Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese...

70
Academiejaar 2014-2015 Tweedesemesterexamenperiode Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese identificatie tussen ERASMUS-studenten en niet- ERASMUS-studenten en haar oorzaken aan de faculteiten Letteren en Wijsbegeerte, Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Economie en Bedrijfskunde en Politieke en Sociale Wetenschappen. Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Pedagogiek en Onderwijskunde Promotor: Dr. Prof. M. Valcke 00903492 Elise De Mets

Transcript of Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese...

Page 1: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

Academiejaar 2014-2015

Tweedesemesterexamenperiode

Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil

in Europese identificatie tussen ERASMUS-studenten en niet-

ERASMUS-studenten en haar oorzaken aan de faculteiten

Letteren en Wijsbegeerte, Psychologie en Pedagogische

Wetenschappen, Economie en Bedrijfskunde en Politieke en

Sociale Wetenschappen.

Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Pedagogiek en Onderwijskunde

Promotor: Dr. Prof. M. Valcke

00903492

Elise De Mets

Page 2: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 3: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  i  

Dankwoord    

“Het beste moet altijd nog komen”

Het beste moet altijd nog komen. Met deze woorden wens ik deze masterproef te starten. In

de hoop dat zij die hem lezen, dit met de nodige interesse en met het nodige leesplezier zullen

doen.

Het beste moet altijd nog komen. Deze masterproef is het sluitstuk van zes jaar studeren. Zes

jaar met hele schone momenten, waarop ik met veel plezier terugkijk. Zes jaar met ook heel

veel moeilijke momenten, waarop ik dacht: ik stop ermee. Maar, het beste moest nog komen,

dus ik zette door. Mijn dank aan de vele professoren, maar vooral aan mijn medestudenten om

me jaar na jaar te blijven inspireren en motiveren.

Het beste moet altijd nog komen. Al is het moeilijk om me voor te stellen dat er veel betere

momenten gaan komen dan de momenten die ik tijdens mijn ERASMUS-periode in Berlijn

beleefde. Het is daar dat ik mijn passie ontdekte voor de Europese identiteit en haar relatie

met ERASMUS-studenten. Waarvoor duizendmaal dank, professor Streitwieser: u hebt het

zaadje geplant.

Aan alle studenten die mijn survey hebben ingevuld (met succes of zonder succes): bedankt!

Zonder jullie was deze masterproef niet tot stand gekomen. Bedankt om jullie kostbare tijd op

te geven om mij te helpen, het wordt enorm geapprecieerd!

Hierbij wil ik ook professor Valcke bedanken, om me, met een volledig zelfgekozen thema,

toch onder zijn vleugels te nemen en me te begeleiden via Skypegesprekken en wijze

woorden.

Daarnaast bedank ik Kasper, voor de hulp bij het afnemen van de survey’s en Pieter Rotthier,

om op weg te helpen bij het maken van de statistische analyses. Deze hulp was zeer welkom!

Mijn grootste woord van dank wil ik uiten naar mijn ouders: zonder hen was ik nooit verder

gekomen dan de inleiding van mijn universitaire carrière. Zij motiveerden me keer op keer

om er, na steeds wederkerende teleurstellingen op herexamens, telkens weer voor te gaan.

Want alles komt altijd goed.

Het beste moet altijd nog komen. The best is yet to come. Le meilleur est à venir. Das Beste

kommt zum Schluss.

Page 4: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  i  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 5: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  ii  

 

Abstract    

Het ERASMUS-project wordt door de Europese Unie gebruikt om bij haar jonge burgers een

Europese identiteit te promoten. Op basis van survey-onderzoek werden in deze masterproef

studenten van de faculteiten Letteren en Wijsbegeerte, Psychologie en Pedagogische

Wetenschappen, Economie en Bedrijfskunde en Politieke en Sociale Wetenschappen aan de

Universiteit Gent onderzocht. Zij werden verdeeld in twee groepen: ERASMUS-studenten en

niet-ERASMUS-studenten. Er werd gekeken op welke manier (civiel of cultureel) deze

studenten zich identificeren met Europa (OH 1), welke factoren aan de grond liggen van deze

Europese identificatie (OH 2) en of er een verschil te vinden is in Europese identificatie

tussen ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-studenten (OH 3). Op basis van de

antwoorden van de 323 respondenten op het survey werden via een paired sample t-test en

lineaire regressie antwoorden verkregen op hypothesen. Studenten blijken zich eerder op

civiel vlak te identificeren met Europa. Interesse in politiek, internationale ervaringen,

internationale ervaring van de ouders en identificatie met België blijken een significante

invloed te hebben op de Europese identificatie van studenten. In deze steekproef werd

daarnaast geen verschil gevonden in Europese identificatie tussen ERASMUS-studenten en

niet-ERASMUS-studenten. Ze identificeren zich beiden even sterk met Europa.

Sleutelwoorden: Europese identificatie, Europese identiteit, ERASMUS-uitwisseling,

Europese integratie, hoger onderwijs

Page 6: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  iii  

 

Page 7: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  iv  

 

Inhoudsopgave  

Dankwoord ......................................................................................................................... i  

Abstract ............................................................................................................................. ii  

Lijst  van  tabellen  en  figuren .............................................................................................. vi  

1.   Inleiding ...................................................................................................................... 1  

2.   Probleemstelling ......................................................................................................... 2  2.1.   Onderzoeksvragen .................................................................................................................................................3  3.   Theoretisch  kader........................................................................................................ 4  3.1.   Internationalisering  in  het  hoger  onderwijs...............................................................................................4  3.2.   De  Europese  integratie .........................................................................................................................................5  3.3.   Europese  identiteit  en  identificatie  met  Europa .......................................................................................6  3.4.   Europese  identiteit  bij  ERASMUS-­‐studenten...........................................................................................13  4.   Conceptueel  kader..................................................................................................... 15  

5.   Onderzoeksdesign ..................................................................................................... 17  5.1.   Onderzoekshypothesen ....................................................................................................................................17  5.2.   Sample ......................................................................................................................................................................18  5.3.   Procedure ................................................................................................................................................................19  5.4.   Meetinstrument....................................................................................................................................................21  5.5.   Analyseaanpak ......................................................................................................................................................23  6.   Resultaten ................................................................................................................. 26  6.1.   Beschrijvende  resultaten..................................................................................................................................26  6.2.   Onderzoekshypothese  1.  Identificatie  met  Europa  heeft  voor  studenten  vooral  betrekking  

op  het  civiele  deel  van  een  Europese  identiteit. .....................................................................................27  6.3.   Onderzoekshypothese  2.  Politieke  interesse,  identificatie  op  nationaal  en  regionaal  vlak,  

SES  en  internationale  ervaringen  hebben  een  positieve  invloed  op  de  Europese  identificatie.............................................................................................................................................................27  

6.4.   Onderzoekshypothese  3.  Er  is  een  significant  verschil  in  Europese  identificatie  tussen  ERASMUS-­‐studenten  en  niet-­‐ERASMUS-­‐studenten.  ERASMUS-­‐studenten  hebben  een  sterkere  identificatie  met  Europa  dan  niet-­‐ERASMUS-­‐studenten..................................................32  

7.   Discussie.................................................................................................................... 39  7.1.   Belangrijkste  conclusies ...................................................................................................................................39  7.2.   Beperkingen  van  dit  onderzoek ....................................................................................................................44  7.3.   Aanbevelingen  voor  vervolgonderzoek .....................................................................................................45  7.4.   Conclusie..................................................................................................................................................................46  8.   Bibliografie ................................................................................................................ 48  

9.   Bijlagen ..................................................................................................................... 53  9.1.   Mail  naar  AIB .........................................................................................................................................................53  9.2.   Mail  naar  FCI  (Facultaire  Commissies  voor  Internationalisering).................................................54  9.3.   Informed  consent.................................................................................................................................................55  9.4.   Survey .......................................................................................................................................................................56    

 

Page 8: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  v  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 9: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  vi  

Lijst  van  tabellen  en  figuren    

Figuur 1. Begripsdefiniëring

Figuur 2. Conceptueel raamwerk

Figuur 3. Onderzoekshypothesen

Figuur 4. Procedure

Tabel 1. Sample studenten

Tabel 2. Factoranalyse civiel en cultureel component Europese identificatie

Tabel 3. Beschrijvende resultaten steekproef

Tabel 4. Onderzoekshypothese 2: effect van significante variabelen op de Europese

identificatie

Tabel 5. Onderzoekshypothese 2: effect van nationale, regionale en lokale identificatie op de

Europese identificatie

Tabel 6. Onderzoekshypothese 2: effect van de SES-factoren op de Europese identificatie

Tabel 7. Onderzoekshypothese 3: effect van ERASMUS op Europese identificatie

Tabel 8. Onderzoekshypothese 3: effect van ERASMUS in een model met alle variabelen op

de Europese identificatie

Tabel 9. Effect van significante variabelen op de Europese identificatie van ERASMUS-

studenten

Tabel 10. Effect van significante variabelen op de Europese identificatie van niet-ERASMUS-

studenten

Page 10: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  vii  

Page 11: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  1  

1. Inleiding    

“Borders, I have never seen one.

But I heard they exist in the minds of some people.”

- Thor Heyerdahl

Meer dan twee jaar geleden verliet ik alles wat bekend was – mijn thuis, de

Universiteit Gent, België – om me gedurende 11 maanden over te geven aan de ERASMUS-

ervaring. Ik studeerde er aan de Hümboldt Universität zu Berlin en leerde er heel veel over

mezelf, België en de rest van Europa en van de wereld.

Ik ontmoette er mensen van alle uiteinden van onze wereld: de VS, China, Zuid-Korea,

Latijns-Amerika, Turkije, en mensen die veel dichterbij wonen: Frankrijk, Engeland,

Noorwegen, Polen, Denemarken, Wallonië…. We wisselden ervaringen uit over hoe het leven

er in ons land aan toe ging. Welke gewoontes wij hadden. Hoe wij spraken met onze ‘proffen’

op de universiteit. We ontdekten verschillen. Maar bovenal: we werden hele goede vrienden.

We ontdekten dat we toch niet zoveel verschilden als we initieel misschien dachten. We

ontdekten dat sommigen elkaar bij het begroeten 1 kus geven, anderen 2 en nog anderen

omhelzen elkaar. We maakten hier een mengelmoes van en besloten elkaar vanaf nu heel

uitgebreid te begroeten. Het is de diversiteit die ons allen sterk maakte. We werden een ‘unity

in diversity’.

Hoewel de theorie het tegenspreekt, heeft ERASMUS van mij wel degelijk een overtuigd

Europees burger gemaakt. Ik mag me dan niet identificeren met de Europese vlag en ik ben na

3 minuten het Europese volkslied alweer vergeten, maar ik zeg graag, zoals Herman Van

Rompuy dat deed bij het in ontvangst nemen van de Nobelprijs voor de Vrede voor de

Europese Unie: Ich bin ein Europäer. Je suis fier d’être européen. I am proud to be European

(Van Rompuy, 2002).

Page 12: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  2  

2. Probleemstelling    

“De hele wereld is mijn vaderland”, zo stelde Erasmus. 500 jaar later is het ERASMUS-

programma één van de vele projecten die de Europese Commissie gebruikt om van Europa

het vaderland te maken van haar burgers (De Wit, 2009; Wilson, 2011; Fligstein, 2012:

Mitchell, 2012; 2015). Hoewel in de huidige teksten die de Europese Commissie publiceert

omtrent ERASMUS het begrip ‘Europese identiteit’ niet meer voorkomt, wordt ERASMUS in

de populaire media en in vakliteratuur nog altijd als het schoolvoorbeeld van de Europese

integratie en de bijkomende identiteit voorgesteld. Kan het ERASMUS-project een ‘We, the

European People’-gevoel veroorzaken (Tegenbos, G., 2013), naar analogie met de boodschap

‘We, the People’, die Obama uitdroeg bij de eedaflegging voor zijn tweede ambtstermijn? Uit

onderzoek blijkt echter dat ERASMUS niet zorgt voor een hoger Europagevoel (Sigalas,

2010; Kuhn, 2012; Wilson, 2011; Mitchell, 2012) aangezien de studenten in kwestie al een

hoog Europagevoel hadden voor ze naar het buitenland trokken (dit wordt tegengesproken

door Mitchell, 2015). Door middel van surveyonderzoek (zoals de Eurobarometer) is er al

veel onderzoek verricht naar de houding van EU-burgers tegenover Europa en de EU. Deze

vragen kunnen dan ook een handig hulpmiddel zijn om de opvattingen en houdingen van

studenten te onderzoeken. Wat minder onderzocht werd, is het verschil in Europese

identificatie tussen ERASMUS-studenten en studenten die besluiten om niet deel te nemen

aan een ERASMUS-uitwisseling.

In deze masterproef wordt het verschil in identificatie met Europa van studenten

(zowel ERASMUS-studenten als studenten die in Gent blijven) onderzocht, wordt

gekeken op welke manier studenten zich met Europa identificeren en wordt gekeken

welke redenen te vinden zijn voor de identificatie met Europa.

Page 13: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  3  

 

2.1. Onderzoeksvragen  

 

• Op welke manier identificeren studenten zich met Europa?

• Welke oorzaken liggen aan de grond voor het hebben van een hogere identificatie met

Europa?

• Is er een verschil in identificatie met Europa tussen studenten die deelnemen aan een

ERASMUS-uitwisseling en studenten die hieraan niet deelnemen?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 14: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  4  

3. Theoretisch  kader  

In dit theoretisch kader wordt gestart met een korte inleiding over internationalisering in

het hoger onderwijs en over de Europese integratie. Vervolgens worden de verschillende

begrippen, die in de probleemstelling en in de onderzoeksvragen aan bod komen, uiteengezet.

De centrale begrippen Europese identiteit en identificatie komen hierbij aan bod, en hun

relatie met andere politieke identiteiten. Hierna wordt gekeken naar de factoren die aan de

grond liggen van de Europese identiteit en identificatie, om tenslotte te komen tot het

onderwerp van deze masterproef: de relatie tussen Europese identiteit en de ERASMUS-

uitwisseling.

3.1. Internationalisering  in  het  hoger  onderwijs  

Om te kunnen spreken over een Europese identiteit en de link met ERASMUS, moeten we

eerst kijken naar de internationalisering en Europeanisering van het hoger onderwijs. Sinds de

jaren 70 internationaliseert of Europeaniseert het hoger onderwijs. In 1976 waren al enkele

experimentele projecten opgestart, die in 1987 zouden vervangen worden door het European

Action Scheme for the Mobility of University Students (ERASMUS)1. Met het Verdrag van

Maastricht (1992) werd onderwijs voor het eerst geïntroduceerd in een Verdrag van de

Europese Gemeenschap. Het grootste voorbeeld van Europeanisering in het onderwijs is

natuurlijk het Bolognaproces. In 1999 ondertekenden ministers van onderwijs uit 29 Europese

landen, de Verklaring, gebaseerd op de volgende stelling: “A Europe of Knowledge is now

widely recognized as an irreplaceable factor for social and human growth and as an

indispensable component to consolidate and enrich the European citizenship, capable of

giving its citizens the necessary competences to face the challenges of the new millennium,

together with an awareness of shared values and belonging to a common social and cultural

space” (De Wit, 2009). In de Verklaring van Leuven (2009) verklaart Europa dat ze wil dat

tegen 2020 20% van de afgestudeerden een periode in het buitenland moet zijn verbleven. Uit

het document Brains on the Move, dat de Vlaamse Overheid in 2013 publiceerde, blijkt dat

ERASMUS-mobiliteit onvoldoende gedocumenteerd is en dat het daardoor moeilijk is vast te

stellen hoeveel afgestudeerde studenten juist deelnamen aan de uitwisseling. In De Morgen

(15 mei 2015) stelt minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) dat het aantal ERASMUS-

                                                                                                               1  Dit  werd  in  2004  uitgebreid  tot  ERASMUS  Mundus,  waarbij  er  contracten  worden  afgesloten  en  projecten  worden  opgestart  tussen  Europese  instituten  en  de  rest  van  de  wereld.    

Page 15: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  5  

studenten blijft stijgen. We komen echter nog niet aan de norm van 15% (dus zeker niet aan

de norm van 20%).

3.2. De  Europese  integratie    

De start van de Europese integratie kunnen we situeren rond en na WOII, wanneer

Europeanen deze gruwel liever niet zagen terugkomen (lezing Herman Van Rompuy, 31

maart 2015). In 1949 werd de Raad van Europa opgericht door enkele West-Europese staten.

In 1951 ondertekenden West-Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg

het Verdrag van Parijs, wat de totstandkoming van de Europese Gemeenschap voor Kolen en

Staal (EGKS) bekrachtigde. Dit verdrag was noodzakelijk om de heropbouw van Europa na

WOII te garanderen. Het waren ook deze landen die in 1957 het Verdrag van Rome

ondertekenden ter bekrachtiging van de Europese Economische Gemeenschap (EEG), een

tweede grote stap in de verdere integratie van Europa. In 1965 werd dan het Fusieverdrag

ondertekend, waarbij één Commissie en één Raad werd opgericht voor drie Europese

Gemeenschappen (EEG, Euratom en EGKS). In 1979 werden de leden van het Europese

Parlement voor het eerst verkozen door haar burgers. In 1985 werd het eerste

Schengenakkoord gesloten, de personencontrole aan hun gemeenschappelijke grenzen wordt

vanaf dan opgeheven. In 1987 werd – zoals eerder reeds vermeld – het ERASMUS-

programma opgezet. Op 7 februari 1992 werd dan een van de belangrijkste Europese

verdragen ondertekend: het Verdrag van Maastricht betreffende de Europese Unie, waarin de

beginselen werden gelegd van een Europese munt en waarbij nieuwe samenwerkingen

werden gesloten tussen de verschillende lidstaten inzake defensie, justitie en binnenlandse

zaken. Vanaf dit punt wordt de Europese integratie pas echt duidelijk voor haar onderdanen

(Mayer et al, 2004). Vanaf 1993 is er in de EU vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten

en personen (onder het Verdrag van Schengen). Dit is wellicht één van de meest duidelijke

effecten van de Europese integratie op haar burgers. Met het Verdrag van Amsterdam werden

in 1997 de Europese instituten hervormd. De aangekondigde Euro kwam er in 1999 voor het

aangeven van koersen van aandelen, obligaties en opties aan de beurs. Op 1 januari 2002

werd de Euro ook officieel met munten en biljetten gelijktijdig ingevoerd in de dan 12

lidstaten van de EU. In 2007, ondertekenden de lidstaten het Verdrag van Lissabon, waarmee

er meer bevoegdheden komen voor het Europees Parlement, nieuwe stemprocedures in de

raad, de invoering van het burgerinitiatief, de benoeming van een permanente voorzitter van

de Europese Raad (wat voor de Belgen meteen zeer tastbaar wordt met Herman Van Rompuy),

Page 16: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  6  

een nieuwe hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en een nieuwe diplomatieke

dienst van de EU (Europa.eu).

Als we al deze data bekijken, kunnen we concluderen dat de Europese integratie een

relatief nieuw concept is. De geschiedenis van Europa wordt vooral gezien door de ogen van

de geschiedenis van de verschillende lidstaten, wat het delen van een gemeenschappelijke

geschiedenis bemoeilijkt (Mayer et al, 2004). Vooral de tastbare initiatieven (Schengenzone,

invoering van de Euro…) zijn pas recentelijk ingevoerd, terwijl deze noodzakelijk zijn voor

het herkenbaar maken van Europa ten aanzien van haar burgers.

3.3. Europese  identiteit  en  identificatie  met  Europa  

3.3.1. Europese  identiteit  als  een  politieke  en  collectieve  identiteit  

Over het begrip identiteit (al dan niet in verband met een Europese identiteit) is al zeer

veel geschreven. Verschillende auteurs houden er verschillende interpretaties op na. Hier

worden enkele belangrijke auteurs opgesomd die spreken over een Europese identiteit.

Bruter (2005, 1-21) maakt een onderscheid tussen persoonlijke, sociale en politieke

identiteit. De persoonlijke identiteit wordt als volgt gedefinieerd: “personal identity is made

of a network of references to family belonging, upbringing, personal and cultural

characteristics. Personal identity therefore appears to be a form of identification directly

centered on the individual and extending towards the rest of the world.” Sociale identiteit, is

op zijn beurt, “a set of references to pre-existing social groups, feelings of belonging to

characteristics that 'make a difference' in the society in which the individual lives.” Of ook:

“we define social identity as the sense of belonging one feels toward a geographic or cultural

collective” (Hadler et al., 2012). Met het oog op een Europese identiteit, is de politieke

identiteit het belangrijkste onderdeel van de identiteit, dit wordt volgens Bruter (2005, 1-21)

gedefinieerd als “his sense of belonging to politically relevant human groups and political

structures”. Yongpeng (2008) bekijkt de politieke identiteit op eenzelfde wijze en definieert

de Europese identiteit daarom als volgt: “a set of relations between indivdual citizens and

various levels of political entities: nation-states and the EC/EU”. Deze zogenaamde politieke

identiteit is noodzakelijk ter legitimatie van een politieke gemeenschap (Verhaegen et al.,

2014; Bruter, 2003). Bruter (2005) en Hadler et al. (2012) stellen dat men meerdere

identiteiten kan hebben, die allen kunnen worden ondergebracht in één identiteit, die constant

wordt bijgesteld en dus onderhevig is aan verandering.

Page 17: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  7  

We moeten volgens Bruter (2005, 1-21) een onderscheid maken tussen een cultureel en

een civiel perspectief bij het kijken naar de politieke identiteit. Het culturele perspectief

analyseert politieke identiteiten als een gevoel van behoren tot een bepaalde politieke groep,

die men kan linken aan het idee van een natie. Het civiele perspectief ziet politieke

identiteiten als een verzameling van instituten, rechten en regels die het politieke leven van

een gemeenschap regelen, dat men op zijn beurt weer kan linken aan het idee van een staat.

Op Europees vlak verwijst het cultureel perspectief dus naar Europa als geheel en het civiele

perspectief naar de Europese Unie. Uit Bruter's onderzoek blijkt dat als mensen denken aan

hun Europese identiteit, ze denken aan het civiele deel (een belangrijk aspect hierin is het vrij

verkeer in de Schengen zone) en dat deze 'civiele Europese identiteit' meestal ook het meest

ontwikkeld is. De kanttekening die hierbij gemaakt moet worden, is dat Vlamingen dan weer

een sterker ontwikkelde culturele Europese identiteit zouden hebben (Bruter, 2012). Als er

door mensen gepraat wordt over ‘Europa’, wordt vaak gedoeld op de Europese instituten en

niet op Europa als continent (Mayer et al., 2004). Dit erkennen ook Mayer en Palmoski

(2004), hoewel zij spreken over een legale en institutionele identiteit en een Europees

cultureel en historische identiteit, wat sterke overeenkomsten vertoont met respectievelijk het

civiele en het culturele perspectief.

Duchesne en Frognier (2008) maken gebruik van een gelijkaardige – maar anders

omschreven – definitie van identiteit. Eerst en vooral maken zij een onderscheid tussen een

collectieve en een individuele identiteit. Een collectieve identiteit (in deze definitie de

nationale identiteit, maar dit kan ook een bepaalde politieke identiteit of een Europese

identiteit zijn) is “a complex pattern of meaning and values related to the group whose

borders are defined by the state's capacity to intervene and which underlies the varied

representations and attitudes of the citizens toward each other and toward others.”. Volgens

Eder (2009) kan een collectieve identiteit refereren naar steden, regio’s maar ook naar

politieke partijen of sociale groeperingen. Een individuele identiteit, daarentegen, is “a

continuous (re)combination of different identifications, that is, of changing but relatively

persistent patterns of references to potential groups of belonging”. Een collectieve identiteit

is dus redelijk stabiel, terwijl een individuele identiteit aan verandering onderhevig is.

Bijkomend in hun theorie is het zeer belangrijke begrip identificatie, wat de link tussen een

individu en de andere leden van zijn/ haar referentiegroep (identificatie met de collectieve

identiteit) betekent, het veronderstelt een gevoel van belonging. Een individu kan zich dus

identificeren met meerdere groepen maar heeft maar één identiteit. De identiteit van een

Page 18: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  8  

individu bevat onder andere identificaties met de natie, Europa, maar ook andere mogelijke

identificaties met verschillende groepen zoals gender, generatie, ras, sociale klasse, taal,

ideologie, interesse, etc. Op Europees niveau betekent dit of een individu zich verwant voelt

aan Europa, hij zich een burger voelt van Europa en of hij bezorgd is over wat er in Europa

gebeurt. Ook Verhaegen et al. (2014) haalt identificatie aan, in dit geval met Europa: “One

can, for instance, identify with social groups based on gender, religion, socio-economic status

or with an economic or political unity, such as the EU. These different identities can intersect,

which implies that e.g. national identities can be combined and can interact with European

identity”.

Volgens Kuhn (2012) is de Europese identiteit een collectieve identiteit, die bestaat uit

een individueel en een collectief deel, het is sociaal geconstrueerd en personen kunnen

meerdere collectieve identiteiten hebben. Als we kijken naar de Europese identiteit, betekent

dit dat mensen zich als een Europeaan moeten voelen, maar dit is niet exclusief: men kan zich

Europees voelen maar ook als lid van een nationale gemeenschap. Cram (2012) voegt hieraan

toe dat deze zelf-categorisatie niets zegt over de intensiteit hiervan. Iemand kan zich dus Belg

voelen, zonder patriottistisch te zijn of te geloven dat deze zelf-categorisatie van groot belang

is voor zijn/haar zelfconcept.

 

3.3.2. De  relatie  tussen  de  Europese  identiteit  en  andere  politieke  identiteiten  

Historisch gezien wordt het identificeren met Europa verbonden met het afstoten van

nationale identificatie. Zo zei Nietzsche in 1886: “I might not be a good German, but I am a

good European” (Frevert, 2008). Europa gold op deze manier als een substituut voor een

verbrijzelde nationale identiteit. Op globaal vlak is dat ook aanwezig bij Socrates en Kant, die

zichzelf niet als burgers van hun land zagen, maar van de wereld (Schattle, 2009).

Frevert (2008) ziet Europese identificatie als iets dat de nationale identificatie op zijn tijd

zal vervangen, in tegenstelling tot Bruter (2005), Duschesne en Frognier (2008), Field (1998)

en Risse (2001), waarbij het nationale de basis vormt voor het Europese, in ieder geval, als

men niet tot een minderheid in eigen land behoort, wat een andere situatie met zich meebrengt

(Hadler et al., 2012). Toch betekent dit niet dat alles, volgens Frevert, op Europees niveau

moet gebeuren. Geheel in lijn met de slogan 'think globally, act locally' (Schattle, 2009)

moeten burgers en overheden worden aangemoedigd om het principe van subsidiariteit in de

Page 19: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  9  

praktijk te brengen (Frevert, 2008), een idee dat ook de EU ondersteunt (Prokkola et al.,

2015). Ook andere auteurs zien de Europese identiteit niet als tegengesteld aan de nationale

identiteit, de regionale identiteit of de lokale identiteit, maar als complementair (Fligstein et

al., 2012). Zo kan een lokale identiteit ‘genest’ zijn in een regionale identiteit, die op haar

beurt dan weer ‘genest’ is in een nationale identiteit, enz… (Medrano et al., 2001).

Verschillende collectieve politieke identiteit zijn op deze manier met elkaar verbonden. Een

sterke nationaliteit kan dus een positieve invloed hebben op de Europese identiteit

(Boomgaarden et al., 2011). Medrano et al. (2001) gaat hier nog verder in: identificatie op

lokaal, regionaal en nationaal vlak voorspelt een identificatie met Europa.

3.3.3. Wat  beïnvloedt  de  vorming  van  een  Europese  identiteit?  

Kuhn (2012; 2015) onderzocht welke variabelen een invloed hebben op een Europese

identiteit. Transnationale activiteiten en contacten (reizen, buitenlands contact voor het

werk,…) hebben een positief effect op zowel het verbonden voelen met Europa als op

categorisatie van zichzelf als Europees. Het effect van een tijd in een ander Europees land te

wonen, is in dit opzicht het grootst (en van alle landen, heeft dit het grootste effect in België).

Kuhn onderzocht ook of het effect van buitenlandse ervaringen op identificatie met Europa

groter was bij laagopgeleide groepen, en dit bleek zo te zijn. Kuhn citeert hierbij Umberto

Eco, die het volgende zei: “The ERASMUS idea should be compulsory, not just for students,

but also for taxi drivers, plumbers and others. Spending time in other countries within the

European Union is the way to integrate”. Fligstein (2012) beaamt dat zij die veel reizen door

Europa en soms in andere Europese landen wonen zich sneller met Europa identificeren. Hij

linkt dit wel aan de socio-economische status van de Europeanen: personen met een hogere

socio-economische status zijn sneller geneigd zich met Europa te identificeren.

Hoogopgeleide personen blijken zich sowieso al te identificeren met Europa, ongeacht of

zij internationale ervaringen hebben of niet. Hoe meer onderwijs een persoon genoten heeft,

en hoe hoger zijn inkomen is, hoe meer hij geneigd is zich met Europa te identificeren

(Hadler et al., 2012; Kuhn, 2015; Medrano et al., 2001). Personen met een hogere sociaal-

economische status (SES) blijken zich sterker met Europa te identificeren (Hadler et al., 2012;

Kuhn, 2015). Hoe meer kennis iemand heeft over Europa, hoe meer hij zich hiermee ook zal

identificeren (Papatsiba, 2006).

Page 20: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  10  

In Cram (2012) zien we dat Europa steeds meer en meer een rol gaat spelen in ons

dagelijkse leven: de Euro, invoeren van Europese wetgeving, … Dit zou een invloed kunnen

uitoefenen op de identificatie met Europa (op een eerder passieve wijze).

Een sterke identificatie met de regio of met de natie, versterkt de identificatie met Europa,

terwijl identificatie met de eigen stad of het dorp, geen relatie heeft met de Europese

identificatie. Volgens Frevert (2008) komt dit door het feit dat personen die een sterke

nationale identiteit hebben, lokaal ook politiek actief zijn en zich op die manier ook sterker

met andere politieke identiteiten identificeren. Politieke interesse heeft dus een positieve

uitwerking op Europese identificatie (Boomgaarden et al., 2011). Dit geldt niet voor alle

politieke ideologieën: personen met een rechtse ideologie geven het meeste steun aan de EU,

terwijl zowel extreem-linksen als extreem-rechtsen eerder eurosceptisch zijn en zich dus ook

minder met Europa zullen identificeren (Kuhn, 2015).

Volgens Kuhn (2015) identificeren vrouwen zich significant minder met Europa dan

mannen. Dit in tegenstelling tot Boomgaarden et al. (2011) en Schilde (2014) die stellen dat

vrouwen zich meer identificeren met Europa. De leeftijdsgroep 40-54-jarigen identificeert

zich ook significant minder met Europa dan andere leeftijdsgroepen. Ook werkeloosheid heeft

een negatief effect op de identificatie met Europa. De plek waar je woont, heeft ook een effect

op steun voor de EU (wat een effect heeft op de identificatie met Europa): personen in rurale

gebieden steunen de EU minder dan personen in verstedelijkte gebieden.

Een sterk argument om te erkennen dat de Europese identificatie vooral op civiel vlak

ontwikkeld is, is het ontbreken van een eerder genoemde gedeelde geschiedenis. De

geschiedenis van de Europese integratie is nog relatief recent en geschiedenis wordt eerder

gepercipieerd in nationale termen wat de identificatie op cultureel vlak bemoeilijkt (Mayer et

al, 2004). Europa heeft verder ook weinig eigen culturele symbolen en zeer belangrijk: geen

gemeenschappelijke taal. Field (1998) ziet wel een gemeenschappelijke taal in Europa: het

Engels, welke de Europese identiteit kan versterken. Gnutzmann et al. (2014) zien in het

Engels de lingua franca van Europa, maar uit hun studie blijkt niet dat het Engels bijdraagt

aan de Europese identiteit van de respondenten. Ook Shore (1993) haalt de factor van taal aan

bij het vormen van een gemeenschappelijke identiteit. Hij ziet communicatie (en taal maakt

hier een onderdeel van uit) als essentieel voor het vormen van collectieve identiteiten. Eder

(2009) stelt dat dit sterk ontwikkelde deel van de Europese identificatie wel een zwakke

identificatie is, net omdat ze niet cultureel is, maar vaak enkel gestoeld is op symbolen.

Page 21: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  11  

Tagiuri (2014) beaamt dat velen de Europese identiteit op civiel vlak zien, maar pleit voor een

Europese identiteit die gestoeld is op het culturele. Hij stelt dat de meeste nationale

identiteiten cultureel geconstrueerd zijn en dat dit culturele component ook nog steeds de

basis vormt voor de nationale identiteiten. Een kanttekening die hierbij gemaakt moet worden,

is die van Van Gorp et al. (2007), die stelt dat Europa zeer veel verschillende cultureln kent.

Volgens Tagiuri (2014) moet de Europese Unie meer inzetten op kunst, architectuur en

muziek om de Europese identiteit van haar burgers te versterken. Zo zou de Europese Unie te

veel inzetten op het economische aspect, wat de Europese identiteit van de burgers in

crisistijden niet ten goede komt.

Jongeren zouden ook vaker een civiel ontwikkelde Europese identiteit hebben dan een

cultureel ontwikkelde (Bruter, 2012).

Volgens Verhaegen et al. (2014) liggen ook economische factoren aan de grond van steun

aan de Europese integratie. Hoewel er een verband is tussen steun aan de Europese integratie

en Europese identiteit, durven de onderzoekers echter niet stellen dat er een causaal verband

is tussen economische factoren en Europese identiteit.

3.3.4. Empirisch  onderzoek  naar  een  Europese  identiteit    

In het algemeen, kan, volgens Van Mol (2010) gesteld worden dat er twee stromingen zijn

binnen het onderzoek naar een Europese identiteit. Aan de ene kant zien we de no-demos-

these, die stelt dat burgers zogenaamde ‘reference points’ nodig hebben teneinde zich te

kunnen identificeren met een politiek project. Deze visie is eerder pessimistisch, omdat

gesteld wordt dat er te weinig ‘reference points’ zijn om een Europese identiteit te kunnen

ontwikkelen.

Aan de andere kant, zien we een constructivistisch perspectief, waarbij onderzocht wordt

wat Europa betekent in het dagelijkse leven van de Europese burgers. In deze visie wordt een

optimistischer discours bewandeld. Dit is ook de visie waarin de theorieën van

complementaire identiteiten ontwikkeld worden: de theorieën die stelden dat men meerdere

identiteiten kan hebben en dat deze elkaar kunnen aanvullen.

Volgens Bruter (2005, 1-21) kan men de Europese identiteit op twee manieren

onderzoeken: top-down en bottom-up. De volgende vragen komen aan bod bij top-down

Page 22: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  12  

onderzoek: wie zou als Europeaan moeten worden aangezien, wat brengt Europeanen samen

op vlak van geografie, politiek en cultuur en waar kunnen we de natuurlijke grenzen van

Europa situeren? De meeste onderzoeken maken gebruik van de top-down methode. Een

bekend voorbeeld is de Eurobarometer, hier wordt later nog op teruggekomen.

Een andere benadering is het bottom-up perspectief, waarbij men de volgende vragen

probeert te beantwoorden: wie voelt zich Europees? Waarom identificeren sommige burgers

met Europa en anderen niet? Wat bedoelen mensen als ze zeggen dat ze zich Europees

voelen? Volgens Bruter is identiteit erg persoonlijk en per definitie subjectief, en net om deze

reden zou men zich (volgens Bruter) aan bottom-up onderzoek moeten houden.

 

3.3.5. De  Eurobarometer:  een  instrument  om  Europese  identiteit  te  meten?  

Sinds 1973 probeert de Europese Commissie de opinie van haar onderdanen te

onderzoeken. De Eurobarometer is een surveyonderzoek met zogenaamde ‘trend-questions’.

Per land worden ongeveer 1000 burgers (afhankelijk van de grootte van het land) face-to-face

geïnterviewd (Europese Commissie). Twee tot vijf keer per jaar vinden deze interviews klaar

en haar rapporten worden tweemaal per jaar gepubliceerd. Ondanks de kritieken die meerdere

auteurs uiten, gebruiken ze het toch in hun onderzoek, omdat het ‘het enige beschikbare en

grootschalige onderzoek is met betrekking tot de attitudes van Europeanen ten aanzien van

Europa en de Europese Unie’ (Duschesne en Frognier, 2008, Kuhn, 2012).

De gestelde vragen zijn volgens Bruter (2005, p. 101- 122) niet altijd valide. Zo gaat de

vraagstelling vaak al uit van een spanning tussen een nationale identiteit en een Europese

identiteit, is de validiteit afhankelijk van de taal waarin de vraag gesteld wordt en wordt er

verondersteld dat er een hiërarchie bestaat tussen de twee aangehaalde identiteiten. Een

bijkomend probleem (Burgess, in Bruter, 2005, p. 101- 122) is dat identiteit voor iedereen iets

anders kan betekenen en dat de antwoorden dus kunnen verwijzen naar verschillende

opvattingen en definities van identiteit. Uit Bruter's onderzoek blijkt dat personen met hoge

scores op sub-nationale en nationale identiteit, ook hoog scoren op Europese identiteit. Dit

verwerpt dus de assumptie dat er een tegenstelling bestaat tussen de nationale en de Europese

identiteit.

Page 23: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  13  

Ook Duchesne en Frognier (2008) zijn niet op alle vlakken positief over de

Eurobarometer: slechts weinig vragen gaan over de affectieve dimensie van een individu's

betrokkenheid bij de gemeenschap. Daarnaast zijn vragen over nationale trots (volgens

Michelat en Thomas, in Duchesne en Frognier, 2008, een goede graadmeter voor het meten

van een gevoel van belonging van een individu tot een groep) verwijderd. Enkele resterende

vragen veronderstellen, zoals eerder vermeld, een tegenstelling tussen nationale en Europese

identificatie (eerder omschreven als 'identiteit', bij Bruter, 2005).

3.4. Europese  identiteit  bij  ERASMUS-­‐studenten    

In Wilson (2011) wordt gesproken van een zogenaamde ‘ERASMUS-generatie’. Deze

zou bestaan uit jongeren die hebben genoten van de praktische voordelen van de Europese

integratie, die erg mobiel zijn, die zichzelf zien als Europese burgers en altijd en overal de

Europese integratie steunen.

De doelen van ERASMUS helemaal in het begin waren als volgt:

“(iv) to strengthen the interaction between citizens in different Member States with a

view to consolidating the concept of a People's Europe; (v) to ensure the development

of a pool of graduates with direct experience of intra-Community cooperation, thereby

creating the basis upon which intensified cooperation in the economic and social

sectors can develop at the Community level” (Council of Ministers, 1987: 21-2, in

Sigalas, 2010).

Na enkele jaren zijn de doelen veranderd en kwam het concept van de Europese

identificatie minder aan bod. De term ‘Europese identiteit’, die eerst nog wel stond

beschreven, werd verwijderd (Mayer et. al., 2004; Mitchell, 2012).

Volgens Sigalas (2010) moest het ERASMUS-programma dus bijdragen aan de Europese

integratie van onderuit. Hij citeerde hierbij Shore (2000), die stelde dat de creatie van een

'People's Europe' een eufemisme was voor een Europese identiteit. Heden ten dage is dit

moeilijker terug te vinden in de documenten, maar de conceptuele link blijft. Zo wijst Sigalas

(2010) ons op een citaat van gewezen Commissielid voor onderwijs Jan Figel uit 2006: “it is

clear that ERASMUS can contribute enormously to forging and promoting a European

identity. It does so in many ways, but in particulary by breaking down social and cultural

barriers among Europeans”. Volgens Wilson (2011) is het uniek dat ERASMUS ervoor moet

Page 24: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  14  

zorgen dat studenten geen andere attitude ontwikkelen tegenover het gastland, maar tegenover

Europa, een soort van supranationale attitude als het ware.

Sigalas (2010) concludeert dat ERASMUS-studenten zich wel degelijk in hogere mate

met Europa identificeren, maar niet omwille van de ERASMUS-ervaring. Daarbij kunnen

jongeren wel meer pro-Europa worden door de voordelen van de Europese integratie te

ondervinden, zonder zich daarbij (nog) meer verbonden te voelen met dat Europa (Wilson,

2011).

Uit de studie van Streitwieser (2011), die onder andere gebruik maakte van vragen uit de

Euobarometer, blijkt dat ongeveer evenveel studenten hun eerste identiteit (volgens de

definitie van Duschesne en Frognier dus: identificeren) beschrijven als nationaal als Europees.

Het ERASMUS-project lijkt dus geen identificatie met Europa te bevorderen, aangezien

de studenten die aan deze uitwisseling deelnemen, sowieso al pro-Europa zijn, op deze manier

stoot men op het plafond effect: méér met Europa identificeren is quasi onmogelijk (Kuhn,

2012). Ook Wilsons (2011) en Van Mols (2011) studies bevestigen dit: ERASMUS-studenten

identificeren zich meer met Europa dan zij die aan de thuisuniversiteit blijven, maar dit was al

het geval voor het vertrek en er is geen significant verschil bij terugkomst. Wel merkt Van

Mol (2011) op dat de identificatie met Europa een andere, meer persoonlijke invulling krijgt,

met een meer open idee over Europa. Hetzelfde geldt voor gehechtheid aan Europa,

waarschijnlijkheid om te stemmen voor een partij die pro-Europees is en keuze voor een

verdere Europese integratie. Wilson (2011) stelt dat, om deze reden, het promoten van

ERASMUS als bevordering van de Europese integratie, een foute keuze is, wat niet betekent

dat het voor andere domeinen niet nuttig kan zijn.

Wat ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-studenten percipiëren als Europa, blijkt

ook anders te zijn. Zo scoren de niet-mobiele studenten significant lager op ‘Europa is de

toekomst’, wat kan wijzen op enige vorm van euroscepsis. Dit is hetzelfde voor ‘de EU’,

‘gedeelde geschiedenis’ en ‘Europeanen zijn hetzelfde’, waarbij de niet-mobiele studenten dit

item lager scoren. Mobiele studenten scoren ‘vrij verkeer van personen’ significant hoger,

daar zij daar tijdens hun uitwisseling voordeel van hebben gehad (Van Mol, 2010). Uit zijn

analyses blijkt dat de niet-mobiele studenten meer gehecht zijn aan hun eigen land en minder

gehecht aan Europa. Mobiele studenten daarentegen, worden meer kritisch ten opzichte van

hun eigen land.

Page 25: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  15  

4. Conceptueel  kader      

Figuur  1  

Begripsdefiniëring  identiteit    

 

 

 

 

 

 

 

Als er verder in deze masterproef gesproken wordt over identiteit, wordt hiermee de

individuele identiteit bedoelt, tenzij anders vermeld. Van een politieke, sociale of persoonlijke

identiteit wordt dus niet meer gesproken, dit wordt vervangen door het woord ‘identificatie’.

‘Europese identificatie’ en ‘identificatie met Europa’ worden gebruikt als synoniemen.

Page 26: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  16  

Figuur 2

Conceptueel raamwerk

 

In bovenstaand raamwerk wordt de relevante literatuur samengebracht in één kader. Zo

wordt duidelijk gemaakt dat men zich op civiel en cultureel vlak met Europa kan identificeren.

Ook wordt er een onderscheid gemaakt tussen ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-

studenten. De factoren die een invloed kunnen hebben op de Europese identificatie, worden

ook aangeduid. Op basis van de literatuur kan gesteld worden dat de SES van de studenten,

internationale ervaringen, politieke interesse en sterke identificatie met andere politieke

niveaus (nationaal en regionaal) aan de grond liggen van een sterke identificatie met Europa.

Page 27: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  17  

5. Onderzoeksdesign    

5.1. Onderzoekshypothesen  

• Onderzoekshypothese 1. Identificatie met Europa heeft voor studenten vooral

betrekking op het civiele deel van een Europese identiteit.

• Onderzoekshypothese 2. Politieke interesse, identificatie op nationaal en regionaal

vlak, internationale ervaringen en een hoge SES hebben een positieve invloed op de

Europese identificatie.

• Onderzoekshypothese 3. Er is een significant verschil in Europese identificatie tussen

ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-studenten. ERASMUS-studenten hebben

een sterkere identificatie met Europa dan niet-ERASMUS-studenten.

Figuur 3

Onderzoekshypothesen

Page 28: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  18  

5.2. Sample    

 

De onderzoekspopulatie bestond uit studenten van de faculteiten Letteren en Wijsbegeerte

(FLW), Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (FPPW), Politieke en Sociale

Wetenschappen (FPSW) en Economie en Bedrijfskunde (FEB) aan de Universiteit Gent. Er

werd een onderscheid gemaakt tussen ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-studenten.

Er werden 335 studenten bevraagd. Er werden twaalf studenten uit de steekproef

verwijderd (10 studenten rechten, 1 student industrieel ingenieur en 1 student geneeskunde)

omdat ze niet tot de onderzoekspopulatie behoorden.

Uiteindelijk werd een sample bekomen van 323 valide studenten. Zoals aangegeven in de

tabel hieronder bestaat de sample uit 228 niet-ERASMUS-studenten en 95 ERASMUS-

studenten. De sample bestaat vooral uit vrouwelijke studenten (71.8%).

Tabel 1

Sample studenten

N Frequentie Percentage Cumulatief

percentage

M SD

Variabelen

ERASMUS 323

Nee 228 70.6 70.6

Ja 95 29.4 100

Leeftijd 323 21 4.00

17 2 .6 .6

18 36 11.1 11.7

19 38 11.8 23.5

20 67 20.7 44.2

21 72 22.3 66.5

22 47 14.6 81.1

23 33 10.2 91.3

24 11 3.4 94.7

Page 29: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  19  

25 10 3.1 97.8

>25 7 2.2 100

Faculteiten 320

BA LW 130 40.2 40.2

MA LW 12 3.7 43.9

BA PSW 30 9.3 53.2

MA PSW 35 10.8 64

BA PPW 18 5.6 69.6

MA PPW 47 14.6 84.2

BA EB 17 5.3 89.5

MA EB 31 9.6 99.1

Geslacht

Vrouw 232 71.8

Man 89 27.6

5.3. Procedure      

Figuur 4

Procedure

Page 30: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  20  

Na overleg met de Afdeling Internationale Betrekkingen (AIB) werd contact opgenomen

met de Facultaire Commissies voor Internationalisering. Omwille van privacy-redenen was

het niet mogelijk om de gegevens en e-mailadressen van de studenten te bekomen. Ook was

het voor hen moeilijk om de studenten zelf te contacteren voor dit onderzoek. Aan de

Facultaire Commissies voor Internationalisering werd dan gevraagd om een oproep voor dit

onderzoek te plaatsen op de Minerva-pagina voor uitgaande ERASMUS-studenten. De

faculteiten Letteren en Wijsbegeerte en Politieke en Sociale Wetenschappen plaatsten een

oproep voor deelname op de respectievelijke pagina’s voor uitgaande ERASMUS-studenten

op Minerva. De faculteiten Psychologie en Pedagogische Wetenschappen en Economie en

Bedrijfskunde plaatsen de oproep respectievelijk op hun Facebook-pagina voor uitgaande

ERASMUS-studenten (daar de Minerva-pagina niet gebruikt wordt) en op de algemene

Facebook-pagina van de faculteit. Het survey werd dus ingevuld op basis van vrijwilligheid.

Enkele ERASMUS-studenten die al eerder dit academiejaar een ERASMUS-uitwisseling

gedaan hadden, konden worden aangesproken bij de contactnames voor de niet-ERASMUS-

studenten.

De contactnames bij de niet-ERASMUS-studenten verliepen op andere wijze. Er werd

langsgegaan op de verschillende faculteiten en studenten werden voor en na de lessen

aangesproken om deel te nemen aan het onderzoek. De lessen werden door de onderzoekster

uitgekozen teneinde een goede spreiding van bachelor- en masterstudenten te bekomen

(indien relevant). De studenten vulden het online survey in op tablets die door de universiteit

ter beschikking werden gesteld (acht stuks). Er werd ook gezorgd voor papieren versies van

het survey aangezien er niet op alle plekken een goede internetverbinding tot stand kon

worden gebracht. Het survey werd dus ingevuld op basis van opportunity, enkel de studenten

die naar de les kwamen, hadden de kans om in de steekproef opgenomen te worden. Een

weigering tot deelname kwam eerder zelden voor.

De drop-out rate van het totale survey bedraagt 14%. De drop-out bij de ERASMUS-

studenten kan te wijten zijn aan technische problemen (uitvallen van internetverbinding…) of

aan het vrijwillig stopzetten van de deelname. Bij niet-ERASMUS-studenten kan de drop-out

te wijten zijn aan technische problemen op de verschillende faculteiten, hierdoor werden

verschillende survey’s vroegtijdig stopgezet. Het vrijwillig stopzetten van de deelname tijdens

het invullen van het survey is bij deze groep niet voorgekomen.

Page 31: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  21  

5.4. Meetinstrument  

Voor dit onderzoek werd een survey opgesteld op basis van reeds bestaande survey’s over

Europese identificatie en ERASMUS-studenten (Bruter, 2005; ESN, 2013: Streitwieser, 2011).

De vragen werden vertaald uit het Engels en aangepast naar de context van dit onderzoek. Het

invullen van het survey duurde gemiddeld 3 minuten en 57 seconden. Het survey bestaat uit

28 vragen (zie bijlage 3).

Vraag 1 (‘Bent u een ERASMUS-student?’) verdeelt de studenten onder in de groepen

ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-studenten. De vragen 2-9 bevragen enkele

achtergrondkenmerken van de studenten (‘leeftijd’, ‘geslacht’, ‘geboorteland’, ‘nationaliteit’,

‘moedertaal’, ‘studierichting’, ‘beursstudent/geen beursstudent’, ‘ouders diploma hoger

onderwijs’). De vragen 10-14 (‘ouders buitenland gestudeerd’, ‘ouders buitenland gewerkt’,

‘aantal bezochte landen laatste 2 jaar’, ‘in buitenland voor minstens 3 maanden’) bevragen de

internationale ervaringen van de studenten en hun ouders. De vragen 15-17 bevragen de

politieke interesse van studenten en hun ouders (‘ouders interesse politiek’, ‘student interesse

politiek’, ‘lid politieke beweging’).

In functie van het testen van onderzoekshypothese 1 (‘identificatie met Europa heeft voor

studenten vooral betrekking op het civiele deel van een Europese identiteit’), werd een schaal

opgesteld voor het civiele en het culturele deel van de Europese identificatie. Deze schalen

werden getest in vraag 27 (‘wat betekent de Europese Unie voor u?’). De respondenten

kregen 9 items voorgeschoteld waarop zij konden antwoorden op een Likertschaal van 1 tot 5

(met 1: dit betekent niets voor mij tot 5: dit betekent zeer veel voor mij).

Voor het culturele deel van de Europese identificatie werden 4 items opgenomen en voor

het civiele deel werden 5 items opgenomen. Items 1, 5, 6 en 8 (‘delen van

gemeenschappelijke Europese geschiedenis’, ‘bepaalde idealen delen’, ‘lid zijn van de

‘Europese familie’’ en ‘culturele diversiteit’) werden opgenomen in de culturele schaal. Items

2, 3, 4, 7 en 9 (‘recht om te stemmen voor het Europese parlement’, ‘het hebben van een

Europese vlag, een Europese hymne, een Europees paspoort en een Europese munt’, ‘de

vrijheid om te reizen, te studeren, te werken, overal in Europa’, ‘een sterke stem hebben in de

wereldpolitiek’ en ‘economische voorspoed’) werden opgenomen in de civiele schaal.

Page 32: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  22  

In functie van het testen van onderzoekshypothesen 2 en 3 (‘politieke interesse,

identificatie op nationaal en regionaal vlak, internationale ervaringen en een hoge SES hebben

een positieve invloed op de Europese identificatie’ en ‘er is een significant verschil in

Europese identificatie tussen ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-studenten.

ERASMUS-studenten hebben een sterkere identificatie met Europa dan niet-ERASMUS-

studenten’) werd een schaal opgesteld voor de Europese identificatie. Deze schaal bevat vraag

18, 19, 20, 22, 26, 27 (met 9 items) en vraag 28 (‘bent u akkoord met volgende stelling: “ik

zie mezelf als een Europees burger”’, ‘sinds 1985 hebben alle burgers van de verschillende

landen van de Europese Unie, een paspoort waarop zowel hun eigen land, als ‘Europese Unie’

op staat vermeld, vindt u dit een goede zaak?’, ‘wat zou het best uw reactie omschrijven als u

iemand de Europese vlag zou zien verbranden’, ‘op een schaal van 1 tot 5, in hoeverre

identificeert u zich met Europa?’, ‘betekent het iets voor u om een burger van de ‘Europese

Unie’ te zijn?’, ‘wat betekent de Europese Unie voor u?’ en ‘voelt u zich meer verbonden met

mede-Europeanen dan met personen uit bijvoorbeeld China, Brazilië of de VS?’). Dit

betekent dat de schaal 15 items bevat. Vragen 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26 en 27 konden

beantwoord worden aan de hand van een Likert-schaal met 4 of 5 items.

Politieke interesse werd gemeten door middel van de vragen 15, 16 en 17 (respectievelijk

‘ouders interesse in politiek’, ‘student interesse in politiek’ en ‘het al dan niet lid zijn van een

politieke beweging’).

Er werd ook een schaal opgesteld voor SES. Deze schaal bestaat uit de ‘moedertaal van de

studenten’, ‘het opleidingsniveau van de ouders’ en de aanduiding of de studenten al dan niet

een ‘beurs ontvangen’

Internationale ervaringen werden gemeten door de vragen 10, 11, 12 en 13 (‘hebben de

ouders in het buitenland gestudeerd of gewerkt’, ‘hoeveel verschillende landen hebben de

studenten de laatste 2 jaar bezocht’ en ‘hoe vaak waren de studenten voor minstens 3

maanden in het buitenland’). Deze laatste vraag werd aangepast naar: ‘was de student

minstens 1 keer voor minstens 3 maanden in het buitenland’ (met 0 = nee en 1 = minstens 1

keer).

Identificatie op nationaal vlak (m.a.w. identificatie met België) werd gemeten door de

vragen 21 en 23 (‘reactie bij het verbranden van de Belgische vlag’ en hoeverre studenten

zich ‘identificeren met België’). Identificatie op regionaal vlak (in deze situatie is dat

Vlaanderen) werd gemeten door middel van vraag 24 (in hoeverre studenten zich

Page 33: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  23  

‘identificeren met Vlaanderen’). Identificatie op lokaal vlak werd gemeten door middel van

vraag 25 (in hoeverre studenten zich ‘identificeren met hun stad/ dorp’).

Daarnaast werden ook volgende items opgenomen in de analyse: leeftijd (vraag 2),

geslacht (vraag 3), geboorteland (vraag 4), nationaliteit (vraag 5) en studierichting (vraag 7).

 

Het survey werd ingevoerd in Qualtrics. Het survey werd afgenomen bij de studenten op

tablets met internetverbinding en er werd ook een papieren versie van het survey voorzien. De

gegevens werden geanalyseerd in het programma SPPS Statistics, versie 22. Voor alle testen

werd een betrouwbaarheid gehanteerd van 95%.

5.5. Analyseaanpak    

 

5.5.1. Onderzoekshypothese   1.   Identificatie  met   Europa  heeft   voor   studenten   vooral  

betrekking  op  het  civiele  deel  van  een  Europese  identiteit.  

Zoals eerder vermeld, werd er een schaal opgesteld voor het civiele en het culturele deel

van de Europese identificatie. Na het analyseren van de resultaten, bleken deze schalen echter

niet betrouwbaar (Cronbach’s α=.673 voor het civiele deel, Cronbach’s α=.667 voor het

culturele deel).

Er werd een factoranalyse toegepast om te zien of er een andere onderliggende schaal

gevonden kon worden. Twee onderliggende modellen werden gevonden. Het eerste model

bestaat uit items 2, 4, 7, 8 en 9 (‘recht om te stemmen voor het Europese parlement’, ‘de

vrijheid om te reizen, te studeren, te werken, overal in Europa’, ‘een sterke stem hebben in de

wereldpolitiek’, ‘culturele diversiteit’ en ‘economische voorspoed’). We kunnen dit zien als

een civiele schaal, als een schaal waarbij studenten de voordelen die de Europese Unie voor

hen oplevert, scoren. Deze schaal heeft een Cronbach’s α =.70 en is dus hoog genoeg. Het

tweede model bestaat uit items 1, 3, 5 en 6 (‘het delen van een gemeenschappelijke Europese

geschiedenis’, ‘het hebben van een Europese vlag, een Europese hymne, een Europees

paspoort en een Europese munt’, ‘bepaalde idealen delen’ en ‘lid zijn van de ‘Europese

familie’’). Deze schaal kan gezien worden als een culturele schaal. Ze heeft een Cronbach’s

α= .68. Dit is te laag. Om de vergelijking tussen het civiele en het culturele deel van de

Page 34: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  24  

Europese identiteit mogelijk te maken, werd gekozen de schaal toch te behouden. Beide

nieuwe schalen werd omgevormd tot een nieuwe variabele met maximumscore 5.

Tabel 2

Factoranalyse civiel en cultureel component Europese identificatie

Noot. Extractie methode: Principal Component Analysis, Rotatie methode: Varimax met

Kaiser Normalization

Om de scores op beide schalen te vergelijken, werd gebruik gemaakt van een paired

samples t-test.

5.5.2. Onderzoekshypothese   2.   Politieke   interesse,   identificatie   op   nationaal   en  

regionaal  vlak,   SES  en   internationale  ervaringen  hebben  een  positieve   invloed  

op  de  Europese  identificatie.    

De betrouwbaarheid van de schaal ‘Europese identificatie’ werd getest. De Cronbach’s

α=.83. De maximumscore die behaald kan worden op deze schaal is 72.

Component 1 Component 2

Het delen van een gemeenschappelijke Europese

geschiedenis

.74

Het recht om te stemmen voor het Europese parlement .70

Het hebben van een Europese vlag, hymne, paspoort en

munt

.58

De vrijheid om te reizen, te studeren, te werken, overal in

Europa

.61

Bepaalde idealen delen .65

Een lid zijn van de ‘Europese familie’ .80

Een sterke stem hebben in de wereldpolitiek .68

Culturele diversiteit .60

Economische voorspoed .65

Page 35: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  25  

De schaal voor SES zal niet gebruikt worden in de analyses, daar de Cronbach’s α=.14

bedraagt. Wel zal er gekeken worden wat het effect van de ‘moedertaal van de student’, ‘het

opleidingsniveau van de ouders’ en ‘het ontvangen van een beurs’ is op de Europese

identificatie van de studenten.

Alle items werden getest aan de hand van een regressieanalyse.

 

5.5.3. Onderzoekshypothese  3.  Er  is  een  significant  verschil  in  Europese  identificatie  

tussen  ERASMUS-­‐studenten  en  niet-­‐ERASMUS-­‐studenten.  ERASMUS-­‐studenten  

hebben  een  sterkere  identificatie  met  Europa  dan  niet-­‐ERASMUS-­‐studenten.    

Deze hypothese werd getest aan de hand van een regressieanalyse van het item

‘ERASMUS’ op de Europese identificatie.

Daarnaast werd gekeken naar de verschillen tussen beide groepen voor

onderzoekshypothese 1. Er werd dus gekeken of het civiele en culturele deel van de Europese

identiteit sterker of minder sterk ontwikkeld waren bij ERASMUS-studenten dan wel bij niet-

ERASMUS-studenten. Dit werd getoetst aan de hand van een paired samples t-test.

Daarna werd gekeken of de significantie van de verschillende items varieerde in de

groepen ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-studenten. Dit werd gedaan aan de hand

van een regressieanalyse met een split-file voor beide groepen.

 

 

 

 

 

Page 36: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  26  

6. Resultaten  

6.1. Beschrijvende  resultaten    

Tabel 3

Beschrijvende resultaten steekproef

N Frequentie Percentage Cumulatief

percentage

Variabelen

Geboorteland 323

België 309 95.7 95.7

Ander land 14 4.3 100

Nationaliteit 319

Belg 311 96.3 96.3

Andere nationaliteit 8 2.5 98.8

Moedertaal 321

Nederlands 309 95.7 95.7

Andere taal 12 3.7 99.4

Beurs 322

Ja 61 18.9 18.9

Nee 261 80.8 99.7

Diploma hoger

onderwijs

322

Geen van beiden 83 25.7 25.7

Moeder of vader 91 28.2 53.9

Beiden 148 45.8 99.7

Er werd data verkregen van 228 niet-ERASMUS-studenten en 95 ERASMUS-studenten.

95,7% van de studenten werd in België geboren, wat maakt dat 15 studenten in een ander land

geboren werden (waarvan 8 studenten in een ander Europees land). Dit getal ligt in de buurt

van het aantal studenten met de Belgische nationaliteit, namelijk 97,5% van de studenten. Dit

Page 37: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  27  

maakt dat 8 studenten een andere nationaliteit hebben, waarvan slechts 1 student een niet-

Europese identiteit. De moedertaal van de studenten is in 96,3% van de gevallen Nederlands,

11 studenten hebben een andere Europese taal als moedertaal en slechts 1 student heeft een

niet-Europese moedertaal. 18,9% van de studenten (ofwel 61 studenten) ontvangen een beurs,

81,1% van de studenten ontvangt geen beurs. 46,0% van de studenten heeft ouders die beiden

een diploma hoger onderwijs hebben, bij 28,2% van de studenten heeft slechts één ouder een

diploma hoger onderwijs. Dit maakt dat 25,8% van de studenten ouders heeft zonder diploma

hoger onderwijs. Bij studenten één ouder hebben met een diploma hoger onderwijs, heeft de

moeder dubbel zo vaak een diploma hoger onderwijs, als de vader (18,6% t.ov. 9,6%).  

6.2. Onderzoekshypothese  1.  Identificatie  met  Europa  heeft  voor  studenten  vooral  betrekking  op  het  civiele  deel  van  een  Europese  identiteit.  

Zoals eerder besproken, werden de schalen voor het civiele en culturele deel van de identiteit

aangepast teneinde de interne consistentie van de schalen te verhogen.

Een paired samples t-test werd uitgevoerd om de score van de studenten te vergelijken op

de civiele en op de culturele schaal. Er werd een significant verschil gevonden in de scores

voor de civiele schaal (M=3.80, SD=.65) en de culturele schaal (M=3.02, SD=.77);

t(303)=19.15, p=<0.001.

Als we kijken naar de gemiddelde scores op de verschillende items, zien we dat bij het

civiele deel van de Europese identificatie, vooral 'de vrijheid om te reizen, te studeren en te

werken, overal in Europa’ zeer belangrijk is voor de respondenten (M=4.66 met een

maximum van 5). Ook op het item ‘culturele diversiteit’ wordt zeer hoog gescoord (M= 3.90

met een maximum van 5). Het laagst werd gescoord op het item ‘een lid zijn van de Europese

familie’, afkomstig uit de culturele schaal.

6.3. Onderzoekshypothese  2.  Politieke  interesse,  identificatie  op  nationaal  en  

regionaal  vlak,  SES  en  internationale  ervaringen  hebben  een  positieve  

invloed  op  de  Europese  identificatie.    

 

De gemiddelde score op de schaal ‘Europese identificatie’ M=41.81 (SD=7,22). De

minimumscore bedraagt 18 en de maximumscore 60. De hoogst haalbare score was 72.

Page 38: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  28  

Er werd een regressieanalyse uitgevoerd om de Europese identificatie van studenten te

voorspellen op basis van ‘leeftijd’, ‘geslacht’, ‘geboorteland’, ‘nationaliteit’, ‘moedertaal’,

‘studierichting’, beursstudent/ geen beursstudent’, ‘ouders diploma hoger onderwijs’, ‘ouders

in buitenland gestudeerd’, ‘ouders in buitenland gewerkt’, ‘aantal landen bezocht laatste twee

jaar’, ‘in buitenland voor minstens 3 maanden’, ‘interesse in politiek ouders’, ‘interesse in

politiek student’, ‘lid politieke beweging’, ‘reactie bij zien verbranden Belgische vlag’,

‘identificatie met België’, ‘identificatie met Vlaanderen’ en ‘identificatie met eigen dorp of

stad’. Er werd een significant resultaat gevonden (F(19,265)=5.15, p<.001), met een R2

van .27 (aR2=.22). Leeftijd is in dit model marginaal significant (hier wordt nog op

teruggekomen bij onderzoekshypothese 3).

Na verwijdering van niet-significante items werd een nieuwe regressieanalyse uitgevoerd

om de Europese identificatie van studenten te voorspellen op basis van ‘student interesse

politiek’, ‘reactie bij het zien van het verbranden van Belgische vlag’, ‘identificatie met

België’, ‘aantal bezochte landen laatste 2 jaar’ en ‘ouders buitenland gewerkt’. Er werd een

significant resultaat gevonden (F(5,292)=19.09, p<.001) met een R2 van .25 (aR2=.23).

De voorspelde score van studenten op Europese identificatie is gelijk aan 27.71 + 3.47

(student interesse politiek) + 2.53 (reactie bij het zien van het verbranden van Belgische vlag)

+ 1.37 (identificatie met België) + .96 (aantal bezochte landen) + 1.46 (ouders buitenland

gewerkt), waarbij ‘student interesse politiek’ gemeten werd als 0=nee, 1=ja, ‘reactie bij het

zien van het verbranden van Belgische vlag’ als 0=het zou me gelukkig maken, 1=het zou me

niets uitmaken/ ik zou niets voelen, 2=ik zou me gechoqueerd voelen, maar niet gekwetst,

3=ik zou me gechoqueerd en gekwetst voelen, ‘identificatie met België’ op een Likert-schaal

van 0=1, ik identificeer me totaal niet met België, 2, 3, 4=5, ik identificeer me zeer sterk met

België, ‘aantal bezochte landen’ als 0=0, 1=1, 2=2, 3=3, 4=4, 5=5, 6=meer dan 5, ‘ouders

buitenland gewerkt’ als 0=geen van beiden, 1=mijn moeder, 1=mijn vader, 2=beiden. Alle

variabelen opgenomen in dit model zijn significante voorspellers van Europese identificatie.

Page 39: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  29  

Tabel 4

Onderzoekshypothese 2: effect van significante variabelen op de Europese identificatie

Coëfficiënten a

Variabelen B Std. Error t p

(Constante) 27.71 1.52 18.20 ***

Student interesse politiek 3.32 .76 4.37 ***

Reactie bij het zien van verbranden

Belgische vlag

2.53 .56 4.50 ***

Identificatie met België 1.37 .40 3.42 **

Aantal bezochte landen laatste 2

jaar

.96 .24 4.03 ***

Ouders buitenland gewerkt 1.46 .68 2.14 *

F

Adjusted R2

19.09

.23

Noot. *p<.05, ** p<.01, *** p<.001, a Afhankelijke variabele: Europese identificatie

6.3.1. Het  effect  van  politieke  interesse  op  de  Europese  identificatie    

Uit de analyses blijkt dat de politieke interesse van studenten een significante invloed

heeft op de identificatie met Europa. Ze blijft een sterke predictor te zijn voor het hebben van

een sterke identificatie met Europa (zie tabel 1). De andere items (‘politieke interesse van de

ouders’ en het ‘al dan niet lid zijn van een politieke beweging’) bleken niet significant.

Er werd ook een regressieanalyse uitgevoerd om de politieke interesse van studenten te

voorspellen op basis van ‘politieke interesse ouders’. Er werd een significant resultaat

gevonden (F(1,318)=32.09, p=<.001), met een R2 van .09 (aR2=.09). De voorspelde politieke

interesse van studenten is gelijk aan .40 + .31 (politieke interesse ouders) met ‘politieke

interesse ouders’ gemeten als 0=nee, 1=ja. De politieke interesse van de studenten stijgt

met .31 voor als de ouders van de student geïnteresseerd zijn in politiek (1=ja).

Page 40: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  30  

6.3.2. Het  effect  van  identificatie  op  nationaal  en  regionaal  vlak  op  de  Europese  

identificatie    

Indien we een regressieanalyse uitvoeren om de Europese identificatie van studenten te

voorspellen op basis van alle variabelen die opgenomen zijn in het survey, blijken enkel

‘reactie bij het zien verbranden van Belgische vlag’ en ‘identificatie met België’ significant.

Er werd een regressieanalyse uitgevoerd om de Europese identificatie van studenten te

voorspellen op basis van ‘reactie bij zien verbranden Belgische vlag’, ‘identificatie met

België’, ‘identificatie met Vlaanderen’ en ‘identificatie met eigen dorp/ stad’. Er werd een

significant resultaat gevonden (F(4,294)=12,49, p=<.001), met een R2 van .15 (aR2=.13).

‘Identificatie met Vlaanderen’ is echter niet significant (p=.32) en ‘identificatie met eigen

stad/dorp’ is marginaal significant (p=.05).

De hypothese dat identificatie op nationaal vlak een positieve invloed heeft met de

Europese identificatie, kan aanvaard worden. De hypothese dat identificatie op regionaal vlak

een positieve invloed heeft op de Europese identificatie, kan verworpen worden.

Tabel 5

Onderzoekshypothese 2: effect van nationale, regionale en lokale identificatie op de Europese identificatie

Coëfficiënten a

Variabelen B Std. Error t p

(Constante) 35.88 1.32 27.22 ***

Reactie bij het zien van verbranden

Belgische vlag

2.47 .59 4.15 ***

Identificatie met België 1.60 .47 3.42 **

Identificatie met Vlaanderen -.37 .37 -1.00 .321

Identificatie met dorp/stad -.72 .37 -1.94 .05

F

Adjusted R2

12.49

.13

Noot. *p<.05, ** p<.01, *** p<.001, a Afhankelijke variabele: Europese identificatie

 

Page 41: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  31  

6.3.3. Het  effect  van  SES  op  de  Europese  identificatie    

Voor SES werden 3 items opgenomen in het survey: ‘moedertaal van de student’, ‘al dan

niet beursstudent’ en of de ‘ouders een diploma hoger onderwijs’ hebben. Geen van deze

items bleken een significante invloed uit te oefenen op de Europese identificatie van de

studenten.

Indien we een regressieanalyse uitvoeren om de Europese identificatie van studenten te

voorspellen op basis van de SES-factoren ‘moedertaal’, ‘beursstudent/ geen beursstudent’ en

‘ouders diploma hoger onderwijs’, wordt geen significant resultaat gevonden (F(3,293)=.29,

p=.84) met een R2 van .00 (aR2=-.01). Geen enkele variabele heeft een significante invloed op

de Europese identificatie van studenten.

De hypothese dat SES dus een invloed heeft op de Europese identificatie kan dus verworpen

worden.

Tabel 6

Onderzoekshypothese 2: effect van de SES-factoren op de Europese identificatie

Coëfficiënten a

Variabelen B Std. Error t p

(Constante) 43.34 2.61 16.58 ***

Moedertaal -1.21 2.42 -.50 .62

Beursstudent/ geen beursstudent -.74 1.08 -.68 .50

Ouders diploma hoger onderwijs .24 .51 .47 .64

F

Adjusted R2

.28

-.01

Noot. *p<.05, ** p<.01, *** p<.001, a Afhankelijke variabele: Europese identificatie

Page 42: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  32  

6.3.4. Het  effect  van  internationale  ervaringen  op  de  Europese  identificatie    

Voor internationale ervaringen kunnen we kijken naar verschillende items: ‘ouders in

buitenland gestudeerd’, ‘ouders in buitenland gewerkt’, ‘aantal bezochte landen laatste 2 jaar’

en ‘in buitenland voor minstens 3 maanden’. De items ‘ouders in buitenland gestudeerd’’ en

‘in buitenland voor minstens 3 maanden’ waren niet significant. Het item ‘hebben uw ouders

in het buitenland gewerkt’ was significant (p<.05, B=1.46). Het item ‘hoeveel verschillende

landen heb u de laatste 2 jaren bezocht’ was significant (p=<.001, B=.96).

Internationale ervaringen hebben dus een positieve invloed op de Europese identificatie

van studenten.

6.3.5. Het  effect  van  overige  variabelen  op  de  Europese  identificatie    

De overige variabelen die getest werden (leeftijd, geslacht, geboorteland en nationaliteit)

waren niet significant. Leeftijd was echter wel marginaal significant (p=.05, B=.27).

6.4. Onderzoekshypothese  3.  Er  is  een  significant  verschil  in  Europese  

identificatie  tussen  ERASMUS-­‐studenten  en  niet-­‐ERASMUS-­‐studenten.  

ERASMUS-­‐studenten  hebben  een  sterkere  identificatie  met  Europa  dan  

niet-­‐ERASMUS-­‐studenten.    

Er werd een regressieanalyse uitgevoerd om de Europese identificatie van studenten te

voorspellen op basis van ‘ERASMUS’. Er werd geen significant resultaat gevonden

(F(1,299)=2.33, p=.13) met een R2 van .01 (aR2=.00).

Page 43: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  33  

Tabel 7

Onderzoekshypothese 3: het effect van ‘ERASMUS’ op de Europese identificatie

Coëfficiënten a

Variabelen B Std. Error t p

(Constante) 41.39 .50 83.43 ***

ERASMUS-student? 1.38 .91 1.53 .13

F

Adjusted R2

2.33

.00

Noot. *p<.05, ** p<.01, *** p<.001, a Afhankelijke variabele: Europese identificatie

Er werd een regressieanalyse uitgevoerd om de Europese identificatie van studenten te

voorspellen op basis van ‘ERASMUS’ en de andere variabelen opgenomen in de

regressieanalyse van onderzoekshypothese 2 (‘leeftijd’, ‘geslacht’, ‘geboorteland’,

‘nationaliteit’, ‘moedertaal’, ‘studierichting’, beursstudent/ geen beursstudent’, ‘ouders

diploma hoger onderwijs’, ‘ouders in buitenland gestudeerd’, ‘ouders in buitenland gewerkt’,

‘aantal landen bezocht laatste twee jaar’, ‘in buitenland voor minstens 3 maanden’, ‘interesse

in politiek ouders’, ‘interesse in politiek student’, ‘lid politieke beweging’, ‘reactie bij zien

verbranden Belgische vlag’, ‘identificatie met België’, ‘identificatie met Vlaanderen’ en

‘identificatie met eigen dorp of stad’). Er werd een significant resultaat gevonden

(F(20,264)=4.88, p=<.001) met een R2 van .27 (aR2=.21). Het item ‘ERASMUS’ is niet

significant (p=.83, B=-.29).

Tabel 8

Onderzoekshypothese 3: het effect van ‘ERASMUS’ in een model met alle variabelen op de

Europese identificatie

Coëfficiënten a

Variabelen B Std. Error t p

(Constante) 21.41 6.03 4.05 ***

ERASMUS-student? -.29 1.38 -.21 .83

Leeftijd .43 .19 2.25 *

Page 44: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  34  

Geslacht .06 .90 .07 .94

Geboorteland .58 2.82 .21 .84

Nationaliteit -2.44 3.68 -.66 .51

Moedertaal -1.51 2.70 -.56 .58

Studierichting -.24 .18 -1.37 .17

Beursstudent/ geen

beursstudent

-.83 1.00 -.83 .41

Ouders diploma hoger

onderwijs

-.02 .48 -.04 .97

Ouder buitenland gestudeerd -.33 1.08 -.30 .76

Ouders buitenland gewerkt 1.19 .76 1.57 .12

Aantal landen bezocht laatste

2 jaar

.94 .26 3.58 ***

In buitenland voor min. 3

maanden

-.60 1.21 -.50 .62

Ouders interesse politiek -.02 .86 -.03 .98

Student interesse politiek 3.39 .87 3.90 ***

Lid politieke beweging 1.77 1.94 .91 .36

Reactie bij het zien van

verbranden Belgische vlag

2.79 .60 4.64 ***

Identificatie met België 1.42 .47 3.02 **

Identificatie met Vlaanderen .19 .38 .51 .61

Identificatie met dorp/stad -.55 .37 -1.46 .14

F 4.88

Adjusted R2 .21

Noot. *p<.05, ** p<.01, *** p<.001, a Afhankelijke variabele: Europese identificatie

De hypothese dat ERASMUS-studenten een sterkere identificatie met Europa hebben dan

niet-ERASMUS-studenten wordt verworpen op basis van de analyses.

 

 

Page 45: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  35  

6.4.1. Verschillen  tussen  ERASMUS-­‐studenten  en  niet-­‐ERASMUS-­‐studenten  

Er werd een independent samples t-test uitgevoerd om de het civiele deel van de Europese

identificatie te vergelijken bij ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-studenten. Er werd

een significant verschil gevonden in de scores tussen ERASMUS-studenten (M=3.92,

SD=.59) en niet-ERASMUS-studenten (M=3.75, SD=.67); t(302)=2.06, p=.04. Op basis van

een Levene’s Test kon geconcludeerd worden dat de varianties gelijk zijn in beide groepen

(p=.11).

Indien we eenzijdig testen en de hypothese gebruiken dat het civiele deel van de Europese

identificatie bij ERASMUS-studenten (M=3.92, SD=.59) hoger is dan bij niet-ERASMUS-

studenten (M=3.75, SD=.67), kunnen we deze hypothese ook aannemen: t(302)=2.06, p=.02.

We kunnen dus concluderen dat het civiele deel van de Europese identificatie bij

ERASMUS-studenten hoger is dan bij niet-ERASMUS-studenten.

Er werd een independent samples t-test uitgevoerd om het culturele deel van de Europese

identificatie te vergelijken bij ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-studenten. Er werd

geen significant verschil gevonden in de scores tussen ERASMUS-studenten (M=3.01,

SD=.79) en niet-ERASMUS-studenten (M=3.02, SD=.76); t(304)=-.07, p=.95. Op basis van

een Levene’s Test kon geconcludeerd worden dat de varianties gelijk zijn in beide groepen

(p=.54).

We kunnen dus concluderen dat het culturele deel van de Europese identificatie bij

ERASMUS-studenten gelijk is aan het culturele deel van de Europese identificatie bij niet-

ERASMUS-studenten.

Aan de hand van een regressieanalyse in een split-file document (ERASMUS versus niet-

ERAMSUS) werd gekeken naar welke factoren een invloed hebben op de Europese

identificatie van de studenten.

Als we de groep studenten bestuderen als 1 groep, zoals eerder gerapporteerd werd, kan

besloten worden dat de factoren ‘aantal bezochte landen in de laatste 2 jaar’, ‘politieke

interesse van de student’, ‘identificatie met België’ en ‘reactie bij het zien van het verbranden

van de Belgische vlag’ een significante invloed hebben op de Europese identificatie van

studenten. De factor ‘leeftijd’ was marginaal significant.

Page 46: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  36  

Er werd een regressieanalyse uitgevoerd om de Europese identificatie van ERASMUS-

studenten te voorspellen op basis van alle variabelen (‘leeftijd’, ‘geslacht’, ‘geboorteland’,

‘nationaliteit’, ‘moedertaal’, ‘studierichting’, beursstudent/ geen beursstudent’, ‘ouders

diploma hoger onderwijs’, ‘ouders in buitenland gestudeerd’, ‘ouders in buitenland gewerkt’,

‘aantal landen bezocht laatste twee jaar’, ‘in buitenland voor minstens 3 maanden’, ‘interesse

in politiek ouders’, ‘interesse in politiek student’, ‘lid politieke beweging’, ‘reactie bij zien

verbranden Belgische vlag’, ‘identificatie met België’, ‘identificatie met Vlaanderen’ en

‘identificatie met eigen dorp of stad’). Er werd een significant resultaat gevonden

(F(17,67)=2.73, p=<.01), met een R2 van .41 (aR2=.26).

Na verwijdering van niet-significante variabelen werd opnieuw een regressieanalyse

uitgevoerd om de Europese identificatie van ERASMUS-studenten te voorspellen op basis

van ‘aantal bezochte landen laatste 2 jaar’, ‘student interesse politiek’ en ‘reactie bij het zien

van verbranden Belgische vlag’. Er werd een significant resultaat gevonden (F(3,85)=13,75,

p=<0.001), met een R2 van .33 (aR2=.30). De voorspelde Europese identificatie van

ERASMUS-studenten is gelijk aan 26.35 + 1.58 (aantal bezochte landen) + 4.31 (student

interesse politiek) + 3.50 (reactie bij het zien verbranden Belgische vlag). De variabelen

‘aantal bezochte landen laatste 2 jaar’, ‘student interesse politiek’ en ‘reactie bij het zien van

verbranden Belgische vlag’ zijn significante voorspellers van de Europese identificatie bij

ERASMUS-studenten.

Page 47: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  37  

Tabel 9

Effect van significante variabelen op de Europese identificatie van ERASMUS-studenten

Coëfficiënten a

Variabelen B Std. Error t p

(Constante) 26.35 2.71 9.73 ***

Aantal bezochte landen

laatste 2 jaar

1.58 .39 4.06 ***

Student interesse politiek 4.31 1.28 3.37 **

Reactie bij het zien van

verbranden Belgische vlag

3.50 .87 4.01 ***

F

ERASMUS-

student?

Ja

Adjusted R2

Noot. *p<.05, ** p<.01, *** p<.001, a Afhankelijke variabele: Europese identificatie

Er werd een regressieanalyse uitgevoerd om de Europese identificatie van niet-

ERASMUS-studenten te voorspellen op basis van alle variabelen (‘leeftijd’, ‘geslacht’,

‘geboorteland’, ‘nationaliteit’, ‘moedertaal’, ‘studierichting’, beursstudent/ geen beursstudent’,

‘ouders diploma hoger onderwijs’, ‘ouders in buitenland gestudeerd’, ‘ouders in buitenland

gewerkt’, ‘aantal landen bezocht laatste twee jaar’, ‘in buitenland voor minstens 3 maanden’,

‘interesse in politiek ouders’, ‘interesse in politiek student’, ‘lid politieke beweging’, ‘reactie

bij zien verbranden Belgische vlag’, ‘identificatie met België’, ‘identificatie met Vlaanderen’

en ‘identificatie met eigen dorp of stad’). Er werd een significant resultaat gevonden

(F(19,180)=3.96, p=<.001), met een R2 van .30 (aR2=.22).

Na verwijdering van niet-significante variabelen werd opnieuw een regressieanalyse

uitgevoerd om de Europese identificatie van niet-ERASMUS-studenten te voorspellen op

basis van ‘leeftijd’, ‘ouders buitenland gewerkt’, ‘aantal bezochte landen laatste 2 jaar’,

‘student interesse politiek’, ‘reactie bij het zien van verbranden Belgische vlag’ en

‘identificatie met België’. Er werd een significant resultaat gevonden (F(6,202)=10.98,

p=<0.001), met een R2 van .33 (aR2=.28). De voorspelde Europese identificatie van niet-

ERASMUS-studenten is gelijk aan 21.67 + .30 (leeftijd) + 1.84 (ouders buitenland gewerkt)

+ .65 (aantal bezochte landen) + 2.96 (student interesse politiek) + 2.51 (reactie bij het zien

van verbranden Belgische vlag) + 1.81 (identificatie België). De variabelen ‘leeftijd’, ‘ouders

Page 48: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  38  

buitenland gewerkt’, ‘aantal bezochte landen’, ‘student interesse politiek’, ‘reactie bij het zien

van verbranden Belgische vlag’ en ‘identificatie België’ zijn significante voorspellers van de

Europese identificatie bij niet-ERASMUS-studenten.

Tabel 10

Effect van significante variabelen op de Europese identificatie van niet-ERASMUS-studenten

Noot. *p<.05, ** p<.01, *** p<.001, a Afhankelijke variabele: Europese identificatie

 

 

 

 

 

Coëfficiënten a

Variabelen B Std. Error t p

(Constante) 21.67 4.16 5.21 ***

Leeftijd .30 .18 1.70 *

Ouders buitenland gewerkt 1.84 .81 2.27 *

Aantal bezochte landen

laatste 2 jaar

.65 .30 2.16 *

Student interesse politiek 2.96 .93 3.20 **

Reactie bij het zien van

verbranden Belgische vlag

2.51 .67 3.75 ***

Identificatie met België 1.81 .48 3.78 ***

F 10.98

ERASMUS-

student?

Nee

Adjusted R2 .22

Page 49: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  39  

7. Discussie      

7.1. Belangrijkste  conclusies    

7.1.1. Onderzoekshypothese  1.  Identificatie  met  Europa  heeft  voor  studenten  vooral  

betrekking  op  het  civiele  deel  van  een  Europese  identiteit.  

Om de interne consistentie van de schalen ‘civiel deel van de Europese identificatie’ en

‘cultureel deel van de Europese identificatie’ te verhogen, werd een factoranalyse uitgevoerd.

Hieruit kwam dat er twee onderliggende modellen waren.

‘Het hebben van een Europese vlag, een Europese hymne, een Europees paspoort en een

Europese munt’ maakte voorheen deel uit van de civiele schaal, maar werd door de studenten

cultureel gezien. Enkel de Europese munt is voor hen een tastbaar gegeven, waar ze de

voordelen van kunnen voelen. De andere zaken in dit item (Europese vlag, een Europese

hymne, een Europees paspoort) kunnen de sterkte van het voordeel van de Europese munt

beïnvloed hebben. De studenten kunnen de Europese vlag, hymne, paspoort en munt gezien

hebben als culturele symbolen van Europa.

‘Culturele diversiteit’ maakte voorheen deel uit van de culturele schaal, maar werd door

de studenten civiel bekeken, zij kunnen het als een voordeel van de Europese integratie gezien

hebben.

Algemeen wordt gesteld dat het civiele deel van de Europese identificatie het sterkst

ontwikkeld is (in vergelijking met het culturele deel van de Europese identificatie) (Bruter,

2005). Dit wordt nog sterker vastgesteld bij jongeren (Bruter, 2012). Vlamingen daarentegen,

zouden zich sterker ontwikkelen op cultureel vlak, hoewel dit volgens Eder (2009) een zware

opgave zou zijn.

Uit de analyses blijkt dat het civiele deel van de Europese identificatie bij de studenten uit

de steekproef sterker ontwikkeld is dan het culturele deel van de Europese identificatie. Dit

verschil tussen het civiele en het culturele deel van de Europese identificatie is significant.

Het civiele deel van de Europese identificatie kan ook gezien worden als dat wat Europa

voor de studenten tastbaar maakt, het kan gezien worden als een indicator voor de voordelen

Page 50: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  40  

van de Europese integratie. Zo scoorde ‘de vrijheid om te reizen, te studeren, te werken,

overal in Europa’ zeer hoog. Het Schengenakkoord is dan ook één van de meest tastbare

verdragen uit de Europese integratie. Uit de analyses blijkt dat dit zeer belangrijk is voor de

studenten. De studenten zijn nog zeer jong, zij kunnen zich gesloten grenzen dan ook niet

meer voorstellen. Voor hen zijn de open grenzen een evidentie, wat maakt dat ze zich er

makkelijk mee kunnen vereenzelvigen. Dit item springt er dan ook met zijn score van

gemiddeld 4.66/5 met kop en schouders bovenuit. Ook ‘culturele diversiteit’ wordt door de

studenten als belangrijk bevonden. Dat dit item voordien in de culturele schaal behoorde,

maar uiteindelijk in de civiele schaal belandde, maakte duidelijk dat studenten de culturele

diversiteit als een voordeel zien van de Europese integratie. Europa moet dan ook proberen

om van de diversiteit die ze huisvest, een symbool te maken waarop haar onderdanen trots

zijn. ‘Het recht om te stemmen voor het Europese parlement’ is voor deze studenten ook een

evidentie, zij hebben niet anders geweten. Hoewel de recentste Europese verkiezingen op 25

mei 2014 werden overschaduwd door de verkiezingen op nationaal en regionaal niveau,

achten de studenten dit recht toch als belangrijk. Met de crisis van de laatste jaren in het

achterhoofd, is het enigszins verwonderlijk dat ook het item ‘economische voorspoed’ nog

gemiddeld 3.73/5 scoort. De studenten vinden dan toch dat de Europese Unie zorgt voor

economische voorspoed in de regio. Het item dat het laagst scoort op de civiele schaal (met

een score van 3.25 op 5) is ‘een sterke stem hebben in de wereldpolitiek’. Daar de studenten

geen commentaar konden geven bij de vragen, konden de redenen hiervoor niet achterhaald

worden. Een student die een papieren versie onder ogen kreeg (wellicht uit de faculteit

Letteren en Wijsbegeerte, waar de internetverbinding het af en toe liet afweten) schreef bij dit

item: “heeft de Europese Unie überhaupt wel een sterke stem in de wereldpolitiek?”. Deze

commentaar zie ik dan ook tekenend voor de iets lagere score op dit item. Hoewel studenten

het nog als relatief belangrijk blijven aanzien, stellen ze zich duidelijk toch vragen bij dit item.

Het culturele deel van de Europese identificatie bevat eerder items die deel kunnen

uitmaken van de ‘Europese-ver-van-mijn-bed-show’. Zo zou de ‘gemeenschappelijke

Europese geschiedenis’ volgens sommigen niet bestaan (Mayer et al, 2004), wat maakt dat het

dan ook niet mogelijk is om zich hier mee te identificeren. De studenten scoren hier dan ook

gemiddeld maar 2.94/5 op. Uit ‘het hebben van een Europese vlag en een Europese hymne’

(oorspronkelijk bedoelt als een item uit de civiele schaal) komen ook geen voordelen voort

die de studenten kunnen gebruiken in het dagelijkse leven. ‘Het hebben van een Europees

paspoort en een Europese munt’ worden pas later in het item genoemd, wat kan maken dat

Page 51: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  41  

studenten zich vooral hebben gefocust op de eerste twee zaken uit dit item. De hypothese kan

luiden dat de twee laatste item hebben gezorgd voor de relatief hoge score (3.14/5) van het

item in de schaal, al is deze score nog altijd lager dan de laagst gemiddelde score in de civiele

schaal. Het ‘delen van bepaalde idealen’ is ook geen tastbaar gegeven, want de idealen

worden niet nader genoemd (deze zijn voor de interpretatie van de student vatbaar), toch

vinden studenten dit het belangrijkste item in de culturele schaal. Hetzelfde geldt voor ‘een lid

zijn van de Europese familie’, dit kan eerder vaag overkomen op de studenten (ze scoren dit

dan ook als minder belangrijk met een gemiddelde score van 2.72 op 5).

Concluderend kan gezegd worden dat het civiele deel van de Europese identificatie sterker

ontwikkeld is bij de studenten (in vergelijking met het culturele deel van de Europese

integratie). Als studenten moeten aanduiden wat de Europese Unie voor hen betekent, vinden

zij ‘de vrijheid om te reizen, te studeren, te werken, overal in Europa’ het belangrijkst.

7.1.2. Onderzoekshypothese  2.  Politieke  interesse,  identificatie  op  nationaal  en  

regionaal  vlak,  SES  en  internationale  ervaringen  hebben  een  positieve  invloed  

op  de  Europese  identificatie.    

Uit voorgaande onderzoeken2 blijkt dat politieke interesse, identificatie op nationaal en

regionaal vlak, SES en internationale ervaringen een positieve invloed hebben op de Europese

identificatie. De resultaten van het survey ondersteunen deze vaststellingen niet. Het effect

van de factoren ‘leeftijd’, ‘geslacht’, ‘geboorteland’, ‘nationaliteit’, ‘moedertaal’,

‘studierichting’, ‘beursstudent/ geen beursstudent’, ‘ouders al dan niet in het bezet van een

diploma hoger onderwijs’, ‘ouders in het buitenland gestudeerd’, ‘ouders in het buitenland

gestudeerd’, ‘hoeveelheid landen bezocht in de laatste 2 jaar’, ‘langdurig verblijf in het

buitenland’, ‘interesse ouders in politiek’, ‘interesse student in politiek’, ‘lid politieke

beweging’, ‘reactie bij het zien van het verbranden van de Belgische vlag’, ‘identificatie met

België’, ‘identificatie met Vlaanderen’ en ‘identificatie met het eigen dorp/ de eigen stad’

werden opgenomen in de analyses.

Hieruit bleek dat geen van de SES-factoren (‘moedertaal’, ‘beursstudent/ geen

beursstudent’ en ‘ouders al dan niet in het bezit van een diploma hoger onderwijs’) een

significante invloed hadden op de identificatie met Europa. Dit komt niet overeen met eerder                                                                                                                2  Bruter (2005); Cram (2012); Duschesne en Frognier (2008); Fligstein (2012); Frevert (2008); Hadler et al . (2012); Kuhn (2012, 2015) en Risse (2001)  

Page 52: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  42  

onderzoek dat hierrond verschenen is (Hadler et al., 2012; Kuhn, 2015). Een kanttekening die

hierbij gemaakt moet worden is dat eerder onderzoek van de invloed van SES op de Europese

identificatie niet gedaan werd bij studenten maar bij verschillende leeftijdsgroepen. In deze

onderzoeken werd niet het opleidingsniveau van de ouders gemeten, maar van de persoon in

kwestie zelf. Dit opleidingsniveau bleek een grote invloed uit te oefenen op de identificatie

met Europa. Aangezien de onderzochte studenten allemaal deelnemen aan studies hoger

onderwijs, kan verwacht worden dat zij sowieso al een hogere identificatie met Europa zullen

hebben. In dit licht speelt enkel hun eigen opleidingsniveau een rol en zijn overige factoren

overbodig.

De politieke interesse van de student blijkt ook een predictor te zijn van de Europese

identificatie. Dit maakt duidelijk dat Europa en de daarbij horende identificatie toch nog

vooral politiek wordt begrepen door de studenten. De Europese identiteit (als een collectieve

identiteit) wordt dan ook gezien als een politieke identiteit en deelname aan het Europese

leven kan gezien worden als een politieke daad (Biesta, 2009). In dit opzicht is het niet

verwonderlijk dat er een verband gevonden wordt tussen politieke interesse en Europese

identificatie.

Identificatie op nationaal en op regionaal vlak zou ook een predictor zijn van identificatie

op supranationaal vlak (en in dit geval: identificatie met Europa). Identificatie met België

(gemeten door de factoren: ‘reactie bij het zien verbranden van de Belgische vlag’ en

‘identificatie met België’) blijkt wel degelijk een invloed te hebben op de identificatie met

Europa van de studenten. Identificatie op regionaal vlak (in dit geval: identificatie met

Vlaanderen) heeft geen significante invloed op de Europese identificatie van de studenten.

Een identificatie met Vlaanderen kan voor studenten begrepen worden als anti-Belgisch en

anti-Europees (Vos, 2002). Een sterke Vlaamse identiteit staat in dit licht gelijk aan een

verwerping van andere politieke identiteiten (Arwine et al., 2013). Dit is niet in

overeenstemming met het discours in andere landen waar identificatie met de regio geen

conflict betekent met identificatie op nationaal vlak. Identificatie op lokaal vlak, zou geen

invloed hebben op de identificatie met Europa. Dit werd bevestigd door de resultaten.

Zoals voorspeld door Bruter et al (2012) heeft het geslacht geen invloed op de Europese

identificatie. Dit wordt tegengesproken door Kuhn (2015), die stelt dat vrouwen zich

significant minder met Europa identificeren dan mannen en Boomgaarden et al. (2011) en

Page 53: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  43  

Schilde (2014) die stellen dat vrouwen zich significant meer identificeren met Europa dan

mannen. In dit onderzoek kon geen verschil tussen vrouwen en mannen worden vastgesteld.

7.1.3. Onderzoekshypothese  3.  Er  is  een  significant  verschil  in  Europese  identificatie  

tussen  ERASMUS-­‐studenten  en  niet-­‐ERASMUS-­‐studenten.  ERASMUS-­‐studenten  

hebben  een  sterkere  identificatie  met  Europa  dan  niet-­‐ERASMUS-­‐studenten.    

Uit de analyses blijkt dat er geen significant verschil is in Europese identificatie tussen

ERASMUS-studenten en niet-ERASMUS-studenten. ERASMUS-studenten identificeren zich

dus niet meer met Europa dan niet-ERASMUS-studenten. Onderzoekshypothese 3 kan dan

ook verworpen worden. Dit is enigszins verbazingwekkend, omdat in eerdere studies steeds

een verschil gevonden werd.

Wel werden er verschillen gevonden tussen beide groepen. Zo is het civiele deel van de

Europese identificatie bij ERASMUS-studenten sterker ontwikkeld dan bij niet ERASMUS-

studenten. Dit kan eventueel te wijten vallen aan de voordelen die ERASMUS-studenten

dagelijks ondervinden van de Europese integratie (Van Mol, 2010). Zij kunnen zich bewuster

zijn van de voordelen die hieruit voortvloeien. Volgens Mitchell (2012) is dit ook een doel

van het ERASMUS-programma: om studenten een ‘civiele’ Europese ervaring te geven.

Opvallend is ook dat bij niet-ERASMUS-studenten 7 items een significante invloed

hebben op de identificatie met Europa, terwijl er dit voor niet-ERASMUS-studenten slechts 3

zijn. In de volledige steekproef werden 4 items significant bevonden. Zo is de invloed van

leeftijd bij niet-ERASMUS-studenten significant, hoewel dit bij ERASMUS-studenten niet

het geval is. Dit is zeer interessant. Er kan gesteld worden dat de range in leeftijd bij

ERASMUS-studenten kleiner is dan bij niet-ERASMUS-studenten en dat het omwille van

deze reden niet mogelijk is om te variëren in Europese identificatie. Er werd in de niet-

ERASMUS-groep ook een effect gevonden voor ‘ouders in buitenland gewerkt’. Dit effect

werd in de volledige steekproef en bij de ERASMUS-groep niet gevonden. Dit kan te wijten

zijn aan de buitenlandse ervaring die de ERASMUS-groep sowieso al heeft. De niet-

ERASMUS-groep krijgt dan een buitenlandse ervaring via haar ouders. Er werd bij de niet-

ERASMUS-groep ook een effect van studierichting gevonden. Daar de verdeling van de

studenten over de verschillende studierichtingen niet voldoende representatief is, kunnen hier

geen verdere uitspraken over gedaan worden. Opvallend is verder dat er bij de ERASMUS-

studenten geen effect gevonden kon worden van identificatie met België op de Europese

Page 54: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  44  

identificatie. De reden hiervoor kan zijn dat deze studenten zich supranationaler voelen

(hoewel zij zich niet sterker met Europa identificeren dan de niet-ERASMUS-studenten). Het

effect van ‘reactie bij het zien verbranden van de Belgische vlag’ kon dan weer wel worden

gevonden. Dit kan ook geïnterpreteerd worden als een deel van de identificatie met België.

Samenvattend kan gesteld worden dat er weinig verschillen te vinden zijn tussen de

ERASMUS-studenten en de niet-ERASMUS-studenten. Ze identificeren zich even sterk met

Europa, hebben beiden een sterker ontwikkeld civiel deel van de Europese identificatie en

dezelfde factoren hebben een invloed op hun Europese identificatie. Hoewel er enkele

verschillen vast te stellen zijn, kunnen deze niet vastgekoppeld worden aan pasklare

antwoorden.

7.2. Beperkingen  van  dit  onderzoek  

Het onderzoek kent een aantal beperkingen. Deze worden hier verder besproken.

Allereerst werd enkel kwantitatief onderzoek verricht. Zoals te lezen valt in De Mol (2011) en

Mitchell (2015) is het concept dat uitwisselingsstudenten hebben over Europa anders dan dat

van niet-uitwisselingsstudenten. Dit kan maken dat hun identificatie met Europa wel relatief

gelijk is, maar dat de invulling van deze identificatie verschillend is. Dit kan enkel dieper

onderzocht worden door middel van kwalitatief onderzoek.

Daarnaast is het niet verwonderlijk dat er geen effect gevonden kon worden voor de SES

van de studenten. Studenten in Vlaanderen behoren sowieso al tot een groep met een hogere

sociaal-economische status. Dit maakt dat het onderzoek onvoldoende variatie bevatte om het

effect van SES te kunnen onderzoeken. Dit maakt het mogelijk dat deze studenten a priori al

tot een bepaalde elite behoren die sterker Europees georiënteerd is (De Mol, 2011).

De steekproef (323 respondenten) is ook relatief beperkt. Dit is vooral vast te stellen bij de

respondenten in de ERASMUS-groep (95 respondenten). De manier om de ERASMUS-

studenten te contacteren was omwille van privacy redenen en omwille van mogelijke

verwarring met de verplichte survey zeer omslachtig. De contactnames verliepen via de

verschillende faculteiten, die andere manieren hadden om het contact met hun uitgaande

ERASMUS-studenten te onderhouden. Op deze manier was er ook geen mogelijkheid om de

ERASMUS-studenten te herinneren aan de oproep om het survey in te vullen. Dit maakte dat

er gerekend moest worden op de goodwill van de studenten om het survey in te vullen.

Page 55: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  45  

De niet-ERASMUS-studenten werden op een andere manier gecontacteerd. Zij werden

voor en na lesmomenten aangesproken. De studenten werden gevraagd om het survey in te

vullen op een tablet. De beperking hierbij was dat er slechts 8 tablets ter beschikking waren.

Dit maakte dat er per lesmoment vaak maar 8 studenten het survey konden invullen. Waren er

meer tablets ter beschikking geweest, hadden meer studenten tegelijkertijd kunnen deelnemen

aan het onderzoek. Daarnaast kan er besloten worden dat de faculteit Economie en

Bedrijfskunde ondergerepresenteerd is in het survey. Dit valt te wijten aan de communicatie

met de ERASMUS-studenten (de oproep werd geplaatst op de algemene Facebookpagina van

de faculteit) en aan de vaststelling dat de studenten minder bereid waren om het survey in te

vullen. De faculteit Letteren en Wijsbegeerte is het meest aanwezig in de resultaten van het

survey. Dit kan te wijten zijn aan de manier van survey-afname: op vele plekken in de

faculteit was er geen internetverbinding, waardoor de noodoplossing ‘papieren survey’

gebruikt werd. Hierdoor konden er meer studenten tegelijkertijd deelnemen aan het survey.

Op de andere faculteiten stelde dit probleem zich niet.

Het model voor het culturele deel van de Europese identificatie heeft daarnaast een te lage

Cronbach’s α om van een goed model te kunnen spreken. De Cronbach’s α bedraagt .683. Dit

kan gezien worden als een beperking voor het onderzoek.

Er werd gekozen voor de faculteiten waarin traditioneel de meeste ERASMUS-studenten

‘uitvliegen’. Dit kan de resultaten enigszins beïnvloeden daar enkel de zogenaamde

alfawetenschappen onder de loep genomen werden. De kans bestaat dat de resultaten bij de

bètawetenschappen kunnen verschillen. Omwille van praktische redenen was het niet haalbaar

om de volledige universiteit te onderzoeken.

7.3. Aanbevelingen  voor  vervolgonderzoek    

 

Zoals eerder vermeld bij de beperkingen van dit onderzoek, kan het zeer nuttig zijn om

verder kwalitatief onderzoek op te zetten. Naast het afnemen van survey’s, kunnen studenten

bijvoorbeeld uitgenodigd worden voor focusgroepen. Op deze manier kan achterhaald worden

wat studenten bedoelen als zij praten over Europese identiteit of Europese identificatie.

Europese identiteit en Europese identificatie kan iets anders betekenen voor verschillende

personen (Caporaso et al., 2009). De opvattingen die de studenten hebben over Europa,

kunnen verder worden uitgediept.

Page 56: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  46  

Uit de analyses bleek dat het effect van ‘leeftijd’ in de ERASMUS-groep niet significant

was, maar wel in de niet-ERASMUS-groep. Hoe ouder de studenten zijn, hoe meer ze zich

identificeren met Europa. Het kan interessant zijn om te onderzoeken of studenten doorheen

hun opleidingsloopbaan zich sterker en sterker gaan identificeren met Europa en wat de

oorzaken hiervan zijn. Komt dit doordat Europa voor hen meer een realiteit wordt: alleen op

reis gaan en de open grenzen ervaren, zelf moeten betalen met Euro’s en hiervoor werken,

kunnen stemmen voor het Europese parlement… of komt dit door de invloed die de

universiteit uitoefent op de studenten? Dit is een interessante piste om te onderzoeken. Een

longitudinale studie die studenten volgt vanaf het moment dat zij aan het hoger onderwijs

deelnemen, tot op het moment dat zij afstuderen, kan erg interessant zijn.

Omwille van het beperken van de tijd in het afnemen van het survey, werd gekozen om

het survey niet te lang te maken. Het kan echter interessant zijn om dieper in te gaan op de

identificatie van studenten met België en Vlaanderen. Op deze manier kan het effect van deze

identificaties op de Europese identificatie nog beter getest worden.

7.4. Conclusie  

De Europese integratie is nog zeer jong. Pas in 1992 werd het Verdrag van Maastricht

getekend, wat maakte dat de verschillende Europese instanties samensmolten in wat we tot op

de dag van vandaag de Europese Unie noemen. Op dat moment kon de Europese Unie pas

echt beginnen werken aan het opbouwen van een Europese identiteit. Dit staat in schril

contract met natiestaten zoals het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, die al

eeuwenlang aan hun nationale identiteit hebben kunnen werken. Deze nationale identiteiten,

maar ook de regionale identiteiten en lokale identiteiten zijn geschiedkundig verankerd en zijn

gestoeld op historische gebeurtenissen waarmee individuen zich kunnen identificeren.

Historisch gezien wordt Europa dus al zeer lang verdeeld door taal, religie en nationalisme

(Papatsiba, 2006). Het is dus nog te vroeg om Europa af te rekenen op een mogelijke wankele

Europese identiteit.

De Europese Unie onderneemt talloze initiatieven om de Unie dichter bij de mensen te

brengen, zoals het openstellen van de Europese instituten op 9 mei, de Europese feestdag,

maar natuurlijk ook door het promoten van het ERASMUS-uitwisselingsproject.

Page 57: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  47  

De belangrijkste hypothese in deze masterproef luidde de stelling dat ERASMUS-

studenten een sterkere identificatie zouden hebben met Europa in vergelijking met niet-

ERASMUS-studenten. Deze hypothese werd op basis van de analyses verworpen. De

ERASMUS-studenten in de steekproef hebben geen sterkere identificatie met Europa dan de

niet-ERASMUS-studenten.

De Europese identificatie bestaat uit een civiel en een cultureel deel. Uit de theorie (Bruter,

2005; 2012) blijkt dat het civiele deel van de Europese identificatie het sterkst ontwikkeld is.

Dit blijkt ook uit de analyses. Vooral het item ‘de vrijheid om te reizen, te studeren, te werken,

overal in Europa’ wordt door de studenten als zeer belangrijk geacht. Dit is zeer positief,

aangezien de Europese Unie niet enkel studentenmobiliteit wil bevorderen, maar ook, en

vooral, economische mobiliteit (Gonzalez et al., 2011). De Europese Unie wil burgers creëren

die niet denken in natiestaten, maar die vrij door Europa reizen voor academische,

economische en vrijetijdsredenen zonder de landsgrenzen te zien als obstakels (Parey et al.,

2010).

De identificatie met Europa wordt beïnvloed door internationale ervaringen (met name

door het aantal bezochte landen tijdens de laatste 2 jaar), de politieke interesse en de

identificatie met België (daarbij horend ook de veronderstelde reactie van de studenten bij het

zien van het verbranden van de Belgische vlag).

Om de identificatie van studenten met Europa te verhogen, zal Europa dus verder moeten

inzetten op de voordelen die de Europese Unie voor haar burgers levert. Studenten blijken

Europagezind te zijn en hechten vooral veel belang aan de open grenzen en de culturele

diversiteit. Het is dus van groot belang om deze voordelen te onderstrepen. Door de mobiliteit,

op academisch en economisch vlak, te verhogen, komen Europeanen meer in contact met de

diversiteit huisvest. En het is net die diversiteit die Europa zo sterk kan maken (Cram, 2009).

Zoals de leuze van Europa het zelf stelt: “unity in diversity” (Gnutzmann et al., 2015;

Messelink et al., 2012).

 

 

 

Page 58: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  48  

8. Bibliografie  

Amkreutz, R. (2015, 15 mei). Liever de kerktoren dan Erasmus. De Morgen Student, pp. 10,

pp.11.

Arwine, A., Mayer, L. (2013). Tolerance and the Politics of Identity in the European Union.

Sociale Science Quarterly, 95 (3), 669 – 681. doi: 10.1111/ssqu.12061

Biesta, G. (2009). What Kind of Citizenship for European Higher Education? Beyond the

Competent Active Citizen. European Educational Research Journal, 8 (2), 146 – 158. doi:

10.2304/eerj.2009.8.2.146

Boomgaarden, H.G., Schuck, A.R.T., Elenbaas, M., de Vreese, C.H. (2011). Mapping EU

attitudes: Conceptual and empirical dimensions of Euroscepticism and EU support. European

Union Politics, 12 (2), 241 – 266. doi: 10.1177/1465116510395411

Bruter, M. (2003). Winning Hearts and Minds for Europe: the Impact of News and Symbols

on Civic and Cultural European Identity. Comparative Political Studies. 36: 1148–1179.

Bruter, M. (2005). Chapter 1: What is Identity. In M. Bruter (Ed.), Citizens of Europe? The

Emergence of a Mass European Identity (pp. 1-21). New York, Palgrave Macmillan.

Bruter, M. (2005). Chapter 5: Who Feels European? Measurement of European Identity and

Differences Across Individuals. In M. Bruter (Ed.), Citizens of Europe? The Emergence of a

Mass European Identity (pp. 101-122). New York, Palgrave Macmillan.

Bruter, M., Harrison, S. (2012). How European Do you Feel? The psychology of European

Identity. Lansons Communications, in association with LSE and Opium.

Caporaso, J.A., Kim, M. (2009). The dual nature of European identity: subjective awareness

and coherence. Journal of European Public Policy, 16 (1), 19 – 42.

doi:10.1080/13501760802453155

Cmeciu, C., Cmeciu, D. (2014). ‘Debating Europe’ Platform – A Means of Crafting Online

Representations of a European Identity. Procedia - Social and Behavioral Sciences, 149, 195

– 199. doi:10.1016/j.sbspro.2014.08.216

Page 59: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  49  

Cram, L. (2009). Identity and European integration: diversity as a source of integration.

Nations and Nationalism, 15 (1), 109 – 128.

Cram, L. (2012). Does the EU Need a Navel? Implicit and Explicit Identification with the

European Union. Journal of Common Market Studies, 50 (1), 71 – 86. doi:10.1111/j.1468-

5965.2011.02207.x

Cronk, B. C. (2012). How to Use SPSS Statistics: A Step-by-step Guide to Analysis and

Interpretation. Pyrczak Pub.

Departement Onderwijs en Vorming, Afdeling Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs.

(2013). Brains on the Move (D/2013/3241/261). Opgehaald van

http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/beleid/ActieplanMobiliteit/actieplan2013.pdf

De Wit, H. (2009). Global Citizenship and Study Abroad, a European Comparative

Perspective. In L. Ross (Ed.), The Handbook of Practice and Research in Study Abroad.

Higher Education and the Quest for Global Citizenship (pp. 212-229). New York, Routledge

AACU.

Duchesne, S., Frognier, A. (2008). National and European Identifications: A Dual

Relationship. Comparative European Politics, 6, 143-168. doi: 10.1057/palgrave.cep.6110128

Eder, K. (2009). A Theory of Collective Identity. Making Sense of the Debate on a ‘European

Identity’. European Journal of Social Theory, 12 (4), 427-447. doi:

10.1177/1368431009345050

European Commission (2013). Methodology – Eurobarometer Instrument Description.

Opgehaald op 31 januari 2013, van http://ec.europa.eu/public_opinion/description_en.htm.

European Union, European Ministers Responsible for Higher Education. (2009). The Bologna

Process 2020 - The European Higher Education Area in the new decade (Verklaring van

Leuven). Opgehaald van http://www.ond.vlaanderen.be/nieuws/2009/bijlagen/0429-

LeuvenLLNCommunique.pdf

Field, H. (1998). EU cultural policy and the creation of a common European identity.

Opgehaald van http://globalcitizen.net/Data/Pages/1375/papers/2009032312011290.pdf

Page 60: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  50  

Fligstein, N., Polyakova, A., Sandholtz, W. (2012). European Integration, Nationalism and

European Identity. Journal of Common Market Studies, 50 (1), 106 – 122. doi:

10.1111/j.1468-5965.2011.02230.x

Frevert, U. (2008). How to become a good European citizen: Present challenges and past

experiences. In V. B. Georgi (Ed.), The making of citizens in Europe: New perspectives on

citizenship education (pp. 37-51). Bonn, Bundeszentrale für politische Bildung.

Hadler, M., Tsutsui, K., G. Chin, L. (2012). Conflicting and Reinforcing Identities in

Expanding Europe: Individual- and Country-Level Factors Shaping National and European

Identities, 1995–2003. Sociological Forum, 27 (2), 392-418. doi:10.1111/j.1573-

7861.2012.01323.x

Gnutzmann, C., Jakisch, J., Rabe, F. (2014). English as a lingua franca: A source of identity for young Europeans? Multilingua, 33 (4), 437 – 457. doi: 10.1515/multi-2014-0020

Gonzalez, C.R., Mesanza, R.B., Mariel, P. (2011). The determinants of international student

mobility flows: an empirical study on the Erasmus programma. Higher Education, 62, 413 –

430. doi: 10.1007/s10734-010-9396-5

Kuhn, T. (2012). Why Educational Exchange Programmes Miss Their Mark: Cross-Border

Mobility, Education and European Identity. Journal of Common Market Studies, 50 (6), 994 –

1010. doi:10.1111/j.1468-5965.2012.02286.x

Lengyel, G. (2011). Supranational Attachment of European Elites and Citizens. Europe-Asia

Studies, 63 (6), 1033 – 1054. doi: 10.1080/09668136.2011.585753

Mayer, F.C., Palmowki, J. (2004). European Identities and the EU – The Ties that Bind the

Peoples of Europe. Journal of Common Market Studies, 42 (3), 573-598. doi: 10.1111/j.0021-

9886.2004.00519.x

Medrano, J.D., Gutteriérrez, P. (2001). Nested identities: national and European identity in

Spain. Ethnic and Racial Studies, 24 (5), 753 – 778. doi: 10.1080/01419870120063963

Messelink, A., ten Thije, J.D. (2012). Unity in Super-diversity. European capacity and

intercultural inquisitiveness of the Erasmus generation 2.0. Dutch Journal of Applied

Linguistics, 1:1, 80 – 101. doi: 10.1075/dujal.1.1.07mes

Page 61: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  51  

Mitchell, K. (2012). Student mobility and European Identity: Erasmus Study as a civic

experience? Journal of Contemporary European Research, 8 (4), 460-518.

Mitchell, K. (2015). Rethinking the ‘Erasmus Effect’ on European Identity. Journal of

Common Market Studies, 53 (2), 330 – 348. doi: 10.1111/jcms.12152

Papatsiba, V. (2006). Making higher education more European through student mobility?

Revisiting EU initiatives in the context of the Bologna Process. Comparative Education, 42

(1), 93 – 111. doi: 10.1080/03050060500515785

Parey, M., Waldinger, F. (2010). Studying Abroad and the Effect on International Labour

Market Mobility: Evidence from the Introduction of ERASMUS. The Economic Journal, 121

(551), 194-222. doi: 10.1111/j.1468-0297.2010.02369.x

Prokkola, E.K., Zimmerbauer, K., Jakola, F. (2015). Performance of regional identity in the

implementation of European cross-border initiatives. European Urban and Regional Studies,

22 (1), 104 – 117. doi: 10.1177/0969776412465629

Schattle, H. (2009). Global Citizenship in Theory and Practice. In L. Ross (Ed.), The

Handbook of Practice and Research in Study Abroad: Higher Education and the Quest for

Global Citizenship (pp. 3-19). New York, Routledge AACU.

Schilde, K. (2014). Who are the Europeans? European Identity Outside of European

Integration. Journal of Common Market Studies, 52 (3), 650 – 667. doi: 10.1111/jcms.12090

Shore, C. (1993). Inventing the ‘People’s Europe’: Critical Approaches to European

Community ‘Cultural Policy’. Man, New Series, 28 (4), 779 – 800.

Sigalas, E. (2010). Cross-border mobility and European identity: The effectiveness of

intergroup contact during the ERASMUS year abroad. European Union Politics, 11(2), 241-

265. doi: 10.1177/1465116510363656

Streitswieser, B. (2011, Augustus). ERASMUS Mobility Students and Conceptions of

National, Regional and Global Citizenship Identity. Working paper gepresenteerd op het

symposium The Internationalisation of higher education: Misconceptions and challenges

(Hans de Wit, ed.), Nederland.

Page 62: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  52  

Tagiuri, G. (2014). Forging Identity: The EU and European Culture. Survival, 56 (1), 157 –

178. doi: 10.1080/00396338.2014.882473

Tegenbos, G. (2013, 22 januari). We, the European People. De Standaard. Opgehaald van

http://www.standaard.be/cnt/DMF20130121_00441482.

Van Gorp, B., Renes, H. (2007). A European Cultural Identity? Heritage and Shared Histories

in the European Union. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, 98 (3), 407 – 415.

Van Mol, C. (2010). Proceedings from ISA Conference 2010: From EU-identification

towards a wider European identity. The influence of European Student Mobility on European

Identity. Gothenburg, Sweden.

Van Mol, C., Wouters, J. (2011). Europese studentenmobiliteit als hefboom voor Europese

identiteitsvorming? Tijdschrift voor Sociologie 3-4, 266 – 290.

Verhaegen, S., Hooghe, M., Quintelier, E. (2014). European Identity and Support for

European Integration: A Matter of Perceived Economic Benefits? Kyklos, 67 (2), 295 – 314.

Vos, L. (2002). Van Belgische naar Vlaamse identiteit. Een historisch overzicht. In Gillaerts,

P., Ravier, L., Van Belle, H. (Eds.), Vlaamse identiteit: mythe én werkelijkheid (p. 11-21).

Leuven: Uitgeverij Acco.

Wilson, I. (2011). What Should We Expect of ‘ERASMUS Generations’? Journal of

Common Market Studies, 49 (5), 1113–1140. doi:10.1111/j.1468-5965.2010.02158.x

Yongpeng, F. (2008). What makes the European identity? An empirical analysis of

explanatory approaches. Asia Europe Journal, 6, 413-425. doi: 10.1007/s10308-008-0196-9

Page 63: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  53  

9. Bijlagen      

9.1. Mail  naar  AIB    

Beste  AIB,    In  het  kader  van  mijn  opleiding  Pedagogische  wetenschappen,  voer  ik  voor  mijn  masterproef  onderzoek  naar  de  Europese  identificatie  van  Erasmus-­‐  en  niet-­‐Erasmusstudenten.  Zouden  jullie  mijn  survey  willen  versturen  naar  de  Erasmusstudenten  (zowel  dit  semester  als  vorige  semester)  van  de  faculteiten  Psychologie  en  Pedagogische  Wetenschappen,  Economie  en  Bedrijfskunde,  Politieke  en  Sociale  Wetenschappen  en  Letteren  en  Wijsbegeerte?  Zouden  jullie  mij  ook  kunnen  melden  over  hoeveel  studenten  het  per  faculteit  gaat?      Alvast  bedankt  voor  jullie  medewerking!      Met  vriendelijke  groeten,  Elise  De  Mets  Studenten  Master  Pedagogische  Wetenschappen      -­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐  Mail  naar  de  studenten:      -­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐-­‐    Beste  Erasmusstudent,    In  het  kader  van  mijn  masterproef  over  'Europese  identificatie  bij  Erasmus-­‐  en  niet-­‐Erasmusstudenten'  zou  ik  u  willen  vragen  om  een  korte  vragenlijst  in  te  vullen  over  uw  identificatie  met  Europa.    Link:  https://qtrial2015az1.az1.qualtrics.com/SE/?SID=SV_9HLm4eHwoaCZzPD    Als  u  nog  verdere  vragen  hebt,  mag  u  me  altijd  mailen  ([email protected]).    Alvast  bedankt  voor  uw  medewerking  en  nog  een  mooie  tijd  gewenst  op  Erasmus!    Met  vriendelijke  groeten    Elise  De  Mets  Student  Master  Pedagogische  Wetenschappen  UGent  

Page 64: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  54  

 

9.2. Mail  naar  FCI  (Facultaire  Commissies  voor  Internationalisering)    

Beste  FCI-­‐medewerker(s),      In  het  kader  van  mijn  opleiding  Pedagogische  wetenschappen,  voer  ik  voor  mijn  masterproef  onderzoek  naar  de  Europese  identificatie  van  Erasmus-­‐  en  niet-­‐Erasmusstudenten.  Ik  neem  hiervoor  een  survey  af  bij  Erasmus  en  niet-­‐Erasmusstudenten  van  de  faculteiten  Letteren  en  Wijsbegeerte,  Economie  en  Bedrijfswetenschappen,  Psychologie  en  Pedagogische  Wetenschappen  en  Politieke  en  Sociale  Wetenschappen.  Om  contact  op  te  nemen  met  de  Erasmusstudenten,  heb  ik  allereerst  contact  opgenomen  met  het  AIB.  Zij  adviseerden  mij  om  u  te  vragen  mijn  oproep  op  de  Minerva-­‐pagina  voor  uitgaande  studenten  te  plaatsen.  Is  dit  een  mogelijkheid?      Ik  hoop  alvast  een  positief  antwoord!      Met  vriendelijke  groeten,  Elise  De  Mets  Student  master  Pedagogische  Wetenschappen  

 

Volgend  bericht  zou  op  de  Minerva-­‐pagina  geplaatst  kunnen  worden:    Beste  Erasmusstudent,    In  het  kader  van  mijn  masterproef  over  'Europese  identificatie  bij  Erasmus-­‐  en  niet-­‐Erasmusstudenten'  zou  ik  u  willen  vragen  om  een  korte  vragenlijst  in  te  vullen  over  uw  identificatie  met  Europa.    Link:  https://qtrial2015az1.az1.qualtrics.com/SE/?SID=SV_9HLm4eHwoaCZzPD    Als  u  nog  verdere  vragen  hebt,  mag  u  me  altijd  mailen  ([email protected]).    Alvast  bedankt  voor  uw  medewerking  en  nog  een  mooie  tijd  gewenst  op  Erasmus!    Met  vriendelijke  groeten    Elise  De  Mets  Student  Master  Pedagogische  Wetenschappen  UGent  

Page 65: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  55  

 

9.3. Informed  consent      

Ik  ondergetekende,  ………………………………………………………………………………………………………………..,  

verklaar  hierbij  dat  ik,  als  participant  aan  het  survey-­‐onderzoek  in  het  kader  van  de  

masterproef  van  Elise  De  Mets  (student  Pedagogische  Wetenschappen,  pedagogiek  en  

onderwijskunde  aan  de  Universiteit  Gent)  omtrent  ‘Europese  identificatie  bij  Erasmus-­‐  en  

niet-­‐Erasmusstudenten’:    

(1) vrijwillig  deelneem  aan  het  onderzoek;    

(2) de  toestemming  geef  om  mijn  resultaten  op  anonieme  wijze  te  bewaren,  te  

verwerken  en  te  rapporteren;    

(3) voldoende  geïnformeerd  ben;    

(4) op  de  hoogte  ben  van  de  mogelijkheid  om  mijn  deelname  aan  het  onderzoek  op  

ieder  moment  stop  te  zetten.    

 

Gelezen  en  goedgekeurd  te  ………………………………..  (plaats)  op  …………………………….(datum).    

 

Handtekening  participant:  

 

Page 66: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  56  

 

9.4. Survey    

SURVEY  EUROPESE  IDENTIFICATIE    

De  vragen  die  volgen,  zijn  enkele  algemene  vragen.  

1. Bent  u  een  ERASMUS-­‐student  (of  hebt  u  dit  academiejaar  in  het  buitenland  verbleven  als  ERASMUS-­‐student)?    

Ja    Nee    

2. Wat  is  uw  leeftijd  (in  jaren)?    3. Wat  is  uw  geslacht?    

Man    Vrouw    

4. In  welk  land  bent  u  geboren?    

In  België    In  een  ander  land,  namelijk    

5. Wat  is  uw  nationaliteit?    

Belg  Een  andere  nationaliteit,  namelijk    

6. Wat  is  uw  moedertaal?    

Nederlands  Een  andere  Europese  taal,  namelijk    Een  niet-­‐Europese  taal,  namelijk    

7. Wat  is  uw  studierichting  (met  vermelding  van  bachelor/  master  en  eventuele  afstudeerrichting)?    

8. Bent  u  een  beursstudent?    

Ja    Nee    

9. Wie  van  uw  ouders  heeft  een  diploma  hoger  onderwijs?  

Moeder  Vader  Beiden  Geen  van  beiden    

 

 

Page 67: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  57  

 

De  vragen  die  volgen,  zijn  vragen  over  uw  identificatie  met  Europa.  

10. Hebben  uw  ouders  in  het  buitenland  gestudeerd?    

Ja,  mijn  moeder  Ja,  mijn  vader  Ja,  beiden  Nee,  geen  van  beiden    

11. Hebben  uw  ouders  in  het  buitenland  gewerkt?    

Ja,  mijn  moeder  Ja,  mijn  vader  Ja,  beiden  Nee,  geen  van  beiden    

12. Hoeveel  verschillende  landen  hebt  u  de  laatste  2  jaar  bezocht?    

Geen  1  2  3  4  5  Meer  dan  5  

13. Hoe  vaak  was  u  in  het  buitenland  voor  minstens  3  maanden?    

Nooit  1  keer  2  keer  3  keer  4  keer  5  keer    Meer  dan  5  keer    

14. Met  welke  reden  verbleef  u  langdurig  in  het  buitenland  (schrijf  n.v.t.  indien  deze  vraag  op  u  niet  van  toepassing  is)?    

15. Zijn  uw  ouder  geïnteresseerd  in  politiek?    

Ja  Nee  

16. Bent  u  geïnteresseerd  in  politiek?    

Ja  Nee  

17. Bent  u  lid  van  een  politieke  beweging?    

Ja  Nee    

Page 68: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  58  

18. Bent  u  akkoord  met  volgende  stelling:  “Ik  zie  mezelf  als  een  Europees  burger”.    

Helemaal  niet  akkoord  Niet  akkoord  Ik  weet  het  niet  Akkoord    Helemaal  akkoord      

19. Sinds  1985  hebben  alle  burgers  van  de  verschillende  landen  van  de  Europese  Unie,  een  paspoort  waarop  zowel  hun  eigen  land,  als  ‘Europese  Unie’  op  staat  vermeld.  Vindt  u  dit  een  goede  zaak?    

Nee,  een  zeer  slechte  zaak  Nee,  een  slechte  zaak  Dit  maakt  mij  niets  uit  Ja,  een  goede  zaak  Ja,  een  zeer  goede  zaak  

20. Wat  zou  het  best  uw  reactie  omschrijven  als  u  iemand  de  Europese  vlag  zou  zien  verbranden?  

Het  zou  me  gelukkig  maken  Het  zou  me  niets  uitmaken/  ik  zou  niets  voelen  Ik  zou  me  gechoqueerd  voelen,  maar  niet  gekwetst    Ik  zou  me  gechoqueerd  en  gekwetst  voelen  

21. Wat  zou  het  best  uw  reactie  omschrijven  als  u  iemand  de  Belgische  vlag  zou  zien  verbranden?  

Het  zou  me  gelukkig  maken  Het  zou  me  niets  uitmaken/  ik  zou  niets  voelen  Ik  zou  me  gechoqueerd  voelen,  maar  niet  gekwetst    Ik  zou  me  gechoqueerd  en  gekwetst  voelen  

22. Op  een  schaal  van  1  tot  5,  in  hoeverre  identificeert  u  zich  met  Europa?    

1-­‐  Ik  identificeer  me  totaal  niet  met  Europa  2  3  4  5  –  Ik  identificeer  me  zeer  sterk  met  Europa    

23. Op  een  schaal  van  1  tot  5,  in  hoeverre  identificeert  u  zich  met  België?    

1-­‐  Ik  identificeer  me  totaal  niet  met  België  2  3  4  5  –  Ik  identificeer  me  zeer  sterk  met  België  

24. Op  een  schaal  van  1  tot  5,  in  hoeverre  identificeert  u  zich  met  Vlaanderen?    

Page 69: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  59  

1-­‐  Ik  identificeer  me  totaal  niet  met  Vlaanderen  2  3  4  5  –  Ik  identificeer  me  zeer  sterk  met  Vlaanderen  

25. Op  een  schaal  van  1  tot  5,  in  hoeverre  identificeert  u  zich  met  uw  dorp  of  stad?    

1-­‐  Ik  identificeer  me  totaal  niet  met  mijn  dorp  of  stad  2  3  4  5  –  Ik  identificeer  me  zeer  sterk  met  mijn  dorp  of  stad  

26. Betekent  het  iets  voor  u  om  een  burger  van  de  ‘Europese  Unie’  te  zijn?    

Ja    Nee      

27. Wat  betekent  de  Europese  Unie  voor  u?  (1:  dit  betekent  niets  voor  mij,  5:  dit  betekent  zeer  veel  voor  mij)  

        1     2     3     4     5  

Het  delen  van  een    gemeenschappelijke    Europese  geschiedenis.  

Het  recht  om  te    stemmen  voor  het  Europese  parlement.  

Het  hebben  van  een    Europese  vlag,  een    Europese  hymne,  een    Europees  paspoort  en    een  Europese  munt.  

De  vrijheid  om  te    reizen,  te  studeren,    te  werken,  overal  in    Europa.    

Bepaalde  idealen    delen.    

Een  lid  zijn  van  de    ‘Europese  familie’  

Een  sterke  stem    hebben  in  de    wereldpolitiek.    

Page 70: Europese identificatie. Een survey-onderzoek naar het verschil in Europese …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/366/RUG01-002216366... · 2015. 11. 8. · The best is yet to come.

  60  

Culturele  diversiteit.    

Economische    voorspoed.    

28. Voelt  u  zich  meer  verbonden  met  mede-­‐Europeanen  dan  met  personen  uit  bijvoorbeeld  China,  Brazilië  of  de  VS?  

Ja