Publiek-private samenwerking (PPS) in de...

62
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-10 Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsector Masterproef van de opleiding ‘Master in het notariaat’ Ingediend door Frederik VANDEN DRIESSCHE (studentennr. 20041936) Promotor: Prof. dr. G. VAN HOORICK Commissaris: Mr. L. DEKIMPE

Transcript of Publiek-private samenwerking (PPS) in de...

Page 1: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent

Academiejaar 2009-10

Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsector

Masterproef van de opleiding ‘Master in het notariaat’

Ingediend door

Frederik VANDEN DRIESSCHE

(studentennr. 20041936)

Promotor: Prof. dr. G. VAN HOORICK Commissaris: Mr. L. DEKIMPE

Page 2: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op
Page 3: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

III

Een woord van dank

Deze scriptie kwam tot stand in het kader van het behalen van het diploma Master in het Notariaat aan

de Universiteit Gent. Vooraleer van wal te steken, wil ik graag enkele personen hartelijk bedanken.

In de eerste plaats, weinig verrassend maar daarom niet minder oprecht, gaat mijn dank uit naar mijn

promoter, professor dr. Geert Van Hoorick. Niet alleen voor het vlot verloop van de samenwerking

gedurende de periode die ik bezig was met mijn masterproef, maar ook voor de grote vrijheid die mij

werd gegund. Zijn opmerkingen hebben mij zeker op de goede weg gezet.

Het thuisfront, voor de vele financiële tussenkomsten tijdens de voorbije zes jaar. Jullie geduld en

begrip in minder aangename periodes stel ik zeer op prijs.

Al diegenen die oprecht interesse vertoonden in het onderwerp van deze scriptie.

Frederik Vanden Driessche.

Oudenburg, 15 mei 2010.

Page 4: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

IV

Inhoudsopgave

Een woord van dank...............................................................................................................III

Inhoudsopgave........................................................................................................................IV

Trefwoorden............................................................................................................................VI

Lijst van gebruikte afkortingen...........................................................................................VII

Inleiding.....................................................................................................................................1

Hoofdstuk 1. Ontstaan en begripsafbakening van PPS........................................................3

Afdeling 1. Historische schets en totstandkoming van het PPS-decreet..................3

Afdeling 2. Is een definitie van PPS mogelijk?........................................................4

Afdeling 3. “Publiek”, “Privaat”, “Samenwerking”.................................................4

Afdeling 4. Een overvloed aan definities.................................................................5

Afdeling 5: Definitie in het PPS-decreet..................................................................7

Afdeling 6: Is PPS te vergelijken met de klassieke overheidsopdrachten of met......

alternatieve financieringswijzen?...........................................................................10

Afdeling 7. Eigenschappen van PPS......................................................................12

Hoofdstuk 2. Voordelen van de PPS-formule......................................................................13

Afdeling 1. Algemeen.............................................................................................13

Afdeling 2. Mogelijke meerwaarden......................................................................13

Hoofdstuk 3. De samenwerking tussen de publieke en de private partner.......................15

Afdeling 1. Is PPS een aparte rechtsfiguur?...........................................................15

Afdeling 2. De contractuele PPS............................................................................16

§1. Algemeen.................................................................................................16

§2. Mag de overheid wel contracten sluiten?................................................16

§3. Mogelijke rechtsinstrumenten.................................................................18

A. Koop-verkoop....................................................................................18

B. Erfpacht..............................................................................................19

Page 5: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

V

C. Opstal.................................................................................................20

D. Onroerende leasing............................................................................21

E. Domeinconcessie...............................................................................22

F. Promotieovereenkomst......................................................................22

G. Concessie van openbare dienst en concessie van openbare werken..23

Afdeling 3. De participatieve PPS..........................................................................24

§1. Algemeen.................................................................................................24

§2. De participatieve PPS..............................................................................24

Hoofdstuk 4. PPS en het Grond- en Pandendecreet............................................................28

Afdeling 1. Algemeen.............................................................................................28

Afdeling 2. Maatregelen ingeval van bouw- of verkavelingsprojecten..................29

Hoofdstuk 5. De taak van de notaris.....................................................................................34

Afdeling 1. Relatie tussen PPS en de verplichtingen van de notaris......................34

Afdeling 2. De VCRO: informatieverplichtingen voor de notaris.........................34

§1. Algemeen.................................................................................................34

§2. Opgelegde verplichtingen........................................................................35

Afdeling 3. Het Bodemdecreet: verplichtingen met betrekking tot de overdracht.....

van gronden............................................................................................................38

§1. Algemeen.................................................................................................38

§2. Overdracht van alle gronden....................................................................38

A. Toepassingsgebied.............................................................................38

B. Verplichtingen...................................................................................39

C. Sanctie................................................................................................40

§3. Overdracht van risicogronden..................................................................41

A. Toepassingsgebied.............................................................................41

B. Verplichtingen...................................................................................41

C. Sanctie................................................................................................42

Besluit.......................................................................................................................................43

Page 6: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

VI

Trefwoorden

- Publieke partij

- Private partij

- Samenwerking

- Notariële taak

Page 7: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

VII

Lijst van gebruikte afkortingen

DRO: Decreet Ruimtelijke Ordening

EVA: Extern Verzelfstandigd Agentschap

GIMV: Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen

GOMB: Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

IVA: Intern Verzelfstandigd Agentschap

KFBN: Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat

LRM: Limburgse Reconversiemaatschappij

Org.W.: Organieke Wet Notariaat

OVAM: Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij

PPS: Publiek-Private Samenwerking

VCRO: Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

VLAREBO: Vlaams Reglement rond de Bodemsanering

VMH: Vlaamse Milieuholding

VVSG: Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten

Page 8: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

1

Inleiding

Hoewel samenwerking tussen de publieke en de private sector micro-economisch

voordeel kan opleveren waardoor de prijs-kwaliteitverhouding van een project beter

kan worden zonder dat het publieke belang eronder te lijden heeft, moet PPS niet

worden gepresenteerd als wondermiddel waarmee de publieke sector zijn budgettaire

problemen kan oplossen. De ervaring wijst uit dat per project moet worden bezien

of PPS daadwerkelijk meerwaarde oplevert ten opzichte van andere opties, zoals het

uitschrijven van een gewone aanbesteding.1

1. Zonder blozen kan men vandaag stellen dat publiek-private samenwerking (hierna: PPS)

een hot topic is. We kunnen spreken van een echte hype2, aangezien PPS jaar na jaar aan

populariteit wint. Niet alleen Vlaanderen kent dit fenomeen. Alle geïndustrialiseerde landen,

van de Verenigde Staten tot Japan, interesseren zich in dit fenomeen.3 De drang naar een

grotere private betrokkenheid bij de uitvoering van overheidstaken via de PPS-formule blijkt

bijgevolg een mondiaal gegeven. Bij ons, in Vlaanderen, werd het PPS-begrip geïntroduceerd

eind jaren 80.4

2. Burgers hebben, vooral sinds de Tweede Wereldoorlog, meer en meer verwachtingen van

de overheid.5 Voor de realisatie van deze wensen heeft de overheid een steeds groter wordend

budget nodig, wat vandaag eerder als een utopie moet worden beschouwd. Om tegemoet te

kunnen komen aan de behoeften van de kiezer, ziet de overheid zich genoodzaakt een beroep

te doen op de privé-sector die direct klaarstaat met termen als flexibiliteit, doelmatigheid,

1 Groenboek over publiek-private samenwerking en het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten, 30 april 2004, 4. Hierna verkort weergegeven: COM(2004)327def, 4. Merk op dat Eurostat, het statistische bureau van de Europese Unie, aanbeveelt om de activa betreffende publiek-private samenwerking niet als overheidsactiva te catalogeren en bijgevolg niet in de overheidsbalans op te nemen indien aan twee voorwaarden werd voldaan, nl. als de private partij het bouwrisico draagt en als diezelfde partij het risico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op zich neemt. 2 J. DE STAERCKE, “De valorisatie van het openbaar domein”, TBO 2005, (186) 186; K. VERHOEST, “De meerwaarde en de succesfactoren van publiek-private samenwerking voor openbare besturen” in D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE (eds.), Publiek-private samenwerking, Brugge, die Keure, 2004, 3; P. FLAMEY en S. KNAEPEN, Publiek-private samenwerking (PPS). De fundamentele juridische spelregels en

hun afdwingbaarheid – Leidraad voor overheden en projectontwikkelaars, Brugge, Vanden Broele, 2005, v. De auteurs stellen terecht dat PPS op economisch vlak nieuw is, maar dat het op juridisch vlak allerminst zo is; P. MARTENS, “Lonken naar de privésector”, Knack 5 april 2006, 32-35. 3 VAN HERZELE schrijft dat PPS al geruime tijd toegepast wordt in het Verenigd Koninkrijk. Daar is men er in geslaagd om meer dan 10% van de overheidsbegroting via PPS te realiseren. Zie: E. VAN HERZELE, “Publiek-Private Samenwerking in Vlaanderen. Een analysekader voor een profielschets”, OCMW-Visies 2006, afl. 3, (18) 18. In dezelfde positieve zin: S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking in Vlaanderen. Een blik op het Vlaams Kenniscentrum en een analyse van het PPS-decreet”, RW 2003-04, afl. 19, (721) 721. 4 K. LEUS en J. DEBIÈVRE, “De gemeente en de publiek-private samenwerking” in S. VANSTEENKISTE en L. VENY (eds.), Een toekomst voor de gemeente, Brussel, Larcier, 2001, 5 B. WILMS, ‘De financiering van publiek-private samenwerking in België’, T.Fin.R. 2003, afl. 2, (459) 460.

Page 9: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

2

rendabiliteit en efficiëntie. Deze relaties met private investeerders moeten dan ook

beschouwd worden als broodnodige contacten, zeker wanneer het financieel en economisch

klimaat niet gunstig uitvalt. Overheden gaan, in navolging van grote bedrijven, meer en meer

activiteiten afstoten, zodat ze zich op hun core business kunnen toeleggen.6 De klassieke

overheidsopdrachten (offerteaanvraag en aanbesteding) schieten te kort, omdat de overheid

niet langer in staat is om de realiseerbare marktoplossingen te kennen.7 De ontwikkeling van

PPS maakt in ieder geval deel uit van een bredere evolutie waarbij de rol van de overheid in

de economie verandert van rechtstreekse speler naar organisator, regelgever en controleur.8

Binnen het door de overheid geschepte kader vervult de privésector haar werkzaamheden.

Zowel de privéspeler als de overheid kunnen niet zonder elkaar: ze zijn onmiskenbaar

complementair.

3. Voorliggend stuk wordt benaderd vanuit de notariële praktijk. De bedoeling bestaat erin

om bij de bespreking van de PPS-formule telkens te wijzen op de relevante bepalingen voor

het notariaat.

4. Deze masterproef bevat 5 hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk schetst de

ontstaansgeschiedenis van PPS en tracht duidelijkheid te geven over een mogelijke werkbare

definitie. Vervolgens worden de voordelen van PPS besproken. Een derde hoofdstuk duidt

aan hoe de samenwerking tussen de publieke en private sector kan plaatsgrijpen. Hierbij

wordt een tweedeling gemaakt: ofwel kiest men voor de contractuele PPS, ofwel voor de

participatieve PPS. In het Grond- en Pandendecreet vinden we, althans voor wat betreft de

woningbouw, de essentie terug van samenwerking tussen de publieke en private partner. De

aan de bouwheer of verkavelaar opgelegde maatregelen bij bouw- of verkavelingsprojecten

worden uitvoerig besproken. Tot slot vestig ik in een laatste hoofdstuk de aandacht op een

aantal verplichtingen voor de notaris. Meer bepaald komen de Vlaamse Codex Ruimtelijke

Ordening en het Bodemdecreet aan bod.

6 S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking in Vlaanderen. Een blik op het Vlaams Kenniscentrum en een analyse van het PPS-decreet”, RW 2003-04, afl. 19, (721) 721. 7 P. FLAMEY en S. KNAEPEN, Publiek-private samenwerking (PPS). De fundamentele juridische spelregels

en hun afdwingbaarheid – Leidraad voor overheden en projectontwikkelaars, Brugge, Vanden Broele, 2005, 2. 8 Beleidsnota Publiek-private Samenwerking 2004-2009 ingediend door de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Parl.St. Vl.Parl. 2004-05, nr. 107/1, 5; P. FLAMEY en S. KNAEPEN, Publiek-private

samenwerking (PPS). De fundamentele juridische spelregels en hun afdwingbaarheid – Leidraad voor

overheden en projectontwikkelaars, Brugge, Vanden Broele, 2005, 2.

Page 10: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

3

Hoofdstuk 1. Ontstaan en begripsafbakening van PPS

Afdeling 1. Historische schets en totstandkoming van het PPS-decreet

5. Het verschijnsel PPS is ouder dan men denkt. De Verenigde Oost-Indische Compagnie

(VOC) die in 1602 werd opgericht, illustreert dit zeer goed. De stad Amsterdam participeerde

bij de oprichting van de VOC voor meer dan vijftig procent in het kapitaal en de Compagnie

was direct betrokken bij de inrichting van de stad.

Zoals supra werd aangehaald, was de wederopbouwperiode na 1945 een periode waar

overheid en bedrijfsleven elkaar maar al te graag in de armen vlogen. Inderdaad, de

vernieuwing van de economische en sociale structuur van de getroffen landen, de opbouw

van de steden… waren een gemeenschappelijk doel geworden.

In de jaren 70 kwam hierin verandering: de overheid had zijn greep terug op het ganse bestel,

waardoor private partners niet langer geduld werden in o.a. de stedenbouw.9

6. Gelet op de beperkte budgettaire middelen verkondigde de Vlaamse regering in het

regeerakkoord “Een nieuw project voor Vlaanderen” van 13 juli 1999 dat ze een systeem van

PPS en alternatieve financiering ging opzetten.10 Hierbij werden vooral de sectoren van de

sociale huisvesting, stadsvernieuwing, ruimtelijke ordening, infrastructuur, milieu, cultuur,

technologie en toerisme geviseerd.11

Een volgende stap in de goede richting kwam er op 16 juni 2000 toen de Vlaamse regering op

voorstel van minister-president Dewael een aantal (principiële) maatregelen heeft genomen

om de introductie van PPS-projecten in Vlaanderen op talrijke beleidsdomeinen te

vergemakkelijken.12 Een van deze maatregelen werd geconcretiseerd door de oprichting van

het Vlaams Kenniscentrum PPS bij decreet van 22 december 200013. Deze dienst wordt belast

met beleidsvoorbereidende en beleidsevaluerende taken van alle PPS-projecten, die

ressorteren onder de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die van haar afhankelijk zijn.

Bovendien behelst het takenpakket van het Kenniscentrum de sensibilisatie en intermediatie

van en tussen de overheid en de private sector.

Dat PPS meer en meer de aandacht hield van de regeringsleden werd duidelijk op 27 april

2001 toen het begrip PPS verder verduidelijkt werd en de concrete oprichting,

taakomschrijving en werking van het Kenniscentrum vastgelegd werd door de ministerraad. 9 M. BULT-SPIERING, Publiek-Private Samenwerking – De interactie centraal, Utrecht, Lemma, 2003, 8. 10 Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering, Parl.St. Vl.Parl. 1999, nr. 31/1, 49. 11 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/1, 3. 12 Persbericht van Patrick Dewael, minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden inzake ‘Publiek-Private Samenwerking (PPS)’, 16 juni 2000, te consulteren op www.vlaanderen.be. 13 Decreet 22 december 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2001, B.S. 30 december 2000. Meer bepaald kan verwezen worden naar het (toenmalige) art. 58 van voornoemd begrotingsdecreet.

Page 11: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

4

Alsook besliste men een ontwerp van kaderdecreet binnen korte tijdspanne aan het parlement

voor de te leggen.14

Uiteindelijk was de kogel op 18 juli 2003 door de kerk: het PPS-decreet15 zag – mede door de

vaste steun van het parlement16 – het levenslicht. Het decreet werd gepubliceerd in het

Belgisch Staatsblad van 19 september 2003. Met dit decreet wou de Vlaamse regering een

kader creëren waardoor binnen de Vlaamse bevoegdheidsdomeinen PPS-projecten

aangemoedigd of vergemakkelijkt worden en tevens een krachtige stimulans krijgen, hetzij

door de rechtszekerheid van PPS-projecten te vergroten, hetzij door mogelijke

belemmeringen in de bestaande wetgeving weg te werken.

Afdeling 2. Is een definitie van PPS mogelijk?

7. Over PPS vloeide al heel wat inkt. Elke instantie en elke auteur creëert wel een of andere

definitie. Daarom hangt er rond het begrip PPS een zekere mist die de duidelijkheid

allerminst ten goede komt. Niemand kan PPS vatten in één welbepaald en strikt juridisch

schema, omdat PPS een economische vorm van projectuitvoering betreft.17 Als jurist speelt

het echter een grote rol te weten wat precies de afbakening van PPS is om het

toepassingsgebied van het decreet te kennen. In de volgende randnummers wordt een

overzicht gegeven van de verschillende gangbare definities.

Afdeling 3. “Publiek”, “Privaat”, “Samenwerking”

8. In de meest ruime zin van het woord omvat publiek-private samenwerking elke vorm van

samenwerking tussen enerzijds de overheid en anderzijds de privésector.18 De drie begrippen

14 Persbericht van Patrick Dewael minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden inzake ‘Kenniscentrum Publiek-Private Samenwerking in de maak’, 27 april 2001, te consulteren op www.vlaanderen.be. 15 Decreet 18 juli 2003 betreffende publiek-private samenwerking, B.S. 19 september 2003. 16 Ontwerp van decreet betreffende publiek-private samenwerking. Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting uitgebracht door de heer Frans De Cock, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/2, 5. Er wordt verwezen naar het voorstel van resolutie van mevrouw Wivina Demeester-Demeyer c.s. betreffende de uitvoering van Publiek-Private Samenwerking en het oprichten van een Kenniscentrum (Parl.St. Vl.Parl. 1999-00, nrs. 128/1 en 2). Dit voorstel van resolutie beklemtoont dat PPS zich niet beperkt tot alternatieve financiering van infrastructuurwerken. Zo kan PPS ook in de milieu- of onderwijssector toepassing vinden. 17 P. FLAMEY en S. KNAEPEN, Publiek-private samenwerking (PPS). De fundamentele juridische spelregels

en hun afdwingbaarheid – Leidraad voor overheden en projectontwikkelaars, Brugge, Vanden Broele, 2005, 4. 18 J. DE STAERCKE, “Het decreet betreffende publiek-private samenwerking”, TBO 2003, (140) 144; P. LIGNIÈRES, Partenariats Publics Privés, Parijs, Litec, 2000, 1; D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 3.

Page 12: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

5

zijn bijzonder ruim opgevat. PPS wordt daarom al te vaak als een koepelbegrip gebruikt.19

Ten gevolge hiervan is het een quasi onmogelijke opgevave het begrip PPS uit te klaren.20

9. Het overheidsbegrip omhelst niet alleen de centrale overheden (de federale staat, de

Gemeenschappen en Gewesten), maar ook de lokale besturen (de gemeenten en de

provincies), alsook de functioneel gedecentraliseerde overheidsdiensten (intercommunales,

openbare instellingen, (autonome) overheidsbedrijven…).

10. De privésector omvat elke partij die geen publiekrechtelijke partij is: bedrijven, non-

profitorganisaties…

11. Samenwerking mag op zijn beurt ook niet eng worden bekeken. Het betreft elke vorm

van samenwerking tussen de overheid en een private partij.21

Afdeling 4. Een overvloed aan definities

12. Net zoals op het internationale terrein22 werd PPS in Vlaanderen, al naargelang de

auteur, bijzonder ruim of bijzonder specifiek omschreven.

13. Oorspronkelijk werd PPS beschouwd als “een gestructureerde samenwerking tussen de

overheid en private partijen op het terrein van de bouw”.23 Dit kan gezien worden als de

infrastructuur-historische omschrijving van PPS.24 Inderdaad, op het domein van de bouw

19 P. FLAMEY en S. KNAEPEN, Publiek-private samenwerking (PPS). De fundamentele juridische spelregels

en hun afdwingbaarheid – Leidraad voor overheden en projectontwikkelaars, Brugge, Vanden Broele, 2005, 3; D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 3. 20 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 3. 21 D’HOOGHE en VANDENDRIESSCHE geven een opsomming van mogelijke samenwerkingsvormen: de oprichting van een gezamenlijke rechtspersoon, een feitelijke samenwerking op milieugebied, een contractuele relatie in het kader van een stedenbouwkundig ontwikkelingsproject, het betrekken van burgers bij de beleids- en beslissingsvorming van de overheid, zelfs de verhouding tussen de overheid en haar personeel zou in de brede betekenis als PPS kunnen bestempeld worden, zie: D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 3. 22 Zo omschrijft SAVAS PPS als “any arrangement between a government and the private sector in which

partially or traditionally public activities are performed bij the private sector” (E.S. SAVAS, Privatization and

public-private partnerships, Londen, Chatham House Publishers, 2000, 4). STAINBECK schrijft daarentegen over PPS als “the collaboration of a public entity and a private entity or team to structure, negotiate and

implement, the finance, design, development, construction and operation of building(s)” (J. STAINBECK, Public/private finance and development – Methodology/Deal Structuring/Developer Solicitationt, New York, John Wiley & Sons, 2000, 1. 23A. BREGMAN, “De richtlijn werken en publiek-private samenwerking”, Bouwrecht 1993, 499-503.B. BOUCKAERT, “In ‘the twilight zone’ van het contractenrecht: beleidsovereenkomsten en publiek-private samenwerking in M. STORME, Y. MERCHIERS en J. HERBOTS (eds.), De overeenkomst vandaag en morgen, Antwerpen, Kluwer, 1990, 113; A.G. BREGMAN, Juridisch-bestuurlijke aspecten van publiek-private

samenwerking: rapport van een in opdracht van het Ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en

milieubeheerdoor het instituut voor bouwrecht uitgevoerd onderzoek , Deventer, Kluwer, 1990, 5. 24 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 3-4.

Page 13: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

6

wordt PPS in de praktijk het meest gebruikt. Vooral overwegingen van financiële aard hebben

hierin een doorslaggevende impact.

14. GERSON meent dat “er sprake (is) van PPS wanneer een overheidsorganisatie en een

private partij, ieder vanuit hun eigen doelstellingen, samenwerken aan een gezamenlijk

project, waarbij risico’s, kosten en opbrengsten op een evenredige wijze over de partijen zijn

verdeeld”.25

15. LEUS en DEBIÈVRE hanteerden volgende, m.i. nogal omslachtige, definitie: “De

publiek-private samenwerking is het samenwerkingsverband dat ten grondslag ligt aan een

bepaald project of een bepaalde reeks projecten, ter verwezenlijking van een overheidstaak,

in het bijzonder de collectieve infrastructuurvoorziening en de openbare dienstverlening,

verdeeld over verschillende fases (ontwerp, financiering en beheer) en gegoten in één of meer

juridische vormen, waarbij een overheid, zonder verlies van haar identiteit als overheid, gaat

samenwerken met een private partner of met een veelheid van private partners, teneinde te

komen tot de daadwerkelijke verwezenlijking van bepaalde voordelen – voor de overheid, van

een toename van het maatschappelijk rendement (meerwaarde) en van de efficiëntie van het

overheidsoptreden en voor de private partner, van een economische rendabiliteit – en

waarbij de taken, de project- en structuurrisico’s en de verantwoordelijkheden verbonden

aan de samenwerking op een gelijkwaardige wijze worden verdeeld tussen de partijen, op een

wijze die het primaat van de overheid niet aantast”.26

16. Kernachtiger wordt het begrip geduid door VAN GARSSE. Deze auteur beschouwt PPS

als “één of meer publieke actoren die met één of meer private actoren, met behoud van eigen

identiteit, op een min of meer georganiseerde en gestructureerde wijze, door middel van een

integrale aanpak, gezamenlijk één of meerdere doelstellingen nastreven”.27

17. Later werd het duidelijk dat PPS niet alleen voor de bouwsector kon aangewend worden.

Dit brengt D’HOOGHE en VANDENDRIESSCHE tot de conclusie dat PPS kan gebruikt

worden voor “elk project waarbij beoogd wordt de strakke verhouding tussen enerzijds de

overheid (als aanbesteder, initiatiefnemer, financier en ontwerper) en anderzijds de privé (als

loutere uitvoerder) om te buigen naar een alternatieve en meer coöperatieve relatie waarbij

overheid en privé samenlopende doelstellingen realiseren”.28

25 J. GERSON, “Publiek-private samenwerking in Amsterdam: een blik vanuit het Grondbedrijf”, Vastgoedrecht 1998, 75. 26 K. LEUS en J. DEBIÈVRE, “De gemeente en de publiek-private samenwerking – Een juridische terreinverkenning vanuit het oogpunt van de democratische controle” in S. VANSTEENKISTE en L. VENY (eds.), Een toekomst voor de gemeente, Brussel, Larcier, 2001, (61) 79-80. 27 S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 229. 28 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 4.

Page 14: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

7

18. Het Vlaamse kenniscentrum PPS beschouwt PPS als “een samenwerkingsverband

waarin de publieke en de private sector, met behoud van hun eigen identiteit en

verantwoordelijkheid, gezamenlijk een project realiseren om meerwaarde te realiseren, en dit

op basis van een heldere taak- en risicoverdeling”.29

Afdeling 5. Definitie in het PPS-decreet

19. De decreetgever was de terechte overtuiging genegen dat het PPS-begrip moest afgelijnd

worden om een correcte toepassing binnen het decreet mogelijk te maken; echter, tezelfdertijd

benadrukten de volksvertegenwoordigers dat een eenduidige definitie een utopie is: “Het

PPS-concept wordt in de praktijk veelal gebruikt als koepelbegrip. Elke vorm van overleg

tussen de publieke en private sector met betrekking tot de realisatie van een maatschappelijke

wens wordt al te vaak omschreven als PPS. Dit heeft tot gevolg dat PPS een relatief

inhoudsloos begrip dreigt te worden. Het is daarom noodzakelijk het PPS-concept eenduidig

te definiëren. Optimaal zou dit begrip in een decreet moeten worden omschreven, zodat het

ook rechtskracht verkrijgt. Een dergelijk decretaal initiatief vereist echter dat het voorwerp

duidelijk juridisch omschrijfbaar is. PPS is evenwel een economische vorm van

projectuitvoering. PPS is dan ook niet te vatten in één welbepaald en strikt juridisch schema.

Het is immers eigen aan een PPS-project dat de economische uitvoeringsvorm kan

voorkomen in verschillende juridische vormen.”30

20. Tengevolge hiervan kan de omschrijving van ‘een PPS-project’ in het decreet, hoewel ze

uniform is, nogal vaag overkomen. Art. 2, 1° van het PPS-decreet beschouwt als PPS-

projecten: “Projecten die door publiek- en privaatrechtelijke partijen, gezamenlijk en in een

samenwerkingsverband worden gerealiseerd om een meerwaarde voor die partijen tot stand

te brengen”.

21. De Memorie van Toelichting bij het decreet verduidelijkt dat in voornoemde definitie

vijf constitutieve elementen31 van belang zijn. Hierna worden ze kort toegelicht.

29 www2.vlaanderen.be/pps/PPS/pps_definitie.html (datum consultatie: 13 maart 2010). 30 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/1, 3. 31 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/1, 4-6; Ontwerp van decreet betreffende publiek-private samenwerking. Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting uitgebracht door de heer Frans De Cock, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/2, 9-10.

Page 15: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

8

- A. Samenwerkingsverband:

Het samenwerkingsverband tussen de overheid en de privéspeler kan de juridische

vorm aannemen van een participatieve PPS of van een contractuele PPS. In beide

gevallen vormt het mikpunt een samenwerking op lange termijn. De reden van deze

nogal schimmige omschrijving, is gelegen in het feit dat de decreetgever het PPS-

concept niet wou verankeren in bepaalde bestaande rechtsfiguren.32 Bij een

participatieve PPS wordt per project een vennootschap (‘projectvennootschap’)

opgericht, waarbij zowel de publieke als de private sector een aanzienlijke inbreng

doen. Beoogt men een contractuele PPS, dan gaat het meestal om een concessie van

openbare werken en diensten, of om promotieovereenkomsten.

- B. Gezamenlijk:

De drastische wijziging van de rol van de overheid typeert PPS-projecten. Er ontstaat

een vereniging van publieke en private belangen. Daar waar de overheid bij de

klassieke overheidsopdrachten een directieve rol heeft, is dat bij PPS niet langer het

geval.33 Taken en risico’s, maar ook beslissingsautoriteit, worden overgedragen, in

ruil voor een inbreng van de private partner. In plaats van een verticale relatie, wordt

een meer horizontale verhouding tussen beide partijen bewerkstelligd. Aldus neemt de

overheid een regisserende rol op zich. De overheid bepaalt nog steeds wat er moet

worden geproduceerd en gedistribueerd enerzijds, en op welke wijze dit moet

gebeuren anderzijds. Dit wordt het primaat van de politiek genoemd.34 Iedere partij

neemt de risico’s op zich waar ze het meest ervaring en kunde mee heeft: de

regelgevende en planologische risico’s vallen onder de verantwoordelijkheid van de

politieke overheid en de marktrisico’s, technische risico’s en dergelijke komen ten

laste van de private partijen.35 Zodoende zijn de risico’s verdeeld op basis van

specifieke expertise en sterkte.

32 T. VILLÉ, “Publiek-private samenwerking. PPS-instrumenten in het licht van het aanbestedingsrecht”, Jura

Falc. 2004-05, afl. 2, (203) 213. 33 T. VILLÉ, “Publiek-private samenwerking. PPS-instrumenten in het licht van het aanbestedingsrecht”, Jura

Falc. 2004-05, afl. 2, (203) 211. 34 B. WILMS, “De financiële aspecten van de Publiek Private samenwerking. Aflevering 1. Financiering van Overheidsoptreden – Begripsafbakening publiek-private samenwerking”, T.Fin.R. 2003, afl. 2, (459) 459. 35 Ontwerp van decreet betreffende publiek-private samenwerking. Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting uitgebracht door de heer Frans De Cock, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/2, 9.

Page 16: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

9

- C. Project:

Er moet steeds een concreet project of initiatief voorliggen in het kader van het

remediëren aan een maatschappelijk probleem. Denk bijvoorbeeld aan het aanleggen

van een stadspark of het bouwen van een sporthal. PPS kan dientengevolge niet

gebruikt worden in het kader van beleidsvoorbereiding of algemene taakstelling.36

Bovendien moet het project steeds tot een langdurige en duurzame samenwerking

leiden die voor beide partijen voordelen en meerwaarde(n) meebrengt. Principieel

komen alle beleidssectoren in aanmerking.37

- D. Meerwaarde:

In de Memorie van Toelichting bij het decreet valt te lezen dat er drie vormen van

PPS-meerwaarde moeten onderscheiden worden. Er kan zowel een financiële,

maatschappelijke als operationele meerwaarde nagestreefd worden.

Wanneer een project op een betere en goedkopere manier kan gerealiseerd worden,

spreekt men over een financiële meerwaarde. Partijen bereiken een maatschappelijke

meerwaarde als de overheid beter maatschappelijke behoeften kan invullen. Is een

project sneller of op een minder complexe wijze verwezenlijkt, dan kan gesproken

worden van een operationele meerwaarde.38 Om deze drie meerwaarden te meten,

ontwikkelde het Vlaams Kenniscentrum PPS de ‘PPS Balanced core Card’.39 Er

moeten niet uitsluitend meerwaarden gerealiseerd worden in hoofde van de overheid.

Ook de private partner moet bepaalde belangen vervuld zien: een win-winsituatie voor

beide partijen staat voorop.

- E. Publiek- en privaatrechtelijke partijen:

Opdat van een PPS sprake kan zijn, moet er steeds minstens één publieke en minstens

één private partner deel uitmaken van de samenwerking. Een limiet betreffende het

aantal publieke of private partners voorziet het decreet niet. De private partner wordt

betrokken bij verschillende projectfasen (ontwerp, uitvoering, financiering). Het

bestuur definieert de te bereiken doelstellingen betreffende het publiek belang, de

kwaliteit van de geboden diensten en het prijzenbeleid, en controleert ook of deze

36 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 9. 37 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/1, 4. 38 T. VILLÉ, “Publiek-private samenwerking. PPS-instrumenten in het licht van het aanbestedingsrecht”, Jura

Falc. 2004-05, afl. 2, (203) 212. 39 Ontwerp van decreet betreffende publiek-private samenwerking. Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting uitgebracht door de heer Frans De Cock, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/2, 21-31.

Page 17: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

10

doelstellingen daadwerkelijk werden gehaald.40 De notie ‘publieke partij’ mag zeker

niet te eng beschouwd worden, in de zin van ‘het Vlaamse Gewest en de Vlaamse

Gemeenschap’. Hoewel het PPS-decreet uitgaat van de Vlaamse overheid, kunnen

ook de provincies, de gemeenten en andere lokale overheden zoals de OCMW’s van

de PPS-regelgeving gebruikmaken.41 Zo onderscheid men enerzijds ‘Vlaamse PPS-

projecten’ en anderzijds ‘lokale PPS-projecten’. Vlaamse PPS-projecten zijn volgens

art. 2, 2° PPS-decreet “(…) projecten van de Vlaamse Gemeenschap, van het Vlaamse

Gewest, van de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en

van de publiek- en privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde

agentschappen en die, na advies van het Vlaams Kenniscentrum PPS, door de

Vlaamse regering als Vlaamse PPS-projecten worden erkend42

”. Daarnaast zijn er de

lokale PPS-projecten “van de lokale besturen [gemeenten, provincies, autonome

overheidsbedrijven, autonome provinciebedrijven, openbare centra voor

maatschappelijk welzijn, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en

kerkbesturen] en van de ervan afhangende rechtspersonen”.43 Uit deze definitie van

lokale PPS-projecten vloeit voort dat er geen toetsing voorzien is voor wat betreft de

PPS-criteria. Art. 7, eerste lid PPS-decreet is in dat verband ondubbelzinnig: “De

bepalingen van dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op Vlaamse PPS-

projecten”. Zodoende wordt de lokale autonomie gerespecteerd.

Afdeling 6. Is PPS te vergelijken met de klassieke overheidsopdrachten of met

alternatieve financieringswijzen?

22. PPS moet onderscheiden worden van de aanbesteding (gunnen tegen de laagste prijs) en

de offerteaanvraag (gunnen tegen de voordeligste voorwaarden). Wanneer de overheid een

werk, levering of dienst wil, zal ze – onafhankelijk van derde partijen – een bestek opmaken.

Het bestek behelst de beschrijving van de opdracht die bestaat uit enerzijds een technisch luik

en anderzijds de omschrijving van een reeks administratieve bepalingen die de rechten en

plichten van de aanbestedende overheid en van de inschrijvers bepalen. Dit bestek moet

verplicht gevolgd worden door de indiener van de offerte. Zodoende kan er onmogelijk

sprake zijn van enige samenwerking, gezamenlijke inbreng of risicoverdeling. De overheid

sluit met de private persoon een contract tegen een vaste prijs, zodat alle risico’s – behalve als 40 COM(2004)327def, 3. 41 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/1, 3-4; D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 8. 42 Over de noodzakelijke erkenning van een (Vlaams) PPS-project, zie: Rb. Antwerpen 28 april 2008, RABG 2009, afl. 6, 410 e.v., noot S. VERBIST. In casu werd het betrokken PPS-project niet voorafgaand voorgelegd aan het Vlaams Kenniscentrum voor eventuele erkenning. De genomen beslissing werd onwettig verklaard aangezien het tot stand was gekomen door schending van het PPS-decreet. 43 Art. 2, 2° en 3° PPS-decreet.

Page 18: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

11

er onvoorzienbare omstandigheden optreden, zoals slechte weersomstandigheden – ten laste

komen van de private contractspartij.44

We kunnen ons de vraag stellen of de overheidsopdrachtenwetgeving geldt wanneer de

overheid een PPS-project wil opstarten. De parlementaire voorbereiding brengt hierin

duidelijkheid.45 Het PPS-decreet doet in geen enkel opzicht afbreuk aan de (federale) wet op

de overheidsopdrachten. Er dient geval per geval te worden nagegaan of de beoogde

samenwerking onder het toepassingsgebied van de wet op de overheidsopdrachten valt. Zo ja,

dan zal de private partner moeten worden gekozen zoals bij de traditionele

overheidsopdrachten. De toepassing van voornoemde wetgeving zal afhangen van de concrete

juridische structurering en de gebruikte rechtsinstrumenten. Wordt er gewerkt met

domeinconcessies, concessies van openbare dienst, koop-verkoopovereenkomsten, erfpacht,

opstal… dan valt men niet onder de wetgeving overheidsopdrachten. Prefereert men

daarentegen promotieovereenkomsten, concessies van openbare werken, onroerende

leasing… dan zal de regelgeving wel toepassing vinden.46

23. Tevens mag PPS niet worden verward met ‘alternatieve financiering’47, hetgeen een

oplossing kan bieden voor de beperkte budgettaire ruimte waarmee de overheid

geconfronteerd wordt.48 Om de vele overheidsprojecten toch te laten slagen, kan een beroep

gedaan worden op alternatieve financieringsmethoden. Alternatieve financiering bestaat uit

een louter financiële operatie in hoofde van de overheid; risicoverdeling en het nastreven van

gezamenlijke doelstellingen zijn hier vreemd aan.

Een eerste mogelijke vorm van alternatieve financiering betreft de vervreemding van

overheidsgoederen. In dat geval draagt de overheid gebouwen, gronden of rechten over aan

een privépersoon in ruil voor een vergoeding. Daarmee worden vervolgens de vooropgestelde

projecten gefinancierd.

De zgn. ‘effectisering van overheidsactiva’ vormt een tweede mogelijke alternatieve

financieringsbron. In zo’n situatie worden gronden, tunnels, wegen, gebouwen… via

verschillende financiële constructies als onderpand gebruikt ten behoeve van de financiers

44 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 14. 45 Ontwerp van decreet betreffende publiek-private samenwerking. Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting uitgebracht door de heer Frans De Cock, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/2, 20. 46 S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 240. Voor een exhaustieve bespreking, zie D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private

Samenwerking, die Keure, 2003, 51-121. 47 Een uitgebreide bespreking i.v.m. alternatieve financiering vindt u bij: M. SAINTRAIN en M. FESTJENS, “De alternatieve financiering: concept en ontwikkeling”, BTSZ 1997, 477-521. 48 T. VILLÉ, “Publiek-private samenwerking. PPS-instrumenten in het licht van het aanbestedingsrecht”, Jura

Falc. 2004-05, afl. 2, (203) 212; D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 15-16. De auteurs merken op dat PPS en alternatieve financiering elkaar niet automatisch uitsluiten. Meer nog, een PPS-project zal doorgaans een belangrijke component alternatieve financiering omvatten; B. WILMS, ‘De financiering van publiek-private samenwerking in België’, T.Fin.R. 2003, afl. 2, (459) 462.

Page 19: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

12

van de overheid. Deze laatsten stellen zich daardoor, mede gelet op de relatief stabiele waarde

van de onroerende overheidsgoederen, meer bereid financiële middelen te verstrekken. Na de

effectiseringsperiode komen de genoemde goederen opnieuw en onbezwaard in het

overheidspatrimonium terecht.49 De meest bekende formule in het kader van de effectisering

van overheidsactiva is de zgn. ‘sale and lease back’.

Afdeling 7. Eigenschappen van PPS

24. LEUS en DEBIÈVRE halen in hun bijdrage50 een zestal kenmerken aan van PPS-

projecten.

1. Er moet steeds samengewerkt worden m.b.t. overheidstaken zoals woonbeleid,

stedelijke ontwikkeling, transportinfrastructuur…

2. De publieke en private sector werken samen om een meerwaarde en een

efficiëntiewinst voor de overheid te creëren. Principieel kan de nood aan private

financiering niet meespelen, hoewel dit m.i. toch regelmatig een doorslaggevende

factor betekent.

3. Er bestaat een evenwaardige risicoverdeling tussen de verschillende partners. Elk

van de partners draagt de risico’s die gekoppeld zijn aan de voordelen die ze uit

het project haalt.

4. De rol van de overheid verandert.51 Ze neemt een regisserende rol op zich: de

overheid schetst een juridisch kader, legt de risicoverdeling vast en werkt een

geschillenregeling uit.

5. De samenwerkingsvormen zijn zeer divers, gaande van een koop-verkoop tot de

oprichting van een nieuwe vennootschap.

6. Drie fasen behelzen het samenwerkingsproject: de ontwikkelings- of

voorbereidingsfase, de uitvoeringsfase en de exploitatie- of beheersfase.

49 Ibid. 50 K. LEUS en J. DEBIÈVRE, “De gemeente en de publiek-private samenwerking – Een juridische terreinverkenning vanuit het oogpunt van de democratische controle” in S. VANSTEENKISTE en L. VENY (eds.), Een toekomst voor de gemeente, Brussel, Larcier, 2001, (61) 78-79. 51 Zie supra, randnummer 21.

Page 20: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

13

Hoofdstuk 2. Voordelen van de PPS-formule52

Afdeling 1. Algemeen

25. PPS heeft een aantal belangrijke voordelen voor een openbaar bestuur. Hierna worden de

meest in het oog spingende meerwaarden nader toegelicht: de hogere value for money, de

voordelen op budgettair vlak , de innovatie in de wijze van realisatie en uitvoering van de

publieke taak en tot slot de bewaking van de uitgetekende kwaliteitsnormen.

Afdeling 2. Mogelijke meerwaarden

26. De eerste meerwaarde uit zich in een snellere realisatie van overheidsinfrastructuur en in

een betere kwalitatieve uitvoering in vergelijking met de klassieke overheidsopdracht.53

Immers, de private partij bij PPS wordt slechts integraal vergoed nadat hij de vooropgestelde

kwaliteit- of termijnvereisten heeft gehaald. Evenzeer zal de gebruikskwaliteit van de

infrastructuur een essentieel gegeven blijken voor de private speler, aangezien ze de

verantwoordelijkheid op zich neemt voor het latere onderhoud en de (eventuele) exploitatie.

Daarentegen, bij een gewone overheidsopdracht draagt het openbaar bestuur het risico voor

een te late oplevering en de eventuele meerkost. De private partner draagt geen risico voor

een te lage kwaliteit van een bepaalde infrastructuur, daar de overheid ze niet betrekt bij het

onderhoud of de exploitatie.

27. Er kunnen twee budgettaire voordelen aangestipt worden. Een eerste meerwaarde op

budgettair vlak wordt bereikt als cofinanciering door de private partner doorgevoerd wordt of

als de infrastructuurkost door retributies op de gebruiker wordt verhaald. Een tweede –

schijnbaar – voordeel houdt het uitsmeren van de nodige financiële middelen over de tijd in.

Dit kan beschouwd worden als een voordeel, maar uiteindelijk blijft het gevolg voor de

schuldgraad van de overheid onveranderd.

52 Dit hoofdstuk is gebaseerd op K. VERHOEST, “De meerwaarde en de succesfactoren van publiek-private samenwerking voor openbare besturen” in D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE (eds.), Publiek-private

samenwerking, Brugge, die Keure, 2004, (1) 8-11. De auteur verwijst naar o.a. S.P. OSBORNE, “Understanding public-private partnerships in international perspective: globally convergent or nationally divergent phenomena?” in S.P. OSBORNE (ed.), Public-private partnerships. Theory and practice in international

perspective, Londen, Routledge, 2000, 1-2 en THE COMMISSION ON PUBLIC PRIVATE PARTNERSHIPS, Building better partnerships. The final report of the Commission on Public Private Partnerships, Londen, Institute for Public Policy Research, 2001, 42-48 en 73; andere auteurs belichten evenzeer de voordelen van PPS: zie M. CANOY, M. JANSSEN en B. VOLLAARD, PPS: een uitdagend huwelijk. Publiek-private

samenwerking bij combinatieprojecten, Den Haag, CPB, 2001, 38-41 en S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 229. 53 P. FLAMEY en S. KNAEPEN, Publiek-private samenwerking (PPS). De fundamentele juridische spelregels

en hun afdwingbaarheid – Leidraad voor overheden en projectontwikkelaars, Brugge, Vanden Broele, 2005, 3.

Page 21: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

14

28. PPS leidt tot een grotere innovatie in vergelijking met klassieke overheidsopdrachten.54

Private actoren hebben een nooit aflatende drang om te innoveren, zowel wat betreft

managementtechnieken, productiemethoden als dienstverleningsconcepten. Prestatiegerichte

oplossingen staan voor hen centraal. Merk op dat dit enkel kan als er voldoende mededinging

van andere kandidaten heerst. Geen competitie, geen innovatie.

29. Het feit dat de kwaliteitseisen op permanente wijze worden nagestreefd en bewaakt, kan

als vierde voordeel worden aangehaald. Daarbij richt de overheid zich op de te behalen

resultaten en niet op de taakuitvoeringsprocessen.

54 COM(2004)327def, 3.

Page 22: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

15

Hoofdstuk 3: De samenwerking tussen de

publieke en de private partner

Afdeling 1. Is PPS een aparte rechtsfiguur?

30. Wanneer men zegt dat een bepaald project tot stand komt via PPS, geeft dat een weinig

concrete en quasi inhoudsloze boodschap mee. PPS mag geenszins beschouwd worden als

een op zichzelf staande rechtsfiguur. PPS behelst louter de manier van samenwerken tussen

de overheid en de privépersoon. Deze manier van samenwerken kan tot uiting komen via

allerhande rechtsfiguren; de decreetgever heeft geen enkele rechtsfiguur a priori willen

uitsluiten om de samenwerking gestalte te geven.55 PPS blijft dus een vaag concept

waarbinnen heel wat rechtsfiguren kunnen ondergebracht worden. De rechtsregels die gelden

voor de gebruikte rechtsfiguur zullen bijgevolg ook van toepassing zijn op het desbetreffende

PPS-project.

31. De samenwerking kan contractueel, dan wel participatief van aard zijn. Bij een

contractuele PPS worden één of meerdere contracten gesloten, bij een participatieve PPS

wordt een nieuwe rechtspersoon opgericht of wordt geparticipeerd in een reeds bestaande

rechtspersoon. Ter volledigheid dient nog te worden vermeld dat de samenwerking ook louter

feitelijk kan plaatsgrijpen, bijvoorbeeld wanneer de overheid en de private partner elkaar

informatie uitwisselen. In dergelijke situatie kent men geen afdwingbare verhoudingen,

rechten en verplichtingen.56 Mogelijks neemt deze niet-bindende samenwerking een

gestructureerde vorm aan doordat er bijvoorbeeld een overlegorgaan wordt opgericht waarin

de publieke en de private partner afgevaardigd zijn.57

55 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch

administratief recht, Antwerpen, Kluwer, 2009, 149; D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-

Private Samenwerking, die Keure, 2003, 16; S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 229; D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, “Recente evoluties inzake publiek-private samenwerking en de overheidsondernemingen” in J. STUYCK (ed.), Economisch recht, Brugge, die Keure, 2003, (85) 85. 56 T. VILLÉ, “Publiek-private samenwerking. PPS-instrumenten in het licht van het aanbestedingsrecht”, Jura

Falc. 2004-05, afl. 2, (203) 213; D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 17. 57 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 17.

Page 23: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

16

Afdeling 2. De contractuele PPS

§1. Algemeen

32. De overheid doet steeds vaker een beroep op vormen van contractuele samenwerking.

Denk bijvoorbeeld aan de contractuele ambtenaren, de beheersovereenkomsten met de VRT

en De Lijn, de talrijke aannemingsovereenkomsten… Men kan gerust zeggen dat er de laatste

decennia een zekere dynamiek in het overheidsoptreden zit.58 Het eenzijdig optreden van de

overheid maakt plaats voor contractuele samenwerking.59 Aldus spreekt men nu vaak over het

‘gecontractualiseerde’ overheidsoptreden.60 Een mogelijke verklaring daarvoor ligt in het feit

dat het privaatrecht als flexibel en efficiënt bestempeld wordt.61 De overeenkomst is vanwege

deze flexibiliteit en efficiëntie een zeer geschikt middel om een publiek-private

samenwerking vorm te geven.62 Adequate publiekrechtelijke alternatieven ontbreken.63

Hoewel het contractuele optreden nu in de lift zit, wil dit niet zeggen dat het om een nieuw

verschijnsel gaat.64 Sinds haar bestaan heeft de Belgische Staat contracten met particulieren

gesloten, bijvoorbeeld voor scholenbouw en infrastructuurwerken.

In de volgende paragraaf wordt nagegaan of de overheid mag contracteren met privépersonen.

Daarna worden een aantal mogelijke overeenkomsten besproken die in aanmerking komen

voor contractuele samenwerking tussen de publieke en de private partner. Het ligt niet in mijn

bedoeling een exhaustieve opsomming weer te geven.

§2. Mag de overheid contracten sluiten?

33. Uit art. 105 van de Grondwet volgt dat elke rechtshandeling van een overheidsinstantie

steun moet vinden in grondwettelijke of wetskrachtige bepalingen.65 Hoewel traditioneel

wordt aangenomen dat er geen specifieke wet nodig is om aan de overheid de bevoegdheid te

verlenen contracten te sluiten, mag men dat niet als een vanzelfsprekendheid beschouwen.66

58 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 19. 59 F. VANDENDRIESSCHE, Publieke en Private Rechtspersonen: naar een graduele, meerduidige en

evolutieve benadering van het onderscheid in de wetgeving en de rechtspraak, Brugge, die Keure, 2004, 79. 60 R. KRUITHOF, “Leven en dood van het contract”, RW 1985-86, (2731) 2744. 61 F. VANDENDRIESSCHE, Publieke en Private Rechtspersonen: naar een graduele, meerduidige en

evolutieve benadering van het onderscheid in de wetgeving en de rechtspraak, Brugge, die Keure, 2004, 87. 62 J.H. BEESTMAN, “Publiek-private samenwerking. Juridisch-bestuurlijke aspecten”, BR 1987, 648. 63 F. VANDENDRIESSCHE, Publieke en Private Rechtspersonen: naar een graduele, meerduidige en

evolutieve benadering van het onderscheid in de wetgeving en de rechtspraak, Brugge, die Keure, 2004, 83; S. BAETEN, De overheid als ondernemer, Brugge, die Keure, 2003, 75-79. 64 M. VAN DAMME, “Goede trouw van burger en bestuur”, RW 1989-90, (1107) 1109. 65 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch

administratief recht, Antwerpen, Kluwer, 2009, 19. 66 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 21. Auteurs verwijzen naar RvS, Compagnie Congolaise de Construction, nr. 7.205, 4 september 1959, RJDA 1959, 208 en Brussel 21 juni 1988, JT 1989, 26.

Page 24: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

17

Art. 1123 B.W. vormt een algemene wettelijke basis voor de overheid om te contracteren.67

Het artikel bepaalt dat eenieder, dus ook de overheid, overeenkomsten kan aangaan voor

zover deze daartoe door de wet niet onbekwaam is verklaard. Zo’n verbod tot contracteren

bestaat voor geen enkele overheid. Hiermee kunnen we het verhaal niet afsluiten. De overheid

beschikt ook over publiekrechtelijke middelen om haar taak te verwezenlijken. Mag de

overheid de contractuele weg opgaan wanneer zij ook publiekrechtelijke alternatieven heeft?

34. De meeste auteurs nemen aan dat de overheid twee wegen kan bewandelen om het

algemeen belang te behartigen. Er kan gekozen worden voor de publiekrechtelijke weg of

voor de privaatrechtelijke weg, zelfs wanneer de overheid daartoe niet uitdrukkelijk bij wet

gemachtigd werd.68 Dit wordt de ‘tweewegenleer’ genoemd. Hierbij moet de overheid wel

een aantal spelregels respecteren. Vooreerst mag het gebruik van de contractuele techniek niet

strijdig zijn met een dwingende positiefrechtelijke regeling.69 Dit kan voorvallen wanneer de

publiekrechtelijke weg expliciet wordt voorgeschreven. Bovendien mag de contractuele

techniek niet gehanteerd worden als ze botst met een algemeen rechtsbeginsel, zoals het

gelijkheidsbeginsel.70 Tot slot mag het gebruik ook niet leiden tot bevoegdheidsoverdracht of

miskenning van bevoegdheden, noch tot een wezenlijke beperking van de

beoordelingsvrijheid van de optredende overheid.71

De weinige rechtspraak72 in dit verband bevestigt de visie van de rechtsleer.

67 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch

administratief recht, Antwerpen, Kluwer, 2009, 147; D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-

Private Samenwerking, die Keure, 2003, 21; D’HOOGHE, D., “De mogelijkheid voor openbare besturen om beleidsovereenkomsten te sluiten en deel te nemen aan de oprichting van rechtspersonen”, T.Gem. 1995, (75) 78. 68 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 22; S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 230-231; D. D’HOOGHE, “De mogelijkheid voor openbare besturen om beleidsovereenkomsten te sluiten en deel te nemen aan de oprichting van rechtspersonen”, T.Gem. 1995, (75) 90; B. PEETERS, Convenanten, in het bijzonder

milieuconvenanten, Zwolle, Tjeenk Willink, 1994, 34; D. DEOM, Le statut juridique des entreprises publiques, Brussel, Story-Scientia, 1990, 56; M. BOSMANS, “De verhouding tussen het privé-contractenrecht en het publiekrecht”, RW 1985-86, (2101) 2118. Contra: M. PAQUES, De l’acte unilatéral au contrat dans l’action

administrative, Brussel, Story-Scientia, 1991, 345-413; M. PAQUES, “Les conventions sectorielles en matière d’environnement du point de vue du droit public” in H. BOCKEN en I. TRAEST (eds.), Milieubeleidsovereenkomsten, Brussel, Story-Scientia, 1991, 56-85. 69 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 23-24; S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 231; D. D’HOOGHE, “De mogelijkheid voor openbare besturen om beleidsovereenkomsten te sluiten en deel te nemen aan de oprichting van rechtspersonen”, T.Gem. 1995, (75) 79; B. PEETERS, Convenanten, in het bijzonder

milieuconvenanten, Zwolle, Tjeenk Willink, 1994, 34. 70 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 24-25; S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 231; D. D’HOOGHE, “De mogelijkheid voor openbare besturen om beleidsovereenkomsten te sluiten en deel te nemen aan de oprichting van rechtspersonen”, T.Gem. 1995, (75) 87. 71 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 25-32; S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 231; D. D’HOOGHE, “De mogelijkheid voor openbare besturen om beleidsovereenkomsten te sluiten en deel te nemen aan de oprichting van rechtspersonen”, T.Gem. 1995, (75) 79; B. PEETERS, Convenanten, in het bijzonder

milieuconvenanten, Zwolle, Tjeenk Willink, 1994, 34. 72 RvS, P.V.B.A. Van Laere, nr. 33.685, 19 december 1989; Brussel 21 juni 1988, JT 1989, 26.

Page 25: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

18

35. Vroeger gold dat op goederen van het openbaar domein geen zakelijke rechten konden

worden gevestigd. Echter, in de rechtspraak bestaat er evenwel al geruime tijd een tendens

deze beperking terug te dringen tot de gevallen waarin de vestiging van een zakelijk recht de

bestemming van het openbaar domeingoed in de weg staat. Hiermee wou de rechtspraak

tegemoetkomen aan de veel gehoorde klacht dat het leerstuk van het openbaar domein de

valorisatie ervan in de weg zou staan.73 Een aantal bepalingen van het PPS-decreet voorzien

expliciet in de mogelijkheid om, in afwijking van het klassieke domeingoederenrecht74, toch

zakelijke rechten te vestigen op het openbaar domein. Zo voorziet art. 10 PPS-decreet dat de

Vlaamse regering voor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest zakelijke rechten

kan vestigen op de onroerende goederen die behoren tot het openbaar domein, voor zover de

gevestigde zakelijke rechten niet kennelijk onverenigbaar zijn met de bestemming van deze

goederen. Een zelfde regeling is uitgewerkt voor de provincies75, de gemeenten76 en de

OCMW’s77.

§3. Mogelijke rechtsinstrumenten

A. Koop-verkoop78

36. De koop is een bijzondere overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een goed

te leveren, en de andere daarvoor een prijs te betalen. Hij kan bij authentieke of bij

onderhandse akte worden aangegaan.79

In de praktijk gaat het om koop-verkoopovereenkomsten waarbij bepaalde verplichtingen

opgelegd worden. De verkoop van een perceel grond op voorwaarde dat de koper de

verplichting op zich neemt bepaalde infrastructuurwerken uit te voeren, kan hier als

voorbeeld dienen.80 Via de uitgifte van bouwgrond, kunnen (vooral) gemeenten invloed

uitoefenen op wat op de grond gebouwd wordt en hoe het gebouwde in gebruik moet worden

genomen en gehouden.81

Het belang van de techniek van de koop in het kader van PPS mag men niet overschatten. Het

betreft zeker niet het belangrijkste rechtsinstrument. Meestal zal de koopovereenkomst

73 J. DE STAERCKE, “De valorisatie van het openbaar domein”, TBO 2005, (186) 191. 74 Wet 31 mei 1923 betreffende de vervreemding van onroerende domeingoederen, B.S. 3 juni 1923. 75 Artt. 114novies §1 en 146 Provinciewet. 76 Artt. 237bis en 263sexies Nieuwe Gemeentewet. 77 Art. 77 OCMW-wet. 78 Voor een uitvoerige bespreking, zie C. ENGELS, Bijzondere overeenkomsten. Syllabus, Brugge, die Keure, 2006, 3-111. 79 Art. 1582 B.W. 80 S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 234. 81 R. TIMMERMANS, “Appartementsrecht als bindmiddel bij publiek-private samenwerking”, T.App. 2002, afl. 2, (1) 2.

Page 26: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

19

kaderen binnen een groter geheel van contracten die samengenomen een bepaald project

vormen.82

B. Erfpacht83

37. Erfpacht kan omschreven worden als het zakelijk recht om het volle genot te hebben van

andermans onroerend goed, onder gehoudenheid aan de eigenaar van dit onroerend goed een

jaarlijkse vergoeding, de canon, te betalen ter erkenning van zijn eigendomsrecht. Het

erfpachtrecht mag noch voor een langere periode dan 99 jaar, noch voor een kortere periode

dan 27 jaar, worden gevestigd.84 De bepalingen van de erfpachtwet zijn van suppletief recht,

wat betekent dat partijen afwijkende bepalingen kunnen opnemen in hun contract. Echter, de

regels m.b.t. de minimale en maximale termijn zijn van dwingend recht.

38. Hieruit volgt dat de erfpachter gebouwen mag oprichten waar hij het eigendomsrecht

van bekomt, en dit voor de duurtijd van de erfpacht. De grondeigenaar blijft wel eigenaar van

het in erfpacht gegeven goed. Behoudens andersluidende overeenkomst kan de erfpachter de

goederen waarover hij erfpacht heeft, voor de duur van zijn recht in huur geven of ze, voor

eenzelfde duur, met een hypotheek of met een erfdienstbaarheid bezwaren.85 Op het einde van

de erfpacht, kan de erfpachter de gebouwen die hij heeft opgericht, wegnemen voor zover hij

niet verplicht was deze op te richten. In dat laatste geval komen deze de eigenaar toe die

hiervoor, behoudens andersluidende bepalingen, geen vergoeding moet betalen.86

39. Deze juridische techniek biedt in het kader van de overheidspolitiek inzake ruimtelijke

ordening interessante mogelijkheden. Zo is de totstandkoming van de steden De Haan en

Louvain-la-Neuve te danken aan de door de overheid verleende erfpachtrechten.87 Ook de

82 T. VILLÉ, “Publiek-private samenwerking. PPS-instrumenten in het licht van het aanbestedingsrecht”, Jura

Falc. 2004-05, afl. 2, (203) 231. 83 Voor een grondige bespreking, zie bijv.: C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het

opstellen van notariële akten – Deel IIa, Mechelen, Kluwer, 2007, 161-190; A. VAN OEVELEN, “Overeenkomsten op basis van erfpacht en het recht van opstal. Onroerende leasing: een theoretisch kader” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Oude en nieuwe rechtsfiguren:

erfpacht, opstal, onroerende leasing, time-sharing, Antwerpen, Kluwer, 1990, 1-67. 84 Artt. 1 en 2 Wet 10 januari 1824 over het recht van erfpacht, Journal officiel du royaume des Pays-Bas 1824, nr. 14 (hierna: Erfpachtwet). 85 Art. 6 Erfpachtwet. 86 S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 233-234; A. VAN OEVELEN, “Overeenkomsten op basis van erfpacht en het recht van opstal. Onroerende leasing: een theoretisch kader” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Oude en

nieuwe rechtsfiguren: erfpacht, opstal, onroerende leasing, time-sharing, Antwerpen, Kluwer, 1990, 8. 87 C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten – Deel IIa, Mechelen, Kluwer, 2007, 163. Auteurs verwijzen naar een ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve waarbij de rechtsfiguur van de erfpacht gehanteerd wordt met het oog op stedenbouwkundige renovatie.

Page 27: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

20

ondergrond kan in erfpacht worden gegeven. De uitbreiding van de Brugse parking ’t Zand

kan hierbij als voorbeeld worden aangehaald.88

C. Opstal89

40. Het opstalrecht is een zakelijk recht om gebouwen, werken of beplantingen op

andermans grond te hebben.90 Dit recht kan worden toegestaan voor een termijn van

maximum 50 jaar. Deze ‘termijnbepaling’ heeft als enige een dwingende aard. Komt men een

langere termijn overeen, wordt ze herleid tot de maximale duurtijd. Wel zal men het

opstalrecht kunnen hernieuwen voor opnieuw een periode van maximaal 50 jaar. Het arrest

van het Hof van Cassatie van 18 mei 2007 maakte het overheden mogelijk om een zelfstandig

opstalrecht, dus onafhankelijk van een andere rechtsfiguur, te vestigen op het openbaar

domein, voor zover het gebruik dat elke burger moet krijgen niet belemmerd wordt.91

41. Het recht van opstal verleent de houder van het recht om tijdelijk gebouwen, werken en

beplantingen in eigendom te bezitten op een grond die aan een ander toebehoort. De

opstalhouder kan zijn recht vervreemden, en tevens de door hem opgerichte gebouwen met

hypotheek en erfdienstbaarheden bezwaren.

42. In de overeenkomst houdende vestiging van het opstalrecht kunnen partijen, zoals reeds

gezegd, afwijken van de wettelijke regeling. Zo is het realistisch dat voorzien wordt dat de

opstalhouder de verplichting heeft tot het bouwen van een specifiek omschreven goed: een

appartementsgebouw, een sporthal…

Opstalconstructies worden vandaag vaak gebruikt door (gemeentelijke) overheden die nieuwe

industrieën willen aantrekken of economische expansie willen stimuleren.92 De techniek gaat

terug op een circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt van 17

september 1963.93 DE WULF, BAEL, DEVOS en DE DECKER schetsen de werkwijze als

volgt: “De gemeente verkoopt, contant of op termijn, een perceel grond aan een industrieel

met voorbehoud van het recht van opstal. De gemeente richt vervolgens krachtens het

opstalrecht op die grond een nijverheidsgebouw op, en verhuurt dit gedurende een lange

88 S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 234. 89 Voor een grondige bespreking, zie bijv.: C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het

opstellen van notariële akten – Deel IIa, Mechelen, Kluwer, 2007, 191-246. 90 Art. 1 Wet 10 januari 1824 over het recht van opstal, Journal officiel du royaume des Pays-Bas 1824, nr. 13 (hierna: Opstalwet). 91 Cass. 18 mei 2007, RW 2007-08, 736, noot V. SAGAERT, NjW 2007, 652, noot W. RASSCHAERT; RNB 2007, 631, noot D. LAGASSE; V. SAGAERT, “Volume-eigendom. Een verkenning van de verticale begrenzing van onroerende eigendom”, TPR 2009, afl. 1, (21) 78. 92 C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten – Deel IIa, Mechelen, Kluwer, 2007, 192. 93 Circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt van 17 september 1963, B.S. 28 september 1963.

Page 28: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

21

periode (15 à 20 jaar) aan de industrieel tegen een huurprijs die de gemeente toelaat de

lening, die zij zelf aanging om de bouw te financieren, te dragen. Op het einde van het

opstalrecht wordt de industrieel, zonder vergoeding, eigenaar van het gebouw. Het voordeel

voor de industrieel is dat de gemeente vaak over “goedkoop” geld kan beschikken zodat de

huurprijs relatief laag zal zijn.”94

Wanneer de lokale overheid bepaalde infrastructuur wil oprichten, zonder zelf in te staan voor

de volledige uitwerking en opvolging van het project, zal vaak een opstalrecht verleend

worden aan een financiële instelling. In zo’n geval zal de vestigingsakte voorzien dat de

financiële instelling het project zal realiseren en vervolgens het goed zal verhuren aan de

lokale overheid. De lokale overheid betaalt de huur aan de financiële instelling, zodat deze

laatste de geïnvesteerde gelden, interesten en projectontwikkelings- en opvolgingskosten kan

recupereren. Verstrijkt de termijn van het opstalrecht, wordt de overheid zonder enige

vergoeding eigenaar van de opgerichte constructies.95

Een concreet voorbeeld waarbij opstalrechten werden verleend, betreft de renovatie van de

gebouwen aan het Martelaarsplein, waar de Vlaamse regering gevestigd is.96

D. Onroerende leasing

43. Er bestaat geen wettelijk omschreven definitie van onroerende leasing. Het gaat om een

uit de praktijk gegroeid onbenoemd contract. Er wordt aangenomen dat het om een autonome

en ondeelbare overeenkomst sui generis gaat, met een intuitu personae-karakter.97

“Onroerende leasing kan worden omschreven als een driepolige financieringsoperatie

waarbij de leasinggever (lessor) de verbintenis aangaat een gebouw op te richten, aan te

kopen of in te richten volgens de plannen en de aanwijzingen van de toekomstige gebruiker

van dit goed, de leasingnemer (lessee), en dit goed aan deze laatste in gebruik te geven voor

een lange termijn, tegen betaling van een vergoeding die in functie staat van het door de

leasinggever geïnvesteerde kapitaal”.98

44. Deze techniek werd o.a. gebruikt voor de oprichting van de WTC-toren III aan het

Brusselse Noordstation.99

94 C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten – Deel IIa, Mechelen, Kluwer, 2007, 192-193. 95 C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten – Deel IIa, Mechelen, Kluwer, 2007, 193. 96 S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 234. 97 Antwerpen 1 juni 1994, Not.Fisc.M. 1995, afl. 3, 15, noot C. VANHALEWYN; C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten – Deel IIa, Mechelen, Kluwer, 2007, 247. 98 A. VAN OEVELEN, “Overeenkomsten op basis van erfpacht en het recht van opstal. Onroerende leasing: een theoretisch kader” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Oude en nieuwe

rechtsfiguren: erfpacht, opstal, onroerende leasing, time-sharing, Antwerpen, Kluwer, 1990, 56; F. HAEX, “‘Onroerende leasing’ als financieringsformule voor gemeentelijk investeringen”, De Gem. 1980, (94) 94 e.v. 99 S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 235.

Page 29: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

22

E. Domeinconcessie

45. De domeinconcessie heeft zich ontwikkeld in de rechtsleer100 en de rechtspraktijk101. Het

betreft een overeenkomst waarbij het bestuur tijdelijk en mits betaling van een vergoeding

aan een persoon de toelating geeft om exclusief en voor een welbepaald doel het openbaar

domein te bezetten.102 De Raad van State omschrijft de domeinconcessie als “een

administratieve overeenkomst waarbij de overheid een persoon het recht verleent om een

gedeelte van het openbaar domein tijdelijk en op een wijze die het recht van anderen uitsluit,

in gebruik te nemen, en die om redenen ontleend aan het openbaar belang eenzijdig kan

worden herroepen”.103 De ingebruikname van het openbaar domein door de privépersoon

dient niet om het algemeen belang te benaarstigen. Enkel de uitoefening van diens

privéactiviteiten speelt een rol.104 De goederen van het openbaar domein zijn niet in de handel

en kunnen bijgevolg niet aan particulieren vervreemd worden.105 Mogelijks maken ze wel het

voorwerp uit van precaire gebruiksrechten, toegestaan aan particulieren.

46. Illustratief kan bij deze techniek verwezen worden naar de overeenkomst van 14 juni

1995 omtrent de overdracht in beheer en genot van terreinen gelegen in het nieuwe

havengebied aan de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen.106

F. Promotieovereenkomst

47. Een promotieovereenkomst omschrijft men als de overheidsopdracht voor aanneming

van werken of van leveringen die zowel betrekking heeft op de financiering en de uitvoering

van werken of leveringen als, in voorkomend geval, op de studie ervan of op elke

100 Zie o.a. P. ORIANNE, “La loi et le contrat dans les concessions de service public”, RPDB 1966, 241-250. 101 Deze domeinconcessie heeft zich vooral ontwikkeld in de havenpraktijk, zie: E. VAN HOOYDONK, Beginselen van havenbestuursrecht: onderzoek naar de grondslagen en de draagwijdte van de havenbestuurlijke

autonomie, Brugge, die Keure, 1996, 240 e.v. 102 S. VAN GARSSE, “De contractuele ingebruikname van het openbaar domein”, Huur 2004, afl. 4, (126) 127; J. VAN COILLIE, “Recente contractvormen in het bouwrecht” in M. STORME, Y. MERCHIERS en J. HERBOTS (eds.), De overeenkomst vandaag en morgen, Antwerpen, Kluwer, 1990, 266. 103 RvS, NV Seaport Terminals, 2 januari 1993, nr. 41.878; RvS, Singule, 22 november 2004, nr. 137.417; S. VAN GARSSE, De concessie in het raam van de publiek-private samenwerking: een analyse van het openbaar en het privaat domein, van de domeinconcessies, de concessies van openbare werken, de concessies van diensten en hun aanbesteding, Brugge, die Keure, 2007, 237; D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-

Private Samenwerking, Brugge, die Keure, 2003, 43. 104 RvS, Diependale, 29 september 1978, nr. 19.159; RvS, Grauwels, 7 mei 1965, nr. 11.221; D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, Brugge, die Keure, 2003, 44. 105 T. VILLÉ, “Publiek-private samenwerking. PPS-instrumenten in het licht van het aanbestedingsrecht”, Jura

Falc. 2004-05, afl. 2, (203) 230. 106 Boek Rekenhof 1998, Parl.St. Vl.Parl. 1998-99, nr. 11/1, 224; S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 236.

Page 30: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

23

dienstverlening in dat verband.107 Typerend voor dergelijke overeenkomst is de

prefinanciering van het project door de privésector. Het levert aan deze soort van

overeenkomsten een zeker PPS-gehalte. De integrale financiële verantwoordelijkheid ligt bij

de promotor, die zich genoodzaakt ziet om de realisatie van het project eerst zelf te

financieren, en daarvoor pas wordt vergoed indien hij alle verplichtingen is nagekomen.

Aldus kan men stellen dat de promotor het financiële risico draagt.108

48. Als voorbeeld kan de overeenkomst van 16 december 1994 worden aangehaald, die de

Vlaamse Gemeenschap sloot voor de bouw van een kantoorgebouw om het Departement

Leefmilieu en Infrastructuur te huisvesten.109

G. Concessie van openbare dienst en concessie van openbare werken110

49. De concessie van openbare dienst en van openbare werken worden wettelijk niet

gedefinieerd. Deze rechtsfiguren zijn ontleend aan het Franse administratief recht.111 Volgens

MAST e.a. is de concessie van een openbare dienst “een administratief contract waarbij de

overheid, een particulier (natuurlijk persoon of rechtspersoon) of een publiekrechtelijk

orgaan tijdelijk ermee belast, onder haar gezag en mits naleving van de door haar bepaalde

voorwaarden, een openbare dienst op eigen kosten en risico te exploiteren tegen een

vergoeding die normaliter op de gebruikers wordt verhaald”.112 Over de bruikbaarheid van

de concessie van openbare dienst voor PPS-projecten bestaat enige discussie, gezien het

stringente karakter van een dergelijk administratief contract.113

50. Een concessie van openbare werken is “een overeenkomst waarbij de overheid –

normaliter de bouwheer – de uitvoering gunt van een bouwwerk dat beantwoordt aan de

107 Art. 9, lid 3 Wet 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, B.S. 22 januari 1994. 108 P. FLAMEY en S. KNAEPEN, Publiek-private samenwerking (PPS). De fundamentele juridische spelregels

en hun afdwingbaarheid – Leidraad voor overheden en projectontwikkelaars, Brugge, Vanden Broele, 2005, 127-128. 109 Boek Rekenhof 1998, Parl.St. Vl.Parl. 1998-99, nr. 11/1, 182; S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 236. 110 Voor een uitgebreide bespreking van de concessie, zie: S. VAN GARSSE, “De concessieve techniek: oud en nieuw instrument van PPS” in D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE (eds.), Publiek-private

samenwerking, Brugge, die Keure, 2004, 27-54. 111 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, Brugge, die Keure, 2003, 44. 112 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch

administratief recht, Antwerpen, Kluwer, 2009, 153. 113 K. LEUS en J. DEBIÈVRE, “De gemeente en de publiek-private samenwerking – Een juridische terreinverkenning vanuit het oogpunt van de democratische controle” in S. VANSTEENKISTE en L. VENY (eds.), Een toekomst voor de gemeente, Brussel, Larcier, 2001, (61) 111. De auteurs verwijzen naar een uiteenzetting gegeven door D. D’HOOGHE naar aanleiding van de lessenreeks ‘Overheid en economische activiteit: recht en beleid’, georganiseerd door het Instituut voor de Overheid en gehouden te Leuven op 21 december 2000.

Page 31: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

24

behoeften en de normen van de overheid, dat bestemd is voor de werking van de openbare

dienst en dat op het einde van die overeenkomst eigendom wordt van die overheid, met als

tegenprestatie de verlening door de overheid van het recht van exploitatie van het opgerichte

bouwwerk, al dan niet gepaard gaande met een vergoeding door de overheid of van een

retributie door de concessiehouder gedurende de duur van de overeenkomst”.114

51. Het in de rechtsleer meest aangehaalde voorbeeld van een (Vlaamse) concessie, de

exploitatie van de Liefkenshoekstunnel door de NV Tunnel Liefkenshoek, een consortium

van drie aannemers, wordt veelal op uitvoerige wijze beschreven.115 Hier wil ik me niet laten

verleiden deze – eigenlijk nogal ingewikkelde – constructie uiteen te zetten. Samengevat

komt het er op neer dat de gebruikers van de tunnel tol dienen te betalen in ruil voor de

terbeschikkingstelling van de wegeninfrastructuur. De concessieve techniek hanteerde men

ook in Mechelen, waar een privébedrijf 1600 parkeerplaatsen exploiteert.116

In het verleden werd de concessie gebruikt voor de eerste spoorwegverbinding tussen Gent en

Antwerpen (1843), de Eiffeltoren (1887), de Kanaaltunnel (1986), de HSL-Zuidverbinding in

Nederland (2001).117

Afdeling 3. De participatieve PPS

§ 1. Algemeen

52. Deze masterproef heeft geenszins de bedoeling de finesses weer te geven met betrekking

tot de participatieve PPS. Het lijkt mij te volstaan de grote krachtlijnen hiervan weer te geven.

Supra werd duidelijk gemaakt dat de overheid een beroep mag doen op rechtsfiguren die

voortspruiten uit het burgerlijk recht om haar doelstellingen te realiseren. Anders ligt de vraag

of de overheid participaties mag nemen in privaatrechtelijke rechtspersonen.

§ 2. De participatieve PPS

53. Naast de contractuele PPS, kan men projecten ook realiseren via een participatieve PPS.

Hierdoor wordt de realisatie van PPS-projecten toevertrouwd aan een speciaal op te richten

114 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch

administratief recht, Antwerpen, Kluwer, 2009, 153. 115 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch

administratief recht, Antwerpen, Kluwer, 2009, 153; M. VERVOORT, “Fiscale aandachtspunten bij publiek-private samenwerking” in D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE (eds.), Publiek-private samenwerking, Brugge, die Keure, 2004, (137) 162. 116 S. VAN GARSSE, “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem. 2001, (225) 237. 117 S. VAN GARSSE, “De concessieve techniek: oud en nieuw instrument van PPS” in D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE (eds.), Publiek-private samenwerking, Brugge, die Keure, 2004, (27) 29.

Page 32: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

25

vennootschap of andere rechtspersoon, waarin zowel private als publieke partners een belang

nemen.118

54. D’HOOGHE en VANDENDRIESSCHE119 formuleren een drietal argumenten die

pleiten voor dergelijke verregaande samenwerking. Wanneer een vennootschap opgericht

wordt, kan deze zelfstandig beslissingen nemen, zonder dat de publieke en de private partners

telkenmale afzonderlijk stelling moeten innemen.120 Vervolgens kan de herkenbaarheid t.a.v.

derden ook als een belangrijk voordeel aangemerkt worden.121 Alle personen die bij het PPS-

project betrokken zijn, beschikken over één centraal aanspreekpunt, nl. de afzonderlijke of

gemengde rechtspersoon. Tot slot kunnen de fiscale voordelen en de

aansprakelijkheidsbeperking een rol spelen bij de keuze voor deze techniek.

55. Kiest de overheid voor de figuur van de participatieve PPS, kan het zowel om een

publiekrechtelijke als om een privaatrechtelijke rechtspersoon gaan. Dit is de zogeheten

‘tweewegenleer’.122

56. Bij een publiekrechtelijke rechtspersoon richt de overheid de rechtspersoon op via een

organieke oprichtingswet, een decreet of een ordonnantie. De rechtspersoonlijkheid wordt dus

door of krachtens een wetskrachtige bepaling toegekend. Op deze manier kan de

publiekrechtelijke partij de werking, het toezicht… van de op te richten rechtspersoon

regelen. Niet alleen de oprichting en de rechtspersoonlijkheid moeten geregeld worden, ook

alle overige essentiële bestanddelen van de op die rechtspersoon toepasselijke regels dienen

door de formele wetgever te worden uitgevaardigd.123

57. De Raad van State, afdeling wetgeving, heeft in tal van adviezen124 aanvaard dat de

verschillende overheden ook een beroep kunnen doen op privaatrechtelijke technieken, zijnde

het vennootschapsrecht en de v.z.w.-wetgeving. De oprichting en de rechtsvorm van de

118 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/1, 12. 119 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, Die Keure, 2003, 148. 120 A.G. BREGMAN, Juridisch-bestuurlijke aspecten van publiek-private samenwerking: rapport van een in

opdracht van het Ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheerdoor het instituut voor

bouwrecht uitgevoerd onderzoek , Deventer, Kluwer, 1990, 85-86. 121 S. BAETEN, De overheid als ondernemer, Brugge, die Keure, 2003, 74. 122 P. COLLE en S. VAN CROMBRUGGE, “De verzelfstandiging van het stedelijk museaal beleid: juridische en fiscale aspecten”, RW 1991-92, (912) 912; D. D’HOOGHE, “De mogelijkheid voor openbare besturen om beleidsovereenkomsten te sluiten en deel te nemen aan de oprichting van rechtspersonen”, T.Gem. 1995, (75) 103. 123 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 150-152. 124 O.a. advies bij het ontwerp van decreet betreffende de oprichting van de v.z.w. Educatief Bosbouwcentrum Groenendaal, Parl.St. Vl.Parl. 1998-99, nr. 1371/1, 14-15; advies bij het ontwerp van decreet houdende oprichting van de v.z.w. “De Rand” voor de ondersteuning van het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse rand rond Brussel, Parl.St. Vl.Parl. 1995-96, nr. 402/1, 28-31. Zo stelt de Raad van State dat “aangenomen wordt dat de Gemeenschappen en Gewesten, voor het oprichten van een openbare dienst, twee wegen uit kunnen: een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke”.

Page 33: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

26

rechtspersoon worden aldus niet geregeld door een of andere publiekrechtelijke bepaling. Het

Rekenhof125, de Raad van State126 en de toezichthoudende overheden vereisen echter voor het

gebruik door de overheid van het privaatrechtelijk instrumentarium een bijzondere

wetskrachtige machtiging. Zodoende zou de overheid niet op rechtmatige wijze kunnen

deelnemen in een privaatrechtelijke rechtspersoon indien hiervoor niet de vereiste

reglementaire machtiging voorhanden is.127 Als deze redenering gevolgd wordt, staat dit

gelijk met het verwerpen van de tweewegenleer, wat niet de bedoeling kan zijn…128 Toch

waakte de Vlaamse overheid er over te beschikken over een decretale machtiging alvorens

gebruik te maken van een privaatrechtelijke rechtspersoon.129 Op het Vlaamse niveau (en hier

beperk ik me toe) heeft de decreetgever in het PPS-decreet een generieke machtiging

ingevoerd. Een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de machtigingen voor de

Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest en anderzijds de machtigingen voor de intern

verzelfstandigde agentschappen (IVA’s) met rechtspersoonlijkheid en de extern

verzelfstandigde agentschappen (EVA’s). Art. 13 PPS-decreet machtigt de Vlaamse regering

voor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest om op grond van het private

vennootschaps- of verenigingsrecht, instellingen, verenigingen en ondernemingen op te

richten of erin deel te nemen, voor zover het niet met een bevoegdheidsoverdracht gepaard

gaat en de oprichting of deelname niet gepaard gaat met een inbreng in geld (bijv. een inbreng

in natura). Gaat de deelname gepaard met een bevoegdheidsoverdracht, dan moet de Vlaamse

regering telkenmale een individuele decretale machtiging bekomen, zodat de voorwaarden

van de bevoegdheidsoverdracht kunnen vastgesteld worden.130 Ook de IVA’s en EVA’s

worden in art. 14 van het PPS-decreet gemachtigd om op grond van het private

vennootschaps- of verenigingsrecht, instellingen, verenigingen en ondernemingen op te

richten of erin deel te nemen. Gaat de deelneming of oprichting gepaard met

bevoegdheidsoverdracht, dan vereist het PPS-decreet machtiging van de Vlaamse regering.

De verleende machtigingen moeten binnen de dertig dagen meegedeeld worden aan het

Vlaams Parlement.

125 Parl.St. Vl.Parl. 1989-90, nr. 14/1. Het betreft het 146e opmerkingenboek van het Rekenhof voor het jaar 1989. 126 RvS, Driessens, 15 september 1992, nr. 40.314. In casu werd de deelname van de Vlaamse Gemeenschap in de v.z.w. Vlaamse Operastichting als onwettig aangemerkt, omdat er geen bijzondere decretale machtiging voorhanden was. 127 J. DUJARDIN, “Verzelfstandiging van gemeentediensten als instrument voor een modern management” in X. (ed.) Liber Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Deurne, Story-Scientia, 1997, (479) 507; K. LEUS, “Een klassiek bestuursrechtelijke benadering van het verschijnsel ‘verzelfstandiging’ van openbare diensten: naar een nieuw evenwicht tussen autonomie en centrale sturing” in X. (ed.), Liber Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Deurne, Story-Scientia, 1997, (585) 614-616. 128 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 179. 129 Zie o.a. Decreet 23 maart 1994 houdende regularisatie van de toetreding van de Vlaamse regering tot verenigingen zonder winstgevend doel, B.S. 23 juni 1994; Decreet 2 maart 1999 tot machtiging van de Vlaamse regering om mee te werken aan de oprichting van de naamloze vennootschap “Reproductiefonds Vlaamse Musea”, B.S. 13 april 1999. 130 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/1, 13.

Page 34: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

27

Het instrument van de commerciële vennootschap werd recent nog gebruikt door de

Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB)

bij de realisatie van drie vastgoedprojecten op sites in Sint-Jans-Molenbeek, bestemd voor

kantoren, KMO’s en woonflats.131

58. In sommige rechtsleer132 blijft het niet bij de voormelde twee wegen. Er is bovendien

nog een derde weg, nl. de hybride weg. Het betreft een mengvorm tussen rechtspersonen met

zowel een privaatrechtelijk als een publiekrechtelijk statuut. Deze gemengde rechtspersoon

komt in de praktijk regelmatig voor. Een zuivere scheiding tussen de publiekrechtelijke en de

privaatrechtelijke weg is niet steeds mogelijk of wenselijk. Zo kan het zijn dat de overheid

bepaalde elementen van het private vennootschapsrecht of verenigingsrecht van toepassing

maakt op de publiekrechtelijke rechtspersoon. Als typevoorbeelden van hybride

rechtspersonen kunnen de Vlaamse investeringsmaatschappijen dienen. Denk hierbij vooral

aan de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (GIMV) met haar

gespecialiseerde dochtermaatschappijen, o.a. de Vlaamse Milieuholding (VMH) en de

Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM).133

131 R. TIMMERMANS, “Appartementsrecht als bindmiddel bij publiek-private samenwerking”, T.App. 2002, afl. 2, (1) 2. 132 A. ALEN en W. DEVROE, Verzelfstandiging van bestuurstaken in België, Deventer, Tjeenk Willink, 1999, 108. 133 D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE, Publiek-Private Samenwerking, die Keure, 2003, 208-231.

Page 35: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

28

Hoofdstuk 4: PPS en het Grond- en Pandendecreet

Afdeling 1. Algemeen

59. Het belang van het decreet134 van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid

mag niet onderschat worden. In het decreet verstaat men onder grond- en pandenbeleid het

aansturen, het coördineren, het ontwikkelen en het aanwenden van ruimtelijke en sectorale

beleidsstrategieën en instrumenten, met het oog op het faciliteren, het stimuleren, het

bevorderen en het corrigeren van de grond- en pandenmarkt.135 De overheid stuurt de

aspecten van de markt van onroerende goederen (gronden en panden) aan, zodat het gebruik

en de gebruiksmogelijkheden van gronden enorm beïnvloed wordt. Soms maken overheden

zelfs afspraken met marktpartijen die tot ontwikkeling willen overgaan.136

Het decreet trad in werking op 1 september 2009, behoudens een aantal specifieke bepalingen

en overgangsbepalingen.

60. Met het Grond- en Pandendecreet wil de Vlaamse decreetgever rekening houden met de

mogelijkheden op het vlak van PPS, of op het vlak van de uitvoering van publieke doelen

door private actoren. Om de realisatie van deze publieke doeleinden waar te maken, zijn

duidelijke en bindende juridische instrumenten nodig.137

“Op zeer korte tijd is het inzicht ontstaan dat de tijd dat ‘overheden’ alles kunnen, zeer snel

aan het voorbijgaan is. Overheden kunnen nog wel beleidsplannen opmaken, richtingen

aangeven, keuzes maken en bij de uitvoering coördinerend optreden. Het uitvoeren van taken

die altijd als ‘overheidstaken’ werden aanzien moeten ze evenwel om diverse redenen meer

en meer uit handen geven, zoals o.m. omwille van de snelheid van de maatschappelijke

evolutie, de mogelijkheid om er snel op in te spelen door o.m. het aantrekken van

gekwalificeerd personeel aan een prijs die er tegenover staat, de kostprijs van de acties en de

omvang van de in te zetten middelen, de ingewikkeldheid van het maatschappelijk raderwerk.

Op zeer korte tijd heeft een nieuwe ‘constructie’, een nieuw instrument, hierop het antwoord

trachten te zoeken : de publiek private samenwerking.”138

134 Decreet 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, B.S. 15 mei 2009 (hierna: Grond- en Pandendecreet). Voor een grondige bespreking, zie T. VANDROMME, “Het nieuwe grond- en pandenbeleid besproken en toegelicht”, RW 2009-10, afl. 12, 474-486; P.-J. DEFOORT, “De doorwerking van het grond- en pandendecreet in de ruimtelijke ordening: het sociaal en bescheiden woonaanbod, wonen in eigen streek, woonuitbreidingsgebieden en kapitaalschadecompensatie”, TROS 2009, afl. 55, 213-247. 135 Art. 2.1.1 lid 1 Grond- en Pandendecreet. 136 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2012/1, 3. 137 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2012/1, 8. 138 H.C. SEBREGHTS en F. SEBREGHTS, Handboek voor de GECORO, Brugge, Vanden Broele, 2006, 134-135.

Page 36: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

29

61. Het decreet laat directe overheidsinterventie in de grond- en pandenmarkt toe wanneer

private actoren niet, of niet alleen, bij machte zijn om de gestelde publieke doelen te bereiken,

of wanneer zulks noodzakelijk is om kwetsbare maatschappelijke groepen gelijke kansen te

bieden om vrij aan die markt te participeren. Dergelijke directe overheidsinterventie is

eveneens gerechtvaardigd indien het optreden van de overheid ten opzichte van private

initiatieven kennelijk sociale, economische, financiële, ruimtelijke of milieugebonden

voordelen of minderkosten inhoudt.139

62. De inschakeling van PPS in de sociale huisvesting beoogt de realisatie van sociale

woningen bovenop de bestaande programma’s, nl. het investeringsprogramma van de

Vlaamse Huisvestingsmaatschappij (IP) en de Subsidies voor de Bouw en Renovatie van

sociale woningen (SBR).140

63. In het kader van deze masterproef trekt vooral Boek 4 van het Grond- en Pandendecreet

de aandacht, nl. de maatregelen betreffende betaalbaar wonen. Concreet worden hier de

opgelegde maatregelen besproken ingeval van bouw- of verkavelingsprojecten.

Afdeling 2. Maatregelen ingeval van bouw- of verkavelingsprojecten

64. Boek 4 is het belangrijkste en omvangrijkste deel van het nieuwe decreet. De bedoeling

van de decreetgever bestaat erin om een sociaal woonaanbod op te leggen.141 Fundamentele

rechtvaardigheidsnormen dienen te bepalen waaraan de vrije woningmarkt moet

beantwoorden.142 Als constitutionele grondslag voor een huisvestingsbeleid wordt gewezen

op art. 23 derde lid 3° van de Grondwet, nl. het recht op menswaardig wonen. Een

samenleving die niet enkel wordt gekarakteriseerd door vrijheid en juridische gelijkheid moet

een streefdoel zijn voor de overheid. Via sociale, economische en juridische structuren komt

feitelijke gelijkheid (in casu op het vlak van huisvesting) steeds dichterbij.143

65. Aangezien de publieke sector zich op het vlak van sociaal woonbeleid niet op de

achtergrond kan houden, draagt ze gretig haar steentje bij om het sociaal woonaanbod te

verwezenlijken. Zo voorziet art. 4.1.7 Grond- en Pandendecreet dat de gemeenten moeten

waken over de acties die de diverse Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke

rechtspersonen nemen voor de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Minstens 25%

139 Art. 2.1.1 lid 2 Grond- en Pandendecreet. 140 www.vmsw.be (datum consultatie: 26 april 2010). 141 T. VANDROMME, “Het nieuwe grond- en pandenbeleid besproken en toegelicht”, RW 2009-10, afl. 12, (474) 479. 142 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2012/1, 32. 143 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2012/1, 31.

Page 37: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

30

van de gezamenlijke oppervlakte van onbebouwde bouwgronden en kavels moeten voor het

sociaal doel voorbehouden worden. Daartoe stelt de gemeenteraad een actieprogramma op.

66. Daarnaast voorziet het decreet sociale verplichtingen voor bouw- of

verkavelingsprojecten van een bepaalde schaal. Een bepaald percentage sociaal woonaanbod

is een vereiste wil men een vergunning bekomen. Bedoeld worden144:

(1) verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een

grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten;

(2) groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld

worden;

(3) de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig

appartementen (studentenkoten komen niet in aanmerking)145 gecreëerd worden;

(4) verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw

van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1°, 2° of 3°, en

waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt

aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door

dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop

de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan.

Hiermee wou de wetgever vermijden dat grote projecten kunstmatig zouden opgesplitst of

gefaseerd worden om te ontsnappen aan de verplichtingen van het decreet.146

67. Voldoet een verkavelingsproject of bouwproject aan één van de vier voornoemde

categorieën, moet een sociaal woonaanbod verwezenlijkt worden dat gelijk is aan 20 tot 40%

indien het gronden betreft van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen, en

10 tot 20% indien de gronden eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen.147

Deze regels gelden niet langer als de gemeente een gemeentelijk reglement Sociaal Wonen

heeft opgemaakt waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief148 verwezenlijkt is. In dat

geval kan de gemeente afzien van het opleggen van een percentage sociaal woonaanbod.

Tevens kan de gemeente een percentage sociaal woonaanbod bepalen dat lager is dan de

144 Art. 4.1.8 eerste lid Grond- en Pandendecreet. 145 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2012/1, 49. 146 T. VANDROMME, “Het nieuwe grond- en pandenbeleid besproken en toegelicht”, RW 2009-10, afl. 12, (474) 481; P.-J. DEFOORT, “De doorwerking van het grond- en pandendecreet in de ruimtelijke ordening: het sociaal en bescheiden woonaanbod, wonen in eigen streek, woonuitbreidingsgebieden en kapitaalschadecompensatie”, TROS 2009, afl. 55, (213) 221. 147 Art. 4.1.8 tweede lid Grond- en Pandendecreet. 148 Een bindend sociaal objectief is een gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt (art. 4.1.2 §1 Grond- en Pandendecreet). Het betreft dus een taakstelling om sociale woongelegenheden te creëren.

Page 38: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

31

normering.149 Voorwaarde is wel dat minstens de helft van de in het reglement vermelde

percentages gehanteerd blijven.150

68. Indien een bouw- of verkavelingsproject in een nieuw gecreëerd woongebied met een

oppervlakte van minstens een halve hectare ligt, streeft de decreetgever strengere objectieven

na. Een sociaal woonaanbod van 40 tot 50% dringt zich op als de gronden toebehoren aan

Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; voor private gronden gaat het om

een percentage van 20 tot 25%.151

69. Aan alle verkavelingsprojecten of bouwprojecten die beantwoorden aan één van de

supra gestelde categorieën worden van rechtswege een sociale last verbonden. Deze last

verplicht de verkavelaar of bouwheer handelingen te stellen opdat een sociaal woonaanbod

zou worden verwezenlijkt dat in lijn is met het vereiste percentage aan sociaal

woonaanbod.152 Principieel betekent dit de toepassing van 20 tot 40% voor publieke gronden,

resp. 10 tot 20% voor private gronden.153 Heeft de gemeente een gemeentelijk reglement

Sociaal Wonen, zullen de daarin vermelde percentages toepassing vinden.

70. De Memorie van Toelichting bij het decreet bevat een omstandige motivering voor het

gebruik van de sociale last.154 De verantwoording is tweeërlei. Enerzijds is de opgelegde last,

aldus de decreetgever, niets meer dan een billijke prijs die de verkavelaar of bouwheer moet

betalen voor het mogen uitvoeren van de vergunning. Anderzijds zijn stedenbouwkundige

vergunningen en verkavelingsvergunningen niet louter een toelating om bepaalde werken uit

te voeren. Het zijn instrumenten om steden en gemeenten te ontwikkelen. Dergelijke

vergunningen zorgen ervoor dat plaatselijke overheden bijkomende taken krijgen, zoals

waterzuivering, sociale voorzieningen, behoefte aan woningen… Deze bijkomende

opdrachten rechtvaardigen het opleggen van de last.

71. De verkavelaar of bouwheer kan een sociale last uitvoeren op één van de volgende door

hem gekozen wijzen155:

(1) in natura;

(2) door verkoop van de voor het vooropgestelde sociaal woonaanbod vereiste gronden aan

een sociale woonorganisatie;

149 Art. 4.1.8 derde lid Grond- en Pandendecreet. 150 Art. 4.1.9 §1 in fine Grond- en Pandendecreet. 151 Art. 4.1.12 Grond- en Pandendecreet. 152 Art. 4.1.16 §1 Grond- en Pandendecreet. 153 Art. 4.1.10 Grond- en Pandendecreet. 154 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2012/1, 57-58. 155 Art. 4.1.17 Grond- en Pandendecreet.

Page 39: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

32

(3) door verhuring van binnen een verkaveling of een bouwproject verwezenlijkte woningen

aan een sociaal verhuurkantoor;

(4) een combinatie van de voorgaande mogelijkheden.

72. Uitvoering in natura. Voert de verkavelaar of de bouwheer een sociale last uit in natura,

dan dient hij het sociaal woonaanbod onder een aantal stringente voorwaarden156 te

verwezenlijken. Ten eerste vereist het decreet dat het sociaal woonaanbod beantwoordt aan de

reglementaire normen die gelden in hoofde van de sociale huisvestingsmaatschappijen.

Vervolgens moeten de werken voltooid zijn binnen de vijf jaar na de afgifte van de

vergunning in laatste administratieve aanleg, of binnen de vijf jaar na de aanvang van de

vergunningsfase waarin het sociaal woonaanbod moet worden verwezenlijkt. Tot slot zal de

onderhandse overdrachtsakte binnen een termijn van vier maanden na de voltooiing van de

werken moeten verleden zijn.

De op grond van de sociale last verwezenlijkte sociale huurwoningen worden door de

bouwheer of verkavelaar verkocht overeenkomstig een cascadesysteem.157 De op grond van

de sociale last verwezenlijkte sociale koopwoningen en sociale kavels worden in naam en

voor rekening van de bouwheer of verkavelaar aangeboden door een sociale

huisvestingsmaatschappij tot wiens werkgebied de gemeente behoort.158

73. Verkoop aan een sociale woonorganisatie. Een sociale last kan ook worden uitgevoerd

door de verkoop van de voor het vooropgestelde sociaal woonaanbod vereiste gronden aan

een sociale woonorganisatie.159 Opnieuw geldt er een cascadesysteem voor het aanbieden van

de gronden. De verkoopovereenkomst mag worden gesloten onder de opschortende of

ontbindende voorwaarde dat de verkavelingsvergunning of de stedenbouwkundige

vergunning zal worden afgeleverd. Een ontvanger van registratie en domeinen of een

commissaris van het comité tot aankoop raamt de verkoopprijs. Deze schattingsprijs is gelijk

aan de venale waarde van het goed, zonder rekening te houden met de gevolgen van de

sociale last. De verkochte gronden worden door de overnemer ingericht als sociale kavels of

hij richt op deze gronden sociale woningen op. De werken worden voltooid binnen de vijf

jaar na het verlijden van de authentieke verkoopakte.

74. Verhuring aan een sociaal verhuurkantoor. Als derde uitvoeringswijze voor de sociale

last kan gewezen worden op de mogelijkheid om de binnen een verkaveling of een

bouwproject verwezenlijkte woningen te verhuren aan een sociaal verhuurkantoor.160 Daartoe

156 Art. 4.1.20 §1 Grond- en Pandendecreet. 157 Art. 4.1.21 Grond- en Pandendecreet. 158 Art. 4.1.22 Grond- en Pandendecreet. 159 Art. 4.1.25 Grond- en Pandendecreet. 160 Art. 4.1.26 Grond- en Pandendecreet.

Page 40: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

33

zijn drie vereisten gesteld. Vooreerst moet de hoofdhuurovereenkomst tussen de verkavelaar

of de bouwheer en het sociaal verhuurkantoor gesloten zijn op de datum van de afgifte van de

verkavelingsvergunning of de stedenbouwkundige vergunning. Vervolgens moet de

hoofdhuurovereenkomst gelden voor een periode van ten minste 27 jaar en mag de huurprijs

een bepaald maximum161 niet overschrijden.

75. Afsluitend wordt gewezen op de mogelijkheid om de last uit te voeren door het

verleggen van de uitvoering van de last naar andere terreinen162, door het storten van een

sociale bijdrage aan de gemeente waarbinnen het project ontwikkeld wordt163 en door het

gebruik van kredieteenheden164.

161 De huurprijs van de woning mag op de inschrijvingsdatum niet meer bedragen dan 485 euro, te verhogen met 7% per slaapkamer vanaf de tweede, en maximaal te verhogen met 28%, met dien verstande dat deze bedragen gekoppeld worden aan de gezondheidsindex. 162 Art. 4.1.18 Grond- en Pandendecreet. 163 Art. 4.1.19 Grond- en Pandendecreet. 164 Art. 4.1.16 §§ 2-3 Grond- en Pandendecreet.

Page 41: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

34

Hoofdstuk 5: De taak van de notaris

Afdeling 1. Relatie tussen PPS en de verplichtingen van de notaris

76. Hoofdstuk 3 bevatte een aantal rechtsinstrumenten om PPS gestalte te geven. Voor elke

overeenkomst houdende koop-verkoop, erfpacht, opstal… zal de notaris bepaalde

verplichtingen moeten nakomen. Het betreft ‘elke overeenkomst’, dus ook de contracten om

PPS-constructies op te zetten, worden geviseerd. De houding van de notaris verandert

geenszins bij PPS: een soepelere interpretatie van de geldende decretale regels kan niet de

bedoeling zijn.

Hierna licht ik de informatieverplichtingen uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

(hierna: VCRO) toe, alsook de verplichtingen met betrekking tot de overdracht van gronden

uit het Bodemdecreet.

Afdeling 2. De VCRO: informatieverplichtingen voor de notaris

§1. Algemeen

77. De VCRO bevat informatieverplichtingen die zich richten tot instrumenterende

ambtenaren die onderhandse en authentieke akten opmaken.165 Hierna behandel ik uitsluitend

de actuele informatieverplichtingen die de Vlaamse Codex aan de notaris oplegt.

78. De notaris wordt in art. 1 Organieke Wet Notariaat (hierna: Org.W.) omschreven als

“een openbaar ambtenaar die aangesteld is om alle akten en contracten te verlijden waaraan

partijen de authenticiteit van overheidsakten moeten of willen doen verlenen, de dagtekening

ervan te verzekeren, ze in bewaring te houden en er grossen en uitgiften van te geven”. Hij

licht elke partij volledig in over de rechten, verplichtingen en lasten die voortvloeien uit de

rechtshandelingen waarbij ze betrokken is en geeft aan alle partijen op onpartijdige wijze

raad.166 De informatieplicht uit de VCRO kadert in de ruimere bijstandsplicht van de

notaris167 en strekt ertoe de verkrijger zo volledig mogelijk in te lichten omtrent het

stedenbouwkundig statuut van het onroerend goed.168

165 Art. 5.2.1-5.2.6 VCRO. 166 Art. 9 §1 derde lid Org.W. 167 D. MICHIELS, “De praktische gevolgen voor de notarissenpraktijk van de nieuwe, geldende stedenbouwreglementering in Vlaanderen” in P. FLAMEY, J. GHYSELS en H. BERQUIN (eds.), Het

milieurecht en de notariële praktijk, Diegem, Kluwer, 2002, (1) 6; S. DENOO, “Bijstands- en informatieplicht van de notaris bij de verkoop van een onroerend goed”, RW 1999-00, (197) 197-200. 168 F. HAENTJENS, “Een blik op de gewijzigde informatieverplichtingen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening”, onuitg., 15; B. VAN OPSTAL, “Informatieverplichting: afbakening van de notariële taak” in B. HUBEAU (ed.), Het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening, Brugge, die Keure, 1999, (413) 431.

Page 42: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

35

79. Art. 5.2.1 VCRO legt uitdrukkelijk een aantal verplichtingen op aan de instrumenterende

ambtenaar. De benaming ‘instrumenterende ambtenaar’ behelst niet alleen de notaris; ook de

commissarissen van de Comités tot aankoop, de provinciegouverneur en de burgemeester zijn

tot dezelfde uitdrukkelijke informatieverplichtingen gehouden die het decreet oplegt.169 Deze

categorieën van personen kunnen immers ook authentieke akten verlijden.

De verplichtingen gelden voor alle onderhandse170 en authentieke akten van verkoop of van

verhuring voor meer dan negen jaar van een onroerend goed, van een inbreng van een

onroerend goed in een vennootschap, en ook voor alle akten van vestiging van erfpacht of

opstal en voor elke andere akte van een eigendomsoverdracht ten bezwarende titel.

Huwelijkscontracten en hun wijzigingen, alsook contracten aangaande mandeligheid, vallen

buiten het toepassingsgebied.171 De verplichtingen gelden voor zowel bebouwde als

onbebouwde onroerende goederen.172 Hoewel overdrachten ten kosteloze titel niet geviseerd

worden, lijkt het toch opportuun de vereiste informatie in de akte op te nemen.173

§2. Opgelegde verplichtingen

80. Wanneer de notaris geconfronteerd wordt met de zonet aangehaalde akten, zal hij zeven

vermeldingen in de akte dienen op te nemen.

Volgende vermeldingen moeten in de akte opgenomen worden:

1) of er voor het onroerend goed een stedenbouwkundige vergunning is uitgereikt;

2) de meest recente stedenbouwkundige bestemming van dit onroerend goed met de

benamingen gebruikt in het plannenregister;

3) of er voor het onroerend goed een dagvaarding werd uitgebracht overeenkomstig art.

6.1.1 of 6.1.41 tot en met 6.1.43 en iedere in de zaak gewezen beslissing;

169 M. BOES, S. VERBIST, K. VAN ALSENOY en J. GEENS, “Het decreet van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijk plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid”, RW 2009-10, afl. 1, (2) 29; F. SCHRAM, “Informatieverplichtingen” in B. HUBEAU en W. VANDEVYVERE (eds.), Ruimtelijke

Ordening en Stedenbouw, Brugge, die Keure, 2004, (698) 699. 170 HAENTJENS merkt op dat de Nederlandstalige Raad van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat (KFBN) prefereerde om de woorden ‘(…) onderhandse en (…)’ te schrappen. De KFBN haalde hiervoor art. 5.2.5 VCRO aan, nl. de beperkte verplichtingen die vereist zijn voor overeenkomsten die buiten het notariskantoor opgesteld worden. Zie F. HAENTJENS, “Een blik op de gewijzigde informatieverplichtingen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening”, onuitg., 10 met verwijzing naar Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2011/4,57. 171 Art. 5.2.1 §1 eerste lid VCRO. 172 M. BOES, Stedenbouw en ruimtelijke ordening in het Vlaams Gewest, Brussel, Larcier, 2006, 117; M. BOES, “Milieu en notarieel recht” in K. DEKETELAERE (ed.), Handboek Milieurecht, Brugge, die Keure, 2001, (1413) 1418. 173 G. VAN HOORICK, Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 179; G. VAN HOORICK, “Ruimtelijke ordening” in X. (ed.), Rechtskroniek voor het Notariaat, deel 2, Brugge, die Keure, 2003, 117; S. SNAET en B. VAN OPSTAL, “Het nieuwe decreet op de Ruimtelijke Ordening: regels inzake informatieverschaffing en het recht van voorkoop”, T.Not. 2000, (321) 343; S. SNAET, “Het recht van voorkoop en de regels inzake informatieverschaffing in het nieuwe Decreet op de Ruimtelijke Ordening”, Notarius 2000, (41) 47.

Page 43: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

36

4) of er op het onroerend goed een voorkooprecht rust, vermeld in art. 2.4.1;

5) of er voor het onroerend goed een verkavelingsvergunning van toepassing is;

6) of het krachtens art. 4.2.12, §2, 2°, voor de overdracht verplichte as-builtattest is

uitgereikt en gevalideerd;

7) de verwijzing naar art. 4.2.1 (vergunningsplichtige handelingen).

81. We kunnen ons de vraag stellen hoe de notaris deze informatie kan bekomen en – als de

betrokken instantie de informatie aflevert – of hij de verstrekte gegevens mag betrouwen.

Doorgaans vraagt de notaris via het modelformulier vastgoedinformatie174 de gemeente om de

nodige informatie.175 De gemeentebesturen beschikken over tal van informatie over

onroerende goederen. Om tegemoet te komen aan de behoefte aan informatie hebben de

Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat (KFBN) en de Vlaamse Vereniging van

Steden en Gemeenten (VVSG) dit modelformulier opgemaakt, zodat notarissen

vastgoedinformatie kunnen aanvragen bij de gemeentelijke diensten. Het gebruik van het

formulier kan – hoewel het geen verplichting is – als een goede notariële praktijk bestempeld

worden.176 De parlementaire voorbereiding en de literatuur geven geen eenduidig antwoord

op de vraag of de notaris deze informatie blindelings mag vertrouwen. Uit de voorbereidende

werken bij het vroegere Decreet Ruimtelijke Ordening (hierna: DRO) vloeit voort dat de

notaris die de informatie bekomt, zich persoonlijk dient te vergewissen van de situatie,

aangezien de gemeente de informatie slechts onder voorbehoud kan verlenen.177 In de

rechtsliteratuur onderschrijven de meeste auteurs deze visie niet. Er kan geenszins verwacht

worden van de notaris dat hij zich bij elke verkoop persoonlijk vergewist van de situatie. Hij

dient zich in alle redelijkheid af te vragen of dit noodzakelijk blijkt.178 Wel zal de notaris

binnen zijn mogelijkheden de bekomen informatie moeten toetsen aan zijn eigen 174 Zie bijlage 5. 175 G. VAN HOORICK, Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 180; D. MICHIELS, “De praktische gevolgen voor de notarissenpraktijk van de nieuwe, geldende stedenbouwreglementering in Vlaanderen” in P. FLAMEY, J. GHYSELS en H. BERQUIN (eds.), Het milieurecht en de notariële praktijk, Diegem, Kluwer, 2002, (1) 8. 176 D. MICHIELS, “De praktische gevolgen voor de notarissenpraktijk van de nieuwe, geldende stedenbouwreglementering in Vlaanderen” in P. FLAMEY, J. GHYSELS en H. BERQUIN (eds.), Het

milieurecht en de notariële praktijk, Diegem, Kluwer, 2002, (1) 8. 177 Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 1998-99, nr. 1332/1, 68; G. VAN HOORICK, Handboek

notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 180; S. SNAET, “Het recht van voorkoop en de regels inzake informatieverschaffing in het nieuwe Decreet op de Ruimtelijke Ordening”, Notarius 2000, (41) 48; S. SNAET en B. VAN OPSTAL, “Het nieuwe decreet op de Ruimtelijke Ordening: regels inzake informatieverschaffing en het recht van voorkoop”, T.Not. 2000, (321) 347. 178 D. MICHIELS, “De praktische gevolgen voor de notarissenpraktijk van de nieuwe, geldende stedenbouwreglementering in Vlaanderen” in P. FLAMEY, J. GHYSELS en H. BERQUIN (eds.), Het

milieurecht en de notariële praktijk, Diegem, Kluwer, 2002, (1) 9; A. CARETTE, “De informatieplicht uit het Decreet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening” in P. FLAMEY en J. GHYSELS (eds.), Ruimtelijke

Ordening en Stedenbouw anno 2000: het nieuwe decreet ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, Diegem, Kluwer, 2000, (173) 186; S. SNAET, “Het recht van voorkoop en de regels inzake informatieverschaffing in het nieuwe Decreet op de Ruimtelijke Ordening”, Notarius 2000, (41) 48; S. SNAET en B. VAN OPSTAL, “Het nieuwe decreet op de Ruimtelijke Ordening: regels inzake informatieverschaffing en het recht van voorkoop”, T.Not. 2000, (321) 347.

Page 44: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

37

praktijkervaring en aan de door hem gehanteerde informatiekanalen (o.a. hypotheekstaat,

verklaringen van partijen,…). Zo zal een plaatsbezoek zich opdringen bij een openbare

verkoop, of als partijen tegenstrijdige informatie geven m.b.t. een bouwmisdrijf, of als de

verkoper spontaan laat weten dat het goed beschermd is, hoewel dit niet blijkt uit het

inlichtingenformulier.179

82. Naast het modelformulier vastgoedinformatie, kan (beter: moet) ook een

stedenbouwkundig uittreksel aangevraagd worden. In de authentieke akte neemt de notaris

dan de verklaring van de verkrijger op dat hij een stedenbouwkundig uittreksel heeft

ontvangen, dat ten hoogste één jaar voor het verlijden van de authentieke akte werd

verleend.180 Het uittreksel bestaat uit een informatief uittreksel uit het plannenregister en het

vergunningenregister voor de percelen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning werd

aangevraagd.181

83. Indien op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een

verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren, in de zin van de artikelen 6.1.41 tot en

met 6.1.43 VCRO, dan wordt dit in een afzonderlijke akte vermeld. In deze akte wordt tevens

vermeld dat de nieuwe eigenaar, voor zover de tenuitvoerlegging van de door de rechter

bevolen herstelmaatregel niet verjaard is, de verbintenis aangaat om de opgelegde

herstelmaatregel uit te voeren, onverminderd de verplichting van de oorspronkelijke eigenaar.

De instrumenterende ambtenaar stuurt een afschrift van die akte aan de stedenbouwkundige

inspecteur.182

Moet de afzonderlijke akte ook opgemaakt worden als de tenuitvoerlegging van een door de

rechter bevolen herstelmaatregel verjaard is? De meeste auteurs183 menen dat er steeds een

afzonderlijke akte moet opgemaakt worden. Immers, de overnemer dient zich te verbinden

om de herstelmaatregelen uit te voeren, maar wel onder voorbehoud van verjaring. De

overnemer moet bijgevolg in ieder geval de verbintenis tot herstel op zich nemen.

179 G. VAN HOORICK, Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 180-181; D. MICHIELS, “De praktische gevolgen voor de notarissenpraktijk van de nieuwe, geldende stedenbouwreglementering in Vlaanderen” in P. FLAMEY, J. GHYSELS en H. BERQUIN (eds.), Het

milieurecht en de notariële praktijk, Diegem, Kluwer, 2002, (1) 9. 180 Art. 5.2.1 §1 lid 2 VCRO. 181 Art. 5.2.7 lid 1 VCRO. 182 Art. 5.2.1 §1 lid 4 VCRO. 183 M. BOES, S. VERBIST, K. VAN ALSENOY en J. GEENS, “Het decreet van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijk plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid”, RW 2009-10, afl. 1, (2) 29; F. HAENTJENS, “Een blik op de gewijzigde informatieverplichtingen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening”, onuitg., 20; W. DE CUYPER, T. HUYGENS, E. RENTMEESTERS en S. WALGRAEVE, “De ruimtelijke ordening opnieuw geordend”, TMR 2009, afl. 5, (476) 549. Contra: B. ROELANDTS en P.-J. DEFOORT, “Ruimtelijke ordening anno 2009: nieuwe regels, nieuwe vragen”, TROS 2009, afl. 54, (71) 174.

Page 45: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

38

Afdeling 3. Het Bodemdecreet: verplichtingen met betrekking tot de overdracht van

gronden184

§1. Algemeen

84. Een grondige kennis van de verplichtingen met betrekking tot de overdracht van gronden

is essentieel voor de notaris. De wetgeving bevat niet alleen uitdrukkelijke verplichtingen

voor de notaris inzake de overdracht van onroerende goederen, ook de juridische toestand van

het goed wordt door de wetgeving bepaald.185 In deze afdeling wordt het toepassingsgebied

van het Bodemdecreet186 besproken, alsook de verplichtingen voor de notaris en de sancties

bij miskenning van de gestelde verplichtingen.

§2. Overdracht van alle gronden

A. Toepassingsgebied

85. Art. 2, 9° Bodemdecreet omschrijft ‘grond’ als “de bodem of de opstallen die zich op of

in de bodem bevinden, met uitzondering van de opstallen die door de Vlaamse Regering

worden bepaald”.

Het decreet verstaat onder ‘overdracht van grond’:

“a) de overdracht onder de levenden van het eigendomsrecht op een grond;

b) het vestigen onder levenden van een recht van vruchtgebruik, een erfpacht of een

opstalrecht op een grond, alsmede het onder de levenden beëindigen van deze op

voormelde wijze gevestigde rechten;

c)het aangaan of het beëindigen van een concessie op een grond;

d) de overdracht van het eigendomsrecht op een grond en de beëindiging van een recht

als vermeld in b) of c), ingevolge de ontbinding van een rechtspersoon;

e) de overdracht onder levenden van een recht als vermeld in b) of c);

f) de fusie van rechtspersonen, de splitsing van rechtspersonen en de met fusie of

splitsing gelijkgestelde verrichtingen waarbij de rechtspersoon of de rechtspersonen

184 Voor een uitgebreide bespreking over het Bodemsanderingsdecreet, zie G. VAN HOORICK, Handboek

notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 399-419; D. RYCKBOST, “Bijsturing van het Decreet betreffende de bodemsanering”, TMR 1998, 334-352; D. RYCKBOST, “Het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering”, TMR 1995, 178-205; C. DE WULF, “Het Bodemsaneringsdecreet en de notariële praktijk”, T.Not. 1996, 327-435; A. VAN OEVELEN, “De weerslag van het Vlaamse Bodemsaneringsdecreet op overeenkomsten tot toekenning van een eigendoms- of gebruiksrecht op al dan niet bebouwde gronden” in K. DEKETELAERE (ed.), Het decreet betreffende de bodemsanering, Brugge, die Keure, 1995, 159-192. 185 G. VAN HOORICK, Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 410. 186 Decreet 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, B.S. 22 januari 2007, err. B.S. 20 februari 2007 (hierna: Bodemdecreet).

Page 46: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

39

waarvan het vermogen zal overgaan eigenaar is van grond of houder is van een recht

als vermeld in b) of c);

g) de inbreng of de overdracht van een algemeenheid of een bedrijfstak, voor zover

daartoe een recht als vermeld in a), b) of c), behoort;

h) het opstellen van de statuten van het gebouw als vermeld in artikel 577-4 van het

Burgerlijk Wetboek, alsmede het acteren van de instemming van de mede-eigenaars met

de afwijking zoals bedoeld in artikel 577-3, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bij

eenzijdige wilsuiting.

In afwijking van de voorgaande bepalingen worden niet beschouwd als een overdracht

van gronden:

a) de inbreng in een gemeenschappelijk huwelijksvermogen van een recht, als vermeld

in het eerste lid, a), b) of c);

b) de rechtshandelingen en rechtsfeiten, vermeld in het eerste lid, met betrekking tot

nutsleidingen en aanhorigheden.”187

Ter aanvulling op het decreet gaf de rechtsleer188 aan dat andere situaties ook geen

‘overdracht van grond’ kunnen uitmaken. Meer bepaald gaat het over een overdracht

ingevolge overlijden, een verkaveling van gronden, een uitonverdeeldheidtreding, een

overdracht van aandelen…

Toch lijkt het soms nuttig om een bodemattest aan te vragen, hoewel het volgens de letter van

het decreet geenszins verplicht is.189 Denk bijvoorbeeld aan een perceel grond dat een verre

neef erft van zijn oom. Als de grond vervuild is, zal het vaak een reden zijn om de

nalatenschap of het legaat te verwerpen. Een aanvaarding onder voorrecht van

boedelbeschrijving behoort ook tot de mogelijkheden.

Summier gezegd kan een ‘overeenkomst betreffende de overdracht van grond’ omschreven

worden als een overeenkomst die een ‘overdracht van grond’ tot voorwerp heeft.

B. Verplichtingen

86. Bij het verkopen van een ‘grond’ zijn er drie verplichtingen te onderscheiden: de

verplichtingen vóór het sluiten van de overeenkomst, deze bij het sluiten van de onderhandse

overeenkomst zelf, en deze bij het opmaken van de notariële verkoopakte.

87. (1) Vóór het sluiten van een overeenkomst betreffende de overdracht van gronden moet

de overdrager (of desgevallend de gemandateerde) bij de Openbare Vlaamse

Afvalstoffenmaatschappij (hierna: OVAM) een bodemattest aanvragen en de inhoud ervan

187 Art. 2, 18° Bodemdecreet. 188 G. VAN HOORICK, Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 413. 189 C. DE WULF, Het nieuwe Bodemdecreet en de notariële praktijk, Brugge, die Keure, 2008, 47; G. VAN HOORICK, Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 413.

Page 47: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

40

meedelen aan de verwerver. Het bodemattest wordt door de OVAM afgeleverd binnen een

termijn van dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. Heeft de aanvraag betrekking op een

risicogrond, dan wordt het bodemattest afgeleverd binnen een termijn van zestig dagen na

ontvangst van de aanvraag.

(2) De onderhandse akte (compromis) waarin de overdracht van gronden wordt vastgelegd,

bevat de inhoud van het bodemattest190.

(3) De instrumenterende ambtenaar neemt in alle akten betreffende de overdracht van

gronden de verklaring van de overdrager (of desgevallend de gemandateerde) op dat de

verwerver voor het sluiten van de overeenkomst op de hoogte is gebracht van de inhoud van

het bodemattest. Hij neemt tevens de inhoud van het bodemattest in de akte op.191

Conform art. 117 Bodemdecreet dient de instrumenterende ambtenaar in de akte houdende

overdracht van gronden te vermelden dat de bepalingen van het hoofdstuk i.v.m. overdrachten

werden toegepast.

C. Sanctie

88. Als de overdrager geen bodemattest aanvraagt, kwalificeert de decreetgever dit als een

milieu-inbreuk. Niet alleen de persoon die de maatregelen of voorschriften van het

Bodemdecreet overtreedt, maar ook de persoon die de verplichtingen tot het aanvragen van

een bodemattest en de mededeling van de inhoud ervan aan de verwerver voor het sluiten van

een overeenkomst betreffende de overdracht van gronden niet respecteert, begaat een milieu-

inbreuk.192 Daarnaast kan de verwerver de nietigheid vorderen van de overdracht. Het betreft

een relatieve nietigheid, aangezien uitsluitend het belang van de verwerver behartigd

wordt.193 De nietigheid kan niet meer worden ingeroepen als de verwerver in het bezit is

gesteld van het meest recent afgeleverde bodemattest of van een bodemattest waarvan de

inhoud identiek is aan de inhoud van het meest recent afgeleverde bodemattest én als de

verwerver zijn verzaking aan de nietigheidsvordering uitdrukkelijk in een authentieke akte

laat vaststellen.194

190 Dit moet het meest recente bodemattest zijn. Zie Brussel (8e k.) 25 november 2003, RW 2006-07, afl. 2, 59. Deze zaak betrof een notaris die een bodemattest in de onderhandse akte had opgenomen, hoewel een recenter attest werd afgeleverd door OVAM. Geviseerde notaris werd hiervoor aansprakelijk gesteld. 191 Art. 101 Bodemdecreet. 192 Art. 173, 1° en 2° Bodemdecreet. De decreetgever sanctioneert met bestuurlijke geldboetes. 193 G. VAN HOORICK, Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 416. 194 Art. 116 Bodemdecreet; Antwerpen 27 april 2004, RABG 2006, 423; Gent 17 februari 2005, RABG 2006, 428, noot G. JABOBS; Rb. Hasselt 25 februari 2002, TMR 2002, 341.

Page 48: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

41

§3. Overdracht van risicogronden

A. Toepassingsgebied

89. Risicogronden zijn gronden waarop een ricico-inrichting gevestigd is of was. Dergelijke

inrichtingen betreffen fabrieken, werkplaatsen, opslagplaatsen, machines, installaties,

toestellen en handelingen die een verhoogd risico op bodemverontreiniging kunnen inhouden

en die opgenomen zijn in de lijst van bijlage 1 bij het VLAREBO. Meer specifiek gaat het om

benzinestations, chemische installaties, textielfabrieken, metaalgieterijen, papier- en

kartonfabrieken…

B. Verplichtingen

90. Bij de overdracht van risicogronden kunnen opnieuw drie verplichtingen worden

onderscheiden.195

(1) Vóór het sluiten van een overeenkomst betreffende de overdracht van risicogrond moet op

initiatief en op kosten van de overdrager (of desgevallend de gemandateerde) een oriënterend

bodemonderzoek worden uitgevoerd.196 Het onderzoek staat onder leiding van een erkend

bodemsaneringsdeskundige.197 Tevens meldt de overdrager (of desgevallend de

gemandateerde) aan de OVAM zijn bedoeling om tot overdracht over te gaan. Op straffe van

onontvankelijkheid voegt hij bij de melding een verslag van het oriënterend

bodemonderzoek.198

(2) Als de OVAM op basis van het oriënterend bodemonderzoek van oordeel is dat er

duidelijke aanwijzingen zijn dat een risicogrond is aangetast door een nieuwe

bodemverontreiniging die de bodemsaneringsnormen overschrijdt of dreigt te overschrijden,

maant de OVAM binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van de melding van

overdracht de overdrager (of desgevallend de gemandateerde) aan om een beschrijvend

bodemonderzoek uit te voeren.199 Bijgevolg moeten de partijen zestig dagen wachten om de

overeenkomst te sluiten. Het is een wachttermijn die ook voor de notaris belang heeft.200

(3) Heeft de OVAM binnen de zestig dagen niet aangemaand, kan de overdracht

plaatsvinden. Het spreekt voor zich dat de gewone regels, die gelden voor elke overdracht van

grond, moeten gerespecteerd worden.201

195 G. VAN HOORICK, Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 418. 196 Art. 102 j° art. 29 Bodemdecreet. 197 G. VAN HOORICK, Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 418. 198 Art. 103 Bodemdecreet. 199 Art. 104 §1 lid 1 Bodemdecreet. 200 G. VAN HOORICK, Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 418. 201 Art. 104 §1 lid 2 Bodemdecreet.

Page 49: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

42

Heeft de OVAM de overdrager wel aangemaand, kan de overdracht maar plaatsvinden mits

de overdrager (of desgevallend de gemandateerde) zich verbonden heeft een aantal

maatregelen te nemen.202

Tot slot dient de instrumenterende ambtenaar, overeenkomstig art. 117 Bodemdecreet, te

vermelden dat de bepalingen van Titel III, Hoofdstuk VIII, Afdeling II werden nageleefd.

C. Sanctie

91. De verwerver kan de nietigheid vorderen van de overdracht die plaatsvond in strijd met

de regels inzake risicogronden. Het betreft een milieu-inbreuk die gesanctioneerd wordt met

een relatieve nietigheid. Wanneer de overdrager de verplichtingen voor risicogronden alsnog

naleeft en de verwerver in de authentieke akte uitdrukkelijk verzaakt aan zijn vordering, kan

deze laatste de nietigheid niet langer inroepen.

Elke overdracht die plaatsvindt in strijd met de bepalingen over risicogronden is niet

tegenstelbaar aan de OVAM.203

202 Art. 104 §2 Bodemdecreet. Meer bepaald gaat het om het opstellen van een bodemsaneringsproject waarvoor een conformiteitsattest werd afgeleverd, de verbintenis om de verdere bodemsanering en de eventuele nazorg uit te voeren, het stellen van financiële zekerheden tot waarborg van de uitvoering van de hiervoor vermelde verbintenis. 203 Art. 116 §2-§3 Bodemdecreet.

Page 50: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

43

Besluit

92. De centrale doelstelling die ik in het begin van deze masterproef heb omschreven, nl. de

bespreking van PPS in het licht van de notariële taak, lijkt mij bereikt. Het ontstaan en de

wettelijke omkadering van PPS werden verduidelijkt, de voordelen van de techniek werden

uiteengezet en de manier van samenwerking tussen de publieke en de private partner heeft

duiding gekregen. In de laatste twee hoofdstukken kwamen de verschillende relevante

bepalingen voor het notariaat duidelijk in beeld.

In deze conclusie past het om enkele bedenkingen te maken bij het gebruik van PPS.

93. PPS trekt de laatste tijd meer en meer de aandacht. Overheden beschouwen het als een

goddelijk geschenk en maken er gretig gebruik van. Taken die niet echt tot de essentie van de

publieke taak behoren, worden dikwijls op deze manier verwezenlijkt. M.i. denkt men – ten

onrechte – al te vaak dat PPS een wondermiddel is dat alleen maar voordelen kan hebben.

Hoewel het niet de bedoeling van de decreetgever was, wordt PPS door vele overheden als

een budgettaire truc toegepast om hun schulden binnen de perken te houden. Een PPS-project

zal alleen maar een private investeerder vinden als deze laatste denkt voordeel te halen uit de

samenwerking. Is het voor de overheid een onoverkomelijk probleem om grote sommen vrij

te maken? Waarom een private partner, die in de praktijk vaak een last aan het been betekent,

bij een project betrekken? Als er een terugverdieneffect plaatsvindt in hoofde van de private

partner, dan zou datzelfde positieve effect zich ook moeten realiseren wanneer de overheid de

vooropgestelde taken alleen op zich neemt.

Tegen deze redenering kan men opwerpen dat de private partij vaak een meerwaarde

genereert (financieel, operationeel, maatschappelijk). Dat kan bijgetreden worden. Inderdaad,

er kan eventueel een positief verschil zijn met het geval dat de overheid kiest voor een

klassieke overheidsopdracht. Maar deze verschillen zouden toch op een of andere manier

moeten overbrugd kunnen worden, als er tenminste onmiskenbare verschillen blijken te

bestaan…

94. PPS wordt voor de verwezenlijking van het sociaal woonbeleid als één van de mogelijke

instrumenten naar voren geschoven. M.i. kan deze werkwijze positief onthaald worden. PPS

is uiterst geschikt om het publieke doel, nl. ervoor zorgen dat iedere burger een

woongelegenheid heeft, mogelijk te maken. Daarbij komt ook dat grote projectontwikkelaars

ten gevolge van het Grond- en Pandendecreet enige sociaal en ethisch besef bijgebracht

worden.

Page 51: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

I

Bibliografie

1. WETGEVING

2. PARLEMENTAIRE DOCUMENTEN

3. RECHTSPRAAK

4. RECHTSLEER

4.1 VERZAMELWERKEN

4.2 BOEKEN

4.3 TIJDSCHRIFTARTIKELEN

5. PERSARTIKEL

6. ELEKTRONISCHE BRONNEN

Page 52: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

II

1. WETGEVING

Decreet 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, B.S. 15 mei 2009.

Decreet 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, B.S. 22

januari 2007, err. B.S. 20 februari 2007.

Decreet 18 juli 2003 betreffende publiek-private samenwerking, B.S. 19 september 2003.

Decreet 22 december 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2001, B.S.

30 december 2000.

Decreet 2 maart 1999 tot machtiging van de Vlaamse regering om mee te werken aan de

oprichting van de naamloze vennootschap “Reproductiefonds Vlaamse Musea”, B.S. 13 april

1999.

Decreet 23 maart 1994 houdende regularisatie van de toetreding van de Vlaamse regering tot

verenigingen zonder winstgevend doel, B.S. 23 juni 1994.

Wet 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor

aanneming van werken, leveringen en diensten, B.S. 22 januari 1994.

Wet 31 mei 1923 betreffende de vervreemding van onroerende domeingoederen, B.S. 3 juni

1923.

Wet 10 januari 1824 over het recht van erfpacht, Journal officiel du royaume des Pays-Bas

1824, nr. 14.

Wet 10 januari 1824 over het recht van opstal, Journal officiel du royaume des Pays-Bas

1824, nr. 13.

2. PARLEMENTAIRE DOCUMENTEN

Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 2012/1.

Beleidsnota Publiek-private Samenwerking 2004-2009 ingediend door de heer Yves Leterme,

minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele

Page 53: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

III

Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Parl.St. Vl.Parl. 2004-05, nr.

107/1.

Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/1.

Ontwerp van decreet betreffende publiek-private samenwerking. Verslag namens de

Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting uitgebracht door de heer Frans De

Cock, Parl.St. Vl.Parl. 2002-03, nr. 1722/2.

Regeringsverklaring van de Vlaamse Regering, Parl.St. Vl.Parl. 1999, nr. 31/1.

Memorie van Toelichting, Parl.St. Vl.Parl. 1998-99, nr. 1332/1.

Boek Rekenhof 1998, Parl.St. Vl.Parl. 1998-99, nr. 11/1.

3. RECHTSPRAAK

Cass. 18 mei 2007, RW 2007-08, 736-740, noot V. SAGAERT; NjW 2007, 652, noot W.

RASSCHAERT; RNB 2007, 631, noot D. LAGASSE.

RvS, Singule, 22 november 2004, nr. 137.417.

RvS, NV Seaport Terminals, 2 januari 1993, nr. 41.878.

RvS, Driessens, 15 september 1992, nr. 40.314.

RvS, P.V.B.A. Van Laere, 19 december 1989, nr. 33.685.

RvS, Diependale, 29 september 1978, nr. 19.159.

RvS, Grauwels, 7 mei 1965, nr. 11.221.

RvS, Compagnie Congolaise de Construction, nr. 7.205, 4 september 1959, RJDA 1959, 208.

Gent 17 februari 2005, RABG 2006, 428, noot G. JABOBS.

Antwerpen 27 april 2004, RABG 2006, 423.

Page 54: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

IV

Brussel (8e k.) 25 november 2003, RW 2006-07, afl. 2, 59.

Antwerpen 1 juni 1994, Not.Fisc.M. 1995, afl. 3, 15, noot C. VANHALEWYN.

Brussel 21 juni 1988, JT 1989, 26.

Rb. Antwerpen 28 april 2008, RABG 2009, afl. 6, 410-416, noot S. VERBIST.

Rb. Hasselt 25 februari 2002, TMR 2002, 341.

4. RECHTSLEER

4.1 VERZAMELWERKEN

BOES, M., “Milieu en notarieel recht” in K. DEKETELAERE (ed.), Handboek Milieurecht,

Brugge, die Keure, 2001, 1579 p.

CARETTE, A., “De informatieplicht uit het Decreet houdende organisatie van de ruimtelijke

ordening” in P. FLAMEY en J. GHYSELS (eds.), Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw anno

2000: het nieuwe decreet ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, Diegem, Kluwer, 2000,

445 p.

DESMET, A., “Informatieverplichtingen” in A. DESMET, S. SNAET en R. VEKEMAN

(eds.), Stedenbouw in Vlaanderen, Mechelen, Kluwer, 2004, 312 p.

D’HOOGHE, D. en VANDENDRIESSCHE, F., “Recente evoluties inzake publiek-private

samenwerking en de overheidsondernemingen” in J. STUYCK (ed.), Economisch recht,

Brugge, die Keure, 2003, 105 p.

DUJARDIN, J., “Verzelfstandiging van gemeentediensten als instrument voor een modern

management” in X. (ed.) Liber Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Deurne, Story-Scientia,

1997, 748 p.

LEUS, K. en DEBIÈVRE, J., “De gemeente en de publiek-private samenwerking – Een

juridische terreinverkenning vanuit het oogpunt van de democratische controle” in S.

VANSTEENKISTE en L. VENY (eds.), Een toekomst voor de gemeente, Brussel, Larcier,

2001, 249 p.

Page 55: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

V

LEUS, K., “Een klassiek bestuursrechtelijke benadering van het verschijnsel

‘verzelfstandiging’ van openbare diensten: naar een nieuw evenwicht tussen autonomie en

centrale sturing” in X. (ed.), Liber Amicorum Prof. Dr. G. Baeteman, Deurne, Story-Scientia,

1997, 748 p.

MICHIELS, D., “De praktische gevolgen voor de notarissenpraktijk van de nieuwe, geldende

stedenbouwreglementering in Vlaanderen” in P. FLAMEY, J. GHYSELS en H. BERQUIN

(eds.), Het milieurecht en de notariële praktijk, Diegem, Kluwer, 2002, 331 p.

PAQUES, M., “Les conventions sectorielles en matière d’environnement du point de vue du

droit public” in H. BOCKEN en I. TRAEST (eds.), Milieubeleidsovereenkomsten, Brussel,

Story-Scientia, 1991, 172 p.

SCHRAM, F., “Informatieverplichtingen” in B. HUBEAU en W. VANDEVYVERE (eds.),

Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw, Brugge, die Keure, 2004, 1084 p.

SIJNAVE, J. en THEIRSSEN, M., “Van hype naar hefboom?!” in D. D’HOOGHE en F.

VANDENDRIESSCHE (eds.), Publiek-private samenwerking, Brugge, die Keure, 2004,

224 p.

VAN COILLIE, J., “Recente contractvormen in het bouwrecht” in M. STORME, Y.

MERCHIERS en J. HERBOTS (eds.), De overeenkomst vandaag en morgen, Antwerpen,

Kluwer, 1990, 595 p.

VAN GARSSE, S., “De concessieve techniek: oud en nieuw instrument van PPS” in D.

D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE (eds.), Publiek-private samenwerking, Brugge,

die Keure, 2004, 224 p.

VAN HOORICK, G., “Ruimtelijke ordening” in X. (ed.), Rechtskroniek voor het Notariaat,

deel 2, Brugge, die Keure, 2003, 265 p.

A. VAN OEVELEN, “De weerslag van het Vlaamse Bodemsaneringsdecreet op

overeenkomsten tot toekenning van een eigendoms- of gebruiksrecht op al dan niet bebouwde

gronden” in K. DEKETELAERE (ed.), Het decreet betreffende de bodemsanering, Brugge,

die Keure, 1995, 252 p.

Page 56: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

VI

VAN OEVELEN, A., “Overeenkomsten op basis van erfpacht en het recht van opstal.

Onroerende leasing: een theoretisch kader” in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN

BELGISCHE NOTARISSEN (ed.), Oude en nieuwe rechtsfiguren: erfpacht, opstal,

onroerende leasing, time-sharing, Antwerpen, Kluwer, 1990, 145 p.

VAN OPSTAL, B., “Informatieverplichting: afbakening van de notariële taak” in B.

HUBEAU (ed.), Het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening, Brugge, die Keure, 1999,

621 p.

VERHOEST, K., “De meerwaarde en de succesfactoren van publiek-private samenwerking

voor openbare besturen” in D. D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE (eds.), Publiek-

private samenwerking, Brugge, die Keure, 2004, 224 p.

VERVOORT, M., “Fiscale aandachtspunten bij publiek-private samenwerking” in D.

D’HOOGHE en F. VANDENDRIESSCHE (eds.), Publiek-private samenwerking, Brugge,

die Keure, 2004, 224 p.

4.2 BOEKEN

ALEN, A. en DEVROE, W., Verzelfstandiging van bestuurstaken in België, Deventer, Tjeenk

Willink, 1999, 172 p.

BAETEN, S., De overheid als ondernemer, Brugge, die Keure, 2003, 543 p.

BOES, M., Stedenbouw en ruimtelijke ordening in het Vlaams Gewest, Brussel, Larcier,

2006, 147 p.

BREGMAN, A.G., Juridisch-bestuurlijke aspecten van publiek-private samenwerking:

rapport van een in opdracht van het Ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en

milieubeheerdoor het instituut voor bouwrecht uitgevoerd onderzoek , Deventer, Kluwer,

1990, 209 p.

BULT-SPIERING, M., Publiek-Private Samenwerking – De interactie centraal, Utrecht,

Lemma, 2003, 333 p.

CANOY, M., JANSSEN, M. en VOLLAARD, B., PPS: een uitdagend huwelijk. Publiek-

private samenwerking bij combinatieprojecten, Den Haag, CPB, 2001, 129 p.

Page 57: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

VII

DEOM, D., Le statut juridique des entreprises publiques, Brussel, Story-Scientia, 1990,

556 p.

DE WULF, C., Het nieuwe Bodemdecreet en de notariële praktijk, Brugge, die Keure, 2008,

130 p.

DE WULF, C., BAEL, J., DEVOS, S. en DE DECKER, H., Het opstellen van notariële akten

– Deel IIa, Mechelen, Kluwer, 2007, 1094 p.

D’HOOGHE, D. en VANDENDRIESSCHE, F., Publiek-Private Samenwerking, Brugge, die

Keure, 2003, 251 p.

D’HOOGHE, D. en VANDENDRIESSCHE, F., Publiek-Private Samenwerking, Brugge, die

Keure, 2001, 192 p.

ENGELS, C., Bijzondere overeenkomsten. Syllabus, Brugge, die Keure, 2006, 391 p.

FLAMEY, P. en KNAEPEN, S., Publiek-private samenwerking (PPS). De fundamentele

juridische spelregels en hun afdwingbaarheid – Leidraad voor overheden en

projectontwikkelaars, Brugge, Vanden Broele, 2005, 249 p.

LIGNIÈRES, P., Partenariats Publics Privés, Parijs, Litec, 2000, 351 p.

MAST, A., DUJARDIN, J., VAN DAMME, M. en VANDE LANOTTE, J., Overzicht van

het Belgisch administratief recht, Antwerpen, Kluwer, 2009, 1277 p.

PAQUES, M., De l’acte unilatéral au contrat dans l’action administrative, Brussel, Story-

Scientia, 1991, 450 p.

PEETERS, B., Convenanten, in het bijzonder milieuconvenanten, Zwolle, Tjeenk Willink,

1994, 76 p.

SAVAS, E.S., Privatization and public-private partnerships, Londen, Chatham House

Publishers, 2000, 328 p.

SEBREGHTS, H.C. en SEBREGHTS, F., Handboek voor de GECORO, Brugge, Vanden

Broele, 2006, 225 p.

Page 58: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

VIII

STAINBECK, J., Public/private finance and development – Methodology/Deal

Structuring/Developer Solicitationt, New York, John Wiley & Sons, 2000, 304 p.

VANDENDRIESSCHE, F., Publieke en Private Rechtspersonen: naar een graduele,

meerduidige en evolutieve benadering van het onderscheid in de wetgeving en de

rechtspraak, Brugge, die Keure, 2004, 531 p.

VAN GARSSE, S., De concessie in het raam van de publiek-private samenwerking: een

analyse van het openbaar en het privaat domein, van de domeinconcessies, de concessies van

openbare werken, de concessies van diensten en hun aanbesteding, Brugge, die Keure, 2007,

745 p.

VAN HOORICK, G., Handboek notarieel bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006,

556 p.

VAN HOORICK, G., Handboek ruimtelijk bestuursrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006,

373 p.

VAN HOOYDONK, E., Beginselen van havenbestuursrecht: onderzoek naar de grondslagen

en de draagwijdte van de havenbestuurlijke autonomie, Brugge, die Keure, 1996, 546 p.

4.3 TIJDSCHRIFTARTIKELEN

BEESTMAN, J.H., “Publiek-private samenwerking. Juridisch-bestuurlijke aspecten”, BR

1987, 647-648.

BOES, M., VERBIST, S., VAN ALSENOY, K. en GEENS, J., “Het decreet van 27 maart

2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijk plannings-, vergunningen- en

handhavingsbeleid”, RW 2009-10, afl. 1, 2-29.

BOSMANS, M., “De verhouding tussen het privé-contractenrecht en het publiekrecht”, RW

1985-86, 2101-2118.

BRUYNINCKX, T., “Garantieverlening bij PPS-projecten in het licht van de bepalingen

inzake staatssteun”, CDPK 2008, afl. 4, 775-799.

Page 59: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

IX

BUIJS, X. en VAN BOUWEL, M., “Regierol in woonbeleid: samenspel van vele partners”,

Lokaal 2010, afl. 4, 14-17.

BUIJS, X., “Betaalbaar wonen realiteit dankzij het Decreet Grond- en Pandenbeleid?”,

Lokaal 2009, afl. 4, 28-31.

COLLE, P. en VAN CROMBRUGGE, S., “De verzelfstandiging van het stedelijk museaal

beleid: juridische en fiscale aspecten”, RW 1991-92, 912-916.

DE CUYPER, W., HUYGENS, T., RENTMEESTERS, E. en WALGRAEVE, S., “De

ruimtelijke ordening opnieuw geordend”, TMR 2009, afl. 5, 476-574.

DEFOORT, P.-J., “De doorwerking van het grond- en pandendecreet in de ruimtelijke

ordening: het sociaal en bescheiden woonaanbod, wonen in eigen streek,

woonuitbreidingsgebieden en kapitaalschadecompensatie”, TROS 2009, afl. 55, 213-247.

DENOO, S., “Bijstands- en informatieplicht van de notaris bij de verkoop van een onroerend

goed”, RW 1999-00, 197-200.

DE STAERCKE, J., “De valorisatie van het openbaar domein”, TBO 2005, 186-200.

DE STAERCKE, J., “Het decreet betreffende publiek-private samenwerking”, TBO 2003,

140-155.

DE WULF, C., “Het Bodemsaneringsdecreet en de notariële praktijk”, T.Not. 1996, 327-435.

D’HOOGHE, D., “De mogelijkheid voor openbare besturen om beleidsovereenkomsten te

sluiten en deel te nemen aan de oprichting van rechtspersonen”, T.Gem. 1995, 75-105.

DUJARDIN, J., “PPS”, TVW 2003, afl. 10, 596-598.

HAENTJENS, F., “Een blik op de gewijzigde informatieverplichtingen in de Vlaamse Codex

Ruimtelijke Ordening”, onuitg., 1-48.

HAEX, F., “‘Onroerende leasing’ als financieringsformule voor gemeentelijk investeringen”,

De Gem. 1980, 94.

KRUITHOF, R., “Leven en dood van het contract”, RW 1985-86, 2731-2768.

Page 60: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

X

LAENEN, G., “Aanbesteding, inbesteding, verzelfstandiging en PPS: de strenge hand van

Europa en de gevolgen voor de (lokale) besturen. Een overzicht”, CDPK 2006, afl. 3, 583-

622.

ORIANNE, P., “La loi et le contrat dans les concessions de service public”, RPDB 1966, 241-

250.

ROELANDTS, B. en DEFOORT, P.-J., “Ruimtelijke ordening anno 2009: nieuwe regels,

nieuwe vragen”, TROS 2009, afl. 54, 71-196.

RYCKBOST, D., “Bijsturing van het Decreet betreffende de bodemsanering”, TMR 1998,

334-352.

RYCKBOST, D., “Het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering”, TMR

1995, 178-205.

SAGAERT, V., “Volume-eigendom. Een verkenning van de verticale begrenzing van

onroerende eigendom”, TPR 2009, afl. 1, (21) 74-80.

SAINTRAIN, M. en FESTJENS, M., “De alternatieve financiering: concept en

ontwikkeling”, BTSZ 1997, 477-521.

SNAET, S., “Het recht van voorkoop en de regels inzake informatieverschaffing in het

nieuwe Decreet op de Ruimtelijke Ordening”, Notarius 2000, (41) 47-57.

SNAET, S. en VAN OPSTAL, B., “Het nieuwe decreet op de Ruimtelijke Ordening: regels

inzake informatieverschaffing en het recht van voorkoop”, T.Not. 2000, (321) 341-376.

THOMAES, P., “Nieuwe of gewijzigde verplichtingen van de notaris in de Codex

Ruimtelijke Ordening”, Nieuwsbrief Notariaat 2010, afl. 3, 1-7.

TIMMERMANS, R., “Appartementsrecht als bindmiddel bij publiek-private samenwerking”,

T.App. 2002, afl. 2, 1-7.

VAN DAMME, M., “Goede trouw van burger en bestuur”, RW 1989-90, 1107-1119.

Page 61: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

XI

VANDROMME, T., “Het nieuwe grond- en pandenbeleid besproken en toegelicht”, RW

2009-10, afl. 12, 474-486.

VAN GARSSE, S., “De contractuele ingebruikname van het openbaar domein”, Huur 2004,

afl. 4, 126-132.

VAN GARSSE, S., “Publiek-private samenwerking in Vlaanderen. Een blik op het Vlaams

Kenniscentrum en een analyse van het PPS-Decreet”, RW 2003-04, 721-731.

VAN GARSSE, S., “Publiek-private samenwerking op lokaal vlak: een inleiding”, T.Gem.

2001, 225-247.

VAN GEETERUYEN, S., “Het Vlaamse decreet betreffende de inhaalbeweging voor

schoolinfrastructuur: een trendsetter?”, T.Gem. 2007, afl. 2, 119-130.

VAN GERVEN, Y., “Publiek-Private samenwerking en mededingingsrecht”, RW 2001-02,

505-517.

VAN HERZELE, E., “Publiek-Private Samenwerking in Vlaanderen. Een analysekader voor

een profielschets”, OCMW Visies 2006, afl. 3, 18-21.

WILMS, B., “De financiële aspecten van de Publiek Private samenwerking. Aflevering 1.

Financiering van Overheidsoptreden – Begripsafbakening publiek-private samenwerking”,

T.Fin.R. 2003, afl. 2, 459-466.

WILMS, B., “De financiële aspecten van de Publiek Private samenwerking. Aflevering 2. De

realiseerbaarheid en financierbaarheid getoetst aan het huidige juridische kader”, T.Fin.R.

2003, afl. 4, 582-591.

5. PERSARTIKEL

MARTENS, P., “Lonken naar de privésector”, Knack 5 april 2006, 32-35.

Page 62: Publiek-private samenwerking (PPS) in de vastgoedsectorlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/458/537/RUG01-001458537_2011_0001_AC.pdfrisico van de beschikbaarheid en/of dat van de vraag op

XII

6. ELEKTRONISCHE BRONNEN

www.ovam.be

www.raadvst-consetat.be

www2.vlaanderen.be/pps/

www.vmsw.be