op. Vertraging van reactietijd =

interferentie

Emotionele strooptaak:

Vraag = Interfeert emotionele betekenis met kleurbenoeming?

Dit zou vooral het geval zijn als de emotionele betekenis aandacht vraagt

In het geval van een angststrooptaak, gaat het erover dat angstige stimuli voorrang vragen,

en dat daar dus de aandacht op gericht is. Dat betekent dat er interferentie is met

kleurbenoeming.

Page 145: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 145

Emotionele strooptaak: Benoem de kleur waarin het woord geschreven is….

Aandacht voor bedreigingsgerelateerde informatie

Drie onderzoeksgroepen:

Slachtoffers van verkrachting met Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS)

Slachtoffers zonder PTSS

Niet-getraumatiseerde controle groep

Kenmerken van PTSS:

o Herbeleving van het trauma

o Aanhoudende vermijding van prikkels die aan het trauma doen denken of

verminderd reactief vermogen

o Verhoogde prikkelbaarheid (niet aanwezig voor het trauma)

o Je kunt verwachten dat slachtoffers die de verkrachting nog niet verwerkt hebben de

meeste angst hebben.

Aandachtseffecten van strooptest worden alleen gevonden als de stimuli relevant zijn voor de emotie o Verkrachtingsslachtoffers

reageren op “verkrachting”, maar niet op “spin” of “slang”

Aandachtseffecten voor strooptest worden ook gevonden voor sommige positieve stimuli

die relevant zijn

o Slachtoffers van verkrachting ondervonden evenveel interferentie van “veiligheid”

als van “verkrachting”

Aandachtseffecten ook voor subliminale stimuli

omgeving scannen op relevante stimuli

3 groepen participanten:

angstige mensen

depressieve mensen

Page 146: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 146

controlegroep

Taak: benoem de kleur van het scherm

woorden verschijnen subliminaal op scherm

woorden blijven staan op scherm

Supralimiaal is de gewone conditie Angstige respondenten die

subliminaal en dus onbewust een angst-stimulus zien, zijn trager in het benoemen van de kleur van de achtergrond dan wanneer ze de angstwoorden bewust zien

Angstige respondenten vertonen in beide condities meer interferentie dan andere groepen respondenten

Geen effecten voor depressieve patienten, misschien omdat er een gebrek aan motivatie/aandacht is bij die groep.

Te begrijpen vanuit de aard van angst:

Gevaar waarvan de aard en implicaties nog niet duidelijk zijn

Aandacht vereist voor hoe de situatie zich ontwikkelt

= Angst-module (Ohman & Mineka, 2001): selectieve aandacht gaat uit naar evolutionair

bedreigende stimuli

Krijgen positieve emotionele stimuli ook meer aandacht?

Veel onderzoek over angst– Vond dat angststimuli de aandacht trokken? Recent onderzoek

wou weten of het aandacht trekken iets is dat exclusief bij negatieve emotionele stimuli

hoort, of dat gelijksoortige effecten ook gevonden worden voor positieve stimuli.Is er

evenveel aandacht voor boze gezichten (bedreigend = angst-relevant) als voor lachende baby

gezichten (positief biologisch relevant)?

In dit geval: hoe snel reageren de hersenen?

Page 147: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 147

Participanten moeten focussen op het kruisje. Dan krijgen ze heel snel de foto’s te zien van een baby (blij of neutraal) en een man (boos of neutraal) Daarna komt een driehoekje. Ze moeten zeggen of het driehoekje naar boven of naar beneden wijst.(Reactietijd) Wat eigenlijk wordt gemeten is de snelheid waarmee de foto’s de aandacht trekken (via ERP) en de actieve regio’s in het brein.

JA! Ze trekken even snel de aandacht = zelfde grafiek van de Event Related Potential (ERP)

En dezelfde hersengebieden zijn actief!

DUS: het is de (biologische) relevantie die telt en niet enkel angst!

Emotionele stimuli krijgen sneller aandacht als ze met de emoties van de waarnemer te maken

hebben

Experiment

Stemmingsinductie: luisteren naar vrolijke of triestige muziek

Taak: is dit een woord of geen woord?

Olafson & Ferraro, Brain and Cognition, 2001

H5. Emoties en aandacht

Page 148: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 148

stemming induceren, checken met

vragenlijst of de stemming er echt was. Dan lexicale Decisie Taak: 25 droevige, 25 blije en 50

pseudowoorden beslissen of het een echt woord is

Lexicale decisietaak: Is dit een woord?

Blijwoord pseudowoord

Participanten die naar blije muziek hadden geluisterd waren sneller in het herkennen van een blij woord. Het idee is dat dit komt omdat woorden die in het ‘blije netwerk’ geactiveerd worden.

Ook specifieke emoties leiden tot aandacht voor relevante stimuli:

Deelnemers moesten een opstel schrijven over boosheid vs. walging-verdriet-neutrale situatie. Kregen daarna heel kort een stimulus te zien (hetzij neutraal, hetzij geweer). Na boosheidsinductie….. wat zie je?

Page 149: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 149

Dit is een grafiekje van de fouten die ze maken. De boze personen maken dus minder fouten bij de geweren (zien ze correcter) en meer fouten bij de neutrale stimuli (zien ze als geweren). De andere groepen maken ongeveer evenveel fouten in elke conditie.

DUS:

o Je ziet eerder en meer stimuli die relevant zijn voor je emoties (aandacht) en meestal (niet

altijd!) rechtvaardigen die stimuli de emotie

o Dus aandachtsprocessen verzamelen emotie-relevant “bewijs” confirmatiebias

o Kunnen de emotionele ervaring ook verlengen!

EMOTIES BEINVLOEDEN OORDELEN OVER DE WERELD OM JE HEEN:

• Alles is slecht als je slecht gezind bent

• 2 theorieën

• Emotionele congruentie

• Emoties als informatie

Emotionele congruentie:

• Gaat uit van een netwerk van associaties

• Als je in een bepaalde stemming bent, zijn alle gerelateerde ervaringen geactiveerd

• Herinneringen, etc. emotie-congruent

Page 150: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 150

Voorbeeld studie (Bower, Gilligan, & Monteiro, 1981):

Hypnose voor stemmingsinductie Verhaaltje stemmingscongruent of incongruent. Resultaat: deelnemers die blij [droevig] waren tijdens het lezen, herinnerden meer informatie over de blije [droevige] student Ander onderzoek: iets instuderen als je blij bent, oproepen ging beter als je opnieuw blij bent

MAAR:

Soms worden gebeurtenissen die incongruent zijn met de stemming beter herinnerd dan

gebeurtenissen die stemmingscongruent zijn. (Parrott & Spackmann, 2000)

Emotie als informatie:

Wanneer we ons een oordeel vormen over iets, gebruiken we hoe we ons voelen als informatie,

tenzij duidelijk is dat het gevoel irrelevant is voor ons oordeel.

Page 151: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 151

Studie

Mensen gebruiken hun stemming

als informatie:

Op zonnige dagen meer

levensgeluk dan op bewolkte

dagen

Mensen zijn minder tevreden met het leven als het regenachtig is… tenzij ze hun negatieve gevoel toeschrijven aan het weer (en dus als irrelevant voor hun oordeel over geluk). Emotie mag niet als informatie gebruikt worden; heeft dan ook geen effect meer op beoordeling geluk

Conclusie:

Mensen gebruiken hun gevoel als richtlijn voor hun oordeel, tenzij ze zich bewust zijn van de

eigenlijke oorzaak van dat gevoel.

Wat is de informatie die emoties bevatten?

Niet alleen positief -- negatief

Maar ook appraisals (bv iemand schuld, zelf controle,… ) en action readiness

Bv. - Angst ~ onzekerheid

- Boosheid ~ iemand heeft de schuld

- Walging ~ ik wil er ver vanaf blijven

Onderzoek wijst uit dat andere informatie dan valentie ook gebruikt wordt bij het

beoordelen van objecten

Page 152: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 152

Boosheid en verdriet verschillen in “verwantwoordelijkheid”

Boosheid: persoon

Verdriet: omstandigheden (meestal)

Hoe beïnvloeden boosheid en verdriet oordelen?

Stemmingsinductie: lezen van een opstel in de jij-vorm + voorstellen alsof het bij jezelf

gebeurt

Verdriet: je moeder overlijdt plotseling (niets aan te doen)

Boosheid: je krijgt oneerlijk lage punten

Taak: Wat is de meest voor de hand liggende oorzaak van de volgende gebeurtenissen in de

toekomst?

Boze mensen zien meer persoonlijke verantwoordelijkheid in negatieve gebeurtenissen in de toekomst dan verdrietige mensen

Studie over Terrorisme: (n.a.v. 9/11)

Hypothese: appraisal blijft aanhouden na de situatie die hem uitgelokt heeft en beïnvloedt

onze oordelen

o Angst: appraisal van onzekerheid en situationele controle

o Boosheid: appraisal van zekerheid en persoonlijke controle

Nationale steekproef

Page 153: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 153

BOOSHEID [ANGST] PRIME:

“De terroristen hebben veel emoties teweeggebracht bij de Amerikanen. We zijn vooral

geïnteresseerd in wat jou het meeste boos (angstig) gemaakt heeft over de aanvallen……”

DAN EMOTIE-OPWEKKENDE FILM CLIP

o Feesten omwille van de aanvallen in Arabische landen (boosheid)

o Post medewerkers die maskers dragen om zichzelf te beschermen tegen antrax

(angst)

Risico van Terrorisme

Taak: Wat is het risico voor de VS, voor jezelf, en voor de gemiddelde Amerikaan?

Resultaat: Boosheid leidt tot groter optimisme (lagere inschatting van het risico) dan angst.

Boosheid beleid van wraak

Angst beleid van verzoening

Individuele verschillen

Baseren mensen hun oordelen altijd op hun gevoel ?

NEE !

Gemoedstoestanden hebben minder invloed naarmate je meer weet over het onderwerp

Effecten van gemoedstoestand op het stemmen voor politieke kandidaten:

Enkel mensen met weinig politieke kennis baseren zich op hun gemoedstoestand

Effecten van gemoedstoestand zijn groter:

o Voor mensen die aandacht schenken aan hun eigen gevoelens

(scoren hoger op zelfobservatie)

Je kunt deze aandacht experimenteel manipuleren

In de twee attributiecondities moesten deelnemers van drie zinnen aangeven of ze helemaal waar, een beetje waar of niet waar waren: • In de persoonlijke attributie conditie gingen alle

zinnen erover dat de gebeurtenis die ze zich juist herinnerd hadden verantwoordelijk was voor hun negatieve stemming

• In de onpersoonlijke attributie conditie waren de vragen bedoeld om de participanten de oorzaak van hun negatieve gevoelens te doen toeschrijven aan de experimentele taak die ze gekregen hadden van het opschrijven van de persoonlijke gebeurtenis

Daarna moesten deelnemers aangeven hoe waarschijnlijk ze het vonden dat vijf negatieve en vijf positieve gebeurtenissen hun zouden overkomen. Bij het inschatten van de risico’s werd aan de deelnemers gevraagd om zich ofwel op feiten te baseren, ofwel op hun gevoelens.

Niet kennen

Page 154: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 154

Resultaat:

• Als deelnemers hun gevoelens als beschouwden, correleerde hun affect met negatieve risico-inschatting en werd hun oordeel

niet beïnvloed door de attributie-manipulatie

• Als deelnemers hun gevoelens niet als relevant beschouwden, correleerde hun affect niet met negatieve risico-inschatting en

werd hun oordeel wel beïnvloed door de attributie-manipulatie

Terug kennen:

Walging

Geeft aan dat iets moet worden vermeden of uitgespuugd

o Object = voedsel

o Kan ook van toepassing zijn op andere dimensies: geuren, mensen, gedragingen

Hoe veranderen oordelen als gevolg van walging?

Champ: jongen ziet zijn vader dood gaan Trainspotting: walgelijke scene met een toilet Planet earth: documentaire over walvissen

Deelnemers die zich sterk bewust waren van hun lichaam, gaven in de walging-conditie sterkere negatieve oordelen dan in de andere twee condities. Voor de deelnemers die zich minder bewust waren van hun lichaam was die niet het geval. De ratings in de verdrietconditie waren lager dan in de neutrale conditie, dus het effect van walging komt niet louter doordat het een negatieve emotie is.

Veel onderzoek geeft aan dat emoties als informatie worden gebruikt (vooral door mensen die

introspectief gericht zijn) of in situaties waarin je mensen introspectief maakt

Page 155: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 155

15. H.7 EMOTIES EN CATEGORISATIE

15.1 Typen categorieën:

1. Stabiele categorieën

Perceptuele gelijkenis

Bijv. katten

Theoretische categorieën

Bijv. Champignons

Gelegenheidscategorieën

Afhankelijk van het doel van handelen

(Barsalou, Memory & Cognition, 1983)

Emotionele categorieën

(Niedenthal et al., Psychological Review, 1999)

Doel-gerelateerde gelegenheids categorieën (Barsalou, 1983)

Dingen waar je op kan gaan staan om een lamp in te draaien, dingen die je tussen de deur kan zetten om de deur open te houden

15.2 Theorie van emotionele gelegenheidscaregorieën

Emoties re-organiseren de conceptuele ruimte

Reorganisatie is het gevolg van selectieve aandacht voor de emotionele aspecten van

“objecten”

Page 156: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 156

Categorisatie op emotionele en stabiele kenmerken

Onderzoek met een emotionele drietallentaak (gebaseerd on Genter, 1988)

Standaard onderzoeksparadigma

1. Induceer een emotie in de deelnemers

Page 157: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 157

2. Drietallen:

kus handdruk (contact), geluk (blijdschap)

ambulance kruiwagen, armoede (verdriet)

roofvogel: parkiet, gek worden (angst)

3. Voorspelling: Emotie-inductie leidt tot emotionele gelegenheidscategorieën

drietallen waarbinnen twee van de drie woorden samenhangen obv een emotie, en een andere

combinatie van 2 samenhangt obv semantische categorie,

Experiment 1 : % categorisatie obv emotie-overeenkomst

Experiment 3 : verdriet en angst(% categorisatie obv emotionele gelijkenis), niet emotie specifiek ; je

categoriseert alle soorten congruent met emoties

zelfde patroon ; als je emoties ervaart kijk je

meer naar emoties

Categoriseren we ook de gezichten van andere mensen meer op hun emotionele overeenkomst als

we zelf emotioneel zijn?

Page 158: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 158

Experimentele studie

Emotie-inductie (blijdschap, verdriet, neutraal)

Respondenten beoordelen de gelijkenis van gezichten

o Alle combinaties van 28 gezichten

o Evenveel mannen als vrouwen

o Evenveel blijdschap als verdriet

o Evenveel aanzicht als zij-aanzicht (orientatie)

Na emotie-inductie geven respondenten meer gewicht aan de emotionele gelijkenis tussen gezichten

Orientatie= orientatie van

het hoofd. Veel meer gelijkenis gezien bij emotie dan bij neutrale conditie, maar geen verschil bij

sexe en oriëntatie

Page 159: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 159

15.3 Ervaring of concept?

Is categorisatie op grond van emotionele gelijkenis een effect van emotionele ervaring of alleen van

de activatie van een emotieconcept? Semantisch of beleving emoties ?

Experimentele studie met twee condities:

1. Activatie van emotieconcept (ontwarren van zinnen)

2. Emotie- inductie (film)

AV: Categorisering-criterium in een drietallentaak

15.3.1 Activatie van emotieconcept

Het ontwarren van zinnen in de verkeerde woord-volgorde

vb. Blijdschap (zonder emotie opbrengen, enkel het woord)

« waren de gemak tevreden gasten »

De gasten waren tevreden gemak

Taak:

• geen effect op de emotionele ervaring

• wel effect op cognitieve beschikbaarheid van het gerelateerde concept (bijv. blijdschap)

Exp. 2 resultaten: % drietallen dat obv emotionele gelijkenis is gecategoriseerd)

Conclusies

1. Wie emoties heeft, deelt de wereld in op basis van emotionele gelijkenissen

2. Categorisatie komt voort uit de selectieve aandacht voor de emotionele eigenschappen van

objecten en gebeurtenissen

3. Emotionele congruentie alleen bij activatie van het woord verdriet, niet als de emotie

gevoeld wordt.

Page 160: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 160

16. Emotie en geheugen

Wat denkt u?

Er is heel veel onderzoek naar het geheugen voor emotionele gebeurtenissen en het ‘slordige

antwoord’ is dat dat inderdaad zo is.

Maar ook: dat we soms een beter geheugen denken te hebben voor emotionele gebeurtenissen,

zonder dat dat echt zo is.

Afhankelijk van het doel van handelen

(Barsalou, Memory & Cognition, 1983)

Emotionele categorieën

(Niedenthal et al., Psychological Review, 1999)

Autobiografisch geheugen

Professor Wagenaars dagboek

• Schreef gedurende vier jaar

dagelijks één gebeurtenis op

• wie, wat, waar en wanneer

• emotionele betrokkenheid

• prettig/onprettig

• saillantie

• Liet zich overhoren door iemand anders na 6 jaar

– hoeveel cues nodig om zich de gebeurtenissen te herinneren?

↑ geheugen voor een gebeurtenis bij:

– Emotionele betrokkenheid

– Bebeurtenis = prettig

– Studied the recall of 2,400 events from Wagenaars daily life, recorded during a period of 6

yrs. All events were recorded by means of 4 aspects: what the event was, who was involved,

and where and when it happened. All events were scaled for saliency, emotional

involvement, and pleasantness. Recall was cued by different combinations of the recorded

aspects. An analysis of the effectiveness of cue combinations showed that, in the

organization of autobiographical memory, temporal information functions in a different

manner than information about what, who and where.

Page 161: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 161

– Wagenaar kept a diairy for 4 years, one situation daily: 4 cues (who, when, what where) and

indication of how emotionally involving the situation was. 20% totally forgotten. Percentage

forgotten lower for emotionally involved events.

Dus in het algemeen: Beter onthouden naarmate de gebeurtenis recenter was. Ook betere herinnering naarmate er meer cues gegeven werden.

Hier herinnering niet alleen als functie van het aantal jaar dat het geleden was, maar ook in functie van hoe salliant de emotionele gebeurtenis was, hoe betrokken hij zich voelde op het moment dat het gebeurde en hoe plezierig. (Heel) onplezierige gebeurtenissen werden even goed onthouden als neutrale gebeurtenissen, maar plezierige gebeurtenissen werden altijd beter onthouden. Dit kwam niet doordat plezierige gebeurtenissen zeldzaam waren, integendeel, ze kwamen juist meer voor. Het kwam ook niet doordat ze meer saillant waren, want plezierige en onplezierige gebeurtenissen waren gemiddeld even saillant. De emotionele betrokkenheid was ook gemiddeld hetzelfde. Onplezierige gebeurtenissen lijken echt onderdrukt te worden.

Geheugen voor emotionele gebeurtenissen beter

Page 162: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 162

Wagenaars resultaten komen min of meer overeen met de conclusies uit experimenteel onderzoek

Incidental memory performance for pictures that varied along the affective dimensions of pleasantness and arousal was assessed. For both an immediate and delayed (1 year later) free-recall task, only the arousal dimension had a stable effect on memory performance: Pictures rated as highly arousing were remembered better than low-arousal stimuli. This effect was corroborated in a speeded recognition test, in which high-arousal materials encoded earlier in the experiment produced faster reaction times than their low-arousal counterparts. Pleasantness affected reaction time decisions only for pictures not encoded earlier. These results suggest that whereas both the dimensions of pleasantness and arousal are processed at initial encoding, long-term memory performance is mainly affected by arousal.

Page 163: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 163

Dia’s uit de International Affective Picture System --IAPS (pronounced eye-aps)– normatief gescoorde

set van dia’s voor experimenteel onderzoek naar emoties.

validatie label ‘hoge

activatie’,…

plaatjes die ze zelf als hoog geactiveerd

werden eraren beter onthouden

plaatjes die ze zelf als positief of negatief

werden eraren beter onthouden

Page 164: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 164

DIT IS NIET SIGNIFICANT, MAAR JE ZIET DEZELFDE

TREND.

Waarom beter geheugen voor emotionele stimuli?

Emoties vragen via de amygdala de aandacht bij geheugenprocessen (hippocampus)

Hoe weten we dat?

a) Amygdala van belang bij geheugenvoordeel

b) Bij amygdala beschadiging –minder activatie van hippocampus

Amygdala zorgt voor geheugenvoordeel

Patienten met een lesie van de amygdala verliezen het geheugenvoordeel voor emotionele

stimuli

Beschadigingen van de amygdala gaan gepaard met verlies van geheugenvoordeel

(verlies evenredig met omvang beschadiging)

Amygdala is een kleine amandelvormige structuur in de middenhersenen)

Bij 1) emotionele stimuli evengoed onthouden als neutrale stimuli.

Bij 2) Amygdalabeschadiging als onderdeel van Alzheimer.

Maakt wel duidelijk dat de amygdala belangrijk is, maar niet echt hoe die in het proces betrokken is.

Bijvoorbeeld: speelt de amygdala een rol bij het coderen of ophalen van de informatie?

Page 165: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 165

Amygdala: belang voor opslaan van emotionele informatie

Hiervoor neuro-imaging studies nodig

↑ amygdala activiteit tijdens opslaan van emoties correspondeert met beter geheugen voor

emotionele stimuli

Meten de bloedstroom in de hersenen–veel activiteit veel zuurstof nodig en veel bloed nodig: je

kunt de gebieden van de hersenen zien die actief zijn tijdens bepaalde testen (bijv. PET, fMRI)

Onderzoek bij mensen

heeft vooral aangetoond dat de hippocampus betrokken is bij het opslaan van nieuwe herinneringen

die betrekking hebben op bepaalde feiten of gebeurtenissen.

Voorbeeldvraag

Stelling 1: Bij het onthouden van emotioneel materiaal zijn andere delen van de hersenen betrokken

dan bij het onthouden van neutrale stimuli

Stelling 2: Bepaalde delen van de hersenen die betrokken zijn bij het opslaan van alle soorten stimuli,

zijn actiever in het geval van emotionele stimuli

a. Stelling 1 en 2 zijn allebei waar

Bij neutrale stimuli is amygdala niet betrokken, bij emotionele stimuli niet.

Bij emoties is amygdala ook betrokken hippocampus actiever

Page 166: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 166

Wat wordt beter onthouden als je emotioneel bent?

• Ophalen (of liever: constructie) van stemmingscongruente herinneringen beter

• Onze herinneringen staan dus ifv. onze huidige stemming

• Verdrietige/ depressieve mensen herinneren zich meer negatieve dan positieve

gebeurtenissen

• Neurotische individuen (geneigd tot negatieve gevoelens) rapporteren achteraf een grotere

intensiteit van negatieve gevoelens dan op het moment zelf.

• Verliefde paren herinneren zich hun oorspronkelijke indrukken van hun partners als

positiever dan die eigenlijk op dat moment waren.

16.1 Herinnering voor emotionele gebeurtenissen: Centraal object vs. Context

There was one independent variable of interest in this study– whether the focal object was

negatively valenced or neutral. Within each condition for a given object scene combination,

TiDuring the memory test, you can look at whether participants memory is specific by seeing how

often they say the exact same stimulus that was studied is old but also whether they correctly say

that new similar images have not been seen before (both for focal object and for context)

Al gezien of niet?

Page 167: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 167

Kensinger et al, 2007.

Weinig verschil bij ander object, of andere context.

Mensen hebben een beter specifiek geheugen voor een emotionele dan voor een neutrale

stimulus in een scene

Maar dit gaat ten koste van hun geheugen voor de context

Dus, mensen die naar een negatieve stimulus kijken, weten wel vaker dat het in de test fase gaat om

dezelfde stimulus, maar minder vaak of het gaat om dezelfde context dus vernauwing van de

aandacht

Verbanden in het Geheugen

In het geheugen worden de verschillende elementen van een gebeurtenis met elkaar verbonden

– APPEL, PIJL, MAN is niet genoeg

– DE APPEL IS OP HET HOOFD VAN DE MAN, EEN PIJL WORDT IN DE APPEL GESCHOTEN

– Hoe beinvloedt een emotionele gebeurtenis het leren van die verbanden?

Mather, Perspectives on Psychology, 2007

Dit kan te hebben met waar je aandacht naar uitgaat: in het geval van een emotioneel object het

object. Belangrijk voor het geheugen is niet alleen dat je losse eigenschappen leert, maar ook

verbanden.

“Within-object binding”

– beter geheugen voor verbanden tussen de eigenschappen van de stimulus zelf

(bijvoorbeeld, kleur en plaats)

Geen “between-object binding”

Niet meer aandacht voor verbanden tussen emotionele stimulus en context; soms zelfs minder

aandacht

Mather, Perspectives on Psychology, 2007

Page 168: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 168

Mather deed een literatuuroverzicht en vond bewijs dat de verbanden tussen eigenschappen van de

emotionele stimulus zelf beter onthouden worden, maar verbanden tussen de stimulus en zijn

context slechter.

Dit kan een verklaring zijn voor waarom mensen zich de gebotste auto beter herinneren dan de

neutrale auto, maar niet kunnen herinneren in welke straat die auto stond.

Conclusie

Niet alles wordt beter onthouden bij emotionele gebeurtenissen

Emotionele objecten worden goed onthouden, maar hun context niet

Mensen hebben een beter specifiek geheugen voor een emotionele dan voor een neutrale

stimulus in een scene

Maar dit gaat ten koste van hun geheugen voor de context

Dus mensen zien minder wat er gebeurt in de context wanner ze aandacht geven aan een

emotioneel object

16.2 Welke invloed hebben emoties op ‘vals geheugen’?

(=Inferenties van dingen die er niet waren)

Negatieve emoties vernauwen de aandacht Je neemt alle aspecten van de situatie zorgvuldig op

Beter geheugen

Stemmingsinductie met een verdrietige film, DRM = Deese-Roediger-McDermott (DRM) paradigm

Page 169: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 169

Deese-Roediger-McDermott (DRM) paradigma

• Dit vals geheugen paradigma verleidt mensen ertoe om zich items te herinneren die nooit

werden gepresenteerd:

verbindende associatie ontbreekt

• Gevoeligheid voor valse herinnering van de centrale associatie (slaap)

Verdrietige stemming reduceert vals geheugen

Wat zou dit betekenen voor bekentenissen van

aandacht voor stimuli tijdens het proces van opslaan

Getuigenissen

• Is het slachtoffer van een misdaad dus beter of slechter in staat om de misdadiger te

herkennen???

Dader = centraal object slachtoffer herinnert dader vermoedelijk beter

• En details van de context? Omstaanders zien het beter

16.2.1 Samengevat

Geheugen voor emotionele stimuili is beter dan voor neutrale stimuli

Geheugen voor centrale details van emotionele gebeurtenissen is beter dan voor centrale

details van neutrale gebeurtenissen, maar voor contextuele details is het andersom

Minder “vals geheugen” in verdrietige stemming dan neutraal of blij

Page 170: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 170

17. Emotieregulatie

Onze emoties lossen sommige problemen op, maar soms veroorzaken ze andere

o Angst voor het geven van een presentatie kan interferen met je presentatie

o Spreekangst: Leidt ertoe dat ik me goed voorbereid en alles op alles zet om het

“gevaar van afgaan” te voorkomen

o Maar kan ook interfereren met het praatje zelf.

o Verliefd zijn kan interfereren met je concentratie

o Verliefdheid zorgt ervoor dat je probeert dichtbij je lief te komen (of als dat niet kan,

je cognitief voor te bereiden), maar dat betekent wel dat je aan niks anders meer kan

denken.

Emoties dienen nauwe doelen, maar kunnen andere verwaarlozen.

Daarom: Emotieregulatie

“Refers to how we try to influence which emotions we have, when we have them, and how we

experience and express these emotions” (Gross, 1988b)

5 manieren van emotieregulatie onderscheiden. Regulatie op alle componenten van emotie.

Antecedent gerichte regulatie: oorzaak van emoties

Situation selection: zo handelen dat we meer terecht komen in situaties die ons wenselijke

emoties geven en minder in situaties die ons onwenselijke emoties geven (afspraken

houden, tijd besteden met vrienden, maar ook vermijden van vervelende confrontaties etc.)

Situation modification (wijziging van situaties– cf. Problem-focused coping): proberen

spelletjes te spelen met je kinderen op een lange auto- of vliegtuigreis, anticiperen van

honger van kinderen

Attentional deployment (letten op dingen die je je beter laten voelen): distraction vs.

rumination

Cognitive change: appraisal veranderen denken hoe je partner het goed bedoelt

of afstand nemen: niet naar situatie kijken als betrokkene maar buitenstaander

Respons gericht: hoe je emoties uit

response regulation: onderdrukken van responsen (dit is vaak waar mensen aan denken bij

emotieregulatie, maar het is eigenlijk de minst effectieve manier van emoties reguleren op

een aantal manieren.

Page 171: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 171

• Welke vormen van emotieregulatie zijn effectief?

Experimenten die her-appraisal (A) met responsonderdrukking (R) vergelijken

Afstand nemen (detachment): (denk aan de objectieve feiten van de film)

mensen kunnen respons reguleren!

Page 172: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 172

Vraag 1: Welke vormen van emotieregulatie zijn effectief?

Afstand nemen (detachment): (denk aan de objectieve feiten van de film)

Onderdrukking kost moeite; geen aandacht meer voor andere dingen

Als je emoties hebt misschien beter om emoties te uiten, anders afstand nemen

17.1 Sociale Consequenties van Respons Onderdrukking

• Hypothese: Het onderdrukken van emoties verstoort de communicatie met anderen en

verhoogt het stress niveau

• Emoties zijn het lijmmiddel van sociale relaties: verstoren van de emotionele flow maakt

communicatie moeilijk

Experiment

Particpanten = vrouwen, particpant 2 wist de instructies niet van participant 1

Gevolgen voor degene die reguleert

Maten niet-responsiviteit: als de ander een uitspraak wordt waarop niet gereageerd wordt of niet

binnen de 2 seconden (ook als er wel iets gezegd wordt, maar de inhoud is ongerelateerd). Wat je in

de linkertabel ziet is reverse coded. 100% minus het percentage van non-responsiviteit.

Je kunt zien dat onderdrukkers het minst responsief zijn en het meest afgeleid zijn.

Afstand of geen instructie heeft geen invloed

Page 173: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 173

Gevolgen voor partner: Toename in bloeddruk

17.2 Individuele verschillen:

Vragenlijst onderzoek met twee schalen (hoe vaak doet u dat?)

o Re-appraisal (Herevaluatie)

“I control my emotions by changing the way I think about the situation I am in”

o Respons-onderdrukking

“I control my emotions by not expressing them”

Re-appraisal en respons-onderdrukking hebben verschillende correlaten

Niet helemaal onafhankelijk; ene hoog andere laag

Waren allemaal experimenten– wat als je kijkt naar individuele verschillen? Mensen die

natuurlijk meer re-appraisen of onderdrukken.

Affectieve gevolgen

Respons-onderdrukking is niet gerelateerd aan een afname in negatieve emoties,

maar wel aan een afname in positieve emoties;

herevaluatie leidt tot een afname in negatieve emoties en meer positieve emoties

o Zelf-rapportage van gevoel en expressie

o Rapportage door vrienden van expressive

Het gaat hier om twee schalen, dus het is niet echt correct om de spreken van onderdrukkers

en her-appraisers. Mensen hebben eerder een profiel dat uit die twee dimensies is

samengesteld.

Het gaat hier om twee schalen, dus het is niet echt correct om de spreken van onderdrukkers

en her-appraisers. Mensen hebben eerder een profiel dat uit die twee dimensies is

samengesteld.

Respons-onderdrukking is niet gerelateerd aan een afname in negatieve emoties, maar wel

aan een afname in positieve emoties; herevaluatie leidt tot een afname in negatieve emoties

en meer positieve emoties

Page 174: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 174

Zelf-rapportage van gevoel en expressie

Rapportage door vrienden van expressie

Respons-onderdrukking is geassocieerd met minder tevredenheid met je leven, minder

welbevinden en meer depressie; her-appraisal daarentegen is geassocieerd met grotere

levenssatisfactie, meer welbevinden en minder depressie

Respnsonderdrukking Reappraisal

Levenstevredenheid - +

Welbevinden - +

Depressie + -

Respons-onderdrukking kost meer moeite (de emotie is er, maar je moet hem niet toenen)

dan re-appraisal.

Cognitieve gevolgen

Daarom leidt het gebruik van deze regulatie-strategie tot een slechter geheugen

o Voor de inhoud van gesprekken

o Voor dagelijkse gebeurtenissen in je eigen leven

Slechter geheugen– twee experimenten: zelf-rapportage van geheugen voor de inhoud van

gesprekken; tweede was een objectieve geheugentest, waarin respondenten werd gevraagd

om een dagboekje bij te houden. Een week later werden ze ondervraagd over de

gebeurtenissen die ze zelf hadden opgeschreven. Onderdrukkers hadden een slechter

autobiografisch geheugen dan her-appraisers.

Sociale gevolgen

• Respons-onderdrukking is niet selectief onderdrukt zowel negatieve als positieve emoties;

her-appraisal is selectief voor negatieve emoties

• Daarom betere sociale interactie als her-appraisal wordt gekozen als regulatiestrategie dan

als respons-onderdrukking wordt gekozen.

• Response-onderdrukking is geassocieerd met minder delen van emoties, minder sociale

steun, en lagere populariteit bij anderen dan her-appraisal

• Populariteit werd afgeleid zowel uit zelfrapportage en rapportage door anderen.

• Er zijn dus individuele verschillen in de stijl van emotie-regulatie

• Deze verschillen hebben aanzienlijke gevolgen voor cognitief, affectief en sociaal

functioneren

Page 175: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 175

17.2.1 Kost emotionele onderdrukking altijd moeite?

Er is aanwijzing dat veel oefening het proces automatiseert

Hangt af van de culturele context:

• In culturen waarin emotie-onderdrukking aangemoedigd wordt (Bijv., Oost Aziatische

landen), bestaat er geen verband tussen emotie-onderdrukking en negatieve uitkomsten

(bijv. Lagere levenssatisfactie en depressie) (Soto et al., Emotion, 2011)

respons onderdrukking kost moeite bij culturen die er behang aan hechten

• Hangt samen met leeftijd: Het kostte oudere participanten minder moeite om hun emoties

af te zwakken na een walging-opwekkende film (dwz. Hun werkgeheugen bleef onbelast;

Scheibe & Blanchard-Fields, Psychology & Aging, 2009)

Respons-gerichte emotieregulatie

• Belangrijk om op gepaste manier te kunnen reageren

• Flexibile responsregulatie heeft voordeel

• Het onderzoek tot nu toe zet antecedent en respons-gerichte regulatie tegenover elkaar.

• Maar ook als je kijkt naar respons-gerichte regulatie, zijn er betere en minder goede

manieren om je emoties te reguleren.

Scheibe & Blanchard-Fields, Psychology & Aging, 2009: jonge en oudere volwassenen kregen

een walging-opwekkende film te zien (stemmingsinductie), gevolgd door een geheugentaak.

Er waren vier condities: in de experimentele conditie (down-regulation) kregen deelnemers

de instructie hun emoties zo snel mogelijk af te zwakken, in de geen instructie controle

conditie gingen participanten gewoon verder naar de volgende taak (geheugentaak). In de

maintenance control conditie kregen de deelnemers de instructie om hun emoties NIET te

reguleren, dus om hun walging te blijven voelen tijdens de volgende taak. In de neutrale

controle condities kregen de deelnemers een neutrale film te zien voor ze verdergingen met

het experiment.

Na de geheugeninductie moesten ze 3x een geheugentaak doen (gelijkaardig aan een

geheugentaak die ze ook al voor het experiment hadden gedaan).

Zowel de jonge als de oudere deelnemers toonden in alle condities in de eerste

geheugentrial betere werkgeheugenprestaties na de stemmingsinductie, een typisch gevolg

van trainingseffecten (ze hadden al een oefensessie achter de rug).

Pas in de tweede geheugentrial waren er verschillen tussen de leeftijdsgroepen. In de down-

regulation conditie presteerden de ouderen gradueel beter, terwijl de jongeren slechter

presteerden. De maintenance control conditie had geen effect op het werkgeheugen.

Page 176: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 176

Voordeel van flexibele emotieregulatie

• Eerstejaarsstudenten die hun emoties, als naar gelang de situatie, konden uitdrukken of

onderdrukken, hadden twee jaar later betere kwaliteit van leven (minder depressie/angst)

1. Na 1 maand aan de universiteit: Angst/verdriet gemeten (hoog in begin)

2. Expressie-Regulatie Taak (1-3 maanden later)

• IAPS plaatjes (positief en negatief, gepresenteerd in random volgorde)

• Voor bepaalde plaatjes werd de participanten verteld dat een andere participant hen

kon zien met behulp van een camera (maar niet horen)

• Instructies waren afwisselend om emoties te uiten of te onderdrukken voor de

camera, zodat de andere persoon kon zien of juist niet kon zien hoe ze zich voelden

• Controle conditie: Camera staat af, kijk naar de plaatjes

3. Eind van het tweede jaar: Opnieuw meting van angst/verdriet

Resultaten:

• Flexibele emotieregulatie voorspelde welzijn bijna twee jaar later

• Welzijn werd niet beïnvloedt in het geval participanten alleen emoties konden verbergen of

alleen emoties konden uiten

• Het voordeel zit hem dus waarschijnlijk in het flexibel kunnen inspelen op de noden van de

situatie

Page 177: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 177

Hogere Cognitie

Denken, probleem oplossen, Redeneren en beslissen

Deel Hogere Cognitie

18. Denken en problem solving

Beginnen met enkele denkoefeningen

Probleem 1: alleen

Schrijf 10 woorden op die beginnen met een C en die met eten en drinken te maken hebben

Citroen, citrus, citroenpers, colonoscopie, cava,

Probleem 2: hiervoor mag je overleggen

DONALD 5-x-x-x-x-5

GERALD + x-x-x-x-x-5

ROBERT x-x-x-x-x-0

Elke letter staat voor een cijfer van 0 tot en met 9.

D = 5 T=0

18.1 Inleiding

Denken = brede term

Moeilijk te omschrijven, verschillende stappen van denken zijn onbewust

Verschil denken en ander gedrag; hindernis overwinnen (niet zomaar uit geheugen halen)

Basiseigenschappen

Abstract kan zijn, hypothetisch, symbolisch, relationeel (verbanden tussen zaken),

soms fout

Taxonomie op grond van aantal vragen

18.2 Taxonomie van het denken

18.2.1 Heeft het denken een doel?

Nee: dagdromen

= Stream of consciousness/monologue intérieur

Unfocused en ill-defined thinking : denken zonder duidelijk startpunt, doel, oplossingspad

Is het denken deterministisch?

Page 178: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 178

Omgekeerde van dagdromen is rekenen

20 x 13?

Focussed, well-defined, precies startpunt, precies doel, deterministisch

Stappen die je onderneemt zijn duidelijk

18.2.2 Heeft het denken een precies startpunt?

Neen: Creativiteit (wel doel)

Origineel (moeilijk te bepalen), geschikt/bruikbaar, geen duidelijk startpunt

18.2.3 Is er verhoging van semantische informatie?

“Alledaags” redeneerprobleem (inductie!)

VB: Het slachtoffer werd neergestoken in een bioscoop en stierf ter plaatse. De verdachte zat

op de trein Leuven-Brussel op het moment dat de moord werd gepleegd.

Je zal waarschijnlijk afleiden: De verdachte is onschuldig

Van meerdere proposities naar 1 conclusie, belang van begrijpen van premissen,

achtergrondkennis (weten wat de woorden betekenen en achtergrondkennis; mensen

kunnen niet op 2 plaatsen tegelijk zijn) , semantische informatie (mensen proberen

informatieve conclusies te trekken; conclusies die een hoge graad van semantische info

hebben; hoeveelheid situaties dat een uitspraak uitslaat)

S.I. = hoeveelheid uitgesloten situaties

Het vriest maar er hangt geen mist. sluit meer uit

Het vriest.

Plausibele, maar niet noodzakelijk valide conclusies

Men kan vaak alternatieve conclusies bedenken indien nieuwe info hierom vraagt

Ander voorbeeld: instance-based generalization

Zwaan 1 is wit, Zwaan 2 is wit, Zwaan 3 is wit, …. Zwaan 100 is wit;

Dus alle Zwanen zijn wit.

Niet zomaar elke conclusie

Je bent dokter en je stelt vast:

Patient 1 heeft Bacterie XYZ in bloed en heeft ziekte ABC.

Patient 2 heeft Bacterie XYZ in bloed en heeft ziekte ABC.

Page 179: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 179

Je zal concluderen:

Als men Bacterie XYZ in zijn bloed heeft, heeft men grote kans om ziekte ABC

op te lopen.

Bacterie XYZ veroorzaakt ziekte ABC.

Je zal niet concluderen:

Als men Bacterie XYZ in zijn bloed heeft, heeft men grote kans om ziekte ABC

op te lopen tot 2020 en daarna zal men ziekte DEF oplopen.

Bacterie XYZ veroorzaakt ziekte ABC tot 2020 en daarna veroorzaakt ze DEF

geen evidentie voor deze info, nochtans geen info dat dit tegenspreekt

Deductie:

Geen verhoging semantische informatie

Alle A’s zijn B’s. Alle B’s zijn C’s. Dus, alle A’s zijn C’s.

Noodzakelijk waar, gegeven info.

= informatie reorganiseren

SCHEMA

18.2.4 Ill-defined vs well-defined

= Continuüm

Ill-defined meest representatief voor dagelijkse leven (minder duidelijk doel, startinformatie)

Oplossing vaak minder bepaald (evaluatie moeilijk)

Well-defined meest onderzocht

in general, the process used to solve ill-structured problems are the same as those

used to solve well structured problems (Simon, 1978)

Bv: belastingsbrief, ISP invullen

Page 180: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 180

Maar:

Onderzoek duidt toch op verschillen (communicatie, argumentatie,

metacognitie, …)

18.3 De Problem Space Hypothesis

Tower of Hanoi

Je moet eerste configuratie van schijven naar rechterpaal zetten. Je mag maar 1 schijf per keer verhuizen, grotere schijf mag niet op kleinere schijf.

Elke mogelijke stap/toestand komt overeen met een “node” in een mentale grafiek.

De gehele set van nodes en verbindingen etc is de “problem space”

Van startpunt naar goal-state en alles daartussen

Pad = sequentie van nodes om van startpunt naar eindpunt te gaan

Page 181: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 181

Goed probleem oplossend gedrag = efficiënte paden

Zo kort mogelijk

Zo weinig mogelijk omwegen

Zoeken in problem space is nodig

Depth-first search: 1 mogelijkheid uitpluizen

Breadth-first search: welke mogelijkheden er zijn, kan je ergens kruis over trekken?

Verschillende algoritmes ontwikkeld

18.4 Algemene oplossingsmethoden

Nadenken over hoe je hindernis kunt overwinnen (niet routine)

1. Generate-and-test technique

Bv ijskast open doen

Ook stappen herhalen van wat je hebt gedaan (bv als je iets kwijt bent)

Zal bij juiste toepassing altijd juist antwoord geven

Maar niet efficiënt bij vele mogelijkheden

Frustatie en bijhouden van vorige pogingen (bv paswoord hacken)

2. Means-ends analysis

Je bent in Leuven & wil naar Erasmus vriend/vriendin in Barcelona

Hoe ga ik er heen? Wss best vliegtuig

Met welke maatschappij? Ryan air

Hoe geraak ik aan het vliegveld? Taxi

Doel vergelijken met startpunt

Manieren om verschil te overbruggen

Subdoelen creëren (in stappen)

DONALD D=5

GERALD +

ROBERT

Page 182: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 182

Stap 1: Als D = 5, dan T = 0

Stap 2: Bij cijfers kan het niet anders dan: Als 0+E = 0, dan is E = 9

DONALD 5ONAL5

GERALD + G9RAL5

ROBERT ROB9R0

Stap 3: Als L + L + 1 = R, dan moet R oneven zijn, want 2 dezelfde nummers opgeteld geven

een even nummer

Stap 4: We weten dat R oneven is en groter dan 5, want 5+G =R. We weten dat E = 9, dus R

moet 7 zijn

5ONAL5 5ONAL5

G9RAL5 + G97AL5 +

ROB9R0 7OB970

Stap 5: G moet 1 zijn, want 5+1+G=7 en G kan niet 0 zijn (dat is T).

Stap 6: L+L+1(overdracht) = 7. L is dus 3 of 8. We weten dat A+A=9, dus A is 4, dus is er 1

overdracht, dus moet L 8 zijn.

Stap 7: N+7=B, de enige nog overblijvende cijfers zijn 2, 3 en 6. Dus moet N 6 zijn en B 3

Stap 8: O moet 2 zijn want het is het enige overblijvende

5ONAL5 526485

G97AL5 + 197485 +

7OB970 723970

Newell & Simon:

GPS (General Problem Solver) (artificial intelligence) ≈ means-ends analysis

Verbale protocollen (hoe mensen het oplossen)≈ printout redeneerprogramma pc

Gefocusde strategie die dwingt tot analyseren

Soms is stap terug beter

3. Working Backwards

“omgekeerde” van means-ends

Ook subdoelen maar einddoel -> startdoel

Beter bij 1 uniek pad

Page 183: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 183

Towers of Hanoi

1 schijf per keer

Nooit grotere op kleinere

Om onderste rechtsonder te krijgen, moet ik de twee eerste verhuizen. Ik zou ze naar het

tweede paaltje kunnen verhuizen,maar ’t meest efficient is als ik het hoogste het meest naar

rechts verschuif, de middenste naar de middenste paal, etc….

Working backwards beter dan means-ends

Double-money problem

Drie mensen spelen een spel, waarbij 1 persoon verliest en de twee andere personen winnen.

Diegene die verliest moet (met zijn geld) het geld verdubbelen dat de andere twee spelers

hadden.

De drie beslissen het spel drie keer na elkaar te spelen.

Op het einde van het derde spel, heeft elke speler 1 keer verloren en heeft iedereen 8 euro.

Met hoeveel startgeld is elke speler vertrokken?

4. Backtracking

Nodig wanneer je assumpties maakt, terugblikken of het nog klopt

Er zijn 5 vrouwen, nl. Cathy, Deb, Judith, Linda en Sonja.

Elk van deze 5 vrouwen heeft een hond van een ander ras, nl. een bobtail, golden retriever, labrador,

Ierse setter, of een herdershond.

Elk van deze 5 vrouwen heeft ook een ander beroep, nl. klerk, CEO, advocate, chirurg of lerares.

Elk van deze 5 vrouwen heeft een verschillend aantal kinderen (0, 1, 2, 3, 4).

Cathy bezit de Ierse setter.

De lerares heeft geen kinderen.

De eigenares van de Labrador is een chirurg.

Page 184: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 184

Linda bezit geen herdershond. Sonja is advocate.

De eigenares van de herdershond heeft geen 3 kinderen.

De eigenares van de golden retriever heeft 4 kinderen.

Judith heeft 1 kind. De CEO bezit de golden retriever.

Deb bezit de bobtail. Cathy is de klerk.

Gegeven al deze info, hoeveel kinderen heeft de persoon die de herdershond bezit?

+ sudoku

5. Redeneren door analogieën te gebruiken

Een klein land werd geregeerd door een dictator vanuit een versterkt kasteel. Vanuit het

kasteel vertrokken verschillende wegen, net als spaken van een wiel.

Een generaal verzamelde een leger met als doel het kasteel te veroveren en het land te bevrijden van

de dictator. De generaal wist dat zijn leger groot en sterk genoeg was om de mannen in het kasteel te

overwinnen.

Maar dan bracht een spion ontstellend nieuws. De wrede dictator had op elk van de wegen mijnen

geplaatst. Deze waren zo ingesteld dat slechts kleine groepjes over de wegen naar het fort konden

stappen. Dit was nodig opdat de gewone werkers en de bevoorrading van het kasteel mogelijk was.

Zodra echter een grote groep over zo’n weg stapte, ontplofte de mijn.

Met andere woorden, de generaal kon nooit met zijn leger over zo’n weg stappen, want dan zouden

de mijnen zeker ontploffen.

Op het eerste gezicht leek het daarom onmogelijk om het kasteel aan te vallen. Maar de generaal

was een gewiekste kerel.

Hij verdeelde zijn leger in heel kleine groepjes, die elk aan een van de vele kleine wegen richting

kasteel gingen staan.

Op het teken van de generaal gingen ze, elk op hun weg, naar het kasteel, zodat het hele leger op min

of meer hetzelfde tijdstip aan het kasteel aankwam en ze het toch konden veroveren.

Tumor probleem

Stel dat een mens een niet opereerbare hersentumor heeft. Bestraling kan helpen.

Probleem: de sterkte van de straling die nodig is om de tumor te vernietigen is zo

krachtig dat ook omliggende (en nog noodzakelijke) cellen zouden vernietigd worden.

Hoe kan je dit probleem oplossen?

Oplossing is

Zwakke stralen vanuit verschillende hoeken naar tumor sturen

1 straal is niet voldoende om tumor te vernietigen, maar allemaal samen wel

Page 185: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 185

1 straal zal omliggend weefsel niet vernietigen, alleen tumor waar ze

allemaal samen komen wordt vernietigd

Verhaal + hint 75% > verhaal 30% ≥ probleem alleen 10%

De eerste groep redeneert m.b.v. analogie

verschillende oppervlakte kenmerken, zelfde onderliggende structuur

Inductie van abstract schema

Twee verhalen zonder hint ≈ 1 verhaal met hint

Brand uitgieten door langs alle kanten emmer te gooien

Door multiple voorbeelden waarschijnlijk gemakkelijker om spontaan

abstract schema te construeren

18.5 Hinderpalen

Probleem niet opgelost in 1 stap

Soms hindernissen voor volgende/juiste stap

Water Jar problem

3 kruiken -> 100l nodig (niet meer of minder

Mentale set

Tendens om (door herhaling) probleem op bepaalde manier op te lossen, ook al is er een

andere meer vruchtbare manier

Probleem 1-5: B-2C-A

127 – (2 x 3) – 21 = 100

163 – (2 X 25) – 14 = 99

...

Page 186: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 186

Probleem 1-5: B-2C-A

Probleem 6-8: A-C is gemakkelijker

23 49 3 20

14 36 8 6

28 76 3 25

Probleem 8 kan zelfs niet opgelost worden met B-2C-A

80% gebruiken B-2C-A

64% falen op probleem 8 vs. 5% van controle pp

Makkelijke oplossing zelfs niet zien

Probleem 3

Trek 4 rechte lijnen door de 9 punten zonder je pen op te heffen.

mensen denken vaak binnen de ruimte die de punten opleggen

Probleem 4

6 lucifers

Leg deze zodanig dat je 4 gelijkzijdige driehoeken vormt.

3d

Andere vorm van mentale set

Mensen maken assumpties die ze niet moeten maken en waarvan ze zich niet bewust zijn

Binnen de grenzen blijven

2D-oplossing

Probleem 5

Twee touwen hangen aan plafond

Doel: Touwen aan mekaar binden

Probleem: Te ver van mekaar (zelfs op stoel) om ze alle twee vast te houden en te binden

Page 187: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 187

Materiaal:

stoel

Blad papier

tang

Wat is de oplossing? Stoel of tang gebruiken, touw eraan vastbinden (en slingeren)

= functional fixedness

Probleem 6

Materiaal:

Doosje met duimspijkers

kaars

lucifers

Doel: Bevestig kaars aan muur om licht te maken?

Wat is de oplossing? Doosje aan muur vastmaken, kaars erop zetten

Functional fixedness:

Moeilijk om nieuwe functies/rollen aan elementen van een probleem te geven

18.5.1 Incomplete/incorrecte representatie

Een normaal schaakbord: 64 vakken (32 Rode, 32 Zwarte)

2 tegengestelde hoeken worden weggeknipt (dus 62 vakken)

Kan je hierop 31 dominostenen plaatsen?

Neen, want:

Elke dominosteen op 1 Rood en 1 Zwart vak

Weggeknipte vakken: beiden Zwart

Dus onmogelijk

Page 188: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 188

Deze 2 aspecten van probleem meestal niet gerepresenteerd.

Door incomplete representatie geen/niet snel juist oplossing

Een monnik vertrekt elke maandagmorgen om 05.00u aan de voet van de berg. Hij wandelt

rustig via het kronkelpad tegen een snelheid van 1,5 km per uur naar boven. Onderweg

neemt hij enkel een half uur pauze voor een lunch. Hij bereikt de top om 16.00. Hij mediteert

op de top van de berg tot zonsondergang.

De volgende morgen om 05.00 vertrekt hij naar beneden. Hij neemt dezelfde weg, maar

wandelt nu tegen 3,5 km per uur tot hij beneden is.

Is het mogelijk dat de monnik tijdens deze twee tochten op precies dezelfde locatie op het pad

is op precies hetzelfde tijdstip van de dag?

Het is niet nodig dat je preciseert wanneer dat tijdstip dan zou zijn, je moet enkel zeggen of er

zo’n tijdstip kan bestaan.

Beeld je bijvoorbeeld de berg in met 2 monniken.

1 vertrekt beneden, 1 boven

Kan niet anders dan dat ze elkaar op een bepaald moment ergens treffen.

Hetzelfde is dan ook het geval indien het niet gaat om 2 monniken, maar 1

die de ene dag de berg opgaat

en de andere dag de berg naar beneden (tenminste als hij, zoals in het probleem, op

hetzelfde moment ’s morgens vertrekt).

18.6 Expertise

• Tot nu toe:

• Algemene probleemoploscapaciteiten voor “puzzle”-problemen

• Voor iedereen even onfamiliair (geen ervaring), dus op zelfde manier oplossen

• Bij andere problemen verschillen in achtergrond kennis: experten-novices

• Zelfde manier van oplossen?

1. Algemeen proces

Newell, Shaw & Simon (1958); Miller, Galanter, & Pribram (1960):

Expertise is gebaseerd op een superieur algemeen proces

Dus link tussen g (algemene, vloeiende intelligentie) en domein-specifieke expertise

Experten lossen problemen met verschillende processen op of met dezelfde

processen, maar dan sneller

Page 189: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 189

2. Kwantiteit

Revolutie door schaakonderzoek

Verschillen tussen experten en novices

Niet door algemene mentale processen

Omdat ze meer weten

Schaken

Schaken ≈ problem-space theory:

Initial state = alle stukken op bord

Goal state = schaakmat

Een combinatorische explosie van mogelijkheden

Na 2 ply: 20 mogelijke zetten voor Wit & Zwart = 400 mogelijke posities

Na 6 ply: 9 miljoen verschillende bordposities

Meeste schaakcomputer programma’s:

Zoeken tussen hoop verschillende posities

Deep Blue: 90 biljoen zetten per keer (snelheid van 9 biljoen per seconde) analyseren

Mensen doen iets anders!

Experiment DeGroot (1965, 1966)

Korte presentatie (2-15 sec) van bordposities van echte matchen

Posities reconstrueren:

Goede spelers= 41% correct

Grootmeesters = 91% correct

Later onderzoek:

Random posities:

Beide groepen even slecht

!!! inconsistent met algemene info-verwerkingsbenadering van expertise

Aantal correct gereconstrueerde stukken

Page 190: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 190

random = kan soms minder random lijken

Simon en collega’s: chunking!

Schaakspelers onthouden schaakbordposities door ze op te breken in 7 units (iedereen)

Chunks van grootmeesters bevatten meer info

Chase & Simon:

Reconstrueer bordposities op 2e bord

1e bord blijft in zicht

AV: kijken naar aantal en type van stukken op tweede bord gezet na “een blik”

Cfr Chunking hypothese:

Grootmeesters meer stukken in chunck

Grootmeesters herkennen chunks sneller

Dus,

Voordeel van echte experten:

Zij hadden in geheugen duizenden zinvolle configuraties

Vandaar, gemakkelijke encodering van schaakposities:

Dus meer info in chunks

3. Organisatie van kennis

Studies van experten in fysica:

Kwantiteit van organisatie is niet meest geschikt

Experten organiseren kennis ook beter

Page 191: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 191

Physica expertise (e.g., Chi, Feltovich & Glaser)

Sorteer problemen in gerelateerde groepen

Novices: problemen met zelfde oppervlakte kenmerken samen (e.g. katrollen,

hellingen)

Experten: dieptestructuur

Problemen die met zelfde principe kunnen worden opgelost (e.g. Newton’s

eerste wet van beweging)

Experten waren 4 keer sneller

Proportioneel meer tijd in analyseren en verstaan van problemen

Dus, complexere categorisatie op basis van kennis

Dus,

Verschillen tussen experten en novices:

Niet alleen in hoeveelheid kennis

Vooral in hoe kennis georganiseerd is

Is interessanter:

Expertise is meer dan meer weten

Men moet weten hoe men moet organiseren wat men weet

E.g., alle formules en principes van algebra memoriseren maakt je nog niet

tot algebra-expert

4. Hoe komen die verschillen tussen experten en novices er?

Power law of practice:

Logaritme van de rt daalt lineair in verhouding ot logaritme van aantal oefenbeurten

= practice improves performance. Trainen!!!

Page 192: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 192

Typisch voorbeeld

Negatieve definitie= principle of diminishing returns : hoe hoger expertise niveau hoe meer tijd je moet spenderen aan oefenen om te verbeteren

= logaritme

Deliberate practice

DP houdt activiteiten in die speciaal zijn ontwikkeld om huidige niveau van presteren op te

drijven : oefenen waar je zwak in bent

Internationale “sterren”

Start jong

Oefen veel

Vasthouden van expertniveau door vasthouden van DP gedurende volwassenheid

Talent?

Debat:

Vroeger (aangeboren, onveranderbare fysiologische kenmerken)

Ericsson en collega’s: Vroege training is noodzakelijk

Heupflexibiliteit, beweeglijkheid vingers, … ballet

Review van volwassen expert performantie:

Individuele verschillen in basiscapaciteiten/vaardigheden slechte predictor van

prestatie

+ sterke evidentie van adaptieve veranderingen na intensieve oefeningen

Page 193: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 193

Dus= invloed van aangeboren, domein-specifiek talent is klein/onbelangrijk

Crf Thomas Edison: Genialiteit = 1% inspiratie + 99% transpiratie

Dus

Motivationele factoren die het mogelijk maken om aan DP te doen is betere predictor van

expertniveau

Ellen Winner:

“rage to master a skill” aangeboren component?

Dus enkel geboren achievers?

Voorzichtigheid is geboden:

Oefenen is geen betrouwbare voorspeller voor sprinten (spiervezels)

Genetische factoren zijn niet onbelangrijk voor intelligentie!

Kan je experten maken?

“with enough training and motivation, everyone can become someone with an exceptional

memory” (Chase & Ericsson)

S.F. = student

= a mnemonist, “gemaakt” in lab van Chase & Ericsson

S.F.: gemiddelde student, getraind

Gedurende 2 jaar

3-5 dagen per week

1 uur per dag

In onthouden van series van getallen

S.F. leerprocedure

Lees een sequentie van randomcijfers (1/sec)

Recall in correcte volgorde

Als correct, lijst 1 cijfer langer

Als incorrect, lijst 1 cijfer korter

Page 194: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 194

Resulten na 250 uren:

Gebruikte methode

S.F. gebruikte bestaande kennis

Deelde cijfers op in getallen van 3-4 cijfers

Vb kennis van looptijden

...935827493023492094827…

“3 minuten en 49.2 seconden”

Nadien leeftijden en data

S.F.: hierarchisch groeperen

Page 195: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 195

Evaluatie

veel beter opslaan/oproepen van info in LTM

scoorde gemiddeld op letter-span test (5-9 items)

Laatste belangrijke aspect bij ontwikkelen van expertise: Knowledge compilation

Anderson: ACT-models (Adaptive Control of Thought) over expertise

3 componenten:

Declaratief geheugen

Proceduraal geheugen

Werkgeheugen

Schema

5 + 7 = 4X

Declaratieve kennis:

Semantisch netwerk

Cijfers, optellen, onbekende, je kan beide zijdes delen door zelfde getal, …

Dus beide zijdes door een getal delen, we kiezen getal vier (=3)

Proceduraal:

Procedure regels: als… dan

Als onbekende is vermenigvuldigd met getal, dan deel je beiden zijdes door dat getal

Minder bewust nadenken (snel)

Page 196: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 196

Werkgeheugen: actieve kennis

Verwerven van “skill”= kennis compilatie

= van declaratief naar proceduraal

reductie van verbalisatie (kunnen niet zeggen hoe ze de oplossing hebben gevonden)

stijging automatische karakter (sneller)

Subdoelen creëren als je een probleem regelmatig tegenkomt: proceduraal

18.6.1 Samenvattingen experten/novices

Experten Novices

Grote, rijke, goed-georganiseerde schema’s

Proportioneel meer tijd aan analyse en representatie

Gevolg: gesofisticeerde representatie Forward reasoning op basis van diepte-

principes Veel geautomatiseerde stappen

daardoor wel moeite met expliciteren waarom ze stappen zetten

Veel aandacht voor monitoring: nakijken hoe je iets doet, waar je fouten maakt,…

Veel training!!!!

Kleinere, armere, minder goed-georganiseerde schema’s

Minder tijd aan analyse en representatie Gevolg: arme representatie Backward reasoning Weinig automatisatie Weinig/geen monitoring

Beperking werkgeheugen, meer aandacht naar andere dingen

19. Hoofdstuk 2: Deductie en Inductie

19.1 Deductie

19.1.1 Inleiding: Wat is deductief redeneren?

Probleem 1: Probleem 2:

Alle A’s zijn B’s. Geen van de A’s zijn B’s.

Alle B’s zijn C’s. Alle B’s zijn C’s.

Wat volgt? Wat volgt?

Alle A’s zijn C’s. Sommige van de C’s zijn geen A’s.

Alle info in conclusie in probleem (geen nieuwe info, oude info met elkaar in verbinding

brengen)

Sommige problemen zijn gemakkelijk, andere zijn echter moeilijk.

Verschil met inductie

Zwaan 1 is wit - Zwaan 2 is wit - ... - Zwaan 100 is wit

Dus, alle zwanen ter wereld zijn wit.

Je gaat hier verder dan de observaties zelf!

Page 197: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 197

Een handigheidje

Waarom zouden we deductief redeneren onderzoeken want weinig relevant voor alledaagse

redeneren?

Alle syllogismen zijn dingen die irrelevant zijn t.o.v. het alledaagse leven.

Alle dingen die irrelevant zijn t.o.v. het alledaagse leven zouden niet bestudeerd moeten

worden door psychologen.

=> Dus, alle syllogismen zouden niet bestudeerd moeten worden door psychologen.

Wij maken redeneringen waar verborgen syllogismen zitten, dus wel belangrijk om te

bestuderen!

Een concreet voorbeeld

1983: ongeval Koreaans vliegtuig.

tijdstip x: Als correct vlieg, dan water op radar.

Maar, Kamchatka schiereiland.

En vliegt verder

tijdstip y: Als correct vlieg, dan Kurile eilanden.

Maar, Zee van Okhotsk.

En vliegt verder

= Modus Tollens: Als …, dan ….

Als p dan q => Niet-q. => Dus, niet-p.

Als het regenet worden de pannen nat => de pannen zijn niet nat => het regent niet

Ongeval in kerncentrale Chernobyl.

Nog belangrijk omdat ...

Vele psychologische theorieën hebben een deductie-component:

begrijpen van teksten

maken van plannen

perceptie

Dus, onderzoek naar deductie is belangrijk. Wat weten we?

Sommige problemen zijn gemakkelijk.

Sommige problemen zijn moeilijk.

Page 198: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 198

19.1.2 Redeneren verloopt via de regels van de logica.

Kant: “Logica is de wetenschap van de noodzakelijke wetten van het denken.”

Vertalen van originele zin in abstracte structuur (p’s, q’s, …)

Gebruik van syntactische logische regels

Maar:

Mensen maken fouten.

Dagdagelijkse verbindingswoorden ≠ logische verbindingswoorden

A en B = B en A => mieke is zwanger en ze trouwt ≠ mieke trouwt en is zwanger

Vaak temporele, oorzakelijke verbanden in een woord

19.1.3 Natuurlijke deductie of regel-theorieën

Vertalen van originele zin in abstracte structuur (p’s, q’s, …)

+ Gebruik van set van syntactische regels

Maar: Niet alle regels uit logica, slechts klein stukje

Bijvoorbeeld:

modus ponens modus tollens

als p dan q als p dan q

p niet-q

q niet-p

MP-regel wel MT-regel niet in regelset (in ons hoofd)

Hoe dan Modus Tollens? Indirect!

We kunnen het wel, moeilijkere regels moeten gwn via omweg

1. als p dan q

2. niet-q

3. p is waar (hypothese)

4. q is het geval (MP van 1 en 3)

5. q en niet-q samenzetten (conjunctie van 4 en 2)

6. niet-p vanwege contradictie (reductio ad absurdum)

Twee belangrijke principes:

aantal stappen als voorspelbaarheid moeilijkheidsgraad

beschikbaarheid van regels (MP geen moeite voor doen)

Page 199: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 199

Welke regels en de beschikbaarheid ervan is een empirische kwestie.

Wason selectie-taak:

Abstracte versie

Welke draai je om om de theorie te testen?

Concrete versie

welke van deze vier mensen spreek je aan om te vragen

hoe oud hij is of wat hij drinkt ?

Samenvatting van de resultaten

Als A dan 2 : weinig correcte antwoorden Als bier, dan 18 : veel correcte antwoorden

A: geen 2 aan andere kant is problematisch D: 2 of geen 2, blijft gelijk 2: A of geen A, blijft gelijk 5: A aan andere kant is problematisch

bier: geen 18 is problematisch cola: mag altijd 20: mag alles drinken 14: bier drinken is problematisch

Structureel hetzelfde probleem, toch tweede probleem lijkt makkelijker

Probleem van inhoud

Alle Fransen zijn wijndrinkers.

Sommige wijndrinkers zijn lekkerbekken.

Dus, sommige Fransen zijn lekkerbekken? Lijkt te kunnen kloppen

Alle Fransen zijn wijndrinkers.

Sommige wijndrinkers zijn Italianen.

Dus, sommige Fransen zijn Italianen? Niet denken dat het kan

Zelfde vorm, toch andere antwoorden.

Dus, inhoud beïnvloedt redeneerresultaat.

Page 200: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 200

Dus ...

Sommige problemen zijn gemakkelijk

Sommige problemen zijn moeilijk

Inhoud heeft een sterke invloed.

Probleem bij regeltheorieën

Dus ...

Regeltheorieën kunnen heel veel verklaren

Heben echter groot probleem met verklaren van inhoud!

Regeltheorieën geven wel verklaringen, maar:

post-hoc

onbevredigend

Zijn er theorieën die inhoudseffecten wel kunnen verklaren?

19.1.4 Niet zo goede alternatieven

Pragmatic reasoning schemas: realistische problemen activeren

specifieke redeneerschemas (permissie/obligatie/causaal)

Dus specifieke regels voor specifieke situaties

= compromis, maar werkt niet echt

Evolutionaire theorie:

sociale uitwisselings-problemen

module om “valsspeler” op te sporen

is beter, maar werkt nog niet echt

Evolutionaire analyse

Jager-voedselzoeker samenleving

De ene jager succesvol, de andere niet

Succesvolle jager kan voedsel geven aan niet-succesvolle:

Klein negatief effect voor hem

Groter positief effect voor andere

Page 201: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 201

Wederzijds altruisme:

Beide leden van een paar kunnen op mekaar rekenen

Zijn beter af op termijn (opvangnet)

Fitter dan deze zonder die genen

Sociale uitwisseling

Sociale uitwisseling was en is belangrijk.

Een individu betaalt een kost om een bepaalde gunst te ontvangen.

Belangrijk:

Kosten zijn niet groter dan de gunsten

DUS: Cognitief mechanisme dat kosten en baten analyseert

Specifieke modules/mechanismes voor specifieke taken is kenmerk van evolutionaire

benadering

Machine die alles kan is nooit beter voor specifieke taak dan machine die speciaal

voor die taak is ontwikkeld

Er is dus geen “general purpose mechanism”

Pinker (1994)

“human mind is not a general-purpose computer, but a collection of instincts adapted for

solving evolutionary significant problems – the mind is a Swiss Army knife”

specifiek (lever zuivert, hart pompt), ons hoofd is ook zo

Afwijking: ‘general purpose’ zeep

Eminem heeff het gehad met het veelvoud aan verschillende zeepjes, zalfjes en

poetsmiddelen

Hij zweert bij dr bronner’s magic soap, een zeep die zowel als tandpasta,

deodorant,shampoo, douchegel, ontsmettingsmiddel, allereiniger en wasmiddel

gebruikt kan worden

Gevaar voor wederzijds altruisme

Gevaar van valsspelers:

Zij die hulp accepteren maar nooit hulp geven zullen fitness maximaliseren

Valsspelen = kost niet betalen

Page 202: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 202

M.a.w., we moeten ook een mechanisme hebben dat valsspelers opspoort:

CDM = cheater detection module

Om het systeem van wederzijds altruïsme te beschermen

Cosmides & Tooby na review vele data

Sommige versies van selectietaak triggeren CDM

Pp’s doen het goed

Vb: bier-cola => leerlingen die drinken zijn valsspelers

Andere versies niet

Pp’s doen het niet goed

Vb: abstracte versie met kaarten

Men kan Wason-selectietaak (nagenoeg) enkel correct oplossen als men er op attent

gemaakt wordt dat valsspelen mogelijk is.

Gigerenzer & Hug (1992)

Gevoeligheid voor valsspelen is heel gesofisticeerd.

Wanneer de twee partijen kunnen valsspelen

Kan men door mensen in een verschillende positie te brengen

Dramatische verschillen veroorzaken

Wederzijds valsspelen

Als een arbeider tijdens het weekend werkt, dan krijgt hij vrijaf gedurende de week.

Twee versies:

Arbeidersperspectief versie:

Werken in weekend is kost voor arbeider (niet bij gezin), winst voor patroon

(fabriek blijft open)

Arbeider denkt aan weekend werk

Geruchten dat regel wordt overtreden

Werkgevers versie:

Zelfde uitleg

Proefpersonen worden in perspectief van werkgever gebracht, die vermoedt

dat regel soms wordt overtreden

Page 203: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 203

Vier kaarten:

Arbeider werkgever

Werkte in weekend 75%: valsspelen = iemand dat verlof verdiend niet krijgt

Kreeg geen weekdag vrijaf

Werkte niet in weekend 60%: valsspelen = iemand die geen verlof verdiend en krijgt Kreeg een weekdag vrijaf

Cummins en deontisch redeneren

Deontisch redeneren is redeneren over wat mag, moet of niet mag in een bepaalde situatie.

Dit is zeer belangrijk bij het opvoeden

Als je wil buitenspelen, dan moet je je laarzen aandoen.

In rechtvaardigingen van hun gedrag verwijzen kinderen reeds vanaf 24 maanden naar

sociale regels. (als… dan…)

Kunnen drie-jarigen een deontische selectietaak uitvoeren?

Selectietaak

Een muizenhuis met tuin

5 speelgoedmuizen die piepen, 5 die niet piepen

Twee versies

1) Deontische versie:

Wanneer piep-muizen spelen, dan worden ze opgewonden en beginnen ze te piepen

De kat van de buren hoort ze dan en jaagt op hen.

De muizenkoningin zegt dan ook:

“Alle piep-muizen moeten in huis blijven.”

Laten we ervoor zorgen dat niemand de regel breekt. Welke muizen moeten we

nakijken, deze in de tuin of deze in het huis?

2) Indicatieve versie:

Alle piep-muizen zijn in huis. Beschrijvend i.p.v. ze moeten in huis blijven

Welke muizen moeten we nakijken om te weten te komen of ik je heb

beetgenomen, deze in het huis of deze in de tuin?

Page 204: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 204

Resultaten

Is gereduceerde selectietaak:

Keuze tussen consequent en negatie van consequent

Als piepen, dan binnen; muizen binnen of buiten testen?

Correcte selectie is negatie van consequent:

3-jarigen: 68% correct in deontische versie, 32% in indicatieve versie

4-jarigen: 85% in deontische versie, 35% in indicatieve versie

Probleem:

Regel was met “alle ”, niet met “als-dan ”

Wij vonden geen effect met “als-dan ”

(als de muizen piepen moeten ze binnen blijven)

We konden het effect met “alle ” niet kunnen repliceren

Vlaamse kinderen pas effect bij vijf jaar

Waarom evolutionaire theorieën niet zo’n goed alternatief?

Nog geen eenduidige theorie; verschillende versies

Deze theorieën kunnen redeneren met abstract materiaal niet/moeilijk verklaren.

Dus, we zoeken een theorie die verklaart dat:

sommige problemen gemakkelijk zijn

sommige problemen moeilijk zijn

inhoud een invloed heeft

19.1.5 Mentale modellen theorie

Basis van theorie (3 fasen):

Model-constructie fase: model op grond van betekenis van premissen

Representeren op simpele manier

Conclusie-constructie fase: conclusie formuleren op grond van model

Conclusie-validering fase: zoeken naar model dat voorlopige conclusie falsifieert

Page 205: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 205

Enkele basisfeiten over mentale modellen

Mentale modellen zijn psychologische representaties van reële, hypothetische of imaginaire

situaties.

Analogie: de modellen van architecten;

belangrijke aspecten uittekenen om goede conclusies te maken

Basis assumptie:

Hoe meer/complexere modellen dat je moet bouwen, hoe moeilijker een probleem is.

19.1.5.1 SPATIAAL REDENEREN

Redeneren m.b.t. problemen waarin spatiale relaties tussen objecten worden beschreven.

Gebruik van “links ”, “rechts ”, “voor ”, “achter ”, ...

De vork ligt links van de lepel.

Gemakkelijk (= 1-Model probleem)

2 premissen: 4 premissen:

A links van B. A links van B.

B links van C. B links van C.

A en C? D onder A.

E onder C.

D en E?

A B C A B C

afstand onbelangrijk: A B C D E

Heel moeilijk (=Geen-Antwoord Probleem)

2 premissen: 4 premissen:

A links van B. A links van B.

C links van B. C links van B.

A en C? D onder A.

E onder C.

D en E?

A C B C A B A C B C A B

D E E D

Gemiddeld moeilijk (Multiple-Model probleem)

Page 206: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 206

altijd 4 premissen:

A links van B.

C links van B.

D onder C. je kan lui zijn en snel stoppen (bv enkel acb)

E onder B.

D en E?

A C B C A B

D E D E

Voorspellingen en resultaten

Voorspellingen bij volwassenen:

1M < MM < GA

Typische resultaten:

1M MM GA

19.1.5.2 Syllogismen

Probleem 1: Probleem 2:

Alle A’s zijn B’s. Geen van de A’s zijn B’s.

Alle B’s zijn C’s. Alle B’s zijn C’s.

Wat volgt? Wat volgt?

Alle A’s zijn C’s. Sommige van de C’s zijn geen A’s.

Alle A’s zijn B’s.

Alle B’s zijn C’s.

alle A’s tekenen gaat niet, dus we pakken er even drie

A = B = C

A = B = C

A = B = C

B = C Er kan een B zijn die geen A is

C Er kan een C zijn die geen A is

Alle A’s zijn C’s. (één model probleem, makkelijk)

Page 207: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 207

Probleem 2:

Geen van de A’s zijn B’s.

Alle B’s zijn C’s.

model 1 model 2 model 3 model 2 en 3 zijn tegenmodellen

A A A = C

A A = C A = C

_____ _____ _____

B = C B = C B = C

B = C B = C B = C

andere C andere C andere C

Geen A = C Sommige A C Sommige C A

Geen C = A

Resultaten

Hoe meer modellen, hoe moeilijker:

meer fouten

meer tijd nodig

Conclusie van links naar rechts is gemakkelijker.

Inhoudseffecten:

bij model-constructie

bij conclusie-validering !!!!

MM en inhoud bij conclusie-evaluatie

zie vb fransen

Page 208: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 208

19.1.6 Invloed van talige factoren

Aan de hand van bespreking van propositioneel redeneren: Niet kennen!!!!!

Onthouden:

Logisch equivalent ≠werelds equivalent

An trouwde en werd zwanger. An werd zwanger en trouwde.

Aan de hand van bespreking van implicaturen: Wel kennen!!!!!

19.1.6.1 Implicaturen: achtergrond

In dagelijkse leven:

Betekenis van woorden is belangrijk

Sociale regels, .....

In dagelijkse communicatie

men tracht zoveel mogelijk informatie te extraheren uit wat mensen ons vertellen.

Articuleren kost meer tijd dan denken

2 soorten info die we door redeneren afleiden:

Implicaties:

info die logisch volgt uit hetgeen men zegt (deductie!)

(verdoken syllogismen)

implicaturen

info die niet logisch volgt uit wat gezegd wordt, maar die er in een zwakkere

zin door wordt meegegeven

Een voorbeeld:

Vader tegen zoon:

Als je vandaag het gras maait, dan krijg je 15 euro.

Implicatie (= logisch):

Geen 15 euro, gras niet gemaaid = MT, logisch noodzakelijk

Implicatuur (= pragmatisch):

Gras niet maaien, geen 15 euro

Is preciezere implicatuur

Niet noodzakelijk: bv onkruid wieden, auto poetsen, .... toch vijftien euro krijge

Page 209: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 209

Nog voorbeelden van impliciete betekenis

Rita: Deze fles wijn is leeg! => enkel logisch als we het interpreteren als

Marcel: Waw – is het al zo laat? ‘is de tijd zo snel gegaan’

Adam: Ga jij naar het feestje van Petra? => kan niet naar feestje want moet paper

Eva: Ik moet morgen een paper indienen. indienen

Maria: Zou het regenen? => het zal wel regenen

Jos: Ik heb toch al enkele paraplu’s zien voorbij wandelen.

Waarom zeggen we niet wat we bedoelen?

Bottleneck in ons communicatie-systeem (Levinson):

the "transmission rate” of human speech" (= the actual time we need in order to form

phonologically discrete sounds) is about four times slower than other aspects of

human speech production (prearticulation processes, parsing and comprehension

procedures).

“slechts” ongeveer 7 lettergrepen per seconde, we denken sneller dan we denken

Dit tekort aan snelheid van articulatiesysteem kunnen we goed maken door het maken van

afleidingen:

Als we meer kunnen uitdrukken met minder woorden, winnen we aan snelheid.

Of anders gezegd, het maken van afleidingen is goedkoop, articuleren is duur!

Komen we nog op terug!

Breder kader = Grice (1989)

Grice vroeg zich af: Hoe verstaan we dan mekaar tijdens conversaties?

Antwoord: Conversaties moeten een eigen set van logische principes of regels volgen.

Samenwerkingsbeginsel: Maak je conversationele bijdrage zoals het vereist is, gegeven de

omstandigheden.

Principe leidt tot 4 maximes of stelregels

Leiden tot resultaten die in overeenstemming zijn met het samenwerkingsbeginsel

Articuleren en noodzakelijke referenties

Page 210: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 210

1) Maxime van kwaliteit

Zeg niets waarvan je gelooft dat het onwaar is;

Zeg niets waarvoor je geen adequate evidentie hebt.

Jan: Piet is een alcoholicus

An: Waarom?

Jan: ik zag hem gisteren op de oude markt.

2) Maxime van kwantiteit

1. Maak je bijdrage zo informatief als nodig is (voor het doel van de conversatie);

2. Maak je bijdrage niet informatiever dan nodig is.

An: Piet heeft deze avond een etentje met een vrouw.

Jan: Weet zijn vrouw dat wel?

An: Natuurlijk, het is met haar dat hij zijn etentje heeft.

Experiment: Hoe laat is het?

Aan het station => 14.38, 15.72, 12.03, …

In de winkelstraat => tien na, kwart na, half, vijf na ,…

3) Maxime van relatie

Wees relevant.

Jan: Kan je het zout eens doorgeven?

An: Ja.

4) Maxime van wijze

Vermijd onduidelijkheid;

Vermijd ambiguıteit;

Wees kort;

Wees ordelijk.

An: Hoe geraak ik van hier tot in Pellenberg?

Jan: Je gaat van hier naar ginder achter, daarginds zo, en daar ergens kunt

ge een bus nemen en dan moet ge ergens afstappen en dan zijt ge er.

Mooi “alledaags” voorbeeld: Lauren Caitlin Upton

“Recent polls have shown a fifth of Americans can't locate the U.S. on a world map. Why do

you think this is?”

http://www.youtube.com/watch?v=WALIARHHLII&feature=related

Page 211: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 211

I personally believe that U.S. Americans are unable to do so because, uhmmm,

some people out there in our nation don't have maps

and uh,

I believe that our, I, education like such as uh, South Africa, and uh, the Iraq, everywhere like

such as, and I believe that they should, uhhh, our education over here in the U.S. should help

the U.S., uh, should help South Africa, it should help the Iraq and the Asian countries so we

will be able to build up our future, for us/our children.

Scalaire implicaturen

Implicaturen verbonden aan termen die zich op een schaal verhouden tot mekaar:

alle-meeste-sommige-geen

altijd-vaak-soms-nooit.

Bv Jan heeft vijf kinderen, en dus ook drie, vier, twee, één

vijf is preciezier (maxime van kwantiteit)

Logische betekenis van sommige is sommige en mogelijk alle.

Sommige professoren zijn slim sluit de zin Alle professoren zijn slim dus niet uit.

Soms articulatiesnelheid dat invloed heeft

Mensen maken deze implicatuur vaak wel. Waarom?

het niet gebruiken van de sterkere term (i.c. alle) houdt in dat deze sterkere term

ook niet opgaat.

Maximes!

19.1.6.2 Implicaturen: Experimenteel Onderzoek

Noveck (2001)

3 soorten alle -zinnen:

Absurde: Alle stoelen vertellen de tijd.

Ware: Alle olifanten hebben een slurf.

Valse: Alle dieren zijn gestreept.

3 soorten sommige -zinnen:

Absurde : Sommige winkels zijn gemaakt van bubbels.

Ware en pragmatisch aanvaardbare: Sommige vogels leven in kooien.

Ware, maar pragmatisch minder aanvaardbare: Sommige katten hebben oren.

3 leeftijdsgroepen: 7-8, 10-12, volwassenen

Page 212: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 212

Resultaten: % logisch correcte antwoorden

Bespreking

Kinderen zijn zeer accuraat:

Verwerpen absurde alle en sommige zinnen:

Sommige winkels zijn gemaakt van bubbels.

Dus niet zomaar wat aanvaarden!

Kinderen zijn zeer logisch:

Sommige sluit alle niet uit.

Sommige olifanten hebben slurfen wordt aanvaard.

Sommige betekent niet noodzakelijk alle !

Alle vogels zitten in kooien niet aanvaard

Sommige vogels zitten in kooien wordt wel aanvaard.

Kinderen pakken het pragmatische niet mee, maxime kwantiteit

Dus,

Noodzakelijke logische component ontwikkelt zich voor meer gesofisticeerde pragmatische

component. Dus eerst betekenis beheersen, dan pragmatische

Logica is belangrijk, maar in dagdagelijkse leven telt meer mee.

We doen nog extra dingen met uitspraken om zich te behelpen bij conversaties

De Neys & Schaeken (2006): Worden implicaturen automatisch gemaakt?

Neo-Griceanen (Levinson):

Pragmatische interpretatie is default

Start met sommige is sommige en niet alle

Logische interpretatie wanneer default is “overruled” door context

Misschien kan sommige toch alle zijn

Page 213: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 213

Relevantie theorie (Sperber & Wilson):

Implicatuur niet automatisch (logische betekenis)

Geproduceerd wanneer men zoekt naar relevante interpretatie

Dus twee totaal verschillende voorspellingen:

Implicatuur automatisch/zonder inspanning

Implicatuur niet automatisch/capaciteits-vergend

Experiment 1

Experiment bestaat uit 2 taken:

Zinnen beoordelen

Geheugentaak

Doel van geheugentaak:

Geheugen belasten

= vraagt capaciteit

Dus minder capaciteit over voor zinsbeoordelingstaak

Als bij meer geheugenbelasting

Evenveel implicaturen (= even pragmatisch) implicaturen wel automatisch

gemaakt

Minder implicaturen (= meer logisch/minder pragmatisch) implicaturen niet

automatisch gemaakt

Sentence verification task

Zeggen of zinnen “waar” of “vals” zijn

“Implicatuurzinnen” “Ware” en “valse” zinnen

Sommige palingen zijn vissen. Somige vogels zijn eksters.

Sommige eiken zijn bomen. Sommige insecten zijn wespen.

Sommige mussen zijn vogels Sommige duiven zijn insecten.

Sommige vliegen zijn insecten. Sommige kevers zijn bloemen

Sommige rozen zijn bloemen Alle bomen zijn olmen.

Page 214: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 214

Dot memory task

Voor sentence verification task:

Puntenpatroon wordt vertoond

pp moeten patroon onthouden

Dan sentence verification task

Dan reproductie van punten op pc

Twee condities (between subjects):

Gemakkelijk

Moeilijk

Gemakkelijk

Moeilijk

Resultaten

Implicatuurzinnen:

78% pragmatische antwoorden (=vals)

Effect van load:

73% (moeilijk) vs 82% (gemakkelijk)

Meer load = minder pragmatisch

Geen verschil tussen 2 groepen op echte ware en valse zinnen

Experiment 2

Cfr Expt 1, maar within pp

Resultaten zelfde:

73% vs 79%

Geen verschil bij filler-items

Page 215: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 215

Dus, implicaturen niet automatisch:

Is tegenintuïtief; sommige olifanten hebben slurf

Snel pragmatische betekenis infereren

Kost beetje tijd

“harde” evidentie

Nog veel onderzoek over dit soort van pragmatische effecten nodig!!

Onderzoek naar ‘kleine’ woordjes, zoals sommige, alle, …

Wil zeggen over veel meer:

Over alle woorden

Hoe goed zijn we bij conversaties in het afleiden van impliciete informatie

Hoe goed zijn we in het afleiden van impliciete premisen probleem-oplossen etc

19.2 Inductie : niet kennen

Inductie Plausibele, maar niet noodzakelijk valide conclusies Het slachtoffer werd neergestoken in een bioscoop

en stierf ter plaatse. De verdachte zat op de trein Leuven-Brussel op het moment dat de moord werd gepleegd.

Dus: De verdachte is onschuldig Zwaan 1 is wit, Zwaan 2 is wit, Zwaan 3 is wit, ….

Zwaan 100 is wit, Dus alle Zwanen zijn wit. Niet zomaar elke conclusie “ik loopte naar buiten” Andere soorten van inductie Oplossen van analogieën Vaak onderdeel van IQ-testen A staat tot B als C staat tot

Hond Labrador Paard ? (Brabander Hengst Chihuaha) Series completion

Hypothese toetsen Drie getallen Deze volgen een regel, welke? Je mag andere reeksen van 3 getallen geven; ik zeg

“ja” of “nee” Alleen regel geven als je “zeker” bent 2 4 6

Typisch antwoordpatroon ≈ confirmation bias Men probeert regel te bevestigen Niet efficiënt: oneindig veel reeksen van 3 getallen

Goed = zoeken naar falsificatie van hypothese: Als dit regel is, dan X. Indien niet-X, dan regel fout.

Terug bij MMT: Zoeken naar tegenvoorbeelden is !e aspect van

menselijke rationaliteit Terug bij Wason Selection Task Wason selectie-taak:

Abstracte versie Correcte antwoord:

A en 5 5 = zoeken naar negatieve evidentie

Vaak als foute antwoord: A en 2 Mensen zoeken naar positieve evidentie

Confirmatie-bias

Page 216: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 216

20. Hoofdstuk 3: Beslissen

20.1 Inleiding

Beslissen meestal met onzekerheid:

Succes geen criterium voor “goedheid” (geluk!), uitkomst kan goed zijn maardaarom

nog niet goede beslissingsprocedure

Wel rationaliteit

“rational decision making has to do with selecting ways of thinking and acting

to serve your ends or goals or moral imperatives, whatever they may be, as

well as the environment permits”

Eerst fazen, dan tekorten (cognitieve illusies), dan theorieën

20.2 Fasen in beslissen

5 fasen in beslissen

Vaak in bepaalde volgorde:

Maar niet steeds

Cycli; terug naar begin na stap 3, enz

20.2.1 Doelen bepalen of herzien

Wat wil ik proberen te bereiken?

Keuze voor optie klinische psychologie:

Willen klinisch psycholoog worden

Plannen voor toekomst, principes, waarden, prioriteiten, … bekijken om vraag te

beantwoorden:

20.2.2 Informatie verzamelen

Weten wat de opties zijn is !

Korte-termijn en lange-termijn gevolgen

Invloed op andere plannen en doelen

Info over alle opties niet altijd mogelijk

Info over criteria om keuze te laten leiden:

Experten

Wish-list (ideale situatie)

Page 217: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 217

“Verzamelen” niet zo simpel

Onbetrouwbaarheid van observaties

http://illusioncontest.neuralcorrelate.com/2009/the-break-of-the-curveball/

Gevaar van interpretaties

http://cogweb.ucla.edu/Discourse/Narrative/michotte-demo.swf

Mensen doen soms rare dingen bij interpreteren van informatie

Experimenten van Michotte:

Causaliteit zien of niet zien

Zien van patronen

Neiging om patronen en structuren te zien

20.2.3 Structureren van beslissing

Voor complexe beslissingen:

Alle info organiseren

Vb welke richting volgen volgend jaar?

4 mogelijke richtingen: A B C D

7 criteria (Leuke vakken? Interessante carriere? Toffe proffen? Leuke

medestudenten? Moeilijk? Goed uurrooster? Grootte groep?)

Dus 28 verschillende zaken

Structureren is !

Page 218: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 218

20.2.4 Uiteindelijke beslissing

Selecteren van 1 optie

Muntje opgooien of complexer

andere beslissingen (wat is meest relevante?)

hoe ik gekozen heb neem ik mee voor eventuele latere keuzens

proces is goed gegaan, dan meerdere keren dat proces volgen

Evaluatie van proces kan behulpzaam zijn

20.2.5 Fasen in beslissen

Probleem 1

België bedreigt door dodelijke vogelgriep. Schattingen zeggen dat 600 mensen dreigen te sterven. Er

zijn 2 alternatieve oplossingsprogramma’s:

Programma A: 200 mensen gered

Programma B: 1/3 kans dat iedereen is gered, 2/3 dat niemand is gered.

Welk programma kies je?

Probleem 7

Test om ziekte vast te stellen

Ziekte heeft voorkomen van 1/1000

Test heeft 5% vals positieven.

Meer weet je niet

Wat is kans dat een persoon die een positieve test heeft ook echt de ziekte heeft ----%

Page 219: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 219

Probleem 6

België bedreigt door dodelijke vogelgriep. Schattingen zeggen dat 600 mensen dreigen te sterven. Er

zijn 2 alternatieve oplossingsprogramma’s:

Programma C: precies 400 mensen zullen sterven

Programma D: 1/3 kans dat niemand zal sterven, 2/3 dat alle 600 zullen sterven.

Welk programma kies je?

Probleem 8

Linda is 41 jaar, vrijgezel, uitgesproken, zeer slim. Ze heeft een diploma filosofie. Als studente was ze

erg bezig met zaken als discriminatie en sociale rechtvaardigheid en ze nam ook deel aan anti-

atoomenergie demonstraties.

Rangschik de volgende uitspraken in termen van hun waarschijnlijkheid. Geef 1 aan het meest

waarschijnlijke en een 4 aan het minst waarschijnlijke.

a) Linda is een bankbediende.

b) Linda werkt in een boekenwinkel en volgt yoga.

c) Linda is een verzekeringsmakelaar

d) Linda is een bankbediende en is actief in de feministische beweging.

Probleem 11

Test om ziekte vast te stellen

1 op 1000 Belgen heeft ziekte.

Als ziek, dan test altijd positief.

Als gezond, dan test soms positief:

op 1000 gezonde Belgen testen er 50 positief op de test

Hier is een groep van 1000 Belgen, random geselecteerd.

Meer weet je niet

Hoeveel mensen die positief testen voor de ziekte hebben ook echt de ziekte? ___ op de ___

20.3 Cognitieve illusies bij het nemen van beslissen

Mensen nemen voortdurend beslissingen

Heel veel onderzoek:

Er zijn systematische, veel voorkomende biases

Manieren van denken die leiden tot systematische fouten

Page 220: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 220

20.3.1 Basis concepten van probabiliteit

Beslissen doe je onder onzekerheid

Nadenken over kansen is !

Probabiliteit is goede manier om onzekerheid uit te drukken

Mensen zijn echter vaak fout bij redeneren over probabiliteit

Probleem 7

Test om ziekte vast te stellen

Ziekte heeft voorkomen van 1/1000

Test heeft 5% vals positieven.

Meer weet je niet

Wat is kans dat een persoon die een positieve test heeft ook echt de ziekte heeft ----%

Bayes’ theorema:

p(HD) = p(H)p(DH) / p(D)

Dus, p(ziekte+) = p(ziekte)p(+ziekte) / p(+)

(0,001)(1)/(0,05)

2%

Slechts 18% correct (Harvard!!); 45% negeerden compleet de info over de base-rate en

concludeerden 95%.

Dus?

Mensen slecht in redeneren over onzekerheid

Gigerenzer en Cosmides & Tooby: verrassend en paradoxaal vanuit evolutionair perspectief:

Voorouders en dieren moesten beslissingen nemen onder onzekerheid

Welke probabilistische info was beschikbaar?

Moderne wereld:

Statistische info op verschillende manieren

Voorouders:

Wat beschikbaar was, was frequenties

5 op 20 succesvol

Als we dus al statistisch kunnen redeneren, dan met frequenties.

5 uit de 20 =? 0.25 ? maar met 25% weet je geen frequenties

Page 221: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 221

Voordeel van opslaan en werken met frequenties

de n geeft info over de betrouwbaarheid

Dus,

Onze voorouders hebben mechanisme/module ontwikkeld:

Dat frequenties als input heeft

Dat werkt met frequenties

Dat efficiënt werkt

Dus, problemen in termen van frequenties zouden gemakkelijker moeten zijn

Probleem 11

Test om ziekte vast te stellen

1 op 1000 Belgen heeft ziekte.

Als ziek, dan test altijd positief.

Als gezond, dan test soms positief:

op 1000 gezonde Belgen testen er 50 positief op de test

Hier is een groep van 1000 Belgen, random geselecteerd.

Meer weet je niet

Hoeveel mensen die positief testen voor de ziekte hebben ook echt de ziekte? ___ op de ___

76% geeft juiste antwoord (≈1 op de 50)

Algoritmes vs Heuristieken

Algoritmes:

Specifieke regel of oplossing, vaak gedetailleerd en complex, die gegarandeerd het

correcte antwoord geeft, als goed toegepast (regel van Bayes)

Heuristieken:

Strategie of benadering die onder bepaalde omstandigheden werkt, maar die niet

altijd het correcte antwoord geeft

Heuristieken

Mensen maken gebruik van heuristieken bij het maken van beslissingen

Soort van vuistregels

Simplifiëren de cognitieve complexiteit

Versnellen het beslissingsproces

Page 222: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 222

Verminderen de werkgeheugenbelasting

Leiden soms tot systematische fouten

20.3.2 Beschikbaarheisheuristiek

Wat is het meest voorkomende:

Nederlandse 7-letterwoorden die eindigen op end: _ _ _ _ e n d

Nederlandse 7-letterwoorden die e als derde laatste letter hebben:

_ _ _ _ e _ _

Mensen denken 1 is meer voorkomender

Conjunction fallacy:

Alle woorden met end als laatste letters zijn ook woorden met e als derde laatste

letter

Verklaring:

Het gemak waarmee iets opgeroepen kan worden is een goede indicatie van de

probabiliteit van voorkomen

Frequente zaken vlugger opgeroepen

Zeldzame zaken moeilijk op te roepen

Maar werkt niet feilloos:

_ _ _ _ e n d is veel gemakkelijker te vinden, dus hogere inschatting dan _ _ _

_ e _ _ voor –end kan je regel verzinnen om achter werkwoorden te

zetten, voor –..e.. geen regel

Overschatten opvallende gebeurtenissen/met veel media

Combs & Slovic, 1979

Wat zijn de meest voorkomende doodsoorzaken?

Kies er eentje uit het paar.

Page 223: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 223

Ander voorbeeld

Lijst met 19 beroemde vrouwen en 20 minder beroemde mannen

Test:

½ van pp: meer mannen of meer vrouwen?

½ van pp: zoveel mogelijk namen geven

Resultaat:

80% geloofde dat er meer vrouwen waren dan mannen

65% van vrouwen opgeroepen, 42% van de mannen

Verklaring:

Beroemde vrouwen gemakkelijker op te roepen

Prob.schatting gebaseerd op deze beschikbaarheid

20.3.3 Representativiteit

Probleem 8

Linda is 41 jaar, vrijgezel, uitgesproken, zeer slim. Ze heeft een diploma filosofie. Als studente was ze

erg bezig met zaken als discriminatie en sociale rechtvaardigheid en ze nam ook deel aan anti-

atoomenergie demonstraties..

Rangschik de volgende uitspraken in termen van hun waarschijnlijkheid. Geef 1 aan het meest

waarschijnlijke en een 4 aan het minst waarschijnlijke.

a) Linda is een bankbediende.

b) Linda werkt in een boekenwinkel en volgt yoga.

c) Linda is een verzekeringsmakelaar

Page 224: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 224

d) Linda is een bankbediende en is actief in de feministische beweging.

a) Linda is een bankbediende.

d) Linda is een bankbediende en is actief in de feministische beweging.

(d) kan niet waar zijn tenzij (a) waar is

Dus (a) is altijd waarschijnlijker

Maar, in T&D experiment:

89% van naïeve pp’s (d) meer waarschijnlijk dan (a)

Graduate Stanford students: 85%

Opnieuw voorbeeld van conjunction fallacy

Verklaring:

(d) fits de beschrijving beter, is een representatievere kandidaat voor de beschrijving

Representativiteitsheuristiek cfr beschikbaarheid

Probleem 9

Een batterij testen/interviews van 30 ingenieurs en 70 advocaten of 70 ingenieurs en 30 advocaten

Resultaat: korte beschrijvingen van deze 30/70 ingenieurs en 70/30 advocaten

Twee beschrijvingen ad random

Jack

Jack is 45-jaar oud. Hij is getrouwd en heeft 4 kinderen. Hij is eerder conservatief, voorzichtig en

ambitieus. Hij heeft geen interesse in politiek of sociale issues. Hij spendeert het meeste van zijn vrije

tijd aan één van zijn vele hobbies, zoals doe-het-zelf-klussen, zeilen en mathematische puzzles.

Wat is de probabiliteit dan Jack een ingenieur is (0-100)?

Probabiliteit hoog

Geen verschil tussen 2 groepen

Dus negeren van base-rate

Enkel afgaan op representativiteit van Jack voor ingenieurs

Dick

Dick 30 jaar oud. Hij is getrouwd, zonder kinderen. Hij is een man met veel capaciteiten en motivatie,

en hij lijkt dan ook zeer succesvol te worden in zijn domein. Hij wordt graag gezien door zijn collega’s.

Wat is de probabiliteit dat Dick een ingenieur is (0-100)?

Page 225: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 225

Beschrijving is niet informatief i.v.m. beroep

Dus base-rate enige info

Maar toch in beide groepen ongeveer 50%

Stel dat je geen info hebt over de persoon. De probabiliteit dat deze man een van de 30 (70)

ingenieurs in de steekproef van 100 is ___%

Nu compleet vertrouwen op base-rate

Dus “geen info” wel base-rate, bij “waardeloze info” geen rekening met base-rate.

Gambler’s fallacy

Stel dat een roulette-wiel de laatste 8 keer op rood stopte

Gok je dan op rood of op zwart?

Beide in principe even waarschijnlijk

R R R R R R R R echter niet representatief

Dus gokken op zwart

Lotto

jarenlang met dezelfde cijfers om winstkans te verhogen

“Ik heb een ultiem systeem ontwikkeld om de Lotto te winnen. Het is volkomen

wetenschappelijk verantwoord. Elk balletje heeft dezelfde kans om uit die draaibuik te

worden gezogen. Dat betekent dat de gemiddelde waarde van de balletjes 21,5 is [(1+42)/2].

Als je er dus voor zorgt dat het gemiddelde van die zes getallen niet te ver van 21,5 ligt, heb

je een grotere kans om te winnen.”

Maar onafhankelijke trekkingen

Law of small numbers

Twee ziekenhuizen:

A: gemiddeld 45 babies per dag

B: gemiddeld 5 babies per dag

In welk ziekenhuis meer dagen dat 60% van de babies jongens zijn?

A of B of A&B?

Meeste mensen A&B

Page 226: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 226

Maar, wet van kleine aantallen:

Grotere variatie, minder betrouwbaar, dus geen “goede” representanten van

populatie

Dus grotere kans op 60% jongens in B

20.3.4 Framing effects

Probleem 2

Vakantie tijdens blok.

Snel beslissen

Twee opties met weinig info

Welke neem je? Vs Welke neem je niet?

A B

Gemiddeld weer Veel zon

Gemiddeld strand Prachtige stranden

Gemiddeld hotel Ultra-modern hotel

Gemiddeld temp water Zeer koud water, veel wind

Gemiddeld nachtleven een nachtleven

Voorkeur zou niet mogen veranderen

Neem je? B>A vs Neem je niet? A=B

Waarom?

A = gemiddeld, B is extreem positief of negatief

Utility verandert i.f.v. instructies:

Bij voorkeuren meer aandacht voor positieve zaken

Bij afkeuren meer aandacht voor negatieve zaken

helft kiest vr A, andere helft vr B

Page 227: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 227

Probleem 1 Probleem 6

Dus, framing heeft grote invloed:

Meer risk seeking bij een negatief frame

Meer risk aversion bij een positief frame

De wijze van verwoorden (framen) van probleem/vraag heeft invloed op beslissing die

mensen nemen:

Ook al gaat het formeel om identieke problemen!

Probleem 3

A: 100% kans op 1000 euro 0% kans op 0 euro

A’: 11% kans op 1000 euro 89% kans op 0 euro

B: 89% kans op 1000 euro 10% kans op 5000 euro 1% kans op 0 euro

B’: 10% kans op 5000 euro 90% kans op 0 euro

• 2 keuzes formeel identiek

• A’ en B’ = 89% kans op winnen 1000 euro aftrekken van A en B

• Dus verwachte waarde van A-B moet dezelfde zijn als A’-B’

A-B A’-B’

1000 vs 1390 (890+500) Is 390 verschil

110 vs 500 Is 390 verschil

• Resultaat: A boven B, maar B’ boven A’

• Verklaring

• Mensen houden van zekerheid van A

• Wanneer geen zekerheid:

• Hoger bedrag is attractiever, en kleine P wordt genegeerd

• De 99% winnen in B wordt gemist

Page 228: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 228

Probleem 5

Weddenschap met eerlijke munt

Ofwel weddenschap A:

Als kop, dan 10 euro winst

Als munt, dan 10 euro verlies

Ofwel weddenschap B:

Je neemt de weddenschap niet aan.

Verwachte uitkomst in beide gevallen 0 euro

Toch voorkeur voor B

Losses loom larger than gains

Waarde van iets hangt af van context!

20.3.5 Anchoring

Probleem 4

Schat de uitkomst van de volgende vermenigvuldiging:

8 X 7 X 6 X 5 X 4 X 3 X 2 X 1

1 X 2 X 3 X 4 X 5 X 6 X 7 X 8

Mediaan voor 1 = 2250

Mediaan voor 2 = 512

Correct = 40320

Verklaring:

Eerste getallen vormen het ankerpunt waarop je verder je schatting baseert

Ander voorbeeld

Groep 1: vraagprijs voor huis is 65900

Uiteindelijke waarde: 66750 dmv bieden

Groep 2: vraagprijs voor huis is 83900

Uiteindelijke waarde: 73000

Page 229: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 229

20.3.6 Hindsight bias

Achteraf voorspellen

Het Ik-wist-het-al-lang-effect

Nadat het af was met uw lief, zeggen uw vrienden: “Tja, we hebben dat al lang zien

aankomen!”

Mensen overschatten hun bekwaamheid

Fischhoff

Taak:

Gaf mensen beschrijvingen van historische en klinische situaties

Mensen moesten de waarschijnlijkheid van uitkomsten schatten op basis van

beschrijvingen (en niet gezegde uitkomst)

Manipulatie

Experimentele groep:

Werden verteld wat de “werkelijke” uitkomst was geweest

Niet altijd zelfde uitkomst verteld

Controle groep: niet

Resultaat

Mensen die uitkomst waren verteld schatten de waarschijnlijkheid ervan hoger in

dan groep die van niets wist

Aard van uitkomst deed er niet toe:

Winst leger A verteld: Winst leger A heel waarschijnlijk

Winst leger B verteld: Winst leger B heel waarschijnlijk

Hindsight effect:

ook voor echte gebeurtenissen: rellen bij verjaardagsfeestje van tiener in Nl

Fischhoff & Beyth (1975):

US pp’s moesten voorspellingen maken over Nixon's bezoek aan China voordat hij

vertrok.

e.g., Wat is de kans dat hij Mao ontmoet?

Page 230: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 230

Fase 2:

vroeg zelfde pp om de probiliteiten te herinneren na de reis

Gebeurtenissen echt gebeurd:

Herinnerde P hoger dan voorspelde P

Gebeurtenissen niet gebeurd:

Herinnerde P lager dan voorspelde P

20.3.7 Confirmation bias

Drie getallen

Deze volgen een regel, welke?

Je mag andere reeksen van 3 getallen geven; ik zeg “ja” of “nee”

Alleen regel geven als je “zeker” bent

2 4 6

Typisch antwoordpatroon ≈ confirmation bias

Men probeert regel te bevestigen

Niet efficiënt: oneindig veel reeksen van 3 getallen

Goed = zoeken naar falsificatie van hypothese:

Als dit regel is, dan X.

Indien niet-X, dan regel fout.

Terug bij MMT:

Zoeken naar tegenvoorbeelden is !e aspect van menselijke rationaliteit

Terug bij Wason Selection Task (A – 2 kaart):

Daarom niet negatie-consequent gekozen

20.3.8 Overconfidence

Welke stad heeft het meeste inwoners?

Las Vegas vs Miami

Bonn vs Heidelberg

Na elk antwoord:

Hoe zeker ben je dat je antwoord correct is?

Page 231: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 231

Wanneer 100% zeker, slechts 80% correct; 90% zeker, slechts 70% correct

Deze tendens is zeer robuust (waarschuwingen, geld, champagne, verschillende populaties,

…)

CALIBRATION CURVE

rode curve is observatie

Sommige experten niet overconfident, vb weervoorspellers, bridgespelers

Andere experten wel (dokters)

Waarom?

Onmiddelijke feedback is !

Leren is alleen maar mogelijk als er fouten worden gemaakt

Zelfde vragen

Welke stad heeft het meeste inwoners?

Las Vegas vs Miami

Bonn vs Heidelberg

Na elk antwoord:

Hoe zeker ben je dat je antwoord correct is?

≈ probabiliteit van 1 gebeurtenis

Na alle vragen:

Hoeveel van de 50 heb je er correct?

Overconfidence 15%

Page 232: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 232

Vergelijking van geschatte frequentie met echte frequentie correct:

Geen overconfidence

Eerder kleine onderschatting

Nogmaals bewijs dat mensen beter zijn met frequenties

20.4 Theorieën m.b.t. nemen van beslissingen

Normatieve modellen:

Definiëren ideale beslissing in ideale omstandigheden

Prescriptieve modellen:

Vertellen hoe we het zouden moeten doen

Descriptieve modellen:

Zeggen hoe mensen het doen

20.4.1 Expected Utility Theory = Normatief model

Rationeel redeneren = volgen van regels van logica en waarschijnlijkheidsleer

Beslisser = rationeel persoon die een waardefunctie probeert te maximaliseren, winst max.

Maximiseer (subjective) expected utility (SEU)

Subjectieve – gebaseerd op subjectieve voorkeuren

Verwachte – echte uitkomst is onbekend (het kan of kan niet regenen)

Utility = waarde voor persoon

niet noodzakelijk in termen van cash – zelfs voor geld - 100 euro kan

belangrijker zijn voor bedelaar dan voor millionair

kan bekeken worden i.f.v. in hoeverre iets behulpzaam is in het bereiken van

een doel

SEU = ∑(pi x ui)

Paraplu nemen of niet?

Het niet prettig zijn van meesleuren van paraplu afwegen tegen het niet prettig zijn van nat

worden, rekening houdend met de waarschijnlijkheid van regenen

Voor veel mensen is nat worden minder prettig dan last van dragen van paraplu, dus paraplu

mee, zelfs bij kleine kans op regen

Page 233: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 233

20.4.2 Multi-attribute Utility Theory = normatief

Voor complexe beslissingen moet de uitkomst op verschillende dimensies worden

geevalueerd (attributes)

E.g. kiezen voor het kopen van een huis hangt af van prijs, locatie, staat, …

MAUT veronderstelt dat de waardes van de onafhankelijke attributen kunnen gecombineerd

worden in 1 utiliteit

6 stappen in MAUT

1. Beslissing opbreken in onafhankelijke dimensies

(makkelijkheid, carrière, grootte groep)

2. De relatieve gewichten van de dimensies bepalen

(vb makkelijkheid !e, lokalen minst !)

3. De alternatieven opsommen

(A, B, C, D)

4. Deze scoren op de dimensies

(makkelijkheid: C > A > B > D)

5. Vermenigvuldigen van score/rank met gewicht van dimensie

6. Kiezen voor alternatief met hoogste waarde

Vb: keuze richting

A B C D makkelijkheid 6 5 9 1 carrière 8 5 3 7 grootte groep 7 9 5 8 U = 21 19 18 16

A B C D Gewicht makkelijkheid 6 5 9 1 3 carrière 8 5 4 7 1 grootte groep 7 9 5 8 2 U = 21 19 18 16 40 39 41 26

De drie categoriën heel belangrijk Gewichten toekennen

Gebruiken mensen Utility Theories?

Bij maken van beslissingen houdt men rekening met wensen en verwachtingen

SEU theory (uit economie):

Normatieve theorie

Mensen zouden moeten proberen hun verwachte winst te maximaliseren

Page 234: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 234

Mensen doen dat echter niet, waarschijnlijk mede door grote cognitieve belasting

Utitility Theories beschrijven ook proces niet

Tversky: mensen gebruiken vaak andere strategie- Elimination by Aspects

Bekijk 1 dimensie – elimineer alternatieven die niet voldoen

Vb D te moeilijk, dus verder niet meer in overweging nemen

Vermindert cognitieve belasting:

Er schieten minder alternatieven over

Procedure gebruiken tot 1 alternatief overblijft

Rationeel niet de beste strategie

20.4.3 Prospect Theory = descriptieve theorie

Daniel Kahneman en Amos Tversky

Is psychologisch realistisch alternatief voor EUT; hoe mensen beslissingen nemen

Nemen een aantal empirische effecten in theorie op, waarvan we er sommige besproken

hebben:

Framing effects

Winst en verlies niet absoluut meten, maar t.o.v. referentiepunt dat kan wijzigen

Zorgen over kosten een grotere impact op het nemen van beslissingen dan eventuele

hoop op potentiële winst

Concave waardefunctie:

Men doet minder voor winst als het tov van hoge bedragen is dan wanneer

het tov lage bedragen is

Bij winst concaaf

Bij verlies convex

Losses loom longer than gains

Page 235: Leerpsychologie - OnderwijssiteDuurzame (gedrags-)verandering over generaties ↔ binnen individueel leven Evolutie gaat over levens heen. Maar: vermogen tot (bepaalde vormen van)

Functieleer deel 2 235

Is zeer goed uitgewerkte en mathematisch onderbouwde theorie

Versie 1:

Stelt u zich voor dat u van plan bent in een groot warenhuis ene overhemd te kopen voor

129.95 eur, en een horloge voor 19.95 eur

U staat bij de horloges te kijken en een andere klant zegt tegen u dat precies hetzelfde

horloge als u wilt kopen in een andere winkel, 15 min verder, 4 eur goedkoper is

Ga je daar naar toe fietsen?

Versie 2:

Stelt u zich voor dat u van plan bent in een groot warenhuis ene overhemd te kopen voor

19.95 eur, en een horloge voor 129.95 eur

U staat bij de horloges te kijken en een andere klant zegt tegen u dat precies hetzelfde

horloge als u wilt kopen in een andere winkel, 15 min verder, 4 eur goedkoper is

Ga je daar naar toe fietsen?

Waardefunctie (bij winst) = concaaf

o Men doet minder voor winst als het tov van hoge bedragen is dan wanneer het tov

lage bedragen is

Dus mensen gaan voor 5 eur op 129.95 minder fietsen dan voor 5 op 19.95

= fenomeen van verminderde meeropbrengst

o Utiliteit van 5 op 129.95 minder groot dan op 19.95

Daniel Kahneman

In 2002 won hij de Nobelprijs voor de Economie voor

het integreren van psychologische inzichten met de economische wetenschap, in het bijzonder met

betrekking tot het menselijk beoordelingsvermogen en de besluitvorming onder onzekerheid.