Clou nr. 30, juni 2007
description
Transcript of Clou nr. 30, juni 2007
DDDDDD
JUNI 2007VOOR MARKETING, INFORMATIE EN RESEARCH
ZORGCONSUMENT 11 SPECIALIST IN KIEZEN
OOK ZIEKE KLANT IS KONING
ALLES AAN EEN MENS IS MAAKBAAR
ZORGVERZEKERAARS & RESEARCH
CLOU PAGINA �
F
.
‘TAke Off’ NIeUw PrOdUCT dUUrT zes jAAr
Consumptiegoederen doen er in europa gemiddeld 6 jaar over om aan te slaan. Met �,� jaar is Nederland een goede middenmoter. In Portugal is de zogeheten ‘take off time’ 9,3 jaar, maar in scandinavische landen, in het bijzonder denemarken, duurt het ‘maar’ 3,8 jaar voordat consumenten massaal overgaan tot aanschaf.
Stefan Stremersch, hoogleraar marketing aan de
Rotterdamse Erasmus Universiteit, zei dit tijdens
het openingscongres van het nieuwe kantoor van
Research International op de Kop van Zuid, op
donderdag 5 april.
De Europese markt zoals die vanuit Brussel wordt
voorgesteld, bestaat niet, zo betoogde hij. Het zijn
culturele verschillen die het koopgedrag bepalen.
De consument in Zweden en Denemarken zoekt
gemak, eenvoud en een lage prijs; in Frankrijk betaalt
de consument hoge prijzen voor ingewikkelde,
exclusieve producten.
De kans dat een nieuw product het eerste jaar al
aanslaat is vrijwel nihil, aldus Stremersch.
Naar verluidt heeft het vijftien jaar geduurd, voordat
de Europese consument massaal een magnetron
aanschafte.
BrAve LeerLINGeN LereN LATer
Tussen 13 april en 2 mei deden ruim 600 eindexamenkandidaten mee aan een onderzoek via www.examen.nl. Uit dit onderzoek bleek dat 60% tot 18 april nog niet was begonnen met leren voor het eindexamen. Op 19 april is een plotselinge toename te zien; dan is 62% ineens wél de boeken ingedoken.
De verwachting was dat leerlingen die hun huiswerk
altijd goed bijhouden, ook beter zouden plannen
en eerder zouden beginnen met leren voor het
eindexamen. Het tegendeel is echter waar. De
‘ongedisciplineerden’ maken een inhaalslag. Van de
kandidaten die vóór 19 april begonnen met leren
voor het examen, maakte 65% altijd het huiswerk,
terwijl dit 75% was bij degenen die na de 19de
begonnen. Ook blijkt dat zij die eerder beginnen met
leren voor het eindexamen, vaker hun toetsen niet
leren, en vaker hun boek pas één dag voor een toets
openslaan.
Van alle kandidaten voelt 59% de zenuwen voor het
eindexamen. Daarvan voelt 26% zich zelfs behoorlijk
verhit. Zij beginnen dan ook eerder met leren voor het
eindexamen.
COMMUNITIes NIeT NIeUwsGIerIGNAAr AdverTeerder
Het Nederlandse bedrijfsleven weet niet hoe het de consument moet aanspreken op online communities als Hyves en second Life. de advertentie-inspanningen wekken niet de nieuwsgierigheid van de consument. dat blijkt uit onderzoek door Marketresponse.
Van de ondervraagden is 67% niet nieuwsgierig
naar de adverteerders en 37% heeft geen positieve
indruk van de adverteerders. Slechts een kwart van
de ondervraagden vindt de adverteerders op online
communities innovatief. Uit het onderzoek blijkt
dat 36% van de consumenten vooral een rol ziet
weggelegd voor bedrijven om jongeren te bereiken.
De consumenten zien online communities als
een sociale ontmoetingsplaats met amusement
als voornaamste functie. Online communities
vergemakkelijken (nieuwe) contacten maar
brengen ook nieuwe risico’s met zich mee. Zo is de
consument zich er van bewust dat de anonimiteit van
bezoekers leidt tot stiekem gedrag en dat er gevaren
zijn voor de eigen privacy.
feITeN & OMsTANdIGHedeN
CLOU PAGINA 6
Meer MeUBeLs verkOCHT
Na een aantal magere jaren doen de winkels in woninginrichtingartikelen weer goede zaken. In 2006 is de omzet van deze winkels 8% hoger dan in 200�. dat blijkt uit cijfers van het CBs.
De omzet in de detailhandel is in 2006 fors
gegroeid ten opzichte van 2005. Dat komt onder
andere door een toename van de bestedingen. De
verbeterde omstandigheden op de arbeidsmarkt
en de aantrekkende economie zijn hiervoor de
belangrijkste redenen. Er werden voornamelijk meer
duurzame goederen verkocht. Binnen de detailhandel
behaalden de winkels in woninginrichtingartikelen de
hoogste groeicijfers.
Vanaf het derde kwartaal van 2005 groeit de omzet
weer in deze branche. Deze groei wordt veroorzaakt
door een toename van het aantal verkochte artikelen;
de prijzen blijven ongeveer gelijk. In het tweede
kwartaal van 2006 komt de omzet zelfs ruim 11%
hoger uit dan in dezelfde periode een jaar eerder.
De groei houdt aan in de rest van het jaar 2006
en in het eerste kwartaal van 2007. Tussen 2002
en de eerste helft van 2005 kampten de winkels
in woninginrichtingartikelen nog met een fors
omzetverlies, vooral doordat er minder artikelen
verkocht werden.
MANNeN zIjN GrAPPIGer dAN vrOUweN
wat humor betreft is de rolverdeling in Nederland nog steeds vrij traditioneel: de man maakt de grappen en de vrouw lacht (of het nou grappig is of niet). driekwart van de Nederlanders vindt een man namelijk de grappigste persoon in hun omgeving en �7% ziet een vrouw het vaakst lachen. dat blijkt uit een onderzoek van Psychologie Magazine.
Grappig proberen te zijn is niet verstandig voor
vrouwen die het ego van hun partner in stand willen
houden: de meeste mannen gaven aan in een relatie
liever hun partner aan het lachen te maken dan
andersom. Verder blijkt dat mensen die veel lachen
GeLUkkIGe vrOUweN HeBBeN Meer NACHTMerrIes
Ben je gelukkig en gezegend met een goede relatie? dan droom je vaker onplezierig dan ongelukkige vrouwen, aldus onderzoekers van de santa Clara University in Californië. zij die de kwaliteit van hun relatie hoog inschatten, dromen slechter en vaak vertolkt hun partner in die dromen de hoofdrol. de reden?
Mensen hebben meer te verliezen wanneer ze
gelukkig gehuwd zijn. In hun dromen logen en
bedrogen hun mannen, kregen een ongeluk of gingen
er vandoor. En wie veel te verliezen heeft, is daardoor
onbewust gestresst.
NederLANdse ONderNeMer NIeTerG GesTressT
Ondernemers in Nederland behoren tot de minst gestresste zakenmensen in de wereld. Nog geen vier op de tien ondernemers voelde in 2006 meer stress dan in het voorgaande jaar. Alleen in zweden en Ierland gaat het er nog iets rustiger aan toe. Groot is het contrast met ondernemers in China, waar de meest opgejaagde zakenmensen in de wereld te vinden zijn. dat blijkt uit het International Business report van accountants- en adviesorganisatie Arenthals Grant Thornton.
China wordt op de voet gevolgd door Taiwan en de
opkomende economieën India en Rusland, waar
wAArderING AdverTeNTIes IN TIjdsCHrIfTeN
Terwijl de meeste mensen zich ergeren aan reclame op televisie, worden advertenties in tijdschriften juist gewaardeerd en als informatief beschouwd. Liefst 7�% van de lezers van een blad onderneemt actie naar aanleiding van een advertentie die ze aanspreekt. dat blijkt uit onderzoek van starcom en NUv-GPT.
Hoewel tijdschriften terrein verliezen aan online
concurrenten en televisie-programma’s, waarderen
de meeste consumenten de advertenties in
tijdschriften beter. Zodra mensen een tijdschrift lezen,
doen ze dit bewust om een moment voor zichzelf te
maken. Ze lezen dan het tijdschrift ook heel bewust,
inclusief de advertenties. Dat tijdschriftadvertenties
lucratief zijn voor medium en adverteerder, blijkt
ook uit de cijfers: zo’n 75% van de ondervraagden
geeft aan naar aanleiding van een advertentie in hun
favoriete blad de winkel te bezoeken. En dat terwijl
de gemiddelde consument volgens de onderzoekers
dagelijks zo`n 3000 reclameprikkels per dag te
verwerken krijgt.
door 70% van de ondervraagden worden omschreven
als eerder meegaand dan dominant van karakter. Als
de baas een flauwe grap maakt, lachen Nederlanders
dus harder dan wanneer een ondergeschikte
dezelfde mop vertelt.
Een Duitse grap valt goed bij Nederlandse vrouwen.
Meer dan een op de vier dames noemt een grap van
de oosterburen leuker dan een grap van Britten of
Belgen. Mannen daarentegen zien meer in de Britse
humor. We lachen blijkbaar wel om, maar niet met
Belgen: Belgenhumor eindigde als laatste.
de toename van stress slechts een paar procenten
lager ligt. Volgens het IBR, dat resultaten weergeeft
van onderzoek onder 7200 ondernemingen in
32 landen, vindt iets meer dan de helft van alle
ondernemers wereldwijd dat het stressgevoel
vorig jaar is toegenomen. Opvallend daarbij is dat
ondernemers in de Europese Unie en de landen van
de Noord-Amerikaanse Vrijhandelszone (NAFTA)
daar percentagegewijs ruim onder blijven, terwijl
bedrijfseigenaren in Oost-Azië er juist ruim boven
zitten.
CLOU PAGINA 7
Weer een ander uiterste is het drinkgedrag van de
Ieren. Twee op de vijf inwoners van Ierland drinken
slechts één keer per week (41%), maar ze drinken
dan wel ten minste drie drankjes achter elkaar.
AANdACHT vOOr Tv Is HOOG
Tweederde van de totale tv-kijktijd (6�%) wordt aandachtig naar televisie gekeken. de rest van de tijd doet de consument ook andere dingen. Bij andere media is de aandacht veel lager. Tijdschriften worden in slechts 39% van de leestijd aandachtig gelezen, de krant zelfs in 32%. de overige leestijd combineert men met andere media of activiteiten, aldus het Tijdbestedingsonderzoek van sPOT van eind mei.
Naast de hoeveelheid tijd zijn ook de activiteiten
vastgesteld die worden gecombineerd. Hieruit blijkt
dat rond een kwart van de leestijd van tijdschriften
(27%) en kranten (23%) wordt gecombineerd met
televisiekijken.
Bij bijna alle media wordt een relatief groot deel
van de tijd gecombineerd met televisie kijken.
Omgekeerd is de overlap van tv met andere media
relatief klein. Gedurende 4% van de kijktijd wordt er
ook gelezen. In aantallen minuten is deze overlaptijd
even groot, maar omdat de kijktijd veel groter is dan
de leestijd, neemt de overlap op de totale kijktijd
maar een bescheiden plaats in.
Tijdens het surfen op internet wordt gedurende 17%
van de tijd ook televisie gekeken. Dit komt overeen
met circa 2% van de kijktijd. Rond eenderde van
de multitasking-tijd bij surfen en lezen gaat naar
televisiekijken.
De volgende media worden vaak gelijktijdig gebruikt:
krant – tv kijken, tijdschrift – tv kijken, surfen – radio,
krant – radio, tijdschrift – radio, tijdschrift – krant,
surfen – e-mailen – chatten.
NederLANders NeMeN, NA deNeN, HeT vAAksT eeN BOrreL
ruim 81% van de Nederlanders heeft in de afgelopen dertig dagen alcohol gedronken. Als we kijken naar andere europeanen, dan moeten de Nederlandse alcoholconsumenten alleen de denen voor laten gaan. van hen heeft 8�% de laatste dertig dagen een alcoholische versnapering genuttigd. voor europeanen in het algemeen ligt het gemiddelde op 66%. dit blijkt uit de resultaten van eurobarometer 66.2 die door TNs Opinion/TNs NIPO is uitgevoerd in opdracht van de europese Commissie. Het onderzoek werd gehouden in 27 eU-lidstaten, kroatië en de Turks-Cypriotische gemeenschap.
Van de Europeanen drinkt 13% dagelijks een borrel,
biertje, of wijntje. In Nederland ligt dit percentage
iets hoger, namelijk op 18%. Een kwart neemt twee
of drie dagen per week een glaasje alcohol. Als
Nederlanders drinken, dan drinkt het merendeel van
hen (61%) één à twee alcoholische drankjes. Ruim
eenvijfde (22%) houdt het bij drie tot vier drankjes.
12% van de Nederlanders drinkt meer dan vier
glazen. 4% nuttigt minder dan één alcoholische
consumptie.
Als Europeanen drinken, dan nemen ze meestal
één à twee alcoholische drankjes. Kijkend naar de
frequentie waarmee Europeanen drinken, dan zegt
ongeveer eenderde van de inwoners van de Baltische
Staten (Letland 36%, Litouwen 35% en Estland 29%)
en Polen (28%) dat ze in de afgelopen maand slechts
één keer een alcoholisch drankje hebben gedronken.
Daarentegen drinkt de helft van de Portugezen (47%)
elke dag, al houden ze het wel bij een paar drankjes.
zILverGrIjs POPULAIrsTe AUTOkLeUr
zilvergrijs blijft de meeste gespoten kleur op nieuwe auto’s. Niet alleen onder Nederlanders, die bekend staan om hun vrij conservatieve smaak, maar ook wereldwijd is het de meest gekozen autokleur, meldt lakfabrikant duPont.
Zilvergrijs metallic is voor het zesde jaar op rij de
best verkochte kleur voor nieuwe auto’s. Deze en
andere laktrends staan in het Global Colour Report
dat lakfabrikant DuPont Automotive jaarlijks uitgeeft.
DuPont is een van de grootste toeleveranciers van de
auto-industrie.
Uit het rapport zijn ook andere trends vast te stellen,
zoals de opkomst van warmere tinten – oranje en
rood – die langzaam maar zeker een vaste positie
verwerven in de lakkleuren-top-tien. Ten slotte meldt
DuPont dat mensen over de hele wereld steeds meer
dezelfde smaak krijgen als het gaat om de kleur voor
hun auto. Zilvergrijs neemt in de meeste landen de
koppositie in, terwijl zwart op nummer twee staat.
CLOU PAGINA 8 TeksT ROB VAN BODEGOMTHeMA GezONdHeIdszOrG
Oordeel van de patiënt steeds belangrijker
De nieuwe zorgconsument - specialist in kiezen
illus
tratie
: Ric
ky B
oom
s
CLOU PAGINA 9THeMA GezONdHeIdszOrG
In het slechtst presterende ziekenhuis is de kans op overlijden twee keer zo groot als in het best presterende.
Noem een product en je vindt er op internet een vergelijkingssite over.
Hoe anders is dat bij zorg. de Consumentenbond windt zich er al jaren
over op dat de Nederlandse consument nog altijd geen zorginstellingen
met elkaar kan vergelijken op kwaliteit. In de meeste gevallen kunnen ze
alleen maar selecteren op prijs en nabijheid van de instelling. Natuurlijk
is er een site als kiesBeter.nl, maar het is eigenlijk nog maar het begin.
Gezondheid is het grootste goed in je leven. Dat maakt het volgens Cynthia Vo-
geler, manager Gezond Leven van de Consumentenbond, zo belangrijk om inzicht
te krijgen in de kwaliteit van zorgverleners. “Anders blijft alleen een vergelijking
op prijs over. Als alle bakkers roepen dat zij hetzelfde brood verkopen, maar wel
verschillende prijzen hanteren, ga ik naar de goedkoopste.” Dat is een ontwikke-
ling vol risico want er bestaan grote kwaliteitsverschillen tussen de Nederlandse
zorgverleners. “Nederland staat niet meer in de Europese top 3. We stonden heel
hoog maar zijn steeds vaker een middenmoter.” Volgens Marije Hulsbosch van de
Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) is de kwaliteit van de Nederlandse ziekenhui-
zen ‘gewoon goed’ en doen we het niet minder dan andere Europese landen. “Er
bestaan geen slechte ziekenhuizen in Nederland. Die worden direct dichtgegooid
door de Inspectie voor de Gezondheidszorg.” Wel bestaan er betere en mindere
goede ziekenhuizen. Dat blijkt uit een onderzoek van de zorgaanbieders, waarin
staat dat in het slechtst presterende Nederlandse ziekenhuis de kans op overlijden
twee keer zo groot is als in het best presterende ziekenhuis.
wat vindt de buurvrouw?De Consumentenbond onderzoekt hoe verzekeraars zorg inkopen. De verzeke-
raar kan namelijk inkopen op prijs of volume, maar ook op kwaliteit. Vogeler: “De
consument betaalt een behoorlijke verzekeringspremie en die wil weten of zijn
verzekeraar inderdaad de goede en de gewenste zorg inkoopt.” Naast de ‘zorg-
kwaliteit’ van verzekeraars, bekijkt de Consumentenbond ook de kwaliteit van
de Nederlandse zorgaanbieders. Doel is om de rechtspositie van de consument
te versterken, de zorgkwaliteit helder te maken en ziekenhuizen objectief met
elkaar te vergelijken. Vogeler: “Als je hoort dat je borstkanker hebt, moet je een
specialist kiezen. Nu moet je afgaan op de ervaringen van n=3: een familielid, de
buurvrouw en een vriendin. Daarom begonnen we in 1999 met een ziekenhuis-
vergelijkingssysteem. We deden ook zeven onderzoeken naar de patiëntgericht-
heid van ziekenhuizen bij specifieke aandoeningen, waaronder hartfalen, diabetes
en mammacare.” Onderzoek naar de zorgkwaliteit bij een specifieke aandoening
levert echt bruikbare informatie op, meer dan een totaalcijfer voor een ziekenhuis
kan uitdrukken. Het kan bijvoorbeeld schelen of een instelling jaarlijks 5 of 150
heupoperaties uitvoert.
Hoe kom ik uit het ziekenhuis?De Consumentenbond onderscheidt drie kwaliteitsdimensies: uitkomst, proces en
organisatie, en klantervaringen. Vogeler: “Consumenten willen heel graag weten
wat de uitkomst is, dus: hoe kom ik uit het ziekenhuis? Welke complicaties hebben
patiënten? Bij aandoeningen kun je nog veel specifieker ingaan op de uitkomst.
Voor diabetes bijvoorbeeld bestaan concrete, nationaal én internationaal geac-
cepteerde behandelrichtlijnen waarop je bepaalde uitkomsten mag verwachten.
Die kun je afzetten tegen de best practice. Gaat een diabetespatiënt na verloop
van tijd slecht zien door een permanent te hoog suikergehalte, dan maakte de arts
de verkeerde medicijnafstemming. Dergelijke uitkomstvariabelen moet je publiek
maken, bijvoorbeeld via internet waarop te zien is hoe ziekenhuizen op diabetes-
zorg presteerden.” Bij proces en organisatie gaat het bijvoorbeeld om hoe snel een
diagnose wordt gesteld? Vogeler: “Borstkanker is typisch een aandoening waarbij
een vrouw liefst dezelfde dag de uitslag wil weten. Sommige ziekenhuizen doen
meer dan drie weken over de diagnose, andere doen het binnen een week. Dat
zijn zwaarwegende factoren in de keuze van een ziekenhuis, en dus moet je ze
in kaart brengen.”
de arts weet hoe je beter wordtHet meten van klanttevredenheid is gekleurd, klantervaringen daarentegen geven
een veel objectiever beeld, zegt Vogeler. “Een patiënt heeft een heel kwetsbare
positie. Je wilt beter worden en een arts weet hoe dat moet. Zodra iemand weer
naar huis mag, is hij snel geneigd te zeggen dat de behandeling goed was. Daarom
kun je beter vragen stellen over ervaringen, bijvoorbeeld over wachttijden, hoe
men werd aangesproken, welke informatie men ontving tijdens het consult. Veel
feitelijke informatie dus, die je kunt gebruiken om uiteindelijk inzichtelijk te maken
wat patiënten acceptabel en belangrijk vinden.” Klantervaringen worden gemeten
met wetenschappelijke instrumenten. Het Centrum Klantervaring Zorg (CKZ) toetst
of de ontwikkeling van meetinstrumenten, het meetproces, de bewerking van de
data en de openbaarmaking voldoen aan de standaard: de CQ-index. Resultaten
van de metingen worden gepubliceerd op kiesBeter.nl. De ziekenhuizen hebben
een eigen onderzoeksinstrument om het oordeel van de patiënten over de gele-
verde zorg te achterhalen. Hulsbosch: “Via PTO, Patiënten Tevredenheid Online,
kunnen ziekenhuizen op individuele basis onderzoek doen onder hun patiënten.
De uitkomsten zijn vooral bedoeld om de eigen prestaties te monitoren en waar
nodig te verbeteren.” Wel worden de uitkomsten publiekelijk gemaakt op de site
van het betreffende ziekenhuis. Er is nog geen verzamelplaats waar deze patiën-
tervaringen worden gepubliceerd. Hulsbosch: “Daarvoor is PTO in de huidige vorm
ook niet bedoeld. We kijken dan ook nieuwsgierig naar wat het CKZ gaat doen.”
eenheidsworstDe proces- en organisatie-kenmerken meet de Consumentenbond door onder con-
sumenten te peilen wat zij op dit niveau willen weten; de kennis wordt verwerkt
in vragenlijsten die worden uitgezet bij ziekenhuizen. “Op de eerste vragenlijst
hadden we 46% respons, bij de laatste 95%. De ziekenhuizen geven een behoor-
lijke goede weergave van hun huidige situatie. Het gaat de goede kant op, maar
er is nog een groot braakliggend terrein,” aldus Vogeler. De uitkomstkenmerken
CLOU PAGINA 10 THeMA GezONdHeIdszOrG
worden nu vastgesteld via de behandelrichtlijnen of via de medische richtlijnen
voor gangbare zorg. Vogeler zegt dat er nu gelukkig steeds meer informatie voor
het publiek beschikbaar is, zoals op kiesBeter.nl, met ook vergelijkende informatie
op aandoeningenniveau. Maar het gaat haar nog te langzaam en er is nog veel
te weinig informatie. “Je merkt dat vooral de zorgverleners grote moeite hebben
om informatie prijs te geven. Ziekenhuizen, huisartsen, eigenlijk zit iedereen nog
in een soort cultuur waarin hij liever eenheidsworst predikt - allemaal doen we
hetzelfde en iedereen doet het goed. Het is af en toe heel moeilijk om de medici
te overtuigen van het belang om heel snel met die uitkomstindicatoren te komen.
Daarom zitten we aan diverse overlegtafels en prikkelen we af en toe wat. Onze
onderzoeken naar een serie aandoeningen waren niet gebaseerd op echte uitkom-
sten maar wel voor consumenten essentiële indicatoren. Daar maakten we een
ranglijst van, waarop de kritiek was dat we niet goed hadden gemeten. Wij wilden
het juist een impuls laten zijn voor zorgverleners om met uitkomstindicatoren naar
buiten te komen.” Vogeler is blij met de marktwerking omdat die voor zorgverle-
ners een prikkel is om zich met kwaliteit te onderscheiden van concurrenten.
kinderschoenenKwaliteitsonderzoek naar de prestaties van andere zorgverleners (zoals tandart-
sen en apothekers) staat nog in de kinderschoenen. Tegelijkertijd zegt Vogeler
dat zelfs over de ziekenhuizen nog maar weinig informatie beschikbaar is. “We
zitten nog echt aan het begin. Over maximaal drie jaar moet er voor minimaal 50%
van de veel voorkomende aandoeningen in Nederland, vergelijkende informatie
beschikbaar zijn, zowel op uitkomstniveau als op klantervaringsniveau. Ook is het
een must dat 100% van de ziekenhuizen meewerkt.” Marije Hulsbosch van de NVZ
stelt dat die kans zeer groot is. “Iedereen werkt al mee. Dat we dat niet zouden
willen, is onzin! Sterker nog, vergeet niet dat het initiatief van de prestatie-indica-
toren van de zorgaanbieders komt: de NVZ, Orde van Medisch Specialisten, de NFU
(Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra), in samenwerking met
de IGZ. De NVZ doet zelfs voorstellen om de basisset van prestatie-indicatoren op
kiesBeter.nl uit te breiden. De site bevat al meer dan menigeen denkt, zoals com-
plicatieregistratie.” En de NVZ gaat verder. “Wij willen dat in de komende jaren over
80% van de zorg, op aandoeningenniveau, kwaliteitsinformatie beschikbaar komt.
Zodat consumenten kunnen kiezen, en ziekenhuizen in staat worden gesteld hun
kwaliteit verder te verbeteren. Hierover bestaan afspraken met onder meer Con-
sumentenbond, patiëntenorganisaties als de NPCF (Nederlandse Patiënten Consu-
menten Federatie), zorgverzekeraars en overheid.” Hulsbosch verwijst verder naar
het onderzoek dat al gedaan wordt, zoals dat van de IGZ naar de kwaliteit van het
pre-operatieve proces. Of neem het onderzoek, op initiatief van de zorgaanbieders
zelf, naar ‘vermijdbare schade’. Op de ruim één miljoen ziekenhuisopnames per
jaar, blijken 30.000 patiënten vermijdbare schade op te lopen; van deze 30.000
mensen overlijden er 1700. “Dit was nog nooit onderzocht in Nederland. Nu is er
in juni een groot congres over wat aan vermijdbare schade gedaan kan worden,
bijvoorbeeld door bepaalde veiligheidssytemen in te voeren.”
wachten op de politiekHulsbosch wijst op de verschillende belangen van zorgaanbieders, verzekeraars
en zorgconsumenten. De partijen zullen eerst met elkaar consensus moeten be-
reiken over wat goede indicatoren zijn, gebaseerd op welke informatie de vrager
werkelijk nodig heeft om goed te kiezen. “Een goede kwaliteitsindicator is een-
duidig, feitelijk en wetenschappelijk en kan fungeren als benchmark. Daarnaast
moet overeenstemming worden bereikt over hoe de kwaliteitsinformatie geregi-
streerd kan worden.” Hier loopt de NVZ tegen een groot - financieel - knelpunt
aan. “Indicatorenregistratie kost ontzettend veel geld. We zouden dat graag via ICT
oplossen en er het Elektronisch Patiënten Dossier voor gebruiken. Alleen moeten
wij wachten op de politiek, die hier nog beslissingen over moet nemen. Registratie
vergt dus investeringen in ICT die deels ten koste zullen gaan van het budget
voor patiëntenzorg. Verder gaat registratie ten koste van de tijd die een arts aan
een patiënt kan besteden. Ziekenhuizen doen aan indicatorenregistratie zo goed
en kwaad als het kan, maar we willen voorkomen dat we alleen nog maar bezig
zijn met het invullen van lijstjes.” Tot slot moet consensus worden bereikt over
hoe de data vertaald kunnen worden in bruikbare informatie, onder andere voor
consumenten. “De informatie op kiesBeter.nl zegt heel veel over de kwaliteit van
ziekenhuizen, maar is niet allemaal goed bruikbaar voor consumenten. Daarom is
er overleg met bijvoorbeeld de Consumentenbond, NPCF en verzekeraars om via
een verantwoordingscontract de informatie goed te ontsluiten voor het publiek.
Over al dit soort zaken breken we met elkaar het hoofd, maar we zijn allemaal
wel van goede wil.”
'Ziekenhuizen, huisartsen, eigenlijk zit iedereen nog in een cultuur waarin hij liever eenheidsworst predikt - allemaal doen we hetzelfde en allemaal doen we het goed.'
CLOU PAGINA 12 THeMA GezONdHeIdszOrG
In de VS zorgt Michael Moore weer eens voor opschudding. De controversiële
documentairemaker neemt in zijn nieuwste film, Sicko, de gezondheidszorg op
de korrel, en dat gaat zoals gewoonlijk gepaard met veel media-aandacht. Bij
gebrek aan Moore wordt in Nederland de zorg kritisch gevolgd door diverse belan-
genorganisaties. Dat gaat weliswaar met minder grof geschut, maar hun invloed
is groot. Een van die organisaties is de Nederlandse Patiënten Consumenten Fe-
deratie (NPCF). De naam zegt het al: de Nederlandse patiënt wordt steeds meer
consument. Een zeer positieve ontwikkeling, vindt NPCF-directeur Iris van Ben-
nekom. En als critici soms vinden dat de voortgang te traag verloopt, pareert zij:
“Je moet het wel in perspectief zien. Vooruitkijkend lijkt het wellicht langzaam te
gaan, maar terugblikkend is er al veel bereikt en ontwikkeld in korte tijd. Je moet
je bewust zijn dat zorg in de geschiedenis altijd is aangestuurd vanuit de aanbod-
zijde. De vraagzijde was erg onderbelicht. Dat is geen negatieve kwalificatie van
mij. We hebben immers met z’n allen gewild dat de kwaliteit vanuit het aanbod
werd ontwikkeld. Maar nu gebeurt dat vanuit de vraagzijde. Dat zijn we eigenlijk
pas de laatste tien jaar aan het uitzetten en ontwikkelen. Natuurlijk zou ik soms
TeksT ROBERT HEEG
Patiëntenfederatie versterkt positie
Ook zieke klant is koning
Het gaat steeds beter met de Nederlandse patiënt. Hij wordt mondiger en sterkt aan dankzij internet. Maar Iris van Bennekom, directeur van de Nederlandse Patiënten Consumenten federatie, moet de komende jaren nog veel werk verzetten om die positie te verzilveren.
Fotografie Ingrid Alberti Iris van Bennekom, directeur van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie:
‘De juiste cijfers zijn onontbeerlijk’
willen dat het allemaal wat sneller gaat, maar cultuuromslagen zijn nu eenmaal
weerbarstig.”
Lastig onderwerpDe NPCF houdt zich bezig met de strategische en politieke beïnvloeding vanuit het
perspectief van de gebruiker. De visies, inzichten en standpunten komen uitslui-
tend tot stand na onderzoek bij doelgroepen of het brede publiek. De NPCF doet
dus voortdurend onderzoek vanuit die klantvraag. Soms gebeurt dat op specifieke
onderwerpen, bijvoorbeeld omdat zij actueel zijn. Daarnaast worden bepaalde on-
derwerpen continue gemonitord, zoals de gevolgen van het nieuwe zorgstelsel
voor mensen. Als vereniging van meerdere patiëntenorganisaties, die alle weer
hun eigen leden monitoren, beschikt de federatie zelf al over veel gegevens.
Naast al dat beleidsonderzoek wordt ook het nodige marktonderzoek door bureaus
uitgevoerd onder het publiek. De NPCF werkt daarvoor samen met onder meer
Intomart, TNS, NIVEL, Argos, Ecorys en Motivaction. Over het algemeen is de fede-
ratie tevreden over de geleverde onderzoeksdiensten. Per studie wordt bekeken
welk bureau het beste kan worden ingeschakeld. “Iets vragen aan de gemiddelde
Nederlander kan bijna iedereen. Na analyse en overleg komt daar ook vrijwel altijd
een richting uit waar je iets mee kunt. Zodra het wat dieper gaat, het onderwerp
lastiger wordt, of we echt moeten weten hoe mensen iets ervaren, dan zoeken we
een bureau dat echt verstand heeft van de materie. Momenteel onderzoeken wij
bijvoorbeeld waar de premie precies blijft. Dan moet je wel weten hoe dat in de
CLOU PAGINA 13THeMA GezONdHeIdszOrG
een 7. De reden is dat men al blij is geholpen te zijn en weer verder kan. Want dat
is altijd de eerste beleving van mensen.” Dat lijkt op zich niet zo verwonderlijk. De
meeste mensen liggen niet al te vaak in verschillende ziekenhuizen, en hebben
dus weinig vergelijkingsmateriaal. Maar dat vindt Van Bennekom een te makkelijke
verklaring. “Als je de vragen op de juiste manier formuleert en goed doorvraagt,
dan komen er heel andere nuanceringen boven. Dan is men zich wel degelijk be-
wust dat bepaalde dingen niet aanwezig zijn, zaken niet zijn afgestemd, en of iets
niet loopt zoals het hoort. Mensen kopen ook niet elke dag een stofzuiger of een
wasmachine, maar ze weten wel of ze bij de aankoop juist worden bejegend en
voorgelicht, en of hun klachten goed worden afgehandeld.”
strijd Zoals Michael Moore haarfijn aanvoelt, genereren onderzoeken naar het zorgstel-
sel veel media-interesse. De zorg is immers een zorg van en voor iedereen. De
pers citeerde in april bijvoorbeeld uitvoerig het NIVEL-onderzoek dat aan het licht
bracht dat er jaarlijks 1735 mensen door fouten in het ziekenhuis omkomen. De
media zijn weer essentieel voor het bewerken van de publieke opinie, en dus de
politiek. Onderzoek naar misstanden en gebreken is dus essentieel voor de NPCF
om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Dure media-inkoop is voor de
federatie immers geen optie, vertelt Van Bennekom. “Wij hebben redelijk weinig
middelen om publiciteit te creëren. We haken daarom aan bij onderwerpen die in
het nieuws zijn en de mensen bezighouden, zoals het overstappen op een andere
verzekeraar, aanvullende verzekeringen of spooknota’s.”
Het aardige van veel thematisch onderzoek, vertelt Van Bennekom, is dat je er
soms jaren mee vooruit kunt. “Een heel goed voorbeeld is ons onderzoek naar
zorg geregeld is. Dat is wel eens lastig. Temeer omdat het altijd vanuit de zorg-
vrager moet worden onderzocht en niet vanuit de zorgaanbieder.” Specialistische
onderzoekers vind de NPCF vaak bij vakgroepen of onderdelen van universiteiten,
of bij bureaus die zich daarvan hebben afgesplitst.
Sommige specialistische opdrachten behoeven nogal wat begeleiding, legt Van
Bennekom uit. “Zelfs als een bureau goed op de hoogte is van de gezondheids-
zorg, merken we dat er in de aanlooptijd een flinke tijdinvestering moet plaats-
vinden om het patiëntenperspectief naar voren te brengen. Commerciële bureaus
zijn vaak goed in studies vanuit het vraagperspectief, de consument dus. Maar
het leggen van de link met de gezondheidszorg is voor hen vaak lastig. Anderzijds
denken de materiedeskundigen vaak weer teveel vanuit het aanbod. Je komt er
uiteindelijk wel uit, maar je ziet dat wij daar een behoorlijke investering in de
briefing moeten doen.”
slecht imagoDat er in het onderzoek nog wat licht zit tussen specialismen en brede consumen-
tenkennis is een van de grote uitdagingen van de NPCF, aldus Van Bennekom. “Het
behoort tot de missie die wij uitdragen. In de zorg is de vraagzijde van de markt
eeuwenlang niet aan bod geweest.” Dat daar nu steeds meer verandering in komt,
heeft veel te maken met het wereldwijde web. Online kan men immers kijken en
vergelijken, en dat heeft ook op de medische wereld zijn weerslag. Huisartsen
klagen al jaren over mondige zieken die op het web zelf hun symptomen even
aan een screening onderwerpen, en daarna vaak beter denken te weten wat hen
mankeert. In de praktijk is dat doorgaans niet zo zinvol, maar het vergelijken van
de pakketten van zorgaanbieders kan wel z’n vruchten afwerpen. Van Bennekom:
'Huisartsen klagen al jaren over mondige zieken die op het web zelf hun symptomen even aan een screening onderwerpen, en daarna vaak beter denken te weten wat hen mankeert.'
'Het nieuwe zorgstelsel wordt als duur ervaren, terwijl men ook vindt dat de kwaliteit is afgenomen. De zorgverzekeraars hebben bij mensen een redelijk slecht imago.'
“Internet is absoluut de grote motor achter de empowerment aan de vraagzijde in
de zorg. Er komt meer informatie beschikbaar, mensen kunnen anders communi-
ceren met de aanbieders, krijgen inzicht in de gegevens van de eigen gezondheid
en zorg, en nemen meer hun eigen verantwoordelijkheid.”
Hoewel de patiënt het tegenwoordig vaker oneens durft te zijn met de diagnose
van een arts, weet Van Bennekom dat het vertrouwen in de dokter nog altijd groot
is. Het geloof in het zorgstelsel is sinds de marktwerking echter alleen maar afge-
nomen, zo bleek uit een door de NPCF uitgevoerd onderzoek. “De overgang naar
het nieuwe zorgstelsel is op zich goed verlopen. Het wordt wel als duur ervaren,
terwijl men ook vindt dat de kwaliteit is afgenomen. De zorgverzekeraars hebben
bij mensen een redelijk slecht imago.” Maar net zoals het gevoel van onveiligheid
onder burgers synchroon loopt met een betere rapportage, zo ziet Van Bennekom
ook een verband tussen het afkalvende vertrouwen en de toenemende transpa-
rantie in de zorg. “Het is onvermijdelijk dat het vertrouwen in het systeem daar-
door in een dip raakt. Vroeger was die sector een enorme black box.”
Opvallend genoeg hecht Van Bennekom vrij weinig waarde aan klanttevreden-
heidsonderzoek onder patiënten. Dat lijkt in te gaan tegen alles waar de federatie
voor staat, maar haar kritische houding betreft meer de gemiddelde vraagstelling
dan de aard van de onderzoeken zelf. “Veel onderzoek van aanbieders en verze-
keraars toont interesse in de klant. Maar wie is dan die klant of die patiënt? De
focus is nooit erg scherp. Als men in de sector – ook internationaal - patiënten
vraagt hoe men de ontvangen zorg in een ziekenhuis beoordeelt, geeft men altijd
medische overdrachtsfouten. Dat hebben we drie jaar geleden gedaan, en het
genereerde erg veel publiciteit. Heel duidelijk bleek daarbij dat in de overdracht
erg veel fout gaat door bijvoorbeeld verkeerde dossiervoering en communicatie
tussen zorgverleners. Wij bekeken toen de mate waarin dat gebeurde, hoeveel
het kostte en of het vermijdbaar was. Nu onlangs de medisch vermijdbare fouten
weer in het nieuws kwamen, kunnen zulke onderzoeken gelijk weer mee in het
verhaal.” Een ander onderzoek met lange houdbaarheidsdatum is de twee jaar
geleden uitgevoerde studie naar de eigen betalingen in de thuiszorg. “Telkens
als de discussies over die betalingen oplaaien, is dat onderzoek weer actueel. Je
kunt dus heel vaak terugvallen op de resultaten die we in zo’n onderzoek hebben
gevonden.”
En dat zal de komende decennia niet anders zijn. Nederland vergrijst in rap tempo
en het lijkt onvermijdelijk dat het aantal patiënten flink zal toenemen. Daarmee
groeit ook het belang van de NPCF. Niet iedereen is even gelukkig met die ontwik-
keling, weet Van Bennekom. “Enerzijds is het veld verheugd over de groeiende rol
van de federatie, maar men vindt het ook wel een beetje lastig soms. Het is wel
aardig dat er in dit land een goede consumentenpatiëntenvereniging is, want daar
doen we het allemaal voor, maar we moeten niet te kritisch worden. Uiteraard
zijn wij dat natuurlijk wel, en we hebben inmiddels aardig wat invloed in heel wat
geledingen. Onze positie is geen punt van discussie meer, maar het is een strijd
om hem ook te verzilveren. Er is nog veel werk te doen. De juiste cijfers zijn daarbij
onontbeerlijk.”
CLOU PAGINA 1�
In de loop van de vorige eeuw kregen arbeiders, kantoorklerken en
middenklassen dezelfde toegang tot scholing, werk en gezondheidszorg
als de sociaal hoogste klasse. een samenleving gebaseerd op gelijke
kansen voor iedereen leek bereikt. Met de afschaffing van het onder-
scheid tussen particulier en ziekenfondsverzekerden lijkt het laatste
bolwerk van sociale ongelijkheid afgeschaft. schijn bedriegt.
Toen mijn oma 70 jaar geleden aan haar knie geopereerd moest worden had ze
geluk. Mijn opa, haar vader, had een goedlopende jeneverstokerij. Hij kon de ope-
ratie betalen. Niet alle klasgenoten van mijn oma waren in deze gelukkige positie.
“Je moet er maar mee leren leven,” zei de dokter. Of erger nog: sterven, omdat de
dokters- of ziekenhuisrekening niet betaald kon worden. Ook een auto om naar
een ver gelegen ziekenhuis te rijden, of een telefoon om de dokter te bellen, was
niet bij iedereen voorhanden.
ziekenfonds of particulier?Dit soort misstanden werd in de jaren ‘60 aan de kaak gesteld. Iedereen moest
dezelfde kansen op goede zorg krijgen. Het ziekenfonds werd in het leven ge-
roepen. Kansarmen konden zo ook een beroep doen op gezondheidszorg. De
overheid betaalde een groot deel van de ziektekosten van degenen die minder dan
modaal verdienden. Zo lijken we al een eind op weg in de piramide van Maslow.
In de praktijk bleek echter dat een ziekenfondspatiënt anders werd behandeld
dan een particulier verzekerde. Een van de minst erge dingen was dat je als zie-
kenfondspatiënt langer moest wachten op een afspraak met de dokter. Maar ook
voor artsen had het type patiënt gevolgen voor de administratieve rompslomp
binnen hun praktijk. Toen ik eens voor een spoedopname met ‘glijdende spoed’
het ziekenhuis binnengereden werd, was de eerste vraag van de behandelend
arts: “Ziekenfonds of particulier?”
Marktwerking als oplossingLangzaam werd duidelijk dat dit onderscheid niet langer strookte met de begin-
selen van onze moderne samenleving. Zowel ideologisch als economisch werd
het systeem als niet meer passend beschouwd. Een logische volgende stap was
dan ook marktwerking. Eureka! Het onderscheid tussen ziekenfonds en particulier
werd twee jaar geleden afgeschaft. Iedereen betaalt hetzelfde bedrag, en nergens
wordt meer verwezen naar de wijze waarop je verzekerd bent.
OngelijkheidEn daarmee ontstond een nieuwe ongelijkheid, niet meer gebaseerd op sociale
klasse, maar op kennis en vaardigheden. Bij de invoering van de nieuwe ziekte-
kostenregeling mag iedereen zelf uitzoeken waar en hoe (tegen welke risico’s) hij
verzekerd wil zijn. Dat uitzoeken is voor onderzoekers al een hele klus, maar voor
de gewone consument een bijna onmogelijke opgave. Vervolgens blijken door de
marktwerking grote verschillen te ontstaan in behandeling. Aangezien verzeke-
ringsmaatschappijen rond moeten zien te komen van premies van de inleggers,
vergoeden ze vaak alleen de goedkoopste oplossing, bijvoorbeeld medicijnen
waarvan het patent verlopen is. Sommige operaties worden helmaal niet meer
vergoed en sommige behandelingen slechts gedeeltelijk, zoals IVF. Er zijn patiën-
ten die zich neerleggen bij de beslissing van de verzekeringsmaatschappij; andere
patiënten gaan echter op zoek naar goedkope alternatieven. Zo schijn je voor een
openhartoperatie sneller in Duitsland terecht te kunnen dan in Nederland.
InternetHoewel ongetwijfeld lucratief, kun je aan het uitzoeken van de optimale prijs/kwa-
liteitverhouding een aardige dagtaak hebben. Bovendien kun je daarbij al niet
meer zonder internet.
In het huidige, moderne, op marktwerking gebaseerde zorglabyrint belandt ie-
mand zonder internet en zoekvaardigheden al snel in een achterstandspositie.
Vooral kwetsbare groepen, zoals bejaarden, minderbegaafden en analfabeten zul-
len hierdoor steeds meer benadeeld worden. De klok is met de marktwerking 100
jaar teruggezet. De cirkel is weer rond!
COLUMN LIdwIeN vAN de veN
De zorgcyclus
CLOU PAGINA 16 THeMA GezONdHeIdszOrG TeksT PAULIEN BAKKER
De schimmige markt van de plastische chirurgie
Alles aan een mens is maakbaar
illus
tratie
: Ella
Nitt
ers
CLOU PAGINA 17THeMA GezONdHeIdszOrG
De schimmige wereld van de plastische chirurgie bereikte in april alle voorpagi-
na’s toen een 21-jarige patiënte tijdens liposuctie op de operatietafel overleed.
Er werd overtollig vet op haar buik en bovenbenen weggezogen, maar tijdens de
operatie traden er complicaties op. Meer dood dan levend werd de patiënte naar
het ziekenhuis overgebracht. Ze overleed ter plekke.
Haar vriend liet verbijsterd aan de Telegraaf weten dat het slachtoffer slechts 54
kilogram woog en vijf keer in de week sportte. Desondanks achtte ze liposuctie
nodig. Klaarblijkelijk vond haar behandelend arts het ook niet zijn taak om haar
daar vanaf te houden.
De kliniek waar het ongeval plaatsvond, Medisch Centrum Biltstraat, haastte te
verkondigen dat het niet hun schuld was. De kliniek had de operatiekamer ver-
huurd aan plastisch chirurg Edwin van Onselen van het bedrijfje Aestheticare. De
arts in kwestie reageerde teneergeslagen. “Je probeert te achterhalen of er fouten
zijn gemaakt,” zei hij tegen de krant. “Natuurlijk voel ik me er verschrikkelijk on-
der.” Maar daags na het drama nam hij alweer de scalpel ter hand.
Overigens was het niet de eerste keer dat een patiënte overleed op zijn operatie-
tafel. In 2004 verloor hij al eens een patiënte, een zaak die nog steeds wordt on-
derzocht. Maar de fout kan net zo goed bij de kliniek liggen. Bronnen suggereren
dat de kliniek het niet zo nauw neemt met de hygiëne. Een woordvoerder van de
Inspectie van de gezondheidszorg laat weten dat er momenteel drie onderzoeken
naar het incident lopen: een oud onderzoek naar de arts in verband met de zaak
uit 2004, een tweede onderzoek van de inspectie zelf en een onderzoek van het
Openbaar Ministerie te Utrecht.
Aantal klinieken onbekendZo diffuus als het toezicht op klinieken is overigens ook de informatie richting de
consument. Iedere basisarts mag zich cosmetisch arts noemen (de titel plastische
chirurg is wel beschermd). En “iedereen kan een privékliniek beginnen” stelt de
secretaris van brancheorganisatie ZKN (Zelfstandige Klinieken Nederland) Thijs
Udo. Zelfs het precieze aantal klinieken in Nederland is niet bekend.
Udo schat dat er inmiddels zo’n 100 privé-klinieken zijn (waar ook basisartsen
zonder verdere specificaties kunnen werken) en ongeveer 130 zelfstandige be-
handelcentra (waar tenminste twee medisch specialisten werken). Dit zijn alle-
maal instellingen die zorg in het zogenaamde derde compartiment verlenen: zorg
die niet door zorgverzekeraars wordt vergoed. Zo’n zestig daarvan zouden zich
gespecialiseerd hebben in plastische chirurgie.
Wel zeker is dat het aantal klinieken hard groeit. De ZKN verdubbelde in anderhalf
jaar tijd in omvang en telt inmiddels zo’n 60 leden. Volgens gegevens van het
Capaciteitsorgaan dat adviseert over het benodigd aantal medisch specialisten, is
het aantal plastisch chirurgen in vijf jaar tijd met 26 procent gegroeid van 160 in
2000 naar 202 in 2005.
Make me beautifulProgramma’s als Extreme Makeover en Make Me Beautiful brachten de laatste
jaren de mogelijkheden van plastische chirurgie onder een brede doelgroep onder
de aandacht. Als alles aan de mens maakbaar is, waarom zou je dat dan niet
doen? Op sites als borstenforum.nl en medischforum.nl delen jonge meiden hun
plannen met elkaar voor cosmetische chirurgie, alsof het de normaalste zaak van
de wereld is. Over de risico’s of zelfs maar de noodzaak van grotere borsten of een
strakke buik wordt niet gerept.
Ook het vorige kabinet, dat een magische betekenis toekende aan het begrip
marktwerking, droeg haar steentje bij aan de popularisering van plastische chirur-
gie. Hoogervorst gaf artsen meer ruimte om zelf privé-klinieken te beginnen. Sinds
2005 vallen klinieken onder de Kwaliteitswet, maar er bestaat geen verplichte
registratie. Dit overigens tot verdriet van belangenorganisaties in het veld.
“Er is een markt voor en mensen zijn zelf verantwoordelijk,” zegt een woordvoer-
der stoïcijns. De enige harde eis die de Inspectie momenteel stelt, is dat in de kli-
niek een in het BIG-register (www.bigregister.nl) opgenomen arts werkt. “Anders
gaan we er meteen op af.”
Het voorstel om de klinieken in ieder geval te verplichten zich te registreren, inmid-
dels ook gesteund door verschillende Kamerleden, werd door de nieuwe minister
van Volksgezondheid, Klink, opnieuw weggewuifd. Ook hij streeft naar zelfregu-
lering. “De minister heeft gekozen voor vrijwillige registratie. Klinieken kunnen
zich melden op onze site. Als ze niet op de site staan is dat slechte reclame voor
zichzelf,” zegt een woordvoerder.
Die lijst telt inmiddels 84 klinieken. Overigens staat Aestheticare van chirurg Van
Onselen niet op die lijst. “Als we horen dat een kliniek niet op de lijst staat, gaan
we vragen stellen. Maar helaas is dat vaak pas als er een klacht is geweest.”
‘Meiden steeds vaker naar plastisch chirurg’ kopte ochtendkrant Metro onlangs.
Tieners laten zich door de media beïnvloeden en stappen steeds vaker naar een plastisch
chirurg voor een borstvergroting, liposuctie of andere cosmetische ingrepen.
Hoe is het toezicht op plastische chirurgie eigenlijk geregeld?
En wat weten we over de kwaliteit van dergelijke klinieken?
'De Consumentenbond stuurde twee jaar terug een 26-jarige vrouw met cup C langs
veertien klinieken voor een borstvergroting. Ze werd met open armen ontvangen.'
CLOU PAGINA 18 THeMA GezONdHeIdszOrG
Vanaf volgend jaar wil de Inspectiedienst de klinieken die zich vrijwillig hebben
aangemeld, uitnodigen om jaarlijks een vragenlijst in te vullen. Die verslagen
zal de Inspectie dan op haar eigen site publiceren. Daarnaast controleert ze zelf
steekproefsgewijs klinieken, op dezelfde wijze als ze ook ziekenhuizen contro-
leert. Maar hoeveel spontane bezoekjes de Inspectie vorig jaar heeft afgelegd, kan
ze nog even niet vertellen; het jaarverslag over 2006 is nog niet gereed.
Wel concludeerde de Inspectie in een rapport uit 2004 al dat de kwaliteit van
klinieken sterk verschilt. Bij ongeveer de helft van de klinieken was het zelfs on-
duidelijk of artsen wel over de benodigde diploma’s beschikten. De consument
wordt met andere woorden aan zijn lot overgelaten.
Hollandse handelsgeestDe Consumentenbond stuurde twee jaar terug een 26-jarige vrouw met cup
C langs veertien klinieken voor een borstvergroting. Ze werd met open armen
ontvangen. De risico’s werden stelselmatig te rooskleurig geschat en slechts vijf
van de veertien klinieken twijfelden of de operatie wel nodig was. Bij de meeste
klinieken kon ze binnen een maand onder het mes. Tegen zo’n rooskleurig beeld
en voorspoedig behandeltraject kan de weinig bekende website van de Inspectie
niet op.
Toch gaat de minister uit van een kritische houding van de consument en van een
behoorlijke dosis onderzoeksvaardigheden. De voorlichting vanuit de overheid is
op zijn zachtst gezegd heel wat minder pregnant aanwezig dan die vanuit de
klinieken zelf. Tot nu toe is er vooral eenzijdig aandacht voor mooier, beter en per-
fecter vanuit media en klinieken. Een cosmetische ingreep wordt afgedaan als een
fluitje van een cent. Daarbij komt dat, zoals men van de Hollandse handelsgeest
kan verwachten, Nederlanders geneigd zijn hun keuze te laten bepalen door de
prijs. Het is de vraag of de patiënt wel die zelfstandige, kritische consument is die
nodig is voor eerlijke marktwerking in de zorg.
Marcel van Beusekom van de Consumentenbond: “Als consument kijk je naar
de kwaliteit van een product en maak je op basis daarvan je keuze. Maar op het
gebied van gezondheid, je meest kostbare bezit, kan dat niet in ons land. Er is
nergens informatie over slagingskansen van een operatie of sterftecijfers, althans
niet openbaar. Wij doen geregeld onderzoekjes naar één soort medische ingreep.
Maar het beste zou zijn als er één systeem op internet komt. Dat geldt ook voor
plastische chirurgie natuurlijk.”
weet de consument het ook?Het Ministerie van Volksgezondheid laat weten dat ze in de campagne Kies Beter
probeert de consument een kritische houding ten aanzien van medische zorg bij
te brengen. “We willen de positie van de consument verstevigen. De rechten en
plichten moeten duidelijk zijn, en informatie transparant.” Maar die campagne
is voor de gezondheidszorg in het algemeen. Net als het onderzoeksprogramma
ZonMW, een programma voor Consumenteninformatie en transparantie van zorg.
Spataderen, incontinentie, diabetes, hartfalen en tal van medische kwalen werden
onderzocht, maar geen van de onderzoeken gaat tot nu toe over de plastische
chirurgie.
Brancheorganisatie ZKN is inmiddels gestart met een eigen keurmerk. “We pleiten
ervoor dat overheid en verzekeraars het keurmerk verplicht stellen. Ons keurmerk
moet nog wel meer bekendheid krijgen,” stelt Udo van ZKN. Dat keurmerk gaat
onder meer over kwaliteit en professionaliteit van medisch personeel, veiligheid
van de apparatuur en continue verbetering van zorg- en dienstverlening. Om het
keurmerk te bemachtigen moeten klinieken ook volgens protocollen gaan werken.
Inmiddels hebben twintig klinieken zo’n keurmerk en is nog een tiental voor het
keurmerk in de running. Maar weet de consument dat ook?
kwaliteit van privé-kliniek achterhalen:• Is de behandelend arts terug te vinden in het BIG-register
(www.bigregister.nl)?
• Is de kliniek aangesloten bij ZKN (www.zkn.nl) of opgenomen in de
lijst van de Inspectie voor de Volksgezondheid (www.igz.nl)?
• Hoe gaat de kliniek om met de toetsingscriteria van het ZKN-keumerk,
zoals het vooraf informeren van de cliënt over resultaten van de
behandeling, alternatieven voor de behandeling, tijd om te overwegen,
of dat de behandelruimtes aan de wettelijke eisen voldoen en het
schoonmaakprotocol hanteren? Is er een klachtenregeling?
Is er een anesthesist bij het onder narcose brengen aanwezig?
En zijn er tenminste twee artsen aan de kliniek verbonden? Zijn die
artsen basisarts, of echte plastisch chirurgen?
CLOU PAGINA 20 THeMA GezONdHeIdszOrG
HET OVERZICHT
TeksT MIRJAM BROEKHOFF
vaak een voornemen is dat de jongeren maar korte tijd volhouden. Een citaat van
een 16-jarige: ‘Ik probeer erop te letten, maar snoep is zo moeilijk af te slaan’.
Bijna de helft van de onderzochten (45%) snackt of snoept dan ook meer keren
per dag. De jongeren zien het belang van gezond eten wel in: 92% van hen zegt
dat zij gezond eten. Dit doen ze vooral om niet te dik te worden (40%), om zich fit
te voelen (36%) en om niet ziek te worden (17%).
Teveel voorlichtingDe kinderen krijgen veel informatie over gezonde voeding. 77% van de jongeren
is van mening dat hij of zij genoeg informatie hierover krijgt. Ongeveer 15% vindt
zelfs dat hij teveel informatie krijgt over gezonde voeding. Een jongen van 12 jaar:
‘Ik vind dat ik al genoeg gezond eet. En als ik gezonder ga eten, doe ik dat niet
door al die reclame-onzin.’ De meeste kinderen weten wat vetten en calorieën zijn
en ze weten ook dat de informatie op de verpakking van producten staat. Jongens
vinden die informatie gemiddeld minder interessant dan meisjes.
Voor kinderen die meer willen weten over gezonde voeding zijn ouders de voor-
naamste informatiebron (67%), gevolgd door televisieprogramma’s (60%) en
school (60%). Ook internet en tijdschriften zijn populaire informatiebronnen. Ju-
niorSeniorResearch concludeert uit het onderzoek dat ouders het belangrijkste
aanspreekpunt moeten zijn voor gezondheidsvoorlichting. Ook waarschuwen zij
dat de overheid moet oppassen voor een overkill aan informatie. Bij een ander
onderzoek, naar jeugdvoorlichting over alcohol, bleek dat er onder jongeren snel
een tegenreactie kan optreden als zij teveel informatie krijgen. In dat geval bekijkt
de doelgroep steeds minder verpakkingen en is zij ook minder geneigd om iets
met de aangeboden informatie te doen.
Uit onderzoek van juniorseniorresearch blijkt dat 13% van de kinderen tussen 9 en 21 jaar zichzelf te dik vindt. daarnaast vindt een groep van 3�% zichzelf een beetje te dik. volgens cijfers van het CBs heeft in 2006 12% van de Nederlandse jongeren tussen 2 en 19 jaar overgewicht (ge-meten met BMI, zie pag. 21). en in de leeftijdsklasse 1� tot 2� jaar ligt dit percentage volgens het CBs op 20. waarom lukt het jongeren zo slecht om op het juiste gewicht te blijven?
JuniorSeniorResearch hield in februari van dit jaar een onderzoek onder 725 jon-
geren in de leeftijd van 9 tot en met 21 jaar. De gegevens werden verkregen via de
website www.datvindikervan.com. Uit het onderzoek blijkt dat kinderen tussen 9
en 14 jaar meestal leven met duidelijke regels rond voeding en snoep. Het meren-
deel (64%) van de ouders stelt duidelijke regels, zoals ‘niet teveel snoepen’, ‘altijd
eerst vragen voor je snoep pakt’ of ‘geen snoep vlak voor het avondeten’. Van de
jongeren in de leeftijd 15 tot 21 jaar heeft maar 36% met zulke regels te maken.
Dat komt omdat jongeren dan al naar de middelbare school gaan en ook meer
en meer beschikken over eigen geld. De jongeren vinden het dan ook logisch dat
ze zelf in sterke mate mogen bepalen wat ze eten. Die grotere vrijheid geeft wel
zorgen: van de kinderen onder de 9 jaar vindt 38% zichzelf een beetje of echt te
dik. Met het stijgen van de leeftijd neemt dit toe: in de leeftijd 13 tot 15 jaar vindt
de meerderheid (55%) van de jongeren zichzelf een beetje of echt te dik en onder
16+-jongeren is dit zelfs 68%.
De meeste kinderen vinden dat hun ouders het goede voorbeeld geven, in de zin
dat er bij hen thuis gezond wordt gegeten; slechts 2% antwoordt van niet. Toch
snackt of snoept het grootste deel van de onderzochte jongeren dagelijks (75%).
Uit de open antwoorden in het onderzoek kwam naar voren dat ‘minder snoepen’
Jongeren vinden zichzelf te dik
CLOU PAGINA 21THeMA GezONdHeIdszOrG
Bijna de helft van de Nederlanders worstelt met overgewicht. Overgewicht is door de overheid dan ook uitgeroepen tot een nationaal gezondheids-probleem. volgens Marcel Temminghoff, consultant bij onderzoeksbureau Gfk, veroorzaken veranderingen in levensfase vaak gewichtstoename.
“Bij grote overgangen, zoals uit huis gaan, kinderen krijgen of stoppen met wer-
ken, neemt het gewicht van mensen vaak plotseling toe,” vertelt Marcel Temming-
hoff. “De oorzaak is dat vaste patronen worden doorbroken. Mensen die uit huis
gaan moeten bijvoorbeeld opeens zelf gaan koken. Ze vinden dan niet meteen een
gezond voedingspatroon. Vrouwen die kinderen krijgen komen vaak aan tijdens
de zwangerschap. Na de komst van de kleine zijn zij, en ook hun partners, ver-
volgens meestal meer thuis. Ook dan neemt het gewicht toe: mensen eten thuis
meer en vaker dan wanneer ze buitenshuis zijn. De geboorte van een kind leidt
ook tot een ander levenspatroon, waarbij veel mensen minder gaan bewegen.
De kilo’s gaan er dan niet meer af. Later in het leven zie je weer zo’n overgang
bij ouderen die stoppen met werken. Ouderen blijven tegenwoordig meestal be-
hoorlijk actief maar toch zijn ze minder op pad dan in de tijd dat ze werkten."
"Om in kaart te brengen hoe je overgewicht kunt aanpakken hebben we in sa-
menwerking met de Universiteit Wageningen geanalyseerd welke factoren invloed
uitoefenen op het gewicht van mensen. Als je medische factoren, zoals een gene-
tische aanleg om dik te worden, eruit haalt, dan houd je een eenvoudig modelletje
over: overgewicht ontstaat als de energiebalans verstoord is.”
“De energiebalans in het lichaam is in zekere zin te vergelijken met een geldhuis-
houding. Als een persoon meer geld uitgeeft dan er binnen komt, dan teert hij in
op zijn reserves. Hetzelfde geldt voor je energiebalans: als je meer energie ver-
bruikt dan je binnenkrijgt door te eten, dan val je af. Omgekeerd, als je meer geld
binnenkrijgt dan je opmaakt, dan spaar je. Iemand die meer eet dan hij opmaakt
door lichamelijke activiteit, komt dan ook aan. Er ontstaat dan een vetreserve. Om
te meten of er sprake is van vetreserves kun je twee criteria gebruiken: de Body
Mass Index (BMI) en de buikomvang (zie kader). Uit een enquête onder ons consu-
mentenpanel blijkt dat gemiddeld 46% van de Nederlanders overgewicht heeft. Dit
probleem hangt sterk samen met het opleidingsniveau: lager opgeleiden zijn zich
als groep gemiddeld minder bewust van hun gewicht, ze vinden een goed gewicht
minder belangrijk, ze hebben minder kennis van gezond eten en ze hebben minder
geld om goede producten te kopen.”
Bewegen met je pc“De overheid heeft besloten om overgewicht speerpunt te maken van beleid. Er
is daarbij nagedacht over direct sturende maatregelen zoals het invoeren van een
vettax om ongezonde producten duurder te maken, of juist het subsidiëren van ge-
zonde producten. In de huidige visie zullen vooral maatschappelijke organisaties
aan de slag moeten met dit probleem. Daarbij gaat het vaak om voorlichting, zoals
de campagne voor de Balansdag van het Voedingscentrum. Ook de campagne
‘beweeg minstens een half uur per dag’ van het Nederlands Instituut voor Sport
en Bewegen (NISB) is hier een voorbeeld van. Wat ik zelf heel positief vind is de
ontwikkeling van nieuwe computerspelletjes die veel actiever zijn. Bijvoorbeeld
de nieuwe game voor de Nintendo Wii waarbij je met een echt racket tennisballen
kunt slaan. Of het spel Dance Dance Revolution: een spel waarbij je moet dansen
op stippen op een mat. De computer stimuleert je om steeds sneller te gaan.
Dance Dance Revolution is zo populair dat er tegenwoordig ook al kampioen-
schappen georganiseerd worden. Zo komen mensen in beweging in plaats van
voor het beeldscherm te hangen.”
TesT je OverGewICHTDe meest gebruikte maat is de body mass index (BMI). De BMI berekent men
uit het gewicht in kilo’s, gedeeld door lengte in meters (zie o.a. www.voedings-
centrum.nl)
Een andere maatstaf is buikomvang. Bij vrouwen wordt een buikomvang groter
of gelijk aan 88 cm en bij mannen groter of gelijk aan 102 cm ‘abdominale obe-
sitas’ genoemd. Hierbij is dus sprake van vetophoping in de buik (appelvorm).
Abdominale obesitas brengt over het algemeen meer gezondheidsrisico’s met
zich mee, dan wanneer het vet vooral op de heupen en dijen zit (peervorm).
De vetophoping rond de buik neemt zowel bij mannen als vrouwen toe tot een
leeftijd van ongeveer 60 jaar.
Op zoek naar de energiebalans
CLOU PAGINA 22
de meeste Nederlanders vinden hun gezondheid belangrijker dan een
goede band met hun familie, hun financiën, hun werk of hun liefdesleven.
ruigrok | NetPanel voerde begin 2007 een onderzoek uit in eigen beheer
onder 1083 respondenten. Hieruit blijkt dat 83% van alle Nederlanders
gelooft dat zij zelf grote invloed hebben op hun gezondheid.
De populairste manier om gezond te blijven is voor velen ‘goed eten’. Driekwart
(72%) van de Nederlanders eet zo gezond en gevarieerd mogelijk en vindt dat
nog lekker ook. Ook veel mensen zorgen voor voldoende slaap (59%). Bijna de
helft van de Nederlanders zorgt bewust voor een goed geestelijk welzijn (48%)
door echt te genieten van de dingen die zij doen. Veel mensen sporten regelmatig
(43%). En er wordt regelmatig gelijnd: 48% van de vrouwen en 26% van de man-
nen volgt wel eens een dieet. Dit doet men bij voorkeur rond de feestdagen. Een
wat kleinere groep van de respondenten zorgt dat zij regelmatig ontstresst en
onthaast (30%).
Hoger opgeleiden onderhouden hun gezondheid actiever dan lager opgeleiden:
ze voelen zich dan ook vaker goed gezond (55% tegen 39%). In de levensstijl van
hoger opgeleiden wordt meer gesport, meer onthaast en ook slikt deze groep meer
vitaminepreparaten.
Veel mensen geloven dat biologische voedingsproducten en gezonder zijn dan
niet-biologische voeding (35%). Ook scharrelvlees doet het goed: 42% van de
Nederlanders gelooft dat dit gezonder is dan vlees uit de bio-industrie. Toch blijven
de verkopen, gemeten in marktaandelen, van deze producten steken op minder
dan 5%. Volgens onderzoekster Marja Ruigrok komt dit omdat Nederlanders het
prijsverschil in de winkel toch te groot vinden.
Gezondheidsrisico’sNederlanders zien kanker als de meest serieuze bedreiging van de gezondheid
(63% van de onderzochten). Uit overlijdenscijfers van het CBS blijkt dat het risico
op hart- en vaatziekten even groot is, maar de respondenten in het onderzoek be-
leven dit meer in termen van te weinig bewegen, te veel roken, te hard werken en
teveel stress. Nederlanders zijn ook bang voor griep, sexueel overdraagbare aan-
doeningen en TBC. In de praktijk zijn andere ziekten veel bedreigender: jaarlijks
overlijden grote aantallen Nederlanders aan ademhalingsziekten, ziekten van de
spijsvertering en psychische ziekten. Deze worden door de respondenten vrijwel
niet genoemd als ‘bedreiging van hun gezondheid’.
De meeste Nederlanders (82%) voelen zich gezond. De resterende 18% die
zich minder gezond voelen, hebben vooral last van moeheid (60%). Andere veel
voorkomende klachten zijn: een pijnlijke nek en schouders, rugklachten, stress,
depressiviteit, slijtage, vage lichamelijke klachten, hoofdpijn en migraine. Van de
groep ‘ongezonden’ geeft 13% aan dat zij leidt aan een ernstige ziekte.
Persoonlijke gezondheidscoachDe belangrijkste professional als het gaat over gezondheid is de huisarts. Toch is
niet iedereen tevreden over zijn dienstverlening. Eén op de vijf patiënten vindt dat
de dienstverlening beter kan (22%). De respondenten geven vooral aan dat de
huisarts beter kan luisteren, zijn patiënten meer serieus moet nemen, meer tijd
moet nemen voor het consult en beter bereikbaar moet zijn. Een kwart (26%) van
de patiënten heeft na het bezoek aan de huisarts het gevoel dat zij beter voor zich-
zelf hadden moeten opkomen. Als zij worden doorverwezen naar een speciallist
hebben veel patiënten een probleem. Ze ervaren dat niemand, anders dan zijzelf,
nog het overzicht heeft over de klachten. Een persoonlijke gezondheidscoach of
gezondheidsmanager zou het overzicht kunnen houden. Slechts een minderheid
van de respondenten (34%) beschouwt de huisarts als zodanig.
.
vOLdOeNde verzekerd?De meeste Nederlanders geven er de voorkeur aan om uitgebreid verzekerd te zijn
voor ziekte: slechts 12% is tevreden met alleen een basisverzekering. De meeste
Nederlanders vinden ook dat zij veilig en voldoende verzekerd zijn (93%). Eén op
de veertien onderzochten (7%) vindt dat hij of zij onvoldoende verzekerd is. Veel
Nederlanders (70%) verwachten dat dit aantal zal toenemen en dat er door de stij-
gende kosten van gezondheidszorg een kloof zal ontstaan tussen de gezondheid
van hogere en lagere inkomensgroepen.
Om te besparen gaat 8% van de respondenten tegenwoordig minder vaak naar de
dokter of de tandarts. Een grote groep respondenten vindt dat de kwaliteit van de
gezondheidszorg de afgelopen jaren achteruit is gegaan. Dat komt vooral door de
lange wachttijden voor specialisten en operaties, maar ook doordat de verschil-
lende behandelaars niet van elkaar weten waar ze mee bezig zijn.
Zelf gezondheid sturen
THeMA GezONdHeIdszOrG
HET OVERZICHT
CLOU PAGINA 26 THeMA GezONdHeIdszOrG
Bureau flycatcher bracht begin 2007 in kaart wat Nederlanders weten van
griep. dat valt niet mee: de ernst van de ziekte wordt vaak onderschat. Ook
weten veel mensen niet hoe ze de ziekte kunnen voorkomen.
De belangrijkste symptomen van griep zijn hoge koorts, verkoudheid, koude ril-
lingen en spierpijn. De ziekte wordt vaak verward met een verkoudheid, maar is
veel ernstiger. Het verschil is vooral dat de patiënt snel erg ziek wordt en hoge
koorts heeft. Volgens de landelijke informatiestructuur infectieziektebestrijding
van het Rijksinstituut voor Gezondheid en Milieu (RIVM), overlijden er tijdens een
gemiddelde griepepidemie in de winter jaarlijks tussen de 1000 en 2000 mensen
aan griep of de gevolgen ervan. Slachtoffers vallen vooral in de risicogroepen:
ouderen (ongeveer 90% van de sterfgevallen is 65 jaar of ouder) en personen met
een chronische aandoening (bijvoorbeeld diabetes mellitus, hart- en longaandoe-
ningen). De meeste Nederlanders (74%) schatten het aantal griepdoden per jaar
veel lager in.
Griep voorkomenGriep is erg besmettelijk. De beste manier om besmetting te voorkomen is uit de
buurt blijven van mensen die griep hebben. Toch weet dit maar 46% van de Neder-
landers. De ziekte is ook al besmettelijk voordat de symptomen zichtbaar worden:
in dat geval biedt een goede conditie de beste verdediging tegen griep. Daarnaast
kunnen regelmatig ventileren en handen wassen een bescheiden bijdrage leveren.
En natuurlijk moeten mensen die hoesten of niezen een hand voor hun gezicht
houden en een zakdoek gebruiken.
Ongeveer eenderde van de Nederlanders denkt ten onrechte dat een eenmaal
opgelopen griep kan worden bestreden met een antibioticumkuur. Die zal echter
niets uithalen: antibiotica werken alleen bij infecties die worden veroorzaakt door
bacteriën, terwijl griep wordt veroorzaakt door een virus. Bijna driekwart van de
Nederlanders is er niet van op de hoogte dat antivirale middelen, zoals Tamiflu,
complicaties van griep kunnen helpen voorkomen.
Wilt u meer weten over griep? Onderzoeker Pleun Aardening van het bureau Flycatcher adviseert de volgende websites: www.echtegriep.nl, www.nivel.nl en www.virology.nl/index-influenza.html.
Per 1 januari 2006 is in Nederland een nieuw zorgstelsel van start ge-gaan. TNs NIPO bracht eind 200� in kaart hoe Nederlanders er tegenover stonden. Het marktonderzoeksbureau herhaalde dit onderzoek een jaar later. daarbij blijkt dat het publiek meer vertrouwen heeft gekregen in het nieuwe stelsel. de financiële consequenties vielen echter tegen.
In 2005, dus vóór de invoering van het nieuwe zorgstelsel, was 23% van de Ne-
derlanders niet tevreden met de Nederlandse gezondheidszorg. Inmiddels is dit
percentage gedaald tot slechts 13%: bijna 9 op de 10 (87%) van de Nederlanders
is wel tevreden. Ook de kwaliteit van het zorgstelsel valt mee: vooraf dacht 23%
van de ondervraagden dat deze zou verslechteren, inmiddels is nog maar 16%
van mening dat de kwaliteit gedaald is. Driekwart (75%) van de Nederlanders
ervaart dat de kwaliteit gelijk is gebleven, 2% vindt de kwaliteit verbeterd en de
overigen geven aan het niet te weten. Als het gaat om de vraag of men voldoende
afweet van nieuwe zorgverzekering: dan heeft eenderde (33%) van de bevolking
hierover twijfels. Een heel klein groepje mensen (2%) vindt dat zij onvoldoende
geïnformeerd is. Bijna tweederde van de mensen is wel tevreden over de informa-
tievoorziening (64%).
Bij de invoering van het zorgstelsel verwachtten de meeste mensen (56%) dat de
nieuwe zorgverzekering financieel ongunstig zou uitvallen. Eind 2006 blijkt dat
nog erger te zijn dan gedacht: veel meer mensen, namelijk 66% van de Neder-
landers, vindt dat er sprake is van een financieel ongunstig effect van de nieuwe
zorgverzekering.
Opvallend is dat Nederlanders zowel eind 2005 als eind 2006 niet altijd solidair
willen zijn. Daarbij heeft TNS NIPO gekeken naar twee vormen van solidariteit:
‘rijke mensen betalen voor arme mensen’ en ‘gezonde mensen betalen mee voor
ongezonde mensen’. Driekwart (77%) van de bevolking vindt dat het een goede
zaak is als rijke mensen meebetalen voor arme mensen. Er is dus een breed
draagvlak voor inkomensafhankelijke solidariteit. Slechts weinig mensen (24%)
vinden het logisch dat gezonde mensen meebetalen aan de hoge kosten van zieke
mensen. De overige 76% van de Nederlanders vindt dit juist niet nodig: er is weinig
draagvlak voor solidariteit van gezonden met zieken.
Hand voor je mond
misverstanden over griep
Het nieuwe zorgstelsel - één jaar later
CZ Actief in Gezondheid (de afkorting staat voor Centraal Ziekenfonds en dateert
uit 1930) is een van oorsprong regionale zorgverzekeraar die zijn wortels in het
zuiden heeft. Anno 2007, na een aantal fusies, neemt CZ met 2,6 miljoen verzeker-
den de derde plaats in op de lijst van grote landelijke zorgverzekeraars.
Bij het invoeren van de basisverzekering richtte CZ zich niet op het binnenhalen
van nieuwe klanten, vertelt marketing- en communicatieadviseur Anno Lantinga:
“Er is veel onderzoek gedaan naar de vraag of mensen massaal van zorgverze-
keraar zouden veranderen. Maar dat bleek tamelijk onvoorspelbaar. Wij hebben
ons daarom gericht op het binnenhouden van de klanten die we al hadden.” CZ
deed dat met het aanbieden van ‘onderscheidende producten’, aanvullende ver-
zekeringen op maat. Zo kunnen jongeren met een aanvullende verzekering bij
CZ korting krijgen op reisvaccinaties en zich desgewenst vijftig condooms laten
opsturen. De aanvullende verzekering voor 50-plussers vergoedt onder meer een
relatief groot aantal fysiotherapeutische sessies. “Die concentratie op behoud is
een goede greep gebleken,” stelt Lantinga. CZ verloor nauwelijks klanten bij de
stelselwijziging.
saaiVoor het ontwikkelen en toetsen van de corporate communicatie-strategie maakt
CZ veel gebruik van marktonderzoek. Lantinga: “Consumenten moeten weten dat
wij meer zijn dan alleen maar een verzekeraar die achteraf de rekeningen betaalt.
Dat is een reputatie die ons toch nog een beetje aankleeft. We betalen de nota’s,
zijn saai en werken veel met kleine lettertjes. Van dat beeld moeten we af. Wij
willen al vroeg in het proces van zorggebruik een actieve gidsrol op ons nemen en
daarin betrouwbaar zijn.”
De gidsfunctie die CZ zichzelf toedicht vertaalt zich concreet in een aantal dien-
sten aan klanten. Zo kunnen bij CZ verzekerden dag en nacht een beroep doen op
de CZ Gezondheidslijn: een telefonische informatie- en adviesdienst waar mensen
met vragen over ziekte en gezondheid terecht kunnen. Ook wachtlijstbemiddeling
TeksT ELSE DE JONGE
en advisering bij de keuze van een goed ziekenhuis voor, zeg, een heupoperatie,
zijn onderdeel van de service die CZ zijn klanten biedt. Een relatiemagazine geeft
adviezen voor een gezonde leefstijl en bericht over aanbiedingen en kortingen voor
CZ-klanten. Lantinga: “Dat laatste – kortingen op een uitje naar Euro-Disney, een
gratis boek over eerste hulp aan kinderen, een gereduceerd tarief bij een oogbe-
handeling – is vooral bedoeld om de loyaliteit van klanten te vergroten. Maar we
zetten ze ook in bij het binnenhalen van klanten.”
Regelmatig bekijkt CZ of het erin slaagt het gewenste imago - een solide verzeke-
raar die meer voor klanten doet dan alleen rekeningen betalen – te vestigen. “Wij
laten enkele keren per jaar onderzoek doen naar onze naamsbekendheid en ons
imago. Op beide punten scoren we goed.” Ook de kwaliteit van werkprocessen als
het betalen van nota’s, klachtenafhandeling en telefonische informatieverstrek-
king en het waarom achter de in- en uitstroom én het blijven van klanten is voort-
durend onderwerp van monitoring. Een online panel van duizend klanten is daarbij
een belangrijke bron van informatie.
startersDe Friesland – goed voor een half miljoen verzekerden – opereert primair in de zes
noordelijke provincies. De zorgverzekeraar ziet ‘gezondheidsbevordering’ als be-
langrijkste missie, aldus perswoordvoerder Otto Möller. “Die missie is gebaseerd
op klantonderzoek. Mensen willen dat als toegevoegde waarde, naast scherpe
prijzen en goede service.”
De Friesland biedt veel op preventie gerichte producten aan: kortingen op sport-
schoolabonnementen, lespakketten over de gevaren van roken, en basketball-
clinics die jongeren enthousiast moeten maken voor sport. Voor wie ziek is wil de
zorgverzekeraar ‘de kwaliteit van leven zo goed mogelijk houden’ met onder meer
wachtlijstbemiddeling en advisering bij het kiezen van een goede zorgaanbieder.
Daarnaast spant De Friesland zich in om in de eigen regio – waaronder de eilan-
den en veel plattelandsgebieden – een goede vertegenwoordiging te garanderen
de een verstrekt vijftig condooms aan jongeren die een aanvullende
verzekering afsluiten, de andere experimenteert met een automaat
die medicijnen verstrekt. zorgverzekeraars doen sinds de invoering
van de basisverzekering van alles om klanten binnen te halen. wel-
ke rol speelt marktonderzoek daarbij? Clou vroeg het één landelijke
en twee regionale zorgverzekeraars.
THeMA GezONdHeIdszOrGCLOU PAGINA 28
Zorgverzekeraars en marktonderzoek
‘10% is ziek, de andere 90% moet je aan je binden’
CLOU PAGINA 29THeMA GezONdHeIdszOrG
van een gespreksleider praten de groepsleden over hun verwachtingen van een
zorgverzekeraar. Medewerkers – van managers tot IT’ers - wonen de gespreksron-
den bij en noteren wat hen opvalt. De resultaten van de klantarena’s worden naast
de conclusies van grootschaliger kwantitatief marktonderzoek gelegd en benut bij
productontwikkeling en productaanpassingen. Aan de ontwikkeling van aanvul-
lende verzekeringen voor het nieuwe zorgstelsel bijvoorbeeld ligt zo’n gecombi-
neerd marktonderzoek ten grondslag. Ook een binnenkort te starten experiment
met een farmacierobot komt voort uit dergelijk onderzoek. “Onze regio vertoont
enkele witte plekken waar het gaat om apothekers. Marktonderzoek heeft uitge-
wezen dat de meeste mensen zorgfaciliteiten dichtbij willen. Omdat innovatie hoog
in ons vaandel staat, hebben we de ontwikkeling ondersteund van een automaat
die medicijnen uitgeeft. Die biedt gebruikers 24 uur per dag de mogelijkheid in hun
eigen buurt medicijnen op te halen.”
srv-busOok Zorg en Zekerheid, een middelgrote zorgverzekeraar met 365.000 klanten die
voornamelijk in Noord- en Zuid-Holland zitten, laat zich sturen door de gedachte
dat zorggebruikers zorg dichtbij willen hebben. “Als je dat als verzekeraar goed wilt
organiseren, moet je regionaal opereren,” betoogt Casper van den Bergh, hoofd
van de afdeling klantgroepmanagement. “Daarom is klantintimiteit onze hoofd-
strategie.”
Zorg en Zekerheid zet marktonderzoek in ‘om terug te kijken en vooruit te blik-
ken’. “Wij vragen binnenkomende en vertrekkende klanten standaard naar hun
beweegredenen. Daarnaast laten we maandelijks toetsen hoe tevreden klanten
zijn over onze dienstverlening. Wie daarvan gebruik maakt, dus een declaratie in-
dient of per mail of telefoon informatie opvraagt, krijgt kort daarna een vragenlijstje
nagestuurd dat de kwaliteit van onze dienstverlening toetst. De respons daarop
is hoog: mensen die net gebruik gemaakt hebben van een dienst zijn kennelijk
erg bereid daar hun oordeel over te geven. Die toetsing heeft er bijvoorbeeld toe
geleid dat we ons declaratieproces vereenvoudigd hebben. Mensen beoordeelden
dat vaak als veel te complex.” De kwaliteit van klantcontacten die zich afspelen
in de zes door de regio verspreide Zorg en Zekerheid-winkels en die in de Zorg
en Zekerheid-bus – ‘gemodelleerd naar de antieke SRV-bus, dus op vaste tijden
op vaste plekken’- wordt op vergelijkbare wijze in kaart gebracht. Naast kwali-
teitsbeoordeling gebruikt Zorg en Zekerheid marktonderzoek voor het ontwikkelen
van nieuwe producten. Een ouderenpolis die vergoedingen biedt voor thuiszorg en
fysiotherapie kwam tot stand na een grootschalig onderzoek onder ouderen, bij
Zorg en Zekerheid én elders verzekerd.
Nieuw segmentatiemodelBij de invoering van het nieuwe zorgstelsel verloor Zorg en Zekerheid 60.000 klan-
ten. “Per één die erbij kwam, vertrokken er vijf,” zegt Van den Bergh. “Wij raak-
ten vooral klanten kwijt omdat we weinig collectieven in ons aanbod hadden. Dat
overkwam meer zorgverzekeraars die van oudsher ziekenfondsorganisaties waren.
Daarnaast zitten we in een deel van het land waar de markt sterk concurrerend
is.” Van klantverlies is inmiddels geen sprake meer. Om groei te bewerkstelligen
werkt de zorgverzekeraar in samenwerking met een marktonderzoekbureau aan
een segmentatie-onderzoek ‘Gezondheid, Zorg en Verzekeringen’. Van der Bergh:
“Sinds januari 2006 is er veel veranderd. Zorgverzekeraars hadden in het oude
zorgstelsel de neiging zich vooral druk te maken over de tien procent van hun klan-
ten die ziek is. Maar nu de zorg blootstaat aan marktwerking, moet je die andere
negentig procent ook aan je binden. Dat kan met preventie en voorlichting. Wij den-
ken dat zoiets om een nieuwe segmentatie vraagt. De simpele leeftijdsindeling die
vroeger gold is niet langer afdoende. De ene oudere leeft risicomijdend, de ander
doet dat niet. Die dingen moet je meewegen in de manier waarop je klantgroepen
indeelt.” Het onderzoek zit thans in de kwalitatieve fase; na afsluiting daarvan volgt
een groot kwantitatief onderzoek. Van den Berg verwacht dat de conclusies tot veel
ideeën zullen leiden voor nieuwe producten, profilering en communicatie.
van tandartsen, huisarten en verloskundigen. Möller: “Wij bieden tandheelkunde-
studenten een beurs in ruil voor tijdelijke geografische binding aan de regio, na
afronding van de studie. Startende huisartsen en verloskundigen mogen bij ons
van tevoren declareren op basis van het te verwachten aantal patiënten. Daarmee
helpen wij hen een praktijk op te zetten.”
rustpunt Bij de invoering van de basisverzekering maakte De Friesland een spectaculaire
groei mee: netto kwamen er 100.000 klanten bij, die ook bleven in 2007. “Dat
overtrof onze stoutste dromen,” vertelt Möller. “De voorspellingen die markton-
derzoekers deden over de te verwachten marktbeweging liepen nogal uiteen.”
Vermoedend dat de wijzigingen in het zorgstelsel in ieder geval veel vragen zouden
oproepen bij consumenten koos De Friesland ervoor ‘een rustpunt voor verzeker-
den’ te zijn. Het call center, normaal bemand door veertig mensen, werd tijdelijk
met zestig medewerkers uitgebreid. Daarnaast organiseerde de zorgverzekeraar
bijna honderd lezingen over wat het gewijzigde zorgstelsel voor verzekerden be-
helsde. Uniek was de ‘infotour zorgtoeslag’, eind 2005. Möller: “We hebben op der-
tig plaatsen in Noord-Nederland een inloopspreekuur gehouden. We boden mensen
hulp bij het invullen van hun zorgtoeslagformulier.” Möller omschrijft de infotour als
een onderneming met risico’s. “Stel dat je mensen van informatie voorziet die later
niet blijkt te kloppen. De kans dat we de aantallen mensen die op het inloopspreek-
uur af zouden komen niet aan zouden kunnen, leek ons ook niet denkbeeldig.”
Ondanks de risico’s deed De Friesland geen marktonderzoek voorafgaand aan dit
initiatief. “Soms moet je ook je nek durven uitsteken,” meent Möller. De infotour
werd een succes, ook pr-matig. Duizenden mensen maakten gebruik van de gebo-
den hulp en de actie kreeg op lokaal niveau veel positieve pers.
farmacierobotDe Friesland houdt zicht op de markt met onder meer zogeheten ‘klantarena’s’
Möller: “Voor een klantarena stellen we groepen samen van ongeveer twintig per-
sonen. Dat kan een groep van alleen ouderen of alleen studenten zijn, maar ook
een gemixte groep. Het zijn niet noodzakelijk klanten van ons.” Onder aanvoering
'Omdat innovatie hoog in ons vaandel staat, hebben we de ontwikkeling
ondersteund van een automaat die medicijnen uitgeeft.'
CLOU PAGINA 30 THeMA GezONdHeIdszOrG TeksT VITTORIO BUSATO
Ad Vingerhoets, gezondheidspsycholoog
‘We accepteren steeds minderonze onvolkomenheden’
Pleit dat ervoor dat je zo min mogelijk moet weten over wat je mankeert?“Zo’n resultaat illustreert vooral dat wanneer iemand een patiëntenstatus heeft, hij
of zij meer klachten kan krijgen en een andere kijk op het leven ontwikkelt. Lance
Armstrong zei eens dat kanker het beste was dat hem ooit was overkomen. Dat
klinkt cynischer dan hij bedoelt. Maar onderzoek laat zien dat kankerpatiënten
vaak een andere kijk op het leven ontwikkelen waar ze zich heel goed bij voelen.
Benefit finding heet dat in de gezondheidspsychologische literatuur. Je ziet plots
veel meer voordelen. Mensen die kanker hebben overwonnen, rapporteren een
hogere kwaliteit van leven dan gezonde mensen. Ze genieten meer van kleine din-
gen, hebben een betere relatie met hun partner, stellen duidelijker hun prioriteiten,
weten beter wat echt belangrijk is en wat niet, maken keuzes die ze voorheen niet
maakten. Alsof ze letterlijk door elkaar zijn geschud door hun ziekte.”
Ad vingerhoets staat bij het grote(re) publiek vooral bekend als ‘de huil-
psycholoog’. dat krijg je als je een engelstalig wetenschappelijk stan-
daardwerk schrijft, een populair-wetenschappelijk boek als Huilen is men-
selijk (2003) publiceert, en elk damesblad je vervolgens als deskundoloog
weet te vinden voor artikelen die met huilen te maken hebben. Maar als
bijzonder hoogleraar klinische gezondheidspsychologie aan de Universi-
teit van Tilburg houdt vingerhoets zich met een aanmerkelijk breder palet
aan onderwerpen bezig. zijn expertise ligt vooral op het gebied van stress,
emoties, kwaliteit van leven, lijden, en dat alles in relatie tot gezondheid.
Hij publiceerde er, naast veertien boeken, inmiddels meer dan tweehon-
derd artikelen in de (inter)nationale vakpers over.
Vingerhoets houdt zich bezig met de ontwikkeling van nieuwe, gezondheidspsy-
chologische meetmethoden. “Gezondheid is niet zo makkelijk te meten,” zegt hij
in zijn werkkamer, aan een bureau dat bij uitstek het cliché van de verstrooide pro-
fessor illustreert. “Je kunt fysieke, psychische en sociale aspecten van gezondheid
meten. Vaak gebeurt dat via zelfrapportages in de trant van hoe gezond iemand
zich voelt. Maar de relatie met feitelijke klachten is lang niet altijd even duidelijk.
Pas vonden we in een onderzoek dat mensen die niet wisten dat ze een te hoge
bloeddruk hadden, zich aanmerkelijk beter voelden dan mensen met een lage en
zelfs normale bloeddruk. Zodra ze weten dat ze een te hoge bloeddruk hebben,
gaat dat welbevinden rap omlaag.”
Ad Vingerhoets, bijzonder hoogleraar klinische gezondheidspsychologie:
‘We willen allemaal oud worden, maar niet oud zijn’
CLOU PAGINA 31THeMA GezONdHeIdszOrG
rapporteren mensen die om cosmetische redenen plastische chirurgie hebben ondergaan een vergelijkbare verbetering van de kwaliteit van hun leven?“Je kunt je afvragen of die mensen niet beter zouden kunnen worden doorverwe-
zen naar een psycholoog of psychiater. Het ironische is dat lichaamscorrigerende
operaties vaak niet helpen. Zulke operaties hebben in het algemeen een relatief
beperkt en vooral tijdelijk effect. Onderzoek toont aan dat zulke operaties veel
minder vaak dan gewenst leiden tot meer geluk, tevredenheid met je leven, met
jezelf. In die zin jagen mensen illusies na. Een positiever of realistischer zelfbeeld
krijgen de meesten niet na een lichaamscorrigerende operatie.”
Is daar niet een mooie taak weggelegd voor (gezondheids)psychologen en psychiaters?“Laten we wel wezen, de resultaten van psychologische interventies om te stop-
pen met roken of af te vallen zijn niet om over naar huis te schrijven. Alain Carr,
Montignac of Sonja Bakker zorgen voor hypes waar je als psycholoog niet tegen op
kunt. Toch is het zeer de vraag hoe lang mensen stoppen met roken, hoe blijvend
mensen zijn afgevallen. Dat is vaak niet bekend. Ik ken data van mensen met over-
gewicht bij wie operatief een maagbandje is aangebracht. Een verontrustend aan-
tal daarvan weet het eetpatroon aan te passen en zit op termijn weer op het oude
gewicht. Realistische voorlichting over hoe succesvol bepaalde methoden zijn, is
belangrijk. Maar het aanleren van tevredenheid met jezelf blijkt heel moeilijk.”
waarom is dat zo?“Mensen accepteren minder snel dat er niets aan hun kwalen dan wel wensen
te doen is. Maar er zijn grenzen aan de maakbaarheid van ons lichaam. Vaak zijn
mensen zich niet bewust van gevaren van mogelijke complicaties en bijwerkingen
bij bepaalde ingrepen. Neem weer die maagbandjes. Extreem dikke mensen kun-
nen nogal dwingend zo’n bandje eisen, terwijl ze de complicaties ervan onder-
schatten. Ze leggen hun lot in handen van de dokter, nemen geen initiatief, gaan
hun eigen verantwoordelijkheid uit de weg. Juist die eigen verantwoordelijkheid is
cruciaal. Sommige ziekenhuizen vragen mensen met overgewicht eerst zoveel kilo
af te vallen. Laat maar zien dat je gemotiveerd bent en eigen verantwoordelijkheid
kunt nemen. Pas daarna volgt een maagoperatie.”
juichen patiënten te vroeg over wat medisch allemaal mogelijk is?“De feiten laten zien dat onze levensverwachting aanzienlijk is toegenomen, maar
de rol van de medische wetenschap daarin is relatief beperkt. Die toegenomen
levensverwachting is vooral ook een kwestie van hygiëne, betere voeding, dat
soort factoren. Natuurlijk blijven mensen ook door de vooruitgang in de medische
wetenschap langer leven, maar daarmee neemt de kwaliteit van leven niet even-
redig toe. We willen allemaal oud worden, maar niemand wil oud zijn.”
Maar artsen dragen er soms toch ook zelf aan bij dat veel meer mogelijk lijkt?“Dat is zo. Professor Buck meende jaren geleden het medicijn tegen Aids te heb-
ben gevonden. We wíllen zulke spectaculaire doorbraken ook graag geloven. Pas
stond er een verhaal in de New Scientist over een arts die een nieuw geneesmid-
del tegen een terminale ziekte nam dat alleen nog in de diergeneeskunde was
toegepast. Dat middel is feitelijk nog niet goed onderzocht, maar er is nu wel
een levendige handel in dat medicijn op internet. Dat zal voor een groot deel te
verklaren zijn uit wanhoop; wat heb je immers te verliezen als je terminaal bent.
Zo’n arts heeft zelfbeschikking en kan nemen wat hij wil, maar dat hij anderen dat
medicijn aanraadt, is buitengewoon gevaarlijk en dus ook niet acceptabel.”
Consumenten in de gezondheidszorg zijn veel mondiger geworden. wat vindt u van die ontwikkeling?“Dat maakt het beroep van arts er niet eenvoudiger op. Artsen genieten net als
onderwijzers minder aanzien dan vroeger. Een toenemend aantal patiënten komt
tegenwoordig beladen met informatie van internet bij wijze van spreken alleen
nog bij de dokter om bevestiging van de eigen diagnose te krijgen. Ook neemt de
vraag naar second opinions toe. Uit de stressliteratuur blijkt dat mensen behoefte
hebben aan beheersbaarheid en controle. Mensen zijn veel minder geneigd dan
vroeger die aan een dokter over te geven, omdat die er voor heeft doorgeleerd.
Beslissingen van doktoren zijn minder vanzelfsprekend. Dat schiet in mijn ogen
te ver door. Natuurlijk heeft een dokter meer kennis. Patiënten kunnen weliswaar
veel informatie van internet halen, maar zij missen doorgaans het kritische ver-
mogen om uit die informatie het kaf van het koren te scheiden. Mij lijkt het zinvol
als er een keurmerk zou komen van sites die wel en die niet zijn gebaseerd op
up-to-date medische informatie. Maar die mondigheid van consumenten beperkt
zich natuurlijk niet tot de gezondheidszorg, ik zie dat eerder als een maatschap-
pelijke ontwikkeling.”
waar heeft het volgens u mee te maken dat de gezondheidsindustrie zo’n dure vlucht heeft genomen?“Via allerlei media denkt de man in de straat dat alles mogelijk is. Het lijkt wel of
mensen steeds minder geneigd zijn onvolkomenheden te accepteren en die juist
te medicaliseren. Mensen willen steeds minder roeien met de riemen die ze heb-
ben. Er kan immers iets aan worden gedaan. Maar dat is niet altijd even realistisch.
Mensen hebben ook steeds meer het idee dat ze recht hebben op een mooier
lichaam: een mooiere neus, fraaiere borsten, meer haar, noem maar op. Hoe die
behoefte is te verklaren? Deels zijn dat modegrillen. Ook cultuur speelt een rol. Er
is bijvoorbeeld een redelijk grote vraag naar maagdenvliesherstellende operaties
voor islamitische vrouwen. Sommige vrouwen uit de westerse cultuur willen hun
schaamlippen dan weer laten corrigeren. En zo is er altijd wel wat.”
Is het beeld dat mensen van een gezond leven hebben de afgelopen tien, twintig jaar wezenlijk veranderd?“Het concept kwaliteit van leven heeft wel enige verandering ondergaan. Voorheen
was gezondheid puur de afwezigheid van ziekte. Dat is niet meer genoeg, men-
sen stellen ondanks allerlei gezondheidsmankementen tevens hogere eisen aan
de kwaliteit van hun leven. Dat verklaart mede de grotere vraag naar medische
ingrepen om je beter te voelen. Je hoeft echt geen wetenschapper te zijn om te
weten dat gezond eten en regelmatig bewegen goed zijn voor je gezondheid, daar
bestaat enorm veel evidentie voor. Maar mensen zijn vaak erg gemakzuchtig, heb-
ben moeite hun gedrag te veranderen, en willen dat ook lang niet altijd.”
zou een medicus tegenwoordig door een groeiend aantal mensen wor-den gezien als een nieuw soort dominee of pastoor?“Dat geloof ik niet. Ik denk dat er een tweedeling is te maken in patiënten. Aan
de ene kant is er de groep die van een dokter een pilletje of kleine ingreep wil om
vooral snel weer beter te worden. Een andere groep wil juist zo min mogelijk pil-
len, is heel bewust met de eigen gezondheid bezig, en wil het liefst zo op een zo
natuurlijk mogelijke wijze genezen. Die laatste groep is helaas eerder geneigd heil
te zoeken in het alternatieve circuit. Men voelt zich daar meer begrepen en ge-
hoord, men heeft het idee zelf meer invloed uit te kunnen oefenen. Die alternatieve
genezers zie ik dan eerder als een nieuw soort dominees of pastoors.”
'Realistische voorlichting over hoe succesvol bepaalde methoden zijn, is belangrijk.
Maar het aanleren van tevredenheid met jezelf blijkt heel moeilijk.'
CLOU PAGINA 32 TeksT ROB VAN BODEGOM
Postbank wordt ingeruild voor ING. TPG Post werd TNT Post, en wie weet
wat er gebeurt met ABN AMrO. wat is nog de waarde van nationale
- en in het bijzonder Nederlandse - merken in onze internationale
leefomgeving?
Michael dijkstra Taurel, directeur Globrands“Oude Nederlandse merken zijn emotie, en alleen dat vertegenwoordigt al
een waarde die een bedrijf niet graag kwijtraakt. Althans, dat denk je als
buitenstaander. Want merken zijn ook marketingtools en ze vervullen een
strategische functie. Zolang Nederlandse merken alleen actief zijn in Nederland,
zoals Albert Heijn, Ketel 1 of Heineken, en aan hun Nederlandse oorsprong extra
waarde ontlenen, is er geen reden voor vervanging. Als de eisen veranderen,
bijvoorbeeld de positionering, markt, doelgroep of bedrijfsvoering zoals bij fusies
en overnames, dan zal eerst goed worden gekeken of de huidige merknaam nog
voldoet. Zo niet, dan is een nieuwe naam beter, dan gaan sentimenten overboord.
Zo ook met Postbank. Maar achter zulke ingrijpende beslissingen zit een
zorgvuldig overwogen strategie; daarom ook maakte ING het nu al bekend.”
Michel jansen, senior adviseur HIGHvalue “Groot voordeel van nationale boven internationale merken is dat zij ‘dichtbij’
zijn. Ze zijn ‘van ons’, voelen vertrouwd en sympathiek. Zeker in de huidige tijd
van globalisering – met het bijkomende gevoel dat alles als afstandelijker en
onpersoonlijker wordt ervaren – doen deze eigenschappen opgeld. Veel mensen
zoeken juist naar aspecten die dichtbij staan en tastbaarder zijn; het ‘terug naar
de kerktoren’ principe, o.a. terug te zien in de opkomst van regionale radio en
TV, regionale politieke partijen en de aantrekkelijkheid van oer-Hollandse merken
zoals Unox, HEMA en Postbank. Het opgeven van Nederlandse merken – om
efficiency – lijkt te worden onderschat. Wel is het zo dat merken in bepaalde
categorieën (auto’s, fashion en cosmetica) zich hier meer voor lenen dan in
andere categorieën (banken, verzekeraars, energiemaatschappijen).”
rik riezebos, Managing consultant Brand Capital, algemeen directeur eUrIB“Vervanging van nationale producten of diensten door Europese, vergemakkelijkt
het binnendringen van buitenlandse aanbieders in Nederland. Nederlandse
bedrijven leggen het dan af tegen bijvoorbeeld Engelse, Franse of Duitse
bedrijven die meer schaalvoordelen hebben. Nederlandse bedrijven zijn een
gewilde overnameprooi voor Europees denkende bedrijven met een oorsprong
buiten Nederland. Noodzakelijkerwijs moeten Nederlandse bedrijven hier ook
zo veel mogelijk aan schaalgrootte werken. Zie de migratie van Postbank naar
ING; met totstandkoming van SEPA (Single Euro Payments Area) per 1 januari
2008 lijkt ING hier overigens wat laat mee. Naast bedrijfsmatige overwegingen,
moeten merken appelleren aan klantbehoeften. Door Europa (en wellicht
door een veranderende bevolkingssamenstelling) ontstaat nu bij bepaalde
Wat is het nationale merk nog waard?
IN de sTeekPrOef
consumenten behoefte aan ‘echte’ Nederlandse merken. Ook in andere Europese
landen is dit waarneembaar. Verwachting is dat bij consumenten gewenning
optreedt aan Europese merken. Zodra schaalvoordelen worden doorvertaald naar
consumentenprijzen zullen waarschijnlijk veel Nederlanders net zo gemakkelijk
Europese merken kopen als Nederlandse.”
rob van Benthem, Business Unit director Millward Brown“Merkwaarde hangt niet af van nationaliteit. Het gaat erom hoe sterk een merk
is. Sterke merken hebben een grotere kans om te groeien en consumenten willen
er meer voor betalen. Sterke merken staan ergens voor, zijn onderscheidend en
communiceren telkens op een heldere en consistente manier. Dat een element
daarvan ‘Hollands’ is, kan op zichzelf helder en onderscheidend zijn (Postbank,
Albert Heijn, Unox, Calvé, Batavus, etc.), maar is niet voldoende om een merk
sterk te maken. Daar is meer voor nodig. Er moet wel heel zorgvuldig omgegaan
worden met een merkswitch. In dit geval van Postbank naar ING. Zo’n overgang
moet voor klanten soepel verlopen. En het eigene van de Postbank mag niet
verloren gaan. Verder zal ING voldoende moeten investeren in communicatie
om het ‘nieuwe’ merk meer bekendheid te geven en te ‘laden’. Als aan die
voorwaarden wordt voldaan, staat niets ING in de weg om een nóg sterker merk
te worden. Ook in Nederland.”
Bas kist, partner Merkenbureau shield Mark“Er bestaan twee soorten echte Nederlandse merknamen: namen die bestaan uit
Nederlandse woorden, zoals Postbank, en namen zonder Nederlandse betekenis,
zoals ABN AMRO. Door de sterke internationalisering van het bedrijfsleven heeft
de eerste categorie beperkte waarde. Ondanks zijn enorme lading zit je met een
merk als Postbank in Nederland flink opgesloten. Nederlandse merken zonder
(Nederlandse) betekenis zijn in principe ook internationaal bruikbaar en daarom
waardevoller. ABN AMRO kan over de hele wereld gebruikt worden. Natuurlijk
gaat er een golf van verontwaardiging door Nederland als er weer zo’n ‘gouwe
ouwe’ verdwijnt. Maar laten we er niet te moeilijk over doen. Een goed en
zorgvuldig gecommuniceerde naamswijziging vergeten we snel. Denkt u nog
dagelijks met tranen in uw ogen aan NSU, NMB, Simca, Spic & Span en Van Gend
& Loos?”
renée Peeters, wetenschappelijk onderzoeker swOCC “Fusies en overnames leiden tot grotere markten met minder spelers. Daardoor
leggen steeds meer nationale merknamen het loodje en worden vervangen
door internationale namen. Een niet meer te stoppen beweging; wel is het
mogelijk internationale merk(namen) een lokale (Nederlandse) lading te geven.
Zie de naamsverandering van TPG Post in TNT Post. TNT is een internationale
merknaam die in Nederland toch erg nationaal wordt gepositioneerd. Een mailing
over de naamsverandering haakte zelfs in op het oranje dat voor Nederland
heel toepasselijk is. Voor de discussie over Postbank/ING is deze toelichting
niet relevant, aangezien hier geen nationale naam verloren gaat ten koste van
een internationale. Maar ook hier moet het bestaande associatienetwerk van
Postbank naar ING overgeheveld worden. Volgens mij niet zo moeilijk aangezien
het ING-merk nauwelijks geladen is.
IN DE STEEKPROEF
CLOU PAGINA 3� TeksT ROB VAN BODEGOMTHeMA GezONdHeIdszOrG
slechts 26 van de 180 MOA-bureaus hebben nu het keurmerk, vooralsnog 18 bureaus hebben IsO-202�2. kennelijk is de toegangsdrempel, of onwil, hoog.Marja Ruigrok: “Ik merk bij veel partijen, vooral bij de
kleine bureaus, dat zij ISO als een heel hoge drem-
pel zien. Daar wordt te zwaar aan getild. ISO-20252
is laagdrempeliger dan 9001 omdat er minder op
processen wordt ingestoken. Je hebt zelf de regie in
handen voor het maken van je kwaliteitssysteem en
-handboek. Je kunt het zo makkelijk of zo moeilijk
maken als je zelf wilt.”
Maar er blijft een vaste lijst van verplichte nor-men waaraan voldaan moet worden. “Jaarlijks moet je vragen via internet beantwoorden
en om de drie jaar komt de auditor langs. Maar van
de standaarden waaraan bureaus moeten voldoen,
zijn er veel waar in de praktijk al aan voldaan wordt,
ook door niet-RKG bureaus. Alleen moet je het nu
vastleggen. Je moet de verleiding weerstaan te
denken dat opeens alles anders en beter moet, of
dat je aparte werkprocessen moet gaan inrichten.
Het is een kwestie van je reguliere werkprocessen
beschrijven, vastleggen en checken of je de vereiste
dingen doet.”
vastleggen heeft toch weinig met kwaliteit te maken?“Het idee blijft natuurlijk wel dat je altijd streeft naar
kwaliteitsverbetering, dus dat je je elk jaar inzet om
het beter te doen. Dat is het uitgangspunt van de kwa-
liteitsclub. Bovendien werkt de toetsing intern, voor je
medewerkers, motiverend en leg je de lat voor kwali-
teit steeds hoger. Ik ben er altijd een groot voorstander
van geweest dat alle MOA-marktonderzoeksbureaus
kwaliteitsoptimalisatie nastreven. Ook voor die klei-
nere bureaus geldt: sluit je aan bij de RKG.”
Research Keurmerk exclusiefvoor bureaus met lef
Marja ruigrok is sinds januari de ambitieuze voorzitter van de research keurmerkgroep (rkG). Tachtig procent van de opdrachtgevers moet op de hoogte zijn van het keurmerk en een kwart moet er op selecteren. de rkG concentreert zich op het bijbrengen van kwaliteitsbesef. en ja, het is een feit dat alleen de bureaus die hun deuren openen en zich - met goed gevolg - laten doorlichten, toegang krijgen tot de rkG. In dat opzicht blijft de rkG een exclusieve club. een interview. ‘Het is hartstikke leuk om in de eredivisie te zitten.’
Marja Ruigrok, voorzitter van de Research Keurmerkgroep: 'Sluit je bij ons aan!'
CLOU PAGINA 3�THeMA GezONdHeIdszOrG
Toch zijn nu vooral de grote bureaus aangesloten.“In de wandelgangen heb ik altijd als argumenten tijd en geld gehoord, dat het
veel gedoe is en dat ze niet bij die grote jongens, dat old boys network, willen
horen. Daar heb ik geen boodschap aan. Het is juist interessant je aan te sluiten, je
kunt veel van elkaar leren. Dus denk ik: hoe meer er bij de RKG komen, hoe beter.
Maar de leden geven er de voorkeur aan om aan het keurmerk een exclusieve
status te koppelen zodat zij zich kunnen onderscheiden van de rest van de markt.
Het streven is dus niet om bij wijze van spreken alle bureaus keurmerklid te laten
worden. Juist niet. Maar tegelijkertijd is de deur nooit dicht, iedereen mag erbij!”
de onderzoeksbranche wil dat er zoveel mogelijk kwaliteit wordt gele-verd en dat er een - voor iedereen toegankelijk - keurmerk is. Aan de andere kant wordt kwaliteit tot een exclusief domein gemaakt voor een select gezelschap. Lijkt mij onverenigbaar. “Officieel staat het keurmerk voor kwaliteitsbesef van onderzoek, voor het uit-
oefenen van expertise. We willen meer bekendheid genereren voor het nieuwe
ISO-keurmerk als hulpmiddel om kwaliteit te herkennen. We richten ons op op-
drachtgevers, MOA-bureaus en de pers. We gaan PR bedrijven om de leden zich
te laten conformeren aan ISO-20252. Goed onderzoek staat voor kwaliteit en de
Keurmerkgroep signaleert slecht onderzoek.”
Maar de meest cruciale ambitie - het streven om alle MOA-bureaus aan IsO-202�2 te laten voldoen - is geschrapt? “Nee, de meest cruciale passage is dat wij staan voor kwaliteitsbesef. We gaan
daar heel gericht actiepunten aan koppelen, zoals een symposium organiseren,
misschien eentje over slecht onderzoek. Onze ambitie blijft om meer bekendheid
aan het keurmerk te geven. Dat je 80% van de opdrachtgevers duidelijk wilt ma-
ken dat we een keurmerk hebben.”
er zijn voorstanders van een tweedeling die vinden dat de rkG een ex-clusieve club van A-merken moet worden. en je hebt degenen die een tweedeling afkeuren. Het BkB (Bedrijfsgroep kleine Bureaus) zei dat je geen leden met een kroontje moet willen. de eerste stroming lijkt voor-lopig te winnen. “Zo’n kroontje is wél goed. Het keurmerk is ervoor om kwaliteit te helpen herken-
nen, een soort betrouwbaarheidszegel. Het zijn bureaus die zich aan alle eisen
conformeren en zich er ook op laten controleren. Want daar gaat het natuurlijk om:
we openen onze deuren en stellen ons daardoor heel kwetsbaar op. Vertel maar
wat we niet goed doen, dan gaan we dat verbeteren.”
wat valt er nog te winnen? die exclusieve club van nu 18, en straks 26 IsO-gecertificeerde rkG-leden heb je al. Het doel is bereikt. “We staan open voor iedereen die ook een kroontje wil. Maar het is inherent aan
een kroningssysteem dat je je laat doorlichten. En je moet tot de besten willen
behoren.”
Mag ik je een paar kritische uitspraken voorleggen (CLOU, april 2007)? Ten eerste: ‘Opdrachtgevers kiezen op andere criteria dan het research keurmerk een onderzoeksbureau, zoals persoonlijke klik en ervaring.’“Kan ik me heel goed voorstellen. Het keurmerk is vooral een herkenningspunt,
een betrouwbaarheidszegel als de BOVAG. Zodat je weet dat het ook goed zit op
die punten die je niet direct zelf kunt controleren, dat de basis goed is. Natuurlijk
blijven allerlei andere criteria een rol spelen bij de bureaukeuze. Het keurmerk zal
secundair zijn, primair gaat het om de samenwerking, het persoonlijke contact.
Wel moet het keurmerk een actief selectiecriterium worden.”
Twee: ‘ervaren opdrachtgevers hebben voldoende kennis in huis om zelf te bepalen of een bureau goed is of niet. daar is geen keurmerk voor nodig.’“Ja, het cohort kan dat prima inschatten. Maar een inkoper of marketeer zonder
marktonderzoekkennis kan dat niet. En die zitten ertussen.”
drie: ‘een keurmerk zegt niets over de kwaliteit van de bureaus zonder keurmerk.’“Eens, het geeft alleen maar aan dat de bureaus die het wél hebben zich bewust
geconformeerd hebben aan de gezamenlijk vastgelegde eisen. Het keurmerk moet
wel de uitstraling hebben dat diegenen met een kroontje in ieder geval kwaliteit
leveren. Van de andere bureaus weet je dat niet zeker, want niet inzichtelijk en
niet gecontroleerd.”
vier: ‘Het huidige keurmerk is geen garantie voor kwaliteit. er zitten teveel kwaliteitsverschillen tussen de research keurmerkbureaus.’“De basis van het keurmerk is dat je erop kunt vertrouwen dat een bureau zich
in ieder geval aan alle kwaliteitseisen houdt en zich ervan bewust is. Het kan al-
leen gebeuren dat de ene uitwerking wat rottiger uitpakt dan de andere. Fouten
worden altijd gemaakt, maar je hebt tenminste wel de juiste steekproef getrokken,
de juiste mensen benaderd en een goede onderzoeksmethode ingezet. Nee, dat
is geen schijnzekerheid.”
vijf: ‘Het MOA-lidmaatschap staat al voor kwaliteit. waarom nog iets ernaast creëren?’ “Voor de MOA hoef je alleen maar een bepaalde richtlijn te onderschrijven, maar
op naleving ervan is geen enkele controle. Bij de RKG ga je met de billen bloot.”
de rkG zou de meerwaarde van de MOA ondergraven.“Dat is een achterhaalde discussie. Je ondergraaft het MOA-lidmaatschap niet als
je daarbinnen kroontjesleden hebt. Ik vind dat je niet achterover moet leunen en
zeggen: ik ben al MOA-lid en onderschrijf de regels. Laat maar zien dan, en doe
actief mee. Als je ambitie hebt, ga je voor een kroontje. Elk bureau moet de ambitie
hebben beter te zijn dan het jaar daarvoor.”
Blijft de vraag waarom bureaus zich op die ambitie moeten laten controleren? “Dat getuigt van lef. Ik vind de kwetsbaarheid, het openzetten van je deuren, goed.
Die audits zijn altijd een stok achter de deur. Ze motiveren om de dingen weer
goed op een rijtje te zetten, ze houden je scherp. Het is hartstikke leuk om in de
eredivisie te zitten. Het geeft de bureaumedewerkers ook het gevoel dat ze goed
bezig zijn als ze door een wetenschappelijk hoofddocent van de VU aan de tand
wordt gevoeld. Maar het keurmerk blijft slechts een hulpmiddel om kwaliteit te
herkennen.”
keUrMerk = IsO-202�2
De RKG vereist dat bureaus voldoen aan keurmerkeisen op het gebied van organisatie,
medewerkers en de inhoud van het onderzoeksproduct. Elk RKG-bureau verantwoordt
zich jaarlijks door het invullen van een vragenlijst. Keurmerkcertificatie door de
Keurmerkcontrole Commissie (KCC) gebeurt één keer in de drie jaar. Het staat bureaus vrij
een andere keuringsinstantie in te schakelen. Controle op de keurmerkeisen is onderdeel
van de ISO-certificatie. Een ISO-gecertificeerd bureau is niet automatisch RKG-lid. Wel
is, om het keurmerk te behalen, ISO-certificatie verplicht. Het keurmerk is ISO-20252.
Van de 26 Keurmerkbureaus zijn er 18 ISO-gecertificeerd. Van de overige acht, gaan
vier het certificaat dit jaar halen, twee laten de audit uitvoeren door een ander dan de KCC,
twee dubben nog of ze ISO-20252 gaan doen. ISO-20252 kwam in de plaats van ISO-9001;
dit heeft volgens Ruigrok belangrijke pluspunten. “ISO-20252 is branchespecifiek, een echt
marktonderzoekcertificaat. ISO-9001 is puur procesgericht en geldt ook voor andere branches.
Je moet weliswaar nog steeds je processen in kaart brengen, maar dit nieuwe ISO-label gaat
vooral over de inhoud van onderzoek. Goed voor de kwaliteit en veel interessanter om te
behalen. En het is heel prettig dat de auditors verstand hebben van onderzoek.”
1 wie zijn jullie?“De Bond tegen het vloeken is een stichting en komt uit respect voor de naam
van God op voor een juist gebruik van Gods naam. We willen het misbruik
daarvan tegen gaan. In het verlengde daarvan zetten wij ons ook in voor
respectvol taalgebruik in brede zin. De Bond is in 1917 begonnen met een
particulier initiatief. Dit jaar staat voor ons in het teken van het negentigjarig
jubileum.”
2 recent zijn de resultaten van de vloekmonitor 2006 bekendgemaakt. kun je wat meer over dit onderzoek vertellen?“De Vloekmonitor bestaat uit drie meetweken verdeeld over het hele jaar. Het
vloek- en scheldgedrag is gemeten in de lente, zomer/herfstperiode en de winter.
In die periode zijn alle Nederlandse televisiezenders, dus zowel de publieke als
de commerciële, zestien uur per dag geobserveerd. Het is voor het eerst dat we
nu ook de programma’s die gemeten zijn vermelden. Voorheen hielden we het bij
het noemen van de omroepen, maar nu weet je ook in welke programma’s er het
meest wordt gevloekt. Hiermee worden de onderzoeksresultaten nog concreter.”
3 jullie maken in je onderzoek onderscheid tussen vloeken en grof taalgebruik. wat is het verschil?“Bij vloeken gaat het volgens onze definitie om krachttermen waarbij de naam
van God en Jezus wordt misbruikt. Grof taalgebruik is een breder begrip,
waarbij het gaat om vloeken, maar ook om verwensingen, scheldwoorden,
schuttingwoorden en dergelijke. In de Vloekmonitor 2006 hebben we, anders
TeksT MARIEKE C. ELSENGACLOU PAGINA 36
ONDERZOEK IN HET NIEUWS
Peter Smit | Bond tegen het vloeken
dan in de voorgaande jaren, extra aandacht besteed aan vloeken. Een vijfde deel
van grof taalgebruik bestaat uit vloeken. Helaas neemt het vloeken op televisie
steeds meer toe.”
� vandaar dat jullie alleen televisiezenders hebben onderzocht?“Het is een massamedium dat heel veel mensen bereikt. De reden dat we zo’n
vloekmonitor uitvoeren is dat we het taalgebruik op televisie in kaart willen
brengen. Het is het enige representatieve onderzoek op dit gebied. Met de
resultaten kunnen we de omroepen een spiegel voorhouden en ze ook ergens
toe aan zetten.”
� wat zijn de belangrijkste resultaten uit het onderzoek?“We zien dat op de commerciële en op de publieke zenders bijna evenveel wordt
gevloekt. Het meeste wordt er gevloekt in de avonduren. Als je vervolgens kijkt
naar het type televisieprogramma waarin gevloekt wordt, dan zien we dat de
series het hoogste scoren. Gevolgd door films en documentaires, reclames en
soaps.”
6 Om welke televisieseries gaat het dan? “Dat zijn zowel Nederlandse als buitenlandse series. Als we alleen kijken naar
het aantal vloeken dan wordt de top drie aangevoerd door ‘Waltz’, gevolgd door
‘Days of our lives’ en ‘Wakker worden met Valerio’. Bij de buitenlandse series
wordt de ondertiteling gemeten.”
Naam: Peter Smit
Leeftijd: 24 jaar
functie: Voorlichter
Hoe lang bij deze organisatie/in deze functie: sinds januari 2006
CLOU PAGINA 37
7 Is er ook verschil tussen de zenders?“Van alle zenders, zowel de publieke als de commerciële wordt ook dit jaar weer
het meest gevloekt bij BNN. Bij de commerciële zenders is dat Veronica.”
8 Ik las dat bij de IkON het aantal vloeken is verdubbeld?“Ja, daar zijn ze niet blij mee. Wel is er een duidelijke oorzaak, want het ging
maar om twee programma’s waarin zich dit voordeed. Een omroep heeft het ook
niet helemaal in de hand. Een enkele vloek zal er dan ook altijd nog wel tussen
zitten. Zelfs de EO heeft wel een aantal vloeken per jaar. Je kunt de teller nooit
op nul krijgen.”
9 Trekken de omroepen zich iets aan van deze resultaten?“De zender Tien, voorheen Talpa, is daarin wel een mooi voorbeeld. Zij hebben
naar aanleiding van de vorige Vloekmonitor een gedragscode opgesteld, waarin
ze met elkaar hebben afgesproken dat ze het vloeken in hun uitzendingen zoveel
mogelijk achterwege willen laten. Dat heeft er in geresulteerd dat het vloeken bij
deze omroep is afgenomen.”
10 en hoe staat het met de programma’s?“Op nummer één staat ‘Jensen’ met de meeste vloeken. Dat is echt opvallend,
want van de drie weken die zijn gemeten heeft hij maar twee weken
uitgezonden. De dag na de publicatie van het onderzoek belde een medewerker
van ‘Jensen’ op met het verzoek of wij in zijn programma wilde komen. Daar
ben ik geweest en hij gaf toen aan dat hij z’n best zal doen om het vloeken te
verminderen. Volgend jaar wil hij ons weer uitnodigen om de resultaten terug
te koppelen en te kijken hoe hij er dan voor staat. We moeten natuurlijk de
resultaten nog afwachten, maar zijn toezegging is al heel mooi!”
11 Hoe komt het dat het aantal uitingen van grove taal en vloeken ten opzichte van het vorig onderzoek is toegenomen?“Wij zien zeker wel positieve signalen, maar het is zeker zo dat het weer
toeneemt. Wij denken dat dit te maken heeft met de toenemende verruwing van
de samenleving. Neem alleen maar het verbale geweld op het voetbalveld. Maar
ook het verbale geweld tegen ambtenaren, politie en op de scholen. Het grove
taalgebruik op televisie is een onderdeel van die algehele verruwing. Het is niet
eenvoudig voor de Bond om dat tij zo eventjes te keren.”
12 wordt er in Nederland meer gevloekt dan in andere landen?“We hebben geen vergelijkbare gegevens uit het buitenland, dus dat kan ik
niet zeggen. Wel is het zo dat Nederland van oorsprong bekend staat als een
vloekende natie. ‘Vloeken als een Hollander’ is een bekend begrip.”
13 Is er in het buitenland ook een Bond tegen het vloeken?“Voor zover ik weet zijn wij uniek in de manier waarop wij met deze doelstelling
bezig zijn. We hebben wel eens geprobeerd in Schotland iets dergelijks op
te richten, maar uiteindelijk is dat niks geworden. In Amerika heb je grote
organisaties, die zich inzetten voor normen en waarden in het algemeen.
Daarbinnen wordt ook het taalgebruik meegenomen.”
1� Geven jullie ook trainingen over hoe je jezelf het vloeken kan afleren?“We hebben wel wat tips. Op onze website geven we ‘Tips om je tong te
temmen’, bijvoorbeeld. Maar het blijft belangrijk dat je leert je kalmte te bewaren.
Of dat je jezelf aanleert iets anders te roepen. Iets waarin je ook je emotie kwijt
kunt en met net zo’n krachtige klank. Maar waarom zou dat met de naam van
God of Jezus moeten? Dat is toch heel raar. Verzin iets anders, iets grappigs
of iets origineels. Dat is waar de Bond zich mee bezighoudt: mensen laten
nadenken over waarom ze zoiets doen.”
1� Binnenkort wordt het onderzoek “vloeken in Nederland’ afgerond? “Ja, waarschijnlijk eind juli. De laatste keer dat we dit onderzoek hebben gedaan
was in 2000. Dit is een publieksenquête en daarmee een heel ander onderzoek
dan de Vloekmonitor. Het is een opinie-onderzoek en geeft een beeld van hoe
mensen zelf aan kijken tegen het vloeken. Er zitten een paar erg interessante
vragen in.”
Naam van de organisatie:
Bond tegen het vloeken
wat doen jullie?
De Bond gaat het misbruik van de naam van God en Jezus tegen en zet zich
in voor respectvol taalgebruik.
Met hoeveel mensen doen jullie dat?
Met vijf vaste medewerkers.
Hoe lang bestaat de organisatie?
Sinds 1917.
Hoe is de organisatie ontstaan?
Vanuit een particulier initiatief. Met een oproep in de krant, waarin de initiatiefnemers
aangaven zich zorgen te maken over het taalgebruik in de samenleving en het misbruik van
Gods naam.
wat willen jullie uiteindelijk bereiken?
Dat het vloeken in Nederland afneemt. We doen dat we op een vriendelijke en positieve
manier.
wat zegt de concurrent van jullie?
Wij hebben geen concurrent, maar krijgen nog wel eens de reactie dat we misschien wat
overdreven bezig zijn.
CLOU PAGINA 39
Binnen de marketingwereld is er steeds meer aandacht voor de ‘echte’ waarde van merken.
we weten dat een sterk merk een organisatie meer te bieden heeft dan materiële waarde.
Goodwill, namelijk.
De goodwill beperkte zich in het begin vooral tot de reputatie en het imago van een merk. Medio jaren ’80
werd dat concept steeds vaker vervangen door een nieuwe beschrijving van goodwill: brand equity. Dat is een
middel om de relatieve sterkte van een merk aan te geven.
Brand equity wordt vaak gedefinieerd in termen van verbondenheid aan een merk, merkvoorkeur, waargeno-
men kwaliteit of de toekomstige cash flow van een merk. Die definities omvatten niet alle aspecten van brand
equity en zéker niet alle aspecten die een merk sterk maken. Een sterk merk behoort tot de belangrijkste
bezittingen van een bedrijf en de feitelijke waarde zou dus in zijn geheel terug te vinden moeten zijn op de
balans.
Er is dus behoefte aan een betere waardering van merken: één die een realistischer beeld geeft van de financi-
ele staat van een onderneming. Een allesomvattende conceptualisering van brand equity kan uitkomst bieden.
SWOCC conceptualiseert brand equity aan de hand van vijf componenten. Brand equity wordt dan omschreven
als een concept dat inzicht geeft in de mate waarin een merk, in vergelijking met de concurrentie, succesvol
is op elk van deze componenten. Ze zijn opgesplitst in componenten die betrekking hebben op de consumer
brand equity en op de market brand equity.
Onder consumer brand equity vallen mental brand equity, relational brand equity en behavioral brand equity.
Mental brand equity heeft betrekking op wat een consument denkt over een merk en de percepties van waar
het merk voor staat. Relationele brand equity verwijst naar de daadwerkelijke mentale band tussen consument
en merk. De behavorial brand equity houdt verband met de bewuste of onbewuste herhaalde aankoop van een
merk.
Onder market brand equity vallen de distributiepositie en de marktdynamiek van een merk. De distributieposi-
tie heeft betrekking op de kwantitatieve en kwalitatieve positie van het merk op de verkooppunten. Marktdy-
namiek verwijst daarentegen meer naar status en de ontwikkelingen van een merk. Hierbij kun je bijvoorbeeld
denken aan marktaandeel.
Marktonderzoekers bieden standaardinstrumenten aan om de consumer brand equity te meten. Veel van die
instrumenten meten echter alleen de mentale en relationele brand equity, waardoor de gedragscomponent
tekort wordt gedaan. Een tweede probleem is dat ondernemingen zelf vaak ook meer geïnteresseerd zijn in de
financiële aspecten van brand equity. Bovendien zijn dergelijke instrumenten niet in staat om de componenten
van de market brand equity mee te laten wegen.
Een complete brand equity-meetmethode zou alle componenten moeten omvatten, waaronder dus ook de
componenten van market brand equity. Daarnaast zou brand equity van doorslaggevend belang moeten zijn
voor de strategiebepaling van een merk. Het analyseren van de mentale, relationele en gedragsaspecten van
consumer brand equity, in combinatie met de verschillende componenten van market brand equity, zouden dan
ook aan de basis moeten staan van het formuleren van de merkdoelen.
In juni verschijnt SWOCC publicatie 41 ‘Brand Equity and Brand Value: principles, measurement and ma-nagement’. Meer informatie: www.swocc.nl.
TeksT ISABELLA VOSKUyL de vIsIe vAN swOCC OP
Brand Equity
HET HOOFD VAN DE TOEKOMSTTelkens wanneer ik weer kinderen kreeg, kwam na verloop van enige jaren de onvermijdelijke vraag: “Papa,
waarom heb ik geen staart?” En telkens weer legde ik het uit. Dat we dit orgaan niet meer nodig hebben omdat
we niet meer in de bomen leven. En dat we onze dankbaarheid verbaal kunnen tonen, zodat het kwispelen een
wat overbodig gebaar is. En een paar jaar later was het dan tijd om de blinde darm uit te leggen. Dat die is
verschrompeld omdat we dankzij de gezonde voeding geen cellulose meer hoeven te verteren.
Een orgaan dat de mens niet meer gebruikt, verdwijnt op den duur of wordt gereduceerd. Nu onze hersenen
steeds minder gebruikt worden door het moderne onderwijs en de aanleg van enorme geheugens buiten ons
hoofd, rijst de vraag hoe onze hersenen, met name de neo cortex, op dit verminderd gebruik zullen reageren.
Zonder de hersenschors kan het menselijk hoofd een stuk kleiner worden, maar mooi is dat natuurlijk niet. De
laatste tijd wordt ons lichaam steeds groter en ronder, en als daar in de nabije toekomst dan een klein hoofdje
op staat, zijn de verhoudingen zoek. Beter is het deze situatie voor te zijn en nu al maatregelen te nemen om
een verschrompeling van ons hoofd te voorkomen. De ruimte die, door het verdwijnen van onze hersenen
vrijkomt, zal benut moeten worden. Zijn er wellicht organen die op de plek van de voormalige hersenen kunnen
worden gemonteerd? Ziedaar de vraag waarover de geleerden in menig laboratorium in de beschaafde wereld
zich buigen. Een voor de hand liggende oplossing van een lezer uit Wageningen, is in het hoofd ook een ach-
teroog aan te brengen. Die oplossing is zo gek nog niet. De mens heeft door de wat eenzijdige plaatsing van de
ogen de neiging alleen vooruit te kijken. Om achteruit te kijken moet het hoofd gedraaid worden en daar zijn de
nekwervels niet echt gelukkig mee. Als je goed luistert, kun je ze zelfs horen kraken, dus mag geconcludeerd
worden dat het op die manier achteruitkijken eigenlijk een tegennatuurlijke beweging is. Een achteroog of, nog
beter, twee achterogen zou het draaien van de nekwervels overbodig maken.
Sommige geleerden vragen zich af of wellicht ook het reli-centrum in de hersenen moet worden verwijderd om
ruimte te scheppen voor een extra reuk- of luisterorgaan. De mens heeft geen scherpe neus en kan slecht luis-
teren. Dus overbodig is een versterking van deze functies zeker niet. Maar het verdwijnen van de godsdiensten
heeft wel z’n consequenties. Enorme hoeveelheden misdienaars, paters, pastoors, kapelaans, bisschoppen,
dekens, kardinalen, dominees, rabbijnen en imams zouden de arbeidsmarkt opstromen en de economie ont-
wrichten. Dus hier roepen de politici de wetenschap een halt toe. Ze hebben overigens geen bezwaar tegen het
verdwijnen van de neo cortex. Hun ervaringen met het niet gebruiken van de hersenen zijn onverdeeld gunstig.
Zoals een belangrijk politicus het uitdrukte: “Hersens heb je niet nodig, als je je hoofd er maar bijhoudt”.
COLUMN CLOU PAGINA 41
De dag van de burger
Bert de Vries, psycholoog en onderzoeker
JOCHUM STIENSTRA NATIONAL REPRESENTATIVE ESOMARPer april 2007 is Jochum Stienstra van Ferro Markt- en Communicatie Onderzoek benoemd tot national
representative van ESOMAR, als de Nederlandse vertegenwoordiger. Stienstra is al meer dan zeven jaar lid
van ESOMAR. Hij volgt in deze functie Maarten Schellekens op.
MIM-B EXAMENS NIEUWE STIJL Op 24 april werden voor het eerst MIM-B examens nieuwe stijl afgenomen. De schriftelijke opgaven zijn hierbij
gedeeltelijk vervangen door presentaties van de kandidaten en aansluitend discussies over de onderzoeksre-
sultaten. De examinering vond plaats door geaccrediteerde examinatoren die hiervoor door het NIMA werden
getraind. Het MIM-B examen is opgesplitst in twee delen. Het eerste schriftelijke deel (MIM-B1) toetst met name
de vakkundigheid en analysevaardigheid van de kandidaten. Het MIM-B2 examen is een competentiegerichte
toets waarbij de vermogens tot samenvatten, presenteren en het doen van aanbevelingen worden geëxamineerd.
Van de negen kandidaten zijn er acht geslaagd.
Complimenten aan de kandidaten en tevens aan de SRM die verantwoordelijk was voor het opleiden van deze
kandidaten. Volgend jaar wordt opnieuw de mogelijkheid geboden het MIM-B diploma te behalen. Meer informa-
tie bij de voorzitter van het examencollege, de heer dr. A.J. Olivier, [email protected].
MOA-NIEUWS
CLOU PAGINA 43
ACHTTIEN MARKTONDERZOEKBUREAUS GECERTIFICEERD VOOR ISO 20252
Op 24 april had ESOMAR-president Frits Spangen-
berg de eer om de eerste ISO 20252-certificaten te
overhandigen aan achttien Nederlandse marktonder-
zoekbureaus van de Research Keurmerk Groep. Ver-
wacht wordt dat in de nabije toekomst nog eens acht
bureaus dit nieuwe certificaat voor markt- en opinie-
onderzoek krijgen toegekend. Het grote aantal ISO
20252-bureaus betekent dat Nederland voorloper is
op het gebied van ISO-certificering. (zie ook pag. 34)
MOA-NIEUWS
MOA NIEUWS
MIE OP 6 EN 7 NOVEMBER
De 6de editie van het Marketing Information Event (MIE) wordt gehouden op dinsdag 6 en woensdag 7 november
in De Kuip te Rotterdam. Op het MIE worden jaarlijks de laatste trends, nieuwste technologieën en ontwikkelin-
gen op het gebied van marketing in de breedste zin van het woord, door inspirerende sprekers en innovatieve
bedrijven behandeld.
Nieuw dit jaar is de MIE-special. De lezers van Adformatie, Tijdschrift voor Marketing en Clou (totaal bereik
130.000) zullen in de aanloop naar het MIE een 40 pagina’s tellende MIE-special ontvangen, met 25 pagina’s
redactionele tekst over het MIE, de sprekers, thema’s, plattegronden, workshops, etc. Via een van de sponsor-
pakketten kan op een uitermate interessante manier in dit magazine worden geadverteerd.
Dit jaar is er een centraal gelegen beursvloer beschikbaar met circa 45 stands, inclusief vide.
De standaard standruimte is 3 meter breed en 2 meter diep, maar belangstellenden kunnen uiteraard ook
een dubbele stand huren.
Voor de diverse mogelijkheden voor exposeren en sponsoren wordt verwezen naar de profielkaart, die te
downloaden is via www.marketinginformationevent.nl.
Ook is hierin een beursplattegrond opgenomen met de beschikbare stands.
Meer informatie over het MIE? Neem contact op met: Astrid Göbel (congresorganisatie), T: 020 – 684 91 99
Vragen over sponsoring en adverteren? Bel dan met: Margje Tempelaars, T: 020 – 686 20 46
NIEUWE SERVICE VOOR MOA-LEDEN
Er blijkt dat veel MOA-leden vragen willen stellen aan collega’s of ervaringen met hen willen delen. Op initiatief
van het bestuur van de sectie opdrachtgevers is daarom op de MOA-site de mogelijkheid gecreëerd voor het
stellen van vragen. Het gaat hier om een proef. De vragen van opdrachtgevers/bedrijfsonderzoekers worden
doorgestuurd naar Ineke van Meel van Randstad ([email protected]), die binnen het bestuur van
de sectie opdrachtgevers verantwoordelijk is voor de rubriek. Kijk op www.moaweb.nl (linker kolom: ‘een vraag
stellen’).
HET SALARISLANDSCHAP BINNEN DE ONDERZOEKBRANCHE IN KAART GEBRACHT
Op 21 juni a.s. organiseert de MOA, in samenwerking met de Algemene werkgevers Vereniging Nederland, de AWVN, een bijeenkomst voor de personeelsmanager of degene die binnen het onderzoekbureau verant-woordelijk is voor het salarisbeleid. Tijdens deze middag zal worden in-gegaan op het onderzoek van de MOA en de AWVN naar salarissen binnen de onderzoeksbranche.
De inventarisatie van de beloningsstructuur van de branche vindt plaats op in-
dividueel niveau, zonder de identiteit van de betreffende persoon naar buiten te
brengen. Het wordt daardoor mogelijk dat de deelnemende bureaus de database
zeer gericht raadplegen: wat is het beloningsniveau voor een senior kwantitatief
onderzoeker met 15 jaar ervaring? Of wat is het aanvangssalaris voor een kwa-
litatief onderzoeker? Het is de bedoeling dat ook gegevens over de secundaire
arbeidsvoorwaarden worden meegenomen, representatiekosten, bijdrage pensi-
oenpremie, ziektekosten etc.
Jaarlijks zullen de gegevens ge-update worden en het systeem zal vergelijkingen
kunnen maken met overeenkomstige sectoren.
De middag is bedoeld voor iedereen die verantwoordelijk is of betrokken bij het
personeelsbeleid. Tijdens en na afloop van de bijeenkomst is er uitgebreid gele-
genheid om ervaringen uit te wisselen.
De bijeenkomst wordt gehouden op 21 juni a.s. bij VNO/NCW te Den Haag, om 14.00 uur. Er zijn geen kosten aan verbonden. Aanmelden is nood-zakelijk, via een mailtje naar [email protected] o.v.v. naam, bedrijf en emailadres.
IN MEMORIAM ADRIAAN LAMME
Adriaan Lamme (53) heeft op 29 april j.l., na een jaar van onzekerheid, de on-
gelijke strijd tegen zijn ziekte moeten opgeven. “We must find out what words
are and how they function. They become images when written down, but ima-
ges of words repeated in the mind and not of the image of the thing itself”.
Deze tekst van William S. Burroughs typeert zijn missie als antropoloog.
Het BSR-belevingsonderzoek dat hieruit voortvloeide startte hij in 1988
bij MarketResponse Nederland.
We zullen Adriaan blijvend herinneren als een filosofisch ingesteld onderzoe-
ker, met oog voor detail. Zowel kwalitatief als kwantitatief. Adriaan bracht die
twee werelden naadloos bij elkaar. Zijn passie voor andere culturen maakte
hem betekenisvol voor zijn opdrachtgevers en collega’s.
De kroon op zijn werk werd de oprichting van The SmartAgent Company die
zich geheel op het uitbouwen van zijn inzichten toelegde. Zijn gedachtegoed
is overgedragen aan tientallen consultants. Een groots mens is veel te vroeg
heengegaan.
Willem Brethouwer
PERSONALIA BLAUWKim Derrix is per 1 april begonnen als Business Cell Manager. Zij zal bij Blauw
Research de Business Cell Finance gaan opzetten. Ze was hiervoor o.a. werk-
zaam als projectcoördinator bij Delta Lloyd. Ook per 1 april zijn Femke Bek-
kema en Janneke de Cort bij Blauw Research begonnen, als projectmana-
ger. Femke studeerde Psychologie aan de Rijksuniversiteit van Groningen en
Janneke haalde haar Master Marketing Management aan de Universiteit van
Tilburg.
Jurian Meijering begon per 1 mei als projectmanager. Hij studeerde gedrags-
wetenschappen aan de Universiteit van Twente. Per 1 mei begonnen ook Keete
Kruijtzer en Froukje Schaaf als projectmanager. Keete werkte als medewerker
Onderzoek en Marketing op de Haagse Hogeschool. Ze studeerde in Leiden
Sociale en Organisatiepsychologie. Froukje Schaaf studeerde Economie aan
de Rijksuniversiteit van Groningen.