FAQ opslag vaste dierlijke mest op landbouwgrond Word -...

6
FAQ’s opslag van vaste dierlijke op landbouwgrond 1. Wat is vaste dierlijke mest? Onder vaste dierlijke mest wordt verstaan: champost stalmest vaste fractie na het scheiden van dierlijke mest dierlijke mest met een drogestofgehalte van minimum 20%. 2. Nu ik geen vaste dierlijke mest meer op landbouwgrond mag opslaan van 15 november tot en met 15 januari, wat moet ik tijdens die periode met mijn mest doen? Als landbouwbedrijf moet u voor uw vaste dierlijke mest wettelijk over een opslagcapaciteit van ten minste 3 maanden beschikken. Er zijn enkele alternatieven als de bestaande opslagcapaciteit desondanks niet voldoende blijkt: 9 U bouwt de nodige mestopslag bij op de eigen exploitatie. 9 U neemt een vergunde mestopslag in gebruik die hoort bij een bestaande (leegstaande) exploitatie. 9 U slaat tijdelijk de mest op bij een naburige landbouwer die zelf over voldoende opslagcapaciteit op zijn exploitatie beschikt. 9 U voert de mest af naar een mestverzamelpunt of een verwerkingsinstallatie. 3. Ik ga op mijn bedrijf een opslag bijbouwen. Waaraan moet die opslag voldoen? De voorschriften voor opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest zijn vastgelegd in Vlarem II, artikel 5.9.2.2.: Permanente opslagplaatsen van vaste dierlijke mest buiten de stal dienen voorzien te zijn van een vloer uitgevoerd in verhard materiaal. De vloer moet mestdicht zijn. Indien nodig dient de mestdichtheid verzekerd te worden door een mestbestendige afdichtingslaag. Deze opslagplaatsen moeten langs drie zijden omgeven zijn door mestdichte wanden van voldoende hoogte die aan dezelfde eisen voldoen als deze gesteld aan de vloer. De vierde zijde moet dermate aangelegd zijn dat afspoeling van het drain- en regenwater uit deze permanente opslagplaats niet mogelijk is. De vloer is zodanig uitgevoerd dat dunne mest en afvloeiwater worden opgevangen en verzameld in mestdichte, gesloten opslagruimten (aalputten). De inplanting wordt zodanig gekozen dat geurhinder voor de omgeving wordt voorkomen of beperkt tot de normale burenlast. Het is verboden opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest en de bijhorende aalputten te voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een

Transcript of FAQ opslag vaste dierlijke mest op landbouwgrond Word -...

FAQ’s opslag van vaste dierlijke op landbouwgrond

1. Wat is vaste dierlijke mest?

Onder vaste dierlijke mest wordt verstaan:

• champost • stalmest • vaste fractie na het scheiden van dierlijke mest • dierlijke mest met een drogestofgehalte van minimum 20%.

2. Nu ik geen vaste dierlijke mest meer op landbouwgrond mag opslaan van 15 november tot en met 15 januari, wat moet ik tijdens die periode met mijn mest doen?

Als landbouwbedrijf moet u voor uw vaste dierlijke mest wettelijk over een opslagcapaciteit van ten minste 3 maanden beschikken. Er zijn enkele alternatieven als de bestaande opslagcapaciteit desondanks niet voldoende blijkt:

U bouwt de nodige mestopslag bij op de eigen exploitatie.

U neemt een vergunde mestopslag in gebruik die hoort bij een bestaande (leegstaande) exploitatie.

U slaat tijdelijk de mest op bij een naburige landbouwer die zelf over voldoende

opslagcapaciteit op zijn exploitatie beschikt.

U voert de mest af naar een mestverzamelpunt of een verwerkingsinstallatie.

3. Ik ga op mijn bedrijf een opslag bijbouwen. Waaraan moet die opslag voldoen?

De voorschriften voor opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest zijn vastgelegd in Vlarem II, artikel 5.9.2.2.:

Permanente opslagplaatsen van vaste dierlijke mest buiten de stal dienen voorzien te zijn van een vloer uitgevoerd in verhard materiaal. De vloer moet mestdicht zijn. Indien nodig dient de mestdichtheid verzekerd te worden door een mestbestendige afdichtingslaag. Deze opslagplaatsen moeten langs drie zijden omgeven zijn door mestdichte wanden van voldoende hoogte die aan dezelfde eisen voldoen als deze gesteld aan de vloer. De vierde zijde moet dermate aangelegd zijn dat afspoeling van het drain- en regenwater uit deze permanente opslagplaats niet mogelijk is. De vloer is zodanig uitgevoerd dat dunne mest en afvloeiwater worden opgevangen en verzameld in mestdichte, gesloten opslagruimten (aalputten). De inplanting wordt zodanig gekozen dat geurhinder voor de omgeving wordt voorkomen of beperkt tot de normale burenlast. Het is verboden opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest en de bijhorende aalputten te voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een

openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput. Een sleufsilo voldoet niet aan deze voorschriften en kan bijgevolg geen dienst doen als mestopslagplaats.

Afhankelijk van de capaciteit van de mestopslag en de ligging ervan is er een milieuvergunning nodig. Meer info vindt u hierover terug bij vraag 9. Voor vragen over de milieuvergunning kunt u zich informeren bij de milieudienst van uw gemeente of met de provinciale milieuvergunningsdienst of het Departement Leefmilieu, Natuur en energie afdeling Milieuvergunningen. De contactgegevens van die diensten vindt u terug bij vraag 10. Voor het bouwen van een mestopslag is er ook vaak een stedenbouwkundige vergunning nodig. Meestal kan dat met een eenvoudig dossier en zonder tussenkomst van een architect. Waar u terecht kunt met vragen over de bouwvergunning vindt u terug bij vraag 11.

4. Hoe kan ik de opslagcapaciteit voor mijn bedrijf berekenen? Met de BASsistent dierlijke opslagcapaciteit kunt u de grootte van de opslagruimte voor dierlijke mest per mestsoort berekenen. U vindt het rekenprogramma op de website van de VLM: www.vlm.be > Land- & tuinbouwers > Mestbank > Rekenprogramma's > Dierlijke opslagcapaciteit

5. Kan ik VLIF-steun ontvangen voor de bouw van een extra mestopslag?

U vindt informatie over VLIFsteun op: www.vlaanderen.be > Landbouw en Visserij > Subsidies > VLIF-steun > VLIF-investeringssteun voor land- en tuinbouwers. Investeringen in bijkomende mestopslagcapaciteit komen in aanmerking voor subsidies als die tot doel hebben de opslagcapaciteit voor bedrijfseigen mest uit te breiden tot een volume waarbij de mestproductie van 9 maanden kan gestockeerd worden in afwachting van de verspreiding op het land. Op 1 januari 2012 d.w.z. het tijdstip dat de nieuwe normen inzake opslagcapaciteit bepaald bij artikel 9, §1 van het Decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen van kracht worden, vervalt die mogelijkheid op steun. Aanvragen voor investeringssteun kunt u indienen via het e-loket Landbouw en Visserij op www.landbouwvlaanderen.be

6. Ik kan in de buurt een leegstaande exploitatie met vergunning overnemen. Wat moet ik

daarvoor doen?

U moet voor die exploitatie een bijkomend exploitatienummer aanvragen bij het Agentschap voor Landbouw en Visserij (ALV) op naam van uw bedrijf. Het transport naar die exploitatie en later van die exploitatie naar de landbouwgronden van uw bedrijf kunt u zelf met eigen transportmateriaal uitvoeren, mits u een burenregeling

opmaakt. De exploitatie mag verder dan de aangrenzende gemeente liggen op voorwaarde dat uw bedrijf maximaal drie exploitaties heeft.

U kunt het transport ook laten uitvoeren met een erkende mestvoerder en mestafzetdocumenten.

7. Ik ga mijn mest tijdelijk bij een naburige landbouwer opslaan. Hoe kan ik het transport

doen of laten doen? De naburige landbouwer moet voor die exploitatie over een exploitatienummer op naam van zijn bedrijf beschikken. Let wel: die landbouwer mag enkel de mest afkomstig van uw exploitatie opslaan. Zodra hij mest opslaat voor meerdere bedrijven is die landbouwer aangifteplichtig als uitbating van een verzamelpunt. Het transport naar de exploitatie van de naburige landbouwer kunt u zelf met eigen transportmateriaal uitvoeren mits het opmaken van een burenregeling. U kunt het transport ook laten uitvoeren met een erkende mestvoerder en mestafzetdocumenten. Het transport van deze exploitatie waar tijdelijk wordt opgeslagen terug naar de landbouwgronden van uw eigen exploitatie kunt u enkel laten uitvoeren met een erkende mestvoerder en mestafzetdocumenten.

8. Ik ga mijn mest afvoeren naar een verzamelpunt of verwerkingseenheid. Hoe kan ik het

transport doen of laten doen?

Het transport van en naar het mestverzamelpunt moet gebeuren met een erkende mestvoerder en mestafzetdocumenten. Het transport van uw dierlijke mest naar een verwerkingseenheid in dezelfde of aangrenzende gemeente kunt u zelf met eigen transportmateriaal uitvoeren mits u een burenregeling opmaakt. Elk transport moet bij de aankomst op de verwerkingsinstallatie gewogen worden. Elk vervoer met een burenregeling van of naar een mestverwerking moet uiterlijk 24 uur voorafgaand aan het transport gemeld worden op het e-loket van de Mestbank. U kunt die transporten ook steeds laten uitvoeren door een erkende mestvoerder die werkt met mestafzetdocumenten.

9. Welke klasse van milieuvergunning heb ik nodig? Per type van gebied vindt u hierbij voor het betreffende volume op te slagen mest welke klasse van milieuvergunning vereist is. Agrarisch gebied (kleur gewestplan: geel) Minder dan 10 m³: geen vergunning vereist Vanaf 10 m³ tot en met 5 000 m³: klasse 3 Méér dan 5 000 m³: klasse 2

Woongebied met landelijk karakter (kleur gewestplan: afwisselend rood witte arcering) Minder dan 5 m³: geen vergunning vereist Vanaf 5 m³ tot en met 100 m³: klasse 3 Méér dan 100 m³ tot en met 1 000 m³: klasse 2 Méér dan 1 000 m³: klasse 1 Ander gebied Minder dan 2 m³: geen vergunning vereist Vanaf 2 m³ tot en met 10 m³: klasse 3 Méér dan 10 m³ tot en met 100 m³: klasse 2 Méér dan 100 m³: klasse 1

10. Waar kan ik terecht met vragen over de milieuvergunningen? U kunt zich informeren bij de milieudienst van de gemeente, de provinciale milieuvergunningsdienst of bij het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, afdeling Milieuvergunningen.

MILIEUDIENST VAN DE GEMEENTE Voor alle aanvragen die tot de bevoegdheid van een gemeentebestuur behoren (klasse 3, meldingen klasse 2 en milieuvergunningsaanvragen klasse 2), is het contactpunt de milieudienst van de betrokken gemeente.

PROVINCIALE MILIEUVERGUNNINGSDIENST Voor alle aanvragen die tot de bevoegdheid van de provincie behoren (beroepen klasse 2, meldingen klasse 1 en milieuvergunningsaanvragen klasse 1) is het contactpunt de dienst milieuvergunningen van de betrokken provincie.

Oost-Vlaanderen Provinciehuis Dienst milieuvergunningen Gouvernementstraat 1, 9000 Gent Tel.: 09 267 80 00 [email protected]

West-Vlaanderen Provinciehuis Boeverbos Dienst milieuvergunningen Koning Leopold III-laan 41, 8200 Brugge (Sint-Andries) Tel.: 050 40 31 11 [email protected]

Vlaams Brabant Provincie Vlaams-Brabant Dienst milieuvergunningen Provincieplein 1, 3010 Leuven Tel.: 016 26 72 52 [email protected]

Limburg Provinciehuis Dienst milieuvergunningen Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt

Tel.: 011 23 83 04 [email protected]

Antwerpen Provinciebestuur Antwerpen Departement Leefmilieu Dienst milieuvergunningen Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen Tel.: 03 240 57 45 [email protected]

Het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), afdeling Milieuvergunningen van de Vlaamse overheid is de ‘bewaker’ van de milieureglementering. Zij verlenen steeds advies bij elke klasse 1-aanvraag, melding klasse 1 en beroepen van een klasse 2-inrichting. U kunt steeds bij hen terecht voor inhoudelijke informatie en informatie over procedures en milieuvergunningsvoorwaarden.

Hoofdbestuur Koning Albert II–laan 20 bus 8, 1000 Brussel Tel.: 02 553 79 97 [email protected]

Buitendienst Oost-Vlaanderen Apostelhuizen 26K, 9000 Gent Tel.: 09 235 58 20 [email protected]

Buitendienst West-Vlaanderen VAC Brugge Jacob van Maerlantgebouw Koning Albert I-laan 1-2/bus 72 8200 Brugge 2 Telefoon: 050 24 79 20 Fax: 050 24 79 25 [email protected]

Buitendienst Vlaams-Brabant Waaistraat 1, 3000 Leuven Tel.: 016 21 11 00 [email protected]

Buitendienst Limburg Koningin Astridlaan 50 bus 5, 3500 Hasselt Tel.: 011 74 25 80 [email protected]

Buitendienst Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 61, 2018 Antwerpen Tel.: 03 224 64 81 [email protected]

11. Waar kan ik terecht met vragen over de bouwvergunning? Voor vragen over stedebouwkundige vergunningen is de gemeente het eerste aanspreekpunt. Voor vragen over concrete dossiers kunt u contact opnemen met het Agentschap Ruimtelijke Ordening.

Hoofdbestuur Agentschap R-O Vlaanderen ruimtelijke ordening - onroerend erfgoed Koning Albert II-laan 19, 1210 BRUSSEL Tel.: 02 553 83 34 [email protected] Oost-Vlaanderen Agentschap R-O Vlaanderen, ruimtelijke ordening Gebr. Van Eyckstraat 4-6, 9000 Gent Tel.: 09 265 45 11 [email protected] West-Vlaanderen West-Vlaanderen Dienst bouwvergunningen VAC Brugge Jacob Van Maerlantgebouw Koning Albert I-laan 1.2 bus 91 8200 Brugge T 050 24 82 00 | F 050 24 82 05 Vlaams-Brabant Agentschap R-O Vlaanderen, ruimtelijke ordening Blijde-Inkomststraat 105, 3000 LEUVEN Tel.: 016 24 98 18 [email protected] Limburg Agentschap R-O Vlaanderen, ruimtelijke ordening VAC - Koningin Astridlaan 50 bus 1, 3500 Hasselt Tel.: 011 74 21 00 [email protected] Antwerpen Agentschap R-O Vlaanderen, ruimtelijke ordening Lange Kievitstraat 111/113 bus 52, 2018 Antwerpen Tel.: 03 224 60 20 [email protected]