Veldgids voor het platteland
-
Upload
roodbont-publishers -
Category
Documents
-
view
219 -
download
0
description
Transcript of Veldgids voor het platteland
Ontdek het bijzondere Nederlandse platteland!
Wat zijn dat voor gele bloemen op die akker? Welk
koeienras graast daar in de wei? Wat doet de boer met die
landbouwmachine? Wanneer wordt eigenlijk het graan of
de maïs geoogst? Het lijkt allemaal zo gewoon, maar het
Nederlandse platteland kent zo’n grote diversiteit dat veel
vragen voor bezoekers vaak onbeantwoord blijven.
De Veldgids voor het platteland geeft een praktisch
antwoord op dit soort vragen. Compleet met kleurrijke foto’s
en andere belangrijke activiteiten van de boer. De Veldgids
voor het platteland is een onmisbaar naslagwerkje op al
uw fi ets-, wandel- en autotochten door het Nederlandse
platteland.
Wist u overigens dat 10% van de Nederlandse grond bestaat
uit bos/natuur, 20% uit bebouwing en 70% uit landbouw-
grond? Voor de natuurliefhebber zijn talloze naslagwerken
beschikbaar, zoals vogelgidsen, paddenstoelengidsen,
plantengidsen, etc. Ook de liefhebber van stedentrips heeft
een ruime keuze uit stadsgidsen. Maar voor liefhebbers van
het Nederlandse platteland? Voor hen is er nu deze unieke
Veldgids voor het platteland!
www.roodbont.nl
www.tirion.nl
Veldgids voor het
platteland
Veld
gid
s voo
r het p
lattela
nd
veehouderij
akkerbouw
weidedieren
vollegrondstuinbouw
fruit, bollen, bomen
glastuinbouw
agrarisch cultuurgoed
agrarisch cultuurlandschap
Leeswijzer
Welk koeienras staat daar in de wei? Zijn boerderijen echt
verschillend per streek? Het zijn vragen waarop de Veldgids
voor het platteland u een antwoord geeft. Met deze veldgids
krijgt u een helder beeld van het Nederlandse platteland.
Dan gaat het niet alleen om de teelt van gewassen of
het houden van dieren op de agrarische bedrijven. Ook
beschrijft de gids de weidedieren die u ziet, of de inrichting
van de boerenerven.
De Veldgids voor het platteland biedt een overzicht van de
belangrijkste takken van de Nederlandse land- en tuinbouw.
Dat zijn de veehouderij, de akkerbouw en de (glas)tuinbouw.
De veehouderij kunt u onderverdelen in het houden van
koeien (voor melk en vlees), varkens, kippen, schapen, geiten
en paarden. Onder de akkerbouw kunt u onder meer de teelt
van aardappelen, granen en bieten scharen. Daarnaast telen
akkerbouwers tal van ‘kleinere’ gewassen, zoals graszaad.
De tuinbouw kent een diversiteit aan bloemen-, planten-,
bollen-, fruit- en groentelers, in de open grond en in de kas.
Onder het kopje ‘Agrarisch cultuurgoed’ vindt u in
de Veldgids voor het platteland de verschillende
boerderijtypen die het Nederlandse platteland herbergt.
Natuurlijk de stolpboerderij in Noord-Holland of de
hoeveboerderij in Limburg maar mogelijk ook de voor velen
minder bekende boerderijentypen, zoals de polderboerderij
(Flevoland). Daarnaast is er ook aandacht voor ‘typische’
plattelandselementen: bakhuis, hooiberg en schaapskooi.
Deze veldgids toont u niet alleen het platteland en al
haar facetten. De gids beschrijft ook de ‘waarde’ van het
platteland. Die waarde is niet alleen economisch maar
ook recreatief. Het platteland is bij uitstek de plek om te
wandelen en te fi etsen, en te genieten van het mooie dat
u ziet. Met deze gids krijgt u net iets meer achtergrond bij
hetgeen u ziet bij een bezoek aan het platteland.
Colofon
AuteurJan Nijman
Met medewerking vanHinke Fiona Cnossen, Kor Oldenbroek
Fotografi eAd Taks, Berrie Klein Swormink, © Bluewren08_Dreamstime.com, © Bverbaan__Dreamstime.com, © Disordelrly_Dreamstime.com, © Ewan Chesser_Dreamstime.com, © Heide Dp_Dreamstime.com, © Hkratky_Dreamstime.com, © Inaquim_Dreamstime.com, © iStock Marcin Pawinski, © Ivonne Wierink_Dreamstime.com, © Iwka_Dreamstime.com, © Jodielee_Dreamstime.com, © Kenneth_Roberts_Dreamstime.com, © Kenneystud_Dreamstime.com, © Leshik_Dreamstime.com, © Phdwhite_Dreamstime.com, © Pietus_Dreamstime.com, © Radovan Smokon_Dreamstime.com, © Rasbak_wikimedia.org, © Robert Hardholt_Dreamstime.com, © Ruthblack_Dreamstime.com, © Ryszard Laskowski_Dreamstime.com, © Shumelki_Dreamstime.com, © Stevebylan_Dreamstime.com, © Trexec_Dreamstime.com, © Vchphoto_Dreamstime.com, © William Attard McCarthy_Dreamstime.com, ANBG, Arnold v/d Burg, AVS, Arabisch Volbloedpaarden Stamboek, De Bolster Biologische Zaden, Den Bosrand, Ed Asscheman, Elina Boerma, Erno Bouma, Frans Tijink (IRS) , Fries Hollands Rundvee Stamboek, Gerbera_Productschap Tuinbouw, GGI-Holland, Gijsbert Six, Guy Akkermans, Guy de Kinder, Han Hammink, Het Nederlandse Charolais Stamboek, Hypofocus, www.hypofocus.com, iStock_000006026954, iStock_000006862490, Lisbeth, Landstrom, iStock_000007666587, iStock_000008081482, iStock_000009438493, Jan Nijman, Jochem Ypma, Kees Scheepens, Luc Dedeende, Marijke van Oostende, Marleen Felius, Marrit van Engen, Monique Bestman, NAFV, www.angorageit.nl, Nederlands Piémontese Stamboek, NZO, Nederlandse Zuivel Organisatie, Piet Kroon, Plant Publicity Holland, PPO-AGV Lelystad, onderdeel Wageningen UR, Productschap Tuinbouw, RACM, Rik Hoogewoud, Rollin Verlinde_Vildaphoto.net, Stamboek Blonde d’Aquitaine, Stamboek Holland Dexter, Teunis Haveman, Ton van Schie, Twan Wiermans, Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, Valentijn te Plate, Vetvice/Jan Hulsen, VHGS, Frank de Smedt, Wies Beersma, Wildplaza.com, Wilma Taks, Wim Lanphen, de Hooiberg, www.dewulf.be, www.vanhoucke.be, www.werktuigdagen.be
VormgevingConcept: Sandra Derksen grafi sch ontwerpOpmaak: ZieZo Design Maarssen
Postbus 41037200 BC ZutphenT (0575) 54 56 88F (0575) 54 69 90E [email protected] www.roodbont.nl© Roodbont B.V., juni 2009
Roodbont is onderdeel van Tirion Uitgevers
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.Uitgever en redactie hebben de inhoud van deze uitgave met grote zorgvuldigheid en naar beste weten samengesteld. Uitgever en redactie aanvaarden evenwel geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op bedoelde informatie.
ISBN 978-90-8740-036-1NUR 410
Inhoud
Voorwoord 5
Inleiding 7
Veehouderij 9
Rundvee 10
Melkveestallen 24
Water, mestopslag 28
Paarden 30
Schapen 38
Geiten 46
Varkens 52
Kippen 56
Akkerbouw 62
Mechanisatie 64
Granen 65
Mechanisatie granen 82
Aardappelen 84
Bieten 90
Grassen 96
Graszaad 102
Mechanisatie grassen 104
Zaden 106
Groenbemesters 112
Weidedieren 116
Zoogdieren 118
Zoogdieren, vogels 120
Vogels 122
Natuurbeheer 128
Vollegrondstuinbouw 130
Koolsoorten 132
Bladgroenten 140
Looksoorten 144
Peulvruchten 148
Knol- en wortelgewassen 152
Fruitteelt 156
Groei- en snoeivormen 158
Appel 160
Appel, peer 162
Peer, aardbei 164
Bes, druif 168
Kers, pruim, bes 166
Bollen en vaste planten 170
Tulp, narcis, lelie, dahlia 172
Zomerbloemen 174
Boomkwekerij 176
Glastuinbouw 180
Agrarisch cultuurgoed 184
Boerderijtypen 186
Agrarisch cultuurlandschap 196
Boomsoorten 198
Afrasteringen 200
Trefwoorden 202
Adressen 204
Roodbont 206
6 7
Ontdek het Nederlandse platteland
Wat is eigenlijk het ‘platteland’? In omvang is het platteland
in ieder geval groter dan de steden. Uit de ‘offi ciële’ cijfers
blijkt dat het platteland ongeveer tachtig procent van het
Nederland beslaat en dat daarop ongeveer veertig procent van
de Nederlandse bevolking woont. Dit betekent dat ons land
nog altijd veel ‘platteland’ kent. Voor veel mensen staat het
platteland gelijk aan rust en ruimte: minder mensen op een
vierkante kilometer, weinig fi les en ruimte om te recreëren door
te wandelen en te fi etsen.
Het platteland is voor veel mensen een gebied met boerderijen
waar agrariërs vee houden of gewassen telen. In deze veldgids
ligt daar ook de nadruk op. U vindt tal van beschrijvingen van
bijvoorbeeld koeien- of paardenrassen, en van gewassen, zoals
aardappels, suikerbieten en granen. Ook ’weetjes’, zoals het
belang van bijen of de hoog- en laagstambomen in de fruitteelt,
komen aan bod.
Het platteland is meer dan een optelsom van agrarische
bedrijven. Het platteland toont ook de verscheidenheid van
Nederland. Zo zijn veel streken herkenbaar aan de boerderijtypen
die u daar aantreft. Bekend voorbeeld is de stolpboerderij die u
alleen in Noord-Holland aantreft. Ook dat is een kenmerk van het
platteland dat u in deze veldgids vindt. Daarnaast zijn er nog tal
van cultuurelementen die u op het platteland vindt, zoals het
gerief- en pestbosje.
Met deze veldgids kunt u het platteland ontdekken, wandelend
of fi etsend. En (opnieuw) kennis maken met de veelzijdigheid
van het Nederlandse platteland.
6 7
Ontdek het Nederlandse platteland
Wat is eigenlijk het ‘platteland’? In omvang is het platteland
in ieder geval groter dan de steden. Uit de ‘offi ciële’ cijfers
blijkt dat het platteland ongeveer tachtig procent van het
Nederland beslaat en dat daarop ongeveer veertig procent van
de Nederlandse bevolking woont. Dit betekent dat ons land
nog altijd veel ‘platteland’ kent. Voor veel mensen staat het
platteland gelijk aan rust en ruimte: minder mensen op een
vierkante kilometer, weinig fi les en ruimte om te recreëren door
te wandelen en te fi etsen.
Het platteland is voor veel mensen een gebied met boerderijen
waar agrariërs vee houden of gewassen telen. In deze veldgids
ligt daar ook de nadruk op. U vindt tal van beschrijvingen van
bijvoorbeeld koeien- of paardenrassen, en van gewassen, zoals
aardappels, suikerbieten en granen. Ook ’weetjes’, zoals het
belang van bijen of de hoog- en laagstambomen in de fruitteelt,
komen aan bod.
Het platteland is meer dan een optelsom van agrarische
bedrijven. Het platteland toont ook de verscheidenheid van
Nederland. Zo zijn veel streken herkenbaar aan de boerderijtypen
die u daar aantreft. Bekend voorbeeld is de stolpboerderij die u
alleen in Noord-Holland aantreft. Ook dat is een kenmerk van het
platteland dat u in deze veldgids vindt. Daarnaast zijn er nog tal
van cultuurelementen die u op het platteland vindt, zoals het
gerief- en pestbosje.
Met deze veldgids kunt u het platteland ontdekken, wandelend
of fi etsend. En (opnieuw) kennis maken met de veelzijdigheid
van het Nederlandse platteland.
10 11
rundvee >Bos taurus
Rundvee is en gedomesticeerde afstammeling van de in 1627
uitgestorven Europese oeros (Bos primigenius). De koe is het
vrouwelijke rund, de stier het mannelijke dier. Nu gebruiken we
de naam os voor een gecastreerde stier.
Rundvee leeft van nature in kuddeverband. De kuddes zwerven
door het land. De samenstelling van de groep wordt bepaald
door de omgeving en de seizoenen. In de groep heerst een
hiërarchie of rangorde. De groepen zijn meestal gezinsgroepen
met een volwassen koe en haar dochters, hun kalveren en een
of meerdere jonge stieren. De stieren verlaten de groep als ze
volwassen worden, waarna ze zich aansluiten bij andere stieren
en een stierengroep vormen. Iedere groep heeft zijn eigen
territorium en tijdens het rondtrekken komen koeiengroepen de
stierengroepen tegen. Heel oude stieren trekken zich terug in de
randen van het terrein waar ze een klein territorium verdedigen.
Runderen zijn herkauwers. Via een ingewikkeld verteringsproces
zijn ze goed in staat om het celluloserijke gras te verteren. Ze
eten vooral gras, de moderne koe in de zomer soms wel 90 kilo
op een dag. In natuurlijke omstandigheden, zoals koeien die in
natuurreservaten grazen, eten ze ook wel bramen, takken en
twijgen.
Rundvee wordt voor verschillende doelen gebruikt. Melkvee, in
Nederland de belangrijkste groep, is er voor de productie van
melk. Vleesvee heeft meer spiermassa, ze worden voor het vlees
gehouden. Koeien met kalveren en ossen in natuurterreinen
helpen de terreinen openhouden. Door het graasgedrag
voorkomen ze verbossing en stimuleren ze de ontwikkeling van
grasland en een gevarieerde vegetatie. Ossen werden vroeger in
Nederland ook wel gehouden als trekdier.
Er zijn wereldwijd meer dan duizend verschillende runderrassen.
Er zijn melkveerassen, vleesveerassen, dubbeldoelrassen (rassen
die zowel melk als vlees produceren) en rassen die, omdat ze
zelfredzaam zijn, geschikt zijn voor natuurbeheer.
Verschillende rassen zoals Holstein-Friesian, MRIJ, Fries-Hollands
worden in een stamboek geregistreerd door het Nederlands
Rundveesyndicaat, onderdeel van CR-Delta. Het aantal
geregistreerde koeien bij het NRS (gegevens 2006 ) staat vermeld
bij de verschillende rassen.
10 11
rundvee >Bos taurus
Rundvee is en gedomesticeerde afstammeling van de in 1627
uitgestorven Europese oeros (Bos primigenius). De koe is het
vrouwelijke rund, de stier het mannelijke dier. Nu gebruiken we
de naam os voor een gecastreerde stier.
Rundvee leeft van nature in kuddeverband. De kuddes zwerven
door het land. De samenstelling van de groep wordt bepaald
door de omgeving en de seizoenen. In de groep heerst een
hiërarchie of rangorde. De groepen zijn meestal gezinsgroepen
met een volwassen koe en haar dochters, hun kalveren en een
of meerdere jonge stieren. De stieren verlaten de groep als ze
volwassen worden, waarna ze zich aansluiten bij andere stieren
en een stierengroep vormen. Iedere groep heeft zijn eigen
territorium en tijdens het rondtrekken komen koeiengroepen de
stierengroepen tegen. Heel oude stieren trekken zich terug in de
randen van het terrein waar ze een klein territorium verdedigen.
Runderen zijn herkauwers. Via een ingewikkeld verteringsproces
zijn ze goed in staat om het celluloserijke gras te verteren. Ze
eten vooral gras, de moderne koe in de zomer soms wel 90 kilo
op een dag. In natuurlijke omstandigheden, zoals koeien die in
natuurreservaten grazen, eten ze ook wel bramen, takken en
twijgen.
Rundvee wordt voor verschillende doelen gebruikt. Melkvee, in
Nederland de belangrijkste groep, is er voor de productie van
melk. Vleesvee heeft meer spiermassa, ze worden voor het vlees
gehouden. Koeien met kalveren en ossen in natuurterreinen
helpen de terreinen openhouden. Door het graasgedrag
voorkomen ze verbossing en stimuleren ze de ontwikkeling van
grasland en een gevarieerde vegetatie. Ossen werden vroeger in
Nederland ook wel gehouden als trekdier.
Er zijn wereldwijd meer dan duizend verschillende runderrassen.
Er zijn melkveerassen, vleesveerassen, dubbeldoelrassen (rassen
die zowel melk als vlees produceren) en rassen die, omdat ze
zelfredzaam zijn, geschikt zijn voor natuurbeheer.
Verschillende rassen zoals Holstein-Friesian, MRIJ, Fries-Hollands
worden in een stamboek geregistreerd door het Nederlands
Rundveesyndicaat, onderdeel van CR-Delta. Het aantal
geregistreerde koeien bij het NRS (gegevens 2006 ) staat vermeld
bij de verschillende rassen.
12 13
Melkvee
Holstein-Friesian
De Holstein-Friesian (HF) koe is de meest
verspreide koe ter wereld. Ze komt in 128
landen voor. De koe is in Noord-Amerika
ontstaan uit kruisingen met onder meer de
Fries-Hollandse (FH) koe. Al in de 17e eeuw
werden zwartbonte koeien uit Friesland naar
Groot-Brittannië vervoerd vanwege hun goede
melkproductie. Daar fokte men verder met die
koeien, zo ontstonden de ‘British-Friesians’. En
in de 19e eeuw begon men in de VS en Canada
met de Nederlandse koeien te fokken. De
Canadese Holsteins waren directe nazaten.
Vanaf de jaren zeventig werd er
geëxperimenteerd om tot productieverbetering
te komen. De Nederlandse HF-koeien werden
gekruist met de British-Friesians en daarna
met de Holsteins uit Canada en de VS. Er
ontstond een ras met grotere koeien en een
goede melkproductie. De HF-koeien zijn nu in
Nederland de meeste gebruikte melkkoeien. Ze
komen in de zwarte en rode kleur voor.
KoeienDat koeien herkauwers zijn, kun je zien. Liggend op het gras liggen
ze de hele tijd te kauwen. Dat doen ze omdat, wanneer de pens, de
grootste maag, vol is met gras, kleine stukjes voedsel terugkomen
in de mond (bek). Ze kauwen dan opnieuw, zodat het gras beter
verteerd kan worden. Het herkauwde gras komt vervolgens via
de slokdarmsleuf in de netmaag. Een koe heeft vier verschillende
magen. In de netmaag wordt het voedsel verder verteerd. In de
boekmaag wordt vocht uit het voedsel gehaald en in de lebmaag
wordt het gras zo fi jngemaakt dat het in de darmen kan worden
opgenomen. Via de darmen worden alle belangrijke voedingsstoffen
in het bloed opgenomen en door het lichaam gevoerd. Deze
voedingsstoffen komen ook in de uier, waar de melk wordt gevormd.
Koeien geven – net als alle vrouwelijke zoogdieren – melk nadat
een kalf geboren is en ze twee jaar oud zijn. Ongeveer een keer per
jaar krijgen ze een kalf. Vrouwelijke kalveren heten een vaars of
vaarskalf. Een melkveehouder houdt een deel van de vaarskalveren
zelf om later de melkkoeien te vervangen. Stierkalfjes zijn voor
melkveehouders minder interessant. Die gaan vaak, als ze minimaal
veertien dagen oud zijn als vleeskalf naar een kalverhouderij.
Een pasgeboren kalf weegt gemiddeld veertig kilo. Vleeskalveren
worden binnen een jaar tijd door de kalverhouders of kalvermesters
gemest tot ze een gewicht van ongeveer tweehonderd kilo
hebben. Dan worden ze geslacht. Jonge kalveren worden op het
melkveebedrijf soms in aparte kalverhokken gehouden; deze
zogenaamde ‘kalveriglo’s’ staan vaak in de buitenlucht met een
kleine uitloopmogelijkheid. Kalveren in zulke hokken groeien gezond
op. Er is minder kans op ziekten.
Jonge kalveren groeien snel. Eenjarige koeien heten een ‘pink’.
Pinken krijgen voor het eerst kalveren als ze ongeveer 24 maanden
zijn. Daarna zijn ze een melkkoe. Wanneer een koe ‘tochtig’ is,
vruchtbaar, bespringt ze andere koeien en blijft zelf staan wanneer
zij door een andere koe besprongen wordt. Ze kan dan bevrucht
worden en dat gebeurt meestal op een kunstmatige manier (ki). De
draagtijd is zo’n veertig weken. Tijdens de draagtijd blijft een koe
melk produceren tot de laatste twee maanden van de dracht. Dan
wordt een koe ‘droog’ gezet. Een droge koe is dus een koe die geen
melk geeft.
veehouderij > rundvee
KLEUR
zwart of rood en wit
SCHOFTHOOGTE
145-155 cm
GEWICHT
750 kilo
DOEL
melkproductie 8500-9500 liter per jaar
OORSPRONG
Canada, Groot-Brittannië, Nederland
AANTAL GEREGISTREERD
537.284 (zwartbont) en 72.660 (roodbont)
12 13
Melkvee
Holstein-Friesian
De Holstein-Friesian (HF) koe is de meest
verspreide koe ter wereld. Ze komt in 128
landen voor. De koe is in Noord-Amerika
ontstaan uit kruisingen met onder meer de
Fries-Hollandse (FH) koe. Al in de 17e eeuw
werden zwartbonte koeien uit Friesland naar
Groot-Brittannië vervoerd vanwege hun goede
melkproductie. Daar fokte men verder met die
koeien, zo ontstonden de ‘British-Friesians’. En
in de 19e eeuw begon men in de VS en Canada
met de Nederlandse koeien te fokken. De
Canadese Holsteins waren directe nazaten.
Vanaf de jaren zeventig werd er
geëxperimenteerd om tot productieverbetering
te komen. De Nederlandse HF-koeien werden
gekruist met de British-Friesians en daarna
met de Holsteins uit Canada en de VS. Er
ontstond een ras met grotere koeien en een
goede melkproductie. De HF-koeien zijn nu in
Nederland de meeste gebruikte melkkoeien. Ze
komen in de zwarte en rode kleur voor.
KoeienDat koeien herkauwers zijn, kun je zien. Liggend op het gras liggen
ze de hele tijd te kauwen. Dat doen ze omdat, wanneer de pens, de
grootste maag, vol is met gras, kleine stukjes voedsel terugkomen
in de mond (bek). Ze kauwen dan opnieuw, zodat het gras beter
verteerd kan worden. Het herkauwde gras komt vervolgens via
de slokdarmsleuf in de netmaag. Een koe heeft vier verschillende
magen. In de netmaag wordt het voedsel verder verteerd. In de
boekmaag wordt vocht uit het voedsel gehaald en in de lebmaag
wordt het gras zo fi jngemaakt dat het in de darmen kan worden
opgenomen. Via de darmen worden alle belangrijke voedingsstoffen
in het bloed opgenomen en door het lichaam gevoerd. Deze
voedingsstoffen komen ook in de uier, waar de melk wordt gevormd.
Koeien geven – net als alle vrouwelijke zoogdieren – melk nadat
een kalf geboren is en ze twee jaar oud zijn. Ongeveer een keer per
jaar krijgen ze een kalf. Vrouwelijke kalveren heten een vaars of
vaarskalf. Een melkveehouder houdt een deel van de vaarskalveren
zelf om later de melkkoeien te vervangen. Stierkalfjes zijn voor
melkveehouders minder interessant. Die gaan vaak, als ze minimaal
veertien dagen oud zijn als vleeskalf naar een kalverhouderij.
Een pasgeboren kalf weegt gemiddeld veertig kilo. Vleeskalveren
worden binnen een jaar tijd door de kalverhouders of kalvermesters
gemest tot ze een gewicht van ongeveer tweehonderd kilo
hebben. Dan worden ze geslacht. Jonge kalveren worden op het
melkveebedrijf soms in aparte kalverhokken gehouden; deze
zogenaamde ‘kalveriglo’s’ staan vaak in de buitenlucht met een
kleine uitloopmogelijkheid. Kalveren in zulke hokken groeien gezond
op. Er is minder kans op ziekten.
Jonge kalveren groeien snel. Eenjarige koeien heten een ‘pink’.
Pinken krijgen voor het eerst kalveren als ze ongeveer 24 maanden
zijn. Daarna zijn ze een melkkoe. Wanneer een koe ‘tochtig’ is,
vruchtbaar, bespringt ze andere koeien en blijft zelf staan wanneer
zij door een andere koe besprongen wordt. Ze kan dan bevrucht
worden en dat gebeurt meestal op een kunstmatige manier (ki). De
draagtijd is zo’n veertig weken. Tijdens de draagtijd blijft een koe
melk produceren tot de laatste twee maanden van de dracht. Dan
wordt een koe ‘droog’ gezet. Een droge koe is dus een koe die geen
melk geeft.
veehouderij > rundvee
KLEUR
zwart of rood en wit
SCHOFTHOOGTE
145-155 cm
GEWICHT
750 kilo
DOEL
melkproductie 8500-9500 liter per jaar
OORSPRONG
Canada, Groot-Brittannië, Nederland
AANTAL GEREGISTREERD
537.284 (zwartbont) en 72.660 (roodbont)
152 153
Knol- en wortelgewassenPlanten hebben verschillende manieren om ongunstige perioden te
overleven. Een plant bestaat uit blad, stengel, wortel, bloemen en
vruchten. In ons klimaat is de winter de ongunstige periode. Voor
de winter sterven planten af en slaan reservevoedsel op in verdikte
plantendelen: knollen, bollen of wortels. Een knol is een verdikte
stengel of soms wortel: bieten, knolraap, radijsjes of dahlia. Ook een
aardappel is een knol.
Bollen bestaan vooral uit verdikte bladeren. Een ui is een bol. De
rokken zijn de verdikte bladeren die op de bolbodem staan; de
bolbodem is feitelijk de stengel.
In het voorjaar kunnen de planten vanuit de knollen razendsnel
stengels, bladeren en bloemen produceren. Die bladeren zijn sappig,
voedselrijk. En als die bladeren zich ondergronds of in het donker
ontwikkelen, blijven ze wit. Dan zijn ze nog smakelijker.
De groente witlof is ontstaan uit de jonge bladeren van de
witlofwortel die zich in het donker ontwikkelen. Witte asperges zijn
de jonge stengels die zich ondergronds ontwikkelen.
vollegrondstuinbouw > knol- en wortelgewassen
AspergeAsparagus offi cinalis subsp. ofi cinalis
Asperges zijn jonge stengels van de
aspergeplant. De stengels groeien
ondergronds, daarom zijn ze bleek. De teelt
van asperges vindt vooral in Midden- en Noord-
Limburg plaats. Daar zie je ook vaak borden aan
de weg, ook in het Duits: ‘Spargel’. Ook elders
op de zandgronden in het zuiden en oosten
van zijn telers de laatste decennia gestart met
asperges. Het aspergeareaal bedraagt iets meer
dan 2000 hectare.
TeeltinfoKenmerkend voor asperges zijn de afgeplatte
brede ruggen van aarde. Onder in die ruggen,
groeien de aspergeplanten. Vanaf eind maart
beginnen de planten uit te lopen. Wanneer de
jonge scheuten tegen de bovenkant van de
rug aantikken, zie je een klein scheurtje in de
rug. Met een aspergemes kun je de scheuten
uitsteken. De oogst gaat door tot de langste
dag., 21 juni. Daarna moeten de planten
uitgroeien tot een gewas om reservevoedsel
voor het volgend jaar op te bouwen.
Na het planten duurt het twee jaar voordat een
plant volop produceert. Een aspergeplant gaat
zo’n tien jaar mee. Daarna worden de planten
gerooid en vindt er geen aspergeteelt meer
plaats.
KenmerkenRechtopstaande plant met twee centimer dikke
stengels en voorzien van naaldvormige takjes.
De bloemen zijn klein, wit en onopvallend. De
bessen zijn oranjerood.
HOOGTE:
2 meter
OOGSTTIJD:
eind maart-24 juni
152 153
Knol- en wortelgewassenPlanten hebben verschillende manieren om ongunstige perioden te
overleven. Een plant bestaat uit blad, stengel, wortel, bloemen en
vruchten. In ons klimaat is de winter de ongunstige periode. Voor
de winter sterven planten af en slaan reservevoedsel op in verdikte
plantendelen: knollen, bollen of wortels. Een knol is een verdikte
stengel of soms wortel: bieten, knolraap, radijsjes of dahlia. Ook een
aardappel is een knol.
Bollen bestaan vooral uit verdikte bladeren. Een ui is een bol. De
rokken zijn de verdikte bladeren die op de bolbodem staan; de
bolbodem is feitelijk de stengel.
In het voorjaar kunnen de planten vanuit de knollen razendsnel
stengels, bladeren en bloemen produceren. Die bladeren zijn sappig,
voedselrijk. En als die bladeren zich ondergronds of in het donker
ontwikkelen, blijven ze wit. Dan zijn ze nog smakelijker.
De groente witlof is ontstaan uit de jonge bladeren van de
witlofwortel die zich in het donker ontwikkelen. Witte asperges zijn
de jonge stengels die zich ondergronds ontwikkelen.
vollegrondstuinbouw > knol- en wortelgewassen
AspergeAsparagus offi cinalis subsp. ofi cinalis
Asperges zijn jonge stengels van de
aspergeplant. De stengels groeien
ondergronds, daarom zijn ze bleek. De teelt
van asperges vindt vooral in Midden- en Noord-
Limburg plaats. Daar zie je ook vaak borden aan
de weg, ook in het Duits: ‘Spargel’. Ook elders
op de zandgronden in het zuiden en oosten
van zijn telers de laatste decennia gestart met
asperges. Het aspergeareaal bedraagt iets meer
dan 2000 hectare.
TeeltinfoKenmerkend voor asperges zijn de afgeplatte
brede ruggen van aarde. Onder in die ruggen,
groeien de aspergeplanten. Vanaf eind maart
beginnen de planten uit te lopen. Wanneer de
jonge scheuten tegen de bovenkant van de
rug aantikken, zie je een klein scheurtje in de
rug. Met een aspergemes kun je de scheuten
uitsteken. De oogst gaat door tot de langste
dag., 21 juni. Daarna moeten de planten
uitgroeien tot een gewas om reservevoedsel
voor het volgend jaar op te bouwen.
Na het planten duurt het twee jaar voordat een
plant volop produceert. Een aspergeplant gaat
zo’n tien jaar mee. Daarna worden de planten
gerooid en vindt er geen aspergeteelt meer
plaats.
KenmerkenRechtopstaande plant met twee centimer dikke
stengels en voorzien van naaldvormige takjes.
De bloemen zijn klein, wit en onopvallend. De
bessen zijn oranjerood.
HOOGTE:
2 meter
OOGSTTIJD:
eind maart-24 juni
156 157
fruitteelt >
Fruitsoorten als appels, peren, druiven en aardbeien zijn al
eeuwenlang een belangrijk consumptieartikel. De Romeinen
kenden fruitsoorten; in middeleeuwse kloosters vond fruitteelt
plaats.
De moderne fruitteelt dateert van het einde van de 19e eeuw.
De kennis over teelt en vermeerdering van fruit groeide rond die
tijd. Het was de start van gespecialiseerde fruitteeltbedrijven.
De Betuwe is een bekend fruitteeltgebied. Maar fruitteelt, teelt
van appels, peren, pruimen en kersen, vindt op meer plaatsen in
Nederland plaats, vooral op vruchtbare kleigrond: in Zeeland, het
westen van Noord-Brabant, Noord-Holland (Blokker), IJsselstreek
(Olst-Wijhe) en in de Noordoostpolder rond Kraggenburg.
Appels en peren noemen ze pitvruchten: ze bevatten meer zaden
in de vorm van pitten. Pruimen en kersen zijn steenvruchten.
Ongeveer 1,5 procent van de cultuurgrond in Nederland wordt in
beslag genomen door de fruitteelt. In 1980 telde het CBS nog 5100
bedrijven met appels voor commerciële doeleinden. Dat zijn er nu
nog een kleine 2600. De teelt van appels is in omvang nog steeds
de belangrijkste teelt, maar het areaal krimpt. In 2006 bedroeg
het appelareaal iets minder dan 10.000 hectare. De perenteelt
besloeg toen iets minder dan 7000 hectare. Pruimen en kersen zijn
bescheiden teelten, in totaal minder dan 1000 hectare.
Professionele telers gebruiken vaak laagstammen: de bomen
blijven klein. Voordeel is dat je de appels makkelijker kunt
plukken, en dat de bomen na het planten vrij snel appels
produceren. Na een jaar of tien worden de bomen gerooid.
Hoogstam- en halfhoogstambomen vind je in oude boomgaarden
of bij liefhebbers.
Kleinfruit groeit aan struiken. De teelt van aalbessen (rode en
witte), kruisbessen, en zwarte bessen vindt verspreid over het
hele land plaats. Blauwe bessen, verwant aan onze bosbes, groeit
het best op zure gronden: zandgronden in het zuiden en oosten
van ons land. Aardbeien groeien, de naam zegt het al, dicht
bij de grond aan kruidachtige planten. Het is qua omvang een
belangrijke teelt.
Arealen van kleinfruit in hectare in 2006 (bron: CBS):
aardbeien 2300 zwarte bessen 500
rode bessen 280 blauwe bessen 260
wijndruiven 83 frambozen 40
bramen 25 overige kleinfruitstruiken 20