CLOU nr. 44, november 2009
description
Transcript of CLOU nr. 44, november 2009
Van onderzoek naar ondervinden
Tools zijn goed | een nieuwe mentaliteit is beter
Wat kiest u? Data of klantinzicht?
+ Het volledige programma van het MIE op 3 en 4 november 2009 in De Kuip
CLOU44marketing | informatie en research
NOVEMBER 2009
THEMA RESEARCH IN EEN NIEUWE ROL
Kom ook -net als 2500 collega’s- naar De Kuip voorde 8e editie van het Marketing & Information Event!
SCHRIJF JE NU IN OP WWW.MIE.NLOrganisatie Partners
3 & 4 novemberDe thema’s:
Clou adv_2009p12e_12.indd 1 30-09-2009 11:07:26
8
14
22
Adverteerdersindex
Blauw Research 7 | Blauw Select 39 | Bureau Fris 61 | GMI 11 | Insites Consulting 26 | Intomart GfK 13, 59 | Isiz 51 | Marketresponse 59 | Mobiel Centre 63 | NEBU 47
Noviodata 45 OP&P 2 | Passageway 57 | Perspective 58 | Research Keurmerkgroep 24, 25 | ScanServ 53 | The Smart Agent Company 43 | SPSS 19 | Stadspeil 54
TeamVier 55 | TiasNimbas 52 | TNS Nipo 17 | Toluna 64 | USG Capacity 21
THEMA RESEARCH IN EEN NIEUWE ROL
CLOU44 INHOUDNOVEMBER 2009
Waar blijft marktonderzoek als vragen stellen geen voorwaarde meer is om
aan antwoorden te komen? Als er data in overvloed zijn? Als we niet meer
moeten onderzoeken maar ondervinden? Clou maakt een rondgang langs
deskundigen.. Nieuwe tools zijn goed, een nieuwe mentaliteit is beter.
Een pionier kun je hem wel noemen. Hij liep voorop bij de ontwikkeling van
online onderzoek. En nu loopt hij voorop in het innovatie-onderzoek. Bij het
internationale bureau Winkle is hij partner. En nog steeds is hij voorzien van
duidelijke meningen over het vak. Een interview met Hans Lingeman.
Ferro MCO is een van de vernieuwendste bureaus voor kwalitatief onderzoek
in Nederland. Prijzen en nominaties vallen het bureau ten deel. Geen wonder
als de boodschap zo consequent is: ‘Een marketeer die zelf iets meemaakt
heeft een veel diepere ervaring dan iemand die een rapport leest.'
Clou spreek met directeur Jochum Stienstra.
16 2Gather benut wetgeving Opta
16 Designgame versnelt het innovatieproces
18 Sparks verbinden de stippen
18 De mobiele respondent
20 Trendport geeft jongeren een stem
40 Van verzamelen van data naar leveren van klantinzichten
27 VOLLEDIG PROGRAMMA VAN HET MARKETING INFORMATION EVENT 2009 OP 3 EN 4 NOVEMBER IN DE KUIP IN ROTTERDAM
4 Redactioneel
5 Feiten & Omstandigheden
44 Financieel weerbericht – Het is weer een goede tijd om een huis te kopen
45 Column Lidwien van de Ven – Customize!
46 De visie van Swocc op de onderzoeksafdeling als sparringpartner
48 Desk research – Op zoek naar nieuwe kennis
49 Column Bert de Vries – Nederland, a place to be
50 MOA-panel – Onderzoek naar het Marketing Information Event
55 ESOMAR congres – Getting the best (out of) people
56 Onderzoek in het nieuws – Raoul van de Hoef – Deloitte Consulting
58 Column Bjonr Arenroe – Terug naar de oorsprong
60 MOA Nieuws
COLOFON REDACTIONEEL
CLOU is een uitgave van de CLOU B.V.
Reacties en bijdragen kunnen worden gezonden naar
MarktOnderzoekAssociatie | redactie Clou
Arlandaweg 92 | 1043 EX Amsterdam
t 020-6869328 f 020-4750285
Jan Roekens
CONSTRUCTIEF SLOPEN
Nog even en de jaren 60 zijn echt voorbij, of liever: volbracht. Wat begon
als het te hoop lopen tegen autoriteiten is zo langzamerhand uitgelopen
op een ware slooppartij. Zelfs het Koninklijk Huis moet eraan geloven,
en de politiek gaat binnenstebuiten. Met de economie is het niet anders.
Geen ontzag meer voor de bonusbankiers en geen geloof meer in ver-
spillende merken. Was dat het? Nee! Want de slopers kunnen zelf ook
wel wat. Iedereen kan zingen, iedereen kan een boek schrijven, een ster
zijn op tv, zelf een mening hebben. En tegelijkertijd omarmen wij het
nieuwe. Geen land zo fanatiek aan het internetten als Nederland,
nergens is er meer zorg om het klimaat, wordt er duurzamer belegd,
meer gezellig gefondued onder spaarlamplicht. Befaamde geschiedkun-
digen zeiden het al: het idee dat de Nederlanders een rustig en vriende-
lijk volkje vormen is onzin. We zijn zo hysterisch als maar kan.
En hoe zit het dan met ons vak? Is dat ook een autoriteit die rijp is voor
de sloop, of is de sloop al passé en zitten we middenin de vernieuwing?
Beide. In dit nummer laten we betrokkenen aan het woord die de nieuwe
rol van research van harte ondersteunen en er al werk van maken, maar
ook mensen die de aloude waarden verdedigen. Voor beide zienswijzen
valt het nodige te zeggen. En zeg nou zelf: niemand zit in het huidige
tijdsgewricht te wachten op 200 pagina´s grafieken. Sterker nog: het
idee dat het vak daar nog mee bezig is, is onuitroeibaar en nogal stomp-
zinnig. Wat wel belangrijk is, is dat het vak (van old school, naar nieuw,
nieuwer en ultra-modern) blijft rusten op zijn fundamenten. De neiging
om onderzoek inhoudelijk en commercieel elastischer te maken heeft
onze zegen, maar het mag op de lange duur niet leiden tot het finaal
slopen van vertrouwen en betrouwbaarheid. De discussie daarover gaan
we de komende tijd in Clou voeren, met een stevig oog voor de kringen
waarin onderzoek verkeert. Want we kunnen als vak wel voor de troepen
uitlopen, de meetlat hebben verwisseld voor de beleving, en het vastleg-
gen van de saaie status quo hebben verruild voor advies, innovatie en
inzicht, dat heeft alleen maar zin als onze opdrachtgevers erbij staan te
juichen. Daarom is het ook weer een absolute noodzaak om u te begeven
naar de Kuip, naar het MIE, op 3 en 4 november. Geen betere plek om te
zien hoe de vraag een aanbod samen kunnen gaan, hoe je nieuwe plan-
nen bedenkt, nieuwe methoden probeert en nieuwe inzichten deelt.
Ja, slopen is leuk. Duurzaam bouwen is beter.
e-mail redactie: [email protected]
website: www.moaweb.nl
Adreswijzigingen, abonnementen: [email protected]
REDACTIERAAD
Coen Dekker, Laura Jager, Judith van Male, Robert van Ossenbruggen,
Lucien Vermeer en Wicher van Vreden
HOOFD | EN EINDREDACTIE
Jan Roekens ([email protected])
MEDEWERKERS
Rob van Bodegom, Mirjam Broekhoff, Marieke C. Elsenga,
Robert Heeg, Lidwien van de Ven en Bert de Vries.
Fotobijdragen: Rob van Bodegom
ADVERTENTIES
MOA
Ellen Luttikhuis
e-mail: [email protected]
telefoon: 020-6869328
Zevende jaargang, nummer 44 | NOVEMBER 2009
oplage: 9.000 exemplaren
VORMGEVING | OPMAAK
David Louf | outoforder
COVER ILLUSTRATIE
Michiel Moormann
DRUK
Drukkerij Wilco, Amersfoort.
Gehele of gedeeltelijke overname of reproductie van artikelen is uitsluitend toegestaan na
schriftelijke toestemming van de uitgever en met bronvermelding
ISSN: 1383-5904
Clou verschijnt zes maal per jaar. Het volgende nummer komt 16 december uit.
Deadline voor redactionele bijdragen is 18 november.
Thema: Design.
FEITEN&OMSTANDIGHEDEN
Merendeel Nederlanders niet de deur uit zonder mobiel
Het merendeel van de Nederlanders (64%)
gaat niet de deur uit zonder mobiel, bijna
een derde gaat er mee naar bed. Dit blijkt
uit een onderzoek dat Synovate in uitvoer-
de in 11 landen onder meer dan 8.000 eige-
naren van een mobiele telefoon. 3% van de
Nederlanders heeft geen mobiele telefoon
en 5% bezit er meer dan twee.
Van de Nederlanders die verder komen dan
bellen en sms’en gebruikt 58% de telefoon
ook als wekker, op de voet gevolgd door het
maken van foto’s (57%). Ongeveer eenvijfde
van de Nederlanders speelt spelletjes, surft op
internet of leest de e-mail.
Een op de tien heeft moeite om de telefoon
uit te zetten - bang om een bericht te missen.
Eveneens 10% zou zelfs liever de portemon-
nee kwijtraken dan de mobiel.
Uit het onderzoek blijkt dat zo’n 13% van de
Nederlanders (hoger opgeleide mannen tus-
sen 18 en 34) over een smartphone beschikt.
iPhone bezitters zijn de koningen onder de
smartphone-gebruikers. Het zijn de meest
intensieve gebruikers van mobiele websites of
applicaties.
Meerderheid succesvolleinnovatieve Nederlandse bedrijven blijft investeren
De economische teruggang heeft geen in-
vloed op de investeringen in innovatie van
bedrijven die hier in het verleden ook al
succesvol in waren. Dat blijkt uit een recent
grootschalig onderzoek naar de staat van
innovatie in Nederland van Innovatiebureau
Six Fingers in samenwerking met markton-
derzoekbureau DBMI.
Er is een groot verschil tussen succesvolle
innovatieve organisaties en de minder suc-
cesvolle. Succesvolle bedrijven geven aan dat
het innovatiebudget gelijk zal blijven (32%)
of zelfs gaat stijgen (57%). Slechts één op de
tien geeft aan dat het innovatiebudget vol-
gend jaar minder zal worden.
Verder is er een verschil tussen kleine or-
ganisaties (minder dan 20 werknemers) en
grote organisaties (250+ werknemers). Kleine
organisatie zien het belang van innovatie
meer in dan grote organisaties. Zij durven
te investeren terwijl grote organisaties voor-
zichtiger zijn. De meerderheid (52%) van de
kleine organisaties geeft aan het budget te
gaan verhogen, terwijl slechts 30% van de
grote organisaties dit doen. Ook zijn kleine
organisaties succesvoller in innovatie dan
grote organisaties. Van de kleine bedrijven in
Nederland behoort 45% tot de succesvolle in-
novatieve bedrijven, van de grote maar 17%.
Slechts 4 op 10 Nederlanders kent duurzame merken
Nederlanders maken zich onverminderd
zorgen over hoe we met onze planeet en de
mensen die daarop leven omgaan.
Duurzame merken hebben bij consumenten
een streepje voor. Het is opmerkelijk dat
slechts vier op de tien Nederlanders spon-
taan een duurzaam merk kan noemen.
Dat is een van de conclusies uit het Duur-
zaamheidkompas #2 2009, een periodiek
onderzoek van MarketResponse en advies-
bureau Schuttelaar & Partners.
Duurzame merken kenmerken zich volgens de
consument door kwaliteit, lange levensduur
en eerlijke handel. Maar slechts vier op de tien
Nederlanders is in staat om een duurzaam
merk te noemen. Kan men dat wel, dan denkt
men aan Philips en Max Havelaar. Shell en
Hummer zijn volgens de consument bij uitstek
niet duurzaam zijn. Wantrouwen, gebrek aan
communicatie en transparantie spelen een
grote rol bij het oordeel van consumenten
over duurzame merken.
Gevraagd naar waar men zich persoonlijk het
meeste zorgen over maakt, zetten hoog opge-
leiden het verdwijnen van het regenwoud op
de eerste plaats. Laag opgeleiden zoeken het
dicht bij huis: de verminderde zorg en aan-
dacht voor de medemens in de buurt.
6
Nederlander weet niet hoe groente groeit
Hoewel 86% van de Nederlanders dagelijks
groenten eet en 46% regelmatig biologi-
sche groenten eet, hebben zij vaak weinig
kennis over de groeiwijze van groenten, zo
blijkt uit onderzoek uitgevoerd in opdracht
van Unilever-merk Unox. Zo geeft 33% van
de Nederlanders aan niet te weten hoe de
meeste groenten groeien en 24% van de Ne-
derlanders is zelfs nog nooit op een locatie
geweest waar groente wordt verbouwd.
17% van de Nederlanders denkt dat champig-
nons onder de grond groeien, terwijl dat in
donkere, vochtige ruimtes plaatsvindt. En 34%
denkt zelfs dat de pompoen in de oksels van
bladeren van een plant groeit, terwijl deze aan
de stengel van een plant op de grond groeit.
Daarnaast denkt 23% van de Nederlanders
onterecht dat spruitjes aan een struik groeien,
18% dat een bloemkool op een steel groeit,
18% dat erwten als vlierbessen aan een struik
groeien, 23% dat witlof als een maïskolf aan
een stengel groeit en meent 56% dat knoflook
als een klimop groeit.
Dit alles is te verklaren, want 24% van de Ne-
derlanders is namelijk nog nooit op een plek
geweest waar groenten worden verbouwd.
Bron: AgriHolland
MVO onbekend bij jongeren
Jongeren van 12-29 jaar zijn, zo blijkt uit
Jongeren 2009 van onderzoeksbureau
Qrius, niet erg bekend met het begrip ‘maat-
schappelijk verantwoord ondernemen’. Maar
34% heeft er wel eens iets over gehoord.
Onder de groep van 20-29 jaar ligt dat wel
wat hoger, maar nog altijd onder de 50%.
Jongeren vinden het, als het idee achter MVO
is toegelicht, wel belangrijk dat bedrijven op
een maatschappelijk verantwoorde manier te
werk gaan. Ruim 80% vindt dat belangrijk of
zelfs heel erg belangrijk. 20% vindt het niet
belangrijk, waaronder relatief veel jongens.
Het belangrijkste onderwerp, waar bedrijven
op moeten letten, is dat producten niet door
kinderen worden gemaakt. Wat aanzienlijk
minder aanspreekt is dat bedrijven een goed
doel steunen en daarmee hun verplichtingen
min of meer ‘afkopen’.
Als het om het aanschaffen van ‘verantwoor-
de’ producten gaat, dan blijkt dat jongeren dat
soort producten best willen kopen, als ze even
goed en niet duurder zijn dan vergelijkbare
producten. 10% koopt dit soort producten
regelmatig. Nog eens 38% koopt dit soort
producten af en toe. Populair zijn scharreleie-
ren, spaarlampen en apparaten met een laag
energiegebruik.
Zwerfafval grootste ergernis consument
De consument ergert zich in de winkelge-
bieden vooral aan afval op straat, drukte en
lawaai.
Andere grote ergenissen: hangjongeren en
fietsers in voetgangersgebieden. Maar over
het algemeen is de bezoeker zeer tevreden
over de winkelgebieden. Dit blijkt uit het
onderzoek ‘Trends Binnenstad 2009’ van
Detailhandel Nederland, uitgevoerd door
Synovate.
De consument is zeer tevreden over de be-
reikbaarheid van de winkels met het openbaar
vervoer. Maar 52% van de bezoekers gaat nog
steeds met de auto naar het favoriete winkel-
gebied, ten opzichte van 13% met het openbaar
vervoer. Het openbaar vervoer wordt gewaar-
deerd, maar er zijn praktische bezwaren. Het is
vaak lastig om met tassen vol boodschappen
met de bus te reizen.
83% van de consumenten vindt dat de nati-
onale overheid zich niet moet bemoeien met
het aantal koopzondagen. 60% van de con-
sumenten geeft aan wel eens te winkelen of
boodschappen te doen op zondag. Men doet dit
vooral ter ontspanning en omdat het leuk is om
te ‘funshoppen’.
Mannen met slimme vrouw leven langer
Mannen die gehuwd zijn met een hoger opgeleide vrouw hebben meer kans om langer te
leven. Dat blijkt uit recent Zweeds onderzoek. Vrouwen daarentegen, zijn beter af met een
rijke partner.
Zowel de man als de vrouw leeft langer als hij een hoger inkomen en een hoge sociale status
heeft. Dat blijkt uit een studie bij anderhalf miljoen Zweden tussen 30 en 59 jaar. Het opleidings-
niveau van een man heeft geen effect op zijn levensduur. Maar als zijn partner een universitair
diploma heeft, loopt hij 25% minder risico om vroeg te sterven dan wanneer zij al op 18 jaar be-
gon te werken. De onderzoekers denken dat opgeleide vrouwen meer kans hebben om informa-
tie over een gezonde levensstijl te begrijpen en dit om te zetten in de praktijk. Dit heeft ook een
groot effect op hun eigen leven, lager opgeleide vrouwen hebben de helft meer kans om vroeg
te sterven dan degenen met een diploma.
Bron: AD
8 THEMA RESEARCH IN EEN NIEUWE ROL ILLUSTRATIE MICHIEL MOORMANN
9TEKST ROB VAN BODEGOM
Waar gaat het vak heen? BrainJuicer, InSites Consulting en Blauw (zie ook Clou nr. 43) weten het
al. Zij doopten zichzelf New Frontier research agencies en committeerden zich ‘to challenge and
change the rules, the status quo. Market research is a conservative industry. The world around
us is heading open source and collaboration, which isn’t immediately true for market research as
an industry.’ Is dit slechts retoriek die zo kenmerkend is voor ‘de oppositie’ of echt iets nieuws?
Kijk naar de MIE-workshops en het barst van de ogenschijnlijk nieuwe tools, methodieken en on-
derzoeksopvattingen. Zijn dat slechts nieuwe onderzoekstooltjes en oude wijn in nieuwe (vaak
Engelstalige) zakken, of is er sprake van een fundamenteel andere onderzoeksmentaliteit?
En misschien zelfs van een paradigmashift?
Relevantie
Pieter Willems, director PWNext, noemt het de grootste verandering van de laatste twintig jaar
en ingrijpender dan de transitie van telefonisch naar online onderzoek. ‘Het nieuwe onderzoeks-
paradigma is dat we van respondenten naar respons gaan, en van representativiteit naar relevan-
tie. De klassieke manier van ondervragen is onvoldoende, teveel zendergericht. We gaan op al-
lerlei manieren respons verzamelen. Via automatic search engines struinen we het internet af. In
de US zijn daar tientallen bedrijven mee bezig. We samplen niet meer uit een universum maar uit
relevantiepijlers: is een respons nuttig voor mijn onderzoek omdat het afkomstig is uit een gebied
dat relevant is voor wat ik doe?’ Dat is een fundamenteel andere manier van denken, zo anders
dat Willems zich afvraagt of onderzoeksbureaus überhaupt tot deze verandering in staat zijn.
‘Het marktonderzoek bestaat toch uit mensen die gericht zijn op het verzamelen van gegevens
NIEUWE TOOLS OF EEN NIEUWE MENTALITEIT?
‘VAN ONDERZOEKEN GAAN WE NAAR ONDERVINDEN’
via respondenten. Wil je marktonderzoek veran-
deren, dan moet je afscheid nemen van het idee
dat je zo’n club bent.’ Raoul Schildmeijer, direc-
teur TNS Consult, zegt dat we van onderzoeken
naar ondervinden gaan. ‘Het marktonderzoek
is de social media, het anarchistische deel van
het internet, zoals blogs, fora en communities
aan het ontdekken en gebruiken. Het wordt veel
meer luisteren dan vragen stellen. Je moet,
nog veel meer dan nu, je eigen referentiekader
loslaten en echt in de dialoog duiken. Waarom
gebruikt iemand een bepaald woord, hoe is de
relatie tussen de mensen, etc. Het is een beetje
antropologie.’ Peter Heshof, partner van Bloom,
ziet een trend naar een open business model.
‘Bedrijven gooien steeds meer de boel open,
laten consumenten en experts meedenken om
nieuwe producten te ontwikkelen en concepten
te bedenken. Co-creatie en participatie; organi-
saties realiseren zich dat ze het niet meer alleen
kunnen.’
Waar blijft marktonderzoek als vragen stellen geen voorwaarde meer is om aan antwoorden te komen? Als we niet meer moeten onderzoeken maar ondervinden. Wat betekent het als er data in overvloed zijn? Waar gaat het vak heen als representativiteit een achterhaald begrip blijkt en respondenten niet meer het subject van onderzoek zijn? Wat is onderzoek nog als het niet meer zozeer om kennis gaat maar om proposities, ideeën, marketing consultancy en decision making? Wat is nog het verschil met disciplines als CRM, marketing en web analytics?
10
Emotie
Gaby Siera, managing director Beautiful Lives,
beschouwt het toenemende gebruik van (on-
line) tools niet zozeer als dé verandering in het
onderzoek maar wel als het antwoord op de
fundamentele veranderingen die nu in het vak
plaatsvinden. Namelijk de groeiende behoefte
aan emotionele data. ‘Bij kwalitatief was dat er
al enigszins, maar ook kwantitatief levert dat nu
steeds meer, de output wordt levendiger en dy-
namischer. Een toenemend aantal klanten ziet
in dat consumenten meer zijn dan een verza-
meling cijfers. Met emotionele data zijn ze veel
beter in staat te segmenteren, te innoveren en
concepten te ontwikkelen. Belangrijk omdat
marktonderzoekafdelingen steeds meer strate-
gische afdelingen worden.’ Ank van Ophoven,
MI-manager Philips Lighting, herkent die ver-
schuiving naar strategie. Ook heeft zij het idee
dat ‘het in het onderzoek niet alleen meer om
het verifiëren van data gaat, maar dat er meer
aandacht komt voor de ‘voorkant’. ‘Hoewel de
praktijk niet zo zwart-wit is, lijkt het alsof kwali-
tatieve data overheersender worden. We willen
meer diepgang, meer insights door echt door
te dringen in de belevingswereld van consu-
menten. We zitten ze steeds dichter op de huid
en betrekken ze steeds vroeger in het proces.’
Overigens noemt Van Ophoven dit geen funda-
mentele verandering. ‘Dit deden we tien jaar ge-
leden ook al en het is altijd belangrijk geweest.
Wel zijn er meer bureaus mee bezig en is de
wijze waarop de data verzameld worden meer
common sense geworden. Een klantsafari is al
bijna te gewoon.’ Mario van Hamersveld, direc-
tor van Hamersveld MC en voormalig President
en Acting Director General ESOMAR, noemt de
nieuwe datacollectietools vooral veel oude wijn
in nieuwe zakken. ‘Nu zijn er alleen Engelstalige
namen voor bedacht.’
Ondernemerschap
Van Hamersveld constateert natuurlijk ook de
nieuwe ontwikkelingen in online dataverzame-
ling en de integratie van data uit allerlei ver-
schillende bronnen, maar hij beschouwt het
vooral als aanjagers van bestaande ontwikke-
lingen. ‘De wereld wordt complexer en dus is
er behoefte aan beter inzicht in deze wereld.
Sommige bureaus, zoals Blauw, Insites en
BrainJuicer, pikken dat op en vertegenwoor-
digen een nieuwe generatie van ondernemer-
schap waarin een optimistische mix van flair,
passie en verbeeldingskracht zit. Je ziet er
vooral leiderschap en meer business-, onder-
nemersachtige types die zich richten op marke-
ting intelligence en decision making. Daar gaat
de onderzoeksdiscipline steeds meer naar toe
en verwerft zo meer relevantie. De focus ligt
veel meer op creatie van toegevoegde waarde.
Neem John Kearon van BrainJuicer, die komt
uit de reclamewereld. Dat onderscheidt hem
van de ambachtelijke, traditionele onderzoe-
kers.’ Dit is iets waar Ben Baarda in feite voor
waarschuwt: het te hoge goeroe-gehalte in het
onderzoek. Baarda is methodoloog, statisticus,
klinisch psycholoog aan de Sociale Faculteit
en het University College Universiteit Utrecht
en auteur van ‘Dit is onderzoek’. Hij vindt dat
de onderzoeks- en marketingwereld wel erg
haar best doen om modieus en trendy over te
komen. ‘Al die Engelse termen! Ik kan het me
ook wel voorstellen want bureaus moeten zich
natuurlijk profileren. Maar het MIE, dat is zo’n
enorme show off. Een compleet andere wereld
dan die van de wetenschappelijke congressen,
iets waar ik overigens ook niet altijd blij van
wordt. Maar tegenwoordig is een eenvoudig
onderzoek met een calculator en relevante
data niet meer interessant. We moeten wat
meer terug naar degelijke informatie. Onder-
zoekers zijn informatieleveranciers, geen be-
leidsbepalers of marketeers.’ Van Hamersveld
ziet ook de keerzijde van het nieuwe onderne-
merschap. ‘De grote commerciële druk draagt
het risico in zich dat het meer om het uiterlijk
dan de kwaliteit gaat. De doorzichtigheid wordt
er niet beter op.’
Consultancy
Rijn Vogelaar, managing director van Blauw,
meent dat onderzoekers veel te voorzichtig
zijn, als de dood om mee te denken met de
klant. Daarom zouden marketeers liever luis-
teren naar consultants. Schildmeijer acht de
kans groot dat er twee categorieën bureaus
ontstaan, datacollectie vs. consultancy. ‘Om-
dat datacollectie steeds eenvoudiger wordt, is
er een markt voor partijen die dat voordelig
kunnen aanbieden.’ Ook Van Hamersveld ver-
wacht een veel scherpere tweedeling: ‘Tradi-
tionele datacollectie komt steeds meer onder
druk te staan ten gunste van de nieuwe ge-
neratie.’ Pamela Pauwels, Global Director In-
sights & Value Propositions, Global Marketing
Philips Lighting, zegt uiteindelijk een bureau
te willen dat data verzamelt en deze kan inter-
preteren. ‘Vroeger was data macht en kennis,
nu draait het veel meer om de interpretatie
en welke business-beslissingen je kunt nemen
op basis van de data. Opdrachtgevers willen
steeds meer waar voor hun geld en dus ver-
wachten wij ook consultancy. Tachtig procent
van ons onderzoek zit in de b2b-context, daar
is een onderzoeker met consultancy skills
nog veel belangrijker. Begrijpt hij ons bedrijf,
onze markt en doelgroepen. Onlangs sloten
we met een bureau een samenwerkingscon-
tract, daarmee onderhandelden we niet over
de prijs maar over de personen. Krijgen we de
juiste persoon met de juiste consultancy skills,
ofwel senioriteit. Zo niet, dan gaat de deal niet
door.’ ‘Logisch’, volgens Van Ophoven, ‘omdat
van ons als bedrijfsonderzoekers ook steeds
meer verwacht wordt dat we ons opstellen als
consultant.’
‘Onze marketing intelligence mensen zitten in
alle mogelijke stuurgroepen. Daarom moet je
ook als onderzoeker weten wie de betrokke-
nen zijn, hoe de interne besluitvorming plaats-
vindt, wie de key influencers zijn, etc. Je moet
weten op welk niveau de resultaten worden
'We willen meer diepgang, meer insights door echt door te dringen in de
belevingswereld van consumenten.'
'Onlangs sloten we met een bureau een samenwerkingscontract, daarmee
onderhandelden we niet over de prijs maar over de personen.'
12
gepresenteerd. Onderzoeksbureaus kennen hun klanten veel te weinig’,
aldus Pauwels. Raoul Schildmeijer probeert onderzoek en advies met el-
kaar te vervlechten. ‘Onderzoekers moeten veel beter nadenken over het
rendement van hun onderzoek, over hoe de klant kan leren van het on-
derzoek. En ja, dat ligt dicht tegen consultancy aan. Het gaat ons er niet
zozeer om in de boardroom te zitten, maar dat het onderzoek relevant
is en echt goed begrepen wordt en zo de kans vergroot dat er echt iets
mee gebeurt.’ Peter Heshof noemt het een positieve ontwikkeling dat on-
derzoek meer opschuift richting marketing consultancy. ‘Het is goed dat
traditionele grenzen tussen marketing en marktonderzoek doorbroken
worden. Opdrachtgevers willen nieuwe waardeproposities ontwikkelen
en zoeken partijen die hen daarbij kunnen helpen. De grootste kapitaal-
vernietiging is onderzoek waar niets mee gebeurt. Als je onderzoekers
een andere rol geeft en ze die vertaalslag laat maken, dan wordt on-
derzoek veel actiever gebruikt.’ Siera ziet dat klanten behoefte hebben
aan een ander soort bureau met medewerkers die kunnen meedenken
met opdrachtgevers. Dat is adviseren over proposities en concepten en
samen proberen die brug naar de consument te slaan. Dat is een ander
soort betrokkenheid dan data leveren.’ Baarda zegt dat hij ongetwijfeld
zal worden uitgemaakt voor ouderwetse wetenschapper die geen notie
heeft van de praktijk. ‘Wij staan inderdaad ver af van de praktijk, soms
te ver, maar ik vind dat je als onderzoeker marketeers niet moet gaan
adviseren over hoe zij meer kunnen verkopen. Toen ik een training gaf
aan marketeers wilde ze alleen maar weten hoe ik hen kon helpen meer
te verkopen. Maar dat is jullie vak, niet mijn vak! Ik kan ze helpen in het
verschaffen van informatie waarmee zij een marketingplan kunnen ma-
ken. Maar het is bizar om op de stoel van de marketeer te gaan zitten,
maar die tendens is er wel.’
Outside in
Inderdaad staat Baarda grotendeels alleen in deze opvatting. Commer-
ciële marktonderzoekbureaus opereren nu eenmaal in ander speelveld
dan wetenschappelijke onderzoekers. Siera: ‘Ik vind het zelfs onze plicht
om mee te denken met klanten hoe zij hun doel kunnen bereiken. Als je
niks durft te zeggen uit angst je neutraliteit te verliezen, dan moet je in
de wetenschap gaan werken. Wel moet het meedenken altijd voortko-
men uit de consument en de resultaten. Wij zijn namelijk expert in de
menskant, van daaruit kan ik heel ver met bedrijven meegaan en de slag
maken naar marketing en adviseren over wat ze zouden kunnen doen
met hun communicatie, product, etc. De marketeer is expert op marke-
tinggebied.’ Hoewel ook Pauwels en Van Ophoven advies willen, hopen
zij niet op de consultants die rondlopen bij bureaus als McKinsey of Bain.
Pauwels: ‘Ik wil verrast worden en creativiteit zien in datacollectie, ana-
lyse en interpretatie. Bovendien is het van McKinsey e.d. een wezenlijk
andere vorm van consultancy. Bij Philips willen we outside in denken,
consumer en people centric zijn. Consultants bekijken wat vanuit Philips
bezien, dus inside out, de verstandigste keuze is. Onderzoekers bekijken
het vanuit de markt, de klanten: outside in. Bovendien is het een wereld
van verschil wat echte onderzoekers uit een interview weten te halen
versus consultants.’
Skills
Los van ethiek, verlies van onafhankelijk en de (on)wenselijkheid van
de ontwikkeling van onderzoekers richting consultants, is het maar de
vraag of onderzoekers ertoe in staat zijn. Volgens Willems niet. ‘Ook ik
zie dat klanten hulp willen bij het marketen van hun producten en dat
onderzoekers steeds beter in staat moeten zijn om de denkstap te maken
van bevindingen naar oplossingen, ofwel consultancy. Maar dat is een
heel lastige stap voor onderzoeksbureaus. Ze hebben daarvoor gewoon
niet de juiste mensen. Onderzoekers denken vanuit de respondent, dat
is fundamenteel anders dan consultants die oplossingen voor bedrijven
bedenken. Als je de stap wilt maken van uitkomsten naar oplossingen
voor marketeers en marketingbeslissingen wilt nemen, dan heb je een
andere bedrijfscultuur, mindset en verdienmodel nodig. Dan moet je be-
taald worden voor het succes van je oplossingen. Mensen die goed zijn
in onderzoek zijn de facto minder goed in het creëren van oplossingen
en vice versa. Doe vooral wat je goed kunt, ga naar respons en zorg dat
je een beter onderzoeksbureau wordt. Maar veel bureaus willen die con-
sultancyrol wèl en denken daar bijvoorbeeld met co-creatie heel dichtbij
te komen.’ Ook Pauwels meent dat veel bureaus niet in staat zijn om in-
terpretaties los te laten op de verzamelde data. Daarvoor is een te groot
aantal onderzoekers, vooral bij de grotere bureaus, teveel junior. Dat is
volgens haar de verklaring voor de groei van het aantal kleine marketing
consultancy bureaus en zzp’ers dat zich hierop richten. Daar treft zij wel
de noodzakelijke senioriteit en consultancy skills aan. Hoewel de discus-
sie over onderzoek versus consultancy oud is, meent Van Hamersveld
dat de situatie nu toch fundamenteel anders is. ‘In de negentiger jaren
was er op geen enkele manier een tastbare invulling van die consultancy
functie. Hoewel nog altijd schaars, zijn die consultancy skills er nu wèl.
Namelijk in de vorm van het ondernemerschap en leiderschap van de
nieuwe generatie bureaus. Traditionele onderzoekers durven geen ad-
vies uit te brengen over hun data, de nieuwe generatie heeft dat lef wel.
Daarvoor zijn het ondernemers. Zij zorgen ervoor dat the direction for
change ook echt zijn beslag krijgt. In de onderzoekswereld wordt leider-
schap dé discriminerende factor.’
'Als je niks durft te zeggen uit angst je neutraliteit te verliezen,
dan moet je in de wetenschap gaan werken.'
'Traditionele onderzoekers durven geen
advies uit te brengen over hun data,
de nieuwe generatie heeft dat lef wel.'
De volgende geïnterviewden geven ook workshops op het MIE
(allemaal op 3 november – zie programmakatern in het midden
van het blad)
• Rijn Vogelaar & Jaap den Dulk (Hollandse Helden):
'De Superpromoter’
• Raoul Schildmeijer & Bart Hoogenraad (BHB Marketing/Raet):
‘Propositie marketing, back to our roots’
• Ank van Ophoven & Etienne Zervaas (MetrixLab): ‘Zullen we sa-
men spelen? Online co-creatie in tijden waarin innovatie key is’
• Gaby Siera & Martijn van Kesteren (Unilever Benelux): ‘Deep di-
ving: kunst(je) of cultuur?’
• Pamela Pauwels & Jochum Stienstra (Ferro MCO): ‘Macht aan de
verbeelding’
14 THEMA RESEARCH IN EEN NIEUWE ROL
Wat doen jullie zo ‘anders’ bij Winkle? Waarin onderscheiden jullie
je van de andere bureaus?
‘Winkle heeft zich gespecialiseerd in innovatieonderzoek. En we wer-
ken op wereldwijde schaal samen met andere specialisten. Dat gebeurt
in verschillende samenstellingen; soms als onderaannemer, soms als
hoofdaannemer. We zijn 1 januari gestart en op dit moment hebben
we 52 projecten uitgevoerd, waarvan 80 procent buiten Nederland. In
al deze projecten wordt ons niet gevraagd om simpelweg marktdata
te genereren, maar om consumentenonderzoeksprogramma’s die zeer
specifieke innovatievraagstukken helpen beantwoorden. Onze klanten
doen meestal al erg veel regulier marktonderzoek ter ondersteuning van
operationele beslissingen, maar als het gaat om strategische innovatie-
en portfolio-ontwikkeling dan schiet het tekort. Winkle vult dat gat, en
het werkt. Klanten zijn dolenthousiast. Ik denk daarom dat dit een niet
te stuiten trend is. Het is niet zo dat Winkle baanbrekend is, het zijn de
verschillende coalities waarin we participeren die baanbrekend zijn. Door
vooraf goede afspraken te maken over doel en rolverdeling, en ieder te
vertrouwen op zijn specialisatie, werken wij gezamenlijk ontzettend snel
en met hoge kwaliteit tegen lagere kosten. Ik zorg ervoor dat Winkle in
dergelijke samenwerkingsverbanden altijd waarde toevoegt aan het ge-
heel, en de partners stimuleert om het beste uit zichzelf te halen. Dit
betekent overigens niet dat Winkle geen identiteit heeft. Het omgekeer-
de is eerder waar: wij moeten voor ieder project onze waarde opnieuw
bewijzen. Voor ieder project wordt een beroep gedaan op onze kennis
en ervaring op het specifieke terrein van innovatieonderzoek. Wij zijn
24 uur per dag ons terrein aan het afbakenen en ons aan het profileren.
Een prachtig voorbeeld van zo’n coalitieproduct is de lead user commu-
nity die we samen met Branddoctors en Happen (een innovatiebureau
in Londen) ontwikkelden. De rol van Winkle is om de juiste doelgroepen
te werven voor deze communities en de community-technologie te leve-
ren. Happen en Branddoctors modereren op hun beurt de communities,
observeren het gedrag van de communityleden en vertalen het met hun
marketingkennis naar consumer insights. Op dit moment zijn er vier van
dergelijke kortlopende communities actief in de VS, Groot-Brittannië en
Nederland.’
We horen al jaren van marktonderzoekers dat zij naar een consultan-
cy-rol toe willen en minder traditioneel cijfertjes willen aanleveren.
Waarom kunnen ze dat niet waarmaken?
‘Ik geloof hier niet in en ik snap ook niet waarom sommige markton-
derzoekers dit willen. Als je marktonderzoeker bent, dan ligt je kracht
en expertise in het zo goed mogelijk verzamelen en interpreteren van
marktgegevens. Dat gaat niet samen met advieswerk op boardroom
niveau, dat is een heel andere specialisatie. Bovendien vereist het een
ander type persoonlijkheid die niet zal aarden binnen de onderzoekbu-
TEKST ROBERT HEEG
De dominantie van fullservice-bureaus is voorgoed voorbij, de verkokering van het vak betreurt hij, en innovatie komt niet van de
grote bureaus. Aan het woord is Hans Lingeman, pionier en vernieuwer in het marktonderzoek.
Hans Lingeman een pionier binnen het marktonderzoek noemen, is een
understatement. Hij was een van de eersten in Nederland die zich waag-
de aan online-onderzoek. Zijn studie in 1996 naar online betalingsmid-
delen was het eerste commercieel gekochte online onderzoek. Hij was
verkoopdirecteur van Motivaction-dochter ITM International en was een
van de initiatiefnemers van de MOA-vakgroep IDIOT (Inspirerende Dyna-
mische Innovatieve Onderzoeks Technologieën). Sinds 1 januari 2009 is
hij een van de managing partners van Winkle, een internationaal bureau
gespecialiseerd in innovatieonderzoek. Kortom, Lingeman is de aange-
wezen persoon om te vragen naar de veranderende rol van het markt-
onderzoek.
Wat is marktonderzoek nu, en wat moet het worden?
‘Marktonderzoek is marktonderzoek. Niks meer en niks minder. Het is
de marktonderzoeker die de identiteit wil oprekken richting boardroom.
Dat kan niet. Je kunt niet én marktonderzoek doen én strategisch advies
geven; dat zijn twee verschillende rollen die niet zijn te verenigen. Dus
moet je een keuze maken: een van de twee heel goed doen. Het ene heet
marktonderzoek, het andere niet. De oplossing zie je nu op wereldwijde
schaal om je heen. De innovatie komt niet van de grote bureaus, maar
van de groeiende groep ZZP’ers en netwerkorganisaties die projecten
in gelegenheidscoalities sneller, beter, innovatiever en leuker kunnen
uitvoeren dan grote bureaus. Ze zijn vrijgevochten, zijn niet verplicht
de IP’s van het bureau te verkopen. Wat ik een heel goede ontwikkeling
vind is dat deze groep zelfbewuster is dan ooit: ze gaan de concurrentie
met grote bureaus niet uit de weg en winnen vaker grote projecten. Uit
eigen ervaring zie ik dit nu gebeuren. Maar het kan nog veel beter. We
hebben meer zelfbewuste ZZP’ers of specialisten nodig die zich willen
organiseren in multidisciplinaire teams. Deze teams kunnen complexere
projecten uitvoeren tegen hogere kwaliteit dan de grote bureaugroepen.
Natuurlijk werkt het alleen als ook aan klantzijde een mentaliteitsveran-
dering plaatsvindt. Gelukkig heeft de economische crisis hieraan een ex-
tra impuls gegeven. Organisaties zoeken een betere en meer innovatieve
invulling van onderzoeksprojecten tegen vaak lagere budgetten. Het re-
sultaat hiervan is een groeiende groep onderzoekers aan klantzijde die
het ‘risico’ aandurven om met een coalitie van specialisten te werken in
plaats van met een groot bureau. Kortom: ik geloof dat marktonderzoek
als specialisatie zal blijven bestaan. En binnen het vak marktonderzoek
zullen als gevolg van bovenstaande trend steeds meer specialisaties
ontstaan. De dominantie van fullservice-bureaus is daarmee voorgoed
geschiedenis. Dat is ook logisch, want hoe kun je in alles goed zijn? En al
ben je in alles goed, hoe maak je dat geloofwaardig? Hoe positioneer je
jezelf? En op operationeel vlak: hoe zorg je dat je door de jaren heen in
alles heel goed blijft?’
HANS LINGEMAN, MANAGING PARTNER VAN WINKLE
‘Marktonderzoekers moeten vooral goed zijn in marktonderzoek’
15
reaus die ik ken. Immers: van een adviseur wordt verwacht een positie
in te nemen, keuzes te maken en knopen door te hakken. Dit staat haaks
op de intrinsieke motivatie van de meeste onderzoekers die juist een
objectieve afstand willen - en misschien ook wel moeten - bewaren. Ook
hiervoor geldt eigenlijk weer het coalitieverhaal: organiseer jezelf in een
samenwerking met consultants en ga het vooral niet zelf doen. En als je
zelf consultant wilt zijn, stop dan met het vak marktonderzoek. Maak in
ieder geval een keuze.’
Toch lijkt onderzoek steeds minder een afgebakend vakgebied. Is er
sprake van branchevervaging?
‘Branchevervaging is een idee dat vooral leeft binnen de onderzoekwe-
reld. Daarbuiten bestaat er nauwelijks enige twijfel over marktonderzoek
en de rol ervan. Ook als je weer kijkt naar het coalitiedenken, zie je dat
verschillende disciplines prima kunnen samenwerken en een vakover-
schrijdend product kunnen leveren aan klanten. Dus mijn antwoord is ja
en nee. Ja, marktonderzoek is onderdeel van een groter geheel, waarin
disciplines als CRM, marketing, DM en onderzoek bij elkaar komen. En
nee, marktonderzoekers moeten vooral goed zijn in marktonderzoek.’
Van informatieschaarste gaan we steeds meer naar een informatie-
overvloed. Hoe moet het vak hiermee omgaan?
‘Omdat er veel informatie beschikbaar is, groeit de behoefte aan mensen
die deze informatie kunnen filteren, aanvullen, interpreteren en rappor-
teren in begrijpelijke taal. De nadruk verschuift enigszins van het ver-
zamelen van informatie naar activiteiten als filteren, interpreteren en
samenvatten. In innovatieonderzoek zie je een duidelijke trend naar par-
ticiperend onderzoek en een dialoog tussen eindgebruiker (respondent)
en bedrijfsleven (klant).’
Moeten marktonderzoekers minder vragen gaan stellen en meer gaan
luisteren en registreren? Alles wordt in het web 2.0-tijdperk immers
gemeten.
‘Marktonderzoekers vragen erg veel van consumenten. Dit is in mijn ogen
de belangrijkste oorzaak van de dalende respons. Ik geloof er sterk in dat
mensen het heel prettig vinden om hun mening te ventileren. Markton-
derzoekers kunnen dit initiële plezier verpesten door lange, saaie, irre-
levante en soms zelfs compleet onbegrijpelijke vragen voor te leggen.
Ik vind het onbegrijpelijk dat er vaak meer tijd wordt besteed aan het
bedenken van wetenschappelijk verantwoorde en valide vraagstellingen
dan aan respondentvriendelijke vraagstellingen. Daarom besteedt Win-
kle veel tijd en omzet aan het ontwikkelen van nieuwe onderzoeksme-
thoden die mensen als uitgangspunt hebben. Want als een respondent
deelname aan een onderzoek leuk en relevant vindt, dan zullen diens
antwoorden veel meer valide zijn. Over observeren: hier zijn markton-
derzoekers heel goed in. Ze doen het te weinig ondanks toenemende
vraag uit het bedrijfsleven. Ze denken te vaak: ‘Och hemel, hoe ga ik dat
allemaal interpreteren?’ Gewoon niet doen. Probeer het maar eens: laat
observaties op je inwerken, bespreek het in een multidisciplinair team,
toon je eigen kwaliteiten, en je ziet vanzelf dat uit de samenwerking met
andere beroepsgroepen gouden inzichten komen. We kijken in het onder-
zoekswereldje te weinig over de muren heen. Dat is spijtig, want het vak
is enorm in ontwikkeling en we hebben dagelijks nieuwe inspiratie nodig
om de uitdagingen te lijf te gaan. De oplossingen vinden we niet meer
binnen het vakgebied, maar erbuiten.’
Hans Lingeman heeft drie tips voor startende onderzoekers:
1 Kijk goed naar wat je wilt bereiken en waarin jouw kracht ligt.
Laat je niet opleiden als allrounder, maar zoek een rol die aansluit op
jouw talent. Daarin word je automatisch de beste en dat hou je het
langste vol.
2 Werk nooit alleen. Zoek samenwerkingspartners buiten
marktonderzoek. Behandel deze mensen als je vrienden, want je gaat
voor langere termijn met ze samenwerken. Selecteer de mensen die
jouw competentie aanvullen en maak een gezamenlijk verhaal voor de
markt.
3 Denk in kansen en vergeet bedreigingen. Het is onomstotelijk bewe-
zen dat mensen die openstaan voor kansen succesvoller zijn.
16
HET OVERZICHT
HET OVERZICHT
TEKST MIRJAM BROEKHOFF EN ROBERT HEEG
Vanaf 1 oktober mogen Nederlandse bedrijven geen ongevraagde mail
meer sturen aan niet-betalende klanten. 2gather creëerde daarom
een mailinstrument. Dit zorgt voor een positief contactmoment met
de klant en het levert een geautoriseerde mailinglijst. Het instru-
ment is bruikbaar voor ieder type bedrijf. De huidige afnemers zijn
vooral consultants, dienstverleners en marktonderzoeksbureaus.
Luud Zanoni, directeur van 2gather, vertelt dat hij voor zijn eigen bureau
zo’n tool nodig had. ‘Wij sturen onze klanten, maar ook prospects en re-
laties, regelmatig een nieuwsbrief. Nu de OPTA-wet er ligt, mag dat niet
meer: je mag alleen de betalende klant benaderen. Alle andere relaties
moeten door een dubbele opt-in: je moet als bedrijf toestemming vragen
én je moet ook aan kunnen tonen dat de klant ondubbelzinnig ‘ja’ heeft
gezegd. Dat was reden voor ons om een handige tool te ontwikkelen.
Deze stelt je in staat om aan al je relaties toestemming te vragen, terwijl
je ook meteen ziet wie er positief, negatief of niet heeft gereageerd.
2GATHER BENUT WETGEVING OPTA
Als gebruiker moet je zorgen voor een Excel bestand met daarin de aan-
hef, de naam en het emailadres van je relatie. Vervolgens upload je het
logo en de naam van je bedrijf. Je kunt ook een korte vragenlijst meestu-
ren: die zet je naar wens ‘aan’ of ‘uit’. Vervolgens verzendt onze server
de mails aan je klanten. Vanaf dat moment kun je op elk moment zien
hoeveel klanten er op welke wijze hebben gereageerd. Met de exportmo-
dule genereer je eenvoudig een bestand met namen en emailadressen
van mensen die niet benaderd willen worden. Ook staat in het bestand
wie er toestemming gegeven heeft en wie nog niet heeft gereageerd. Dit
kun je gebruiken voor een volgende mailactie.
Je kunt je afvragen of dit wel past bij een marktonderzoeksbureau. Dit
lijkt immers meer op een ICT-toepassing dan op een onderzoekstool.
Voor ons ligt het echter heel dichtbij. We willen primair handige infor-
matieoplossingen bieden aan onze klanten. Deze tool past in het werken
met databases en het ontwikkelen van hulpmiddelen daarbij.’
In 2004 ontwikkelden de industrieel ontwerpers van FLEX/TheIN-
NOVATIONLAB de Design Game. Sinds vorig jaar bieden zij dit
samen met marktonderzoeksbureau Blauw Research aan.
De game is bedoeld voor bedrijven die willen innoveren.
Abke Geels, industrieel ontwerper bij FLEX/TheINNOVATIONLAB, vertelt
dat de game oorspronkelijk is ontwikkeld voor producten en verpakkin-
gen. ‘Wij gebruikten als productontwerpers vaak de uitkomsten van kwali-
tatief consumentenonderzoek naar mogelijke nieuwe producten. Meestal
boden die ons als ontwerpers te weinig houvast, of te weinig inspiratie in
het creatieproces. Bij deze game is dat anders: tijdens het spel werken
we de ideeën van de consument meteen uit in ruwe productschetsen.
Dat is een interactief proces: wij maken schetsen met de informatie van
de consument en onze kennis van de techniek. De consument geeft daar
rechtstreeks commentaar op. Wij maken dan weer een nieuwe schets en
zo komen we tot een goede oplossing. Mijn ervaring in de verschillende
projecten is dat je per onderwerp vier sessies van twee uur moet spelen
om voldoende inzichten te krijgen in de motivaties, drivers en barrières
van de consument. Met die kennis kunnen we het definitieve ontwerppro-
ces efficiënter doorlopen. Dat is ook goedkoper voor onze klant.’
SPANNENDE STRIJD
‘De sfeer tijdens een game is geweldig,’ vult Sylvie Verbiest aan. Zij is
verantwoordelijk voor het innovatie-onderzoek bij Blauw Research. ‘Wij
creëren in het spel onderlinge concurrentie tussen teams. Die werken
onder grote tijdsdruk. Dit stimuleert de creativiteit enorm: er ontstaan
veel nieuwe ideeën die onderling heel kritisch worden bekeken, veran-
derd of aangevuld. Iedereen zet zijn kennis en ervaring in om te komen
tot een goed resultaat. Er heerst een plezierige, opgewonden sfeer. De
tussentijdse schetsen leveren veel op. Beelden worden namelijk verwerkt
in de ándere hersenhelft dan waar woorden en gesprekken worden ver-
werkt. Ook dat stimuleert de creativiteit. Ik adviseer deze game vooral bij
bedrijven die willen innoveren in brede zin. Als er al erg veel vastligt is dit
spel minder geschikt. Dan kan men beter werken met andere methodes
zoals Concept Works of groepsgesprekken.’
MIE-workshop 3-11
DESIGNGAME VERSNELT HET INNOVATIEPROCES
THEMA RESEARCH IN EEN NIEUWE ROL
2gather profiteert van dubbele opt-in
Brabantia is een van de opdrachtgevers voor dit spel
18
De consument is meer dan ooit in beweging. Steeds vernuftiger mo-
biele apparaten bieden ongekende marketingmogelijkheden. De mo-
biele revolutie brengt tegelijkertijd kansen en bedreigingen mee voor
het marktonderzoek.
Marktonderzoekers waarschuwen al jaren dat respondenten steeds
moeilijker telefonisch te bereiken zijn. Behalve het non-respons-pro-
bleem verruilen mensen massaal de vaste lijn voor de mobiele. De ironie
is dat de respondent beter dan ooit te traceren is, aangezien de heden-
daagse toestellen vrijwel alle met gps zijn uitgerust. Nieuwe bureaus
spelen daar handig op in. Zoals Sense Networks, een bedrijf dat belooft
de ‘echte wereld in real-time vast te leggen’. Op de jongste editie van
Picnic Amsterdam gaf CEO Greg Skibiski een opmerkelijke demonstratie
van mobiele meetkracht. Hij toonde hoe de gps-apparaten die we in onze
binnenzak meedragen patronen kunnen laten zien over bijvoorbeeld ons
uitgaansleven, onze favoriete restaurants en de hotspots in een stad op
elk gewenst tijdstip van de week. Ook al zijn deze innovaties voorlopig
omgeven door vele privacyvraagstukken, waarschuwden diverse Picnic-
sprekers dat zij veel traditionele onderzoeksmethoden gaan vervangen.
De Finse mobiele goeroe Tomi Ahonen (ex-Nokia) is ervan overtuigd dat
relevante, op het individu toegesneden aanbiedingen veel privacy-be-
denkingen zullen wegnemen: ‘Toon de consument de meerwaarde, en hij
De ongrijpbare consument van vandaag de dag vang je niet langer
met conventioneel marktonderzoek, maar door in dialoog te gaan met
de creatieve voorhoede.
MARE Research bedacht Sparks, een wereldwijd netwerk van 200 ex-
perts (de Sparks dus) op het gebied van onder meer industrieel design,
nieuwe media, sociologie, marketing, reclame, mode, technologie, archi-
tectuur en food. Sparks worden volgens connectivity director Pernille
Jensen ‘on demand’ ingezet om insights te leveren die merken helpen
groeien en vernieuwen. Elke Spark fungeert als ‘connectivity radar’ en
haalt continu informatie en inzichten uit verschillende netwerken. Het is
een ander soort marktonderzoek voor een tijd waarin marktlandschap en
verwachtingspatroon van de consument drastisch zijn veranderd, aldus
Jensen. ‘De consument gedraagt zich schizofreen, trends zijn vluchtig
en er is een overdaad aan bronnen. Het is voor merken daarom moeilijk
om op het juiste moment te weten op welke tendens men wil inspelen.
Bovendien zijn consumenteninzichten niet altijd toereikend om de mar-
ketingvraagstukken van onze klanten te beantwoorden.’ In plaats van te
achterhalen wat de consument kenmerkt, zoals conventioneel markton-
derzoek doet, moeten Sparks volgens Jensen helpen begrijpen wat de
consument drijft. ‘Daarom kijken wij over markten en grenzen heen.
Door continue verbondenheid met de klant, diens doelgroep en de
wereld daaromheen, plaatsen wij kwalitatief onderzoek in een breder
perspectief; van een klein deel in de keten van het marketingproces
naar een continu onderdeel van het marketingproces.’ Ook de manier
waarop Sparks informatie terugkoppelen onderscheidt zich. Liever dan
een doorgeefluik te zijn van consumentenuitspraken, bedenken ze bij
MARE Research voor ieder project vanuit welke invalshoek klanten ge-
inspireerd kunnen raken. ‘Door Sparks in te zetten als aanvulling op
kwalitatief onderzoek ontstaat er een dynamische wisselwerking tus-
sen wat de consument drijft en hoe merken volgens de experts het
beste hierop kunnen inspelen. Het is in feite een constant proces van
connecting the dots.’ Door zo verbonden te zijn denkt het Amsterdam-
se bureau beter in staat te zijn de doelgroep te begrijpen. Niet alleen
het luisteren naar die doelgroep vinden ze bij MARE Research belang-
rijk, maar vooral het juist interpreteren van wat er wordt gezegd. ‘Bo-
vendien is ‘connectivity’ essentieel om resultaten in de juiste context
te plaatsen. Alleen dan ben je als bureau in staat goed advies uit te
brengen; advies waar de klant verder mee kan, dat bruikbaar is. Op zich
is dit niets nieuws, maar bij MARE Research hebben we onze bedrijfs-
structuur, -cultuur en productportfolio aangepast aan deze visie.’
SPARKS VERBINDEN DE STIPPEN
HET OVERZICHT
HET OVERZICHT
zal ervoor gaan.’ En Eastman Kodak’s marketingdirecteur Jeffrey Hayz-
lett zei op Picnic dat de fotogigant tegenwoordig zijn mobiele sociale
netwerken zo vernuftig inzet dat de informatie vanzelf binnenstroomt.
‘Bepaalde vormen van marktonderzoek hebben we straks echt niet meer
nodig.’
In contrast met de nieuwe onderzoektoepassingen blijkt dat merken en
marketeers nog maar weinig weten van het nieuwe medium. Uit recent
onderzoek van Neo@Ogilvy (de digitale tak van Ogilvy) onder Europese
media-beslissers blijkt dat slechts 4% aan mobiele marketing doet. Om
helderheid te brengen in de mobiele markt publiceerden webanalysebu-
reau Nedstat en de bekende auteur Eric Peterson afgelopen zomer het
white paper The Truth about Mobile Analytics. ‘Er is vraag naar mobiele
analyses van klanten die naast hun ‘klassieke’ online aanwezigheid ook
mobiele sites runnen,’ vertelt Ulrike Ziegler VP Marketing bij Nedstat.
Het white paper, dat wereldwijd interesse genereerde, behandelt onder
meer de misleidingen die vaak gebruikt worden om analytics-kopers te
verwarren, aldus een van de samenstellers. ‘Mobile is gewoon een extra
kanaal, een verlengstuk van het bestaande web, maar dan op een klei-
ner scherm. Een analytics-oplossing moet de mogelijkheid bieden om
een geïntegreerd overzicht te krijgen van deze kanalen, en tonen hoe ze
elkaar aanvullen.’
DE MOBIELE RESPONDENT
THEMA RESEARCH IN EEN NIEUWE ROL
20
Notoir moeilijk te bereiken, vluchtig, extreem trendgevoelig; jongeren
blijven het schrikbeeld van menige onderzoeker. YoungWorks denkt
met Trendport het ultieme portaal naar die grillige belevingswereld
te hebben geopend.
YoungWorks’ Trendport belooft de meest actuele en complete informa-
tie van en over jongeren tussen de 12 en 24 jaar in kaart te brengen. De
site beschrijft trends en verzamelt onderzoeken en profielen, die vaak
worden gekoppeld aan praktijkadviezen. Op verzoek kunnen trendses-
sies worden geregeld met jongeren uit een speciaal geselecteerd en
getraind TrendTeam; dit zijn vooroplopende jongeren uit de doelgroep
die melden wat hen opvalt. Trendport is niet opgezet omdat traditioneel
marktonderzoek de jongeren niet zou bereiken, maar Judith Lieftink, se-
nioradviseur bij YoungWorks, heeft wel haar twijfels over de gehanteerde
methodiek. ‘Ik merk dat bedrijven vaak hun heil zoeken in kwantitatief
onderzoek. Hoewel dit goedkoper is, leer je hierdoor minder over ach-
terliggende motivaties en meningen van jongeren. Het is ook een ge-
vaar dat ‘de jongere’ als een homogene groep wordt gezien. Daarom is
het voor onderzoek en communicatie naar, en voor jongeren belangrijk
om verschillende methodieken te combineren. Een tool als YoungWorks
Trendport helpt bedrijven op een laagdrempelige manier helemaal op de
hoogte te blijven.’ Trendport verzamelt alles wat met jongeren en jonge-
rencultuur te maken heeft; van (langlopende) trends zoals authenticiteit
en online/offline gedrag, signalen en kleine interessante ontwikkelingen,
tot profielen van jongeren. Daarnaast worden veel uiteenlopende feiten
verzameld over bijvoorbeeld mediagebruik, studiekeuze en werk, en ri-
sicogedrag. Lieftink: ‘Het mooie aan deze portal is dat je zowel de ‘early
adopters’ volgt (door middel van de signalen) als de mainstream jongere
(door de profielen). Deze content wordt deels door onszelf verzameld en
deels door ons TrendTeam.’ Bij het jongerencommunicatiebureau vinden
ze overigens niet dat marktonderzoekers hun vragenlijsten in de prul-
lenmand moeten gooien. ‘Ik vind het wel belangrijk dat er veel gemeten
wordt, kennis is tenslotte macht. Alleen lijken alle onderzoekjes elkaar
soms tegen te spreken. In mijn optiek is het sterker om te observeren,
jongeren daar op te zoeken waar ze komen, en hen zelf aan het woord
laten. De valkuil van veel bedrijven en onderzoekers is dat er alleen maar
óver en niet mét jongeren wordt gepraat. Wij proberen de klant altijd zelf
in contact te brengen met de jongere en daarom vinden wij het belang-
rijk dat een portal als Trendport vooral door jongeren zelf wordt gevuld.
Uiteindelijk zijn wij natuurlijk wel verantwoordelijk voor reflectie hierop
en doorvertaling voor de klant.’
TRENDPORT GEEFT JONGEREN EEN STEM
HET OVERZICHT
THEMA RESEARCH IN EEN NIEUWE ROL
22 THEMA RESEARCH IN EEN NIEUWE ROL TEKST MIRJAM BROEKHOFF
‘Marketeers zijn vaak gelijkgestemde professionals. Ze werken als ex-
pert samen met andere deskundigen aan gezamenlijke bedrijfsdoelen.
In dat proces ontstaan al snel gedeelde opvattingen over wie de klant is
en wat de klant wil. Dat is heel menselijk en ook zeker niet verkeerd: je
maakt deel uit van hetzelfde systeem en dus ontwikkel je gezamenlijke
normen en visies die passen bij het type werk dat je doet. Tegelijk moet
je als marketeer vaak zorgen voor succesvolle vernieuwingen. Je moet
ervoor zorgen dat de producten zich onderscheiden in een overvolle
markt. En dat lukt niet als je door blijft denken in hetzelfde kader. Je
moet het juist anders gaan doen.’
‘Meestal gaat het niet om grootscheepse innovatie, maar om het aan-
passen van details. Bijvoorbeeld een potje jam kan een consument
overal kopen. Maar welke jam hij kiest, hangt af van zijn gevoel. Bij de
meeste bedrijven is er veel formele kennis aanwezig over de klanten
maar ontbreekt een goed inzicht in het gevoel. De eerste vraag van
opdrachtgevers aan ons, als kwalitatief bureau, is dan ook vaak om die
inzichten te verzamelen. Dat is ook onze core business: goed kijken,
analyseren en rapporteren. Niets mis mee, natuurlijk, maar het blijft
dan bij kennis. Dat is niet genoeg. Wij nodigen daarom onze klanten,
vaak marketeers, daarom nadrukkelijk uit om samen met klanten aan
het werk te gaan. Dat geeft een doorvoelde beleving die je als marke-
teer inspireert. Met die ervaring is het makkelijk om een volgende stap
te zetten.’
Ferro engageert de klant
‘Een marketeer die zelf iets meemaakt heeft een veel
diepere ervaring dan iemand die een rapport leest’
KWALITATIEF ONDERZOEK
‘Als bureau zijn we wel in de eerste plaats kwalitatieve marktonder-
zoekers. Ons vak is het inzetten van de juiste technieken om inzicht te
krijgen in de consument. Daarbij moet je altijd door een barrière van
rationalisaties heen. Vraag bijvoorbeeld aan een respondent: ‘Waarom
heeft u uw abonnement opgezegd?’ en je krijgt als antwoord ‘Ik vond het
te duur.’ Een rationeel antwoord, dat in wezen ook klopt: deze persoon
kreeg te weinig waarde voor zijn geld. Maar daarmee weet je nog niet
waar dat gebrek in waarde door komt: is de respondent dramatisch in in-
komen achteruitgegaan, is zijn levensstijl veranderd of was het product
van onvoldoende kwaliteit?’
‘Directe vragen leiden de respondent langs de bekende neurale netwer-
ken. Dat zijn platgetreden paden van veelgebruikte rationalisaties van
het eigen gedrag. Je krijgt een soort ‘standaardantwoord’, dat helemaal
niet juist hoeft te zijn. De feitelijke situatie bepaalt namelijk iemands me-
ningen en gedrag. Dat zit zo: als je midden op de dag aan iemand vraagt:
‘Eet u’s avonds voor de televisie chips?’, dan zegt hij ‘nee’, omdat hij
denkt aan het feit dat hij daar te dik van wordt. Maar op het moment dat
de respondent ’s avonds na een dag hard werken voor de televisie zit,
dan kan hij heel goed van mening zijn dat hij nu eens een ‘lekker bakje
chips’ heeft verdiend. Mogelijk eet hij zelfs een hele zak leeg zonder daar
goed over na te denken. Normen, waarden en gedrag zijn dus situatie-
afhankelijk. Een ander, zeer bekend, nadeel van directe vragen is dat je
Ferro MCO is een van de meest vernieuwende bureaus voor kwalitatief marktonderzoek in Nederland. In 2008 won het bureau de‘best paper award’ van ESOMAR. In 2009 werden ze genomineerd voor de MOA-onderscheiding ‘Bureau van het jaar’. Managing partner Jochum Stienstra vertelt hoe hij zijn klanten inspireert.
23
op zoek gaat naar de antwoorden die je zelf verwacht. Je exploreert te
weinig de eigen belevingswereld van je respondent. Daarom zetten wij
mensen zelf aan het werk met middelen zoals psychodrawing, collages,
fotosorts, omgekeerde waardeladders, vrije associatie, storytelling en
dergelijke. De consument creëert zelf een beeld en maakt daardoor zon-
der belemmeringen inzichtelijk hoe zijn belevingswereld is.’
COMFORT ZONE
‘We willen dat onze opdrachtgevers werkelijk profijt hebben van de in-
zichten die we kunnen bieden, dat ze geïnspireerd worden om weer crea-
tief te zijn. Om dat te bereiken moet iemand uit de ‘comfort zone’ gehaald
worden. Dat betekent: opvattingen loslaten over wat ‘iedereen vindt’ of
‘wat de onderscheidende producteigenschappen zijn’ om vervolgens zelf
op zoek te gaan naar een nieuwe invalshoek. Onze opdrachtgevers wil-
len dat zeker maar ze vinden het tegelijkertijd ook lastig. Je moet nu
eenmaal uit je vertrouwde wereld stappen, risico nemen en onder ogen
zien dat jouw opvattingen misschien niet helemaal juist zijn. Als bureau
maken we dit gemakkelijker voor hen. We leggen uit dat je als marketeer
deel uitmaakt van het bedrijfssysteem - en dat overlapt vrijwel niet met
het systeem van de consument. We vertellen ook dat er vaak vaste waar-
den zijn in beide systemen: bedrijven werken met erkende benchmarks
en consumenten hebben vaak ook een duidelijk beeld over de eisen die
ze stellen aan een bepaald product. Ook leggen we uit dat een vernieu-
wend idee altijd weerstand oproept van de gevestigde consumenten: het
past namelijk niet in hun opvattingen van ‘hoe het hoort’. Tegelijk laten
we zien dat je kracht kunt ontlenen aan de minderheid die een bepaald
concept wèl aansprekend vindt. Zij ervaren iets positiefs. Als je in beeld
krijgt wat dát is dan kun je er je voordeel mee doen.’
‘Om de opdrachtgever te engageren nodigen we hem of haar nadrukke-
lijk uit om deel te nemen aan onze workshops en op die manier betrokken
te raken bij het onderzoek. In de workshops onderzoeken we zowel de
eigen beleving en opvattingen van de marketeer als de ervaringen en
gevoelens van consumenten. Dat heeft resultaat: een marketeer die zelf
iets meemaakt heeft een veel diepere ervaring dan iemand die een rap-
port leest. Meestal reageren klanten positief op deze uitnodiging. In veel
gevallen wilden ze eigenlijk ook zoiets meemaken maar hadden ze vaak
zelf nog niet aan de mogelijkheid gedacht of er gewoonweg nog geen
prioriteit aan toegekend.’
COMPETENTIES
‘Deze manier van werken daagt onszelf ook uit. Naast onze basiskwali-
teiten: empathie, waarnemen en analyseren moeten we ook andere vaar-
digheden ontwikkelen. Goede workshops vragen ook leiderschapscom-
petenties en creativiteit. Als workshopleider speel je echt een andere rol
dan als zuivere onderzoeker. Je moet beter in staat zijn om de gevoelens
van respondenten te koppelen aan het bredere kader van klant. Met die
kennis kun je de gebeurtenissen de juiste kant op sturen. Omdat onze
workshops echt relevant moeten zijn, werken we ook vaak samen met
anderen. In een creatieve workshop halen we er bijvoorbeeld ontwerpers
bij. Of bij tegenvallende verkopen roepen we de hulp in van een hard-
core marketeer. Dat bevalt ons heel goed: als je met de juiste personen
samenwerkt dan ontstaat er echt iets nieuws, dan inspireer je elkaar en
de klant. Voor onze opdrachtgevers is dit overigens niet altijd vanzelf-
sprekend: zij denken vaak nog in aparte silo’s. Bijvoorbeeld: ‘Nee, voor
consultancy heb ik nu geen geld.’ Dan moeten wij dus als bureau op zoek
naar een creatieve oplossing om toch ook de blik van de consultant in de
workshop te krijgen. Daarbij willen we overigens zelf geen consultants
zijn. Wij zijn echte marktonderzoekers: we leveren inhoud en bieden die
zo aan dat de gebruiker er veel plezier van heeft.’
Foto: Eva Nadine
Jochum Stienstra geeft op 3-11 een workshop op het MIE
40 THEMA RESEARCH IN EEN NIEUWE ROL TEKST ROBERT VAN OSSENBRUGGEN
Ontwikkelingen in het post-NOPVO tijdperk
VAN VERZAMELEN VAN DATA NAAR LEVEREN VAN KLANTINZICHTEN
41
De discussies en initiatieven die zich hebben ontvouwd sinds het NOPVO,
met als voorlopige climax de lancering van het MPI (MOA’s Panelinsti-
tuut), focussen zich op het meetbaar maken van paneloverlap en panel-
druk, fenomenen die de kwaliteit van online onderzoek ernstig in gevaar
lijken te brengen. Het omvangrijke initiatief suggereert dat de kwaliteit
van online panelsurveys te verbeteren is door aan een aantal knoppen
te draaien. In de discussie lijkt echter een cruciaal signaal genegeerd te
worden: de survey is steeds lastiger in te passen in de moderne maat-
schappij.
Het fundament van vragenlijstonderzoek is namelijk gebouwd rondom
een welwillende respondent. Ofwel een persoon die rustig de tijd neemt
de door de onderzoeker bedachte informatie tot zich te nemen, deze te
overpeinzen en de resultante van dit stukje breinwerk in te passen in de
antwoorden die - wederom - de onderzoeker heeft bedacht. Dit ideale
gedrag wordt ook wel ‘optimizing’ genoemd en is een voorwaarde voor
betrouwbare data. De tegenhanger van ‘optimizen’ wordt ‘satisficen’ ge-
noemd. Satisficing gedrag komt er in het kort op neer dat de respon-
dent zichzelf met minimale inspanning door de vragenlijst heen loodst.
De focus ligt momenteel op panelleden die dergelijk ongewenst gedrag
vertonen of überhaupt weigeren een vragenlijst in te vullen. Maar die
panelleden zijn niet de oorzaak van de zogenoemde ‘panelperikelen’,
maar slechts een symptoom van een snel veranderende wereld die om
uiteenlopende redenen steeds meer satisficing gedrag en non-response
uitlokt.
POTGROENTEN EN SHAMPOO-CONCEPTEN
Onderzoekers hebben de neiging om consumenten te behandelen zoals
in de methodeboekjes staat beschreven. Volgens die boekjes worden
respondenten aselect getrokken uit een populatie. Maar we hebben het
hier niet over knikkers uit een vaas, maar over mensen die zich steeds
meer moeten heenworstelen door een jungle van reclame, email, instant
messaging, narrow casting en tal van andere prikkels. Mensen die steeds
vaker leven op een welvaartsniveau dat zich op de hoogste regionen van
de Maslow-piramide bevindt. Mensen die hun meest schaarse goed – tijd
– zo goed mogelijk proberen te verdelen tussen privé en werk, gezin en
vrienden, de echte en de virtuele wereld. Marketeers praten congres-
sen vol over hoe zij consumenten kunnen bereiken en raken. Relevantie,
toegevoegde waarde en vertrouwen zijn daarbij de sleutelwoorden. Veel
marktonderzoekers lijken echter nog steeds in de veronderstelling dat zij
in een ander vakgebied opereren dan hun marketingbroeders en voelen
zich niet geroepen tot enige aanpassing. Voor juist die marktonderzoe-
kers wordt het dan ook hoog tijd om zich af te vragen in hoeverre het
verzoek om vragenlijsten in te vullen over potgroenten, nieuwe sham-
poo-concepten en verzekeringspakketten zich verhoudt tot clutter, welke
positie het beantwoorden van enquêtes heeft op de Maslow-piramide en
vooral welk type persoon prioriteit geeft aan vragenlijsten invullen boven
ontelbaar andere mogelijke activiteiten. Het antwoord is eenvoudig: de
groep die bereid is om tijd te besteden aan een activiteit zonder relevan-
tie wordt alleen maar kleiner. Dat betekent dat de inzetbaarheid van de
survey ook steeds beperkter wordt.
Online panels zijn sinds een aantal jaren hét zorgenkindje van de branche. Logisch dat momenteel de panels
onevenredig veel aandacht krijgen, want het merendeel van de omzet in marktonderzoekland wordt gemaakt
met onderzoek gebaseerd op dit type onderzoek. Maar degenen die alle pijlen richten op het in stand houden
van het huidige panelmodel, zouden wel eens flink de boot kunnen missen. Aan alle kanten zijn er ontwikke-
lingen gaande die het onderzoeksvak beter laten matchen met de eisen van de beslissers van vandaag.
En die ontwikkelingen hebben niets met panels te maken…
42
BRICOLAGE
Gelukkig groeit de gereedschapskist van de marktonderzoeker explosief.
Een aantal jaren geleden dekte de indeling ‘kwalitatief’ en ‘kwantitatief’
nagenoeg het gehele vakgebied. In het afgelopen decennium is de kist
echter uitgegroeid tot een garage vol gereedschap en het einde is nog
lang niet in zicht. Klantinformatie wordt niet meer alleen gedestilleerd uit
vraag-antwoord-methoden, maar steeds meer uit kwalitatieve observatie
(zoals etnografie, semiotiek en cool hunting) en analyse van informatie
uit interne databases en web content. Hierdoor behoren tot voor kort op
zichzelf staande domeinen als database marketing, web analytics, social
media en culturele antropologie steeds meer tot het werkveld van de
onderzoeker.
Marktonderzoek heeft zich ontwikkeld vanuit informatieschaarste. Maar
de rigoureuze groei van methoden en technieken om klantinzicht te ver-
werven heeft gezorgd voor informatieovervloed. Dat brengt een belang-
rijke uitdaging voor de branche met zich mee: het bij elkaar brengen van
alle beschikbare bronnen tot één coherent plaatje zodat de eindgebrui-
ker verstandige beslissingen kan maken. Dit wordt ook wel ‘bricolage’ of
‘eclecticisme’ genoemd. Moderne klantgerichte bedrijven zoals Robeco
Direct, KPN en Heineken passen deze benadering al met succes toe: de
(potentiële) klant wordt in kaart gebracht aan de hand van een continue
mix van input uit klantadviesraden, database analyses, call centres, co-
creatie sessies, cool hunting en meer. Het interessante van deze bedrij-
ven zit ‘m niet zozeer in de methoden die zij gebruiken, maar meer in de
manier waarop ze met de verkregen inzichten omgaan.
Zoals weergegeven in de tabel, hanteren ‘bricoleurs’ een aanpak die op
een aantal fundamentele punten afwijkt van het klassieke marktonder-
zoek. Niet alleen worden bronnen geïntegreerd, de activiteiten zijn ook
meer continu van aard, de verantwoordelijkheid ligt meer bij de marke-
teers zelf, er worden vaker kwalitatieve methoden gebruikt, men zit dich-
ter op de huid van de consument en interpretatie en het vertalen naar
concrete toepassingen krijgt een prominentere plaats. Bij de eclectische
aanpak wordt maar al te duidelijk dat onderzoek slechts een middel is en
geen doel op zich. Vandaar dat marktonderzoekafdelingen steeds vaker
worden omgedoopt of opgaan in afdelingen ‘marketing intelligence, ‘cus-
tomer insight’ of ‘consumer understanding’.
INFORMATIEPUZZEL
Deze transformatie heeft uiteraard invloed op de vereiste competenties
van de marktonderzoeker. David Smith merkt in het eerste hoofdstuk van
ESOMAR’s Market Research Handbook dan ook terecht op dat markton-
derzoekers zullen moeten leren hoe zij hun onderzoeksresultaten kunnen
integreren in de gigantische puzzel van informatie die vandaag de dag
beschikbaar is binnen organisaties. Volgens Smith dwingt dit de branche
om een denk- en werkkader te ontwikkelen ‘that can accommodate a
mixed array of ‘formal’ and ‘informal’, and ‘hard’ and ‘soft’ customer evi-
dence into the evidence-based decision-making process’.
Hoewel de zoektocht naar deze technieken nog niet formeel op de agen-
da van de marktonderzoekgemeenschap staat, is een aantal vernieu-
wende bureaus de nieuwe terreinen voor het verwerven van klantinzicht
aan het verkennen. Volgens marktonderzoekvisionair Ray Pointer heb-
ben partijen die de holistische visie, zoals beschreven door David Smith
toepassen, veel met elkaar gemeen:
• Ze hebben een intuïtief begrip van technologie en
communicatievormen
• Ze gebruiken technologie als innovatievehikel
• Ze zijn bereid af te wijken van conventies
• Ze hebben lef
Inderdaad, niet de kenmerken waar het klassieke marktonderzoek vol-
wassen mee is geworden. Marktonderzoekers zijn opgevoed met ro-
buustheid, betrouwbaarheid en validiteit als basiscriteria. Die criteria
zullen altijd belangrijk blijven, maar als ze de mind set blijven domineren
betekent dit dat een aanpak eerst bewezen of gestandaardiseerd moet
zijn voordat het wordt omarmd. Het gevolg laat zich raden: zij die blijven
vasthouden aan de academische conventies zullen worden gepasseerd
door degene die de onontgonnen terreinen van het vakgebied durven
te betreden.
SNACKBAR HENKIE
De survey is lange tijd gezien als een ‘one size fits all’-methode. Voor
de grote bureaus is de survey bovendien de drijvende kracht achter het
business model. Maar het ziet er naar uit dat dit de komende jaren dras-
tisch gaat veranderen. Naarmate de toolbox groter wordt, zal de nieu-
we rol van marktonderzoek steeds meer neigen naar het op logische
wijze bij elkaar brengen van alle beschikbare informatiebronnen zodat
de overdaad aan informatie inzichtelijk en begrijpelijk wordt. Onderzoe-
kers ambiëren al lang een positie van adviseur en sparringpartner. Als
zij deze rol daadwerkelijke willen invullen is het ‘bricolage’-model veel
aantrekkelijker dan het verouderde dataverzamelingmodel.
Hoopgevend is dat een groeiend aantal onderzoekbureaus het goede
voorbeeld geeft met het verkennen van nieuwe domeinen en klanten
helpt met het creëren van een ‘360 graden’-beeld van haar doelgroe-
pen. Ik hoop van harte dat deze bureaus niet als een Snackbar Henkie
worden gezien die een snelle en ongezonde hap bij de klant naar bin-
nen proberen te werken, maar eerder als een nouvelle cuisine die de
smaakpupillen verrast, inspireert en uiteindelijk helpt met het bouwen
van sterke merken, het genereren van loyale klanten en ontwikkelen van
waardevolle innovaties.
NB Hoewel een interessante discussie op zich, is in dit artikel geen onderscheid
gemaakt tussen de begrippen ‘klant’ en ‘consument’; deze begrippen worden dan
ook door elkaar gebruikt.
KENMERKEN VAN KLASSIEK MARKTONDERZOEK VERSUS BRICOLAGE
KENMERK
1 aanleiding
2 doel
3 eindverantwoordelijkheid
voor klantinzichten
4 basiscriteria
5 basismethodologie
6 accent op
7 gebruikte bronnen
8 voorkennis van markt
9 verhouding
onderzoeker-consument
10 proces
KLASSIEK MARKTONDERZOEK
project- vraaggebonden, ad hoc
kennis, waarheidsbevinding (weten dat)
marktonderzoek
methodologische zuiverheid: objectiviteit,
betrouwbaarheid, validiteit
vragen stellen, methoden afkomstig uit sociale
wetenschappen
kwantitatief onderzoek (surveys), cijfers
1 (indien meerdere volgtijdelijk)
weinig (onderzoekers vooral methodische kennis)
afstand
gestandaardiseerd en gecontroleerd
‘BRICOLAGE’
continu, antennefunctie
insights genereren & valideren, holistisch beeld consument (weten waarom)
marketing / teams (bijv. design, product management, R&D,
marketing intelligence)
toegevoegde waarde voor de business: begrijpen, toepasbaarheid,
onderscheidend vermogen
mix: vragen stellen, observatie, analyse secundaire bronnen, meten van
onbewuste processen
kwalitatieve technieken, duiding
meerdere (gelijktijdig)
veel (marketeers veel inhoudelijke kennis van markt)
op de huid, participatie
organisch en dynamisch
44 TEKST MARCO SODDERLAND, MILLWARD BROWN
Nederlanders blijven, ondanks het huidige economische tij, nog altijd
vertrouwen houden in hun eigen bank.
Tijdens die eerste maanden van de economische crisis gaf steeds 14%
à 15% aan minder vertrouwen in de eigen bank te hebben. De laatste
meting vertoont hierin een kleine stijging (19%). Ook is er een stijging
waarneembaar in het vertrouwen in buitenlandse banken. Begin 2009
vond 18% dat buitenlandse banken onbetrouwbaar zijn, nu is dat opge-
lopen tot 23%.
Daling aantal consumenten dat zich meer zorgen maakt over de
financiële toekomst van Nederland.
Er lijkt wat meer ruimte voor optimisme. In de eerste maanden van de
economische crisis maakte ruim de helft (51%-52%) van de Nederlan-
ders zich meer zorgen over ’s lands financiële toekomst; inmiddels lijkt
hier sprake van een lichte daling (44%). Het vertrouwen in de eigen fi-
nanciële toekomst houdt hiermee niet helemaal gelijke tred. Dit is in het
voorbije jaar ongewijzigd gebleven: ongeveer een derde van de Neder-
landers maakt zich nog steeds geen of nauwelijks zorgen over de eigen
financiële toekomst (35%).
Tanende interesse in financieel nieuws.
In de eerste maanden van de economische crisis hield de helft van de Ne-
derlanders het nieuws rond de crisis extra goed in de gaten. Eind januari
2009 was er al een terugval in interesse (42%) en op dit moment geeft
nog een derde van alle Nederlanders aan nieuws over de economische
crisis extra goed te volgen (34%).
Afnemend vertrouwen in overheidsingrijpen.
Eind 2008 vond tweederde van de Nederlanders dat de gevolgen van de
economische crisis veel erger zouden zijn geweest, als de overheid niet
zou hebben ingegrepen (65%). Dat percentage zakt langzamerhand, van
61% begin 2009, tot 50% op dit moment.
Gevolgen in persoonlijk leven meer manifest.
Ofschoon het aantal Nederlanders dat zich zorgen maakt over de eigen
financiële toekomst gelijk is gebleven en er steeds minder mensen zijn
die zich zorgen maken over de financiële toekomst van het land, zien we
dat meer mensen dan in het begin van het jaar zeggen de crisis in het
persoonlijk leven te merken (was 29%, is nu 35%).
Financieel Weerbericht
Het is weer een goede tijd om een huis te kopen
Huis kopen: ja, huis verkopen: nee!
In het begin van de crisis vond nog niet één op de vijf Nederlanders het
een goede tijd om een huis te kopen (17%). In februari 2009 was dat al
gestegen tot 38%. Nu is ruim de helft van oordeel dat het een goede tijd
is een huis te kopen (52%).
Meer beleggen
Het klimaat om te beleggen lijkt in de ogen van de Nederlandse consu-
ment te zijn verbeterd; ten opzichte van het vorige Financieel Weerbe-
richt vindt een groeiend aantal Nederlanders dat het nu een goede tijd
is om meer te gaan beleggen (20% tegenover 14%). Vooral het aantal
mensen dat het eens is met de stelling, dat het een goede tijd is om juist
mínder te beleggen, lijkt af te nemen. Van augustus 2008 tot en met fe-
bruari van dit jaar vond ongeveer de helft het een goede tijd om minder
te beleggen (49%-51%). Het laatste Financieel Weerbericht toont dat
nog een derde van de Nederlanders het hiermee eens is (35%).
Meer sparen
52% van de Nederlanders vindt dat het een goede tijd is om meer te
sparen. Vergeleken met het vorige Financieel Weerbericht, is er sprake
van afname; toen waren nog drie op de vijf het hiermee eens (61%). Na
een periode van een stijgende trend, zitten we weer op het niveau van
oktober 2008.
Het Financieel Weerbericht is een onderzoeksinstrument dat in-
ventariseert hoe Nederlanders aankijken tegen actuele ontwik-
kelingen in de financiële en economische wereld. Ook worden
financiële activiteiten gemeten zoals sparen, lenen of beleggen,
en welke instellingen het volgens de consument het beste doen.
De vragenlijst omvat een aantal vaste vragen, maar ook vragen
met betrekking tot actuele thema’s.
Voor elke peiling ondervraagt Millward Brown een steekproef van
800 leden uit het online onderzoekspanel. Dit panel omvat ruim
25.000 personen en vormt een goede afspiegeling van de Neder-
landse bevolking en is op een groot aantal punten representatief
voor Nederlanders van 18 jaar en ouder. Belangrijke variabelen
hierbij zijn de bankrelatie van de respondenten.
Sinds het derde kwartaal van 2008 publiceert Millward Brown elk kwartaal resultaten van het Financieel Weerbericht.
Deze editie van het Financieel Weerbericht beschrijft opvallende uitkomsten tussen augustus 2008 en vandaag.
45
In de afgelopen maand heb ik een pressure
cooker meeting, face-to-facegesprekken en
creatieve sessies met internisten gemode-
reerd. Als ik dit aan collega-marktonderzoekers
vertel, dan trekt niemand daar zijn wenkbrau-
wen bij op. Maar als ik dit zo opschrijf, dan re-
aliseer ik me dat mijn vak er tien jaar geleden
heel anders uitzag.
Wat dat betreft zijn wij marktonderzoekers
net gewone mensen. Ook in de rest van de
samenleving is de diversiteit enorm toegeno-
men. Denk eens aan een supermarkt vele jaren
geleden. Je had keuze uit één merk pindakaas,
één merk koffie en, als je echt een vooruitstre-
vende winkelier trof, misschien twee merken
bier. Je hoorde niemand klagen.
Langzamerhand begon onze wereld onder
invloed van radio en televisie groter te worden.
Mensen gingen reizen en al snel ontstond er
een collectief besef dat er meer op deze wereld
was. De vraag groeide, en daarmee het aan-
bod, en soms andersom. Nu is het vechten om
schapruimte en aandacht van de consument.
COLUMN LIDWIEN VAN DE VEN
CUSTOMIZE!
Toch blijkt ook dit geen ideale situatie. Het
aanbod is zo overweldigend groot dat het een
beetje teveel wordt. Sterker nog, het levert
een behoorlijke stress op. En daar zaten we
nu net niet op te wachten als veeleisende
consument. We vermijden deze stress door
voor het oude vertrouwde te kiezen. Of door
te shoppen in winkels zonder merken, met een
betrouwbaar of gezond imago, zoals Marqt,
een supermarkt rondom het thema echt eten.
Ook reageren we onze keuzestress af door
onszelf onafhankelijk te wanen van het aan-
bod, door het aanbod zogenaamd zelf te creë-
ren. Bedrijven zoals Telfort, Heineken en Nike
spelen hier slim op in en hebben alemaal een
afdeling Jou – een beetje merk en een beetje
van jezelf. Customize! en creëer je eigen ‘pok-
kie’, flesje of sneaker.
Ook in het onderzoeksvak is de tijd gekomen
dat de vraag bepalend is voor het soort onder-
zoek. Waar zijn de tijden gebleven dat kwan-
titatief en kwalitatief onderzoek twee heldere
en aparte onderzoeksproducten waren? Dat
de marktonderzoeker de klant een bepaald
product adviseerde op basis van de onder-
zoeksvraag? Nee, tegenwoordig wordt de opzet
van het onderzoek gecustomized voor de klant,
zodat het past bij zijn achtergrond, zijn functie,
zijn markt en, niet onbelangrijk, zijn product.
Er leiden vele spreekwoordelijke wegen naar
Rome, en daarom kan het zo maar gebeuren
dat ik niet alleen face-to-facegesprekken doe,
maar ook deskresearch pleeg en een consu-
mentensurvival leid.
De rol van de onderzoeker in deze wirwar van
mogelijkheden lijkt aan de ene kant steeds
onbelangrijker - er is al zoveel informatie -
maar is daarom ook juist belangrijker. Want wie
heeft de sleutel tot al deze bronnen, wie heeft
het overzicht? Juist ja, de onderzoekers. Wij
hebben de chopper view, kunnen een gedegen
analyse loslaten op de informatiebrij en de syn-
these maken. Dat is de uitdaging waar we voor
staan: flexibel en innovatief zijn, de klanten een
stap voorblijven.
46 TEKST ISABELLA VOSKUYL
Zo’n tien jaar geleden redeneerden bedrijven als Philips en KPN nog
volop vanuit de technologie. Tegenwoordig nemen deze bedrijven nau-
welijks nog een beslissing zonder de klant centraal te stellen. Con-
creet betekent dit dat klantinzicht bij deze bedrijven het startpunt
vormt van alle organisatieactiviteiten – uiteraard met als doel beter
in te kunnen spelen op de behoeftes en de belevingswereld van de
klant of consument. Steeds meer bedrijven ondergaan een dergelijke
transformatie. De onderzoeksafdeling vervult hierin een belangrijke
sleutelrol. Zij representeert van oudsher de ‘voice of the customer’.
Maar er is meer nodig. Om de klant écht centraal te kunnen stellen,
is het essentieel dat de onderzoeksafdeling zich ontwikkelt van lou-
ter informatieleverancier tot volwaardig sparringpartner.
Onderzoeksafdelingen worden traditioneel gezien als leveranciers van
informatie. De marketeer of beleidsmaker heeft een vraag, deponeert
deze bij de onderzoeksafdeling en volgens het principe ‘U vraagt, wij
draaien’ presenteert deze binnen enkele weken een uitgebreid rapport
met de onderzoeksresultaten. Vervolgens aan de opdrachtgever de taak
dit rapport door te nemen, relevante conclusies te trekken en op basis
van deze conclusies de beleidsdoelstellingen bij te stellen of de marke-
tingacties aan te scherpen. Een voor velen herkenbaar proces, waarbij
de input van de onderzoeksafdeling vooral dient ter ondersteuning (en
dus niet onderbouwing) van het beleid. Een gemiste kans voor organisa-
ties die klantinzicht als startpunt van de operaties willen laten dienen.
De onderzoeksafdeling is hier voor een belangrijk deel zelf debet aan.
Onderzoekers stellen zich vaak passief op en hebben het imago maar
weinig te weten van wat er speelt in een organisatie. Natuurlijk is dit lang
niet altijd zo. Maar door zich in hun rapportages en werkwijze vooral te
focussen op de methodiek en het analyseproces wekken zij vaak wel die
suggestie. Marketeers en beleidsmakers zijn actiegedreven en willen we-
ten wat ze met onderzoeksuitkomsten kunnen of moeten doen – hoe de
onderzoekers hiertoe zijn gekomen, is voor hen een stuk minder interes-
sant. Veelzeggend detail is dat onderzoeksafdelingen doorgaans worden
DE VISIE VAN SWOCC OP…
DE ONDERZOEKSAFDELING ALS SPARRINGPARTNER
geprezen om hun expertise op het gebied van methodiek en analyse-
vaardigheden, níet om hun klantkennis. Hoe dit tij te keren?
Flessenpost
De onderzoeksafdeling kan haar toegevoegde waarde in het centraal
stellen van de klant aantonen door zich meer op te stellen als een vaste
sparringpartner van de marketeers en beleidsmakers. Dit betekent dat
de onderzoekers regelmatig met deze partijen om tafel zitten. Vragen en
resultaten worden niet meer met de flessenpost verspreid, maar goed
met elkaar doorgenomen en besproken. Onderzoekers gaan op zoek
naar de businessvraag die aan de onderzoeksvraag ten grondslag ligt en
raken bekend met de problemen, businessdoelstellingen, KPI’s of targets
van de marketeer of beleidsmaker. Hierdoor zijn de onderzoekers in staat
een veel gerichter advies uit te brengen: de resultaten worden relevant
gemaakt voor de businessvraag die het uitgangspunt vormt. Daarnaast
maakt dit het ook eenvoudiger (ongevraagd) interessante signalen uit de
markt op te pikken en deze aan de marketeers of beleidsmakers door te
spelen – informatie die zij anders nooit onder ogen hadden gekregen. In
plaats van dat de onderzoeker pas wordt ingeschakeld aan het eind van
het besluitvormingproces (‘Kun jij die en die informatie leveren?’), maakt
hij nu echt deel uit van het besluitvormingsproces (‘Wat moeten we doen
om dit resultaat te bereiken?’).
Het is vanzelfsprekend dat een dusdanig partnership niet uitsluitend
vanuit de onderzoeksafdeling kan worden geregisseerd. Ook binnen de
andere organisatieonderdelen moet voldoende draagvlak zijn voor een
dergelijke omgangsvorm. Maar dat laat onverlet dat deze missie alleen
kan slagen als ook de onderzoekers zich naar hun nieuwe rol weten te
voegen.
Meer weten? Medio 2010 verschijnt er bij SWOCC een publicatie over
Customer Insight. In deze publicatie wordt onder andere aandacht be-
steed aan de organisatie van klantinzicht en de rol die de onderzoeksaf-
deling hierin speelt. De publicatie zal exclusief verkrijgbaar zijn voor de
begunstigers van SWOCC. Meer informatie: www.swocc.nl.
4848 ILLUSTRATIE MICHIEL MOORMANN
Nog niet zo lang geleden deed men deskresearch voornamelijk op basis van tastbare teksten: knipsels uit kranten,
artikelen uit vakbladen of boeken uit bibliotheken. Was men eerst nog afhankelijk van databanken en knipseldien-
sten, met de komst van internet veranderde het blikveld van de deskresearcher.
Informatie werd vrij toegankelijk of in elk geval sneller en makkelijker beschikbaar. Maar het belangrijkste: er kwam
heel veel (gratis) informatie bij. De angst voor een informatie-overload was 10 jaar geleden al het gesprek van de
dag. Tegenwoordig is er veel meer informatie - en niet alleen waarheidsgetrouwe informatie. Vooral de hoeveelheid
subjectieve informatie is toegenomen, denk aan de weblogs, internet 2.0 en internet 3.0. Je zou door de bomen
het bos niet meer zien.
Deskresearch gaat met zijn tijd mee
OP ZOEK NAAR NIEUWE KENNISHoe kunt u in het veranderende economische klimaat up-to-date blijven zonder de hoofdprijs neer te tellen?
Juist, schakel een deskresearcher in. De nieuwe tijd maakt het voor iedereen mogelijk informatie te verzamelen.
Maar met de vaardigheden van een goede onderzoeker wordt deze op waarde geschat en geboetseerd tot waardevolle
nieuwe kennis. Hieronder een korte beschrijving van het veranderende werkveld van de deskresearcher
49TEKST JEANNETTE VAN ZEE (INFORMATIEKAMER) EN FREDERIKE MEINE JANSEN (OK RESEARCH)ILLUSTRATIE MICHIEL MOORMANN
Effe checken
Het vergaren van informatie en het aanbod
daarvan zijn veranderd, de selectie is hetzelfde
gebleven. Er zijn meer bronnen, er is meer in-
formatie. Maar de inhoud is minder betrouw-
baar. Iedereen kan een artikel plaatsen op in-
ternet waarin hij de marktaandelen van enkele
merken noemt. Iedereen kan zeggen dat 20%
van de doelgroep product X gebruikt, als de res-
pons uit slechts 10 mensen bestaat die op een
online vraag hebben gereageerd.
Goede deskresearchers kennen de valkuilen en
gaan mee met hun tijd. Met interesse lezen ze
de blogs, en nemen misschien ook deel aan dis-
cussies om te kijken hoe gebruikers reageren.
Ze doen mee met Twitter en alle andere nieuwe
vormen van communicatie. Ze zitten middenin
het veld. Maar ze weten ook dat de informatie
die ze krijgen altijd gecontroleerd moet worden.
Beperkt houdbaar
De zoekmethoden zijn uitgebreid. Informatie is
sneller en makkelijker beschikbaar. Aan de an-
dere kant is de levensduur van informatie opval-
lend kort geworden. Data uit onderzoeken van
twee jaar geleden zijn verouderd. De informatie
die er toe doet, is gebaseerd op een bron van
gisteren. Zeker sinds de financiële crisis haar
invloed op de wereldeconomie heeft laten zien,
moeten deskresearch hun marktinzichten bij-
stellen op basis van zo recent mogelijke informa-
tie. Alle rapportages van voor september 2008
worden nu bijvoorbeeld in twijfel getrokken.
Juist nu er zoveel informatie beschikbaar is, is (naast selectie) de analyse van alle data nog
belangrijker. Tegenwoordig heeft men steeds minder tijd voor het lezen van dikke onderzoeks-
rapporten. Met een goede analyse van de gevonden informatie ontstaat het nodige inzicht in de
consumentengroep, de marktontwikkelingen of trends die men wil signaleren.
De wereld als werkterrein
Het speelveld is vergroot, waardoor de uitkomsten van deskresearch verder reiken. Waar vroeger
consumentengedrag alleen op basis van artikelen in tijdschriften geanalyseerd kon worden, kun-
nen nu vele weblogs afgestruind worden naar meningen en attitudes over merken en producten.
Neem bijvoorbeeld de tevredenheid van klanten, die vroeger door primair onderzoek duidelijk
werd. Nu kunnen klanten op elk moment van de dag hun (on)tevredenheid over een product of
dienst kenbaar maken.
En niet alleen de middelen om informatie te krijgen zijn veranderd, maar ook het fysieke zoekter-
rein. Want net zo makkelijk als we Nederlandse gegevens opvragen, kunnen we de gegevens uit
China of India opvragen. Door Google Translate is de hele wereld te vinden.
De recessie dwingt bedrijven efficiënt om te gaan met het budget. Door gebruik te maken van
deskresearch krijgen bedrijven snel en goedkoop inzicht wat er gebeurt in de markt. Dat betekent
ook dat er, indien nodig, snel gereageerd kan worden op een veranderende situatie. Mochten er
na deskresearch nog hiaten zijn in de benodigde kennis, dan is aanvullend veldonderzoek uiterst
doelgericht,
Deskresearch is het recyclen van bestaand onderzoek en informatie tot nieuwe kennis. Door
de nieuwe technologische ontwikkelingen wordt het voor iedereen steeds makkelijker om data
te verzamelen en te delen. Daarmee is het nog belangrijker dat de deskresearcher de kunst
beheerst om uit de groeiende informatiebrij snel de juiste gegevens te filteren en deze te bewer-
ken tot maatgesneden relevante kennis, op basis waarvan de manager zijn of haar beslissingen
gefundeerd kan nemen.
Vakgroep Deskresearch
Met de oprichting van deze vakgroep willen wij meer aandacht richten op het vakgebied deskre-
search. Meer bekendheid geven aan de mogelijkheden van deskresearch bij onderzoeksbureaus
en bij opdrachtgevers. Ben jij dagelijks bezig met deskresearch? Of heeft het bureau waar jij
werkt als hoofdtaak deskresearch? Meld je dan aan per email bij [email protected] onder vermel-
ding van Deskresearch en ontvang een uitnodiging voor een van onze bijeenkomsten.
COLUMN Bert de Vries
NEDERLAND, A PLACE TO BE
Inwoners van Nederland, daar is geen twijfel
over mogelijk, zijn de grootste bofkonten van
Europa. Het ene na het andere vergelijkende
onderzoek toont dat onomstotelijk aan. Nie-
mand kan aan ons kleine landje tippen.
Neem de zorg. Een onlangs verrichte meting
van de HCI, de Health Consumer Index, laat zien
dat we in Europa al voor de tweede keer op rij
bovenaan staan met 875 van de 1000 punten.
Zo hoog kwam nog nooit een ander land. De-
nemarken, IJsland en Oostenrijk doen het ook
goed met een score van respectievelijk 819, 811
en 795, maar het Nederlandse zorgstelsel, zo
lees ik in de krant, kent nauwelijks zwakke plek-
ken. Vooral de inspraak valt de onderzoekers op
als een sterk punt. In Nederland mogen zelfs
kinderen bij operatief ingrijpen eerst uitge-
breid hun zegje doen. Een zwak punt zouden de
wachttijden kunnen zijn. Maar uit eigen waar-
neming kan ik melden dat althans in Limburg,
het aangrenzende België en Duitsland dat heel
aardig opvangen.
Maar ook met onze banken hebben we het goed getroffen. Dat concludeert de Europese Commis-
sie. Onze banken zijn de allervriendelijkste banken van heel Europa. Waar dat aan ligt wordt he-
laas niet duidelijk. Maar het was mij ook al opgevallen. Ze kunnen helaas niks voor je doen maar
ze nemen wel de tijd om je dat vriendelijk uit te leggen. Verder vallen onze banken op door de
duidelijkste voorwaarden en de eenvoudige tariefstructuren. Dat lijkt een beetje in tegenspraak
met de kleine minpunten die er natuurlijk ook zijn. Jammer is dat onze banken weinig rekening
houden met hun klanten. Die worden gebrekkig geïnformeerd, krijgen adviezen waar ze niets aan
hebben, tegen hoge tarieven.
Maar een kniesoor die daarop let. Mijn eigen bank, de SNS bank, zo deelt de directeur Henk
Kroeze, ons in een interview met De Limburger mee, loopt helemaal voorop. In versneld tempo
worden de fysieke elementen uit het bankgebeuren verwijderd. In gewoon Nederlands betekent
dat waarschijnlijk dat veel onnodig bankpersoneel het geluk elders moet gaan zoeken. En of de
klanten het nu willen of niet; de SNS sleurt ze mee naar de toekomst. Zelfs de moeder van Henk
Kroeze, die toch niet een van de jongsten is, heeft begrepen hoe het moet. Ook zij zit inmiddels
lekker thuis achter het scherm te sns-en. En dat is dan die oude spaarbank, ooit gebouwd met
de centjes van de armen uit collectebussen en kinderspaarpotten. De grote gebouwen met veel
marmer en kogelglas worden gesloten en verkocht. Het ouderwets ophalen en storten van geld
wordt afgeschaft en verwezen naar de Hema. Wat overblijft zijn zogenaamde bankwinkeltjes met
heel veel schermen. Zo gaat de SNS met de tijd mee en haalt die waarschijnlijk nog in ook.
Nederland wordt met zoveel goede zorgen voor lichaam en kapitaal wel erg aantrekkelijk voor
buitenlanders, Nogal wiedes dat ze hierheen komen. Iedere nieuwe Nederlander moet eigenlijk
beschouwd worden als een groot compliment aan onze bankiers en medici.
50
Kom ook -net als 2500 collega’s- naar De Kuip voorde 8e editie van het Marketing & Information Event!
SCHRIJF JE NU IN OP WWW.MIE.NLOrganisatie Partners
3 & 4 novemberDe thema’s:
Clou adv_2009p12e_12.indd 1 30-09-2009 11:07:26
TEKST SUSANNE VAN DEN BUUSE EN BARBARA LEWIS (STADSPEIL)
Op 3 en 4 november aanstaande vindt de achtste editie van het Mar-
keting Information Event (MIE) plaats in de Kuip in Rotterdam. Het
MIE is een jaarlijks terugkerend evenement waar trends, technolo-
gieën en ontwikkelingen op het gebied van marketing aan bod ko-
men. Workshops zijn het belangrijkste onderdeel van het MIE. Deze
worden door een ruime meerderheid van de opdrachtgevers redelijk
tot zeer waardevol gevonden. Ook blijkt het MIE een goede plaats
om zaken te doen: bij eenvijfde van de opdrachtgevers hebben hun
MIE-bezoeken geleid tot het verstrekken van nieuwe opdrachten aan
nieuwe partijen.
Opdrachtgevers bezochten gemiddeld 2,8 edities van het MIE
Bijna alle opdrachtgevers van marktonderzoek hebben het MIE wel eens
bezocht. Vanaf de eerste editie in 2002 heeft men gemiddeld 2,8 edities
van het MIE bezocht. Driekwart van hen bezocht de laatste editie. Ook dit
jaar is een meerderheid (69%) van plan dit jaar het MIE te bezoeken. Een
kwart weet het nog niet. Een meerderheid van de opdrachtgevers (71%)
vindt dat zijn beroepsgroep goed vertegenwoordigd wordt op het MIE.
Workshops voor ruime meerderheid opdrachtgevers redelijk tot
zeer waardevol
Opdrachtgevers beoordelen het MIE als geheel gemiddeld met een ruime
voldoende (7,3). De workshops - de kern van het MIE - vindt de meerder-
heid het belangrijkst (63%). Een derde vindt de informatiemarkt even
belangrijk als de workshops. De twee onderdelen van het MIE verschillen
in de hoeveelheid waarde die ze hebben voor opdrachtgevers. De infor-
matiemarkt wordt door vier op de tien opdrachtgevers als redelijk tot
zeer waardevol beschouwd, de workshops door het dubbele percentage
(84%). De meesten geven aan dat het MIE voldoende workshops bevat
die hen aanspreken. Iets meer dan de helft geeft aan dat informatie uit
de workshops toepasbaar is in hun eigen werkzaamheden.
MOA-PANEL
Onderstaand volgt een aantal tips over de workshops.
• “Internationale stersprekers uitnodigen.”
• “Laat de diverse werkgroepen van de MOA ook een presentatie orga-
niseren.”
• “Betere controle op de inhoud van de workshops. Het is me te vaak
overkomen dat een workshop wordt aangeprezen met een zeer inte-
ressant verhaal, maar vervolgens enkel een verkooppraatje bleek te
zijn van het betreffende bureau.”
• “Naast MO technieken en producten meer de toepasbaarheid toelich-
ten. Dus meer testimonials uit de praktijk.”
• “Hoogtepunten van ESOMAR presenteren in een nutshell.”
• “Ik zou graag wat meer aandacht willen voor trends en ontwikkelin-
gen in marktonderzoek, maar dan in een wetenschappelijk kader. No-
dig bijvoorbeeld ook eens (wat vaker) wetenschappers uit.”
Eenvijfde van de opdrachtgevers doet succesvol zaken op het MIE
Het MIE wordt door opdrachtgevers vooral gebruikt om informatie en
kennis op te doen over marketing en onderzoek. Ook voor het leggen
van contacten met onderzoeksbureaus, toeleveranciers en collega-op-
drachtgevers is het MIE voor een meerderheid van de opdrachtgevers
een belangrijke plaats. Dit blijkt uit het feit dat vorige MIE-bezoeken bij
bijna de helft (46%) van de opdrachtgevers geleid hebben tot nieuwe
(blijvende) contacten. Bij 22% hebben hun MIE-bezoeken zelfs geleid tot
het verstrekken van nieuwe opdrachten aan partijen waar men tot dan
toe niet mee had samengewerkt. Voor 8% is het verstrekken van op-
drachten aan onderzoeksbureaus of toeleveranciers zelfs het doel van
hun bezoek aan het MIE.
ONDERZOEK NAAR HET MARKETING INFORMATION EVENT
90%!
68%!
61%!
8%!
7%!
21%!
19%!
21%!
3%!
11%!
19%!
71%!
0%!
0%!
1%!
1%!
0%! 20%! 40%! 60%! 80%! 100%!
…informatie/kennis op te doen over marketing en onderzoek!
…contact te leggen met onderzoeksbureaus/ toeleveranciers!
…contact te leggen met collega-opdrachtgevers!
…opdrachten te verstrekken aan onderzoeksbureaus/ toeleveranciers!
In hoeverre is het MIE voor u een belangrijke plaats om… !
Heel/redelijk belangrijk! Neutraal! Redelijk/zeer onbelangrijk! Weet ik niet!
84%!
44%!
12%!
30%!
3%!
26%!
0%! 20%! 40%! 60%! 80%! 100%!
…zijn de workshops op het MIE voor u?!
…is de informatiemarkt op het MIE voor u?!
Hoe waardevol…!
Zeer/redelijk waardevol! Neutraal! Weinig/helemaal niet waardevol!
84%!
44%!
12%!
30%!
3%!
26%!
0%! 20%! 40%! 60%! 80%! 100%!
…zijn de workshops op het MIE voor u?!
…is de informatiemarkt op het MIE voor u?!
Hoe waardevol…!
Zeer/redelijk waardevol! Neutraal! Weinig/helemaal niet waardevol!
52
Een aantal opdrachtgevers geeft aan behoefte te hebben aan een ruim-
te op het MIE waar men elkaar in alle rust kan ontmoeten, lunchen en
een-op-een-gesprekken kan voeren. Wellicht zou een dergelijke ‘meet &
greet’-ruimte ervoor kunnen zorgen dat een bezoek aan het MIE voor
meer dan 46% van de opdrachtgevers tot nieuwe (blijvende) contacten
leidt. Ook de volgende tip van een opdrachtgever zou hiertoe kunnen bij-
dragen: “Een presentielijst van bezoekers (ook al zou het alleen maar van
de bezoekende bedrijfsnamen zijn), zodat je kunt zien welke conculega’s/
bekenden er rondlopen.”
Geven van een workshop heeft positieve invloed op imago
onderzoeksbureau
Wanneer hun onderzoeksbureau een workshop op het MIE geeft, denkt
de helft van de opdrachtgevers positiever over het bureau. De belangrijk-
ste redenen hiervoor zijn dat het geven van een workshop de indruk geeft
dat men een interessante en/of innovatieve boodschap heeft en men ken-
nisoverdracht van belang acht. Ook vindt men het geven van een work-
shop van lef getuigen. Een kwart van de opdrachtgevers denkt positiever
over hun onderzoeksbureau wanneer dit een stand heeft op het MIE. De
voornaamste redenen hiervan zijn dat het hebben van een stand getuigt
van zichtbaarheid, toegankelijkheid, betrokkenheid bij het vakgebied en
onderscheidend vermogen.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden via internet in de periode 15 tot
en met 23 september 2009. In totaal zijn n = 144 opdrachtgevers van
marktonderzoek ondervraagd. Hiervoor is gebruikgemaakt van het
online panel van de MOA. Het MOA-panel is een panel voor gebrui-
kers van marktonderzoek en aanverwante informatiediensten. Wilt u
als opdrachtgever van marktonderzoek ook lid worden van het MOA-
panel? Meldt u dan nu aan via www.moapanel.nl.
Dit panel wordt mede mogelijk gemaakt door ISIZ en Stadspeil
53%!
26%!
31%!
42%!
14%!
30%!
2%!
3%!
0%! 20%! 40%! 60%! 80%! 100%!
Als een onderzoeksbureau waarmee mijn organisatie werkt een workshop op het MIE geeft, zorgt dit ervoor dat ik
positiever denk over het onderzoeksbureau!
Als een onderzoeksbureau waarmee mijn organisatie werkt een stand op het MIE heeft, zorgt dit ervoor dat ik positiever
denk over het onderzoeksbureau !
(Helemaal) mee eens! Neutraal! (Helemaal) mee oneens! Weet ik niet!
53%!
26%!
31%!
42%!
14%!
30%!
2%!
3%!
0%! 20%! 40%! 60%! 80%! 100%!
Als een onderzoeksbureau waarmee mijn organisatie werkt een workshop op het MIE geeft, zorgt dit ervoor dat ik
positiever denk over het onderzoeksbureau!
Als een onderzoeksbureau waarmee mijn organisatie werkt een stand op het MIE heeft, zorgt dit ervoor dat ik positiever
denk over het onderzoeksbureau !
(Helemaal) mee eens! Neutraal! (Helemaal) mee oneens! Weet ik niet!
derzoek niet per se om te vragen. Jochum Stienstra deelde vorig jaar
de resultaten met de award-winnende ‘vertel-methode’. John Kearon
ontwikkelde al eerder op basis van James Surowiecki’s gedachtegoed
een wisdom-of-crowds methodiek. In plaats van te vragen naar ie-
mands eigen toekomstig gedrag (stemgedrag) laten we mensen feno-
menen voorspellen (verkiezingsuitslag) en nemen we daar het gemid-
delde van. Het principe ‘twee weten meer dan één’ wordt ook van toe-
passing geacht op co-creatie. Mensen brengen elkaar met hun ideeën
weer op nog betere ideeën. Een bordspel als onderzoeksinstrument
gooit op dit vlak ‘hoge ogen’.
Als we het voorgaande allemaal goed hebben gedaan dan is er nog
één finale en cruciale stap te zetten: het met impact overbrengen van
de boodschap. Als de mogelijkheden van online report tools zijn uit-
genut, komt het daar aan op vaardigheden. Vandaar ook de Research
Idols contest. Binnen een kort tijdsbestek konden deelnemers werken
aan een act: 2 minutes of fame (or shame) om à la stand-up comedians
hun boodschap op het publiek over te brengen. Dus: competitie en
tijdsdruk als methode om er het beste uit te halen. Of moeten we voor
creatieve oplossingen toch maar gewoon vertrouwen op de ‘alpha
wave’ in ons brein die ons de aha-erlebnis bezorgt (Jonah Lehrer)?
Onze industrie zal niet wachten, maar onder tijdsdruk strijden om de
podiumplekken volgend jaar in… Athene.
55TEKST BRAM JONKHEER, BLAUW RESEARCH
Wij als onderzoekers hebben een substantiële rol bij het oplossen van
grote wereldomvattende problemen. Wij kunnen namelijk aantonen dat
‘duurzaamheid’ bijdraagt aan de brand equity. Zo zetten we commerci-
ele bedrijven in beweging. Pampers en Unicef ontdekken hoe ze samen
meer donaties kunnen ophalen; met dito gevolg voor de metrics voor
Pampers. Dubbele moraal? Misschien, maar wel effectief. Consumenten
willen best ‘goed doen’, maar het moet ze makkelijk worden gemaakt en
ze moeten erop kunnen vertrouwen dat het echt iets bijdraagt.
Ja, het zijn de beroerdsten niet, consumenten. Ze willen best graag hun
mening geven, meedenken en met ideeën komen. Maar niet per se in het
ons bekende stramien: op ons initiatief, liefst anoniem, a-select, repre-
sentatief, maagdelijk onderwerp-blanco, antwoordend op ónze vragen
en vooral geen ‘beroeps’. Dit jaar was er een fan van Oxfam als spreker
aanwezig in de rol van respondent. Duidelijk onwennig vertelde ze hoe
prettig het was om via een sms-dagboek - gekoppeld aan een blog - de
campagne van Oxfam op de voet te volgen en te becommentariëren.
Is zij dan een van de ‘best people’ die we zoeken? Werving en kwaliteit
van respondenten is altijd aan de orde op het congres. Op de exhibi-
tion floor wordt er door veel providers flink in gehandeld. De ESOMAR
organisatie had dit jaar echter ook oog voor het betrekken van andere
‘disciplines’ in het onderzoeksveld zoals consultants, wetenschappers
en designers.
Maar hoe krijgen we nou ‘the best out of people’? Naast dat consumen-
ten al veel informatie achterlaten op internet, hoeven we er ook in on-
GETTING THE BEST (OUT OF) PEOPLEHet ESOMAR-congres in Montreux van half september droeg de titel ‘Leading the way; ethically, responsibly and creatively’.
Bram Jonkheer was erbij.
56 TEKST MARIEKE C. ELSENGA
Wie zijn jullie?
‘Deloitte is een internationaal accountants- en adviesorganisatie en wij
zijn actief in accountancy, belastingadvies, consultancy en financieel ad-
vies. Bij Deloitte Consulting adviseren wij onze klanten op het gebied van
strategie, organisatieprocessen en IT.’
Jullie hebben recent een marktonderzoek geïntroduceerd op basis
van social media. Kun je daar iets meer over vertellen?
‘Wij zijn gestart met een nieuwe Online Customer Intelligence dienst
(OCI) die online meningen omzet in actuele markt- en consumentenin-
zichten. Het blijkt dat wanneer consumenten zich online oriënteren op
een product of dienst, alles wat daarover online gezegd wordt ook van
invloed is op hun beslissing. Het is belangrijk dat je weet wat er leeft bij
de consument. Wij hebben gezien dat online daar een prima onderzoeks-
bron voor is.’
Hoe zijn jullie op dit idee gekomen?
‘Als je een belangrijke rol voor klanten wilt spelen, dan moet je zorgen dat
je voorop loopt in je dienstverlening. Er is daarvoor een interne innova-
tie-tak opgezet. Alle medewerkers kunnen daar hun ideeën over nieuwe
dienstverlening van Deloitte indienen. De beste ideeën worden financieel
door Deloitte ondersteund, zodat het verder ontwikkeld en in de markt
gezet kan worden. Wij signaleerden de opkomst van diverse monitoring-
tools. En het feit dat steeds meer van onze klanten online in hun business
toepassen. Binnen dat kader is een idee verder uitgewerkt en onder meer
met behulp van externe specialisten is daar OCI uitgekomen.’
Deloitte omschrijft zichzelf als betrouwbaar en gedegen, maar
niet hip. Met OCI hebben jullie toch een redelijk hip onderzoekstool
ontwikkeld?
‘Het is vooral innovatief wat we doen met OCI. Niet hip. Het is wel een hip
thema. Vervolgens hebben we daar een product van gemaakt dat goed
past bij Deloitte.’
ONDERZOEK IN HET NIEUWS
RAOUL VAN DE HOEF | DELOITTE CONSULTING
Hoe pak je online monitoring via social media aan?
‘Wij volgen een groot aantal social media-platformen, zoals Twitter,
Hyves, belangrijke websites en online forums en verzamelen de con-
sumentenmeningen. Met de klant hebben we van tevoren vastgesteld
waar we op willen gaan selecteren. Vervolgens wordt de tool ingericht
en krijg je een overzicht hoe over bepaalde producten en diensten wordt
gesproken en gedacht. Op deze manier kun je zien welk sentiment zich
ontwikkelt rondom een bepaald thema. Op basis van die gegevens trek-
ken wij conclusies en doen aanbevelingen voor marketing en proces-
verbetering.’
Wanneer is online monitoring via social media niet geschikt?
‘Om iets uit al die social media te kunnen halen, moet er ook wel iets
over je onderwerp gezegd worden. Over de telecombranche, energie-
maatschappijen en banken en verzekeringen wordt voldoende gezegd.
Of eerder geklaagd. Daar kun je dan ook wel iets uithalen. Maar over
bijvoorbeeld zorgverzekeraars wordt weer heel weinig gezegd. Daar is
dit type onderzoek dan ook niet zo’n geschikt middel voor. Het volume
is te laag om daar conclusies uit te trekken. Ook is het bijvoorbeeld niet
geschikt voor onderzoeken waar je een statistisch verantwoorde basis
voor nodig hebt en een absoluut cijfer aan wilt hangen zoals klanttevre-
denheid. OCI heeft eerder een signaleringsfunctie dan een meetfunc-
tie.’
Jullie hebben bij Wereld Natuur Fonds op deze manier een pilot
uitgevoerd. Wat is jou het meest opgevallen uit de resultaten?
‘We hebben voor WNF verschillende thema’s online gevolgd. Bijvoor-
beeld bedreigde diersoorten en klimaatverandering. Ons is vooral opge-
vallen dat deze thema’s zich online segmenteren. Zo blijkt onder meer
dat discussies over bedreigde dieren zich vooral op Hyves concentreren.
En klimaatverandering en ontbossing is bij voorkeur een thema dat op
online forums wordt besproken. Het werkt dus niet meer als je je als
organisatie maar op één platform richt.’
Naam: Raoul van de Hoef
Leeftijd: 38 jaar
Functie: senior manager Webstrategie
Hoe lang bij Deloitte en in deze functie: sinds 2002 bij deze organisatie en sinds 2006 in deze functie.
57
Wat heb je nog meer uit deze pilot geleerd?
‘Online onderzoek is dynamisch. De informatie via social media veran-
dert dagelijks. Betekent dat je aanpak ook dynamisch moet zijn. Je hebt
met elkaar van tevoren vastgesteld waar je op wilt gaan zoeken. Daar
focus je op, maar als blijkt dat er over die thema’s op de platformen niet
veel wordt gezegd, maar over andere onderwerpen juist weer wel, dan
moet je daar snel in kunnen schakelen. Anders mis je veel belangrijke
informatie.’
Gaan jullie na deze pilot verder met OCI?
‘Ja, wij zijn nu met telecombedrijven in gesprek. De telecom was er snel
bij met webcare. De webcareteams krijgen steeds meer vragen vanuit
marketing en zijn nu dan ook zoek naar een volgende stap hierin.’
Zijn er meer organisaties die zich op deze manier met marktonder-
zoek bezighouden?
‘Het volgen van online platformen is al langer een trend. Eén daarvan is
Webcare, het online volgen van platformen met als doel service te ver-
lenen, vragen te kunnen beantwoorden en klachtenafhandeling. UPC is
hier destijds mee gestart. Een andere bedrijfstak die gebruikmaakt van
online is de PR/communicatie-branche. Zij doen vooral aan reputatie
monitoring of buzz monitoring. Dit is ongeveer sinds twee jaar een hype.
Je kijkt daarmee naar je merk en houdt op die manier actief in de gaten
welke sentimenten er omheen hangen. Wordt er positief of negatief over
mijn merk gesproken en op welke onderwerpen dan? Het is een manier
van registreren, maar geeft geen inzicht in waarom je een positieve of
negatieve piek hebt.’
Jullie schrijven in een persbericht dat ‘traditionele markt- en reputa-
tieonderzoeken kostbaar en tijdrovend zijn’.
‘Kostbaar kan ik zelf niet zo goed inschatten, maar van klanten horen
we dat ze wel tijdrovend zijn. Ook al ben je heel snel met het vaststellen
van je onderzoeksvraag, dan nog moet het opgezet en uitgevoerd wor-
den. Hoe dan ook, je hebt altijd te maken met een bepaalde doorlooptijd.
Online monitoring gebeurt op dagelijkse basis. Je weet van dag tot dag
wat er speelt.’
Wat denk je dat de reguliere marktonderzoekbureaus vinden van jul-
lie online marktonderzoekactiviteiten?
‘Wij zijn een organisatieadviesbureau en richten ons in hoofdzaak op ad-
vies geven. Omdat wij veel kennis hebben van processen in bedrijven be-
kijken wij het vooral vanuit die hoek. Dus, hoe kan iets verbeterd worden
en waar moet ingegrepen worden. Wij doen dan ook bijvoorbeeld veel
onderzoek op het gebied van serviceverlening. Wij zullen nooit een on-
derzoeksbureau worden, maar er is natuurlijk wel aansluiting met deze
bureaus. Zij doen ook online onderzoek, maar combineren dat vaak weer
met andere vormen van onderzoek.’
Welke ontwikkelingen zie jij op het gebied van online onderzoek?
‘Er is vooral veel gaande op het gebied van tooling. Uit een onderzoek
van ons, eind vorig jaar, blijkt dat er nog vrij weinig spelers op die markt
zijn die hierin technologisch kunnen ondersteunen. De wetenschap is
hier overigens wel vrij ver in. Zij zijn al een jaar of vier, vijf bezig met
taalalgoritmes en taalherkenning en zijn in staat om sentimenten te
hangen aan bepaalde zinnen en stukken tekst.’
Wat betekent die ontwikkeling voor jullie?
‘Dat wij de ontwikkelingen moeten blijven volgen. Daarnaast wordt het
vormen van nieuwe inzichten, door deze technologie, in de toekomst
steeds minder bewerkelijk.’
Naam organisatie?
Deloitte Consulting (een onderdeel van Deloitte).
Wat doen jullie?
Afdeling Webstrategie adviseert klanten hoe zij internet beter
kunnen inzetten ten behoeve van marketing en service.
Met hoeveel mensen doen jullie dat?
Deloitte Consulting heeft circa 500 medewerkers.
Hoe is Deloitte Nederland ontstaan?
Historisch gezien is de De Nederlandse Accountants Maatschap (NAM)
de belangrijkste rechtsvoorganger van het huidige Deloitte in Nederland.
Daarna zijn er vele fusies en overnames geweest.
Hoe lang bestaat het bedrijf?
De NAM is opgericht in 1955. In 1992 zijn we Deloitte & Touche gaan heten.
Sinds 2003 is onze merknaam ingekort tot Deloitte.
Wat is jullie doel?
Het is onze missie om voor klanten een ultieme partner te zijn bij het
oplossen van complexe bedrijfsvraagstukken.
Hoe bereiken jullie dat?
Door altijd een stap vooruit te denken en door te gaan waar anderen
stoppen. Wij zijn expert in het geïntegreerd denken en doen.
58
COLUMN Bjorn Arenoe, managing partner van onderzoeksbureau Insights4action
TERUG NAAR DE OORSPRONG
heeft niemand echt de leiding, laat staan dat het van begin tot eind een vooraf bedacht plan
volgt. Er is geen complot, er zijn alleen belangen. Marketing heeft geen geweten. Betekent dit,
dat we ons hier als marktonderzoeker maar gewoon bij neer moeten leggen? Dat we tegen
klanten mogen zeggen: ‘met ons onderzoek in handen krijg je er intern alles doorheen gedrukt?’
Nee, natuurlijk niet. Mensen kunnen ervoor kiezen om moraliteit in hun werk in te brengen. Zelfs
al zijn die mensen marketeer.
De marketingbladen (inclusief Clou) staan tegenwoordig vol met de boodschap dat consumen-
ten op zoek zijn naar oprechtheid, eerlijkheid en authenticiteit. Maar hoe kunnen we ´eerlijk´
verkopen zonder eerlijk te zijn? De boosheid en de verontwaardiging die momenteel zo luid
klinken in de samenleving richten zich immers niet uitsluitend op die handvol bankiers. Het gaat
ook over ons. En we kunnen onze kop nu echt niet meer in het zand steken.
Wat betekent dit voor de oprechte en welwillende marktonderzoeker? We moeten ons niet meer
zo laten meeslepen door Superpromoters, Net Promoter Scores, Brand Ambassadors en het
zoveelste kunstmatige, tegen alle basisregels van het marktonderzoek indruisende concept om
opdrachtgevers mee naar de mond te praten. Ze geven opdrachtgevers wat ze willen horen,
namelijk dat iedereen enthousiast is over hun producten. Iets wat in deze tijd van crisis, waarin
elk product door de consument onder een vergrootglas wordt gelegd, niet verder van de waar-
heid zou kunnen liggen.
Laten we bovendien eens bij onszelf nagaan waarom we dit vak ooit gekozen hebben. Voor mij
was dat om te begrijpen waarom consumenten de keuzes maken die ze maken, op een zo objec-
tief mogelijke manier. We moeten terug naar onze oorsprong om zo de schade die onze branche
heeft opgelopen weer een beetje goed te maken. Zodat zowel onze opdrachtgevers als hun
klanten ons weer kunnen vertrouwen in het leveren van objectieve marktinformatie. En met alle
respect, maar als je dat niet sexy genoeg vindt, had je misschien een ander vak moeten kiezen.
Dat was schrikken voor TNS: de Radaruitzen-
ding van 31 augustus jl. waarin een account
manager van TNS Nipo zich voor de verborgen
camera liet verleiden tot onethische uitspra-
ken. De aflevering moet in Amsterdam zijn
ingeslagen als een bom. Toegegeven: de kern-
vraag heeft Radar onbeantwoord gelaten. Is
het onderzoek, door Radar in scène gezet om
TNS te verleiden tot wenselijke uitkomsten, nu
uiteindelijk ook écht sturend opgezet of was
het slechts een ongelukkige opmerking van
een overenthousiaste account manager tij-
dens het verkoopgesprek? Hoe het ook zij, het
kwaad is al geschied.
De aflevering van Radar belichtte onethische
marketingpraktijken in de pharmaceutische
industrie. De redactie legde voor het grote
publiek bloot hoe het opzetten van een marke-
tingcampagne in zijn werk gaat. Als marketeers
vergeten we nog wel eens dat het marketing-
proces door veel consumenten als een myste-
rieuze samenzwering wordt gezien, uitgevoerd
door een heersende elite die er altijd op uit is
om hen een poot uit te draaien. Als marketeer
weten we wel beter: in het marketingproces
60
MIE 2009, 3 EN 4 NOVEMBER
Op 3 en 4 november aanstaande organiseren MOA en NIMA, in samen-
werking met de partners DDMA, PIM, CMC, VMC, MWG en CRM Associa-
tion NL, voor de achtste keer het Marketing & Information Event!
Kijk voor meer informatie in het hart van deze Clou of kijk op
www.mie.nl.
‘WHERE MARKETING, STRATEGY & MARKETING
INTELLIGENCE MEET’
Er is maar één plek, eens in het jaar, waar Marketing, Strategy & Marke-
ting Intelligence centraal staan, op het Marketing & Information Event,
het MIE, in de Kuip te Rotterdam. In de speciale ambiance van een sta-
dion wordt in 90 workshops the State of the Art gepresenteerd waar
Marketing, Strategy & Marketing intelligence nu staan.
ABN-AMRO, Coca-Cola Nederland, KPN, Staatsloterij, Ministerie van
VROM, Univé Verzekeringen, Sanoma Uitgevers, Procter & Gamble,
STER, Essent en Philips Lighting zijn organisaties waar bovenstaande
disciplines zijn geborgd. Zij en vele andere topbedrijven nemen de
bezoeker mee door boeiende cases en laten zien hoe specifieke aan-
dachtspunten in die organisaties worden opgepakt, hoe daar beleid op
wordt gemaakt en wat de uitkomsten van dat beleid zijn.
Het MIE geeft invulling aan ‘What’s in it for MIE’, namelijk inspirerend
en leerzaam voor de bezoeker en nuttig en bruikbaar voor de eigen
organisatie.
Zie www.mie.nl
FIELD FORCE TRAINER, START VAN EEN DIGITALE TRAINING
VOOR FACE-TO-FACE INTERVIEWERS
Op 22 september a.s. vond de introductie plaats van de MOA Digitale
Trainer voor face-to-face interviewers. Deze digitale e-learning is een
initiatief van de MOA en de Profgroep Datacollectie.
Deze online cursus verbindt theorie en praktijk in overzichtelijke blokken
en brengt interviewers interactief de basisbeginselen van het vak bij.
Een belangrijk punt bij de opleiding is dat in de ISO 20252-norm expli-
ciet staat dat interviewers (veld en telefonisch) aantoonbaar opgeleid
zijn. Het is dus van groot belang voor het marktonderzoek dat de kwali-
teit van de interviewers goed is. Een van de voorwaarden is dat intervie-
wers bekend zijn met processen binnen het marktonderzoek en dat ze
werken volgens dezelfde regels en principes.
De opleiding sluit nauw aan bij de praktijk doordat het mogelijk is om te
oefenen in een echte training. Nadat interviewers een (online) examen
hebben gedaan, wordt de geslaagde bij de MOA officieel geregistreerd
als erkend interviewer. Geïnteresseerd? Zie www.moaweb.nl/producten
en diensten/ elearning-FFT.
SM@RT BESTUUR 2009-2010
Het nieuwe Sm@rt-jaar is weer begonnen en daar hoort een nieuw be-
stuur bij. Ook dit jaar organiseert Sm@rt weer twee kroeglezingen en
in april wordt het jaarlijkse congres gehouden. De eerste kroeglezing
is gepland op 12 november 2009 (sprekers zijn: Greet Sterenberg en
Wendy Hesseling), dus houd deze datum vrij in je agenda!
De nieuwe leden zijn Sanne Kempers, Voorzitter (Ruigrok | NetPanel),
Martijn Been, Secretaris (Trigenum), Joost Verhagen (TNS NIPO), Emilie
MOA NIEUWS
van Asch van Wijck (MetrixLab), Judith Lieftink, Vice voorzitter (Young-
Works) en Wieke van der Borg, Penningmeester (Ferro).
MOACADEMY
29 OKTOBER 2009
Marktonderzoek: State of the art voor de marketeer
en bedrijfsonderzoeker
10.00 – 16.30 uur
Locatie: Aristo Amsterdam
Workshopleiders: Niels Schillewaert en Tom De Ruyck,
Insites Consulting
Kosten: MOA-leden 295 euro excl. BTW
Niet MOA-leden 495 euro excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen
Max. 15 deelnemers
Aanmelden via www.moaweb.nl of de aanmeldingskaart
Deze workshop is bedoeld voor onderzoekers met een aantal jaren
ervaring, die inhoudelijke verdieping zoeken, behoefte hebben hun
knowhow en expertise op te frissen en/of willen ‘sparren’ met vakge-
noten. Het accent ligt op een verkenning van recente ontwikkelingen
– deelnemers zijn na de workshop weer bij – en op het identificeren van
de gevolgen daarvan op de eigen werkwijzen.
INHOUD:
• Introductie op de ‘nieuwe consument’
• Trends in marketingmanagement, waaronder: conversation
management, crowd-sourcing, co-creation, life caching
• Trends in (online) datacollectie methodes: cases & resultaten
• ‘Connected Research’: richting een tweewegscommunicatie
met de participant
• ‘Fusion’ van onderzoeksmethodes om tot beter en rijkere
inzichten te komen:
• Discussions: online discussion groups, bulletin boards,
blogs & online in-depth’s
• Quantitative plug-in’s: user-created brainstorms, user-coded
open ends, post-it’s & exit forums
• Observational research: ethnography & netnography
• Van onderzoekspanels tot onderzoekscommunities
• Trends in analysetechnieken: korte cases (text analytics,
het analyseren van foto’s en video’s)
• State of the Art kwantitatieve technieken
• BrandCamp. Een proces dat met state of the art mapping
technieken toelaat de prestatie van merken te analyseren, te (her)
positioneren en nieuwe marktopportuniteiten te onderkennen op
basis van simulaties gebaseerd op consumentenpreferenties.
62
Nieuwe directeur Van Hellemond & Co
Van Hellemond & Co heeft met ingang van 1
september Evelijn Peelen benoemd tot nieuwe
directeur. Zij volgt Sandra van Hellemond op
die zich nu volledig gaat richten op de drie
kantoren in Azië. Evelijn Peelen (35) is sinds
2004 projectdirecteur bij Van Hellemond & Co.
27-10-2009 Hoe creëert u synergie tussen strategie & intelligence?
USG Capacity en MOA organiseren een netwerkbijeen-
komst in de IJkantine in Amsterdam (18.30 uur).
29-10-2009 MOAcademy
Marktonderzoek: State of the art voor marketeer,
bedrijfsonderzoeker
30-10-2009 MOAcademy
Marktonderzoek: State of the art voor
bureauonderzoeker
3/4-11-2009 MOActivity
Marketing &Information Event (MIE) 2009
12-11-2009 MOAcademy
Marktonderzoek: de Aftrap
13-11-2009 MOAcademy
Marktonderzoek: de Aftrap – vervolg
24-11-2009 MOAcademy
Branding voor marketeer en bedrijfsonderzoeker
26-11-2009 MOAcademy
Kwalitatief onderzoek Live!
2-12-2009 Inauguratie dr. E. de Leeuw, bijzonder hoogleraar MOA
Leerstoel
17-12-2009 MOActivity
MOAcircle, regio Amsterdam
12-01-2010 MOAcademy
Positionering en segmentatie
14-01-2010 MOAbouts
Innovatie
21-01-2010 MOActivity
Nieuwjaarsreceptie
21-01-2010 MOActivity
Smart Kroeglezing
28-01-2010 MOAcademy
Diepte-interviewen
09-02-2010 MOAcademy
Innovatie en creativiteit
11-02-2010 MOAbouts
Scripting for Quality
25-02-2010 MOAcademy
Marktonderzoek: Ethiek, Integriteit, Professionaliteit
09-06-2010 MOActivity
MOAWARDS uitreiking
MOAbout: themabijeenkomst van de MOA voor leden en niet MOA-leden
MOAcademy: cursusaanbod rondom marktonderzoek en marketing
intelligence
MOActivity: overige door de MOA georganiseerde activiteiten
Meer inlichtingen en een up to date agenda: www.moaweb.nl
MOACADEMY
30 OKTOBER 2009
Marktonderzoek: State of the art voor de bureauonderzoeker
10.00 – 16.30 uur
Locatie: Aristo Amsterdam
Workshopleiders: Niels Schillewaert en Tom De Ruyck, Insites Consulting
Kosten: MOA-leden 295 euro excl. BTW
Niet MOA-leden 495 euro excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen
Max. 15 deelnemers
Aanmelden via www.moaweb.nl
Deze workshop is bedoeld voor onderzoekers met een aantal jaren erva-
ring die inhoudelijke verdieping zoeken, behoefte hebben hun knowhow
en expertise op te frissen en/of willen ‘sparren’ met collega’s uit het vak.
Het accent ligt op een verkenning van recente ontwikkelingen – deelne-
mers zijn na de workshop weer bij - en op het identificeren van de gevol-
gen voor de eigen werkwijzen.
INHOUD:
• Introductie tot de ‘nieuwe consument’
• Technologische trends die tot nieuwe onderzoekstechnieken leiden.
Hoe kan het nieuwe semantic web het marktonderzoeksproces
dienen?
• Trends in (online) datacollectie-methodes: cases & praktische tips
• ‘Connected Research’: richting tweewegscommunicatie met de
participant
• 'Fusion' van onderzoeksmethodes om tot betere én rijkere
inzichten te komen:
• Discussions: online discussion groups, bulletin boards,
blogs & online in-depth’s
• Quantitative plug-in’s: user-created brainstorms, user-coded
open ends, post-it’s & exit forums
• Observational research: ethnography & netnography
• Van onderzoekspanels naar onderzoekscommunities
• Trends in analysetechnieken: korte cases (text analytics,
het analyseren van foto’s en video’s)
• Eigenschappen en vaardigheden van de nieuwe onderzoeker
Bart Nauta
Per 1 oktober 2009 is Bart Nauta benoemd tot algemeen directeur van
marktonderzoekbureau TNS NIPO. Hij volgt hiermee Edward Hermans op.
Bart Nauta (1963) is eigen kweek. Hij kent het bedrijf van haver tot gort.
Sinds 2007 was hij commercieel directeur van TNS NIPO. Daarvoor was
hij achtereenvolgens algemeen directeur van zusterorganisatie Bureau
Veldkamp (2002) en sectordirecteur Business & Finance.
Edward Hermans vertrekt naar Leeuwendaal, een onafhankelijk advies-
bureau op het gebied van HR, management & organisatie en juridisch
advies.
Carlo Stokx
Carlo Stokx, managing director van Synovate Nederland is toegetre-
den tot het Global Management Team van Synovate en zal in die hoe-
danigheid leiding gaan geven aan Support Services, het organisatieon-
derdeel dat wereldwijd verantwoordelijk is voor IT en Operations. Voor-
lopig blijft Carlo tevens eindverantwoordelijk voor de Nederlandse
vestiging van Synovate.
MOA NIEUWS
PERSONALIA
AGENDA