FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent...

131
FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Boekhoudnormen voor verzekeringsondernemingen Een juridische benadering van de solvabiliteitsregels - Masterproef van de opleiding ‘Master in de Rechten’ Academiejaar 2009 - 2010 Jocelyne Persyn 20052391 Major Burgerlijk- en Strafrecht Promotor Prof. Dr. K. Bernauw Commissaris Prof. Dr. I. Van de Woesteyne

Transcript of FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent...

Page 1: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID

Boekhoudnormen voor verzekeringsondernemingen

Een juridische benadering van de solvabiliteitsregels

-

Masterproef van de opleiding

‘Master in de Rechten’

Academiejaar 2009 - 2010

Jocelyne Persyn

20052391

Major Burgerlijk- en Strafrecht

Promotor Prof. Dr. K. Bernauw

Commissaris Prof. Dr. I. Van de Woesteyne

Page 2: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

VOORWOORD

In deze Masterproef worden de boekhoudnormen die gelden voor verzekeringsondernemingen

onder de loep genomen.

Ik volgde de grondige studie Verzekeringen, gedoceerd door Prof. Dr. K. Bernauw waar mijn

interesse voor het verzekeringswezen werd opgewekt. Ik besloot dan ook om binnen dit

opleidingsonderdeel mijn Masterproef uit te werken. Het was een bewuste keuze om daarbij

verder in te gaan op de boekhoudkundige aspecten binnen een verzekeringsonderneming

omdat ik van oordeel ben dat binnen de opleiding Rechten er slechts in een beperkte mate

wordt teruggekoppeld naar de boekhouding en accountancy van een onderneming. Nochtans

is het aantal juristen in de ondernemingswereld niet gering. Omdat ik ook over deze aspecten

meer te weten wilde komen maakte ik graag de combinatie van verzekeringen en

boekhouden...

Toch wens ik de nadruk te leggen op het feit dat deze Masterproef steeds vertrekt van een

benadering van de boekhoudnormen voor verzekeringsondernemingen waarbij de nadruk ligt

op de juridische aspecten, eerder dan de technische, vaak complexe boekhoudkundige

methoden en bewerkingen.

Mijn oprechte dank gaat uit naar Prof. Dr. K. Bernauw die de delicate taak van promotor bij

de totstandkoming van deze Masterproef op zich nam.

Page 3: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

i

INLEIDING 1

TITEL 1. HISTORISCHE SCHETS 3

Hoofdstuk 1. Tijdslijn 3

1. Inleiding 3

2. Babylonië en Fenicië 4

3. Griekse Tijd 5

4. Pax Romana 6

5. Middeleeuwen 8

6. Renaissance 12

7. Nieuwe Tijd 13

Hoofdstuk 2. Conclusie 16

TITEL 2. BOEKHOUDKUNDIGE VERPLICHTINGEN VOOR

VERZEKERINGSONDERNEMINGEN 18

Hoofdstuk 1. Verzekeringen en hun economische waarde 18

Hoofdstuk 2. Europese Unie 23

Afdeling 1. Algemeen 23

Afdeling 2. Vrijheid van dienstverlening en vrijheid van vestiging 24

Onderafdeling 1. Vrijheid van dienstverlening en vrijheid van vestiging

in het EG-Verdrag 24

Onderafdeling 2. Interpretatie door het Hof van Justitie 26

Afdeling 3. Drie generaties richtlijnen 28

Onderafdeling 1. Eerste generatie 28

§ 1. Toegang, uitoefening, vergunning 29

§2. Solvabiliteit van de verzekeringsonderneming 31

Onderafdeling 2. Tweede generatie 33

§1. Voorgeschiedenis 34

§2. Totstandkoming van de tweede generatie 37

§3. Schadeverzekeringen 38

§4. Levensverzekeringen 41

Onderafdeling 3. Derde generatie 42

Page 4: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

ii

§1. Totstandkoming 42

§2. Inhoud 43

§3. Enige vergunning 44

§4. Home country control 45

§5. Minimale harmonisatie 46

a. afschaffing a priori controle op polisvoorwaarden

en tarieven 46

b. technische reserves 48

c. corresponderende activa 49

Onderafdeling 4. Besluit omtrent de drie generaties 49

Afdeling 4. Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad

van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied

van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen 50

Onderafdeling 1. Comité van Europese toezichthouders op

verzekeringsondernemingen 50

Onderafdeling 2. Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad

van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn 73/239 van de Raad op het

gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen 53

Hoofdstuk 3. Belgische controlereglementering 56

Afdeling 1. Algemeen 56

Afdeling 2. Hervorming van het toezichtstelsel 57

Afdeling 3. Controle-organismen 58

Onderafdeling 1. CBFA 58

Onderafdeling 2. Erkend commissarissen 60

Onderafdeling 3. Commissie voor de verzekeringen 61

Afdeling 4. Controlewet en haar uitvoeringsbesluiten 61

Onderafdeling 1. Toepassingsgebied 62

Onderafdeling 2. Vergunning en enige vergunning 63

Onderafdeling 3. Bedrijfsstructuur 65

§1. Vorm en doel 65

§2. Geschiktheid van de aandeelhouders en bestuur 66

Onderafdeling 4. Materiële controle 67

Page 5: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

iii

Onderafdeling 5. Prudentiële reglementering 67

§1. Splitsing van activiteiten 68

§2. Solvabiliteit en solvabiliteitsmarges 69

a. samenstelling en bestanddelen van de beschikbare

solvabiliteitsmarge 71

b. berekening van de vereiste solvabiliteitsmarge

voor de activiteiten “niet-leven” 74

c. berekening van de vereiste solvabiliteitsmarge

voor de activiteiten “leven” 75

§3. Waarborgfonds 76

§4. Technische reserves 76

§5. Dekkingswaarden en het bijzonder vermogen 79

§6. Herstel- en interventiemaatregelen 81

a. herstel 81

b. interventie 82

Onderafdeling 6. Financiële rapportering 83

§1. Jaarrekening, balans, resultatenrekening

en toelichting – algemeen 83

§2. Jaarrekening, balans, resultatenrekening

en toelichting – verzekeringsondernemingen 85

a. samenstelling resultatenrekening 85

b. registratie van de premies, acquisitie 87

c. registratie van de schadegevallen 88

d. registratie van de beleggingen 89

e. registratie van de algemene administratiekosten 90

Hoofdstuk 4. Solvency II 90

Afdeling 1. Inleiding 90

Afdeling 2. Reden tot hervorming 91

Afdeling 3. Solvency II: nieuwe solvabiliteitsvereisten 93

Onderafdeling 1. Lamfalussy-procedure 93

Onderafdeling 2. Doel 95

Onderafdeling 3. Inhoud Solvency II 96

§1. Pijler 1 – kwantitatieve aspecten 97

Page 6: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

iv

a. waardering van activa en passiva 97

b. technische voorzieningen 97

c. eigen vermogen 98

d. solvabiliteitsvereisten 99

e. beleggingen 101

§2. Pijler 2 – kwalitatieve vereisten en toezicht 102

a. kwalitatieve aspecten 102

b. verzekeringstoezicht 104

§3. Pijler 3 – openbaarmakingsvereisten 106

a. informatieverstrekking aan

toezichthoudende instanties 106

b. jaarlijkse rapportering 106

Afdeling 4. Uitvoeringsmaatregelen, “principle based”-benadering en

de relatie tussen Solvency II en IFRS 107

Onderafdeling 1. Uitvoeringsmaatregelen 107

Onderafdeling 2. “Principle based approach” 108

Onderafdeling 3. Solvency II en IFRS 110

Afdeling 5. Gevolgen van Solvency II 112

Onderafdeling 1. Gevolgen voor verzekeringsondernemingen 112

Onderafdeling 2. Gevolgen voor consument-verzekeringsnemers 115

Afdeling 6. Besluit 115

BESLUIT 117

BIBLIOGRAFIE 118

Page 7: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

1

INLEIDING

Verzekeringen vervullen een zeer belangrijke economische en sociale functie in de

maatschappij. Die economische en sociale waarde weegt zo zwaar dat het van groot belang is

dat verzekeringsondernemingen steeds in de mogelijkheid zijn om hun verplichtingen die zij

hebben tegenover verzekeringsnemers, verzekerden en begunstigden na te komen.

Verzekeringsondernemingen moeten in staat zijn om ongunstige klimaten waarmee ze

mogelijk geconfronteerd worden op te vangen en te vermijden dat de belangen van

verzekeringsnemers, verzekerden en begunstigden aangetast worden.

Daarom moeten zij verschillende kapitaalvereisten en boekhoudkundige verplichtingen

naleven zodat toezichthoudende overheidsinstanties steeds een perfect zicht hebben op de

financiële situatie van de verzekeringsondernemingen. Zo kunnen zij indien nodig, op het

gepaste ogenblik, met de gepaste maatregelen ingrijpen.

De Europese Unie verplicht ons om niet enkel meer in nationale termen te denken maar steeds

het Europese belang in acht te nemen. Het Verdrag van Rome stelde een interne Europese

markt voorop als doelstelling. Ook binnen de verzekeringssector werd een dergelijke

eengemaakte markt gecreëerd. Deze evolutie startte in de jaren 70 en is met de realisatie van

Solvency II nog steeds in volle ontwikkeling. Gedurende de voorbije jaren werd de

verzekeringssector immers geconfronteerd met bijzondere marktontwikkelingen die vereisten

dat ook de Europese regelgeving met betrekking tot de interne verzekeringsmarkt hierop

anticipeerde.

In deze Masterproef staat de controle op verzekeringsondernemingen en de boekhoudkundige

verplichtingen die voor verzekeringsondernemingen gelden centraal.

De Masterproef gaat van start met een historische schets over het ontstaan van de

verzekeringen. De geschiedenis van de verzekeringen interesseert me ten zeerste waardoor ik

besloot er een kort overzicht van weer te geven in dit werk.

Vervolgens komt de hoofdbrok van de Masterproef aan bod waarbij vertrokken wordt vanuit

het Europees perspectief. De creatie van een eengemaakte, interne verzekeringsmarkt

Page 8: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

2

gebeurde niet in één stadium en wordt gekenmerkt door de drie generaties van richtlijnen

waarbij telkens een stap richting harmonisatie werd genomen.

Vervolgens maken we de sprong naar de Belgische controlereglementering. Het Belgische

toezichtstelsel is een nieuw, jong toezichtstelsel als gevolg van recente hervormingen. Eerst

wordt ingegaan op de controle-organismen bestaande uit de CBFA, de erkende

commissarissen en de Commissie voor de verzekeringen. Vervolgens komt de Controlewet en

haar uitvoeringsbesluiten, waarvan het Controlereglement de belangrijkste is, aan bod.

Daarbij worden de bedrijfsstructuur, de vergunning en de materiële controle die door de

CBFA wordt uitgeoefend besproken. Vervolgens wordt ingegaan op de prudentiële

reglementering waar de solvabiliteitsvereisten, het waarborgfonds, de technische reserves en

de dekkingswaarden de hoofdrol spelen. Als laatste aspect van de Belgische

controlereglementering wordt ingegaan op de financiële rapportering die door

verzekeringsondernemingen moet gebeuren.

Het laatste hoofdstuk bespreekt dan Solvency II waardoor belangrijke wijzigingen, zowel op

kwalitatief als kwantitatief vlak werden aangebracht in de regels met betrekking tot de

solvabiliteitsvereisten, het verzekeringstoezicht en de openbaarmakingsvereisten. Zowel de

drie pijlers als de uitvoeringsmaatregelen komen aan bod, alsook de relatie tussen Solvency II

en IFRS.

Page 9: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

3

TITEL 1. HISTORISCHE SCHETS

Hoofdstuk 1. Tijdslijn

1. Inleiding

1. Het ontstaan van verzekeringen moet gesitueerd worden in de constante zoektocht van de

mens naar een bescherming en beveiliging tegen bepaalde bedreigingen die kunnen

voortvloeien uit het handelen en de activiteiten van de mens alsook uit haar omgeving.

2. In de primitieve maatschappijen was de noodzaak aan een verzekering onbestaande,

aangezien dergelijke samenlevingen georganiseerd werden rond volksstammen en nauw

familieverband. Alles draaide rond het in stand houden van de menselijke soort in de

vijandelijke omgeving waarmee hij dagelijks in aanraking kwam. Die vijandelijke omgeving

bestond voornamelijk uit bedreigende natuurlijke factoren. De mens diende zich fysiek te

beschermen tegen regenslag, storm, blikseminslagen etc. Het ging dus om het vrijwaren,

beschermen en beveiligen van de ‘lichamelijke mens’. Bij tegenslagen kon men rekenen op de

bijstand van de familie- en stamleden.1

Naarmate die primitieve samenlevingen zich echter verder gingen ontwikkelen tot

beschavingen vergleed de nadruk op het familiale verwantschap en werd men geconfronteerd

met andere risico’s. De mens begon immers een vermogen aan te leggen dat, net zoals zijn

lichamelijkheid, ook nood had aan bescherming. De nadruk lag niet meer op het zoeken naar

bescherming tegen natuurfenomenen maar verschoof naar het zoeken naar een bescherming

van het vermogen tegen menselijk handelen en menselijke eigenschappen. Het aanleggen van

een vermogen brengt immers vaak kwaadwilligheid en jaloezie naar boven in andere

individuen die de mens dan als vijand gaat beschouwen.2

3. De evolutie en stijging van de welvaart brengt een groter aantal risico’s voor de mens en

zijn vermogen met zich mee, waardoor de nood aan bescherming en zekerheid stijgt.3 De

lotsverbondenheid maakte plaats voor bijstand en support, georganiseerd tussen groepen van

individuen met dezelfde belangen.4

1 J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 7.

2 G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 556.

3 G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 556.

4 J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 7.

Page 10: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

4

2. Babylonië & Fenicië5

4. Tussen 3000 en 2000 voor Christus bloeiden verschillende hoogstaande culturen open in

het Nabije Oosten.

Voornamelijk het Babylonische rijk ontplooide zich rond 1800 v. Chr. tot een grote

beschaving. Het Tweestromenland, gelegen tussen de Tigris en de Eufraat was een zeer

vruchtbaar gebied, mede dankzij de irrigatietechnieken die door het Babylonische volk

ontwikkeld werden. De opbrengsten van dit fertiele gebied lagen aan de oorsprong van een

levendige handel, waarbij het ging om een ruilhandel aangezien de munt hen nog niet bekend

was. Die intensieve handel werd mogelijk gemaakt door vervoer op de twee stromen en langs

de twee stromen via ezelskaravanen. Deze karavanen werden voorbereid op zware tochten en

lange afstanden doorheen woeste streken en wildernissen waarbij het risico op plunderen en

roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof dat aanleiding gaf tot een eerste

vorm van dekking tegen een mogelijk risico.6

Tussen de karavaanleider en de handelaar werd een inventaris opgesteld van de te vervoeren

goederen. Beide partijen hielden een lemen lei bij zich waarop deze inventaris werd gebeiteld.

Bij behouden aankomst van de karavaan op de plaats van bestemming was de karavaanleider

de helft van de winst verschuldigd aan de handelaar. In het geval dat het risico van roof of

plundering zich effectief voordeed werd de karavaanleider bevrijd van betaling.

5. Naast een dekking tegen een bepaald risico werd tevens voorzien in een spreiding van

risico. Indien een bepaalde deelgenoot van een karavaan een ezel verloor door diefstal of een

andere oorzaak buiten zijn schuld, werd de schade door alle deelnemers van de karavaan

vergoed.7

6. De Codex Hammurabi, opgesteld onder heerschappij van de Babylonische vorst

Hammurabi8 en nog steeds te bewonderen in het Louvre in Parijs, is de eerste codificatie van

wetten die teruggevonden is. Het behandelt een gans scala aan onderwerpen waaronder

landbouw, moord, diefstal en schade aan goederen en levert ons de eerste sporen van

rudimentair verzekeringsrecht.9

5 Het hoogtepunt van de Babylonische geschiedenis is te situeren tussen 1800 v. Chr. en 540 v. Chr. De Feniciërs

kenden hun hoogtepunt tussen 1200 v. Chr. en 800 v. Chr. 6 J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 8.

7 H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 29.

8 Hammurabi bestuurde Babylonië van 1792 tot 1750 v. Chr.

9 R. RYCKAERT, “Van Manusmrti tot Lloyd’s koffiehuis”, Verz.W. 2009, afl. 17, 1-15 november 2009, (33) 33.

Page 11: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

5

De Codex Hammurabi voorzag in een specifiek instrument: de (lening op) bodemerij.10

De

bodemerij werd gedefinieerd als een overeenkomst tussen een geldschieter en een

geldopnemer, vaak een kapitein, waarbij een bepaalde som geld ter beschikking werd gesteld

om het schip voor te bereiden en uit te rusten met het oog op de zeereis. Indien het schip

inclusief de lading volledig en behouden op de vooraf aangeduide bestemming arriveerde,

was de geldopnemer gehouden tot terugbetaling van de hoofdsom, verhoogd met een

aanzienlijke rente. Wanneer het schip en/of de lading geheel of gedeeltelijk teniet ging als

gevolg van weersomstandigheden, storm, piraterij of zeeroof was de geldopnemer vrijgesteld

van terugbetaling.11

Hier is er dus sprake van een risicospreiding tussen geldschieter en

geldopnemer.

7. De Feniciërs bestreken de gebieden rond de Middellandse Zee in dezelfde periode als de

periode van bloei van het Babylonische Rijk. Ze ontplooiden zichzelf tot belangrijke

zeevaarders en maritieme handelaars via hun stadstaathavens. Deze havens vormden het

eindpunt van de Babylonische karavanen. De goederen die hier afgeleverd werden, werden

door de Feniciërs verder vervoerd over de ganse Middellandse Zee. Hun contacten met de

Babyloniërs brachten al snel met zich mee dat de Feniciërs de risicodekking en –spreiding van

de Babyloniërs overnamen.12

Net zoals het vervoer bij de Babyloniërs was de

transportactiviteit van de Feniciërs immers niet vrij van gevaren. De afwezigheid van enige

navigatie-instrumenten, de schering en inslag van piraterij en de schepen die niet bestand

waren tegen een ruwe zee en gure weersomstandigheden creëerden een risico. Ook de

Feniciërs voorzagen in een zekere bescherming tegen deze risico’s. De te vervoeren

handelswaren werden door de handelaar aan de kapitein van het schip overgedragen. Wanneer

het schip echter gekaapt, overvallen of geplunderd werd, werd de kapitein ontslagen van zijn

verplichtingen tegenover de handelaar.13

3. Griekse tijd

8. Geografisch was het Oude Griekenland moeilijk als één entiteit aan te duiden. Het bestond

voornamelijk uit verschillende koloniën rond de Middellandse Zee waartussen een gedreven

10

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 40. 11

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 14; H. VAN

BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 40. 12

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 12. 13

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 12.

Page 12: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

6

handel werd uitgebouwd en die dus bijdroeg aan de uitbouw van de zeevaart op de

Middellandse Zee.

Zich baserend op de kennis met betrekking tot de zeevaart die reeds bij de Feniciërs aanwezig

was, bouwden de Grieken de maritieme systemen en technieken verder uit. Informatie

omtrent gevaarlijke zeegebieden werd langzaam in kaart gebracht en schepen werden beter

uitgerust en steviger gebouwd zodat de Grieken leiders werden in het zeevervoer.14

9. De Grieken voorzagen in bepalingen met betrekking tot averijgrosse waarbij de verliezen

die geleden werden als gevolg van schade die werd aangebracht aan het schip en/of de lading

om ze te vrijwaren van verdere schade, verdeeld werden over de eigenaars van respectievelijk

het schip en de lading. Tevens pasten ze ook de lening op bodemerij toe.15

10. Later werd in de vierde eeuw onder Alexander de Grote door de Minister van Financiën

Antimenes een verzekeringsmethodiek opgesteld waarbij voor het eerst sprake zou zijn van

vaste premies.16

Het ging om een zekere slavenverzekering waarbij de meester van een slaaf

zich kon verzekeren tegen het risico van ontsnapping van een slaaf. Per jaar en per slaaf werd

door de meester een vaste premie17

betaald. Bij het weglopen van een slaaf werd aan de

meester een vergoeding uitbetaald.

4. Pax Romana18

11. Gedurende het hoogtij van het Romeinse Rijk, de Pax Romana, de periode van eendracht,

rust en stabiliteit, werd Rome gekenmerkt door een voorspoedige handel. Voornamelijk de

ontwikkeling van een wegennet, door middel van het aanleggen van de heirwegen, maakte het

de handelaars mogelijk hun goederen en koopwaar gemakkelijker te vervoeren. Ook de

Middellandse Zee werd intens bevaren door de Romeinse handelaars.19

12. Deze hoogbloei van het Romeinse Rijk creëerde bij de rijke Romeinse families, die het

fundament van de staat vormden, een gevoel van rust en vertrouwen, zij voelden geen

noodzaak naar een zoektocht naar zekerheid aangezien zij eventuele tegenspoed en

14

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 13. 15

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 14. 16

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2001, 9; H. VAN

BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 29. 17

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2001, 9; G. DE

RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 557. 18

De Pax Romana bestrijkt de periode tussen ca. 30 v. Chr en 180 n. Chr. 19

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 18.

Page 13: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

7

moeilijkheden gemakkelijk zelf geldelijk konden opvangen. Daarentegen waren de slaven en

arme burgers volledig afhankelijk van de staat en hadden zij geen vermogen of eigendom dat

verzekerd kon of moest worden zodat ook voor deze groep binnen de maatschappij

verzekering overbodig was.20

13. Toch is het zo dat risicodekking en de risicospreiding reeds gekend waren in de provincies

van het Romeinse Rijk. De Romeinen hielden immers de tradities en gebruiken die reeds door

vroegere volken ingevoerd waren in stand. Op die manier werden de verzekeringstechnieken

die door de Feniciërs gehanteerd werden overgenomen en behouden.21

Zo kenden ook de Romeinen het principe van de bodemerij dat door hen eerder als een

geldbelegging dan als een verzekering beschouwd werd.22

Romeinse reders die hun schip en

de zeereis wilden laten financieren deden een beroep op geldschieters en sloten een lening af

tegen een zeer hoge rente. Indien schip en lading verloren gingen werden zij van hun

terugbetalingsplicht ontslaan. Het percentage van de hoofdsom dat als rente aangerekend

mocht worden varieerde van 6% voor een gewone zakelijke transactie, 12% voor zeetransport

en tot zelfs 30% in de wintertijd voor zeevervoer.23

Deze rente omvat dus duidelijk een risico-

element en zou als verzekeringspremie beschouwd kunnen worden.24

14. Verschillende keizers creëerden nieuwe vormen van verzekering. Zo uitte Livius zijn

bezorgdheid en ongenoegen met betrekking tot vrijwillige schipbreuk en maritieme fraude en

benadrukte hij dat het risico verbonden aan het transport over de Middellandse Zee

opgevangen moest worden door een zeevaartverzekering. 25

15. Andere vormen van verzekeringen waren vooral de compensatie voor Romeinse

graanhandelaars in geval van verlies van oogst door storm.26

16. Door middel van de oprichting van begrafenisclubjes27

of Collegia Funeratica werd

voorzien in een soort verzekering van de begrafeniskosten. Slaven en armen werden in geval

van overlijden eenvoudigweg in een gemeenschappelijke grafput gedumpt. Door zich echter

20

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 18. 21

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 19. 22

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 14. 23

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 40. 24

G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 557. 25

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 21. 26

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2001, 10. 27

R. RYCKAERT, “Van Manusmrti tot Lloyd’s koffiehuis”, Verz.W. 2009, afl. 17, 1-15 november 2009, (33) 33.

Page 14: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

8

aan te sluiten bij dergelijke begrafenisvereniging kon dit vermeden worden. De bijdragen die

door de leden werden betaald werden immers aangewend om de begrafeniskosten te dragen

indien een lid overleed en soms werd zelfs voorzien in een vergoeding voor de overlevende

familieleden zodat er sprake was van een eerste vorm van levensverzekering.28

Wel moet

vermeld worden dat de premie die betaald diende te worden nog niet afhankelijk gesteld werd

van de leeftijd.29

17. Ook de averijgrosse werd door de Romeinen gehanteerd en opgenomen in de Lex Rhodia

de Iacta omstreeks de 7e Eeuw v. Chr.

30

5. Middeleeuwen31

18. Gedurende de Middeleeuwen vervulden de gilden een belangrijke rol. De gilden of

beroepsverenigingen verenigden de handelaars en ambachtslieden en voorzagen in onderlinge

bijstand, hulp, trouw en wederzijdse bescherming gebaseerd op solidariteit. Zo werd voorzien

in geldelijke bijstand aan weduwen en wezen van overleden gildebroeders zodat we ook hier

kunnen spreken van een vorm van levensverzekering. De gilden stonden ook in voor de

begrafeniskosten32

en traden op in geval van brand of gevangenschap. Werd een gildebroeder

gevangen genomen dan betaalde de gilde de borg of het losgeld.33

19. Tevens moet melding gemaakt worden van de twee montes: montes profani en montes

pietatis. Beiden vinden hun oorsprong in Italië terug. De montes profani kunnen omschreven

worden als overheidsinstellingen via dewelke geld werd geïnd tegen een levenslange rente.

Het ging dus om vroege kredietinstellingen waar een lening aan de overheid werd

afgesloten.34

20. Uit de montes profani groeiden de montes pietatis of Bergen van Barmhartigheid die

fungeerden als liefdadigheidsbanken. Deze montes beschermden de arme bevolking tegen de

woekerinteresten die gevraagd werden bij het aangaan van bepaalde leningen door leningen

28

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 22. 29

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 30. 30

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 25. 31

De Middeleeuwen starten met de val van het West-Romeinse Rijk in 476 n. Chr. Over het algemeen wordt

aangenomen dat zij een einde nemen met de val van het Byzantijnse Rijk in 1453 n. Chr. 32

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 28. 33

M. DE GRAEVE en M. GYSELAERS, Praktisch verzekeringsrecht, Antwerpen, De Boeck, 2006, 18. 34

M. DE GRAEVE en M. GYSELAERS, Praktisch verzekeringsrecht, Antwerpen, De Boeck, 2006, 18.

Page 15: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

9

tegen lage rentes te verstrekken.35

De term pietatis of liefdadigheid duidt aan dat deze montes

geen winstoogmerk voor ogen hadden maar dat de barmhartigheid primeerde.

Deze montes voorzagen tevens in een uitzet- of bruidsschatverzekering. Deze verzekering

werd aangegaan door de vader van een pasgeboren dochter. Bij de geboorte maakte hij een

bepaald bedrag over aan de mons waarna de mons zich ertoe verbond om het bedrag in

tienvoud terug te storten aan de man op het ogenblik van het huwelijk van zijn dochter. Indien

zij ongehuwd bleef of indien zij stierf alvorens het huwelijk plaatsvond ging het recht op

uitkering verloren.36

Hier hebben we aldus te maken met een zekere vorm van

lijfrenteverzekering die de voorloper is van de tontine.

21. De tontine ontleent haar naam aan de Italiaan Lorenzo Tonti37

. De bankier Tonti was de

vader van de zogenaamde tontinaire geldlening en werd ingeschakeld door de Franse Minister

van Financiën Mazarin.38

Zijn tontinaire geldlening kwam neer op een soort overlevingskas of

spaarkasformule waarbij verschillende personen een kapitaal verzamelden. De totale interest

kwam toe aan de nog in leven zijnde deelnemers. Het aandeel van de overleden deelnemers

werd over de overlevenden verspreid. Het was mogelijk om op een bepaald vooraf

afgesproken ogenblik het totale kapitaal verdelen onder de langst levenden. Indien er niets

bepaald was kwam de totaliteit van het kapitaal aan de langstlevende van alle deelnemers toe.

Dit principe werd ook door de kapitaalbehoeftige Franse overheid toegepast. Ze inde geld van

haar burgers, jaarlijks werd de rente onder de nog in leven zijnde deelnemers verdeeld, bij

overlijden van de allerlaatste langstlevende kwam het kapitaal aan de staat toe.39

De lijfrente

werd op deze manier dus aangewend om de staatskas te spijzen.

Onder het publiek ontstond echter al snel verwarring tussen de levensverzekering en de

tontine. Er moet ook opgemerkt worden dat de lijfrente in de vorm van tontine zoals ze toen

gehanteerd werd onafhankelijk was van de leeftijd van de deelnemer en niet gelinkt was aan

het sterftecijfer. Hier werd dan ook op ingespeeld door de tontine af te sluiten op namen van

kinderen wat met zich meebracht dat de tontine, hoewel het haar oospronkelijke doel was om

de staatskas te spijzen, geen voordeel met zich meebracht voor de staat.40

35

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 32. 36

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 28; H. VAN

BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 32. 37

Napels, °1630 - † 1684 38

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 32. 39

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 32. 40

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 36.

Page 16: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

10

22. We keren nog even terug naar het zwaartepunt van de Middeleeuwen waar de

maatschappij een samenstelling kende bestaande uit de geestelijken, de adel, de boeren en de

ambachtslieden. Handel en handelaars kwamen in deze ordening niet voor. De Kerk

veroordeelde immers alle activiteiten en praktijken die met handel te maken hadden en trad

ook op tegen de woekerinteresten die schering en inslag waren in tijden van geldnood.41

Paus

Gregorius IX verbood in 1237 om die reden het stipuleren van enige rente in de bodemerij,

die net gekenmerkt werd door hoge interesten.42

Dit beïnvloedde uiteraard de handel en de

scheepvaart, de geldschieter was niet meer geneigd om geld ter beschikking te stellen

aangezien zijn winst, de rente die aangerekend werd, wegviel. Maar vernuftigheid won het op

het pauselijke verbod want de Italiaanse juristen ontwikkelden verschillende leencontracten

gebaseerd op voorafname: een bepaald percentage van de uitgeleende som wordt vooraf

afgehouden, later moest wel het totale nominale bedrag worden terugbetaald. Op deze manier

kon men ontsnappen aan het pauselijke verbod, het ging immers niet meer om een lening

tegen een bepaalde interest. Ook de financiering van zeereizen gebeurde sinds het verbod op

de lening op bodemerij door middel van voorafname.43

23. Bij het hanteren van deze vorm van lening was er echter geen sprake van enige vorm van

risicodekking. De oplossing hiervoor werd gezocht in de verkoop onder ontbindende

voorwaarde.44

Deze verkoop onder ontbindende voorwaarde met de risicodekking als doel

hield in dat er een verkoopovereenkomst werd gesloten. De partijen bij deze overeenkomst

waren de kapitein of reder en de persoon die voorheen de geldschieter was bij de lening op

bodemerij. De vroegere geldschieter betaalde dan een koopsom voor het schip en de lading en

werd dus eigenaar. Er werd echter bedongen dat de verkoopovereenkomst nietig was wanneer

het schip inclusief lading behouden aankwam op de bestemming. Enkel in geval van averij of

schade bleef de verplichting tot betaling van de koopsom bestaan. Daarnaast was de kapitein

of reder gehouden tot het betalen van een bepaalde som aan de ‘koper’ of vroegere

geldschieter. Deze som werd gekwalificeerd als een waarborg voor de overdracht van het

schip, de koper behield deze som ongeacht in welke staat het schip in de haven aankomt.45

41

G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 557; H. VAN

BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 29. 42

G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 557. 43

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 30. 44

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 30. 45

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 30.

Page 17: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

11

24. Deze rechtshandelingen lagen aan de oorsprong van de verzekeringen zoals wij ze nu

kennen. Er is bij deze rechtshandelingen immers voor het eerst sprake van twee van de

belangrijkste elementen die essentieel zijn om van een verzekering te kunnen spreken: de

prestatie van de verzekeringsnemer (de kapitein of reder) die bestaat uit het betalen van de

premie en de prestatie van de verzekeraar, namelijk het uitkeren van vergoeding in geval van

schade of verlies.46

Door het hanteren van de verkoop onder ontbindende voorwaarde kwam

men tot het inzicht dat de dekking van het risico volledig zelfstandig en onafhankelijk kon

bestaan van de geldlening.47

25. De grondslag voor onze moderne verzekeringscontracten werd in verschillende Noord-

Italiaanse steden gelegd. Het ging telkens weer om zeeverzekeringen om wille van de

uitvinding van het kompas die het mogelijk maakte nieuwe zeeroutes uit te stippelen en

waardoor handel en zeevervoer opnieuw een hoogtij kenden.48

26. De eerste verzekeringspolis die we als een moderne verzekeringspolis mogen

beschouwen dateert van 1318 en werd in Florence afgesloten.49

Florence vormde samen met

de Vlaamse steden de bakermat voor de handel in stoffen. In 1370 werd in Genua het eerste

herverzekeringscontract afgesloten.50

In de 15e en 16

e eeuw werd de Noord-Italiaanse regio

Lombardije echter geteisterd door verschillende oorlogen met een emigratiestroom als gevolg.

De emigranten vestigden zich in Engeland, Frankrijk, Spanje en Portugal en brachten

Italiaanse gewoonten en gebruiken met zich mee, waaronder de verzekeringstechniek. Zo

werd in Barcelona de Ordonnantie van Barcelona uitgevaardigd die vooral misbruiken met

betrekking tot verzekeringen wou bestrijden. Ze stelde reeds de vereiste dat elke verzekering

te goeder trouw opgesteld moest zijn, trad op tegen bedrog en oplichting en eiste dat elke

polis de waarde van het verzekerde voorwerp vermeldde. De Ordonnantie van Barcelona was

tevens de eerste verzekeringsregeling die voorzag in een vaste premie.51

27. Als gevolg van de emigratiestroom verplaatste de kern van de handel, die zich

oorspronkelijk in de regio’s rond de Middellandse Zee bevond, zich richting de Nederlanden.

46

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 30. 47

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 32. 48

G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 557. 49

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 47;

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 34. 50

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 34. 51

M. DE GRAEVE en M. GYSELAERS, Praktisch verzekeringsrecht, Antwerpen, De Boeck, 2006, 18; J. VAN DE

RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 35.

Page 18: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

12

Zo werd Brugge bijvoorbeeld een belangrijke handelskern waar, volgens de Chronycke van

Vlaenderen, reeds in 1310 een Verzekeringskamer werd opgericht. Het is echter niet

aannemelijk dat reeds in deze periode een Kamer van Assurantiën opgericht zou zijn

aangezien de verzekeringen op deze datum nog niet ver genoeg verspreid, gekend en gebruikt

zijn om het oprichten van dergelijke Kamer te rechtvaardigen.52

Het is mogelijk dat de auteur

van de kronieken de oprichting van de Brugse Verzekeringskamer iets vroeger heeft

gesitueerd dan dat ze werkelijk heeft plaatsgevonden.

28. Toch werden in de late Middeleeuwen in West-Europa verschillende Kamers van

Assurantiën opgericht. Deze instituten vormden het aanspreekpunt voor burgers die een

verzekering tegen vaste premie wilden aangaan voor hun goederen die over zee vervoerd

moesten worden.53

6. Renaissance54

29. De Nieuwe Tijd wordt gekenmerkt door veel wijzigende regelgevingen en experimenten

met betrekking tot verzekeringen.

30. Het is Keizer Karel V die in 1544 voor het eerst een volledige reglementering van

verzekeringen liet opstellen. Er werden ontelbare ordonnanties en plakkaten uitgevaardigd die

het bedrog en misbruik aan boord trachtten te leggen door enkel door de staf geaccrediteerde

makelaars toe te laten en strenge straffen op te leggen in geval van overtreding.55

31. Enkele jaren later, in 1569, maakt landvoogd Alva er echter korte metten mee door

verzekeringen volledig te verbieden om wille van het feit dat ze aanleiding zouden geven tot

bedrog, kwade trouw, misbruik en schade aan de gemeenschap. Deze maatregel had uiteraard

tot gevolg dat alle handel en scheepvaart volledig stilvielen. Na het vertrek van Alva werd

door Filips II in 1570 de Ordonnantie van Antwerpen opgesteld waarin verzekeringen

opnieuw werden toegelaten.56

52

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 35. 53

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 49. 54

De Renaissance bestrijkt de periode van halfweg de 16e eeuw tot en met de 17

e eeuw.

55 H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 49.

56 J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 37.

Page 19: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

13

32. Honderd jaar na de Ordonnantie van Antwerpen werd onder Louis XIV door de Minister

van Financiën, Jean-Baptiste Colbert, de Ordonnance de la Marine opgesteld. Zij groeide later

uit tot de Code de Commerce. Deze Ordonnance vormde een collectie van de

handelsgewoonten in Frankrijk en behandelde ook de verzekeringen en eventuele problemen

die ermee gepaard konden gaan.57

De Franse overheid verkocht toen, net zoals de montes in

de Middeleeuwen, rentebrieven tegen een bepaalde rente die voor alle leeftijden gelijk was.58

In de 17e eeuw kende de tontine opnieuw een korte periode van glorie.

33. Opmerkelijk is dat bij de ganse bespreking van het ontstaan van de verzekeringen in de

loop van de geschiedenis de verzekeringen op geen enkele wijze op een wetenschappelijke

grondslag gebaseerd zijn. Rentebrieven, levensverzekeringen enz. werden verstrekt zonder dat

er rekening gehouden werd met leeftijd of sterftecijfer terwijl ze er wel rechtstreeks

afhankelijk van waren.

In de 17e eeuw kwam daar echter verandering in. Wiskundigen waaronder Blaise Pascal

voerden onderzoek naar kansberekening en de waarschijnlijkheidsleer. Blaise Pascal stelde

dat de lijfrente afhankelijk gesteld moest worden van sterftegegevens.59

De Nederlander

Johan De Witt bestudeerde het sterfteverloop en de sterftekansen in functie van de leeftijd.

Door de lijfrentes afhankelijk te maken van de sterftegegevens en dus verschillende rentes aan

te rekenen in functie van de leeftijd kon de overheid bijvoorbeeld wiskundig gaan berekenen

hoeveel het toekennen van deze lijfrentes hen zou kosten en opleveren.60

Deze wiskundigen legden de basis voor de wet van de grote getallen die onontbeerlijk is voor

de verzekeringen.

7. Nieuwe Tijd

34. Met het einde van de 17e eeuw sloeg de geschiedenis van de verzekeringen een volledig

andere weg in. Het afsluiten van verzekeringen was oorspronkelijk een aangelegenheid van

particulieren die geldelijk goed voorzien waren en die in het voorzien van verzekeringen voor

anderen een nevenactiviteit zagen die veel opbracht. Als gevolg van de groeiende

reglementeringen en regelgevingen omtrent verzekeringen werden de wettelijke eisen steeds

strenger, zo moest in een steeds groter wordende reserve en solvabiliteit voorzien worden.61

57

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 51. 58

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 39. 59

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 41. 60

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 36. 61

G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 558.

Page 20: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

14

Individuele particulieren konden steeds moeilijker aan deze vereisten voldoen. Dit vormde de

aanleiding tot het ontstaan van het verzekeringsbedrijf, de verzekeringsactiviteit werd vanaf

dan uitgeoefend door verzekeringsmaatschappijen.62

Daarnaast maakte de verstedelijking rond het einde van de 17e eeuw een sterke opmars zodat

ook nieuwe risico’s ontstonden. Zo brak in 1666 in Londen een gigantische brand uit die

zowat 13000 huizen vernielde. Dit gaf aanleiding tot het ontstaan van de brandverzekering.63

35. Bij de bespreking van de ontstaansgeschiedenis van de verzekeringen mag het verhaal van

Lloyd’s niet ontbreken.

In 1660 opende Edward Lloyd in Londen een “coffee house”. Het importeren van koffie

vanuit Arabië deed het in onze contreien uitgroeien tot een immens populaire drank. Lloyd’s

Coffee House werd gefrequenteerd door zeelieden, kapiteins en reders maar ook financiers en

verzekeraars. Het groeide uit tot een ontmoetingsplaats waar scheepvaartnieuws en ervaringen

werden uitgewisseld. Edward Lloyd merkte al snel dat zijn klanten niet enkel koffie kwamen

nuttigen in zijn etablissement maar dat het ook een plaats werd waar informatie omtrent de

scheepvaart werd uitgewisseld en waar handelszaken besproken werden. Naast het serveren

van koffie ging hij dan ook andere activiteiten uitoefenen: hij verzamelde scheepvaartnieuws

en de nieuwigheden die zijn koffiehuis bereikten en publiceerde die op regelmatige basis in

zijn Lloyd’s News.64

36. Het koffiehuis groeide langzaam uit tot een ontmoetingsplaats voorzien van een

bibliotheek, weerstations en zeekaarten.65

Als gevolg van de informatie die er permanent

aanwezig was werd Lloyd’s Coffee House de ideale plaats waar financiers en reders elkaar

ontmoetten en waar zij onder elkaar verzekeringen konden afsluiten nadat zij uiteenlopende

informatie over elkaar in het Coffee House konden raadplegen. Edward Lloyd was dus zelf

geen verzekeraar, hij was een loutere ondernemer die niet stilzat en zijn koffiehuis uitbouwde

tot een dienstverlenende zaak.66

37. Lloyd’s groeide uit tot hét centrum waar een kapitein of een reder die een verzekering

voor zijn schip nodig had zich tot een “Lloyd’s broker” of makelaar wendde. Het was de taak

62

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 52. 63

R. RYCKAERT, “Van Manusmrti tot Lloyd’s koffiehuis”, Verz.W. 2009, afl. 17, 1-15 november 2009, (33) 34. 64

G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 558. 65

Uitgebreide informatie omtrent de geschiedenis van Lloyd’s is terug te vinden op de website

http://www.lloyds.com/About_Us/History/ (consultatie op 12 november 2009). 66

G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 558.

Page 21: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

15

van de broker om ervoor te zorgen dat verschillende welstellende kooplieden op de

verzekeringspolis intekenden totdat het volledig te verzekeren bedrag gedekt was. Uiteraard

had de broker de plicht ervoor te zorgen dat enkel ingetekend werd door personen die

voldoende financiële solvabiliteit hadden. Men kon intekenen op de polis ten belope van een

bedrag dat de waarde van het volledige persoonlijke vermogen niet mocht overstijgen.67

38. In 1769 trokken de makelaars weg uit het koffiehuis en beschikten vanaf toen over een

eigen gebouw waar zij hun verzekeringsactiviteiten verder uitbouwden onder de naam “New

Lloyd’s Coffee House”.

Ook vandaag is Lloyd’s nog steeds een verzekeringsmarkt. Het wordt vaak omschreven als

een verzekeringsmaatschappij wat echter een foute benaming is. Het is immers een vereniging

van particulieren die verzekeringsactiviteiten of een verzekeringsbedrijf uitoefenen. Het is de

enige plaats waar nog privé-personen voor eigen rekening en risico verzekeringen aanbieden.

Het zijn vaak beleggers die in groepen een deel van een bepaald risico dragen, daarom is het

aangewezen eerder over een verzekeringsmarkt van vrije verzekeraars te spreken dan over een

verzekeringsmaatschappij.68

Ook nu nog werkt Lloyd’s volgens hetzelfde principe als in de 18e eeuw: “brokers” of

makelaars bieden op de markt risico’s aan waarop ingeschreven wordt door “underwriting

members”. Deze members zijn persoonlijk, met hun ganse vermogen en zonder enige

beperking aansprakelijk en moeten strenge condities (o.a. aantoonbaar vrij kapitaal)

vervullen.69

Deze members onderhandelen echter niet zelf omtrent één of andere polis, ze zijn

loutere kapitaalverschaffers. De members zijn verenigd in syndicaten, waarbij de sydicaten

onderverdeeld worden naargelang het risico dat gedekt wordt. Elk syndicaat wordt

vertegenwoordigd door een “underwriting agent” die instaat voor het aanwerven van nieuwe

members en het onderzoek naar solvabiliteit van deze nieuwe members alsook voor het

aanduiden van de ‘underwriter’. De underwriter onderzoekt de risico’s en beslist of ze

aanvaard worden door het syndicaat. 70

39. De industriële revolutie bracht een toenemend aantal ongevallen met werktuigen en

machines met zich mee zodat de nood aan een verzekering tegen (arbeids)ongevallen

67

http://www.lloyds.com/flash/history_chronology/main.html (consultatie op 12 november 2009). 68

G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 558. 69

G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 559. 70

G. DE RUITER, “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, (556) 559.

Page 22: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

16

ontstond.71

Ook de ontwikkeling van de auto en de opkomst van het verkeer gaven aanleiding

tot de verzekering tegen lichamelijke ongevallen en aansprakelijkheid.72

De bloeiende handel

en nijverheid gaven aanleiding tot de ontplooiing van nieuwe verzekeringstakken. In de 19e

eeuw werden dan ook verschillende verzekeringsmaatschappijen opgericht.73

40. Ook vandaag ontwikkelen zich nog steeds nieuwe risico’s als gevolg van de niet-

afnemende vooruitgang van technologie en maatschappij. De uitbouw van de verzekering

staat niet stil en wordt voortdurend aangepast aan wijzigende omstandigheden en

omgevingsfactoren. Zo zijn terrorismedekkingen, verzekeringen met betrekking tot piraterij

etc. zeer actueel.

Hoofdstuk 2. Conclusie

41. Bij de studie van de geschiedenis van de verzekeringen merkt men al snel op dat de

verzekeringen voornamelijk gegroeid zijn binnen de transportsector, het ging oorspronkelijk

immers steeds om transportverzekeringen. Schepen, goederen en handelswaar hadden

bescherming nodig tegen risico’s die zich gedurende het vervoer konden voordoen. Er moet

wel opgemerkt worden dat er op dat ogenblik eigenlijk nog geen sprake was van een echte

verzekering zoals wij ze nu kennen. Men beschermt zich wel tegen bepaalde risico’s door

bijvoorbeeld een risicospreiding toe te passen maar oorspronkelijk vond er geen echte

vergoeding plaats want net kenmerkend is voor een verzekering. Het ging dus om een zeer

rudimentaire vorm van verzekering. Deze rudimentaire vormen van verzekering vertoonden

verschillende lacunes die telkens in een volgend stadium werden aangepakt totdat ze

uitgroeiden tot de meer gecompliceerde polissen waarvan de eerste dateert uit 1318. Reeds

toen hadden we te maken hadden met een schriftelijk overeenkomst die toch een zekere

moeilijkheidsgraad vertoont als gevolg van de vele wiskundige inzichten die noodzakelijk

waren met betrekking tot het berekenen van vergoedingen en premies. De gewone

Middeleeuwse burger had van die moeilijkheidsgraad niet veel kaas gegeten. Daar werd aan

tegemoet gekomen door de oprichting van verschillende verzekeringskamers.

42. De ontplooiing van de verzekering werd op even snel tempo achtervolgd door bedrog en

misbruik van die verzekeringen. Concepten als goede trouw en het weergeven van de waarde

71

M. DE GRAEVE en M. GYSELAERS, Praktisch verzekeringsrecht, Antwerpen, De Boeck, 2006, 19. 72

M. DE GRAEVE en M. GYSELAERS, Praktisch verzekeringsrecht, Antwerpen, De Boeck, 2006, 19. 73

J. VAN DE RYCK, De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld, 1978, 51.

Page 23: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

17

van het te verzekeren voorwerp probeerden daartegen op te treden en dit via de Ordonnanties

die door de machthebbers werden uitgevaardigd. Uiteraard wilden zij hun samenleving en

handel behoeden tegen een ondergang die zou kunnen ontstaan als gevolg van misbruiken van

verzekeringen. Ook vandaag zijn de begrippen goede trouw en bedrog nog steeds aan

verzekeringen gerelateerd.

Page 24: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

18

TITEL 2. BOEKHOUDKUNDIGE VERPLICHTINGEN

VOOR VERZEKERINGSONDERNEMINGEN

Hoofdstuk 1. Verzekeringen en hun economische waarde

43. Onze huidige ontwikkelde maatschappij maakt het de mens mogelijk om individueel, elk

voor zich verschillende behoeften voorop te leggen.74

Om in die behoeften te voorzien moet

door de mens ook inspanningen geleverd worden. Zo zal hij sparen en voorzieningen

aanleggen om zijn wensen te kunnen vervullen. Op die manier wordt door de mens een

reserve opgebouwd met een vooraf vastgesteld doel.

Het is echter zo dat de mens niet alleen geconfronteerd wordt met de door hem gekende

behoeften. Verschillende gebeurtenissen kunnen het pad van de mens kruisen en hem in zijn

welzijn, gezondheid of vermogen aantasten.75

Het gaat vaak om onvoorziene, onvoorzienbare

en onvermijdbare gebeurtenissen die de mens kunnen raken maar die ook niet altijd élke mens

raken. Onzekerheid speelt hier dus een grote rol. Vaak zal de mens dan de wens hebben om

deze gebeurtenissen op te vangen en tegemoet te komen aan de schade die deze

aangelegenheid heeft aangericht bijvoorbeeld door het gat dat in zijn vermogen is ontstaan op

te vullen.

De mens zal dus een bescherming inbouwen tegen mogelijke risico’s waarmee hij

geconfronteerd kan worden.76

44. Die bescherming kan in de eerste plaats bestaan uit een preventie. Het nemen van

voorzorgsmaatregelen is een goede stap om het risico in te perken maar zij zullen nooit

volledig verhinderen dat het risico zich alsnog voordoet. In het verkeer zal men door traag en

voorzichtig het voertuig te besturen een ongeval immers nooit volledig kunnen uitsluiten. Het

plaatsen van alarminstallaties verhindert niet altijd dat dieven alsnog de woning

binnendringen. Naast het feit dat men door middel van preventie het risico nooit volledig zal

kunnen uitsluiten zal preventie in bepaalde situaties niet altijd nuttig zijn, voornamelijk

wanneer de preventiekost veel groter is dan de waarde van het te beschermen goed.77

74

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 2. 75

M. FONTAINE, Droit des Assurances, Brussel, Larcier, 2006, 7. 76

M. FONTAINE, Droit des Assurances, Brussel, Larcier, 2006, 7; H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene

assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 2. 77

M. DE GRAEVE en M. GYSELAERS, Praktisch verzekeringsrecht, Antwerpen, De Boeck, 2006, 19.

Page 25: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

19

45. Aangezien het risico nooit volledig uitgesloten kan worden moet er voorzien worden in

beschermingswijzen die het mogelijk moeten maken om de gevolgen van een risico dat zich

ondanks preventie toch voordoet, geldelijk op te vangen.

46. Daarom kan in sommige gevallen gebruik gemaakt worden van bepaalde

hulpmechanismen die door de staat voorzien worden in de vorm van sociale zekerheid.

Sociale zekerheid is gebaseerd op solidariteit en interpersonele spreiding.78

Zij komt tegemoet

aan bepaalde risico’s die een individu in zijn privé- of professioneel leven kunnen treffen. Zo

wordt er voorzien in een kinderbijslag (in bepaalde gevallen verhoogd voor kinderen met een

handicap of aandoening), uitkeringen voor tijdelijke of permanente arbeidsongeschiktheid,

vergoedingsregelingen in geval van arbeidsongevallen, werkloosheidsuitkeringen,

terugbetalingen van vaccins etc. Men kan echter enkel aanspraak maken op deze bijstand van

de staat indien men geconfronteerd wordt met een van de limitatieve sociale risico’s. Niet alle

risico’s waarmee de mens mogelijk in aanraking komt werden ondergebracht in de sociale

zekerheid.

47. Daarnaast kan de mens zelf zijn voorzorgen nemen door een reserve te gaan aanleggen om

de impact van het risico op de rest van zijn vermogen zoveel mogelijk te reduceren. Door te

sparen brengt een individu financiële middelen bijeen die hij kan aanspreken in het geval een

risico zich voordoet. Net zoals de solidariteit gebaseerd is op een interpersonele spreiding

omvat het sparen een intertemporele spreiding.79

Het sparen dat hier wordt bedoeld mag

echter niet begrepen worden in de zin van het sparen met een bepaald doel. Het gaat om het

voorzien in een appeltje voor de dorst, men voorziet iets extra indien men geconfronteerd zou

worden met een mogelijk tegenslag waardoor vermeden kan worden dat deze tegenslag een

negatieve invloed zou hebben op het vermogen van de mens. Indien een risico zich voordoet

komt men niet voor financiële verrassingen te staan en kan men de aangelegde reserve

aanspreken.80

Men kan echter niet altijd op voorhand bepalen met welke risico’s men mogelijk in aanraking

zal komen, net zoals het vaak onmogelijk is om begroten hoe groot de gevolgen van een

bepaald risico zullen zijn. Het is mogelijk dat de bijeengebrachte financiële middelen

ontoereikend zijn om het risico volledig op te vangen.

78

M. DE GRAEVE en M. GYSELAERS, Praktisch verzekeringsrecht, Antwerpen, De Boeck, 2006, 19. 79

M. DE GRAEVE en M. GYSELAERS, Praktisch verzekeringsrecht, Antwerpen, De Boeck, 2006, 19. 80

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 9.

Page 26: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

20

48. Dé beschermingswijze bij uitstek bestaat echter uit het afsluiten van een verzekering. De

mens zoekt gedurende zijn leven constant zekerheid. Die zekerheid kan gevonden worden in

het afsluiten van verzekeringscontracten.81

De techniek van het verzekeren is altijd gebaseerd op het principe van de mutualiteit. Het

houdt in dat verschillende personen die blootgesteld worden aan eenzelfde risico zich

verenigen. Indien het risico zich bij één van de verenigde personen voordoet wordt de last die

dit risico met zich meebrengt verdeeld over alle deelnemers.82

49. Dit principe van mutualiteit is duidelijk terug te vinden binnen de onderlinge verzekering.

Bij de onderlinge verzekering wordt berekend hoeveel de schade bedroeg waarna de

schadelast proportioneel onder alle deelnemers verspreid wordt. Er is dus geen sprake van

enig winstoogmerk.83

50. De verzekering op vaste premie wordt vaker omschreven als een kapitalistisch systeem.84

Het bestaat eruit dat een persoon het risico waaraan hij mogelijks blootgesteld wordt

afwentelt op de verzekeraar. Periodiek wordt door de verzekeringsnemer een

verzekeringspremie betaald aan de verzekeraar. Tegenover het betalen van de premies door de

verzekeringsnemer bestaat een verplichting in hoofde van de verzekeraar. Hij is er immers toe

gehouden om, indien het risico waarvoor een verzekering is aangegaan zich voordoet, de

gevolgen van het risico op zich te nemen. De verzekeraar legt een portefeuille aan door

middel van de ontvangen premies. Het grote verschil met de onderlinge verzekering bestaat

eruit dat de verzekeraar bij de verzekering op vaste premie in de premie een winstelement

voorziet.85

51. Verzekeringen vervullen verschillende belangrijke functies waardoor ze een belangrijke

economische, maatschappelijke en sociale rol in de maatschappij toegewezen krijgen.

81

K. HINTJENS, “De algemene controle op het verzekeringswezen” in X., Kluwer’s Verzekeringshandboek,

Antwerpen, Kluwer, losbl., I.2.4-01. 82

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999,

8. 83

H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 6;

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999, 8. 84

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2001, 16. 85

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999,

9; H. VAN BARNEVELD, Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1964, 6.

Page 27: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

21

52. In de eerste plaats bestaat de voornaamste functie van verzekeringen uit het vergoeden van

de geleden schade.86

Ze vervult een herstelfunctie waarbij de schade vergoedt wordt die door

de verzekerde of door een derde slachtoffer geleden wordt.87

Vervolgens wordt door het afsluiten van een verzekering het sparen ten zeerste gestimuleerd.

Door het afsluiten van een levensverzekering bijvoorbeeld is de verzekerde zeker dat hij op

een bepaald ogenblik een vergoeding van de verzekeraar mag verwachten voor de premies die

hij heeft betaald. Enkel het ogenblik waarop deze vergoeding verschuldigd is, is nog een

onzekere factor.88

De derde belangrijke functie die door verzekeringen vervuld wordt is het feit dat zij

investeringen bevorderen. Om wille van het feit dat heel wat risico’s in alle mogelijke

sectoren verzekerd kunnen worden, wordt een grotere incentive gecreëerd om te investeren in

nieuwigheden en is de terughoudendheid ten gevolge van de mogelijke risico’s veel kleiner

geworden.89

De laatste belangrijke functie die door de verzekeringen vervuld wordt heeft betrekking op

financiële aspecten.90

Verzekeraars worden steeds geconfronteerd met hoge kapitalen. Zij

kunnen deze beleggen in verschillende instrumenten waarbij de beleggingen onder controle

staan van de toezichthoudende overheidsinstanties. Tevens kunnen zij hierdoor aan het

publiek bepaalde financiële diensten aanbieden waarbij zij vaak in concurrentie komen met

het bankwezen.91

53. Verzekeringsondernemingen spelen een belangrijke rol in ons economische en sociale

leven. Dit brengt dan ook met zich mee dat een overheidscontrole op de

verzekeringsondernemingen en hun activiteiten algemeen aanvaard wordt.92

Meer zelfs, de

controle op verzekeringsondernemingen neemt in de verzekeringssector een centrale plaats in.

86

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2001, 39. 87

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999,

11. 88

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999,

12. 89

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999,

11. 90

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2001, 40. 91

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2001, 40; M.

FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999, 13. 92

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999,

13.

Page 28: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

22

54. In de eerste plaats wordt een controle uitgeoefend ter bescherming van het belang van de

verzekeringsnemers en de verzekerde personen. Bij de bespreking van de geschiedenis van

het ontstaan van de verzekeringen merkten we een evolutie op die begon bij het verzekeren

van handelstransacties, later ging men door middel van het afsluiten van een verzekering zijn

vermogen en patrimonium beschermen en ten slotte hanteert men verzekeringen ook om zijn

persoon te beschermen tegen de gevolgen van ziekte of ongevallen. De consument kan zich

tegenwoordig voor ontelbare risico’s indekken mits het betalen van de verzekeringspremie,

als gevolg hiervan dringt de verzekeringssector steeds sterker door in het vermogen en de

voorzieningen van de consument-verzekeringsnemer.

Het is dan ook aangewezen te voorzien in een preventie tegen mogelijke faillissementen die

zich zouden kunnen voordoen in de verzekeringssector. Dit is dan ook de reden waarom

controlemaatregelen vaak betrekking hebben op solvabiliteitsvereisten, technische reserves en

voorzieningen etc. Indien zich ondanks de preventieve maatregelen alsnog een faillissement

zou voordoen dan moet de consument beschermd worden tegen de mogelijke gevolgen van

faillissementen.93

Een consument verzekert zich immers tegen een bepaald risico door het

betalen van zijn verzekeringspremie. Indien het risico zich voordoet dan verwacht hij van de

verzekeringsonderneming een tegenprestatie die niet bestaat uit een terugbetaling van de

betaalde premies maar uit een uitkering die berekend wordt op de opgelopen schade.

55. Naast de belangen van de consument-verzekeringsnemer moet de controle waaraan

verzekeringsinstellingen onderworpen zijn tevens een stabiliteit garanderen in het nationale

en communautaire economisch stelsel waarin zij actief zijn. Zonder enige controle zou een

prijzenoorlog en een concurrentie kunnen ontstaan die de nodige stabiliteit zou kunnen

ondermijnen.94

De slag om de laagste prijs zou immers negatieve gevolgen kunnen hebben op

de voorzieningen en solvabiliteitsmarge van een verzekeringsonderneming, waarover later

meer.

56. Tevens is het zo dat de verzekeringssector op een unieke wijze gekenmerkt wordt door

een omgekeerde productiecyclus. De verzekeringsonderneming ontvangt eerst de premies

gerelateerd aan de afgesloten verzekeringscontracten, waarbij de er tegenover staande dienst,

die bestaat uit het vergoeden van een schadegeval, pas in de toekomst wordt geleverd, zodat

93

J-J. MARETTE, “Contrôle de l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de richtlijnen

van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 86. 94

J-J. MARETTE, “Contrôle de l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de richtlijnen

van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 86.

Page 29: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

23

het op het ogenblik van het afsluiten van een verzekeringscontract niet altijd duidelijk is of er

uitgekeerd zal moeten worden of niet.95

Als gevolg hiervan wordt een

verzekeringsonderneming geconfronteerd met een informatie-asymmetrie. De

verzekeringsonderneming zal immers niet kunnen voorspellen hoeveel en welke risico’s zich

zullen voordoen en een uitkering vereisen. Daarom kan zij zich slechts baseren op cijfers en

gegevens van voorgaande jaren en is het niet altijd eenvoudig om een adequate inschatting te

maken voor de toekomstige risico’s en uitkeringen.

Deze inverse productiecyclus en de informatie-asymmetrie brengen met zich mee dat de

verzekeringssector een belangrijke plaats inneemt in de financiële sector en vormen dan ook

de basis voor het uitgebreide toezicht op de verzekeringssector.

57. Wanneer de bevoegde overheidsinstanties controle uitoefenen op de

verzekeringsondernemingen in hun staat kan dit binnen de Europese Unie enkel op een wijze

waarbij de controle in functie staat van de bescherming van de belangen van de

verzekeringsnemers. De controle kan, als gevolg van de interne markt nooit zo ver gaan dat

zij bestaat uit het opleggen van maatregelen en verplichtingen waardoor het vrij verkeer van

diensten en kapitaal of de vrije vestiging in het gedrang komt.96

Hoofdstuk 2. Europese Unie

AFDELING 1. ALGEMEEN

58. Het Europa van de 21ste

eeuw wordt gekenmerkt door de interne markt met zijn vrij

verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal.

Het Verdrag van Rome97

stelde als ultieme doelstelling het realiseren van een

gemeenschappelijke, interne markt die in de eerste plaats een volledig vrij verkeer van

personen, goederen, diensten en kapitaal mogelijk moet maken. Daarbij moeten

belemmeringen en verstoringen van de mededinging en concurrentie binnen die markt uit de

95

A. GAEREMYNCK, “Een evaluatie van het K.B. van 17/11/1994 op de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen”, T.Acc. 1995, nr. 4, (18) 18. 96

J-J. MARETTE, “Contrôle de l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de richtlijnen

van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 85. 97

Verdrag van Rome tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van 25 maart 1957, Pb. C. 24

december 2002, afl. 325, 33 – 184 (geconsolideerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese

Economische Gemeenschap). Het Verdrag van Rome werd door het Verdrag van Maastricht betreffende de

Europese Unie van 7 februari 1992 gewijzigd in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Page 30: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

24

weggeruimd worden. Ten slotte voerde zij een algemeen non-discriminatiebeginsel in volgens

hetwelk discriminatie op grond van nationaliteit verboden is.98

De Europese interne markt trekt de nationale markten van de betrokken lidstaten open

waardoor handel tussen lidstaten mogelijk wordt zonder enige barrières of belemmeringen.

Het bevordert tevens het concurrentievermogen tussen bedrijven uit verschillende lidstaten

zodat aan de consument een groter aanbod producten die in dezelfde behoeften voorzien

geboden kan worden en een lagere prijs gezet kan worden.

59. Ook binnen het verzekeringswezen werd een interne, open markt gecreëerd zodat het

mogelijk werd om een interstatelijke en geharmoniseerde handel in verzekeringsproducten te

realiseren.99

Het doel van deze vrijgemaakte interne verzekeringsmarkt bestaat voornamelijk

uit het uitbreiden en laten aangroeien van het spectrum van verzekeringsproducten dat aan de

Europese consument wordt aangeboden zodat deze consument de beste dekking tegen de

beste prijs kan uitzoeken, en dit volgens zijn persoonlijke behoeften.100

AFDELING 2. VRIJHEID VAN DIENSTVERLENING EN VRIJHEID VAN VESTIGING

60. Voor wat betreft de verzekeringssector spelen vooral de vrijheid van dienstverlening en de

vrijheid van vestiging een belangrijke rol in de realisatie van die interne verzekeringsmarkt.

Onderafdeling 1. Vrijheid van dienstverlening en vrijheid van vestiging

in het EG-Verdrag

61. De omschrijving van een dienst wordt weergegeven in art. 50 van het EG-Verdrag101

volgens hetwelk er sprake is van een dienst wanneer men te maken heeft met een

dienstverrichting die gewoonlijk tegen betaling gebeurt en waarbij het gaat om een

werkzaamheid van industriële of commerciële aard of van een ambacht of vrij beroep voor

zover de bepalingen omtrent het vrij verkeer van goederen, personen of kapitaal niet op deze

dienstverrichtingen van toepassing zijn. Het uitoefenen van de verzekeringsactiviteit kan

zonder twijfel als een dienst worden beschouwd.

98

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van

zaken”, T.B.H. 1989, (907) 908. 99

K. VEEKMANS, “Bank-, beurs- en verzekeringswezen: vrijmaking van de interne markt en supervisie in Europa

en de Verenigde Staten”, Jura Falc. 2004-2005, (145) 145. 100

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 403. 101

Art. 50 van de geconsolideerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Pb. C.

24 december 2002, afl. 325, 33 – 184.

Page 31: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

25

62. De vrijheid van dienstverlening ligt vervat in art. 49 van het EG-Verdrag102

en houdt in

dat het aanbieden en uitoefenen van diensten ten aanzien van een onderdaan van een andere

lidstaat moet kunnen plaatsvinden onder dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die

worden aangewend voor het aanbieden en uitoefenen van diensten ten aanzien van een

onderdaan van de eigen lidstaat en zonder de vereiste dat men gevestigd moet zijn in de

lidstaat waar men zijn diensten aanbiedt.103

Er mag dus geen sprake zijn van beperkingen of

een verschil in behandeling.

63. De vrijheid van vestiging wordt besproken in art. 43 van het EG-Verdrag104

waarbij

gesteld wordt dat een persoon of onderneming zich vrij in een andere lidstaat van de EU kan

vestigen onder voorwaarden die niet verschillen van de voorwaarden die opgelegd worden

aan personen of ondernemingen van het ontvangstland zelf en dit door het oprichten van een

dochteronderneming, een agentschap of een bijkantoor.105

64. Concreet voor de verzekeringssector betekent de vrijheid van dienstverlening dat een

verzekeringsonderneming die gevestigd is in een EU-lidstaat de mogelijkheid moet hebben

om haar activiteit van dienstverlening, die bijvoorbeeld bestaat uit het dekken van een risico

dat zich voordoet in een andere EU-lidstaat106

, in een andere lidstaat van de EU uit te oefenen

en dit zonder de vereiste dat de verzekeringsonderneming er een vestiging107

moet hebben.

Dit alles tevens onder voorwaarden die geen verschil vertonen met de voorwaarden die

worden opgelegd aan de nationale verzekeringsondernemingen.108

Elke verzekeringsonderneming die in een Europese lidstaat is gevestigd voor onbepaalde

termijn moet dus zijn diensten kunnen aanbieden op het grondgebied van een andere lidstaat

zonder dat zij belemmerd mag worden door eisen die niet gelden voor nationale

102

Art. 49 van de geconsolideerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Pb. C.

24 december 2002, afl. 325, 33 – 184. 103

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het

Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, (35) 36. 104

Art. 43 van de geconsolideerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Pb. C.

24 december 2002, afl. 325, 33 – 184. 105

R. VAN GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises d’assurances dans le cadre de

l’évolution de la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 327 ; H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het

juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”, T.B.H. 1989, (907) 909. 106

Interpretatieve Mededeling van de Europese Commissie, 2000/C 43/3 betreffende het vrij verrichten van

diensten en het algemeen belang in het verzekeringsbedrijf, Pb.C. 16 februari 2000, 5 – 27. 107

Agentschap, bijkantoor,... 108

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 406.

Page 32: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

26

verzekeringsondernemingen. De vrijheid van dienstverlening omvat dus in de eerste plaats het

non-discriminatiebeginsel volgens hetwelk er geen discriminatie op grond van nationaliteit

mag plaatsvinden, maar houdt ook in dat er geen beperking ingevoerd mag worden die enkel

en alleen haar grondslag vindt in het feit dat de verzekeringsonderneming in een andere

lidstaat is gevestigd.109

65. De vrijheid van vestiging betekent binnen de verzekeringssector dat het voor een

verzekeringsonderneming uit een bepaalde EU-lidstaat mogelijk moet zijn om zich in een

andere lidstaat van de EU duurzaam te vestigen, en dit op een wijze waarbij de voorwaarden

die dit land van ontvangst stellen niet verschillen van de voorwaarden die gesteld worden ten

aanzien van de nationale verzekeringsondernemingen.

Onder vestiging in een andere lidstaat wordt enerzijds verstaan een hoofdvestiging waarbij het

activiteitencentrum naar een andere lidstaat wordt overgeplaatst of er wordt opgericht en

anderzijds een secundaire vestiging wat de oprichting van een agentschap, filiaal of bijkantoor

kan inhouden.110

Onderafdeling 2. Interpretatie door het Hof van Justitie

66. Het vrij verrichten van diensten door een verzekeringsonderneming in een bepaalde

lidstaat van de EU kan al snel verwarring creëren met een verzekeringsonderneming die zich

vrij gevestigd zou hebben in een EU-lidstaat.

Het Hof van Justitie heeft immers aanvaard dat het mogelijk is dat personen of

ondernemingen, in het kader van de vrijheid van dienstverlening, zich verplaatsen naar een

andere lidstaat van de EU om er diensten aan te bieden. Omgekeerd is het volgens het Hof

van Justitie ook mogelijk dat degene ten voordele van wie de dienst wordt verricht zich naar

de lidstaat van de dienstverrichter begeeft. Ten slotte stelde het Hof dat er ook sprake kan zijn

van vrije dienstverlening zonder verplaatsing van de dienstverrichter of de begunstigde van de

dienst.111

Het Hof concludeert dus dat we te maken hebben met vrije dienstverlening wanneer

109

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van

zaken”, T.B.H. 1989, (907) 910. 110

J. STEENLANT en H. VANHEES, “Vrije vestiging en dienstverlening in de verzekeringssector – de arresten van

28 januari en 4 december 1986 van het Hof van Justitie”, RW 1987-1988, (105) 105. 111

HvJ C-76/90, Saeger v. Dennemeyer, Jur. 1991, I, 4221; HvJ 286/82, Luise, Jur. 1984, I, 377.

Page 33: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

27

de dienstverstrekker zijn diensten aanbiedt in een lidstaat, anders dan degene waar hij

gevestigd is, en dit ongeacht waar de ontvanger van de dienst zich bevindt.112

67. Bovenstaande stellingen van het Hof van Justitie vergemakkelijken de invulling en

draagwijdte van de begrippen vrije dienstverlening en vrijheid van vestiging uiteraard niet.

Daarom ging het Hof kort daarna over tot het verduidelijken van beide begrippen.

68. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen beide concepten wordt gefocust op de

begrippen tijdelijk karakter en duurzame vestiging.

Alinea 3 van artikel 50 van het EG-verdrag113

met betrekking tot de vrijheid van

dienstverlening stelt immers dat degene die de diensten verricht daartoe zijn werkzaamheden

tijdelijk kan uitoefenen in het land waar de dienst wordt verricht. Het Hof van Justitie stelde

daarom dat wanneer een persoon of onderneming zich naar een andere lidstaat begeeft met het

doel er bepaalde diensten aan te bieden, er sprake is van een vrije dienstverlening zolang deze

persoon of onderneming zich naar deze lidstaat begeeft met het doel er tijdelijk bepaalde

diensten aan te bieden en niet om er zich te vestigen.114

Het Hof legt dus duidelijk de nadruk

op het feit dat een vrije dienstverlening gekenmerkt wordt door een tijdelijk karakter.

69. Met betrekking tot de vrijheid van vestiging besloot het Hof van Justitie dat de vrijheid

van vestiging een duurzame vestiging in het ontvangstland inhoudt.

In een eerste arrest werd door het Hof reeds de stelling ingenomen dat de vrijheid van

vestiging zoals ze wordt gepresenteerd door het EG-Verdrag een daadwerkelijke,

economische activiteit inhoudt die uitgeoefend wordt door middel van een duurzame

vestiging voor onbepaalde tijd in een andere lidstaat.115

Deze stelling werd in het arrest

Gebhard opnieuw opgepikt en uitgewerkt. Het Hof stelde dat die duurzame vestiging het een

gemeenschapsonderdaan mogelijk moet maken om deel te nemen aan het economische leven

van een andere lidstaat, uit die deelname voordeel te halen en op basis daarvan de

economische en sociale vervlechting in de EU bevorderen.116

112

Interpretatieve Mededeling van de Europese Commissie, 2000/C 43/3 betreffende het vrij verrichten van

diensten en het algemeen belang in het verzekeringsbedrijf, Pb.C. 16 februari 2000, 5 – 27. 113

Art. 50 van de geconsolideerde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Pb. C.

24 december 2002, afl. 325, 33 – 184. 114

HvJ C-55/94, Reinhard Gebhard, Jur. 1995, I, 4165. 115

HvJ C-221/89, Factortame, Jur. 1991, I, 3905, overweging 20. 116

HvJ C-55/94, Reinhard Gebhard, Jur. 1995, I, 4165, overweging 25.

Page 34: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

28

70. Een verzekeringsonderneming die dus voor onbepaalde duur haar diensten van

verzekeringsactiviteit aanbiedt en dit via een duurzame aanwezigheid in een andere lidstaat

van de EU valt onder de vrijheid van vestiging. Een verzekeringsonderneming die haar

diensten van verzekeringsactiviteit in een andere lidstaat van de EU aanbiedt valt onder de

vrijheid van dienstverlening zolang zij haar diensten tijdelijk aanbiedt in het ontvangstland.

71. Met het door het Hof van Justitie gemaakte onderscheid tussen de vrije dienstverlening en

de vrije vestiging in het achterhoofd kunnen we even terugkeren naar de realisatie van de

vrijgemaakte, interne markt voor de verzekeringsactiviteit.

Die realisatie verliep niet heel vlot en werd ook niet in één beweging doorgevoerd. Elke

lidstaat kende immers zijn eigen regels en voorwaarden met betrekking tot de vorm, structuur

en vestigingsvoorwaarden voor zijn nationale verzekeringsondernemingen.117

De invoering

van de vrijheid van dienstverlening en de vrije vestiging voor verzekeringsondernemingen

vereiste dan ook eerst een degelijke harmonisatie van de nationale regelgevingen met

betrekking tot controle op de verzekeringsonderneming en de bescherming van de

consument.118

AFDELING 3. DRIE GENERATIES RICHTLIJNEN

72. De vrijmaking van de markt vond plaats in drie etappes, er werden drie “generaties” van

richtlijnen uitgevaardigd door de Raad van de Europese Unie, die de harmonisatie van de

nationale regelgevingen moest doorvoeren.

De drie generaties richtlijnen worden onderverdeeld in de activiteiten “niet-leven” en “leven”.

Ze dateren voor de activiteit “niet-leven” respectievelijk uit 1973, 1988 en 1992. De activiteit

“leven” volgde telkens kort na de richtlijn “niet-leven” en dateert respectievelijk van 1979,

1990 en 1992.

Onderafdeling 1. Eerste generatie

73. De eerste generatie richtlijnen bestaat voor de activiteit “niet-leven” uit de Richtlijn

73/239 van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke

bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de directe verzekeringen met

117

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 70. 118

R. VAN GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises d’assurances dans le cadre de

l’évolution de la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 327.

Page 35: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

29

uitzondering van de levensverzekeringsbranche en de uitoefening daarvan119

en de Richtlijn

73/240 van de Raad van 24 juli 1973 houdende de opheffing van de beperkingen op het recht

van vestiging op het gebied van het directe verzekeringsbedrijf met uitzondering van de

levensverzekeringsbranche120

. Richtlijn 79/267 van de Raad van 5 maart 1979 tot coördinatie

van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe

levensverzekeringsbedrijf, en de uitoefening daarvan organiseert de activiteit “leven”.121

74. De realisatie van de vrijheid van vestiging en de door het Verdrag opgelegde verplichting

om over te gaan tot een geleidelijke opheffing van de beperkingen op de vrijheid van

vestiging122 werd binnen de verzekeringssector soepel doorgevoerd door middel van deze

eerste generatie richtlijnen. Het was voor een verzekeringsonderneming immers niet

eenvoudig om onder dezelfde voorwaarden als de nationale verzekeringsondernemingen van

de lidstaat waar zij haar diensten aanbiedt op te treden, in acht nemend dat een

verzekeringsonderneming opgericht werd onder de formaliteiten en vereisten van de lidstaat

van haar oorsprong, waarbij de lidstaat waar zij haar diensten wenst aan te bieden

waarschijnlijk andere formaliteiten en vereisten stelde. Dit gaf aanleiding tot een initiatief tot

coördinatie van de nationale reglementeringen in de eerste generatie richtlijnen.123

§1. Toegang, uitoefening, vergunning

75. Richtlijn 73/239 beoogt een coördinatie en harmonisatie van de nationale regelgevingen

en voorwaarden van EU-lidstaten met betrekking tot de toegang en de uitoefening van

verzekeringsactiviteiten124

waardoor verzekeringsondernemingen bijkantoren en

agentschappen kunnen oprichten in een andere lidstaat dan degene waar de hoofdvestiging

119

Richtlijn 73/239 van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke

bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de directe verzekeringen met uitzondering van de

levensverzekeringsbranche en de uitoefening daarvan, Pb. L. 16 augustus 1973, afl. 228, 13 – 19. Hierna volgend

wordt deze Richtlijn de eerste richtlijn-schadeverzekering genoemd. 120

Richtlijn 73/240 van de Raad van 24 juli 1973 houdende de opheffing van de beperkingen op het recht van

vestiging op het gebied van het directe verzekeringsbedrijf met uitzondering van de levensverzekeringsbranche,

Pb. L. 16 augustus 1973, afl. 228, 20 – 22. 121

Richtlijn 79/267 van de Raad van 5 maart 1979 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke

bepalingen betreffende de toegang tot het directe levensverzekeringsbedrijf, en de uitoefening daarvan, Pb. L. 13

maart 1979, afl. 63, 1-18. Hierna volgend wordt deze Richtlijn de eerste richtlijn-levensverzekering genoemd. 122

Art. 44 Verdrag van Rome tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van 25 maart 1957,

Pb. C. 24 december 2002, afl. 325, 33 – 184 (geconsolideeerde versie van het Verdrag tot oprichting van de

Euopese Economische Gemeenschap); H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne

verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”, T.B.H. 1989, (907) 909. 123

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999,

15. 124

R. VAN GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises d’assurances dans le cadre de

l’évolution de la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 327.

Page 36: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

30

zich bevindt. Tevens stelt zij verschillende bepalingen voorop die tot doel hebben om de

nationale regelgevingen die betrekking hebben op het overheidstoezicht op de

verzekeringsondernemingen op elkaar af te stemmen.125

76. Bij de behandeling van de toegang en de uitoefening van het verzekeringsbedrijf legt de

richtlijn de vereiste op dat elke lidstaat de toegang tot het verzekeringsbedrijf afhankelijk

moet stellen van het verkrijgen van een vergunning.126

Dit betekent niet alleen dat een

verzekeringsonderneming die op het grondgebied van een lidstaat wordt opgericht een

vergunning moet aanvragen, maar ook dat verzekeringsonderneming die een agentschap of

een bijkantoor wil openen in een andere lidstaat dan degene waar haar hoofdvestiging zich

bevindt, in het bezit moet zijn van een vergunning.127

Deze vergunning wordt steeds

aangevraagd in de lidstaat waar het hoofdkantoor van de verzekeringsonderneming gevestigd

is.

De richtlijn stelt het verkrijgen van de vergunning afhankelijk van het vervullen van

verschillende juridische voorwaarden die betrekking hebben op de statuten, de algemene en/of

bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen en verscheidene andere documenten die

een autoriteit het mogelijk moeten maken toezicht op de verzekeringsonderneming uit te

oefenen. Tevens moeten er financiële voorwaarden vervuld worden die betrekking hebben op

onder andere de solvabiliteitsmarge en de technische reserves. De vergunning kan en mag

enkel geweigerd worden indien niet voldaan is aan deze prudentiële maatregelen, het verlenen

van dergelijke vergunning mag niet afhankelijk gesteld worden van de economische

behoeften van de nationale markt.128

77. Richtlijn 73/240 voorziet in een uitvoering van de vrijheid van vestiging dat het non-

discriminatiebeginsel omvat. Zij verleent communautaire verzekeringsondernemingen het

recht om zich te vestigen in eender welke lidstaat, waarbij deze verzekeringsondernemingen

de vormen en voorwaarden van de lidstaat van ontvangst dient te respecteren, zonder dat er

sprake kan zijn van een verschil in behandeling ten aanzien van de “vreemde”

verzekeringsonderneming in vergelijking met de vormen en voorwaarden die opgelegd

125

J. STEENLANT en H. VANHEES, “Vrije vestiging en dienstverlening in de verzekeringssector – de arresten van

28 januari en 4 december 1986 van het Hof van Justitie”, RW 1987-1988, (105) 107. 126

Art. 6 Richtlijn 73/239. 127

J. STEENLANT en H. VANHEES, “Vrije vestiging en dienstverlening in de verzekeringssector – de arresten van

28 januari en 4 december 1986 van het Hof van Justitie”, RW 1987-1988, (106) 107. 128

J-J. MARETTE, “Contrôle de l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de

richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 86.

Page 37: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

31

worden aan de eigen verzekeringsondernemingen.129

Tevens voorziet zij in een regeling die

gelijkwaardigheid vooropstelt voor wat betreft de bewijzen van betrouwbaarheid en

afwezigheid van een voorafgaand faillissement.130

78. Wanneer men beide richtlijnen in acht neemt is het verkrijgen van een vergunning in zijn

nationale lidstaat of in de lidstaat waar de hoofdvestiging zich bevindt voor een

verzekeringsonderneming dus voldoende om zich op het recht van vrijheid van vestiging te

beroepen. Aan een verzekeringsonderneming van een andere lidstaat mogen immers geen

strengere voorwaarden opgelegd worden dan aan een eigen nationale

verzekeringsonderneming. Dit betekent dus dat een verzekeringsonderneming uit een

bepaalde lidstaat kan zich in een andere lidstaat vestigen, zolang de betrokken

verzekeringsonderneming in zijn nationale lidstaat een vergunning verkreeg. Op basis van

deze vergunning kan een verzekeringsonderneming zich in elke lidstaat vestigen zonder dat

voor elke lidstaat een afzonderlijke procedure voor het verkrijgen van een vergunning

opgestart moet worden. Met spreekt ook wel van de “enige vergunning” die enkel in het

thuisland van de verzekeringsonderneming verkregen moet zijn.

79. Het uitvoeren van het principe van de enige vergunning kan echter alleen maar optimaal

functioneren indien elke lidstaat ervan kan uitgaan dat de regels voor het verkrijgen van

dergelijke vergunning in de lidstaten gelijklopend zijn. Enkel zo kunnen zij erop betrouwen

dat de verzekeringsondernemingen afkomstig uit een andere lidstaat bekwaam en solvabel

zijn. Dit vereist dus dat de voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning in elke

lidstaat volledig geharmoniseerd zijn. Daar knelde het schoentje echter in de eerste generatie

richtlijnen...

§2. Solvabiliteit van de verzekeringsonderneming

80. Richtlijn 73/239 voorziet in een harmonisatie van bepaalde nationale vereisten voor de

uitoefening van het verzekeringsbedrijf. Zo verplicht zij verzekeringsondernemingen tot het

vormen van een solvabiliteitsmarge131

en een minimumgarantiefonds waarvan de

129

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 405. 130

J. STEENLANT en H. VANHEES, “Vrije vestiging en dienstverlening in de verzekeringssector – de arresten van

28 januari en 4 december 1986 van het Hof van Justitie”, RW 1987-1988, (106) 107. 131

Verzekeringsondernemingen moeten over een vrij vermogen beschikken waarvan de omvang minstens aan

een minimumnorm (het minimumgarantiefonds) moet voldoen, waarvan de berekeningswijze afhangt van de

activiteiten en contractuele verplichtingen van de verzekeringsonderneming; J-J. MARETTE, “Contrôle de

Page 38: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

32

berekeningswijze en de constitutieve elementen voor alle lidstaten identiek zijn.132

Deze

solvabiliteitsmarge en minimumgarantiefonds spelen een belangrijke rol bij de bescherming

van verzekeringsnemers in de interne markt aangezien verzekeringsondernemingen verplicht

worden te voldoen aan adequate kapitaalvereisten die evenredig zijn aan de aard van de door

de verzekeringsonderneming gelopen risico’s en aangegane contractuele verplichtingen.133

Als gevolg van het feit dat de berekeningswijze voor elke lidstaat identiek is, werd de

solvabiliteitsmarge al snel de gemeenschappelijke deler voor het nationale toezicht door elke

lidstaat.134

81. Tegenover de goede bedoeling om te voorzien in een harmonisatie die betrekking heeft op

de solvabiliteitsmarge staat echter het spijtige feit dat er echter niet voorzien wordt in een

harmonisatie voor wat betreft de regels die betrekking hebben op de weergave en berekening

van de technische reserves.135

Zo bepaalt de richtlijn 73/239 bijvoorbeeld dat elke lidstaat

haar nationale verzekeringsondernemingen moet verplichten een voldoende toereikende

technische reserve te vormen in functie van de door de verzekeringsonderneming aangegane

contractuele verplichtingen, waarvan de omvang vastgesteld zal worden aan de hand van door

de lidstaat vastgestelde regels.136

De berekening en de bepaling van de aard van de technische

reserves alsook de waarderingswijze van de ermee corresponderende activa worden

overgelaten aan het nationale recht van de lidstaten zelf.137

82. Men kon niet ontkennen dat de eerste generatie richtlijnen een belangrijke impact hadden

op de verzekeringsactiviteit maar al snel bleek dat bovenstaande maatregelen niet het effect

teweeg brachten die men voor ogen had. De eerste generatie richtlijnen gingen slechts in

beperkte mate over tot coördinatie en harmonisatie waarbij ze slechts enkele belangrijke

l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie,

Antwerpen, Maklu, 1992, 87. 132

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, ( 401) 405. 133

Overweging 2 Richtlijn 2002/13 van de het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging

van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen, Pb. L. 20 maart 2002, afl. 77, 17 – 22. 134

J-J. MARETTE, “Contrôle de l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de

richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 87. 135

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 405. 136

Art. 15, 1 Richtlijn 73/239; R. VAN GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises

d’assurances dans le cadre de l’évolution de la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 327. 137

J. STEENLANT en H. VANHEES, “Vrije vestiging en dienstverlening in de verzekeringssector – de arresten van

28 januari en 4 december 1986 van het Hof van Justitie”, RW 1987-1988, (105) 107; J-J. MARETTE, “Contrôle de

l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie,

Antwerpen, Maklu, 1992, 87.

Page 39: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

33

prudentiële beginselen uitwerken. Voor de rest wordt enkel doorverwezen naar de nationale

reglementeringen en controlesystemen.138

Het voordeel voor de consument dat zou bestaan uit een groter aanbod van

verzekeringsproducten kon niet gerealiseerd worden door middel van enkel en alleen de eerste

generatie richtlijnen. De eerste generatie richtlijnen kon ook niet onmiddellijk een einde

maken aan de versnipperde nationale verzekeringsmarkten.139

83. De richtlijnen van de eerste generatie d.d. 24 juli 1973 vormden de basis voor de

Belgische Controlewet van 9 juli 1975 zoals ons vandaag nog steeds bekend.140

Onderafdeling 2. Tweede generatie

84. De tweede generatie richtlijnen bestaat voor de activiteit “niet-leven” uit de Richtlijn

88/357 van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke

bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de

levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de

daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van

Richtlijn 73/239/EEG141

en voor de activiteit “leven” uit de Richtlijn 90/619 van de Raad van

8 november 1990 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen

betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf, tot vaststelling van de bepalingen ter

bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en

houdende wijziging van Richtlijn 79/267/EEG142

.

138

J-J. MARETTE, “Contrôle de l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de

richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 87. 139

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 405. 140

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 71; H.

CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”,

T.B.H. 1989, (907) 910. 141

Richtlijn 88/357 van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke

bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot

vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van

diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG, Pb. L. 4 juni 1988, afl. 172, 1-14. Hierna volgend

wordt deze Richtlijn de tweede richtlijn-schadeverzekering genoemd. 142

Richtlijn 90/619 van de Raad van 8 november 1990 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke

bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf, tot vaststelling van de bepalingen ter bevordering

van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn

79/267/EEG, Pb. L. 29 november 1990, afl. 330, 50-61. Hierna volgend wordt deze Richtlijn de tweede richtlijn-

schadeverzekering genoemd.

Page 40: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

34

85. De tweede generatie van richtlijnen heeft betrekking op de vrijheid van dienstverlening,

zowel met betrekking tot schade- als levensverzekeringen. De vrijheid van dienstverlening

heeft een zeer grote waarde binnen de realisatie van de interne markt en was niet even

makkelijk te realiseren als de invoering van gelijkwaardigheid in toegang- en

uitoefeningsvoorwaarden in de eerste generatie richtlijnen.143

§1. Voorgeschiedenis

86. Voor de totstandkoming van de tweede generatie richtlijnen is het noodzakelijk even in te

gaan op de toenmalige houding van het communautaire recht ten aanzien van de vrije

dienstverlening in de verzekeringssector.

Het is immers zo dat het Verdrag van Rome bepaalde dat de realisatie van de interne markt

reeds zoveel mogelijk bewerkstelligd moest worden gedurende de overgangsperiode na de

inwerkingtreding van het Verdrag. Dit hield in dat gedurende de overgangsperiode voor de

realisatie van de gemeenschappelijke markt, waarvan het einde werd vastgepind op eind 1970,

de lidstaten reeds dienden over te gaan tot het opheffen van beperkingen op de vrijheden van

vestiging en dienstverlening. De opheffing van die beperkingen diende gepaard te gaan met

de uitwerking van harmonisatie- en coördinatierichtlijnen met betrekking tot de

daadwerkelijke uitoefening van die vrijheden.144

87. De vrijheid van vestiging en dienstverlening dienden dus een feit te zijn bij het einde van

de overgangsperiode in 1970, maar de uitwerking van de opgelegde coördinatie- en

harmonisatierichtlijnen liep vertraging op. Het Hof van Justitie sprak zich hierover meermaals

uit in 1974145

en stelde dat de vertraging van de uitwerking van de richtlijnen in geen geval

konden verhinderen dat het principe van de vrije dienstverlening volledige gelding kreeg.

Meer nog, zij besloot dat de vereiste van het Verdrag van Rome om over te gaan tot opheffing

van de beperkingen op de vrije dienstverlening directe werking kreeg, zodanig dat zelfs in

afwezigheid van richtlijnen het recht van vrije dienstverlening door alle belanghebbenden

voor een lidstaat ingeroepen kon worden. Hoewel we na de overgangsperiode dus wel te

maken hadden met een echte vrijheid van dienstverlening konden de lidstaten die vrijheid nog

143

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van

zaken”, T.B.H. 1989, (907) 911. 144

J. STEENLANT en H. VANHEES, “Vrije vestiging en dienstverlening in de verzekeringssector – de arresten van

28 januari en 4 december 1986 van het Hof van Justitie”, RW 1987-1988, (105) 105; H. CLAASSENS en H.

COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”, T.B.H. 1989,

(907) 912. 145

HvJ 2/74, Reyners, Jur. 1974, I, 631; HvJ 33/74, Van Binsbergen, Jur. 1974, I, 1299.

Page 41: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

35

steeds onderwerpen aan nationale beperkingen, in afwachting van de realisatie van

coördinatie- en harmonisatierichtlijnen.146

88. Naar aanleiding hiervan heeft het Hof van Justitie heeft zich verschillende keren

uitgesproken over de draagwijdte van het recht van vrije dienstverlening en de mogelijkheid

van lidstaten om die vrijheid van dienstverlening te beperken, waarbij haar rechtspraak een

stevige waarde heeft verkregen. In verschillende zaken voerde het Hof aan dat de vrijheid van

dienstverlening een fundamentele verdragsbepaling is.147

De vrije dienstverlening kan niet

beperkt worden, tenzij aan vier voorwaarden voldaan is:

- voorwaarde van algemeen belang: de beperking kan enkel gerechtvaardigd worden

door dwingende regelen van algemeen belang;

- noodzakelijkheidscriterium: de beperking mag geen overbodige herhaling zijn van

een regel waaraan de dienstverlener in de lidstaat waarin hij is gevestigd reeds

onderworpen is;

- proportionaliteitscriterium: de beperking moet objectief noodzakelijk zijn en dus

mag het zelfde resultaat niet bereikt worden door minder vergaande, schadelijke

maatregelen;

- non-discriminatiebeginsel: de beperking moet op gelijke wijze van toepassing zijn

op elke persoon of onderneming die dezelfde activiteit uitoefent op het

grondgebied van de ontvangst-lidstaat.148

89. Het Hof van Justitie behandelde op 4 december 1986 vier zaken die betrekking hadden op

het vrij verrichten van diensten door verzekeringsondernemingen.149

Het Hof stelde er op een

resolute wijze dat ook in de verzekeringssector het vrij verrichten van diensten een

146

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van

zaken”, T.B.H. 1989, (907) 912. 147

HvJ 33/74, Van Binsbergen, Jur. 1974, I, 1299; HvJ 39/75, Coenen, Jur. 1975, I, 1547; HvJ 110/78, Van

Wesemael, Jur. 1979, I, 35; H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde

generatie” in X., Het Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu,

1992, 38; H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand

van zaken”, T.B.H. 1989, (907) 913. 148

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het

Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 38; H.

CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”,

T.B.H. 1989, (907) 913. 149

HvJ 220/83, Commissie t. Frankrijk, Jur. 1986, I, 3663; HvJ 252/83, Commissie t. Denemarken, Jur. 1986, I,

3713; HvJ 205/84, Commissie t. Bondsrepubliek Duitsland, Jur.1986, I, 3755; HvJ 206/84, Commissie t. Ierland,

Jur. 1986, I, 3817.

Page 42: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

36

fundamentaal principe is dat enkel beperkt kan worden indien op een cumulatieve wijze de

bovenstaande voorwaarden aanwezig zijn. Daarenboven ging zij dieper in op twee van de

bovengenoemde voorwaarden.150

90. Met betrekking tot de vereiste van het algemeen belang stelde het Hof dat het algemeen

belang ook de bescherming van de belangen van de consument omvat, en dit om wille van het

feit dat verzekeringen een bijzonder gevoelige sector is met betrekking tot de bescherming

van de consument-verzekeringsnemer.151

91. Voor wat betreft de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit nam het Hof

de stelling in dat een lidstaat op wiens grondgebied verzekeringsdiensten worden verricht?

zonder twijfel mag toezicht uitoefenen op de toepassing van zijn eigen wetgeving of

regelgeving met betrekking tot alle aspecten die nog niet het voorwerp hebben uitgemaakt van

een harmonisatie of coördinatie van de wetgevingen of regelgevingen.152

Zoals hierboven

uiteengezet ging het onder meer om bepalingen met betrekking tot technische reserves en

voorzieningen en de corresponderende activa, de algemene en bijzondere voorwaarden, etc.

De belangrijkste stelling van het Hof is echter deze waarbij ze oordeelt dat de

proportionaliteitsvoorwaarde toelaat dat een lidstaat waar de diensten verricht worden de

vereiste van een vergunning oplegt aan de dienstverrichter. Het is op basis van het Verdrag

van Rome echter wel verboden voor de lidstaat die het ontvangstland van de dienst is, om zo

ver te gaan dat ze zou eisen dat de dienstverrichter zich vestigt in de lidstaat op wiens

grondgebied de dienst wordt verricht alvorens zij haar diensten mag verrichten in deze

lidstaat.153

Deze mogelijkheid tot het vooropstellen van een vereiste van vergunning werd

150

Ik bespreek hier kort de stelling van het Hof met betrekking tot de voorwaarden van het algemeen belang en

de noodzakelijkheid en proportionaliteit. Voor uitvoerige rechtsleer met betrekking tot deze 4 belangrijke

arresten zie o.m. J. BORGESIUS, “Rechterlijk oordeel over het vrije verkeer van diensten in de EEG”, Het

Verzekeringsarchief 1987, 109-137; B. DIRICK, “La libre prestation des services dans le secteur de l’assurance

directe” (noot onder Hof van Justitie 4 december 1986, zaak 205/84), Ann.Dr.Liège 1987, 388-415; BOUTARD-

LABARDE M.CL., “Chronique de jurisprudence de la Cour de Justices des Communautés européennes. Libre

circulation des personnes et des services”, Journal du Droit International 1990, 475 - 476; H. CLAASSENS en H.

COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”, T.B.H. 1989, 907

– 934. 151

Zie onder meer HvJ 205/84, Commissie t. Duitsland, Jur. 1986, I, 3755, overwegingen 30 en 31; R. VAN

GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises d’assurances dans le cadre de l’évolution de

la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 328. 152

Zie onder meer HvJ 205/84, Commissie t. Duitsland, Jur. 1986, p. 3755, overwegingen 40 en 41; H.

CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”,

T.B.H. 1989, (907) 916. 153

R. VAN GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises d’assurances dans le cadre de

l’évolution de la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 328; H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het

juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”, T.B.H. 1989, (907) 926.

Page 43: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

37

opgenomen in de Richtlijn 88/357, de tweede richtlijn-schadeverzekering, waarover straks

meer.

92. In 1985 werd door de Europese Commissie een Witboek opgesteld. Het Witboek was een

groots werkprogramma dat de volledige voltooiing van de Europese interne markt tegen 1

januari 1992 vooropstelde. Tevens voorzag het Witboek in een methodiek om die doelstelling

te bereiken, zij stelde immers 3 technieken voorop die een grote vooruitgang zouden kunnen

betekenen voor de realisatie van de interne markt. Het ging om een minimale coördinatie van

de nationale controlewetgevingen en regelgevingen, een wederzijdse erkenning van de

controleregels van elke lidstaat en de “home country control” wat inhoudt dat de controle zou

plaatsvinden door het land van oorsprong van de dienstverrichter.154

93. In februari 1986 werd echter de Europese Akte ondertekend. De Europese Akte wijzigt het

Verdrag van Rome en vult het aan, waarbij de Akte ook de bepaling omtrent de realisatie van

de gemeenschappelijke interne markt overneemt. Een belangrijke wijziging die de Europese

Akte doorvoert is de bepaling waarin gesteld wordt dat richtlijnen via een gekwalificeerde

meerderheid vastgesteld kunnen worden, waardoor dus de unanimiteit overbodig werd. Deze

bepaling vormde de doorslag voor het uitwerken van de tweede generatie richtlijnen voor wat

betreft de realisatie van de interne verzekeringsmarkt.155

§2. Totstandkoming van de tweede generatie

94. De tweede generatie richtlijnen had tot doel om de in de jaren 70 gestarte vrijmaking van

de markt opnieuw te herlanceren en verder uit te bouwen.156

Nochtans gaat ook de tweede

generatie van richtlijnen niet over tot een volledige harmonisatie en coördinatie van de

nationale wetgevingen. Ze plaatst een eerste stap in de richting van de interne markt en

garandeert vooral de volledige vrijheid van dienstverlening met het oog op de bescherming

die geboden moet worden aan de consument, afhankelijk van de aard van het te dekken risico

en de kwalificatie van de verzekeringsnemer.157

154

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van

zaken”, T.B.H. 1989, (907) 918. 155

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van

zaken”, T.B.H. 1989, (907) 920. 156

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 407. 157

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 407.

Page 44: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

38

§3. Schadeverzekeringen

95. Uit de inleidende overwegingen van Richtlijn 88/357, de tweede richtlijn-

schadeverzekering, kunnen twee doelstellingen afgeleid worden. Eerst wordt gesteld dat de

eerste coördinatierichtlijn aangevuld en vervolledigd moet worden, alsook dat de

controlebevoegdheden en controlemiddelen van de toezichthoudende autoriteiten op de

verzekeringsondernemingen verder omschreven moeten worden.158

De tweede doelstelling focust op het invoeren van specifieke bepalingen betreffende de

toegang, uitoefening en toezicht op de werkzaamheden in het kader van het verrichten van

diensten. 159

96. Kenmerkend voor de tweede richtlijn-schadeverzekering is het onderscheid tussen de

“grote risico’s” of de “grote verzekeringsnemers” en de “massarisico’s” of de “kleinere

verzekeringsnemers”.160

Het onderscheid situeert zich tussen de verzekeringnemers die

wegens hun hoedanigheid of grootte of wegens de aard van het te verzekeren risico geen

bijzondere bescherming nodig hebben in de lidstaat waar het risico is gelegen. Deze

verzekeringnemers moet een totale vrijheid verleend worden om een beroep te doen op een zo

ruim mogelijke verzekeringsmarkt. Verder moet tevens een adequate bescherming

gegarandeerd worden aan de andere verzekeringnemers.161

97. De groep “grote risico’s” wordt, ongeacht de omvang, gevormd door de risico’s die

behoren tot de branche transport of casco rollend spoorwegmaterieel, luchtvaartcasco, casco

zee- en binnenschepen alsook de vervoerde goederen, wettelijke of beperkte aansprakelijkheid

luchtvaartuigen en wettelijke of beperkte aansprakelijkheid zee- en binnenschepen. Ook de

risico’s die behoren tot de branches krediet en borgtocht aan personen of ondernemingen die

in het kader van een beroeps- of industriële activiteit handelen worden als groot risico

gekwalificeerd.162

Verder worden ook een aantal risico’s die aan bepaalde boekhoudkundige

158

Overweging 4 Richtlijn 88/357; H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne

verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”, T.B.H. 1989, (907) 922. 159

Overweging 4 Richtlijn 88/357; H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne

verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”, T.B.H. 1989, (907) 923. 160

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 408. 161

Overweging 5, Richtlijn 88/357; H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne

verzekeringsmarkt: overzicht en stand van zaken”, T.B.H. 1989, (907) 924. 162

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 73; H.

CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het Europa van

de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 43.

Page 45: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

39

criteria voldoen gekwalificeerd als grote risico’s.163

Deze boekhoudkundige criteria zijn terug

te vinden in art. 1.7 van het Controlereglement164

, waarbij het gaat om risico’s die behoren tot

de branches brand en natuurevenementen, andere schade aan goederen, algemene wettelijke

of beperkte aansprakelijkheid en diverse geldelijke verliezen voor zover de

verzekeringsnemer ten minste twee van de volgende drie criteria overschrijdt:165

- balanstotaal van 6,3 miljoen euro (tweede richtlijn sprak over 12,4 miljoen Ecu166

)

- netto-omzet van 12,8 miljoen euro (tweede richtlijn sprak over 24 miljoen Ecu)

- gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar van 250 (tweede richtlijn

sprak over 500)

De “massarisico’s” vormden alle andere risico’s dan hierboven genoemd.

98. De richtlijn stelt dat de verzekeringsnemers “grote risico’s” geen bijzondere bescherming

nodig hebben in de lidstaat waar het risico gesitueerd is en stelt dan ook dat voor deze risico’s

het algemene principe van de “home country control” geldt wat inhoudt dat op deze risico’s

de nationale controlereglementering van de lidstaat waar de verzekeraar gevestigd is van

toepassing is en dat het toezicht gebeurt door de overheid van de desbetreffende lidstaat.167

De verzekeringsnemers van “massarisico’s” moeten in een hogere graad beschermd worden

en zijn onderworpen aan de nationale controlereglementering en het toezicht door de overheid

van de lidstaat waar het risico’s zich situeert, waardoor het principe van de “risk country

control” of “host country control” in het leven geroepen wordt.168

99. In het kader van het verrichten van diensten binnen de verzekeringssector creëert de

tweede richtlijn-schadeverzekering toch een groot contrast tussen de “grote risico’s” en de

163

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 73. 164

Art. 1.7 K.B. van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de

verzekeringsondernemingen, BS 11 april 1991. 165

Op 1 januari 1993 werden de cijfercriteria in de tweede richtlijn-schadeverzekering herleid tot de helft; H.

CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het Europa van

de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 43. 166

Ecu of de European Currrency Unit was een Europese rekeneenheid die in 1979 werd ingevoerd. Het ging om

een korfmunt die op 1 januari 1999 vervangen werd door de euro. 167

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 408. 168

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 408.

Page 46: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

40

“massarisico’s” voor wat betreft de vrijmaking. De “grote risico’s” genieten met het principe

van de “home country control” een soepeler regime dan de “massarisico’s”.169

Toch is het zo dat de lidstaat waar het risico gesitueerd is de uitoefening van bepaalde

diensten door de verzekeringsonderneming aan bijkomende vereisten kan onderwerpen. Zo

kan de lidstaat op wiens grondgebied het risico gesitueerd is, de toegang tot het uitoefenen

van dergelijke diensten afhankelijk stellen van een vergunning170

, kan de lidstaat wettelijke en

bestuursrechtelijke bepalingen invoeren die betrekking hebben op de algemene en/of

bijzondere polisvoorwaarden, tarieven, formulieren en documenten171

, en kan ze de omvang

van de technische voorzieningen voor de betrokken overeenkomsten, de dekkingswaarde en

lokalisatie van de congruente activa onderwerpen aan regels en toezicht van de lidstaat172

.173

Dit betekent dat de lidstaat waar het risico zich bevindt de regelgeving die van toepassing is

op de nationale verzekeringsondernemingen die er gevestigd zijn ook toepasselijk kan stellen

voor verzekeringsondernemingen die op haar grondgebied een risico dekken.174

100. De vraag rijst nu of de tweede richtlijn-schadeverzekering een doorbraak vormde voor

wat betreft de vrijheid van dienstverlening voor schadeverzekeringen.

We blikken even terug op de situatie op dat moment in België. België hanteerde reeds een

liberale aanpak ten aanzien van verzekeringsondernemingen die in een andere lidstaat van de

Europese Unie gevestigd waren. Het Controlereglement van 1991 sloot op dat moment

dergelijke verzekeringsondernemingen uit van de Belgische controlewetgeving. De tweede

richtlijn-schadeverzekering betekende dus geen voordeel voor die

verzekeringsondernemingen aangezien zij voor overheden de mogelijkheid creëerde om

verschillende verplichtingen en vereisten op te leggen waardoor zij toch onder Belgische

controle konden vallen.175

169

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van

zaken”, T.B.H. 1989, (907) 925. 170

Art. 15 tweede richtlijn-schadeverzekering. 171

Art. 18 tweede richtlijn-schadeverzekering. 172

Art. 23 tweede richtlijn-schadeverzekering. 173

Richtlijn 92/49 van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke

bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en

houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, Pb. L. 11 augustus 1992, afl. 228, 1 - 23; B. DUBUISSON,

“Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”, T.Verz. 1992, (401) 408;

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het Europa

van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 44. 174

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 409. 175

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van

zaken”, T.B.H. 1989, (907) 927.

Page 47: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

41

101. Het is ook zo dat de “massarisico’s” die zich situeren in een andere lidstaat dan de

lidstaat waar de verzekeraar gevestigd is, door deze verzekeraar gedekt kunnen worden,

zonder dat de verzekeraar zich hiervoor dient te vestigen in de lidstaat waar het risico zich

voordoet. Volgens de tweede richtlijn-schadeverzekering kan de lidstaat waar het risico zich

voordoet aan de verzekeraar echter wel bepaalde vereisten opleggen. In de praktijk merkt men

echter vaak op dat deze vereisten vaak bijzonder vergaand zijn waardoor er een situatie

gecreëerd wordt waarbij het voor de verzekeraar bijna gunstiger wordt om zich in de

betrokken lidstaat te vestigen dan om er alle voorwaarden en vereisten te voldoen om er een

dienst te mogen aanbieden.176

102. Als algemene conclusie kan gesteld worden dat de tweede richtlijn-schadeverzekering

niet zeer baanbrekend was op het vlak van vrije dienstverlening aangezien ze enkel voor de

“grote risico’s” een vrijmaking doorvoerde door middel van de “home country control”, daar

waar de dekking van “massarisico’s” onderhevig gesteld kan blijven aan de voorwaarde van

een vergunning en de “risk/host country control”.177

§4. Levensverzekeringen

103. Richtlijn 90/619 of de tweede richtlijn-levensverzekering maakt, in tegenstelling tot de

hierboven besproken tweede richtlijn-schadeverzekering, geen onderscheid tussen “grote

risico’s” en “massarisico’s”. Zij onderscheidt echter wel de verzekeringsovereenkomsten

waarvan het initiatief uitging van de verzekeringsnemer zelf en de andere overeenkomsten,

die dus niet op initiatief van de verzekeringsnemer maar wel op initiatief van de verzekeraar

werden afgesloten.178

Men ging ervan uit dat verzekerde die inging op een aanbod dat door

een buitenlandse verzekeraar werd geformuleerd een verdergaande bescherming nodig heeft

dan een verzekeringsnemer die zelf initiatief nam tot het sluiten van een polis.179

104. De tweede richtlijn-levensverzekering voert aan dat de polissen gesloten op initiatief van

de verzekeringsnemer zelf beschermd worden door het principe van de “home country

176

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt: overzicht en stand van

zaken”, T.B.H. 1989, (907) 928. 177

R. VAN GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises d’assurances dans le cadre de

l’évolution de la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 328. 178

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 73; H.

CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het Europa van

de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 46. 179

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 73.

Page 48: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

42

control”, daar waar de polissen die op initiatief van de verzekeraar werden afgesloten een

grotere bescherming geboden wordt door middel van de “risk/host country control” met

toezicht van de lidstaat op wiens grondgebied de dienst wordt uitgevoerd.180

Onderafdeling 3. Derde generatie

105. De derde generatie richtlijnen bestaat voor wat betreft de activiteiten “niet-leven” uit

Richtlijn 92/49 van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en

bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering

van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en

88/357/EEG181

en voor de activiteiten “leven” uit de Richtlijn 92/96 van de Raad van 10

november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen

betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen

79/267/EEG en 90/619/EEG182

.

§1. Totstandkoming

106. Het is opmerkelijk dat de derde generatie richtlijnen zeer kort na de realisatie van de

tweede generatie richtlijnen is doorgevoerd183

.184

Reden hiervoor ligt in het feit dat de

Europese wetgever bij de invoering van de tweede generatie richtlijnen een kans tot het

nemen van een grotere stap in de richting van de vrijmaking van de verzekeringsmarkt heeft

laten liggen...

107. We grijpen even terug naar de uitspraak van het Hof van Justitie in het arrest van 4

december 1986, Commissie tegen Duitsland.185

Het Hof ging in dit arrest in op de

180

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 73; H.

CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het Europa van

de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 46. 181

Richtlijn 92/49 van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke

bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en

houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG, Pb. L. 11 augustus 1992, afl. 228, 1 - 23.

Hierna volgend wordt deze Richtlijn de derde richtlijn-schadeverzekering genoemd. 182

Richtlijn 92/96 van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke

bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en

90/619/EEG, Pb. L. 9 december 1992, afl. 360, 1-27. Hierna volgend wordt deze Richtlijn de derde richtlijn-

levensverzekering genoemd. 183

De tweede generatie richtlijnen-schadeverzekering en –levensverzekering dateren respectievelijk van 1988 en

1990. Amper 4 jaar (schadeverzekering) en 2 jaar (levensverzekering) later werd de derde generatie richtlijnen in

leven geroepen. 184

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het

Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 47. 185

HvJ 205/84, Commissie t. Duitsland, Jur.1986, p. 3755.

Page 49: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

43

voorwaarden van het algemeen belang en de noodzakelijkheid van de beperkingen in functie

van het algemeen belang om die beperkingen op de vrije dienstverlening te verantwoorden.

Het Hof stelde dat de toen reeds van toepassing zijnde eerste generatie van richtlijnen geen

harmonisatie doorvoerde van de nationale regels die betrekking hadden op de technische

reserves, dekkingswaarden en verzekeringsvoorwaarden. Deze zaken bleven onderhevig aan

de nationale wetgeving van elke lidstaat. Het Hof besloot dat de afwezigheid van enige

coördinatie op vlak van deze aspecten met zich meebracht dat elke lidstaat de toepassing van

zijn eigen wetgeving daaromtrent mocht eisen en controleren. De afwezigheid van een

geharmoniseerde, communautaire regelgeving betekende dan ook dat voldaan was aan de

noodzakelijkheidsvereiste om de beperkingen die door de nationale wetgevingen opgelegd

konden worden te verantwoorden.186

108. Een logisch gevolg van deze uitspraak van het Hof van Justitie was dan ook geweest dat

de Europese wetgever deze ‘toegelaten’ beperkingen op de vrije dienstverlening die

betrekking hadden op de technische reserves, dekkingswaarden en verzekeringsvoorwaarden

zou aanpakken door het doorvoeren van een harmonisatie van de nationale regelgevingen met

betrekking tot deze aspecten. Op die manier zou men met de tweede generatie richtlijnen

onmiddellijk een grote stap gezet hebben richting de volledige vrijheid van dienstverlening,

en dit zonder het overbodige onderscheid door te voeren tussen de “grote risico’s” en de

“massarisico’s”.187

Het is dus pas in de derde generatie richtlijnen dat de Europese wetgever ingaat op deze door

het Hof van Justitie gedane ‘voorstellen’.188

§2. Inhoud

109. De derde generatie richtlijnen gaat over tot een zeer grote liberalisering en deregulering

van de verzekeringssector waarbij zij de vrijheid van de dienstverlening van de tweede

generatie aan een zeer grondig onderzoek onderwerpt en de “vrijheid van dienstverlening met

186

J. STEENLANT en H. VANHEES, “Vrije vestiging en dienstverlening in de verzekeringssector – de arresten van

28 januari en 4 december 1986 van het Hof van Justitie”, RW 1987-1988, (105) 114; H. CLAASSENS en H.

COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het Europa van de verzekeringen:

de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 54. 187

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het

Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 54. 188

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het

Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 54.

Page 50: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

44

twee snelheden”189

vervangt door een stelsel gebaseerd op de principes van de enige

vergunning en het algemene stelsel van de “home country control” en afschaffing van de

controle “a priori”.190

Voor het eerst is er sprake van een effectieve, vergaande harmonisatie van prudentiële regels

die essentieel zijn in de bescherming van de verzekeringsnemer.191

Zij vormt een ( op dat

moment voorlopig) eindpunt van de evolutie van de realisatie van de interne

verzekeringsmarkt en hanteert de concepten van harmonisatie, “home country control” en

enige vergunning als leidraad.

§3. Enige vergunning

110. Het principe van de enige vergunning krijgt in de derde generatie richtlijnen voor het

eerst volledige gelding. Het betekent dat de bevoegde, toezichthoudende overheid van de

lidstaat waar een verzekeringsonderneming zijn hoofdzetel aan deze

verzekeringsonderneming een vergunning verleent. Deze vergunning heeft betrekking op alle

diensten en activiteiten die door deze verzekeringsonderneming aangeboden en verricht

worden, ten eerste in de lidstaat waar de hoofdzetel gesitueerd is, vervolgens in een andere

lidstaat waar er filialen, bijkantoren of agentschappen gesitueerd zijn en ten slotte voor alle

diensten die in het kader van het principe van de vrije dienstverlening in andere lidstaten

worden aangeboden en verricht.192

Een verzekeringsonderneming zal dus op basis van de vergunning die hij in de lidstaat van de

hoofdzetel heeft verkregen in een andere lidstaat diensten kunnen aanbieden, en dit onder

controle en volgens de regelgeving van de toezichthoudende overheid van de lidstaat die de

vergunning verleende.193

Deze enige vergunning, die uiteraard enkel volledig kan

functioneren bij een wederzijdse erkenning van de nationale controlemechanismen door elke

lidstaat, maakte het mogelijk om een volledige toepassing van de “home country control”

mogelijk te maken.

189

De tweede generatie richtlijn wordt ook wel eens omschreven als de richtlijn die een nieuwe vrijheid van

dienstverlening met twee snelheden diende te realiseren. Met die twee snelheden doelde men op het grote

onderscheid dat werd ingevoerd tussen de grote risico’s en de massarisico’s; L. SCHUERMANS, Grondslagen van

het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 72. 190

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 73. 191

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 73. 192

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het

Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 57. 193

J-J. MARETTE, “Contrôle de l’assurance et marché unique” in X, Het Europa van de verzekeringen: de

richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 91.

Page 51: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

45

§4. Home country control

111. Vanaf de invoering van de derde generatie wordt de controle enkel uitgeoefend door de

lidstaat waar de hoofdzetel van de verzekeringsonderneming gevestigd is, en niet meer door

de lidstaat waar de vestiging gesitueerd is.194

Bij de tweede generatie richtlijnen was het

echter zo dat er een controle werd uitgeoefend door de toezichthoudende overheid van de

lidstaat waar de verzekeringsonderneming gevestigd was195

én een controle door de

toezichthoudende overheid van de lidstaat waar het risico zich voordeed en gedekt werd196

.

Deze dubbele controle werd immers mogelijk gemaakt door de tweede richtlijn-

schadeverzekering die de lidstaten de optie bood om de dekking van een risico op haar eigen

grondgebied door een verzekeringsonderneming uit een andere lidstaat afhankelijk te stellen

van bepaalde voorwaarden197

.

De derde generatie richtlijnen laat de toezichthoudende overheid van het land van oorsprong

van een verzekeringsonderneming dus een vergunning afleveren, waarbij deze vergunning de

uitoefening van de vrije vestiging door middel van bijkantoren, filialen of agentschappen

toelaat, alsook de vrije dienstverlening in de Europese Unie, en dit alles onder toepassing van

de “home country control” waarbij de verzekeringsonderneming onderhevig is aan de

reglementering en controle van het land van oorsprong van de verzekeringsonderneming.198

112. De algemene toepassing van het principe van de “home country control” kon enkel

gerealiseerd worden indien er sprake was van een volledige harmonisatie van de nationale

regelgevingen waardoor de bijkomende toepassing van de “risk country control” overbodig

werd. Enkel de vergaande harmonisatie van de nationale regelgevingen zoals die door de

derde generatie richtlijnen doorgevoerd werd, kon de toepassing van de “home country

control” en enkel en alleen de “home country control” mogelijk maken.

113. De principes van de enige vergunning en de toepassing van de “home country control”

moeten het een Europese verzekeringsonderneming mogelijk maken om zijn diensten, door

194

H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het

Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 57. 195

“home country control” 196

“risk country control” 197

Zoals eerder besproken kan het gaan om de vereiste van het verkrijgen van een vergunning, wettelijke en

bestuursrechtelijke bepalingen die betrekking hebben op de algemene en/of bijzondere polisvoorwaarden,

tarieven, formulieren en documenten. Alsook het onderwerpen van de omvang van de technische voorzieningen

voor de betrokken overeenkomsten, de dekkingswaarde en lokalisatie van de congruente activa aan regels en

toezicht van de lidstaat waar het risico zich voordoet. 198

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999,

16.

Page 52: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

46

middel van de vrije dienstverleningen, agenstappen, filialen of bijkantoren, aan te bieden op

het ganse Europese grondgebied indien hij over een enige vergunning beschikt die hij

verkreeg van de toezichthoudende overheid van de lidstaat waar zijn hoofdzetel gesitueerd is

en waarbij hij onder enig toezicht valt van diezelfde overheid. Ten aanzien van een

consument-verzekeringsnemer betekent de realisatie van de enige vergunning en de “home

country control” dat hij op zoek kan gaan naar de dekking die het best bij zijn behoeften

aansluit, waarbij hij alle verzekeringsondernemingen binnen het Europese grondgebied kan

aanspreken, wetende dat de verzekeringsonderneming die zijn risico zal dekken onderhevig is

aan de regelgeving én het toezicht van de lidstaat waar zij haar hoofdzetel heeft.199

§5. Minimale harmonisatie

114. De harmonisatie die de derde generatie richtlijnen beoogt heeft voornamelijk betrekking

op de nationale prudentiële regels van controle en toezicht op de verzekeringsondernemingen,

alsook de toelatings- en uitoefeningsvoorwaarden voor het verzekeringsbedrijf, verplichtingen

met betrekking tot de technische reserves, het waarborgfonds en de spreiding en diversificatie

van de activa die corresponderen met de technische reserves200

.201

De door deze generatie

doorgevoerde harmonisatie was nodig om een wederzijdse erkenning van de door de lidstaten

gehanteerde controlemechanismen tot stand te brengen en aldus het principe van de enige

vergunning volledige werking te laten krijgen.

a. afschaffing a priori controle op polisvoorwaarden en tarieven

115. Met betrekking tot de materiële controle die door de lidstaat van herkomst van de

verzekeringsonderneming wordt uitgeoefend moet ook een opmerking worden gemaakt voor

wat betreft de vroeger bestaande “a priori” of voorafgaande controle door de

toezichthoudende overheid op de polisvoorwaarden en tarieven. De richtlijn gaat over tot

deregulatie door onder meer deze “a priori” controle te verbieden.202

Een voorafgaande

goedkeuring van de verzekeringsvoorwaarden lijkt volgens de richtlijn niet gerechtvaardigd in

199

R. VAN GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises d’assurances dans le cadre de

l’évolution de la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 328. 200

Zie onder meer overweging 14 van de derde richtlijn-schadeverzekering volgens hetwelk de lidstaat van

herkomst van de verzekeraar niet meer kan verlangen van deze verzekeringsonderneming dat zij de activa die

tegenover de technische voorziening staat, in bepaalde activa gaat beleggen om wille van het feit dat dergelijke

vereisten strijdig zouden zijn met het principe van het vrij verkeer van kapitaal. 201

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 74. 202

R. VAN GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises d’assurances dans le cadre de

l’évolution de la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 329; H. CLAASSENS en H. COUSY, “Het

algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie” in X., Het Europa van de verzekeringen: de

richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 57.

Page 53: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

47

het kader van de realisatie van de interne markt.203

Ook een systematische mededeling van de

algemene en bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolissen, de tarieven, en de

formulieren en andere documenten waarvan een verzekeringsonderneming gebruik wil maken

in haar betrekkingen met de verzekeringnemers is uit den boze.

116. De “a priori” controle en systematische mededelingen hielden in dat elke nieuwe

verzekeringsactiviteit voorafgaandelijk aan de toezichthoudende overheid voorgelegd

moesten worden én goedkeuring dienden te verkrijgen alvorens zij uitgeoefend werden. In

principe gold hier het beginsel dat alles verboden was tenzij expliciet en voorafgaandelijk

aangevraagd en toegelaten. Deze “a priori” controle kwam erop neer dat de toezichthoudende

overheid een bepaald “kwaliteitslabel” toekende aan de polisvoorwaarden van bepaalde

verzekeringscontracten. In het licht van de interne markt en het principe van de enige

vergunning is het niet gerechtvaardigd dat het aan een nationale toezichthoudende overheid

toekomt om de toegang tot verzekeringsproducten die reeds in andere lidstaten gehanteerd

worden toe te staan of te weigeren.204

Hetzelfde geldt voor de tarieven. De enige instantie die de solvabiliteit en financiële situatie

van de verzekeringsonderneming mag beoordelen is immers de lidstaat waar de hoofdzetel

van de verzekeringsonderneming zich bevindt. Het is ook enkel zij die een onderzoek mag

leveren naar het gehanteerde beleid inzake de tarieven en de mogelijkheid dat de solvabiliteit

in gevaar gebracht zou worden door dit beleid.205

117. Door deze a priori controle en systematische mededelingen af te schaffen beoogde men

de vrije markt volledig te laten spelen in de realisatie van de Europese interne

verzekeringsmarkt. Voor het toezicht op de naleving van de nationale bepalingen die door de

lidstaat van herkomst werden opgesteld kan de toezichthoudende overheid van een

verzekeringsonderneming die op zijn grondgebied het verzekeringsbedrijf wenst uit te

oefenen, enkel een niet-systematische mededeling eisen en een “a posteriori” controle

203

Art. 39 en overweging 20 van de Richtlijn 92/49; B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché

unique de l’assurance: mythes et réalités”, T.Verz. 1992, (401) 416. 204

J-J. MARETTE, “Contrôle de l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de

richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 93. 205

J-J. MARETTE, “Contrôle de l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de

richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 93.

Page 54: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

48

uitoefenen206

. Deze “a posteriori” controle werkt volgens het omgekeerde principe van de “a

priori” controle en stelt dat alles toegelaten is tenzij het expliciet verboden wordt.207

Het verbieden van deze voorafgaande, “a priori” controle en systematische mededelingen

moet de diversificatie en variëteit in het aanbod van de verzekeringsproducten en de

concurrentie tussen verzekeringsondernemingen ten goede komen.208

118. Dit betekent dus dat de controle die door de toezichthoudende overheid van de lidstaat

van herkomst betrekking heeft op solvabiliteit, de technische reserves en de diversificatie,

lokalisatie en congruentie van de activa die corresponderen met de technische reserves, en dit

volgens de regelgeving die door de lidstaat van herkomst zelf werd vastgelegd.209

b. technische reserves

119. Toch moet er opgemerkt worden dat de Commissie terughoudend was ten aanzien van de

harmonisatie van de regels die betrekking hebben op de technische reserves. Zij vertrok hier

voornamelijk van een minimale, gelimiteerde harmonisatie door een aantal minimumnormen

vast te leggen waarbij de lidstaat van herkomst zelf strengere regels kan opleggen aan de

verzekeringsondernemingen waaraan zij een vergunning verleende.210

Deze minimale

harmonisatie blijkt ook uit de verwijzing van de Richtlijn 92/49 naar de Richtlijn 91/674

betreffende de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening van

verzekeringsondernemingen211

.212

206

Art. 39 Richtlijn 92/49. 207

L. VAN DEN BERGHE, “Marketing en distributie van nationale en Europese verzekeringsprodcuten – het

economisch kader” in VERENIGING VOOR RECHTSWETENSCHAP (ed.), Verzekering en Europa, Zwolle, W.E.J.

Tjeenk Willink, 1995, 4. 208

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, (401) 415. 209

R. VAN GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises d’assurances dans le cadre de

l’évolution de la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 328; B. DUBUISSON, “Le consommateur

européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”, T.Verz. 1992, (401) 415. 210

Overweging 8 Richtlijn 92/49; R. VAN GOMPEL, “Considérations générales sur le contrôle des entreprises

d’assurances dans le cadre de l’évolution de la réglementation européenne”, T.Verz. 1994, (326) 329; B.

DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”, T.Verz.

1992, (401) 415. 211

Richtlijn 91/674 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en geconsolideerde

jaarrekening van verzekeringsondernemingen, Pb. L. 31 december 1991, afl. 374, 7 – 31. 212

Overweging 4 van de Richtlijn 92/49; B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de

l’assurance: mythes et réalités”, T.Verz. 1992, (401) 415.

Page 55: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

49

c. corresponderende activa

120. Ook voor wat betreft de diversificatie, lokalisatie en congruentie van de activa die

corresponderen met de technische reserves krijgen lidstaten van herkomst de mogelijkheid om

zelf regels uit te werken waarbij zij bepaalde categorieën van activa niet toelaatbaar kunnen

stellen als dekking van een technische reserve. Zo kunnen zij ook strengere regels uitwerken

waarin voorwaarden voor het gebruik van bepaalde activa worden vastgelegd.213

Onderafdeling 4. Besluit omtrent de drie generaties richtlijnen

121. De realisatie van de interne verzekeringsmarkt vond plaats in drie stappen. De stappen

die genomen werden richting die eengemaakte markt waren echter niet steeds even groot...

Wanneer men ze vanuit het standpunt van de consument bestudeert merkt men al gauw dat de

eerste generatie richtlijnen geen doorbraak vormden in de realisatie van de oorspronkelijke

doelstelling die eruit bestond om de consument een grote aanbod van verzekeringsproducten

te bieden en een zo laag mogelijke prijs in stellen.

122. De tweede generatie richtlijnen wordt gekenmerkt door haar “twee snelheden”. Ze maakt

een onderscheid tussen de “grote risico’s” en de “massarisico’s” en de controles die erop van

toepassing zijn, respectievelijk de “home country control” en de “risk country control”,

waarbij het al snel duidelijk werd dat de markt van de “grote risico’s” een grotere

liberalisering kende dan de markt van de resterende “massarisico’s”. De consument die enkel

geconfronteerd wordt met risico’s die geklasseerd worden onder de “massarisico’s” geniet

dus niet van de liberalisering die in de tweede generatie beoogd werd.

123. De grootste stap richting de vrijmaking van de verzekeringsmarkt werd genomen met de

invoering van de derde generaties richtlijnen. Men kwam tot inzicht dat men de gehanteerde

specialisatie binnen de verschillende verzekeringsactiviteiten niet meer kon blijven handhaven

en voerde de enige vergunning en een algemene toepassing van de “home country control” in

om de consument een zo groot mogelijke toegang te bieden tot Europese

verzekeringsproducten.214

De derde generatie richtlijnen poogt een evenwicht te vinden tussen

het creëren van stabiliteit op de interne verzekeringsmarkt en het uitwerken van een optimale

213

Art. 20 Richtlijn 92/49; B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance:

mythes et réalités”, T.Verz. 1992, 415. 214

B. DUBUISSON, “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et réalités”,

T.Verz. 1992, 438.

Page 56: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

50

concurrentie zowel ten voordele van de consument-verzekeringsnemer als ten voordele van de

verzekeringsondernemingen zelf.215

Met betrekking tot de harmonisatie van de essentiële prudentiële regels beperkte de Europese

wetgever zich tot een minimumharmonisatie om ook de conservatievere lidstaten mee te

krijgen in de rush tot harmonisatie. Zo slaagde zij erin een consensus te bereiken over een

regeling die voorziet in een minimumaanpak die tot een snellere vrijmaking van de interne

verzekeringsmarkt zal leiden dan een regeling die zeer detaillistisch is opgesteld.216

AFDELING 4. RICHTLIJN 2002/13 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

VAN 5 MAART 2002 TOT WIJZIGING VAN RICHTLIJN 73/239 VAN DE RAAD OP

HET GEBIED VAN DE SOLVABILITEITSMARGEVEREISTEN VOOR

SCHADEVERZEKERINGSONDERNEMINGEN

Onderafdeling 1. Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en

bedrijfspensioenen

124. Richtlijn 91/675 van de Raad tot oprichting van een Europees Comité voor

verzekeringen en bedrijfspensioenen217

stelt dat het nuttig zou zijn om een Europees Comité

voor verzekeringen en bedrijfspensioenen op te richten. Er wordt aangevoerd dat voor de

uitvoering van de richtlijnen die betrekking hebben op het schadeverzekeringsbedrijf en het

levensverzekeringsbedrijf er uitvoeringsbevoegdheden nodig zullen zijn, waarbij er ook van

tijd tot tijd technische aanpassingen noodzakelijk zullen zijn om de ontwikkelingen die zich

voordoen in de verzekeringsbranche te kunnen volgen. Deze uitvoeringsbevoegdheden en de

bevoegdheden om in te spelen op de technische aanpassingen zouden toegekend kunnen

worden aan dit Europees Comité. Het Comité zou echter wel de samenwerking die reeds

bestaat tussen de toezichthoudende overheidsinstanties met betrekking tot de toegang tot en

het toezicht op de verzekeringsondernemingen onverlet laten. Het Comité zou vooral een

schakel vormen tussen de toezichthoudende overheidsinstanties en de Europese Commissie en

instaan voor een goede coördinatie.218

215

J-J. MARETTE, “Contrôle de l’assurance et marché unique” in Het Europa van de verzekeringen: de

richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 96. 216

K. VEEKMANS, “Bank-, beurs- en verzekeringswezen: vrijmaking van de interne markt en supervisie in

Europa en de Verenigde Staten”, Jura Falc. 2004-2005, (145) 145. 217

Richtlijn 91/675 van de Raad van 19 december 1991 tot oprichting van een Comité voor het

Verzekeringswezen, Pb. L. 31 december 1991, afl. 374, 32 – 33. 218

Overwegingen Richtlijn 91/675.

Page 57: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

51

125. In de loop der jaren werd dan ook, door middel van besluiten van de Europese

Commissie overgegaan tot het instellen van een dergelijke commissie.

Zo ging het Besluit 2004/6 van de Commissie over tot de instelling van het Comité van

Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen.219

Het besluit stelde dat

het Comité dient te fungeren als een onafhankelijk bezinnings-, overleg- en adviesorgaan voor

de Europese Commissie op het gebied van verzekeringen, herverzekeringen en

bedrijfspensioenen en het moet ook een belangrijke rol spelen in het proces van de omzetting

van Europese wetgeving door een efficiëntere samenwerking te verzekeren tussen de

nationale toezichthoudende autoriteiten, "peer reviews" uit te voeren en beste praktijken te

bevorderen teneinde een consistentere en tijdige uitvoering van de communautaire wetgeving

in de lidstaten te garanderen. Tevens moet het op een open en transparante wijze uitvoerig en

vroegtijdig overleg plegen met marktdeelnemers, consumenten en eindgebruikers.220

Het

Comité nam op 24 november 2003 haar taak op.

In het kader van de invoering van de Solvency II-richtlijn221

, waarover later meer, werd

bovenstaande besluit 2004/6 echter ingetrokken en vervangen door Besluit 2009/79222

.

126. Na de uitwerking van de Lamfalussy-structuur presenteerde de Europese Commissie in

november 2007 een mededeling die een evaluatie van de Lamfalussy-structuur inhield223

.224

De Lamfalussy-structuur focust op de instelling van een nieuwe comité-structuur voor

financiële diensten. De Europese Commissie wees in deze mededeling op het groeiende

belang van de toezichthouders225

in de steeds sterker integrerende Europese markt. Deze

groeiende belangen van de toezichthouders op de financiële markten maakten een duidelijk

kader voor de werkzaamheden van deze toezichthouders en een goede samenwerking tussen

219 Besluit Commissie nr. 2004/6, 5 november 2003 tot instelling van het Comité van Europese toezichthouders

op verzekeringen en bedrijfspensioenen, Pb. L. 7 januari 2004, afl. 3, 30 – 31. 220

Overweging 4, 5 en 7 Besluit Commissie 2004/6. 221

Richtlijn 2009/138 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot

en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf, Pb. L. 17 december 2009, afl. 335, 1 – 155. 222

Besluit Commissie nr. 2009/79, 23 januari 2009 tot instelling van het Comité van Europese toezichthouders

op verzekeringen en bedrijfspensioenen., Pb. L. 29 januari 2009, afl. 25, 28 – 32. 223

COM/2007/727 def., Mededeling van de Commissie van 20 november 2007, “Evaluatie van de Lamfalussy-

structuur – Bevorderen van de toezichtsconvergentie”. 224

De Lamfalussy-structuur speelt in op de technologische ontwikkelingen en innovaties die zich constant

voordoen op financiële markten waarbij het noodzakelijk is dat ook de financiële toezichthouders deze

ontwikkelingen permanent bijbenen om een stabiliteit op deze markten te kunnen blijven garanderen. Daarom

voorziet deze nieuwe structuur in een nieuwe Europese besluitvorming over regelgeving voor de financiële

sector die snelle aanpassingen aan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Hierover later meer. 225

Hiermee doelt de Commissie niet alleen op het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en

bedrijfspensioenen, maar ook op het Comité van Europese effectenregelgevers en het Comité van Europese

bankentoezichthouders.

Page 58: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

52

hen noodzakelijk.226

Het was noodzakelijk om de rol van deze toezichthouders op de

financiële markten te verduidelijken, alsook om hun werking te versterken zonder echter een

verstoring in de bestaande structuur teweeg te brengen.227

127. Daarom werd in mei 2008 overgegaan tot een herziening van de besluiten van de

Commissie tot installatie van de comités van toezichthouders, waaronder dus ook het Comité

van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen, om de mandaten en

taken van de comités op een coherente en consistente wijze op elkaar af te stemmen en om de

samenwerking met betrekking tot het toezicht te bevorderen door het uitwerken van een

versterkt wettelijk kader met betrekking tot het toezicht.228

128. In januari 2009 werd met het Besluit 2009/79 de beslissing genomen tot intrekking van

het Besluit 2004/6229

en werd (opnieuw) een onafhankelijke adviesgroep over verzekeringen

en bedrijfspensioenen in het leven geroepen onder de benaming “Comité van Europese

toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen”230

.

Het Comité bevordert de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor

het toezicht op verzekeringen, herverzekeringen en bedrijfspensioenen, is belast met een taak

van bemiddeling, adviseert de toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot de relevante

wetgeving, bevordert de bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen

toezichthoudende overheidsinstanties en formuleert niet-bindende richtsnoeren,

aanbevelingen en standaarden waarbij zij ook de praktische toepassing ervan toetst.231

129. Het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen krijgt

dus in het Besluit 2009/79 beduidend verdergaande bevoegdheden en taken dan in het Besluit

2004/6. De bevoegdheden die door het Besluit 2009/79 worden toegekend staan volledig in

het teken van financiële stabiliteit door het uitoefenen van een toezicht door de nationale

toezichthouders waarbij het aan het Comité toekomt om de samenwerking en convergentie

van het toezicht te bevorderen.

226

Overweging 3 Besluit Commissie nr. 2009/79. 227

Overweging 4 Besluit Commissie nr. 2009/79. 228

Overweging 6 Besluit Commissie nr. 2009/79. 229

Art. 16 Besluit Commissie nr. 2009/79. 230

Art. 1 Besluit Commissie nr. 2009/79. 231

Art. 4 Besluit Commissie nr. 2009/79.

Page 59: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

53

Onderafdeling 2. Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5

maart 2002 tot wijziging van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de

solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen

130. We keren terug naar de solvabiliteitsmargevereisten voor verzekeringsondernemingen...

De eerste generatie richtlijnen, o.a. Richtlijn 73/239, legt voor de eerste keer aan

verzekeringsondernemingen de verplichting op om een toereikende solvabiliteitsmarge te

vormen. Ze vormt het belangrijkste instrument in het toezicht ter bescherming van de

verzekeringsnemers en verzekerden. De solvabiliteitsmarge vervult een waarschuwende

functie en voorziet in een groter bufferkapitaal dan wat strikt noodzakelijk is om de

verplichtingen van de verzekeringsonderneming ten aanzien van de verzekeringnemers na te

komen. Zo beschikken de verzekeringsondernemingen over extra kapitaal om de belangen

van de verzekeringnemers te beschermen indien zij geconfronteerd zouden worden met

ongunstige bedrijfs- en/of beleggingsklimaten. Er wordt dus een zekere manoeuvreerruimte

gecreëerd die de verzekeringsondernemingen toelaat om eventuele moeilijkheden op te

vangen.232

131. De regels en vereisten met betrekking tot de solvabiliteitsmarge werden voor het eerst

door Richtlijn 73/239 vastgelegd. Sindsdien waren de vereisten onveranderd gebleven en niet

meer gewijzigd door latere communautaire wetgeving. Zo bleven al die jaren de

minimumgarantiefondsen waarover een verzekeringsonderneming diende te beschikken

ongewijzigd ondanks het feit dat onder andere de schades en de bedrijfslasten gedurende die

periode sterk toegenomen waren.233

132. Reeds bij de invoering van de derde generatie richtlijnen kwam men tot het besef dat de

noodzaak ontstond om de solvabiliteitsmargevereisten aan een herziening te onderwerpen.

Richtlijn 92/49 voorzag daarop in de verplichting waarbij de Commissie aan het Comité (toen

232

COM/2000/634 def. Toelichting bij het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

tot wijzigingen van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen. 233

COM/2000/634 def. Toelichting bij het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

tot wijzigingen van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen.

Page 60: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

54

nog: Comité voor verzekeringswezen) een verslag diende voor te leggen met betrekking tot de

eventuele noodzaak van verdere harmonisatie van de solvabiliteitsmarge.234

De Commissie kwam tot het besluit dat de regeling met betrekking tot de solvabiliteit van

verzekeringsondernemingen bevredigend heeft gewerkt om wille van haar eenvoud,

gedegenheid en transparante principes.235

Toch stelde ze dat een update niet uit den boze was.

De Commissie voerde dan ook een diepgaand onderzoek in samenwerking met nationale

deskundigen van de werkgroep solvabiliteitsmarge van het Comité voor het

verzekeringswezen waarbij ook de verzekeringssector zelf uitvoerig bij het onderzoek

betrokken werd. Het resultaat was een Voorstel voor een Richtlijn tot wijziging van Richtlijn

73/239 op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen.236

133. De Commissie formuleerde de aanbeveling om de geharmoniseerde voorschriften met

betrekking tot de solvabiliteitsmarge niet zomaar te beschouwen als onveranderd over te

nemen voorschriften. Elke lidstaat is vrij om strengere regels vast te leggen alvorens zij een

vergunning aan een verzekeringsonderneming verlenen.

Ten tweede stelt zij voor om de minimumgarantiefondsen te verhogen en aan de

inflatieverloop aan te passen.

Vervolgens stelt zij voor om te voorzien in een versterkt toezicht door de bevoegde

overheidsinstanties van de lidstaten. Ze wil de mogelijkheid creëren voor de

toezichthoudende overheidsinstanties om in een vroeg stadium en zo mogelijk preventief in te

grijpen indien de rechten en belangen van verzekeringsnemers in gedrang zouden komen, dit

mits respect voor de beginselen van behoorlijk bestuur en de procedurevoorschriften.

Daarna wordt een verhoging van het solvabiliteitsmargevereiste voorgesteld voor bepaalde

verzekeringsbranches, waarbij het gaat om o.a. de wettelijke aansprakelijkheid

luchtvaartuigen en de wettelijke aansprakelijkheid zee- en binnenschepen. Het doel van deze

maatregel bestaat erin het bedrag van het wettelijk verplichte kapitaal beter te laten aansluiten

bij het risicoprofiel van de branche.

234

Art. 25 Richtlijn 92/49. 235

Overweging 6 Richtlijn 2002/13; COM/1997/398 def. Verslag aan het Comité voor het verzekeringswezen

betreffende de noodzaak van verdere harmonisatie van de solvabiliteitsmarge. 236

COM/2000/634 def. Toelichting bij het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

tot wijzigingen van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen.

Page 61: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

55

Ten vijfde stelt zij voor de solvabiliteitsmarge van de verzekeringsonderneming aan te passen

aan de activiteit van de verzekeringsonderneming waarbij dus een verzekeringsonderneming

die minder of geen nieuwe verzekeringsovereenkomsten meer sluit enkel een toereikende

solvabiliteitsmarge dient te vormen op basis van de verplichtingen die voortvloeien uit de

bestaande overeenkomsten en een evenredige vermindering van de solvabiliteitsmarge kan

doorvoeren.

Ten slotte stelt zij dat het noodzakelijk is om rekening te houden met de invloed en

wijzigingen in boekhoudkundige en actuariële benaderingen om de exacte calculatiemethodes

voor de solvabiliteitsmarges in acht te nemen, deze op een consequente wijze te kunnen

berekenen en zodoende de financiële kwaliteit te garanderen.237

134. Op basis van de vaststellingen door de Commissie gedaan in haar verslag aan het Comité

voor het verzekeringswezen besloot de Europese wetgever tot een wijziging van de Richtlijn

72/239 door invoering van de Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5

mei 2002 tot wijziging van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de

solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen.

In het algemeen legt Richtlijn 2002/13 nieuwe minimumnormen vast voor

verzekeringsondernemingen waarbij de lidstaat van herkomst zelf echter nog steeds de

mogelijkheid heeft om strengere regels op te leggen aan verzekeringsondernemingen waaraan

door eigen autoriteiten een vergunning is toegekend.238

Ze werkt vooral regels uit die

betrekking hebben op het aanleggen van een scherpere solvabiliteitsmarge zodat haar doel,

een betere bescherming van de verzekeringsnemers, bereikt kan worden.

135. Richtlijn 2002/13 werd in de Belgische wetgeving omgezet door K.B. van 26 mei

2004.239

De wijzigingen die door de Richtlijn werden doorgevoerd hebben in de eerste plaats

betrekking op de samenstelling van de solvabiliteitsmarge. Zo wordt er voorzien in nieuwe

bestanddelen om de solvabiliteitsmarge samen te stellen, werden voor het gebruik van

bestaande bestanddelen nadere preciseringen uitgewerkt, werden bepaalde elementen

geschrapt zodat deze niet meer in aanmerking komen voor de samenstelling en werden

bepaalde elementen in mindering gebracht.

237

Richtlijn 2002/13; COM/2000/634 def. Toelichting bij het voorstel voor een Richtlijn van het Europees

Parlement en de Raad tot wijzigingen van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de

solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen. 238

Overweging 14 en 15 Richtlijn 2002/13. 239

Koninklijk Besluit van 26 mei 2004 tot wijziging op het vlak van solvabiliteitsvereisten van de wet van 9 juli

1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, BS 28 mei 2004.

Page 62: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

56

Ten tweede werden wijzigingen aangebracht aan de berekening van de samen te stellen

solvabiliteitsmargevereiste betreffende niet-levensverzekeringsverrichtingen en aan het

absoluut minimum van het waarborgfonds

Ten derde werden de interventiemogelijkheden van de CBFA uitgebreid.

Als laatste werd voorzien in enkele diverse bepalingen met betrekking tot de indexatie van

enkele elementen aan het Europese indexcijfer van de consumptieprijzen.240

Er wordt dieper ingegaan op de doorgevoerde wijzigingen bij de bespreking van de

solvabiliteitsmarge en het waarborgfonds.

Hoofdstuk 3. Belgische controlereglementering

AFDELING 1. ALGEMEEN

136. De Belgische reglementering met betrekking tot de controle op

verzekeringsondernemingen ligt vervat in de Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der

verzekeringsondernemingen241

en de erop aansluitende uitvoeringsbesluiten, waaronder het

Algemeen Reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen van 22

februari 1991242

.243

137. De eerste vormen van toezicht en controle die op verzekeringsondernemingen werden

uitgeoefend vonden plaats per tak van de verzekeringssector: de

arbeidsongevallenverzekering, de levensverzekering en de verplichte

aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen werden respectievelijk in 1903, 1931 en

1967 onder toezicht geplaatst. Het is duidelijk dat we op dat ogenblik enkel te maken hebben

met een fragmentaire controle zonder dat er reeds sprake was van een algemene controle.244

240

Circulaire D. 249 van de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen aan de

verzekeringsondernemingen van 18 november 2004 betreffende de omzetting van Richtlijn 2002/13 van het

Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied

van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen. 241

Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, BS 29 juli1975, hierna verder

Controlewet genoemd.

242 Koninklijk Besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de

verzekeringsondernemingen, BS 11 april 1991, hierna verder Controlereglement genoemd. 243

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999,

18. 244

K. VEEKMANS, “Bank-, beurs- en verzekeringswezen: vrijmaking van de interne markt en supervisie in

Europa en de Verenigde Staten”, Jura Falc. 2004-2005, (145) 160.

Page 63: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

57

138. In 1973 werd door Europa echter de eerste generatie richtlijnen uitgevaardigd. Deze

richtlijnen brachten met zich mee dat de controle op de verzekeringsondernemingen in België

aan herziening onderworpen diende te worden, zodat de Belgische controle aangepast zou

worden aan de Europese regelingen. In 1975 kwam de Controlewet tot stand volgens dewelke

er een controle uitgeoefend zou worden op de verzekeringsondernemingen en hun activiteiten

en werd er dus afstand genomen van de fragmentaire controle per verzekeringstak.245

Uiteraard is het zo dat de Controlewet verschillende keren werd gewijzigd en geüpdatet om in

overeenstemming te blijven met de wijzigende Europese reglementeringen.

139. De Controlewet van 9 juli 1975 organiseerde een toezichtregime voor

verzekeringsondernemingen en installeerde een afzonderlijke toezichthouder, de

Controledienst voor de Verzekeringen. De Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht

op de financiële sector246

legde de basis voor een wijziging in het toezichtsstelsel voor de

verzekeringsondernemingen door de integratie van de Controledienst voor de Verzekeringen

bij de Commissie voor Bank- en Financiewezen.247

AFDELING 2. HERVORMING VAN HET TOEZICHTSTELSEL248

140. In de jaren negentig was een evolutie aan de gang in de financiële sector, zowel binnen

de bank- als de verzekeringssector. Als gevolg van deze evolutie drong een hervorming zich

op. De motieven voor deze hervorming zijn velerlei van aard.

141. Ten eerste werd men geconfronteerd met een opmerkelijke evolutie waarbij

gespecialiseerde banken en verzekeringsondernemingen evolueerden naar “geïntegreerde

financiële-dienstengroepen”. Tussen banken en verzekeringsondernemingen vonden steeds

vaker kruisbestuivingen plaats waarbij een steeds groter wordende verwevenheid tussen de

banken en de verzekeringsondernemingen ontstond.

Ten tweede ontstond, als gevolg van deze kruisbestuivingen en verwevenheid, er een groter

wordende eis tot modernisering van het toezicht. De toezichthouder diende steeds meer

bedreven te zijn in de complexiteit van de producten die onder meer als gevolg van de

245

K. VEEKMANS, “Bank-, beurs- en verzekeringswezen: vrijmaking van de interne markt en supervisie in

Europa en de Verenigde Staten”, Jura Falc. 2004-2005, (145) 160. 246

Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 4

september 2002. 247

E. WYMEERSCH, “De hervorming van het financieel toezicht in België”, T.Verz. 2004, (205) 206; L.

SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 119. 248

E. WYMEERSCH, “De hervorming van het financieel toezicht in België”, T.Verz. 2004, (205) 207.

Page 64: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

58

kruisbestuivingen tussen banken en verzekeringsondernemingen werden aangeboden. Dit

bracht uiteraard een grotere kostprijs met zich mee, elke toezichthouder249

diende immers die

modernisering door te voeren. Door echter een synergie te creëren tussen de verschillende

toezichthouders kon men deze kostprijs drukken.

Ten derde werd de verzekeringssector in 2002 geconfronteerd met verliezen op hun

beleggingportefeuilles als gevolg van een daling van de aandelenkoersen. De verzekeraars

schreeuwden om een versterkt toezicht op de verzekeringsondernemingen.

142. De hervorming die doorgevoerd werd had echter enkel betrekking op het creëren van een

nieuw institutioneel kader met betrekking tot het toezicht, zodat de Commissie voor Bank- en

Financiewezen en de Controledienst voor de Verzekeringen tot één instelling werden

samengevoegd zonder dat echter geraakt werd aan de inhoud van de

toezichtreglementeringen. De kans is echter wel reëel dat in de toekomst de

toezichtreglementeringen evolueren naar een eenheid van reglementeringen.

De integratie van de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV) bij de Commissie voor het

Bank- en Financiewezen (CBF) werd geregeld in het KB van 25 maart 2003250

en resulteerde

in de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) dat vanaf 1 januari

2004 het toezicht op de financiële sector in België uitoefent.251

AFDELING 3. CONTROLE-ORGANISMEN

Onderafdeling 1. CBFA

143. De Wet van 2 augustus 2002 behandelt de organisatie en de werking van de Commissie

voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen.

De CBFA wordt gekwalificeerd als een autonome instelling met rechtspersoonlijkheid en met

zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.252

Ze bestaat uit vier organen: een raad van toezicht, het directiecomité, de voorzitter van het

directiecomité en de secretaris-generaal.253

249

Toezichthouder van de banken, toen de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (CBF) en de

toezichthouder voor verzekeringsondernemingen, toen de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV). 250

Koninklijk Besluit van 25 maart 2003 tot uitvoering van artikel 45§2 van de wet van 2 augusuts 2002

betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 31 maart 2003. 251

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 95. 252

Art. 44 Wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. 253

Art. 47 Wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

Page 65: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

59

De raad van toezicht formuleert hoofdzakelijk adviezen aan het directiecomité met betrekking

tot het toezichtsbeleid van de CBFA, ze staat tevens stil bij de aangelegenheden inzake de

bevoegdheden die aan de CBFA zijn overgedragen en verzekert aan algemeen toezicht op de

werking van de CBFA.254

Het directiecomité neemt het bestuur, het beheer en het oriëntatiebeleid van de CBFA voor

haar rekening. Ze legt onder meer de maatregelen vast voor elke sector die onder toezicht van

de CBFA valt. Tevens kan ze adviezen verstrekken aan overheden die een wettelijke of

reglementaire macht uitoefenen voor hun ontwerpen van wettelijke of reglementaire aard.255

De voorzitter van het directiecomité leidt de CBFA, hij zit zowel het directiecomité als de

raad van toezicht voor.256

De secretaris-generaal staat in voor de algemene administratieve organisatie en de

administratieve leiding van de diensten van de CBFA. Ze coördineert de samenwerking van

de CBFA met andere openbare instellingen en instanties.257

144. Specifiek voor de verzekeringssector werd de CBFA belast met het toezicht op de

verzekeringsondernemingen, de verrichtingen bedoeld in de Controlewet die door

verzekeringsondernemingen gesteld worden en het toezicht op de naleving van de bepalingen

van de Wet op de landverzekeringsovereenkomst van 25 juni 1992.258

Ook in de Controlewet

werden verschillende bepalingen opgenomen waar de CBFA bevoegdheden toegekend werd.

145. Zo moet de toelating tot vergunning aan het adres van de CBFA geformuleerd worden,

houdt de CBFA toezicht op het afzonderlijk beheer en de afzonderlijke boekhouding van de

onderscheiden takken en categorieën, houdt zij toezicht op de geschiktheid van de leiding en

de aandeelhouders, kreeg zij bevoegdheden toegewezen met betrekking tot de technische

voorzieningen, de dekkingswaarden en beleggingen, de doorlopende inventaris, de

solvabiliteitsmarge, wordt zij in kennis gesteld van de statuten en de jaarrekeningen van de

verzekeringsonderneming, etc. Later gaan we hierop in en worden de verplichtingen van een

verzekeringsonderneming verder uitgewerkt.

254

Art. 48 Wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. 255

Art. 49 Wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. 256

Art. 50 Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle op verzekeringsondernemingen, BS 29 juli 1975. Hierna

volgend wordt deze wet de Controlewet genoemd; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch

verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 121. 257

Art. 51 Controlewet . 258

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 120.

Page 66: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

60

Tevens beschikt de CBFA over de mogelijkheid om herstel- en interventiemaatregelen in te

stellen. Indien de CBFA merkt dat er binnen een verzekeringsonderneming zaken fouten

lopen of bepalingen uit de Controlewet niet worden gerespecteerd dan kan zij maatregelen

treffen die de belangen van de verzekeringsnemers, verzekerden en begunstigden vrijwaren,

hierover later meer.

146. De Wet van 2 augustus 2002 kent de CBFA de mogelijkheid toe om reglementen vast te

stellen ter aanvulling van de wettelijke of reglementaire bepalingen.259

Deze reglementen

moeten goedgekeurd worden door de Koning en bekendgemaakt worden in het Belgische

Staatsblad. De CBFA kan tevens door middel van omzendbrieven, aanbevelingen of

gedragsregels maatregelen vastleggen ter verduidelijking van de wettelijke en reglementaire

bepalingen waarvoor de CBFA instaat voor controle.260

Een overzicht van de circulaires en

mededelingen van de CBFA voor de verzekeringsondernemingen is terug te vinden op de

website van de CBFA.261

147. Uiteraard brengt de controle die door de CBFA op de verzekeringsondernemingen wordt

uitgeoefend kosten met zich mee. Deze controlekosten worden gedragen door de

verzekeringsondernemingen die aan het toezicht van de CBFA zijn onderworpen en dit in

verhouding tot de premies en bijdragen die ze ontvangen zonder dat hun contributie meer

bedraagt dan drie promille van hun premies en bijdragen.262

Onderafdeling 2. Erkend commissarissen263

148. De Controlewet legt de algemene vergadering van de aandeelhouders van de

verzekeringsonderneming de verplichting op ten minste één commissaris aan te duiden. Het

gaat om een bedrijfsrevisor uit de leden van het Instituut der Bedrijfsrevisoren die door de

CBFA als commissaris is toegelaten. De verzekeringsonderneming dient de naam van de

commissaris die ze heeft aangewezen aan de CBFA over te maken.

149. Deze commissaris houdt de verzekeringsonderneming en haar verrichtingen in het oog

en brengt elke overtreding van de Controlewet alsook alles wat de financiële toestand van de

259

Art. 64 Wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. 260

Art. 49§3 Wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. 261

http://www.cbfa.be/nl/vo/circ/vo_circ.asp (consultatie op 3 februari 2010) 262

Art. 36 Controlewet. 263

Art. 38, 39, 40 Controlewet.

Page 67: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

61

verzekeringsonderneming in het gevaar zou kunnen brengen ter kennis van de beheerders en

zaakvoerders. Tevens heeft de commissaris de verplichting om de CBFA onverwijld op de

hoogte te brengen van elke beslissing van de verzekeringsonderneming die een inbreuk vormt

op de Controlewet, die de bedrijfscontinuïteit aantast of die tot een weigering van de

goedkeuring van de jaarrekening kan leiden.

In elk geval brengt hij de CBFA verslag uit over de financiële toestanden het beheer van de

verzekeringsonderneming minstens één keer per jaar en telkens de CBFA erom verzoekt.

Onderafdeling 3. Commissie voor de verzekeringen

150. De Commissie voor de verzekeringen vormt geen controle-orgaan maar is een

adviescommissie. Ze werkt vraagstukken uit die haar door de bevoegde Minister of de CBFA

werden voorgelegd. Tevens kan ze uit eigen beweging voorstellen formuleren omtrent

bepaalde verzekeringsvraagstukken.264

De adviezen die ze formuleert worden op de website

van de CBFA bekendgemaakt.265

De Commissie vertegenwoordigt alle betrokkenen uit de verzekeringssector en bestaat uit

vertegenwoordigers die de belangen van de verzekeringsondernemingen,

verzekeringstussenpersonen, gebruikers, industrie en handelsondernemingen

vertegenwoordigen. Tevens zetelen een aantal deskundigen in de Commissie.266

AFDELING 4. CONTROLEWET EN HAAR UITVOERINGSBESLUITEN

151. De Controlewet heeft tot doel om de rechten en de belangen van verzekeringsnemers,

verzekerden en derden betrokken bij de verzekeringsovereenkomsten te beschermen.267

De

Controlewet was de Belgische anticipatie op de komst van de eerste generatie richtlijnen. De

nieuwe regels die een versterkte controle op de verzekeringsondernemingen en hun producten

inhielden focusten op de gezondheid en de voorzichtigheid van de

verzekeringsondernemingen.268

264

Art. 41§1 Controlewet. 265

Doc. C 2005/5 van de CBFA omtrent het Huishoudelijk Reglement Commissie voor Verzekeringen. 266

Art. 41§2 Controlewet; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 125. 267

Art. 1 Controlewet; K. HINTJENS, “De algemene controle op het verzekeringswezen” in X., Kluwer’s

Verzekeringshandboek, Antwerpen, Kluwer, losbl., I.2.4-01. 268

J.M. DELPORTE, “Commentaire de la loi du 19 juillet 1991 relative au contrôle des assurances”, R.G.A.R.

1992, nr. 11.918, (1) 1 r°.

Page 68: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

62

152. Om te voorzien in een adequate bescherming voorziet de Controlewet in bepalingen die

betrekking hebben op de bedrijfsvoering van de verzekeringsondernemingen, door o.a. de

toegangs- en uitoefeningsvoorwaarden tot het verzekeringsbedrijf vast te leggen.269

Daarnaast legt zij prudentiële regels vast die betrekking hebben op de organisatie van de

controle op de verzekeringsondernemingen en hun activiteiten. Het gaat om een financiële

controle die erop gericht is een financiële stabiliteit in stand te houden en een economische

gezonde verzekeringsonderneming te presenteren aan de verzekeringsnemers om hun

bescherming te garanderen.270

Onderafdeling 1. Toepassingsgebied271

153. De Controlewet is van toepassing op alle in België gevestigde ondernemingen. Dit houdt

dus in dat alle Belgische verzekeringsondernemingen en alle buitenlandse

verzekeringsondernemingen met een vestiging in België onder het toepassingsgebied van de

Controlewet vallen. Tevens geldt ze voor buitenlandse verzekeringsondernemingen die in

België het verzekeringsbedrijf uitoefenen zonder er een vestiging te hebben.272

273

Volgens

deze bepaling hebben we dus te maken met verzekeringsondernemingen met een hoofdzetel

in een andere lidstaat van de EU die hun diensten aanbieden op de Belgische markt op basis

van de vrije dienstverlening.

154. De Controlewet gaat in art. 2§2, §3 en §4 over tot respectievelijk enkele uitzonderingen,

uitbreidingen en vrijstelling van het toepassingsgebied.

Zo sluit zij een aantal categorieën van verzekeringsondernemingen van het toepassingsgebied

van de Controlewet uit. Ze geldt niet voor verzekeringsmaatschappijen die in België geen

directe verzekeringen aanbieden274

, tevens worden maatschappijen van onderlinge bijstand

volgens de Wet van 23 juni 1984 en ondernemingen die een hulpverleningsactiviteit

uitoefenen uitgesloten.275

269

Art. 1 Controlewet; K. HINTJENS, “De algemene controle op het verzekeringswezen” in X., Kluwer’s

Verzekeringshandboek, Antwerpen, Kluwer, losbl., I.2.4-01. 270

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 95. 271

Art. 2 Controlewet. 272

Art. 2§1 Controlewet. 273

Een vestiging wordt door art. 2§1 lid 2 van de Controlewet omschreven als elke permanente aanwezigheid

van een onderneming op het Belgisch grondgebied, zelfs indien die aanwezigheid niet de vorm heeft van een

bijkantoor of een agentschap maar bestaat uit een gewoon bureau dat door het eigen personeel van de

onderneming wordt beheerd of door een zelfstandig persoon die evenwel gemachtigd is om voor de onderneming

duurzaam op te treden zoals een agentschap zou doen. 274

Art. 2§1 Controlewet. 275

Uitzondering, art. 2§2 Controlewet.

Page 69: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

63

Vervolgens werd aan de Koning de mogelijkheid toegekend om de bepalingen van de

Controlewet wat uit te breiden en van toepassing te stellen op een aantal onderlinge

verzekeringsverenigingen en verschillende instellingen voor bepaalde verrichtingen.276

Tevens kan de Koning verzekeringsondernemingen geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de

toepassing van de Controlewet voor wat betreft enkele bijzondere verzekeringsverrichtingen

die o.a. betrekking hebben op vervoer, industriële of commerciële risico’s, herverzekering en

medeverzekering enz.277

Ten slotte werd aan de Koning de mogelijkheid toegekend om buitenlandse

verzekeringsondernemingen te ontslaan van de verplichtingen die in de Controlewet

vastgelegd zijn en dit met het oog op de uitvoering van verplichtingen die voor België uit

internationale verdragen of overeenkomsten voortvloeien.278

Deze bepaling maakte het

mogelijk om de Europese reglementering omtrent vrije vestiging en vrije dienstverlening in

de Belgische regelgeving te implementeren.279

155. Op basis van de Controlewet kunnen we een onderscheid doorvoeren tussen de materiële

controle en de financiële controle die op een verzekeringsonderneming wordt uitgeoefend.

Het zijn vooral de bepalingen die betrekking hebben op de financiële controle die vereisten en

voorwaarden met betrekking tot boekhoudkundige aspecten opleggen aan

verzekeringsondernemingen om de solvabiliteit van een verzekeringsonderneming constant te

houden.280

Onderafdeling 2. Vergunning en enige vergunning

156. De toelating tot het uitoefenen van het verzekeringsbedrijf wordt, zoals de Europese

richtlijnen voorschrijven, afhankelijk gesteld van het verkrijgen van een vergunning.281

Het

verkrijgen van dergelijke vergunning kan enkel indien verschillende in de wet vastgelegd

voorwaarden voldaan zijn. De potentiële verzekeringsonderneming dient een aanvraag tot

toelating, vergezeld van verschillende bijlagen die aantonen dat de voorwaarden gesteld in de

Controlewet zijn vervuld, aan het adres van de CBFA te formuleren.282

De aanvraag tot

276

Uitbreiding, art. 2§3 Controlewet. 277

Vrijstelling, art. 2§4 Controlewet. 278

Art. 2§5 Controlewet. 279

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 97. 280

K. HINTJENS, “De algemene controle op het verzekeringswezen” in X., Kluwer’s Verzekeringshandboek,

Antwerpen, Kluwer, losbl., I.2.4-01. 281

Art. 3 Controlewet. 282

Art. 5 Controlereglement.

Page 70: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

64

toelating moet verscheidene inlichtingen en bescheiden bevatten, die onder meer betrekking

hebben op de statuten, de beheerders, aandeelhouders of vennoten, het programma van

werkzaamheden dat alle technische en financiële gegevens dient te bevatten en een bewijs van

samenstelling van het vereiste minimumgarantiefonds.283

157. Zoals eerder besproken geldt in de Europese Unie voor de verzekeringssector het

principe van de enige vergunning. Het volstaat voor een verzekeringsonderneming om een

vergunning te krijgen van de toezichthoudende overheidsinstantie van de lidstaat van

herkomst waar de verzekeringsonderneming gevestigd is. Op basis van deze vergunning kan

de verzekeringsonderneming haar diensten in alle lidstaten van de EU aanbieden en

uitoefenen. Art. 64 van de Controlewet bepaalt dan ook dat verzekeringsondernemingen in

België verzekeringsverrichtingen kunnen uitoefenen door middel van het openen van een

bijkantoor of op basis van de vrije dienstverrichting indien zij in de lidstaat van herkomst een

vergunning verkregen. België kan echter, op basis van redenen van algemeen belang, wel nog

wettelijke en reglementaire bepalingen vastleggen die gelden voor de

verzekeringsondernemingen die op basis van een enige vergunning in België

verzekeringsverrichtingen wensen uit te oefenen.

158. Artikel 6bis van de Controlewet voorziet dan ook in een inlichtingsprocedure waarbij de

CBFA contact opneemt met de nationale toezichthouders van een andere lidstaat van de EU

indien zij geconfronteerd wordt met een verzekeringsonderneming die van deze

toezichthouder uit de andere lidstaat een vergunning kreeg.284

Elke verzekeringsonderneming kan dus in België verzekeringsactiviteiten uitoefenen in vrije

dienstverlening of door middel van het openen van een bijkantoor op voorwaarde dat de

bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een dossier verstrekken aan de CBFA

waarin een aantal vermeldingen vereist zijn. Zo moet uiteraard een bewijs geleverd worden

dat de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst een vergunning verleende voor de

takken die de verzekeringsonderneming wenst uit te oefenen. Tevens moet een attest

afgeleverd worden dat de verzekeringsonderneming over een adequate

minimumsolvabiliteitsmarge beschikt. Van zodra de verzekeringsonderneming door de

bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst op de hoogte is gesteld van de officiële

283

Art. 5 Controlewet. 284

Art. 6bis Controlewet; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 98.

Page 71: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

65

datum van mededeling aan de CBFA van het dossier, kan zij in België starten met de

uitoefening van haar activiteiten.285

Onderafdeling 3. Bedrijfsstructuur

§1. Vorm en doel

159. De verzekeringsonderneming moet opgericht worden in een verplichte

vennootschapsvorm met rechtspersoonlijkheid, zoals een vennootschap op aandelen, een

coöperatieve vennootschap of een onderlinge verzekeringsvereniging.286

Hierop wordt een

uitzondering gevormd door de onderlinge verzekeringsverenigingen die geacht worden

rechtspersoonlijkheid te hebben bij publicatie van de statuten in het Belgisch Staatsblad.287

160. Het vennootschapsdoel is beperkt. Het doel kan bestaan uit verzekering, kapitalisatie of

beheer van gemeenschappelijke pensioenfondsen alsook tot de verrichtingen die er

rechtstreeks uit voortvloeien.288

Een verzekeringsonderneming kan om wille van die

beperking haar activiteiten dus niet uitbreiden tot bv. bankactiviteiten. Rationale hiervoor ligt

in de bescherming van de solvabiliteit van de verzekeringsonderneming.

161. Elke bepaling die nadelig is voor verzekeringsnemers, verzekerden of begunstigden

dienen uit de statuten van de verzekeringsonderneming geweerd te worden.289

162. Elke verzekeringsonderneming is onderworpen aan de bepalingen die van toepassing zijn

op de naamloze vennootschappen met betrekking tot de publicatie van de jaarrekening en de

publicatie en wijziging van oprichtingsakten.290

285

Art. 67, art. 68 Controlewet. 286

Art. 8 Controlewet. 287

Art. 11 Controlewet. 288

Art. 9 Controlewet. 289

Art. 9 Controlewet, L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 99. 290

Art. 10 Controlewet; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 99.

Page 72: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

66

§2. Geschiktheid van aandeelhouders en leiding van de

verzekeringsonderneming

163. Vervolgens werden enkele voorwaarden opgesteld die betrekking hebben op de leiding

en de aandeelhouders van de verzekeringsonderneming.

Krachtens de Controlewet wordt belang gehecht aan kwaliteit en transparantie met betrekking

tot de aandeelhouders en vennoten.291

Zo moeten de aandeelhouders, vennoten of leden die

een gekwalificeerde deelneming292

bezitten in de onderneming “geschikt” te zijn, en dit in het

kader van de noodzaak van een gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering.293

Tevens moet de CBFA op voorhand op de hoogte gebracht worden van het voornemen van

elke natuurlijke persoon of rechtspersoon om rechtstreeks of onrechtstreeks een

gekwalificeerde deelneming in een verzekeringsonderneming te verwerven. Het zelfde geldt

indien een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn gekwalificeerde deelneming op zo’n

wijze vergroot dat hierdoor de door hem gehouden stemrechten en aandelen bepaalde

percentages overschrijdt.294

164. De leiding van de verzekeringsondernemingen dient te worden toevertrouwd aan ten

minste twee personen. Zij dienen over de vereiste professionele betrouwbaarheid en de bij

hun functies passende ervaring te beschikken.295

Bij de aanvraag tot het verkrijgen van de

vergunning moet men dan ook de identiteit van de beheerders en de met de bedrijfsvoering

van de onderneming belaste personen meedelen.296

De verzekeringsonderneming kan onder

geen enkele vorm leningen toestaan aan zijn bestuurders, zaakvoerders of directeurs, behalve

onder de voorwaarden die aanvaard werden door de CBFA.297

291

J.M. DELPORTE, “Commentaire de la loi du 19 juillet 1991 relative au contrôle des assurances”, R.G.A.R.

1992, nr. 11.918, (1) 1 r°. 292

Krachtens art. 23bis§4 van de Controlewet is er sprake van een gekwalificeerde deelneming in de

verzekeringsonderneming indien iemand rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 10% van het kapitaal of van

de stemrechten bezit of elke andere mogelijkheid om een invloed van betekenis uit te oefenen op de

bedrijfsvoering van de onderneming waarin wordt deelgenomen. 293

Art. 8 Controlewet. 294

Art. 23bis Controlewet; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 121. 295

Art. 90§1 Controlewet; M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan

Bernauw, Brussel, Larcier, 1999, 20. 296

Art. 5 Controlewet; J.M. DELPORTE, “Commentaire de la loi du 19 juillet 1991 relative au contrôle des

assurances”, R.G.A.R. 1992, nr. 11.918, (1) 2 r°. 297

Art. 9bis Controlewet.

Page 73: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

67

Onderafdeling 4. Materiële controle

165. De materiële controle die op verzekeringsondernemingen wordt uitgeoefend heeft

betrekking op de tarieven, voorwaarden en documenten die betrekking hebben op het sluiten

en het uitvoeren van de verzekeringscontracten en hun congruentie met de bepalingen in de

Controlewet. Zoals eerder vermeld in het kader van de Europese harmonisatie kan een

toezichthoudende instantie enkel een “a posteriori” controle doorvoeren. De vroeger

gehanteerde “a priori” controle waarbij tarieven en voorwaarden aan de toezichthoudende

overheid voorgelegd moesten worden én goedkeuring dienden te krijgen voor zij gehanteerd

werden werd afgeschaft.

Art. 19 van de Controlewet stelt dat de gehanteerde tarieven, voorwaarden en documenten

met betrekking tot het sluiten en uitvoeren van verzekeringscontracten in overeenstemming

moeten zijn met de regels vastgelegd in de Controlewet. Daar blijft het echter niet bij, de

Controlewet gaat nog een stap verder door het principe van de “wettelijke conversie” te

hanteren. Volgens de “wettelijke conversie” worden alle clausules en overeenkomsten die niet

in overeenstemming zijn met de Controlewet of haar uitvoeringsbesluiten geacht in

overeenstemming te zijn met deze wettelijke bepalingen vanaf het sluiten van de

overeenkomst.298

Bepalingen die in de overeenkomst werden opgenomen in strijd met de

Controlewet of haar uitvoeringsbesluiten worden aldus geacht niet in de overeenkomst te zijn

opgenomen waardoor de overeenkomst geacht wordt te zijn opgesteld volgens de

Controlewet.

Onderafdeling 5. Prudentiële reglementering

166. De prudentiële reglementering start met regels die een splitsing van de activiteiten van

een verzekeringsonderneming voorop stellen. Daarnaast bestaat zij uit bepalingen die

betrekking hebben op de solvabiliteit en de solvabiliteitsmarge van een

verzekeringsonderneming, het garantiefonds en de minimumomvang van dit fonds, alsook de

technische reserves of provisies en de dekkingswaarden. Deze aspecten moeten allen instaan

voor een stabiele solvabiliteit van een verzekeringsonderneming zodat de verzekeringsnemer

een stabiliteit en constante, gezonde verzekeringsonderneming gegarandeerd kan worden.

298

Art. 19 bis Controlewet.

Page 74: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

68

§1. Splitsing van activiteiten

167. De toelating tot uitoefening van verzekeringsactiviteiten wordt verleend per

verzekeringstak of per groep van verzekeringstakken, die door de Koning worden

vastgelegd.299

Bijlagen I en II van het Controlereglement geven de indeling in

verzekeringstakken en groepen van verzekeringstakken aan. Bijlage I voert een onderscheid

door tussen de activiteiten “niet-leven”300

en de activiteiten “leven”, waarbij elke categorie

onderverdeeld wordt in 18 takken voor de activiteiten “niet-leven” en 9 takken voor de

activiteiten “leven”. Bijlage II klasseert de takken “niet-leven” en “leven” in 9 groepen.301

De verzekeringsondernemingen die hun activiteiten wensen uit te breiden tot één of meerdere

andere verzekeringstakken dan dat hun oorspronkelijke vergunning toelaat, kunnen mits de in

het Controlereglement vastgelegde procedure en toelatingsvoorwaarden overgaan tot een

aanvraag tot uitbreiding van hun activiteiten.302

168. Het is voor elke verzekeringsonderneming naar Belgisch recht die een activiteit “niet-

leven” uitoefent, verboden om tegelijkertijd een activiteit “leven” uit te oefenen.303

Er wordt

echter wel voorzien in een uitzondering: de hierboven vermelde verzekeringsondernemingen

die voor 27 november 1992 reeds activiteiten “leven” uitoefenden mogen die activiteiten

voortzetten. Daarnaast mogen de ondernemingen die één of meerdere takken die behoren tot

de groep “leven” uitoefenen ook een activiteit uitoefenen die behoort tot de tak “Ongevallen”

of “Ziekte”.

Het is echter wel zo dat de ondernemingen die een cumul zoals hierboven omschreven

uitoefenen, een scheiding van de rekeningen dienen door te voeren zodat de resultaten van de

groepen “niet-leven” en “leven” gescheiden en duidelijk blijven.304

De CBFA kreeg de taak

toegewezen om er op toe te zien dat de rekeningen van een Belgische onderneming die

bedrijvig is in één van de groepen van activiteiten en die financiële, commerciële of

administratieve banden heeft met een onderneming werkzaam in de andere groep van

299

Art. 4 lid 2 en lid 3 Controlewet; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht,

Antwerpen, Intersentia, 2008, 99. 300

De categorie “niet-leven” wordt vaak vermeld onder de benaming “B.O.A.R.”: brand, ongevallen en andere

risico’s. 301

Bijlagen I en II bij het Koninklijk Besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende

de controle op de verzekeringsondernemingen, BS 11 april 1994. Hierna volgend wordt dit reglement het

Controlereglement genoemd; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 98. 302

Art. 7 Controlereglement. 303

Art. 14§2 Controlewet; K. HINTJENS, “De algemene controle op het verzekeringswezen” in X., Kluwer’s

Verzekeringshandboek, Antwerpen, Kluwer, losbl., I.2.4-16. 304

Art. 14§2, lid 2, 3 en 4 Controlewet.

Page 75: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

69

activiteiten, niet worden vervalst door overeenkomsten tussen deze ondernemingen gesloten

of door regelingen die de verdeling van kosten en inkomsten zouden kunnen beïnvloeden.305

169. Voor elk van beide groepen van activiteiten “leven” en “niet-leven” die in België worden

uitgeoefend dienen de verzekeringsondernemingen een afzonderlijk beheer en een

afzonderlijke boekhouding per tak of per groep van takken door te voeren dat plaatsvindt per

kalenderjaar.306

Met deze maatregel beoogt met een besmetting van eventuele

solvabiliteitsproblemen in een bepaalde tak naar een andere tak te voorkomen.

Verzekeringsondernemingen dienen te beschikken over een aan hun werkzaamheden

aangepaste beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne

controle.307

§2. Solvabiliteit en solvabiliteitsmarges

170. Art. 15 van de Controlewet behandelt de solvabiliteitsmargevereisten en de vereisten die

betrekking hebben op het (minimum)garantiefonds.

171. De solvabiliteit van een verzekeringsonderneming gaat na in welke mate een

verzekeringsonderneming de mogelijkheid en het vermogen heeft om zijn

verzekeringsverplichtingen ten aanzien van de verzekeringsnemers na te komen. Ze geeft de

verhouding weer tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de

verzekeringsonderneming. Om wille van de reeds eerder aangehaalde informatie-asymmetrie

en inverse productiecyclus is het voor een verzekeringsonderneming vaak niet mogelijk om te

bepalen wat haar toekomstige verplichtingen zullen zijn.

172. Om aan deze problematiek tegemoet te komen wordt van een verzekeringsonderneming

vereist dat zij voorziet in een solvabiliteitsmarge. De solvabiliteitsmarge fungeert als een

bufferkapitaal of superbeveiliging waarbij méér wordt voorzien dan wat noodzakelijk zou zijn

voor een verzekeringsonderneming om haar verplichtingen ten aanzien van de

305

Art. 14§2 5 Controlewet. 306

Art. 14§3 Controlewet. 307

Art. 14bis Controlewet.

Page 76: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

70

verzekeringsnemers na te komen. Ze creëert een ruimte waarbinnen een

verzekeringsonderneming eventuele financiële moeilijkheden kan opvangen.308

173. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende concepten die betrekking hebben

op de solvabiliteitsmarge. Zo bestaat de verplichte of vereiste solvabiliteitsmarge uit het

kapitaal waarover een verzekeringsonderneming dient te beschikken om de

verzekeringsactiviteit uit te oefenen waarvoor hem een vergunning is verleend. Wanneer men

spreekt over de vermogensbestanddelen die aangewend mogen worden voor de dekking van

de vereiste solvabiliteitsmarge spreekt men van de beschikbare solvabiliteitsmarge. Het

garantiefonds is dan weer gelijk aan een derde deel van de solvabiliteitsmarge. Dit

garantiefonds dient evenwel steeds een minimumomvang te hebben, men spreekt dan van het

minimumgarantiefonds.309

174. Met het oog op de Solvency II-Richtlijn, waarover later meer, en de omzetting ervan in

de nationale wetgeving op uiterlijk 31 oktober 2012 voer ik slechts een korte bespreking door

van de huidige bepalingen die betrekking hebben op de solvabiliteitsmarges.

175. De solvabiliteitsmarge wordt door de Controlewet omschreven als het vermogen van de

verzekeringsonderneming dat niet dient ter dekking van enige voorzienbare verplichting, na

aftrek van de onlichamelijke bestanddelen.310

Een verzekeringsonderneming dient, krachtens

de Controlewet, een voldoende solvabiliteitsmarge te voorzien met betrekking tot het geheel

van hun verrichtingen.311

De elementen waaruit de solvabiliteitsmarge is samengesteld

worden opgesomd in de Controlewet, de wijze van berekening en het niveau dat ze dient te

bereiken wordt door het Controlereglement vastgelegd.

308

COM/2000/634 def. Toelichting bij het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

tot wijzigingen van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen. 309

COM/2000/634 def. Toelichting bij het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

tot wijzigingen van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen. 310

Art. 15§2 Controlewet. 311

Art. 15§1 Controlewet.

Page 77: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

71

a. samenstelling en bestanddelen van de beschikbare

solvabiliteitsmarge312

176. Voor de activiteiten “niet-leven” en “leven” worden een aantal gemeenschappelijke

elementen in aanmerking genomen voor de bepaling van de solvabiliteitsmarge. Het gaat om

de volgende bestanddelen:313

- het gestort maatschappelijk kapitaal verhoogd met de uitgiftepremies

- de wettelijke en vrije reserves die niet tegenover verplichtingen staan

- de overgebrachte resultaten

- de achtergestelde leningen tot beloop van de daadwerkelijk gestorte bedragen, waarbij de

som van de achtergestelde leningen, het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal en de

effecten met onbepaalde looptijd enkel een maximum van 50% van de beschikbare of vereiste

solvabiliteitsmarge kan bereiken314

- het gecumuleerde preferent aandelenkapitaal waarbij de som van de achtergestelde leningen,

het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal en de effecten met onbepaalde looptijd enkel een

maximum van 50% van de beschikbare of vereiste solvabiliteitsmarge kan bereiken315

. Onder

het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal wordt verstaan het geheel van aandelen waarvan

indien in vorige jaren het preferent dividend niet of niet geheel is uitgekeerd, en die als gevolg

hiervan ook preferent blijven voor het achterstallige. Pas nadat alle achterstallige dividenden

werden uitbetaald op de cumulatief preferente aandelen kunnen dividenden op gewone

aandelen uitgekeerd worden.316

- effecten met een onbepaalde looptijd en andere instrumenten tot beloop van de

daadwerkelijk gestorte bedragen waarbij opnieuw het principe geldt dat de som van de

achtergestelde leningen, het gecumuleerd preferent aandelenkapitaal en de effecten met

onbepaalde looptijd enkel een maximum van 50% van de beschikbare of vereiste

solvabiliteitsmarge kan bereiken317

- de helft van het niet-gestorte gedeelte van het maatschappelijk kapitaal van zodra het

gestorte gedeelte 25% van het kapitaal bedraagt tot een maximum van 50% van de

312

Art. 15bis Controlewet; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 106. 313

Art. 15bis§1 Controlewet. 314

Naargelang welk bedrag het laagst is. 315

Naargelang welk bedrag het laagst is. 316

Circulaire D. 249 van de CBFA aan de verzekeringsondernemingen van 18 november 2004 betreffende de

omzetting van Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van

Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen. 317

Naargelang welk bedrag het laagst is.

Page 78: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

72

beschikbare of de vereiste solvabiliteitsmarge318

. Opdat een verzekeringsonderneming dit

element zou kunnen aanwenden bij de samenstelling van de solvabiliteitsmarge dient zij de

verzekeringsonderneming een met bewijzen gestaafd verzoek bij de CBFA indienen en haar

akkoord bekomen.319

177. Vervolgens komen voor de activiteiten van de groep “niet-leven” tevens volgende

bestanddelen in aanmerking indien de verzekeringsonderneming een met bewijzen gestaafd

verzoek richten aan de CBFA die haar akkoord dient te verlenen:320

- de suppletiebijdragen die onderlinge verzekeringsverenigingen van hun leden uit hoofde van

het boekjaar kunnen eisen. Bij het toekennen van haar akkoord gaat de CBFA na of de

onderneming statutair of contractueel effectief de mogelijkheid heeft om dergelijke bijdragen

ook te vragen en onder welke voorwaarden. De verzekeringsnemer zal in elk geval kennis

moeten kunnen hebben van deze mogelijkheid via het verzekeringscontract.321

- de meerwaarden die voortvloeien uit de waardering van de activa zolang deze nettoreserves

geen uitzonderlijk karakter hebben.

178. Voor de activiteiten van de groep “leven” neemt men naast de gemeenschappelijke

bestanddelen tevens volgende bestanddelen in acht voor de samenstelling van de

solvabiliteitsmarge:

- het fonds voor toekomstige toewijzingen wanneer dit kan worden gebruikt tot dekking van

eventuele verliezen en indien het niet beschikbaar is gesteld voor uitkering aan

verzekeringsnemers.322

Het gaat om het positieve resultaat van de technische rekening

levensverzekering waarover op de datum van afsluiting van het boekjaar nog geen beslissing

is genomen om het bedrag aan de aandeelhouders of aan de verzekerden uit te keren.323

318

Naargelang welk bedrag het laagst is. 319

Circulaire D. 249 van de CBFA aan de verzekeringsondernemingen van 18 november 2004 betreffende de

omzetting van Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van

Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen. 320

Art. 15bis§3 Controlewet. 321

Circulaire D. 249 van de CBFA aan de verzekeringsondernemingen van 18 november 2004 betreffende de

omzetting van Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van

Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen. 322

Art. 15bis §1 4° Controlewet. 323

Circulaire D. 249 van de CBFA aan de verzekeringsondernemingen van 18 november 2004 betreffende de

omzetting van Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van

Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen.

Page 79: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

73

- de meerwaarden die voortvloeien uit de waardering van de activa zolang deze nettoreserves

geen uitzonderlijk karakter hebben mits een met bewijzen gestaafd verzoek aan en een

akkoord van de CBFA.

- de niet-afgeschreven acquisitiekosten die in de technische voorzieningen zijn vervat mits

een met bewijzen gestaafd verzoek aan en een akkoord van de CBFA. De acquisitiekosten

omvatten de kosten die rechtstreeks of onrechtstreeks ontstaan bij het sluiten van een

overeenkomst. Het zijn de kosten die gemaakt worden om de overeenkomst te sluiten zoals

afsluitprovisies, kosten voor het aanvragen en opmaken van polissen, administratiekosten,

kosten van medische keuring, etc.324

- de toekomstige winsten van de onderneming voor een bedrag dat niet hoger is dan 25% van

de beschikbare solvabiliteitsmarge of de vereiste solvabiliteitsmarge325

mits een met bewijzen

gestaafd verzoek aan en een akkoord van de CBFA.326

De Controlewet geeft aan hoe het

bedrag van de toekomstige winsten berekend dient te worden. Tevens dient er een actuarieel

verslag opgesteld te worden waarin aangegeven wordt dat deze winsten in de toekomst

waarschijnlijk ook daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden.327

179. Om de solvabiliteitsmarge accuraat samen te stellen dient er van som van de

bovenstaande bestanddelen enkele elementen afgetrokken worden.

Ten eerste geeft de Controlewet aan dat de onlichamelijke bestanddelen afgetrokken moeten

worden van de bestanddelen van de samengestelde solvabiliteitsmarge.328

Tevens moeten de eigen aandelen in mindering gebracht worden. Een

verzekeringsonderneming die rechtstreeks eigen aandelen aanhoudt dient ze in mindering te

brengen van de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge.329

Ook deelnemingen van de verzekeringsonderneming in andere verzekeringsondernemingen,

herverzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, financiële instellingen en financiële

holdings worden in mindering gebracht.330

324

PRICEWATERHOUSE COOPERS NV, Verzekeringsmaatschappijen: verslaggeving en toezicht, Kluwer, 2002, 49. 325

Naargelang welk bedrag het laagst is. 326

Art. 15bis§3 Controlewet. 327

Circulaire D. 249 van de CBFA aan de verzekeringsondernemingen van 18 november 2004 betreffende de

omzetting van Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van

Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen. 328

Art. 15§2 Controlewet. 329

Art. 15bis§4 Controlewet; Circulaire D. 249 van de CBFA aan de verzekeringsondernemingen van 18

november 2004 betreffende de omzetting van Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5

maart 2002 tot wijziging van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten

voor schadeverzekeringsondernemingen.

Page 80: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

74

b. berekening van de vereiste solvabiliteitsmarge voor de activiteiten

“niet-leven”331

180. De verplichte solvabiliteitsmarge wordt berekend op basis van de jaarlijkse premies en

de gemiddelde schadelast van de laatste drie boekjaren332

.333

181. Voor de eerste berekening ten opzichte van de premies wordt vertrokken van het hoogste

bedrag van ofwel alle uitgegeven brutopremies of –bijdragen of alle verdiende brutopremies

of –bijdragen van het laatste boekjaar. Daarbij worden de bedragen van de premies die

gedurende het laatste boekjaar uit hoofde van herverzekering werden aangenomen opgeteld.

Deze som wordt verminderd met het totaalbedrag van de gedurende het laatste boekjaar

vernietigde premies of bijdragen, het totaalbedrag van belastingen, taksen en andere toeslagen

geïnd voor rekening van derden op de samengestelde premies of bijdragen.

De uitkomst van deze bewerking wordt in twee delen opgesplitst waarbij deel A bestaat uit

vijftig miljoen euro, deel B omvat het resterende gedeelte van de uitkomst. Deel A wordt

vermenigvuldigd met 18%, deel B wordt vermenigvuldigd met 16%. Vervolgens worden deel

A en deel B opnieuw bij elkaar opgeteld.

Deze uitkomst wordt vermenigvuldigd met het getal dat de voor de som van de laatste drie

boekjaren bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van

de uit hoofde van herverzekering invorderbare bedragen ten laste van de onderneming blijven

en het bedrag van de brutoschaden waarbij dit verhoudingsgetal niet lager mag liggen dan

50%. De uitkomst van deze bewerkingen geeft de solvabiliteitsmarge weer.

182. Voor de tweede berekening ten opzichte van de schadegevallen telt men samen: de

gemiddelde schaden die gedurende de laatste drie boekjaren in het kader van het directe

verzekeringsbedrijf zijn betaald (opgeteld zonder aftrek van de schaden ten laste van de

330

Art. 15bis§4 Controlewet. 331

Art. 18A Controlereglement; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 107-108. Voor een schematische weergave van de bewerkingen zie R. VAN GOMPEL,

“Introduction” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.

Verz. 2009, dossier nr. 15, (13) 15 – 16. 332

Indien de verzekeringsonderneming hoofdzakelijk één of meerdere risico’s van krediet, storm, hagel of vorst

dekken wordt de referentieperiode voor de berekening van de gemiddelde schadelasten van drie jaar verlengd

naar zeven jaar. 333

Art. 18 Controlereglement; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 107; Circulaire D. 249 van de CBFA aan de verzekeringsondernemingen van 18 november

2004 betreffende de omzetting van Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002

tot wijziging van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen.

Page 81: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

75

herverzekeraars), het bedrag van de schaden die gedurende diezelfde periodes uit hoofde van

de aangenomen herverzekeringen zijn betaald en het bedrag van de voorzieningen voor te

betalen schaden die aan het eind van het laatste boekjaar voor zowel het directe

verzekeringsbedrijf als aangenomen herverzekeringen zijn gevormd.

Van deze uitkomst wordt afgetrokken: de bedragen van de tijdens de drie boekjaren

uitgeoefende verhaalsrechten en de bedragen van de voorzieningen voor te betalen schaden

die aan het begin van het tweede boekjaar334

(voorafgaand aan het af te sluiten derde

boekjaar) gevormd werden, zowel voor het directe verzekeringsbedrijf als voor de

aangenomen herverzekeringen.

Ook hier wordt een splitsing doorgevoerd. Eén derde335

van de uitkomst van bovenstaande

bewerking wordt in twee delen verdeeld. Deel A bestaat uit vijfendertig miljoen euro, deel B

omvat ook hier het resterende gedeelte. Deel A wordt vervolgens vermenigvuldigd met 26%,

deel B met 23%. Beide delen worden opnieuw opgeteld waarna de uitkomst ook hier

vermenigvuldigd wordt met het getal dat de voor de som van de laatste drie boekjaren

bestaande verhouding aangeeft tussen het bedrag van de schaden die na aftrek van de uit

hoofde van herverzekering invorderbare bedragen ten laste van de onderneming blijven en het

bedrag van de brutoschaden waarbij dit verhoudingsgetal niet lager mag liggen dan 50%. De

uitkomst van deze bewerkingen geeft de solvabiliteitsmarge weer.

Het bedrag van de vereiste solvabiliteitsmarge moet gelijk zijn aan de hoogste uitkomst van

de twee hierboven gemaakte berekeningen.

c. berekening van de vereiste solvabiliteitsmarge voor de activiteiten

“leven”336

183. Ook hier worden twee berekeningen doorgevoerd maar wordt niet de hoogste uitkomst

van de twee in aanmerking genomen voor de vereiste solvabiliteitsmarge maar worden zij

beiden opgeteld om de vereiste solvabiliteitsmarge te berekenen.

334

Indien we te maken hebben met een referentieperiode van zeven jaar in plaats van drie jaar

(verzekeringsonderneming die hoofdzakelijk risico’s van krediet, storm, hagel of vorst dekt) hanteert men het

bedrag van de voorzieningen voor te betalen schade aan het begin van het zesde boekjaar voorafgaand aan het

laatste (zevende) boekjaar gevormd om af te trekken van de eerder weergegeven som. 335

Of één zevende indien het gaat om een referentieperiode van zeven jaar. 336

Art. 18B Controlereglement; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 109.

Page 82: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

76

184. Voor de eerste berekening wordt het gedeelte dat gelijk is aan 4% van de voorziening

voor de verzekering “leven” dat betrekking heeft op de rechtstreekse zaken en de in

herverzekering aangenomen zaken zonder aftrek van de herverzekering vermenigvuldigd met

de voor het laatste boekjaar bestaande verhouding tussen het bedrag van de voorziening

“leven” met aftrek van de in herverzekering afgestane zaken en het brutobedrag van deze

voorziening waarbij deze verhouding in geen geval kleiner mag zijn dan 85%.

185. Voor de tweede berekening wordt het gedeelte dat gelijk is aan 0,3% van de niet-

negatieve risicokapitalen, ten laste van de onderneming, vermenigvuldigd met de voor het

laatste boekjaar bestaande verhouding tussen het bedrag van de risicokapitalen, ten laste van

de onderneming, en het bedrag van de risicokapitalen zonder aftrek van de herverzekering.

Deze verhouding mag in geen geval kleiner zijn dan 50%.

§3. Waarborgfonds

186. Er wordt voor het eerst een vermelding gemaakt van het waarborgfonds in art. 5, 6° van

de Controlewet volgens dewelke bij elke aanvraag tot toelating een bewijs gevoegd moet

worden dat aantoont dat het minimumwaarborgfonds is samengesteld. Art. 15ter bepaalt dat

het waarborgfonds één derde bedraagt van de solvabiliteitsmarge.337

Het absolute minimum dat het waarborgfonds dient te bereiken wordt door de Koning

vastgelegd volgens de categorieën van risico’s die in de betrokken takken begrepen zijn. Het

Controlereglement prikt, onder impuls van de Richtlijn 2002/13, het minimumwaarborgfonds

vast op twee miljoen euro en drie miljoen euro, afhankelijk van de takken waarin de

verzekeringsonderneming actief is.338

Wanneer de verzekeringsonderneming echter actief is

in meerdere takken dan wordt voor de berekening van het waarborgfonds slechts rekening

gehouden met die tak die het hoogste absolute minimum van het waarborgfonds vereist.339

§4. Technische reserves

187. De Controlewet legt verzekeringsondernemingen de verplichting op om te voorzien in

technische voorzieningen.340

Deze voorzieningen bestaan uit technische reserves of provisies

337

Art. 15ter Controlewet; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 110. 338

Art. 19§1 Controlereglement. 339

Art. 19§2 Controlereglement. 340

Art. 16§1 Controlewet.

Page 83: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

77

die gevormd worden op basis van de berekening van de verplichtingen die voortvloeien uit de

uitvoering van de door de verzekeringsonderneming afgesloten verzekeringscontracten.

Het is immers zo dat, om wille van de inverse productiecyclus, de verzekeringscontracten

uitgestelde verzekeringsverbintenissen creëren.341

De verzekeringsonderneming heeft dan de

taak om een raming door te voeren met betrekking tot de lopende overeenkomsten en de

overeenkomsten die nog niet vereffend zijn342

, waarbij zij gaat berekenen welke last in een

volgend boekjaar voorzien dient te worden waarvan het bedrag of de realisatie van het risico

niet zeker is.343

De technische reserves geven dus een overzicht van de

verzekeringsverbintenissen die lopende zijn maar waarvan er nog geen uitvoering plaats vond

en moeten het de verzekeringsonderneming mogelijk maken de verbintenissen die zij in de

verzekeringscontracten is aangegaan na te komen.344

188. De berekening en het te bereiken minimumbedrag van de technische reserves of

provisies wordt toegewezen aan de Koning en vindt men terug in het Controlereglement.

Globaal kan men vier soorten technische reserves onderscheiden.

189. In de eerste plaats dient een verzekeringsonderneming technische reserves aan te leggen

voor niet-verdiende premies en lopende risico’s.345

Verzekeringscontracten bestaan over het

algemeen uit jaarcontracten. De premie die men betaald heeft dan ook betrekking op de

dekking van een risico voor één jaar. Het te dekken of “verzekerde” jaar valt echter vaak niet

samen met het boekjaar zodat de betaalde premie niet in het boekjaar waarin het

verzekeringscontract is afgesloten geboekt kan worden. Een deel van de premie zal immers

betrekking hebben op het resterende deel van het verzekerde jaar en zal naar het volgend

boekjaar overgedragen moeten worden. Dit over te dragen deel van de premies wordt op de

reserverekening onder de lopende risico’s geboekt en vormt een reserve voor deze lopende

risico’s.346

190. Ten tweede onderscheidt men de provisies voor de te betalen schadegevallen.347

Het is

voor een verzekeringsonderneming niet altijd mogelijk om de schadegevallen die in een

341

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 110. 342

Art. 16§1 lid 2 Controlewet. 343

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 111. 344

M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999,

21. 345

Art. 11§1, A, 1° Controlereglement. 346

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 112. 347

Art. 11§1, A, 2° Controlereglement.

Page 84: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

78

bepaald boekjaar worden aangemeld, onmiddellijk en in hetzelfde boekjaar te vergoeden.

Tevens is het mogelijk dat de verzekeringsonderneming reeds overgaat tot gedeeltelijke

vergoeding, waarbij het resterende gedeelte in een volgend boekjaar wordt overgemaakt. Dit

betekent dus dat een verzekeringsonderneming op het eind van een boekjaar zal moeten

nagaan welke schadelasten of welk gedeeltes ervan nog uitbetaald dienen te worden. Deze

bedragen worden op de reserverekening voor de te betalen schadegevallen geboekt en dienen

als reserve voor de nog (gedeeltelijk) uit te voeren verzekeringsverbintenissen waarvan de

realisatie zich in een vorig boekjaar voordeed.348

191. Ten derde onderscheidt men de voorziening voor egalisatie en catastrofen. Deze reserve

wordt aangelegd met het oog op bijzondere risico’s en onvoorzienbare schadegevallen. Ze

dient aangelegd te worden met de bedoeling om komende jaren niet-technische verliezen te

compenseren en bijzondere risico’s te dekken. Ze moet aangelegd worden voor o.a.

kredietrisico’s, risico’s die betrekking hebben op natuurelementen, risico’s met betrekking tot

kernenergie en milieuverontreiniging, lucht- en ruimtevaartrisico’s,...349

192. De laatste bijzondere reserve wordt gevormd door de wiskundige reserve.350

De

wiskundige reserve is vooral van belang binnen de activiteiten “leven”. In principe is zal in

het kader van bv. een levensverzekering de premie stijgen naargelang de leeftijd van de

verzekerde toeneemt. Om te vermijden dat de verzekerde met een steeds hoger wordende

premie geconfronteerd zou worden hanteert men echter de genivelleerde premie. De

genivelleerde premie is een premie die constant blijft in de tijd. In het eerste deel van de

periode betaalt de verzekerde eerst een genivelleerde premie die hoger ligt dan de premie die

hij zou moeten betalen in functie van zijn leeftijd. Op een bepaald ogenblik in de tijd zijn de

genivelleerde premie en de premie in functie van de leeftijd aan elkaar gelijk. Vanaf dat

ogenblik komt de genivelleerde premie onder de premie in functie van de leeftijd te liggen.

Gedurende de eerste periode wordt er aldus, door de hogere premie, een spaarkapitaal

aangelegd. In de periode na de kruising van de genivelleerde premie met de premie in functie

van de leeftijd ontstaat er een risico aangezien de genivelleerde premie onder de premie in

functie van de leeftijd komt te liggen. Dit risico kan opgevangen worden door het

spaarkapitaal dat gedurende de eerste periode werd aangelegd. Dit spaarkapitaal wordt de

348

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 112. 349

Art. 11§1, A, 3° Controlereglement. 350

Art. 11§1, A, 4° Controlereglement.

Page 85: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

79

wiskundige reserve genoemd. Ze wordt “wiskundig” genoemd om wille van het feit dat voor

de berekening van de reserve en de genivelleerde premie een aantal belangrijke cijfers en

berekeningen in acht genomen dienen te worden, waaronder de sterftecijfers, de duurtijd van

de verbintenissen, etc.351

§5. Dekkingswaarden en het bijzonder vermogen

193. De Controlewet bepaalt dat de technische reserves op elk ogenblik gedekt moeten zijn

door gelijkwaardige activa die aan de verzekeringsonderneming in volle eigendom

toebehoren. Deze activa worden “dekkingswaarden” genoemd. De Koning bepaalt de aard

van de dekkingswaarden, de regels omtrent hun lokalisatie, de raming ervan en de grenzen

waarbinnen ze worden toegewezen.352

De dekkingswaarden dienen volgens het Controlereglement in functie te staan van de aard

van de door de verzekeringsonderneming uitgeoefende verrichtingen, zodat de veiligheid, het

rendement en de liquiditeit van de beleggingen van de verzekeringsonderneming gewaarborgd

kunnen worden. De verzekeringsonderneming heeft de plicht om haar dekkingswaarden te

diversifiëren en te spreiden.353

194. Het Controlereglement geeft vervolgens aan waar de dekkingswaarden gelokaliseerd

dienen te worden, uit welke beleggingscategorieën zij kunnen bestaan, welke verhoudingen

de dekkingswaarden al dan niet mogen aannemen, welke affectatiewaarden gehanteerd dienen

te worden en welke congruentieregels gevolgd moeten worden.

De lokalisatie heeft betrekking op de aanwezigheid van roerende en onroerende activa binnen

de grenzen, gewoonlijk de grenzen van de Europese Unie.354

De beleggingscategorieën waarbinnen de dekkingswaarden gesitueerd kunnen zijn lopen

uiteen van obligaties, kasbons, aankoop- en verkoopopties tot leningen met voldoende

waarborg, vorderingen op verzekeringsnemers en zichtrekeningen. De CBFA kan in

uitzonderlijke omstandigheden en voor een beperkte duur een andere lokalisatie en andere

beleggingscategorieën toestaan zolang ook deze voldoen aan de vereisten van veiligheid,

351

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 113. 352

Art. 16§2 Controlewet. 353

Art. 10§2 Controlereglement; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2008, 114. 354

Art. 10§2 lid 3 Controlereglement; M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door

Kristiaan Bernauw, Brussel, Larcier, 1999, 21.

Page 86: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

80

rendement, liquidatie, diversificatie en spreiding.355

Tevens kan zij zich ook verzetten tegen

bepaalde beleggingen indien zij redenen heeft om aan te nemen dat die beleggingen geen

voldoende waarborgen meer bieden om te beantwoorden aan de hierboven aangehaalde

vereisten.356

De dekkingswaarden mogen bepaalde verhoudingen uitgedrukt in percenten van het totaal

van de technische voorzieningen niet overschrijden. Zo mag bv. slechts 10% van de

dekkingswaarden belegd worden in aandelen, waardepapieren en obligaties.357

Deze

percentages zijn uiteraard opgesteld met het oog op de diversificatie en spreiding van de

dekkingswaarden.

Met betrekking tot de dekkingswaarden dient men een aantal bijzondere waarderingsregels te

hanteren. Zo voorziet het Controlereglement in een aantal bepalingen met betrekking tot de

affectatiewaarde van de dekkingswaarden van de technische voorzieningen. Ze stelt dat bij de

waardering van de dekkingswaarden een voorzichtigheidsbeginsel aangewend dient te

worden, dat men rekening moet houden met de schulden die ontstonden als gevolg van de

verwerving van de activa en legt waarderingsregels vast voor de waardering van de

verschillende categorieën dekkingswaarden.358

De dekkingswaarden dienen tevens aan bepaalde congruentieregels te voldoen. Deze

congruentieregels werden vastgelegd in Bijlage IV van het Controlereglement. Zij hebben

betrekking op de uitdrukking verplichtingen in bepaalde valuta. Zo geldt bv. de regel dat

indien de dekking van een overeenkomst niet in een bepaalde valuta is uitgedrukt, de

verplichtingen van de verzekeraar geacht worden opeisbaar te zijn in de valuta van het land

waar het risico gelegen is.359

195. Elke verzekeringsonderneming dient een doorlopende inventaris van dekkingswaarden

bij te houden. Deze inventaris geeft aan dat het totale bedrag van de dekkingswaarden op elk

ogenblik minstens gelijk is aan het bedrag van de technische voorzieningen. Ze vormt een

register waarin alle activa die tot dekkingswaarden worden bestemd ingeschreven worden. De

inschrijving van de waarden in het register van de dekkingswaarden brengt met zich mee dat

de waarden vanaf de datum van inschrijving deel uitmaken van het bijzonder vermogen van

355

Art. 10§3, 16° Controlereglement; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht,

Antwerpen, Intersentia, 2008, 114. 356

Art. 10§8 Controlereglement. 357

Art. 10§4, 2° Controlereglement. 358

Art. 10§9 Controlereglement. 359

Bijlage IV van het Controlereglement omtrent de Congruentieregels, punt 2.

Page 87: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

81

de verzekeringsonderneming.360

Het totaal van de dekkingswaarden vormt per afzonderlijk

beheer immers een bijzonder vermogen dat bij voorrang is voorbehouden ter nakoming van

de verbintenissen van de verzekeringsonderneming tegenover de verzekerde of

begunstigde.361

Het register wordt bijgehouden op de maatschappelijke zetel van de

verzekeringsonderneming en wordt opgemaakt bij afsluiting van de jaarrekening, op de laatste

dag van elk kwartaal en telkens de Controledienst dit noodzakelijk acht.362

§6. Herstel- en interventiemaatregelen363

196. Richtlijn 2002/13 breidde de herstel- en interventiemaatregelen van de CBFA gevoelig

uit.

a. herstel

197. De door de Controlewet voorgeschreven bepalingen die betrekking hebben op de

solvabiliteitsmarge, de technische voorzieningen en de dekkingswaarden zijn van essentieel

belang om de stabiliteit en de gezondheid van de financiële situatie van een

verzekeringsonderneming te garanderen. Daarom voorziet de Controlewet in enkele

bijzondere bevoegdheden voor de CBFA. Zij kan bepaalde interventie- en herstelmaatregelen

instellen indien zij geconfronteerd wordt met een verzekeringsonderneming die de vereisten

met betrekking tot de solvabiliteitsmarge, de technische voorzieningen of de

dekkingswaarden niet respecteert. Deze interventiemaatregelen van de CBFA dienen de

financiële toestand van de verzekeringsonderneming opnieuw te herstellen.

198. Zo kan een verzekeringsonderneming waarvan de solvabiliteitsmarge de vereiste hoogte

niet meer bereikt verplicht worden een herstelplan uit te werken en aan de CBFA binnen een

bepaalde termijn voor te leggen om de solvabiliteitsmarge opnieuw op peil te brengen. In

360

Verordening nr. 12 van 22 januari 2002 van de Controledienst voor Verzekeringen tot vaststelling van de

regels betreffende de doorlopende inventaris van de dekkingswaarden; L. SCHUERMANS, Grondslagen van het

Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 114. 361

Art. 18 Controlewet. 362

Verordening nr. 12 van 22 januari 2001 van de Controledienst voor Verzekeringen tot vaststelling van de

regels betreffende de doorlopende inventaris van de dekkingswaarden, goedgekeurd door het Ministerieel Besluit

van 30 maart 2001, tot goedkeuring van de Verordening nr. 12 van de Controledienst voor Verzekeringen tot

vaststelling van de regels betreffende de doorlopende inventaris van de dekkingswaarden, BS 25 april 2001. 363

Art. 26 Controlewet.

Page 88: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

82

uitzonderlijke omstandigheden kan de CBFA, indien zij van oordeel is dat de financiële

toestand nog zal verslechteren, de vrije beschikking over de activa beperken of verbieden.364

Indien zou blijken dat de solvabiliteitsmarge het niveau van het waarborgfonds niet meer zou

bereiken kan de CBFA de verzekeringsonderneming verplichten om op korte termijn een

financieringsplan voor te leggen dat ook door de CBFA goedgekeurd dient te worden.365

Daarnaast kan de CBFA alle maatregelen treffen die de belangen van de verzekeringsnemers,

de verzekerden en de begunstigden kunnen vrijwaren en een financieel saneringsplan

eisen.366

Dit financieel saneringsplan kan door de CBFA zelfs geëist worden indien de

verzekeringsonderneming nog over de vereiste solvabiliteitsmarge beschikt. Het maakt de

CBFA mogelijk in te grijpen van zodra de rechten van de verzekeringsnemers, verzekerden en

begunstigden bedreigd worden zodat ze niet meer hoeft te wachten tot er een tekort ontstaat in

de vereiste solvabiliteitsmarge om in te kunnen grijpen.367

199. De CBFA kan verzekeringsondernemingen tevens verplichten om een hogere

solvabiliteitsmarge samen te stellen om de garantie te kunnen bieden dat zij haar toekomstige

verzekeringsverplichtingen zal kunnen blijven voldoen.368

Verder kan zij ook overgaan tot het

lager waarderen van elementen van de beschikbare solvabiliteitsmarge. Indien de CBFA

merkt dat de marktwaarde van bepaalde activa sterk gedaald is kan zij de minderwaarden die

hieruit voortvloeien aftrekken van de bestanddelen van de beschikbare solvabiliteitsmarge.369

b. interventie

200. Wanneer de CBFA opmerkt dat zaken fout lopen binnen een

verzekeringsonderneming370

kan zij een termijn opgeven waarbinnen de zaken op punt gezet

364

Art. 26§2 lid 1 Controlewet; K. HINTJENS, “De algemene controle op het verzekeringswezen” in X., Kluwer’s

Verzekeringshandboek, Antwerpen, Kluwer, losbl., I.2.4-13. 365

Art. 26§2 lid 4 Controlewet K. HINTJENS, “De algemene controle op het verzekeringswezen” in X., Kluwer’s

Verzekeringshandboek, Antwerpen, Kluwer, losbl., I.2.4-13. 366

Art. 26§2 lid 6 Controlewet; K. HINTJENS, “De algemene controle op het verzekeringswezen” in X., Kluwer’s

Verzekeringshandboek, Antwerpen, Kluwer, losbl., I.2.4-13. 367

Circulaire D. 249 van de CBFA aan de verzekeringsondernemingen van 18 november 2004 betreffende de

omzetting van Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van

Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen. 368

Art. 26§2 lid 8 Controlewet. 369

Circulaire D. 249 van de CBFA aan de verzekeringsondernemingen van 18 november 2004 betreffende de

omzetting van Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van

Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen. 370

Indien een verzekeringsonderneming bv. de bepalingen van de Controlewet of haar uitvoeringsbesluiten zoals

het Controlereglement niet respecteert, indien zou blijken dat de door de verzekeringsonderneming gehanteerde

Page 89: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

83

dienen te worden. Indien de toestand na deze termijn niet opgelost is kan de CBFA overgaan

tot een interventie in de verzekeringsonderneming door een bijzondere commissaris aan te

stellen, bepaalde verrichtingen of activiteiten te verbieden, een overdracht van de volledige of

gedeeltelijke portefeuille te verbieden of de vervangen op te leggen van de zaakvoerders of

bestuurders.371

Onderafdeling 6. Financiële rapportering

§1. Jaarrekening, balans, resultatenrekening, toelichting – algemeen

201. De Wet van 17 juli 1975 betreffende de boekhouding van ondernemingen372

legt aan de

meeste Belgische ondernemingen de verplichting op om een jaarrekening op te stellen en die

neer te leggen bij de Balanscentrale.373

202. Ondernemingen zijn volgens de Boekhoudwet verplicht om op passende wijze een

boekhouding, aangepast aan de aard en omvang van haar bedrijf, bij te houden. In deze

boekhouding moet weergegeven worden wat de verrichtingen, bezittingen, vorderingen,

schulden en verplichtingen van de onderneming zijn. Deze boekhouding dient, behoudens

enkele uitzonderingen, gevoerd te worden volgens de regels van het dubbel boekhouden

waarbij alle verrichtingen zonder uitstel, getrouw, volledig en chronologisch opgenomen

worden.374

203. Aansluitend op de boekhouding dient de onderneming op het einde van het boekjaar de

jaarrekening op te stellen. De jaarrekening bestaat uit de balans, de resultatenrekening en de

toelichting.375

Zij moet opgesteld worden volgens de bepalingen van het K.B. van 30 januari

2001 tot uitvoering van het Wetboek Vennootschappen.376

De jaarrekening geeft een

overzicht van de financiële toestand van de onderneming waarbij ze op een duidelijke wijze

wijze van beheer of haar financiële toestand geen voldoende waarborgen meer zou bieden voor een goede

afwikkeling van haar aangegane verbintenissen of indien zou blijken dat de administratieve of boekhoudkundige

organisatie leemtes vertoont. 371

Art. 26§4 Controlewet; J.M. DELPORTE, “Commentaire de la loi du 19 juillet 1991 relative au contrôle des

assurances”, R.G.A.R. 1992, nr. 11.918, (1) 3 r°. 372

Wet van 17 juli 1975 betreffende de boekhouding van de ondernemingen, BS 4 september 1975. Hierna

volgend wordt deze wet de Boekhoudwet genoemd. 373

Deze verplichting geldt in het algemeen voor de vennootschappen die naar Belgisch recht zijn opgericht

onder de vorm van een NV, Comm. VA, BVBA, CVBA, ESV, VOF, Comm. V, CVOA. Ook het Europees

economisch samenwerkingsverband en de Europese vennootschap naar Belgisch recht dienen een jaarrekening

op te stellen en in te dienen. 374

Art. 2, 3, 4 Boekhoudwet. 375

Art. 22 K.B. van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek Vennootschappen, BS 6 februari 2001. 376

Art. 23 K.B. van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek Vennootschappen, BS 6 februari 2001.

Page 90: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

84

weergeeft in welke mate er winst of verlies geleden werd door de onderneming. Daarom moet

ze een getrouw beeld weer te geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat

van de onderneming.377

204. Zowel de balans als de resultatenrekening moeten opgesteld worden volgens de

schema’s die als bijlage het K.B. van 30 januari 2001 vergezellen.378

De balans geeft weer waaruit het vermogen van de onderneming bestaat en hoe het vermogen

gefinancierd werd. Zij wordt daarom in twee delen opgesplitst: aan de actiefzijde worden de

activa van de onderneming weergegeven waarbij men de vermogensbestanddelen van de

onderneming indeelt op basis van bestemming en ze klasseert onder de verschillende soorten

activa.379

Zo vinden we onder meer de vaste activa (immateriële activa, materiële activa,

financiële vaste activa etc.) en de vlottende activa (vorderingen, voorraden en bestellingen in

uitvoering etc.) terug. Onder de passiefzijde wordt weergegeven met welke middelen de

actiefbestanddelen van de onderneming gefinancierd worden. De actiefbestanddelen kunnen

gefinancierd worden met eigen vermogen (kapitaal, uitgiftepremies, reserves, overgedragen

winst of verlies etc.) van de onderneming of met vreemd vermogen (bestaande uit schulden

waaronder bv. achtergestelde leningen, handelsschulden en voorzieningen voor risico’s en

kosten).

205. De resultatenrekening geeft de verschillende posten weer die relevant zijn voor de

onderneming, waarbij per post de opbrengsten en kosten worden opgenomen. De posten

worden geklasseerd per rubriek en onderrubriek waardoor het mogelijk gemaakt wordt om

een perfect overzicht te krijgen van de opbrengsten en kosten van de onderneming.

206. De toelichting tot de jaarrekening bevat een aantal wettelijk verplicht te vermelden

gegevens, formuleert een samenvatting van de waarderingregels380

en geeft voor verschillende

in de wet opgesomde posten telkenmale een staat of een toelichting weer bij de verschillende

balansposten.381

377

H. COUSY, J. STUYCK en W. VAN GERVEN, Handels- en economisch recht, Deel 1 Ondernemingsrecht in

Beginselen van het Belgisch privaatrecht, Gent, Story-Scientia, 1992, 199. 378

Art. 82 K.B. van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek Vennootschappen, BS 6 februari 2001. 379

H. COUSY, J. STUYCK en W. VAN GERVEN, Handels- en economisch recht, Deel 1 Ondernemingsrecht in

Beginselen van het Belgisch privaatrecht, Gent, Story-Scientia, 1992, 200. 380

Elke vennootschap dient immers de regels vast te leggen die gehanteerd worden voor de waardering van

onder andere de inventaris, de afschrijvingen, waardeverminderingen, etc. 381

Art. 91 K.B. van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek Vennootschappen, BS 6 februari 2001.

Page 91: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

85

§2. Jaarrekening, balans, resultatenrekening, toelichting -

verzekeringsondernemingen

207. Voor de verzekeringsondernemingen gelden bijzondere regels voor de opstelling van de

jaarrekening. Het K.B. van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen382

en het K.B. van 13 februari 1996 betreffende de

geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen en

herverzekeringsondernemingen383

betekenden de omzetting naar Belgisch recht van de

Richtlijn 91/674 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen384

.385

208. De creatie van de ééngemaakte interne verzekeringsmarkt maakte het noodzakelijk om

een coördinatie door te voeren van de waarborgen die werden geboden om de belangen van

zowel deelnemers in een vennootschap als derden te beschermen.

Verzekeringsondernemingen kregen de mogelijkheid om (binnen de EU) over de

landsgrenzen heen hun activiteiten uit te oefenen. Dit betekende dat een goede

vergelijkbaarheid van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van

verzekeringsondernemingen noodzakelijk was, zowel voor de crediteuren, debiteuren,

aandeelhouders, verzekeringsnemers en het publiek in het algemeen. Omdat de indeling en

inhoud van de jaarrekening van de verzekeringsondernemingen vaak grote verschillen

vertoonde was het nodig om te voorzien in jaarrekeningen die dezelfde indeling en

omschrijving van de posten vertoonde. Dit werd gerealiseerd door de Richtlijn 91/674.386

a. samenstelling resultatenrekening verzekeringsonderneming

209. Zoals reeds eerder vermeld vereist de Controlewet dat voor de twee activiteitengroepen

“niet-leven” en “leven” een afzonderlijk beheer en een afzonderlijke boekhouding gevoerd

moet worden om het mogelijk te maken om de resultaten van de beide groepen afzonderlijk

weer te kunnen geven.387

382

Koninklijk Besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, BS

21 december 1994. 383

Koninklijk Besluit van 13 februari 1996 betreffende de geconsolideerde jaarrekening van

verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen, BS 9 maart 1996. 384

Richtlijn 91/674 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en geconsolideerde

jaarrekening van verzekeringsondernemingen, Pb. L. 31 december 1991, afl. 374, 7 – 31. 385

L. SCHUERMANS, Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 115. 386

Overwegingen 1, 4, 6 van de Richtlijn 91/674 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening

van verzekeringsondernemingen. 387

Art. 14§3 Controlewet.

Page 92: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

86

De vereiste van een afzonderlijke boekhouding voor de afzonderlijke groepen had zijn

implicaties op de reglementering van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen.388

Ze

bracht met zich mee dat de resultatenrekening van de jaarrekening uit drie delen bestaat: een

technische rekening niet-leven, een technische verzekering leven, en een niet-technische

rekening.389

De lasten en opbrengsten met betrekking tot de activiteit “niet-leven” worden

opgenomen in de technische rekening “niet-leven”, de lasten en opbrengsten met betrekking

tot de activiteit “leven” wordt op genomen in de technische rekening “leven”. De resterende

lasten en opbrengsten worden op de niet-technische rekening geboekt. Daarenboven worden

alle kosten en opbrengsten binnen elke rekening per tak geboekt390

en binnen elke tak aan één

van de vier activiteiten toegewezen: acquisitie, schadegevallen, beleggingen of algemene

administratiekosten.391

210. Het valt op dat er een groot verschil bestaat met de boekhouding en jaarrekeningen van

handelsondernemingen die niet onder het K.B. betreffende de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen vallen. Men kan besluiten dat de verzekeringsondernemingen op

een meer analytische wijze te werk gaan dan de handelsondernemingen. De kosten worden

immers niet per soort opgenomen in de resultatenrekening maar worden eerst verspreid over

de takken waar de kost gemaakt werd om vervolgens aan een activiteit toegewezen te worden.

Men vertrok immers van het principe dat het steeds mogelijk moet zijn om de rendabiliteit

van elke tak te kunnen bepalen op basis van de resultatenrekening. Dit wordt ook mogelijk

gemaakt door het hanteren van bovenstaande werkwijze. Nadeel is echter dat het dan

moeilijker wordt om het totaal van één kostensoort af te leiden uit de resultatenrekening.392

388

A. GAEREMYNCK, “Een evaluatie van het K.B. van 17/11/1994 op de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen”, T. Acc. 1995, nr. 4, (18) 18. 389

Art. 12bis§1 K.B. van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, BS 21

december 1994; Bijlage 1 “Gedetailleerde balans en resultatenrekening” bij het K.B. van 17 november 1994 met

betrekking tot de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, BS 21 december 1994; A. GAEREMYNCK, “Een

evaluatie van het K.B. van 17/11/1994 op de jaarrekening van verzekeringsondernemingen”, T. Acc. 1995, nr. 4,

(18) 18. 390

Bv. binnen de niet-technische rekening “niet-leven” onder de tak B.O.A.R. of binnen de niet-technische

rekening “leven” onder de tak “ziekte”. 391

A. GAEREMYNCK, “Een evaluatie van het K.B. van 17/11/1994 op de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen”, T. Acc. 1995, nr. 4, (18) 19. 392

A. GAEREMYNCK, “Een evaluatie van het K.B. van 17/11/1994 op de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen”, T. Acc. 1995, nr. 4, (18) 19.

Page 93: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

87

b. registratie van de premies, acquisitie393

211. De premies worden, zoals hierboven vermeld, in de eerste plaats afzonderlijk geboekt op

de technische resultatenrekeningen “niet-leven” en “leven”, afhankelijk van de activiteit

waarvoor premies werden ontvangen. Voor de registratie van de premies hanteert men de

verdiende brutopremies onder aftrek van de herverzekering. Rubriek 1 van zowel de

technische rekening “niet-leven” als de technische rekening “leven” geeft de verdiende

premies weer.394

212. Bij de boeking van de premies moet men rekening houden met het feit dat de premies

van verzekeringscontracten, die over het algemeen jaarcontracten zijn, meestal niet

overeenstemmen met het boekjaar dat voor verzekeringsondernemingen loopt van 1 januari

tot 31 december zodat het te dekken jaar niet samenvalt met het boekjaar.395

In het geval het

te verzekeren jaar niet overeenstemt met het boekjaar kan dus niet de ganse premie afgeboekt

worden in het boekjaar en kan slechts een gedeelte van de premie geboekt worden in het

betreffende boekjaar. Het resterende gedeelte van de premie heeft betrekking op het volgende

boekjaar. Dit resterende gedeelte wordt niet, zoals bij handelsondernemingen, via de over te

dragen opbrengsten, aan het volgende boekjaar toegerekend. Dit om wille van het feit dat de

premie nog niet volledig gerealiseerd is en nog steeds aan een mogelijk risico verbonden is.

Reeds eerder hebben we gezien dat een verzekeringsonderneming daarom technische reserves

dient aan te leggen. Daarom wordt op de balans een voorziening aangelegd onder post C.

Technische voorzieningen, I. Voorziening voor niet-verdiende premies en lopende risico’s.

De overdracht naar het volgend boekjaar op de technische rekeningen gebeurt onder Rubriek

1, c) Wijziging van de voorzieningen voor niet-verdiende premies en lopen de risico’s.

213. Het innen van premies brengt uiteraard kosten met zich mee. Men kan drie soorten

kosten onderscheiden: de kosten die aan één tak (“niet-leven” of “leven”) toegewezen kunnen

worden), de kosten die gemeenschappelijk zijn aan beide takken (“niet-leven” en “leven) of

de kosten die aan geen van beiden toegewezen kunnen worden. Kosten die afkomstig zijn van

één tak worden op de technische rekening van deze tak geboekt, kosten die

393

A. GAEREMYNCK, “Een evaluatie van het K.B. van 17/11/1994 op de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen”, T. Acc. 1995, nr. 4, (18) 20. 394

Bijlage 1 “Gedetailleerde balans en resultatenrekening” bij het K.B. van 17 november 1994 met betrekking

tot de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, BS 21 december 1994. 395

Art. 3 K.B. van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, BS 21

december 1994.

Page 94: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

88

gemeenschappelijk zijn worden zo goed als mogelijk verdeeld over technische rekeningen van

beide takken, de kosten die aan geen van beiden aangerekend kunnen worden komen op de

niet-technische rekening terecht. De kosten kunnen op de technische rekening “niet-leven”

geboekt worden onder Rubriek 7 Netto-bedrijfskosten, a) acquisitiekosten en op de technische

rekening “leven” onder Rubriek 8 Netto-bedrijfskosten, a) acquisitiekosten.396

Men moet opmerken dat het niet altijd eenvoudig is om uit te maken aan welke rekening

bepaalde acquisitiekosten toekomen. Men kan geconfronteerd worden met acquisitiekosten

die gerelateerd zijn aan een bepaald contract voor een bepaalde tak, “niet-leven” of “leven”.

In dat geval kan men gemakkelijk de kosten op de desbetreffende rekening boeken. Het is

echter ook mogelijk dat bepaalde acquisitiekosten niet zomaar toegewezen kunnen worden.

Bepaalde beheerskosten, waaronder bv. personeelskosten, kunnen vaak niet altijd gemakkelijk

gesplitst en toegewezen worden aan één bepaalde rekening.397

Het K.B. betreffende de

jaarrekening vereist dan wel dat de kosten en lasten zo nauwkeurig mogelijk verdeeld moeten

worden, toch zal men bij een studie van de acquisitiekosten rekening moeten houden met een

bepaalde foutmarge die ontstaat als gevolg van de keuzes van toewijzing van de kosten aan

een bepaalde rekening.

c. registratie van de schadegevallen398

214. Indien een verzekerde geconfronteerd wordt met een schadegeval dient hij de

verzekeringsonderneming hiervan op de hoogte te stellen. De verzekeringsonderneming zal

een voorziening aanleggen voor de te betalen schaden. Deze voorziening is noodzakelijk

aangezien de verzekeringsonderneming immers reeds op de hoogte is van het feit dat zij een

schadegeval zal moeten dekken waarbij het bedrag van de schade nog niet vaststaat en nog

niet zeker is. De voorziening voor de te betalen schaden vinden we op de balans terug onder

post C. Technische voorzieningen, III. Voorzieningen voor te betalen schaden voor zowel de

activiteiten “niet-leven” als “leven”.

396

Bijlage 1 “Gedetailleerde balans en resultatenrekening” bij het K.B. van 17 november 1994 met betrekking

tot de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, BS 21 december 1994. 397

Het personeel kan bv. werkzaam zijn in het kader van de acquisitie van zowel de activiteiten “niet-leven” en

“leven”. 398

A. GAEREMYNCK, “Een evaluatie van het K.B. van 17/11/1994 op de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen”, T. Acc. 1995, nr. 4, (18) 23.

Page 95: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

89

d. registratie van de beleggingen399

215. Om wille van de inverse productiecyclus wordt een verzekeringsonderneming

geconfronteerd met grote kapitalen als gevolg van het feit dat zij eerst de premies ontvangt

waarbij de er tegenover staande dienst pas in de toekomst geleverd wordt. Deze grote

kapitalen dienen op de meest optimale wijze beheerd te worden. Dit brengt met zich mee dat

de beleggingen een belangrijke post uitmaken in de balans en de resultatenrekening.

216. Deze beleggingen brengen zowel opbrengsten als kosten met zich mee die zoals de

premies en de schadegevallen op de rekening van de verschillende activiteiten geboekt

worden. Voor de activiteit “niet-leven” vinden de boekingen voor de opbrengsten plaats onder

Rubriek 2bis Opbrengsten van beleggingen. De kosten worden geboekt onder Rubriek 7bis

Beleggingslasten. Voor de activiteit “leven” worden de beleggingsopbrengsten geboekt onder

Rubriek 2 Opbrengsten van beleggingen en Rubriek 9 Beleggingslasten. Opmerkelijk is dat

voor de beleggingen er ook boekingen kunnen plaatsvinden op de niet-technische rekening,

dit in tegenstelling tot de boekingen in verband met de premies en schadelasten die steeds op

de technische rekening van de respectievelijke activiteit weergegeven worden. Het is immers

mogelijk dat een verzekeringsondernemingen bepaalde beleggingen niet aan één activiteit

(“niet-leven” of “leven”) kan toewijzen. In dat geval wordt zij geboekt op de niet-technische

rekening, voor de opbrengsten onder Rubriek 3 Opbrengsten van beleggingen, voor de kosten

onder Rubriek 5 Beleggingslasten.

217. Men moet, voor de drie rekeningen, in acht nemen dat de lasten die de beleggingen met

zich meebrengen niet enkel de financiële lasten van de belegging in se omvatten maar dat er

ook zogenaamde beheerskosten in vervat zijn. Dit zijn bv. de personeelskosten,

verwarmingskosten, administratiekosten die ontstaan als gevolg van het beheer van de

beleggingen van de verzekeringsonderneming. Deze kosten worden echter wel onder de

posten van de beleggingen ondergebracht.

399

A. GAEREMYNCK, “Een evaluatie van het K.B. van 17/11/1994 op de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen”, T. Acc. 1995, nr. 4, (18) 25.

Page 96: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

90

e. registratie van de algemene administratiekosten400

218. De algemene administratiekosten omvatten de kosten die niet binnen één van de posten

premies, schadegevallen of beleggingen opgenomen kunnen worden. Het kan bv. gaan om

bezoldigingen, patronale bijdragen voor sociale verzekeringen, patronale bijdragen voor

buitenwettelijke verzekeringen, voorzieningen voor pensioenen en sociale lasten, etc.401

Hoofdstuk 4. Solvency II

AFDELING 1. INLEIDING

219. De Controlewet legt verzekeringsondernemingen verschillende verplichtingen met

betrekking tot de solvabiliteitsmarge op. Het is echter zo dat de solvabiliteitsmarge van een

verzekeringsonderneming niet het enige criterium is om de financiële gezondheid van een

verzekeringsonderneming te bepalen en vast te leggen. Die financiële gezondheid wordt niet

alleen door financiële aspecten waaronder de technische voorzieningen, boekhoudkundige en

actuariële methoden en het beheer van activa en passiva bepaald, maar ook door verschillende

niet-financiële aspecten, waaronder de deskundigheid en betrouwbaarheid van het

management, het toezicht op de bedrijfsvoering etc.402

220. Er bestaat een consensus over de effectiviteit van de bestaande nationale

solvabiliteitsmargeregelingen. Men moet echter in acht blijven nemen dat

verzekeringsondernemingen worden geconfronteerd met een recente evolutie die een grotere

concurrentie voor de verzekeringsondernemingen creëert. Zo betekende de derde generatie

richtlijnen een verdere vervolmaking van de interne verzekeringsmarkt waardoor de

concurrentie ten volle speelt tussen verzekeringsondernemingen. Daarnaast worden

verzekeringsondernemingen sinds 2002 geconfronteerd met lagere beleggingsopbrengsten als

gevolg van dalende aandelenkoersen en komen zij in aanraking met moderne

400

A. GAEREMYNCK, “Een evaluatie van het K.B. van 17/11/1994 op de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen”, T. Acc. 1995, nr. 4, (18) 30. 401

Bijlage 1 “Gedetailleerde balans en resultatenrekening” bij het K.B. van 17 november 1994 met betrekking

tot de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, BS 21 december 1994. 402

COM/2000/634 def. Toelichting bij het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

tot wijzigingen van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen.

Page 97: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

91

distributiekanalen waaronder het internet en direct writing403

waarvan de consument gebruik

kan maken.404

221. Om tegemoet te komen aan deze ingrijpende wijzigingen was het dan ook nodig een

opvolger voor de Solvency I-maatregelen405

in het leven te roepen. Op 10 juli 2007 keurde

men het Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de

toegang en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf goed.406

Zij

resulteerde in de Richtlijn 2009/138 van 25 november 2009 van het Europees Parlement en de

Raad betreffende de toegang en de uitoefening van het verzekerings- en

herverzekeringsbedrijf407

, ook wel de Solvency II-Richtlijn genoemd. Uiterlijk op 31 oktober

2012 moet deze richtlijn door de lidstaten in hun nationale recht omgezet zijn.408

AFDELING 2. REDEN TOT HERVORMING409

222. In 1997 stelde het Comité voor het Verzekeringswezen (nu Commissie van Europese

toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen) dat de regels in verband met de

solvabiliteit van verzekeringsondernemingen op een voldoende wijze werkten. Toch nam ze

het standpunt in dat een update nooit overbodig is, wat dan ook resulteerde in Richtlijn

2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 mei 2002 tot wijziging van Richtlijn

73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen.410

Ondertussen verstreek de tijd verder en werd de

verzekeringssector constant geconfronteerd met nieuwe evoluties waardoor de vraag naar de

403

Direct writing houdt in dat een verzekeringsonderneming haar verzekeringsproducten rechtstreeks vanuit haar

hoofdzetel aanbiedt aan de klanten zodat de noodzaak van tussenpersonen vermeden wordt. 404

COM 2000/634 def. Toelichting bij het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot

wijzigingen van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen. 405

Richtlijn 2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn 73/23

van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen wordt

ook wel de Solvency I-Richtlijn genoemd. 406

COM/2007/361 def. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de

toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf – Solvabiliteit II. 407

Richtlijn 2009/138 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang en

de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf, Pb. L. 17 december 2009, afl. 335, 1 – 155. 408

Art. 309 Solvency II-Richtlijn. 409

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1028 – 1029. 410

VAN GOMPEL, R., “Introduction” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (13) 13.

Page 98: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

92

adequaatheid van de bestaande solvabiliteitsregels (bekend onder de Solvency I-

maatregelen411

) nog steeds bleef bestaan.

223. De Solvency I-maatregelen waren de laatste jaren echter nogal onderhevig aan kritiek die

zowel betrekking had op de kwantitatieve aspecten als de kwalitatieve aspecten van zowel de

solvabiliteitsvereisten en de technische voorzieningen.412

Een verzekeringsonderneming wordt permanent geconfronteerd met risico’s. Deze risico’s

bevinden zich op de passiefzijde waar de verzekeringsrisico’s gesitueerd zijn maar ook op de

actiefzijde waar we de marktrisico’s, kredietrisico’s en operationele risico’s gerelateerd aan

het verzekeringsbedrijf terugvinden. Nu is het zo dat Solvency I bij de bepaling van haar

solvabiliteitsvereisten, technische voorzieningen enz. enkel de risico’s van het passief van de

verzekeringsonderneming in acht neemt, zonder rekening te houden met wat er zich op het

actief voordoet. Het is immers zo dat sinds 2002 verzekeringsondernemingen geconfronteerd

werden met grote verliezen in hun beleggingsportefeuilles als gevolg van dalende

aandelenkoersen. Deze beleggingen zijn echter wel in het actief terug te vinden. Dit betekende

dus dat bij de bepaling van de solvabiliteit er helemaal geen rekening werd gehouden met de

verliezen die zich op het actief voordeden.

Tevens stootte de Solvency I op commentaar om wille van het feit dat zij geen rekening hield

met enige kwalitatieve aspecten. Deugdelijk bestuur, goed risicobeleid etc. kwamen niet in

aanmerking bij de bepaling van de solvabiliteitsvereisten.

224. Bovenstaande kritieken accelereerden gedurende de financiële crisis van 2008 waarbij

duidelijk werd dat het net zo belangrijk was om alle risico’s van elke financiële instelling op

een adequate wijze te beheren.413

Er ontstond duidelijk een noodzaak aan een betere risico-

afweging bij het bepalen van de solvbiliteitsvereisten, waarbij men alle risico’s waarmee een

verzekeringsonderneming wordt geconfronteerd in acht moet nemen.

225. Deze problematiek werd door verschillende lidstaten op nationaal niveau aangepakt. Een

individueel ingrijpen was mogelijk om wille van het feit dat Solvency I vertrok vanuit een

411

Solvency I-maatregelen is de verzamelnaam voor de “interne markt-richtlijnen” die door de EU met

betrekking tot de verzekeringssector uitgevaardigd werden; H. COUSY en M. DREESEN, “De bredere effecten van

Solvency II in België” in X., “Solvency II en IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (147) 148. 412

H. COUSY en M. DREESEN, “De bredere effecten van Solvency II in België” in X., “Solvency II en IFRS. Een

nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (147) 148. 413

VAN HULLE, K., “Solvency II: het einde van het begin” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe

solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T Verz. 2009, dossier nr. 15, (33) 33.

Page 99: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

93

minimale harmonisatie414

, maar dit betekende echter wel dat men opneiuw een versnippering

creëerde van de eerder doorgevoerde harmonisatie. De enige oplossing bestond er aldus uit

om bovenstaande problematiek op communautair niveau onder handen te nemen. Dit

resulteerde in de Solvency II-Richtlijn waarbij gebroken wordt met Solvency I omdat

Solvency II in de eerste plaats vertrekt vanuit de ganse balans415

waarbij alle risico’s, zowel

passief als actief, in aanmerking genomen worden voor de bepaling van de

solvabiliteitsvereisten, en tevens ook het kwalitatieve aspect van een

verzekeringsonderneming laat meespelen.

AFDELING 3. SOLVENCY II: NIEUWE SOLVABILITEITSVEREISTEN

Onderafdeling 1. Lamfalussy-procedure

226. In 2000 stelde de Raad Ecofin416

een Comité van wijzen aan onder leiding van Baron

Lamfalussy om een evaluatie door te voeren van het bestaande toezichts-, wetgevings- en

regelgevingskader in de financiële sector. Dit Comité kwam tot het besluit dat de

wetgevingsprocedure voor de financiële sector aan hervormingen toe was omdat er nood was

aan een vereenvoudiging en versnelling van de bestaande wetgevingsprocessen. De bestaande

structuur vormde een beletsel om de concurrentie op de financiële markt optimaal te laten

spelen.417

Het hervormingsplan dat werd uitgewerkt werd de Lamfalussy-procedure genoemd,

naar de voorzitter van het Comité van wijzen.

227. In 2002 besloot de Europese Commissie de Lamfalussy-procedure in te stellen voor de

gehele financiële sector waaronder dus ook het verzekeringswezen. De Europese Unie moet

immers kunnen betrouwen op een dynamische en gezonde financiële sector om de Europese

economie en het Europese concurrentievermogen op punt te houden. Om te garanderen dat de

financiële sector veilige en kwaliteitsvolle producten op de markt brengt dient er een degelijk

Europees toezicht- en reguleringskader voor handen te zijn.418

Daarom werd de Lamfalussy-

procedure uitgewerkt om het toezicht- en reguleringskader voor de financiële sector te

414

Zoals eerder besproken vertrok Solvency I vanuit een minimale harmonisatie. 415

“Total balans sheet approach”; K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector” in X., Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008,

1029. 416

Raad Ecofin is de raadsformatie Economische en Financiële Zaken bestaande uit de ministers en

staatssecretarissen van Economische en Financiële aangelegenheden van de nationale lidstaten van de EU. 417

COM/2007/727 def. Mededeling van de Commissie van 20 november 2007, “Evaluatie van de Lamfalussy-

structuur – Bevorderen van de toezichtsconvergentie”. 418

COM/2007/727 def. Mededeling van de Commissie van 20 november 2007, “Evaluatie van de Lamfalussy-

structuur – Bevorderen van de toezichtsconvergentie”.

Page 100: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

94

versterken. Het is een efficiënt mechanisme dat de convergentie van het toezicht op de

financiële sector bevordert en het mogelijk maakt dat de communautaire wetgeving snel

inspeelt op de evoluties die zich voordoen op de financiële markt.419

228. De Lamfalussy-procedure voorziet in een wetgevingsprocedure op vier niveau.420

Het eerste niveau heeft betrekking op de kaderwetgeving waar de kernbeginselen en

uitvoeringsbevoegdheden worden vastgelegd. Deze kaderwetgeving wordt, op voorstel van de

Europese Commissie, goedgekeurd door het Europese Parlement en de Raad.

Deze kaderwetgeving moet verder uitgewerkt worden door uitvoeringsmaatregelen. Dit

gebeurt op het tweede niveau waar uitvoeringsmaatregelen worden uitgevaardigd door de

Europese Commissie na een technische voorbereiding waar de Commissie wordt geadviseerd

door de comités samengesteld uit de vertegenwoordigers van de nationale toezichthoudende

overheidsinstanties.421

Niveau drie van de procedure omvat dan de toepassing van de in niveau één en twee

aangenomen maatregelen. De comités spelen een belangrijke rol bij de consequente

uitvoering van de Richtlijnen.

Niveau vier bestaat dan uit het controlebeleid dat door de Europese Commissie wordt

uitgeoefend met betrekking tot de correcte toepassing van de wetgeving in de nationale

lidstaten.

229. Binnen de verzekeringssector is Solvency II de eerste operatie op basis van de

Lamfalussyprocedure.422

Voor wat betreft niveau twee is het, binnen de verzekeringssector,

uiteraard het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen

dat de Commissie adviseert.423

419

COM/2007/727 def. Mededeling van de Commissie van 20 november 2007, “Evaluatie van de Lamfalussy-

structuur – Bevorderen van de toezichtsconvergentie”. 420

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1030; R. VAN GOMPEL,

“Introduction” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.

Verz. 2009, dossier nr. 15, (13) 19; COM/2007/727 def. Mededeling van de Commissie van 20 november 2007,

“Evaluatie van de Lamfalussy-structuur – Bevorderen van de toezichtsconvergentie”. 421

Het Comité van Europese bankentoezichthouders, het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen

en bedrijfspensioenen en het Comité van Europese effectenregelgevers. 422

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1030. 423

Het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen wordt ook wel het

CEIOPS genoemd naar de Engelse benaming Committee of European Insurance en Occupational Pensions

Supervisors.

Page 101: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

95

Onderafdeling 2. Doel424

230. Solvency II blijkt de meest belangrijke en vergaande wettelijke hervorming die in de

verzekeringssector heeft plaatsgevonden. Het is duidelijk dat Solvency II in de eerste plaats

verder wil bouwen aan de creatie en vervolmaking van de eengemaakte verzekeringsmarkt.

Dit blijkt duidelijk uit de overwegingen die aan de richtlijn vooraf gaan. 425

Daar vinden we

duidelijk doelstellingen terug die zelfs reeds bij de eerste generatie richtlijnen werden gesteld.

231. Zo is Solvency II erop gefocust om de grootste verschillen die bestaan tussen de

voorschriften in de nationale wetgevingen met betrekking tot verzekeringsondernemingen af

te schaffen om de goede werking van de interne markt te garanderen. Tevens blijft zij het

principe van de voorafgaande verlening van de enige vergunning als basisprincipe erkennen

waardoor het nodig is om de voorwaarden en de procedure voor de verlening of de weigering

van die enige vergunning vast te leggen. De wederzijdse erkenning van de enige vergunning

en de nationale toezichtstelsels is onontbeerlijk om het principe van de enige vergunning en

het toezicht door de lidstaat van herkomst te laten spelen.

232. Solvency II wenst echter een betere bescherming te bieden aan de verzekeringsnemers,

verzekerden en begunstigden426

en een financiële stabiliteit op de verzekeringsmarkt te

garanderen wat enkel mogelijk is indien de verzekeringsondernemingen efficiënte

solvabiliteitsvereisten aannemen. De realisatie van de financiële stabiliteit kon echter niet

meer gerealiseerd worden door middel van de bestaande maatregelen. Ze speelden te weinig

in op de risico’s en gaven opnieuw aanleiding tot een versnippering door nationale

initiatieven. Dit werd onder meer bewezen door de martkontwikkelingen en de financiële

crisis waarmee de ganse financiële sector recent werd geconfronteerd gedurende de

onderhandelingen omtrent Solvency II. De financiële crisis van 2008 beïnvloedde de

gesprekken en onderhandelingen omtrent Solvency II en resulteerde in het feit dat in

Solvency II extra aandacht wordt besteed aan financiële stabiliteit.427

424

Overwegingen Richtlijn 2009/138 van 25 november 2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende

de toegang en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf, Pb. L. 17 december 2009, afl. 335,

1 – 155. 425

R. VAN GOMPEL, “Introduction” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector”, T. Verz. 2009, dossier nr. 15, (13) 19. 426

Men wordt beschouwd als begunstigde indien men krachtens een verzekeringsovereenkomst een aanspraak

kan laten gelden. 427

R. VAN GOMPEL, “Introduction” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector”, T. Verz. 2009, dossier nr. 15, (13) 19; K. VAN HULLE, “Solvency II: het einde van het

Page 102: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

96

233. Gedurende de voorbereidingen van Solvency II werden verschillende belangrijke

onderzoeken gevoerd naar het mogelijke effect van de toekomstige solvabiliteitsregeling. Het

ging telkens om “Quality Impact Studies” of QIS die een onderzoek leverden naar de

mogelijke gevolgen van Solvency II voor de verzekeraars. De algemene conclusie van deze

onderzoeken was dat de nieuwe solvabiliteitsregeling zoals ze uitgewerkt zou worden in

Solvency II de meest efficiënte wijze zou zijn om de nieuwe doelstellingen te bereiken. Betere

regelgeving, een nieuwe eenmaking en integratie van de verzekeringsmarkt, grotere

bescherming van de verzekeringsnemers en begunstigden en het creëren van meer

concurrentie is enkel mogelijk indien men solvabiliteitsvereisten gaat opleggen die

rechtstreeks geënt zijn op het volledige economische risico van een verzekeringsonderneming.

Enkel op deze wijze kan men volledig inzicht krijgen in de financiële situatie van een

verzekeringsonderneming waardoor transparantie en het vertrouwen in de verzekeringssector

bevorderd wordt.428

Onderafdeling 3. Inhoud Solvency II

234. Solvency II werd uitgewerkt rond drie pijlers. De eerste pijler heeft betrekking op de

kwantitatieve aspecten waarbij vijf elementen werden uitgewerkt: waardering van actief- en

passiefbestanddelen, technische voorzieningen, eigen vermogen, kapitaalvereisten en de

beleggingen. Pijler twee heeft betrekking op de kwalitatieve aspecten en toezichtregels. Pijler

drie werkt dan weer de openbaarmakingsvereisten met betrekking tot de informatie over

solvabiliteit en financiële positie uit.429

begin” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009,

dossier nr. 15, (33) 38. 428

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1032. 429

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1033; K. VAN HULLE, “Solvency II:

het einde van het begin” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (33) 35; R. VAN GOMPEL, “Introduction” in X., “Solvency II &

IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (13) 20.

Page 103: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

97

§1. Pijler 1 - kwantitatieve aspecten430

a. waardering van activa en passiva

235. De Solvency II-richtlijn stelt dat activa gewaardeerd moeten worden tegen het bedrag

waarvoor ze verhandeld kunnen worden tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie

bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn.431

De passiva moeten gewaardeerd worden tegen het bedrag waarvoor ze overgedragen of

afgewikkeld kunnen worden tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid

zijnde partijen die onafhankelijk zijn.432

Het komt er dus op neer dat hier een waardering tegen marktwaarde wordt gehanteerd. De

waardering tegen marktwaarde komt overeen met de “fair value” zoals gehanteerd wordt door

de IFRS-normen, waarover later meer.

b. technische voorzieningen

236. Solvency II legt verzekeringsondernemingen de verplichting op om technische

voorzieningen te voorzien voor al hun verzekeringsverplichtingen jegens verzekeringnemers

en begunstigden van verzekeringsovereenkomsten. De waarde van de technische

voorzieningen moet overeenstemmen met het huidige bedrag dat de verzekeringsonderneming

zou moeten betalen indien zij haar verzekeringsverplichtingen met onmiddellijke ingang zou

overdragen aan een andere verzekeringsonderneming.433

Solvency II geeft ook de wijze weer waarop deze technische voorzieningen berekend moeten

worden waarbij die berekening, logischerwijze, op een prudente, betrouwbare en objectieve

wijze moet gebeuren.434

237. Voor de berekening van de omvang van de technische voorzieningen wordt ook hier

uitgegaan van de marktwaarde, hoewel het voor het aanleggen van voorzieningen niet steeds

mogelijk is een marktwaarde vast te leggen. Daarom is het aangewezen een waarde te

hanteren die zo dicht mogelijk aanleunt bij de marktwaarde.435

Solvency II stelt daarom dat de

waarde van de technische voorzieningen gelijk moet zijn aan de som van de beste schatting en

430

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1033. 431

Art. 75, 1., a) Solvency II-Richtlijn. 432

Art. 75, 1., b) Solvency II-Richtlijn. 433

Art. 76, 1., 2. Solvency II-Richtlijn. 434

Art. 76, 4. Solvency II-Richtlijn. 435

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1035.

Page 104: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

98

een risicomarge.436

Daarnaast moet bij de aanleg van de technische voorzieningen ook

rekening gehouden worden met onder andere de kosten die ontstaan bij het nakomen van

verzekeringsverplichtingen, inflatie, alle door de verzekeringsonderneming verwachte

betalingen aan verzekeringsnemers en begunstigden.437

Ook de contractuele opties die in de

verzekeringsovereenkomst opgenomen zijn en waarvan de verzekeringsnemer gebruik van

kan maken moeten in acht genomen worden. Zo bestaat de mogelijkheid dat een

verzekeringsnemer overgaat tot afkoop of voortijdige beëindiging van de

verzekeringsovereenkomst. Om deze kansen in te schatten moet een

verzekeringsonderneming zich baseren op actuele en betrouwbare informatie.438

238. De verzekeringsonderneming dient steeds, op verzoek van de nationale toezichthoudende

overheid, aan te tonen dat de samenstelling van de technische voorzieningen toereikend is en

dat de berekening gebeurt op basis van toepasselijk en relevante methoden en adequate

onderliggende gegevens.439

Indien zou blijken dat de technische voorzieningen niet voldoende

toereikend zijn kan de nationale toezichthoudende overheid de verzekeringsonderneming

verplichten de voorzieningen te verhogen zodat ze voldoen aan het vereiste niveau.440

c. eigen vermogen

239. Het eigen vermogen wordt samengesteld door het kernvermogen en het aanvullend

vermogen van de verzekeringsonderneming.441

Daarbij bestaat het kernvermogen uit het

positieve verschil dat bestaat tussen de activa en de passiva442

(of de verplichtingen van de

verzekeringsonderneming). Het aanvullend vermogen wordt gevormd door de bestanddelen

die niet tot het kernvermogen behoren en die opgevraagd kunnen worden om bepaalde

verliezen te compenseren.443

436

Art. 77, 1. Solvency II-Richtlijn. 437

Art. 78, 1., 2., 3. Solvency II-Richtlijn. 438

Art. 79 Solvency II-Richtlijn. 439

Art. 84 Solvency II-Richtlijn. 440

Art. 85 Solvency II-Richtlijn. 441

Art. 87 Solvency II-Richtlijn. 442

Art. 88 Solvency II-Richtlijn; K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector” in X., Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008,

1035. 443

Art. 89 Solvency II-Richtlijn. Het gaat onder andere om niet-gestorte aandelen of niet-opgevraagd

waarborgkapitaal.

Page 105: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

99

240. Het eigen vermogen wordt in drie “tiers” ingedeeld.444

De indeling in één van de drie

tiers gebeurt op basis van de kwaliteit van de vermogensbestanddelen van het kapitaal en dus

op basis van de soliditeit die de bestanddelen vertonen.445

241. Zo zijn de activa die overblijven na aftrek van de verplichtingen van de

verzekeringsonderneming beschikbaar om verliezen, die mogelijk ontstaan ten gevolge van

ongunstige ontwikkelingen in het bedrijfsklimaat, te compenseren. Het overschot van de

activa onder aftrek van de verplichtingen vertoont een hoge soliditeit, het is een

kapitaalbestanddeel van hoge kwaliteit en wordt daarom in tier 1 ondergebracht.446

Tier 1

bestaat voornamelijk uit kernvermogenbestanddelen.

242. Tier 2 bestaat dan weer uit kapitaal van goede kwaliteit. Het gaat onder meer om de

goedgekeurde bedragen van suppletiebijdragen die door onderlinge

verzekeringsmaatschappijen aan de leden gevraagd kunnen worden om de financiële

middelen die zij aanhouden te vergroten447

(om de verliezen te absorberen).448

Tier 2 bestaat

aldus voornamelijk uit aanvullend vermogenbestanddelen.

243. Tier 3 wordt samengesteld uit de vermogensbestanddelen die niet tot het kernvermogen

of het aanvullend vermogen behoren.

d. solvabiliteitsvereisten

244. De Solvency II-Richtlijn voorziet in twee kapitaalvereisten. Deze kapitaalvereisten

worden volledig opgesteld in functie van de risico’s waarmee de verzekeringsonderneming

geconfronteerd wordt en geven dus het risicoprofiel van de verzekeringsonderneming weer.

Enerzijds moet een solvabiliteitskapitaalvereiste voldaan zijn, anderzijds moeten de

verzekeringsondernemingen aan een minimumkapitaalvereiste voldoen. Beide

kapitaalvereisten dienen in alle lidstaten van de Europese Unie geharmoniseerd worden om

444

Art. 93 Solvency II-Richtlijn. 445

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1035. 446

Overweging 49 Solvency II-Richtlijn. 447

Hiermee heeft Solvency II vooral de suppletiebijdragen voor ogen die door onderlinge

verzekeringsmaatschappijen van reders met variabele premies worden gevraagd voor de dekking van maritieme

risico’s. 448

Overweging 52 Solvency II-Richtlijn.

Page 106: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

100

zodat aan alle verzekeringsnemers eenzelfde beschermingsniveau gegarandeerd zou kunnen

worden.449

245. Het solvabiliteitskapitaalvereiste450

moet gelijk zijn aan het niveau van in aanmerking

komende eigenvermogensbestanddelen die de verzekeringsonderneming in staat stellen

aanzienlijke verliezen te compenseren zodat verzekeringsnemers en begunstigden redelijke

zekerheid geboden wordt dat betalingen zullen plaatsvinden indien die verschuldigd zijn. De

verzekeringsonderneming dient permanent over voldoende eigen vermogen te beschikken om

het solvabiliteitskapitaalvereiste te dekken. Daarom dient per steeds opgevolgd te worden en

moet het minstens eenmaal per jaar berekend worden.451

Het solvabiliteitskapitaal bestaat uit het economisch kapitaal waarover

verzekeringsondernemingen dienen te beschikken om te kunnen garanderen dat een

faillissement ten hoogste in één op 200 gevallen voorkomt of het economisch kapitaal dient

een waarschijnlijkheidsgraad van 99,5% kunnen vertonen dat de verzekeringsonderneming de

komende twaalf maanden aan hun verplichtingen tegenover de verzekeringsnemers en

begunstigden zal kunnen voldoen. Dit betekent dus dat de verzekeringsonderneming moet

garanderen dat de kans op een faillissement binnen de twaalf maanden slechts 0,5%

bedraagt.452

Het solvabiliteitskapitaal is een risicogevoelig kapitaal waarbij rekening

gehouden wordt met alle risico’s waarmee de verzekeringsonderneming geconfronteerd

wordt453

.454

De berekening van het solvabiliteitskapitaal gebeurt door middel van een standaardformule

waarvan de beginselen in de richtlijn zijn opgenomen of op basis van een model dat intern

door de verzekeringsonderneming wordt opgesteld en een goedkeuring dient te verkrijgen van

de toezichthoudende overheidsinstantie.455

449

Overweging 60 Solvency II-Richtlijn. 450

Ook wel het ‘Solvency Capital Requirement’ of SCR genoemd; K. VAN HULLE, “Solvency II: het einde van

het begin” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz.

2009, dossier nr. 15, 35. 451

Art. 102 Solvency II-Richtlijn; Overweging 62, 63 Solvency II-Richtlijn. 452

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1035. 453

Art. 101 Solvency II-Richtlijn geeft weer welke risico’s in acht genomen moeten worden:

schadeverzekeringstechnisch risico, levensverzekeringstechnisch risico, ziektekostenverzekeringstechnisch

risico, marktrisico, kredietrisico en operationeel risico. 454

Overweging 64 Solvency II-Richtlijn; K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector” in X., Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008,

1035. 455

Art. 100, art. 101 Solvency II-Richtlijn; Overweging 65 Solvency II-Richtlijn; K. VAN HULLE, “Solvency II:

het einde van het begin” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (33) 35.

Page 107: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

101

De solvabiliteitskapitaalvereiste maakt een accuraat en tijdig ingrijpen door de

toezichthoudende overheidsinstantie mogelijk bij eventuele overschrijding.456

246. De tweede solvabiliteitsvereiste bestaat uit de minimumkapitaalvereiste.457

Het gaat om

een minimumveiligheidsniveau waaronder het bedrag van de financiële middelen niet mag

dalen.458

Indien het kernvermogen van de verzekeringsonderneming onder dit

minimumsolvabiliteitsniveau daalt moet de toezichthoudende overheidsinstantie de

vergunning van de verzekeringsonderneming intrekken indien zij er niet in slaagt om binnen

een bepaalde termijn het kernvermogen weer op peil van het minimumkapitaal te brengen. In

het geval dat het kernvermogen onder het peil van het minimumkapitaal zou dalen ontstaat er

gevaar voor de belangen van de verzekeringsnemers en de begunstigden. 459

Verzekeringsondernemingen dienen hun minimumkapitaal minstens één keer per kwartaal te

berekenen en het resultaat mee te delen aan de toezichthoudende overheidsinstantie.460

247. Solvency II beoogt door het installeren van de twee solvabiliteitsvereisten een

interventieladder te creëren tussen beiden. Zoals aangehaald kan de toezichthoudende

overheidsinstantie tijdig, accuraat en op gepaste wijze ingrijpen indien het niveau van het

solvabiliteitskapitaal niet meer bereikt wordt. Echter, van zodra het peil van het

minimumkapitaal niet meer bereikt wordt dient de vergunning ingetrokken te worden. Deze

ingreep kan de toezichthoudende instantie echter voorkomen door tijdig in te grijpen indien

de eerste fase van de solvabiliteitskapitaalvereiste aangetast wordt. Ze beschikt dus over een

ladder van interventies die ze kan beklimmen vooraleer ze de vergunning intrekt indien de

minimumkapitaalvereiste niet meer bereikt wordt.

e. beleggingen

248. Verzekeringsondernemingen dienen te beschikken over activa van voldoende kwaliteit

om de totaliteit van hun financiële verplichtingen te voldoen.461

Deze activa moeten belegd en

456

Overweging 60 Solvency II-Richtlijn. 457

Ook wel het ‘Minimum Capital Requirement’ of MCR genoemd: K. VAN HULLE, “Solvency II: het einde van

het begin” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz.

2009, dossier nr. 15, 35. 458

Art. 128 Solvency II-Richtlijn; Overweging 60 Solvency II-Richtlijn. 459

Overweging 69 Solvency II-Richtlijn. 460

Art. 129, 4 Solvency II-Richtlijn. 461

Overweging 71 Solvency II-Richtlijn.

Page 108: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

102

beheerd worden volgens het principe van de “prudent person”.462

Dit houdt in dat de

verzekeringsonderneming enkel mag beleggen in instrumenten waarvan zij de betrokken

risico’s goed kan inschatten, beheersen en bewaken. De activa moeten zodanig belegd worden

dat de veiligheid, kwaliteit en rendement van de beleggingsportfeuille gewaarborgd wordt.

Indien er beleggingen worden doorgevoerd van activa die tegenover technische voorzieningen

staan moeten deze beleggingen gebeuren volledig in het belang van de verzekeringsnemers en

begunstigden.463

Solvency II voert een volledige beleggingsvrijheid in waarbij de overheidsinstanties de

verzekeringsondernemingen niet kunnen verplichten in bepaalde categorieën van activa te

beleggen.464

Dit betekent dat veel lidstaten hun regelgeving met betrekking tot beleggingen in

bepaalde categorieën van activa en de kwantitatieve voorschriften ervan zullen moeten

aanpassen.465

Zoals eerder gezien geeft ook in België het Controlereglement aan in welke

categorieën van activa een verzekeringsonderneming mag beleggen.

§2. Pijler 2 – kwalitatieve vereisten en verzekeringstoezicht

a. kwalitatieve aspecten

249. Solvency II stelt dat een doeltreffend governancesysteem van essentieel belang is voor

het adequaat bestuur van de verzekeringsonderneming. Het is immers mogelijk om bepaalde

risico’s aan te pakken door governancevereisten te respecteren in plaats van kwantitatieve

vereisten.466

Zij werkt daarom een governancesysteem uit dat door de

verzekeringsondernemingen voorzien moet worden om een gezonde en prudente

bedrijfsvoering te garanderen.467

Solvency II heeft tot doel om door middel van dat governancesysteem te voorzien in een

adequate, transparante organisatiestructuur en een duidelijke, correcte verdeling van

verantwoordelijkheden en overdracht van informatie. Verzekeringsondernemingen dienen

schriftelijke beleidslijnen vast te leggen voor verschillende aspecten waaronder interne

controles, interne audits, actuariële functies etc. Uiteraard moeten zij alles in het werk stellen

462

Art. 132, 1 Solvency II-Richtlijn. 463

Art. 132, 2, 3, 4 Solvency II-Richtlijn. 464

Art. 133 Solvency II-Richtlijn. 465

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1037. 466

Overweging 29 Solvency II-Richtlijn. 467

Art. 41 Solvency II-Richtlijn.

Page 109: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

103

om deze beleidslijnen toepassing te laten vinden. De schriftelijke beleidslijnen moeten één

keer per jaar geëvalueerd worden.468

250. Onder het governancesysteem vallen verschillende functies waaronder de hierboven

aangehaalde functies met betrekking tot risk management, interne controle, interne audit en de

actuariële functies. Het is echter niet omdat een verzekeringsonderneming bepaalde functies

installeert zij niet meer vrij kan kiezen hoe zij deze functie invult. Zij kan zelf beslissen hoe

zij deze in de praktijk organiseert en invult, zo kunnen de functies uitgeoefend worden door

eigen personeel, ze kunnen gebaseerd zijn op advies van externe deskundigen of ze kunnen

uitbesteed worden binnen de door de richtlijn bepaalde grenzen.469

In elk geval dient bij de

uitoefening van de functie rekening gehouden te worden met de aard, complexiteit en omvang

van de activiteiten van de onderneming, wat neerkomt op het respecteren van het

evenredigheidsbeginsel.470

251. Het risk management bestaat uit procedures, strategieën en processen om de risico’s

waaraan de verzekeringsonderneming wordt blootgesteld of blootgesteld kan worden te

meten, beheren, bewaken en rapporteren. Het gaat onder meer om de risico’s waarmee

rekening gehouden moet worden bij de bepaling van de solvabiliteitskapitaalvereiste.471

De interne controle voorziet in administratieve en financiële verslaggevingsprocedures en het

interne controle-kader.472

De interne audit staat in voor de evaluatie van het interne controlesysteem en de andere

onderdelen van de governancestructuur voor wat betreft hun adequaatheid en

doeltreffendheid.473

De actuariële functie coördineert de berekeningen van de technische voorzieningen en

beoordeelt de gegevens en de kwaliteit van de gegevens die aangewend worden in de

berekeningen van de technische voorzieningen.474

252. Solvency II bestempelt de functies die deel uitmaken van de governancestructuur als

sleutelfuncties en dus als uitermate belangrijke functies. Daarom wordt ook voorzien in

468

Art. 41, 1, 3 Solvency II-Richtlijn. 469

Overweging 31 Solvency II-Richtlijn. 470

K. VAN HULLE, “Solvency II: het einde van het begin” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe

solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (33) 35. 471

Art. 44 Solvency II-Richtlijn. 472

Art. 46 Solvency II-Richtlijn. 473

Art. 47 Solvency II-Richtlijn. 474

Art. 48 Solvency II-Richtlijn.

Page 110: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

104

enkele vereisten met betrekking tot betrouwbaarheid en deskundigheid voor de personen die

betrokken zijn bij de uitoefening van deze governancefuncties.475

Zo moeten zij aan alle

vereisten van beroepskwalificaties en –ervaring voldoen, integriteit en een goede naam

kunnen voorleggen.

b. verzekeringstoezicht

253. Het tweede deel van pijler 2 heeft betrekking op het toezicht dat op de

verzekeringsondernemingen wordt uitgeoefend.

254. Solvency II geeft aan dat het toezicht moet gebeuren op basis van een prospectieve en

risico-gebaseerde benadering. Het toezicht dient immers steeds uitgeoefend te worden op een

wijze die proportioneel is aan de aard, omvang en complexiteit van de risico’s waarmee de

verzekeringsonderneming wordt geconfronteerd.476

Enkel deze benadering kan een

doeltreffend, efficiënt toezicht garanderen. Dit betekent dus dat ook gedurende het toezicht

het evenredigheids- of proportionaliteitsbeginsel gerespecteerd moet worden.477

255. Solvency II beoogt niet alleen een grotere vorm van transparantie te verkrijgen binnen de

verzekeringsondernemingen om de bescherming van verzekeringsnemers te garanderen. Ook

de toezichthoudende autoriteiten moeten hun taak op een transparante en verantwoorde wijze

uitoefenen.478

Opdat zij hun taak op een verantwoorde wijze zouden kunnen uitoefenen

moeten de toezichthoudende instanties uiteraard bepaalde gegevens en informatie van de

verzekeringsonderneming ontvangen. Deze informatie moet steeds met de nodige

vertrouwelijkheid behandeld worden.479

256.Het toezicht dat door de toezichthoudende instanties wordt uitgeoefend heeft zowel

betrekking op de kwantitatieve als de kwalitatieve vereisten die door Solvency II worden

voorgeschreven.

Zo wordt een beoordeling doorgevoerd met betrekking tot de risico’s waarmee een

verzekeringsonderneming wordt geconfronteerd en het vermogen van de

475

Art. 42 Solvency II-Richtlijn; Overweging 34 Solvency II-Richtlijn. 476

Art. 29, 1, 2 Solvency II-Richtlijn. 477

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1039. 478

Art. 31, 1 Solvency II-Richtlijn. 479

Art. 31, 1 Solvency II-Richtlijn.

Page 111: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

105

verzekeringsonderneming op die risico’s te beoordelen en in te schatten. Tevens voert de

toezichthoudende instantie een evaluatie en controle door van onder andere de technische

voorzieningen, de kapitaalvereisten, de beleggingsvoorschriften, de kwaliteit en kwantiteit

van het eigen vermogen, etc. 480

Ook het governancesysteem wordt aan een beoordeling

onderworpen voor wat betreft het kwalitatieve aspect.481

Nogmaals wordt benadrukt dat elke evaluatie en beoordeling moet gebeuren rekening

houdend met de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van de

verzekeringsonderneming.

257. Solvency II kent de toezichthoudende instanties de mogelijkheid toe om alle

noodzakelijke maatregelen te treffen, indien zij geconfronteerd worden met

verzekeringsondernemingen die de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen niet

naleven.482

Het kan gaan om preventieve en corrigerende maatregelen maar ook om

maatregelen van administratieve of financiële aard.483

Het uitgangspunt voor de adequaatheid van de kwantitatieve vereisten die gelden voor de

verzekeringsondernemingen is telkens de solvabiliteitskapitaalvereiste. De

solvabiliteitskapitaalvereiste wordt berekend op basis van het specifieke risicoprofiel van de

verzekeringsonderneming. Het is echter mogelijk dat de toezichthoudende autoriteiten

geconfronteerd worden met een verzekeringsonderneming dat een hoger risicoprofiel vertoont

als gevolg van financiële, organisatorische of andere kenmerken. Het controleproces moet het

mogelijk maken deze verzekeringsondernemingen op te sporen en een kapitaalopslag op te

leggen opdat zij aan de bepalingen van de solvabiliteitskapitaalvereiste zouden voldoen.484

258. Solvency II heeft nieuwe, aangepaste solvabiliteitsregels voor ogen die een vergaande

harmonisatie mogelijk maken en die inspelen op de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen.

Dit kan echter enkel bereikt worden indien ook het verzekeringstoezicht geharmoniseerd

wordt. Het tweede deel van pijler 2 focust daarom op een grote vorm van harmonisatie van de

bevoegdheden die aan de toezichthouders toekomen.485

480

Art. 36, 2 Solvency II-Richtlijn. 481

Art. 36, 1 Solvency II-Richtlijn. 482

Art. 34, 1 Solvency II-Richtlijn. 483

Art. 34, 1, 2 Solvency II-Richtlijn. 484

Overweging 62 Solvency II-Richtlijn; K. VAN HULLE, “Solvency II: het einde van het begin” in X.,

“Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr.

15, (33) 35. 485

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1039.

Page 112: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

106

§3. Pijler 3 – openbaarmakingsvereisten

259. Pijler 3 beoogt met de door Solvency II opgelegde verplichtingen omtrent publicatie- en

openbaarmakingsvereisten aan de buitenwereld informatie te verschaffen omtrent de

verzekeringsonderneming. Zo krijgen derden, naast de toezichthoudende instanties, inzicht in

het risicoprofiel van de verzekeringsonderneming.486

a. informatieverstrekking aan toezichthoudende instanties

260. Opdat de toezichthoudende instanties hun taak van toezicht zouden kunnen uitoefenen

dienen zij alle informatie te verkrijgen die hiervoor noodzakelijk is. Deze informatie wordt

door de verzekeringsondernemingen aan de toezichthoudende instantie verstrekt.487

De informatie is samengesteld uit kwalitatieve, kwantitatieve, historische, huidige of

prospectieve elementen met betrekking tot het toegepaste governancesysteem, de door de

verzekeringsonderneming verrichte werkzaamheden, de risico’s etc. De

verzekeringsonderneming dient zich ervan te vergewissen dat de informatie toegankelijk, in

alle essentiële opzichten volledig, vergelijkbaar, in de tijd gezien consistent, correct, relevant

en betrouwbaar is.488

b. jaarlijkse rapportering

261. Verzekeringsondernemingen hebben de verplichting om jaarlijks een rapport te

publiceren waarin informatie wordt bekend gemaakt omtrent hun solvabiliteit en financiële

positie.489

Dit rapport geeft weer welke activiteiten de verzekeringsonderneming uitoefent en

welke resultaten zij bereikt. Vervolgens wordt de governancestructuur en –systeem besproken

alsook haar adequaatheid in functie van het risicoprofiel van de onderneming. Tevens worden

verschillende kwantitatieve gegevens weergegeven. Het gaat onder meer om een beschrijving

van de activa, de technische voorzieningen, de structuur en het bedrag van het eigen

vermogen en het bedrag van de solvabiliteitskapitaalvereiste en het

minimumkapitaalvereiste.490

Tevens moet, indien op het ogenblik van de rapportering niet

voldaan wordt aan het solvabiliteitskapitaalvereiste of het minimumkapitaalvereiste

486

H. COUSY en M. DREESEN, “De bredere effecten van Solvency II in België” in X., “Solvency II en IFRS. Een

nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (147) 149. 487

Art. 35 Solvency II-Richtlijn. 488

Art. 35 Solvency II-Richtlijn. 489

Art. 51 Solency II-Richtlijn; K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector” in X., Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008,

1041. 490

Art. 51, 1 Solvency II-Richtlijn.

Page 113: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

107

weergegeven worden wat de oorzaak en gevolgen zijn, alsook welke corrigerende

maatregelen werden genomen.

262. Deze publicatie van de essentiële informatie omtrent de solvabiliteit en financiële

toestand van de verzekeringsondernemingen vindt plaats in het licht van de transparantie die

door Solvency II voorop wordt gesteld.

AFDELING 4. UITVOERINGSMAATREGELEN, “PRINCIPLE BASED APPROACH” EN

DE RELATIE TUSSEN SOLVENCY II EN IFRS

Onderafdeling 1. Uitvoeringsmaatregelen

263. Solvency II kende een lange aanloop maar hoe zit het nu verder?

Zoals de Lamfalussy-structuur voorschrijft moeten, eenmaal de kaderwetgeving is vastgelegd

in niveau 1, de bepalingen verder worden uitgewerkt door middel van

uitvoeringsmaatregelen. Deze uitvoeringsmaatregelen worden technisch voorbereid door de

CEIOPS491

waarna ze goedgekeurd en uitgevaardigd kunnen worden door de Europese

Commissie.

264. CEIOPS organiseerde, in de voorbereiding van de uitvoeringsmaatregelen, drie

consultatierondes waar alle belanghebbende partijen492

hun voorstellen en opmerkingen met

betrekking tot de uitvoeringsmaatregelen konden ventileren. De eerste consultatieronde liep

van 1 april tot 1 juni 2009, de tweede consultatieronde liep van 3 juli tot 11 september 2009

en de laatste ronde werd gehouden eind 2009.493

Telkens stelde CEIOPS verschillende

adviesvoorstellen voor met betrekking tot alle mogelijke aspecten waarop Solvency II

betrekking heeft waarop gereageerd kon worden onder de vorm van adviezen en

opmerkingen.

491

Zoals reeds eerder vermeld wordt het CEIOPS gevormd door het Comité van Europese toezichthouders op

verzekeringen en bedrijfspensioenen. 492

Die belanghebbende partijen zijn de verzekeraars, verzekeringsgroepen, Europese beroepsverenigingen,

groepen, fora en lobbyorganisaties zoals de CEA (Comité Européen des Assurances, een Europese verzekerings-

en herverzekeringsfederatie die alle types van verzekeringen en herverzekeringen vertegenwoordigt), maar ook

consultants en juridische, actuariële en boekhoudkundige adviseurs. Opmerkelijke afwezige gedurende de

consultatierondes was de vertegenwoordiging van de consumenten. Consumentenverenigingen hielden zich

gedurende de consultatierondes blijkbaar op afstand; L. LOWET, “Tweede CEIOPS-consultatieronde. Solvency

II: wie biedt meer?”, Verz.W. 2009, afl. 17, 1-15 november 2009, 25 – 26. 493

L. LOWET, “Tweede CEIOPS-consultatieronde. Solvency II: wie biedt meer?”, Verz.W. 2009, afl. 17, 1-15

november 2009, (23) 23.

Page 114: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

108

CEIOPS heeft de taak om met de door de belanghebbende partijen geformuleerde

opmerkingen rekening te houden bij het uitwerken van haar definitief advies aan de Europese

Commissie. Verwacht wordt dat de Europese Commissie in oktober 2011 de door CEIOPS

voorgestelde uitvoeringsmaatregelen zal goedkeuren. Ondertussen loopt in 2010 nog een

effectbeoordelingsstudie of een “QIS” die een onderzoek levert naar het solvabiliteitskapitaal.

De afronding en verwerking van deze studie en haar resultaten zou moeten plaatsvinden in de

herfst van 2010, daarna zou een goedkeuring van de uitvoeringsmaatregelen in oktober 2011

mogelijk moeten zijn.494

Onderafdeling 2. Principle based approach

265. De toepassing in Solvency II van het evenredigheidsbeginsel en het principe van de

“prudent person” vormt een grondslag voor argumenten voor de stelling dat Solvency II in

een zekere mate voorziet in een “deregulation”. Solvency II verlaat immers de gedetailleerde

regelingen en de “rules based approach” en vervangt die door een “principle based

approach”.495

Die “principle based approach” vindt men terug in het hanteren van het

“prudent person”-beginsel en de toepassing van het evenredigheidsbeginsel.

Solvency II legt duidelijk de nadruk op doelstellingen en finaliteiten, eerder dan

verzekeringsondernemingen te verplichten strikt regel na regel en bepaling na bepaling toe te

passen.

266. Een illustratie aan de hand van het evenredigheidsbeginsel en het “prudent person”-

beginsel...

Het bepalen van de kapitaalvereisten gebeurt op basis van het risicoprofiel en is dus uiterst

risicogevoelig. Een verzekeringsonderneming zal eerst een evaluatie en beoordeling moeten

doorvoeren van haar risico’s en haar risicoprofiel opstellen. Vervolgens worden de

kapitaalbehoeften van de verzekeringsonderneming vastgelegd op basis van het risicoprofiel.

Maar ook bij de bepaling van de kapitaalvereisten moet het proportionaliteitsbeginsel

toegepast worden waarbij rekening gehouden moet worden met de aard, omvang en

complexiteit van de werkzaamheden van de verzekeringsonderneming. De kapitaalvereisten

494

K. BARREZEELE, “Solvency II goedgekeurd. Nu nog de uitvoeringsmaatregelen”, Verz.W. 2009, afl. 17, 1-15

november 2009, (19) 19; K. VAN HULLE, “Solvency II: het einde van het begin” in X., “Solvency II & IFRS. Een

nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (33) 47. 495

H. COUSY en M. DREESEN, “De bredere effecten van Solvency II in België” in X., “Solvency II en IFRS. Een

nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (147) 156.

Page 115: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

109

worden dus aangelegd op basis van de specificiteit en de kenmerken van elke individuele

verzekeringsonderneming.

We kunnen dus besluiten dat verschillende aspecten van de bepaling van de kapitaalvereisten

in handen worden gelegd van de verzekeringsondernemingen zelf. Zij hanteren de door hen

zelf opgestelde gegevens om hun eigen solvabiliteitsvereisten te berekenen.496

267. Ook bij de beleggingen en de daarvoor in aanmerking komende activa doet eenzelfde

fenomeen zich voor. Verzekeringsondernemingen moeten bij hun beleggingsbeleid het

“prudent person”-beginsel respecteren volgens hetwelk enkel belegd mag worden in

instrumenten waarvan het risico goed ingeschat kan worden. De veiligheid, het rendement en

de liquiditeit van de beleggingen van de verzekeringsonderneming moeten steeds

gewaarborgd blijven.

Ook hier geeft de verzekeringsonderneming zelf invulling aan het “prudent person”-beginsel,

waardoor de verzekeringsonderneming eigenlijk zelf haar normen bepaalt op basis van de

eigenheid en kenmerken van de verzekeringsonderneming, zolang haar normen en de

invulling ervan maar in overeenstemming zijn met Solvency II.

268. Het is duidelijk dat veel aspecten aan de verantwoordelijkheid van de

verzekeringsondernemingen worden overgelaten waardoor de gecontroleerde

verzekeringsonderneming bijna zelf haar regels met betrekking tot het kapitaal bepaalt en dit

als gevolg van de “principle based”-benadering die door Solvency II gehanteerd wordt.

Verschillende auteurs koppelen ook terug naar de basisgedachte van Solvency II aangezien

Solvency II steeds vertrekt vanuit een economische benadering in functie van het risico.497

Mijns inziens wordt op deze manier de verzekeringsonderneming geconfronteerd met een

duidelijke bewustmaking van haar risico’s en haar risicoprofiel en wordt zij op een

stimulerende wijze op haar verantwoordelijkheid gewezen. De toezichthoudende

overheidsinstanties worden door de “principle based approach” in een ander licht geplaatst en

door de gecontroleerde verzekeringsondernemingen op een andere wijze ervaren.

496

H. COUSY en M. DREESEN, “De bredere effecten van Solvency II in België” in X., “Solvency II en IFRS. Een

nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (147) 155. 497

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1038; H. COUSY en M. DREESEN, “De

bredere effecten van Solvency II in België” in X., “Solvency II en IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor

de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (147) 156.

Page 116: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

110

Onderafdeling 3. Solvency II en IFRS498

269. De IFRS-normen of de International Financial Reporting Standards bestaan uit de

normen die vanaf 1 januari 2005 door alle Europese beursgenoteerde ondernemingen

gehanteerd moeten worden bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening. Enerzijds

hebben ze betrekking op de boekhoudkundige verwerking van transacties. De

boekhoudnormen geven weer op welke wijze gegevens en transacties boekhoudkundig

verwerkt moeten worden waarbij belangrijke algemene concepten zoals continuïteit,

voorzichtigheid en transparantie centraal staan.

Het is de Raad van Bestuur van een onderneming die moet vastleggen welke

waarderingsregels voor de desbetreffende onderneming gehanteerd zullen worden volgens de

eigenheid en de specificiteit van de onderneming. De Raad van Bestuur bepaalt zelf haar

waarderingsregels binnen het kader dat door de IFRS-normen werd uitgestippeld. De IFRS-

normen maken het een onderneming aldus mogelijk om de waarderingsregels vast te leggen

volledig in functie van de economische werkelijkheid en eigenheid van de onderneming,

onafhankelijk van juridische of wettelijke bepalingen.

Anderzijds behandelt IFRS de financiële rapportering waarbij aangegeven wordt welke

informatie gepresenteerd moet worden en op welke wijze.

270. Opmerkelijk is dat de IFRS-normen toegepast kunnen worden door elke sector, ongeacht

om welke activiteiten het gaat. Elke onderneming kan immers steeds de normen aanpassen

aan de specificiteit van haar activiteiten. Om wille van het feit dat de IFRS-normen gelden

voor elke industrie kan men niet spreken van IFRS-normen die zouden gelden voor de

verzekeringssector. IFRS 4 heeft wel betrekking op IFRS-normen die gelden voor

“verzekeringscontracten”, ongeacht welke partij deze verzekeringscontracten uitschrijft.

Hierin ligt duidelijk het verschil met het KB van 17 november 1994 met betrekking tot de

jaarrekeningen van verzekeringsondernemingen waarin ook boekhoudnormen worden

opgenomen, maar zij hebben enkel betrekking op de verzekeringssector.

498

G. SCHAEKERS en K. VERBEKE, “Zorgen voor comptabiliteit tussen IFRS en de nieuwe prudentiële

standaarden” in X., “Solvency II en IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”,

T.Verz.2009, dossier nr. 15, 109 – 132.

Page 117: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

111

271. Om wille van het feit dat IFRS 4 betrekking heeft op verzekeringscontracten rijst de

vraag in welke mate Solvency II en IFRS 4 op elkaar afgestemd zijn en waaruit de eventuele

verschillen bestaan.

Het grootste verschil tussen beiden bestaat in de eerste plaats uit het gegeven dat IFRS 4 open

staat voor de ganse industrie, daar waar Solvency II enkel van toepassing is voor de

verzekeringssector. Vervolgens is Solvency II Europees gericht, daar waar de IFRS-normen,

hoewel ze gelden voor Europese ondernemingen, eerder internationaal gericht is. Veel landen

buiten Europa hanteren (gelijkende) IFRS-normen. Tevens is de rapportering die Solvency II

voor ogen heeft voornamelijk gericht naar de verzekeringsnemers, daar waar de IFRS-normen

een financiële rapportering vereist gericht op de aandeelhouders.

272. De overeenkomst tussen Solvency II en de IFRS-normen is echter wel terug te vinden in

de waardering van de balans.

Om de administratie die komt kijken bij rapportering met verschillende doeleinden499

zoveel

mogelijk te beperken ging Solvency II zoveel mogelijk een consistentie creëren met de

rapporteringsregels die in IFRS voorzien waren. Deze consistentie is terug te vinden in het

feit dat zowel Solvency II als IFRS uitgaan van een waardering tegen de marktwaarde.

Solvency II stelt echter wel dat waarderingen moeten gebeuren door middel van een

economische, marktconsistente benadering van de activa en passiva. Het gaat daarbij om een

waardering op basis van het economische risico van de verzekeringsonderneming. Solvency II

voert aan dat de waardering in de eerste plaats moet gebeuren op basis van de gegevens die op

de markt terug te vinden zijn, bekend onder het “mark-to-market”-beginsel. Indien die

gegevens er niet zijn of niet betrouwbaar zijn, kan men de economische waarde gaan

modelleren en in kaart brengen door toch zoveel mogelijk gebruik te maken van de op de

markt aanwezige gegevens en parameter, bekend onder het “mark-to-model”-beginsel.500

IFRS hanteert dan weer de benaming “fair value” waarbij het neerkomt op een waardering

tegen marktwaarde.

Beiden waarderen activa, passiva, technische voorzieningen en beleggingen dus tegen de

marktwaarde. CEIOPS stelde dat de “fair value” van IFRS een goede aanpak is voor de

499

Rapportering aan toezichthouders, aandeelhouders, verzekeringsnemers,... 500

P. SCHUERMANS, “Solvency II en IFRS-normen – rol van CEIOPS” in X., “Solvency II en IFRS. Een nieuwe

solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz.2009, dossier nr. 15, (53) 58.

Page 118: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

112

waardering volgens de economische benadering zoals Solvency II vooropstelt en dit ter

stimulans om Solvency II zoveel mogelijk op IFRS te laten afstemmen.

273. Hoewel Solvency II en IFRS grotendeels gelijkenissen vertonen blijven vragen rijzen

naar de consistentie van beiden, voornamelijk naarmate het ogenblik van de

uitvoeringsmaatregelen van Solvency II dichterbij komt.

Het zou wel eens kunnen dat de concepten die door Solvency II en IFRS voorzien worden een

andere invulling krijgen door de uitvoering ervan. Het ziet er naar uit dat, als gevolg van het

groot aantal adviezen die reeds door CEIOPS aan de Commissie werden overgemaakt met

betrekking tot de uitvoeringsmaatregelen, het aantal uitvoeringsmaatregelen wel eens

dergelijk groot volume zou kunnen aannemen dat Solvency II zijn oorspronkelijk doel van

“principle based”-structuur achterwege gelaten wordt en toch plaats moet maken voor een

“rules based”-stuctuur. Die hoeveelheid aan uitvoeringsmaatregelen zal het

verzekeringsondernemingen moeilijker maken om steeds de Solvency II-bepalingen invulling

te geven volgens hun eigen specificiteit, kenmerken en activiteiten wat een consistentie met

de IFRS-normen zeker niet ten goede zal komen.

274. Solvency II heeft zich dan wel gebaseerd op de IFRS-normen en ze zelfs geadopteerd,

het gevaar bestaat dat als gevolg van de financiële crisis de marktwaarde geen ideale wijze

meer is om bestanddelen te waarderen. Op dat moment zal de economische benadering binnen

Solvency II en de verzekeringssector een andere invulling moeten krijgen. Er blijven dus

vraagtekens bestaan omtrent de economische benadering die door Solvency II gehanteerd

wordt...

AFDELING 5. GEVOLGEN VAN SOLVENCY II

Onderafdeling 1. Gevolgen voor verzekeringsondernemingen

275. De vraag rijst niet alleen naar de mogelijke gevolgen van de nieuwe Solvency II-

Richtlijn voor de verzekeringsondernemingen, maar ook voor de verzekeringsnemers en

verzekerden.

Verzekeringsondernemingen worden in de eerste plaats geconfronteerd met nieuwe

kapitaalvereisten die opgesteld worden in functie van het risicoprofiel van de

Page 119: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

113

verzekeringsonderneming. Het is echter zo dat deze nieuwe kapitaalvereisten echter niet

zullen resulteren in kapitaalverhogingen voor de verzekeringsonderneming.501

Verzekeringsondernemingen worden door Solvency II gemotiveerd om een optimaal

risicobeheer door te voeren, een adequate beheersing van hun risico’s te hanteren en hun

risico’s zo veel als mogelijk te diversifiëren. Indien zij hierin slagen worden zij door Solvency

II beloond door middel van een lagere kapitaaleis en zullen zij minder eigen vermogen

moeten aanwenden om aan de solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen. Dit betekent dus dat

de verzekeringsonderneming eerst een beoordeling moet doorvoeren van de risico’s waarmee

zij geconfronteerd wordt om daarna haar kapitaalvereisten daarop af te stemmen . Solvency II

schrijft voor dat het vastleggen van de solvabiliteitsvereisten dient te gebeuren met respect

voor het evenredigheidsbeginsel dat inhoudt dat bij de bepaling van die solvabiliteit er

rekening gehouden moet worden met de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van

de verzekeringsondernemingen.

276. Wanneer we bovenstaande twee gegevens in acht nemen kan de vraag rijzen of er gevaar

bestaat voor het feit dat verzekeringsondernemingen, in plaats van eerst hun risicoprofiel vast

te leggen en daarna hun kapitaalvereisten eraan aan te passen, de procedure gaan omdraaien.

Het zou immers mogelijk zijn dat verzekeringsondernemingen, om te ontsnappen aan

bepaalde kapitaalvereisten, eerst in zekere mate hun kapitaal gaan beoordelen om op basis

daarvan hun risicoprofiel te wijzigen of aan te passen.502

Solvency II probeert aan deze

mogelijke problematiek van modificatie van het risicoprofiel, die gedurende de

consultatierondes door verschillende partijen werd aangekaart, tegemoet te komen door

verschillende te keren de nadruk te leggen dat in alle pijlers van Solvency II het

evenredigheidsbeginsel toegepast moet worden en dat telkens een passende aanpak moet

gehanteerd worden, aangepast aan de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van de

verzekeringsondernemingen.503

277. Naast de solvabiliteitsvereisten moet de verzekeringsonderneming ook voorzien in

technische voorzieningen en wordt voorzien in regels met betrekking tot beleggingen.

501

E. JANSSEN, “Solvency II. Erg lovenswaardige doelstellingen”, Verz.W. 2008, afl. 2, 1 – 15 februari 2008,

(26) 27. 502

H. COUSY en M. DREESEN, “De bredere effecten van Solvency II in België” in X., “Solvency II en IFRS. Een

nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (147) 152 - 154. 503

H. COUSY en M. DREESEN, “De bredere effecten van Solvency II in België” in X., “Solvency II en IFRS. Een

nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (147) 155.

Page 120: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

114

Met betrekking tot de technische voorzieningen en de beleggingen doet zich toch een

opmerkelijke evolutie voor. Daar waar de Solvency I-maatregelen, ook ingegeven door het

beschermingsinzicht, voor de technische reserves focussen op maximale percentages en de

lidstaten zelf strengere regels konden opleggen alsook voorwaarden opleggen voor de

categorieën van activa die belegd konden worden etc., vertrekt Solvency II vanuit een ander

standpunt.504

Voor wat betreft de technische reserves wordt zoals eerder aangehaald, vertrokken van de

marktwaarde van zowel de activa als passiva, om wille van het feit dat de marktwaarde de

meest consistente wijze is om de balansposten te benaderen.505

Nochtans is het zo dat voor de

bepaling en van de technische reserves het niet altijd mogelijk is om een marktwaarde te

hanteren.506

Daarom stelt Solvency II dat de waarde van de technische voorzieningen bepaalt

wordt aan de hand van de beste schatting en een risicomarge. Door het hanteren van het

begrip “beste schatting” laat men de individuele verzekeringsonderneming toch enige marge

bij het bepalen van hun technische reserves.

Ook voor wat betreft de activa die aangewend kunnen worden voor de beleggingen van de

verzekeringsonderneming hanteert Solvency II een algemeen begrip. Zij stelt immers dat de

dekkingswaarden beheerst, bewaakt en belegd moeten worden volgens het principe van de

“prudent person”. D verzekeringsonderneming mag dus enkel beleggen in instrumenten

waarvan zij de betrokken risico’s goed kan inschatten, beheersen en bewaken. De activa

moeten zodanig belegd worden dat de veiligheid, kwaliteit en rendement van de

beleggingsportfeuille gewaarborgd wordt. Ook hier hanteert Solvency II een algemene norm

waarbij men zou kunnen stellen dat de invulling ervan voor een deel aan elke individuele

verzekeringsonderneming wordt overgelaten zolang ze in overeenstemming is met Solvency

II.

278. Naast de kwantitatieve aspecten worden verzekeringsondernemingen tevens

geconfronteerd met kwalitatieve vereisten. Door het invoeren van een governancesyteem

wordt de aandacht van de verzekeringsonderneming gevestigd op de adequaatheid en de

doeltreffendheid van de procedures en processen die zij opstelt. Het is net dat

governancesysteem dat, indien het functioneert zoals aangegeven door Solvency II en

504

H. COUSY en M. DREESEN, “De bredere effecten van Solvency II in België” in X., “Solvency II en IFRS. Een

nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (147) 156. 505

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1034. 506

K. VAN HULLE, “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector” in X., Van alle

markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1035.

Page 121: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

115

voorziet in alle sleutelfuncties, het de verzekeringsonderneming mogelijk maakt om zelf een

beoordeling door te voeren van zowel haar kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. Ook de

mogelijkheid om via interne modellen, na goedkeuring van de toezichthoudende

overheidsinstantie, het risicoprofiel uit te drukken draagt bij aan die doelstelling.507

Onderafdeling 2. Gevolgen voor consument-verzekeringsnemers

279. Naast de gevolgen voor de verzekeringsondernemingen rijst ook een vraag naar de

effecten van Solvency II voor de verzekeringsnemers en verzekerden.

De partij die de voordelen zullen halen uit de Solvency II-maatregelen zullen de

verzekeringsnemers en verzekerden zijn. De doelstellingen van Solvency II bestaan er immers

uit een geharmoniseerde bescherming te bieden aan alle verzekeringsnemers in de Europese

Unie. Die geharmoniseerde bescherming wordt bereikt door in een hoge mate van

transparantie te voorzien zodat zowel de toezichthoudende overheidsinstanties als de

consument-verzekeringsnemers op een betrouwbare wijze verzekeringsondernemingen en de

door hen aangeboden producten kunnen vergelijken. Ook het betere risicobeheer en de

risicogevoeligheid draagt daaraan bij en komt de consument-verzekeringsnemer ten goede. De

optimale aanwending van het kapitaal door onder meer de beide solvabiliteitsvereisten creëert

een bescherming van de verzekeringsnemers en garandeert dat de verzekeringsonderneming

op elk moment haar verplichtingen ten aanzien van de verzekeringsnemers zal kunnen

voldoen. Solvency II beoogde tevens de concurrentie tussen de Europese

verzekeringsondernemingen te bevorderen wat zou moeten resulteren in een grotere innovatie

van de verzekeringsproducten zodat de consument-verzekeringsnemer steeds een product

vindt, aangepast aan zijn behoeften en tegen de beste tarieven.508

AFDELING 6. BESLUIT

280. Solvency II ontstond als reactie op de steeds groter wordende specialisatie die zich

voordoet binnen de Europese verzekeringsondernemingen en moet het mogelijk maken om in

te spelen op verdere marktontwikkelingen die zich voordoen binnen de verzekeringssector.

Samengevat kan men stellen dat het gaat om het invoeren van een “managementsvisie” in de

verzekeringssector. Solvency II focust immers op zowel het risicomanagement, het

507

K. BARREZEELE, “Solvency II goedgekeurd. Nu nog de uitvoeringsmaatregelen”, Verz.W. 2009, afl. 17, 1-15

november 2009, (19) 21. 508

R. VAN GOMPEL, “Introduction” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de

verzekeringssector”, T. Verz. 2009, dossier nr. 15, (13) 22; E. JANSSEN, “Solvency II. Erg lovenswaardige

doelstellingen”, Verz.W. 2008, afl. 2, 1 – 15 februari 2008, (26) 27.

Page 122: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

116

kapitaalmanagement en het management van de governancestructuur van de

verzekeringsonderneming.

281. De drie Solvency II-pijlers focussen niet alleen op een verbetering van de regelgeving

maar ook een harmonisatie ervan. Nieuwe solvabiliteitsvereisten die 100% gebaseerd zijn op

de risico’s waarmee de verzekeringsonderneming in aanraking komt worden op een

risicogevoelige wijze opgesteld. Solvency II focust tevens op een “total balance sheet

approach” zodat zowel activa als passiva gelijke aandacht krijgen en gewaardeerd worden

tegen de marktwaarde om een economische benadering teweeg te brengen.

Verzekeringsondernemingen worden ertoe gedreven om zelf inzicht te verkrijgen en te

verschaffen in hun risico’s gerelateerd aan hun werkzaamheden. Dit inzicht wordt naar de

buitenwereld toe gerapporteerd in functie van de transparantie zodat consument-

verzekeringsnemers hun verzekeringsproducten zoveel mogelijk kunnen kiezen in functie van

hun behoeften. Tevens worden de toezichthoudende overheidsinstanties op de hoogte gesteld

van wat gaande is zodat zij, indien nodig, efficiënt, tijdig en gepast kunnen ingrijpen.

Centraal in de drie pijlers staat het optimale risicobeheer en het proportionaliteitsbeginsel dat

zowel door de verzekeringsondernemingen als door de toezichthoudende overheidsinstanties

gerespecteerd moet worden.

282. T. STEFFEN stelde dat Solvency II niet alleen om wijzigingen in het kapitaal draait. Het

gaat om een volledige gedragsverandering die door de verzekeringsondernemingen

aangenomen moet worden.509

Men moet Solvency II dus steeds vanuit een breed perspectief

bekijken en inzien dat het gaat om een totale ommeslag voor de verzekeringsondernemingen

om tegemoet te komen aan de verdere realisatie van de Europese interne verzekeringsmarkt

en een uitgebreider en efficiënter beschermingssysteem.

509

H. COUSY en M. DREESEN, “De bredere effecten van Solvency II in België” in X., “Solvency II en IFRS. Een

nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, (147) 151.

Page 123: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

117

BESLUIT

283. Men kan de Europese impact op de verzekeringssector duidelijk niet ontkennen. Er

wordt een constante zoektocht gehouden naar de optimale eenmaking van de

verzekeringsmarkt. Het bewijs daarvan is de recente Solvency II waarvan de

uitvoeringsmaatregelen eind 2011 een feit zullen zijn.

De vraag blijft echter bestaan of Solvency II het eindpunt zal zijn. De huidige maatschappij

wordt immers constant geconfronteerd met snelle evoluties en ontwikkelingen waarna het aan

de wetgevende instanties toekomt om daarop in te spelen en te anticiperen. Het is immers

uiterst belangrijk dat de belangen van verzekeringsnemers, verzekerden en begunstigden

optimaal beschermd worden tegen mogelijke ontwikkelingen de een gevaar zouden kunnen

vormen voor hun vermogen.

284. De prudentiële reglementering die erop gericht is om die bescherming te bieden voert de

kapitaalvereisten als belangrijkste beschermingselement aan. Deze kapitaalvereisten

vertoonden doorheen de jaren echter een verschillende invulling. Daar waar ze vroeger

gekenmerkt werd door een “rules based approach” werd vandaag met Solvency II de overstap

gemaakt naar de “principle based approach”. Jammergenoeg zou het wel eens kunnen dat als

gevolg van de grote mate aan uitvoeringsmaatregelen het “principle based approach” wat

onderuit gehaald wordt. Het is afwachten wat de toekomst brengt en hoe de

uitvoeringsmaatregelen geïmplementeerd zullen worden.

285. Toch ben ik, na het uitwerken van mijn Masterproef, overtuigd dat de maatregelen zoals

ze door Solvency II gepresenteerd werden voldoende flexibeler en dynamischer zijn dan de

interne markt-richtlijnen van Solvency I en dat ze beter het hoofd zullen kunnen bieden aan

verdere evoluties.

Het strikte tijdsschema, de trapsgewijze Lamfalussy-procedure en de vele

inspraakmogelijkheden die bestonden voor alle belanghebbenden gedurende de uitwerking

van Solvency II getuigt van een hoogstaande voorbereiding en levert een bewijs van de

grondigheid van de hervorming.

Het is duidelijk dat het Solvency II-verhaal nog niet ten einde is. To be continued!

Page 124: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

118

BIBLIOGRAFIE

1. RECHTSLEER

BARREZEELE, K., “Solvency II goedgekeurd. Nu nog de uitvoeringsmaatregelen”, Verz.W.

2009, afl. 17, 1-15 november 2009, 19 – 22.

BORGESIUS, J., “Rechterlijk oordeel over het vrije verkeer van diensten in de EEG”, Het

Verzekeringsarchief 1987, 109-137.

BOUTARD - LABARDE M. - CL., “Chronique de jurisprudence de la Cour de Justice des

Communautés européennes. Libre circulation des personnes et des services”, Journal de Droit

International 1990, 475 - 476.

CLAASSENS, H. en COUSY H., “Het algemeen kader van de richtlijnen van de derde generatie”

in X., Het Europa van de verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen,

Maklu, 1992, 35 - 61.

CLAASSENS, H. en COUSY, H., “Het juridisch kader van de interne verzekeringsmarkt:

overzicht en stand van zaken”, T.B.H. 1989, 907 – 934.

COUSY, H. en DREESSEN, M., “De bredere effecten van Solvency II in België” in X.,

“Solvency II en IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz.

2009, dossier nr. 15, 147 – 165.

COUSY, H., STUYCK, J. en VAN GERVEN, W., Handels- en economisch recht, Deel 1

Ondernemingsrecht in Beginselen van het Belgisch Privaatrecht, Brussel, Story-Scientia,

1992, 825 p.

DE GRAEVE, M. en GYSELAERS, M., Praktisch verzekeringsrecht, Antwerpen, De Boeck,

2006, 255 p.

DE RUITER, G., “Aansprakelijk! ... Wat nu?”, Schip en Werf De Zee 1993, afl. 12, 556 - 561.

Page 125: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

119

DELPORTE, J.M., “Commentaire de la loi du 19 juillet 1991 relative au contrôle des

assurances”, R.G.A.R. 1991, nr. 11.918, 1 – 7.

DIRICK, B., “La libre prestation des services dans le secteur de l’assurance directe” (noot

onder Hof van Justitie 4 december 1986, zaak 205/84), Ann.Dr.Liège 1987, 388 – 415.

DUBUISSON, B., “Le consommateur européen face au marché unique de l’assurance: mythes et

réalités”, T.Verz. 1992, 401 - 437.

FONTAINE, M., Droit des Assurances, Brussel, Larcier, 1996, 609 p.

FONTAINE, M., Verzekeringsrecht, in het (ederlands vertaald door Kristiaan Bernauw,

Brussel, Larcier, 1999, XXVI + 497 p.

GAEREMYNCK, A., “Een evaluatie van het K.B. van 17/11/1994 op de jaarrekening van

verzekeringsondernemingen” T.Acc. 1995, nr. 4, 18 – 31.

HINTJENS, K., “De algemene controle op het verzekeringswezen” in X., Kluwer’s

Verzekeringshandboek, Antwerpen, Kluwer, losbl., I.2.4-01 – I.2.4-31.

JANSSEN, E., “Solvency II. Erg lovenswaardige doelstellingen”, Verz.W. 2008, afl. 2, 1 – 15

februari 2008, 26 – 28.

LOWET, L., “Tweede CEIOPS-consultatieronde. Solvency II: wie biedt meer?”, Verz.W. 2009,

afl. 17, 1-15 november 2009, 23 – 28.

MARETTE, J-J., “Contrôle de l’assurance et marché unique” in X., Het Europa van de

verzekeringen: de richtlijnen van de derde generatie, Antwerpen, Maklu, 1992, 85 - 96.

PRICEWATERHOUSE COOPERS NV, Verzekeringsmaatschappijen: verslaggeving en toezicht,

Antwerpen, Kluwer, 2002, 489 p.

RYCKAERT, R., “Van Manusmrti tot Lloyd’s koffiehuis”, Verz.W. 2009, afl. 17, 1-15

november 2009, 33 - 35.

Page 126: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

120

SCHAEKERS, G. en VERBEKE, K., “Zorgen voor comptabiliteit tussen IFRS en de nieuwe

prudentiële standaarden” in X., “Solvency II en IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor

de verzekeringssector”, T.Verz. 2009, dossier nr. 15, 109 – 132.

SCHUERMANS, L., Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia,

2001, XXI + 603 p.

SCHUERMANS, L., Grondslagen van het Belgisch verzekeringsrecht, Antwerpen, Intersentia,

2008, XXXVII + 852 p.

SCHUERMANS, P., “Solvency II en IFRS-normen – rol van CEIOPS” in X., “Solvency II en

IFRS. Een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T.Verz.2009, dossier nr.

15, 53 – 62.

STEENLANT, J. en VANHEES, H., “Vrije vestiging en dienstverlening in de verzekeringssector –

de arresten van 28 januari en 4 december 1986 van het Hof van Justitie”, RW 1987-1988, nr.

4, 105 – 118.

VAN BARNEVELD, H., Inleiding tot de algemene assurantiekennis, ’s Gravenhage, Martinus

Nijhoff, 1964, XX + 521 p.

VAN DE RYCK, J., De geschiedenis van het verzekeren, Antwerpen, De Verzekeringswereld,

1978, 53 p.

VAN DEN BERGHE, L., “Marketing en distributie van nationale en Europese

verzekeringsprodcuten – het economisch kader” in VERENIGING VOOR RECHTSWETENSCHAP,

Verzekering en Europa, Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink, 1995, 1 - 16.

VAN GOMPEL, R., “Considérations générales sur le contrôle des entreprises d’assurances dans

le cadre de l’évolution de la réglementation européenne”, T. Verz. 1994, 326 – 340.

VAN GOMPEL, R., “Introduction” in X., “Solvency II & IFRS. Een nieuwe

solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T. Verz. 2009, dossier nr. 15, 13 – 29.

Page 127: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

121

VAN HULLE, K., “Solvency II: een nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”

in X., Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008,

1027 - 1045.

VAN HULLE, K., “Solvency II: het einde van het begin” in X., “Solvency II & IFRS. Een

nieuwe solvabiliteitsregeling voor de verzekeringssector”, T. Verz. 2009, dossier nr. 15, 33 –

50.

VEEKMANS, K., “Bank-, beurs- en verzekeringswezen: vrijmaking van de interne markt en

supervisie in Europa en de Verenigde Staten”, Jura Falc. 2004-2005, 145 - 166.

WYMEERSCH, E., “De hervorming van het financieel toezicht in België”, T.Verz. 2004, 205 –

218.

http://www.lloyds.com/About_Us/History/ (consultatie op 12 november 2009)

http://www.cbfa.be/nl/vo/circ/vo_circ.asp (consultatie op 3 februari 2010)

2. RECHTSPRAAK

HvJ 2/74, Reyners, Jur. 1974, I, 631.

HvJ 33/74, Van Binsbergen, Jur. 1974, I, 1299.

HvJ 39/75, Coenen, Jur. 1975, I, 1547.

HvJ 110/78, Van Wesemael, Jur. 1979, I, 35.

HvJ 286/82, Luise, Jur. 1984, I, 377.

HvJ 220/83, Commissie t. Frankrijk, Jur. 1986, I, 3663.

HvJ 252/83, Commissie t. Denemarken, Jur. 1986, I, 3713.

HvJ 205/84, Commissie t. Bondsrepubliek Duitsland, Jur.1986, I, 3755.

HvJ 206/84, Commissie t. Ierland, Jur. 1986, I, 3817.

HvJ C-221/89, Factortame, Jur. 1991, I, 3905.

HvJ C-76/90, Saeger v. Dennemeyer, Jur. 1991, I, 4221.

HvJ C-55/94, Reinhard Gebhard, Jur. 1995, I, 4165.

Page 128: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

122

3. WETTELIJKE EN REGLEMENTAIRE BEPALINGEN

Verdrag van Rome tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van 25 maart

1957, Pb. C. 24 december 2002, afl. 325, 33 – 184 (geconsolideerde versie van het Verdrag

tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap).

Richtlijn 73/239 van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en

bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de directe

verzekeringen met uitzondering van de levensverzekeringsbranche en de uitoefening daarvan,

Pb. L. 16 augustus 1973, afl. 228, 13 – 19

Richtlijn 73/240 van de Raad van 24 juli 1973 houdende de opheffing van de beperkingen op

het recht van vestiging op het gebied van het directe verzekeringsbedrijf met uitzondering van

de levensverzekeringsbranche, Pb. L. 16 augustus 1973, afl. 228, 20 – 22.

Richtlijn 79/267 van de Raad van 5 maart 1979 tot coördinatie van de wettelijke en

bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe

levensverzekeringsbedrijf, en de uitoefening daarvan, Pb. L. 13 maart 1979, afl. 63, 1-18.

Richtlijn 88/357 van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en

bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering

van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de

daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van

Richtlijn 73/239/EEG, Pb. L. 4 juni 1988, afl. 172, 1-14.

Richtlijn 90/619 van de Raad van 8 november 1990 tot coördinatie van de wettelijke en

bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf, tot

vaststelling van de bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij

verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 79/267/EEG, Pb. L. 29

november 1990, afl. 330, 50-61.

Page 129: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

123

Richtlijn 91/674 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en

geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen, Pb. L. 31 december 1991, afl.

374, 7 – 31.

Richtlijn 91/675 van de Raad van 19 december 1991 tot oprichting van een Comité voor het

Verzekeringswezen, Pb. L. 31 december 1991, afl. 374, 32 – 33.

Richtlijn 92/49 van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en

bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering

van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG,

Pb. L. 11 augustus 1992, afl. 228, 1 – 23.

Richtlijn 92/96 van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en

bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot

wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG, Pb. L. 9 december 1992, afl. 360,

1-27.

Richtlijn 2002/13 van de het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging

van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen, Pb. L. 20 maart 2002, afl. 77, 17 – 22.

Richtlijn 2009/138 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009

betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf,

Pb. L. 17 december 2009, afl. 335, 1 – 155.

Besluit Commissie nr. 2004/6, 5 november 2003 tot instelling van het Comité van Europese

toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen, Pb. L. 7 januari 2004, afl. 3, 30 – 31.

Besluit Commissie nr. 2009/79, 23 januari 2009 tot instelling van het Comité van Europese

toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen., Pb. L. 29 januari 2009, afl. 25, 28 –

32.

Page 130: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

124

Interpretatieve Mededeling van de Europese Commissie, 2000/C 43/3 betreffende het vrij

verrichten van diensten en het algemeen belang in het verzekeringsbedrijf, Pb.C. 16 februari

2000, 5 – 27.

COM/1997/398 def. Verslag aan het Comité voor het verzekeringswezen betreffende de

noodzaak van verdere harmonisatie van de solvabiliteitsmarge.

COM/2000/634 def. Toelichting bij het voorstel voor een Richtlijn van het Europees

Parlement en de Raad tot wijzigingen van Richtlijn 73/239 van de Raad op het gebied van de

solvabiliteitsmargevereisten voor schadeverzekeringsondernemingen.

COM/2007/727 def. Mededeling van de Commissie van 20 november 2007, “Evaluatie van

de Lamfalussy-structuur – Bevorderen van de toezichtsconvergentie”.

COM/2007/361 def. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf –

Solvabiliteit II.

COM 2009/502 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot

oprichting van een Europese autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, 23

september 2009.

Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle op verzekeringsondernemingen, BS 29 juli 1975.

Wet van 17 juli 1975 betreffende de boekhouding van de ondernemingen, BS 4 september

1975.

Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële

diensten, BS 4 september 2002.

K.B. van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de

verzekeringsondernemingen, BS 11 april 1991.

Page 131: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/366/RUG01-001458366_2011_0001_AC.pdf · roof zeer groot was. Het is dit risico op plundering en roof

125

K.B. van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, BS

21 december 1994.

K. B. van 13 februari 1996 betreffende de geconsolideerde jaarrekening van

verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen, BS 9 maart 1996.

K.B. van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek Vennootschappen, BS 6 februari

2001.

K.B. van 25 maart 2003 tot uitvoering van artikel 45§2 van de wet van 2 augusuts 2002

betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 31 maart 2003.

K.B. van 25 mei 2004 tot wijziging op het vlak van solvabiliteitsvereisten van de wet van 9

juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, BS 28 mei 2004.

Ministerieel Besluit van 30 maart 2001, tot goedkeuring van de Verordening nr. 12 van de

Controledienst voor Verzekeringen tot vaststelling van de regels betreffende de doorlopende

inventaris van de dekkingswaarden, BS 25 april 2001.

Verordening nr. 12 van 22 januari 2002 van de Controledienst voor Verzekeringen tot

vaststelling van de regels betreffende de doorlopende inventaris van de dekkingswaarden.

Circulaire D. 249 van de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen aan de

verzekeringsondernemingen van 18 november 2004 betreffende de omzetting van Richtlijn

2002/13 van het Europees Parlement en de Raad van 5 maart 2002 tot wijziging van Richtlijn

73/239 van de Raad op het gebied van de solvabiliteitsmargevereisten voor

schadeverzekeringsondernemingen.

Doc. C 2005/5 van de CBFA omtrent het Huishoudelijk Reglement Commissie voor

Verzekeringen.