apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun...

69
Samenvatting Sociale psychologie H.1: SOCIALE PSYCHOLOGIE 1.1 Sociale invloed - Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie (= systematisch onderzoek van het dagelijks leven) van de manier waarop gedachten, gevoelens en gedragingen (bewust of onbewust) van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of voorgestelde aanwezigheid van andere mensen. * Mensen zijn sociale dieren. Ons gedrag wordt sterk beïnvloed door anderen en wat we denken dat anderen van ons vinden. We zijn het nageslacht van de nomaden die in groepen leefden, zich aan elkaar aanpasten en het belangrijk vonden om erbij te horen (= ‘need to belong’). - ‘Social tuning’: het onbewust op elkaar afstemmen van gedrag, gedachten en gevoelens. - Kameleon-effect: het overnemen van elkaars bewegingen en mimiek. We zijn geneigd om onbewust na te doen wat we anderen zien doen. -> Spiegelneuronen: hersencellen die ervoor zorgen dat mensen datgene wat ze zien automatisch nadoen. Dit gaat om emotionele en lichamelijke weerspiegeling. * Empathie: de spiegel voor de emoties van anderen schept een heel directe band tussen mensen en helpt om het gedrag van anderen snel intuïtief te begrijpen. * Sociale imitatie kan soortoverschrijdend zijn (bijv. als je een paard hard ziet rennen, kan het ertoe leiden dat je zelf ook sneller gaat lopen). * Het automatisch imiteren en afstemmen bevordert groepsprocessen, zoals goede samenwerking en het gevoel dat je elkaar begrijpt. * Als een groep mensen bepaald gedrag vertoont worden anderen daardoor besmet en doen hetzelfde. * Hindsight bias: als je eenmaal iets weet, lijkt het vaak alsof je het altijd al wist (‘ik-heb-het-altijd-al- geweten’- effect) * Self-fulfilling prophecy: een voorspelling die zichzelf werkelijkheid maakt. Bijv. als je denkt dat iemand intelligent is zal je eerder over een moeilijk onderwerp beginnen dan als je denkt dat iemand dom is. De ander krijgt dan ook meer kans om zich intelligent te vertonen. Zo kan een eerste indruk zichzelf bevestigen. -> Zo blijken fysiek aantrekkelijke mensen betere sociale vaardigheden te hebben, omdat van aantrekkelijke mensen wordt verwacht dat zij aardig zijn en worden waarschijnlijk aardiger en positiever benaderd door andere mensen. Zij bouwen zo meer contacten op en krijgen op die manier meer sociale vaardigheden.

Transcript of apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun...

Page 1: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

Samenvatting Sociale psychologie

H.1: SOCIALE PSYCHOLOGIE

1.1 Sociale invloed- Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie (= systematisch onderzoek van het dagelijks leven) van de manier waarop gedachten, gevoelens en gedragingen (bewust of onbewust) van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of voorgestelde aanwezigheid van andere mensen.* Mensen zijn sociale dieren. Ons gedrag wordt sterk beïnvloed door anderen en wat we denken dat anderen van ons vinden. We zijn het nageslacht van de nomaden die in groepen leefden, zich aan elkaar aanpasten en het belangrijk vonden om erbij te horen (= ‘need to belong’).

- ‘Social tuning’: het onbewust op elkaar afstemmen van gedrag, gedachten en gevoelens.- Kameleon-effect: het overnemen van elkaars bewegingen en mimiek. We zijn geneigd om onbewust na te doen wat we anderen zien doen.-> Spiegelneuronen: hersencellen die ervoor zorgen dat mensen datgene wat ze zien automatisch nadoen. Dit gaat om emotionele en lichamelijke weerspiegeling.* Empathie: de spiegel voor de emoties van anderen schept een heel directe band tussen mensen en helpt om het gedrag van anderen snel intuïtief te begrijpen.* Sociale imitatie kan soortoverschrijdend zijn (bijv. als je een paard hard ziet rennen, kan het ertoe leiden dat je zelf ook sneller gaat lopen).* Het automatisch imiteren en afstemmen bevordert groepsprocessen, zoals goede samenwerking en het gevoel dat je elkaar begrijpt.* Als een groep mensen bepaald gedrag vertoont worden anderen daardoor besmet en doen hetzelfde.* Hindsight bias: als je eenmaal iets weet, lijkt het vaak alsof je het altijd al wist (‘ik-heb-het-altijd-al- geweten’- effect)* Self-fulfilling prophecy: een voorspelling die zichzelf werkelijkheid maakt. Bijv. als je denkt dat iemand intelligent is zal je eerder over een moeilijk onderwerp beginnen dan als je denkt dat iemand dom is. De ander krijgt dan ook meer kans om zich intelligent te vertonen. Zo kan een eerste indruk zichzelf bevestigen. -> Zo blijken fysiek aantrekkelijke mensen betere sociale vaardigheden te hebben, omdat van aantrekkelijke mensen wordt verwacht dat zij aardig zijn en worden waarschijnlijk aardiger en positiever benaderd door andere mensen. Zij bouwen zo meer contacten op en krijgen op die manier meer sociale vaardigheden.

1.2 Het sociaal-psychologisch perspectief- Het gedrag van mensen is het resultaat van interne en externe krachten. Sociaal psychologen leggen het accent op de externe, omgevingsgerichte en situationele invloeden op het gedrag van mensen.* Het omstander-effect: hoe meer andere mensen er aanwezig zijn bij een noodgeval, des te kleiner de kans is dat iemand gaat helpen en des te langer het duurt voordat mensen in actie komen.-> Je reactie in een noodsituatie wordt sterk beïnvloed door kenmerken van de omgeving.Een oorzaak:- Wanneer er anderen in de buurt zijn voelen mensen zich niet persoonlijk verantwoordelijk om te helpen. Diffusion of responsibility: de verantwoordelijkheid lijkt verspreid over meerdere mensen, waardoor het onduidelijk is wie er verantwoordelijk is.* Gehoorzaamheid: uit het experiment van Milgram (proefpersonen worden bij een fout antwoord van de ander gedwongen elektrische schokken te geven) blijkt dat mensen geneigd zijn een autoriteit te gehoorzamen.- Sociale cognitie: hoe mensen hun sociale omgeving waarnemen en interpreteren. Lewin benadrukte in zijn werk het belang van de subjectieve situatie (eigen waarneming en interpretatie).

Page 2: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen die we waarnemen.- Mensen gebruiken hun cognitieve capaciteit efficiënt: we gebruiken onze aandacht en denkwerk efficiënt door meer op te letten als iets of iemand belangrijk is. Bij dagelijkse dingen is het niet van belang om een gedetailleerd beeld te vormen, waardoor ons beeld vaker vertekend is.- Motieven en belangen kleuren de waarneming: mensen zien vaak vooral wat ze verwachten of willen zien (wishful/motivated thinking). Motieven als de behoefte aan een positief zelfbeeld of behoefte aan controle kunnen de waarneming kleuren.- Veel reacties zijn onbewust en automatisch: het grootste deel van wat mensen doen, denken en voelen komt voort uit onbewuste drijfveren en associaties. Deze onbewuste processen verlopen snel en grof en maken geen precieze analyse van de omgeving.* Expliciet geheugen: bewust geheugen dat kennis bevat waarvan we weten dat we die hebben.* Impliciet geheugen: onbewust geheugen dat kennis en ervaringen bevat waar we gebruik maken zonder dat we het goed beseffen.

- Embodiment: associaties tussen lichamelijke en mentale reacties. Lichamelijke ervaringen kunnen ons denken en voelen beïnvloeden, en omgekeerd.* Facial feedback: de toestand van het lichaam, het gezicht in dit geval, geeft de hersenen informatie over de gemoedstoestand.

=

Sociale constructie van de werkelijkheid - Correspondentie-vertekening /fundamentele attributiefout: de neiging om de invloed van de situatie op het gedrag van mensen te onderschatten. * Induced compliance: meegaandheid die opgewekt wordt door de ander. Je hebt keuzevrijheid, maar wordt door de ander gestuurd om een bepaalde keuze te maken.- Cognitieve dissonantie: je ervaart tegenstelling/spanning tussen 2 gedachten.

* We worden veel meer beïnvloed door de situatie dan dat we denken en willen. Dit betekent dat veel van ons gedrag onderhevig is aan willekeur en toeval. We kunnen ons de kracht van de situatie niet goed voorstellen en kunnen van tevoren moeilijk inschatten hoe we gaan reageren. * Telling more than we know: Wanneer mensen aangeven waarom ze doen wat ze doen, hebben ze verklaringen die in feite helemaal niet overeenkomen met de werkelijke variabelen die hun gedrag uitlokken.* Egocentrische vertekening: het idee dat je een doorslaggevende rol hebt gespeeld bij een bepaalde beslissing in een groep of dat je ergens een grotere bijdrage aan hebt geleverd.* Spotlight-effect: je hebt het idee dat iedereen de hele tijd op je let en je ziet, terwijl dat niet zo is.* Correspondentie-vertekening: mensen nemen aan dat de antwoorden van de ander voortkomen uit diens eigen standpunten, ze onderschatten de situatie, terwijl ze nota bene zelf die situatie hebben gecreëerd.

1.3 Sociaal-psychologisch onderzoek- Empirisch onderzoek: sociaal psychologen willen hun ideeën toetsen aan de werkelijkheid, door het denken, doen en voelen van mensen te analyseren en te ontrafelen. Er wordt systematisch gegevens verzameld door observatie in het dagelijks leven of via experimenten in een omgeving die onderzoekers creëren/nabootsen. * Om het gedrag van mensen te kunnen verklaren en begrijpen is het van belang om causale relaties te kunnen vaststellen.

Page 3: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

Bijvoorbeeld:1. Experimentele groep: groep mensen die eenzaam wordt gemaakt door aan een eenzaam moment terug te denken.2. Controlegroep: groep mensen die niet eenzaam wordt gemaakt. Deze groep is bedoeld om het effect van de andere conditie mee te vergelijken.- Onafhankelijke variabele: de variabele die het verschil maakt tussen de experimentele groep en controlegroep. -> variabele die men gebruikt om voorspellingen op te baseren. (oorzaak)- Afhankelijke variabele: de variabele waarvan we willen weten of die wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele. -> variabele waarover men een voorspelling doet. (gevolg)

H.2: HET ZELF

2.1 Zelfkennis- Mensen hebben allerlei ideeën over hun eigenschappen, interesses, meningen, oorzaken van hun gedrag, kwaliteiten, plannen voor de toekomst, etc. Deze zelfkennis kan bewust of onbewust zijn.- Zelfbewustzijn: je kunt waarnemen en tegelijk het object van de waarneming zijn. Je kijkt van buitenaf naar jezelf. Als je jezelf bijvoorbeeld afvraagt wat je leuk vindt of jezelf in de spiegel of in een video ziet, is er sprake van een verhoogd zelfbewustzijn. Hierdoor kunnen mensen het vertrouwde zelfbeeld herkennen en eventuele afwijkingen opmerken, zowel fysiek als psychologisch.* D.m.v. de zogenoemde ‘vlekkentest’ kan er onderzocht worden of dieren de vlek op zichzelf herkennen en dus een zelfbewustzijn hebben of niet. * Functies van het zelfbewustzijn:

Door je eigen reacties te observeren en aan te nemen dat soortgenoten net zo zijn als jij, leer je ook van alles over je omgeving.

Het stelt mensen in staat om hun gedrag af te stemmen op normen en idealen. Ze kunnen zichzelf bekijken en hun gedrag en gevoelens vergelijken met hoe ze vinden dat ze zouden moeten zijn (ought self) of zouden willen zijn (ideal self).

- Een verhoogd zelfbewustzijn zorgt ervoor dat mensen hun normen en waarden beter naleven en zich dus meer volgens hun persoonlijke normen gaan gedragen.* Nadelen van een verhoogd zelfbewustzijn:

Onderbreking van gedragsroutines, waardoor je vaak slechter presteert op taken die je normaal gesproken automatisch doet (bijv. als je onder druk staat).

Piekeren en angstige of depressieve gevoelens, omdat je wil voldoen aan de eisen of idealen die door jezelf of door anderen zijn opgelegd.

* Publiek zelfbewustzijn: je bekijkt jezelf door de ogen van een denkbeeldig publiek (‘wat vinden anderen van mij en hoe kom ik over’)* Privé zelfbewustzijn: je aandacht is gericht op je eigen binnenkant (‘wie ben ik, wat voel ik en wat betekent dat allemaal’)-> Het blijkt dat mensen die veel over zichzelf nadenken meer piekeren en vaker depressief zijn.* Een gezonde vorm van over jezelf nadenken is zelfreflectie: je kijkt op een beschouwende manier naar jezelf zonder te oordelen. Je hebt niet de intentie om iets te veranderen of op te lossen, maar bent meer geïnteresseerd en nieuwsgierig naar jezelf. Een vorm van zelfreflectie is mindfulness: een open houding waarbij je met je aandacht in het hier-en-nu bent en je gedachten, gevoelens en waarnemingen registreert zoals ze opkomen, zonder te oordelen. Dit helpt bij het verminderen van piekeren/stress en heeft positieve effecten op o.a. stemming, concentratievermogen en gezondheid.

- Bronnen van zelfkennisIntrospectie: we kunnen bij onszelf naar binnen kijken. Ons innerlijk lijkt een betrouwbare bron van zelfkennis, maar dat is lang niet altijd zo omdat veel van onze zelfkennis impliciet/onbewust is. Het

Page 4: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

lijkt vaak alsof we onze drijfveren wel kennen, maar we maken eigenlijk een aannemelijke verklaring voor ons gedrag. * Adaptieve onbewuste: het onbewuste neemt veel denkwerk uit handen en dat is erg nuttig en efficiënt. Een nadeel van dit voorwerk is dat we onze drijfveren vaak niet kennen. We kennen het resultaat van een proces, maar het proces waarom iets zo is, is onbewust verlopen.Zelfwaarneming: als buitenstaander naar je eigen gedrag kijken en dit gedrag interpreteren. Dit is puur naar het eigen gedrag kijken zonder aandacht te geven aan je motieven of bedoelingen.* Zelfperceptie/zelfwaarderingstheorie: mensen leren zichzelf kennen door op een objectiverende manier naar hun eigen gedrag te kijken en daaruit persoonlijkheidseigenschappen af te leiden.

- Organisatie van de zelfkennis in een zelf-schema: een hiërarchische structuur waarbij de abstracte stukjes kennis over jezelf bovenaan staan en daaronder de meer specifieke kennis over jezelf. Mensen hebben niet over al hun eigenschappen een zelfschema, maar vinden de ene eigenschap belangrijker in hun zelfbeeld dan de ander. Wanneer een zelfschema eenmaal gevormd is, zal het niet snel veranderen, omdat het schema de informatieverwerking stuurt en zichzelf zo in stand houdt * Zelfconcept: mensen hebben meerdere zelf-schema’s die onderling met elkaar verbonden zijn. Een hoge zelfcomplexiteit betekent dat iemand veel verschillende onafhankelijke zelfschema’s heeft. Dit biedt bescherming tegen stress wanneer je negatieve ervaringen opdoet, omdat de verschillende onafhankelijke zelfschema’s los van elkaar staan en je je niet op elk domein negatief voelt. In gunstige omstandigheden is een simpel zelfconcept beter voor je zelfwaardering, omdat positieve ervaringen zich makkelijker naar het hele zelf uitstrekken.

- Zelfwaardering: algemene evaluatie van zichzelf. Een veelgebruikte methode om dit te meten is de self-esteemschaal (Rosenberg) waarbij je bij uitspraken moet zeggen in hoeverre je er mee (on)eens bent. Een alternatief is om algemene vragen over zelfwaardering te stellen (bijv. ‘hoe tevreden ben je met jezelf?’).* Expliciete zelfwaardering: antwoorden die mensen geven als hen gevraagd wordt over hoe ze over zichzelf denken.* Impliciete zelfwaardering: onbewuste associaties die mensen over zichzelf hebben.Het verschil tussen expliciete en impliciete zelfwaardering speelt een rol bij narcisme (hoge expliciete zelfwaardering, maar overschreeuwen mogelijk een kwetsbare binnenkant).* Stabiliteit van zelfwaardering: weinig schommelingen in de hoogte van (expliciete) zelfwaardering. Bij een instabiele zelfwaardering zijn mensen bijvoorbeeld eerder van streek bij negatieve feedback.* Contingentie van zelfwaardering: de mate waarin iemands zelfwaardering afhankelijk is van een bepaalde standaard (bijv. prestaties en succes, uiterlijk, sociale goedkeuring, innerlijke standaard). Bij een hoge contingentie gaat de zelfwaardering sterker omhoog of omlaag bij bepaalde ups en downs. -> Het ideaal is dat men zichzelf onvoorwaardelijk (niet-contingent) geaccepteerd voelt en het vertrouwen heeft dat hij/zij een waardevol mens is. Maar dit is niet de beste manier om over jezelf te denken, omdat je niet constant positief kan blijven interpreteren bij negatieve gebeurtenissen.In de praktijk is het idee van een autonome en stabiele zelfwaardering bruikbaar als ideaal.* Zelfcongruentie: mensen baseren hun zelfwaardering op het trouw zijn aan zichzelf.

2.2 Zelfevaluatie-motieven

Zelfverheffingsmotief (self-enhancement): grote waarde hechten aan informatie die ons in een positief daglicht stelt en dus onze zelfwaardering ten goede komt.* Illusoire superioriteit: de illusie dat je beter bent dan anderen, die wordt gevoed door het positieve zelfbeeld. Mensen hebben de neiging om zichzelf rooskleurig te bekijken door de behoefte aan zelfwaardering (bijv. mensen vergelijken zichzelf liever met anderen die slechter af zijn dan zijzelf).* Above-average-effect: mensen beoordelen zichzelf als beter dan anderen op allerlei verschillende kenmerken.

Page 5: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

* Zelf-dienende vertekening (selfserving bias): de neiging om successen aan jezelf toe te schrijven en mislukkingen aan anderen, aan omstandigheden of aan pech.- Op deze manier wordt het gewenste beeld van jezelf gehandhaafd en beschermd. Hierdoor kan zelfbedrog ontstaan. Je houdt jezelf eigenlijk voor de gek en dat is op korte termijn goed voor je stemming, maar op lange termijn kan het leiden tot onvoldoende zelfontwikkeling, ondermijning van de intrinsieke motivatie en het belemmert het gevoel van verbinding met anderen.-> De strategieën van zelfverheffing werken onbewust, waardoor je het zelf niet merkt.

Consistentiemotief: men vindt het prettig om informatie te krijgen die overeenkomt met het beeld dat we als van onszelf hadden (stabiel en samenhangend zelfbeeld). Het verlangen naar consistentie is vaak moeilijk los te zien van het zelfverheffingsmotief, want als je eenmaal een positief zelfconcept hebt, dan is positieve informatie tegelijkertijd consistent met je zelfbeeld. Wanneer je een negatief zelfbeeld hebt is de positieve informatie tegengesteld aan de consistente (negatieve) informatie. Maar mensen willen niet voortdurend opgehemeld worden, maar willen wel dat anderen ook hun zwakheden zien, zeker in langdurigere relaties.

Accuraatheidsmotief: men vindt het belangrijk om een beeld van onszelf te hebben die overeenkomt met de waarheid en dus een realistische weergave is. Diverse onderzoeken hebben laten zien dat er een redelijke overeenstemming bestaat tussen de oordelen van mensen over zichzelf en de oordelen die goede bekenden over hen geven. Ook zijn er betrouwbare verbanden tussen zelfoordelen en objectief observeerbaar gedrag. Het zelfbeeld van mensen is niet volkomen onrealistisch, maar de behoefte aan accurate informatie over jezelf is in het algemeen minder sterk dan de behoefte aan een positief en consistent zelfbeeld.

Het zelfverbeteringsmotief (self-improvement): we streven ernaar onszelf te ontwikkelen en verbeteren. Men hecht daar veel waarde aan als het gaat om competenties die beïnvloedbaar zijn en die je kunt verbeteren.* Entiteitstheorie: de persoonlijkheid is een vaste entiteit die niet te veranderen is.* Groeitheorie: je kunt je persoonlijkheid verbeteren en ontwikkelen in de loop van je leven.* Performance vs. mastery: prestatiedoel (= het gaat om het resultaat; je wilt beter zijn dan anderen) vs. leerdoel (= het gaat om het proces; je wil jezelf verbeteren).

* Deze 4 motieven zullen vaak naast elkaar bestaan. In het algemeen gaat zelfverheffing samen met consistentie en accuraatheid met zelfverbetering.* Het zelfverheffingsmotief is erg vaak aanwezig en het is lastig om daar weerstand aan te bieden. We hechten waarde aan een positief zelfbeeld, ook al is dit niet altijd rationeel.

* Need to belong: de fundamentele behoefte van mensen om zich verbonden te voelen met anderen en erbij te horen.- Sociometer-theorie: het zelfverheffingsmotief is direct gericht op de instinctieve behoefte aan verbondenheid. Het verbonden zijn en erbij horen is de kern en zelfwaardering fungeert hierbij als graadmeter (sociometer) van de mate waarin je je geaccepteerd voelt door anderen. Wanneer anderen je accepteren en je waardering geven, ga je vrijwel automatisch positiever over jezelf denken. De zelfwaardering die iemand ervaart is een subjectieve inschatting van de mate waarin anderen je accepteren en waarderen.* In het meest extreme geval is er sprake van narcisme, waarbij de betrokkene zeer tevreden is met zichzelf terwijl dat niet overeenkomt met de acceptatie door anderen.* Er is echter wel gebleken dat sociale afwijzing of uitsluiting nauwelijks effect heeft op de zelfwaardering van mensen. Mensen hebben vaak eerder neutrale gevoelens en geen negatieve, dit is sterker naarmate de sociale afwijzing heftiger is.

Page 6: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

2.3 Het interpersoonlijke zelf* Het zelfbeeld wordt sterk beïnvloed door reacties van anderen. Wie je bent, wat je doet, wat je vindt en voelt, is voor een belangrijk deel gebaseerd op de invloed van mensen om je heen. Omgekeerd heeft ons zelfbeeld ook weer invloed op de manier waarop wij de wereld om ons heen waarnemen.- Sociale projectie: invloed van het zelf op sociale waarneming; de neiging je eigen kenmerken bij anderen waar te nemen.

Egocentrische projectie: mensen zijn geneigd aan te nemen dat anderen hetzelfde denken, vinden, voelen en doen als zichzelf.* False-consensus-effect: het overschatten van de frequentie van hun eigen opvattingen, interesses, eigenschappen en gedragingen bij anderen. Oorzaken hiervan zijn dat mensen vaker in contact komen met anderen die hetzelfde denken en doen als zijzelf, mensen besteden meer aandacht aan dingen die hen bezighouden en er kan sprake zijn van egocentrisme (= het onvermogen om zich voldoende in te leven in het perspectief van de ander). * De egocentrische vertekening heeft voordelen: door aan te nemen dat de meest mensen net zo zijn als jij, houd je het gevoel in stand dat jij heel normaal en aangepast bent & in groepen of in relaties kan het verwantschap of samenwerking met anderen versterken. Er zijn ook nadelen: in onderhandelingssituaties is het vaak handiger om waar te nemen waar de ander op uit is en niet ervan uit te gaan dat de ander hetzelfde vindt als jij & het lijkt alsof mensen met een andere mening niet objectief zijn.

Defensieve projectie: onbewust zijn er onwenselijke eigenschappen aanwezig, maar deze worden op anderen geprojecteerd om een uitlaatklep te zoeken. Het zelfverheffingsmotief kan ook bijdragen aan sociale projectie. Mensen zien hun tekortkomingen als heel normaal terwijl ze hun sterke kanten juist uniek vinden (de false-consensus is groter bij negatieve eigenschappen). Mensen willen soms hun eigen negatieve kenmerken liever niet weten, maar merken die kenmerken vervolgens wel op bij anderen. Met dergelijke projecties beschermen mensen zichzelf tegen de nare gedachte dat zij onwenselijke motieven of eigenschappen hebben.* Gedachtenonderdrukking: een doelbewuste poging om ergens niet aan te denken kan ertoe leiden dat de ongewenste gedachte juist steeds bovenkomt. Juist de eigenschappen die je van jezelf niet wilt weten en die je daardoor onderdrukt, zal je eerder op anderen projecteren.

- Sociale vergelijking: het beoordelen van je eigenschappen, kwaliteiten en meningen doe je eigenlijk altijd in vergelijking tot anderen om te bepalen waar je staat. Volgens Festinger wil je jezelf het liefst vergelijken met iemand die op je lijkt omdat de informatiewaarde dan het grootst is. * Neerwaartse sociale vergelijking: vanuit de behoefte aan zelfverheffing vergelijken mensen zich liever met iemand die slechter af is. * Opwaartse sociale vergelijking: vanuit de behoefte aan zelfverbetering vergelijken mensen zich liever met iemand die beter af is.* Assimilatie: je ziet gelijkenis tussen jezelf en de ander (is een positief of negatief assimilatie-effect)* Contrast: je ziet het verschil tussen jezelf en de ander (is een positief of negatief contrast-effect)- Als je jezelf vergelijkt met iemand op je lijkt en jullie beide hetzelfde willen bereiken of presteren kan er een situatie van concurrentie ontstaan. Dingen die je kunt doen om je ego te redden: beter presteren dan de ander door bijv. beter voor te bereiden, het reduceren van de nabijheid tot de ander of het terugschroeven van de relevantie van de prestatie. Naarmate beide personen dingen onafhankelijker van elkaar doen, des te meer je trots kunt zijn op de ander.

- Anderen als spiegel van het zelf (looking glass self): we zien onszelf door de ogen van anderen, of via de spiegel die anderen ons voorhouden. Er is een sterk verband tussen het zelfbeeld en hoe

Page 7: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

mensen denken dat anderen hen zien. De reacties van anderen kunnen dus een sterke invloed hebben op het zelf. Van jongs af aan leren mensen zich aan te passen aan wat anderen verwachten. Het blijkt ook dat gedragsveranderingen alleen invloed hebben op het zelfbeeld wanneer het gedrag door anderen wordt waargenomen. Het ‘zelf’ bestaat pas wanneer het door anderen gezien wordt.

- Zelfpresentatie: mensen proberen bewust of onbewust invloed uit te oefenen op wat anderen van hen vinden, bijv. door lichaamshouding en kleding.* Expressieve zelfpresentatie: de behoefte om je eigen persoonlijke identiteit uit te drukken; te laten zien wie je bent (- consistentiemotief).* Instrumentele zelfpresentatie: is gericht op het beïnvloeden van het gedrag van anderen; je wilt er iets mee gedaan krijgen.-> Ingratiation: zorgen dat je aardig gevonden wordt door aandacht en interesse te tonen, hulp aan te bieden, te glimlachen, complimenten te geven of in te stemmen met de mening van de ander.Ingratiator’s dilemma: hoe belangrijker het is om positief beoordeeld te worden (naarmate je meer afhankelijk bent), des te eerder zal het opvallen dat je slijmt.-> Zelfpromotie: ervoor zorgen dat je als bekwaam (succesvol, intelligent) wordt gezien. Hierbij richt je je aandacht juist naar jezelf. Paradox van de zelfpromotor: hoe meer je vertelt hoe goed je bent, des te minder geloofwaardig is het. Je wordt dan vaak als opschepper gezien.* Schadelijke gevolgen van zelfpresentatie: zelfondermijning door handicaps voor jezelf te creëren en je daardoor te kunnen indekken tegen een mogelijke mislukking & door onzekerheid wie we zijn, kunnen mensen/adolescenten sterk worden beïnvloed door het gedrag van leeftijdsgenoten en willen er ook bij horen of stoer zijn, maar dat kan leiden tot riskant gedrag of schade aan de eigen gezondheid. Mensen lijken zich dan meer zorgen te maken over hun imago dan om hun lijf.

H.3 WAARNEMING VAN PERSONEN

3.1 De eerste indruk- Als je iemand voor het eerst ontmoet, vorm je razendsnel een indruk van die persoon. Je hebt vaak direct een evaluatief gevoel of die persoon leuk is of niet. Daarnaast vorm je je een beeld van steeds meer specifieke kenmerken zodra je meer informatie krijgt zoals (non-)verbaal gedrag. Op basis van korte gedragsfragmentjes (‘thin slices of behaviour’) kunnen de persoonlijkheid en prestaties van mensen behoorlijk goed worden afgeleid. * Het vormen van de eerste indruk gaat automatisch en daarbij laten we onze waarneming en beoordeling vaak sturen door onze stereotypen; dit beeld is vaak niet erg genuanceerd (‘quick and dirty’). Het vormen van die eerste indrukken hangt samen met onze evolutionaire geschiedenis om gevaar/dreiging snel op te merken.* Het vormen van een eerste indruk is dus een volledig automatisch proces. Onderzoekers kunnen dit meten door bijv. subliminale priming = door een stimulus (woord of beeld) heel kort aan te bieden kan de onderzoeker er zeker van zijn dat de effecten ervan onbewust optreden. Daarna wordt gemeten of die stimulus een positief of negatief effect heeft op de bewuste beoordelingstaak.* Als een beeld subliminaal vertoond wordt, maakt men daar onbewust associaties mee, en vindt er automatische evaluatie plaats. Ook bij gezichten wordt er automatisch een indruk gevormd.* Automatische waakzaamheid: in het algemeen zijn automatische evaluaties sterker voor negatieve dan voor positieve stimuli. De gevolgen van negatieve gebeurtenissen zijn meer acuut, waardoor tijdig handelen vereist is. Negatieve informatie pikken we sneller op en wanneer die informatie gevaar oplevert besteden we er ook meer aandacht aan.

- Stereotypen en sociale categorisatie: het indelen op basis van hokjes (sociale categorieën) en naar aanleiding daarvan allerlei gevolgtrekkingen maken (stereotypen). Dit komt voort om de omgeving overzichtelijk te maken. Door je stereotypen te onderdrukken of de persoon beter te leren kennen, kunnen we ook een indruk van iemand vormen zonder het gebruik van stereotypen.

Page 8: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

- Aantrekkelijkheid: binnen de eerste fractie van een seconde heb je al bepaald of je iemand meer of minder aantrekkelijk vindt. Iemands uiterlijke aantrekkelijkheid heeft invloed op onze indruk van diegene. Aantrekkelijke mensen worden vaker met positieve eigenschappen geassocieerd (intelligent, spontaan; wat mooi is, is goed). Mannen overschatten vaak de interesse in seks van mooie vrouwen (seksuele overperceptie). In het algemeen kunnen we stellen dat aantrekkelijkheid veel voordelen heeft. Er zijn wel uitzonderingen te noemen op de overwegend positieve effecten, zoals dat aantrekkelijkere mensen meer ijdel en arrogant kunnen zijn.* Halo-effect: de neiging om, als iemand 1 positieve/negatieve eigenschap heeft, dit te generaliseren naar andere eigenschappen (bijv. behulpzaam, dus ook eerlijk).

- Uiterlijke kenmerken

Gezicht: dit vormt de belangrijkste bron van informatie bij de eerste indruk. We beoordelen mensen op 2 dimensies: de likability (horizontale verbinding) en power (verticale verbinding)-> mensen met grote ogen en ronde vormen in het gezicht scoren hoog op likablity-> mensen met kleine ogen, dunne lippen en een breed gezicht vinden we agressiever= verband tussen ‘face’ en ‘fate’: je gezicht beïnvloedt al op jonge leeftijd hoe je behandeld wordt en het ligt aan de mate van testosteron hoe je gezicht eruitziet en in hoeverre je competitief of ambitieus bent.

Lichaamsbouw en lengte: op basis van lichaamsbouw maken mensen ook gevolgtrekkingen over iemand. Bij vrouwen wordt er vooral op de taille en heupen gelet en bij mannen gaat het vooral om de lengte. Lange mensen worden in het algemeen als slimmer behandeld, krijgen daardoor meer zelfvertrouwen, gedragen zich meer als leider en worden het daardoor vaak eerder.

Kleding: met kleding geven mensen signalen over hun status af en helpen waarnemers daarmee om hen in een bepaalde (sociale) categorie te plaatsen. Er zijn soms ook specifieke eigenschappen uit af te leiden die vaak intuïtief worden opgepikt. Ook heeft kleding effect op hoe je je voelt, wat weer je gedrag en prestaties beïnvloedt.

3.2 Non-verbaal gedrag- Mensen communiceren bewust of onbewust met hun lichaam (zoals lichaamshouding en mimiek). Grofweg gaat het om visueel (wat je ziet) of vocaal (wat je hoort) non-verbaal gedrag. Onbewust/ intuïtief halen we veel informatie uit non-verbaal gedrag. * Dr Fox-effect: mensen zijn positief over een enthousiaste en expressieve presentatie, terwijl de inhoud van het verhaal onzin was. Lichaamstaal kan dus veel belangrijker zijn dan verbale taal. * Uit non-verbaal gedrag proberen we af te leiden hoe iemand echt is. Dit is terecht omdat mensen met hun lichaamstaal vaak hun impliciete gevoelens en gedachten laten zien. Het blijkt dat narcistische mensen een goede eerste indruk maken door hun non-verbale gedrag, maar als je die mensen langer kent blijken ze vaak egocentrische waarden te hebben.

Gelaatsexpressie en mimiek: mensen drukken emoties uit d.m.v. gezichtsexpressie. Sommige gelaatsuitdrukkingen zijn specifiek voor bepaalde culturen, maar andere worden overal ter wereld herkent, zoals blijdschap en boosheid. D.m.v. emoticons is het makkelijker gemaakt om bij schriftelijke communicatie uit te drukken hoe je iets bedoelt.

Oogcontact: mensen niet aankijken wordt vaak als onvriendelijk of onbetrouwbaar gezien en iemand diep in de ogen kijken is vaak een teken van verliefdheid of intimidatie. Ook bij flirten is oogcontact belangrijk omdat je zo aangeeft dat je iemand leuk vindt. Daarnaast bepaalt oogcontact in vergaderingen wie er aan het woord komt.

Afstand en persoonlijke ruimte: mensen hebben behoefte om een bepaalde ruimte om zich heen. We voelen ons onprettig als anderen in onze persoonlijke ruimte komen en willen die afstand weer vergroten. De afstand van de persoonlijke ruimte hangt af van wie er dicht bij je komt; onbekenden wens je verder weg te staan dan bekenden. De optimale persoonlijke ruimte kan vergroot of verkleind worden door factoren als sympathie, relatie en cultuur.

Page 9: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

* Intimiteits-equilibrium-theorie: mensen streven naar een bepaalde balans in hoe intiem contact met de ander is. In het algemeen geldt dat als het op de ene manier te close wordt, compenseer je het op een andere manier (bijv. in de lift). Daarnaast kan aanraking als intimiderend (bezitssignaal) of prettig (genegenheidssignaal) worden ervaren. In zekere zin geef je door iemand aan te raken aan dat jij bepaalt hoe intiem het contact wat jou betreft mag worden. Mensen met minder macht zijn daar vaak afwachtender in.

Lichaamshouding en beweging: een persoon die rechtop staat met rechte schouders komt heel anders over op iemand die een in elkaar gedoken houding heeft. Vaak herken je mensen op de manier waarop ze lopen; kennelijk hebben mensen allemaal hun unieke manier van bewegen. Ook de ruimte die iemand inneemt heeft invloed op de indruk die je achterlaat. Mensen die meer ruimte in beslag nemen tijdens het zitten en lopen komen machtiger en zelfverzekerder over. Dit verband bestaat ook omgekeerd. Ook de mate van symmetrie in lichaamshouding zegt iets over de indruk die je achterlaat (asymmetrisch = teken van ontspanning en dus machtiger). Ook krachtige handdruk laat een betere indruk achter.

Stem: op basis van de stem worden er allerlei associaties gemaakt. Een lage stem wordt bijv. geassocieerd met dominantie en leiderschap. Ook het tempo van spreken maakt uit; iemand die sneller spreekt wordt als bekwamer gezien en heeft meer overtuigingskracht. Daarnaast heeft de hoeveelheid die iemand praat, het volume, de toon, de hoeveelheid aarzelingen, de uitspraak en het accent invloed op de indruk.

- De invloed van non-verbaal gedrag en lichamelijke kenmerken op de eerste indruk zijn uiterst complex, omdat de verschillende soorten informatie op elkaar inwerken. Binnen enkele seconden is onze eerste indruk van een persoon gebaseerd op veel informatie. Ook blijkt dat veel stereotypen die we hebben een kern van waarheid te bevatten. Hierbij speelt het self-fulfilling prophecy (=mensen gaan zich gedragen zoals anderen hen verwachten te gedragen) ook een belangrijke rol in. We komen een heel eind met de eerste indruk, maar op basis van gedrag van mensen op de langere termijn krijgen we een betere indruk van een persoon.

3.3 Attributie: van gedrag naar eigenschap* Attributie: het afleiden van eigenschappen uit gedrag. Deze cognitieve processen kunnen variëren van volledig automatisch (onbewust) tot volledig gecontroleerd en weloverwogen (bewust). - Spontane gevolgtrekkingen: we maken vanzelf gevolgtrekkingen n.a.v. gedrag van mensen, ook als daar niet naar gevraagd wordt. Van nature zijn mensen geneigd het gedrag van anderen automatisch te registreren en interpreteren. De geactiveerde eigenschap wordt geassocieerd met het vertoonde gedrag en niet specifiek met de actor (iemand geeft een fooi -> je denkt: ‘dat is gul’ en niet per se ‘hij is gul’). Toch wordt de geactiveerde eigenschap wel aan de actor gekoppeld als je eraan terugdenkt.- Intentionele gevolgtrekkingen: we maken gevolgtrekkingen n.a.v. gedrag van mensen dat gestuurd wordt door belangen of doelen. De aandacht gaat naar de actor die het gedrag vertoont (je probeert uit te vinden of je huisgenoot gezellig is). Het kost weinig cognitieve capaciteit, maar het gaat niet automatisch, omdat er een doel achter zit.* Theorie over correspondente gevolgtrekkingen (Jones en Davis): gaat over de vraag welke factoren nu precies maken dat we een correspondente eigenschap (1-op-1-relatie met gedrag) afleiden uit iemands gedrag (bijv. biologische producten -> milieubewust). Of deze wordt gemaakt hangt af van:

- Keuzevrijheid van de actor: als iemand onder druk wordt gezet om iets te doen, zegt dat weinig over die persoon (= geen correspondente gevolgtrekking).

- Sociale wenselijkheid van het gedrag: wanneer gedrag algemeen sociaal wenselijk is, zegt dat weinig over de persoon.

- Effecten van het gedrag: hoe minder mogelijke gewenste effecten een gedraging heeft, des te makkelijker kunnen we een correspondente gevolgtrekking maken.

Page 10: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

* Correspondentie-vertekening/fundamentele attributiefout: de neiging om het gedrag van een persoon te veel te vertalen naar persoonlijkheidseigenschappen, en te weinig rekening te houden met situationele invloeden.* Spontane gevolgtrekking -> gevolgtrekking wordt gekoppeld aan de actor -> situationele correctie waarbij je de situatie verkend en indien nodig je gevolgtrekking corrigeert (meer bewuste cognitieve inspanning = gecontroleerd proces).* De correspondentie-vertekening treedt niet altijd en overal op: het is een typisch westers verschijnsel, niet elk gedrag is duidelijk gerelateerd aan een onderliggende eigenschap (denk aan huilen), soms gaat de aandacht van mensen uit naar de situatie i.p.v. naar de actor of je verdenkt iemand van gedrag met een verborgen bedoeling.

- Priming: met een bepaalde stimulus (woord, beeld, geluid) kun je bij mensen impliciet een bepaald concept, idee of gevoel activeren. Het effect hiervan is dat betreffende associaties toegankelijker worden in het geheugen en daardoor meer voor het oprapen liggen om toegepast te worden.* D.m.v. priming worden bepaalde kenmerken tijdelijk toegankelijker en zal je deze kenmerken onbewust gebruiken om een persoon te interpreteren. Maar er zijn ook eigenschappen die voortdurend relatief toegankelijk zijn (chronisch toegankelijke eigenschappen). Vaak gaat het om eigenschappen die je zelf belangrijk vindt en waar je dus meer op let (bijv. eerlijk-oneerlijk).

* Assimilatie: je oordeel schuift in de richting van de toegankelijke concepten.* Contrast: je oordeel verschuift in tegenovergestelde richting van datgene wat geactiveerd is.-> Hierbij gaat het om de vergelijking tussen de geactiveerde personen en de te beoordelen personen

- Causale attributie: mensen denken na over de oorzaak van iemands gedrag. Interne attributie: we leggen de oorzaak van gedrag bij de actor Externe attributie: we leggen de oorzaak van gedrag bij de situatie Stabiele oorzaak of onstabiele oorzaak

* Kelley’s covariatiemodel: mensen willen 3 soorten informatie hebben om te bepalen wat de oorzaak is van het gedrag is (voorbeeld: hoog cijfer voor tentamen):

Consistentie: herhaling van hetzelfde gedrag -> ook hoge cijfers voor deeltentamens van hetzelfde vak = covarieert met dit specifiek moment

Distinctiviteit: is het onderscheidbaar gedrag -> ook hoge cijfers voor andere vakken = covarieert met deze stimulus

Consensus: komt hetzelfde gedrag ook bij anderen voor -> andere studenten halen ook een hoog cijfer = covarieert met deze specifieke actor

- In Kelley’s visie op attributie gaan mensen te werk als wetenschappers: als je systematisch informatie hebt over de covarianties, weet je wat de oorzaak is van een gedraging. Soms is het lastig omdat we niet alle benodigde informatie hebben om een analyse te maken.

- Actor-waarnemer-verschil: de actor en de waarnemer kijken heel verschillend tegen gedrag aan. Het kan veroorzaakt worden door de zelfdienende vertekening: als mensen ergens in falen, zoeken ze de oorzaak bij de situatie en niet bij zichzelf.* Het actor-waarnemer-verschil wordt veroorzaakt doordat jij nou eenmaal meer informatie hebt over je eigen gedrag en de omringende situatie en omdat de actor letterlijk een andere invalshoek heeft dan de waarnemer (actor ziet de situatie & waarnemer ziet de actor). Dit zorgt ervoor dat ieder een ander beeld heeft van gedrag en dat kan binnen ontstane relaties voor conflict/verwijten zorgen.

Page 11: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

3.4 Impressievorming- Impressievorming: het vormen van een totaalindruk door losse stukjes informatie te combineren en integreren tot een samenhangend beeld. Dit proces kan op een spontane manier of een meer doordachte manier plaatsvinden.- Asch stelde dat als je een indruk van iemand vormt, kijk je hoe de eigenschappen met elkaar in verband staan. * De eerste informatie heeft meer invloed: de eerste eigenschappen die genoemd worden, zetten de toon en beïnvloeden de betekenis van latere eigenschappen (primacy-effect). De volgorde van de informatie kan dus erg bepalend zijn voor het beeld dat gevormd wordt.* Extreme eigenschappen hebben meer invloed: mensen maken onderscheid tussen ‘likability eigenschappen’ en ‘power eigenschappen’. Als er likability eigenschappen als warm en koud tussen een rijtje eigenschappen wordt gezet zal dat veel invloed hebben op de oordelen van mensen op de likability-dimensie zoals betrouwbaarheid. Andersom werkt het niet; als mensen moeten beoordelen op de power-dimensie maakt het woord warm of koud niet uit.

* Negativiteitseffect: wanneer we zowel positieve als negatieve dingen over iemand willen weten, leggen de negatieve dingen in het algemeen meer gewicht in de schaal. Het kan zijn dat 1 negatief kenmerk al voldoende kan zijn om alles te verpesten. Dit negativiteitseffect is sterker wanneer een potentieel bedreigend persoon ook beschikt over hoge bekwaamheid (bijv. immoreel en intelligent vs. immoreel en dom). Dit negativiteitseffect geldt alleen voor de sociale dimensie van likability.* Positiviteitseffect: positieve prestaties hebben meer invloed; deze geven informatie omdat mensen zich niet bekwamer voor kunnen doen dan dat ze zijn. Dit positiviteitseffect geldt alleen op de bekwaamheidsdimensie = power.

* Individuatie: de persoon wordt op basis van persoonlijke eigenschappen en gedragingen beoordeeld. De persoon wordt als individu met een eigen uniek patroon van persoonlijkheidskenmerken gezien.

Continuüm van persoonswaarnemingStereotypering Individuatie

3.5 Sociale interactie: de belanghebbende waarnemer* Als persoonswaarnemers hebben we niet alleen te maken met hoe mensen zijn, maar ook met hoe we willen dat ze zijn (onze eigen doelen en voorkeuren).- Mensen gaan in het algemeen beter hun best doen wanneer er meer op het spel staat. Dus als het niet zo belangrijk is vormen ze snel een indruk, maar als het belangrijker wordt gaan ze beter nadenken en meer moeite doen om een persoon te individueren. Individuatie vergt veel aandacht en cognitieve inspanning; mensen moeten het kunnen (de cognitieve capaciteit hebben) en willen (de motivatie hebben).- In de meeste situaties waarin mensen weten dat ze nog contact met elkaar zullen hebben of van iemand afhankelijk zijn, streven ze ernaar positief te denken over de ander. Als mensen met iemand verwachten te gaan samenwerken, zijn ze bovendien geneigd aan te nemen dat de ander dezelfde eigenschappen heeft als zijzelf.* Onrealistisch optimisme: mensen gaan ervan uit dat er positieve dingen zullen gebeuren in hun leven en die verwachting strekt zich uit naar de personen met wie ze te maken krijgen.- Enerzijds hebben we een positieve verwachting/grondhouding en anderzijds een sterke alertheid voor negatieve gebeurtenissen.

Page 12: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

H.4 ATTRACTIE EN INTIEME RELATIES

4.1 Affiliatie: de mens als sociaal wezen- Affiliatie: het opzoeken van het gezelschap bij anderen. Dit heeft een homeostatisch karakter = na te veel contact leidt dit tot de behoefte aan alleen zijn en na te lang alleen zijn leidt dit tot de behoefte aan contact met anderen. Mensen kunnen niet zonder elkaar en vinden het niet fijn om (te) veel alleen te zijn (dit is evolutionair gezien heel begrijpelijk; met een groep kun je meer bereiken).* De behoefte aan sociale contacten kan extra sterk zijn als er sprake is van dreiging; dit komt doordat er meer van een bepaald hormoon wordt aangemaakt dat mensen stimuleert contact te zoeken met anderen (progesteron, oxytocine, vassopressine). In stresssituaties hebben vrouwen meer behoefte aan kalmering en ontspanning (‘tend-and-befriend’- gedrag) en mannen hebben eerder een ‘fight-or flight’ reactie.Redenen dat mensen contact zoeken met anderen in stressvolle situaties:

Om steun en troost te zoeken; vooral met mensen die dichtbij hen staan De behoefte om met anderen te vergelijken. Sociale vergelijking is vooral belangrijk in

situaties waarin je je onzeker voelt over hoe je je zou moeten voelen of gedragen. De behoefte aan informatie. Een opwaartse sociale vergelijking helpt om te bedenken wat je

zou kunnen doen om met de situatie om te gaan (zelfverbeteringsmotief).

* Sociale angst: angst dat anderen je een aansteller vinden of je of om een andere reden negatief zullen beoordelen als je om steun vraagt. Soms zoeken mensen geen steun terwijl ze dat wellicht wel nodig hebben. Dat is makkelijker geworden door de opkomst van internet (fora, chats, social media).

Positieve effecten van affiliatie:

o Vermindering van gevoelens van angst en spanningo Gevoel van veiligheido MAAR: Emotionele besmetting = het overnemen van andermans emotionele reacties

Negatieve effecten van een tekort aan affliatie:

o Gevoel van eenzaamheid (discrepantie tussen de sociale contacten die men wenst en de sociale contacten die men heeft).-> Eenzaamheid als persoonlijkheidstrek & eenzaamheid als toestand-> Sociale eenzaamheid & emotionele eenzaamheid.- Singles blijken minder gelukkig en gezond te zijn dan gehuwden. Daarnaast komt eenzaamheid, zelfmoord en stress bij die groep meer voor. Het blijkt ook gerelateerd te zijn aan lichamelijke reacties (hart- en vaatziekten, slecht slapen, hoger overlijdensrisico).

Effecten van sociale steun:

Instrumenteel: directe praktische hulp (hulp bij de huishouding) Informationeel: informatieverlening (info m.b.t. behandeling van een ernstige ziekte) Waardering: bevestiging van je zelfbeeld (je hoort dat je goed presteert op school of werk) Emotioneel: de psychologische nabijheid en openheid en de daarmee gepaard gaande

uitingen van affectie, acceptatie, warmte, vertrouwen en begrip.

- Sociale steun heeft een positief effect op de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Het heeft met name een gunstig effect op het hart- en vaatstelsel, de hormoonhuishouding en het immuunsysteem.

* Buffereffect: sociale steun beschermt tegen de negatieve invloeden van stress als een soort stootkussen en zorgt voor een vergroot welbevinden. * Wederkerigheidsprincipe: mensen hebben de meeste baat bij een gelijkwaardige situatie waarin ze ongeveer evenveel geven als ze krijgen. Bij sociale steun blijkt dit niet het geval: vrouwen zijn

Page 13: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

gezonder als zij meer steun geven en mannen zijn gezonder als zij meer steun ontvangen.- Sociale steun kan ook een negatief effect hebben als deze op de verkeerde manier wordt gegeven. Het kan liggen aan de persoon die de steun geeft (te bemoeizuchtig, te beschermend) of de manier waarop mensen om steun vragen (indirect door te klagen, te zuchten of een hint te geven).

4.2 Interpersoonlijke attractie- Onderzoek naar attractie richt zich op de factoren die positieve gevoelens voor een specifieke andere persoon doen ontstaan, instandhouden of tegengaan.

Ruimtelijke nabijheid: geliefden en vrienden vinden elkaar overwegend dicht bij huis en in de werksituatie. Dit is te verklaren door:- Informatietoename: regelmatig contact met iemand verschaft informatie over die persoon, waardoor de kans groter is dat je die persoon als individu gaat zien.- Attractie door louter blootstelling: het feit dat als mensen een bepaalde stimulus (persoon) vaker zien, gaan ze die stimulus aantrekkelijker vinden (mere exposure-effect).* Een te frequente blootstelling aan een bepaald persoon kan ook te veel zijn; zeker als het gaat om seksuele attractie.

Gelijkenis: mensen die op elkaar lijken voelen zich vaak tot elkaar aangetrokken (similarity-attraction). Dit geldt voor zowel vriendschappen en relaties.- Uiterlijke gelijkenis - Sociaal-demografische kenmerken (opleiding, leeftijd, inkomen, beroep, achtergrond)- Interesses, voorkeuren en hobby’s - Persoonlijkheidskenmerken (verlegen, intelligent, extravert)- Opvattingen en waarden* Similarity attraction & attraction similarity

Zelfonthulling en openheid: voor het ontstaan van een relatie is het van belang dat mensen persoonlijke informatie blootgeven (self-disclosure). Dit moet geleidelijk aan ontstaan en wederzijds zijn. De mate van tevredenheid over de relatie hangt af van hoe open mensen zijn. Bovendien hangt het ontstaan van attractie af van de sociale vaardigheden van de betrokkenen. Sociaalvaardige mensen worden aardiger gevonden; om aardig gevonden te worden tonen mensen interesse in de ander en geven aandacht. Dit hangt ook weer samen met het belang van wederzijdse aantrekkingskracht: je vindt iemand aardig, omdat hij/zij aardig tegen jou doet.

4.3 Liefdesrelaties- Driehoektheorie van liefde (Sternberg): op grond van intimiteit, hartstocht en gebondenheid zijn er 7 typen van liefde te onderscheiden. Relaties zijn niet voor altijd een bepaald type, maar die ontwikkelen zich. 1. Sympathie of genegenheid (alleen intimiteit aanwezig)2. Bevlieging (alleen hartstocht aanwezig)3. Lege liefde (alleen gebondenheid)4. Romantische liefde (intimiteit + hartstocht, maar geen gebondenheid)5. Kameraadschappelijke liefde (intimiteit + gebondenheid, maar geen hartstocht)6. Dwaze liefde (hartstocht + gebondenheid, maar geen intimiteit)7. Complete liefde (hartstocht + intimiteit + gebondenheid)

- Evolutionaire psychologie: stroming die gebaseerd is op de neodarwinistische theorieën uit de evolutionaire biologie en gaat ervan uit dat mensen beschikken over allerlei psychologische mechanismen die zich hebben ontwikkeld in de loop van de evolutie. Zo zijn liefdesrelaties van cruciaal belang geweest voor het verwekken van nageslacht en het grootbrengen daarvan. Er zijn psychologische mechanismen ontstaan die partners bij elkaar brengen of houden, zoals jaloezie, verliefdheid en de voorkeur van vrouwen voor een partner die in de relatie wil investeren.

Page 14: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

* Volgens de evolutionaire psychologie verschillen mannen en vrouwen op veel aspecten van de romantisch liefde. Deze man-vrouw-verschillen vloeien voort uit het feit dat vrouwen maar één baarmoeder hebben terwijl mannen over miljoenen zaadcellen beschikken. Het gevolg is dat vrouwen veel in hun nageslacht investeren, selectiever zijn in de partnerkeuze en een sterkere voorkeur voor langetermijn-relaties hebben. Vrouwen hebben dus een sterkere drang tot binding.* Mannen kunnen enerzijds een kortetermijn-strategie hanteren en veel nageslacht produceren bij meerdere partners, zonder daar te veel in te investeren; of anderzijds kunnen mannen een langetermijn-strategie hanteren waarbij hij zich aan één partner bindt, investeert in haar en het beperkt aantal kinderen dat hij met haar voortbrengt.

Uiterlijke aantrekkelijkheid- Gezicht: bepaalde gezichtskenmerken bij vrouwen, zoals grote ogen, smalle neus, volle lippen, een lachend gezicht en een lichte huid vinden mannen aantrekkelijk. Vrouwen vinden grote ogen, prominente jukbeenderen en een brede lach aantrekkelijk bij mannen. Gedurende de ovulatie bij vrouwen is er een sterkere voorkeur voor mannelijke gezichten met een brede kin, hoekige kaaklijn en duidelijk aanwezige wenkbrauwen. Deze gezichten weerspiegelen de aanwezigheid van testosteron en dat wordt geassocieerd met zelfvertrouwen en macht, waaruit vrouwen afleiden dat de man daadkrachtig is en ‘sterke genen’ kan leveren.* Symmetrische gezichten worden door mannen en vrouwen aantrekkelijker gevonden.- Lichaamsbouw: in onze cultuur worden lange mannen met een atletische lichaamsbouw en brede schouders aantrekkelijk gevonden en bij vrouwen zijn dat borsten, benen en billen. Een factor die in veel culturen bepalend is voor aantrekkelijkheid van vrouwen, is de taille-heupverhouding (zandloperfiguur). Dit wordt tevens als meer bekwaam en zelfverzekerd gezien en er is een duidelijk verband tussen de taille-heupverhouding en de vruchtbaarheid van een vrouw.- Lichaamstaal: qua mimiek worden mannen die trots en macht (power) uitdrukken als aantrekkelijker gezien en bij vrouwen is dat als ze blij en gelukkig kijkt (likability). Ook de manier van bewegen heeft invloed op de aantrekkelijkheid.

* Belang van uiterlijk bij partnerkeuze: - Voortplantingsfunctie: de lichaamsdelen die mensen aantrekkelijk vinden in iemand van het andere geslacht, reflecteren zijn/haar vruchtbaarheid en gezondheid. - Stereotypering: uiterlijk heeft een grote invloed op de eerste indruk; aantrekkelijke mensen worden als o.a. intelligenter, socialer, spontaner, competenter en geestelijk gezonder gevonden. - Sociaal leren: op allerlei manieren zendt de samenleving de boodschap uit dat een aantrekkelijk uiterlijk een erg belangrijke waarde is. - Prestige: iemand die zich vertoont met een aantrekkelijke partner wordt door anderen als hoger beoordeeld m.b.t. intelligentie, vriendelijkheid en aantrekkelijkheid.

- Bij partnerkeuze wordt door mannen het uiterlijk van de partner relatief belangrijk gezien en vrouwen hechten meer waarde aan statusgerelateerde eigenschappen (bijv. dominantie). Volgens de evolutionaire psychologie komt dit voort uit de verschillende rollen die mannen (zorgen voor voedsel en veiligheid) en vrouwen (vruchtbaar zijn en gezonde kinderen baren) speelden in partnerrelaties. Deze sekseverschillen zijn in geëmancipeerde landen in mindere mate aanwezig. * Ook andere eigenschappen als betrouwbaarheid, intelligentie en aardigheid spelen een belangrijke rol bij partnerkeuze. Hierbij maakt het uit of het gaat om een korte- of langetermijn-partner.

Relatiefasen

Attractiefase: de geliefden kennen elkaar nog maar net en zijn verliefd. Verliefdheid geeft mensen de energie en motivatie om binding tot stand te brengen. Deze roes ebt na verloop van tijd weg. -> passie en seks staan centraal. Verschillende hormonen en neurotransmitters zorgen voor dat euforische gevoel.

Page 15: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

Hechtingsfase: mensen leren ook de negatieve kanten van hun partner accepteren, leren elkaar nog beter kennen en ontwikkelen een hechte band en dan ontstaat liefde. -> gevoelens van geborgenheid en veiligheid staan centraal. Andere stofjes nemen het over na de verliefdheidsfase en zorgen voor een gevoel van ontspanning, rust en stabiel geluk. Ook komen er hormonen vrij bij lichamelijk contact.

* Excitation transfer: een gevoel van lichamelijke opwinding kan zich op een diffuse wijze uitspreiden naar een persoon die er eigenlijk niets mee te maken heeft (automatisch proces). Spanning leidt tot een toename van (seksuele) attractie, ook bij onbekenden.

4.4 Intieme relaties* Intimiteit binnen partnerrelaties ontstaat doordat beide partners open zijn over hun gevoelens en ervaringen, en daar wederzijds positief op reageren. - Hechtingstheorie: Het vermogen daartoe hangt samen met iemands hechtingsstijl; deze hechting ontwikkelt zich vanaf de vroege jeugd (veilige vertrouwde omgeving van ouders) en heeft invloed op je volwassen hechtingsstijl m.b.t. hulp en steun zoeken bij anderen en de mate van binding en intimiteit binnen een relatie. Varianten van hechting:1. Veilig: mensen voelen zich op hun gemak in sociale en intieme relaties en zijn niet snel bezorgd dat ze in de steek gelaten worden.2. Angstig-obsessief: mensen willen het liefst helemaal samensmelten met een ander en maken zich in relaties veel zorgen of de partner wel echt van hen houdt.3. Afwijzend-vermijdend: mensen willen hun onafhankelijkheid bewaren en stellen zich afhoudend op wat betreft intimiteit, omdat ze anderen niet helemaal vertrouwen.4. Angstig-vermijdend: mensen zijn bang om afgewezen te worden omdat ze niet leuk genoeg zijn, en stellen zich daarom eveneens terughoudend op in relaties.* De hechtingsstijl heeft ook invloed op cognities, emoties en gedrag binnen een relatie.

* Wederkerigheid: de verhouding tussen opbrengsten (je krijgt steun/aandacht van je partner) en investeringen (je neemt je partner mee naar de film) van beide partners is ongeveer gelijk binnen de relatie. Veel gevoelens zijn terug te voeren op het streven naar wederkerigheid.- Billijkheidstheorie: mensen voelen zich in relaties het prettigst wanneer beiden het idee hebben ongeveer evenveel in te brengen als uit te halen (=billijk/rechtvaardig).- Investeringsmodel: gebondenheid aan een relatie wordt bepaald door de tevredenheid met de relatie, investeringen in de relatie en de kwaliteit en beschikbaarheid van alternatieven. De mate van gebondenheid (commitment) zorgt ervoor of mensen bij elkaar blijven of niet.* Het vermogen elkaar te vergeven is een belangrijke factor die een relatie goed en in stand houdt. Binnen een veilige relatie blijkt het goed te zijn voor je zelfwaardering.* Mensen met een hoge gebondenheid aan hun relatie zullen het gedrag van hun partner anders attribueren (partner doet iets leuks-> persoonsattributie, partner vertoont onaangenaam gedrag -> situatie-attributie) en zullen liever een neerwaartse sociale vergelijking maken m.b.t. hun relatie.

* Binnen een relatie zie je vaak psychologische overlapping. Door wederzijdse beïnvloeding gaan partners delen van elkaars gedrag en persoonlijkheid overnemen.* Michelangelo-effect: in een goede relatie stimuleren partners elkaar zodanig dat ze het ideale zelf van hun geliefde helpen vormen en sluimerende capaciteiten tot ontplooiing brengen.

4.5 De ‘donkere kant’ van relaties

Ontrouw: vreemdgaan vindt door mannen en vrouwen ongeveer even veel plaats, maar mannen zijn wel makkelijker over te halen tot seks met een ander en denken dat dit ‘normaal’ is en ook door andere mannen wordt gedaan. Ook kan je op internet virtueel vreemdgaan; het ACE-model (Anonimity, Convenience, Escape). Overspel vormt een

Page 16: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

bedreiging voor de vaste relatie, wordt vaak geheim gehouden, maar heeft vaak negatieve gevolgen als het aan het licht komt.

Jaloezie: emotie die ontstaat als mensen het idee hebben dat de relatie met hun partner bedreigd wordt door een ander. -> gezonde jaloezie: er is een reële bedreiging ziekelijke jaloezie: er is geen reden voor omdat er geen bedreiging is-> achterdochtige jaloezie: je wantrouwt de situatie preventieve jaloezie: gedrag met de bedoeling om overspel te voorkomen (uithoren)-> ‘fait accompli jaloezie’: gevoelens van boosheid en verraad nadat er daadwerkelijk iets gebeurt is.* Reactieve jaloezie (hoe emotioneel je reageert) en angstige jaloezie (voortdurend zorgen maken over eventuele ontrouw) hangen samen met de kwaliteit van de relatie.

Ruzie en geweld: in veel ruzies is het de vrouw die aandringt en de man die zich terugtrekt. Partners zijn geneigd het negatieve gedrag van de ander toe te schrijven aan interne oorzaken en die van henzelf op externe factoren. Dit leidt tot een spiraal van wederzijdse verwijten. Dit kan worden opgelost door zich in de ander te verplaatsen, een vergevingsgezinde houding aan te nemen en samen een oplossing proberen te vinden.Spanningen in een relatie kunnen zo hoog oplopen dat het tot geweld komt. Het kan gaan om lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld. * Mishandelde partners blijven vaak nog geruime tijd bij hun gewelddadige partner. Dit komt door het verschijnsel van aangeleerde hulpeloosheid: wanneer mensen herhaaldelijk iets meemaken waar ze geen enkele controle over denken te hebben, gaan ze langzamerhand het verzet opgeven. Bovendien krijgt de mishandelde partner een steeds negatiever zelfbeeld en verliest de moed om zich ertegen te verzetten.

4.6 Uit elkaar* Als mensen ontevreden zijn over hun relatie kunnen zij reacties geven die goed zijn voor het beschermen van de relatie of die de relatie bedreigen. Dimensies van reacties op ontevredenheid:1. Loyaliteit: de gebondenheid handhaven; wachten en hopen dat het beter wordt.2. Negeren: in de relatie blijven maar de ander negeren en je eigen gang gaan.3. Voice: het probleem bespreekbaar maken in de hoop er samen uit te komen.4. Exit: uit elkaar gaan.* Rebound-relatie: een relatie die als functie heeft dat je over de vorige heen komt.

Echtscheidingen - Bestendigheidsvertekening (durability bias): mensen overschatten de tijd die ze nodig hebben om te herstellen van negatieve gebeurtenissen, zoals een relatiebreuk. De belangrijkste oorzaak is dat mensen geen rekening houden met hun psychologische afweersysteem: de vaardigheid om achteraf negatieve gevoelens te relativeren en rationaliseren waardoor ze zichzelf weer snel goed gaan voelen* De dagelijkse relationele zaken (bijv. een verkeerde manier van discussiëren of te weinig uiten van emoties) vormen vaak de oorzaak van echtscheiding.* In de meest opzichten ondervinden gescheidenen meer nadelen (grotere kans op ziekte, ongelukken en overlijden + minder sociale steun + aantasting van zelfwaardering).

* Na de relatie is het voor ex-partners vaak moeilijk om elkaar los te laten; ze kunnen pogingen doen om contact te houden of op de hoogte te blijven van zijn/haar activiteiten. Maar bij kwetsing of afwijzing kan liefde ook omslaan in haat. Dit kan ook leiden tot stalking waarbij de ex-partner ongevraagd achtervolgd wordt. Er komen wraakgevoelens naar boven en de stalker wil de ex-partner straffen voor de afwijzing. Stalkers zijn vaak mannen met weinig sociale vaardigheden die een behoefte hebben aan controle (angstig-obsessieve hechtingsstijl).

Page 17: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

H.5 EMOTIES IN SOCIALE INTERACTIE

5.1 Wat zijn emoties?- Emoties zijn gericht op een stimulus (gebeurtenis, persoon of materieel object). Als we niet weten waar onze emoties over gaan, ervaren we een wat vager of algemener gevoel = stemming. Emoties gaan ergens over en gaan ook weer voorbij als de stimulus weg is. Toch kunnen emoties langer aanhouden na de gebeurtenis en dat komt door hun eigen gedachten.- Emoties zijn reacties op gebeurtenissen die voor ons van belang zijn; iets raakt je als het belangrijk voor je is. De functie van emoties is dat ze aangeven dat er iets aan de hand is en dat er iets aan gedaan moet worden. Emoties hebben dan ook stuurvoorrang: de emotie stuurt je gedrag en je gedachten en beheerst op dat moment alles wat er in je omgaat. Mensen kunnen vaak niet goed voorspellen hoe ze in een emotionele toestand reageren.* Koude cognitie: je bent niet emotioneel en denkt na over hoe je zou reageren in een bepaalde situatie. Warme cognitie: je zit in een bepaalde situatie en je emoties voeren de boventoon.

- Emoties leiden tot actie en zijn vaak gekoppeld aan gedragsreacties en actietendenzen (de neiging om iets te doen), bijv. de fight-or-flight-reactie. Intuïtief associëren we emoties vooral met impulsieve neigingen (bijv. aanvallen bij boosheid, weglopen bij angst). Emoties kunnen worden onderscheiden op evaluatie (positief-negatief) en actiegerichtheid (actief-passief).- Bepaalde emoties zijn geassocieerd met lichamelijke veranderingen, zoals zweten, trillen, blozen, hartkloppingen, hogere bloeddruk en hogere gezichtstemperatuur.

- Appraisals: inschattingen van een gebeurtenis of stimulus. Niet de objectieve maar subjectieve interpretatie veroorzaken een emotie. Dit verklaart waarom niet iedereen altijd met dezelfde emoties op dezelfde situatie reageert. De uiteindelijke emotionele ervaring kan gezien worden als een besef van de emotionele betekenis van de situatie (bijv. verdriet = verlies van iets waardevols).- Prestatie-attributie-theorie (Weiner): mensen kunnen precies dezelfde uitkomst behalen, maar verschillende attributies maken en daardoor ook verschillende emoties hebben, wat weer gepaard gaat met verschillende gedragsreacties. Bepaalde emoties hangen systematisch samen met bepaalde attributies (zoals de attributie aan eigen bekwaamheid -> gevoel van trots).

* Emotie-uitingen geven een signaal aan andere groepsleden (bijv. bij dreiging)- Emotie-expressie verwijst zowel naar instrumenteel gedrag (bijv. weglopen, omhelzen) als naar automatische non-verbale gedragingen (bijv. gebogen hoofd, kin omhoog). Emoties zijn op het gezicht af te lezen, of ze kunnen gehoord worden door een kleine trilling in de stem, of door gebaren of lichaamshouding. Hiervan zijn gezichtsexpressies het meest uitvoerig bestudeerd. * Er zijn 7 basisemoties die overal ter wereld worden herkend: boosheid, blijdschap, verdriet, angst, verbazing, walging en minachting. Er kan geconcludeerd worden dat deze emoties aangeboren zijn in de menselijke soort en niet cultureel zijn aangeleerd.

5.2 Evolutionaire en lichamelijke grondslagen van emoties- Veel emotieonderzoekers zien Charles Darwins The expression of emotion in man and animals (1872) als basis van het huidige emotieonderzoek. Darwin nam aan dat emotie-expressie ooit een evolutionaire functie heeft gehad, ook al is die in veel gevallen verdwenen (bijv. huilen als bijproduct van het schreeuwen om aandacht of bescherming). Volgens hem zijn emotionele expressies niet ontstaan omdat mensen een gevoel hadden dat ze wilden uiten, maar om bepaalde gedragingen kracht bij te zetten.* Emoties zijn sterker gekoppeld aan instincten dan aan cognitie.* Volgens emotieonderzoeker Ekman bestaan er een beperkt aantal basisemoties die een adaptieve functie hebben bij het vervullen van menselijke levenstaken (woede, angst, blijdschap, verdriet). De primaire functie van die basisemoties is om het organisme te mobiliseren om snel op belangrijke gebeurtenissen te reageren.

Page 18: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

- Somatic markers: evolutionaire theorie over emoties van Damasio die stelt dat associaties tussen bepaalde stimuli en fysiologische reacties die in de hersenen worden verwerkt onze beslissingen automatisch kunnen sturen. Door positieve of negatieve ervaringen met een stimulus, zal je brein je vanzelf een bepaalde richting geven aan je gedrag waardoor je de stimulus wil benaderen of juist vermijden.

- Somatische visie op emoties: het idee dat lichamelijke reacties essentieel zijn voor een emotie (William James). Onze intuïtieve aanname dat lichamelijke veranderingen het gevolg zijn van emotie werd door James omgedraaid: waarneming van lichamelijke veranderingen ligt ten grondslag aan de emotie. Volgens hem kun je dan ook nooit een emotie ervaren zonder enige vorm van lichamelijke verandering (m.b.t. gedrag, fysiologische reacties). * Kritiek op deze theorie kwam van Cannon die stelde dat lichamelijke verandering en de subjectieve ervaring van emotie onafhankelijk zijn. Volgens hem lijken lichamelijke veranderingen bij verschillende emoties sterk op elkaar, en zou je op basis daarvan dus nooit weten welke emotie je hebt. Bovendien zijn er ook emotionele ervaringen waarvoor geen uniek lichamelijk patroon is gevonden.

- Embodiment: associaties tussen lichamelijke en mentale reacties, waardoor lichamelijke ervaringen het denken en voelen kunnen beïnvloeden en omgekeerd (bijv. lachspieren aanspannen -> je blijer voelen & teleurgesteld voelen -> ineengezakt gaan zitten).

5.3 Emotie en cognitie* Naast een lichamelijke component hebben emoties ook een cognitief aspect: we reageren op onze interpretaties van een situatie.- Appraisal-theorie: emoties worden opgeroepen door de inschatting die iemand maakt. Hierbij is de relatie tussen denken (cognitie) en voelen (emotie) cruciaal.

- Schachter en Singer stelden dat fysiologische opwinding (arousal) wel een voorwaarde is voor het ervaren van emoties, maar dat cognities eveneens een cruciale determinant van emoties zijn. Een emotie begint met een arousal, die vervolgens geïnterpreteerd wordt (denk aan adrenalinespuit).* Cognitieve labeling: als mensen in een staat van lichamelijke opwinding zijn interpreteren zij dat cognitief aan de hand van sociale vergelijking. Dus als jij je lichamelijk opgewonden voelt en je ziet een ander persoon die boos is, ga jij ook die boze emotie voelen.-> De manier waarop een gebeurtenis geïnterpreteerd wordt, beïnvloedt de intensiteit van de emotionele ervaring.* Zajonc stelde dat emotie en cognitie grotendeels onafhankelijk zijn. Emoties moeten snel en direct kunnen optreden als reactie op een stimulus, zonder dat er eerst meer langzame cognitieve overwegingen aan vooraf gaan. Emoties kunnen dan ook een eigen leven gaan leiden, zonder dat cognities daar veel invloed op hebben (denk aan mere exposure effect = mensen gaan een stimulus positiever waarderen naarmate ze deze vaker hebben waargenomen; dit gaat geheel onafhankelijk van bewuste verwerking).

- Emoties en stemming zijn ook van invloed op onze cognities (mensen die boos zijn, zijn geneigd het gedrag van anderen ook negatief te interpreteren).

Affect-priming: stemming heeft invloed op de gedachten die bij ons opkomen. Affect-als-informatie: onze gevoelens/stemmingen vormen zelf ook een bron van informatie

over onze omgeving. Een oordeel over een bepaald persoon of object kan (ten onrechte) gebaseerd zijn op onze stemming die eigenlijk door heel andere factoren ontstaan is.

* Stemming heeft niet alleen invloed op wat we denken, maar ook op de manier waarop we denken. Mensen in een positieve stemming denken oppervlakkig over problemen en keuzedilemma’s

Page 19: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

(vertrouwen meer op hun gevoel en intuïtie) terwijl mensen in een negatieve stemming grondiger en kritischer denken. Verklaringen van dit verschil in informatieverwerking:

Mood maintainance-principe: mensen die in een positieve stemming zijn, willen dat graag zo houden.

Affect-als-informatieprincipe: als we in een positieve stemming zijn, is dat ook een teken dat de situatie in orde is en dat het niet noodzakelijk is om iets te veranderen.

5.4 Het zelf en emoties- Als belangenbehartigers zijn onze emoties in het algemeen nauw verbonden met alles wat ons zelfbeeld raakt. Het is immers van belang dat we positief over onszelf denken en ons gewaardeerd en geaccepteerd voelen; wanneer dat niet zo is, kan dat sterke emoties oproepen.* Als je jezelf met iemand vergelijkt die beter is dan jijzelf kan dat ook allerlei emoties oproepen. Vooral als het gaat om iets dat belangrijk is voor je zelfbeeld, ontstaat de behoefte het verschil tussen jou en de ander te verkleinen. Dit kan je doen door:

Een reactie van afgunst: dan vindt je dat de ander zijn succes niet heeft verdiend. Een reactie van benijden: dan vindt je de betere positie van de ander wel verdiend en heb je

zelf meer motivatie om zelf succesvoller te zijn en je daarvoor extra in te zetten.

5.5 Emoties in het sociale verkeer- In de huidige samenleving is het overgrote deel van emotionele gebeurtenissen sociaal van aard. Emotionele processen vinden plaats binnen een individu, maar hebben ook belangrijke sociale functies. -> Aangeven wat er aan de hand is, (onbedoeld) communiceren wie je bent, versterken van de relatie met ander mensen.* Mensen kunnen zich mentaal en emotioneel op elkaar afstemmen (tuning) en op één lijn komen. Hierbij spelen de zogenoemde spiegelneuronen een rol. Belangrijke sociale functies van het imiteren van de expressies van anderen:

Mensen komen psychologisch dichter bij de ander en dat versterkt hun gevoel van verbondenheid met elkaar (-> verhoogt empathie).

Men kan de ander beter begrijpen, door te voelen wat de ander voelt.

* Volgens Fridlund zijn emotie-uitingen signalen van sociale motieven die iemand heeft ten opzichte van de ander. Emoties zijn volgens Fridlund, in tegenstelling tot bij Ekman en Darwin, niet automatisch gekoppeld aan bepaalde expressies. Hij stelt dat gelaatsexpressies primair een communicatieve functie hebben en variëren met de sociale context.

- Emoties geven niet alleen informatie aan jezelf, maar ook aan anderen. En met emoties kun je de emoties en het gedrag van anderen beïnvloeden.-> Reciproke: de ander wordt aangestoken met dezelfde emotie (wederkerigheid: blij -> blij) Complementaire reactie: de ander reageert met een andere emotie (verdriet -> bezorgdheid)-> Verzoeningsemoties: mensen tonen deze gevoelens als ze iets verkeerds hebben gedaan en dat goed willen maken (bijv. schuld, spijt). Appèl-emoties: je plaatst jezelf in een afhankelijke rol en je doet beroep een ander om je te steunen (bijv. verdriet, teleurstelling).- Daarnaast hebben mensen de behoefte om emotionele gebeurtenissen te delen (negatieve emoties worden minder gedeeld dan positieve emoties). Functies van het delen van emotionele ervaringen:

Het beter begrijpen, interpreteren en verwerken van onduidelijke gevoelens Mensen kunnen daarna beter afstand nemen van hun emotionele gebeurtenis Mensen krijgen sociale steun door over hun emoties te praten

* De effecten van het delen van emoties hangt af van hoe de ander reageert.

Page 20: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

* Bepaalde emoties zijn cultuurspecifiek en worden op verschillende manieren verwoord en geuit.-> In collectivistische culturen hebben emotieregels vaker de functie om relaties tussen mensen te beschermen (geen boosheid uiten) en in individualistische culturen komen vaker emoties voor die de onafhankelijkheid en individuele expressie ten goede komen. = onderscheid tussen sociaal betrokken (bijv. schaamte, schuld, blijdschap) en sociaal afstandelijke emoties (boosheid, trots op jezelf).

5.6 Emotieregulatie- Emoties worden voortdurend gereguleerd; emotionele reacties worden onderdrukt, veranderd of versterkt. Emotieregulatie kan in alle fasen van het emotieproces optreden, bewust of onbewust. Motieven waarom mensen hun emoties reguleren:

We zijn hedonistisch ingesteld: we willen ons goed voelen en volgen het lust-onlustprincipe = het vermijden van negatieve ervaringen en het nastreven van positieve ervaringen dat voor mensen van overlevingswaarde is.

Het is afhankelijk van de sociale context -> het is niet gepast om blijdschap te tonen als iemand zich verdrietig voelt.

Het is nodig om een neutrale stemming te bewerkstelligen wanneer je geconcentreerd werk moet doen.

- Zelfcontrole: we kunnen ons kortetermijn-genot opzij zetten ten behoeve van langetermijn-doelen (uitstelling van behoeftebevrediging is de essentie)* Boemerang-effect: nadat mensen zich hebben moeten beheersen, hebben ze meer moeite om hun emoties te onderdrukken en zichzelf te controleren.* Negatief affect n.a.v. onderdrukking van gedachten en gevoelens: als je meer negatieve gedachten hebt zal je ze eerder willen onderdrukken, maar dat zal ertoe leiden dat ze weer opduiken en je negatieve/depressieve gevoelens zal ervaren (neerwaartse spiraal). Ook blijkt dat mensen in negatieve stemmingen meer moeite hebben om hun impulsen of eet- en drinkneigingen in toom te houden en de neiging hebben om vervelende taken uit te stellen.-> Stemming is dus van invloed op zelfcontrole en dit hangt mogelijk samen met vertrouwen.

* In het dagelijks leven komt het ook vaak voor dat mensen een emotie wel ervaren, maar niet uiten omdat ze niet willen dat anderen het merken (de expressie van emotie wordt onderdrukt). Dit hangt af van de sociale context en verschilt tussen mannen en vrouwen. In contact met onbekenden zijn mensen geneigd hun stemming te neutraliseren.

Emotieregulatiestrategieën:

Suppressie: onderdrukking van emoties. Hierbij ervaren mensen een negatief lichamelijk welbevinden, cognitieve capaciteit en sociale verbinding.

Reappraisal: op een andere manier naar de situatie kijken door te relativeren. Acceptatie: je verdraagt je negatieve gevoelens en probeert ze niet te veranderen of

onderdrukken (komt voort uit boeddhisme en mindfullness). -> acceptance-en-commitment visie van Hayes: loskoppelen van de band tussen emotie en gedrag = het niet vermijden van je emoties, maar juist in actie komen (als je bang bent de stap wel zetten en de angst verdragen).

* Reappraisal en acceptatie zijn even effectief in het reduceren van negatieve gevoelens en fysiologische reacties die met negatieve emoties gepaard gaan.

- Ons psychologisch afweersysteem vindt onbewust een manier om de negatieve gebeurtenis ‘goed’ te maken; dit vermindert het negatieve gevoel en is dus een vorm van emotieregulatie. We komen dan tot een andere interpretatie van de gebeurtenis (reappraisal).

Page 21: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

* Bestendigheidsvertekening: we denken dat onze negatieve gevoelens langer zullen duren dan feitelijk het geval is, doordat we onderschatten hoe snel en effectief ons afweersysteem ons te hulp komt. Dit is een vorm van een verkeerde gevoelsvoorspelling.

- Nog een andere manier om emoties te reguleren is door vooraf in te schatten hoe je je in een situatie gaat voelen, en bij voorbaat al te proberen die situatie te vermijden of veranderen (geanticipeerde emoties).

H.8 BEÏNVLOEDING

8.1 Onbewuste invloeden- De activatie van een bepaald concept (priming) kan plaatsvinden met waarneembare en niet waarneembare subliminale/onbewust stimuli. Wanneer je een stimulus vaker gezien hebt, ga je ze positiever beoordelen omdat het een gevoel van bekendheid of vertrouwen bij mensen oproept.Hierbij is het zo dat subliminale priming alleen werkt als de prime aansluit bij de toestand waarin een ontvanger zich bevindt. Bovendien moet de stimuli heel simpel zijn omdat ze onbewust worden waargenomen. - Ook kunnen de impliciete associaties die mensen vormen bij een stimulus worden beïnvloed door geuren. Onderzoek naar geuren laat zien dat een product positiever wordt gewaardeerd in een prettig geurende omgeving. * Geuren kunnen een positief of negatief gevoel opwekken, maar ook specifieke associaties. De effecten hiervan volgen hetzelfde patroon als andere effecten van embodiment: het gedrag van mensen wordt onbewust beïnvloed door automatische associaties tussen de lichamelijke, zintuiglijke ervaring (zoals geur) en de bijpassende mentale concepten.

- We nemen vaak automatisch het gedrag en de emoties van andere mensen over en dat betekent dat we onbewust veel door anderen worden beïnvloed, zonder dat de ander daar ook zelf bewust van is. Dit automatische imitatie-effect kan op 2 manieren als beïnvloedingsstrategie worden ingezet:1. De meningen en beoordelingen van mensen kunnen veranderen doordat ze zelf iemand imiteren. Als er sprake is van imitatie worden er positievere beoordelingen gegeven.2. Mensen worden beïnvloed wanneer ze door iemand anders geïmiteerd worden. Wanneer iemand door iemand anders geïmiteerd wordt, zal die persoon een positievere beoordeling geven.* Ook sympathie is een belangrijke factor die beïnvloeding bevordert.

8.2 Beïnvloeding van gedachteloosheid- Niko Tinbergen onderzocht hoe het gedrag van dieren wordt bepaald door zogenoemde signaalstimuli die een specifiek sociaal gedragspatroon uitlokken. Ook mensen reageren op simpele signaalstimuli zonder na te denken. Zo zijn mensen eerder geneigd in te stemmen met iemand anders verzoek als er een reden bij wordt gegeven; dit gebeurt gedachteloos (= mindlessness). Pas als het verzoek groter is en er meer moeite moet worden gedaan, gaan mensen echt nadenken.- Reclamemakers spelen soms handig in op onze neiging om gedachteloos te handelen. Dit wordt vaak gedaan door een product of situatie op een sturende manier te presenteren (bijv. vermelding van ‘echt’ wordt geassocieerd met ‘goed’ of ‘authentiek’). * Stel-je-eens-voor-techniek: het sturen van de voorstelling die consumenten maken van een product door hen een bepaalde toepassing van het product zo levendig mogelijk voor te laten stellen. Hierdoor ontwikkelen mensen een positieve attitude en gedragsintentie tegenover het product. Door mensen te stimuleren zich voor te stellen hoe goed een product in hun dagelijks leven van pas kan komen, gaan ze denken dat ze dit product dan ook vaak zullen gebruiken.* Contrast-principe: contrast is een belangrijk principe in de menselijke waarneming en beïnvloedt de wijze waarop het verschil tussen 2 stimuli worden waargenomen. Er treedt een contrasteffect op wanneer een en dezelfde stimulus een verschillende indruk maakt, afhankelijk van de gebeurtenis die eraan voorafging. Verkopers kunnen daar handig gebruik van maken door bijv. potentiële kopers

Page 22: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

eerst te confronteren met het duurste artikel en dan met een minder duur artikel komen. Mensen zullen eerder beide artikelen kopen als het in deze volgorde gepresenteerd wordt dan andersom.

* Verstoor-dan-herformuleer-techniek (disrupt-then-reframe): door eerst iets te zeggen wat de aandacht tijdelijk verstoort en daarna de herformulering van de boodschap te vermelden maakt dat mensen eerder toestemmen met het verzoek (bijv. het zeggen van ‘de kaarten kosten 300 cent…, dat is 3 dollar; een koopje!’ zal ervoor zorgen dat mensen eerder toestemmen, omdat de omzetting van centen naar dollars tijdelijk de aandacht verstoort, waardoor men minder oplet. De herformulering (‘koopje’) wordt daardoor minder kritisch verwerkt.* ‘Fear-then-relief’-techniek: mensen eerst milde angst aanjagen en vervolgens de bron van angst wegnemen waardoor opluchting ontstaat, en direct daarna een verzoek doen. Het blijkt dat mensen vatbaarder zijn voor beïnvloeding als ze verward zijn. Door de emotionele omwenteling van angst naar niets-aan-de-hand weten mensen tijdelijk even niet wat ze met zichzelf aan moeten en laten zich dan leiden door automatismen en gewoontes. Ook blijkt dat mensen eerder instemmen met een verzoek wanneer zij tussen 2 verschillende emoties (positief – negatief) moeten wisselen. De verwarring die dit oproept maakt dat mensen korte tijd vatbaarder zijn voor beïnvloeding doordat zij minder doordacht handelen.

8.3 Wederkerigheid- Wederkerigheid: je doet iets terug voor iemand die jou ook iets voor jou heeft gedaan. Met deze norm van wederkerigheid kun je het gedrag van mensen beïnvloeden; mensen krijgen het gevoel dat ze iets terug moeten doen (bijv. het krijgen van pepermuntjes na afloop van een diner in een restaurant zorgt voor een hogere fooi). Vanuit het wederkerigheidsprincipe blijkt dat we soms dingen van mensen kopen of dingen voor mensen doen waar we eigenlijk niet helemaal achter staan, enkel en alleen omdat we niet bij diegene in het krijt willen staan (bijv. nieuwe producten in de supermarkt uitproberen en dan het product kopen). Dit principe hangt wellicht samen met de evolutionaire geschiedenis van de mens, waarin ruilrelaties een belangrijke rol hebben gespeeld.Andere beïnvloedingstechnieken die berusten op het principe van wederkerigheid:-> Een ander tot inschikkelijkheid verleiden door zelf eerst een concessie te doen, zodat de ander zich vervolgens ook verplicht voelt hetzelfde te doen. * Door-in-the-face-techniek: je doet eerst een groot verzoek waarvan je vrijwel zeker weet dat dit geweigerd zal worden. Na deze weigering doe je een stap terug en kom je met het kleinere verzoek waar het eigenlijk om gaat. = ‘stapje terug’-techniek. Hierbij speelt ook contrast een rol; je stemt eerder in met het kleinere verzoek, want i.v.m. het grote verzoek stelt het minder voor. Bovendien hebben mensen het motief om zichzelf positief te presenteren.* ‘Dat-is-nog-niet-alles’-techniek (‘that’s not all’): je doet iemand eerst een aanbod, en terwijl de ander over dit aanbod nadenkt, kom je met een aanbod dat net iets beter is dan het eerste aanbod. Bij de ander komt dit over alsof jij als eerste een stap in zijn of haar richting hebt gedaan. De ander krijgt hierdoor het gevoel dat het nu zijn of haar beurt is om in te schikken, en doet dat door het aanbod te accepteren. Ook hierbij speelt het contrast-principe een rol omdat het laatste bod beter lijkt doordat het wordt vergeleken met het eerdere aanbod.

8.4 Consistentie en gevoelens van verbondenheid- Mensen willen graag dat hun gedrag in overeenstemming is met hun opvattingen. Het gevoel van gebondenheid komt voort uit de wens om te handelen in overeenstemming met ons eigen, eerdere gedrag of met eerdere toezeggingen. Nadat mensen zelf een bepaalde keuze hebben gemaakt, voelen zij zich gecommitteerd om zich te gedragen op een manier die hiermee overeenstemt.* ‘Foot-in-the-door’-strategie: als je ervoor zorgt dat mensen eenmaal één voet tussen de deur hebben, dan volgt de rest vanzelf. Mensen die eerst met een kleiner verzoek instemmen willen consistent blijven, en vinden het moeilijk om het tweede grotere verzoek te weigeren (via zelfwaarneming wordt het zelfbeeld van mensen beïnvloed).

Page 23: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

* Low-balling: je haalt iemand ertoe over om in te stemmen met een verleidelijk aanbod en vervolgens verslechter je het aanbod met een aannemelijk (extern) excuus. Als iemand op basis van het eerste aanbod de beslissing al genomen heeft, is de kans groot dat het minder aantrekkelijke aanbod ook geaccepteerd wordt. Dit heeft te maken met gebondenheid aan de eenmaal genomen beslissing en met de behoefte tegenover anderen om consistent over te komen (behoefte aan positieve zelfpresentatie). -> De beïnvloedingstechnieken die zijn besproken maken allemaal gebruik van de menselijke ‘zwakheden’. Dat mensen hierin meegaan komt doordat veel van de gebruikte trucjes gebaseerd zijn op ingebakken automatismen waarvan we ons niet bewust zijn. De enige manier om ons daartegen te wapenen, is ‘nee’ zeggen en je dus niet aan de sociale norm van wederkerigheid houden.

8.5 Schaarste- Schaarsteprincipe: mensen zijn geneigd een object meer waarde toe te kennen naarmate het moeilijker verkrijgbaar is. Een schaars goed wordt aantrekkelijker gevonden.* Reactance-theorie: mensen hebben behoefte aan keuzevrijheid; ze willen kunnen voelen, denken, en doen volgens hun eigen keuzes. En als ze het gevoel krijgen dat hun keuzevrijheid wordt aangetast, proberen ze dat te herstellen. Als een artikel schaars is, beperkt dat je mogelijkheden om het te verkrijgen, waardoor het meer waarde krijgt. * Consensus: als een bepaald product niet of bijna niet (meer) beschikbaar is, zegt dat dat het populair is bij andere mensen. Dit maakt dat jij dit product ook liever zou willen. De redenering is: als iedereen het product wil hebben, is het blijkbaar goed (‘schaars dus waardevol’).

8.6 Conformisme- Mensen hebben voortdurend invloed op elkaar zonder dat dat hun bedoeling is. Soms doen mensen anderen na omdat ze aannemen dat die anderen een goede reden hebben voor dat gedrag, maar soms gebeurt het ook helemaal vanzelf zonder enige gedachte. Automatische imitatie kan ook negatieve gevolgen hebben wanneer mensen elkaars ongewenste gedrag overnemen (bijv. rookgedrag onder jongeren).- Met name in onzekere en onduidelijke situaties zijn mensen geneigd bij anderen rade te gaan. Als je bijv. iemand ziet vallen op straat en je weet niet precies of het ernstig is en of er hulp nodig is, kijk je wat anderen doen om een indruk te vormen van wat er aan de hand is (omstandereffect). * Informationele beïnvloeding: antwoorden/schattingen van de verschillende deelnemers groeien naar elkaar en er ontstaat overeenstemming nadat er verschillende keren is gevraagd een schatting te geven. -> Conformisme: mensen passen zich aan anderen aan. Doordat ze elkaar beïnvloeden ontstaat een gedeelde interpretatie van de situatie. Mensen passen zich aan omdat ze een sterke behoefte hebben om erbij te horen en bang zijn om afgewezen te worden.* Informatief conformisme: de deelnemers gebruiken elkaars oordelen als informatie om tot een eigen oordeel te komen (‘niemand doet iets, dus het zal wel niet erg zijn’).* Normatief conformisme: de reacties van andere personen werken als norm voor het gewenste gedrag in een bepaalde situatie (angst om iets afwijkends te doen wat ’raar’ wordt gevonden).

- Als mensen in het bijzijn van anderen hun oordeel over iets moeten geven, willen mensen een zo correct mogelijk oordeel geven en willen ze op de andere aanwezigen een goede indruk maken. Om te bepalen wat het juiste oordeel is, kunnen zijn zich baseren op hun eigen waarneming van de werkelijkheid of op de waarneming van anderen.* Informationele invloed: mensen conformeren zich aan wat anderen denken omdat ze hun eigen beoordeling niet helemaal vertrouwen. -> hierna zullen mensen deze attitude en dit gedrag accepteren omdat ze ervan overtuigd zijn dat het goed is.* Normatieve invloed: mensen passen zich aan vanuit een drijfveer om een goede indruk te maken en erbij te horen, omdat je verwacht dat je anders raar wordt gevonden.-> Inschikkelijkheid: je past je gedrag aan, maar je bent niet echt overtuigd.

Page 24: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

- Hoe meer mensen het ergens over eens zijn (consensus), en hoe hoger de status of expertise van die mensen, en hoe minder mensen het ermee oneens zijn, des te sterker is zowel normatieve of informationele invloed is.* Meestal bepaalt de meerderheid wat men denkt en hoe men zich gedraagt. Vaak zullen groepsleden met een afwijkend standpunt hun mening niet eens uiten, om afkeuring te vermijden. Maar de minderheid in een groep kan wel degelijk invloed uitoefenen. Bekering/conversie: wanneer zich binnen een groep een minderheid bevindt met een afwijkend standpunt, kan dit een conflict binnen de groep veroorzaken. Zulke conflicten kunnen vruchtbaar zijn en de basis leggen voor nieuwe ideeën en sociale veranderingen. Conflicten binnen de groep kunnen ervoor zorgen dat leden van de meerderheid aan hun eigen positie gaan twijfelen. Als de minderheid consistent en eenduidig bij zijn mening blijft, dan wordt de meerderheid onzeker en zal zij het minderheidsstandpunt meer centraal/systematisch gaan verwerken. De argumenten van de minderheid worden beter overdacht en daardoor zal de attitudeverandering vaker langdurig zijn.

8.7 Autoriteit en gehoorzaamheid- Soms is sociale invloed niet gebaseerd op slimme trucs of sterke argumenten, maar op autoriteit. Het gehoorzamen van autoriteit is een consistent fenomeen dat in alle culturen voorkomt. Hierbij speelt, naast de neiging om te doen wat een autoriteit zegt, consistentie en gebondenheid een grote rol.

H.6: BESLISSEN EN KIEZEN

6.1 Besliskunde: hoe nemen we besluiten- In de psychologische besliskunde wordt onderzocht hoe mensen oordelen vormen en beslissingen nemen. Een beslissing wordt gezien als een keuze uit een aantal handelingen of objecten, die je maakt op basis van de informatie die je hebt over die handelingen of objecten. In veel gevallen gaat de feitelijke beslissing vooraf aan een uitgebreid beoordelingsproces, waarbij deelaspecten van een handeling of object worden gecombineerd tot en eindwaardering. Niet alle deelaspecten zijn altijd even belangrijk en complexere beslissingen worden vaak door onzekerheid gekenmerkt.* Normatieve besliskunde: er worden formele modellen opgesteld om het beslissingsproces optimaal te laten verlopen (rationeel gedrag). * Beschrijvende besliskunde: er wordt geprobeerd te achterhalen hoe mensen daadwerkelijk beslissingen nemen (mensen gedragen zich vaak niet rationeel volgens een formeel model). -> Sociaalpsychologen houden zich voornamelijk bezig met onderzoek naar hoe de discrepanties tussen optimaal (=normatief) en feitelijk geobserveerd gedrag verklaard kunnen worden. En ze proberen meer inzicht te krijgen op de cognitieve en motivationele processen die ten grondslag liggen aan beslissingen.

Het ideale besluit: normatieve modellen- Subjective Expected Utility-model (SEU-model): de keuze te maken die het meeste nut of voordeel oplevert; nutsmaximalisatie. -> verwachte opbrengst: u (nut) x p (kans)Het dagelijks leven: afwijkingen van normatieve modellen- Mensen handelen vaak niet volgens normatieve modellen. Het is moeilijk om de waarde of het nut van verschillende aspecten af te wegen, omdat onze inschattingen o.a. afhankelijk zijn van toevallige variabelen zoals stemming. Bovendien kunnen contrasteffecten optreden (bijv. door het contrast met huurprijzen in New York lijken appartementen in Amsterdam heel laag). Daarnaast zijn mensen niet goed in waarschijnlijkheidsschattingen van de kans op bepaalde uitkomsten.* Kahneman onderscheidt in zijn boek Thinking, fast and slow 2 denksystemen: het snelle en het trage systeem. Het trage systeem kan volgens normatieve beslissingsmodellen werken en vergt veel cognitieve capaciteit. Het snelle systeem is onzorgvuldiger en vergt veel minder denkwerk. Het kan een onbewust en affectief systeem zijn, maar het gaat ook om bewust redeneren op basis van ‘shortcuts’(= strategieën en vuistregels, heuristieken genoemd)

Page 25: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

6.2 Heuristieken- Heuristieken: eenvoudige vuistregels waarmee een beslissingsproces vereenvoudigd kan worden. Ze kunnen ook leiden tot vertekeningen in de beoordeling en de kwaliteit van beslissingen aantasten.

Representativiteit- Negeren van initiële waarschijnlijkheden: mensen vinden een gebeurtenis waarschijnlijker wanneer die een representatieve afspiegeling vormt van de betreffende categorie (representativiteitsheuristiek). Maar d.m.v. kansberekening kan die inschatting niet kloppen.* Base-rate-fallacy: de informatie over de verhoudingen wordt genegeerd bij een schatting.- Negeren van de steekproefgrootte: mensen hebben de neiging om ook relatief kleine steekproeven als representatief te zien en hun conclusies daarop te baseren.- Misvattingen over willekeurigheid: kans lijkt gezien te worden als een zichzelf corrigerend proces waarin afwijkingen in de ene richting (bijv. vaak rood gooien) gevolgd moet worden door een afwijking in de andere richting (bijv. zwart gooien) om het evenwicht te herstellen = gambler’s fallacy Maar in werkelijkheid kan een kleine steekproef heel afwijkend zijn van de populatie. Misvattingen over willekeur kunnen er ook toe bijdragen dat aan een klein aantal observaties te veel waarde wordt gehecht. -> representativiteitsvertekening: een kleine steekproef wordt ten onrechte als representatief gezien voor de hele populatie van mensen.

Cognitieve beschikbaarheid- Bij het nemen van beslissingen maken mensen vaak gebruik van schattingen over hoe vaak bepaalde gebeurtenissen voorkomen. Het gemak waarmee gebeurtenissen of situaties cognitief ‘beschikbaar’ zijn, wordt daarbij vaak gebruikt als indicatie van de frequentie: hoe makkelijker je ergens voorbeelden van te binnen schieten, des te meer neem je aan dat het vaak voorkomt (beschikbaarheidsheuristiek). Ook herinneren wij bepaalde gebeurtenissen makkelijker doordat we er recentelijk mee geconfronteerd zijn of dat het extreme en opvallende gebeurtenissen betreft. Het denken hieraan kan leiden tot een overschatting van het betreffende risico.- Levendigheid van informatie is een belangrijke factor waardoor bepaald wordt of informatie opgeslagen en teruggevonden kan worden in het geheugen (bijv. emotioneel aansprekend, concreet en nabij in tijd en ruimte). Gebeurtenissen, situaties en de manier waarop iets wordt beschreven kunnen in levendigheid verschillen, waardoor wij iets beter in ons geheugen opslaan of niet. - Simulatieheuristiek is het zelf verzinnen of voorstellen (simuleren) van gebeurtenissen of situaties. Gebeurtenissen die we ons makkelijk kunnen voorstellen, worden cognitief toegankelijk en kunnen ons daardoor onevenredig beïnvloeden (if only…). In situaties waarin iets net niet of net wel gebeurt, is men geneigd scenario’s te bedenken over hoe het anders had kunnen aflopen.* Contrafeitelijk denken: mensen maken zich een voorstelling van een alternatief verloop. Dit afvragen is een alledaags verschijnsel. Als je makkelijk ‘contrafeiten’ kunt bedenken die een uitkomst beter maken, versterkt dit je emotionele reactie (bijv. als je net de trein haalt, ben je extra blij).Ook welke emotie je voelt wordt door contrafeitelijke gedachten beïnvloed. Contrafeitelijk denken is bij negatieve uitkomsten sterker; gedachten aan een betere afloop komen dan het meeste voor. D.m.v. contrafeitelijk denken kun je je voorbereiden om het de volgende keer beter te doen (=opwaarts contrafeitelijk denken). Daarnaast lijkt contrafeitelijk denken te helpen bij zingeving. Mensen die meer stilstaan bij contrafeiten rondom keerpunten in hun leven hebben een sterker gevoel dat het ‘zo moest zijn’ en zien meer positieve kanten aan hoe het gelopen is.- Ankering: wanneer je zelf een schatting moet maken gebruik je een eerder gegeven waarde als anker waar je zelf je antwoord op aanpast (anker-en-aanpassings-heuristiek).

Zoeken naar bevestiging- Confirmation bias = bij het vergaren van informatie zijn mensen geneigd om vooral informatie te zoeken die hun bestaande ideeën ondersteunt. Dit zorgt er wel voor dat hypothese-bevestigende vragen de informatie die buiten je verwachting valt niet aan bod komt. Dit kan tot vertekeningen in onze oordelen en inschattingen leiden.

Page 26: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

6.3 Motivationele en emotionele invloeden op beslissingen- In de vorige paragraaf ging het over beperkingen die samenhangen met het kunnen maken van beslissingen. Er zijn ook beperkingen die samenhangen met wat mensen willen (motivatie). Volgens Lewin zijn er 3 soorten keuzedilemma’s:

Approach-approach-conflict: de keus gaat tussen 2 aantrekkelijke alternatieven. Avoidance-avoidance conflict: de keus gaat tussen 2 kwade alternatieven. Approach-avoidance conflict: de keuze-optie heeft zowel voor- als nadelen.

- Hoe meer opties er zijn, hoe meer mensen tobben of ze wel de goede keus maken, zich afvragen of het alternatief dat ze niet hebben gekozen misschien toch beter was, en naderhand minder tevreden zijn over hun keus of er spijt van hebben.* Optimisers: mensen die gaan voor het best mogelijke resultaat* Satisficers: mensen die tevreden zijn met ‘goed genoeg’- Vaak moeten we kiezen tussen korte- en langetermijn-doelen, waarbij we het één willen en het ander doen, omdat dit kortetermijn-voordeel oplevert. Maar door herinnerd te worden aan het langetermijn-doel ga je de beloningswaarde beter inzien.* Delay discounting: dingen wegen minder zwaar naarmate ze verder weg liggen in de tijd. Dit kan impulsief- en verslavingsgedrag verklaren (‘iets wat je nu wilt is belangrijker’).

Motivationele belemmeringen- Reductie van onzekerheid en angst: het feit dat er een beslissing genomen moet worden geeft onzekerheid en dit kan ertoe leiden dat je een beslissing voortijdig forceert om ervan af te komen of dat je er niet over na wilt denken en het voor je uitschuift. Afsluiten voor bepaalde informatie leidt uiteraard niet tot de beste keuze. Een andere manier om met stressvolle informatie om te gaan is juist heel veel informatie over de risico’s te verzamelen. Maar die overdaad aan informatie kan het weer onmogelijk maken om de relevante informatie van de irrelevante informatie te onderscheiden. - Onrealistisch optimisme: mensen denken dat positieve gebeurtenissen eerder henzelf dan anderen zullen overkomen (men is optimistisch en dit optimisme is niet gerechtvaardigd). Dit kan ertoe leiden dat mensen menen minder of geen preventieve maatregelen te hoeven nemen, omdat ze denken dat ze minder risico te lopen dan anderen. Onrealistisch optimisme wordt veroorzaakt door motivationele factoren. Het is immers bedreigend te erkennen dat je bepaalde risico’s loopt. Onrealistisch optimisme is sterker bij mensen met een hogere zelfwaardering.- Gebondenheid: mensen voelen zich gecommitteerd aan hun opvattingen of aan eenmaal gemaakte keuzes. Als mensen eenmaal een bepaalde keus hebben gemaakt of bepaald gedrag hebben vertoond, staan ze daarna niet meer open voor informatie die daarmee in tegenstrijd is (cognitieve dissonantie-reductie). Mensen zoeken naar rechtvaardiging voor hun eigen keuzes en gewoontes door onwelgevallige informatie te negeren of te weerleggen, en informatie die hun beslissing bevestigt juist op te zoeken en te benadrukken.- Verzonken kosten: mensen hebben tijd, geld of moeite in iets geïnvesteerd wat niet meer ongedaan kan worden gemaakt (bijv. een kaartje gekocht voor een film waar je uiteindelijk toch geen zin meer in hebt, maar besluit toch te gaan). Dit wordt het verzonken-kosten-effect/Concorde-valkuil genoemd- Groepsdenken: doordat groepsleden elkaars fouten kunnen versterken (groupthink), kunnen de vergissingen van groepen groter zijn dan van individuen. Met name in groepen met sterke cohesie bestaat er vaak een grote behoefte om consensus te bereiken. De druk in een groep om het met elkaar eens te zijn kan de kwaliteit van de beslissing beïnvloeden. Volgens Janis kan het optreden van groepsdenken worden verminderd door een persoon aan te wijzen die de mening van de groep uitdaagt en steeds nieuwe perspectieven biedt.

Page 27: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

Emoties: invloed van spijt en teleurstelling op beslissingen- Geanticipeerde spijt: bij voorbaat proberen de emotie van spijt te vermijden bij het maken van keuzes. Vooral dertigers kunnen te maken krijgen met een enorme hoeveelheid aan keuzemogelijkheden, en zijn vaak bang om aantrekkelijke zaken mis te lopen door een bepaalde keuze te maken (= dertigersdilemma). - Teleurstelling: uitkomsten blijken slechter te zijn dan we vooraf verwacht hadden. Verschillende onderzoeken laten zien dat mensen hun verwachtingen verlagen als de mogelijkheid bestaat dat ze teleurgesteld raken.

Intuïtie: onbewust beslissen- Met onze bewuste aandacht kunnen we maar één ding tegelijk, maar onbewust kunnen we veel meer informatie waarnemen en verwerken. Dit kan een voordeel zijn bij het nemen van beslissingen waar we veel keuzemogelijkheden hebben en veel informatie over elk van de mogelijkheden hebben.* Unconscious thought theory: het bewustzijn is slecht in het verwerken en afwegen van complexe informatie. Het blijkt dat wanneer mensen geen kans hebben om bewust na te denken, een betere beslissing namen. Mensen moeten dan afgaan op hun intuïtie. Dankzij de grote onbewuste verwerkingscapaciteit leidt dat tot een beter oordeel. Onbewust nadenken en je intuïtie volgen lijkt vooral goed te werken als mensen al veel kennis en ervaring hebben in het desbetreffende domein.- Weging van kenmerken: bij bewust nadenken in complexe situaties wordt het relatieve gewicht van verschillende kenmerken niet goed verwerkt in de waargenomen utiliteit van elk alternatief. Onbewust schatten mensen dat beter in. Het kan dus juist beter zijn om bij een ingewikkelde beslissing eerst alle informatie te verzamelen en er dan een tijdje niet aan te denken.

6.4 Descriptieve beslissingsmodellen* Onder invloed van heuristieken en emoties wijken feitelijke beslissingen van mensen vaak af van optimale beslissingen die utiliteit maximaliseren.- Prospect-theorie: een descriptieve theorie die beschrijft hoe beslissingen daadwerkelijk tot stand komen, en de systematiek in afwijkingen van normatieve modellen verklaart.* Framing: het formuleren van een probleem in bepaalde termen (bijv. winst- of verlies-frame). * Reflectie-effect: het verschil in voorkeur voor een bepaalde optie, afhankelijk van de formulering in winst- dan wel verliestermen.* Verliesaversie: verliezen hebben een psychologisch zwaarder effect dan winsten.* In de presentatie van een probleem kan het van groot belang zijn of er sprake is van een winst-framing of verlies-framing. Je kunt op die manier de keuzes van mensen subtiel beïnvloeden, omdat ze zich sterk laten leiden van de presentatie van het probleem. Het blijkt dat mensen in het geval van verlies-framing eerder kiezen voor de risico-optie en in het geval van winst-framing eerder voor zekerheid.* Allais paradox: als er 2 opties zijn waarbij de utiliteit in de 2 keuzesituaties gelijk is, zullen mensen kiezen voor de optie die de meeste zekerheid geeft. Het gaat erom hoeveel psychologisch gewicht er aan een keuze hangt.

- Doordat je in het dagelijks leven feedback krijgt op wat je doet, kun je je beoordelingen bijstellen. Als de snelle ‘quick and dirty’-aanpak niet werkt, kun je altijd nog besluiten meer tijd en moeite te investeren. In feite maken mensen vaak een afweging tussen de hoeveelheid tijd die ze over hebben voor een beslissing en de vereiste zorgvuldigheid en juistheid. Bij belangrijkere beslissingen worden er betere afwegingen gemaakt en bij minder belangrijke beslissingen kunnen mensen meer leunen op eenvoudige vuistregels.

Page 28: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

H.9 GROEPSGEDRAG

9.1 Functies van de groep- Op allerlei manieren kunnen mensen binnen een groep elkaar beïnvloeden: de meningen, het gedrag, de beslissingen en de prestaties van groepsleden staan voortdurend onder invloed van de andere groepsleden. Mensen worden lid van een groep, omdat sommige zaken of doelen eenvoudigweg alleen samen met anderen voor elkaar te krijgen zijn (werk, sportfaciliteiten, vakbond)1. De behoefte ergens bij te horen: mensen hebben als sociale dieren een diepgewortelde need to belong. Evolutionair gezien is dit een fundamentele en universele behoefte. Mensen vinden het onprettig als ze buitengesloten worden. Met de dreiging van sociale uitsluiting kunnen groepen afdwingen dat individuen zich aanpassen aan in de groep heersende normen (ongewenst gedrag afwenden en gewenst gedrag afdwingen). Op die manier kunnen groepen ervoor zorgen dat de leden met elkaar blijven samenwerken, conflicten oplossen en gewoon fatsoenlijk met elkaar omgaan.- Effecten van uitsluiting op gedrag: na buitensluiting gaan mensen meer automatische imitatie tonen; een onbewuste manier om een band met iemand te versterken. Het betekent niet dat buitengesloten mensen altijd proberen weer in de smaak te vallen en aansluiting te vinden. Het lijkt dat mensen die buitengesloten worden niet meer hun best doen om erbij te horen. Om ergens bij te horen moet je rekening houden met anderen en kun je niet alles doen waar jij zin in hebt. Maar wanneer je buitengesloten wordt vervalt de noodzaak om je aan te passen waardoor de zelfregulatie terugloopt en mensen zich meer impulsief, anti-sociaal of zelfs agressief gaan gedragen. Mensen die zich eenmaal buitengesloten voelen zijn geneigd het gedrag van de groep vijandig te interpreteren terwijl dat niet altijd zo is. Dit maakt het moeilijk om weer tot elkaar te komen.- Effecten van uitsluiting op gevoel: het blijkt dat mensen zich na buitensluiting niet echt slecht voelen en hun zelfwaardering lijkt er ook nauwelijks onder te leiden. Dit is te verklaren door de defensieve reactie die afwijzing oproept; mensen kunnen onverschillig worden, waardoor de emotionele impact niet groot is. Daarnaast treedt zelfbescherming op wanneer de uitsluiting te heftig is; er treedt emotionele verdoving op. Er is ook een verbinding tussen fysiek en mentaal te zien: na een heftige afwijzing wordt de gevoeligheid voor pijn minder en bij een mildere afwijzing voelen mensen zich mentaal slecht en worden ze extra gevoelig voor fysieke pijn.2. Sociale identiteit: onze groepslidmaatschappen vertellen ons wie wij zijn. Mensen hebben niet alleen een persoonlijke identiteit (= dat wat hen een uniek individu maakt) maar ook een sociale identiteit (= dat wat zij delen met de leden van de groepen waar zij lid van zijn). * Sociale-identiteitstheorie: groepslidmaatschappen en de manier waarop je daarover denkt is medebepalend voor je zelfwaardering. Mensen hebben een grote behoefte aan een positief zelfbeeld, waardoor ze lid willen worden van groepen die hieraan bijdragen. -> Hoe positiever we denken over onze groep, des te positiever kunnen we ook over onszelf denken.* Optimale-distinctiviteitstheorie: mensen zoeken naar een evenwicht tussen enerzijds ergens bij horen en anderzijds uniek en bijzonder zijn. Dit evenwicht wordt het best benaderd in kleinere groepen, omdat je daarin iets eigens kan geven terwijl te toch ergens bij hoort. Mensen schipperen vaak tussen unieke en collectieve aspecten van hun identiteit.

9.2 Invloeden van de groep op het individu: hoe gedragen we ons?- Rollen en status: als groepslid vervul je vaak een bepaalde rol. Door een formele of informele rolverdeling kunnen groepsprocessen meer gestructureerd verlopen en weet iedereen wat er van hen verwacht wordt. Rollen kunnen echter beperkend zijn wanneer mensen het idee hebben dat het moeilijk is buiten hun rol te treden. Ook kan er een rolconflict optreden wanneer mensen tegelijkertijd een veelvoud van rollen vervullen en de verschillende rollen elkaar bijten (multiple audience-probleem). Statusverschillen tussen groepsleden hebben deels te maken met de rollen die ze vervullen. Volgens de Expectation States Theorie wordt iemands status in een groep bepaald door diens specifieke statuskarakteristieken (=kenmerken die direct gerelateerd zijn iemands mogelijkheid om de groepstaak tot een succes te brengen, zoals ervaring) en door diens diffuse statuskarakteristieken (=

Page 29: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

karakteristieken als sekse, culturele achtergrond, lichaamslengte en uiting van sociale dominantie die niet zozeer relevant zijn voor de uitvoering van de taak in de groep). Hierdoor bestaat het gevaar dat statusverschillen moeilijk te veranderen zijn.- Normen en groepscohesie: groepen hebben normen over welk gedrag in de groep acceptabel is, waaraan groepsleden zich meestal vanzelf aan aanpassen. Deze normen kunnen expliciet zijn (bijv. vastgesteld in statuten), maar zijn vaak impliciet en onuitgesproken. De invloed van deze normen wordt vaak zichtbaar wanneer ze geschonden worden. Niet elke norm is even belangrijk en normen zijn voor een deel groepspecifiek.De invloed van de groep op haar leden is vooral sterk in cohesieve groepen met sterke onderlinge solidariteit. Er kunnen sterke normen gelden waarvan niet mag worden afgeweken. Dit kan positief of negatief gedrag oproepen.

9.3 Invloed van de groep op het individu: hoe presteren we in groepen?Sociale facilitatie: op een reeks van taken bleek dat mensen beter presteerden wanneer ze een taak moesten uitvoeren in de aanwezigheid van anderen dan wanneer ze dit zelfstandig deden. Triplett zag de verklaring in de geneigdheid tot competentie: doordat mensen altijd beter willen zijn dan anderen, gaan ze meer hun best doen in de aanwezigheid van anderen. Toch zijn er ook situaties waarbij mensen juist slechter presteren in groepen. - Sociale facilitatietheorie (Zajonc): verklaring waarom soms prestaties omhooggaan bij aanwezigheid van anderen, en waarom er soms juist slechter gepresteerd wordt. Taken gaan beter wanneer de dominante respons correct is en slechter wanneer de dominante respons slecht is. Bij uitvoering van eenvoudige taken in de aanwezigheid van anderen vindt er prestatieverbetering plaats; bij moeilijke taken vindt er prestatieverslechtering plaats.* Dominante respons: gedrag dat we het meest waarschijnlijk vertonen in een bepaalde situatie.* Van belang is dat, volgens de theorie, de aanwezigheid van anderen de dominante respons faciliteert (vergemakkelijkt). Dat betekent dat niet de prestatie makkelijker wordt, maar dat datgene wat het meest vanzelf gaat makkelijker wordt door de aanwezigheid van anderen.

- Volgens de sociale facilitatietheorie is simpelweg de aanwezigheid van anderen al voldoende om dominante responsen te versterken. Andere onderzoekers stellen dat de aanwezigheid van anderen er vooral toe doet wanneer we ons geëvalueerd voelen door die anderen. -> angst om beoordeeld te worden.* Afleiding-en-conflicttheorie: de aanwezigheid van anderen leidt tot opwinding doordat er een conflict ontstaat. Aan de ene kant wil men aandacht aan de taak besteden en aan de andere kant is men geneigd aandacht aan de anderen te besteden. De spanning die dit conflict met zich meebrengt, versterkt het optreden van dominante responsen.- Sociale facilitatie kan ontstaan door de combinatie van de genoemde factoren (instinctieve reactie op de aanwezigheid van anderen, die spanning veroorzaakt + angst voor evaluatie + afleiding die optreedt door de aanwezigheid van anderen).-> Bij het optreden van het sociale-facilitatie-effect spelen persoonlijkheidsvariabelen een belangrijke rol. Mensen met een positieve oriëntatie (hoge zelfwaardering en extraverte persoonlijkheid) presteren beter als er anderen bij zijn. Doorslaggevend is dus niet of mensen goed zijn in een taak, maar of ze denken dat ze er goed in zijn.

Social loafing: in een situatie van samenwerken verliezen mensen motivatie naarmate de groep groter is. Dit is te verklaren doordat mensen het gevoel hebben dat hun individuele prestatie minder wordt opgemerkt en minder invloed heeft op het eindresultaat.* Free rider-effect: mensen hebben het idee dat ze gratis kunnen meeliften op de inspanningen van anderen. De anderen doen hun best en jij profiteert mee van het eindresultaat.* Sucker-effect: je wilt voorkomen dat je zelf als een goedzak als enige de nodige inspanningen levert.-> Studies tonen aan dat zowel mensen beter individueel presteren als wanneer zij samen in een groep werken. Beter presteren in groepen is het geval wanneer groepsleden trachten te

Page 30: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

compenseren voor mindere prestaties van hun medegroepsleden. Zij zijn bereid zich extra in te zetten wanneer zij het idee hebben dat andere groepsleden minder goed kunnen presteren, maar niet als wanneer ze niet goed willen presteren.- Groepsidentificatie: wanneer men zich sterk identificeert met de groep, zal men zich meer willen inzetten voor het groepsresultaat en dus minder ‘lummelen’. Ook individuele en groepsbevestiging zorgt ervoor dat mensen meer gemotiveerd zijn.- Additieve taken: social loafing is sterk wanneer de prestatie van de groep een optelsom is van de inspanningen van de individuele groepsleden.- Disjunctieve taken: de prestatie van de beste persoon telt, waarbij ‘lummelen van ander niet erg is’. - Conjunctieve taken: de prestatie van de slechtste deelnemer is bepalend, waarbij social loafing niet gauw zal optreden (bijv. als 1 persoon uit de maat gaat is de hele dansprestatie verpest). Wanneer de individuele prestatie identificeerbaar is, zal social loafing niet zo gauw optreden.

Sociale facilitatie vs. social loafing

Overeenkomsten Verschillen

Het gaat om de invloed die de aanwezigheid van anderen heeft op prestaties.

Bij sociale facilitatie roept de aanwezigheid van anderen spanning op. Bij social loafing lijken mensen meer ontspannen achterover te gaan hangen.

Bij sociale facilitatie staat het individu die de prestatie moet leveren centraal. Het publiek is daarbij passief en opgaan in de groep is hierbij geen optie. Bij social loafing gaat het om samenwerking met anderen gaat worden individuele prestaties vaak weinig opgemerkt.

Bij social loafing hangt het wel of niet uitvoeren van een taak in een groep ook samen met de mate van vergelijking met andere groepsleden m.b.t. de verdeling van taken. Bij sociale facilitatie is dat niet, omdat je zelfstandig de taak uitvoert.

9.4 Kiezen tussen eigenbelang en groepsbelang- Door lidmaatschap van een groep komen we regelmatig in situaties waarbij ons eigenbelang en het belang van de groep strijdig kunnen zijn met elkaar.* Coöperatieve afhankelijkheid: de groepsleden hebben dezelfde belangen bij het leveren van een prestatie (bijv. operatieteam).* Competitieve afhankelijkheid: de groepsleden hebben tegengestelde belangen bij het leveren van een prestatie (bijv. tegenstanders in een tenniswedstrijd).* Mixed motive-situaties: binnen een groep spelen een mengeling van motieven als coöperatie en onderlinge competitie een rol; de complexe mix van verschillende motieven bepaalt het gedrag van mensen.

Page 31: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

- Gevangenendilemma: model voor situaties waarbij het persoonlijke belang van individuen strijdig is met het belang dat ze gemeenschappelijk hebben. Er is dus een conflict tussen wat goed is voor het collectief (=coöperatieve keuze) en wat goed is voor elk individu afzonderlijk (=defectieve keuze). - Sociaal dilemma: conflict tussen het individuele belang en het groepsbelang. Voor het individu is de opbrengst hoger bij defectief gedrag en voor de groep als geheel is de opbrengst hoger bij coöperatief gedrag van alle groepsleden.-> Paradoxale situatie = door bevordering van het directe eigenbelang kunnen mensen uiteindelijk slechter af zijn dan wanneer ze hun eigenbelang opzij zetten en voor het groepsbelang gaan.* Greed: de behoefte om met zo weinig mogelijk inspanningen ergens rendement uit te halen (free rider)* Fear: de angst om door anderen misbruikt te worden wanneer je je inzet voor het collectieve belang (sucker)

Bevorderen van coöperatief gedrag- Structurele oplossingen: maatregelen die de aantrekkelijkheid van gedragsopties in het dilemma beïnvloeden. Zo kan men defectief gedrag bestraffen en coöperatief gedrag belonen. Een kanttekening hierbij is dat mensen zich calculerend gaan gedragen en dat kan ten koste gaan van de sociale kant van de mens om voor het collectief te gaan. Een andere maatregel is om de individuele beslissingsvrijheid te beperken, waarbij je in feite het dilemma opheft.- Niet-structurele oplossingen: de opbrengstenstructuur wordt niet veranderd, maar er wordt gebruikgemaakt van psychologische mechanismen om het gedrag van mensen te beïnvloeden. Wanneer men identificatie met de groep kan bevorderen, zullen groepsleden meer bereid zijn tot coöperatie. Dit is te bereiken door de onderlinge communicatie te bevorderen of door lichamelijke synchronie te creëren. Daarnaast bevordert verkleining van groepen coöperatief gedrag. Ook is het nuttig om mensen ervan te overtuigen dat hun gedrag wel degelijk invloed heeft en dat zij allemaal een persoonlijke verantwoordelijkheid hebben voor het groepsbelang (denk aan voorlichtingscampagnes). Bovendien helpt het aanbieden van de juiste informatie om coöperatief gedrag te bevorderen, omdat mensen dan meer kennis hebben wat ze eraan hebben en wat de gevolgen zijn van hun keuze.

Coalitievorming en onderhandelen- Bij het vormen van een coalitie is er eveneens sprake van een mixed-motive-afhankelijkheid.1. Welke coalitie zal gevormd worden? 2. Hoe verdelen de leden van de uiteindelijke coalitie de opbrengsten?- Om inzicht te krijgen in het proces van coalitieformatie wordt in sociaalpsychologisch onderzoek de inbreng van deelnemers veelal in stemmen uitgedrukt. Er is een bepaald aantal stemmen vereist om een opbrengst te verwerven, waardoor er door samenwerking een coalitie moet worden gevormd.

* Strategische functie: je middelen (stemmen) bepalen voor een belangrijk deel je machts- of onderhandelingspositie. Iemand met veel stemmen heeft meer mogelijkheden om deel uit te maken van een coalitie. De middelen bepalen hoe hard je je kunt opstellen in de onderhandeling.* Normatieve functie: groepsleden ontlenen ideeën aan de ingebrachte middelen omtrent de wijze waarop opbrengsten verdeeld behoren te worden. Bij coalitieonderhandelingen vinden mensen het eerlijk wanneer de opbrengsten proportioneel verdeeld worden. De principes van billijkheid en wederkerigheid zijn ook sterk van invloed op de verdeling van de opbrengsten bij coalitievorming. Mensen willen bij deze verdeling vaak het beste voor hun eigenbelang en een eerlijke verdeling bereiken. Vaak wordt hetgene wat als eerlijk wordt gezien gekleurd door het eigenbelang -> mensen vinden datgene rechtvaardig wat hen zelf het beste uitkomt. Aan het begin van coalitieonderhandelingen doen mensen vaak een voorstel dat gekleurd is door hun eigenbelang, maar de uiteindelijke overeenkomst blijkt in het midden te liggen tussen de openingsvoorstellen.

Page 32: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

9.5 Beslissen in een groepInformatie uitwisselen: vaak wordt in groepen vooral gepraat over wat iedereen al weet; groepsleden delen te weinig informatie met elkaar, juist wanneer ze unieke informatie hebben die anderen niet hebben. Gedeelde informatie heeft meer invloed op de uiteindelijke beslissing; aan nieuwe informatie wordt minder belang gehecht (= common knowledge effect). Dit leidt tot slechtere beslissingen, dus de groep heeft geen meerwaarde. Een oplossing is om voor het overleg aan de deelnemers te vragen om hun opties/meningen op tafel te leggen. Een andere oplossing is om een leider aan te wijzen die de groepsdiscussie leidt en er ook voor zorgt dat de nieuwe informatie aan bod komt.

Brainstormen: er wordt aan groepsleden gevraagd om zo veel mogelijk ideeën over een bepaald probleem te genereren. Brainstormen blijkt niet effectief te zijn; mensen zijn minder creatief in groepen dan individueel. Verklaringen hiervoor zijn:

Mensen worden toch enigszins terughoudend in een groep (bijv. door de angst om geëvalueerd te worden en dat mensen jouw ideeën stom vinden).

Er kan motivatieverlies optreden; mensen kunnen hun inspanningen reduceren omdat anderen al wel genoeg hun best doen (social loafing).

De ideeën van anderen kunnen je eigen ideeën blokkeren (interferentie). Door het luisteren naar andermans ideeën is er niet de mogelijkheid om steeds nieuwe kennis te activeren.

-> Een oplossing is ‘brainwriting’: groepsleden schrijven hun ideeën op en geven dat steeds door aan het volgende groepslid.

Groepspolarisatie: onderzoek naar de vraag of groepsbeslissingen van invloed zijn op de bereidheid tot risico nemen. Groepsdiscussie zorgt ervoor dat de mening van groepsleden meer extreem wordt in de richting waartoe men aanvankelijk al neigde. Ook blijkt dat het individuele antwoord van mensen na de discussie meer de richting op gaat van het uiteindelijke groepsantwoord.*Volgens de sociale vergelijkingstheorie willen mensen weten wat anderen vinden om een zelf een goed oordeel te kunnen vormen. Wanneer de meest mensen voor de groepsdiscussie niet zo geneigd is tot risico, wordt men voorzichtiger en andersom wordt men risicovoller wanneer de mensen aanvankelijk ook al tot risico waren geneigd. Mensen kijken dus bij groepsdiscussies wat anderen van het probleem vinden, om vast te stellen wat een goede mening is. Ook de argumenten die aangedragen worden (meer risicovol of juist voorzichtiger) maakt dat de groep een bepaalde richting op gaat.

Groepsdenken: het streven naar consensus binnen een groep is sterker dan het streven naar een rationele juist beslissing. Groepsleden zijn zich hier zelden van bewust. De behoefte om er met elkaar uit te komen is vaak zo sterk dat er geen aandacht gaat naar afwijkende meningen en alternatieven.- Psychologische verschijnselen die een rol spelen bij groepsdenken: de behoefte om erbij te horen (‘need to belong’), conformisme en sociale vergelijking (‘als iedereen het doet, is het goed’) en het omstandereffect (‘als niemand ingrijpt, is er blijkbaar geen probleem’)* In groepen en organisaties wordt vaak druk uitgeoefend op dissidenten om geen oponthoud te veroorzaken, met name wanneer er tijdsdruk is.

- Omstandigheden die de kans op groepsdenken bevorderen (Janis):1. Grote groepscohesie: groepsdenken treedt eerder op in zeer cohesieve groepen met mensen van met dezelfde achtergronden en ideeën die zich sterk met elkaar verbonden voelen.2. Sterke isolatie van de groep: de groepsleden hebben weinig contact met mensen buiten hun eigen groep, waardoor er weinig afwijkende meningen de groep binnendringen.3. Hoge stress: wanneer er stress is door tijdsdruk kan men minder aandacht willen besteden aan afwijkende meningen en informatie

Page 33: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

4. Directief leiderschap: wanneer de leider de discussie sterk stuurt in een bepaalde richting, is het risico groter dat groepsleden hun eigen mening voor zich houden.5. Tekortschietende beslisprocedures: als er geen beslisprocedures zijn die waarborgen dat afwijkende informatie wordt meegenomen in het besluit, is de weg vrij voor groepsdenken.-> Een groep zoekt informatie die past bij de verwachtingen en voorkeuren binnen de groep en alternatieven krijgen minder aandacht (wishful thinking & confirmation bias). Dit wordt versterkt in groepen waar iedereen ongeveer dezelfde mening heeft.

Oplossingen: het samenstellen van diverse groepen en teams met mensen die uiteenlopende opvattingen over allerlei onderwerpen hebben. Ook een open vorm van leiderschap is wenselijk, omdat groepsleden dan de ruimte krijgen voor kritische opmerkingen en worden uitgenodigd tot het ontwikkelen van hun eigen denkbeelden. Daarnaast kan het helpen om na een voorlopige beslissing een herkansingsbijeenkomst te organiseren, waar de leden zelf nog van tevoren de opdracht mee krijgen om zelf over de beslissing na te denken.

9.6 Leiderschap in groepen* Het kan zijn dat groepen formeel geen leider kennen. Vaak is er wel iemand die het voortouw neemt en de anderen beïnvloedt. - Taakgericht leiderschap: gericht op het uitvoeren van de taak van de groep (bijv. verdelen van werk en middelen en toezicht houden op het werk)- Relatiegericht leiderschap: gedrag van de leider gericht op het onderhouden of verbeteren van het werkklimaat en van de relatie tussen de leider en de groep of tussen groepsleden onderling. -> Welk type leiderschap het meest effectief is, ligt aan de omstandigheden.

- Charismatisch en transformationeel leiderschap: leiderschap dat ondergeschikten motiveert om het beste uit zichzelf te halen en hun eigenbelang ondergeschikt te maken aan het collectief belang.

De persoon van de leider is belangrijk. Door zijn of haar persoonlijke kwaliteiten fungeert de leider als een rolmodel en geeft mensen het gevoel dat ze met z’n allen werken aan een missie waar iedereen in gelooft. Het ego van de leider is ondergeschikt aan de missie; er is respect voor en vertrouwen in de leider die het beste voorheeft met het collectief.

De collectieve identiteit wordt saillant gemaakt door een gemeenschappelijke missie en doelen. Doordat iedereen zich verbindt aan de missie en zich ervoor inzet, ontstaat er een ‘teamspirit’. De leider geeft medewerkers het gevoel dat ze allen in staat zijn een belangrijke bijdrage te leveren aan het bereiken van collectieve doelen.

- Transactioneel leiderschap: leiderschap dat gericht is op het individueel belang van ondergeschikten door straffen en belonen, en op het controleren en bijsturen van ondergeschikten. Bij het behalen van bepaalde targets, krijgen medewerkers bijv. een extra hoge beloning in de vorm van een bonus. Dit zet mensen aan tot harder werken wanneer het gaat om simpele taken, niet bij complexer werk.

H.10 STEREOTYPEN

10.1 Categorisatie- Sociale categorisatie: het waarnemen van iemand als lid van een groep of categorie mensen i.p.v. als individu. Sekse, leeftijd en etniciteit zijn de meest herkenbare categorieën wanneer je iemand voor het eerst ziet en beïnvloeden daarmee je eerste indruk. Ook direct waarneembare informatie, zoals kleding, auto of andere attributen neem je mee. Categorisatie is meestal functioneel, omdat je dan makkelijker het gedrag van mensen kan begrijpen en voorspellen.

Page 34: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

Categorie-accentuatie (Tajfel): we zijn geneigde de overeenkomsten binnen (assimilatie) en verschillen tussen (contrast) categorieën te overdrijven, zowel bij mensen als objecten.-> accentuatie van verschillen tussen groepen.

Ingroup-outgroep-categorisatie: flexibele indeling die afhangt van de specifieke (inter)groepscontext die op dat moment saillant is. Er zijn basiscategorieën, minder vaak voorkomende categorieën en categorieën die voor sommige mensen chronisch toegankelijk zijn; deze worden door hen vaak gebruikt en dus geactiveerd. Een fundamenteel aspect van deze categorisatie is dat we er zelf in betrokken zijn.* Ingroup: categorieën of groepen waartoe wijzelf behoren* Outgroup: categorieën of groepen waartoe we niet behoren

Minimale/willekeurige groepen: enkel en alleen het opdelen van mensen in meerdere groepen is al voldoende voor het ontstaan van ingroup/outgroup-gevoelens.* Ingroup-favoritisme: het zien van mensen als ingroup-lid zorgt ervoor dat we de neiging hebben om hen te bevoordelen boven leden van de outgroup. Een verklaring wordt gegeven door de sociale-identiteitstheorie waarbij mensen een positieve sociale identiteit ontlenen aan groepen waar ze lid van zijn, zelfs als dat tijdelijk of willekeurig is. Om hun zelfwaardering hoog te houden, gaan ze een groep waar ze toe behoren positiever zien. * Outgroup-homogeniteit: we hebben de neiging om de outgroup te zien als meer homogeen; de leden lijken meer op elkaar. Dit komt door het denken in stereotiepe termen over de outgroup, minder nauwkeurige informatieverwerking over outgroup-leden, minder aandacht voor individuele outgroup-leden en we zijn meer bekend met onze eigen ingroup.Maar outgroup-homogeniteit treedt niet altijd op. Met name wanneer de ingroup een minderheidsgroep en de ougroup een meerderheidsgroep is. Je ziet de ingroup dan meer als een collectief en zal je juist de ingroup als meer homogeen beschouwen.

10.2 Gevolgen van categorisatie: vooroordelen, stereotypen en discriminatie

Vooroordeel (affectie): een gevoelsmatige reactie ten opzichte van leden van andere groepen, zonder dat je mensen uit deze groep persoonlijk hoeft te kennen. Het is een affectieve reactie (attitude) ten opzichte van een sociale groep die positief of negatief kan zijn. Vooroordelen kun je meten door mensen een vragenlijst voor te leggen waarop zij hun evaluaties van bepaalde sociale groepen kunnen weergeven. Bij dat soort testen kan het zijn dat mensen proberen minder bevoordeeld over te komen dan ze eigenlijk zijn, en dus meer sociaal wenselijke antwoorden geven. * Het is beter om het minder expliciet te vragen, maar stellingen voor te leggen en te vragen in hoeverre mensen het ermee eens zijn of niet of door de impliciete-associatietaak te doen. Het blijkt dat mensen het moeilijker vinden om positieve woorden met de outgroup te combineren. Het voordeel van deze methode is dat mensen weinig controle kunnen uitoefenen over hun reactie en sociale wenselijkheid niet optreedt. Impliciete associaties lijken vooral sterk gerelateerd aan spontaan, ongecontroleerd en non-verbaal gedrag.

Stereotype (cognitie): de cognities die mensen bij een bepaalde groep hebben. Stereotypen bevatten alle kenmerken (ideeën, opvattingen, gedrag, uiterlijk, interesses) die we aan een groep toeschrijven. Deze kunnen positief, negatief of gemengd zijn. Stereotypen zijn simplificaties van de werkelijkheid die in de meeste gevallen kloppen, maar niet altijd. Ze kunnen leiden tot verkeerde conclusies, maar een positief punt is dat ze ons helpen om snel en zonder veel denkwerk informatie te verwerken.* Abstraction-based: stereotypen gebaseerd op een abstracte regel over hoe de leden van de groep zijn (bijv. Japanners zijn gericht op het collectief), overgedragen via ouders en peers.* Instance-based: stereotypen gebaseerd op ervaringen met concrete voorbeelden of exemplaren. Hierbij is men meer bewust van de variatie binnen een groep doordat men verschillende leden van de groep kent.- Ook de dimensies ‘likability’ en ‘power’ zijn op stereotypen van toepassing -> combinatie

Page 35: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

van (on)aardig en (on)bekwaam. De meeste stereotypen scoren op de ene dimensie hoog en op de ander laag (=ambivalent) – zie schema boek. In het algemeen leidt hoge status ertoe dat een groep als bekwaam wordt gezien, terwijl competentie ertoe leidt dat een groep als onaardig wordt gezien. Als een groep emancipeert en haar kwaliteiten laat zien, kan daaruit competitie ontstaan en kan de groep sympathie verliezen.

Discriminatie (gedrag): mensen worden verschillend behandeld op basis van kenmerken die in de gegeven situatie niet relevant zijn. Discriminatie betekent letterlijk onderscheid maken, en in de psychologie wordt er van discriminatie gesproken als dat wordt gedaan op ‘oneigenlijke gronden’. Om discriminatie vast te stellen moet je gedrag dat feitelijk plaatsvindt observeren. Discriminerend gedrag kan het gevolg zijn van impulsief gedrag (bijv. oogcontact vermijden, afstand houden) – impliciete stereotypen en vooroordelenof van meer beredeneerd en verbaal gedrag (bijv. toelatingsbeleid in een discotheek) – expliciete stereotypen en vooroordelen.

10.3 De functie van vooroordelen en stereotypen- Persoonlijke factoren: volgens Adorno’s psychodynamische benadering ontwikkelen mensen een autoritaire persoonlijkheid (strikte waarden en normen; onderdanig t.o.v. autoriteiten) wanneer ze erg rigide zijn opgevoed. Dit leidt tot gevoelens van onzekerheid en frustratie die zij later projecteren op mensen uit een andere groep, met name minderheidsgroepen in de maatschappij. Om te weten te komen of iemand een autoritaire persoonlijkheid is, kan de zogenoemde F-schaal gebruikt worden (gaat o.a. over de mate van agressie, conservatisme, voorkeur voor macht, gebrek aan introspectie). Het komt vaker voor bij laagopgeleide mannen en conservatieve mensen.Ook kan een laag zelfbeeld/kwetsbare zelfwaardering leiden tot de behoefte andere groepen omlaag te drukken. Daarnaast bevordert trots in de vorm van eerzucht en superioriteit (jezelf geweldig vinden) vooroordelen en discriminatie.- Cognitieve factoren: tot op zekere hoogte maken alle mensen gebruik van stereotypen en vooroordelen, omdat mensen maar een beperkte capaciteit hebben om informatie te verwerken. Door onze waarnemingen te categoriseren en het daarbij horende stereotype te activeren, kunnen we efficiënt waarnemen en het gedrag van mensen voorspellen.* Illusoire correlatie: mensen zien een samenhang tussen bepaalde kenmerken terwijl die samenhang er niet daadwerkelijk is. Dit gebeurt als het gaat om 2 kenmerken die allebei opvallend zijn en weinig voorkomen en daardoor eruit springen (‘distinctief’), zoals bij een minderheidsgroep die negatief gedrag vertoont. Deze groep wordt hierdoor negatiever beoordeeld. Volgens Sherman kunnen fenomenen als illusoire correlatie en categorie-accentuatie ook verklaard worden doordat we eerst leren wat de meerderheidsgroep kenmerkt en daarna pas wat de minderheidsgroep kenmerkt. We onthouden daardoor vooral de dingen die de minderheidsgroep onderscheidend maakt.- Motivationele factoren: mensen zullen zich in het algemeen meer identificeren met groepen waar ze een positief beeld van hebben en die een hoge status hebben (hoge ‘likability’ en ‘power’). Wanneer mensen wel in een lage status groep zitten en het niet mogelijk is die groep te verlaten zullen ze proberen de groep op andere dimensies positiever te maken, aan neerwaartse sociale vergelijking te doen of door de groepen waartoe je niet behoort negatiever te zien (sociale identiteit)Volgens de rechtvaardige wereld-hypothese (Lerner en Miller) zijn we gemotiveerd om de wereld om ons heen als rechtvaardig te zien. Mensen hebben de neiging de ellende van anderen, met name uit andere groepen, als rechtvaardig te zien, wat tot negatieve ideeën over die anderen leidt. Mensen schrijven ellende toe aan de persoonlijke eigenschappen van iemand(behoefte aan rechtvaardigheid)We gaan groepen als minder aardig zien wanneer er strijd is tussen een groep en onze eigen groep. Een gevoel van dreiging (hoog in ‘power’ en laag in ‘likability) kan tot een agressieve houding t.o.v. de ander groep leiden. Het blijkt bijv. dat mensen die zich sterk als ‘Nederlander’ zien, zich meer bedreigd voelen door de islam (bedreiging).- Maatschappelijke factoren: wanneer het gaat om daadwerkelijke competitie tussen 2 groepen die bijv. strijden om schaarse goederen als werk en huisvesting, zal de groep die minder krijgt gefrustreerd raken en negatieve gevoelens ontwikkelen over de ‘winnende’ groep. De winnende

Page 36: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

groep vindt juist dat de andere groep hun verlies aan zichzelf te danken hebben (= realistische groepsconflict-theorie). Daarnaast hebben mensen een sterke behoefte om de manier waarop rollen en (schaarse) middelen verdeeld zijn in een samenleving te zien als een goede verdeling/rechtvaardigDit kan ertoe leiden dat mensen ongelijkheid rechtvaardigen en daarmee in stand houden. Mensen uit die bevoorrecht groep zullen dan tegenstander zijn van maatregelen die hun positie in gevaar brengt (= systeemrechtvaardiging). Ook heeft de rol die je krijgt in de samenleving vaak invloed op hoe je je gedraagt. Als anderen dan vervolgens jouw gedrag waarnemen houden ze er weinig rekening mee dat het gedrag voortkomt uit je rol en dat niet automatisch geconcludeerd kan worden dat je bent zoals je je gedraagt (= sociale-roltheorie).

10.4 Gevolgen voor gedrag, gevoelens en cognitie- Stereotype-activatie: net als bij priming kunnen stereotypen automatisch geactiveerd worden door bepaalde eigenschappen, die met het stereotype geassocieerd worden, tijdelijk extra toegankelijk te maken, waardoor de interpretatie van gedrag gestuurd kan worden. Wanneer we de inhoud van stereotypen kennen, zullen stereotypen automatisch worden geactiveerd als we iemand tegenkomen uit de groep waar dat stereotype op van toepassing is. Alleen in een latere fase kunnen we onze reacties bewust bijsturen, wanneer we persoonlijk vinden dat het stereotype onjuist of sociaal onwenselijk is. Stereotypering is een automatisch proces, maar is niet onvermijdbaar. M.b.v. richtlijnen en persoonlijke normen kunnen mensen de invloed van culturele stereotypen dempen.- Toepassen van stereotypen: het gebruiken van en stereotype bij het waarnemen en beoordelen van een individu (stereotypering). Stereotypen houden zichzelf vaak in stand, want door hun invloed op indrukvorming zien mensen meer bevestiging dan ontkrachting van hun stereotiepe verwachtingen (bijv. wanneer je praat met iemand die eruitziet als een bèta-student, zal je eerder over technische onderwerpen beginnen en is de kans groot dat je bètastereotype bevestigd wordt)* Interpreteren van gedrag: stereotypen kunnen beïnvloeden hoe je ambigu gedrag van mensen interpreteert. Bijv. als je leest dat politici agressief zijn, denk je waarschijnlijk aan agressief taalgebruik. Maar als je leest dat een voetbalsupporter agressief is, denk je waarschijnlijk aan fysiek agressief gedrag. * Attributie en beoordeling van gedrag: een stereotype kan ook bepalen waar je de oorzaak van het gedrag van iemand uit een gestereotypeerde groep legt; bij iemands persoonlijkheid of bij de situatie. Bijv. mislukking bij vrouwen wordt vaker toegeschreven aan gebrek aan capaciteiten en bij mannen is dit vaker dat de taak te moeilijk was. Stereotype-inconsistent gedrag wordt vaak aan externe oorzaken toegeschreven; hierdoor blijft het stereotype gehandhaafd. Het probleem is dat mensen zich minder snel verplaatsen in outgroup-leden. De uiteindelijke beoordeling van personen wordt ook door stereotypen gestuurd. Bijv. zwarte Amerikanen krijgen bij hetzelfde misdrijf een zwaardere straf dan witte Amerikanen.Positieve stereotypen over de ingroup en negatieve stereotypen over de outgroup houden zich in stand, omdat mensen positief gedrag van ingroup-leden aan kwaliteiten toeschrijven en slecht gedrag aan de situatie & negatief gedrag van outgroup-leden wordt als hun eigen schuld gezien en positief gedrag aan de situatie.* Beschrijven van gedrag: de manier waarop je over mensen communiceert met anderen kan ook worden beïnvloed door stereotypen, die dan vervolgens weer in stand gehouden worden. - Contrast wanneer stereotype-inconsistente informatie overheerst: iemand kan ook duidelijk afwijken van het stereotype. Het oordeel over de persoon schuift dan weg van het geactiveerde stereotype. Wanneer een vrouw bijv. alle eigenschappen heeft die in strijd zijn met het normatieve beeld van een vrouw, wordt dat gedrag als opvallend gevonden. Het stereotype fungeert als beoordelingsstandaard; de persoon wordt vergeleken met de geactiveerde categorie en op grond daarvan als relatief extreem beoordeeld. De meeste contrast-effecten pakken negatief uit, omdat het niet overeenkomt met de verwachtingen en normen hoe mensen zich behoren te gedragen en het impliceert vaak een extreem oordeel (te veel van iets is vaak negatief).

Page 37: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

10.5 Gevolgen voor de gestereotypeerde- Meta-stereotypen: het hebben van een stereotype van wat andere mensen over jouw categorie denken -> stereotypen over stereotypen. Deze kunnen zowel positief als negatief zijn. De inhoud van een meta-stereotype over jouw groep is afhankelijk van de specifieke groep waar je aan denkt (bijv. VVD’ers zullen een ander stereotype hebben over rechtenstudenten dan linkse intellectuelen). Het blijkt dat meta-stereotypen automatisch geactiveerd kunnen worden wanneer je denkt dat iemand van een andere groep jou gaat beoordelen. Als dit meta-stereotype negatief is, zal dat ervoor zorgen dat je het minder prettig vindt om met die persoon om te gaan.- Stereotypebedreiging: als je het idee hebt dat er over een groep waartoe je behoort negatieve stereotypen bestaan, kan dit ertoe leiden dat je uit alle macht probeert te laten zien dat dit stereotype niet voor jou of jouw groep opgaat. Als je je overeenkomstig het stereotype gaat gedragen, bevestig je het beeld dat over jouw groep bestaat. Volgens Steele en Aronson is dit idee zo bedreigend dat je er gespannen van raakt en er slechter door gaat functioneren. Een oplossing hiervoor is om jezelf aan belangrijke waarden te herinneren waar je zelf in gelooft; dan verleg je je aandacht van mogelijke verwachtingen van anderen naar wat voor jouzelf belangrijk is.- Attributionele ambiguïteit: er zijn 2 strijdige attributies mogelijk om te verklaren waarom je op een bepaalde manier wordt behandeld. Bij negatieve feedback vraag je je af of je slecht gepresteerd hebt of dat de beoordelaar bevoordeeld was. Bij positieve feedback vraag je je af of je het echt goed gedaan hebt of dat de beoordelaar aan positieve discriminatie doet. Deze conclusies worden gesteld om zelfwaardering te beschermen.

10.6 Veranderen van vooroordelen, stereotypen en discriminatie- Contact tussen groepen: volgens de contacthypothese kunnen relaties tussen groepen worden verbeterd door groepen met elkaar in (positief) contact te brengen, omdat ze elkaar dan meer als individuen gaan zien waardoor stereotypen en vooroordelen verdwijnen. Voorwaarden voor succesvol contact tussen groepen:

De groepen moeten een vergelijkbare status hebben De groepen moeten een gemeenschappelijk doel hebben dat alleen door samenwerking kan

worden bereikt Er moet ruimte zijn voor persoonlijke contacten tussen de groepsleden zodat er

vriendschappen kunnen ontstaan De autoriteiten moeten ondersteuning bieden Het contact moet positief verlopen

* Ook de kwantiteit doet ertoe. Hoe vaker er contact is, hoe minder stereotypering er plaatsvindt en hoe positiever men over elkaar gaat denken. Bovendien is de kwaliteit belangrijk. Het beeld van de outgroup wordt positiever als een vriendschap ontstaat waarin zelfonthulling en openheid optreedt en waarin er persoonlijke ervaringen worden uitgewisseld.

Stereotype-verandering

Conversie-model: een sterke dramatische afwijking/ontkrachting van een stereotype maakt dat een stereotype plotseling sterk verandert. Zo kunnen negatieve stereotypen over minderheden worden beïnvloed door bekende persoonlijkheden die het stereotype over hun groep duidelijk ontkrachten (bijv. Bill Cosby en Oprah Winfrey m.b.t. zwarte mensen).

Boekhoudmodel: een herhaaldelijke confrontatie met stereotype-afwijkende groepsleden zal leiden tot een geleidelijke verandering van het stereotype.

Subtyperingsmodel: groepsleden die het stereotype ontkrachten worden gezien als a-typisch en worden ondergebracht in een subcategorie die men daarvoor creëert; het stereotype wordt opgesplitst in deelverzamelingen (bijv. zwarte zakenman). Maar het blijkt dat het subtyperingsproces het stereotype juist in stand houdt.

Page 38: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

- Verminderde activatie van stereotypen: intensieve training van stereotype-inconsistente relaties leidt tot vermindering van automatische activatie van stereotypen (bijv. vrouwen zijn sterk, mannen zijn lief). Het ontkennen van stereotype-consistente relaties werkt echter niet. Ook helpt het om mensen aan te moedigen anders te denken en tot een andere ‘mindset’ te komen. Bovendien kun je mensen aanmoedigen om anderen op meerdere verschillende manieren te categoriseren. Dan worden de automatische effecten van stereotypen kleiner dan wanneer je slechts 1 categorie gebruikt (bijv. leeftijd, sekse, ras en aantrekkelijkheid samennemen).- Onderdrukken van stereotypen: het onderdrukken van stereotypen blijkt niet goed te werken door het boemerang-effect. Maar toch kan het onderdrukken van stereotypen werken bij mensen die een innerlijke drijfveer hebben om niet te stereotyperen. Maar het is sowieso beter om niet te stereotyperen omdat er dan een sociale norm gecreëerd wordt dat het onwenselijk is om leden van andere groepen te stereotyperen.

H.11: PRO-SOCIAAL EN ANTI-SOCIAAL GEDRAG

11.1 Anti-sociaal gedrag- Anti-sociaal gedrag: verzamelnaam voor gedrag dat op enige wijze schade toebrengt aan personen, organisaties of de samenleving (agressie, delinquent en deviant gedrag).* Agressie: gedrag dat als doel heeft om schade of pijn toe te brengen (=intentioneel gedrag).

Direct vs indirect: ‘face to face’ of ‘achter iemands rug’ Verbaal vs fysiek: schelden, kwade tekst in brief/op internet of fysiek geweld Actief vs passief: iets doen of iets nalaten om iemand te beschadigen

Doelen van agressie:- Instrumentele agressie: agressie wordt gebruikt als middel om een doel te bereiken.- Emotionele/vijandige agressie: agressie heeft geen ander doel dan het toebrengen van schade.

11.2 De biologische oorsprong van agressie- Lorenz stelde dat mensen een aanvals- of vechtinstinct gemeen hebben met andere diersoorten. Agressie heeft o.a. een functie bij intraseksuele competitie = de competitie tussen mannen onderling en vrouwen onderling om de ‘toegang’ tot de beste partners. Agressief gedrag bij mannen is vooral jegens andere mannen en bij vrouwen jegens andere vrouwen. Mannen vertonen meer fysieke agressie en vrouwen tonen vaker indirecte en verbale vormen van agressie.* Male-warrior hypothese = mannen gaan met elkaar samenwerken in het bijzijn van een rivaliserende groep (samen optreden tegen een gezamenlijke vijand).

11.3 Invloed van persoonskenmerken: wie is agressief?Aangeboren: biologische en fysiologische oorzaken van agressie* Uit onderzoek blijkt dat zo’n 50% van agressief gedrag erfelijk bepaald is.- De prefrontale cortex speelt een belangrijke rol in de regulering van emoties en daarmee zelfbeheersing en beschaving. Het vermogen om je emoties te reguleren, je impulsen te onderdrukken en behoeften uit te stellen wordt door dit deel van de hersenen beïnvloed. Mensen met beschadigingen in dit gebied hebben grote problemen in hun persoonlijke en sociale interacties en zijn geneigd toe te geven aan hun impulsen; hebben hun instincten niet onder controle.- Een ander hersengebied waar angstprikkels worden verwerkt, de amygdala, speelt een belangrijke rol bij emoties, o.a. emoties die empathie mogelijk maken. Mensen met afwijkingen in dit gebied kennen geen gevoelens van empathie, spijt, schuldgevoel of angst. Deze afwijkingen kunnen ook door biologische- of omgevingsfactoren veroorzaakt worden.- Uit onderzoek van Raine blijkt dat mannen die als kind een lagere hartslag hadden in rusttoestand, meer behoefte hadden aan prikkels en minder reageerden op angstige situaties agressiever zijn. Hun basisniveau van ‘arousal’ is laag en daardoor relatief ongevoelig voor straf. Dit hangt samen met

Page 39: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

afwijkingen in de prefrontale cortex. Bij deze mensen ontstaat gebrek aan controle over anti-sociale en agressieve impulsen. Bovendien kennen deze mensen vaak weinig angst of empathie. *Breinrisicofactoren: afwijkingen in het brein door verschillende fysiologische factoren die de kans op later gewelddadig gedrag flink kunnen vergroten, zoals afwijkingen/complicaties bij de geboorte of een specifieke genencombinatie. Ook hangen oorzaken samen met een slecht sociaal milieu, zoals roken tijdens de zwangerschap of verstoorde hechting door problemen van de ouders.* Psychosociale factoren: de kans op gewelddadig gedrag neemt flink toe wanneer psychosociale risicofactoren aanwezig zijn in de omgeving.

* ‘Donkere triade’: bevat psychopathie, machiavellisme en narcisme. Het zijn 3 verschillende persoonlijkheidsclusters die theoretisch van elkaar verschillen, maar deels overlappen en alle 3 onprettig zijn voor andere mensen.

Psychopathie: wordt gekenmerkt door behoefte aan prikkels, egoïsme, gevoelloosheid, oppervlakkige charme, gebrek aan empathie en aan schuldgevoel. -> wordt sterk geassocieerd met agressie (fysieke provocatie is een trigger).

Machiavellisme: de neiging om anderen te manipuleren, exploiteren en bedriegen, egoïsme en een cynische houding waarin moraliteit wordt gezien als iets voor sukkels. Deze mensen zullen hun doelen eerder benaderen via sluwe plannen i.p.v. met agressie.

Narcisme: wordt gekenmerkt door zelfoverschatting, het gevoel dat men op grond van de eigen superioriteit privileges heeft (‘entitlement’), charme, egoïsme en een gebrek aan empathie. -> Onrealistische zelfwaardering en zelfbewondering. De zelfwaardering is kwetsbaar, en daar zit de angel als het gaat om agressie. Als mensen het gevoel hebben dat hun zelfwaardering wordt bedreigd (bijv. door kritiek) kan dat vijandigheid of wraakgevoelens oproepen. Die vijandigheid komt tot uiting in de interactie met anderen; gericht op de boosdoener of op een onschuldige buitenstaander(=’displacement’).

- Dat agressie deels erfelijk bepaald is, komt niet alleen door de rol van hersenafwijkingen maar ook van hormonen en neurotransmitters, zoals testosteron. Mannen hebben een hoger niveau van testosteron, wat samenhangt met een hogere mate van agressie. Testosteron bij mannen lijkt vooral dominant gedrag en statusgerichtheid te stimuleren (bijv. ambitie en drang om te winnen). Serotonine is een neurotransmitter die andere stoffen afremt. Een laag niveau van serotonine is gerelateerd aan impulsieve en anti-sociale gedragingen, waaronder agressief gedrag. Bij mannen lijkt het erop dat een laag serotonineniveau en een hoog testosteronniveau elkaar versterken en dat dus de meest agressieve mannen zijn. Serotonine blijkt een stof te zijn die sterk wordt beïnvloed door slechte eetgewoontes; door betere voeding daalt de hoeveelheid anti-sociale gedragingen.

Aangeleerd: sociale oorzaken van agressie* Uit onderzoek blijkt dat kinderen agressiever worden wanneer ze worden blootgesteld aan agressieve voorbeelden in de omgeving (= sociaal leren). Het observeren van agressieve voorbeelden leidt tot imitatie, mensen ontwikkelen meer positieve attitudes over agressie en ze vormen meer agressieve interpretaties van de bepaalde situaties die automatisch in werking treden.- Er is bewijs dat het zien van geweld op tv leidt tot een toename in gewelddadig gedrag. Het blijkt vooral effect te hebben op mensen die snel geïrriteerd zijn, een hoge mate van vijandigheid hebben en niet erg empathisch en intelligent zijn. Agressieve beelden in de media kunnen ook als effect hebben dat men minder gevoelig wordt voor pijn en lijden van anderen. Op basis van de beelden op tv kan de wereld gewelddadiger worden afgebeeld dan hoe het in werkelijkheid is. Hierdoor kunnen mensen angstig en wantrouwend worden. Ze kunnen zich dan agressiever opstellen als ze het idee hebben dat anderen een bedreiging vormen. Bovendien kunnen agressieve songteksten leiden tot een toename in agressieve gedachten en vijandige gevoelens.- Het spelen van gewelddadige games verhoogt het arousalniveau. Voor games geldt ook dat je went

Page 40: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

aan agressie wanneer je het vaak ziet, en dat je daardoor agressiever gaat reageren en meer agressieve gedachten hebt. Agressie-gerelateerde concepten worden toegankelijker gemaakt (priming). Het is gebleken dat hoe meer agressieve games je speelt, des te agressiever je wordt. Het geregeld spelen van gewelddadige games kan er ook voor zorgen dat je jezelf onbewust gaat associëren met agressie-gerelateerde begrippen. Gewelddadige films kunnen dus agressie versterken, maar ook pro-sociaal gedrag en empathie remmen.

11.4 Motieven voor anti-sociaal gedrag

Frustratie: als je doelen geblokkeerd worden, kun je agressief reageren om toch dingen voor elkaar te krijgen of om je frustratie af te reageren (= frustratie-agressietheorie).* Cognitieve neo-associatietheorie: frustratie gaat vooraf aan emotionele agressie. Frustratie leidt tot negatieve gevoelens die gedachten, herinneringen, fysiologische en motorische reacties activeren die automatisch geassocieerd zijn met een vecht-of-vlucht-respons (angst of woede). Als men in staat is en gemotiveerd is om de meer bewuste cognitieve functies te gebruiken, kan men attributies bij het gedrag van een ander maken, nadenken over de toekomstige consequenties en kan men bepaalde gedragsimpulsen onderdrukken of juist versterken. Wanneer mensen te weinig mentaal capaciteit hebben, reageren ze meer primitief en treedt de tweede fase niet in werking. -> Onprettige gevoelens worden niet zomaar op iedereen afgereageerd; vaak niet wanneer de ander positief gewaardeerd wordt.* Als de bron van negatieve gevoelens iets of iemand is waar je het niet tegen kunt opnemen, is een agressieve reactie minder waarschijnlijk.* Je zal eerder boos worden als je doel binnen handbereik lijkt te zijn, maar je onverwacht wordt gedwarsboomd bij het bereiken ervan of wanneer het lijkt alsof iemand anders je zonder goede rechtvaardiging belemmert. Wanneer mensen vinden dat ze onrechtvaardig behandeld worden, zijn ze geneigd om anti-sociaal gedrag te vertonen.

Negatieve gevoelens: deze kunnen ertoe leiden dat je sneller geïrriteerd raakt en een ontlading zoekt (= catharsisprincipe). Alle stimuli die onplezierige gewaarwordingen oproepen zijn een potentiële bron van agressie, denk aan pijn, hitte, lawaai, slaapgebrek en mensenmassa’s.

Negatieve gevoelens in interpersoonlijke contacten die ontstaan door wat de ander doet: het vertonen van agressief gedrag kan optreden door ontlading, afreageren van frustratie, het beschermen van de zelfwaardering of je wilt het gedrag van de ander beïnvloeden met je woede. Wanneer iemand jou een onprettig gevoel geeft, kan een agressieve reactie makkelijk optreden. Hierbij speelt de interpretatie die je geeft aan de bedoelingen van anderen een rol of je wel of niet agressief reageert.- Provocatie: wordt gezien als een van de meest belangrijke oorzaken van agressie. Het is van belang welke attributies je maakt van het gedrag van anderen – is het intentioneel of niet. In emotionele situaties en in een negatieve stemming zullen mensen zich meer primair gedragen en zullen meer geneigd zijn om het gedrag van anderen te interpreteren als provocerend en met kwade bedoelingen. Deze interpretatie van gedrag van anderen verschilt erg tussen mensen.* Vijandige attributie vertekening: de neiging om kwade bedoelingen toe te schrijven aan anderen.- Uitsluiting: dit kan gezien worden als een indirecte vorm van agressie, die vervolgens ook weer kan leiden tot agressie bij de uitgeslotene. Agressief gedrag in reactie op uitsluiting lijkt vooral op te treden als mensen een gebrek aan controle ervaren.- Normen en vergelding: in een sociale context hebben mensen normen en waarden ten aanzien van elkaar en wanneer deze geschonden worden kan dat tot boosheid en de behoefte aan vergelding leiden. Mensen zijn geneigd agressief te reageren wanneer ze zich onrechtvaardig behandeld voelen.

Page 41: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

- Catharsis: ontladen van spanning en frustratie. Ontlading blijkt niet te helpen; het uiten van agressie bevordert juist nieuwe uitingen van agressie. Ook blijkt dat wraak nemen op degene die je onrecht heeft aangedaan niet te helpen, omdat je dan met je gedachten blijft bij de boosdoener en wat je is overkomen. Bovendien zorgt piekeren er ook voor dat je bozer blijft.- Afleiding en mindfulness: een methode om van boosheid en agressie af te komen is om afleiding te zoeken; iets anders gaan doen en je aandacht richten op gedachten die niet met agressie te maken hebben. Ook mindfulness kan helpen om je bewust te worden van je agressieve gevoelens, maar er niet gelijk een actie aan te verbinden.

11.5 Pro-sociaal gedrag- Pro-sociaal gedrag: omvat alle gedrag dat door de samenleving positief gewaardeerd wordt en op enige wijze positieve gevolgen heeft voor het lichamelijk of psychisch welzijn van anderen. Hierbij moet het gedrag wel vrijwillig zijn en niet voorkomen uit beroepsmatige verplichtingen.* Altruïsme: pro-sociaal gedrag of hulp wordt gemotiveerd door de wens om het welzijn van een ander te bevorderen, zonder dat daar enige beloning tegenover staat voor de gever/helper.

11.6 Motieven voor pro-sociaal gedrag: waarom helpt men?

Egoïstische motieven: mensen helpen om er op de een of andere manier zelf beter van te worden.

Altruïstische motieven: er is geen andere reden voor de verleende hulp dan het bevorderen van het welzijn van de ander.

Een evolutionair perspectief- Het zelfzuchtige gen: het gaat om het overleven van genen. Genen sturen het gedrag van mensen op een dusdanige manier dat zij overleven en blijven voortbestaan in volgende generaties. * Inclusive fitness: de totale kans dat iemands genen worden doorgegeven aan toekomstige generaties; de kans dat iemand zo goed aangepast is dat zijn/haar genen in de genenpool zitten die wordt doorgegeven als erfelijk materiaal. Hoe dichterbij iemand is in de familieband, hoe meer genen je met elkaar deelt. Dus wanneer je je familie helpt, vergroot je de kans dat jouw genen overleven. Pro-sociaal gedrag zou dus geprogrammeerd kunnen zijn door onze ‘zelfzuchtige genen’ die willen overleven, in het eigen lichaam of in dat van een ander. Volgens deze visie zullen we dan ook in eerste instantie vooral genetisch verwanten helpen. Dit gebeurt in alledaagse situaties en nog meer in situaties van ‘leven-of-dood’. Mensen zijn geneigd jonge en gezonde familieleden eerder te helpen; deze mensen hebben een grotere kans dat ze zich nog kunnen voortplanten.

* Volgens evolutionair psychologen draagt het helpen van anderen bij aan je overlevingskansen, omdat je op jouw beurt weer hulp van de ander ontvangt (= wederkerige hulp). Mensen voelen zich namelijk over het algemeen verplicht om iets terug te doen als ze van iemand een gunst hebben ontvangen.-> Volgens De Waal ontwikkelt het principe van directe en uitgestelde wederkerigheid zich bij alle dieren die in groepen leven. De dieren moeten elkaar wel kunnen herkennen en zich elkaar kunnen herinneren. Bij indirecte wederkerigheid helpen dieren een soortgenoot om zo als het ware te werken aan een goede reputatie binnen de groep. Wanneer ze namelijk iemand helpen is het waarschijnlijker dat ze later zelf eerder geholpen worden.* Competitief altruïsme: door pro-sociaal gedrag te vertonen kunnen mensen/dieren hun reputatie verbeteren, hetgeen voordelen op kan leveren. Zo zorgt hulpvaardig gedrag ervoor dat je populaire wordt en dat anderen graag met je willen samenwerken. Het doneren van geld aan goede doelen kan ook vanuit deze visie verklaard worden (bijv. positief beeld creëren, goede indruk; Bill Gates en Ikea).

* Pro-sociaal gedrag heeft ook voordelen voor de groep. Coöperatie en behulpzaamheid binnen een groep zorgen ervoor dat je samen sterk staat tegen rivaliserende groepen en andere bedreigingen, dit levert een overlevingsvoordeel op. Leden van de eigen groep worden eerder geholpen en

Page 42: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

bevoordeelt t.o.v. andere soorten.- Kosten en baten: mensen zijn geneigd gedrag vaker te vertonen dat positieve consequenties oplevert, en gedrag te staken dat negatieve consequenties heeft. Dit heeft ook te maken met beloningen en straffen als gevolg van bepaald gedrag.

* Beloningen kunnen door anderen gegeven worden (bijv. compliment of sociale goedkeuring, maar het kan ook intrinsiek beloond zijn als je een goed gevoel krijgt van het geven van hulp (’warm glow’). Mensen kunnen in een betere stemming komen door het geven van hulp en het kan hun zelfwaardering ten goede komen. Echter als het duidelijk is dat vergelijkbare anderen niet geholpen kunnen worden, geeft dat men een negatiever gevoel. Zo voelen mensen zich vaak meer betrokken bij noodsituaties die slechts enkelen treffen i.p.v. massa’s mensen, omdat iedereen dan geholpen kan worden.-> Empathic joy: de helper kan zien dat de ander blij is met de verleende hulp en kan daarvan meegenieten met de ander. = delen in de vreugde van anderen.* Aan de andere kant willen mensen straf of andere negatieve gevolgen van het weigeren van hulpverlening vermijden (bijv. sociale afkeuring). -> Empathic distress: als men anderen ziet lijden, roept dit een onplezierige spanning op bij mensen. = delen in het leed van anderen.

* Arousal/kosten-batenmodel: bij beslissing om iemand te gaan helpen moet men ten eerste waarnemen dat iemand hulp nodig heeft en daarbij een verhoogde staat van alertheid ervaren. Door het bieden van hulp kan de ‘arousal’ gekalmeerd worden. Maar voordat iemand dit doet, maakt hij/zij een kosten-batenanalyse. Het weegt de mogelijke kosten (zoals tijd, inspanning, sociale afkeuring, empathic distress) af tegen de baten (zoals beloning, sociale goedkeuring, empathic joy). -> Wanneer de kosten relatief laag zijn gaan we meer helpen om te voorkomen dat we egoïstisch lijken; de kosten van niet-helpen zijn dan hoger. Maar wanneer de kosten van helpen hoog zijn, kunnen mensen d.m.v. indirecte hulp (bijv. 112 bellen) of het herdefiniëren van de situatie (bijv. de situatie niet zo ernstig inschatten, het slachtoffer te devalueren of de persoonlijke verantwoordelijkheid ontkennen) hun empathic distress verminderen.* Sociaal leren/modelling: wanneer een voorbeeldfiguur pro-sociaal gedrag vertoont gaan kinderen dit imiteren en zichzelf ook pro-socialer gedragen. Het observeren van iemand die hulp verleent, zorgt ervoor dat mensen zelf ook meer geneigd zijn om te gaan helpen. Het zien van iemand die een ander helpt en zich inzet voor de medemens, geeft ons een positief gevoel (elavation) wat tot gevolg heeft dat mensen zelf ook eerder bereid zijn om anderen te gaan helpen.* Sociale normen: tijdens de socialisatie worden er allerlei normen aangeleerd. Een algemene norm is om mensen te helpen die dat nodig hebben als de kosten van hulp bieden laag zijn. Bovendien zijn er rechtvaardigheidsnormen die voorschrijven dat je degene helpt die dat het hardst nodig heeft en die buiten zijn eigen schuld in moeilijkheden is gekomen. Overtreding van deze normen leveren nadelige gevolgen op (bijv. afkeuring en schuldgevoel). Er is dus een sociale druk om aan deze normen te conformeren.

Altruïsme- Empatic distress vs. empathic concern: als je iemand in nood ziet kan je nare gevoelens ervaren die op jezelf gericht zijn (bijv. overstuur of gestrest raken) of je kunt gevoelens ervaren die gericht zijn op degene in nood (bijv. bezorgdheid of medeleven). Wanneer je empathic distress voelt, wil je van je eigen onplezierige gevoelens af komen (egoïstisch) en wanneer je empathic concern voelt, wil je actie ondernemen om de toestand van de persoon in nood te verbeteren (altruïstisch).* Empathie-altruïsme-hypothese (Batson): wanneer je je voorstelt hoe de persoon die hulp nodig heeft zich voelt, ben je gemotiveerd om iets te doen voor het welzijn van die persoon. Verklaringen die erop wijzen dat altruïsme wel bestaat: bij een hoge mate van empathie zijn mensen bereid om hulp te bieden en men voelde zich beter doordat de ander werd gered en niet meer hoefde te lijden, zonder dat ze er zelf aan hadden bijgedragen.

Page 43: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

- Altruïsme vs. egoïsme: soms help je om altruïstische redenen en soms om egoïstische redenen. Er zijn aanwijzingen dat hulp vanuit egoïstische motieven beter zijn. Zo houden vrijwilligers het langer uit wanneer zij bijv. vaardigheden op willen doen en het niet alleen doen om anderen te helpen.

11.7 Invloed van de situatie: wanneer helpt men?* Door het primen van bepaalde beelden of woorden die geassocieerd worden met hulp verlenen, worden mensen zelf ook hulpvaardiger. - Het omstander-effect: hoe groter het aantal getuigen is in een situatie waarin iemand hulp nodig heeft, hoe onwaarschijnlijker het is dat iemand actie onderneemt. De verantwoordelijkheid om iets te doen wordt dan verspreid over veel mensen (diffusion of responsiblity) waardoor mensen denken ‘een ander kan het ook doen’. Stappen die een individu moet nemen om in actie te komen:1. De noodtoestand opmerken: wanneer er een noodsituatie is, zijn we meestal bezig met iets anders en sluiten we ons af van geluid/overvloed aan informatie dat op dat moment niet relevant is. Wanneer er een overload aan informatie is (zoals veel achtergrondlawaai) en als mensen haast hebben, is de kans kleiner dat mensen een noodsituatie opmerken.2. De situatie interpreteren: het moet duidelijk zijn dat er echt hulp nodig is. In gevaarlijke noodsituaties, vooral met geweld, weten mensen dat het ernstig is en zijn mensen eerder geneigd actie te ondernemen. Maar in ambigue situaties is men niet zeker wat hij/zij moet doen en dan gaan ze af op de reacties van anderen om te bepalen hoe ze de situatie moeten interpreteren. We willen immers niet een verkeerde interpretatie maken en het risico lopen belachelijk te worden gemaakt.* Pluralistic ignorance: iedereen kijkt naar elkaar om erachter te komen wat er aan de hand is, waardoor er collectieve besluiteloosheid plaatsvindt en er geen hulp geboden wordt.3. Verantwoordelijkheid nemen: wanneer iemand met een bepaald beroep (bijv. politieman, arts) beter in staat is te helpen, wanneer iemand in een leiderspositie verkeert of wanneer je diegene in nood kent, zal jij eerder de verantwoordelijkheid nemen. Wanneer omstanders allemaal vreemden zijn treedt vaak het fenomeen van diffusie van verantwoordelijkheid op.4. Besluiten welke hulp nodig is: omstanders zullen eerder geneigd zijn te helpen wanneer zij weten wat ze zouden moeten doen of wanneer zij over de vaardigheden beschikken om de hulp te kunnen bieden (denk aan EHBO-diploma).5. Besluiten om daadwerkelijk hulp te verlenen: hierbij speelt de kosten-batenanalyse een belangrijke rol. Als de kosten te hoog uitvallen kun je alsnog afzien van het verlenen van hulp.* Audience inhibition: juist doordat er anderen aanwezig zijn, voel je je belemmerd omdat je bang bent dat je in hun ogen iets geks doet of het niet goed aanpakt. Als mensen eenmaal beginnen te denken en aarzelen, wordt de kans steeds kleiner dat ze te hulp schieten.* Hierbij is dus ook te zien dat mensen de invloed van de situatie sterk lijken te onderschatten. Onderzoek laat zien dat een passieve afwachtende houding van mensen omslaat in actief hulpgedrag wanneer omstanders het idee hebben dat ze beoordeeld worden. Het is belangrijk dat mensen kennis hebben van het omstander-effect om er zo voor te zorgen dat het minder vaak voorkomt dat mensen niet geholpen worden.

- Effect van stemming op hulpgedrag: door bijv. zonneschijn en een lekkere geur van koffie en koekjes verbetert de stemming van mensen. Uit onderzoek blijkt dat mensen in een goede bui hulpvaardiger zijn. Maar dat is niet altijd zo, want mensen willen die goede bui graag behouden. Dus in een ambigue situatie zijn deze mensen eerder geneigd om de situatie te interpreteren als ‘niks aan de hand’; ze willen hun stemming niet laten bederven en zijn dan minder geneigd te gaan helpen. * Wanneer mensen in een slechte bui zijn doordat ze zich schuldig voelen over wat ze zelf hebben gedaan, zijn ze juist hulpvaardiger. Ze willen zich waarschijnlijk beter gaan voelen over zichzelf door een ander te helpen. Maar het ligt aan de oorzaak van de slechte bui of iemand juist meer of minder geneigd is om te helpen.* Over het algemeen zorgt een goed humeur dat je eerder en meer helpt. Ook andersom zorgt het helpen van anderen ervoor dat je stemming en je welzijn verbetert.

Page 44: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

11.8 Invloed van persoonskenmerken: wie helpt?* Individuele verschillen in behulpzaamheid treden al op tijdens de vroege jeugd en voorspellen hoe behulpzaam iemand in zijn latere leven is.

- Sociale verantwoordelijkheid en interne controle: hoe meer iemand de overtuiging heeft dat men mensen moet helpen die dat nodig hebben en het idee hebben dat de dingen die je meemaakt beïnvloed worden door je eigen gedrag en je eigen keuzes (i.p.v. externe omstandigheden), hoe meer iemand in actie zal komen in situaties waar spontaan hulp moet worden geboden.- Geloof in een rechtvaardige wereld: deze mensen hebben de overtuiging dat de wereld rechtvaardig in elkaar steekt en dat mensen krijgen wat ze verdienen. Wanneer men slachtoffers zien die buiten hun schuld ergens door lijden, is men gemotiveerd om daar iets aan te doen. Maar wanneer men het gevoel heeft dat men niet in staat is te helpen, wordt het slachtoffer gedevalueerd om zo te rechtvaardigen dat ze er slecht aan toe zijn. Zo wordt gesteld dat het slachtoffer het verdiend heeft of er zelf schuld aan heeft.- Empathie: dit heeft een cognitieve component (= het perspectief van de ander innemen; in iemands schoenen gaan staan) en een affectieve component (= de gevoelens van de ander overnemen; meevoelen met wat de ander voelt). Cognitieve empathie is bijv. effectief bij onderhandelingen en affectieve empathie in relaties met een sterkere persoonlijke verbinding (hangt samen met spiegelneuronen). Mensen die empathisch zijn, zijn over het algemeen meer gemotiveerd om anderen te helpen, want ze helpen omdat ze het echt zelf willen en niet omdat het ‘hoort’.* Verschillen in empathie worden deels bepaald door aangeboren oorzaken (ongeveer 50% van het pro-sociale gedrag is genetisch bepaald). Dit hangt voor een belangrijk deel samen met de gevoeligheid voor het hormoon oxytocine (is hoger bij vrouwen). * Empathie-verschillen kunnen ook ontstaan door ervaringen die mensen opdoen tijdens hun opvoeding. Daarin speelt de media en de ouders/verzorgers een grote rol. Daarnaast blijkt dat mensen uit een lagere sociale klasse meer empathisch zijn en beter correct in kunnen schatten hoe de ander zich voelt. Verondersteld wordt dat mensen die het financieel en maatschappelijk moeilijker hebben, meer letten op de omgeving en op anderen omdat ze minder mogelijkheden hebben om dingen zelfstandig voor elkaar te krijgen. Deze mensen reageren sterker op het lijden van anderen en zijn vrijgeviger.- De altruïstische persoonlijkheid: sommige onderzoekers zijn van mening dat een combinatie van 5 persoonlijkheidsfactoren een zogenoemde altruïstische persoonlijkheid vormt: hoog empathisch vermogen, sterk geloof in een rechtvaardige wereld, een groot gevoel van sociale verantwoordelijkheid, een geloof in interne controle en een laag egocentrisme.

11.9 Interpersoonlijke invloeden: wie wordt geholpen?- Aantrekkelijkheid: aantrekkelijke mensen worden eerder geholpen dan onaantrekkelijke mensen. Vooral bij vrouwelijke hulpvragers speelt het uiterlijk een rol.- Attributie van verantwoordelijkheid: mensen zijn meer geneigd om anderen te helpen wanneer ze aannemen dat de hulpbehoevende zelf niets te verwijten valt. Maar er zijn vertekeningen in de oorzaken die mensen zoeken bij de nood van een ander (bijv. mensen leggen de schuld bij het slachtoffer of er treedt een actor-waarnemer-verschil op).- Gelijkenis en relatie tussen slachtoffer en hulpgever: gelijkenis zorgt voor meer empathie wat ertoe leidt dat je je beter kunt identificeren met de ander en beseft dat het ook jou had kunnen overkomen. Ook gelijkenis in normen en waarden, attitudes of nationaliteit speelt een rol. Leden van onze ingroup zullen we eerder helpen dan outgroup-leden. Naarmate het slachtoffer meer overeenkomsten vertoont met de omstanders zullen zij eerder hulp bieden, ook in een grote groep.

11.10 Het bevorderen van pro-sociaal gedrag- Mensen zijn van nature sociale wezens en in staat tot het vormen van banden, het communiceren van emoties en het voelen van empathie. Deze eigenschappen maken pro-sociaal gedrag mogelijk,

Page 45: apollowageningen.files.wordpress.com€¦  · Web view- Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen: het selectief toevoegen, weglaten of veranderen van informatie van de dingen

maar er zijn grote individuele verschillen te zien. Het ontwikkelen van pro-sociale vaardigheden en eigenschappen begint bij de opvoeding. Empathisch vermogen en imitatie zijn belangrijke aspecten.* Pro-sociaal gedrag in noodsituaties kan worden bevorderd door de sociale verantwoordelijkheidsnorm te benadrukken en door duidelijk te maken welke concrete acties men kan ondernemen in dergelijke situaties. Ook het instellen van een vertrouwenspersoon kan helpen.