masterproef nieuwe versie - Ghent...

198
I I Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-10 De rol van het slachtoffer in de strafuitvoering (ZOALS GOEDGEKEURD DOOR DE FACULTEITSRAAD) Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door: Marlies Demeersseman (studentennr: 20052451) (major: burgerlijk recht en strafrecht) Promotor: Prof. Dr. Vander Beken Commissaris: Prof. Dr. Vander Laenen

Transcript of masterproef nieuwe versie - Ghent...

Page 1: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

I

I

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2009-10

De rol van het slachtoffer in de strafuitvoering

(ZOALS GOEDGEKEURD DOOR DE FACULTEITSRAAD)

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door:

Marlies Demeersseman

(studentennr: 20052451)

(major: burgerlijk recht en strafrecht)

Promotor: Prof. Dr. Vander Beken

Commissaris: Prof. Dr. Vander Laenen

Page 2: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

II

II

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2009-10

De rol van het slachtoffer in de strafuitvoering

(ZOALS GOEDGEKEURD DOOR DE FACULTEITSRAAD)

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door:

Marlies Demeersseman

(studentennr: 20052451)

(major: burgerlijk recht en strafrecht)

Promotor: Prof. Dr. Vander Beken

Commissaris: Prof. Dr. Vander Laenen

Page 3: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

III

III

“The right to be heard

does not automatically include

the right to be taken seriously.”

Hubert. H. Humphrey

Voorwoord

Eerst en vooral gaat een woord van dank uit naar mijn promotor Prof. Dr. Vander

Beken, die mij toeliet mij in dit onderwerp te verdiepen, mijn vragen beantwoordde en

mij terug op het goede spoor trachtte te zetten wanneer ik niet meer wist hoe ik dit

moest aanpakken.

Daarnaast wil ik ook mijn ouders bedanken, zij gaven mij de kans om verder te

studeren en geloofden, vaak meer dan ikzelf, dat ik mijn studies tot een goed einde kon

brengen.

Page 4: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

IV

IV

Inhoudsopgave

Algemene inleiding………….………………..……………………………………….....1

Deel 1: Situering van de positie van het slachtoffer in de strafuitvoering doorheen de

tijd………………………………………………………………………………………..2

Inleiding…….. .................................................................................................................. 2

Hoofdstuk 1 Historisch overzicht ................................................................................... 3

1.1 De Middeleeuwen en het Ancien Régime ......................................................... 3

1.2 De Verlichting en het klassieke strafrechtsdenken ........................................... 4

1.3 Het positivisme ................................................................................................. 6

1.4 Het sociaal verweer ........................................................................................... 7

1.4.1 De wet van 31 mei 1888 inzake de voorwaardelijke veroordeling en

voorwaardelijke invrijheidstelling ............................................................................ 8

1.5 Het nieuw sociaal verweer ................................................................................ 9

1.6 Recentste ontwikkelingen ............................................................................... 10

1.7 Besluit ............................................................................................................. 12

Hoofdstuk 2 Initiatieven op supranationaal vlak .......................................................... 14

2.1 Inleiding .......................................................................................................... 14

2.2 Verklaring van de Verenigde Naties over de basisrechten van slachtoffers van

misdrijven en machtsmisbruik .................................................................................... 14

2.2.1 Inleiding ...................................................................................................... 14

2.2.2 Bespreking van de resolutie nr. 40/43 ......................................................... 15

2.2.3 Bespreking van de verklaring van de basisrechten van slachtoffers van

misdrijven en machtsmisbruik ................................................................................ 17

2.2.4 Besluit ......................................................................................................... 19

2.3 Aanbeveling nr. R(85)11 van de Raad van Europa over de positie van het

slachtoffer in het strafrecht en de strafprocedure ........................................................ 20

2.3.1 Inleiding ...................................................................................................... 20

2.3.2 Uitgangspunten ........................................................................................... 21

2.3.3 Ontleding van de inhoud van de aanbeveling ............................................. 22

2.3.4 Besluit ......................................................................................................... 25

2.4 Aanbeveling nr. R(87) 21 van de Raad van Europa inzake hulpverlening aan

slachtoffers en de preventie van victimisering ............................................................ 25

2.4.1 Inleiding ...................................................................................................... 25

Page 5: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

V

V

2.4.2 Uitgangspunten ........................................................................................... 26

2.4.3 Ontleding van de inhoud van de aanbeveling ............................................. 27

2.4.4 Besluit ......................................................................................................... 29

2.5 Aanbeveling R (99) 19 van het Comité van Ministers aan de lidstaten

betreffende bemiddeling tussen slachtoffers en daders van misdrijven ...................... 29

2.5.1 Inleiding ...................................................................................................... 29

2.5.2 Ontleding van de inhoud van de aanbeveling ............................................. 30

2.5.3 Ontleding van de inhoud van de bijlage ...................................................... 31

2.5.4 Besluit ......................................................................................................... 33

2.6 Aanbeveling R(2002)5 van de Raad van Europa in verband met de

bescherming van vrouwen tegen geweld .................................................................... 33

2.6.1 Inleiding ...................................................................................................... 33

2.6.2 Uitgangspunten ........................................................................................... 34

2.6.3 Ontleding van de inhoud van de aanbeveling ............................................. 35

2.6.4 Besluit ......................................................................................................... 37

2.7 De verklaring van de rechten van het slachtoffer volgens het Victim Support

Europe ……………………………………………………………………………….37

2.7.1 Inleiding ...................................................................................................... 37

2.7.2 De rechten van het slachtoffer..................................................................... 38

2.7.3 Besluit ......................................................................................................... 40

2.8 Slachtoffers van strafbare feiten in de Europese Unie: reflectie over normen

en maatregelen ............................................................................................................ 40

2.8.1 Inleiding ...................................................................................................... 40

2.8.2 Ontleding van de Mededeling ..................................................................... 41

2.8.3 Besluit ......................................................................................................... 42

2.9 Het kaderbesluit van de Europese Unie van 15 maart 2001 inzake de status

van het slachtoffer in de strafprocedure ...................................................................... 43

2.9.1 Inleiding ...................................................................................................... 43

2.9.2 Inhoud van het Kaderbesluit ....................................................................... 43

2.9.3 Bespreking van het verslag van de Europese Commissie voor wat betreft de

maatregelen genomen in de Belgische wetgeving .................................................. 47

2.9.4 Besluit ......................................................................................................... 50

Page 6: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

VI

VI

2.10 Aanbeveling Rec (2006) 8 van het Comité van Ministers aan de lidstaten

betreffende hulp aan slachtoffers van misdrijven ....................................................... 51

2.10.1 Inleiding .................................................................................................. 51

2.10.2 Bespreking van de inhoud van de aanbeveling ....................................... 52

2.10.3 Ontleding van de bijlage bij de aanbeveling ........................................... 53

2.10.4 Besluit ..................................................................................................... 56

2.11 Algemeen besluit ............................................................................................. 57

Hoofdstuk 3 Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid ................................................. 58

3.1 Inleiding .......................................................................................................... 58

3.1.1 Ontstaan....................................................................................................... 58

3.1.2 Belangrijkste opdrachten ............................................................................. 59

3.2 Belangrijkste publicaties met betrekking tot het slachtoffer ........................... 60

3.2.1 Strategisch plan van een nationaal slachtofferbeleid .................................. 60

3.2.1.1 Inleiding .............................................................................................. 60

3.2.1.2 Bespreking van de inhoud van het strategisch plan ............................ 61

A. Deel 1: Evaluatie van bestaande initiatieven .......................................... 61

i. Bespreking van de evaluatie van belangrijkste bestaande initiatieven 61

ii. Besluit ................................................................................................. 64

B. Deel 2: Principes van het slachtofferbeleid ............................................. 64

i. Bespreking van de principes van het slachtofferbeleid ....................... 64

ii. Besluit ................................................................................................. 69

C. Deel 3: Een maatstaf voor toetsing ......................................................... 69

3.2.1.3 Besluit ................................................................................................. 70

3.2.2 Handvest voor het slachtoffer van een misdrijf .......................................... 70

3.2.2.1 Inleiding .............................................................................................. 70

3.2.2.2 Basisprincipes inzake rechten van het slachtoffer volgens het

handvest… .......................................................................................................... 71

3.2.2.3 De fundamentele rechten van het slachtoffer volgens het Handvest .. 72

3.2.2.4 Besluit ................................................................................................. 73

3.2.3 Overige publicaties...................................................................................... 74

3.3 Besluit ............................................................................................................. 76

Hoofdstuk 4 Slachtofferzorg ........................................................................................ 77

4.1 Inleiding .......................................................................................................... 77

Page 7: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

VII

VII

4.2 Slachtofferbejegening ..................................................................................... 78

4.2.1 Inleiding ...................................................................................................... 78

4.2.2 Politionele slachtofferbejegening ................................................................ 78

4.2.2.1 Inleiding .............................................................................................. 78

4.2.2.2 Het begrip politionele slachtofferbejegening ...................................... 79

4.2.3 Justitiële slachtofferbejegening ................................................................... 80

4.2.3.1 Inleiding .............................................................................................. 80

4.2.3.2 Wat is slachtofferonthaal..................................................................... 81

4.3 Slachtofferhulp ................................................................................................ 83

4.3.1 Inleiding ...................................................................................................... 83

4.3.2 Slachtofferhulp in praktijk: centra voor slachtofferhulp ............................. 84

4.4 Slachtoffertherapie .......................................................................................... 85

Hoofdstuk 5 Herstelbemiddeling.................................................................................. 86

5.1 Inleiding en begrip .......................................................................................... 86

5.1.1 Inleiding ...................................................................................................... 86

5.1.2 Begrip .......................................................................................................... 87

5.2 Onderscheid met bemiddeling in strafzaken ................................................... 89

5.2.1 Wat is bemiddeling in strafzaken? .............................................................. 89

5.2.2 De voornaamste verschillen op een rijtje gezet........................................... 91

5.3 VZW Suggnomé ............................................................................................. 91

Deel 2:Bespreking van de relevante wetgeving………………………………………..93

Inleiding…….. ................................................................................................................ 93

Hoofdstuk 1 De wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke

invrijheidstelling ............................................................................................................. 94

1.1 Inleiding .......................................................................................................... 94

1.2 Bespreking van de omzendbrief van 15 januari 1997 tot erkenning van het

slachtoffer in het kader van de strafuitvoering ............................................................ 96

1.2.1 Inleiding ...................................................................................................... 96

1.2.2 Inhoudelijke bespreking van de omzendbrief van 15 januari 1997 tot

erkenning van het slachtoffer in de strafuitvoering................................................. 97

1.2.3 Evaluatie van de omzendbrief ..................................................................... 99

1.3 Inhoudelijke bespreking van de wet van 5 maart 1998 betreffende de wet op

de voorwaardelijke invrijheidstelling ........................................................................ 100

Page 8: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

VIII

VIII

1.3.1 Inleiding .................................................................................................... 100

1.3.2 De positie van het slachtoffer binnen de wet van 5 maart 1998 betreffende

de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling ................................................... 100

1.3.2.1 Toelaatbaarheid tot de voorwaardelijke invrijheidstelling ................ 100

1.3.2.2 Tijdens de voorbereiding van het dossier.......................................... 101

1.3.2.3 Het horen van het slachtoffer op de zitting ....................................... 106

1.3.2.4 Het inlichten van het slachtoffer omtrent de beslissing .................... 107

1.3.2.5 Het slachtoffer tijdens de opvolging van de voorwaardelijke

invrijheidstelling ............................................................................................... 107

1.3.3 Evaluatie van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke

invrijheidstelling in het licht van de noden van de slachtoffers ............................ 109

Hoofdstuk 2 Wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de

veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het

raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten ..................................................................... 116

2.1 Inleiding ........................................................................................................ 116

2.2 Bespreking van de positie van het slachtoffer in de wet van 17 mei 2006 ... 117

2.2.1 Definitie van het begrip slachtoffer........................................................... 117

2.2.2 Wijze waarop slachtoffers geïnformeerd en gehoord kunnen worden...... 118

2.2.3 Rol van het slachtoffer bij toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten . 121

2.2.3.1 Door de minister toegekende strafuitvoeringsmodaliteiten .............. 121

A. Penitentiair verlof .................................................................................. 121

B. Uitgangsvergunning .............................................................................. 122

C. De onderbreking van de strafuitvoering ................................................ 122

2.2.3.2 Door de strafuitvoeringsrechtbank toe te kennen

strafuitvoeringsmodaliteiten .............................................................................. 122

A. De beperkte detentie en het elektronisch toezicht ................................. 123

B. De voorwaardelijke invrijheidstelling ................................................... 125

C. De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het

grondgebied of met het oog op overlevering ................................................ 126

D. Voorlopige invrijheidstelling om medische redenen ............................ 127

E. De vervanging van de door de strafrechter uitgesproken vrijheidstraf in

een werkstraf ................................................................................................. 127

Page 9: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

IX

IX

2.3 Evaluatie van de wet van 17 mei 2006 in het licht van de noden van het

slachtoffer .................................................................................................................. 128

Hoofdstuk 3 Bespreking van de relevante wetgeving inzake slachtofferzorg ........... 134

3.1 Inleiding ........................................................................................................ 134

3.2 Bespreking van de relevante wetgeving inzake politionele

slachtofferbejegening ................................................................................................ 134

3.2.1 Inleiding .................................................................................................... 134

3.2.2 Bespreking van de relevante bepalingen uit de wet van 5 augustus 1992 wet

op het politieambt .................................................................................................. 135

3.2.3 Ministeriële omzendbrief PLP10 inzake de organisatie en de

werkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen van een

minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking ................................. 136

3.2.4 Ministeriële omzendbrief GPI 19 van 6 mei 2002 betreffende de functie, de

bevoegdheden en de opdrachten van politieassistenten ........................................ 137

3.2.5 Omzendbrief GPI 58 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus ................................................ 138

3.2.6 Evaluatie .................................................................................................... 145

3.3 Bespreking van de relevante wetgeving inzake justitiële

slachtofferbejegening ................................................................................................ 148

3.3.1 Inleiding .................................................................................................... 148

3.3.2 Ministeriële richtlijn inzake het onthaal van slachtoffers op parketten en

rechtbanken van 15 september 1997 ..................................................................... 148

3.3.2.1 Inleiding ............................................................................................ 148

3.3.2.2 Bespreking van de inhoud van de ministeriële richtlijn inzake

slachtofferonthaal .............................................................................................. 149

3.3.3 Ministerieel besluit van 23 juni 1999 tot vaststelling van basisinstructies

voor justitiehuizen ................................................................................................. 151

3.3.3.1 Inleiding ............................................................................................ 151

3.3.3.2 Bespreking van het ministerieel besluit inzake basisinstructies voor

justitiehuizen ..................................................................................................... 151

A. Doelstellingen ....................................................................................... 151

B. Opdrachten ............................................................................................ 152

3.3.4 Evaluatie en besluit ................................................................................... 153

Page 10: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

X

X

3.4 Bespreking van de relevante wetgeving inzake slachtofferhulp ................... 155

3.4.1 Inleiding .................................................................................................... 155

3.4.2 Bespreking van de relevante wetgeving .................................................... 155

3.4.2.1 Het decreet van 19 december 1997 betreffende Algemeen

welzijnswerk ..................................................................................................... 155

3.4.2.2 Het sectorprotocol met betrekking tot de bijkomende taak “hulp- en

dienstverlening aan slachtoffers van misdrijven” ............................................. 158

3.4.3 Evaluatie en besluit ................................................................................... 159

3.5 Samenwerkingsakkoord van 7 april 1998 tussen Federale staat en Vlaamse

Gemeenschap inzake slachtofferzorg ........................................................................ 161

3.5.1 Inleiding .................................................................................................... 161

3.5.2 Bespreking van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale staat en de

Vlaamse Gemeenschap ......................................................................................... 162

3.5.3 Evaluatie .................................................................................................... 170

Hoofdstuk 4 Bespreking van de relevante wetgeving inzake herstelbemiddeling ..... 173

4.1.1 Inleiding .................................................................................................... 173

4.1.2 Bespreking van de wet van 22 juni 2005 tot invoering van de bemiddeling

in de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering en in het wetboek van

strafvordering ........................................................................................................ 173

4.1.3 Evaluatie en besluit ................................................................................... 174

Algemeen Besluit……………………………………………………………………..176

Bibliografie……………………………………………………………………………178

Page 11: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

1

Algemene inleiding Dit werkstuk handelt over de rol van het slachtoffer in de strafuitvoering en tracht

enerzijds de spelers en anderzijds de spelregels weer te geven.

Het is de bedoeling dat de lezer na het lezen van deze masterproef weet welke

juridische bescherming er bestaat voor het slachtoffer, welke initiatieven er bestaan ten

behoeve van het slachtoffer, hoe ze dit in praktijk concreet aanpakken en wat er nog

voor verbeteringen vatbaar is.

Een eerste deel handelt over de spelers en vangt aan met een situering van het

slachtoffer in tijd en ruimte. De situering van het slachtoffer in de tijd wordt

weergegeven via een historisch overzicht waarin wordt nagegaan hoe de rol van het

slachtoffer doorheen de tijd is geëvolueerd. De situering van het slachtoffer in de

ruimte wordt bekomen via het bespreken van een aantal internationale initiatieven die

genomen werden ten behoeve van het slachtoffer.

Daarna worden in een drietal hoofdstukken de belangrijkste instanties aan de lezer

geïntroduceerd. Een eerste belangrijke instantie die hier aan bod komt, is het Nationaal

Forum voor Slachtofferbeleid, een stuwende kracht achter vele genomen wetgevende

initiatieven. Vervolgens worden de begrippen inzake slachtofferzorg alsook de

relevante actoren, duidelijk geschetst en ten slotte wordt ook het begrip

herstelbemiddeling uitgelegd. Dit eerste deel heeft vooral tot doel de lezer vertrouwd te

maken met de verschillende begrippen, de verschillende instanties en de verschillende

actoren die in de praktijk bestaan, zodat de lezer, wanneer hij het tweede deel van

deze masterproef leest, weet wat de verschillende termen concreet inhouden.

In een tweede deel bekijken we de bestaande initiatieven vanuit een juridisch oogpunt

en vertrekken we telkens vanuit relevante wetgeving. Dit tweede deel heeft tot doel de

relevante wetgeving met betrekking tot de initiatieven die genomen werden ten

behoeve van het slachtoffer op een bondige manier weer te geven en ze daarna te

evalueren. Deze evaluatie houdt in de eerste plaats in dat er onderzocht wordt in

hoeverre deze wetgeving in de praktijk correct werd omgezet en in hoeverre ze wordt

nageleefd. Daarnaast heeft deze evaluatie ook tot doel de pijnpunten bloot te leggen,

waar zitten er lacunes in de wet of waar kan het beter worden geformuleerd?

Page 12: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

2

Deel 1 : Situering van de positie van het slachtoffer in

de strafuitvoering in tijd en ruimte

Inleiding

In dit eerste deel wordt getracht de positie van het slachtoffer te situeren in tijd en

ruimte. Een eerste hoofdstuk bevat een overzicht van de rol die het slachtoffer

ingenomen heeft in de strafuitvoering doorheen de geschiedenis, zo wordt getracht de

positie van het slachtoffer te situeren in de tijd. Een tweede hoofdstuk omvat de

belangrijkste initiatieven die genomen werden ten behoeve van het slachtoffer op

internationaal vlak, zodat de positie van het slachtoffer ook gesitueerd kan worden in

de ruimte.

Een tweede doelstelling van dit eerste deel is het introduceren van de spelers aan de

lezer. Hiermee wordt bedoeld dat in een eerste deel de lezer ook kennis maakt met de

verschillende actoren en verschillende instanties die bestaan, en die een rol vervullen

naar het slachtoffer toe. Eerst komt het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid aan

bod, een instantie die ijvert om de problematiek rond het slachtoffer op de agenda te

krijgen en te houden. Daarna wordt ingegaan op het bestaan van slachtofferzorg, de

verschillende luiken en hun actoren alsook hun doelstellingen worden hier kort

besproken. Een laatste hoofdstuk binnen het eerste deel handelt over

herstelbemiddeling, ook hier wordt kort besproken wat herstelbemiddeling juist is en bij

wie slachtoffer hiervoor terecht kan.

Page 13: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

3

Hoofdstuk 1 Historisch overzicht

1.1 De Middeleeuwen en het Ancien Régime

In de vroege Middeleeuwen kende men geen strafrecht zoals wij het nu kennen, maar

werd een voorloper van ons huidig strafrecht gehanteerd, het zogenaamde “Talio-

recht”1. Dit Talio-recht is gebaseerd op het principe “oog om oog, tand om tand” en

wordt beschouwd als één van de eerste beginselen van het strafrecht in zijn huidige

vorm, omdat het een einde stelt aan de vicieuze cirkel van wraak en weerwraak.2

Het doel van het Talio-recht was het beëindigen van de eindeloze gewelddadige vetes

tussen families, waaraan vaak maar een einde kwam wanneer één van beide families

volledig was uitgemoord, door de conflictsituatie tussen dader en slachtoffer op te

lossen.3 In principe wil men vergelding van het aangerichte kwaad, maar in

ondergeschikte orde streeft men ook naar een verzoening tussen de dader (en diens

familie) en het slachtoffer (en diens familie).4 Dit principe werd door de overheid

geïntroduceerd, maar verder was er geen inmenging van de overheid, elk was zijn

eigen rechter en reageerde volgens het talio-principe wanneer hem onrecht werd

aangedaan.5

We zien hier dus een systeem waar dader en slachtoffer op gelijke voet staan, er was

in het strafrecht dus wel degelijk een rol weggelegd voor het slachtoffer, hij moest

immers zelf zorgen voor vergelding op de manier die hij zelf het meest geschikt achtte.

In de dertiende eeuw zien we echter dat de feodale vorsten, te vergelijken met “de

overheid”, meer bemiddelend gaan optreden als reactie op het escalerende geweld. Er

kwam onder meer een verbod op private wraakacties en enkel de dader, niet langer

diens familie, mag aansprakelijk worden gesteld voor zijn gedragingen6.

1 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen-

Apeldoorn, Maklu, 2006, 6. 2 L. VANDAM , “De strafrechtsbedeling: een historisch samenspel tussen dader, slachtoffer en

maatschappij”, Antenne, 2008, (8) 8-13. 3 Ibid. 4 C. VAN DEN WYNGAERT, o.c., 6. 5 L. VANDAM , o.c., (8) 8-13. 6 C. VAN DEN WYNGAERT, o.c., 7.

Page 14: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

4

Met hun tussenkomst wilden de feodale vorsten vrede herstellen tussen slachtoffer en

dader, dit werd bereikt door het bemiddelen bij het tot stand komen van een

overeenkomst tussen slachtoffer en dader ter afkoping van de wraak. De dader

betaalde een som geld, waarvan een deel naar het slachtoffer (te vergelijken met de

schadevergoeding die we vandaag de dag kennen) en een deel naar de vorst ging (de

voorloper van de geldboete).7

Slachtoffer en dader staan niet langer op gelijke voet en we zien een evolutie waarbij

misdrijven worden gezien als een persoonlijke aanslag van de dader tegen God en

later in het Ancien Régime tegen de monarch, als Gods wereldlijke plaatsbekleder.8

In het Ancien Régime staat het strafrechtelijk systeem vooral in functie van de macht

van de koning. De koning had de absolute macht, hij was de centrale figuur en daarom

werden alle misdrijven gezien als persoonlijke misdrijven tegen de monarch9.

De straffen moesten wreed zijn om zo te laten zien hoe machtig de koning was en wat

er gebeurde wanneer men een misdrijf beging.10 De uitvoering van de straffen

gebeurde publiekelijk, in aanwezigheid van de burgers om zo de absolute macht te

bevestigen.

De aandacht voor het slachtoffer, die in het Talio-recht toch impliciet aanwezig was,

verdwijnt in het Ancien Régime. Vergelding van het misdrijf tegenover de monarch

komt centraal te staan, het slachtoffer verdwijnt hier naar de achtergrond.

1.2 De Verlichting en het klassieke strafrechtsdenk en

Eind achttiende eeuw komt het strafrechtsdenken van het Ancien Régime sterk onder

druk te staan, de macht van de koning brokkelt steeds verder af en we evolueren naar

een industriële maatschappij, waar de burgerij aan de macht komt.

7 C. VAN DEN WYNGAERT, o.c., 7. 8 L. VANDAM , o.c., (8) 8-13. 9 Ibid. 10 L. VANDAM , o.c., (9) 8-13.

Page 15: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

5

In het Ancien Régime stond het strafrecht in dienst van de monarch en werd het

gebruikt voor het sanctioneren van overtreders van regelgeving, nu de burgerij aan de

macht komt, gaan zij het strafrecht gebruiken om de macht van de overheid af te

remmen.11

De burger wordt beschermd tegen de overheid omdat de burger nu precies weet welke

straf op welk misdrijf staat. Het strafrecht wordt gekenmerkt door drie belangrijke

principes: subsidiariteit, proportionaliteit en legaliteit.12

De Verlichte denkers hebben bijgedragen tot het klassiek strafrechtsdenken dat het

begin van de negentiende eeuw karakteriseert. Deze strekking gaat ervan uit dat de

dader een rationele persoon is, die ervoor kiest om een misdrijf te plegen13. Het

schuldbegrip staat centraal: wie een daad stelt, moet bestraft worden ongeacht zijn

motieven. De klassieke leer gaat uit van gelijkheid tussen alle burgers en als iedereen

gelijk is, dan kan iedereen ook gelijk bestraft worden en kan er gewerkt worden met

vaste straffen.

Het strafrecht had twee belangrijke functies, de eerste functie is vergelding voor de

aangerichte schade en de tweede functie is preventie. Eerst en vooral is er de

algemene preventie: omdat een mens een vrije wil heeft, kan hij zelf beslissen om al

dan niet over te gaan tot het plegen van een misdrijf. Als hij weet dat er een

strafsanctie zal volgen, zal een rationeel persoon automatisch minder geneigd zijn om

over te gaan tot het stellen van een misdrijf14. Daarnaast is er ook de bijzondere

preventie: door te straf te ondergaan zal de dader leren om in het vervolg niet

nogmaals dezelfde fout te maken.15 Het is dan ook begrijpelijk waarom ze kozen voor

afschrikwekkend hoge straffen, namelijk om ervoor te zorgen dat de rationele mens

niet overging tot het plegen van het misdrijf.16

11 L. VANDAM , o.c., (9) 8-13. 12 Ibid. 13 Ibid. 14 C. VAN DEN WYNGAERT, o.c.,24. 15 Ibid. 16 L. VANDAM , o.c., (9) 8-13.

Page 16: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

6

Het eerste Belgische strafwetboek, daterend van 1867 is volledig doordrenkt van deze

klassieke denkrichting, de toen opkomende ideeën op het gebied van

strafrechtsdenken (het positivisme en sociaal verweer) zijn aan de makers van het

strafwetboek volledig voorbij gegaan.17

Volgens dit klassieke strafrechtsdenken is het slachtoffer slechts een passief element

in het hele gebeuren. De strafuitvoering is iets mechanisch, de straffen worden

opgelegd volgens de strafwet en worden volledig uitgevoerd. Het slachtoffer verdwijnt

in de schaduw van het misdrijf, alle aandacht is scherp gericht op de dader.

De overheid reageert op de dader en doet dit in naam van de hele maatschappij, dus

ook in naam van het slachtoffer. Voor het slachtoffer is er in het klassieke

strafrechtsdenken geen noemenswaardige rol weggelegd.18

1.3 Het positivisme

Het positivisme maakt zijn opgang in de tweede helft van de negentiende eeuw en gaat

de leer van het klassieke strafrechtsdenken sterk in vraag stellen. Men gaat niet langer

uit van de puur juridische benadering die werd gehanteerd in de klassieke leer, maar

men gaat de nadruk leggen op empirische gegevens.19 Een misdrijf is niet langer een

louter abstract gegeven maar wordt gezien als een feit dat door een reeks factoren van

verschillende oorsprong wordt veroorzaakt.20

De mens is gedetermineerd door factoren onafhankelijk van zijn wil, hij kiest er niet

voor om een misdrijf te plegen maar hij is gedetermineerd tot delinquentie.21

Delinquentie is afhankelijk van een groot aantal factoren zoals biologische factoren,

genetische oorzaken maar ook klimaat, leeftijd, geslacht of burgerlijke stand.22

17 C. VAN DEN WYNGAERT, o.c.,13. 18 L. VANDAM , o.c., (10) 8-13. 19 C. VAN DEN WYNGAERT, o.c., 25. 20 Ibid. 21 P. HEBBERECHT,”Over de aandacht van het slachtoffer in de criminologie. Van een progressieve

emancipatorische bezorgdheid tot een neoliberale actuariële bekommernis” in Universiteit Gent faculteit

Rechtsgeleerdheid Vakgroep Strafrecht en criminologie (ed.), Update in de criminologie: het slachtoffer

van criminaliteit tussen perceptie en realiteit, Mechelen, Kluwer, 2006, (5) 1-17. 22 C. VAN DEN WYNGAERT, o.c., 25.

Page 17: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

7

De bestraffing wordt niet langer gesteund op schuld maar op het gevaar dat de

betrokkene voor de maatschappij betekent. De bescherming van de maatschappij komt

op de voorgrond te staan, straffen worden niet op voorhand vastgelegd maar moeten

bepaald worden naargelang het concrete strafdossier.23

Ook hier ligt de aandacht nog sterk op de dader en hoe gevaarlijk de dader is voor de

maatschappij. Men wil de maatschappij beschermen, maar spreekt nergens over het

slachtoffer als individu. Het slachtoffer wordt natuurlijk ook beschermd wanneer men

de maatschappij beschermt tegen de dader, maar van concrete aandacht voor het

slachtoffer kan nog niet gesproken worden.

1.4 Het sociaal verweer

Eind negentiende eeuw werd het Internationales Kriminalistisches Verein (I.K.V.)

opgericht door onder andere de Belgische hoogleraar Adolphe Prins, deze vereniging

streefde de verwetenschappelijking van het strafrecht na. Prins is de grondlegger van

het sociaal verweer in België en pleitte voor een synthese tussen het positivisme en de

abstracte wilsvrijheid van de klassieke school.

Dit leidt tot een dualiteit in het strafrecht waar een onderscheid wordt gemaakt tussen

twee groepen delinquenten.24 De eerste groep van misdadigers zijn zij met een vrije

wil, waarvoor men terug grijpt naar de klassieke principes. De tweede groep van

misdadigers zijn de abnormalen, de gedetermineerde daders die niet uit vrije wil

handelen, de maatschappij moet, geheel in de lijn van het positivisme, tegen hen

beschermd worden.25

Binnen deze context moet ook het ontstaan van de wet op de voorwaardelijke

veroordeling en de voorwaardelijke invrijheidstelling (de zogenaamde wet Lejeune) van

1888 gesitueerd worden, evenals de wet uit 1930 ter bescherming van de

maatschappij.26 Voor het slachtoffer heeft men echter nog steeds bitter weinig

aandacht.

23 C. VAN DEN WYNGAERT, o.c., 25. 24 L. VANDAM , o.c., (10) 8-13. 25 Ibid. 26 L. VANDAM , o.c., (10) 8-13.

Page 18: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

8

1.4.1 De wet van 31 mei 1888 inzake de voorwaardelijke veroordeling en

voorwaardelijke invrijheidstelling

Hoewel we reeds hebben gezegd dat ons strafwetboek sterk beïnvloed is geweest

door het klassiek strafrechtsdenken, stellen we vast dat reeds in 1831, dus nog voor

het ontstaan van ons strafwetboek en de wet Lejeune, er in ons Belgisch

strafrechtsysteem al een vorm van voorwaardelijke invrijheidstelling toegepast werd, de

voorwaardelijke genade.27

In het regentbesluit van 13 juli 1831 werd bepaald dat goed gedrag aanleiding kon

geven tot strafvermindering, maar dat deze strafvermindering altijd onder voorwaarden

moest worden toegekend, zodat wanneer de voorwaarde van goed gedrag niet meer

werd nageleefd, de invrijheidstelling kon worden ingetrokken.28

Niet iedereen kwam hiervoor in aanmerking, alleen gedetineerden die minsten 1/3 van

hun straf hadden ondergaan (of 7 jaar opsluiting voor levenslang veroordeelden)

konden voor deze voorwaardelijke genade in aanmerking komen.29

Pas met de wet van 31 mei 1888 kwam er een wet op de voorwaardelijke

invrijheidstelling, wat in vergelijking met andere Europese landen vrij laat was. De

voorwaardelijke invrijheidstelling, beter gekend als de wet Lejeune, werd ingevoerd om

de strafuitvoering te individualiseren.

Volgens Lejeune bood de door de rechter opgelegde gevangenisstraf de penitentiaire

administratie te weinig mogelijkheden om de gedetineerden moreel te beïnvloeden30.

Na de detentieperiode was er geen wettelijke basis om invrijheidgestelden te

controleren, hij wilde vooral een meer geleidelijke overgang tussen detentie en de

onvoorwaardelijke invrijheidstelling om zo het risico op recidive beter te kunnen

beheersen.31

27 E. . MAES, “De voorwaardelijke invrijheidstelling in België, wetgeving, beleid en praktijk”, Paper

Congres NVK, 2004, 1. (maes_2004_de _voorwaardelijke_invrijheidstelling_in_belgië[1].pdf) 28 Ibid. 29 Ibid. 30 R. BAS EN R. VAN DE VOORDE,”De nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling: nieuw en dus

beter?”, de orde van de dag, 1998 afl. 4, 5. 31 Ibid.

Page 19: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

9

De wet was een product van haar tijd, sterk beïnvloed door de theorie van het sociaal

verweer en werd dan ook gekenmerkt door het idee dat de overheid controlerend

moest optreden om zo de “gevaarlijke” klasse onder controle te houden32.

Wanneer blijkt dat het gevaar geweken is, moest het mogelijk zijn op de veroordeelden

voorwaardelijk vrij te laten. Discipline, controle en individualisatie van de strafuitvoering

stonden centraal.33

1.5 Het nieuw sociaal verweer

Het oud sociaal verweer heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog geleid tot

weerzinwekkende misbruiken van het positivistische concept. Wie afwijkende ideeën

had, werd bestempeld als gevaarlijk voor de maatschappij, individuele vrijheden

werden ernstig aangetast onder het mom van bescherming van de maatschappij tegen

deze zogenaamd gevaarlijke individuen.34

Als gevolg van de excessen waartoe het positivisme en het oud sociaal verweer

aanleiding hadden gegeven, werd een nieuw sociaal verweer ontwikkeld. Het nieuw

sociaal verweer blijft het strafrecht hanteren om de maatschappij te beschermen tegen

gevaarlijk gedrag, maar tegelijk introduceert het nieuw sociaal verweer het principe van

respect voor grondrechten.35

Het legaliteitsbeginsel wordt een fundament in het nieuw sociaal verweer en er is veel

aandacht voor resocialisatie.36 Men gelooft in de maakbaarheid van de samenleving, er

wordt een positieve invulling gegeven aan de bestraffing, ze is gericht op verbetering

en opheffing van de oorzaken van het delinquent gedrag, in dit kader worden ook

steeds meer hulpverleners ingeschakeld in het proces.37

32 E. MAES, o.c., 1. (maes_2004_de _voorwaardelijke_invrijheidstelling_in_belgië[1].pdf) 33 Ibid. 34 L. VANDAM , o.c., (10) 8-13. 35 C. VAN DEN WYNGAERT, o.c., 29. 36 L. VANDAM , o.c., (11) 8-13. 37 Ibid.

Page 20: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

10

Na de Tweede Wereldoorlog komt het slachtoffer meer en meer op de voorgrond te

staan. De positie van het slachtoffer wordt een onderzoeksthema binnen de

criminologische wetenschap, men bekijkt het slachtoffer niet langer als een passief

element, maar men gaat het slachtoffer bekijken als een actief element dat een rol

speelt in het hele gebeuren.38

Initieel bekeek men het slachtoffer nog als een potentiële medeschuldige van

criminaliteit, maar deze visie schoof naar de achtergrond en maakte plaats voor

wetenschappelijk onderzoek met als doel het ontwikkelen van adequate vormen van

slachtofferhulp. Deze aandacht voor het slachtoffer blijft echter voornamelijk beperkt tot

wetenschappelijke aandacht39. De overheid zoekt niet naar een mogelijke oplossing

voor het conflict tussen dader en slachtoffer, van enige vorm van institutionalisering

van het slachtoffer binnen het strafrecht is geen sprake. Het slachtoffer blijft in de

praktijk zijn passieve rol behouden en kan enkel materiële genoegdoening krijgen via

een burgerlijke partijstelling. Met de emoties van het slachtoffer wordt geen rekening

gehouden, met het gevaar voor secundaire victimisatie tot gevolg. 40

1.6 Recentste ontwikkelingen

Vanaf de jaren ’70 gaat de economie achteruit, met als gevolg dat er kritiek komt op de

overheid en op het geloof in de maakbaarheid van de samenleving. Men gelooft niet

langer in de onbeperkte mogelijkheden tot resocialisatie van delinquenten en er

ontstaan verschillende strekkingen als reactie op dit nieuw sociaal verweer.41

Een eerste strekking is het neorealisme dat terug keert naar het klassieke

strafrechtsdenken, waarbij strafrecht dient als middel om vergelding en afschrikking te

bekomen.42 Een tweede, zij het zeer radicale strekking, is het abolitionisme dat pleit

voor een volledige afschaffing van het strafrecht omdat het geen problemen oplost

doch alleen maar additionele problemen creëert.43

38 Ibid. 39 L. VANDAM , o.c., (11) 8-13. 40 Ibid. 41 Ibid. 42 Ibid. 43 Ibid.

Page 21: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

11

Een derde strekking is het justice-model dat uiteen valt in twee subcategorieën. Eerst

is er de progressieve strekking, de zogenaamde due process-strekking, die het gebrek

aan procedurele waarborgen aanklaagt en pleit voor het vastleggen van een aantal

fundamentele waarborgen voor dader en slachtoffer. Daarnaast is er ook de

conservatieve strekking, het zogenaamde nothing works, dat pleit voor een

repenalisering.44

De strekking die echter het meeste invloed zal hebben op de institutionalisering van het

slachtoffer is het restorative-justice model, gekend als het herstelrechtmodel. Binnen

deze strekking wordt criminaliteit beschouwd als een misdrijf tegen het slachtoffer en

moet de nadruk gelegd worden op vergoeden van het slachtoffer en het oplossen van

het conflict.45 Ook binnen dit model is resocialisatie belangrijk, maar wanneer men

daders opnieuw gaat integreren in de maatschappij moet men rekening houden met de

noden van de slachtoffers. 46

De theorie van herstelbemiddelingsrecht komt overgewaaid vanuit de Verenigde Staten

en vanaf begin jaren ’90 wordt ook het Belgisch strafrecht beïnvloed door deze

herstelgerichte principes.47

Een aantal belangrijke voorbeelden hiervan zijn de wetgeving inzake bemiddeling in

strafzaken, de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling van 5 maart 1998, de

oprichting van de dienst slachtofferonthaal binnen parket en rechtbank en ook de rol

die wordt weggelegd voor de politieambtenaar op het gebied van

slachtofferbejegening. Daarnaast werd er in 1994 het Nationaal Forum voor

Slachtofferbeleid opgericht en werd er in 1999 een samenwerkingsakkoord

goedgekeurd inzake slachtofferzorg tussen de federale staat en de Vlaamse

gemeenschap. Ook was er aandacht voor het slachtoffer in het federaal veiligheid- en

detentieplan van 2000 en kwam er in 2006 een wet betreffende de externe

rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer

toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.

Deze initiatieven worden hierna nog uitgebreid besproken maar belangrijk om te

onthouden is dat dit alles kadert binnen de theorie van het herstelrecht.

44 L. VANDAM , o.c., (11) 8-13. 45 Ibid. 46 Ibid. 47 L. VANDAM , o.c., (12) 8-13.

Page 22: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

12

1.7 Besluit

Wanneer we de rol van het slachtoffer bekijken vanuit een historisch oogpunt, zien we

dat het slachtoffer niet altijd werd genegeerd. Integendeel, in de vroege Middeleeuwen

werd een misdrijf opgelost tussen dader en slachtoffer via het Talio-principe, daar

speelde het slachtoffer een cruciale rol bij de oplossing van het conflict. Vanaf de

dertiende eeuw en nog meer in het Ancien Régime zien we echter dat het slachtoffer

volledig naar de achtergrond verdwijnt.

Een misdrijf wordt gezien als een aanval tegen God of diens wereldlijke plaatsbekleder

en het slachtoffer fungeerde hoogstens als getuige van het misdrijf of als diegene die

het misdrijf onder de aandacht van de overheid bracht. Ook tijdens de Verlichting blijft

het slachtoffer vastzitten in zijn figurantenrol, de overheid reageert op het misdrijf in

naam van de hele maatschappij zonder daarbij aandacht te besteden aan het

slachtoffer als individu. Dit blijft eveneens het geval onder het positivisme en het

sociaal verweer.

Pas na de Tweede Wereldoorlog is de aandacht voor het slachtoffer opnieuw sterk

toegenomen, eerst op academisch niveau en later ook binnen het strafrecht. Voor wat

België betreft, is het wachten tot de jaren ’90 vooraleer de invloed van het

herstelrechtsdenken te voelen is binnen ons strafrecht. Een opmerkelijke evolutie is dat

vroeger het misdrijf werd gezien als een zaak tussen dader en maatschappij zonder al

te veel aandacht voor het slachtoffer. Nu ziet men het misdrijf echter als een zaak

tussen dader en slachtoffer, zodat de aandacht voor de invloed van misdrijven op de

maatschappij in zijn geheel achteruit aan het gaan is.

De vraag die natuurlijk rijst in deze context is de vraag of we in de driehoeksverhouding

tussen dader, slachtoffer en maatschappij niet teveel aandacht besteden aan het

slachtoffer ten nadele van de andere actoren.

De institutionalisering van het slachtoffer binnen de criminologie en binnen het

strafrecht is een fenomeen van de laatste decennia, de meningen over deze evolutie

zijn echter verdeeld. Volgens bepaalde auteurs moet het slachtoffer een volwaardige

actor worden binnen het strafrecht en om dit te kunnen bereiken is een volledige

hervorming van het strafrecht dan ook aan de orde. Andere auteurs echter vinden het

niet langer houdbaar om aan het slachtoffer zoveel aandacht te besteden.

Page 23: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

13

De verregaande aandacht voor het slachtoffer leidt immers tot vertraging van de

strafrechtelijke procedures, wat het onmogelijk maakt voor de overheid om op een

adequate manier te reageren op belangrijke criminaliteitsvormen en kan bovendien te

hoge verwachtingen creëren bij het slachtoffer, die niet kunnen worden ingelost.48

Het wordt afwachten naar welke kant de klepel in de toekomst zal doorslaan.

48 T. VAN DER BEKEN EN A. BALCAEN,”Het slachtoffer en de strafrechtsbedeling: berekende flirt of ware

liefde?” in Universiteit Gent faculteit Rechtsgeleerdheid Vakgroep Strafrecht en criminologie (ed.),

Update in de criminologie: het slachtoffer van criminaliteit tussen perceptie en realiteit, Mechelen,

Kluwer, 2006, (82) 81-94.

Page 24: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

14

Hoofdstuk 2 Initiatieven op supranationaal vlak

2.1 Inleiding

Onder invloed van de restorative-justice strekking is ook de aandacht voor het

slachtoffer op supranationaal vlak toegenomen, wat zich gemanifesteerd heeft in

verschillende initiatieven uitgaande van verscheidene instanties. Vanaf midden jaren

tachtig zien we dat het slachtoffer steeds vaker het onderwerp wordt van resoluties,

verklaringen of aanbevelingen. Niet alle initiatieven waar aan het slachtoffer enigszins

aandacht wordt besteed, worden besproken. Dit werkstuk beperkt zich tot de meest

relevante initiatieven uitgaande van verschillende supranationale organen.

Vele van de initiatieven beperken zich niet louter tot de strafuitvoering of betrekken de

fase van de strafuitvoering slechts onrechtstreeks, de fase van de strafuitvoering komt

in sommige initiatieven zelfs niet aan bod, maar bepaalde van deze initiatieven worden

hier toch besproken omdat ze duidelijk de evolutie weergeven van hoe op

supranationaal vlak wordt nagedacht over het slachtoffer.

2.2 Verklaring van de Verenigde Naties over de basi srechten van

slachtoffers van misdrijven en machtsmisbruik

2.2.1 Inleiding

De verklaring van de Verenigde Naties betreffende de basisrechten van slachtoffers

van misdrijven en machtsmisbruik is gebaseerd op art. 13 van het Handvest van de

Verenigde Naties en werd aangenomen in een resolutie door de Algemene

Vergadering van de VN op 29 november 198549.

Deze resolutie was voor verschillende actoren een belangrijke aanzet voor een

reflectie over de verantwoordelijkheden van de beleidsmakers ten aanzien van de

slachtoffers50.

49 Resolutie 40/34 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (29 november 1985), UN doc.

A/RES/40/34 (1985), www.un.org/documents/ga/res/40/a40r034.htm (consultatie 6 oktober 2009) en

F. F. LANGEMEIJER, Het slachtoffer en het strafproces, Kluwer, 2004, 8. 50 B. VAN DER DUSSEN-DE KESTERGAT, Politionele slachtofferbejegening in het kader van een nieuwe

politiestructuur, onuitg. licentiescriptie Criminologische Wetenschappen, K.U. Leuven, 2005-06,

www.ethesis.net.

Page 25: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

15

De verklaring werd in bijlage toegevoegd aan deze resolutie (nr. 40/34), wat concreet

betekent dat de verklaring binnen de verschillende landen niet juridisch afdwingbaar is.

Het gaat om een zogenaamde princiepsverklaring, wat inhoudt dat de verklaring geen

bindende kracht heeft, maar eerder als richtlijn moet dienen. Toch toont dit aan dat op

supranationaal vlak er aandacht komt voor het slachtoffer en dat men gaat nadenken

over de positie die het slachtoffer binnen het strafrecht zou moeten gaan innemen. De

verklaring formuleert een aantal aanbevelingen op het vlak van de wettelijke positie

van het slachtoffer, de schadevergoeding voor het slachtoffer en slachtofferzorg in het

algemeen51.

2.2.2 Bespreking van de resolutie nr. 40/43

In de resolutie stelt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties dat de rechten

van slachtoffers onvoldoende op een adequate wijze worden erkend en om hieraan

tegemoet te komen worden in de resolutie negen doelstellingen vooropgesteld, die

moeten bijdragen aan de erkenning van de basisrechten van slachtoffers van

misdrijven en machtsmisbruik52.

In de resolutie bevestigt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties dat het

noodzakelijk is om zowel nationale als internationale maatregelen te nemen om een

universele en effectieve erkenning van de rechten van slachtoffers van misdrijven te

verzekeren. Het is bovendien belangrijk dat deze rechten worden gerespecteerd.

Daarnaast benadrukt de Algemene Vergadering dat het eveneens van belang is om

vooruitgang bij de lidstaten aan te moedigen op het gebied van het voorkomen van

victimisering zonder dat evenwel de rechten van verdachten of daders hierdoor in het

gedrang mogen komen.

Het belangrijkste punt in de resolutie is het aannemen van “Verklaring van de

basisrechten van slachtoffers van misdrijven en machtsmisbruik”, die in bijlage bij de

resolutie werd toegevoegd.

51 I. AERTSEN, S. CHRISTIAENSENS, L. HOUGARDY, EN D. MARTIN, Vademecum politionele

slachtofferbejegening, Gent, Academia Press, 2002,181. 52 Resolutie 40/34 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (29 november 1985), UN doc.

A/RES/40/34 (1985), www.un.org/documents/ga/res/40/a40r034.htm (consultatie 6 oktober 2009).

Page 26: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

16

Deze verklaring strekt ertoe de verschillende staten te helpen in hun pogingen om te

komen tot een passende rechtspositie voor slachtoffers.

Daarnaast roept de Algemene Vergadering de lidstaten op om de nodige stappen te

nemen, zodat de maatregelen die in de Verklaring werden opgenomen met het oog op

het verminderen van victimisering enig effect zouden hebben.

De stappen die de lidstaten zouden kunnen nemen worden vervolgens opgesomd. Het

gaat onder meer om het implementeren van preventiestrategieën om zo victimisering

te verminderen en hulp aan slachtoffers aan te moedigen, het promoten van publieke

participatie in de preventie van misdrijven en het regelmatig evalueren van de

bestaande wetgeving en praktijken om zo snel tegemoet te kunnen komen aan

gewijzigde omstandigheden. Daarnaast wordt ook nog gewezen op de mogelijkheid om

de opsporings-, vervolgings- en veroordelingsmechanismen te verbeteren en de

mogelijkheid om samen te werken met andere staten.

Ook raadt de Algemene Vergadering aan dat zowel op internationaal als op nationaal

niveau maatregelen zouden worden genomen zodat opleidingen zouden kunnen

worden ontworpen om mogelijke misbruiken te beperken, alsook maatregelen om

onderzoek te kunnen bekostigen met betrekking tot het verminderen van victimisering

en het helpen van slachtoffers alsook om de uitwisseling van informatie met betrekking

tot de meest effectieve middelen te bekomen. Daarnaast moeten ook maatregelen

worden genomen zodat het mogelijk wordt om onmiddellijk hulp te bieden aan lidstaten

die victimisering trachten te beperken en moeten er andere middelen ontwikkeld

worden om slachtoffers te helpen in landen waar de nationale staat onvoldoende acties

neemt tegen victimisering.

Eveneens wordt voorgesteld dat de lidstaten periodiek zouden worden uitgenodigd

door de Secretaris-generaal om te rapporteren over de implementatie van de

Verklaring alsook over de maatregelen die ze nemen om de implementatie te

bewerkstelligen.

Bovendien moedigt men de Secretaris-generaal aan om gebruik te maken van alle

mogelijkheden die binnen de organen van de Verenigde Naties bestaan om de

lidstaten te helpen wanneer het nodig is met het verbeteren van de maatregelen die

genomen kunnen worden om de slachtoffers te helpen, zowel op nationaal niveau als

op niveau van internationale samenwerking.

Page 27: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

17

Daarnaast wordt ook aan de Secretaris-generaal gevraagd om de doelstellingen zoals

vooropgesteld in de Verklaring te promoten om zo een zo wijd mogelijke uitzaaiing van

de basisrechten te verzekeren.

Als laatste spoort de Algemene Vergadering ten slotte de gespecialiseerde organen

binnen de Verenigde Naties, het publiek en andere relevante organisaties aan om mee

te werken aan de implementatie van de maatregelen die vervat zijn in de Verklaring.

2.2.3 Bespreking van de verklaring van de basisrechten van slachtoffers van

misdrijven en machtsmisbruik

Zoals eerder gesteld is deze verklaring toegevoegd aan de resolutie als bijlage en richt

ze zich tot twee doelgroepen, slachtoffers in het algemeen en slachtoffers van

machtsmisbruik. In het kader van deze masterproef volstaat het echter ons te beperken

tot de eerste doelgroep.

De Verklaring beoogt eerst en vooral een definitie van het woord “slachtoffers”te

geven. Slachtoffers zijn personen die, individueel of collectief, schade hebben geleden,

daarin begrepen fysieke of mentale letsels, maar ook emotioneel leed, economische

schade of substantiële schending van hun fundamentele rechten door daden of

verzuimen in strijd met het strafrecht van de betrokken lidstaat.53

Om beschouwd te worden als een slachtoffer is het onbelangrijk of de dader

geïdentificeerd, vervolgd of veroordeeld werd noch is het belangrijk of er tussen dader

en slachtoffer een familieverband bestaat.54

Ook de nabestaanden van het eigenlijke slachtoffer en personen die schade hebben

geleden bij het tussenkomen om het slachtoffer te helpen of verdere victimisering te

voorkomen, kunnen naargelang de concrete omstandigheden als slachtoffer worden

beschouwd55.

De basisrechten die in de Verklaring werden opgenomen moeten zonder discriminatie

toepasbaar zijn op iedereen die onder de definitie van slachtoffer valt, ongeacht ras,

geslacht, leeftijd, religie, nationaliteit, …

53 G. VERMEULEN, Aspecten van Europees formeel strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2002, 413. 54 Ibid. , 413. 55 I. AERTSEN et al., o.c.,181.

Page 28: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

18

Vervolgens gaat de verklaring verder met bepalingen omtrent de toegang tot de rechter

en bepalingen omtrent een eerlijke, respectabele en waardige behandeling van de

slachtoffers.56

Eerst en vooral moet het duidelijk zijn dat aan slachtoffers de toegang tot de rechter

niet mag worden ontzegd en dat slachtoffers bovendien recht hebben om

schadevergoeding te vorderen voor het leed dat hen werd aangedaan, overeenkomstig

de nationale procedures.

Daarnaast moet de toegankelijkheid tot de gerechtelijke en administratieve procedures

vergemakkelijkt worden en beter worden afgestemd op de behoeften van de

slachtoffers. Dit kan onder andere bekomen worden door het informeren van de

slachtoffers, het aan bod laten komen van de mening en bekommernissen van

slachtoffers op gepaste tijdstippen doorheen de procedure, verlenen van aangepaste

bijstand aan de slachtoffers, het nemen van maatregelen om de ongemakken die

slachtoffers ervaren te verlichten, het vermijden van onnodige vertraging en het

aanwenden van informele mechanismes zoals bemiddeling of arbitrage bij het

oplossen van conflicten in deze situaties waar dit nuttig lijkt57.

In een tweede luik wordt vooropgesteld dat de daders of eventueel de

derdeaansprakelijke moet instaan voor het vergoeden van de schade die hij heeft

aangericht. Het moet bovendien overwogen worden om schadeherstel in te voeren als

straf, naast de klassieke bestraffingsvormen.58

Voor de gevallen waar het slachtoffer niet volledig kan vergoed worden door de dader

of de derdeaansprakelijke, zou de staat moeten trachten te voorzien in een

compensatie voor bepaalde slachtoffers. Meer bepaald gaat het om slachtoffers van

fysieke of psychologische letsels die het resultaat zijn van ernstige misdrijven en

familieleden van slachtoffers die ten gevolge van het geweld overleden zijn of fysiek of

mentaal gehandicapt zijn geworden. De oprichting en uitbreiding van nationale fondsen

die voorzien in een vorm van vergoeding voor deze slachtoffers dient gestimuleerd te

worden.59

56 G. VERMEULEN(ed),o.c., 413. 57 Resolutie 40/34 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (29 november 1985), UN doc.

A/RES/40/34 (1985), www.un.org/documents/ga/res/40/a40r034.htm (consultatie 6 oktober 2009). 58 I. AERTSEN et al., o.c.,182. 59 Resolutie 40/34 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (29 november 1985), UN doc.

A/RES/40/34 (1985), www.un.org/documents/ga/res/40/a40r034.htm (consultatie 6 oktober 2009).

Page 29: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

19

Ten slotte benadrukt de Verklaring dat slachtoffers de nodige hulp moeten krijgen via

alle mogelijke middelen. Ze moeten geïnformeerd worden over het bestaan van de

verschillende hulpverleningsinstanties en de toegang mag niet louter theoretisch

blijven. De verschillende actoren binnen de verschillende instanties dienen een

adequate opleiding te krijgen zodat ze gesensibiliseerd worden omtrent de noden van

de slachtoffers en zodat ze in staat zijn om de nodige hulp te bieden.60

2.2.4 Besluit

We zien dat sinds midden jaren tachtig de Verenigde Naties ervoor pleiten dat

maatregelen worden genomen om de erkenning van het slachtoffer binnen het

strafrecht te verzekeren. De Verenigde Naties willen de lidstaten aansporen om de

nodige stappen te nemen en hebben als richtlijn een verklaring opgesteld om ervoor te

zorgen dat lidstaten weten welke stappen er moeten genomen worden om een

adequate rechtspositie voor het slachtoffer te creëren. Bovendien erkent de VN hun

verantwoordelijkheid als supranationaal orgaan ten opzichte van het slachtoffer, er

wordt voorzien in de mogelijkheid om hulp te bieden aan individuele lidstaten die

moeilijkheden ondervinden bij de implementatie van de verklaring alsook in de

mogelijkheid om zelf hulp te verlenen aan slachtoffers in lidstaten die ondanks de

aansporingen van de VN stil blijven zitten. We zien duidelijk dat de VN er belang aan

hecht dat er maatregelen genomen worden om basisrechten voor slachtoffers te gaan

verzekeren.

De Verenigde Naties pleiten er voor dat slachtoffers, naast een vlotte toegang tot de

rechter, ook zoveel mogelijk moeten geïnformeerd worden omtrent het bestaan van de

verschillende hulpinstanties en initiatieven.

Maar in hun verklaring legt de VN wel sterk de nadruk op het vergoeden van schade en

stelt zelfs voor om schadeherstel in te voeren als autonome straf. Ook zou er volgens

de VN moeten worden voorzien in bepaalde fondsen die schade vergoeden aan

bepaalde slachtoffers wanneer de dader hiertoe niet in staat blijkt te zijn. Dergelijke

maatregelen zijn ook in België genomen, denk maar bijvoorbeeld aan het Fonds voor

hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden.

60 Resolutie 40/34 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (29 november 1985), UN doc.

A/RES/40/34 (1985), www.un.org/documents/ga/res/40/a40r034.htm (consultatie 6 oktober 2009).

Page 30: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

20

De VN spreekt wel al over informeren van slachtoffers, het belang van hulpverlening en

de eventuele mogelijkheden die bemiddeling kan bieden, maar nog te veel worden

rechten van slachtoffers echter vereenzelvigd met het vergoeden van schade, de

verklaring kon dieper zijn ingegaan op andere pijnpunten want schadevergoeding kon

in de lidstaten via burgerlijke partijstelling sowieso al bekomen worden.

2.3 Aanbeveling nr. R(85)11 van de Raad van Europa over de positie van

het slachtoffer in het strafrecht en de strafproced ure

2.3.1 Inleiding

Niet alleen de Verenigde Naties, maar ook de Raad van Europa heeft sinds midden

jaren tachtig aandacht voor de positie van het slachtoffer in het strafrecht, wat voor het

eerst tot uiting komt in de aanbeveling nr. R (85) 11.

Deze aanbeveling is gebaseerd op artikel 15b van het statuut van de Raad van Europa

en is aangenomen op 28 juni 1985 door het Comité van Ministers van de Raad van

Europa61.

De Raad van Europa mag niet verward worden met de Europese raad of de Raad van

de Europese Unie. Het is een internationale organisatie die 47 lidstaten, allen

democratische Europese landen, telt en die werd opgericht in 1949. Dit werd opgericht

om de mensenrechten in geheel Europa te bevorderen en staat volledig los van de

Europese Unie62.

Deze aanbeveling is juridisch niet afdwingbaar maar dit betekent niet dat ze geen

verregaande politieke draagwijdte heeft.

In deze aanbeveling worden concrete voorstellen geformuleerd om de positie van het

slachtoffer te verbeteren in verschillende fases van de rechtspleging.63

61 F. F. LANGEMEIJER, o.c., 8. 62http://www.europa-

nu.nl/9353000/1/j9vvh6nf08temv0/vg9ho48czuz9?gclid=CKSA9rWe250CFVKF3godrkv0rA#p1

(consultatie 26 oktober 2009) 63 I. AERTSEN et al., o.c.,183.

Page 31: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

21

Hieronder zal eerst worden besproken wat de Raad van Europa heeft aangezet tot het

formuleren van deze aanbeveling en vervolgens zal de aanbeveling inhoudelijk ontleed

worden.

2.3.2 Uitgangspunten

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa (hierna genoemd: het Comité)

begint zijn aanbeveling met het geven van de redenen die hen tot dit schrijven hebben

aangezet.

Vooreerst is de aanbeveling er gekomen omdat het strafrechtelijk systeem traditioneel

altijd gericht is geweest op de relatie tussen de staat en de dader, zonder dat er

aandacht was voor het slachtoffer. Integendeel, het strafrechtelijk systeem zorgt vaker

voor problemen voor het slachtoffer dan het de zorgen van het slachtoffer te

vermindert. Bovendien is het essentieel dat het strafrechtelijk systeem tegemoet komt

aan de belangen van het slachtoffer en deze vrijwaart64.

Daarnaast is het ook belangrijk dat het vertrouwen van het slachtoffer in het

rechtssysteem wordt versterkt, zodat het slachtoffer ook meer geneigd zal zijn z’n

medewerking te verlenen vooral in zijn rol als getuige.65

Om bovenstaande redenen is het volgens het Comité noodzakelijk om meer aandacht

te hebben in het strafrechtelijk systeem voor de fysische, psychologische, materiële en

sociale schade die het slachtoffer lijdt en moet er bovendien nagedacht worden welke

stappen er wenselijk zouden zijn om aan de noden van het slachtoffer tegemoet te

kunnen komen.

Er kunnen volgens het Comité dergelijke maatregelen genomen worden zonder dat dit

afbreuk moet doen aan de andere doelstellingen van het strafrecht zoals versterking

van de sociale normen of rehabilitatie van de daders. Sterker nog, deze maatregelen

zouden moeten bijdragen aan versterking van de sociale normen en rehabilitatie en

zouden eventueel kunnen leiden tot een mogelijke verzoening tussen slachtoffer en

dader.

Over het algemeen kan men dus stellen dat met de noden van het slachtoffer meer

rekening gehouden moet worden doorheen alle fasen van het strafproces.66

64 F. F. LANGEMEIJER, o.c., 8. 65 Ibid. 66 Ibid.

Page 32: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

22

2.3.3 Ontleding van de inhoud van de aanbeveling

In een eerste deel wordt aan de verschillende regeringen van de lidstaten aanbevolen

om hun wetgeving te herzien overeenkomstig een aantal richtlijnen.

Eerst en vooral wordt op politioneel niveau vier richtlijnen vooropgesteld67:

- De leden van politiediensten zouden een opleiding moeten krijgen zodat ze

kunnen omgaan met slachtoffers op een medelevende, constructieve en

geruststellende manier.

- De leden van de politiediensten moeten het slachtoffer informeren over de

mogelijkheden om hulp te bekomen, over het bekomen van zowel praktisch als

juridisch advies en over het bekomen van schadevergoeding zowel van de

dader als van de staat.

- Het slachtoffer moet geïnformeerd worden over het verloop en de afloop van

het politioneel onderzoek.

- De politieambtenaren dienen in hun rapport aan het Openbaar Ministerie een zo

volledig mogelijk beeld te geven van de schade geleden door het slachtoffer.

Vervolgens formuleert men drie richtlijnen die zouden moeten nageleefd worden in de

fase van vervolging68:

- De beslissing om al dan niet over te gaan tot vervolging mag niet genomen

worden zonder de vraag van vergoeding van het slachtoffer in overweging te

nemen. Eventuele inspanningen die reeds werden gedaan door de dader om

het slachtoffer te vergoeden moeten een rol spelen in de beslissing.

- Het slachtoffer moet, tenzij hij expliciet stelt dat hij dit niet wenst, geïnformeerd

worden over de uiteindelijke beslissing die werd genomen met betrekking tot

het al dan niet vervolgen van de dader.

- Wanneer er beslist wordt om niet te vervolgen, moet aan het slachtoffer ofwel

het recht gegeven worden om bij een andere instantie een herziening van die

beslissing te vragen ofwel de mogelijkheid gegeven worden om zijn

schadevergoeding via private weg te bekomen.

67 I. AERTSEN et al., o.c.,183. 68 Aanb. Raad van Europa nr. R(85)11, 28 juni 1985, houdende de positie van het slachtoffer binnen het

strafrecht en de strafprocedure, http://polis.osce.org/library/f/2669/468/CoE-FRA-RPT-2669-EN-

Recommendation%20No.%20R(85)%2011.pdf (consultatie 13 oktober 2009).

Page 33: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

23

Omtrent het ondervragen van slachtoffers stelt de aanbeveling dat deze moeten

ondervraagd worden met respect voor hun persoonlijke situatie, hun rechten en hun

waardigheid. Als het slachtoffer een kind is of een mentaal of fysiek gehandicapte

persoon is, moet in de situaties waar dit mogelijk lijkt, hij ondervraagd worden in

aanwezigheid van ouders, voogd of enig ander persoon die geschikt is om hem te

begeleiden.69

Daarnaast formuleert de aanbeveling nog 5 richtlijnen die zouden moeten nageleefd

worden in de fase van het strafproces70:

- Het slachtoffer moet geïnformeerd worden over de plaats en het tijdstip van

elke zitting in verband met een misdrijf dat aan de basis lag van zijn schade en

zijn mogelijkheden om schadevergoeding te krijgen binnen het kader van het

strafproces. Daarnaast moet hij ook nog geïnformeerd worden over het bestaan

van instanties die hem juridisch advies kunnen geven en hij moet geïnformeerd

worden over de uitspraak in de zaak.

- Het zou moeten mogelijk zijn voor een strafrechtbank om de vergoeding van het

slachtoffer te kunnen bevelen. Alle bepalingen binnen het geldende

rechtssysteem die dit verhinderen, zouden moeten worden afgeschaft.

- Daarnaast zou het vergoeden van het slachtoffer ook een afzonderlijke

strafsanctie moeten zijn.

- Alle relevante informatie met betrekking tot de schade die het slachtoffer heeft

geleden moet ter beschikking staan van de rechtbank. Op die manier kan de

rechter bij het opleggen van de straf rekening houden met de noden van het

slachtoffer inzake compensatie en met de inspanningen die de dader reeds

heeft gedaan om het slachtoffer te vergoeden.

- Wanneer de rechter de mogelijkheid heeft om een voorwaardelijke straf uit te

spreken, probatie toe te kennen of andere maatregelen van deze aard te

bevelen, moet er een groot belang worden gehecht aan de compensatie van

het slachtoffer, via het invoeren van eventuele voorwaarden.

69 Aanb. Raad van Europa nr. R(85)11, 28 juni 1985, houdende de positie van het slachtoffer binnen het

strafrecht en de strafprocedure, http://polis.osce.org/library/f/2669/468/CoE-FRA-RPT-2669-EN-

Recommendation%20No.%20R(85)%2011.pdf (consultatie 13 oktober 2009). 70 Ibid. (consultatie 13 oktober 2009).

Page 34: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

24

In de fase van de uitvoering van de straf wordt een onderscheid gemaakt tussen twee

situaties. Als het vergoeden van het slachtoffer werd opgelegd als strafsanctie, moet dit

gebeuren op dezelfde wijze als strafrechtelijke boetes worden geïnd en met voorrang

op andere financiële sancties.

Wanneer dit echter niet het geval is en dus een andere strafsanctie werd opgelegd,

moet het slachtoffer zoveel als mogelijk worden geholpen bij het innen van zijn

schadevergoeding.71

Ook wordt er aandacht gevraagd voor het privéleven van het slachtoffer, deze moet

zoveel als mogelijk worden afgeschermd tegen publieke berichtgeving die zijn

privéleven of waardigheid zou kunnen aantasten72.

Ten slotte wordt ook extra bescherming gevraagd, vooral in situaties van

georganiseerde misdaden, voor de slachtoffers tegen intimidatie of wraakacties zowel

tegen het slachtoffer zelf als tegen diens familie73.

In een tweede deeltje wordt vervolgens aan de regeringen van de lidstaten aangeraden

om de mogelijke voordelen van bemiddeling en verzoening te onderzoeken alsook om

onderzoek aan te moedigen betreffende de efficiëntie van de genomen maatregelen

ten aanzien van slachtoffers.74

71 Aanb. Raad van Europa nr. R(85)11, 28 juni 1985, houdende de positie van het slachtoffer binnen het

strafrecht en de strafprocedure, http://polis.osce.org/library/f/2669/468/CoE-FRA-RPT-2669-EN-

Recommendation%20No.%20R(85)%2011.pdf (consultatie 13 oktober 2009). 72 I. AERTSEN et al., o.c.,183. 73 Ibid. 74 Aanb. Raad van Europa nr. R(85)11, 28 juni 1985, houdende de positie van het slachtoffer binnen het

strafrecht en de strafprocedure, http://polis.osce.org/library/f/2669/468/CoE-FRA-RPT-2669-EN-

Recommendation%20No.%20R(85)%2011.pdf (consultatie 13 oktober 2009).

Page 35: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

25

2.3.4 Besluit

Het strafrecht mag volgens de Raad van Europa niet langer gezien worden als een

zaak tussen dader en maatschappij, het slachtoffer speelt zeker ook een rol en dus

moet tegemoet gekomen worden aan de noden van het slachtoffer in alle fasen van het

strafproces.

In deze aanbeveling wordt al iets meer nadruk gelegd op het geven van alle nodige

informatie op verschillende niveaus aan het slachtoffer, zodat het slachtoffer optimaal

gebruik kan maken van de bestaande bescherming.

Toch zien we dat het geven van een schadevergoeding aan het slachtoffer nog steeds

sterk op de voorgrond treedt, hulpverlening en informatie aan het slachtoffer worden

wel al vermeld maar lijken minder belangrijk te zijn dan het steeds terugkomende

thema “schadevergoeding bekomen”.

Op het vlak van strafuitvoering blijft de inbreng van de aanbeveling vrij beperkt. Er

wordt sterk gehamerd op het bekomen van schadevergoeding, maar verder wordt er in

de fase van de strafuitvoering maar weinig gesproken over bescherming en andere

vormen van herstel van het slachtoffer. Nergens wordt er gesproken over het

informeren van het slachtoffer in de fase van de strafuitvoering, nog te veel gaat men

ervan uit dat financieel herstel alle problemen van het slachtoffer weg zal wassen.

Wel zien we dat het oplossen van het conflict tussen dader en slachtoffer, zoals het

herstelrecht voorop stelt, ook hier al kort naar voor komt via het introduceren van het

idee om te werken via bemiddeling en verzoening.

2.4 Aanbeveling nr. R(87) 21 van de Raad van Europ a inzake

hulpverlening aan slachtoffers en de preventie van victimisering

2.4.1 Inleiding

De aanbeveling nr. R (87) 21 is aangenomen op 17 september 1987 door het Comité

van Ministers van de raad van Europa. Aangezien het ook hier weer om een

aanbeveling gaat, is het document niet juridisch afdwingbaar, maar ook hier betekent

dit niet dat ze geen verregaande politieke draagwijdte heeft.

Page 36: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

26

Deze aanbeveling is een aanvulling op het Europees Verdrag van 24 november 1983

betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldmisdrijven. Dit verdrag is

wel juridisch afdwingbaar, maar beperkt zich tot het voorzien in een plicht voor de staat

om de slachtoffers schadeloos te stellen wanneer dit niet gebeurt via andere bronnen.

Dit verdrag situeert zich in de sfeer van buitencontractuele aansprakelijkheid eerder

dan in de sfeer van de strafuitvoering75. De aanbeveling echter bevat wel een aantal

bepalingen specifiek voor het slachtoffer in de strafrechtelijke sfeer.

Hieronder zal eerst worden besproken wat de Raad van Europa heeft aangezet tot het

formuleren van deze aanbeveling en vervolgens zal de aanbeveling inhoudelijk ontleed

worden.

2.4.2 Uitgangspunten

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa (hierna genoemd: het Comité)

begint zijn aanbeveling ook hier met het geven van de redenen waarom ze gekomen

zijn tot het schrijven van deze aanbeveling76.

Eerst en vooral wijzen ze er op dat ondanks de preventieve maatregelen die de

lidstaten hebben genomen, mensen nog dagelijks slachtoffer worden van misdrijven.

Bovendien heeft deze victimisering vaak ernstige sociale, psychologische, fysische en

financiële gevolgen. Een interventie van het rechtssysteem alleen is vaak niet

voldoende om de gedane schade ongedaan te maken.

Het is daarenboven ook duidelijk geworden dat er een noodzaak is aan andere vormen

van hulpverlening aan slachtoffers van misdrijven om zo op de meest gepaste wijze

tegemoet te komen aan hun noden.

75 Europees verdrag inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldmisdrijven, van 24

november 1983, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/wel_1983_11.pdf, (consultatie 11

november 2009) 76 Aanb. Raad van Europa nr. (87)21, 17 september 1987, inzake hulpverlening aan slachtoffers en

preventie van victimisering, ftp://ftp.anpf.ro/ANPF/recomandari_site/RecomandareaCE_21_1987.pdf

(consultatie 13 oktober 2009).

Page 37: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

27

Het Comité heeft ten slotte vastgesteld dat er een groot aantal private initiatieven zijn

ontstaan en ook dit is een van de redenen waarom deze aanbeveling er gekomen is.

Er is namelijk nood aan een coördinatie en samenwerking tussen private en publieke

initiatieven ten behoeve van het slachtoffer.

2.4.3 Ontleding van de inhoud van de aanbeveling

Omwille van voorgaande redenen en met in acht name van een aantal eerdere

aanbevelingen is het Comité van Ministers van de Raad van Europa gekomen tot

enkele concrete raadgevingen om de hulp aan slachtoffers en de preventie te

verbeteren.77

Eerst en vooral moet er vastgesteld worden via allerhande enquêtes wat de noden van

slachtoffers zijn en moeten er cijfergegevens verzameld worden met betrekking tot de

frequentie van victimisering om zo te komen tot adequate hulpverleningsprogramma’s.

Het grote publiek moet gesensibiliseerd worden omtrent de noden van het slachtoffer

via allerhande technieken zoals het organiseren van debatten, publiciteitscampagnes

en dergelijke meer. Zo wordt de solidariteit in de gemeenschap in het algemeen, en

binnen de familie en sociale omgeving van het slachtoffer meer specifiek, vergroot.

Er moet gekeken worden naar de verschillende instanties van hulpverlening aan

slachtoffers die reeds bestaan, zowel in de private als in de publieke sfeer. Hierbij is

het belangrijk om hun verwezenlijkingen op een rij te zetten als mede hun gebreken te

bestuderen.

Bovendien moet ervoor gezorgd worden dat slachtoffers en hun familie bepaalde

vormen van hulp ontvangen. Het gaat onder meer over de noodzakelijke medische en

psychologische hulp, maar ook over het verkrijgen van informatie over hun rechten,

over hoe ze verdere victimisering kunnen voorkomen, enzovoort.

77 Aanb. Raad van Europa nr. (87)21, 17 september 1987, inzake hulpverlening aan slachtoffers en

preventie van victimisering, ftp://ftp.anpf.ro/ANPF/recomandari_site/RecomandareaCE_21_1987.pdf

(consultatie 13 oktober 2009).

Page 38: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

28

De overheid moet de hulpverleningsinstanties steunen via het verlenen van technische

of administratieve ondersteuning en via het aanmoedigen van vrijwilligerswerk binnen

de verschillende instanties.

Ook binnen de gewone medische en sociale diensten moet er aandacht komen voor

slachtoffers, bijvoorbeeld door het aanbieden van een training aan professionelen

omtrent hoe om te gaan met slachtoffers.

Het is ook belangrijk dat het publiek op de hoogte is van het bestaan van de

hulpverleningsinstanties, hierbij wordt beklemtoond dat het belangrijk is dat

politiediensten de slachtoffers rechtstreeks door verwijzen naar de juiste instantie.

Hierbij is het vooral van belang dat binnen de hulpverleningsinstanties er rekening

wordt gehouden met de privacy van het slachtoffer, het geven van informatie aan

derden zonder de toestemming van het slachtoffer moet worden voorkomen.

Bovendien moet de coördinatie tussen publieke en private hulpverleningsinstanties

enerzijds en tussen hulpverleningsinstanties en het rechtssysteem anderzijds worden

aangemoedigd.

De lidstaten moeten zeker ook een inspanning doen om misdrijven, en zo ook

victimisering, te voorkomen via het nemen van geschikte preventiemaatregelen.

Ook kan er aan het grote publiek en de slachtoffers informatie en advies worden

verstrekt om victimisering te voorkomen

Voor bijzonder kwetsbare groepen kan een bijzonder beleid worden opgesteld om hun

victimisering te voorkomen.

Daarnaast kunnen kwetsbare groepen zelf aangespoord worden om gepaste

preventiemaatregelen te nemen eventueel in samenwerking met lokale

hulpverleningsinstanties of politiediensten.

Daarenboven moeten de lidstaten hun verzekeringsrecht evalueren en kijken of er

nood is aan meer aangepaste verzekeringspolissen om zo specifiek aan de noden van

slachtoffers tegemoet te kunnen komen.

De aanbeveling raadt de lidstaat ook aan om te experimenteren met de techniek van

bemiddeling om zo te kijken in hoeverre dit interessant is voor het slachtoffer en zijn

noden.

Page 39: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

29

Als laatste moeten de maatregelen die werden genomen voor hulpverlening zowel door

publieke als door private instanties worden geëvalueerd. Ook een evaluatie van de

effectiviteit van de genomen preventiemaatregelen is wenselijk.

2.4.4 Besluit

We zien een evolutie wanneer men gaat nadenken over het slachtofferschap, men ziet

in dat het slachtofferschap ernstige gevolgen kan hebben, die niet alleen worden

opgelost door het toekennen van schadevergoeding. Er komt meer aandacht voor de

niet-financiële noden van het slachtoffer, er komt erkenning van het feit dat

hulpinstanties broodnodig zijn om ervoor te zorgen dat het slachtoffer de gevolgen van

het hem aangedane leed kan verwerken. Deze aanbeveling is dan ook minder gefocust

op schadevergoeding en gaat zich meer concentreren op de noden van het slachtoffer,

andere dan vergoeding van geleden schade. Men wil dat de lidstaten nagaan welke

deze noden precies zijn en men wil dat de lidstaten ook gaan nadenken over preventie.

De nadruk ligt in deze aanbeveling vooral op hulpverlening, deze kan uitgaan van

private of publieke instanties maar een goede coördinatie tussen beide is belangrijk om

ervoor te zorgen dat het slachtoffer de hulp krijgt die hij nodig heeft. Opmerkelijk is dat

ook hier weer terloops wordt gewezen om de mogelijkheden die bemiddeling kan

bieden.

2.5 Aanbeveling R (99) 19 van het Comité van Minis ters aan de lidstaten

betreffende bemiddeling tussen slachtoffers en dade rs van

misdrijven

2.5.1 Inleiding

Zoals reeds meerdere malen werd gezegd, staat het oplossen van het conflict binnen

het herstelrecht centraal. Bemiddeling is een fenomeen dat een sterke opkomst kent

en is dan ook een onderwerp waaraan steeds meer aandacht wordt besteed, ook op

supranationaal vlak. Na het onderwerp al meerdere malen terloops te hebben

aangesneden, formuleerde het Comité op 15 september 1999 een aanbeveling waarbij

ze de lidstaten aanmoedigen de principes die worden uiteengezet in een bijlage in

overweging te nemen bij de ontwikkeling van bemiddeling.

Page 40: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

30

Opnieuw gaat het hier om een niet juridisch bindend document, wat niet wegneemt dat

deze aanbeveling toch een grote politieke draagwijdte heeft.

Hier zal eerst de aanbeveling zelf worden besproken, om daarna verder te kunnen

ingaan op de bepalingen die werden opgenomen in de bijlage.

2.5.2 Ontleding van de inhoud van de aanbeveling

Het Comité van Ministers merkt terecht op dat er steeds meer gebruik wordt gemaakt

door lidstaten van bemiddeling in een strafrechtelijke context als alternatief voor de

klassieke rechtspleging78.

Bij het formuleren van deze aanbeveling neemt het Comité de noodzaak in acht om

een actieve en persoonlijke deelname in de strafrechtelijke afhandeling te bevorderen

zowel vanwege de dader als vanwege het slachtoffer. Bovendien kan zo ook de

betrokkenheid van andere getroffen partijen of van de gemeenschap worden

verhoogd79.

Daarnaast erkent het Comité het legitiem belang van het slachtoffer om zijn stem te

laten horen over de gevolgen van hun slachtofferschap, om te communiceren met de

dader en om zo herstel en verontschuldigingen te kunnen verkrijgen. Op die manier

wordt bovendien het verantwoordelijkheidsgevoel van de dader aangemoedigd, wat ten

goede komt aan zijn rehabilitatie en reïntegratie80.

Wel stelt het Comité dat bemiddeling specifieke vaardigheden vereist alsook concrete

gedragslijnen en een erkende opleiding. Zo benadrukt ze dat ook niet-

gouvernementele organisaties belangrijke bijdragen kunnen leveren en dat er een

noodzaak bestaat de private en publieke initiatieven te bundelen en te coördineren81.

78 Aanb. Comité van Ministers R(99)19 van 15 september 1999, betreffende bemiddeling tussen

slachtoffers en daders van misdrijven, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/r_99.pdf

(consultatie 11 november 2009) 79 Ibid. (consultatie 11 november 2009) 80 Ibid. (consultatie 11 november 2009) 81 Ibid. (consultatie 11 november 2009)

Page 41: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

31

Met dit in het achterhoofd moedigt het Comité van Ministers de lidstaten aan de

principes uiteengezet in de bijlage bij de aanbeveling R (99) 19 in overweging te

nemen bij het ontwikkelen van bemiddeling.

2.5.3 Ontleding van de inhoud van de bijlage

De bijlage bij de aanbeveling R(99) 19 bevat zes grote onderdelen en start met het

geven van een definitie van bemiddeling. De aanbeveling heeft betrekking op “ieder

proces waarbij aan het slachtoffer en de dader de mogelijkheid wordt geboden om op

vrijwillige basis actief deel te nemen aan de oplossing van problemen die voortvloeien

uit het misdrijf, met behulp van een onpartijdige derde.”82

Een tweede deel bevat een aantal algemene principes, zo kan bemiddeling alleen

plaats vinden mits vrijwillige instemming van de partijen en kunnen de partijen te allen

tijde hun instemming intrekken. Bovendien zijn de gesprekken binnen deze

bemiddeling vertrouwelijk en mogen ze niet nadien worden gebruikt zonder

toestemming van de partijen83.

Bemiddeling dient een algemeen beschikbare dienstverlening te zijn en moet in het

kader van de strafrechtspleging voldoende autonomie krijgen. Ten slotte moet

bemiddeling beschikbaar zijn in iedere fase van de strafrechtspleging, dus ook in de

fase van de strafuitvoering.84

Een derde deel van de bijlage voorziet in een wettelijke basis die de bemiddeling

tussen slachtoffers en daders moet bevorderen. In dit kader dienen richtlijnen

voorhanden te zijn die bepalen welke dossiers kunnen worden verwezen naar een

bemiddelingsdienst en hoe men de zaak moet behandelen na deze bemiddeling.

Daarenboven moeten fundamentele procedurele waarborgen van toepassing zijn op de

bemiddelingsprocedure, in het bijzonder moeten de partijen recht hebben op

rechtsbijstand.85

82 Bijlage bij Aanb. Comité van Ministers R(99)19 van 15 september 1999, betreffende bemiddeling

tussen slachtoffers en daders van misdrijven, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/r_99.pdf

(consultatie 11 november 2009) 83 Ibid. (consultatie 11 november 2009) 84 Ibid. (consultatie 11 november 2009) 85 Ibid. (consultatie 11 november 2009)

Page 42: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

32

In een vierde deel schetst de bijlage de verhouding tussen bemiddeling en het verloop

van de strafrechtspleging. Het moet de taak zijn van gerechtelijke instanties om zaken

door te verwijzen naar bemiddeling en ook zij dienen het resultaat van deze

bemiddeling te beoordelen. De partijen moeten volledig geïnformeerd worden over het

hele proces, hun rechten en de gevolgen alvorens ze kunnen instemmen met de

bemiddeling. Wanneer blijkt dat een partij de draagwijdte van de

bemiddelingsprocedure niet begrijpt, mag hiermee niet worden begonnen. De partijen

mogen bovendien niet aangespoord worden met ongeoorloofde middelen om deel te

nemen aan de bemiddeling. Ook moet er rekening gehouden worden met de feitelijke

situatie zoals leeftijd, intellectuele capaciteiten,… wanneer men overweegt een

strafzaak naar bemiddeling te verwijzen. Telkens moet verwezen worden naar de

redelijke termijn waarbinnen de gerechtelijke instanties geïnformeerd moeten worden

over de stand van zaken.

Als er bij bemiddeling in strafzaken besloten wordt dat een succesvolle bemiddeling

een ontslag van rechtsvervolging tot gevolg heeft, dan moet deze beslissing het

karakter hebben van een gerechtelijke beslissing en moet vervolging voor dezelfde

feiten uitgesloten worden. Pas als partijen binnen de bemiddeling niet komen tot een

oplossing, kan de zaak verder worden afgehandeld door de gerechtelijke instanties en

dit zonder verder uitstel.86

Een vijfde deel handelt over het functioneren van de bemiddelingsdiensten en bevat

onder andere normen waaraan de bemiddelingsdiensten moeten voldoen, bepalingen

omtrent de opleiding van bemiddelaars, bepalingen omtrent behandeling van

individuele dossiers en bepalingen omtrent het resultaat van de bemiddeling. Hierbij is

essentieel dat de bemiddelaar aan de gerechtelijke instanties rapporteert over de

evolutie van de bemiddeling en het eindresultaat.87

Een laatste deel handelt over de ontwikkeling van bemiddeling, het Comité wijst er op

dat het belangrijk is dat er regelmatig overleg plaats vindt tussen de gerechtelijke

instanties en de bemiddelingsdiensten zodat wederzijds begrip bevorderd wordt.

86 Bijlage bij Aanb. Comité van Ministers R(99)19 van 15 september 1999, betreffende bemiddeling

tussen slachtoffers en daders van misdrijven, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/r_99.pdf

(consultatie 11 november 2009) 87 Ibid. (consultatie 11 november 2009)

Page 43: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

33

Ook dienen de lidstaten onderzoek naar en evaluatie van bemiddeling in strafzaken te

bevorderen.88

2.5.4 Besluit

Bemiddeling binnen een strafrechtelijke context komt volledig tegemoet aan de

principes van het herstelrecht, het slachtoffer krijgt een kans om zijn stem te laten

horen en kan zo ook herstel krijgen voor het hem aangedane leed. Het slachtoffer kan

zelf naar voor brengen wat voor noodzakelijk is om het conflict als opgelost te kunnen

beschouwen, dit kan gaan om financiële vergoeding maar ook bijvoorbeeld om

verontschuldigingen van de dader. Op supranationaal vlak wil men er vooral voor

zorgen dat er een sterke wettelijke basis bestaat voor de figuur van bemiddeling, met

procedurele waarborgen voor alle partijen. Bemiddeling moet in alle fasen van het

strafproces worden gestimuleerd, ook wanneer dit niet de uitsluiting van vervolging tot

gevolg kan hebben. Dit fenomeen is ook in ons Belgisch recht ingebakken, hoe we in

België bemiddeling regelen, wordt in een verder hoofdstuk op terug gekomen.

2.6 Aanbeveling R(2002)5 van de Raad van Europa in verband met de

bescherming van vrouwen tegen geweld

2.6.1 Inleiding

Bijna 20 jaar na de eerste aanbevelingen omtrent slachtofferschap zien we dat de

aandacht voor slachtoffers nog steeds een actueel thema is. Men gaat nu zelfs meer

genuanceerd te werk, door een onderscheid te maken tussen verschillende groepen

van slachtoffers. Omdat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen als een

fundamenteel mensenrecht wordt beschouwd, werd binnen de Raad van Europa een

Stuurgroep voor de Gelijkheid tussen Vrouwen en Mannen opgericht.89

88 Bijlage bij Aanb. Comité van Ministers R(99)19 van 15 september 1999, betreffende bemiddeling

tussen slachtoffers en daders van misdrijven, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/r_99.pdf

(consultatie 11 november 2009) 89 Aanb.Raad van Europa R(2002)5 van 30 april 2002, inzake de bescherming van vrouwen tegen geweld,

https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=280915&BackColorInternet=9999CC&BackColorIntranet=FFBB55

&BackColorLogged=FFAC75 (consultatie 26 okotber 2009)

Page 44: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

34

Deze stuurgroep is een intergouvernementeel orgaan dat verantwoordelijk is voor het

vastleggen, stimuleren en begeleiden van acties van de Raad van Europa om zo de

gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen90.

De stuurgroep hangt rechtstreeks af van het Ministercomité, van wie ze haar instructies

ontvangt en aan wie ze rechtstreeks rapporteert en voorstellen formuleert91.

Het is op basis van de voorstellen van deze stuurgroep dat het Comité van Ministers

de aanbeveling R(2002)5 in verband met de bescherming van vrouwen tegen geweld

heeft goedgekeurd op 30 april 200292.

Ook hier dient opgemerkt te worden dat het gaat om een aanbeveling, wat inhoudt dat

er opnieuw geen juridische afdwingbaarheid is.

Deze aanbeveling wordt hieronder verder besproken omdat het een mooie illustratie is

van een aanbeveling die zich richt tot een specifieke categorie van slachtoffers,

namelijk vrouwen die het slachtoffer werden van geweld.

Eerst zal verder ingegaan worden op de concrete motieven van het Comité van

Ministers om tot deze aanbeveling te komen, vervolgens zal de aanbeveling zelf

worden ontleed.

2.6.2 Uitgangspunten

Het Comité van Ministers bevestigt eerst en vooral dat geweld tegen vrouwen het

resultaat is van machtsonevenwicht en dat het de mensenrechten en fundamentele

vrijheden schaadt of zelfs teniet doet93.

90http://www.rosadoc.be/joomla/index.php/kwesties/beleid/gelijkekansenbeleid_in_europa.html

(consultatie 26 oktober 2009) 91 http://www.humanrights.coe.int/equality/Eng/EqualityCommittee/EqualityCommittee.htm (consultatie

26 oktober 2009) 92 Aanb.Raad van Europa R(2002)5, 30 april 2002, inzake de bescherming van vrouwen tegen geweld,

https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=280915&BackColorInternet=9999CC&BackColorIntranet=FFBB55

&BackColorLogged=FFAC75 (consultatie 26 oktober 2009) 93 Ibid. (consultatie 26 oktober 2009)

Page 45: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

35

Zowel het feit dat geweld tegen vrouwen een schending van hun fysieke,

psychologische of seksuele integriteit inhoudt, als het feit dat geweld tegen vrouwen

indruist tegen de gelijkheid en bovendien een obstakel vormt voor de veiligheid van de

burgers en democratie in Europa, hebben ertoe geleid dat de bestrijding van dit

fenomeen als dringend wordt beschouwd94.

Om deze redenen is het Comité van Ministers dan ook gekomen tot het opstellen van

deze aanbeveling.

2.6.3 Ontleding van de inhoud van de aanbeveling

Eerst en vooral beveelt het Comité de lidstaten aan om hun wetgeving en beleid te

herzien zodat de fundamentele vrijheden van de vrouwen gegarandeerd worden. Alle

maatregelen op nationaal niveau zouden gecoördineerd en toegespitst moeten worden

op de behoeften van de slachtoffers. Het is bovendien belangrijk dat alle relevante

overheidsinstellingen en niet-gouvernementele organisaties betrokken worden bij de

uitwerking en toepassing van deze matregelen. Op alle niveaus moet de bestrijding

van geweld tegen vrouwen worden aangemoedigd en moet een actieve samenwerking

op touw gezet worden met de diverse niet-gouvernementele organisaties, ook

financieel en logistiek dienen deze organisaties ondersteund te worden95.

Een tweede punt bestaat er in de verplichting van de staat te erkennen om de nodige

ijver aan de dag te leggen om geweld te verhinderen, te onderzoeken en te straffen en

zo bescherming te bieden aan de slachtoffers96.

Daarnaast moet ook erkend worden dat geweld tegen vrouwen een structureel en

maatschappelijk probleem is, actieve deelname van mannen aan activiteiten ter

bestrijding van geweld tegen vrouwen moet worden gestimuleerd97.

94 Aanb.Raad van Europa R(2002)5, 30 april 2002, inzake de bescherming van vrouwen tegen geweld,

https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=280915&BackColorInternet=9999CC&BackColorIntranet=FFBB55

&BackColorLogged=FFAC75 (consultatie 26 oktober 2009) 95 Ibid. (consultatie 26 oktober 2009) 96 Ibid. (consultatie 26 oktober 2009) 97 Ibid. (consultatie 26 oktober 2009)

Page 46: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

36

Er is nood aan gecoördineerde actieplannen voor middellange en lange termijn, die

activiteiten voorzien ter preventie van geweld tegen vrouwen en ter bescherming van

de slachtoffers98.

Ook onderzoek, gegevensverzameling en netwerkvorming dient te worden

gestimuleerd, zowel op nationaal al internationaal vlak99.

Bovendien moet het opstellen van programma’s en het oprichten van

onderzoekscentra voor hoger onderwijs die zich bezighouden met geweld tegen

vrouwen worden aangemoedigd100.

Interactie tussen de verschillende instanties dient te worden verbeterd zodat

gecoördineerde acties tegen geweld kunnen worden uitgetekend en de Raad van

Europa dient te worden geïnformeerd over de follow-up die de lidstaten aan deze

aanbeveling geven101.

Als laatste wordt aan de lidstaten ook aanbevolen om de maatregelen die in bijlage bij

de aanbeveling werden toegevoegd, goed te keuren en uit te voeren op een manier die

zij het meest geschikt achten, rekening houdend met de nationale omstandigheden.

Ook de opstelling van een nationaal actieplan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen

dient te worden overwogen102.

Verder bestaat nog een bijlage bij deze aanbeveling, maar een bespreking van de

inhoud van deze bijlage zou ons te ver leiden van het oorspronkelijk thema van dit

werkstuk, aangezien de inhoud van de bijlage zich niet focust op de fase van de

strafuitvoering.

98 Aanb.Raad van Europa R(2002)5, 30 april 2002, inzake de bescherming van vrouwen tegen geweld,

https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=280915&BackColorInternet=9999CC&BackColorIntranet=FFBB55

&BackColorLogged=FFAC75 (consultatie 26 oktober 2009) 99 Ibid. (consultatie 26 oktober 2009) 100 Ibid. (consultatie 26 oktober 2009) 101 Ibid. (consultatie 26 okotber 2009) 102 Ibid. (consultatie 26 oktober 2009)

Page 47: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

37

2.6.4 Besluit

De relevantie van deze aanbeveling met het onderwerp van dit werkstuk, het

slachtoffer in de strafuitvoering, lijkt op het eerste zicht niet evident aangezien nergens

de fase van strafuitvoering aan bod komt. Met deze aanbeveling wil ik echter aantonen

dat de aandacht voor het slachtoffer nog steeds een actueel thema is dat steeds

scherper op de voorgrond treedt. In de jaren tachtig had men het over het slachtoffer in

het algemeen, maar in deze aanbeveling richt men zich al tot bepaalde categorieën

van slachtoffers en hun specifieke noden. Natuurlijk kan men zich bij een te

doorgedreven onderscheid de vraag stellen: “Waar dit zal eindigen?” of “Hebben de

lidstaten de middelen om per categorie van slachtoffers specifieke maatregelen te

voorzien zonder de kwaliteit van de hulpverlening in het gedrang te brengen?”. Dit zijn

vragen waarop men in de toekomst een antwoord zal moeten zien te formuleren.

2.7 De verklaring van de rechten van het slachtoffe r volgens het Victim

Support Europe

2.7.1 Inleiding

Het Victim Support Europe of het voormalige European Forum for Victim Services werd

opgericht in 1990 en brengt slachtofferhulpdiensten uit verschillende Europese landen

samen. 103 Deze organisatie is een netwerk van niet-gouvernementele organisaties die

diensten en zorgen aan slachtoffers verlenen, zowel in de maatschappelijke als

juridische sfeer.104

Momenteel zijn er 22 organisaties lid van het Victim Support Europe, verdeeld onder

20 verschillende landen. Ook in België is er een niet-gouvernementele organisatie lid

van dit forum, zijnde het Steunpunt voor Algemeen Welzijnswerk.105

103http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__565/4986/default.aspx (consultatie 26 okotber 2009) 104 M. GROENHUIJSEN en S. REYNAERS, “Het Europees kaderbesluit inzake de status van het slachtoffer in

de strafprocedure: implementatieperikelen en interpretatievragen”, Panopticon, 2006, afl. 3, 15. 105 http://www.victimsupporteurope.eu/about/member-organisations (consultatie 26 oktober 2009)

Page 48: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

38

Via het uitwisselen van ervaringen en informatie tussen de leden tracht men te komen

tot de ontwikkeling van effectieve dienstverlening aan slachtoffers. Ze streven ook naar

een eerlijke compensatie voor alle slachtoffers binnen Europa, ongeacht hun

nationaliteit. 106

In 1996 stelde dit forum een beleidsdocument op in de vorm van een verklaring, de

zogenaamde Statement of victim’s rights in the process of criminal justice. Dit werd

gepubliceerd in 1997 en behandelt de basisrechten die een slachtoffer zou mogen

verwachten in het kader van een strafrechtelijke procedure alsook het recht van het

slachtoffer op compensatie.107

2.7.2 De rechten van het slachtoffer

In de Verklaring van de Rechten van het Slachtoffer formuleerde het European Forum

for Victim Services zes basisrechten voor het slachtoffer108:

- Recht op respect en erkenning

Dit betekent dat de belangen van het slachtoffer moeten worden erkend en dat

met die belangen rekening moet worden gehouden doorheen de hele

strafprocedure. De slachtoffers moeten in elk stadium van de strafprocedure,

dus ook tijdens de strafuitvoering, met respect benaderd worden, in het

bijzonder wanneer zij worden verhoord.109

- Recht op het ontvangen van informatie

Slachtoffers die een misdrijf melden moeten indien zij dit wensen geïnformeerd

worden over elke ontwikkeling in hun zaak. Deze informatie moet zo vlug

mogelijk worden meegedeeld aan het slachtoffer in begrijpelijke termen. Zo

nodig moet aan het slachtoffer de mogelijkheid geboden worden om zich te

wenden tot diegene die de beslissing hebben genomen om verduidelijking of

toelichting te bekomen bij de beslissing in kwestie.110

106 G. VERMEULEN, o.c., 414. 107 http://www.victimsupporteurope.eu/about/origins-and-achievements (consultatie 27 oktober 2009) 108http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__565/4986/default.aspx (consultatie 26 oktober 2009) 109 I. AERTSEN et al., o.c.,185. 110 I. AERTSEN et al., o.c.,186.

Page 49: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

39

- Recht op het verstrekken van informatie

Dit houdt in dat slachtoffers in de mogelijkheid moeten worden gesteld om

informatie te verstrekken aan politiediensten of gerechtelijke instanties zowel

omtrent de dader als omtrent de gevolgen die zij ondervinden van hun

slachtofferschap.111

- Recht op advies en juridische bijstand

Ongeacht hun financiële toestand dient aan de slachtoffers de mogelijkheid te

worden geboden om advies te bekomen. Als slachtoffers of hun nabestaanden

een actieve rol spelen doorheen de strafprocedure, dient bovendien bijstand en

vertegenwoordiging te worden voorzien voor de hele duur van het

strafproces112.

- Recht op bescherming en privacy

De privacy van het slachtoffer dient te worden beschermd, zo mogen details die

het mogelijk maken om het slachtoffer te herkennen niet worden gepubliceerd

en niet in de media terecht komen. Bovendien heeft het slachtoffer recht op

bescherming van politiediensten in geval van bedreiging of mogelijke

wraakacties.113

- Recht op herstel

Als laatste heeft het slachtoffer recht op compensatie van de door hem geleden

schade. Deze schade kan zowel lichamelijk, moreel, psychisch of sociaal zijn.

Een herstelgerichte aanpak dringt zich hier op, een uitgangspunt van het

herstelrecht waar we de laatste decennia sterk door beïnvloed worden.114

111 I. AERTSEN et al., o.c.,186. 112 Ibid. 113http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__565/4986/default.aspx (consultatie 26 oktober 2009) 114Ibid. (consultatie 26 oktober 2009)

Page 50: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

40

2.7.3 Besluit

Het bestaan van een dergelijk forum toont aan dat de aandacht voor het slachtoffer niet

alleen bestaat in verordeningen of aanbevelingen, ook daarbuiten worden initiatieven

op poten gezet die de rol van het slachtoffer in het strafproces, dus ook in de

strafuitvoering dient te versterken.

Ook hier wordt de nadruk gelegd op het geven van bepaalde rechten aan slachtoffers

zodat zij niet langer een passief gegeven blijven in het kader van het strafproces.

Dit forum bestaat zoals gezegd uit verschillende organisaties voor slachtofferhulp, wat

slachtofferhulp concreet inhoudt en hoe het in België wordt georganiseerd, wordt in

een later hoofdstuk dieper op ingegaan.

2.8 Slachtoffers van strafbare feiten in de Europes e Unie: reflectie over

normen en maatregelen

2.8.1 Inleiding

Nadat de Verklaring van de Rechten van het Slachtoffer werd onthuld op een speciale

bijeenkomst van het Europees Parlement in Brussel, groeide ook binnen de Europese

Unie interesse in het tot stand brengen van rechten voor slachtoffers van misdrijven. Er

werd onder impuls van de Zweedse commissaris Anita Gradin van de Commissie voor

Veiligheid, Rechtvaardigheid en Vrijheid binnen deze Commissie een Comité van

experts opgezet, die in 1999 een eigen mededeling tot stand bracht getiteld

“Slachtoffers van misdrijven in de Europese Unie: reflectie over normen en

maatregelen”.115

Deze mededeling werd op 14 juli 1999 aangenomen door de Commissie en

bekrachtigd in oktober 1999 door de Raad van Ministers.

Sindsdien is de aandacht binnen de Europese Unie voor rechten van het slachtoffer

ook sterk gegroeid en is het een thema geworden dat sterk op de agenda kwam te

staan116.

115 M. GROENHUIJSEN en S. REYNAERS, o.c., 15-16. 116 Ibid.

Page 51: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

41

Omdat deze mededeling het eerste grote initiatief was van de Europese Unie waarin

aandacht wordt besteed aan de rechten van slachtoffers, wordt deze mededeling in het

kader van deze masterproef ook kort besproken.

2.8.2 Ontleding van de Mededeling

De mededeling besteedt vooral aandacht aan de situatie waar personen het slachtoffer

worden van een misdrijf in een andere lidstaat dan hun eigen lidstaat. Hierbij wordt

gewezen op de toename van dit risico omwille het alsmaar toenemen van het aantal

die naar het buitenland reizen of in het buitenland werken of studeren.

De bijeenkomst van de Europese Raad van Tampere geeft aan de Europese Unie de

concrete mogelijkheid om de problematiek rond rechten van slachtoffers te

onderzoeken, het is de bedoeling dat lidstaten van deze gelegenheid gebruik zullen

maken en dat deze mededeling als grondslag voor overleg kan dienen.117

De mededeling geeft niet aan welke concrete maatregelen er moeten worden

genomen, maar stelt wel een vijftal punten voor die in overweging moeten worden

genomen wanneer men het thema rechten van het slachtoffer onderzoekt.

Het gaat onder meer om118:

- De bestrijding van criminaliteit

Hier wil de Commissie vooral bekomen dat lidstaten onderling informatie gaan

uitwisselen over de methodes die ze hanteren. Zo kan bijvoorbeeld informatie

worden uitgewisseld over risico’s, de integratie van preventie in infrastructuren

die door reizigers worden gebruikt en dergelijke meer.

- Bijstand aan slachtoffers

Er zou overleg moeten worden gepleegd over normen voor materiële,

medische, sociale en psychologische bijstand. Er zou een netwerk van hotlines

kunnen opgericht worden binnen de Europese Unie zodat hulpdiensten met

elkaar in verbinding staan en elkaar nuttige informatie kunnen verstrekken.

117 Mededeling van de Commissie, 14 juli 1999, over slachtoffers van strafbare feiten in de Europese

Unie: reflectie over normen en maatregelen, COM(1999)349, onuitg.,

http://europa.eu/bulletin/en/9907/p105003.htm (consultatie 27 oktober 2009). 118 Ibid. (consultatie 27 oktober 2009)

Page 52: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

42

- De toegang van slachtoffers tot en hun positie tijdens de rechtszaak

Het zou voor buitenlandse slachtoffers mogelijk moeten worden gemaakt om op

doeltreffende wijze aan hun eigen proces deel te nemen. Dit zou volgens de

Commissie kunnen bereikt worden via het instellen van versnelde procedures

of via de mogelijkheid om het slachtoffer vooraf een verklaring te laten

afleggen.

- De schadeloosstellingproblematiek

Het zou voor personen die in een andere lidstaat slachtoffer worden van een

misdrijf mogelijk moeten zijn om schadeloosstelling te eisen van de dader en

indien dit niet mogelijk blijkt, van de lidstaat waar het misdrijf werd gepleegd

zelf. Dergelijke zaken zouden snel moeten worden behandeld en het slachtoffer

zou bijstand moeten krijgen bij het invorderen van de schadevergoeding.

- Informatie, taal en opleiding

De Commissie stelt voor dat er een onderzoek zou worden gehouden naar de

ervaringen van reizigers met criminaliteit. Ook de ontwikkeling van een

opleiding voor bepaalde sectoren zou moeten worden overwogen, alsook de

mogelijkheid om van bestaande Europese kanalen gebruik te maken om

informatie te verschaffen.

2.8.3 Besluit

Het duurt iets langer vooraleer de Europese Unie echt aandacht gaat besteden aan de

problematiek rond de rechten van het slachtoffer in strafprocedures en het is wachten

tot 1999 op een eerste document.

De Europese Unie is vooral gericht op samenwerking tussen de verschillende lidstaten

en het is dan ook niet verwonderlijk dat de thematiek van deze mededeling gesitueerd

ligt in het slachtofferschap in een andere lidstaat. Met deze mededeling tracht de

Europese Unie er vooral voor te zorgen dat de rechten van het slachtoffer over de

grenzen van de lidstaten heen worden gerespecteerd.

Page 53: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

43

2.9 Het kaderbesluit van de Europese Unie van 15 ma art 2001 inzake de

status van het slachtoffer in de strafprocedure

2.9.1 Inleiding

Dit kaderbesluit werd op 15 maart 2001 aangenomen door de Raad van Ministers, in

deze instelling, kortweg de Raad genoemd, worden alle regeringen van de 27 lidstaten

van de Europese Unie vertegenwoordigd, ze oefent samen met het Europees

parlement een wetgevende taak uit119.

In tegenstelling tot aanbevelingen zijn kaderbesluiten wel bindend wat betreft het

resultaat. Dit houdt in dat het voorgeschreven resultaat dient te worden bereikt, maar

dat aan de nationale instanties de keuze wordt gelaten hoe ze dit vorm geven in de

nationale wetgeving. 120

Dit kaderbesluit is zeer belangrijk omdat het afdwingbare bepalingen opstelt met

betrekking tot het slachtoffer. Hieronder zal eerst dieper worden ingegaan op het

eigenlijke kaderbesluit en vervolgens zal ook het verslag van de Commissie van de

Europese Gemeenschappen worden besproken, dat de maatregelen die de lidstaten

hebben getroffen om dit besluit na te leven, evalueert.

2.9.2 Inhoud van het Kaderbesluit

Het Kaderbesluit omvat 19 artikelen en heeft als doel een betere juridische

bescherming voor slachtoffers te garanderen en betere verdediging van de belangen

van slachtoffers te bekomen, in welke lidstaat ze zich ook bevinden. Bovendien bevat

het kaderbesluit ook bepalingen waarbij aan slachtoffers voor en na de strafprocedure

bijstand wordt verleend om de gevolgen van het strafbaar feit zoveel mogelijk te

beperken.

Het kaderbesluit start in zijn eerste artikel met het definiëren van een aantal begrippen

zoals slachtoffer, organisatie voor slachtofferhulp, strafprocedure, procedure en

bemiddeling in strafzaken.

119 http://www.europa-nu.nl/9353000/1/j9vvh6nf08temv0/vg9hk8zrn2qz (consultatie 26 oktober 2009) 120 G. VERMEULEN(ed.), o.c., 415.

Page 54: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

44

Merkwaardig is hier dat het begrip slachtoffer wordt gedefinieerd, iets wat in onze

nationale wetgeving nauwelijks voorkomt. Onder slachtoffer moet volgens dit

Kaderbesluit worden begrepen “de natuurlijke persoon die als direct gevolg van het

handelen of nalaten dat in strijd is met de strafwetgeving van een lidstaat schade, met

inbegrip van lichamelijk of geestelijk letsel, geestelijke pijn en economische schade

heeft geleden.”121

Een tweede artikel handelt over respect en erkenning voor het slachtoffer. Elke lidstaat

moet voorzien in een passende rol voor het slachtoffer, het nodige moet gedaan

worden zodat het slachtoffer tijdens de procedure met respect wordt behandeld. De

rechten en belangen van slachtoffers dienen te worden erkend in het bijzonder in

strafprocedures en voor bijzondere groepen van slachtoffers dient in een specifieke

behandeling te worden voorzien.

Een derde artikel handelt vervolgens over hoor en bewijslevering. Het slachtoffer moet

tijdens de procedure worden gehoord en mag zelf bewijselementen aandragen. De

lidstaten dienen maatregelen te nemen zodat het slachtoffer voor zover noodzakelijk

ten behoeve van de strafprocedure wordt ondervraagd door de autoriteiten.

Vervolgens behandelt het vierde artikel het recht op informatie. De lidstaten moeten de

noodzakelijke maatregelen nemen die ervoor zorgen dat het slachtoffer vanaf het

eerste contact met de overheidsdiensten toegang krijgt tot de voor hem relevante

informatie. Bovendien bepaalt dit Kaderbesluit wat deze informatie op zijn minst moet

bevatten. Het gaat onder andere om het identificeren van de verschillende diensten die

hulp verlenen aan het slachtoffer, het soort hulp dat het slachtoffer mag verwachten,

hoe het slachtoffer een klacht moet indienen en wat de procedurele stappen zijn. Maar

ook hoe het slachtoffer bescherming kan krijgen, in hoeverre het slachtoffer toegang

heeft tot juridisch advies of rechtsbijstand, in hoeverre het slachtoffer schadeloos kan

gesteld worden en op welke bijzondere mechanismen het slachtoffer nog beroep kan

doen als hij in een andere staat woont.

121 Kaderb. van de Raad van Ministers, 15 maart 2001, inzake de status van het slachtoffer in de

strafprocedure, Pb. L 82 van 22 maart 2002, http://eur-

lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2001:082:0001:0004:NL:PDF (consultatie 26

oktober 2009)

Page 55: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

45

Bovendien dient elke lidstaat te waarborgen dat een slachtoffer die hierom vraagt op

de hoogte wordt gebracht van het gevolg dat men aan de klacht heeft gegeven en in

geval van vervolging het verloop van de procedure en de eindbeslissing. Vervolgens

moeten de nodige maatregelen genomen worden dat het slachtoffer op de hoogte

wordt gesteld van de invrijheidsstelling van de dader, ten minste in gevallen waar voor

het slachtoffer een gevaar bestaat. De lidstaten moeten wel de wil van het slachtoffer

die ervoor kiest bovenstaande informatie niet te ontvangen, respecteren.

Een vijfde artikel stelt een aantal waarborgen voorop met betrekking tot communicatie.

Elke lidstaat dient ervoor te zorgen dat het slachtoffer dat als getuige of partij bij een

procedure betrokken is, zo weinig mogelijk communicatieproblemen ondervindt met

betrekking tot het begrip van zijn rol in belangrijke fases van de strafprocedure.

Vervolgens wordt in een zesde artikel aandacht besteed aan de specifieke bijstand ten

behoeve van het slachtoffer. Het slachtoffer moet zo nodig kosteloos toegang krijgen

tot advies over zijn rol in de procedure, alsook tot de rechtsbijstand indien het

slachtoffer de status van een partij bij de strafprocedure heeft.

Daarnaast wordt aan de lidstaten de verplichting opgelegd om de slachtoffers die als

partij of getuige optreden in een strafproces, de mogelijkheid te geven hun uitgaven die

voorvloeien uit de deelname aan de strafprocedure vergoed te zien.

In artikel 8 wordt het recht op bescherming behandeld. De lidstaten dienen een

passend niveau van bescherming te garanderen zowel ten aanzien van het slachtoffers

als van diens familie indien dit nodig blijkt. Ook moet contact tussen dader en

slachtoffer in situaties waar dit niet wenselijk is, worden vermeden en moeten de

kwetsbaarste slachtoffers beschermd worden tegen de gevolgen van hun verklaringen

ter terechtzitting.

Het kaderbesluit voorziet bovendien in een recht op schadeloosstelling in het kader van

een strafprocedure. In het negende artikel wordt aan de lidstaat de verplichting

opgelegd om te garanderen dat slachtoffers binnen een redelijke termijn een beslissing

krijgen met betrekking tot de schadeloosstelling door de dader.

Page 56: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

46

Elke lidstaat dient er bovendien voor te zorgen dat ieder slachtoffer voldoende

schadeloos wordt gesteld en de voorwerpen die toebehoren aan slachtoffer maar in het

kader van een strafprocedure in beslag werden genomen, dienen terug te worden

gegeven tenzij dit volstrekt onmogelijk is.

Het tiende artikel onderstreept het belang van slachtoffer-daderbemiddeling, iedere

lidstaat dient ervoor te zorgen dat bemiddeling wordt opgelegd in alle situaties waar dit

passend wordt geacht.

Artikelen elf en twaalf zijn minder relevant, ze behandelen de situatie waar het

slachtoffer zijn woonplaats heeft in een andere lidstaat en de samenwerking tussen

lidstaten.

Interessanter voor het slachtoffer is artikel dertien dat voorschrijft dat de lidstaten het

plaatsvinden van slachtofferhulp dienen te bevorderen. Het is belangrijk dat

slachtoffers initieel goed worden opgevangen en daarna worden bijgestaan door

speciaal daarvoor opgeleide professionelen. Slachtofferhulp dient gestimuleerd te

worden in verschillende fasen van het strafproces.

Ook wordt het belang erkend van een beroepsopleiding voor alle personen die met

slachtoffers in contact kunnen komen. Artikel 14 voorziet in het stimuleren van

passende beroepsopleiding voor deze personen en in het bijzonder voor

politiediensten en rechters.

Het vijftiende artikel wil in een eerste lid secundaire victimisering voorkomen, voor de

toepassing hiervoor stelt men in een tweede lid dat er bijzondere aandacht moet

worden besteed aan faciliteiten in gerechtsgebouwen, bij politiediensten,

overheidsdiensten en organisaties voor slachtofferhulp.

Van minder belang zijn de artikelen zestien en zeventien, er wordt gesproken over

territoriale werkingssfeer en uitvoering. Artikel achttien voorziet in een evaluatie door

de Raad van de maatregelen die de lidstaten hebben getroffen om dit Kaderbesluit na

te leven. Om te eindigen voorziet artikel negentien dat dit besluit in werking treedt op

dag van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Page 57: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

47

2.9.3 Bespreking van het verslag van de Europese Commissie voor wat betreft

de maatregelen genomen in de Belgische wetgeving

In artikel achttien van het kaderbesluit van de Raad van 15 maart 2001 inzake de

status van het slachtoffer in de strafprocedure werd voorzien dat de Europese

Commissie een verslag zou opstellen over de maatregelen die de lidstaten hebben

genomen om aan dit kaderbesluit te voldoen. Bij het opmaken van het eerste verslag

op 16 februari 2004 had België een relatief volledige bijdrage betreffende de omzetting

van het kaderbesluit in de nationale wetgeving toegezonden aan de Commissie.

Er waren echter maar 10 lidstaten die een verslag hadden ingediend zodat dit slechts

een gebrekkig beeld kon schetsen van de omzetting van het kaderbesluit die dato 25

maart 2003122.

Aan de hand van deze verslagen heeft de Commissie de maatregelen die de

verschillende lidstaten hebben genomen, geëvalueerd en hierbij bijzondere aandacht

gehad voor het algemene doel van het kaderbesluit, zijnde het bereiken van een

vergelijkbaar hoog beschermingsniveau binnen de gehele Europese Unie voor

slachtoffers dat wordt gewaarborgd in alle lidstaten123.

Het eerste verslag van de Commissie kon slechts een oppervlakkig beeld schetsen

over de situatie omdat slechts 10 lidstaten, waaronder België een bijdrage had

toegezonden over de omzetting van het kaderbesluit in de nationale wetgeving.

Vandaar dat een nieuwe termijn werd gesteld voor de lidstaten om een bijdrage toe te

sturen aan de Commissie omtrent de omzetting van het kaderbesluit in de nationale

wetgeving. Op 15 februari 2008 hadden alle lidstaten deze bijdrage toegezonden en de

Commissie maakte een tweede en meteen ook eindverslag op 20 april 2009.

122 Verslag van de Commissie op grond van artikel 18 van het kaderbesluit van de Raad van 15 maart

2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, 3 februari 2004, COM (2002) 54 def/2,

onuitg. http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2004:0054:FIN:NL:PDF

(consultatie 26 oktober 2009) 123 Ibid. (consultatie 26 oktober 2009)

Page 58: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

48

Voor België kunnen volgende opmerkingen worden gemaakt124:

België heeft nagelaten om zoals in artikel 1 werd bepaald een begripsomschrijving in

de wet in te voeren. Het is echter noodzakelijk dat de lidstaten dezelfde

terminologische basis hebben om de doeltreffendheid en eenvormige toepassing van

het kaderbesluit te kunnen bekomen.

Artikel 2 schreef in zijn eerste lid voor dat er een werkelijke status voor het slachtoffer

moest worden gecreëerd, België heeft ook uitdrukkelijk naar dit artikel verwezen.

Er dient wel opgemerkt te worden dat er pas effectief sprake kan zijn van een

werkelijke status voor het slachtoffer als alle bepalingen van het kaderbesluit correct

zijn omgezet.

In het tweede lid van artikel 2 werd voorzien in een specifieke behandeling voor

kwetsbare slachtoffers. België vult dit in door te voorzien in geluidsopnames of

audiovisuele opnames van getuigenissen van bijzondere categorieën van slachtoffers.

Artikel 3 bevat artikelen omtrent hoor en bewijslevering; het eerste lid werd in België

correct omgezet, er wordt melding gemaakt van de mogelijkheid voor het slachtoffer

om als burgerlijke partij op te komen en zo krijgt het slachtoffer een aantal rechten en

er wordt bovendien melding gemaakt van het recht van slachtoffers om te vorderen dat

de nodige formaliteiten worden verricht om de strafbare feiten te onderzoeken.

België heeft ook het tweede lid van artikel 3 waarin wordt bepaald dat slachtoffers

slechts voor zoverre noodzakelijk ten behoeve van de strafprocedure wordt

ondervraagd door de autoriteiten correct omgezet.

Het eerste lid van artikel 4 dat betrekking heeft op het verstrekken van een aantal

inlichtingen aan het slachtoffer heeft België op een aanvaardbare manier ingevuld door

de politieofficieren, parketmagistraten en rechters te verplichten om slachtoffers te

informeren over de meeste van hun rechten. Wat wel een zwak punt is in de omzetting

van het eerste lid van artikel 4 is dat er geen concrete maatregelen werden genomen

om taalproblemen te vermijden en dat de problematiek van slachtoffers die niet in een

lidstaat wonen werd genegeerd.

124 Verslag van de Commissie op grond van artikel 18 van het kaderbesluit van de Raad van 15 maart

2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, 3 februari 2004, COM (2002) 54 def/2,

onuitg. http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2004:0054:FIN:NL:PDF

(consultatie 26 oktober 2009)

Page 59: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

49

Het tweede lid van artikel 4 waar werd voorgeschreven dat het slachtoffer van

bepaalde zaken in kennis dien te worden gesteld, werd wel correct ingevuld, het laatste

lid werd echter slechts gedeeltelijk omgezet, er wordt enkel melding gemaakt van de

mededeling van informatie betreffende de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de

dader.

In artikel 5 staat een verplichting voor de lidstaten om ervoor te zorgen dat het

slachtoffer zo weinig mogelijk communicatieproblemen ondervindt. België heeft dit

omgezet door te voorzien in bijstand van een tolk voor het slachtoffer dat optreedt als

partij of getuige in een procedure. Deze omzetting kon doeltreffender maar is wel

voldoende.

Artikel 6 voert een tweevoudige verplichting in, eerst en vooral moet het slachtoffer

toegang krijgen tot andere vormen van advies dan juridisch advies en rechtsbijstand,

België heeft hiervoor de nodige maatregelen genomen.

Ook het tweede lid dat bepaalt dat een slachtoffer dat een procespartij is toegang moet

krijgen tot rechtsbijstand, werd correct omgezet.

Artikel 7 over de uitgaven van het slachtoffer werd in België niet omgezet.

Artikel 8 vervolgens gaat over het recht op bescherming, de omzetting hiervan is over

het algemeen bevredigend voor wat België betreft, alleen het derde lid werd niet

omgezet, er werd niet voorzien in het recht voor het slachtoffer om niet in contact te

moeten komen met de dader van het slachtoffer.

Over artikel 9 betreffende recht op schadeloosstelling in het kader van een

strafprocedure hebben de meeste lidstaten geoordeeld dat hieraan voldaan was via de

mogelijkheid tot de burgerlijke partijstelling. België heeft bovendien voorzien in de

mogelijkheid van schadeloosstelling door de staat voor bepaalde categorieën van

slachtoffers maar de Commissie oordeelde dat dergelijke maatregelen alleen geen

omzetting van het eerste lid van artikel 9 vormen. Over het tweede lid werd voor België

niets bepaald, het derde lid omtrent de verplichte teruggave van goederen van het

slachtoffer werd wel correct omgezet.

Over artikel 10 dat het gebruik van bemiddeling in strafzaken moet bevorderen werd in

het verslag niets gemeld met betrekking tot België.

Page 60: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

50

Over het elfde artikel dat betrekking heeft op slachtofferschap in een andere lidstaat

heeft België niets meegedeeld, voor artikel 12 dat voorziet in samenwerking tussen

lidstaten heeft de Commissie met betrekking tot België niets gemeld.

Over het dertiende lid bestaan geen concrete problemen, er wordt voorzien in een door

de overheid gefinancierde dienst voor slachtofferhulp.

Voor de omzetting van het veertiende artikel wordt verwezen naar de opdracht van

bepaalde organisaties die bestaan in het verstrekken van een beroepsopleiding aan

personen die met slachtoffers in contact komen.

Het eerste lid van het vijftiende artikel werd in België omgezet door het geven van een

recht aan de politiediensten op subsidies om faciliteiten voor slachtoffers te regelen,

doch alleen voor slachtoffers van fysiek of seksueel geweld, zo moet secundaire

victimisering worden voorkomen. Naar het tweede lid van ditzelfde artikel wordt echter

in het Belgische verslag niet verwezen.

Algemeen concludeert de Commissie in zijn eindverslag dat de uitvoering van het

kaderbesluit ontoereikend is. De nationale wetgeving vertoont nog grote hiaten, veel

bepalingen werden uitgevoerd op een niet bindende manier zodat niet kan nagegaan

worden of deze in praktijk worden gevolgd en de gewenste harmonisatie is niet

bereikt125.

2.9.4 Besluit

Dit Kaderbesluit is zeer belangrijk omwille van zijn juridische afdwingbaarheid,

opmerkelijk is wel dat het tot 2001 heeft geduurd vooraleer de Europese Unie

regelgeving heeft opgelegd om het statuut van het slachtoffer te verbeteren.

We zien dat het kaderbesluit sterk doordrenkt is met de herstelrechtelijke principes, zo

krijgt bemiddeling een prominente rol en wordt er veel aandacht besteed aan

vergoeding voor het slachtoffer alsook aan slachtofferhulp.

125 Verslag van de Commissie, 20 april 2009, op grond van artikel 18 van het kaderbesluit van de Raad

van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, COM (2009) 166, onuitg,

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0166:FIN:NL:PDF (consultatie 26

oktober 2009)

Page 61: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

51

De omzetting van dit Kaderbesluit is in praktijk niet vlot verlopen en vele landen

hebben nog steeds onvoldoende initiatief genomen om tot een adequate omzetting te

komen. Ook België scoorde op bepaalde vlakken ondermaats, in het kader van de

strafuitvoering onthouden we vooral dat het kaderbesluit voorziet in de plicht om het

slachtoffer te informeren wanneer de dader in vrijheid wordt gesteld terwijl de

Belgische regelgeving op het moment van de evaluatie enkel voorzag in een

informatierecht voor het slachtoffer binnen het kader van de voorwaardelijke

invrijheidstelling. Bij andere vormen van invrijheidstelling werd het slachtoffer niet

verwittigd. Ondertussen heeft de Belgische wetgever dit aangepast, zij het wel dat dit

nog tot 2006 heeft geduurd vooraleer België op deze kritiek heeft gereageerd.

2.10 Aanbeveling Rec (2006) 8 van het Comité van Mi nisters aan de

lidstaten betreffende hulp aan slachtoffers van mis drijven

2.10.1 Inleiding

Dat op supranationaal vlak steeds meer aandacht wordt besteed aan het slachtoffer is

stilaan duidelijk geworden. Dat deze problematiek nog steeds aan de orde is, toont de

aanbeveling Rec (2006) 8 van het Comité van Ministers aan, deze aanbeveling

vervangt de reeds besproken aanbeveling R (87) 21 inzake slachtofferhulp en het

voorkomen van victimisatie. Op 14 juni 2006 nam het Comité van Ministers een

aanbeveling aan waarbij ze de lidstaten aanmoedigen de principes neergeschreven in

de bijlage bij deze aanbeveling als leidraad te hanteren bij hun nationale wetgeving en

praktijken.

Opnieuw gaat het hier om een niet juridisch bindend document, wat niet wegneemt dat

deze aanbeveling toch een grote politieke draagwijdte heeft.

Hier zal eerst de aanbeveling zelf worden besproken, om daarna verder te kunnen

ingaan op de bepalingen die opgenomen werden in de bijlage.

Page 62: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

52

2.10.2 Bespreking van de inhoud van de aanbeveling

Het Comité van Ministers start zijn aanbeveling met het erkennen dat slachtofferschap

als gevolg van misdrijven nog steeds dagelijkse kost is, dat gevolgen heeft voor het

leven van burgers over heel Europa. Sinds de aanneming van de aanbeveling R (87)

21 inzake slachtofferhulp en het voorkomen van victimisering hebben zich belangrijke

ontwikkelingen voorgedaan op gebied van slachtofferhulp. Vooral in nationale

wetgeving en praktijk is er een beter begrip van wat de behoeften van het slachtoffer

inhouden.126

Toch is het slachtofferschap een thema dat nog steeds actueel is, de aandacht voor de

noden van het slachtoffer is verbeterd, maar dit betekent niet dat het proces ten einde

is, een nieuwe aanbeveling is een goed signaal aan de staten dat de aandacht voor het

slachtoffer niet mag verslappen.

In dit kader onderstreept het Comité dat er rekening moet gehouden worden met de

werkzaamheden van de reeds bestaande niet-gouvernementele organisaties op het

gebied van slachtofferhulp en met de noodzaak van samenwerking tussen lidstaten op

gebied van bijstand aan slachtoffers van grensoverschrijdende misdrijven. Daarnaast is

er nog steeds een noodzaak om herhaald slachtofferschap te voorkomen, in het

bijzonder bij risicogroepen. Ook wordt nogmaals benadrukt dat de staat niet alleen

moet voorzien in hulp aan slachtoffers maar ook in de aanpak van daders van

misdrijven.127

Dit in het achterhoofd houdend, stelt het Comité een bijlage op met principes over

slachtofferhulp die moeten dienen als leidraad voor de lidstaten binnen hun wetgeving

en praktijken.

126 Aanb. Rec. (2006) 8 van het Comité van Ministers van 14 juni 2006, betreffende hulp aan slachtoffers

van misdrijven, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/rec%20_2006.pdf (consultatie 11

november 2009) 127 Ibid. (consultatie 11 november 2009)

Page 63: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

53

2.10.3 Ontleding van de bijlage bij de aanbeveling

In een eerste hoofdstuk worden een aantal begrippen gedefinieerd, om vervolgens

over te gaan tot het opstellen van een aantal beginselen. De voornaamste beginselen

houden in dat de rechten van de slachtoffers afdoende moeten erkend worden en dat

de hulpverlening niet mag afhangen van de identificatie, aanhouding, vervolging of

veroordeling van de dader128.

Een derde onderdeel handelt over hulpverlening, welke vormen de hulp zou moeten

aannemen en hoe de hulp zou moeten worden aangeboden. Ook wordt benadrukt dat

secundaire victimisering moet worden voorkomen129.

Een vierde deel handelt vervolgens over de rol van de overheidsdiensten. Lidstaten

zouden ervoor moeten zorgen dat medewerkers en organisaties die in contact komen

met slachtoffers meer respect hebben voor het slachtoffer alsook meer begrip

opbrengen voor de gevolgen van het misdrijf ten aanzien van het slachtoffer.

Specifiek voor rechtshandhavinginstanties wordt vermeld dat zij de behoeften van het

slachtoffer in kaart moeten brengen om zo passende informatie, bescherming en

bijstand te kunnen aanbieden. Naast het feit dat aan slachtoffers voldoende informatie

moet worden gegeven over de gevolgen van de beslissingen van de

rechtshandhavinginstanties en het feit dat slachtoffers de gelegenheid moeten krijgen

om aan deze instanties alle relevante informatie mee te delen, moet er ook gezorgd

worden voor een vlotte doorverwijzing van slachtoffers door politiediensten naar

hulpverleningsstructuren.

128 Aanb. Rec. (2006) 8 van het Comité van Ministers van 14 juni 2006, betreffende hulp aan slachtoffers

van misdrijven, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/rec%20_2006.pdf (consultatie 11

november 2009) 129 Bijlage bij Aanb. Rec. (2006) 8 van het Comité van Ministers van 14 juni 2006, betreffende hulp aan

slachtoffers van misdrijven, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/rec%20_2006.pdf

(consultatie 11 november 2009)

Page 64: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

54

Ook moeten de lidstaten het vergroten van het aanbod van organisaties die

bescherming aan slachtoffers bieden bevorderen en zou er een rol moeten weggelegd

zijn voor ambassades en consulaten die hulp bieden aan onderdanen die slachtoffer

werden van een misdrijf.130

In een vijfde deel worden aanbevelingen gegeven met betrekking tot de diensten voor

slachtofferhulp. Er zou moeten worden voldaan aan een aantal minimumnormen zoals

vlotte toegang, gratis steun, bekwaamheid van de hulpverleners en dergelijke meer.

Daarenboven worden lidstaten aangemoedigd om gespecialiseerde centra op te

richten voor slachtoffers van specifieke misdrijven zoals daar bijvoorbeeld zijn seksueel

geweld of huiselijk geweld. Ook wordt aan lidstaten aangeraden een nationaal

noodnummer in het leven te roepen om zo voor slachtoffers de drempel om hulp te

vragen te verlagen.

Ook de coördinatie van de diensten voor slachtofferhulp moet worden bevorderd, best

door 1 welbepaalde landelijke organisatie.131

In een zesde deel wordt aandacht besteed aan de informatieverstrekking. Slachtoffers

moeten toegang hebben tot de voor hen relevante informatie, vanaf het moment dat

het slachtoffer contact heeft met rechtshandhavings- of hulpverleningsdiensten.

Ook over de inhoud van de informatie geeft het Comité een aantal richtlijnen, het gaat

voornamelijk over de rol die het slachtoffer zal spelen in de procedure, welke

bescherming er bestaat voor het slachtoffer, de kosten die dat met zich mee brengt en

dergelijke meer.

Ook moeten lidstaten er op toezien dat slachtoffers voldoende worden geïnformeerd

over de gevolgen die werden gegeven aan hun klacht, het verloop van de

strafrechtelijke procedure en het vonnis van de rechtbank. Opmerkelijk is hier dat er

niets wordt bepaald over het informeren van het slachtoffer in de fase van de

strafuitvoering.132

130 Bijlage bij Aanb. Rec. (2006) 8 van het Comité van Ministers van 14 juni 2006, betreffende hulp aan

slachtoffers van misdrijven, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/rec%20_2006.pdf

(consultatie 11 november 2009) 131 Ibid. (consultatie 11 november 2009) 132 Ibid. (consultatie 11 november 2009)

Page 65: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

55

Minder belangrijke punten in het licht van een strafrechtelijke procedure zijn de

aanbevelingen die het Comité geeft met betrekking tot de mogelijkheid voor het

slachtoffer om burgerlijke rechtsmiddelen aan te wenden, de schadevergoeding van

slachtoffers door de staat en de rol van verzekeringsmaatschappijen133.

In een tiende deel wordt bijzondere aandacht besteed aan de bescherming van de

lichamelijke en psychologische integriteit van het slachtoffer in alle stadia van het

strafproces. Hierbij zegt het Comité expliciet dat de lidstaten zouden moeten voorzien

in maatregelen zodat het, minstens in de gevallen waar een mogelijk gevaar bestaat

voor het slachtoffer, mogelijk wordt het slachtoffer in kennis te stellen wanneer de

vervolgde of veroordeelde persoon in vrijheid wordt gesteld.

Daarnaast bevat dit tiende deel nog een aantal bepalingen met betrekking de

bescherming van het slachtoffer tegen herhaald slachtofferschap en de bescherming

van de persoonlijke levenssfeer.134

De volgende delen handelen over de vertrouwelijkheid van informatie afkomstig of met

betrekking tot het slachtoffer alsook over een passende selectie van en opleiding voor

medewerkers van hulpdiensten·.

Ook met betrekking tot bemiddeling worden in deze bijlage opnieuw een aantal

aanbevelingen gedaan. Hier wordt voornamelijk gewezen op elementen die reeds

waren voorzien in de Aanbeveling R (99) 19 van het Comité van Ministers inzake de

bemiddeling in strafzaken, zoals hierboven werd besproken135.

Als laatste wordt opgemerkt dat coördinatie en samenwerking tussen

hulpverleningsinstanties moeten worden bevorderd en er moet ook worden voorzien in

internationale samenwerkingsmogelijkheden bij de aanpak van grensoverschrijdende

misdrijven zodat het slachtoffer in deze situatie niet in de kou blijven staan.

133 Bijlage bij Aanb. Rec. (2006) 8 van het Comité van Ministers van 14 juni 2006, betreffende hulp aan

slachtoffers van misdrijven, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/rec%20_2006.pdf

(consultatie 11 november 2009) 134 Ibid. (consultatie 11 november 2009) 135 Ibid. (consultatie 11 november 2009)

Page 66: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

56

De publieke opinie moet daarenboven bewust gemaakt worden van de gevolgen van

misdrijven en vooral de behoeften van slachtoffers zodat deze kunnen rekenen op

meer begrip, zodat secundaire victimisering wordt voorkomen en herstel wordt

bevorderd.136

Ten slotte moet ook onderzoek naar slachtofferschap en zijn verschillende dimensies

worden aangemoedigd door de lidstaten, onder andere door vlottere fondsverwerving.

Zo zouden de lidstaten rekening kunnen houden met de laatste ontwikkelingen van het

onderzoek bij het uitwerken van een slachtofferbeleid.137

2.10.4 Besluit

Ook in deze aanbeveling merken we dat de aandacht uit de aanbeveling R 87 (21), die

veel verder ging dan het voorzien in een schadevergoeding voor het slachtoffer, verder

wordt gezet. Zaken zoals minimumnormen inzake hulpverlening, specifieke centra voor

bepaalde categorieën slachtoffers alsook drempelverlaging en betere samenwerken

tussen gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties zijn thema’s waar men

de aandacht van de lidstaten op wil vestigen.

Ook blijven ze aandacht vragen voor de mogelijkheid om te onderzoeken in hoe ver

bemiddeling een oplossing kan bieden bij misdrijven en wordt er gehamerd op het

geven van alle nuttige informatie aan de slachtoffers.

Veel van deze thema’s vinden we terug in onze wetgeving, de nationale wetgever is

duidelijk niet doof gebleven voor de raadgevingen van bovenstaande supranationale

organen.

136 Bijlage bij Aanb. Rec. (2006) 8 van het Comité van Ministers van 14 juni 2006, betreffende hulp aan

slachtoffers van misdrijven, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/rec%20_2006.pdf

(consultatie 11 november 2009) 137 Ibid. (consultatie 11 november 2009)

Page 67: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

57

2.11 Algemeen besluit

Het herstelrecht is niet louter theoretisch gebleven, supranationale organen bleven niet

doof voor de principes waar het herstelrecht voor pleitte en begonnen na te denken

over het slachtoffer en diens rechtspositie. We zien dat vooral sinds de jaren tachtig er

een groeiende aandacht is geweest voor het slachtoffer en zijn rechten vanuit

verschillende supranationale hoeken. In het begin lag de aandacht nog sterk op het

vergoeden van financiële schade, maar na verloop van tijd kwam er ook meer

aandacht voor de niet-financiële noden van het slachtoffer zoals hulpverlening en het

recht op informatie. Ook over bemiddeling werd nagedacht, het werd aangeraden om

in de nationale wetgeving van de lidstaten te integreren omdat men zag dat hier zeker

iets voor te zeggen viel.

Niet elk supranationaal orgaan was even vlug met het reageren op het nieuwe

gedachtegoed van het herstelrecht, vooral voor wat de Europese Unie betreft, was het

wachten tot het kaderbesluit 2001 voor er een noemenswaardige regelgeving werd

ontwikkeld, met aandacht voor het slachtoffer.

Aan de andere kant was het wel in dat kaderbesluit dat er voor het eerste werd

gewezen op het feit dat het slachtoffer zou moeten geïnformeerd worden ook in de

fase van de strafuitvoering, vooral in het kader van de invrijheidstelling van de dader.

België is zeker ook beïnvloed geweest door deze supranationale initiatieven,

slachtofferzorg werd uitgebouwd, men wilde een optimale samenwerking tussen de

federale staat en Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferhulp bekomen en België

heeft ook de mogelijkheid van bemiddeling geïntegreerd in zijn wetgeving. Dit zijn

enkele voorbeelden van de invloed van het herstelrecht en de supranationale

initiatieven op de Belgische wetgeving en dit zal in volgende hoofdstukken nog verder

aan bod komen.

De rechtspositie en de noden van het slachtoffer zijn nog steeds een punt op de

agenda, de evolutie is zeker nog niet ten einde. Hoe ver men hier echter in zal gaan,

zal de toekomst moeten uitwijzen. Zoals reeds werd gezegd in een eerste hoofdstuk

vinden bepaalde auteurs het niet wenselijk om het slachtoffer te veel rechten en te veel

aandacht te geven. Het is niet gemakkelijk om een evenwicht te vinden tussen de

verschillende actoren dader, slachtoffer en maatschappij. Het zal een uitdaging zijn om

het slachtoffer net voldoende te betrekken bij het strafrecht zonder dat hierdoor andere

principes zoals rechten van verdediging in het gedrang komen.

Page 68: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

58

Hoofdstuk 3 Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid

3.1 Inleiding

3.1.1 Ontstaan

In een vorig hoofdstuk konden we zien dat onder invloed van de theorie van het

herstelrecht vanaf midden jaren tachtig, van op supranationaal niveau steeds meer

aandacht kwam voor het slachtoffer en diens rechtspositie. Verschillende

supranationale instanties begonnen hierover na te denken, wat heeft geleid tot een

aantal belangrijke initiatieven ten behoeve van het slachtoffer op supranationaal vlak.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de theorie van het herstelrecht ook binnen België

zijn invloed heeft uitgeoefend, mede te danken aan de hierboven vermelde

supranationale initiatieven.

De aandacht voor het slachtoffer in het gerechtelijk systeem is vrij recent, het heeft

geduurd tot begin jaren negentig voor we in België echt konden spreken van aandacht

voor het slachtoffer. Pas de laatste twintig jaar is de situatie van het slachtoffer

langzaam maar zeker verbeterd door allerhande wetgevende hervormingen.

Een eerste noemenswaardig initiatief kwam er in 1993, toen in de Kamer van

Volksvertegenwoordiging een motie werd goedgekeurd waarin aan de regering werd

gevraagd een Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid op te richten. Op 16 juni 1994 is

het forum voor slachtofferbeleid geïnstalleerd door de toenmalige Minister van

Justitie.138

Het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid is een advies- en overlegorgaan dat

vertegenwoordigers van ministers, administraties en verenigingen die bij het

slachtofferbeleid betrokken zijn, rond de tafel brengt. Dit forum is een overlegorgaan

voor zowel justitiële als politionele actoren alsook voor personen die actief zijn in het

welzijnskader en die betrokken zijn bij rechten en zorg voor slachtoffers. Het nationaal

forum gaat naar deze actoren toe aanbevelingen en adviezen gaan formuleren.139 Net

omdat dit Forum vaak aan de basis ligt van verschillende wetgevende initiatieven wordt

de werking van dit Forum binnen dit derde hoofdstuk uitgebreid besproken.

138 http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/index.php (consultatie 12 april 2010) 139http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__550/4986/default.aspx (consultatie 11 april 2010)

Page 69: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

59

3.1.2 Belangrijkste opdrachten

Het forum heeft verschillende opdrachten gekregen, een eerste was het opmaken van

een inventaris van alle regelgeving en initiatieven van de overheid in verband met de

slachtofferproblematiek. Dit hebben ze gerealiseerd in februari 1995.140

Een volgende opdracht is het formuleren van adviezen en voorstellen over allerhande

aspecten van slachtofferbeleid, zoals voorstellen ter verbetering van slachtofferhulp,

slachtofferonthaal, slachtofferbejegening, samenwerking tussen verschillende

instanties en zo verder.141

Het forum formuleert dergelijke adviezen en voorstellen met als doel te komen tot een

coherent nationaal slachtofferbeleid, daarom gaan ze ook vaak na of hun

aanbevelingen en adviezen in praktijk wel werden opgevolgd. Vooral de adviezen

vervat in het Strategisch Plan voor een Nationaal Slachtofferbeleid van juni 1996 en

deze vervat in het Handvest voor het slachtoffer van een misdrijf van maart 1998,

worden op regelmatige basis opgevolgd.142

Een andere belangrijke opdracht is het evalueren van initiatieven inzake

slachtofferbeleid die werden genomen door de Belgische overheid. Zowel de

implementatie van de wetgeving wordt geëvalueerd als de doelmatigheid van de

personele en materiële middelen die hiertoe worden ingezet.143 Ook de inhoud van

Belgische regelgeving en initiatieven ten aanzien van internationale overeenkomsten,

aanbevelingen, richtlijnen en verdragen vormen het onderwerp van evaluatie door het

forum.144

Een laatste taak van het forum is het sensibiliseren van zowel de maatschappij, de

overheid als de verenigingswereld voor de slachtofferproblematiek.145

140 http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/index.php (consultatie 11 april 2010) 141Ibid. en http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__550/4986/default.aspx (consultatie 11 april 2010) 142 http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/index.php (consultatie 11 april 2010) 143http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__550/4986/default.aspx (consultatie 11 april 2010) 144 http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/index.php (consultatie 11 april 2010) 145http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__550/4986/default.aspx (consultatie 11 april 2010)

Page 70: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

60

3.2 Belangrijkste publicaties met betrekking tot h et slachtoffer

3.2.1 Strategisch plan van een nationaal slachtofferbeleid

3.2.1.1 Inleiding

Een eerste belangrijke publicatie van het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid is hun

strategisch plan, opgesteld in juni 1996. Dit document is er gekomen na overleg tussen

alle beleidsinstanties die betrokken zijn bij de slachtofferproblematiek en maakt ons

wegwijs in de verschillende initiatieven die er bestaan ten behoeve van het

slachtoffer146. Uit het voorwoord van toenmalig Minister van Justitie Declerck blijkt dat

de werkzaamheden die het forum verricht wel degelijk effect hebben, er wordt in de

wetgeving rekening gehouden met hun bevindingen en het is dan ook niet

verwonderlijk dat het bestaan van het forum werd bestendigd zodat slachtoffers hun

stem blijven behouden naar het beleid toe.

Wanneer we dit strategisch plan lezen, is het belangrijk te onthouden dat dit dateert

van 1996 en dat dit dus de eerste verwezenlijkingen weergeeft inzake

slachtofferproblematiek.

146 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Strategisch plan voor een

nationaal slachtofferbeleid: fundamenten voor een Belgisch handvest van het slachtoffer van een

strafrechtelijk misdrijf, Brussel, Leemans, 1996, 5 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010)

Page 71: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

61

3.2.1.2 Bespreking van de inhoud van het strategisch plan

A. Deel 1: Evaluatie van bestaande initiatieven

i. Bespreking van de evaluatie van belangrijkste bestaande initiatieven

Het strategisch plan bestaat uit drie delen, een eerste deel handelt over de

maatregelen die de laatste jaren ten behoeve van de slachtoffers werden genomen. Dit

ligt volledig in de lijn van de opdracht van het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid,

aan hen werd immers gevraagd alle regelgeving en initiatieven die ten behoeve van

het slachtoffer werden genomen, te inventariseren.147

We hebben reeds opgemerkt dat op supranationaal vlak men al vanaf midden jaren

tachtig aandacht had voor de slachtofferproblematiek, ondanks deze internationale

initiatieven werd het slachtoffer in België nog bijna een decennium verwaarloosd

vooraleer de aandacht voor het slachtoffer begon toe te nemen. Dit is een vaststelling

die ook het forum heeft gedaan.

In zijn strategisch plan gaat het forum de noden van het slachtoffer gaan specificeren,

het slachtoffer heeft nood aan een menselijk aanpak door alle instanties waarmee hij in

contact komt, optimale informatie en herstel van de geleden schade148. We zien dat dit

thema’s zijn die in de supranationale aanbevelingen en resoluties ook al sterk aan bod

kwamen. Vooral de nood aan het bekomen van alle noodzakelijke informatie en de

nood aan herstel van de geleden schade, zijn thema’s die op internationaal niveau al

sterk werden benadrukt.

We zien dat men in de eerste jaren na de vernieuwde aandacht voor het slachtoffer in

België vooral politieke aandacht had voor het voorkomen van secundaire victimisering,

herstel van schade en de bestrijding van fysiek en seksueel geweld, mensenhandel en

racisme149.

147 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 9 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 148 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 12 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 149 Ibid.

Page 72: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

62

Een punt waar dit strategisch plan vooral nadruk op wilde leggen, was de noodzaak

aan een vlotte overgang tussen het niveau van de overheid en het niveau van het

welzijnswerk. Het eerste niveau is dat van de slachtofferbejegening, zowel politioneel

als justitieel, hier staat een goed onthaal, voorkomen van secundaire victimisering en

geven van alle nodige informatie centraal. Het tweede niveau is dat van de

slachtofferhulp, hier richt men zich vooral op het bekomen van een goede

schaderegeling alsook op conflictbemiddeling. Een beperkt aantal slachtoffers heeft

bovendien nood aan slachtoffertherapie, dit is een derde niveau dat uiterst

gespecialiseerde hulp voorziet voor bepaalde slachtoffers.150

De overheid is niet doof gebleven voor deze bemerking, er kwam in 1999 een

samenwerkingsakkoord tussen de Federale staat en de Vlaamse Gemeenschap

inzake slachtofferzorg. Dit samenwerkingsakkoord wordt verder in deze masterproef

nog uitgebreid behandeld.

Dit strategisch plan formuleerde verder ook een aantal opmerkingen voor wat betreft

de politionele slachtofferbejegening. Hoewel men in de wet op het politieambt van 5

augustus 1992 voorop stelt dat er een scheiding is tussen de taken van de

politiediensten en het echte welzijnswerk, stelt het forum vast dat niet alle

politiediensten dit van elkaar kunnen scheiden en dat de doorverwijzing naar

hulpverleningsinstanties niet optimaal verloopt.151 Dit wordt mee in de hand gewerkt

door de complexe bevoegdheidsproblematiek, er is nood aan betere reglementering en

de diensten dienen beter te worden uitgebouwd.152

150 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 13 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 151 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 14 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 152 Ibid.

Page 73: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

63

Ook voor wat betreft justitiële slachtofferbejegening werden er een aantal opmerking

geformuleerd. Men had toen net de diensten slachtofferonthaal ingesteld bij de

parketten en er kwamen een aantal pijnpunten aan het licht, met als voornaamste

bevinding dat er een grote nood was aan sensibilisering.153

Uit onderzoek is gebleken dat ongeveer 1/3 van de slachtoffers nood hebben aan

bijstand, maar mensen vragen nu eenmaal niet zo makkelijk om hulp. Vandaar dat de

dienst slachtofferhulp wel degelijk zijn nut heeft, wel is het vereist dat er naar deze

diensten wordt doorverwezen, want vaak weet het slachtoffer niet van het bestaan af

van deze diensten. Gehoor gevend aan de aanbevelingen nr. (87) 21 van de Raad van

Europa, heeft België ook gekeken naar de mogelijkheid om te werken met vrijwilligers.

Zij gaan slachtoffers thuis bezoeken en hen gaan begeleiden, zo wordt het proces dat

in gang wordt gezet door professionele hulpverleners versneld. Belangrijk is wel dat dit

vrijwilligerswerk een professionele omkadering kent.

Opleiding en training van vrijwilligers is volgens het Nationaal Forum dan ook zeer

belangrijk, bovendien is vrijwilligerswerk complementair aan het werk van

professionelen, het is niet de bedoeling dat dit op zichzelf gaat bestaan.154 Zoals

aangeraden wordt in aanbevelingen van de Raad van Europa, heeft men in België ook

voorzien in specifieke diensten voor slachtofferhulp. Dit is er voor Vlaanderen, via de

Vlaamse Gemeenschap, reeds gekomen in 1985 onder de naam centra voor algemeen

welzijnswerk. Daarnaast wordt ook voorzien in vluchthuizen en centra voor specifieke

categorieën van slachtoffers zoals centra voor hulpverlening inzake

kindermishandeling.

153 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 18 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 154 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 19 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010)

Page 74: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

64

ii. Besluit

Reeds in 1985 heeft de Vlaamse Gemeenschap in het kader van zijn bevoegdheid

“bijstand aan personen” de centra voor algemeen welzijnswerk opgericht om

daarbinnen slachtofferhulp uit te bouwen. De aandacht van justitie voor het slachtoffer

liet echter op zich wachten tot begin jaren negentig. België kent een gecompliceerde

staatsstructuur zodat langs de ene kant de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is voor

welzijnswerk en langs de andere kant de federale overheid bevoegd is voor justitie.

Wanneer we slachtoffers van misdrijven willen helpen, is het onoverkomelijk dat het

slachtoffer zowel met justitie als met welzijnswerk te maken krijgt. Het belangrijkste

advies dat het forum geeft in dit strategisch plan is dat slachtofferhulp moet worden

afgestemd op federale initiatieven, een samenwerkingsakkoord is hier dus

noodzakelijk155.

Twee jaar later wordt hier aan gehoor gegeven, dit werd al kort aangehaald en zal nog

verder worden behandeld in een tweede deel van deze masterproef wanneer het

samenwerkingsakkoord van 7 april 1998 tussen federale overheid en Vlaamse

Gemeenschap inzake slachtofferzorg zal worden besproken.

B. Deel 2: Principes van het slachtofferbeleid

i. Bespreking van de principes van het slachtofferbeleid

Vervolgens worden in het strategisch plan een aantal algemene principes

geformuleerd. Als uitgangspunt wordt genomen dat slachtoffers recht hebben op zowel

materieel als immaterieel herstel, ze verdienen respect en aandacht van zowel de

overheid als de maatschappij. Secundaire victimisering, dit is de situatie waar een

slachtoffer voor een tweede maal slachtoffer wordt omdat hij niet voldoende informatie

krijgt of tactloos wordt behandeld door gerechtelijke instanties zodat de negatieve

effecten van zijn slachtofferschap worden verlengd, moet worden voorkomen en dit is

even belangrijk als het voorkomen van het oorspronkelijke misdrijf.

155 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 19 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010)

Page 75: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

65

De staat is verantwoordelijk voor het vervolgen van de daders, het slachtoffer heeft hier

geen zeggenschap in. Maar om de nadelige effecten hiervan op te vangen moeten er

stappen genomen worden om de rechten van het slachtoffer te verzekeren.

Ten slotte is het ook belangrijk dat het slachtoffer niet langer wordt genegeerd, het

ontwikkelen van algemene en specifieke diensten voor slachtofferhulp wordt

toegejuicht.156

Deze algemene principes alsook de internationale aanbevelingen, verklaringen en

verdragen hebben er toe geleid dat het forum in zijn strategisch plan is overgaan tot

het creëren van een aantal basisrechten voor het slachtoffer:157

- Recht op een correcte behandeling

Het slachtoffer heeft recht op goede slachtofferbejegening, dit draagt bij tot het

voorkomen van secundaire victimisering.

- Recht op het krijgen van informatie

Zowel de politiediensten als justitie moeten aan het slachtoffer alle relevante

informatie mee delen. Het is belangrijk dat het slachtoffer weet wat zijn

mogelijkheden zijn, hoe de procedure zal verlopen en hoe hij hulp kan krijgen.

- Recht op het geven van informatie

Slachtoffers moeten ook hun verhaal kunnen doen zodat niet alleen de schade

exact kan worden begroot maar zodat er ook rekening kan worden gehouden

met de belevingen en de situatie van het slachtoffer.

- Recht op juridische bijstand

Elk slachtoffer heeft recht op bijstand van een raadsman, formaliteiten mogen

dit niet in de weg staan.

156 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 25 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 157 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 26 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010)

Page 76: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

66

- Recht op herstel van schade

Een snelle en rechtvaardige schaderegeling is essentieel voor het slachtoffer,

als dit door omstandigheden niet kan bekomen worden van de dader is het aan

de staat om in te grijpen zodat het slachtoffer toch wordt vergoed.

- Recht op hulp

Recht op hulp is een essentieel element in kader van het herstelrecht. Hierbij

wordt zowel hulp van vrijwilligers als van professionelen aangemoedigd.

- Recht op bescherming en privacy

Dit is vooral aan de orde wanneer er bedreigingen geuit zijn of wraakacties

werden ondernomen tegen het slachtoffer. Het is de taak van de politie om

slachtoffers hiertegen te beschermen.

Een goed slachtofferbeleid houdt rekening met bovenstaande algemene principes en

rechten, dit wordt in het strategisch plan verder geëxpliciteerd en genuanceerd op

basis van ervaringen en onderzoek.158

Wanneer de politiediensten verwittigd worden, is het belangrijk dat zij snel en met de

nodige tact reageren, ook een goed proces-verbaal opstellen is essentieel zodat in een

later stadium het parket en de rechtbank de situatie duidelijk kunnen inschatten.159

Bovendien is het belangrijk dat de politiediensten het slachtoffer alle nuttige informatie

geven omtrent het verder verloop van het onderzoek alsook omtrent de mogelijkheid

op hulp te bekomen, mits akkoord van het slachtoffer kunnen de politiediensten zelf

erkende hulpcentra contacteren om zo hulp aan slachtoffer aan te bieden.160 De

klemtoon ligt hier dus op het geven van voldoende informatie zowel over het verder

verloop van de procedure als over de mogelijkheid om hulp te bekomen.

158 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 27 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 159 Ibid. 160 Ibid.

Page 77: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

67

Ook tijdens het onderzoek is het belangrijk dat aan het slachtoffer zoveel mogelijk

informatie wordt meegedeeld, dit is echter niet zo eenvoudig want er moet rekening

gehouden worden met het geheim karakter van het strafrechtelijk onderzoek. Wat wel

kan is uitleg geven omtrent zaken zoals seponeren, de mogelijkheid tot klacht met

burgerlijke partijstelling en dergelijke meer. Bepaalde informatie kan wel worden

doorgegeven aan het slachtoffer met betrekking tot de ontwikkelingen in de zaak, het is

zelfs aangewezen dat het slachtoffer dit via de politiediensten verneemt en niet via de

media.161 We zien dus dat de klemtoon in de fase van het onderzoek voornamelijk ligt

op het bekomen van voldoende informatie omtrent het verdere verloop van de

procedure.

Wanneer het komt tot een rechtszaak is het belangrijk dat het slachtoffer niet alleen

juridisch maar ook psychologisch is voorbereid, vooral wanneer hij moet getuigen. Er

moet een mogelijkheid zijn voor het slachtoffer om bijstand te bekomen, dit zou kunnen

georganiseerd worden door slachtofferonthaal in samenwerking met slachtofferhulp.162

Het strategisch plan legt, volledig in de lijn van het gedachtegoed van het herstelrecht,

de nadruk op herstel door schadevergoeding en herstel door slachtofferhulp. Er is dus

zowel aandacht voor materiële als immateriële schade. Hierbij moet men de

mogelijkheden inzake bemiddeling, zowel minnelijke regelingen, bemiddeling door

derden als bemiddeling in strafzaken zeker overwegen.

Men mag echter niet alleen aandacht hebben voor financieel herstel maar ook zaken

zoals erkenning van het slachtofferschap, aanbieden van verontschuldigingen en

dergelijke meer zijn zaken die men moet nastreven.163

Het slachtoffer kan daarnaast ook via slachtofferhulp, dat idealiter zowel met

vrijwilligers als professionelen werkt, de nodige steun bekomen164.

161 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 28 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 162 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 30 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 163 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 31 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010)

Page 78: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

68

Daarnaast moet er ook voor een beperkte categorie slachtoffers de mogelijkheid

worden voorzien om in slachtoffertherapie te gaan. Dit gaat om hulp bij zeer

gespecialiseerde diensten zoals psychiatrische centra of traumacentra. Het is dus van

belang dat slachtofferhulp ook met deze diensten in contact staat en slachtoffers

hiernaar kan doorverwijzen indien nodig.165

Belangrijk in het kader van deze masterproef is de specifieke aandacht die het forum in

zijn strategisch plan besteedt aan de situatie van het slachtoffer tijdens de

strafuitvoering. Slachtoffers kunnen met betrekking tot de strafuitvoering geen eisen

stellen, dit is niet mogelijk noch wenselijk. Wat wel het leed van het slachtoffer

enigszins kan verzachten is uitleg, er moet aan het slachtoffer uitgelegd worden welke

gevolgen de bestraffing concreet zal hebben voor de dader. Bovendien kan ook

rekening gehouden worden met de beleving van het slachtoffer wanneer men

overweegt vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen166.

In 1996 was het niet de gewoonte dat slachtoffers op de hoogte werden gesteld van

penitentiair verlof of voorwaardelijke invrijheidstelling van de dader. Hier wijst het forum

er op dat het minstens in bepaalde gevallen overwogen moet worden om het

slachtoffer hiervan toch op de hoogte te stellen.

Het is immers geruststellender voor het slachtoffer wanneer hij dit op voorhand

verneemt van een officiële instantie dan wanneer hij plots de dader op straat ziet rond

lopen. Samenwerking tussen de diensten slachtofferhulp en de diensten die daders

helpen is aangewezen.167

164 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 32 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 165 Ibid. 166 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 33 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010) 167 Ibid.

Page 79: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

69

ii. Besluit

Dit strategisch plan is sterk beïnvloed geweest door de principes van het herstelrecht

alsook door het ideeëngoed dat leefde op supranationaal vlak, dit bewijst onder meer

het feit dat de rechten die ze toekennen aan het slachtoffer zeer gelijk lopend zijn met

de rechten van het slachtoffer, opgesteld door het Victim Support Europe in datzelfde

jaar.

We zien dat het Forum voor Nationaal Slachtofferbeleid vooral aanzet tot

samenwerking tussen de verschillende instanties, geven van de nodige informatie

alsook hulpverlening aan slachtoffers en komen tot herstel, niet alleen op financieel

vlak maar ook op materieel en immaterieel vlak.

Specifiek voor strafuitvoering zien we dat het forum aanbeveelt om het slachtoffer

minstens in bepaalde gevallen op de hoogte te stellen van voorwaardelijke vrijlating.

Hieraan zal de wetgever vrij snel tegemoet komen met de wet van 5 maart 1998 inzake

voorwaardelijke invrijheidstelling, die in een tweede deel nog uitvoerig zal worden

besproken.

C. Deel 3: Een maatstaf voor toetsing

Het derde deel omvat een aantal vragen voor alle actoren die met slachtoffers in

aanraking komen, aan de hand waarvan ze kunnen beoordelen of ze een adequaat

slachtofferbeleid voeren.

Hier verder op in gaan heeft weinig nut, maar specifiek voor strafuitvoering worden de

vragen gesteld: “Worden de belangen van en gevaren voor slachtoffers in rekening

gebracht bij acties die worden ondernomen?” en “Worden de procedures en het beleid

ook doorgelicht vanuit het standpunt van de slachtoffers en hun nabestaanden?”.168

Ook in het kader van de strafuitvoering zien we dus dat het forum ernaar streeft om het

slachtoffer de nodige aandacht te geven en zijn positie in het proces te bestendigen.

168 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 39 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010)

Page 80: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

70

3.2.1.3 Besluit

In België is de aandacht voor het slachtoffer pas begin jaren negentig schoorvoetend

op gang gekomen, het Forum voor Nationaal Slachtofferbeleid heeft hier geen

onbelangrijke rol in gespeeld.

Het forum heeft alle bestaande initiatieven tot 1996 geïnventariseerd en heeft, rekening

houdend met internationale regelgeving, een aantal voorstellen geformuleerd om het

slachtofferbeleid, dat een integraal deel uitmaakt van het strafrechtelijk beleid, te

verbeteren. Dat dit strategisch plan niet in dovemansoren is gevallen, bewijzen de

wetsvoorstellen die in de jaren na het opstellen van dit strategisch plan volgen. Denk

maar aan het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de Vlaamse

Gemeenschap, een punt dat het forum in zijn strategisch plan herhaaldelijke keren

naar voren heeft gebracht. Ook de wet van 5 maart 1998 betreffende de

voorwaardelijke invrijheidstelling bevat een aantal bepalingen omtrent slachtoffers, net

zoals het strategisch plan heeft aanbevolen. De diensten slachtofferhulp en

slachtofferzorg hebben sinds 1996 ook merkbare verbeteringen ondergaan, het forum

ligt zeker mee aan de basis voor deze nieuwe regelgeving.

3.2.2 Handvest voor het slachtoffer van een misdrijf

3.2.2.1 Inleiding

Het handvest voor het slachtoffer van een misdrijf is een document dat werd opgesteld

door het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid en dat aangeeft welke de rechten van

het slachtoffer zijn. Het dateert van 1998 en bevat niet alleen de rechten die reeds in

onze Belgische wetgeving bestaan maar ook rechten die nog niet bestaan in de

juridische regelgeving maar waarvan het forum meent dat het wenselijk is ook deze

rechten te creëren.

Het handvest is bedoeld als leidraad voor elk slachtoffer zodat hij weet wat zijn rechten

zijn en wat hij kan verwachten van politie, justitie en hulpverlening. Bovendien wil het

forum met dit handvest politie en justitie aansporen om slachtoffers te geven waar ze

recht op hebben, zonder dat ze dit moeten vragen.169

169 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Handvest voor het

slachtoffer van een misdrijf, s.l., 1998, 4 (1-20),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/misdrijft_maart_1998.pdf (consultatie 12

april 2010)

Page 81: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

71

3.2.2.2 Basisprincipes inzake rechten van het slachtoffer volgens het handvest

In het handvest voor slachtoffers van misdrijven gaat men ervan uit dat de rechten van

slachtoffers en de rechten van verdachten gelijke prioriteit verdienen. Dit betekent dat

politie en justitie geen bijkomende problemen mogen veroorzaken voor de slachtoffers,

secundaire victimisering moet voorkomen worden.170

Slachtoffers verliezen vaak hun vertrouwen in de samenleving, dit wordt nog versterkt

wanneer politie en justitie hen onvoldoende informatie geven of wanneer ze hen weinig

tactvol gaan behandelen. Wanneer het slachtoffer echter begrip en respect krijgt van

deze diensten, gaan ze het misdrijf makkelijker verwerken en wordt hun vertrouwen in

de samenleving en justitie vlugger hersteld.171

Niet alleen de slachtoffers zelf worden getroffen door criminaliteit, dit treft de gehele

maatschappij. Het is dan ook essentieel om rechten van slachtoffers te garanderen, zo

schep je een rechtvaardige en solidaire samenleving, dit is een sfeer die elke burger

van de maatschappij ten goede komt.172

Samenwerking tussen federale en gemeenschapsoverheden is dan ook essentieel om

de belangen van het slachtoffer te kunnen beschermen.

Het slachtoffer heeft volgens dit handvest niet alleen rechten, maar ook plichten. Zo

moeten ze de nodige discretie aan de dag leggen wanneer ze derden inlichten over

hun bezittingen en ze moeten het vermoeden van onschuld alsook het privéleven van

medeburgers, dus ook van de daders, respecteren.173

170 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Handvest voor het

slachtoffer van een misdrijf, s.l., 1998, 4 (1-20),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/misdrijft_maart_1998.pdf (consultatie 12

april 2010) 171 Ibid. 172 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Handvest voor het

slachtoffer van een misdrijf, s.l., 1998, 5 (1-20),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/misdrijft_maart_1998.pdf (consultatie 12

april 2010) 173 Ibid.

Page 82: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

72

3.2.2.3 De fundamentele rechten van het slachtoffer volgens het Handvest

In onze wetgeving bestaat geen eensluidende definitie van het begrip slachtoffer, dit

wordt ook opgemerkt door het forum. Ze gaan zelf het begrip slachtoffer gaan

definiëren als: “Personen of hun omgeving die, ten gevolge van een strafbare

handeling, materiële of morele schade ondervonden”, deze definitie ligt volledig in de

lijn van een definitie uit de omzendbrief OOP15bis van 29 maart 1994 (ondertussen

vervangen door omzendbrief OOP15ter van 9 juli 1999 en daarna door de omzendbrief

GPI 58 van 2007).174

De fundamentele rechten uit het handvest zijn dezelfde die het forum reeds heeft

opgenomen in zijn strategisch plan175:

- Recht op eerbied en een correcte behandeling

- Het recht om informatie te ontvangen

- Het recht om informatie te geven

- Het recht op juridische bijstand

- Het recht op financieel herstel

- Het recht op hulp

- Het recht op bescherming en respect voor het privéleven.

Het handvest werkt deze rechten verder uit in het kader van het contact tussen

slachtoffer en politiediensten, tussen slachtoffer en justitie, in het kader van de

strafuitvoering en in het kader van slachtofferhulp.

Concreet voor wat de strafuitvoering betreft is het recht om informatie te ontvangen en

het recht om informatie te geven belangrijk.

174 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Handvest voor het

slachtoffer van een misdrijf, s.l., 1998, 6 (1-20),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/misdrijft_maart_1998.pdf (consultatie 12

april 2010) 175 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Handvest voor het

slachtoffer van een misdrijf, s.l., 1998, 6-7 (1-20),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/misdrijft_maart_1998.pdf (consultatie 12

april 2010)

Page 83: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

73

Het recht om informatie te ontvangen houdt in dat het slachtoffer ingelicht moet worden

over penitentiair verlof, voorwaardelijke invrijheidstelling, voorlopige invrijheidstelling of

vrijlating op proef. Meer specifiek houdt dit in dat aan het slachtoffer de datum van

toelating wordt meegedeeld, alsook de datum van vrijlating en de voorwaarden die in

het belang van het slachtoffer worden opgelegd. Ook moet het slachtoffer op de hoogte

worden gebracht als de dader opnieuw wordt opgesloten voor feiten inzake de

strafuitvoering die in verband staan met het nadeel geleden door het slachtoffer.176

De wetgever heeft hier in 1998 echter enkel in voorzien in het kader van de

voorwaardelijke invrijheidstelling.

Wat het recht om informatie te geven betreft, heeft het slachtoffer het recht om gehoord

te worden en alle inlichtingen te geven die hij nuttig acht aan justitieassistenten voor

slachtofferonthaal zowel vanaf de uitspraak van de straf als tijdens de

strafuitvoering.177 De wetgever voorziet in zo’n recht in het geval van voorwaardelijke

invrijheidstelling, het slachtoffer heeft het recht gehoord te worden omtrent

voorwaarden die in zijn belang kunnen worden opgelegd aan de dader door de

commissie voor voorwaardelijke invrijheidstelling mits het gaat om een misdrijf

opgenomen in het KB inzake de commissies inzake de voorwaardelijke

invrijheidstelling en mits er een direct en legitiem belang wordt aangetoond.

3.2.2.4 Besluit

Het Forum voor Nationaal Slachtofferbeleid hecht veel belang aan het toekennen van

rechten aan slachtoffers, dit werd voor het eerst naar voren gebracht in het strategisch

plan van 1996 en wordt in 1998 opnieuw herhaald in hun Handvest voor slachtoffers

van misdrijven.

De wetgever was hieraan voor wat de fase van de strafuitvoering tegemoet gekomen

met de wet van 5 maart 1998 inzake voorwaardelijke invrijheidstelling, waarin al een

aantal bepalingen werden opgenomen die de rechten van het slachtoffer waarborgen.

176 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Handvest voor het

slachtoffer van een misdrijf, s.l., 1998, 15 (1-20),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/misdrijft_maart_1998.pdf (consultatie 12

april 2010) 177 Ibid.

Page 84: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

74

Volgens het handvest was dit echter niet voldoende en moeten slachtoffers ook

geïnformeerd worden over andere vormen van invrijheidstelling alsook wanneer de

dader opnieuw wordt opgepakt als hij de eraan verbonden voorwaarden schendt.

Het zou nog 8 jaar duren vooraleer de wetgever hierop ingaat en ook in andere

gevallen buiten de voorwaardelijke invrijheidstelling voorziet in het geven van

informatie aan het slachtoffer.

Dit document speelt, samen met het strategisch plan, nog steeds een belangrijke rol

wanneer het forum de evolutie van het slachtofferbeleid gaat evalueren.

3.2.3 Overige publicaties

Het strategisch plan en het handvest voor slachtoffers van een misdrijf zijn de 2

belangrijkste publicaties van het nationaal forum voor slachtofferbeleid, maar het zijn

lang niet de enige publicaties.

Om de zoveel tijd stelt het forum een stand van zaken op waarin wordt na gegaan in

welke mate de aanbevelingen van het forum in praktijk werden omgezet, in welke

materies er nog problemen zijn en hoe er nog bijkomende inspanningen geleverd

kunnen worden, de laatste stand van zaken dateert van 29 april 2004.178

Daarnaast stelt het forum ook geregeld memoranda op in het kader van een toetsing

van de bestaande regelgeving en initiatieven in ons land aan de internationale

reglementering en de aanbevelingen van het forum zelf. Het forum legt in z’n

memoranda de pijnpunten bloot en probeert zo de aandacht van de toekomstige

regering op deze knelpunten te vestigen.

Het recentste memorandum dateert van 13 mei 2009 en formuleert een vijfvoudige

bekommernis179.

178 FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Stand van zaken, s.l., 2004, 2 (1-100),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/recom_avril_2004.pdf (consultatie 12 april

2010) 179 FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Memorandum van het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid,

Brussel, 2009, (1-5),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/Memo_mei_2009_NL.pdf (consultatie 12

april 2010)

Page 85: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

75

Eerst en vooral wijst het forum op de noodzaak van het afsluiten van

samenwerkingsakkoorden voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franstalige

Gemeenschap. Hieromtrent bestaan reeds protocolakkoorden die een

overgangsperiode instellen voor wat betreft de samenwerking inzake slachtofferhulp

tussen het Waalse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige

Gemeenschap maar het is van belang dat er een samenwerkingsakkoord komt binnen

de afgesproken termijn van 18 maand na de ondertekening van deze

protocolakkoorden. Omdat het forum weet dat deze akkoorden belangrijk zijn voor de

uitwerking van een integrale slachtofferzorg, zal het forum de verschillende partijen

uitnodigen op een vergadering met als doel de onderhandelingen af te ronden en te

komen tot definitieve akkoorden.

Een tweede knelpunt waar het forum op wijst, is de noodzaak om de diensten

slachtofferhulp nog te versterken. Uit de evaluatie van het samenwerkingsakkoord

tussen de federale staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg blijkt

immers dat de doorverwijzing van politie en justitie naar hulpverlening nog lang niet

vlekkeloos verloopt.

Slachtofferhulp zelf is vragende partij voor een betere doorverwijzing, ondanks de

reeds hoge werkdruk. Er moet dan ook gewerkt worden aan een betere effectieve

doorverwijzing in praktijk maar omwille van de hoge werkdruk binnen slachtofferhulp is

de inzet van extra middelen een minimum vereiste.

Een derde punt waar het forum op wijst is dat een aantal bepalingen van het

samenwerkingsakkoord dringend aan vernieuwing toe zijn.

Daarnaast wijst het forum ook op de noodzaak om het Forum voor Nationaal

Slachtofferbeleid te gaan institutionaliseren. Voorlopig hebben de aanbevelingen en

adviezen van het forum geen juridisch bindende kracht, als men in België werkelijk een

slachtofferbeleid wil uitbouwen is zo’n institutionalisering aan de orde.

Ten slotte pleit het forum voor het opnemen van victimologische thema’s in de curricula

van studenten die in hun professionele loopbaan hoogstwaarschijnlijk met slachtoffers

in contact gaan komen. Vaak beschikken deze personen niet over de elementaire

kennis die is vereist om op een correcte manier met slachtoffers en hun specifieke

problematiek om te gaan.

Page 86: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

76

3.3 Besluit

Het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid is een belangrijke stuwende kracht die

zeker mee aan de basis ligt voor heel wat initiatieven inzake slachtofferbeleid in België.

Ook al is het voorlopig nog geen institutionele organisatie, toch mag het belang van het

forum niet worden onderschat, vandaar dat deze actor ook in het kader van dit

werkstuk aan bod diende te komen.

In de voorbije 15 jaar is de positie van het slachtoffer binnen het strafrecht sterk

verbeterd en het forum heeft hier zeker een grote rol in gespeeld met publicaties zoals

hun strategisch plan en het handvest voor slachtoffers van misdrijven.

Het forum brengt de pijnpunten in ons slachtofferbeleid naar voor en via aanbevelingen

en adviezen tracht ze de regering te wijzen op maatregelen die nog kunnen genomen

worden, onder andere ook in het kader van de strafuitvoering. We zien dat het forum

zich ook sterk laat inspireren door wat speelt op internationaal vlak, vele punten waar

men in supranationale initiatieven heeft op gewezen, keren terug in de adviezen van

het forum.

Zoals verder nog zal blijken in deze masterproef, hecht de wetgever wel degelijk

belang aan de bevindingen van het forum en liggen adviezen van het forum vaak aan

de basis van nieuwe initiatieven of wetgeving.

Page 87: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

77

Hoofdstuk 4 Slachtofferzorg

4.1 Inleiding

Slachtofferzorg is de overkoepelende term voor een reeks initiatieven die werden

genomen ten behoeve van het slachtoffer.

Slachtofferzorg is een vorm van hulp- en dienstverlening in zijn meest brede betekenis,

die werkt vanuit verschillende maatschappelijke sectoren.

Binnen slachtofferzorg onderscheidt men slachtofferbejegening, slachtofferhulp en

slachtoffertherapie, termen die in de praktijk echter vaak door elkaar worden gebruikt.

Niet alle sectoren binnen slachtofferbejegening zijn relevant in het kader van de

strafuitvoering, vooral politionele slachtofferbejegening valt hier volledig buiten.

Omwille van de volledigheid zullen deze begrippen toch allemaal worden besproken

want men kan moeilijk over slachtofferzorg spreken en niet ingaan op alle

componenten hiervan.

Zoals reeds werd vooropgesteld, heeft dit eerste deel van deze masterproef als doel de

problematiek rond het slachtoffer te gaan situeren in tijd en ruimte.

Het is dan ook belangrijk dat in dit eerste deel kennis gemaakt wordt met de

belangrijkste initiatieven die werden gecreëerd ten behoeve van het slachtoffer, voor

we in een tweede deel de relevante wetgeving gaan bespreken en evalueren.

Hieronder zullen de begrippen slachtofferbejegening, zowel de politionele als justitiële

slachtofferbejegening, worden uiteen gezet alsook de begrippen slachtofferhulp en

slachtoffertherapie. Dit vierde hoofdstuk heeft vooral tot doel de lezer vertrouwd te

maken met de terminologie van de verschillende initiatieven binnen slachtofferzorg

zonder hierbij een exhaustieve bespreking te willen geven van de verschillende

begrippen. Dit hoofdstuk wil de lezer duidelijk maken wie de verschillende instanties

zijn, pas in het tweede deel wordt een uitgebreide bespreking gegeven van hun taken

aan de hand van de wetgeving van deze verschillende initiatieven en wordt de

regelgeving alsook de praktijk geëvalueerd.

Page 88: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

78

4.2 Slachtofferbejegening

4.2.1 Inleiding

Slachtofferbejegening komt neer op wat men zou kunnen omschrijven als “eerste hulp

bij misdrijven” en dit is een taak die vaak toekomt aan politionele en gerechtelijke

instanties. Zij zijn vaak de eerste personen die met de slachtoffers in contact komen en

het is dan ook belangrijk dat de slachtoffers hier kunnen rekenen op een goed onthaal,

een correcte behandeling en dat ze alle relevante informatie kunnen bekomen van

deze diensten.180

Een goede eerste opvang is immers belangrijk voor het slachtoffer om het

verwerkingsproces positief te beïnvloeden. Wanneer een slachtoffer niet correct

behandeld wordt en het gevoel krijgt dat zijn problemen geminimaliseerd worden, kan

dit leiden tot secundaire victimisering. Het slachtoffer wordt als het ware een tweede

keer slachtoffer doordat hij stuit op onbegrip in situaties waar hij juist hulp verwacht, dit

leidt vanzelfsprekend tot een vertraging van het verwerkingsproces van het slachtoffer.

Slachtofferbejegening valt uiteen in 2 verschillende vormen, enerzijds politionele

slachtofferbejegening en anderzijds justitiële slachtofferbejegening of

slachtofferonthaal.

4.2.2 Politionele slachtofferbejegening

4.2.2.1 Inleiding

Echte hulpverlening is geen taak van de politie, maar dit belet niet dat de politiemensen

vaak de eerste personen zijn met wie het slachtoffer in aanraking komt, het spreekt

voor zich dat opvang van slachtoffers wel een essentiële politietaak is.181

Hieronder wordt getracht de concrete inhoud van het begrip politionele

slachtofferbejegening uiteen te zetten, zodat de lezer een beeld krijgt van hoe men in

de praktijk politionele slachtofferbejegening invult.

180 N. CRETEN, Politionele slachtofferbejegening, Antwerpen, Maklu, 2004, 18. 181 D. MARTIN, “Slachtofferhulp en strafrechtsbedeling: eindverslag en besluit van de studiedag” in S.

SNACKEN EN D. MARTIN (eds.) Slachtofferhulp en strafrechtsbedeling, Antwerpen, Kluwer, 1991, 138.

Page 89: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

79

In een tweede deel wordt dan uitgebreid de wetgeving met betrekking tot politionele

slachtofferbejegening besproken en zal deze worden geëvalueerd.

4.2.2.2 Het begrip politionele slachtofferbejegening

Wanneer een politieambtenaar in contact komt met een slachtoffer is een goed onthaal

en een degelijke opvang een eerste prioriteit. Met onthaal wordt bedoeld, de manier

waarop het slachtoffer wordt ontvangen bij aanmelding, opvang heeft eerder betrekking

op de manier van omgang tijdens verhoren of op latere contactmomenten.182

Onthaal in een vertrouwelijke omgeving en emotionele ondersteuning alsook

praktische bijstand zijn voor het slachtoffer belangrijke verwachtingen waaraan de

politionele slachtofferbejegening tracht te voldoen183.

Een tweede belangrijke taak van de politieambtenaren is het verstrekken van alle voor

het slachtoffer relevante informatie op een correcte manier184.

Daarnaast is het ook de taak van de politie op de personen die hulp of bijstand nodig

hebben in contact te brengen met gespecialiseerde hulpcentra.

Politionele slachtofferbejegening is eerder een eerstelijnsbijstand en zorgt voor een

kortstondige opvang, naargelang de ernst van de situatie en de noden van het

slachtoffer kunnen zij het slachtoffer doorverwijzen naar meer gespecialiseerde

instanties.185

Verder behoort het opstellen van een PV eveneens tot een belangrijke taak inzake

politionele slachtofferbejegening omdat het belangrijk is dat in dit PV op de meest

volledige wijze informatie wordt opgenomen over het slachtoffer en zijn geleden

schade, wat belangrijk is om later de schade te kunnen ramen186.

182 I. AERTSEN, S. CHRISTIAENSEN, L. HOUGARDY EN D. MARTIN, o.c., 207. 183 FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Stand van zaken, s.l., 2004, 8 (1-68),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/recom_avril_2004.pdf (consultatie 24 april

2010) 184

Ibid. 185 Ibid. 186 Ibid.

Page 90: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

80

Ten slotte is het ook de taak van de politie om het slachtoffer na verloop van tijd te

hercontacteren om na te gaan of het slachtoffer nog vragen heeft of zich nog andere

informatie herinnert die nog niet werd meegedeeld187.

Samengevat kunnen we dus zeggen dat politionele slachtofferbejegening het onthaal

en de opvang van slachtoffers bevat, alsook het geven van alle relevante informatie en

het doorverwijzen naar meer gespecialiseerde hulpcentra indien nodig.

Hoe dit concreet in zijn werk gaat wordt in een tweede deel nog uitvoerig besproken.

Binnen zowel de federale als de lokale politie bestaan bovendien diensten voor

politionele slachtofferbejegening, deze diensten zijn enerzijds verantwoordelijk voor het

sensibiliseren en vormen van de personeelsleden met betrekking tot de

slachtofferproblematiek, anderzijds kunnen zij ook meer gespecialiseerde politionele

hulp bieden aan slachtoffers wanneer de politieambtenaren dit niet alleen afkunnen,

maar dit doet geen afbreuk aan de taak van politionele slachtofferbejegening van elke

politieambtenaar.188

4.2.3 Justitiële slachtofferbejegening

4.2.3.1 Inleiding

Zoals reeds werd gesteld is het voor het slachtoffer belangrijk dat hij correct wordt

behandeld om secundaire victimisering te voorkomen.

Dit is niet alleen de taak van de politiediensten, ook wanneer het slachtoffer in contact

komt met parketten en rechtbanken is het van belang dat deze contacten op een

correcte manier verlopen. Daarom werd binnen elk parket een dienst slachtofferonthaal

opgericht met als doel de kwaliteit van de contacten tussen parket of rechtbank en het

slachtoffer of diens verwanten te verbeteren.

187FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Stand van zaken, s.l., 2004, 8 (1-68),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/recom_avril_2004.pdf (consultatie 24 april

2010) 188FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Stand van zaken, s.l., 2004, 9 (1-68),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/recom_avril_2004.pdf (consultatie 24 april

2010)

Page 91: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

81

Hieronder wordt getracht de concrete inhoud van het begrip justitiële

slachtofferbejegening of slachtofferonthaal uiteen te zetten, zodat de lezer een beeld

krijgt van hoe men dit in de praktijk invult.

In een tweede deel wordt dan uitgebreid de wetgeving met betrekking tot justitiële

slachtofferbejegening besproken en zal deze worden geëvalueerd

4.2.3.2 Wat is slachtofferonthaal

In het regeerakkoord van 9 maart 1992 werd een urgentieprogramma inzake

maatschappelijk problemen ingelast en één van de voorstellen ter bestrijding van

criminaliteit was het instellen van initiatieven voor hulp aan slachtoffers. Hieruit blijkt

duidelijk de wil van de overheid om iets te doen aan het justitieel beleid dat tot dan

weinig rekening hield met de slachtoffers van de misdrijven. Dit was echter niet de

enige aanleiding voor de oprichting van de dienst slachtofferonthaal, ook het boek

“Leven met een schaduw”, geschreven door ouders van een vermoord kind heeft

hiertoe bijgedragen.189

Op 1 september 1993 besliste de toenmalige Minister van Justitie tot de oprichting van

een dienst slachtofferonthaal binnen parketten en rechtbanken. Dit begon met een

pilootproject, de dienst slachtofferonthaal werd ingesteld binnen 7 parketten, al snel

bleek deze dienst zeer nuttig werk te leveren en een uitbreiding was het normale

gevolg. Sinds 1996 is er in elk gerechtelijk arrondissement een justitieassistent

slachtofferonthaal aanwezig bij parketten en rechtbanken. Deze justitieassistenten

hebben als taak het uitbouwen van een adequaat slachtofferonthaal.190

In 1999 ontstonden de justitiehuizen en sinds 2001 bestaat in elk gerechtelijk

arrondissement een justitiehuis. Justitieassistenten slachtofferonthaal staan in nauw

contact met de rechtbanken en parketten, maar ressorteren sinds de oprichting van de

justitiehuizen niet langer onder de parketten maar onder de Dienst Justitiehuizen191.

De reden voor de oprichting van een justitiehuis was het vertrouwen van de burgers te

herstellen via het aanbieden van een open en laagdrempelige plaats waar ze naartoe

kunnen met al hun vragen omtrent gerechtelijke procedures.

189 W. BRUGGEMAN, P. DE BROUWER, H. DE JONGE, Slachtofferbejegening, Antwerpen, Maklu, 1997, 31. 190E. SNEIDERS ”Slachtofferonthaal op parketten en rechtbanken” in Universiteit Gent faculteit

Rechtsgeleerdheid Vakgroep Strafrecht en criminologie (ed.), Update in de criminologie: het slachtoffer

van criminaliteit tussen perceptie en realiteit, Mechelen, Kluwer, 2006, (97) 97-107. 191 I. AERTSEN, S. CHRISTIAENSEN, L. HOUGARDY EN D. MARTIN, o.c., 309.

Page 92: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

82

De justitieassistenten slachtofferonthaal hebben een aantal taken die in twee

categorieën kunnen worden onderverdeeld, structurele en individuele taken.192

Onder de structurele taken vallen sensibiliseren en signaleren. Met sensibiliseren wordt

bedoeld de leden van parket en rechtbank gevoelig maken voor de specifieke

slachtofferproblematiek, signaleren houdt in dat wanneer ze pijnpunten opmerken, ze

voorstellen kunnen formuleren ter verbetering van de slachtofferbejegening.193

De justitiehuizen hebben ook verschillende individuele taken en zoals hierboven werd

vermeld is slachtofferonthaal er één van194.

Binnen de dienst slachtofferonthaal vinden slachtoffers er justitieassistenten die hen

informatie en bijstand gaan aanbieden gedurende de verschillende fasen van de

gerechtelijke procedure.

Het is de magistraat waarbij het dossier terecht komt die beslist of er een tussenkomst

van een justitieassistent is vereist, bij zware misdrijven zal hij echter altijd de

tussenkomst van een justitieassistent vragen.195

Er zijn vier categorieën van personen die van de diensten van de justitieassistent

gebruik kunnen maken, het gaat om slachtoffers van misdaden of wanbedrijven,

slachtoffers van verkeersongevallen met zwaar gewonden of doden tot gevolg alsook

slachtoffers van milieumisdrijven met zwaar gewonden of doden tot gevolg,

nabestaanden van personen die in verdachte omstandigheden zijn overleden en

verwanten van vermiste personen wiens verdwijning als onrustwekkend wordt

beschouwd196.

De justitieassistent voor slachtofferonthaal heeft verschillende taken, een eerste taak is

het informeren van slachtoffers over de fases van de gerechtelijke procedures alsook

over de mogelijkheid om juridische bijstand of psychosociale hulp te verkrijgen. Het is

ook de justitieassistent die het slachtoffer informeert in het kader van de strafuitvoering.

Daarnaast is het ook de taak van de justitieassistent om het slachtoffer bij te staan in

emotioneel belastende situaties.

192 E. SNEIDERS, o.c. (102-103) 97-107. 193 http://www.belgium.be/nl/justitie/Organisatie/justitiehuizen (consultatie 26 april 2010) 194 Ibid. 195 http://www.belgium.be/nl/justitie/Organisatie/justitiehuizen/slachtofferonthaal (consultatie 26 april

2010) 196 Ibid. (consultatie 26 april 2010)

Page 93: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

83

Hiervoor mag hij evenwel beroep doen op de dienst slachtofferhulp. Een andere

belangrijke taak, die eigenlijk samengaat met informeren, is het doorverwijzen naar

personen die het slachtoffer juridisch advies kunnen geven alsook naar de dienst

slachtofferhulp wanneer psychosociale hulp nodig is197.

4.3 Slachtofferhulp

4.3.1 Inleiding

Hoewel België pas vrij laat het slachtoffer heeft ontdekt en het de nodige aandacht

heeft gegeven, werden de “Centra voor Hulp aan Slachtoffers van misdrijven” al in

1986 erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse Overheid. Ze kregen als opdracht

materiële, morele en psychosociale hulp verlenen aan slachtoffers van misdrijven en

hun nabestaanden. Ze moesten hierbij aandacht hebben voor het totaal zorgaanbod

voor slachtoffers in functie van continuïteit, effectiviteit en efficiëntie, hiertoe was

samenwerking met justitie en politie noodzakelijk. Na het decreet van 19 december

1997 betreffende algemeen welzijnswerk, wat in een tweede deel nog wordt

besproken, werd dit een afdeling binnen de autonome centra voor algemeen

welzijnswerk.198

Deze centra voor slachtofferhulp bieden wat men noemt algemene slachtofferhulp aan,

alle slachtoffers hebben toegang tot de welzijnsvoorzieningen. In de aanbeveling 2006

(8) werd bovendien aangehaald dat er speciale centra zouden moeten bestaan voor

slachtoffers van bepaalde categorieën van misdrijven, zogenaamde categoriale

slachtofferhulp. Ook in België bestaat een dergelijk aanbod aan categoriale

slachtofferhulp, dit zijn initiatieven die zich richten tot slachtoffers van specifieke

delicten, zoals vertrouwenscentra voor kindermishandeling of vluchthuizen.199

197 http://www.belgium.be/nl/justitie/Organisatie/justitiehuizen/slachtofferonthaal (consultatie 26 april

2010) 198http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__547/4986/default.aspx (consultatie 1 mei 2010) 199 W. MEYVIS, “Ontwikkelingen in de hulpverlening aan slachtoffers van misdrijven in België”, in S.

SNACKEN EN D. MARTIN (eds.), Slachtofferhulp en strafrechtsbedeling”,Antwerpen, Kluwer

rechtswetenschappen, 1991, (93) 93-105.

Page 94: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

84

Hieronder zal enkel worden ingegaan op de algemene slachtofferhulp, die aangeboden

wordt aan alle slachtoffers van misdrijven.

4.3.2 Slachtofferhulp in praktijk: centra voor slachtofferhulp

In Vlaanderen bestaat er dus in elk arrondissement een centrum voor algemeen

welzijnswerk en binnen dit centrum huist een afdeling slachtofferhulp.

Slachtofferhulp richt zich tot alle slachtoffers van misdrijven, ongeacht hun

leeftijdscategorie, alsook tot hun nabestaanden, maar ook slachtoffers van

verkeersongevallen en hun nabestaanden alsook nabestaanden van zelfdoding,

slachtoffer van rampen en getuigen kunnen hier terecht200.

Alle slachtoffers van alle soorten misdrijven kunnen hier terecht, centra voor

slachtofferhulp zijn immers niet-categoriaal. Belangrijk is ook de laagdrempeligheid van

de centra voor slachtofferhulp, de hulpvrager kan op eigen initiatief aankloppen bij het

centrum zonder dat een tussenkomst van anderen noodzakelijk is. Dit betekent niet dat

de mogelijkheid voor doorverwijzing naar slachtofferhulp door andere diensten niet

bestaat, doorverwijzing is ook steeds mogelijk vanuit andere diensten zoals

slachtofferbejegening of slachtofferonthaal. Het slachtoffer kan niet gedwongen worden

beroep te doen op hulpverlening, maar als hij beslist zich te wenden tot deze centra

dan is dit voor hem gratis.201

Slachtofferhulp is veel intenser dan slachtofferbejegening, de inhoud is anders en de

contacten zijn meer frequent.

Het slachtoffer kan bij de dienst slachtofferhulp terecht voor emotionele ondersteuning

en begeleiding. De dienst slachtofferhulp staat het slachtoffer bij in het

verwerkingsproces via ondersteunende gesprekken.

200 NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Traject van een slachtoffer, s.l., 2008, (25) 1-68

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/broch_trajslacht2008.pdf (consultatie 1 mei

2010) 201 I. AERTSEN, S. CHRISTIAENSEN, L. HOUGARDY EN D. MARTIN, o.c., 288.

Page 95: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

85

Deze gesprekken kunnen plaats vinden op verschillende tijdstippen, ook lang na de

feiten wanneer het slachtoffer het nog moeilijk heeft, bijvoorbeeld wanneer de klacht

wordt geseponeerd of voor de rechtbank komt, de dader weer vrij komt, … 202

Men kan dus ook bij slachtofferhulp terecht in de fase van de strafuitvoering, als men

het plots weer moeilijk krijgt wanneer men verneemt dat de dader binnenkort op vrije

voeten komt, kan men gerust opnieuw bij slachtofferhulp aankloppen.

Daarnaast kan het slachtoffer ook bij het centrum voor slachtofferhulp terecht met al

zijn vragen, slachtofferhulp kan zowel informatie verstrekken als praktische hulp bieden

zoals begeleiden van het slachtoffer op de rechtbank, helpen bij administratieve

zaken,…203

Ook kan je bij slachtofferhulp terecht voor groepsopvang wanneer bij misdrijven

meerdere personen betrokken waren, bijvoorbeeld bij een overval in een winkel.

Tijdens deze groepsbijeenkomsten gaan slachtoffers met elkaar in dialoog onder

leiding van een hulpverlener. Dit verloopt in drie fasen, eerst wordt aan elke deelnemer

de kans gelaten om de gebeurtenissen te vertellen zoals hij ze heeft ervaren, daarna

wordt er aandacht besteed aan persoonlijke emoties en ten slotte wordt aandacht

besteed aan de mogelijke reacties die ze als groep kunnen ondernemen. Naast deze

groepsbriefings kunnen ook nog informatievergaderingen worden georganiseerd

waarbij aan de slachtoffers alle relevante informatie wordt verstrekt met ruimte voor

vragen uitgaande van de slachtoffers.204

4.4 Slachtoffertherapie

Voor bepaalde slachtoffers volstaat de hulp die de centra voor algemeen welzijnswerk

kunnen bieden niet. Als het verwerkingsproces te lang duurt of geblokkeerd raakt, kan

een slachtoffer nood hebben aan meer gespecialiseerde en langdurige zorgen.

Als dit het geval is dan kan het slachtoffer niet langer beroep doen op slachtofferzorg,

maar komt hij bij slachtoffertherapie terecht, dit houdt een doorverwijzing in naar meer

gespecialiseerde diensten zoals psychiatrie, centrum voor levens- en gezinsvragen,

traumacentra … 205

202http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__562/4986/default.aspx (consultatie 1 mei 2010) 203Ibid. (consultatie 1 mei 2010) 204Ibid. (consultatie 1 mei 2010) 205 N. Creten, o.c., 19 en http://www.zebraweb.be/nl/professionelen/subnav.cfm?sr=592&sn=602

(consultatie 25 april 2010)

Page 96: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

86

Hoofdstuk 5 Herstelbemiddeling

5.1 Inleiding en begrip

5.1.1 Inleiding

Onder invloed van onder meer de Europese regelgeving kreeg het herstelrechtsdenken

in België steeds meer aandacht, er werd afgestapt van een klassiek en retributief

strafrechtsdenken om over te gaan tot een meer herstelgerichte benadering.206

De eerste aanzet tot herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer vond plaats in het

kader van jeugddelinquentie. De vzw Oikoten startte in 1987 met een Project

Herstelbemiddeling waarbij bemiddeld werd tussen minderjarige daders en hun

slachtoffers, in nauwe samenspraak met parketmagistraten en rechters207.

Jeugddelinquenten konden via gemeenschapsdienst de maatschappij herstellen en in

ruil kregen ze een bedrag uit het verreffeningsfonds zodat ze de schade konden

vergoeden.

De aandacht voor de theorie van het herstelrecht leidde tot het opstarten van een

actie-onderzoek “herstelbemiddeling” door de Onderzoeksgroep Penologie en

Victimologie van de KU Leuven in 1993, gericht op herstelbemiddeling bij

meerderjarige daders. Via een onderzoek dat werd uitgevoerd in het arrondissement

Leuven wilde men een poging wagen om een nieuwe maatschappelijke reactievorm te

ontwikkelen binnen strafrechtelijke context, waarbij herstel een essentiële plaats zou

innemen208. Hiervoor koos men te werken met daders van zware delicten, waarvan de

procureur reeds had beslist hen te vervolgen, de bemiddeling zelf vond plaats in de

fase voorafgaand aan het vonnis. Het project toonde goede resultaten en werd binnen

het arrondissement Leuven uitgebreid in 1996. In 1997 werd herstelbemiddeling voor

meerderjarige verdachten uitgebreid tot andere gerechtelijke arrondissementen en

vanaf 1999 werd dit een nationaal proefproject.209

206 L. VAN GARSSE, “Bemiddeling in strafrechtelijke context: suggesties voor regelgeving op basis van

jaren bemiddelingspraktijk”, Pan., 2004, afl. 5, 47. 207 http://www.alba.be/alba_index.php (consultatie 2 mei 2010) 208 K. LAUWAERT, Herstelrecht en procedurele waarborgen, Antwerpen, Maklu, 2009,67. 209 L. VAN GARSSE, o.c., 48-49.

Page 97: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

87

Sinds 1996 bestaan er in enkele Belgische steden ook bemiddelingsprojecten op

politieniveau, vooral in zaken waar de feiten strafrechtelijk vrij licht zijn en er alleen

materiële schade is. Sinds 2000 loopt ook een praktijk van bemiddeling in de fase van

de strafuitvoering.210

Ondertussen kreeg herstelbemiddeling met de wet van 22 juni 2005 een wettelijke

basis.211

5.1.2 Begrip

Bemiddeling is niet iets wat de laatste decennia pas werd ontwikkeld, het is een oud en

informeel gebruik dat al eeuwenlang wordt aangewend door mensen die niet uit een

conflict geraken om zo, via beroep te doen op een betrouwbare en onpartijdige

persoon, toch een einde aan het conflict te stellen.212

Bemiddeling binnen strafrechtelijke context echter, is wel een recent fenomeen. Tot

voor kort behoorde het vervolging, bestraffing en strafuitvoering alleen maar toe aan de

overheid zonder dat het slachtoffer hier een rol in kreeg. Herstelbemiddeling tussen

slachtoffer en dader houdt in dat beide partijen een gesprek aangaan over het misdrijf

en zijn gevolgen met hulp van een neutrale derde.213

In bemiddeling draait het dus in de eerste plaats om communicatie, onder begeleiding

van een neutrale derde wordt er gesproken over hoe beide partijen het feit en zijn

gevolgen ervaren hebben.214

De herstelbemiddeling kan zowel rechtstreeks als onrechtstreeks verlopen, naargelang

de wens van de betrokken partijen om elkaar in levende lijve te spreken. Bemiddeling

gebeurt volledig op vrijwillige basis en er kan op elk moment een einde aan worden

gemaakt, bovendien vervangt bemiddeling de gerechtelijke procedure niet.215

210 L. VAN GARSSE, o.c., 48-49. 211 K. LAUWAERT, o.c., 68-70. 212 I. AERTSEN, “Over goedmaking en bemiddeling bij misdrijven” Kultuurleven, maart 1999, 48. 213 A. DELVIGNE en H. VANLOMMEL , “Slachtoffer-daderbemiddeling: waarom?” Antenne, september

2008, 33. 214 F. BULLENS, “Herstel en bemiddeling: spreken is goud?”, De orde van de dag, 2003 afl. 22, 18. 215 http://www.suggnome.be/bemiddeling.php (consultatie 2 mei 2010)

Page 98: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

88

Wat het herstel juist inhoudt en hoe dit best wordt gerealiseerd, is aan de partijen om te

bepalen. Het is niet noodzakelijk dat partijen bij de aanvang van het proces het er over

eens zijn wat dat herstel nu juist inhoudt. Het is ook een vaak geziene verkeerde

opvatting dat herstel noodzakelijk gelijk staat met financiële compensatie. Dit begrip

kan evolueren, vaak hebben partijen uitgesproken verwachtingen omtrent het herstel

maar gaandeweg blijkt dit compleet anders te evolueren dan verwacht. Bemiddeling is

onvoorspelbaar omdat de dynamiek en de inhoud van de communicatie niet door één

partij bepaald wordt.216

Herstelbemiddeling kan gestart worden in elke fase van het strafproces. We kunnen

verschillende vormen onderscheiden gaande van bemiddeling op politieniveau

(zogenaamde schadebemiddeling), bemiddeling op parketniveau (zogenaamde

bemiddeling in strafzaken), bemiddeling op het niveau van de rechtbank (zogenaamde

herstelbemiddeling voor het vonnis) tot bemiddeling tijdens de strafuitvoering217. Net

omdat met deze bemiddeling ook in de fase van de strafuitvoering kan aanvangen, is

dit relevant in het kader van deze masterproef.

De herstelbemiddeling rust op drie belangrijke pijlers: vertrouwelijkheid, vrijwilligheid en

neutraliteit. Vertrouwelijkheid wordt in de hand gewerkt door het beroepsgeheim

waaraan de bemiddelaars gebonden zijn. In bepaalde situaties is dit echter niet zo

vanzelfsprekend, vooral in het kader van de meldings- en hulpplicht. Vrijwilligheid

houdt in dat zowel dader als slachtoffer op elk moment uit de bemiddeling zouden

moeten kunnen stappen. Of dit in praktijk wel zo gemakkelijk is voor de partijen om er

plots mee op te houden, blijft wel zeer de vraag, er staan immers grote belangen op

het spel. Ten slotte moet de bemiddelaar ook neutraal zijn, dit betekent dat hij

onpartijdig beide kanten van het verhaal bekijkt.218

216 D. BATAILLIE EN D. DUFRAING, “Geen woorden maar daden van herstel: een bijdrage vanuit de

praktijk van herstelbemiddeling” De orde van de dag, 2003 afl. 22, 84-85. 217 F. BULLENS, o.c., 16. 218 F. BULLENS, o.c., 19.

Page 99: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

89

5.2 Onderscheid met bemiddeling in strafzaken

5.2.1 Wat is bemiddeling in strafzaken?

Het is belangrijk om te onthouden dat de wetgeving rond herstelbemiddeling volledig

los staat van de wetgeving rond bemiddeling in strafzaken. Om terminologische

verwarring te vermijden en ervoor te zorgen dat men door de bomen het bos nog kan

zien, wordt hier kort besproken wat bemiddeling in strafzaken is, zodat dit duidelijk kan

onderscheiden worden van de bemiddeling in de fase van de strafuitvoering. De

bemiddeling in strafzaken is al meer dan een decennium lang wettelijk omkaderd in de

wet van 10 februari 1994 houdende de regeling van de procedure voor bemiddeling in

strafzaken.

Deze wet handelt specifiek over de situatie van bemiddeling op het niveau van het

parket en is dus voor het slachtoffer in de strafuitvoering niet meer relevant, andere

vormen van bemiddeling, zoals onder andere de bemiddeling in de fase van de

strafuitvoering, worden behandeld in de wet van 22 juni 2005.

Bij bemiddeling in strafzaken gaat het initiatief uit van de procureur des Konings. Hij

kan bemiddeling in strafzaken voorstellen, indien hij voor het misdrijf een straf zou

vorderen die hetzij een geldboete, hetzij een gevangenisstraf van maximum 2 jaar

inhoudt.219 Deze mogelijkheid bestaat alleen voor meerderjarige daders, het is een

vrijwillige procedure die de instemming en actieve medewerking van alle betrokkenen

vereist.220

Binnen het parket wordt een bemiddelingsassistent aangesteld, deze heeft als taak te

praten met het slachtoffer en de dader afzonderlijk. Tijdens dit gesprek polst de

bemiddelingsassistent naar de motivaties, de gevolgen en de bereidheid tot herstel of

de verwachtingen.221 De dader kan zich laten bijstaan door een advocaat, het

slachtoffer kan dit ook, maar hij kan zich bovendien ook laten vertegenwoordigen door

zijn raadsman.222 De bemiddeling in strafzaken heeft de bedoeling dat de partijen tot

een akkoord komen en dat dit akkoord in een bemiddelingszitting wordt opgenomen in

een proces-verbaal dat door de partijen wordt ondertekend.

219 Art. 216ter §1 Sv. 220 http://www.machtelings.be/w_bemiddeling.aspx (consultatie 10 maart 2010) 221 Ibid. 222 Art. 216ter §6 Sv.

Page 100: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

90

De inhoud van het akkoord kan verschillen naargelang het geval. Er zijn verschillende

mogelijkheden die in dit akkoord kunnen worden opgenomen. Een eerste mogelijkheid

is dat er bemiddeling komt tussen dader en slachtoffer en dat de dader het slachtoffer

gaat vergoeden voor de geleden schade.223 Als de dader van het misdrijf lijdt aan een

drank- of drugsverslaving kan de procureur hem verzoeken een geneeskundige

behandeling of andere passende therapie te volgen voor een termijn van maximum 6

maanden.224 Een derde mogelijkheid is de dader voorstellen om kosteloos in zijn vrije

tijd een bepaalde dienstverlening te verrichten bij een openbare dienst, een vzw of een

stichting met sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk. Deze dienstverlening

duurt maximum 120 uur en moet uitgevoerd worden binnen een termijn van 6

maand.225

Een laatste mogelijkheid is het voorstel om een bepaalde opleiding te volgen van

maximum 120 uur binnen een termijn van maximum 6 maand.226

Binnen dit kader is er een opdracht weggelegd voor de justitieassistenten binnen de

dienst Justitiehuizen.

Zoals reeds gesteld is bemiddeling in strafzaken alleen mogelijk wanneer alle partijen

ermee instemmen. De dader zal dus moeten instemmen met het voorstel en in ruil

hiervoor zal, wanneer de dader voldaan heeft aan alle in het akkoord opgenomen

voorwaarden, de strafvordering vervallen.227 Een strafrechtelijke procedure tegen de

dader is dan niet meer mogelijk. Wat wel nog mogelijk is, is een burgerrechtelijke

procedure. De bemiddeling in strafzaken doet immers geen afbreuk aan de rechten

van de slachtoffers die niet in de procedure betrokken werden. Sterker nog,

bemiddeling in strafzaken brengt in een burgerlijke procedure een onweerlegbaar

vermoeden van fout van de dader met zich mee.228

223 Art. 216ter §1lid 1 Sv. 224 Art. 216ter §1 lid 2 Sv. 225 Art. 216ter §1 derde lid Sv., art. 216ter §1 vierde en vijfde lid Sv. 226 Art. 216ter §1 derde lid Sv. 227 Art. 216ter §4 eerste lid Sv. 228 Art. 216ter §4 tweede lid Sv.

Page 101: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

91

5.2.2 De voornaamste verschillen op een rijtje gezet

Uit voorgaande uiteenzetting blijkt duidelijk dat bemiddeling in strafzaken volledig

losstaat van de herstelgerichte bemiddeling waarover de wet van 22 juni 2005 handelt.

Eerst en vooral staat bemiddeling in strafzaken alleen open voor personen die een feit

hebben gepleegd waar de procureur des Konings meent dat het van die aard is dat

een hoofdstraf van maximum twee jaar gevangenisstraf volstaat en bovendien mag de

zaak nog niet aanhangig gemaakt zijn bij de rechtbank noch mag een gerechtelijk

onderzoek gevorderd zijn. Bij herstelbemiddeling ligt dit anders, herstelbemiddeling kan

plaats vinden ongeacht de aard van het misdrijf en ongeacht de fase van het

strafproces, zelfs in de fase van de strafuitvoering is herstelbemiddeling nog steeds

mogelijk.229

Het verzoek tot bemiddeling in strafzaken wordt gericht aan de procureur des Konings

en de bemiddelaar is een ambtenaar bij de Dienst Justitiehuizen. Bij

herstelbemiddeling echter wordt het verzoek gericht aan een erkende

bemiddelingsdienst, de bemiddelaar is een persoon die van deze dienst deel

uitmaakt.230

Een ander belangrijk onderscheid ten slotte is het feit dat een geslaagde bemiddeling

in strafzaken het verval van de strafvordering met zich meebrengt. Bij

herstelbemiddeling worden hieraan voor de dader geen specifieke gevolgen

gekoppeld, wat blijkt uit het feit dat het nog mogelijk is in de fase van de strafuitvoering.

5.3 VZW Suggnomé

Zoals werd aangehaald in de inleiding, werd het aanbod inzake herstelbemiddeling

sinds 1997 veralgemeend naar andere gerechtelijke arrondissementen. Er was daarom

nood aan een overkoepelende structuur, die alles opvolgde en coördineerde.

229 K. CREYF, “Herstel en bemiddeling in het strafrecht: een doekje voor het bloeden?” Ad Rem, 2006 afl.

3, 24. 230 Ibid.

Page 102: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

92

Dit was de reden waarom in 1998 de vzw Suggnomé werd opgericht, daarnaast had

deze vzw ook de taak om te fungeren als werkgever van de bemiddelaars.231

Suggnomé heeft zijn zetel in Leuven waar het beschikt over een secretariaat. Het

merendeel van de personen die werken bij de organisatie zit verspreid over heel

Vlaanderen in de door Suggnomé opgerichte arrondissementele

bemiddelingsdiensten.232

De belangrijkste taak van vzw suggnomé is natuurlijk het aanbieden van slachtoffer-

daderbemiddeling gepaard gaand met de uitbouw van een kwalitatief

bemiddelingsaanbod tussen dader en slachtoffer. De vzw biedt slachtoffer en dader de

mogelijkheid om over te gaan tot communiceren over de feiten en de gevolgen en

ondersteunt hen hier. De vzw waakt voortdurend over de kwaliteit van het

bemiddelingsaanbod door middel van het verzekeren van de neutraliteit van de

bemiddelaar.233 De bemiddelaars die werkzaam zijn binnen de vzw Suggnomé hebben

een standplaats binnen een welbepaald gerechtelijk arrondissement, waar zij instaan

voor het realiseren van het bemiddelingsaanbod.234

Daarnaast ziet de vzw Suggnomé het ook als één van haar taken om de aandacht voor

herstelbemiddeling op de agenda te houden via dialogen. Het sensibiliseren van het

breder publiek behoort tevens tot één van de taken die de vzw uitoefent.235

Ook visie- en methodiekontwikkeling, studie-, onderzoeks- en innovatiewerk en

dienstverlening aan geïnteresseerde derden behoren tot hun takenpakket, om zo de

methoden voor en benaderingen van slachtoffers en daders die via onderling

communicatie actief en vrijwillig deelnemen aan herstel te bevorderen. Deze ietwat

overmoedige opdrachtformulering wijst op het enthousiasme en geloof die men heeft in

de figuur van herstelbemiddeling.236

231 http://www.suggnome.be/vzw_historiek.php (consultatie 2 mei 2010) 232 L. VAN GARSSE, “Spreken of zwijgen over bemiddeling en herstel? Pleidooi voor luisterbereidheid en

respectvolle samenspraak” De orde van de dag, 2003 afl. 22, 59. 233 http://www.suggnome.be/vzw_visie.php (consultatie 2 mei 2010) 234 http://www.suggnome.be/vzw_org.php (consultatie 2 mei 2010) 235 http://www.suggnome.be/vzw_forum.php (consultatie 2 mei 2010) 236 L. VAN GARSSE, o.c., 59.

Page 103: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

93

DEEL 2: BESPREKING VAN DE RELEVANTE

WETGEVING

Inleiding

In dit tweede deel worden de belangrijkste wetgevende teksten, die de positie van het

slachtoffer hebben verbeterd, besproken. Naast een bespreking van deze wetteksten,

worden deze ook geëvalueerd op hun inhoud waarbij vooral wordt gekeken naar de

volledigheid en op zoek gegaan wordt naar eventuele hiaten. De evaluatie gaat nog

een stapje verder door te kijken hoe de wetgeving in praktijk functioneert, er wordt

gekeken waar de pijpunten liggen en wat voor verbetering vatbaar is.

Een eerste hoofdstuk bespreekt de wet van 5 maart 1998 omtrent de voorwaardelijke

invrijheidstelling, omdat dit de eerste wet was die aan het slachtoffer een bepaalde rol

toe kende in de fase van de strafuitvoering.

Vervolgens wordt in een tweede hoofdstuk de nieuwe wet inzake de externe

rechtspositie van de gedetineerde en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het

raam van strafuitvoeringsmodaliteiten van naderbij bekeken.

Een derde hoofdstuk behandelt de wetgeving die slachtofferzorg juridisch omkadert,

zowel slachtofferbejegening, slachtofferhulp als samenwerking komen hier aan bod.

Om te eindigen wordt nog kort de wetgeving inzake herstelbemiddeling besproken.

Page 104: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

94

Hoofdstuk 1 De wet van 5 maart 1998 betreffende de

voorwaardelijke invrijheidstelling

1.1 Inleiding

Zoals in een eerste deel uitvoerig werd uiteen gezet, evolueerde het strafrechtsdenken

van een defensieve naar een positieve houding, meer en meer werd er op gewezen

dat strafrecht op sociale reïntegratie moest worden gericht. In de lijn van deze nieuwe

denkwijze wijzigde ook het concept waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling was

gebaseerd. Het werd steeds minder beschouwd als een gunstmaatregel en meer

gezien als een wijze van tenuitvoerlegging voor veroordeelden die in aanmerking

kwamen om opnieuw in de maatschappij opgenomen te worden.237

De wetgever had sinds 1888 al minstens tien keer getracht de wet Lejeune aan te

passen om zo de wet aan de evolutie in de penologische inzichten aan te passen.

Ondanks al deze aanpassingen bleef de wet Lejeune vooral een instrument om

institutionele rust en veiligheid te bewerkstelligen, wie zich gedroeg werd beloond via

een vlotte procedure, wie zich verzette werd gesanctioneerd via uitstel van de

procedure. Hierop kwam zowel vanuit de hoek van de veroordeelden als die van de

academici verzet tegen de rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid van de

procedure.238

Tegen deze achtergrond en volledig in de lijn van de opkomende theorieën rond

herstelrecht, wijzigde in 1981 ook het systeem om in aanmerking te komen voor deze

voorwaardelijke invrijheidstelling. Men ging niet langer uit van het systeem waarbij er

een verbetering moest worden vastgesteld bij de gedetineerden, maar men ging het

systeem van negatieve selectie gaan toepassen. Volgens dit nieuw systeem gebeurde

de beoordeling of een gedetineerde in aanmerking kwam voor voorwaardelijke

invrijheidstelling niet langer aan de hand van een bewijs van zijn verbeterd gedrag,

maar wel op basis van afwezigheid van tegenindicaties met betrekking tot zijn

reïntegratie in de maatschappij. Iedereen waarvoor geen tegenindicaties bestonden,

kwam in aanmerking voor een voorwaardelijke invrijheidstelling.239

237 R. BAS EN R. VAN DE VOORDE, o.c., 7. 238 Ibid. 239 E. MAES, o.c., 3 ( maes_2004_de _voorwaardelijke_invrijheidstelling_in_belgië[1].pdf )

Page 105: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

95

Het systeem werd echter meermaals aan kritiek onderworpen onder meer door een

aantal individuele mislukkingen die via de media onder de aandacht van de gewone

burger werden gebracht, wat bij de publieke opinie het idee van afschaffing van deze

voorwaardelijke invrijheidstelling deed leven.

Daarnaast kwam ook een tweede stroom van kritiek omtrent de lange en

ondoorzichtige procedure en de vage criteria in de besluitvorming tot voorwaardelijke

invrijheidstelling, het gebrek aan motivering en de zwakke rechtspositie van de

gedetineerden. Dit heeft ertoe geleid dat er in 1998 er een nieuwe wet op

voorwaardelijke invrijheidstelling kwam.

Dit bleek al langer een belangrijke prioriteit te zijn van toenmalig Minister van Justitie

Stefaan Declerk, reeds in 1996 schreef hij in zijn beleidsnota dat het verstrengen van

voorwaardelijke invrijheidstelling niet tot de gewenste resultaten zou leiden, het zou

een categorie van veroordeelden creëren die niets meer te verliezen hebben waardoor

de strafinrichtingen gevaarlijker en moeilijker controleerbaar zouden worden. Wel moet

de voorwaardelijke invrijheidstelling beschouwd worden als een controlerende en

ondersteunende begeleiding die meer kansen biedt op een maatschappelijke

reïntegratie met minder kans op herval. Bovendien benadrukte hij dat er verbetering

nodig was inzake de beslissingsprocedure en de opvolging van voorwaardelijk

invrijheidgestelde gedetineerden. Dat de nieuwe wet op de voorwaardelijke

invrijheidstelling er alleen maar kwam naar aanleiding van de zaak Dutroux is dus niet

correct, het idee was duidelijk al langer op til tegen de achtergrond van de wijzigende

ideeën inzake strafrechtsdenken, de zaak Dutroux heeft alleen de discussies over een

hervorming van de wet voorwaardelijke invrijheidstelling in een stroomversnelling

gebracht. 240

Er kwam een parlementaire onderzoekscommissie die de pijnpunten in de

voorwaardelijke invrijheidstellingswetgeving bloot legde. Daarnaast deden ze ook een

aantal aanbevelingen waarvan de invoering van strafuitvoeringsrechtbanken en de

toekenning van een recht aan het slachtoffer om geconsulteerd te worden de

belangrijkste zijn in het kader van deze masterproef.

240 E. MAES, o.c., 5-6. (maes_2004_de _voorwaardelijke_invrijheidstelling_in_belgië[1].pdf)

Page 106: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

96

Nog voor deze onderzoekscommissie was opgericht werd een speciale ministerraad

samengeroepen op 30 april 1996, als reactie op de gebeurtenissen in de zaak Dutroux.

Ze kondigden vijf grote maatregelen aan die op vrij korte tijd werden gerealiseerd, een

belangrijke maatregel voor het slachtoffer was de verbetering van adviesverlening

inzake voorwaardelijke invrijheidstelling door onder andere meer rekening te houden

met diens belangen. Deze verbetering in adviesverlening met meer betrokkenheid voor

het slachtoffer werd gerealiseerd via de invoering van een slachtofferfiche zoals

beschreven in de omzendbrief van 15 januari 1997 tot erkenning van het slachtoffer in

het kader van de strafuitvoering241.

Hieronder worden eerst de omzendbrief van 15 januari 1997 tot erkenning van het

slachtoffer in het kader van de strafuitvoering besproken, daarna wordt ook de wet van

5 maart 1998 betreffende de wet op voorwaardelijke invrijheidstelling besproken. Het

doel van de bespreking van deze wetgeving is te komen tot een evaluatie ervan, er zal

worden gekeken in hoeverre de wetgeving tegemoet komt aan de noden van het

slachtoffer en hoe dit in de praktijk werd gerealiseerd.

1.2 Bespreking van de omzendbrief van 15 januari 19 97 tot erkenning

van het slachtoffer in het kader van de strafuitvoe ring

1.2.1 Inleiding

Naar aanleiding van het Strategisch Plan van het Nationaal Forum voor

Slachtofferbeleid werd deze omzendbrief opgesteld conform hun aanbevelingen.

Het Strategisch Plan werd in een vorig hoofdstuk reeds behandeld, hieronder volgt een

bespreking van de eerste circulaire die het slachtoffer erkent in de strafuitvoering net

zoals werd aanbevolen in het Strategisch plan, gevolgd door een evaluatie ervan in het

licht van de aanbevelingen van het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid.

241 E. MAES, o.c., 5-6. (maes_2004_de _voorwaardelijke_invrijheidstelling_in_belgië[1].pdf)

Page 107: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

97

1.2.2 Inhoudelijke bespreking van de omzendbrief van 15 januari 1997 tot

erkenning van het slachtoffer in de strafuitvoering

Deze omzendbrief heeft als titel de erkenning van het slachtoffer in het kader van de

strafuitvoering en handelt over de procedure die in het kader van de adviesverlening

inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling dient gevolgd te worden voor wat betreft

delicate strafdossiers.

De circulaire definieert zelf wat er moet worden verstaan onder het begrip slachtoffer,

namelijk “elke natuurlijke persoon die een legitiem en direct belang heeft bij een

eventuele invrijheidstelling”.

Daarenboven wordt opgesomd wat wordt gezien als een delicaat dossier en hoe de

procedure in het kader van de adviesverlening inzake voorwaardelijke invrijheidstelling

dient gevolgd te worden.

Delicate dossiers omvatten onder meer seksueel misbruik ten aanzien van

minderjarigen, levensdelicten op kinderen, feiten met ernstige traumatische gevolgen

voor het slachtoffer en feiten waarbij de betrokken slachtoffers vragen de beslissingen

met betrekking tot de strafuitvoering kenbaar te maken.242

In dergelijke gevallen dient een bepaalde werkwijze gevolgd te worden wanneer

dossiers over een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling worden voorbereid.

Eerst en vooral moeten dergelijke dossiers slachtoffergerichte informatie bevatten. Dit

houdt enerzijds in dat er slachtoffergerichte informatie aangaande de veroordeelde in

het dossier moet worden opgenomen en anderzijds moet ook informatie ten behoeve

van de slachtoffers in deze dossiers worden opgenomen.

De slachtoffergerichte informatie aangaande de veroordeelde moet in een afzonderlijk

verslag worden opgenomen en bevat inlichtingen over de houding van de gedetineerde

ten aanzien van de feiten, het aangerichte leed, de betrokken schade, de betaling van

de burgerlijke partijen en de voorwaarden die hem kunnen worden opgelegd in het

belang van het slachtoffer.

242 Art. M Rondz. van 15 januari 1997 tot erkenning van het slachtoffer in het kader van de

strafuitvoering, http://www.juridat.be/cgi_wel3/article3.pl (consultatie 12 november 2009)

Page 108: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

98

Om dit afzonderlijk verslag op uniforme wijze te regelen bevat de omzendbrief een

eerste bijlage, de daderfiche ten behoeve van de dienst slachtofferonthaal van het

parket waarop concreet alle punten staan, die moeten worden ingevuld. 243

Deze bovenstaande fiche wordt doorgestuurd naar het bevoegde parket. Dit parket vult

zijn advies aangaande de voorwaardelijke invrijheidstelling aan met informatie over het

slachtoffer. Daarna stuurt de Procureur-generaal of de Procureur des Konings deze

documenten door aan de verbindingsmagistraten slachtofferonthaal van de

arrondissementen waar de betrokken slachtoffers wonen. Zij geven de opdracht aan de

maatschappelijke assistent van slachtofferonthaal om de betrokken slachtoffers te

contacteren en hen te informeren over de lopende procedure tot voorwaardelijke

invrijheidstelling van de dader. Het slachtoffer moet geen advies of toestemming geven

maar kan wel zijn bekommernissen uiten aan deze maatschappelijke assistent en kan

eventueel ook voorstellen doen omtrent het opleggen van bepaalde voorwaarden aan

de dader. Indien het nodig zou blijken kunnen de maatschappelijke assistenten zorgen

voor verdere hulpverlening. Wel moet aan het slachtoffer specifiek worden gevraagd of

zij verder op de hoogte wensen te blijven van het verloop van de procedure. Ook deze

informatie wordt door het parket ingevuld op een specifieke slachtofferfiche, dit werd

als tweede bijlage toegevoegd aan de omzendbrief. Dit wordt overgemaakt aan de

Dienst Individuele Gevallen en Genade die op zijn beurt de directie van de

strafinrichting op de hoogte stelt van de relevante informatie.244

Een tweede luik van de omzendbrief voorziet in een terugkoppeling van de beslissing.

Dit houdt in dat de maatschappelijke assistent van de betrokken dienst

slachtofferonthaal worden geïnformeerd over de beslissing inzake de voorwaardelijke

invrijheidstelling, zo kunnen zij het slachtoffer, indien deze er om verzocht, op de

hoogte stellen van de beslissing. Ook dit gebeurt via een specifieke

terugkoppelingsfiche, toegevoegd als derde bijlage aan de omzendbrief. Dit wordt

deels ingevuld door het parket en deels door de Dienst Individuele Gevallen en

Genade.

243 Art. M Rondz. van 15 januari 1997 tot erkenning van het slachtoffer in het kader van de

strafuitvoering, http://www.juridat.be/cgi_wel3/article3.pl (consultatie 12 november 2009) 244 Ibid. (consultatie 12 november 2009)

Page 109: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

99

Informatie die ter beschikking is, maar niet uitdrukkelijk wordt opgevraagd op een van

de fiches kan alleen via de contactpersonen van deze voormelde diensten uitgewisseld

worden met uitdrukkelijk akkoord van dader en slachtoffer.245

1.2.3 Evaluatie van de omzendbrief

Het strategisch plan van het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid had er in 1996 al

op gewezen dat het in bepaalde gevallen wenselijk zou zijn om het slachtoffer op de

hoogte te stellen van een nakende vrijlating. Slachtoffers voelen zich immers meer

gerustgesteld wanneer ze dit eerst van een officiële instantie horen en niet van de man

op de straat.246

Nog voor de nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling tot stand kwam, werd

er al gehoor gegeven aan de bemerkingen van het forum via deze omzendbrief.

Hoewel het Strategisch Plan voorop stelde om slachtoffers te informeren over alle

vormen van invrijheidstelling, handelt de omzendbrief enkel over de specifieke situatie

van voorwaardelijke invrijheidstelling en bovendien geldt deze mogelijkheid enkel voor

bepaalde categorieën van slachtoffers, met name slachtoffers van seksueel misbruik,

nabestaanden van levensdelicten op kinderen, feiten met ernstige traumatische

gevolgen voor slachtoffers en feiten waar het slachtoffer zelf gevraagd heeft op de

hoogte gehouden te worden van de strafuitvoering.

Door deze laatste categorie in de omzendbrief op te nemen is het toepassingsgebied in

feite wel zeer ruim, maar het blijft de vraag in hoeverre de slachtoffers goed

geïnformeerd werden over deze mogelijkheid.

Dit is een eerste (kleine) stap voorwaarts voor het slachtoffer, dit is immers de eerste

keer waar men expliciet neerschrijft dat met het slachtoffer rekening dient te worden

gehouden in het kader van de strafuitvoering. Men had meer gehoor kunnen geven

aan de aanbevelingen uit het Strategisch Plan door deze mogelijkheid te voorzien voor

alle vormen van invrijheidstelling, toch toont dit aan dat de aandacht voor het

slachtoffer ook in de fase van de strafuitvoering geleidelijk aan groeit.

245 Art. M Rondz. van 15 januari 1997 tot erkenning van het slachtoffer in het kader van de

strafuitvoering, http://www.juridat.be/cgi_wel3/article3.pl (consultatie 12 november 2009) 246 MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID,o.c., 33 (1-50),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf (consultatie 11 april

2010)

Page 110: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

100

1.3 Inhoudelijke bespreking van de wet van 5 maart 1998 betreffende de

wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling

1.3.1 Inleiding

Hieronder zal kort de wet voorwaardelijke invrijheidstelling worden besproken, er wordt

echter niet getracht een exhaustieve bespreking van de procedure weer te geven,

alleen de artikelen die van belang zijn voor het slachtoffer komen hier aan bod.

De wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling vervangt

samen met de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor

voorwaardelijke invrijheidstelling de wet Lejeune, waar we in het eerste hoofdstuk van

het eerste deel reeds zijn op ingegaan. Het koninklijk besluit van 10 februari 1999

houdende de uitvoeringsmaatregelen inzake voorwaardelijke invrijheidstelling stelde de

datum van inwerkingtreding vast op 1 maart 1999.247

Ondertussen is er een nieuwe wetgeving gekomen met betrekking tot de externe

rechtspositie van de gedetineerde, maar omdat deze nog niet volledig in werking is

getreden, is in bepaalde gevallen deze wetgeving nog altijd van toepassing. Om deze

reden moet deze wetgeving ook hier besproken worden, ze zal namelijk voorlopig nog

steeds van toepassing zijn op voorwaardelijke invrijheidstellingen van gedetineerden

die een straf uitzitten van minder dan drie jaar. Bovendien is een bespreking relevant

om de evolutie weer te geven van de rechtspositie van het slachtoffer in het kader van

de strafuitvoering.

1.3.2 De positie van het slachtoffer binnen de wet van 5 maart 1998

betreffende de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling

1.3.2.1 Toelaatbaarheid tot de voorwaardelijke invrijheidstelling

In de nieuwe wetgeving wordt op verschillende niveaus aandacht geschonken aan het

slachtoffer. In artikel 2 van de wet van 5 maart 1998 bepaalt de wetgever de

voorwaarden waaraan moet voldaan zijn vooraleer een veroordeelde in aanmerking

komt voor een voorwaardelijke invrijheidstelling.

247 F. PIETERS, “Strafuitvoering en justitiële hulpverlening: het slachtoffer in de wetgeving inzake

voorwaardelijke invrijheidstelling”, Pan., 2001, 275.

Page 111: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

101

De eerste voorwaarde heeft betrekking op de duur van het reeds ondergane gedeelte

van de straf, de tweede voorwaarde heeft betrekking op het kunnen voorleggen van

een reclasseringsplan en de derde voorwaarde stelt dat er “geen contra-indicaties

mogen bestaan die een ernstig risico inhouden voor de maatschappij of die er

redelijkerwijze aan in de weg staan dat de voorwaarde voor de sociale reïntegratie van

de veroordeelde worden vervuld”.248

Net deze laatste voorwaarde is belangrijk voor het slachtoffer, want de wet zelf bepaalt

dat de zogenaamde contra-indicaties onder andere betrekking kunnen hebben op de

houding van de veroordeelde tegenover zijn slachtoffers. Een veroordeelde zal dus niet

in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling als er elementen zijn die er

op wijzen dat dit gevaarlijk zou kunnen zijn voor de slachtoffers in kwestie249.

Voorbeelden van deze contra-indicaties die betrekking hebben op de houding van de

veroordeelde tegenover het slachtoffer zijn onder andere het uitblijven van spijt,

ontbreken van schuldbesef, het ontkennen van de feiten,…250 We zien dus dat het

slachtoffer hier voor het eerst een plaats krijgt bij de beoordeling van de

toelaatbaarheid van dan voorwaardelijke invrijheidstelling.

1.3.2.2 Tijdens de voorbereiding van het dossier

Ook bij de voorbereiding van het dossier dat bij de commissie voor voorwaardelijke

invrijheidstelling terecht komt, komt het slachtofferaspect aan bod. De procedure begint

met het opstellen van een gemotiveerd advies door het personeelscollege omtrent de

voorwaarden die vereist zijn om in aanmerking te kunnen komen voor een

voorwaardelijke invrijheidstelling.

Een afschrift hiervan wordt overgezonden aan de minister van Justitie en de commissie

voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Indien dit personeelscollege van oordeel is dat

de veroordeelde hiervoor in aanmerking komt, stelt de directeur een voorstel op inzake

deze voorwaardelijke invrijheidstelling.

248 Art. 2 van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging

van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de

gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, B.S. 2 april 1998. 249 Art. 2, 3° e van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot

wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de

gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, B.S. 2 april 1998. 250 R. VAN DE VOORDE, “Voorwaardelijke invrijheidstelling”, Postal Memorialis, 2000, 225/6.

Page 112: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

102

Dit wordt overgezonden aan het openbaar ministerie en deze zendt vervolgens een

gemotiveerd advies aan de minister van Justitie omtrent het al dan niet bestaan van

tegenaanwijzingen. Hiervoor moet het openbaar ministerie in bepaalde gevallen, die

door de Koning worden bepaald, inlichtingen inwinnen over mogelijke bijzondere

voorwaarden die moeten opgelegd worden in het belang van de slachtoffers.251 De

Koning heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt en bepaalt in een KB van 10

februari 1999 in welke gevallen dit moet gebeuren.

Deze categorieën van slachtoffers die bij de verschillende fase van de procedure

moeten betrokken worden, kunnen onderverdeeld worden in twee groepen. Het gaat in

een eerste groep over de zogenaamde “verplichte categorieën”, dit zijn slachtoffers van

bepaalde vormen van misdrijven voor zover de slachtoffers niet te kennen hebben

gegeven dat ze niet verder wensen gecontacteerd te worden.252

Meer concreet gaat het om slachtoffers van volgende misdrijven: het nemen van

gijzelaars (art. 347 bis Sw.), aanranding van de eerbaarheid en verkrachting (art. 373-

378 Sw.), bederf van jeugd en prostitutie, openbare schennis van de goede zeden,

indien deze misdrijven zijn gepleegd tegenover minderjarigen of met hun deelneming

(art. 379-386 Sw.), doodslag, moord, oudermoord, kindermoord en doodslag door

vergiftiging (art. 393-397 Sw.).

Daarnaast vallen ook slachtoffers van het misdrijf opzettelijke slagen en verwondingen

(met of zonder voorbedachte rade) met als gevolg hetzij een ongeneeslijke ziekte,

hetzij een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid, hetzij het

volledig verlies van het gebruik van een orgaan, hetzij een zware verminking, hetzij de

dood zonder oogmerk om te doden hieronder, alsook slachtoffers van het misdrijf

opzettelijk voedsel of verzorging onthouden aan een minderjarige of een persoon die

niet bij machte is in zijn onderhoud te voorzien op een zodanige wijze dat hun

gezondheid in gevaar wordt gebracht.

Vervolgens gaat het ook om slachtoffers van het misdrijf opzettelijk (maar zonder

oogmerk om te doden) toebrengen van schadelijke stoffen die ofwel een ongeneeslijke

ziekte ofwel een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid

ofwel het volledige verlies van een orgaan ofwel de dood hebben veroorzaakt.

251 Art. 3 §4 van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot

wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de

gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, B.S. 2 april 1998. 252 Rondz. nr. COL 4/2002 van 24 januari 2002 van het college van Procureurs-Generaal bij de Hoven

van Beroep.

Page 113: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

103

Daarnaast valt onder deze categorie ook slachtoffers van het opzettelijk doden en het

opzettelijk toebrengen van letsels gepleegd hetzij tegen ouders of andere

bloedverwanten in opgaande lijn (art. 410 Sw.), hetzij tegen de echtgenoot of persoon

met wie hij samenleeft of heeft samengeleefd en een duurzame affectieve en seksuele

relatie heeft of gehad heeft (art. 410 Sw.), hetzij door zijn ouders of andere

bloedverwant in opgaande lijn alsook door enig ander persoon die gezag heeft over het

kind, hetzij tegen een minderjarige of hetzij tegen een persoon die niet bij machte is in

zijn eigen onderhoud te voorzien.

Ook slachtoffers van het misdrijf het kwaadwillig belemmeren van het verkeer met als

gevolg een (ongeneeslijke) ziekte, een (blijvende) ongeschiktheid tot het verrichten van

persoonlijke arbeid, het volledig verlies van het gebruik van een orgaan, zware

verminking of de dood (art. 407-408 Sw.) vallen onder deze eerste categorie.

Vervolgens vallen ook slachtoffers van diefstal of afpersing door middel van geweld of

bedreigingen onder deze “verplichte categorie” van slachtoffers die bij de procedure

moeten betrokken worden, maar dit alleen als dit misdrijf een ongeneeslijke ziekte, een

blijvende fysische of psychische ongeschiktheid, het volledig verlies van het gebruik

van een orgaan, een zware verminking of de dood tot gevolg heeft of wanneer de

daders de personen lichamelijk hebben gefolterd.

Een laatste categorie van slachtoffers van misdrijven die hieronder vallen zijn de

slachtoffers van het misdrijf doodslag gepleegd om diefstal of afpersing te

vergemakkelijken. Ook slachtoffers van pogingen tot bovenstaande misdrijven zijn

slachtoffers die verplicht bij de procedure moeten betrokken worden, tenzij ze zelf te

kennen hebben gegeven dat ze dit liever niet wensen.253

Een tweede groep van slachtoffers zijn zij die bij de procedure betrokken worden

wanneer aan 2 voorwaarden tegelijk voldaan is. Ten eerste moet het gaan om een

misdrijf dat heeft geleid tot een veroordeling tot een gevangenisstraf waarvan het

effectieve gedeelte minstens 1 jaar bedraagt. Ten tweede moet het slachtoffer zelf

actief en vrijwillig aantonen dat hij of zij op de hoogte wenst te worden gehouden van

de procedure.

253 Rondz. nr. COL 4/2002 van 24 januari 2002 van het college van Procureurs-Generaal bij de Hoven

van Beroep.

Page 114: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

104

Dit gebeurt door het afleggen van een schriftelijke verklaring waarin het slachtoffer

uitdrukkelijk stelt dat hij of zij wenst geïnformeerd te worden over een eventuele

voorwaardelijke invrijheidstelling of wenst gehoord te worden over eventueel in zijn

belang op te leggen voorwaarden254.

Van deze tweede categorie van slachtoffers wordt dus een actief optreden verwacht,

als zij niet zelf het heft in handen nemen, zullen zij niet betrokken worden in de

procedure. Hierin verschilt deze categorie van slachtoffers met de eerste, zogenaamde

verplichte categorie van slachtoffers, die sowieso zullen betrokken worden in de

procedure zelfs wanneer zij een passieve houding aannemen.

De rol die het Openbaar Ministerie speelt in deze procedure is tweeledig. Eerst en

vooral moet zij de slachtoffergegevens aanvullen in het strafdossier en het

strafuitvoeringsdossier. Het is dus aan het Openbaar Ministerie om de belangrijkste

gegevens met betrekking tot het slachtoffer te verzamelen en aan te vullen in de

desbetreffende dossiers. Deze gegevens worden opgenomen in een kaft

“benadeelden”, deze kaft maakt tijdens het opsporingsonderzoek deel uit van het

informatiedossier van het parket en tijdens het gerechtelijk onderzoek van het

strafdossier. Elke benadeelde krijgt in deze kaft een eigen fiche die per slachtoffer een

aantal gegevens bevat. Het gaat om de gegevens van de persoon, de misdrijven

waarvan hij het slachtoffer is geworden, de vermelding van een eventuele verklaring tot

het verkrijgen van statuut van benadeelde of een burgerlijke partijstelling of een

eventuele tussenkomst van de dienst slachtofferonthaal. Gegevens die het slachtoffer

in gevaar kunnen brengen, mogen er uit gelaten worden. 255

Daarnaast is voor het openbaar ministerie ook een rol weggelegd wanneer zij het

dossier voor voorwaardelijke invrijheidstelling ontvangt. Zoals reeds werd gesteld, moet

het openbaar ministerie een gemotiveerd advies geven over het al dan niet bestaan

van contra-indicaties die een ernstig risico kunnen vormen voor de maatschappij of die

de reïntegratie van de veroordeelde tegen gaan, deze contra-indicaties kunnen onder

meer betrekking hebben op de houding van de veroordeelde tegenover zijn

slachtoffers.

254 Rondz. nr. COL 4/2002 van 24 januari 2002 van het college van Procureurs-Generaal bij de Hoven

van Beroep 255 Ibid.

Page 115: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

105

Zijn advies zal dus gesteund zijn op enerzijds de informatie met betrekking tot de

burgerlijke partijen, opgenomen in het dossier dat werd overgemaakt door de

gevangenisdirecteur en anderzijds op informatie met betrekking tot de eventueel

bijzondere voorwaarden die opgelegd moeten worden in het belang van het slachtoffer.

In twee gevallen zal het openbaar ministerie inlichtingen moeten inwinnen over het feit

of er al dan niet bijzondere voorwaarden zouden moeten worden opgelegd in het

belang van het slachtoffer bij het slachtoffer zelf. Het eerste geval is wanneer het gaat

om zogenaamde “verplichte categorieën” van slachtoffers, hier zullen deze inlichtingen

altijd moeten worden ingewonnen, tenzij het slachtoffer zich hier duidelijk heeft tegen

verzet. Een tweede geval is wanneer het strafuitvoeringsdossier een verklaring bevat

van het slachtoffer waarin deze vraagt op de hoogte gehouden te worden van de

procedures. Het parket duidt vervolgens aan welke slachtoffers er moeten

gecontacteerd worden en de dienst slachtofferonthaal zal de nodige informatie

inwinnen bij het slachtoffer en zal ook de slachtofferfiche opstellen.256

Vooraleer het openbaar ministerie dus zijn gemotiveerd advies kan opstellen, moet het

OM in principe eerst beschikken over de informatie die de justitieassistent heeft

ingezameld. In praktijk is het echter niet altijd mogelijk om hierop te wachten, gezien

het openbaar ministerie binnen een termijn van 1 maand zijn advies moet geven. Als

het voor de justitieassistent duidelijk is dat de noodzakelijke informatie niet tijdig zal

bekomen worden, brengt hij het openbaar ministerie hiervan op de hoogte en geeft hij

de reden alsook een vermoedelijk tijdslimiet door. Het openbaar ministerie kan dan een

voorlopig advies overmaken aan de minister waarin hij vermeldt dat dit onder

voorbehoud van eventuele contra-indicaties met betrekking tot de houding van de

veroordeelde tegenover zijn slachtoffer is. Na ontvangst van alle gegevens, zendt het

openbaar ministerie een definitief advies over aan de minister. Als het openbaar

ministerie echter van mening is dat er duidelijke contra-indicaties zijn die een ongunstig

advies verantwoorden, kan hij onmiddellijk zijn definitief advies overzenden aan de

minister, mits hij deze informeert dat de slachtofferfiche later zal worden door

gestuurd.257

256 Rondz. nr. COL 4/2002 van 24 januari 2002 van het college van Procureurs-Generaal bij de Hoven

van Beroep. 257 Ibid.

Page 116: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

106

1.3.2.3 Het horen van het slachtoffer op de zitting

In afwachting van de oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken, werden de

beslissingen inzake voorwaardelijke invrijheidstelling overgelaten aan de commissie

voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Voor zij echter een beslissing nemen, worden de

veroordeelde en zijn raadsman, het openbaar ministerie en de directeur van de

strafinrichting gehoord.

De wet voorziet in de mogelijkheid om ook het slachtoffer of zijn rechthebbenden indien

het slachtoffer overleden is, te horen.258 Wel is vereist dat het slachtoffer een legitiem

en direct belang heeft, of dit al dan niet het geval is, wordt beoordeeld door de

commissie voorwaardelijke invrijheidstelling.

Het slachtoffer kan worden gehoord, mits hij dit verzoekt, over de bijzondere

voorwaarden die in zijn belang moeten opgelegd worden, maar alleen als er bij hem

nadere inlichtingen werden ingewonnen over de bijzondere voorwaarden die in zijn

belang konden worden opgelegd. De categorieën van slachtoffers die hieraan voldoen

werden hierboven reeds beschreven.

Het is de taak van de justitieassistent slachtofferonthaal om het slachtoffer en zijn

rechthebbenden te informeren onder welke voorwaarden ze door de commissie

kunnen gehoord worden wanneer er inlichtingen ingewonnen worden omtrent

voorwaarden die in het slachtoffer zijn belang kunnen worden opgelegd.259

Wanneer de commissie beslist de veroordeelde voorwaardelijk vrij te laten, legt zij aan

de veroordeelde een aantal algemene maar ook een aantal bijzondere voorwaarden

op. Deze bijzondere voorwaarden zijn aangepast aan de persoon van de veroordeelde,

en hebben betrekking op zijn sociale reïntegratie, de bescherming van de maatschappij

en ook de belangen van het slachtoffer260.

258 Art. 4 §3 van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot

wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de

gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, B.S. 2 april 1998. 259 Art. 12 § 2 van het KB van 10 februari 1999 houdende de uitvoeringsmaatregelen inzake de

voorwaardelijke invrijheidstelling, B.S. 23 februari 1999. 260 Art. 4 §5 van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot

wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de

gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, B.S. 2 april 1998.

Page 117: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

107

Er wordt dus wel degelijk rekening gehouden met de slachtoffers bij een

voorwaardelijke invrijheidstelling, ook als zij niet werden gehoord kunnen nog

bijzondere voorwaarden worden opgelegd in hun belang.

1.3.2.4 Het inlichten van het slachtoffer omtrent de beslissing

Het slachtoffer wordt ingelicht door een ambtenaar van de Dienst Justitiehuizen die

belast is met slachtofferonthaal over de voorwaarden waaronder hij in kennis kan

worden gesteld van de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling en

eventueel van de in zijn belang opgelegde voorwaarden.261

Indien de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, zal de commissie dit

meedelen samen met de in het belang van het slachtoffer opgelegde voorwaarden per

aangetekend schrijven. Maar dit zal alleen gebeuren wanneer het slachtoffer verzocht

heeft deze informatie te ontvangen en mits hij een legitiem en direct belang heeft.262

1.3.2.5 Het slachtoffer tijdens de opvolging van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Als een veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld, moet hij bepaalde

voorwaarden naleven, waaronder ook een aantal zogenaamde slachtoffergerichte

voorwaarden. Vergoeden van de burgerlijke partij wordt systematisch als

slachtoffergerichte voorwaarde opgelegd, andere voorwaarden die vaak in het belang

van het slachtoffer worden opgelegd zijn het verbod om contact te zoeken met het

slachtoffer, het verbod om zich in een bepaalde gemeente te vestigen, het opleggen

van een medico-psychosociale behandeling,… Deze voorwaarden worden dan ook

meegedeeld aan het slachtoffer.263

261 Art. 14 §1 van het KB van 10 februari 1999 houdende de uitvoeringsmaatregelen inzake de

voorwaardelijke invrijheidstelling, B.S. 23 februari 1999. 262 Art. 4 §8 van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot

wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de

gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, B.S. 2 april 1998. 263 F. PIETERS, o.c., 280.

Page 118: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

108

De niet naleving van de opgelegde voorwaarden, dus ook de voorwaarden die in het

belang van het slachtoffer werden opgelegd, kunnen aanleiding geven tot schorsing,

herroeping of herziening van de voorwaardelijke invrijheidstelling.264

Herziening is enkel mogelijk wanneer de commissie voor voorwaardelijke

invrijheidstelling van oordeel is dat een herroeping niet noodzakelijk is in het belang

van de maatschappij, het slachtoffer of de sociale reïntegratie van de veroordeelde.

Dus ook bij een procedure tot herroeping of herziening zal de slachtofferdimensie

moeten worden getoetst.265

Het slachtoffer (of zijn rechthebbende) dat een legitiem en direct belang had op het

ogenblik van de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt per

aangetekend schrijven ingelicht van de herroeping van de voorwaardelijke

invrijheidstelling, of in geval van herziening van de in het belang van het slachtoffer

gewijzigde voorwaarden.266 Er is echter niet voorzien in een mogelijkheid voor het

slachtoffer om in dit kader gehoord te worden.

Wanneer een procedure tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling

hangende is, zal het slachtoffer aan wie de in zijn belang opgelegde voorwaarden

werden meegedeeld, op de hoogte gesteld worden van het feit dat hij ook in deze

procedure kan worden gehoord mits hij hierom verzoekt. Het slachtoffer kan ook kiezen

om niet gehoord te worden en kan wel verzoeken dat hij in kennis gesteld zou worden

van de beslissing omtrent de in zijn belang opgelegde voorwaarden.267

264 A.M. VRIJENS, “De Commissies voor voorwaardelijke invrijheidstelling”, Vigiles, 2001 afl. 3, 87. 265 F. PIETERS,o.c., 280. 266 Art. 10 §5 van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot

wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de

gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, B.S. 2 april 1998. 267 Art. 17 §2 van het KB van 10 februari 1999 houdende de uitvoeringsmaatregelen inzake de

voorwaardelijke invrijheidstelling, B.S. 23 februari 1999.

Page 119: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

109

1.3.3 Evaluatie van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke

invrijheidstelling in het licht van de noden van de slachtoffers

In het kader van voorwaardelijke invrijheidstelling zijn er bepaalde radicalen die pleiten

voor een verstrenging of zelfs volledige afschaffing, om dit te verantwoorden verwijzen

ze naar de belangen van het slachtoffer. Het herstelrecht gaat echter over iets heel

anders dan pure repressie. Het slachtoffer heeft niet noodzakelijk baat bij een

strengere wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling, integendeel slachtoffers zijn veel

meer geholpen met het feit dat er in deze nieuwe wet voor voorwaardelijke

invrijheidstelling rekening gehouden wordt met hun belangen dan met het feit dat de

voorwaarden zouden worden verstrengd.268 Er kan echter niet genoeg benadrukt

worden dat het noodzakelijk is dat een evenwicht bewaard wordt tussen de belangen

van het slachtoffer en het recht op reclassering van de dader.269

In de memorie van toelichting kreeg de slachtofferproblematiek een opvallende plaats,

men wees er op dat in de oude reglementering men de slachtoffers dood zweeg, wat

natuurlijk wel paste in de vroegere visie op het strafrechtsdenken. Met de intrede van

het herstelgerichte strafrechtsdenken kwam er kritiek op deze verwaarlozing van het

slachtoffer en kwam er een beweging op gang om de rechten van de slachtoffers te

vrijwaren.270

Wel blijft het de vraag of teveel aandacht voor het slachtoffer de belangen van de

dader en de maatschappij niet teveel op de achtergrond komen.271

Bij de parlementaire behandeling kwam het reeds ter sprake dat deze

slachtofferdimensie binnen de besluitvorming omtrent de voorwaardelijke

invrijheidstelling een delicaat gegeven is. De erkenning van de rechten van de

slachtoffers mag niet ten koste gaan van het recht op reïntegratie van de dader.

268 R. PERRIENS, F. PIETERS EN P. PIRON, “De voorwaardelijke invrijheidstelling: much ado about

nothing”, Pan. 2003 afl. 6, 565. 269 K. KLOECK, “De nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling: niet compleet nieuw, echt wel

beter”, De orde van de dag, 1998 afl 4, 24. 270 F. PIETERS, o.c., 276. 271 B. DE SMET, “De tendens tot overaccentuering van het slachtoffer in het strafproces”, Pan., 1998, 387.

Page 120: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

110

Men wil dat slachtoffers gehoord worden en dat er tegemoet wordt gekomen aan hun

bekommernissen bij het opleggen van voorwaarden tot invrijheidstelling, maar zonder

dat ze een procespartij worden.272

Opvallend is dat nergens in de wet het begrip slachtoffer wordt gedefinieerd, wat in de

omzendbrief nochtans wel het geval was. We kunnen aannemen dat dit begrip ruimer

is dan het begrip burgerlijke partij, maar een concrete invulling biedt de wet ons niet.

Om in aanmerking te komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling mogen er in hoofde

van de veroordeelde geen contra-indicaties bestaan, één van die contra-indicaties

heeft betrekking op de houding van de veroordeelde ten opzichte van het slachtoffer.

Dit is echter niet zonder problemen, wanneer de houding ten opzichte van het

slachtoffer in rekening wordt gebracht, kan dit bij de slachtoffers het gevoel wekken dat

zij rechtstreeks aan de grondslag van de voorwaardelijke invrijheidstelling liggen, terwijl

ze het helemaal niet eens zijn met deze invrijheidstelling.273

Ook stuit de opsomming van de contra-indicaties op kritiek omdat ze op subjectieve

oordelen gebaseerd is en wordt ingegeven vanuit vergeldingsdoeleinden.274

Bovendien stelt men zich de vraag in welke mate de houding van de veroordeelde

tegenover het slachtoffer kan beoordeeld worden binnen het kunstmatige kader van

een gevangenis. Ook is dit zeer moeilijk bij gedetineerden die elke vorm van schuld

ontkennen en zich dus buiten het systeem plaatsen.275

Ook blijkt dat met betrekking tot de houding tegenover het slachtoffer in praktijk vooral

de inspanningen op het vlak van de afbetaling van de burgerlijke partij mee in rekening

wordt gebracht in het kader van de besluitvorming inzake voorwaardelijke

invrijheidstelling, zij het wel dat ze rekening houden met de structurele moeilijkheden

die zich binnen detentiecontext voordoen met betrekking tot de afbetaling van de

burgerlijke partij. Een weigering tot afbetaling leidt in praktijk tot uitstel van behandeling

van het voorstel of leidt tot een weigering van voorwaardelijke invrijheidstelling, ook al

waren er geen andere contra-indicaties.

272 F. PIETERS, o.c., 276. 273 Ibid. 274 H. Tubex, “De positie van het slachtoffer in de nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling”,

De orde van de dag, 1998, afl. 4, 44. 275 J. GOETHALS EN M. BOUVERNE-DE BIE, Voorwaardelijke invrijheidstelling: wetgeving, predictie en

begeleiding, Gent, Academia Press, 2000, 22.

Page 121: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

111

Andere contra-indicaties die in praktijk een weigering in de hand werken met

betrekking tot de houding ten opzichte van het slachtoffer zijn schuldafschuiving,

minimaliseren van de feiten,…276

Het slachtofferaspect komt ook aan bod in de fase van de voorbereiding van het

dossier dat moet ingediend worden bij de commissie voorwaardelijke invrijheidstelling,

hoe dit concreet verloopt, werd hierboven al uitgebreid besproken. Vanuit de rechtsleer

komt echter kritiek dat de Dienst Slachtofferonthaal hierin geen plaats heeft gekregen,

zo was een initiatiefmogelijkheid voor deze dienst wenselijk geweest wanneer ze in

contact kwamen met slachtoffers die het misdrijf als bijzonder traumatisch hebben

ervaren.277 Ook de lijst die door de koning werd opgesteld omtrent de slachtoffers die

automatisch bevraagd worden over de voorwaardelijke invrijheidstelling komt enigszins

arbitrair over. Het lijkt er op dat ‘een ernstig en direct lichamelijk of psychisch letsel’ als

criterium werd gehanteerd, maar de vraag blijft of alle misdrijven wel systematisch

werden getoetst. Het zou wenselijk zijn om aan de hand van een duidelijk

geëxpliciteerd criterium de lijst opnieuw te onderzoeken en eventueel aan te passen278.

Ook wordt betreurd dat de informatie die de justitieassistent aan het slachtoffer moet

verstrekken in de wetgeving beperkt wordt tot slachtoffergerichte informatie in de enge

zin. Hoewel het in de praktijk wel meestal gebeurt, was het wenselijk geweest dat in de

wet werd ingeschreven dat het slachtoffer ook geïnformeerd diende te worden over het

concrete verloop van de procedure voor voorwaardelijke invrijheidstelling, wat de

opvolging inhoudt en dergelijke meer.279 Het lijkt er sterk op dat het contact met het

slachtoffer wordt herleid tot een formele juridische aangelegenheid.280

Een gevolg van het gebrek aan informatie uit zich in de praktijk, het gebeurt namelijk

zeer weinig dat slachtoffers die niet onder de zogenaamde verplichte categorieën

vallen, zichzelf gaan manifesteren.281

276 E. MAES, “De voorwaardelijke invrijheidstelling in België, wetgeving, beleid en praktijk”, Paper

Congres NVK, 2004, 1. (maes_2004_de _voorwaardelijke_invrijheidstelling_in_belgië[1].pdf) 277 F. PIETERS, o.c., 277 en H. TUBEX, o.c., 49. 278 F. PIETERS, o.c., 277. 279 H. TUBEX, o.c., 48. 280 H. TUBEX, o.c., 49. 281 F. PIETERS, o.c., 277

Page 122: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

112

Ook de termijn van 1 maand voor de Dienst Slachtofferonthaal om de gegevens te

verzamelen blijkt in praktijk vaak te kort te zijn om de slachtoffers te lokaliseren, te

contacteren, de zaak te bespreken, hen de tijd te geven om erover na te denken en de

slachtofferfiches opmaken om ze vervolgens aan het parket over te maken. Regelmatig

wordt de slachtofferinformatie pas later overgemaakt door het parket, met als gevolg

dat de commissies vaak genoodzaakt zijn om de behandeling van een zaak uit te

stellen wegens het ontbreken van de slachtofferinformatie.282

De tussenkomst van het slachtoffer kort voor de invrijheidstelling, kan voor de

veroordeelde vaak tot frustraties leiden vooral omdat doorheen het ganse

strafrechtsgebeuren het slachtoffer weinig aan bod komt. Daders hebben het gevoel

dat hun schuld is afbetaald en plots na vele jaren duikt het slachtoffer weer op en kan

dit een beletsel vormen voor hun voorwaardelijke invrijheidstelling. Omgekeerd zijn

slachtoffers er vaak ook niet mee opgezet dat ze na vele jaren plots gecontacteerd

worden door de Dienst Slachtofferonthaal omtrent een eventuele invrijheidstelling283.

Bovendien bestaat het risico wanneer je het slachtoffer enkel aan het eind van de

strafuitvoeringsfase bij de zaak betrekt, dat zij de kans zullen grijpen om belemmerend

te werken.284

Het is wenselijk dat het slachtoffer doorheen het hele strafrechtsgebeuren, ook

doorheen de strafuitvoering, een plaats krijgt, zodat de overgang minder groot wordt.

Zo zou het interessant zijn om slachtoffers ook op de hoogte te stellen van andere

beslissingen inzake detentie zoals verlof of uitgangspermissies en aan de dader zou

bepaalde slachtofferinformatie kunnen verleend worden.285

Het creëren van een wettelijk kader inzake herstelbemiddeling bood hier wel al een

gedeeltelijke oplossing.

Het horen van het slachtoffer ter zitting is ongetwijfeld een belangrijke innovatie inzake

slachtofferbejegening. De vereiste van een “direct en legitiem belang” wordt echter

geheel aan de appreciatie van de commissies overgelaten, bij een weigering moeten

ze wel motiveren maar hiertegen staat toch geen rechtsmiddel open.

282 F. PIETERS, o.c., 277 283 Ibid. 284

R. BAS EN R. VAN DE VOORDE, o.c., 16. 285 F. PIETERS, o.c., 278.

Page 123: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

113

Bovendien wensen nogal wat slachtoffers gehoord te worden buiten de aanwezigheid

van de veroordeelde, het is dan ook betreurenswaardig dat de wetgever niet heeft

voorzien in de mogelijkheid voor het slachtoffer om zich te laten vertegenwoordigen

door een advocaat of een slachtoffergerichte dienst.286

In praktijk menen de commissies een oplossing gevonden te hebben, wanneer de

veroordeelde hiermee akkoord is, wordt het slachtoffer gehoord buiten diens

aanwezigheid, maar de raadsman van de veroordeelde blijft evenwel aanwezig287. Een

vertegenwoordiging door een advocaat ingesteld voorzien in de wet, was nochtans een

aanvaardbare oplossing geweest.

Slachtoffers en hun raadslui krijgen om redenen die gerelateerd zijn aan de

bescherming van de privacy van de veroordeelde geen inzage in het dossier inzake

voorwaardelijke invrijheidstelling. Nochtans zou het wenselijk zijn dat er minstens voor

een aantal stukken een inzagerecht komt. Veel slachtoffers blijven zitten met vragen en

angst voor de toekomst. Het zou interessant zijn voor het slachtoffer moest het dossier

een onderdeel bevatten met inlichtingen omtrent de houding van de dader ten opzichte

van het slachtoffer, zodat het slachtoffer dit kan inzien, dit zou kunnen helpen bij de

verwerking.288

De wetgever heeft opgelegd dat wanneer de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt

verleend het slachtoffer op diens verzoek per aangetekend schrijven hiervan op de

hoogte wordt gesteld alsook van de in zijn belang opgelegde voorwaarden. Wel

vreemd is dat de wetgever nergens heeft bepaald dat een afwijzing van de vraag tot

voorwaardelijke invrijheidstelling moet worden meegedeeld aan het slachtoffer, dat te

kennen heeft gegeven geïnformeerd te willen worden.289

Ook heeft de wetgever nergens bepaald op welk ogenblik de mededeling van de

toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling aan het slachtoffer dient te

gebeuren. De commissies hebben ondertussen zelf hun werkwijze onderling overeen

gestemd en lichten het slachtoffer in op de dag van de beslissing.290

286 F. PIETERS, o.c., 279. 287 Ibid. 288 A.M. VRIJENS, o.c., 87. 289 Ibid. 290 Ibid.

Page 124: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

114

Ook omtrent de voorwaarden die kunnen worden opgelegd, bestaat er enige kritiek. Zo

betreurt men het dat het opleggen van het volgen van een cursus “slachtoffers in

beeld” niet mogelijk is. Deze cursussen worden via justitie bekostigd en zijn een

alternatieve straf. Juridisch gezien is een voorwaardelijke invrijheidstelling geen

omzetting van één straf in een andere, zodat het opleggen van zo’n cursus moeilijk te

verenigen valt met een voorwaardelijke invrijheidstelling. Dit zou kunnen opgelost

worden wanneer deze cursussen zouden aangeboden worden vanuit het forensisch

welzijnswerk.291

Ten slotte wordt er ook een bedenking gemaakt bij het feit dat in de procedure tot

herroeping en herziening er geen ruimte meer is voor het slachtoffer om gehoord te

worden, iets wat in de procedure tot schorsing wel nog wordt voorzien.292

Een ander heel belangrijk punt van kritiek is het feit dat slachtoffers niet worden

geïnformeerd over andere beslissingen met betrekking tot het detentietraject, andere

dan de voorwaardelijke invrijheidstelling. Soms worden zij totaal onvoorbereid

geconfronteerd met een dader van wie zij dachten dat hij achter slot en grendel zat. De

regeling rond voorwaardelijke invrijheidstelling voorziet in een recht om geïnformeerd

te worden voor slachtoffers van wie de dader werd veroordeeld tot minstens 1 jaar

effectieve gevangenisstraf. Het overgrote deel van daders met straffen tot drie jaar

wordt echter voorlopig in vrijheid gesteld, zodat de commissies voor voorwaardelijke

invrijheidstelling niet eens tussen komen en het slachtoffer dus niet geïnformeerd

wordt. Als slachtoffer uit je de wens om geïnformeerd te worden, je wacht op bericht

van de overheid en achteraf blijkt dat de dader al lang weer op vrije voeten is. Daarom

is het belangrijk dat het slachtoffer wordt geïnformeerd over andere momenten van

strafuitvoering zoals het begin van de straf, penitentiair verlof, halve vrijheid, voorlopige

invrijheidstelling en dergelijke meer. Ook hier zouden zij informatie moeten kunnen

verstrekken over bijzondere voorwaarden die in hun belang opgelegd zouden kunnen

worden.293

291 F. PIETERS, o.c., 280. 292 A.M. VRIJENS, o.c.,88. 293 W. VAN LAETHEM, “Over bezorgde burgers, onwetende slachtoffers en opeengepakte gedetineerden”,

Fatik, 2003 nr. 97, 6 en S. DE VALCK, “De nieuwe wet op de VI: op weg naar een meer humane

strafuitvoering? Enkele bedenkingen vanuit DSW”, De orde van de dag, 1998 afl. 4, 63-64.

Page 125: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

115

Sommigen zouden kunnen opwerpen dat het geven van dergelijke rechten aan het

slachtoffer leidt tot misbruiken van deze rechten door de slachtoffers. Deze vrees is

echter ongegrond aangezien er bij het slachtoffer alleen inlichtingen worden gevraagd

over eventuele in zijn belang op te leggen voorwaarden en hij ook alleen daarover

gehoord wordt. Het slachtoffer heeft geen zeggenschap in de beslissing zelf, een partij

mag immers geen rechter zijn in zijn zaak, wat natuurlijk een goede zaak is.294

We kunnen dus besluiten dat de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling van 5

maart 1998 een grote stap voorwaarts is voor het slachtoffer wanneer hij in aanraking

komt met een voorwaardelijke invrijheidstelling van de dader. Zonder alle kritiek

nogmaals te herhalen, blijkt duidelijk uit voorgaande evaluatie dat de wet echter nog

heel wat hiaten bevat, denk maar aan het ontbreken van een mogelijkheid om

slachtoffers te informeren buiten het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling,

het ontbreken van de mogelijkheid om zich te laten vertegenwoordigen of het

ontbreken van een inzagerecht om er maar enkele te noemen. Ook in de praktijk

komen enkele pijnpunten naar voor, denk maar aan de korte termijn voor

justitieassistenten om de informatie in te zamelen of het onvoldoende geïnformeerd

worden van slachtoffer die niet onder een zogenaamde “verplichte categorie” vallen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de wet van 5 maart 1998 werd vervangen door de

wet van 17 mei 2006, die hierna verder wordt besproken.

294 L. AERNAUTS, “Het slachtoffer in het strafproces: het grote misverstand”, De orde van de dag, 1998

afl. 4, 57.

Page 126: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

116

Hoofdstuk 2 Wet van 17 mei 2006 betreffende de externe

rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf

en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam

van de strafuitvoeringsmodaliteiten

2.1 Inleiding

Het ontbreken van een adequate rechtspositie van gedetineerden is decennialang het

voorwerp van kritiek geweest, ontoereikende regelgeving leek een kenmerk van het

Belgisch strafuitvoeringsrecht. Enkel de voorwaardelijke invrijheidstelling werd door de

wetgever geregeld, andere regels met betrekking tot de externe rechtspositie waren

meestal het product van ministeriële omzendbrieven.295

De wetten van 17 mei 2006 betekenen een grote sprong voorwaarts in het legaliseren

van de externe rechtspositie van de veroordeelde gedetineerden, zowel op formeel als

op materieel vlak.296

Dit wettelijk vastleggen van de externe rechtspositie van de gedetineerde en van de rol

van het slachtoffer in het volledige verloop van de strafuitvoering is iets wat alleen

maar kan worden toegejuicht.297

Hieronder worden dan ook de voor het slachtoffer relevante bepalingen uit de wet van

17 mei 2006 besproken en geëvalueerd.

295 Y. VAN DEN BERGE, “De uitvoering van vrijheidstraffen: van nu en straks… met de oprichting van

strafuitvoeringsrechtbanken”, T. Strafr., 2006 afl. 5, 250. 296 Ibid. 297 X. DE RIEMAECKER EN G. VERVAEKE, “De strafuitvoeringsrechtbanken: een kritische kijk op de

huidige blauwdrukken vertrekkende vanuit het advies van de Hoge Raad voor Justitie”, De orde van de

dag, 2005, afl. 32, 24.

Page 127: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

117

2.2 Bespreking van de positie van het slachtoffer i n de wet van 17 mei

2006

2.2.1 Definitie van het begrip slachtoffer

In de wet van 17 mei 2006 omtrent de externe rechtspositie van de gedetineerden

werd een titel drie ingevoerd waar de bepalingen omtrent het slachtoffer in werden

opgenomen.

Eerst en vooral is het belangrijk om te weten wie er als slachtoffer wordt beschouwd in

deze wet. In artikel 2 wordt daarom het begrip slachtoffer gedefinieerd, wie als

slachtoffer wordt beschouwd kan immers bij de toekenning van een

strafuitvoeringsmodaliteit aan de dader, vragen om te worden geïnformeerd of te

worden gehoord in de door de wet bepaalde gevallen.

Een eerste categorie van personen die als slachtoffers worden aanzien zijn de

natuurlijke personen met een ontvankelijk en gegrond verklaarde burgerlijke vordering.

Een tweede categorie personen die in aanmerking komen als slachtoffers zijn de

personen die minderjarig, verlengd minderjarig of onbekwaam waren op het moment

van de feiten en voor wie de wettelijke vertegenwoordiger zich geen burgerlijke partij

heeft gesteld mits deze slachtoffers een direct en legitiem belang hebben. Een laatste

categorie van personen die als slachtoffer worden gezien in het kader van deze

wetgeving zijn natuurlijke personen die zich omwille van een materiële onmogelijkheid

of een kwetsbaarheid geen burgerlijke partij hebben kunnen stellen, maar ook hier

moet de strafuitvoeringsrechter beoordelen of ze een direct en legitiem belang

hebben.298

298 Art. 2 6° wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een

vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de

strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 15 juni 2006. (hierna: wet externe rechtspositie)

Page 128: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

118

2.2.2 Wijze waarop slachtoffers geïnformeerd en gehoord kunnen worden

Om geïnformeerde slachtoffers na te streven werd in artikel 3bis van de voorafgaande

titel van het wetboek van strafvordering ingevoegd dat slachtoffers de nuttige

informatie dienen te ontvangen met betrekking tot de nadere regels voor een burgerlijk

partijstelling en de verklaring van benadeelde persoon.299 Bovendien wordt de

verplichting opgelegd aan de rechter om de burgerlijke partij in te lichten over de

mogelijkheden om in het kader van de strafuitvoering gehoord te worden over

voorwaarden die in belang van de burgerlijke partij moeten worden opgelegd.300

Zoals reeds vermeld moeten bepaalde personen, die geen burgerlijke partij zijn, een

direct en legitiem belang hebben om in het kader van de wet als slachtoffer te worden

beschouwd. Als deze personen wensen gehoord of geïnformeerd te worden bij de

toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten dan dienen zij een schriftelijk verzoek te

richten aan de strafuitvoeringsrechter. De griffie zal een afschrift van het verzoek

overzenden aan het openbaar ministerie, dat hier binnen 7 dagen zijn advies over zal

geven. Deze personen kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een

raadsman. Wanneer de strafuitvoeringsrechter meent dat het nuttig is om te kunnen

oordelen, kan hij de verzoeker vragen om in een zitting verdere informatie te komen

verstrekken. De strafuitvoeringsrechter moet oordelen over het verzoek binnen 15

dagen na ontvangst ervan of als er een zitting is geweest binnen 15 dagen nadat de

zaak in beraad werd genomen. De beslissing wordt bovendien schriftelijk meegedeeld

aan het slachtoffer via een ter post aangetekende brief, hiertegen staat geen

rechtsmiddel open.301

Om met de belangen van het slachtoffer nog beter rekening te kunnen houden werd in

een koninklijk besluit verdere uitvoering gegeven aan art. 2 6° van de wet van 17 mei

2006 betreffende de externe rechtspositie van de gedetineerden en de aan het

slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.

In een eerste artikel vinden we een aantal definities van begrippen die in het koninklijk

besluit vaak gehanteerd worden. Belangrijk om even bij stil te staan is het begrip

slachtofferverklaring.

299 Art. 99 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 300Art. 101 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 301 Art. 3 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006.

Page 129: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

119

Dit is een document waarin het slachtoffer te kennen geeft dat hij wenst geïnformeerd

en/of gehoord te worden in het kader van de strafuitvoering. Dit document moet

onderscheiden worden van de slachtofferfiche, een document dat de relevante

gegevens inzake het slachtoffer bevat alsook de bijzondere voorwaarden die in het

belang van het slachtoffer zouden kunnen worden opgelegd. De slachtofferfiche duidt

dus niet op de wil van het slachtoffer om betrokken te worden in de procedure inzake

strafuitvoeringsmodaliteiten.302

Het slachtoffer kan zich voor algemene informatie en voor bijstand bij het invullen van

de slachtofferverklaring wenden tot de zogenaamde justitieassistent eerstelijns. Door

de laagdrempeligheid van de justitiehuizen lijkt dit een goed geplaatste instantie om

aan deze informatievraag tegemoet te komen. Meer specifieke informatie over de

strafuitvoering kan bekomen worden bij de justitieassistent slachtofferonthaal.303

De slachtofferverklaring en de slachtofferfiche kunnen achteraf nog steeds gewijzigd of

zelfs ingetrokken worden. Voor wijzigingen in de slachtofferverklaring kan het

slachtoffer zich wenden tot de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of tot de

justitieassistent eerstelijns, voor de wijziging in de slachtofferfiche wendt het slachtoffer

zich tot de justitieassistent slachtofferonthaal.304 De gegevens die in deze documenten

opgenomen zijn, zijn geen statische gegevens, de strafuitvoering kan zich immers

uitstrekken over een langere periode en wijzigingen in de toestand of de houding van

het slachtoffer zijn zeker niet ondenkbaar. Het slachtoffer kan er dus terecht voor louter

materiële wijzigingen zoals een adreswijziging, maar ook voor meer persoonlijke

wijzigingen, zoals de wil om niet langer gehoord of geïnformeerd te worden.

Verder wordt bepaald op welke wijze slachtoffers kunnen vragen om gehoord en/of

geïnformeerd te worden. Voor slachtoffers uit de eerste categorie, de natuurlijke

personen met een ontvankelijk en gegrond verklaarde burgerlijke vordering, geldt dat

de griffie van het vonnisgerecht bij het in kracht van gewijsde treden van het vonnis dat

de vordering ontvankelijk en gegrond verklaart, een informatief schrijven stuurt aan de

burgerlijke partij. Hierin wordt uitgelegd aan welke formaliteiten het slachtoffer moet

voldoen om gehoord of geïnformeerd te worden.

302 Art. 1 KB van 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de

externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende

rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007. 303 Art. 2 supra 304 Art. 3 supra

Page 130: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

120

Om het slachtoffer toe te laten onmiddellijk stappen te ondernemen, wordt bij dit

informatief schrijven een model van slachtofferverklaring toegevoegd.305

Voor slachtoffers uit de tweede en derde categorie, slachtoffers die dus een direct en

legitiem belang moeten hebben zoals hierboven reeds beschreven, geldt dat dit

informatief schrijven wordt bijgevoegd bij het overmaken van de beslissing van de

strafuitvoeringsrechtbank omtrent het direct en legitiem belang. Ook hier wordt

onmiddellijk een model van slachtofferverklaring toegevoegd zodat het slachtoffer

meteen actie kan ondernemen.306

Wanneer het slachtoffer beslist een slachtofferverklaring in te vullen, omdat hij op de

hoogte wenst gehouden te worden of wenst gehoord te worden in het kader van de

strafuitvoering, dan kan hij de slachtofferverklaring overmaken aan de justitieassistent

eerstelijns of aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.307

Als het slachtoffer voorwaarden wenst te formuleren die in zijn belang zouden kunnen

worden opgelegd, dan gebeurt dit in een slachtofferfiche308. Het is mogelijk dat het

slachtoffer niet wenst gehoord of geïnformeerd te worden, maar wel dergelijke

voorwaarden wenst te formuleren, dan volstaat een slachtofferfiche en is een

slachtofferverklaring niet nodig309. Voor het formuleren van bijzondere voorwaarden die

in het belang van het slachtoffer kunnen worden opgelegd, kan een beroep gedaan

worden op de justitieassistent slachtofferonthaal, deze zal de slachtofferfiche

overmaken aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank. Dit beroep op de

justitieassistent slachtofferonthaal is echter facultatief, het is ook mogelijk dat het

slachtoffer dit niet wenst en zelf schriftelijk in het kader van zijn slachtofferverklaring de

voorwaarden formuleert.

305 Art. 5 KB van 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de

externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende

rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007 306 Art. 6 supra 307 Art. 7 supra 308 Art. 8 supra 309C. HERMANS, “De strafuitvoeringsrechtbanken uit de startblokken: de nieuwe

strafuitvoeringsrechtbanken en de gedeeltelijke inwerkingtreding van de wet betreffende de externe

rechtspositie van veroordeelden”, Fatik, 2007 nr. 113, 8.

Page 131: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

121

2.2.3 Rol van het slachtoffer bij toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten

2.2.3.1 Door de minister toegekende strafuitvoeringsmodaliteiten

A. Penitentiair verlof

In verschillende strafuitvoeringsmodaliteiten werden bovendien bepalingen opgenomen

die rekening hielden met het slachtoffer bij de beoordeling van de toekenning ervan.

Eerst en vooral vinden we dit terug in de voorwaarden waaraan een gedetineerde moet

voldoen om in aanmerking te komen voor penitentiair verlof, een

strafuitvoeringsmodaliteit die door de minister kan worden toegekend. Om in

aanmerking te komen voor penitentiair verlof moet de gedetineerde aan een aantal

voorwaarden voldoen, een hiervan stelt dat er geen tegenaanwijzingen mogen bestaan

in hoofde van de veroordeelde die betrekking hebben op het risico dat hij de

slachtoffers zou verontrusten.310 We zien dus dat wanneer er geoordeeld wordt over

het toekennen van penitentiair verlof wel degelijk rekening wordt gehouden met het

slachtoffer. Wanneer dit in zijn belang is, kunnen bijzondere voorwaarden worden

opgelegd aan de gedetineerde om het risico op verontrusting door het slachtoffer uit te

sluiten. Als het risico op verontrusting van het slachtoffer te groot is, kan het

penitentiair verlof zelfs worden geweigerd.

Wanneer het penitentiair verlof werd toegekend wordt het slachtoffer binnen 24 uur

schriftelijk in kennis gesteld van de toekenning en eventueel van de voorwaarden die in

zijn belang werden opgelegd.311

Het slachtoffer wordt wel enkel geïnformeerd over de toekenning van het eerste

penitentiair verlof en ontvangt geen informatie meer over de systematische

penitentiaire verloven die daarop volgen. Herhaalde verwittigingen zouden immers

eerder de onrust van slachtoffers verhogen in plaats van verminderen.312

310 Art. 7 2° wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 311 Art. 10 §2 wet externe rechtspositie BS 15 juni 2006. 312S. SNACKEN, “De voorstellen van de subcommissie externe rechtspositie gedetineerden”, in I. Aertsen,

K. BEYENS, S. DE VALCK EN F. PIETERS (eds.), De commissie Holsters buitenspel?, Brussel, Politeia,

2004, 48.

Page 132: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

122

B. Uitgangsvergunning

Bij de uitgaansvergunning, opnieuw een strafuitvoeringsmodaliteit die door de minister

kan worden toegekend, geldt eveneens de voorwaarde dat er geen tegenindicaties

mogen zijn die betrekking hebben op het risico dat de veroordeelde het slachtoffer zou

verontrusten, waaraan men niet tegemoet kan komen door het opleggen van

bijzondere voorwaarden.313 Met andere woorden, ook de uitgangsvergunning kan

gekoppeld worden aan bijzondere voorwaarden of zelfs geweigerd worden in het

belang van het slachtoffer. Er wordt echter niet voorzien in een recht voor het

slachtoffer om hierover gehoord of geïnformeerd te worden.314

C. De onderbreking van de strafuitvoering

Een andere strafuitvoeringsmodaliteit die door de minister wordt toegekend en waarbij

men rekening houdt met het slachtoffer, is de onderbreking van de strafuitvoering. Dit

zal niet worden toegestaan wanneer in hoofde van de veroordeelde tegenaanwijzingen

bestaan die onder andere betrekking kunnen hebben op het risico dat de veroordeelde

de slachtoffers zou verontrusten.315

Het slachtoffer wordt binnen de 24u in kennis gesteld van de toekenning tot

onderbreking van de strafuitvoering.316

2.2.3.2 Door de strafuitvoeringsrechtbank toe te kennen strafuitvoeringsmodaliteiten

Met de invoering van de wet van 17 mei 2006 worden de beslissingen inzake beperkte

detentie, elektronisch toezicht en voorwaardelijke invrijheidstelling, alsook de

beslissingen inzake voorlopige invrijheidstelling met oog op verwijdering van het

grondgebied, voorlopige invrijheidstelling om medische redenen en de omzetting van

een gevangenisstraf naar een werkstraf overgelaten aan de bevoegdheid van de

strafuitvoeringsrechter of strafuitvoeringsrechtbank.

313 Art. 5 2° wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 314 M. DE RUE, “Wetsontwerp houdende oprichting van een strafuitvoeringsrechtbank en wetsontwerp

betreffende de externe rechtspositie van gedetineerden”, De orde van de dag, 2005 afl. 32, 18 315 Art. 16 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 316 Art. 17 §2 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006.

Page 133: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

123

A. De beperkte detentie en het elektronisch toezicht

De beperkte detentie is een wijze van uitvoering van de vrijheidstraf die de

veroordeelde toelaat om op regelmatige wijze de strafinrichting te verlaten voor een

duur van maximum twaalf uur per dag.317 Het elektronisch toezicht is een wijze van

uitvoering van de vrijheidsstraf waardoor de veroordeelde het geheel of een gedeelte

van zijn vrijheidsstraf buiten de gevangenis ondergaat volgens een uitvoeringsplan,

waarvan de naleving elektronisch wordt gecontroleerd.318 De beperkte detentie en het

elektronisch toezicht kunnen echter geweigerd worden wanneer er tegenaanwijzingen

bestaan, deze tegenaanwijzingen kunnen onder andere betrekking hebben op het

risico dat de veroordeelde de slachtoffers lastig zou vallen en de houding van de

veroordeelde ten aanzien van de slachtoffers van de misdrijven die tot zijn veroordeling

hebben geleid.319

Wanneer het gaat om een veroordeling van minder dan 3 jaar wordt de beslissing

overgelaten aan een strafuitvoeringsrechter, bij veroordelingen van meer dan 3 jaar

beslist de strafuitvoeringsrechtbank. Het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere

voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd en het slachtoffer kan zich

laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman of een gemachtigde van de

overheid of een door de koning hiertoe erkende vereniging320.

De strafuitvoeringsrechter heeft bovendien de bevoegdheid bijzondere voorwaarden te

koppelen aan de voorwaardelijke invrijheidstelling indien deze noodzakelijk zijn in het

belang van het slachtoffer.321

Het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in zijn belang

moeten worden opgelegd en het slachtoffer kan zich ook hier laten vertegenwoordigen

of bijstaan.322 Het slachtoffer wordt binnen 24 uur schriftelijk op de hoogte gebracht van

het vonnis en eventuele voorwaarden die in zijn belang werden opgelegd.323

317 Art. 21 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 318 Art. 22 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 319 Art. 28 §1 3°-4° en Art. 47 §1 3°-4° wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 320 Art. 44 §2 en Art. 54 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 321 Art. 40 en Art. 56 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 322 Art. 44 §3 en Art. 54 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 323 Art. 46 §1 en art. 58 §1 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006

Page 134: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

124

Wanneer na de beslissing tot toekenning van beperkte detentie of elektronisch toezicht

maar voor de uitvoering ervan, een situatie voordoet die onverenigbaar is met de

voorwaarden die in de beslissing zijn bepaald, kan de strafuitvoeringsrechtbank of

strafuitvoeringsrechter op vordering van het OM een nieuwe beslissing nemen. Het

slachtoffer wordt bij gerechtsbrief in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats

van de zitting en het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in

zijn belang moeten worden opgelegd. Ook hier kan het slachtoffer zich laten

vertegenwoordigen of bijstaan.324

De veroordeelde, het OM en de directeur kunnen verzoeken om één of meer

voorwaarden te schorsen, nader te omschrijven of aan te passen, zonder dat dit het

verstrengen van de voorwaarden mag inhouden. Als het gaat om voorwaarden die zijn

opgelegd in het belang van het slachtoffer, wordt een afschrift van het verzoek

overgezonden aan het slachtoffer en indien deze opmerkingen heeft kan hij dit

schriftelijk meedelen binnen 7 dagen na ontvangst van het afschrift aan de

strafuitvoeringsrechter of rechtbank. Het slachtoffer kan dan ook op de zitting worden

gehoord en kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen. Het vonnis en de aangepaste

voorwaarden worden bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht aan het

slachtoffer.325

De strafuitvoeringsmodaliteiten kunnen ook worden geschorst, herzien of herroepen,

enkel wanneer dit het gevolg is van de niet-naleving van de voorwaarden die in het

belang van het slachtoffer werden opgelegd, zal het slachtoffer hieromtrent worden

gehoord en kan hij zich laten bijstaan of vertegenwoordigen. Het slachtoffer wordt

binnen 24 uur schriftelijk op de hoogte gebracht van de herroeping of de schorsing van

de strafuitvoeringsmodaliteit en in geval van herziening worden ook de in het belang

van het slachtoffer gewijzigde voorwaarden meegedeeld.326

Vijftien dagen voor het einde van de termijn toegekend voor beperkte detentie of

elektronisch toezicht beslist de strafuitvoering over verlenging van de maatregel of de

omzetting van beperkte detentie naar elektronisch toezicht. Het slachtoffer wordt bij

gerechtsbrief in kennis gesteld van de dag het uur en de plaats van de zitting.327

324 Art. 61 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 325 Art. 63 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 326 Art. 68 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 327 Art. 44 §2 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006.

Page 135: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

125

B. De voorwaardelijke invrijheidstelling

Voor beslissingen inzake de voorwaardelijke invrijheidsstelling van gedetineerden die

werden veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 3 jaar of minder is de

strafuitvoeringsrechter bevoegd. Voor beslissingen inzake de voorwaardelijke

invrijheidstelling van gedetineerden die werden veroordeeld tot een vrijheidstraf van

meer dan 3 jaar, is de strafuitvoeringsrechtbank bevoegd. 328

De gedetineerde kan enkel maar in aanmerking komen voor een voorwaardelijke

invrijheidstelling mits hij aan een aantal voorwaarden voldoet. Een van deze

voorwaarden is ook hier dat er geen tegenaanwijzingen mogen bestaan waaraan niet

kan worden tegemoet gekomen door het opleggen van voorwaarden, die betrekking

hebben op het risico dat de veroordeelde het slachtoffer zou lastig vallen of die

betrekking hebben op de houding van de veroordeelde ten aanzien van zijn

slachtoffers.329 De strafuitvoeringsrechter heeft eveneens de bevoegdheid bijzondere

voorwaarden te koppelen aan de voorwaardelijke invrijheidstelling indien deze

noodzakelijk zijn in het belang van het slachtoffer.330

Het slachtoffer wordt in dit kader ook per gerechtsbrief op de hoogte gesteld van de

dag, het tijdstip en de plaats van de zitting.331 Eveneens wordt het slachtoffer gehoord

over de bijzondere voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd, het

slachtoffer kan zich bovendien laten vertegenwoordigen of bijstaan door zijn

raadsman.332 De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan het slachtoffer binnen

een termijn van 24 uur, samen met de bijzondere voorwaarden die in zijn belang

werden opgelegd333.

De veroordeelde, het OM en de directeur kunnen verzoeken om één of meer

voorwaarden te schorsen, nader te omschrijven of aan te passen, zonder dat dit een

verstrenging van de voorwaarden mag inhouden.

328 Art. 51 wet van 17 mei 2006 houdende de oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken, BS 15 juni

2006. 329 Art. 28§1 3°-4° en Art. 47 §1 3-4 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 330 Art. 40 en Art. 56 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 331 Art. 34 §1 en Art. 52 §1 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006 332 Art. Art. 35 §1 en Art. 53 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006 333 Art. 46 §1 en Art. 58 §1 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006

Page 136: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

126

Als het gaat om voorwaarden die zijn opgelegd in het belang van het slachtoffer, wordt

een afschrift van het verzoek overgezonden aan het slachtoffer en indien deze

opmerkingen heeft kan hij dit schriftelijk meedelen binnen 7 dagen na ontvangst van

het afschrift aan de strafuitvoeringsrechter of rechtbank. Het slachtoffer kan dan ook op

de zitting worden gehoord en kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen. Het vonnis

en de aangepaste voorwaarden worden bij een ter post aangetekende brief ter kennis

gebracht aan het slachtoffer.334

De strafuitvoeringsmodaliteiten kunnen ook worden geschorst, herzien of herroepen,

enkel wanneer dit het gevolg is van de niet-naleving van de voorwaarden die in het

belang van het slachtoffer werden opgelegd, zal het slachtoffer hieromtrent worden

gehoord en kan hij zich laten bijstaan of vertegenwoordigen. Het slachtoffer wordt

binnen 24 uur schriftelijk op de hoogte gebracht van de herroeping of de schorsing van

de strafuitvoeringsmodaliteit en in geval van herziening worden ook de in het belang

van het slachtoffer gewijzigde voorwaarden meegedeeld.335

C. De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het

grondgebied of met het oog op overlevering

De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met

het oog op overlevering wordt toegekend aan de veroordeelde mits aan een aantal

voorwaarden is voldaan. Een belangrijke voorwaarde voor het slachtoffer is dat er geen

tegenindicaties mogen zijn die onder meer betrekking kunnen hebben op het risico dat

de veroordeelde het slachtoffer zou lastig vallen en er moet inspanning geleverd zijn

om de burgerlijke partij te vergoeden.336

Het slachtoffer wordt bij gerechtsbrief in kennis gesteld van de dag, het uur en de

plaats van de zitting en wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden die in zijn

belang moeten worden opgelegd, hierbij kan hij zich laten vertegenwoordigen.337

334 Art. 63 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 335 Art. 68 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 336 Art. 28 §2 en Art. 47 §2 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 337 Art. 34 §1, Art. 35 §1 en Art. 52 §1, Art. 53 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006.

Page 137: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

127

Het vonnis wordt schriftelijk op de hoogte gebracht binnen 24 uur van het vonnis en

van de voorwaarden die in zijn belang werden opgelegd.338

D. Voorlopige invrijheidstelling om medische redenen

De strafuitvoeringsrechter kan aan een veroordeelde die zich in de terminale fase van

een ongeneeslijke ziekte bevindt of bij wie detentie onverenigbaar is met zijn

gezondheidstoestand de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen toekennen

mits er in hoofde van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan, die onder

andere betrekking kunnen hebben op het risico dat hij de slachtoffers zou lastig

vallen.339

Als dit wordt toegekend, wordt het slachtoffer binnen 24 uur hiervan schriftelijk op de

hoogte gesteld.340

De toekenning van de herroeping van voorlopige invrijheidstelling om medische

redenen wordt eveneens binnen 24 uur schriftelijk ter kennis gebracht aan het

slachtoffer. De strafuitvoeringsrechter kan beslissen ook het slachtoffer te horen maar

dit is geen verplichting.341

E. De vervanging van de door de strafrechter uitgesproken vrijheidstraf in een

werkstraf

De strafuitvoeringsrechter kan besluiten om een in kracht van gewijsde gegane

veroordeling tot een vrijheidsstraf waarvan het uitvoerbaar gedeelte 1 jaar of minder

bedraagt te vervangen door een werkstraf, wanneer er nieuwe elementen zijn die de

situatie van de veroordeelde in belangrijke mate wijzigen.342

338 Art. 46 §1 en Art. 58 §1 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 339 Art. 72-73 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 340 Art. 74 §3 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 341 Art. 78 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 342 Art. 87 §1 wet externe rechtspositie

Page 138: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

128

Het slachtoffer wordt bij gerechtsbrief op de hoogte gebracht van de dag, het uur en de

plaats van de zitting en het slachtoffer wordt gehoord over de bijzondere voorwaarden

die in zijn belang moeten worden opgelegd, hierbij kan hij zich laten bijstaan of

vertegenwoordigen.343

Het slachtoffer wordt binnen 24 uur op de hoogte gebracht van de beslissing.344

2.3 Evaluatie van de wet van 17 mei 2006 in het lic ht van de noden van

het slachtoffer

Met de wet van 17 mei 2006 beoogde de regering een maximale maar tegelijk

beredeneerde en weloverwogen implicatie van het slachtoffer in de fase van de

strafuitvoering. De nieuwe accenten die werden gelegd, kwamen echter danig onder

vuur te liggen doorheen de parlementaire bespreking van het wetsontwerp. Vele

parlementsleden meenden dat de betrokkenheid niet ver genoeg ging, ook de

“beredeneerdheid en weloverwogenheid” waren vatbaar voor discussie345.

Het wetsontwerp trachtte vooral een evenwicht te realiseren tussen de rechten en het

onthaal van de slachtoffers, maar trachtte anderzijds ook de slachtoffers te

responsabiliseren.346

De grote parlementaire aandacht voor slachtoffers bij de totstandkoming van de

wetgeving blijkt uit de titel, de zinsnede de aan het slachtoffer toegekende rechten in

het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten was aanvankelijk niet voorzien in het

wetsontwerp. De minister stond aanvankelijk weigerachtig tegenover de toevoeging

van deze zinsnede omdat hij niet wenste dat het de indruk zou wekken dat het

slachtoffer een procespartij is, uiteindelijk stemde hij er toch in toe.347

Een eerste opvallend verschil met de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling van 5

maart 1998 is de invulling van het begrip slachtoffer.

343 Art. 89-90 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 344 Art. 95 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006. 345 T. DAEMS, “Strafuitvoeringsrechtbanken, overbevolkte gevangenissen en compatibele slachtoffers”

Pan., 2007 afl. 3, 43. 346 M. DE RUE, o.c., 19. 347 T. DAEMS, o.c., 44.

Page 139: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

129

Het onderscheid tussen de zogenaamde “verplichte categorieën van slachtoffers” en

de slachtoffers die een verklaring hebben afgelegd om geïnformeerd te worden over

een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling is verdwenen. In de nieuwe wetgeving

werkt men met andere categorieën van slachtoffers die recht hebben op informatie en

om gehoord te worden. Het gaat om de personen die zich burgerlijke partij hebben

gesteld enerzijds en anderzijds om personen die zich omwille van een situatie van

materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid geen burgerlijke partij hebben kunnen

stellen alsook (verlengd) minderjarigen of onbekwamen wiens vertegenwoordiger zich

geen burgerlijke partij heeft gesteld, mits deze personen een direct en legitiem belang

hebben en een verzoek om geïnformeerd en gehoord te worden, gericht hebben tot de

strafuitvoeringsrechter.

De categorieën van slachtoffers aan wie bepaalde rechten worden toegekend in het

kader van de strafuitvoering is lang het voorwerp van discussie geweest in het

parlement. In het oorspronkelijke wetsontwerp werden de rechten alleen toegekend

aan de slachtoffers die zich burgerlijke partij hadden gestelden en die daarenboven zelf

hadden gevraagd om geïnformeerd en/of gehoord te worden.348

De regering voerde vijf argumenten aan om het slachtoffer te beperken tot de

burgerlijke partij. Een eerste was het streven naar de responsabilisering van de

slachtoffers, slachtoffers moeten een actieve rol vervullen en zelf initiatief nemen als ze

wensen geïnformeerd en gehoord te worden. Ten tweede beoogde de regering een

objectivering van de waardering van de verschillende belangen in het geding. Ten

derde meende de regering eveneens dat er een evenwicht moest zijn tussen de

verschillende partijen, wat impliceert dat er grenzen moeten gesteld worden aan de

aan het slachtoffer toegekende rechten. Ten vierde wilde men vermijden dat een te

grote betrokkenheid van een te groot aantal slachtoffers het systeem onwerkbaar zou

maken, bovendien vermijdt men complexe discussies omtrent direct en legitiem belang

als men enkel de burgerlijke partij toelaat. Als laatste hanteert de regering ook het

beschermingsargument, het slachtoffer teveel blootstellen aan informatie zou meer

schade berokkenen in termen van secundaire victimisering dan goed doen. Zo

verdedigt de regering haar keuze om te gaan voor een beperkt slachtofferconcept, dat

in teken staat van het verantwoordelijk slachtoffer dat in staat is om zich zelfstandig

een weg te banen doorheen de strafrechtsbedeling.349

348 T. DAEMS, o.c., 44. 349 T. DAEMS, o.c., 47.

Page 140: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

130

Bepaalde auteurs zoals Tom Daems beweren dat de overbevolkingsproblematiek een

reden is voor deze eerder beperkte definitie van de slachtofferproblematiek. De noden

van slachtoffer krijgen wel een plek maar moeten hun meerdere erkennen in de hogere

nood om de penitentiaire overbevolking binnen beheersbare proporties te houden.350

Systematische contactname met alle slachtoffers en een al te uitgebreid recht op

informatie en hoorrecht zou teveel tijd kosten, waardoor invrijheidstelling zou vertraagd

worden, iets wat men rekening houdend met de overbevolking, zich niet kan

permitteren. Tegen deze achtergrond valt beter te begrijpen waarom het slachtoffer in

het wetsontwerp werd gelijkgesteld met de burgerlijke partij, dit lijkt meer compatibel te

zijn met de hoofdbezorgdheid van een vlotte doorstroom uit de gevangenissen.351

Tijdens de parlementaire werkzaamheden werd de reductie van slachtoffer tot

burgerlijke partij echter fel bekritiseerd, sommigen spraken zelfs van een stap terug in

vergelijking met het verleden. De meerderheid leek gewonnen voor een uitbreiding van

het slachtofferbegrip. Het slachtoffer is geen rationele geresposabiliseerde keuzemaker

maar een kwetsbaar wezen dat nood heeft aan professionele ondersteuning. Men

beklemtoonde de verantwoordelijkheid van het strafrechtsysteem naar het slachtoffer

toe en niet het omgekeerde.352 Ook van buiten het parlement klonk bezorgdheid

omtrent de enge slachtofferdefinitie, vrees voor een polariserend effect kwam

meermaals naar boven. De oppositie was deels succesvol, de slachtofferdefinitie bleef

wel overeind maar er werden 2 categorieën toegevoegd die eveneens geïnformeerd en

gehoord kunnen worden, mits de strafuitvoeringsrechter oordeelt dat ze een direct en

legitiem belang hebbben.353

Bovendien blijkt de notie “burgerlijke partij” als categorie van slachtoffers die in het

kader van de strafuitvoeringsmodaliteiten kunnen gehoord en/of geïnformeerd worden

in praktijk verre van efficiënt, hiervoor verwijst Pieters naar de zaak Lernout en

Hauspie, waar maar liefst 18000 burgerlijke partijen zijn.

350 T. DAEMS, o.c., 50. 351 T. DAEMS, o.c., 52. 352 T. DAEMS, o.c., 48. 353 T. DAEMS, o.c., 49.

Page 141: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

131

Als slechts 10% hiervan wenst geïnformeerd en gehoord te worden, is de

strafuitvoeringsrechtbank hier ongeveer 6 maand mee bezig.354

Wel opmerkelijk in dit kader is het feit dat de wetgeving nu voorziet in een definitie van

het begrip slachtoffer, iets wat Europa al had gevraagd in zijn Kaderbesluit van 2001

maar waaraan België pas in 2006 is tegemoet gekomen.

In de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling van 5 maart 1998 sprak men van de

afwezigheid van contra-indicaties. Deze contra-indicaties konden betrekking hebben op

de houding van de veroordeelde ten opzichte van het slachtoffer en werd bekritiseerd

omwille van te subjectief en moeilijk na te gaan in penitentiaire context. Men pleitte

voor een afschaffing van deze contra-indicatie omwille van het quasi gebrek aan

contact tussen slachtoffer en gedetineerde en omwille van de benarde sociaal-

economische situatie van de meeste gedetineerden. Een volledige afschaffing van

deze contra-indicatie is niet gebeurd, wel heeft men dit anders geformuleerd. De

contra-indicaties hebben nu betrekking op het verontrusten van het slachtoffer en het

lastig vallen van het slachtoffer, wat meer concreet is dan “de houding tegenover het

slachtoffer.”

De rechten van de slachtoffers om informatie te krijgen of gehoord te worden over de

strafuitvoering werden uitgebreid. Er werd gehoor gegeven aan de kritiek op de wet

van 5 maart 1998, slachtoffers krijgen nu rechten die zich uitstrekken over het hele

proces van de strafuitvoering, met uitzondering van de uitgangsvergunning.355

Toch is niet iedereen in de rechtsleer ervan overtuigd dat het slachtoffer over alle

strafuitvoeringsmodaliteiten moet worden gehoord. Dat het recht op informatie een

goede zaak is voor het slachtoffer staat buiten kijf, maar sommigen stellen zich vragen

of het slachtoffer wel een stem moet hebben in andere strafuitvoeringsmodaliteiten dan

de voorwaardelijke invrijheidstelling356. Mijn inziens is deze kritiek echter onterecht en

is het horen van het slachtoffer wel een goede zaak, vooral omdat het enkel gebeurt

als het slachtoffer daar zelf heeft om gevraagd.

354 Interview met F. Pieters in krantenartikel: “Na 1 jaar nog veel kritiek op wet

strafuitvoeringsrechtbanken” http://www.gva.be/dekrant/experts/johndewit/na-1-jaar-nog-veel-kritiek-op-

wet-strafuitvoeringsrechtbanken.aspx (consultatie 4 mei 2010) 355 M. DE RUE, o.c., 18. 356 C. KELK, “Rond het oude ideaal van de strafuitvoeringsrechtbanken”, De orde van de dag, 2005, afl.

32, 58.

Page 142: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

132

Een andere belangrijk pijnpunt uit de wet van 5 maart 1998 is ook verholpen, er is

steeds bijstand en vertegenwoordiging mogelijk van het slachtoffer door een raadsman

of een andere hiertoe toegelaten persoon.357

Wat wel wordt bekritiseerd is het feit dat het slachtoffer in België nog steeds niet wordt

geïnformeerd wanneer de veroordeelde definitief in vrijheid wordt gesteld, zelfs niet

wanneer hij hierom verzoekt. Dit werd nochtans voorzien in het Kaderbesluit, België

heeft hieraan nog altijd geen gehoor gegeven.358 Wel is er momenteel een proefproject

aan de gang in het arrondissement Antwerpen, waar alle slachtoffers als ze dat willen

worden geïnformeerd wanneer de dader vrij komt, dus ook wanneer hij definitief in

vrijheid wordt gesteld359.

Hetzelfde geldt voor het inzagerecht in het dossier voor het slachtoffer en zijn

raadsman, dit was al een punt van kritiek op de wet van 5 maart 1998 en kan hier

opnieuw naar voor gebracht worden. Het slachtoffer kan gehoord worden over al deze

verschillende strafuitvoeringsmodaliteiten, maar kan hiertoe het dossier zelfs niet

gedeeltelijk inkijken. Dit kan mijn inziens niet volledig verantwoord worden door zich te

beroepen op de privacy van de veroordeelde.

Ook wordt nergens in de wet verduidelijkt wie op de zitting, waar de

strafuitvoeringsrechter oordeelt over het direct en legitiem belang van het slachtoffer,

dient aanwezig te zijn. In de regel oordeelt de strafuitvoeringsrechter op basis van het

concrete dossier, maar hij kan een zitting beleggen wanneer hij dit nuttig acht360.

Bovendien staat geen rechtsmiddel open tegen de beslissing van de

strafuitvoeringsrechter.361

357 M. DE SWAEF EN R. PERRIËNS,”De voorstellen van de subcommissie strafuitvoeringsrechtbanken” in I.

Aertsen, K. BEYENS, S. DE VALCK EN F. PIETERS (eds.), De commissie Holsters buitenspel?, Brussel,

Politeia, 2004, 84. 358 T. VAN DER BEKEN EN A. BALCAEN, o.c., 92. 359 http://www.gva.be/dekrant/experts/johndewit/procureur-dams-licht-slachtoffers-in.aspx (consultatie 4

mei 2010) 360 F. PIETERS, “De wetten betreffende de strafuitvoeringsrechtbanken en de externe rechtspositie van de

veroordeelden: Mayday Mayday”, Pan., 2007, afl. 4, 48. 361 Ibid.

Page 143: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

133

Verder wordt in de wetgeving nergens gespecificeerd welke strafuitvoeringsrechter

territoriaal bevoegd is om te oordelen over het direct en legitiem belang. Betekent dit

dat slachtoffers bij meerdere strafuitvoeringsrechters tegelijk hun geluk kunnen

beproeven?362

Een ander punt waar de rechtsleer zich vragen bij stelt is de reden voor de schriftelijke

mededeling van de beslissing aan het slachtoffer, iedere uitspraak is immers publiek.

Ook is het niet geheel duidelijk of enkel de beslissing moet worden meegedeeld of het

volledige vonnis. De wetgever is hier slordig geweest en heeft zich teveel gebaseerd

op de regeling uit de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling van 1998. Daar werd

bepaald dat enkel de strekking van de beslissing en de in het belang van de slachtoffer

opgelegde voorwaarden moest worden meegedeeld. De wetgever nam dit over zonder

stil te staan bij het openbaar karakter van de uitspraken van de rechters.363

We kunnen dus besluiten dat men aan de kritiek die de rechtsleer had op de wet van 5

maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling grotendeels is tegemoet

gekomen. Dit betekent echter niet dat deze nieuwe wetgeving alle problemen, de

wetgeving vertoont nog steeds enkele hiaten zoals een gebrek aan inzagerecht, niet

informeren van het slachtoffer bij een definitieve invrijheidstelling of de slecht

geregelde territoriale bevoegdheid van de strafuitvoeringsrechters bij het beoordelen

van een direct en legitiem belang. Bovendien blijkt in praktijk alles lang niet zo soepel

te verlopen als de wet laat uitschijnen. Betrekkelijk weinig slachtoffers vinden de weg

naar de strafuitvoeringsrechtbanken, wat een teken is dat in de praktijk slachtoffers

toch worden tegengehouden om van de mogelijkheid gebruik te maken. Dit kan het

gevolg zijn van het feit dat slachtoffers niet voldoende worden geïnformeerd over het

bestaan van deze mogelijkheid, maar zou ook het gevolg kunnen zijn van het feit dat

ze de procedure te ingewikkeld vinden.364

362 F. PIETERS, o.c., 49. 363 F. PIETERS, o.c., 51. 364http://www.gva.be/dekrant/experts/johndewit/na-1-jaar-nog-veel-kritiek-op-wet-

strafuitvoeringsrechtbanken.aspx (consultatie 9 mei 2010)

Page 144: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

134

Hoofdstuk 3 Bespreking van de relevante wetgeving inzake

slachtofferzorg

3.1 Inleiding

In een eerste deel werden de begrippen inzake slachtofferzorg reeds toegelicht,

hieronder wordt de toepasselijke regelgeving besproken zodat we een beeld krijgen

van hoe de taken inzake slachtofferzorg zouden moeten worden ingevuld.

De verschillende wetgevingen worden besproken en daarna worden deze geëvalueerd,

er wordt gekeken in hoeverre de praktijk rekening houdt met wat voorop gesteld wordt

in de wetgeving en zo mogelijk worden de pijnpunten bloot gelegd.

Hieronder wordt zowel de wetgeving inzake slachtofferbejegening besproken als de

wetgeving inzake slachtofferhulp.

Binnen de wetgeving inzake slachtofferbejegening wordt opnieuw een onderscheid

gemaakt tussen politionele en justitiële slachtofferbejegening. Voor de politionele

slachtofferbejegening worden de wet op het politieambt besproken, aangevuld met een

aantal ministeriële richtlijnen. Voor de justitiële slachtofferbejegening richten we ons

vooral op de wetgeving inzake justitiehuizen.

Inzake slachtofferhulp bekijken we het toepasselijke decreet eens van nader bij.

3.2 Bespreking van de relevante wetgeving inzake po litionele

slachtofferbejegening

3.2.1 Inleiding

De politie is 1 van de hoofdrolspelers binnen de maatschappelijke dienstverlening, de

maatschappelijke rol van de politie naar slachtoffers en nabestaanden wordt dan ook in

verschillende wetteksten omschreven. Hieronder volgt een bespreking van de

relevante wetgeving waarin de rol van de politiediensten nader wordt omschreven en

verder wordt geconcretiseerd.

Een belangrijke wet voor de politiediensten is de wet van 5 augustus 1992, de wet op

het politieambt, in deze wet worden de krijtlijnen geschetst van de bijstand die de

politie dient te leveren aan slachtoffers. Dit werd doorheen de tijd verder uitgewerkt in

verschillende Koninklijke besluiten en omzendbrieven, ook deze komen hier aan bod.

Page 145: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

135

Na een bespreking van de wettelijke omkadering van politionele slachtofferbejegening

wordt de letter van de wet getoetst aan de praktijk. Daar wordt gekeken in de praktijk

handelt volgens de letter van de wet en waar er nog steeds pijnpunten liggen.

3.2.2 Bespreking van de relevante bepalingen uit de wet van 5 augustus 1992

wet op het politieambt

Artikel 3bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat

slachtoffers van misdrijven en hun verwanten zorgvuldig en correct dienen te worden

bejegend, in het bijzonder door de terbeschikkingstelling van de nodige informatie en

eventueel het bewerkstelligen van contact met de gespecialiseerde diensten.365

Een gelijkaardige bepaling vinden we terug in artikel 46 van de wet op het politieambt.

Dit artikel dat aan de basis ligt van elk politieoptreden jegens slachtoffers bepaalt dat

politiediensten de personen die hulp of bijstand vragen in contact moeten brengen met

gespecialiseerde diensten. Bovendien verlenen politiediensten bijstand aan

slachtoffers, inzonderheid door hen de nodige informatie te verstrekken. Deze bepaling

is niet alleen van toepassing op politieambtenaren maar ook op burgerpersoneel te

werk gesteld binnen het politiekorps.

De politieambtenaar is vaak de eerste persoon waarmee een slachtoffer in contact

komt na een misdrijf, vandaar dat een adequate opvang door politiediensten alsook het

bieden van emotionele steun en nuttige informatie een essentiële taak is van de politie,

wat ook al werd aangestipt in het eerste deel van dit werkstuk. Een goede

slachtofferbejegening door de politie is belangrijk voor het slachtoffer, daarom zijn het

zich eigen maken van een bepaald gedragspatroon, kennis en bekwaamheid

belangrijke punten waar politieambtenaren op getraind moeten worden.366

De wet op het politieambt bevat slechts de basis voor het politieoptreden naar

slachtoffers toe, vandaar dat het werd aangevuld met tal van ministeriële richtlijnen om

zo te komen tot een adequate politionele slachtofferbejegening.

365 Art. 3bis VTSv. 366 http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/index.htm (consultatie 2 februari 2010)

Page 146: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

136

3.2.3 Ministeriële omzendbrief PLP10 inzake de organisatie en de

werkingsnormen van de lokale politie met het oog op het waarborgen

van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking

Het koninklijk besluit van 17 september 2001 bepaalde in artikel 1 dat politionele

slachtofferbejegening gezien moet worden als één van de zes functies van minimale

dienstverlening aan de bevolking. In artikel vijf wordt bovendien omschreven waarin

politionele slachtofferbejegening bestaat, namelijk het verschaffen van adequate

opvang, alsook informatie en bijstand aan het slachtoffer. Elk lid van het politiekorps

moet in staat zijn deze taak te vervullen en nieuw in dit koninklijk besluit is dat per zone

minstens één gespecialiseerde medewerker moet zijn inzake slachtofferbejegening.

Als de lokale politiediensten in aanraking komen met zeer ernstige vormen van

slachtofferschap, kunnen ze beroep doen op deze medewerker.367

De omzendbrief PLP 10 handelt over hetzelfde onderwerp als het koninklijk besluit van

17 september 2001. Opnieuw wordt hier herhaald dat de politieambtenaren de plicht

hebben om slachtoffers adequaat op te vangen, hen op een correcte manier te

onthalen en hen emotionele steun bieden. Slachtofferbejegening wordt hier nogmaals

benadrukt als zijnde een integraal onderdeel van politionele opdrachten. Dit impliceert

dat politieambtenaren een bepaald gedrag moeten aannemen en over de nodige

kennis en bekwaamheid moeten beschikken368.

Zoals bepaald in het koninklijk besluit van 17 september 2001 is er de verplichting om

per lokaal politiekorps te beschikken over een gespecialiseerde medewerker die de

politieambtenaren bij staat met raad en daad bij het vervullen van de taak politionele

slachtofferbejegening.

Deze omzendbrief bepaalt met welke opdrachten deze medewerker kan belast worden,

het gaat om een aantal taken zoals sensibiliseren van het korps alsook het verzamelen

en verspreiden van informatie binnen het korps.

367 Art.1-5 KB 17 september 2001 tot vaststelling van organisatie en werkingsnormen van de lokale

politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekerern, BS 12

oktober 2001. 368 Rondz. PLP 10 van 9 oktober 2001 inzake de organisatie en werkingsnormen van de lokale politie

met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking, BS 16

oktober 2001.

Page 147: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

137

Ook kan deze medewerker voorzien in voortgezette opleidingen voor korpsleden en

kan hij deelnemen aan overlegstructuren.369

In bepaalde omstandigheden waar een politieambtenaar de taak niet alleen kan

vervullen kan deze medewerker het slachtoffer bijstaan en kan hij het slachtoffer wijzen

op het bestaan van hulpinstanties. In dit kader kan de medewerker ook rechtstreeks

contact opnemen met de hulpinstanties alsook een vorm van medewerking tot stand

brengen.370

3.2.4 Ministeriële omzendbrief GPI 19 van 6 mei 2002 betreffende de functie,

de bevoegdheden en de opdrachten van politieassistenten

Deze omzendbrief herinnert eerst en vooral aan het feit dat elk politiekorps in principe

minstens 1 politieassistent moet ter beschikking hebben en omschrijft vervolgens de

functies van deze politieassistenten.

Intern kan de politieassistent de opleiding en sensibilisering van andere korpsleden

helpen coördineren, zij het wel dat dit niet hun voornaamste taak is. Hun voornaamste

taak is extern en kan zowel repressief als preventief van aard zijn.

Hun opdracht omvat enerzijds een sociaal luik, de politieassistent ontleedt de sociale

problematiek die zich voordoen en helpt de slachtoffers om hun problemen op te

lossen door hen op de juiste weg te zetten.371

Anderzijds omvat hun taak ook een gerechtelijk luik, de politieassistent kan optreden bij

verhoor van slachtoffers van delicate misdrijven zoals seksueel of fysiek geweld, incest

en kindermishandeling. Ook kan de politieassistent een belangrijke hulp zijn voor de

gerechtelijke autoriteiten omdat ze informatie kunnen geven over de context waarin de

misdrijven zijn gepleegd372.

369 Rondz. PLP 10 van 9 oktober 2001 inzake de organisatie en werkingsnormen van de lokale politie

met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking, BS 16

oktober 2001. 370 Ibid. 371 Rondz. GPI 19 van 6 mei 2002 betreffende de functie bevoegdheden en opdrachten van

justitieassistenten, BS 11 juni 2002. 372 Ibid.

Page 148: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

138

Ten slotte worden in de omzendbrief nog de opdrachten van de politieassistenten

opgesomd en onderverdeeld in drie verschillende luiken.

Een eerste luik zijn de taken van bestuurlijke politie in het raam van preventieve

opdrachten. Ze kunnen zowel optreden in het kader van individuele als in het kader

van collectieve preventie.

Een tweede luik zijn de taken van gerechtelijke politie in het raam van repressieve

opdrachten. Het gaat hier voornamelijk om het informeren van de gerechtelijke

instanties binnen de context van de gerechtelijke dossiers.

Het laatste luik is dat van de bijzondere bijstand, wat vooral zal spelen in crisissituaties.

In afwachting van gespecialiseerde hulpverleners kunnen politieassistenten hulp

bieden niet alleen aan de slachtoffers of getuigen van het misdrijf maar indien nodig

ook aan het politiepersoneel373.

3.2.5 Omzendbrief GPI 58 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus

In de omzendbrieven OOP 15 van 26 augustus 1991 en OOP 15bis van 29 maart 1994

werd de rol van de politie inzake politionele slachtofferbejegening reeds afgebakend.

Sindsdien zijn een aantal initiatieven genomen ter verbetering van de positie van het

slachtoffer, wat er toe leidt dat er nood was aan een meer actuele en verfijnde

omzendbrief, de omzendbrief OOP 15 ter van 9 juli 1999.374

Ondertussen is slachtofferbejegening geëvolueerd tot een essentiële taak van de

politiediensten, deze politieopdracht is doorheen de tijd geëvolueerd en is al het

onderwerp geweest van verschillende wetten en omzendbrieven. Door de recente

hervorming van de politiedienst naar een politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus was

het noodzakelijk om ook slachtofferbejegening te gaan actualiseren. Dit is gebeurd in

de omzendbrief GPI 58, deze omzendbrief vervangt de omzendbrieven OOP 15, OOP

15bis en OOP 15ter.375

373 http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/politiejournaal.pdf (consultatie 17 februari 2010) 374 Rondz. OOP 15 ter van 9 juli 1999 betreffende politionele slachtofferbejegening, BS 21 augustus

1999, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/pol_13_6.pdf (consultatie 2 februari 2010) 375 Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de geïntegreerde

politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007.

Page 149: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

139

De omzendbrief GPI 58 bevestigt nogmaals de noodzaak aan samenwerking tussen

politie enerzijds en diensten zoals slachtofferonthaal en slachtofferhulp anderzijds. Dit

is een punt dat in vele aanbevelingen terug keert en dat heeft geresulteerd in het

samenwerkingsakkoord tussen federale staat en Vlaamse Gemeenschap. In de

omzendbrief wordt gewezen op het belang van een goede verwijzing naar andere

diensten alsook een goede samenwerking, het is de bedoeling dat het

samenwerkingsakkoord ook in praktijk gestalte krijgt en verder wordt

geconcretiseerd.376

Net zoals dit het geval was in de omzendbrieven die worden vervangen door de

omzendbrief GPI 58, wordt ook hier het begrip slachtoffer gedefinieerd. De definitie van

het begrip slachtoffer “de natuurlijke persoon alsook zijn na(ast)bestaanden die als

direct gevolg van handelen of nalaten in strijd met de wetgeving schade heeft geleden,

met inbegrip van een lichamelijk of geestelijk letsel, een psychisch lijden of een

economisch verlies”, is sterk geïnspireerde om de definitie die werd gegeven in het

Kaderbesluit van de Europese Unie van 15 maart 2001.377 Dit Kaderbesluit werd reeds

besproken in een eerste deel, maar de definitie van het begrip slachtoffer in de

omzendbrief GPI 58 toont duidelijk aan dat België sterk beïnvloed is door Europese

regelgeving. Dit is echter 1 van de weinige regelgevingen waar het begrip slachtoffer in

de Belgische context wordt gedefinieerd, zoals reeds werd aangehaald in het eerste

deel.

De politie heeft een eerstelijnsfunctie en is dus een belangrijke partner in

slachtofferzorg, het is de politie die als eerste in contact komt met slachtoffers en het is

daarom ook belangrijk dat de leden binnen de politiediensten over de nodige

beroepsbekwaamheden beschikken.378

De omzendbrief wil bekomen dat in ieder politiekorps een slachtofferbejegening wordt

gerealiseerd en dat vergt het instellen van een aantal taken binnen verschillende

niveaus.

376 Art. M.1. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007. 377 Ibid. 378 Art. M.5. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007.

Page 150: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

140

Voor wat het niveau van de korpsleiding betreft, stelt de omzendbrief voorop dat een

beleid inzake slachtofferbejegening moet worden ontwikkeld, een aantal aspecten

moeten hier in opgenomen worden. Een eerste aspect waarmee rekening moet worden

gehouden bij het ontwikkelen van een beleid is samenwerking met andere actoren

binnen slachtofferzorg. Om dit te bevorderen bestaat een arrondissementele raad,

ingesteld door het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap en de

federale staat (wat verder in dit hoofdstuk nog wordt besproken), waar de korpschef(

voor de lokale politie) en de Directeur)coördinator (voor de federale politie) het

politiekorps vertegenwoordigt wanneer overleg wordt gepleegd met andere actoren

binnen slachtofferzorg. Andere aspecten die men in zijn beleid moet opnemen zijn

onder meer bevorderen van beroepsbekwaamheden van de leden van het politiekorps

door middel van sensibiliseren, verspreiden van informatie en aanbieden van

opleidingen alsook het organiseren van een systeem voor gespecialiseerde bijstand bij

crisissituaties. Andere aspecten waar de omzendbrief belang aan hecht binnen het

beleid zijn het organiseren van de interne opvang en nazorg van het personeel dat

werd geconfronteerd met ernstige misdrijven alsook het ter beschikking stellen van de

nodige middelen aan het personeel zodat zij de slachtoffers op een gepaste manier

kunnen opvangen en bijstand verlenen.379

Het is dus de bevoegdheid van de korpschef om een dergelijk beleid uit te stippelen

inzake slachtofferbejegening, rekening houdend met de hierboven opgesomde

aspecten.

Hiervoor mag hij ter ondersteuning een verantwoordelijke voor slachtofferbeleid

aanstellen, deze verantwoordelijke gaat het beleid gaan evalueren en voorstellen tot

verbetering formuleren en mag het korps vertegenwoordigen in overlegvergaderingen

met andere actoren inzake slachtofferzorg. 380

De omzendbrief gaat ook in op de taken van de politieambtenaar die in contact komt

met het slachtoffer. Deze politieambtenaar verleent bijstand aan slachtoffers en

besteedt hierbij bijzondere aandacht aan opvang, praktische bijstand,

informatieverstrekking, het opstellen van het PV en de verwijzing.381

379 Art. M.5.1. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007. 380 Ibid. 381 Art. M.5.2. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007.

Page 151: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

141

Wanneer een politieambtenaar een slachtoffer moet opvangen zijn er een aantal

punten waar hij op moet letten volgens de omzendbrief. Eerst en vooral moet hij een

het slachtoffer respectvol behandelen, zijn houding wordt gekenmerkt door

luisterbereidheid, hij neemt een begrijpende houding aan en vermijdt dat het slachtoffer

lang moet wachten. Ook moet de politieambtenaar er op letten dat hij het slachtoffer

niet afstandelijk benadert, hij mag de feiten niet minimaliseren en het slachtoffer mag

zeker niet de indruk krijgen dat hij van het kastje naar de muur wordt gestuurd.

Wanneer hij met het slachtoffer spreekt, vereist dit een aangepast taalgebruik. Ook

wanneer hij slecht nieuws brengt, vereist dit discretie alsook een voorbereide en

doordachte benadering van het slachtoffer.382

Praktische bijstand omvat niet alleen zorgen voor medische bijstand wanneer dit nodig

blijkt te zijn, maar omvat ook schijnbaar banale dingen zoals het verwittigen van

familie, het slachtoffer de mogelijkheid geven om te telefoneren, het slachtoffer in

contact brengen met een opvangcentrum of vluchthuis wanneer deze niet meer naar

zijn verblijfplaats durft terug te keren… Deze bijstand is belangrijk voor het slachtoffer,

zeker ook op psychologisch niveau.383

Een derde taak van de politieambtenaar is informatieverstrekking en verwijzing, de

politieambtenaar dient aan het slachtoffer alle nodige informatie mee te delen die het

slachtoffer in staat stelt zijn dossier verder op te volgen.

Een aantal elementen moet sowieso worden meegedeeld, het gaat om de gegevens

van de politiedienst, de gegevens van de politieambtenaar, het nummer en de datum

van het PV, attest van klachtneerlegging, de mogelijkheid voor het slachtoffer om een

verklaring van benadeelde persoon af te leggen, de mogelijkheid om zich burgerlijke

partij te stellen alsook moet er gewezen worden om de mogelijkheid om zich te wenden

naar hulpverleningsdiensten. Daarnaast kan de politieambtenaar ook andere informatie

verstrekken, in functie van het concrete dossier.384

Ook wanneer de politieambtenaar een PV opstelt, moet hij met een aantal zaken

rekening houden en moet hij een aantal specifieke vermeldingen er in opnemen.

382 Art. M.5.2.1. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007. 383 Art. M.5.2.2. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007. 384 Art. M.5.2.3. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007.

Page 152: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

142

Vanzelfsprekend moet in het PV duidelijk de identiteit van het slachtoffer worden

vermeld, ook een zo precies mogelijke weergave van de feiten is belangrijk voor een

zo precies mogelijk beeld van de schade. Er moet worden vermeld in het PV dat de

politiediensten hebben aangeboden om het slachtoffer door te verwijzen naar

hulpverleningsdiensten en als het slachtoffer beslist zich burgerlijke partij te stellen of

het statuut van benadeelde persoon aan te nemen, dan wordt dit ook in het PV

vermeld. Verder wordt het ook in het PV opgenomen wanneer het slachtoffer wenst

verder op de hoogte gehouden te worden.385

Het slachtoffer opnieuw contacteren na verloop van tijd kan nuttig zijn voor beide

partijen en moet dus zoveel mogelijk ook gebeuren. Het is het uitgelezen moment voor

het slachtoffer om zijn resterende vragen te stellen en de politieambtenaar kan binnen

de perken van zijn beroepsgeheim de stand van zaken overbrengen. Bovendien is het

mogelijk dat het slachtoffer zich bepaalde details herinnert en het is tevens de

geschikte gelegenheid om het slachtoffer nog eens te wijzen op de mogelijkheid

beroep te doen op de dienst slachtofferhulp.386

Een derde niveau binnen hetwelk de omzendbrief een aantal bepalingen voorop stelt,

is het niveau van de dienst politionele slachtofferbejegening. Zoals reeds gezegd bij de

bespreking van de omzendbrief PLP 10 bestaat binnen de politie een dienst politionele

slachtofferbejegening, een taak die wordt waargenomen door een of meerdere

gespecialiseerde medewerkers.

Deze dienst staat in voor sensibilisering en vorming van de personeelsleden voor wat

het luik slachtofferbejegening betreft en biedt eveneens gespecialiseerde

slachtofferbejegening aan in gevallen waar dit nodig blijkt. Dit doet echter geen afbreuk

aan de taak van de individuele politieambtenaren, de dienst ondersteunt hen zonder

hun taak over te nemen. Binnen de federale politie werken maatschappelijke

assistenten die een gelijkaardige taak uitoefenen, deze maatschappelijke assistenten

kunnen indien dit nodig blijkt de lokale politiezones bijstaan.387

385 Art. M.5.2.4 Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007. 386 Art. M.5.2.5. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007. 387 Art. M.5.3. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007.

Page 153: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

143

De dienst politionele slachtofferbejegening heeft een aantal specifieke taken, zijn

voornaamste taak blijft wel het sensibiliseren en het opleiden van het personeel

eventueel mag hiervoor een beroep worden gedaan op externe opleidingprogramma’s.

Daarnaast werkt de dienst ook mee aan de uitvoering van het beleid dat werd

opgesteld binnen het korps en geeft ze de informatie die noodzakelijk is om het beleid

te evalueren. Een andere belangrijke taak is het verlenen van gespecialiseerde

bijstand. Dit gebeurt alleen wanneer de politieambtenaar omwille van de ernst van de

situatie niet in staat is het slachtoffer alleen op te vangen, het gaat om een

eerstelijnsbijstand, de dienst moet het slachtoffer verwijzen naar de diensten voor

slachtofferhulp indien nodig. Een taak die ook kan worden uitgeoefend door deze

dienst is het hercontacteren van slachtoffers, zij hebben immers de meeste ervaring in

het inschatten van de gevolgen van het misdrijf voor het slachtoffer. Het is ook deze

dienst die contacten gaat leggen en onderhouden met andere hulpverlenende

instanties ten einde een actieve samenwerking op te bouwen. Ten slotte neemt een

vertegenwoordiger van deze dienst ook deel aan het welzijnsteam slachtofferzorg, dit

team geeft advies en informatie door aan de arrondissementele raad

slachtofferbeleid.388

Men heeft vastgesteld dat slachtoffers onmiddellijk na de feiten slechts zelden

spontaan zelf hulp zoeken, daarom is een doorverwijzing naar erkende

hulpverleningsdiensten essentieel in een goed slachtofferbeleid.

Het samenwerkingsakkoord waarvan hierboven reeds sprake was, stelt een algemeen

kader van verwijzing van slachtoffers vast, maar deze omzendbrief gaat additioneel

nog een aantal punten extra in de verf gaan zetten.

Zoals reeds werd aangehaald bij de taken van de politieambtenaar, is hij verplicht het

slachtoffer in te lichten over het bestaan van de diensten voor slachtofferhulp, hierbij

licht hij het slachtoffer eveneens in over hun opdrachten en overhandigt hij aan het

slachtoffer de contactgegevens.389

Aan bepaalde slachtoffers wordt systematisch een verwijsformulier naar een dienst

voor slachtofferhulp aangeboden.

388 Art. M.5.3. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007. 389 Art. M.6.1. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007.

Page 154: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

144

Binnen de Vlaamse Gemeenschap gaat het om slachtoffers die hun daders zagen of

bij wie werd ingebroken, binnen het Waalse Gewest betreft het slachtoffers van

gewelddaden of slachtoffers die werden geconfronteerd met hun dader. Binnen de

Duitstalige Gemeenschap bestaan geen diensten voor slachtofferhulp, maar dit belet

niet dat de slachtoffers moeten verwezen worden naar gespecialiseerde diensten.

Daarnaast kan de politieambtenaar zo’n verwijsformulier eveneens aanbieden aan

andere slachtoffers als hij dit nodig acht.390

De procedure voor verwijzing wordt in deze omzendbrief nader omschreven, een

formulier wordt enkel ingevuld met goedkeuring van het slachtoffer, dit uit zich door de

ondertekening van het formulier en in het formulier wordt gepreciseerd dat een

medewerker van de dienst slachtofferhulp met het slachtoffer contact zal opnemen. Het

invullen van dit formulier houdt voor het slachtoffer geen verplichting in, het drukt alleen

de wens uit van het slachtoffer om door de dienst slachtofferhulp gecontacteerd te

worden. Het formulier wordt doorgestuurd uiterlijk op de tweede werkdag naar de

dienst slachtofferhulp, maar bij hoogdringendheid kan de politieambtenaar met

toestemming van het slachtoffer rechtstreeks telefonisch contact opnemen met de

dienst voor slachtofferhulp.391

Voor bepaalde vormen van slachtofferschap bestaan ten slotte specifieke bepalingen.

Het gaat ten eerste om de situatie waar een minderjarig slachtoffer is van mishandeling

of seksueel misbruik binnen het gezin, in dat geval wordt de minderjarige rechtstreeks

naar een vertrouwenscentrum kindermishandeling verwezen. Een tweede situatie is

deze waar het slachtoffer residentiële opvang nodig heeft, in dat geval neemt de

politieambtenaar bij voorkeur rechtstreeks contact op met het opvangcentrum.392

390 Art. M.6.2. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007. 391 Ibid. 392 Art. M.6.4. Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007.

Page 155: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

145

3.2.6 Evaluatie

Wanneer iemand slachtoffer wordt van een misdrijf, heeft deze persoon bepaalde

verwachtingen om dit te kunnen verwerken. Het is belangrijk dat het vertrouwen in de

samenleving wordt hersteld en hiervoor is minstens nodig dat erkend wordt dat wat hen

aangedaan is, een onrechtmatig karakter heeft.393

Hiermee samenhangend verwacht het slachtoffer ook een zekere competentie van de

politieambtenaar, de houding die de politieambtenaar aanneemt is bepalend voor het

vertrouwen dat het slachtoffer stelt in de politie en dus ook voor het herstel na zijn

traumatische ervaring.394

Om hieraan tegemoet te komen is het dus belangrijk dat de politieambtenaar begrip

heeft voor de situatie, een correcte en beleefde houding zijn ook zaken die het

slachtoffer een gevoel van erkenning geven.395

Dit zijn zaken die men van op supranationaal niveau ook al had opgemerkt, onder

meer in de aanbeveling R(85) 11 stelde men al dat het belangrijk was dat

politiemensen werden opgeleid om op een passende manier met slachtoffers te

kunnen omgaan.

In enkele ministeriële richtlijnen heeft men getracht hieraan gestalte te geven, zo werd

in de omzendbrief PLP 10 opgenomen dat kennis en bekwaamheid van een

politieambtenaar essentieel zijn wanneer hij omgaat met een slachtoffer en om dit te

bevorderen moet de dienst politionele slachtofferbejegening, die bestaat binnen elk

korps, het hele korps gaan sensibiliseren voor de slachtofferproblematiek en zorgen

voor de nodige opleidingen.

In de omzendbrief GPI 58, die hierboven uitgebreid werd besproken, heeft men hier

ook de aandacht op gevestigd. Zo wordt voorop gesteld dat de politieambtenaar

wanneer hij een slachtoffer opvangt, het slachtoffer respectvol moet behandelen, zijn

houding moet worden gekenmerkt door luisterbereidheid, hij mag niet afstandelijk zijn

en het slachtoffer mag niet van het kastje naar de muur worden gestuurd.

Dit zijn allemaal elementen die ertoe bijdragen dat het slachtoffer zich erkend voelt

zodat secundaire victimisering wordt vermeden.

393 I. AERTSEN, S. CHRISTIAENSEN, L. HOUGARDY EN D. MARTIN, o.c., 45. 394 N. CRETEN, o.c., 25. 395 I. AERTSEN, S. CHRISTIAENSEN, L. HOUGARDY EN D. MARTIN, o.c., 45.

Page 156: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

146

Slachtoffers hebben bovendien vaak ook nood aan bijstand, dit gaat meestal om

ogenschijnlijk banale dingen zoals het opbellen van familie of het zorgen voor vervoer

naar huis, maar deze kleine zaken maken voor het slachtoffer een wereld van verschil

uit.396

Ook hier komt de omzendbrief GPI 58 aan tegemoet, ze bepaalt immers dat de

politieambtenaar aan het slachtoffer praktische bijstand moet verlenen, zonder nader te

bepalen welke vorm dit dient aan te nemen.

Een andere maar voor het slachtoffer zeer belangrijke behoefte, is de nood aan

informatie, zowel over het onderzoek, de gerechtelijke procedure, de mogelijkheid om

herstel te bekomen alsook de mogelijkheid om hulp te krijgen.397

Dit is een behoefte waar in de omzendbrief GPI 58 veel aandacht wordt aan besteed.

Deze bepalingen klinken goed op papier, er kan dus gesteld worden dat in de

wetgeving voldoende bepalingen zijn opgenomen om te komen tot een goede

slachtofferbejegening, maar er rezen vragen in hoeverre dit effectief gerealiseerd kon

worden, rekening houdend met de natuur van politiefunctionarissen. Politieambtenaren

worden gezien als stoere personen, met een geringe bereidheid om emoties te tonen.

Dit is een houding die natuurlijk niet strookt met de nood van het slachtoffer om erkend

te worden en op een bepaalde manier benaderd te worden. Politieambtenaren

verwachten actie en avontuur in hun job, zich dienstverlenend opstellen is voor hen

niet meteen het “echte politiewerk”.398

Opleidingen en voorlichting aan een beperkte groep van politieambtenaren zouden

weinig uithalen, het is nodig dat ook de korpsleiding achter deze taak staat en ze met

overtuiging een invulling geeft. Het louter opstellen van aanbevelingen of korpsnota’s

volstaat niet, de korpsleiding dient zichzelf met de aanbevelingen te identificeren omdat

ook de lagere echelons de taak van politionele slachtofferbejegening ter harte zouden

nemen.399

396 I. AERTSEN, S. CHRISTIAENSEN, L. HOUGARDY EN D. MARTIN, o.c., 54. 397 N. CRETEN, o.c., 26-27. 398 S. CHRISTIAENSEN EN W. MEYVIS, “Slachtofferzorg: een politiezorg? Verkenning en omschrijving van

een politietaak” Pan. 1990, 117. 399 S. CHRISTIAENSEN EN W. MEYVIS, o.c., 120.

Page 157: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

147

Ook hier heeft men in de omzendbrief GPI 58 op ingespeeld door de korpsleiding aan

te sporen om een beleid te ontwikkelen inzake slachtofferbejegening dat gesteund is

op samenwerking met andere instanties inzake slachtofferzorg en op het bevorderen

van beroepsbekwaamheid via sensibilisering en opleiding van het personeel.

In praktijk blijkt er een grote deelname te zijn aan deze opleidingen, de reacties zijn

positief en verdere vormingen zullen blijven worden georganiseerd.400

In praktijk blijkt het pijnpunt vooral te liggen bij de doorverwijzing naar hulpcentra,

politieambtenaren klagen dat dergelijke centra vaak niet bereikbaar zijn bij

hoogdringendheid buiten de kantooruren. Ook feedback vanuit de hulpcentra naar de

politieambtenaar toe ontbreekt vaak, nochtans zou dit voor de politieambtenaar een

belangrijke stimulans zijn om over te gaan tot doorverwijzing401.

Dat dit nog steeds een hekel punt is, bewijst het memorandum van 2009 dat werd

opgesteld door het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid, hierin wordt nogmaals

expliciet vermeld dat slachtofferhulp zelf vragende partij is voor een betere

doorverwijzing vanuit justitie maar nog meer vanuit de politiediensten.402

We kunnen dus besluiten dat de wet op het politieambt vrij vaag is in zijn bepalingen

maar dat dit ruimschoots werd opgevangen door een aantal ministeriële richtlijnen. Er

is nagedacht over wat het slachtoffer nodig heeft en de ministeriële omzendbrieven

bieden aan de politiediensten de nodige krijtlijnen om te komen tot een goed

uitgebouwde slachtofferbejegening, aan de wetgeving zelf valt weinig op te merken.

In praktijk is het vooral de samenwerking tussen politie en hulpcentra die een pijnpunt

blijkt te zijn, hier wordt bij de bespreking van het samenwerkingsakkoord nog dieper op

ingegaan.

400 FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Stand van zaken, s.l., 2004, 15 (1-100),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/recom_avril_2004.pdf (consultatie 25 april

2010) 401 FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Stand van zaken, s.l., 2004, 9 (1-100),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/recom_avril_2004.pdf (consultatie 25 april

2010) 402 FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Memorandum van het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid,

Brussel, 2009, 1 (1-5),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/Memo_mei_2009_NL.pdf (consultatie 9

mei 2010)

Page 158: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

148

3.3 Bespreking van de relevante wetgeving inzake ju stitiële

slachtofferbejegening

3.3.1 Inleiding

Inzake slachtofferonthaal is de belangrijkste bron wellicht de ministeriële richtlijn inzake

slachtofferonthaal. Deze richtlijn omschrijft onder meer de rol en taken van de

justitieassistent zodat deze exact weet wat van hem verwacht wordt, deze richtlijn

wordt hieronder dan ook besproken.

Ook het ministerieel besluit inzake justitiehuizen wordt hier kort besproken omdat

slachtofferonthaal immers ressorteert onder de dienst justitiehuizen.

3.3.2 Ministeriële richtlijn inzake het onthaal van slachtoffers op parketten en

rechtbanken van 15 september 1997

3.3.2.1 Inleiding

Sinds begin februari 1996 beschikt elk gerechtelijk arrondissement over een

justitieassistent voor slachtofferonthaal. Deze justitieassistenten hebben als taak het

personeel van rechtbanken en parketten te ondersteunen in het uitbouwen van een

onthaalstructuur. Men wil aan de rechten van het slachtoffer, die in een eerste deel

reeds werden opgesomd, evenveel gewicht toe kennen als aan deze van de dader.

Door de rechten van de slachtoffers in praktijk om te zetten, wordt bijgedragen aan het

herstel van het slachtoffer in de maatschappij, dit voorkomt secundaire victimisering en

komt eveneens het algemeen normbesef ten goede. Slachtofferhulp wordt wel

uitdrukkelijk beperkt tot een goede bejegening van slachtoffers van misdrijven, het

geven van juridisch advies of extensieve hulpverlening behoort niet tot de taken van

slachtofferonthaal. Deze richtlijn omschrijft onder andere de rol en de taken van de

justitieassistenten voor slachtofferonthaal zodat een correcte bejegening van het

slachtoffer bij parketten en rechtbanken wordt gegarandeerd.403

403 Ministeriële richtlijn inzake het onthaal van slachtoffers op parketten en rechtbanken, BS 15 september

1997 http://www.juridat.be/cgi_wel3/article3.pl (consultatie 26 april 2010)

Page 159: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

149

3.3.2.2 Bespreking van de inhoud van de ministeriële richtlijn inzake

slachtofferonthaal

De ministeriële richtlijn omschrijft niet alleen de rol en de taken van de

justitieassistenten maar omschrijft ook de taken van een aantal andere belangrijke

actoren zoals het college van procureurs-generaal, procureur des Konings,

arrondissementele raad voor slachtofferbeleid, het nationaal forum voor

slachtofferbeleid, de verbindingsmagistraat, de hoofdsecretaris van het parket en de

hoofdgriffier, de adjunct-adviseur voor slachtofferonthaal en de adjunct-adviseur

coördinator. Deze actoren hebben veelal het uitwerken, coördineren of opvolgen van

het slachtofferbeleid als taak en komen niet rechtstreeks in contact met het slachtoffer.

Een exhaustieve bespreking van hun taken zou ons hier te ver leiden vooral omdat zij

aan het slachtoffer geen concrete diensten aanbieden.

Wie wel rechtstreeks in contact komt met het slachtoffer, zijn de justitieassistenten

slachtofferonthaal. Het is dan ook interessant om even bij hun taakomschrijving stil te

staan.404

De justitieassistent slachtofferonthaal bij het parket dat het strafrechtelijk dossier

behandelt, is in principe de territoriaal bevoegde justitieassistent. Hierop kunnen echter

uitzonderingen worden toegestaan door de verbindingsmagistraat of de magistraat die

met het dossier is belast. Situaties waar zo’n uitzondering wenselijk is, zijn bijvoorbeeld

wanneer het slachtoffer zijn woonplaats heeft in een ander gerechtelijk arrondissement.

Voor wat de taak van de justitieassistent binnen het kader van de strafuitvoering

betreft, geldt dat de justitieassistent slachtofferonthaal van het gerechtelijk

arrondissement waar het slachtoffer woonplaats heeft, territoriaal bevoegd is.

De materiële bevoegdheid van de justitieassistent slachtofferonthaal is beperkt tot

slachtoffers van misdaden of wanbedrijven, de justitieassistent is niet bevoegd om

tussen te komen in zaken betreffende milieumisdrijven noch in zaken gebracht voor de

politierechtbank, tenzij het gaat om milieumisdrijven met doden of zwaargewonden tot

gevolg of verkeersongevallen met doden of zwaargewonden tot gevolg.

404 Ministeriële richtlijn inzake het onthaal van slachtoffers op parketten en rechtbanken, BS 15 september

1997 http://www.juridat.be/cgi_wel3/article3.pl (consultatie 26 april 2010)

Page 160: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

150

De justitieassistent slachtofferonthaal heeft als voornaamste doel secundaire

victimisering voorkomen en de rechten van slachtoffers te realiseren. Om dit te

verwezenlijken vervult de justitieassistent vijf kerntaken.

Een eerste taak is het sensibiliseren van alle betrokkenen op het parket en de

rechtbank met betrekking tot de slachtofferproblematiek. Wanneer de betrokkenen de

specifieke situatie van het slachtoffer beter kunnen kaderen, zal dit bijdragen tot een

beter onthaal van slachtoffers en hun familie.

Een tweede taak is het signaliseren van de pijnpunten aan de procureur des Konings,

de verbindingsmagistraat of de Procureur-generaal, de justitieassistent kan eveneens

voorstellen ter verbetering van het slachtofferbeleid gaan formuleren.

Verder heeft de justitieassistent ten aanzien van het slachtoffer een onthaal-,

ondersteunings- en informatiefunctie. Slachtoffers hebben immers recht op een

correcte behandeling in alle fases van het proces, van de klachtneerlegging tot de

strafuitvoering. Een adequaat onthaal van het slachtoffer is een begin, maar wanneer

het slachtoffer behoefte heeft aan ondersteuning bijvoorbeeld bij een verhoor, een

wedersamenstelling, een zitting,… dan is het ook de taak van de justitieassistent om dit

te bieden.

Het is niet de taak van de justitieassistent om slachtofferhulp aan te bieden, noch om

juridisch advies te geven. Wat de justitieassistent wel moet doen is het slachtoffer

doorverwijzen naar dergelijke instanties wanneer blijkt dat hij daar behoefte aan heeft.

Samenwerking tussen verschillende diensten is dan ook noodzakelijk.

De justitieassistent heeft ten slotte nog een specifieke taak in het kader van de

strafuitvoering. Het is de justitieassistent die in opdracht van de verbindingsmagistraat,

het slachtoffer moet contacteren wanneer de dader in aanmerking komt voor

invrijheidstelling. De justitieassistent luistert naar de bezorgdheden van het slachtoffer

en legt de eventueel in hun belang opgelegde voorwaarden voor. Via een

slachtofferfiche wordt dit bijgevoegd aan het advies van het Openbaar Ministerie. Als

het slachtoffer wenst ingelicht te worden over de beslissing die werd genomen in de

procedure tot voorwaardelijke invrijheidstelling, zal het ook de justitieassistent zijn die

contact met hem opneemt.

Page 161: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

151

3.3.3 Ministerieel besluit van 23 juni 1999 tot vaststelling van basisinstructies

voor justitiehuizen

3.3.3.1 Inleiding

Het vertrouwen van de burger in justitie is belangrijk, maar is altijd al een hekel punt

geweest. De burger heeft lang het gevoel gehad dat justitie voor hen moeilijk

toegankelijk was en enkele schandalen hebben ertoe geleid dat de burgers in de Witte

Mars aan justitie een signaal wilden geven dat er nood was aan meer openheid. De

wetgever wilde hieraan tegemoet komen en voorzag in de oprichting van justitiehuizen,

laagdrempelige instellingen waar de burger een antwoord kon vinden op al zijn vragen.

Er waren hoge verwachtingen voor deze justitiehuizen, ze moesten het vertrouwen van

de burger in justitie herstellen via principes zoals transparantie en

laagdrempeligheid.405

Zoals in het eerste deel werd gezegd, ressorteert slachtofferonthaal sinds de oprichting

van deze justitiehuizen niet langer onder de parketten maar wel onder de Dienst

Justitiehuizen.

Hieronder worden daarom ook kort de doelstellingen en opdrachten van de

justitiehuizen besproken zoals ze in de wet worden omschreven.

3.3.3.2 Bespreking van het ministerieel besluit inzake basisinstructies voor

justitiehuizen

A. Doelstellingen

De Dienst Justitiehuizen beschikt op lokaal niveau over 1 justitiehuis per gerechtelijk

arrondissement. Met de oprichting van deze justitiehuizen wordt beoogd het

vertrouwen van de burger in justitie aan te scherpen door middel van een betere

aansluiting van gerechtelijke instellingen aan de maatschappelijke en persoonlijke

verwachtingen en behoeftes van de burgers.

405E. DE NEVE, “Justitiehuizen”, s.l.,2009,

http://www.elfri.be/Juridische%20informatie/Gerechtelijk%20recht/justitiehuizen.htm (consultatie 8

maart 2010)

Page 162: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

152

Zo wordt getracht een meer efficiënte en meer toegankelijke justitie tot stand te

brengen. Centraal in de justitiehuizen staat de zorg voor de burger, dader of slachtoffer

die in aanraking komt met justitie. 406

B. Opdrachten

Een eerste opdracht bestaat in eerstelijnswerk, dit houdt in dat de burger met zijn

vragen of problemen in verband met justitie in een justitiehuis wordt onthaald en

eventueel wordt doorverwezen naar de bevoegde dienst. In dit kader kan ook beroep

gedaan worden op advocaten op bepaalde zitdagen in het justitiehuis, zij geven een

eerste juridisch advies en verwijzen eventueel door naar gespecialiseerde instanties of

organisaties.407

Een tweede reeks opdrachten zijn de zogenaamde burgerlijke opdrachten en

strafrechtelijke opdrachten. De binnenkomende opdrachten worden verdeeld door het

secretariaat en de justitieassistent is verantwoordelijk voor de opvolging van de

dossiers die hij van het secretariaat ontvangt. Deze verdeling dient efficiënt te

gebeuren, rekening houdend met de verschillende competenties van de verschillende

justitieassistenten. De justitieassistent voeren deze opdrachten uit, problemen of

deontologische vragen worden aan de directeur van het justitiehuis voorgelegd.408

Een derde reeks opdrachten zijn de zogenaamde coördinatietaken, een vlotte

samenwerking tussen magistratuur, advocatuur, welzijnsinstellingen, lokale overheden

en de justitieassistenten moet worden gestimuleerd.

406 Art. 2N van het MB van 23 juni 1999 tot vaststelling van de basisinstructies voor justitiehuizen, BS 29

juni 1999. 407 Art. 3N B2. van het MB van 23 juni 1999 tot vaststelling van de basisinstructies voor justitiehuizen,

BS 29 juni 1999 408 Ibid.

Page 163: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

153

3.3.4 Evaluatie en besluit

Het belang van een correcte slachtofferbejegening werd in dit werkstuk al meermaals

naar voor gebracht, een correcte slachtofferbejegening zorgt immers voor een herstel

van het vertrouwen van het slachtoffer in de maatschappij en voorkomt secundaire

victimisering.

Omdat het slachtoffer van nature uit niet gemakkelijk hulp zoekt en omdat het

vertrouwen van de burger in justitie op een laag pitje stond, werden de justitiehuizen

opgericht in 1999.

De verwachtingen waren hoog gespannen, het vertrouwen van de burger in justitie zou

hersteld worden en het slachtoffer zou zich makkelijk tot deze open justitiehuizen

wenden omwille van de laagdrempeligheid.409

Jammer genoeg moet worden vastgesteld dat de hoge verwachtingen die men had,

lang niet allemaal konden worden ingevuld. De kwaliteit van de dienstverlening laat

soms te wensen over zodat de burgers niet altijd een kwalitatief antwoord bekomen op

hun vragen. Dit is zeker niet te wijten aan slechte wil, maar de oorzaken moeten eerder

gezocht worden bij een gebrek aan personeel en financiële middelen.410

We zien dat op een korte tijd het aantal dossiers sterk is toegenomen, maar het aantal

personeel is stabiel gebleven, ondanks de uitbreiding van hun takenpakket.411

Maar in 2009 werd hieraan gehoor gegeven en werden er 224 nieuwe

justitieassistenten beloofd, of dit voldoende is om de kwaliteit te verhogen is afwachten.

Toch zien we dat justitiehuizen goed op weg zijn om slachtoffers bij te staan, vooral

voor wat betreft het verlenen van informatie aan het slachtoffer.412

409 E. DE NEVE, “Justitiehuizen”, 2009,

http://www.elfri.be/Juridische%20informatie/Gerechtelijk%20recht/justitiehuizen.htm (consultatie 26

april 2010) 410 E. SNEIDERS, o.c, (106) 97-107. 411 FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Stand van zaken, s.l., 2004, 21 (1-100),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/recom_avril_2004.pdf (consultatie 26 april

2010) 412 E. MAES, “Strafuitvoering en justitiële hulpverlening: vijf jaar justitiehuizen, enkele cijfers over de

werking van de justitiehuizen tijdens de periode 1999-2002”, Pan., 2004, 84.

Page 164: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

154

Ook is er nood aan de aanpassing van de ministeriële richtlijn van 15 september 1997

inzake de taken van de justitieassistent. De justitieassistenten worden overbelast en er

is nood aan een betere precisering van hun takenpakket. 413

In praktijk blijkt eveneens dat slachtofferonthaal vaak niet toekomt aan zijn structurele

taken, zoals sensibiliseren van parketmedewerkers, alle beschikbare tijd wordt immers

geïnvesteerd in het vervullen van de individuele taken. Dit heeft wederom te maken

met het gebrek aan personeel, we kunnen maar hopen dat er beterschap op komst

is.414

Slachtofferonthaal heeft ook de taak om de magistratuur te sensibiliseren voor de

slachtofferproblematiek, dit houdt in dat ook slachtofferonthaal een aantal

verwachtingen heeft naar de magistratuur toe. Zo zouden magistraten hun beslissingen

moeten toelichten aan het slachtoffer en eventueel diens vragen beantwoorden. Vaak

blijkt dat magistraten hier niet toe komen, toch moet samenwerking met

slachtofferonthaal blijvend gestimuleerd worden. Hiervoor kunnen er duurzame acties

ontwikkeld worden in functie van het waarborgen van de rechten van slachtoffers, wat

zou moeten leiden tot een meer efficiënte slachtofferbejegening415.

We kunnen besluiten dat het wettelijk kader vrij goed is uitgebouwd, zij het wel dat de

ministeriële richtlijn eens aan een update toe is. Voor wat de praktijk betreft, onthouden

we dat de oprichting van justitiehuizen zeker positief is voor het slachtoffer omwille van

zijn open structuur en zijn laagdrempeligheid, maar dat er zeker nog werk aan de

winkel is. Vooral de hoge werkdruk bij de justitieassistenten zorgt ervoor dat ze zich

niet met al hun opdrachten afdoende kunnen inlaten, zodat zaken zoals sensibiliseren

van parket en rechtbank vaak niet worden nagestreefd.416

413 E. MAES, o.c., 84. 414 T. VAN CAMP, “Een evaluatie van de voorzieningen ten behoeve van slachtoffers: een kwalitatief

onderzoek in twee gerechtelijke arrondissementen.”Pan., 2007 afl. 6, 86-89. 415 E. SNEIDERS, o.c., (106) 97-107. 416 FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Stand van zaken, s.l., 2004, 23 (1-100),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/recom_avril_2004.pdf (consultatie 26 april

2010)

Page 165: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

155

3.4 Bespreking van de relevante wetgeving inzake sl achtofferhulp

3.4.1 Inleiding

Slachtofferhulp is een dienst die wordt uitgewerkt binnen het bredere kader van de

centra voor Algemeen Welzijnswerk. We merken dit ook wanneer we hieronder kort de

het decreet inzake het algemeen welzijnswerk gaan bespreken, deze wetgeving draait

niet specifiek rond het slachtoffer maar heeft betrekking op alle vormen van

welzijnswerk. Dit wordt verder gepreciseerd in een sectorprotocol dat wel volledig

betrekking heeft op slachtofferhulp, dit wordt dan ook meer uitvoerig besproken.

3.4.2 Bespreking van de relevante wetgeving

3.4.2.1 Het decreet van 19 december 1997 betreffende Algemeen welzijnswerk

Eerst en vooral gaat het decreet de doelstellingen gaan schetsen, algemeen

welzijnwerk heeft namelijk tot doel de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de

maatschappelijke basisvoorzieningen te bevorderen. Daarnaast wil het ook problemen

inzake sociale integratie en persoonlijk functioneren voorkomen en oplossingen bieden

voor de problemen van personen die beroep doen op de centra voor algemeen

welzijnswerk.417 Zo wil het algemeen welzijnswerk bijdragen tot een menswaardig

bestaan van alle personen.418

De taken die vallen onder het algemeen welzijnswerk worden onderverdeeld in vier

categorieën. Een eerste categorie zijn de centra voor teleonthaal, die als taak hebben

het verstrekken van permanente hulpverlening, crisisopvang, informatie en advies via

de telefoon.

417 Art. 4 van het Decreet van 19 december 1997 betreffende het Algemeen Welzijnswerk, B.S. 17

februari 1998. 418 Art. 3 van het Decreet van 19 december 1997 betreffende het Algemeen Welzijnswerk, B.S. 17

februari 1998.

Page 166: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

156

Hierbij kunnen ze doorverwijzen naar andere diensten of personen en ze kunnen

problemen situeren en wijzen op wijzigende evoluties inzake welzijnsbehoeften.419

Een tweede categorie zijn de centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de

ziekenfondsen. Zij gaan hulp- en dienstverlening bieden aan iedereen, maar vooral aan

ouderen, zieken of gehandicapten die hierdoor problemen ondervinden.420

De derde categorie zijn de autonome centra voor algemeen welzijnswerk en deze zijn

de meest relevante voor slachtoffers van misdrijven. Deze centra gaan hulp- en

dienstverlening organiseren die gericht is op het detecteren, voorkomen, verminderen,

signaliseren en oplossen van alle factoren die welzijnskansen van personen bedreigen

of verminderen.

Het is dan ook tot deze centra dat het slachtoffer zich kan wenden voor verdere hulp bij

het verwerkingsproces. Deze centra doen dit door onder meer te zorgen voor een

effectieve bereikbaarheid, een algemene opvang en een toegankelijke advies- en

informatieverlening. Ze zorgen voor de eerste opvang van personen die in

noodsituaties verkeren of personen die dreigen in zo’n noodsituatie terecht te komen.

Ze gaan de personen begeleiden, hen de vereiste informatie verstrekken om weer

zelfstandig te kunnen functioneren in de maatschappij en ze zorgen bovendien voor

een passende nazorg. Daarnaast gaan ze ook de maatschappelijke integratie

bevorderen van personen met aan sociale achterstand. Als dit nodig blijkt te zijn,

kunnen ze personen ook doorverwijzen naar meer gespecialiseerde instellingen en ze

gaan ook preventies acties opzetten met een welzijnsbevorderend karakter.421

Een laatste categorie van taken houdt in dat ze nog bijkomende taken op zich kunnen

nemen, wanneer de regering dit hen opdraagt, ten behoeve van bepaalde doelgroepen

naargelang de regionale behoeften.422

419 Art. 5 van het Decreet van 19 december 1997 betreffende het Algemeen Welzijnswerk, B.S. 17

februari 1998. 420 Art. 6 van het Decreet van 19 december 1997 betreffende het Algemeen Welzijnswerk, B.S. 17

februari 1998. 421 Art. 7 van het Decreet van 19 december 1997 betreffende het Algemeen Welzijnswerk, B.S. 17

februari 1998. 422 Art. 8 van het Decreet van 19 december 1997 betreffende het Algemeen Welzijnswerk, B.S. 17

februari 1998.

Page 167: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

157

Vervolgens worden een aantal werkingsprincipes geschetst die moeten in acht

genomen worden in alle centra voor algemeen welzijnswerk. Het gaat onder meer om

niet-discriminerende houding aannemen en het geven van bijzondere aandacht aan

risicogroepen en dergelijke meer.423 Ook mag algemeen welzijnswerk alleen optreden

als ze werden gevraagd en dit gaat gepaard met een respect voor de privacy van de

personen die op de dienst beroep doen. Ze moeten maximaal de zelfredzaamheid van

de personen stimuleren alsook een beroep doen op diens medeverantwoordelijkheid

voor zijn welzijn. Ze moeten vertrekken van een integrale benadering van de

problematiek en gebruiken hierbij de meest geschikte en minst ingrijpende

hulpverleningsvorm.424

Het is mogelijk om hierbij beroep te doen op vrijwilligers, de regering bepaalt de

beroepsvereisten waaraan deze vrijwilligers alsook de beroepskrachten moeten

voldoen.425

Andere bepalingen handelen over erkenning, subsidiëring, programmatie, registratie en

toezicht, maar zijn minder relevant om een zicht te krijgen op de werking van de centra

en worden hier dan ook niet verder besproken.

Dit decreet werd verder uitgewerkt in het Besluit van de Vlaamse regering van 12

oktober 2001, dit handelt vooral over erkenning, programmatie, de bijkomende taken

waarover we het hier hadden, de subsidiëring en het toezicht. Belangrijk is dat hier in

tegenstelling tot in het decreet wel specifiek wordt verwezen naar hulpverlening aan

slachtoffers. Hulp- en dienstverlening aan slachtoffers van misdrijven wordt in dit

besluit expliciet vernoemd als één van de bijkomende taken, dit wordt dan verder

geconcretiseerd in een sectorprotocol.426

423 Art. 9-10 van het Decreet van 19 december 1997 betreffende het Algemeen Welzijnswerk, B.S. 17

februari 1998. 424 Art. 11 van het Decreet van 19 december 1997 betreffende het Algemeen Welzijnswerk, B.S. 17

februari 1998. 425 Art. 12 van het Decreet van 19 december 1997 betreffende het Algemeen Welzijnswerk, B.S. 17

februari 1998. 426 Art. 16 § 1 2° Besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering van het decreet van 19 december 1997

betreffende het algemeen welzijnswerk, B.S. 17 november 2001.

Page 168: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

158

3.4.2.2 Het sectorprotocol met betrekking tot de bijkomende taak “hulp- en

dienstverlening aan slachtoffers van misdrijven”

Het besluit van 12 oktober 2001 had voorgeschreven dat de bijkomende taak hulp- en

dienstverlening aan slachtoffers van misdrijven verder moest worden uitgewerkt in een

sectorprotocol en dit is dan ook gebeurd.427

De algemene opdracht van de centra voor algemeen welzijnswerk met de bijkomende

taak slachtofferhulp is het aanbieden van hulpverlening. Deze hulpverlening wordt

aangeboden aan verschillende personen, zowel aan meerjarigen als minderjarigen die

materiële, fysische of morele schade hebben geleden als gevolg van een misdrijf

alsook om hun nabestaanden. Ook nabestaanden van verkeersslachtoffers, van

zelfdoding en slachtoffers van rampen kunnen bij de dienst slachtofferhulp terecht. Het

is belangrijk dat de centra voor algemeen welzijnswerk, dus ook de centra voor

slachtofferhulp, makkelijk toegankelijk en aanspreekbaar zijn, zo wordt de effectiviteit

van de dienstverlening ook vergroot. Het is de taak van de centra voor slachtofferhulp

de maatschappelijke positie van de slachtoffers ook structureel te verbeteren via

sensibiliseren, signaleren en beïnvloeden.428

Het sectorprotocol formuleert zeven doelstellingen omtrent de werking van

slachtofferhulp. Slachtofferhulp dient mee gestalte te geven aan een geïntegreerde

welzijnsbenadering van criminaliteit en onveiligheid. Het zorgaanbod naar slachtoffers

toe dient afgestemd te worden in functie van continuïteit, effectiviteit en efficiëntie,

samenwerking met politionele en justitiële diensten is hier wenselijk. Daarnaast is het

ook een doel van slachtofferhulp om pijnpunten en problemen inzake de situatie en

positie van slachtoffers op te sporen en te signaleren. Het opzetten van activiteiten ter

preventie van slachtofferschap alsook het opbouwen van vrijwilligersnetwerken zijn

eveneens doelstellingen die moeten nagestreefd worden. Ten slotte is het ook hun

doel om hun kennis over te dragen en op een actieve wijze hulp- en dienstverlening

aan te bieden aan slachtoffers en hun nabestaanden.429

427 Art. 16 § 4 Besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering van het decreet van 19 december 1997

betreffende het algemeen welzijnswerk, B.S. 17 november 2001. 428 www.wvc.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/slachtofferhulp/spsh.htm (consultatie 1 mei 2010) 429 Ibid.

Page 169: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

159

De belangrijkste taken van slachtofferhulp zijn het aanbieden van hulp- en

dienstverlening, die beantwoordt aan de noden van de slachtoffers. Hulpverlening

bevat niet alleen emotionele steun, maar ook praktische, informatieve en

psychologische bijstand zijn hier essentieel. De hulp wordt aangeboden kort na de

feiten, maar kan nog een hele tijd daarna blijven voortduren. Het is dan ook belangrijk

dat elk centrum voor algemeen welzijnswerk een beleidsplan opstelt in

overeenstemming met het samenwerkingsakkoord tussen federale staat en Vlaamse

gemeenschap. In dit beleidsplan verduidelijkt men de profilering van slachtofferhulp als

erkennings- en meldpunt voor slachtoffers binnen het gerechtelijk arrondissement, de

positionering van slachtofferhulp ten opzichte van andere initiatieven van

slachtofferzorg om zo tot een naadloze overgang te komen en de ontwikkeling van een

specifiek netwerk waarbinnen een beroep op vrijwilligers kan worden gedaan.430

Ten slotte specificeert het sectorprotocol de werkingsprincipes die binnen de dienst

slachtofferhulp moeten worden gehanteerd.

3.4.3 Evaluatie en besluit

Slachtofferhulp werd als specifieke dienst uitgebouwd binnen de centra voor algemeen

welzijnswerk, het is een aanspreekpunt geworden voor alle slachtoffers, ook deze die

geen klacht hebben ingediend. Het hulpverleningsaanbod is goed uitgebouwd, vooral

de principes inzake drempelverlaging en naambekendheid binnen het arrondissement

zijn voor het slachtoffer zeer interessant. Het slachtoffer kan er bovendien niet alleen

terecht voor psychologische steun, maar ook voor informatie en andere praktische

bijstand.

We zien dat er binnen slachtofferhulp ruimte wordt gelaten voor vrijwilligerswerk, iets

wat ook op Europees niveau, onder andere in de aanbeveling R 87 (21) van de Raad

van Europa, al werd aangeraden. Dit toont nogmaals de Europese invloed aan op het

slachtofferbeleid binnen België.

Vrijwilligers blijken goed geplaatst te zijn om het verlies van vertrouwen van het

slachtoffer in de sociale omgeving weer op te krikken. Door contact met vrijwilligers

krijgt het slachtoffer het gevoel dat de samenleving wel degelijk om hem geeft en dit

herstelt het vertrouwen.431

430 www.wvc.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/slachtofferhulp/spsh.htm (consultatie 1 mei 2010) 431 I. AERTSEN, S. CHRISTIAENSEN, L. HOUGARDY EN D. MARTIN, o.c., 291.

Page 170: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

160

Een verdere uitbouw van dit vrijwilligerswerk binnen slachtofferhulp is dan ook aan te

moedigen.432

Vooral over de samenwerking met andere diensten, stelt men zich soms nog vragen.

Om hieraan tegemoet te komen werd er tussen de Federale staat en de Vlaamse

Gemeenschap een samenwerkingsakkoord afgesloten inzake slachtofferzorg. Dit

samenwerkingsakkoord zal hieronder nog uitvoerig besproken worden.

Maar samenwerking tussen de federale overheid en de Vlaamse Gemeenschap alleen

volstaat niet om tot een kwalitatieve zorg- en dienstverlening aan slachtoffers te

komen. Het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid pleitte reeds voor het afsluiten van

een samenwerkingsakkoord tussen alle spelers op het veld om zo een optimale

samenwerking te bereiken tussen slachtofferbejegening, slachtofferonthaal en

slachtofferzorg. Op dit samenwerkingsakkoord is het voorlopig nog even wachten,

maar wel is er reeds een protocolakkoord afgesloten op 5 juli 2009 tussen de staat, de

Vlaamse gemeenschap, de Franse gemeenschap, de Franse

gemeenschapscommissie en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie inzake

slachtofferzorg en binnen 18 maanden na de afsluiting van dit protocolakkoord zou het

definitieve samenwerkingsakkoord moeten gesloten zijn433. Dit protocolakkoord regelt,

in afwachting van de afsluiting van een samenwerkingsakkoord, de samenwerking

tussen partijen.434

We kunnen dus besluiten dat slachtofferhulp zeker op de goede weg zit, als de

samenwerking met andere diensten beter zou verlopen, zou dit evenwel slachtofferhulp

nog ten goede komen. Het niet volledig op punt staan van de samenwerking tussen de

verschillende diensten is te wijten aan het ontbreken van een globaal

samenwerkingsakkoord, maar er is hoop voor de toekomst, dit akkoord zou er weldra

moeten komen.

432 FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Stand van zaken, s.l., 2004, 63 (1-100),

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/recom_avril_2004.pdf (consultatie 30 april

2010) 433 http://www.juriwel.be/smartsite.net?id=11254 (consultatie 1 mei 2010) 434 Art. 1 Protocolakkoord van 5 juni 2009 tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse

Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie

inzake slachtofferzorg, B.S. 15 juli 2009.

Page 171: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

161

3.5 Samenwerkingsakkoord van 7 april 1998 tussen Fe derale staat en

Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg

3.5.1 Inleiding

Hoewel het inzake slachtofferbeleid onmogelijk is om het veiligheids- en strafrechtelijk

beleid los te zien van het welzijnsbeleid, zijn hiervoor toch 2 verschillende instanties

bevoegd. De federale overheid is namelijk bevoegd voor het veiligheids- en

strafrechtelijk beleid, maar welzijnsbeleid behoort dan weer tot de bevoegdheid van de

gemeenschappen. Deze bevoegdheidsverdeling mag er niet toe leiden dat een

coherent beleid onmogelijk wordt, dus was er een noodzaak aan een

samenwerkingsakkoord inzake slachtofferzorg. Dit samenwerkingsakkoord moet

ervoor zorgen dat de overgang van politionele of justitiële slachtofferdiensten naar de

diensten van slachtofferhulp georganiseerd door de gemeenschappen naadloos

verloopt.435

Een goed slachtofferbeleid steunt op drie peilers, het voorkomen van slachtofferschap,

het voorkomen van secundaire victimisering en het herstel van schade. Dat misdrijven

moeten voorkomen worden, spreekt voor zich, maar dit is niet altijd mogelijk. Wanneer

iemand alsnog het slachtoffer wordt van een misdrijf is het belangrijk dat het slachtoffer

correct behandeld wordt. Door een gebrekkige opvang wordt het slachtoffer vaak

opnieuw teleurgesteld in de overheid, dit is zogenaamde secundaire victimisering die

ook voorkomen moet worden. Ook mag niet uit het oog verloren worden dat

slachtoffers recht hebben op herstel.436

Een goed slachtofferbeleid is belangrijk omdat het ook belangrijke gevolgen heeft, het

zorgt namelijk voor een hogere aangiftebereidheid en voor een betere medewerking

aan het onderzoek.

435 Memorie van Toelichting bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1. 436 M. VERHELST, “Het samenwerkingsakkoord tussen de staat en de Vlaamse gemeenschap inzake

slachtofferzorg”, Pan. 1998, (471) 470-473.

Page 172: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

162

Ook zijn slachtoffers van een misdrijf meer geneigd de regels in de samenleving te

respecteren wanneer ze een goede slachtofferzorg kregen, dit houdt dus in dat een

goede slachtofferzorg minder criminaliteit tot gevolg heeft.437

Een slachtofferbeleid van een degelijke kwaliteit kan in België enkel gerealiseerd

worden als de verschillende instellingen op intense manier gaan samenwerken.

Dergelijke samenwerking moet gebaseerd zijn op overleg waarbij men optreedt als

evenwaardige partners. Ook is het belangrijk dat deze verschillende instanties een

akkoord bereiken over de doelgroep, de organisatie, de middelen en de methode onder

meer inzake verwijzing.438

3.5.2 Bespreking van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale staat en

de Vlaamse Gemeenschap

Het samenwerkingsakkoord heeft als doelstelling een structurele samenwerking te

bekomen tussen de diensten van het ministerie van Justitie, de diensten van het

ministerie van Binnenlandse Zaken en de hulpverleningsdiensten waarvoor de

Vlaamse Gemeenschap bevoegd is. Men moet een structurele samenwerking

nastreven tussen beide instanties zodat alle gevolgen van het slachtofferschap zoveel

mogelijk beperkt en hersteld worden.439

Omdat de overheid er niet in geslaagd is het misdrijf te voorkomen, is het de plicht van

de overheid dat de slachtoffers correct behandeld worden en dat deze hen helpt bij het

herstel van hun schade.

Dit is niet alleen belangrijk voor de slachtoffers zelf, maar voor de gehele maatschappij

want er moet vermeden worden dat de samenleving de indruk krijgt dat slachtoffers in

de kou blijven staan.440

437 Memorie van Toelichting bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1. 438 Ibid. 439 Art. 2 van de wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de

Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, BS 13 juli 1999. 440 Artikelsgewijze commentaar bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1.

Page 173: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

163

In het samenwerkingsakkoord worden de bevoegdheden duidelijk geschetst, de Staat

is bevoegd voor het justitiële beleid inzake politie en veiligheid, met in het bijzonder de

politionele slachtofferbejegening en voor het strafrechtelijk beleid, met in het bijzonder

het gerechtelijk slachtofferbeleid, zo waarborgt de Staat de rechten van het slachtoffer

in de gerechtelijke procedure.

De Vlaamse Gemeenschap is op haar beurt bevoegd voor bijstand aan personen,

hieronder vallen ook de hulpverleningsinstanties die instaan voor dienstverlening aan

slachtoffers. Het is de Vlaamse Gemeenschap die deze instanties erkent en

subsidieert om zo een kwaliteitsvolle hulpverlening tot stand te brengen voor alle

hulpzoekenden, zonder discriminatie.441

Deze bevoegdheidsverdeling zorgt voor versnippering, er bestaan verschillende

slachtofferdiensten met verschillende visies, maar de bevoegdheidsverdeling heeft ook

voordelen, ze zorgt er namelijk voor dat de hulpverlening aan slachtoffers gescheiden

wordt van politionele of justitiële hulpverlening. De politionele en justitiële diensten zijn

in sommige gevallen betrokken partij, zodat zij niet altijd best geplaatst zijn om hulp

aan te bieden. Bovendien werd aangetoond dat de slachtoffers zelf het waarderen dat

“gewone burgers” tussen komen om hen hulp te verlenen.442

In het samenwerkingsakkoord staan vervolgens de verbintenissen van beide partijen

opgesomd.

Eerst en vooral verbindt de Staat zich ertoe om maatregelen te nemen zodat het

slachtoffer erkend wordt in zijn belangen. Ze doet dit door er eerst en vooral voor te

zorgen dat de politiediensten beschikken over de geschikte materiële omstandigheden

voor opvang en verhoor van slachtoffers. Bovendien moet aan de slachtoffers de

nodige informatie worden gegeven over hun rechten binnen de gerechtelijke

procedure, over het verloop van de strafrechtspleging, over het bekomen van een

schadevergoeding alsook over de mogelijkheid om de nodige informatie te laten

opnemen in een proces-verbaal omtrent de schade alsook omtrent de wens om op de

hoogte gehouden te worden van het onderzoek en de strafuitvoering.

441 Art.3-4 van de wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de

Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, BS 13 juli 1999. 442 Artikelsgewijze commentaar bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1.

Page 174: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

164

Slachtoffers worden dus op voorhand geïnformeerd over hun rechten, vele gegevens

worden opgenomen in het dossier wat het voor magistraten makkelijker moet maken

om in te spelen op de noden van de slachtoffers. Ook kunnen slachtoffers in een

proces-verbaal hun schade laten opnemen.

Het voordeel hiervan is dat het later gemakkelijker wordt voor het slachtoffer om

schade te bewijzen en schadevergoeding te bekomen.443

Daarnaast moet een goede opleiding en permanente vorming voorzien worden inzake

slachtofferbejegening voor alle politiefunctionarissen en moet een aanspreekpunt

voorzien worden op het niveau van het ministerie van Binnenlandse Zaken om een

permanente dialoog tussen alle instanties te bevorderen, wat uiteindelijk ook de

samenwerking ten goede zal komen.444

Een groot deel van deze bepalingen zijn reeds terug te vinden in diverse

omzendbrieven die reeds werden besproken in een vorig deel.

Vervolgens verbindt de staat zich er ook toe om de nodige maatregelen te nemen

zodat de belangen van het slachtoffer worden erkend en dat het slachtoffer een partij

kan zijn in de procedure. In dit kader is het aan de Staat om een beleid te voeren dat

een correcte bejegening van de slachtoffers voorop stelt in relatie met de magistratuur.

In dit kader is het mogelijk dat personeelsleden van het parket en de rechtbanken zich

laten bijstaan door justitieassistenten en worden een aantal minimale waarborgen

gegeven aan het slachtoffer zoals het verkrijgen van de relevante informatie over hun

positie in de gerechtelijke procedure, het verloop van de strafrechtspleging, de

strafuitvoering en de mogelijkheden tot herstel. 445

Daarnaast moeten de mogelijkheden die het slachtoffer kan aanwenden om herstel te

bekomen geoptimaliseerd worden zodat hun schade zeker wordt vergoed;446

Ook is een goede opleiding en permanente vorming van de leden van de magistratuur

en hun personeel een belangrijk aspect. Via het college van procureurs-generaal moet

een uniform slachtofferbeleid worden bevorderd binnen de magistratuur.447

443 Artikelsgewijze commentaar bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1. 444 Art. 5 wet van 7 april 1998 inzake het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse

Gemeenschap, BS 13 juli 1999. 445 Art. 7 van de wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen Federale Staat en

Vlaamse Gemeenschap, BS 13 juli 1999. 446 Ibid.

Page 175: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

165

Het slachtofferbeleid binnen de magistratuur wordt een uitdrukkelijke opdracht van de

procureur-generaal van Brussel, die zich in slachtofferbeleid heeft gespecialiseerd.448

Ten slotte moet ook in een aanspreekpunt voorzien worden op het niveau van het

ministerie van justitie wat opnieuw de dialoog tussen de instanties moet bevorderen en

wat dus de samenwerking zal ten goede komen.449

Ook de Vlaamse Gemeenschap verbindt zich ertoe een aantal zaken te voorzien.

Vooreerst verbindt ze zich ertoe om in elk gerechtelijk arrondissement een centrum te

erkennen en te subsidiëren en in elke Vlaamse provincie alsook in het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest een vertrouwenscentrum voor kindermishandeling te erkennen

en te subsidiëren.450

Daarnaast moet ook in elk gerechtelijk arrondissement minstens 1 opvangcentrum

aanwezig zijn en moet de nodige hulpverlening worden gegarandeerd.451

Hierbij kunnen we denken aan vluchthuizen voor vrouwen, centra voor opvang van

slachtoffers van mensenhandel,… 452

Het is belangrijk voor het slachtoffer dat het hulp krijgt na een traumatische

gebeurtenis, een gebrek aan dergelijke hulp bemoeilijkt het verwerkingsproces wat

uitmondt in een gebrek aan vertrouwen in de maatschappij. Dit kan vermeden worden

door een goede aansluitende organisatie van slachtofferhulp, net daarom is het nodig

dat er binnen elk arrondissement een centrum voor Algemeen Welzijnswerk wordt

erkend. Om ervoor te zorgen dat aansluitende hulpverlening op passende wijze kan

gerealiseerd worden, is het noodzakelijk dat slachtoffers beroep kunnen doen op

gespecialiseerde diensten die aan hun noden tegemoet kunnen komen.

447 Ibid. 448 Artikelsgewijze commentaar bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1. 449 Art. 7 van de wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen Federale Staat en

Vlaamse Gemeenschap, BS 13 juli 1999. 450 Art. 8 van de wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen Federale Staat en

Vlaamse Gemeenschap, BS 13 juli 1999. 451 Ibid. 452 Artikelsgewijze commentaar bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1.

Page 176: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

166

Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan traumacentra bij universitaire

ziekenhuizen, psychiatrische centra, therapeutische gemeenschappen en dergelijke

meer.

Het is dan ook belangrijk dat deze centra voor Algemeen Welzijnswerk ook op deze

gespecialiseerde diensten beroep kunnen doen.453

Er moet bovendien voorzien worden in een gepaste vorming voor alle hulpverleners,

zowel professionelen als vrijwilligers, die werkzaam zijn in de door hen erkende centra.

Het grote aantal slachtoffers, alsook de toenemende aandacht voor de

slachtofferproblematiek en het onveiligheidsgevoel hebben problemen veroorzaakt bij

de verwijzing naar welzijnsdiensten, onder andere omdat politiemensen lang niet altijd

op de hoogte zijn van de werking van deze diensten. Het is dus nodig dat er een

verwijsmodel wordt uitgewerkt dat zoveel als mogelijk uniform wordt gehanteerd zowel

door politiediensten, magistraten als de centra voor algemeen welzijnswerk die

slachtofferhulp tot taak hebben. Een tweede reden waarom een efficiënt verwijsmodel

noodzakelijk is, ligt in het feit dat slachtoffers na een schokkende gebeurtenis vaak niet

spontaan naar hulp vragen, nochtans is deze hulp belangrijk omdat het geloof van het

slachtoffer in de maatschappij moet hersteld worden.454

Het samenwerkingsakkoord heeft een systeem uitgewerkt waarbij politiediensten

slachtoffers systematisch dienen te verwijzen naar hulpverleningsinstanties.

Slachtoffers die rechtstreeks met de dader in contact zijn gekomen of slachtoffers

wiens woonplaats door de dader werd betreden, moeten sowieso worden

doorverwezen naar hulpverleningscentra. Uit onderzoek blijkt immers dat deze

slachtoffers meer risico’s lopen op langdurige klachten zoals onveiligheidsgevoelens

dan anderen. Andere slachtoffers kunnen echter ook doorverwezen worden naar

gespecialiseerde centra wanneer dit nodig lijkt. Deze doorverwijzing gebeurt door de

politiedienst via het invullen van een formulier dat wordt overgezonden aan het

centrum voor algemeen welzijnswerk van het gerechtelijk arrondissement binnen de

twee werkdagen. Bij hoogdringendheid moeten de politiediensten echter meteen

contact opnemen met het centrum voor algemeen welzijnswerk.

453 Artikelsgewijze commentaar bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1. 454 Ibid.

Page 177: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

167

Wanneer blijkt dat het slachtoffer onmiddellijke residentiële opvang nodig heeft, is het

eveneens de taak van de politiedienst om het slachtoffer rechtstreeks in contact te

brengen met een opvangcentrum. Het slachtoffer moet natuurlijk instemmen met

dergelijke doorverwijzing, doet hij dit niet dan bezorgt de politiedienst aan het

slachtoffer de contactgegevens van het dichtstbijzijnde centrum.

De politiediensten moeten in het proces-verbaal melding maken van het feit dat ze

hebben aangeboden om het slachtoffer in contact te brengen met

hulpverleningsinstanties.455

Ook voor de magistratuur worden gelijkaardige verwijsmodellen uitgewerkt. Wanneer

het slachtoffer zich rechtstreeks tot de magistratuur wendt, kan hij door het parket of de

rechtbank worden doorverwezen naar een centrum op dezelfde manier als deze die

gehanteerd wordt bij politiediensten. Bovendien kan in dergelijke gevallen een

justitieassistent voor slachtofferonthaal ingeschakeld worden om welbepaalde

opdrachten te vervullen.456

Het is de taak van de Vlaamse Gemeenschap om ervoor te zorgen dat de centra voor

algemeen welzijnswerk er op toezien dat alle doorverwezen slachtoffers gecontacteerd

worden door hun vrijwilligers en dat ze de nodige zorgen krijgen. Belangrijk hier is dat

het centrum zelf de slachtoffers contacteert, veel te vaak hoort men nog dat

slachtoffers zelf initiatief moeten nemen om hulp te bekomen en dit kan niet de

bedoeling zijn. Het aanbod van hulp moet van het centrum zelf komen en moet

bovendien volgen binnen een redelijke termijn na de doorverwijzing. Bovendien

moeten deze centra zoeken naar de meest gepaste wijze om het slachtoffer te helpen

en daarbij kunnen zij samenwerken met alle relevante diensten. Ook feedback aan de

politionele en justitiële diensten die de slachtoffers hebben doorverwezen is essentieel

om de goede werking van het verwijssysteem te verzekeren, zo blijven de politionele

en justitiële diensten immers gemotiveerd om slachtoffers te blijven doorverwijzen.457

455 Art. 9 §2 van de wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen Federale Staat en

Vlaamse Gemeenschap, BS 13 juli 1999. 456 Art. 9 §3van de wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen Federale Staat en

Vlaamse Gemeenschap, BS 13 juli 1999. 457 Art. 9 §4 van de wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen Federale Staat en

Vlaamse Gemeenschap, BS 13 juli 1999.

Page 178: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

168

Uit onderzoek is gebleken dat vrijwilligers inschakelen in het hulpverleningsproces

bijdraagt tot het versnelde herstel van het vertrouwen in de medemens en de

samenleving.

Slachtoffers raken vlugger over de schok heen wanneer zij geholpen worden door

gewone burgers omdat ze het een geruststellende gedachte vinden dat hun directe

omgeving belangstelling toont voor hun situatie. De Vlaamse Gemeenschap heeft er in

overleg met de Staat voor gekozen om eveneens de hulp van vrijwilligers in te roepen

bij slachtofferhulp. Het is echter vereist dat deze vrijwilligers werken in een

professionele omkadering, ze moeten zorgvuldig geselecteerd worden en een gepaste

opleiding en training krijgen. Het is noodzakelijk dat er toezicht wordt gehouden op de

vrijwilligers, ze moeten in feite constant worden ondersteund en begeleid door

professionelen. Elk centrum voor algemeen welzijnswerk dat als bijkomende taak, de

taak van slachtofferhulp heeft gekregen werkt in België met geselecteerde, opgeleide

en gesuperviseerde vrijwilligers.458

Om ervoor te zorgen dat het slachtofferbeleid zich verder kan ontwikkelen, is er nood

aan wetenschappelijk onderzoek. Het is dan ook aan de Staat en de Vlaamse

Gemeenschap om wetenschappelijk onderzoek te stimuleren zodat meer statistische

gegevens kunnen worden ingezameld. Dit ligt volledig in de lijn met de aanbeveling

R(87)21 van de Raad van Europa inzake bijstand aan slachtoffers en preventie van

slachtofferschap zoals werd besproken in een eerste hoofdstuk.459

Ten slotte worden in dit kader nog een aantal overlegstructuren opgericht, te beginnen

met het instellen van een arrondissementele raad voor slachtofferbeleid per

gerechtelijk arrondissement.

Artikelsgewijze commentaar bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1. 458 Artikelsgewijze commentaar bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1. 459 Art. 10 van de wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen Federale Staat en

Vlaamse Gemeenschap, BS 13 juli 1999.

Page 179: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

169

Deze raad bestaat uit verschillende personen uit verschillende betrokken instanties en

moet ervoor zorgen dat de bepalingen uit het samenwerkingsakkoord verder

geconcretiseerd worden en dat ze geïmplementeerd worden in functie van een

integrale slachtofferzorg. De raad ondersteunt de samenwerking tussen de bevoegde

diensten van de Staat en de initiatieven van de Vlaamse Gemeenschap door de nodige

beleidsmaatregelen uit te werken. Hier is het noodzakelijk dat de raad rekening houdt

met de specifieke noden van het slachtoffer alsook met de specifieke situatie in hun

regio. Dit impliceert dat de raad voorstellen kan doen aan de bevoegde instanties

omtrent mogelijke verbeteringen in het samenwerkingsakkoord en het

slachtofferbeleid.460

Daarnaast moet binnen elk gerechtelijk arrondissement minstens 1 welzijnsteam

inzake slachtofferzorg worden opgericht, dit is noodzakelijk om de samenwerking

tussen professionelen van justitie-, politie- en welzijnsdiensten te verzekeren. Dit team

regelt de samenwerking tussen de verschillende diensten inzake slachtofferzorg en

zorgt ervoor dat aan de samenwerking op het terrein vorm wordt gegeven. Daarnaast

is het ook aan dit welzijnsteam om de arrondissementele raad voor slachtofferbeleid te

informeren en te adviseren over.

Als laatste wordt er minstens tweemaal per jaar overleg gepleegd binnen het Nationaal

Forum voor Slachtofferbeleid tussen de vertegenwoordigers van de Staat en die van

de Gemeenschap. Dit overleg dient om de samenwerking tussen de verschillende

diensten te bevorderen en geeft hen bovendien de mogelijkheid om advies te

verstrekken aan de Minister van Justitie, de Minister van Binnenlandse Zaken of de

Vlaamse regering inzake de ontwikkeling van het slachtofferbeleid. In dit overleg wordt

de toepassing van dit samenwerkingsakkoord bovendien tweejaarlijks geëvalueerd en

wordt hiervan een rapport overgemaakt aan de bevoegde ministers.

460 Art. 11 van de wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen Federale Staat en

Vlaamse Gemeenschap, BS 13 juli 1999.

Artikelsgewijze commentaar bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord

tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-

1167/1.

Page 180: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

170

3.5.3 Evaluatie

Het belangrijkste luik van het samenwerkingsakkoord is het doorverwijzingsmodel dat

zoveel mogelijk uniform gebruikt kon worden door zowel politiediensten,

justitiediensten als de diensten voor slachtofferhulp. Men verwachtte dat dit

doorverwijsmodel er na een aantal jaar voor zou zorgen dat er jaarlijks meer dan

100 000 slachtoffers zouden worden gecontacteerd in Vlaanderen. In 2006 lag dit cijfer

echter maar op 10 000 en moest men zich beginnen vragen stellen omtrent waar het

was fout gelopen.461

Het knelpunt lag hier vooral bij de doorverwijzing door politiediensten, die lang niet alle

slachtoffers die hier nood aan hadden doorverwezen naar slachtofferhulp. Hiervoor

waren meerdere redenen, eerst en vooral werd in de beginjaren van het

samenwerkingsakkoord de taakverdeling tussen politionele slachtofferbejegening en

slachtofferhulp lang niet altijd gerespecteerd, een aantal bureaus boden zelf

dienstverlening en hulp aan. Ook ontbrak het vaak nog aan sensibilisering van

politiemensen voor de slachtofferproblematiek en ten slotte heeft de implementatie van

het akkoord een substantiële vertraging opgelopen na de politiehervorming, initiatieven

op een centrale ondersteuning uit te bouwen van het slachtofferbeleid bleven

achterwege462.

In 2007 is hier wel verbetering in gekomen, er kwam een omzendbrief GPI 58 die

onder meer de nadruk legde op de noodzaak van elk politiekorps om een beleid uit te

werken dat de samenwerking tussen verschillende instanties moest bevorderen. Ook

spoorde men de Dienst Slachtofferbejegening aan om het politiekorps te sensibiliseren

en benadrukte de omzendbrief nogmaals dat het de taak van de politieambtenaar was

om het slachtoffer door te verwijzen naar slachtofferhulp als dit nodig bleek te zijn.

461 K. DEVROEY, “Slachtofferzorg; het samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de Vlaamse

Gemeenschap inzake slachtofferzorg in de praktijk” in Universiteit Gent faculteit Rechtsgeleerdheid

Vakgroep Strafrecht en criminologie (ed.), Update in de criminologie: het slachtoffer van criminaliteit

tussen perceptie en realiteit, Mechelen, Kluwer, 2006, (113) 111-119. 462 K. DEVROEY, o.c, (113) 111-119.

Page 181: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

171

De verouderde ministeriële richtlijn van 15 september 1997 inzake slachtofferonthaal

regelt onder meer de taken van de justitieassistenten, één daarvan is eveneens het

doorverwijzen van slachtoffers naar de juiste hulpverleningsinstanties. Het

samenwerkingsakkoord heeft deze verplichting veralgemeend naar alle leden van

parketten en rechtbanken, maar in praktijk merken we jammer genoeg dat

doorverwijzen vaak enkel de taak blijft van justitieassistenten. De diensten

slachtofferonthaal hadden nochtans de opdracht de parketten en rechtbanken te

sensibiliseren maar komen hier blijkbaar niet aan toe463. Rechtbanken en parketten

kennen vaak het verschil niet tussen slachtofferonthaal en slachtofferhulp en als ze al

doorverwijzen, komen de slachtoffers steevast bij hun eigen dienst slachtofferonthaal

terecht, waardoor deze overbelast raken. 464

Als gevolg van het te kort aan personeel bij de dienst slachtofferonthaal, wat bij de

evaluatie van de wetgeving inzake slachtofferonthaal reeds werd aangetoond, is het

voor slachtofferonthaal moeilijk om alle slachtoffers een kwalitatieve opvang te bieden.

Dit leidt soms tot een noodgedwongen selectie van cliënten, in verschillende

arrondissementen werd er al op gewezen dat met de huidige middelen en personeel

het soms onmogelijk is om het Vlaams Samenwerkingsakkoord en de daarin

beschreven doorverwijzingsprocedure strikt te volgen.465

We kunnen dus besluiten dat de implementatie van het samenwerkingsakkoord verre

van afgerond is, zij het wel dat het samenwerkingsakkoord door alle actoren als een

positieve evolutie in het slachtofferbeleid wordt beschouwd. De letter en de geest van

de wet liggen goed, alleen de uitvoering is hier en daar nog gebrekkig omdat het

eenmaal niet zo simpel is om attitudes te veranderen. Individuen doen wel vaak goede

inspanningen, maar dit wordt niet genoeg gedragen door de gehele structuur. Vooral

op het lokale niveau bij slachtofferbejegening mist men nog aandacht voor de

structurele inbedding van een correcte slachtofferbejegening, er moet nog veel meer

de nadruk worden gelegd op samenwerking door de gehele structuur, dit is geen taak

van enkelen466.

463 T. VAN CAMP, o.c., 88. 464 K. DEVROEY, o.c, (114) 111-119. 465 T. VAN CAMP, o.c., 88. 466 K. DEVROEY, o.c, (118) 111-119

Page 182: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

172

Het samenwerkingsakkoord is goed geformuleerd maar blijvende sensibilisatie en

motivatie van verschillende actoren is noodzakelijk om het akkoord ook correct te

implementeren. Er is geen nood aan een nieuw samenwerkingsakkoord maar wel aan

investeren in de bestaande initiatieven.467

467 K. DEVROEY, o.c, (118) 111-119.

Page 183: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

173

Hoofdstuk 4 Bespreking van de relevante wetgeving inzake

herstelbemiddeling

4.1.1 Inleiding

Toen het kaderbesluit van Europese Unie van 15 maart 2001, dat in een eerste

hoofdstuk reeds werd besproken, werd goedgekeurd, zag België zich genoodzaakt om

de wetgeving inzake slachtoffer-daderbemiddeling aan te passen.

Dit heeft geleid tot de invoering van de wet van 22 juni 2005, sindsdien krijgt

bemiddeling een vaste plaats in onze strafprocedure. Deze wet biedt een wettelijk

kader voor bemiddelingspraktijken, met uitzondering van bemiddeling in strafzaken,

waarvoor reeds een wettelijk kader bestond.

4.1.2 Bespreking van de wet van 22 juni 2005 tot invoering van de bemiddeling

in de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering en in het

wetboek van strafvordering

In artikel 3ter van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering wordt

bepaald dat de mogelijkheid om beroep te doen op bemiddeling moet worden

aangeboden aan alle personen die een direct belang hebben in het kader van een

gerechtelijke procedure. Bovendien wordt in datzelfde artikel het begrip bemiddeling

gedefinieerd als volgt: “Bemiddeling is een proces dat aan personen in conflict toelaat

om, als zij er vrijwillig mee instemmen, actief en in alle vertrouwelijkheid deel te nemen

aan het oplossen van moeilijkheden die voortvloeien uit een misdrijf, met de hulp van

een neutrale derde en gegrond op een bepaalde methodologie. Ze heeft tot doel de

communicatie te vergemakkelijken en de partijen te helpen zelf te komen tot een

akkoord inzake de nadere regels en voorwaarden die tot pacificatie en herstel kunnen

leiden”. Het komt er dus op neer dat een neutrale derde de partijen helpt zoeken naar

de best mogelijke oplossingen om de gevolgen van het misdrijf te herstellen. Ook dit is

een vrijwillig proces, niemand kan tot bemiddeling worden gedwongen en in

tegenstelling tot bemiddeling in strafzaken, heeft deze vorm van bemiddeling geen

concrete rechtsgevolgen.

Page 184: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

174

Verder heeft deze wet een nieuwe titel ingevoerd in het wetboek van strafvordering,

titel VI, met als toepasselijke titel “bemiddeling”. Iedereen die een direct belang heeft

kan verzoeken om bemiddeling en dit in elke fase van de strafprocedure, zelfs tijdens

de strafuitvoering.468

Het is de verantwoordelijkheid van de gerechtelijke instanties om er op toe te zien dat

de partijen geïnformeerd werden over het bestaan van deze mogelijkheid, ze kunnen

het in concrete dossiers ook zelf voorstellen wanneer zij dit opportuun achten. De

vraag tot bemiddeling wordt gericht aan een erkende bemiddelingsdienst en de partijen

kunnen, indien ze dit wensen, zich laten bijstaan door een advocaat.469

Alle documenten en geschriften die werden opgemaakt in het kader van de

bemiddeling zijn vertrouwelijk, tenzij beide partijen ermee instemmen bepaalde zaken

kenbaar te maken aan gerechtelijke instanties. Het is niet de bedoeling dat deze

stukken worden aangewend als bewijs in een procedure, in tegendeel. Vertrouwelijke

documenten worden uit de debatten geweerd en de bemiddelaar mag niet opgeroepen

worden als getuige in een procedure omtrent feiten waar hij in de loop van een

bemiddelingssessie kennis van heeft genomen.470

4.1.3 Evaluatie en besluit

Bemiddeling als antwoord op delinquent gedrag is vooral ontstaan vanuit de concrete

ervaringen en noden van de slachtoffers.471

Wanneer daders en slachtoffers ingaan op het aanbod van herstelbemiddeling blijkt

steeds weer dat het misdrijf voor de partijen meer is dan de dader breekt de strafwet,

wordt hiervoor gestraft en het slachtoffer wordt vergoed voor geleden schade.

Misdrijven gooien levens van zowel het slachtoffer als de dader danig overhoop en niet

alles kan worden recht gezet door een rechterlijke uitspraak.472

468 Art. 553 §1 Sv. 469 Art. 553 §3-4 Sv. 470 Art. 555 Sv. 471 F. BULLENS, o.c., 18. 472 D. BATAILLIE EN D. DUFRAING, o.c., 84.

Page 185: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

175

Met dit in het achterhoofd is het instellen van een wettelijk kader voor

herstelbemiddeling waar de principes van vertrouwelijkheid, neutraliteit en vrijwilligheid

werden in verwerkt, zeker een positieve evolutie geweest voor het slachtoffer.

Deze herstelgerichte bemiddeling staat dus naast de strafprocedure, het is een

mogelijkheid voor slachtoffer en dader om een actieve rol te spelen in de behandeling

van hun zaak. Op vrijwillige basis komen dader en slachtoffer tot een overeenkomst

over het herstel van de aangerichte schade. Dit kan gaan om een financiële

vergoeding, maar dit kan ook gaan over meer persoonlijke gevolgen van het misdrijf.

Deze herstelbemiddeling kan gevolgen hebben voor de gerechtelijke afhandeling van

de zaak maar dit is niet noodzakelijk het geval. Hier ligt dus het grote verschil met

bemiddeling in strafzaken, die sowieso leidt tot een verval van strafvordering.473

Ondanks het feit dat bepaalde auteurs het wenselijk vonden dat alle vormen van

bemiddeling tussen slachtoffer en dader aan één dienst werden toevertrouwd en

volgens dezelfde procedure zouden verlopen, is dit in de praktijk niet zo

gerealiseerd.474

473 http://www.machtelings.be/w_herstel.aspx (consultatie 10 maart 2010) 474 P. KENIS, “Herstel en bemiddeling: het is hoog tijd om fundamentele vragen te stellen en te

beantwoorden”, De orde van de dag, 2003 afl. 22, 29.

Page 186: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

176

Algemeen besluit Het hoeft geen betoog dat het slachtoffer in de Belgische wetgeving de laatste

decennia een grote weg heeft afgelegd, onder impuls van supranationale initiatieven

hebben de Belgische beleidsmakers plots het licht gezien en hebben ze het slachtoffer

geleidelijk aan uit de duisternis gehaald.

Er zijn de laatste decennia steeds meer toenaderingspogingen geweest tussen het

slachtoffer en de strafrechtsbedeling.475

We onthouden dat het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid een grote rol heeft

gespeeld in het verbeteren van de kwaliteit van slachtofferzorg alsook in het verbeteren

van de rechtspositie van het slachtoffer. Via het geregeld uitbrengen van adviezen,

aanbevelingen en memoranda tracht het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid de

aandacht voor het slachtoffer op de agenda te houden, want volgens hen hebben we

het eindpunt van de evolutie nog niet bereikt en zijn een aantal zaken zeker nog voor

verbetering vatbaar.

We kunnen zeker zeggen dat men op beleidsniveau zich heeft ingespannen om aan de

noden van het slachtoffer tegemoet te komen, zo zijn er verschillende voorzieningen

opgericht in functie van een goede bejegening, onthaal en hulp aan slachtoffers.476 Ook

het aantal richtlijnen, omzendbrieven, KB’s en wetten die werden uitgevaardigd, tonen

aan dat er op politiek vlak zeker voldoende interesse is voor het onderwerp, wel leidt

deze interesse niet altijd tot een concreet engagement en worden vaak nog

onvoldoende middelen vrij gemaakt voor de operationalisering van het

slachtofferbeleid.477

Op papier hebben we dus wel degelijk een vrij goed slachtofferbeleid, er is een

behoorlijke wettelijke omkadering maar toch loopt het in praktijk op bepaalde vlakken

nog spaak. Denk maar bijvoorbeeld aan de doorverwijzing tussen de verschillende

diensten binnen slachtofferzorg, die na meer dan een decennium nog steeds niet

optimaal verloopt.

475 T. VANDER BEKEN EN A. BALCAEN, o.c., 93. 476 T. VAN CAMP EN A. RUBBENS, “10 jaar slachtofferbeleid in België: stand van zaken en kritische

reflectie”, Pan., 2005 afl. 3, 78-84. 477 Ibid.

Page 187: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

177

Ook op wetgevend vlak merken we een duidelijke verbetering in de verankering van

rechten voor het slachtoffer. Daar waar men in de wet van 5 maart 1998 alleen maar

voorzag in een beperkt recht voor bepaalde slachtoffers om geïnformeerd en gehoord

te worden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling, voorziet de wet van

17 mei 2006 al in een heel wat breder assortiment van rechten voor het slachtoffer

binnen nagenoeg alle strafuitvoeringsmodaliteiten. Uit de evaluatie van deze wet blijkt

echter dat een aantal bepalingen nog voor verbetering vatbaar zijn en dat de wet ook

nog een aantal hiaten bevat, die idealiter ingevuld zouden moeten worden. Denk maar

aan het ontbreken van een inzagerecht of het ontbreken van een recht op informatie in

het kader van een definitieve invrijheidstelling.

Men heeft al een lange evolutie afgelegd, maar de eindbestemming is nog niet bereikt,

wat blijkt uit de problemen die men in de praktijk nog ondervindt en de hiaten die in

bepaalde wetgeving nog bestaan.

Bovendien is het slachtoffer nog steeds geen volwaardige procespartij, strafuitvoering

blijft nog grotendeels een zaak tussen dader en maatschappij.

Toch zijn bepaalde auteurs geen voorstander van het toekennen van meer rechten aan

het slachtoffer, dit zou de rechten van de veroordeelde aantasten en het slachtoffer

zou te prominent aanwezig zijn in de driehoeksverhouding slachtoffer, dader en

maatschappij.

Andere auteurs pleiten dan weer voor meer rechten voor het slachtoffer en zijn van

mening dat de klepel nog niet genoeg is door geslagen naar de kant van het

slachtoffer.

Hoe dit in de toekomst zal evolueren is voorlopig nog koffiedik kijken, maar mij lijkt het

dat de evolutie nog niet ten einde is. Ook is het naar mijn mening wenselijk dat

bepaalde rechten van het slachtoffer nog worden versterkt en zijn een aantal

initiatieven ter verbetering van de pijnpunten die men in de praktijk ervaart, eveneens

aan de orde.

Page 188: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

178

Bibliografie

Wetgeving

a. Internationale regelgeving

Europees verdrag inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldmisdrijven,

van 24 november 1983,

http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/wel_1983_11.pdf

Kaderb. van de Raad van Ministers, 15 maart 2001, inzake de status van het

slachtoffer in de strafprocedure, Pb. L 82 van 22 maart 2002, http://eur-

lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2001:082:0001:0004:NL:PDF

Verslag van de Commissie op grond van artikel 18 van het kaderbesluit van de Raad

van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, 3 februari

2004, COM (2002) 54 def/2, onuitg. http://eur-

lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2004:0054:FIN:NL:PDF

Aanb. Raad van Europa nr. R(85)11, 28 juni 1985, houdende de positie van het

slachtoffer binnen het strafrecht en de strafprocedure,

http://polis.osce.org/library/f/2669/468/CoE-FRA-RPT-2669-EN-

Recommendation%20No.%20R(85)%2011.pdf

Aanb. Raad van Europa nr. (87)21, 17 september 1987, inzake hulpverlening aan

slachtoffers en preventie van victimisering,

ftp://ftp.anpf.ro/ANPF/recomandari_site/RecomandareaCE_21_1987.pdf

Aanb. Comité van Ministers R(99)19 van 15 september 1999, betreffende bemiddeling

tussen slachtoffers en daders van misdrijven,

http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/r_99.pdf

Bijlage bij Aanb. Comité van Ministers R(99)19 van 15 september 1999, betreffende

bemiddeling tussen slachtoffers en daders van misdrijven,

http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/r_99.pdf

Page 189: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

179

Aanb.Raad van Europa R(2002)5 van 30 april 2002, inzake de bescherming van

vrouwen tegen geweld,

https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=280915&BackColorInternet=9999CC&BackColorInt

ranet=FFBB55&BackColorLogged=FFAC75

Aanb. Rec. (2006) 8 van het Comité van Ministers van 14 juni 2006, betreffende hulp

aan slachtoffers van misdrijven,

http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/rec%20_2006.pdf (consultatie 11

november 2009)

Bijlage bij Aanb. Rec. (2006) 8 van het Comité van Ministers van 14 juni 2006,

betreffende hulp aan slachtoffers van misdrijven,

http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/rec%20_2006.pdf

Resolutie 40/34 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (29 november

1985), UN doc. A/RES/40/34 (1985), www.un.org/documents/ga/res/40/a40r034.htm

Mededeling van de Commissie, 14 juli 1999, over slachtoffers van strafbare feiten in de

Europese Unie: reflectie over normen en maatregelen, COM(1999)349, onuitg.,

http://europa.eu/bulletin/en/9907/p105003.htm

b. Nationale regelgeving

Art. 3bis VTSv.

Art. 216ter Sv.

wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging

van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen

en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, B.S. 2 april 1998.

wet van 7 april 1998 betreffende het samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de

Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg, BS 13 juli 1999.

wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot

een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de

strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 15 juni 2006

Page 190: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

180

Decreet van 19 december 1997 betreffende het Algemeen Welzijnswerk, B.S. 17

februari 1998.

KB van 10 februari 1999 houdende de uitvoeringsmaatregelen inzake de

voorwaardelijke invrijheidstelling, B.S. 23 februari 1999.

KB 17 september 2001 tot vaststelling van organisatie en werkingsnormen van de

lokale politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te

verzekerern, BS 12 oktober 2001.

KB van 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2 6° van de wet van 17 mei 2006

betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de

aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten,

BS 1 februari 2007.

Besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering van het decreet van 19 december 1997

betreffende het algemeen welzijnswerk, B.S. 17 november 2001.

MB van 23 juni 1999 tot vaststelling van de basisinstructies voor justitiehuizen, BS 29

juni 1999.

Protocolakkoord van 5 juni 2009 tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de

Franse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de

Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie inzake slachtofferzorg, B.S. 15 juli

2009.

Ministeriële richtlijn inzake het onthaal van slachtoffers op parketten en rechtbanken,

BS 15 september 1997 http://www.juridat.be/cgi_wel3/article3.pl

Rondz. van 15 januari 1997 tot erkenning van het slachtoffer in het kader van de

strafuitvoering, http://www.juridat.be/cgi_wel3/article3.pl (consultatie 12 november

2009)

Rondz. OOP 15 ter van 9 juli 1999 betreffende politionele slachtofferbejegening, BS 21

augustus 1999, http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/images/pol_13_6.pdf

Rondz. PLP 10 van 9 oktober 2001 inzake de organisatie en werkingsnormen van de

lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige

dienstverlening aan de bevolking, BS 16 oktober 2001.

Page 191: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

181

Rondz. nr. COL 4/2002 van 24 januari 2002 van het college van Procureurs-Generaal

bij de Hoven van Beroep.

Rondz. GPI 19 van 6 mei 2002 betreffende de functie bevoegdheden en opdrachten

van justitieassistenten, BS 11 juni 2002.

Rondz. GPI 58 van 4 mei 2007 betreffende politionele slachtofferbejegening in de

geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus, BS 5 juni 2007.

Memorie van Toelichting bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het

Samenwerkingsakkoord tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake

slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-1167/1.

Artikelsgewijze commentaar bij wetsontwerp houdende goedkeuring van het

Samenwerkingsakkoord tussen de staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake

slachtofferzorg, Parl.Doc., Senaat 1997-98, nr. 1-1167/1.

Boeken

AERTSEN I., CHRISTIAENSENS I., HOUGARDY L., EN MARTIN D., Vademecum politionele

slachtofferbejegening, Gent, Academia Press, 2002,500p.

BRUGGEMAN W., DE BROUWER P., DE JONGE H., Slachtofferbejegening, Antwerpen,

Maklu, 1997, 121p.

CRETEN N., Politionele slachtofferbejegening, Antwerpen, Maklu, 2004, 84p.

DEVROEY K., “Slachtofferzorg; het samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de

Vlaamse Gemeenschap inzake slachtofferzorg in de praktijk” in Universiteit Gent

faculteit Rechtsgeleerdheid Vakgroep Strafrecht en criminologie (ed.), Update in de

criminologie: het slachtoffer van criminaliteit tussen perceptie en realiteit, Mechelen,

Kluwer, 2006, 111-119.

GOETHALS J. EN BOUVERNE-DE BIE M., Voorwaardelijke invrijheidstelling: wetgeving,

predictie en begeleiding, Gent, Academia Press, 2000, 280p.

Page 192: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

182

HEBBERECHT P.,”Over de aandacht van het slachtoffer in de criminologie. Van een

progressieve emancipatorische bezorgdheid tot een neoliberale actuariële

bekommernis” in Universiteit Gent faculteit Rechtsgeleerdheid Vakgroep Strafrecht en

criminologie (ed.), Update in de criminologie: het slachtoffer van criminaliteit tussen

perceptie en realiteit, Mechelen, Kluwer, 2006, 1-17.

LANGEMEIJER F.F., Het slachtoffer en het strafproces, Kluwer, 2004, 170p.

K. LAUWAERT, Herstelrecht en procedurele waarborgen, Antwerpen, Maklu, 2009,397P.

MARTIN D., “Slachtofferhulp en strafrechtsbedeling: eindverslag en besluit van de

studiedag” in S. SNACKEN EN D. MARTIN (eds.) Slachtofferhulp en strafrechtsbedeling,

Antwerpen, Kluwer, 1991, 138.

MEYVIS W., “Ontwikkelingen in de hulpverlening aan slachtoffers van misdrijven in

België”, in S. SNACKEN EN D. MARTIN (eds.), Slachtofferhulp en

strafrechtsbedeling”,Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1991, 93-105.

SNEIDERS E. ”Slachtofferonthaal op parketten en rechtbanken” in Universiteit Gent

faculteit Rechtsgeleerdheid Vakgroep Strafrecht en criminologie (ed.), Update in de

criminologie: het slachtoffer van criminaliteit tussen perceptie en realiteit, Mechelen,

Kluwer, 2006, 97-107.

VAN DEN WYNGAERT C., Strafrecht strafprocesrecht en internationaal strafrecht,

Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2006, 1299p.

VAN DER BEKEN T. EN BALCAEN A.,”Het slachtoffer en de strafrechtsbedeling:

berekende flirt of ware liefde?” in Universiteit Gent faculteit Rechtsgeleerdheid

Vakgroep Strafrecht en criminologie (ed.), Update in de criminologie: het slachtoffer

van criminaliteit tussen perceptie en realiteit, Mechelen, Kluwer, 2006, 81-94.

VERMEULEN G., Aspecten van Europees formeel strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2002,

495p.

Page 193: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

183

Tijdschriften

AERNAUTS L., “Het slachtoffer in het strafproces: het grote misverstand”, De orde van

de dag, 1998 afl. 4, 53-58.

AERTSEN I., “Over goedmaking en bemiddeling bij misdrijven” Kultuurleven, maart

1999, 48.

BAS R. EN VAN DE VOORDE R.,”De nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling:

nieuw en dus beter?”, de orde van de dag, 1998 afl. 4, 5.

BATAILLIE D. EN DUFRAING D., “Geen woorden maar daden van herstel: een bijdrage

vanuit de praktijk van herstelbemiddeling” De orde van de dag, 2003 afl. 22, 84-85.

BULLENS F., “Herstel en bemiddeling: spreken is goud?”, De orde van de dag, 2003 afl.

22, 18.

CREYF K., “Herstel en bemiddeling in het strafrecht: een doekje voor het bloeden?” Ad

Rem, 2006 afl. 3, 24.

CHRISTIAENSEN S. EN MEYVIS W., “Slachtofferzorg: een politiezorg? Verkenning en

omschrijving van een politietaak” Pan. 1990, 96-124.

DAEMS T., “Strafuitvoeringsrechtbanken, overbevolkte gevangenissen en compatibele

slachtoffers” Pan., 2007 afl. 3, 41-57.

DELVIGNE A. en VANLOMMEL H., “Slachtoffer-daderbemiddeling: waarom?” Antenne,

september 2008, 33.

DE RIEMAECKER X. EN VERVAEKE G., “De strafuitvoeringsrechtbanken: een kritische kijk

op de huidige blauwdrukken vertrekkende vanuit het advies van de Hoge Raad voor

Justitie”, De orde van de dag, 2005, afl. 32, 21-28.

DE RUE M., “Wetsontwerp houdende oprichting van een strafuitvoeringsrechtbank en

wetsontwerp betreffende de externe rechtspositie van gedetineerden”, De orde van de

dag, 2005 afl. 32, 15-19.

DE SMET B., “De tendens tot overaccentuering van het slachtoffer in het strafproces”,

Pan., 1998, 387-396.

Page 194: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

184

DE SWAEF M. EN PERRIËNS R.,”De voorstellen van de subcommissie

strafuitvoeringsrechtbanken” in I. Aertsen, K. BEYENS, S. DE VALCK EN F. PIETERS

(eds.), De commissie Holsters buitenspel?, Brussel, Politeia, 2004, 77-90.

DE VALCK S., “De nieuwe wet op de VI: op weg naar een meer humane strafuitvoering?

Enkele bedenkingen vanuit DSW”, De orde van de dag, 1998 afl. 4, 59-67..

GROENHUIJSEN M. en REYNAERS S., “Het Europees kaderbesluit inzake de status van

het slachtoffer in de strafprocedure: implementatieperikelen en interpretatievragen”,

Panopticon, 2006, afl. 3, 15.

HERMANS C., “De strafuitvoeringsrechtbanken uit de startblokken: de nieuwe

strafuitvoeringsrechtbanken en de gedeeltelijke inwerkingtreding van de wet

betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden”, Fatik, 2007 nr. 113, 6-18.

KELK C., “Rond het oude ideaal van de strafuitvoeringsrechtbanken”, De orde van de

dag, 2005, afl. 32, 55-60.

KENIS P., “Herstel en bemiddeling: het is hoog tijd om fundamentele vragen te stellen

en te beantwoorden”, De orde van de dag, 2003 afl. 22, 29.

KLOECK K., “De nieuwe wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling: niet compleet

nieuw, echt wel beter”, De orde van de dag, 1998 afl 4, 19-27.

MAES E., “Strafuitvoering en justitiële hulpverlening: vijf jaar justitiehuizen, enkele cijfers

over de werking van de justitiehuizen tijdens de periode 1999-2002”, Pan., 2004, 73-

91.

PERRIËNS R., PIETERS F. EN PIRON P., “De voorwaardelijke invrijheidstelling: much ado

about nothing”, Pan. 2003 afl. 6, 563-567.

PIETERS F., “Strafuitvoering en justitiële hulpverlening: het slachtoffer in de wetgeving

inzake voorwaardelijke invrijheidstelling”, Pan., 2001, 275-281.

PIETERS F., “De wetten betreffende de strafuitvoeringsrechtbanken en de externe

rechtspositie van de veroordeelden: Mayday Mayday”, Pan., 2007, afl. 4, 41-56.

TUBEX H., “De positie van het slachtoffer in de nieuwe wet op de voorwaardelijke

invrijheidstelling”, De orde van de dag, 1998, afl. 4, 43-52.

Page 195: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

185

VAN CAMP T., “Een evaluatie van de voorzieningen ten behoeve van slachtoffersl een

kwalitatief onderzoek in twee gerechtelijke arrondissementen.”Pan., 2007 afl. 6, 88.

VAN CAMP T. EN RUBBENS A., “10 jaar slachtofferbeleid in België: stand van zaken en

kritische reflectie”, Pan., 2005 afl. 3, 78-84.

VANDAM L., “De strafrechtsbedeling: een historisch samenspel tussen dader, slachtoffer

en maatschappij”, Antenne, 2008, (8) 8-13.

VAN DEN BERGE Y., “De uitvoering van vrijheidstraffen: van nu en straks… met de

oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken”, T. Strafr., 2006 afl. 5, 249-263.

VAN DE VOORDE R., “Voorwaardelijke invrijheidstelling”, Postal Memorialis, 2000,

225/01-225/27.

VAN GARSSE L., “Bemiddeling in strafrechtelijke context: suggesties voor regelgeving

op basis van jaren bemiddelingspraktijk”, Pan., 2004, afl. 5, 47.

VAN GARSSE L., “Spreken of zwijgen over bemiddeling en herstel? Pleidooi voor

luisterbereidheid en respectvolle samenspraak” De orde van de dag, 2003 afl. 22, 59.

VAN LAETHEM W., “Over bezorgde burgers, onwetende slachtoffers en opeengepakte

gedetineerden”, Fatik, 2003 nr. 97, 5-8.

VERHELST M., “Het samenwerkingsakkoord tussen de staat en de Vlaamse

gemeenschap inzake slachtofferzorg”, Pan. 1998, 470-473.

VRIJENS A.M., “De Commissies voor voorwaardelijke invrijheidstelling”, Vigiles, 2001

afl. 3, 80-90.

Page 196: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

186

Elektronische bronnen

DE NEVE E., “Justitiehuizen”, s.l., 2009,

http://www.elfri.be/Juridische%20informatie/Gerechtelijk%20recht/justitiehuizen.htm

FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Memorandum van het Nationaal Forum voor

Slachtofferbeleid, Brussel, 2009, 1-5,

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/Memo_mei_2009_NL.pdf

NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Traject van een slachtoffer, s.l., 2008, 1-

100,

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/broch_trajslacht2008.pdf

FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Stand van zaken, s.l., 2004, 1-100,

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/recom_avril_2004.pdf

MAES E., “De voorwaardelijke invrijheidstelling in België, wetgeving, beleid en praktijk”,

Paper Congres NVK, 2004, 1.

(maes_2004_de _voorwaardelijke_invrijheidstelling_in_belgië[1].pdf)

MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Handvest voor

het slachtoffer van een misdrijf, s.l., 1998, 1-20,

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/misdrijft_maart_1998.pdf

MINISTERIE VAN JUSTITIE-NATIONAAL FORUM VOOR SLACHTOFFERBELEID, Strategisch plan

voor een nationaal slachtofferbeleid: fundamenten voor een Belgisch handvest van het

slachtoffer van een strafrechtelijk misdrijf, Brussel, Leemans, 1996, 1-50,

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/images/plan_juni_1996.pdf

VAN DER DUSSEN-DE KESTERGAT B. , Politionele slachtofferbejegening in het kader van

een nieuwe politiestructuur, onuitg. licentiescriptie Criminologische Wetenschappen,

K.U. Leuven, 2005-06, (www.ethesis.net)

Interview met F. Pieters in krantenartikel: “Na 1 jaar nog veel kritiek op wet

strafuitvoeringsrechtbanken” http://www.gva.be/dekrant/experts/johndewit/na-1-jaar-

nog-veel-kritiek-op-wet-strafuitvoeringsrechtbanken.aspx

Page 197: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

187

http://www.europa-

nu.nl/9353000/1/j9vvh6nf08temv0/vg9ho48czuz9?gclid=CKSA9rWe250CFVKF3godrkv

0rA#p1

http://www.rosadoc.be/joomla/index.php/kwesties/beleid/gelijkekansenbeleid_in

_europa.html

http://www.humanrights.coe.int/equality/Eng/EqualityCommittee/EqualityCommit

tee.htm

http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__565/4986/default.aspx

http://www.victimsupporteurope.eu/about/member-organisations

http://www.victimsupporteurope.eu/about/origins-and-achievements

http://www.europa-nu.nl/9353000/1/j9vvh6nf08temv0/vg9hk8zrn2qz

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/index.php

http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__550/4986/default.aspx

http://www.slachtofferrechten.just.fgov.be/victimeNl/index.php

http://www.belgium.be/nl/justitie/Organisatie/justitiehuizen

http://www.belgium.be/nl/justitie/Organisatie/justitiehuizen/slachtofferonthaal

http://www.belgium.be/nl/justitie/Organisatie/justitiehuizen/burgerlijke_opdrachte

n

http://www.belgium.be/nl/justitie/Organisatie/justitiehuizen/bemiddeling_in_straf

zaken

http://www.just.fgov.be/nl_htm/organisation/html_org_justitiehuizen/mj.html

http://www.belgium.be/nl/justitie/Organisatie/justitiehuizen/eerstelijnsbijstand

http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__547/4986/default.aspx

http://www.steunpunt.be/xcms/lang__nl-

BE/mid__13879/ModeID__0/EhPageID__562/4986/default.aspx

http://www.alba.be/alba_index.php

http://www.suggnome.be/bemiddeling.php

http://www.machtelings.be/w_bemiddeling.aspx

http://www.suggnome.be/vzw_historiek.php

http://www.suggnome.be/vzw_visie.php

Page 198: masterproef nieuwe versie - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/276/RUG01-001458276_2011_000… · H. Humphrey Voorwoord Eerst en vooral gaat een woord van dank uit

188

http://www.suggnome.be/vzw_org.php

http://www.suggnome.be/vzw_forum.php

http://www.gva.be/dekrant/experts/johndewit/procureur-dams-licht-slachtoffers-in.aspx

http://www.just.fgov.be/dvso/victimeNl/index.htm

www.wvc.vlaanderen.be/welzijnenjustitie/slachtofferhulp/spsh.htm

http://www.juriwel.be/smartsite.net?id=11254

http://www.machtelings.be/w_herstel.aspx