Social media : risico of opportuniteit voor leerlingen en leerkrachten ?
Wetenschappelijke verhandeling - Ghent University · 2014-12-20 · verkiezing van president Hassan...
Transcript of Wetenschappelijke verhandeling - Ghent University · 2014-12-20 · verkiezing van president Hassan...
1
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
Anke De Craemer
MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN
afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK
PROMOTOR: PROF. DR. Koen Vlassenroot
COMMISSARIS: DR. Jeroen Cuvelier
COMMISSARIS: DR. Tomas Van Acker
ACADEMIEJAAR 2013 – 2014
Een literatuurstudie over het failed state-concept toegepast op Somalië: een
gefaalde staat terug van weggeweest?
aantal woorden: 24 540
2
Dankwoord:
Bij deze bedank ik graag mijn ouders die mij de mogelijkheid boden om te studeren. Voorts
bedank ik mijn opa en Roxanne om mijn masterproef na te lezen en mij bij te staan met raad
en daad. Vrienden en collega’s wil ik bedanken om mij te steunen doorheen de moeilijke en
inspiratieloze momenten. Tenslotte bedank ik mijn promotor dr. Prof. Koen Vlassenroot om
mij te steunen in de onderwerpskeuze. Door de tijd heen heb ik aan Somalië mijn hart
verloren en daarom ben ik zeer dankbaar dat ik deze vergeten crisis even onder de aandacht
mocht brengen.
3
Abstract:
In deze masterproef wordt een beeld geschetst van de huidige evoluties in Somalië. Met de
verkiezing van president Hassan Sheikh Mohamud kwam er een nieuwe opportuniteit op
vrede. Dit gebeurde na een lange overgangsperiode waarbij er afspraken werden gemaakt
over de komende transitie naar de permanente instellingen. Er werd eveneens gepoogd een
institutioneel kader te ontwerpen. De nieuwe president stelde een beleid voor gebaseerd op
zes pijlers: volledige stabiliteit door het brengen van veiligheid en de suprematie van good
governance, economisch herstel, duurzame vrede door het opbouwen van
vertrouwensrelaties, publieke dienstverlening, internationale relaties aanhalen en het
internationaal imago bevorderen en eenheid en integriteit van het territorium. Het optimisme
na de verkiezingen was groot. Wat hier getracht wordt, is te onderzoeken in welke mate de
gemaakte beloftes vervuld zijn. Sommigen gingen zo ver dat niet meer kan gesproken worden
over Somalië als failed state. Op basis hiervan is een theoretisch kader uitgewerkt. De
indicatoren die Robert Rotberg biedt, vormen de toetssteen waartegen de gemaakte
vooruitgang afgewogen wordt. De analyse wordt gemaakt op basis van de meest recente
artikels en rapporten. De vooruitgang is op dit moment nog minimaal. Op sommige vlakken
zijn concrete tijdslijnen opgesteld, de nodige institutionele architectuur ontworpen of
kleinschalige projecten opgezet. Maar het werk staat nog in een beginfase.
4
Inhoudstafel:
1. Probleemstelling 7
2. Theoretische kader: Somalië als failed state 8
2.1. Definiëring van het concept failed state 8
2.2. Toepassing op Somalië 10
2.3. Indicatoren van Rotberg 11
2.4. Kritiek 13
2.5. Methodologie 15
3. Aanloop naar de hedendaagse situatie voor de komst van Al-Shabaab 16
4. De opkomst van Al-Shabaab 20
4.1. Wortels 20
4.2. Karakteristieken 21
4.3. Financiering 23
4.4. Beleid in de gebieden gecontroleerd door Al-Shabaab 24
5. Na de terugtrekking van Al-Shabaab uit Mogadishu 26
5.1. Kampala akkoord 26
5.2. De Roadmap voor het einde van de transitieperiode 26
5.3. De Garowe Principes 28
5.3.1. De Garowe I Principes 28
5.3.2. De Garowe II Principes 29
5.4. De Conferentie van Londen 31
5.5. De Conferentie van Istanboel 33
5.6. De Provisional Constitution 34
5.7. Verkiezingen 36
5
6. Het beleid op basis van de zes pijlers van president Mohamud 38
6.1. Eerste pijler: volledige stabiliteit door het brengen van
veiligheid en de suprematie van good governance 39
6.1.1. Veiligheid 39
6.1.1.1. Hervorming van de veiligheidsinstellingen 39
6.1.1.2. Blijvende dreiging van Al-Shabaab 40
6.1.1.3. De Somalische afhankelijkheid van AMISOM
en de verschillende agenda’s van de deelnemende
landen 43
6.1.2. Good governance 44
6.1.2.1. Public Financial Management 44
6.1.2.2. Justitie en de rule of law 45
6.1.2.3. Van een tijdelijke naar een permanente grondwet 46
6.2. Tweede pijler: economisch herstel 47
6.3. Derde pijler: duurzame vrede door het opbouwen van
vertrouwensrelaties 49
6.4. Vierde pijler: publieke dienstverlening 51
6.5. Vijfde pijler: internationale relaties bevorderen en het
nationale imago verbeteren 53
6.6. Zesde pijler: eenheid en integriteit van het territorium 55
7. Analyse van de zes pijlers op basis van de indicatoren van Rotberg 59
8. Conclusie 62
9. Referentielijst 64
6
(Collin & Cosgrave, 2011, p. 5)
7
1. Probleemstelling
In Mogadishu streden twee partijen gedurende drie jaar voor de controle over de stad. Aan de
ene kant stonden de door het Westen gesteunde overheid en AMISOM en aan de andere kant
Al-Shabaab. AMISOM boekte maar zeer traag enige vooruitgang. Maar tijdens de nacht van 6
augustus 2011 trok Al-Shabaab zich terug uit de hoofdstad Mogadishu. Velen vermoedden
dat dit een tijdelijke tactiek zou zijn, maar dit was een verkeerde inschatting. De groep
verdween uit grote delen van Centraal-Somalië naar hun thuisbasis in het Zuiden van het land.
Keniaanse en Etiopische troepen kwamen de troepen van AMISOM te hulp. AMISOM rukte
vervolgens verder op. De Keniaanse troepen veroverden in september 2012 het laatste grote
bolwerk van Al-Shabaab in Kismayo. Daarmee kwam een einde aan de ambitie van de groep
om heel Somalië te kunnen controleren. Dit betekende een nog ongeziene opportuniteit voor
vrede voor de meest gefaalde staat ter wereld. In 2012 werden verkiezingen gehouden. Voor
het eerst sinds twee decennia ging het niet om het verkiezen van een overgangsregering, maar
de verkiezing van permanente instellingen. Daarbij werd de corrupte president Sheikh Sharif
Ahmed vervangen door president Hassan Sheikh Mohamud. Er werd een nieuw parlement
gekozen en een nieuwe grondwet gestemd (Fergusson, 2013, 13 januari). De nieuwe president
stelde een beleid met zes pijlers op basis waarvan hij de voornaamste problemen zou
aanpakken. De vele beloftes zouden ongeloofwaardig geweest zijn als ze kwamen van de
voormalige corrupte regering. Maar Mohamud genoot een groot aanzien bij de bevolking
door onder andere zijn werk als politiek activist, succesvol zakenman en professor. Het leek
voor de eerste keer om een oprechte bezorgdheid te gaan over de Somalische samenleving
(Bryden, 2013, p. 4). Ook de economie begon opnieuw op te leven, internationale relaties
werden aangehaald en buitenlandse ambassades en organisaties keerden voor het eerst in vele
jaren terug naar het land (The New York Times, 2013, 25 januari).
De vele persberichten over Somalië in deze periode lieten veel hoop uitschijnen. Het was zeer
verleidelijk om te spreken over het Somalische herstel. Er werd gesproken over de eerste
mogelijkheid tot duurzame vrede sinds het begin van de burgeroorlog. Somalië is de laatste
twintig jaar als gefaalde staat gecategoriseerd. De mate van falen van een staat is echter geen
statisch gegeven. De vraag die in deze paper gesteld wordt, is of Somalië op weg is naar een
permanent verbeterde situatie of er sprake is van een status-quo als failed state. Het is de
bedoeling om na te gaan in welke mate de nieuwe regering en president verandering konden
brengen in Somalië door het implementeren van een effectief beleid. In de masterproef wordt
hiervoor vooral gebouwd op de recente evoluties in Somalië. Maar dit gebeurt niet zonder de
lange voorgeschiedenis en de eigenheid van de Somalische samenleving uit het oog te
8
verliezen. Deze bepalen mee de op elkaar inwerkende grondoorzaken van de Somalische
crisis. Het is belangrijk om niet over te gaan in een te groot optimisme. Er moet rekening
gehouden worden met de mogelijkheid dat fouten uit het verleden opnieuw herhaald kunnen
worden. In 2004 was er bijvoorbeeld reden tot hoop en optimisme toen de Transitional
Federal Government in het leven werd geroepen. Er werd toen eveneens gesteld dat deze
overgangsregering de mogelijkheid had om de veiligheidssituatie te verbeteren en de staat
opnieuw op te bouwen. Maar in 2006 zorgde Al-Shabaab voor een hernieuwde intensifiëring
van het conflict. Waarom zou het nu wel lukken om goed werkende instellingen tot stand te
brengen (Sabala, Ahmad & Rutto, 2008, p. 134)?
In deze masterproef zal getracht worden een rode draad te schetsen over de huidige situatie
die ongeacht de mogelijke gebeurtenissen in het land toch een meerwaarde kan bieden. In het
eerste hoofdstuk wordt het theoretisch kader uiteengezet. Daarin komt een literatuurstudie
over het failed state-concept aan bod en de methodologische uitwerking. Daarna wordt kort
ingegaan op het verleden van de Somalische samenleving. Vervolgens komt Al-Shabaab aan
bod. Afgezien van de blijvende aanwezigheid van deze groepering, is toch een nieuw
vredesproces met de verkiezing van de nieuwe regering opgezet toen het einde van het
mandaat van de overgangsinstellingen in zicht kwam. Dit proces wordt besproken in het
daaropvolgende hoofdstuk. Aansluitend komt dan de analyse van het zespijlerbeleid van de
nieuwe president. Tenslotte wordt teruggegrepen naar de kenmerken van een failed state om
een conclusie te trekken uit de recente ontwikkelingen.
9
2. Theoretische kader: Somalië als failed state
2.1. Definiëring van het concept failed state
Sinds het einde van de Koude Oorlog staat het concept failed state hoog op de agenda
(Cojanu & Popescu, 2007, p. 113). De term werd onder de aandacht gebracht door Madeleine
Albright, voormalig ambassadeur bij de Verenigde Naties (VN) van de Verenigde Staten
(Gros, 1996, p. 455). Maar zelfs voor het einde van de Koude Oorlog schreef bijvoorbeeld
Robert Jackson al over dit onderwerp onder de naam “quasistaten” (Jackson, 1987, pp. 526-
529). Het fenomeen van falende staten is dus allesbehalve nieuw, maar nu vormen natiestaten
de bouwstenen van de nieuwe wereldorde en kunnen de zwakke staten dit systeem
ondermijnen (Brooks, 2005, p. 1162). Ervoor hadden de twee grootmachten er alle belang bij
om de zwakke staten niet te versterken om ze in hun invloedssfeer te houden (Gros, 1996, p.
455). De verlangde stabiliteit en voorspelbaarheid kunnen niet worden bereikt wanneer een
groot aantal staten zweven tussen zwakheid en falen. Staten die falen, krijgen daarenboven
vaak te maken met humanitaire problemen. De staat kan zelf geen fundamentele
mensenrechten garanderen. Dit zet bijgevolg druk op de budgetten voor ontwikkelingshulp.
Er kunnen tevens geen verdragen en handelsakkoorden afgesloten worden (Brooks, 2005, p.
1162). En zeker in een tijd waar terrorisme een grote dreiging vormt, maken zwakke en
gefaalde staten deel uit van de beleidsagenda. Het onbeheerd territorium kan immers een
ideale voedingsbodem vormen voor terreurorganisaties (Rotberg, 2003, p. 2). Om deze
redenen heeft het concept grote invloed gehad op de relaties binnen de internationale
gemeenschap.
Vooral de traditionele industrielanden hebben hierdoor hun beleid aangepast, zeker na de
aanslagen op het World Trade Center in 2001 (Patrick, 2007, p. 644). President Bush
omschreef deze nieuwe visie in zijn National Security Analysis uit 2002: “America is now
threatened less by conquering states than we are by failing ones’’(Het Witte Huis, 2002, p. 1).
Het doel van de nieuwe aanpak is het voorkomen dat het falen van staten een grote invloed
heeft op de regionale en internationale stabiliteit.
Ook de grote internationale organisaties zoals de Verenigde Naties en de Wereldbank zijn
deze visie gevolgd (Patrick, 2007, p. 644). De aandacht gaat niet enkel meer naar traditionele
vredesoperaties waarbij het ging over het stoppen van de vijandigheden. Dit is niet voldoende
10
om permanente stabiliteit te creëren en ervoor te zorgen dat de anarchie geen mogelijkheden
biedt aan radicale bewegingen. De complexiteit van de vredesoperaties nam toe naarmate het
discours veranderde. Er wordt rekening gehouden met de middelen van de staat om het
monopolie op controle terug te winnen. Ook de opbouw van de politieke instellingen, het
promoten van politieke participatie, mensenrechten, publieke dienstverlening en economisch
herstel zijn belangrijke ingrediënten om staten te versterken (Englebert & Tull, 2008, p. 106).
Voor de ontwikkelingslanden zelf bevat deze benadering zowel positieve als negatieve
gevolgen. Enerzijds is het een manier om bijkomende middelen en aandacht te krijgen voor
hun problemen. Anderzijds worden niet de grondoorzaken aangepakt, enkel de symptomen.
Daarom moet bij de toepassing van het concept rekening gehouden worden met de eigenheid
van de situatie. Een one-size-fits-all beleid biedt vaak geen oplossing (Patrick, 2007, p. 645).
Het is moeilijk om een correcte definitie te geven aan het concept “failed state”. Dit komt
omdat het concept toegepast wordt op een hele reeks staten met zeer diverse kenmerken (Call,
2008, pp. 1494-1495). De meest aanvaarde definitie komt van Zartman. Hij omschrijft het
falen van de staat als “het niet langer uitvoeren van de basisfuncties” (Zartman, 1995, p. 1).
Hier kan aan worden toegevoegd dat failed states op een continuüm geplaatst kunnen worden.
Niet elke staat is in gelijke mate gefaald (Patrick, 2007, p. 644).
2.2. Toepassing op Somalië
Het falen van de Somalische staat betekende het verdwijnen van alle staatsstructuren en de
resterende vormen van legitimiteit en autoriteit (Adams, 2004, p. 254). De overheid kon niet
langer haar basisfuncties vervullen. In Somalië was er geen erkende nationale administratie
die echte autoriteit uitoefende, geen juridisch systeem, geen banken- en verzekeringssysteem,
geen post, geen nationale publieke diensten, geen nationale onderwijs- en
gezondheidsprogramma’s, geen nationale politiedienst, geen betrouwbare elektriciteit- en
watervoorzieningen enzovoort (Adams, 2004, p. 254). Daardoor verloor de overheid het
vertrouwen in de ogen van een groeiende meerderheid burgers (Rotberg, 2003, p. 1). Sinds
1991 is de situatie zo goed als onveranderd gebleven (Adams, 2004, p. 254).
De discussie blijft gaande over de oorzaken van het falen van de Somalische staat. Er was een
sterke culturele traditie, eenzelfde taal, eenzelfde religie en een gedeelde geschiedenis van
11
nationalisme. Een mogelijkheid is dat er eigenlijk nooit sprake was van eenheid, dat de
tweedelige kolonisering door Italië en Groot-Brittanië een blijvende breuk heeft veroorzaakt.
Bovendien had de dictator Siad Barre alle democratische middelen afgeschaft, elke nationale
legitimiteit vernietigd, de mensenrechten ernstig geschonden, alle bronnen van inkomen voor
de staat in zijn eigen voordeel gebruikt en ervoor gezorgd dat de clans en subclans
vervreemdden van het nationale gezag. De burgeroorlog volgde en alles wat nog overbleef
van de staat werd vernietigd (Rotberg, 2003, pp. 11-12).
Somalië wordt niet enkel een gefaalde staat genoemd, maar ook een ineengestorte staat. Dit is
de extreme vorm van een gefaalde staat. Veiligheid wordt bepaald door de macht van de
sterkste. Er was een totaal autoriteitsvacuüm (Rotberg, 2003, pp. 9-10). Somalië is de enige
staat waar deze situatie zo lang aanhield (Call, 2008, p. 1501). Er zijn verschillende pogingen
gedaan om opnieuw een centrale organisatie tot stand te brengen. Sinds de centrale overheid
faalde in januari 1991 zijn administraties opgericht die publieke functies uitvoeren in
Somaliland (1991), Puntland (1998) en door de Transitional National Government (TNG)
(2000) en de Transitional Federal Government (TFG) (2004) in Mogadishu (Bradbury,
Menkhaus & Marchal, 2001, p. 18). Maar de controle was niet absoluut. Er bleef een
mentaliteit van anarchie en een sfeer van wanorde, die ideaal was voor terreurnetwerken
(Rotberg, 2003, p. 10).
De nood bestaat om een overeenkomst te vinden over een nieuwe staatsvorm. De manier
waarop dit gebeurt zal de toekomst en de legitimiteit van de staat bepalen. Als dit proces niet
op een inclusieve manier plaatsvindt, kan verder conflict niet uitgesloten worden. Alle actoren
die de taken van de staat hebben overgenomen, moeten bij het proces betrokken worden (Call,
2008, p. 1501).
2.3. Indicatoren van Rotberg
Ondanks de onduidelijkheden rond het concept is door een aantal auteurs geprobeerd een
verzameling gemeenschappelijke indicatoren te onderscheiden. Hier wordt gekozen voor het
kader van Rotberg (Call, 2008, pp. 1494-1495). Rotberg onderscheidde een aantal indicatoren
die de diverse gefaalde staten gemeenschappelijk hebben.
12
De eerste indicator is de aard van het conflict. Het is niet de intensiteit van het conflict die
bepaald of een staat als gefaald beschouwd wordt. Het gaat om een chronisch conflict dat
vaak tegen de overheid is gericht. Een conflict dat de hele regio destabiliseert. Daarenboven
wordt het gerechtvaardigd door de vraag naar autonomie of macht vanwege de
opstandelingen.
Ten tweede heeft de burgeroorlog vaak een etnische, linguïstische, religieuze oorsprong. Het
is de angst en afkeer voor de anderen die het conflict drijft.
Ten derde is er een grote verdeeldheid tussen de verschillende gemeenschappen. Er is een
grote vraag naar autonomie en eigen administraties. Dit is geen grondoorzaak van het conflict,
maar levert wel een grote bijdrage.
Ten vierde worden delen van de bevolking uitgesloten op basis van etnische verschillen, angst
om macht te verliezen of vijandigheden tussen gemeenschappen.
Ten vijfde slagen gefaalde staten er niet in om de perifere gebieden te controleren. De macht
beperkt zich vaak louter tot de hoofdstad.
Ten zesde slaagt de overheid er niet in om de veiligheid te garanderen. Zeker wanneer
tegenstanders van de centrale overheid de wapens opnemen, wordt de zwakte van de staat
duidelijk.
Ten zevende is er sprake van meer crimineel geweld. Om zichzelf te beschermen, keren
burgers zich naar warlords of andere sterke figuren. De staat verliest dus haar taak als
leverancier van het belangrijkste politieke goed, veiligheid.
Ten achtste werken de instellingen niet meer naar behoren. De wetgevende en rechtgevende
macht zijn onbestaande of werken in opdracht van de uitvoerende macht. Het leger is vaak de
enige instelling die nog iets van betekenis heeft. Maar de militaire macht is vaak sterk
gepolitiseerd.
Ten negende is er een gebrek aan degelijke infrastructuur. Het kan dat deze taak overgenomen
wordt door private investeerders op informele wijze en zonder controle van bovenaf.
Ten tiende zijn de basisvoorzieningen in grote mate geprivatiseerd op een informele manier.
De kwaliteit laat vaak de wensen over. Het gebrek aan een coherent overheidsbeleid zorgt
ervoor dat bepaalde personen geen toegang krijgen tot basisvoorzieningen en de problemen
toenemen. De gevolgen zijn bijvoorbeeld dat analfabetisme onder volwassen stijgt, de
13
kindersterfte toeneemt, AIDS alle middelen opslorpt, de levensverwachting daalt en armoede
en hongersnood toenemen.
Ten elfde is er een oneerlijke verdeling van de economische winsten. Deze winsten worden
opgestreken door een kleine elite, wat leidt tot ongenoegen bij de rest van de bevolking.
Ten twaalfde is er sprake van corruptie. De aanwezigheid van corruptie betekent niet
automatisch dat het gaat om een gefaalde staat. Maar nergens gaat het over corruptie die in
dergelijke mate destructief is. Het legt grote druk op de al ondermaats presterende economie
doordat een groot deel van de middelen opgeslorpt worden door elites die hier geen recht op
hebben.
Ten dertiende is het Bruto Binnenlands Product (BBP) extreem laag. In veel
ontwikkelingslanden is er sprake van een laag BBP, maar in gefaalde staten gaat het om een
jaarlijkse daling en een groeiende ongelijkheid. Militaire uitgaven zorgen voor grote tekorten.
De inflatie ligt zeer hoog door de niet naar behoren functionerende centrale banken en het
drukken van geld. Vaak wordt de eigen munt vervangen door het in omloop brengen van
andere munten.
De voorlaatste indicator is de economische chaos die leidt tot het verwaarlozen van het land
en bijgevolg tot grote voedseltekorten en hongersnood. Zeker wanneer er natuurrampen of
gewapende conflicten plaatsvinden, vormt dit een grote bedreiging. Alle capaciteiten van de
staat om met deze problemen om te gaan, zijn verdwenen. Wanneer de bevolking geen
mogelijkheid tot voedselvoorziening meer heeft, komen er grote migratiebewegingen op gang
met een groot aantal vluchtelingen en Internally Displaced Persons (IDP’s) tot gevolg. De al
zwakke steunnetwerken worden verlaten. De bevolking wordt dan kwetsbaar voor gelijk wie
voedsel en een levensdoel aanbiedt. Ze keren ze zich bijvoorbeeld vaak naar bepaalde
clanleiders of in het meest extreme geval naar terreurgroepen zoals Al-Shabaab.
Als laatste indicator, geeft Rotberg het gebrek aan legitimiteit van de centrale macht aan.
Bepaalde groepen proberen hun macht uit te breiden binnen de grenzen en zelfs daarbuiten.
Vertrouwen in de centrale macht is verdwenen door het bevoordelen van de elites. De burgers
richten zich naar clans en andere leiders, waarvan sommigen warlords worden (Rotberg,
2003, pp. 5-9).
2.4. Kritiek
14
Ondanks de erkenning dat het concept failed state geholpen heeft om staten die niet degelijk
functioneren onder de aandacht te brengen, ontstond veel kritiek op het concept. Hier worden
de voornaamste argumenten tegen de benadering aangeraakt.
De grootste moeilijkheid is, zoals eerder aangehaald, het vinden van een eenduidige definitie
om toe te passen op zeer diverse problemen en staten. De indicators die aangeboden worden
door bijvoorbeeld Rotberg, Zartman en The Fund for Peace proberen alle staten in een
categorie te deponeren (Call, 2008, pp. 1495-1496). Terwijl deze staten niet te vergelijken
zouden zijn. Het gaat om een te heterogene verzameling aan staten die niet met elkaar
vergeleken kunnen worden. Er zijn te grote verschillen met betrekking tot de bevolking, de
politieke stabiliteit, de effectiviteit van het overheidsbeleid, de legitimiteit van het regime en
de huidige evoluties (Patrick, 2007, p. 647).
Daarnaast wordt er slechts een oplossing gegeven voor de verschillende moeilijkheden. Er
wordt gefocust op herstel van de vorige situatie en de veiligheid. Dit speelt in het voordeel
van diegenen die belang hebben bij een status-quo. Er wordt gefocust op het versterken van
de macht van de staat, maar op die manier worden net de machtsinstrumenten van diegenen
versterkt die mee de oorzaak vormen. Hiermee worden zaken als corruptie, etnische
discriminatie en onderdrukking niet opgelost en zelfs bestendigd (Call, 2008, pp. 1495-1496).
Ook wordt er uitgegaan van een top-down benadering zonder rekening te houden met de
mogelijkheid dat initiatieven vanuit de gemeenschap een betere oplossing kunnen bieden voor
de grondoorzaken (Newman, 2010, p. 306). De indicatoren zouden teveel een extern
opgelegde test voorstellen. De standaard waarmee vergeleken wordt zou teveel het Westers
model weerspiegelen. Er wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat er andere
organisatievormen bestaan (Call, 2008, pp. 1495-1496).
Als voorlaatste argument wordt gewaarschuwd dat door een eenzijdige nadruk op
staatsopbouw en goed functionerende instellingen democratisering en vrede wellicht
verwaarloosd worden. Middelen worden gegeven aan een corrupte regering in de naam van
staatsopbouw louter om de internationale veiligheid te waarborgen. Dit zonder rekening te
houden met de verbetering voor de nationale bevolking.
Ten slotte lijkt men ervan uit te gaan dat er ooit wel een sterke staat aanwezig was. Vooral in
Afrika was dit vaak niet het geval. De staten zijn een creatie van de Europese kolonisatie en
de plotse dekolonisering na de Tweede Wereldoorlog. Te verschillende politieke
15
gemeenschappen bevinden zich binnen de grenzen, wat de institutionele ontwikkeling verder
bemoeilijkt (Patrick, 2007, p. 647).
2.5. Methodologie
Maar ondanks deze terechte kritiek, wordt hier toch voor de benadering ‘failed state’ gekozen.
De reden hiervoor is dat het een handige toetssteen blijft om de vooruitgang van landen op af
te wegen, met als voorwaarde dat de eigenheid van de situatie niet verwaarloosd wordt. Er
wordt hier niet vanuit gegaan dat, ondanks het feit dat de verschillende landen als gefaald
beschouwd worden, er dezelfde oplossing moet geboden worden. In alle pogingen tot
categorisatie worden terechte problemen aangeduid, niet enkel voor de internationale
gemeenschap maar zeker ook voor het land zelf. Op welke manier een oplossing geboden
wordt, staat daarom nog niet vast. Somalië voldoet aan alle kenmerken van een failed state.
Zoals eerder aangehaald, is dit geen statisch gegeven. Het is de bedoeling om na te gaan op
welke indicatoren verbetering is geboekt. Een duidelijk beeld kan op die manier gevormd
worden van de stand van zaken.
Er werd in de masterproef gekozen voor een opdeling van de indicatoren van Rotberg in een
aantal categorieën. Er bestaat een logische samenhang tussen een aantal indicatoren. Dit
vergemakkelijkt de analyse. Elke indicator op zich bespreken zou tot een onoverzichtelijke
conclusie van de gemaakte vooruitgang leiden. De categorieën zijn: de onmogelijkheid om de
veiligheid te garanderen, de informaliteit in de economie en dienstverlening, de verdeeldheid
tussen de verschillende gemeenschappen en het niet functioneren van de centrale instellingen.
Op basis van het zespijlerbeleid van president Mohamud zal over de categorieën een oordeel
geveld worden.
Het is een zeer moeilijke onderneming om bronnen te vinden over de huidige evoluties in het
land. Officiële overheidsdocumenten zijn vaak onbestaande of ongestructureerd. Hier wordt
wel in zo groot mogelijke mate gebruik van gemaakt. Beschouwende wetenschappelijke
literatuur is nog niet voorhanden. Lokale krantenartikels of opiniestukken van lokale analisten
zijn meestal de meest efficiënte manier om bijkomende informatie te bekomen.
16
3. Aanloop naar de hedendaagse situatie voor de komst van Al-Shabaab
Om de huidige situatie te begrijpen is het nodig om inzicht te krijgen in de aard en het
verleden van de Somalische staat. Het ineenstorten van de staat is verbonden met de
gewapende conflicten. Hier wordt een kort overzicht weergegeven van de geschiedenis van
het land (De Groof, 2010, p. 121). Siad Barre kwam in 1969 aan de macht in Somalië. Barre
zocht absolute controle en verbood elke vorm van civil society en de traditionele clanpolitiek
(Colletta & Cullen, 2000, p.58). Barres dictatoriaal regime riep steeds meer protest op bij de
bevolking. Dit leidde tot het ontstaan van verschillende oppositiegroepen (De groof, 2010, p.
121). Deze groepen waren verdeeld langs de clanbreuklijnen (Gajraj, Sardesai & Wam, 2005,
p. 20). De Somalische samenleving wordt dan ook sinds lange tijd verdeeld door de
clanbreuklijnen. De samenleving bestaat voornamelijk uit de clans Darod, Hawiye,
Rahanweyn en Dir. Daarnaast zijn er nog enkele minderheden. Deze clans zijn dan nog eens
onderverdeeld in sub en sub-subclans. De clanbreuklijnen vormen een bron van conflict
(Gajraj et al., 2005, p. 7). De verschillende clans hadden tijdens het regime van Barre echter
allemaal hetzelfde doel, de dictator uit de weg ruimen (Gajraj et al., 2005, p. 20). Tijdens de
laatste maanden van zijn regime kreeg Barre de bijnaam ‘burgemeester van Mogadishu’,
omdat zijn macht zich namelijk beperkte tot de hoofdstad. Aideed, toen een machtige
krijgsheer, beval zijn troepen binnen te vallen in de hoofdstad en uiteindelijk werd Barre
verdreven (De Groof, 2010, p. 121). Het plotse ineenstorten van een internationaal erkend
regime zonder dreiging van buitenaf was een unieke gebeurtenis (Colletta & Cullen, 2000, p.
60).
Na de val van Barre, ontstond een strijd tussen de clans die hadden samengewerkt om de
dictator te verdrijven (De Groof, 2010, p. 121). Barre had geprobeerd om de clanpolitiek te
vernietigen, maar eens hij er niet meer was, werd de competitie om rijkdommen en macht
hervat. Hiervoor mobiliseerden de verschillende clans hun troepen (Gajraj et al., 2005, p. 7).
Een van de clanleiders, Mahdi, benoemde zichzelf tot het nieuwe hoofd van Somalië. De
internationale gemeenschap en de andere krijgsheren erkenden zijn regering niet (Bradbury,
Menkhaus & Marchal, 2001, p. 214). Uiteindelijk brak er een groot conflict uit tussen de
warlords Mahdi en Aideed. In de hoofdstad leidde dit tot een burgeroorlog. Er was een enorm
verlies aan mensenlevens en de vernieling aan de infrastructuur was desastreus. Het conflict
breidde zich snel uit naar het zuiden van het land. Verschillende clans konden belangrijke
stedelijke en landelijke gebieden veroveren en de bevolking werd verdreven of gebruikt als
slaven. De interne vluchtelingen werden gedwongen naar nieuwe gebieden te verhuizen en
brachten ook daar veranderingen teweeg (Gajraj et al., 2005, p. 7). Daarnaast trachtten veel
17
burgers te vluchten naar de naburige landen. Er ontstond een absoluut machtvacuüm en
Somalië wordt sindsdien een collapsed state genoemd (De Groof, 2010, p. 121).
Vanaf het ineenstorten van de Somalische staat ging de internationale gemeenschap over van
intense interventie tot het compleet negeren van de problemen in Somalië (Human Rights
Watch, 2008, p. 86). Eerst waren de Verenigde Naties massaal aanwezig, daarna was Somalië
slechts een vergeten crisis (De Groof, 2010, p. 119). Het duurde bovendien lange tijd
vooraleer de internationale gemeenschap voor het eerst actie ondernam. Pas in 1992 kwam er
een resolutie van de Veiligheidsraad waarin de internationale gemeenschap haar bezorgdheid
uitdrukte voor de verslechterde situatie. Er werd ook een wapenembargo ingesteld,
gelegitimeerd door hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties. In een volgende
resolutie ontstond UNISOM en werd een VN-operatie gestart (De Groof, 2010, p. 128). De
interventie had tot doel de door honger getroffen bevolkingen bij te staan en de Somalische
staat opnieuw op te bouwen (De Groof, 2010, p. 119). De interventie duurde van 1992 tot
1995, maar faalde volledig (Human Rights Watch, 2008, p. 86). Het gebrek aan inzicht in de
situatie en de strijd tussen de verschillende krijgsheren en clans waren de oorzaken van de
mislukking. Enkel door met de gewapende groepen samen te werken, konden sommige
hulpbehoevenden nog bereikt worden (Colletta & Cullen, 2000, p. 61; De Groof, 2010, p.
122). Na deze interventie trok de internationale gemeenschap zich terug (De Groof, 2010, p.
119). De ervaringen van UNISOM leidden ertoe dat de internationale actoren zich niet meer
wilde mengen in de interne conflicten in Somalië. Ook het wapenembargo werkte niet. De
daarop volgende jaren werden nog enkele vredesconferenties gesteund met het oog op een
staakt-het-vuren, maar zonder veel effect (Human Rights Watch, 2008, p. 87). Er werden ook
geen resoluties meer opgesteld in de Veiligheidsraad (De Groof, 2010, p. 130).
Nadat de Verenigde Naties Somalië in 1995 verlieten, benoemde Aideed zichzelf tot
staatshoofd van Somalië. Ook deze krijgsheer kreeg geen erkenning van de internationale
gemeenschap en de andere krijgsheren. Verschillende andere krijgsheren volgden het
voorbeeld van Mahdi en Aideed en benoemden zichzelf tot staatshoofd. Tot 2000 slaagde
niemand erin om erkenning te krijgen. In het zuidelijke en centrale gedeelte van Somalië bleef
de chaos voortduren. In het noorden daarentegen werden ondertussen verschillende autonome
regionale administraties opgericht (De Groof, 2010, p. 122). In 2000 werden uiteindelijk de
Transitional National Assembly (TNA) en de Transitional National Government (TNG)
opgericht (Bradbury, Menkhaus & Marchal, 2001, p. 215). De TNG werd gecreëerd tijdens
een vredesconferentie in Djibouti met steun van de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie, de
Europese Unie en de Verenigde Staten. Abdiqasim Salad Hasan werd aangesteld als president
(Tack, 2012, 16 juli). Het was van 1991 geleden dat Somalië nog een regering had gekend die
18
steun kreeg van de internationale gemeenschap (De Groof, 2010, p. 125). De TNG kreeg
echter veel protest van de verschillende gewapende groepen omwille van een gebrek aan
representativiteit en legitimiteit. De regering kon slechts een beperkt aantal regio’s
controleren (De Groof, 2010, p. 123).
Na de aanslagen op het World Trade Center in de Verenigde Staten, was er hernieuwde
aandacht voor Somalië, zowel van de media als van regionale en internationale organisaties.
Deze hernieuwde bezorgdheid om de Somalische situatie kwam er niet uit bekommernis voor
de bevolking, maar wel omwille van de internationale en regionale veiligheid. Somalië kon
immers een voedingsbodem worden voor onder andere terrorisme en piraterij. Deze
problemen zouden zich kunnen uitbreiden tot buiten Somalië (De Groof, 2010, p. 119). Er
werden opnieuw resoluties gestemd, vooral met het oog op het handhaven van het
wapenembargo. Die pogingen tot handhaving bestonden echter voornamelijk uit
waarschuwingen en veroordelingen. Deze methode bleek niet zeer effectief (De Groof, 2010,
pp. 130-131).
Nadat het mandaat van de TNG in 2003 afliep, werd in 2004 de Transitional Federal
Government (TFG) met het Transition Federal Charter als leiddocument. Ook deze regering
kreeg te maken met veel protest van oppositiegroepen (De Groof, 2010, p. 123). De TFG
moest aanvankelijk haar taken uitvoeren vanuit Kenia door de onveilige situatie in Somalië
zelf (Tack, 2012, 16 juli).
Tegelijkertijd met het ontstaan van deze regering was er de opkomst van de Unie van
Islamitische rechtbanken. Deze slaagden er snel in een groot gebied te controleren, vooral in
Centraal- en Zuid-Somalië. Ze hadden hun succes waarschijnlijk te danken aan het feit dat ze
voor het eerst in vijftien jaar erin slaagden orde, vrede en recht te brengen. Bovendien werden
ze gezien als de eerste legitieme autoriteiten omdat ze niet van bovenaf waren opgelegd.
Integendeel, het was een grassroots beweging die erin slaagde de functies van een overheid
op degelijke manier uit te voeren. In het begin kon de TFG niet op veel internationale steun
rekenen. Maar door de steeds groter wordende macht van de Islamitische Rechtbanken
ontstond de vrees dat het radicaal Islamisme zich zou uitbreiden naar andere landen. Er werd
ingegrepen door het Ethiopische leger in 2006. Deze interventie was allesbehalve succesvol,
maar de TFG kon zich wel in Mogadishu manifesteren met hulp van de Ethiopische troepen
en keerde terug vanuit Kenia. De Unie van Islamitische rechtbanken trok zich terug uit de
gecontroleerde gebieden. De harde kern van de Islamisten, Al-Shabaab, koos vervolgens voor
een guerrillastrijd om terug te keren naar de hoofdstad en de omliggende gebieden (De Groof,
19
2010, p. 123). Onder toestemming van de Veiligheidsraad kwam de Afrikaanse vredesmissie
(AMISOM) in 2007 aan in Somalië. Helaas bleef de situatie onveranderd.
In 2008 werden vredesonderhandelingen gehouden met de gematigde vleugel van de Unie
van Islamtische Rechtbanken in Djibouti. Er werd een nieuwe regering aangesteld en er
kwam een nieuwe president, Sheikh Sharif Ahmed. Hij was de leider van de gematigde
vleugel van de Unie van Islamitische rechtbanken. Ethiopië trok zich in 2009 terug uit
Somalië onder druk van de internationale gemeenschap. Ondanks de aanvankelijke steun
zagen de Verenigde Staten in dat de interventie voor meer chaos zorgde en de steun voor Al-
Shabaab aanmoedigde. Het vertrek van het Ethiopische leger bood een kans op nieuwe
onderhandelingen en uiteindelijk op een oplossing voor de ineengestorte staat. Doch
bemoeilijkten verschillende factoren dit proces. Ten eerste was Al-Shabaab geen voorstander
van de vredesonderhandelingen. Ten tweede waren er interne moeilijkheden binnen de
regering. Ten derde konden de TFG en AMISOM de leegte die het Ethiopische leger had
achtergelaten niet opvangen en ontstond er opnieuw een machtsvacuüm dat opgevuld werd
door Al-Shabaab. Derhalve kwam van een nieuw vredesproces niet veel terecht (De Groof,
2010, p. 124).
20
4. De opkomst van Al-Shabaab
4.1. Wortels
Militante Islam bestaat in Somalië al sinds verschillende decennia (Shinn, 2011, p. 204), maar
niet in dezelfde mate als in de buurlanden in de Hoorn van Afrika (Menkhaus, 2002, pp. 109-
110). In 1960 werd een korte poging ondernomen tot democratie. Maar Barre installeerde in
1969 een militaire dictatuur gebaseerd op nationalisme. Daarbij werd, zoals eerder vermeld,
gepoogd het clansysteem te vernietigen. Militante Islam had geen invloed op de politiek
tijdens het regime van de dictator.
Na de val van het regime in 1991 heerste een ideologisch en politiek vacuüm. Warlords van
verschillende clans namen het voortouw. Ze slaagden erin om stand te houden in de eerste
vijftien jaar van de burgeroorlog, maar ze konden hun clans niet van veiligheid voorzien. Dit
zorgde ervoor dat er opnieuw werd gezocht naar andere oplossingen. Het ideologisch vacuüm
werd voor een deel opgevangen door het opnieuw opleven van religie. Religie als politieke
ideologie bleef over, hoewel de clans ook een belangrijke rol bleven spelen. Het gebruik van
religie als discours zorgde ervoor dat een beweging als Al-Shabaab op steun kon rekenen van
de bevolking bij wie religieuze symbolen al belangrijk waren geworden na het ineenstorten
van de staat. Religie bracht hoop in tijden van onzekerheid en onveiligheid na het uitbreken
van de burgeroorlog. Religieuze instellingen brachten hulp, terwijl hulp van andere bronnen
ontbrak. Religie werd gebruikt en misbruikt als instrument voor politieke controle (Hansen,
2013, pp. 3-4). Het bood een ideale voedingsbodem voor militante Islamitische bewegingen.
Sommige hadden enkel een nationale agenda, andere, waaronder Al-Shabaab hadden een
internationale agenda en ondervonden invloed van buitenlandse actoren (Shinn, 2011, p. 204).
Al-Shabaab maakte deel uit van de Unie van Islamitische rechtbanken, die de macht grepen in
Mogadishu in 2006 (Human Rights Watch, 2010, p. 2). De Unie van Islamitische
Rechtbanken startte als een alternatieve vorm van een traditioneel Islamitisch gerechtelijk
mechanisme. Dit werd de basis voor het institutionaliseren van een radicaal terreurnetwerk.
Toen de Unie van Islamitische rechtbanken ontmanteld werd door de Ethiopische militaire
operatie, liet dit een machtsvacuüm open voor het opkomen van Al-Shabaab (Sharamo, 2011,
p. 3). De Ethiopische militaire interventie dwong de leiders van de Unie in ballingschap.
Uiteindelijk zouden veel gematigden toetreden tot de regering van president Sharif. De
strijders van Al-Shabaab zetten het gevecht verder en werden de sterkste oppositiegroep,
21
vooral in het zuiden van het land. De groep verzette zich op een succesvolle manier tegen het
onpopulaire Ethiopische leger (Human Rights Watch, 2010, p. 14). De interventie van
Ethiopië was doorslaggevend om een grote rekruteringsbasis te creëren. Daarbij moet wel
opgemerkt worden dat Al-Shabaab al opgericht was voor de Ethiopische tussenkomst, maar
de interventie vergemakkelijkte de groei van de organisatie. Ook de corruptie van de door het
Westen gesteunde regering onder Sharif zorgde voor een nieuwe rekruteringsbasis (Hansen,
2013, pp. 5-6).
4.2. Karakteristieken
Al-Shabaab betekent “de jeugd” in het Arabisch. Al-Shabaab bestaat uit verschillende fracties
die samenwerken voor dezelfde doelen, namelijk het verslaan van de Afrikaanse vredesmissie
en de centrale regering en het opleggen van de Sharia. De groep werd erkend als een
terreurorganisatie door de Verenigde Staten en andere Westerse en regionale regeringen
(Human Rights Watch, 2010, pp. 14-15). De Verenigde Naties vaardigden Resolutie 1844 uit
en de Europese Unie kaartte het probleem aan in een verordening van de Raad. Al-Shabaab
won aandacht van de internationale gemeenschap door zelfmoordaanslagen, de aanwezigheid
van buitenlandse strijders, de banden met Al-Qaeda, de aanslagen op Kampala, de
opleidingen die gegeven werden aan buitenlandse Islamisten in bijvoorbeeld Kenia en Nigeria
en de trainingskampen voor Somalische jongeren. Er werd ook contact gelegd met de
diaspora, wat de internationale gemeenschap in verhoogde staat van alertheid bracht. Het
extremisme en het radicaliseren van de massa vormen een belangrijke basis voor terrorisme.
Bovendien onderdrukt Al-Shabaab de bevolking door angst en nog ongeziene terreurtactieken
(Hansen, 2013, pp. 2-3).
De groep gebruikte vooral radio en televisie als communicatiekanalen, maar door het verlies
aan gebieden verminderde hun bereik. Om die reden zijn ze overgeschakeld op het internet
om hun boodschappen over te brengen. Vooral Twitter wordt vaak gebruikt. Het laat hen toe
om moslims over de hele wereld te bereiken en te rekruteren. Daarnaast kunnen ze op die
manier officiële berichten van de Somalische overheid snel betwisten (BBC, 2013, 6
december).
Er is geen zekerheid over het aantal strijders van Al-Shabaab. Sommigen spreken over een
aantal van 5000. Dit betekent een vermindering met ongeveer de helft sinds de groep op haar
22
hoogtepunt was (Dersso, 2013, 8 oktober; Mc Connell, 2013, 1 oktober). Anderen spreken
nog altijd van 7000 tot 9000 strijdkrachten (BBC, 2014, 16 mei). Al-Shabaab bestaat vooral
uit jonge Somaliërs. De motivaties om deel te nemen zijn divers. Het gaat om financiële
redenen, gedwongen rekrutering, kiezen voor de waarschijnlijke winnaar, anti-Ethiopische
visies, voorkeur van de clan waartoe men behoort, een rechtvaardige justitie opzetten door het
opleggen van de Sharia of vechten voor de jihad (Hansen, 2013, pp. 2-3). Daarnaast zijn er
ook veel buitenlandse strijdkrachten aanwezig. Deze buitenlanders worden vooral
gerekruteerd in Moslimgedomineerde regio’s in Oost-Afrika, de Golfstaten en de Somalische
gemeenschappen in de Verenigde Staten en Europa (Sharamo, 2011, pp. 2-3). Vooral de
strijdkrachten uit Somalische diaspora, die een dubbele nationaliteit hebben en eenvoudig
kunnen reizen tussen de twee landen, zorgen voor bezorgdheid bij bepaalde Westerse
overheden. Wanneer de leden van de diaspora naar hun nieuwe landen terugkeren, kunnen er
“slaapcellen” worden gecreëerd. Maar het belang van deze personen wordt vaak overschat
(Human Rights Watch, 2010, pp. 17-19). Al-Shabaab wordt ook gesteund door groepen uit
landen zoals Afghanistan, Pakistan, Egypte, Soedan, Libanon, Irak, Jemen en Eritrea. Deze
groeperingen nemen ook deel aan het besluitvormingsproces en helpen rekruteren. De groep
werd dus een mix van moslimextremisten vanuit de hele wereld. Het gaat om een zeer
heterogene organisatie. Dit zorgde voor stijgende spanningen tussen de leiders met enkel
nationale agenda’s en leiders met grotere ambities. Vooral in het begin was Al-Shabaab meer
gericht op het creëren van een Islamitische staat, gebaseerd op de Sharia, en het omverwerpen
van de overgangsregering. Maar de laatste jaren wilden de buitenlandse leden de terreurdaden
uitbreiden tot buiten Somalië in de Hoorn, Oost-Afrika en zelfs verder. Mede door de banden
met de voormalig leider van Al-Qaeda in Oost-Afrika, Fazul Abdullah Mohammed, kreeg Al-
Shabaab zowel een interne als externe agenda.
Osama Bin Laden bleef desalniettemin een officiële alliantie weigeren. Dit ondanks de
pogingen hiertoe van leider Ahmed Abdi Godane die de harde lijn verdedigde. Hoewel er dus
absoluut geen sprake was van een formeel bondgenootschap, werd door het bombarderen van
Kampala in 2011 de vrees in het Westen bevestigd dat de buitenlandse leden de discussie
gewonnen hadden en er gehandeld werd in overeenkomst met de globale agenda van Al-
Qaeda. Al-Shabaab werd vanaf dat moment niet enkel als een bedreiging voor de veiligheid
van het land zelf gezien, maar ook voor de regio rond Somalië (Sharamo, 2011, pp. 2-3).
Hoewel de capaciteit om te interveniëren in de complexe, Somalische situatie in vraag gesteld
werd door critici, bestond de vrees dat Al-Qaeda meer en meer zou interveniëren in de interne
aangelegenheden van Somalië en dat Al-Shabaab de aanvallen zou uitbreiden naar de
naburige landen (Human Rights Watch, 2010, pp. 17-19).
23
In februari 2012 werd de band dan toch officieel bevestigd via een gezamenlijke
videoboodschap door de leider van de radicale fractie Ahmed Abdi Godane waarin hij trouw
beloofde aan het nieuwe hoofd van Al-Qaeda na de dood van Osama Bin Laden, Ayman Al-
Zawahiri (BBC, 2014, 16 mei). Godane bleef de verbondenheid met Al-Qaeda en andere
globale Jihadbewegingen benadrukken om drie redenen: ten eerste is het een
propagandamiddel,ten tweede dient het om hun tactische positie te verduidelijken en ten
derde is het een rekruteringsmiddel (Sharamo, 2011, p. 4). De eenheid werd bewaard ondanks
de verschillende motivaties en de geruchten over de interne machtsstrijd en de aankomende
splitsing. De gedeelde ideologie heeft er lang voor gezorgd dat de groep niet uiteengevallen is
en dat subgroepen ervoor kozen om in de organisatie te blijven (Hansen, 2013, pp. 2-3).
Hierin kwam verandering toen in juni 2013 een van de voormalige leiders, Sheikh Hassan
Dahir Aweys, zich overgaf aan de Somalische overheid. In tegenstelling tot de radicale en
globale visie van Godane, stond hij voor een sterk Somalisch nationalisme gebaseerd op de
Islam. Bovendien hechtte hij veel belang aan de publieke opinie. Hij geen militaire
overwinning zonder steun van de bevolking. De overgave gaf aan dat de interne strijd
gewonnen was door de radicale fractie die hun militaire campagne wilde opvoeren om een
Islamitische staat op te richten in de Hoorn van Afrika. Er waren geruchten dat de jongere
generatie definitief de kant hadden gekozen van Godane en zich gekeerd hadden tegen
Aweys. Ibrahim Al-Afghani, de medeoprichter van de Al-Shabaab en dichte bondgenoot van
Osama Bin Laden, was al gedood was door de radicale fractie. En Mukhtar Robow, de
voormalige woordvoerder, was gevlucht en bijgevolg was alle concurrentie voor de
leiderspositie van Godane uitgeschakeld. Het voormalig collectieve leiderschap maakte plaats
voor zijn autoritair bevel. Velen verwachtten dat het conflict na deze gebeurtenissen zou
escaleren omdat Godane duidelijk wou maken dat de interne machtstrijd voorbij was en dat
Al-Shabaab nog steeds een bedreiging vormde. Het valt nog af te wachten of zijn autoritair
leiderschap zijn legitimiteit niet zal ondermijnen als leider van de jihad in Zuid-Somalië.
Bovendien kan de moord op Al-Afgani zijn band met Al-Qaeda verzwakken (Chothia, 2013,
4 juli).
4.3. Financiering
Een sterke economische en financiële basis is belangrijk voor het bereiken van de
doelstellingen. Al-Shabaab kreeg donaties van sympathisanten in de Golfstaten, de Hoorn van
24
Afrika en van diaspora uit de hele wereld (Sharamo, 2011, pp. 3-4). De groep opereerde ook
en voornamelijk via een belastingssysteem. Er werden belastingen geheven via de controle
van luchthavens en zeehavens en op goederen en diensten. Bijvoorbeeld de export van suiker
en houtskool werd belast. Ook werden vergoedingen gevraagd aan verschillende
controleposten (Rice, 2011, 16 augustus). Verder werd veel geld opgehaald via piraterij en de
heffingen op en het onderscheppen van humanitaire hulp. Er werd ook gespeculeerd dat Al-
Qaeda financiële steun had verleend. Deze speculatie vond zijn oorsprong in het feit dat Fazul
Mohammed bij zijn dood 41 000 dollar bij zich had samen met communicatiemiddelen en
GSM’s (Sharamo, 2011, p. 4).
Op dit moment zijn de inkomsten evenwel fel gedaald door het verlies aan gecontroleerde
gebieden waar belastingen kunnen worden geïnd. Vooral de nederlaag in Kismayo was
nadelig voor de inkomsten. Daar werden het grootste aandeel van de belastingen op houtskool
vergaard. Hierdoor wordt gespeculeerd dat Al-Shabaab nooit meer dezelfde bedreiging kan
vormen als voorheen (BBC, 2012, 31 mei).
4.4. Beleid in de gebieden onder de controle van Al-Shabaab
De rapporten van de Human Rights Watch zijn een goede bron om de
mensenrechtenschendingen te analyseren, aangezien deze voornamelijk steunen op
getuigenissen van vluchtelingen die de situatie zelf meegemaakt hebben. Ondanks de ernstige
mensenrechtenschendingen, moeten zelfs critici toegeven dat Al-Shabaab in de
gecontroleerde regio’s rust en orde brengt (Human Rights Watch, 2010, p. 2).
Maar Al-Shabaab creëert tegelijkertijd een klimaat van angst. In de door Al-Shabaab
gecontroleerde gebieden wordt een extreme vorm van de Islamitische wet toegepast (Human
Rights Watch, 2012, p. 3). Personen die het beleid van de organisatie zouden willen
bestrijden, doen dat vaak niet uit angst voor de harde straffen. Deze straffen houden onder
andere onthoofdingen, executies en folteringen in, vaak zonder proces (Human Rights Watch,
2012, p. 1). Er wordt enorme controle uitgeoefend op het persoonlijke leven en er wordt
getracht een beleid uit te stippelen om gepercipieerd immorele zaken en gewoonten te
bannen. Opstand tegen dit beleid wordt niet aanvaard, aangezien de leden van Al-Shabaab
geloven dat ze op missie zijn voor God en dus enkel zij macht mogen uitoefenen. Bovendien
25
wordt geweld gebruikt om het soefisme tegen te gaan. Dit is de strekking van de Islam die het
Somalische volk traditioneel volgde.
Somalische vrouwen werden al in hun rechten beperkt, maar Al-Shabaab zorgt voor een groot
aantal nieuwe beperkingen. Vrouwen worden bijvoorbeeld gedwongen om een specifieke
soort van Abaya te dragen, vervaardigd uit een uitzonderlijk zware en dure stof. Velen
kunnen dit niet betalen. De Abaya is een Islamitisch gewaad dat enkel de handen, voeten en
het gezicht vrijlaat. Bovendien mogen vrouwen niet langer aan commerciële activiteiten
deelnemen. Vrouwen worden ook getroffen door het periodisch toepassen van decreten, die
de macht en straffeloosheid van lokale leiders benadrukken. Er is dus een gebrek aan een
coherent beleid. Ook worden er algemene regels opgesteld die vrouwen en mannen scheiden
in het openbaar. Bovendien moeten vrouwen altijd begeleid worden door een man.
Al-Shabaab is daarnaast uitzonderlijk streng voor personen die beschuldigd worden van
misdaden waarvoor de heilige Islamitische teksten bepaalde straffen opleggen (Human Rights
Watch, 2010, pp. 23-32).
Scholen worden zwaar getroffen door de terroristische aanvallen van Al-Shabaab. De
leerlingen en leerkrachten worden onderworpen aan de bombardementen en soms wordt er
geïntervenieerd in het lesgeven. Bijgevolg vluchten de leerkrachten en verlaten de leerlingen
het onderwijs. Er wordt in grote mate gerekruteerd door de organisatie, zelfs kinderen worden
gebruikt (Human Rights Watch, 2012, p. 3).
26
5. Na de terugtrekking van Al-Shabaab uit Mogadishu
5.1. Het Kampala akkoord
Op 9 juni 2011 werd het Kampala akkoord ondertekend door de president van de
overgangsregering en de voorzitter van het federale overgangsparlement. De samenkomst
werd begeleid door president Museveni en de gezant van de Secretaris-Generaal van de
Verenigde Naties Augustine Mahiga. De bedoeling was om een einde te brengen aan de
transitieperiode zoals afgesproken in Djibouti en volgens het Transitional Federal Charter.
De overgangsperiode werd voor een laatste maal verlengd voor twaalf maanden om de nodige
voorbereidingen te kunnen treffen. Vóór 20 augustus 2012 zouden de president en de
parlementsvoorzitter moeten gekozen zijn. Om de transitie te begeleiden werd een nieuwe
regering gekozen (UNPOS, 2011, pp. 1-2).
5.2. De roadmap voor het einde van de transitieperiode in Somalië
Het mandaat van de overgangsregering liep normaal af in 2011. Zoals eerder vermeld, was dit
in Kampala nog met een jaar verlengd (Tack, 2012, 16 juli). De transitieperiode zou
uiteindelijk eindigen op 20 augustus 2012. Daarom werden vooraf conferenties georganiseerd
om een roadmap te ontwerpen om die tussenperiode te begeleiden. De belangrijkste taken
voor de komende twaalf maanden werden bepaald. Al-Shabaab was teruggetrokken uit de
hoofdstad en het land kreeg op dat moment veel internationale aandacht door de hernieuwde
humanitaire crisis. Dit betekende een uitgelezen kans om de clantegenstellingen te overstijgen
en de toewijding aan de vooruitgang te bewijzen. De eerste conferentie bracht leden van de
overgangsregering, het overgangsparlement en de autonome regio’s samen. Op de tweede
conferentie werd ook de civil society betrokken: vrouwen, jongeren, de economische elite,
religieuze leiders, clanoudsten en de diaspora. De belangrijkste onderwerpen op deze
conferenties waren veiligheid, het ontwerp voor een nieuwe grondwet, nationale verzoening
en good governance.
27
De nood aan verandering werd sterk benadrukt. De overgangsregering had weinig
vooruitgang kunnen boeken en het parlement werd gekenmerkt door clanrivaliteit die
beslissingen over belangrijke onderwerpen tegenhield (Otto, 2012, 10 augustus). De TFG
controleerde nauwelijks territorium buiten de hoofdstad Mogadishu. Bovendien was de
overgangsregering niet verkozen. Het was een product van onderhandelingen in Djibouti
tussen gewapende groepen, voormalige warlords, internationale actoren en een aantal leden
van de civil society. Dit zorgde voor een gebrek aan legitimiteit. De TFG was sterk
afhankelijk van buitenlandse militaire hulp (IRIN, 2012, 22 februari). Dat er op
veiligheidsvlak een verbetering te merken was, lag vooral aan externe actoren (Otto, 2012, 10
augustus). De verbeterde veiligheidssituatie werd bewerkstelligd door de samenwerking
tussen de Somalia National Security Forces (SNSF), AMISOM, de Ethiopian National
Defence Forces (ENDF) en de internationale partners. De tijdelijke verbetering inzake de
veiligheidssituatie moest aangehouden worden en een nieuwe benadering, die het land op weg
kon zetten naar duurzame vrede, moest ontworpen worden (Afrikaanse Unie, 2013, p. 1).
De definitieve roadmap werd aangekondigd in Mogadishu op 6 september 2011. Het werd
voorgesteld door de eerste minister, de leiders van Puntland en Galmudug, het hoofd van de
Ahlul Sunnah wal Jamaa’ah militiegroep (ASWJ), de Verenigde Naties, vertegenwoordigers
van de Arabische Liga, de Afrikaanse Unie (AU) en de Inter-Governmental Authority on
Development (IGAD). De Somalische civil society was ook aanwezig. De roadmap bestond
uit een lange lijst met taken die volgens afgebakende termijnen afgewerkt moesten worden.
Het doel was Somalië op weg helpen naar meer permanente politieke instituties, meer
nationale veiligheid en stabiliteit.
Er kwam veel kritiek vanuit het parlement op de roadmap. Dit was begrijpelijk aangezien er
plannen waren om het aantal parlementsleden drastisch te verlagen en de criteria voor
verkiezing aan te passen. Bovendien werd geargumenteerd dat het proces teveel van buitenaf
gestuurd werd. Sommigen vreesden dat hierdoor de steun voor Al-Shabaab zou gesterkt
worden. Een oplossing voor de blijvende aanwezigheid van Al-Shabaab werd niet gegeven,
ondanks plannen om andere milities te proberen herintegreren in de samenleving. Een andere
kritiek was dat er niet voldoende gefocust werd op de eenmaking van het nationale leger. Op
die manier zou een permanente afhankelijkheid van AMISOM bewerkstelligd worden. Ook
werden vragen gesteld bij het betrekken van het ASWJ en de regio Puntland, terwijl andere
partijen niet aanwezig waren. Dit ondermijnde het doel van politieke eenheid en vertrouwen
in het vredesproces. Er moet wel worden opgemerkt dat, hoewel er nog veel verbetering
mogelijk was, het om het meest inclusieve proces ging dat ooit in Somalië heeft
plaatsgevonden (IRIN, 2012, 22 februari).
28
5.3. De Garowe Principes
5.3.1. De Garowe I principes
De eerste nationale grondwettelijke conferentie werd gehouden in Garowe, de hoofdstad van
de autonome regio Puntland, van 21 tot 23 december 2011. Het werd georganiseerd door de
overgangsregering in samenwerking met de regering van Puntland en gesteund door de
Verenigde Naties onder toezicht van de gezant van de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties Augustine Mahiga. Twee belangrijke thema’s kwamen aan bod.
Ten eerste werd de parlementaire structuur na de transitieperiode afgesproken. Er werd
gediscussieerd over de structuur en het aantal leden van het nieuwe permanente parlement, de
wijze van representatie van de bevolking en de criteria om verkozen te geraken. Het nieuwe
parlement zou aan de slag gaan op 21 augustus 2012. Het aantal leden zou ondanks de kritiek
drastisch verlaagd worden tot 225. Het overgangsparlement bestond uit 550 leden. Twintig
procent van de zetels zouden voor vrouwen gereserveerd worden. Er werd benadrukt dat alle
gemeenschappen, regio’s en deelstaten vertegenwoordigd moesten zijn (UNPOS, 2011, pp. 1-
3). De genomineerden voor het nieuwe parlement zouden onderworpen worden aan een
controle door een onafhankelijke kiescommissie. De grootste moeilijkheid op de conferentie
was de basis voor representatie. De vertegenwoordigers van Puntland wilden dat de leden per
regio en district werden gekozen. De anderen wilden dat de leden per clan werden aangeduid.
De deelnemers waren te verdeeld en uiteindelijk werd de conferentie met een dag verlengd.
De Hawiye en Rahanweyn clans stonden regelrecht tegenover de Darod clan, die in Puntland
de meerderheid had. De andere clans verkozen een status-quo omdat ze vreesden dat het
voorstel van de Darod zou leiden tot een volledige uitsluiting en gebrek aan grondwettelijke
rechten. Er werd uiteindelijk een compromis bereikt door de bemiddeling van United Nations
Political Office for Somalia (UNPOS). Het parlement zou voorlopig gekozen worden op basis
van de 4.5-formule. Dit betekent dat de grootste vier clans met evenveel leden moesten
vertegenwoordigd worden. Een coalitie van minderheidsclans zou door de helft van het aantal
van de grote clans vertegenwoordigd worden. Vanaf 2016 zou overgegaan worden op een
tweekamerstructuur waarbij geen enkel Huis mag gekozen worden op basis van deze formule.
Maar voorlopig werd toch opnieuw het tribalisme verkozen, wat niet bevorderlijk is voor de
29
nationale eenheid. Deze overgangsmaatregelen waren evenwel onvermijdelijk aangezien er
nog geen goed uitgebouwde regionale autoriteiten opgezet waren in Zuid- en Centraal-
Somalië in tegenstelling tot in Puntland. Het voorstel van Puntland was om deze reden
onmogelijk in de praktijk te brengen in deze gebieden. Uiteindelijk leidde de discussie tot een
nieuwe overgangsfase waarbij beide partijen kunnen proberen alsnog hun doelstellingen te
bereiken. In de tussenperiode zal het louter gaan om een gelijkaardig parlement met kleiner
aantal zetels (Weinstein, 2011, 30 december). Als de veiligheidssituatie het toelaat, zal het
parlement vanaf 2016 verkozen worden door directe verkiezingen met een stem per persoon
en gebaseerd op regionale vertegenwoordiging (UNPOS, 2011, pp. 1-3).
Ten tweede werd de goedkeuring van de nieuwe grondwet besproken door een
grondwettelijke vergadering, de National Constituent Assembly (NCA). Er werd een datum
vastgelegd voor het ontwerp van de definitieve grondwet. Een comité van experts zou worden
aangeduid om het ontwerp te onderzoeken en af te wegen of het ontwerp de relaties tussen het
federale en regionale niveau niet aantastte. Bovendien zou het comité proberen om de
grondwet te doen overeenkomen met de bestaande overheidsinstellingen. Het comité zou het
ontwerp vervolgens overdragen aan het NCA. Deze vergadering zou hierover stemmen vóór
22 mei 2012. Voor de verkiezing van het NCA zou eveneens gebruik gemaakt worden van de
4.5-formule. Bovendien zouden dertig procent van de duizend zetels naar vrouwen gaan. Het
NCA zou ontbonden worden na de stemming. Indien de veiligheidssituatie het toeliet, zou
vervolgens een referendum plaatsvinden over het grondwetsontwerp. Na de stemming door
het NCA zou het ontwerp de Provisional Constitution of Somalia genoemd worden.
De compromissen die op deze conferentie werden afgesproken, werden de Garowe Principles
genoemd (UNPOS, 2011, pp. 1-3).
5.3.2. De Garowe II Principes
Van 15 tot 17 februari 2012 werd de tweede nationale grondwettelijke conferentie gehouden
in Garowe. De conferentie werd georganiseerd en bijgestaan door dezelfde leden als bij de
eerste conferentie. Na de eerste conferentie was afgesproken dat een aantal thema’s zeker aan
bod moesten komen. Ten eerste moest het Somalische federalisme worden verduidelijkt. Het
afbakenen van de federale beleidsdomeinen, de financiële transfers naar de regio’s en de
criteria voor de vorming van deelstaten zouden aan bod komen. Bovendien zou speciale
30
aandacht naar het statuut van de hoofdstad Mogadishu gaan. Ten tweede moest er consensus
gevonden worden over de structuur van de uitvoerende macht en de aard van het electorale
systeem. Ten derde moesten de Garowe I principes verder uitgewerkt worden.
In de Garowe I Principes werd het federalisme niet aangekaart. Tijdens de tweede conferentie
werd hier verandering in gebracht. Puntland werd erkend als federale staat. Ook de regio
Galmudug zou deze mogelijkheid kunnen krijgen, maar hiervoor waren nog bijkomende
maatregelen nodig. Er werd benadrukt dat elke staat de mensenrechten moet respecteren.
Bovendien moest bij het vormen van deelstaten een duurzaam verzoeningsproces
plaatsvinden. Een onafhankelijke commissie zou hierop toezien. Het nieuwe federale
parlement zou vervolgens stemmen over de officiële erkenning. Verder werd beklemtoond dat
de financiële overdracht van de centrale overheid naar de deelstaten gebaseerd zou zijn op
gelijkheid tussen de regio’s. De rechten van de deelstaten wat betreft het uitvoeren van hun
beleid zou gerespecteerd worden door de overheid in Mogadishu. Maar een aantal taken
zouden voorbehouden worden voor het federale niveau: buitenlandse zaken, defensie, het
monetair beleid, de natuurlijke rijkdommen, burgerschap en immigratie. Wat betreft de status
van Mogadishu, werd enkel vermeld dat het nieuwe parlement hiervoor verdere wetgeving
zou ontwerpen.
Er werd gekozen voor een parlementair systeem met checks and balances om machtsmisbruik
te voorkomen. De grootste macht zou bij de raad van ministers liggen. Een president zou
dienen als staatshoofd en toezien op de eenheid van het land. De nieuwe grondwet zou de
taakverdeling tussen de regering en de president verder uitwerken. Over het nieuwe electorale
systeem werd opvallend weinig beslist. De verdere details zouden besproken worden door het
nieuwe parlement.
Tenslotte werd de uitwerking van de Garowe I Principes bepaald. Er werd verder
gespecifieerd hoe de leden van het NCA verkozen zouden worden en de criteria voor
lidmaatschap werden bepaald. Voor het NCA zouden clanoudsten en leden van de civil
society 1000 personen nomineren op basis van een aantal criteria en de 4.5-formule. De taken
van de kiescommissie, de Interim Independent Electoral Commission (IIEC), werden verder
afgebakend. Het doel was het onderzoeken van de genomineerden voor het NCA op basis van
objectieve criteria. De commissie was dus niet verantwoordelijk voor het selecteren van de
leden. Om zeker te zijn dat het quotum voor vrouwen in het NCA gehaald zou worden, werd
bepaald dat vrouwen eerst verkozen zouden worden. De tweekamerstructuur van het nieuwe
federale parlement vanaf 2016, zoals bepaald in de Garowe I Principes, werd bevestigd. Het
Lagerhuis zou bestaan uit 225 leden. Het Hogerhuis zou gevormd worden door 54 leden op
31
basis van een nieuwe relatie tussen de deelstaten. Het zou dienen als een tweede mening en
zou erop toezien dat de nationale culturele waarden niet geschonden worden. Het parlement
zou op een gelijkaardige manier verkozen worden als het NCA. Eerst zouden clanoudsten en
leden van de civil society twee personen per parlementszetel naar voor brengen. Vervolgens
zou er eveneens een controle door het IIEC plaatsvinden. Het quotum voor vrouwen moest in
acht genomen worden en bovendien moest de verkiezing van vrouwen ook volgens de 4.5-
formule verlopen (UNPOS, 2012a, pp. 1-6).
De Garowe Principes werden geamendeerd in Galkayo. Daar ontstond de Galkayo
Agreement. Het aantal leden van de NCA werd gereduceerd tot 825. Bovendien werd de 4.5-
formule voor de raad van clanoudsten verduidelijkt. 135 clanoudsten zouden de leden
selecteren met behulp van vertegenwoordigers uit de civil society. Elk van de vier grootste
clans zou gerepresenteerd worden door 30 clanoudsten. 15 leiders zouden de overige clans
vertegenwoordigen. Ook de samenstelling van de verkiezingscommissie werd bepaald. De 17
leden zouden komen van de federale regering, Puntland, Galmudug, het ASWJ en UNPOS
(Adde, 2012, 29 maart). De laatste verandering aan de Garowe Principes vond plaats in Addis
Abeba. Daar werd bijvoorbeeld de tijdlijn geactualiseerd en bepaald dat de clanoudsten
slechts een kandidaat in plaats van twee konden nomineren (UNPOS, 2012a, pp. 2-3).
Het grote probleem met de Garowe Principes is dat de interne verdeeldheid tussen de regio’s
onderling en de centrale overheid niet werd aangepakt. Er was sprake van een gehaast proces
waarbij de externe actoren zoals UNPOS druk moesten uitoefenen om tot een oplossing te
komen. Tegenstrijdige belangen werden samengebracht zonder rekening te houden met de
interne logica van het compromis. Dit kwam bijvoorbeeld zeer sterk tot uiting in de discussie
rond de basis van representatie. De tegenstanders van het voorstel van Puntland kregen vier
jaar om toch nog een federalisme te realiseren op clanbasis. Hierdoor was er eerder sprake
van een nieuwe transitieperiode dan van een permanent politieke kader (Weinstein, 2011, 30
december).
5.4. De Conferentie van Londen
De situatie kon op steeds meer steun rekenen van de internationale gemeenschap. Er waren
nog slechts zes maanden te gaan tot de overgangsperiode eindigde. Het mandaat van de
overgangsregering liep dan definitief af. AMISOM slaagde erin Al-Shabaab steeds verder
32
terug te dringen. Voor het eerst sinds twintig jaar burgeroorlog was er kans op vrede en
stabiliteit. Maar er waren nog veel hindernissen. Enerzijds was Al-Shabaab absoluut nog niet
volledig verslaan. Ze slaagden er nog altijd gemakkelijk in om jonge Somaliërs te rekruteren
in binnen- en buitenland, de leiders hadden nog altijd een grote invloed en de band met Al-
Qaeda werd sterker. Bovendien had de verhoogde militaire actie van AMISOM de
subgroepen van Al-Shabaab sterker bijeen gebracht en was de groep verhard in haar
doelstellingen. Anderzijds waren er steeds meer clanconflicten. Velen steunden de versterking
van de centrale regering in Mogadishu niet. De oplossing lag in het verder uitwerken van het
Somalische federalisme. Een overkoepelende federale structuur moest ontworpen worden
waar alle partijen zich mee konden verzoenen. Als dit niet gebeurde, zou Al-Shabaab
opnieuw het vacuüm kunnen opvullen (International Crisis Group, 2012, 22 februari).
Om deze redenen organiseerde de Britse overheid een grote internationale conferentie. De
conferentie in Londen op 23 februari 2012 bracht 40 landen, de Verenigde Naties, de
Afrikaanse Unie, de Europese Unie, de Afrikaanse Liga, de IGAD en de Organisation of
Islamic Conference samen. De Somalische vertegenwoordigers waren de overgangsregering,
vertegenwoordigers van de regio’s Puntland en Galmudug en het ASWJ (International Crisis
Group, 2012, 22 februari). Al-Shabaab werd niet uitgenodigd. De groep beschreef de
conferentie als een nieuwe poging tot kolonisatie van Somalië (Harper, 2012a, 23 februari).
Er was veel scepticisme omtrent de vertegenwoordigers uit Somalië. Het ownership van de
Somalische bevolking zelf werd in vraag gesteld. Er waren namelijk slecht acht Somalische
vertegenwoordigers aanwezig tegenover meer dan zestig wereldleiders. De Somalische
bevolking heeft al meermaals bewezen dat er de meeste vooruitgang geboekt wordt wanneer
er geen inmenging komt van buitenaf. Als voorbeelden kan hierbij verwezen worden naar de
relatief stabiele periode onder de Unie van Islamitische Rechtbanken voor de Ethiopische
interventie en het politiek systeem in Somaliland dat symbool staat voor een uniek systeem
dat een moderne democratie combineert met respect voor de traditionele clanoudsten (Harper,
2012b, 23 februari).
Dat de Britse overheid de indruk gaf enkel om piraterij en terrorisme bezorgd te zijn deed de
hoop op een vooruitstrevende oplossing ook niet hoog oplaaien (Gettleman, 2012, 22
februari). In Londen werd toch als doel voorgesteld dat een nieuw politiek kader moest
ontworpen worden. De druk om de doelstellingen van de roadmap te halen, moest worden
opgedreven (International Crisis Group, 2012, 22 februari). Sommigen trachten opnieuw een
verlenging van de overgangsperiode te bereiken zoals in Kampala. Bepaalde machthebbers
zoals de president en de eerste minister hadden immers belang bij een status-quo. Maar hier is
niet aan toegegeven (Tran, 2012, 22 februari).
33
De uitkomst van de conferentie was een zevenpuntenprogramma met focus op veiligheid en
justitie, piraterij, politiek, terrorisme, stabiliteit en herstel, humanitaire hulp en internationale
coördinatie (Foreign and Commonwealth Office, 2012). Er werd beloofd om meer
humanitaire hulp te leveren en de internationale hulp meer te coördineren. Op de conferentie
werd eveneens beslist dat AMISOM zou versterkt worden. Tijdens de hele conferentie werd
aan veiligheid de prioriteit gegeven. De militaire weg waarvoor geopteerd werd, hield ook
risico’s in. Het kon de gemaakte economische en politieke vooruitgang ongedaan maken, de
mogelijkheid om Al-Shabaab militair te verslaan werd in twijfel getrokken, het kon nieuwe
clanconflicten veroorzaken, de humanitaire hulp verder bemoeilijken enzovoort. Een
bijkomende kritiek was dat de focus op veiligheid de aandacht vermindert voor de verzoening
tussen de clans en de samenwerking om de staat terug op te bouwen (Tran, 2012, 22
februari).
5.5. Conferentie in Istanboel
De tweede internationale conferentie werd gehouden in Istanboel. De Turkse regering
organiseerde de gesprekken. Dit initiatief lag in lijn met de gestegen aanwezigheid van
Turkije in Somalië sinds de hongersnood in 2011. Er werd getracht de dialoog tussen
verschillende groepen in de samenleving te vergemakkelijken voor de verkiezingen in
september 2012 en het officiële einde van de roadmap. Er werd benadrukt dat de oplossingen
vanuit de Somalische bevolking moesten komen en dat de internationale gemeenschap deze
benadering moest steunen (Hürriyet Daily News, 2012, 2 juni). De internationale
gemeenschap moest ook een gemeenschappelijk beleid ten opzichte van Somalië aannemen
(BBC, 2012, 31 mei).
De conferentie kreeg zeer weinig aandacht. Bovendien was de uitkomst teleurstellend. De
Turkse regering slaagde er niet in om de eigenheid van de Somalische samenleving te
begrijpen en er was een gebrek aan goede informatie. Hoewel de conferentie in Turkije geen
groot succes was, heeft de Turkse regering al meer gedaan voor Somalië dan de meeste
andere landen. Eerste minister Recep Tayyip Erdogan bezocht het land tijdens de
hongersnood in 2011 en bracht Turkse humanitaire organisaties met zich mee. Deze
organisaties bleven de bevolking helpen zelfs drie jaar na het bezoek van Erdogan (Samatar,
2013, 12 oktober). De acties van de Turkse eerste minister werden in het Westen en door de
VN niet enthousiast ontvangen. Ze vonden dit een poging om zijn machtsimperium uit te
34
breiden. Maar Erdogan kon wel op steun rekenen van de Somalische bevolking en van de
lokale machtshebbers (Samatar, 2012, 25 mei).
5.6. De Provisional Constitution
Een jaar na de terugtrekking van Al-Shabaab uit de hoofdstad was onder toezicht van de
Verenigde Naties een raad van 135 clanoudsten geselecteerd. Deze had op haar beurt een
delegatie geselecteerd, de National Constituent Assembly (UNPOS, 2012c). De geselecteerde
825 clanoudsten in het NCA kwamen op 1 augustus 2012 samen om een oordeel te vellen
over de nieuwe grondwet (Harper, 2012, 1 augustus). Het NCA keurde de Provisional
Constitution goed. Deze grondwet werd goedgekeurd met slecht elf onthoudingen en dertien
tegenstemmen. De stemming vond plaats ondanks de zelfmoordaanslagen voor de poorten
van het gebouw en de daaropvolgende explosies in de hoofdstad (UNPOS, 2012c).
De grondwet zou een sleutelpositie innemen na 20 augustus 2012 voor de werking van de
overheidsinstellingen (VN, 2012, 1 augustus). Het betekende het hoogste recht van het land
en garandeerde de rechten en vrijheden van de Somalische bevolking. Tegelijk zorgde het
voor een systeem van checks and balances tussen de verschillende takken van de overheid
(UNPOS, 2012b). Normaal zou een referendum hebben plaatsgevonden waarin het document
werd beoordeeld, maar dit bleek onmogelijk in de gebieden gecontroleerd door Al-Shabaab
(Harper, 2012, 1 augustus).
Er kon gesteld worden dat er verrassend progressieve elementen in verwerkt werden, zeker
met betrekking tot rechten voor vrouwen en kinderen (VN, 2012, 1 augustus). Het in acht
nemen van mensenrechten werd grotendeels beïnvloed door de druk vanuit de Verenigde
Naties, hulp van internationale juristen en de Somalische diaspora. Er zou een commissie
worden aangesteld die moest toezien op deze rechten. De vraag was of deze mensenrechten
wel zouden afgedwongen worden. Het leek een utopie en zeer onrealistisch aangezien de
centrale overheid niet eens de controle over het totale grondgebied kon krijgen. Al-Shabaab
was dan wel verdreven uit Mogadishu, maar het zou nog een tijd duren totdat er sterke
instellingen opgebouwd konden worden (De Standaard, 2012, 2 augustus). Een ander positief
element was de geplande oprichting van een Truth and Reconciliation Commission. De
straffeloosheid die Somalië teisterde tijdens de laatste twintig jaar kon hiermee voor een deel
weggewerkt worden (Harper, 2012, 1 augustus).
35
Doordat de grondwet met dergelijke overweldigende meerderheid werd aangenomen door de
clanoudsten met groot aanzien, genoot deze veel legitimiteit (De Standaard, 2012, 2
augustus). Maar een aantal zaken bleven zeer vaag in de Provisional Constitution. Er werd
gekozen voor een federaal systeem, maar de aard van het Somalische federalisme werd
opnieuw niet verduidelijkt. De grondwet beschouwde de regio’s als deel van de Federale
Republiek van Somalië doordat de soevereiniteit en eenheid van het land als onschendbaar
werden bestempeld. Dit kon problematisch worden door de steeds groter wordende vraag naar
autonomie vanuit de regio’s. Over de verdeling van de middelen en macht tussen het centrum
en de andere regio’s werd ook nog niets meegedeeld. Hierover zou later nog beslist worden.
Dit kon ook nog tot conflicten leiden. Daarenboven was de status van Mogadishu nog altijd
onbepaald (Harper, 2012, 1 augustus). In artikel negen stond dat dit verder verduidelijkt
moest worden eens de grondwet herzien wordt. De twee kamers van het parlement zouden
een bijkomende wet moeten uitvaardigen die dit probleem oplost (The Federal Republic of
Somalia, 2012, p. 3). De onduidelijkheden zouden weggewerkt moeten worden. Als dit niet
gebeurde, zouden deze kwesties opnieuw kunnen leiden tot het uitbreken van gewelddadig
confrontaties. Het vredes- en democratiseringsproces waar veel middelen, tijd en hoop in
geïnvesteerd zijn zou op die manier vroegtijdig een halt toegeroepen kunnen worden. Een
ander teleurstellend element was de vertegenwoordiging van vrouwen in de nationale
instellingen. In eerdere versies werd benadrukt dat dertig procent van de parlementszetels
naar vrouwen zou moeten gaan (Harper, 2012, 2 augustus). Dit is er nu niet meer in terug te
vinden. Er stond enkel dat vrouwen moesten betrokken worden in alle instellingen en in alle
commissies. Maar quota werden niet gegeven (The Federal Republic of Somalia, 2012, p. 1).
De goedkeuring door de clanoudsten was eigenlijk slechts een symbolisch moment. De
grondwet was al goedgekeurd door de belangrijkste zes machtscentra betrokken bij het
overgangsproces, namelijk de president, de eerste minister, de parlementsvoorzitter, twee
regionale presidenten en het ASWJ (Harper, 2012, 2 augustus). De minister van
grondwettelijke zaken Abdirahman Hosh Jabril drukte toch zijn opluchting uit en noemde het
een historische dag. Na acht jaar onderhandelen was het overgangsproces bijna volledig
afgewerkt (Harper, 2012, 1 augustus).
Op het moment dat de onderhandelingen over en de stemming voor de grondwet
plaatsvonden, waren presidentsverkiezingen nog onmogelijk. De veiligheid kon nog niet
gegarandeerd worden door de aanwezigheid van Al-Shabaab (De Standaard, 2012, 2
augustus).
36
5.7. Verkiezingen
Een raad van clanoudsten stelde personen voor die in het nieuw federaal parlement zouden
kunnen zetelen. Met behulp van een Technical Selection Committee werden de
parlementsleden geselecteerd. Het parlement werd voorgesteld op 20 augustus 2012 (UNPOS,
2012c). Het nieuwe parlement bestond slechts uit 275 leden, een grote vermindering in
vergelijking met haar voorganger (Harper, 2012, 1 augustus). Maar toch meer dan wat in de
Garowe Principes was afgesproken. Daar ging het over 225 leden. Veel clanoudsten hadden
de druk opgevoerd in het voordeel van een groter parlement. In de roadmap werd een
amendement opgenomen om in het nieuwe federale parlement dertig procent vrouwen op te
nemen (UNPOS, 2012c). Zoals eerder vermeld is dit niet gelukt en weggelaten uit de
Provisional Constition. Dit doordat sommige clanoudsten geen voorstander waren (UNPOS,
2012b). In het parlement zetelen op dit moment slechts 14 procent vrouwen.
Daarna werd ook de voorzitter van het parlement gekozen en lag de weg open voor de
verkiezing van de president. Deze verkiezing vond plaats op 10 september 2012 (UNPOS,
2012c). De troepen van de Afrikaanse Unie waren erin enige geslaagd enige orde te brengen
in Mogadishu. Dit maakte de presidentsverkiezingen mogelijk. De precaire veiligheidssituatie
zorgde er evenwel voor dat directe verkiezingen onmogelijk waren. Professor Hassan Sheikh
Mohamud werd verkozen onder de parlementsleden. De verkiezingen werden gehouden in
een zwaar bewaakte politieschool. Hij versloeg aftredend president Sheik Sharif Ahmed in
een tweede ronde met 190 stemmen voor en 79 stemmen tegen nadat een eerste ronde geen
duidelijke winnaar had kunnen aanduiden. De afkeer voor de corrupte Sharif had uiteindelijk
de verschillende clans kunnen verenigen en doen kiezen voor de nieuwkomer (Mohamud,
2012, 11 september).
De nieuwe president was de voorzitter van de Peace and Development Party. Hij had die
partij een jaar eerder opgericht door frustraties over het clansysteem. Mohamud claimde dat
dit de eerste werkelijke politieke partij in Mogadishu was (Harper, 2012a, 11 september). Hij
was ook al jarenlang een politiek activist die werkte bij verschillende nationale en
internationale hulporganisaties. Dat hij nog geen politieke ervaring had, kon het moeilijk
maken om om te gaan met de politici die al jarenlang in de complexe Somalische situatie aan
het werk waren en een grote machtsbasis hadden. Maar Mohamud kon rekenen op veel steun
van de bevolking door zijn ervaring in de academische wereld en de hulpsector (Harper,
2012b, 11 september). Bovendien was de nieuwe president niet verbonden aan gewapende
groepen, wat een bijkomende geruststelling was voor de internationale gemeenschap
37
(Howden, 2012, 11 september). Hij was afkomstig van dezelfde Hawiye clan als zijn
voorganger. Er was daarom hoop dat Sharif niet zou reageren met wapens op zijn verlies
(Howden, 2012, 11 september).
Het was de eerste keer sinds de val van Barre dat een nieuwe leider in het land zelf verkozen
werd. De VN zag dit als een teken van de verbeterde veiligheidssituatie (Smith, 2012, 10
september). Hij kreeg steun van de internationale gemeenschap, maar ook van de Somalische
bevolking. Dit kwam grotendeels door hun afkeer van zijn voorgangers in de corrupte TFG.
Het vertrek van Sharif zou de deur opnieuw kunnen openen voor internationaal
ontwikkelingsgeld wat volgens sommigen een stabiliserende factor zou kunnen beteken voor
Somalië (Howden, 2012, 11 september).
De nieuwe president Hassan Sheikh Mohamud wou een regering zonder corruptie en zonder
warlords. Hij stelde als eerste minister Abdi Farah Shirdon aan op 17 oktober 2012. Dit was
een zakenman die het land verlaten had in 1991. Shirdon had hetzelfde doel als Mohamud:
een kwaliteitskabinet zonder corruptie (The Independent, 2012, 7 oktober). De eerste minister
legde vervolgens een raad van ministers voor. Deze raad bestond uit 10 personen die alle
clans en zeer verschillende politieke belangen vertegenwoordigden (UNPOS, 2012c). Het
kleine kabinet werd gerechtvaardigd door te stellen dat een kleine regering effectiever kan
optreden en een meer coherent beleid kan opstellen. Het kabinet werd samengesteld door
technocraten in tegenstelling tot voormalige kabinetten met voormalige warlords en politieke
entrepreneurs (Ali, 2014, 29 januari). Op 13 november 2012 werd de raad van ministers
goedgekeurd door het parlement. Hierbij werd het overgangsproces vervolledigd. Het nieuwe
kabinet bestond voor 20 procent uit vrouwen. Bovendien is voor de eerste maal in de
Somalische geschiedenis een vrouw aangeduid als Minister van Buitenlandse Zaken
(UNPOS, 2012c).
Al-Shabaab erkende de verkiezing niet. Het was volgens hen gebaseerd op een grondwet die
een constructie was van externe actoren. De groep wil enkel een proces erkennen waar het
ownership van de Somalische bevolking veel groter is (Harper, 2014, 11 september).
38
6. Analyse van de vooruitgang op basis van de zes pijlers van president Mohamud
“We are much better than to be called terrorist, better than be branded as pirates, better
than having the largest refugee camps in the world and better than known as the most
failed state in the world” (Goth, 2012, 29 november).
In een speech net na zijn inauguratie op 26 september 2012 drukte president Mohamud zijn
hoop uit op een nieuw Somalië. De inauguratie werd bestempeld als een breukmoment in de
geschiedenis van het land. Maar de uitdagingen waren gigantisch (Dennys, 2013, 16 januari).
De president ontwierp een beleid gebaseerd op zes pijlers: stabiliteit, economisch herstel,
duurzame vrede, goede dienstverlening, de verbetering van het internationaal imago en de
relatie met de internationale gemeenschap en de eenheid en integriteit van het territorium
(Afrikaanse Unie, 2013, p. 2). De president beoogde een holistische benadering met een brede
waaier aan oplossingen. De aanpak laat uitschijnen dat ook de nieuwe president niet geloofde
dat een louter militaire uitschakeling van Al-Shabaab voldoende was om Somalië te
veranderen.
Voor de eerste keer leek het erop dat Somalië op weg was naar nationale verzoening, herstel
en staatsopbouw. Het potentieel voor vooruitgang is aanwezig. Er waren redenen om te
geloven dat Mohamud een grotere kans op succes had dan zijn voorgangers. Voor de eerste
keer sinds het begin van de burgeroorlog ging het niet om een overgangsregering. De
verkiezingen vonden voor de eerste keer plaats in de hoofdstad Mogadishu. De president kon
op nog ongeziene steun rekenen van de bevolking als gerespecteerd lid van de civil society. Er
werd verwacht dat hij een ander soort leider zou zijn doordat hij niet rechtstreeks had
deelgenomen aan het conflict. In het hele land kwamen grote steunbewegingen op straat. De
grote Somalische diaspora in Europa, Noord-Amerika, het Midden-Oosten en Afrika waren
hoopvol dat de situatie zou verbeteren. Ook de internationale gemeenschap verhoogde de
steun aan het land. De Afrikaanse Unie stuurde meer troepen voor AMISOM. Turkije
beloofde een maandelijkse, directe, financiële bijdrage aan de overheid. De Verenigde Staten
erkenden voor de eerste keer in twintig jaar de Somalische regering en de Veiligheidsraad van
de Verenigde Naties hief wapenembargo deels op (Ali, 2014, 29 januari). De overheid werd
toegestaan om lichte wapens aan te kopen in de hoop om hun capaciteit te versterken en de
terugtrekking van Al-Shabaab te handhaven (Gladstone, 2013, 6 maart).
Het is de bedoeling om de belangrijkste uitdagingen en hindernissen aan te kaarten aan de
hand van de vooropgestelde doelstellingen van de nieuwe regering in het zespijlerbeleid. Op
39
basis van de bevindingen kan dan een besluit gemaakt worden over onderzoeksvraag. Er moet
worden opgemerkt dat hier duidelijke keuzes gemaakt zijn over de zaken die aangekaart
worden. Een poging tot een volledige bespreking van alles wat in de voorbije twee jaar is
gebeurd zou ons hier te ver brengen en tot een onoverzichtelijke opsomming leiden.
Bijvoorbeeld de discussies met het onafhankelijk verklaarde Somaliland komen hier niet aan
bod.
6.1. Eerste pijler: Volledige stabiliteit door het brengen van veiligheid en de suprematie van
good governance
6.1.1. Veiligheid
Vanaf zijn inauguratie lag de grootste prioriteit op veiligheid voor de stabilisatie van het land.
Een normale reflex voor een overheid die een land terug in goede banen moet leiden na meer
dan twee decennia conflict. Maar het brengen van veiligheid in Somalië is een complexe
onderneming (Bryden, 2013, p. 9). Hier wordt gefocust op de hervorming van de
veiligheidsinstellingen, de blijvende dreiging van Al-Shabaab en het werk van AMISOM.
6.1.1.1. Hervorming van de veiligheidsinstellingen
Pogingen in het verleden om de veiligheidsinstellingen te hervormen kunnen op zijn minst
een mislukking genoemd worden. Elke keer belandden de wapens in handen van milities en
escaleerde bijgevolg het geweld (Bryden, 2013, p. 9). De hervorming van de
veiligheidsinstellingen kan nog niet als geslaagd beschouwd worden. Op dit moment is er nog
altijd geen mogelijkheid om zonder AMISOM de veiligheid te verbeteren. Het Nationaal
Somalisch Leger (SNA) blijft een juniorpartner van AMISOM. Orders worden niet opgevolgd
en er is geen sprake van controle. Bovendien worden lonen vaak niet of vertraagd uitbetaald
(Ali, 2014, 29 januari). Er is te weinig materiaal. Al-Shabaab bezit meer munitie dan het
Somalische leger. Het leger bestaat bijna volledig uit nieuwe rekruten met een zeer beperkte
40
opleiding. De soldaten hebben bijgevolg vaak geen te hoge verwachtingen van hun eigen
kunnen. Bovendien gaat clanloyaliteit boven de nationale identiteit. Bevelen van de
clanoudsten worden eerder opgevolgd dan de taken binnen het leger. Hierdoor bestaat nog
steeds de kans dat bij het bewapenen van het SNA de clans in het bezit komen van nog meer
wapens en de kans op clanconflict opnieuw stijgt, zoals dit in het verleden steeds het geval
was. Sinds het opheffen van het wapenembargo is reeds meerdere keren bewijsmateriaal
gevonden dat er effectief al wapens van het SNA in omloop zijn op de zwarte markt en bij
clanmilities (IRIN, 2014, 28 mei). Het National Security and Stabilisation Plan voorzag een
blueprint voor de opbouw van de veiligheidsinstellingen (TFG, 2011). Ook de Conferentie
van Brussel in 2013, waarop later uitgebreid wordt ingegaan, maakte van veiligheid een
prioriteit (IRIN, 2014, 28 mei). Maar de instellingen blijven zeer zwak. Door het ontbreken
van werkende veiligheidsstructuren in de bevrijde gebieden kan het niet verbazen dat Al-
Shabaab er nog altijd in slaagt om aanslagen te plegen zoals op het presidentieel paleis Villa
Somalia (Ali, 2014, 29 januari). Velen vermoeden dat Al-Shabaab hiermee wil laten zien hoe
incapabel de veiligheidsinstellingen nog altijd zijn. Het paleis heeft een grote symbolische
waarde. Al-Shabaab kon door de aanval benadrukken dat ze nog steeds aanwezig zijn en dat
ze nog een even grote bedreiging vormen als in het verleden (IRIN, 2014, 9 april).
6.1.1.2. Blijvende dreiging van Al-Shabaab
Het onderscheid tussen conflict en post-conflict is relatief. Bij post-conflict situaties is er vaak
nog sprake van conflict in bepaalde delen van het land. Terwijl in andere delen van het land
het conflict volledig of deels verdwenen is. Op dit moment controleert Al-Shabaab nog grote
delen land in Centraal- en Zuid-Somalië (Brinckerhoff, 2007, pp. 3-5). De overheid wil doen
geloven dat de recente aanslagen zoals bijvoorbeeld op Westgate in Kenia en Villa Somalia
door Al-Shabaab wanhopige pogingen zijn om terug in de aandacht te komen. De aanslagen
worden voorgesteld als de laatste stuiptrekkingen van een groep die bijna verslagen is
(Garowe Online, 2014, 21 februari). Deze stelling wordt gemotiveerd aan de hand van de
geruchten dat Al-Shabaab niet uit de interne machtsstrijd geraakt. Voorts heeft het verlies aan
grondgebied in de stedelijke gebieden tot een sterke daling van de inkomsten geleid. Er zijn
immers minder mogelijkheden om belastingen te innen. Dit leidt bijvoorbeeld tot het niet
uitbetalen van de lonen (Afrikaanse Unie, 2013, p. 3).
41
Er zijn verschillende aanwijzingen dat deze theorie geen steek houdt. AMISOM is erin
geslaagd Al-Shabaab te verdrijven uit veel stedelijke machtsbasissen. Maar de ideologie en de
vele strijders zijn niet verdwenen. Al-Shabaab zelf ontkent dat ze door de militaire macht van
het leger en AMISOM verslagen zijn. Ze zijn van mening dat de terugtrekking op eigen
initiatief was om zich te bezinnen over een nieuwe tactiek (Hamza, 2014, 24 februari). Het
lijkt er inderdaad op dat Al-Shabaab van een paar jaar kalmte gebruik heeft gemaakt om zich
opnieuw te organiseren, te financieren en te bewapenen (Fergusson, 2013, 13 januari). De
ideologische, interne strijd lijkt voorbij. De radicalen onder de leider Ahmed Godane lijken,
zoals eerder vermeld, naar alle waarschijnlijkheid aan het langste eind getrokken te hebben
(Dersso, 2013, 30 april 2014). De groep slaagt er nog altijd in strijdkrachten te rekruteren. De
belangrijkste drijfveer voor internationaal terrorisme is immers nog altijd aanwezig: de
ontevredenheid van de jonge Somalische bevolking. Zolang het jonge deel van de bevolking
gemarginaliseerd blijft, is geen permanente oplossing mogelijk en zal de groep een blijvende
rekruteringsbasis bezitten (Fergusson, 2013, 13 januari). De nieuwe tactiek bestaat uit een hit
and run strategie. Door de grote overmacht in aantal van AMISOM, is dit een meer logische
aanpak voor Al-Shabaab in plaats van een oorlog in de conventionele zin met frontlinies. Al-
Shabaab lijkt zwakker, maar door de nieuwe tactiek net gevaarlijker en moeilijker te
bestrijden. AMISOM zou dit moeten beantwoorden met een gelijkaardige verandering van
tactiek, maar daar is de capaciteit te beperkt voor (Dersso, 2013, 30 april 2014).
Niettegenstaande de grote vooruitgang die geboekt is in de stedelijke gebieden, blijft de
aanwezigheid in de rurale gebieden sterk. Bovendien dreef Al-Shabaab in februari 2014 de
aanwezigheid zelfs terug op in Mogadishu, het grootste machtscentrum van de overheid.
Zowel de overheid als AMISOM kregen de situatie niet meer onder controle in bepaalde
districten (Garowe Online, 2014, 21 februari). Daar wordt de nieuwe strategie zeer duidelijk.
Inwoners van Mogadishu rapporteren dat de situatie nu zelfs erger is dan een paar jaar
geleden. Al-Shabaab opereert op dit moment vooral ondergronds. Ze slagen er op die manier
nog altijd hun radicale visie op te leggen en aanslagen te plegen wanneer het hen uitkomt. De
overheid heeft vooral gefocust op de veiligheid rond de luchthaven, de haven, Villa Somalia
en de commerciële districten. Bijgevolg kreeg de groep vrij spel in andere districten (Greste,
2013, 30 september).
De overheid wil Al-Shabaab verdrijven van hun resterende machtbasissen tegen het einde van
2014 (Hamza, 2014, 24 februari). Een nieuw grootschalig offensief werd gesteund door
resolutie 2124 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Daarin werd besloten om het
aantal troepen sterk op te drijven van 17 731 man naar 22 126 man. Dit is een tijdelijke
maatregel voor een periode van 18 tot 24 maanden. Dit maakt bovendien deel uit van een
42
algemene exit strategie voor AMISOM. Na deze periode zal de aanwezigheid van AMISOM
worden teruggedrongen (Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, 2013, p. 2).
Er wordt dus grotendeels voor een militaire oplossing gekozen. Dit is niet voldoende. Er
moeten meer inspanningen geleverd worden om de al veroverde gebieden onder permanente
controle te brengen. De nadruk kan niet enkel liggen op de militaire verovering van gebieden
zonder een beleid dat gericht is op de heropbouw en het stabiliseren van de samenleving
(Fergusson, 2013, 13 januari). Ondanks de belofte van president Mohamud bij zijn
inauguratie dat hij een andere benadering wou en de strijd met Al-Shabaab wou aangaan met
een brede waaier aan oplossingen, is hij daar nog niet in geslaagd (Smith, 2014, 10
september). Om Al-Shabaab definitief te verdrijven, moeten de grondoorzaken van hun
succes aangepakt worden.
Eerst en vooral moet de mogelijkheid om te rekruteren onder de Somalische jongeren
ongedaan gemaakt worden. De gemiddelde leeftijd bedraagt slechts 17,8 jaar. De jeugd vormt
het grootste deel van de bevolking (Fergusson, 2013, 13 januari). Bovendien is er sprake van
zeer lage tewerkstelling. De jeugdwerkloosheid bedraagt ongeveer 67 procent. Dit betekent
een van de hoogste percentages ter wereld (UNDP, 2012, p. XIX). Dit zorgt voor zowel
opportuniteiten als voor grote bedreigingen. Enerzijds kunnen een degelijke opleiding en
tewerkstelling voor jongeren zorgen voor kansen bij het heropbouwen van de staat en de
economie. Anderzijds wanneer men faalt deze zaken te leveren, kunnen jongeren
gewelddadige alternatieven opzoeken zoals het zich aansluiten bij milities als Al-Shabaab
(Fergusson, 2013, 13 januari). Het onderwijs wordt voornamelijk informeel georganiseerd.
Vaak worden kinderen naar Koranscholen gestuurd (Afrikaanse Unie, 2013, p.3). Op
verschillende scholen wordt een radicale vorm van de Islam onderwezen, extremer dan wat de
oudere generatie heeft ervaren. Dit speelt een belangrijke rol in de radicalisering van de jeugd
in Somalië en geeft een krachtig instrument aan Al-Shabaab. Het enige wat ze nog moeten
doen, is de jongeren een militaire training geven. De overheid heeft nu een “go-to-school”-
programma opgezet. Het was de bedoeling om een miljoen kinderen van over heel het land
naar school te zenden en de radicalisering tegen te gaan. De overheid is er al in geslaagd om
duizenden kinderen in te schrijven. Bovendien zijn honderden nieuwe leerkrachten gevonden.
Maar er is groot verzet vanwege de private scholen en ouders. De ouders vrezen dat de
jongeren geen degelijke religieuze opleiding meer zullen krijgen (Ali, 2014, 29 januari;
Osman, 2013, 4 oktober).
43
Vervolgens moet de verzoening tussen de verschillende clans en regio’s gefaciliteerd worden.
Als dit niet gebeurt, kan Al-Shabaab de onstabiele situatie en de verdeeldheid uitbuiten. De
regionalisering wordt later uitgebreid besproken (Afrikaanse Unie, 2013, p. 3).
6.1.1.3. De Somalische afhankelijkheid van AMISOM en de verschillende agenda’s van de
deelnemende landen
Een eerste reden waarom de afhankelijkheid van AMISOM niet in het voordeel van Somalië
zelf speelt, is dat er weinig financiële middelen overblijven voor het versterken van het
Somalische leger. Het grote deel van de bijdragen vanuit het Westen ging naar AMISOM. De
troepenmacht is erin geslaagd om Al-Shabaab te verdrijven uit Mogadishu en andere regio’s
mede door Westerse financiering. Maar aan de empowerment van het Somalische leger werd
hierdoor te weinig aandacht geschonken. Door de beperkte capaciteit is er op dit moment
geen mogelijkheid om de macht volledig over te dragen aan het leger eens AMISOM zich zou
terugtrekken. Het verzekeren van de veiligheid in Somalië blijft gegarandeerd door externe
actoren. Dit alles heeft er bovendien toe geleid dat het geloof in de toewijding van het Westen
om Somalië op eigen benen te laten staan zeer minimaal is. De afhankelijkheid van AMISOM
zorgt voor een beperking van de eigen macht (Samatar, 2013, 12 oktober).
Een tweede reden is dat Somalië een speelbal geworden is in het machtspel tussen
verschillende landen uit de regio. AMISOM bestaat vooral uit troepen uit Oeganda, Burundi,
Djibouti, Kenia, Ethiopië en Sierra Leone (AMISOM, n.d., 4 april 2014). Een aantal van deze
landen hebben veel belang bij het behoud van een zwak en gedecentraliseerd Somalië. Vaak
lijkt het alsof ze een eensgezind front vormen, maar ze hebben allemaal hun eigen belangen in
het land. De belangrijkste tegenstander van een sterk, eengemaakt Somalië is Ethiopië. De
twee landen hebben in het verleden al een paar grensconflicten uitgevochten. Na het instorten
van de staat in 1991 was het beleid er steeds gericht op vermijden dat er een sterke centrale
regering komt. Ze steunden verschillende gewapende groepen en de autonome regio’s
Somaliland en Puntland. Voor Kenia duurde het tot 2010 vooraleer de regering betrokken
werd in de Somalische situatie na een reeks aanvallen door Al-Shabaab. Vanaf dan bestond
het beleid uit het creëren van een buffer om de kustgebieden te beschermen. Deze regio is
belangrijk voor het Keniaanse toerisme. In september 2012 veroverde Kenia op eigen
initiatief de havenstad Kismayo. Het land trad pas toe tot AMISOM eens de bufferzone
gegarandeerd was. Vervolgens streefde de Keniaanse overheid naar autonomie voor de regio
44
Jubaland in het zuiden. Het doel was een vriendschappelijke buur aan het grensgebied. Ook
de acties van Kenia zorgen niet voor een vooruitgang bij de poging tot een versterking van de
centrale macht. In tegenstelling tot Kenia en Ethiopië streefde Djibouti naar een sterk
Somalië. Het land, dat bestaat uit een etnisch Somalische bevolking, zoekt een sterke
bondgenoot in de Hoorn om de tegenwerkingen van Ethiopië en Eritrea tegen te gaan. Eritrea
heeft al vaak steun verleend aan Al-Shabaab. Veel strijders zijn daar opgeleid. Om dit doel te
bereiken organiseerde Djibouti twee van de belangrijkste vredesconferenties in de laatste
twintig jaar. Oeganda en Sierra Leone zijn de enige landen die geen rechtstreekse belangen
hebben. De drie landen delen geen grenzen en geen gemeenschappelijke geschiedenis. De
enige reden dat bijvoorbeeld Oeganda deelneemt aan AMISOM is om hun regionale
machtspositie te verdedigen. De tegenstrijdige belangen en de grote invloed van deze landen
maken een coherent beleid vanuit de internationale gemeenschap zeer moeilijk. Bovendien
komt dit de Somalische eenheid niet ten goede (Ali, 2014, 29 januari).
6.1.2. Good governance
Na twintig jaar burgeroorlog zijn instellingen zeer fragiel en vaak zelfs onbestaande. Zonder
degelijk werkende instellingen kunnen de doelstellingen niet vervuld worden en zal het
proces veel trager verlopen. Al-Shabaab zal niet verslaan worden op louter militaire manier.
De sterkte van groeperingen als Al-Shabaab ligt in het uitbuiten van politieke en sociale
onvrede. Een goed functionerende overheid is een voorwaarde opdat deze tactiek niet meer
zou werken (Bryden, 2013, p. 2). Er zijn een aantal zaken die de hoogste prioriteit verdienen.
6.1.2.1. Public Financial Management
Het beheer van financiële middelen wordt geteisterd door corruptie (Ali, 2014, 29 januari).
De gezant van de Verenigde Naties voor Somalië, Augustine Mahiga, waarschuwde al dat het
slagen van het vredesproces kan ondermijnd worden door corruptieschandalen. Dit is geen
recent probleem in het land. Onder president Sheikh Sharif Ahmed verdween bijvoorbeeld 70
procent van de hulp van de balans. En bij de aanstelling van de nieuwe parlementsleden
ontstonden veel geruchten van grootschalige omkooppraktijken. De vrees was groot dat de
45
zetels werden verkocht aan de hoogste bieders (Harper, 2012, 1 augustus). Ook worden nog
altijd grote contracten toegewezen op basis van andere criteria dan de capaciteit om het werk
degelijk en aan de laagste kost te kunnen uitvoeren. Daarnaast nam de voorzitter van de
centrale bank Yussur Abrar in oktober 2013 nog ontslag zeven weken nadat ze aangeduid was
omwille van de grootschalige corruptie die ze aantrof bij haar aanstelling.
Corruptie zorgt ervoor dat het budget nog beperkter wordt en de overheid verder in de
onmogelijkheid gesteld wordt om een goede dienstverlening te voorzien en de veiligheid op te
drijven. De onrechtmatige plunderingen moeten gestopt worden en de daders moeten ter
verantwoording geroepen worden. Op dit moment is er sprake van absolute straffeloosheid
(Ali, 2014, 29 januari). Volgens Transparency International scoort Somalië nog altijd het
slechtst wat betreft corruptiebestrijding samen met Afghanistan en Noord-Korea
(Transparency International, 2013, p. 3). Als gevolg van de blijvend hoge corruptiecijfers
heeft de Turkse regering in december 2013 beslist om de directe financiële steun stop te
zetten. Dit betekent een verdere daling van het budget voor de regering.
Op dit moment is er geen zicht op een efficiënt anticorruptiebeleid. De belofte van president
Mohamud om een efficiënt, financieel beleid op te zetten is nog niet in een duidelijke
strategie omgezet (Hürriyet Dailey News, 2014, 15 februari). Een grote stap is evenwel gezet
door het opzetten van het Financial Governance Comittee. Dit adviesorgaan bestaat uit
experts uit het land zelf en van de grote internationale financiële instellingen. De resultaten
moeten afgewacht worden (Kay, 2014, 11 maart).
6.1.2.2. Justitie en de rule of law
Vervolgens moet de rule of law afgedwongen worden. Er is geen vooruitgang geboekt op vlak
van het uitbouwen van een onafhankelijk rechterlijk systeem. Op de National Dialogue on
Justice Reform Conference van april 2014 werden een aantal aanbevelingen gemaakt. Er werd
een tijdslijn voorgesteld door de deelnemers met betrekking tot bijvoorbeeld het oprichten
van een mensenrechtencomité, een grondwettelijk hof en een anticorruptiecomité voor de
rechterlijke macht zoals beloofd in de Provisional Constitution. Ook een opleiding voor de
ambtenaren, een administratief systeem en de heropbouw van het gerechtsgebouw werden
gevraagd.
46
Maar er is geen zicht op vooruitgang volgens onder andere SOSCENSA, de verzamelnaam
voor niet-statelijke actoren in het zuiden van het land. Justitie in Somalië blijft zeer zwak en
corrupt. Dit zorgt ervoor dat het vertrouwen van de burgers zeer beperkt blijft. Een degelijke
opleiding van de ambtenaren en een anticorruptiebeleid zouden dit kunnen verbeteren. Ook
moet het nieuwe systeem afgestemd worden op het nieuw federaal systeem waarbij de taken
duidelijk verdeeld worden tussen de centrale overheid en de regio’s. Het gebrek aan actie en
straffeloosheid creëert meer instabiliteit. Op dit moment is er al sprake van een generatie die
nooit een systeem gekend heeft die burgers verantwoordelijk stelt voor de eigen daden.
De huidige minister van justitie en grondwettelijke zaken Farah Sheikh Abdulkadir Mohamed
is het niet eens met de beschuldiging dat het proces te traag verloopt. Er is wetgeving
ontworpen omtrent het oprichten van een Judicial Service Commission zoals voorzien in de
Provisional Constitution. Deze wetten moeten enkel nog gestemd worden in het parlement.
Bovendien worden op dit moment nog veel andere wetten besproken onder andere met
betrekking tot het oprichten van een mensenrechtencomité (Salad, 2014, 25 april).
6.1.2.3. Van een tijdelijke naar een permanente grondwet
Om politieke instabiliteit te voorkomen moet ten slotte de grondwet herzien worden (Ali,
2014, 29 januari). De rol van de eerste minister moet bijvoorbeeld verduidelijkt worden. Op
dit moment is de taakverdeling tussen de president en de eerste minister voor interpretatie
vatbaar. Dit leidde tot een interne machtstrijd voor controle. In november 2013 nam eerste
minister Shirdon nog ontslag door druk van president Mohamud op het parlement. Het
ontslag van eerste minister Shirdon heeft voor een verlies aan geloofwaardigheid gezorgd.
Deze eerste “permanente” overheid moest in tegenstelling tot de overgangsregeringen interne
discussies vermijden en een eenduidig beleid voorstellen. Maar de president lijkt steeds meer
het imago van zijn voorgangers over te nemen. De al zwakke instellingen worden verder
aangetast door de vele veranderingen binnen de uitvoerende macht. De Provisional
Constitution voorzag dat de twee leiders twee verschillende clans moesten
vertegenwoordigen. Dit heeft niet voor de nodige stabiliteit gezorgd, integendeel. Ondanks de
grote nood aan meer duidelijkheid werd de oprichting van een onafhankelijke commissie voor
de herziening van de grondwet uitgesteld met een jaar (Ali, 2014, 29 januari).
47
Onlangs is de vijfkoppige Constitutional Review and Implementation Comission uiteindelijk
toch samengesteld. Het moet nu enkel nog goedgekeurd worden door het parlement. Dit werd
zo voorzien in de Vision 2016 strategie. Deze strategie is ontworpen om voor een aantal
thema’s de doelstellingen duidelijker te specificeren zoals voor de grondwet, het federalisme
en het democratiseringsproces. De Vision 2016 zal doorheen de analyse nog een aantal keer
aan bod komen (Minister van Justitie en Constitutionele Zaken, 2014, 5 juni).
De uiteindelijke grondwet moet aangenomen worden in maart 2016. Dit betekent dat een
ontwerp moet klaar zijn tegen juni 2015 waarna het aan publieke en parlementaire oordeel zal
onderworpen worden. De reden waarom er zoveel tijd voor genomen wordt, is dat eerst de
federale staten moeten gevormd worden vooraleer er definitieve beslissingen worden
genomen over bijvoorbeeld het electorale proces of landeigendom. Het federale systeem
wordt verder besproken onder de zesde pijler (Federal Government of Somalia, 2014, pp. 4-
5).
6.2. Tweede pijler: economisch herstel
De investeringen vanuit de Somalische diaspora, Turkije en andere landen nemen toe (New
York Times, 2013, 25 januari). In de hoofdstad Mogadishu kent de huizenmarkt een boom.
De verlaten villa’s aan de kuststrook worden terugopgebouwd, vaak door eigenaars die
gevlucht waren bij het begin van de burgeroorlog in 1991 (Fergusson, 2013, 13 januari). Ook
worden nieuwe hotels en restaurants geopend. In plaats van het geluid van bommen en
geweerschoten weerklinken in Mogadishu op dit moment op vele plaatsen geluiden van
handel en constructie. De vluchten naar de stad zijn maanden op voorhand volgeboekt. Ook in
andere steden zijn gelijkaardige verhalen van progressie terug te vinden (UNPOS, 2012c).
De overheid heeft een aantal sectoren aangeduid die een belangrijke rol kunnen spelen bij het
economisch herstel. Als eerste de Somalische telecommunicatiesector die een van de meest
competitieve markten in Afrika vormt en ondanks het conflict werkt over het totale
grondgebied. Als tweede de infrastructuur die veel investeerders kan aantrekken. Vervolgens
de vee- en vishandel die voor de grootste tewerkstelling en inkomsten uit export zorgt. En als
laatste de banksector om de voorlopig noodzakelijk toestroom aan remittances te reguleren en
de nog onbekende hoeveelheid natuurlijke rijkdommen in het land en specifiek Puntland.
48
Deze sectoren bieden een grote opportuniteit mits de overheid een duidelijk beleid voorziet
om deze mogelijkheden uit te buiten (African Development Bank Group, 2013, p. 24).
Ondanks deze opportuniteiten bestaan er een aantal grote uitdagingen voor de overheid. Het
economische herstel wordt beperkt door het gebrek aan veiligheid, de gebrekkige
infrastructuur en de weinige financiële middelen. De economie is zeer afhankelijk van de
grote hoeveelheid aan hulp en remittances. Dit in tegenstelling tot vóór de burgeroorlog. Toen
werden eerst de eigen middelen aangewend vooraleer er naar het buitenland gekeken werd
(Abdi, 2014, 8 maart).
Vooreerst moet een wetgevend kader ontworpen worden. De private sector heeft de leiding
genomen in het economisch herstel van het land. Dit is zeer zichtbaar in Mogadishu. De
economische groei die plaatsvindt, komt er zonder hulp van de overheid. Maar het gebrek aan
regelgeving zorgt voor een zeer chaotische situatie. De rol van de overheid in de economie is
onbepaald. Het gebrek aan regulering draagt niet bij tot een positief investeringsklimaat (Ali,
2014, 29 januari). De overheid bezit op dit moment niet voldoende capaciteiten om een
wetgevend kader te voorzien. Hierdoor gaat een bijkomende mogelijkheid om belastingen te
heffen verloren.
Vervolgens is het moeilijk voor Somalische ondernemingen om deel te nemen aan de
internationale handel. Het land maakt geen deel uit van regionale handelsblokken, is geen lid
van de Wereldhandelsorganisatie en heeft totnogtoe weinig bilaterale handelsakkoorden
gesloten. Ondanks het feit dat in 2012 de export al meer dan het dubbel bedroeg dan in 2008
is er een groot tekort op de handelsbalans. Op dit moment wordt onvoldoende gebruik
gemaakt van de mogelijkheid om de export te verhogen. Somalië zou bijvoorbeeld veel meer
vis kunnen exporteren zonder de bestanden te beschadigen. Het grootste deel van de export
gaat naar de Verenigde Arabische Emiraten, Jemen en Oman. Samen nemen deze landen 82,5
procent van de Somalische export over. Dit maakt Somalië zeer afhankelijk van deze landen.
Bovendien leggen de buurlanden handelsbelemmeringen op aan het land uit
veiligheidsoverwegingen. De grenzen worden vaak gesloten waardoor het moeilijk is om de
goederen te transporteren.
Ook de geloofwaardigheid van de Somalische munt vormt een grote uitdaging. De Centrale
Bank heeft van de introductie van een nieuwe munteenheid een prioriteit gemaakt voor de
komende vijf jaar. Er zijn verschillende versies van de Shilling op de markt. Vaak gaat het om
valse briefjes. Sinds de val van Barre is er geen officieel geld gedrukt. Er was geen controle
meer door een Centrale bank en geen banksysteem. Dit liet warlords en milities toe om een
parallelle markt te reguleren. Er is nog altijd een grote zwarte geldmarkt. De koers van de
49
shilling ligt vijftien maal hoger dan de officiële koers. En de inflatie bedraagt ongeveer 300
procent. Het Internationaal Muntfonds (IMF) heeft de banden met Somalië terug aangehaald.
Voorlopig zal het geen leningen voorzien, maar het IMF zal wel technische hulp verlenen bij
het herstel van de munteenheid. Daarnaast zijn er nog veel interne moeilijkheden in de
Somalische Centrale Bank. Zo is er nog geen nieuwe kandidaat aangeduid om Yussur Abrar
te vervangen (Parrin, 2014, 14 februari). Bovendien zijn de financiële, menselijke en
materiële middelen beperkt. De monetaire overheid moet hier dringend tegen optreden om
een stabieler economisch klimaat te creëren (African Development Bank Group, 2013, p. 3).
Een volgende uitdaging is de groeiende vijandigheid tussen de federale overheid en de
regionale administraties. Een aantal deelstaten hebben contracten getekend zonder medeweten
van de federale overheid met betrekking tot olieontginning. Sommige multinationals hebben
nog contracten met de centrale overheid die dateren van voor de burgeroorlog en proberen die
contracten af te dwingen. Het is nog niet duidelijk hoe die problemen zullen worden opgelost.
Zolang geen akkoord wordt gesloten over de inkomstenverdeling tussen het federale en
regionale niveau, zal het probleem blijven bestaan.
Ten slotte staat de economische groei niet ten dienste van de volledige bevolking. Het
grootste deel van de bevolking leeft in armoede en probeert een inkomen te bekomen door het
opzetten van kleine ondernemingen in de informele sector. Een klein aantal rijke
entrepreneurs organiseert de grote internationale handelsnetwerken waaruit veel winst te
halen is. De ongelijke verdeling kan enkel door de overheid worden weggewerkt (African
Development Bank Group, 2013, p. 23).
Voor deze uitdagingen moet de overheid een oplossing voorzien. Dit is nog niet voldoende
gebeurd. Maar het uitwerken van een economisch beleid wordt bemoeilijkt door het gebrek
aan cijfers over de economische toestand van Somalië. Daardoor is het plannen van
programma’s en het definiëren van de grootste economische noden een zeer moeilijke taak
(African Development Bank Group, 2013, p. 2).
6.3. Derde pijler: duurzame vrede door het opbouwen van vertrouwensrelaties
Deze doelstelling hield in dat de bevolking zoveel mogelijk betrokken moet worden bij de
opbouw van een goed overheidsbeleid. De nieuwe overheid is noch permanent, noch
50
representatief, noch door democratische verkiezingen aan de macht gekomen. De overheid en
het parlement zijn eerder geselecteerd dan verkozen. Ondanks de initiële positieve analyses,
ontstond na de verkiezingen steeds meer kritiek op enerzijds de wijze waarop de regering en
het parlement verkozen waren en anderzijds hun representatie. In het begin werd gesproken
over de meest democratische verkiezingen ooit in het land. Na verdere studie bleken de
verschillen met de voormalige TNG en TFG toch niet zo groot te zijn. Deze waren ook
geselecteerd door een raad van clanoudsten en kozen vervolgens de nieuwe president.
Niettegenstaande dat de jurisdictie over heel het grondgebied reikt, is de macht de facto nog
beperkt tot bepaalde delen. Bovendien steunt de regering op een grondwet die slechts een
tijdelijk bestaan zal kennen. De grondwet heet immers de Provisional Constitution en bestaat
slechts tot 2016. Ook het feit dat de overheid de regionale partners, zoals de overheid van
Puntland en het ASWJ, die betrokken waren bij de oorspronkelijke roadmap achterliet door
een te grote nadruk op het centrale beleid in Mogadishu, droeg niet bij aan haar legitimiteit
(Bryden, 2013, pp. 4-5).
Dit alles zorgt voor nog meer wantrouwen van de bevolking ten opzichte van de centrale
overheid. Er is weinig affiniteit met de overheid in Mogadishu. Het vredesproces wordt
vooral top-down gestuurd met steun van de internationale gemeenschap, maar zonder zorg
voor capaciteitsopbouw op het lokale niveau. Om het vertrouwen te winnen van de bevolking,
zal nog tijd nodig zijn. De civil society wordt nu en dan betrokken bij belangrijke
onderhandelingen en conferenties, maar er is nog geen sprake van een duurzame dialoog bij
de staatsopbouw (Somalia NGO Consortium, 2013, pp. 5-6).
In de Vision 2016 werd de nood aan sociale cohesie en integriteit opnieuw aangehaald. Er zou
een dialoog met oppositiegroepen en regionale administraties opgezet worden,
gendergelijkheid zou geïnstitutionaliseerd worden en er zou worden toegezien op de
representatie van minderheden in de overheidsinstellingen. Daarnaast werd opnieuw de
oprichting van een Truth and Reconciliation Commission en een commissie over
landeigendom beloofd (Federal Government of Somalia, 2013, p. 3). Het werk omtrent
democratisering en sociale verzoening staat nog in de beginfase. In het Framework for Action
voor de Vision 2016 werd alvast niet meer naar de twee noodzakelijke commissies verwezen
(Federal Government of Somalia, 2014).
Omdat er bij de bevolking geen vertrouwen is in de centrale overheid, wordt de vraag naar
regionale autonomie steeds groter. Het wordt nog een moeilijke taak om de bevolking ervan
te overtuigen dat nationale eenheid in het voordeel is van alle Somali’s. Er is bovendien nog
altijd groot wantrouwen tussen de regio’s die vooral op clanbasis bestaan door de
51
burgeroorlog. De centrale overheid kan een grote rol spelen bij het opbouwen van de
vertrouwensrelaties. Het cultureel pluralisme moet geïnstitutionaliseerd worden om
werkelijke eenheid mogelijk te maken. Anders kunnen clanconflicten terug de kop op steken.
De verzoening kan enkel plaatsvinden indien het Somalische federalisme verder wordt
uitgewerkt. De Provisional Constitution was hieromtrent allesbehalve duidelijk (Abdi, 2014,
8 maart).
6.4. Vierde pijler: publieke dienstverlening
Dienstverlening in Somalië wordt grotendeels informeel geregeld door het gebrek aan een
effectieve overheid. De meerderheid van diensten zoals water- en elektriciteitsvoorziening en
het banksysteem wordt geregeld door individuele leveranciers. Ze kunnen rekenen op
financiering van de Somalische bevolking in het land zelf en uit de rest van de wereld en op
expertise van landen vooral China en een aantal Europese landen. Ook de gezondheidszorg
wordt geregeld door private actoren. Vaak in samenwerking met internationale organisaties.
Op dit moment is toegang tot de gezondheidszorg zeer moeilijk en beperkt tot steden
(Afrikaanse Unie, 2013, p.3). Ook onderwijs wordt, zoals eerder vermeld, niet door de
overheid georganiseerd. Hoewel op dat vlak enige vooruitgang wordt geboekt.
Door de versplintering van deze dienstverlening liggen de kosten veel te hoog (Ali, 2014, 29
januari). De noden van de bevolking zijn nochtans hoog. In 2011 leidden twee gefaalde
regenseizoenen en het gebrek aan irrigatievoorzieningen vanwege de overheid tot de ergste
hongersnood in zestig jaar. Door het conflict konden de hulpbehoevenden vaak niet bereikt
worden. Al-Shabaab liet veel hulporganisaties niet toe in de getroffen gebieden (Afrikaanse
Unie, 2013, p. 4). Door het terugdringen van Al-Shabaab kunnen humanitaire
hulporganisaties de heroverde gebieden in het zuiden beter bereiken. Deze gebieden waren
voordien niet of moeilijk bereikbaar door het conflict en de onveiligheid. Maar de situatie
blijft volatiel. Al-Shabaab infiltreert in de veroverde gebieden en blijft de hulporganisaties
onder druk zetten. Zolang de overheid er niet in slaagt verdere maatregelen te nemen dan
louter de militaire overwinning, zal dit mogelijk zijn (Aynte & Jackson, 2013, p. 20). Er is op
dit ogenblik nog geen beleid ontwikkeld om situaties als in 2011 te voorkomen. Als de
regenval opnieuw uitvalt, kan de hongersnood van 2011 zich herhalen. De overheid moet een
visie ontwikkelen rond het gebruik van de twee schaarste natuurlijke rijkdommen in Somalië,
land en water. Het gebrek is de oorzaak van veel conflict. Met betrekking tot het gebruik van
52
land heeft het gebrek aan beleid en het conflict ertoe geleid dat de verwoestijning verder
toenam, vruchtbare grond verwoest werd en graaslanden voor vee verdwenen. De
voornaamste bron van inkomen voor de bevolking valt bijgevolg weg. Dit zorgt op dit
moment al voor spanningen. Het weinige materiaal dat beschikbaar was om het land te
bewerken viel bovendien vaak in handen van milities. De verdeling van water wordt voorzien
door private actoren, wat ook leidt tot conflict. Het aanpakken van de problemen rond
natuurlijke rijkdommen kan de stabiliteit op nationaal en regionaal niveau verbeteren
(Afrikaanse Unie, 2013, p. 4).
Regelgeving en publieke dienstverlening vanwege de overheid om de bevolking te helpen in
hun basisbehoeften te kunnen voorzien is er dus nauwelijks. Er is “governance without
government” geregeld door de informele sector. De mogelijkheden van de overheid om in te
grijpen zijn beperkt. Er is immers geen budget. Alle departementen zijn onvoldoende
gefinancierd. Als Somalië er niet in slaagt om het belastingssysteem uit te werken en een
stabiele bron van inkomsten te creëren, kan het vredesproces in gevaar gebracht worden. De
overheid kan dan immers niet investeren in een positief klimaat voor economische groei en
kan geen publieke dienstverlening voorzien (Afrikaanse Unie, 2013, p. 22).
De nieuwe minister van Financiën Hussein Abdi Halane kondigde aan dat de
overheidsuitgaven en de belastingsinkomsten zullen verdubbelen in 2014. Hij plant om in
2014 een nieuw belastingssysteem op zetten. De mogelijkheden voor andere vormen van
belastingen zijn gigantisch. Er is een bredere basis mogelijk om belastingen te genereren. In
2013 werden inkomsten enkel gehaald uit Mogadishu en de havens. Hoewel een gestegen
import voor een stijging van het budget zal zorgen, zal dit absoluut niet voldoende zijn. Maar
zelfs als de basis om inkomsten te genereren gediversifieerd wordt, zal het budget nog te
beperkt zijn. Buitenlandse hulp zal nodig blijven. Dit kan enkel als er bewijs is dat het geld
voor de beoogde doelstellingen gebruikt wordt en corruptie aangepakt wordt (Reuters, 2014,
26 februari). Hij vermeldt evenwel dat het doel op langere termijn is om zelfvoorzienend te
worden en dat de afhankelijkheid van buitenlandse hulp sterk moet verminderen (Khalif,
2014, 9 maart).
Maar niet enkel het gebrek aan een stabiel overheidsbudget vormt een probleem. De
verschillende ministeries hebben geen duidelijke taakverdeling. Het totale overheidsapparaat
is gebaseerd op informele regels, een informele structuur en informele toegang tot de
overheidsdiensten. Er is geen sprake van professionalisme, integriteit of samenwerking tussen
de verschillende ministeries en takken van de overheid. Bovendien wordt er gewerkt op basis
van clansuperioriteit. Volgens clanaffiliatie worden de toegang tot bepaalde diensten bepaald.
53
Dit zal de publieke dienstverlening door de overheid in de toekomst verder bemoeilijken
(Fartaag, 2013, pp. 13-16).
6.5. Vijfde pijler: de internationale relaties bevorderen en het imago van Somalië verbeteren
Een groot aantal internationale en regionale organisaties en bilaterale partners hebben
meegewerkt aan het vredesproces in Somalië. De Intergovernmental Authority on
Development en de Afrikaanse Unie hebben hierin de leiding genomen. Zij hebben geholpen
om het overgangsproces in gang te zetten. De Verenigde Naties speelden ook een belangrijke
rol. Op dit moment voornamelijk door het United Nations Political Office for Somalia
(UNPOS). De vredesmissie van de Afrikaanse Unie AMISOM wordt gesteund door de VN en
de Europese Unie (EU) en bilaterale partners. Maar er was nood aan coherentie in het
internationale beleid met betrekking tot Somalië. Bovendien was de toestroom aan financiële
middelen niet stabiel. Zeker na de financiële crisis werd financiering zeer moeilijk. Er was
steeds een onzekere toekomst wat betreft de hulp van buitenaf. Dit maakte het moeilijk voor
de regering om overheidsprogramma’s op te zetten aangezien het niet zeker was of er
voldoende middelen zouden zijn. Aangezien de middelen uit eigen land nog zeer beperkt zijn
zoals hierboven besproken, is internationale, financiële hulp noodzakelijk (Afrikaanse Unie,
2013, p. 4).
Op 16 september 2013 werd om deze redenen in Brussel een conferentie gehouden over
Somalië onder leiding van de Somalische overheid en de Europese Unie. De conferentie kan
als het hoogtepunt van de internationale relaties van Somalië met de internationale
gemeenschap aanzien worden. Het was voorlopig de belangrijkste internationale gebeurtenis
sinds de inauguratie van de nieuwe president. Na een eerdere conferentie in Londen in 2013,
werden opnieuw het belang van de buitenlandse hulp voor Somalië en de nood aan de
wederopbouw van de veiligheidsorganen benadrukt. Van de uitkomst van de conferentie in
Londen was op het terrein niet veel te merken (Samatar, 2013, 12 oktober).
In Brussel werd daarom een nieuwe poging ondernomen om een impuls aan de verandering te
geven. Het proces is gebaseerd op de new deal principes voor fragiele staten van Busan. Het
duidt een nieuw begin aan in de relatie tussen Somalië en de internationale gemeenschap. Het
was de bedoeling om een overkoepelend kader voor de hulp aan het land op te zetten (UNDP,
2013). Een High Level Task Force stelde een rapport op. De inhoud ervan werd bekomen
54
door consultatie van burgers, de nationale overheid, het parlement en internationale partners.
De prioriteiten voor de volgende drie jaar werden gedefinieerd om te zorgen dat er op het pad
naar duurzame vrede en staatsopbouw werd gebleven. Het Somali Compact schepte een
nieuw kader voor politiek, veiligheid en ontwikkeling. De new deal werd gestructureerd rond
de 5 Peace and State Building Goals die in Busan naar voor waren geschoven: legitieme en
inclusieve politieke relaties, veiligheid, economie, justitie en publieke inkomsten en
dienstverlening. Het Somali Compact beschrijft daarnaast ook hoe de relatie met de
internationale gemeenschap eruit moet zien (The Federal Republic of Somalia, 2013, pp. 3-4).
Het is gelukt om 1,8 miljard euro aan financiële steun beloofd te krijgen. Dit lijkt een groot
bedrag, maar is veel minder dan wat bijvoorbeeld aan landen in gelijkaardige situaties wordt
gegeven zoals Afghanistan (Samatar, 2013, 12 oktober). Bovendien is het nog maar de vraag
hoeveel van de hulp in het land zelf zal besteed worden. Phantom aid is een term dat in het
verleden al te vaak van toepassing was op Somalië. Het betekent dat veel hulp bleef hangen in
de donorlanden in de vorm van technische hulp of contracten bij bedrijven in het
donorlanden. Een positieve verandering is evenwel dat voor het eerst in meer dan decennia
de hulp aan de overheid de begroting zal volgen en dat deze op die manier gekanaliseerd zal
worden via de gekozen instellingen van de overheid (Warah, 2013, 14 oktober).
Internationale hulp zal een belangrijke rol spelen in de toepassing en het slagen van het
Compact aangezien een groot deel van de uitgaven door internationale donoren zal
gefinancierd worden. Om de international hulp te faciliteren werd de Somalia Development
and Reconstruction facility (SDRF) opgericht. Het SDRF zal een overkoepelende architectuur
vormen die de inkomende financieringsstromen reguleert. Het poolen van de hulp kan enkele
voordelen opleveren bij de staatsopbouw: de principes van het Compact worden duidelijk
voorgesteld door een enkel orgaan wat een duidelijk actieplan moet opleveren, de middelen
worden gemakkelijker toegewezen op basis van de voorgestelde prioriteiten, de institutionele
capaciteit wordt ontwikkeld waarbij Somalische instellingen de leiding nemen, de
fragmentatie van hulp wordt vermeden, de transactiekosten dalen door het poolen van de
fondsen, de wijze van rapportering wordt geharmoniseerd en het eigenaarschap van Somalië
zelf wordt vergroot. Het monitoren van de gemaakte vooruitgang zal gebeuren door zowel de
overheid als de internationale donoren. De oprichting van het SDRF zal gradueel gebeuren.
De overgang zal afhangen van de capaciteit om de taken uit te voeren. Verder werden
verschillende principes ontworpen om de hulp voor de komende jaren te begeleiden. Alle
organisaties zullen zich aan deze principes rond ontwikkelingshulp moeten houden. Het is de
bedoeling om met deze principes het eigenaarschap van de Somalische overheid te vergroten
en op lange termijn minder afhankelijk te worden van buitenlandse donoren (The Federal
55
Republic of Somalia, 2013, pp. 13-17). Verschillende fondsen zullen onder het SDRF
gebracht worden zoals de VN, de Wereldbank, de African Development Bank en de Special
Financing Facility. Het Multi Partner Trust Fund van de VN zal als complementair orgaan
functioneren. De vooruitgang op de doelstellingen wordt nu regelmatig voorgesteld door het
High Level Partnership Forum (Somali Public Radio, 2014, 10 mei).
Er bestaat nogal wat discussie omtrent de manier waarop de internationale gemeenschap moet
handelen. De benadering was vaak om verschillende problemen afzonderlijk aan te pakken.
Bovendien werd vooral samengewerkt met grote internationale organisaties in plaats van met
de Somalische overheid zelf. Andere landen, vooral de nieuwere donoren zoals Japan en
Turkije, namen een andere benadering aan. Er werd meer gefocust op capaciteitsopbouw in
plaats van de gevolgen aan te pakken. Ook gebeurde dit door direct contact met de
Somalische overheid in plaats van door externe organisaties. De new deal probeert het
ownership te vergroten, bijvoorbeeld door hulp via het SDRF te kanaliseren. Het is nu
natuurlijk de vraag of de internationale gemeenschap werkelijk deze nieuwe benadering in
praktijk zal kunnen en willen omzetten. Door de lange betrokkenheid bij het conflict, wordt
vaak gedacht te weten hoe Somalië gestuurd moet worden. Er werd gekozen voor snelle,
gemakkelijke oplossingen in plaats van rekening te houden met de complexe, politieke aard
van het politiek gebeuren in het land. Op die manier is een partnerschap op gelijke voet nog
niet mogelijk (Dennys, 2013, 16 januari) .
6.6. Zesde pijler: eenheid en integriteit van het territorium
Hier wordt gefocust op de manieren waarop gestreefd wordt naar het bewaren van de
nationale eenheid. Sinds de onafhankelijkheid werden al verschillende staatsvormen
geprobeerd. In 2004 werd een federaal systeem ingevoerd. Dit zou de beste garantie zijn op
het intact houden van de Somalische staat.
Het systeem ontstond vooral door het wantrouwen tussen de verschillende clans en regio’s en
door externe druk. Maar er zijn ook andere redenen. Decentralisatie wordt bijvoorbeeld
gezien als een mogelijkheid tot meer participatie en representatie. Grotere lokale participatie
kan de minimale representatie op federaal niveau compenseren. Het verlangen naar grotere
toegang tot publieke dienstverlening wordt als een bijkomende reden gegeven waarom
gedecentraliseerd moet worden. Centrale dienstverlening wordt bovendien vaak als een
56
middel gezien om meer controle te verwerven vanwege de federale regering. Ook wordt aan
de vooruitgang van Mogadishu de voorrang verleend waardoor de rest van het land verder
gemarginaliseerd wordt. Daarenboven is Somalië een rijk land op vlak van natuurlijke
rijkdommen, maar de opbrengsten hieruit worden niet gelijk verdeeld. De centrale overheid
heeft in het verleden bovendien haar macht al te vaak misbruikt.
Om deze redenen wordt politiek in Somalië eerder in regionale termen gezien. Er wordt voor
de opbouw van de staat niet gekeken naar de centrale overheid. De deelstaten willen dat de
enige taak voor de regering in Mogadishu bestaat uit het coördineren van de belangen van de
deelstaten. De oplossing moet ook volgens een groot deel van de bevolking van de eigen
lokale administraties komen. Het federalisme wordt ook gesteund door externe factoren.
Kenia en Ethiopië hebben steun verleend aan de federalisering om hun eigen belangen na te
streven. Ook de internationale donorgemeenschap zocht contact met subnationale entiteiten.
Vaak waren de redenen hiervoor van praktische aard. De gebieden die niet door de centrale
overheid gecontroleerd werden, werden op deze manier toch toegankelijk. Deze benadering
hielp de vraag naar meer autonomie legitimeren (Elmi, 2014, pp. 1-2).
Het grote probleem sinds het aan de macht komen van president Mohamud was dat de
Provisional Constitution het federale systeem niet verder specificeerde. Iets wat dringend
nodig was om de relaties tussen de verschillende regio’s te verduidelijken (Ali, 2014, 29
januari). In artikel 1 van de Provisional Constitution werd de Somalische staat beschreven als
federaal, soeverein en democratisch. Het woord “federaal” werd 710 keer aangehaald in de
tekst. Maar er was geen duidelijkheid over hoe dit systeem er moest uitzien. Daardoor werden
verschillende interpretaties gegeven aan het concept en bleef de discussie gaande. In artikel
54 staat dat over de verdeling van macht en inkomsten nog verder moet onderhandeld
worden. Enkel buitenlandse zaken, defensie, burgerschap, migratie en monetair beleid moeten
zeker door de centrale overheid geregeld worden. De deelstaten zouden daarbij inspraak
krijgen in het Hogerhuis. Het creëren van de meeste deelstaten werd totnogtoe gekenmerkt
door vertragingen, protest en verwarring (IRIN, 2014, 5 februari).
Hoewel ze dus nog geen officiële status zouden krijgen, werden op verschillende plaatsen al
nieuwe deelstaten gevormd (Ali, 2014, 29 januari). Een nieuwe deelstaat werd bijvoorbeeld
opgericht in Baidoa in het zuidwesten van het land. Deze deelstaat werd de South-Western
State genoemd. Het gaat om het samenbrengen van een zeer diverse groep regio’s: Bay,
Bakool, Lower Shabelle, Gedo, Lower Jubba and Middle Jubba. De federale overheid was
zeer afwezig in dit proces. Maar in drie van dezelfde regio’s was al een deelstaat opgericht, in
Bay, Bakool en Lower Shabelle. Deze twee pogingen overlapten dus (Adam, 2014, 7 maart).
57
De Afrikaanse Unie vreesde dat het zou uitdraaien op een gewelddadig conflict (RCB Radio,
2014, 24 juni). Eind juni 2014 is een compromis uitgewerkt tussen beide partijen. Er werd
gekozen voor de optie met drie regio’s. Een meer gedetailleerde overeenkomst zal nog
uitgewerkt worden (Sabahi, 2014, 23 juni). In de havenstad Kismayo werd nog een andere
deelstaat opgericht onder leiding van IGAD (Ali, 2014, 29 januari). De federale overheid was
aanvankelijk tegen dit initiatief. Maar uiteindelijk bleken de gevolgen van deze tegenstand te
groot: de relaties met Puntland zouden beschadigd geraken aangezien deze deelstaat het
proces onvoorwaardelijk steunde, het zou tot vijandigheid leiden in Jubaland zelf en het totale
federaliseringsproces zou in gevaar komen (Bryden, 2013, p. 22). Uiteindelijk leidden
gesprekken tussen de federale overheid en de delegatie van Jubaland tot de Addis Agreement
op 28 augustus 2013 in Addis Abeba. De federale overheid erkende de administratie van
Jubaland en hun leider Sheikh Ahmed Mohammed Madobe. Madobe is hoofd van de militie
Ras Kambooni die Kismayo samen met Keniaanse troepen hielp veroveren op Al-Shabaab.
Jubaland zal als een onafhankelijke deelstaat functioneren voor een overgangsperiode van ten
hoogste twee jaar met de naam Interim Juba Administration (IJA) in plaats van Jubaland
State of Somalia. Er werden ook afspraken gemaakt over het verdelen van de inkomsten uit de
haven en luchthaven in Kismayo. Bovendien werd een overeenkomst gesloten met betrekking
tot de militaire integratie. Er zal ook toegestaan worden om een eigen politiedienst op te
richten (Sisay & Khalif, 2013, 29 augustus). In Afghoye is nog een poging aan de gang om
opnieuw op hetzelfde territorium een deelstaat op te richten in de Lower en Middle Shabelle.
Deze deelstaat wordt de Shabelle State genoemd (Sabahi, 2014, 10 maart). In het noordoosten
is er de deelstaat Puntland. Daar is de autonomie al verworven in 1998. Puntland komt het
dichtst bij het bereiken van de officiële status van federale deelstaat en kan een voorbeeld
vormen voor andere staten. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de pogingen tot het
vormen van regionale administraties. De verschillende pogingen om deelstaten op te richten
doen de spanningen hoog oplopen. De regio is nochtans van groot regionaal belang (IRIN,
2014, 5 februari).
Het uiteindelijk resultaat van alle pogingen tot autonomie kan een lappendeken aan kleine
deelstaten zijn waar de macht van de centrale overheid nog verder beperkt wordt en waar de
banden met externe actoren sterker zijn dan deze met de centrale regering (Ali, 2014, 29
januari). Het Somalische federalisme moet dringend verduidelijkt worden door middel van de
nieuwe grondwet. Als dit niet gebeurt, kan een nieuwe golf van conflicten ontstaan. Vaak zijn
regionale administraties opgericht door clans. De deelstaten worden opgericht op clanbasis
zonder rekening te houden met de uiteindelijke onoverzichtelijkheid en het gebrek aan de
mogelijkheid om instellingen te doen functioneren. De overheid zal objectief moeten blijven
en geen autonomie toestaan op basis van clanloyaliteit. Indien dit wel gebeurt, zal Somalië
58
verder versplinterd geraken en zal clancompetitie het vredesproces nog verder bemoeilijken
(Ahmed, 2013, 20 maart).
Naast het vormen van de deelstaten zijn de grootste uitdagingen het informeren van de
bevolking over de voordelen van het federale systeem, de verdeling van inkomsten tussen
regionaal en nationaal niveau en de status van Mogadishu. Een groot deel van de bevolking is
er zich niet van bewust dat federalisme een zeer open concept is en dat een definitieve
invulling nog niet afgesproken is. Het proces is vooral top-down geleid, zonder het voldoende
betrekken van de bevolking en de civil society. De verdeling van de inkomsten is uitgesteld
voor onbepaalde tijd door de spanningen die de dialoog tussen Puntland en de centrale
regering hieromtrent al veroorzaakt hebben. De exploitatie van natuurlijke rijkdommen vormt
immers de grootste mogelijkheid op nieuwe inkomsten. Bijgevolg ligt dit onderwerp zeer
gevoelig. Ook de status van Mogadishu is nog onbepaald. Er wordt verwacht dat dit pas zal
aangepakt worden eens de federale grenzen afgesproken zijn (IRIN, 2014, 5 februari).
De overheid probeerde door het actieplan voor de Vision 2016 meer duidelijkheid te scheppen
over hoe de uitdagingen zullen worden aangepakt. De plannen komen overeen met wat al
vaag in de Provisional Constitution stond. Maar ditmaal werd het proces gespecifieerd door
middel van een concrete tijdslijn en een inhoudelijke invulling. Het federalisme wordt
beschreven als een concept met een tweevoudig doel: de overheid dichterbij de bevolking
brengen en de Somalische eenheid bewaren. Er werd benadrukt dat het vormen van de
federale staten op vrijwillige basis moet gebeuren. Dit moet gegarandeerd worden door de
centrale overheid om een nieuw conflict te voorkomen. In de komende maanden zullen twee
belangrijke commissies worden opgericht om het federaliseringsproces te faciliteren.
Enerzijds werd in mei 2014 een commissie opgericht die grenzen moet afbakenen en de
gevormde deelstaten moet evalueren alvorens het parlement deze goedkeurt. Anderzijds komt
er een interregionale commissie die als taak heeft de dialoog te bevorderen, conflicten op te
lossen en het beleid te harmoniseren. Daarmee gepaard gaat een interregionaal forum waar de
deelstaten zullen samenkomen en de dialoog kunnen aangaan. De interregionale commissie
komt er normaalgezien in augustus 2014, eens de deelstaten gevormd en goedgekeurd zijn
door het parlement en de overheid. Naast deze commissies komt het Hogerhuis met regionale
vertegenwoordiging er in december 2015 (Federal Government of Somalia, 2014, pp. 2-4).
59
7. Analyse van de zes pijlers van president Mohamud op basis van de indicatoren van
Rotberg
Ten eerste is er de onmogelijkheid om de veiligheid te garanderen. Onder deze categorie
vallen de aard van het conflict, het voortdurend gewapend geweld van bepaalde groepen die
de zwakte van de staat aantoont, het gebrek aan controle over de perifere gebieden door de
centrale overheid de religieuze, etnische, linguïstische oorsprong van het conflict en het
crimineel geweld waardoor burgers zich keren naar warlords. Na meer dan twee decennia kan
inderdaad gesproken worden van een chronische aard van het conflict. In het begin, na de val
van de dictator Siad Barre, was het conflict niet meer tegen de overheid gericht. Het was een
strijd tussen verschillende clans en milities om de centrale macht over te nemen nadat Barre
verdreven was. Toen Al-Shabaab opkwam, veranderde dit gegeven. Er was op dat moment
sprake van een centrale overheid die gesteund werd door de internationale gemeenschap. Al-
Shabaab probeerde de macht over te nemen en een Islamitische staat te realiseren. Op dit
moment is het conflict nog altijd gaande. Door de beperkte mogelijkheden van de eigen
veiligheidsdiensten gaat AMISOM nog altijd de strijd aan met Al-Shabaab. De vredesmissie
van de Afrikaanse Unie maakt grote vooruitgang en slaagt erin steeds meer grondgebied te
controleren. Maar door de interne verdeeldheid en verschillende belangen binnen de
vredesmissie wordt voor instabiliteit binnen de regio gezorgd. Bovendien wordt de groep door
de nieuwe hit and run tactiek moeilijker te bestrijden. Ondanks de geruchten over interne
moeilijkheden, vormt de organisatie nog altijd een grote bedreiging. De aanslagen worden
opgedreven en zelfs buiten het grondgebied, wat de stabiliteit eveneens niet bevordert. Door
het nog steeds groot aantal aanslagen wordt daarenboven de zwakte van de staat en haar
veiligheidsinstellingen duidelijk. De aanslag op Villa Somalia kan hierbij als voorbeeld bij
uitstek worden aangegeven. De centrale overheid is nog altijd nauwelijks aanwezig in de
perifere gebieden en slaagt er zelfs niet om de hoofdstad Mogadishu te beveiligen. Naast de
dreiging van Al-Shabaab is er nog altijd geen sprake van een grote nationale verzoening
waardoor de kans op clanconflicten reëel blijft. Het vertrouwen van de bevolking in de
centrale overheid wordt hierdoor verder beperkt. Een gevolg hiervan is dat de kwetsbaarheid
voor groepen die hen meer voordelen kunnen bieden groot blijft.
De tweede categorie is de informaliteit in de economie en dienstverlening. Het gebrek aan
infrastructuur, de basisvoorzieningen die geleverd worden door private actoren, de ongelijke
verdeling van de economische winsten, de beperkte economische groei, de hoge inflatie en
het gebrek aan een munteenheid, de economische chaos die tot humanitaire rampen leidt en
60
het uitsluiten van de bepaalde groepen in de samenleving op basis van etnische verschillen
kunnen hieronder worden gebracht. De grote kracht in de vooruitgang van de Somalische
samenleving ligt in de informele wijze waarop de economie en basisvoorzieningen tot stand
komen. Het conflict heeft hier slechts een beperkte invloed op gehad. Maar hier zijn ook een
aantal nadelen aan verbonden. Alle diensten worden op informele wijze door private actoren
geleverd. De kosten liggen op die manier zeer hoog en de kwaliteit gaat achteruit door het
gebrek aan regelgeving van bovenaf. De overheid tracht om enkele projecten op te zetten,
maar hier zit geen structurele visie achter. Bovendien is het overheidsbudget beperkt door het
nauwelijks innen van belastingen. Dit beperkt verder de mogelijkheden om in publieke
dienstverlening te voorzien. Hoewel het een doel is om zelfvoorzienend te worden, wordt
voor de financiering van de begroting nog altijd gekeken naar internationale donoren. Voor
het kanaliseren van de internationale hulp is nu wel een degelijke structuur opgesteld. Er
wordt gehoopt dat de effectiviteit hierdoor vergroot. De economische voordelen die dit
informele systeem leverde, kwamen vooral in handen van grote economische actoren die
opereerden over de grenzen heen door middel van grote netwerken. De minimale
economische groei kwam tot stand zonder invloed van de overheid en stond niet ten dienste
van de volledige bevolking. Het overgrote deel van de bevolking moet overleven door middel
van kleine ondernemingen in de vis- en landbouwsector. Ongeveer 65 procent van de
bevolking is hierin tewerkgesteld. Dat het grote deel van de bevolking afhankelijk is van de
opbrengsten uit voedselproductie en dat de overheid niet toeziet op het gebruik van de
schaarse natuurlijke rijkdommen land en water, zorgen ervoor dat de kwetsbaarheid voor
hongersnood en humanitaire rampen groot blijft. Een herhaling van de hongersnood uit 2011
blijft op deze manier tot mogelijkheden behoren. Bovendien worden bij het al beperkt aantal
diensten, gewerkt op clanbasis. Delen van de bevolking worden uitgesloten van de toegang tot
bepaalde diensten. De economische chaos en het niet functioneren van de centrale bank
zorgen er verder voor dat inflatie zeer hoog ligt en dat een stabiele, centrale munteenheid nog
altijd niet in het vooruitschiet ligt. Een stabiel economische klimaat is op die manier niet
mogelijk. Op die manier wordt geen zicht op een positieve toekomst geboden aan de jonge
Somalische bevolking. Ook hierdoor blijft de kwetsbaarheid voor groepen als Al-Shabaab
groot.
De derde categorie is de blijvende verdeeldheid tussen de verschillende gemeenschappen. De
regio’s vragen meer autonomie omdat geloofd wordt dat op die manier efficiënter beleid kan
gevoerd worden. Een efficiënt beleid wordt niet verwacht van de centrale overheid. Het
wantrouwen tegenover deze overheid is zeer groot. Op de vraag naar autonomie is totnogtoe
geen duidelijk antwoord geformuleerd. Het federaliseringsproces gaat zeer traag vooruit. Er is
nog geen akkoord over de meest fundamentele kwesties. Ofwel zal de deelstaatstatus
61
toegekend worden op een politieke basis bij de oprichting van de deelstaten, dus op basis van
regio’s. Ofwel wordt dit toegekend op een sociale basis, dus op basis van clan. De status van
deelstaat toekennen op clanbasis kan natuurlijk de kans op clanconflicten opnieuw vergroten.
Daarnaast lijkt Somalië steeds versplinterd te geraken. De invloed van de federale overheid
op de bevolking wordt steeds kleiner in vergelijking met de regionale machtshebbers en de
externe actoren. Of er een definitieve oplossing komt voor de vraag naar autonomie valt nog
af te wachten. Nog een aantal andere problemen waarover duidelijk geschept moet worden
zijn het overtuigen van de bevolking van de voordelen van dit systeem, de verdeling van de
inkomsten en de status van Mogadishu. Een definitief oordeel over dit proces zal pas na 2016
gemaakt kunnen worden. De nieuwe grondwet moet in de problematiek rond federalisme en
dus de relaties tussen de verschillende gemeenschappen duidelijkheid scheppen. De hoop is
dat proces meer inclusief wordt en minder top-down geleid zoals dit totnogtoe het geval was.
En ten slotte als laatste categorie kan gewezen worden op de interne moeilijkheden binnen de
centrale instellingen. De voornaamste problemen zijn de verdeling van de macht tussen en de
werking van de verschillende takken van de overheid, de grootschalige corruptie en het
gebrek aan legitimiteit. Dit zijn gelijkaardige problemen als in het verleden. Op dit moment is
nog geen sprake van een degelijk werkende centrale macht. De wetgevende macht is een traag
werkend orgaan waarvan vaak gevreesd wordt dat de leden gemakkelijk om te kopen zijn. De
uitvoerende macht trekt steeds meer macht naar zich toe. De president wordt er vaak van
beschuldigd het imago van zijn voorgangers aan te nemen. Bovendien zorgen de veelvoudige
wissels binnen de regering en de federale instellingen in het algemeen ervoor dat er geen
stabiliteit is en dat het vertrouwen van de bevolking opnieuw beschadigd wordt. Ook de
rechterlijke macht vertoont nog veel gebreken. Het niet verantwoordelijk stellen voor eigen
daden en de straffeloosheid zorgen voor een instabiele situatie. Corruptie zorgt voor een
beperkende factor op alle takken van de overheid. Van een beleid om de strijd tegen corruptie
aan te gaan, is nog geen werk gemaakt. Dat de overheid niet verkozen en eerder geselecteerd
is door een te beperkte groep actoren, zorgt daarenboven voor een gebrek aan legitimiteit en
gebrek aan representativiteit. De band met de centrale overheid is zeer zwak. Er wordt meer
vertrouwd op de regionale machtshebbers. De werking, de instabiliteit en gebrek aan
representativiteit en legitimiteit zorgen nog steeds voor een gebrek aan geloofwaardigheid van
de centrale overheid.
62
8. Conclusie
Op basis van zo goed als elke indicator kan besloten worden dat een werkelijke verandering
nog niet aan de orde is. De optimistische uitspraken na de verkiezing van de nieuwe president
en overheid waren te voorbarig. De overheid is er totnogtoe niet in geslaagd om het
vertrouwen van de burgers te winnen door een effectief beleid op te zetten. De invloed van de
overheid op het leven van de bevolking blijft zeer minimaal en de afstand dus zeer groot. De
grootste impuls om verandering te brengen kwam bovendien niet vanuit de centrale overheid
onder president Mohamud, maar vanuit de regio’s, de bevolking en de internationale
gemeenschap. De opbouw van de Somalische staat zal nog een proces van lange adem
worden. Er kan wel besloten worden dat enkele fundamenten zijn gelegd, maar het komt er nu
nog op aan ze in de praktijk te brengen. De retoriek moet omgezet worden in actie. Nadat het
einde van het overgangsproces succesvol volbracht was, werden andere politieke
doelstellingen nog niet bereikt. De aanpak kan op zijn minst chaotisch genoemd worden.
Verschillende doelstellingen lopen door elkaar, wat een duidelijk oordeel niet bevordert en
veel onduidelijkheid schept. Al te vaak werden de vooropgestelde tijdslijnen niet gehaald. De
president zit nu toch al twee jaar verder in zijn ambtstermijn. Dit doet de twijfel toenemen of
nog veel bereikt kan worden. Democratische verkiezingen, een definitieve grondwet en een
oplossing voor de onduidelijkheid in Somalisch federalisme in 2016 lijken op dit moment
moeilijk te halen. Vooral het gebrek aan een definitieve grondwet beperkt de werking van de
nieuwe regering. Doordat het om een voorlopig document gaat, geeft het steeds weer de
indruk dat de nieuwe overheid, die haar macht hierop steunt, ook voorlopig is. De breuk met
de overgangsregeringen lijkt kleiner dan verwacht. Ook de taken waarmee de nieuwe regering
werd belast, leken meer taken voor een overgangsinstituut. De totale Somalische politieke,
economische en sociale overkoepelende architectuur moest nog worden ontworpen. De
belangrijkste les die uit de voorbije twee jaar kan getrokken worden is dat Mogadishu niet
Somalië is. Er werd na de verkiezingen een soort artificiële bubbel van hoop en optimisme
rond de hoofdstad gecreëerd. Deze bubbel is niet uitgebreid naar de rest van het land. Bijna
twee jaar na de inauguratie van Mohamud maakt het optimisme plaats voor angst voor nieuwe
polarisatie en conflict. Het optimisme van de overheid strookt duidelijk niet met de realiteit.
En vooral de bevolking in de rurale gebieden, waar Al-Shabaab nog sterk staat, merkt niets
van verbetering. Staatsopbouw heeft de beste slaagkansen indien het gebaseerd is op een
nationale consensus. Nationale consensus is een voorwaarde voor duurzame vrede. De
huidige regering kan hier maar in beperkte mate op rekenen. Om conflict en kritiek te
voorkomen, is het van belang dat zoveel mogelijk stemmen aan bod worden gelaten en niet
63
gesproken wordt in naam van de hele bevolking. Dit leidt enkel tot meer frustratie.
Commissies die nu opgericht worden, zullen het beste forum vormen voor de nationale
dialoog indien ze geleid worden door onafhankelijke experts die alle belanghebbenden aan
bod laten. Indien nadien blijkt dat de centrale overheid het proces te sterk zal gestuurd
hebben, is een nieuwe crisis meer waarschijnlijk dan een duurzame oplossing voor het land en
blijft de weg open voor Al-Shabaab.
64
9. Referentielijst:
Abdi, A. F. (2014, 8 maart). Reconciliation and human security: prospects of Somalia unity.
Geraadpleegd op 24 juni 2014 op http://www.raxanreeb.com/2014/03/reconciliation-and-
human-security-prospects-of-somalia-unity/
Adam, A. (2014, 7 maart). Competing Baidoa conferences highlight pitfalls of federalism
proces. Geraadpleegd op 24 juni 2014 op
http://sabahionline.com/en_GB/articles/hoa/articles/features/2014/03/07/feature-02
Adams, H. M. (2004). Somalia: International versus local attempts at peacebuilding. In T. M.
Ali & R. O. Matthews (Eds.), Durable peace: challenges for peacebuilding in Africa (pp.
253-281). Toronto: University of Toronto Press.
Adde, D. F. (2012, 29 maart). Somali leaders amend and expand Garowe agreements.
Geraadpleegd op 7 april 2014 op
http://sabahionline.com/en_GB/articles/hoa/articles/features/2012/03/29/feature-01
African Development Bank Group (2013) Somalia: country brief 2013-2015. Abidjan:
African Development Bank Group.
African Union Mission in Somalia (n.d.). Frequently asked questions. Geraadpleegd op 4
april 2014 op http://amisom-au.org/frequently-asked-questions/
Afrikaanse Unie (2013). Report of the African Union Commission on the strategic review of
the African Union Mission in Somalia (AMISOM). Addis Abeba: Afrikaanse Unie.
65
Ahmed, M. (2013, 20 maart). Somali lawmakers face critical test with implementation of
federalism. Geraadpleegd op 7 april 2014 op
http://sabahionline.com/en_GB/articles/hoa/articles/features/2013/03/20/feature-01
Ali, Y. A. (2014, 29 januari). Somalia: an unconvincing progress. Geraadpleegd op 4 april
2014 op
http://studies.aljazeera.net/ResourceGallery/media/Documents/2014/1/29/2014129721087673
4Somalia%20An%20Unconvincing%20Progress.pdf
Aynte, A. & Jackson, A. (2013). Talking to the other side: humanitarian negotiations with Al-
Shabaab in Somalia. Londen: Overseas Development Institute.
BBC (2012, 31 mei). Istanbul conference on Somalia opens. Geraadpleegd op 9 april 2014 op
http://www.bbc.com/news/world-africa-18275703
BBC (2013, 6 december). Battling Al-Qaeda in Africa. Geraadpleegd op 3 juni 2014 op
http://www.bbc.com/news/world-africa-24587491
BBC (2014, 16 mei). Who are Somalia’s Al-Shabaab?. Geraadpleegd op 2 juni 2014 op
http://www.bbc.com/news/world-africa-15336689
Bradbury M., Menkhaus, K. & Marchal, R. (2001). Human Development Report 2001. New
York: United Nations Development Programme.
Brinckerhoff, D.W. (2007). Governance in post-conflict societies: rebuilding fragile states.
Londen: Routledge.
66
Brooks, R. E. (2005). Failed states, or states as failure?. The University of Chicago Law
Review, 72 (4), 1159-1196.
Bryden, M. (2013). Somalia redux: assessing the new Somali federal government.
Washington: Center for Strategic and International Studies.
Call, C. T. (2008). The fallacy of the failed state. Third world quarterly, 28 (8), 1491-1507.
Chothia, F. (2013, 4 juli). Will Somali Islamist purge strengthen Al-Shabaab?. Geraadpleegd
op 2 juni 2014 op http://www.bbc.com/news/world-africa-23146744
Cojanu, V. & Popescu, A.I. (2007). Analysis of failed states: some problems of definition and
measurement. The Romanian Economic Journal, X (25), 113-132.
Collin, C. & Cosgrave, J. (2011). 5-year evaluation of the Central Emergency Response
Fund, Country report: Somalia. Ohain: Office for the Coordination of Humanitarian Affairs.
Colletta, N. J. & Cullen L. M. (2000). Violent conflict and the transformation of social
capital: lessons from Cambodia, Rwanda, Guatemala and Somalia. Washington DC: World
Bank.
De Groof, M. (2010). Somalië en de Verenigde Naties: over de ineenstorting van de staat het
chaotische conflict en de ambique houding van de Verenigde Naties. In F. Baert, A. Pauwels
& S. Smis (Eds.), Langs de vuurlijn: de VN en gewapende conflicten (pp. 119-136). Leuven:
Acco.
67
De Standaard (2012, 2 augustus). Grondwet geeft Somalië toekomst. Geraadpleegd op 1 mei
2013 op http://www.standaard.be/cnt/dmf20120801_00243205
Dennys, K. (2013, 16 januari). Great expectations: can president Mohamud create a more
stable Somalia in 2013?. Geraadpleegd op 28 mei 2014 op
http://www.consultancyafrica.com/index.php?option=com_content&view=article&id=1182:g
reat
Dersso, S. (2013, 8 oktober). The fight against Al-Shabaab. Geraadpleegd op 30 april 2014 op
http://www.aljazeera.com/indepth/opinion/2013/10/fight-against-al-shabab-
201310282112677589.html
Elmi, A. A. (2014). Decentralisation options in Somalia. Mogadishu: Heritage Institute for
Policy Studies.
Englebert, P. & Tull, D. M. (2008). Postconflict reconstruction in Africa: flawed ideas about
failed states. International Security, 32 (4), 106-139.
Fartaag, A. (2013). Reconstructing Somalia and the politics of public sector finance. Londen:
London School of Economics.
Federal Government of Somalia (2013). Vision 2016: principles and recommendations.
Mogadishu: Federal Government of Somalia.
Federal Government of Somalia (2014). Vision 2016: Framework for Action. Mogadishu:
Federal Government of Somalia.
68
Fergusson, J. (2013, 13 januari). Somalia, a failed state back from the dead. Geraadpleegd op
20 februari 2014 op http://www.independent.co.uk/news/world/africa/somalia-a-failed-state-
is-back-from-the-dead-8449310.html
Foreign and Commonwealth Office (2012). Londen Conference on Somalia: communique.
Geraadpleegd op 24 april 2014 op https://www.gov.uk/government/news/london-conference-
on-somalia-communique--2
Gajraj, P., Sardesai, S. & Wam, P. (2005). Conflict in Somalia: drivers and dynamics.
Washington DC Wereldbank.
Garowe Online (2014, 21 februari). Al-Shabaab fighters infiltrate Mogadishu, heavy clashes
reported. Geraadpleegd op 4 maart 2014 op
http://www.garoweonline.com/artman2/publish/Somalia_27/Somalia-Al-Shabaab-fighters-
infiltrate-Mogadishu-heavy-clashes-reported.shtml
Gettleman, G. (2012, 22 februari). World leaders are meeting in a script all too familiar to
Somalis. Geraadpleegd op 24 april 2014 op
http://www.nytimes.com/2012/02/23/world/africa/world-leaders-meeting-in-london-to-
discuss-somalia.html?_r=0
Gladstone, R. (2013, 6 maart). Security Council loosens Somalian arms embargo.
Geraadpleegd op 10 april 2013 op http://www.nytimes.com/2013/03/07/world/africa/somalia-
arms-embargo-partly-lifted-by-un-security-council.html?_r=1&
Goth, B. (2012, 29 november). The Somali president had spoken, can anyone hear his
agony?. Geraadpleegd op 28 mei 2014 op
69
http://www.hiiraan.com/op4/2012/nov/27095/the_somali_president_has_spoken_can_anyone
_hear_his_agony.aspx#sthash.FBZpIp0b.dpbs
Greste, P. (2013, 30 september). Is Al-Shabaab dying or insurgent? Geraadpleegd op 30 april
2014 op http://blogs.aljazeera.com/blog/africa/al-shabab-dying-or-resurgent
Gros, J. (1996). Towards a taxonomy of failed states in the new world order: decaying
Somalia, Liberia, Rwanda and Haiti. Third World Quarterly, 1 (3), 455-471.
Hamza, M. (2014, 24 februari). Somalia’s Al-Shabaab vows to make comeback. Geraadpleegd
op 28 april 2014 op http://www.aljazeera.com/news/africa/2014/02/somalia-al-shabab-group-
vows-comeback-20142248557425260.html
Harper, M. (2012a, 23 februari). London Conference backs Somalia terror fight.
Geraadpleegd op 24 april 2014 op http://www.bbc.co.uk/news/uk-politics-17131208
Harper, M. (2012b, 23 februari). There is no one better placed to help Somalia than the
Somalis themselves. Geraadpleegd op 24 april 2014 op http://www.theguardian.com/global-
development/poverty-matters/2012/feb/23/help-somalia-somalis-themselves
Harper, M. (2012, 1 augustus). Somali leaders back new constitution. Geraadpleegd op 9 april
2013 op http://www.bbc.com/news/world-africa-19075685
Harper, M. (2012, 2 augustus). Somalia: failed state or fantasy land?. Geraadpleegd 9 april
2013 op http://www.bbc.co.uk/news/world-africa-19099442
70
Harper, M. (2012a, 11 september). Somali election of Hassan Sheikh, a “great step”.
Geraadpleegd op 25 april 2014 op http://www.bbc.com/news/world-africa-19557884
Harper, M. (2012b, 11 september). Will president Mohamud be able to tame Somalia?.
Geraadpleegd op 25 april 2014 op http://www.bbc.com/news/world-africa-19556377
Het Witte Huis (2002). National Security Strategy of the United States of America.
Washington DC: Het Witte Huis.
Howden, D. (2012, 11 september). Somalia begins appointing new government after picking
Hassan Sheikh Mohamud as its first president elected on home soil in four decades.
Geraadpleegd op 25 maart 2013 op http://www.independent.co.uk/news/world/africa/somalia-
begins-appointing-new-government-after-picking-hassan-sheikh-mohamud-as-its-first-
president-elected-on-home-soil-in-four-decades-8121714.html?origin=internalSearch
Human Rights Watch (2008). So much to fear: war crime and the devastation of Somalia.
New York: Human Rights Watch.
Human Rights Watch (2010). Harsh war, harsh peace: abuses by al-Shabaab, the
Transitional Federal Government and AMISOM in Somalia. New York: Human Rights
Watch.
Human Rights Watch (2011). You don’t know who to blame: war crimes in Somalia. New
York: Human Rights Watch.
Human Rights Watch (2012). World report 2012: Somalia. New York: Human Rights Watch.
71
Hürriyet Daily News (2012, 2 juni). Declaration reaffirms respect for Somalia. Geraadpleegd
op 9 april 2014 op http://www.hurriyetdailynews.com/declaration-reaffirms-respect-for-
somalia.aspx?pageID=238&nID=22230&NewsCatID=456
Hürriyet Daily News (2014, 15 februari). Turkey cuts Somalia aid amid corruption claims.
Geraadpleegd op 28 april 2014 op http://www.hurriyetdailynews.com/turkey-cuts-somalia-
aid-amid-corruption-claims.aspx?pageID=238&nID=62498&NewsCatID=344
International Crisis Group (2012, 22 februari). Somalia: an opportunity that should not be
missed. Geraadpleegd op 24 april 2014 op http://www.crisisgroup.org/en/regions/africa/horn-
of-africa/somalia/B087-somalia-an-opportunity-that-should-not-be-missed.aspx
IRIN (2012, 22 februari). Briefing: Somalia’s political roadmap. Geraadpleegd op 27 maart
2014 op http://www.irinnews.org/report/94926/briefing-somalia-s-political-roadmap
IRIN (2014, 5 februari). Briefing: Can federalism work in Somalia?. Geraadpleegd op 18
april 2014 op http://www.irinnews.org/report/99600/briefing-can-federalism-work-in-somalia
IRIN (2014, 9 april). Security downturn in Mogadishu. Geraadpleegd op 18 april 2014 op
http://www.irinnews.org/report/99906/security-downturn-in-mogadishu
IRIN (2014, 28 mei). Shortages and clan rivalries weaken Somalia’s new army. Geraadpleegd
op 2 juni op http://www.irinnews.org/report/100141/shortages-clan-rivalries-weaken-somalia-
s-new-army
72
Jackson, R. H. (1987). Quasi-states, dual regimes, and Neoclassical Theory: international
jurisprudence and the third world. International Organization, 41 (4), pp. 519-549.
Kay, N. (2014, 11 maart). Briefing to the Security Council by Ambassador Nicholas Kay, UN
Envoy to Somalia. Geraadpleegd op 24 juni 2014 op
http://unsom.unmissions.org/Default.aspx?tabid=6254&ctl=Details&mid=9770&ItemID=249
86&language=en-US
Khalif, A. (2014, 9 maart). Somalia reintroduces taxes after 23 years. Geraadpleegd op 11
april 2014 op http://www.africareview.com/News/Somalia-reintroduces-taxes-after-23-years/-
/979180/2237214/-/14favcb/-/index.html
Mc Connell, T. (2013, 1 oktober). Who is Al-Shabaab leader Ahmed Godane?. Geraadpleegd
op 2 juni 2014 op
http://www.globalpost.com/dispatch/news/regions/africa/kenya/131001/who-al-shabaab-
leader-ahmed-godane
Menkhaus, K. (2002). Political Islam in Somalia. Middle East Policy, 4 (1), 109-123.
Minister van Justitie en Constitutionele Zaken (2014, 5 juni). Federal Government of Somalia
is progressing in the constitutional making front. Geraadpleegd op 17 juni 2014 op
http://www.mareeg.com/somaliaminister-of-constitution-federal-government-of-somalia-is-
progressing-in-the-constitutional-making-front/
Mohamud, M. (2012, 11 september). Somali presidential election hailed as historic step
towards democracy. Geraadpleegd op 17 maart 2013 op
http://sabahionline.com/en_GB/articles/hoa/articles/features/2012/09/11/feature-01
73
New York Times (2013, 25 januari). Hope, and lessons, in Somalia. Geraadpleegd op 25
februari 2013 op www.nytimes.com/2013/01/26/opinion/hope-and-lessons-in-
somalia.html?_r=0
Newman, E. (2010). Peacebuilding as security in failing and conflict-prone states. Journal of
Intervention and Statebuilding, 4 (3), pp. 305-322.
Osman, A. (2013, 4 oktober). Somalia takes teaching to the extreme. Geraadpleegd op 16
april 2014 op http://www.ipsnews.net/2013/10/somalia-takes-teaching-to-the-extreme/
Otto, L. (2012, 10 augustus). At the end of the transition period, Somalia is going nowhere
slowly. Geraadpleegd op 25 maart 2014 op
http://www.africaportal.org/articles/2012/08/10/end-transition-period-somalia-going-
nowhere-%E2%80%93-slowly
Parrin, A. (2014, 14 februari). Five challenges for Somalia’s economic recovery.
Geraadpleegd op 18 april 2014 op http://www.irinnews.org/report/99647/five-challenges-for-
somalia-s-economic-reconstruction
Patrick, S. (2007). Failed states and global security: empirical questions and policy dilemmas.
International Studies Review, 9 (4), pp. 644-662.
RCB Radio (2014, 24 juni). AU supports the agreement towards the South West State of
Somalia. Geraadpleegd op 24 juni 2014 op http://www.raxanreeb.com/2014/06/somalia-au-
supports-the-agreement-towards-the-south-west-state-of-somalia/
74
Reuters (2014, 26 februari). Somali minister cautiously plans new tax regime. Geraadpleegd
op 28 april 2014 op http://www.reuters.com/article/2014/02/26/us-somalia-economy-
idUSBREA1P0EV20140226
Rice, X. (2011, 16 augustus). Q&A: Somalia’s Al-Shabaab rebel group. Geraadpleegd op 26
maart 2013 op http://www.theguardian.com/world/2011/aug/16/q-a-somalia-al-shabaab
Rotberg, R. I. (2003). When states fail: causes and consequences. Princeton: Princeton
University Press.
Sabahi (2014, 10 maart). Afgoye conference approves draft constitution for Shabelle State of
Somalia. Geraadpleegd op 17 juni 2014 op
http://sabahionline.com/en_GB/articles/hoa/articles/newsbriefs/2014/03/10/newsbrief-02
Sabahi (2014, 23 juni). South-Western State leaders sign three-region state agreement in
Mogadishu. Geraadpleegd op 24 juni 2014 op
http://sabahionline.com/en_GB/articles/hoa/articles/newsbriefs/2014/06/23/newsbrief-02
Sabala K., Ahmad, A. & Rutto, E. (2008). The Somali Peace Proces from Arta to Eldoret to
Mbagathi: opportunities and challenges. In Nhema, A. & Zeleza, P. T. (Eds.), The Resolution
of African Conflicts: The Management of Conflict Resolution and Post-Conflict
Reconstruction (pp. 134-158). Oxford: James Currey Ltd.
Salad, H. (2014, 25 april). Somalis lament lack of progress on judicial reform. Geraadpleegd
op 17 juni 2014 op
http://sabahionline.com/en_GB/articles/hoa/articles/features/2014/04/25/feature-01
75
Samatar, A.I. (2012). A precious chance for Somalia. Geraadpleegd op 11 maart 2014 op
http://www.aljazeera.com/indepth/opinion/2012/05/2012525102057798954.html
Samatar, A. I. (2013). A new deal for Somalia: how can it work?. Geraadpleegd op 11 maart
2014 op http://www.aljazeera.com/indepth/opinion/2013/10/a-new-deal-for-somalia-how-can-
it-work-20131021392150694.html
Sharamo, R. D. (2011). Somalia in the eye of terror: Opportunities of nurturing sustainable
peace. Horn of Africa Bulletin, 23 (4), 1-6.
Shinn, D. (2011). Al-Shabaab’s foreign threat to Somalia. Orbis, 55 (2), 203-215.
Sisay, A. & Khalif, A. (2013, 29 augustus). Somali government and Jubaland strike peace
deal. Geraadpleegd op 7 april 2014 op http://www.africareview.com/News/Somali-
government-and-Jubaland-strike-a-deal/-/979180/1972618/-/r1t3s6z/-/index.html
Smith, D. (2012, 10 september). Somalia choose new leader in presidential elections.
Geraadpleegd op 25 april 2014 op http://www.theguardian.com/world/2012/sep/10/somalia-
chooses-new-president-elections
Somalia NGO Consortium (2013). Walking the talk in Somalia: Progress since the 2012
London Conference. Mogadishu: Somalia NGO Consortium.
Somali Public Radio (2014, 10 mei). President Hassan Sheikh Mohamud today chaired the
first High Level Partnership Forum (HLPF) executive meeting. Geraadpleegd op 25 juni 2014
op http://spr.fm/index.php?option=com_k2&view=item&id=5776:president-hassan-sheikh-
76
mohamud-today-chaired-the-first-high-level-partnership-forum-hlpf-executive-
meeting&Itemid=122
Tack, S. (2012, 16 juli). The end of transition in Somalia. Geraadpleegd op 25 maart 2014 op
http://www.consultancyafrica.com/index.php?option=com_content&view=article&id=1063:t
he-end-of-transition-in-somalia&catid=57:africa-watch-discussion-papers&Itemid=263
The Federal Republic of Somalia (2012). Provisional Constitution. Mogadishu: The Federal
Republic of Somalia.
The Federal Republic of Somalia (2013). The Somali Compact. Mogadishu: The Federal
Republic of Somalia.
The Independent (2012, 7 oktober). Somalia names new prime minister. Geraadpleegd op 25
april 2014 op http://www.independent.co.uk/news/world/africa/somalia-names-a-new-prime-
minister-8200886.html?origin=internalSearch
The Transitional Federal Government of Somalia (2011). Somali National Consultative
Constitutional Conference. Garowe: United Nations Political Office for Somalia.
The Transitional Federal Government of Somalia (2012). Second Somali National
Consultative Conference. Garowe: United Nations Political Office for Somalia.
The Transitional Federal Institions (2011). The Kampala Accord. Kampala: United Nations
Political Office for Somalia.
77
Tran, M. (2012, 22 februari) Somalia: a failed state where intervention carries its own risk.
Geraadpleegd op 24 april 2014 op http://www.theguardian.com/global-
development/2012/feb/22/somalia-failed-state-intervention-risks
Transparency International (2013). Corruption perceptions index 2013. Berlijn: Transparency
International.
United Nations Development Programme (2012). Somalia Human Development Report 2012:
Empowering youth for peace and development. United Nations development Programme.
United Nations Development Programme (2013). United Nations Multi Partner Trust Fund
for Somalia. Geraadpleegd op 25 juni 2014 op http://mptf.undp.org/factsheet/fund/SOM00
United Nations Political Office for Somalia (2012a). Consultative meeting of the Somali
Signatories of the process for ending the transition. Addis Abeba: United Nations Political
Office for Somalia.
United Nations Political Office for Somalia (2012b). The day that men would vote for women.
Geraadpleegd op 10 april 2013 op
http://unpos.unmissions.org/LinkClick.aspx?fileticket=a5YrnFpbBCA%3d&tabid=11451&mi
d=14705&language=en-US
United Nations Political Office for Somalia (2012c). Year end letter from Special
Representative of the United Nations Secretary-General Mahiga. Geraadpleegd op 9 april
2013 op
http://unpos.unmissions.org/Default.aspx?tabid=11451&ctl=Details&mid=14705&ItemID=1
9658&language=en-US
78
United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (2013, 20 februari).
Somalia: better acces to people in need in the south. Geraadpleegd op 8 april 2014 op
http://www.unocha.org/top-stories/all-stories/somalia-better-access-people-need-south
Verenigde Naties (2012, 1 augustus). UN officials welcome “historic” approval of new
constitution for Somalia. Geraadpleegd op 9 april 2013 op
http://www.un.org/apps/news/story.asp?NewsID=42603#.U1gEmfl_uSp
Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (2013). Resolutie 2124. New York: Verenigde
Naties.
Weinstein, M. A. (2011, 30 december). Somalia’s new Roadmap: the Garowe Principles.
Geraadpleegd op 24 april 2014 op
http://www.garoweonline.com/artman2/publish/Somalia_27/Somalia_s_New_Roadmap_The
_Garowe_Principles.shtml
Zartman, I. W. (1995). Collapsed States: the disintegration and restoration of legitimate
authority. Colorado: Lynne Rienner Publishers.
Warah, R. (2013, 14 oktober). New Deal for Somalia won’t solve the country’s problems
overnight. Geraadpleegd op 24 juni 2014 op http://www.africareview.com/Opinion/New-
Deal-for-Somalia-wont-solve-problems-overnight/-/979188/2031388/-/gan4wn/-/index.html