“En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in...

102
Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in de boekjes.” Boekbaby’s: een belevingsonderzoek naar de ouder-kind-interactie Lidewei Beel Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek Promotor: Dr. Bruno Vanobbergen, Universiteit Gent Copromotor: Dr. Katrien Vloeberghs, Universiteit Antwerpen

Transcript of “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in...

Page 1: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

Universiteit Gent

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Academiejaar 2007-2008

“En dan liggen we alletwee zo op onzen

buik te kijken in de boekjes.”

Boekbaby’s: een belevingsonderzoek

naar de ouder-kind-interactie

Lidewei Beel

Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de

pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek

Promotor: Dr. Bruno Vanobbergen, Universiteit Gent

Copromotor: Dr. Katrien Vloeberghs, Universiteit Antwerpen

Page 2: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

2

Inhoudsopgave

Voorwoord 4

1. Inleiding 5 1.1 Algemene doelen onderzoek Boekbaby’s 6

1.2 Boekbaby’s concreet 7

1.3 Voorleesstijl 7

1.4 Affectieve interacties tijdens boekmomenten 8

2. Literatuurstudie 9 2.1 Onderzoeksbevindingen Bookstart 9

2.2 Andere projecten in navolging van Bookstart 10

2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling en boeken 12

2.4 Tweede en derde levensjaar: peuters en boeken 13

2.5 Voorleesstijl 14 2.5.1 Manier van voorlezen 14

2.5.2 Verschillen in de aard van de relatie 16

2.5.3 Verschillen in verbale uitingen 16

2.5.4 Verschillen in voorleesstijl van moeders en vaders 17

2.6 Affectieve interacties tijdens boekmomenten 17 2.6.1 Dimensies van affectieve interacties 18

2.6.2 Invloed van hechting op boekmomenten 19

2.6.3 Aanrakingen tijdens boekmomenten 21

3. Methode 23 3.1 Methode algemeen 23

3.2 Methode eigen subthema’s binnen derde interviewronde 26 3.2.1 Methode kwalitatief onderzoeksluik 26

3.2.2 Methode kwantitatief onderzoeksluik 27

4. Resultaten 28 4.1 Algemene onderzoeksbevindingen project Boekbaby’s 28

4.1.1 Eerste interviewronde 28

A. Boeken en baby’s: een samenspel? 28

B. Boekmomenten 29

C. Babyboekjes 33

4.1.2 Tweede interviewronde 34

A. Ingeburgerde boekmomenten 34

B. Solo boekmomenten 34

Page 3: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

3

C. Gezamenlijke boekmomenten 35

D. Babyboekjes 36

4.1.3 Derde interviewronde en vragenlijst 38

A. Boekmomenten op vraag van de boekbaby’s 38

B. Solo boekmomenten 38

C. Gezamenlijke boekmomenten 39

D. Babyboekjes 41

4.2 Eigen exploratief onderzoek binnen het project Boekbaby’s 43 4.2.1 De voorleesstijl van moeder en vader 43

A. Het plezier van een boekmoment 43

B. Interactieve voorleesstijl 44

C. Beoordeling en beïnvloeding 46

4.2.2 Affectieve interacties tijdens boekmomenten 48

A. Fysieke nabijheid 48

B. Emotionele spontaneïteit, affectie en praten 48

C. Lof, ondersteuning en positieve beïnvloeding 50

5. Discussie 52 5.1 Voorleesstijl van moeder en vader 52

5.2 Affectieve interacties tijdens boekmomenten 54

5.3 Beperkingen eigen onderzoek 55

6. Conclusie 57 6.1 Algemene vaststellingen 57

6.2 Conclusie voorleesstijl van moeder en vader 57

6.3 Conclusie affectieve interacties tijdens boekmomenten 59

6.4 Tot slot 59

Bibliografie 61

Bijlagen 64

Page 4: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

4

Voorwoord

Met deze scriptie beëindig ik na vijf jaar mijn studies pedagogische wetenschappen aan de

Universiteit Gent. De voorbije jaren deed ik heel wat kennis en ervaring op, en leerde ik

vaardigheden waar ik de rest van mijn leven dankbaar gebruik van zal maken.

Met veel enthousiasme heb ik aan het onderzoek Boekbaby’s meegewerkt en nadien deze

scriptie geschreven. Ik kon hierbij op de steun rekenen van heel wat mensen, die ik bij deze

dan ook graag wil bedanken.

Allereerst ben ik dank verschuldigd aan de boekbaby-gezinnen, die me met open armen

ontvingen en me vol overgave over de boekmomenten met hun kleine spruit vertelden.

Ik dank ook mijn promotor Bruno Vanobbergen voor de goede raad en feedback, en de

onderzoekscoördinator Marie Daems voor de begeleiding bij de interviews.

Verder bedank ik ook mijn ouders omdat ze het mogelijk maakten dat ik deze studies

aanving en volbracht.

Tenslotte dank ik ook alle mensen – mijn broer en zus, vrienden en lief - die naar me

luisterden, me op ideeën brachten en me feedback gaven in verband met deze scriptie.

Gent, 15 mei 2008.

Page 5: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

5

1. Inleiding

Donderdag 29 november 2007. Ouders moeten van jongs af aan een leesklimaat stimuleren,

lezen we in De Standaard. Vlaamse gezinnen hebben een minder sterke leescultuur dan onze

buurlanden, luidt het. Momenteel bruist Vlaanderen van de initiatieven: de Boekenbende, de

Nationale Voorleesweek, Iedereen Leest, de Kinder- en Jeugdjury, de Jeugdboekenweek, de

Boekenbeurs, het Boekenfestijn... Het is overduidelijk: leescultuur is een begrip dat momenteel

veel aandacht krijgt. Enerzijds lezen we alarmerende berichten, anderzijds blijken boeken

van een blijvende aandacht te genieten.

Lezen is van groot belang in onze samenleving die grotendeels is gebaseerd op schriftelijke

communicatie. Maatschappelijk bestaan er aldus verschillende initiatieven die een

leescultuur stimuleren. Zo bijvoorbeeld is het aangehaalde Iedereen leest1 een project van

Stichting Lezen in samenwerking met de NMBS en Metro. Iedereen leest omvat een website

met leestips van en voor lezers. De bedoeling van deze website is mensen laten vertellen

over hun favoriete boeken. Verder worden lezers, en in het bijzonder lezende treinreizigers,

het hele jaar door verrast met leestips in Metro en op Radio 1.

De Boekenbende2 is dan weer een initiatief waarbij vrijwilligers in een aantal Brusselse

gemeenten naar gezinnen trekken om er voor te lezen aan vijf- tot zevenjarigen. Er wordt

voorgelezen aan kinderen die in gezinnen leven waar nog niet de gewoonte bestaat om in

het Nederlands voor te lezen. De Boekenbende wil de kinderen in de eerste plaats het plezier

van voorgelezen worden laten meemaken. Doordat de ouders geregeld aanwezig zijn bij het

voorlezen en merken dat hun kinderen genieten van de boekmomenten, komt het vaak voor

dat ouders na afloop van project zelf verhaaltjes gaan voorlezen aan hun kroost.

De idee van leesbevordering met inbegrip van de interesse voor voorlezen verovert stilaan

de hele wereld. Nigeria, Oeganda, Nederland, Malta, Groot-Brittannië, stuk voor stuk

hebben deze landen projecten ontwikkeld om een leescultuur te stimuleren. Zelfs voor hele

jonge kinderen bestaan er in een aantal landen reeds projecten. In Groot-Brittannië is er

bijvoorbeeld het project Bookstart3, een leesbevorderingsproject voor kinderen van nul tot

drie jaar dat al meer dan tien jaar succesvol loopt. Bookstart voorziet alle Britse kinderen drie

keer van een boekenpakket, namelijk op de leeftijd van zeven maanden, achttien maanden

en drie jaar.

In Vlaanderen is Stichting Lezen verantwoordelijk voor leesbevorderingsprojecten voor alle

leeftijden en doelgroepen. Stichting Lezen liet zich, net zoals heel wat

leesbevorderingsinstanties in andere landen, inspireren door Bookstart en besloot het

programma naar de Vlaamse context te vertalen. Het project werd Boekbaby’s gedoopt. Aan

dit project werd reeds van bij de start in 2005 een onderzoek gekoppeld. De vakgroep

pedagogiek van de Universiteit Gent en het departement literatuurwetenschappen van de

Universiteit Antwerpen sloegen hiervoor de handen in elkaar. Het is in dit kader dat deze

scriptie zich situeert. Ruim twee jaar geleden, toen de opdracht gegeven werd om op zoek te

gaan naar een scriptie-onderwerp, vertelde Bruno Vanobbergen over het concept van

Boekbaby’s. Ik was meteen verkocht. Ik had namelijk voordien reeds heel wat interesse voor

1 http://www.iedereenleest.be/, geraadpleegd op 16 april 2008. 2 http://www.boekenbende.be/, geraadpleegd op 16 april 2008. 3 http://www.bookstart.co.uk/Parents-and-carers/Packs, geraadpleegd op 2 april 2008.

Page 6: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

6

kinderboeken, en al heel vaak aan kinderen voorgelezen. Voorlezen is als activiteit toch altijd

een tikkeltje specialer dan andere activiteiten die je met een kind kan ondernemen. Kinderen

genieten met volle teugen, niet alleen van de inhoud van het boek, maar vooral ook van de

volledige aandacht van de toegewijde voorlezer en het gezellig knus bij elkaar zitten.

‘Nog eentje! Nog een keer!’ Wie voorgelezen wordt, krijgt er maar niet genoeg van. Dat deze

activiteit dan ook nog eens de taalontwikkeling en het voorstellingsvermogen van kinderen

stimuleert, is mooi meegenomen.

In deze scriptie zal ingegaan worden op de ouder-kind-interacties tijdens het voorlezen aan

kinderen van nul tot twee jaar. Enerzijds richten we ons op de vraag waaruit de voorleesstijl

van Vlaamse ouders bestaat en of moeders en vaders verschillen zien tussen elkaars

voorleesstijl. Anderzijds gaan we na welke affectieve interacties ouder en kind hebben

tijdens een boekmoment en welk belang ouders aan die affectieve interacties hechten.

Hieronder volgen eerst de algemene doelen van het ruimere onderzoek Boekbaby’s

waarbinnen het eigen exploratief onderzoek naar ouder-kind-interacties plaatsvond. Daarna

gaan we wat concreter in op het project. Vervolgens wordt duidelijk hoe de twee

aangehaalde onderzoeksvragen, namelijk over voorleesstijl en over affectieve interacties

tijdens boekmomenten, gegroeid zijn doorheen het onderzoek.

1.1 Algemene doelen onderzoek Boekbaby’s

In tegenstelling tot ander wetenschappelijk onderzoek naar leesbevorderingsprojecten ligt de

klemtoon van het Vlaamse Boekbaby’s-onderzoek niet op het in kaart brengen van de

effecten van het programma. Het positieve effect van leesbevorderingsinitiatieven op de

ontwikkeling van kinderen is immers reeds veelvuldig onderzocht en aangetoond. Wat zijn

dan wel de doelstellingen? Het onderzoek Boekbaby’s wil meer inzicht verwerven in de

manieren waarop leesbevordering in gezinnen in Vlaanderen aan het begin van de

eenentwintigste eeuw verloopt. Het is de bedoeling om de omstandigheden in kaart te

brengen die een succesvolle leesbevorderingspraktijk binnen het gezin bevorderen én

belemmeren, maar ook om positieve praktijkvoorbeelden (“examples of good practice”) van

leesbevordering in gezinnen te vinden.

Meer specifiek lopen de doelstellingen van het onderzoek langs twee sporen. Enerzijds

focust het onderzoek op de beleving en de ervaring van ouders met betrekking tot het

introduceren van stimuli zoals boekjes, voorleestips, boekencheques,... ter bevordering van

een meer leesgeoriënteerde gezinscultuur. Anderzijds is dit onderzoek een eerste stap naar

het in kaart brengen van de diversiteit aan (voor)leesculturen die Vlaanderen momenteel rijk

is.

Alle betrokken gezinnen worden hiertoe in de loop van het traject driemaal bevraagd. Het

onderzoek wordt gedragen door de idee dat er niet zoiets bestaat als ‘de ideale leescultuur in

het gezin’, maar wil veeleer door het presenteren van een diversiteit aan goede

praktijkvoorbeelden inspiratie voor het ontwikkelen van een leescultuur aan jonge gezinnen

aanreiken. Het onderzoek wil daarbij uitdrukkelijk ook het perspectief van moeilijker

bereikbare gezinnen opnemen. (Daems en Vanobbergen, 2008)

Page 7: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

7

1.2 Boekbaby’s concreet

Boekbaby’s is een samenwerking tussen Stichting Lezen Vlaanderen, het Vlaams Centrum

voor Openbare Bibliotheken, Sodexho en de Universiteiten van Antwerpen en Gent. Het

pilootproject Boekbaby’s is in Vlaanderen gestart in het najaar van 2005. In tien geselecteerde

Vlaamse steden en gemeenten werd in samenwerking met de plaatselijke openbare

bibliotheken bij tweeëntachtig ouders met baby’s - allen geboren in het najaar van 2005 - een

‘plezier beleven aan boeken’- programma opgestart. Deze gezinnen kregen op bepaalde

tijdstippen gratis zorgvuldig geselecteerde voorleesboekjes, boekencheques, een placemat,

een boekje met voorleestips en een lijst met andere zinvolle boeken voor hun kinderen.

Tegelijkertijd ontwikkelden de betrokken bibliotheken tal van initiatieven die aansloten bij

het programma. (Daems en Vanobbergen, 2008)

1.3 Voorleesstijl

Wanneer er met baby’s in boeken gekeken wordt, houdt dat vaak meer in dan enkel

voorlezen. Het kan gaan om samen kijken in boeken, zingen, aanwijzen, bladeren, vertellen

en ook voorlezen. Vandaar dat we kiezen voor de term ‘boekmomenten’ in plaats van het

begrip ‘voorlezen’.

De manier van voorlezen van ouders benoemen we als ‘voorleesstijl’ of ‘ouder-kind-

interacties tijdens boekmomenten’. We verstaan hieronder bijvoorbeeld of ouders prentjes

aanwijzen, zaken benoemen, een boekje steeds volledig uitlezen, in welke mate ze zich

houden aan de gedrukte tekst, in welke mate ze hun kind vragen stellen, wat ze doen om de

aandacht van hun boekbaby te trekken of te behouden...

Het leek ons interessant om binnen het kader van dit onderzoek na te gaan hoe interactief de

ouders die deelnemen aan het project, met hun kind met boeken bezig zijn. En als ze

interactief voorlezen, vanuit welke motivatie ze dit doen.

Tijdens het onderzoek merkten we dat vooral moeders het initiatief hadden genomen om het

gezin kandidaat te stellen voor Boekbaby’s. Bij de eerste twee bevragingsrondes konden

ouders zelf beslissen wie aanwezig was op het interview: moeder en/of vader. Als gevolg

van deze vrije keuze werd driekwart van de interviews enkel met de moeder gevoerd.

Doorheen het onderzoek bleek echter dat heel wat vaders gaandeweg enthousiasme voor

baby’s en boeken ontwikkelden. Daarom wensten deze papa’s expliciet bij het onderzoek te

betrekken en niet aan het toeval over te laten of zij aanwezig waren op het derde interview of

niet (cfr. methode). We kozen ervoor om aan alle gezinnen van één onderzoeker-student te

vragen of beide ouders konden aanwezig zijn op het laatste interview. Ook lieten we in de

afsluitende vragenlijst een onderdeel door beide ouders apart invullen. Op die manier

konden we de stem van de vader aan bod laten komen in het onderzoek.

Verder leek het ons ook boeiend om na te gaan in hoeverre moeders en vaders verschillen

merken tussen elkaars manier van voorlezen. Leren ouders iets van elkaar? Hoe evalueren

moeders en vaders zichzelf als voorlezer en hoe evalueren ze elkaar? Misschien vinden we in

deze (zelf)evaluatie een verklaring voor waarom boekmomenten overwegend een mama-

aangelegenheid zijn, zoals bleek uit de eerste twee interviewrondes. Immers, meerdere

Page 8: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

8

moeders vertelden dat de papa zelfs nog nooit met hun baby in een boekje gekeken had. We

vermoeden dat naast tijd ook nog andere zaken meespelen.

1.4 Affectieve interacties tijdens boekmomenten

Een belangrijk onderdeel van interacties van ouders met hun jonge kinderen, is het affectieve

aspect. Rond affectieve interacties tijdens voorlezen is echter nauwelijks kwalitatief

onderzoek te vinden. Nochtans blijkt uit de interviews van de eerste en tweede ronde dat

deze affectieve interacties een belangrijk onderdeel zijn van de voorleespraktijken aan jonge

kinderen. (Daems & Vanobbergen, 2008)

Er is reeds heel wat onderzoek gevoerd naar de invloed van de hechtingsrelatie op de

voorleesstijl. Binnen de context van dit onderzoek is het echter interessanter om de

omgekeerde invloed na te gaan: welke invloed heeft het voorlezen op de band tussen ouders

en hun kind, hoe ervaren ouders dat zelf? Hoe wisselen ouders tijdens boekmomenten

affectie uit met hun kinderen? In welke mate hechten ze hier belang aan? Is het boekmoment

voor de ouder een moment van genieten en plezier of eerder een verplicht af te werken

activiteit? Het onderzoek Boekbaby’s laat toe om op deze vragen een antwoord te vinden.

Gezien het project Boekbaby’s opgezet is vanuit het idee van ‘samen plezier beleven aan

boeken’, is het erg belangrijk om ook dit aspect bij de ouders te bevragen.

In dit onderzoek wordt achterhaald in welke mate ouders belang hechten aan affectieve

interacties tijdens boekmomenten en hoe die affectieve aspecten zich uiten tijdens een

boekmoment. Binnen een leesbevorderingsproject is het immers belangrijk om ouders te

helpen van het lezen met hun kind een aangenaam moment te maken. Het is namelijk alom

bekend dat samen leuke dingen doen een band schept tussen mensen.

Samenvattend stellen we de volgende onderzoeksvragen:

- Waaruit bestaat de voorleesstijl van Vlaamse ouders en zien moeders en vaders

verschillen tussen elkaars voorleesstijl?

- Welke affectieve interacties hebben ouder en kind tijdens een boekmoment en

welk belang hechten ouders aan die affectieve interacties?

In het volgende onderdeel van deze scriptie wordt een overzicht gegeven van de bestaande

literatuur op het domein van ‘jonge kinderen en boeken’ en ‘ouder-kind-interacties tijdens

boekmomenten’. In een derde deel wordt de methode van het Boekbaby’s-onderzoek

besproken, zowel van het onderzoek in zijn geheel, als van het eigen exploratief onderzoek

binnen het project Boekbaby’s (cfr. bovenstaande twee onderzoeksvragen). Vervolgens

komen de resultaten van het project aan bod, zowel algemeen als wat de twee subthema’s

betreft. Dan volgen discussie en als afsluiter de conclusie.

De referenties zijn conform de APA-regels.

Page 9: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

9

2. Literatuurstudie Eerst worden de onderzoeksresultaten van het leesbevorderingsproject Bookstart

weergegeven.

Daarna volgen een aantal voorbeelden van projecten die zich lieten inspireren door

Bookstart.

In een derde en vierde deel wordt een beeld geschetst van de evolutie in de gedragingen van

het kind ten aanzien van boeken. We leggen ons hierbij vooral toe op de eerste levensjaren,

omdat we de onderzoeksgroep tijdens die leeftijdsperiode volgden. Bovendien is het zo dat

analyses uitgewezen hebben dat voorlezen aan kinderen onder de drie jaar sterk verschillend

is van voorlezen aan kinderen van drie tot vijf jaar. (Fletcher & Reese, 2005) We kozen hierbij

voor een ontwikkelingspsychologisch perspectief. Er waren hier echter ook andere

invalshoeken mogelijk, zoals bijvoorbeeld een linguïstisch perspectief. We beslisten om een

ontwikkelingspsychologisch uitgangspunt te hanteren omdat dit best past bij de subthema’s

die we doorheen Boekbaby’s willen onderzoeken, namelijk de interactie tussen ouders en

hun kinderen tijdens boekmomenten. We focussen immers niet op de taalkundige effecten

van het programma. Het ontwikkelingspsychologisch perspectief sluit ook meest aan bij de

eigen opleiding pedagogische wetenschappen.

In de laatste twee onderdelen wordt een overzicht gegeven van de bestaande literatuur rond

voorlezen aan jonge kinderen en in het bijzonder rond ouder-kind-interacties tijdens

boekmomenten. Het zal duidelijk worden dat nagenoeg alle wetenschappelijk onderzoek

naar acties die tot doel hebben baby’s en jonge kinderen vertrouwd te maken met boeken,

wijst op een positief én lange termijn effect op de ontwikkeling van kinderen. (Hall, 2001)

Gezien de zeer beperkte aanwezigheid van kwalitatief onderzoek over het onderwerp,

omvat onderstaande literatuurstudie bijna uitsluitend resultaten die via kwantitatieve

onderzoeksmethoden zoals vragenlijsten en observaties bekomen zijn. Opvallend is ook het

nagenoeg ontbreken van de stem van de vader in de literatuur. Zoals u zal merken, vonden

we slechts één onderzoek over boeken en jonge kinderen waarbij de vaders betrokken

werden.

2.1 Onderzoeksbevindingen Bookstart

In 1992 startte in Birmingham Bookstart, een voorleesproject waarbij 300 jonge gezinnen

gestimuleerd werden om aan hun baby’s voor te lezen. De belangrijkste doelstellingen van

het project werden als volgt geformuleerd:

• het promoten en stimuleren van voorlezen aan baby’s en jonge kinderen;

• het beter toegankelijk maken van boeken door middel van promotie van

bibliotheekbezoek en het kopen van boeken;

• het bewustzijn van vroege en ontluikende geletterdheid vergroten;

• het onderzoeken van de mogelijkheden en methoden om het Bookstart-project op

grote schaal in te voeren;

• het promoten van onderzoek naar de effecten van Bookstart. (Wade & Moore,

1993)

In navolging van het succes van het pilootproject te Birmingham hebben diverse regionale

instanties vergelijkbare projecten opgezet (Daems & Vanobbergen, 2008). Tijdens de

lancering van het Nationale jaar van het lezen in september 1998 formuleerde Bookstart het

Page 10: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

10

voornemen om het programma op nationaal niveau te ontwikkelen. Binnen de vijftien

maanden bereikte het een landelijke spreiding van tweeënnegentig procent. In maart 2000

had Bookstart in Groot-Brittannië de status bereikt van eerste, nationale programma ter

wereld waarbij boeken werden uitgedeeld aan gezinnen met baby’s. Momenteel zijn jaarlijks

ongeveer twee miljoen kinderen bij het programma betrokken. Het principe is eenvoudig:

aan gezinnen met jonge kinderen worden op regelmatige tijdstippen gratis boeken

geschonken met als doel het voorlezen aan jonge kinderen te stimuleren. De sensibilisering

beperkt zich daarbij niet tot ouders, maar ook kleuterleidsters, kinderverzorgsters en

bibliotheken worden in het programma mee opgenomen. (Steendijk, 2004)

De resultaten zijn indrukwekkend. Onderzoek toonde aan dat Bookstart aanleiding gaf tot

een toename van voorlezen aan baby’s, een toegenomen leesgedrag binnen het gezin, een

duidelijke stijging in bibliotheekbezoek en een opmerkelijk hogere verkoop van boeken

(Hardman & Jones, 1999; Steendijk, 2004). In boeken kijken werd vaker door Bookstart-

kinderen dan door niet-Bookstart-kinderen als favoriete activiteit aangeduid. Bookstart-

kinderen toonden meer interesse in het boek en voor het omdraaien van de bladzijden. Ze

maakten vaker opmerkingen bij het verhaal, wezen meer tekst en illustraties aan, deden

meer voorspellingen en stelden en beantwoordden significant meer vragen dan de

controlegroep. Uit langetermijn opvolging van de kinderen via longitudinaal onderzoek

(Moore & Wade, 1996a, 1996b, 1998, 2003) bleek bovendien dat Bookstart-kinderen niet

alleen met een voorsprong het aanvankelijk lees- en taalonderwijs aanvatten, maar deze

voorsprong ook gedurende hun hele schoolloopbaan wisten te behouden. Bovendien

scoorden de Bookstart kinderen ook op het vlak van rekenen hoger dan de controlegroep.

Het onderzoek naar Bookstart én de praktijk geven aan hoe dit initiatief aldus een sterke

positieve invloed heeft op niet alleen de ontwikkeling van kinderen, maar eveneens op de

cultuurparticipatie van jonge kinderen en hun ouders: boeken lezen, bibliotheekbezoek,

participatie aan literaire activiteiten... (Hall, 2001; Daems & Vanobbergen, 2008)

In navolging van het succes van Bookstart zijn er de voorbije jaren tal van nieuwe

initiatieven gelanceerd. Deze hebben enerzijds de bedoeling om in het project ook oudere

kinderen op te nemen en betekenen dus een vorm van opvolging ervan. Naast het Bookstart

pack for babies is er ook Bookstart+ voor kinderen tussen achttien en dertig maanden en My

Bookstart Treasure Chest voor kinderen van drie jaar ontstaan. Sinds kort krijgen zevenjarige

kinderen ook een boekenpakket en mogen elfjarigen zelf een boek kiezen.

Anderzijds streeft men er naar om aan speciale groepen kinderen extra aandacht te

schenken. Hiertoe is bijvoorbeeld Booktouch ontwikkeld, bedoeld voor kinderen met een

visuele handicap van vier jaar en ouder4.

2.2 Andere projecten in navolging van Bookstart Sedert enkele jaren hebben wereldwijd verschillende landen zich door Bookstart laten

inspireren bij de uitwerking van een leesbevorderingsproject voor baby’s. Het lijstje van

landen is lang: Italië, Japan, Thailand, Korea, Ierland, Duitsland, Nederland, Malta, Nieuw-

Zeeland, Australië, Nigeria, Uganda, Canada, Colombia, Amerika en vele andere landen.

4 http://www.bookstart.co.uk/Parents-and-carers/Packs, geraadpleegd op 10 april 2008.

Page 11: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

11

De meeste van deze landen geven op regelmatige tijdstippen boekenpakketten weg aan

gezinnen met baby’s en peuters. Vaak wordt hiervoor samengewerkt met de bibliotheken en

plaatselijke gezondheidscentra. We geven drie voorbeelden: Boekenpret in Nederland, Reach

out and Read in Amerika en Reading for development in Nigeria.

In Nederland loopt het pilootproject Boekenpret5 reeds geruime tijd. Het project richt zich

naar alle autochtone en allochtone gezinnen met kinderen tussen nul en zes jaar, waar

weinig aandacht is voor voorlezen. Boekenpret wordt uitgevoerd in opdracht van Stichting

Lezen Nederland in samenwerking met de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg. Bij Boekenpret

gaat het niet om het gratis uitdelen van boeken. Wel is Boekenpret een methode om jonge

kinderen en hun ouders te laten ontdekken dat je veel plezier kunt beleven aan boeken.

Boekenpret beschikt eveneens over een label dat kan toegekend worden aan een locatie,

speelzaal of organisatie onder volgende voorwaarden:

� De professionals krijgen scholing.

� Ouders ontvangen voorlichting over de doelstellingen van Boekenpret.

� Er wordt gebruik gemaakt van de ‘centrum-gezin-centrum’-aanpak.

� Per leeftijdsgroep worden de materialen van Boekenpret gebruikt.

� De bibliotheek speelt een belangrijke rol.

� Minstens twee organisaties (consultatiebureaus, speelzalen, basisscholen,

bibliotheek,…) werken samen voor verschillende leeftijdsniveaus (baby, peuter,

kleuter).

Momenteel onderzoekt de Universiteit van Tilburg de effecten van het programma op

plaatsen die al enige tijd met de methode Boekenpret werken. Centraal in het onderzoek

staan het effect van Boekenpret op het (interactief) voorleesgedrag van ouders en op hun

attitudes ten aanzien van voorlezen.

In Amerika loopt het programma Reach out and read met als doel het bevorderen van de

taalontwikkeling van kinderen die in armoede leven. Er worden op geregelde tijdstippen

boeken gegeven aan kinderen, en hun ouders worden door artsen en verpleegkundigen

geïnformeerd over het belang van voorlezen. De effecten van het programma zijn reeds

veelvuldig bestudeerd. Weitzman, Roy, Walls en Tomlin (2004) onderzochten honderd

gezinnen die het programma volgden en stelden vast dat er in drieënnegentig procent van

de gezinnen voorgelezen werd, en dat vijfenveertig procent van de ouders voorlezen als

favoriete activiteit met het kind noemde. Verder stelden ze ook vast dat het volgen van het

programma een vooruitgang in geletterdheid teweeg bracht. Reach out and read wordt aldus

beschouwd als een ‘evidence-based intervention’6

Ook Nigeria startte een leesbevorderingsproject voor jonge kinderen, namelijk Reading for

Development7. De bedoeling is om een leescultuur te stimuleren door op school boeken voor

kinderen beschikbaar te stellen en door op boekenbeurzen gratis boeken uit te delen aan erg

jonge kinderen. Op die manier hoopt men de blik van kinderen te verruimen en hun kansen

5 http://www.boekenpretfantasia.nl/boekenpret/OverBoekenpret.html, geraadpleegd op 18 april 2008. 6 http://www.reachoutandread.org/program_faq.html#3, geraadpleegd op 18 april 2008. 7 http://www.readingfordevelopment.org, geraadpleegd op 19 april 2008.

Page 12: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

12

op schoolsucces te verhogen, zodat de geletterheid van Nigeria erop vooruit gaat. Om de

impact van het project te vergroten wordt ook de betrokkenheid van familie en buurt bij het

programma gestimuleerd.

2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling en boeken...

Vanaf twee maanden beginnen baby’s zich te interesseren voor hun externe omgeving. Dit is

dus het ideale moment om te beginnen met intensieve blootstelling aan taal en sensorische

stimulatie. Boeken kunnen hierbij een nuttig medium zijn. De kwaliteit van de vroege

ervaringen met taal heeft invloed op het gemak waarmee kinderen later leren lezen op

school. Samen bezig zijn met boeken stimuleert ook de aandachtsprocessen, bevordert

interactie en is goed voor de visuele en auditieve ontwikkeling van het kind. Het jonge kind

leert bij en dit in een aangename context. (Fortman, Fisch, Phinney & DeFor, 2003)

Onderzoek naar de effecten van Bookstart (cfr. infra) bevestigt dit positieve effect van vroege

ervaringen met boeken. De kinderen die van het Bookstart-programma konden genieten,

hadden in vergelijking met de controlegroep een stevige voorsprong op vlak van taal en

rekenen. Ze bleven deze voorsprong bovendien ook op lange termijn behouden. (Moore &

Wade, 2003)

Hardman en Jones (1999) observeerden veertig baby’s tussen zeven en negen maanden

terwijl ze met hun moeder een boekmoment hadden. Het was duidelijk dat de baby’s bij het

hanteren van de boeken sterk beperkt werden door hun motoriek en door hun gebrek aan

mobiliteit. Alle baby’s hadden het moeilijk om een boek vast te houden, de bladzijden om te

draaien, te focussen op de illustraties, zich uit te drukken en opnieuw recht te gaan zitten na

een tuimeling. De meerderheid probeerde dit te compenseren door op het boek te zuigen of

te kloppen, door het boek te aaien of om te draaien. De moeders daarentegen probeerden het

boekgebeuren eenvoudiger te maken door het boek binnen het bereik van hun baby te

leggen, door figuren aan te wijzen, door de bladzijden om te draaien en door de handen van

hun baby te sturen.

Wijzen is een vorm van interactie die veel voorkomt tijdens boekmomenten met jonge

kinderen. Wie iets aanwijst in een boek, nodigt de ander uit om te kijken. Daarbij verwacht

de persoon ook dat de ander het object zal waarnemen op dezelfde manier. Om dit te

kunnen, moet het kind dus een bepaald cognitief niveau bereikt hebben. Murphy (1978)

onderzocht de non-verbale communicatie van ouder en kind tijdens het bekijken van

prentenboeken. Zijn studie, weliswaar gedateerd maar zeer vaak geciteerd, illustreert hoe de

gebaren van het kind tijdens een boekmoment geleidelijk complexer worden naargelang de

leeftijd van het kind. Baby’s van negen maanden slaan naar de tekeningen in het boek en

grijpen naar de pagina alsof ze de tekeningen uit het blad willen halen. Ze wijzen zelf nog

geen prenten aan. Uit het kijkgedrag van baby’s van negen maanden blijkt duidelijk dat de

vlakke, statische representaties in de prentenboeken voor hen van bijkomstige aard zijn en

aldus nog maar weinig betekenis hebben. (Murphy, 1978)

Bus en Van Yzendoorn (1997) filmden moeders met hun kinderen van tien tot veertien

maanden tijdens het kijken in prentenboeken. Ze pasten de Strange Situation procedure toe

om de moeder-kind gehechtheid te beoordelen. De observaties van het gedrag van moeder

en kind ondersteunden de visie dat vroege geletterdheidsvaardigheden het resultaat zijn van

Page 13: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

13

een sociaal proces en niet van geïsoleerde vaardigheden. (cfr. Bus, Belsky, Van Yzendoorn &

Crnic, 1997) Niet zozeer het doorgeven van informatie door de moeder aan het jonge kind is

belangrijk, maar wel het samen ‘delen’ van een boek. Een boekmoment omvat dus veel meer

aspecten dan enkel overdracht van informatie van moeder naar kind.

2.4 Tweede en derde levensjaar: peuters en boeken

Ouders en kinderen leren beter op elkaar in te spelen door hun interacties tijdens het

voorlezen. Zo passen moeders hun gedrag aan op basis van de reacties van het kind. Rond

de leeftijd van dertien maanden beginnen peuters te begrijpen dat boeken naar dingen

verwijzen en dat de prenten symbolen bevatten die ergens voor staan. Moeders worden

veeleisender naarmate het kind al meer van die verwijzingen begrijpt. (Bus & Van

Yzendoorn, 1997) Wanneer ouders opmerken dat hun kind naar een bepaalde bladzijde van

een boek kijkt, gaan ze hier onmiddellijk op in door te wijzen naar een bepaald kenmerk op

die bladzijde. (Sénéchal, Cornell & Broda, 1995)

Het gedrag van peuters van veertien maanden tijdens het voorlezen kunnen we

karakteriseren als ‘acting upon the book’ eerder dan kijken naar het boek. Op deze leeftijd is

het omdraaien van de pagina’s de voornaamste bezigheid. Er zijn ook heel wat baby’s die het

boek willen vastgrijpen of die slaan op de bladzijden. Veel moeders die met hun peuter in

prentenboeken beginnen kijken, vinden dit allesbehalve een positieve ervaring, omdat ze

niet weten dat dit gedrag normaal is. (Murphy, 1978)

Rond veertien – vijftien maanden beginnen de meeste peuters prentenboeken echt te

appreciëren (Sénéchal et al., 1995). De peuters beginnen geluiden en gebaren te maken bij de

prenten, kijken er echt naar en lachen ermee samen met hun moeder. Als ze nog wat ouder

zijn, gaan ze meer reageren op vragen en praatjes van hun moeder. Samen kijken in boeken

is duidelijk een sociaal proces. Hoe jonger de kinderen aan wie voorgelezen wordt, hoe meer

de voorlezende moeder gedrag stelt dat de aandacht van het kind bij het lezen houdt en hoe

meer ze extra dingen bij het verhaal vertelt ter verduidelijking. (Van Kleeck & Beckley-Mc

Call, 2002)

Martin (1998) voerde een onderzoek naar hoe moeders bij het voorlezen aan jonge kinderen

afwijken van de gedrukte tekst en illustraties en hoe die afwijkingen verschillen naargelang

het ontwikkelingsniveau en de leeftijd van het kind. Uit dit onderzoek bleek dat moeders die

voorlazen aan kinderen van twee en vier jaar meer vragen stelden om een gesprek aan te

knopen met hun kind en meer tijd besteedden aan het uitleggen van concepten dan moeders

die voorlazen aan kinderen jonger dan twee jaar. Moeders van kinderen van zes, twaalf en

achttien maanden vereenvoudigden vooral de tekstconcepten. Moeders van peuters van

twaalf en achttien maanden gebruikten meer strategieën om hun kind betrokken te houden

bij het voorlezen. Deze strategieën waren afhankelijk van de cognitieve, linguïstische en

affectieve ontwikkeling van het kind.

Rond de leeftijd van zeventien maanden verandert het patroon van visuele aandacht van het

kind. De peuter gaat vanaf dan zelf ook meer aanwijzen. Deze veranderingen wijzen er

duidelijk op dat de peuter de symbolische eigenschappen van prentenboeken gaat

appreciëren. (Sénéchal et al., 1995)

Page 14: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

14

Kinderen van twaalf - achttien maanden reageerden op boeken door te wijzen, te benoemen,

te praten en non-verbale symbolen te gebruiken. Hun ouders probeerden deze reacties uit te

lokken door een voorspelbare routine te volgen tijdens het voorlezen, door vragen te stellen

(‘Wat is dat?’), te praten (‘Kijk, dat heeft dezelfde kleur als jouw trui!’), te benoemen (‘Kijk,

een konijn!’) en feedback te geven (‘Ja, dat is een konijn!’). (Bus et al., 1997)

Op de leeftijd van twintig - vierentwintig maanden is wijzen een goed ontwikkelde

activiteit geworden, en dit in coördinatie met klanken. Dit betekent dat de peuters zelf

prentjes gaan aanwijzen en vragen ‘wat het is’ of zelf gaan benoemen. (Murphy, 1978)

Moeders die voorlezen aan tweejarige peuters lokken meestal reacties uit bij hun peuter,

bijvoorbeeld door te zeggen: ‘raak eens het hondje aan’. Ze ondersteunen waar nodig en

leren hun kind ‘verwijzingsgedrag’ door zelf symbolen te gebruiken zoals dierengeluiden en

gebaren of door te wijzen naar prentjes. (Bus & Van Yzendoorn, 1997)

Uit onderzoek blijkt dat de strategie van ‘dialogic reading’ (te vertalen als ‘interactief

voorlezen’) een positieve invloed heeft op de taalvaardigheden van twee- en driejarige

kinderen. (Huebner & Meltzoff, 2005; Blom-Hoffman, O’Neil & Cutting, 2006) ‘Dialogic

reading’ is een interactieve methode om een boekmoment te hebben met jonge kinderen die

nog niet kunnen lezen. Ook Bus en Van Yzendoorn (1995) halen aan dat interactief voorlezen

de beste manier is om met een jong kind een boekmoment te hebben dat de ontwikkeling

van het kind bevordert.

2.5 Voorleesstijl

Zoals aangegeven in de inleiding, focussen we in het onderzoek Boekbaby’s op voorleesstijl

van moeders en vaders. Hieronder geven we eerst een overzicht van de bestaande literatuur

op het vlak van voorleesstijl los van geslacht. Dan volgt literatuur rond verschillen tussen

moeders en vaders, en de relatie met hun kind in het algemeen (dus niet alleen tijdens

boekmomenten). Daarna volgen verschillen in verbale uitingen van beide ouders en tenslotte

bekijken we het weinige onderzoek dat expliciet focust op voorleesverschillen tussen

moeders en vaders.

2.5.1 Manier van voorlezen

Fletcher en Reese (2005) bestudeerden en vergeleken de bestaande literatuur over voorlezen

aan kinderen van nul tot drie jaar. De positieve invloed op de taalontwikkeling en op de

ontluikende geletterdheid heeft zowel te maken met gedrag van de ouder (bv. al dan niet

interactief voorlezen), gedrag van het kind (bv. aandacht) als kenmerken van het boek zelf

(bv. het boek is al dan niet veel te moeilijk). De invloed is dan ook erg complex. Voorlezen

aan jonge kinderen is duidelijk gerelateerd aan de taalontwikkeling van kinderen. Het is

echter niet geweten welke aspecten van (interactief) lezen nu precies een impact hebben op

de taalontwikkeling.

Uit onderzoek blijkt dat de manier waarop ouders met hun kinderen omgaan terwijl ze bezig

zijn met boeken, erg bepalend is voor de voordelen die het kind kan halen uit de

Page 15: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

15

boekmomenten. Wanneer ouders bijvoorbeeld weinig ruimte laten voor de inbreng van het

kind, veelvuldig hun kind terechtwijzen of het kind dwingen te blijven zitten en luisteren,

kan het voorlezen een contraproductief effect hebben op de ontwikkeling van het kind. (Bus

et al., 1997)

Echter, hoe interactiever ouders met hun kinderen bezig zijn met boeken, hoe beter voor de

ontwikkeling. Zo staat het eerder aangehaalde ‘dialogic reading’ in de literatuur beschreven

als een reeks strategieën om een boek te ‘delen’ met jonge kinderen die nog niet kunnen

lezen. De strategie houdt een actieve betrokkenheid van het kind in en moedigt ouder en

kind aan om te praten tijdens het samen kijken in boeken. Heel wat onderzoek heeft

gewezen op de voordelen van deze strategie bij het ontwikkelen van taalvaardigheden bij

peuters en kleuters. (Blom-Hoffman et al., 2006)

Van Damme (1999) voerde onderzoek naar hoe interactief Vlaamse ouders voorlezen aan

hun kinderen van drie tot zes jaar. Hoewel het hier om kleuters gaat en niet om baby’s en

peuters, zijn de bevindingen zeker interessant in functie van ons onderzoek.

Zij stelde vast dat de manier waarop ouders een prentenboek voorlezen aan jonge kinderen

sterk verschillend is. Bij de meeste gezinnen zijn er enkele interacties per boekmoment, in

een beperkt aantal gezinnen is er heel veel interactie en in enkele gezinnen wordt een boek

rechttoe rechtaan voorgelezen. Toch zijn er een aantal handelingen die veelvuldig

voorkomen, zoals het reageren op plaatjes, voorspellen, beantwoorden van vragen en

becommentariëren van onverwachte wendingen.

Zoals eerder aangehaald, hebben kinderen aan wie voorschools regelmatig wordt

voorgelezen, later betere kansen op schoolsucces. Hoe valt dit nu te verklaren?

Vanzelfsprekend spelen het contact met teksten en de ervaringen met boeken een belangrijke

rol. Anderzijds speelt ook het gegeven mee dat voorlezen een warm, affectief moment is dat

zowel door ouder als kind als iets aangenaams wordt ervaren, waardoor een positieve

attitude ten aanzien van boeken ontstaat. Van Damme stelt dat het verband tussen vroege

voorleeservaringen en latere schoolprestaties aldus erg complex is, en gebaseerd op de

interacties die plaatsvinden tijdens het boekmoment. Haar onderzoek focust op de verbale

interacties tussen ouder en kind. Deze interacties kunnen gecontextualiseerd of

gedecontextualiseerd zijn. Bij gecontextualiseerd taalgebruik wordt informatie gebruikt die

reeds in de tekst of illustratie aanwezig is. Dit kan bijvoorbeeld zijn: benoemen, aanduiden of

tekst herhalen. Gedecontextualiseerd taalgebruik gaat verder dan de beschikbare tekst of

illustratie. Voorbeelden hiervan zijn voorspellingen maken, uitleggen van de betekenis van

woorden, het karakter van de personages bespreken...

Van Damme stelt dat de gedecontextualiseerde interacties voor een stuk verklaren waarom

het voorlezen een positief effect heeft op de ontwikkeling van de kinderen. Op school wordt

namelijk vaker gepraat over dingen buiten het hier-en-nu. Kinderen die meer ervaring

hebben met dit soort taalgebruik, zouden daardoor bevoordeeld zijn. Echter, ook in andere

situaties dan voorlezen, wordt gedecontextualiseerd taalgebruik gehanteerd in een gezin,

zoals bijvoorbeeld aan tafel.

Ook Yont en Snow (2003) stelden dat kinderen tijdens het voorlezen niet alleen hun

woordenschat uitbreiden, maar ook kennismaken met woorden en concepten die minder aan

bod komen tijdens dagdagelijkse conversaties. Het gebruik van deze gedecontextualiseerde

taal maakt een belangrijk deel uit van de taalvaardigheid.

Page 16: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

16

Uit het onderzoek van Van Damme (1999) bleek dat het grootste deel van wat er door ouders

toegevoegd wordt aan de tekst, contextgebonden is en dus gaat over de prenten en de

gelezen tekst. Een kleiner deel van de interacties zijn gedecontextualiseerde taaluitingen.

Ook bekrachtigen van wat het kind zegt of doet, komt regelmatig voor. Ouders die zelf veel

inbrengen, stimuleren veel interactie bij hun kind. Weinig inbreng van de kant van de ouders

geeft dan weer weinig actie van het kind. Hoe jonger de kleuters, hoe meer

gecontextualiseerde taaluitingen tegenover gedecontextualiseerde er gebruikt worden tijdens

een boekmoment.

Driekwart van de geobserveerde boekmomenten waren met moeder en kind, een vierde met

vader en kind. (Van Damme, 1999)

Van Damme en Spoelders (2001) stelden vast dat er bij kinderen van drie jaar tijdens een

boekmoment hoofdzakelijk contextgebonden gewerkt wordt maar dat bij vier- en vijfjarigen

interacties die het hier-en-nu overstijgen wel vaker voorkomen.

2.5.2 Verschillen in de aard van de relatie

Paquette (2004) theoretiseerde de vader-kind relatie op basis van het huidige begrip van

hechting, interacties tussen vaders en hun jonge kinderen, en individuele aanpassingen van

mensen aan elkaar.

Uit de vergelijking van moeder-kind-interacties en vader-kind-interacties bleek dat vaders

een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van een blik op de wereld bij kinderen

(‘openness to the world’). Mannen blijken een tendens te hebben om kinderen te prikkelen, te

stimuleren, te verrassen, en tijdelijk uit evenwicht te brengen. Ze hebben ook de neiging om

kinderen aan te moedigen om risico’s te nemen, terwijl ze tegelijkertijd zorgen voor een

veilige omgeving die zekerheid biedt, zodat de kinderen kunnen leren om voor zichzelf op te

komen en om moedig te zijn in ongewone, niet vertrouwde situaties. Deze dynamiek grijpt

echter alleen plaats in de context van een emotionele band tussen vader en kind. We kunnen

deze band de ‘vader-kind-activatierelatie’ noemen. De vader-kind-activatierelatie wordt

meestal ontwikkeld doorheen fysiek spel. Er wordt aangenomen dat het ‘rollebollen’ of

‘ravotten’ (‘tumble-and-play’) met de vader de gehoorzaamheid en ontwikkeling van

competitieve vaardigheden bij het kind bevordert.

De relatie met de moeder is daarentegen eerder gericht op geruststelling en het kalmeren van

kinderen in stresserende situaties, vandaar dat deze relatie de ‘moeder-kind-

hechtingsrelatie’ wordt genoemd. (Paquette, 2004)

2.5.3 Verschillen in verbale uitingen

Het patroon van communiceren tussen ouder en kind wordt beïnvloed door het geslacht van

de ouder. Los van het geslacht van hun kind, spreken vader en moeder dus anders met hun

kinderen. (Alexander, Harkins & Michel, 1994)

Ook Lanvers (2004) vond heel wat verschillen in interacties van moeders en vaders naar hun

kind toe, namelijk:

• moeders zeggen meer in hoeveelheid (niet in lengte) tegen hun kinderen dan vaders;

• moeders doen veel meer ondersteunende en aanmoedigende uitspraken dan vaders

• moeders doen veel vaker negatieve uitspraken (zoals ‘dat mag niet’) dan vaders

• moeders zijn minder directief op verbaal vlak dan vaders;

Page 17: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

17

• de uitspraken van moeders zijn minder informatief dan die van vaders;

• vaders houden langere monologen over hetzelfde onderwerp dan moeders;

• moeders reageren meer dan vaders op onderwerpen die het kind heeft aangebracht;

• conversaties tussen moeder en kind handelen over minder verschillende

gespreksonderwerpen dan conversaties tussen vader en kind;

• vaders bieden hun kinderen meer dan moeders uitdagende cognitieve activiteiten

aan (zoals probleemoplossing, plagen…). (Lanvers, 2004)

Hieruit kunnen we leren dat zowel moeders als vaders geslachtsspecifieke sterktes hebben in

de omgang met hun kind. Deze verschillende interactiestijlen houden ook verband met de

verschillende (speel-)activiteiten die moeders en vaders met hun kinderen ondernemen.

(Lanvers, 2004) Toch is uit onderzoek, dat rekening houdt met de activiteit, duidelijk

gebleken dat er wel degelijk verschillen bestaan tussen de interactiestijl van moeders en van

vaders met hun tweejarig kind. (Walker & Armstrong, 1995)

2.5.4 Verschillen in voorleesstijl van moeders en vaders

We vonden één onderzoek waarin de voorleesstijl van moeder en vader vergeleken werd.

Uit dit onderzoek (Bartanusz & Sulová, 2003) bij twee- tot driejarige kinderen bleek dat er

wezenlijke verschillen zijn tussen de voorleesstijlen van moeders en vaders. De onderzoekers

stelden vast dat moeders vaker letterlijk de woorden van het kind herhaalden tijdens een

boekmoment. Vermoedelijk doen ze dit om hun kind aan te moedigen en te tonen dat ze de

boodschap van het kind goed begrepen hebben. Vaders hebben eerder de neiging om de

woorden van het kind te herformuleren, eerder dan die letterlijk te herhalen. Vaders vragen

hun kind ook vaker dan moeders om verduidelijking. De auteurs stelden ook vast dat

moeders meer dan vaders blijken van goedkeuring gaven en dat vaders meer dan moeders

afkeuring toonden. Deze vaststelling is tegengesteld aan het eerder vermelde onderzoek van

Lanvers (2004), die stelde dat moeders vaker negatieve uitspraken doen dan vaders.

2.6 Affectieve interacties tijdens boekmomenten

Via het onderzoek Boekbaby’s willen we meer informatie verzamelen over affectieve

interacties die ouders met hun kind hebben tijdens een boekmoment, en welk belang ouders

hieraan hechten. In de literatuur vinden we meerdere onderzoeken terug over affectieve

interacties tijdens boekmomenten.

Baker, Mackler, Sonnenschein en Serpell (2001) zochten naar een verband tussen enerzijds de

verbale en affectieve interacties van ouders en kinderen tijdens het voorlezen en anderzijds

de vooruitgang in lezen van hun kinderen. De onderzoekers observeerden kinderen tussen

vier en acht jaar met hun ouders tijdens het lezen. De drie onderzoeksvragen luidden als

volgt:

(1) Waarover praten kinderen en ouders tijdens het voorlezen?

(2) Hoe is de affectieve atmosfeer tijdens het voorlezen?

(3) Zorgt het voorlezen voor een vooruitgang in het lezen van de kinderen?

Wat waren nu de conclusies? Over het algemeen verliep het voorlezen in een positieve sfeer.

De onderzoekers stelden ook vast dat hoe meer er gepraat werd over onderwerpen die niet

Page 18: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

18

direct met het boek te maken hadden (cfr. gedecontextualiseerde taal, Van Damme, 1999),

hoe positiever de sfeer. De kinderen uit de gezinnen waar het voorlezen in een positieve

sfeer verliep, lazen op achtjarige leeftijd meer uitdagende boeken, zelfs wanneer de bijdragen

van voorgaande leesactiviteiten en basisleesvaardigheden mee in rekening werden gebracht.

De affectieve interacties zijn dus heel erg van belang voor de voordelen die kinderen halen

uit de boekmomenten.

2.6.1 Dimensies van affectieve interacties

Bergin (2001) onderzocht via observatie de affectieve interacties tijdens het voorlezen aan

peuters en aan kinderen die leren lezen. Hij deelde die interacties op in acht categorieën,

waarvan zes met een positieve en twee met een negatieve invloed:

� lof, ondersteuning, positieve gevoelens, emotionele spontaneïteit,

fysieke nabijheid, affectie ( = positieve dimensies)

� vijandigheid, kritiek (= negatieve dimensies)

De interviewvragen over affectieve interacties in ons eigen onderzoek baseren we op deze

dimensies. Hieronder volgt een nadere verklaring van de begrippen, naar analogie met

Bergin (2001).

• Lof betekent het aantal keer dat de ouder het kind verbaal bekrachtigt of goedkeuring

toont via gebaren zoals knikken en glimlachen.

• Onder ondersteuning verstaan we luisteren, geduldig zijn en aanmoedigen.

• Positieve gevoelens houden in: lachen, plezier maken, enthousiasme, grapjes maken,

onstuimigheid...

• Emotionele spontaneïteit is de emotionele vrijheid in de familie of met andere woorden

het gemak waarmee een persoon zijn gevoelens uit.

• Met fysieke nabijheid wordt de ruimtelijke afstand tussen ouder en kind bedoeld.

Zitten ouder en kind naast elkaar zonder fysiek contact, of zit het kind op de schoot

van de ouder, of...

• Onder affectie verstaan we warmte, responsiviteit, flexibiliteit en sensitiviteit, zowel

van ouder naar kind als van kind naar ouder. Warmte (↔ verwerping) betekent

bezorgdheid uiten in verband met elkaars gevoelens, noden en voorkeuren. Ook niet-

taakgerelateerd lachen naar de ander hoort hierbij. Responsiviteit (↔ ongevoeligheid)

betekent reageren op de activiteiten van de ander. Flexibiliteit (↔ rigiditeit) is bereid

zijn tot het sluiten van compromissen en proberen aansluiten bij andermans wensen.

Sensitiviteit (↔ vijandigheid) betekent reageren op subtiele hints van de ander.

• Vijandigheid zijn negatieve emoties die tentoongespreid worden. Dit kan erg duidelijk

zijn of juist heel subtiel. Duidelijk is bijvoorbeeld wanneer de ouder het kind

uitscheldt wanneer het een fout maakt, of wanneer het kind zelf zegt ‘stoppen’.

Page 19: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

19

Subtiel is bijvoorbeeld wanneer de moeder zucht of wanneer het kind dreigend naar

de moeder kijkt.

• Kritiek is het aantal keer dat de ouder een negatieve opmerking geeft of een gebaar

maakt zoals rollen met de ogen, sarcastisch zeggen ‘goed’ als het kind een fout maakt.

De dimensies lijken ons zeker ook bruikbaar om boekmomenten met baby’s te bestuderen.

Analyses wezen uit dat er een verband is tussen de kwaliteit van de affectieve relatie tijdens

het boekmoment en de attitude van het kind ten opzichte van lezen. Ook de vloeiendheid

van het lezen van het kind hangt samen met de kwaliteit van de affectieve relatie. Elkaar

affectie tonen blijkt voor ouder en kind een erg belangrijk onderdeel te zijn van een

boekmoment. De affectieve interacties zorgen ervoor dat de kinderen minder gefrustreerd

zijn bij het lezen en meer gemotiveerd om te lezen. Hierdoor leren ze sneller lezen en kunnen

ze op dezelfde leeftijd meer woorden per minuut lezen, dan kinderen die minder affectie en

bevestiging kregen van de ouders tijdens het lezen. Bergin (2001) concludeert hieruit dat het

belangrijk is om ouders te helpen van het samen lezen een aangenaam moment te maken en

niet alleen ouders aan te moedigen vaker samen met hun kinderen te lezen.

2.6.2 Invloed van hechting op boekmomenten

Bus voerde reeds heel wat onderzoek naar voorlezen aan erg jonge kinderen (Bus et al., 1997;

Bus en Van Yzendoorn, 1995, 1997). Zij richtten zich op het affectieve aspect van de ouder-

kind-interactie en besteedden bijzondere aandacht aan de invloed die de hechtingsrelatie

heeft op de interactie tijdens het voorlezen. De onderzoekers stelden vast dat leer– en

instructieprocessen tijdens de boekmomenten afhankelijk zijn van de kwaliteit van de

affectieve relatie tussen moeder en kind.

In tegenstelling tot heel wat onderzoeken die enkel de interacties tussen moeder en kind

bestuderen, bekeken Bus et al. (1997) ook de interacties tussen vader en kind. Hiertoe

observeerden ze kinderen van dertien en twintig maanden tijdens het voorlezen met hun

vader, en kinderen van twaalf en achttien maanden tijdens het voorlezen met hun moeder.

Spijtig genoeg was een vergelijking van de voorleesstijl van moeders en vaders niet mogelijk

omdat men vaders en moeders elk op een andere leeftijd aan het kind liet voorlezen.

Wat waren nu de onderzoeksresultaten? Moeders van onveilig gehechte kinderen lezen in

het algemeen minder voor en als ze voorlezen, is er minder interactie tijdens een

boekmoment dan bij veilig gehechte kinderen. De onveilig gehechte kinderen in het

onderzoek reageerden minder op het boek en waren ook sneller afgeleid. De moeders

hadden meer de neiging om hun kinderen te disciplineren tijdens het kijken in

prentenboeken. Voor de vaders werd dit verschil in interactie naargelang de hechtingsrelatie

echter niet teruggevonden. De hypothese voorafgaand aan het onderzoek was dat vaders

vaak minder ervaren zijn in voorlezen en dat daardoor hun leesstijl minder het gevolg zal

zijn van een vroegere relationele geschiedenis en de vader dus meer ‘ad hoc’ dingen zal

bedenken. De leesstijl van de vaders is dan meer afhankelijk van situationele factoren dan

van interactie-patronen. In hun onderzoek stelden Bus et al. (1997) inderdaad vast dat er bij

het voorlezen door de vader geen verschillen waren in interactie met hun kind naargelang de

hechtingsrelatie. Ook Frosch (2001) stelde vast dat het verband tussen gehechtheid en

interactiepatronen ontbrak bij vaders.

Page 20: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

20

Naar aanleiding van hun onderzoek, geven Bus et al. (1997) aan dat het belangrijk is om

geletterdheid te bestuderen in het breder kader van de ontwikkeling van het kind. Het

onderzoek van Bus bevestigt de hypothese dat de mogelijkheden van ouder en kind om een

boek te ‘delen’ afhangen van de bredere relationele context. Geletterdheid mag immers niet

beschouwd worden als het gevolg van een aantal geïsoleerde factoren. De ouder-kind relatie

speelt bij voorlezen een grote rol. Bowlby opperde reeds in 1973 dat het vestigen van een

effectieve samenwerkingsrelatie voor activiteiten zoals voorlezen, moet gezien worden als

het verlengde van een veilige relatie tussen ouder en kind. Kinderen ontwikkelen immers

een mentale representatie van hun interacties met hun ouders, en ze anticiperen hierop,

ervan uitgaande dat het toekomstig gedrag van de ouder gelijkaardig zal zijn aan de vorige

interacties waarop de representaties van het kind gebaseerd zijn. Veilig gehechte kinderen

zijn op die manier in staat om een evenwicht te vinden tussen hechting en exploratie.

Onveilig gehechte kinderen daarentegen blijven direct of indirect focussen op de

hechtingsfiguur. Ze zijn sneller afgeleid, verlaten vaak moeders schoot en zijn minder

enthousiast en nieuwsgierig naar nieuwe onderwerpen.

Deze moeders lieten bv. minder toe dat hun kind het boek aanraakte of vastpakte terwijl dit

heel normale reacties zijn bij éénjarige kinderen. Als gevolg hiervan verliezen sommige van

deze kinderen hun interesse voor het boek. De ouders van onveilig-vermijdend gehechte

kinderen hadden meestal moeite met het aanpassen van het voorlezen aan het niveau van

begrijpen van het kind. Ze praatten minder over de tekst en wijzen weinig aan. De ouders

doen minder moeite om hun kind te motiveren.

Onveilig-weerstandbiedend gehechte kinderen vertoonden storend gedrag tijdens het

voorlezen door zich negatief of agressief op te stellen ten opzichte van de ouder. Hier

konden de ouders moeilijk mee omgaan. Ze wezen hun kinderen vaker terecht (‘Zit neer!’)

en deden veel pogingen om hen te motiveren (‘Kijk daar eens!’).

Gelijkaardige bevindingen vinden we ook terug bij Frosch (2001). Hij voerde een

longitudinaal onderzoek bij kinderen op twaalf, vijftien en vierentwintig maanden oud naar

het verband tussen ouder-kind gehechtheid en interacties tijdens voorlezen. Hij

concludeerde dat moeders van onveilig gehechte kinderen minder warm en ondersteunend

en meer vijandig en opdringerig waren en minder de cognitieve ontwikkeling van hun kind

stimuleerden.

Deze onderzoeken wijzen dus duidelijk op het belang van een veilige basis als noodzakelijke

voorwaarde voor de ontwikkeling van vroege geletterdheidsvaardigheden. De affectieve,

interpersoonlijke context speelt dus een erg belangrijke rol bij een boekmoment. Verder

kunnen we ook concluderen dat het erg belangrijk is om bij onveilige gehechtheid ouders en

hun kinderen te helpen om hun leesgewoonten te veranderen. Zoniet kunnen

geletterdheidsprogramma’s die voorlezen thuis aanmoedigen, een contraproductief effect

hebben. Een interventieprogramma zoals ‘dialogic reading’ kan ouders van onveilig-

vermijdend gehechte kinderen helpen om van het voorlezen een aangenaam moment te

maken.

Binnen het onderzoek Boekbaby’s is het interessant om de omgekeerde invloed na te gaan,

namelijk welke invloed de gezamenlijke boekmomenten hebben op de band tussen ouder en

kind, vanuit het perspectief van de ouder zelf. Hierover is amper literatuur te vinden. Via

Page 21: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

21

ons onderzoek willen we op die manier ook de beleving van de ouders in de literatuur

brengen.

2.6.3 Aanrakingen tijdens boekmomenten

Over fysiek contact - één van de positieve affectieve dimensies van Bergin (2001) - is

behoorlijk wat literatuur te vinden. We gaan hieronder kort wat dieper in op de betekenis

van die aanrakingen tijdens een boekmoment.

Nguyen, Heslin en Nguyen (1975) vermeldden reeds de positieve relatie tussen aanrakingen

en praten. Hun onderzoek bevestigde dat fysieke nabijheid psychologische en

interpersoonlijke nabijheid vergemakkelijkt en bevordert. Ontwikkelingstheorieën

benadrukken het belang van aanraking voor de ontwikkeling en het welzijn van zowel jonge

als oudere kinderen. Het positieve effect van aanrakingen op de fysieke, emotionele en

cognitieve ontwikkeling van kinderen is veelvuldig aangetoond. Fysiek contact draagt

immers bij tot een veilige gehechtheid van het kind aan de moeder. (De Wolff & Van

Yzendoorn, 1997)

Landau, Shusel, Eshel & Ben-Aaron (2003) onderzochten de aanrakingen tussen ouders en

hun driejarige kinderen bij het vertellen van een verhaaltje rond een emotie-uitlokkend

prentenboek. Ze stelden vast dat aanrakingen heel wat verschillende functies vervulden.

Aanrakingen van ouder naar kind tijdens het boekmoment verhogen de hoeveelheid face-to-

face-interacties, trekken, behouden en reguleren de aandacht, en beïnvloeden het uiten van

affectie. Tactiele stimulatie is bovendien ook een vorm van omgevingsverrijking en aldus

goed voor de ontwikkeling van het kind. Opvallend is dat kinderen en ouders elkaar meer

aanraken als ze een verhaaltje vertellen over een boek dan als ze een verhaaltje vertellen over

een stuk speelgoed. Elkaar aanraken tijdens het voorlezen blijkt een manier van

communiceren te zijn tussen moeder en het jonge kind. (Landau et al., 2003)

Reeds vanaf de geboorte verschilt de manier van affectief interageren van moeders en vaders

met hun baby (Eidelman, Hovars en Kaitz, 1994). Lamb (1977) vergeleek vader-baby-

interacties met moeder-baby-interacties. Kinderen tussen nul en twaalf maanden reageerden

positiever op vader-kind spel dan op moeder-kind spel, hoewel er weinig verschillen waren

in de soorten spelen die beide ouders initieerden. Wel waren moeders met hun peuter meest

bezig met zorgtaken, terwijl vaders vooral speelden met de peuter.

“It is argued that the father-infant and mother-infant relationships may involve

different kinds of experiences for infants, such that the two parents have differential

influences on personality development from infancy onward.” (Lamb, 1977, p. 167)

Vanaf de geboorte is dus de neiging van moeders om te zorgen voor het kind zichtbaar, en

de neiging van vaders om te spelen met hun kind. Deze neiging blijkt duidelijk uit hun

‘parenting behavior’. (Eidelman, Hovars & Kaitz, 1994) De eerder aangehaalde bevindingen

van Paquette (2004) in verband met vader-kind-activatie-relatie en moeder-kind-

hechtingsrelatie, sluiten hier goed bij aan.

Uit bovenstaande onderzoeken kunnen we concluderen dat het positieve effect van het

hebben van boekmomenten met kinderen van nul tot drie jaar op het latere schoolsucces

ruimschoots aangetoond is, maar dat het effect niet enkel te wijten is aan de informatie-

Page 22: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

22

uitwisseling, maar ook aan andere aspecten die deel uitmaken van een boekmoment, zoals

bijvoorbeeld de affectieve interacties. Vandaar de keuze om in ons onderzoek niet gericht te

zijn op effecten, maar wel op het in beeld brengen van de interactie van ouder en kind tijdens

boekmomenten, met als bijzonder aandachtspunt de betekenis van affectieve interacties. Het

eigen belevingsonderzoek kan aldus een belangrijke aanvulling vormen op het bestaande

onderzoek, dat voornamelijk cijfermatig is en gebaseerd op observatie, waarbij de beleving

van ouders zelden aan bod komt.

Page 23: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

23

3. Methode8

In dit onderdeel wordt in een eerste luik (3.1) de onderzoeksmethode van het twee jaar

durende onderzoek Boekbaby’s uit de doeken gedaan. Vervolgens wordt in een tweede luik

(3.2) de analysemethode van de eigen subthema’s binnen de derde interviewronde van het

onderzoek Boekbaby’s beschreven.

3.1 Methode algemeen

De selectie van de gezinnen die aan Boekbaby’s deelnemen gebeurde in eerste instantie via

de openbare bibliotheken. Elke openbare bibliotheek kon zich kandidaat stellen voor

deelname aan het pilootproject; een vijftigtal bibliotheken ging op de oproep in. Uit deze

kandidaturen werden uiteindelijk tien steden of gemeenten geselecteerd. Bij de selectie

speelden twee criteria een belangrijke rol: de bevolkingsgrootte (waarbij een onderscheid

werd gemaakt tussen grote steden, kleine steden en gemeenten) en de vertrouwdheid met

een bibliotheekwerking voor baby’s en jonge kinderen (met als onderscheid wel of geen

vertrouwdheid). Dit resulteerde in de creatie van twee kerngebieden. Het eerste kerngebied

omvatte Kortrijk, Ieper, Waregem, Beernem en Wingene. Het tweede kerngebied bestond uit

Sint-Niklaas, Beveren, Lokeren, Stekene en Zele. Gezinnen die in deze steden en gemeenten

wonen en in oktober, november of december 2005 een baby kregen, werden met een folder

uitgenodigd om deel te nemen aan het project. Gezinnen die de antwoordkaart

terugstuurden voor 15 februari 2006, maakten allen deel uit van het eerste onderzoeksluik.

Aan al deze gezinnen werd een vragenlijst bezorgd en werd gevraagd om de vragenlijst voor

15 maart 2006 terug te bezorgen. In totaal hebben 287 gezinnen de vragenlijst ingevuld. De

vragenlijst zelf kende vijf rubrieken (zie bijlage 1):

• Algemene informatie over het gezin

• Informatie over het voorleesgedrag in het gezin

• De ideeën van de ouders over de betekenis van voorlezen aan kinderen

• Het gezin en de plaatselijke openbare bibliotheek

• De cultuurparticipatie van de gezinsleden (met een opsplitsing tussen de ouders

en de kinderen)

Na analyse van de vragenlijst werden drieëntachtig gezinnen geselecteerd voor het

interview. Rekening houdend met het streven naar het in kaart brengen van een diversiteit

aan voorleesculturen, werd diversiteit (en niet representativiteit) als belangrijkste parameter

gebruikt om selectiecriteria vast te leggen. Er werd dus gepoogd om zoveel mogelijk variatie

in de onderzoeksgroep te brengen. De vertaling van de parameter diversiteit berustte op één

van de volgende criteria:

• baby is lid van de bibliotheek

• één van de ouders spreekt thuis geen Nederlands

• beide ouders werken niet

• één van de ouders heeft maximum een diploma van hoger secundair onderwijs.

8 De beschrijving van de methode is gebaseerd op het analyserapport van Boekbaby’s (Daems en

Vanobbergen, 2008).

Page 24: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

24

Na analyse bleken eenendertig gezinnen als ‘diversiteitgezinnen’ in aanmerking te komen9.

Deze gezinnen werden aangevuld met de meer ‘klassieke’ gezinnen waarbij voorgaande

criteria in acht werden genomen en dit telkens in combinatie met de frequentie van

voorlezen. De drieëntachtig geselecteerde gezinnen kregen midden oktober 2006 een brief

van Stichting Lezen met de mededeling dat ze geselecteerd waren en dat een onderzoeker

hen ging contacteren (zie bijlage 2). Begin november werden de gezinnen opgebeld om een

afspraak te maken voor het eerste interview. Twee gezinnen wensten niet meer deel te

nemen aan het onderzoek, zeven andere waren gedurende een ganse week telefonisch niet te

bereiken (fout telefoonnummer, altijd bezet). Voor deze gezinnen werden ‘vervanggezinnen’

geselecteerd aan de hand van dezelfde criteria als hierboven aangegeven. Dit bracht het

totaal op negenentwintig ‘diversiteitgezinnen’ en vierenvijftig meer ‘klassieke’ gezinnen.

De gezinnen kregen in november of december 2006 iemand van het onderzoeksteam10, op

bezoek voor een eerste interview over hun boekbaby. Tijdens deze bevragingsronde haakte

nog één gezin af. Er werd beslist om geen vervanggezin meer te selecteren. In totaal hebben

dus tweeëntachtig gezinnen een bezoekje gekregen van een interviewer, respectievelijk

negenentwintig ‘diversiteitgezinnen’ en drieënvijftig ‘klassieke’ gezinnen.

Er werd in elk gezin een diepte-interview afgenomen. In de meeste gevallen (61) werd het

gesprek enkel met de moeder gevoerd, negentien keer met de vader en de moeder en slechts

twee interviews werden enkel met de vader gevoerd. De duur van een interview was zeer

variabel, van twintig minuten tot meer dan twee uren. Aan de hand van een opstelde

vragenlijst werd gepeild naar (zie bijlage 3):

• het persoonlijke leesgedrag van de ouder(s)

• het voorleesgedrag van de ouder(s)

• de boekmomenten met hun boekbaby en eventueel met de andere kinderen

binnen het gezin

In het voorjaar van 2007 werd de tweede interviewronde georganiseerd. Op dat moment

waren de boekbaby’s tussen de veertien en zeventien maanden oud. Tussen de eerste twee

interviews zat een tijdspanne van minimum drie maanden. Het tweede interview bouwde

voort op het eerste om de evolutie in het leesgedrag binnen de gezinnen in kaart te kunnen

brengen (zie bijlage 4). Vooral de momenten waarop de boekbaby’s alleen met boekjes bezig

waren en de momenten waarbij ouders met hun baby in boekjes bezig waren, werden

uitgebreid bevraagd. Ook het tweede diepte-interview werd overwegend met de mama’s

gevoerd en duurde bij het ene gezin twintig minuten en bij het andere tot meer dan twee

uren.

Na analyse van de tweede interviewronde bleken bepaalde gezinnen geen nieuwe informatie

aan te brengen. Daarom werd beslist om deze gezinnen voor de derde bevragingsronde een

9 Het onderzoek Boekbaby’s hanteert de termen ‘diversiteitsgezinnen’ en ‘klassieke gezinnen’. Deze

ietwat ongelukkige naamkeuze wordt gebruikt om puur pragmatische redenen en niet omwille van

eventuele ideologische bijbetekenissen. (Daems en Vanobbergen, 2008) 10 Naast één voltijdse onderzoeker (Marie Deams) maken ook drie studenten van de Universiteit Gent

(Lidewei Beel, Ann-Sophie Sleeuwaert, Emily Vlerick) en één student van de Universiteit Antwerpen

(Leni Smits) deel uit van het onderzoeksteam.

Page 25: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

25

uitgebreide, schriftelijke vragenlijst te bezorgen. Eind september 2007 kregen 38 gezinnen

een vragenlijst toegestuurd, slechts zes gezinnen hebben ons de ingevulde vragenlijst niet

teruggestuurd. Naast vragen die peilden naar het leesgedrag binnen het gezin, waren er ook

meer specifiekere vragen opgenomen in de vragenlijst. De drie studenten van de UGent die

deel uitmaakten van het onderzoeksteam schreven hun scriptie rond Boekbaby’s11. Elk van

hen heeft een thema gekozen waarin ze zich wilden verdiepen. Zij hebben vragen met

betrekking tot hun thema toegevoegd aan de vragenlijst. De vragenlijst kende op die manier

volgende rubrieken (zie bijlage 5):

• boekmomenten

• boekenpakket 3

• logo & website

• bibliotheek & uzelf (scriptie Ann-Sophie Sleeuwaert)

• bibliotheek & uw boekbaby (scriptie Ann-Sophie Sleeuwaert)

• kinderboeken (scriptie Emily Vlerick)

• voorleesstijl van moeders en vaders (scriptie Lidewei Beel)

• affectieve interacties tijdens voorlezen (scriptie Lidewei Beel)

Tijdens diezelfde periode werd met de andere gezinnen12 een afspraak gemaakt voor het

derde en afsluitende interview.13 Deze interviews vonden allemaal plaats in oktober en

november 2007. De boekbaby’s hadden toen de leeftijd van twintig-drieëntwintig maanden.

Alle gezinnen werden bevraagd over het leesgedrag binnen het gezin. Daarnaast kregen de

gezinnen die door de studenten geïnterviewd werden ook vragen met betrekking tot het

thema van hun scriptie (zie bijlage 6). De interviews bij de andere gezinnen, waar de

voltijdse onderzoeksmedewerker op bezoek ging, werden opgenomen op film. Bij elk van

deze gezinnen werd ook één aspect uit het leesgebeuren extra onder de loep genomen. De

focuspunten waren:

• bibliotheek

• keuze van de boeken

• voorleesstijl moeder & vader

• voorlezende broers en zussen

• alleenstaande moeder

• avondritueel

• “nieuwe” boekbaby

Als interviewtechniek voor de drie interviewrondes werd geopteerd voor een semi-

gestructureerd diepte-interview aan de hand van een vragenlijst. De vragenlijst fungeerde

hoofdzakelijk als houvast voor de interviewer aangezien de volgorde waarop de vragen

werden gesteld, alsook de vraagformulering niet waren vastgelegd. Deze interviewmethode

liet toe om een diepgaand gesprek te hebben met de respondent, die zijn ervaring, beleving

en gevoelens kon uiten. Het voordeel van deze interviewtechniek was de grote vrijheid die

aan de respondent werd gegeven. Hij of zij had op die manier de ruimte om uit te wijden

11 Een student van de Universiteit Antwerpen maakte tijdens de eerste twee interviewrondes deel uit

van het onderzoeksteam. Ondertussen is zij afgestudeerd en heeft aldus het onderzoeksteam verlaten. 12 Het betreft vijfenveertig gezinnen waarvan twintig behoren tot de ‘diversiteitsgezinnen’ en

vijfentwintig gezinnen tot de ‘klassieke gezinnen’. 13 Eén gezin is in de loop van het onderzoek verhuisd naar het buitenland en maakte in de laatste

bevragingsronde geen deel meer uit van de onderzoekspopulatie.

Page 26: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

26

over bepaalde onderwerpen. Tegelijkertijd had dit ‘losse’ gesprek het voordeel dat de

interviewer directe feedback kon vragen aan de respondent en zich ervan kon vergewissen

dat alle topics aan bod waren gekomen gedurende het gesprek. Het semi-gestructureerde

diepte-interview was echter heel tijdrovend, aangezien de interviews integraal werden

uitgetypt. De interviewers moesten bovendien over de vaardigheden beschikken om een

open conversatie te kunnen voeren met de gesprekspartner(s). Daarnaast dienden zij zinvol

te kunnen inspelen op onderwerpen waarbij zij zelf op voorhand niet hadden stilgestaan.

De op dictafoon opgenomen interviews werden nadien woordelijk getranscribeerd in MS

Word en onderling vergeleken om de verschillen in leesgedrag te achterhalen. Elke

interviewronde werd afzonderlijk geanalyseerd, maar telkens werd er teruggekoppeld naar

eerder gemaakte bevindingen. De verschillende leden van het onderzoeksteam analyseerden

telkens onafhankelijk van elkaar hun eigen interviews. De antwoorden op de vragen werden

vraag per vraag overlopen en de algemene tendensen hiervan werden besproken in een

analyserapport. Vervolgens werden de resultaten van de drie studenten en de

onderzoekscoördinator vergeleken worden en werd één rapport opgesteld door de

onderzoekscoördinator van Boekbaby’s. Deze werkwijze verhoogde de betrouwbaarheid van

de analyseresultaten.

3.2 Methode eigen subthema’s binnen derde interviewronde

In de derde interviewronde (cfr. kwalitatief onderzoeksluik, 3.2.1) en in de afsluitende

vragenlijst (cfr. kwantitatief onderzoeksluik, 3.2.2) werd bij een aantal gezinnen extra

gefocust op volgende twee subthema’s:

• affectieve interacties tijdens het voorlezen,

• voorleesstijl van moeders en vaders.

3.2.1 Methode kwalitatief onderzoeksluik (semi-gestructureerde interviews)

Van vijfenveertig van de drieëntachtig boekbaby-gezinnen werd zoals vermeld een laatste

interview afgenomen in de periode oktober-november 2007. De boekbaby’s hadden toen de

leeftijd van twintig tot drieëntwintig maanden. Twaalf gezinnen werden extra bevraagd in

verband met de ouder-kind- interacties tijdens het voorlezen (affectieve interacties en

voorleesstijl van moeders en vaders). Dit zijn die twaalf gezinnen waar dezelfde onderzoeker

de vorige twee interviews bij afnam. Zo zijn de gezinnen al meer vertrouwd met de

onderzoeker om over deze meer persoonlijke onderwerpen te praten. Bij het telefonisch

contacteren van de gezinnen werd gevraagd of beide ouders wilden aanwezig zijn tijdens

het derde interview, opdat de mening van beide ouders aan bod zou kunnen komen. Bij tien

gezinnen waren vader én moeder effectief aanwezig tijdens het interview. Bij twee gezinnen

kon de vader onverwacht niet aanwezig zijn. Die twee vaders werden nadien telefonisch

gecontacteerd en bevraagd rond voorleesstijl, zodat ook met hun mening rekening kon

worden gehouden. De interviews en telefoongesprekken werden letterlijk getranscribeerd in

MS Word.

Page 27: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

27

3.2.2 Methode kwantitatief onderzoeksluik (gesloten vragenlijst)

Zoals in punt 3.1 vermeld ontvingen achtendertig gezinnen - die tijdens de laatste ronde niet

meer geïnterviewd werden - per post een gesloten vragenlijst. Zoals vermeld stuurden

tweeëndertig gezinnen de vragenlijst terug, wat een respons van vierentachtig procent

inhoudt. De gegevens van deze vragenlijsten werden ingevoerd en geanalyseerd met behulp

van SPSS 12.0 for Windows.

In deze scriptie worden vooral de resultaten besproken in verband met de eigen subthema’s:

- voorleesstijl van moeders en vaders (deel 4 vragenlijst)

- affectieve interacties tussen ouder en kind tijdens boekmomenten (deel 5 vragenlijst)

De vragen voor de vragenlijst werden opgesteld aan de hand van de literatuurstudie over

beide thema’s. De vragen over affectieve interacties zijn gebaseerd op onderzoek van Bergin

(2001), die verschillende dimensies onderscheidde binnen affectieve interacties, namelijk lof,

vijandigheid, kritiek, ondersteuning, positieve beïnvloeding, emotionele spontaneïteit,

fysieke nabijheid en affectie. De formulering van de vragen diende heel nauwgezet te

gebeuren, gezien de aard van het onderwerp sociaal wenselijke antwoorden kon uitlokken.

De vragen zijn te vinden in bijlage 6 .

Page 28: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

28

4. Resultaten14

In dit onderdeel worden de onderzoeksresultaten van Boekbaby’s besproken. Eerst volgen

de algemene onderzoeksbevindingen van drie interviewrondes in de driëntachtig gezinnen

en vervolgens worden de resultaten van de eigen analyses in verband met de subthema’s

rond ouder-kind-interactie besproken.

Alle letterlijk getranscribeerde interviews en analyserapporten van de drie rondes liggen ter

inzage op het secretariaat van de Vakgroep Pedagogiek van de Universiteit Gent.

4.1 Algemene onderzoeksbevindingen project Boekbaby’s

4.1.1 Eerste interviewronde (11-13 maanden)

A Boeken en baby’s: een samenspel?

De woorden ‘boeken’ en ‘baby’s’ worden maar zelden in één adem genoemd. Deze

vaststelling komt zowel tot uiting in de kijk en het ‘gedacht’ van ouders als in hun handelen.

Het woord ‘boek’ wordt onmiddellijk geassocieerd met lezen of voorlezen. Lezende

volwassenen, lezende kinderen en voorlezen aan kinderen is een vanzelfsprekendheid, maar

een baby met een boek of boekmomenten (kunnen) hebben met een baby is voor velen totaal

nieuw.

“Het verbaasde ons hoe snel dat het haar toch interesseerde. Hoe snel het toch een moment was om leuk

met haar bezig te zijn en dat ze daar echt duidelijk van geniet.“ (Lore)

“Ik had er eigenlijk niet bij stil gestaan om al zo vroeg met boekjes te beginnen maar anderen hadden mij

gezegd van, als je baby kan grijpen, kan hij een boekje vastnemen. En dan ben ik daarmee begonnen.”

(Theo)

“Baby en boeken, ik vond het eerste idee wel een beetje abstract. Is dat zo weer een tendens om kinderen

vroeger en vroeger te leren lezen? Tegenwoordig moet je kunnen lezen in het tweede kleuter. Maar toen

we eigenlijk meer en meer begonnen te ontdekken, moesten we toch wel onze visie herzien.” (Franne)

Toch hebben alle ouders zich vrijwillig ingeschreven om deel te nemen aan het

Boekbabyproject en heeft de aanvankelijke twijfel plaats gemaakt voor enthousiasme over

boeken en baby’s. Ouders zijn er zich van bewust geworden dat boekjes meer kunnen

betekenen dan enkel voorlezen. Kortom, ‘boeken’ en ’baby’s’ kunnen toch, weliswaar op een

eigen manier, samengaan.

“‘Boeken en baby’s’, is dat natuurlijk niet zoals de grote literatuur maar […] mijn zoon Jorn is nu 14

maanden bijna, dus dat is eigenlijk nog niet lezen, maar wel het aantonen hé […] en dan heb je

natuurlijk ook de voelboeken tegenwoordig, wat ook eigenlijk heel handig is. Zo leren ze dus in contact

komen met verschillende materialen en stoffen en het verschil voelen tussen hard-zacht, ruw-glad,

enzoverder. Dus dat vind ik wel goed.” (Jorn)

14 De beschrijving van de resultaten is gebaseerd op het onderzoeksrapport van Boekbaby’s (Daems en

Vanobbergen, 2008).

Page 29: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

29

Over het Boekbabyproject zijn de gezinnen unaniem enthousiast. Ieder gezin heeft zo zijn

eigen reden waarom ze zich ingeschreven hebben. Voor enkelen primeert het pragmatische

argument (lees: het gratis ontvangen van boekjes), anderen formuleren een expliciet

kindgericht motief.

“Ik heb geen leescultuur van thuis meegekregen. Bij ons thuis leesden [sic] ze nooit. En ik lees ook niet.

[…] want ik vind dat wel een gemis. […] ik wil dan toch proberen dat aan de kinderen wél mee te

geven.” (Stina)

“Als je zelf vroeger graag gelezen hebt, vind je dat een heel tof initiatief. […] Lezen is toch een

fantasiewereld en je kan dat nooit genoeg stimuleren, denk ik, van kleinsaf aan.” (Jente)

B Boekmomenten

Een eerste vaststelling is de uniciteit van elk kind wat betreft de interesse in boekjes. Enkele

boekbaby’s vertonen nog geen enkele interesse in boekjes, wat soms tot grote frustratie leidt

bij ouders. Andere baby’s kunnen zich uren met een boekje bezig houden of ‘eisen’ reeds van

hun ouders om boekmomenten met hen te hebben.

“Dan brengt hij dat boek en dan wil hij dat boek kijken met u en dan ben je er even mee bezig en dan

ziet hij weer iets anders om mee te spelen. Dan komt hij een half uur later terug.” (Arne)

“Ik kan hem voor 1 pagina zijn interesse wekken maar daarna wil hij het boek vastnemen en het in zijn

mond steken.” (Rube)

“[…] want gelijk in de auto ook, daar ligt altijd zo’n plastieken boekje in en daar zit ze dus echt

constant in te kijken en die kan dat een uur aan een stuk doen, daarin kijken.” (Emily)

Alle ouders die boekmomenten hebben met hun baby ervaren deze als zeer positief. Geen

enkele ouder geeft aan dit niet graag te doen, meer zelfs, het is voor velen een intiem

moment, een moment van rust in hun drukke leven. Met andere woorden, een boekmoment

beschouwen ouders als pure ‘quality time’ met hun baby.

“Het is gezellig, het is een moment om te koesteren, om eens samen te zijn met je kind. Anders is het

eten maken en lopen van de ene plaats naar de andere en nu vind ik dat ook heel leuk. Dat is echt voor

mij ontspanning om eens samen met hem een boek te lezen, rust.” (Rune)

“Het is wel zo een intens moment, zo gezellig. Innig samen in de zetel, wij tweeën, met een boekje, zo

echt een knuffelmoment.” (Wout)

In tegenstelling tot de boekmomenten die ouders hebben met hun oudere kinderen, verlopen

de babyboekmomenten hoofdzakelijk spontaan. Weinig ouders hebben vaste tijdstippen

waarop de boekmomenten plaatsvinden. De ouders en hun baby kijken samen in een boekje

als de ouder een momentje vrij heeft, als (ze vermoeden dat) hun baby erom vraagt of als

hun baby rustig moet worden.

Page 30: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

30

“Maar als ze zo aan mijn broek komt hangen, zeg ik ‘allee, mama gaat ne keer met u in een boek kijken’.

En ze komt dan af en dan gaan wij aan tafel zitten. Dat zijn zo momenten, maar dat zijn zo geen vaste

tijdstippen, allee, er zit geen regelmaat in.” (Ona)

“Nee, vaste tijdstippen zijn er niet. Als hij echt zaagt en neuterig is, meestal wordt hij daar rustig van,

als je dan met hem in een boek gaat kijken.” (Arne)

“Ja als ik tijd heb, ’s avonds dus en in het weekend ook, dat hij gewoon aan het spelen is en ik zie dat hij

hem een beetje verveelt of zo. Ik pak hem dan op mijn schoot en we kijken eens in een boekje “ (Jari)

Wanneer ouders weloverwogen met hun baby in een boekje kijken, zijn dit doorgaans

momenten waarop ze hun baby stil willen krijgen. Zo vertellen meerdere ouders dat ze hun

baby een boekje aanreiken als ze samen aan tafel zitten of wanneer hun baby te wild is. Ook

bij de dokter of in het ziekenhuis is een boekje de ‘rustgever’ bij uitstek.

“Vooral als hij nood heeft aan rust. Als hij ambetant is of zo, je neemt hem op de schoot en je neemt een

boek. Ja, hij wordt er rustiger van.” (Wouter)

“Als we gaan winkelen of naar de dokter of zo van die dingen. Dan is dat inderdaad, dat zijn dan

dingen waarbij ge hem dicht bij u kunt houden en tegelijkertijd hem zo wat kunt boeien.” (Yghor)

Ouders zijn gestart met boekmomenten op het moment ze vermoedden of zagen dat hun

baby er klaar voor was. Bij de meesten was dat als hun baby ongeveer zes maand oud was.

De plaats waar de boekmomenten plaatsvinden is heel variabel en afhankelijk van

boekmoment tot boekmoment. Ouders gaan zich bij hun baby op de speelmat zetten of zitten

samen in de zetel waarbij de ene baby op de schoot zal zitten en de andere naast zijn mama

of papa. Opvallend is wel dat weinig ouders boekmomenten hebben in de slaapkamer van

de baby. Tegelijkertijd zien we dat veel ouders zich voornemen of verlangen om in de

toekomst van een boekmoment een dagelijks ritueel te maken, dat zal plaatsvinden in de

kinderslaapkamer. Enkele ouders hebben daarvoor al praktische voorbereidingen getroffen

en de voorleesboekjes liggen al klaar.

“Boven hebben we al een hoekje op zijn kamer met een zetel en een kussen van een giraf en dat zal zeker

het hoekje zijn waar we zullen voorlezen. Dat is echt een knus hoekje.” (Lander)

“We hebben daar een schommelstoel staan, klaar om te lezen.” (Milo)

Boekmomenten zijn overwegend een mama-aangelegenheid. Meerdere ouders geven aan dat

de papa nog nooit met hun baby in een boekje gekeken heeft. De belangrijkste reden

hiervoor is tijdsgebrek. De vader is niet vaak thuis en als hij dan al bezig is met zijn kindje,

dan zal hij ‘wildere’ dingen doen, zoals rollebollen en met de autootjes spelen. Sommige

mama’s staan er wel op dat ook papa babyboekmomenten heeft en zal hem er dan ook toe

aanzetten. Enkele moeders twijfelen ook aan vaders voorleeskunsten; ze eisen als het ware

het alleenrecht op van de boekmomenten. Toen we de moeders de vraag stelden of zij soms

moesten gemotiveerd worden om een boekmomentje te hebben met hun baby, reageerden

velen verontwaardigd met ‘natuurlijk niet’.

Page 31: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

31

“Het is ik meestal die de boekjes voorlees, mijn man zal zelden, ik zeg niet als ik er niet ben, zal hij ook

wel een boekje voorlezen. Maar hij zal eerder bezig zijn met spelletjes en terwijl ik eerder met het lezen”

(Benjamin)

“Nee, tenzij ik ’s avonds vergadering heb of ik moet weg, dan vraag ik wel dat hij dat ook doet. Nu

gisteren had ik zo’n vergadering en ik vroeg nadien hoe het geweest was, en hij zei dat hij bijna in slaap

gevallen was tijdens het boekmomentje. Dus ik veronderstel dat hij zich gewoon met haar bij de boekjes

heeft gezet.” (Sari)

“Ik denk dat gij een saaie voorlezer zijt.” (Quetzalli)

Gezamenlijke babyboekmomenten worden hoofdzakelijk door de mama gedaan, terwijl het

voorlezen van een verhaaltje aan de oudere kinderen door ofwel de moeder ofwel de vader

verzorgd wordt, waardoor ze vaak elkaars verschillen niet kennen. Anderen gaven volgende

verschillen aan:

“Hij is niet echt het voorleestype, hij is het verteltype.” (Quetzalli)

“Hij fantaseert er meer bij” (Laure)

“Ik denk dat hij minder fantasie heeft dan ik. Ik denk dat hij zich strikt aan het boekje zal houden terwijl

ik er misschien nog iets zal bij vertellen.” (Charles)

“Ja, de kinderen merken daar ook verschil in. Mijn man zegt het ook, dat ik enorm goed kan voorlezen,

ik doe het met intonatie en zo. Mijn man, als hij voorleest, ook al kent hij het verhaal, het gaat in stukjes

en hakjes en eigenlijk niet zo aangenaam.” (Keano)

“Mijn man zal minder de tekst volgen, die zal meer los vertellen.” (Nele)

“[mama] gaat er toch wel wat langer mee om en misschien ook wel ietske geduldiger. Als ze zelf begint

te bladeren zodat het sneller gedaan zou zijn, dan gaat [mama] sneller zeggen van ‘stop, we zitten hier.’

Ik zou ze eerder laten doorbladeren.” (Franne)

“Mijn man zijn aanpak is anders. Mijn man kan heel goed dierengeluiden nadoen. Dus eigenlijk als hij

dan in een boekje kijkt en er staat een haan in of een schaap of een koe of zo, hij vindt dat heel grappig.”

(Victor)

Een verhaaltje uitvinden, zonder gebruik te maken van een boek wordt door het overgrote

deel van de ouders nooit gedaan. Als het al gebeurt, is het eerder papa die zijn verbeelding

de vrije loop laat. Veel mama’s vinden dat ze over niet genoeg fantasie beschikken om dit te

doen.

Bij baby’s blijft het ‘voorlezen’ beperkt tot het benoemen van wat ze op de prenten zien.

“Nee, voorlezen doe ik zo nog niet. Ze volgt het toch nog niet, ze is nog te klein, […], dus vertel ik

gewoon wat er op de plaatjes staat en dat is het eigenlijk.” (Florine)

“Da’s zo van ‘dit is een vis en hier staan drie zeepaardjes, één, twee, drie’. Op die manier eigenlijk. Hij

kan nog niet tellen, maar dat maakt niet uit. Echt verhaaltjes voorlezen heeft nog op dit moment niet

Page 32: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

32

veel zin omdat hij, hij verstaat dat eigenlijk niet. Ik bedoel, hij gaat een stem horen en zich daarbij

gerust voelen, maar echt een verhaal...” (Robrecht)

Echte voorleesboekjes worden ook nog maar weinig ter hand genomen tenzij de baby

meeluistert naar het verhaal dat mama of papa vertelt aan grote broer of zus, wat vaak

gebeurt. Ouders geven aan dat de baby vooral uit praktische overwegingen bij de

voorleesmomenten aanwezig is: vaak enkel fysiek, hij of zij luistert en kijkt niet altijd mee.

Babyboekmomenten vinden meestal maar plaats als ouders tijd en zin hebben of als hun

baby zin heeft. Vooral dit laatste leidt soms tot frustratie bij de ouders. Ouders willen het

boekje volledig doornemen met hun kind, maar heel vaak heeft hun baby na enkele

bladzijden geen aandacht meer heeft voor het boekje en houdt hij zich met andere zaken

bezig. De baby verplichten om de aandacht bij het boekje te houden, is uit den boze. De

meeste ouders hebben schrik om hun baby een aversie van boekjes te doen krijgen en

dringen zich daarom niet op.

“Hij bepaalt eigenlijk altijd zelf met wat hij speelt en als hij zin heeft in een boek, dan kan het niet stuk

maar als hij er geen zin in heeft, dan moet je niet met een boek afkomen.” (Pieter)

“Oh, ik ga stoppen als hij geen zin meer heeft. Als ik zie dat het boek drie keer weggegooid wordt, ik bied

het hem de eerste keer weer aan, want het kan ook een vergissing geweest zijn, maar als hij het een

tweede keer op de grond gooit, dan is het boekmoment over.” (Simon)

“Nee, als ze geen zin meer heeft. […] En ik ben dan ook niet van het prinicipe van, je moet hier blijven

en je gaat dat boek uitlezen want misschien gaat ze er dan op den duur een degout van krijgen, ik weet

het niet. Ik wil echt dat ze dat uit eigen beweging doet.” (Lauren)

“Ja, Theo is een beetje de baas.” (Theo)

Een boekmoment van vijf minuten mag als een succes gezien worden. Ook het feit dat de

baby vrij is om de bladzijden om te draaien wanneer hij of zij wil, desnoods twee pagina’s

ineens, getuigt van een ‘baby-is-baas’ mentaliteit.

“Ik laat ze gewoon bladeren. Omdat ik ook zoiets heb van, het moet leuk blijven. En als ik zeg ‘ik was

hier wel een fantastisch verhaal aan het vertellen, we gaan terug’, denk ik dat ze op de duur iets gaat

hebben van ‘ja, die leest die boekjes voor haarzelf en ik wil nu drie bladen verder kijken en ja...’ Ik laat

dat aan haar over.” (Jente)

“Ik ga hem zelf wat bezig laten. Hij mag ook zelf de blaadjes draaien en dat mogen er 5 ineens zijn dat

hij omdraait, dat speelt mij geen rol.” (Lander)

“Als hij zin heeft, verschiet ik er wel van hoelang dat duurt. Maar of dat nu vijf minuten is, dat weet ik

niet. Het zal zeker niet langer zijn, het lijkt lang omdat hij soms op een minuut soms tien verschillende

dingen doet, maar dat kan wel zijn dat het vijf minuten zijn.” (Pieter)

“Ik denk wel dat hij het vijf minuutjes kan volhouden, maar dan wordt het tijd dat hij iets anders doet.”

(Kiyaro)

“Vijf minuutjes. Ofwel is het boekje uit ofwel na vijf minuten verslapt zijn aandacht wel.” (Charles)

Page 33: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

33

Ten slotte valt het op dat bijna geen enkele ouder start met de titel van een babyboekje voor

te lezen, wat wel het geval is als ze voorlezen aan hun oudere kinderen. Velen voelden zich

als het ware betrapt toen we hen die vraag stelden en konden dan ook geen verklaring geven

waarom ze dit niet doen.

C Babyboekjes

We zien een duidelijke evolutie wat betreft de interesse die baby’s tonen voor bepaalde

boekvormen. Globaal genomen kunnen we stellen dat de stoffen boekjes de eerste boekjes

zijn waarvoor baby’s aandacht hebben, vervolgens beleeft een zes maanden oude baby veel

plezier aan badboekjes. Enkele maanden later zal hij of zij ook oog hebben voor kartonnen

boekjes. Wanneer de boekbaby’s interesse zullen tonen in de gewone boekjes konden de

ouders ons niet zeggen, de tijd zal dat moeten uitwijzen (cfr. verdere onderzoeksresultaten).

“Knisperboekjes, dat vond ze enorm leuk, maar ik denk van vier tot zes maand, ik denk zelfs nog jonger,

dat vond ze fantastisch. Nu vindt ze dat hier leuk, een soort plastiek.” (Marieke)

“Ja, nu zijn het altijd kartonnen boekjes. We hebben niet meer van die stoffen boekjes en knisperboekjes,

dat hebben we niet meer.” (Matteo)

Wat boekgenre betreft, kijken baby’s vooral in prentenboeken en ‘babywoordenboeken’.

Verhalenboeken hebben veel ouders ook al in huis gehaald, niet om al uit voor te lezen aan

hun baby, maar deze boeken liggen reeds klaar voor later. Naast deze boeken liggen er vaak

ook al sprookjesboeken te wachten om uit voorgelezen te worden.

Boeken met versjes of rijmpjes worden niet vaak in huis gehaald, of toch zeker niet bewust.

Het gebeurt wel eens dat ouders een versje of rijmpje, dat ze nog kennen van vroeger, zullen

vertellen aan hun baby. Maar zoals met het zelf verzinnen van verhaaltjes, worden ook geen

versjes of rijmpjes uitgevonden.

‘Handjes draaien, koekebakke vlaaien’ en ‘'k Zag twee beren broodjes smeren’, deze twee

kinderliedjes zijn in menig boekbabygezin dagelijkse kost. Op enkele uitzonderingen na,

zeggen alle ouders heel dikwijls te zingen voor hun baby, vaak zelfs meerdere keren per dag.

Zoals met de boekmomenten wordt vaak een liedje gezongen om hun baby rustig te krijgen

of om de aandacht af te leiden als hij of zij bijvoorbeeld op het ververskussen ligt. De ouders

zelf beleven er ook plezier aan omdat hun baby er heel positief op reageert. Enkele gezinnen

hebben om die reden dan ook liedjesboeken (boeken met bijhorende cd) in huis gehaald.

Wanneer ouders een boekje kopen, kijken ze vooral naar kleur, tekeningen en thema. Vooral

de boekjes met felle kleuren en duidelijke tekeningen vallen in de smaak. Ouders erkennen

dat vooral zijzelf het boekje leuk moeten vinden; hun baby is nog te klein om te kennen te

geven wat hij of zij leuk en mooi vindt. Opvallend is wel dat ouders de boekjes in huis

beoordelen aan de hand van de interesse die hun baby ervoor heeft.

“Vooral de kaft, de inhoud, de kleuren, ik ga er zeker eerst in kijken. Het moet kleurrijk zijn, ook de

tekeningen die erin staan moeten mooi zijn. “(Ilana)

Page 34: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

34

“De kaft is al belangrijk, als die al niet aanspreekt, dan zal je het al laten liggen (...) [ik kijk ook] naar

hetgeen wat er effectief in staat. Ik ga er ook eens in bladeren. Het zijn geen grote boekjes. Ook de vorm

en de kleuren en ook het voelen. Het uitzicht ook een beetje. “(Noa)

4.1.2 Tweede interviewronde (14-17 maanden)

A Ingeburgerde boekmomenten

Algemeen beschouwd kunnen we stellen dat boekmomenten goed ingeburgerd zijn in de

gezinnen met een boekbaby15. Alle gezinnen, op twee na, vinden het een evidentie dat ze

geregeld met hun baby in boekjes kijken.

De boekbaby’s zelf tonen steeds meer interesse voor boekjes. Waar drie maanden geleden

vooral de ouders het iniatief namen om samen met hun baby in een boekje te kijken, gaan de

boekbaby’s vandaag zelf vaker een boekje in de hand nemen, om er zelf in te lezen of om

hun mama of papa eruit te laten voorlezen.

“Maar ik vind wel dat ze zelf nu meer afkomt met die boeken. Dat ik vroeger soms zei van ‘kom, gaan we

in de boekjes kijken’ en dan nam ze zelf ook een boekje ze, maar nu neemt ze die constant zelf (…) ik moet

het zelf niet meer nemen.” (Lauren)

De tijd die een boekbaby spendeert aan boeken is, volgens hun ouders, ongeveer dezelfde

gebleven. Wel is er een verschuiving in het aandeel van de twee soorten boekmomenten.

Heel veel ouders geven aan dat zijzelf minder boekmomentjes hebben met hun spruit in

vergelijking met drie maanden geleden, maar dat hun baby zelf veel vaker alleen met

boekjes bezig is.

Nog steeds vinden de boekmomenten overwegend plaats in de woonkamer op de speelmat

of in de zetel. Veel ouders vertelden ons met enige fierheid dat hun boekbaby nog maar

zelden boekjes in de mond steekt, ook het scheuren van ‘gewone’ blaadjes is in frequentie

verminderd.

We deelden de boekmomenten op in solo boekmomenten, waarbij de baby alleen bezig is

met boekjes, en gezamenlijke boekmomenten, waarbij de baby samen met een ander bezig is

met boekjes.

B Solo boekmomenten

Boekjes worden minder gezien en gehanteerd als tokkelinstrument, luchtafweer of bijtring,

maar hebben plaatsgemaakt voor een ‘lees’-boekje. Bijna alle ouders vertellen dat hun baby’s

de boekjes grondig bekijken: pagina voor pagina worden de prentjes zorgvuldig bestudeerd.

Veelal worden de herkende figuren aangewezen. Tijdens het ‘lezen’ van een boekje brabbelt

ongeveer de helft van de baby’s erop los, vaak onverstaanbaar voor de ouders.

15 Hoewel de boekbaby’s de leeftijd van een peuter bereikt hebben, blijven we hier

gemakkelijkheidshalve over boekbaby’s spreken.

Page 35: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

35

“Ja, ik heb soms het gevoel dat hij mij wil nadoen, dat hij daar zit met het boek en dan is het van

‘blablabla’, en zo echt luid, zo met het motto van ‘jullie hebben mij voorgelezen en nu ik en luister!’”

(Victor)

Dikwijls vloeien de solo boekmomenten van de baby over in een gezamenlijk boekmoment.

“Maar ze neemt dan een boekje en ze komt dan af en dan kijken we erin.” (Kena)

C Gezamenlijke boekmomenten

Zoals reeds vermeld hebben ouders vaak gezamenlijke boekmomenten met hun boekbaby,

weliswaar in iets mindere mate dan drie maanden terug. Enkele ouders hebben nu minder

boekmomentjes uit tijdsgebrek, maar de meeste zoeken de verklaring voor de vermindering

bij hun boekbaby zelf. Enerzijds zijn de boekbaby’s veel actiever en mobieler geworden,

willen dit uiten en gaan niet meer zo gedwee op mama of papa’s schoot gaan zitten.

Anderzijds vinden ouders het minder ‘nodig’ om gezamenlijke boekmomenten te hebben

vermits hun baby meer alleen in boekjes kijkt.

Hoewel veel ouders de boekmomenten nu als even leuk beschouwen als drie maanden

geleden, zijn ze er allen unaniem over eens dat hun boekbaby veel meer en erg leuk reageert

tijdens de boekmomenten. Een drietal maanden geleden was de reactie van de boekbaby’s

vaak nog beperkt tot (kortstondig) luisteren, kijken en weglopen. Nu beginnen ze ook

herkenbare figuren of prenten aan te wijzen, ‘vragen te stellen’ en te brabbelen tijdens de

boekmomenten. Er is met andere woorden veel meer interactie tussen de ouders en de

boekbaby’s.

“Dat ze zelf veel meer vertelt. Vroeger zweeg ze als ik vertelde, dan keek ze echt naar die prentjes en ze

duwde wel altijd op die prentjes maar ze zei niet veel, maar nu vertelt ze. Vanaf dat ik zwijg, begint zij

te vertellen. Ik denk dat het een echt babbelgat gaat worden.” (Ilke)

Deze evolutie vertaalt zich ook in een veranderende vertelstijl van de ouders. Drie maanden

geleden ging een boekmoment eenzijdig van de ouder uit en beperkte het zich voornamelijk

tot het benoemen van prenten. Nu is een gezamenlijk boekmoment geëvolueerd naar een

vraag- en antwoordspel tussen ouder en kind.

“Waar is Bumba?’ of ‘Waar is de vlinder?’ Ja, en dan moet ge zeggen soms… soms hebt ge daar een

positieve reactie op of soms… soms weet je dat hij het weet, en dan zie je dat in zijn ogen, maar dan

duidt hij eerst twee keer iets anders aan, omdat je dan ‘neen, neen’, en als je dan… dan wijst hij het

goeie aan en dan kijkt hem zo ‘ziet ge wel dat ik het weet’, en dan zegt ge ‘ja, bravo’, en dan wacht hem

daar dus op, dus echt wel zo die momenten ja.” (Jorn)

“Ja, allee, de vragen zijn anders geworden he. Van ‘zoek al eens dit’ of ‘zoek al eens dat’, dat kon ze over

een paar maand nog niet hé.” (Nele)

Deze vaststelling gaat enkel op voor boekmomenten met aanwijsboekjes, waar meestal geen

tekst in staat. De rijmboekjes of de korte verhaaltjesboeken (zoals Nijntje) worden vaak wel

letterlijk voorgelezen.

Page 36: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

36

De gezamenlijke boekmomenten duren niet langer dan drie maanden terug, zo’n vijftal

minuten. Ze vinden de ganse dag door plaats wanneer de ouders thuis zijn. Ook de rol van

de papa is niet veranderd: nog steeds is het ‘rustige’ boekmoment een mama-aangelegenheid

en het ‘wildere’ spelmoment een papa-aangelegenheid. Net zoals de solo boekmomenten

vinden de gezamenlijke boekmomenten voornamelijk plaats in de woonkamer, het

speelterrein van de boekbaby. Hierbij gaat de ouder bij het kind op de speelmat zitten ofwel

gaat het kind bij de ouder (op de schoot) in de zetel zitten. Enkele boekbaby’s hebben hier

een echt ritueel rond gebouwd.

“Ge moet gaan zitten, eender hoe, kleermakerszit, wat dan ook, en ze moet op uw linkerbil gaan zitten.

Dan zet ze haar daarop en dan… Ja, dat is altijd… En dan rechtstaan, nee, dat gaat niet.” (Quetzalli)

“Hij wil meestal op schoot zitten, ja. Want als ge gewoon zegt van ‘kom maar naast mij zitten’ of we

gaan rechtstaand bladeren, dat is niet goed he. Want er volgt dan ‘ik wil hier wel op de schoot’. Ja, dat is

wel een ritueelke dat erbij hoort. Of wij zitten dikwijls daar dan op de trap en dan komt hij tussen mijn

benen zitten of op mijn schoot.” (Kobe)

Nog steeds vertelt slechts een handvol ouders ’s avonds een verhaaltje in de slaapkamer als

onderdeel van het avondritueel. Een echte verklaring waarom de anderen dit (nog) niet

doen, geven ze daar niet voor. Wij vermoeden dat het boekgenre, de aanwijsboekjes, dat op

nu de overhand neemt een mogelijke verklaring kan zijn. Er worden nog steeds geen ‘echte’

verhaaltjes of sprookjes aan de boekbaby’s voorgelezen.

D Babyboekjes

In menig boekbabygezin nemen de kartonboekjes de bovenhand in de boekencollectie.

Hoewel we deze bevinding reeds drie maanden terug gemaakt hebben, is ze nu veel

explicieter. Veel boekbaby’s tonen op dit moment enkel nog interesse in kartonboekjes, de

stoffen en badboekjes worden bijna niet meer ter hand genomen. Enkele ouders hebben deze

boekjes dan ook al weggelegd of weggegeven.

“Stoffen boekjes haat ze. De badboekjes, dat is ook niet echt haar ding. Gewone boeken. Nu begint het te

beteren met ook boeken met die fijne blaadjes. Vroeger was dat nogal een geweld, de onze.” (Lauren)

Boekjes met dunne, gewone blaadjes maken langzaam hun intrede bij de boekbaby’s. Voor

een gezamenlijk boekmoment wordt zo’n boekje wel eens bovengehaald, maar voor de solo

boekmomentjes moet de boekbaby het stellen met ‘veilige’ boekjes. Hoewel de meeste

ouders ons vertellen dat hun kind minder vaak boekjes in de mond steekt en minder vaak

blaadjes scheurt, blijft dit toch de grootste reden waarom de ‘gewone’ boekjes apart worden

gehouden.

De korte verhalen kunnen langzaam maar zeker op belangstelling van de boekbaby’s

rekenen.

“Allee, wij lezen wel voor en wij lezen het verhaaltje uit, ook al is ze al met iets anders bezig want ja,

het is ook geen zittend gat. Maar ja, ze vindt dat wel leuk ze, ze komt erbij zitten en zo maar dat moeten

korte verhaaltjes zijn. En ze wil inderdaad altijd zelf bladeren.” (Quetzalli)

Page 37: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

37

Pop-up boekjes of flapjesboeken vinden de meeste boekbaby’s heel leuk. Toch worden ze

vooral gebruikt tijdens gezamenlijke boekmomenten omdat de flapjes nogal snel vernield

worden door de baby’s.

“Van die pop-ups… Ze heeft pop-upboekjes maar ze trekt er gewoon alles los, stukken trekt ze er

gewoon uit.” (Ilana)

De aanwijsboeken en prentenboeken zijn op dit moment het meest populair in de

boekbabygezinnen. Eén prent op één pagina in felle, duidelijke kleuren kunnen de

boekbaby’s het meest bekoren. Toch maken iets drukkere boekjes langzaam hun intrede.

“Het zijn meest aanwijsboekjes. Er zit wel één boekje eigenlijk bij met een verhaaltje met daar luistert

hij eigenlijk niet naar als ge dat vertelt ook, dan moet dat rap vooruit gaan en dan moet hij kunnen zelf

kijken.” (Lander)

Algemeen beschouwd vallen vooral boeken over dieren en boekjes met geluid en/of flappen

heel erg in de smaak bij de boekbaby’s. We vermoeden dat beide soorten boekjes geliefd zijn

door hun interactieve component. Bij de dierenboeken bootsen de ouders of de baby’s de

dierengeluiden na; met de flapjesboeken kunnen de baby’s zelf actief bezig zijn.

De sprookjesboeken liggen nog steeds veilig opgeborgen voor later. Ook de langere

verhalenboeken worden slecht sporadisch bovengehaald voor een gezamenlijk boekmoment.

Page 38: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

38

4.1.3 Derde interviewronde en vragenlijst (20 tot 23 maanden)

De volgende analyses zijn enerzijds gebaseerd op de interviews die afgenomen werden bij

tweeënveertig boekbabygezinnen en anderzijds op de schriftelijke vragenlijst die door

tweeëndertig gezinnen werd ingevuld.

A Boekmomenten ‘op vraag van’ de boekbaby’s

Uit de derde bevragingronde blijkt duidelijk dat boekmomenten, zowel solo als

gezamenlijke, nog steeds een belangrijke plaats innemen in de boekbabygezinnen. Alle

boekbaby’s hebben de weg naar de boekenkast of –kist gevonden. In vergelijking met het

vorige interview van zes maanden geleden kunnen we stellen dat de boekbaby’s nu

minstens evenveel interesse hebben in boekjes, velen hebben zelfs duidelijk meer interesse in

boekjes. Dit blijkt zowel uit de interviews als uit de vragenlijsten.

“Meer, veel meer. Die boekenmand staat daar en ze loopt er heel dikwijls naartoe en ze zet haar op haar

poep en dan pakt ze er wat uit.” (Lore)

“Toch wel meer. Hij had niet zo veel interesse, dus nu heeft hij toch wel meer interesse. Hij komt nu

zelf af met boekjes dat hij wil gelezen hebben van auto’s, auto’s, auto’s. Alle soorten vrachtwagens en

auto’s.” (Thijs)

Het initiatief om een boekmoment te hebben, komt nu nog vaker dan een half jaar geleden

van de boekbaby zelf. Daarenboven zijn ze heel creatief of gebruiken ze al hun charmes in

het overtuigen van hun mama of papa om samen in een boekje te kijken.

“Of ze komt dan op de mat liggen bij mij op den buik, en dan komt ze zo met haar arm over mij zo

liggen […] dat is ook wel tof, ja, dat is echt wel dat je zegt van ‘allee’, ze vindt het echt wel een keer leuk

van samen te kijken in een boekje.” (Eva)

“… dan wringt ze zich op zijn schoot met een boek en hij moet lezen hé, dus ge hebt geen keuze, het is te

lezen. Dus dat doet ze wel. “(Sterre)

“Of aan je benen komen trekken als je bezig bent aan het koken... met zijn boekje zo van ‘boekje, boekje,

boekje...” ‘(Wouter)

“Want nu dat we begonnen zijn met de zindelijkheidstraining is het zelfs zo erg dat ze eigenlijk niet

moet plassen als ze vraagt om op het potje te zitten. Ze wil op het potje zitten maar dat is alleen omdat

ze heel graag wil dat we een boekje lezen. Ze heeft haar potjes-boekjes.”(Sari)

B Solo boekmomenten

Hoewel de boekmomenten nog steeds deel uitmaken van het spel van het kind, vinden de

meeste ouders dat hun boekbaby zich langer kan concentreren en intensiever met een boekje

kan bezig zijn. Waar zes maanden geleden de boekbaby’s vooral naar de (geïsoleerde)

prenten keken, hebben veel ouders het gevoel dat hun spruit een boek nu meer ziet als iets

met een begin en een einde. De boekjes worden vaker echt ‘uitgelezen’. Ook gaan de

boekbaby’s actief op zoek naar herkenbare dingen en benoemen die vaak. Het

Page 39: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

39

onverstaanbaar gebrabbel maakt ook stilaan plaats voor begrijpbaar gebabbel. Deze verbale

ontwikkeling stemt veel ouders gelukkig, eindelijk begrijpen ze hun kindje! Een handvol

boekbaby’s fantaseert zelfs echte verhalen!

“Zes maanden geleden verstond je niet wat ze zei, terwijl nu haal je er echt dingen uit dat je wel goed

verstaat. Misschien dat zij toen ook al echt haar verhaal vertelde, maar nu verstaan wij het ook, dat is

het grote verschil. […] ik vind dat grote luxe dat je je kind begint te verstaan en dat je kind jou verstaat.

Dat is juist hetzelfde met een verhaal.” (Ilke)

Net zoals een half jaar geleden vloeit een solo boekmoment vaak over in een gezamenlijk

boekmoment, want als mama of papa in de buurt is, dan kan die er niet onderuit.

C Gezamenlijke boekmomenten

Alle ouders hebben nog steeds boekmomenten met hun boekbaby. Terwijl de meeste ouders

ons tijdens de tweede interviewronde vertelden dat de frequentie sterk was verminderd,

hebben er het laatste half jaar in de boekbabygezinnen opmerkelijk meer gezamenlijke

boekmomenten plaatsgevonden. In de meeste gezinnen wordt zeker dagelijks een boekje

gelezen met hun kind.

“Meer want ze vraagt er meer om. Het gebeurt nu wel heel frequent, dat ze het vraagt. Van ’s morgens

al.” (Sari)

Ook nu zoeken de ouders de verklaring vooral bij hun boekbaby. Deze laatste neemt vaker

het initiatief en komt zelf heel veel aandraven met een boekje. Meestal is het dan ook de

boekbaby die zal bepalen welk boekje er voorgelezen wordt.

“Ze vraagt daar zelf om hé. Ze komt met boekjes aandacht vragen, dat is zo haar manier van ‘zo houd ik

mijn mama gevangen, dan zit ze bij mij in de zetel’ of mijne papa.”(Nele)

Het is opvallend dat de ouders er volmondig over eens zijn dat de boekmomenten alsmaar

leuker worden. Een half jaar geleden hoorden we meestal ‘even leuk.’ Hun boekbaby geniet

nu met volle teugen van die intieme momentjes met hun mama of papa, waardoor deze

laatsten er zelf ook veel plezier aan beleven.

“Veel leuker want ik heb er veel meer geniet van. Hij reageert ook veel meer. Als hij iets ziet dat hij

kent, dan is het het enthousiasme zelve.” (Thijs)

“En bij Sterre komt er heel veel reactie. Ja, ik vind dat eigenlijk veel leuker.“(Sterre)

“Het wordt alsmaar leuker. Je moet het zo zien, het was vroeger leuk, maar de boeken liggen ons ook

meer. [...] het is niet meer één beeld op één pagina, het is echt een verhaal en je kan daar meer mee doen.

Je kan meer de fantasie, je kan meer dingen, gebaren erbij doen, je kan er soms ook iets bij rijmen, […]

of klanken die erbij komen, een trein ‘tjoektjoek’ of een auto ‘tuut tuut’, zo die dingen, dat maakt het

echt wel levendiger. Dat ging vroeger minder omdat je op één beeld, dat vind ik wel moeilijk, voor dan

heel dat verhaal er rond te vertellen en dat heb je nu meer dankzij die boeken die zich er nu toe lenen.

En dat merk je ook, daar gaat hij ook in mee. Die geluiden nadoen en zo. […] Hij kan er meer mee

doen, zelf ook, dat zie je, dat hij interactief is, dat zijn wij niet alleen, dat is hij ook.”(Wouter)

Page 40: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

40

“Op deze leeftijd is het leuker om voor haar voor te lezen. Nu krijg je reactie hé, ervoor niet hé. […] En

ik denk ook gewoon ook omdat ze ouder wordt en ze snapt ook al meer wat er in een boekje staat. Ook

naar taalontwikkeling toe. Het is enorm plezierig om nu een verhaaltje te vertellen terwijl dat vroeger

gewoon benoemen was, ze nam dat wel op, maar nu wil ze zelf die woordjes herhalen en vindt ze het

leuk om te herhalen en duidt ze ook zelf aan van ‘kijk, ik wil weten wat dat woord en dat woord is’.”

(Suze)

De reacties van de boekbaby’s zijn opnieuw sterk toegenomen, hun taalontwikkeling is er

zienderogen op vooruit gegaan alsook de betrokkenheid. Veel ouders vertelden ons dat hun

kind al meer geduld, concentratie en aandacht heeft tijdens een gezamenlijk boekmoment. Ze

willen alles zien, b(r)abbelen vaak, vragen zaken en wijzen aan. Heel wat baby’s gaan ook op

zoek naar bepaalde prentjes. Ze willen daardoor soms (te) snel naar de volgende pagina

omdat ze weten wat er zal volgen. Dit getuigt dat de boekbaby’s de boekjes nu ook al écht

kennen. Ze gaan vaak op in het verhaal en doen lustig mee wanneer een personage gaat

slapen, bang is of in zijn handjes klapt. Sommige boekbaby’s maken ook al eens de link

tussen wat ze in hun boekjes gezien hebben en hun leefwereld. Bijna elke ouder vertelde ons

in geuren en kleuren, met gebaren en geluiden, fantastische anekdotes.

“Ook eentje over het circus, en dat is zijn topper, al weken aan een stuk, want we hebben die al ik-weet-

niet-hoe veel keer moeten verlengen, en dat is echt zo interactief. […] Daar staan ook muzikanten in en

zo, en die geluiden die de muzikanten dan maken, dat de instrumenten dan maken, staan er ook in. Dat

is ‘boemboem retteketet’ en dan doen wij ook mee. En op het einde is dat ‘ping ping’ en dat zeggen wij

niet meer, dat zegt hij, dus hij vult aan. Dus dat op zich, dat is al een belevenis op zich, dat is niet meer

dat boek alleen maar dat is echt een boek beleven, laten tot, echt niet alleen, echt visualiseren, tot leven

brengen. […] Hij weet ook al wat er gaat komen, als de koorddanseres er is, dan doet hij ‘sst’. […] Ja, hij

doet het al op voorhand, het blad is nog niet omgedraaid maar waar we juist aan het lezen zijn en dat is

het einde, en hij weet, dat blad is behandeld, dus nu komt die koorddanseres en dat is vóór dat het blad

wordt omgedraaid van ‘sst.’” (Wouter)

“En wat ze ook doet, bijvoorbeeld als er iets instaat van ‘slaapt’ of zo, dan gaat ze ook ‘sstt, slaapt’. Of

er was een figuurke van Jules in een boekske en hij weent en dan zegt ze tegen mij ‘dikke zoen geven’.”

(Sterre)

“Onlangs, hij was aan het eten en hij zei: ‘wat is dat?’ en ik zeg ‘broccoli’. Hij probeert dat dan achter

te zeggen, en dan zei ik: ‘kip’. En hij : ‘kip?’ Koekoeloeloe’, zegt hij zo van: ‘hoe kan dat nu dat die kip

hier nu in mijn bord ligt? Zo’n klein stukske vlees?’ En dat was echt grappig, dat hij zo de link legt

van: dat is dat kipke dat ik normaal in dienen boek zie. (lacht) Hij snapte dat niet echt.” (Milo)

De voorleesstijl van de meeste ouders is ook veranderd, ze hebben die aangepast aan de

ontwikkeling van hun kind. Door de reacties van hun kind zullen ouders vaker

enthousiaster voorlezen of vertellen en vinden het ook leuk om reacties uit te lokken bij hun

kapoen. Toch blijven de mama’s hoofdzakelijk letterlijk voorlezen en is het vooral papa die

durft afwijken van het verhaal en zijn fantasie de vrije loop laat.

“[papa] zal sowieso meer fantasie, ik ga mij aan de tekst houden en af en toe wel een keer een kip

nadoen, maar niet echt vaak. Maar natuurlijk als je een aanwijsboek hebt, dan moet je er wel wat rond

vertellen, maar bij mij beperkt hem dat toch vooral tot hetgeen er te zien is.” (Suze)

Page 41: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

41

“Ja, je kunt meer vertellen hé. Vroeger was het meer gericht op woordjes, korte woordjes. Nu kan je al

hele verhalen vertellen en ze houdt er enorm van. Ik denk dat dat ook een beetje mee evolueert met haar

ook.” (Laura)

De boekbaby’s zijn ook minder snel afgeleid waardoor ze langer blijven zitten. De duur van

een gezamenlijk boekmoment is bijna met de helft gestegen in vergelijking met een half jaar

terug. In één op vier boekbabygezinnen duurt een boekmomentje gemakkelijk meer dan tien

minuten. Slechts uitzonderlijk duurt een gezamenlijk boekmoment minder dan vijf minuten.

We durven hier stellen dat dit te maken heeft met de vorderingen in taalontwikkeling bij de

boekbaby’s. Korte gezamenlijke boekmomenten komen vooral voor in de gezinnen met de

allerjongste boekbaby’s. Hoewel het leeftijdsverschil tussen de geselecteerde baby’s slechts

drie maanden bedraagt, merken we toch een verschil in taalontwikkeling.

“Tien minuten’, maar als die (sic) boek uit is, mag ik terug opnieuw beginnen, ‘allee mama’ zegt ze

dan.”(Lauren)

De locatie van een gezamenlijk boekmoment blijft dezelfde, vooral in de woonkamer. Op de

schoot of naast mama of papa in de zetel kijken ze samen in boekjes. Toch hebben ook veel

gezinnen het ‘verhaaltje voor het slapengaan’ geïntroduceerd. Dit hebben de meesten

nochtans niet bewust ingevoerd, het is eerder spontaan tot een ritueel uitgegroeid. Vele

boekbaby’s hechten er veel belang aan en willen niet meer slapen zonder verhaaltje.

’s Avonds wordt heel vaak telkens hetzelfde verhaaltje of telkens één verhaaltje uit hetzelfde

boek voorgelezen terwijl dit bij de andere boekmomenten meer varieert.

D Babyboekjes

Uit de vragenlijsten blijkt heel duidelijk dat de kartonboekjes, net zoals zes maanden terug,

nog steeds het grootste deel van de boekencollectie beslaan en zowel tijdens de solo als

gezamenlijke boekmomenten het meest ter hand worden genomen. Deze vaststelling werd

bevestigd tijdens de interviews.

“We hebben er van alle soorten eigenlijk. Ja, gewone blaadjes toch al wat meer en nog altijd die

kartonnen. Tussen die twee ligt het, eigenlijk voor de rest niets anders.” (Elias)

Boekbaby’s van achttien maanden hebben bijna geen interesse meer in stoffen en badboekjes

en eens ze twee jaar zijn, worden ze nog slechts door enkelingen héél sporadisch gelezen.

We merken wel een duidelijke evolutie in de dikte van de boekjes. De interesse voor de drie

pagina’s lange boekjes is sterk verminderd. De boekbaby’s willen al wat dikkere boekjes,

zeker voor de gezamenlijke boekmomenten.

Een half jaar geleden bestond de boekenkast van de boekbaby’s overwegend uit prenten- en

aanwijsboeken. Ondertussen valt hier minder een patroon in te ontdekken. In vele gezinnen

is de collectie aangevuld met verhalenboeken terwijl andere gezinnen dit nog niet hebben

gedaan. Deze kleine laatste groep vindt dat hun boekbaby’s er nog geen nood aan of

interesse voor hebben. Deze ambiguïteit wijten we aan de verschillen in taalontwikkeling bij

de boekbaby’s.

Page 42: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

42

De ‘kortere’ verhalen zijn duidelijk het meest populair. Hoewel de boekbaby’s zich nu wel al

langer kunnen concentreren geven de meeste ouders toch aan dat hun peuter meerdere korte

verhaaltjes verkiest boven één lang verhaal. Daarenboven kunnen boekjes met veel tekst de

boekbaby’s nog niet echt bekoren, de tekeningen blijven erg belangrijk. Boekjes waar op de

ene bladzijde een of meerdere tekeningen staan en op de andere pagina een vijftal zinnen (en

dus niet meer één zinnetje zoals zes maanden terug), omschrijven de ouders als het ‘ideale’

voorleesboekje qua lengte. Eén grote, duidelijke afgebakende tekening in felle kleuren

vinden de boekbaby’s nog steeds leuk, maar velen genieten nu ook al van het zoeken naar

voorwerpen op een pagina met meerdere prenten.

“Op dit moment zou ik het nog altijd houden bij eenvoudige verhaaltjes met veel prenten en duidelijke

prenten.”(Lore)

Ongeveer de helft van die ouders heeft zich ondertussen al eens gewaagd aan het voorlezen

van - vaak ingekorte - sprookjes, met wisselend succes.

“Met haar, ja, ik heb zo wel van die verkorte sprookjes, van De Slegte meegebracht, zo van dikke karton

en die, dat zijn maar een blaadje of zes kartonnekes, en die heb ik wel al eens met haar doorgenomen,

maar die lange sprookjes niet. Nee, dat is te veel tekst, of ge moet het echt in uw eigen woorden

vertellen, maar ja, dat is uiteindelijk ook hetzelfde of dienen boek.”(Lore)

De liefde voor dieren blijft bestaan bij de meeste boekbaby’s. Dierenboeken scoren nog

steeds heel goed bij de tweejarigen. Zo werd het boek De dieren op de boerderij (Delebecque,

2006) uit het derde boekenpakket, erg positief onthaald door de ouders en de boekbaby’s. Dit

foto-flapjesboek wordt interactief gebruikt: de ouders laten hun boekbaby raden welk dier

onder de flap zit en pas nadien mag de flap opgetild worden. De boekbaby’s houden erg van

dit verrassingseffect. Daarnaast hoorden we al af en toe stereotiepe boekenvoorkeuren qua

geslacht: jongens houden van autoboeken en meisjes van prinsessenboeken.

“Ze is enorm geïnteresseerd in dieren, en ze vindt dat dan plezant, die geluiden dat wij er bij maken.

Dat [‘De dieren op de boerderij’] is haar favoriet wel.” (Auke)

Page 43: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

43

4.2 Resultaten eigen exploratief onderzoek binnen project Boekbaby’s

4.2.1 De voorleesstijl van vader en moeder

Voor de bespreking van de onderzoeksbevindingen in dit onderdeel werden de resultaten

van de derde interviewronde en van de vragenlijst gecombineerd.

A Het plezier van een boekmoment

Globaal genomen lezen de bevraagde moeders iets liever voor dan de bevraagde vaders.

Zeventig procent moeders en tweeënvijftig procent vaders geven aan ‘altijd’ of ‘vaak’ graag

voor te lezen. Tijdens de interviews geven alle moeders en heel wat vaders aan dat ze graag

boekmomenten hebben met hun boekbaby.

“... het is meer dan boekjes alleen. Het is een gezellig familiemomentje zo.” (papa Amon)

“... ik vind dat wel leuk. Het is een echte knuffelgelegenheid... [...] Het is geen knuffelkind uit haar

eigen, en dat is dan wel een moment dat we dicht bij elkaar zitten.” (papa Franne)

Enkele vaders vertelden dat ze niet zo houden van boekmomenten. Als reden geven ze aan

zelf niet graag te lezen, ze vinden hun kind nog te jong of hebben te weinig geduld.

“En van Dries, eigenlijk is dat nog een beetje, ja... je doet dat wel eens maar het is nog een beetje

oppervlakkig. Ik vind het... het begint al... het betert al... maar ik denk dat de aandacht nog veel moet

groeien. Tegen dat je zover bent dat je een volledig verhaaltje kan... Nu is dat nog een beetje spelen en

doen... Maar nog niet echt... dat het doordringt.” (papa Dries)

Een vader gaf aan zich in het begin wat onzeker te voelen:

“En in het begin vond ik dat zo... ja, ge zijt zo gewoon... ge vindt dat zo vreemd om luidop te zitten

lezen... en je weet dan wel van: ‘die luistert mee en die gaat dat misschien belachelijk vinden’, maar nu...

ik doe dat gewoon. Maar ik moest daar wel weer inkomen, ik was dat niet meer gewoon.” (papa Rube)

Alle moeders en drie kwart van de vaders doen even graag boekmomenten dan andere

activiteiten met hun kind, zoals buiten spelen of puzzelen. Het valt op dat meer moeders dan

vaders een boekmoment als leukste activiteit bestempelen. Twintig procent van de vaders

houdt meer van andere activiteiten dan van boekmomenten. Tijdens de interviews geeft de

helft van de vaders aan dat ze overdag liever andere activiteiten doen, zoals buiten spelen.

‘s Avonds hebben deze vaders dan vaak wel graag een boekmoment met hun kind. Er zijn

duidelijk meer moeders dan vaders met een voorkeur voor activiteiten waarbij je rustig op je

gemak samen bezig bent.

“[…] omdat ik eigenlijk graag zie wat hij allemaal al kan en dat hij dan ook veel vraagt en dan zegt hij

van: ‘mama, hier poepe zitten’. Hij weet dat al... dan moet ik bij hem gaan zitten, soms is dat gewoon

zitten... dat hij leuk vindt. Of samen een puzzel maken. ‘Gaaaat niet’, [zegt hij dan]. Hij kan het wel,

maar hij wil gewoon dat ik bij hem zit. […] Dat vind ik leuk, dat hij aandacht wil zo. Dat hij dat vraagt

dat je met hem samen iets doet, ik vind dat tof.” (mama Milo)

Page 44: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

44

“... dat kan ook in haar speelruimte zijn daar. Dat ik er mij gewoon bij leg en dan liggen we alletwee zo

op onzen buik te kijken in de boekjes.” (mama Eva)

B Interactieve voorleesstijl

Zowel vaders als moeders maken gebruik van een interactieve voorleesstijl. Beide ouders

gaan erg vaak geluiden nadoen tijdens een boekmoment. Meestal gaat het om

dierengeluiden. Ouders vinden het voor de hand liggend om dit te doen. Het brengt

namelijk leuke reacties teweeg bij hun boekbaby, zoals imiteren, lachen, verwonderd zijn...

“Ja, surtout als... in die boekjes van Jip en Janneke staan alle geluiden... en wat er gebeurt staat

omschreven in de tekst, dus ja, als Jip of Janneke zich eens pijn doet, zeg je ‘aaaiiiiii’, zulke dingen.”

(papa Dries)

“Om hen iets bij te brengen... je kan dan inderdaad zeggen van: ‘een poes’, maar het is dan logisch dat je

eens zegt van: ‘de poes doet dat’... om er toch eens iets rond te kunnen vertellen, dan gewoon te zeggen

‘we doen een opsomming, het is hier op tien punten en hoeveel plaatjes kun je juist raden?’ Anders vind

ik dat maar saai om te zeggen: ‘het is dat, het is dat’.” (mama Mathias)

Opnieuw heel veel schriftelijk bevraagde ouders én alle geïnterviewde ouders, zowel

moeders als vaders, wijzen prentjes aan tijdens een boekmoment. Ze doen dit om hun

boekbaby duidelijk te maken waarover het gaat en om de aandacht te vestigen op het juiste

prentje.

Moeders zouden dan weer vaker hun boekbaby prentjes laten benoemen. Op die manier kan

de boekbaby beter volgen wat de ouder vertelt en wordt de betrokkenheid groter doordat

hij/zij zelf iets moet gaan zoeken en zeggen. Ouders vinden het leuk om zo te kijken wat hun

boekbaby al kan. Ook bijleren en stimuleren van de taalontwikkeling worden hier vaak als

redenen genoemd.

De stem veranderen voor een ander personage is een minder wijdverspreide interactie-vorm

en wordt meer door moeders dan door vaders gedaan. Slechts zevenenvijftig procent van de

vaders vulden op de vragenlijst in dit vaak te doen, tegenover vijfenzeventig procent van de

moeders. Door hun stem te veranderen en door veel intonatie te gebruiken maken ouders het

leuker voor hun kind om te luisteren. Op die manier trekken ze ook de aandacht van hun

kind: het verhaal krijgt veel meer ‘kleur’ en wordt dus levendiger.

“Om een beetje meer kleur aan het verhaal te geven. Het krijgt een beetje extra dimensie daardoor, hé.

Bijvoorbeeld het bedreigende van een personage, het lieve of juist het kinderlijke ervan, ja... te

accentueren. Of juist een beetje spelen met contrasten daardoor. Dat doe ik soms ook, gewoon bewust

een fijn stemmetje kiezen voor bijvoorbeeld een personage die een beetje bedreigender overkomt en ze ne

keer omdraaien, eens spelen daarmee.” (papa Amon)

“Ja, om de verschillende personages duidelijker af te tekenen, als het de mama is van Jip en Janneke, of

Jip of Janneke... En als er dan staat: ‘brult Jip’ of ‘huilt Jip’, dan, hé, je moet dat toch een beetje... dat is

toch toffer hé.” (mama Dries)

“...sec woorden reciteren is niet leuk. Ze moet ook leren dat bijvoorbeeld een mama niet hetzelfde klinkt

als een baby bijvoorbeeld. Dat trekt ook meer haar aandacht.” (mama Franne)

Page 45: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

45

Slechts enkele ouders hebben de gewoonte om steeds de titel van een boekje te lezen, een

derde van de papa’s en eenentwintig procent van de mama’s hebben op deze vraag

bevestigend geantwoord bij de vragenlijst. Tijdens de interviews vertelden de

titelvoorlezende ouders ons dat dit een deel van het boekgebeuren is en dat hun boekbaby zo

meteen weet waarover het boekje gaat. Soms volgt er dan ook een enthousiaste reactie van

de boekbaby op het lezen van de titel. Andere ouders geven dan weer aan dat ze de titel

soms te moeilijk vinden of te weinig van betekenis voor hun boekbaby. Zij gaan de titel niet

lezen, maar wel het hoofdpersonage van het boekje noemen. Ouders die de titel nooit lezen,

hebben daar veelal nog niet bij stil gestaan.

“Het zou wel ne keer kunnen dat ik zeg van: ‘gaan we ne keer kijken naar de beestjes van de boerderij?’ […]

Maar het is niet zo van: ik ga naar de titel kijken, en ik ga het nu luidop zeggen.” (papa Milo)

“Gelijk van dat verhaaltje over die kikker. Ik denk niet dat ik iedere keer zeg van: ‘het is kikker in het

water’, ik zeg: het is een verhaal van kikker. […] soms zou je bijvoorbeeld zeggen: ‘het is een verhaaltje

van...’ en dan weet ze al wat ze kan verwachten. Ik vind dat de titel niet altijd veel zegt, dat is nog een beetje

moeilijk voor hen.” (mama Martha)

Slechts een handvol ouders - eenentwintig procent moeders en vijf procent vaders - vraagt

hun boekbaby wat hij/zij denkt dat er zal gebeuren in een verhaaltje. Deze erg lage cijfers

durven we enerzijds toeschrijven aan het feit dat er in bepaalde boekbabygezinnen nog geen

verhaaltjes worden voorgelezen. Anderzijds kan de beperkte woordenschat van de

boekbaby’s hier ook een verklaring vormen. De ouders die hun kind wel af en toe vragen

naar het vervolg van het verhaaltje, doen dit om de betrokkenheid van hun kind bij het

verhaal te stimuleren en om het verhaal interessanter te maken voor hun kind. Op die

manier kunnen ze ook controleren of hun kind het verhaal begrijpt. Sommige boekbaby’s

vragen ook zelf wat er gaat gebeuren.

Ouders vinden de interactie met hun kind een belangrijk onderdeel van het boekmoment. Ze

vinden dan ook dat hun boekbaby hen gerust mag onderbreken of vragen stellen. Geen

enkele ouder vindt dat de boekbaby moet stilzitten en luisteren en niet mag onderbreken.

“Ja, hij mag dat doen [onderbreken]. Soms heb je zo een boekje van iets van tien pagina’s, dat hij weet

van, vaak is er zo een pagina die hij heel tof vindt, en dan gaan we verder [naar de volgende pagina] en

dat wil hij dan niet..” (papa Rube)

“[…] en dan wil hij zelf terugkeren, gelijk die pagina met die vele vogels op… De pagina erna zegt hem

bijna niets en dan wil hij terugkeren naar de vorige pagina omdat daar veel meer op te zien is en dat er

daar veel vogels op staan. Ja, dan vinden wij dat niet erg.” (mama Rube)

“Ik denk dat het ook is dat ze gemakkelijker leren op een speelse manier, terwijl moest je zo streng zijn

van: ‘blijf stil zitten en nu gaan we een boekje lezen.’ Dat kind gaat dat ook voelen van, dat is een

verplichting.” (papa Eva)

Page 46: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

46

C Beoordeling en beïnvloeding

Het is opvallend dat vaders zichzelf minder goed beoordelen als voorlezer dan moeders. Zo

vindt slechts vijfentwintig procent vaders zichzelf een goede voorlezer tegenover

vierenvijftig procent moeders. Zestig procent vaders beoordeelt zichzelf als ‘niet goed en niet

slecht’, tegenover eenenveertig procent moeders. Ook worden moeders beter beoordeeld

door vaders dan vaders door moeders.

Een algemene tendens is dat de beoordeling van een ouder over de andere ouder steeds even

goed of beter is dan de beoordeling van die andere ouder over zichzelf. Wat echter ook

opvalt, is dat moeders verwachten dat vaders positiever zullen zijn over zichzelf. Dit blijkt

echter niet zo te zijn. Vaders lijken zichzelf dus een slechtere voorlezer te vinden dan ze in

werkelijkheid zijn. Waar moeders zichzelf dus beter inschatten, zijn vaders dus eigenlijk te

streng voor zichzelf. De exacte vragen die we ouders hieromtrent stelden zijn te vinden in

bijlage 6.

“Goh, ja, ik ga voor mezelf klappen en ik ga niet bescheiden zijn, ik vind dat ik dat goed doe.” (mama

Dries)

De meeste ouders geven aan dat ze niet beïnvloed worden door hun partner (eenennegentig

procent moeders en vijfentachtig procent vaders) in verband met hoe vaak ze

boekmomenten hebben met hun boekbaby. De enkelingen die wel beïnvloed worden door

hun partner, geven aan dat ze door de invloed van hun partner meer boekmomenten

hebben. De meeste ouders denken ook van zichzelf dat ze hun partner op dat vlak niet

beïnvloeden. Ouders willen elkaar niet verplichten en vinden dat de boekmomenten

spontaan moeten komen. De enkele ouders die dit wel doen, stellen dat hun partner meer

boekmomenten heeft door hun toedoen.

“Goh, soms dat mijne man zegt van: ‘allee, leest gij nu ne keer voor’. Als ik al zo lang niets meer

voorgelezen heb ofzo, dat hij zegt van: ‘allee, gaat gij nu ne keer voorlezen’.” (mama Oonah)

Als we ouders vroegen naar verschillen tussen elkaars manier van voorlezen, hoorden we in

de helft van de gezinnen dat moeders meer geduld hebben dan vaders tijdens een

boekmoment. Anderzijds zijn er ook moeders die zeggen dat ze de boekmomenten van de

vader met de peuter leuker vinden dan de eigen boekmomenten met de peuter. Enkele

vaders zouden het verhaal spectaculairder en levendiger maken of gaan soms bewust het

verhaaltje veranderen.

“Ja, ik zou wel eens iemand van de familie noemen in het verhaaltje van Jip en Janneke in plaats van de

figuren die erin voorkomen.” (papa Dries)

Sommige ouders menen echter dat ze van elkaar leren en stemmen hun manier van

voorlezen wat op elkaar af.

“Goh, ja, we zien dat een beetje van mekaar en we doen een beetje dezelfde dingen. [...] Ja, omdat je weet

van: herhaling bij een kind is... helpt wel. [...] Ik luister als hij (papa) bezig is en dan hoor je weer een

nieuw woordje dat hij geleerd heeft en dan neem je dat automatisch over.” (mama Milo)“Maar we

zeggen dat ook wel veel tegen elkaar van: hij kan dat en dat al. Je probeert dat ook af en toe te betrekken

in zijn boekjes.” (papa Milo)

Page 47: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

47

“Ja, gij hebt soms iets van mij en neemt dat dan de volgende keer eens over... Of als ik iets zie van u, dat

is zeg van ‘tiens’... Ik zeg het, dat is onbewust hé... dat je zegt van: ‘tiens, dat is nog interessant’. Dat ga

ik de volgende keer ook zo doen.” (mama Martha)

Vierenvijftig procent moeders en achtendertig procent vaders zien verschillen tussen de

relatie van de boekbaby met hem/haar en met de partner, maar dit heeft geen invloed op de

boekmomenten, denken de ouders. De interviews bevestigen deze resultaten. Zoals reeds

vroeger vermeld zal de vader meer wildere spelletjes doen met zijn kindje terwijl de moeder

toch nog steeds de meer verzorgende taken op zich neemt, het kind troost... Vaak komt dit

ook omdat de moeder meer tijd met het kind doorbrengt.

“Ja, omdat hij weet dat ik zeg van: ‘sta recht en trunt niet’. Hij gaat naar mij voor de mannelijke

dingen en naar zijn mama voor de geborgenheid... maar het is zo, hé, ja. […] Ik denk dat dat klassieker

is. (papa Milo)

“Ik merk ook bijvoorbeeld als ze troost wil, dat ze eerder naar mij komt.” (mama Franne) “En als ze

geweldiger wil spelen dan komt ze wel naar mij.” (papa Franne)

“Maar ja, ik heb natuurlijk zo meer die verzorgende taken: in bad, de kleren aandoen... dat is wel

anders hé. Als ze spelen [met hun papa] ook, dat is heel anders hé. Ze mogen erop kruipen, hij gaat zich

op de grond leggen, ze mogen erop springen, maar bij mij mogen ze dat niet doen...” (mama Winter)

Ongeveer één derde van de ouders leest soms samen met de partner voor en ziet dit als een

echt familiemoment.

“[...] dan zijn we ook gezellig samen bezig zo. Ik heb de laatste tijd ook heel weinig tijd voor mijne man

ook, omdat ik echt zo heel veel met haar (baby) bezig ben zo. Ze vraagt eigenlijk echt heel veel aandacht.

Ja, van mij... ook ’s nachts en al... Vroeger knuffelden we nog al ne keer ’s nachts en nu... zij slaapt

eigenlijk bij ons constant... dus dat gaat eigenlijk ook al niet meer. Dus, ja, het is eigenlijk fijn om dan

samen voor te lezen.” (mama Oonah)

“Omdat je dan eens allemaal tesamen zit, zo ja. [...] Anders blijft hij niet echt veel zitten. Het is het

enigste moment dat hij eens bij ons blijft zitten.” (mama Brent)

Nagenoeg alle ouders vinden hun partner enthousiast tijdens een boekmoment

(eenennegentig procent moeders en vijfennegentig procent vaders). Veruit alle ouders zijn er

ook zeker van dat hun baby het boekmoment met de partner leuk vindt. Ondanks het eerder

aangehaalde gegeven dat vaders moeders beter beoordelen dan omgekeerd, zijn zowel

moeder als vader tevreden van hun partner als voorlezer.

Page 48: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

48

4.2.2 Affectieve interacties tijdens boekmomenten

In dit deel zullen we de resultaten uit de schriftelijke vragenlijst niet expliciet vermelden. Er

zitten geen vermeldenswaardige cijfers bij gezien op heel veel vragen de maximumscore

wordt behaald. We vermoeden dat bij het beantwoorden van deze vragenreeks sociale

wenselijkheid sterk heeft meegespeeld.

A Fysieke nabijheid

Bijna alle ouders vinden dat de boekmomenten een positieve invloed hebben op de band met

hun boekbaby. Een boekmoment is immers een rustig moment waarbij de boekbaby eens

lekker dicht en knus bij zijn ouders zit, waarbij ouder en kind met elkaar praten en samen

bezig zijn met iets. De fysieke nabijheid van boekbaby en ouder wordt door beide erg

geapprecieerd. De meeste ouders geven expliciet aan dat ze het belangrijk vinden dat hun

boekbaby dicht bij hen zit tijdens een boekmoment, zowel om praktische redenen als voor de

gezelligheid. Dit maakt het boekmoment tot een gezellig en aangenaam moment. Er komt

dan ook vaak eens een knuffel of een kus aan te pas. Ouders geven aan dat dicht bij elkaar

zitten zorgt voor meer contact met hun boekbaby. Zo is er meer interactie en communicatie,

omdat de ouders hun boekbaby betrekken bij het gebeuren. De boekbaby kan zo ook

gemakkelijk meekijken naar de prentjes en dingen aanwijzen.

“Ah, omdat je meer contact hebt ne keer, hé. Zo meer het gezinneke van... bezig zijn met u kind... dat

vind ik wel belangrijk.” (Eva)

“Ook voor het contact tussen haar en ons eigenlijk, hé. Dan is dat... dat is zo gezelliger als ze dichter bij

ons zit.” (Oonah)

“Hij komt zelf zo dicht zitten. Het is een echte knuffelbeer. […] Je kan niet anders dan hem op je schoot

zetten. […] Dat zijn zo van die koestermomenten, zo van die knuffelmomenten, ja, ik vind dat wel

gezellig..” (Wout)

“ Dan heb ik altijd de neiging om de een op mijn schoot te nemen en de ander tegen mij. […] Ja, ik

combineer dat dan zo ne keer met een knuffelmoment. Omdat ze al de ganse dag al in de crèche zijn. Ja,

ik vind dat gewoon leuk. […] Dan zijn we echt wel met elkaar bezig en luisteren we naar elkaar.”

(Martha)

“Het is geen knuffelkind uit haar eigen, dus dat is dan wel een moment dat we dicht bij elkaar zitten.”

(Franne)

B Emotionele spontaneïteit, affectie en praten

We vroegen ouders hoe ze merken aan hun kind dat hij/zij het boekmoment samen

apprecieert. Heel wat ouders geven aan dat ze dit weten doordat hun boekbaby zelf geregeld

vraagt naar een boekje of afkomt met een boekje, geïnteresseerd en aandachtig is tijdens een

boekmoment, stil blijft zitten en mee kijkt, gezellig dicht bij de ouder kruipt.

“Soms gaat hij op mijne schoot zitten zo... Meestal probeer ik hem nu zo naast mij te zetten.[…] ‘Neen’,

zegt hij dan, en hij kruipt dan op mijne schoot... Ja, hij wil dan echt wel dicht zitten. Ofwel staat hij

Page 49: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

49

soms aan de salontafel met zijn boek erop, en dan staat hij zo tussen mijn benen zo, hij leunt dan tussen

mijn benen en hij zit daar dan te bladeren.” (mama Milo)

Ook het enthousiasme om blaadjes te draaien, staan springen omdat het zo leuk is, de ouder

een knuffel of een zoen geven op het einde, lachen naar de ouder, prentjes aanwijzen en

enthousiast reageren als de ouder vraagt of het verhaaltje mooi was, worden genoemd als

tekenen dat de boekbaby het boekmoment apprecieert.

“Goh, ja, ze komt zo echt drummen drummen zo, om het volgende al te weten. Dan zie je dat ook wel,

dat ze al goesting heeft van naar boekjes te kijken en te doen.” (mama Eva)

“Ja, hij komt af, en op het einde dikwijls een knuffel en een zoen en... ja. En hij zit dan te lachen, en dan

lachen en doen... en dingen aanwijzen... ja, dat het hem interesseert.” (mama Wout)

“Door de aandacht, door er ook mee bezig te zijn en erin te bladeren en... daar dan dikwijls... als het ene

boekje uit is, dan achter een ander boekje gaan...” (papa Milo) “En zeggen: ‘jaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa!’

Dan zegt hij dat echt zo... enthousiast zijn als hij erin kijkt. Dat is tof hé.” (mama Milo)

“Ze kruipt zo een beetje dichter, ze nestelt haar... ‘Boekje’, zegt ze dan als ze klaar is... ‘nog eentje’. […]

of ‘gaan we nog eens kijken’ en dan kiest ze inderdaad zelf eentje.” (mama Martha)

“Door te lachen. En door zijn armpjes over je schouders te slaan.“ (mama Dries)

Ouders laten hun boekbaby ook merken dat ze het boekmoment samen appreciëren. Zo gaan

ouders vaak enthousiast reageren en zich inleven in het verhaaltje, gaan ze gezellig dicht

tegen elkaar zitten, elkaar eens vastpakken en knuffelen, een kus geven midden in het

verhaal, beamen en bekrachtigen wat hun boekbaby zegt.

“Goh, ja, soms... dat je al eens spontaner zo gaat tonen van: ‘goh, dat is nu dat’ zo echt zo ‘ooooooh’, ja, ook

zo spontane reacties die je geeft en terug krijgt. [...] Of tijdens het lezen zo als ze op mijn schoot zit, ga ik

haar rapper ne keer ne zoen geven azo van... ja, dat is gewoonte denk ik ook een beetje.” (mama Eva)

“Maar het moment zeker als hij op uw schoot zit... [...] alleen dan kan je hem vastnemen en ja, daar komt

dan al eens een knuffel bij kijken of... snel ne keer ne kus. [...] Of om dan aan hem te vragen: ‘krijgt mama

ook een kus?’ Ja, zo die genegenheid die daar dan komt bij kijken, hé... ja, dat je dat ergens toch wel linkt... Ik

denk dat dat naar hem toont dat je dat wel een aangenaam moment vindt... dat hij dan die genegenheid met

dat boekje ook wel ergens voelt. [...] Ja, mama kan daar soms naar verlangen... dan ben je zo vertederd dat hij

2 minuten, 2 seconden zijn armen rond mij legt. [...] Ja, zo’n klein kind doet dat niet zo vaak, en als ze het

dan doen, heel kort. Dus je moet genieten van die momenten [...] dat hij dan zo eens lief bij mij kan komen

zitten.” (mama Rube)

“Zo altijd beamen van, als hij zegt: ‘dat is een hond’, ‘jaaa, dat is een hond’. Dan denk ik dat hij dan wel

weet dat we het ook interessant vinden. [...] Ja, beetje inleven in zijn belevenis.” (papa Milo) “Of ne keer

zeggen: ‘joepie, boekje kijken’, of ‘mooi boekje, hé.’ ‘Mooi’, zegt hij dan.” (mama Milo)

Ouders hebben liefst een boekmoment op momenten dat ze er echt rustig de tijd voor

kunnen nemen. Voor de meeste ouders is dit ’s avonds. Ook is het zo dat veel boekbaby’s

dan rustiger zijn. Vaak weten boekbaby’s dan ook al dat dat boekmoment komt, omdat het

een ritueel geworden is.

Page 50: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

50

“’s Avonds vind ik dat wel gezellig. Als je zo op je gemak... als je bijvoorbeeld nog een half uur tijd

hebt... van kijk, we zijn nu ruimschoots op tijd om naar bed te gaan.... we kunnen zelfs eventueel nog

twee boekskes lezen... dat is wel geestig.” (mama Amon)

“Zo als het donker wordt... zo die gezelligheid zo, dat is echt... dat is eigenlijk echt gezellig hé. Als je zo

een drukke dag hebt gehad.”. (mama Milo)

Een deel van de geïnterviewde ouders praat enkel over de inhoud van het boekje. Zij geven

aan dat ze denken dat hun kind uitweidingen nog niet begrijpt of dat het boekmoment

anders te lang duurt voor de boekbaby. Het andere deel praat wel vaak over onderwerpen

die niet direct iets met de inhoud van het boekje te maken hebben (bijvoorbeeld ‘Opa heeft

ook een kruiwagen. Wat heeft opa nog?’). Op die manier proberen ouders de link te leggen

tussen de leefwereld van het kind en het boekje.

“Dikwijls begint hij zelf over... als het daarover [boekje over ziek zijn] gaat, gaat hij zeggen van: ‘Aïcha

heeft pijn aan zijn pootje’. Aïcha is onze poes en dan gaat hij zeggen ‘pijn aan zijn pootje. Aïcha is ook

ziek. Ze pakt een pilletje.’ ” (papa Amon)

“Ik wel, ik doe dat wel, ik ga er zo vanalles tussengooien, ik ga er dan bijvoorbeeld de naam van een

familielid tussensteken ofzo. [...] Zo blijft het leuk en blijven ze hun aandacht behouden.” (papa Dries)

C Lof, ondersteuning en positieve beïnvloeding

Ouders vinden het erg belangrijk om positief te reageren als hun kind iets correct noemt bij

het aanwijzen. Erg populaire manieren van bevestiging geven zijn ‘flink’, ‘goed zo’, ‘bravo’,...

Ouders willen op die manier hun verwondering tonen, het kind motiveren en stimuleren.

“Ja, hij is graag flink en als hij weet dat hij iets goed gedaan heeft, dan is hij trots op zichzelf. Dat is ook

met ander kleine dingskes. [...] Dan zeg ik: ‘oh, bravo’ en dan groeit hij zo.” (papa Milo)

“Ja, zo van ‘dat is goed’. Of ‘oooh, bravo! Ge zijt flink en ge kunt dat al goed.’ ” (mama Eva)

Een grappig fenomeen is dat boekbaby’s die vormen van positieve bevestiging ook

overnemen van hun ouders en zichzelf gaan bevestigen, verbaal of via applaus.

“Maar ze zegt dat zelf ook, dan zegt ze ‘flinke meid’ als ze iets (goed) doet.” (mama Oonah)

“Hij gaat dat rapper herhalen van: ‘Milo, flink!’ ‘Milo bravo’, zegt hij dan.” (mama Milo)

Wanneer de boekbaby iets verkeerd benoemt, geven ouders aan dat ze dit op constructieve

wijze proberen te corrigeren, kwestie van hun boekbaby niet te demotiveren. Sommige

boekbaby’s nemen hun ouders echter beet door met opzet het verkeerde woord te zeggen.

“Corrigeren maar nee, niet afbreken. Zo van: ‘nee, kijk eens goed’. Dat is dan een motivatie voor haar

om te herdoen.” (papa Franne)

“Als hij bijvoorbeeld een hondje ziet, en hij zegt: ‘wafwaf’, dan ga ik zeggen: ‘ja, een hondje’. Ik ga niet

zeggen een ‘wafwaf’. Ik ga direct zeggen: ‘ja, een hondje’.” (mama Winter)

Page 51: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

51

“Goh, meestal [reageer ik] verontwaardigd. Dat ik denk van: hoe is het mogelijk dat je dat niet weet. En

dan kijkt ze soms zo naar mij... [...] Ja, als ik zeg van: ‘maar Martha’, dan kijkt ze zo van: ‘ja, maar ik

kan daar toch niet aan doen’, en soms doet ze het expres [iets fout benoemen] en dan kijkt ze zo van:

‘haha, ik heb je goed beet genomen’.” (mama Martha)

Als ouders merken dat hun peuter niet meer aandachtig is, gebruiken ze allerlei strategieën

om de aandacht van hun boekbaby opnieuw te ‘vangen’, zoals de boekbaby een vraag

stellen, op de schoot nemen of naar de favoriete pagina van de boekbaby gaan.

Lukt dit niet, dan stoppen ouders het boekmoment. Heel wat boekbaby’s staan recht en gaan

weg als ze het boekmoment beu zijn. Ouders dringen in dat geval niet aan.

Page 52: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

52

5. Discussie

5.1 Voorleesstijl van moeder en vader

Wat heel sterk opviel in ons onderzoek, was dat ouders bij een boekmoment uitgingen van

de idee ‘baby is baas’. Ze speelden aldus telkens in op waar hun boekbaby op dat moment

aandacht voor had en lieten de duur van een boekmoment afhangen van het gedrag van hun

kind (cfr. Sénéchal et al., 1995). Ouders vonden bovendien dat hun boekbaby de blaadjes

mocht draaien wanneer hij zin had. Onderbreken of ‘vragen stellen’ op gelijk welk moment

tijdens het voorlezen vonden ze ook absoluut geen probleem.

Ouders zijn dus heel flexibel en passen continu hun voorleesgedrag aan de noden en wensen

van hun kind aan. In tegenstelling tot wat men intuïtief zou verwachten bij voorlezen aan

baby’s van slechts zes maanden, is de voorleesactiviteit geen eenrichtingsverkeer. Het hele

boekgebeuren vormt een wisselwerking tussen ouder en kind. Blijkbaar voelen ouders

spontaan aan hoe ze de combinatie ‘baby en boeken’ op een constructieve manier kunnen

invullen.

Analoog aan het onderzoek van Murphy (1978) stelden we vast dat het gedrag van baby’s

van elf tot dertien maanden vooral bestaat uit het omdraaien van bladzijden en het

vastnemen van het boek. ‘Acting upon the book’ is dan ook een goed gekozen beschrijving

van Murphy (1978) voor het gedrag van baby’s van één jaar. De actie staat centraal en

boekjes worden op die leeftijd door sommige boekbaby’s gebruikt als tokkelinstrument,

luchtafweer of bijtring.

Echter, ondanks dit ‘acting upon the book’ zijn de bevindingen van Bus en Van Yzendoorn

(1997) en Sénéchal et al. (1995) dat kinderen van elf tot dertien maanden reeds kunnen

genieten van boeken, duidelijk bevestigd in dit onderzoek. Sterker nog, jonge kinderen

blijken al heel wat vroeger van boekmomenten te houden en interesse voor boeken te tonen.

De meerderheid van de ouders gaven aan dat hun baby op zes maanden al zichtbaar genoot

van korte gezamenlijke boekmomenten. Dit heeft ons bijzonder verbaasd. Tot de leeftijd van

dertien maanden is het zo dat het voorlezen bestaat uit de ouder die prentjes aanwijst en

benoemt, en de baby die kortstondig luistert, kijkt en na enkele minuten wegloopt of

wegkruipt. Vaak wordt een boekje niet volledig uitgelezen, wat soms enige frustratie bij

ouders opwekt, ondanks het feit dat ze aangeven dat hun baby ‘de baas mag spelen’ tijdens

een boekmoment.

In tegenstelling tot wat we zouden denken, is het dus wel mogelijk om met de allerkleinsten

boekmomenten te hebben, al zullen die boekmomenten steeds erg kort zijn.

Op veertien maanden waren gezamenlijke boekmomenten voor de boekbaby-gezinnen al

een vanzelfsprekendheid geworden. Dit is nog een extra aanwijzing voor het gegeven dat er

zeker op jonge leeftijd met boeken kan gestart worden en dat niet moet gewacht worden tot

het kind dertien of veertien maanden is (cfr. Bus en Van Yzendoorn, 1997). Wat we wel

vaststelden, is dat veertien tot vijftien maanden inderdaad de leeftijd is waarop de

boekbaby’s veel meer interesse tonen en veel meer reageren. Zo nemen de boekbaby’s nu

vaak zelf het initiatief tot een boekmoment, alleen of samen met een ouder. (cfr. Sénéchel et

al., 1995) Slechts na enkele maanden gezamenlijke boekmomenten trekken boekbaby’s dus

reeds spontáán naar hun ouders om een boekmoment te verkrijgen. We hadden niet

Page 53: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

53

verwacht dat baby’s zo snel zo veel plezier konden beleven aan boekmomenten en dat er

zoveel initiatief van baby’s kant zou komen. Het enthousiasme van de baby blijkt voor

ouders een heel belangrijke motivator te zijn.

De baby van veertien tot vijftien maanden wijst ook zelf prentjes aan, bestudeert ze grondig,

lacht,... Het voorlezen is op dat moment heel wat meer geworden dan enkel blaadjes draaien,

en dit motiveert ouders sterk om boekmomenten te hebben met hun baby. De vooruitgang

van het kind op het vlak van taalontwikkeling houdt voor ouders in dat ze het gebrabbel van

hun kind beter begrijpen. Vanaf deze leeftijd wordt het voorlezen dan ook een vraag- en

antwoordspel tussen ouder en kind.

Nog enkele maanden later is de concentratie van de kinderen sterk verbeterd. Op de leeftijd

van twintig tot drieëntwintig maanden merken we duidelijk dat de boekbaby’s het concept

van een boek begrijpen: ze zien een boek als iets met een begin en een einde en gaan niet

meer zomaar weglopen wanneer het boekje nog niet uit is. Bovendien gebruiken ze al hun

potentieel om hun ouders te overtuigen tot een boekmoment, wat illustreert dat de boeken

een belangrijke betekenis hebben gekregen in het leven van het kind.

Dialogic reading of met andere woorden interactief voorlezen (cfr. Blom-Hoffman et al.,

2006) is duidelijk een strategie die door de boekbaby-ouders gehanteerd wordt. Zeker bij

aanwijsboekjes initiëren ouders allerlei interacties met hun kind zoals vragen om een plaatje

te benoemen en vragen welk geluid een bepaald dier maakt.

Slechts een klein deel van de ouders gaf aan gebruik te maken van gedecontextualiseerd

taalgebruik tijdens een boekmoment. Toch zijn er enkelen die uitspraken doen als ‘Ja, opa

heeft ook een kruiwagen. Wat heeft opa nog?’ Dit bevestigt de bevindingen van Van Damme

(1999) en Van Damme en Spoelders (2001) dat gedecontextualiseerd taalgebruik weinig

voorkomt bij voorlezen aan kinderen van drie jaar (of jonger).

Wanneer de eigen onderzoeksresultaten vergeleken worden met die van Van Damme (1999),

dan kunnen we concluderen dat hoe jonger de kinderen aan wie men voorleest, hoe minder

men de titel hardop leest. Waar in het onderzoek van Van Damme bij kleuters meer dan de

helft van de ouders de titel voorlas, gaf in het Boekbaby’s-onderzoek maar een vierde van de

ouders aan de titel te lezen bij een boekmoment met hun tweejarige peuter. Bij kinderen

onder de drie jaar gaan ouders tekst weglaten of sterk vereenvoudigen, om op die manier

aan te sluiten bij de taalontwikkeling van hun kind en om de betrokkenheid van het kind te

stimuleren (cfr. Martin, 1998).

In verband met verschillen in voorleesstijl van moeder en vader is het niet eenvoudig om te

vergelijken met bestaande literatuur, omdat die literatuur uitsluitend kwantitatief onderzoek

betreft. Wel is het duidelijk dat de moeder-kind-hechtingsrelatie en de vader-kind-

activatierelatie (Paquette, 2004) die veelvuldig vermeld wordt in de literatuur ook bij een

boekmoment doorsijpelt.

Ouders geven veelal aan dat de vader meer wildere spelletjes doet met het kind, terwijl de

moeder meer verzorgende taken op zich neemt, het kind troost... Hoewel de boekbaby-

ouders denken dat de verschillende relatie met hun kind geen invloed heeft op hoe een

boekmoment verloopt, merken we toch dat de verschillen in voorleesstijl die ouders zelf

Page 54: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

54

noemen, aansluiten bij deze moeder-kind-hechtingsrelatie en vader-kind-activatierelatie. Zo

bijvoorbeeld werd in de resultaten beschreven dat moeders interactiever voorlezen. Het is

onduidelijk waarom dit zo is. Het lijkt er ook op dat moeders meer geduld hebben en meer

actief het kind betrekken, terwijl vaders vaker hun fantasie gebruiken, het verhaal lichtjes

veranderen of hun kinderen prikkelen door het verhaal spectaculair voor te stellen en tot

leven te wekken. Moeders zijn iets ‘braver’ in vergelijking met de vaders die zich af en toe

ontpoppen tot entertainer tijdens een boekmoment. Dit sluit ook aan bij de bevindingen van

Bus et al. (1997) dat voorlezende vaders meer ad hoc zaken bedenken.

Het is duidelijk dat ouders geslachtsspecifieke sterktes hebben. Aldus loont het zeker de

moeite om via het project Boekbaby’s beide ouders te stimuleren om boekmomenten te

hebben met hun kinderen.

We polsten in ons onderzoek ook naar verschillen in verbale uitingen tussen beide ouders,

maar dit bleek een te subtiel iets om via interview te bevragen. Observatie zou hiervoor meer

geschikt zijn.

5.2 Affectieve interacties tijdens boekmomenten

De positieve affectieve interacties zoals beschreven door Bergin (2001) kwamen duidelijk

naar voor in wat ouders vertelden over de gezamenlijke boekmomenten. Ouders vonden

deze positieve affectieve interacties vrij vanzelfsprekend en bijzonder belangrijk. De

boekmomenten in de boekbaby-gezinnen verlopen in een positieve affectieve sfeer, wat erg

bevorderlijk is voor de ontwikkeling van kinderen (cfr. Baker et al., 2001).

Boekbaby-ouders vertelden ons dat ze veelvuldig beamen en bekrachtigen wat hun

boekbaby zegt, dat ze positief reageren wanneer hun kind iets correct benoemt en dat ze het

belangrijk vinden om bewondering te tonen (cfr. lof, Bergin (2001)). Analoog aan de

onderzoeksresultaten van Van Damme (1999) stelden we vast dat ouders heel vaak

bekrachtigen wat hun kind zegt.

Ook ondersteuning (Bergin, 2001) was een belangrijk aspect van de boekmomenten. Zo

bijvoorbeeld vertelden ouders dat ze rustig de tijd nemen voor een boekmoment, en dat ze

geen boekmomenten hebben op hectische tijdstippen. Wanneer hun kind niet meer

aandachtig is, proberen ze aanmoedigende strategieën uit.

Ouders gaven aan hoe ze zelf ook plezier beleven aan de boekmomenten, en dat ze het

zelden tegen hun zin doen. Er wordt bovendien heel wat afgelachen tijdens de

boekmomentjes. Positieve gevoelens (Bergin, 2001) zijn aldus ruimschoots aanwezig. Ook

worden deze gevoelens met gemak geuit tegenover elkaar (cfr. emotionele spontaneïteit, Bergin

(2001)).

Fysieke nabijheid (Bergin, 2001) bleek een heel belangrijk aspect te zijn van de boekmomenten.

Zowel ouder als kind zoeken deze fysieke nabijheid op. Zo kruipt het kind vaak zelf dicht bij

de ouder, of zoekt hij/zij fysiek contact op door af te komen met een boekje. Het ritueel voor

het slapengaan, dat op tweejarige leeftijd in veel gezinnen geïntroduceerd is, houdt hier ook

mee verband. Heel wat ouders hadden reeds toen het kind zes maanden was het

romantische verlangen om met hun kind voor het slapengaan boekmomenten te hebben. Het

affectieve aspect en positieve herinneringen aan eigen voorleeservaringen, zijn hier sterk mee

gerelateerd.

Heel dikwijls gaan ouders en kinderen elkaar vastpakken en knuffelen tijdens zo’n

boekmoment. Het kind zit immers vaak al op de schoot en de stap naar het geven van een

knuffel is dan kleiner. Deze momenten worden door ouders als heel intens beschreven. Zoals

Page 55: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

55

Landau et al. (2003) aangaven, beïnvloeden aanrakingen tijdens een boekmoment het uiten

van affectie. We vermoeden dat deze fysieke nabijheid mee verklaart waarom de

boekmomenten de band tussen ouder en kind versterken. Dit sluit eveneens aan bij de

vaststellingen van Nguygen et al. (1975) en De Wolff en Van Yzendoorn (1997) dat fysiek

contact psychologische nabijheid bevordert.

Ook affectie (Bergin, 2001) was voor ouders een belangrijk aspect. Zo bijvoorbeeld gaan ze

reageren op de activiteiten van het kind (responsiviteit) en proberen ze op die manier ook

aan te sluiten bij de wensen van het kind, bijvoorbeeld in verband met de duur van een

boekmoment, de snelheid van blaadjes draaien...

Bij het polsen naar de negatieve dimensies vijandigheid en kritiek (Bergin, 2001) stelden we

vast dat ouders de signalen van hun kind ‘volgen’. Als het kind bijvoorbeeld wegloopt van

de plaats waar het boekmoment doorgaat, dan gaan ze niet aandringen maar juist het

boekmoment stoppen. Zoals vermeld volgen ze het idee ‘baby is baas’ en vinden ze een

opmerking geven of kwaad reageren op het kind uit den boze.

Doorheen dit onderzoek werd de enorme meerwaarde van een boekmoment duidelijk. We

leerden dat een boekmoment héél wat meer is dan een moment dat ervoor zorgt dat het kind

vooruitgaat op het vlak van taalontwikkeling en vroege geletterdheidsvaardigheden. Door

de positieve affectieve interacties (o.a. de veelvuldige bevestiging, de knuffels...) bevorderen

ouders met het voorlezen meteen ook het welbevinden en het zelfvertrouwen van hun kind.

5.3 Beperkingen eigen onderzoek

Dankzij dit onderzoek konden we de beleving van ouders inbrengen in de literatuur. Op die

manier kwamen we te weten dat het heel sterk de moeite loont om het project op nationaal

niveau in te voeren.

We slaagden erin om een behoorlijk grote groep kinderen anderhalf jaar lang te volgen

waardoor we veranderingen in het voorleesgedrag van kind en ouder konden bevragen en

bestuderen. De media-aandacht en de samenwerking met andere belangrijke instanties zoals

de bibliotheken zorgden er bovendien voor dat het project een grotere slagkracht had.

In ons onderzoek zijn we er ook in geslaagd om vaders een stem te geven. Het was niet altijd

eenvoudig om de vaders te motiveren om aan het interview deel te nemen, maar toch

hebben we hen overtuigd.

Wel was het zo dat tijdens het interview veelal de moeder het voortouw nam in het gesprek,

en ook meest aan het woord was.

Enkele vaders probeerden er vanonder te muizen. Dit zegt allicht iets over het imago dat met

voorlezen verbonden is. Blijkbaar wordt voorlezen toch nog steeds als iets vrouwelijks

beschouwd. In onze cultuur zitten immers nog steeds stereotiepen ingebakken over mannen

en vrouwen. De beeldvorming van zorgende mannen in de media is bovendien veelal

schaars, onduidelijk en meestal ook negatief. (Meersdom, 2007) Het is dan ook aangewezen

om naar analogie met de actie om meer mannen te overtuigen in de kinderopvang te stappen

(Peeters, 2004), een actie over voorlezende vaders op te zetten.

Page 56: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

56

Een belangrijke bedenking bij het onderzoek is in welke mate de boekbaby-ouders eerlijk zijn

geweest tegenover de onderzoekers. Uit de antwoorden van ouders op verschillende vragen

bleek namelijk dat nagenoeg alle ouders interactief voorlezen en daar veel belang aan

hechten. Omdat we er tijdens de derde interviewronde voor kozen om een deel van de

gezinnen een vragenlijst voor te leggen en van de andere groep een interview af te nemen,

konden we de gegevens van vragenlijsten en interviews vergelijken. De antwoorden die

resulteerden uit deze twee onderzoeksmethoden waren gelijkaardig. Hieruit leiden we af dat

de mate van sociale wenselijkheid beperkt is. Waar de sociale wenselijkheid echter wel

duidelijk meespeelde, was in de vragenlijst over affectieve interacties. Daar kruisten ouders

steevast het meest sociaal wenselijke antwoord aan. Deze scores namen we dan ook niet in

rekening bij het beschrijven van de resultaten. Hoewel er gepoogd werd om de vragen voor

de vragenlijst zo weinig mogelijk sociaal wenselijk te maken, bleek dat een vragenlijst niet

bijzonder geschikt is om alle dimensies van affectieve interacties te bevragen. Binnen het

bestek van het lopende onderzoek was echter geen andere methode mogelijk. Bovendien zou

ook bij observatie sprake zijn van sociaal wenselijk handelen.

Een belangrijke vraag is in hoeverre we de resultaten van het Boekbaby’s-onderzoek kunnen

generaliseren naar alle Vlaamse ouders die boekmomenten hebben met erg jonge kinderen.

De onderzoeksgroep van Boekbaby’s bestond uit zowel diversiteitsgezinnen als eerder

‘klassieke’ gezinnen (cfr. methode). Echter, de kandidaat-gezinnen zijn geselecteerd op basis

van vrijwilligheid en niet at random, waardoor we hier met een zeer gemotiveerde groep

ouders te maken hebben. In dit licht vallen de resultaten in verband met interactieve

voorleesstijl beter te verklaren. Eerder dan aan sociale wenselijkheid, wijten we de

antwoorden en het enthousiasme van de ouders (wat zich uitte in een interactieve

voorleesstijl) aan motivatie en positief staan tegenover het project. Generaliseren van de

resultaten naar alle Vlaamse ouders kan dus niet, al zijn we van mening dat wie niet

gemotiveerd is om boekmomenten te hebben met een baby, eenvoudigweg niet voorleest. In

die zin verwachten we dat de resultaten toch vrij voorspellend zijn voor hoe Vlaamse ouders

voorlezen aan erg jonge kinderen.

Een grotere steekproef voor de afsluitende vragenlijst zou nog betrouwbaardere resultaten

opgeleverd hebben in verband met verschillen in voorleesstijl van moeder en vader. Dit was

echter niet mogelijk gezien er voor Boekbaby’s een beperkt budget uitgetrokken werd. Aldus

konden niet meer dan drieëntachtig gezinnen bereikt worden.

Verder had meer training van de interviewers de betrouwbaarheid van de gegevens die

verkregen werden via interview ten goede kunnen komen.

Tenslotte zou het misschien beter geweest zijn om de interviews met beide ouders apart af te

nemen. Nu was het zo dat de moeder vaak het voortouw nam in het gesprek, en het grootste

deel van de tijd aan bod kwam. Veelal werd er ingeschreven voor Boekbaby’s op initiatief

van de moeder. Een gevolg hiervan was mogelijks dat vaders niet vrijuit durfden te praten.

Page 57: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

57

6. Conclusie

Doorheen deze scriptie gingen we op zoek naar de voorleesstijl van Vlaamse ouders en

bevroegen we ouders over verschillen tussen elkaars manier van voorlezen. Verder spitsten

we ons toe op de affectieve interacties die ouder en kind met elkaar hebben tijdens een

boekmoment, en op welk belang ouders aan die interacties hechten.

6.1 Algemene vaststellingen Na anderhalf jaar is de terughoudendheid ten aanzien van de combinatie baby’s en boeken

volledig verdwenen. Boekbaby’s was voor heel wat ouders een soort eye-opener (cfr.

persconferentie). Het project heeft hen overtuigd van het belang van een stimulerende

leescultuur in het gezin van baby af aan. De meeste ouders vertoonden reeds van bij het begin

van het onderzoek interesse in de combinatie ‘boeken – kinderen’, maar beschouwden dit

hoofdzakelijk als iets voor later. De introductie van Boekbaby’s heeft ervoor gezorgd dat

ouders veel vroeger dan aanvankelijk gedacht hun kinderen met boeken in contact brachten.

(Daems en Vanobbergen, 2008) De gezinnen zijn er echt van overtuigd geraakt dat het

ontspannend én zinvol is om samen boekmomenten te hebben.

Het is duidelijk geworden dat het uitgangspunt van het programma, namelijk leesplezier en

samen genieten van boeken (en niet zozeer vroeger leren lezen bijvoorbeeld) ouders

aantrekt. Het pilootproject Boekbaby’s heeft bovendien heel wat media-aandacht getrokken.

Verscheidene artikels verschenen in De Standaard, De Morgen, ... en heel wat bibliotheken die

niet tot de pilootbibliotheken behoorden, startten spontaan een babyboekencollectie en

verspreidden folders over Boekbaby’s. Op die manier werd ook een breder publiek

voorgelicht rond baby’s en boeken. Dit informeren blijkt een belangrijke strategie te zijn,

doch alleen informeren volstaat niet. Boekenpret in Nederland heeft immers uitgewezen dat

de combinatie van informeren met uitdelen van boeken en toeleiden naar de bibliotheek

aangewezen is.

6.2 Conclusie voorleesstijl van moeder en vader De ouders in het onderzoek hanteerden spontaan een interactieve voorleesstijl met hun

boekbaby. De interactieve voorleesstijl bestond voornamelijk uit prentjes aanwijzen, vragen

stellen, de baby prentjes laten benoemen en dierengeluiden nadoen. Ouders zijn van mening

dat een boekmoment in de eerste plaats plezierig moet zijn voor het kind. Zodoende laten ze

voor een groot stuk hun kind het boekmoment bepalen onder het motto ‘baby is baas’.

Het omgaan met verhalen en het voorlezen aan jonge kinderen bleek hoofdzakelijk een

mama-aangelegenheid te zijn. Echter, vaders laten zich na enige tijd ook overtuigen door

hun peuter, die enthousiast met boekjes afkomt. We peilden in ons onderzoek naar de

zelfevaluatie van moeders en vaders: hoe zien zij zichzelf als voorlezer? Dit is relevant omdat

dit mee bepaalt hoe gemotiveerd ouders zullen zijn om voor te lezen, en of ze dit zullen

blijven doen. We stelden vast dat wanneer vaders zich aan het voorlezen wagen, deze vaak

een grote onzekerheid ervaren omtrent hun eigen kunnen, zelfs al horen we dat moeder

tevreden is over de partner als voorlezer. Een opvallende vaststelling was dat vaders zichzelf

Page 58: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

58

minder goed beoordelen als voorlezer dan hun partner. Misschien is dit gevoel van ‘niet (zo)

goed zijn’ of ‘niet goed genoeg zijn’ één van de redenen waarom vaders in het algemeen

minder graag en minder vaak lijken voor te lezen dan moeders. De vraag stelt zich hier of

vaders misschien strenger voor zichzelf zijn dan moeders.

We merkten immers dat moeders verwachtten dat vaders positiever zouden zijn over

zichzelf. Vaders lijken zichzelf dus een slechtere voorlezer te vinden dan ze in werkelijkheid

zijn. Of misschien hebben moeders een correcter beeld van het eigen voorlezen dan vaders.

Het zou interessant zijn dit verder te onderzoeken.

Naarmate de kinderen de leeftijd van twee jaar naderen, neemt het leesplezier bij beide

ouders opmerkelijk toe en gaan vaders ook vaker een boekmoment hebben met hun kind.

Het feit dat er veel meer interactie ontstaat tussen de ouders en hun kinderen speelt hierin

een belangrijke rol.

Opmerkelijk is dat ouders goed kunnen inschatten hoe graag hun partner boekmomenten

heeft met de peuter. Beide ouders uiten hun tevredenheid over het enthousiasme van de

partner tijdens een boekmoment en zijn er zeker van dat hun peuter de boekmomenten met

de partner leuk vindt. Vanuit dat opzicht is het bizar dat vaders zichzelf minder positief

beoordelen als voorlezer dan moeders. Als we vaders willen overtuigen om boekmomenten

te hebben met hun kinderen, dan zullen we hier extra aandacht moeten aan besteden bij de

promotie van Boekbaby’s. Immers, uit de resultaten bleek dat vaders wel degelijk interesse

hebben voor boekmomenten met hun kind. Alle moeders en drie kwart van de vaders gaven

aan even graag boekmomenten als andere activiteiten met hun kind te doen. Een alternatieve

interpretatie kon hier zijn dat vaders niet durven zeggen dat ze dit eigenlijk minder graag

doen dan andere activiteiten en dus sociaal wenselijk antwoorden. We probeerden dit te

ondervangen door ook ouders te vragen naar wat ze dachten dat hun partner liefst deed:

boekmomenten of andere activiteiten zoals buiten spelen of puzzelen. Gezien de resultaten

na vergelijking grotendeels overeenkomen, lijkt het erop dat de sociale wenselijkheid bij het

antwoorden op deze vraag toch beperkt is.

Een extra onderdeel in de boekbaby-campagne is hier dus aangewezen. Immers, de manier

van voorlezen van moeder en vader is zeker even waardevol. Zo bijvoorbeeld zou aan de

Boekbaby-folder kunnen toegevoegd worden: “En papa’s kunnen ook voorlezen! Wij willen

voorgelezen worden door papa en mama!”

Het lijkt erop dat er verschillen zijn tussen de voorleesstijl van moeders en vaders en tussen

hoe beide ouders met boeken omgaan. Zo zouden moeders er een meer interactieve

voorleesstijl op na houden dan vaders. Moeders gaan bijvoorbeeld hun boekbaby vaker

prentjes laten benoemen, gaan meer hun stem veranderen voor een ander personage en gaan

vaker meer vertellen dan enkel de gedrukte tekst in een boekje. Ook laten ze de peuter vaker

zelf vertellen uit een boekje. Als we ouders vroegen naar verschillen tussen elkaars manier

van voorlezen, hoorden we in de helft van de gezinnen dat moeders meer geduld hebben

dan vaders tijdens een boekmoment.

Anderzijds zijn sommige vaders in staat het verhaal veel spectaculairder en levendiger te

maken dan hun partner of gaan vaders bewust het verhaal veranderen (bv. de naam van het

kind noemen in plaats van het personage). Moeders geven aan dat vaders over meer fantasie

beschikken. Het lijkt erop dat vaders een andere stijl van voorlezen hebben dan moeders.

Sommigen ontpoppen zich tot echte entertainers. De stijl van vaders is zeker gelijkwaardig

aan die van de moeder en aldus niet minder boeiend voor de boekbaby. Een aantal moeders

zeggen bijvoorbeeld dat ze de boekmomenten van de vader met de peuter leuker vinden dan

Page 59: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

59

de eigen boekmomenten met de peuter. Het boekmoment met vader kan een goede

aanvulling zijn op de boekmomenten met de moeder.

Toch dienen we deze algemene verschillen in voorleesstijl te nuanceren. Hoewel een heel

aantal gezinnen expliciet verschillen noemde, waren er eveneens gezinnen waar maar men

weinig verschillen zag.

Anderzijds is het ook vaak individueel verschillend: in sommige gezinnen is de vader

bijvoorbeeld sterk in uitweiden en dingen errond vertellen, in andere gezinnen is dan weer

de moeder hier sterk in.

Het zou interessant zijn om deze verschillen verder te onderzoeken via observatie. Hierbij

zou men bijvoorbeeld vader en moeder op dezelfde leeftijd van het kind eenzelfde verhaal

kunnen laten voorlezen.

Toch lijkt het er anderzijds ook op dat de traditionele genderverschillen vervagen. Hoewel

heel wat moeders aangeven meer te houden van zittende, rustige activiteiten met hun kind

en heel wat vaders meer actieve spelen verkiezen, merken ook heel wat ouders op dat ze

geen verschil zien tussen de relatie of de activiteiten van hun kind met zichzelf en die met

hun partner. In enkele gezinnen merken we al wat meer ‘nieuwe mannen’ op.

6.3 Conclusie affectieve interacties tijdens boekmomenten

Lezen en voorlezen ervaren zowel ouders als kinderen als een heel affectief moment. Uit het

onderzoek bleek dat de affectieve interacties tijdens de boekmomenten voor ouders en

kinderen van groot belang zijn. Zowel ouders als kinderen vinden het voorlezen een

bijzonder aangename activiteit, een moment van rust en gezelligheid in hun drukke leven.

We merkten spontane positieve interactievormen van ouders met hun kinderen, zowel in de

klassieke gezinnen als in de diversiteitsgezinnen. De aangehaalde ‘baby-is-baas’-mentaliteit

bij de boekbaby-ouders heeft een erg positief effect op het verloop van het boekmoment.

We kunnen concluderen dat de boekmomenten van baby en peuter met zowel moeder als

vader een positieve invloed hebben op de band tussen ouder en kind. Beide partijen genieten

ervan en schenken elkaar aandacht en affectie. Het is aldus de moeite waard om het hebben

van boekmomenten met baby’s en peuters vanuit de overheid te promoten (bv. via een gratis

boekenpakket) én ouders suggesties te doen in verband met hoe ze met hun baby of peuter

met boeken kunnen omgaan.

6.4 Tot slot Boekbaby’s vertedert ouders en doet hen zich inleven in de leefwereld van hun kind. Of

zoals een ouder het verwoordt:

“... ze komt dan op de mat liggen bij mij op den buik, en dan komt ze zo met haar arm over mij zo liggen

(...) En dan liggen we daar zo samen op onzen buik te kijken in de boekjes.” (Eva)

Boekbaby’s is een initiatief gericht op leesplezier en verhoogt het welzijn van ouder en kind

binnen het gezin. Het kan gezien worden als een vorm van opvoedingsondersteuning, maar

dan positief geformuleerd. Het gaat niet in de eerste plaats om het voorkomen van

Page 60: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

60

achterstand in het onderwijs of beter academisch presteren. Waar het wel om gaat, is

leesplezier en samen genieten van boeken.

Leesbevordering – in wezen een cultureel gekleurde idee - is in dat opzicht een

nastrevenswaardig doel voor de overheid, omdat een project als dit het welzijn binnen

gezinnen bevordert, zonder uit te gaan van een probleemgerichte visie.

Page 61: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

61

Bibliografie

Alexander, K.J., Harkins, D.A. & Michel, G.F. (1994). Sex differences in parental influences on

children’s story-telling skills, The Journal of Genetic Psychology, 155 (1), 47-58.

Baker, L., Mackler, K., Sonnenschein, S. & Serpell, R. (2001). Parents’ interactions with Their

First-Grade Children During Storybook Reading and Relations with Subsequent Home

Reading Activity and Reading Achievement, Journal of school psychology, 39, 415-438.

Bartanusz, S. & Sulová, L. (2003). Functional analysis of the communication between the

young child and his father or mother when reading an illustrated book, European Journal of

Psychology of Education, 18 (2), 113-134.

Bergin, C. (2001). The parent-child relationship during beginning reading, Journal of literacy

research, 33 (4), 681-706.

Blom-Hoffman, J., O’Neil- Pirozzi T.M. & Cutting, J. (2006). Read together, talk together: The

acceptability of teaching parents to use dialogic reading strategies via videotaped

instruction, Psychology in the schools, 43 (1), 71-78.

Bus, A.G, Belsky, J., Yzendoorn, H. & Crnic, K. (1997). Attachment and bookreading patterns:

a study of mothers, fathers and their toddlers, Early Childhood Research Quarterly, 12, 81-98.

Bus, A. G. & Van Yzendoorn, H. (1997). Affective dimension of mother-infant picturebook

reading, Journal of school psychology, 35 (1), 47-60.

Bus, A. G. & Van Yzendoorn, H. (1995). Mothers reading to their 3-year-olds – The role of

mother-child attachment security in becoming literate, Reading Research Quarterly, 30 (4), 998-

1015.

Daems, M. & Vanobbergen, B. (2008). Boekbaby’s: analyserapport (onuitgegeven), in opdracht

van Stichting Lezen Vlaanderen.

Delebecque, F. (2006). De dieren op de boerderij, Gottmer Uitgevers Groep BV, Haarlem.

Delepeleire, Y. (2007, 29 november). We leren onze kinderen niet lezen, De Standaard, p. 12-

13.

De Wolff, M.S. & Van Yzendoorn, M.H. (1997). Sensitivity and attachment: A meta-analysis

on parental antecedents of infant attachment, Child Development, 68 (4), 571-591.

Eidelman, A.I., Hovars, R. & Kaitz, M. (1994). Comparative tactile behavior of mothers and

fathers with their newborn infants, Israel Journal of medical sciences, 30 (1), 79-82.

Fletcher, K.L., & Reese, E. (2005). Picturebook reading with young children: a conceptual

framework, Developmental Review, 25, 64-103.

Page 62: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

62

Fortman, K., Fisch, R., Phinney, T. & DeFor, T., (2003). Books and Babies: Clinical-Based

Literacy Programs, Journal of Pediatric Health Care, 17, 295-300.

Frosch, C.A. (2001). Infant-parent attachment and parental and child behavior during parent-

toddler storybook interaction, Merrill-Palmer Quarterly Journal of developmental psychology, 47

(4), 444-474.

Hall, E. (2001). Babies, Books and ‘Impact’: problems and possibilities in the evaluation of a

Bookstart project, Educational Review, 53 (1), 57-64.

Hardman, M. & Jones, L. (1999). Sharing Books with Babies: evaluation of an early literacy

intervention, Educational review, 51 (3), 221-229.

Huebner, C.E. & Meltzoff, A.N. (2005). Intervention to change parent-child reading style: A

comparison of instructional methods, Journal of applied developmental psychology, 26 (3), 296-

313.

Lamb, M.E. (1977). Father infant and mother infant interactions in the 1st year of life, Child

Development, 48 (1), 167-181.

Landau, R., Shusel, B., Eshel, Y. & Ben-Aaron, M. (2003). Mother-child and metapelet-child

touch behavior with three-year-old kibbutz children in two contexts, Infant mental health

journal, 24 (5), 529-546.

Lanvers, U. (2004). Gender in discourse behaviour in parent-child dyads: a literature review,

Child Care, Health and Development, 30 (5), 481-493.

Martin, L.E. (1998). Early book reading: How mothers deviate from printed text for young

children, Reading Research And Instruction, 37 (2), 137-160.

Meersdom, V. (2007). Papa’s staan hun mannetje: de rol van vaders in kinderboeken, KIDDO:

pedagogisch tijdschrift voor de kinderopvang, 8 (7), 34-35.

Moore, M. & Wade, B. (2003). Bookstart: a qualitative evaluation, Educational Review 55 (1), 3-

13.

Moore, M. & Wade, B. (1998). An early start with books: literacy and mathematical evidence

from a longitudinal study, Educational review, 50 (2), 135-145.

Moore, M. & Wade, B. (1996a). Home activities: the advent of literacy, European Erly

Childhood Educational Research Journal, 4 (2), 63-76.

Moore, M. & Wade, B. (1996b) Children’s early book behaviour, Educational Review, 48 (3),

283-288.

Moore, M. & Wade, B. (1993). Bookstart, Londen, Book Trust.

Page 63: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

63

Murphy, C.M. (1978). Pointing in the context of a shared activity. Child Development, 49, 371-

390.

Nguyen, T., Heslin, R. & Nguyen, M.L. (1975). Meanings of touch: sex differences, Journal of

communication, Summer, 92-103.

Paquette, D. (2004). Theorizing the father-child relationship: Mechanisms and developmental

controls, Human Development, 47, 193-219.

Peeters, J. (2004). Mannen voor kinderopvang, Alert, 30 (1), 56-67.

Sénéchal, M., Cornell, E.H., & Broda, L.S. (1995). Age-related differences in the organization

of parent-infant interactions during picture-book reading. Early Childhood Research Quarterly,

10, 317-337.

Steendijk, M. (2004). Een boekenwurm van zeven maanden door Bookstart, overzicht van het

opzet en de uitvoering van Bookstart, Stichting Lezen, Amsterdam. (www.lezen.nl,

geraadpleegd op 3 april 2008)

Van Damme, L. (1999). Hoe interactief is voorlezen?, Openbaar: tijdschrift voor leesbevordering,

29e (4), 190-200.

Van Damme, K. & Spoelders, M. (2001). Ontluikende geletterdheid: over de rol van

gedecontextualiseerd taalgebruik, Interface, Journal of applied linguistics, 16 (1), 3-26.

Van Kleeck, A. & Beckley-Mc Call, A. (2002). A comparison of mothers' individual and

simultaneous book sharing with preschool siblings: An exploratory study of five families,

American Journal of speech-language pathology, 11 (2), 175-189.

Walker, K. & Armstrong, L. (1995). Do mothers and fathers interact differently with their

child or is it the situation which matters?, Child care, health and development, 21 (3), 161-181.

Weitzman, C. C., Roy, L., Walls, T. & Tomlin, R. (2004). More evidence for reach out and

read: a home-based study, Pediatrics, 113, 1248-1253.

Yont, K.M., & Snow, C.E. (2003) The role of context in mother-child interactions: an analysis

of communicative intents expressed during toy play and book reading with 12-month-olds,

Journal of pragmatics, 35, 435-454.

Page 64: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

64

Bijlagen

Bijlage 1 Schriftelijke vragenlijst geïnteresseerde boekbabygezinnen

Bijlage 2 Brief aan de ouders – oktober 2006

Bijlage 3 Leidraad interviewronde 1

Bijlage 4 Leidraad interviewronde 2

Bijlage 5 Schriftelijke vragenlijst boekbabygezinnen ronde 3

Bijlage 6 Leidraad interviewronde 3

Page 65: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

1

1. ALGEMEEN

• Uw naam: • Uw stad of gemeente: • Leeftijd (kruis aan):

• Opleidingsniveau (kruis aan):

• Welke taal spreekt u thuis met uw kinderen (kruis aan)?

• Beroepsstatuut (kruis aan):

U zelf Uw partner Werkend Loopbaanonderbreking Arbeidsongeschikt Uitkeringsgerechtigd werkloos Huishouden

Uw leeftijd Leeftijd van uw partner Jonger dan 18 jaar Tussen 18 en 24 jaar Tussen 25 en 34 jaar Tussen 35 en 44 jaar Tussen 45 en 54 jaar Ouder dan 55 jaar

Uw hoogste opleidingsniveau

Het hoogste opleidingsniveau van uw partner

Lager onderwijs Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs Hogere studies

U zelf Uw partner Nederlands Frans Engels Turks Arabisch Andere

Page 66: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

2

• De naam van uw baby: • Jongen/Meisje (omcirkel het juiste antwoord) • De geboortedatum van uw baby: • Hoeveel andere kinderen zijn er in het gezin in de onderstaande leeftijdscategorieën

(omcirkel het juiste antwoord)

Meisje Jongen

2 jaar of jonger 1 2 3 meer 1 2 3 meer Tussen 3 en 5 jaar 1 2 3 meer 1 2 3 meer Tussen 6 en 10 jaar 1 2 3 meer 1 2 3 meer Ouder dan 10 jaar 1 2 3 meer 1 2 3 meer

2. LEESGEDRAG BINNEN HET GEZIN

• Leest u voor of kijkt u in boeken met uw baby (kruis aan)?

Ja Neen

• Zo ja, hoe vaak komt dit voor (kruis aan)?

Iedere dag Meerdere keren per week Eenmaal per week Meerdere keren per maand Eenmaal per maand

• Als aan uw baby voorgelezen wordt, gebeurt dit door (meerdere antwoorden zijn

mogelijk): De moeder van het kind De vader van het kind De andere kinderen binnen het gezin De grootouders van het kind De onthaalmoeder

• De boeken die u voorleest aan uw kind (meerdere antwoorden zijn mogelijk),

zijn boeken die u zelf kocht of als geschenk kreeg zijn boeken die u leent bij de bibliotheek zijn boeken die u leent bij andere diensten (kindercrèche, Kind & Gezin,...)

• Leest u voor of kijkt u in boeken met uw oudere kinderen?

Ja Neen

Page 67: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

3

• Zo ja, hoe vaak komt dit voor?

Iedere dag Meerdere keren per week Eenmaal per week Meerdere keren per maand Eenmaal per maand

• Kan u zich nog herinneren dat u als kind werd voorgelezen?

Ja Neen

• Zo ja, kan u zich herinneren uit welke boeken u werd voorgelezen?

Ja, welke

Neen

• Kan u zich nog herinneren welke boeken u zelf las als kind? Ja, welke

Neen

3. MIJN GEDACHT

• Wat is volgens u de geschikte leeftijd om te beginnen met samen in boeken te kijken (kruis aan)?

6 weken 6 maanden 9 maanden ouder

• Voorlezen bevordert volgens u (kruis aan, meerdere antwoorden mogelijk):

De latere leesontwikkeling van mijn kind De taalontwikkeling van mijn kind Het wiskundig denken van mijn kind De emotionele ontwikkeling van mijn kind De sociale ontwikkeling van mijn kind Het latere leesplezier van mijn kind

Page 68: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

4

• Voorlezen heeft een positieve invloed op de omgang met mijn kind (kruis aan) Neen Ja, omdat...

4. HET GEZIN EN DE BIBLIOTHEEK

• Welke gezinsleden zijn lid van de bibliotheek (kruis aan, meerdere antwoorden

mogelijk)? Mijn baby De moeder Andere kinderen in het gezin De vader

• Hoe vaak bezoekt u zelf de bibliotheek (kruis aan)?

Meerdere keren per week Één keer per week Meerdere keren per maand Meerdere keren per jaar Nooit

• Als u de bibliotheek bezoekt, dan is dit om (meerdere antwoorden zijn mogelijk):

Informatie over bepaalde onderwerpen op te zoeken Op zoek te gaan naar een boek, film of cd Een krant of tijdschrift te lezen Te surfen op het internet Boeken te halen met/voor mijn kinderen Andere:

• Als mijn kinderen de bibliotheek bezoeken, dan is dat om (meerdere antwoorden zijn

mogelijk):

Informatie op te zoeken voor de school Op zoek te gaan naar een boek of cd Een krant of tijdschrift te lezen Te surfen op het internet Andere

• Ging u als kind reeds met het gezin naar de bibliotheek?

Ja Neen

Page 69: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

5

5. CULTUURPARTICIPATIE

• Hoe vaak beoefent u volgende culturele activiteiten?

Dagelijks Meerdere keren per week

Eén keer per week

Meerdere keren per maand

Een keer per maand

Meerdere keren per jaar

Een keer per jaar

Nooit

Televisie kijken Een krant/tijdschrift lezen

Een cd beluisteren Naar de bioscoop gaan

Naar een theatervoorstelling gaan

Een boek lezen Een tentoonstelling bezoeken

Een museum bezoeken

Naar een concert gaan

Andere: ......

• Hoe vaak beoefenen uw kinderen volgende culturele activiteiten? Dagelijks Meerdere

keren per week

Eén keer per week

Meerdere keren per maand

Een keer per maand

Meerdere keren per jaar

Een keer per jaar

Nooit

Televisie kijken Een krant/tijdschrift lezen

Een cd beluisteren Naar de bioscoop gaan

Naar een theatervoorstelling gaan

Een boek lezen Een tentoonstelling bezoeken

Een museum bezoeken

Naar een concert gaan

Andere: ......

Page 70: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

6

• Leest u een krant? a. Nee b. Ja (kruis aan, meerdere antwoorden zijn mogelijk)

Het Nieuwsblad De Tijd Het Laatste Nieuws Metro De Standaard Een lokale krant Gazet van Antwerpen Andere De Morgen

• Leest u een tijdschrift?

a. Nee b. Ja (kruis aan, meerdere antwoorden zijn mogelijk)

Humo Sportbladen Knack Muziekbladen Mannenbladen Culturele tijdschriften Vrouwenbladen Hobbybladen Tv-bladen Computermagazines Modebladen Andere Dag Allemaal

• Bent u lid van een vereniging? Van welke vereniging(en) bent u lid?

a. Nee b. Ja (kruis aan, meerdere antwoorden zijn mogelijk)

Muziekvereniging Natuurvereniging Vrouwenvereniging Computerclub Mannenvereniging Culturele vereniging Sportvereniging Andere

Dank voor uw interesse en uw medewerking aan het onderzoek. Vergeet vooral niet de ingevulde vragenlijst op te sturen vóór 15 maart. Dat kan met bijgevoegde envelop. Wij wensen u bijzonder veel (lees)plezier met uw baby. Dit onderzoek is een samenwerking tussen:

Page 71: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

71

Bijlage 2 Brief aan de ouders – oktober 2006

Antwerpen, 17 oktober 2006

Beste ouders, Ongeveer een jaar geleden schreef u uw pasgeboren zoon of dochter in voor het project Boekbaby’s. In februari vulde u een vragenlijst in en in mei kreeg uw kindje in de bibliotheek een eerste Boekbaby’s-pakket cadeau. De onderzoekers van de universiteiten van Antwerpen en Gent hebben uit de meer dan 400 ingeschreven gezinnen 80 gezinnen geselecteerd die kunnen deelnemen aan het vervolgproject. En u bent één van die gezinnen. U krijgt dan nog twee boekenpakketten voor uw kindje. In ruil vragen de onderzoekers op maximum 3 momenten wat van uw tijd om samen met u te praten over de kijk –en leeservaringen binnen uw gezin. In november of december komt een onderzoeker voor het eerst bij u langs. U wordt binnenkort opgebeld voor een afspraak door Marie Daems, onderzoeksmedewerker aan de Universiteit Gent. In november krijgt u van uw bibliotheek een uitnodiging om het tweede boekenpakket voor uw kindje af te halen. In het pakket vindt u een kartonboekje en een groot kijkboek. Bovendien krijgt u een uitgebreide lijst met boekentips én een cheque van 10 euro om boeken aan te kopen in de boekhandel. In het voorjaar van 2007 komen de onderzoekers nog een keer bij u op bezoek. En In mei 2007 ontvangt u het derde boekenpakket. Stichting Lezen wil alle baby’s in de toekomst laten genieten van boeken. Het onderzoek helpt ons om de juiste partners en middelen hiervoor te vinden. Wij danken u dan ook oprecht voor uw vrijwillige medewerking en wensen u heel veel leesplezier samen met uw boekbaby! Hartelijke groeten, Sarah Van Tilburg Coördinator Boekbaby’s [email protected] 03/204 10 08 P.S. Volg zelf het laatste boekbaby’s nieuws op www.boekbabys.be!

Page 72: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

72

Bijlage 3: Leidraad interviewronde 1 1. Iedereen leest

• Leest u zelf ook en zo ja, wat leest u dan? (boeken, tijdschriften, kranten, …)

• Leest u enkel in uw vrije tijd of leest u ook (of enkel) voor professionele doeleinden?

• Hoe vaak leest u? (zie ook vragenlijst)

• Onderscheid maken tussen boeken, kranten & tijdschriften

• Onderscheid maken tussen lezen in vrije tijd en professioneel lezen

• Indien de persoon boeken leest:

• Koopt u zelf vaak boeken of haalt u ze uit de bibliotheek (of ergens anders)?

• Wat maakt dat u bepaalde boeken kiest om te lezen (suggesties van vrienden, boekbesprekingen, media,...)

• Waar en wanneer leest u doorgaans? ( ’s avonds voor het slapengaan?)

• Zou u liever meer lezen?

• Indien ja, wat zijn de redenen waarom u niet vaker leest?

• Leest u meer of minder dan toen u kind was?

• Indien meer of minder: wat is de reden?

• Indien ze nu minder lezen: wanneer bent u afgehaakt? Was u vroeger een boekenwurm?

• Leest u anderstalige boeken? (Hebt u dat vroeger gedaan?)

• Lazen uw ouders vroeger vaak?

• Leest uw partner? Vaak?

2. ‘Boekmomenten’ thuis: algemeen

• Boekbaby’s : Wat vindt u van het initiatief? Hoe kijkt u er tegen aan? Waarom verleent u uw medewerking aan het project? Waarom bent u gemotiveerd?

• Boeken en baby’s: wat stelt u zich daarbij voor? Gaat het samen? o Is dit anders voor oudere kinderen? Zo ja, hoe? (Boeken en kinderen)

• Bent u met uw baby al met boeken bezig geweest?’

• Moet iemand u motiveren om dit te doen? Doet u dit graag? Vindt u het een aangenaam moment?

� Waarom wel/niet? � Welk gevoel geeft het u nadien? � Waarom doet u dat?

• Hoe reageert uw baby op en tijdens die boekmomenten? � Geeft het signalen rond hoe het zich hierbij voelt? � Heeft u daar concrete voorbeelden van?

• Hecht u belang aan voorleestips ? (bvb. door Boekbaby’s, …) � Leest u ze? � Hoe gaat u met deze boekentips om?

3. ‘Boekmomenten’ thuis : concreet

• Waar vinden de boekmomenten meestal plaats? (slaapkamer, badkamer,…)

• Hoe vaak vinden ze plaats?

• Heeft u bepaalde gewoontes of rituelen als u met uw kind(eren) boekmomenten hebt? (bvb kind op de schoot, kind in bed, wie draait de blaadjes om, leest u de titel van het boekje, leest u telkens volledig boekje uit, wat als baby geen zin meer heeft, wat als baby 2 blaadjes ineens omdraait?

• Wanneer hebt u vooral boekmomenten? Zijn er vaste tijdstippen?

Page 73: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

73

• Bij boekmomenten: houdt u zich strikt aan de voorgedrukte tekst, wijst u de prenten aan met uw vinger, verandert u uw stem voor een ander personage,…? (baby en ouder kind)

• Kunt u het verloop van een boekmoment beschrijven? (aankondiging, introductie boek, voorleesmoment, afsluiting)

• Van welk soort kinderboeken houdt u het meest? (zowel baby als kind) o –genre: verhalen, sprookjes, versjes & rijmpjes, liedjes, een verhaal waar een

kind zich in kan herkennen, etc. � Waarom vooral dit genre(s)?

o –vorm: fotoboeken, geïllustreerde boeken, stoffen boekjes, badboekjes (badboekjes enkel in bad?), kartonboekjes.

� Waarom vooral deze vorm(en)? o Houdt u zich steeds aan de leeftijdscategorie die vermeld staat op het boek?

• Van welk soort boeken houdt uw ouder(e) kind(eren) het meest?

• Hebt u soms boekmomenten met hetzelfde boek? o Waarom wel/niet?

• Kunt u enkele betere en mindere babyboeken boven halen en over elk boek wat uitleg geven?

o Waarom boeit dit boek u wel/niet? o Vond uw kind het een leuk boek? Waarom? o …

• Vertelt u soms verhalen aan uw kind(eren) zonder gebruik te maken van een boek? Dit kan ook ‘zingen’ zijn, of simpelweg ‘vertellen’, of ‘rijmpjes en versjes’, etc… (baby en ouder kind)

o Doet u dit vaak? (In vergelijking met momenten dat u een boek ‘gebruikt’) o Waarom doet u dat? o Vindt u het verhaal/liedje/rijmpje op het moment zelf uit? o Waarover gaan die verhalen/liedjes/rijmpjes vooral? (hebben ze betrekking op

uw kind?) o Indien niet, bent u van plan dit te doen in de toekomst?

• Wie heeft nog boekmomenten met uw kind(eren), behalve uzelf? (partner, grootouders, babysit,…)

o Vraagt u hen dat expliciet of gebeurt dit spontaan? o Merkt u verschillen op in de boekmomenten tussen uzelf en uw partner?

� Zo ja, welke verschillen? (tijdsduur, interactie met het kind, …)

• Als uw kind uit logeren gaat, neemt hij/zij (geef je) een boekje mee? +waarom?

• Gebruikt u ook boeken die niet in de thuistaal van uzelf of uw partner zijn? o Welke taal? o Ja: reden o Nee: bent u van plan om dit in de toekomst te doen?

• Kijkt uw ouder kind soms spontaan in boeken?

• Waar haalt u de boeken voor uw kinderen vooral? (lenen in bib, bij vrienden of kopen nieuw, tweedehands � bewust?) Uitlenen bij vrienden: als iemand vraagt, doe je het dan?

o Reden

• Op basis waarvan beslist u om een bepaald kinderboek uit te lenen, te kopen? (boek heeft prijs gewonnen, reclame, andere mensen, kostprijs, mooie kaft, …) Inkijken voor kopen?

• Leest u boekentips? o Lezen

Page 74: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

74

o Hoe ga je ermee om?

• Mag uw kind soms zelf ook een boek kiezen? (enkel van toepassing bij oudere kinderen uiteraard)

• Krijgt u soms kinderboeken cadeau? / Geef je kinderboeken cadeau? Waarom?

• Is een kinderboek een stuk speelgoed? (Liggen de boekjes tussen het speelgoed?) o Indien niet, maakt u dit uw baby al duidelijk en hoe?

• Hoeveel kinderboekjes (tot leeftijd baby) hebt u in huis? (onderscheid maken tussen eigen boekjes en boeken van de bib)

• Adhv bibliotheekprofiel (zie vragenlijst): o Als geen bibliotheekgangers: bent u van plan om in de toekomst naar de bib

te gaan voor/met uw kind? � Wanneer? � Waarom?

o Hoe werd u onthaald in de bibliotheek bij uw eerste bezoek met/voor uw baby?

� Kreeg u toen voldoende voldoende informatie? � Kreeg u een rondleiding in de kinderafdeling?

o Hoe is het contact met uw bibliotheek? � Heeft u een persoonlijk contact? � Vraagt u soms raad aan de bibliothecaris ivm met de keuze van een

boek (voor uzelf, of voor uw kinderen)? � Bent u nadien tevreden over het advies dat u krijgt?

o Hoe vaak bezoekt u de bibliotheek voor/met uw baby/kind? Gaat uw baby/kind mee?

o Vanaf wanneer bent u voor het eerst voor/met uw baby naar bib geweest? o Wat vindt u van de kinderafdeling?

� Is het aanbod aangepast? (Neemt u stoffen boekjes mee?) � Is het aanbod voldoende? � Wat vindt u van de inrichting van de kinderafdeling? (aankleding,

bereikbaarheid van de boeken voor de kinderen,…) � Hoe was/is de reactie van uw baby op de bib? Beseft hij/zij dat het

“een huis vol boeken is”?

Page 75: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

75

Bijlage 4: Leidraad interviewronde 2 1. Solo boekmoment (= boekbaby die alleen met boekjes bezig is) In het eerste interview hebt u verteld dat uw baby al vaak/nog niet alleen met boekjes bezig is. Is er iets veranderd sindsdien? Wat?

o Tijdsduur: (duurt het nu langer, komt het vaker voor, …) o Plaats o Tijdstip o Blaadjes draaien >< Bewust kijken, vertellen o Boekvorm, boekgenre o Orale: steekt uw baby de boekjes nog vaak in de mond?

2. Gezamenlijk boekmoment (= boekbaby die met een ander in boekjes bezig is) In het eerste interview hebt u verteld dat u al/nog geen boekmomenten hebt met uw baby

o GEEN BOEKMOMENT - Interview 1: o Hebt u nu al boekmomenten met uw baby?

� Als JA:

• Waar vinden ze plaats? (slaapkamer, badkamer, speelmat,…)

• Hoe vaak vinden ze plaats?

• Hebt u daarbij bepaalde gewoontes/rituelen? o Baby op de schoot, naast u o Wie draait de blaadjes om? o Wat als baby geen zin meer heeft? o Wat als baby 2 blaadjes ineens omdraait?

• Wanneer vinden de boekmomenten meestal plaats?

• Welke boekvormen zijn het meestal? (stoffen boekjes, badboekjes, kartonboekjes, boekjes met gewone blaadjes)

• Welk genre van boekjes zijn het meestal? (aanwijsboekjes, pop-up boekjes, verhalenboekjes,…

• Kunt u het verloop van zo’n boekmomentje beschrijven? (aankondiging, introductie boek, voorleesmoment, afsluiting)

• Leest u letterlijk voor? � Als NEE:

• Wat is de reden dat u nog geen boekmomenten hebt?

o WEL BOEKMOMENT - Interview 1: (SITUATIE BESCHRIJVEN� hoeveelheid, tijdsduur, plaats, tijdstip,…)

o Is er iets veranderd sindsdien? Wat? � Hoeveelheid boekmomenten: hebt u nu meer of minder

boekmomentjes?

• Als MEER: Motiveerde dit gesprek u om meer boekmomenten te hebben?

� Reactie baby:

• Is die anders dan 3 maanden terug

• Hoe reageert uw baby nu?

• Brabbelt uw baby tijdens boekmomenten?

• Doet uw baby klanken na tijdens boekmomenten? � Plaats � Tijdstip (’s avonds in de slaapkamer als ritueel?) � Zingt u nog even vaak liedjes voor uw baby? � Welke boekgenres voornamelijk?: Verhaaltjes? Sprookjes?

Aanwijsboeken?

Page 76: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

76

� Welke boekvormen voornamelijk?: Stoffenboekjes, Badboekjes, Kartonboekjes, Boekjes met gewone blaadjes

� Voorleesstijl veranderd?: aanwijzen, tekst letterlijk voorlezen,… � Is de rol van de vader veranderd? Heeft hij meer/minder

boekmomenten dan 3 maanden geleden? Reden o Vindt u het zelf leuker of minder leuk om boekmomentjes te hebben met uw

baby dan 3 maanden geleden? � Waarom wel, waarom niet?

• Wat is op dit moment het favoriete boekje van uw baby?

• Waarom vindt uw baby dit boekje leuk, denkt u?

• Vindt u het een leuk boekje?

• Waarom wel, waarom niet?

• Is er op dit moment een boekje dat uw baby echt niet leuk vindt?

• Waarom vindt uw baby dit boekje niet leuk, denkt u?

• Vindt u het een leuk boekje?

• Waarom wel, waarom niet?

3. Het boekenpakket 3A. De boekjes van boekenpakket 2

(Eén per één behandelen) - Wat vindt uw baby van de boekjes?

o Waarom? - Wat vindt u van de boekjes?

o Waarom?

3B. De boekencheques � Zorgen dat je telkens weet of het over boekenbonnen gaat (zoals vb. fnacbon) of over de Sodexho boekencheque! � Geef, indien nodig, het infoblad van Sodexho

o In de 2 boekenpakketjes die u gekregen hebt, zaten telkens boekencheques van Sodexho

o Bent u deze al gaan inruilen? o Als JA:

� In welke winkel? � Wat hebt u ermee gekocht? (boeken/geen boeken; voor zichzelf, voor

de baby, voor iemand anders) o Als NEE:

� Waarom hebt u dat nog niet gedaan? � Bent u van plan om ze nog te gaan inruilen? � In welke winkel denkt u deze te gaan inruilen? � Wat denkt u ermee te kopen? (boeken/geen boeken; voor zichzelf,

voor de baby, voor iemand anders) o Vindt u het leuk om een Boekencheque te krijgen? Waarom wel, waarom niet? o Was het de eerste keer dat u een Boekencheque van Sodexho als geschenk kreeg?

o Als NEE: � Bij welke gelegenheid hebt u die gekregen? (+ aantal keren)

(werkgever/particulier) � Bent u deze toen gaan inruilen? � Wat hebt u ermee gekocht?

o Weet u wat u er allemaal mee kan aankopen? o Weet u waar u terecht kunt met uw Boekencheque?

Page 77: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

77

o Heeft u zelf ooit al een Boekencheque cadeau gedaan? o JA:

� Waarom? � Aan wie? (volwassene/kind) � Hoe bent u in contact gekomen met de Boekencheques?

o NEE: � Waarom niet? � Zou u het overwegen om de cheque te schenken? Waarom wel,

waarom niet? � Aan wie? (volwassene/kind) � Weet u waar u de Boekencheques kunt aankopen?

4. De bibliotheek Aan de hand van de 4 bibliotheekprofielen:

1. Niet-leden: Deze boekbaby’s zijn niet lid van de bibliotheek 2. Passieve leden: Baby’s die wel een lidkaart van de bibliotheek hebben, maar geen

boekjes gaan ontlenen 3. Afgehaakte leden: Deze baby’s zijn lid geworden én hebben reeds boekjes ontleend

in de bibliotheek Om diverse redenen hebben de ouders deze bibliotheekbezoekjes stopgezet.

4. Trouwe leden: Boekbaby’s die op regelmatige tijdstippen boekjes gaan ontlenen in de bibliotheek.

- In het vorige interview hebt u gezegd zelf geregeld/nooit boeken te gaan ontlenen in

de bibliotheek. Is dit vandaag nog steeds zo? o Als NEE:

� Wat is er veranderd? (Gaat u nu meer/minder, hoe vaak?) � Waarom is er verandering gekomen? (Reden)

- Was u als kind lid van de bibliotheek? o Als JA

� Nu: bibbezoeker: JA

• Bent u ononderbroken lid geweest van de bibliotheek?

• Bent u steeds naar dezelfde bibliotheek geweest? � Nu: bibbezoeker: NEE

• Wanneer bent u afgehaakt?

• Waarom bent u afgehaakt? o Als NEE

� Nu: bibbezoeker: JA

• Wat heeft u gemotiveerd om naar de bibliotheek te gaan? � Nu: bibbezoeker: NEE

• Denkt u ooit nog naar de bibliotheek te gaan voor uzelf?

- In het vorige interview hebt u gezegd dat u niet/nog niet/vaak naar de bibliotheek gaat om boeken te gaan ontlenen voor uw baby. Is dit vandaag nog steeds zo?

o Als NEE: � Wat is er veranderd? (Gaat u nu meer/minder, hoe vaak?) � Waarom is er verandering gekomen? (Reden)

I. Niet-leden / Passieve leden /Afgehaakte leden - Waarom gaat u niet/niet meer naar de bibliotheek?

o (!! DOORVRAGEN: vb. Naast tijdsgebrek/parkeerproblemen/… zijn er nog redenen waarom u de bibliotheek niet (meer) bezoekt?)

- Wat zou u overhalen om wel naar de bibliotheek te gaan voor uw baby? - Wat is er nodig in een bibliotheek om er babyboekjes te ontlenen?

Page 78: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

78

- Zou u interesse hebben in informatie(momenten) over boeken & baby’s in de bibliotheek?

o Als JA: � Waarom wel? � Waarover zou u graag informatie(momenten) hebben? � Hoe ziet u dat praktisch? (Persoonlijke mondelinge info, brochures,

bijeenkomsten met andere ouders,…) o Als NEE: waarom niet?

II. Trouwe bibliotheekleden U gaat vaak naar de bibliotheek voor uw baby. - Weet u wie de boekbaby-verantwoordelijke is in de bibliotheek? - Zou u interesse hebben in informatie(momenten) over boeken & baby’s?

o Als JA: � Waarom wel? � Waarover zou u graag informatie(momenten) hebben? � Hoe ziet u dat praktisch? (Persoonlijke mondelinge info, brochures,

bijeenkomsten met andere ouders,…) o Als NEE: waarom niet?

- Waarom denkt u dat ouders uit de bibliotheek wegblijven om boekjes te ontlenen voor hun baby?

- Wat zou de bibliotheek moeten doen om meer boekbaby’s over de vloer te krijgen?

Page 79: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

79

Bijlage 5 Schriftelijke vragenlijst boekbabygezinnen ronde 3

Schriftelijke vragenlijst Boekbaby’s OKTOBER 2007

Naam boekbaby: Stad of gemeente:

• Wie vult de vragenlijst in (kruis aan)?

Mama

Papa

Mama & Papa

1. BOEKMOMENTEN

• Uw boekbaby heeft, in vergelijking met 6 maanden geleden (kruis aan)

Meer interesse in boekjes

Evenveel interesse in boekjes

Minder interesse in boekjes

• Hoe vaak kijkt uw boekbaby in boekjes (kruis aan):

Alleen Samen met u of iemand anders

Iedere dag

Meerdere keren per week

Eenmaal per week

Meerdere keren per maand

Eenmaal per maand

Nooit

• Hoe lang houdt uw boekbaby zich bezig met een boekje?

Alleen Samen met u of iemand anders

Minder dan 5 minuten

Tussen de 5 en 10 minuten

Meer dan 10 minuten

• Welke boekvormen bekijkt uw boekbaby vooral?

Alleen Samen met u of iemand anders

Stoffen boekjes

Badboekjes

Kartonboekjes

Pop-up boekjes

Boekjes met gewone blaadjes

Andere (vul in):

• Welke genre boekjes bekijkt uw boekbaby?

Alleen Samen met u of iemand anders

Verhaaltjes

Sprookjes

Aanwijsboekjes

• In vergelijking met 6 maanden geleden vindt u het nu

Leuker om met mijn boekbaby in boekjes te kijken

Minder leuk om met mijn boekbaby in boekjes te kijken

Even leuk om met mijn boekbaby in boekjes te kijken

Page 80: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

80

2. BOEKENPAKKET

• Wat vindt u van de boekjes in het derde boekenpakket?

Ok Neutraal Niet ok

Algemeen

Inhoud (tekst)

Tekeningen, prenten

Algemeen

Inhoud

Tekeningen

Foto’s

• Wat vindt uw boekbaby van de boekjes in het derde boekenpakket?

Ok Neutraal Niet ok

Algemeen

Inhoud (tekst)

Tekeningen, prenten

Algemeen

Inhoud

Tekeningen

Foto’s

• Gebruikt u de placemat?

Nee

Ja

o Indien ja, hoe gebruikt u de placemat? (meerdere antwoorden mogelijk)

Aan tafel als placemat

Ik lees de gedichten soms letterlijk voor

Ik vertel soms rond de prenten

Andere: (vul in)

Page 81: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

81

3. LOGO & WEBSITE

• Wat vindt u van het logo van boekbaby’s?

Mooi Niet mooi

Neutraal Weet niet

• Hoe vaak ziet u het logo in het straatbeeld?

Vaak

Soms

Nooit

• Kent u de website van boekbaby’s?

Nee

Ja

o Indien ja, hoe vaak bezoekt u de website?

Nooit Soms Vaak

Over boekbaby’s

Baby’s en boeken

Boekbaby’s in je bib

Boekentips

Onderzoek

Weblog

Links

4. DE BIBLIOTHEEK & UZELF

• Hoeveel boeken koopt u gemiddeld per jaar voor uzelf?

• Bent u lid van een bibliotheek?

Ja

Nee

• Waaraan denkt u bij het woord ‘bibliotheek’? (één antwoord aankruisen)

Een oude dame die streng over de rand van haar brilletje kijkt

Een noodzakelijk kwaad

Een boekhandel maar dan goedkoper

Een oude zolder waar ik gezellig kan rondsnuffelen

Een oase van rust waar generaties, culturen en ideeën elkaar ontmoeten

Andere: (vul in):…….

• Hoe vaak bezoekt u voor uzelf de bibliotheek?

Niet of uitzonderlijk

Maandelijks of meer

Wekelijks of meer

Page 82: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

82

o Indien niet of uitzonderlijk, wat is de reden? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)

Geen interesse

Geen tijd

Ik vind het aanbod te beperkt

Ik maak nu vaker gebruik van internet als ik informatie nodig heb

Ik koop liever boeken

Moeilijke openingsuren

Weinig parkeergelegenheid

Onvriendelijk personeel

Andere (vul in):………

� U mag verdergaan naar hoofdstuk 5 op pagina 5

• Wat is de reden van uw bibliotheekbezoek?

Nooit Bijna nooit

Soms Vaak Bijna altijd

Altijd

Om informatie over bepaalde onderwerpen op te zoeken

Op zoek te gaan naar een boek, cd of dvd

Om andere mensen te ontmoeten

Informatie op te zoeken voor mijn werk/studie

Om krant/tijdschrift te lezen en/of rond te kijken

Omwille van de kinderen

Om werk te zoeken

Om te surfen op het internet

• Wat ontleent u zelf het meest?

Muziekcd’s

Cd-roms

Dvd’s of video’s

Kinder- en jeugdboeken

Fictie volwassenen

Non-fictie volwassenen

• Wat is uw mening over de volgende aspecten van de bibliotheek?

Helemaal niet tevreden

Niet tevreden

Geen mening

Tevreden

Heel tevreden

Openingsuren

Aanbod voor volwassenen

Aanbod voor kinderen

Speelruimte voor de kinderen

Inrichting van de babyhoek

Aantrekkelijkheid van de inrichting

Gelegenheid om baby te verschonen of te voeden

Page 83: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

83

Helemaal niet tevreden

Niet tevreden

Geen mening

Tevreden

Heel tevreden

Vriendelijkheid van het personeel

Behulpzaamheid van het personeel

• Wat vindt u het meest belangrijk/minst belangrijk wanneer u voor uzelf naar de bibliotheek gaat? (1=minst belangrijk, 5=meest belangrijk)

Ruim aanbod

Vriendelijkheid en behulpzaam personeel

Toegankelijke openingsuren

Aanwezigheid van computers (internet, catalogus)

Rustgevende inrichting

5. DE BIBLIOTHEEK & UW BOEKBABY

• Hoeveel boeken koopt u gemiddeld per jaar voor uw boekbaby?

• Wie is lid van de bibliotheek?

Ja Nee Niet van toepassing

Mijn boekbaby

De jongere broer/zus van mijn boekbaby

De ouder broer(s)/zus(sen) van mijn boekbaby

• Hoe vaak bezoekt u samen met uw boekbaby de bibliotheek?

Niet of uitzonderlijk

Maandelijks of meer

Wekelijks of meer

o Indien niet of uitzonderlijk, wat is de reden? (meerdere antwoorden zijn

mogelijk)

Mijn kind vertoont geen interesse

Mijn kind is nog te jong

Omwille van het hygiënische aspect

Ik heb geen tijd

Ik koop liever boeken

Moeilijke openingsuren

Weinig parkeergelegenheid

Onvriendelijk personeel

Ik vind het aanbod te beperkt

Andere: (vul in): ……….

Page 84: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

84

o Indien niet of uitzonderlijk, bent u van plan later met uw boekbaby naar de bibliotheek te gaan?

Ja

Nee

Weet niet

� U mag verdergaan naar hoofdstuk 6 op pagina 7

• Wie bezoekt het vaakst de bibliotheek met uw boekbaby?

Mama

Papa

Andere (vul in):

• Sinds uw deelname aan boekbaby’s bezoekt u de bibliotheek…?

Vaker

Even vaak

Minder vaak

• Hoe oud waren uw kinderen bij hun 1ste bibliotheekbezoek?

Leeftijd nu Leeftijd eerste bibliotheekbezoek

Boekbaby

Broer/zus

Broer/zus

Broer/zus

• Wat ontleent u voor uw boekbaby?

Meestal Soms Nooit

Kinder- en jeugdboeken

CD-roms

Muziekcd’s

Dvd’s of video

• Wat vindt u het meest belangrijk/minst belangrijk wanneer u voor uzelf naar de bibliotheek gaat? (1=minst belangrijk, 5=meest belangrijk)

Ruim aanbod

Hygiënische maatregelen

Kindvriendelijk personeel

Ruimte en meubilair aangepast aan baby’s en kinderen

Activiteiten voor baby’s en kinderen (zangstondes, voorleessessies)

• Hebt u behoefte aan contact met een bibliotheekmedewerker?

Ja

Nee

Weet niet

• Hebt u behoefte aan boeken- en voorleestips?

Ja

Nee

Weet niet

Page 85: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

85

• Zou u evenveel aandacht hebben voor “boekjes” & “baby’s” als u niet had meegedaan met het project boekbaby’s?

Ja

Nee

Weet niet

6. KINDERBOEKEN

• Wanneer u een boekje voor uw boekbaby koopt/leent, let u vooral op: (max. 2 aankruisen)

de vorm (karton, dunne blaadjes, stof,…)

het genre (aanwijsboekjes, verhalen, pop-up,…)

de tekeningen

de tekst

de prijs

• Wanneer u een boekje voor uw boekbaby koopt/leent, baseert u zich vooral op: (max. 2 aankruisen)

reclamefolders boekentips in tijdschriften/kranten

het aanbod in de winkel

tips van vrienden

wat uw kind zelf verkiest

• Op dit moment koopt/leent u voor uw boekbaby voornamelijk: (max. 2 aankruisen)

Stoffen boekjes

Badboekjes

Kartonboekjes

Boekjes met gewone blaadjes

Voelboekjes

Andere: (vul in) …………

• Op dit moment koopt/leent u voor uw boekbaby voornamelijk: (max. 1 aankruisen)

Aanwijsboeken

Verhalenboeken

Pop-upboeken

• Hebt u het gevoel dat uw kind dezelfde boekjes leuk vindt als u?

Ja

Nee

Weet niet

• Voldoet het aanbod in de winkels aan uw verwachtingen/eisen over een goed babyboek?

Ja

Nee

Weet niet

• Let u op de richtleeftijd die is aangegeven op boekjes?

Ja

Nee

Weet niet

Page 86: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

86

• Omcirkel per lijntje wat u het meest belangrijk vindt voor een babyboekje

Tekeningen Waarheidsgetrouw, gedetailleerd Duidelijke tekeningen

Duidelijk contrast Kleurrijk

Tekeningen Foto’s

Bekende personages Het soort personage is van geen belang

Inhoud Enkel herkenbare, alledaagse situaties en voorwerpen

Eveneens dingen waar het kind niet elke dag mee in contact komt

Prentenboeken Boeken die aanzetten tot actie (bijv.voelboekjes, kiekeboe-boekjes)

Mensen en dieren Voorwerpen

Grappig, schattig Leerrijk

Losse afbeeldingen Er is een context (bijv. In bad gaan)

Afbeeldingen worden benoemd Afbeeldingen worden niet benoemd

Tekst Rijm/liedje Tekst die niet rijmt

Losse woorden/zinnen Samenhangend verhaal

• Welke afbeelding spreekt u het meest aan voor een babyboekje?

A B

• Wat is de belangrijkste reden dat u voor deze afbeelding gekozen hebt? (Eén antwoord aankruisen)

Losse afbeeldingen

Er is een context

Gedetailleerde tekeningen

Duidelijke tekeningen

Figuren worden benoemd

Figuren worden niet benoemd

Grappig, schattig

Leerrijk

Page 87: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

87

• Welke afbeelding spreekt u het meest aan voor een babyboekje?

A B C

• Wat is de belangrijkste reden waarom u voor deze afbeelding gekozen hebt? (Eén antwoord aankruisen)

Waarheidsgetrouw, gedetailleerd

Duidelijke tekening

Contrast

Kleurrijk

Tekening

Foto

Bekend personage

Het personage is van geen belang

Grappig, schattig

Leerrijk

• Welke afbeelding spreekt u het meest aan voor een babyboekje?

A B C

Page 88: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

88

• Wat is de belangrijkste reden dat u voor deze afbeelding gekozen hebt? (Eén antwoord aankruisen)

Waarheidsgetrouw

Duidelijke tekeningen

Contrast Kleurrijk

Bekend personage

Het personage is van geen belang

Grappig

Leerrijk

7. VOORLEESSTIJL

• Wie heeft boekmomenten met uw boekbaby?

Enkel mama � U mag verdergaan naar hoofdstuk 8

Enkel papa � U mag verdergaan naar hoofdstuk 8

Zowel mama en papa

7.A VOORLEESSTIJL: enkel in te vullen door mama

(papa mag verdergaan naar hoofdstuk 7.B op pagina 14) • Leest u graag voor?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Wat doet u regelmatig tijdens een boekmoment (meerdere antwoorden zijn mogelijk):

Geluiden nadoen

Prenten aanwijzen

Mijn kind prenten laten benoemen (vb. waar staat de hond?)

Uw stem veranderen voor een ander personage

De titel van een boekje lezen

Mijn kind vragen wat hij/zij denkt dat er gaat gebeuren in een verhaal

Geen van bovenstaande

Andere: (vul in): ………

• Welke stelling is het best op u van toepassing (één antwoord aanduiden):

Ik doe liever andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind dan dat ik boekmomenten heb met mijn kind.

Ik doe andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) even graag met mijn kind als boekmomenten hebben met mijn kind.

Ik heb liever boekmomenten met mijn kind dan dat ik andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind doe.

Ik doe geen van beide activiteiten graag.

Page 89: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

89

• Probeert u zich tijdens een boekmoment in te leven in het personage?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Leest u letterlijk de gedrukte tekst voor?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Vertelt u meer dan de gedrukte tekst die in een boekje staat?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Laat u uw boekbaby zelf vertellen uit een boek?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Herformuleert u wat uw boekbaby verteld heeft?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Vereenvoudigt u de gedrukte tekst wanneer u die te moeilijk vindt?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Hoe beoordeelt u uzelf als voorlezer?

Goed

Niet goed, niet slecht

Niet zo goed

Weet niet

• Mijn partner beïnvloedt hoe vaak ik boekmomenten heb met mijn kind.

Ja

Nee

Weet niet

Page 90: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

90

o Indien ja: kruis de juiste stelling aan:

Ik heb meer boekmomenten met mijn kind door de invloed van mijn partner

Ik heb minder boekmomenten met mijn kind door de invloed van mijn partner.

• Ik heb invloed op hoe vaak mijn partner boekmomenten heeft met mijn kind.

Ja

Nee

Weet niet

o Indien ja: kruis de juiste stelling aan:

Mijn partner heeft meer boekmomenten met mijn kind door mijn invloed.

Mijn partner heeft minder boekmomenten met mijn kind door mijn invloed.

• Denkt u dat uw partner graag voorleest?

Ja

Nee

Weet niet

• Hoe beoordeelt u uw partner als voorlezer?

Goed

Niet goed, niet slecht

Niet zo goed

Weet niet

• Hoe denkt u dat uw partner zichzelf zal beoordelen als voorlezer?

Goed

Niet goed, niet slecht

Niet zo goed

Weet niet

• Ik vind dat mijn partner, als hij/zij voorleest, zich probeert in te leven in het personage.

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Verschilt de manier waarop u met uw kind praat (in het algemeen) van de manier waarop uw partner met uw kind praat?

Ja

Nee

Weet niet

o Indien ja, merkt u dit ook tijdens boekmomenten?

Ja

Nee

Weet niet

Page 91: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

91

• Ziet u verschillen tussen de relatie van uw kind met u en die van uw kind met uw partner?

Ja

Nee

Weet niet

o Indien ja, denkt u dat dit invloed heeft op de manier van voorlezen van u en

van uw partner?

Ja

Nee

Weet niet

• Leest u soms samen met uw partner voor?

Ja

Nee

Weet niet

• Ik vind dat de manier waarop ik voorlees dezelfde is als de manier waarop mijn partner voorleest.

Ja

Nee

Weet niet

• Kruis de stelling aan die best past bij wat u denkt:

Ik denk dat mijn partner liever andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) doet met mijn kind doet dan boekmomenten hebben.

Ik denk dat mijn partner andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind even graag doet als boekmomenten hebben.

Ik denk dat mijn partner liever boekmomenten heeft met mijn kind dan dat hij/zij andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind doet.

Mijn partner doet geen van beide activiteiten graag met mijn kind.

Ik heb geen idee wat mijn partner liefst doet.

• Mijn partner beïnvloedt mijn manier van voorlezen

Ja

Nee

Weet niet

• Ik beïnvloed de manier van voorlezen van mijn partner

Ja

Nee

Weet niet

• Ik vind mijn partner enthousiast als hij/zij een boekmoment heeft met mijn kind.

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

• Mijn kind vindt het leuk als het samen met mijn partner een boekmoment heeft.

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

Page 92: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

92

7.B VOORLEESSTIJL: enkel in te vullen door papa (mama mag verdergaan naar hoofdstuk 8 op pagina 17)

• Leest u graag voor?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Wat doet u regelmatig tijdens een boekmoment (meerdere antwoorden zijn mogelijk):

Geluiden nadoen

Prenten aanwijzen

Mijn kind prenten laten benoemen (vb. waar staat de hond?)

Uw stem veranderen voor een ander personage

De titel van een boekje lezen

Mijn kind vragen wat hij/zij denkt dat er gaat gebeuren in een verhaal

Geen van bovenstaande

Andere: (vul in): ……….

• Welke stelling is het best op u van toepassing (één antwoord aanduiden):

Ik doe liever andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind dan dat ik boekmomenten heb met mijn kind.

Ik doe andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) even graag met mijn kind als boekmomenten hebben met mijn kind.

Ik heb liever boekmomenten met mijn kind dan dat ik andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind doe.

Ik doe geen van beide activiteiten graag.

• Probeert u zich tijdens een boekmoment in te leven in het personage?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Leest u letterlijk de gedrukte tekst voor?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Vertelt u meer dan de gedrukte tekst die in een boekje staat?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

Page 93: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

93

• Laat u uw boekbaby zelf vertellen uit een boek?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Herformuleert u wat uw boekbaby verteld heeft?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Vereenvoudigt u de gedrukte tekst wanneer u die te moeilijk vindt?

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Hoe beoordeelt u uzelf als voorlezer?

Goed

Niet goed, niet slecht

Niet zo goed

Weet niet

• Mijn partner beïnvloedt hoe vaak ik boekmomenten heb met mijn kind.

Ja

Nee

Weet niet

o Indien ja: kruis de juiste stelling aan:

Ik heb meer boekmomenten met mijn kind door de invloed van mijn partner

Ik heb minder boekmomenten met mijn kind door de invloed van mijn partner.

• Ik heb invloed op hoe vaak mijn partner boekmomenten heeft met mijn kind.

Ja

Nee

Weet niet

o Indien ja: kruis de juiste stelling aan:

Mijn partner heeft meer boekmomenten met mijn kind door mijn invloed.

Mijn partner heeft minder boekmomenten met mijn kind door mijn invloed.

• Denkt u dat uw partner graag voorleest?

Ja

Nee

Weet niet

Page 94: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

94

• Hoe beoordeelt u uw partner als voorlezer?

Goed

Niet goed, niet slecht

Niet zo goed

Weet niet

• Hoe denkt u dat uw partner zichzelf zal beoordelen als voorlezer?

Goed

Niet goed, niet slecht

Niet zo goed

Weet niet

• Ik vind dat mijn partner, als hij/zij voorleest, zich probeert in te leven in het personage.

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

Weet niet

• Verschilt de manier waarop u met uw kind praat (in het algemeen) van de manier waarop uw partner met uw kind praat?

Ja

Nee

Weet niet

o Indien ja, merkt u dit ook tijdens boekmomenten?

Ja

Nee

Weet niet

• Ziet u verschillen tussen de relatie van uw kind met u en die van uw kind met uw partner?

Ja

Nee

Weet niet

o Indien ja, denkt u dat dit invloed heeft op de manier van voorlezen van u en

van uw partner?

Ja

Nee

Weet niet

• Leest u soms samen met uw partner voor?

Ja

Nee

Weet niet

• Ik vind dat de manier waarop ik voorlees dezelfde is als de manier waarop mijn partner voorleest.

Ja

Nee

Weet niet

Page 95: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

95

• Kruis de stelling aan die best past bij wat u denkt:

Ik denk dat mijn partner liever andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) doet met mijn kind doet dan boekmomenten hebben.

Ik denk dat mijn partner andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind even graag doet als boekmomenten hebben.

Ik denk dat mijn partner liever boekmomenten heeft met mijn kind dan dat hij/zij andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind doet.

Mijn partner doet geen van beide activiteiten graag met mijn kind.

Ik heb geen idee wat mijn partner liefst doet.

• Mijn partner beïnvloedt mijn manier van voorlezen

Ja

Nee

Weet niet

• Ik beïnvloed de manier van voorlezen van mijn partner

Ja

Nee

Weet niet

• Ik vind mijn partner enthousiast als hij/zij een boekmoment heeft met mijn kind.

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

• Mijn kind vindt het leuk als het samen met mijn partner een boekmoment heeft.

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

8. AFFECTIEVE INTERACTIES TIJDENS VOORLEZEN

• Welke stelling geeft het best uw mening weer?

De boekmomenten hebben geen invloed op de band die ik heb met mijn boekbaby.

De boekmomenten hebben een positieve invloed op de band die ik heb met mijn boekbaby.

De boekmomenten hebben eerder een negatieve invloed op de band die ik heb met mijn boekbaby.

• Kruis de passende stelling aan:

Tijdens een boekmoment praat ik alleen over de inhoud van het boekje met mijn kind.

Tijdens een boekmoment praat ik ook altijd met mijn kind over onderwerpen die niet direct met het boekje te maken hebben.

Tijdens een boekmoment praat ik ook vaak met mijn kind over onderwerpen die niet direct met het boekje te maken hebben.

Tijdens een boekmoment praat ik ook soms met mijn kind over onderwerpen die niet direct met het boekje te maken hebben.

Page 96: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

96

• Welke houding nemen jullie meestal aan tijdens een boekmoment?

Kind naast ouder, niet tegen elkaar

Kind naast ouder, tegen elkaar

Kind op schoot van ouder

Andere: (vul in)

• Tijdens een boekmoment lacht mijn kind

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

• Tijdens een boekmoment lach ik

Altijd

Vaak

Soms

Nooit

• Wat doet u meestal als u merkt dat uw kind niet (meer) aandachtig is tijdens een boekmoment? (meerdere antwoorden mogelijk).

Ik stop met voorlezen

Ik geef mijn kind een opmerking (bv. ‘je moet luisteren’)

Ik moedig mijn kind aan om het boekje samen uit te ‘lezen’

Ik lees gewoon verder

Mijn kind is altijd aandachtig

Andere (vul in): ……..

• Ik vind het belangrijk om geduldig te zijn tegenover mijn kind tijdens een boekmoment.

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

• Ik vind het belangrijk dat mijn kind dicht bij mij zit tijdens een boekmoment.

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

• Ik vind het belangrijk om bewondering te tonen als mijn kind iets goed doet (bv. Een voorwerp correct benoemt) tijdens een boekmoment.

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

• Tijdens een boekmoment kan ik merken aan mijn kind hoe het zich voelt (blij, boos, verdrietig, bang…).

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

Page 97: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

97

• Ik ben enthousiast tijdens een boekmoment.

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

• Mijn kind vindt het leuk als we samen een boekmoment hebben.

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

• Ik ben meestal geduldig tegenover mijn kind tijdens een boekmoment.

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

• Ik toon mijn kind geregeld bewondering tijdens een boekmoment wanneer hij/zij iets goed doet (bv. Een voorwerp correct benoemen).

Akkoord

Niet akkoord

Geen mening

Hartelijke dank voor het invullen van de vragenlijst. Vergeet vooral niet de vragenlijst op te sturen voor 21 oktober naar: Faculteit Psychologie & Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Pedagogiek Tav Marie Daems Henri Dunantlaan 1 9000 Gent Wij wensen u nog heel veel (lees)plezier met uw boekbaby.

Page 98: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

98

Bijlage 6 Leidraad Interviewronde 3 BOEKMOMENTEN Uw boekbaby is ondertussen al een peuter geworden.

- Heeft hij/zij, algemeen beschouwd meer of minder interesse in boekjes sinds het laatste interview?

JA: Waaraan merkt u dat? NEE: Wat zou de reden daarvoor zijn?

- Als uw peuter met boekjes bezig is, is dit vooral alleen of samen met u (of iemand anders)?

SOLO BOEKMOMENTEN � Duidelijk stellen dat dit deel enkel gaat over de momenten dat de peuter alleen met boekjes bezig is + peilen naar verschillen tegenover vorig interview

o Tijdsduur: (duurt het nu langer, komt het vaker voor, …) o Plaats o Tijdstip o Blaadjes draaien >< Bewust kijken, vertellen o Boekvorm, boekgenre o Orale: steekt uw peuter de boekjes nog vaak in de mond? o Neemt uw peuter spontaan boekjes ter hand?

GEZAMENLIJKE BOEKMOMENTEN � Duidelijk stellen dat dit deel enkel gaat over de momenten dat de peuter samen met interviewee met boekjes bezig is - Hoeveelheid boekmomenten: hebt u nu meer of minder boekmomentjes?

o Reden - Reactie peuter:

o Is die anders dan 6 maanden terug o Hoe reageert uw peuter nu? o Babbelt uw peuter tijdens boekmomenten? Hebt u de indruk dat uw peuter

een verhaal vertelt? o Doet uw peuter klanken na tijdens boekmomenten? Welke?

- Waar vinden de boekmomenten meestal plaats? - Tijdstip (’s avonds in de slaapkamer als ritueel?)

o Als ritueel: vraag om het ritueel te beschrijven - Zingt u nog vaak liedjes voor uw peuter? Meer/minder dan vorig interview - Welke boekgenres voornamelijk?: Verhaaltjes? Sprookjes? Aanwijsboeken? - Welke boekvormen voornamelijk?: Stoffenboekjes, Badboekjes, Kartonboekjes, Boekjes

met gewone blaadjes - Voorleesstijl veranderd?: aanwijzen, tekst letterlijk voorlezen,… - Is de rol van de vader veranderd? Heeft hij meer/minder boekmomenten dan 6 maanden

geleden? Reden - Vindt u het zelf leuker of minder leuk om boekmomentjes te hebben met uw peuter dan 6

maanden geleden? o Waarom wel, waarom niet?

Wat is op dit moment het favoriete boekje van uw baby?

- Waarom vindt uw baby dit boekje leuk, denkt u? - Vindt u het een leuk boekje?

o Waarom wel, waarom niet? Is er op dit moment een boekje dat uw baby echt niet leuk vindt?

- Waarom vindt uw baby dit boekje niet leuk, denkt u? - Vindt u het een leuk boekje?

Page 99: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

99

o Waarom wel, waarom niet?

HET BOEKENPAKKET A. Ik zie je wel, ik hoor je wel

o Wat vindt uw peuter van dit boekje? � Waarom wel/niet � Neemt uw peuter dit boek spontaan in de hand? � Kijkt uw peuter vooral alleen of vooral samen met iemand anders in dit

boekje o Wat vindt u van dit boekje? o Wat vindt u van de tekeningen? o Infotekst gelezen? Vond u dit noodzakelijk?

B. De dieren op de boerderij

o Wat vindt uw peuter van dit boekje? � Waarom wel/niet � Neemt uw peuter dit boek spontaan in de hand? � Kijkt uw peuter vooral alleen of vooral samen met iemand anders in dit

boekje? o Wat vindt u van dit boekje? o Wat vindt u van de flappen? Van de tekeningen (zw/wit)? Van de foto’s? o Gebruikt u het als aanwijsboek? Vertelt u er een verhaal rond?

C. Vorige boekjes van het boekenpakket (Badboekje – Mijn mondje is een rondje – Het is herfst – Kiekeboe, olifant) o Welke boekjes kijken boekbaby’s nu nog in? o Wat vinden de boekbaby’s ervan?

- D. De boekbaby-placemat

o Gebruikt u de placemat? � NEE: waarom niet? � JA: Hoe? (als placemat?)

Letterlijk voorlezen, vertellen? Tijdens het eten?

E. De rode tas o Gebruikt u de rode tas (nog) die u krijg bij het eerste boekenpakket?

� JA: waarvoor? � NEE: eventueel reden

LOGO & WEBSITE A. Logo

o Wat vindt u van het logo van Boekbaby’s? � Waarom?

• Vindt u het een goed logo? Een goed logo om landelijk te gebruiken?

• Vindt u het een mooi logo? o Ziet u dit logo vaak?

� Waar?

• Plaats (bib, straat,…)

• Hoedanigheid (affiches, folders,…)

B. Website o Kent u de website van boekbaby’s?

� Hoe vaak gebruikt u internet (algemeen – niet e-mail)? � Voor welke doeleinden gebruikt u internet (algemeen – niet e-mail)

Page 100: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

100

o Bezoekt u de website van boekbaby’s vaak? Hoe vaak? � Nee: waarom niet? � Ja:

• Wat vindt u van de website?

• Welke pagina’s bekijkt u/hebt u al geraadpleegd? o Over boekbaby’s o Baby’s & boeken o Boekbaby’s in de bib o Boekentips o Onderzoek o Weblog

• Wat vindt u van de informatie?

• Zijn er tekorten op de website? Zou er meer informatie op moeten staan? Zo ja, welke?

o Bezoekt u soms andere boekensites of babysites? � JA: welke? Voor welke informatie?

4. VOORLEESSTIJL “De bedoeling van deze vragen is om beide meningen (van moeder en van vader) te kennen. U hoeft dus zeker niet dezelfde mening te hebben.” (Spontaan 1e laten antwoorden, daarna: “Meneer/mevrouw, denkt u daar ook zo over?”)

o Lezen jullie graag voor? (Waarom?) o Wie van jullie leest het liefste voor? Waarom? o Wat doen jullie regelmatig tijdens een boekmoment?

geluiden nadoen indien ja: waarom doet u dit?

prenten aanwijzen indien ja: waarom doet u dit?

uw kind prenten laten benoemen (bv. waar staat de hond?) indien ja: waarom doet u dit?

uw stem veranderen voor een ander personage? indien ja: waarom doet u dit?

de titel van een boekje lezen indien ja: waarom doet u dit?

uw kind vragen wat hij/zij denkt dat er gaat gebeuren in een verhaal indien ja: waarom doet u dit?

o Hoe graag hebben jullie boekmomenten in vergelijking met andere activiteiten

met jullie kind? (M +V) (bv. buiten spelen, puzzelen) Waarom? (minder graag, even graag, liever)

o Hoe beoordelen jullie jezelf als voorlezer? (goed, niet goed niet slecht, niet zo

goed) (M + V) Waarom? o Aan partner: Vindt u dat dat klopt? o Denken jullie dat jullie invloed hebben op hoe vaak jullie partner voorleest?

In welke zin? (meer/minder door partner?) Aan Partner: klopt dat? Vindt u dat uw partner daar invloed op heeft?

“Nu komen twee moeilijkere vragen...”

o Denken jullie dat de manier waarop jullie (in het algemeen) met jullie kind praten verschillend is?

In welke zin? Wat verschilt?

Page 101: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

101

Zo ja, merken jullie dat ook tijdens de boekmomenten? Op welke manier?

o Ziet u verschillen in de relatie van uw kind met u en die van uw kind met uw

partner? (= Is het een andere relatie, bv. gebaseerd op andere activiteiten?) Zo ja, denkt u dat dit invloed heeft op de manier van voorlezen van u en uw partner?

o Zien jullie verschillen tussen elkaars manier van voorlezen?

Zo ja, welke?

o Hebben jullie invloed op elkaars manier van voorlezen, denken jullie? Aan partner: klopt dat? Vindt u dat uw partner daar invloed op heeft? (kijken of partner dit bevestigt of ontkent)

o Lezen jullie soms samen voor?

Zo ja: waarom doen jullie dat, samen lezen?

o Vindt u dat uw kind tijdens een boekmoment moet stilzitten en luisteren of mag uw kind u onderbreken, vragen stellen...?

Hoe reageert u daar dan op? 5. AFFECTIEVE INTERACTIES TIJDENS VOORLEZEN

o Vinden jullie dat de boekmomenten een invloed hebben op de band die jullie hebben met jullie kind? In welke zin? (positief/geen/negatief)

o Praten jullie tijdens een boekmoment altijd over de inhoud van een boekje of

praten jullie ook over onderwerpen die niet direct met het boekje te maken hebben?

o Jonge kinderen kunnen zich meestal niet zo lang concentreren. Wat doet u

meestal als u merkt dat uw kind niet meer aandachtig is tijdens een boekmoment? (bv. verderlezen, stoppen met lezen, aanmoedigen, zeggen ‘je moet luisteren’...) Hoe probeert u eventueel zijn/haar aandacht te behouden?

o Op welke manier laat uw kind u zien of hij/zij het boekmoment samen

apprecieert? (bv. lachen, uw kind komt op uw schoot zitten (vindt u het belangrijk dat uw kind dicht bij u zit? waarom? of komt naar u toe voor een knuffel...)

o Toont u zelf ook soms aan uw kind dat u het boekmoment samen apprecieert?

(indien nodig vb geven, een boekmoment zelf is al een manier om te tonen dat je je kind graag ziet, doordat je met je kind bezig bent. Toont u tijdens een boekmoment ook nog op andere manieren aan uw kind dat u hem/haar graag ziet? Op welke manier? bv. knuffel, kus, glimlachen...)

o Wat doet/zegt u als uw peuter woorden juist noemt bij aanwijzen? (Waarom

doet/zegt u dit? Vindt u dit belangrijk?)

o Hoe reageert u als uw kind een voorwerp foutief benoemt? (Waarom reageert u op die manier?)

Page 102: “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/290/790/RUG01-001290790_2010_000… · 2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling

102

o Een boekmoment hebben is wellicht niet altijd een feest. Soms is een kind bv. lastig of ben je als ouder erg moe na een drukke dag. Gebeurt het wel eens dat u geen zin heeft/het lastig vindt? (Bv. zuchten…) Wat doet u dan? Toch boekmoment of niet? Stoppen?

o Wanneer hebt u graag samen een boekmoment met uw kind? Waarom? (bv. pas

wakker/moe/..)