Technische en economische analyse van de...

121
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 20122013 Technische en economische analyse van de passiefwoning Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur Greg Van Wijnendaele onder leiding van Prof. Dr. Tom Verbeke

Transcript of Technische en economische analyse van de...

Page 1: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

I

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2012– 2013

Technische en economische analyse van de passiefwoning

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de

Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur

Greg Van Wijnendaele

onder leiding van

Prof. Dr. Tom Verbeke

Page 2: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

II

Page 3: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

III

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2012– 2013

Technische en economische analyse van de passiefwoning

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de

Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur

Greg Van Wijnendaele

onder leiding van

Prof. Dr. Tom Verbeke

Page 4: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

II

Permission

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Van Wijnendaele Greg Gent, mei 2013

Page 5: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

I

Voorwoord

Het schrijven van deze thesis kadert binnen het afsluiten van mijn opleiding Handelsingenieur, met

een master Finance, aan de Universiteit van Gent.

Deze thesis over een technische en economische analyse van passiefwoningen combineert zowel de

technische als de economische kennis die ik de afgelopen jaren heb kunnen opbouwen in deze

richting.

Het schrijven van deze thesis was echter niet mogelijk geweest zonder de steun van mijn promotor,

Prof. Dr. Tom Verbeke. Hij heeft me bij het schrijven van deze thesis steeds ondersteund met zijn

adviezen.

Naast mijn promotor wens ik ook een speciaal woord van dank te richten aan Bostoen N.V., en in het

bijzonder aan Jan Schockaert. Hij heeft me de passiefhuizen door en door leren kennen door op al

mijn vragen te antwoorden en uitgebreide werfbezoeken te voorzien. Verder was het ook zeer

leerrijk om de evolutie van de technieken te zien en hoe vroegere problemen vandaag de dag

worden aangepakt en opgelost.

Het schrijven van deze thesis, en het volgen van deze opleiding was echter niet mogelijk geweest

zonder mijn ouders. Ik wens hen dan ook speciaal te bedanken om mij steeds ten volle te steunen.

Eveneens wens ik ook men dank te betuigen aan mijn vriendin, aan alle vrienden en familieleden die

me gesteund hebben in het verleden en dit zowel tijdens mijn volledige opleiding als specifiek bij het

uitwerken van deze boeiende thesis.

Greg Van Wijnendaele

mei 2013

Page 6: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

II

Inhoudsopgave

Voorwoord ............................................................................................................................................... I

Lijst van figuren ....................................................................................................................................... V

Lijst van tabellen ..................................................................................................................................... VI

Hoofdstuk 1: Inleiding ............................................................................................................................. 1

1.1. Probleemstelling ........................................................................................................................... 1

1.2. Onderzoeksvraag .......................................................................................................................... 2

1.3. Methodologie ............................................................................................................................... 3

Hoofdstuk 2: Normen .............................................................................................................................. 6

2.1. Thermische isolatie-eisen ............................................................................................................. 6

2.1.1. Maximale U- en minimale R-waarden ................................................................................... 6

2.1.2. K-peil ...................................................................................................................................... 7

2.2. Binnenklimaateisen ...................................................................................................................... 8

2.2.1. Minimale ventilatie-eisen ...................................................................................................... 8

2.2.2. Beperken van oververhitting ................................................................................................. 8

2.3. Energieprestatie-eisen ................................................................................................................. 9

2.3.1. Netto-energiebehoefte voor verwarming ............................................................................. 9

2.3.2. E-peil .................................................................................................................................... 11

2.4. Richtlijnen klassieke woningen .................................................................................................. 13

2.5. Richtlijnen lage energiewoningen .............................................................................................. 14

2.6. Richtlijnen passiefhuizen ............................................................................................................ 14

Hoofdstuk 3: Fiscale stimuli passiefhuizen ............................................................................................ 16

3.1 Subsidies ...................................................................................................................................... 16

3.2 Subsidies voor hernieuwbare energie ......................................................................................... 17

3.3. Voordelen op leningen ............................................................................................................... 18

Hoofdstuk 4: Technische analyse passiefhuizen ................................................................................... 19

4.1. Opbouw ...................................................................................................................................... 19

Page 7: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

III

4.2. Opbouw Passiefhuis ................................................................................................................... 20

4.2.1. Isolatieschil .......................................................................................................................... 21

4.2.2. Verluchtingssysteem ........................................................................................................... 31

4.2.3. Verwarmingssysteem .......................................................................................................... 33

4.3. Opbouw standaardwoning ......................................................................................................... 39

4.2.1. Isolatie ................................................................................................................................. 39

4.2.2. Ventilatiesysteem ................................................................................................................ 42

4.2.3. Verwarmingssysteem .......................................................................................................... 42

4.3. Lage-energiewoning ................................................................................................................... 43

4.4. Belangrijkste verschillen ............................................................................................................. 44

Hoofdstuk 5: Economische analyse passiefhuizen ................................................................................ 46

5.1. Algemeen .................................................................................................................................... 46

5.1.1. Discontovoeten ................................................................................................................... 47

5.1.2. Stijgingspercentage energiekosten ..................................................................................... 49

5.1.3. Netto-energiebehoefte ....................................................................................................... 54

5.1.4. Analyse EPB-waarden .......................................................................................................... 56

5.1.5. Methode .............................................................................................................................. 63

5.2. Case ............................................................................................................................................ 66

Hoofdstuk 6: Positieve en negatieve factoren van niet-financiële aard ............................................... 89

Hoofdstuk 7: Conclusie .......................................................................................................................... 94

7.1. Algemene conclusie .................................................................................................................... 94

7.2. Aanbevelingen voor verder onderzoek ...................................................................................... 97

Hoofdstuk 8: Lijst van geraadpleegde werken ...................................................................................... 99

Hoofdstuk 9: Bijlagen ............................................................................................................................... i

Bijlage 1: Interview Bostoen N.V. ......................................................................................................... i

Bijlage 2: Interview Bostoen N.V. ........................................................................................................ iii

Bijlage 3: Interview KBC-Bank .............................................................................................................. v

Bijlage 4: Interview Bouw-energie ..................................................................................................... vii

Page 8: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

IV

Bijlage 5: Interview Jelle Laverge en Marc Delhulst .......................................................................... viii

Page 9: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

V

Lijst van figuren

Figuur 1: Evolutie stookolieprijzen .......................................................................................................... 1

Figuur 2: Evolutie elektriciteitsprijzen ..................................................................................................... 2

Figuur 3: Energieverlies standaardwoning .............................................................................................. 6

Figuur 4: Relatie K-peil ten opzichte van E-peil ....................................................................................... 7

Figuur 5: Netto-energiebehoefte voor verwarming ................................................................................ 9

Figuur 6: Overzicht berekening E-peil ................................................................................................... 13

Figuur 7: Normen nieuwbouwwoningen .............................................................................................. 14

Figuur 8: Dikte isolatielaag passiefhuis ................................................................................................. 21

Figuur 9: Dikte muur afgewerkt passiefhuis .......................................................................................... 22

Figuur 10: Isolerende voet muur passiefhuis ........................................................................................ 23

Figuur 11: Isolatie tussen trap en fundering in een passiefhuis ............................................................ 24

Figuur 12: Doorsnede opbouw muur van een passiefhuis .................................................................... 25

Figuur 13: Opbouw dan van een passiefwoning ................................................................................... 26

Figuur 14: Afwerking raam in een passiefhuis ...................................................................................... 27

Figuur 15: Koudebrug tussen binnenste & buitenste schil van een muur ............................................ 28

Figuur 16: Afdichting dampscherm & ventilatiesysteem ...................................................................... 30

Figuur 17: Test luchtdichtheid passiefhuis ............................................................................................ 31

Figuur 18: Verwarmen door middel van warmtepomp ........................................................................ 36

Figuur 19: Koeling door middel van een warmtepomp ........................................................................ 37

Figuur 20: Werking zonneboiler ............................................................................................................ 38

Figuur 21: Rechtstreekse verbinding steunmuren en palen met fundering ......................................... 41

Figuur 22: Samenstelling aardgasprijs ................................................................................................... 50

Figuur 23: VREG Evolutie elektriciteits-en aardgasprijzen (incl. btw) voor huishoudelijke afnemers .. 51

Figuur 24: Evolutie BEL20 versus olieprijs in euro................................................................................. 53

Figuur 25: Evolutie DOW-JONES versus olieprijs in dollar..................................................................... 54

Figuur 26: Evolutie DOW-JONES versus olieprijs in euro ...................................................................... 54

Figuur 27: Energiekost E60-woning, Case 1 .......................................................................................... 60

Figuur 28: Energiekost E60-woning, Case 2 .......................................................................................... 60

Figuur 29: Energiekostpassiefwoning, Case 1 ....................................................................................... 61

Figuur 30: Energiekostpassiefwoning, Case 3 ....................................................................................... 62

Figuur 31: Totale energiekost passiefwoning, inclusief warmtepomp ................................................. 63

Page 10: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

VI

Lijst van tabellen

Tabel 1: Premies netbeheerder ............................................................................................................. 17

Tabel 2: Rentevoeten overheidsobligaties België ................................................................................. 49

Tabel 3: Overzicht evolutie energieprijzen ............................................................................................ 52

Tabel 4: Scenario's verschil in energiekosten per jaar tussen passiefwoningen en E60-woningen ..... 57

Tabel 5: Realistische scenario's ............................................................................................................. 58

Tabel 6: Verschillende scenario's met betrekking tot het energieverbruik .......................................... 64

Tabel 7: Te verkrijgen subsidies ............................................................................................................ 67

Tabel 8: Overzicht kostprijs E60-woning en passiefwoning .................................................................. 67

Tabel 9: Scenario 1 ................................................................................................................................ 69

Tabel 10: Scenario 2 .............................................................................................................................. 71

Tabel 11: Scenario 3 .............................................................................................................................. 73

Tabel 12: Scenario 4 .............................................................................................................................. 75

Tabel 13: Scenario 5 .............................................................................................................................. 77

Tabel 14: Scenario 6 .............................................................................................................................. 79

Tabel 15: Scenario 7 .............................................................................................................................. 81

Tabel 16: Scenario 8 .............................................................................................................................. 83

Tabel 17: Scenario 9 .............................................................................................................................. 85

Tabel 18: Scenario 10 ............................................................................................................................ 87

Page 11: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

1

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1. Probleemstelling De laatste jaren wegen de stijgende energieprijzen steeds meer door op het gezinsbudget (De

Standaard, maart 2011). Figuur 1 en 2 illustreren de evolutie van de energieprijzen.

Figuur 1: Evolutie stookolieprijzen1

Dit is een van de hoofdredenen waarom de belangstelling voor energiezuinige woningen sterk is

toegenomen (Express, 27 februari 2007).

Daarenboven is ook de toenemende maatschappelijke verantwoordelijkheid niet te onderschatten.

Steeds meer gezinnen zijn zich ervan bewust dat er in de toekomst minder energiebronnen

beschikbaar zullen zijn. Ze beseffen eveneens dat ze op die manier de toekomst van onze planeet en

onze kinderen aan het hypothekeren zijn.

Enkele jaren terug had bijna niemand interesse in de CO2-uitstoot van zijn wagen, in de impact op de

ozonlaag, in de luchtvervuiling door verbranding van fossiele brandstoffen, of in de restfracties van

kernafval. Vroeger lag bijna niemand wakker van het feit dat de verwarming overuren moest draaien

om een huis zonder dakisolatie en met enkel glas warm te stoken. Tegenwoordig is het ecologisch

bewustzijn enorm toegenomen. Ook de politiek heeft hier, eveneens recent, op gereageerd door

allerhande maatregelen en richtlijnen af te kondigen met tot doel het energieverbruik van een

gebouw in kaart te brengen en te reglementeren. De Vlaamse interpretatie van de Europese normen

1 Bron: URL:<www.mazout-on-line.be> (15/05/2012)

Page 12: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

2

op vlak van energiezuinig wonen komt tot uiting in de energieprestatie en binnenklimaat (EPB) en

energieprestatiecertificaat (EPC) regelgeving. Deze regelgeving werd in september 2011 nog

aangepast door het Vlaams Energieagentschap op basis van de Europese richtlijn 2010/31/EU.

Hierdoor zal het energieverbruik van de Vlaamse woningen in de toekomst aanzienlijk verlagen. Een

trend naar steeds energie neutraler gaan wonen blijkt de doelstelling te zijn. De gestelde eisen

blijken op termijn steeds meer te convergeren naar de passiefhuisstandaard.

Figuur 2: Evolutie elektriciteitsprijzen2

1.2. Onderzoeksvraag

Hoe de maatschappelijke verantwoordelijkheid ook groeit, hoe bewuster mensen ook met energie

omspringen of hoe ecologischer vele mensen ook gaan leven, een van de belangrijkste drijfveren om

de extra investering in een passiefhuis te doen is en blijft de rentabiliteit op lange termijn.

Een ander probleem bij een bepaald deel van de bevolking blijft nog steeds de terughoudendheid ten

opzichte van nieuwe (ecologische) evoluties.

Het specifieke doel van deze thesis is na te gaan wat het concept passiefbouw exact is en waar de

punten van verschil met een standaardwoning liggen. De nadruk zal dan ook liggen op de extra hoge

isolatiewaarde van een passiefhuis en hoe deze bereikt kan worden. Dit is immers het punt van

verschil waar alles om draait: de isolatie van de woning die veel beter is dan die van een E60-woning,

zoals die vanaf 2014 gebouwd zullen worden. De focus zal dus niet liggen op het zo ecologisch

mogelijk bouwen dankzij hernieuwbare energie zoals zonnepanelen of warmtepompen. Dit zijn

2 Bron: CREG,2011, Evolutie van de energieprijzen op de residentiele markt, URL:

<www.golantec.be/evolutie%20elektriciteitsprijzen/evolutie%20elektriciteitsprijzen.pdf> (14/05/2012)

Page 13: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

3

technieken die immers ook perfect kunnen toegepast worden op een bestaande woning. Het is

uiteindelijk technisch perfect mogelijk om een matig geïsoleerde woning elektrisch te verwarmen en

al de benodigde stroom op te wekken door een erg groot aantal zonnepanelen. Zo is de woning wel

energieneutraal en maakt ze zonder twijfel erg veel gebruik van hernieuwbare energie, maar dit

heeft niets te maken met efficiënt omspringen met energie. Dit is niet wat men in de toekomst

verwacht van energievriendelijk wonen. Want energie is schaars en er moet zo zuinig mogelijk mee

omgegaan worden. Ook al gaat het om hernieuwbare energie, verspillen is niet meer verantwoord de

dag van vandaag. Indien de woning die hierboven beschreven werd over een goede isolatie zou

beschikken en de nood om te verwarmen heel wat lager zou liggen. Dan zou dus een deel van de

door de zonnepanelen opgewekte energie voor andere activiteiten gebruikt kunnen worden,

bijvoorbeeld het laden van een elektrische wagen. Dus ondanks het feit dat bovenstaand voorbeeld

weldegelijk energieneutraal kan zijn, is dit niet het doel van deze thesis.

Het gaat hier om het bepalen van het verschil in energie-efficiëntie tussen een E60-woning en een

passiefwoning. Hoeveel energie spaar ik uit door te kiezen voor een passiefwoning? Wat is het

financiële resultaat van een investering in een passiefwoning? Waarin verschilt een passiefwoning

van een E-60 woning? Dit zijn dan ook de centrale onderzoeksvragen van deze thesis. Het financiële

luik blijft erg belangrijk, want passiefbouw gaat gepaard met een aanzienlijke meer kost. De

rentabiliteit onderzoeken wordt dus een van de problemen, samen met een correcte technische

uitvoering. Want passief bouwen is veel meer dan extra isolatie voorzien.

Natuurlijk kan een passiefwoning ook makkelijk, en vooral makkelijker dan een E60 woning,

energieneutraal gemaakt worden. Maar dit heeft niets te maken met de basis van het concept

passiefbouw. Dit draait enkel om zuinig omspringen met de energie. In deze thesis zullen we kort

stilstaan bij de meest gebruikte methoden van hernieuwbare energie, maar zoals al aangegeven is dit

niet het centrale doel van deze thesis.

1.3. Methodologie Na dit inleidende hoofdstuk vat de thesis aan met een beschrijving van de verschillende normen en

een opsomming van de bijbehorende waarden aan dewelke er voldaan moet zijn eer er sprake is van

een passiefhuis. Zo wordt er nagegaan welke maatstaven er gebruikt worden, waar ze voor staan en

hoe ze berekend worden. Eveneens wordt aangegeven aan welke waarden er moet voldaan worden

alvorens er sprake is van een E60-woning en een lage energiewoning of een passiefwoning. Er wordt

ook even stilgestaan bij de vzw Passiefhuisplatform en er wordt een woordje uitleg gegeven over het

“Passiefhuisplatform Attest”, wat dit exact is en hoe je het kan verkrijgen.

In hoofdstuk 3 wordt er vervolgens ingegaan op de financieel voordelen op het vlak van subsidies.

Page 14: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

4

We gaan na welke subsidies er beschikbaar zijn in 2013 voor nieuwbouw en voor renovatie. Dit op

alle niveaus, dus federaal, Vlaams, provinciaal, lokaal en op niveau van de netbeheerder. Renovatie

van woningen is niet van toepassing op deze thesis, maar het is desondanks toch belangrijk te

vermelden waar de bouwheer recht op heeft. Verder helpt dit een kader te schetsen waarmee de

subsidies van een nieuwbouw passiefwoning kunnen vergeleken worden. Zoals in 1.2 al aangegeven

zal er zijdelings melding gemaakt worden van hernieuwbare energie. Dit is ook het geval bij het

hoofdstuk over subsidies, in dit hoofdstuk geven we kort weer wat groene stroomcertificaten zijn en

wat ze opbrengen. Er wordt ook dieper ingegaan op andere vormen van subsidies bijvoorbeeld door

banken voor een groen krediet.

In het vierde hoofdstuk wordt er dan dieper in gegaan op de technische werking van een

passiefwoning. Eerst wordt er een kader geschetst van de verschillen tussen een passiefwoning en

een E60-woning. Vervolgens wordt er in detail op al de verschilpunten ingegaan. Dit onderdeel van

de thesis wordt ondersteund door foto’s die tijdens het werfbezoek gemaakt werden. Deze foto’s zijn

trouwens afkomstig van de in detail geanalyseerde case in hoofdstuk 5. Als alle kenmerken van een

passiefwoning in detail overlopen zijn wordt nagegaan hoe de bouw van een E60-woning in zijn werk

gaat. Ook dit onderdeel wordt ondersteund door het nodige beeldmateriaal zodat de verschillen in

bouwwijze visueel aanwezig zijn. Verder wordt er ook stilgestaan bij minder zichtbare kenmerken

van passiefbouw, zoals het ventilatie- en verwarmingssysteem. Ook komen methoden van

hernieuwbare energie op een meer technische manier in dit hoofdstuk aan bod.

Hoofdstuk 4 wordt vervolgens afgesloten door de punten van verschil nog eens samen te vatten en

er een financieel kader rond te trekken. Dit onderdeel bouwt dan ook een brug naar de financiële

analyse die in hoofdstuk 5 van start gaat. Het bouwen van deze brug gebeurt door een kader te

schetsen voor de analyse en de lezer van deze masterproef te wijzen op enkele niet uit het oog te

verliezen elementen van passief bouwen.

Zoals hierboven aangegeven gaat in hoofdstuk 5 de economische analyse van start. Nadat er in de

eerste plaats eerder wetenschappelijk onderzoek besproken wordt, zullen in tweede instantie enkele

belangrijke variabelen besproken worden. Dit zijn de depreciatievoet en het stijgingspercentage voor

de energieprijzen. Specifiek wordt er besproken hoe deze deels onzekere factoren in de analyse

gebruikt zullen worden. Vervolgens wordt er bekeken hoe het energieverbruik van de woningen

vergeleken kan worden en of dit wel allemaal zo eenvoudig toe te passen is in de praktijk.

Eens alle variabelen gekend zijn en het kader voor de analyse duidelijk is, zullen de gebruikte

analysemethoden kort toegelicht worden en wordt er uitgelegd waarom deze methoden belangrijk

zijn. Uiteindelijk volgt dan nog een omschrijving van de specifieke case waarop deze masterproef

gebaseerd is en verderop in dit onderdeel worden de resultaten van deze case weergegeven en

besproken.

Page 15: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

5

Na de economische analyse, die uitgaat van de diverse economisch te waarderen eigenschappen,

moet er ook opgemerkt worden dat een passiefwoning ook niet-economische kosten en baten heeft.

Deze worden besproken in hoofdstuk 6, en sommigen worden aan de hand van wetenschappelijke

studies ondersteund.

Na de volledige bespreking van de geldende normen, de te verkrijgen subsidies, de niet-economische

kosten en baten van een passiefwoning en een vergelijking van een E60-woning met een

passiefwoning op technisch en economisch vlak, volgt de algemene conclusie van deze volledige

thesis en wordt een definitief antwoord te gegeven op de onderzoeksvragen. Daarnaast zal er bij de

conclusie in hoofdstuk 7 ook aandacht zijn voor enkele suggesties voor verder onderzoek.

Hoofdstuk 8 tot slot geeft een overzicht van de geraadpleegde bronnen.

Page 16: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

6

Hoofdstuk 2: Normen

Om de energieprestaties van een gebouw te evalueren wordt er gebruik gemaakt van de

zogenaamde EPB-eisen. EPB staat voor ‘Energie Prestatie & Binnenklimaat’. Aan de hand van deze

regelgeving tracht de Vlaamse overheid comfortabele en zuinige woningen te bouwen. Binnen deze

EPB regelgeving wordt er rekening gehouden met verschillende facetten uit de woningbouw die het

comfort en de energiezuinigheid van de woningen in rekening brengen.

Kort samengevat kan de EPB-normering worden opgedeeld in drie grote categorieën, met telkens

twee subcategorieën:

1. Thermische isolatie-eisen

- Maximale U- en minimale R-waarden

- Maximaal K-peil

2. Binnenklimaateisen

- Minimale ventilatie-eisen

- Beperken van oververhitting

3. Energieprestatie-eisen

- Maximale netto-energiebehoefte voor verwarming

- Maximaal E-peil

2.1. Thermische isolatie-eisen

2.1.1. Maximale U- en minimale R-waarden

De U-waarden duiden op de warmtedoorgangscoëfficiënten die worden opgelegd aan een woning.

Hiervoor worden maximale waarden voorop gesteld welke niet overschreden mogen worden.

Figuur 3: Energieverlies standaardwoning3

Hoe lager deze U-waarden zijn hoe meer warmte er in het

gebouw gehouden kan worden. De berekening van de U-

waarden vindt plaats aan de hand van het type en de dikte van

het materiaal. De bekomen warmtedoorgangscoëfficiënt geeft

dan aan hoeveel warmte er per tijdseenheid, per oppervlakte-

eenheid en per temperatuurs-eenheid verschil door de muur

verloren gaat. De uitdrukking ervan gebeurt in W/m²K . Figuur 3

toont aan langs welke wegen de warmte verdwijnt in een doorsnee woning.

3 Bron: Reynaerts, 2013, Warmteverlies in doorsnee woning, URL:

http://www.reynaertenergieadvies.com/resources/warmteverlies%20in%20doorsnee-woning.png, (20 maart 2013)

Page 17: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

7

De R-waarden hebben hetzelfde doel, namelijk een minimale isolatie van de woning garanderen

volgens de normen, maar ze werken in de omgekeerde richting. Bij de R-waarden worden er

minimale waarden vooropgesteld voor de warmteweerstandcoëfficiënten, welke zeker moeten

bereikt of overtroffen worden. Hoe hoger de R-waarde, hoe hoger de weerstand die de warmte moet

overwinnen om door het materiaal te raken. Dus hoe hoger de R-waarde, hoe moeilijker de warmte

langs de desbetreffende muur kan verdwijnen. Deze waarde wordt uitgedrukt in m²K/W.

Voor de berekening van de K-waarde wordt er beroep gedaan op de U- en R-waarden van het

gebouw.

2.1.2. K-peil

Het K-peil is een maatstaf voor het globaal isolatiepeil van een woning. Voor de berekening van het

K-peil zullen de compactheid van de woning, de verhouding tussen het beschermd volume, het

warmteverliesoppervlak, en de isolatiewaarden van de verschillende bouwdelen op basis van de U-

en R-waarden gecombineerd worden. Het K-peil neemt zowel de isolatie van dak, vloeren,

schrijnwerk, en alle mogelijke andere openingen in de isolatieschil, zoals eventuele koudebruggen, in

acht. Hoe lager het K-peil, hoe beter de isolatie van het gebouw is.

Figuur 4: Relatie K-peil ten opzichte van E-peil4

Doordat de berekening van het K-peil ook de compactheid van het gebouw in acht neemt, moet er

opgemerkt worden dat complexe bouwvormen best vermeden worden. Verder is het ook zo dat er

4 Bron: Vlaams Energieagentschap, 2010, Ruimteverwarming EPW: netto energiebehoefte, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/module32.pdf>, (14/05/2012)

Page 18: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

8

een duidelijk voordeel zichtbaar is voor aaneengesloten woningen ten opzichte van vrijstaande

woningen. Deze zullen voor eenzelfde K-peil te bereiken een merkbaar betere isolatie moeten

voorzien, wat een rechtstreekse invloed heeft op de kostprijs van het gebouw. Het ligt voor de hand

dat een lager K-peil ook een beter algemeen E-peil geeft, figuur 4 maakt dit duidelijk.

2.2. Binnenklimaateisen

2.2.1. Minimale ventilatie-eisen

Bij nieuwbouw is er een minimale en gecontroleerde ventilatie nodig. Hieronder volgt een

opsomming van de belangrijkste richtlijnen.

Op vlak van luchttoevoer is er een minimaal debiet van 75 m³/h voor de woonkamer nodig, terwijl

andere kamers (slaapkamers, speelkamers, bureau,… een minimaal debiet van 25 m³/h behoeven.

In de kamers waar er afvoer noodzakelijk is (keuken, badkamer, wasplaats) ligt de richtlijn op 50-75

m³/h (open keuken) en op 25m³/h voor een toilet. Om de doorstroming te verzekeren tussen

enerzijds de ruimten waar er lucht wordt toegevoerd en anderzijds de ruimten waar er lucht wordt

afgevoerd, is het verplicht om openingen onder de binnendeuren te voorzien. Deze openingen

moeten, afhankelijke van de functie van de kamer, bepaalde afmetingen hebben.

2.2.2. Beperken van oververhitting

Om het E-peil zo laag mogelijk te houden is het ook van belang om het oververhittingsrisico laag te

houden. Dit is immers van belang voor de impact op het energieverbruik van de aircosystemen.

Om te voldoen aan deze binnenklimaateis moet de oververhittingsindicator onder de

drempelwaarde blijven. Deze drempelwaarde wordt uitgedrukt in Kh, het aantal graaduren dat de

woning boven de 23 graden Celsius komt. Deze is vastgelegd op maximaal 17500 Kh. Een andere

richtlijn in verband met oververhitting is die van fictieve koeling. Deze mag maximaal 8000 Kh

bedragen.

De belangrijkste factoren waarmee er rekening moet worden gehouden zijn:

de oriëntatie van de vensters

de zonnetoetredingsfactor van de beglazing

zonwering aan vensters

beschaduwing van vensters door balkons, bomen,…

Er moet vooral opgelet worden voor het risico op oververhitting in gebouwen waar er veel gebruik

wordt gemaakt van glas. Dit risico wordt nog groter indien er geopteerd werd voor een lichte

bouwwijze, zoals houtskeletconstructies. De reden hiervoor is dat hout veel minder warmte kan

absorberen en opslaan in zijn massa, waardoor het risico op oververhitting toeneemt. Indien er

Page 19: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

9

gebruik gemaakt wordt van metselwerk of beton ligt dit risico veel lager, juist omdat deze materialen

er wel in slagen om veel meer warmte te absorberen in hun massa.

2.3. Energieprestatie-eisen

2.3.1. Netto-energiebehoefte voor verwarming

Voor de berekening van de uiteindelijke ruimteverwarming wordt er beroep op een uitgebreide

formule die zowel de energieverliezen als de energiewinsten in rekening neemt. Dit wordt dan ook

wel de netto-energiebehoefte voor verwarming genoemd. Zowel bij de energieverliezen als bij de

energiewinsten kunnen er twee types onderscheiden worden. Aan de zijde van de energieverliezen is

er sprake van transmissieverliezen en ventilatieverliezen, terwijl er aan de zijde van de

energiewinsten sprake is van interne winsten en zonnewinsten. Figuur 5 geeft hiervan een overzicht.

Figuur 5: Netto-energiebehoefte voor verwarming5

5 Bron: Vlaams Energieagentschap, 2010, Ruimteverwarming EPW: netto energiebehoefte, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/module32.pdf>, (14/05/2012)

Page 20: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

10

Transmissieverliezen treden op door warmte-uitwisselingen die plaats vinden ten opzichte

van de grond, ten opzichte van de buitenlucht of ten opzichte van aangrenzende ruimten die

onverwarmd zijn. Deze verliezen kunnen aangepakt worden door een betere isolatie te

voorzien, zowel op vlak van dakbedekking als op vlak van ramen, deuren,…

Kortom op basis van het K-peil.

Verder moet ook rekening gehouden worden met de koudebruggen. Deze moeten zoveel

mogelijk worden vermeden, want naarmate de graad van isolatie van de woning toeneemt,

worden de warmteverliezen via koudebruggen, zowel relatief als absoluut gezien, groter.

Koudebruggen zijn onderbrekingen in de isolatieschil van het gebouw die een groot verlies

aan warmte kunnen teweegbrengen.

Ventilatieverliezen kunnen opgedeeld worden in twee grote groepen, namelijk de

zogenaamde in/exfiltratie (ongewenste ventilatie) en de bewuste ventilatie. Beide vormen

van ventilatie brengen een energieverlies met zich mee, aangezien het steeds gaat om een

transfer van lucht op temperatuur met lucht die niet op temperatuur is. De in/exfiltratie

wordt nagegaan aan de hand van een luchtdichtheidstest. Het resultaat hiervan is beter

naarmate de luchtdichtheid groter is. Om een goede luchtdichtheid te bekomen zijn zowel

het ontwerp als de uitvoering en afwerking van het gebouw erg belangrijk.

De meest gebruikte test voor luchtdichtheid in België is deze op basis van de n50-waarde.

Het resultaat van deze test geeft weer hoeveel keer per uur het interne volume van het

gebouw door allerhande openingen lekt. Deze test wordt uitgevoerd door het gebouw onder

een druk van 50 Pa te plaatsten, in realiteit zal eerder 60 Pa gebruikt worden als maximum

voor de onderdruk. De eenheid die toegewezen wordt aan de n50-test is ACH, of Air Changes

per Hour.

Aangaande de bewuste ventilatie moet er rekening gehouden worden met twee belangrijke

factoren, zijnde het volume van het gebouw, welke op zijn beurt het benodigde

ventilatiedebiet bepaalt en een factor die de kwaliteit en efficiëntie van het

ventilatiesysteem weergeeft. Deze factor moet vermenigvuldigd worden met het

ventilatiedebiet en gaat van 1 (voor de beste systemen) tot 1.5. De betere systemen

beschikken ook over de mogelijkheid om warmte terug te winnen uit de lucht die uit het

gebouw verwijderd wordt en deze over te dragen op de verse luchttoevoer. Op basis van de

werking van deze warmtewisselaar kan er een reductiefactor opgenomen worden in de

berekening. Verder kan de warmtewisselaar ook nog uitgerust worden met een by-pass, die

in de zomermaanden de warmte van de binnenlucht niet overdraagt op de ‘s avonds frissere

buitenlucht en zodoende de noodzaak om te koelen verlaagd wordt. De koeling komt dan

van de koudere verse buitenlucht.

Page 21: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

11

Interne warmtewinsten zijn de winsten die voortvloeien andere bronnen dan het voorziene

verwarmingssysteem. Tot deze categorie behoren onder andere elektrische toestellen zoals

tv, koelkast, oven,… , verlichting en personen.

Voor de berekening van de netto-energiebehoefte wordt uitgegaan van een

standaardwaarde op basis van de oppervlakte van de woning.

Zonnewinsten treden op door de verwarming van de woning als gevolg van de inval van

zonnestralen op transparante constructies. De zonnewering die er wordt gebruikt en de

beschaduwing zijn van enorm belang voor de bezonning van deze transparante delen. Deze

bezonning is op zijn beurt de som van de directe bezonning, de diffuse bezonning en de

gereflecteerde bezonning. Voor de berekening worden al deze waarden op maandbasis

gebruikt.

De som van deze verschillende verliezen en winsten resulteert vervolgens in de netto-

energiebehoefte voor verwarming, dewelke verder het E-peil zal beïnvloeden.

De uiteindelijke netto-energiebehoefte voor verwarming wordt uitgedrukt in kWh/m².

De berekening van de bruto-energiebehoefte voor verwarming gebeurt op basis van de netto-

energiebehoefte voor verwarming, maar dan met een correctie voor de efficiëntie en het rendement

van de verwarmingsinstallatie. Hierdoor wordt er dus een beter beeld verkregen van het werkelijke

primaire energieverbruik. Voor gas en stookolie is dit een factor 1, voor elektriciteit wordt er

uitgegaan van een factor 2,5.

De berekening voor de netto- en bruto-energiebehoefte voor warm tapwater gebeurt volgens

hetzelfde stramien.

2.3.2. E-peil

Een van de belangrijkste maatstaven om het energieverbruik van een woning te meten is het E-peil.

Hoe lager dit peil, hoe zuiniger het gebouw omspringt met energie.

Voor de berekening van het E-peil worden volgende kenmerken van de woning in acht genomen:

compactheid

thermische isolatie

luchtdichtheid

ventilatie

verwarmingsinstallatie

systeem warmwatervoorziening

oriëntatie/bezonning

Page 22: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

12

koeling

Figuur 6 geeft dit grafisch weer.

Voor de exacte berekening van dit E-peil wordt een wiskundig onderbouwde methode, de EPW

methode (Energieprestatie voor Woningbouwen), gebruikt.

Het bekomen E-peil van de nieuwbouwwoning moet lager zijn dan de E-peil-eis die de overheid

opgelegd heeft, welke op zijn beurt afhangt van de datum waarop de bouwvergunning is ingediend.

Volgende formule is hiervoor van toepassing:

X 100 = E-peil

De berekening van de referentiewaarde van het karakteristiek jaarlijks primair

energieverbruik vindt als volgt plaats:

a1 x warmteverliesoppervlak + a2 x beschermd volume + a3 x bewust ventilatiedebiet

Waarbij volgende aspecten van belang zijn:

- warmteverliesoppervlak: vorm van het gebouw

- beschermd volume: grootte van het gebouw

- ventilatiedebiet

De waarden van a1, a2, a3 zijn zo bepaald dat ze toegepast op tweehonderd

geometrie-aspecten van woongebouwen in een gemiddeld E-peil van 100 resulteren.

Concreet gaat het over volgende waarden:

- a1 = 115

- a2 = 70

- a3 = 105

De berekeningsmethode van het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik gaat uit

van een aantal veronderstellingen die het mogelijk maken om verschillende gebouwen te

kunnen vergelijken. Het gaat dus niet om het werkelijke energieverbruik, maar eerder om

een theoretische waarde op basis van een aantal veronderstellingen, zoals een vaste

binnentemperatuur van 18 graden en een bepaald klimaat.

Binnen deze berekeningsmethode worden volgende verbruikers in acht genomen:

• ruimteverwarming

• opwekken van sanitair warm water

Page 23: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

13

• hulpfuncties van de installaties en de ventilatoren

• koeling

• energie geproduceerd door fotovoltaïsche panelen of warmtekrachtkoppeling

Figuur 6: Overzicht berekening E-peil6

2.4. Richtlijnen klassieke woningen

Sinds enkele jaren legt de Vlaamse overheid de nadruk op het steeds energiezuiniger gaan wonen.

De Vlaamse huizen zijn in vergelijking met onze buurlanden vaak voorzien van een gebrekkige isolatie

met alle verlies aan warmte en energie tot gevolg. Daarom ligt sinds kort de focus op het sterk

verlagen van het energieverbruik van de gemiddelde Vlaamse woning. Enerzijds zet de Vlaamse

overheid sterk in op het isoleren en energievriendelijker maken van de bestaande woningen tijdens

een grondige renovatie, maar anderzijds zijn ook de geldende normen voor een nieuwbouwwoning

de jongste jaren scherp bijgesteld. De exacte doelstellingen kunnen nagelezen worden in de

gereviseerde Richtlijn 2010/31/EU.

6 , Bron: Vlaams Energieagentschap, 2010, Ruimteverwarming EPW: netto energiebehoefte, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/module32.pdf>, (14/05/2012)

Page 24: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

14

Figuur 7: Normen nieuwbouwwoningen7

Zoals blijkt uit figuur 7 moet elke nieuwbouwwoning de dag van vandaag voldoen aan de E70 norm.

Vanaf 2014 zal dit echter minimaal de E60 norm zijn.

Voldoen aan de E70 norm komt neer op volgende richtlijnen: netto-energiebehoefte ≤ 70 kWh/m²

per jaar, E-peil: maximaal E70, K-peil: maximaal 40. Vanaf 2014 wordt dit echter een maximaal E-peil

van 60. De andere richtlijnen blijven behouden.

2.5. Richtlijnen lage energiewoningen

Indien de bouwheer wenst te kiezen voor een woning die efficiënter met energie omgaat dan de

minimaal opgelegde eisen is er de mogelijk om over te stappen op het concept van een lage

energiewoning. Dit zal voor een hogere investering zorgen, maar op lange termijn zullen de

toegekende subsidies en de energiebesparingen een positief effect hebben op de totale kost.

Hieronder even kort de richtlijnen waar een lage energiewoning moet aan voldoen.

Netto-energiebehoefte ≤ 35 kWh/m² per jaar.

E-peil: ≤ 60

K-peil: ≤ 30

Aangezien deze thesis echter vooral de technische en economische aspecten van een passiefwoning

zal behandelen, wordt er niet dieper ingegaan op dit type woning.

2.6. Richtlijnen passiefhuizen

Een heel ander concept van bouwen is dat van een passiefhuis. In dit bouwconcept zorgen een

doorgedreven isolatie op alle vlakken en een efficiënte energiehuishouding voor een zeer beperkte

energiefactuur. Verder zullen ook de nodige subsidies het financiële plaatje verzachten. Later in deze

thesis wordt er in detail ingegaan op de punten waar dit concept verschilt van een standaardwoning

en wordt ook de financiële haalbaarheid geëvalueerd. Hieronder even kort de richtlijnen voor een

passiefhuis en wat meer uitleg over het Passiefhuiscertificaat.

7 Bron: Vlaamse overheid, 2012, Energienormen, URL: http://www.vlaanderen.be/nl/bouwen-wonen-en-

energie/energie/energienormen/energieprestatieregelgeving-epb, (17/8/2012)

Page 25: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

15

E-peil: ≤ 40

K-peil: ≤ 20

Netto-energiebehoefte ≤ 15 kWh/m²

luchtdichtheid: n-waarde ≤ 0.6 ACH

temperatuuroverschrijdingsfrequentie boven 25°C ≤ 5%

Deze richtlijnen werden opgesteld door het Passiefhuisplatform (PHP). Om na te gaan of aan deze

richtlijnen voldaan werd moet er een berekening uitgevoerd worden op basis van de PHPP –

software. Deze software is ontwikkeld door het Duitse Passivhaus Institut. De tijdens de aanvraag

ingediende gegevens worden gebruikt als input voor de software. Verder is het ook van belang de

ingediende gegevens te staven en dit aan de hand van facturen en foto’s. Op die manier wordt

getracht fraude van aannemers zo goed mogelijk uit te sluiten.

Welke gegevens er exact benodigd zijn staat in detail beschreven op de website van

Passiefhuisplatform. Als na de berekening blijkt dat de woning aan alle richtlijnen voldoet dan zal

deze een passiefhuiscertificaat krijgen.

Dankzij dit certificaat kan de eigenaar van de woning met 100% zekerheid zeggen dat zijn woning aan

alle eisen voldoet en is hij helemaal zeker dat het om een passiefhuis gaat. Verder is dit certificaat

ook van groot belang om in aanmerking te komen voor subsidies, omdat dit onafhankelijk certificaat

als enige echte bewijs wordt gezien.

Vaak is het zo dat woningen voorzien worden van de nodige isolatie in muren, daken, isolerende

beglazing,… maar dat er geen sprake is van een passiefhuiscertificaat. Dit komt omdat de

luchtdichtheidstesten soms wel eens voor problemen durven zorgen of omdat er bepaalde dingen

over het hoofd gezien zijn en de bouwheer zodoende geen recht meer heeft op het

passiefhuiscertificaat. Verder dient er ook opgemerkt te worden dat de benodigde informatie bij het

indienen van een aanvraag niet te verwaarlozen is. Er moeten erg veel gegevens overgemaakt

worden en dit maakt dat de uiteindelijke kost (inclusief uurloon architect) voor het aanvragen van

een passiefhuiscertificaat heel wat hoger ligt dan de eenmalige kost van 600 euro exclusief BTW die

het Passiefhuisplatform vraagt. Het is ook nog belangrijk om te vermelden dat enkel de vzw

Passiefhuisplatform dit attest kan en mag uitgeven.

Page 26: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

16

Hoofdstuk 3: Fiscale stimuli passiefhuizen

3.1 Subsidies

Indien de bouwheer er voor kiest om energiezuinig te bouwen zal hij recht hebben op verschillende

premies, aangeboden op verschillende niveaus. Hierna volgt een opsomming van de verschillende

mogelijke niveaus waarop er premies uitgekeerd worden, zoals deze terug te vinden zijn op de

website van het Vlaamse Energieagentschap (http://www.energiesparen.be/ ):

- premies van de netbeheerder

- premies van de federale overheid

- premies van de Vlaamse overheid

- Premies van het gemeentebestuur

- Premies van het provinciebestuur

Een tweede factor die een belangrijke rol speelt in het al dan niet verkrijgen van een subsidie is de

vraag of het om een nieuwbouwwoning of een renovatie van een bestaande woning gaat.

Voor renovaties zijn er vandaag de dag nog steeds verschillende premies te verkrijgen, onder andere

onder de vorm van belastingverminderingen. Deze premies gelden voor zowel dakisolatie, plaatsen

van nieuwe ramen, dubbel glas,…

Zo is er de federale premie voor het isoleren van een dak. Om voor deze premie in aanmerking te

komen moet de woning minstens 5 jaar oud zijn en de gebruikte isolatie moet een thermische

weerstand R hebben van 2,5 m²K/W. Deze premie houdt een belastingvermindering van 30% in voor

dakisolatiewerken met een maximum van 3010 euro voor het inkomstenjaar 2013.

Op Vlaams niveau zijn er nog verschillende premies mogelijk. Voorwaarden zijn wel dat de woning

ouder is dan 25 jaar en de totale kosten van de renovatie groter zijn dan 10.000 euro.

Renovatiewerken aan elektriciteit, verwarming, dak, buitenschrijnwerk en ruwbouw komen voor

deze premie in aanmerking.

De premies die te verkrijgen zijn op federaal en Vlaams niveau gelden echter enkel als het om een

verbouwing van een (voldoende oude) bestaande woning gaat. Voor nieuwbouw zijn er geen

premies beschikbaar.

Op provinciaal en gemeentelijk niveau hangen de aangeboden premies sterk af van de gemeente

zelf. Op dit vlak zijn er dan ook soms grote verschillen merkbaar. Het is dan ook aan te raden bij de

lokale overheden hierover te informeren.

Verder zijn er ook nog de premies die aangeboden worden door de netbeheerders. Deze premies zijn

verschillend voor zowel renovaties als nieuwbouwwoningen.

Page 27: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

17

Voor nieuwbouwwoningen geldt het volgende systeem uit tabel 1:

Tabel 1: Premies netbeheerder

≤ E50 nieuwbouwwoning € 1400 + € 40/punt ten opzichte van E50

≤ E40 nieuwbouwwoning € 1800 + € 50/punt ten opzichte van E40

Naast bovenvermelde premies wordt er ook nog een extra stimulans voorzien in een (gedeeltelijke)

kwijtschelding van de onroerende voorheffing. Afhankelijk van de energiezuinigheid van de woning

zal er een bepaald percentage van de onroerende voorheffing worden kwijtgescholden.

Voor woningen die een E-waarde van 40 of lager hebben wordt er een korting van 50% voorzien op

de onroerende voorheffing en dit over een periode van 5 jaar. Indien de E-waarde van de woning 30

of lager is, dan zal deze korting opgetrokken worden tot 100%, eveneens over 5 jaar.

Samenvattend kan er dus gesteld worden dat er voor nieuwbouwwoningen twee premies

beschikbaar zijn, namelijk de (gedeeltelijke) vrijstelling van de onroerende voorheffing en de premie

die de netbeheerder voorziet.

3.2 Subsidies voor hernieuwbare energie

Groenestroomcertificaten zijn certificaten die verkregen kunnen worden bij het plaatsen van een

systeem dat hernieuwbare energie produceert. Dit zijn bijvoorbeeld zonnepanelen of

warmtepompen. Dit zijn de meest gebruikte systemen in particuliere kringen, maar ook andere

systemen zoals windmolens of biogasinstallaties komen hiervoor in aanmerking.

Vanaf 2013 is er een ander systeem uitgewerkt voor het bepalen van het aantal uitgereikte

groenestroomcertificaten. Zo zal er geen certificaat meer worden uitgereikt per 1000 kWh, wat

vroeger wel het geval was, maar zal men het aantal uitgereikte groenestroomcertificaten baseren op

een bandingsfactor. Voor 2013 bedraagt deze 0,23. Dit wil zeggen dat er één groenstroomcertificaat

ter waarde van 93 euro zal uitgereikt worden per 1000 kWh/0,23, dus per 4348 kWh. Deze

bandingsfactor zal elke 6 maand herbekeken worden met als basisidee een terugverdientijd van de

investering van 15 jaar, met een rendement van 5%. Om dit uit te komen zal het Vlaamse

Energieagentschap zich baseren op de aankooprijs van een installatie met een vermogen van 5kW,

de kosten voor de vervanging van een omvormer (verwachte levensduur +- 12 jaar), de gemiddelde

elektriciteitsprijs en de gemiddelde netvergoeding. Voor andere vormen van hernieuwbare energie,

zoals zonneboilers of warmtepompen, moet er vooral worden gerekend op subsidies van de

netbeheerders. Deze zijn echter vaak niet van toepassing voor nieuwbouwwoningen. Half 2013 zou

Page 28: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

18

er echter een nieuwe subsidieregeling uitgewerkt worden voor warmtepompen. Deze is echter op dit

moment nog niet beschikbaar voor inzage.

3.3. Voordelen op leningen

Omdat er door de recente besparingen bij de overheden geen budget meer was voor het financieren

van de zogenaamde “groene leningen”, is er bij de grootbanken ook geen mogelijkheid meer om bij

de aankoop van een passiefwoning te beschikken over een verlaagd tarief voor het hypothecair

krediet. (Passiefhuisplatform, februari 2012).

De interestvoet die de grootbanken aanrekenen op het ontleende bedrag zal dus identiek zijn voor

een standaardwoning of een passieve woning. De mogelijkheid om een “groene lening” te verkrijgen

voor kleinere bedragen bestaat echter nog steeds, maar deze leningen zijn geen hypothecaire

kredieten en hebben dus vooral tot doel het financieren van verbouwingen. Dit valt echter buiten het

bestek van deze thesis.

Page 29: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

19

Hoofdstuk 4: Technische analyse passiefhuizen

In dit hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op de technische eigenschappen van een passiefhuis.

Respectievelijk wordt uitgelegd hoe een passiefhuis precies opgebouwd wordt, waar er verschillen

optreden op vlak van bouwwijze, of er andere materialen gebruikt worden in vergelijking met een

standaardwoning en welke deze zijn. Uiteindelijk wordt er dieper ingegaan op enkele specifieke

kenmerken die ervoor zorgen dat er kan gesproken worden over een passiefhuis.

4.1. Opbouw

De opbouw van een passiefhuis start, net zoals elk ander huis, met het afgraven van grond en het

leggen van een fundering. Na deze eerste stap treden echter al de eerste verschillen op in

constructiewijze. Zo wordt er algemeen genomen heel wat meer aandacht geschonken aan de

voorziene isolatiedikte in zowel muren als dak, maar ook de isolatiewaarden van bijvoorbeeld ramen

en deuren bepalen in sterke mate de isolatie van de gehele woning. Het voorzien van al deze

isolatiematerialen is echter niet voldoende om te kunnen spreken over een passiefhuis. Deze zijn van

groot belang, maar er moet ook op gewezen worden dat er nog aan heel wat meer factoren moet

voldaan zijn eer er sprake is over een passiefhuis. Ondanks het feit dat er zeker voldoende aandacht

gegeven wordt aan een optimale isolatie van de woning, is dit nog steeds niet voldoende om al de

warmte binnen te kunnen houden. Daarom wordt er heel wat aandacht gegeven aan het luchtdicht

maken van een passiefwoning. Alle mogelijke plaatsen waarlangs de verwarmde binnenlucht naar

buiten zou kunnen ontsnappen, worden zorgvuldig afgedicht door middel van een luchtdichte folie.

Deze wordt op alle plaatsen zorgvuldig aangebracht en afgesloten om zodoende de woning zo

luchtdicht mogelijk te maken. Plaatsen waar er speciale aandacht aan gegeven wordt zijn alle

openingen in het metselwerk waar er ramen of deuren voorzien worden. Deze worden na de

plaatsing van de ramen zorgvuldig afgesloten. Maar ook het dak krijgt speciale aandacht om te

voorkomen dat de op temperatuur gebrachte binnenlucht daarlangs opnieuw verdwijnt.

Naast het isoleren en luchtdicht maken van de woning moet er eveneens vermeden worden dat er

koudebruggen ontstaan tijdens de bouw. Daarom wordt er speciaal op toegezien dat er nergens in

het bouwplan zo een koudebrug aanwezig is. Voorbeelden van koudebruggen zijn warmtegeleidende

bouwmaterialen die zonder isolatie, hetzij onderbreking, een verbinding maken tussen de buitenzijde

van de woning en de binnenzijde van een woning. Met andere woorden een plaats langs waar er

warmte naar buiten kan getransporteerd worden via materialen die warmte geleiden.

Al deze maatregelen samen zorgen ervoor dat de warmte zoveel mogelijk binnen de muren blijft en

er dus slechts zeer beperkt moet worden verwarmd om het huis op temperatuur te houden.

Een tweede luik bestaat erin om, ondanks de erg goede isolatie, toch te voorzien in frisse buitenlucht

en een gezonde luchtcirculatie te creëren. Ondanks het feit dat dit in eerste instantie minder

Page 30: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

20

belangrijk lijkt, is een goede luchtcirculatie en luchttoevoer van erg groot belang om het leven in een

passiefhuis aangenaam te maken. Anders zouden er binnen de kortste keren problemen optreden

die de menselijke gezondheid aantasten. Zo zouden er zich in de niet ververste binnenlucht microben

en bacteriën ontwikkelen en deze zouden zich snel vermenigvuldigen. Verder zou er op de vochtigere

plaatsen in huis, bijvoorbeeld de badkamer of de keuken, schimmel ontstaan ten gevolge van een te

beperkte afvoer van vochtige lucht en een te beperkte toevoer van droge lucht. Het vocht uit deze

lucht zou zich vervolgens afzetten op muren en plafonds met vochtplekken en schimmelontwikkeling

tot gevolg. Om deze problemen te voorkomen moet er voorzien worden in een degelijk

ventilatiesysteem. Dit systeem moet optimaal de vochtige lucht uit de keuken en badkamer afzuigen,

zodat het risico op schimmels vermeden kan worden. Verder zal het systeem ook in de woonkamer

en andere kamers verse droge lucht injecteren. Het is ook aan te raden de binnendeuren te voorzien

van openingen zodat de lucht in het huis vrij kan circuleren om ook zo een betere doorstroming te

krijgen. Naast het laten circuleren van lucht is het ook van groot belang dat het ventilatiesysteem in

een passiefhuis de lucht filtert. Deze filters worden voorzien in een centrale unit waar alle

luchtkanalen samenkomen, zowel de kanalen die afzuigen als deze die blazen.

Naast het filteren van de lucht wordt er, vooral in passiefhuizen, extra aandacht besteed aan het

onttrekken van de warmte aan de vervuilde binnenlucht alvorens deze uitgeblazen wordt in de

buitenlucht en het overdragen van deze warmte op de koudere, verse, buitenlucht die aangezogen

wordt. In de zomermaanden werkt dit systeem in omgekeerde richting. Dan wordt er getracht zoveel

mogelijk de warmere buitenlucht te koelen aan de hand van de vervuilde binnenlucht die het huis zal

verlaten of wordt er via een by-pass gewerkt om frissere buitenlucht rechtstreeks aan te voeren.

Samenvattend kan er gesteld worden dat bij de opbouw niet enkel de dikte van de isolatie een rol

speelt, maar ook de technieken die gebruikt worden voor ventilatie of verwarming van groot belang

zijn. Verder in dit hoofdstuk wordt er nog wat dieper ingegaan op de technische kenmerken van

respectievelijk een standaardwoning, zoals deze vandaag gezet worden, en een passiefwoning.

4.2. Opbouw Passiefhuis

Nadat er in 4.1 een globaal kader geschetst werd voor de bouw van een passiefwoning, wordt nu

meer in detail ingegaan op de verschillende elementen. De basis voor de analyse is gelegd op basis

van een interview met Jan Schockaert, zie bijlage 1, projectleider bij Bostoen N.V. en enkele

begeleide werfbezoeken met deze persoon. De computeranimaties werden door Bostoen N.V.

beschikbaar gesteld.

Page 31: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

21

4.2.1. Isolatieschil

De basis van isolatie van een passiefhuis is dat er moet nagegaan worden waarlangs de koude een

huis overal binnen zou kunnen dringen of waarlangs de warmte het huis zou kunnen verlaten.

Vervolgens is het de bedoeling al deze wegen zo goed mogelijk te blokkeren.

4.2.1.1 Isolatie

Muren:

Zoals al eerder aangegeven, is het belangrijk om de muren van een passiefhuis te voorzien

van een dikke isolatielaag. Een dikke jas die de warmte zoveel mogelijk binnen kan houden.

Figuur 8: Dikte isolatielaag passiefhuis8

Op figuur 8 is te zien dat de isolatielaag voldoende dik moet zijn (+- 20 cm) en goed sluitend

aangebracht moet worden. Dit om een U-waarde kleiner dan 0,15 W/m²K te halen. Verder

wordt er voor de binnenste schil gebruik gemaakt van standaard snelbouwstenen met een

dikte van 14 cm. Het is echter van belang dat de U-waarde van de gehele muur onder de

0,15W/m²K blijft. Deze norm is een minimumeis om te voldoen aan het passiefhuisplatform

certificaat.

8 Werfbezoek Eke, 2012

Page 32: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

22

De totale muurdikte van een passiefhuis overstijgt dus vaak de 40 cm. Dit is duidelijk meer

dan de dikte van een standaardmuur, die ongeveer 30 cm dik is. Figuur 9 geeft hiervan een

indicatie.

Figuur 9: Dikte muur afgewerkt passiefhuis9

Er dient echter vermeld te worden dat door een continue stroom van technische

ontwikkelingen op het vlak van isolatie de benodigde isolatiedikte om de U-waarde lager dan

0,15W/m²K te behalen, steeds dunner lijkt te worden. Het is dus perfect mogelijk dat binnen

enkele jaren een U-waarde kleiner dan 0,15 W/m²K gehaald kan worden met veel dunnere

isolatieschillen. Het ligt voor de hand dat de dikte van de benodigde isolatieschil sterk

afhangt van het gebruikte materiaal. Zo is het perfect mogelijk om met 20 cm kwaliteitsvolle

isolatie een lagere U-waarde te halen dan met 40 cm isolatie, als er verouderd

isolatiemateriaal zou worden gebruikt.

Vandaar ook dat er geen specifieke streefwaarden opgegeven worden voor de isolatiedikte

alvorens er sprake kan zijn van een passiefhuis, maar dat er enkel gewerkt wordt met

streefwaarden voor de maximale U-waarde.

9 Werfbezoek Eke, 2012

Page 33: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

23

Vloeren:

Naast de isolatiedikte in de buitenmuren dient er ook isolatie voorzien te worden aan de

voet van de muren. Deze worden zo uitgevoerd dat koudebruggen vermeden worden.

Op figuur 10 wordt dit visueel gemaakt. De snelbouwstenen steunen eerst op isolerende

voet die de koudebrug tussen de muur en betonplaat breekt. In dit geval wordt er gebruik

gemaakt van YTONG blokken, deze hebben een erg hoge isolatiewaarde.

Figuur 10: Isolerende voet muur passiefhuis10

Er dient echter ook opgemerkt te worden dat deze isolatie zich niet enkel beperkt tot de het

plaatsen van YTONG blokken onder de buitenmuren. Ook andere materialen die een

verbinding leggen tussen de betonplaat enerzijds en een element in de toekomstige

leefruimte anderzijds dienen beschermd te worden. Op figuur 11 is te zien hoe een betonnen

trap niet rechtstreeks op de betonnen vloer staat, maar er in de plaats daarvan eerst een

isolatielaag voorzien is. Deze breekt de koudebrug die de koude betonnen plaat van de

fundering zou verbinden met een trap die in het verwarmde interieur aanwezig zou zijn. Ook

de binnenmuren dienen beschermd te worden, net als alle andere elementen die een

verbinding maken tussen buiten en binnen, of tussen de fundering en de leefruimte.

10

Werfbezoek Eke, 2012

Page 34: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

24

Algemeen genomen zal er tussen de fundering en de uiteindelijke vloer ongeveer 20-25 cm

isolatie aangebracht worden. Een doorsnede van de uiteindelijke opbouw kan

teruggevonden worden in figuur 12, de relatie met de opbouw van de muren in figuur 8 is

duidelijk merkbaar.

Figuur 11: Isolatie tussen trap en fundering in een passiefhuis11

11

Werfbezoek Eke, 2012

Page 35: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

25

Figuur 12: Doorsnede opbouw muur van een passiefhuis12

Dak:

Een andere factor die veel invloed heeft op de isolatiewaarde van het algemene huis is de

isolatie van het dak. Door onvoldoende of slecht afgewerkte isolatie ontsnapt een erg groot

deel van de warmte langs het dak, zie figuur 3, hoofdstuk 2.

Net als voor de muren is ook voor het dak een maximale U-waarde van 0,15W/m²K voorop

gesteld. Dit heeft tot gevolg dat met de huidige isolatiematerialen een dikte van +- 30 cm

noodzakelijk is. Bij Bostoen N.V. richt men zelfs hoger en wordt er getracht een U waarde

lager dan 0,11 W/m²K te halen voor het dak, hiervoor hebben zij minstens 33 cm isolatie

nodig. Het ligt voor de hand dat het ook bij het plaatsen van het dak van groot belang om

koudebruggen te vermijden. Verder is het ook belangrijk om er op te wijzen dat ook bij de

plaatsing van het dak er gebruikt wordt gemaakt van een isolatie onder de voet van het dak.

Dit voorkomt dat de koude via die kleine contactoppervlakken het huis zou binnendringen.

Meer specifiek is er tussen de betonnen gewelven en het dak een laag isolatie aanwezig. Dit

is op figuur 13 zichtbaar, net als het feit dat de dakisolatie bestaat uit twee isolatielagen, een

tussen de spanten van het dak en een isolatielaag daarbovenop die volledig sluitend is.

Eveneens is het ook van belang om het dak luchtdicht af te werken, maar verder in dit

hoofdstuk wordt er daar nog op teruggekomen.

12

Werfbezoek Eke, 2012

Page 36: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

26

Figuur 13: Opbouw dan van een passiefwoning13

Ramen en deuren:

Ook hier treden er enkele verschillen op in vergelijking met een standaardwoning en dit

zowel op het vlak van beglazing als op het vlak van het buitenschrijnwerk zelf.

Naast de aandacht die er besteed zal worden aan het luchtdicht afwerken van het geplaatste

buitenschrijnwerk is het ook belangrijk om een voldoende hoge isolatiewaarde te verkrijgen

voor het schrijnwerk zelf. De vooropgestelde maximale U-waarde voor het buitenschrijnwerk

in een passiefhuis is 0,8W/m²K en dit zowel voor de beglazing als het buitenschrijnwerk zelf.

Op dit ogenblik is het nog niet mogelijk om veel betere waarden te behalen en in vergelijking

met de rest van het gebouw vormt dit dan ook het zwakste punt op vlak van isolatie.

Om een U-waarde van dat niveau te behalen is het aangewezen om te werken met 3-voudige

beglazing. Deze beglazing is enerzijds voorzien van coatings op het glas zelf, met tot doel

optimaal te profiteren van de zonnewarmte, en anderzijds van een gasvulling tussen de

glaslagen, om een optimale isolatie te bekomen. Naast enerzijds zoveel mogelijk warmte

binnen houden is het ook van belang het glas optimaal te benutten voor warmtecreatie in de

wintermaanden. Daarom is het aan te raden glas te kiezen met een hoge g-waarde, of

zontoetredingsfactor. In het onderdeel over de verwarming van een passiefhuis wordt er

13

3-D detail dakopbouw, Bostoen N.V.

Page 37: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

27

dieper op deze materie ingegaan.

Figuur 14: Afwerking raam in een passiefhuis14

Om met een PVC raam aan de vooropgestelde U-waarde te voldoen is het noodzakelijk om over

te schakelen op een 90 mm dik profiel. Verschillende fabrikanten bieden deze profielen intussen

aan. Normaal bestaan ze uit zes interne kamers en de belangrijkste kamers zijn opgevuld met een

isolatiemateriaal. De luchtkamers voorzien in een breking van de koude, terwijl de geïsoleerde

kamers de koude verder tegenhouden. Elke kamer creëert een aparte luchtlaag. Deze

verschillende luchtlagen staan in voor de isolatie. De combinatie van de luchtlagen met de

geplaatste isolatie zorgt ervoor dat er geen rechtstreekse verbinding is tussen de buitenzijde van

het raam en de binnenzijde, en dat de koude goed opgevangen kan worden. Dit alles is te zien op

figuur 14.

Verder kan ook opgemerkt worden dat de dorpels aan de buitenzijde van de woning geen

rechtstreeks contact hebben met het interieur. Ook hier moet er extra isolatie voorzien worden

zodat er geen koudebrug ontstaat.

4.2.1.2. Koudebruggen

Naast de besproken maatregelen op vlak van isolatie voor muren, vloeren, dak, ramen en deuren is

het ook van belang de isolatieschil volledig te sluiten en ze niet te doorprikken met rechtstreekse

verbindingen tussen de binnenzijde en de buitenzijde van de woning. Dit is wat men “koudebruggen”

noemt. Koudebruggen ontstaan dus indien er een niet-onderbroken of niet-geïsoleerde verbinding

bestaat tussen de binnenste en buitenste schil van een muur. Bijvoorbeeld wanneer de

14

3-D detail afwerking raam, Bostoen N.V.

Page 38: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

28

snelbouwsteen aan de binnenkant (dwars door de isolatie) verbonden wordt met de buitenste steen

of wanneer men ankers wil bevestigen om isolatie vast te zetten,… De isolatie van een huis en in het

bijzonder van een passiefhuis is immers maar zo goed (of zwak) als het zwakste punt in heel de

isolatieschil. Koudebruggen ontstaan omdat het vaak veel eenvoudiger en/of goedkoper is om

bevestigingen te maken die de isolatieschil doorprikken. Het vermijden van koudebruggen vergt

immers heel wat voorbereiding, tijd en kennis bij het plannen van zowel het ontwerp als de

uitvoering van de woning.

Op figuur 15 kunnen wordt er zulke koudebrug weergegeven. Deze foto werd gemaakt bij een

gewone standaardwoning, dus het gaat hier niet om een passiefhuis. Hier is duidelijk te zien dat een

betonnen draagbalk aan de buitenzijde via een stalen anker verbonden is met de binnenmuur, dit

door de isolatielaag heen. Zulke verbindingen moeten ten allen koste vermeden worden bij een

passiefhuis. Ook indien andere oplossingen duurder of moeilijker te verwezenlijken zijn.

Figuur 15: Koudebrug tussen binnenste & buitenste schil van een muur15

4.2.1.3. Luchtdichtheid

Het huis is nu voorzien van een goede isolatie. Dit is echter lang niet genoeg om alle warmte binnen

te houden. Warmte is immers erg mobiel en kan eenvoudig verdwijnen via allerhande luchtlekkages.

Om dit te vermijden moet de woning zo goed mogelijk luchtdicht gemaakt worden. Hoe minder lucht

er kan ontsnappen, hoe beter de warmte binnen gehouden kan worden.

15

Werfbezoek Eke, 2012

Page 39: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

29

Specifieke plaatsen waar er aandacht aan gegeven wordt bij het luchtdicht maken zijn alle plaatsen

waar er onderbrekingen van bouwmaterialen optreden. Bijvoorbeeld bij muren die onderbroken

worden door ramen of deuren zal de verbinding van de ramen met de muur specifiek afgedicht

worden door een luchtdicht dampscherm te verwerken in de binnenafwerking. De reden hiervoor is

dat het erg moeilijk blijkt te zijn om ramen en deuren perfect sluitend te plaatsen.

Het dampscherm zelf wordt vervolgens bepleisterd en dit zorgt voor een efficiënte afdichting.

Andere mogelijk oorzaken van luchtlekken, zoals alle technische aansluitingen (water, gas,

elektriciteit,…) worden zorgvuldig ingewerkt in de binnenafwerking en bepleisterd.

Ook bij het plaatsen van het dak zal de binnenzijde van dit dak afgesloten worden met een

luchtdichte folie en alle gaten die gemaakt werden in de isolatieschil bij het plaatsen van het dak

worden zorgvuldig afgedicht. Op figuur 16 is duidelijk te zien hoe het dak afgewerkt is met een

luchtdicht dampscherm. Het is van groot belang dat dit dampscherm geplaatst kan worden zonder

vijzen of nagels, met andere woorden zonder er gaten in te maken. Anders verliest het opnieuw

deels zijn functie. Bij Bostoen N.V. lost men dit op door het dampscherm achter houten latten te

klemmen die dienen als ondersteuning. Er is echter geen enkele bevestiging tussen het scherm en de

geplaatste latten. Zodoende worden er in het scherm geen openingen gemaakt en blijft het volledig

luchtdicht. Natuurlijk worden deze dampschermen niet op maat gemaakt. Om een volledig dak te

bedekken is het daarom nodig om 3 tot 4 schermen naast elkaar te plaatsen. De overgang tussen

deze schermen moet dan zorgvuldig afgekit worden. Dit is in figuur 16 te zien aan de blauwe tape.

Verder valt het ook op dat alle andere openingen naar buiten, zoals de afvoer van het

ventilatiesysteem, volledig luchtdicht afgekit worden.

Page 40: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

30

Figuur 16: Afdichting dampscherm & ventilatiesysteem16

Eens de afwerking klaar is en alle dampschermen correct aangebracht zijn, zou het gebouw

luchtdicht moeten zijn. Vervolgens wordt het onderworpen aan een test die nagaat in welke mate

het gebouw effectief luchtdicht is. Dit is van groot belang om een indicatie te hebben van hoe goed

de woning afgewerkt is en om in aanmerking te komen voor het PHPP-attest.

Om te voldoen aan de eisen van een passiefhuis moet de luchtlekkage bij 50 Pa druk kleiner zijn dan

0,6 keer het volume van het huis per uur. De meest gebruikte test is de “Blower-door-test”. Hier

wordt een blazer in de deuropening geplaatst en worden alle andere deuren en ramen gesloten. Ook

de deur waar de blazer in geplaatst werd, zal door middel van een scherm afgesloten worden.

Vervolgens wordt de druk opgebouwd tot 50 Pa en kan de test van start gaan. De lekkages kunnen

zowel getest worden door middel van een overdruk te creëren als door middel van een onderdruk te

creëren.

Figuur 17geeft een beeld weer van een test op luchtdichtheid.

16

Werfbezoek Eke, 2012

Page 41: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

31

Figuur 17: Test luchtdichtheid passiefhuis17

4.2.2. Verluchtingssysteem

In tegenstelling tot een standaardwoning zal een passiefhuis nood hebben aan een efficiënt

verluchtingssysteem met warmterecuperatie. De in een standaardwoning gemonteerde

verluchtingsroosters of eenvoudige systemen die de lucht afzuigen en andere lucht binnen blazen

zonder voorverwarming of warmterecuperatie, zijn niet acceptabel bij een passiefwoning. Alles

wordt immers in het werk gesteld om een zo goed mogelijke isolatie te bekomen en aldus

warmteverlies tot een minimum te beperken. Dit houdt ook in dat de verwijderde lucht zo weinig

mogelijk warmte mag bevatten. Anders doet men immers het effect van de doorgedreven isolatie

teniet. Om een degelijk ventilatiesysteem met warmterecuperatie te bekomen, is men verplicht om

voor een “systeem D” te kiezen. Dit is het enige ventilatiesysteem dat over een mechanische toevoer

en een mechanische afvoer beschikt. Voordeel is dat er een optimale regeling kan plaatsvinden van

zowel de plaatsen waar er lucht afgevoerd moet worden als van de plaatsen waar er verse lucht

moet toegevoerd worden. Dit kan men enerzijds regelen door het plaatsen van voldoende

ventilatiemonden op de juiste plaatsen (en bijvoorbeeld niet enkel in de ramen). Verder kan men

eenvoudig het debiet regelen door een andere snelheid van de ventilator te kiezen of door de

ventilatiemonden individueel af te stellen. Meestal kan dit heel eenvoudig door ze gewoon open of

dicht te draaien. In de eerste plaats wordt er dan gedacht aan de aanwezige ventilatiemonden in

keuken en badkamer voor de afvoer en toevoer in “droge” plaatsen. Verder kan bijvoorbeeld ook de

dampkap op dit systeem aangesloten worden. Een dampkap met een mechanische rechtstreekse

17

3-D detail plaatsing Blower-door-test op deur, Bostoen N.V.

Page 42: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

32

afvoer is een techniek die niet mag toegepast worden in een passiefwoning. Dit zou enerzijds voor

een warmteverlies zorgen omdat er geen warmterecuperatie is en anderzijds de luchtlekkages

vergroten. Een ander groot voordeel van de mechanische invoer en mechanische afvoer is dat de

warmte die aanwezig is in de afgevoerde lucht kan overgedragen worden aan de vers aangevoerde

lucht. Met andere woorden de warmte kan men recupereren, zodat het verlies erg beperkt is. Dit

past perfect in het kader van een passiefwoning. Het spreekt voor zicht dat het niet mogelijk is om de

warmte over te dragen bij een natuurlijk systeem zoals de ventilatieroosters in de ramen. Daar komt

er verse lucht binnen die zich zonder enige opwarming vermengt met de aanwezige lucht. Zo zal er

enerzijds veel meer nood zijn aan verwarming en anderzijds ook een minder comfortabel gevoel

aanwezig zijn in de woning.

Als er even dieper ingegaan wordt op de warmterecuperatie, kan er opgemerkt worden dat er bij

gewone systemen een warmterecuperatie van 0% mogelijk is, terwijl dit bij een goed systeem D-

ventilatiesysteem kan oplopen 90-95% warmterecuperatie. Concreet houdt dit in dat een passiefhuis

waar het interieur 20 graden is en het buiten 0 graden is, de buitenlucht zal aanzuigen met een

temperatuur van 0 graden, deze zal voorverwarmen tot 18-19 graden en vervolgens in het interieur

blazen. De afgevoerde lucht zal met andere woorden met een temperatuur van 1-2 graden boven nul

uitgeblazen worden. Voor alle duidelijkheid deze warmterecuperatie en dus de voorverwarming van

0 graden tot 18-19 graden zal plaatsvinden zonder een tussenkomst van een verwarmingssysteem.

Het gaat zuiver over het onttrekken van warmte uit de “vervuilde” lucht en het overdragen van deze

warmte op de “verse” lucht. In de zomer werkt het systeem in omgekeerde richting. Dan zal de

warmere buitenlucht gekoeld worden voor ze binnen komt en de koelere binnenlucht zal met een

verhoogde temperatuur de woning verlaten. Dit heeft tot gevolg dat in de winter de nood aan

verwarming nog steeds erg beperkt is. In tegenstelling tot verse lucht aanvoeren met een

temperatuur van 0 graden, zal nu lucht met een temperatuur van 18-19 graden aangevoerd worden.

Dus er zal slechts 1-2 graden bij verwarmd moeten worden.

Op papier en ook in de praktijk blijkt dit dus een zeer interessant systeem te zijn. Vooral omdat de

woning continu voorzien wordt van verse lucht, zonder noemenswaardig warmteverlies. Dit heeft tot

gevolg dat er steeds gezonde lucht aanwezig is (lage CO-waarden in huis) en schimmels en andere

bacteriën geen kans krijgen om zich te verspreiden in de woning omdat de lucht uit de vochtigere

delen steeds weggezogen zal worden. Bij meer geavanceerde systemen zal de capaciteit automatisch

aangepast worden aan de hand van sensoren die temperatuur en vochtigheid meten. Zo bestaan er

systemen die automatisch een by-pass in of uitschakelen. Als er bijvoorbeeld in de zomer een

binnentemperatuur van 25 graden is en de buitenlucht is 20 graden, is het niet de bedoeling dat de

frissere buitenlucht voorverwarmd wordt. Dan is het de bedoeling zo snel mogelijk de woning af te

koelen door de frissere buitenlucht. In deze situatie kan gebruik gemaakt worden van een by-pass,

Page 43: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

33

deze zorgt ervoor dat de warmtewisselaar buiten spel gezet wordt, zodat het huis dus sneller kan

afkoelen.

Naast al deze positieve kenmerken van het systeem is het van belang om ook op enkele negatieve

punten van het ventilatiesysteem te wijzen. Het is namelijk zo dat de gezondheid van de

aangevoerde lucht rechtstreeks samenhangt met het onderhoud aan het systeem. Het is dus

noodzakelijk op tijd de filters na te kijken, en schoon te maken of te vervangen. Verder is het ook van

groot belang dat de verschillende leidingen regelmatig (minstens 1x per jaar) gekuist worden. In de

hoekpunten ontwikkelen zich vaak stofresten of schimmels omdat de luchtstroming daar vaak sterk

vertraagt. Een goede plaatsing van de leidingen kan dit grotendeels verhelpen, net als het feit dat

een goede plaatsing zonder hoekpunten het kuisen heel wat kan vereenvoudigen. Bij Bostoen N.V.

plaatsen ze daarom alle ventilatiesystemen zonder hoekpunten om zowel het opstapelen van vuil als

het kuisen sterk te vereenvoudigen. Verder blijkt dat het niet kuisen, of het onmogelijk maken van de

systemen voldoende te kuisen (door de hoekpunten), deze systemen op termijn minder efficiënt

maakt en vooral heel wat minder gezond. Verder in deze masterproef wordt er op deze materie nog

wat dieper ingegaan.

Door de veel hogere complexiteit van dit systeem neemt de kost ook enorm toe. Een degelijk

ventilatiesysteem kost al snel ongeveer 5000 euro extra. Dit zonder rekening te houden met de

bijkomende complexiteit die zich voordoet bij de plaatsing en de daar mee samenvallende manuren.

4.2.3. Verwarmingssysteem

4.2.3.1. Verwarming

Een van de kenmerken van passiefhuizen is dat er erg weinig warmte verloren gaat en er dus zeer

beperkt bij verwarmd moet worden. Dit heeft tot gevolg dat zelfs de kleinste warmtebronnen al een

invloed kunnen uitoefenen op het klimaat in een passiefwoning.

Zonder dat de meeste mensen dit weten, bevat een woning erg veel kleine warmtebronnen. De

meeste toestellen geven bijvoorbeeld tijdens hun werking warmte af. Dit is vaak een ongewenste

bijwerking, maar toch kunnen deze diverse kleine warmtebronnen de nood aan bijkomende

verwarming in een passiefhuis nog verder terugdringen. Ook de lichaamswarmte van de aanwezige

mensen zal bijdragen tot de temperatuur van de woning. Deze warmtebronnen kunnen omschreven

worden als passieve warmtebronnen. Dit zijn warmtebronnen die gratis voorkomen, zoals de warmte

die het strijkijzer zal overdragen aan zijn omgeving tijdens het strijken.

Naast deze “onvermijdbare” passieve warmtebronnen kan er ook nog verder voorzien worden in

extra “gratis” warmte. Dit kan bijvoorbeeld door de ramen op strategische plaatsen in de woning te

zetten, bijvoorbeeld aan de zuidkant. Door vervolgens glas te kiezen met een hoge g-waarde, dit is de

Page 44: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

34

waarde die weergeeft in welke mate het glas de zonnewarmte doorlaat van buiten naar binnen, kan

de zonnewarmte optimaal benut worden. Zo zal deze hoge g-waarde, ook de zontoetredingsfacor

genaamd, in de wintermaanden er voor zorgen dat er minder warmte van binnen naar buiten gaat

dan omgekeerd. Kortom de beglazing zal meer warmte doorgeven aan het interieur dan dat er

verloren gaat. Netto is er dus sprake van een positief effect door de combinatie van een erg goede

warmte-isolatie van binnen naar buiten en een erg goede warmtegeleiding van zonlicht van buiten

naar binnen. Om dit effect teweeg te brengen is het aan te raden een g-waarde van minstens 50% te

kiezen. Ondanks de erg goede isolatiewaarde van het drievoudige glas, zal men het glas toch zo

samenstellen dat er makkelijk veel warmte van zonlicht naar binnen kan. Ondanks de beperkte

isolatiewaarde van de ramen (in vergelijking met de rest van het gebouw) zullen deze dus netto toch

bijdragen tot een temperatuurverhoging.

In de wintermaanden is deze extra passieve warmtebron erg welkom, maar in de zomer is het net de

bedoeling om de warmte zoveel mogelijk buiten te houden. Dit lijkt in eerste instantie erg

tegenstrijdig met de hoge g-waarde die de beglazing heeft. Dit probleem kan echter eenvoudig

opgelost worden door natuurlijke schaduw te creëren, bijvoorbeeld door het plaatsen van bomen of

een balkon boven de ramen te plaatsen. In de wintermaanden zal door de lage zon er rechtstreekse

inval zijn van zonlicht, maar door de hoge stand van de zon tijdens de warmere maanden zal de

beplanting of het balkon voor voldoende schaduw zorgen.

Er kan ook op mechanische wijze schaduw gecreëerd worden, dit kan bijvoorbeeld door een

mechanisch verstelbare zonnewering. Er moet hoe dan ook in zonwering voorzien worden (natuurlijk

of mechanisch) om oververhitting tijdens de zomermaanden te voorkomen.

Naast het optimaal benutten van deze passieve warmtewinsten zijn er nog andere ecologisch

verantwoorde methoden om een passiefwoning van warmte en energie te voorzien.

In de volgende alinea’s zullen de verwarmings- en energiesystemen van dichtbij bekeken worden.

Omdat een passiefwoning nog altijd een klein beetje warmte verliest, moet ook dit type woning

voorzien worden van een systeem voor bijkomende verwarming. Ook het sanitair water moet op

temperatuur gebracht worden.

Met betrekking tot de verwarming van de woning zijn er verschillende mogelijke oplossingen. Zo kan

de bouwheer kiezen voor het plaatsen van enkele kleine elektrische convectoren. Deze zeer

eenvoudige verwarmingseenheden beschikken over meer dan voldoende vermogen om de

temperatuur in de passiefwoning constant te houden. Voor een passiefhuis met een gemiddelde

oppervlakte zal er meestal voor gekozen worden om twee convectoren te plaatsen, van elk 1000

Watt vermogen. Een zal geplaatst worden in de leefruimte, een andere zal geplaatst worden op de

eerste verdieping in een kamer naar keuze, bijvoorbeeld de badkamer.

Page 45: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

35

Dit systeem is het goedkoopste systeem qua aankoop, maar is qua energie-efficiëntie de mindere

keuze. Door de prijs per kWh, die ongeveer drie maal zo hoog ligt als die van aardgas en de

conversiefactor van 2,5 om het primaire energieverbruik te berekenen, zal zowel het E-peil als de

kost lijden onder deze keuze. Verder zal het huis verwarmen via twee puntbronnen minder

comfortabel aanvoelen dan een egale verwarming via bijvoorbeeld vloerverwarming.

Een andere mogelijkheid bestaat erin om te werken met een condensatieketel, deze zal door middel

van vloerverwarming of via enkele radiatoren het huis op temperatuur houden. Een voordeel van dit

systeem is dat de warmte gelijker verdeeld kan worden over de woning, in plaats van te verwarmen

via twee puntbronnen. Dit komt het leefcomfort duidelijk ten goede. Naast de verwarming van het

huis, zal ook de verwarming van het sanitair water via deze weg mogelijk gemaakt worden. Deze

combinatie komt de efficiëntie ten goede. Aangezien een brander voor verschillende doeleinden

ingezet kan worden.

Een derde mogelijkheid is om de resterende nood aan verwarming uit de grond te halen.

Dit zal gebeuren door gebruikt te maken van een voldoende krachtige warmtepomp met een

vermogen van minstens 3,5 kW. De warmte die op minstens 50 meter diepte onttrokken wordt uit de

grond, zal een boiler met warm water voeden. Nadat het water voorverwarmd werd door de

aanwezige aardwarmte op 50 meter diepte zal het door middel van de warmtepomp omgezet

worden tot ongeveer 35 graden. Deze warmte zal vervolgens benut worden om via een systeem van

vloerverwarming het huis te voorzien van de nodige warmte. Figuur 18 maakt dit visueel. In de

zomer kan het systeem eveneens fungeren als verkoeling. Dan zal het systeem als het ware in de

omgekeerde richting functioneren. In plaats van koud water op te warmen via de aanwezige warmte

in de grond zal nu warm water rondgepompt worden en dit zal vervolgens afgekoeld worden door de

grond. De temperatuur op -50 meter is immers zomer en winter constant op ongeveer 12 graden.

Vervolgens zal dit afgekoelde water door het systeem van vloerverwarming gestuurd worden om

zodoende de woning af te koelen. Figuur 19 maakt deze functie van de warmtepomp duidelijk Nu zal

de druk van het in de warmtepomp aanwezige gas echter niet verhoogd worden om de temperatuur

op te drijven naar 35 graden, maar zal er een by-pass gebruikt worden die het koudere water

rechtstreeks in de leidingen pompt.

Page 46: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

36

Figuur 18: Verwarmen door middel van warmtepomp18

De opgehaalde warmte uit de grond zal ook gebruikt worden om het sanitair water te verwarmen.

Dit zal op dezelfde manier gebeuren als met de vloerverwarming. Het verwarmde sanitair water zal

echter opgeslagen worden in een boiler.

Naast de uitleg met betrekking tot de werking van het volledige circuit is het ook van belang om even

stil te staan bij de werking van de warmtepomp zelf. Het hart van een warmtepomp is circuit van gas

in combinatie met een compressor. Eerst zal een warmtewisselaar de warmte die door het eerste

circuit uit de grond gehaald werd, overdragen naar het gas. Vervolgens zal dit gas door de

compressor van de warmtepomp samengedrukt worden.

Deze samendrukking van het gas resulteert in een sterke verhoging van de temperatuur van ditzelfde

gas. Na deze temperatuurverhoging zal een tweede warmtewisselaar in de warmtepomp ervoor

zorgen dat de warmte van het gas overgedragen kan worden aan het aanwezige circuit van

vloerverwarming. Het afgekoelde gas zal vervolgens van zijn druk ontnomen worden door een

expansieventiel. Dit heeft tot resultaat dat de temperatuur van het gas sterk verlaagd wordt en

vervolgens zal dit sterk afgekoelde gas opnieuw in de eerste warmtewisselaar verwarmd worden

door het eerste circuit dat de warmte uit de grond haalt. In de zomer zullen deze functionaliteiten

van de warmtepomp niet gebruikt worden door de by-pass.

18

Schets werking warmtepomp (verwarming), Bostoen N.V.

Page 47: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

37

Figuur 19: Koeling door middel van een warmtepomp19

4.2.3.2. Sanitair warm water

Naast de hierboven besproken systemen die in hoofdzaak betrekking hadden op het verwarmen van

een huis, is het ook van belang even stil te staan bij de verwarming van het sanitair water. Zoals

reeds vermeld zijn de meeste van de bovengenoemde systemen ook in staat om verwarmd sanitair

water te voorzien in een boiler. De verwarming door elektrische convectoren is hierop de

uitzondering. Bij dat systeem zal er een aparte elektrisch verwarmde boiler voorzien moeten worden

om aan de noden van verwarmd sanitair water te voldoen.

Het is echter eveneens van belang om even stil te staan bij een andere techniek die de dag van

vandaag steeds meer gebruikt wordt voor de verwarming van sanitair water. Namelijk het

verwarmen van warm water via een zonneboiler.

Deze zonneboiler zal op basis van zonlicht het water opwarmen en zodoende zal de vraag naar niet-

hernieuwbare energie voor het verwarmen van sanitair water verlagen. Net zoals zonnepanelen zal

een zonneboiler meestal op het dak gemonteerd worden met als doel zoveel mogelijk zonlicht op te

vangen. Dit zonlicht zal vervolgens gebruikt worden om het water aanwezig in de zonneboiler op te

warmen.

19

Schets werking warmtepomp (verwarming), Bostoen N.V.

Page 48: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

38

Figuur 20: Werking zonneboiler20

De zonneboiler zelf zal bestaan uit een buffervat, een op het dak geplaatst paneel en een pomp.

Het op het dak geplaatste paneel zal voorzien zijn van heel wat waterkanaaltjes, deze zullen door de

zon verwarmd worden en van zodra deze het water kunnen opwarmen op een temperatuur die

hoger is dan het in de boiler aanwezige water, zal een pomp het water later circuleren.

Op figuur 20 is een overzicht terug te vinden van de werking.

Kort samengevat kan gesteld worden dat het eenzelfde effect heeft als een tuinslang lang genoeg in

de zon laten liggen. Het water dat dan in de slang zelf zit zal ook warm zijn. Een vereenvoudigde

versie van dit systeem wordt ook al lang toegepast om buitenzwembaden via zonlicht te verwarmen.

4.2.3.3. Energie opwekken

Het bouwen van een passiefwoning is een eerste grote stap in de richting van duurzaam bouwen. De

energieverliezen worden tot een minimum beperkt en zodoende is de noodzaak om bij te

verwarmen zeer beperkt, doch niet onbestaande. Voor de resterende nood aan verwarming moet er

nog steeds teruggegrepen worden naar de klassieke methoden, namelijk verwarmen via gas,

elektriciteit of stookolie. Een mogelijke energievriendelijke en minder vervuilende oplossing hiervoor

is het plaatsen van een warmtepomp voor de verwarming van de woning en het sanitair water. Dit

neemt echter niet weg dat ook de aandrijving van deze pomp energie verbruikt.

Een manier om deze resterende nood aan energie op te vangen is om zoveel mogelijk van de

verbruikte energie ter plaatse op te wekken. Dit is enkel mogelijk indien de benodigde energie van

elektrische aard is (elektrische verwarming, warmtepomp). Verder is het ook mogelijk om niet enkel

de energie voor verwarming op te wekken, maar ook energie op te wekken voor de dagelijks gebruik,

zoals voor koken, televisiekijken, wassen,…

Dit is perfect mogelijk door het plaatsen van zonnepanelen op de woning.

20

Bron: DGS-Solar, 2013, Werking zonneboiler, URL: http://www.dgs-solar.be/accounts/105/images/zonneboiler/werking_zonneboiler.jpg, (20/4/2013)

Page 49: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

39

Zonnepanelen wekken gelijkstroomenergie op die eerst moet worden omgezet in wisselstroom. Dit

kan door het gebruik van een omvormer. Nadien kan de opgewekte energie op het stroomnet gezet

worden. Op zonnige dagen en indien de productie van de op de woning geplaatste zonnepanelen het

verbruik overtreft, zal er dus stroom ter beschikking gesteld worden van het net.

Het opwekken van de stroom zelf zal plaatsvinden door het opgang brengen van een

elektronenbeweging. Specifiek zal het zonlicht invallen op een strook van bewerkt silicium. Dit is

nodig omdat zuiver silicium onvoldoende geleiding van de elektronen zou geven en een halfgeleider

is. Vandaar dat er dus stoffen toegevoegd worden aan het silicium, vaak fosfor (boven) en borium

(onder). Deze twee bijkomende stoffen komen het elektronenverkeer dat ontstaat door het invallen

van zonlicht ten goede. Door het zonlicht komen er elektronen vrij en deze zullen dan van de

bovenzijde (fosfor laag) van het paneel naar onder bewegen (borium laag). Op termijn zal er zich

binnen de zonnecel een positief en negatief deel ontwikkelen en deze twee delen zullen gescheiden

worden door een junctie, ook wel het verarmingsgebied genoemd. Door lichtinval zullen de

elektronen zich verplaatsen in de richting van het positieve deel. Dit wekt stroom op.

Het is echter belangrijk erop te wijzen dat het opwekken van hernieuwbare energie los staat van het

concept ‘passiefhuis’. Dit concept richt zich enkel op het zo energiezuinig mogelijk omspringen met

verwarming. De woning die verder in deze masterproef in detail besproken zal worden, zal dan ook

niet beschikken over zonnepanelen, maar enkel focussen op het concept ‘passiefwoning’.

4.3. Opbouw standaardwoning Nadat er in 4.2 dieper ingegaan werd op de opbouw van een passiefwoning, zal nu een korte

vergelijking gemaakt worden met de standaardwoning. Dit met tot doel het contrast duidelijk te

maken tussen de gebruikte methoden en materialen in de passiefwoningbouw en de materialen en

methoden die er vandaag gebruikt worden bij de bouw van een standaardwoning.

4.2.1. Isolatie

De periode waarin nauwelijks geïsoleerde nieuwbouwwoningen afgeleverd werden, ligt intussen al

even achter ons. Vandaag is het noodzakelijk dat nieuwbouwwoningen aan de E70-energienorm

voldoen. Vanaf 2014 zal deze norm nog verder verstrengd worden en zullen alle

nieuwbouwwoningen aan de E60-energienorm moeten voldoen. Voor de verdere analyse wordt dan

ook uitgegaan van een woning die aan de E60 nog voldoet. Dit heeft tot gevolg dat ook de dag van

vandaag bij de bouw van een standaardwoning al heel wat maatregelen genomen worden op vlak

van isolatie. Deze worden in dit hoofdstuk verder toegelicht.

Bij de opbouw van de muren maakt men meestal gebruik van de uit 4.2 reeds gekende

snelbouwstenen. Net zoals bij de passiefwoningbouw worden deze voorzien van een isolatieschil en

een gevelmetselwerk als buitenste schil. De isolatielaag tussen de gevelsteen en de snelbouwsteen is

Page 50: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

40

veel dunner dan de voorziene isolatielaag bij een passiefwoning. Om aan de E60 norm te voldoen

moet er voldoende isolatie geplaatst worden om een U-waarde van 0,24W/m².K of lager te behalen

voor de muren.

Bij de bouw van een standaardwoning schenkt men echter duidelijk minder aandacht aan het

luchtdicht afwerken of het vermijden van koudebruggen. Dit heeft tot gevolg dat het aan te raden is

een isolatielaag met een waarde kleiner dan 0,24W/m².K te voorzien om zodoende het verlies door

koudebruggen en luchtlekkage te compenseren. Op die manier is het uiteindelijk toch mogelijk een

totale isolatiewaarde van 0,24W/m².K te behalen voor de muren.

Om dit resultaat te behalen, gebruikt men meestal een isolatiedikte van +- 7-10 cm, afhankelijk van

de gebruikte materialen.

Verder zal er ook bij de opbouw van de muren geen isolerende voet tussen de fundering en de

snelbouwstenen geplaatst worden. Op figuur 21 is duidelijk te zien dat de snelbouwstenen

rechtstreeks in verbinding staan met de betonnen fundering. Dit is een duidelijk verschil met de

bouwwijze die bij een passiefhuis toegepast wordt. Op figuur 8 is immers duidelijk te zien dat er

tussen de fundering en de eigenlijke muur uit snelbouwsteen een isolerende laag voorzien is. Deze

rechtstreekse verbinding heeft tot gevolg dat er warmteverlies zal optreden langs deze weg. De

warmte uit het interieur zal via de binnenmuren naar de fundering gestuurd worden. Dit noemt een

koudebrug.

De uiteindelijke vloerisolatie bij een E60-woning zal bestaan uit +- 10 cm isolatielaag tussen de

fundering en de afgewerkte vloer. Dit echter zonder veel aandacht voor de koude overdacht via

koudebruggen. Dit moet resulteren in een maximale U-waarde van 0,30 W/m².K.

Op vlak van dakisolatie is het noodzakelijk een U-waarde van 0,24W/m³.K te halen, of lager. Dit kan

bereikt worden door het dak te voorzien van +- 20 cm glaswol en het intern verder af te schermen

met een dampscherm. De plaatsing van dit dampscherm is vergelijkbaar met de plaatsing van het

dampscherm in een passiefwoning. Hier zit het grootste verschil echter in het gebruikte

isolatiemateriaal, en de dikte van dit materiaal. Ook zal er bij een standaardwoning geen aandacht

gegeven worden aan het onderbreken van de koudebrug die zal ontstaan tussen de zoldervloer, de

muren en de spanten van het dak. De koude zal via deze spanten zich een weg banen naar zowel de

muren als de vloer van de zolder en het plafond van de eerste verdieping. Ondanks het feit dat dit

een redelijke beperkte invloed zal hebben, mag dit probleem zeker niet uit het oog verloren worden.

Page 51: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

41

Figuur 21: Rechtstreekse verbinding steunmuren en palen met fundering21

Terwijl in de vorige alinea’s vooral aandacht gegeven werd aan de vergelijking van de gebruikte

isolatiediktes bij een standaardwoning ten opzicht van een passiefwoning, zal er nu alinea dieper

ingegaan worden op het luchtdicht maken van een standaardwoning.

In 4.2. werd duidelijk gemaakt dat bij een passiefwoning heel wat aandacht besteed werd aan het

zorgvuldig luchtdicht maken van de gehele woning. Bij een standaardwoning vervalt dit echter

grotendeels. De maatregelen die getroffen worden met betrekking tot het luchtdicht afwerken van

een woning beperken zich tot de natuurlijke luchtdichtheid die ontstaat bij het afplakken van het

interieur door pleisterwerk. Bij geen enkel raam zal er normaal gezien een folie ter afdichting

voorzien worden. Verder zal enkel het dak nog voorzien worden van een dampscherm, maar de

plaatsing van het dampscherm zal minder precies gebeuren. Zo zal men voor de bevestiging nagels

gebruiken en zal men deze niet zorgvuldig afkleven. Bij een passiefwoning zal men voorkomen dat er

in het dampscherm gaten optreden. Ook andere factoren die bijdragen tot de luchtdichtheid, zoals

luchtafvoer via dampkap, ventilatieroosters,… maken hier een groot verschil ten opzichte van een

passiefhuis. Langs deze wegen kan een grote luchtlekkage optreden, terwijl in een passiefhuis zowel

21

Werfbezoek Eke, 2012

Page 52: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

42

ventilatieroosters als een dampkap die lucht naar buiten blaast, uitgesloten zijn. Deze verschilpunten

hebben een zeer grote impact op het resultaat van de doorblow-test. Terwijl nog een luchtlekkage

van maximaal 0,6 x het volume per uur naar voor geschoven werd voor een passiefhuis, wordt bij

een standaardwoning verwacht dat deze luchtlekkage oploopt tot ongeveer vier keer de inhoud van

het gebouw per uur en dit bij een druk van 50 Pa.

Kortom de verwarmde binnenlucht zal in een standaardwoning bijna zeven maal zo snel de woning

verlaten dan in een passiefhuis. Dit heeft het onvermijdbare gevolg dat er moet voorzien worden in

een continue verwarming van de vers aangevoerde lucht. Aangezien de warmte van de interieurlucht

langs deze lekkages ook niet kan onttrokken worden, gaat het hier dus om een zuiver verlies.

Verder is het van belang nog even stil te staan bij het gebruikte buitenschrijnwerk. De U-waarde voor

een E60-woning ligt op 1,1 W/m².K, dit houdt in dat er gewone dubbele beglazing voorzien zal

worden. Dit in tegenstelling tot de drievoudige beglazing die in een passiefwoning zal voorzien

worden. Tussen de beglazing is er argon gas voorzien, dit zorgt voor een isolerende functie. Verder

zal er gebruik gemaakt worden van de standaard PVC-profielen, namelijk 70 mm profielen met vijf

kamers. Deze profielen bieden voor deze toepassing een voldoende hoge isolatiewaarde. De kamers

zelf zijn gevuld met lucht, maar in tegenstelling tot bij de passiefwoningen zal er geen bijkomende

isolatie in de kamers geplaatst worden.

4.2.2. Ventilatiesysteem

Bij een standaardwoning die moet voldoen aan de E60 normering, zal men meestal voorzien in een

ventilatiesysteem van het “type C”. Dit systeem voorziet enerzijds in een mechanische afvoer van de

vochtige lucht, afkomstig van bijvoorbeeld de keuken of badkamer en anderzijds in een natuurlijke

toevoer van verse lucht in de “droge” ruimtes. Deze natuurlijke toevoer zal mogelijk gemaakt worden

door verluchtingsroosters te voorzien in ramen of muren. Het grootste nadeel en tevens verschil met

een passiefwoning is dat er verwarmde lucht afgevoerd zal worden, zonder dat er warmte aan

onttrokken wordt. Eveneens zal koude buitenlucht de woning binnendringen en dit zonder

voorverwarming. De op te warmen luchtmassa is dan ook veel groter. Dit enerzijds omdat er veel

meer lucht aan de woning ontsnapt via de afvoer (zonder warmterecuperatie) en via de natuurlijke

luchtlekkages die duidelijk hoger liggen en omdat er anderzijds veel onverwarmde het gebouw

binnen kan komen. Dit heeft tot gevolg dat er op continue basis verwarming voorzien moet worden

om het gebouw op temperatuur te houden.

4.2.3. Verwarmingssysteem

Op vlak van verwarming wordt in een standaardwoning meestal gebruik gemaakt van een centraal

verwarmingssysteem. Dit houdt in dat een brander op gas of stookolie er voor zorgt dat er warm

water aangemaakt kan worden. Dit warm water zal dan vervolgens rondgepompt worden naar de

Page 53: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

43

verschillende radiatoren in de woning. Telkens is er sprake van een systeem dat zorgt voor een

aanvoer van warm water en dat het deels in de radiatoren afgekoelde water opnieuw zal afvoeren

naar de centrale verwarming. Normaal gezien maakt men op dit ogenblik hoofdzakelijk gebruik van

energievriendelijke condensatieketels. Dankzij deze condensatieketels kan het verbrandingsproces

van gas of stookolie zo goed mogelijk omgezet worden in warmte. Enerzijds zal de ketel rechtstreeks

het water verwarmen tijdens de verbranding, maar anderzijds zal er door de uitgestoten rookgassen

al een voorverwarming plaatsvinden van het retourwater. Als het (deels) afgekoelde water van de

radiatoren terugvloeit naar de centrale verwarmingseenheid, zal het eerst worden voorverwarmd via

een warmtewisselaar die in de uitlaat van de ketel geplaatst zal worden. De uitlaatgassen die via

deze weg ontsnappen zullen hun warmte overdragen, via de warmtewisselaar, op het water. Indien

het temperatuurverschil groot genoeg is, zal er ook condensatie van de in de uitlaatgassen aanwezige

damp optreden. Deze gecondenseerde damp zal dan verder zijn warmte overdragen en dit op een

efficiëntere manier dan het uitlaatgas zelf. Om een optimale benutting van dit concept te hebben is

het van groot belang de temperatuur van het retourwater voldoende laag te houden. Voor gas raadt

men aan zeker onder de 50 graden te blijven.

4.3. Lage-energiewoning

Bij een lage energiewoning gaat men weldegelijk heel wat meer aandacht schenken aan isolatie en

luchtdichtheid dan bij een standaardwoning. Dit neemt echter niet weg dat het verschil met een

passiefwoning op vlak van warmtebehoud nog steeds enorm groot is. Zo zal een lage-energiewoning

nog steeds nood hebben aan een continu verwarmingssysteem onder de vorm van een centrale

verwarming, net zoals bij een standaardwoning het geval is.

De normen voor een lage-energiewoning vertalen zich in volgende isolatiedikten, dit is op basis van

de meest gebruikte isolatiematerialen op dit moment:

- muren: 10-15 cm

- dak: 20 cm

- vloer: 10 cm

- schrijnwerk: 1,1 W/m².K

Zoals verwacht kan er opgemerkt worden dat de maximale U-waarden voor een lage-energiewoning

zich tussen een passiefhuis en een standaardwoning situeren en dit op alle vlakken.

Naast deze waarden met betrekking tot de isolatie, moet ook opgemerkt worden dat er bij lage-

energiewoningen heel wat minder aandacht gegeven wordt aan het vermijden van luchtlekken en

koudebruggen. In verband met de luchtdichtheid mikt men concreet op ongeveer 2 keer het volume

Page 54: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

44

per uur, bij de n50 blower-door test.

Ook deze waarde ligt tussen de norm van een standaardwoning en een passiefwoning.

Op vlak van ventilatie en verwarming is een lage-energiewoning eigenlijk perfect vergelijkbaar met

een standaardwoning. In tegenstelling tot een passiefwoning is ook hier nood aan een continue

bijkomende verwarmingsbron. Deze zal meestal bestaan uit een condensatieketel op gas.

Belangrijk om op te merken is dat het in de praktijk aan te raden is te voorzien in een mechanisch

systeem dat de lucht af kan zuigen. Door de bijkomende isolatie ten opzichte van een

standaardwoning is er immers minder natuurlijke luchtcirculatie en dit heeft tot gevolg dat vervuilde

of vochtige lucht moeilijker afgevoerd zal worden. In hoofdstuk 6 wordt er op deze materie dieper

ingegaan.

4.4. Belangrijkste verschillen

Op het eerste zicht lijken het details, maar het is juist de zorg voor deze details die er voor zorgt dat

er sprake is van een passiefhuis. Dankzij de speciale aandacht die besteed wordt aan het afsluiten

van openingen in het metselwerk door folie of het vermijden van koudebruggen daalt de vraag naar

verwarming sterk.

Het is begrijpbaar dat de aandacht voor deze specifieke zaken zijn weerslag heeft op de kosten.

Zowel bij het ontwerp van het gebouw, als bij het uitvoeren van de werkzaamheden moet extra

aandacht en extra tijd voorzien worden om al deze kenmerken in realiteit om te zetten. Zo is het van

groot belang dat van in het begin de nodige aandacht gegeven wordt aan het vermijden van

bijvoorbeeld koudebruggen. De zorg voor detail start dus al vanaf het ontwerp en dit blijft eveneens

van groot belang bij het opstellen van het plan en de berekeningen. Verder vertaalt deze aandacht

voor detail zich in extra werkuren, wat automatisch een meerkost voor de bouwheer impliceert. Het

maken en ontwerpen van een passiefhuis stopt echter niet bij het ontwerpen en berekenen van het

plan. Ook tijdens de uitvoering van de werken is het van groot belang om extra aandacht te besteden

aan het feit dat het gebouw overal goed luchtdicht is, voldoende isolatie gekregen heeft en alles

correct geplaatst is. Opnieuw is het belangrijk op te merken dat deze verhoogde aandacht voor detail

en het plaatsen van bijvoorbeeld luchtschermen voor de isolatie, zijn weerslag heeft op het aantal

benodigde manuren. Het is algemeen geweten dat arbeid in België allesbehalve goedkoop is. Dus

mag men zich aan een niet te verwaarlozen meerkost verwachten op vlak van geleverde prestaties.

Ondanks het feit dat het van groot belang is om een passiefhuis zowel gedetailleerd te ontwerpen,

als zorgvuldig luchtdicht te maken, is dit niet voldoende om te kunnen spreken van een passiefhuis.

Zoals hierboven aangegeven dient men eveneens te investeren in extra, of andere materialen. Zo is

het bijvoorbeeld van groot belang om te voorzien in een goed ventilatiesysteem, en dit systeem te

Page 55: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

45

koppelen aan een warmtewisselaar. Verder zullen ook andere materialen voor isolatie van muren,

vloeren, dak, ramen en deuren,… de kost verder opdrijven.

Er kan dus besloten worden dat de meerkost voor de bouw van een passiefhuis bestaat uit twee

belangrijke pijlers, enerzijds de bijkomende, beter isolerende materialen in vergelijking met een

standaardwoning en anderzijds de extra benodigde gepresteerde uren. Dit zowel tijdens het ontwerp

als tijdens de bouwwerkzaamheden zelf. De kost die samengaat met het plaatsen van een luchtdicht

scherm rond een raam is op vlak van materiaal te verwaarlozen, enkele m² gewone folie, maar het

zorgvuldig aanbrengen van deze folie zodat het raam weldegelijk luchtdicht is, vraagt heel wat

arbeid. Zodoende verhoogt de materiaalkost nauwelijks hier, maar de kost van de gepresteerde uren

loopt weldegelijk sterk op.

Omdat er voor de financiële analyse van uitgegaan wordt dat de bouwheer zeker zal bouwen, maar

enkel in twijfel staat tussen klassiek bouwen onder de E60-norm die vanaf 2014 geldig is of bouwen

onder de passiefnorm, is ervoor gekozen uit te gaan van de totale kostprijs van beide woningen.

Een van de belangrijkste redenen hiervoor is omdat de bouw van een passiefhuis heel wat meer is

dan juist extra isolatie aankopen en een extra dikke schil isolatie voorzien. Voor het vermijden van

koudebruggen bijvoorbeeld moet vanaf het ontwerp extra aandacht gegeven worden aan het

vermijden ervan en het zoeken naar alternatieve oplossingen. Indien ervan uitgegaan wordt dat het

passiefhuis echt zal ontworpen en gebouwd worden als passiefhuis, dus met al de nood voor details,

dan mag er vanuit gegaan worden dat er vanaf het begin, met andere woorden van bij het ontwerp

door de architect al bijkomende kosten zullen optreden. Deze kost zal enkel maar oplopen door een

continue combinatie van duurdere materialen en oog voor detail en gepresteerde uren anderzijds.

Voor het terugtrekken van subsidies is het ook noodzakelijk om over een PHPP-attest te beschikken.

Indien dit zelf aangevraagd wordt door de bouwheer of architect komen zij terecht in een enorme

papierwinkel die naar erg veel data vraagt, het verzamelen en doorgeven van al deze data kost ook

heel wat geld.

Omdat al deze gepresteerde uren moeilijk correct te becijferen zijn wordt dus uitgegaan van de

totaalprijs. Alles inclusief.

Page 56: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

46

Hoofdstuk 5: Economische analyse passiefhuizen

5.1. Algemeen In dit hoofdstuk wordt de nadruk gelegd op een economische vergelijking, uitgevoerd volgens de

E60-norm, tussen een passiefwoning en een standaardwoning. Het hoofdstuk begint met een

bespreking van een vorige studie. Vervolgens wordt de analyse toegelicht, wordt er een overzicht

gegeven van de gebruikte rekenmethoden en worden de verschillende scenario’s die toegepast

worden in de analyse verklaard. In de uiteindelijke analyse wordt er eerst nagegaan hoe lang het

duurt eer een passiefwoning rendabel is in vergelijking met een E60 woning, en vervolgens wat het

rendement is op de gemaakte investering. Tenslotte volgt er een analyse van de cashflows.

De studie van Audenaert, A., De Cleyn, S., & Vankerckhove, B. (2008) gaat dieper in op de

terugverdientijd van een passiefwoning. Uit deze studie blijkt dat de belangrijkste factor voor de

terugverdientijd van een passiefwoning de evolutie van de energiekost is. Naarmate deze sterker

stijgt, zal de terugverdientijd van een passiefwoning steeds korter worden. Naast de terugverdientijd

wordt er ook rekening gehouden met lage-energiewoningen. Deze blijken na de analyse de veiligste

keuze. De reden hiervoor is dat de bijkomende investeringskost ten opzichte van een

standaardwoning minimaal is, maar de bespaarde energie desondanks toch significant is.

Voorgaande resulteert in een erg beperkte terugverdientijd. Een belangrijke kanttekening hier is

echter dat de standaardwoningen uit deze studie tegenwoordig niet meer aan de eisen voldoen. In

de studie gaat het om E100-woningen, terwijl vanaf 2014 de minimumeis E60 is. E60-woningen

komen heel wat dichter in de buurt van de in de studie gebruikte lage-energiewoningen.

Daartegenover staat dat de passiefwoningen een heel wat grotere bijkomende investering vragen.

Ondanks het feit dat de benodigde energie merkbaar lager ligt, zal dit niet voldoende zijn om de

extra investering snel terug te winnen. Slechts bij extreem hoge jaarlijkse stijgingspercentages voor

de energieprijs (+25%/jaar) zal de terugverdientijd zakken tot 10 jaar. Ook hier blijkt dat de lage-

energiewoningen duidelijk in het voordeel zijn met veel kortere terugverdienperioden voor

realistische stijgingspercentages van de energiekost. Naast de terugverdienperiode, is er ook een

analyse van de cashflows gebeurd. Met andere woorden het verschil werd nagegaan tussen de

enerzijds hogere lening, ten gevolge van de extra benodigde middelen, en de anderzijds

gerealiseerde energiewinsten. Uit de studie blijkt dat de cash-flows behoorlijk snel positief worden.

Toch is ook hier het optimum van de lage-energiewoningen merkbaar.

Bij de analyse wordt de terugverdienperiode geanalyseerd voor de verschillende stijgingspercentages

van de energiekost. Verder wordt er ook rekening gehouden met het feit dat een energiewinst van

Page 57: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

47

500 euro in 2013 meer waard is dan een energiewinst van 500 euro in 2014. Er dient aldus rekening

gehouden te worden met een discontopercentage. Naast de terugverdienperiode zal er ook

nagegaan worden wat de gerealiseerde winst (of verlies) is na 20, 25 en 30 jaar. Bovenstaande

analyse wordt uitgevoerd met de kosten van de lening inbegrepen. Als er bijvoorbeeld uitgegaan

wordt van een initiële bijkomende investering van 50000 euro, zal de totale bijkomende leningskost

na 25 jaar veel hoger liggen dan de initieel geïnvesteerde 50000 euro. Dit is het gevolg van de

betaalde interesten op het totale leningsbedrag. Bovendien zal het fiscale voordeel op een

hypotheeklening in mindering worden gebracht. Dit is het bedrag dat een Belg kan terugvorderen via

zijn belastingaangifte indien hij een hypothecair krediet heeft lopen, en voldoet aan enkele

voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden waaraan voldaan moet zijn:

- De lening moet gewaarborgd zijn door een hypothecaire inschrijving

- De lening moet aangegaan worden bij een instelling die gevestigd is in de Europese

Economische Ruimte

- De looptijd van de lening moet minstens 10 jaar zijn

- Dienen om de enige en eigen in België gelegen woning te verwerven

Voor de verdere analyse wordt er van uit gegaan dat deze voorwaarden voldaan zijn, en dat de

persoon in kwestie een inkomen heeft dat in de maximum belastingschijf valt.

Naast de economische analyse in concrete cijfers zijn er echter ook nog enkele andere factoren waar

er rekening moet mee gehouden worden. Zo zal de investeringskost van een passiefwoning vandaag

de dag heel wat hoger zijn dan de investeringskost die nodig is voor een E60-woning. Dit is de basis

voor de berekeningen, maar er mag ook niet uit het oog verloren worden dat binnen 10 of 20 jaar de

marktwaarde van een passiefwoning bij verkoop duidelijk hoger zal liggen dan de marktwaarde van

een vergelijkbare E60-woning. Dit is een logisch gevolg van het feit dat een passiefwoning zijn

energiebehoefte dusdanig laag is dat ze binnen 10 jaar nog altijd mee kan met de gestelde normen,

terwijl een E60-woning op dat moment heel wat extra verwarmingskosten met zich mee zal brengen.

De twee belangrijkste factoren die het resultaat van de financiële analyse zullen beïnvloeden zijn de

gebruikte percentages voor de discontovoet en de veronderstelde percentages met betrekking tot de

gemiddelde jaarlijkse toename van energiekosten. Deze worden in de volgende paragrafen

gedetailleerd uitgelegd.

5.1.1. Discontovoeten

Als er even dieper ingegaan wordt op de gebruikte percentages voor de discontovoet, dan dient er

opgemerkt te worden dat het niet eenvoudig is om één percentage voorop te stellen. Daarom is in

deze thesis voor gekozen om verschillende mogelijke discontovoeten in rekening te brengen, en op

Page 58: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

48

basis van deze een sensitiviteitsanalyse te maken. Als basis zal de OLO (Obligation Lineaire Obligatie)

gebruikt worden om deze opportuniteitskost te bepalen. Dit is de rente die je zou ontvangen indien

je zou intekenen op een overheidsobligatie. Aangezien deze rente ook een weerspiegeling is van een

vergoeding voor inflatie en kapitaal, zal deze rentevoet gebruikt worden als discontovoet. De OLO is

beschikbaar op verschillende looptijden. In deze studie is ervoor gekozen de OLO op 20 jaar te

nemen. Enerzijds komt deze looptijd overeen met de minimaal verwachte investeringsduur van een

woning. Dit sluit dan ook beter aan bij de opportuniteitskost van de investering en neemt ook het

risico op langere termijn in rekening. Anderzijds is dit een maatstaf waar er een ruime dataset van

beschikbaar is. De website van de Nationale Bank van België beschikt over een lijst die start vanaf

1/12/1993 en dagelijks de rentenotering weergeeft van de OLO op de beurs. Andere looptijden zijn

ofwel minder relevant of er zijn minder data van beschikbaar.

De vergoeding van het kapitaal volgens deze OLO kan uitgesplitst worden in drie componenten.

Enerzijds is er de vergoeding voor het geplaatste kapitaal, deze bevat een premie ter compensatie

van het ter beschikking gestelde kapitaal. Deze vergoeding van het kapitaal wordt op basis van de

reële rentevoet vastgelegd. In tweede instantie is er een risicopremie verbonden aan het ter

beschikking stellen van geld. Deze premie hangt af van de lange termijn vooruitzichten van de

ontlener. Hoe groter de onzekerheid dat het uitgeleende bedrag terug verworven zal worden na de

periode, hoe hoger deze factor zal worden. Dit hangt bij overheidsobligaties direct samen met de

politieke stabiliteit of instabiliteit zegt Luc Coene (Gazet van Antwerpen, november 2011). Verder zal

deze premie ook rekening houden met de inflatie die in de toekomst verwacht wordt. Omdat de BEL-

20 de afgelopen jaren veel van zijn pluimen verloren heeft, is het erg moeilijk om een rendement te

berekenen op deze basis. Als de huidige beursnotering vergeleken wordt met deze van 10 of 20 jaar

geleden ligt het gemiddelde rendement van de Bel-20 erg laag, lager dan de gemiddelde rentevoet

op de OLO van respectievelijk 10 en 20 jaar. Dit is een onlogische wending, want gezien het hogere

risico van deze index ten opzichte van staatsobligaties zou ook het rendement van de BEL-20 hoger

moeten liggen dan het gemiddelde rendement op OLO’s. Om die reden wordt er in de

sensitiviteitsanalyse enkel gewerkt met de OLO op 20 jaar. In tabel 2 zijn er verschillende waarden

opgenomen voor de OLO op 20 jaar. Verder zal in de analyse ook een scenario opgenomen worden

van 0 procent depreciatie. De reden waarom dit eveneens opgenomen wordt is om de

terugverdientijd op basis van de absolute waarden te berekenen. Dit heeft tot gevolg dat de

terugverdientijd het kortste zal zijn in het 0% scenario, de toekomstige cashflows in dat scenario

behouden immers hun volledige gewicht. Aan de ene kant is het onrealistisch om te stellen dat de

komende 20 jaar geen inflatie zal optreden en de geldwaarde dus behouden blijft. Maar aan de

andere kant moet ook rekening gehouden worden met heel wat niet-economisch uitdrukbare

Page 59: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

49

factoren. Een voorbeeld hiervan is de milieu-impact of de impact op de gezondheid van

omwonenden en bewoners zelf. Deze factoren geven de toekomstige cashflows dan ook

“meerwaarde”, waardoor een 0% energiescenario recht heeft op bestaan. Er wordt in dit scenario

met andere woorden vanuit gegaan dat het verlies aan geldwaarde door de depreciatie

gecompenseerd kan worden door het verlagen van de niet-economische kosten zoals ziekte, milieu,…

Tabel 2: Rentevoeten overheidsobligaties België

OLO 20 jaar (08/04/2013) Vanaf 1/12/1993

Minimum 2,66%

Gemiddelde 5,25%

Maximum 9,20%

5.1.2. Stijgingspercentage energiekosten

Naast de bovenstaande analyse met betrekking tot de discontovoeten is het eveneens van groot

belang stil te staan bij de veronderstelde groeipercentages met betrekking tot de energieprijzen. De

groeipercentages voor energieprijzen zijn echter minder eenduidig te bepalen dan de

discontovoeten. De hoofdreden hiervoor is dat het niet mogelijk is om de stijgingspercentages te

baseren op vaste, gekende maatstaven zoals de OLO. Het is zelfs zo dat afhankelijk van de

geraadpleegde bron zowel de historische als de verwachte groeipercentages sterk uit elkaar liggen.

Voor deze analyse zal er dan ook voornamelijk gewerkt worden met de gegevens van officiële

instanties. In België zijn er twee officiële instanties die toezien op de evolutie van de energieprijzen.

Enerzijds is er de CREG (Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas) en anderzijds is

er de VREG (Vlaamse Reguleringsinstantie voor de elektriciteits- en gasmarkt). Een ander belangrijk

punt dat moet benadrukt worden alvorens over te gaan naar de analyse van de energieprijzen zelf, is

dat er steeds gewerkt zal worden met de energieprijs voor gas. De reden waarom dit gedaan wordt

in deze studie is dat beide woningen voorzien zijn van een condensatieketel op gas.

Als de energieprijzen in beschouwing genomen worden, kan er bemerkt worden dat deze is

samengesteld uit verschillende factoren. Enerzijds is er de vergoeding voor de verbruikte energie op

zich. In het geval van het verbruik van de grondstof “gas” en de winstmarge van de gasleverancier

moet er een bepaald bedrag neergeteld worden. Dit is echter nog niet het finaal te betalen bedrag

omdat er nog een netvergoeding bijgeteld moet worden. Dit is de vergoeding die betaald moet

worden voor het transporteren van het gas (of elektriciteit) door de leidingen. Voor gas komt deze

vergoeding toe aan Fluxys, voor elektriciteit is ELIA de begunstigde. Naast deze twee factoren

moeten er ook nog heffingen betaald worden aan de federale overheid. Deze heffingen bestaan uit

een energiebijdrage en enkele vaste bijdragen aan de werking van de CREG en enkele fondsen.

Page 60: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

50

Figuur 22: Samenstelling aardgasprijs22

Op figuur 22 is te zien dat een niet te verwaarlozen deel van de totale gaskost bestaat uit de

distributiekost (17%). Dit heeft tot gevolg dat de groeipercentages in de prijs van andere fossiele

brandstoffen niet rechtlijnig overgenomen kunnen worden om de gasprijs te berekenen. De evolutie

van de energiekost van gas zal een hoge correlatie vertonen met de waargenomen evolutie bij

bijvoorbeeld stookolie, maar de andere kostposten zoals de distributie of de heffingen zullen aan een

ander tempo stijgen. Volgens Pieter Timmermans (De Standaard, December 2011) is het grootste

deel van de prijsstijging afkomstig van de distributie en heffingen zelf. Deze zijn echter altijd

verbonden aan de overheden. Aangezien er geen specifieke gegevens met betrekking tot de evolutie

van de distributiekosten beschikbaar zijn, lijkt het in dit geval aangewezen om vooral te focussen op

de evolutie van de totale gasprijs, met andere woorden de prijs inclusief alle heffingen en

distributiekosten. Aangezien de evolutie van de gasprijs echter vergelijkbaar is met die van de

stookolieprijs, zal er ook een analyse gemaakt worden van de prijsevolutie van stookolie. Opnieuw is

het van belang te benadrukken dat deze energiecomponent slechts voor ongeveer 60% wordt

opgenomen in de totale gasprijs. Uit tabel 3 blijkt echter dat de gasprijs (inclusief heffingen) de

stookolieprijs blijft volgen. De jaarlijkse prijsstijging van gas zal echter iets lager zijn dan deze van

stookolie.

22

Bron: Creg, 2012, Evolutie van de aardgasprijzen op de residentiële markt, URL: http://www.creg.be/pdf/tarifs/g/evolprixg_nl.pdf, (21 maart 2013)

Page 61: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

51

Voor deze thesis is ook een studie van OLVO (Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikers

Organisaties) met als onderwerp “Evolutie energieprijs versus evolutie gezinsbudget” erop

nageslagen. Hieruit kan afgeleid worden dat de totale gasprijs voor een standaardgezin in de periode

2006-2011 met 37,94% steeg. Als dit lineair uitgezet wordt over de periode komt dit overeen met

een gemiddelde stijging van 6,64% per jaar. Deze stijging is aldus duidelijk hoger dan de stijging van

het gezinsbudget. Het gezinsbudget zelf volgt overigens redelijk goed de algemene inflatie, die

bedraagt ongeveer 3%. Er kan geconcludeerd worden dat de energieprijzen duidelijk sterker stijgen

dan de inflatie.

Figuur 23: VREG Evolutie elektriciteits-en aardgasprijzen (incl. btw) voor huishoudelijke afnemers23

De hoofdreden waarom er voor de periodes na 2012 geen gasprijzen in rekening genomen worden is

omdat er in het jaar 2012 een bevriezing van de tarieven voor gas en elektriciteit heeft

plaatsgevonden. Deze bevriezing heeft tot gevolg dat de internationale prijsveranderingen niet aan

de consument doorgerekend konden worden. Bijgevolg zou het opnemen van deze gasprijzen een

misleidend beeld geven van de gasprijsevolutie.

Omdat er in het begin van 2013 niet onmiddellijk een prijscorrectie heeft plaatsgevonden en er

tevens nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor deze periode, is er voor gekozen om ook

voor deze periode geen gasprijsevolutie te berekenen. Ter compensatie wordt er wel rekening

gehouden met de evolutie die opgetekend kon worden bij de stookolieprijzen. Deze prijzen waren

niet bevroren in 2012, dus hier is er een correcte weerspiegeling aanwezig van de internationale

energieprijs evolutie.

23

Bron: VREG, 2013, Evolutie elektriciteits-en aardgasprijzen (incl. btw) voor huishoudelijke afnemers, URL: <http://www.vreg.be/sites/default/files/uploads/evolutie_elektriciteits-en_aardgasprijzen_incl._btw_voor_huishoudelijke_afnemers.doc>, (25 maart 2013)

0,04

0,06

0,08

0,10

0,12

Evolutie van de aardgas-éénheidsprijs in euro per kWh

D1 D3 D3b

Page 62: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

52

Tabel 3: Overzicht evolutie energieprijzen

Uit tabel 3 blijkt dat het niet eenvoudig is om een lineaire evolutie van de gasprijs te berekenen. De

prijs van fossiele brandstoffen is net als heel wat andere goederen en diensten onderhevig aan het

spel van vraag en aanbod. Door de verschillende Europese en internationale economische

gebeurtenissen werden de afgelopen jaren gekenmerkt door een lange periode van opeenvolgende

crisissen. Dit heeft zijn invloed gehad op de prijzen van de fossiele brandstoffen. Een dalende vraag

naar brandstoffen ten gevolge van een wereldwijde crisis heeft zich immers rechtstreeks vertaald in

een tijdelijke prijsdaling van fossiele brandstoffen. Uit figuur 24 blijkt dat er een duidelijke correlatie

is tussen de BEL 20 enerzijds en de olieprijzen op de internationale mark anderzijds. Deze olieprijzen

zijn gecorrigeerd met de dollar/euro wisselkoers. De in tabel 3 veronderstelde perioden vergelijken

met de stand van de beurs helpt om de stijgingspercentages beter te begrijpen. Zo is er op de

internationale markten duidelijk te zien dat de Dow Jones voor de periode 2006-2011 en 2007-2012

ongeveer start en eindigt op hetzelfde niveau. Over deze periode bekomen we een jaarlijks

stijgingspercentage voor de energieprijzen van 6-7%. De vergelijking gaat verder dan enkel de BEL-20

omdat de internationale olieprijzen vooral gelinkt zijn aan de internationale markten en niet in het

minst de Amerikaanse markt. De BEL-20 is ook sterk onderhevig aan lokale en Europese problemen.

Deze hebben echter een redelijk beperkte invloed op het vraag en aanbod gebeuren van de olieprijs

per vat. Dit is dan ook de reden waarom de Dow-Jones hier indicatief vermeld wordt. Het toont aan

dat de correlatie tussen olieprijzen en het beursniveau een wereldwijd fenomeen is. De grafiek over

de Dow-Jones is weergegeven in figuur 25. In figuur 26 is de koers van zowel de Dow-Jones als de

WTI index omgezet in euro. Dit toont verder de correlatie aan, los van de munteenheid.

Voor de periode 2008-2011 geldt zowel voor de BEL-20 als voor de Dow-Jones dat de beurs in 2008

hoger noteerde dan in 2011. Algemeen kan dus gesteld worden dat er over die periode een

economische achteruitgang te bemerken was. Deze recessie resulteerde dan ook in een daling van de

energieprijzen. In tegenstelling tot het negatieve beursrendement over die periode was er echter nog

steeds een jaarlijkse toename van 3,20% te bemerken bij de energieprijzen.

Aardgas Stookolie

Periode Over periode Jaarlijkse stijging Over periode Jaarlijkse stijging

2006-2011 37,94% 6,64% 39,94% 6,95%

2007-2012 50,34% 7,03%

2008-2012 17,04% 3,20%

2009-2013 74,40% 11,77%

2010-2012 40,00% 6,96% 40,71% 7,07%

Page 63: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

53

Figuur 24: Evolutie BEL20 versus olieprijs in euro

Als er meer in detail gegaan wordt op de periode 2009-2013 is er aldus sprake van een jaarlijkse

toename in energiekost van 11,77%. Dit is logisch aangezien 2009 het absolute dieptepunt van de

globale economisch crisis was. Zowel de beurs als de olieprijzen stonden op dat moment extreem

laag. Een stijging van zowel de beurs als de olieprijzen was dan ook te verwachten. Door de

toenemende schaarste aan fossiele brandstoffen en de steeds duurdere technieken die moeten

worden toegepast voor de winning ervan, is het echter niet uit te sluiten dat dit worst-case scenario

in de toekomst als normaal aanzien zal worden of zelfs overtroffen zal worden. Voor de verdere

analyse van de thesis zal uitgegaan worden van een aantal scenario’s. Uit een algemene analyse blijkt

dat algemeen genomen jaarlijks een stijging van 6-7% realistisch is. Deze waarden zullen dan ook als

referentiewaarden opgenomen worden in deze analyse. Verder zal er zeker ook een worst-case

scenario opgenomen worden, omdat dit in de toekomst mogelijk meer voor de hand liggend zal zijn

dan men nu denkt. Een stijgingspercentage van 11,50% bleek al realistisch te zijn in de analyse over

de periode 2009-2013. Dus als er rekening gehouden wordt met het steeds schaarser worden van de

beschikbare energiereserves zal een schatting van 15% volstaan voor het worst-case scenario.

Ondanks het feit dat dit op het eerste zicht mogelijk een absurd hoge waarde lijkt, is het toch niet

geheel ondenkbaar dat deze voorkomt, bijvoorbeeld bij onrust in het Midden-Oosten, bij mogelijke

oorlogen,… Anderzijds geeft deze extreme waarde een goed zicht op de sensitiviteit van de

terugverdienperiode. Aan de onderzijde wordt gekozen voor 3 %, dit is het resultaat dat behaald

werd voor de periode 2008-2012, naar beneden afgerond. Naast deze beredeneerde

stijgingspercentages zal er ook een analyse van de terugverdientijd zijn indien er geen rekening

gehouden wordt met stijgingen van de energieprijzen. Er zal dus ook een analyse gebeuren voor de

waarde 0%.

0102030405060708090100

0500

100015002000250030003500400045005000

BEL 20

WTI in €

Page 64: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

54

Figuur 25: Evolutie DOW-JONES versus olieprijs in dollar

Figuur 26: Evolutie DOW-JONES versus olieprijs in euro

5.1.3. Netto-energiebehoefte

Om een zo betrouwbaar mogelijk beeld te scheppen van de energiewinsten is er besloten alle

energie verbruikende toestellen zoals wasmachines, televisietoestellen,… niet in de berekeningen op

te nemen. De reden hiervoor is eenvoudig: elk gezin is anders en zal op een andere manier energie

verbruiken. Dus enerzijds worden de energieverbruikers die niet door het passiefwoning concept

beïnvloed worden uitgesloten, anderzijds wordt er enkel op het punt van verschil gefocust, namelijk

de verwarming van de woning zelf. Het verschil in energieverbruik voor de ruimteverwarming wordt

op basis van de theoretische netto-energiebehoefte berekend.

Deze manier van rekenen is echter niet altijd door te trekken naar andere passiefhuizen. De

gebruikte passiefwoning voor deze case beschikt over een eenvoudig verwarmingssysteem, namelijk

een condensatieketel op gas. Deze is speciaal gekozen om optimaal de vergelijking te kunnen maken

0

20

40

60

80

100

120

140

160

0

2000

4000

6000

8000

10000

12000

14000

16000

Dow Jones

WTI in $

0102030405060708090100

0

2000

4000

6000

8000

10000

12000

Dow Jones in €

WTI in €

Page 65: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

55

met een standaardwoning, die eveneens voorzien is van een condensatieketel op gas. Andere

oplossingen zijn heel wat moeilijker eenduidig te vergelijken. Als er bijvoorbeeld vergeleken zou

worden met een elektrisch verwarmd passiefhuis, zou er als gevolg van de relatie elektriciteit-gas

een afwijking optreden op vlak van energiekost, zowel in verbruik en energieprijs als op comfortvlak.

Een centrale verwarming voorziet immers in een aangenamer klimaat dan verwarming via twee

puntbronnen, zoals al werd besproken in hoofdstuk 4. Een andere mogelijkheid bij passiefwoningen

is het plaatsen van een warmtepomp voor de verwarming, maar ook dit werd als minder goede

oplossing bevonden. Enerzijds omdat het heel wat moeilijker is om opnieuw de vergelijking te maken

met een condensatieketel op gas, maar anderzijds ook omdat een warmtepomp toch ook aanzien

wordt als een redelijk dure oplossing, met een matige terugverdientijd. Dit is het gevolg van de hoge

bijkomende investering die nodig is ten opzichte van het standaard verwarmingssysteem, +/- 7000

tot 10000 euro exclusief B.T.W., terwijl de verwarmingskost op gas al dermate beperkt is. Dit maakt

dat het onmogelijk is om de hoge initiële investering snel terug te winnen, ook al zou de

verwarmingskost met een warmtepomp 0 euro bedragen. Dus dit systeem in de vergelijking

opnemen zal de terugverdientijd enkel maar opdrijven. Op vlak van sanitair warm water is er voor

gekozen om ook deze bron buiten beschouwing te laten en uit te gaan van een vergelijkbaar verbruik

tussen een E60-woning en een passiefwoning. Op de vraag of er geen link bestaat tussen enerzijds de

verwarming van de woning en anderzijds de verwarming van het sanitair water kan er niet eenduidig

nee geantwoord worden. Algemeen kan echter aangenomen worden dat de verschillen vooral

optreden indien er verschillende verwarmingssystemen gebruikt worden. Indien bijvoorbeeld, zoals

in deze case, beide woningen verwarmd worden met een condensatieketel op gas, dan zal ook het

sanitair water op deze manier verwarmd worden. Er kan gesteld worden dat er voor de verwarming

van sanitair water op die manier geen groot verschil zal optreden tussen de twee woningen. Het zal

minder rechtlijnig zijn om de verwarmingskosten zomaar te vergelijken en als gelijk te beschouwen

indien er gekeken wordt naar het verschil in energiebehoefte van enerzijds een standaardwoning die

het sanitair water aan de hand van een condensatieketel zal verwarmen, en anderzijds een

passiefwoning die het sanitair water zal verwarmen aan de hand van elektrische boilers. In deze case

kan de verwarming van sanitair water dus buiten beschouwing gelaten worden, omdat er tweemaal

gebruik gemaakt wordt van een condensatieketel.

Naast de vergelijkingsbasis was het ook van belang om te beslissen hoe het energieverbruik van de

huizen zouden vergeleken worden: op vlak van theoretische berekeningen (EPB) of op vlak van een

analyse van de in de praktijk behaalde verbruiksgegevens. De tweede oplossing kreeg initieel de

voorkeur maar door verschillende factoren bleek deze al snel niet haalbaar. De set van bruikbare

woningen was veel te beperkt en vaak werden de woningen verwarmd met elektrische toestellen. Dit

Page 66: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

56

is op zich geen probleem, maar de woningen waren niet voorzien van een aparte teller voor het

elektriciteitsverbruik van de verwarming. Alle verbruik van de gehele woning kwam dus op één teller

te staan. Dit in combinatie met een veel te kleine dataset zou voor een onbetrouwbaar beeld zorgen

en is dus geen basis voor een degelijke analyse. Daarom wordt, zoals in het begin van deze paragraaf

al aangegeven, voor de analyse gewerkt met de beschikbare gegevens van de netto-energiebehoefte,

namelijk 15 kWh/m² voor een passiefwoning en 70 kWh/m² voor een standaardwoning. De totale

bewoonbare oppervlakte van de vergeleken woningen is ongeveer 200 m².

5.1.4. Analyse EPB-waarden

In 5.1.3. werd beslist de netto-energiebehoefte voor verwarming van een woning als basis voor de

analyse te gebruiken. De vraag is in welke mate deze theoretische cijfers voor de verwarming van

een woning overeen komen met de praktijk. Uit een interview met Jelle Laverge en Marc Delghust,

twee medewerkers van de faculteit Ingenieurswetenschappen aan de Universiteit van Gent, die

eveneens heel wat onderzoek rond energiezuinig wonen gevoerd hebben, kwam tot uiting dat de

opgegeven EPB-normen voor de verwarming van een woning de werkelijke energiebehoefte vaak

overschatten. Het interview kan nagelezen worden in bijlage 5. Indien er gebruik gemaakt werd van

een blower-door test, wat bij de passiefhuizen het geval is, blijkt echter dat de afwijking tussen de

theoretische en in de praktijk behaalde waarde heel wat kleiner is. Daarom zal nu, in lijn met de in de

voorgaande stukken uitgevoerde sensitiviteitsanalyses op vlak van energieprijzen en depreciatie, een

sensitiviteitsanalyse opgenomen worden op basis van de afwijking tussen werkelijk en theoretisch

energieverbruik voor verwarming. Deze sensitiviteitsanalyse gebeurt op basis van de netto-

energiebehoefte. Hoe dan ook kan uit het interview afgeleid worden dat het vooral om

overschattingen van het in het EPB voorgestelde verbruik ging. Dat de EPB-verslaggeving het

werkelijke verbruik onderschatte bleek echter een uitzondering te zijn. Bovendien waren de

afwijkingen beperkt in deze richting. Een maximum afwijking van 20% boven de EPB-normering blijkt

dan ook ruim voldoende te zijn als uiterste waarde. In de omgekeerde richting bleek het werkelijke

verbruik vaak maar de helft van het theoretische verbruik te zijn. In deze richting wordt de maximum

afwijking daarom op -50% vastgesteld. De sensitiviteitsanalyse zal dan ook het verschil in

energiekosten bepalen op basis van deze uitwijkingen en op basis van dit verschil zal er vervolgens

geanalyseerd en geëvalueerd worden. Hoe dan ook zal dit gegeven in sommige gevallen het verschil

in energiekosten tussen een standaardwoning en een passiefhuis verkleinen, wat een verhoging van

de terugverdientijd tot gevolg zal hebben.

Page 67: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

57

Tabel 4: Scenario's verschil in energiekosten per jaar tussen passiefwoningen en E60-woningen

Standaard/Passief -50% -25% 0% 20%

-50% € 385,00 € 630,00 € 875,00 € 1.071,00

-25% € 332,50 € 577,50 € 822,50 € 1.018,50

0% € 280,00 € 525,00 € 770,00 € 966,00

20% € 238,00 € 483,00 € 728,00 € 924,00

In tabel 4 is het verschil in energiekost berekend op basis van de totale bewoonbare oppervlakte van

een standaardwoning. Enerzijds is deze berekend op basis van een netto-energiebehoefte voor de

passiefwoning van 15 kWh/m² per jaar, anderzijds is eveneens de energiekost berekend voor deze

woning met een netto-energiebehoefte van 70 kWh/m² per jaar. Het verschil van deze geschatte

jaarlijkse energiekosten kan dus teruggevonden worden in tabel 4. Indien beide woningen in realiteit

een verbruik hebben dat gelijk is aan het vooropgestelde verbruik van de netto-energiebehoefte, dan

zal het totale verschil dit jaar 770 euro bedragen. Zoals hierboven al aangegeven blijkt dat in realiteit

het werkelijke energieverbruik vaak heel wat lager ligt dan het theoretische energieverbruik. Dit

komt omdat er verschillende factoren meespelen waar er bij de berekening van het theoretische

energieverbruik geen rekening mee gehouden wordt. Zo zal een deel van de woning vaak nauwelijks,

of heel wat minder, verwarmd worden omdat het niet of nauwelijks gebruikt wordt. Een voorbeeld

hiervan zijn slaapkamers of lege ruimtes die niet gebruikt worden. Verder zal er ook vaak geen

constante temperatuur in de woning gevraagd worden gedurende het hele jaar. Dit is echter wel een

veronderstelling van de EPB-software. Deze gaat er immers van uit dat de binnentemperatuur van de

woning over het gehele jaar 18 graden Celsius zal bedragen. In praktijk zal de gevraagde temperatuur

eerder 21 graden Celsius bedragen, maar deze zal ‘s nachts wat lager zijn. Overdag, terwijl de

bewoners uit werken zijn, zal de gevraagde temperatuur ook veel lager ingesteld worden. Kortom, de

woning zal slechts een beperkt deel van de tijd verwarmd worden op een comfortabele temperatuur

en vaak ook niet over de gehele oppervlakte van de woning. In de praktijk blijkt dan ook dat het geen

uitzondering is als de werkelijke jaarlijkse energiefactuur voor de verwarming van een woning

ongeveer 50% lager ligt dan berekend op basis van de netto-energiebehoefte. Bij een passiefhuis ligt

dit heel wat anders. Door de woning erg goed te isoleren zal er nauwelijks warmteverlies optreden

en zal de temperatuur van een passiefwoning over de hele dag veel minder fluctueren dan de

temperatuur van een standaardwoning. Verder zal door de verhoogde circulatie van lucht, door het

ventilatiesysteem type-D, de verkregen temperatuur over de gehele woning veel egaler zijn. Er zullen

dus geen onverwarmde ruimtes voorkomen. Naast de verschillen in temperatuurschommelingen en

onverwarmde ruimtes zal er bij een passiefwoning ook een luchtdichtheidsmeting gedaan worden.

Page 68: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

58

Deze zal er ook voor zorgen dat de theoretische netto-energiebehoefte van een passiefwoning veel

dichter aansluit bij de werkelijke energiebehoefte. De resultaten in tabel 4 zijn dan ook eenvoudig te

begrijpen. Als een standaardwoning 50% minder energie verbruikt dan voorzien, terwijl het

energieverbruik van een passiefwoning op de voorziene waarde ligt, dan zal het energievoordeel veel

beperkter zijn en slechts 280 euro bedragen.

Natuurlijk zijn niet alle scenario’s even realistisch. Er zullen dan ook enkele specifieke scenario’s

uitgekozen worden om verder in de berekeningen te gebruiken. Bovenstaande verklaring maakt ons

duidelijk dat de afwijking van het werkelijke energieverbruik ten opzichte van het theoretische

energieverbruik voor passiefhuizen kleiner zal zijn dan voor standaardwoningen. In passiefwoningen

zal de temperatuur altijd en overal ongeveer constant zijn, wat veel beter overeen blijkt te komen

met de veronderstelde omstandigheden bij de berekening van de netto-energiebehoefte. Met

andere woorden, praktijk en theorie sluiten bij passiefwoningen beter bij elkaar aan. Dit is zeker het

geval als de meting van de luchtdichtheid in acht genomen wordt. Het is dan ook logisch om te

veronderstellen dat de afwijking tussen de theoretische en de werkelijke netto-energiebehoefte voor

verwarming bij een passiefhuis steeds kleiner zal zijn dan de afwijking bij een standaardwoning. Er

kan namelijk door optimaal gebruik te maken van de thermostaat in een standaardwoning een grote

besparing gerealiseerd worden ten opzichte van het theoretische verbruik. Tabel 5 toont aldus het

resultaat:

Tabel 5: Realistische scenario's

Standaard/Passief -50% -25% 0% 20%

-50% € 385,00 X X X

-25% € 332,50 € 577,50 X X

0% € 280,00 € 525,00 € 770,00 X

20% € 238,00 € 483,00 € 728,00 € 924,00

Tabel 5 maakt ook onmiddellijk duidelijk welke specifieke gevallen er besproken zullen worden in de

sensitiviteitsanalyse op basis van de energiekosten. Aangezien het niet mogelijk is om ons te baseren

op een gepubliceerde studie en bovenstaande veronderstellingen dus niet gestaafd kunnen worden,

wordt er in de volgende alinea dieper op deze veronderstelling ingegaan aan de hand van een

rekeneenheid die aanwezig is in de EPB-software. Dit wordt verder gestaafd met het interview uit

bijlage 4. Voor deze situatie zal er een woning samengesteld worden met vergelijkbare

eigenschappen als deze van de casestudie. Achtereenvolgens wordt een afbeelding weergegeven die

de totale verwarmingskost weergeeft als er uitgegaan wordt van:

Page 69: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

59

- Case 1: 100% verwarmde oppervlakte en 18 graden Celsius binnentemperatuur gedurende

de hele dag, het hele jaar door, figuur 26

- Case 2: 21 graden Celsius tussen 7 uur en 9 uur ’s morgens, en tussen 18 uur en 22 uur ’s

avonds. In het weekend wordt 12 uur per dag verwarmd, en wordt er uitgegaan van 80%

werkelijk verwarmde ruimte, figuur 27

Page 70: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

60

Figuur 27: Energiekost E60-woning, Case 124

Figuur 28: Energiekost E60-woning, Case 225

24

Bron: Bouw-energie.be, < http://www.bouw-energie.be/berekenen/epb.php> (5 mei 2013) 25

Bron: Bouw-energie.be, < http://www.bouw-energie.be/berekenen/epb.php> (5 mei 2013)

Page 71: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

61

Het is echter belangrijk om aan te geven dat het hier om woningen gaat die min of meer

vergelijkbare eigenschappen hebben voor de netto-energiebehoefte van verwarming. De nadruk ligt

dan ook op het verschil in energieverbruik tussen de verschillende scenario’s en niet op de werkelijke

energiekost.

Het principe is echter duidelijk, terwijl het eerste scenario overeenkomt met wat in theorie

verondersteld wordt, zal het tweede scenario veel realistischer zijn voor het gemiddelde gezin. In dit

geval geeft zou er in het tweede scenario slechts 1/3 van het theoretisch vooropgestelde verbruik

werkelijk verbruikt worden. De veronderstelling van ongeveer 50% besparing ten opzichte van de

theoretische netto-energiebehoefte blijkt dan ook verdedigbaar. Door de specifieke eigenschappen

van een passiefwoning in verband met het verwarmde oppervlak en de constantere temperatuur,

zoals eerder al aangegeven, kunnen deze twee scenario’s niet zomaar opnieuw toegepast worden.

Om deze reden zal er bij een passiefwoning case 1, figuur 28, vergeleken worden met een derde

case, zie figuur 29. Deze case is dat de woning gedurende 20u per dag een temperatuur van 20

graden Celsius zal hebben. Dit om de eenvoudige reden dat door het beperkte warmteverlies de

temperatuur ook in realiteit veel constanter zal zijn. Verder gaan er ten gevolge van de doorgedreven

ventilatie uitgegaan worden van een oppervlakte benutting van 90%. Dit is een voorzichtige schatting

en is het gevolgd van de veel grotere luchtcirculatie.

Figuur 29: Energiekostpassiefwoning, Case 126

26

Bouw-energie.be, < http://www.bouw-energie.be/berekenen/epb.php> (5 mei 2013)

Page 72: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

62

Figuur 30: Energiekostpassiefwoning, Case 327

Uit de vergelijking van de scenario’s is duidelijk af te leiden dat de energiebesparing ten opzichte van

de theoretische netto-energiebehoefte veel kleiner is in dit geval. Dit komt door een constante

temperatuur over bijna de volledige dag. Het blijkt zelfs zo te zijn dat een constante temperatuur

aanhouden over 20 uur meer energie vraagt dan de voorziene netto-energiebehoefte. Er dient

echter opgemerkt te worden dat de constante temperatuur ook een eigenschap is die een comfort

verhogende functie heeft. Dit wordt in hoofdstuk 6 uitgebreider besproken.

Een korte zijsprong die hier gemaakt wordt is het rendement van een warmtepomp van naderbij

bekijken. We merken op dat de maandelijks uitgespaarde energiekost beperkt is. Dit komt in

hoofdzaak omdat een deel van de winst op vlak van verwarmingskost opnieuw verloren gaat aan de

benodigde hulpenergie. Kort samenvattend kan gesteld worden dat er jaarlijks 50-100 euro bespaard

kan worden volgens deze berekeningen bij een passiefwoning. Wetende dat de bijkomende

investering makkelijk 7000-10000 euro zal bedragen komt dit neer op een verlenging van de totale

terugverdienperiode.

27 Bron: Bouw-energie.be, < http://www.bouw-energie.be/berekenen/epb.php> (5 mei 2013)

Page 73: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

63

Figuur 31: Totale energiekost passiefwoning, inclusief warmtepomp28

5.1.5. Methode

Voor al de analyses wordt er uitgegaan van realistische waarden voor de depreciatiepercentages en

energie stijgingspercentages. Dit houdt de in het verleden behaalde waarden voor zowel stijging van

de energiekosten als de depreciatievoeten in.

Als basis voor de analyse wordt er uitgegaan van een bouwheer die een huis wenst te bouwen. Hij

twijfelt tussen een standaardwoning die voldoet aan de vanaf 2014 geldende E60-norm, en een

passiefwoning. De opbouw en het ontwerp zullen identiek zijn. Dus de enig geldende meerkost is die

ten gevolge van het bijkomende werk en de andere, betere materialen.

Om de bouw van deze woning te financieren zal de bouwheer een lening aangaan over een looptijd

van 25 jaar en met een vaste rentevoet. Deze rentevoet wordt vastgesteld op 4,01%. Dit vloeit voort

uit het interview met KBC bank, zie bijlage 3. Een gedetailleerd overzicht van dit interview kan

teruggevonden worden in bijlage 3. Zoals eerder in dit hoofdstuk aangegeven gaat het over de

28 Bron: Bouw-energie.be, < http://www.bouw-energie.be/berekenen/epb.php> (5 mei 2013)

Page 74: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

64

werkelijke leningskost, dus inclusief fiscaal voordeel. Een andere veronderstelling die er gemaakt

wordt, is dat de bouwheer deze woning zal bewonen voor onbeperkte duur. Met andere woorden, er

zal geen verkoop optreden. Daarom worden er ook geen veronderstellingen gemaakt betreffende de

eventuele meerwaarde van een passiefwoning bij verkoop ten opzichte van een standaardwoning.

Verder zullen de te verkrijgen subsidies voor een passiefwoning en een E60-woning in rekening

gebracht worden. Voor een E60-woning zijn er op dit ogenblik geen subsidies beschikbaar, voor de

passiefwoning wel. Deze subsidies werden al in hoofdstuk 3 besproken en in 5.2 zullen de exacte

waarden weergegeven worden

De uiteindelijk besproken bijkomende investering is dus inclusief deze subsidies en op basis van de

werkelijke leningskost, inclusief fiscaal voordeel.

Dit hoofdscenario zal besproken worden voor de 10 geselecteerde scenario’s in verband met de

werkelijke netto-energiebehoefte. Dit zal gecombineerd worden met de cashflowanalyse.

De scenario’s die in verband staan met de netto-energiebehoefte zullen benoemd worden zoals in

tabel 6:

Tabel 6: Verschillende scenario's met betrekking tot het energieverbruik

Standaard/Passief -50% -25% 0% 20%

-50% Scenario 1 X X X

-25% Scenario 2 Scenario 5 X X

0% Scenario 3 Scenario 6 Scenario 8 X

20% Scenario 4 Scenario 7 Scenario 9 Scenario 10

Omdat het hoofddoel van dit hoofdstuk het bepalen van de terugverdienperiode is, worden de

gebruikte rekenmethoden hier in detail besproken:

Terugverdientijd in jaren:

Om deze te berekenen nemen wordt het verschil genomen in kosten tussen enerzijds de

passiefwoning en anderzijds de standaardwoning. De verschillende uitgaande cashflows zullen

gepast verdisconteerd worden. We bekomen dan de huidige waarde van alle toekomstige uitgaande

cashflows, met andere woorden het verdisconteerde bedrag van de totale lening.

Naast de uitgaande cashflows zullen ook de verschillende inkomende cashflows berekend worden.

Deze inkomende cashflows kunnen bepaald worden op basis van de energiescenario’s. Het resultaat

is een tabel die de evolutie van het verschil in energiekost tussen een passiefwoning en een

standaardwoning weergeeft over de jaren heen en dit per stijgingspercentage van de energiekosten.

Door deze verschillende waarden vervolgens per jaar te disconteren op basis van het verwachte

Page 75: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

65

depreciatiepercentage kan de huidige waarde van deze toekomstige geldstomen per jaar berekend

worden.

Om de uiteindelijke netto terugverdientijd te berekenen is het voldoende om de uitgaande en

inkomende geldstromen met mekaar te vergelijken in hun huidige waarde en van mekaar af te

trekken. Vanaf het moment dat de totale inkomende geldstromen de totale uitgaande geldstromen

overtroffen hebben is de terugverdientijd bereikt.

Netto Contante Waarde:

Naast de exacte terugverdienperiode berekenen, wordt er ook gekeken hoeveel geld de investering

heeft opgebracht na 20, 25 en 30 jaar.

Indien de waarde groter dan 0 is dan heeft de investering geld opgebracht, indien de waarde lager is

dan 0 was de investering beter niet uitgevoerd. Voor deze analyse worden de verschillende

scenario’s voor de discontovoeten toegepast. Door de toekomstige inkomende en uitgaande

cashflows te verdisconteren over een periode van 20, 25 en 30 jaar en vervolgens de som te nemen

van deze cashflows, kan er nagegaan worden of de waarde van de investering over die periode

positief of negatief is. Vanaf het moment dat de NCW hoger is dan 0, kan er besloten worden dat de

investering over die periode gerendeerd heeft.

Return On Investment:

Dit is het rendement van de investering omgezet in een jaarlijkse rente. Concreet wordt er vooral

bekeken wat het rendement is van de investering na 30 jaar, omdat de andere intervallen te beperkt

zijn om voldoende positieve resultaten te verkrijgen. De opbrengsten die na 30 jaar gerealiseerd

zouden zijn worden naar vandaag verdisconteerd en vervolgens vergeleken dit met de investering.

Dit geeft de return on investment (ROI). Vervolgens wordt deze ROI uitgedrukt in procenten op

jaarbasis. Omdat de terugverdientijd en de berekening van de NCW van de investering een beter

beeld geven van hoeveel euro er op het einde van de rit overgehouden wordt aan de investering, zal

voor de ROI enkel een vork weergeven worden van de uiterste waarden. Alle andere waarden van de

hier geanalyseerde scenario’s liggen binnen dit bereik.

Cash-flow analyse:

Verder zal er ook nog aandacht gegeven worden aan een cash-flow analyse. In deze analyse wordt

het jaarlijkse verschil in energiekosten vergeleken (op basis van de verschillende groeipercentages

voor de energiekost), met de jaarlijkse terugbetalingen voor de aangegane lening. Eens het verschil

tussen de energiekosten groter is dan het verschil tussen de hypotheek van een standaardwoning en

een passiefwoning, is er sprake van een positieve cashflow.

Page 76: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

66

5.2. Case Om de berekeningen uit te voeren is ervoor gekozen de thesis te baseren op een standaardwoning.

Deze zal binnenkort gebouwd worden door Bostoen N.V. op een verkaveling te Eke. De gegevens die

bij deze thesis beschikbaar waren handelen over eenzelfde ontwerp, uitgevoerd in twee versies. Een

uitvoering die voldoet aan de E60 norm, die vanaf 1/1/2014 van kracht wordt en een uitvoering die

voldoet aan de normen voor een passiefhuis. Het zal ook het PHPP-attest krijgen en als passiefhuis

verkocht worden. Dit is tevens het enige punt van verschil, de verdere opbouw van de woning zal

identiek zijn.

Meer specifiek gaat het om een twee-gevelwoning, met een totale bewoonbare oppervlakte van

ongeveer 200 vierkante meter. De woning zal in beide gevallen voorzien zijn van de nodige

specificaties om te voldoen aan de vooropgestelde eisen. Het is belangrijk om op te merken dat het

om een basisuitvoering gaat van een passiefwoning. Dit wil zeggen dat de woning weliswaar aan alle

mogelijke eisen en normen voldoet die voor een passiefhuis geleden. Dit op vlak van ventilatie,

isolatie, luchtdichtheid en afwezigheid van koudebruggen. Dit heeft tot gevolg dat de woning over

een PHPP-attest zal beschikken.

Maar de woning zal bijvoorbeeld niet voorzien zijn van de duurdere ingrepen op vlak van

verwarming, zo zal er gewerkt worden met een “eenvoudige” condensatieketel voor de verwarming

van woning en sanitair warm water en niet met een veel duurdere warmtepomp. Het huis zal ook

niet voorzien zijn van zonnepanelen. Dit is een manier om hernieuwbare energie op te wekken, maar

het staat los van het concept “passiefhuis”. Dit steunt immers enkel op zuinig omspringen met

energie.

Op het niveau van de bouwheer beperkt deze thesis zich tot het meest realistische scenario, namelijk

een bouwheer die voor zijn investering een hypothecair krediet aangaat voor de woning. Dit krediet

zal 100% van de kostprijs inclusief B.T.W. bedragen. Eerder in dit hoofdstuk werden het

rentepercentage en de subsidies waar de bouwheer recht op heeft al besproken. Het ligt voor de

hand dat er verder gewerkt zal worden met deze data.

Zoals eerder ook al aangegeven wordt de terugverdientijd van de totale extra investering besproken,

er wordt dus van uitgegaan dat de bouwheer de woning niet zal verkopen en dus ook geen

meerwaarde zal ondervinden van de maatregelen die getroffen zijn op vlak van passiefbouw bij een

verkoop.

De korting op de onroerende voorheffing zal zich over een periode van vijf jaar spreiden. Na een

analyse van de onroerende voorheffing over de laatste 4 jaar is gebleken dat de jaarlijkse

prijsevolutie ongeveer de inflatie blijkt te volgen. Voor deze berekeningen zal er dan ook van

uitgegaan worden dat de onroerende voorheffing na inflatie constant blijft. In tabel 7 is de huidige

Page 77: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

67

waarde weergegeven over de periode. Verder zal er ook van uitgegaan worden dat bij de aankoop

van de woning enkel de korting van de netbeheerder in rekening genomen kan worden. Dus enkel dit

bedrag wordt afgetrokken van de investeringskost. De korting op de onroerende voorheffing wordt

gespreid over 5 jaar. Dit zijn dus, in tegenstelling tot de premie van de netbeheerder, toekomstige

cashflows. De exacte samenstelling van de subsidies kan teruggevonden worden in tabel 7, terwijl de

exacte samenstelling van het geleende bedrag kan teruggevonden worden in tabel 8

Tabel 7: Te verkrijgen subsidies

Woning Type Bedrag

E60 Korting netbeheerder 0 euro

E60 Korting Onroerende voorheffing 0 euro

E30, passief Korting netbeheerder 2300 euro

E30, passief Korting Onroerende voorheffing 600,70 euro (2013) per jaar

E30, passief Totale korting Onroerende

voorheffing

3003,50 euro

Tabel 8: Overzicht kostprijs E60-woning en passiefwoning

Aankoop passiefhuis zonder B.T.W. 234248,20 euro

Aankoop E60 woning zonder B.T.W. 205186,79 euro

Verschil in aankoopprijs zonder B.T.W. 29061,41 euro

Verschil in aankoopprijs inclusief B.T.W. 35164,31 euro

Verschil in aankoopprijs inclusief B.TW. en subsidies 32864,31 euro

Totale leningskost per maand voor passiefhuis, inclusief B.T.W. en subsidies 1474,38 euro

Totale leningskost per maand voor E60-woning, inclusief B.T.W. 1302,03 euro

Verschil op maandbasis 172,35 euro

Verschil over gehele looptijd 51704,78 euro

Totale Leningskost over 25 jaar voor passiefhuis, inclusief fiscaal voordeel 373832,63 euro

Totale leningskost over 25 jaar voor E60-woning, inclusief fiscaal voordeel 322127,86 euro

Als vervolgens even gekeken wordt naar het rendement van de investering kan de analyse op twee

fronten gevoerd worden. Enerzijds kan er gekeken worden wat de minimale en maximale jaarlijkse

opbrengst is van de bijkomende investering, dus ten opzichte van de meerprijs van de passiefwoning.

Dit is minimaal -6.68% jaarlijkse (negatieve) rente. Dit komt voor in scenario 4, met een

stijgingspercentage van de energiekosten van 0% en een jaarlijkse depreciatie van 0%. Het resultaat

Page 78: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

68

is gemeten over 25 jaar. Er is weliswaar 9192 euro aan energiekosten uitgespaard, maar dit is niet

voldoende om de bijkomende investeringskost van 51705 euro te dekken. Als dezelfde berekening

uitgevoerd wordt over een periode van 30 jaar komt de totale besparing op 10382 euro. Opnieuw is

dit niet voldoende om de investeringskost te dekken, het resultaat is dan ook een jaarlijks negatieve

opbrengt van -5,21%. Dit is het resultaat van het meest negatieve scenario. Als het meest positieve

scenario bekeken wordt over 25 jaar, dit is scenario tien met de stijging van de energiekosten gelijk

aan 15% en een depreciatie gelijk aan 0% per jaar, dan wordt een totale besparing van 264097 euro

bereikt over deze periode. Dit is duidelijk meer dan de initieel gemaakte investering, het resultaat is

dan ook een netto rendement van 6,74% over deze periode. Wordt dezelfde oefening herhaald over

een periode van 30 jaar dan stijgt de besparing nog sterker. Ze zal dan 535321 euro bedragen, dit

komt overeen met een rendement van 8,10% als de gemaakte investering in mindering van de

besparingen wordt gebracht.

Verder kan uit deze analyse ook opgemaakt worden hoeveel subsidies er nog nodig zijn om een

passiefhuis rendabel te maken na 20, 25 of 30 jaar.

Opnieuw kunnen de meest extreme waarden in scenario 4 en scenario 10 teruggevonden worden.

Eer er sprake is van een rendabel passiefhuis moet de N.C.W. hoger zijn dan 0. Dit wil zeggen dat het

rendement van de investering, uitgaande van een bepaalde depreciatievoet, positief is. De bedragen

die nodig zijn om de N.C.W. op 0 te laten uitkomen zijn uitgedrukt in huidige monetaire waarde. Ze

komen aldus overeen met de bijkomende subsidie die nodig is bij aanvang van de bouwwerken.

In het meest negatieve scenario, scenario 4, op 25 jaar, is er 42513 euro tekort. Dit is het bedrag dat

er tekort is, inclusief leningskosten. Indien dit bedrag teruggerekend wordt naar het kapitaal en de

leningskost buiten beschouwing gelaten wordt komt dit neer op een bedrag van 27022 euro. Dit is

het bedrag dat het passiefhuis te duur is om in dit geval een rendement te genereren.

Indien er gekeken wordt naar de twee meest realistische scenario’s, namelijk scenario 3 en scenario

6, dan kan binnen deze twee scenario’s een analyse gevoerd worden op de case van 25 jaar.

Op basis van de N.C.W. na 25 jaar kan voor deze scenario’s (energieprijs + 6-7% per jaar, en

depreciatie: 2,66%-5,25% per jaar) een raming gemaakt worden van het tekort aan subsidies. In jaar

0 kost de woning dan tussen de 11286 euro en 15169 euro te veel voor scenario 3, indien er gekeken

wordt naar scenario 6 ligt de prijs in jaar 0, afhankelijk van het geval, 6190 euro-8750 euro te hoog.

Dit is met andere woorden het subsidiebedrag dat deze passiefwoning nog bijkomend nodig heeft.

De genoemde bedragen zijn zonder leningskosten. Het gaat dus enkel om de te hoge investeringskost

zonder lening.

Page 79: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

69

Tabel 9: Scenario 1

Stijgingspercentage energiekosten Depreciatiepercentage

Terugverdienperiode (in jaren) 0,00% 2,66% 5,25% 9,20%

0% >50 >50 >50 >50

3% >50 >50 >50 >50

6% 36,03 42,49 >50 >50

7% 32,92 37,53 46,24 >50

15% 20,46 21,02 21,84 24,02

N.C.W. na 20 jaar

0% -€ 40.616 -€ 29.275 -€ 22.092 -€ 15.300

3% -€ 37.330 -€ 27.023 -€ 20.492 -€ 14.304

6% -€ 32.380 -€ 23.693 -€ 18.172 -€ 12.902

7% -€ 30.219 -€ 22.255 -€ 17.180 -€ 12.313

15% € 3.902 -€ 86 -€ 2.279 -€ 3.828

N.C.W. na 25 jaar

0% -€ 38.691 -€ 28.249 -€ 21.527 -€ 15.065

3% -€ 33.413 -€ 24.939 -€ 19.346 -€ 13.829

6% -€ 24.560 -€ 19.538 -€ 15.889 -€ 11.958

7% -€ 20.410 -€ 17.046 -€ 14.320 -€ 11.132

15% € 60.088 € 29.640 € 13.986 € 2.855

N.C.W. na 30 jaar

0% -€ 36.766 -€ 27.349 -€ 21.089 -€ 14.914

3% -€ 28.873 -€ 22.820 -€ 18.317 -€ 13.474

6% -€ 14.094 -€ 14.662 -€ 13.524 -€ 11.145

7% -€ 6.652 -€ 10.639 -€ 11.214 -€ 10.064

15% € 173.097 € 82.074 € 39.316 € 11.513

Cashflow positief na (in jaren)

0% >25

3% >25

6% >25

7% 24,84

15% 12,03

Page 80: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

70

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de investering pas na meer dan 20 jaar een positief resultaat weet

te genereren in het beste geval. Voor de op dit moment meest realistische gegevens blijkt de

terugverdientijd tussen de 43 en 47 jaar, of meer te liggen. Positieve cashflows laten in de meest

realistische gevallen ook 25 jaar of langer op zich wachten. De terugverdientijd is met andere

woorden lang.

Page 81: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

71

Tabel 10: Scenario 2

Stijgingspercentage energiekosten Depreciatiepercentage

Terugverdienperiode (in jaren) 0,00% 2,66% 5,25% 9,20%

0% >50 >50 >50 >50

3% >50 >50 >50 >50

6% 38,25 45,96 >50 >50

7% 34,86 40,36 >50 >50

15% 21,45 22,19 23,27 26,08

N.C.W. na 20 jaar

0% -€ 41.719 -€ 30.111 -€ 22.751 -€ 15.781

3% -€ 38.880 -€ 28.166 -€ 21.369 -€ 14.921

6% -€ 34.606 -€ 25.291 -€ 19.365 -€ 13.710

7% -€ 32.739 -€ 24.049 -€ 18.509 -€ 13.201

15% -€ 3.271 -€ 4.903 -€ 5.639 -€ 5.873

N.C.W. na 25 jaar

0% -€ 40.056 -€ 29.225 -€ 22.263 -€ 15.578

3% -€ 35.498 -€ 26.366 -€ 20.379 -€ 14.510

6% -€ 27.852 -€ 21.702 -€ 17.393 -€ 12.895

7% -€ 24.268 -€ 19.550 -€ 16.038 -€ 12.181

15% € 45.253 € 20.769 € 8.408 -€ 101

N.C.W. na 30 jaar

0% -€ 38.394 -€ 28.448 -€ 21.885 -€ 15.448

3% -€ 31.577 -€ 24.537 -€ 19.490 -€ 14.204

6% -€ 18.813 -€ 17.491 -€ 15.351 -€ 12.192

7% -€ 12.386 -€ 14.016 -€ 13.356 -€ 11.259

15% € 142.852 € 66.053 € 30.284 € 7.375

Cashflow positief na (in jaren)

0% >25

3% >25

6% >25

7% >25

15% 13,07

Page 82: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

72

Dit scenario is realistischer scenario, omdat de afwijking van de werkelijke energieprijs ten opzichte

van de theoretische netto-energiebehoefte hier groter is voor de standaardwoning dan voor de

passiefwoning. Dit heeft tot logisch gevolg dat het verschil in verwachte energiekosten lager zal

uitvallen, waardoor de terugverdientijd verder zal toenemen. Deze ligt tussen de 40 en 50 jaar, of

meer, voor de meest realistische omstandigheden.

Page 83: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

73

Tabel 11: Scenario 3

Stijgingspercentage energiekosten Depreciatiepercentage

Terugverdienperiode (in jaren) 0,00% 2,66% 5,25% 9,20%

0% >50 >50 >50 >50

3% >50 >50 >50 >50

6% 40,91 >50 >50 >50

7% 37,18 43,78 >50 >50

15% 22,63 23,59 24,99 28,58

N.C.W. na 20 jaar

0% -€ 42.821 -€ 30.948 -€ 23.409 -€ 16.262

3% -€ 40.431 -€ 29.310 -€ 22.246 -€ 15.537

6% -€ 36.831 -€ 26.888 -€ 20.558 -€ 14.517

7% -€ 35.260 -€ 25.842 -€ 19.837 -€ 14.089

15% -€ 10.444 -€ 9.719 -€ 8.999 -€ 7.918

N.C.W. na 25 jaar

0% -€ 41.421 -€ 30.202 -€ 22.998 -€ 16.091

3% -€ 37.583 -€ 27.794 -€ 21.412 -€ 15.192

6% -€ 31.144 -€ 23.866 -€ 18.898 -€ 13.831

7% -€ 28.126 -€ 22.054 -€ 17.757 -€ 13.230

15% € 30.418 € 11.899 € 2.830 -€ 3.058

N.C.W. na 30 jaar

0% -€ 40.021 -€ 29.547 -€ 22.680 -€ 15.981

3% -€ 34.281 -€ 26.253 -€ 20.663 -€ 14.934

6% -€ 23.532 -€ 20.320 -€ 17.178 -€ 13.240

7% -€ 18.120 -€ 17.394 -€ 15.498 -€ 12.454

15% € 112.607 € 50.033 € 21.251 € 3.238

Cashflow positief na (in jaren)

0% >25

3% >25

6% >25

7% >25

15% 14,29

Page 84: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

74

In scenario 3 kan hetzelfde opgemerkt worden als in scenario 2, namelijk dat de afwijking tussen de

verwachte en theoretische netto-energiebehoefte voor een standaardwoning groter is dan voor een

passiefwoning. In dit geval gaat het om -50% voor de standaardwoning en 0% afwijking voor de

passiefwoning. Verder is er in 5.1 door de rekenmodule van bouw-energie.be aangegeven dat het

niet ondenkbaar is dat het werkelijke energieverbruik van een passiefwoning hoger is dan het

theoretische verbruik. Dit lijkt dus op het eerste zicht een groot verschil, maar het is desondanks

zeker niet ondenkbaar dat dit in realiteit zal optreden aangezien de temperatuur over het gehele jaar

in een passiefwoning nagenoeg constant is. Natuurlijk loopt de terugverdientijd hier nog verder op,

zo zal hij voor de realistische scenario’s minstens 44 jaar bedragen, tot meer dan 50 jaar zelfs indien

de energieprijzen met 6% per jaar groeien.

Page 85: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

75

Tabel 12: Scenario 4

Stijgingspercentage energiekosten Depreciatiepercentage

Terugverdienperiode (in jaren) 0,00% 2,66% 5,25% 9,20%

0% >50 >50 >50 >50

3% >50 >50 >50 >50

6% 43,45 >50 >50 >50

7% 39,40 47,11 >50 >50

15% 23,75 24,94 26,63 31,06

N.C.W. na 20 jaar

0% -€ 43.703 -€ 31.617 -€ 23.936 -€ 16.646

3% -€ 41.672 -€ 30.225 -€ 22.947 -€ 16.030

6% -€ 38.612 -€ 28.166 -€ 21.513 -€ 15.164

7% -€ 37.276 -€ 27.277 -€ 20.900 -€ 14.800

15% -€ 16.183 -€ 13.573 -€ 11.688 -€ 9.554

N.C.W. na 25 jaar

0% -€ 42.513 -€ 30.983 -€ 23.587 -€ 16.501

3% -€ 39.250 -€ 28.936 -€ 22.238 -€ 15.737

6% -€ 33.777 -€ 25.598 -€ 20.101 -€ 14.580

7% -€ 31.212 -€ 24.057 -€ 19.131 -€ 14.069

15% € 18.550 € 4.803 -€ 1.633 -€ 5.423

N.C.W. na 30 jaar

0% -€ 41.323 -€ 30.427 -€ 23.316 -€ 16.408

3% -€ 36.444 -€ 27.627 -€ 21.602 -€ 15.518

6% -€ 27.308 -€ 22.583 -€ 18.639 -€ 14.078

7% -€ 22.707 -€ 20.096 -€ 17.211 -€ 13.410

15% € 88.411 € 37.217 € 14.025 -€ 71

Cashflow positief na (in jaren)

0% >25

3% >25

6% >25

7% >25

15% 15,45

Page 86: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

76

In dit scenario wordt de trend van minder te verbruiken dan de theoretisch opgegeven waarde

omgekeerd, namelijk het minverbruik voor de standaardwoning blijft behouden, maar voor de

passiefwoning wordt 20% extra verbruik verwacht ten opzichte van de theoretisch opgestelde norm.

Niet geheel onrealistisch aangezien mensen soms slordiger omspringen met de thermostaat als ze

weten dat hun huis toch niet veel energie verbruikt. De invloed op de terugverdientijd is hierdoor

nefast. Dit is dan ook het scenario met algemeen genomen de hoogste terugverdientijden, ze

bedragen minstens 48 jaar voor de meest realistische scenario’s.

Page 87: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

77

Tabel 13: Scenario 5

Stijgingspercentage energiekosten Depreciatiepercentage

Terugverdienperiode (in jaren) 0,00% 2,66% 5,25% 9,20%

0% >50 >50 >50 >50

3% 41,96 >50 >50 >50

6% 30,09 33,59 40,15 >50

7% 27,70 30,16 34,36 >50

15% 17,77 17,84 18,06 18,78

N.C.W. na 20 jaar

0% -€ 36.574 -€ 26.208 -€ 19.678 -€ 13.537

3% -€ 31.644 -€ 22.830 -€ 17.278 -€ 12.043

6% -€ 24.220 -€ 17.835 -€ 13.797 -€ 9.940

7% -€ 20.978 -€ 15.678 -€ 12.309 -€ 9.057

15% € 30.203 € 17.576 € 10.043 € 3.671

N.C.W. na 25 jaar

0% -€ 33.686 -€ 24.669 -€ 18.830 -€ 13.185

3% -€ 25.769 -€ 19.704 -€ 15.558 -€ 11.331

6% -€ 12.489 -€ 11.603 -€ 10.373 -€ 8.524

7% -€ 6.264 -€ 7.864 -€ 8.019 -€ 7.285

15% € 114.482 € 62.164 € 34.440 € 13.696

N.C.W. na 30 jaar

0% -€ 30.799 -€ 23.319 -€ 18.173 -€ 12.959

3% -€ 18.958 -€ 16.525 -€ 14.014 -€ 10.799

6% € 3.210 -€ 4.288 -€ 6.825 -€ 7.304

7% € 14.372 € 1.746 -€ 3.359 -€ 5.684

15% € 283.997 € 140.815 € 72.435 € 26.682

Cashflow positief na (in jaren)

0% >25

3% >25

6% 21,89

7% 18,85

15% 9,12

Page 88: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

78

Scenario 5 is vergelijkbaar met scenario 1 en 10, namelijk een vergelijkbare procentuele afwijking ten

opzichte van het theoretische verbruik. Door de kleinere procentuele afwijking neemt het verschil in

energiekosten wel toe, wat zorgt voor een kortere terugverdienperiode. Voor de eerste keer daalt de

terugverdienperiode tot ongeveer 30 jaar voor een realistische veronderstelling. Na 30 jaar kan er

voor 7% stijgingspercentage van de energiekosten per jaar en 2,66% jaarlijkse depreciatie een

positieve return on investment opgetekend worden, desondanks is een rendement van 1746 euro

over 30 jaar nog steeds erg laag.

Page 89: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

79

Tabel 14: Scenario 6

Stijgingspercentage energiekosten Depreciatiepercentage

Terugverdienperiode (in jaren) 0,00% 2,66% 5,25% 9,20%

0% >50 >50 >50 >50

3% 44,28 >50 >50 >50

6% 31,45 35,59 43,60 >50

7% 28,90 31,83 36,93 >50

15% 18,39 18,56 18,92 19,95

N.C.W. na 20 jaar

0% -€ 37.676 -€ 27.044 -€ 20.336 -€ 14.018

3% -€ 33.194 -€ 23.973 -€ 18.154 -€ 12.660

6% -€ 26.445 -€ 19.433 -€ 14.990 -€ 10.748

7% -€ 23.498 -€ 17.472 -€ 13.638 -€ 9.945

15% € 23.030 € 12.759 € 6.682 € 1.626

N.C.W. na 25 jaar

0% -€ 35.051 -€ 25.645 -€ 19.565 -€ 13.698

3% -€ 27.854 -€ 21.131 -€ 16.591 -€ 12.012

6% -€ 15.781 -€ 13.767 -€ 11.877 -€ 9.461

7% -€ 10.122 -€ 10.368 -€ 9.737 -€ 8.334

15% € 99.647 € 53.294 € 28.862 € 10.739

N.C.W. na 30 jaar

0% -€ 32.426 -€ 24.419 -€ 18.969 -€ 13.492

3% -€ 21.662 -€ 18.242 -€ 15.188 -€ 11.528

6% -€ 1.509 -€ 7.117 -€ 8.652 -€ 8.352

7% € 8.638 -€ 1.631 -€ 5.501 -€ 6.878

15% € 253.751 € 124.794 € 63.402 € 22.545

Cashflow positief na (in jaren)

0% >25

3% >25

6% 23,52

7% 20,26

15% 9,80

Page 90: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

80

Scenario 6 kan perfect vergeleken worden met scenario 2 en 3. Dit scenario is echter zeer realistisch

omdat het voor het passiefhuis uitgaat van een verbruik dat overeenkomt met het theoretisch

vooropgestelde verbruik, en voor de standaardwoning ongeveer 25% minder verbruik verwacht

wordt in vergelijking met de theoretische waarden. Omdat de afwijking bij het meten van de

luchtdichtheid heel wat kleiner is blijkt dit dus een zeer realistische voorstelling te zijn. Door de iets

kleinere afwijkingen ten opzichte van de theoretische netto-energiebehoefte is het minderverbruik

ook wat lager dan in scenario 5, wat automatisch een iets langere terugverdientijd tot gevolg heeft.

Het is echter wel zo dat voor de meest realistische scenario’s de investering niet op 30 jaar terug

verdiend kan worden.

Page 91: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

81

Tabel 15: Scenario 7

Stijgingspercentage energiekosten Depreciatiepercentage

Terugverdienperiode (in jaren) 0,00% 2,66% 5,25% 9,20%

0% >50 >50 >50 >50

3% 46,36 >50 >50 >50

6% 32,66 37,38 46,82 >50

7% 29,97 33,32 39,29 >50

15% 18,96 19,22 19,69 21,01

N.C.W. na 20 jaar

0% -€ 38.558 -€ 27.713 -€ 20.863 -€ 14.403

3% -€ 34.435 -€ 24.888 -€ 18.856 -€ 13.153

6% -€ 28.226 -€ 20.711 -€ 15.944 -€ 11.394

7% -€ 25.515 -€ 18.907 -€ 14.701 -€ 10.656

15% € 17.292 € 8.906 € 3.994 -€ 10

N.C.W. na 25 jaar

0% -€ 36.143 -€ 26.426 -€ 20.154 -€ 14.108

3% -€ 29.522 -€ 22.273 -€ 17.417 -€ 12.557

6% -€ 18.414 -€ 15.498 -€ 13.081 -€ 10.210

7% -€ 13.209 -€ 12.372 -€ 11.112 -€ 9.173

15% € 87.779 € 46.198 € 24.399 € 8.374

N.C.W. na 30 jaar

0% -€ 33.728 -€ 25.298 -€ 19.605 -€ 13.919

3% -€ 23.825 -€ 19.615 -€ 16.126 -€ 12.112

6% -€ 5.285 -€ 9.380 -€ 10.113 -€ 9.190

7% € 4.051 -€ 4.334 -€ 7.215 -€ 7.834

15% € 229.555 € 111.978 € 56.176 € 19.235

Cashflow positief na (in jaren)

0% >25

3% >25

6% 24,96

7% 21,49

15% 10,39

Page 92: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

82

Scenario 7 komt overeen met scenario 4. De terugverdienperiode ligt hier echter lager door het

grotere verschil in energiekosten. Desondanks komt de terugverdientijd opnieuw boven de 30 jaar

uit.

Page 93: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

83

Tabel 16: Scenario 8

Stijgingspercentage energiekosten Depreciatiepercentage

Terugverdienperiode (in jaren) 0,00% 2,66% 5,25% 9,20%

0% >50 >50 >50 >50

3% 35,34 42,74 >50 >50

6% 26,11 27,97 31,13 45,05

7% 24,18 25,42 27,42 34,32

15% 15,91 15,68 15,54 15,52

N.C.W. na 20 jaar

0% -€ 32.531 -€ 23.141 -€ 17.263 -€ 11.774

3% -€ 25.958 -€ 18.636 -€ 14.063 -€ 9.782

6% -€ 16.059 -€ 11.978 -€ 9.422 -€ 6.978

7% -€ 11.737 -€ 9.101 -€ 7.439 -€ 5.801

15% € 56.505 € 35.237 € 22.364 € 11.170

N.C.W. na 25 jaar

0% -€ 28.681 -€ 21.089 -€ 16.132 -€ 11.305

3% -€ 18.125 -€ 14.468 -€ 11.770 -€ 8.832

6% -€ 418 -€ 3.667 -€ 4.856 -€ 5.090

7% € 7.881 € 1.317 -€ 1.718 -€ 3.438

15% € 168.877 € 94.688 € 54.894 € 24.536

N.C.W. na 30 jaar

0% -€ 24.831 -€ 19.290 -€ 15.257 -€ 11.003

3% -€ 9.044 -€ 10.231 -€ 9.712 -€ 8.123

6% € 20.514 € 6.086 -€ 126 -€ 3.464

7% € 35.397 € 14.131 € 4.495 -€ 1.303

15% € 394.896 € 199.556 € 105.553 € 41.851

Cashflow positief na (in jaren)

0% >25

3% >25

6% 16,96

7% 14,60

15% 7,07

Page 94: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

84

Scenario 8 is een situatie waarbij er vanuit gegaan wordt dat zowel de standaardwoning als de

passiefwoning nauwelijks van de vooropgestelde theoretische waarde afwijken. Dit is niet geheel

realistisch, maar wel van belang om een nulpunt te hebben voor de sensitiviteitsanalyse. De

terugverdientijd ligt hier tussen de 26 en 32 jaar voor de meest aannemelijke scenario’s voor

depreciatie en stijging van de energieprijzen.

Page 95: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

85

Tabel 17: Scenario 9

Stijgingspercentage energiekosten Depreciatiepercentage

Terugverdienperiode (in jaren) 0,00% 2,66% 5,25% 9,20%

0% >50 >50 >50 >50

3% 36,58 45,03 >50 >50

6% 26,87 29,02 32,73 >50

7% 24,86 26,31 28,68 37,28

15% 16,26 16,10 16,02 16,13

N.C.W. na 20 jaar

0% -€ 33.413 -€ 23.810 -€ 17.790 -€ 12.159

3% -€ 27.199 -€ 19.551 -€ 14.765 -€ 10.275

6% -€ 17.840 -€ 13.256 -€ 10.376 -€ 7.624

7% -€ 13.753 -€ 10.536 -€ 8.501 -€ 6.511

15% € 50.767 € 31.384 € 19.676 € 9.534

N.C.W. na 25 jaar

0% -€ 29.773 -€ 21.870 -€ 16.721 -€ 11.715

3% -€ 19.793 -€ 15.611 -€ 12.596 -€ 9.377

6% -€ 3.051 -€ 5.399 -€ 6.060 -€ 5.840

7% € 4.795 -€ 686 -€ 3.093 -€ 4.277

15% € 157.009 € 87.592 € 50.431 € 22.171

N.C.W. na 30 jaar

0% -€ 26.133 -€ 20.169 -€ 15.893 -€ 11.430

3% -€ 11.207 -€ 11.604 -€ 10.650 -€ 8.707

6% € 16.738 € 3.822 -€ 1.587 -€ 4.302

7% € 30.810 € 11.429 € 2.781 -€ 2.259

15% € 370.700 € 186.740 € 98.328 € 38.541

Cashflow positief na (in jaren)

0% >25

3% >25

6% 17,92

7% 15,42

15% 7,45

Page 96: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

86

Scenario 9 ligt opnieuw in de lijn van scenario 2 en 6, maar in dit geval is er sprake van gezinnen die

iets meer dan gemiddeld verbruiken. Bijvoorbeeld mensen die bovengemiddeld veel thuis zitten

(gepensioneerden, werklozen, thuiswerkers,…) Hier weegt het verschil in verwarming dan ook meer

door, en zo wordt ook voor dit scenario een terugverdientijd tussen 27 en 33 jaar bekomen.

Page 97: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

87

Tabel 18: Scenario 10

Stijgingspercentage energiekosten Depreciatiepercentage

Terugverdienperiode (in jaren) 0,00% 2,66% 5,25% 9,20%

0% >50 >50 >50 >50

3% 31,47 36,02 46,83 >50

6% 23,71 24,73 26,40 32,10

7% 22,06 22,64 23,63 26,67

15% 14,75 14,36 14,04 13,65

N.C.W. na 20 jaar

0% -€ 29.297 -€ 20.687 -€ 15.331 -€ 10.364

3% -€ 21.409 -€ 15.282 -€ 11.491 -€ 7.973

6% -€ 9.531 -€ 7.292 -€ 5.922 -€ 4.608

7% -€ 4.344 -€ 3.839 -€ 3.542 -€ 3.196

15% € 77.546 € 49.366 € 32.221 € 17.169

N.C.W. na 25 jaar

0% -€ 24.677 -€ 18.225 -€ 13.975 -€ 9.801

3% -€ 12.010 -€ 10.280 -€ 8.740 -€ 6.834

6% € 9.239 € 2.681 -€ 443 -€ 2.343

7% € 19.198 € 8.662 € 3.323 -€ 360

15% € 212.392 € 120.708 € 71.257 € 33.209

N.C.W. na 30 jaar

0% -€ 20.057 -€ 16.066 -€ 12.924 -€ 9.438

3% -€ 1.113 -€ 5.195 -€ 6.270 -€ 5.982

6% € 34.357 € 14.384 € 5.233 -€ 392

7% € 52.216 € 24.039 € 10.778 € 2.202

15% € 483.616 € 246.549 € 132.049 € 53.986

Cashflow positief na (in jaren)

0% >25

3% >25

6% 13,82

7% 11,91

15% 3,30

Page 98: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

88

Scenario 10 is het beste scenario voor de passiefwoning. Dit scenario gaat er van uit dat de werkelijke

energiebehoefte onderschat zal worden door de theoretische netto energiebehoefte. Hierdoor zal

het verschil in energiekost groter worden, wat natuurlijk in het voordeel van de passiefwoning speelt.

Voor de meest aannemelijke scenario’s ligt de terugverdientijd altijd onder de 30 jaar, specifiek ligt

hij tussen de 23 en 27 jaar.

Page 99: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

89

Hoofdstuk 6: Positieve en negatieve factoren van niet-financiële aard

Natuurlijk is niet enkel het resultaat uit hoofdstuk 5 van belang als aankoopargument van een

passiefwoning.

Het is immers eveneens van belang stil te staan bij enkele kenmerken van een passiefhuis die het

algemene comfort van de bewoners sterk kunnen verbeteren en niet kunnen uitgedrukt worden in

financiële waarden.

Door de doorgedreven isolatie van de gehele woning moet opgemerkt worden dat ook het

geluidscomfort in de passiefwoning heel wat beter is dan dat van een standaardwoning. Enerzijds

valt de isolatie van geluiden die optreden buiten de woning, zoals straatlawaai, op, terwijl anderzijds

ook geluidsbronnen van binnen de woning veel sterker gedempt worden. Zo zal de vloer tussen het

gelijkvloers en de 1e verdieping, door de aanwezige isolatie, de geluiden tussen de verdieping sterk

dempen. Hetzelfde effect is ook tussen de zolderverdieping en de eerste verdieping aanwezig. Daar

zorgt de extra isolatie er onder andere ook voor dat de op de zolder geplaatste ventilatiesystemen in

de leefruimte onhoorbaar zijn.

Naast de voordelen op vlak van stilte is het ook nuttig stil te staan bij het algemene

temperatuurcomfort van de woning.

Omdat er erg weinig warmteverliezen optreden in een passiefhuis zal de temperatuur doorheen het

jaar steeds redelijk constant blijven. Zo zal tijdens een strenge winternacht de woning nauwelijks

afkoelen. Dit heeft als groot voordeel dat de bewoners nauwelijks worden blootgesteld aan

temperatuurschommelingen en dat zodoende de gezondheid er niet kan door aangetast worden.

Anderzijds zal door de zeer beperkte luchtlekkages er geen gevoel van koude tocht optreden.

Daarnaast wordt ook elk ander direct contact tussen de koude buitenlucht en warme binnenlucht

vermeden. Hierdoor kunnen geen koude luchtstromingen optreden. Dit kan bijvoorbeeld wel het

geval zijn indien er in de ramen of muren verluchtingsroosters geplaatst worden. De afwezigheid van

deze koude luchtstromingen zal er ook voor zorgen dat mensen minder snel ziek worden zegt

Osterhaus, en het verhoogd ook het comfort (Volkskrant, september 2011).

Eerder in deze thesis werd er al meermaals aangegeven dat het van groot belang is om te voorzien in

een goed ventilatiesysteem. Dit niet in het minst voor de gezondheid van de bewoners te vrijwaren.

De continue afvoer van vervuilde lucht en continue toevoer van voorverwarmde verse lucht heeft tot

gevolg dat alle mogelijke aanwezige bacteriën in de woning steeds snel afgevoerd worden. De

vochtige lucht zal immers steeds afgezogen worden en op die manier kunnen schimmels zich maar

moeilijk ontwikkelen Een ander voordeel is dat het in de woning nooit muf of onfris zal ruiken.

Page 100: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

90

Verder zal ook de aanwezige hoeveelheid CO, die uitgestoten wordt door de bewoners, laag liggen

door de grote toevoer van verse lucht en de evenredige afvoer van vervuilde lucht.

Het is wel van belang het ventilatiesysteem goed te onderhouden en op regelmatige basis de

aanwezige filters te vervangen of te reinigen. Het is ook aan te raden om minstens een maal per jaar

de aanwezige ventilatiekanalen intern te reinigen en ze op die manier te ontdoen van stofresten en

ander vuil. Het is daarom van belang een ventilatiesysteem te hebben dat zich eenvoudig laat

onderhouden en dit zowel op vlak van gebruiksvriendelijkheid van het toestel zelf als op de manier

waarop leidingen gereinigd kunnen worden. Indien de leidingen onzorgvuldig geplaatst zijn, met

bijvoorbeeld veel scherpe bochten, zal het heel moeilijk zijn deze degelijk te reinigen.

Een ander voordeel is dat bij een passiefwoning weinig invloed zal ondervonden worden van

fluctuaties in de energieprijzen. Dit in tegenstelling tot een standaardwoning, waar stijgingen van de

energiekosten al snel een weerslag zal hebben op het totale gezinsbudget. Ook deze relatieve

onafhankelijkheid van energiekosten kan gezien worden als een voordeel dat mentale rust verschaft.

Niet alles is rozengeur en maneschijn. Zo blijkt uit diverse studies dat er erg veel problemen optreden

met de ventilatiesystemen, deze blijken een negatieve invloed te hebben op de gezondheid en

slaapproblemen te veroorzaken. Hieronder wordt er per studie beschreven wat het probleem is en

vervolgens wordt er ook gekeken naar hoe deze problemen door Bostoen N.V. worden opgelost of

voorkomen Dit werd nagevraagd op basis van een interview dat terug kan gevonden worden in

bijlage 2.

Een eerste studie die besproken wordt, Evert Hasselaar (2008), gaat over de nadelen die bewoners

van passiefhuizen kunnen ondervinden, en verder worden er voor deze problemen mogelijke

oplossingen naar voor geschoven.

Deze negatieve punten waren allen geassocieerd met het ventilatiesysteem, dit systeem zou door

verkeerd geplaatste of onvoldoende ventilatiemonden niet altijd voldoende verse lucht kunnen

voorzien in sommige delen van de woning. Anderzijds zou ook de luchtcirculatie binnen de woning

soms als onvoldoende beoordeeld worden. Ook zou in sommige gevallen de warmtewisselaar niet

altijd optimaal functioneren, zodat de temperatuur binnen de woning kan verschillen afhankelijk van

het feit of er lucht wordt toegevoegd aan de kamer of lucht wordt afgevoerd.

Verder zou het ventilatiesysteem de rust binnen de woning wel eens durven te verstoren en dit

zowel op hoge als op lage snelheden van het ventilatiesysteem. Een ander veel voorkomend

probleem blijkt de technische complexiteit van het systeem te zijn. Deze is vaak net iets te hoog voor

de bewoners, zodat ze niet in staat zijn het systeem optimaal te gebruiken.

Als deze klachten toegepast worden op de passiefwoningen die Bostoen N.V. vandaag de dag plaatst,

Page 101: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

91

moet er opgemerkt worden dat vele van deze problemen ofwel helemaal niet van toepassing zijn,

ofwel vermeden zijn. Dit komt enerzijds door de ervaring die Bostoen N.V. de laatste jaren heeft

kunnen opbouwen in deze materie, maar anderzijds ook door de evolutie van de technieken die de

laatste jaren heeft plaatsgevonden. Zo is er vandaag de dag absoluut geen sprake van warmte of

geluidsoverlast ten gevolge van het ventilatiesysteem in de passiefhuizen die er hier besproken

worden voor de financiële casestudy. Dit systeem wordt op de zolder geplaatst en functioneert

zonder enige overlast op normale snelheden, mede door de goede isolatie van de vloerplaten. Door

de lange ervaring die Bostoen N.V. intussen heeft opgebouwd bij het plaatsten van passiefhuizen

hebben ze ook de nodige kennis kunnen ontwikkelen met betrekking tot het efficiënt plaatsen van

verluchtingsmonden.

In de woningen die voor deze thesis gebruikt werden, welke de gewone standaardwoningen waren,

was de temperatuur in alle kamers constant. Nergens konden er voelbare temperatuurverschillen of

problemen met vocht/schimmel door een onvoldoende hoge luchtcirculatie geconstateerd worden.

De oorzaak van eventuele gezondheidsproblemen ligt vooral bij een onvoldoende ventilatie. Dankzij

de correcte plaatsing en het voorzien van voldoende ventilatiemonden is dit echter voor de door

Bostoen N.V. afgeleverde passiefwoningen niet van toepassing.

De opmerking over de technische complexiteit kan echter voor sommige mensen wel nog voor

problemen zorgen. Al is het wel zo dat de ingrepen aan het ventilatiesysteem voor de bewoners erg

beperkt zijn. De bewoner is enkel in staat om enerzijds per kamer het debiet dat toe- of afgevoerd

wordt te regelen en anderzijds de snelheid van de algemene ventilatie-unit te regelen.

Verder is het enkel van belang om op tijd de filters te verversen, maar de bij Bostoen N.V. gebruikte

systemen waren ook op dit vlak erg eenvoudig te gebruiken.

Hady, M.; van Ginkel, J.T.; Hasselaar, E.; Schrijvers, G(2009) gingen dieper in op de problematiek

rond voldoende ventilatie en de gezondheid van de bewoners. Concreet gingen ze de relatie tussen

de frequentie waarop ziektes voorkomen in een huis met mechanische verluchting en de frequenties

waarop dezelfde ziektes voorkomen in een huis met natuurlijke ventilatie na.

In deze studie komt er toch duidelijk naar voor dat een mechanisch ventilatiesysteem de gezondheid

slecht beïnvloedt. Verder in de studie wordt er ook de nodige aandacht geschonken aan het ontstaan

van deze problemen bij een mechanisch ventilatiesysteem. Er kan echter besloten worden dat deze

terug te voeren zijn tot twee basisfouten. Enerzijds is er de invloed van de technische installatie, de

capaciteit van het ventilatiesysteem is vaak te laag om voldoende lucht te kunnen verversen.

Anderzijds is er de invloed van de gebruikers. Uit de studie blijkt immers dat een groot deel van de

bewoners de ventilatie vaak uitschakelt of in een te lage snelheid plaatst. De hoofdreden hiervoor is

de geluidsoverlast die de ventilatiesystemen teweeg brengen. Anderzijds speelt ook het idee van

Page 102: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

92

energieverbruik een rol in de beslissing om het ventilatiesysteem uit te schakelen.

Een ander probleem dat hiermee te maken heeft en eveneens in de studie aan bod komt, is dat

mensen die een woning met een mechanisch ventilatiesysteem hebben, vaak met problemen van

oververmoeidheid kampen. Dit wekt vaak een algemeen gevoel van ongezondheid in de hand. De

oorzaak van dit probleem ligt voor de hand: door de geluidsoverlast van het mechanische

ventilatiesysteem slapen de bewoners minder diep of minder goed. Dit heeft tot gevolg dat de

bewoners vermoeid raken en minder fris blijken te zijn. Ook onvoldoende reiniging van de filters kan

er voor zorgen dat het ventilatiesysteem onzuivere lucht begint rond te sturen in de woning.

Net als bij de vorige studie is het belangrijk te vermelden dat de systemen die voorzien zijn in de in

deze thesis besproken woning weldegelijk voldoen en dat de geformuleerde opmerkingen niet van

toepassing zijn op deze woningen, althans niet voor het luik van de geluidsoverlast. Het uitschakelen

om energie te besparen kan nog altijd problemen geven.

Een andere studie van Hasselaar, E (2008) is een studie die sterk verband houdt met de voorgaande

studie. Ze gaat namelijk over de problemen die optreden met mechanische ventilatiesystemen.

Opnieuw duiken de al gekende problemen van onvoldoende verse lucht, onvoldoende luchtcirculatie

en slecht onderhouden en gereinigde installaties op.

Zo blijkt eveneens uit deze studie dat het geleverde debiet door het ventilatiesysteem afneemt met

de tijd. Dit komt door onvoldoende onderhoud of slijtage aan het systeem.

De andere conclusies sluiten echter aan bij de reeds uit de vorige studie geformuleerde

opmerkingen. Vooral de gewoonte van de gebruikers om het systeem op de laagst mogelijke

snelheid te zetten en het onvoldoende onderhoud komen vaak terug als opmerking.

Verder benadrukt deze studie eveneens dat de problemen van onvoldoende ventilatie ook te wijten

zijn aan een slechte schatting van de benodigde luchtverversing. De studie bepleit dan ook om de

standaarden die hierover bestaan grondig te evalueren. De te lage standaarden, samen met de

onwetendheid en beperkte kennis van de installateur van het ventilatiesysteem zorgen er vaak voor

dat het benodigde debiet niet geleverd kan worden onder comfortabele omstandigheden. Het blijkt

dus dat zo goed als alle problemen die te maken hebben met het ventilatiesysteem het gevolg zijn

van een systeem met een te laag debiet, dat ofwel niet op zijn taak berekend is, of slecht geplaatst is,

of teveel geluidshinder genereert om het onder normale omstandigheden probleemloos te kunnen

verdragen.

De door Bostoen N.V. opgeleverde passiefwoningen voldoen echter wel aan alle eisen. Dit komt ook

naar voor in het bijgeleverde attest van het Passiefhuisplatform. Verder is het zo dat Bostoen N.V.

intussen erg veel ervaring heeft kunnen opdoen met het plaatsen van goede ventilatiesystemen. Ze

weten met andere woorden hoe deze systemen geïntegreerd moeten worden in de woning en dit

Page 103: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

93

zonder de bewoners tot last te zijn. Zoals hiervoor reeds werd aangegeven is ook het reinigen van de

installatie geen groot probleem voor de bewoners, want de complexiteit van hun gebruikte systemen

is erg laag. Ook worden alle leidingen in flauwe bochten geplaatst, zodat er geen te rechte hoeken

aanwezig zijn. Dit zorgt ervoor dat het reinigen van de leidingen kinderspel is door een elektrisch

geladen bal te laten circuleren in de leidingen. Deze trekt alle vuil en stof aan, en op die manier

kunnen de leidingen eenvoudig proper gehouden worden. Het is echter opnieuw van belang te

benadrukken dat dit minstens één maal per jaar moet gebeuren.

I. Sartori; A.G. Hestnes (2006) belichten een heel andere kant van het verhaal in hun studie.

In deze studie ligt de aandacht niet enkel op het energieverbruik van de woning op zich, dus de nood

aan energie om te voorzien in verwarming, maar wordt het volledige plaatje van de woning bekeken.

Zeg maar van grondstof tot afgewerkte woning.

Verder wordt in de studie ook opgemerkt dat er een verschil is tussen de werkelijk verbruikte energie

in de woning en de energie die daarvoor aan de basis moet opgewerkt worden. Dus er wordt ook

aandacht gegeven aan het verlies van energie bij het opwekken en transporteren van stroom.

Het ligt voor de hand dat een passiefwoning heel wat zuiniger met energie omspringt dan een

conventionele woning, maar wat is de milieu- en energiekost als ook alle bijkomende materialen in

rekening genomen worden? Het produceren en instaleren van extra isolatiematerialen heeft ook een

bijkomende milieu- en energiekost.

Uit deze studie blijkt echter dat het verschil tussen een standaardwoning en een passiefwoning erg

snel terug gewonnen kan worden. De bijkomende energiekost om een passiefwoning te maken zou

220kwh/m² bedragen. Dit heeft tot gevolg dat deze na enkele jaren al terug gewonnen zou zijn.

Als er van uitgegaan wordt dat de een passiefwoning ongeveer 80 jaar meegaat, ligt het voor de

hand dat de totale verbruikte energie voor bouw en verwarming van een passiefwoning heel wat

lager zal liggen dan de energie die nodig zou zijn voor vergelijkbare standaardwoning over die

periode te bouwen en verwarmen.

In de studie wordt ook ingegaan op andere woningtypes, maar deze zijn niet relevant voor deze

thesis en scoren overigens allen slechter dan de passiefwoning. Zo wordt er bijvoorbeeld aandacht

gegeven aan standaardwoningen die voorzien worden van voldoende zonnepanelen om aan hun

totale energievraag te voldoen, een soort van nul-energiewoning dus, maar ook deze scoren duidelijk

veel slechter dan de passiefwoningen.

Een ander aspect dat in de studie naar voor geschoven wordt is dat er geen rekening gehouden werd

met recyclage. Door gebruik te maken van recyclagetechnieken voor bijvoorbeeld de

isolatiematerialen zou de totale energiebehoefte van de woning over zijn levensduur nog verder

teruggedrongen kunnen worden.

Page 104: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

94

Hoofdstuk 7: Conclusie

7.1. Algemene conclusie Deze thesis startte met het formuleren van volgende onderzoeksvragen: Hoeveel energie win ik uit

door te kiezen voor een passiefwoning?, Wat is het financiële resultaat van te investeren in een

passiefwoning? en Waar verschilt een passiefwoning van een E 60-woning?

Na het bespreken van de te gebruiken methodologie in hoofdstuk 1, werd vanaf hoofdstuk 2 van

start gegaan met de eigenlijke thesis.

Hier werd een opsomming gegeven van alle maatstaven die vandaag de dag gebruikt worden om de

energiescore van een woning te beoordelen. Er werd bijvoorbeeld aangetoond dat er verschillende

maatstaven beïnvloed worden door de isolatie van een woning. Zo zal de K-waarde in hoofdzaak

bepaald worden door de waarde van de isolatieschillen. Hoe beter de isolatie, hoe lager de K-waarde

zal zijn. Eveneens werd het E-peil besproken, dit is een waarde die verschillende factoren

samenvoegt volgens een formule en het E-peil als definitieve waarde geeft. Er werd kennis gemaakt

met alle factoren die invloed kunnen uitoefenen op het E-peil en er werd opgemerkt dat het veel

verder gaat dan enkel isolatie. Ook het gebruik van ventilatiesystemen en verwarmingssystemen

werd opgenomen in de berekening, net als nog enkele andere factoren. Verder werd ook kennis

gemaakt met het concept netto-energiebehoefte. Dit concept bepaalt wat het theoretische

energieverbruik van een woning is, op basis van een constante temperatuur van 18 graden Celsius

over het gehele jaar. Deze maatstaf houdt geen rekening met randapparatuur of productie van warm

water, maar handelt enkel over de verwarmingsbehoefte in dit geval. Er bestaat ook een waarde

voor de netto-energiebehoefte voor de opwekking van warm water. Naast de uitleg over al deze

theoretische concepten werden de geldende normen ook concreet gemaakt. Er werden waarden

gekleefd op de verschillende maatstaven en dit voor de verschillende woningen. Er werd ook

duidelijk gemaakt dat het Passiefhuisplatform speciale attesten kan uitgeven, indien de woning

voldoet aan de eisen van een passiefhuis.

De conclusie na hoofdstuk 3 is dat het aantal subsidies voor nieuwbouwwoningen erg beperkt zijn.

Zo komt het voor de bouw van een passiefhuis neer op een eenmalige subsidie van de netbeheerder.

Deze zal afhankelijk van het E-peil maximaal 3800 euro bedragen (dit is het bedrag bij een E-peil van

0). Verder zal er ook nog voor 5 jaar een vrijstelling van 100% gelden voor de onroerende voorheffing

indien het E-peil lager is dan 30. Deze subsidies kunnen gekoppeld worden aan

groenestroomcertificaten, maar dit is enkel van toepassing indien er eveneens voor zonnepanelen

gekozen wordt. Hetzelfde geldt voor andere bronnen van hernieuwbare energie.

Bij het schrijven van hoofdstuk 4 werd er voornamelijk aandacht gegeven aan de opbouw van een

passiefwoning en vooral de verschillen met een standaard E60-woning werden in de verf gezet. Zo

Page 105: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

95

kon er opgemerkt worden dat een passiefwoning bouwen veel meer is dan enkel voldoende isolatie

voorzien. Er moet ook erg veel aandacht gegeven worden aan het vermijden van koudebruggen en

dit van bij het ontwerp door de architect. Verder is het belangrijk de woning zo luchtdicht mogelijk af

te werken. Dit zijn de drie belangrijkste pijlers die de globale isolatiewaarde van de woning bepalen.

Een tweede erg belangrijk punt van een passiefwoning is het voorzien van een goed

ventilatiesysteem. De redenen liggen voor de hand: door de erg goede isolatie is er geen of

nauwelijks nog aanvoer van verse buitenlucht. Om dit op te vangen en gezondheidsproblemen te

vermijden moet de aanvoer van verse lucht verzorgd worden door een mechanisch systeem. Dit zal

ook gekoppeld worden aan een systeem van warmterecuperatie voor de afgevoerde lucht.

Nadien werden ook de verschillende verwarmingsmogelijkheden kort besproken. Het is echter van

belang om ook hier nog eens op te merken dat een passiefhuis zich richt op het vasthouden van de

warmte en het beperken van het warmteverlies. Hoe deze warmte opgewekt wordt, maakt in

principe niet uit.

Hoofdstuk 5 gaf eerst een overzicht van de variabelen die van belang zijn voor de economische

analyse van de passiefwoning versus de E60-woning en voorzag in een sensitiviteitsanalyse op deze

variabelen. Vooral het idee om een sensitiviteitsanalyse te doen op de netto-energiebehoefte voor

verwarming is een nieuwe insteek in vergelijking met voorgaande studies. In hoofdstuk 5 werd ook

de redenering achter deze veronderstelling weergegeven en hard gemaakt. Op basis van deze

variabelen en de bijbehorende sensitiviteitsanalyse, werd er dan een financiële analyse gemaakt. Het

ging om een eenvoudige case, waar er vanuit gegaan werd dat de bouwheer geen andere woning

had en het volledige bedrag ging lenen bij de bank. Een andere veronderstelling was dat er geen

verkoop zal plaatsvinden van de woning op een later tijdstip. Er werd dus gefocust op de

terugverdienperiode van het extra benodigde kapitaal + de bijkomende leningskost (inclusief fiscaal

voordeel en subsidies). Op niveau van de woning zelf ging het om een normale woning, met een

bewoonbare oppervlakte van ongeveer 200 m². De woonplaats zou Eke zijn, regio Gent. Het is ook

van belang om even op de technische kenmerken van de woning in te gaan. De passiefwoning zou

net zoals de E60-woning voorzien zijn van een standaardverwarmingssysteem. Dit wou zeggen een

condensatieketel op gas voor zowel warm sanitair water als verwarming van de woning. Dit was van

belang voor de verdere analyse, want deze was gebaseerd op het gasverbruik. Verder was het ook

van belang dat het om een basisuitvoering van de passiefwoning ging. Dus deze was enkel voorzien

van de extra maatregelen op vlak van isolatie en ventilatie. Zonnepanelen en andere vormen van

hernieuwbare energie waren niet voorzien omdat dit een afwijking zou geven ten opzichte van de

onderzoeksvragen. Als er vervolgens eens gekeken werd naar het uiteindelijke resultaat kon er

enkele maar opgemerkt worden dat te terugverdientijd te hoog was. Dit kon aangepakt worden door

de subsidies te verhogen en met betrekking tot deze subsidies werden er enkele bedragen

Page 106: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

96

voorgesteld. Het was dan ook duidelijk dat het prijsverschil tussen passiefwoningbouw en E60-

woningen te hoog lag, en als gevolg daarvan liep de terugverdientijd op richting 30 jaar of meer.

De financiële zijde van de medaille is natuurlijk erg interessant en voor velen ook de belangrijkste

drijfveer, maar een passiefwoning heeft nog andere voor- en nadelen die moeilijker in monetaire

waarden uitgedrukt kunnen worden. Denk maar aan het comfort of de gezondheid van de bewoners.

Dit is de materie die in hoofdstuk 6 behandeld werd, aan de hand van een literatuurstudie werd

gezocht naar problemen die zich in het verleden hebben voorgedaan met passiefwoningen. In

hoofdzaak waren deze allen verbonden met het gebruik en de werking van het ventilatiesysteem. De

precieze omschrijvingen van deze problemen en de bijbehorende oplossingen om deze te

voorkomen werden in detail beschreven in hoofdstuk 6. Eveneens werden de positieve kanten van

een passiefhuis, die niet in monetaire waarde uitgedrukt konden worden, hier ook besproken. Het

ging dan vooral om eigenschappen die het comfort van de bewoners verhoogden.

Tot slot van deze conclusie worden de onderzoeksvragen nog even overlopen.

Hoeveel energie spaar ik uit door te kiezen voor een passiefwoning?

Theoretisch gezien is de netto-energiebehoefte hiervoor de belangrijkste maatstaf, zoals besproken

in hoofdstuk 5, omdat er van uitgegaan wordt dat het gedrag van de bewoners voor de twee

woningen identiek is. Met andere woorden dat er evenveel en even energiezuinige toestellen

gebruikt zullen worden door de bewoners. Deze netto-energiebehoefte is 15 kWh/m² voor een

passiefwoning en 70 kWh/m² voor een standaardwoning. Het is ook van belang rekening te houden

met de sensitiviteitsanalyse die in hoofdstuk 5 uitgewerkt werd betreffende de netto-

energiebehoefte. Hierdoor kan in de praktijk een aanzienlijk verschil optreden in vergelijking met de

verwachte theoretische waarden.

Wat is het financiële resultaat van te investeren in een passiefwoning?

Het resultaat op basis van berekende case is dat de terugverdientijd van een standaard

passiefwoning, dus zonder extra maatregelen met betrekking tot hernieuwbare energie, redelijk lang

is. De kans dat het langer dan 30 jaar duurt eer de bijkomende investering terug gewonnen kan

worden is groot. Er zijn slechts enkele scenario’s die een terugverdientijd van minder dan 25 jaar

geven.

Waar verschilt een passiefwoning van een E60-woning?

Deze vraag komt vooral in hoofdstuk 4 ruim aan bod. Samenvattend kan er gesteld worden dat er

twee grote pijlers zijn: de isolatie en de ventilatie. Onder isolatie wordt een dikkere isolatieschil

verstaan, maar ook het vermijden van koudebruggen en het zorgvuldig luchtdicht afwerken van de

woning. Deze laatste twee factoren beïnvloeden de totale isolatie van de woning enorm in de

praktijk. Het doel van een passiefwoning is de warmte zo goed mogelijk binnen te houden. Dus het

spreekt voor zich dat koude stromen via materialen (koudebruggen) of via luchtlekkages dan nefast

Page 107: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

97

zijn voor het uiteindelijke resultaat.

De ventilatie is door het erg luchtdicht afwerken van de woning een probleem. Normaal volstaat

natuurlijke ventilatie om te voorzien in verse lucht, het spreekt echter voor zich dat de natuurlijke

ventilatie in een passiefhuis zeer beperkt is. Dus deze functie moet mechanisch overgenomen

worden. Dit zal gebeuren door een ventilatiesysteem van het type-D, met andere woorden met een

mechanische aan- en afvoer. Omdat er zoveel aandacht gegeven wordt aan het binnenhouden van

de warmte, spreekt het ook voor zich dat deze niet zomaar via de luchtafvoer mag ontsnappen.

Daarom zal er een systeem voor warmterecuperatie voorzien worden in dit ventilatiesysteem.

7.2. Aanbevelingen voor verder onderzoek In deze thesis is er vooral onderzoek gedaan naar de terugverdientijd van een basis passiefhuis, met

andere woorden de invloed van de veel betere isolatie op de energiekosten en de bijbehorende

terugverdientijd.

Er is echter geen rekening gehouden met hernieuwbare energiebronnen. De terugverdientijd hiervan

berekenen en vooral de invloed van deze bijkomende investering op de totale terugverdientijd van

een passiefwoning met hernieuwbare energiebronnen zou een interessant onderzoek kunnen

opleveren. Een andere insteek hiervoor zou kunnen zijn om het rendement van hernieuwbare

energie apart te berekenen voor een passiefwoning en een standaardwoning. De nood aan

(hernieuwbare) energie van een passiefwoning is veel lager dan deze van een standaardwoning.

Welk gevolg heeft dit voor de terugverdientijd van bijvoorbeeld een warmtepomp?

Ook de terugverdientijd van een nul-energiewoning en die van een lage energiewoning komen in

deze masterproef niet aan bod. Dit zou eveneens een aanvulling kunnen zijn.

In plaats van het rendement te vergelijken op basis van de terugverdientijd zou er ook kunnen

berekend worden hoe hoog de subsidies moeten zijn om een terugverdientijd van 25 jaar te

garanderen en dit voor de verschillende soorten woningen. Met andere woorden, een vergelijkbaar

systeem als dat van de groene stroomcertificaten opstellen. Een ander onderzoek kan de optimale E-

waarde voor ons land berekenen, dus gebaseerd op de energieprijzen en de bouwprijzen een

optimum uitzoeken. In hoofdstuk 5 werd al een studie van Audenaert, S. De Cleyn en B.

Vankerckhove (2008) besproken die dit onderzocht, maar deze is intussen niet meer up-to-date. Dus

een nieuw onderzoek is hier aangewezen.

Naast al deze financiële analyses zou het eveneens interessant kunnen zijn om op basis van een

voldoende grote dataset na te gaan hoe het werkelijke energieverbruik van een passiefwoning zich

verhoudt met het theoretische energieverbruik en dan vooral op basis van de netto-energiebehoefte

voor verwarming. Een ander niet financieel onderzoek zou kunnen gebeuren naar de

leefomstandigheden van een moderne passiefwoning. De meeste studies die besproken werden in

Page 108: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

98

hoofdstuk 6 waren al enkele jaren oud. Worden er vandaag de dag nog dezelfde problemen

waargenomen of niet? Wat zijn de gemeten waarden van CO in de woningen? Is de lucht binnen

gezond of niet? Zijn er op dit vlak verschillen met een standaardwoning of niet?

Met betrekking tot passiefhuizen is er dus nog erg veel ruimte voor onderzoek, zowel op financieel

gebied als op niet-financieel gebied.

Page 109: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

99

Hoofdstuk 8: Lijst van geraadpleegde werken

Audenaert, S., De Cleyn., & Vankerckhove, B., (2007) Economic analysis of passive houses and

lowenergy houses compared to standard houses

Bostoen N.V.,(2013), Wat is passief wonen, URL: <http://www.bostoen.be/nl/over-passief-

wonen/wat-is-passief-wonen>, (10 mei2013)

Bouw-energie.be, (2013), Berekenen EPB, URL: < http://www.bouw-

energie.be/berekenen/epb.php>,(5 mei 2013)

Creg, (2012), Evolutie van de aardgasprijzen op de residentiële markt, URL:

http://www.creg.be/pdf/tarifs/g/evolprixg_nl.pdf, (21 maart 2013)

Dirk Saelens, (2011), Rol van installatietechnieken en impact op uw ontwerp, installaties in passief

huizen (10 mei2013)

Donald Desmet, (2011), Relevantie van een passiefhuis

Energie neemt steeds grotere hap uit gezinsbudget, 2011, 2 maart, De Standaard, URL:

<http://www.standaard.be/cnt/0D370F8J?subsection=214>, (20 maart 2013)

Erwin Mlecnik, Hermann Moens, Stijn Van Den Abeele, Stefan Van Loon, 2007, PASSIEFHUISGIDS

INSTRUMENTARIUM VOOR DE ARCHITECT, URL:

<http://erg.ucd.ie/pep/pdf/Passiefhuisgids_instrumentarium_voor_de_architect.pdf>, (23 april2013)

Hasselaar, E. (2008). Health risk associated with passive houses: An exploration

Hasselaar, E. (2008). Why this crisis in residential ventilation

Luc Coene wijt rentepiek aan politieke crisis, 2011, 25 november, Gazet van Antwerpen, URL:

<http://www.gva.be/nieuws/economie/aid1094608/luc-coene-wijt-rentepiek-aan-politieke-

crisis.aspx>, (17 april 2013)

Mike Hady, Jan van Ginkel, Evert Hasselaar , Guus Schrijvers, The relationship between health

complaints, the quality of indoor air and housing characteristics, (2009)

Onderzoeks- en informatiecentrum van de Verbruikers Organisaties, 2011, Evolutie energieprijs

versus evolutie gezinsbudget, URL: < http://www.oivo-crioc.org/files/nl/6303nl.pdf>, (25 april2013)

Page 110: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

100

Overheid is zelf verantwoordelijk voor stijgende energieprijs, 2011, 1 december, De Standaard, URL:

<http://www.standaard.be/cnt/DMF20111201_013>, (17 april 2013)

Reynaerts, 2013, Warmteverlies in doorsnee woning, URL:

<http://www.reynaertenergieadvies.com/resources/warmteverlies%20in%20doorsnee-woning.png>,

(20 maart 2013)

Sartori, I., Hestnes, A.G. (2007) Energy use in the life cycle of conventional and low-energy buildings:

A review article

Staf Roels, Steven Vanden Brande,. Passief ontwerpen op componentniveau: traditionele versus

passieve details, massief passief details (2011)

Steeds meer interesse voor passiefhuizen, 2007, 26 februari, Express, URL:

<http://www.express.be/sectors/nl/finance/steeds-interesse-passiefhuizen/75086.htm>, (18 maart

2013)

Vlaams Energieagentschap, 2010, Ruimteverwarming EPW: netto energiebehoefte, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/module32.pdf>, (14 mei2012)

Vlaams Energieagentschap, 2010, Ruimteverwarming EPW: netto energiebehoefte, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/module42.pdf>, (14 mei2012)

Vlaams Energieagentschap, 2011, Implementatie Europese Richtlijn ‘Energieprestaties van

gebouwen’ in het Vlaamse Gewest, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/doc/presentaties/PPT%20EPB-

EPC%20september%202011.pdf>, (17 maart 2013)

Vlaams Energieagentschap, 2011, Ventilatiedocument, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/ventilatiedocumentverbouw.pdf>,

(20 augustus 2012)

Vlaams Energieagentschap, 2012, Energiezuinig bouwen en verbouwen, URL: <

http://www.energiesparen.be/energiezuinig_bouwen_en_verbouwen> , (14 mei 2012)

Vlaams Energieagentschap, 2012, WP4: Finaal voorstel van eisen – technieken en handhaving, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/eindrapport_studie_eisenaaninstall

aties.pdf>, (23 april 2013)

Page 111: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

101

Vlaams Energieagentschap, 2013, EPB-eisen vanaf 2014, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/epbeisentabel2014voormb.pdf>,

(20 april 2013)

Vlaams Energieagentschap, 2013, Premiebrochure 2013, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/premies/premiebrochure2013.pdf> (17 april

2013)

Vlaams Energieagentschap, 2013, Studie naar kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake

energieprestaties van nieuwe residentiële gebouwen, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/studiekostenoptimum_rapportresi

dentieelnieuwbouw_20130424.pdf> (23 april 2013)

Vlaams Energieagentschap,2012, Energieprestatieregelgeving voor bouwers, URL:

<http://www.energiesparen.be/epb/energieprestatieregelgeving> , (14 mei 2012)

Vlaams Energieagentschap,2012, Premies en goedkope leningen voor energiebesparing in

Vlaanderen, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/premies/premiebrochure2013.pdf>,

(17 april 2013)

Vlaams Energieagentschap,2012, Vlaams energiebeleid, URL:

<http://www.energiesparen.be/node/882> , (17 april 2013)

Vlaamse Energieagentschap, 2010, Revisie van de EPBD-richtlijn, URL:

<http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epb/doc/epbdrichtlijnrevisie.pdf>, (17 maart

2013)

VREG, 2013, Evolutie elektriciteits-en aardgasprijzen (incl. btw) voor huishoudelijke afnemers, URL:

<http://www.vreg.be/sites/default/files/uploads/evolutie_elektriciteits-

en_aardgasprijzen_incl._btw_voor_huishoudelijke_afnemers.doc>, (25 maart 2013)

Wienerberger, 2013, Brochure Massief Passief, URL: < http://www.wienerberger.be/het-massief-

passiefhuisconcept_1115230537850_1264368443798.html>, (21 april 2013)

Word je verkouden door tocht?, 2011, 19 september, Volkskrant, URL:

<http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/2915576/2011/09/19/Word-je-

verkouden-door-tocht.dhtml>, (18 mei 2013)

Page 112: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

102

Xella, 2013, De groene motor, URL: <http://www.xella.be/nl/docs/Xella_degroenemotor.pdf>, (21

april 2013)

Xella, 2013, Passief bouwen, actief besparen, URL:

<http://www.xella.be/nl/docs/Passief_bouwen_actief_besparen.pdf>, (21 april 2013)

Page 113: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

i

Hoofdstuk 9: Bijlagen

Bijlage 1: Interview Bostoen N.V. Interview met Jan Schockaert van Bostoen N.V, 23 februari 2012.

Wat zijn de belangrijkste punten van verschil tussen een passiefwoning en een standaardwoning?

De belangrijkste punten van verschil zijn vooral gelinkt aan de isolatie. Ten eerste is er een betere,

dikkere isolatielaag voorzien. Dit is echter niet voldoende. Daarom is het ook belangrijk de woning

luchtdicht af te werken. Dit wil zeggen dat de opgewarmde binnenlucht de woning niet of nauwelijks

kan ontsnappen. We doen dit door regelmatig met plastic folie de woning af te dichten zodat de

lucht er niet meer door kan, en dus niet naar buiten kan. Daarnaast is het ook van belang

koudebruggen te vermijden. Dit zijn punten langs waar de koude van buiten via het materiaal

overgebracht wordt op het interieur. Hierdoor koelt het huis binnen ook af, dit moet dus ook

vermeden worden. Al deze zaken zijn dus direct of indirect aan de isolatie gelinkt.

Een gevolg van deze doorgedreven isolatie is dat de woning erg gesloten is, en er geen natuurlijke

aanvoer van verse lucht is. Daarom is het ook van erg groot belang een zeer degelijk

ventilatiesysteem te voorzien. Voor een passiefhuis moet dit een systeem met warmterecuperatie

zijn en ook een met een voldoende groot debiet voor verluchting.

Ik veronderstel dus dat er vanaf het ontwerp al rekening gehouden met worden met de constructie

van een passiefhuis?

Dat is correct. Het vermijden van koudebruggen en dergelijke moet vanaf het begin goed bekeken

worden door de architect en er moeten alternatieve oplossingen geboden worden. In de praktijk

blijkt dat dit vaak over het hoofd gezien wordt, waardoor het passiefhuisplatform attest in het

gedrang kan komen. Vaak hebben architecten niet voldoende praktijkervaring met deze materie om

een passiefhuis perfect te ontwerpen. Dit voordeel hebben wij bij Bostoen N.V. wel, wij hebben

intussen al heel wat ervaring kunnen opbouwen met de bouw van passiefhuizen, en dus ook met het

vermijden van koudebruggen en het luchtdicht afwerken van een woning. Zoals gezegd wil dit bij

individueel uitgevoerde projecten wel eens fout lopen als de architect en de aannemer onvoldoende

ervaring hebben met deze materie. Want ook de zorg voor afwerking moet veel hoger liggen bij een

passiefwoning, denk bijvoorbeeld aan het volledig luchtdicht afwerken van ramen. Wij hebben door

jaren ervaring nu een goed sluitend systeem kunnen ontwikkelen, maar dit kan je niet vanaf het

begin.

Is er voor de verwarming ook een ander systeem van toepassing?

Door de beperkte nood aan verwarming is het inderdaad mogelijk om voor erg eenvoudige systemen

Page 114: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ii

te kiezen, het plaatsen van enkele eenvoudige elektrische convectoren bijvoorbeeld, het plaatsen

van een warmtepomp is ook mogelijk. Standaard voorzien wij vandaag de dag onze passiefwoningen

echter nog steeds van een condensatieketel voor de verwarming. Optioneel kan gekozen worden

voor een ander systeem.

Wordt een passiefwoning standaard voorzien van hernieuwbare energie?

Neen, standaard wordt dit nooit voorzien. De reden waarom is eenvoudig. Passiefbouw focust op het

zo goed mogelijk vasthouden van de gegenereerde warmte. Hoe de warmte opgewekt wordt heeft

niets meer passiefbouw te maken. Het is echter perfect mogelijk om de woning optioneel uit te

rusten met een warmtepomp of zonnepanelen. Standaard voorzien we dit echter niet. De keuze is

aan de klant.

Wat zijn naast de energiebesparing, en de bijbehorende kostenbesparing nog voordelen van

passiefwoningen?

Passiefwoningen hebben ook een veel hoger wooncomfort. Zo zal er altijd een aangenaam klimaat

heersen in de woning, niet te warm in de zomer en niet te koud in de winter. Verder zal het klimaat

ook veel constanter zijn dan in een standaardwoning. Door een goed ventilatiesysteem te voorzien

zal eveneens altijd verse lucht aanwezig zijn in de woning, waardoor problemen met schimmels,

vocht enzoverder veel minder vaak voorkomen.

De erg goede isolatie zorgt ook voor veel minder geluid aan de binnenzijde van de woning, en zelfs

tussen de verdiepen wordt het geluid veel beter gedempt.

Vergeet ook niet dat bij een verkoop de woning meer waard zal zijn door haar lagere

energieverbruik.

Wat zijn dan de nadelen van passiefwoningbouw?

De bijkomende investeringskost, verder zijn mij geen nadelen bekend. Niet uit mijn persoonlijke

ervaring, en ook niet uit contacten met bewoners van een passiefhuis.

Page 115: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

iii

Bijlage 2: Interview Bostoen N.V. Interview met Jan Schockaert van Bostoen N.V, 21 maart 2013.

De passiefhuizen van Bostoen N.V. worden steeds voorzien van een ventilatiesysteem met

mechanische aanvoer en mechanische afvoer. Uit verschillende studies blijkt echter dat dit

systeem op regelmatige basis voor problemen zorgt. Zijn er bij de bewoners van passiefhuizen

gezet door Bostoen N.V. al meldingen gemaakt van klachten ten gevolge van het

ventilatiesysteem?

Het is inderdaad correct dat de passiefhuizen van Bostoen N.V. gebruik maken van

ventilatiesystemen van het type D, dus met een mechanische afvoer en mechanische aanvoer. Het is

echter belangrijk er nog op te wijzen dat er ook gebruik gemaakt wordt van warmterecuperatie. Het

rendement van de door ons gebruikte systemen ligt tussen 90 en 95%, afhankelijk van het gekozen

systeem. Deze keuze ligt steeds bij de klant.

Een groot probleem volgens de studies blijkt de geluidsproductie van het ventilatiesysteem te zijn.

Hoe lost Bostoen N.V. dit probleem op?

Het ventilatiesysteem dat wij gebruiken is in de basis al erg stil. Dit komt doordat het systeem zelf

goed geïsoleerd is. Geheel geruisloos is het echter nooit, zeker als het ventilatiesysteem op de

hoogste stand werkt is het hoorbaar. Dit is echter enkel zo op zolder, een ruimte die meestal niet

frequent gebruikt wordt door de bewoners. Door de scheidingen van de verdiepen steeds goed te

isoleren, en de zolder verder ook af te sluiten van de rest van de woning kunnen we stellen dat het

systeem in de leefruimten met een menselijk ook nauwelijks hoorbaar is in de hoogste stand en op

normale snelheden volledig onhoorbaar is. De hoogste stand wordt slechts occasioneel gebruikt

omdat de capaciteit op normale snelheid al meer dan voldoende is.

Verder is het ook van belang te benadrukken dat een passiefwoning door de veel betere isolatie op

alle vlakken ook veel stiller is dan een vergelijkbare E60 woning. Geluidshinder is dus volgens mij een

probleem waar wij geen last van hebben, en er zijn ook geen klachten bekend bij ons. Op vlak van de

techniek zelf is het ook zo dat er de laatste jaren een sterke evolutie heeft plaatsgevonden, zowel

van de ventilatiesystemen op zich, als van de toegepaste technieken voor de plaatsing.

Je gaf het in je vorige antwoord al even kort aan, maar voldoende ventilatiecapaciteit blijkt

eveneens een probleem te zijn. Vooral omdat de systemen op termijn hun efficiëntie blijken te

verliezen.

Een goede plaatsing en goed ouderhoud van het systeem is cruciaal voor het rendement.

Indien filters en ventilatiekanalen niet met de nodige regelmaat onderhouden en gekuist worden zal

er inderdaad een verlies van ventilatiecapaciteit optreden. Het is eveneens van groot belang om het

Page 116: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

iv

systeem zorgvuldig schoon te maken op regelmatige tijdstippen, en niet enkel de filters te verversen.

Bij Bostoen N.V. zijn alle leidingen in flauwe bochten geplaatst. Dit heeft als groot voordeel dat de

leidingen eenvoudig gekuist kunnen worden. Indien de leidingen zich onder een hoek van 90 graden

bevinden is het zo goed als onmogelijk om ze nog goed te kuisen. De reden hiervoor is dat de meeste

kuissystemen deze hoek niet kunnen maken zonder problemen. Een veel gebruikte techniek is het

later circuleren van een speciaal balletje in de leidingen. Dit neemt alle vuil mee en kuist dus de

leidingen. Het circuleren vormt geen probleem indien het om flauwe bochten gaat, en het balletje

zijn beweging kan aanhouden, maar rechte hoeken vormen weldegelijk een probleem.

Op vlak van normering voldoen de geplaatste installaties steeds ruim aan de normen. Dit is ook nodig

om het passiefhuisplatform attest te kunnen verkrijgen.

Een andere studie maakt ook een verband duidelijk tussen het wonen in een passiefhuis en de

frequentie van ziek worden. Deze frequentie ligt hoger bij passiefhuizen. Is er hier bij jullie een

verklaring voor?

Ja, vele passiefhuizen, en niet in het minst de oudere generatie beschikken over een slecht

ventilatiesysteem. Dit systeem heeft vaak onvoldoende capaciteit en wordt vaak ook nog slecht

onderhouden, of is gewoon niet goed te onderhouden door een slechte plaatsing. Daarom kunnen er

zich in de leidingen ziektekiemen en schimmels ontwikkelen die niet bevorderlijk zijn voor de

gezondheid van de bewoners.

Een andere vaak voorkomende klacht bij passiefwoningen blijkt het bedieningsgemak te zijn. Dit is

volgens de bewoners vaak laag, zowel voor het onderhoud als voor de werking. Is dit nog steeds

het geval vandaag de dag?

Normaal zijn alle systemen eenvoudig te gebruiken, bij de oplevering van de woning wordt er ook

heel wat aandacht gegeven door onze medewerkers aan de werking van het systeem enerzijds en

het onderhoud anderzijds. Ook wordt de nadruk gelegd op het belang van goed onderhoud. Verder

hebben wij hierover nog nooit klachten ontvangen, en kunnen de bewoners steeds bij ons terecht

voor vragen.

Page 117: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

v

Bijlage 3: Interview KBC-Bank

Interview met Karin Van Mello van KBC-bank Schepdaal.

Interview uitgevoerd op 21 april 2013

Wat is de rentevoet voor een hypothecair krediet op 25 jaar op dit ogenblik?

Op 25 jaar bedraagt de vaste rentevoet op dit ogenblik 4,01%. Deze rentevoet hangt af van de

huidige marktrente, maar verder is vooral de looptijd van belang. Gezien de te ontlenen bedragen is

het aan te raden te werken met een looptijd van 25 jaar, de reden hiervoor is dat voor een

gemiddeld gezin de terugbetalingscapaciteit anders te laag zou zijn.

Vaak wordt er echter voor gekozen het krediet op te splitsen in twee deelkredieten, een deel met

vaste rentevoet en een deel met variabele rentevoet. Hiervoor zijn er twee belangrijke argumenten.

Het variabele deel kan altijd gratis aangepast worden. Dus indien de ontlener zijn

terugbetalingscapaciteit ziet toenemen kan de lening gratis omgezet worden in een korter lopende

rekening met hogere maandelijkse terugbetalingen. Een ander argument is dat de variabele

rentevoet altijd goedkoper zal zijn dan de vaste rentevoet.

Voor mijn thesis zou ik graag een vaste kost naar voor schuiven voor zowel de berekening van het

rendement op de investering als voor de cashflow analyse. Een vaste rentevoet is daarom voor mij

de enige oplossing veronderstel ik? Verder ga ik er gezien de historisch lage rente van uit dat de

variabele rentevoet in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid zal stijgen, en gezien de kleine

spread tussen vast en variabel (+-1%) ga ik er ook van uit dat het realistisch is dat deze de vaste zal

overtreffen op termijn.

Klopt, met een variabele rentevoet blijft het speculeren hoeveel de rentevoet in de toekomst zal

stijgen. Indien je zekerheid wil over het maandelijks terug te betalen bedrag kan je best voor de vaste

rentevoet van 4,01% op jaarbasis kiezen.

Zijn er bij KBC-bank speciale kredieten verkrijgbaar voor passiefwoningen?

Neen, er bestaan enkel nog speciale voorwaarden voor gewone leningen. Deze leningen worden

deels gesubsidieerd door de overheid, en beschikken dus over een lager rentetarief indien ze

gebruikt worden voor duurzame investeringen. Voor de hypothecaire kredieten is dit echter niet het

geval. Een passiefwoning aankopen of een standaardwoning aankopen zal dus geen verschil in

interestpercentage teweeg brengen.

Zijn er in de toekomst plannen om duurzaam bouwen interessanter te maken?

Er zijn studies aan de gang die de invloed van passiefbouw op de energierekening proberen te

becijferen, met als doel eventueel op deze basis een korting te geven. Met andere woorden, door dat

Page 118: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

vi

de mensen passief bouwen zullen ze minder energie verbruiken, en het geld dat hiermee uitgespaard

kan worden zou dan gebruikt kunnen worden om de lening sneller terug te betalen, zonder dat de

totale woningkost stijgt. Eventueel zou langs deze weg ook een tegemoetkoming van de bank kunnen

gebeuren door een lager interestpercentage toe te passen.

Zijn er veel klanten in deze bank die er voor kiezen om passief te bouwen?

Neen, het gaat eigenlijk slechts om uitzonderingen. Procentueel gezien is het aantal passiefhuizen in

ons portfolio verwaarloosbaar.

Page 119: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

vii

Bijlage 4: Interview Bouw-energie Interview met Joris Bracke, beheerder van www.bouw-energie.be, 2 mei 2013

Bij het invoeren van een simulatie krijg ik een energiekost op basis van de netto-energiebehoefte.

Is dit de energie die ik nodig heb voor de verwarming van een gebouw?

Deels, de netto-energiebehoefte voor verwarming gaat uit van het feit dat het gebouw heel de dag

verwarmd wordt op 18 graden Celsius. Deze keuze is gemaakt om te compenseren voor de hogere

temperatuur op momenten dat de woning bewoond is en de lagere temperatuur op momenten dat

de woning niet bewoond is. Verder wordt er in de netto-energiebehoefte voor verwarming ook geen

rekening gehouden met de energiekosten voor bijvoorbeeld het ventilatiesysteem, of het gebruikte

verwarmingssysteem. Het komt neer op de vraag hoeveel energie er in basis nodig is om de woning

te verwarmen. De efficiëntie van het verwarmingssysteem is niet opgenomen in dit getal.

Als ik kijk op de simulator kom ik voor normale waarden van bewoond oppervlak en temperatuur

lagere energiekosten uit als volgens het principe van heel de dag 18 graden Celsius aan te houden.

Is dit realistisch?

Je zou kunnen stellen van wel, de op de website beschikbare simulator werkt op basis van de EPB-

software.

Is er een link aanwezig tussen het E-peil en de netto-energiebehoefte. Want het E-peil houdt

bijvoorbeeld wel rekening met de efficiëntie van het geplaatste verwarmingssysteem.

Neen, je kan dus niet stellen dat een E-peil van 60 overeenkomt met een netto-energiebehoefte van

60 kWh/m². Er is wel wat correlatie tussen de twee, maar je kan ze niet gelijkschakelen of er een of

andere factor op toepassen.

Page 120: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

viii

Bijlage 5: Interview Jelle Laverge en Marc Delhulst

Interview met Jelle Laverge en Marc Delghust, medewerkers van de faculteit

Ingenieurswetenschappen aan de Universiteit van Gent, 17 april 2013

Wat is er vandaag de dag geweten over het verbruik van een passiefwoning?

Eigenlijk zeer weinig. We beschikken niet over voldoende data om het verbruik te analyseren.

Enerzijds is de sample die we hebben gewoon te klein en anderzijds zijn de data onvolledig of niet

precies genoeg. Het is namelijk vaak zo dat passiefhuizen voorzien zijn van elektrische verwarming,

maar deze staat bijna altijd op de elektriciteitsteller waar ook de andere verbruikers op aangesloten

zijn. Het is dus erg moeilijk om deze data er uit af te leiden. Hetzelfde probleem doet zich ook voor

bij een warmtepomp, ook dit verbruik is niet apart opgemeten.

Is er iets geweten over het werkelijke energieverbruik van gewone woningen?

Ja, hier is er meer over geweten. Enerzijds omdat er een veel grotere dataset beschikbaar is. Er zijn

veel meer standaardwoningen dan passiefwoningen. Anderzijds omdat we vaak aparte gegevens

hebben voor gas en elektriciteit, en we zo dus veel eenvoudiger de verwarmingskost kunnen

scheiden van de andere verbruikers. Voor het verbruik zelf komt het er eigenlijk op neer dat het

verbruik in de praktijk lager ligt dan het verbruik in theorie. Vaak tot de helft lager. Er zijn natuurlijk

uitschieters in de twee richtingen, maar de trend is toch dat er vooral een overschatting is van het

verbruik. Als er een onderschatting is is deze meestal beperkt. Maximaal 20% meestal.

Verder is het ook zo dat de overschatting duidelijk kleiner wordt als er een luchtdichtheidsmeting

gedaan is op de woning.

Is het zo dat energiezuinige woningen een kleinere afwijking hebben ten opzichte van de

theoretisch vooropgestelde waarden dan woningen die energie onzuinig zijn?

Dit kunnen we moeilijk zeggen. Van erg energiezuinige woningen hebben we weinig data beschikbaar

dus het is niet mogelijk daar zeer concrete uitspraken over te doen.

Page 121: Technische en economische analyse van de passiefwoninglib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/175/RUG01-002062175_2013_000… · III UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ix