Bureau de dépôt Bruxelles XAfgiftebureau Brussel X

1 trimestre 2003 | 1 trimester 20032003 9Revue trimestrielle de la Fondation Belge de la VocationDriemaandelijks tijdschrift van de Belgische Stichting Roeping

vo c a t i ovocatio

eer

GRAPHISME | VORMGEVING Marie-Hélène Grégoire.RÉ D A C T I O N | RE D A C T I E Séverine Windels.RE L E C T U R E | HE R L E Z I N G Nadine Wampach, Jan H. Verbanck.ÉDITEUR RESPONSABLE | VERANTWOORDELIJKE UITGEVER

Edouard Jakhian, Albertinaplein 2 place de l’Albertine, Bruxelles1000 Brussel.

Fondation Belge de laVocationSous le haut patronage de Sa Majesté la Reine Fabiola

Place de l’Albertine 2, 1000 BruxellesTél. 02 213 14 90 | Fax 02 213 14 95E-mail : fbv.bsr@online.beSite internet : www.fondationvocation.beLe secrétariat est ouvert lundi, mardi et jeudide 8h30 à 12h30 et de 13h30 à 17h, mercrediet vendredi de 8h30 à 12h30.

Vocatio est la revue trimestrielle de la Fondation Belge de la Vocation.Lancé en février 2001, ce magazine a pour but de faire connaître l’actionde la Fondation par le biais des projets de ses lauréats.La Fondation Belge de la Vocation fut créée en 1963 par Emile Bernheimà l’exemple de la Fondation française de la Vocation fondée parMarcel Bleustein-Blanchet.Chaque année la Fondation décerne une quinzaine de bourses de10 000 € à des jeunes de nationalité belge ayant entre 18 et 30 ans etpouvant témoigner d’une véritable vocation. Elle leur donne l’appuifinancier et le soutien moral nécessaires pour l’accomplir et ce dans desdomaines d’activités aussi divers que la médecine, les arts plastiques, lecinéma, la recherche scientifique, la littérature, etc. Elle attribueégalement une bourse spéciale de 25 000 €, leTrèfle d’Or, décernée à unancien lauréat pour distinguer un projet non commercial situé dans lalignée de la vocation déjà reconnue.

Vocatio is het driemaandelijkse tijdschrift van de Belgische StichtingRoeping. Het is in februari 2001 opgericht en heeft tot doel de Stichtingbekend te maken via de projecten van haar laureaten.Emile Bernheim heeft de Belgische Stichting Roeping in 1963 opgerichtnaar het voorbeeld van de Fondation française de la Vocation, gestichtdoor Marcel Bleustein-Blanchet.Elk jaar reikt de Stichting beurzen van 10 000€ uit aan een vijftientaljonge Belgen die tussen achttien en dertig jaar oud zijn en die kunnengetuigen van een werkelijke roeping ; de beurs verschaft hen de moreleen materiële middelen om ze te realiseren. Alle domeinen komen inaanmerking : geneeskunde, literatuur, plastische kunsten, film,wetenschappelijk onderzoek… De Gouden Klaver is een speciale beursvan 25 000 € . Ze wordt jaarlijks door de Stichting uitgereikt en bekroonteen niet-commercieel project van een oud-laureaat dat in de lijn ligt vande eerder erkende roeping.

Président d’honneur | ErevoorzitterClaude Wielemans

Président | VoorzitterEdouard Jakhian

Vice-présidents | OndervoorzittersChevalier EversBaronne VaxelaireBaron de PoschChevalier Leduc

Trésorier | SchatbewaarderEdouard De Ruydts

Belgische Stichting RoepingOnder de hoge bescherming van Hare Majesteit Koningin Fabiola

Albertinaplein 2, 1000 BrusselTel. 02 213 14 90 | Fax 02 213 14 95E-mail : fbv.bsr@online.beWebsite : www.stichtingroeping.beHet secretariaat is open op maandag, dinsdag en donderdagvan 8.30 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 17 uur ; op woensdagen vrijdag enkel van 8.30 tot 12.30 uur.

Ludo BekkersGabriel BelgeonneJean BingenThierry BoonFrance BorelHugues BoucherBaron Stijn ConinxLydia Depauw-DeveenEric DesoppereAnnie Devreese-DeclerckRafaël D’HaeneJan Gybels

Baron Edgar KestelootChristian KoninckxPierre LarocheVicomte Louis le Hardÿ deBeaulieuMarc MendelsonGuy-Roland PâqueLuc PutmanGustave StoopFrançoisTerlindenPierre Van Damme

Membres | LedenMme Mickey BoëlJacques CoertenRik De NolfFrançois Desclée de MaredsousFrie Dierickx VisschersJacques DopchiePaul DujardinRoger ForthommeEmmanuel JanssenPierre KoningsVicomte Louis le Hardÿ de BeaulieuMme Jean MichielsBaron PhilippsonJacques Planchard, Gouverneur hreStéphane RosenblattBaudouin RuquoisDominique SnyersLucTayart de BormsJacques-Ch. Vanden SchrieckBaron VelgePaul Washer

Conseil d’administration | Raad van bestuur Jury

Secrétariat | SecretariaatSecrétaire général | Secretaris-generaalSylviane Jacquet de HaveskerckeDéléguée | AfgevaardigdeNicole GautierSecrétaires | SecretaressesBernadette StevensRégine de Renesse

Restauratie van oude kostuums page 1 | pagina 1Anne Kwaspen

Egypte in duizend-en-één scherven page 3 | pagina 3Ilona Regulski

Youplaboum page 5 | pagina 5Paula Fuks

page 8 | pagina 8Daniel Vermonden

Quand le son devient image page 12 | pagina 12Murielle Timmermans

Matière grise page 14 | pagina 14Najoua Dendouga

Jury page 16 | pagina 16

Ad valvas page 18 | pagina 18

Président | Voorzitter : Chevalier EversVice-président | Ondervoorzitter : Chevalier Leduc

vo c a t i o

Pêcheurs de bonne fortune

2001

Restauratie van oude kostuumsAnne Kwaspen

1

fr uo nl

Anne Kwaspen, laureate in 2001,legde in oktober 2002 verschillendestages af in het zuiden van Tsjechië,om zich verder te bekwamen in derestauratie van oude kostuums.

Een eerste stage liep van 1 tot 10 okto-ber 2002 in het weefatelier en de con-servatiestudio in Jindrichuv Hradec, eenvan de twee ateliers voor wandtapijteninTsjechië. Sinds begin jaren zestig vande 20ste eeuw restaureert het atelierook historische wandtapijten, hoofdza-kelijk met de bedoeling om de tapijtenzoveel mogelijk hun oorspronkelijkevorm en tekening terug te geven. Dooromkeerbare technieken te gebruikenstapt het atelier geleidelijk aan over van res-tauratie naar conservatie.Anne merkte evenwel op dat de ingrepen destabiliteit van de oude tapijten op lange ter-mijn bedreigen, bijvoorbeeld als grote delendoor slijtage verdwenen zijn en je nieuw gewe-ven stukken tegen het oude weefsel aan naait(foto 1). Die techniek is in principe reversibel(je kunt de nieuwe stukken weer verwijderen),maar houdt geen rekening met de spanningdie tussen oud en nieuw weefsel kan ontstaan ;de verkleuring van de oude delen, die de zicht-baarheid van de gerestaureerde stukken ver-hoogt ; en het gewicht van de nieuwe delen, diede oude moeten dragen. Kleinere beschadi-gingen kun je herstellen met de evenwel onom-keerbare reweaving-techniek ; die bestaat erinnieuwe kettingdraden in het tapijt aan te bren-gen. Dat is evenmin zonder gevaar voor hetoude weefsel : er ontstaan zware spanningenin een gedeelte van het tapijt, dat globaal nogin goede staat verkeert.Vervolgens werkte Anne drie dagen aan dereiniging van paardenzadels op het kasteelvanTrebon (foto 2). Dat kort verblijf was maareen tussenstop, op weg naar haar belangrijk-ste stageplaats : het baroktheater in CeskyKrumlov met zijn prachtige collectie 18de-eeuwse theaterkostuums en attributen (foto 3& 4). De verzameling telt zo'n honderd vijftig

Restauration de costumes anciens

Anne Kwaspen, lauréate en 2002, a effectuéen octobre 2002 plusieurs stages en Tché-quie afin de parfaire ses connaissances enrestauration de costumes anciens.

Un premier stage l’a amenée à l’atelier detapisseries de Jindrichuv Hradec qui depuisle début des années septante abrite égale-ment un atelier de restauration de tapisse-ries anciennes. Jusqu’à présent, les restau-rateurs travaillaient dans une optique derestauration ; ils tentaient de reconstituer leplus fidèlement possible la forme et le dessind’origine de la tapisserie. Petit à petit, uneoptique de conservation se substitue à l’an-cienne manière de travailler et des techniquesdites « réversibles » sont adoptées. Néan-moins, Anne a pu constater que les méthodesutilisées ne sont peut-être pas toujours fiablesà long terme. Lorsque de grands morceaux dudessin ont disparu en raison de leur usure, denouvelles pièces sont tissées pour les rem-placer et cousues à l’endroit même des lacunes(photo 1). Cette méthode est en principe réver-sible (les nouveaux fragments sont élimi-nables), mais elle occasionne un changementde tension entre les nouvelles pièces et l’an-

Weefatelier enconservatiestudiovan wandtapijtenin JindrichuvHradec :het opnieuw wevenvan ontbrekendedelen.

Kasteel vanTrebon : 18de-eeuws fluwelenzadel metbijbehorende riemen stootkussen.

Atelier de tissageet de restaurationde tapisseries àJindrichuvHradec : denouvelles piècessont tissées pourremplacerles partiesmanquantes.

Château deTrebon : selle envelours du 18e

siècle.

1

2

2

Annes stage omvatte vier verschillendeopdrachten : beschermhoezen in gewassenkatoen maken, nieuwe hangers ontwerpen,opvullingen in papier en polyestervezel maken,oude restauraties bestuderen. Door voor ver-schillende stukken een aangepaste opbergingvoor te stellen en ook daadwerkelijk uit te voe-ren, heeft ze bijgedragen tot de conservatievan de prestigieuze verzameling. De studievan al gerestaureerde stukken en van de bij-behorende restauratiedossiers heeft haar instaat gesteld om haar kritische kijk en eigenoordeelvermogen met betrekking tot restau-ratie- en conservatiekeuzes te verscherpen.In maart en april 2003 loopt Anne stage in hetLondense Hampton Court Palace, een van dekoninklijke paleizen. Er zijn verschillende ate-liers ondergebracht, die vooral de koninklijkecollecties conserveren. De stage vindt plaatsin het kostuumconservatieatelier van deTex-tile Conservation Studio. Ze kadert in een nieu-we tentoonstelling, waarvan Anne het volledigevoorbereidingsproces tot en met de opstel-ling zal meemaken.

cienne tapisserie tout en posant le pro-blème de la décoloration des fibres (quisera plus rapide sur les partiesanciennes de sorte que l’on remarque-ra plus facilement l’incrustation d’unenouvelle pièce). Quand il s’agit depetites réparations, de nouveaux filsde trame sont posés aux endroitsendommagés. Cette technique nonréversible, appelée reweaving, n’estpas sans danger pour la stabilité del’ensemble de la tapisserie. En effet,les nouveaux fils créent eux aussi desproblèmes de tension dans une zonede la tapisserie globalement en bon étatde conservation.Ensuite, pendant quelques jours, Annea travaillé au nettoyage de quelquesselles anciennes au château deTrebon,avant d’entamer la partie la plus impor-tante de son stage au théâtre baroque

de Cesky Krumlov qui abrite une collection

variés. Pendant son stage, Anne s’est consa-crée à la confection de housses de conserva-tion en coton lavé, à l’élaboration de cintresadaptés, à la fabrication de remplissages enpapier et en fibres de polyester (pour éviter queles tissus ne s’affaissent provoquant ainsi desplis pouvant devenir cassants lorsque le tissus’use) et à l’étude d’anciennes restaurationseffectuées à l’atelier de restauration du théâtredepuis le début des années septante. Grâce àla formulation et à la mise en pratique de pro-positions de conservation précises, Anne aapporté une contribution particulière à la sau-vegarde de cette collection unique. L’étudedes dossiers de restauration lui a égalementpermis de développer son sens critique parrapport aux options de conservation et de res-tauration réalisées dans le passé.En mars et en avril 2003, Anne effectuera unstage à Londres au Hampton Court Palace, undes palais royaux. Celui-ci abrite plusieurs ate-liers chargés de la conservation des collec-tions royales. Le stage aura lieu à l’atelier deconservation des costumes duTextile Conser-vation Studio et comprend la préparation etl’installation d’une grande exposition.

fr uo nlsomptueuse de costumes anciens (photo 2, 3& 4). Celle-ci compte environ cent cinquantepièces de matériaux et de fabrications trèsBaroktheater van

Cesky Krumlov :enkele stukken uitde collectie 18de-eeuwsetheaterkostuums.

Baroktheater vanCesky Krumlov :“Romeinse”mantel

Théâtre baroquede Cesky Krumlov :quelques pièces dela collection decostumes anciensdu 18e siècle.

Théâtre baroquede Cesky Krumlov :manteau« romain »

stuks, die zeer uiteenlopend zijn op het vlak vanmaterialen en technieken.

3

3

2001

Ilona Regulski

Egypte in duizend-en-één scherven

Ilona Regulski, lauréate 2001, travaille auMusées Royaux d’Art et d’Histoire et étudieles premières formes d’écriture dansl’ancienne Égypte.

L’Egypte en mille et un fragments

Qui dit roi égyptien pense d’abord à l’enfant-roiToutânkhamon ou aux célébrités telles queles Ramsès et les Séti de l’âge d’or du NouvelEmpire (1550-1069 av. J.-Chr.). Les tombes deces souverains, d’énormes mausolées creu-sés à même la roche dans la Vallée des Rois àThèbe, constituent un des grands sites tou-ristiques d’ Égypte. Leurs prédécesseurs, lesrois de la Ire et IIe dynastie sont enterrésailleurs en Égypte. Leurs tombes pillées ontété découvertes il y a longtemps déjà dans larégion d’Abydos en Egypte centrale, à unendroit que l’on appelle «Oum el-Qa’ab» ce qui, littéralement, signi-fie «Mère des pots».

L’honneur de cette découverte revintà l’égyptologue français Émile Chatéli-neau, mais ce fut l’Anglais William Flin-ders Petrie, un des fondateurs de l’ar-chéologie moderne, qui procéda en 1899-1901à une étude vaste et systématique. Les fouillesde Petrie furent effectuées sous les auspicesde l’Egypt Exploration Funds et financées pardiverses institutions britanniques et étran-gères. En échange de leur contribution à cet-te campagne, les musées royaux d’art et d’his-toire se virent offrir plus de 50 000 fragmentsde vases provenant des tombes royales d’Aby-dos.Entre 1905 et 1913, une grande partie desobjets furent livrés à la section Égypte desMusées Royaux d’Art et d’Histoire dans unecentaine de caisses. Après leur enregistre-

Wie Egyptische koningen zegt, denkt in eers-te instantie aan de kindfarao Toetankhamonof grootheden als de Ramsessen en de Seti’suit de bloeiperiode van het Nieuwe Rijk (1550-1069 voor Chr.). De graven van die vorsten,vaak enorme mausolea die in de Valleider Koningen inThebe in derots zijnuit-

gehouwen,zijn heden ten

dage een van de grotetoeristische trekpleisters van

Egypte. Hun verre voorgangers,de koningen van de eerste en de tweede

dynastie (3000-2686 voor Chr.), liggen eldersin Egypte begraven. Hun geplunderde tombeszijn lang geleden ontdekt in de buurt van Aby-dos in Midden-Egypte, op een plaats die Oemmel-Qa’ab heet, wat letterlijk betekent: Moedervan de potten.

De eer van de ontdekking viel te beurt aan deFranse egyptoloog Emile Amélineau, maar pas

in 1899-1901 zou grootschalig, systematischonderzoek gebeuren door de Engelse onder-zoeker William Flinders Petrie, een grondleg-ger van de moderne archeologie. Petrie’sopgravingen vonden plaats onder de auspi-ciën van het Egypt Exploration Fund, waar ver-schillende Engelse en buitenlandse instellingenfinancieel toe bijdroegen. In ruil voor steunaan de opgravingen kregen de KoninklijkeMusea voor Kunst en Geschiedenis in Brusselmeer dan vijftigduizend fragmenten vaatwerken andere vondsten uit de koningsgraven van

Abydos overgemaakt.

Vooral tussen 1905 en 1913kwam een groot deel ervan

in een honderdtal oudekratten naar deEgyptische collec-tie van het Jubel-

parkmuseum. Enkelemerkwaardige objecten zijn

geregistreerd en worden aan hetpubliek getoond; het merendeel bleef bijna

een eeuwlang van belangstelling verstoken.Onder impuls van conservator Luc Limme vande Egyptische afdeling en gefinancierd doorhet ministerie vanWetenschapsbeleid is zopaseen meerjarig Abydos-project opgestart.Samen met collega Stijn Bielen, archeoloog,proberen we orde te scheppen in het mate-riaal. Zo hopen we op termijn te weten welkesoorten grafgiften er in de koningsgraven vanAbydos zijn gedeponeerd.Hoe hard het gebruikte gesteente ook mogezijn, de enorme hoeveelheid stenen vaatwerkis een streling voor het oog. De enorme waaiervan steensoorten die de Oude Egyptenarengebruikt hebben, maakt de collectie bijzonder,uniek in de wereld. Zowat elke bruikbare steen-soort die in Egypte vindbaar was, is tot vaas

Cette inscription gravée sur une pierre date dela seconde dynastie. La mention du nom dudernier roi de cette dynastie permet unedatation précise.

Ilona Regulski, laureate in 2001, werkt aande Koninklijke Musea voor Kunst enGeschiedenis en bestudeert de oudsteschriftvormen van het oude Egypte.

fr u

nlt

Deze gegraveerde inscriptie op een stenen scherf dateertuit de 2e dynastie. Door de vermelding van de naam van delaatste koning van de 2e dynastie Chsechemoei kan dezescherf perfect gedateerd worden.

4

ment, quelques pièces exceptionnelles furentexposées, mais la majeure partie de ce maté-riel est restée dans l’ombre pendant plus d’unsiècle. Á l’initiative de Luc Limme, conservateurde la section Égypte, et grâce au soutien finan-cier du ministère de la Recherche scientifiqueun projet « Abydos » vient d’être mis sur pied.Dans le cadre de ce projet qui s’étale sur plu-sieurs années, Stijn Bielen, archéologue, etmoi-même tentons d’inventorier les mil-liers de fragments. Á terme nousespérons découvrir quel type deprésents mortuaires ont été dépo-sés dans les différents tombeauxroyaux d’Abydos.L’énorme quantité de vases en pier-re impressionne et suscite l’émer-veillement. Le caractère excep-tionnel de la collection reposesur l’énorme diversité despierres utilisées par lesanciens Égyptiens. Granit,basalte, porphyre, calcai-re, calcite, quartzite,marbre et cristal de roche,pratiquement chaque type depierre disponible en Égyptea été utilisé pour la confec-tion de vases. La variété des formes est elleaussi impressionnante.Dans le cadre de ma thèse de doctorat – indé-pendamment du projet « Abydos » – j’étudieplus particulièrement les objets comportantdes inscriptions car avec 4 000 autres sup-ports conservés un peu partout dans le mon-de ils témoignent du développement précocede l’écriture à la naissance de l’histoire égyp-tienne.La bourse que m’a octroyée la Fondation Bel-

ge de la Vocation me permet de faire une étu-de comparative basée sur les supports conser-vés dans des collections à l’étranger. Un séjourau Petrie Museum/UCL à Londres (23 sep-tembre-17 octobre 2002) m’a permis de pro-gresser dans ma recherche. Un grand nombrede nouvelles sources sont venues s’ajouter àl’ensemble existant. Et j’ai réalisé des copies

d’inscriptions sur plusd e

5 0 0objets. Il

va sans dire que l’épi-graphie est un travail de moinequi nécessite des nerfs d’acier et unepatience quasi illimitée. Ce type de travail peutparaître obsolète au 21e siècle mais il revêtune grande importance au niveau de la

vergewerkt: graniet, basalt, porfier, kalksteen,calciet, kwartsiet, marmer, rotskristal. Ook deverscheidenheid aan vormen is verbluffend.Het doel van mijn doctoraat zijn evenwel deobjecten die, los van het project, enige vormvan schrift dragen. Samen met nu al meer dan

zij van de vroegste schriftontwikkeling in deontstaansperiode van de Egyptische geschie-denis.

De beurs die ik van de Belgische Stich-ting Roeping mocht ontvangen,

stelt mij in staat om dit ver-gelijkingsmateriaal in ande-re musea te gaan bestude-ren. Een studieverblijf aanhet Petrie Museum/UCL in

Londen (23 september-17

nieuwe bronnen zijn aan hetgekende oeuvre toegevoegd en van

meer dan vijfhonderd objecten zijn voorhet eerst originele kopieën gemaakt.

Het valt niet te ontkennen: epigrafie is eenmonnikenwerk, dat stalen zenuwen en extreemgeduld veronderstelt. Hoewel dat werk niet

Het is dus vol spanning uitkijken naar mijn vol-gende 'ontdekkingsreis', namelijk het Egyp-tische museum in Berlijn (2-13 maart 2003).

recherche. La copie est une activité qui permetau chercheur non seulement d’être en contactdirect avec l’objet mais aussi de le mettre dansla peau de l’écrivain même, d’où une perceptionet des interprétations extrêmement précises.J’attends donc avec impatience mon prochain« voyage-découvertes » au musée égyptien deBerlin du 2 au 13 mars 2003.

meer in de 21ste eeuw lijkt thuis te horen,blijft het van groot wetenschappelijk belang.Door het geduldig natekenen is de kopiist nietalleen in rechtstreeks contact met het voor-werp dat vijfduizend jaar geleden beschre-ven is, maar voelt hij eveneens de 'schrijver'zelf aan, wat leidt tot zeer nauwkeurigewaarnemingen en interpretaties.

vierduizend verzamelde schriftdragers, ver-spreid over buitenlandse collecties, getuigen

oktober 2002) leverde al inte-ressante resultaten op. Heel wat

Inscription gravée sur un fragment de potreprésentant le nom d’un roi de la premièredynastie (2750 av. J.-Chr.).

Gegraveerde inscriptie op een scherf met denaam van een koning van de 1ste dynastie(2750 v. Chr.)

5

1984

YPaula Fuks

In 1984 kreeg Paula Fuks een beurs van deBelgische Stichting Roeping voor deoprichting van Youplaboum, een alternatieveonthaalstructuur voor kinderen van tussenachttien maanden en drie jaar oud.

Als gedreven onderwijzeres is Paula geboeiddoor educatieve en pedagogische thema's.Kort voordien had ze de psychomotorischetherapie ontdekt. Die techniek is gericht op'leren via het lichaam'.De nadruk ligt op lichamelijkheid (ervaring enbeleving van het eigen lichaam) en op bewe-ging (met zichzelf, met de anderen, met deopdrachten en met het materiaal omgaan).Voor kinderen tot 6-7 jaar is hun lichaamimmers het instrument bij uitstek om in rela-tie te treden tot de omgevende wereld : men-sen, voorwerpen, maar ook cognitieve patro-nen en leerprocessen. Niet alleen bij kinderen

taten ; ze heeft ook algemene educatieve kwa-liteiten.Youplaboum is opgericht als intermediairestructuur tussen kinderdagverblijf en kleu-terschool, en is in dat opzicht uniek. Het isnoch een crèche, waar kinderen worden 'bij-gehouden' tot de terugkeer van de ouders,noch een school, die van de kinderen verwachtdat ze 'leren' en 'werken'. Het is een plaats

waar de kleintjes ontdekkingen doen via spel,beweging en zintuiglijke prikkelingen. In eenongedwongen sfeer ligt de nadruk op solida-riteit, respect en plezier.Paula geeft toe dat het project in een stevigedosis idealisme wortelt : " Ik ben me zeer snelbewust geworden van het belang van de kin-dertijd in de ontwikkeling naar volwassenheid,en hoezeer opvoeding, vooral gezin en leer-krachten, die ontwikkeling determineert."Youplaboum werkt met een gemengd multi-disciplinair team. Opvallend hoe de meesten,toen ze er begonnen te werken, geen peda-gogische opleiding hadden, maar eerder eenartistieke (muziek, dans, plastische kunst,(poppen)theater). Ze verbinden zich er wel toeom voortdurend pedagogisch bij te scholendoor cursussen te volgen of colloquia en confe-renties bij te wonen.Educatie gaat er hand in hand met het stimu-leren van creativiteit en expressie. De opvoe-ders overleggen permanent en vergaderenwekelijks om de kinderen en de activiteiten tebespreken, en maandelijks om een balans opte maken van hun werk en bredere thema'ste bespreken. Ze hechten zeer veel belang aan

Het feit dat de ouders hun kinderen overdagaan het centrum toevertrouwen, neemt nietweg dat ze de eerstelijnsopvoeders blijven.

En 1984, Paula Fuks obtint une bourse de laFondation Belge de la Vocation pour sonprojet de création d’une structure d’accueilalternative pour enfants de dix-huit mois àtrois ans baptisée Youplaboum.

Pour cette institutrice primaire passionnée parl’éducation, la découverte de la psychomotri-cité et des théories de Bernard Aucouturier,théories encore méconnues à l’époque, appor-tait la réponse rêvée à toutes ses questionsconcernant l’aide aux enfants en détresse, lesenfants caractériels et psychotiques en parti-culier, tout en offrant des perspectives pourun système d’éducation « différent ». En effet,outre ses apports bénéfiques dans la réédu-cation d’enfants qui éprouvent des difficultésde concentration, de communication ou desocialisation, la psychomotricité constitue unetechnique spécifique d’éducation et d’appren-tissage par le corps applicable à tous lesenfants. En créant Youplaboum, Paula a aus-si voulu mettre en place une structure inter-médiaire entre la crèche et l’école gardienne,une initiative unique en son genre car Youpla-boum n’est ni un lieu d’accueil traditionnel, niune école. Ce n’est pas plus un endroit où lesenfants sont « parqués » en attendant le retourdes parents, qu’ un endroit où on leur apprendà « travailler » et à « apprendre ».Youplaboum s’adresse aux plus petits et leur

frt

nlt

het contact met de ouders : er moet weder-zijds vertrouwen zijn.

met communicatie-, leer- en concentratie-stoornissen geeft die therapie positieve resul-

6

donne la possibilité de faire des apprentis-sages par le jeu, la liberté de mouvement, lastimulation des sens et des sensations dansune ambiance de plaisir, d’écoute, de respect,de partage et de solidarité. Idéaliste ? Nonseulement Paula l’admet, mais elle le reven-dique : « J’ai très tôt compris l’importance del’enfance dans la vie d’un être humain, l’impactque pouvait avoir l’éducation, à travers la famil-le et les professeurs surtout, et à quel pointelle déterminait l’avenir ». L’équipe d’éduca-teurs est mixte et pluridisciplinaire, c’est-à-dire constituée de personnes venues d’hori-zons divers (enseignement, animation,logopédie, milieu socioculturel, milieu artis-tique). Il est intéressant de noter que si la plu-part d’entre eux n’avaient, lorsqu’ils ont com-mencé à travailler à Youplaboum, aucuneorientation pédagogique mais plutôt une orien-tation artistique, ils s’engagent par contre àêtre en permanence en formation continuéeindividuelle. Celle-ci s’ajoute aux temps deformation et de réflexion collectifs (journéespédagogiques et de bilan). L’échange entreles animateurs est primordial. Des réunions

hebdomadaires permettent d’organiser le tra-vail, de parler des enfants et d’échanger lesexpériences. Quant aux réunions mensuellesde supervision, elles sont axées sur uneréflexion par rapport au travail accompli, auxattitudes à adopter avec les enfants, auxthèmes d’activités.Les éducateurs accordent une grande impor-tance aux relations avec les parents. Ils exis-te entre eux une confiance réciproque : lesparents confient leurs enfants, mais ils sontrespectés dans leur rôle, leurs attentes etleurs inquiétudes de parents. On les écoute, onles rassure si nécessaire, et si un enfant pré-sente des difficultés, une rencontre est orga-nisée pour en parler avec l’animateur de grou-pe et la coordinatrice pédagogique. Les parentsont la possibilité de participer à des ateliers oud’assister à des soirées à thème, et des cas-settes vidéo sont réalisées afin de leur per-mettre de voir leur enfant au quotidien et enactivité.Avant toute chose, Youplaboum est une mai-son familiale où parents, enfants et éduca-teurs circulent avec confiance. L’aménage-

ment a été conçu de façon à ce que les enfantsdisposent toujours de beaucoup d’espace etdans un souci de solidité et de beauté afinqu’ils soient attirés et aient des raisons de lerespecter. Les activités et ateliers passentd’un espace à l’autre et de ce fait les enfantsse sentent chez eux partout dans la maison.C’est important parce que pour eux chaquechose est source de découvertes et qu’ils ontbesoin d’explorer les éléments et de les mettreen relation.Respecter le rythme de l’enfant, c’est égale-ment respecter sa progression, sa curiosité etses choix. Á Youplaboum les activités sontproposées, pas imposées. Les enfants sontlibres d’y participer ou non ; ils peuvent aus-si observer le groupe, faire autre chose ou ne« rien faire », tout simplement.Aujourd’hui, Paula Fuks a envie de transmettrece qu’elle a appris durant 18 ans sur le terrain.Elle organise et anime des formations, notam-ment à l’animation et à la gestion d’équipe,dans l’espoir d’essaimer l’esprit « Youpla-boum ».

frt

Atelier peinture / Schilderatelier

7

Bijgevolg wordt naar hen geluisterd en methen gepraat over wat zij verwachten, willenof niet willen. Ze kunnen actief aan bepaaldeateliers deelnemen en worden meermaals perjaar op avondlezingen uitgenodigd. Dankzijvideo-opnamen kunnen ze hun kind in zijn/haardagelijkse activiteiten bezig zien. Zo krijgenze een precies beeld van het leven, zoals hetop Youplaboum is.

De activiteiten en ateliers verhuizen van deene ruimte naar de andere, zodat de kinderenzich overal in het huis op hun gemak voelen.Dat is zeer belangrijk, want voor het kind iselk ruimtelijk element een bron van verwon-dering en het moet ze gemakkelijk met mekaarin verband kunnen brengen. Dat kan alleen,als hij zijn omgeving als een harmonieus geheelervaart.Het eigen ritme van het kind respecteren bete-kent rekening houden met zijn ontdekkingen,zijn nieuwsgierigheid en zijn keuzes. DaarombiedtYouplaboum de activiteiten aan en legt hetcentrum ze niet op. De kinderen zijn vrij omdeel te nemen, maar ze kunnen ook iets andersdoen of gewoon 'niets' doen : rusten, obser-veren of opgedane indrukken verwerken.

InfosYOUPLABOUM171 avenue LatéraleB 1180 Bruxelles02 375 60 76

Het is in de eerste plaats een familiaal ver-blijf, een gewoon huis, waar iedereen (ou-ders, opvoeders zowel als kinderen) rond-loopt, mekaar helpt, met mekaar praat. Deinrichting is geconcipieerd om een maximalebewegingsvrijheid toe te laten. Er is gebruikgemaakt van duurzame en esthetische materia-len, zodat de kinderen zich tot het interieuraangetrokken voelen en er tegelijk ook res-pect voor tonen.

nl u

Atelier sculpture / Beeldhouwatelier Atelier matière / Materialenatelier

8

1999

Daniel Vermonden

Pêcheurs de bonne fortune

En 2000, je recevais une bourse de laFondation de la Vocation pour poursuivreune étude anthropologique des techniquesmaritimes butonaises. L’île de Buton estsituée à l’extrémité sud-est de l’île deCélèbes (ou Sulawesi), en Indonésie. Deretour en Belgique depuis quelques mois, jevoudrais évoquer ici mes recherches àtravers ces quelques photos commentées.J’ai pratiqué une enquête ethnographiquependant plus de deux ans à Buton, vivant ausein des communautés côtières, partageantleur quotidien, en mer et à terre. Eux et moiavons navigué, pêché, mangé et veilléensemble pendant de nombreux mois. Lesquelques commentaires qui suivent relèventde l’évocation. Idéalement, il faudrait entrerdans la minutie du détail mais la place nousmanque.

Maison, bateau, enfantQue voyons-nous sur ces trois photos ? Unemaison surélevée en bois, un voilier dont l’ap-parence rappelle nos bateaux européens d’au-trefois et un nouveau-né. C’est aussi ce que voitl’ethnographe quand il arrive sur son lieu d’en-quête.Toutefois, en restant longtemps sur pla-ce et en partageant le quotidien local, sonregard se transforme progressivement, pre-nant de la distance avec les apparences etavec ses propres préconceptions. Alors, l’Autreapparaît dans toute sa différence. Les socié-tés, ici ou là-bas, vivent culturellement. Lemonde n’est jamais donné, il est construit àpartir d’une matrice conceptuelle, plus oumoins hétérogène, plus ou moins conscienteet jamais figée. Un même événement, un mêmeobjet est perçu selon des modalités différentes.C’est cette construction culturelle du mondeque l’ethnographe s’efforce de saisir, souventà partir d’un ensemble d’indices disparates.

Á Buton, l’enfant et son placenta sont unis parune relation fraternelle : le placenta est l’aînéet le nouveau-né le cadet. Le placenta est intro-duit dans la coquille d’une noix de coco etconservé dans la maison pendant 40 jours

fr u

9

In 2000 kreeg ik een beurs van de BelgischeStichting Roeping om een antropologischestudie uit te voeren over de maritiemetechnieken in Buton (Indonesië). Het eilandButon ligt ten Zuid Oosten van Sulawesi. Ikben pas enkele maanden weer in België enzou via deze foto’s en commentaren eenkorte evocatie willen geven van mijn verblijfen mijn onderzoek. Gedurende meer dantwee jaar heb ik het dagelijks leven gedeeldvan de plaatselijke bevolking zowel aan landals op zee.

Huis, boot, kindOp de foto's ziet u wat de etnograaf ziet, wan-neer hij zijn onderzoeksgebied betreedt : eenpaalwoning, een zeilboot en een pasgeborene.Na een lang verblijf en een beter begrip van deplaatselijke gebruiken verandert de blik vande etnograaf. Op basis van veelal uiteenlo-pende elementen tracht hij een conceptuele,culturele constructie te vatten.Voor de inwoners van Buton zijn kind en moe-derkoek verbonden door een broederband :de moederkoek is de grote broer van het kind.Hij wordt in een uitgeholde kokosnootgeplaatst, veertig dagen bijgehouden en ver-volgens begraven in de tuin. Wordt het kindziek, dan zal men de hulp van de moederkoekinroepen.Het huis en de boot behoren in wezen niet toteen andere categorie dan het kind of de mensin het algemeen. Het zijn geen objecten, maarlevende lichamen, met name de vruchten vande verbintenis tussen man en vrouw. Ze onder-gaan dan ook een ritueel groeiproces, dat over-eenkomt met de overgangsriten die het kindnaar de volwassenheid brengen.Het huis is gebouwd met balken en planken, diede oorspronkelijke inplanting van de boom,van wortel tot kruin, respecteert. Een slechteoriëntatie van de bouwmaterialen zal ziekteen mogelijk zelfs de dood veroorzaken. Inte-ressant is ook dat de maten voor het huis ende boot genomen worden op het lichaam vande vrouw.

avant d’être enterré aupied de celle-ci. Lors dela naissance, on deman-de au placenta, en tantqu’aîné, de veiller surson petit frère. Si l’en-fant tombe malade, c’est au placenta que l’ons’adressera.Tant qu’il n’est pas marié, sa san-té et sa bonne fortune dépendent entièrementdu comportement de ses parents. S’il tombemalade, c’est forcément parce qu’un de sesparents a transgressé une norme. Á son maria-ge, l’enfant devenu adulte sort de la sphèreparentale pour former, avec son conjoint, unnouvel univers en miniature, avec sa bonnefortune propre.

La maison et le bateau ne relèvent pas d’unecatégorie différente de l’enfant ou de l’êtrehumain en général. Ils sont de même nature.Tous trois sont animés d’un principe de vie quileur permet d’attirer la bonne fortune. La mai-son et le bateau ne sont pas des objets, cesont des corps vivants. Ils sont le fruit d’uneunion entre l’homme et la femme et subissentune maturation rituelle calquée sur les ritesfaçonnant l’enfant en adulte. Ce n’est qu’auterme de ces rituels qui accompagnent saconstruction que la femme peut enfanter dansla maison. L’orientation des poutres etplanches de construction doit respecter l’orien-tation originelle de l’arbre, avec sa base et sacime. Une mauvaise orientation du bois pro-voquera des maladies et pourra même entraî-ner la mort. Soulignons aussi que les mesures

de la maison et du bateau sont prises sur lecorps de la femme.

Par ailleurs, la maison comme le bateau sontanimés d’un principe de vie. Par des incanta-tions, le spécialiste rituel insuffle un principede vie, pale, à la maison et au bateau. Par cet-te transformation, le bateau et la maison, com-me les humains, deviennent des attracteurs debonne fortune. C’est le pale qui va assurer lasécurité des habitants de la maison et la sécu-rité des marins dans leurs expéditions mari-times. La force d’attraction peut être renou-velée par des sacrifices et des incantations.Une dernière remarque pour terminer : il arri-ve à Buton qu’un charpentier naval remplacetout le bois d’un bateau. Pourquoi ne pas enconstruire plutôt un nouveau ? Parce qu'enremplaçant chaque planche et chaque coupleun à un, il conserve le pale du bateau, sourcede sa bonne fortune.

Requin, bonne fortuneLa société butonaise n’est pas immobile, pasplus qu’elle ne serait devenue moderne aprèsavoir été traditionnelle. Non, elle est en trans-formation perpétuelle. L’impression que l’on aparfois de sociétés figées ou changeant moinsvite que la nôtre est surtout une illusion d’op-

nl u

frt

Antropologische studie in Buton

10

tique. En fait, c’est la manière de considérerle passé qui diffère. Ainsi, à Bahari, la pêcheau requin a remplacé progressivement, sanséclats, le commerce maritime en boti, nomlocal du voilier (voir photo page 8).

Les expéditions de pêche durent entre troiset six semaines, agrémentées parfois d’es-cales pour se détendre ou vendre le produit dela pêche. La zone de pêche s’étend sur l’en-semble de l’est indonésien, de la côte est deBornéo jusqu’en Irian Jaya. En mer, la jour-née est consacrée à la pêche des appâts, lethon. La palangre flottante, garnie de plus decent hameçons, est mouillée le soir et rele-vée le matin. Seuls les ailerons du requin sontconservés. Leur prix au kilo est 200 fois supé-rieur à celui de la chair du requin. Les aile-rons sont vendus à des intermédiaires locauxet destinés à l’exportation, pour finir en sou-pe à Hong Kong, Singapour ou Tokyo. La ren-tabilité de cette pêche au requin est sans com-paraison avec celle du commerce maritimequ’elle a remplacé.

Comme la pêche est mauvaise depuis plu-sieurs jours, La Pini parcourt le pont en l’as-pergeant du contenu d’une bouteille danslaquelle un ancien du village a prononcé uneincantation qui devrait améliorer la bonne for-

tune du bateau. Quelques bonnes pêches per-mettraient à ces marins par nécessité deconcrétiser leur aspiration à posséder euxaussi leur bateau. Puis, si la bonne fortunecontinue de les accompagner, d’en posséderun deuxième puis un troisième, leur permet-tant finalement de rester tranquillement auvillage plutôt que d’être balancés jour et nuitpar la houle. Quelques-uns au village ont puconcrétiser ce rêve.

PirogueLa pirogue monoxyle est un instrument de tra-vail indispensable aux populations butonaisescôtières. Elle sert à de nombreux types depêche, elle permet de se rendre au marché, detransporter les produits des jardins et parfoisaussi de parcourir des distances de plusieursdizaines de milles nautiques pour se rendredans un village éloigné.L’étude de la pirogue relève du « fait socialtotal ». La pirogue est une réalisation tech-nique, sociale et culturelle.Techniquement, safabrication n’a rien de simple. Elle met enœuvre des connaissances botaniques et phy-siques, des outils et des gestes, maîtrisés aucours d’un apprentissage sur le terrain. Maisau-delà de l’aspect technique, la fabricationd’une pirogue nécessite également l’activa-tion de relations sociales pour obtenir le bois,

pour négocier avec l’artisan, pour rassemblerl’équipe de construction. Enfin, la fabricationde la pirogue est investie culturellement. Elledoit se conformer à des normes culturelles. Lasécurité du pêcheur et son succès à la pêchereposent sur le respect, par l’artisan, de pro-cédures de fabrication assurant cette bonnefortune : mesures prises sur le corps de lafemme, découpe du bois de la poupe à laproue,... La Sanusi, artisan expérimenté, meconfiait : « Vous, vous êtes riches. Vous pou-vez vous permettre de perdre de l’argent. Maisnous, nous sommes obligés de faire attentionaux mesures parce qu’on ne peut pas se per-mettre de mauvaises pêches ».

CasiersLa pêche à Buton présente une grande diver-sité de techniques et d’instruments, compre-nant même une méthode de pêche d’orphiesau cerf-volant. Les méthodes de pêche ne sontpas réparties uniformément : certaines tech-niques sont limitées à un ou quelques villagestandis que chaque pêcheur se spécialise dansun nombre limité de techniques. Pour les seulscasiers, on peut distinguer une dizaine demodèles différents, chacun permettant d’ex-ploiter un micro-environnement spécifique oubien une espèce particulière.Comme pour la pirogue, les activités de pêche

fr u

11

Huis en boot zijn bezield door een oerkracht,pale genoemd. Dat oerprincipe waarborgt deveiligheid van de bewoners van het huis enbeschermt de vissers tijdens hun expedities opzee

Haai, voorspoedIn Bahari heeft de haaienvangst stilaan deklassieke zeehandel per zeilboot (boti) ver-vangen. De expedities duren drie tot zes weken.Overdag worden tonijnen gevangen, die zul-len dienen als aas. De beug die 's avonds wordtuitgezet, wordt 's morgens weer opgehaald.Van de gevangen haaien worden enkel de vin-nen bijgehouden. Hun prijs per kilo ligt twee-honderd keer hoger dan die van het haaien-vlees. Ze worden verkocht aan plaatselijkehandelaars en geëxporteerd naar Hongkong,Signapoer of Tokio, waar haaienvinnensoepals een delicatesse geldt.Als de vangst dagenlang tegenvalt, bespren-kelen de vissers het dek met water uit eenfles, waarover een ouderling uit het dorp eenbezwering heeft ingesproken, om het schipeen voorspoedige tocht te wensen.

PrauwDe prauw is voor de kustbewoners van Butoneen onmisbaar werkinstrument. Niet alleenvoor de visvangst, maar ook als vervoermid-del om de eigen gekweekte tuingewassen naarde markt te brengen of grote afstanden af teleggen, wanneer men verafgelegen dorpenwil bereiken.De prauw moet je bestuderen als sociaal

totaalfeit, met zowel technische, sociale alsculturele implicaties.Technisch vergt de bouwvan een prauw een grote botanische, instru-mentele en manuele kennis, maar het veron-derstelt tevens een sociaal netwerk van hout-handelaars, stielmensen en handarbeiders.Tenslotte worden ook culturele normen in achtgenomen. Beantwoordt de constructie immersniet aan een welbepaalde procedure, dan zalhet vaartuig geen voorspoed kennen en bij-gevolg zowel onveiligheid meebrengen voorde vissers als tegenslag veroorzaken bij devisvangst.

KorvenDe Butonese visvangst wordt gekenmerkt dooreen grote verscheidenheid aan technieken eninstrumenten. De methoden zijn niet gelijk ver-deeld : sommige technieken zijn eigen aan eenof enkele dorpen, terwijl een visser ook ver-schillende soorten visvangst kan beoefenen.Er bestaan verscheidene types van korven offuiken, elk aangepast aan een bepaalde omge-ving of een bepaalde vissoort. Ze zijn uit bam-boe vervaardigd.De vrouw op de foto draagt katambuni-kor-ven (van het woordje tambani : bedekken), diein ondiepe zones op de klippen worden gelegd,zodat ze niet bovenkomen bij laag tij. Drie zij-den worden met koraalstenen afgezet, met deopening in de richting van het strand. De kor-ven worden om de twee dagen opgehaald eneventueel verplaatst. De vangst is bestemdvoor eigen gebruik.

relèvent du technique, du social et du cultu-rel. Le bambou est cultivé dans les jardinsautour du village. Le succès de la pêche com-mence lors de la découpe de la matière pre-mière, le bambou, par le choix d’un jour de bonaugure et des incantations adaptées. Lors dela fabrication du casier, il faudra veiller notam-ment à ne pas fermer ses « oreilles » aumoment de l’assemblage, sous peine de nejamais voir aucun poisson y pénétrer.Ici, les casiers katambuni (de tambuni : recou-vrir) portés par la femme sont posés sur lerécif, à faible profondeur, de manière à ce qu’ilsn’émergent pas à marée basse. Puis ils sontentourés de pierres coralliennes sur troiscôtés. « La bouche » est laissée libre et orien-tée vers le rivage. Les casiers sont relevéstous les deux jours et éventuellement déplacéss’ils sont vides. Le produit de cette pêche estdestiné à la consommation propre du ménage.

Daniel Vermonden, doctorant,Centre d’anthropologie culturelle,Université libre de Bruxelles (ULB)Contact, commentaires ou réactions :Daniel.Vermonden@ulb.ac.be

nl u

12

1995

Quand le son devient imageMurielle Timmermans

Vers l'âge de dix ans, une émission de radio m'afait découvrir le métier de bruiteur. Cette voca-tion de l'illustration sonore a pris toutes sortesde formes jusqu'à ce jour, évoluant petit à petit,tant dans sa forme que dans les projets envi-sagés, pour en arriver à sa dimension de par-tage et d'utilité publique.L'histoire commence à ma naissance. Peut-être pressée de découvrir la vie, je quitte ledouillet ventre de ma mère trois mois trop tôt.Je commence ma vie par un stage en cou-veuse. Cet engin diabolique ayant brûlé mesnerfs optiques, je vis sans voir. Une des consé-quences directes de ce handicap est que jene sais pas m'exprimer par le dessin commemes frères et sœurs. Enfant, cela me mettaitsouvent en colère car en vacances à la mer duNord, sous un fréquent temps pluvieux, le pas-se-temps favori de la famille était de dessi-ner. Durant ces jours de pluie infinis, commeje m'ennuyais, j'allais me réfugier dans machambre où j'écoutais la radio. Á l'époque, il yavait encore des contes, des reportages, deshistoires… illustrés d'ambiances, tant pourles enfants que pour les adultes.Au fil des ans, et comme il était de plus enplus difficile de vivre selon les horaires de laradio, j'ai découvert le plaisir de lire des livrespar moi-même. Mais là encore, ma frustrationétait terrible car, ce que je voulais lire n'exis-tait pas en écriture braille. Je me suis dit alorsque les livres enregistrés sur cassettes, bienplus nombreux, me conviendraient sûrement.Je les ai trouvé horribles… : sans d'ambian-ce, souvent monotones, avec des voix impo-sées et la même voix pour tous les dialogues…Un jour, j'ai pensé que mon rêve de pouvoirdessiner devait se réaliser et que le bruitageen serait le moyen. Ce jour-là des projets decréation de livres racontés, illustrés d'am-biances sonores, se sont bousculés dans matête, tout comme ceux de participer à la réa-lisation d'émissions radiophoniques. C'est au

Québec que j'ai trouvé mon bonheur, ainsiqu'une volonté de m'accueillir parmi les étu-diants désireux d'apprendre les métiers de lacommunication.De 1994 à 1996, j'ai donc interrompu mesétudes en Belgique pour aller les finir à l'uni-versité du Québec à Montréal, dans un pro-gramme dont une des orientations possiblesétait la communication radiophonique. C'estdans le cadre des projets précités en matiè-re d'adaptation de livres en sonore qu'en 1995j'ai été lauréate de la Fondation Belge de laVocation.Après avoir terminé ma première année desdeux ans prévus pour ma formation, le pro-gramme de « communication radiophonique »a été supprimé, au profit d'un programme de« communication multimédia ». Plus moyenpour moi de faire mes travaux étant donnéque des écrans non tactiles, des souris et desclaviers avaient remplacé tout le reste. Avecdes enseignants, des étudiants…, nous avonscherché et testé des moyens d'adapter toutesces belles machines : cela s’est avéré diffici-le, extrêmement cher, et pour ne jamais par-venir à les exploiter dans toutes leurs possi-bilités.D'autres outils moins professionnels me per-mettaient de faire du bon travail. Je me suisdit qu'acquérir mon propre matériel pourraitme permettre de réaliser moi-même la plu-part des choses que j'avais envie de créer, etde surcroît de le garder à ma disposition aprèsmes études. Ce choix m'a offert des momentsfantastiques… car moi et d'autres, tous pas-sionnés, nous passions beaucoup de tempsdans la cave emménagée en studio. Nousn'avions pas de difficultés à trouver des comé-diens volontaires pour nous consacrer dutemps sans frais, donc nous avons expéri-menté une multitude de choses, tant pour lescours que pour nous-mêmes, dans le cadrede radios communautaires. Moi je faisais les

montages, je créais certaines ambiances, jefaisais des reportages sur le terrain avecd'autres, et nous nous aidions pour les mixageset autres opérations plus compliquées etvisuelles. On m'appelait l'oreille bionique…Durant mes études et par la suite, j'ai travaillépour une petite entreprise qui voulait adap-ter des films pour aveugles (c'est-à-dire, décri-re par infrarouge, dans des écouteurs prêtésà l'entrée des salles de cinéma, les imagesincontournables des films). Notre collaborationse passait fort bien, mais deux problèmes y ontmis fin : d'abord, je n'ai pas pu obtenir le per-mis de résidence au Québec, ensuite, la socié-té en question a fait faillite.De retour en Belgique, j’ai petit à petit été obli-gée de ranger mes projets créatifs. Mon maté-riel n'étant pas professionnel et du fait qu'ilm'est impossible d'utiliser les outils profes-sionnels (trop visuels), je n'ai pas trouvé lemoyen d'exercer pour un studio ou une radio.De plus, l’entretien de mon matériel me coû-tait cher et j’ai dû chercher un emploi dans unautre domaine. Pour couronner le tout, je n’aipas obtenu l’équivalence de mon diplômecanadien et j’ai repris des études en cours dusoir, ce qui m’a pris trois ans. Les études etd’autres activités ont fait que j’ai délaissé lacréation sonore.Des travaux et des voyages m'ont permis dedécouvrir toutes sortes de projets forts inté-ressants d'alphabétisation, d'éducation…, parla radio dans les coins ruraux d'Afrique. Unjour viendra peut-être où j'achèterai un petitémetteur et où je ferai du travail en ce sensavec des populations moins favorisées. N'ayantque 29 ans, et donc encore beaucoup de matinsdevant moi, la vocation expliquée ci-dessusprendra sûrement d'autres formes.Bon vent et bon courage à vous tous, si vousavez des idées, des projets… qui traînentquelque part en vous. Ne les abandonnez pas,ce serait trop bête.

Murielle Timmermanstimmermans.murielle@skynet.be

13

Tekenen met geluiden

Ik ben blind geboren. Een gevolg van mijn han-dicap was dat veel spelletjes en activiteitenin mijn kinderjaren voor mij uitgesloten waren,omdat ze te sterk op het visuele steunden. Inde vakanties die we in gezinsverband aan deNoordzee doorbrachten, waren de langeregendagen gevuld met tekenen. Het heeft mijvaak kwaad gemaakt dat ik er niet aan kondeelnemen. Kleuren, vormen… Men trachttemij wel alles uit te leggen, maar een tekeningbleef voor mij een stuk papier. Omdat ik medus verveelde, ging ik op mijn kamer dan maarnaar de radio luisteren.Toen had je op de radionog veel hoorspelen, reportages en verhalenmet een sterke sfeerschepping.Ik leerde lezen maar merkte al snel dat niet alleboeken die ik graag wilde lezen, in braillebeschikbaar waren. Ik zocht mijn toevlucht inop cassette ingesproken boeken ; het aanboddaarvan was aanzienlijk groter. Helaas ! Dekwaliteit was erbarmelijk : geen geluidsdecor,een monotone dictie, eenzelfde stem voor alledialogen… Ik besefte dat er nog veel te doenviel in de adaptatie van boeken, toneelstuk-ken en zelfs films voor blinden.De mogelijkheden van geluidseffecten tersimulatie van beelden en voor het scheppen

van een bepaalde sfeer leken me eindeloos.Tal-loze ideeën en projecten begonnen in mijnhoofd te rijpen. Spelen met geluiden, ze schik-ken zoals vormen en kleuren : zou mijn droomom ooit te kunnen tekenen alsnog werkelijkheidworden ?Geluidstechniek is een vak. Ik ging op zoeknaar een opleiding, maar alle Europese scho-len waar ik een aanvraag deed, bedankten mijvriendelijk. Mijn handicap leek onoverkome-lijk. Uiteindelijk werd ik toegelaten tot de oplei-ding radiocommunicatie aan de universiteitvan Québec in Montréal. Dankzij de beurs dieik in 1995 van de Stichting Roeping ontving,heb ik mijn studies er kunnen afwerken.In veel opzichten was het een boeiende,gelukkige periode in mijn leven. Met mede-studenten en dankzij apparatuur die ik zelf hadaangekocht, werkte ik aan allerlei geluids-projecten, onder andere voor kleine radio-zenders. In de tot studio omgevormde kelderexperimenteerden we met allerlei geluids-technieken en montage.We kregen vaak hulpvan acteurs in opleiding, die gratis tekstenkwamen inspreken. Het waren fantastischetijden.Tijdens en ook na mijn studies heb ik voor eenbedrijfje gewerkt, dat de adaptatie van filmsvoor blinden wilde ontwikkelen (beschrijven

met infraroodbeelden via koptelefoontjes dieaan de ingang worden uitgedeeld). De samen-werking verliep uitstekend, maar werd afge-broken doordat ik geen verblijfsvergunningkreeg ; omwille van mijn handicap zou ik eengrotere financiële last zijn, als ik mijn werkzou verliezen. Enkele maanden later ging hetbedrijf overigens failliet.De terugkeer naar België verliep moeilijk. Bijradio's of opnamestudio's geraakte ik nergensaan werk, omdat het materiaal niet was aan-gepast. Mijn eigen apparatuur vonden ze danweer niet professioneel genoeg. Ik heb langnaar werk gezocht in mijn sector, heb aan aller-lei projecten meegewerkt, ondermeer voorstudenten, maar het heeft niets concreetsopgeleverd. Ik heb dan maar ander werkgezocht en noodgedwongen mijn creativiteit opsluimer gezet.Op dit moment ben ik vooral geboeid door hetgebruik van radio in educatieve projecten rondalfabetisering in rurale, afgelegen streken inAfrikaanse landen. Mijn roeping is immerssteeds ingegeven geweest door een ideaalvan gelijke kansen, een begrip dat voor men-sen met een handicap met een bijzondere bete-kenis beladen is.

Bon vent et bon courage à vous tous, si vous avez des

Ne les abandonnez pas, ce serait trop bête.idées, des projets… qui traînent quelque part en vous.

14

2001

Matière griseNajoua Dendouga

Française d’origine maghrébine, NajouaDendouga fut lauréate de la FondationFrançaise de la Vocation en 2001.Chercheuse en parasitologie au parcoursimpressionnant, elle travaille depuis juin2002 à Beerse chez Johnson & Johnson(Janssen Pharmaceutica), un géant del’industrie pharmaceutique, et vit à présentà Anvers. Du nord de la France au nord de laBelgique, portrait d’une scientifique sansfrontières.

« Depuis mon plus jeune âge, je rêvais d’avoirune profession à caractère humanitaire. Jesuis l’aînée d’une famille de six enfants d’ori-gine maghrébine. Mon père étant ouvrier, nousn’avions pas d’aisance financière, mais toutétait mis en œuvre pour que chacun d’entrenous suive assidûment une scolarité décente.Á seize ans, membre actif d’une association dejumelage avec le Burkina Faso, j’ai été parti-culièrement touchée par la mort en zone endé-mique de personnes atteintes de maladiesparasitaires. Face à tant de détresse humai-ne, comment faire pour me rendre utile ? Unvoyage en Afrique à dix-huit ans a déterminéma vocation. Je décidai de me consacrer à larecherche médicale afin de contribuer acti-vement aux problèmes de santé publique.

J’ai passé un DEUG, une licence et une maîtriseen biologie à la faculté des sciences de Lillepuis j’ai appris qu’il existait un DEA national deparasitologie à la faculté de médecine de Mont-pellier. Malgré les contraintes financières, j’aisuivi cette formation accompagnée d’un sta-

ge de six mois dans un laboratoire derecherches. Ce choix constituait un viragedans mon parcours biologique, jusque-là pure-ment scientifique, vers les implicationshumaines de mon travail de chercheuse. ÁMontpellier, j’avais cours avec des médecins,des pharmaciens. Leurs points de vue étaientdifférents et j’ai eu avec ces nouveaux col-lègues des échanges vraiment fructueux. Pourla première fois, l’environnement n’était paspurement scientifique et on ne parlait par seu-lement de la science biologique mais aussi etsurtout des impacts sur l’être humain, desmédicaments. Je me sentais proche de ce queje voulais atteindre, ma vocation prenait tou-te sa signification. J’ai travaillé sur les toxo-plasmoses et isolé un enzyme de réparation del’ADN. Mon travail de thèse portait sur l’iden-tification pour la première fois d’une telleenzyme dans ce parasite. Avec la bourse quem’a octroyée la Fondation Française de laVocation, j’ai pu terminer ma thèse de docto-rat et effectuer les voyages à l’étranger néces-saires pour trouver un stage postdoctoral,étape indispensable à toute carrière de cher-cheur scientifique. Suite à ma rencontre avecla secrétaire générale de la Fondation Belgede la Vocation, Madame Sylviane Jacquet, età ses conseils j’ai orienté mes recherches versla Belgique ; de plus une coïncidence faitqu’une amie me tint informée des possibilitésdansl’industrie pharmaceutique. J’ai participé àune sélection organisée par Johnson & John-son. Nous étions près de 80 candidats pourun seul poste en recherche fondamentale sur

le cancer. J’ai d’abord été sélectionnée surdossier et ensuite j’ai passé trois séries d’en-tretiens visant à déterminer mes motivations.Pourquoi voulais-je quitter le monde acadé-mique pour le domaine privé ? Pourquoi m’in-vestir dans une recherche sur le cancer, fléaudes sociétés occidentales, alors que la para-sitologie m’orientait vers les problèmes despays sous-développés ?Tout d’abord, au coursde ma formation, je me suis rendu compte quele monde académique ne m’avait pas offertune véritable interaction scientifique alors quel’industrie pharmaceutique, elle, avancer plusvite avec des échanges fructifiants du fait desa finalité : la production de médicaments. Enoutre, les projets de recherche universitairesdépendent souvent de subventions et une par-tie du temps de travail inclut la recherche acti-ve des financements nécessaires à leur réa-lisation. Ce n’est pas le cas dans le privé ou dèslors les chercheurs peuvent se focaliser tota-lement sur leur travail. Enfin, un élément pluspersonnel a également influencé mon choixcar j’ai été confrontée à plusieurs cas de can-cer dans mon entourage, ce qui m’a interpel-lé quant au rôle que je pouvais jouer. Mon sta-ge de trois ans va me permettre de menermes expériences et de les publier dans desjournaux scientifiques. Après, j’irai probable-ment à l’étranger, ce qui est toujours enri-chissant dans une carrière scientifique. Entout cas, je ferai mes choix en conservant laréalisation de ma vocation de chercheuse dansun cadre biomédical. ».

15

Meisjes en wetenschap

Najoua Dendouga was in 2001 laureate vande Fondation Française de la Vocation, onzezusterstichting in Parijs. Najoua is doctor inde biologie, gespecialiseerd in parasitologie.Sinds juni 2002 leeft ze in Antwerpen enwerkt ze als wetenschappelijk onderzoekerbij het farmaceutische bedrijf Johnson &Johnson (Janssen Pharmaceutica) inBeerse, waar ze een driejarigepostdoctorale stage loopt.

«Van kleins af droomde ik van een beroep methumanitaire implicaties. Ik ben de oudste uiteen gastarbeidersgezin van zes kinderen enhoewel we het thuis nooit breed hebben gehad,heeft mijn vader er alles aan gedaan om onsallemaal de kans te geven een behoorlijkeopleiding te volgen. Vanaf mijn zestiende wasik lid van een jumelagevereniging met Burki-na Fasso en van het Franse Rode Kruis. In datverband reisde ik op mijn achttiende voor heteerst naar Afrika. Het menselijke leed raakteme enorm. Ik moest en zou een bijdrage leve-ren tot het oplossen van het wereldgezond-heidsprobleem. Medisch onderzoek werd mijnroeping.Ik ging biologie studeren aan de universiteitvan Rijsel en vulde die studie aan met eenvoortgezette opleiding (DEA : diplôme d'étudesapprofondies) in de parasitologie aan de facul-teit geneeskunde van de universiteit van Mont-pellier. De financiële druk was enorm, maarhet programma beantwoordde echt aan wat ikzocht.Voor het eerst werd ik geconfronteerd met de

menselijke implicaties van mijn onderzoek.Mijn medestudenten in Montpellier waren art-sen en apothekers ; hun invalshoek verschil-de sterk van mijn zuiver biologisch-weten-schappelijke. Een bioloog onderzoektmoleculen, hoe ze zich gedragen, hoe ze veran-deren. Voor het eerst leerde ik ook kijken naarde gevolgen voor de mens, naar het belangvan geneesmiddelenonderzoek, en ik beseftedat mijn echte roeping daar lag.De laatste loodjes wegen het zwaarst : zonderde steun van de Fondation Française de laVocation had ik mijn doctoraat wellicht nooitkunnen afwerken. Dankzij de beurs kon ik ookde nodige buitenlandse reizen ondernemenom een postdoctorale stage te vinden, eennoodzakelijke fase in elke wetenschappelijke

carrière. Een gesprek met mevrouw SylvianeJacquet, secretaris-generaal van de BelgischeStichting Roeping, bracht me ertoe ook in Bel-gië te zoeken.Zo deed ik mee aan een selectie die Johnson& Johnson organiseerde. Uit meer dan tach-tig kandidaten werd ik gekozen. Mijn onderzoekfocust op het ontstaansmechanisme van kan-ker. De keuze om voor de farmaceutische indus-trie te werken kan tegenstrijdig lijken met deidealistische grond van mijn roeping, maar isdat niet. Mijn drijfveer blijft uitsluitend weten-schappelijk en de structuur die ik nu aange-boden krijg voor het uitvoeren van en het publi-ceren rond mijn experimenten, is de beste dieik me kan dromen om me als wetenschapperverder te bekwamen.».

16

Jury

Sinds wanneer bent u lid van de jury van deBSR en wat is uw persoonlijke motivatie omin die jury te zetelen ?Sinds 1998. Mijn motivatie is : interesse voorjongeren en wat ze ervan terecht brengen,met welk enthousiasme ze hun dromen waarproberen te maken en hun eerste projectenproberen neer te zetten. Als professor aan deuniversiteit sta je constant tussen de jongemensen ; dat houdt je niet alleen jong, maarhun ideeën, hun gedrevenheid, hun motivatieen hun creativiteit werken kruisbestuivend enmaken je enthousiast.Ten slotte, wat me ookenorm boeit in jongeren, is de manier waaropze hun roeping invullen, ieder op haar of zijnmanier, en hoe die roeping door de jaren groeiten vorm krijgt.

Welke criteria hanteert u bij de evaluatievan een kandidaatsdossier ?Een van mijn lijfspreuken is : "Plus est en vous."Telkens als ik kandidaten voor de beurs van deStichting uitnodig om naast hun dossier ookhenzelf in een interview te beoordelen, zoek iknaar dat stukje 'plus' dat in hen schuilt. Som-migen kunnen dat goed verwoorden, bij ande-ren moet je het aan de oppervlak brengen.Dat stukje 'plus' is dan ook een van de criteriadie ik hanteer. Vaak komt dat overeen met watwe 'roeping' noemen. In tegenstelling tot watde naam laat vermoeden, zoek ik niet naareen religieuze dimensie, maar wel de gedre-venheid van jonge mensen uit alle segmentenvan de samenleving, die zich inzetten voor die-

zelfde samenleving. Een grondige lectuur vanhet dossier en een onderhoud van een halfuurgeven meestal een goed beeld van de poten-tiële roeping die een kandidaat in zich heeft.Ik wil vooral nagaan of de kandidaat, wat ookzijn opleiding moge zijn, zich via zijn projectonvoorwaardelijk en onbaatzuchtig wenst in tezetten voor derden, kansarmen of minderbe-deelden, hier of elders.We toetsen die 'gedre-venheid'. Ik zal niet ontkennen, dat een mooi,goedgevuld curriculum een belangrijk crite-rium kan zijn. Het is handig meegenomen,maar met een beurs van de Stichting Roepingmoet je meer doen dan louter in jezelf inves-teren in de vorm van additionele opleidingen.Het siert de kandidaten dat ze niet altijd deevidente wetenschappelijke loopbaan volgen,maar tijd maken voor anderen, hun talent aan-bieden aan kinderen of volwassenen in ont-wikkelingslanden, of minderbedeelden hier bijons.

Hebben bepaalde vroegere laureaten op ueen bijzondere indruk nagelaten wegens deuitzonderlijke kwaliteit van hun onderzoek ofhun engagement ? Wie en waarom ? (Eénvoorbeeld volstaat.)Een laureate zal me altijd bijblijven, omdat zede zonet verwoorde criteria zo mooi vertolk-te. Karen Fabré was in het laatste jaar vanhaar opleiding tot oogarts, toen ik haar alskandidate voor de beurs ontmoette. Het wasniet iemand die zweefde. Ze stond met beidevoeten stevig op de grond. Ze had een fan-

tastisch curriculum en kon in feite aan ver-schillende Vlaamse universiteiten een acade-mische loopbaan beginnen. Ze voelde even-wel dat ze een positieve bijdrage tot de wereldwilde leveren. Haar droom is via de beurs vande Stichting werkelijkheid geworden : alsoogarts via een Amerikaanse NGO (Orbis)trachten vermijdbare blindheid zoveel moge-lijk de wereld uit helpen. Om voor dat werk inaanmerking te komen, heeft Karen dankzij debeurs een speciale opleiding gevolgd in oor-logschirurgie en oftalmologische chirurgie inMexico City. In januari 2001 vertrok Karen methet vliegend ziekenhuis en opleidingscentrum

Zijn er weerkerende tendensen in dedossiers die u beoordeelt ? Zijn de dossiersin het algemeen representatief voor actueleonderzoeks- of andere thema's in uwvakgebied ?Er zijn twee grote weerkerende tendensen :dossiers waarin voornamelijk de investeringin zichzelf centraal staat, met als doel zelf-vervolmaking. Die overtuigen me meestal niet,wat roeping betreft ; er zijn trouwens anderefondsen en beurzen die er een passender ant-woord op kunnen bieden. Daarnaast zijn erdossiers waarin de dimensies inzet en gedre-venheid centraal staan, met als doel de ver-volmaking om zich ten dienste te stellen vananderen.

Van kandidaat tot laureaat :de selectieprocedure van deBelgische Stichting RoepingVijf verschillende jury’s beoordelen dekandidaturen. De dossiers wordennaargelang het activiteitendomeintoevertrouwd aan de terzake bevoegde jury.In een eerste fase vergaderen deze jury’sapart en maken ze een selectie van de bestedossiers. Hierbij wordt enkel rekeninggehouden met de kwaliteit en niet met eenvooropgesteld aantal. Per gekozen dossierwordt een kort presentatieverslag gemaakt

dat aan alle juryleden wordt overgemaakt.Het stelt hen in staat zich voor te bereidenop de plenaire juryvergadering waar, opbasis van de eerste selectie, en na eenstemronde, de uiteindelijke selectie van devijftien laureaten plaatsvindt.Hoe staan de juryleden tegenover huntaak ? Hoe beoordelen ze de dossiers ?Ridder Leduc, rector van de MuziekkapelKoningin Elisabeth, en Professor P.VanDamme, epidemioloog en professor aan deuniversiteit van Antwerpen, lichten een tipvan de sluier op.

Vragen aan Prof. Dr. P. Van Damme

de wereld rond. "Je kunt toch niet zomaarblijven toekijken ?"

Beursuitreiking 2000 : Professor Van Dammeoverhandigt de prijs aan Karen Fabré

17

Vous faites partie du jury de la Fondationdepuis plusieurs années. Remarquez-vousune évolution dans les dossiers decandidature ? Remarquez-vous égalementune constante dans les dossiers decandidature ?Par rapport aux premières années de la Fon-dation, une hausse sensible de la qualité desdossiers a été enregistrée. Une plus grandevariété de disciplines scientifiques et artis-tiques est également apparue, de même quel’augmentation sensible de dossiers sociaux.Á cet égard, il est réconfortant de constater lenombre élevé de jeunes gens et de jeunesfilles qui souhaitent ardemment se mettre auservice de leur prochain et de contribuer àl’amélioration des conditions de vie, soit dansnos pays de vieilles civilisations, soit dans descontrées lointaines particulièrement défavo-risées.Certaines constantes se manifestent aussi.La volonté de couronner un cycle d’études parun séjour à l’étranger, le désir d’acquérir lesoutils, les instruments ou tout simplement laformation spécialisée nécessaires à la réali-sation du projet de vie, l’ambition de situer lesfutures activités professionnelles au plus hautniveau.

Quels sont vos critères lorsque vous évaluezun dossier de candidature ?La plus stricte objectivité demeure le critèreessentiel. Deux aspects importants d’un dos-

sier attirent tout spécialement mon attention :d’une part, la qualité de la motivation (s’agit-il d’une véritable vocation, non d’une boursed’études ?) et la valeur des moyens pour laréaliser (le candidat possède-t-il les capaci-tés requises ?), d’autre part, l’état de néces-sité (sommes-nous indispensables pour que lavocation se réalise ?). Il arrive souvent qued’excellents candidats doivent être écartés,soit parce qu’ils disposent des moyens suffi-sants pour réaliser leurs ambitions, soit par-ce que leur vocation est déjà réalisée.

Avez-vous déjà connu de véritables coups decœur ou révélations dans les dossiers quevous avez étudiés et pourquoi ? Cela s’est-ilconfirmé par la suite dans la carrière del’artiste ?La lecture attentive des dossiers provoqueimmanquablement des réactions diverses. Iln’est pas rare qu’elle engendre des sentimentsd’admiration et même de vive émotion. Lescoups de cœur ne sont pas rares. Encore faut-il les contrôler, selon les exigences d’une stric-te objectivité. La réaction que j’éprouvedépend, bien sûr, de critères très variés. Descandidats que je connaissais pour les avoirrencontrés au cours de leurs études me sontquelquefois apparus sous un jour nouveau,ont révélé des aspects de leur personnalitéque je ne connaissais pas et suscité de mapart, par conséquent, des réactions inatten-dues et que je n’ai pas regrettées par la sui-

te. D’autres cas ont constitué pour moi de mer-veilleuses découvertes : des talents cachésqui, à l’occasion d’une rencontre ou d’unesituation favorable, se sont épanouis et expo-sent désormais leurs promesses, des volontésinébranlables qui défient le mauvais sort ou unenvironnement hostile, des cœurs généreux quis’offrent pour servir.

Quelle est votre motivation personnelle àsiéger au jury de la Fondation ? Ce mandatrevêt-il pour vous une importanceparticulière ?Je suis particulièrement heureux et fier departiciper aux travaux du jury. C’est pour moiun véritable privilège. Etudier les dossiers,rechercher les mérites des uns et des autres,formuler un jugement, dialoguer avec mes col-lègues, cela représente à mes yeux une trèsnoble vocation qui me procure un intense bon-heur. Bien sûr, la responsabilité que l’on exer-ce vis-à-vis de ces jeunes, dont le talent n’ad’égal que le mérite, est-elle très lourde. Enopérant les choix nécessaires, on prendconscience de manière aiguë de sa propre fra-gilité. Mais lorsque la suite des événementsvient confirmer le résultat acquis, la satisfac-tion est immense. Ainsi, pour une modestepart, le membre du jury contribue-t-il à ce queles rêves se réalisent, à ce que la société s’en-richisse de valeurs nouvelles, à ce que le mon-de dans lequel nous vivons respire plus lar-gement.

De candidat à lauréat : la procédurede sélection de la Fondation Belgede la Vocation.Cinq jurys évaluent les candidatures. Selonle domaine d’activité, les dossiers sontorientés vers le jury compétent. Dans unpremier temps, ces jurys se réunissentséparément et choisissent les meilleursdossiers. Seuls des critères de qualité etnon de nombre sont observés. Par dossiersélectionné un résumé est établi etcommuniqué à tous les membres du Jury.Ils peuvent ainsi prendre connaissance de

tous les dossiers sélectionnés avant de seréunir en jury plénier où sur base de lapremière sélection et après un vote, lasélection finale des quinze lauréats seraétablie.

Questions à Jacques Leduc

Comment les membres du jury jugent-ils lesdossiers ? Comment voient-ils leur travailau sein de ce jury ? Le Chevalier Leduc,recteur de la Chapelle musicale ReineElisabeth, et le professeur P. Van Damme,épidémiologiste et professeur à l’universitéd’Anvers, ont répondu à nos questions.

Remise des bourses 2000 : Jacques Leducremet son prix à Polina Leschenko

18

Philippe Bermann, lauréat en 1981, a déve-loppé un projet éducatif au Mexique, La Casadel EstudianteTriqui. La Casa est implantée àEtla, un petit village distant de 15 km de la vil-le d’Oaxaca, elle-même située à 500 km ausud-est de Mexico. Depuis 1978, elle accueilledès l’âge de 12 ans des jeunes de l’ethnieTri-qui de Copala, dont la région se trouve à huitheures de bus de la ville d’Oaxaca. Le but decette action est d’offrir à ces jeunes la possi-bilité d’étudier et d’atteindre le niveau des

études supérieures, tout en conservant leurspécificité culturelle et en valorisant leur inté-gration et celle de leurs familles au sein de lasociété mexicaine.La maison, entièrement construite par les étu-diants, comprend deux dortoirs, une cuisine-réfectoire, une salle de bains-lavoir, une piè-ce de séjour, un espace de rangement et unhangar couvert. Sans oublier le puits et lesinstallations consacrées à l’élevage.Les principes fondamentaux de la pédagogie

de cette action éducative se basent sur la moti-vation du jeune et sur les responsabilités qu’ilassumera au sein de la Casa. Il est importantde noter que celle-ci n’a aucun frais de per-sonnel puisque chaque jeune contribue à lagestion de la maison selon des responsabili-tés définies par secteur d’activités (adminis-tration, gestion et achats, propreté et entre-tien, matériel didactique et outils, élevage etagriculture).

Philippe Bermann, laureaat in 1981, is destichter van een educatief project in Mexico,La Casa del Estudiante Triqui. La Casa ligt inEtla, een klein dorp op vijftien kilometer vanOaxaca, dat zelf ongeveer vijfhonderd kilo-meter ten zuidoosten van Mexico-stad ligt.Jongeren vanaf twaalf jaar van de stamTriquide Copala worden er sinds 1978 opgevangen.

ten, met behoud van hun culturele eigenheiden opwaardering van hun integratie en die vanhun stam in de Mexicaanse maatschappij.La Casa is volledig door de studenten gebouwd.

Ze omvat twee slaapzalen, een keuken/ref-

De fundamentele pedagogische principes steu-nen op de motivatie van de jongere om meeverantwoordelijkheid te dragen in de gemeen-schap. Het is belangrijk te onderstrepen dat ergeen personeelskosten zijn, aangezien elkejongere een bijdrage levert aan de werkingen het beheer van La Casa (administratie, aan-kopen, onderhoud, didactisch materiaal,gereedschap, veeteelt en tuinbouw).

Arts plastiques |Plastische KunstenLudo BekkersGabriel BelgeonneFrance BorelHugues BoucherProf. em. Lydia Deveen-De PauwFrançoisTerlindenMarc Mendelson

Arts autres | Andere KunstenBaron Stijn ConinxAnnie Devreese-DeclerckPierre LarocheRafaël D’HaeneChevalier Leduc

Sciences et technologie |Wetenschappen enTecnologieProf. Eric DesoppereBaron Edgar Kesteloot

Sciences médicales |Medische WetenschappenGuy-Roland PâqueProf. Jan GybelsProf. Thierry BoonProf. Pierre Van Damme

Sciences humaines |MenswetenschappenProf. em. Jean BingenLydia Deveen-De PauwProf. Christian KoninckxProf. Louis le Hardÿ de BeaulieuLuc PutmanGustave StoopGuy-Roland Pâque

Doel is hen te begeleiden en hen de mogelijk-heid te bieden om hogere studies aan te vat-

ter, een badkamer en wasplaats, een leef-ruimte, een berghok en een overdekte hangar.

In Memoriam1993, réunion du Jury : André Delvaux enconversation avec Annie Devreese-Declerck.Nous rendons hommage à cet homme et artiste hors ducommun qui, pendant de nombreuses années, fut unmembre apprécié du Jury.

1993, Juryvergadering : André Delvaux in gesprekmet Annie Devreese-Declerck.Ter nagedachtenis aan deze bijzondere man enkunstenaar die jarenlang een gewaardeerd jurylid was.

Ad valvas

http://www.users.skynet.be/Casa.Triqui

Jury

19

Christophe SmetsExpos photo

Usage Externedu 6/3 au 24/5Expo collective : « Chronique duTemps présent »Rue du Vieux Marché aux Grains, 461000 Bruxelles

Centre d’Art du Rouge Cloîtredu 20/2 au 30/2Expo collective : « Prix du Rouge Cloître »Rue du Rouge Cloître, 41160 Bruxelles

Le Nord recomposé

J’ai décidé de me balader entre Gao etTombouctou, au Mali, pendant un mois. Àl’ombre du soleil, sous une douce quiétudeafricaine.Un millier de photos reflètent des parcellesd’instants.Parmi elles une dizaine d’images choisies.1/125e d’aéroport, 1/60e d’avion, quelques1/250e de corps et de rayons lumineux,plusieurs millièmes de fleuve et de désert.En tout, peut-être une seconde d’éternel,vivante et figée à la fois.Une petite histoire au Nord du Mali, en 2002.Une histoire d’hommes et de femmes dansun pays où les sourires pleuvent plus que lesgouttes.Un photographe passe, observe, témoigned’un monde nouveau pour lui.Un étrange univers ancré dans une réalité

perdue aux confins du désert.Gao. Une ville presque irréelle. Un demikilomètre de route asphaltée, 50000habitants, des dizaines de coopérants issusde dizaines d’ONG, et puis la pauvreté et lasècheresse.Les enfants jouent au ballon ou saluent leToubabou (blanc).Des gens essaient patiemment de vivre.On attend la pluie. Le niveau du fleuve estbas cette année, mais le coucher de soleilest exceptionnel pour les touristes.

C’est l’heure, j’embarque pourTombouctou,ville mythique.Nous survolons le majestueux Niger, fleuveaux méandres virevoltants et dansants quiirrigue tout sur son passage, à 30 piedsd’altitude, en regardant voguer les pirogues.Les ailes du petit Cessna 207 s’apprêtent àglisser doucement vers la piste

d’atterrissage après 2 heures de vol.Que reste-t-il de cette ville où les premiersétrangers qui l’ont approchée il y a plus de100 ans furent assassinés afin de ne pasrévéler l’existence du lieu ?Ici, personne ne semble savoir ce qu’ilattend ni ce qui l’attend, mais ne s’en soucieguère. Regarder les gens vivre semble êtrele meilleur moyen de continuer à vivre soi.Un peu de tourisme, un peu d’agriculture etbeaucoup de chômage.Hormis les ONG, presque personnen’embauche. Pas de travail dans le Nord.Les études, c’est à Bamako. Le travail aussi.Ici, le désert et la gentillesse.

Le temps s’écoule, peut-être.Comme une poignée de sable dans unsablier, et recommence.

Christophe Smets

40La remise des bourses dela promotion 2003 aura lieu

le mercredi 7 mai à partir de 17h45à l’auditorium du Musée d’Art ancien,3 rue de la Régence, 1000 Bruxelles.

La Fondation Belge de la Vocation fêtecette année ses quarante ans.

A cette occasion, le Prince Philippe etla Princesse Mathilde assisteront à la cérémonie.

De beursuitreiking van de promotie 2003zal plaatsvinden op woensdag 7 meivanaf 17u45 in het auditorium vanhet Museum voor Oude Kunst,Regentschapstraat 3, 1000 Brussel.De Belgische Stichting Roeping viert dit jaarhaar veertigste verjaardag. Ter gelegenheid vandit jubileum zullen Prins Filip en Prinses Mathildede plechtigheid bijwonen.

20

CœurUne odyssée percutante

Sur un scénario de Régis Pelletti et Fred-dy Cacciatore, cette création collective,récompensée en 2002 par une bourse de laFondation Belge de la Vocation, réunit dansdes conditions professionnelles des partici-pants formés à la rythmique et provenant d’ho-rizons différents : enfants, adolescents, per-

Braine-le-Comte, CECS Henri Dunant de Lode-linsart et « Les Godets » de Houdeng-Aime-ries). L’aventure réunira aussi des danseursde l’Espace Danse de la Louvière sous la direc-tion de Francis Pedros, ainsi que ChristianLeroy, pionnier de la musique improvisée enBelgique.

Le 13 avril 2003 à 20 heures auThéâtre communal de La Louvière.PAF : 5 € (Gratuit pour les sans emploiet étudiants)Réservations : Centre culturel régionaldu Centre 064 21 51 21Informations : Présence etaction culturelles-régionales deSoignies 064 22 99 99

sonnes handicapées (École communale duBocage de la Louvière, École La Roseraie de

L’agenda consacré aux activités de nosanciens lauréats se trouve sur le site

De agenda met de activiteiten van deoud-laureaten bevindt zich op onze website

www.stichingroeping.bewww.fondationvocation.be

GRAPHISME | VORMGEVING Marie-Hélène Grégoire.RÉ D A C T I O N | RE D A C T I E Séverine Windels.RE L E C T U R E | HE R L E Z I N G Nadine Wampach, Jan H. Verbanck.ÉDITEUR RESPONSABLE | VERANTWOORDELIJKE UITGEVER

Edouard Jakhian, Albertinaplein 2 place de l’Albertine, Bruxelles1000 Brussel.

Fondation Belge de laVocationSous le haut patronage de Sa Majesté la Reine Fabiola

Place de l’Albertine 2, 1000 BruxellesTél. 02 213 14 90 | Fax 02 213 14 95E-mail : fbv.bsr@online.beSite internet : www.fondationvocation.beLe secrétariat est ouvert lundi, mardi et jeudide 8h30 à 12h30 et de 13h30 à 17h, mercrediet vendredi de 8h30 à 12h30.

Vocatio est la revue trimestrielle de la Fondation Belge de la Vocation.Lancé en février 2001, ce magazine a pour but de faire connaître l’actionde la Fondation par le biais des projets de ses lauréats.La Fondation Belge de la Vocation fut créée en 1963 par Emile Bernheimà l’exemple de la Fondation française de la Vocation fondée parMarcel Bleustein-Blanchet.Chaque année la Fondation décerne une quinzaine de bourses de10 000 € à des jeunes de nationalité belge ayant entre 18 et 30 ans etpouvant témoigner d’une véritable vocation. Elle leur donne l’appuifinancier et le soutien moral nécessaires pour l’accomplir et ce dans desdomaines d’activités aussi divers que la médecine, les arts plastiques, lecinéma, la recherche scientifique, la littérature, etc. Elle attribueégalement une bourse spéciale de 25 000 €, leTrèfle d’Or, décernée à unancien lauréat pour distinguer un projet non commercial situé dans lalignée de la vocation déjà reconnue.

Vocatio is het driemaandelijkse tijdschrift van de Belgische StichtingRoeping. Het is in februari 2001 opgericht en heeft tot doel de Stichtingbekend te maken via de projecten van haar laureaten.Emile Bernheim heeft de Belgische Stichting Roeping in 1963 opgerichtnaar het voorbeeld van de Fondation française de la Vocation, gestichtdoor Marcel Bleustein-Blanchet.Elk jaar reikt de Stichting beurzen van 10 000€ uit aan een vijftientaljonge Belgen die tussen achttien en dertig jaar oud zijn en die kunnengetuigen van een werkelijke roeping ; de beurs verschaft hen de moreleen materiële middelen om ze te realiseren. Alle domeinen komen inaanmerking : geneeskunde, literatuur, plastische kunsten, film,wetenschappelijk onderzoek… De Gouden Klaver is een speciale beursvan 25 000 € . Ze wordt jaarlijks door de Stichting uitgereikt en bekroonteen niet-commercieel project van een oud-laureaat dat in de lijn ligt vande eerder erkende roeping.

Président d’honneur | ErevoorzitterClaude Wielemans

Président | VoorzitterEdouard Jakhian

Vice-présidents | OndervoorzittersChevalier EversBaronne VaxelaireBaron de PoschChevalier Leduc

Trésorier | SchatbewaarderEdouard De Ruydts

Belgische Stichting RoepingOnder de hoge bescherming van Hare Majesteit Koningin Fabiola

Albertinaplein 2, 1000 BrusselTel. 02 213 14 90 | Fax 02 213 14 95E-mail : fbv.bsr@online.beWebsite : www.stichtingroeping.beHet secretariaat is open op maandag, dinsdag en donderdagvan 8.30 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 17 uur ; op woensdagen vrijdag enkel van 8.30 tot 12.30 uur.

Ludo BekkersGabriel BelgeonneJean BingenThierry BoonFrance BorelHugues BoucherBaron Stijn ConinxLydia Depauw-DeveenEric DesoppereAnnie Devreese-DeclerckRafaël D’HaeneJan Gybels

Baron Edgar KestelootChristian KoninckxPierre LarocheVicomte Louis le Hardÿ deBeaulieuMarc MendelsonGuy-Roland PâqueLuc PutmanGustave StoopFrançoisTerlindenPierre Van Damme

Membres | LedenMme Mickey BoëlJacques CoertenRik De NolfFrançois Desclée de MaredsousFrie Dierickx VisschersJacques DopchiePaul DujardinRoger ForthommeEmmanuel JanssenPierre KoningsVicomte Louis le Hardÿ de BeaulieuMme Jean MichielsBaron PhilippsonJacques Planchard, Gouverneur hreStéphane RosenblattBaudouin RuquoisDominique SnyersLucTayart de BormsJacques-Ch. Vanden SchrieckBaron VelgePaul Washer

Conseil d’administration | Raad van bestuur Jury

Secrétariat | SecretariaatSecrétaire général | Secretaris-generaalSylviane Jacquet de HaveskerckeDéléguée | AfgevaardigdeNicole GautierSecrétaires | SecretaressesBernadette StevensRégine de Renesse

Restauratie van oude kostuums page 1 | pagina 1Anne Kwaspen

Egypte in duizend-en-één scherven page 3 | pagina 3Ilona Regulski

Youplaboum page 5 | pagina 5Paula Fuks

page 8 | pagina 8Daniel Vermonden

Quand le son devient image page 12 | pagina 12Murielle Timmermans

Matière grise page 14 | pagina 14Najoua Dendouga

Jury page 16 | pagina 16

Ad valvas page 18 | pagina 18

Président | Voorzitter : Chevalier EversVice-président | Ondervoorzitter : Chevalier Leduc

vo c a t i o

Pêcheurs de bonne fortune

Bureau de dépôt Bruxelles XAfgiftebureau Brussel X

1 trimestre 2003 | 1 trimester 20032003 9Revue trimestrielle de la Fondation Belge de la VocationDriemaandelijks tijdschrift van de Belgische Stichting Roeping

vo c a t i ovocatio

eer