Graadmeter nr. 1, maart 2015

42
Periodiek van de Gezondheidsraad, Den Haag G r AADMETER # 1 GRAADMETER # 1, JAARGANG 31, MAART 2015 Bij de total body scan ligt, net als bij andere tests, zowel valse geruststelling als overdiagnose op de loer. Cécile Janssens, p. 7

Transcript of Graadmeter nr. 1, maart 2015

Page 1: Graadmeter nr. 1, maart 2015

Periodiek van de Gezondheidsraad, Den Haag

G r A A D M E T E R # 1

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

Bij de total body scan ligt, net als bij

andere tests, zowel valse geruststelling

als overdiagnose op de loer.Cécile Janssens, p. 7

Page 2: Graadmeter nr. 1, maart 2015

Redactioneel

Het lijkt zo logisch

Door aandoeningen vroeg op te sporen, is behandeling mogelijk

en worden levens gered. Behalve landelijke bevolkingsonderzoeken

is er een steeds groter aanbod aan screening voor de individuele

burger, met de total body scan als meest vergaande voorbeeld. Moet

dit soort health checks niet gewoon zoveel mogelijk voor iedereen

beschikbaar zijn? Minister Schippers vroeg de Gezondheidsraad

voorwaarden te formuleren waaraan ze moeten voldoen en gaf

daarbij aan dat wat haar betreft de nadruk moet liggen op de zelf-

beschikking van de goed geïnformeerde burger.

Op 5 maart bracht de vaste Commissie Bevolkingsonderzoek van

de raad advies uit.zie p. 23 De commissie ziet zeker ruimte voor meer

keuzevrijheid dan er nu is. Voor een verantwoord aanbod biedt het

huidige wettelijke kader volgens haar echter onvoldoende garantie.

In het advies worden zeven omstandigheden benoemd waarin

maatregelen nodig zijn om burgers te beschermen tegen de

risico’s, die groter kunnen zijn dan de baten.

Epidemioloog Cécile Janssens ondersteunt het advies.zie p. 5 Ze wijst

erop dat de voorspellende waarde van een test niet alleen afhanke-

lijk is van de technische eigenschappen, maar vooral van de vraag

bij wie hij toegepast wordt. Heldere en eerlijke voorlichting is

nodig om mensen in staat te stellen om verantwoorde keuzen te

maken. Cor Oosterwijk en Tessa van der Valk van de Vereniging

Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties achten zelftests

van groot belang voor de zelf-redzame burger.zie p. 11 Volgens hen is

er behoefte aan een keurmerk en moeten patiënten- en consumen-

tenorganisaties burgers helpen om te bepalen of een test voor hen

zinvol is.

Page 3: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

3Inhoudsopgave

Redactioneel

2 Het lijkt zo logisch

Interviews

5 Hoe voorspellend is een test, en voor wie is

hij nuttig?

11 Eerst zelf testen voordat je naar een dokter

gaat

Varia

15 Nieuwe beraadsgroepen en vaste commissies

15 Wijziging op het secretariaat

Optimale gezondheidszorg

17 Next generation sequencing: van wens naar

werkelijkheid

19 Adviesaanvraag over rijgeschiktheid bij hart-

en vaatziekten

20 Reactie op adviezen over ADHD en partici-

patie

Preventie

23 Bescherming tegen risico’s total body scan

blijft nodig

26 Adviesaanvraag prenatale screening

27 Adviesaanvraag over doel en strategie kink-

hoestvaccinatie

Gezonde leefomgeving

30 Gezondheidsrisico’s van ledlicht onvoldoen-

de bekend

32 Desinfecterende stoffen opnieuw bekeken

34 Adviesaanvraag Afwegingskader gezondheid

in het milieubeleid

Gezonde arbeidsomstandigheden

36 Epichloorhydrine en adriamycine

38 Commentaar gevraagd op arbo-adviezen

40 Verschenen

Page 4: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

4

Foto: Adriënne Janssens-Metsaars.

Page 5: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

5Interview met prof. Cécile Janssens Mieke de Waal

Hoe voorspellend is een test, en voor wie is hij nuttig?

Dr. M.S. de Waal maakt als

redacteur deel uit van de

wetenschappelijke staf van

de Gezondheidsraad.

Prof. dr. Cécile Janssens is

epidemioloog en verbonden

aan Emory University in

Atlanta, Verenigde Staten.

Ze is lid van de Beraads-

groep Genetica van de

Gezondheidsraad.

Cécile Janssens combineert haar gedegen wetenschappelijke kennis

van de epidemiologie en genetica met down to earth relativeringen

van veel populaire dna-tests. Een veelzeggend statement is te zien

op YouTube. In een filmpje voor Science Café Enschede zegt ze:

‘Je kunt tegenwoordig via internet dna-tests kopen die voor tien-

tallen ziekten jouw risico voorspellen. Bijvoorbeeld op hart- en

vaatziekten, op diabetes, op astma. Waarom willen we dat eigen-

lijk? Kan je nou werkelijk met die genetische informatie je gedrag

aanpassen zodat je gezonder gaat leven? En gaan we dat ook wer-

kelijk doen?’

Heeft u zelf meegewerkt aan het advies over health checks dat

zojuist is uitgekomen?

Ik zat niet in de commissie maar was wel op de hoogte doordat ik

regelmatig contact heb met de secretaris van de commissie. We zijn

samen betrokken geweest bij een initiatief om het onderwerp van

de health checks te agenderen in Europa. Ik deel de zorgen van de

commissie en onderken tegelijkertijd de geschetste mogelijkheden.

Zij en ik willen burgers beschermen maar ook hun vrijheid laten.

Deze visie zie ik helemaal terug in het nieuwe advies. Ik kan wel

zeggen dat ik het advies op alle punten ondersteun.

Hoe legt u uit wat health checks zijn?

Health checks zijn medische onderzoeken om ziekten dan wel de

aanleg of risicofactoren daarvoor op te sporen bij mensen die daar-

voor geen medische indicatie hebben. Het is een verzamelterm

voor alle mogelijke tests: van online vragenlijsten op internet en

apps die lichaamsfuncties meten of monitoren tot de total body

Page 6: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

6 scan, van tests op lichaamsmateriaal zoals bloed, urine, ontlasting

of speeksel tot lichamelijk onderzoek op een specifieke locatie.

Met welke tests houdt u zich zelf als onderzoeker bezig?

Ik heb vooral veel onderzoek gedaan naar dna-tests. Er zijn al

behoorlijk wat genetische tests verkrijgbaar via internet en er zijn

nog weer nieuwe op komst. Populair zijn tegenwoordig vooral de

tests die je zouden adviseren over je leefstijl, je dieet en lichaamsbe-

weging. Health City bijvoorbeeld, biedt DNA-Fit aan: op basis van

je dna-profiel zou je optimale fitnessprogramma kunnen worden

samengesteld. Die verwijzing naar het dna geeft de burger wellicht

het gevoel dat hij een op maat samengesteld programma in handen

krijgt, maar het is volstrekt niet wetenschappelijk onderbouwd. Je

kunt wel dna heel precies in kaart brengen, maar wat zegt die

informatie? Voor sommige genen is het een uitgemaakte zaak: wie

bijvoorbeeld een bepaalde mutatie in het huntingtine-gen heeft,

krijgt zeker de ziekte van Huntington. Maar voor andere aandoe-

ningen – type 2 diabetes bijvoorbeeld – vormt dna maar een klein

deel van de oorzaak. Behalve genen bepalen ook dieet en beweging

of iemand de ziekte ontwikkelt. Een dna-test heeft dan weinig

voorspellende waarde. Dat zelfde geldt voor de invloed van genen

op dieet en beweging, want dat is wat DNA-Fit veronderstelt.

Waar moeten burgers precies tegen worden beschermd?

Tegen een verkeerd beeld van wat health checks wel en niet kunnen.

Eigenlijk zijn er twee belangrijke vragen. Ten eerste: doet een test

wat hij zegt te doen? En ten tweede: voor wie is hij nuttig?

Wat betreft het eerste: health checks suggereren dat er op basis

van een test gezondheidseffecten bereikt kunnen worden. Dat is

voor sommige tests zo, maar zeker niet voor alle. Aanbieders zijn

daarover vaak niet duidelijk. Ze schieten dan tekort in de voorlich-

ting en begeleiding die er aan zo’n onderzoeksuitslag gekoppeld

zouden moeten worden. Aanbevelingen die in een gezondheids-

check gedaan worden, zouden moeten aansluiten bij de reguliere

gezondheidszorg. Je kan mensen met een positieve uitslag niet

zomaar doorsturen naar een huisarts. Als de patiënt geen sympto-

men of risicofactoren heeft, kan een huisarts niets met een kwalifi-

catie zoals een verhoogd risico op bepaalde ziekten.

Page 7: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

7Ten tweede is er de vraag voor wie de health check nuttig is.

Ook een perfecte test is niet altijd zinvol. Een extreem voorbeeld

helpt om dat te verduidelijken. De zwangerschapstest is enorm

voorspellend, en in die zin een perfecte test: hij doet exact wat hij

belooft te doen. Maar... als je al acht maanden zwanger bent, hoeft

‘t niet meer. En als je zeker weet dat je niet zwanger bent, hoef je

die test ook niet. En je hoeft al zeker niet elk jaar een zwanger-

schapstest. Een test moet voldoende nieuwe informatie opleveren.

Daarom zijn tests vaak alleen zinvol voor een bepaalde doelgroep.

Bij de total body scan is een vaak gemaakte vergelijking: de

APK voor je lichaam. Dat klinkt toch aantrekkelijk? Waarom

gaan we niet allemaal eens per jaar ‘door de molen’?

Iets wat aantrekkelijk klinkt, is niet altijd nuttig. Bij de total body

scan ligt, net als bij andere tests, zowel valse geruststelling als over-

diagnose op de loer.

Van een total body scan kan valse geruststelling uitgaan omdat

je in zijn geheel wordt gescand. Maar terwijl jij dan wellicht denkt

dat er naar ‘alles’ gekeken wordt, beperkt de analyse zich tot bij-

voorbeeld grotere tumoren of plaques. Wanneer er uit zo’n total

body scan geen alarmerende berichten komen, zie je daar misschien

ook wel een vrijbrief in om een ongezonde leefstijl voort te zetten.

Met heldere en eerlijke voorlichting kun je deze nadelen voor een

groot deel ondervangen. Het aanbod moet verantwoord zijn, je

hoeft het niet te verbieden.

Het omgekeerde kan ook gebeuren. Met een total body scan

kun je dingen vinden die niet tot gezondheidsproblemen gaan lei-

den. Die had je dus niet hoeven vinden. Niet elke afwijking van het

gemiddelde heeft ook een klinische betekenis. Positieve uitslagen

zijn verontrustend voor degene die de test heeft ondergaan, en

ongewenst wanneer er teveel fout-positief blijken te zijn.

Vaak wordt gezegd dat health checks kunnen leiden tot een

stijging van de zorgkosten. Zijn bedenkingen bij de total body

scan dan eigenlijk terug te voeren op een geldkwestie?

Dat vind ik niet. Ik zie de extra zorgkosten meer als één van de

nadelen. Je wilt dat de mensen met een positieve uitslag naar de

dokter gaan. Maar als een test teveel fout-positieve uitslagen geeft,

legt dat een onnodig beslag om het zorgsysteem. Die hogere kos-

Page 8: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

8 ten zijn dan een gevolg van de gebrekkigheid van een test. Daar

zou de aanbieder of consument van een slechte test voor moeten

betalen, en niet de gezondheidszorg.

U lijkt ervan uit te gaan dat gezondheidstesten die mensen op

eigen gezag laten doen weinig goeds opleveren?

Er zijn goede en slechte health checks en er zijn er die nuttig zijn en

niet. Tegen slechte en nutteloze tests moet je mensen beschermen.

Natuurlijk gebeurt het soms dat bij een total body scan bij toeval

een tumor gevonden wordt waarvoor dan snel behandeld kan gaan

worden. Dat is een geluk voor de patiënt in kwestie, en het zijn

ook die verhalen die je hoort om de total body scan te rechtvaardi-

gen. We willen er echter voor waken dat er meer fout-positieve en

fout-negatieve testresultaten bij tests naar boven komen dan we

acceptabel zouden vinden. Reserve is ook gepast omdat we nog te

weinig weten van de schaal waarop van health checks gebruik

gemaakt gaat worden. We willen voorkomen dat het leidt tot gro-

tere gezondheidszorgconsumptie.

Bestaat er inmiddels een keurmerk voor health checks?

Er is geen keurmerk, maar de KNMG heeft wel een multidiscipli-

naire richtlijn Preventief Medisch Onderzoek die beschrijft waar-

aan een goed aanbod zou moeten voldoen. De richtlijn is niet

meer dan een goed begin.

Regulering van health checks is niet eenvoudig. Hoe goed een

test een ziekte kan voorspellen of opsporen is, zoals ik al eerder zei,

in veel gevallen afhankelijk van de doelgroep waarin de test wordt

uitgevoerd. Tests voor de vroege opsporing van ziekten, zoals bij-

voorbeeld een body scan, hebben vaak een betere klinische validiteit

wanneer mensen symptomen hebben.

Ik was recent bij een workshop van de FDA over de voorge-

stelde regulering van laboratory-developed tests, waaronder veel

health checks zullen gaan vallen, en daar bleek ook al enorme

onduidelijkheid over klinische validiteit. Die onduidelijkheid had

betrekking op wat klinische validiteit nou eigenlijk is, maar ook

over de haalbaarheid om het te reguleren.

Overigens heeft het Amerikaanse voorstel veel raakvlakken

met het voorstel van de Gezondheidsraad, met name waar het gaat

om de ‘schaal van toenemende bescherming’ die de Gezondheids-

Page 9: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

9raad voorstelt. Niet alle health checks hebben een even groot risico.

Het lijkt me verstandig om gradatie aan te brengen in de mate van

bescherming.

Wat zegt u tegen mensen die het kopen van medische tests via

internet zien als het recht van mondige burgers?

Je mag op vakantie gaan waar je wilt, de kleur broek aan doen die

je wilt, en ook de gezondheidstest kopen die je wilt. We moeten

health checks niet verbieden, maar zorgen dat het aanbod verant-

woord en duidelijk is, zodat mensen goed weten wat ze kopen en

wat de beperkingen ervan zijn. Overigens denk ik dat het gros van

de bevolking hier helemaal geen belangstelling voor heeft, en

terecht met heel andere dingen bezig is. Een gezonde kijk op

gezondheid.

Wat beschouwt u als een gezonde kijk op gezondheid?

Naar de dokter gaan als je klachten hebt. Belangrijke risicofactoren

proberen te voorkomen. Algemene gezondheidsadviezen (zoals

vaccinatie en screening) opvolgen. En verder meer onzekerheid

leren accepteren. Hoeveel beter word je nou echt van al het weten?

Ik ben er niet van overtuigd dat je van al dit gedetailleerde weten

ook echt gezonder en gelukkiger wordt.

Page 10: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

10

Foto: Mieke de Waal.

Page 11: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

11Interview met Cor Oosterwijk en Tessa van der Valk van de VSOP Mieke de Waal

Eerst zelf testen voordat je naar een dokter gaat

Dr. M.S. de Waal maakt als

redacteur deel uit van de

wetenschappelijke staf van

de Gezondheidsraad.

Dr. Cor Oosterwijk is direc-

teur van de VSOP (Vereni-

ging Samenwerkende

Ouder- en Patiëntenorgani-

saties). Dr. Tessa van der

Valk werkt bij de VSOP als

beleidsmedewerker Onder-

zoek en Therapieontwikke-

ling. De VSOP richt zich in

het bijzonder op zeldzame

en genetische aandoenin-

gen.

Preventief zelfonderzoek is niet meer weg te denken, menen ze bij

de VSOP (Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorgani-

saties). Burgers willen niet altijd meer direct naar een arts bij een

medische vraag, maar testen liever eerst zelf of ze de tijd rijp vinden

om naar een dokter te gaan.

Op wat voor manier houdt u zich met de VSOP bezig met

health checks?

Cor Oosterwijk: In een klankbordgroep met de Patiëntenfederatie

NPCF, Consumentenbond, Nederlandse Patiëntenvereniging en

Nederlandse Coeliakie Vereniging hebben wij een visie ontwikkeld

op preventief zelfonderzoek, vanuit het perspectief van gebruikers

van zelftests.

Tessa van der Valk: Onder zelftests verstaan we alles wat de

burger ter beschikkking staat op het gebied van testen. Er zijn klas-

sieke testen zoals de niercheck, de zwangerschapstest en de choles-

teroltest. Er zijn vragenlijsten op internet, gericht op preventie van

aandoeningen. En je hebt de allesomvattende total body scan.

Waarom kiest uw klankbordgroep uitdrukkelijk voor het

gebruikersperspectief?

Cor Oosterwijk: Anderhalf jaar geleden hebben wij ons visiedocu-

ment uitgereikt aan de minister van VWS. We hebben daarin

gesteld dat wij gebruikers vooral middelen in handen willen geven

om zelf te bepalen welke tests hun iets te bieden hebben.

Tessa van der Valk: Wij denken dat het aanbod er is en blijft.

Nationale wetgeving kan gebruikers maar beperkt beschermen

tegen een bepaald aanbod. Je kunt wel vestiging in Nederland van

Page 12: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

12 bepaalde producenten tegenhouden, maar de beschikbaarheid van

het aanbod gaat over grenzen. Het is daarom veel nuttiger om

burgers goed voor te lichten zodat ze zelf kritischer en mondiger

worden.

Cor Oosterwijk: Dat past ook beter in deze tijd van tanend

gezag van instituties. Burgers erkennen niet meer bij voorbaat de

autoriteit van bijvoorbeeld de overheid of het RIVM. Daarom zeg-

gen wij: rust de burger zelf toe door bepaalde voorlichting. We

gaan daar ook een internet-tool voor ontwikkelen.

Is voorlichting voldoende of moet er nog meer gebeuren?

Cor Oosterwijk: We zouden ook graag een veel duidelijker keur-

merk voor zelftests zien waarin de kwaliteit, veiligheid, effectiviteit

en betrouwbaarheid tot uiting komen. Zo’n keurmerk zou burgers

enorm helpen om het kaf van het koren te scheiden.

Tessa van der Valk: Sommige tests zijn kwalitatief zo slecht

dat je zou hopen dat ze er met een keurmerk uit zouden vallen.

Is er nu geen keurmerk voor zelftests?

Tessa van der Valk: Er is het CE-logo, en aanbieders wekken ten

onrechte de indruk dat dit een kwaliteitskeurmerk is.

Cor Oosterwijk: Het CE-keurmerk is het Europese keurmerk

dat nodig is om een product op de markt te brengen. Er wordt

daarbij niet naar kwaliteit gekeken, enkel naar formaliteiten zoals

‘Zit er een handleiding bij?’ Herinner je je dat mandarijnennetje

nog waarvoor het televisieprogramma Radar het CE-keurmerk

aanvroeg omdat het een implantaat zou zijn dat als bekkenbodem-

matje kon dienen? Het werd geaccepteerd! Hoe duidelijk wil je het

hebben dat er blijkbaar niet wordt getoetst op de kwaliteit van het

product?

Wordt er nog over het instellen van een keurmerk gesproken?

Cor Oosterwijk: Jawel, maar binnen de KNMG is het in elk geval

niet gelukt om een certificering van aanbieders van de grond te

krijgen. Er is een KNMG-richtlijn ontwikkeld over Preventief

Medisch Onderzoek die vertaald zou worden in een keurmerk.

Men vond echter de procedure om tot zo’n keurmerk te komen te

ingewikkeld.

Page 13: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

13Tessa van der Valk.: Het was dus niet dat de KNMG geen

keurmerk wilde, maar het leek hun niet haalbaar.

Hoe ziet u de verantwoordelijkheden verdeeld op het gebied van

zelftests?

Cor Oosterwijk: De overheid moet garant staan voor de veiligheid

en voor andere technische aspecten. De overheid moet er bijvoor-

beeld ook op (laten) toezien dat een test doet wat hij zegt te doen.

Vervolgens is het aan mijzelf om te bepalen of het gebruik van een

bepaalde test zinvol is in mijn leven. Wel is het fijn als ik geholpen

word in dat keuzeproces. Die hulp is bij uitstek een taak voor Con-

sumentenbond en patiëntenorganisaties; partijen die betrouwbaar

zijn in de ogen van de burger. Wij worden vooral ook als betrouw-

baar gezien omdat we ons op de eerste plaats richten op de kwali-

teit van leven, en niet primair op de kosten van de zorg. Wat niet

wil zeggen dat we daar geen oog voor hebben.

U noemt geen artsen bij deze verdeling van verantwoordelijk-

heden?

Tessa van der Valk: Mensen gaan niet als ze een zelftest doen eerst

een arts raadplegen. Er kunnen allerlei redenen zijn om eerst zelf

een test te willen doen. Mensen willen bijvoorbeeld op basis van

zo’n test bepalen of het tijd is om naar de huisarts te gaan. Of ze

willen de uitslag zelf als eerste weten, zoals bij zwangerschap. En in

sommige gevallen willen patiënten niet dat gegevens over hen wor-

den opgeslagen binnen de gezondheidszorg omdat ze niet willen

dat die in handen van verzekeraars komen.

Cor Oosterwijk: Mensen willen vaak in eerste instantie gerust-

gesteld worden.

Tessa van der Valk: Huisartsen doen dat vaak wel met woor-

den, maar niet met testen. Veel mensen voelen zich weggestuurd in

plaats van serieus genomen.

Cor Oosterwijk: Ik denk dat de zorg in zijn algemeen nog

niet open staat voor een zelfredzame rol van de burger. Als ik tegen

de huisarts zeg dat ik al zelf een niercheck heb gedaan, zegt hij:

‘Dat zal wel, maar zullen we eerst nog even een betrouwbare test

via het lab doen?’. Ze onderschatten de mogelijkheden van zelf-

tests per definitie. Op zich is het toch niet erg om eerst zelf te tes-

ten? Als het aanbod maar goed is. Zelftests kunnen een goede

Page 14: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

14 toevoeging zijn aan het aanbod in de reguliere zorg, als je de kwa-

liteit maar gewaarborgd hebt.

Waar moet het heen?

Cor Oosterwijk: Een keurmerk voor zelftests zien wij als voor-

waarde. Wat wij als patiënten- en consumentenorganisaties doen,

zien we vervolgens als nog belangrijker: het helpen bij de afweging

wat je wilt weten over je lichaam. Wil ik weten of ik de ziekte van

Huntington krijg? Kan ik het aan om te horen te krijgen dat ik

vroegtijdig ga dementeren en dat daar niets aan te doen is? Dat

antwoord zal voor iedereen verschillend zijn.

Tessa van der Valk: In de V.S. heb je veel genetische tests op

multifactoriële aandoeningen. Daar kan dan uitkomen: ‘De kans is

dertig procent dat u voor uw vijftigste dit of dat ontwikkelt’. Maar

de kans wordt eigenlijk veel meer bepaald door leefstijl dan door

genetica. Aan zulke tests heb je dus weinig. Preconceptionele dra-

gerschapstests zijn veel betere tests. Je krijgt een duidelijker ant-

woord omdat feitelijk kan worden vastgesteld of de partners wel/

niet drager zijn van bepaalde aandoeningen. Na de CF-drager-

schapstest bijvoorbeeld, weet je ook echt of de kans dat je een kind

met Cystic Fibrosis – taaislijmziekte – krijgt nul is. In Volendam en

in Noord-Nederland zijn pilots gaande in de reguliere zorg waarbij

dragerschapstests worden aangeboden aan mensen die een kind

willen. In Spanje gebeurt dat al standaard bij fertiliteitsklinieken.

In Volendam wordt al geregeld op de zogenaamde Volendamse

ziekte getest. In die gemeenschap komt een aantal recessieve aan-

doeningen zeer vaak voor. Mensen zijn op de hoogte van de gene-

tische aandoeningen in de familie en ze kennen die ook bij

anderen.

Cor Oosterwijk: Op veel plaatsen zijn mensen minder bekend

met erfelijke aandoeningen. Het is dan prima als de overheid een

actief aanbod instelt, bijvoorbeeld door er een reguliere screening

van te maken.

Page 15: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

15Varia

Nieuwe beraadsgroepen en vaste commissiesDe Gezondheidsraad heeft op dit moment acht beraadsgroepen en

acht vaste commissies. De beraadsgroepen beoordelen concept-

adviezen. De vaste commissies voeren vaste taken uit, bijvoorbeeld

op het gebied van bevolkingsonderzoek, elektromagnetische vel-

den en arbeidsomstandigheden. Om bij een vergaderfrequentie

van vier per jaar een goed gevulde agenda te kunnen garanderen,

hebben voorzitter en vicevoorzitters van de raad besloten het aan-

tal beraadsgroepen terug te brengen tot twee. Voortaan zijn er

twee breed samengestelde beraadsgroepen, een Beraadsgroep

Gezondheidszorg en een Beraadsgroep Volksgezondheid. Tegelijk

worden twee nieuwe vaste commissies ingesteld. De Commissie

Voeding gaat adviezen en signalementen uitbrengen. De Commis-

sie Ethiek en recht krijgt de taak om commissies desgewenst te

ondersteunen bij ethische of juridische kwesties die spelen bij een

adviesvraag. Deze veranderingen zullen in het voorjaar van 2015

hun beslag krijgen.

Wijziging op het secretariaatMet ingang van 1 januari jl. is dr. Jessica Baars als secretaris bij de

Gezondheidsraad aan de slag gegaan. Zij wordt ingeschakeld bij

adviezen op het gebied van bevolkingsonderzoek. Het betreft een

aanstelling voor twee jaar. Jessica Baars is socioloog en heeft een

proefschrift geschreven over het bereik van een vaccinatiecam-

pagne tegen hepatitis B onder hoogrisicogroepen. De afgelopen

jaren was zij werkzaam als postdoc-onderzoeker bij de afdeling

Medische Genetica van het Universitair Medisch Centrum

Utrecht. Daar richtte zij zich onder andere op de deelname van

Turkse en Marokkaanse vrouwen met borstkanker aan erfelijk-

heidsonderzoek.

Page 16: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

16

Optimale gezondheidszorg

Page 17: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

17Optimale gezondheidszorg / Nieuw advies Veronique Ruiz

Next generation sequencing: van wens naar werkelijkheid

Dr. ir. V.W.T Ruiz van Hape-

ren maakt deel uit van de

wetenschappelijke staf van

de Gezondheidsraad.

De publicatie Next genera-

tion sequencing in diagnos-

tiek (2015/01) is te

downloaden van www.gr.nl.

Zie rubriek ‘Verschenen’.

Next generation sequencing (NGS) – technieken die het mogelijk

maken snel en goedkoop het menselijk genoom of een deel daar-

van in kaart te brengen – is geen toekomstmuziek meer. NGS

wordt op alle afdelingen klinische genetica inmiddels gebruikt voor

diagnostiek en wetenschappelijk onderzoek. Er is aandacht nodig

voor kwaliteit, kennisontwikkeling en ethische consequenties. Dit

schrijft de Gezondheidsraad in een signalerend advies aan de minis-

ter van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Het voor de eerste maal volledig in kaart brengen van het mense-

lijk genoom kostte vijftien jaar en miljoenen dollars. Anno 2015

kan dat in een fractie van de tijd en kosten. De technieken waarmee

dat gebeurt – NGS – worden inmiddels dagelijks gebruikt in de

diagnostiek van aandoeningen die (sterk) erfelijk zijn bepaald.

Zoals elke nieuwe medische technologie heeft NGS voor- en

nadelen. Een voordeel van NGS is een snelle uitgebreide geneti-

sche diagnostiek, waardoor sneller tot behandeling kan worden

overgegaan. Daarnaast zou NGS op termijn andere onderzoeken

kunnen voorkomen of vervangen.

Er zijn echter ook aspecten waar nog aandacht voor nodig is,

zoals het verbeteren van de kwaliteit van sequensen en de interpre-

tatie van de data. Daarnaast zijn er vergaande ethische consequen-

ties waarover het maatschappelijk debat nog goed moet worden

gevoerd, zoals dataopslag en -toegang, informed consent en de

wenselijkheid van toepassing van NGS in screening. Ook betere

kennis over genetica bij professionals en het publiek blijft nodig.

Hiertoe is kennisontwikkeling over de betekenis van genetische

variatie onontbeerlijk. Professionals kunnen zo de genetische ken-

merken van hun patiënten beter duiden. Tegelijk kan het algemeen

publiek die informatie beter begrijpen en zo weloverwogen de

van Haperen

Page 18: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

18 hiermee samenhangende gezondheidskeuzes maken. De overheid

kan een belangrijke rol spelen in het coördineren van de discussie

over onder meer de wenselijkheid en afbakening van verdere toe-

passing van NGS in diagnostiek en screening.

Samenstelling commissie:

prof. dr. W.A. van Gool, voorzitter Gezondheidsraad, Den

Haag, voorzitter

prof. dr. R.A. Wevers, hoogleraar klinische chemie van

erfelijke metabole ziekten, Radboudumc,

Nijmegen, vicevoorzitter

prof. dr. D.I. Boomsma, hoogleraar gedragsgenetica/

genetische epidemiologie, Vrije Universiteit,

Amsterdam

prof. dr. M.C. Cornel, hoogleraar community genetics &

public health genomics, VU medisch centrum,

Amsterdam

prof. dr. J.P.M. Geraedts, emeritus hoogleraar genetica en

celbiologie, UMC+ Maastricht

prof. dr. R.C. Hennekam, hoogleraar kindergeneeskunde/

translationele genetica, Academisch Medisch

Centrum, Amsterdam

prof. dr. A.C.J.W. Janssens, hoogleraar translationele

epidemiologie, Emory University, Atlanta GA, VS

prof. dr. V.V.A.M. Knoers, hoogleraar klinische genetica,

Universitair Medisch Centrum Utrecht

prof. dr. G.J.B. van Ommen, emeritus hoogleraar humane

genetica, Leids Universitair Medisch Centrum

prof. dr. M. de Visser, hoogleraar neurologie, Academisch

Medisch Centrum, Amsterdam

E. van Vliet-Lachotzki, arts, beleidsmedewerker

erfelijkheidsvraagstukken, Vereniging

Samenwerkende Ouder- en Patiëntenverenigingen,

Soest

prof. dr. G.M.W.R. de Wert, hoogleraar biomedische

ethiek, Universiteit Maastricht

drs. P.G. Engels, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn

en Sport, Den Haag, waarnemer

dr. ir. V.W.T. Ruiz van Haperen, Gezondheidsraad, Den

Haag, secretaris

dr. G.A.J. Soete, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris

Page 19: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

19Optimale gezondheidszorg / Lopende zaken Cees Postema

Adviesaanvraag over rijgeschiktheid bij hart- en vaatziekten

Dr. C.A. Postema maakt

deel uit van de weten-

schappelijke staf van de

Gezondheidsraad.

Op 4 februari 2015 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu

advies gevraagd over rijgeschiktheid bij hart- en vaatziekten.

Aanleiding voor de adviesvraag is het enige tijd geleden uitge-

brachte rapport New Standards for Driving and Cardiovascular

Diseases, Report of the Expert Group on Driving and Cardiovascular

Disease. Het rapport is op verzoek van de Europese Unie opgesteld

door een internationale commissie van deskundigen. De aanbeve-

lingen in het rapport zullen worden overgenomen in de Europese

regelgeving. Deze is binnen Europa leidend, waarbij lidstaten de

mogelijkheid hebben in nationale regelgeving de eisen voor rijge-

schiktheid aan te scherpen.

De minister vraagt de aanbevelingen uit het rapport te

beoordelen en aan te geven of de Nederlandse Regeling Eisen

Geschiktheid 2000 aanpassingen behoeft. Specifiek wordt gevraagd

om in te gaan op de rijgeschiktheid van mensen met een steunhart.

Een steunhart is een mechanische pomp die de pompfunctie van

het hart kan overnemen. Daar is op dit moment in Nederland geen

regelgeving voor, terwijl het om een groeiende groep bestuurders

gaat.

Het advies zal opgesteld worden door de vaste commissie

Rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad.

Page 20: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

20 Optimale gezondheidszorg / Lopende zaken Lucas Cornips

Reactie op adviezen over ADHD en participatie

L.M. Cornips, MPhil, maakt

deel uit van de weten-

schappelijke staf van de

Gezondheidsraad.

Een groeiend aantal jongeren komt met psychische problematiek

in het hulpcircuit terecht. Vooral de sterke groei van het aantal kin-

deren dat met medicijnen behandeld wordt voor ADHD-achtige

klachten is opvallend: het gebruik van methylfenidaat (beter

bekend onder de merknaam Ritalin) is in de afgelopen tien jaar

verviervoudigd. De maatschappelijke discussie hierover was, samen

met de komst van een nieuw stelsel jeugdzorg, aanleiding voor de

bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en

Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om de Gezondheids-

raad om advies te vragen. Inmiddels hebben de bewindslieden

gereageerd op de op 3 juli 2014 uitgebrachte adviezen ADHD:

medicatie en maatschappij en Participatie van jongeren met psychi-

sche problemen.

Psychische klachten en participatie

Minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma van SZW maken zich

zorgen over het toenemende aantal jongeren dat als gevolg van

psychische problematiek barrières ervaart in het onderwijs of op de

arbeidsmarkt. In het advies wordt in dit kader een lans gebroken

voor het gebruik van rehabilitatiemethoden die gericht zijn op

maatschappelijk functioneren, waaronder individuele plaatsing en

steun (IPS) en de individuele rehabilitatiebenadering. De Gezond-

heidsraad merkt op dat de kennisbasis nog niet sluitend is; pilotstu-

dies zijn nodig naar de werkzaamheid van de methodes bij

jongeren. SZW heeft inmiddels een subsidie verstrekt om te experi-

menteren met de inzet van IPS bij jongeren met psychoses. Ook

wordt een meerjarig programma opgezet om kennis te ontwikke-

len rond reïntegratie, waarbij ruimte zal zijn voor onderzoek naar

de effectiviteit van reïntegratie bij psychische problemen. Tot slot

Page 21: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

21schrijven de bewindslieden dat het advies aantoont dat de domei-

nen van geestelijke gezondheidszorg en werk en inkomen meer

met elkaar moeten worden verbonden, met oog voor het belang

van maatschappelijke participatie bij het omgaan met psychische

problemen. Het advies zien zij als een aansporing om het ingezette

beleid met kracht voort te zetten.

ADHD en medicatie

Staatssecretaris Van Rijn van VWS neemt de kabinetsreactie op het

ADHD-advies voor zijn rekening. Het advies geeft een gedegen en

genuanceerd beeld van de stand van wetenschap en heeft reeds bij-

gedragen aan een grotere sense of urgency bij de beroepsgroepen

om de zorgverlening aan kinderen met ADHD te verbeteren. De

staatssecretaris deelt de zorgen van de Gezondheidsraad over de

toename van het gebruik van methylfenidaat (Ritalin) onder jonge-

ren. Hij onderschrijft het doel om te streven naar ‘gepaste zorg’,

een term die benadrukt dat zowel over- als onderbehandeling dient

te worden voorkomen. Volgens de staatssecretaris is dit een

gedeelde verantwoordelijkheid van ouders, beroepsgroepen,

jeugdhulpaanbieders, docenten en gemeenten. Vanuit de systeem-

verantwoordelijkheid’ van het ministerie heeft VWS verschillende

initiatieven ontplooid om aandacht te schenken aan gepaste zorg.

In reactie op de aanbeveling om onderzoek te doen naar de nale-

ving van richtlijnen rond ADHD wordt door de Nederlandse ver-

eniging van pedagogen en onderwijskundigen een voorstel

geschreven. Een belangrijke aanbeveling uit het advies betreft het

inrichten van een ketenzorgmodel met een centrale rol voor de

huisartspraktijk. Daarbij wordt snel hulp geboden aan kinderen,

om vervolgens op basis van ernst van de problemen te bepalen of

kinderen een licht of een zwaarder zorgpad volgen. De staatssecre-

taris meldt dat het Nederlands Huisartsen Genootschap en de

Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie inmiddels, samen met

andere partijen, werken aan afspraken over ketensamenwerking.

De staatssecretaris wijst er tot slot op dat hij het moment rijp acht

voor het zorg- en het onderwijsveld om concreet in actie te

komen, gegeven de vele initiatieven die de afgelopen jaren, gesti-

muleerd door VWS, zijn ontplooid.

Page 22: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

22

Preventie

Page 23: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

23Preventie / Nieuw advies Janneke Allers

Bescherming tegen risico’s total body scan blijft nodig

Drs. J.M. Allers maakt als

redacteur deel uit van de

wetenschappelijke staf van

de Gezondheidsraad.

De publicatie Doorlichten

doorgelicht: gepast gebruik

van health checks

(2015/05) is te down-

loaden van www.gr.nl.

Zie rubriek ‘Verschenen’.

De overheid moet mensen blijven beschermen tegen de risico’s van total body scans. Omdat daarbij aandoeningen aan het licht kunnen komen die niet te voorkomen of te behandelen zijn, blijft een vergun-ningplicht noodzakelijk. De kans dat een total body scan kan voldoen aan de criteria voor verantwoord screenen is klein. Dat schrijft de Gezondheidsraad in zijn op 5 maart 2015 verschenen advies Doorlich-ten doorgelicht: gepast gebruik van health checks.

Total body scan heeft vooral nadelen

Health checks zijn onderzoeken gericht op vroege opsporing van

(risicofactoren voor) aandoeningen, zonder dat daarvoor een

medische indicatie bestaat. Een voorbeeld is de total body scan,

waarbij het hele lichaam wordt afgebeeld. Veel mensen denken dat

dit nuttig is, omdat zo eventuele ziektes in een vroeg stadium ont-

dekt kunnen worden. Voor een enkeling zal dat ook gelden. Ook

zullen sommigen gerustgesteld worden dat ze een bepaalde aan-

doening niet hebben. Maar total body scans hebben vooral nadelen.

Veel mensen die zo’n scan ondergaan zullen onnodige vervolgon-

derzoeken of behandelingen krijgen, met alle risico’s van dien. Ver-

der zullen vaak juist angst en ongerustheid het gevolg zijn. Dit,

omdat sprake is van vals alarm, of omdat er afwijkingen worden

gevonden waarvan de medische implicaties onduidelijk zijn of aan-

doeningen die niet te voorkomen of te behandelen zijn.

Meer keuzevrijheid bieden kan wel

De Gezondheidsraad onderschrijft de wens van de minister om

mensen meer vrijheid te bieden om zelf te kiezen of ze een health

Page 24: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

24 check willen ondergaan. Nu is het zo dat bepaalde health checks

strikt gereguleerd zijn via de Wet op het bevolkingsonderzoek.

Health checks die buiten deze wet vallen, worden nu vrijwel niet

gecontroleerd. De Gezondheidsraad adviseert om hierin meer te

differentiëren en afhankelijk van de risico’s die aan een bepaalde

health check kleven te beoordelen welke beschermingsmaatregelen

nodig zijn. Zo kan de voorwaarde worden gesteld dat een poten-

tiële deelnemer zich eerst door een onafhankelijk arts laat voorlich-

ten over de voor- en nadelen en de alternatieven voor een health

check, of dat alleen een gecertificeerde zorgaanbieder een onder-

zoek mag uitvoeren. Lang niet voor alle health checks zullen

beschermingsmaatregelen nodig zijn.

Vergunningplicht als uiterste maatregel

Volgens de Gezondheidsraad zou de vergunningplicht niet hele-

maal moeten worden afgeschaft. De raad adviseert deze meest ver-

gaande maatregel in ieder geval te handhaven voor health checks

waarbij (risicofactoren voor) ernstige aandoeningen aan het licht

kunnen komen die niet te voorkomen of te behandelen zijn.

Onafhankelijk advies en toezicht

De Gezondheidsraad beveelt aan voor de advisering over gepast

gebruik van health checks een onafhankelijke screeningscommissie

in te stellen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg zou verder

betere mogelijkheden moeten krijgen om toezicht te houden op

de uitvoering van health checks.

Samenstelling commissie:

prof. dr. J.J.M. van Delden, hoogleraar medische ethiek,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, voorzitter

prof. dr. J. Gussekloo, hoogleraar huisartsgeneeskunde,

Leids Universitair Medisch Centrum, vicevoorzitter

dr. E.M.M. Adang, hoofddocent gezondheidseconomie,

Radboudumc, Nijmegen

dr. M.M. Boere-Boonekamp, hoofddocent Health

Technology Services Research, Universiteit Twente

prof. dr. M.C. Cornel, hoogleraar community genetics en

public health genomics, VU medisch centrum,

Amsterdam

dr. W.J. Dondorp, ethicus, Universiteit Maastricht

prof. mr. J.C.J. Dute, hoogleraar gezondheidrecht,

Radboud Universiteit Nijmegen

dr. C.H. van Gils, hoofddocent epidemiologie, Universitair

Medisch Centrum Utrecht

prof. dr. I.M. van Langen, hoogleraar klinische genetica,

Universitair Medisch Centrum Groningen

prof. dr. B.J.C. Middelkoop, hoogleraar public health,

Leids Universitair Medisch Centrum

mr. dr. M.C. Ploem, gezondheidsjurist, Acamemisch

Medisch Centrum, Amsterdam

prof. dr. A.M. Stiggelbout, hoogleraar medische

besliskunde, Leids Universitair Medisch Centrum

prof. dr. A.L.M. Verbeek (tot 1 november 2014), hoogleraar

klinische epidemiologie, Radboudumc, Nijmegen

prof. dr. G.J. van der Wilt, hoogleraar Health Technology

Assessment, Radboudumc, Nijmegen

Page 25: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

25drs. M.K. Berkhout-van der Meulen, ministerie van

Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag,

waarnemer (vanaf 1 december 2014)

mr. M.G. Kleefkens, ministerie van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport, Den Haag, waarnemer (vanaf 1

oktober 2014)

drs. M.S. Prins, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn

en Sport, Den Haag , waarnemer (tot 1 november

2014)

mr. A. Rendering, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn

en Sport, Den Haag, waarnemer (tot 1 september

2014)

dr. J.E. Baars, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris

(vanaf 1 januari 2015)

dr. S.J.W. Kunst, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris

(vanaf 1 oktober 2013)

dr. L.G.M. van Rossum, Gezondheidsraad, Den Haag,

secretaris

Page 26: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

26 Preventie / Lopende zaken Eva Asscher

Adviesaanvraag prenatale screening

Dr. E.C.A. Asscher maakt

deel uit van de weten-

schappelijke staf van de

Gezondheidsraad.

Op 5 maart 2015 jl. ontving de voorzitter van de Gezondheidsraad

een nieuwe adviesaanvraag over prenatale screening. De minister

van VWS acht het tijd om het prenatale screeningsprogramma inte-

graal te bekijken, gezien de maatschappelijke en wetenschappelijke

ontwikkelen op dat gebied. Ze noemt met name de niet invasieve

prenatale test (NIPT) en de verbetering van de echoschopie.

De Gezondheidsraad heeft het afgelopen decennium her-

haaldelijk geadviseerd over prenatale screening. Een belangrijk deel

van deze advisering vond plaats in het kader van de Wet op het

Bevolkingsonderzoek. Daarnaast zijn er verschillende signalemen-

ten geweest over de (ethische) vragen die opgeroepen worden

door nieuwe technologische mogelijkheden in de prenatale

screening. Het laatste overkoepelende advies over prenatale

screening kwam uit in 2001 (2001/11).

In de nieuwe adviesaanvraag schrijft de minister groot belang

te hechten aan optimaliseren van de gehele keten van prenatale

screening, zodat zwangere vrouwen (en hun partners) in staat

gesteld worden reproductieve keuzes te maken en de zwanger-

schap zo goed mogelijk te laten verlopen.

Zij vraagt de Gezondheidsraad advies uit te brengen over

hoe het prenatale screeningsprogramma op erfelijke en aangeboren

afwijkingen het beste kan worden ingericht in het licht van de

recente (en voorziene) wetenschappelijke ontwikkelingen. Daarbij

vraagt ze aandacht voor de ethische en kwaliteitsaspecten, de coun-

seling van de zwangere (en haar partner) en de inbedding van de

prenatale screening in de context van de zorg rondom de zwanger-

schap, inclusief de preconceptionele en neonatale screening. Tot

slot vraagt de minister om te adviseren over de wijze en termijn

waarop het huidige programma kan worden aangepast.

Page 27: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

27Preventie / Lopende zaken Hans Houweling

Adviesaanvraag over doel en strategie kinkhoestvaccinatie

Dr. H. Houweling maakt

deel uit van de weten-

schappelijke staf van de

Gezondheidsraad.

Op 4 maart 2015 vroeg de minister van Volksgezondheid, Welzijn

en Sport de Gezondheidsraad om advies over de bestrijding van

kinkhoest. Ze wil weten of voor een effectieve bestrijding van kink-

hoest aanpassing van de vaccinatiestrategie noodzakelijk is.

Zestig jaar vaccinatie tegen kinkhoest

Sinds het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw worden in

Nederland zuigelingen gevaccineerd tegen kinkhoest. De vaccina-

tie tegen kinkhoest maakt deel uit van het Rijksvaccinatiepro-

gramma. De adviezen van de Gezondheidsraad vormen van

oudsher de basis voor de besluitvorming over het publieke vaccina-

tieprogramma.

Periodes van meer zieken dan normaal

Door vaccinatie is het aantal nieuwe kinkhoestgevallen per jaar in

ons land tot halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw zeer

laag geweest. Toen deed zich door gebruik van een relatief zwak

vaccin echter een epidemische verheffing voor: een periode van

veel grotere aantallen ziektegevallen dan normaal. De daarop

genomen maatregelen hebben ertoe geleid dat het aantal kink-

hoestgevallen onder zuigelingen en jonge kinderen geleidelijk weer

afnam tot het niveau van daarvoor. Ze hebben echter niet kunnen

voorkomen dat zich om de twee tot vier jaar epidemische verhef-

fingen blijven voordoen. Op dit moment neemt vooral de inciden-

tie bij oudere kinderen en volwassenen toe. Deze groepen vormen

op hun beurt een besmettingsbron voor zeer jonge zuigelingen die

erg kwetsbaar zijn voor kinkhoest en nog niet (volledig) gevacci-

neerd kunnen zijn. Ook internationaal vraagt kinkhoest daarom

weer toenemend om aandacht.

Page 28: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

28 Vragen van de minister

De aanhoudende epidemische verheffingen bij oudere kinderen en

volwassenen en de suboptimale bescherming van de jonge zuige-

lingen vormen de aanleiding voor de recente adviesvraag. Concreet

stelt de minister de volgende vragen:

1 Is er nationaal of internationaal sprake van een terugkeer

(resurgence) van kinkhoest? Zo ja, welke factoren spelen hier-

bij een rol?

2 Zijn in het kader van het publieke vaccinatieprogramma wij-

zigingen of aanvullende maatregelen nodig en mogelijk voor

de bescherming van zuigelingen tegen kinkhoest? Zo ja,

welke?

3 Verdient vaccinatie van oudere kinderen en volwassenen voor

de eigen bescherming aanbeveling? Zo ja, welke maatregelen

adviseert u om te nemen?

4 Is aanpassing van de strategie van de bestrijding van kink-

hoest nodig? Wat dient het doel te zijn van vaccinatie tegen

kinkhoest en welke doelgroepen dienen onderscheiden te

worden?

5 Hoe kunnen de beschikbare (combinatie-)vaccins het best

ingezet worden? Wat is de meest geschikte samenstelling van

de vaccins? Op welke leeftijden kunnen de boostervaccinaties

het beste worden gegeven?

6 De antwoorden op deze vragen kunnen al een beeld geven

van de optimale vormgeving van de vaccinaties. Kunt u,

indien dat het geval is, aangeven of de vaccinaties mogelijk

binnen het publieke programma, als onderdeel van de zorg,

of als onderdeel van de vrije markt hun gezondheidswinst het

best kunnen realiseren?

7 Daarbij doet zich in het kader van de nieuwe BKV de vraag

voor in hoeverre er bij zwangeren, volwassenen en oudere

kinderen gesproken kan worden van geïndiceerde preventie.

De advisering is ter hand genomen door de vaste Commissie Vacci-

naties die onlangs is ingesteld (Graadmeter # 4, 2014, blz. 28). De

minister vraagt de raad om de adviesvragen zoveel als nu al moge-

lijk is te beantwoorden in de geest van de op te richten Beoorde-

lingkamer Vaccinaties waarin zij samenwerking van Gezondheids-

raad en Zorginstituut Nederland op het gebied van vaccinaties te

zijner tijd wil vormgeven (Graadmeter # 4, 2014, blz. 26).

Page 29: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

29

Gezonde leefomgeving

Page 30: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

30 Gezonde leefomgeving / Nieuw advies Mieke de Waal

Gezondheidsrisico’s van ledlicht onvoldoende bekend

Dr. M.S. de Waal maakt als

redacteur deel uit van de

wetenschappelijke staf van

de Gezondheidsraad.

Het briefadvies Gezond-

heidsrisico’s van leds

(2015/02) is te downloa-

den van www.gr.nl.

Zie rubriek ‘Verschenen’.

Ledlicht wordt steeds meer toegepast: in verlichting en in beeld-

schermen van onder meer smartphones en tablets. Naast de vele

voordelen heeft het blauwere licht mogelijk ook risico’s voor de

gezondheid, zoals verstoring van de biologische klok en oog-

schade. Consumenten attenderen op mogelijkheden om die

risico’s te beperken is volgens de Gezondheidsraad belangrijk. Ook

pleit de raad voor ontwikkeling van producten die ledlicht met

minder blauw afgeven en meer onderzoek naar de gezondheids-

effecten van ledlicht.

Blootstelling aan ledlicht neemt toe

Er worden steeds meer ledlampen en -beeldschermen verkocht, en

daarbij worden deze met elke generatie lichtsterker. Bovendien

brengen mensen steeds meer tijd voor een beeldscherm door:

thuis, onderweg, op het werk. Mede dankzij flexibele werktijden

en meer beeldschermgebruik bij de besteding van hun vrije tijd

doen zij dit bovendien vaker in de donkere avonduren dan voor-

heen. Ledlicht bevat relatief veel blauw. Blauw licht maakt mensen

meer alert, wat afhankelijk van het tijdstip van de dag gunstig, of

juist ongunstig kan zijn.

Verstoring van de biologische klok

Licht in de donkere uren kan de biologische klok van mensen ver-

storen en zo ongunstige effecten op hun gezondheid en welbevin-

den hebben. Er zijn wetenschappelijke aanwijzingen dat ledlicht

dit sterker doet dan ander licht. De biologische klok zorgt voor

een cyclisch verloop van onder meer hartslag, hormoonsecretie,

lichaamstemperatuur en cyclus van slapen en waken. Verstoring van

Page 31: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

31de biologische klok kan leiden tot een kortere slaap, verminderde

aandacht en een grotere kans op ongevallen.

Beschadiging van het oog

Licht kan ook oogschade veroorzaken. Door korte tijd in sterk

licht te kijken kan iemands netvlies beschadigd en gezichtsvermo-

gen aangetast raken. Blauw licht is het schadelijkst. Op dit moment

valt niet te zeggen of veelvuldige blootstelling aan ledlicht bij-

draagt aan het ontstaan van oogschade.

Samenstelling commissie:

dr. F. Woudenberg, psycholoog en hoofd cluster medische

milieukunde, GGD Amsterdam, voorzitter

prof. dr. M. van den Berg, hoogleraar toxicologie, Institute

for Risk Assessment Sciences, Universiteit Utrecht

prof. dr. ir. J.W. Erisman, bijzonder hoogleraar integrale

stikstofproblematiek, Vrije Universiteit

Amsterdam; directeur Louis Bolk Instituuut,

Driebergen

dr. P.J. van den Hazel, medisch-milieukundige,

Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland

Midden, Arnhem

prof. dr. ir. E. Lebret, hoogleraar Environmental Health

Impact Assessment, Institute for Risk Assessment

Sciences, Universiteit Utrecht

prof. dr. R. Leemans, hoogleraar milieusysteemanalyse,

Wageningen UR

dr. J.P. van der Sluijs, universitair hoofddocent nieuwe

risico's, Copernicus Instituut voor Duurzame

Ontwikkeling, Universiteit Utrecht

ing. A.J.H.M. Dobbelsteen, ministerie van Infrastructuur

en Milieu, Den Haag, waarnemer

dr. A.A.J. van Iersel, ministerie van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport, Den Haag, waarnemer

dr. ir. P.W. van Vliet, Gezondheidsraad, Den Haag,

secretaris

Page 32: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

32 Gezonde leefomgeving / Lopende zaken Harrie van Dijk

Desinfecterende stoffen opnieuw bekeken

Dr. H.F.G van Dijk maakt

deel uit van de weten-

schappelijke staf van de

Gezondheidsraad.

Een nieuwe commissie buigt zich over de vraag of het gebruik van

desinfecterende stoffen bacteriën resistent kan maken, niet alleen

tegen deze stoffen zelf, maar ook tegen antibiotica. Het gaat om

een update van een eerder advies uit 2001.

In 2001 bracht de Gezondheidsraad een advies uit over desinfecte-

rende stoffen in consumentenproducten, zoals handzeep en

schoonmaakmiddelen. De raad bepleitte destijds terughoudend-

heid bij het op de markt brengen en het gebruik van dergelijke

producten. Argumenten daarvoor waren onder andere de niet

bewezen meerwaarde ten opzichte van ‘gewone’ reiniging zonder

desinfecterende stoffen, de milieubelasting door die stoffen en de

bevordering van resistentie, wellicht niet alleen tegen desinfecte-

rende stoffen zelf, maar mogelijk ook tegen antibiotica. Die laatste

zijn van cruciaal

belang voor de

bestrijding van infec-

tieziekten bij mens en

dier. Nederland

voerde daarom tot

voor kort een restric-

tief toelatingsbeleid

voor consumenten-

producten met desin-

fecterende stoffen.

Nieuwe EU-wetge-

ving maakt dat ech-

ter een stuk

moeilijker.

Page 33: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

33Derhalve hebben de bewindspersonen van VWS en IenM de

Gezondheidsraad in een adviesaanvraag van 4 februari 2015

gevraagd of de argumenten uit 2001 nog onverkort gelden in het

licht van de huidige stand van de wetenschap. Hun belangstelling

gaat vooral uit naar de resistentieproblematiek. Ook willen ze dat

de raad het gebruik van desinfecterende stoffen in andere maat-

schappelijke sectoren, zoals de gezondheidszorg, de landbouw en

de levensmiddelenindustrie, bij zijn beschouwingen betrekt. Op

woensdag 21 januari 2015 heeft vicevoorzitter Hans Severens een

nieuwe commissie geïnstalleerd, die zich over de vragen gaat bui-

gen. Deze hoopt de bewindspersonen voor het einde van het jaar

te kunnen antwoorden.

Samenstelling commissie:

prof. dr. H.A. Verbrugh, arts-microbioloog, Erasmus MC,

Rotterdam, voorzitter

prof. dr. T. Abee, levensmiddelenmicrobioloog,

Wageningen University and Research Centrum,

Wageningen

prof. dr. D.J. Mevius, veterinair microbioloog, Central

Veterinary Institute, Wageningen UR, Lelystad

dr. ir. W. van Schaik, microbioloog, Universitair Medisch

Centrum, Utrecht

prof. dr. H. Smidt, microbioloog, Wageningen UR

dr. H. Schmitt, milieumicrobioloog, Institute for Risk

Assessment Sciences, Utrecht

prof. dr. J.W. Veening, moleculair microbioloog,

Rijksuniversiteit Groningen

ir. J.W. Andriessen, College voor de toelating van

gewasbeschermingsmiddelen en biociden,

Wageningen, adviseur

dr. B.H. ter Kuile, levensmiddelenmicrobioloog,

Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, Utrecht

en Universiteit van Amsterdam, adviseur

dr. M.H.M.M. Montforts, deskundige veiligheid van

stoffen en producten, Rijksinstituut voor

Volksgezondheid en Milieu, Bilhoven, adviseur

prof. dr. A. Voss, arts-microbioloog, hoogleraar

infectiepreventie, Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis

/hoofd infectiepreventie Radboudumc, Nijmegen,

adviseur

dr. ir. M.J. Martena, ministerie van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport, Den Haag, waarnemer

dr. M.N.E. Nelemans, ministerie van Infrastructuur en

Milieu, Den Haag, waarnemer

dr. H.F.G. van Dijk, Gezondheidsraad, Den Haag,

secretaris

drs. J.W. Dogger, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris

Page 34: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

34 Gezonde leefomgeving / Lopende zaken Sies Dogger

Adviesaanvraag Afwegingskader gezondheid in het milieubeleid

Drs. J.W. Dogger maakt

deel uit van de weten-

schappelijke staf van de

Gezondheidsraad.

Op 2 februari 2015 vroeg de staatssecretaris van Infrastructuur en

Milieu de Raad om advies over een afwegingskader gezondheid in

het milieubeleid.

Vorig jaar gaf het ministerie in de nota ‘bewust omgaan met veilig-

heid’ al een ‘proeve’ voor een afwegingskader voor veiligheid in

het milieubeleid. Aan de basis van dat afwegingskader voor veilig-

heid staan een tiental uitgangspunten voor het beleidsproces.

De staatsecretaris vraagt de raad om voor deze tien uitgangs-

punten na te gaan in welke mate deze ook geschikt zijn voor een

coherente afweging van gezondheidsaspecten in het milieubeleid.

De staatssecretaris geeft aan dat daarbij het analyseren en aanbren-

gen van samenhang in de eerder door de raad uitgebrachte advie-

zen een eerste stap kunnen zijn op weg naar een praktische

vertaling ervan ten behoeve het gewenste afwegingskader.

Page 35: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

35

Gezonde arbeidsomstandigheden

Page 36: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

36 Gezonde arbeidsomstandigheden / Nieuwe adviezen Bert van der Voet

Epichloorhydrine en adriamycine

Dr. G.B. van der Voet maakt

deel uit van de weten-

schappelijke staf van de

Gezondheidsraad.

De publicaties Epichloorhy-

drine (2015/04) en

Adriamycin - Health-based

calculated occupational

cancer risk values

(2015/06) zijn te down-

loaden van www.gr.nl.

Zie rubriek ‘Verschenen’.

De Gezondheidsraad heeft twee adviezen van de Commissie

Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan Stoffen (GBBS)

gepubliceerd, over veilig werken met stoffen.

Mensen die op hun werk epichloorhydrine inademen, kunnen daar

kanker door krijgen. Over het risico van epichloorhydrine, dat

gebruikt wordt bij het maken van kunststof materialen, heeft de

raad al geruime tijd geleden (in 2000) een advies uitgebracht. Op

basis daarvan heeft de minister een grenswaarde vastgesteld. De

raad heeft epichloorhydrine nu opnieuw bekeken in het licht van

recent gepubliceerde risicobeoordelingen van het Europese Scien-

tific Committee on Occupational Exposure Limits (SCOEL) en de

Duitse Ausschuss für Gefahrstoffe (AGS). De raad geeft aan dat de

risicoschatting in zijn eerder uitgebrachte advies nog steeds van

kracht is.

Het chemotherapeuticum adriamycine behoort tot de groep anth-

racyclines. De commissie concludeert dat adriamycine een kanker-

verwekkende stof is met een stochastisch genotoxisch werkings-

mechanisme. In het algemeen berekent de Gezondheidsraad voor

dit soort stoffen concentraties in de lucht die samenhangen met

een vooraf vastgesteld extra risico op kanker door beroepsmatige

blootstelling. De commissie meent dat dit voor adriamycine niet

mogelijk is, wegens een gebrek aan gegevens.

Samenstelling commissie:

prof. dr. R.A. Woutersen, hoogleraar translationele

toxicologie, Wageningen UR / TNO Innovation

for Life, Zeist, voorzitter

dr. P.J. Boogaard, toxicoloog, Shell International BV, Den

Haag

prof. dr. ir. D.J.J. Heederik, hoogleraar gezondheidsrisico-

analyse, Institute for Risk Assessment Sciences,

Universiteit Utrecht

dr. ir. R. Houba, arbeidshygiënist, Nederlands

Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen,

Utrecht

Page 37: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

37prof. dr. H. van Loveren, hoogleraar immunotoxicologie,

Universiteit Maastricht / Rijksinstituut voor

Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven

dr. T.M. Pal, bedrijfsarts, Nederlands Centrum voor

Beroepsziekten, Amsterdam

prof. dr. A.H. Piersma, hoogleraar reproductie- en

ontwikkelingstoxicologie, Universiteit Utrecht /

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,

Bilthoven

prof. dr. H.P.J. te Riele, hoogleraar moleculaire biologie,

Nederlands Kanker Instituut/Antoni van

Leeuwenhoekziekenhuis en Vrije Universiteit MC,

Amsterdam

prof. dr. ir. I.M.C.M. Rietjens, hoogleraar toxicologie,

Wageningen UR

prof. dr. F.G.M. Russel, hoogleraar moleculaire

farmacologie en toxicologie, Radboud

Universiteit, Nijmegen

dr. G.M.H. Swaen, epidemioloog, Universiteit Maastricht

dr. ir. R.C.H. Vermeulen, epidemioloog, Institute for Risk

Assessment Sciences, Utrecht

P.B. Wulp, bedrijfsarts en medisch adviseur, Inspectie SZW,

Utrecht

mr. B.P.F.D. Hendrikx, Sociaal-Economische Raad, Den

Haag, adviseur

dr. G.B. van der Voet, secretaris

Page 38: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

38 Gezonde arbeidsomstandigheden / Lopende zaken Stefan Vink

Commentaar gevraagd op arbo-adviezen

Dr. S.R. Vink maakt deel uit

van de wetenschappelijke

staf van de Gezondheids-

raad.

De Gezondheidsraad heeft onlangs twee conceptrapporten open-

baar gemaakt waarop inhoudelijk commentaar welkom is.

Thiotepa

In het eerste conceptrapport beoordeelt de Commissie Gezond-

heid en beroepsmatige blootstelling aan Stoffen (GBBS) de moge-

lijkheid om een schatting te maken van de extra kans op sterfte aan

kanker door blootstelling aan thiotepa. Belangstellenden kunnen

commentaar geven op het conceptadvies. U kunt uw commentaar

tot 4 mei 2015 sturen naar dr. G.B. van der Voet

([email protected]).

2,6-Xylidine

De Gezondheidsraad heeft verder een conceptrapport openbaar

gemaakt waarin de Subcommissie Classificatie van carcinogene

stoffen van de Commissie GBBS, de kankerverwekkende en muta-

gene eigenschappen beoordeelt van 2,6-xylidine. Tot 20 april 2015

kunnen belangstellenden hun commentaren sturen naar mevr. ir.

T.M.M. Coenen ([email protected]).

Procedure

De conceptrapporten zijn onder meer voorgelegd aan de Sociaal

Economische Raad en aan deskundigen uit kringen van werkge-

vers- en werknemersorganisaties. Ook andere belangstellenden

kunnen reageren. Binnengekomen commentaar wordt meegewo-

gen bij het vaststellen van de definitieve adviezen. Deze zullen

worden aangeboden aan de minister van Sociale Zaken en Werkge-

Page 39: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

39legenheid. De ontvangen commentaren en de reacties van de com-

missies hierop worden bij het uitbrengen van de definitieve

adviezen openbaar gemaakt via de website van de Gezondheids-

raad (www.gezondheidsraad.nl).

Page 40: Graadmeter nr. 1, maart 2015

G R A A D M E T E R # 1 , J A A R G A N G 3 1 , M A A R T 2 0 1 5

40

Algemeen

2014Werkprogramma 2015 Gezondheidsraad. A14/02.

Optimale gezondheidszorg

2015Next generation sequencing in diagnostiek. 2015/01.

2014Eisen rijgeschiktheid: enkele aanbevelingen. 2014/29.

De kunst van het nee zeggen - Achtergronddocument.

A14/03.

ADHD: medicatie en maatschappij. 2014/19.

Participatie van jongeren met psychische problemen.

2014/18.

Hoogspecialistische geestelijke gezondheidszorg.

2014/14.

Nevenbevindingen bij diagnostiek in de patiëntenzorg.

2014/13.

Naar een duurzame weefselketen. 2014/04.

Preventie

2015Doorlichten doorgelicht: gepast gebruik van health

checks. 2015/05.

Briefadvies Amendement DENSE-studie. 2015/03.

2014Wet op het bevolkingsonderzoek: onderzoek naar zelf-

test voor familiair risico op darmkanker. 2014/24.

Wet op het bevolkingsonderzoek: onderzoek naar zelf-

test voor familiair risico op borstkanker. 2014/23.

Grip op griep. 2014/16.

Criteria voor de keuze van een vaccin tegen kinkhoest.

2014/11.

Bevolkingsonderzoek naar borstkanker: verwachtingen

en ontwikkelingen. 2014/01.

Gezonde leefomgeving

2015Briefadvies Gezondheidsrisico’s van leds. 2015/02.

2014Mobile phones and cancer. Part 2. Animal studies on

carcinogenesis. 2014/22.

Briefadvies Risicocommunicatie op een nieuwe leest

schoeien. 2014/12.

De gezondheidsrisico’s van bisfenol A-analogen.

2014/06.

Risico’s van prenatale blootstelling aan stoffen.

2014/05.

Gewasbescherming en omwonenden. 2014/02.

Gezonde arbeidsomstandigheden

2015Adriamycin - Health-based calculated occupational can-

cer risk values. 2015/06.

Briefadvies Epichloorhydrine. 2015/04.

2014Werknemers en infectieziekten - Criteria voor vaccina-

tie. 2014/30.

Acetaldehyde - Re-evaluation of the carcinogenicity and

genotoxicity. 2014/28.

Dimethyl sulphate - Health-based calculated occupatio-

nal cancer risk values. 2014/27.

Briefadvies Ethyleenoxide. 2014/26.

Fungal alpha-amylase (derived from the fungus

Aspergillus oryzae) - Health-based recommended occu-

pational exposure limit. 2014/25.

Briefadvies Acrylamide. 2014/20.

5-Nitroacenaphthene - Health-based calculated occu-

pational cancer risk values. 2014/17.

Penicillamine- Evaluation of the effects on reproduc-

tion, recommendation for classification. 2014/15.

Hydroxyurea - Evaluation of the effects on reproduc-

tion, recommendation for classification. 2014/10.

3-Methylcholanthrene - Evaluation of the effects on

reproduction, recommendation for classification.

2014/09.

Ifosfamide - Evaluation of the effects on reproduction,

recommendation for classification. 2014/08.

Tellurium - Evaluation of the effects on reproduction,

recommendation for classification. 2014/07.

Benzene - Health-based recommended occupational

exposure limit. 2014/03.

Innovatie en kennisinfrastructuur

2014Sociaal werk op solide basis. 2014/21.

Verschenen

De hieronder vermelde publicaties zijn te downloaden van de website (www.gr.nl) of – zolang de voorraad

strekt – te bestellen bij het secretariaat van de Gezondheidsraad, Postbus 16052, 2500 BB Den Haag, tel:

070 340 75 20, e-mail: [email protected].

40

Page 41: Graadmeter nr. 1, maart 2015

Graadmeter is een uitgave van het secretariaat van de Gezondheidsraad.

De Gezondheidsraad is ingesteld in 1902. De raad heeft als taak de regering en het parlement ‘voor te lich-

ten over de stand van wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid en

het gezondheids(zorg)onderzoek’ (art. 22 Gezondheidswet).De Gezondheidsraad ontvangt de meeste adviesvragen van de bewindslieden van Volksgezond-

heid, Welzijn en Sport; Infrastructuur en Milieu; Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken.

De raad kan ook op eigen initiatief adviezen uitbrengen, wanneer hij ontwikkelingen of trends signaleert die

van belang kunnen zijn of worden voor het overheidsbeleid.

De adviezen van de Gezondheidsraad worden in bijna alle gevallen opgesteld door een multidisci-

plinair samengestelde commissie van – op persoonlijke titel benoemde – Nederlandse en soms buiten-

landse deskundigen. De adviezen zijn openbaar.

G R A A D M E T E R # 1

J A A R G A N G 3 1

M A A R T , 2 0 1 5

Redactie

J.N.D. de Neeling (hoofdredacteur),

M.S. de Waal (eindredacteur),

H. Houweling, S.R. Vink,

R.M. Weggemans

Secretariaat/opmaak

M. Javanmardi, J. van Kan

Basisvormgeving

Noortje Hoppe, Rotterdam

Overname van artikelen is, met duidelijke

bronvermelding, toegestaan.

Adres redactie en

abonnementen

Gezondheidsraad

Postbus 16052, 2500 BB Den Haag

Telefoon - 070 340 75 20

E-mail - [email protected]

Internet - www.gr.nl

www.gezondheidsraad.nl

www.healthcouncil.nl

ISSN 0169-5211

Page 42: Graadmeter nr. 1, maart 2015