Graadmeter nr. 1, maart 2015
-
Upload
hoangthien -
Category
Documents
-
view
216 -
download
1
Embed Size (px)
Transcript of Graadmeter nr. 1, maart 2015

Periodiek van de Gezondheidsraad, Den Haag
G r A A D M E T E R # 1
G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
Bij de total body scan ligt, net als bij
andere tests, zowel valse geruststelling
als overdiagnose op de loer.Cécile Janssens, p. 7

Redactioneel
Het lijkt zo logisch
Door aandoeningen vroeg op te sporen, is behandeling mogelijk
en worden levens gered. Behalve landelijke bevolkingsonderzoeken
is er een steeds groter aanbod aan screening voor de individuele
burger, met de total body scan als meest vergaande voorbeeld. Moet
dit soort health checks niet gewoon zoveel mogelijk voor iedereen
beschikbaar zijn? Minister Schippers vroeg de Gezondheidsraad
voorwaarden te formuleren waaraan ze moeten voldoen en gaf
daarbij aan dat wat haar betreft de nadruk moet liggen op de zelf-
beschikking van de goed geïnformeerde burger.
Op 5 maart bracht de vaste Commissie Bevolkingsonderzoek van
de raad advies uit.zie p. 23 De commissie ziet zeker ruimte voor meer
keuzevrijheid dan er nu is. Voor een verantwoord aanbod biedt het
huidige wettelijke kader volgens haar echter onvoldoende garantie.
In het advies worden zeven omstandigheden benoemd waarin
maatregelen nodig zijn om burgers te beschermen tegen de
risico’s, die groter kunnen zijn dan de baten.
Epidemioloog Cécile Janssens ondersteunt het advies.zie p. 5 Ze wijst
erop dat de voorspellende waarde van een test niet alleen afhanke-
lijk is van de technische eigenschappen, maar vooral van de vraag
bij wie hij toegepast wordt. Heldere en eerlijke voorlichting is
nodig om mensen in staat te stellen om verantwoorde keuzen te
maken. Cor Oosterwijk en Tessa van der Valk van de Vereniging
Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties achten zelftests
van groot belang voor de zelf-redzame burger.zie p. 11 Volgens hen is
er behoefte aan een keurmerk en moeten patiënten- en consumen-
tenorganisaties burgers helpen om te bepalen of een test voor hen
zinvol is.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
3Inhoudsopgave
Redactioneel
2 Het lijkt zo logisch
Interviews
5 Hoe voorspellend is een test, en voor wie is
hij nuttig?
11 Eerst zelf testen voordat je naar een dokter
gaat
Varia
15 Nieuwe beraadsgroepen en vaste commissies
15 Wijziging op het secretariaat
Optimale gezondheidszorg
17 Next generation sequencing: van wens naar
werkelijkheid
19 Adviesaanvraag over rijgeschiktheid bij hart-
en vaatziekten
20 Reactie op adviezen over ADHD en partici-
patie
Preventie
23 Bescherming tegen risico’s total body scan
blijft nodig
26 Adviesaanvraag prenatale screening
27 Adviesaanvraag over doel en strategie kink-
hoestvaccinatie
Gezonde leefomgeving
30 Gezondheidsrisico’s van ledlicht onvoldoen-
de bekend
32 Desinfecterende stoffen opnieuw bekeken
34 Adviesaanvraag Afwegingskader gezondheid
in het milieubeleid
Gezonde arbeidsomstandigheden
36 Epichloorhydrine en adriamycine
38 Commentaar gevraagd op arbo-adviezen
40 Verschenen

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
4
Foto: Adriënne Janssens-Metsaars.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
5Interview met prof. Cécile Janssens Mieke de Waal
Hoe voorspellend is een test, en voor wie is hij nuttig?
Dr. M.S. de Waal maakt als
redacteur deel uit van de
wetenschappelijke staf van
de Gezondheidsraad.
Prof. dr. Cécile Janssens is
epidemioloog en verbonden
aan Emory University in
Atlanta, Verenigde Staten.
Ze is lid van de Beraads-
groep Genetica van de
Gezondheidsraad.
Cécile Janssens combineert haar gedegen wetenschappelijke kennis
van de epidemiologie en genetica met down to earth relativeringen
van veel populaire dna-tests. Een veelzeggend statement is te zien
op YouTube. In een filmpje voor Science Café Enschede zegt ze:
‘Je kunt tegenwoordig via internet dna-tests kopen die voor tien-
tallen ziekten jouw risico voorspellen. Bijvoorbeeld op hart- en
vaatziekten, op diabetes, op astma. Waarom willen we dat eigen-
lijk? Kan je nou werkelijk met die genetische informatie je gedrag
aanpassen zodat je gezonder gaat leven? En gaan we dat ook wer-
kelijk doen?’
Heeft u zelf meegewerkt aan het advies over health checks dat
zojuist is uitgekomen?
Ik zat niet in de commissie maar was wel op de hoogte doordat ik
regelmatig contact heb met de secretaris van de commissie. We zijn
samen betrokken geweest bij een initiatief om het onderwerp van
de health checks te agenderen in Europa. Ik deel de zorgen van de
commissie en onderken tegelijkertijd de geschetste mogelijkheden.
Zij en ik willen burgers beschermen maar ook hun vrijheid laten.
Deze visie zie ik helemaal terug in het nieuwe advies. Ik kan wel
zeggen dat ik het advies op alle punten ondersteun.
Hoe legt u uit wat health checks zijn?
Health checks zijn medische onderzoeken om ziekten dan wel de
aanleg of risicofactoren daarvoor op te sporen bij mensen die daar-
voor geen medische indicatie hebben. Het is een verzamelterm
voor alle mogelijke tests: van online vragenlijsten op internet en
apps die lichaamsfuncties meten of monitoren tot de total body

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
6 scan, van tests op lichaamsmateriaal zoals bloed, urine, ontlasting
of speeksel tot lichamelijk onderzoek op een specifieke locatie.
Met welke tests houdt u zich zelf als onderzoeker bezig?
Ik heb vooral veel onderzoek gedaan naar dna-tests. Er zijn al
behoorlijk wat genetische tests verkrijgbaar via internet en er zijn
nog weer nieuwe op komst. Populair zijn tegenwoordig vooral de
tests die je zouden adviseren over je leefstijl, je dieet en lichaamsbe-
weging. Health City bijvoorbeeld, biedt DNA-Fit aan: op basis van
je dna-profiel zou je optimale fitnessprogramma kunnen worden
samengesteld. Die verwijzing naar het dna geeft de burger wellicht
het gevoel dat hij een op maat samengesteld programma in handen
krijgt, maar het is volstrekt niet wetenschappelijk onderbouwd. Je
kunt wel dna heel precies in kaart brengen, maar wat zegt die
informatie? Voor sommige genen is het een uitgemaakte zaak: wie
bijvoorbeeld een bepaalde mutatie in het huntingtine-gen heeft,
krijgt zeker de ziekte van Huntington. Maar voor andere aandoe-
ningen – type 2 diabetes bijvoorbeeld – vormt dna maar een klein
deel van de oorzaak. Behalve genen bepalen ook dieet en beweging
of iemand de ziekte ontwikkelt. Een dna-test heeft dan weinig
voorspellende waarde. Dat zelfde geldt voor de invloed van genen
op dieet en beweging, want dat is wat DNA-Fit veronderstelt.
Waar moeten burgers precies tegen worden beschermd?
Tegen een verkeerd beeld van wat health checks wel en niet kunnen.
Eigenlijk zijn er twee belangrijke vragen. Ten eerste: doet een test
wat hij zegt te doen? En ten tweede: voor wie is hij nuttig?
Wat betreft het eerste: health checks suggereren dat er op basis
van een test gezondheidseffecten bereikt kunnen worden. Dat is
voor sommige tests zo, maar zeker niet voor alle. Aanbieders zijn
daarover vaak niet duidelijk. Ze schieten dan tekort in de voorlich-
ting en begeleiding die er aan zo’n onderzoeksuitslag gekoppeld
zouden moeten worden. Aanbevelingen die in een gezondheids-
check gedaan worden, zouden moeten aansluiten bij de reguliere
gezondheidszorg. Je kan mensen met een positieve uitslag niet
zomaar doorsturen naar een huisarts. Als de patiënt geen sympto-
men of risicofactoren heeft, kan een huisarts niets met een kwalifi-
catie zoals een verhoogd risico op bepaalde ziekten.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
7Ten tweede is er de vraag voor wie de health check nuttig is.
Ook een perfecte test is niet altijd zinvol. Een extreem voorbeeld
helpt om dat te verduidelijken. De zwangerschapstest is enorm
voorspellend, en in die zin een perfecte test: hij doet exact wat hij
belooft te doen. Maar... als je al acht maanden zwanger bent, hoeft
‘t niet meer. En als je zeker weet dat je niet zwanger bent, hoef je
die test ook niet. En je hoeft al zeker niet elk jaar een zwanger-
schapstest. Een test moet voldoende nieuwe informatie opleveren.
Daarom zijn tests vaak alleen zinvol voor een bepaalde doelgroep.
Bij de total body scan is een vaak gemaakte vergelijking: de
APK voor je lichaam. Dat klinkt toch aantrekkelijk? Waarom
gaan we niet allemaal eens per jaar ‘door de molen’?
Iets wat aantrekkelijk klinkt, is niet altijd nuttig. Bij de total body
scan ligt, net als bij andere tests, zowel valse geruststelling als over-
diagnose op de loer.
Van een total body scan kan valse geruststelling uitgaan omdat
je in zijn geheel wordt gescand. Maar terwijl jij dan wellicht denkt
dat er naar ‘alles’ gekeken wordt, beperkt de analyse zich tot bij-
voorbeeld grotere tumoren of plaques. Wanneer er uit zo’n total
body scan geen alarmerende berichten komen, zie je daar misschien
ook wel een vrijbrief in om een ongezonde leefstijl voort te zetten.
Met heldere en eerlijke voorlichting kun je deze nadelen voor een
groot deel ondervangen. Het aanbod moet verantwoord zijn, je
hoeft het niet te verbieden.
Het omgekeerde kan ook gebeuren. Met een total body scan
kun je dingen vinden die niet tot gezondheidsproblemen gaan lei-
den. Die had je dus niet hoeven vinden. Niet elke afwijking van het
gemiddelde heeft ook een klinische betekenis. Positieve uitslagen
zijn verontrustend voor degene die de test heeft ondergaan, en
ongewenst wanneer er teveel fout-positief blijken te zijn.
Vaak wordt gezegd dat health checks kunnen leiden tot een
stijging van de zorgkosten. Zijn bedenkingen bij de total body
scan dan eigenlijk terug te voeren op een geldkwestie?
Dat vind ik niet. Ik zie de extra zorgkosten meer als één van de
nadelen. Je wilt dat de mensen met een positieve uitslag naar de
dokter gaan. Maar als een test teveel fout-positieve uitslagen geeft,
legt dat een onnodig beslag om het zorgsysteem. Die hogere kos-

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
8 ten zijn dan een gevolg van de gebrekkigheid van een test. Daar
zou de aanbieder of consument van een slechte test voor moeten
betalen, en niet de gezondheidszorg.
U lijkt ervan uit te gaan dat gezondheidstesten die mensen op
eigen gezag laten doen weinig goeds opleveren?
Er zijn goede en slechte health checks en er zijn er die nuttig zijn en
niet. Tegen slechte en nutteloze tests moet je mensen beschermen.
Natuurlijk gebeurt het soms dat bij een total body scan bij toeval
een tumor gevonden wordt waarvoor dan snel behandeld kan gaan
worden. Dat is een geluk voor de patiënt in kwestie, en het zijn
ook die verhalen die je hoort om de total body scan te rechtvaardi-
gen. We willen er echter voor waken dat er meer fout-positieve en
fout-negatieve testresultaten bij tests naar boven komen dan we
acceptabel zouden vinden. Reserve is ook gepast omdat we nog te
weinig weten van de schaal waarop van health checks gebruik
gemaakt gaat worden. We willen voorkomen dat het leidt tot gro-
tere gezondheidszorgconsumptie.
Bestaat er inmiddels een keurmerk voor health checks?
Er is geen keurmerk, maar de KNMG heeft wel een multidiscipli-
naire richtlijn Preventief Medisch Onderzoek die beschrijft waar-
aan een goed aanbod zou moeten voldoen. De richtlijn is niet
meer dan een goed begin.
Regulering van health checks is niet eenvoudig. Hoe goed een
test een ziekte kan voorspellen of opsporen is, zoals ik al eerder zei,
in veel gevallen afhankelijk van de doelgroep waarin de test wordt
uitgevoerd. Tests voor de vroege opsporing van ziekten, zoals bij-
voorbeeld een body scan, hebben vaak een betere klinische validiteit
wanneer mensen symptomen hebben.
Ik was recent bij een workshop van de FDA over de voorge-
stelde regulering van laboratory-developed tests, waaronder veel
health checks zullen gaan vallen, en daar bleek ook al enorme
onduidelijkheid over klinische validiteit. Die onduidelijkheid had
betrekking op wat klinische validiteit nou eigenlijk is, maar ook
over de haalbaarheid om het te reguleren.
Overigens heeft het Amerikaanse voorstel veel raakvlakken
met het voorstel van de Gezondheidsraad, met name waar het gaat
om de ‘schaal van toenemende bescherming’ die de Gezondheids-

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
9raad voorstelt. Niet alle health checks hebben een even groot risico.
Het lijkt me verstandig om gradatie aan te brengen in de mate van
bescherming.
Wat zegt u tegen mensen die het kopen van medische tests via
internet zien als het recht van mondige burgers?
Je mag op vakantie gaan waar je wilt, de kleur broek aan doen die
je wilt, en ook de gezondheidstest kopen die je wilt. We moeten
health checks niet verbieden, maar zorgen dat het aanbod verant-
woord en duidelijk is, zodat mensen goed weten wat ze kopen en
wat de beperkingen ervan zijn. Overigens denk ik dat het gros van
de bevolking hier helemaal geen belangstelling voor heeft, en
terecht met heel andere dingen bezig is. Een gezonde kijk op
gezondheid.
Wat beschouwt u als een gezonde kijk op gezondheid?
Naar de dokter gaan als je klachten hebt. Belangrijke risicofactoren
proberen te voorkomen. Algemene gezondheidsadviezen (zoals
vaccinatie en screening) opvolgen. En verder meer onzekerheid
leren accepteren. Hoeveel beter word je nou echt van al het weten?
Ik ben er niet van overtuigd dat je van al dit gedetailleerde weten
ook echt gezonder en gelukkiger wordt.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
10
Foto: Mieke de Waal.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
11Interview met Cor Oosterwijk en Tessa van der Valk van de VSOP Mieke de Waal
Eerst zelf testen voordat je naar een dokter gaat
Dr. M.S. de Waal maakt als
redacteur deel uit van de
wetenschappelijke staf van
de Gezondheidsraad.
Dr. Cor Oosterwijk is direc-
teur van de VSOP (Vereni-
ging Samenwerkende
Ouder- en Patiëntenorgani-
saties). Dr. Tessa van der
Valk werkt bij de VSOP als
beleidsmedewerker Onder-
zoek en Therapieontwikke-
ling. De VSOP richt zich in
het bijzonder op zeldzame
en genetische aandoenin-
gen.
Preventief zelfonderzoek is niet meer weg te denken, menen ze bij
de VSOP (Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorgani-
saties). Burgers willen niet altijd meer direct naar een arts bij een
medische vraag, maar testen liever eerst zelf of ze de tijd rijp vinden
om naar een dokter te gaan.
Op wat voor manier houdt u zich met de VSOP bezig met
health checks?
Cor Oosterwijk: In een klankbordgroep met de Patiëntenfederatie
NPCF, Consumentenbond, Nederlandse Patiëntenvereniging en
Nederlandse Coeliakie Vereniging hebben wij een visie ontwikkeld
op preventief zelfonderzoek, vanuit het perspectief van gebruikers
van zelftests.
Tessa van der Valk: Onder zelftests verstaan we alles wat de
burger ter beschikkking staat op het gebied van testen. Er zijn klas-
sieke testen zoals de niercheck, de zwangerschapstest en de choles-
teroltest. Er zijn vragenlijsten op internet, gericht op preventie van
aandoeningen. En je hebt de allesomvattende total body scan.
Waarom kiest uw klankbordgroep uitdrukkelijk voor het
gebruikersperspectief?
Cor Oosterwijk: Anderhalf jaar geleden hebben wij ons visiedocu-
ment uitgereikt aan de minister van VWS. We hebben daarin
gesteld dat wij gebruikers vooral middelen in handen willen geven
om zelf te bepalen welke tests hun iets te bieden hebben.
Tessa van der Valk: Wij denken dat het aanbod er is en blijft.
Nationale wetgeving kan gebruikers maar beperkt beschermen
tegen een bepaald aanbod. Je kunt wel vestiging in Nederland van

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
12 bepaalde producenten tegenhouden, maar de beschikbaarheid van
het aanbod gaat over grenzen. Het is daarom veel nuttiger om
burgers goed voor te lichten zodat ze zelf kritischer en mondiger
worden.
Cor Oosterwijk: Dat past ook beter in deze tijd van tanend
gezag van instituties. Burgers erkennen niet meer bij voorbaat de
autoriteit van bijvoorbeeld de overheid of het RIVM. Daarom zeg-
gen wij: rust de burger zelf toe door bepaalde voorlichting. We
gaan daar ook een internet-tool voor ontwikkelen.
Is voorlichting voldoende of moet er nog meer gebeuren?
Cor Oosterwijk: We zouden ook graag een veel duidelijker keur-
merk voor zelftests zien waarin de kwaliteit, veiligheid, effectiviteit
en betrouwbaarheid tot uiting komen. Zo’n keurmerk zou burgers
enorm helpen om het kaf van het koren te scheiden.
Tessa van der Valk: Sommige tests zijn kwalitatief zo slecht
dat je zou hopen dat ze er met een keurmerk uit zouden vallen.
Is er nu geen keurmerk voor zelftests?
Tessa van der Valk: Er is het CE-logo, en aanbieders wekken ten
onrechte de indruk dat dit een kwaliteitskeurmerk is.
Cor Oosterwijk: Het CE-keurmerk is het Europese keurmerk
dat nodig is om een product op de markt te brengen. Er wordt
daarbij niet naar kwaliteit gekeken, enkel naar formaliteiten zoals
‘Zit er een handleiding bij?’ Herinner je je dat mandarijnennetje
nog waarvoor het televisieprogramma Radar het CE-keurmerk
aanvroeg omdat het een implantaat zou zijn dat als bekkenbodem-
matje kon dienen? Het werd geaccepteerd! Hoe duidelijk wil je het
hebben dat er blijkbaar niet wordt getoetst op de kwaliteit van het
product?
Wordt er nog over het instellen van een keurmerk gesproken?
Cor Oosterwijk: Jawel, maar binnen de KNMG is het in elk geval
niet gelukt om een certificering van aanbieders van de grond te
krijgen. Er is een KNMG-richtlijn ontwikkeld over Preventief
Medisch Onderzoek die vertaald zou worden in een keurmerk.
Men vond echter de procedure om tot zo’n keurmerk te komen te
ingewikkeld.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
13Tessa van der Valk.: Het was dus niet dat de KNMG geen
keurmerk wilde, maar het leek hun niet haalbaar.
Hoe ziet u de verantwoordelijkheden verdeeld op het gebied van
zelftests?
Cor Oosterwijk: De overheid moet garant staan voor de veiligheid
en voor andere technische aspecten. De overheid moet er bijvoor-
beeld ook op (laten) toezien dat een test doet wat hij zegt te doen.
Vervolgens is het aan mijzelf om te bepalen of het gebruik van een
bepaalde test zinvol is in mijn leven. Wel is het fijn als ik geholpen
word in dat keuzeproces. Die hulp is bij uitstek een taak voor Con-
sumentenbond en patiëntenorganisaties; partijen die betrouwbaar
zijn in de ogen van de burger. Wij worden vooral ook als betrouw-
baar gezien omdat we ons op de eerste plaats richten op de kwali-
teit van leven, en niet primair op de kosten van de zorg. Wat niet
wil zeggen dat we daar geen oog voor hebben.
U noemt geen artsen bij deze verdeling van verantwoordelijk-
heden?
Tessa van der Valk: Mensen gaan niet als ze een zelftest doen eerst
een arts raadplegen. Er kunnen allerlei redenen zijn om eerst zelf
een test te willen doen. Mensen willen bijvoorbeeld op basis van
zo’n test bepalen of het tijd is om naar de huisarts te gaan. Of ze
willen de uitslag zelf als eerste weten, zoals bij zwangerschap. En in
sommige gevallen willen patiënten niet dat gegevens over hen wor-
den opgeslagen binnen de gezondheidszorg omdat ze niet willen
dat die in handen van verzekeraars komen.
Cor Oosterwijk: Mensen willen vaak in eerste instantie gerust-
gesteld worden.
Tessa van der Valk: Huisartsen doen dat vaak wel met woor-
den, maar niet met testen. Veel mensen voelen zich weggestuurd in
plaats van serieus genomen.
Cor Oosterwijk: Ik denk dat de zorg in zijn algemeen nog
niet open staat voor een zelfredzame rol van de burger. Als ik tegen
de huisarts zeg dat ik al zelf een niercheck heb gedaan, zegt hij:
‘Dat zal wel, maar zullen we eerst nog even een betrouwbare test
via het lab doen?’. Ze onderschatten de mogelijkheden van zelf-
tests per definitie. Op zich is het toch niet erg om eerst zelf te tes-
ten? Als het aanbod maar goed is. Zelftests kunnen een goede

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
14 toevoeging zijn aan het aanbod in de reguliere zorg, als je de kwa-
liteit maar gewaarborgd hebt.
Waar moet het heen?
Cor Oosterwijk: Een keurmerk voor zelftests zien wij als voor-
waarde. Wat wij als patiënten- en consumentenorganisaties doen,
zien we vervolgens als nog belangrijker: het helpen bij de afweging
wat je wilt weten over je lichaam. Wil ik weten of ik de ziekte van
Huntington krijg? Kan ik het aan om te horen te krijgen dat ik
vroegtijdig ga dementeren en dat daar niets aan te doen is? Dat
antwoord zal voor iedereen verschillend zijn.
Tessa van der Valk: In de V.S. heb je veel genetische tests op
multifactoriële aandoeningen. Daar kan dan uitkomen: ‘De kans is
dertig procent dat u voor uw vijftigste dit of dat ontwikkelt’. Maar
de kans wordt eigenlijk veel meer bepaald door leefstijl dan door
genetica. Aan zulke tests heb je dus weinig. Preconceptionele dra-
gerschapstests zijn veel betere tests. Je krijgt een duidelijker ant-
woord omdat feitelijk kan worden vastgesteld of de partners wel/
niet drager zijn van bepaalde aandoeningen. Na de CF-drager-
schapstest bijvoorbeeld, weet je ook echt of de kans dat je een kind
met Cystic Fibrosis – taaislijmziekte – krijgt nul is. In Volendam en
in Noord-Nederland zijn pilots gaande in de reguliere zorg waarbij
dragerschapstests worden aangeboden aan mensen die een kind
willen. In Spanje gebeurt dat al standaard bij fertiliteitsklinieken.
In Volendam wordt al geregeld op de zogenaamde Volendamse
ziekte getest. In die gemeenschap komt een aantal recessieve aan-
doeningen zeer vaak voor. Mensen zijn op de hoogte van de gene-
tische aandoeningen in de familie en ze kennen die ook bij
anderen.
Cor Oosterwijk: Op veel plaatsen zijn mensen minder bekend
met erfelijke aandoeningen. Het is dan prima als de overheid een
actief aanbod instelt, bijvoorbeeld door er een reguliere screening
van te maken.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
15Varia
Nieuwe beraadsgroepen en vaste commissiesDe Gezondheidsraad heeft op dit moment acht beraadsgroepen en
acht vaste commissies. De beraadsgroepen beoordelen concept-
adviezen. De vaste commissies voeren vaste taken uit, bijvoorbeeld
op het gebied van bevolkingsonderzoek, elektromagnetische vel-
den en arbeidsomstandigheden. Om bij een vergaderfrequentie
van vier per jaar een goed gevulde agenda te kunnen garanderen,
hebben voorzitter en vicevoorzitters van de raad besloten het aan-
tal beraadsgroepen terug te brengen tot twee. Voortaan zijn er
twee breed samengestelde beraadsgroepen, een Beraadsgroep
Gezondheidszorg en een Beraadsgroep Volksgezondheid. Tegelijk
worden twee nieuwe vaste commissies ingesteld. De Commissie
Voeding gaat adviezen en signalementen uitbrengen. De Commis-
sie Ethiek en recht krijgt de taak om commissies desgewenst te
ondersteunen bij ethische of juridische kwesties die spelen bij een
adviesvraag. Deze veranderingen zullen in het voorjaar van 2015
hun beslag krijgen.
Wijziging op het secretariaatMet ingang van 1 januari jl. is dr. Jessica Baars als secretaris bij de
Gezondheidsraad aan de slag gegaan. Zij wordt ingeschakeld bij
adviezen op het gebied van bevolkingsonderzoek. Het betreft een
aanstelling voor twee jaar. Jessica Baars is socioloog en heeft een
proefschrift geschreven over het bereik van een vaccinatiecam-
pagne tegen hepatitis B onder hoogrisicogroepen. De afgelopen
jaren was zij werkzaam als postdoc-onderzoeker bij de afdeling
Medische Genetica van het Universitair Medisch Centrum
Utrecht. Daar richtte zij zich onder andere op de deelname van
Turkse en Marokkaanse vrouwen met borstkanker aan erfelijk-
heidsonderzoek.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
16
Optimale gezondheidszorg

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
17Optimale gezondheidszorg / Nieuw advies Veronique Ruiz
Next generation sequencing: van wens naar werkelijkheid
Dr. ir. V.W.T Ruiz van Hape-
ren maakt deel uit van de
wetenschappelijke staf van
de Gezondheidsraad.
De publicatie Next genera-
tion sequencing in diagnos-
tiek (2015/01) is te
downloaden van www.gr.nl.
Zie rubriek ‘Verschenen’.
Next generation sequencing (NGS) – technieken die het mogelijk
maken snel en goedkoop het menselijk genoom of een deel daar-
van in kaart te brengen – is geen toekomstmuziek meer. NGS
wordt op alle afdelingen klinische genetica inmiddels gebruikt voor
diagnostiek en wetenschappelijk onderzoek. Er is aandacht nodig
voor kwaliteit, kennisontwikkeling en ethische consequenties. Dit
schrijft de Gezondheidsraad in een signalerend advies aan de minis-
ter van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Het voor de eerste maal volledig in kaart brengen van het mense-
lijk genoom kostte vijftien jaar en miljoenen dollars. Anno 2015
kan dat in een fractie van de tijd en kosten. De technieken waarmee
dat gebeurt – NGS – worden inmiddels dagelijks gebruikt in de
diagnostiek van aandoeningen die (sterk) erfelijk zijn bepaald.
Zoals elke nieuwe medische technologie heeft NGS voor- en
nadelen. Een voordeel van NGS is een snelle uitgebreide geneti-
sche diagnostiek, waardoor sneller tot behandeling kan worden
overgegaan. Daarnaast zou NGS op termijn andere onderzoeken
kunnen voorkomen of vervangen.
Er zijn echter ook aspecten waar nog aandacht voor nodig is,
zoals het verbeteren van de kwaliteit van sequensen en de interpre-
tatie van de data. Daarnaast zijn er vergaande ethische consequen-
ties waarover het maatschappelijk debat nog goed moet worden
gevoerd, zoals dataopslag en -toegang, informed consent en de
wenselijkheid van toepassing van NGS in screening. Ook betere
kennis over genetica bij professionals en het publiek blijft nodig.
Hiertoe is kennisontwikkeling over de betekenis van genetische
variatie onontbeerlijk. Professionals kunnen zo de genetische ken-
merken van hun patiënten beter duiden. Tegelijk kan het algemeen
publiek die informatie beter begrijpen en zo weloverwogen de
van Haperen

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
18 hiermee samenhangende gezondheidskeuzes maken. De overheid
kan een belangrijke rol spelen in het coördineren van de discussie
over onder meer de wenselijkheid en afbakening van verdere toe-
passing van NGS in diagnostiek en screening.
Samenstelling commissie:
prof. dr. W.A. van Gool, voorzitter Gezondheidsraad, Den
Haag, voorzitter
prof. dr. R.A. Wevers, hoogleraar klinische chemie van
erfelijke metabole ziekten, Radboudumc,
Nijmegen, vicevoorzitter
prof. dr. D.I. Boomsma, hoogleraar gedragsgenetica/
genetische epidemiologie, Vrije Universiteit,
Amsterdam
prof. dr. M.C. Cornel, hoogleraar community genetics &
public health genomics, VU medisch centrum,
Amsterdam
prof. dr. J.P.M. Geraedts, emeritus hoogleraar genetica en
celbiologie, UMC+ Maastricht
prof. dr. R.C. Hennekam, hoogleraar kindergeneeskunde/
translationele genetica, Academisch Medisch
Centrum, Amsterdam
prof. dr. A.C.J.W. Janssens, hoogleraar translationele
epidemiologie, Emory University, Atlanta GA, VS
prof. dr. V.V.A.M. Knoers, hoogleraar klinische genetica,
Universitair Medisch Centrum Utrecht
prof. dr. G.J.B. van Ommen, emeritus hoogleraar humane
genetica, Leids Universitair Medisch Centrum
prof. dr. M. de Visser, hoogleraar neurologie, Academisch
Medisch Centrum, Amsterdam
E. van Vliet-Lachotzki, arts, beleidsmedewerker
erfelijkheidsvraagstukken, Vereniging
Samenwerkende Ouder- en Patiëntenverenigingen,
Soest
prof. dr. G.M.W.R. de Wert, hoogleraar biomedische
ethiek, Universiteit Maastricht
drs. P.G. Engels, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, Den Haag, waarnemer
dr. ir. V.W.T. Ruiz van Haperen, Gezondheidsraad, Den
Haag, secretaris
dr. G.A.J. Soete, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
19Optimale gezondheidszorg / Lopende zaken Cees Postema
Adviesaanvraag over rijgeschiktheid bij hart- en vaatziekten
Dr. C.A. Postema maakt
deel uit van de weten-
schappelijke staf van de
Gezondheidsraad.
Op 4 februari 2015 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu
advies gevraagd over rijgeschiktheid bij hart- en vaatziekten.
Aanleiding voor de adviesvraag is het enige tijd geleden uitge-
brachte rapport New Standards for Driving and Cardiovascular
Diseases, Report of the Expert Group on Driving and Cardiovascular
Disease. Het rapport is op verzoek van de Europese Unie opgesteld
door een internationale commissie van deskundigen. De aanbeve-
lingen in het rapport zullen worden overgenomen in de Europese
regelgeving. Deze is binnen Europa leidend, waarbij lidstaten de
mogelijkheid hebben in nationale regelgeving de eisen voor rijge-
schiktheid aan te scherpen.
De minister vraagt de aanbevelingen uit het rapport te
beoordelen en aan te geven of de Nederlandse Regeling Eisen
Geschiktheid 2000 aanpassingen behoeft. Specifiek wordt gevraagd
om in te gaan op de rijgeschiktheid van mensen met een steunhart.
Een steunhart is een mechanische pomp die de pompfunctie van
het hart kan overnemen. Daar is op dit moment in Nederland geen
regelgeving voor, terwijl het om een groeiende groep bestuurders
gaat.
Het advies zal opgesteld worden door de vaste commissie
Rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
20 Optimale gezondheidszorg / Lopende zaken Lucas Cornips
Reactie op adviezen over ADHD en participatie
L.M. Cornips, MPhil, maakt
deel uit van de weten-
schappelijke staf van de
Gezondheidsraad.
Een groeiend aantal jongeren komt met psychische problematiek
in het hulpcircuit terecht. Vooral de sterke groei van het aantal kin-
deren dat met medicijnen behandeld wordt voor ADHD-achtige
klachten is opvallend: het gebruik van methylfenidaat (beter
bekend onder de merknaam Ritalin) is in de afgelopen tien jaar
verviervoudigd. De maatschappelijke discussie hierover was, samen
met de komst van een nieuw stelsel jeugdzorg, aanleiding voor de
bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om de Gezondheids-
raad om advies te vragen. Inmiddels hebben de bewindslieden
gereageerd op de op 3 juli 2014 uitgebrachte adviezen ADHD:
medicatie en maatschappij en Participatie van jongeren met psychi-
sche problemen.
Psychische klachten en participatie
Minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma van SZW maken zich
zorgen over het toenemende aantal jongeren dat als gevolg van
psychische problematiek barrières ervaart in het onderwijs of op de
arbeidsmarkt. In het advies wordt in dit kader een lans gebroken
voor het gebruik van rehabilitatiemethoden die gericht zijn op
maatschappelijk functioneren, waaronder individuele plaatsing en
steun (IPS) en de individuele rehabilitatiebenadering. De Gezond-
heidsraad merkt op dat de kennisbasis nog niet sluitend is; pilotstu-
dies zijn nodig naar de werkzaamheid van de methodes bij
jongeren. SZW heeft inmiddels een subsidie verstrekt om te experi-
menteren met de inzet van IPS bij jongeren met psychoses. Ook
wordt een meerjarig programma opgezet om kennis te ontwikke-
len rond reïntegratie, waarbij ruimte zal zijn voor onderzoek naar
de effectiviteit van reïntegratie bij psychische problemen. Tot slot

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
21schrijven de bewindslieden dat het advies aantoont dat de domei-
nen van geestelijke gezondheidszorg en werk en inkomen meer
met elkaar moeten worden verbonden, met oog voor het belang
van maatschappelijke participatie bij het omgaan met psychische
problemen. Het advies zien zij als een aansporing om het ingezette
beleid met kracht voort te zetten.
ADHD en medicatie
Staatssecretaris Van Rijn van VWS neemt de kabinetsreactie op het
ADHD-advies voor zijn rekening. Het advies geeft een gedegen en
genuanceerd beeld van de stand van wetenschap en heeft reeds bij-
gedragen aan een grotere sense of urgency bij de beroepsgroepen
om de zorgverlening aan kinderen met ADHD te verbeteren. De
staatssecretaris deelt de zorgen van de Gezondheidsraad over de
toename van het gebruik van methylfenidaat (Ritalin) onder jonge-
ren. Hij onderschrijft het doel om te streven naar ‘gepaste zorg’,
een term die benadrukt dat zowel over- als onderbehandeling dient
te worden voorkomen. Volgens de staatssecretaris is dit een
gedeelde verantwoordelijkheid van ouders, beroepsgroepen,
jeugdhulpaanbieders, docenten en gemeenten. Vanuit de systeem-
verantwoordelijkheid’ van het ministerie heeft VWS verschillende
initiatieven ontplooid om aandacht te schenken aan gepaste zorg.
In reactie op de aanbeveling om onderzoek te doen naar de nale-
ving van richtlijnen rond ADHD wordt door de Nederlandse ver-
eniging van pedagogen en onderwijskundigen een voorstel
geschreven. Een belangrijke aanbeveling uit het advies betreft het
inrichten van een ketenzorgmodel met een centrale rol voor de
huisartspraktijk. Daarbij wordt snel hulp geboden aan kinderen,
om vervolgens op basis van ernst van de problemen te bepalen of
kinderen een licht of een zwaarder zorgpad volgen. De staatssecre-
taris meldt dat het Nederlands Huisartsen Genootschap en de
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie inmiddels, samen met
andere partijen, werken aan afspraken over ketensamenwerking.
De staatssecretaris wijst er tot slot op dat hij het moment rijp acht
voor het zorg- en het onderwijsveld om concreet in actie te
komen, gegeven de vele initiatieven die de afgelopen jaren, gesti-
muleerd door VWS, zijn ontplooid.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
22
Preventie

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
23Preventie / Nieuw advies Janneke Allers
Bescherming tegen risico’s total body scan blijft nodig
Drs. J.M. Allers maakt als
redacteur deel uit van de
wetenschappelijke staf van
de Gezondheidsraad.
De publicatie Doorlichten
doorgelicht: gepast gebruik
van health checks
(2015/05) is te down-
loaden van www.gr.nl.
Zie rubriek ‘Verschenen’.
De overheid moet mensen blijven beschermen tegen de risico’s van total body scans. Omdat daarbij aandoeningen aan het licht kunnen komen die niet te voorkomen of te behandelen zijn, blijft een vergun-ningplicht noodzakelijk. De kans dat een total body scan kan voldoen aan de criteria voor verantwoord screenen is klein. Dat schrijft de Gezondheidsraad in zijn op 5 maart 2015 verschenen advies Doorlich-ten doorgelicht: gepast gebruik van health checks.
Total body scan heeft vooral nadelen
Health checks zijn onderzoeken gericht op vroege opsporing van
(risicofactoren voor) aandoeningen, zonder dat daarvoor een
medische indicatie bestaat. Een voorbeeld is de total body scan,
waarbij het hele lichaam wordt afgebeeld. Veel mensen denken dat
dit nuttig is, omdat zo eventuele ziektes in een vroeg stadium ont-
dekt kunnen worden. Voor een enkeling zal dat ook gelden. Ook
zullen sommigen gerustgesteld worden dat ze een bepaalde aan-
doening niet hebben. Maar total body scans hebben vooral nadelen.
Veel mensen die zo’n scan ondergaan zullen onnodige vervolgon-
derzoeken of behandelingen krijgen, met alle risico’s van dien. Ver-
der zullen vaak juist angst en ongerustheid het gevolg zijn. Dit,
omdat sprake is van vals alarm, of omdat er afwijkingen worden
gevonden waarvan de medische implicaties onduidelijk zijn of aan-
doeningen die niet te voorkomen of te behandelen zijn.
Meer keuzevrijheid bieden kan wel
De Gezondheidsraad onderschrijft de wens van de minister om
mensen meer vrijheid te bieden om zelf te kiezen of ze een health

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
24 check willen ondergaan. Nu is het zo dat bepaalde health checks
strikt gereguleerd zijn via de Wet op het bevolkingsonderzoek.
Health checks die buiten deze wet vallen, worden nu vrijwel niet
gecontroleerd. De Gezondheidsraad adviseert om hierin meer te
differentiëren en afhankelijk van de risico’s die aan een bepaalde
health check kleven te beoordelen welke beschermingsmaatregelen
nodig zijn. Zo kan de voorwaarde worden gesteld dat een poten-
tiële deelnemer zich eerst door een onafhankelijk arts laat voorlich-
ten over de voor- en nadelen en de alternatieven voor een health
check, of dat alleen een gecertificeerde zorgaanbieder een onder-
zoek mag uitvoeren. Lang niet voor alle health checks zullen
beschermingsmaatregelen nodig zijn.
Vergunningplicht als uiterste maatregel
Volgens de Gezondheidsraad zou de vergunningplicht niet hele-
maal moeten worden afgeschaft. De raad adviseert deze meest ver-
gaande maatregel in ieder geval te handhaven voor health checks
waarbij (risicofactoren voor) ernstige aandoeningen aan het licht
kunnen komen die niet te voorkomen of te behandelen zijn.
Onafhankelijk advies en toezicht
De Gezondheidsraad beveelt aan voor de advisering over gepast
gebruik van health checks een onafhankelijke screeningscommissie
in te stellen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg zou verder
betere mogelijkheden moeten krijgen om toezicht te houden op
de uitvoering van health checks.
Samenstelling commissie:
prof. dr. J.J.M. van Delden, hoogleraar medische ethiek,
Universitair Medisch Centrum Utrecht, voorzitter
prof. dr. J. Gussekloo, hoogleraar huisartsgeneeskunde,
Leids Universitair Medisch Centrum, vicevoorzitter
dr. E.M.M. Adang, hoofddocent gezondheidseconomie,
Radboudumc, Nijmegen
dr. M.M. Boere-Boonekamp, hoofddocent Health
Technology Services Research, Universiteit Twente
prof. dr. M.C. Cornel, hoogleraar community genetics en
public health genomics, VU medisch centrum,
Amsterdam
dr. W.J. Dondorp, ethicus, Universiteit Maastricht
prof. mr. J.C.J. Dute, hoogleraar gezondheidrecht,
Radboud Universiteit Nijmegen
dr. C.H. van Gils, hoofddocent epidemiologie, Universitair
Medisch Centrum Utrecht
prof. dr. I.M. van Langen, hoogleraar klinische genetica,
Universitair Medisch Centrum Groningen
prof. dr. B.J.C. Middelkoop, hoogleraar public health,
Leids Universitair Medisch Centrum
mr. dr. M.C. Ploem, gezondheidsjurist, Acamemisch
Medisch Centrum, Amsterdam
prof. dr. A.M. Stiggelbout, hoogleraar medische
besliskunde, Leids Universitair Medisch Centrum
prof. dr. A.L.M. Verbeek (tot 1 november 2014), hoogleraar
klinische epidemiologie, Radboudumc, Nijmegen
prof. dr. G.J. van der Wilt, hoogleraar Health Technology
Assessment, Radboudumc, Nijmegen

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
25drs. M.K. Berkhout-van der Meulen, ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag,
waarnemer (vanaf 1 december 2014)
mr. M.G. Kleefkens, ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, Den Haag, waarnemer (vanaf 1
oktober 2014)
drs. M.S. Prins, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, Den Haag , waarnemer (tot 1 november
2014)
mr. A. Rendering, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, Den Haag, waarnemer (tot 1 september
2014)
dr. J.E. Baars, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
(vanaf 1 januari 2015)
dr. S.J.W. Kunst, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris
(vanaf 1 oktober 2013)
dr. L.G.M. van Rossum, Gezondheidsraad, Den Haag,
secretaris

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
26 Preventie / Lopende zaken Eva Asscher
Adviesaanvraag prenatale screening
Dr. E.C.A. Asscher maakt
deel uit van de weten-
schappelijke staf van de
Gezondheidsraad.
Op 5 maart 2015 jl. ontving de voorzitter van de Gezondheidsraad
een nieuwe adviesaanvraag over prenatale screening. De minister
van VWS acht het tijd om het prenatale screeningsprogramma inte-
graal te bekijken, gezien de maatschappelijke en wetenschappelijke
ontwikkelen op dat gebied. Ze noemt met name de niet invasieve
prenatale test (NIPT) en de verbetering van de echoschopie.
De Gezondheidsraad heeft het afgelopen decennium her-
haaldelijk geadviseerd over prenatale screening. Een belangrijk deel
van deze advisering vond plaats in het kader van de Wet op het
Bevolkingsonderzoek. Daarnaast zijn er verschillende signalemen-
ten geweest over de (ethische) vragen die opgeroepen worden
door nieuwe technologische mogelijkheden in de prenatale
screening. Het laatste overkoepelende advies over prenatale
screening kwam uit in 2001 (2001/11).
In de nieuwe adviesaanvraag schrijft de minister groot belang
te hechten aan optimaliseren van de gehele keten van prenatale
screening, zodat zwangere vrouwen (en hun partners) in staat
gesteld worden reproductieve keuzes te maken en de zwanger-
schap zo goed mogelijk te laten verlopen.
Zij vraagt de Gezondheidsraad advies uit te brengen over
hoe het prenatale screeningsprogramma op erfelijke en aangeboren
afwijkingen het beste kan worden ingericht in het licht van de
recente (en voorziene) wetenschappelijke ontwikkelingen. Daarbij
vraagt ze aandacht voor de ethische en kwaliteitsaspecten, de coun-
seling van de zwangere (en haar partner) en de inbedding van de
prenatale screening in de context van de zorg rondom de zwanger-
schap, inclusief de preconceptionele en neonatale screening. Tot
slot vraagt de minister om te adviseren over de wijze en termijn
waarop het huidige programma kan worden aangepast.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
27Preventie / Lopende zaken Hans Houweling
Adviesaanvraag over doel en strategie kinkhoestvaccinatie
Dr. H. Houweling maakt
deel uit van de weten-
schappelijke staf van de
Gezondheidsraad.
Op 4 maart 2015 vroeg de minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport de Gezondheidsraad om advies over de bestrijding van
kinkhoest. Ze wil weten of voor een effectieve bestrijding van kink-
hoest aanpassing van de vaccinatiestrategie noodzakelijk is.
Zestig jaar vaccinatie tegen kinkhoest
Sinds het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw worden in
Nederland zuigelingen gevaccineerd tegen kinkhoest. De vaccina-
tie tegen kinkhoest maakt deel uit van het Rijksvaccinatiepro-
gramma. De adviezen van de Gezondheidsraad vormen van
oudsher de basis voor de besluitvorming over het publieke vaccina-
tieprogramma.
Periodes van meer zieken dan normaal
Door vaccinatie is het aantal nieuwe kinkhoestgevallen per jaar in
ons land tot halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw zeer
laag geweest. Toen deed zich door gebruik van een relatief zwak
vaccin echter een epidemische verheffing voor: een periode van
veel grotere aantallen ziektegevallen dan normaal. De daarop
genomen maatregelen hebben ertoe geleid dat het aantal kink-
hoestgevallen onder zuigelingen en jonge kinderen geleidelijk weer
afnam tot het niveau van daarvoor. Ze hebben echter niet kunnen
voorkomen dat zich om de twee tot vier jaar epidemische verhef-
fingen blijven voordoen. Op dit moment neemt vooral de inciden-
tie bij oudere kinderen en volwassenen toe. Deze groepen vormen
op hun beurt een besmettingsbron voor zeer jonge zuigelingen die
erg kwetsbaar zijn voor kinkhoest en nog niet (volledig) gevacci-
neerd kunnen zijn. Ook internationaal vraagt kinkhoest daarom
weer toenemend om aandacht.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
28 Vragen van de minister
De aanhoudende epidemische verheffingen bij oudere kinderen en
volwassenen en de suboptimale bescherming van de jonge zuige-
lingen vormen de aanleiding voor de recente adviesvraag. Concreet
stelt de minister de volgende vragen:
1 Is er nationaal of internationaal sprake van een terugkeer
(resurgence) van kinkhoest? Zo ja, welke factoren spelen hier-
bij een rol?
2 Zijn in het kader van het publieke vaccinatieprogramma wij-
zigingen of aanvullende maatregelen nodig en mogelijk voor
de bescherming van zuigelingen tegen kinkhoest? Zo ja,
welke?
3 Verdient vaccinatie van oudere kinderen en volwassenen voor
de eigen bescherming aanbeveling? Zo ja, welke maatregelen
adviseert u om te nemen?
4 Is aanpassing van de strategie van de bestrijding van kink-
hoest nodig? Wat dient het doel te zijn van vaccinatie tegen
kinkhoest en welke doelgroepen dienen onderscheiden te
worden?
5 Hoe kunnen de beschikbare (combinatie-)vaccins het best
ingezet worden? Wat is de meest geschikte samenstelling van
de vaccins? Op welke leeftijden kunnen de boostervaccinaties
het beste worden gegeven?
6 De antwoorden op deze vragen kunnen al een beeld geven
van de optimale vormgeving van de vaccinaties. Kunt u,
indien dat het geval is, aangeven of de vaccinaties mogelijk
binnen het publieke programma, als onderdeel van de zorg,
of als onderdeel van de vrije markt hun gezondheidswinst het
best kunnen realiseren?
7 Daarbij doet zich in het kader van de nieuwe BKV de vraag
voor in hoeverre er bij zwangeren, volwassenen en oudere
kinderen gesproken kan worden van geïndiceerde preventie.
De advisering is ter hand genomen door de vaste Commissie Vacci-
naties die onlangs is ingesteld (Graadmeter # 4, 2014, blz. 28). De
minister vraagt de raad om de adviesvragen zoveel als nu al moge-
lijk is te beantwoorden in de geest van de op te richten Beoorde-
lingkamer Vaccinaties waarin zij samenwerking van Gezondheids-
raad en Zorginstituut Nederland op het gebied van vaccinaties te
zijner tijd wil vormgeven (Graadmeter # 4, 2014, blz. 26).

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
29
Gezonde leefomgeving

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
30 Gezonde leefomgeving / Nieuw advies Mieke de Waal
Gezondheidsrisico’s van ledlicht onvoldoende bekend
Dr. M.S. de Waal maakt als
redacteur deel uit van de
wetenschappelijke staf van
de Gezondheidsraad.
Het briefadvies Gezond-
heidsrisico’s van leds
(2015/02) is te downloa-
den van www.gr.nl.
Zie rubriek ‘Verschenen’.
Ledlicht wordt steeds meer toegepast: in verlichting en in beeld-
schermen van onder meer smartphones en tablets. Naast de vele
voordelen heeft het blauwere licht mogelijk ook risico’s voor de
gezondheid, zoals verstoring van de biologische klok en oog-
schade. Consumenten attenderen op mogelijkheden om die
risico’s te beperken is volgens de Gezondheidsraad belangrijk. Ook
pleit de raad voor ontwikkeling van producten die ledlicht met
minder blauw afgeven en meer onderzoek naar de gezondheids-
effecten van ledlicht.
Blootstelling aan ledlicht neemt toe
Er worden steeds meer ledlampen en -beeldschermen verkocht, en
daarbij worden deze met elke generatie lichtsterker. Bovendien
brengen mensen steeds meer tijd voor een beeldscherm door:
thuis, onderweg, op het werk. Mede dankzij flexibele werktijden
en meer beeldschermgebruik bij de besteding van hun vrije tijd
doen zij dit bovendien vaker in de donkere avonduren dan voor-
heen. Ledlicht bevat relatief veel blauw. Blauw licht maakt mensen
meer alert, wat afhankelijk van het tijdstip van de dag gunstig, of
juist ongunstig kan zijn.
Verstoring van de biologische klok
Licht in de donkere uren kan de biologische klok van mensen ver-
storen en zo ongunstige effecten op hun gezondheid en welbevin-
den hebben. Er zijn wetenschappelijke aanwijzingen dat ledlicht
dit sterker doet dan ander licht. De biologische klok zorgt voor
een cyclisch verloop van onder meer hartslag, hormoonsecretie,
lichaamstemperatuur en cyclus van slapen en waken. Verstoring van

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
31de biologische klok kan leiden tot een kortere slaap, verminderde
aandacht en een grotere kans op ongevallen.
Beschadiging van het oog
Licht kan ook oogschade veroorzaken. Door korte tijd in sterk
licht te kijken kan iemands netvlies beschadigd en gezichtsvermo-
gen aangetast raken. Blauw licht is het schadelijkst. Op dit moment
valt niet te zeggen of veelvuldige blootstelling aan ledlicht bij-
draagt aan het ontstaan van oogschade.
Samenstelling commissie:
dr. F. Woudenberg, psycholoog en hoofd cluster medische
milieukunde, GGD Amsterdam, voorzitter
prof. dr. M. van den Berg, hoogleraar toxicologie, Institute
for Risk Assessment Sciences, Universiteit Utrecht
prof. dr. ir. J.W. Erisman, bijzonder hoogleraar integrale
stikstofproblematiek, Vrije Universiteit
Amsterdam; directeur Louis Bolk Instituuut,
Driebergen
dr. P.J. van den Hazel, medisch-milieukundige,
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland
Midden, Arnhem
prof. dr. ir. E. Lebret, hoogleraar Environmental Health
Impact Assessment, Institute for Risk Assessment
Sciences, Universiteit Utrecht
prof. dr. R. Leemans, hoogleraar milieusysteemanalyse,
Wageningen UR
dr. J.P. van der Sluijs, universitair hoofddocent nieuwe
risico's, Copernicus Instituut voor Duurzame
Ontwikkeling, Universiteit Utrecht
ing. A.J.H.M. Dobbelsteen, ministerie van Infrastructuur
en Milieu, Den Haag, waarnemer
dr. A.A.J. van Iersel, ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, Den Haag, waarnemer
dr. ir. P.W. van Vliet, Gezondheidsraad, Den Haag,
secretaris

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
32 Gezonde leefomgeving / Lopende zaken Harrie van Dijk
Desinfecterende stoffen opnieuw bekeken
Dr. H.F.G van Dijk maakt
deel uit van de weten-
schappelijke staf van de
Gezondheidsraad.
Een nieuwe commissie buigt zich over de vraag of het gebruik van
desinfecterende stoffen bacteriën resistent kan maken, niet alleen
tegen deze stoffen zelf, maar ook tegen antibiotica. Het gaat om
een update van een eerder advies uit 2001.
In 2001 bracht de Gezondheidsraad een advies uit over desinfecte-
rende stoffen in consumentenproducten, zoals handzeep en
schoonmaakmiddelen. De raad bepleitte destijds terughoudend-
heid bij het op de markt brengen en het gebruik van dergelijke
producten. Argumenten daarvoor waren onder andere de niet
bewezen meerwaarde ten opzichte van ‘gewone’ reiniging zonder
desinfecterende stoffen, de milieubelasting door die stoffen en de
bevordering van resistentie, wellicht niet alleen tegen desinfecte-
rende stoffen zelf, maar mogelijk ook tegen antibiotica. Die laatste
zijn van cruciaal
belang voor de
bestrijding van infec-
tieziekten bij mens en
dier. Nederland
voerde daarom tot
voor kort een restric-
tief toelatingsbeleid
voor consumenten-
producten met desin-
fecterende stoffen.
Nieuwe EU-wetge-
ving maakt dat ech-
ter een stuk
moeilijker.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
33Derhalve hebben de bewindspersonen van VWS en IenM de
Gezondheidsraad in een adviesaanvraag van 4 februari 2015
gevraagd of de argumenten uit 2001 nog onverkort gelden in het
licht van de huidige stand van de wetenschap. Hun belangstelling
gaat vooral uit naar de resistentieproblematiek. Ook willen ze dat
de raad het gebruik van desinfecterende stoffen in andere maat-
schappelijke sectoren, zoals de gezondheidszorg, de landbouw en
de levensmiddelenindustrie, bij zijn beschouwingen betrekt. Op
woensdag 21 januari 2015 heeft vicevoorzitter Hans Severens een
nieuwe commissie geïnstalleerd, die zich over de vragen gaat bui-
gen. Deze hoopt de bewindspersonen voor het einde van het jaar
te kunnen antwoorden.
Samenstelling commissie:
prof. dr. H.A. Verbrugh, arts-microbioloog, Erasmus MC,
Rotterdam, voorzitter
prof. dr. T. Abee, levensmiddelenmicrobioloog,
Wageningen University and Research Centrum,
Wageningen
prof. dr. D.J. Mevius, veterinair microbioloog, Central
Veterinary Institute, Wageningen UR, Lelystad
dr. ir. W. van Schaik, microbioloog, Universitair Medisch
Centrum, Utrecht
prof. dr. H. Smidt, microbioloog, Wageningen UR
dr. H. Schmitt, milieumicrobioloog, Institute for Risk
Assessment Sciences, Utrecht
prof. dr. J.W. Veening, moleculair microbioloog,
Rijksuniversiteit Groningen
ir. J.W. Andriessen, College voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddelen en biociden,
Wageningen, adviseur
dr. B.H. ter Kuile, levensmiddelenmicrobioloog,
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, Utrecht
en Universiteit van Amsterdam, adviseur
dr. M.H.M.M. Montforts, deskundige veiligheid van
stoffen en producten, Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu, Bilhoven, adviseur
prof. dr. A. Voss, arts-microbioloog, hoogleraar
infectiepreventie, Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis
/hoofd infectiepreventie Radboudumc, Nijmegen,
adviseur
dr. ir. M.J. Martena, ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, Den Haag, waarnemer
dr. M.N.E. Nelemans, ministerie van Infrastructuur en
Milieu, Den Haag, waarnemer
dr. H.F.G. van Dijk, Gezondheidsraad, Den Haag,
secretaris
drs. J.W. Dogger, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
34 Gezonde leefomgeving / Lopende zaken Sies Dogger
Adviesaanvraag Afwegingskader gezondheid in het milieubeleid
Drs. J.W. Dogger maakt
deel uit van de weten-
schappelijke staf van de
Gezondheidsraad.
Op 2 februari 2015 vroeg de staatssecretaris van Infrastructuur en
Milieu de Raad om advies over een afwegingskader gezondheid in
het milieubeleid.
Vorig jaar gaf het ministerie in de nota ‘bewust omgaan met veilig-
heid’ al een ‘proeve’ voor een afwegingskader voor veiligheid in
het milieubeleid. Aan de basis van dat afwegingskader voor veilig-
heid staan een tiental uitgangspunten voor het beleidsproces.
De staatsecretaris vraagt de raad om voor deze tien uitgangs-
punten na te gaan in welke mate deze ook geschikt zijn voor een
coherente afweging van gezondheidsaspecten in het milieubeleid.
De staatssecretaris geeft aan dat daarbij het analyseren en aanbren-
gen van samenhang in de eerder door de raad uitgebrachte advie-
zen een eerste stap kunnen zijn op weg naar een praktische
vertaling ervan ten behoeve het gewenste afwegingskader.

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
35
Gezonde arbeidsomstandigheden

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
36 Gezonde arbeidsomstandigheden / Nieuwe adviezen Bert van der Voet
Epichloorhydrine en adriamycine
Dr. G.B. van der Voet maakt
deel uit van de weten-
schappelijke staf van de
Gezondheidsraad.
De publicaties Epichloorhy-
drine (2015/04) en
Adriamycin - Health-based
calculated occupational
cancer risk values
(2015/06) zijn te down-
loaden van www.gr.nl.
Zie rubriek ‘Verschenen’.
De Gezondheidsraad heeft twee adviezen van de Commissie
Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan Stoffen (GBBS)
gepubliceerd, over veilig werken met stoffen.
Mensen die op hun werk epichloorhydrine inademen, kunnen daar
kanker door krijgen. Over het risico van epichloorhydrine, dat
gebruikt wordt bij het maken van kunststof materialen, heeft de
raad al geruime tijd geleden (in 2000) een advies uitgebracht. Op
basis daarvan heeft de minister een grenswaarde vastgesteld. De
raad heeft epichloorhydrine nu opnieuw bekeken in het licht van
recent gepubliceerde risicobeoordelingen van het Europese Scien-
tific Committee on Occupational Exposure Limits (SCOEL) en de
Duitse Ausschuss für Gefahrstoffe (AGS). De raad geeft aan dat de
risicoschatting in zijn eerder uitgebrachte advies nog steeds van
kracht is.
Het chemotherapeuticum adriamycine behoort tot de groep anth-
racyclines. De commissie concludeert dat adriamycine een kanker-
verwekkende stof is met een stochastisch genotoxisch werkings-
mechanisme. In het algemeen berekent de Gezondheidsraad voor
dit soort stoffen concentraties in de lucht die samenhangen met
een vooraf vastgesteld extra risico op kanker door beroepsmatige
blootstelling. De commissie meent dat dit voor adriamycine niet
mogelijk is, wegens een gebrek aan gegevens.
Samenstelling commissie:
prof. dr. R.A. Woutersen, hoogleraar translationele
toxicologie, Wageningen UR / TNO Innovation
for Life, Zeist, voorzitter
dr. P.J. Boogaard, toxicoloog, Shell International BV, Den
Haag
prof. dr. ir. D.J.J. Heederik, hoogleraar gezondheidsrisico-
analyse, Institute for Risk Assessment Sciences,
Universiteit Utrecht
dr. ir. R. Houba, arbeidshygiënist, Nederlands
Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen,
Utrecht

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
37prof. dr. H. van Loveren, hoogleraar immunotoxicologie,
Universiteit Maastricht / Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven
dr. T.M. Pal, bedrijfsarts, Nederlands Centrum voor
Beroepsziekten, Amsterdam
prof. dr. A.H. Piersma, hoogleraar reproductie- en
ontwikkelingstoxicologie, Universiteit Utrecht /
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,
Bilthoven
prof. dr. H.P.J. te Riele, hoogleraar moleculaire biologie,
Nederlands Kanker Instituut/Antoni van
Leeuwenhoekziekenhuis en Vrije Universiteit MC,
Amsterdam
prof. dr. ir. I.M.C.M. Rietjens, hoogleraar toxicologie,
Wageningen UR
prof. dr. F.G.M. Russel, hoogleraar moleculaire
farmacologie en toxicologie, Radboud
Universiteit, Nijmegen
dr. G.M.H. Swaen, epidemioloog, Universiteit Maastricht
dr. ir. R.C.H. Vermeulen, epidemioloog, Institute for Risk
Assessment Sciences, Utrecht
P.B. Wulp, bedrijfsarts en medisch adviseur, Inspectie SZW,
Utrecht
mr. B.P.F.D. Hendrikx, Sociaal-Economische Raad, Den
Haag, adviseur
dr. G.B. van der Voet, secretaris

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
38 Gezonde arbeidsomstandigheden / Lopende zaken Stefan Vink
Commentaar gevraagd op arbo-adviezen
Dr. S.R. Vink maakt deel uit
van de wetenschappelijke
staf van de Gezondheids-
raad.
De Gezondheidsraad heeft onlangs twee conceptrapporten open-
baar gemaakt waarop inhoudelijk commentaar welkom is.
Thiotepa
In het eerste conceptrapport beoordeelt de Commissie Gezond-
heid en beroepsmatige blootstelling aan Stoffen (GBBS) de moge-
lijkheid om een schatting te maken van de extra kans op sterfte aan
kanker door blootstelling aan thiotepa. Belangstellenden kunnen
commentaar geven op het conceptadvies. U kunt uw commentaar
tot 4 mei 2015 sturen naar dr. G.B. van der Voet
2,6-Xylidine
De Gezondheidsraad heeft verder een conceptrapport openbaar
gemaakt waarin de Subcommissie Classificatie van carcinogene
stoffen van de Commissie GBBS, de kankerverwekkende en muta-
gene eigenschappen beoordeelt van 2,6-xylidine. Tot 20 april 2015
kunnen belangstellenden hun commentaren sturen naar mevr. ir.
T.M.M. Coenen ([email protected]).
Procedure
De conceptrapporten zijn onder meer voorgelegd aan de Sociaal
Economische Raad en aan deskundigen uit kringen van werkge-
vers- en werknemersorganisaties. Ook andere belangstellenden
kunnen reageren. Binnengekomen commentaar wordt meegewo-
gen bij het vaststellen van de definitieve adviezen. Deze zullen
worden aangeboden aan de minister van Sociale Zaken en Werkge-

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
39legenheid. De ontvangen commentaren en de reacties van de com-
missies hierop worden bij het uitbrengen van de definitieve
adviezen openbaar gemaakt via de website van de Gezondheids-
raad (www.gezondheidsraad.nl).

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5
40
Algemeen
2014Werkprogramma 2015 Gezondheidsraad. A14/02.
Optimale gezondheidszorg
2015Next generation sequencing in diagnostiek. 2015/01.
2014Eisen rijgeschiktheid: enkele aanbevelingen. 2014/29.
De kunst van het nee zeggen - Achtergronddocument.
A14/03.
ADHD: medicatie en maatschappij. 2014/19.
Participatie van jongeren met psychische problemen.
2014/18.
Hoogspecialistische geestelijke gezondheidszorg.
2014/14.
Nevenbevindingen bij diagnostiek in de patiëntenzorg.
2014/13.
Naar een duurzame weefselketen. 2014/04.
Preventie
2015Doorlichten doorgelicht: gepast gebruik van health
checks. 2015/05.
Briefadvies Amendement DENSE-studie. 2015/03.
2014Wet op het bevolkingsonderzoek: onderzoek naar zelf-
test voor familiair risico op darmkanker. 2014/24.
Wet op het bevolkingsonderzoek: onderzoek naar zelf-
test voor familiair risico op borstkanker. 2014/23.
Grip op griep. 2014/16.
Criteria voor de keuze van een vaccin tegen kinkhoest.
2014/11.
Bevolkingsonderzoek naar borstkanker: verwachtingen
en ontwikkelingen. 2014/01.
Gezonde leefomgeving
2015Briefadvies Gezondheidsrisico’s van leds. 2015/02.
2014Mobile phones and cancer. Part 2. Animal studies on
carcinogenesis. 2014/22.
Briefadvies Risicocommunicatie op een nieuwe leest
schoeien. 2014/12.
De gezondheidsrisico’s van bisfenol A-analogen.
2014/06.
Risico’s van prenatale blootstelling aan stoffen.
2014/05.
Gewasbescherming en omwonenden. 2014/02.
Gezonde arbeidsomstandigheden
2015Adriamycin - Health-based calculated occupational can-
cer risk values. 2015/06.
Briefadvies Epichloorhydrine. 2015/04.
2014Werknemers en infectieziekten - Criteria voor vaccina-
tie. 2014/30.
Acetaldehyde - Re-evaluation of the carcinogenicity and
genotoxicity. 2014/28.
Dimethyl sulphate - Health-based calculated occupatio-
nal cancer risk values. 2014/27.
Briefadvies Ethyleenoxide. 2014/26.
Fungal alpha-amylase (derived from the fungus
Aspergillus oryzae) - Health-based recommended occu-
pational exposure limit. 2014/25.
Briefadvies Acrylamide. 2014/20.
5-Nitroacenaphthene - Health-based calculated occu-
pational cancer risk values. 2014/17.
Penicillamine- Evaluation of the effects on reproduc-
tion, recommendation for classification. 2014/15.
Hydroxyurea - Evaluation of the effects on reproduc-
tion, recommendation for classification. 2014/10.
3-Methylcholanthrene - Evaluation of the effects on
reproduction, recommendation for classification.
2014/09.
Ifosfamide - Evaluation of the effects on reproduction,
recommendation for classification. 2014/08.
Tellurium - Evaluation of the effects on reproduction,
recommendation for classification. 2014/07.
Benzene - Health-based recommended occupational
exposure limit. 2014/03.
Innovatie en kennisinfrastructuur
2014Sociaal werk op solide basis. 2014/21.
Verschenen
De hieronder vermelde publicaties zijn te downloaden van de website (www.gr.nl) of – zolang de voorraad
strekt – te bestellen bij het secretariaat van de Gezondheidsraad, Postbus 16052, 2500 BB Den Haag, tel:
070 340 75 20, e-mail: [email protected].
40

Graadmeter is een uitgave van het secretariaat van de Gezondheidsraad.
De Gezondheidsraad is ingesteld in 1902. De raad heeft als taak de regering en het parlement ‘voor te lich-
ten over de stand van wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid en
het gezondheids(zorg)onderzoek’ (art. 22 Gezondheidswet).De Gezondheidsraad ontvangt de meeste adviesvragen van de bewindslieden van Volksgezond-
heid, Welzijn en Sport; Infrastructuur en Milieu; Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken.
De raad kan ook op eigen initiatief adviezen uitbrengen, wanneer hij ontwikkelingen of trends signaleert die
van belang kunnen zijn of worden voor het overheidsbeleid.
De adviezen van de Gezondheidsraad worden in bijna alle gevallen opgesteld door een multidisci-
plinair samengestelde commissie van – op persoonlijke titel benoemde – Nederlandse en soms buiten-
landse deskundigen. De adviezen zijn openbaar.
G R A A D M E T E R # 1
J A A R G A N G 3 1
M A A R T , 2 0 1 5
Redactie
J.N.D. de Neeling (hoofdredacteur),
M.S. de Waal (eindredacteur),
H. Houweling, S.R. Vink,
R.M. Weggemans
Secretariaat/opmaak
M. Javanmardi, J. van Kan
Basisvormgeving
Noortje Hoppe, Rotterdam
Overname van artikelen is, met duidelijke
bronvermelding, toegestaan.
Adres redactie en
abonnementen
Gezondheidsraad
Postbus 16052, 2500 BB Den Haag
Telefoon - 070 340 75 20
E-mail - [email protected]
Internet - www.gr.nl
www.gezondheidsraad.nl
www.healthcouncil.nl
ISSN 0169-5211
