UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie...

84
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2013 – 2014 Politieke interesse in de BBC-hervorming bij de Vlaamse lokale besturen Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Bedrijfseconomie Melanie De Backer en Freya Vandendriessche onder leiding van Prof. Dr. J. Christiaens (promotor) B. Buylen (begeleidster)

Transcript of UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie...

Page 1: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN

BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2013 – 2014

Politieke interesse in de BBC-hervorming bij

de Vlaamse lokale besturen

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Bedrijfseconomie

Melanie De Backer en Freya Vandendriessche

onder leiding van

Prof. Dr. J. Christiaens (promotor)

B. Buylen (begeleidster)

Page 2: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan
Page 3: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN

BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2013 – 2014

Politieke interesse in de BBC-hervorming bij

de Vlaamse lokale besturen

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Bedrijfseconomie

Melanie De Backer en Freya Vandendriessche

onder leiding van

Prof. Dr. J. Christiaens (promotor)

B. Buylen (begeleidster)

Page 4: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

IV

VERTROUWELIJKHEIDSCLAUSULE

PERMISSION

Ondergetekenden verklaren dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd worden

en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Melanie De Backer

Freya Vandendriessche

Page 5: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

V

VOORWOORD

Het einde van onze studie Bedrijfseconomie aan de Universiteit Gent is bijna in zicht. Ter

voltooiing van deze aanvullende opleiding, na het behalen van ons masterdiploma

Bestuurskunde en Publiek Management, ligt voor u onze masterproef tot het bekomen van de

graad van ‘Master of Science in de Bedrijfseconomie’. Deze thesis handelt over het politieke

draagvlak voor het strategisch meerjarenplan uit de beleids- en beheerscyclus bij Vlaamse

lokale politici uit zowel gemeenten als OCMW’s. We besloten om het onderwerp van deze

scriptie te laten aansluiten bij onze voorgaande opleiding. Een interessant aspect van deze

masterproef is dat verschillende referentiekaders (economie, beleid, politiek en statistiek)

geïntegreerd worden. Wij focussen zowel op de Vlaamse gemeenten en OCMW’s enerzijds

en zowel op uitvoerende als niet-uitvoerende politici anderzijds omdat wij de scope van deze

scriptie zo ruim mogelijk willen houden.

Het schrijven van deze masterproef was geen eenvoudige opdracht. Het was een hele

uitdaging om zelf een volledige survey op te stellen en we ondervonden dat het verzamelen

van de vereiste respons niet van een leien dakje liep. Het was evenwel snel duidelijk dat we

veel steun hadden aan elkaar. Het schrijven van een thesis in duo heeft als voordeel dat je

elkaar kan motiveren en aanzetten tot efficiënt werken. Daarnaast vulden wij elkaar aan met

inzichten die we nooit alleen hadden kunnen bereiken. Met de hulp van onze promotor,

begeleider en de steun van familie en vrienden hebben wij deze scriptie kunnen schrijven. Om

die reden zouden wij vooreerst onze promotor, Prof. Dr. Johan Christiaens willen bedanken

en in het bijzonder onze begeleidster Bénédicte Buylen voor de raad, ondersteuning en

inspirerende suggesties tijdens onze constructieve feedbackmomenten. Daarnaast wensen wij

Prof. Dr. Dries Verlet te bedanken voor de nodige ondersteuning bij het verwerken van de

statistische gegevens in SPSS. Tot slot willen wij onze ouders, familie en vrienden bedanken

die ons, op welke manier ook, gesteund en geholpen hebben tijdens dit masterjaar en het

schrijven van deze thesis.

Page 6: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

VI

INHOUDSOPGAVE

Vertrouwelijkheidsclausule ................................................................................................... IV

Voorwoord ............................................................................................................................... V

Inhoudsopgave ........................................................................................................................ VI

Afkortingenlijst ................................................................................................................... VIII

Lijst van afbeeldingen ............................................................................................................ IX

Lijst van tabellen .................................................................................................................... IX

Inleiding ..................................................................................................................................... 1

Hoofdstuk 1: literatuurstudie .................................................................................................. 4 De veranderende rol van (lokale) politici .............................................................................. 4 1.1

1.1.1 Evolutie naar multi-level governance ................................................................................. 4 1.1.2 NPM ................................................................................................................................... 6 1.1.3 Case Vlaanderen ................................................................................................................. 7

1.1.3.1 Schepenmodel vs. diensthoofdenmodel .................................................................................... 7 1.1.3.2 Veranderende rol van burgemeesters? ...................................................................................... 8

Strategische (meerjaren)planning .......................................................................................... 9 1.2

1.2.1 Strategische planning ......................................................................................................... 9 1.2.2 Eerste ervaringen met het SMJP uit het gemeentedecreet ................................................ 11 Wat is (politiek) draagvlak? ................................................................................................. 12 1.3

Verklarende variabelen voor het politieke draagvlak voor het SMJP uit BBC ............... 14 1.4

1.4.1 Individuele variabelen ...................................................................................................... 15 1.4.1.1 Geslacht ................................................................................................................................... 15 1.4.1.2 Leeftijd .................................................................................................................................... 15 1.4.1.3 Ideologie ................................................................................................................................. 15 1.4.1.4 Meerderheid versus oppositie.................................................................................................. 16 1.4.1.5 Uitvoerend versus niet-uitvoerend .......................................................................................... 17 1.4.1.6 Politieke ervaring .................................................................................................................... 17 1.4.1.7 Opleidingsniveau .................................................................................................................... 18 1.4.1.8 Combinatie van politieke mandaten ........................................................................................ 18 1.4.1.9 Ervaring met strategische planning ......................................................................................... 18

1.4.2 Omgevingsvariabelen ....................................................................................................... 19 1.4.2.1 Piloten versus niet piloten ....................................................................................................... 19 1.4.2.2 Gemeenschappelijk plan met OCMW ..................................................................................... 19 1.4.2.3 Middelen ................................................................................................................................. 20

Conclusie ................................................................................................................................. 21 1.5

Hoofdstuk 2: Methodologie ................................................................................................... 26

Page 7: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

VII

Case BBC ................................................................................................................................ 26 2.1

2.1.1 Structuur ........................................................................................................................... 26 2.1.2 Strategische planning en het SMJP .................................................................................. 26 2.1.3 Eerste ervaringen van de piloten ...................................................................................... 28 Onderzoeksvragen ................................................................................................................. 29 2.2

Verloop van het onderzoek ................................................................................................... 29 2.3

2.3.1 Websurvey ........................................................................................................................ 29 2.3.2 Procedure .......................................................................................................................... 30 2.3.3 Steekproeftrekking ........................................................................................................... 31 2.3.4 Respondenten ................................................................................................................... 32 2.3.5 Beschrijvende informatie ................................................................................................. 33 2.3.6 Empirisch model............................................................................................................... 33 2.3.7 Verwerking SPSS ............................................................................................................. 34

2.3.7.1 Schaalconstruct draagvlak ....................................................................................................... 34 2.3.7.2 Controle van het model ........................................................................................................... 35

Hoofdstuk 3: Onderzoeksresultaten ..................................................................................... 38 Grootte van het draagvlak .................................................................................................... 38 3.1

Regressieanalyse .................................................................................................................... 40 3.2

3.2.1 Resultaten ......................................................................................................................... 40 3.2.2 Discussie ........................................................................................................................... 41

3.2.2.1 N-VA & Groen ........................................................................................................................ 41 3.2.2.2 Meerderheid ............................................................................................................................ 42

Kwalitatieve resultaten .......................................................................................................... 43 3.3

3.3.1 Motieven ........................................................................................................................... 44 3.3.2 Verbeteringen ................................................................................................................... 44 3.3.3 Informatie ......................................................................................................................... 45 Aanbevelingen voor verder onderzoek ................................................................................ 46 3.4

Conclusie ................................................................................................................................. 48

Bibliografie ................................................................................................................................ I

Appendices .............................................................................................................................. XI Appendix 1: de vragenlijst ................................................................................................................. XI Appendix 2: begeleidende brief voor respondenten uit de steekproef ............................................ XVI Appendix 3: herinneringsbrief ....................................................................................................... XVII Appendix 4: overzicht vragen, variabelen en label en codering SPSS .......................................... XVIII Appendix 5: descriptives ................................................................................................................. XXI Appendix 6: correlatietabel ........................................................................................................... XXIII

Page 8: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

VIII

AFKORTINGENLIJST

ABB Agentschap voor Binnenlands Bestuur

BBC beleids- en beheerscyclus

CBS college van burgemeester en schepenen

NOB nieuwe OCMW-boekhouding

NPM New Public Management

NPG New Public Governance

OCMW Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn

SMJP strategisch meerjarenplan

VVSG Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten

Page 9: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

IX

LIJST VAN AFBEELDINGEN

AFBEELDING 1: HET SCHEPENMODEL & AFBEELDING 2: HET DIENSTHOOFDENMODEL ......................... 8

AFBEELDING 3: EMERGENT & UNREALIZED STRATEGIES ...................................................................... 10

AFBEELDING 4: RELATIES GEBASEERD OP DEVELTERE (2003) ............................................................. 13

AFBEELDING 5: CAUSAAL RELATIESCHEMA .......................................................................................... 23

AFBEELDING 6: CYCLUS SMJP .............................................................................................................. 28

AFBEELDING 7: RESPONDENTEN ............................................................................................................ 33

LIJST VAN TABELLEN

TABEL 1: OVERZICHT VAN DE LITERATUUR .......................................................................................... 24

TABEL 2: VOOR- EN NADELEN WEBSURVEY .......................................................................................... 29

TABEL 3: VERGELIJKING MET HET PROFIEL VAN DE VLAAMSE LOKALE POLITICUS ............................. 31

TABEL 4: T-TEST .................................................................................................................................... 35

TABEL 5: SHAPIRO-WILK TEST .............................................................................................................. 36

TABEL 6: DRAAGVLAK........................................................................................................................... 38

TABEL 7: DRAAGVLAK GEMEENTE VS OCMW...................................................................................... 39

TABEL 8: DRAAGVLAK WETGEVENDE VS UITVOERENDE POLITICI ........................................................ 39

TABEL 9: MEERVOUDIGE LINEAIRE REGRESSIEANALYSE ...................................................................... 40

TABEL 10: MOTIEVEN ............................................................................................................................ 44

TABEL 11: VERBETERINGEN .................................................................................................................. 44

TABEL 12: INFORMATIE ......................................................................................................................... 45

Page 10: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan
Page 11: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

1

INLEIDING

“Stilstaan is achteruitgaan” (Horemans, 2014, pg.2). Deze uitdrukking is ook in lokale

besturen steeds meer te horen. Het geeft aan dat deze besturen nood hebben aan een duidelijke

toekomstrichting waar zij met de organisatie naar toe willen. Dit betekent ook dat de

discipline planning de laatste jaren een andere dimensie gekregen heeft. De lokale besturen en

de overheid in het algemeen hebben andere kernactiviteiten te vervullen dan in het verleden.

De nadruk ligt op flexibiliteit, klantgerichtheid en democratisch handelen. Deze nieuwe

waarden vereisen een andere aanpak van zowel de politici als de administratie (Allaert & De

Klerck, 1998). Om die reden zouden we kunnen argumenteren dat hun rol verandert. Met de

invoering van BBC wordt deze andere aanpak in de hand gewerkt. Meer specifiek is het

SMJP de uiting van de toekomstvisie van het lokaal bestuur. Vooraleer het SMJP als

instrument zinvol kan worden ingezet, moet er echter voldoende draagvlak zijn bij de lokale

politici. Dit draagvlak vormt de focus van deze masterproef. De politici zijn namelijk

verantwoordelijk voor de strategievorming van de gemeente of het OCMW. Het is bijgevolg

essentieel dat zij ‘het ad-hoc inspelen op problemen’ overstijgen en evolueren naar een

toekomstgerichte strategische beleidsplanning (Allaert & De Klerck, 1998). Verschillende

studies in binnen- en buitenland tonen aan dat lokale hervormingen slechts betekenisvol zijn

indien er voldoende steun en draagvlak is bij de politici en bestuurders (Windels &

Christiaens, 2007; Newman, Raine, & Skelcher, 2001; Windels & Christiaens, 2006; Weets &

Bouckaert, 2008; Reichard, 2003). Dit politiek draagvlak wordt vaak de achillespees van de

hervorming genoemd (Bursens & Heemskerk, 2010).

Er zijn twee redenen waarom we in deze scriptie focussen op het SMJP. Ten eerste is de BBC

een heel ruime hervorming. Het omvat veel verschillende documenten die gaan van een

strategische nota met algemene beleidsdoelstellingen tot een gedetailleerd

doelstellingenbudget. Het is moeilijk om het draagvlak voor BBC na te gaan omdat het ene

document bijvoorbeeld wel gekend (en gedragen) is binnen de organisatie, terwijl het andere

dit helemaal niet is. Ten tweede is de strategische planning volgens Daniels (1995) het

instrument dat een kader schept waarbinnen beslissingen worden genomen. De strategische

planning vormt het absolute beginpunt van BBC. Indien bepaalde groepen niet geloven in de

meerwaarde van strategische planning, kan hun participatie het project vertragen of zelfs op

de helling zetten. Wij stellen vast dat er reeds veel nationale en internationale literatuur is

Page 12: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

2

verschenen over hervormingen en strategische planning. Het SMJP als onderdeel van de

BBC-hervorming binnen de Vlaamse lokale overheden is echter een redelijk nieuw gegeven.

Gemeenten en OCMW’s zijn geëvolueerd naar echte strategievormers. Zij trachten de kansen

en bedreigingen uit de omgeving te analyseren en zijn niet langer blind voor uitdagingen

buiten de eigen organisatie (Block, De Ceuninck, Reynaert, Steyvers, & Valcke, 2008). Dat

bovenstaande evoluties een invloed hebben op de houding en het gedrag van politici, is

eveneens te horen bij experten binnen het thema van de lokale besturen. De motieven om

werk te maken van de BBC-hervorming verschillen sterk naargelang de gemeente of het

OCMW. Sommige besturen hervormen enkel om wettelijk in orde te zijn, terwijl anderen het

als een intern proces zien en deze opportuniteit ten volle benutten. Daarnaast wordt de

strategische planning vaak bestempeld als een ambtelijk instrument (Anoniem1, 2013). We

kunnen ons de vraag stellen of politici dit effectief zo ervaren en in welke mate dit een

invloed heeft op het draagvlak voor het SMJP. Vervolgens wordt vaak beweerd dat de

OCMW-besturen een stap verder staan in de denkwereld van strategie en dat BBC voor hen

een stap terug is (Vanderstraeten, Verschuere, Goeminne, & De Rynck, 2013). Komt dit tot

uiting in de resultaten van het draagvlak? Tenslotte mag de rol van politici in het strategisch

proces niet onderschat worden. Het gaat om belangrijke strategische keuzes en bijgevolg zou

dit een prioriteit moeten zijn voor de gemeente- en OCMW-raad. Uit de praktijk blijkt echter

dat deze zeer technische materie niet door alle politici begrepen wordt (Anoniem2, 2013).

Uit bovenstaande bevindingen blijkt dat het politiek draagvlak voor het SMJP uit BBC een

interessant onderzoeksonderwerp is dat nog een leegte vertoont in de literatuur. In voorgaande

onderzoeken naar BBC werd vaak enkel op pilootbesturen gefocust, terwijl wij onze scope

verruimen naar zowel piloot als niet-piloot besturen. Reynaert, Steyvers en Block voerden

reeds in 2008 een onderzoek bij gemeentesecretarissen en –ontvangers naar de eerste

ervaringen met de strategische meerjarenplanning uit het gemeentedecreet. Zij bemerkten dat

het interessant zou zijn om te kijken hoe de meest betrokken groep, namelijk de uitvoerende

politici, staan tegenover de meerjarenplanning. Hun gevalstudie voor Kortrijk toont namelijk

aan dat politici er een heel andere kijk op na houden dan ambtenaren. Gelet op het

fundamentele karakter van de gemeentelijke strategiebepaling lijkt ook de afwezigheid van

wetgevende politici in het planningsverhaal zorgwekkend en mogelijk voorwerp voor verdere

studie. Met ons onderzoek naar het lokale politieke draagvlak, bij zowel uitvoerende als niet-

uitvoerende politici, voor het SMJP uit BBC willen wij deze leemte invullen. Vooreerst zullen

Page 13: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

3

wij enkele beschrijvende vaststellingen doen om nadien te verifiëren welke individuele en

omgevingsvariabelen de verschillen in het draagvlak verklaren. Samengevat zullen de

volgende onderzoeksvragen in deze scriptie beantwoord worden:

1. Hoe groot is het politiek draagvlak in gemeente- en OCMW-besturen voor het SMJP uit

BBC?

2. Welke individuele variabelen verklaren de eventuele verschillen in het politiek draagvlak?

Ons onderzoek heeft enkele tekortkomingen. Vooreerst is BBC pas sinds dit jaar verplicht

voor alle lokale besturen. De data werden slechts op één tijdstip verzameld waardoor ons

onderzoek cross-sectioneel en bijgevolg eerder statisch is. Het is nog niet mogelijk om een

evolutie in het draagvlak voor het SMJP uit BBC vast te stellen. Een tweede tekortkoming is

het feit dat de resultaten van enquêtes niet altijd te veralgemenen zijn. Wij bevroegen niet alle

gemeenten en OCMW’s, maar werkten met een steekproef. Doordat deze representatief is op

het niveau van zowel de gemeenten/OCMW’s als de individuele respondenten, werd op deze

beperking geanticipeerd. Ten derde kan de gekozen onderzoeksmethode (webenquête) sociaal

wenselijke antwoorden in de hand werken. Tot slot meten wij enkel het draagvlak voor het

SMJP uit BBC. Het kan interessant zijn om dit onderzoek uit te breiden naar de andere

instrumenten uit de BBC-hervorming.

In het eerste deel van deze scriptie komt de literatuurstudie aan bod. Hierin wordt gefocust op

de veranderende rol van de lokale politici, de strategische planning, het concept draagvlak en

de variabelen die eventueel het verschil in draagvlak tussen politici verklaren. Hoofdstuk twee

kadert vooreerst het draagvlak in onze casestudie ‘BBC’. Daarnaast wordt de methodologie

weergegeven: we bespreken de websurvey en de manier waarop we het model voor de

lineaire regressieanalyse testen en uitvoeren. In deel drie worden de resultaten in verband met

het draagvlak besproken. Nadien volgen de resultaten van de regressieanalyse met bijhorende

discussie en wordt er gefocust op de kwalitatieve onderzoekslijn. In een laatste onderdeel

volgen enkele aanbevelingen voor verder onderzoek. We eindigen met een algemene

conclusie.

Page 14: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

4

1 HOOFDSTUK 1: LITERATUURSTUDIE

De veranderende rol van (lokale) politici 1.1De voorbije decennia constateerden verschillende auteurs een verandering in de rol van

politici. Mede door grote hervormingen zoals het NPM krijgen politici vaker de rol van

strateeg en toezichthouder op de uitvoerende ambtenaren toebedeeld. Pollitt en Bouckaert

(2011) zien wel enkele verschillen tussen landen. In sterke NPM-gerichte landen zoals

Australië en Nieuw-Zeeland zijn de meeste NPM-concepten volledig uitgewerkt. In de meer

continentale Europese landen zijn de hervormingen minder volledig uitgevoerd, maar toch

zien we ook daar NPM-praktijken verschijnen. Hieronder gaan we na wat de implicaties van

deze hervormingen zijn voor (lokale) politici. Vooreerst bespreken we de evolutie naar het

multi-level governance en de NPM-hervorming in het bijzonder. Daarna gaan we na hoe de

situatie in Vlaanderen is en of politici deze nieuwe rol effectief op zich nemen. Onderzoek

van onder andere Steyvers, Reynaert, De Ceuninck en Valcke (2006) toont aan dat dit niet

altijd het geval is en dat velen nog vasthouden aan de oude, traditionele rollen.

1.1.1 Evolutie naar multi-level governance Door enkele recente hervormingen (onder andere de staatshervormingen en NPM) is niet

alleen het takenpakket van de gemeenten uitgebreid, de strikte indeling van taken en

bevoegdheden tussen de diverse overheidsniveaus is eveneens verdwenen. Er is namelijk een

grote verwevenheid gegroeid van verantwoordelijkheden tussen verschillende niveaus voor

eenzelfde beleidsdomein. Daarnaast kunnen ook andere spelers zoals bedrijven,

intercommunales en samenwerkingsverbanden niet langer genegeerd worden in de lokale

besluitvorming. Lindblom (1959) stelde in zijn werk ‘The Science of Muddling Through’ al

dat besluitvorming bij de overheid niet ordelijk en gecontroleerd is, maar een chaotisch proces

zonder centrale aansturing. Niet één centrale besluitvormer, maar de interactie tussen vele

beslissers op allerlei niveaus vormde de focus van zijn werk. Om deze reden kunnen we het

klassieke scheidingsmodel van Weber en Wilson, waarbij politici centraal als beleidsmakers

en ambtenaren als uitvoerders staan, als verouderd beschouwen (Vancoppenolle, 2013). In

een meer moderne opvatting over het openbaar bestuur wordt rekening gehouden met

veelvuldige interacties die plaatsvinden tussen de klassieke overheid en het brede

maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. Veel auteurs (Osborne, 2006; Stoker, 1998;

Ansell & Gash, 2007) typeren deze evolutie als de overgang van government naar

Page 15: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

5

governance, ook wel New Public Governance genoemd. Het NPG gaat uit van een

netwerkbenadering. Zowel politici als ambtenaren zijn niet meer dan spelers in een groter

spel. In deze netwerksamenleving is het moeilijk te bepalen wie er aan de touwtjes trekt

(Reynaert et al., 2008; Pelgrims, 2008).

Het is duidelijk dat door deze toegenomen complexiteit en fragmentatie van het lokaal bestuur

het uitvoerend lokaal leiderschap steeds prominenter wordt. Zij zijn door hun ambt de enigen

die in staat zijn het overzicht over de complexe structuur te behouden. Het primaat van de

politiek lijkt zich niet langer te situeren op het niveau van de gemeenteraad (Devos & Vos,

2007). De evolutie in de richting van multi-level governance doet op verschillende manieren

de macht wegvloeien van die raad: ten eerste richting het uitvoerende luik van het politieke

bestuur, ten tweede richting een geprofessionaliseerde administratie, daarnaast richting

georganiseerde burgergemeenschappen en tot slot richting nieuwe organisatievormen in de

publieke dienstverlening. Er kunnen vragen gesteld worden over de mate waarin de

verkozenen nog over voldoende aansturings- en controlemogelijkheden beschikken om het

lokale bestuur politiek aan te sturen (Reynaert & Steyvers, 2010).

Dit multi-level governance zorgt voor problemen van controle en accountability en daarmee is

een soort van tegenstrijdigheid ontstaan in de nieuwe rol van politici. Enerzijds zien zij de

voordelen van decentralisatie naar en responsabilisering van de administratie. Politici staan

boven de dagelijkse operationele aangelegenheden en houden zich enkel bezig met de

hoofdlijnen. Anderzijds willen zij een grotere controle over de administratie en de uit te

voeren programma’s. Met andere woorden: decentralisatie is goed, maar politieke controle en

accountability moeten versterkt worden (Pollitt & Bouckaert, 2011). Christensen en Laegreid

(2001) komen in hun onderzoek echter tot het besluit dat decentralisatie de politieke controle

ondermijnt. Delegatie naar managers uit de administratie zorgt er namelijk voor dat politici

niet dicht genoeg bij de kern van de zaak staan en geen globaal overzicht meer hebben.

Politici kunnen tevens eenvoudiger met beschuldigende vinger wijzen naar de professionele

managers als er iets misloopt (Pollitt & Bouckaert, 2011). De professionele ambtenaren

schatten hun beleidsinvloed echter beduidend lager in dan hun collega’s in andere Europese

landen. Tegelijkertijd blijken zij niet echt gewonnen voor het idee van een strikte rolscheiding

tussen politiek en administratie, waarin deze laatste zich tot het uitvoeren beperkt. Bovendien

wenst een meerderheid meer vrijheid om het beleid naar eigen inzicht uit te voeren. Wellicht

Page 16: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

6

gaat de relatieve dominantie van de uitvoerende politici ten koste van die ambtelijke

handelsvrijheid (Reynaert & Steyvers, 2010).

1.1.2 NPM Het NPM is de belangrijkste hervorming die de lokale besturen de laatste decennia ondergaan

hebben. Binnen het NPM worden politici gezien als diegenen die de strategische beleidslijnen

uitzetten, maar hun handen afhouden van de dagelijkse business. Dit laatste wordt

gedelegeerd naar professionele managers (Pollitt & Bouckaert, 2011). De NPM-hervorming

zorgde niet alleen voor administratieve en wetgevende vernieuwing, het betrachtte ook het

gedrag van politici te veranderen. Politici zouden rationeler, doelgerichter, strategisch en

analytisch moeten gaan denken (Steyvers et al., 2006). Daarom is het belangrijk dat de

politieke context wordt meegenomen in de evaluatie van een dergelijke hervorming (Van

Helden & ter Bogt, 2011). Eén van de problemen van ‘new managerialism’, waaronder NPM

geplaatst wordt, is het gebrek aan begrip voor politieke processen en politiek denken

(Steyvers et al., 2006). Daarnaast moeten lokale politici bereid zijn om hun perspectieven bij

te stellen en om, naast politieke motieven, rationele en objectieve informatie aan te wenden

bij hun beslissingen. Er wordt echter getwijfeld of dit wel mogelijk is gezien de complexe

lokale context (Yetano, 2009). Buylen (2011) geeft enkele redenen waarom het moeilijk is

voor politici om deze rationele, analytische informatie te gebruiken. Eerst en vooral ziet zij

tegengestelde logica’s opduiken. De economische efficiëntie matcht niet altijd met politieke

efficiëntie. Daarnaast is het mogelijk dat politici niet op dezelfde lijn zitten of zelfs

wantrouwig zijn tegenover hun administratie. Dit is mogelijks een gevolg van een

onduidelijke taakverdeling. Ook de verschillende tijdshorizon kan een probleem vormen.

Politici zijn voornamelijk geïnteresseerd in onderwerpen die op korte termijn resultaten tonen,

terwijl NPM de nadruk legt op strategische planning op lange termijn.

Pollitt en Bouckaert (2011) merken op dat de houding van politici afhangt van de soort

hervorming. Accounting hervormingen krijgen meestal geen hoge prioriteit omdat dit weinig

beloning oplevert van de burgers. Politici zijn gebonden aan legislaturen, terwijl

hervormingen vaak legislatuuroverschrijdend zijn. Zoals hierboven al beschreven, willen

politici zo snel mogelijk resultaten boeken waardoor ze minder aandacht geven aan

hervormingen waarvan de gevolgen pas jaren later zichtbaar zijn (Vancoppenolle, 2013).

Deze vaststelling wordt ondersteund door onderzoek van Buylen (2013) waaruit blijkt dat

Page 17: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

7

politici financiële informatie vooral gebruiken bij beslissingen over operationele zaken zoals

concrete projecten en investeringen op korte termijn. Dit kan een aanwijzing zijn dat politici

niet meteen geneigd zijn om zich als strategische beleidsmakers te profileren. Het kan ook de

BBC-gedachte dat politici zich in het SMJP vooral op de hoofdlijnen moeten richten in gevaar

brengen (Liguori, Sicilia, & Steccolini, 2009).

1.1.3 Case Vlaanderen

1.1.3.1 Schepenmodel vs. diensthoofdenmodel

Na de internationale tendensen bespreken we hieronder de situatie in Vlaanderen. Toegepast

op de Vlaamse lokale besturen bestaan er twee bestuurskundige modellen met elk een

verschillende rol voor lokale politici: het schepenmodel en het diensthoofdenmodel. In het

schepenmodel staat de verdeling van bevoegdheden tussen partijen en schepenen centraal. De

schepenen staan in een rechtstreekse relatie met de diensthoofden en de secretaris fungeert als

tussenpersoon met het CBS (De Rynck & Bouckaert, 2001). Elke schepen organiseert zijn of

haar diensten en enkel bij grote beslissingen zien we een terugkoppeling naar het college. Dit

model impliceert dat schepenen de rol van manager van de dienst overnemen. Er zijn

verschillende motieven waarom politici tussenkomen in de werking van de diensten. Eerst en

vooral wil de schepen zichzelf sterk profileren en wil hij aan populariteit winnen met het oog

op herverkiezing. Daarnaast kan een schepen zorgen voor concrete actie wanneer de

bureaucratie dreigt te blijven stilstaan. Aan de andere kant negeert dit model soms het

aanwezige potentieel van ambtenaren op beleidsvoorbereidend vlak (Devos & Vos, 2007).

In het gemeentedecreet uit 2005 wordt echter het diensthoofden- of managementteammodel

voorgesteld. Hierbij treedt een beperkte groep van leidende ambtenaren (de

gemeentesecretaris, de ontvanger en de verschillende diensthoofden) in dialoog en

onderhandelen zij als collectief met het CBS. Het toezicht op de diensten wordt uitgeoefend

door de verschillende diensthoofden. In dit model blijft het collegialiteitsprincipe van het

schepencollege gehandhaafd en ondersteunt het zowel de autonomie van de ambtenarij als die

van het CBS (Devos & Vos, 2007). Door te handelen als een team zouden de leidinggevende

ambtenaren minder vatbaar zijn voor ongeoorloofde tussenkomsten van individuele

schepenen. Dit model is dan ook ontworpen om de dominerende koers van het politiek

verkokerde schepenmodel te verlaten (Bovy, De Leemans, Janssens, & Van Opdenbosch,

2002; Reynaert & Steyvers, 2010). Uit onderzoek van Vallet en De Rynck (2006) in Vlaamse

Page 18: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

8

centrumsteden blijkt dat dit model nog niet vaak of niet volledig wordt toegepast. De skills

voor strategische beleidsvorming ontbreken nog dikwijls. Dit is een eerste indicatie dat grote

hervormingstheorieën in de praktijk niet altijd worden toegepast.

Afbeelding 1: het schepenmodel Afbeelding 2: het diensthoofdenmodel

1.1.3.2 Veranderende rol van burgemeesters?

Steyvers et al. (2006) onderzochten de houding van Vlaamse burgemeesters tegenover

governance en meer bepaald tegenover twee hoofdpunten uit deze bestuursstijl: enerzijds

streven naar meer efficiëntie (meer actoren betrekken bij beleidsvorming, andere verhouding

tussen politici en ambtenaren en privatisering) en anderzijds democratische vernieuwing

(referenda en coproductie). Politieke supervisie kan in dergelijke processen gezien worden als

ongewilde inmenging (Caulfield & Larsen, 2002). Politieke leiders zijn nochtans centrale

spelers om een hervorming in praktijk om te zetten. Zij moeten het nut ervan inzien en bereid

zijn de hervorming daadwerkelijk uit te voeren. Specifiek in de context van governance wordt

er net gezocht naar meer prominente vormen van uitvoerend leiderschap om de dilemma’s

van coördinatie en accountability aan te pakken. De burgemeester krijgt hierbij vaak een

strategische rol toegewezen (Steyvers et al., 2006). Burgemeesters hebben formeel gezien

nochtans een redelijk beperkte rol. Zij worden benoemd door het centrale niveau en hebben

weinig eigen bevoegdheden. Desondanks zijn het sterke lokale leiders geworden. Een

burgemeester is zowel een strategische beleidsmaker, een vertrouweling van de burgers en de

dagelijkse baas van de politieke meerderheid en het CBS (Steyvers, 2005).

Page 19: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

9

Uit het onderzoek van Steyvers et al. (2006) blijkt dat burgemeesters een conservatieve

houding aannemen tegenover governance. Ze zijn weinig enthousiast over

privatisering/outsourcing, referenda en een gelijke rol tussen politici en administratie (waarbij

ambtenaren autonomer worden). Meer dan de helft van de burgemeesters is het er niet mee

eens dat politici enkel doelen moeten opstellen en de output controleren, zonder zelf tussen te

komen in de dagelijkse taakvervulling van de administratie. Ze zijn ook meer voorstander van

representatieve democratie dan van directe democratie. Stemmen wordt door hen nog altijd

als de belangrijkste rol van de burger gezien. De meerderheid van de burgemeesters blijft dus

vasthouden aan het klassieke model van een overheidsorganisatie.

Strategische (meerjaren)planning 1.2Om het SMJP uit BBC te kaderen, gaan we in het tweede deel van de literatuurstudie na wat

in de internationale literatuur wordt begrepen onder strategische planning. Aansluitend kijken

we naar de eerste ervaringen met het SMJP dat reeds in het gemeentedecreet van 2005 werd

ingevoerd.

1.2.1 Strategische planning Wat wordt verstaan onder de noemer strategische planning? Strategische beleidsvoering is

sterk toekomstgericht en staat haaks op de oude politieke cultuur die zich enkel op de eigen

organisatie richt (Allaert & De Klerck, 1998). Daniels (in: Allaert & De Klerck, 1998, p.12)

geeft volgende definitie van strategische planning: “Het ontwikkelen van plannen voor een

langere termijn, waarbij doeltreffend wordt omgegaan met kansen en bedreigingen in de

omgeving van de organisatie, afgezet tegen de sterke en zwakke punten van die organisatie”.

Een grote verdienste van strategische beleidsvoering is dat ze de politici aanzet om een

dialoog te voeren over de essentiële zaken binnen hun lokale bestuur (Allaert & De Klerck,

1998). Reynaert et al. (2008) stellen eveneens dat een strategie overkoepelend en integrerend

werkt. Strategische planning overkoepelt met andere woorden de beleidsdomeinen en richt

zich op de lange termijn. De link met het SMJP uit BBC is bijgevolg snel gemaakt. Overleg is

een absolute voorwaarde, aangezien BBC veel meer is dan een boekhoudkundige hervorming

of een nieuwe financiële invalshoek (Leroy, 2011). Het is namelijk de bedoeling dat de

beleidsdoelstellingen voor de komende zes jaar weergegeven worden in het SMJP.

Page 20: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

10

Strategische planning steunt op twee ideaaltypes: enerzijds het ordezoekend perspectief met

een rationele en formele kijk op planning en anderzijds het complexiteitserkennend

perspectief waarbinnen chaos en incrementalisme een grote rol spelen. Binnen het

ordezoekend perspectief nemen enkele ambtenaren de voorbereiding van het SMJP op zich.

Hierbij houden ze sterk rekening met de voorkeuren van de politici, maar wordt weinig

gehoor gegeven aan externe spelers of de omgeving van het lokale bestuur. Nadien nemen de

politici hun verantwoordelijkheid op door keuzes te maken uit de aangeboden alternatieven

om tot slot het plan goed te keuren. Het tweede ideaaltype relativeert het belang van een

SMJP. Het leereffect wordt naar voor geschoven door te stellen dat politici in hun handelen

beïnvloed worden door vorige acties en daardoor hun beslissingen vaak aanpassen (Reynaert

et al., 2008). Bovendien worden niet alle beoogde strategieën uitgevoerd (unrealized

strategies) en duiken er permanent nieuwe strategieën (emergent strategies) op (Mintzberg,

Lampel en Ahlstrand, 2005).

Afbeelding 3: emergent & unrealized strategies

Allaert en De Klerck (1998) geven mee dat het noodzakelijk is om strategische planning te

koppelen aan operationele planning. Langetermijnobjectieven worden namelijk pas

gerealiseerd indien het bestuur er voldoende kortetermijnacties aan koppelt. De motivatie om

strategische doelstellingen te halen, daalt namelijk indien blijkt dat essentiële tussenstappen,

besluiten of acties niet genomen worden (Allaert & De Klerck, 1998).

Page 21: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

11

1.2.2 Eerste ervaringen met het SMJP uit het gemeentedecreet In de Nieuwe Gemeentewet van 1988 was er reeds sprake van een algemeen

beleidsprogramma en een beleidsnota bij de begroting (art. 66). Deze planningstraditie was

meestal sectoraal en op korte termijn gericht. Het gemeentedecreet van 15 juli 2005 beoogde

hierin een stap verder te gaan. Voortaan zou de volledige beleidscyclus de focus worden en

lokale besturen werden verplicht een SMJP op te stellen. Het voorontwerp van dit plan wordt

opgemaakt door het managementteam, terwijl de gemeenteraad het plan finaal vaststelt

(Block, Steyvers, & Wayenberg, 2009).

Reynaert et al. (2008) voerden een verkennend onderzoek naar de strategische

meerjarenplanning uit het gemeentedecreet in Vlaamse steden. Zij bevroegen daarvoor de

gemeentesecretarissen en de ontvangers. De meerderheid van de ontvangers ziet het SMJP als

een decretaal verplichte oefening. Bij de secretarissen zijn de meningen hierover verdeeld.

Deze vaststelling kan wijzen op een klein draagvlak voor het SMJP. Beide groepen

respondenten vinden dat er onvoldoende capaciteit (personeel en middelen) is om een SMJP

op te maken. Een meerderheid in beide groepen geeft aan geen beroep te doen op externe

adviseurs zoals consultants en bovendien vinden zij dat er onvoldoende steun is vanuit de

Vlaamse overheid bij de opmaak van het meerjarenplan. Wat betreft de invloed bij de

opmaak, vinden zowel de secretarissen als de ontvangers dat de uitvoerende politici en de

ambtelijke top sterk aanwezig zijn. De gemeenteraadsleden daarentegen hebben weinig

invloed bij de opmaak van het plan en dit geldt bijzonder uitgesproken voor de leden van de

oppositie. Hieruit blijkt dat de gemeenteraad enkel gezien wordt als het formele

legitimatieorgaan aan het einde van het SMJP-proces. De meest interessante vraag is deze

naar het draagvlak voor het SMJP. Volgens het merendeel van de secretarissen en ontvangers

is het meerjarenplan vooral bekend bij ambtenaren en minder bij politici. Wat betreft de steun

ervoor, liggen de meningen sterker uiteen. De meerderheid van de ontvangers denkt dat

hoofdzakelijk ambtenaren het SMJP steunen (55%). Bij de secretarissen zit de grootste groep

op dezelfde lijn, niettegenstaande ongeveer 30% de omgekeerde mening is toegedaan.

Ontvangers zien dus relatief vaker een exclusiever ambtelijk draagvlak voor het SMJP. Deze

vaststelling wordt ondersteund door volgende quote: “Het is niet gemakkelijk om politici te

overtuigen dat instrumenten zoals het strategisch meerjarenplan een meerwaarde kunnen

bieden” (Ally in: Reynaert et al., 2008, pg. 114). In dit onderzoek gaan wij na of politici deze

meerwaarde inzien.

Page 22: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

12

Uit de studie van Block et al. (2009) blijkt dat de mate waarin het SMJP een effectief

referentiekader is voor het beleid verschilt van stad tot stad. Het is namelijk afhankelijk van

het politiek draagvlak en de niet altijd evidente vertaling van het technisch plan. Bij het

topmanagement bleek het draagvlak groter omdat zij het plan echt zien als longitudinaal en

transversaal. Verder komen de auteurs tot de vaststelling dat het noodzakelijk is om de

verzelfstandigde entiteiten te betrekken aangezien zij dikwijls bepalende, strategische

beslissingen nemen en uitvoeren voor het lokaal bestuur. De kennis van het SMJP op de

werkvloer is eerder miniem. Het vraagt heel wat tijd om het plan bekend te maken in de

gehele organisatie. “Traagvlak” wordt meer dan eens als complement gezien van “draagvlak”.

In het algemeen wordt er in de gemeente- en OCMW-raad weinig discussie gevoerd over

strategische planning. De raadsleden zouden niet beschikken over de vereiste capaciteiten. De

uitvoerende macht wordt op haar beurt als dominant gezien in de strategische denkoefening.

Uit de resultaten van Block et al. (2009) blijkt dat het politieke draagvlak zich voornamelijk

op korte termijn situeert. Het CBS is hoofdzakelijk geïnteresseerd in het SMJP bij de opmaak

en in functie van budgetbesprekingen. Deze interesse komt vanuit het verlangen de eigen

punten in het plan te verzilveren. Eenmaal deze fase achter de rug is, bleek het draagvlak

binnen het CBS te verwateren. Niettegenstaande bieden de uitvoering en de opvolging van het

plan een politieke opportuniteit. Enkele elementen die het draagvlak in de weg staan, zijn de

leesbaarheid en transparantie, de gebrekkige opvolging en tot slot de timing en presentatie

voor de raadsleden. De auteurs concluderen dat het essentieel is voor het draagvlak dat

dezelfde taal wordt gesproken of dat er bereidheid is om verschillen te overbruggen (Block et

al., 2009).

Wat is (politiek) draagvlak? 1.3Hierboven kwam meermaals het begrip draagvlak aan bod, maar wat houdt dit precies in? De

scriptie van Donker en Spronk (2006) vermeldt een eigen definitie van draagvlak: “de door

kennis gedragen, positieve/neutrale opinie en actie van de politiek […]” (pg.4). Vermits

draagvlak een redelijk abstract begrip is, wordt het concreter gemaakt aan de hand van

duidelijke indicatoren. Develtere (2003) ziet drie componenten waaruit ‘draagvlak’ bestaat,

namelijk kennis, houding en gedrag/actie. Deze kernwoorden werden geselecteerd uit ruimere

definities van onder meer Box, Engelhart en Kruijter (1999) en Ruelle en Bartels (1998). Met

kennis wordt alle informatie bedoeld die een rol speelt in de opinievorming. Kennis is

Page 23: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

13

bovendien noodzakelijk om een bepaalde houding aan te nemen. Houding is het gevolg van

een waardeoordeel ten aanzien van een bepaald onderwerp. Deze opinie kan zowel negatief,

neutraal als positief zijn. Er bestaat draagvlak op het moment dat de attitude ten opzichte van

het beleid positief of neutraal is. Een neutraal oordeel wordt getypeerd als een minimaal

draagvlak (Boedeltje & de Graaf, 2004). Actie tenslotte wordt gezien als een handeling die

door een opinie wordt beïnvloed. Hoe deze drie begrippen elkaar beïnvloeden, verschilt sterk

tussen de auteurs. Volgens Develtere (2003) bestaat er geen automatisch causaal en rechtlijnig

verband tussen de drie componenten. Hij ziet kennis niet als een noodzakelijke voorwaarde

voor een positieve houding. De weerstand tegenover een bepaald thema kan zelfs toenemen

naarmate de kennis erover stijgt. Het is eenvoudiger om een positieve relatie aan te tonen

tussen houding en gedrag. Positief gedrag is moeilijk in te beelden indien een positieve

houding ontbreekt. Het gedrag van mensen wordt bijgevolg gezien als een uiting van hun

attitude (Boedeltje & de Graaf, 2004). Om draagvlak te ontwikkelen, is het noodzakelijk dat

er gedrag waarneembaar is. Betrokkenheid waar niemand iets van merkt, is weinig zinvol.

Finger (in: Donker & Spronk, 2006) gaat uit van kennis als bron voor een waardeoriëntatie

die vervolgens leidt tot een bepaalde houding en gedrag. Tot slot stelt Develtere (2003) dat er

geen statistisch verband kan worden aangetoond tussen actie en kennis.

Afbeelding 4: relaties gebaseerd op Develtere (2003)

Volgens De Molenaar (1998) is draagvlak een aanduiding voor instemming, steun en

medewerking. Het wordt gezien als de positieve respons op een bepaald initiatief. Volker

(1998) maakt een onderscheid tussen maatschappelijk draagvlak (de samenleving), politiek en

bestuurlijk draagvlak (diverse bestuurslagen en politieke organen) en cultureel draagvlak. In

deze studie hebben wij enkel oog voor het politieke draagvlak, maar wat wordt daar dan

concreet mee bedoeld? Het politieke draagvlak wordt door Van Dam, Berveling, Neelen en

Wille (1996) gedefinieerd als de mate waarin politici en bestuurders voorstander zijn van een

Page 24: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

14

maatregel. Voor het creëren van dit draagvlak is de inzet van het juiste instrumentarium van

groot belang (Van den Eeden & Filius, 1998). Communicatie speelt hierbij een essentiële rol

en heeft betrekking op het overdragen of uitwisselen van informatie met de bedoeling de

kennis, de houding of het gedrag van mensen te beïnvloeden (Verver, 2008; De Molenaar,

1998; Schellens, Klaassen, & De Vries, 2000). Hiermee zien we meteen de link met

bovenstaande drie componenten van draagvlak. Uit het onderzoek van Van Randeraat (2007)

blijkt dat een gebrek aan informatie en communicatie en het onvoldoende voeling houden met

de politieke omgeving een gevaar vormen voor het politiek draagvlak.

Het creëren van draagvlak is geen eenvoudige opdracht. Tijden dit proces kunnen

verschillende visies voorkomen die samenhangen met verschillende achtergrond en ervaring.

Draagvlak binnen één groep kan ertoe leiden dat er bij een andere, ook relevante groep, geen

draagvlak gevormd wordt, of erger, dat er weerstand groeit (Elands & Turnhout, 2009).

Tenslotte willen we opmerken dat de sterkte van het draagvlak geen statisch gegeven is.

Nadere kennismaking met of aanpassing dan wel gewenning aan de consequenties kunnen

bijdragen tot een kleiner/groter draagvlak (Zomer, 2007).

Verklarende variabelen voor het politieke draagvlak voor het 1.4

SMJP uit BBC In ons onderzoek gaan wij ook na welke variabelen het draagvlak voor het SMJP uit BBC

kunnen verklaren. In dit deel onderbouwen we elk van deze variabelen vanuit de literatuur.

De variabelen die behoren tot het draagvlak worden meestal beïnvloed door individuele

cognities. Cognities hebben betrekking op alles wat intern aanwezig is; kennis, opinies,

opvattingen en gevoelens (O’Keefe, 2002). Buylen (2013) vond in haar onderzoek naar het

gebruik van financiële informatie bij lokale politici dat individuele karakteristieken en

voorkeuren een invloed hebben op het gebruik van financiële informatie. Volgens March en

Olsen (1984) zijn politieke outcomes van hervormingen eveneens best te begrijpen als

gevolgen van gedrag en houding die bepaald worden door individuele karakteristieken. Ook

Askim (2009) vond in zijn onderzoek naar het gebruik van performance informatie dat

individuele kenmerken het verschil in gebruik in zekere mate kunnen verklaren.

Niettegenstaande deze focus op de individuele kenmerken zijn wij ervan overtuigd dat ook

enkele omgevingsvariabelen het draagvlak kunnen verklaren.

Page 25: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

15

1.4.1 Individuele variabelen

1.4.1.1 Geslacht

Heel wat auteurs merken geen verschil tussen beide geslachten wat betreft managementstijlen

en hun houding tegenover verschillende soorten informatie. Enkele auteurs noteren toch

verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke politici. Volgens Guillamón, Bastida en Benito

(2011) zijn mannen meer politiek geëngageerd. Mannen worden geassocieerd met ego,

doelgerichtheid, performance, competitie, efficiëntie en nadruk op zichtbare resultaten. Bij

vrouwen wordt sneller de link gelegd met sociale doelen, consensus zoeken, nadruk op

gelijkheid, solidariteit, onderhandeling en sociale interactie (Hofstede, 1998; Fox &

Schuhmann, 1999). Volgens deze studies zouden mannen positiever staan tegenover NPM

dan vrouwen. Nochtans argumenteren Steyvers et al. (2009) dat, dankzij hun interactieve en

consensusgerichte stijl, vrouwen meer openstaan voor modernisering en innovatie en dus

hervormingen sneller accepteren.

1.4.1.2 Leeftijd

Ten tweede bespreken we de leeftijd van de politici als verklarende variabele. Askim (2009)

vond geen significant verband tussen leeftijd en het gebruik van performance informatie.

Olislagers et al. (2013) rapporteerden in hun onderzoek dat oudere politici meer tevreden zijn

over het gemeentedecreet dan hun jongere collega’s. Indien uitsluitend gekeken werd naar het

SMJP, bleek dat 20% van de oudere politici (minstens 52 jaar) vonden dat dit plan een

flexibele beleidsvoering verhindert. Slechts 10% van hun jongere collega’s was dezelfde

mening toegedaan.

1.4.1.3 Ideologie

Een derde variabele die we bespreken, is de ideologie. Linkse partijen worden meer

geassocieerd met een grotere publieke sector en minder met een marktgerichte houding. Dit in

tegenstelling tot rechtse partijen, die meer pleiten voor privatisering en economische

efficiëntie in de publieke sector (Celis, 2009-2010). Steyvers et al. (2006) noteren in hun

onderzoek naar de houding van burgemeesters tegenover governance dat socialistische

burgemeesters minder geneigd zijn om het beleidsvormingsproces te openen voor andere

actoren. Liberale burgemeesters zijn dan weer meer voorstander van coproductie. Onderzoek

van Bel, Hebdon en Warner (2007) toont aan dat er weinig empirisch bewijs is voor de

Page 26: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

16

verklarende rol van ideologie bij privatisering. Ook Hood (1995) kon de hypothese dat rechtse

partijen meer NPM gericht zijn niet hard maken.

1.4.1.4 Meerderheid versus oppositie

Met deze variabele willen we nagaan of lokale politici die tot de meerderheid behoren anders

staan tegenover het SMJP dan oppositieleden. In de literatuur zijn de meningen hierover

verdeeld. Raudla (2012) vond in zijn onderzoek naar het gebruik van performance informatie

geen onderscheid tussen leden van de meerderheid en de oppositie. Olislagers et al. (2013)

constateerden echter dat oppositieraadsleden minder tevreden zijn over het gemeentedecreet

dan gemeenteraadsleden van de meerderheid. Zij stelden evenwel vast dat

oppositieraadsleden vaker de instrumenten uit het gemeentedecreet gebruiken dan collega’s

uit de meerderheid. Daarnaast veronderstellen Verhelst, Reynaert en Steyvers (2011) dat de

meerderheid meer zal focussen op beleid maken en representatie en minder op controle.

Controle op de meerderheid is namelijk een taak van de oppositie. Hierdoor kunnen

oppositieraadsleden meer gefocust zijn op een efficiënte en effectieve organisatie en dus meer

aandacht hebben voor NPM-instrumenten.

Mouritzen en Svara (2002) spreken van de ‘proximity to the apex of power’. Dit bepaalt voor

een groot deel de manier en de snelheid waarop politici aan informatie kunnen komen. Deze

nabijheid wordt bepaald door twee factoren: behoort een politicus tot de meerderheid of de

oppositie en is het een uitvoerende of niet-uitvoerende politicus? Het onderscheid tussen

meerderheid en oppositie is vooral merkbaar aan hoe politici informatie bekomen. Politici die

zich het dichtst bij het machtscentrum bevinden, kunnen sneller en gemakkelijker nuttige

informatie verwerven. Askim (2006) spreekt in die zin van frontbenchers (meerderheid +

uitvoerende politici) en backbenchers. De frontbenchers hebben een nauwer contact met de

ambtenaren en de andere uitvoerende politici en hebben betere toegang tot informatie uit

informele vergaderingen, documenten, studiedagen, enzovoort. Daarnaast zijn zij het eerste

aanspreekpunt voor inwoners en belangengroepen. Hoe verder een politicus van het

machtscentrum verwijderd is, hoe later en hoe minder informatie hij zal ontvangen. Hieruit

leidt Askim (2006) af dat oppositieraadsleden meer gebruik zullen maken van performance

informatie omdat zij de beperkte informatie zo goed mogelijk willen benutten. De

meerderheid daarentegen zal hier minder aandacht aan besteden omdat dit maar één bron in

de vele documenten is. Indien echter gekeken wordt naar de vaardigheden om informatie te

Page 27: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

17

interpreteren, zal de meerderheid meer gebruik maken van performance informatie, omdat zij

beschikken over een grotere basis aan informatie en deze beter kunnen linken aan elkaar.

1.4.1.5 Uitvoerend versus niet-uitvoerend

Ten vijfde gaan we na of er een verschil in draagvlak is tussen de uitvoerende politici in het

CBS/Vast Bureau en de leden van de gemeente-/OCMW-raad. Hiervoor hanteren we dezelfde

redenering als hierboven. Niet-uitvoerende politici zullen meer gebruik maken van

performance informatie omdat zij de weinige informatie die ze ontvangen optimaal willen

aanwenden. Uitvoerende politici daarentegen zullen hier minder aandacht aan besteden gezien

de veelheid aan beschikbare informatiebronnen. Wanneer er echter gekeken wordt naar de

vaardigheden om informatie te interpreteren, zullen uitvoerende politici meer gebruik maken

van performance informatie (Askim, 2006).

Het statistisch onderzoek van Ine Tryhou (stage BDO) geeft aan dat het CBS of het Vast

Bureau in meer dan de helft van de gevallen (54,2%) betrokken wordt bij het BBC-traject.

59,1% van de respondenten geeft aan dat het College/Vast Bureau positief staat tegenover

BBC. De gemeente- of OCMW-raad wordt in slechts in 25,4% van de gevallen betrokken,

maar toch geeft 50,5% van de respondenten aan dat de raad een positieve houding heeft

tegenover BBC. Volgens dit onderzoek is er met andere woorden een groot verschil in

betrokkenheid, maar minder in draagvlak.

1.4.1.6 Politieke ervaring

Askim (2008) stelt dat politici met veel ervaring over meer vaardigheden beschikken om

nieuwe en grote hoeveelheden informatie te verwerken en te interpreteren en daardoor sneller

gebruik maken van nieuwe, NPM-gerichte instrumenten. Anderzijds kunnen ervaren politici

nieuwe instrumenten zien als een bedreiging van hun machtspositie (Steyvers, Reynaert, &

Block, 2009). In onderzoek naar het gebruik van performance informatie vonden zowel

Melkers en Willoughby (2005), Raudla (2012) en Askim (2009) dat het gebruik daalt

naarmate politici meer ervaring hebben. Onervaren leden staan meer open om de informatie

die zij krijgen volledig en effectief te gebruiken. Olislagers, Hennau, Ackaert, De Rynck en

Reynaert (2013) vonden een significant negatief verband tussen ervaring en de perceptie

tegenover het SMJP: hoe langer de politici hun functie uitoefenen, hoe vaker ze het

meerjarenplan als een belemmering beschouwen voor een flexibele beleidsvoering.

Page 28: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

18

1.4.1.7 Opleidingsniveau

Politici met hogere diploma’s worden verondersteld vlotter formele, numerieke of technische

informatie te verwerken (Askim, 2006). Dit werd bevestigd door het onderzoek van

Olislagers, Ackaert, De Rynck, & Reynaert (2009). Deze auteurs vonden dat hoger opgeleide

politici aanzienlijk meer nieuwe instrumenten van de hervorming gebruiken. Daarnaast

vonden Windels en Christiaens (2006) een positief verband tussen het algemeen

opleidingsniveau en de mate van adoptie van een hervorming. Olislagers et al. (2013)

concludeerden dat er een significant verband is tussen het opleidingsniveau van de politici en

hun perceptie tegenover het SMJP. Respondenten met een universitair diploma waren minder

vaak van mening dat het SMJP een flexibele beleidsvoering in de weg zal staan. Johnson,

Donahue, Atkin en Johnson (in: Askim, 2009) concludeerden dat hoger opgeleide politici

meer geneigd zijn om performance informatie te gebruiken. Askim (2009) schoof dezelfde

hypothese naar voor, maar kwam tot het tegengestelde resultaat. Volgens zijn onderzoek

denken hoger opgeleiden dat ze dit soort informatie niet nodig hebben omdat ze zelf over

voldoende kennis beschikken.

1.4.1.8 Combinatie van politieke mandaten

De combinatie van politieke mandaten is een voorlaatste individuele variabele die een invloed

kan hebben op het draagvlak van politici tegenover het SMJP. Politici die verschillende

mandaten combineren, zijn beter geïnformeerd omdat zij kennis oppikken vanop

verschillende niveaus. Door hun breder netwerk binnen en buiten het politieke apparaat

worden zij verondersteld gemakkelijker nieuwe informatie te interpreteren en met nieuwe

instrumenten te werken. (Askim, 2008, 2009). Politici die mandaten op verschillende niveaus

combineren, zijn bovendien beter geïnformeerd over de toekomstplannen van de gemeente.

Hervormingen voor lokale besturen worden vaak opgelegd vanuit het Vlaamse niveau.

Politici die op beide niveaus actief zijn, weten daardoor sneller wat een hervorming inhoudt.

In sommige gevallen hebben ze de hervorming zelfs mee vorm gegeven in het parlement

(Devos & Vos, 2007).

1.4.1.9 Ervaring met strategische planning

De laatste variabele die we als verklarende factor voor het politieke draagvlak voor het SMJP

kunnen beschouwen, is de ervaring met strategische planning. In welke mate zijn de lokale

politici reeds vertrouwd met dit instrument en beïnvloedt dit hun houding tegenover het

Page 29: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

19

strategisch plan uit BBC? Ridder, Bruns en Spier (2005) stellen in hun onderzoek dat

vroegere ervaring met accounting methoden de mate van adoptie van een hervorming positief

beïnvloedt. Ervaring kan zowel voortvloeien uit een vorige job in de publieke als private

sector, als uit de vrije tijd door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Windels en Christiaens (2007)

schuiven dezelfde hypothese naar voor, maar konden geen significante resultaten voorleggen.

1.4.2 Omgevingsvariabelen

1.4.2.1 Piloten versus niet piloten

De piloten zijn de gemeente- en OCMW-besturen die voor 2014 de BBC-hervorming

implementeerden. Het voordeel is dat zij minstens één tot zelfs drie jaar meer ervaring kunnen

voorleggen dan de niet-piloten. Dit zou bijgevolg voor een groter draagvlak zorgen bij

pilootbesturen (zie punt 1.4.1.9). Daarenboven hebben de pioniers de mogelijkheid om de

uitwerking van de nieuwe regelgeving te beïnvloeden. Zij worden op regelmatige basis

uitgenodigd op vergaderingen met het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Op basis

hiervan zouden we kunnen veronderstellen dat piloten een groter draagvlak vertonen.

Daarentegen kan geargumenteerd worden dat niet-piloten het voordeel hebben om te leren

van de piloten. Zij moeten het proces met eventuele kinderfouten waarmee de piloten

geconfronteerd werden, niet meer doorlopen. De vroege instap van piloten kan ook voor extra

werk en veel druk zorgen, wat een negatieve invloed kan hebben op het draagvlak (Van

Moerkerke, 2011). Het is dus moeilijk om te voorspellen of het al dan niet piloot zijn voor een

groter of kleiner draagvlak zal zorgen.

1.4.2.2 Gemeenschappelijk plan met OCMW

Veel gemeenten en OCMW’s hebben geopteerd om een gemeenschappelijk SMJP op te

stellen. Zij zijn overtuigd van het belang van een gemeenschappelijke visie en beleid.

Hiervoor is een intense samenwerking tussen beide besturen noodzakelijk. Door deze

samenwerking is er een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het halen van de

vooropgestelde strategische doelstellingen en kan er een kwaliteits- en efficiëntieverhoging

gerealiseerd worden (Groten & Visser, 2004). Bijgevolg kan dit een verklaring vormen voor

een verschil in draagvlak voor het SMJP uit BBC. Bij een dergelijke samenwerking kunnen

de gemeente en het OCMW bovendien van elkaars sterktes leren en elkaars zwaktes

Page 30: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

20

compenseren zodat een sterker en performanter beleid kan gevoerd worden (Van Moerkerke,

2011).

Uit onderzoek van Vanderstraeten et al. (2013) over samenwerking tussen de Vlaamse

centrumsteden en hun OCMW’s op het vlak van financieel management blijkt dat de

samenwerking op het vlak van planning in het verleden niet altijd eenvoudig was gezien de

twee besturen qua beleids- en beheerssystemen niet op elkaar waren afgestemd. Sinds BBC

kan dit probleem verholpen worden. De besturen moeten wel zelf initiatief nemen om

bijvoorbeeld de software, procedures en beleidsdomeinen op elkaar af te stemmen. Ook voor

deze variabele is het dus moeilijk te voorspellen of een gemeenschappelijk plan met het

OCMW een positief of negatief effect zal hebben op het politiek draagvlak. Door samen te

werken kan het SMJP sterker onderbouwd en beter gedragen zijn, maar het kan ook voor

meer werk zorgen en het plan nog ingewikkelder maken om te begrijpen.

1.4.2.3 Middelen

Om nieuwe systemen en structuren vlotter te implementeren wordt vaak professionele hulp

ingeroepen. Consultants kunnen niet alleen helpen met de technische installatie van het

nieuwe systeem, zij kunnen bijkomende ondersteuning bieden bij het optimaliseren van het

werkproces (Lapsley & Oldfield, 2001). Windels en Christiaens (2007) vonden in hun

onderzoek een positief significant verband tussen de professionele steun van consultants en de

mate van adoptie. Ook Christiaens en Van Peteghem (2007) stelden als hypothese dat de

inschakeling van consultants ervoor zorgt dat lokale actoren sneller inzicht hebben in de

hervormingen en dat ze daardoor een positievere houding hiertegenover aannemen.

Niet alleen externe consultants kunnen helpen om de introductie van een nieuw systeem

vlotter te laten verlopen. Binnen de organisatie kunnen er specifieke afdelingen zijn die zich

bezighouden met het veranderingsproces (Hood, James, & Scott, 2000). In het onderzoek van

Windels en Christiaens (2007) over accrual accounting was de interne auditdienst

verantwoordelijk voor deze begeleiding. Zij zorgden ervoor dat er voldaan werd aan de

nieuwe vereisten en dat de best practices ingevoerd werden. De onderzoekers vonden

hiervoor een positief significant verband. In het verlengde van deze vaststelling kunnen we

veronderstellen dat met betrekking tot BBC de interne werkgroep deze rol op zich kan nemen.

Page 31: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

21

Tenslotte worden vergaderingen gezien als een hulpmiddel om hervormingen te

implementeren. In vergaderingen is er ruimte voor dialoog en overleg en dit kan bijdragen tot

de creatie van nieuwe ideeën en een groter draagvlak bij de betrokken actoren (van der

Heijden, 2011). Ook Schermer en Wijn (2004) zijn deze mening toegedaan. Ondanks het feit

dat velen met tegenzin vergaderen en dit tijdverspilling vinden, is overleg essentieel om

oplossingen te vinden voor problemen, informatie door te geven, een compromis te bereiken

en om steun en draagvlak te creëren voor ideeën en bepaalde plannen. Acceptatie van een

hervorming zal waarschijnlijk groter zijn mits overleg dan wanneer de verandering top-down

wordt opgelegd.

Conclusie 1.5Wat kunnen we concluderen uit dit literatuuronderzoek voor het draagvlak bij lokale politici

voor het SMJP uit BBC? Uit internationale bronnen blijkt dat de rol van lokale politici

veranderd is. Zij moeten met steeds meer actoren rekening houden bij het uitzetten van hun

beleid. Daardoor worden de uitvoerende politici belangrijker om een overzicht te houden in

de steeds complexere structuur van het lokaal bestuur. Dit gaat vaak ten koste van de

gemeente- en OCMW-raad, die het gevoel krijgen dat zij niet volledig op de hoogte zijn van

het reilen en zeilen binnen hun gemeente of OCMW. Daarnaast is ook de relatie met de

ambtenaren niet altijd eenduidig. In sommige gevallen worden ambtenaren rechtstreeks door

de schepen aangestuurd, in andere gevallen staat een topambtenaar als professioneel manager

aan het hoofd. In de Vlaamse praktijk zien we dat deze nieuwe theorieën niet altijd worden

toegepast. We moeten kritisch zijn tegenover deze nieuwe verschijnselen en niet zomaar

aannemen dat er draagvlak voor is en dat zij geïmplementeerd worden van zodra ze als de

nieuwe algemene regel worden aanzien. Lokale politici blijven vaak vasthouden aan hun

traditionele rol en staan niet altijd open voor verandering.

Vervolgens bleek dat een SMJP een steeds belangrijker instrument wordt voor politici bij de

beleidsbepaling. Dit past in de NPM-gedachte van langetermijndenken en in de BBC-

doelstelling van sturen op hoofdlijnen door politici. We mogen echter niet vergeten dat

politiek draagvlak vaak de achillespees vormt van een hervorming (Bursens & Heemskerk,

2010). Pollitt en Bouckaert (2011) merken op dat de invloed van politici niet te onderschatten

is. Zelfs al krijgen zij in sommige modellen zoals het NPG slechts een rol zoals alle anderen

toegewezen, toch hangt het succes van een hervorming hoofdzakelijk af van de wil van de

Page 32: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

22

politici. Indien zij negatief staan tegenover een bepaalde hervorming, is het zeer

waarschijnlijk dat deze slechts in zeer beperkte mate of zelfs helemaal niet wordt

doorgevoerd.

We willen benadrukken dat dit onderzoek niet gaat over de effectieve implementatie van het

SMJP, maar over de fase die eraan vooraf gaat. Draagvlak wordt als een basisconditie gezien,

vooraleer het meerjarenplan goed kan worden uitgevoerd. Hierbij focussen we vooral op de

‘mindset’ van de lokale politici. Hoe denken zij over het SMJP en hoe groot is het draagvlak

hiervoor?

Niet enkel grote hervormingen zorgen voor de veranderende rol van de politici. Naast enkele

omgevingsvariabelen, bepalen de individuele kenmerken van politici de manier waarop met

veranderingen wordt omgegaan. Deze kenmerken kunnen het verschil in kennis, houding

tegenover bepaalde zaken en actie verklaren. Deze vaststelling werd eerder gedaan bij andere

soorten hervormingen, zoals financiële hervormingen, introductie van performance-informatie

of het gemeentedecreet (o.a. Askim, 2006, 2008, 2009; Buylen, 2013; Olislagers et al., 2013;

Raudla, 2012). In dit onderzoek gaan wij na of deze factoren een invloed hebben op het

draagvlak voor het SMJP uit BBC.

Page 33: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

23

Afbeelding 5: causaal relatieschema

Page 34: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

24

Tabel 1: overzicht van de literatuur

Variabele Hypothese Teken Auteurs Individuele variabelen

Geslacht Mannelijke politici vertonen een groter draagvlak + Guillamòn et al. (2011), Hofstede (1998), Fox & Schuhmann (1999)

- Steyvers et al. (2009), Ter Bogt (2004) Leeftijd Jongere politici vertonen een groter draagvlak + Olislagers et al. (2013)

Geen verschil

Askim (2009)

Ideologie Politici uit rechtse partijen vertonen een groter draagvlak Geen verschil

Hood (1995), Bel et al. (2007)

+ Steyvers et al. (2006) Meerderheid vs. oppositie

Politici die tot de meerderheid behoren, vertonen een groter draagvlak

Geen verschil

Raudla (2012)

+ Olislagers et al. (2013), Askim (2006) - Olislagers et al. (2013), Verhelst et al. (2011),

Askim (2006) Uitvoerend vs. niet-uitvoerend

Uitvoerende politici vertonen een groter draagvlak + Askim (2006), Tryhou (2013) - Askim (2006)

Politieke ervaring Hoe meer politieke ervaring, hoe groter het draagvlak + Askim (2008) - Steyvers et al. (2009), Askim (2009), Raudla (2012),

Melkers & Willoughby (2005), Olislagers et al. (2013)

Opleidingsniveau Hoe hoger het opleidingsniveau van de politici, hoe groter het draagvlak

+ Askim (2006), Reynaert et al. (2010), Olislagers et al. (2009), Olislagers et al. (2013), Windels & Christiaens (2007), Johnson, Donahue, Atkin en Johnson (in: Askim, 2009)

- Askim (2009)

Page 35: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

25

Combinatie mandaten Politici die mandaten op verschillende niveaus combineren, vertonen een groter draagvlak

+ Askim (2008, 2009), Devos & Vos (2007)

Ervaring met strategische planning

Politici die ervaring hebben met strategische planning, vertonen een groter draagvlak

+ Ridder et al. (2005) Windels & Christiaens (2007)

Omgevingsvariabelen Pilootbestuur Pilootbesturen vertonen een groter draagvlak + Ridder et al. (2005), Windels & Christiaens (2007)

- Van Moerkerke (2011)

Gemeenschappelijk plan met OCMW

Gemeenten met een gemeenschappelijk SMJP vertonen een groter draagvlak

+ Groten & Visser (2004), Van Moerkerke (2011)

- Vanderstraeten et al. (2013) Middelen

- Consultants

- Werkgroep - Vergadering

Gemeenten die consultants inschakelen bij de opmaak van het SMJP, een werkgroep oprichten of vergaderingen houden, vertonen een groter draagvlak

+ Lapsley & Oldfield (2001), Windels & Christiaens

(2007), Christiaens & Van Petegem (2007) + Windels & Christiaens (2007) + Van der Heijden (2011), Schermer & Wijn (2004)

Page 36: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

26

2 HOOFDSTUK 2: METHODOLOGIE

In het tweede hoofdstuk van deze scriptie beschrijven wij de methodologie. Vooreerst

bespreken we onze casestudy BBC, waarbij we focussen op de vorm en inhoud van het SMJP.

Daarna concretiseren we onze onderzoeksvragen en bespreken we de aanpak van ons

onderzoek. Hierin behandelen we achtereenvolgend de websurvey, de procedure, de

steekproeftrekking en de respondenten met hun algemene karakteristieken. We sluiten dit deel

af met ons empirisch model en de statistische verwerking van onze gegevens.

Case BBC 2.1Met de BBC-hervorming zijn voor de lokale besturen nieuwe regels voor de planning en

budgettering, de boekhouding en de jaarrekening in werking getreden. BBC is bijgevolg sinds

1 januari 2014 het nieuwe plannings-, budgetterings-, registratie- en evaluatiesysteem. Veel

gemeente- en OCMW-besturen kozen er echter voor om als pilootbestuur in het project te

stappen (Goeminne, 2012-2013; Leroy, 2010a).

2.1.1 Structuur BBC bevat vooreerst verschillende beleidsrapporten die de vertaling van de beleidskeuzes

maken en de basis vormen voor het lokale beleid. Deze rapporten ondersteunen de

beleidsbeslissingen van de gemeente-/OCMW-raad en laten toe het beleid te voeren en te

evalueren. Het gaat in essentie om het SMJP, het budget en de jaarrekening. Naast de

beleidsrapporten voorziet de BBC-hervorming drie beheersrapporten: het beheersbudget, de

interne kredietaanpassing en de beheersrekening. Dit luik vormt de managementrapportering

en uitwerking van de eigen interne organisatie. Tot slot geven we mee dat de basis van de

boekhouding het dubbel vennootschapsboekhouden is (Goeminne, 2012-2013; Leroy, 2010c;

Leroy, 2011).

2.1.2 Strategische planning en het SMJP BBC neemt de verplichting tot het opstellen van een SMJP uit het gemeentedecreet over. Dit

meerjarenplan loopt voor zes jaar, te rekenen vanaf jaar twee van de huidige legislatuur. Het

Page 37: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

27

plan is bijgevolg één jaar legislatuuroverschrijdend. Het SMJP komt tegemoet aan de wens

om de beleidscyclus niet langer aan te sturen door het korte termijnperspectief van de

begroting. Het transversale en longitudinale perspectief van het SMJP geeft het plan een

centrale rol in de beleids- en beheerscyclus. (Leroy, 2010b; Block et al., 2008).

Het SMJP is vooreerst een beleidsrapport: het geeft de politieke voornemens, namelijk de

belangrijkste beleidsdoelstellingen en actieplannen van de gemeente- of OCMW-raad weer.

Het plan wordt gezien als een toetssteen voor het toekomstig beleid en formuleert een

overkoepelende strategie voor zowel de gemeente als het OCMW. Daarnaast heeft het SMJP

een financiële functie: het geeft het financieel evenwicht en de financiële

langetermijngevolgen van het geplande beleid weer. De gemeente- of OCMW-raad is

verantwoordelijk voor het meerjarenplan en moet haar goedkeuring geven (Goeminne, 2012-

2013; Leroy, 2010b; Block et al., 2008).

Het meerjarenplan is onderverdeeld in drie delen: een strategische nota (inhoudelijk), een

financiële nota en een toelichting. In de strategische nota worden de prioritaire

beleidsdoelstellingen neergeschreven. Dit zijn doelstellingen waarover het bestuur expliciet

wil rapporteren. De overige doelstellingen komen terecht bij het ‘overig beleid’ en worden

hier niet opgenomen. Aan elke doelstelling hangen één of meer actieplannen met

verschillende acties vast. Aan elk actieplan wordt een raming van ontvangsten en uitgaven

gekoppeld, net zoals de realisatietermijn. De financiële nota bestaat uit het financieel

doelstellingenplan en het financieel evenwicht. In het financieel doelstellingenplan staan de

geplande uitgaven en ontvangsten per beleidsdomein voor zowel de prioritaire doelstellingen

als voor het overig beleid. Het geeft de financiële consequenties weer die verbonden zijn aan

de gemaakte beleidskeuzes. De staat van het financieel evenwicht geeft twee

evenwichtscriteria weer: het jaarlijkse positieve resultaat op kasbasis en de

autofinancieringsmarge. Het geeft met andere woorden weer hoe het financiële evenwicht

wordt gehandhaafd. In de toelichting worden onder meer de omgevingsanalyse opgenomen,

net zoals de financiële risico’s, informatie over de interne organisatie, de evolutie van de

schulden en belastingen (Goeminne, 2012-2013; Leroy, 2010b; Leroy, 2011; Fockenier et al.,

2012).

Het SMJP vormt de basis voor het jaarlijkse budget. Dit budget concretiseert de

langetermijnvisie van het meerjarenplan naar de korte termijn. De raad geeft hiermee

Page 38: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

28

toestemming aan het CBS om inkomsten te innen en uitgaven te doen. Het budget geeft

uitvoering aan de eerder vermelde noodzaak om strategische planning te koppelen aan

operationele planning (Allaert & De Klerck, 1998). De onderstaande figuur geeft schematisch

de cyclus van het SMJP weer. Dit schema is gebaseerd op het meerjarenplan uit het

gemeentedecreet (Block et al., 2008), maar de algemene opbouw en principes binnen BBC

zijn onveranderd gebleven waardoor deze figuur toepasselijk blijft.

Afbeelding 6: cyclus SMJP

2.1.3 Eerste ervaringen van de piloten Na een eerste evaluatie van BBC bij de pilootbesturen uit 2011, blijkt dat de sensibilisering

van politieke mandatarissen één van de grootste aandachtspunten is. BBC gaat ervan uit dat

de raad stuurt op hoofdlijnen, zij moeten namelijk de prioritaire beleidsdoelstellingen

vastleggen. Dit vraagt een aanpassing van de raadsleden omdat de besprekingen over het

budget in het verleden vaak over details gingen. Toch geven de meeste pilootbesturen aan dat

de BBC-rapporten een gunstige evolutie teweeg gebracht hebben, zowel bij de raadsleden als

bij de uitvoerende politici. Uit de evaluatie blijkt tevens dat de BBC-hervorming

voornamelijk getrokken wordt door de financiële beheerders en de financiële diensten en in

mindere mate door de schepen van financiën of andere politici (Tryhou, 2012). Dit geeft een

indicatie dat lokale politici de hervorming vaak als een werk van de administratie beschouwen

(Vlaams Parlement, 2011). Na deze eerste analyses kunnen we ons afvragen of het politieke

draagvlak voor deze hervorming wel groot genoeg is. Dit vormt de kern van ons onderzoek.

Page 39: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

29

Onderzoeksvragen 2.21. Hoe groot is het politiek draagvlak in gemeente- en OCMW-besturen voor het SMJP uit

BBC?

2. Welke individuele variabelen verklaren de eventuele verschillen in het politiek draagvlak?

Deze masterproef wil nagaan of er draagvlak bestaat onder lokale politici voor het SMJP uit

BBC. Zoals al meermaals aangehaald, nemen wij zowel gemeente- als OCMW-besturen op.

In onze analyse zullen wij daarom ook nagaan of er een verschil in draagvlak bestaat tussen

deze twee lokale besturen. Ten tweede gaan we na welke variabelen de eventuele verschillen

in het waargenomen politieke draagvlak verklaren. Hierbij focussen wij op individuele

kenmerken van de respondenten. We nemen tevens enkele omgevingsvariabelen op die naar

onze mening niet los te koppelen zijn van BBC en bijgevolg een verklarende waarde kunnen

hebben.

Verloop van het onderzoek 2.3

2.3.1 Websurvey Wij voeren ons onderzoek op basis van een websurvey met het programma Survey Monkey.

Met geen enkele andere methode zijn zoveel respondenten in korte tijd en tegen lage kosten te

bevragen. De verschillen met andere onderzoeksmethoden zijn zo aanzienlijk, dat er voor

draagvlakonderzoek in praktijksituaties geen bruikbare alternatieven bestaan (IOB, 2009).

Hieronder geven we de voor- en nadelen van deze methode weer.

Tabel 2: voor- en nadelen websurvey

VOORDELEN NADELEN 1. Geen interviewereffecten 1. Lagere respons (junk mail) 2. Lagere kosten (geen verplaatsing, postzegels,…)

2. Representativiteit (meer jongere, blanke en hoger geschoolde personen)

3. Tijdsbesteding en snelheid 3. Onpersoonlijke uitnodiging 4. Mogelijkheid om antwoord te vereisen 4. Moeilijkheden met de software of gebrekkige

computerkennis 5. Mogelijkheid om verplicht maar één antwoord aan te duiden

5. Verplichtend karakter van bepaalde vragen

BRONNEN: Billiet & Carton (2013); Enticott (2003); Schaefer & Dillman (1998); Heerwegh (2001, 2005); Selwyn & Robson (1998); Tse (1998); Witte, Amoroso, & Howard (2000); Yun & Trumbo (2001).

Page 40: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

30

Onze survey bestaat uit twee delen (appendix 1). In het eerste deel vragen wij naar enkele

variabelen die de variatie in het draagvlak kunnen verklaren. Zij vormen de onafhankelijke

variabelen in ons onderzoek. Het tweede deel bevat enkele stellingen die peilen naar het

draagvlak voor het SMJP. Deze stellingen zijn gebaseerd op de drie componenten kennis,

houding en actie uit het onderzoek van Develtere (2003). Kennis gaan we onder andere na

door te peilen naar gevolgde opleidingen over het SMJP. De component houding bevragen we

bijvoorbeeld door te peilen naar de voor- en nadelen van het meerjarenplan. Hoe hoger de

voordelen en hoe lager de nadelen scoren, hoe positiever hun houding tegenover het SMJP.

Tot slot wordt actie gemeten door bijvoorbeeld de bereidheid tot verandering na te gaan. De

stellingen kunnen beantwoord worden aan de hand van een 5-punten Likert-schaal, aangevuld

met de optie ‘weet niet’. Op basis van de stellingen creëren we de afhankelijke variabele

‘draagvlak’ aan de hand van een schaalconstruct. De enquête wordt afgerond met twee open

vragen die peilen naar de motieven voor het invoeren van het SMJP en mogelijke

verbeteringen.

2.3.2 Procedure Nadat we onze websurvey hebben opgesteld, werd deze getest bij drie personen. Dit

vooronderzoek werd uitgevoerd om na te gaan of de vragenlijst zowel inhoudelijk correct als

qua taalgebruik duidelijk verstaanbaar was. De testpersonen zijn lokale politici uit gemeenten

of OCMW’s die niet tot onze steekproef behoren. Deze personen werden op toevallige wijze

geselecteerd waardoor zij geen afspiegeling vormen van de steekproef op het vlak van

leeftijd, politieke voorkeur, opleiding, politieke ervaring, enzovoort. Na enkele aanpassingen

werd de websurvey naar alle politici uit onze steekproef gestuurd (appendix 2). Wij schreven

in totaal 2084 personen aan waarvan 307 antwoordden binnen de eerste veertien dagen. Na

twee weken stuurden we een reminder (appendix 3) naar de politici die de survey nog niet

hadden ingevuld om zo onze responsgraad te verhogen. Op deze manier ontvingen we 186

bijkomende enquêtes. Vier weken na de initiële verzending werd de enquête afgesloten en

hadden we een totaal van 493 respondenten, wat neerkomt op 23,66%. Van deze respons

waren een aanzienlijk aantal enquêtes niet volledig ingevuld waardoor zij niet bruikbaar

waren voor verwerking. Na het filteren op volledigheid verkregen we een bruikbare sample

van 429 vragenlijsten of 20,59%.

Page 41: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

31

2.3.3 Steekproeftrekking De survey werd georganiseerd op basis van een gestratificeerde toevalssteekproef van 62

gemeenten en OCMW’s. Deze gemeenten vertegenwoordigen 20% van het totale aantal van

308. De lokale besturen werden geselecteerd op basis van de Belfius-indeling en het al dan

niet piloot zijn. De Belfius-cluster is een sociaaleconomische typologie die de gemeenten

opdeelt in 16 clusters door rekening te houden met uiteenlopende sociaaleconomische,

demografische, culturele en financiële elementen. Voor de definitie van de pilootbesturen

keken we naar het instapjaar in BBC. Besturen die voor 2014 instapten, worden als piloot

beschouwd. We moeten opmerken dat het instapjaar niet steeds hetzelfde is voor het

gemeente- en het OCMW-bestuur. We hebben getracht zoveel als mogelijk beide besturen op

te nemen. Dit kon niet altijd gerealiseerd worden gezien de kleine verschillen in totale

aantallen en verschillende instapjaren.

Hieronder gaan we na of de steekproef representatief is op het niveau van de respondenten.

We controleren of het profiel van onze respondenten overeenstemt met het algemeen profiel

van de lokale Vlaamse politicus. Dit gebeurt aan de hand van vijf variabelen: piloot of niet,

geslacht, leeftijd, politieke voorkeur en functie. Uit onderstaande tabel kunnen we afleiden dat

onze steekproef een goede afspiegeling vormt van de werkelijke populatie. Wat betreft de

politieke voorkeur zien we echter een ondervertegenwoordiging van de lokale partijen en

bijgevolg een oververtegenwoordiging van de traditionele partijen CD&V, Open VLD, Sp.a,

N-VA en Groen. Tot slot zien we een lichte ondervertegenwoordiging van de

gemeenteraadsleden die voornamelijk gecompenseerd wordt door een

oververtegenwoordiging van schepenen.

Tabel 3: vergelijking met het profiel van de Vlaamse lokale politicus

Resultaten Survey (in %)

Vlaanderen (in %)

Piloot - Piloot - Niet-piloot

37.0 63.0

36.0 64.0

Geslacht - Man - Vrouw

69.6 30.4

63.9 36.1

Leeftijd (in categorieën) - 18-24 - 25-34 - 35-44

3.0

13.1 20.2

3.5

13.4 21.9

Page 42: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

32

- 45-54 - 55-64 - 65+

28.0 25.0 10.6

29.9 23.4 8.1

Politieke partij - CD&V - Open VLD - Sp.a - N-VA - Vlaams Belang - Groen - LDD - Lokale partij

31.1 15.5 9.4

23.4 2.3 6.6 0.2

11.5

26.3 10.3 6.3

20.8 2.5 2.3

/ 31.5

Functie - Burgemeester - OCMW-voorzitter - Gemeenteraadslid - OCMW-raadslid + lid Vast Bureau - Schepen

5.9 3.3

49.2 24.1 17.5

2.4 2.4

58.5 24.2 12.5

BRONNEN: Binnenband: Vlaamse profielschets, 2012; Binnenband: Vlaamse profielschets 2013; Agentschap voor Binnenlands Bestuur.

2.3.4 Respondenten De beoogde respondenten zijn politici actief in de Vlaamse lokale besturen. Onder politici

verstaan wij zowel uitvoerende als niet-uitvoerende politici. We zouden enkel uitvoerende

politici kunnen bevragen omdat zij in de uitvoering van hun ambt het meest bezig zijn met het

SMJP. Wij maken bewust dit onderscheid niet zodat we een zo volledig mogelijk beeld

krijgen van het draagvlak. Onder de noemer lokale besturen plaatsen wij de gemeente- en

OCMW-besturen. De OCMW’s worden opgenomen omdat zij de studie aanzienlijk verrijken.

Bovendien kunnen ze een andere dimensie toevoegen aan dit onderzoek aangezien zij meer

ervaring hebben met de planningstraditie en reeds verder staan met (financiële) hervormingen

(Van Moerkerke, 2014). Volgens Vanderstraeten et al. (2013) hebben gemeenten een meer

administratief-juridische cultuur die sterker gepolitiseerd is. De OCMW’s daarentegen hebben

naar eigen zeggen een meer bedrijfsmatige en economische cultuur doordat zij al verder staan

in modern overheidsmanagement door de NOB.

Page 43: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

33

Afbeelding 7: respondenten

2.3.5 Beschrijvende informatie Appendix 4 geeft vooreerst een overzicht van de vragen, de bijhorende variabele en het label

en de codering in SPSS. In appendix 5 geven wij een tabel met de beschrijvende informatie

van zowel onze afhankelijke als onafhankelijke variabelen. 64,8% van de respondenten heeft

de stellingen met betrekking tot het draagvlak volledig ingevuld. De respondenten kwamen

hoofdzakelijk uit niet-pilootbesturen. Zij waren voornamelijk van het mannelijk geslacht,

gemiddeld 49 jaar oud en hoog opgeleid. CD&V en N-VA zijn de meest vertegenwoordigde

partijen. De respondenten kwamen hoofdzakelijk uit de meerderheid en behoorden tot de

wetgevende macht. Bijna de helft van de ondervraagden neemt pas sinds de huidige

legislatuur een politiek mandaat op. Een minderheid combineert politieke mandaten op

verschillende niveaus. De helft van de respondenten geeft aan ervaring te hebben met

strategische planning, maar slechts één vierde heeft zelf een gelijkaardig plan opgesteld. Tot

slot blijkt dat 80% van de besturen beschikt over een gemeenschappelijk SMJP voor

gemeente en OCMW.

2.3.6 Empirisch model Om de invloed van de individuele variabelen op het construct ‘draagvlak’ te onderzoeken,

wordt een meervoudige lineaire regressieanalyse uitgevoerd. Met behulp van deze methodiek

kan worden nagegaan in welke mate de afhankelijke variabele (draagvlak) verklaard wordt

door meerdere onafhankelijke variabelen. Het empirisch model om de invloed van de

individuele en enkele omgevingsdeterminanten op het draagvlak te onderzoeken, wordt als

volgt samengesteld:

Burgemeester

Schepenen

Gemeente-raadsleden

Gemeente Voorzitter van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn

Leden van het Vast Bureau

OCMW-raadsleden

OCMW

Page 44: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

34

y = α + β1Xx + β2Xz + e

of

Politiek draagvlak = α + βx individuele variabelen + βz omgevingsvariabelen + e

In deze regressievergelijking betekenen de elementen het volgende:

- y = de afhankelijke variabele: politiek draagvlak

- α = de constante of het intercept. Dit is de waarde van de regressie voor de

afhankelijke variabele indien de waarde van de onafhankelijke variabelen nul is;

- βx = de regressiecoëfficiënt die staat voor de individuele variabelen;

- βz = de regressiecoëfficiënt die staat voor de omgevingsvariabelen;

- e = het residu of de error term. Dit is het verschil tussen de werkelijke waarde van de

afhankelijke variabele (y) en de waarde geschat door het model.

Indien het model wordt ingevuld met de gekozen variabelen geeft dit onderstaande

regressievergelijking:

Politiek

draagvlak

α + β1 Piloot + β2 Gesl + β3 Leeftijd + β4 CDNV + β5 VLD +

β6 Spa + β7 NVA + β8 VlBelang + β9 Groen + β10 LDD +

β11 PVDA + β12 LokPartij + β13 Meerderheid + β14 Burgemeester

+ β15 OCMWVoorzitter + β16 GemRaadslid +

β17 OCMWRaadslid + β18 FinSchepen + β19 AndereSchepen +

β20 Vast Bureau + β21 UitvWetg + β22 Ervaring + β23 Opl +

β24 CombMand + β25 GemSMJP + β26 ErvSP + β27 OpmSP +

β28 MidWerkgroep + β29 MidCons + β30 MidVerg +

β31 MidAndere + β32 MidWeetNiet + et

2.3.7 Verwerking SPSS

2.3.7.1 Schaalconstruct draagvlak

Uit de factoranalyse blijkt dat onze stellingen vier verschillende componenten meten. Deze

componenten komen niet overeen met de vooropgestelde onderdelen van draagvlak (kennis,

houding en actie). Daarom opteren we ervoor om enkel het algemeen construct draagvlak

samen te stellen op basis van de stellingen die in eenzelfde component voorkomen. Hierdoor

kunnen vijf van de dertien stellingen niet worden opgenomen. We weten nu wel zeker dat we

Page 45: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

35

een valide en betrouwbare schaal hebben. De Cronbach’s Alpha bedraagt namelijk 0,855

(>0,7) (Verlet, 2011-2012). Het construct draagvlak is als volgt samengesteld:

Construct draagvlak = St2 + St6 + St7 + St8 + St9 + St10 + VdenSamen +

NdenBisSamen

We merken op dat van de 429 enquêtes slechts 278 geldige gegevensreeksen overblijven.

Bijgevolg worden 151 cases, of 35,2% niet verder in de analyse opgenomen. Van zodra een

respondent één stelling niet heeft ingevuld of ‘weet niet’ heeft geantwoord, wordt de hele rij

uit de analyse gehaald. Dit garandeert dat de set van variabelen, en dus de regressieanalyse,

gebaseerd is op dezelfde set van cases (Sagepub, 2012).

2.3.7.2 Controle van het model

Alvorens de regressie uit te voeren, wordt door middel van verschillende testen onderzocht of

de verzamelde data statistisch valide en bruikbaar zijn. Een eerste test die wordt uitgevoerd is

een independent T-test. Deze wordt gebruikt om de verschillen tussen de respondentengroep

voor en na de reminder na te gaan. Uit de resultaten blijkt dat de gemiddelden van beide

groepen zeer dicht bij elkaar liggen. Vervolgens kijken we naar de Levene’s test. Deze test is

niet significant (p > 0,05). Dit betekent dat de variantie tussen de twee groepen gelijk is. Uit

de t-test blijkt dat de verschillen tussen de gemiddelden niet significant zijn (p = ,942). Er is

met andere woorden geen significant verschil waarneembaar tussen de vroege en late

respondenten. Bijgevolg nemen we aan dat onze steekproef voldoende representatief is voor

de niet-respondenten (Voeten en van den Bercken, 2004).

Tabel 4: t-test

Draagvlak N x̅ Levene’s Test for Equality of

Variances: sig.

t-test for equality of

means

t sig.

Groep 1 174 30,24 ,222 -,073 ,942

Groep 2 104 30,29 -,075

De tweede test gaat na of er multicollineariteit bestaat tussen de verschillende variabelen. Dit

gebeurt aan de hand van de Pearson correlatietest en de Variance Inflation Factors (VIF-

waarden) (Verlet, 2011-2012). Uit appendix 6 blijkt dat er zowel significante als minder

significante correlaties zijn tussen de afhankelijk en de onafhankelijke variabelen. De

Page 46: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

36

correlatiematrix toont ook heel wat significante correlaties tussen de onafhankelijke

variabelen onderling. De hoogste waarde bedraagt 0,513 (p <0,001). Deze correlatie tussen

leeftijd en ervaring is evident aangezien het aantal jaar ervaring stijgt naarmate de leeftijd

toeneemt. In de literatuur vonden we verschillende bovenwaarden voor de Pearson

coëfficiënt: 0,40 (ICCI, 2013), 0,50 (Delarue, 2009), 0,60 (Wijnen, Janssens, De Pelsmacker

& Van Kenhove, 2002) en zelfs 0,80 (Gujarati, 1995). Om meer zekerheid te bekomen

hebben we bijkomend de VIF-test uitgevoerd (zie punt 3.2). Omdat de hoogste VIF-waarde

5,390 is en dus onder de bovengrens (10) ligt, besluiten we dat er geen probleem is met

multicollineariteit (Verlet, 2011-2012; Voeten en van den Bercken, 2004; Gujarati, 1995).

Daarna werd een test uitgevoerd om de normaliteit na te gaan. Het histogram en het feit dat

de mediaan (31,00) en het gemiddelde (30,26) niet ver uit elkaar liggen, geven ons een eerste

aanwijzing dat de afhankelijke variabele redelijk normaal verdeeld is. Daarnaast hebben we

de Shapiro-Wilk toets uitgevoerd. De significantie is echter kleiner dan 0,05 wat betekent dat

de gegevens niet normaal verdeeld zouden zijn. Vaak wordt echter naar de ‘Statistic’ waarde

gekeken. Een waarde 1 betekent dat de gegevens perfect normaal verdeeld zijn, waarbij 0,90

de ondergrens is (Maths Statistics Tutor, 2014). Volgens Verlet (2012-2013) is een

regressieanalyse eerder robuust in het schenden van normaliteit waardoor we kunnen

besluiten dat onze waarde van 0,952 niet problematisch is.

Tabel 5: Shapiro-Wilk test

Normaliteit Shapiro-Wilk Statistic Df Sig. Draagvlak 0,952 278 0,000

Een laatste test gaat na of de gegevens lineair verbonden zijn. Op de scatterplot van de

afhankelijke variabele draagvlak kunnen we geen patroon herkennen. Hieruit kunnen we

afleiden dat de gegevens lineair verbonden zijn.

Een bijkomende opmerking die we hier maken, betreft de variabelen ‘politieke partij’ en

‘functie’. Omdat deze variabelen nominaal zijn en de cijferwaarden geen betekenis hebben,

hebben we voor elke partij en functie een dummyvariabele gemaakt. Om deze in onze analyse

te kunnen opnemen, moesten we voor beide determinanten een referentiecategorie voorzien.

Voor de variabele ‘partij’ werd dit CD&V en voor ‘functie’ burgemeester. In de analyse

Page 47: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

37

worden deze twee referentiecategorieën niet opgenomen, maar we kunnen de resultaten

interpreteren afgezet tegen deze categorieën. De dummy ‘PVDA’ is niet opgenomen in de

analyse omdat er geen respondenten van deze partij onze survey volledig hebben ingevuld.

Tot slot werd de determinant ‘UitvWetg’ door SPSS uit de analyse gehaald door een te grote

collineariteit met de verschillende functies waarop deze variabele gebaseerd is.

Het definitieve model waarmee de regressieanalyse wordt uitgevoerd, ziet er als volgt uit:

Politiek

draagvlak

α + β1 Piloot + β2 Gesl + β3 Leeftijd + β4 VLD + β5 Spa +

β6 NVA + β7 VlBelang + β8 Groen + β9 LDD + β10 LokPartij +

β11 Meerderheid + β12 OCMWVoorzitter + β13 GemRaadslid +

β14 OCMWRaadslid + β15 FinSchepen + β16 AndereSchepen +

β17 Vast Bureau + β18 Ervaring + β19 Opl + β20 CombMand +

β21 GemSMJP + β22 ErvSP + β23 OpmSP + β24 MidWerkgroep +

β25 MidCons + β26 MidVerg + β27 MidAndere + β28 MidWeetNiet

+ et

Page 48: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

38

3 HOOFDSTUK 3: ONDERZOEKSRESULTATEN

Grootte van het draagvlak 3.1Vooraleer we de meervoudige lineaire regressieanalyse bespreken, gaan we na hoe groot het

politieke draagvlak voor het SMJP uit BBC is bij de Vlaamse lokale politici. We baseren ons

hiervoor op het schaalconstruct uit punt 2.3.7.1. en delen de resultaten op in vijf categorieën.

Tabel 6: draagvlak

Categorieën draagvlak Frequentie % Cumulatief %

1: zeer klein draagvlak 1 0,4 0,4

2: klein draagvlak 6 2,2 2,6

3: gemiddeld draagvlak 65 23,4 26,0

4: groot draagvlak 180 64,7 90,7

5: zeer groot draagvlak 26 9,4 100,0

N = 278; x̅ = 3,81; Std. Deviation = 0,64

Op basis van bovenstaande tabel kunnen we besluiten dat de Vlaamse lokale politici een groot

draagvlak vertonen ten aanzien van het SMJP uit BBC: 64,7% van de respondenten vertoont

een groot draagvlak. De gemiddelde score sluit hierbij aan met een waarde van 3,81. Amper

2,6% van de respondenten vertoont een klein draagvlak ten aanzien van het SMJP.

Aanvullend gingen we na of de grootte van het draagvlak verschilt tussen respondenten uit de

gemeenten en de OCMW’s. Vanderstraeten et al. (2013) stellen vast dat OCMW-besturen

verder staan in het strategisch denken en gekenmerkt worden door een moderner

overheidsmanagement als gevolg van de NOB. Hierdoor werken ze reeds meer op de manier

zoals het SMJP voorschrijft. Om die reden veronderstellen wij dat het draagvlak bij OCMW-

politici groter kan zijn. In onderstaande tabel is echter te zien dat de verschillen tussen beide

besturen te verwaarlozen zijn. De gemeenten halen een gemiddeld draagvlak van 3,79, terwijl

de respondenten uit de OCMW-besturen net iets hoger scoren met 3,84.

Page 49: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

39

Tabel 7: draagvlak gemeente vs OCMW

Categorieën

draagvlak

Gemeente OCMW

Frequentie % Cumulatief

%

Frequentie % Cumulatief

%

1 0 0,0 0,0 1 1,3 1,3

2 5 2,5 2,5 1 1,3 2,6

3 51 25,4 27,9 14 18,4 21,0

4 126 62,7 90,6 53 69,7 90,7

5 19 9,5 100,0 7 9,2 100,0

N = 201; x̅ = 3,79; Std. Deviation = 0,64 N = 76; x̅ = 3,84; Std. Deviation = 0,65

Tot slot blijkt uit de literatuur dat de uitvoerende politici één van de belangrijkste actoren zijn

bij de opmaak van het SMJP (Block et al., 2009). De gemeenteraad wordt vaak genegeerd en

enkel gezien als een legitimatieorgaan (Reynaert et al., 2008). Hierdoor kunnen we

veronderstellen dat het draagvlak bij de gemeente- en OCMW-raadsleden lager zal zijn dan

bij de uitvoerende politici. Rekening houdend met de gegevens in tabel 9 kunnen we deze

veronderstelling niet bevestigen. Er is nauwelijks een verschil tussen wetgevende en

uitvoerende politici in de grootte van het draagvlak voor het SMJP uit BBC. De wetgevende

politici vertonen gemiddeld zelfs een iets groter draagvlak (3,81 tegenover 3,79), al is dit

verschil verwaarloosbaar.

Tabel 8: draagvlak wetgevende vs uitvoerende politici

Categorieën

draagvlak

Wetgevende politici Uitvoerende politici

Frequentie % Cumulatief

%

Frequentie % Cumulatief

%

1 1 0,6 0,6 0 0,0 0,0

2 2 1,1 1,7 4 3,9 3,9

3 40 22,9 24,6 25 24,5 28,4

4 118 67,4 92,0 61 59,8 88,2

5 14 8,0 100,0 12 11,8 100,0

N = 175; x̅ = 3,81; Std. Deviation = 0,61 N = 102; x̅ = 3,79; Std. Deviation = 0,69

Page 50: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

40

Regressieanalyse 3.2

3.2.1 Resultaten

Tabel 9: meervoudige lineaire regressieanalyse

AFH VAR

ONAFH VAR

Draagvlak

B (niet-gestandaardiseerd)

Beta

(gestandaardiseerd)

Sig. VIF-test

Constante term 28,198 ,000***

Verklarende variabelen

Piloot ,569 ,057 ,408 1,173

Geslacht -,002 ,000 ,998 1,260 Leeftijd -,024 -,059 ,483 1,788

Open VLD -,555 -,039 ,602 1,414

S.pa -,598 -,038 ,587 1,255 N-VA 3,947 ,337 ,000*** 1,822

Vlaams Belang -,837 -,030 ,677 1,273

Groen 2,455 ,121 ,091* 1,279 LDD 2,799 ,038 ,575 1,148

Lokale Partij 0,288 ,018 ,800 1,300

Meerderheid 2,283 ,220 ,009*** 1,736 OCMW-voorzitter -1,879 -,075 ,347 1,599

Gemeenteraadslid -,279 -,029 ,844 5,390

OCMW-raadslid ,797 ,065 ,598 3,786 Schepen van financiën -,116 -,005 ,952 1,667

Andere schepen -1,631 -,124 ,266 3,101

Lid Vast Bureau ,334 ,016 ,858 2,119 Ervaring ,052 ,114 ,209 2,058

Opleiding -,205 -,041 ,566 1,305

Combinatie mandaten -1,262 -,089 ,203 1,219 Gemeenschappelijk SMJP ,355 ,073 ,285 1,173

Ervaring met SP ,023 ,002 ,974 1,367

Opmaak SP ,689 ,064 ,372 1,296 Middelen Werkgroep 1,106 ,098 ,222 1,616

Middelen Consultants ,183 ,018 ,792 1,161

Middelen Vergadering ,093 ,010 ,901 1,509 Middelen Andere -1,332 -,072 ,292 1,165

Middelen Weet niet ,106 ,006 ,945 1,739

Page 51: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

41

3.2.2 Discussie De regressie met betrekking tot het politiek draagvlak voor het SMJP is gebaseerd op 235

gegevensreeksen en heeft een verklaringskracht van 6,8%. Dit wil zeggen dat 6,8% van de

variantie in de afhankelijke variabele verklaard wordt door de opgenomen onafhankelijke

variabelen. De p-waarde van dit model is kleiner dan 0,05 en bijgevolg zijn de resultaten

significant. Om na te gaan hoe groot de verklarende waarde van de onafhankelijke variabelen

is, kijken we naar de gestandaardiseerde beta-coëfficiënten. Voor de dummies kijken we

echter naar de niet-gestandaardiseerde B-waarden. Hoe groter de waarde (positief of

negatief), hoe belangrijker de variabele bij het verklaren van de afhankelijke variabele. We

stellen echter vast dat slechts drie onafhankelijke variabelen het draagvlak significant

verklaren. Deze variabelen worden hieronder uitvoerig besproken. Voor de determinanten

‘piloot, geslacht, leeftijd, Open VLD, Sp.a, Vlaams Belang, Groen, LDD, lokale partij,

OCMW-voorzitter, gemeenteraadslid, OCMW-raadslid, schepen van financiën, andere

schepen, lid van het vast bureau, ervaring, opleiding, gemeenschappelijk SMJP, ervaring met

strategische planning, opmaak strategisch plan, middelen consultants, middelen vergadering,

middelen andere, middelen weet niet’ vonden wij geen significant verband.

3.2.2.1 N-VA & Groen

De B-waarde voor N-VA geeft aan dat er een positief significant verband is (p-waarde <0,01).

Dit betekent dat de N-VA’ers 3,947 keer het SMJP meer dragen dan hun CD&V-collega’s.

Op basis van de vergelijking tussen deze twee partijen zouden we Steyvers et al. (2006)

kunnen volgen. Zij stellen meer algemeen dat rechtse burgemeesters meer geneigd zijn het

beleidsvormingsproces te openen voor andere actoren. Ze zijn eveneens meer voorstander van

coproductie. Deze twee elementen wijzen op NPM-gericht denken waarvan ook het SMJP een

uiting is. In navolging van deze auteurs zouden we dus kunnen stellen dat rechtse partijen

positiever staan tegenover het SMJP. Deze stelling mogen we echter niet aannemen aangezien

de dummies voor de andere rechtse partijen (Open VLD, Vlaams Belang en LDD) geen

N 235 ,179 ,068 ,033** 1,608

R2

Adjusted R2

p-waarde F-test Significantieniveau: * 10% (p-waarde <0,1), ** 5% (p-waarde <0,05) en *** 1% (p-waarde <0,01)

Page 52: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

42

significant verband vertonen. Bijkomend zouden we voor de linkse partijen dan een negatief

teken verwachten. Dat is er inderdaad voor Sp.a, maar dit verband is niet significant. Voor de

partij Groen vinden we echter een positief significant verband (p <0,1). Zij staan 2,455 keer

positiever tegenover het SMJP dan hun CD&V-collega’s. We kunnen dus geen eenduidige

conclusie trekken op basis van de variabele ‘politieke partij’, in het bijzonder omdat de

resultaten voor Open VLD, Sp.a, Vlaams Belang, LDD en lokale partij niet significant zijn.

Hoe kunnen we nu verklaren dat politici van N-VA en Groen een groter draagvlak vertonen?

Ten eerste vinden we een verklaring in het feit dat er deze legislatuur heel veel nieuwe NVA-

politici verkozen zijn. Opvallend veel van hen hebben onze survey ingevuld. 17% van onze

respondenten waren namelijk N-VA’ers die deze legislatuur voor de eerste keer een

gemeentelijk mandaat opnamen. Voor deze nieuwkomers kan het SMJP een leidraad vormen

en een handig instrument zijn om wegwijs te geraken in het kluwen van informatie dat op hen

afkomt. Voor leden van andere partijen, die al één of meerdere legislaturen achter de rug

hebben, kan de BBC-hervorming een radicale omslag betekenen in hun manier van werken.

Verandering schrikt namelijk veel mensen af (Stoffer, 2002) omdat ze het gevoel kunnen

hebben terug van nul te moeten beginnen. Bovenstaande redenering kan een verklaring zijn

voor het groter draagvlak bij N-VA-leden. Voor politici van de partij Groen moeten we de

verklaring in een breder kader zoeken. Linkse partijen staan globaal gezien meer open voor

hervormingen (Cioffi & Höpner, 2006). Dit gaat dan niet enkel over nieuwe NPM-

instrumenten zoals in het onderzoek van Steyvers et al. (2006), maar over hervormingen in

het algemeen. Zij worden vaak beschouwd als progressieve partijen die in nieuwe technieken

meer kansen zien dan leden van conservatieve partijen (Pauli, 2014). Groen-politici vertonen

inderdaad dit gedrag, maar voor de Sp.a-politici uit ons onderzoek vinden we het

tegenovergestelde gedrag. Hierdoor kunnen we deze stelling over linkse partijen in het

algemeen niet hard maken. We moeten dus besluiten dat de partijvoorkeur geen invloed heeft

op het politiek draagvlak voor het SMJP. N-VA en Groen, twee partijen die ideologisch

mijlenver uit elkaar liggen, staan namelijk beiden significant positief tegenover dit plan.

3.2.2.2 Meerderheid

Met betrekking tot de variabele meerderheid vinden we een positief significant verband (p-

waarde = 0,009) met het draagvlak. Dit betekent dat leden van de meerderheid 2,283 keer

meer draagvlak vertonen voor het SMJP dan oppositieleden. Naar aanleiding van het

Page 53: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

43

onderzoek van Verhelst et al. (2011) en Askim (2006) over het gebruik van NPM-

instrumenten, zouden we echter het omgekeerde kunnen verwachten, omdat het SMJP vaak

een van de enige instrumenten is waarmee oppositie gevoerd kan worden. Andere

beleidsdocumenten kunnen door de meerderheid intern worden gehouden. In dit opzicht kan

er een hoger gebruik vastgesteld worden bij de oppositie, wat niet meteen betekent dat er een

groter draagvlak is voor dit plan in de zin dat ze het loyaal uitvoeren. Zij kunnen het SMJP

bijvoorbeeld gebruiken om punten van kritiek te zoeken op de meerderheid. Ons resultaat ligt

wel in lijn met het onderzoek van Olislagers et al. (2013) die vaststelden dat oppositieleden

minder tevreden zijn over het gemeentedecreet. De verklaring voor dit resultaat luidt als

volgt: uit onze survey kwam naar voor dat veel van de oppositieraadsleden vonden dat zij niet

betrokken werden bij het opstellen van het SMJP (zie punt 3.4.2.). Uiteindelijk moet het

SMJP enkel goedgekeurd worden door de gemeenteraad, de opstelling gebeurt voornamelijk

door het CBS en het managementteam. Veel oppositieraadsleden voelen zich uitgesloten van

dit proces en wensen meer input te geven aan het SMJP. Een tweede bevinding van Askim

(2006) kunnen we wel onderbouwen met ons resultaat. De auteur stelt namelijk vast dat als er

gekeken wordt naar de vaardigheden om informatie te interpreteren, de meerderheid meer

gebruik zal maken van de informatie dan de oppositieleden. Dit komt omdat ze een bredere

basis aan informatie hebben en deze informatie beter aan elkaar kunnen linken. De positievere

houding van meerderheidsleden kunnen we verklaren door het feit dat zij zich dichter bij de

‘apex of power’ (Mouritzen & Svara, 2002) bevinden en dus frontbenchers zijn (Askim,

2006). Omdat zij betere toegang hebben tot interne documenten en dichter bij de ambtenaren

en de burger staan, bekomen zij sneller informatie.

Kwalitatieve resultaten 3.3Onze vragenlijst eindigde met een aantal open vragen. Er werd gepeild naar de motieven voor

de invoering van het SMJP, naar eventuele verbeteringen en naar de infobronnen waar de

respondenten hun informatie haalden over het SMJP. Hieronder bespreken we kort de

resultaten van deze drie vragen.

Page 54: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

44

3.3.1 Motieven Tabel 10: motieven

Motief Aantal Percentage Langetermijnplanning en toekomstvisie, continuïteit in beleid 59 25,5 Transparantie en duidelijkheid 42 18,2 Controle op uitgaven, budget/schuldbeheersing, duidelijke financiële consequenties, evenwicht, beter financieel beheer

36 15,6

Koppeling financiën – beleid 34 14,7 Verplichting 17 7,4 Uniformiteit binnen en tussen gemeenten 6 2,6 Meer controle van hogere overheden 4 1,7 Meer budgettaire flexibiliteit 4 1,7 Plan- en rapporteringslasten verminderen 4 1,7 Samenwerking tussen diensten en thema’s stimuleren (ook OCMW) 3 1,3 Betere controle en beoordeling mogelijk 3 1,3

49% van de respondenten heeft de vraag naar de motieven om het SMJP in te voeren,

ingevuld. Uit bovenstaande tabel blijkt dat de vier populairste motieven aansluiten bij de

doelstellingen die het Agentschap Binnenlands Bestuur voor ogen had (ABB, 2014). Eén

respondent vatte de doelen perfect samen:

“Het wordt gemakkelijker om initiatieven die over meerdere jaren lopen op een

correcte manier financieel in te schatten en in de uitvoering in te plannen. Je bent als

gemeentebestuur verplicht om zes jaar vooruit te denken, de zaken financieel op orde

te houden en de gemeentefinanciën min of meer gezond achter te laten voor de

volgende ploeg.”

Enkel de planlastenvermindering, door het ABB sterk als motief aangehaald, wordt minder

erkend door onze respondenten. Ondanks de vele positieve motieven, zijn er ook enkelingen

die negatieve beweegredenen aanhalen zoals controle op de ambtenaren en uitschakeling van

de oppositie in de gemeenteraad.

3.3.2 Verbeteringen Tabel 11: verbeteringen

Verbetering Aantal Percentage Duidelijkere terminologie en overzichtelijker 30 15,8 Meer betrokkenheid van burgers, oppositie, gemeenteraad: te veel CBS 25 13,2 Te vroeg 23 12,1 Meer opvolging en evaluatie-instrumenten 19 10,0 Meer vrijheid en flexibiliteit: te veel onderdelen, te strak financieel 19 10,0

Page 55: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

45

keurslijf Meer transparantie 12 6,3 Minder vrijheid: werkingskosten meer detailleren, te vrijblijvend 12 6,3 Geen verbeteringen 9 4,7 Meer begeleiding bij overgang en verdere opleiding 6 3,2 Meer vergelijking mogelijk maken tussen gemeenten, standaardiseren 6 3,2 Nog meer planlastenvermindering 4 2,5 Zes jaar is te lang om concreet te plannen 4 2,5

Onze respondenten zagen nog verbeterpunten voor het SMJP. 43,6% bracht enkele

voorstellen aan. In tegenstelling tot de motieven lopen de antwoorden hier sterk uiteen. Waar

de ene groep meer vrijheid wil (onder andere om te schuiven met budgetten tussen domeinen

en om bijsturing mogelijk te maken), wil een andere groep er juist minder. Er kan volgens

deze laatste groep een te groot deel van het budget in de reserves gestoken worden, prioritaire

doelstellingen blijven te vaag geformuleerd en sommigen wensen een gedetailleerd sjabloon.

Zoals we verwacht hadden, erkent 12,1% van de respondenten dat het te vroeg is om nu al

verbeteringen voor te stellen. Opvallend is het feit dat 13,2% meer betrokkenheid van andere

actoren wenst. Een deel daarvan bedoelt daarmee de burgers, maar het grootste deel vindt dat

de oppositie en/of de volledige gemeenteraad te weinig betrokken wordt en dat het SMJP

vooral het werk blijft van het CBS. Kritische enkelingen stellen nog voor om het SMJP meer

af te stemmen op de privésector of om de hogere overheden met dit systeem te laten werken.

3.3.3 Informatie Tabel 12: informatie

Middel Aantal Percentage Opleiding/studiedagen 189 45,1 Brochures 167 39,8 Folders 125 29,8 Geen

• Oppositie • Meerderheid

45 54

10,7 12,9

Workshops 50 11,9 Helpdesk 12 2,8 Andere

• Zelfstudie (boek, internet) • Infosessie vanuit de gemeente • Partij • Vanuit job als ambtenaar • …

24 9 4 3 3 5

5,7

Page 56: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

46

De meeste respondenten verkregen of zochten informatie over het SMJP via meerdere

kanalen. Het grootste deel volgde een opleiding of een studiedag, al dan niet georganiseerd

door de VVSG, het ABB of een andere organisatie. Daarnaast zijn folders en brochures het

populairste informatiemiddel. Workshops en de helpdesk worden minder gebruikt. Van de

respondenten die nog een ander middel gebruikt hebben, leerden de meesten het SMJP

kennen via zelfstudie. Verder is het opvallend dat 23,6% van de respondenten geen informatie

gekregen of geraadpleegd heeft rond het SMJP. In navolging van Mouritzen en Svara (2002)

kunnen we verwachten dat vooral oppositieraadsleden geen informatie over het SMJP kregen

of zochten, omdat zij zich verder van de ‘apex of power’ bevinden. Uit de cijfers blijken

evenwel geen opvallende verschillen tussen oppositie- en meerderheidsraadsleden.

Aanbevelingen voor verder onderzoek 3.4Aangezien BBC pas sinds dit jaar verplicht is, vormt ons onderzoek een nulmeting. We gaan

het politiek draagvlak voor het SMJP na bij de start van het gebruik ervan. Het verdient

daarom aanbeveling dat er een vervolgonderzoek komt eenmaal het plan een aantal jaar in

gebruik is. Op die manier kan er nagegaan worden of er een evolutie is in het draagvlak bij de

lokale politici. We zouden verwachten dat naarmate politici meer vertrouwd geraken met het

plan, het draagvlak groter wordt. Indien het plan echter niet op de juiste manier gebruikt

wordt en het voor bijkomende complexiteit zorgt, kan het draagvlak afnemen. Block et al.

(2009) stelden vast dat het politiek draagvlak kan afnemen eens het SMJP opgesteld is. Bij het

opstellen van het plan ijveren alle politici ervoor dat zoveel mogelijk van hun partijpunten

worden opgenomen, maar eens dit gebeurd is, vermindert de aandacht voor het SMJP. Het

kan interessant zijn om deze evolutie na te gaan. Een vervolgonderzoek geeft bovendien de

mogelijkheid aan de lokale gezagdragers om toekomstige punten van kritiek door te geven

aan het centrale niveau.

Uit het weinige aantal verklarende variabelen besluiten we dat de variantie in het draagvlak

door andere factoren verklaard wordt dan deze in onze analyse opgenomen. Daarom kan een

onderzoek naar andere verklarende factoren een tweede piste zijn voor verder onderzoek. Eén

van die andere determinanten kan bijvoorbeeld de grootte van de gemeente zijn. Hoe groter

een gemeente, hoe meer middelen zij kan inzetten voor de opmaak van het SMJP. Dit kan het

draagvlak voor het plan positief beïnvloeden. Wij zijn in onze websurvey het gebruik van

enkele middelen nagegaan, maar dit was enkel om een beeld te krijgen over hoe de meeste

Page 57: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

47

besturen dit proces aangepakt hebben. Daarnaast was onze lijst van middelen niet exhaustief.

Een tweede factor die in deze masterproef niet onderzocht werd, maar wel kan bijdragen tot

het verklaren van het politiek draagvlak, is de houding van de ambtenaren. Aangezien het

SMJP mede wordt opgemaakt door het managementteam, kunnen zij met hun kennis en

expertise de politici die de uiteindelijke beslissing nemen, beïnvloeden. Een derde mogelijke

factor is de organisatiecultuur. Heerst er binnen het bestuur een dynamische en innovatieve

cultuur of kan de cultuur eerder omschreven worden als conservatief (Gouverneur, 2011)? Dit

kan bepalen hoe politici met het SMJP omgaan. Tenslotte kan de financiële situatie van het

lokaal bestuur onrechtstreeks een rol spelen bij het politiek draagvlak. Verschillende studies

(Van Helden; Ingram; Evans & Patton in: Windels & Christiaens, 2005) beweren namelijk dat

financiële factoren een invloed kunnen hebben op de adoptie van nieuwe

managementtechnieken. Een eerste financiële factor kan het financieel management zijn.

Besturen met een degelijk financieel management tonen een grotere bereidheid om te

hervormen. Een andere factor kan de financiële onafhankelijkheid zijn. Als lokale besturen

financieel onafhankelijk zijn van andere overheden, kan dit wijzen op een financieel gezonde

situatie. Hierdoor kunnen politici meer openstaan om nieuwe instrumenten te implementeren

omdat zij over voldoende middelen beschikken.

We kunnen besluiten dat ons onderzoek het eerste is dat peilt naar het draagvlak voor het

SMJP uit BBC bij lokale Vlaamse politici. In dit opzicht biedt deze analyse een primeur en

vormt het tegelijkertijd een startpunt voor verder onderzoek. Een eerste aanzet is namelijk

nooit compleet en daarom kan verder onderzoek tegemoet komen aan bovenstaande

tekortkomingen.

Page 58: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

48

CONCLUSIE

In het laatste deel van deze masterproef wordt de conclusie neergepend. De onderzoeksvragen

worden aan de hand van zowel onze kwalitatieve als kwantitatieve onderzoeksresultaten

beantwoord. De eerste onderzoekvraag werd in hoofdstuk II als volgt geformuleerd:

1. Hoe groot is het politiek draagvlak in gemeente- en OCMW-besturen voor het SMJP uit

BBC?

We kunnen besluiten dat het draagvlak in zowel gemeente- als OCMW-besturen voor het

SMJP uit BBC groot tot heel groot is. 74% van beide groepen respondenten samen vertonen

een groot tot heel groot draagvlak. Voor respondenten uit de gemeente ligt dit percentage iets

lager (72%), terwijl het voor OCMW-politici iets hoger ligt (79%). Bovendien stellen we vast

dat er amper een verschil in draagvlak is tussen uitvoerende en niet-uitvoerende politici.

2. Welke individuele variabelen verklaren de eventuele verschillen in het politiek draagvlak?

Om de tweede onderzoeksvraag te beantwoorden, gingen we na welke determinanten een

invloed hebben op het draagvlak voor het SMJP bij de Vlaamse lokale politici. Vooraleer het

empirisch model kon worden opgesteld, was een grondige studie van de bestaande literatuur

aangewezen. Op basis daarvan definieerden we enkele individuele variabelen (bv. geslacht,

leeftijd, ervaring, opleidingsniveau, enzovoort). Bijkomend namen we enkele

omgevingsdeterminanten op in de analyse. Door middel van een meervoudige lineaire

regressieanalyse werd de impact op de afhankelijke variabele getest. De resultaten worden

weergegeven door de regressievergelijking in te vullen. De determinanten waarvoor een

significant verband werd gevonden, zijn in het vet weergegeven.

Page 59: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

49

Politiek

draagvlak

α + 0,569 Piloot – 0,002 Gesl – 0,059 Leeftijd – 0,555 VLD –

0,598 Spa + 3,947 NVA – 0,837 VlBelang + 2,455 Groen +

2,799 LDD + 0,288 LokPartij + 2,283 Meerderheid – 1,879

OCMWVoorzitter – 0,279 GemRaadslid + 0,797

OCMWRaadslid – 0,116 FinSchepen – 1,631 AndereSchepen +

0,334 Vast Bureau + 0,114 Ervaring – 0,041 Opl – 1,262

CombMand + 0,355 GemSMJP + 0,023 ErvSP + 0,689 OpmSP

+ 1,106 MidWerkgroep + 0,183 MidCons + 0,093 MidVerg –

1,332 MidAndere + 0,106 MidWeetNiet + et

We stellen vast dat drie individuele variabelen een verklarend effect hebben:

1. N-VA

N-VA’ers vertonen een groter draagvlak voor het SMJP uit BBC dan hun CD&V-

collega’s. Dit kunnen we in hoofdzaak verklaren doordat er deze legislatuur veel

nieuwe N-VA-politici een mandaat opnamen. Voor hen kan het SMJP een leidraad

zijn om wegwijs te geraken in de grote hoeveel nieuwe informatie.

2. Groen

Groen-politici vertonen een groter draagvlak voor het SMJP uit BBC dan CD&V-

politici. Deze vaststelling is echter niet eenduidig te verklaren. Over het algemeen

staan linkse partijen meer open voor hervormingen, maar aangezien Sp.a in ons

onderzoek geen significant verband vertoont, kunnen we deze stelling niet zomaar

toepassen op ons onderzoek.

Uit bovenstaande twee conclusies kunnen we besluiten dat de partijvoorkeur geen invloed

heeft op het politieke draagvlak voor het SMJP uit BBC: N-VA en Groen, twee partijen die

ideologisch sterk verschillen, staan beiden positief tegenover het plan.

3. Meerderheid

Leden van de meerderheid vertonen een groter draagvlak voor het SMJP uit BBC dan

oppositieleden. Een eerste reden hiervoor is dat oppositieraadsleden zich vaak

uitgesloten voelen bij de opmaak van het SMJP. Deze opmaak is immers voornamelijk

Page 60: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

50

in handen van het CBS en het managementteam. De tweede reden vinden we in het

feit dat de leden van de meerderheid, of de frontbenchers, een betere toegang tot

informatiebronnen en ambtenaren hebben.

Voor de determinanten ‘piloot, geslacht, leeftijd, Open VLD, Sp.a, Vlaams Belang, Groen,

LDD, lokale partij, OCMW-voorzitter, gemeenteraadslid, OCMW-raadslid, schepen van

financiën, andere schepen, lid van het vast bureau, ervaring, opleiding, gemeenschappelijk

SMJP, ervaring met strategische planning, opmaak strategisch plan, middelen consultants,

middelen vergadering, middelen andere, middelen weet niet’ vonden wij geen significant

verband.

Page 61: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

I

BIBLIOGRAFIE

Agentschap voor Binnenlands Bestuur (2014). Beleids- en BeheersCyclus Gemeenten,

OCMW’s en Provincies. Geraadpleegd via http://www.binnenland.vlaanderen.be/bbc.

Agentschap voor Binnenlands Bestuur (2012). Lokale en provinciale verkiezingen van 14

oktober 2012. Binnenband: Vlaamse profielschets, 17(77), 42-43.

Agentschap voor Binnenlands Bestuur (2013). Lokale en provinciale verkiezingen van 14

oktober 2012 – profiel van de verkozenen. Binnenband: Vlaamse profielschets, 18(80), 48-50.

Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Implementatie BBC. Geraadpleegd via

http://binnenland.vlaanderen.be/beleids-en-beheerscyclus/implementatie-bbc.

Allaert, P., & De Klerck, G. (1998). Krijtlijnen voor een betere aanpak van strategische

planning en management in Vlaanderen. Gent: Academia Press.

Anoniem1., Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 21 oktober 2013.

Anoniem2., Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 17 oktober 2013.

Ansell, C., & Gash, A. (2007). Collaborative Governance in theory and practice, Journal of

Public Administration Research and Theory, 18(4), 543-571.

Askim, J. (2006). The role of needs and abilities in politicians’ use of performance

information. Paper presented at EGPA Annual Conference, September 6-9 2006, Milan.

Askim, J. (2008). Determinants of Performance Information Utilization in Political Decision

Making. In Van Dooren, W., & Van De Walle, S. (Eds.), Performance information in the public

sector. How it is used (pp. 125-139). New York: Palgrave Macmillan.

Askim, J. (2009). The Demand Side of Performance Measurement: Explaining Councillors'

Utilization of Performance Information in Policymaking. International Public Management Journal,

12(1), 24-47.

Bel, G., Hebdon, R., & Warner, M. (2007). Local government reform: Privatization and its

alternatives. Local Government Studies, 33(4), 507-515.

Page 62: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

II

Billiet, J., & Carton, A. (2011). Dataverzameling: gestandaardiseerde interviews en zelf-in-te-

vullen vragenlijsten. In Billiet, J., & Waege, H. (Eds.), Een samenleving onderzocht. Methoden van

sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Berchem: De Boeck.

Block, T., De Ceuninck, K., Reynaert, H., Steyvers, K., & Valcke, T. (2008). Tactisch

steekspel of tijdverspilling? Strategische meerjarenplanning in Vlaamse gemeenten. Res Publica,

50(4), 409-441.

Block, T., Steyvers, K., & Wayenberg, E. (2009). Strategische meerjarenplanning in Vlaamse

steden. Brussel: Kenniscentrum Vlaamse steden.

Boedeltje, M., & de Graaf, L. (2004). Draagvlak nader bekeken. Een verkenning van het

begrip draagvlak binnen interactief beleid op lokaal niveau vanuit een normatief en instrumenteel

perspectief. Enschede/Utrecht.

Bovy, S., De Leemans, K., Janssens, L., & Van Opdenbosch, X. (2002). Het nieuwe

gemeentedecreet: effecten op de gemeentelijke organisatie. Leuven: SBOV.

Box, L., Engelhart, R., & Kruijter, A. (1999). Draagvlak in ontwikkeling – een verkennend

onderzoek naar ‘nieuwe actoren’ die het draagvlak voor internationale samenwerking in de

Nederlandse samenleving kunnen versterken. Maastricht: ECDPM.

Bursens, P., & Heemskerk, E. (2010). De Europese Unie na Lissabon: is het glas halfvol of

halfleeg? Res Publica, 52(1), 115-126.

Buylen, B. (2011). Do local politicians use financial information? An analysis of the annual

budget discussion in Flemish municipal councils (work in progress). Gent: Universiteit Gent

Buylen, B. (2012). Why do some party leaders in Flemish municipal councils get more

acquainted with New Public Management principles than others? An investigation into the impact of

their individual characteristics. Gent: Universiteit Gent

Buylen, B. (2013). Politics by numbers? An exploration of councillors’ apparent use of

financial information during the budget discussion in Flemish municipal councils. Gent: Universiteit

Gent.

Caulfield, J., & Larsen, H.O. (2002). Introduction. In Caulfield, J., & Larsen, H.O. (Eds.),

Local Government at the Millennium, (pp. 9–26). Wiesbaden: Springer Fachmedien Wiesbaden.

Page 63: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

III

Celis, K. (2009-2010). Inleiding politicologie. Gent: Hogeschool Gent, Departement

Handelswetenschappen en Bestuurskunde en Publiek Management.

Christensen, T., & Laegreid, P. (2001). New Public Management: The transformation of ideas

and practice. Aldershot: Ashgate.

Christiaens, J., & Van Peteghem, V. (2007). Governmental accounting reform: evolution of

the implementation in Flemish Municipalities. Financial Accountability & Management, 23(4), 375-

399.

Cioffi, J.W., & Höpner, M. (2006). The Political Paradox of Finance Capitalism: Interests,

Preferences, and Center-Left Party Politics in Corporate Governance Reform. Politics & Society,

34(4), 463-502.

Delarue, A. (2009). Teamwerk: De stress getemd? Een onderzoek naar het effect van

organisatieontwerp en teamwerk op het welbevinden van werknemers. Leuven: Acco.

Daniels, A.J. (1995). Strategische planning van steden: een benadering vanuit city marketing.

Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam.

De Loor, K. (2011). Vraag om uitleg over de ervaringen van pilootbesturen en de conclusies

die hieruit werden getrokken naar aanleiding van het invoeren van de BBC. Commissie voor

Bestuurszaken, Vlaams Parlement.

De Molenaar, J.G. (1998). Een verkennende beschouwing over grondhoudingen,

natuurbeelden en natuurvisies in relatie tot draaglvak voor natuur. Wageningen: Instituut voor Bos-

en Natuuronderzoek.

De Rynck, F., & Bouckaert, G. (2001). Praktisch Handboek voor Gemeentebeleid. Brugge:

Die Keure.

Develtere, P. (2003). Het draagvlak voor duurzame ontwikkeling – wat het is en zou kunnen

zijn. Antwerpen: De Boeck.

Devos, C., & Vos, H. (2007). Over de dynamiek van de politiek: een kwarteeuw politieke

machtsverschuivingen. Gent: Academia Press.

Page 64: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

IV

Donker, T.H., & Spronk, A. (2006). Politiek draagvlak ten aanzien van

ontwikkelingssamenwerking. (Bachelorscriptie, Radboud Universiteit Nijmegen, Nijmegen,

Nederland).

Elands, B.H.M., & Turnhout, E. (2009). Burgers, beleid en natuur: tussen draagvlak en

betrokkenheid. Wageningen: Wageningen UR.

Enticott, G. (2003). Researching local government using electronic surveys. Local

Government Studies, 29(2), 52-67.

Fockenier, M., Hellebosch, R., Mertens, G., Pauwels, J., Van Dooren, B., & Van Vaerenbergh,

V. (2012). De beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de ocmw’s en de provincies: de beleids- en

beheersrapporten. Brussel: Agentschap Binnenlands Bestuur.

Fox, R.L., & Schuhmann, R.A. (1999). Gender and Local Government: A Comparison of

Women and Men City Managers. Public Administration Review, 59(3), 231-242.

Gemeentedrecreet van 15 juli 2005, BS 31 augustus 2005, 38153.

Goeminne, S. (2012-2013). Cursus Financieel Management. Gent: Hogeschool Gent,

Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde en Publiek Management.

Gouverneur, M. (2011). De invloed van verschillende factoren op integrale samenwerking in

Nederlandse gemeenten. Utrecht: Universiteit Utrecht.

Groten, J.A.M., & Visser, A.J. (2004). Natuurlijk Samenwerken! Inspiratieboek voor

samenwerking in natuurontwikkeling en –beheer (1e ed.). Lelystad: Cabri B.V.

Guillamón, M.D., Bastida, F., & Benito, B. (2011). The Determinants of Local Governments’

Financial Transparency. Local Government Studies, 37(4), 391-406.

Gujarati, D. (1995). Basic Econometrics (4th ed.). The McGrawth companies.

Heerwegh, D. (2001). Survey-onderzoek middels het Internet. Een exploratie van het terrein.

Leuven: KU Leuven.

Heerwegh, D. (2005). Effects of personal salutations in e-mail invitations to participate in a

web survey. Public Opinion Quarterly, 69(4), 588-598.

Hofstede, G. (1998). Masculinity and Femininity: The Taboo Dimension of National Cultures.

London: Sage Publications.

Page 65: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

V

Hood, C. (1995). The ‘new public management’ in the 1980’s: variations on a theme.

Accounting, Organizations and Society, 20(2/3), 93-109.

Hood, C., James, O., & Scott, C. (2000) Regulation of government: has it increased, is it

increasing, should it be diminished? Public Administration, 78(2), 283-304.

Horemans, W. (2014). Voorwoord. De Kiosk: infoblad Berlaar, 11(1), 2.

ICCI (ed.). (2013). Het verband tussen audithonoraria en auditkwaliteit. Antwerpen-

Apeldoorn: Maklu.

IOB: Inspectie voor ontwikkelingssamenwerking en beleidsevaluatie. (2009).

Draagvlakonderzoek: Evalueerbaarheid en resultaten. IOB evaluaties, 322.

Lapsley, I., & Oldfield, R. (2001) Transforming the public sector: management consultants

as agents of change. The European Accounting Review, 10(3), 523-543.

Lawrence, S., Meyers, G.G., & Guarino A.J. (2012). Chapter 7B: Multiple Regression:

Statistical Methods Using IBM SPSS. Geraadpleegd via http://www.sagepub.com/upm-

data/49300_ch_7v.pdf.

Leroy, J. (2010a). Het nieuwe financiële en beleidssysteem voor lokale besturen: een hele

uitdaging. Lokaal, 10, 14-15.

Leroy, J. (2010b). Het nieuwe beleids- en financiële systeem voor lokale besturen: planning

centraal. Lokaal, 11, 11-13.

Leroy, J. (2010c). Dezelfde boekhouding voor gemeente en OCMW. Lokaal, 12, 16-17.

Leroy, J. (2011). De beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de OCMW’s en de

provincies. De nieuwe regels toegelicht in 60 vragen en antwoorden. Brussel: Politea.

Liguori, M., Sicilia, M., & Steccolini, I. (2009). Politicians versus managers: roles and

interactions in accounting cycles. International Journal of Public Sector Management, 22(4), 310-323.

Lindblom, C.E. (1959). The Science of Muddling Through. Public Administration Review,

19(2), 79-88.

March, J.G., & Olson, J.P. (1984). The New Institutionalism: Organizational Factors in

Political Life, The American Political Science Review, 78(3), 734-749.

Page 66: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

VI

Maths Statistics Tutor. Geraadpleegd via http://www.maths-statistics-

tutor.com/normality_test_pasw_spss.php.

Melkers, J., & Willoughby, K. (2005). Models of Performance-Measurement Use in Local

Governments: Understanding Budgeting, Communication, and Lasting Effects. Public Administration

Review, 65(2), 180-190.

Mintzberg, H., Ahlstrand, B. & Lampel, J. (2005). Strategy Safari: A Guided Tour Through

The Wilds of Strategic Management. New York: The Free Press.

Mouritzen, P. E., & Svara, J. H. (2002). Leadership at the apex: Politicians and

administrators in Western local governments. Pittsburgh: University of Pittsburgh Press.

Newman, J., Raine, J., & Skelcher, C. (2001). Transforming Local Government: Innovation

and Modernization. Public Money and Management, 21, 61-68.

Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988, BS 3 september 1988, 12482.

O’Keefe, D.J. (2002). Persuasion: Theory and research. Newbury Park, CA: Sage.

Olislagers, E., Ackaert, J., De Rynck, F., & Reynaert, H. (2009). Percepties van

burgemeesters, schepenen, raadsleden, secretarissen en ontvangers over het gemeentedecreet

vergeleken. Leuven: SBOV.

Olislagers, E., Hennau, S., Ackaert, J., De Rynck, F., & Reynaert, H. (2013). Implementatie

van het gemeentedecreet: onvoltooide symfonie. Multivariate analyses. Leuven: SBOV.

Osborne, S. (2006). The new public governance? Public Management Review, 8(3), 377-387.

Pauli, W. (2014). De slag om links: het probleem van Bruno Tobback. Geraadpleegd op 7 mei

2014, via http://www.knack.be/nieuws/belgie/de-slag-om-links-het-probleem-van-bruno-

tobback/article-normal-131641.html.

Pelgrims, C. (2008). Politieke actoren en bestuurlijke hervormingen. Een

stakeholderbenadering van Beter Bestuurlijk Beleid en Copernicus. Leuven: KU Leuven.

Pollitt, C., & Bouckaert, G. (2011). Public Management Reform. New York: Oxford

University Press Inc.

Raudla, R. (2012). The use of performance information in budgetary decision-making by

legislators: is Estonia any different? Public Administration, 90(4), 1000-1015.

Page 67: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

VII

Reichard, C. (2003). Local public management reforms in Germany. Public Administration,

81(2), 345-363.

Reynaert, H., Steyvers, K., & Block, T. (2008). Stijloefening of stratego? Strategische

meerjarenplanning in Vlaamse gemeenten en provincies. Brugge: Vanden Broele.

Reynaert, H., & Steyvers, K. (2010). De kerktorenpolitiek voorbij? Lokale politiek in

Vlaanderen. Brugge: Vanden Broele.

Ridder, H.G., Bruns, H.J., & Spier, F. (2005) Analysis of public management change

processes: the case of local government accounting reforms in Germany. Public Administration, 83(2),

443-471.

Schaefer, DR., & Dillman, DA. (1998). Development of a standard e-mail methodology.

Results of an experiment. Public Opinion Quarterly, 62(3), 378-397.

Schellens, P., Klaassen, R., & De Vries, S. (2000). Communicatiekundig ontwerpen:

methoden, perspectieven, toepassingen. Assen: Koninklijke Van Gorcum.

Schermer, K., & Wijn, M. (2004). Vergaderen en onderhandelen: in teams en besturen (5de

ed.). Antwerpen: Standaard Uitgeverij.

Selwyn, N., & Robson, K. (1998). Using e-mail as a research tool. Social Research Update,

(21).

Steyvers, K. (2005). From the many are chosen the few. The political recruitment process of

the Belgian mayor. Het Politieke Rekruteringsproces van de Belgische burgemeester. Gent:

Universiteit Gent.

Steyvers, K., Reynaert, H., & Block, T. (2009). Team work or territorial war? Assessing the

introduction of a management team in local government: The Flemish region of Belgium. Public

Management Review, 12(1), 11-31.

Steyvers, K., Reynaert, H., De Ceuninck, K., & Valcke, T. (2006). Mayors in Governance:

Heading for Efficiency and Democracy? The Belgian Case, Local Government Studies, 32(4), 429-

445.

Stoffer, R. (2002). Weerstand en het dilemma van de verandering. Tijdschrift voor de

psychotherapie, 28, 132-141.

Page 68: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

VIII

Stoker, G. (1998). Governance as theory: five propositions. ISSJ, 155, 17-28.

ter Bogt, H.J. (2004). Politicians in search of performance information? Survey research on

Dutch aldermen’s use of performance information. Financial Accountability and Management, 20(3),

221-252.

Tryhou, I. (2012-2013). Stagerapport: BBC – Stand van zaken. Gent: Hogeschool Gent.

Tse, A. (1998). Comparing the response rate, response speed and response quality of two

methods of sending questionnaires: Email vs. mail. Journal of the Market Research Society, 40(4),

353-361.

Vallet, N., & De Rynck, F. (2006). De lokale leiderschapstandem: een verkennend onderzoek

naar de aard en hoedanigheid van het politiek en ambtelijk leiderschap in Vlaamse stadsbesturen. Res

Publica, 3(4), 446-471.

Vancoppenolle, D. (2013). Organisatie van de beleidsvorming in de uitvoerende macht.

Seminarie Centrale Besturen. Gent: Hogeschool Gent, departement Handelswetenschappen en

Bestuurskunde en Publiek Management.

Van Dam, M., Berveling, J., Neelen, G., & Wille, A. (1996). Draagvlak gezocht. Beslissen

over veranderingen in het binnenlands bestuur. Bestuurskunde, 5(7), 317-329.

Van den Eeden, N., & Filius, P. (1998). Klassieke instrumenten. In: Volker, C.M., Buijs, A.E.,

Filius, P., Van den Eeden, N., & Oosterveld, H.J.W. (eds.), Draagvlak voor de natuur: beelden,

context en instrumenten. Den Haag: DLO-Instituut voor Bos- en natuuronderzoek.

Van der Heijden, J. (2011). Productie door de burger. Democratischer dan

volksvertegenwoordiging. Delft: Eburon.

Vanderstraeten, G., Verschuere, B., Goeminne, S., & De Rynck, F. (2013). Samenwerking

tussen de Vlaamse Centrumsteden en hun OCMW’s op het vlak van Financieel Management. Brussel:

VVSG.

Van Moerkerke, B. (2011). Stad en OCMW Antwerpen pilot voor beleids- en beheerscyclus.

Lokaal, 16-17.

Page 69: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

IX

Van Helden, G.J., & ter Bogt, H.J. (2011). The role of consultant researchers in the design and

implementation process of a programme budget in a local government organization. Management

Accounting Research, 55, 56-64

Van Moerkerke, B. (2014). BBC-deadline gehaald. Lokaal, 28-29.

Van Randeraat, G. (2006) Sturen in complexiteit van binnenstedelijke gebiedsontwikkeling.

(Masterproef, Erasmus Universiteit Rotterdam, Rotterdam, Nederland).

Verhelst, T., Reynaert, H., & Steyvers, K. (2011). Foundation or Fragment of Local

Democracy? Empirically Assessing the Roles of Local Councillors in Belgian Governance. Lex

Localis, Journal of Local Self-Government, 9(2), 103-122.

Verlet, D. (2011-2012). Onderzoeksmethoden 3. Gent: Hogeschool Gent, Departement

Handelswetenschappen en Bestuurskunde en Publiek Management.

Verver, Y.E. (2008). Politiek draagvlak bij gebiedsontwikkeling: wat, hoe, waarom?

(Masterproef, Erasmus Universiteit Rotterdam, Rotterdam, Nederland).

Voeten, M.J.M., & van den Bercken, J.H.L. (2004). Regressieanalyse met SPSS: een

handleiding voor lineaire regressieanalyse met SPSS. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen.

Volker, C.M. (1998). Natuur, kennisbeleid en draagvlak. In: Volker, C.M., Buijs, A.E., Filius,

P., Van den Eeden, N., & Oosterveld, H.J.W. (eds.), Draagvlak voor de natuur: beelden, context en

instrumenten. Den Haag: DLO-Instituut voor Bos- en natuuronderzoek.

Weets, K., & Bouckaert, G. (2008). Financiële innovaties in een internationaal perspectief.

Lessen voor de Vlaamse lokale besturen. Leuven: SBOV.

Wijnen, K., Janssens, W., De Pelsmacker, P., & Van Kenhove, P. (2002). Marktonderzoek met

SPSS: statistische verwerking en interpretatie. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.

Windels, P., & Christiaens, J. (2005). Management Reform in Flemish Local Authorities:

Testing the Institutional Framework. Gent: Universiteit Gent

Windels, P., & Christiaens, J. (2006). Management Reform in Flemish Public Centres for

Social Welfare: Examining Organisational Change. Local Government Studies, 32(4), 389 – 411.

Windels, P., & Christiaens, J. (2007). The adoption of accrual accounting in Flemish public

centers for social welfare: examining the importance of agents of change. Gent: Universiteit Gent.

Page 70: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

X

Witte, JC., Amoroso, LM., & Howard, PE. (2000). Research methodology. Method and

representation in internet-based survey tools - mobility community and cultural identity in

survey2000. Social Science Computer Review, 18(2), 179-195.

Yetano, A. (2009). Managing Performance at Local Government Level: The Cases of the City

of Brisbane and the city of Melbourne. The Australian Journal of Public Administration, 68(2), 167-

181.

Yun, GW., &Trumbo, CW. (2000). Comparative response to a survey executed by post, email

and web form. Journal of Computer Mediated Communication, 6(1).

Zomer, K.A.L. (2007). Gezonde samenwerking in de gezondheidsbevordering?Een onderzoek

naar de ontwikkeling van een meetinstrument naar de kwaliteit van interorganisationele

samenwerking. (Afstudeerscriptie, Universiteit Twente, Enschede, Nederland).

Page 71: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XI

APPENDICES

Appendix 1: de vragenlijst

Page 72: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XII

Page 73: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XIII

Page 74: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XIV

Page 75: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XV

Page 76: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XVI

Appendix 2: begeleidende brief voor respondenten uit de steekproef Beste burgemeester, OCMW-voorzitter, raadslid, lid van het Vast Bureau, schepen Wij zijn twee studenten, Freya Vandendriessche en Melanie De Backer, die de opleiding Bedrijfseconomie volgen aan de Universiteit Gent, als aanvullende opleiding na onze master Bestuurskunde en Publiek Management. In het kader van onze masterproef voeren wij een onderzoek naar het lokale politieke draagvlak voor de strategische meerjarenplanning uit de Beleids- en Beheerscyclus (BBC) voor lokale besturen (gemeenten en OCMW’s). Onze vragenlijst richt zich tot politici uit de lokale besturen (gemeenten en OCMW’s), dus zowel raadsleden als leden van het College van Burgemeester en Schepenen en van het Vast Bureau. De lijst bestaat uit twee delen: ten eerste brengen wij naar enkele individuele kenmerken in kaart en nadien worden stellingen voorgelegd die het draagvlak m.b.t de meerjarenplanning meten. Het invullen van de vragenlijst duurt 5 tot 10 minuten. U zou ons een grote dienst bewijzen door deze enquête in te vullen. De gegevens worden anoniem verwerkt en zullen niet aan derden worden doorgegeven. Indien u graag op de hoogte blijft van onze resultaten, sturen wij onze bevindingen graag door. Hier is een koppeling naar onze enquête: https://nl.surveymonkey.com/s.aspx Wij danken u alvast voor uw medewerking aan ons onderzoek. Freya Vandendriessche Melanie De Backer

Page 77: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XVII

Appendix 3: herinneringsbrief

Beste, Twee weken geleden ontving u via mail de link naar onze enquête die peilt naar het draagvlak van het strategisch meerjarenplan uit BBC bij lokale politici. Deze vragenlijst maakt deel uit van onze masterproef van de opleiding Bedrijfseconomie aan de Universiteit Gent. Uw respons wordt zeer op prijs gesteld, zodat wij een representatief onderzoek kunnen voeren. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 5 minuten. Zoals eerder meegedeeld worden de resultaten anoniem verwerkt en niet doorgegeven aan derden. Hieronder vindt u nogmaals de koppeling naar de enquête: https://nl.surveymonkey.com/s.aspx Indien u graag op de hoogte blijft van onze resultaten, sturen wij onze bevindingen graag door. Hartelijk dank voor uw deelname!

Melanie De Backer en Freya Vandendriessche

Page 78: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XVIII

Appendix 4: overzicht vragen, variabelen en label en codering SPSS

Vraag Variabele Label + codering SPSS

Individuele en omgevingsvariabelen 1. Wat is de postcode van uw stad/gemeente of OCMW? pilootbestuur of niet

Piloot 0 = geen piloot 1 = piloot

2. Wat is uw geslacht? geslacht

Gesl 0 = man 1 = vrouw

3. Wat is uw geboortejaar? leeftijd Leeftijd

2014-geboortejaar 4. Tot welke politieke partij behoort u?

politieke kleur

PolPart (dummies) 0 = niet VLD, Spa, NVA, VlBelang, Groen, LDD, PVDA, LokPartij 1 = VLD, Spa, NVA, VlBelang, Groen, LDD, PVDA, LokPartij

5. Bevindt uw partij zich in de meerderheid of de oppositie?

meerderheid vs oppositie

Meerderheid 0 = oppositie 1 = meerderheid

6. Wat is uw functie?

functie

Funct (dummies) 0 = geen OCMWVoorzitter, GemRaadslid, OCMWRaadslid, FinSchepen, AndereSchepen, Vast Bureau 1 = OCMWVoorzitter, GemRaadslid, OCMWRaadslid, FinSchepen, AndereSchepen, Vast Bureau

uitvoerend vs wetgevend

UitvWetg 0 = uitvoerend 1 = wetgevend

7. Welk jaar was het eerste jaar waarin u een politiek mandaat opnam?

algemene ervaring Ervaring Aantal jaar ervaring

8. Wat is uw hoogst genoten opleiding?

opleidingsniveau

Opl 1 = lager onderwijs 2 = lager secundair onderwijs 3 = hoger secundair onderwijs 4 = hoger onderwijs niet-universitair (bachelor) 5 = hoger onderwijs universitair (master) 9 = daar wens ik niet op te antwoorden

9. Oefent u dit mandaat uit in combinatie met een ander, niet-gemeentelijk

cumul mandaten CombMand 0 = nee

Page 79: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XIX

mandaat? 1 = ja 10. Is er een gemeenschappelijk SMJP voor de stad/gemeente en het OCMW?

gemeenschappelijk plan gemeente en

OCMW

GemSMJP 0 = nee 1 = ja

11. Heeft u ervaring met strategische planning in een andere context?

ervaring met strategische planning

ErvSP 0 = nee 1 = ja

12. Heeft u zelf al een gelijkaardig strategisch plan opgesteld?

OpmSP 0 = nee 1 = ja

13. Welke middelen zijn ingezet bij de opmaak van het SMJP?

middelen

Middelen 0 = geen MidWerkgroep, MidCons, MidVerg, MidAndere, MidWeetNiet 1 = MidWerkgroep, MidCons, MidVerg, MidAndere, MidWeetNiet

Stellingen draagvlak 1. Ik heb in het kader van mijn politiek mandaat opleiding gevolgd of ik ben bereid om opleiding te volgen in verband met het SMJP.

kennis

St1 1 = helemaal oneens 2 = oneens 3 = noch eens noch oneens 4 = eens 5 = helemaal eens 99 = weet niet

2. Hoe vertrouwd bent u met het SMJP van uw stad/gemeente of OCMW?

Vertrouwd 1 = nog niet ingekeken 2 = presentatie in gemeente/OCMW-raad 3 = doorbladerd 4 = grondig gelezen 5 = mee opgesteld

3. Ik heb vanuit de Vlaamse overheden of de VVSG voldoende informatie gekregen om het SMJP te implementeren. Zo ja, op welke manier?

infoNee, infoFolder, infoBrochure, infoOpl, infoWorkshop, infoHelpdesk, infoAndere 0 = niet aangekruist 1 = aangekruist

4. Door het SMJP zijn de beleidsdoelstellingen duidelijker en kunnen ze beter gerealiseerd worden.

houding

St2, St3, St4, St5, St6, St7 1 = helemaal oneens 2 = oneens 3 = noch eens noch oneens 4 = eens 5 = helemaal eens 99 = weet niet

5. Ik ben voldoende betrokken geweest/ik word voldoende betrokken bij het opstellen van het SMJP.

6. Ik vind het belangrijk om zelf kennis op te doen over het SMJP.

Page 80: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XX

7. Ik vind niet dat het opstellen van het SMJP vooral een werk is van de administratie.

8. Het SMJP is een verbetering ten opzichte van de vroegere besluitvorming.

9. Vooral door de koppeling van de financiële nota aan de strategische nota hecht ik belang aan het SMJP.

10. Het SMJP biedt de volgende meerwaarden:

Vd1, Vd2, Vd3, Vd4, Vd5, Vd6, Vd7 of VdenSamen 1 = helemaal oneens 2 = oneens 3 = noch eens noch oneens 4 = eens 5 = helemaal eens 9 = weet niet

11. Het SMJP vertoont de volgende nadelen:

Nd1Bis, Nd2Bis, Nd3Bis, Nd4Bis, Nd5Bis, Nd6Bis, Nd7Bis of NdenBisSamen 1 = helemaal eens 2 = eens 3 = noch eens noch oneens 4 = oneens 5 = helemaal oneens 9 = weet niet

12. Als het SMJP veranderingen vraagt van mijn stad/gemeente of OCMW, sta ik daarvoor open (vb. andere werkcultuur, …).

actie

St8, St9, St10 1 = helemaal oneens 2 = oneens 3 = noch eens noch oneens 4 = eens 5 = helemaal eens 99 = weet niet

13. Het SMJP is een document waar daadwerkelijk rekening mee wordt gehouden.

14. Zelfs al was er geen verplichting om een SMJP op te stellen, dan zou ik toch met een dergelijk document willen werken. Open vragen 1. Wat zijn volgens u de motieven om het SMJP in te voeren?

2. Welke verbeteringen ziet u nog voor het SMJP uit BBC?

Page 81: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XXI

Appendix 5: descriptives

N %

Min Max

Afhankelijke variabele Draagvlak (x̅ = 30,26; Sd = 4,72)

Draagvlak 278 64,8*

9,57 39,29

N (=429)

% Min Max

Onafhankelijke variabelen Piloot (x̅ = 0,37; Sd = 0,48)

Geen piloot Piloot

267 156

62,2 36,4

0 1

Geslacht (x̅ = 0,31; Sd = 0,46)

Man Vrouw

296 130

69,0 30,3

0 1

Leeftijd (x̅ = 48,84; Sd = 12,62)

18-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75-84

12 52 80

112 98 38 4

2,8 12,1 18,7 26,1 22,9 8,8 0,9

21 82

Politieke partij (x̅ = 3,40; Sd = 2,52)

CD&V Open VLD Sp.a N-VA Vlaams Belang Groen LDD Lokale partij

133 65 40

100 10 28 1

49

31,0 15,2 9,3

23,3 2,3 6,5 0,2

11,4

1 9

Meerderheid/oppositie (x̅ = 0,65; Sd = 0,48)

Oppositie Meerderheid

149 271

34,7 63,2

0 1

Functie (x̅ = 3,77; Sd = 1,51)

Burgemeester OCMW-voorzitter Gemeenteraadslid OCMW-raadslid Schepen van Financiën Andere Schepen Lid Vast Bureau

25 14

210 76 13 62 26

5,8 3,3

49,0 17,7 3,0

14,5 6,1

1 7

Uitvoerend/wetgevend (x̅ = 0,67; Sd = 0,47)

Uitvoerend Wetgevend

140 286

32,6 66,7

0 1

Ervaring (x̅ = 9,75; Sd = 10,79)

Eerste legislatuur (0-2 jaar) Tweede legislatuur (3-8 jaar) Derde legislatuur (9-14 jaar) Vierde legislatuur (15-20 jaar) Vijfde legislatuur (21-26 jaar) Zesde legislatuur (27-32 jaar) Zevende legislatuur (33-38 jaar)

184 79 49 34 26 21 10

42,9 18,4 11,4 7,9 6,1 4,9 2,3

0 44

Page 82: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XXII

Achtste legislatuur (39-44 jaar) 6 1,4 Opleiding (x̅ = 4,09; Sd = 1,01)

Lager onderwijs Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs Hoger onderwijs niet-universitair Hoger onderwijs universitair Wenst niet te antwoorden

6 18 78

165 155

3

1,4 4,2

18,2 38,5 36,1 0,7

1 9

Combinatie mandaten (x̅ = 0,13; Sd = 0,34)

Neen Ja

368 57

85,8 13,3

0 1

Gemeenschappelijk SMJP (x̅ = 0,92; Sd = 1,05)

Neen Ja Weet niet

84 336

6

19,6 78,3 1,4

0 9

Ervaring met SP (x̅ = 0,52; Sd = 0,50)

Neen Ja

204 218

47,6 50,8

0 1

Opmaak SP (x̅ = 0,25; Sd = 0,43)

Neen Ja

320 104

74,6 24,2

0 1

Middelen** (x̅ = 0,72; Sd = 0,45) (x̅ = 0,31; Sd = 0,46) (x̅ = 0,49; Sd = 0,50) (x̅ = 0,09; Sd = 0,29) (x̅ = 0,11; Sd = 0,32)

Werkgroep Consultants Vergadering Andere Weet niet

309 134 209 40 49

72,0 31,2 48,7 9,3

11,4

0 0 0 0 0

1 1 1 1 1

* 64,8% van de respondenten heeft de stellingen met betrekking tot draagvlak beantwoord. Op basis

van deze gegevens hebben we onze schaalconstruct ‘draagvlak’ samengesteld.

** verschillende antwoorden waren mogelijk

Page 83: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XXIII

Appendix 6: correlatietabel

Page 84: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN ......graad van ‘Master of Sciencein de Bedrijfseconomie ’. Deze thesis handelt over het politieke draagvlak voor het strategisch meerjarenplan

XXIV