De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten...

88
1 FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bij de aanpak van terrorisme in België Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00604959) Claeys Thomas Academiejaar 2009-2010 Promotor : Commissarissen : Prof. Dr. Cools Marc Prof. Dr. Vermeulen Gert Lic. Janssens Jelle

Transcript of De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten...

Page 1: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

1

FACULTEIT

RECHTSGELEERDHEID

De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bij de aanpak van terrorisme in België

Masterproef neergelegd tot het behalen van

de graad van Master in de criminologische wetenschappen

door (00604959) Claeys Thomas

Academiejaar 2009-2010

Promotor : Commissarissen : Prof. Dr. Cools Marc Prof. Dr. Vermeulen Gert Lic. Janssens Jelle

Page 2: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

2

Trefwoorden

Terrorisme

Inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Samenwerking

Informatie – uitwisseling

Page 3: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

3

Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, Claeys Thomas 00604959 geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 5/08/2010 Handtekening: ……………………………

Page 4: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

4

Woord vooraf

Bij deze gelegenheid wil ik graag enkele mensen bedanken die mij gesteund hebben gedurende mijn opleiding Criminologie en bij het maken van deze masterproef. Het is mede dankzij hen dat ik er in slaag mijn diploma master in de Criminologie te halen.

Eerst en vooral dank ik mijn promotor Prof. Dr. Marc Cools die mij begeleid heeft bij het maken van deze masterproef. Verder dank ik mijn ouders die mij tijdig aanspoorden om toch door te zetten en mijn vrienden uit de Criminologie. Bedankt voor de 4 mooie jaren.

Page 5: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

5

Lijst afkortingen

AD: Action Direct

ADIV: Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid

AGG: Anti – terroristische Gemengde Groep

AIS: Armee Islamique du Salut

BISA: Belgian Intelligence Studies Association

BKA: Bundes Kriminal Amt

BS: Belgisch Staatsblad

CCC: Cellules Communistes Combattantes

CIV: college voor Inlichtingen en Veiligheid

Comité I: Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten

ETA: Euskadi Ta Askatasuna

EU: Europese Unie

FBI: Federal Bureau of Investigation

FIS: Front Islamique du Salut

GIA: Groupe Islamique Armé/Gewapende Islamitische Groep

IRA: Irish Republican Army

KB: Koninklijk Besluit

MB: Ministrieel Besluit

MCIV: Ministrieel Comité voor Inlichting en Veiligheid

Page 6: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

6

NAVO: Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NBC: Nucleaire, Biologische of Chemische

NISA: Netherland Intelligence Studies Association

OCAD: Orgaan voor de Coördinatie van de Analyse van de Dreiging.

RAF: Rote Armee Fraktion

SGR: Service Général du Renseignement et de la Sécurité

SITCEN: EU Joint Situation Centre

TREVI: Terrorisme, Radicalisme, Extremisme et Violence International

WID: Wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en

veiligheidsdienst

Page 7: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

7

INHOUD Trefwoorden ...........................................................................................................................2

Woord vooraf .........................................................................................................................4

Lijst afkortingen .....................................................................................................................5

Inleiding ............................................................................................................................... 11

Hoofdstuk 1: Terrorisme ....................................................................................................... 15

1 Inleiding .................................................................................................................... 15

2 Wat is terrorisme? ...................................................................................................... 15

3 Operationele definitie ................................................................................................. 17

4 Terrorisme in België .................................................................................................. 19

5 Trends terrorisme ....................................................................................................... 20

Hoofdstuk 2: Wettelijk niveau .............................................................................................. 22

1 Inleiding .................................................................................................................... 22

2 EU kaderbesluit terrorisme ......................................................................................... 22

2.1 Terroristische handeling ...................................................................................... 22

2.2 Terroristische groep ............................................................................................ 23

3 Belgische terrorismewet ............................................................................................. 24

3.1 Wet van 19 december 2003 ................................................................................. 24

3.2 Terrorisme als prioriteit ...................................................................................... 24

4 Aanpak terrorisme in België....................................................................................... 25

4.1 Versnippering ..................................................................................................... 25

4.2 Inlichtingen- en veiligheidsdiensten in België ..................................................... 26

5 Veiligheid van de Staat .............................................................................................. 27

5.1 Korte historiek .................................................................................................... 27

5.2 Opdrachten Veiligheid van de Staat .................................................................... 30

6 ADIV ......................................................................................................................... 32

6.1 Korte historiek .................................................................................................... 32

Page 8: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

8

6.2 Opdrachten ADIV ............................................................................................... 33

7 Organen van het inlichtingenbeleid ............................................................................ 34

7.1 Inleiding ............................................................................................................. 34

7.2 College voor inlichtingen en veiligheid en Ministrieel Comité voor inlichtingen en

veiligheid. ..................................................................................................................... 35

8 Toezichtsorgaan ......................................................................................................... 35

8.1 Vast Comité I ...................................................................................................... 35

8.2 Samenstelling ..................................................................................................... 36

8.3 Welke klachten of aangiften onderzoekt het Vast Comité I? ................................ 38

8.4 Wie kan een klacht indienen of een aangifte doen?.............................................. 38

8.5 6 taken ................................................................................................................ 39

Hoofdstuk 3: Juridisch kader van de samenwerking .............................................................. 40

1 Inleiding .................................................................................................................... 40

2 Protocolakkoord 2004 ................................................................................................ 41

3 Samenwerking op Europees vlak................................................................................ 42

Hoofdstuk 4: Methodologie .................................................................................................. 44

1 Probleemstelling ........................................................................................................ 44

2 Deelvragen................................................................................................................. 44

3 Onderzoeksstrategie ................................................................................................... 45

4 Onderzoeksopzet........................................................................................................ 46

Hoofdstuk 5: Onderzoek verslagen van het Vast Comité I .................................................... 47

1 De specifieke aandacht voor islamitisch terrorisme .................................................... 47

1.1 Inleiding ............................................................................................................. 47

1.2 Situatie voor 11 september 2001 ......................................................................... 47

1.3 West – Europa achterhoed en actieterrein? .......................................................... 48

1.4 Islamitisch terrorisme .......................................................................................... 48

1.5 De GIA ............................................................................................................... 49

Page 9: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

9

1.6 De GIA in België ................................................................................................ 49

1.7 De ADIV en het islamitisch extremisme ............................................................. 50

1.8 De Veiligheid van de Staat en het islamitisch extremisme ................................... 50

1.9 Toepassing protocolakkoord ............................................................................... 51

1.10 Vaststellingen en genomen maatregelen in 2004 .............................................. 52

2 Besluit ....................................................................................................................... 53

3 Relatie vóór het protocolakkoord van 1997 ................................................................ 55

3.1 De eerste aanbeveling tot samenwerking ............................................................. 55

3.2 Resultaat aanbeveling tot samenwerking ............................................................. 55

3.3 Gemeenschappelijke belangstellingspunten ......................................................... 55

3.4 Het K.B. van 17 oktober 1991 over de Antiterroristische Gemengde Groep ........ 56

3.5 Uitwisseling met buitenlandse diensten ............................................................... 57

4 Besluit ....................................................................................................................... 57

5 Relatie na het protocolakkoord van 1997.................................................................... 58

5.1 Analyse protocolakkoord 1997 ............................................................................ 58

5.2 Positieve wending ............................................................................................... 59

5.3 Het kan altijd beter .............................................................................................. 61

5.4 Aanleiding samenwerkingsprotocol van 2004 ..................................................... 61

5.5 Uitwisseling met buitenlandse diensten ............................................................... 62

6 Besluit ....................................................................................................................... 62

Hoofdstuk 6: OCAD ............................................................................................................. 64

1 Inleiding .................................................................................................................... 64

2 Korte historiek ........................................................................................................... 65

3 Juridisch kader ........................................................................................................... 66

3.1 Extremisme ......................................................................................................... 69

3.2 Radicalisme ........................................................................................................ 69

4 Verschil met het vroegere AGG ................................................................................. 70

Page 10: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

10

5 Kritieken op de oprichting OCAD .............................................................................. 70

6 Controle op de OCAD................................................................................................ 72

7 Relatie na het protocol van 2004 ................................................................................ 72

7.1 Terreuralarm 2007 .............................................................................................. 72

7.2 Eerste toezichtsonderzoek op de OCAD .............................................................. 73

7.3 Werking OCAD geëvalueerd .............................................................................. 74

7.4 Aanlevering informatie door de Veiligheid van de Staat en de ADIV .................. 75

7.5 Coöperatie van de Veiligheid van de Staat en de ADIV met het OCAD .............. 75

7.6 Verschillende visies zorgen voor problemen ....................................................... 76

8 Besluit ....................................................................................................................... 76

Algemeen besluit .................................................................................................................. 78

Bibliografie .......................................................................................................................... 83

Page 11: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

11

Inleiding

Naar aanleiding van het behalen van het masterdiploma in de Criminologie gaat mijn scriptie

over de relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bij de aanpak van terrorisme in

België.

Het veiligheidsdebat, met vooral de nadruk op de bestrijding van terrorisme binnen onze

samenleving, is op dit moment een hot ‘issue’. Wanneer er over terrorisme gesproken wordt

denkt iedereen immers spontaan aan de aanslagen in New York, Londen, Madrid... Door deze

gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de juridische strijd tegen het terrorisme dan

ook in een stroomverstelling. Vandaar dat het bestuderen van inlichtingen- en

veiligheidsdiensten een bewuste keuze is. In een goed functionerende maatschappij is het de

taak van de staat haar veiligheid en de opdrachten voor de bescherming van de individuele

rechten, alsook de democratische ontwikkeling zo goed als mogelijk te organiseren. De

samenleving moet de mogelijkheid hebben om de wijze waarop dit gebeurt tot voorwerp van

discussie en debat te maken.

Na 9/11 kwam er een verstrengde aanpak van terrorisme. Op Europees niveau hadden deze

gebeurtenissen tot gevolg dat een kaderbesluit inzake terrorismebestrijding werd aangenomen.

Deze moest zorgen voor de aanpak van terrorismefenomenen. Het kaderbesluit nam hiervoor

een gemeenschappelijke definitie van terrorisme aan. Op 22 juni 2002 trad het in werking.

België implementeerde dit in de rechtsorde door de wet van 19 december 2003 betreffende de

terroristische misdrijven.

Voor het bestuderen van inlichtingen- en veiligheidsdiensten bestaat er de discipline

Inlichtingenstudies. Hier in België betreft dit slechts een recent ontwikkelde discipline. De

inlichtingen- en veiligheidsdiensten konden tot dan op veel minder belangstelling rekenen dan

de verschillende politie- en inspectiediensten. Er bestond in België qua inlichtingenstudies

geen echte traditie, dit in tegenstelling tot de Angelsaksische wereld of onze noorderburen. In

Nederland staan ze op dit vlak al veel verder dankzij de inspanningen van de Stichting

Inlichtingenstudies Nederland/Netherland Intelligence Studies Association of het NISA. De

hoop in België rust op het relatief kort actieve ‘BISA’ of Belgian Intelligence Studies

Association. Het kan dus nuttig zijn eens een kijkje te nemen bij het Verenigd Koninkrijk of

andere landen. Om deze inlichtingen- en veiligheidsdiensten te onderwerpen aan een

Page 12: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

12

wetenschappelijke visie en ze het voorwerp te doen uitmaken van ‘inlichtingenstudies’ kan

men kiezen voor een vierdelige aanpak.

Ten eerste een historisch kader, waarin wordt gekeken naar de bronnen die uit het verleden tot

ons zijn gekomen, ofwel van getuigenissen over het verleden.1 Er zal kort gekeken worden

naar de ontstaansgeschiedenis van onze Veiligheid van de Staat en van de ADIV.

Ten tweede kan het gaan om een juridisch kader waarin voornamelijk wordt gekeken naar de

wetgeving met betrekking tot inlichtingen- en veiligheidsdiensten2. De overheid zorgt ervoor

dat de inlichtingen- en veiligeheidsdiensten hun werk naar behoren kunnen doen en dat onze

rechten als burger worden beschermd. Er zal een kijkje genomen worden naar de Wet van 30

november 1998 die de inlichtingen- en veiligheidsdiensten regelt. Dankzij deze wet is er een

wettelijk raamwerk aanwezig voor de Veiligheid van de Staat, de ADIV en haar

ondersteunende diensten. Er wordt inhoudelijk duidelijkheid geschept, waardoor de wet een

duidelijk en logisch opgebouwd geheel is. De bevoegdheden worden duidelijk omschreven en

de taken zijn beperkt tot het strikt noodzakelijke om de openbare ordehandhaving te kunnen

verzorgen. De parlementaire controle op deze diensten gebeurt door het Vast Comité I.

Als derde kader onderscheiden we het functioneringskader, waar onderzoek wordt gedaan

naar de maatschappelijke fenomenen die de kern uitmaken van de inlichtingen- en

veiligheidsdiensten.3 Het spreekt voor zich dat op dit moment de meeste aandacht uitgaat naar

het terrorisme. In onze steeds veranderende samenleving krijgt het terrorisme dus de hoogste

prioriteit. Dit kan natuurlijk even snel weer veranderen. In België wordt dit aangetoond door

art 8 van de wet houdende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten waarin als voornaamste

fenomenen zijn opgenomen: spionage, inmenging, terrorisme, extremisme, proliferatie,

schadelijke sektarische organisaties en misdaadorganisaties. 4 De bedoeling is om in

hoofdstuk I eens te gaan kijken wat het begrip terrorisme nu juist inhoudt. Terrorisme is een

fenomeen dat reeds lang bestaat en voorkomt onder verschillende vormen. Verder is ook

1 HUGHES, R.G. en SCOTT, L., ‘Knowledge is never to dear : exploring intelligence archives.’ In Exploring Intelligence Archives: enquiries into the secret state, HUGHES, R.G., JACKSON, P. en SCOTT, L. (eds.), Londen, Routlegde, 13. 2 COOLS, M. en PONSAERS, P., ‘Inlichtingenstudies, een aanzet tot besluit’, in De Staatsveiligheid. Essays over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R. en PONSAERS, P. (eds.), Brussel, Politeia, 2005, 376. 3 Ibid., 376-377. 4 Art 8 Wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, B.S., 18 december 1998.

Page 13: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

13

belangrijk om te achterhalen in de literatuur welke definities er allemaal voor handen zijn. Er

is immers een grote noodzaak aan een definiëring van het begrip. De doelstelling is om na te

gaan waar door de Belgische Inlichtingen- en veiligheidsdiensten de nadruk is gelegd, bij de

terrorismebestrijding de voorbije jaren.

Tot slot is er het sociaal wetenschappelijk en bestuurskundig kader waar vooral aandacht gaat

naar de verhouding tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en ander instituten zoals de

politie en justitie. Er zullen zowel overeenkomsten als verschillen zijn. Het grootste verschil

tussen beide is dat ze anders georganiseerd zullen zijn en dat de inlichtingen- en

veiligheidsdiensten veel meer het karakter ‘geheim’ met zich meedragen.5 In deze

masterproef zal er enkel dieper ingegaan worden op de verhouding tussen de inlichtingen- en

veiligheidsdiensten, maar niet de verhouding met de andere instituten. Andere afgelegde

masterproeven zullen dan echter wel dieper ingaan op de samenwerkingsakkoorden tussen

politie en inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Deze masterproef is tot stand gekomen op basis van een grondige literatuurstudie, met

specifieke aandacht voor wetgeving. Ook de verslagen van het Vast Comité I, die de controle

uitoefent, hebben deel uitgemaakt van het bestudeerde materiaal.

Verder is het van groot belang dat er bij de aanpak van terrorisme goed samengewerkt wordt

tussen verschillende lidstaten, lidstaten en organisaties, en organisaties onderling. Er worden,

namelijk dikwijls onvoldoende gegevens uitgewisseld tussen de inlichtingendiensten

onderling en tussen de inlichtingendiensten en de gerechtelijke en politiële overheden

anderzijds. Dit is een zeer problematisch gegeven aangezien de bestrijding van terrorisme

begint bij een goede informatieverzameling, - verwerking en – doorstroming. Deze

samenwerking is van zeer groot belang aangezien er een noodzaak is aan informatie -

uitwisseling. De bedoeling is om eens te gaan kijken hoe de samenwerking verliep voor 1997.

Op welke basis werkten de diensten samen bij de aanpak van terrorisme? Waren er al enige

akkoorden afgesloten? Het is pas in 1997 dat het eerste protocolakkoord werd gesloten tussen

de veiligheid van de Staat en de ADIV. De bedoeling van een dergelijk akkoord is natuurlijk

het bereiken van een positief effect. Maar was dit ook het geval? Hiervoor werden de AGG

opgericht, die later zou opgaan in het coördinatieorgaan voor de analyse van de dreiging

(CODA) Dit zou moeten leiden tot een efficiëntere bestrijding van het terrorisme. In het 5 COOLS, M. en PONSAERS, P., ‘Inlichtingenstudies, een aanzet tot besluit’, in De Staatsveiligheid. Essays over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R. en PONSAERS, P. (eds.), Brussel, Politeia, 2005, 378.

Page 14: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

14

laatste hoofdstuk van deze masterproef wordt er nagegaan welke rol het OCAD in dit alles

heeft gespeeld. De inlichtingendiensten geven bovendien te weinig gegevens door aan het

Vast Comité I, dat die inlichtingendiensten zou moeten controleren.6

6 MATHIJS, H., ‘Inlichtingendiensten moeten beter kunnen werken’, De Tijd, 23 november 2005.

Page 15: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

15

Hoofdstuk 1: Terrorisme

1 Inleiding Terrorisme is geen recent fenomeen. Het begrip is afkomstig van het Latijnse ‘terrere’. Dit

betekent in zijn oorspronkelijke vorm ‘doen beven’. Er is geen enkele aanwijzing dat

terrorisme ooit zal verdwijnen. Onze samenleving zal met deze vaststelling moeten leren

omgaan. We kunnen enkel trachten het terrorisme en zijn gevolgen trachten te beheersen. De

definitie van terrorisme is van groot belang. Het is van belang zodat de inlichtingendiensten

weten wat ze moeten opvolgen. Daarnaast is het ook van belang dat wetenschappers

onderzoek naar het fenomeen terrorisme kunnen uitvoeren. Een probleem dat zich echter

situeert in de wetenschappelijke wereld is het feit dat ideologie een prominente en

doorslaggevende rol speelt bij de opstelling van een dergelijke definitie. Het is belangrijk te

weten dat debatten over deze definities ook leiden tot nieuwe inzichten en gevolgen hebben

bij de aanpak van terrorisme.7

2 Wat is terrorisme? Er zijn veel definities in omloop die terrorisme vanuit verschillende perspectieven belichten.

Evenals zijn er verschillende soorten van terrorisme. Het is dus van groot belang om aan

begripsafbakening te doen.

Naast de veelheid aan definities die wetenschappers trachten te geven, zijn er ook

verschillende organisaties die trachten een omschrijving te geven. Zo bv organisaties in de

Verenigde Staten.8

- The unlawful use of force or violence against persons or property to intimidate or

coerce a government, the civilian population, or any segment thereof, in furtherance of

political or social objectives. (FBI)

7 DE BAETS, P., ‘Terrorisme en inlichtingendiensten’ in: De Staatsveiligheid. Essay over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R. en PONSAERS, P. (eds.), Brussel, Politeia, 2005, 243-263. 8 WHITTAKER, D.J., The terrorism reader, London, Routlegde, 2001, 3.

Page 16: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

16

- The calculated use of unlawful violence or threat of unlawful violence to inculcate

fear; intended to coerce or to intimidate governments or societies in the pursuit of

goals that are generally political, religious, or ideological.”(US Department of

Defense).

- Premeditated, politically motivated violence perpetrated against non-combatant targets

by sub-national groups or clandestine agents, usually intended to influence an

audience. (The US State Department).

Elk van deze definities bevat 3 key-elementen, namelijk: geweld, angst en intimidatie. Elk

element bezorgt ‘terror’ bij zijn slachtoffers.

Een andere belangrijke definitie is die van het Bundes Kriminal Amt. In Duitsland wordt er

als leidraad bij het bestrijden van terrorisme door het BKA, het artikel 129 van het

Strafgesetzbuch gebruikt. Dit geeft een brede definitie van het begrip terrorisme. De meest

relevante passage in dit Strafgesetzbuch staat beter bekend onder de noemer lex B-M.

Officieel spreekt men over artikel 129. Dit artikel benoemt de vereisten waaraan men moet

voldoen om tot een criminele organisatie te behoren. Paragraaf 129a, onderdeel van artikel

129 van het Duitse Wetboek van Strafrecht, definieert echter het begrip terroristischer

Vereinigungen door een reeks van misdaden op te noemen: “Mord, […], Völkermord […],

Straftaten gegen die persönliche Freiheit […], [of het toebrengen van] schwere körperliche

oder seelische Schäden.” 9

Het is pas vanaf de aanslagen van 11 september 2001 op het World Trade Centre in New

York en op het Pentagon in Washington dat terrorisme zeer nadrukkelijk in de wereldwijde

pers komt. Dankzij het feit dat terrorisme dergelijk hot topic is geworden, is er op Belgisch

vlak evenals op Europees vlak een verstrengde aanpak ontwikkeld.

Op Europees vlak denken we hierbij aan de aanslagen van 11 maart 2004 in Madrid op

verschillende spoorwegstations en de aanslagen van 7 juli 2005 op het Londense openbaar

vervoer. In deze masterproef zal er vooral op de Belgische situatie worden gefocust.

9 §129a Strafgesetzbuch.

Page 17: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

17

3 Operationele definitie Er is al vaak een poging gedaan om tot een definitie te komen en dit op verschillende wijzen.

Deze zoektocht naar een universele, objectieve en wetenschappelijke definitie is uiterst

moeilijk. Dit komt door het feit dat terrorisme geen neutraal begrip is, maar juist een moreel

oordeel vergt. Zo toont ook de veel gebruikte uitspraak: ‘One man’s Terrorist is another

man’s freedom’ aan. Boaz Ganor analyseerde beide concepten. Hij stelde dat zowel de

terrorist als de vrijheidsstrijder niet wederzijds tegenstrijdig zijn. Ze verschillen enkel

essentieel in het feit dat een terrorist vrijwillige burgers en niet strijders betrekken bij hun

aanvallen.10

Er zijn er die terrorisme beschrijven door de opsomming van een aantal kenmerken. Anderen

trachten een beeld te vormen door aan te tonen dat er verschillende vormen zijn. En als laatste

zijn er die trachten te komen tot een éénduidige definitie.11

Er zijn 4 grote redenen waarom nog geen aanvaarde definitie is gevonden.12

Ten eerste is de betekenis van wat terrorisme nu juist inhoudt doorheen de geschiedenis

veranderd. Zo was in de jaren 1793 en 1794 het begrip nauw verbonden met “het regime de la

terreur” dat geleid werd door Robespierre. Een regime dat een reactie was op de chaos en

terreur die volgde na de Franse revolutie. Onder terrorisme werden toen antirevolutionaire

(tegen verwezenlijking Franse revolutie) en antigouvernementele handelingen verstaan, die

door subnationale entiteiten werden uitgevoerd. Tijdens de industriële revolutie, de tweede

fase, resulteerden veel verreikende sociaal-economische veranderingen in de ontwikkeling

van ‘universele’ ideologieën zoals het communisme en het marxisme. Een nieuw soort van

terrorisme ontstond. Het werd gekenmerkt door de nog steeds vertrouwde revolutionaire- en

antistaatskenmerken. Een derde fase van de terreur hangt samen met de groeiende

rusteloosheid in het Ottomaanse en Habsburgse rijk aan het einde van de 19de eeuw.

Verschillende nationalistische bewegingen ondernamen actie. Dit leidde tot de ontwikkeling

van talrijke nationalistische en separatische bewegingen. In jaren 30 van de 20ste eeuw

veranderde de betekenis van het begrip terrorisme opnieuw. Het omvatte vanaf dan

10 DOLMANN, M.M., Terrorisme, Europa en Strafrecht, Amsterdam, Vossius Pers, 2003, 57. 11 Zie MCLAUGHLIN, E., ‘Terrorism’, in MCLAUGHLIN, E. and MUNCIE, J. (eds.), The Sage dictionary of Criminology, Second Edition, London, Sage Publications, 2006, 432-434 en ONWUDIWE, I.D., ‘Terrorism’, in D. LEVINSON (ed.), Encyclopedia of crime and punishment vol. 4, Thousand Oaks, Sage Publications, 2002, p. 1619. 12 LAQUEUR, W., A History of Terrorism, New Brunswick, Transaction Publishers, 2002, 6-20.

Page 18: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

18

fascistische en nazistische regeringen in Europa, net als het stalinisme in de Sovjetunie.

Terreur betekende op dat moment misbruik van macht door de regering of door een bepaald

land. Na de 2de wereldoorlog zou het dan refereren naar de geweldadige opstanden van

nationalistische en antikoloniale groepen in Azië, Afrika en het Midden-Oosten. In de jaren

60 en 70 werd terrorisme door nationalistische en etnisch-separatistische bewegingen

gebruikt, terwijl het in de jaren 90 voornamelijk sloeg op narcoticaterrorisme en het

zogenaamde ‘grijze zone fenomeen’. Dit fenomeen zorgde ervoor dat de stabiliteit van staten,

door niet-staten werd bedreigd, alsook de niet-gouvernementele processen en organisaties.

Met de aanslagen van 9/11 verschoof de betekenis opnieuw. Deze keer kwam de nadruk te

liggen op het globaal terrorisme. In 2001 kende dit internationaal terrorisme, die geen

compleet nieuw fenomeen is, een heropleving. De nieuwe golf van terroristische aanvallen

zouden verbonden zijn met de politieke ideologieën en voordeel halen uit geopolitieke

instabiliteit.

De tweede reden waarom nog steeds geen algemeen aanvaarde definitie is gevonden, is het

bestaan van verschillende soorten terrorisme, zijnde staatsterrorisme, etnisch terrorisme,

religieus terrorisme, ... Het is zeer moeilijk een definitie te vinden die elke vorm van

terrorisme met zijn specifieke kenmerken dekt.

Ten derde spelen politieke belangen mee. Zo weigeren de VS de consensusvisie te

aanvaarden. Volgens de VS mag staatsterrorisme niet ingesloten worden in de definitie. Dit

heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met het Israëlisch-Palestijnse conflict. Om toch tot een

algemeen aanvaarde definitie te kunnen komen zal men moeten afspreken om te komen tot

een hele nauwe definitie. Een nauwe definitie heeft dan echter als nadeel dat bepaalde vormen

van terrorisme zullen uitgesloten blijven. Dit tast dan weer de effectiviteit van de

counterterroristische inspanningen aan. Anderzijds, kan een brede definitie ook nooit

aanvaard worden in bepaalde politieke kringen, aangezien dit mogelijks het nationaal politie-

militair optreden in vraag stelt. Dit kan ook aanleiding geven tot het ondermijnen van de

mensenrechten en verder leiden tot repressie.

Evenzeer kunnen we in de Belgische politieke context bijvoorbeeld de vraag stellen of de

overvallen van de Bende van Nijvel terreuraanslagen of zware georganiseerde criminaliteit

Page 19: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

19

waren. Het is nu eenmaal moeilijk om het eens te geraken over de grens tussen een

terroristisch misdrijf en gelegitimeerde politieke vormen van geweld.13

Ten vierde is het zeer moeilijk om een algemeen aanvaarde definitie te vinden, omdat er nooit

op een volledig neutrale manier gedefinieerd kan worden. 14

4 Terrorisme in België Ons land werd vanaf 1982 voor het eerst echt geconfronteerd met een aantal terreuraanslagen.

Er was sprake van een geweldadige campagne van groot banditisme. Namelijk, de bende van

Nijvel, het extreem – rechtse Front de la Jeunesse, het Front Révolutionnaire d’Action

Prolétarienne. Vanaf oktober 1984 kregen we te maken met inheems terrorisme, de Cellules

Communistes Combattantes of CCC lieten toen van zich horen, en vaak op een explosieve

manier. De CCC was verantwoordelijk voor 21 bomaanslagen tussen 2 oktober 1984 en 16

december 1985. Het ging voornamelijk om aanslagen die dienden als demonstratie.15 De

aanslagen waren gericht tegen het Westerse kapitalisme en vonden hun oorsprong in de

studentenbetoging van 1986 en de bloei van New Left.16 De Bende van Nijvel pleegde

verscheidene overvallen die in totaal aan 28 mensen het leven kostte. Ze hadden een buit van

nauwelijks 4 miljoen Belgische frank. Het was hen immers niet om het geld te doen, maar

gewoon om het feit de staat te proberen te destabiliseren door middel van geweld.17

Terrorisme beroerde bij ons op dat moment dus sterk de publieke opinie. De toenmalige

minister van justitie Mr. Gol riep als reactie hierop, twee coördinatieorganen in het leven.

Namelijk het college voor Anti – Terroristische strijd op 27 juni 1983, en op 17 september

1984 de AGG – Anti – Terroristische Gemengde Groep. Daarnaast werden in de jaren 1980 –

1983 een aantal extreemrechtse Duitse terroristen gearresteerd.18 Deze RAF terroristen

hadden op 30 juli 1977 Jürgen Ponto, directeur van de Dresdner Bank, na een mislukte poging 13 VANNESTE, F., VERBRUGGEN, F., “ Symboolstrafwet als vaandel van de strijd tegen terrorisme”, Panopticon, 2005, afl. 5, 80-81. 14 SMIT, W., Terrorisme en rechtvaardige oorlog: recht en onrecht in tijden van terreur, Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 2007, 10-12. 15 PETERMANN, S., ‘The CCC phenomenon in Belgium: unbacked terrorism’, in GAL – OR, N. (ed.), Tolerating terrorism in the West: an international survey, London, Routledge, 1991, 93 – 94. 16 CHALK, P., West European terrorism and counter – terrorism, the evolving dynamic, London, Mac Millan Press. LTD, 1996, 56. 17 VANDER VELPEN, J., De CCC. De Staat en het terrorisme, Berchem, EPO, 1986, 90 – 91. 18 LIBERT, R., ‘In Vogelvlucht. De Geschiedenis van 175 jaar de Veiligheid van de Staat’, in De Staatsveiligheid. Essays over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R. en PONSAERS, P. (eds.), Brussel, Politeia, 2005, 34-35.

Page 20: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

20

tot ontvoering, doodgeschoten. Zij hadden verder ook de aanslag opgeëist op de Duitse

federale procureur – generaal Siegfried Buback. Hij werd doodgeschoten. Op 1 mei 1979

beschoot de Action Direct het kantoor van de Franse werkgeversorganisatie CNPT met

machinegeweren. In juli 1984 was er de uitlevering van enkele Baskische terroristen aan

Spanje. De ETA had tussen 1977 en 1980 talrijke slachtoffers gemaakt bij de leden van de

Spaanse veiligheidsdiensten.19 In 1988 werd patrick Ryan, die betrokken was bij activiteiten

van het IRA, opgepakt. Hierna werden nog meerdere van deze Ierse terreureenheden

geneutraliseerd.20

5 Trends terrorisme In het begin van de jaren 60 en eind jaren 70 werd West – Europa geconfronteerd met het

klassiek terrorisme. Zo denken we aan de noodlottige afloop van een Israëlische delegatie

sporters. Zij werden om het leven gebracht op de Olympische Spelen in München door de

Palestijnse terreur groep Zwarte September. Het klassiek terrorisme kwam voor in

verschillende vormen en heeft een aantal fundamentele kenmerken.

Zo zijn de aangewende middelen bij aanslagen eerder beperkt, terwijl de doelstellingen dat

niet zijn. De terroristen trachten vooral de samenleving diepgaand te veranderen. Dit doen ze

door op georganiseerde wijze geweld te plegen of er op zijn minst mee te dreigen. Ze maken

gebruik van gedoseerd geweld als drukkingsmiddel. Op die manier zoeken ze hoofdzakelijk

publiek steun voor hun acties. De burgerbevolking is in principe niet hetgene waar de meeste

van deze terreuraanslagen zich op richten. Zij worden eerder als pasmunt gebruikt bij

bijvoorbeeld vliegtuigkapingen en gijzelingsacties. Terreurbewegingen hebben immers niet

altijd baat bij veel burgerslachtoffers, aangezien zij immers hopen op sympathie en steun bij

de bevolking. Dit doen ze best door het vermijden van burgerslachtoffers. De dosering van

geweld verruimt zelfs de recruteringsbasis en kan zelfs leiden tot actieve steun. Teveel geweld

daarentegen kan contra – productief werken, doordat draconische maatregelen van

overheidswege een breed draagvlak kunnen verwerven in de samenleving. Al deze zaken die

lijken op te gaan voor het politiek – geografisch terrorisme van de ETA en IRA en van

19 DE BAETS, P., ‘Terrorisme en inlichtingendiensten’ in: De Staatsveiligheid. Essay over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R. en PONSAERS, P. . (eds.), Brussel, Politeia, 2005, 246. 20 LIBERT, R., ‘In Vogelvlucht. De Geschiedenis van 175 jaar de Veiligheid van de Staat’, in De Staatsveiligheid. Essays over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R. en PONSAERS, P. (eds.), Brussel, Politeia, 2005, 45.

Page 21: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

21

toepassing zijn op het links extremisme van het RAF, Action Direct en de CCC, blijken veel

minder op te gaan voor het politiek – religieus terrorisme.

Sinds de jaren 80 kunnen we dan weer een nieuwe dominante trend opmerken, namelijk het

radicaal islamitisch terrorisme. Deze nieuwe variant van het terrorisme werd veroorzaakt door

o.a. volgende feiten:

- de ineenstorting van de Communitische regimes in Oost – Europa;

- de Sovjet – Unie die haar steun terugschroefde aan linkse groeperingen;

- de islamitische revolutie in Iran blijkt een andere belangrijke katalysator;

- de nasleep van de Sovjet invasie in Afghanistan en de daaropvolgende burgeroorlog

hadden eveneens een grote impact op de mobilisering en rekrutering.

Op dit moment hebben we te maken met het catastrofale terrorisme. Het aantal terroristische

aanslagen is misschien wel gedaald, maar dit gaat niet op voor het aantal slachtoffers. Zij

worden geviseerd door het catastrofaal terrorisme. Om politieke, relegieuze of ideologische

redenen te bereiken wordt immers getracht om bij spectaculaire aanslagen zoveel mogelijk

burgerslachtoffers te maken. Deze catastrofale terroristen zijn uit op de vernietiging van onze

samenleving, niet de verandering. 9/11 toonde dit duidelijk aan dat de burgerbevolking als

doelwit wordt aanzien. Dit werd andermaal duidelijk gemaakt met de bomaanslagen in

Madrid op 11 maart 2004. Ze bezaten echter in tegenstelling tot de Twin Towers en het

Pentagon op 11 september 2001 geen hoge symboolwaarde. Doch er vielen weer een hoog

aantal willekeurig gekozen slachtoffers.

Ook de internationalisering van het terrorisme zet zich onverminderd door. De commerciële

luchtvaart en de massamedia hebben hier zeker toe bijdragen. Zo werden kernleden van de

Rote Armee Fraktion bijvoorbeeld getraind in Palestijnse kampen.21

Dit wil wel niet zeggen dat het klassieke terrorisme verdwenen is, het heeft enkel een minder

grote impact dan het catastrofaal terrorisme. De media gaat dan ook veel meer aandacht

besteden aan die laatste soort.

21 DE BAETS, P., ‘Terrorisme en inlichtingendiensten’ in: De Staatsveiligheid. Essay over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R. en PONSAERS, P. (eds.), Brussel, Politeia, 2005, 243-263.

Page 22: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

22

Hoofdstuk 2: Wettelijk niveau

1 Inleiding In het parlementaire jaar 1995 – 1996 nam de regering initiatief om een wet te creëren voor de

inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Resultaat was de eerste wet in België die iets zegt over

terrorisme, namelijk de wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de inlichtingen-

en veiligheidsdienst. Ze formuleerde terrorisme als volgt: het gebruik van geweld tegen

personen of materiële belangen om ideologische of politieke reden met het doel zijn

doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of bedreigingen te bereiken. De bedoeling

van de wetgever was om de bevoegdheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan te

duiden. Terrorisme werd hiermee niet expliciet strafbaar gesteld.22

2 EU kaderbesluit terrorisme Deze wetgeving in België is het gevolg van EU kaderbesluit inzake terrorismebestrijding van

13 juni 2002. De Europese Unie omschrijft hier voor het eerst wat een definitie van terrorisme

kan inhouden. De twee centrale begrippen zijn de terroristische handeling en de terroristische

groep.23

2.1 Terroristische handeling

Iedere lidstaat neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de onder

a) tot en met i) bedoelde opzettelijke gedragingen, die door hun aard of context een land of

een internationale organisatie ernstig kunnen schaden en die overeenkomstig het nationale

recht als strafbare feiten zijn gekwalificeerd, worden aangemerkt als terroristische

misdrijven, indien de dader deze feiten pleegt met het oogmerk om:

- een bevolking ernstig vrees aan te jagen, of

22 Wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, B.S., 18 december 1998. 23 SYMEONIDOU-KASTANIDOU, E., ‘Defining Terrorism’, European Journal of Crime, Criminal Law and Criminal Justice, 2004, Vol. 12/1, p 14.

Page 23: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

23

- de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het

verrichten of het zich onthouden van een handeling, dan wel

- de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een

internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen:24

a) aanslag op het leven van een persoon, die de dood ten gevolge kan hebben;

b) ernstige schending van de lichamelijke integriteit van een persoon;

c) ontvoering of gijzeling;

d) het veroorzaken van grootschalige vernieling van staats- of regeringsvoorzieningen,

vervoersystemen of infrastructurele voorzieningen, met inbegrip van

informaticasystemen, een vast platform op het continentale plat, openbare plaatsen of niet

voor het publiek toegankelijke terreinen, waardoor mensenlevens in gevaar kunnen

worden gebracht of grote economische schade kan worden aangericht;

e) het kapen van een luchtvaartuig, vaartuig of ander transportmiddel voor het vervoer

van groepen van personen of goederen;

f) het vervaardigen, bezit, verwerven, vervoer, leveren of het gebruik van vuurwapens,

springstoffen, kernwapens, biologische en chemische wapens, alsmede het verrichten van

onderzoek en het ontwikkelen van biologische en chemische wapens;

g) het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen of het veroorzaken van brand,

overstroming of ontploffing, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;

h) het verstoren of onderbreken van de toevoer van water, elektriciteit of een andere

essentiële natuurlijke hulpbron, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;

i) het bedreigen met een van de onder a) tot en met h) bedoelde gedragingen.25

2.2 Terroristische groep

Art. 2 van het kaderbesluit geeft een omschrijving van wat er onder een terroristische

groepering wordt verstaan: ‘iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee

personen die sinds enige tijd bestaat en die in onderling overleg optreedt om

terroristische misdrijven te plegen’.26 Verder wordt in het tweede lid van het artikel ook

24Art 1 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding, P.B., 22 juni 2002, L164. 25 Ibid. 26 GOOSSENS, F., ‘Nieuwe wetgeving met betrekking tot de strijd tegen het terrorisme: het Europees arrestatiebevel en de omschrijving van terroristische misdrijven.’, Tijdschrift voor wetgeving, 82.

Page 24: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

24

het leiderschap en de deelneming aan activiteiten van een terroristische groep strafbaar

gesteld.

3 Belgische terrorismewet

3.1 Wet van 19 december 2003

Het EU kaderbesluit werd door de Belgische wetgeving geïmplementeerd door de wet van 19

december 2003 betreffende terroristische misdrijven. België is als lidstaat van de Europese

Unie namelijk verplicht kaderbesluiten om te zetten in de Belgische wetgeving. Deze wet

voegt dus een nieuwe titel I ter in. De nieuwe titel omvat de artikelen 137 – 141 ter, dewelke

letterlijk de definitie van de terroristische misdrijven en terroristische groeperingen overneemt

van het kaderbesluit.

Het is dus met de invoering van art. 137 in België dat terrorisme strafbaar wordt gesteld. § 1.

Als terroristisch misdrijf wordt aangemerkt het misdrijf bepaald in de §§ 2 en 3 dat door zijn

aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kan schaden en

opzettelijkgepleegd is met het oogmerk om een bevolking ernstige vrees aan te jagen of om de

overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het

verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele,

economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig

te ontwrichten of te vernietigen.27

Deze wet bracht heel wat controverse in de juridische en academische kringen. Ze bevat heel

wat belangrijke en ingrijpende veranderingen in onze interne rechtsorde. Die verandering is

aanvaard zonder parlementaire controle, aangezien het Europees parlement enkel maar een

raadgevende stem heeft. Er werd dus niet gediscussieerd over de voor – en nadelen van de

Belgische terrorismewet. Vele begrippen kennen een erg vage invulling en de definitie is zeer

breed.

3.2 Terrorisme als prioriteit

De Belgische regering stelt in haar regeerakkoord van 2004 de strijd tegen het terrorisme als

prioriteit voorop. Er werden een aantal strategische doelstellingen voorop geplaatst. Zo pleit

het akkoord voor een versterkte coördinatie van de initiatieven die door de departementen van

27 Art 3 Wet 19 december 2003 betreffende terroristische misdrijven, B.S., 29 december 2003.

Page 25: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

25

Justitie en Binnenlandse Zaken worden genomen in het kader van een coherent beleid in de

strijd tegen het terrorisme. Ook op het programma stond het verbeteren en verhogen van de

communicatie tussen overheid en bedrijfswereld inzake potentiële bedreigingen door het

ontwikkelen van een performant systeem voor de wederzijdse informatie-uitwisseling

aangaande verdachte handelingen en incidenten, bestaande dreigingen, analyses, nieuwe

tendensen en te nemen maatregelen. Er wordt een veiligheidsketen uitgewerkt met 2 pijlers:

preventie en repressie. In het kader van preventie wou men streven naar een meer performante

beeldvorming van het fenomeen en een periodieke risico- en omgevingsanalyse.

Daarnaast werd ook de nadruk gelegd op samenwerkingsverbanden en expertise-uitwisseling

De samenwerking tussen het federaal parket, de Veiligheid van de Staat en de Algemene

Dienst Inlichting en Veiligheid, de Antiterroristische Gemengde Groep, de inzake terrorisme

gespecialiseerde politiediensten en het DGCC moeten verder worden versterkt. Deze

samenwerking laat de respectievelijke actoren toe hun opdrachten optimaal te vervullen.

Benevens de dossiergebonden aanpak is een structureel overleg tussen alle betrokken partijen

van primordiaal belang. In de geïntegreerde politie, zowel als binnen de magistratuur wordt

expertise inzake terrorisme uitgewisseld. De initiatieven inzake informatie- en expertise-

uitwisseling moeten op elkaar worden afgestemd. Bij repressie wordt er gestreefd naar een

gestructureerde integrale aanpak van het terrorisme, een verbetering en verfijning van het

wetgevend instrumentarium om de strijd tegen het terrorisme op een nog meer efficiënte en

succesvolle wijze te kunnen voeren, onder meer wat betreft de toezending van informatie van

de inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan de gerechtelijke autoriteiten. 28

4 Aanpak terrorisme in België

4.1 Versnippering

In belgië is de aanpak van terrorisme veel te versnipperd. Er zijn verschillende actoren op dit

terrein actief. Zo zijn er het federale parket, de militaire inlichtingendienst, de douane, de

federale politie en de staatsveiligheid. Ook in het politieke landschap worden we dit gewaar.

Zo is terrorisme maar liefst verdeeld onder vier ministers: Financiën voor de douane,

Binnenlandse zaken voor de politie, Justitie voor de staatsveiligheid en het parket en

28 Kadernota Integrale Veiligheid, 30-31 maart 2004.

Page 26: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

26

Landsverdediging voor de militaire inlichtingendienst. Voor de coördinatie van het

antiterroristisch beleid is dit zeker geen pluspunt.29

Inlichtingen- en veiligheidsdiensten zijn staatsinstellingen met als doel de souvereiniteit van

de staat te beschermen. Afhankelijk van de werkwijze kan een onderscheid gemaakt worden

tussen offensieve, defensieve, burgerlijke en militaire inlichtingen- en veiligheidsdiensten.30

In deze masterproef zal uitsluitend gekeken worden naar de inlichtingen- en

veiligheidsdiensten in België.

4.2 Inlichtingen- en veiligheidsdiensten in België

Het merendeel van de landen kent minstens twee soorten van inlichtingendiensten: de

burgerlijke en de militaire. In België zijn dat dus respectievelijk de staatsveiligheid en de

ADIV. België beschikt ook al vanaf zijn onafhankelijkheid in 1830 over een dienst die toeziet

op de Veiligheid van de Staat. De militaire inlichtingendienst kwam er pas in 1920 en heeft

een aparte taak en is moeilijk te integreren in een andere dienst. Het is wachten tot 1998

vooraleer er in België een organieke wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kwam.31

De politie heeft een aparte rol te vervullen, maar doet zeker aan overlapping met de

staatsveiligheid. Dat probleem kan men oplossen met een samenwerkingsprotocol. De vraag

is dan of men kiest voor de diversiteit of de coördinatie. In het eerste geval kiest men

duidelijk voor de scheiding tussen de politie en het inlichtingennetwerk. Dat is het geval in de

meeste landen. Daartegenover staat het voorbeeld van Denemarken waar de staatsveiligheid

een deel vormt van de volledig eengemaakte politie.32

Aangezien pas in 1998 een duidelijk wettelijk kader werd gecreeërd waarin duidelijk werd

aangegeven wat de wettelijke opdrachten en bevoegdheden zijn, is het Vast Comité I vanaf

dan pas in staat om zijn controleopdracht degelijk uit te voeren.

29 MATHIJS, H., ‘Inlichtingendiensten moeten beter kunnen werken’, De Tijd, 23 november 2005. 30 SHULSKY, A., SCHMITT, G., Silent warfare. Understanding the world of intelligence, Washington D.C., Potomac Books, 2002, 4-5. 31 Wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, B.S., 18 december 1998. 32 MATHIJS, H., ‘Inlichtingendiensten moeten beter kunnen werken’, De Tijd, 23 november 2005.

Page 27: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

27

5 Veiligheid van de Staat

5.1 Korte historiek

5.1.1 Het voorlopig bewind

Met het Koninklijke Besluit van 25 november 1925, houdende het organieke reglement van

justitie, werd de functie van administrateur – generaal van de Openbare Veiligheid terug

ingevoerd, maar nu als administrateur – directeur generaal. De Openbare Veiligheid was toen

de derde algemene directie van het ministerie van justitie. Deze was belast met de algemene

politie, de paspoorten en visa, de vreemdelingenpolitie, de school voor criminologie en

wetenschappelijke politie, de gerechtelijke techniek en laboratoria en de gerechtelijke

identificatiedienst en fotografie. Bij Koninklijk Besluit werd op 16 maart 1929 tenslotte de

militaire veiligheid overgeheveld. Bij de Openbare Veiligheid werd gelijktijdig en voor het

eerst een directie Veiligheid van de Staat opgericht.33

Al vanaf haar onafhankelijkheid kent België dus een staatsveiligheid. Immers op 15 oktober

1830, 11 dagen nadat het Voorlopig Bewind de Belgische onafhankelijkheid heeft

uitgeroepen, worden bij decreet vijf functies van administrateur- generaal in het leven

geroepen. Eén ervan is de functie van administrateur- generaal van de Openbare Veiligheid

Aan de functie van administrateur – generaal van de Openbare Veiligheid werden

verregaande bevoegdheden gekoppeld. Zij moest waken over de binnenlandse veiligheid, de

paspoorten, de gevangenissen, de vervoerdiensten en het toezicht op de vreemdelingen.

Opvallend was echter wel dat onze Grondwet van 1831 niet voorzag in dergelijk orgaan dat

zou belast worden met de staatsveiligheid.34 Via een K.B. werd er een dienst Openbare

Veiligheid gecreëerd die rechtsstreeks ressorteerde onder de uitvoerende macht. Dit had als

gevolg dat de dienst ontsnapte aan de controle van de kamers.35

De voornaamste taak van de Openbare Veiligheid was de controle op de vreemdelingen in

België. De de administrateur-generaal kreeg hiervoor verregaande bevoegdheden. Hij had de

mogelijkheid om illegale vreemdelingen zonder enige procedure te laten aanhouden en uit het 33 LIBERT, R., ‘In Vogelvlucht. De Geschiedenis van 175 jaar de Veiligheid van de Staat’, in De Staatsveiligheid. Essays over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R. en PONSAERS, P. (eds.), Brussel, Politeia, 2005, 34-35. 34 GOOSSENS, F., ‘De wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten: een vergeten hoofdstuk’ in FIJNAUT, C., DE RUYVER, B. en GOOSSENS, F. (ed.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1999, 205-206. 35 CARPENTIER, C. en MOSER, F., De staatsveiligheid, geschiedenis van een destabilisatie, Leuven, Kritak, 1994, 18-19.

Page 28: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

28

land te verwijderen.36 De Grondwet noch de wet voorzien echter op dat moment niet in een

duidelijk wettelijk kader. Het gebrek aan een duidelijk wettelijk kader gaf aanleiding tot

willekeurigheid, zeker wat betreft die vreemdelingendossiers, die tot en met de Eerste

Wereldoorlog de hoofdbezigheid vormen van de Openbare Veiligheid.37

5.1.2 De Eerste Wereldoorlog en het Interbellum

Rond 1840 verschoof de aandacht van de Openbare Veiligheid zich meer in de richting van

het opkomend socialisme en anarchisme. Het was vooral de affaire Pourbaix in 1888 die de

Openbare Veiligheid toen in een bijzonder slecht daglicht plaatste. Het was de Openbare

Veiligheid zelf die een provocatie had georganiseerd. De bedoeling was om de revolutionaire

socialistische beweging van Alfred Dufuisseaux, de Republikeinse Socialistische Partij, in

diskrediet te brengen. Verscheidene provocateurs van de Openbare Veiligheid, infiltreerden in

de partij en zorgden ervoor dat verschillende arbeidersbetogingen ontaarden. Deze provocatie

kwam echter aan het licht. Ook het brein achter het opzet, namelijk L. Pourbaix, werd

veroordeeld.38

Tijdens het interbellum ging de Veiligheid van de Staat zijn pijlen weer ergens anders op

richten. Deze keer had ze bijzondere aandacht voor de communistische bewegingen,

separatisten en Vlaamsnationalisten. Er ontstond zelfs een internationaal

samenwerkingsverband voor het voeren van acties. De kruistocht tegen extreem links leidde

er zelfs toe dat de Openbare Veiligheid samenwerkte met de Gestapo van Nazi-Duitsland.

Deze samenwerking vanaf 1923 met de Internationale Kriminalpolizeiliche Kommission, was

de voorloper van Interpol, die met andere veiligheidsdiensten informatie uitwisselt over

communistische infiltratie.39

5.1.3 De periode van 1945-1989

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak werd de Openbare Veiligheid van het ministerie van

Justitie overgebracht naar het ministerie van Landsverdediging. De administrateur-generaal

kreeg verregaande bevoegdheden inzake coördinatie van de polititiediensten en het speuren

naar bewijzen van bedreigingen van burgerlijke en militaire veiligheid. Ook in datzelfde jaar

36 VAN OUTRIVE, L., CARTUYVEL, Y. en PONSAERS, P., Sire, ik ben ongerust: Geschiedenis van de Belgische politie 1794- 1991, Leuven, Kritak, 1992, 85. 37 Ibid., 52. 38. VANNESTE, F., (s.d.), ‘De wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst’, Jura Falconis, [WWW] Universiteit Leuven http://www.law.kuleuven.be/jura/art/36n3/vanneste.htm. [1/07/2010] 39 Ibid.

Page 29: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

29

werd de Veiligheid van de Staat terug overgebracht naar het ministerie van Justitie. De dienst

was gevestigd te Londen gedurende de oorlog waar zij belast werd met het verrichten van

geheime acties en het leggen van contacten tussen de Belgische regering en allerlei actie- en

inlichtingengroepen in bezet België. Ook na de oorlog bleef de Veiligheid van de Staat de

communistische groeperingen in het oog houden. Dit was zeker het geval na het uitbreken van

de koude oorlog. Toch werd op dat moment ook de andere kant van het politieke spectrum,

uiterst rechts, in de gaten gehouden. Extreem-rechtse groeperingen vormden immers een

mogelijke bedreiging voor de eenheid van België. Op dat moment had de Openbare

Veiligheid nog steeds geen wettelijke basis of een volwaardig en specifiek statuut. Met als

gevolg dat het zeer moeilijk was om een goed beeld te krijgen van de activiteiten van de

Veiligheid. Veel zaken werden geregeld via K.B.'s, al dan niet gepubliceerde M.B's en

dienstnota's. Het was pas in 1964 dat de toenmalige administrateur-directeur-generaal van de

Openbare Veiligheid, L. Caeymaex, op de voorgrond trad met een tekst over de "Machten,

zendingen en methoden van de Veiligheid van de Staat". Hij zag voor de Veiligheid een

algemene en bijzondere zending weggelegd. De algemene zending was bijzonder vaag: "De

algemene zending aan de Veiligheid van de Staat toegedeeld ligt in deze zin zwaar van

woorden en van betekenis; het is haast onmogelijk deze zending op klaardere wijze te

definiëren omdat in feite de concrete zendingen van de Veiligheid van de Staat veeltallig zijn,

kies en dikwijls door omstandigheden bepaald". Bedoeld wordt dat de Veiligheid van de Staat

een instrument is van de staat om zo te waken over het behoud van haar soevereiniteit, d.w.z.

haar onafhankelijkheid, "hare integriteit en de goede gang van haar instellingen, door het

behoud van de orde en de openbare vrede te verzekeren".

De opsomming van de bijzondere zendingen van Staatsveiligheid was echter veel concreter40:

De strijd tegen de binnenlandse subversie: de taak van de Veiligheid van de Staat

bestaat in het inlichten van de openbare machten over al wat van belang kan zijn op

het gebied van de subversiviteit, groepsgewijze of individueel, actueel of potentieel,

Belgisch of vreemd, op politiek, sociaal, economisch, cultureel, administratief en

strafrechtelijk vlak.

De buitenlandse tegensubversie, d.w.z. contraspionage, tegensabotage en

tegeninmenging.

40 Ibid.

Page 30: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

30

De bescherming van hoge personaliteiten bv. leden van de koninklijke familie, leden

van de regering en hoge diplomaten.

De vreemdelingenpolitie op politiek vlak.

5.1.4 De periode na 1989

Maar de nevel waarin de Veiligheid van de Staat gehuld was, trok niet weg. Zoals voorheen al

aangehaald werd, werd ons land in de jaren tachtig geconfronteerd met enkele zware

misdaadzaken, zoals de Bende van Nijvel, de C.C.C.,…Het waren die zaken samen met de

geruchten die de ronde deden over de dubieuze rol van de Staatsveiligheid in allerlei andere

affaires ( zoals de zaak Graindorge, baron de Bonvoisin, Westland New Post, Gladio ) die de

regering aanzetten tot reageren. Vooral met de losbarsting van de Gladioaffaire in Italië in

november 1990 was er heel wat beroering ontstaan rond de aanwezigheid van het ‘Stay-

behind’- netwerk in België. Dit leidde tot de oprichting van een Parlementaire

onderzoekscommissie. De commissie brengt grote disfuncties aan het licht met betrekking tot

het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten. Er bleek namelijk dat er voor de

inlichtingendiensten nauwelijks of geen wetgeving voorhanden was. De regering reageerde

uiteindelijk in 1990 met de opstelling van het Pinksterplan. Hierin werd onder meer voorzien

in de indiening van een ontwerp van wet tot omschrijving van de opdrachten van de

Staatsveiligheid. De nieuwe wet is hiervan de concretisering.41

5.2 Opdrachten Veiligheid van de Staat

In de wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de inlichtingen- en

veiligheidsdiensten, staat in artikel 7 dat de Veiligheid van de Staat als opdracht heeft het

inzicht te verkrijgen in structuren en netwerken die een bedreiging kunnen vormen voor de

maatschappij. Zij heeft een vierdelig takenpaket.

Ten eerste het inwinnen, analyseren en verwerken van inlichtingen die betrekking

hebben op elke activiteit die:

o de inwendige veiligheid van de Staat en het voortbestaan van de democratische

en grondwettelijke orde raakt: dit is de veiligheid van de instellingen van de

Staat en de vrijwaring van de continuïteit van de regelmatige werking van de

rechtsstaat, de democratische instellingen, de elementaire beginselen die eigen

41 Ibid.

Page 31: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

31

zijn aan iedere rechtstaat, alsook de mensenrechten en de fundamentele

vrijheden.

o de uitwendige veiligheid van de Staat en de internationale betrekkingen raakt:

dit gaat over de vrijwaring van de onschendbaarheid van het nationaal

grondgebied, van de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van de staat, van de

belangen waarmee België gemeenschappelijke doeleinden nastreeft, en van de

internationale en andere betrekkingen die België met vreemde staten en

internationale of supranationale instellingen onderhoudt. 42

o het wetenschappelijk of economisch potentieel, zoals gedefinieerd door het

Ministerieel Comité, of elk ander fundamenteel belang van het land, zoals

gedefinieerd door de Koning op voorstel van het Ministerieel Comité, bedreigt

of zou kunnen bedreigen.

Ten tweede het uitvoeren van de veiligheidsonderzoeken die haar overeenkomstig de

richtlijnen van het Ministerieel Comité worden toevertrouwd.

Ten derde het uitvoeren van de opdrachten tot bescherming van personen die haar

worden toevertrouwd door de Minister van Binnenlandse Zaken.

En als laatste het uitvoeren van alle andere opdrachten die haar door of krachtens de

wet worden toevertrouwd.43

Deze vier opdrachten zijn ruim geformuleerd. Dit geeft de Veiligheid van de Staat de

mogelijkheid om vlot te anticiperen op de voortdurende veranderende omstandigheden.

Dankzij deze ruime definiëring treed ze niet buiten haar wettelijk bevoegdheden bij het

uitvoeren van haar opdrachten.44

Artikel 8 van dezelfde wet beschrijft wat wordt bedoeld met «activiteit die bedreigt of zou

kunnen bedreigen». Het gaat om «elke individuele of collectieve activiteit, ontplooid in het

land of vanuit het buitenland die verband kan houden met spionage, inmenging, terrorisme,

extremisme, proliferatie, schadelijke sektarische organisaties, misdaadorganisaties, daarbij

inbegrepen de verspreiding van propaganda, de aanmoediging of de rechtstreekse of

42 Ibid. 43 GOOSSENS, F., ‘De wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten: een vergeten hoofdstuk’ in FIJNAUT, C., DE RUYVER, B. en GOOSSENS, F. (ed.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1999, 212-213. 44 Memorie van toelichting bij het wetsontwerp houdende de regeling van de inlichting- en veiligheidsdiensten, Gedr. St., Kamer, 1995 -.1996, 638/1, 3.

Page 32: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

32

onrechtstreekse steun, onder meer door het verstrekken van financiële, technische of

logistieke middelen, het verstrekken van inlichtingen over mogelijke doelwitten, de

ontwikkeling van structuren en van actiecapaciteit en de verwezenlijking van de nagestreefde

doeleinden.

6 ADIV

6.1 Korte historiek

6.1.1 De eerste wereldoorlog en het interbellum

Toen de oorlog begonnen was werd in 1915 een "Veiligheidsdienst van het leger" opgericht.

Deze bleef bestaan voor de ganse duur van de oorlog. In 1916 trad een militaire

veiligheidsdienst in de plaats, die op haar beurt in 1919 werd ontbonden. Vervolgens werd bij

het ministerie van Landsverdediging een nieuwe dienst in het leven geroepen die belast werd

met de taken van contraspionage in al haar vormen en van toezicht op subversieve groepen

binnen het leger. In 1937 verwierf de Generale Staf van de Krijgsmacht de bevoegdheid over

deze dienst.45

6.1.2 De periode van 1945-1989

Toen de Tweede Wereldoorlog ging uitbreken werd de Staatsveiligheid overgeheveld naar

een "Directie Veiligheid van de Staat". Deze directie werd opgericht in de schoot van het

ministerie van Landsverdediging. De dienst werd voor de ganse duur van de oorlog

ondergebracht bij het ministerie van Justitie. In januari 1945 kwam het opnieuw terecht onder

de hoede van het ministerie van Landsverdediging. In 1947 verwierf de Generale Staf de

bevoegdheid over de militaire inlichtingen, de militaire contraspionage en de verwerking van

de rapporten van de militaire attachés en de Belgische officieren in het buitenland. In 1963

verwierf de stafchef van het leger bij K.B. de verantwoordelijkheid voor de opsporing, de

verwerking en de verspreiding van de inlichtingen. Tevens stond hij in voor de toepassing van

de maatregelen van militaire veiligheid en contraspionage. In 1974 werden aan de chef van de

ADIV bepaalde inlichtingen-en veiligheidstaken toegewezen. Tot voor de nieuwe wet waren

45 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 1995, 16-17.

Page 33: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

33

de opdrachten van de ADIV omschreven in het K.B. van 19 december 1989 houdende

organisatie van de Generale Staf. Deze opdrachten waren46:

- het opzoeken, uitbaten en verspreiden van de inlichting;

- het nemen van alle maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van het

geheim en het behoud van de militaire veiligheid, de cijfering inbegrepen, met het

opstellen, verspreiden en controleren van de richtlijnen terzake;

- het verzekeren van de betrekkingen met nationale, buitenlandse en intergeallieerde

inlichtings-en veiligheidsdiensten;

- waken over de naleving van internationale overeenkomsten door België afgesloten

inzake veiligheid;

- het opstellen, verspreiden en controleren van de voorschriften met betrekking tot het

archief en de geschiedkundige documentatie van de krijgsmacht en de rijkswacht.

6.2 Opdrachten ADIV

De algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid is de militaire tegenhanger van de

staatsveiligheid.47 Als Belgische militaire inlichtingendienst vallen zij onder het gezag van de

minister van Defensie. Tot de opdrachten van de ADIV beschreven in artikel 11 van de wet

30 november 1998 behoren:

Ten eerste het inwinnen, analyseren en verwerken van inlichtingen die

betrekking hebben op elke activiteit die de onschendbaarheid van het nationaal

grondgebied, de militaire defensieplannen, de vervulling van de opdrachten

van de strijdkrachten, of de veiligheid van de Belgische onderdanen in het

buitenland of elk ander fundamenteel belang van het land, zoals gedefinieerd

door de Koning op voorstel van het Ministerieel Comité, bedreigt of zou

kunnen bedreigen, en er de bevoegde ministers onverwijld over inlichten

alsook de regering, op haar verzoek, advies te verlenen bij de omschrijving van

haar buitenlands defensiebeleid;

46 VANNESTE, F., (s.d.), ‘De wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst’, Jura Falconis, [WWW] Universiteit Leuven http://www.law.kuleuven.be/jura/art/36n3/vanneste.htm. [1/07/2010] 47 GOOSSENS, F., ‘De wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten: een vergeten hoofdstuk’ in FIJNAUT, C., DE RUYVER, B. en GOOSSENS, F. (ed.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1999, 212-214.

Page 34: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

34

Ten tweede het zorgen voor het behoud van de militaire veiligheid van het

personeel dat onder de Minister van Landsverdediging ressorteert, de militaire

installaties, wapens, munitie, uitrusting, plannen, geschriften, documenten,

informatica- en verbindingssystemen of andere militaire voorwerpen;

Ten derde het beschermen van het geheim dat, krachtens de internationale

verbintenissen van België of teneinde de onschendbaarheid van het nationaal

grondgebied en de vervulling van de opdrachten van de strijdkrachten te

verzekeren, verbonden is met de militaire installaties, wapens, munitie,

uitrusting, met de plannen, geschriften, documenten of andere militaire

voorwerpen, met de militaire inlichtingen en verbindingen, alsook met de

militaire informatica- en verbindingssystemen of die systemen die de Minister

van Landsverdediging beheert;

Ten vierde het uitvoeren van de veiligheidsonderzoeken die hem

overeenkomstig de richtlijnen van het Ministerieel Comité worden

toevertrouwd.

Zowel de ADIV als de Veiligheid trachten zo goed als mogelijk samen te werken. Een

optimale bestrijding van terrorisme kan immers maar gebeuren wanneer er een goede

wederzijdse informatiestroom aanwezig is.

7 Organen van het inlichtingenbeleid

7.1 Inleiding

De Regering bepaalt de prioriteiten inzake het te volgen beleid op het vlak van inlichtingen en

veiligheid en stelt de behoeften terzake vast. Twee organen werden in het leven geroepen die

zouden instaan voor de uitstippeling van het inlichtingen- en veiligheidsbeleid en voor de

concretisering ervan. De eerste taak werd toegewezen aan het "Ministerieel Comité voor

inlichting en veiligheid", terwijl het "College voor inlichting en veiligheid" belast werd met

de tweede opdracht.48

48 DE BAETS, P., ‘Terrorisme en inlichtingendiensten’ in: De Staatsveiligheid. Essay over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R. en PONSAERS, P., (eds.). Brussel, Politeia, 2005, 254.

Page 35: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

35

7.2 College voor inlichtingen en veiligheid en Ministrieel Comité voor

inlichtingen en veiligheid.

Beide inlichtingendiensten worden dus aangestuurd door het Ministerieel Comité voor

inlichtingen en veiligheid (MCIV). Dit is een politiek orgaan dat het inlichtingenbeleid

bepaalt. Het Ministrieel Comité stelt de algemene politiek inzake inlichting vast, bepaalt de

prioriteiten van de Veiligheid van de Staat en van de Algemene Dienst inlichting en veiligheid

van de Krijgsmacht, en coördineert hun activiteiten. Het Comité bepaalt bovendien de politiek

inzake de bescherming van gevoelige informatie Het geeft advies over politieke en

legislatieve initiatieven op het vlak van inlichtingen en veiligheid. Momenteel maken de

Eerste Minister, de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Institutionele

Hervormingen, de Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

de Minister van Buitenlandse Zaken, de Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en

Gelijke Kansen, de Minister van Justitie, de Minister van Landsverdediging en de Minister

van Binnenlandse Zaken deel uit van dit Comité. De beslissingen van dit Comité worden

uitgevoerd door het College voor inlichtingen en veiligheid (CIV). Beide werden opgericht bij

K.B. van 21 juni 1996.49

Het College vervult een intermediaire rol tussen enerzijds het Ministrieel Comité op het

politieke niveau en anderzijds de diensten die de politiek inzake de inlichting op het

operationeel niveau, op het terrein dus uitvoeren.50

8 Toezichtsorgaan

8.1 Vast Comité I

Het toezicht op de veiligheids- en inlichtingendiensten door een extern orgaan wordt voorzien

in de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie-en inlichtingendiensten.51

49 K.B. 21 juni 1996 houdende oprichting van een Ministrieel Comité voor inlichting en veiligheid, B.S., 5 september 1996; K.B. 21 juni 1996 houdende oprichting van het College voor inlichting en veiligheid, B.S., 5 september 1996. 50 LEGRAND, J.J., ‘Management de la Sûreté de l'Etat: sciences, art et paradoxes!' in MATTHIJS, H. (ed.), Geheime diensten in Benelux, Isräel en de Verenigde Staten, Brugge, Die Keure, 2005, 83. 51 LIBERT, R., ‘In Vogelvlucht. De Geschiedenis van 175 jaar de Veiligheid van de Staat’, in De Staatsveiligheid. Essays over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R., PONSAERS, P. (eds), Brussel, Politeia, 2005, 46.

Page 36: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

36

Het Vast Comité I is opgericht met als doel de parlementaire controle op de activiteiten en de

werking te zijn van zowel de Veiligheid van de Staat als van de Algemene Dienst inlichting

en veiligheid. Daarnaast oefent het normaal gezien samen met het Vast Comité van Toezicht

op de politiediensten, doch soms ook alleen, controle uit over de werking van het

Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse en over de verschillende diensten die dit

coördinatieorgaan ondersteunen. Er wordt zowel gecontroleerd op de rechtmatigheid (de

naleving van de ter zake geldende wet- en regelgeving) en de doelmatigheid (de efficiëntie

van de inlichtingendiensten), als op de coördinatie (de onderlinge afstemming van de werking

van de betrokken diensten).52

Wanneer het gaat over de ondersteunende diensten van het Coördinatieorgaan voor de

dreigingsanalyse, heeft de controle alleen betrekking op hun verplichting om informatie

inzake terrorisme en extremisme mee te delen. 53

Het Vast Comité I doet verder jaarlijks verslag aan de Senaat, de Kamer van

Volksvertegenwoordigers en aan de bevoegde ministers. Het activiteitenverslag bevat de

algemene conclusies over het afgelopen kalenderjaar en de voorstellen voor een betere

werking van de betrokken diensten. 1 juni is de uiterste datum dat het doorverzonden wordt.

Na bespreking in het parlement maakt het Vast Comité I het activiteitenverslag openbaar.54

8.2 Samenstelling

Het Vast Comité I is een collegiaal orgaan dat is samengesteld uit drie raadsheren. Eén

voorzitter en twee raadsheren. Het Vast Comité I wordt voor de rest bijgestaan door een

griffier, zijn administratieve staf en door de Dienst Enquêtes.55

8.2.1 Voorzitter en de twee raadsheren

De voorzitter en de leden van het Vast Comité I worden benoemd door de Senaat. Zij worden

benoemd voor een vernieuwbare termijn van vijf jaar. Deze kan maximaal tweemaal

vernieuwd worden. Voor elk van de leden wordt ook een plaatsvervanger benoemd. Verder

52 DE ClERCK, S., HUYG, J., ‘Een kleine geschiedenis van de wetgeving op de inlichtingendiensten’, in De Staatsveiligheid. Essays over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R., PONSAERS, P. (eds), Brussel, Politeia, 2005, 188- 190. 53 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, [WWW] http://www.comiteri.be/index.php. [1/07/2010] 54 Ibid. 55 Wet van 20 juli 2000 tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 betreffende het toezicht op politie- en inlichtingendiensten, B.S., 26 juli 1991.

Page 37: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

37

moet de voorzitter een magistraat zijn. De voorzitter heeft de leiding over de vergaderingen

van het Comité en zorgt voor het dagelijks bestuur. Hij zorgt ervoor dat het huishoudelijk

reglement correct wordt toegepast. Daarnaast kijkt hij toe op de goede werking van het

Comité alsook op de goede uitvoering van de opdrachten ervan. In 2008 werd het

voorzitterschap waargenomen door Guy Rapaille, advocaat-generaal bij het hof van beroep te

Luik. De twee raadsheren waren Gerald Vande Walle, ambtenaar, en Peter De Smet,

substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep te Gent.56

8.2.2 Dienst Enquêtes

De Dienst Enquêtes staat het Vast Comité I bij voor de uitvoering van zijn

toezichtsonderzoeken. Deze dienst is op het terrein meestal het meest zichtbare onderdeel van

het Vast Comité I. De Dienst Enquêtes heeft naast deze eerste opdracht ook een tweede

gerechtelijke opdracht. Zij moet op eigen initiatief, of in opdracht van de gerechtelijke

overheden, onderzoeken voeren naar de leden van de te controleren diensten die verdacht

worden van een misdaad of wanbedrijf. De Dienst Enquêtes bestaat uit vijf leden. Zij bezitten

allemaal de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur

des Konings. 57

Op 23 januari 2008 werd Pierre Nivelle als nieuwe directeur van de Dienst

Enquêtes I aangesteld. Verder werd halverwege 2008 de Dienst Enquêtes I uitgebreid

met twee enquêteurs, respectievelijk afkomstig van de federale politie en

de Veiligheid van de Staat.58

8.2.3 Bevoegdheden

Het Vast Comité I en zijn Dienst Enquêtes beschikken over heel wat bevoegdheden. De

inlichtingendiensten, het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse en de ondersteunende

diensten moeten uit eigen beweging alle documenten die de handelwijze van de leden van de

dienst regelen opsturen naar het Vast Comité I. Het Comité kan ook zelf elke andere tekst

opvragen. Ook de geclassificeerde documenten van de inlichtingendiensten ontsnappen hier

niet aan. De Wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de

veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, doet hieraan dus geen

afbreuk. Dit komt doordat alle personeelsleden van het Comité houder zijn van een

veiligheidsmachtiging van het niveau “zeer geheim”. 56 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2008, 103. 57 Wet van 18 juli 1991 tot regeling van toezicht op politie- en inlichtingendiensten, B.S., 26 juli 1991. 58 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2008, 103.

Page 38: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

38

Het Comité kan bovendien iedereen van wie zij het verhoor noodzakelijk achten, horen. Zij

kunnen de leden van de te controleren diensten dagvaarden moest dit nodig blijken en hen

verplichten om onder ede te getuigen. Het Comité kan om het even waar alle nuttige

vaststellingen doen en alle voorwerpen en documenten in beslag nemen. Ten slotte kan het

Comité de medewerking van deskundigen, tolken en de bijstand van de politie vorderen.59

8.3 Welke klachten of aangiften onderzoekt het Vast Comité I?

Het Vast Comité I behandelt klachten en aangiften betreffende de werking, het optreden, het

handelen of het nalaten te handelen van de inlichtingendiensten, het Coördinatieorgaan voor

de dreigingsanalyse en de andere ondersteunende diensten en hun personeelsleden.

Wat betreft de inlichtingendiensten en het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse kan de

klacht betrekking hebben op de rechtmatigheid, de doelmatigheid of de coördinatie van alle

aspecten van hun werking.

Wat betreft de ondersteunende diensten kan de klacht alleen betrekking hebben op de

rechtmatigheid, de doelmatigheid of de coördinatie van de mededeling van informatie inzake

terrorisme en extremisme aan het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse.60

8.4 Wie kan een klacht indienen of een aangifte doen?

Iedereen die rechtstreeks betrokken is of was bij het optreden van een inlichtingendienst, het

Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse of een ondersteunende dienst kan zijn klacht of

aangifte richten aan het Vast Comité I of aan zijn Dienst Enquêtes.

Bovendien kan ook elke ambtenaar, elke persoon die een openbaar ambt uitoefent en elk lid

van de krijgsmacht die rechtstreeks betrokken is bij richtlijnen, beslissingen of

toepassingsregels daarvan, evenals bij werkwijzen of handelingen, een klacht indienen of een

aangifte doen zonder daartoe machtiging te moeten vragen aan zijn chefs of aan zijn

hiërarchische meerderen.

Indien gewenst, kan aan de aangever anonimiteit worden gewaarborgd. Zijn identiteit mag in

dit geval alleen bekend gemaakt worden binnen de Dienst Enquêtes en het Vast Comité I.61

59 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, [WWW] http://www.comiteri.be/index.php. [1/07/2010] 60 Ibid. 61 Ibid.

Page 39: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

39

8.5 6 taken

Samengevat heeft het comité 6 taken62:

Het Vast Comité I oefent toezicht uit d.m.v. onderzoeken die het opstart op eigen

initiatief, op vraag van de Senaat, van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of van de

bevoegde minister of overheid, of op verzoek van een burger of een ambtenaar die een

klacht neerlegt of een aangifte doet.

Het Vast Comité I heeft een andere taak die daarbij aanleunt: het kan, op verzoek, advies

uitbrengen over een ontwerp van wet, van Koninklijk Besluit, van circulaire of over elk

ander document waarin beleidslijnen van de bevoegde ministers worden geformuleerd

m.b.t. de werking van de inlichtingendiensten of van het Coördinatieorgaan voor de

dreigingsanalyse.

De militaire inlichtingendienst is bevoegd om communicatie voor militaire doeleinden

uitgezonden in het buitenland te onderscheppen, af te luisteren of op te nemen. Het Vast

Comité I is belast met de controle op deze taak.

Het Vast Comité I kan worden gevraagd om onderzoeken te verrichten in het kader van

een parlementair onderzoek.

De griffier van het Vast Comité I en zijn administratie nemen de griffie waar van het

beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, -attesten en -adviezen.

De Dienst Enquêtes van het Vast Comité I heeft ook een gerechtelijke opdracht: hij voert

in opdracht van de gerechtelijke overheden onderzoeken naar de leden van de te

controleren diensten die verdacht worden van een misdaad of wanbedrijf.

62 Ibid.

Page 40: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

40

Hoofdstuk 3: Juridisch kader van de samenwerking

1 Inleiding Er zijn overlappingen betreffende de bevoegdheden van de 2 inlichtingendiensten. Ze waken

immers beide over de vrijwaring van de onschendbaarheid van het grondgebied. Naargelang

het al dan niet militaire karakter van de bedreiging of de betrokken personen is de ene dan wel

de andere dienst bevoegd.63 Beiden benadrukken daarom de gunstige evolutie in de

gecoördineerde samenwerking tussen beide diensten.64

Zo werd tussen de ADIV en de Staatsveiligheid op 20 februari 1997 een protocolakkoord

afgesloten dat als doel had ‘de samenwerking tussen de inlichtingendiensten te verbeteren

door het coördineren van hun activiteiten op het vlak van de inlichtingen, de veiligheid, de

techniek, de uitwisseling van ideeën en analyses en het oplossen van eventuele

bevoegdheidsconflicten in gebieden van gemengde bevoegdheid, teneinde de beperkte

middelen gewijd aan inlichtingen en veiligheid optimaal te benutten.’ Er werden eveneens

afspraken gemaakt omtrent de samenwerking en het vergemakkelijken en stimuleren van de

uitwisseling van documenten en informatie i.v.m. terroristische organisaties en bedreigingen.

Het Comité I formuleerde hieromtrent reeds een zeer belangrijke aanbeveling in het

jaarverslag van 1996, die voor een daadwerkelijke samenwerking uiterst nuttig zou zijn:65

“Het ideale zou zijn dat men op lange termijn “één open bronnen éénheid” zou kunnen

oprichten voor gezamelijk gebruik van inlichtingendiensten.

Het voorstel bestaat uit twee delen:

- De dienst algemene documentatie uit te breiden met analisten. Deze dienst moet dan

als “open bronnen éénheid” functioneren en op specifieke verzoeken om informatie,

uitgaande van de analisten van de verschillende afdelingen, snel antwoord

verschaffen. De respons die zij geven neemt de vorm aan van een résumé, zodat de

63 Art 9 en Art 11, § 3 Wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de inlichtingen – en veiligheidsdienst, B.S., 18 december 1998. 64 Parl. St., Senaat, 1995-96, nr. 1-758/10, 64-65. 65 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2006, 236.

Page 41: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

41

analisten uit de afdelingen op die manier een snel overzicht krijgen van de

achtergrond van de problematiek die hen bezighoudt.

- Dit systeem kan enkel doeltreffend functioneren indien er voldoende middelen

beschikbaar zijn. Een eerste vereiste is een goede informatica – uitrusting en een

abonnement op commerciële databases kan van zeer groot nu zijn.”

Het akkoord bepaalt dus op welke gebieden en op welke wijze de samenwerking tussen beide

diensten georganiseerd wordt. Het bepaalt tevens welke typedocumenten verplicht tussen de

twee diensten automatisch en onmiddelijk moeten worden uitgewisseld en op welk niveau de

verplichte coördinatievergaderingen van de leidende ambtenaren moeten plaatsvinden. Voor

de rest bepaalt het dat de ene dienst aan de andere technische steun kan verlenen en hoe de

informatie in de praktijk wordt overgezonden. Daarnaast stelt het ook vast welke dienst

geografisch voorgaat op de andere. Bij een eventuele crisis, wanneer een gewapend conflict

wordt voorbereid of aan de gang is bepaalt het akkoord ook dat er overleg moet komen tussen

beide diensten en dit na overleg of op initiatief van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Tenslotte bepaalt het akkoord dat de staatsveiligheid de kennis van haar juridische afdeling ter

beschikking moet stellen aan de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid.66

2 Protocolakkoord 2004 Het meest recente protocolakkoord werd afgesloten op 24 november 2004. Hierin werden de

doelstellingen, de omvang en de aard van de samenwerking uiteengezet. Zo ontmoeten 2

leden van de beide inlichtingendiensten elkaar tijdens de verschillende overleg- en

beslissingsinstanties zowel op nationaal, als op internationaal niveau.67

- Samenwerkingsplatforms tussen de 2 inlichtingendiensten. De analysten komen samen

om te brainstormen over specifieke thema’s zoals terrorisme. Hun doel is een

gemeenschappelijke visie vormen;

- De Nationale Veiligheidsoverheid van de afleveringen van veiligheidsmachtigingen;

66 Parl St., Senaat, 1997-1998, 758/10,15 en 38. 67 TEMMERMAN, K., Terreurbestrijding in België en Europa. De interactie tussen de inlichtingendiensten, politie en justitie, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, 40.

Page 42: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

42

- Het College voor de Inlichtingen en de Veiligheid waarbinnen de besprekingen

omtrent de uitvoering van de richtlijnen van het Ministrieel

comité voor Inlichtingen en Veiligheid wordt besproken;

- OCAD, de vroegere Anti-Terroristische Gemengde groep of de AGG;

- De Gemengde Federale Informatiecel die het oogmerk heeft om de inwinning en

analyse van de gegevens te optimaliseren inzake de bedreigingen van de

ordeverstoring tijdens het Belgisch voorzittersschap van de Europese Unie;

- Task Force of de federale coördinatiestructuur;

- Binnen Navo verband.

3 Samenwerking op Europees vlak Ook op Europees vlak wordt er samengewerkt op vlak van terrorisme. De Europese Raad

besteedt zeer veel aandacht aan het optimaliseren en verhogen van de

samenwerkingsverbanden tussen de inlichtingen- en veiligheidsdienst. Wat betreft politiële

en justitiële samenwerking op Europees niveau zijn er al heel wat formele initiatieven

genomen. Het merendeel van de nationale souvereiniteit werd afgestaan. Dit in tegenstelling

tot de inlichtingendiensten. Zij schijnen zich hieraan onttrokken te hebben.68 De

samenwerkingsverbanden zijn een noodzaak geworden dankzij de internationalisering van het

terrorisme. Vandaag de dag, dankzij de toenemende globalisering worden

inlichtingendiensten immers voornamelijk geconfronteerd met internationaal terrorisme, dit in

tegenstelling tot vroeger. Toen was het voornamelijk nationaal terrorisme. De

samenwerkingsverbanden zijn tevens noodzakelijk aangezien het voor geen enkele dienst

mogelijk is om alle noodzakelijke intelligence te verzamelen.

68 VERMEULEN, G., ‘Europese samenwerking op vlak van politie, justitie en inlichtingendiensten. Algemeen kader’, in LIGA VOOR MENSENRECHTEN (ed.), Wordt de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een politiestaat?, Gent, Liga voor de mensenrechten, 2003, 32.

Page 43: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

43

Er is de TREVI – samenwerking die alle hoge ambtenaren van politie en/of

veiligheidsdiensten alle 6 maanden samenbrengt. Een aantal bijzondere akkoorden en niet-

dwingende maatregelen werden om deze gegevensuitwisseling toe te laten, in werking

gesteld. Elk land kiest souverein welke gegevens ze eventueel willen delen met hun partners.

Ondertussen heeft TREVI al plaats moeten ruimen voor de samenwerking tussen Justitie en

Binnenlandse Zaken binnen de Europese Unie. Deze gemengde samenwerking tussen

politiediensten en inlichtingendiensten, de derde pijler van het verdrag van Maastricht, werd

gerealiseerd binnen het COMITE K4. Het COMITE K4 houdt zich bezig met de

voorbereiding en de uitvoering van de beslissingen genomen door de Raad van Ministers

inzake de samenwerking van Justitie en Binnenlandse Zaken (titel VI van het verdrag, derde

pijler van de Europese Unie).

De TREVI – samenwerking heeft hierna nog enkele verworvenheden met zich meegebracht.

Er werd een netwerk genaamd “bureau de liaison” opgericht. Deze heeft de mogelijkheid om

tot uitwisseling van personeelsleden van de verschillende inlichtingendiensten in Europa te

komen. 69 Hier wordt niet dieper op ingegaan aangezien dit al te ver zou afwijken van het

oorspronkelijke thesisonderwerp.

Na de aanslagen van 2001 werd er verder nog de Counter Terrorism Group opgericht. Deze

groep is een verbond van inlichtingendiensten die in hoofdzaak verantwoordelijk is, voor de

preventie van en de strijd tegen, het terrorisme en dit in de landen van de Europese Unie,

uitgebreid met Noorwegen en Zwitserland. Deze groep werd op 20 september 2001 opgericht

ingevolge de besluiten van de Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) van de Europese Unie.

Zij moet vnl. de kennis en ervaring verzamelen over het probleem van de ‘Iraakse fi lières’.70

Begin 2002 is er ook nog het SITCEN van de Europese Unie opgericht. Deze instelling houdt

zich bezig met het opvolgen van internationale gebeurtenissen, analyses van crisisgebieden in

de wereld en de mogelijke onaangename gevolgen voor de EU. Al deze zaken worden op

permanente basis geëvalueerd. Een van haar voornaamste aandachtpunten voor analyse is

uiteraard het terrorisme, waarmee van start werd gegaan in 2004. Binnen deze dienst zetelen

zowel militaire, als civiele inlichtingendiensten. Daarnaast houdt ze zich in hoofdzaak bezig

met landen- en regioanalyses voor het Europees buitenlands- en Veiligheidsbeleid.71

69 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 1995, 154. 70 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2007, 12. 71 ALGEMEEN INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENST, Jaarverslag AIVD 2005, Den Haag, 98.

Page 44: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

44

Hoofdstuk 4: Methodologie 1 Probleemstelling De eerste doelstelling van dit thesisonderzoek is het verkrijgen van inzicht in de problematiek

omtrent de definiëring van terrorisme. Een studie zal gevoerd worden naar het ontstaan van de

behoefte aan een goede definitie en de evolutie ervan. Dit specifiek voor België.

De tweede en belangrijkste doelstelling van dit thesisonderzoek is na te gaan in welke mate de

Belgische inlichtingendiensten samenwerken met betrekking tot de aanpak van het terrorisme.

Om die samenwerking en uitwisseling van informatie te kunnen nagaan is het belangrijk te

kijken in welke mate de reeds bestaande protocolakkoorden werden toegepast in de voorbije

jaren.

Uit de voorgaande doelstellingen kan de volgende centrale onderzoeksvraag afgeleid worden:

hoe is de relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bij de aanpak van terrorisme in

België?

2 Deelvragen Aan de hand van een aantal deelvragen van voornamelijk beschrijvende aard tracht dit

thesisonderzoek een antwoord te vinden op de centrale onderzoeksvraag die in de vorige

paragraaf geformuleerd werd. Dit wordt de strategie van de ondersteunende kennissoorten

genoemd. De centrale vraag van verklarende aard wordt uiteengelegd in deelvragen van

verklarende en/of beschrijvende aard.72

Wat is terrorisme?

Welk soort terrorisme krijgt specifieke aandacht in België?

Hoe is de relatie vóór het protocolakkoord van 1997?

Hoe is de relatie na het protocolakkoord van 1997?

Hoe is de relatie na het protocolakkoord van 2004?

72 DECORTE, T., Methoden van Criminologisch onderzoek : ontwerp en dataverzameling, Gent, 2009-2010, 64-69.

Page 45: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

45

3 Onderzoeksstrategie Het gevoerde onderzoek is in dit geval een bureauonderzoek. Dit is een onderzoeksstrategie

waarbij de onderzoeker gebruik maakt van door anderen geproduceerd materiaal. Via reflectie

en het raadplegen van literatuur probeert men tot nieuwe inzichten te komen. Er wordt dus

gebruik gemaakt van bestaand materiaal in combinatie van reflectie, er is geen direct contact

met het onderzoeksobject en het materiaal wordt gebruikt vanuit een ander perspectief dan

waarmee het werd geproduceerd.73

Dit bureauonderzoek zal bestaan uit enerzijds de literatuurstudie en anderzijds de kwalitatieve

inhoudsanalyse.

Een eerste onderzoeksstrategie die gehanteerd zal worden in dit thesisonderzoek is de

literatuurstudie. De bedoeling hiervan is wetenschappelijke literatuur te raadplegen om

zoveel mogelijk theoretisch inzicht te verkrijgen in het onderwerp.74 Deze literatuur zal

gebruikt worden als kennisbron. Er zal op zoek gegaan worden naar de theoretische inzichten

waarin door de auteur bepaalde verbanden worden gelegd tussen door haar of hem of door

anderen beschreven verschijnselen.75

Deze strategie komt in aanmerking voor het beantwoorden van de eerste deelvraag. Hier moet

gezocht worden naar een correcte omschrijving van het begrip met daarnaast ook aandacht

voor de evolutie van terrorisme in België. Er wordt ook gekeken naar de omschrijving van

terrorisme in de Belgische wetgeving.

De volgende onderzoeksstrategie die in aanmerking komt voor dit onderzoek is de

inhoudsanalyse. Inhoudsananalyse definiëren is niet eenvoudig. Het is niet steeds duidelijk

wat juist bedoeld wordt. In deze masterproef zal de inhoudsanalyse een kwalitatief-

interpreterende methode inhouden. Deze benadering sluit sterk aan bij het kwalitatief

onderzoek en wordt getypeerd als een intensieve studie van documenten met als doel een

grondig inzicht te verwerven in de betekenisstructuur van het basismateriaal.76

Deze onderzoeksstrategie zal gebruikt worden om de overige deelvragen te kunnen

beantwoorden.

73 Ibid., 134. 74 DECORTE, T., Kwalitatieve Criminologische methoden en technieken , Gent, 2007-2008, 33. 75 DECORTE, T., Methoden van Criminologisch onderzoek: ontwerp en dataverzameling, Gent, 2009-2010, 156. 76 DECORTE, T., Kwalitatieve Criminologische methoden en technieken , Gent, 2007-2008, 255.

Page 46: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

46

4 Onderzoeksopzet In een eerste fase zal een literatuurstudie gebruikt worden om een theoretisch inzicht te

verkrijgen in de problematiek van de definiëring van het begrip terrorisme. Dit is de

onderzoeksstrategie die in aanmerking komt voor het behandelen van de eerste deelvraag. De

bronnen die hiervoor aangewend zullen worden, zijn voornamelijk secundaire bronnen

bestaande uit wetenschappelijke tijdschriften, vaktijdschriften, handboeken en monografieën.

Deze secundaire bronnen zullen opgezocht worden via catalogi van bibliotheken.

Vervolgens zal er gebruik gemaakt worden van inhoudsanalyses.

Deze strategie zal gebruikt worden om de jaarverslagen van het Comité I aan een grondige

analyse te onderwerpen. Deze verslagen zijn te vinden op de site van het Comité I.

Page 47: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

47

Hoofdstuk 5: Onderzoek verslagen van het Vast Comité I

1 De specifieke aandacht voor islamitisch terrorisme

1.1 Inleiding

“Wat er ook van zij, ondanks de intensiteit van de gebeurtenissen mogen we de

moslimgemeenschap niet over dezelfde kam scheren als de islamitische terroristen. Het

grootste deel van de Arabische- en de moslimwereld veroordeelt immers de terroristische

aanslagen en lijdt onder het feit dat een bepaalde opinie een amalgaam maakt

van islam, integrisme en terrorisme. Binnen de moslimwereld bestaan er trouwens

humanistische en rationalistische stromingen die we in het westen niet voldoende kennen en

waarmee we misschien meer en beter zouden moeten dialogeren.

De informele Europese Raad van Gent op 19 oktober 2001 formuleerde dan ook de

aanbeveling om de dialoog op voet van gelijkheid te bevorderen tussen de beschavingen en de

culturen, zowel internationaal als binnen de samenleving.”77

We moeten er dus voor opletten de moslimgemeenschap niet allemaal over eenzelfde kam te

scheren. Dit wordt benadrukt door een waarschuwing die vermeld staat in het begin van het

onderzoeksverslag van 200278: “naar de manier waarop de inlichtingendiensten aandacht

hebben voor extremistische en terroristische islamitische activiteiten”.

1.2 Situatie voor 11 september 2001

Nog voor de aanslagen van 11 september 2001 plaatsvonden was er reeds sprake van een

toezichtsonderzoek over de aanwezigheid in ons land van extremistische of terroristische

groepen met islamitische inslag.79 Het onderzoek ging na of de Belgische inlichtingendiensten

(de Veiligheid van de Staat en de ADIV) hun opdracht naar behoren uitvoeren. Zij moesten

namelijk de burgers en de mogelijke doelwitten van terroristische acties beschermen, maar er

tegelijk ook op toezien dat de elementaire burgerlijke en politieke rechten van de burger, de

democratie en de rechtsstaat niet werden vernietigd. Er werd nagegaan hoe ze de inlichtingen

77 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2002, 9. 78 Ibid., 9. 79 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2001, 89.

Page 48: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

48

verzamelden en analyseerden betreffende het terrorisme en het radicaal islamisme en hoe ze

de burgerlijke en gerechtelijke overheden inlichtten in betrekking met dit fenomeen.80

1.3 West – Europa achterhoed en actieterrein?

West – Europa zou volgens de toenmalige minister van Binnenlandse zaken dienst doen als

achterhoede en actieterrein voor verdachte bewegingen die soms banden onderhielden met

criminele milieus. Deze konden bij het organiseren van hun activiteiten immers de

democratische vrijheden ten volle exploiteren. De aanwezigheid van de extremistische

islamitische groepen in België zou vanaf 11 september 2001 niet meer mogen ontkend of

gebanaliseerd worden. De vraag of België immers ook slachtoffer kon worden van zo’n

terroristische inslag hield iedereen bezig op dat ogenblik. De Franse minister van

Binnenlandse Zaken had België in 1996 al verweten dat ze een inschikkelijke houding aan

nam ten overstaan van islamitische activiteiten. Het maatschappelijk debat over de houding

die onze westerse democratieën moesten aannemen jegens de moslimwereld werd dus weer

aangewakkerd.81

1.4 Islamitisch terrorisme

Het is pas sinds het begin jaren 90 dat België met het islamitisch terrorisme wordt

geconfronteerd. Het was ‘Le Front Islamique du Salut’ (het “Islamitisch Heilsfront” dat zich

in België vestigde. Het FIS, de uitvoerende instantie, is in het land van herkomst, namelijk

Algerije verboden. In 1995 bleek, dat vanuit België, wapens werden geleverd aan het

Algerijns Islamitisch verzet. Er zijn in België groepen die instaan voor de logistieke

ondersteuning en verschillende andere soorten ondersteuning. Het zijn groepen die

hoofdzakelijk zijn samengesteld uit Marokanen, Tunesiërs en Algerijnen. Hun bedoeling is

niet om aanslagen te plegen in België, maar enkel het leveren van logistieke ondersteuning

aan terroristische groeperingen in het buitenland. België vormt om verschillende redenen een

zeer interessante uitvalsbasis voor islamitische acties. Zo is er de geografische ligging,

centraal in Europa, het verkeersknooppunt, de nabijheid van Frankrijk en het feit dat men er

Frans spreekt.82

80 Ibid., 90. 81 Ibid., 89. 82 Ibid., 104.

Page 49: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

49

1.5 De GIA

In de zomer van 1999 kreeg de Veiligheid van de Staat en de ADIV dan te maken met de

bedreigingen van een islamistische terroristische groep. Namelijk de Algerijnse organisatie

GIA (Groupe Islamique Armé/Gewapende Islamitische Groep).83

Deze Gewapende Islamitische Groep is ontstaan in Algerije rond 1989. Het was een

samenraapsel van verschillende islamitische fracties. De GIA beschikt over een vrij

verwarrende organisatievorm waardoor slechts weinig zaken met zekerheid kunnen worden

gesteld. Zij pleegde talrijke geweldadige aanslagen in Algerije en Frankrijk.84

1.6 De GIA in België

Ook in België zijn er aanhangers van de GIA. Zij verblijven in ons land met het statuut van

politiek vluchteling of illegaal. Het gaat over Algerijnen, Marokkanen, Tunesiërs en Turken

die bekend zijn bij de gerechtelijke diensten. Sommige van hen zijn naar ons land gevlucht

om te ontkomen aan gerechtelijke vervolgingen in Frankrijk.

Er zijn spanningen tussen het FIS, het AIS en de GIA in Algerije. Deze spanningen laten zich

ook in België gelden. Zo woedt er een felle strijd om de invloed onder de aanhangers van

deze verschillende formaties.

De aanhangers van de GIA hebben het gemunt op de leden van het FIS die weigerden zijn

fatwa’s na te leven. Verder vallen ze hier in België vooral ook op door lezingen te verstoren

die het FIS organiseert in de moskeeën. Het FIS is na de breuk vooral politiek actief. Het GIA

heeft zich na de breuk vooral ingezet voor het verbeteren van zijn netwerken die

gespecialiseerd zijn in wapenhandel. Op die manier konden ze het Algerijns verzet voorzien

van wapens. De actieve leden van de GIA in België transporteren via clandestiene netwerken

wapens, geld, zendapparatuur, medisch- en overlevingsmaterieel, alsook valse papieren, naar

het Algerijns verzet. Verder vangen ze de verzetsstrijders uit Algerije en Afghanistan op.

Er zijn ook een aantal tijdschriften die min of meer clandestien in België circuleren. In deze

tijdschriften gaat het voornamelijk over acties die de guerrilla in Algerije voert en de

Gewapende Islamitische Groepen. Het tijdschrift “Al Ansar” is hiervan een voorbeeld. Het in

Londen gepubliceerde tijdschrift, roept op tot verzet en oorlog, tegen een overheid die men op

grond van religieuze argumenten niet erkent.

83 Ibid., 91. 84 Ibid., 107-108.

Page 50: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

50

De GIA kreeg een zware klap in heel Europa en België door de aanhouding en de

veroordeling in 1995 van leden van het GIA, waaronder Ahmed Zaoui, die als balling in

België verbleef. 85

1.7 De ADIV en het islamitisch extremisme

De ADIV richtte 2 afdelingen op die zich enkel bezig hielden met dit islamitisch extremisme

en terrorisme. Een afdeling die deel uit maakt van de dienst Inlichting en een andere van de

dienst Veiligheid.86

Voor de ADIV is het islamitisch extremisme pas een absolute prioriteit geworden sinds de

aanslagen van 11 september 2001. Het is pas na de aanslagen dat het zijn richtplannen inzake

inlichtingen en veiligheid aangepast heeft aan de actualiteit. De ADIV voerde dus op het

moment van de aanslagen geen algemeen onderzoek naar het fenomeen. Dit was in

afwachting van richtlijnen van het Ministrieel Comité voor inlichting en veiligheid. Deze

dienst moet de taken verdelen tussen de twee inlichtingendiensten en de federale politie. Deze

dienst zou zich beperken tot het verzamelen van gerichte informatie in dat bepaald domein.

De uitvoering van de richtlijnen is weggelegd voor de ADIV die specifieker kan

onderzoeken.87

1.8 De Veiligheid van de Staat en het islamitisch extremisme

In België zijn er van de ongeveer driehonderd Belgische moskeeën een dertigtal die het etiket

‘radicaal’ konden krijgen volgens de Veiligheid van de Staat. De meeste waren zeer goed

bekend bij de Veiligheid van de Staat omdat ze radicale standpunten innamen of door

vreemde landen werden gefinancierd. Na 11 september 2001 werden extra manschappen

ingezet binnen het kader van de problematiek van het radicaal islamisme. Dit gebeurde wel

ten nadele van andere opdrachten. Denken we maar aan de bescherming van het

wetenschappelijk potentieel, een opdracht die nochtans even belangrijk is.88

Uit de analyse van het islamitisch extremisme van de Veiligheid van de Staat werden op dat

moment geen belangrijke ontwikkelingen waargenomen. Er waren nog geen gevallen bekend

waarbij jonge moslims in Belgische moskeeën voor de Jihad werden gerekruteerd. Het is wel

85 Ibid., 108-109. 86 Ibid., 98. 87 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2002, 11. 88 Ibid., 9.

Page 51: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

51

zo, dat een radicalisering van sommige islamitische instellingen nooit helemaal uitgesloten is.

Hier in België werden op dat moment geen bewijzen gevonden inzake het rekruteringsproces.

Er werden evenmin bewijzen gevonden dat er banden zouden zijn tussen de AEL en het

islamitisch extremisme.89

De begeleidingscommissies verzochten de regering om de dreiging die uitgaat van het

radicaal islamisme ernstig te nemen en bijgevolg alle nodige maatregelen uit te vaardigen om

deze bedreiging tegen te gaan. Het Vast Comité I stelde immers vast dat de Veiligheid van de

Staat er niet in geslaagd was de politieke overheden gevoelig te maken voor deze ernstige

bedreiging van dit radicaal islamitisme tegen onze rechtsstaat.

Als aanbeveling in verband met de coördinatie en de doelmatigheid werd de Veiligheid van

de Staat in staat gesteld tot het inwinnen en analyseren van inlichtingen betreffende de

activiteiten van radicaal islamistische bewegingen in België. Die analyse door

gespecialiseerde analisten zou tot meer inzicht moeten leiden in de verschillende strategiën

die het radicaal islamisme hanteert om op korte, middellange en lange termijn haar invloed

uit te breiden op het politieke, het economische en het maatschappelijke vlak.90

1.9 Toepassing protocolakkoord

Het protocolakkoord tussen de Veiligheid van de Staat en de ADIV wordt niet toegepast met

betrekking tot extremistisch islamisme. Toch is er respect tussen beide diensten, de ADIV

geeft een blijk van voorzichtigheid en wil zeker niet “onder de duiven schieten” van de

Veiligheid van de Staat.91 Dit respect kan enkel een positief effect hebben op de

samenwerking. Verder wordt de samenwerking op dit domein tussen de inlichtingendiensten

en de federale politie geregeld binnen het kader van de task force. Deze vervult de rol van

coördinatiecel en staat in voor de taakverdeling tussen de verschillende diensten. De

Veiligheid van de Staat was duidelijk van mening dat de opvolging van de bedreiging die

verbonden was met het extremistisch islamisme niet onder de bevoegdheid viel van de

ADIV.92

89 Ibid., 10. 90 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2006, 18. 91 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2002, 11. 92 Ibid., 12.

Page 52: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

52

1.10 Vaststellingen en genomen maatregelen in 2004

In 2004 werden maatregelen genomen om gevolg te geven aan de verschillende vaststellingen

die Vast Comité I de vorige jaren had gedaan:

de Veiligheid van de Staat zou geen toezicht houden op de moslims als dusdanig en

evenmin op de beoefening van de islamitische godsdienst;

wel verleent de dienst absolute prioriteit aan het terrorisme;

alhoewel van een inlichtingendienst doorgaans gezegd wordt dat hij vooral preventief

moet optreden, handelt de Veiligheid van de Staat in deze materies hoofdzakelijk

reactief;

vooral sinds de aanslagen van 11 september 2001 lijkt de dienst doeltreffend samen te

werken in het kader van gerechtelijke onderzoeken. Maar reeds vroeger in de jaren 90

heeft de Veiligheid van de Staat meegewerkt aan de ontmanteling van verschillende in

België gevestigde terroristische cellen;

de Veiligheid van de Staat onderzoekt hoe bepaalde islamistische stromingen hun

politiek-religieuze kijk op de samenleving proberen op te dringen door actief te zijn

binnen sommige migrantengemeenschappen in ons land en binnen de organen van de

institutionele islam in België;

de Veiligheid van de Staat voert ook onderzoek naar extremistische activiteiten in de

moskeeën en verstrekt hierover informatie aan de politieke overheden die bevoegd zijn

voor de financiering van de erediensten;

de extra personeelsmiddelen die sinds 11 september 2001 worden ingezet in het kader

van het radicaal islamisme, werden weggehaald bij andere diensten die uiteraard ook

belangrijke opdrachten vervullen;

de Veiligheid van de Staat heeft nog geen diepgaande analyse gemaakt over de

ontwikkeling van de langetermijnstrategie van de islamisten. Het Vast Comité I

voerde de afgelopen jaren nog andere onderzoeken in verband met de opvolging van

extremistische en terroristische islamistische activiteiten. Hieruit kon o.m. worden

afgeleid:

dat de activiteiten die de inlichtingendiensten ontplooiden t.a.v. bepaalde personen,

ressorteerden binnen hun wettelijke bevoegdheden;

dat de samenwerking tussen de burgerlijke en de militaire inlichtingendienst in 2002

en 2003 heel wat tekortkomingen vertoonde. De Veiligheid van de Staat betwistte

zelfs de bevoegdheid van de ADIV om het radicaal islamisme in België op te volgen.

Page 53: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

53

Het oordeel van het Comité I stelde echter dat de opvolging van dit fenomeen wel

degelijk tot de bevoegdheden van de ADIV behoorden, maar alleen voor zover de

militaire veiligheid in de brede zin werd bedreigd, niet alleen in België maar ook in

het buitenland;

dat de informatiedoorstroming tussen de inlichtingendiensten, de politiediensten, de

betrokken ministers en de gerechtelijke en bestuurlijke overheden voor verbetering

vatbaar was en een reële coördinatie van de inlichtingen op het hoogste niveau was

aangewezen;

dat er nood was aan extra personeel, technische en wettelijke middelen voor de

inlichtingendiensten;

dat een nadere wettelijke regeling omtrent de wijze waarop de inlichtingendiensten

met de gerechtelijke overheden kunnen samenwerken, zich opdrong.

In 2005 werd het Actieplan Radicalisme door het Ministrieel Comité voor inlichting en

veiligheid goedgekeurd. Dit is een plan dat voorziet in proactieve, preventieve en repressieve

maatregelen om de oorzaken van o.m. islamitisch radicalisme en terrorisme te bestrijden. Het

is tevens de manier om een werkdefinitie in te voeren van radicalisme. België beschikt

namelijk nog niet over een wettelijke definitie van radicalisme. In afwachting daarvan is door

de overheden aangenomen dat radicalisme deel uitmaakt van extremisme. Het plan verdeelt de

taken tussen de diverse administratieve, politionele en gerechtelijke overheden.

De Veiligheid van de Staat krijgt de rol om de verschillende projecten aan te sturen. Maar

ook de militaire inlichtingendienst is betrokken partij. Het oorspronkelijke actieplan

bevatte zes pijlers: radicale internetsites, radio- en televisie-uitzendingen,

extremistische imams en predikers, culturele centra en vzw’s, radicale groepen en

tenslotte propagandacentra. Later is daar een pijler ‘gevangenissen’ aan toegevoegd.93

2 Besluit Ons kleine België is doorheen de geschiedenis al meerdere malen geconfronteerd geweest met

terrorisme en dat onder verschillende vormen. Zo denken we aan de aanslagen van de CCC,

ETA,...

93 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2007, 9-11.

Page 54: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

54

Het is echter pas na de aanslagen van 9/11 dat er sprake is van extremistische of terroristische

groepen met islamitische inslag. Uit de toezichtsonderzoeken van het Comité I kwam

duidelijk naar voor dat ons land in die periode dienst deed als achterhoede en actieterrein voor

die verdachte bewegingen. Verdachte bewegingen die banden onderhouden met criminele

milieus. Veel heeft natuurlijk ook te maken met de ideale ligging van België. De centrale

ligging in Europa van ons land, het aanwezige verkeersknooppunt, de nabijheid met Frankrijk

en het feit dat men er Frans spreekt. Al deze zaken zorgen ervoor dat België een interessante

uitvalsbasis is voor extremistische islamitische acties. Opmerkelijk is evenwel dat die

extremistische islamitische groepen meestal slechts dienst doen als logistiek ondersteuning.

Hun acties zijn er voornamelijk op gericht om steun te verlenen onder de vorm van levering

van wapens aan groepen in het buitenland.

Zowel de Veiligheid van de Staat, als de ADIV zijn zich beginnen toespitsen op het

extremistisch islamisme. In tegenstelling tot de Veiligheid van de Staat, richtte de ADIV zijn

aandacht op dit terrorisme pas na de aanslagen van 9/11. De ADIV heeft hiervoor zelfs 2

speciale afdelingen opgericht. Uit de analyses van beide inlichtingendiensten komt duidelijk

naar voor dat er toch geen redenen zijn tot paniek. Er werden geen belangrijke ontwikkelingen

waargenomen met betrekking tot dit soort terrorisme.

Meer problematisch was het feit dat het protocolakkoord van 1997 met betrekking tot het

extremistisch islamisme niet werd toegepast. De samenwerking tussen de beide diensten was

enkel gebaseerd op goede wil en onderling respect. Dat dit tot problemen kan leiden bewijst

de bevoegdheidstwist tussen de Veiligheid van de Staat en de ADIV. De Veiligheid van de

Staat betwistte namelijk de bevoegdheid van de ADIV om het radicaal islamisme in België op

te volgen. Het oordeel van het Comité I stelde echter dat de opvolging van dit fenomeen wel

degelijk tot de bevoegdheden van de ADIV behoorden, maar alleen voor zover de militaire

veiligheid in brede zin werd bedreigd, niet alleen in België maar ook in het buitenland.

De nood om verdere samenwerkingsakkoorden op punt te stellen was zeker aanwezig. Ook

de roep om extra personeel en wettelijke middelen werd steeds groter. De verwezenlijking

van al deze zaken zou bovendien een positief effect kunnen teweeg brengen bij de

informatiedoorstroming tussen de inlichtingendiensten, de politiediensten, de betrokken

ministers en de gerechtelijke en bestuurlijke overheden.

Page 55: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

55

3 Relatie vóór het protocolakkoord van 1997

3.1 De eerste aanbeveling tot samenwerking

De eerste keer dat de samenwerking tussen de inlichtingendiensten werd aanbevolen was

reeds op 30 april 1990. Het was de onderzoekscommissie over het banditisme en het

terrorisme die stelde dat “ de informatie – uitwisseling tussen de veiligheid van de staat en de

Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van het leger aangewezen is”. In het jaarverslag van

1994 merken we dat er echter nog totaal geen opvolging aan deze aanbeveling gegeven is. De

ADIV en de Veiligheid van de Staat werken op dat moment gewoon samen binnen de

structuur van de Antiterroristische Gemengde Groep en op de vergaderingen van de Nationale

Veiligheidsautoriteit. In dat laatste geval gaat het slechts om één aspect van hun

veiligheidsopdracht, namelijk: het leveren van veiligheidscertificaten.94

3.2 Resultaat aanbeveling tot samenwerking

De samenwerking in 1994 is verder beperkt tot enkele welbepaalde problemen. Er zou in een

niet gestructureerde vorm op alle echelons van beide diensten worden samengewerkt. De

leden van beide diensten bevestigen deze problemen. Het Comité stelt vast dat deze situatie

niet bevredigend is en dat er een zekere soepelheid nodig is. Door dit gebrek aan een vaste

structuur, is het gevolg dat, elk overleg afhankelijk is van menselijke factoren. 95

3.3 Gemeenschappelijke belangstellingspunten

Er wordt gewezen op het grote belang van de samenwerking door het opsommen van de

talrijke gemeenschappelijke belangstellingspunten96:

- De Veiligheid van de Staat en de afdeling Contra – inmenging van de A.D.I. kunnen

gelijktijdig inlichtingen inwinnen betreffende dezelfde of gelijkaardige groeperingen

die (misschien om verschillende redenen) als subversief of extremistisch worden

beschouwd;

- Beiden diensten kunnen in gemeen overleg of afzonderlijk werken naar aanleiding van

spionage;

94 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 1994, 37-38. 95 Ibid., 38. 96 Ibid., 38.

Page 56: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

56

- A.D.I. en de Veiligheid van de Staat zullen hun inspanningen bundelen in de strijd

tegen de handel in conventionele wapens, indien zou blijken dat sommige van deze

wapens afkomstig zijn van de krijgsmacht;

- De strijd tegen de N.B.C. – wapens is één van de nieuwe opdrachten van de Veiligheid

van de Staat maar behoort tevens tot deze van de A.D.I.V.;

- De terroristische dreiging kan zowel de militaire als de burgergemeenschap treffen.

Uit deze opsomming blijkt dat er wel degelijk een groot aantal belangrijke

gemeenschappelijke belangstellingspunten zijn. Deze rechtvaardigen het oprichten van een

gestructureerd overlegorgaan. Dit overlegorgaan zou dan moeten instaan om de informaties

tussen de inlichtingendiensten onderling uit te wisselen en de uitvoering van verschillende

welbepaalde opdrachten op gelijkaardige wijze te verrichten.

3.4 Het K.B. van 17 oktober 1991 over de Antiterroristische Gemengde Groep

Wat betreft de twee inlichtingendiensten is er het Koninklijk Besluit van 17 oktober 1991

over de Antiterroristische Gemengde Groep. Hierin wordt er een medewerking vastgelegd

tussen de toenmalige rijkswacht, de politiediensten, het Bestuur van de Veiligheid van de

Staat en de “Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid” ten aanzien van daden van terrorisme

tegen België of tegen de Belgische burgers of belangen in het buitenland. Beide

inlichtingendiensten verlenen dus hun medewerking aan de preventie en de repressie van het

terrorisme. Dit Koninklijk Besluit richt verder de antiterroristische gemengde groep op.97

- Wat betreft de Veiligheid van de Staat stelt artikel 2.2 vast dat het A.G.G. “ aan de

Heer Minister van Justitie elke inlichting (...) met betrekking tot de voorbereiding of

de uitvoering van een daad van terrorisme” moet meedelen. “Binnen dat raam, voert

de A.G.G. terzake de voorschriften uit van de ambtenaar die de leiding heeft van het

Bestuur van de Veiligheid van de Staat en beantwoordt onverwijld iedere vraag om

inlichtingen van deze ambtenaar”.98

- Wat betreft de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid , stelt artikel 2.5 vast dat de

A.G.G. “ambtshalve of op zijn vraag , de Algemene Dienst voor Veiligheid en

Inlichting in haar inlichtingsopdracht betreffende daden van terrorisme “ bijstaat.99

97 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 1995, 53. 98 Ibid., 55. 99 Ibid., 55.

Page 57: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

57

3.5 Uitwisseling met buitenlandse diensten

Er wordt ook een topic besteed aan de uitwisseling van inlichtingen met buitenlandse

diensten. De informatie die door buitenlandse collega’s wordt meegedeeld is even belangrijk

als onontbeerlijk. Dit is des te meer het geval aangezien vele opdrachten uitgevoerd worden in

een internationale context. Dit is dus het geval voor opdrachten die te maken hebben met de

strijd tegen het terrorisme, de spionage, de verspreiding van NBC – wapens, enz.

De uitwisseling van de informatie berust op dat moment voornamelijk op het principe van

‘niets voor niets’. Volgens het Comité behoort de materie “inlichting” tot het domein dat als

strikt nationaal kan worden beschouwd. Er bestonden geen internationale

inlichtingendiensten, zelfs niet binnen het kader van de bestaande politieke of militaire

allianties. Er zijn wel ontmoetingsplaatsen en kanalen langs waar de uitwisseling van

belangrijke inlichtingen kan plaats vinden. De uitwisseling van de inlichtingen tussen de

verschillende landen is wel onderworpen aan welbepaalde regels.

Tot 1994 was er vooral uitwisseling tussen die landen waarmee België in het kader van de

NAVO ofwel in het kader van andere bi – of multilaterale conventies ( W.E.U., Raad van

Europa, Europese Unie, enz.) bondgenootschap had afgesloten. Er hebben zich echter

belangrijke wijzigingen voorgedaan in de voormalige Oostbloklanden, zowel op economisch

als op politiek vlak, waardoor de inlichtingendiensten hun belangstelling ten aanzien van dit

wereldgedeelte hebben moeten herzien. Zo onstonden er in die landen nieuwe criminele

organisaties, die nieuwe bedreigingen met zich meebrachten, met een destabilisatie – effect

tot gevolg. Dit destabilisatie – effect start aanvankelijk in het land van oorsprong maar begint

zich langzaam te verspreiden over gans West Europa.

Als reactie hierop namen de inlichtengendiensten het initiatief om regelmatige en nauwe

contacten op te zetten met de verschillende correspondenten uit die voormalige

Oostbloklanden. Deze nieuwe samenwerking met het oog op de strijd tegen die nieuwe

bedreigingen brengt natuurlijk bijkomend werk mee voor de inlichtingendiensten.100

4 Besluit In de jaren 90 was er al veel aandacht voor het feit of er voldoende werd samengewerkt tussen

de Veiligheid van de Staat en de ADIV. Zij hadden toen al de taak van het inwinnen van

informatie in de strijd tegen terrorisme toevertrouwd gekregen. Enerzijds inwinnen van 100 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 1994, 38.

Page 58: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

58

informatie over activiteiten in België die met terrorisme te maken hadden en anderzijds het

evalueren van internationale situaties die terroristische acties teweeg zouden kunnen brengen.

Het werd toen al door verschillende onderzoekscommissies aanbevolen dat er best voldoende

informatie zou worden uitgewisseld tussen beide diensten. Toch bleef de samenwerking

slechts beperkt tot welbepaalde problemen. Op dat moment was men er wel al van overtuigd

dat er heel wat belangrijke gemeenschappelijke belangstellingspunten waren. Reeds toen al

gingen er gedachten op om een gestructureerd overlegorgaan op te richten.

Het enige wettelijke kader, wat betreft de twee inlichtingendiensten dat aanwezig was, is het

Koninklijk Besluit van 17 oktober 1991 over de Antiterroristische Gemengde Groep. Dit

Koninklijk Besluit legde de medewerking vast tussen de toenmalige rijkswacht, de

politiediensten, het Bestuur van de Veiligheid van de Staat en de “Algemene Dienst Inlichting

en Veiligheid” ten aanzien van daden van terrorisme tegen België of tegen de Belgische

burgers of belangen in het buitenland. De beide inlichtingendiensten verlenen dus hun

medewerking aan de preventie en de repressie van het terrorisme.

Verder was er vooral aandacht voor de ‘samenwerking’ met buitenlandse diensten. Aangezien

terrorisme, de nationale en internationale grenzen overschrijdt, is het belangrijk dat er ook

internationaal uitwisseling van informatie was. Deze uitwisseling van informatie was slechts

beperkt tot enkele ontmoetingsplaatsen en berustte op het principe ‘niets voor niets’.

5 Relatie na het protocolakkoord van 1997

5.1 Analyse protocolakkoord 1997

Het jaarverslag van 1997 besteedt nadrukkelijk aandacht aan het samenwerkingsaspect. Het

Comité I, dat zijn controle a posteriori uitoefent , heeft zoals eerder reeds gezegd aandacht

voor de wijze waarop de coördinatie tussen de inlichtingendiensten evolueert. Zo werden de

hoofden van de gecontroleerde diensten een aantal vragen gesteld en werd het

protocolakkoord geanalyseerd. Het was vooral het antwoord van de chef van SGR, daterend

van 13 juni 1997, dat een mooi overzicht gaf over de ‘samenwerking’ van de vorige jaren.

Zijn antwoord was veel uitvoeriger dan dat van de Administrateur – generaal van de

Veiligheid van de Staat en omvatte het volgende101:

101 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 1997, 188-189.

Page 59: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

59

- Tot en met 1995 kon er niet gesproken worden van een systematische en

georganiseerde samenwerking tussen de Veiligheid van de Staat en SGR. De

contacten gebeurden op “ad hoc” basis en waren gericht op concrete “terrein” –

problemen.

- Vanaf einde 1995 werden door beide diensten grote inspanningen geleverd om een

protocolakkoord met betrekking tot de coördinatie en de samenwerking tussen de

Veiligheid van de Staat en de SGR tot stand te brengen. Dit resulteerde op 20 februari

1997 in de ondertekening door de hoofden van beide Diensten van een

samenwerkingsprotocol, dat later tevens door de respectievelijk bevoegde ministers

onderschreven werd.

- Sinds de ondertekening van het protocol vinden regelmatig coördinatievergaderingen

tussen beide diensten plaats.

Het comité I heeft sinds zijn oprichting in 1993 kunnen vaststellen dat de samenwerking en de

coördinatie van de inlichtingendiensten niet systematisch werden verzekerd, zoals de

wetgever het had gewild. De samenwerking was er misschien wel op het terrein, maar ze werd

toen nog door geen enkele geschreven richtlijn vastgelegd. Er waren dus geregeld

bijeenkomsten tussen de beiden diensten waar documenten werden uitgewisseld, maar echter

zonder verdere precisering.102

5.2 Positieve wending

Vaststelling volgens het Comité I is dat er een positieve wending wordt genomen door de

aanname van het protocol. Zowel de samenwerking, als de coördinatie kwamen tot stand, daar

waar in het verleden gebreken werden vastgesteld bij bepaalde onderzoeken. Het Comité I

vermeldt o.a. het onderzoek naar de uitbating van door een informant aan de SGR verstrekte

informatie, het onderzoek naar de efficiëntie van de inlichtingendiensten met betrekking tot de

activiteiten van de sekten in België, de efficiëntie en de coördinatie van de

inlichtingendiensten in verband met de dramatische gebeurtenissen in Rwanda, de

vernietiging van documenten van de Veiligheid van de Staat en van de SGR, en de problemen

vastgesteld ter gelegenheid van een bijeenkomst die het Comité I organiseerde over de

coördinatie van de inlichtingendiensten in 1995.103

102 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 1997, 89. 103 Ibid., 89.

Page 60: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

60

5.2.1 Oprichting Ministrieel Comité voor inlichting en veiligheid en van een

College voor inlichting en veiligheid

Verder werd toen al de noodzaak van de oprichting van een Ministrieel Comité voor

inlichting en veiligheid en van een College voor inlichting en veiligheid benadrukt. Deze

zouden de basis moet vormen voor de uitvoerende macht, zodanig dat die laatste in staat is om

de beslissing van de wetgevende macht inzake een reële samenwerking en coördinatie van de

inlichtingendiensten uit te voeren. Het College voor inlichting en veiligheid werd opgericht in

juni 1996 en kwam reeds verschillende keren bijeen. Zij houden zich bezig met het

onderzoeken op welke wijze de inlichtingen het beste kunnen uitgewisseld worden tussen de

diensten die erin vertegenwoordigd zijn (Veiligheid van de Staat, SGR, rijkswacht, Algemene

Rijkspolitie en ministerie van Buitenlandse Zaken). Dit College wordt door het Comité I

gezien als een noodzakelijk basis die niet mag ontbreken voor een goede samenwerking en

coördinatie van de inlichtingendiensten.104

5.2.2 Toename contacten

In het jaarverslag van 1999 wordt er verslag gedaan over de toepassing van het

protocolakkoord tussen de minister van landsverdediging aangaande de samenwerking en de

uitwisseling van informatie tussen de Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst

Inlichting en Veiligheid. Het Comité I kon op basis van ontvangen documenten en gedane

verhoren vaststellen dat er op regelmatige tijdstippen contacten waren tussen beide diensten.

Ze werken wel degelijk samen en deze samenwerking kon op dat moment als uitstekend

beschreven worden. Het protocol zou perfect worden toegepast en de diensten vullen elkaar

goed aan. De situatie werd ook van dichterbij bekeken. Hierbij werd de vaststelling gemaakt

dat de frequentie van de vergaderingen en de uitwisseling van de documenten schommelt in

functie van de periode en vooral van de materies die behandeld worden. Zo wordt in bepaalde

sectoren, zoals schadelijke sekten, spionage , ideologisch extremisme, georganiseerde

misdaad, proliferatie en terrorisme waaraan in de politieke wereld en in de regering meer

aandacht wordt besteed, informatie uitgewisseld met andere niveau’s. Bijvoorbeeld: de

Administratieve Coördinatiecel inzake de strijd tegen schadelijke sektarische organisaties

waarbij zowel de Minister van Justitie als de Veiligheid van de Staat betrokken is.105

104 Ibid, 89. 105 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 1999, 65.

Page 61: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

61

5.2.3 Toename ontmoetingsplaatsen

Verder zijn ook de plaatsen waar de betrokken diensten elkaar ontmoeten in aantal

toegenomen. Er wordt overvloedig gebruik gemaakt van directe en persoonlijke contacten

wanneer voor bepaalde zaken snel moet worden ingegrepen. Ondervraagde personen

verklaren eensgezind dat de reflex om samen te werken stevig verankerd is op elk domein van

gemeenschappelijk belang en het principe van de gezamelijk vergaderingen is volgens

iedereen goed ingeburgerd. Deze regel, krachtens dewelke informatie aan de stuurdienst

wordt verstrekt, zorgt dan blijkbaar ook niet voor frustraties of kritiek, integendeel zelfs. Op

het niveau van de inlichtingendiensten is er overduidelijk geen wrijving betreffende de

coördinatie en de samenwerking die het protocol beoogde te bereiken. Elke dienst is tevreden

over de wijze waarop, zowel hijzelf, als zijn partner het protocol uitvoert.106

5.3 Het kan altijd beter

De vruchtbare samenwerking moet dus zonder meer voortgezet worden en dan ook uitgebreid

worden tot materies die het protocol niet uitdrukkelijk voorzien heeft. Het doel moet zijn om

tot een echte ‘cultuur van samenwerking’ te komen. De onderlinge samenwerking tussen de

inlichtingendiensten is altijd voor verbetering vatbaar. Tevens op het vlak van de coördinatie

is er de vaststelling dat de manier waarop de verschillende diensten kunnen samenwerken,

duidelijker moet worden omschreven. De regering heeft ondertussen reeds de adviezen van

het Vast Comité I overgenomen. De oprichting van het nieuw coördinatieorgaan ‘OCAD’ is

immers reeds een feit.107

5.4 Aanleiding samenwerkingsprotocol van 2004

Problematisch is het feit dat het toezichtsorgaan al meerdere malen melding heeft gemaakt

van een gebrek aan concrete informatie om te kunnen nagaan op welk vlak beide diensten

samenwerken of gegevens uitwisselen. In het toezichtsonderzoek van 2004 stelt het Comité I:

‘De uitwisseling van informatie tussen de Veiligheid van de Staat en de ADIV tijdens deze

operatie verliep tijdens informele ontmoetingen waarvan geen enkel schriftelijk spoor aan het

Vast Comité I werd bezorgd. Het Comité kan bijgevolg niet anders dan nota nemen enerzijds

van de verklaringen van de ADIV, die beweert geen operationele informatie van de Veiligheid

van de Staat te hebben ontvangen, en anderzijds van de ontkenningen van deze laatste

106 Ibid., 65. 107 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2005, 46.

Page 62: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

62

dienst met betrekking tot het gebrek aan samenwerking.’108

Er is in dit geval een duidelijk gebrek aan controle. Dit wekt vooral vragen op met betrekking

tot het toezicht op beide diensten in verband met het afgekondigde samenwerkingsverband.

5.5 Uitwisseling met buitenlandse diensten

De Veiligheid van de Staat heeft verschillende relaties met andere Europese diensten. Deze

vinden plaats binnen het kader van de samenwerking binnen de Europese Unie. Die

ontwikkeling van de samenwerking tussen veiligheids- en inlichtingendiensten binnen de

Europese Unie kan je op twee manieren bekijken. Enerzijds kan je de samenwerking

beschouwen binnen een intergouvernementeel kader. Anderzijds kan je deze samenwerking

op vlak van de Europese instellingen beschouwen. België beschouwt het op deze laatste

manier. Zo is er de TREVI – samenwerking die alle 6 maanden de hoge ambtenaren van de

politie – en of veiligheidsdiensten samenbrengt. Een aantal niet dwingende maatregelen en

bijzondere akkoorden werden hiervoor goedgekeurd en in werking gesteld. Het betreft

akkoorden die gegevensuitwisseling toelaten zonder dat er verplichtingen worden

opgedragen. België blijft dus souverein in de appreciatie van de gegevens die het aan

eventuele partners wil doorgeven en vice versa. Ondertussen heeft TREVI plaatsgemaakt voor

de samenwerking Justitie – Binnenlandse Zaken binnen de Europese Unie. Dit is de

gemengde samenwerking tussen politiediensten en inlichtingendiensten, die valt onder de

derde pijler van het verdrag van Maastricht. Deze samenwerking vindt plaats binnen het

COMITE K4 ( genoemd naar artikel K4 van het verdrag van de Europese Unie die dit Comité

in leven roept).109

6 Besluit De verschillende aanbevelingen voor een systematische en gecoördineerde samenwerking

resulteerde uiteindelijk in het samenwerkingsprotocol van 1997. Hierin werden afspraken

gemaakt omtrent de samenwerking en het vergemakkelijken en stimuleren van de uitwisseling

van documenten en informatie i.v.m. terroristische organisaties en bedreigingen. Dankzij dit

protocol was er dus eindelijk een geschreven richtlijn voor de samenwerking en

informatieuitwisseling. Het voorzag onder andere in regelmatige coördinatievergaderingen.

108 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2004, 98. 109 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 1995, 154-155.

Page 63: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

63

De bedoeling was een positivieve wending te nemen. Dit leidde als snel tot de oprichting van

het Ministrieel Comité voor inlichting en veiligheid en van een College voor inlichting en

veiligheid. Zij waren de noodzakelijke basis die gevormd moest worden voor een optimale

samenwerking en coördinatie.

De eerstvolgende jaren was er voornamelijk positivisme omtrent de toepassing van protocol.

Er was sprake van contacten op regelmatige tijdstippen tussen beide diensten. De

samenwerking en coördinatie verliep blijkbaar vlot. Verder waren ook de plaatsen waar de

betrokken diensten elkaar ontmoetten in aantal toegenomen en werd er goed gebruik gemaakt

van directe en persoonlijke contacten wanneer voor bepaalde zaken snel moest worden

ingegrepen. Het was dan ook op basis van deze vaststellingen dat er besloten werd dat de

samenwerking zeker verder moest worden gezet en uitgebreid. Het doel was om te komen tot

een ‘cultuur van samenwerking’.

Pas in 2004 werd duidelijk dat het toch niet allemaal zo goed liep als eerst gedacht. Vooral het

Comité I kloeg over het feit dat zij onvoldoende de mogelijkheid hadden om controle

uitoefenen op de samenwerking en uitwisseling van gegevens. De oorzaak was vooral het feit

dat, ook al was er nu een wetgevend kader, er toch onvoldoende schriftelijk werd opgesteld.

De ontmoetingen gebeurden nog al te vaak op informele wijze. In de lijn van deze negatieve

commentaren van het Comité I moeten we de oprichting zien van het OCAD.

Page 64: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

64

Hoofdstuk 6: OCAD 1 Inleiding

Dit is het orgaan voor de Coördinatie van de Analyse van de Dreiging. Het OCAD is geen

nieuwe inlichtingendienst- of politiedienst, maar een tweedelijnsdienst. Een tweedelijnsdienst

die dagelijks, op grond van bestaande gegevens en analyses uit binnen- en buitenland, feiten

van fictie tracht te onderscheiden. Het is een zgn. fusion centre. Het zal dus geen informatie

en gegevens verzamelen zoals de politie-en inlichtingendiensten nu doen. De OCAD zal zich

meer baseren op de elementen die reeds door deze diensten bewerkt, geanalyseerd en

beoordeeld werden. Op eenzelfde manier beschikt het over de inlichtingen, aangereikt door de

nieuwe partnerdiensten en dit op basis van de specifieke kennis die ze in hun actiedomein

hebben. Er moet dus benadrukt worden dat het zeker niet de bedoeling was om nieuwe

concurentie te creëren. De essentie zelf van de opdracht van het OCAD is namelijk tot een

globale evaluatie te komen door het samenvoegen en contextualiseren van de verschillende

inlichtingen aangeleverd door die partners.110

Zoals eerder al aangehaald bestaat er in politiek opzicht nog steeds onduidelijkheid over de

bevoegdheidsverdeling omtrent terrorisme Deze onduidelijkheid bestaat omdat terrorisme nu

eenmaal de bevoegdheid is van maar liefst vier ministers: Financiën voor de douane,

Binnenlandse Zaken voor de politie, Justitie voor de staatsveiligheid en het parket en

Landsverdediging voor de militaire inlichtingendienst. Om alle neuzen toch in dezelfde

richting te krijgen, stelde de toenmalige regering reeds in haar beleidsverklaring van 12

oktober 2004 een versterking voor van de rol van de Antiterroristische Gemengde Groep

(AGG) en het College voor Inlichtingen en Veiligheid.111

110 MATTHIJS, H. ‘Geheime diensten what’s up ?’, in MATTHIJS, H., (ed.), Eerste congresboek geheime diensten, Brugge, die Keure, 2006, 12. 111 Beleidsverklaring van de Federale Regering van 12 oktober 2004, 30.

Page 65: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

65

2 Korte historiek De AGG was in het begin van de jaren 80 opgericht door de toenmalige Minister van Justitie

J.Gol.112 Het kreeg zij reglementaire basis bij het K.B. van 17 oktober 1991.113 Artikel 1 van

het K.B. plaatst de AGG onder gezag van de minister van Justitie en de minister van

Binnenlandse Zaken. De Groep werd “belast met het verzamelen (niet op het terrein maar via

de Veiligheid van de Staat, de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht

(ADIV) en de politiediensten), het analyseren en het evalueren van de inlichtingen die

noodzakelijk zijn voor het nemen van maatregelen van bestuurlijke politie en van

gerechtelijke politie ten aanzien van daden van terrorisme tegen België of tegen de Belgische

burgers of belangen in het buitenland”.114 Die evaluaties waren dus, afhankelijk van hun

inhoud, bestemd voor de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Justitie of de

politionele bestuurlijke en/of gerechtelijke overheden.

Op 10 november 2004 besliste het Ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid (MCIV)

dat de AGG zou worden hervormd tot een orgaan waar alle voor een dreigingsevaluatie

pertinente inlichtingen moeten samenkomen en waar die gegevens kunnen worden

geanalyseerd en verwerkt.115 De nieuwe benaming “Algemene Inlichtingendienst

Veiligheidsdreigingen (AIV)” werd uiteindelijk in een omzendbrief daterend van eind 2004

vooropgesteld.

Twee jaar later was het dan zover: op 1 december 2006 trad de Wet van 10 juli 2006

betreffende de analyse van de dreiging in werking en nam het Coördinatieorgaan voor de

dreigingsanalyse, kortweg het OCAD, de rol van de AGG over in wier rechten en plichten zij

trad. Tegelijkertijd werden de bepalingen van kracht, vervat in het Koninklijk Besluit van 28

november 2006 tot uitvoering van de Wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de

dreiging (K.B. OCAD). De creatie van het OCAD vormde een van de speerpunten in het

regeringsbeleid tegen het terrorisme en extremisme.116 Er zou dus een verdubbeling van de

effectieven en een betere coördinatie van alle veiligheidsdiensten komen. In januari van 2005

hadden de veiligheid van de staat en de militaire inlichtingendienst hun goede bedoelingen al 112 STEVENS, D., ‘Van Antiterroristische Gemengde Groep naar Coördinatieorgaan voor dreigingsanalyse’ in Geheime diensten in België, de Verenigde Staten en over de wereld, Matthijs, H., (ed.), Brugge, Die Keure, 2006, 31-48. 113 Koninklijk Besluit van 17 oktober 1991 over de Antiterroristische Gemengde Groep, B.S. 8 november 1991. 114 Art. 1 Koninklijk Besluit van17 oktober 1991 over de Antiterroristische Gemengde Groep, B.S. 8 november 1991. 115 Wet van 10 juli betreffende de analyse van de dreiging, B.S., 20 juli 2006. 116 VAST COMITE TOELICHTING OP DE INLICHTINGENDIENSTEN EN VAST COMITE VAN TOELICHTING OP DE POLITIEDIENSTEN, OCAD rapport 2007/01, 5.

Page 66: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

66

in een samenwerkingsakkoord ondergebracht. De federale politie formuleerde dezelfde wens

als de militairen, die echter tot op heden nog steeds niet in vervulling is gegaan.117

3 Juridisch kader Het coördinatieorgaan met betrekking tot de dreigingsanalyse is opgericht bij artikel 5 van de

wet betreffende de analyse van de dreiging d.d. 10 juli 2006. (hierna OCAD-wet). De OCAD

houdt zich normaal gezien enkel bezig met extremisme en terrorisme. In artikel 3 is er een

verwijzing van de OCAD-wet naar artikel 8 van de wet op de inlichtingen- en

veiligheidsdiensten. Deze verwijzing laat tevens toe om bij Koninklijk Besluit, op voorstel

van het Ministrieel Comite, de domeinen van dreiging uit te breiden.

De opdrachten van het OCAD zijn118:

1º op periodieke basis een gemeenschappelijke strategische evaluatie uit te voeren, die

moet toelaten te oordelen of dreigingen zich kunnen voordoen of, indien ze al

vastgesteld werden, hoe deze evolueren en welke maatregelen in voorkomend geval

noodzakelijk zijn. Deze evaluaties worden normaal ambtshalve of op vraag van één lid

van de regering uitgevoerd en vervolgens meegedeeld aan de leden van het ministrieel

comité, de ondersteunende diensten , het lid van de regering dat de evaluatie heeft

gevraagd, het crisiscentrum, het federaal parket en het lid van het college van

procureurs – generaal dat belast is met terrorisme.119

2º op punctuele basis een gemeenschappelijke evaluatie uit te voeren die moet toelaten

te oordelen of dreigingen zich voordoen en welke maatregelen in voorkomend geval

noodzakelijk zijn;

3º met gelijkaardige buitenlandse of internationale diensten specifieke internationale

contacten te verzekeren overeenkomstig de richtlijnen van het Ministerieel Comité. De

117VANNESTE, F., (s.d.), ‘De wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst’, Jura Falconis, [WWW] Universiteit Leuven http://www.law.kuleuven.be/jura/art/36n3/vanneste.htm. [1/07/2010] 118 Art 8 Wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, B.S. 20 juli 2006. 119 MATTHIJS, H., Een nieuwe geheime dienst? Het OCAD. in Geheime diensten. A Licence to kill, MATTHIJS, H. en AUDENAERT, G. (eds.) Brugge, Die Keure, 2007, 113.

Page 67: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

67

gegevens, de informatie of de inlichtingen verkregen ter gelegenheid van deze

contacten worden meegedeeld aan de bevoegde Belgische diensten.

De OCAD heeft dus samengevat 3 opdrachten die op het volgende neerkomen:

(1) Alle inlichtingen van de verschillende inlichtingendiensten, maar ook andere

relevante diensten, samenbrengen en analyseren.

(2) Permanent analyseren.

(3) Het onderhouden van contacten met andere fusion centres.

Deze punctuele of strategische evaluaties over de terroristische en extremistische dreigingen

in en tegen België worden voornamelijk gemaakt op basis van inlichtingen die het verkrijgt

van de zgn. ondersteunende diensten.120

Deze zijn:

de Veiligheid van de Staat;

de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht;

de federale en de lokale politie;

de Administratie der Douane en Accijnzen van de FOD Financiën;

de Dienst Vreemdelingenzaken van de FOD Binnenlandse Zaken;

de FOD Mobiliteit en Vervoer; en

de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Artikel 6 bepaalt dat deze ondersteunende diensten verplicht, ambtshalve of op vraag van de

directeur van het OCAD alle inlichtingen waarover zij in het kader van hun wettelijke

opdrachten beschikken en die relevant zijn voor het vervullen van bepaalde opdrachten aan

het OCAD mee te delen binnen de termijnen en volgens de modaliteiten bepaald door de

koning. Dit verwijst naar de zgn. regel van de derde dienst: “Onverminderd de verplichtingen

opgenomen in de international rechtsnormen die hen binden, zijn de ondersteunende diensten

verplicht, ambtshalve of op vraag van de directeur van het OCAD alle inlichtingen waarover

zij in het kader van hun wettelijke opdrachten beschikken en die relevant zijn voor het

vervullen van de in artikel 8, 1° en 2°, bepaalde opdrachten aan het OCAD mee te delen

binnen de termijnen en volgens de modaliteiten bepaald door de Koning. Indien de directeur

120 Art. 3 Wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, B.S. 20 juli 2006.

Page 68: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

68

van het OCAD zich op de hoogdringendheid beroept, moeten deze inlichtingen onmiddellijk

worden meegedeeld”.

Inlichtingen die afkomstig zijn van een gelijkaardige buitenlandse dienst, die uitdrukkelijk

gevraagd heeft deze niet aan andere diensten toe te zenden, worden uitsluitend door het

betrokken diensthoofd aan de directeur van het OCAD meegedeeld.

Het OCAD zelf geeft zijn operationele inlichtingen door aan de leden van het Ministrieel

comité, de ondersteunende diensten, de Algemene Directie van het Crisiscentrum, aan het

federaal parket en aan het lid van het College van procureurs - generaal belast met terrorisme

en extremisme.121 De prioritaire assen van de evaluatieopdracht van het OCAD hebben

betrekking op de dreiging die ontstaat uit het terrorisme en het extremisme wanneer zij gericht

is tegen :122

1° de fysieke integriteit van de personen in België en van de Belgische

onderdanen in het buitenland, ongeacht of ze al dan niet beschouwd

wordt als kritiek;

2° de kritieke nationale infrastructuur, voor zover zij beantwoordt aan een of meerdere

volgende criteria :

a) de vitale punten, waarvan de stopzetting, neutralisering of vernietiging ernstige

uitwerkingen kan hebben op het economisch en sociaal leven van de Natie en op de werking

van de overheid;

b) de gevoelige punten, essentieel voor de handhaving van de openbare orde, voor de

algemene veiligheid van de bevolking en voor het nationaal of internationaal reactiepotentieel

bij crisis of conflict;

c) de gevaarlijke punten waarvan de fysich-chemische aard of hoeveelheid dusdanig is dat de

accidentele of uitgelokte beschadiging of vernietiging onmiddellijk of in de toekomst, ernstige

gevolgen voor de bevolking of voor het milieu zou hebben;

d) de andere kritieke punten, voor zover zij overeenstemmen met de goederen en instellingen

aangewezen door of krachtens de richtlijnen van de Minister van Binnenlandse Zaken in

toepassing van het artikel 62, 5°, 6° of 9°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van

een geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus;

3° de gebeurtenissen of de groeperingen zoals gedefinieerd in onderhavig besluit;

121 Art. 8, 2° Wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, B.S., 20 juli 2006. 122 Art. 3 Wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, B.S., 20 juli 2006.

Page 69: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

69

4° de instellingen en Belgische belangen in het buitenland.

Het is dus in de eerste plaats volgens de wet van 10 juli 2006, betreffende de analyse van de

dreiging, belangrijk om de activiteiten van het OCAD af te bakenen tot de terroristische en de

extremistische dreiging, zoals gedefinieerd in de wet van 30 november 1998 houdende

regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten rekening houdend met het feit dat de

koning indien nodig de evaluatiedomeinen van het OCAD zal kunnen uitbreiden tot andere

soorten bedreigingen.123

3.1 Extremisme

De dreigingsevaluaties van het OCAD hebben enerzijds betrekking op de voorbereiding en de

uitvoering van daden van terrorisme, anderzijds hebben ze ook betrekking op de diverse

uitingsvormen van (potentieel gewelddadig) extremisme. Dit extremisme heeft een zeer

dynamisch karakter, waardoor het vinden van een objectieve definitie uiterst moeilijk is.

Liggen de kenmerken in de verschijningsvorm of in de functie of in de resultaten van

extremistische organisaties? Ligt het in de ideologie of in de werkelijke attitude? In wat ze

willen of eerder wat ze doen of willen bereiken?124

Het OCAD heeft als opdracht om punctuele en periodieke evaluaties af te leveren over alle

mogelijke dreigingen van terrorisme en extremisme.

3.2 Radicalisme

Er bestaat nog geen wettelijke definitie van wat men onder radicalisme dient te verstaan.

Wel bestaat er een werkdefinitie: “een proces waardoor een individu of een groepering

dusdanig beïnvloed wordt dat het individu of de groep in kwestie mentaal bereid is om

extremistische daden te plegen, gaande tot gewelddadige of zelfs terroristische

handelingen.”125

123 VAN LANDEGEM, M., Het "Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse" als antwoord op het terrorisme, Gent, Universiteit Gent, 2006-2007, 40. 124SEGERS, J. en PEETERS, D., ‘Inlichtingendiensten en extremisme’, in De Staatsveiligheid. Essays over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN, K., LIBERT, R. en PONSAERS, P. (eds), Brussel, Politeia, 2005, 281-302. 125 VAN LANDEGEM, M., Het "Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse" als antwoord op het terrorisme, Gent, Universiteit Gent, 2006-2007, 48.

Page 70: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

70

4 Verschil met het vroegere AGG

Het vroegere AGG ging haar analyses enkel baseren op informatie die afkomstig was van de

politie- en inlichtingendiensten. Hierdoor dreigde uiterst belangrijke informatie verloren te

gaan of toch minstens niet in de analyses te worden opgenomen. Het nieuw opgerichte

OCAD kan wel putten uit inlichtingen en/of analyses toegeleverd vanuit diverse

ondersteunende diensten, waardoor deze vitale informatie niet verloren gaat. Zo zijn er ook

nieuwe toegevoegde ondersteunende diensten opgericht. Het zijn de activiteiten van de

verschillende afdelingen van die nieuwe diensten die ervoor zorgen dat ze over de cruciale

elementen kunnen beschikken. Het resultaat zorgt ervoor dat ze komen tot een exacter beeld

van de dreiging. Zo is het ondermeer ondenkbaar geworden om bijvoorbeeld de douane, de

consulaire diensten of de veiligheidsdiensten van lucht- en spoorinfrastructuur niet te

betrekken bij de op te maken evaluaties. Een goede informatiedoorstroming kan maar

verzekerd worden door het aanduiden van een contactpunt in elke ondersteunende dienst.

Deze persoon verzekert, via de gedetacheerde deskundige, de verbinding tussen zijn dienst en

het OCAD. Er zijn niet alleen méér diensten betrokken bij de werking van het nieuwe orgaan

door de wetgever, maar hij heeft namelijk ook een principiële overmakingsplicht ingevoerd

van alle relevante gegevens waarover de ondersteunende diensten in het kader van hun

reguliere werking beschikken. Het willens en wetens niet naleven van deze verplichting tot

overmaking van gegevens is zelfs strafrechtelijk sanctioneerbaar. Op die manier wil de

wetgever voorkomen dat de goodwill bij de ondersteunende diensten inzake de transfer van

informatie niet geldt als een factor voor de kwaliteit van de door het OCAD af te leveren

producten. Wel heeft de wetgever een aantal mechanismen ingebouwd om een

ongecontroleerde verspreiding van gevoelige informatie tegen te gaan, zonder daarbij de

finaliteit van de werking van het OCAD uit het oog te verliezen. Deze mechanismen worden

de zogenaamde ‘embargoprocedures’genoemd.126

5 Kritieken op de oprichting OCAD De oprichting van de OCAD kreeg veel steun omdat het een vooruitgang zou betekenen in de

strijd tegen het terrorisme. Toch was er ook kritiek aanwezig. Het was de administrateur –

generaal Koenraad Dassen van de Veiligheid van de Staat die fundamentele kritiek leverde op

126 VAST COMITE TOELICHTING OP DE INLICHTINGENDIENSTEN EN VAST COMITE VAN TOELICHTING OP DE POLITIEDIENSTEN, OCAD rapport 2007/01, 6 – 7.

Page 71: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

71

de oprichting van de OCAD. Hij had 4 grote opmerkingen met betrekking tot de binnenlandse

geheime dienst.127

1) Het eerste probleem is dat er gekeken is naar het voorbeeld van coördinerende

diensten in het buitenland. Deze worden in die andere landen opgericht in een andere

vorm dan het OCAD. Zij ressorteren meestal onder een inlichtingsdienst of ze hebben

een statuut sui generis en dan leggen zij zich exclusief toe op de bestrijding van het

terrorisme.

2) De OCAD zou zich in het begin toeleggen op de dreiging van het terrorisme en later

op sekten, alsook het Wetenschappelijk Economisch Potentieel. Die laatste twee

domeinen behoren echter krachtens de wet van 30 november 1998 tot de bevoegdheid

van de Veiligheid van de Staat.

3) Verder roept de samenwerking van de Veiligheid van de Staat met het OCAD een

aantal praktische vragen op voor de staatsveiligheid. De manier van werken van de

Veiligheid van de Staat wordt bepaalt door de wet en door een strategische visie achter

die wet die zich onder andere vertaald in:

- De dienst moet een point of excellence zijn in het veiligheidslandschap;

- Verder moet het een externe defensieve dienst zijn, waardoor deze ook in het

buitenland kan optreden. Dit is het geval wanneer het niet mogelijk is via het protocol

met ADIV;

- Vanuit het oogpunt dat inlichtingenwerk geheim moet blijven wordt de dreiging tegen

de nationale belangen benaderd. Daarom moest er duidelijk aangegeven worden hoe

de dreiging zou worden gedefinieerd, de dreiging die in het wetsontwerp letterlijk is

omschreven zoals in de wet op de inlichtingendiensten van 30 november 1998;

- Laatste en vierde punt van kritiek hield het begrip ‘Intelligence Community’ in. De

regel van de derde dienst houdt in dat de verkregen informatie van de Veiligheid van

de Staat vanwege een andere inlichtingsdienst zoals bv de Britse M.I.-5/6 niet mag

doorgegeven worden aan een andere dienst zonder het akkoord van de dienst die de

oorspronkelijke informatie bezorgde. Deze regel wordt niet nageleefd als de

staatsveiligheid al de verkregen inlichtingen van buitenlandse diensten moet

doorgeven aan het OCAD.

127 MATTHIJS, H., Een nieuwe geheime dienst? Het OCAD. in Geheime diensten. A Licence to kill, MATTHIJS, H en AUDENAERT, G., (eds.), Brugge, Die Keure, 2007, 100.

Page 72: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

72

6 Controle op de OCAD De OCAD is verder onderworpen aan democratische en externe controle door het Vast

Comité I en P. Zij houden gezamelijk toezicht en controle op de werking van het OCAD zelf.

Op de aanlevering van informatie door de ondersteunende diensten, die geen politie- of

inlichtingendiensten zijn in de zin van de Toezichtwet van 18 juli 1991, gebeuren de controles

via gezamenlijke onderzoeken. Het Vast Comité P doet de controle op de naleving van de

verplichting voor de politiediensten in de zin van de Toezichtwet om het OCAD te voorzien

van alle relevante inlichtingen. De informatiestroom die vanuit de Veiligheid van de Staat en

de ADIV gebeurt wordt gecontroleerd door het Vast Comité I.128

Samengevat bevat de wet van 10 juli 2006 tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 de

volgende hoofdlijnen:129

1) Voortaan gaat de wet over het ‘toezicht op de politie – en inlichtingsdiensten en op het

coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse. Daardoor komt de OCAD ook onder de

controle van het Comité I en zijn senaatsbegeleidingscommissie;

2) De aanvulling op de wet van 1991 formuleert nu ook een definitie van het toezicht op

de inlichtingsdiensten. Het toezicht heeft in het bijzonder betrekking op:

o de bescherming van de rechten die de Grondwet en de wet aan de personen

waarborgen en de coördinatie alsook de doelmatigheid van de

inlichtingendiensten;

o de bescherming van de rechten die de Grondwet en de wet aan de personen

waarborgen en de coördinatie alsook de doelmatigheid van het OCAD.

7 Relatie na het protocol van 2004

7.1 Terreuralarm 2007

In december 2007 werd voor Brussel door de OCAD het hoogste dreigingsniveau

afgekondigd. Er waren dus blijkbaar verschillende aanwijzingen dat er dreiging aanwezig was

van een terroristische aanslag. De aanslag werd omschreven als ‘ernstig en zeer nabij’. Dit

zorgde voor heel wat commotie, sommigen beweerden zelfs dat deze evaluatie was ingegeven

door politieke motieven. Mede daarom openden de Vaste Comites I en P een gezamenlijk 128 Ibid., 122-123. 129 Ibid., 122.

Page 73: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

73

toezichtsonderzoek naar de wijze waarop het OCAD de terreurbedreigingen tijdens de

jaarwisseling 2007-2008 analyseerde. Tevens werden de inlichtingen- en politiediensten

omtrent hun bijdrage bevraagd door hun respectievelijk toezichtorgaan.130

7.2 Eerste toezichtsonderzoek op de OCAD

Ondertussen is reeds het eerste toezichtsonderzoek achter de rug. Op 7 januari 2008 werd in

de plenaire vergadering het toezichtsonderzoek geopend naar “de wijze waarop het OCAD de

terreurbedreigingen tijdens de jaarwisseling 2007-2008 heeft geanalyseerd”. Hierbij werden

ook telkens het toezichtsorgaan van de inlichtingen – en politiediensten geïnterviewd.131

Het onderhoud bij de Veiligheid van de Staat werd gehouden met administrateur-generaal, de

heer Alain Winants, in het bijzijn van diens adjunct, de directeur van de operaties en de

directeur van de analysediensten. Bij de ADIV werd hun diensthoofd vice-admiraal, de heer

Michel Hellemans, en het afdelingshoofd counter-intelligence gehoord. Het interview

gebeurde op basis van een op voorhand meegedeelde, verkennende vragenlijst132:

1. Heeft de betreffende dienst aangaande de voormelde dreiging

gecommuniceerd met het OCAD? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Zo neen,

om welke reden niet?

2. Heeft de betreffende dienst aangaande de voormelde dreiging informatie

meegedeeld aan het OCAD? Zo ja, concreet welke (én de oorsprong), op welke

wijze en in welke vorm (brute informatie, inlichting, analyse…)? Zo neen, om

welke reden niet?

3. Heeft de betreffende dienst naar aanleiding van de opeenvolgende

analyses van het OCAD, zoals bijvoorbeeld deze van 17 december 2007 en 22

december 2007, terzake de door laatstgenoemde als (zeer) ernstig geëvalueerde

bedreiging (een) eigen analyse(s) overeenkomstig de artikelen 7 en 8 W.I&V

doorgevoerd? Zo neen, om welke reden niet? Zo ja, welk is hun inhoud en

werden zij meegedeeld aan het OCAD (zoniet, om welke reden alsdan)?

130 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2008, 10. 131 VAST COMITE TOELICHTING OP DE INLICHTINGENDIENSTEN EN VAST COMITE VAN TOELICHTING OP DE POLITIEDIENSTEN, OCAD rapport 2008/01, 6. 132 Ibid., 10 – 14.

Page 74: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

74

7.3 Werking OCAD geëvalueerd

Door het geheim van het gerechtelijke onderzoek en omwille van het feit dat de directie van

het OCAD zich beriep op haar zwijgrecht hadden beide comites geen zicht op de reden voor

het afgekondigde terreuralarm ‘niveau 4’. Zij hadden immers geen zicht op concrete

gerechtelijke informatie die verantwoordelijk was voor het afkondigen van dat niveau van

terreurdreiging.

De Comités waren van oordeel dat niets er op wees dat het OCAD in deze zaak niet naar

behoren zou hebben gefunctioneerd. Zij besloten op basis van informatie geleverd door de

gerechtelijke overheid en de inlichtingendiensten dat er geen disfuncties aanwezig waren in

de werking van het OCAD. De punctuele dreigingsevaluaties zouden door elk redelijk

persoon in dezelfde omstandigheden een gelijkaardige beslissing teweeg hebben gebracht.

Elke voorzichtige persoon neemt het zekere boven het onzekere en dit zeker op vlak van

terreurdreiging. Tevens is er geen aanwijzing dat de politieke agenda invloed zou hebben

gehad op dit afgekondigde dreigingniveau.

Het moet wel opgemerkt worden dat het OCAD in deze zaak geen informatie kreeg van

andere ondersteunende diensten, waardoor die in de mogelijkheid zouden zijn om de

beschikbare gerechtelijke informatie te bevestigen of te ontkrachten. Dit is op zich een grote

aderlating. Toch heeft het OCAD zijn rol optimaal ingevuld, zich enkel baserend op eigen

OCAD – analyses en door het federaal parket aangeleverde inlichtingen. Het is niet aan het

OCAD zelf om de correctheid van de door ondersteunende diensten aangeleverde informatie

te controleren. Daarnaast functioneerde het OCAD voor de federaal procureur en voor de

federale politie als het dynamisch aanspreekpunt. Een ander probleem dat gesignaleerd werd,

was het feit dat er geen ‘intern klankbord’ was en er dus weinig of geen ruimte was voor

overleg en tegenspraak. Enkel de directeur en de adjunct – directeur hadden immers inzage in

het informatiedossier als gevolg van de embargoprocedure.

In de evaluatie van 12 december 2007 raadde het OCAD aan dat ‘ fysieke aanwezigheid van

de politie aan te raden is’. Hierover waren de Vaste Comites P en I beiden van oordeel dat het

OCAD ofwel geen uitspraken moet doen over te nemen maatregelen ofwel ernaar streeft

‘concreet’ te zijn, zodat er een meerwaarde is voor de verantwoordelijke overheden.133

133 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2008, 13-15.

Page 75: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

75

7.4 Aanlevering informatie door de Veiligheid van de Staat en de ADIV

De Veiligheid van de Staat drong voortdurend aan op gecontextualiseerde informatie van de

federale politie. Dit bleek immers niet het geval, waardoor ze hun eigen infoverzameling en

analyses maar moeilijk konden oriënteren. Essentiële informatie kon niet gebruikt worden om

hun eigen bronnen of contacten meer doelgericht te bevragen of activeren. Als gevolg hiervan

kon de Veiligheid van de Staat dus geen pertinente analyses verrichten en geen eigen

inlichtingen overmaken aan de OCAD.134 Ook de ADIV heeft omwille van dezelfde redenen

geen analyses geproduceerd.135

- Geen verduidelijking van het gekregen materiaal.

- Toegang tot de informatie (rechtstreekse of onrechtstreekse bron) bleef verstoken.

- Positie van de gebeurlijke bron t.o.v. het gegeven.

7.5 Coöperatie van de Veiligheid van de Staat en de ADIV met het OCAD

Het functioneren van de inlichtingendiensten was niet het voorwerp van dit

toezichtsonderzoek. Toch kwam men tijdens het onderzoek naar de werking van het OCAD in

de marge ook de activiteit van de inlichtingendiensten als ondersteunende dienst in beeld. Er

werd voornamelijk op het vlak van de coöperatie veel bijgeleerd. Over de interne werking

werd er niet veel te weten gekomen. Het Vast Comité I heeft vastgesteld dat er:

- (Tot nog toe) geen indiciën van tegenwerking.

- Geen gebrek aan medewerking of bereidheid daartoe.

- Geen nonchalance, deloyauteit en/of onverschilligheid.

Beide diensten bevestigen daarentegen, onafhankelijk van elkaar, dat zij

betreuren van - naar hun perceptie - essentiële contextuele informatie verstoken te zijn

gebleven en dit hun de kans heeft ontnomen om op een meer performante wijze hun

basistaken uit te oefenen.136

Ook heeft het Comité I niet kunnen vaststellen dat de inlichtingendiensten al dan niet

vrijwillig, informatie of inlichtingen, dewelke een mededelingsverplichtingen aan het OCAD

134 VAST COMITE TOELICHTING OP DE INLICHTINGENDIENSTEN EN VAST COMITE VAN TOELICHTING OP DE POLITIEDIENSTEN, OCAD rapport 2008/01, 13. 135 Ibid., 14. 136 Ibid., 24.

Page 76: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

76

bevatten, zouden hebben achtergehouden. De enige vaststelling die gemaakt kon worden was

het feit dat er een duidelijk verschil in visie bestond tussen de inlichtingendiensten en het

federale parket wat betreft de uitwisseling van informatie.137 De Comités beschikten echter

over geen elementen die toelieten een standpunt in te nemen in deze discussie. Daarenboven

kan het toezicht van de Comités geen betrekking hebben op gerechtelijke overheden.138

7.6 Verschillende visies zorgen voor problemen

Er is duidelijk een verschil in visie tussen de inlichtingendiensten enerzijds, en het federaal

parket/politiediensten anderzijds, omtrent de mate van gedetailleerdheid van de uitgewisselde

informatie. De inlichtingendiensten zijn van mening dat zij slechts, volledig en met kennis

van zaken hun bronnen kunnen aansturen, indien zij over alle gerechtelijke informatie

beschikken. De federaal procureur/federale politie echter is van oordeel dat niet alles wat

lopende is in een strafrechtelijk vooronderzoek kan vrijgegeven worden. Volgens hem moet

gecontextualiseerde informatie toelaten aan de inlichtingendiensten om, hetzij datgene aan te

leveren waarover ze beschikken, hetzij proactief bepaalde inlichtingeninspanningen te

leveren.139 De federaal procureur verklaarde alle voor de inlichtingendiensten relevante

informatie te hebben meegedeeld. Hij zou zelfs rekening gehouden hebben met de belangen

van het lopend strafrechtelijk vooronderzoek. Deze diensten konden volgens hem niets

aanleveren omdat ze over geen informatie beschikten.140

8 Besluit Het laatste en dus meest recentste protocolakkoord werd afgesloten op 24 november 2004. De

doelstellingen, de omvang en de aard van de samenwerking werden uiteen gezet. Er werden

samenwerkingsplatforms tussen de 2 inlichtingendiensten opgericht. De analysten komen

daarin samen om te brainstormen over specifieke thema’s zoals terrorisme. Het doel is een

gemeenschappelijke visie vormen. Ook de oprichting van het OCAD werd met dit protocol

bewerkstelligd. De OCAD kreeg vanaf dan, de opdracht de analyse te verzorgen van de

137 VAST COMITE TOELICHTING OP DE INLICHTINGENDIENSTEN EN VAST COMITE VAN TOELICHTING OP DE POLITIEDIENSTEN, OCAD rapport 2008/01, 38. 138 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2008, 15. 139 VAST COMITE TOELICHTING OP DE INLICHTINGENDIENSTEN EN VAST COMITE VAN TOELICHTING OP DE POLITIEDIENSTEN, OCAD rapport 2008/01, 38 – 39. 140 VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag 2008, 15.

Page 77: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

77

dreiging. Hiervoor moeten zij zich baseren op gegevens afkomstig van de Veiligheid van de

Staat en de ADIV en hun ondersteunende diensten.

De recente toezichtsonderzoeken hadden zich vooral toegespitst op het afgekondigde

dreigingsniveau in 2007. Uit deze onderzoeken is vooral gebleken dat de OCAD zeer goed

werk had geleverd en naar behoren had gefunctioneerd. Er werd geoordeeld dat de

aangekondigde terreuralarm van het niveau 4 een redelijke beslissing was. Elk redelijk

persoon zou in dezelfde omstandigheden een gelijkaardige beslissing nemen.

Iets minder positief was het Comité I over de beide inlichtingendiensten. Zij hielden op het

eerste zicht belangrijke informatie achter, waardoor het OCAD aangewezen was op haar eigen

OCAD analyses en de door het federaal parket aangeleverde informatie. De beide

inlichtingendiensten haalden zelf aan dat zij niet gewild informatie achterhielden. Zelf zouden

zij voortdurend aangedrongen hebben op gecontextualiseerde informatie van de federale

politie. Volgens de beide inlichtingendiensten was de meeste informatie die ze wel krijgen

niet voldoende genoeg om eigen analyses te verrichten. Volgende kritieken werden

aangehaald door de Veiligheid van de Staat en en ADIV

- Geen verduidelijking van het gekregen materiaal.

- Toegang tot de informatie (rechtstreekse of onrechtstreekse bron) bleef verstoken.

- Positie van de gebeurlijke bron t.o.v. het gegeven.

Het Comité I was van oordeel dat ze beiden wel degelijk bereid waren tot medewerking. Ze

hadden zeker niet de bedoeling informatie achter te houden en hiermee het onderzoek tegen te

werken. Alles zou te maken hebben gehad met een verschil in visie tussen de

inlichtingendiensten en het federaal parket wat betreft de informatie – uitwisseling. Er moeten

in het vervolg dus duidelijke nieuwe afspraken gemaakt worden tussen deze twee laatste

actoren.

Page 78: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

78

Algemeen besluit

Terrorisme is geen recent fenomeen. Het komt voor in verschillende landen op verschillende

tijdstippen. Zo werd ook ons land doorheen de geschiedenis al meerdere malen

geconfronteerd met terrorisme en dat onder verschillende vormen. Zo denken we aan de

aanslagen van de CCC, de ETA,... We moeten dit fenomeen echter leren beheersen en er op

een zo goed mogelijke manier trachten mee om te gaan. Het is daarom van groot belang dat

er een gemeenschappelijke definitie voor handen is. Het is dankzij zo’n gemeenschappelijke

definitie van terrorisme dat onze Veiligheid van de Staat en de ADIV in staat zijn om aan

terrorismebestrijding te doen en dat het Comité I controle kan uitoefenen op deze twee

inlichtingendiensten. Zo werd op Europees niveau het EU kaderbesluit inzake

terrorismebestrijding van 13 juni 2002 aangenomen. België implementeerde deze wetgeving

door de wet van 13 juni 2002 betreffende terroristische misdrijven.

Het is na de aanslagen van 9/11 dat er vooral sprake is van extremistische of terroristische

groepen met islamitische inslag. Uit de toezichtsonderzoeken van het Comité I kwam

duidelijk naar voor dat ons land in die periode dienst deed als achterhoede en actieterrein was

voor die verdachte bewegingen. Verdachte bewegingen die banden onderhouden met

criminele milieus. Veel heeft natuurlijk te maken met de ideale ligging van België. De

centrale ligging binnen Europa, het aanwezige verkeersnetwerk, de nabijheid van Frankrijk en

het feit dat men er frans spreekt. Al deze zaken zorgen ervoor dat België een interessante

uitvalsbasis is voor extremistische islamitische acties. Opmerkelijk is evenwel dat die

extremistische islamitische groepen meestal slechts dienst doen als logistiek ondersteuning.

Hun acties zijn er voornamelijk op gericht om steun te verlenen onder de vorm levering van

wapens aan groepen in het buitenland.

Zo kreeg de Veiligheid van de Staat en de ADIV reeds te maken met de bedreigingen van een

islamistische terroristische groep. Namelijk de Algerijnse organisatie GIA (Groupe Islamique

Armé/Gewapende Islamitische Groep) Deze Gewapende Islamtische Groep is onstaan in

Algerije rond 1989. Het was een samenraapsel van verschillende islamitische fracties. De

GIA beschikt over een vrij verwarrende organisatievorm, waardoor slechts weinig zaken met

zekerheid kunnen worden beweerd. Zij pleegde talrijke geweldadige aanslagen in Algerije en

Frankrijk. Ook in België zijn er aanhangers van de GIA. Zij verblijven in ons land met het

statuut van politiek vluchteling of illegaal. Het gaat over Algerijnen, Marokkanen, Tunesiërs

Page 79: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

79

en Turken die bekend zijn bij de gerechtelijke diensten. Sommige van hen zijn naar ons land

gevlucht om te ontkomen aan gerechtelijke vervolgingen in Frankrijk.

Zowel de Veiligheid van de Staat, als de ADIV, zijn zich dus beginnen toespitsen op dit

extremistisch islamisme. De Veiligheid van de Staat had al langer aandacht voor dit

fenomeen. De ADIV echter, richtte zijn aandacht op dit terrorisme pas na de aanslagen van

9/11. De ADIV heeft daarna hiervoor zelfs 2 speciale afdelingen opgericht. Uit de analyses

van beide inlichtingendiensten komt duidelijke naar voor dat er toch geen redenen zijn tot

paniek. Er werden geen belangrijke ontwikkelingen waargenomen met betrekking tot dit soort

terrorisme.

In de jaren 90 was er al veel aandacht voor het feit of er wel voldoende werd samengewerkt

tussen de Veiligheid van de Staat en de ADIV. Zij hadden toen al de taak, het inwinnen van

informatie in de strijd tegen terrorisme, toevertrouwd gekregen. Deze taak bestond enerzijds

uit het inwinnen van informatie over activiteiten in België die met terrorisme te maken

hadden en anderzijds het evalueren van internationale situaties die terroristische acties teweeg

zouden kunnen brengen. Het werd toen al door verschillende onderzoekscommissies

aanbevolen dat er best voldoende informatie zou worden uitgewisseld tussen beide diensten.

Toch bleef de samenwerking slechts beperkt tot welbepaalde problemen. Op dat moment was

men er wel al van overtuigd dat er heel wat belangrijke gemeenschappelijke

belangstellingspunten waren. Reeds toen al gingen er gedachten op om een gestructureerd

overlegorgaan op te richten.

Het enige wettelijke kader wat betreft de twee inlichtingendiensten dat aanwezig was, is het

Koninklijk Besluit van 17 oktober 1991 over de Antitterroristische Gemengde Groep. Dit

Koninklijk Besluit legde de medewerking vast tussen de toenmalige rijkswacht, de

politiediensten, het Bestuur van de Veiligheid van de Staat en de “Algemene Dienst Inlichting

en Veiligheid” ten aanzien van daden van terrorisme tegen België of tegen de Belgische

burgers of belangen in het buitenland. De Beide inlichtingendiensten verleenden dus hun

medewerking aan de preventie en de repressie van het terrorisme.

Verder was er vooral aandacht voor de ‘samenwerking’ met buitenlandse diensten. Aangezien

terrorisme de nationale en internationale grenzen overschreed, werd het belangrijk dat er ook

internationaal uitwisseling van de informatie was. Deze uitwisseling van informatie was

slechts beperkt tot enkele ontmoetingsplaatsen en berustte op het principe ‘niets voor niets’.

Page 80: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

80

De verschillende aanbevelingen voor een systematische en gecoördineerde samenwerking

resulteerde uiteindelijk in het samenwerkingsprotocol van 1997. Hierin werden afspraken

gemaakt omtrent de samenwerking en het vergemakkelijken en stimuleren van de uitwisseling

van documenten en informatie i.v.m. terroristische organisaties en bedreigingen. Dankzij dit

protocol was er dus eindelijk een geschreven richtlijn voor de samenwerking en

informatieuitwisseling. Het voorzag onder andere in regelmatige coördinatievergaderingen.

De bedoeling was een postivieve wending te nemen. Dit leidde als snel tot de oprichting van

het Ministrieel Comité voor inlichting en veiligheid en van een College voor inlichting en

veiligheid. Zij waren de noodzakelijke basis die gevormd moest worden voor een optimale

samenwerking en coördinatie.

De eerstvolgende jaren was er voornamelijk positivisme omtrent de toepassing van protocol.

Er was sprake van contacten op regelmatige tijdstippen tussen beide diensten. De

samenwerking en coördinatie verliep blijkbaar vlot. Verder waren ook de plaatsen waar de

betrokken diensten elkaar ontmoeten in aantal toegenomen en werd goed gebruik gemaakt

van directe en persoonlijke contacten wanneer voor bepaalde zaken snel moet worden

ingegrepen. Het was dan ook op basis van deze vaststellingen dat er besloten werd dat de

samenwerking zeker verder moest worden gezet en tevens nog uitgebreid. Het doel was om te

komen tot een ‘cultuur van samenwerking’.

Toch blijkt uit de analyses dat het protocolakkoord van 1997 met betrekking tot het

extremistisch islamisme niet werd toegepast. De samenwerking tussen de beide diensten was

enkel gebaseerd op goede wil en onderling respect. Dat dit tot problemen kan leiden bewijst

de bevoegdheidstwist tussen de Veiligheid van de Staat en de ADIV. De Veiligheid van de

Staat betwistte namelijk de bevoegdheid van de ADIV om het radicaal islamisme in België op

te volgen. Het oordeel van het Comité I stelde echter dat de opvolging van dit fenomeen wel

degelijk tot de bevoegdheden van de ADIV behoorden, maar alleen voor zover de militaire

veiligheid in brede zin werd bedreigd, niet alleen in België maar ook in het buitenland.

De nood om verdere samenwerkingsakkoorden op punt te stellen werd dan ook steeds groter.

De roep om extra personeel en wettelijke middelen werd steeds nadrukkelijker. De

verwezenlijking van al deze zaken zou bovendien een positief effect kunnen teweeg brengen

bij de informatiedoorstroming tussen de inlichtingendiensten, de politiediensten, de betrokken

ministers en de gerechtelijke en bestuurlijke overheden. Pas in 2004 nadat het Comité I

meerdere malen kloeg over het feit dat zij onvoldoende de mogelijkheid hadden om controle

Page 81: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

81

uit te oefenen op de samenwerking en uitwisseling van gegevens, werd het meest recente

protocolakkoord afgesloten. De doelstellingen, de omvang en de aard van de samenwerking

werden hierin uiteen gezet. Er werden samenwerkingsplatforms tussen de 2

inlichtingendiensten opgericht. De analysten komen daarin samen om te brainstormen over

specifieke thema’s zoals terrorisme. Het doel is een gemeenschappelijke visie vormen. Ook

de oprichting van het OCAD werd met dit protocol bewerkstelligd. De OCAD kreeg vanaf

dan de opdracht de analyse te verzorgen van de dreiging. Hiervoor moeten zij zich baseren op

gegevens afkomstig van de Veiligheid van de Staat en de ADIV en hun ondersteunende

diensten. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten zijn verplicht al hun relevante informatie op

te sturen op straffe van sanctie. Het OCAD is dus geen nieuwe inlichtingen- of politiedienst,

maar een tweedelijnsdienst. Een tweedelijnsdienst die dagelijks, op grond van bestaande

gegevens en analyses uit binnen- en buitenland, feiten van fictie tracht te onderscheiden. Het

is een zgn. fusion centre. De OCAD zal zich meer baseren op de elementen die reeds door

deze diensten bewerkt, geanalyseerd en beoordeeld werden. Ondanks enige tegenwerking bij

de oprichting van dit nieuwe orgaan als antwoord tegen het terrorisme, stond iedereen

uiteindelijk achter de oprichting van de OCAD.

De recente toezichtsonderzoeken hebben zich vooral toegespitst op het afgekondigde

dreigingsniveau in 2007. Uit deze onderzoeken is vooral gebleken dat de OCAD zeer goed

werk heeft geleverd en naar behoren heeft gefunctioneerd. Er werd dan ook geoordeeld dat

het aangekondigde terreuralarm van het niveau 4 een redelijke beslissing was. Elk redelijk

persoon zou in dezelfde omstandigheden een gelijkaardige beslissing nemen.

Iets minder positief was het Comité I over de beide inlichtingendiensten. Zij hielden op het

eerste gezicht belangrijke informatie achter, waardoor het OCAD aangewezen was op haar

eigen OCAD analyses en de door het federaal parket aangeleverde informatie. De beide

inlichtingendiensten zelf haalden aan dat zij niet gewild informatie achterhielden. Zij zouden

zelf voortdurend aangedrongen hebben op gecontextualiseerde informatie van de federale

politie. Volgens hen was de meeste informatie die ze wel kregen niet voldoende genoeg om

eigen analyses te verrichten. Volgende kritieken werden aangehaald door de Veiligheid van

de Staat en en ADIV:

- Geen verduidelijking van het gekregen materiaal.

- Toegang tot de informatie (rechtstreekse of onrechtstreekse bron) bleef verstoken.

Page 82: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

82

- Positie van de gebeurlijke bron t.o.v. het gegeven.

Het Comité I was van oordeel dat ze beiden wel degelijk bereid waren tot medewerking. Ze

hadden zeker niet de bedoeling informatie achter te houden en hiermee het onderzoek tegen te

werken. Alles zou te maken hebben gehad met een verschil in visie tussen de

inlichtingendiensten en het federaal parket wat betreft de informatieuitwisseling.

Het is altijd van groot belang dat de analyses die de beide inlichtingendiensten produceren

over terrorisme zoveel mogelijk met mekaar overeenstemmen. Dit is zeker ook zo voor het

islamitisch terrorisme. Indien dit niet het geval is kan de overheid immers niet de gepaste

maatregelen treffen. De verschillende samenwerkingsakkoorden hebben de laatste jaren

duidelijk hun vruchten afgeworpen. De oprichting van de OCAD is hierbij een niet te

onderschatten factor. De verslagen van het Comité I laten voorlopig uitschijnen dat het

OCAD op de goede weg is. Het is nu van belang dat niet alleen de contacten tussen de beide

inlichtingendiensten onderling en met de OCAD de volle aandacht krijgen, maar dat ook de

visies tussen het federale niveau en de inlichtingendiensten gelijkgesteld worden. Er moeten

in de toekomst dus duidelijke nieuwe afspraken gemaakt worden tussen deze twee laatste

actoren. Een goede samenwerking en informatieuitwisseling op nationaal niveau werkt verder

eveneens uiterst bevorderlijk voor elke samenwerking op internationaal niveau. Het is

duidelijk dat de aanpak op Europees niveau een steeds belangrijker aandeel krijgt in onze

steeds verder geglobaliseerde wereld.

Page 83: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

83

Bibliografie

ALGEMEEN INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENST, Jaarverslag AIVD 2005, Den

Haag, 117 p.

Beleidsverklaring van de Federale Regering van 12 oktober 2004, 42 p.

CARPENTIER, C. en MOSER, F., De staatsveiligheid, geschiedenis van een destabilisatie,

Leuven, Kritak, 1994, 293 p.

CHALK, P., West European terrorism and counter – terrorism, the evolving dynamic,

London, Mac Millan Press. LTD, 1996, 232 p.

DECORTE, T., Methoden van Criminologisch onderzoek: ontwerp en dataverzameling, Gent,

2009-2010, 184 p.

DECORTE, T., Kwalitatieve Criminologische methoden en technieken, Gent, 2007-2008, 415

p.

De Staatsveiligheid. Essays over 175 jaar Veiligheid van de Staat, COOLS, M., DASSEN,

K., LIBERT, R. en PONSAERS, P. (eds.), Brussel, Politeia, 383 p.

DOLMANN, M.M., Terrorisme, Europa en Strafrecht, Amsterdam , Vossius Pers, 2003, 96

p.

Exploring Intelligence Archives. Enquiries into the secret state, HUGHES, G., JACKSON, P.

en SCOTT, L., New York, Routledge, 2008, 332 p.

FIJNAUT, C., DE RUYVER, B. en GOOSSENS, F. (ed.), De reorganisatie van het

politiewezen, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1999, 281 p.

Page 84: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

84

Geheime diensten: a license to kill, MATTHIJS, H. en AUDENAERT, G. (eds.), Brugge, Die

Keure, 2007, 148 p.

Geheime diensten in België, de Verenigde Staten en over de wereld, MATTHIJS, H., (ed.),

Brugge, Die Keure, 2006, 185 p.

Geheime diensten in Benelux, Isräel en de Verenigde Staten. For your eyes only?,

MATTHIJS, H. (ed.), Brugge, Die Keure, 2005, 152 p.

GOOSSENS, F., ‘Nieuwe wetgeving met betrekking tot de strijd tegen het terrorisme: het

Europees arrestatiebevel en de omschrijving van terroristische misdrijven.’, Tijdschrift voor

wetgeving, 80-83.

JANSENS, A. (s.d.) [WWW]

http://home.scarlet.be/~jansensa/Terrorismedreiging%20eindelijk%20ernstig%20genomen.ht

m. [4/07/2010]

Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding, Pb.L., van 22 juni

2002, L164/3-L164/7.

Kadernota Integrale Veiligheid, 30-31 maart 2004, goedgekeurd door ministerraad op 30

maart 2004.

Koninklijk Besluit van 17 oktober 1991 over de Antiterroristische Gemengde Groep, B.S., 8

november 1991.

Koninklijk Besluit van 21 juni 1996 houdende oprichting van een Ministrieel Comité voor

inlichting en veiligheid, B.S., 5 september 1996.

Koninklijk Besluit van. 21 juni 1996 houdende oprichting van het College voor inlichting en

veiligheid, B.S., 5 september 1996.

Page 85: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

85

LAQUEUR, W., A History of Terrorism, New Brunswick, Transaction Publishers, 2002, 278

p.

MATTHIJS, H., ‘Inlichtingdiensten moeten beter werken’, De Tijd, 23 februari 2005.

MC LAUGHLIN, E., ‘Terrorism’, in MCLAUGHLIN, E. and MUNCIE, J. (eds.), The Sage

dictionary of Criminology, Second Edition, London, Sage Publications, 2006, 432-435.

Memorie van toelichting bij het wetsontwerp houdende de regeling van de inlichting- en

veiligheidsdiensten, Gedr. St., Kamer, 1995 -.1996, 638/1, 3.

ONWUDIWE, I.D., ‘Terrorism’, in D. LEVINSON (ed.), Encyclopedia of crime and

punishment vol. 4, Thousand Oaks, Sage Publications, 2002, p. 1615-1624.

Parl. St., Senaat, 1995-96, nr. 1-758/10, 64-65.

Parl St., Senaat, 1997-1998, nr. 758/10,15 en 38.

PETERMANN, S., ‘The CCC phenomenon in Belgium: unbacked terrorism’, in GAL – OR,

N. (ed.), Tolerating terrorism in the West: an international survey, London, Routledge, 1991,

93–105.

SHULSKY, A. en SCHMITT, G., Silent warfare. Understanding the world of intelligence,

Washington D.C., Potomac Books inc., 2002, 249 p.

SMIT, W., Terrorisme en rechtvaardige oorlog: recht en onrecht in tijden van terreur,

Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 2007, 206 p.

Strafgesetzbuch.

SYMEONIDOU-KASTANIDOU, E., ‘Defining Terrorism’, European Journal of Crime,

Criminal Law and Criminal Justice, 2004, Vol. 12/1, 14-35.

Page 86: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

86

TEMMERMAN, K., Terreurbestrijding in België en Europa: de interactie tussen

inlichtingendiensten, politie en justitie, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, 205 p.

VANDER VELPEN, J., De CCC. De Staat en het terrorisme, Berchem, EPO, 1986, 194 p.

VAN LANDEGEM, M., Het "Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse" als antwoord op

het terrorisme, Gent, Universiteit Gent, 2006-2007, 92 p.

VANNESTE, F., (s.d.), ‘De wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de

inlichtingen- en veiligheidsdienst’, Jura Falconis, [WWW] Universiteit Leuven

http://www.law.kuleuven.be/jura/art/36n3/vanneste.htm. [1/07/2010]

VANNESTE, F. en VERBRUGGEN, F., “ Symboolstrafwet als vaandel van de strijd tegen

terrorisme”, Panopticon, 2004, afl. 5, 80-87.

VAN OUTRIVE, L., CARTUYVEL, Y. en PONSAERS, P., Sire, ik ben ongerust:

Geschiedenis van de Belgische politie 1794- 1991, Leuven, Kritak, 1992, 367 p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, [WWW]

http://www.comiteri.be/index.php. [1/07/2010]

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

1994, 55p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

1995, 180p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

1997, 288p.

Page 87: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

87

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

1998, 307p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

1999, 149p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

2000, 216p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

2001, 267p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

2002, 60p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

2003, 325p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

2004, 166p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

2005, 209p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

2006, 326p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

2007, 260p.

VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGENDIENSTEN, activiteitenverslag

2008, 290p.

Page 88: De relatie tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/114/RUG01-001458114_2011_0001... · gebeurtenissen vanaf 11 september 2001 kwam de

88

VAST COMITE TOELICHTING OP DE INLICHTINGENDIENSTEN EN VAST COMITE

VAN TOELICHTING OP DE POLITIEDIENSTEN, OCAD rapport 2007/01, 24p.

VAST COMITE TOELICHTING OP DE INLICHTINGENDIENSTEN EN VAST COMITE

VAN TOELICHTING OP DE POLITIEDIENSTEN, OCAD rapport 2008/01, 42p.

VERMEULEN, G., ‘Europese samenwerking op vlak van politie, justitie en

inlichtingendiensten. Algemeen kader’, in LIGA VOOR MENSENRECHTEN (ed.), Wordt de

Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een politiestaat?, Gent, Liga

voor de mensenrechten, 2003, 6-33.

Wet van 18 juli 1991 betreffende het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten, B.S; 18

juli 1991.

Wet 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, B.S., 18

december 1998.

Wet van 20 juli 2000 tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 betreffende het toezicht op

politie- en inlichtingendiensten, B.S., 26 juli 1991.

Wet van 19 december 2003 betreffende terroristische misdrijven, B.S., 29 december 2003.

Wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, B.S., 20 juli 2006.

WHITTAKER, D.J., The terrorism reader, London, Routlegde, 2001, 294 p.