Analyse van de sportsector in...

86
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2012 2013 Analyse van de sportsector in Vlaanderen Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Bedrijfseconomie Mathias Everaert onder leiding van Prof. Dr. M. Knockaert

Transcript of Analyse van de sportsector in...

Page 1: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2012 – 2013

Analyse van de sportsector in Vlaanderen

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Bedrijfseconomie

Mathias Everaert

onder leiding van

Prof. Dr. M. Knockaert

Page 2: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen
Page 3: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2012 – 2013

Analyse van de sportsector in Vlaanderen

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Bedrijfseconomie

Mathias Everaert

onder leiding van

Prof. Dr. M. Knockaert

Page 4: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

Permission

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van zijn masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd

worden, mits bronvermelding.

Mathias Everaert

Page 5: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

I. Voorwoord

Deze masterproef werd gemaakt naar aanleiding van de studie bedrijfseconomie. Aangezien ik reeds

een diploma heb in de lichamelijke opvoeding en bewegingswetenschappen, besloot ik om een

scriptie-onderwerp te zoeken die naast het bedrijfseconomische aansluit bij mijn voorgaande

opleiding. In het verleden werd weinig onderzoek gedaan naar zaken die binnen beide sectoren vielen,

daarom kwam ik al snel tot het inzicht dat de combinatie van beide vakgebieden geen sinecure was.

Dit bracht mij dan ook op het idee om voor een overzicht te zorgen van de sportsector in Vlaanderen.

Het was dus de bedoeling om naast de bedrijfsactiviteiten binnen de sportsector ook andere activiteiten

rondom sport in kaart te brengen, om zo een totaal beeld van de sector te krijgen. De uiteindelijke titel

werd dan ook vastgelegd op: ‘Analyse van de sportsector in Vlaanderen’.

In dit voorwoord wil ik van de gelegenheid gebruik maken om dank te betuigen aan enkele mensen die

bijgedragen hebben tot de realisatie van dit werk. Allereerst wil ik graag Prof. Dr. M. Knockaert

bedanken voor het begeleiden en promoten van deze scriptie, vooral omdat deze scriptie zich niet

helemaal binnen haar vakgebied bevindt.

Een woord van dank gaat ook uit naar vrienden, vriendin en familie. Voor het luisteren naar en

adviseren van verschillende denkpistes binnen de scriptie, het nalezen van de scriptie en vooral voor

de ontspanning naast de scriptie.

Tot slot wil ik zeker en vast mijn ouders afzonderlijk bedanken. Niet enkel voor het zorgen van de

huiselijke sfeer die (onder andere) aanzet tot werken maar ook voor de kans die ze mij gaven om

kennis en vaardigheden op te doen aan Universiteit Gent.

Page 6: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

II. Inhoudstabel

I. Voorwoord ......................................................................................................................................

II. Inhoudstabel ....................................................................................................................................

III. Lijst met figuren en tabellen ..........................................................................................................

Inleiding .................................................................................................................................................. 1

1. Sport................................................................................................................................................ 2

1.1. Wat is sport .............................................................................................................................. 2

1.2. Perceptie van sport: Europa vs. Amerika ................................................................................ 5

1.3. Eigenschappen sport ................................................................................................................ 6

1.3.1. Algemeen ......................................................................................................................... 6

1.3.2. Gezondheid ...................................................................................................................... 7

1.3.3. Economie ......................................................................................................................... 8

2. Structuur sportsector ..................................................................................................................... 10

2.1. De sportorganiserende sector ................................................................................................ 12

2.1.1. Vraag naar sport ............................................................................................................ 12

2.1.2. Aanbod van sport ........................................................................................................... 14

2.2. Sportgoederensector .............................................................................................................. 22

2.3. Sport-media sector ................................................................................................................. 23

3. Analyse sportsector ....................................................................................................................... 24

3.1. Verzamelen van gegevens ..................................................................................................... 24

3.1.1. Bel-first .......................................................................................................................... 24

3.1.2. Methode van gegevensselectie ...................................................................................... 25

3.1.3. De Bel-first analyse ....................................................................................................... 25

3.2. Sportorganiserende sector ..................................................................................................... 29

3.2.1. Overheidssector ............................................................................................................. 29

3.2.2. Vrijwilligerssector ......................................................................................................... 30

3.2.3. Commerciële sector ....................................................................................................... 33

3.3. Sportgoederensector .............................................................................................................. 39

Page 7: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

3.3.1. Producerende sportgoederensector ................................................................................ 39

3.3.2. Verkopende sportgoederensector .................................................................................. 45

3.4. Sport-media sector ................................................................................................................. 52

3.4.1. VRT ............................................................................................................................... 52

3.4.2. Telenet ........................................................................................................................... 53

3.4.3. Belgacom ....................................................................................................................... 54

3.4.4. Arendsoog ..................................................................................................................... 54

3.5. Vergelijking van verschillende sectoren ............................................................................... 55

4. Conclusie ...................................................................................................................................... 58

4.1. Sportorganiserende sector ..................................................................................................... 59

4.2. Sportgoederensector .............................................................................................................. 60

4.3. Sport-Media sector ................................................................................................................ 61

5. Aanbevelingen .............................................................................................................................. 62

IV. Bibliografie ................................................................................................................................ 63

V. Bijlage ....................................................................................................................................... 68

Commerciële sportorganiserende sector ........................................................................................... 68

Producerende sportgoederensector.................................................................................................... 71

Verkopende sportgoederensector ...................................................................................................... 74

Page 8: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

III. Lijst met figuren en tabellen

Figuren

Figuur 1: Piramidaal bouwsteenmodel ................................................................................................................. 4

Figuur 2: Overzicht van de sectoren binnen de sportsector ................................................................................. 11

Figuur 3: Sportbeoefening naar leeftijd en opleidingsniveau in Vlaanderen ..................................................... 13

Figuur 4: Hoeveelheid sportbeoefening naar leeftijd- en opleidingsniveau van sportend Vlaanderen .............. 14

Figuur 5: Organisatie van de sport ..................................................................................................................... 15

Figuur 6: Subsectoren van de Sportorganiserende sector .................................................................................... 16

Figuur 7: Aantal gesubsidieerde en niet gesubsidieerde gemeentelijke sportdiensten in Vlaanderen ................. 29

Figuur 8: Sportclubs in Vlaanderen naar grootte ................................................................................................ 30

Figuur 9: Inkomsten van Vlaamse sportclubs naar grootte van de sportclubs ..................................................... 31

Figuur 10: Uitgave van Vlaamse sportclubs ....................................................................................................... 32

Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

.............................................................................................................................................................................. 33

Figuur 12: Aantal werknemers binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen van 2006 tot

2010 ...................................................................................................................................................................... 34

Figuur 13: Verdeling van het aantal werknemers binnen de sportorganiserende commerciële sector in

Vlaanderen ............................................................................................................................................................ 34

Figuur 14: ROCE van de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ................. 35

Figuur 15: EBITen gebruikt kapitaal in duizenden euro’s van de sportorganiserende commerciële sector in

Vlaanderen van 2006 tot 2010 .............................................................................................................................. 36

Figuur 16: ROA van de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ................... 36

Figuur 17: De volledige opbrengst en de totale activa in duizenden euro’s van de sportorganiserende

commerciële sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 .......................................................................................... 37

Figuur 18: Inkomens belasting en speciale winst of verlies in duizenden euro’s van de commerciële

sportorganiserende sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ................................................................................. 37

Figuur 19: De current en solvency ratio van de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen van 2006

tot 2010 ................................................................................................................................................................. 38

Figuur 20: Aantal bedrijven binnen de producerende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 .... 39

Figuur 21: Aantal werknemers binnen de producerende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010.

.............................................................................................................................................................................. 40

Figuur 22: Verdeling van het aantal werknemers binnen de producerende sportgoederensector in Vlaanderen . 41

Figuur 23: ROCE van de producerende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ......................... 42

Figuur 24: EBIT en het gebruikt kapitaal in duizenden euro’s van de producerende sportgoederensector in

Vlaanderen van 2006 tot 2010 .............................................................................................................................. 42

Figuur 25: ROA van de producerende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ........................... 43

Figuur 26: De volledige opbrengst en de totale activa in duizenden euro’s van de producerende

sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ......................................................................................... 43

Page 9: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

Figuur 27: Inkomensbelasting en speciale winst of verlies in duizenden euro’s van de producerende

sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ......................................................................................... 44

Figuur 28: De current en solvency ratio van de producerende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot

2010 ...................................................................................................................................................................... 45

Figuur 29: Aantal bedrijven binnen de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ....... 45

Figuur 30: Aantal werknemers binnen de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 .. 46

Figuur 31: Verdeling van het aantal werknemers binnen de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen .... 47

Figuur 32: ROCE van de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ............................ 48

Figuur 33: EBIT en gebruikt kapitaal in duizenden euro’s van de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen

van 2006 tot 2010 .................................................................................................................................................. 48

Figuur 34: ROA van de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 .............................. 49

Figuur 35: De volledige opbrengst en de totale activa in duizenden euro’s van de veroop van sportgoederen

sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ................................................................................................................ 49

Figuur 36: Inkomensbelasting en speciale winst of verlies in duizenden euro’s van de verkopende

sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010 ......................................................................................... 50

Figuur 37: De current en solvency ratio van de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot

2010 ...................................................................................................................................................................... 51

Figuur 38: Overzicht van de sportsector .............................................................................................................. 58

Figuur 39: Gemiddelde ROCE per deciel van de commerciële sportorganisernde sector ................................... 69

Figuur 40: Gemiddelde volledige winst per deciel van de commerciële in duizenden euro’s. ........................... 70

Figuur 41: Gemiddelde ROCE per deciel van de producerende sportgoederensector ......................................... 72

Figuur 42: Gemiddelde volledige winst per deciel van de producerende sportgoederensector in duizenden euro’

.............................................................................................................................................................................. 73

Figuur 43: Verloop van 2006 tot 2010 van het gebruikt kapitaal van bedrijven met het hoogste gebruikte

kapitaal binnen de productie van sportgoederensector in Vlaanderen .................................................................. 73

Figuur 44: Gemiddelde ROCE per deciel van de producerende stortgoederensector. ........................................ 75

Figuur 45: Gemiddelde volledige winst per deciel van de verkopende sportgoederensector in duizenden euro’s.

.............................................................................................................................................................................. 76

Tabellen

Tabel 1: Sportmodi-model ..................................................................................................................................... 3

Tabel 2: uitleg bij Piramidaal bouwsteenmodel ..................................................................................................... 4

Tabel 3: Aantal sportaccommodaties in Vlaanderen ........................................................................................... 14

Tabel 4: Overheid sportorganiserende instanties.................................................................................................. 17

Tabel 5: Strategische keuzes inzake sportbeleid in Vlaanderen ........................................................................... 17

Tabel 6: Verantwoordelijkheden van Bloso ......................................................................................................... 18

Tabel 7: Privé-sportorganiserende instanties ........................................................................................................ 19

Tabel 8: Tv-rechten in Europa ............................................................................................................................. 23

Tabel 9: Jaarlijkse groei van het gebruikt kapitaal van de commerciële sportorganiserende sector .................... 35

Page 10: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

Tabel 10: Jaarlijkse groei van het gebruikt kapitaal van de producerende sportgoederen sector ......... 41

Tabel 11: Jaarlijkse groei van gebruikt kapitaal van de verkopende sportgoederen sector .................. 47

Tabel 12: Aantal bedrijven en werknemers binnen de verschillende sectoren in 2010) ...................... 55

Tabel 13: Financiële situatie van verschillende sectoren binnen de sportsector .................................. 57

Page 11: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

1

Inleiding

In deze scriptie wordt er een helder beeld geschept van de sportsector in Vlaanderen. Er zal een

overzicht worden gegeven van de structuur, grootte, financiële toestand en de grote spelers. Deze

uiteenzetting zorgt ervoor dat het economische belang van de sportsector bekeken wordt en geeft

verder de kans aan zowel ondernemers als spelers binnen de sector, om zich te situeren en/of

informeren alvorens te ondernemen. Aangezien er nog geen analyse gebeurde van de sportsector in

Vlaanderen, tracht deze scriptie ook te bepalen welke subsectoren de sportsector bevat. Om dit goed te

onderbouwen, wordt er bij aanvang van deze scriptie verduidelijkt wat er onder het begrip sport

verstaan wordt. Tevens wordt er in het eerste hoofdstuk toegelicht dat Europeanen en dus ook

Vlamingen een andere perceptie van sport hebben dan Amerikanen. Verder wordt het ook duidelijk dat

sport algemene eigenschappen heeft zoals passie en klantentrouw, die een aparte entiteit geven aan de

sportsector.

In hoofdstuk twee wordt bekeken welke instanties er binnen de sportsector participeren in Vlaanderen

en hoe deze werken ten opzichte van elkaar. De sportsector wordt opgesplitst in 3 grote subsectoren:

de sportorganiserende sector, de sportgoederensector en de sport-media sector. Omdat deze zodanig

van elkaar verschillen qua doel, structuur, en werking, worden ze afzonderlijk bekeken. De eerste

subsector die besproken wordt is de sportorganiserende sector. Het wordt duidelijk dat deze uit drie

delen bestaat (overheid-, vrijwilligers- en commerciële sector) en dat zij elk een ander doel en

motivatie hebben om sport te organiseren. De volgende sector die aan bod komt is de

sportgoederensector. Deze kan op haar beurt ook opgesplitst worden in een producerende en een

verkopende sector, vanwege het uitvoeren van een andere economische activiteit. Als laatste sector

komt de sport-media sector aan bod, waar vooral gekeken wordt of deze sector aanwezig is in Europa,

aangezien deze normaal gezien onder de Amerikaanse-visie van een sportsector valt.

In hoofdstuk drie wordt er een analyse gemaakt van de verschillende sectoren. Zo zal de

sportorganiserende sector door zijn veelzijdige structuur deels geanalyseerd worden aan de hand van

literatuur en deels via Bel-First (een financieel en marketing programma van Bureau Van Dijk) en MS

excel. De Bel-first analyse omvat een beschrijving van het aantal bedrijven, het aantal werknemers, de

winstgevendheid, de groei, de liquiditeit en de solvabiliteit van de sector. Ook binnen de

sportgoederensector wordt deze analyse tweemaal uitgevoerd, eenmaal op de producerende en één

andere maal op de verkopende sportgoederensector. Het derde deel van de analyse gaat voornamelijk

over de aanwezigheid van de sport-media sector in Vlaanderen. Als laatste deel van de analyse worden

de bovengenoemde analyses naast elkaar gelegd om enerzijds verschillen vast te stellen en anderzijds

een globaal beeld te geven.

Page 12: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

2

1.Sport

1.1. Wat is sport

Sport lijkt op het eerste zicht een gemakkelijk begrip. Woordenboek ‘Van Daele’ definieert sport dan

ook als allerlei lichamelijke oefeningen en ontspanning waarbij vaardigheid, kracht en inzicht vereist

zijn (Van Dale, 2012). Het begrip wordt echter door auteurs en wetenschappers als complexer

beschouwd. Scheerder en collega’s (2006) melden dat de betekenis van sport door de jaren heen

verandert, waardoor het moeilijk is om deze strikt te definiëren. Volgens hen heeft het begrip door de

jaren heen een ruimere betekenis gekregen. Zo ontstonden de laatste jaren bijvoorbeeld school-, club-

en buurtsport die tegenwoordig ook onder de noemer van ‘sport’ vallen. Ook Westerbeek en Smith

(2003) stellen dit fenomeen vast. Zij gaan zelfs verder en voegen er aan toe dat sectoren die in contact

staan met sport, ook dit verruimende fenomeen volgen. In zijn studie ‘Richtlijn Sportdeelname

Onderzoek (RSO)’ tracht het Nederlandse centrum voor sociaal wetenschappelijk onderzoek sport

ruimer te definiëren dan ‘Van Daele’. Volgens hen wil sport, rekening houdende met de hedendaagse

perceptie ervan, het volgende betekenen: ‘Sport is een menselijke activiteit die veelal plaatsvindt in

een specifiek organisatorisch verband maar ook ongebonden kan worden verricht, doorgaans met

gebruikmaking van een – al dan niet in eigen woonplaats gesitueerde – ruimtelijke voorziening en/of

omgeving, op een manier die is gerelateerd aan voorschriften en gebruiken die in internationaal

verband ten behoefte van prestaties met competitie- of wedstrijdelement in de betreffende activiteit of

verwante activiteiten tot ontwikkeling zijn gekomen.’ (Mullierinstituut).

Door de steeds veranderende betekenis van sport is de betekenis ervan niet altijd even duidelijk.

Daarom lijkt het goed om aan de hand van verschillende classificaties een beter beeld te geven van wat

er momenteel onder de noemer van ‘sport’ valt. Deknop en de Boscher (2010) delen mee dat er

verschillende manieren bestaan om sporten op te delen. Men kan bijvoorbeeld sporten opdelen qua

ontstaansgronden, waarbij er spelsporten, overlevingssporten en bewegingssporten bestaan. Sport kan

ook geclassificeerd worden door in hoofdzaak te kijken naar de motivatie die men heeft om de sport

uit te voeren. Men onderscheidt binnen deze classificatie zeven sportmodi (Tabel 1).

Page 13: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

3

Tabel 1: Sportmodi-model (De Knop en De Boscher , 2010)

Sportmodi Voornaamste motieven

Topsport Presteren, status en inkomen

Wedstrijdsport Spanning van wedstrijd, presteren, ontspanning,

sociaal contact

Recreatiesport Recreatie, gezamenlijkheid en ontspanning

Fitnesssport Gezondheid, fysieke fitheid

Avontuursport Spanning en avontuur

Lust-,pret en pleziersport Plezier

Cosmetschische sport Uiterlijk

Naast deze twee classificaties zijn er ook tal van modellen die sportvormen opdelen naar de wijze

waarop de sport beoefend wordt. Eén van deze modellen is het piramidaal bouwsteenmodel en is

volgens De Knop en De Boscher (2010) een model dat zorgt voor een complete opsplitsing van de

hedendaagse perceptie van sport. In dit model kent men zes soorten sportvormen (Figuur 1, Tabel 2).

Indien het piramidaal bouwsteenmodel vergeleken wordt met het Sportmodi-model, kan er vastgesteld

worden dat topsport, competitiesport (of wedstrijdsport) en recreatiesport in beide modellen een eigen

klasse vormen. Wanneer men over sport spreekt kan men dus zeker zeggen dat deze drie klassen van

elkaar te onderscheiden zijn. Volgens Deknop en Piéron (2000) zouden echter topsport en

competitiesport in de hedendaagse maatschappij heel dicht bij elkaar aanleunen. Ze zouden zelfs in

elkaar overvloeien waardoor het verschil tussen deze twee sportvormen soms erg klein zou zijn.

Page 14: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

4

Tabel 2: uitleg bij Piramidaal bouwsteenmodel (Deknop en de boscher org in de sport pag 17..)

Sportvormen Wijze waarop beoefend

Topsport Het (semi-)beroepsmatig beoefenen van een tak van

de sport, waarbij het niveau en/of de prestaties

financieel worden gehonoreerd.

Competitiesport De sport die door sportfederaties wordt georganiseerd

en die gericht is op prestaties in een wedstrijd

Recreatiesport Vormen van sportwedstrijden die volgens officiële

regels verloopt en waarbij het vooral om de

ontspanning en het sociaal contact draait

Sportieve recreatie Recreatieve vorm van sport waar geen officiële regels

aan verbonden zijn en die een incidenteel karakter kan

dragen.

Bewegingsrecreatie Een vorm van recreatie waar beweging komt kijken

Spel, Spelend bezig zijn Een activiteit die zichzelf tot doel heeft en die

getypeerd wordt als vrijheidsbeleving om een

lustgevoel op te wekken

Figuur 1: Piramidaal bouwsteenmodel (De Knop & De Bosscher, 2010, p. 17)

Page 15: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

5

1.2. Perceptie van sport: Europa vs. Amerika

Naast de algemene betekenis van sport moet ook de regionaal gebonden perceptie van sport in

rekening gebracht worden. Omdat deze scriptie over sport in Vlaanderen handelt, moet er dus vooral

gekeken worden naar de betekenis en perceptie van sport in Vlaanderen, België of Europa. Over de

perceptie van sport in Vlaanderen en België is nog geen apart onderzoek gedaan maar dit gebeurde

wel in Europa. Volgens verschillende onderzoekers zouden Europanen een andere perceptie van sport

hebben dan Amerikanen (Westerbeek, Hoye, Smith, Steward, & Nicholson, 2006) (Dejonghe, 2007).

Amerikanen zouden zich vooral focussen op professionele wedstrijdsporten en mediasport. Binnen de

Amerikaanse competities zoals de NBA, NFL,… zijn prestatie, media en het commerciële dan ook de

belangrijkste zaken.

In Europa en dus ook in Vlaanderen, lag de focuste aanvankelijk op de recreatieve sporten en was

gemeenschapssport hetgene wat belangrijk was. Gemeenschapssport is niet commercieel en heeft

verschillende maatschappelijke functies zoals inburgering en integratie (Dejonghe, 2007). De relatie

tussen gemeenschapssport en zijn maatschappelijke functies zijn echter heel gecompliceerd (J.

Vyncke, 2004, p. 33).Gemeenschapssport wordt maatschappelijk aanzien als een menselijke activiteit

die gebaseerd is op essentiële educatieve en culturele sociale waarden. Binnen de maatschappij speelt

gemeenschapssport dan ook een grote rol voor de integratie van bepaalde mensengroepen en zorgt het

verder voor participatie aan het sociale leven, tolerantie, aanvaarding van verschillen en naleving van

regels. Volgens Vyncke (2004) zou gemeenschapssport dan ook zorgen voor de verbinding van

individuen waardoor mensen autonoom lid worden van een bepaalde groep. Hierdoor wordt

gemeenschapssport vaak gebruikt om talrijke maatschappelijke problemen uit de weg te ruimen of te

voorkomen.

Naast de Europese gemeenschapssportvisie wint sinds de jaren tachtig ook de Amerikaanse mediavisie

van sport aan terrein in Europa. Een duidelijk voorbeeld van de intrede van deze visie over sport in

Europa is te zien in het Europese voetbal waar prestatie en media alsmaar belangrijker worden (infra,

p.23). Binnen deze scriptie wordt er gekeken of de Amerikaanse perceptie van sport ook aanwezig is

in Vlaanderen.

Page 16: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

6

1.3. Eigenschappen sport

1.3.1. Algemeen

Nu er al wat meer geweten is over de invulling van het begrip sport, kan er verder gegaan worden door

enkele unieke kenmerken van de sportsector aan te halen. In onderstaande paragrafen worden er

enkele belangrijke eigenschappen (Hoye, Smith, Westerbeek, Stewart, & Nicholson, 2006) (Balduck,

Buelens, & Maes, 2007, pp. 32-36) besproken die er voor zorgen dat de sportsector zich onderscheidt

van andere sectoren.

De eerste eigenschap die erg typerend is voor de sport is passie. Er is geen enkel andere sector waar

zoveel verschillende partijen zo gepassioneerd bezig zijn als in de sport. Balduck en collega’s (2007)

verifiëren deze passie aan de hand van de casestudie: ‘Topkoorts op de Everest’. Deze case laat zien

dat mensen zo gepassioneerd met een sport kunnen bezig zijn dat ze bereid zijn om veel geld, hun

gezondheid en zelfs hun leven op te offeren.

Overigens zijn er verschillende sportconsumenten die heel trouw zijn aan hun product. Deze hoge

klantentrouw wordt vaak gekoppeld aan de passie voor de sport. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de

voetbalsupporters die zich tot in het absurde toe willen wijden aan hun favoriete club, dit door

bijvoorbeeld zich te laten tatoeëren.

In de sport wordt er naast passie en klantentrouw ook ongewone groeimodellen vast gesteld. Een

basketbalclub zoals BBC Charleroi kan bijvoorbeeld niet groeien door op een andere plaats een nieuw

‘filiaal’ op te starten omdat ze plaatsgebonden zijn. Anderzijds kan een sport dan weer wel op een

korte tijd heel populair worden, waardoor sportclubs meer leden zullen krijgen. Recent is er in België

een dergelijk fenomeen vast te stellen in de hockeysport. De Koninklijke Belgische Hockey Bond zag

dat de sport in 2010 plots meer beoefend werd (Hockeybond, 2010). Hun statistieken van 2010 geven

weer dat er zich 2096 nieuwe leden aansloten bij de bond, wat overeen komt met een stijging van

9,3%.

Een ander uniek kenmerk van sport is dat sport een enorme zichtbaarheid met zich meebrengt. In 2009

wisten bijvoorbeeld alle sportmedia onmiddellijk mede te delen dat Christiano Ronaldo voor 94

miljoen euro gekocht werd door Real Madrid. In andere sectoren worden zulke zaken zo lang en goed

mogelijk stil gehouden om geen pottenkijkers te hebben.

Als laatste kenmerk vermelden Balduck en collega’s (2007) dat sport veelal te maken heeft met

onvervangbare vrijwilligers. In hun studie over de vrijwilligers in de sport bevestigen Vanfraechem-

raway en Levarlet-joye (2000) dit statement. Zij stellen dat 35% van alle vrijwilligers zich in de sport

Page 17: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

7

bevinden. Ze gaan zelfs verder en zeggen dat de duizenden vrijwilligers in sportclubs en federaties er

voor zorgen dat de niet professionele sporten (gemeenschapssporten) blijven bestaan in België.

1.3.2. Gezondheid

Naast de algemene eigenschappen van sport, heeft sport ook vele gezondheidsvoordelen, terwijl het

niet beoefenen van sport nadelen met zich meebrengt. Wanneer mensen niet bewegen en niet sporten

(fysieke inactiviteit) heeft dit een effect op enerzijds de ontwikkeling van chronische ziektes en

anderzijds op een vroegtijdige dood (Warburton, Nicole, & Bredin, 2003). Eén van de maatstaven die

onrechtstreeks fysieke inactiviteit meet is de Body Mass Index (BMI). Voor deze

gezondheidsparameter bestaan er internationale grenswaarden waardoor fysieke gezonde van fysieke

ongezond mensen kan onderscheiden worden (Steens, 2006). De link tussen fysieke inactiviteit en

BMI is dat mensen die weinig fysiek actief zijn een hogere BMI zullen hebben en dus een

ongezondere lichaamsverhouding hebben. Maar hoe zit het met de fysieke lichaamssituatie van de

Vlaming? In 2006 had 48% van de volwassen populatie in een gezond gewicht, hun BMI lag tussen

20-25. Bij 9% van de Vlamingen lag het BMI onder de 20, wat wil zeggen dat ze te mager waren. Bij

43% van de Vlamingen lag het BMI echter boven de 25. Dit wil zeggen dat zij als fysiek ongezond en

te zwaar werden beschouwd. De Vlamingen die een BMI boven de 25 hebben kunnen nog eens verder

onderverdeeld worden in twee categorieën. 31 % van de volwassen Vlamingen zit in de categorie

overgewicht (BMI 25-30) en 12% is zwaarlijvig (BMI > 30) (Scheerder, Van Aken, & Vervaet, 2006).

Uit verder onderzoek bleek dat naast deze gezondheidsindicatoren ook andere indicatoren zoals

bloeddruk, vetpercentage, cholesterol,… niet al te best waren bij de Vlaamse populatie en dat de

Vlaamse bevolking een verhoogd risico heeft op verschillende chronische ziektes (Steens, Lefevre, &

Philippaerts, 2004).

De voornaamste chronische ziektes door een ongezond lichaam zijn: cardiovasculaire aandoeningen,

diabetes, kanker, hypertensie, obesitas, depressie en osteoporose. Deze ziektes zorgen wereldwijd voor

heel wat sterfgevallen. Zo zorgen diabetes, cardiovasculaire ziektes en kanker wereldwijd voor 65%

van alle sterfgevallen, dit zou in 2030 oplopen tot 75% (Warburton, Nicole, & Bredin, 2003) Deze

chronische ziektes hebben een oorzaak-gevolg relatie met fysieke inactiviteit, wat wil zeggen dat

fysiek inactieve mensen meer kans hebben om deze ziektes te krijgen. In de 21ste

eeuw is sedentarisme

(een inactieve levensstijl) één van de significant grootste gezondheidsproblemen, waardoor sport en

promotie van een fysiek actieve levensstijl een belangrijk preventief gezondheidsmiddel worden

(Blair, Sallis, Hutber, & Archer, 2012).

Volgens het wetenschappelijk steunpunt Sport, Beweging & Gezondheid heeft sportbeoefening een

invloed op de gezondheid. .Een slechte lichaamssituatie (met de daarbij horende ziektes) kan verbeterd

of verhinderd worden door een fysiek actieve levensstijl aan te leren, waarbij regelmatig bewegen

Page 18: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

8

en/of sporten een must is. Wanneer jong en oud vaker bewegen en/of sporten zullen ze fitter zijn, hun

uithoudingsvermogen zal verhogen en hun spiermassa zal toenemen waardoor hun functionele

vaardigheden en zelfbeeld zullen verbeteren (Scheerder, Van Aken, & Vervaet, 2006). Naast deze

fitheidsvoordelen heeft regelmatige fysieke activiteit (en dus ook sport), op lange termijn een effect op

verschillende chronische ziektes en dus ook op de levensverwachting (Warburton, Nicole, & Bredin,

2003).

1.3.3. Economie

Aangezien sport vaak een prijskaartje heeft, brengt sport, naast de gezondheidsvoordelen, natuurlijk

ook economische voordelen met zich mee. Dit zowel op een directe als een indirecte manier.

A. Directe economische voordelen

De besteding van gezinnen en overheden aan sportactiviteiten vormen de directe economische

voordelen van sport. De grootte van sportparticipatie zorgt voor de grootte van deze financiële

bestedingen. Wanneer er een hoge participatie of interesse is in een sport, zullen er ook grotere

geldstromen circuleren binnen deze sport aangezien er meer gezinnen zullen zijn die hierin wensen te

investeren (De Knop & De Bosscher, 2010, p. 32). In 1996 werd de besteding van gezinnen in

Vlaanderen vastgesteld op 4,15 miljard euro (Taks & Késenne, 2000). Naast de private besteding is er

ook de directe financiering van overheden. De plaatsing en het onderhoud van sportaccommodaties

(zwembaden, sporthallen,…) door de overheid wordt tevens gezien als een directe financiering. Via

deze manier tracht de overheid de kostprijs voor sporten op de vrije markt laag te houden, zodat de

sportconsumenten niet afgeschrikt wordt door hoge prijzen. (Dejonghe, 2007, p. 94)

B. Indirecte economische voordelen

Naast de directe economische voordelen van sport heeft sport ook indirecte economische voordelen.

Zo brengt sport bijvoorbeeld werkgelegenheid met zich mee. In Vlaanderen werd er eind vorige eeuw

een verhoging van de werkgelegenheid waargenomen binnen de sportorganiserende sector (Taks,

2000). Deze stijging zou het gevolg zijn van de verhoogde economische activiteit van sport (door

verhoogde sportdeelname en verhoogd sportaanbod), decreten met betrekking tot de sport (infra, p.16)

en de vraag naar meer professionalisering binnen de sport. De werkgelegenheid binnen de sportsector

zal dan ook later in deze scriptie bekeken worden (infra, p.55 ). Naast dit voordeel van sport zijn er

nog tal van andere indirecte voordelen. Zo hebben bijvoorbeeld sportevenementen een grote

economische impact op hun omgeving (Dejonghe, 2007) en zorgt sport voor de opbouw van

sportfaciliteiten door overheid- en privéinstanties. De Knop en De Bosscher (2010) bevestigen de

grote indirecte economische impact van sport. Zij geven naast de instanties die sport organiseren dan

ook tal van voorbeelden van instanties, afdelingen en instellingen die baad hebben bij sport. Enkele

Page 19: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

9

belangrijke van deze zijn: de sponsors, de media, de vrijetijdsindustrie, het sporttoerisme, de publieke-

private samenwerkingen, de gokindustrie en de markt van sportgoederen.

Verder kan er gezegd worden dat verschillende globalisatieprocessen in onze huidige maatschappij

zorgen voor toenemende belangen van sport binnen de economie (H. Westerbeek, 2003, p. 6). Deze

sportglobalisatie zou ondermeer geleid worden door de toenemende interesse van de media in sport,

wat op zijn beurt dan weer zou toenemen door professionalisme in de grotere sporten en door de groei

van de directe en indirecte economische impact van sport.

Page 20: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

10

2. Structuur sportsector

Nu er stilaan meer duidelijkheid bestaat over het begrip ‘sport’, over de voordelen dat het met zich

mee brengt en over de speciale eigenschappen dat het heeft, kan er gekeken worden naar de algemene

structuur waarin sport zich bevindt. De sportsector bestaat volgens Li , Horface en Mahony (2001) uit

twee grote groepen. Enerzijds is er de sportorganiserende sector, die de kern vormt van de sportsector

en anderzijds zijn er de ondersteunende subsectoren. Er zouden volgens deze auteurs zes

ondersteunende sectoren zijn namelijk de sportadministratiesector, de sportgoederensector, de

mediasector, de sportmanagementsector en de onderzoeksector. Deze steunen allen op de

sportparticipatie van de organiserende kernsector en zouden dus niet op zichzelf kunnen bestaan.

Net zoals de classificatie van de sportsector van Li en collega’s (2001) beschrijft ook Dejonghe (2007)

dat de sportorganiserende sector een deel uitmaakt van de sportsector. Hij voegt er echter wel aan toe

dat ook de media een even belangrijke rol spelen binnen de sector en dat deze drie sectoren de

belangrijkste sectoren zijn binnen de sportsector. Het model waarin hij deze opsplitsing beschrijft is

het ‘media-sport-productie’ complex. Dit model gaat echter wel gepaard met de Amerikaans visie van

sport. Doordat deze visie vanaf 1980 alsmaar meer terrein aan het winnen is binnen Europa moet ook

naast de sportorganiserende en de sportgoederensector de sport-media sector bekeken worden.

Volgens het ‘media-sport-productie’ complex werken de drie sectoren nauw met elkaar samen maar is

er één belangrijk centrale element namelijk de fans, toeschouwers en consumenten

(sportparticipanten). Naast de sportparticipant bekijken zij dus ook de toeschouwers en fans als

belangrijke consument. Zij zijn dus langs de ene kant enger binnenin het bepalen van de sportsector

(minder sectoren) dan Li en collega’s (2001) en langs de andere kant ruimer, aangezien ze andere

consumenten toevoegen.

Westerbeek en Shilbury (1999) zijn dan weer van mening dat de sportsector bestaat uit enerzijds een

groep van sportdiensten en anderzijds een groep sportgoederen. Zij geven dus een engere betekenis

aan de sportsector dan Li en collega’s (2001) en Dejonghe (2007) omdat zij minder subsectoren

toevoegen. De sportdiensten omschrijven zij als sportactiviteiten, sportfaciliteiten en sportconsultatie.

De sportactiviteiten spelen binnen deze groep de belangrijkste rol, de twee andere categorieën hebben

een ondersteunende rol om de sportactiviteiten te kunnen laten doorgaan. De groep sportgoederen

omvat op zijn beurt enerzijds de verkoop van het product en anderzijds de distributie van

sportgoederen.

Zoals hierboven te zien is zijn er verschillende classificaties binnen de sportsector. Doordat de

volledige sportsector niet binnen de gebruikelijke Europese economische classificatie van activiteiten

valt en door de grote verschillen binnen de sector, is het moeilijk om alles onder sector te beschrijven

Page 21: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

11

(Humphreys & Ruseski, 2010) en moet er naar een ideale opsplitsing gezocht worden om de

sportsector in latere instantie te kunnen analyseren. Binnen deze scriptie werden verschillende

opsplitsingen gecombineerd zodat de uiteindelijke subsectoren in een latere fase beter geanalyseerd

kunnen worden. In de volgende delen wordt de structuur (Figuur 2) en de werking van de sectoren

beschreven en verduidelijkt.

Figuur 2: Overzicht van de sectoren binnen de sportsector

Aan de hand van de onderverdeling van Li en collega’s (2001) wordt eerst de sportorganiserende

kernsector beschreven, aangezien deze de belangrijkste is van de sportsector. Vervolgens wordt de

sportgoederensector bekeken, doordat deze in de verschillende classificaties van de sportsector

aanwezig is (supra, p.10). Tot slot zal ook de sport-media sector beschreven worden, aangezien

Dejonghe (2007) deze beschrijft als één van de belangrijkste sectoren binnen de sportsector in

Amerika.

Sportsector

Sportorganiserende sector

Sportgoederen sector

Sport-media sector

Page 22: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

12

2.1. De sportorganiserende sector

De sportorganiserende sector participeert binnen de sportmarkt. Aangezien een markt een ruilsysteem

is waar potentiële kopers en aanbieders goederen of diensten verhandelen (De Clerq, 2011, p. 39) , is

de sportmarkt een ruilsysteem waar sportactiviteiten verhandeld worden. De sportorganiserende sector

is de aanbiedende partij en de sportparticipanten zijn de vragende partij van de sportmarkt. Om een

duidelijk beeld te krijgen van de sportorganiserende sector (Li, Horface, & Mahony, 2001), zal er eerst

verder ingegaan worden op de vraag naar sport in Vlaanderen. Door meer te weten over de vraag naar

sport wordt er een beeld gegeven van de sportparticipant in Vlaanderen. De sportparticipant is

belangrijk binnen de sportsector, aangezien zij de draaischijf van de sportsector vormt (Li, Horface, &

Mahony, 2001).

2.1.1. Vraag naar sport

Belangrijke determinanten

Over de werkelijke grootte van de vraag naar sport is in Vlaanderen nog geen onderzoek gedaan. Wat

wel kan gezegd worden is dat de vraag naar sport afhangt van verschillende determinanten (Dejonghe,

2007, pp. 74-87).

Eén van de belangrijkste determinanten van de vraag naar sport is de kostprijs. In de meeste gevallen

is de relatie van de vraag en de kostprijs bij gewone producten negatief (De Clerq, 2011, pp. 199-203).

Ook binnen de sportmarkt is deze relatie meestal negatief, wat wil zeggen dat wanneer de prijs van

sportactiviteiten stijgt, de vraag ervan zal dalen en vice versa. De kostprijs van een sportactiviteit kan

opgesplitst worden in twee soorten kosten. Enerzijds zijn er de vaste kosten zoals

lidmaatschapskosten, aankoop materiaal, aankoop sportkledij,… en anderzijds zijn er de variabele

kosten zoals transportkosten, toegangskosten,…. die samen voor de totale kostprijs van een

sportactiviteit zorgen. Bij elke sport is de verhouding tussen variabele en vaste kosten verschillend en

in sommige gevallen zorgt deze verhouding voor een participatiebarrière (Dejonghe, 2007). Dit is

bijvoorbeeld het geval bij skiën en golven, waar de hoge vaste kosten en lage variabele kosten er voor

zorgen dat niet alle mensen deze sporten willen of kunnen uitoefenen.

Een tweede belangrijke determinant van de vraag naar sport is het inkomen. De relatie tussen het

inkomen en de vraag naar een product heeft meestal een positief verloop (De Clerq, 2011, p. 211).

Ook in de sportmarkt is dit het geval. Zo hebben landen waar het gemiddeld inkomen laag is (door

bijvoorbeeld lage welvaart) ook weinig of geen sportparticipatie. In Europa is de positieve samenhang

van de vraag naar sport en het inkomen duidelijk te zien omdat de sportparticipatie hoog is in landen

waar het inkomen ook hoog is (Van Bottenburg, Rijnen, & Van Sterkenburg, 2005, p. 32). In de West-

Page 23: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

13

Europese landen zou sport echter van een luxegoed naar een normaal goed evolueren waardoor de

mensen met een lager inkomen ten opzichte van de mensen met een hoger inkomen binnen deze

landen ook meer vragende partij van sport zullen zijn (Dejonghe, 2007).

De aanwezigheid van goede sportinfrastructuur speelt ook een belangrijke rol in het bepalen van de

grootte van de vraag naar sport. Bij een grote variatie en een goede sportinfrastructuur zal er een hoge

vraag naar sport zijn.

Grootte van de vraag

Zoals eerder aangehaald is er nog geen onderzoek gedaan naar de grootte van de vraag naar sport in

Vlaanderen. Doordat de sportparticipatie aan de vraag naar sport gekoppeld kan worden, kan er via de

sportparticipatie wel een beeld gevormd worden van de vraag naar sport (Dejonghe, 2007, p. 60). Door

zijn onderzoek kan de Vlaamse overheid stellen dat in 2010, 58% van de mannen en 46% van de

vrouwen sportbeoefenaars zijn in Vlaanderen (VRIND, 2011, p. 159). Zij documenteert ook dat 25-54

jarigen minder sporten dan 18-24 jarigen en dat 55 plussers nog minder aan sport doen (Figuur

3).Verder halen ze ook aan dat er procentueel meer hooggeschoolden aan sport doen dan

laaggeschoolden.

Naast het bekijken wie de vragende partij van sport is, is het ook goed om weten hoe vaak deze

vragende partij sport. Dit om een idee te krijgen van de grootte van de vraag naar sport, want wanneer

mensen vaker sporten zal de vraag naar sport bijgevolg ook hoger zijn. De Vlaamse regering meldt dat

bijna 80% van de sportende 18-24 jarigen meer dan een keer per week sport, maar dat de sportende

25-plussers minder regelmatig sporten (Figuur 4). Indien men kijkt naar de opleiding kan er ook

gezegd worden dat de ongeschoolde sportende mensen het vaakst sporten ten opzichte van de anderen.

Figuur 3: Sportbeoefening naar leeftijd en opleidingsniveau in Vlaanderen (VRIND, 2011, p. 158) (nuho = niet

universitair hoog geschoolden)

Page 24: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

14

Figuur 4: Hoeveelheid sportbeoefening naar leeftijd- en opleidingsniveau van sportend Vlaanderen

(VRIND, 2011, p. 160)

2.1.2. Aanbod van sport

Nu er al wat meer duidelijkheid is omtrent de vraag naar sport in Vlaanderen en over welke mensen er

sporten en hoe vaak ze dit doen, wordt er verder gekeken naar waar deze mensen sport beoefenen. Om

de meeste sporten te kunnen uitoefenen heeft is er een degelijke sportinfrastructuur nodig. Door het

bezit van een goede sportinfrastructuur zal de vraag naar sport hoger zijn en kan er ook meer sport

aangeboden worden (supra, p.13). Volgens Bloso is er in Vlaanderen een goede sportinfrastructuur en

zijn er 19292 sportaccommodaties in Vlaanderen. Deze sportaccommodaties zijn op te splitsen in 11

soorten (Tabel 3), waarbij de openluchtvelden de meest voorkomende accommodaties zijn.

Tabel 3: Aantal sportaccommodaties in Vlaanderen (Bloso, Sportinfrastructuur)

Aantal sportaccommodaties in Vlaanderen

Sporthal 1116

Tennishal 206

Ijsschaatsbaan 15

Sportlokaal 4580

Overdekt zwembad 249

Openlucht zwembad 70

Openlucht sportveld 11948

Sportcentrum 338

Piste 274

Manege 362

Watersportcentrum 134

Totaal: 19292

Page 25: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

15

Maar door wie worden sporten binnen deze sportcomplexen georganiseerd en hoe verloopt de

organisatie ervan? Om een volledig beeld te krijgen over wie er al dan niet sport organiseert, moet er

eerst en vooral een onderscheid gemaakt worden naar de mate waartoe men verplicht wordt om aan

sport te doen (Figuur 5) (De Knop & Piéron, 2000, p. 9). Jongeren op school moeten bijvoorbeeld

tijdens de lessen lichamelijke opvoeding sporten (verplicht) maar ze kunnen na de schooluren zelf

kiezen of ze al dan niet een sport beoefenen (vrij te kiezen). Vervolgens maken De Knop en Piéron

(2000) een opsplitsing naargelang de sport al dan niet georganiseerd is. Er kan bijvoorbeeld recreatief

gejogd worden (niet georganiseerd) of er kan een marathon gelopen worden (georganiseerd). Als

laatste wordt georganiseerde sport opgesplitst in enerzijds sport die door de overheid aangeboden

wordt (overheidsinitiatief) en anderzijds in sport die door een private sector aangeboden wordt

(privaatinitiatief) (De Knop & De Bosscher, 2010, p. 64). De sportorganiserende sector bestaat dus

volgens deze auteurs uit enerzijds privéorganisaties en anderzijds uit de overheid.

Figuur 5: Organisatie van de sport (De Knop & Piéron, 2000, p. 9)

Volgens Hoye en collega’s (2006) bestaan er in de sportorganiserende sector drie subsectoren: de

overheidssector (public sector), vrijwilligers sector (non-profit) en de commerciële sector (profit)

(Figuur 6). Zij hebben allen een ander doel maar werken wel met elkaar samen en hebben een grote

invloed op elkaar.

De overheidssector omvat overheidsinstanties die sportbeleid ontwikkelen en uitvoeren, instanties die

andere sectoren bijstaan en instanties die een speciaal omkadering vormen voor de ontwikkeling van

topsport. Deze sector bevindt zich dus in de publieke sector en heeft als hoofddoel mensen te laten

sporten.

Onder de vrijwilligerssector behoren clubs die gemeenschapssport aanbieden, organisaties die sport

aanbieden in de vorm van competitie of recreatie, organisaties die sportethiek opvolgen, ondersteunen

en kampioenschappen organiseren. Binnen deze sector zitten alle clubs die geen winstdoeleinden

hebben (non-profit).

Sport beoefening

Vrij te kiezen

Georganiseerd

privaatinitiatief

overheidsinitiatief

Niet georganiseerd

Verplicht

Page 26: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

16

Tot slot is er nog de commerciële sector die zich focust op winst in plaats van op het organiseren van

sport. Binnen deze sector wordt sport in hoofdzaak gebruikt als middel om winsten te genereren en

dus niet voor sociologische of gezondheidsredenen.

Binnen deze scriptie wordt de opsplitsing van Hoye en collega’s (2006) gebruikt, aangezien zij een

duidelijk en reëel beeld geeft van de sportorganiserende sector. Binnen de vrijwilligerssector zullen

ook de clubs besproken worden die winstdoeleinden nastreven, om verschillende redenen die later

aangehaald zullen worden (infra, p.19).

A. Overheidssector

Volgens De Knop en Pieron (2000) participeert de overheid binnen de sportmarkt. Hoye en collega’s

(2006) gaan daar nog verder in en zeggen dat dit een eigen subsector is binnen de sportorganiserende

sector. De overheid participeert binnen de sportmarkt en doet dit niet enkel door sportactiviteiten te

organiseren maar ook door collectieve sportvoorzieningen te voorzien, sport te promoten en door

subsidies te geven aan instanties die sport organiseren. Naast het organiseren van sport zorgen zij dus

ook voor indirecte organisatie van sport door de ondersteuning van andere instanties. De reden

waarom de overheid dit allemaal doet, is onder andere toe te schrijven aan de economische en

welvaartsvoordelen (supra, p.8) die het ondervindt wanneer ze sport aanbiedt en promoot (Hoye,

Smith, Westerbeek, Stewart, & Nicholson, 2006). De gezondheidsvoordelen (supra, p.7) zouden voor

de overheid echter wel de hoofdrede zijn voor het aanbieden en promoten van sport. Volgens de

‘beleidsnota sport’ (2009-2014) wordt ‘sport’ een alsmaar belangrijkere manier om preventief gezond

te zijn. Aangezien de algemene conditie van de Vlaming ondermaats is, stelt zij dan ook het volgende:

“De Vlaamse overheid promoot sterk een gezonde sportbeoefening en lichaamsbeweging zodat de

Vlaming actiever, fitter en gezonder wordt.” (Muyters, 2009)

Overheidssector

Commerciele sector

Vrijwilligerssector

Figuur 6: Subsectoren van de Sportorganiserende sector (Hoye et al., 2006)

Page 27: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

17

De overheidsinstanties die ervoor zorgen dat sport georganiseerd en gepromoot wordt, zijn gelegen op

verschillende niveaus in België. Aangezien sport politiek gezien in België een gewestelijke materie is,

wordt het organiseren van sport bijgevolg per gewest bestuurd. In Vlaanderen is het zo dat de

verantwoordelijkheid voor het uitschrijven van het beleid, het advies geven over het beleid en het

uitvoeren van het beleid door verschillende instanties of personen worden gedragen (De Knop & De

Bosscher, 2010) (Tabel 4). De beleidsmatige en adviserende instanties zorgen ervoor dat de

organisatie en de promotie van sport in Vlaanderen door de overheid gecoördineerd en beleidsmatig

verlopen. De uitvoerende instanties zorgen ervoor dat het beleid in daden wordt omgezet.

Tabel 4: Overheid sportorganiserende instanties (De Knop & De Bosscher, 2010)

Gewestelijk

De beleidsnota die momenteel (2009-2014) van kracht is op gewestelijk niveau, onder het bewind van

Philippe Muyters (minister van financiën, begroting, werk, ruimtelijke ordening en sport), geeft

richtlijnen aan provinciale en gemeentelijke besturen om hun eigen beleid uit te schrijven. In dit

document staan de grote strategische keuzen van het Vlaams parlement inzake aanbod en promotie

van sport (Tabel 5) .

Tabel 5: Strategische keuzes inzake sportbeleid in Vlaanderen (Muyters, 2009)

1. De sportparticipatie verhogen zodat meer mensen levenslang sporten

2. De kwaliteit van het sportaanbod verhogen met alle actoren en op alle niveaus

3. Een gezonde sportbeoefening en het vrijwaren van integriteit van sport op alle niveaus

4. Succesvol topsportbeleid opbouwen door het creëren van een optilmaal topsportklimaat en

5. Een duidelijk afgebakende organisatiestructuur

6. Het optimaliseren van omgevingsfactoren

7. Het voeren van planmatig sportinfrastructuurbeleid

8. Efficiënt en effectief sportbeleid

9. Via onderbouwde en duurzame sportbeleid doorwegen op internationale discussies en het

internationaal sportbeleid

Het ‘Sport voor allen’ decreet dat uitgewerkt en goedgekeurd werd door het Vlaamse Parlement in

2007 zorgt ervoor dat provinciale, gemeente- en gemeenschapsbesturen beleidssubsidies krijgen van

de Vlaamse overheid indien ze, conform de basisvoorwaarden in het decreet, een gepast sportbeleid

uitvoeren (Departement CJSM, 2012, p. 16) (Vlaamse Gemeenschap, 2007). De basisvoorwaarden

Beleid Advies Uitvoering

Gewestelijk Minister van sport CJSM en Vlaamse

sportraad

Bloso

Provinciaal Gedeputeerde voor

sportzaken

Provinciale sportraad Provinciale sportdienst

Gemeentelijk Schepen van sport Gemeentelijke sportraad Gemeentelijke

sportdienst

Page 28: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

18

voor het sportbeleid in het decreet zijn: (1) het hebben van een sportbeleidsplan, (2) het hebben van

een autonome sportraad en (3) het aansluiten van een sportgekwalificeerde ambtenaar. Naast de

beleidssubsidies bestaan er ook impulssubsidies die provinciale, gemeente- en gemeenschapsbesturen

kunnen ontvangen indien ze in hun sportbeleid accenten leggen op vastgelegde thema’s. Via de beleid-

en impulssubsidies krijgen de provinciale en gemeentelijke sportdiensten financiële middelen om sport

op een degelijke manier te promoten en aan te bieden. Bloso, de uitvoerende instantie op gewestelijk

niveau, heeft negen taken waarvoor ze verantwoordelijk is (Tabel 6). Het grootste deel van deze

verantwoordelijkheden bestaat uit ondersteuning en begeleiding van instanties die rechtstreeks sport

aanbieden. Zij zorgen er dus indirect voor dat sporten aangeboden kunnen worden.

Tabel 6: Verantwoordelijkheden van Bloso (Vlaamse overheid, 2004)

1. Uitbouw en ter beschikking stellen van de Bloso-centra aan sportfederaties, sportclubs, sportdiensten, topsporters en individuele sportbeoefenaars, onder meer voor de organisatie van trainingen, stages en wedstrijden.

2. Aanbieden en erkennen van sportkaderopleidingen via de Vlaamse Trainersschool. 3. Internationale uitwisseling van trainers, sportexperts en topsporters. 4. Voeren en coördineren van de sportpromotie op Vlaams niveau. 5. Subsidiëring, begeleiding en inspectie van sportfederaties, sportdiensten en andere

sportactoren. 6. Uitvoeren van het Vlaams topsportbeleid.

7. Uitbouwen van een Kenniscentrum Sport.

8. Adviseren en begeleiden van de uitbouw van sportinfrastructuur in Vlaanderen. 9. Beleidsgerichte input ter beschikking stellen van de beleidsondersteuning, vanuit de

opgebouwde kennis en terreinexpertise.

Provinciaal

Voor de vijf provinciale sportdiensten in Vlaanderen geldt zoals aangehaald eveneens het ‘sport voor

allen decreet’. Zij krijgen beleid- en impulssubsidies indien ze vijf beleidsmatige decretale

hoofdpunten behandelen. Ze moeten er voor zorgen dat ze (1) ondersteuning geven aan bovenlokale

verenigingen, (2) initiatieven nemen voor bijzonder doelgroepen, (3) boven- of intergemeentelijke

samenwerkingen stimuleren, (4) een pool organiseren voor gekwalificeerde lesgevers en (5) een

bovenlokaal sportinfrastructuurplan opmaken. Op provinciaal niveau wordt er dus geen sport

georganiseerd maar wordt er wel gezorgd voor een ondersteuning voor instanties die wel sporten

organiseren.

Gemeentelijk

Zoals bij de provinciale sportdiensten het geval is, krijgen ook de gemeentelijke sportdiensten

eveneens beleids- en impulssubsidies indien ze sport promoten en/of aanbieden. Het grote verschil

t.o.v. de provinciale sportdiensten is dat het beleidsplan voor de gemeentelijke sportdiensten vier

andere beleidsmatige hoofdpunten bevat. De gemeentelijke sportdiensten moeten er voor zorgen dat ze

(1) activiteiten organiseren om de bevolking aan te zetten tot sport, (2) het gemeentelijk sportleven

coördineren, (3) sportevenementen organiseren en (4) de promotie van het sportcentrum ondersteunen.

Page 29: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

19

In vergelijking met provinciaal en gewestelijk niveau organiseert men op gemeentelijk niveau dus wel

sporten.

B. Vrijwilligerssector

Zoals de overheidsinstanties ingedeeld werden, kan ook de vrijwilligerssector die instaat voor het

organiseren en promoten van sportactiviteiten gerangschikt worden naar hun niveau van werking

(Tabel 7). Het hoogste niveau (in België) waarop sport aangeboden of gepromoot wordt is op

nationale niveau. Dit verschilt van de sportorganiserende overheidssector, waar het hoogste niveau het

gewestelijk niveau is. Aangezien deze scriptie handelt in de regio Vlaanderen, wordt er enkel gekeken

naar het Vlaamse, provinciale en lokale niveau. Een ander verschil met de overheid is dat het beleid

en de uitvoering in de privé sector op elk niveau door één instantie worden uitgevoerd en niet door

verschillende.

Tabel 7: Privé-sportorganiserende instanties (De Knop & Piéron, 2000, p. 29)

Sportclub (lokaal)

Op het laagste niveau binnen de vrijwiligerssector is er de sportclub. De sportclub komt rechtstreeks in

contact met de sportbeoefenaar en organiseert in een privéverband sport. Volgens Theeboom, Deknop

en De Martelaer (1992) is een sportclub een vereniging met sportieve en sociale motieven waar één of

meerdere sporten of sportvormen worden beoefend in georganiseerd verband en waar al dan niet wordt

deelgenomen aan officiële wedstrijden. In Vlaanderen organiseert een sportclub in 88% van de

gevallen maar één sport. Deze sport kan dan weer variëren, zo zijn er een vijftig tal verschillende

sporten die beoefend worden in Vlaamse sportclubclubs. De meest beoefende sporten in

sportclubverband zijn voetbal, oosterse gevechtsporten, volleybal, wielrennen en zaalvoetbal

(Scheerder & Vos, 2010).

Vlaamse sportclubs bevinden zich voor het overgrote deel (meer dan 91%) in de non-profitsector

(Scheerder & Vos, 2010, p. 27). Dit wil zeggen dat zij sport als doel hebben en dat de daar bijhorende

financiële aspecten een hulpmiddel zijn om het sportieve doel te bereiken. De overige sportclubs,

sportclubs in de hogere divisies van verschillende competities, zouden zich in het commerciële circuit

Sportorganisatoren Koepelfederatie

Nationaal Nationale sportbonden BOIC

Gewestelijk Vlaamse Federaties VSF

Provinciaal Provinciale sportcomités van de

sportfederaties

Provinciale afdeling BOIC

Lokaal Sportclubs

Page 30: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

20

bevinden (De Knop & De Bosscher, 2010, p. 133). Om het overzicht te bewaren zullen deze clubs

onder de vrijwilligerssector besproken. Zij hebben echter meestal een ander statuut en zullen veeleer

winst als doelstelling hebben dan sport. De vraag is nu of deze laatst genoemde clubs als bedrijven

aanzien kunnen worden. Buelens, Knockaert en Van Den Broeck (2010) geven in hun boek aan dat

een bedrijf een organisatie is die gericht is op het leveren van producten of diensten aan derden tegen

een economische tegenprestatie en dat ze niet afhankelijk mogen zijn van leden, overheid of

liefdadigheid. Uit deze beknopte definitie van een bedrijf kan er afgeleid worden dat sportclubs strikt

genomen geen echte bedrijven kunnen zijn, aangezien ze afhankelijk zijn van hun leden en ze

subsidies kunnen krijgen. Men zou wel kunnen zeggen dat sommige sportclubs alsmaar meer

bedrijfskundige activiteiten uitvoeren. Zo overweegt bijvoorbeeld Manchester United een

beursintroductie (Serrure, 2012), heeft Club Brugge zijn statuut overgeschakeld naar een naamloze

venootschap (Knack, 2012) en wordt op basis van merchandising de koop van voetbalspelers vaak

gefinancierd (Buelans, Knockaert, & Van Den Broeck, 2010, p. 14).

Sportfederaties (provinciaal, gewestelijk)

Een sportfederatie is een koepelstructuur waarbij verschillende sportclubs en hun leden aangesloten

zijn. Er bestaan heel wat verschillende sportfederaties. Zo bestaan er sportfederaties op nationaal,

landelijk en provinciaal niveau (De Knop & Piéron, 2000, p. 35). Sportfederaties op landelijk en

provinciaal niveau zoals de Vlaamse Turn Liga kunnen erkend en gesubsidieerd worden, terwijl een

sportfederatie op nationaal niveau zoals de Koninklijke Belgische Voetbalbond, geen subsidies kan

ontvangen. Verder kunnen sportfederaties ook opgesplitst worden in competitieve en recreatieve

federaties, waar competitieve federaties zich vooral bezig houden met het organiseren van competities

en wedstrijden en recreatieve federaties zich bezig houden met de organisatie van recreatieve sport.

Een laatste onderverdeling die kan gemaakt worden binnen de federaties, is de opsplitsing naar

olympische sporten en niet-olympische sporten. Naast de verschillen binnen de federaties zijn er

natuurlijk ook gemeenschappelijke kenmerken die ervoor zorgen dat sportfederaties toch onder één

noemer vallen. Zo kunnen sportfederaties hulp bieden aan hun clubs (vb. ledenadministratie), zorgen

zij voor sportongevallenverzekering, organiseren ze opleidingen voor trainers en nog vele andere

zaken.

C. Commerciële sector

Naast de organisaties van de overheidssector en de vrijwilligers sector zijn er nog andere organisaties

die sport organiseren. Maar zij trachten via het organiseren van sport winsten te generen. Naast een

zinvolle vrijetijdsbesteding is sport steeds meer een bron van economische activiteit en

werkgelegenheid. De economische relevantie van sport is groot en neemt nog toe (VRIND, 2011).

Enkele voorbeelden van instanties die sporten organiseren binnen de profit-sector zijn fitnessen,

klimzalen, bowlingbanen en dergelijke.

Page 31: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

21

Deze sector werkt op het principe van vraag en aanbod en op deze van productie en consumptie. De

privé organisaties halen hun inkomsten uit lidgeld van klanten maar kunnen niet rekenen op

vrijwilligers zoals de overheid en vrijwilligerssector wel kunnen doen (VRIND, 2011).

Page 32: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

22

2.2. Sportgoederensector

Naast de sportorganiserende sector, bestaan er zoals reeds aangehaald andere sectoren binnen de

sportsector (supra, p.10). Omdat de sportgoederensector volgens Westerbeek en Shilbury (1999) de

belangrijkste subsector van de sportorganiserende sector wordt deze hieronder verder besproken.

Volgens Westerbeek en Shilbury (1999) is deze sector op te splitsen in twee grote groepen. Enerzijds

zou er een sportgoederenproductie zijn en anderzijds een sportgoederenverkoop. Datamonitor

definieert de sportgoederensector als de maak en verkoop van sportgoederen van balsporten,

avonturensporten, fitness, golf, racketsporten, wintersporten en andere sporten zoals boogschieten,

biljard, bowling, inline-skating en vissen. (Datamonitor, Sports equipment in Europe, 2010).

Datamonitor is een internationaal bedrijf dat zorgt voor analyses van informatie en opinies over

allerlei markten. Zij ondersteunen 6000 van ’s werelds meest toonaangevende bedrijven door hen

onder andere sector analyses aan te bieden (Datamonitor, About us). Dit toonaangevend bedrijf binnen

de sectoranalyse kan ons de beste informatie verschaffen over de sportgoederenindustrie binnen

Europa. Omdat er geen toegang is tot de recentste gegevens van dit bedrijf worden er enkel binnen

deze scriptie gegevens van 2009 aangehaald.

In 2009 was de opbrengst van de Europese sportgoederenmarkt 21,1 biljoen Amerikaanse dollar

(Datamonitor, 2010). Ten opzichte van 2005 kende de opbrengst een gemiddelde jaarlijkse groei van

2.2%. Er wordt verwacht dat deze opbrengst in de toekomst verder kan groeien tegen een jaarlijkse

groeivoet van 2.2 %. In 2014 wordt de opbrengst in de Europese sportgoederenmarkt dan ook geschat

op 23.4 biljoen Amerikaanse dollar. In 2009 was de verkoop van golfmateriaal het meest winstgevend,

namelijk 3.9 biljoen Amerikaanse dollar wat neer komt op 18.5% van de totale marktopbrengst.

Page 33: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

23

2.3. Sport-media sector

Dejonghe (2007) beschrijft in het ‘media-sport-productie’ complex dat er naast de sportorganiserende

sector en de sportgoederensector nog een belangrijke speler is die voor financiële stromen zorgt

binnen de sport, namelijk de media. Dit is echter een Amerikaans model maar aangezien de

Amerikaanse perceptie van sport als maar meer voorkomt in Europa moet deze derde sector ook

bekeken worden in Vlaanderen (supra, p.5)

In Europa zorgen mediaorganisaties ervoor dat miljoenen en soms zelf miljarden mensen

geïnformeerd en geamuseerd worden door sport (Andreff & Szymanski, 2006, pp. 100-109). Deze

organisaties betalen dan ook enorme bedragen aan clubs, federaties,… voor allerhande uitzendrechten

om hogere kijkcijfers te behalen. Deze hoge bedragen zorgen ervoor dat sport professionaliseert en dat

sport meer afhankelijk wordt van de media (Hoye, Smith, Westerbeek, Stewart, & Nicholson, 2006, p.

56). Zo zijn de verkoop van uitzendrechten van voetbalwedstrijden een alsmaar belangrijkere bron van

inkomsten geworden voor voetbalclubs (Dejonghe, 2007, p. 205). In de meeste Europese landen

(Tabel 8) worden deze uitzendrechten gezamenlijk verkocht door de organisator van de

voetbalcompetitie. Het opgeleverde bedrag wordt later via een verdeelsleutel onder de deelnemende

clubs van de competitie verdeeld. De verdeelsleutel verschilt van land tot land en wordt

prestatiegerichter. De toenemende graad van prestatiegerichtheid en de hoger wordende media-

participatie in de voetbal toont ons aan dat de Amerikaanse visie van sport weldegelijk aanwezig is in

Europa.

Tabel 8: Tv-rechten in Europa (Dejonghe, 2007)

Land Voor Seizoenen Bedrag betaald per jaar (euro)

België 2005-2008 36 miljoen

Nederland 2005-2006 69,9 miljoen

Engeland 2004-2007 285 miljoen

Frankrijk 2005-2008 200 miljoen

Duitsland 2006-2009 430 miljoen

Het is stilaan duidelijk dat mediaorganisaties ook in Europa sport gebruiken om hun inkomsten te

verwerven. Anderzijds vonden sportorganisaties dan weer via de media een weg om hun specifieke

sport of club te promoten en hun imago mee te geven. Zo zorgden de media er al vaak voor dat

sportorganisaties bekendheid verwierven (H. Westerbeek, 2003, p. 138).

Page 34: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

24

3.Analyse sportsector

Nu er meer duidelijkheid gecreëerd is over welke sectoren er tot de sportsector behoren en hoe deze

structureel in elkaar zitten, kan er verder gegaan worden met een analyse ervan. De analyse gaat dieper

in op de grootte, winstgevendheid, groei ,liquiditeit , solvabiliteit en omvang van de sportsector. De

analyse omvat 3 grote delen waarin alle subsectoren afzonderlijk worden geanalyseerd (supra, p.10).

Binnen het eerste deel van dit hoofdstuk wordt er verduidelijkt waar en hoe de data van de

verschillende analyses verzameld worden. Nadien worden alle subsectoren van de sportsector

geanalyseerd en op het einde van het hoofdstuk zullen er nog enkele gegevens overzichtelijk naast

elkaar gezet worden om de verschillende subsectoren met elkaar te kunnen vergelijken.

3.1. Verzamelen van gegevens

De gegevens voor de analyse van de subsectoren worden voornamelijk gevonden via Bel-first, waarna

ze via MS excel geanalyseerd worden. Aangezien het speciale karakter van de vrijwilligerssector,

overheidssector (van de sportorganiserende sector) en de sport-media sector, kon er geen voldoende

data gevonden worden via Bel-first. Daarom worden deze sectoren geanalyseerd via voorgaand

onderzoek en/of via jaarrekeningen.

3.1.1. Bel-first

Een groot deel van de data binnen de analyse is afkomstig van Bel-first. Bel-first is een financieel en

marketing programma dat naast data van Euro-DB en de ‘National Trading Registery’ data, analyses

en consulting software gebruikt van Bureau van Dijk. Het programma wordt in België en Luxemburg

gebruikt om financiële analyses op bedrijven uit te voeren. Programma’s van Bureau van Dijk werden

in het verleden herhaaldelijk gebruikt om financiële en marketing analyses uit te voeren (Maenhout,

De Voldere, Onkelinx , & Sleuwaegen, 2006) (De Ruytter, Konings, & Reynaerts, 2012). Naast Bel-

first heeft Bureau van Dijk ook programma’s die op Europees en internationaal niveau opereren zoals

Amadeus, Bankscope en Isis. Bel-First geeft maandelijks geüpdate en gestandaardiseerde gegevens

van de voorbije jaren weer (Bel-first, The software). Binnen deze scriptie gebruikt men update 162 dat

gegevens bevat tot september 2011, waardoor de gegevens van het boekjaar 2010 gebruikt worden als

recentste data.

Bel-first bezit de gegevens van 1,2 miljoen bedrijven in België (Bel-first). Van al deze bedrijven zijn

er 500000 bedrijven die gedetailleerde financiële gegevens vrijgeven, 275000 bedrijven geven enkel

de grote lijnen van hun financiële gegevens weer en 425000 bedrijven zijn eenmanszaken. Het

programma geeft van de eenmanszaken enkel hun bestaan weer (geen financiële gegevens). Wanneer

men de gegevens van het programma gebruikt om een analyse van een sector uit te voeren moet men

Page 35: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

25

deze gegevens genuanceerd interpreteren, aangezien niet alle bedrijven in rekening gebracht worden.

Er wordt wel een goed algemeen beeld van de sector gegeven aangezien alle grootste bedrijven wel in

de analyse terecht komen en aangezien de data over alle bedrijven op eenzelfde manier weergegeven

en berekend worden. Bel-first is dus een geschikt en betrouwbaar programma om een sector analyse

mee uit te voeren (Bel-first, The software).

3.1.2. Methode van gegevensselectie

Elke sector zal, indien mogelijk (supra, p.10), gelinkt worden aan een economische activiteit uit de

NACE-Bel 2008 (Nomenclature statistique des Activités économiques Belgique). Elke economische

activiteit heeft een eigen NACE-Bel code, zo’n code bestaat uit minstens 2 cijfers en maximaal uit 5

cijfers en is de Belgische revisie van de NACE.Rev. (Nomenclature statistique des Activités

économiques dans la Communauté Européenne). Elke Belgische onderneming wordt bij zijn

oprichting verplicht om zich minstens aan één activiteitsklasse toe te schrijven en krijgt vervolgens

een code waartoe men behoort (Belfirst, 2006). Elke sector wordt verbonden met een economische

activiteit zodat de analyses binnen de vooropgestelde structuur plaatsvindt. Binnen Bel-first worden s

voor elke analyse bedrijven geselecteerd met dezelfde economische activiteit. Zo worden bijvoorbeeld

de gegevens van alle bedrijven die sportgoederen verkopen samen gebracht om later te analyseren.

Bel-first biedt de mogelijkheid om gegevens van Belgische bedrijven met eenzelfde activiteit binnen

een bepaalde regio samen te brengen. Binnen deze scriptie worden de resultatenrekening, de balans,

het aantal bedrijven en het aantal werknemers per sector van Bel-first gehaald (zie bijlage). Naast

bovenstaande data worden ook de verdelingen van de winstgendheid en de volledige opbrengst van

delke sector uit Bel-first naar MS Excel geëxporteerd (zie bijlage).

Aangezien de geselecteerde bedrijven volgens de NACE-Bel 2008 classificatie binnen de sportsector

vallen beschouwen we deze dan ook als onderdeel van de sector. Men moet echter wel in het

achterhoofd houden dat sommige bedrijven binnen de selectie via Bel-first niet volledig binnen de

sportsector vallen aangezien ze ook andere economische activiteiten kunnen uitvoeren. Een bedrijf kan

binnen de NACE-Bel 2008 in meer dan één economische activiteit ingeschreven zijn. Zo zullen er

bijvoorbeeld bedrijven zijn die sport organiseren maar ook bijvoorbeeld een hotel runnen.

3.1.3. De Bel-first analyse

Wanneer de resultatenrekening, balans, het aantal bedrijven en het aantal werknemers voor elke sector

geselecteerd zijn, worden deze overgezet naar MS Excel, om er vervolgens verschillende

berekeningen op uit te voeren. Waarom en hoe er verschillende variabelen berekend worden zal in

volgende paragrafen verduidelijkt worden.

Page 36: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

26

Aantal bedrijven

Het aantal ondernemingen binnen een sector geeft ons samen met het aantal werknemers en

toegevoegde waarde een zicht op de grootte van het economisch belang van de sector (Maenhout, De

Voldere, Onkelinx , & Sleuwaegen, 2006, p. 91). Binnen de analyses zal men eerst het aantal

bedrijven weergeven die in 2010 binnen de sector opereerde en vervolgens zal de evolutie van het

aantal bedrijven over verschillende jaren besproken worden.

Werknemers

De omvang van de tewerkstelling geeft het belang van de sector weer voor de economie van de regio

(De Ruytter, Konings, & Reynaerts, 2012, p. 12). Daarom worden er dus enkele gegevens over de

werkgelegenheid besproken. Men kijkt hiervoor naar het gemiddeld aantal werknemers per jaar. Het

aantal werknemers zal voor de jaren tussen 2006 en 2010 besproken worden. Nadien zal er ingegaan

worden op de verdeling van de werknemers over de hele sector en zullen de grotere bedrijven binnen

de sector gesitueerd worden

Toegevoegde waarde

Het economisch belang van een bepaalde sector kan ook met behulp van de indicator toegevoegde

waarde gemeten worden. (De Ruytter, Konings, & Reynaerts, 2012) (Maenhout, De Voldere,

Onkelinx , & Sleuwaegen, 2006). Deze parameter geeft weer hoeveel waarde een onderneming of

sector toevoegt door zijn bedrijfsactiviteiten uit te voeren. De toegevoegde waarde wordt berekend

door het aankoopbedrag van goederen of diensten af te trekken van de omzet. Net zoals De Ruytter en

collega’s (2012) deden, wordt er binnen deze scriptie de toegevoegde waarde gebruikt die berend werd

door het programma van Bureau van Dijk zelf. Bel-first geeft de netto toegevoegde waarde weer, dit

wil zeggen da de afschrijvingen niet in rekening gebracht worden.

Jaarlijkse groei

Om te zien of de sector groeit of krimpt wordt er naar de jaarlijkse groei van het gebruikt kapitaal

gekeken (Goddard, Tavakoli, & Wilson, 2009). Het gebruikt kapitaal is het verschil tussen de totale

activa en de kortlopende schulden. De jaarlijkse groei wordt dan berekend door het gebruikte kapitaal

van het huidige jaar af te trekken van het gebruikte kapitaal van het vorige jaar en te delen door het

gebruikte kapitaal van het vorige jaar. Een activa gebaseerde groeivoet (zoals deze) heeft echter wel de

neiging om kapitaal intensive sectoren te ‘belonen’ en arbeidsintensieve sectoren te ‘bestraffen’.

( ) ( )

( )

Page 37: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

27

Winstgevendheid

Het volgende deel van de analyse handelt over de winstgevendheid van de sector. Wanneer men de

winstgevendheid bestudeert, mag er niet enkel gekeken worden naar de opbrengst van een sector maar

moet men deze opbrengst binnen een ruimere context zien. Een sector kan een hoog inkomen hebben

maar kan bijvoorbeeld ook enorm veel middelen hiervoor ingezet hebben.

De ‘Return On Capital Employed (ROCE)’ is volgens Slowly en collega’s (2010) een goede manier

om de winstgevendheid te bekijken. Deze ratio wordt ook wel de ‘Return on investment (ROI)’

genoemd en houdt geen rekening met de financieringsstrategie en het hefboomeffect (leverage effect).

Veel analisten ter wereld gebruiken deze ratio als basis voor een uitgebreide analyse omdat deze

verder op te delen valt via de ‘DuPont formula’. Deze ROCE geeft aan hoeveel de ‘Earning before

interest and tax’ (EBIT) is ten op zichte van het gebruikte kapitaal (‘Capital emlpoyed’ of ‘net assets’ )

(Stolowy, Lebas, & Ding, 2010, p. 665). De teller EBIT is een maatstaf voor het operationeel inkomen

van een bedrijf of sector waarbij er geen rekening gehouden wordt met de belastingen en financiële

interest. De noemer, het gebruikte kapitaal is dan weer het verschil tussen de totale activa en de

kortlopende schulden. Aangezien het gebruikt kapitaal al gebruikt werd voor de jaarlijkse groei te

berekenen, moet deze niet meer opnieuw berekend worden.

De ROCE zal binnen de analyse van de sector over de jaren heen berekend worden en het verloop van

de ROCE wordt verder geanalyseerd door te kijken naar het verloop van de noemer en de teller van de

ratio.

Een andere ratio die vaak voorkomt om de winstgevendheid uit te drukken is de ‘Return on assets

(ROA)’. De ROA is echter een ratio die kan beïnvloed worden waardoor deze niet altijd even concreet

is. Deze ratio stelt de volledige opbrengsten op de totale activa. Hierdoor kan men duidelijk zien of het

bedrijf aan de hand van al zijn activa opbrengsten genereerd. De volledige opbrengst (of verlies)

bestaat uit de operationele opbrengst (wat gelijk is aan het operationeel inkomen min de kost van

operationele zaken zoals grondstoffen, sociale zekerheid, afschrijvingen), de totale financiële

opbrengst (of kost), de kostprijs van belastingen en de speciale opbrengst (of kost).

Page 38: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

28

De inkomensbelastingen (die een deel zijn van de volledige opbrengst) zijn afhankelijk van de

financiering (financiering met schulden of aandelen) van de sector waardoor ze effect kunnen hebben

op de ROA (Goddard, Tavakoli, & Wilson, 2009). Er zullen bijvoorbeeld minder belastingen moeten

betaald worden wanneer er gefinancierd wordt via schulden (leningen). Samen met de inkomens

belastingen worden ook de speciale kosten of opbrengsten afzonderlijk bekeken omdat deze ook een

effect hebben op de ROA.

Binnen de analyses worden de winstgevendheidsratio’s over verschillende jaren berekend en wordt de

noemer en de teller apart bekeken om het verloop te verklaren. Door de ROCE en de ROA van de

sector te bestuderen krijgt men een algemeen beeld van de winstgevendheid van deze sector. Verder

wordt er ook gekeken of er binnen de sectoren een groot verschil is qua winstgevendheid. Dit wordt

gedaan door de verdeling van de ROCE en de volledige opbrengsten van alle bedrijven binnen de

sector te bestuderen.

Solvabiliteit

De solvabiliteit van de sector kan eveneens beschreven worden in een ratio. Om te zien of de

bedrijfsschulden op lange termijn kunnen betaald worden bekijkt bestaat er de ‘Solvency ratio’ (Ucal

& Oksay, 2011). Deze ratio toont hoeveel procent van de schulden er kunnen afbetaald worden indien

alle opbrengsten zouden gebruikt worden. Een sector met een ‘solvency ratio’ hoger dan 20% wordt

algemeen aanschouwd als een financieel gezonde sector (Gunst, 2011).

Liquiditeit

Tot slot zal er binnen de analyse gekeken worden of de korte termijn schulden betaald kunnen worden

en de sector voldoende liquide is. Hiervoor wordt er gekeken naar de ‘current ratio’. Deze stelt de

vlottende activa op de lopende schulden (Stolowy, Lebas, & Ding, 2010, p. 662) en kijkt dus in welke

mate de inkomsten voldoende zijn om de uitgaven te dragen (Buelans, Knockaert, & Van Den Broeck,

2010, p. 263). Wanneer de lopende schulden groter zijn dan de lopende activa dan zal de sector zijn

korte termijn schulden moeilijk of niet kunnen aflossen en zal de ratio kleiner zijn dan 1.

Page 39: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

29

3.2. Sportorganiserende sector

Uit voorgaande beschrijving van de sportorganiserende sector (supra, p.12) bleek dat deze uit de

overheidssector, de vrijwilligerssector en de commerciële sector bestond. Deze verschillende

onderdelen zullen dan ook afzonderlijk geanalyseerd worden. Aangezien er binnen Bel-first geen

voldoende gegevens zijn omtrent de overheidssector en de vrijwilligerssector, worden er gegevens

over de grootte, het aantal werknemers en dergelijke gezocht binnen publicaties en studies. Gegevens

over de commerciële sector werden wel via Bel-first gevonden.

3.2.1. Overheidssector

Aantal

In 2010 telt Vlaanderen 308 gemeentelijke sportdiensten (VRIND, 2011) waarvan er 92% subsidies

ontvangen. Er zijn dus 283 gesubsidieerde en 25 niet gesubsidieerde sportdiensten in Vlaanderen die

sport organiseren en promoten.

Figuur 7: Aantal gesubsidieerde en niet gesubsidieerde gemeentelijke sportdiensten in Vlaanderen (VRIND, 2011)

Werknemers

Uit een enquête van de Vlaamse overheid blijkt verder nog dat er in het Vlaamse gewest minstens

4299 voltijdse tewerkstelling zijn in de gemeentelijke sportsector. De personen die er tewerkgesteld

zijn worden aangesteld als: diensthoofd, sportfunctionaris, sportpromotor, beheerder of overige zoals

zaalwachter en schoonmaker (Departement CJSM, 2012).

283

25

0

50

100

150

200

250

300

350

Gemeentelijke sportdiensten

nietgesubsidieerd

gesubsideerd

Page 40: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

30

Financieel

Gemeentelijke sportdiensten halen hun inkomsten vooral uit publieke middelen die ze via de gemeente

verkrijgen (VRIND, 2011). Ten opzichte van het totaal budget van een gemeente gaat gemiddeld

3,16% naar sport. Een gemeentelijke sportdienst geeft gemiddeld €1.038.240 uit aan sport

(Departement CJSM, 2012). In Vlaanderen zou er ongeveer 290 miljoen euro uitgegeven worden aan

sport via gemeentelijke sportdiensten.

3.2.2. Vrijwilligerssector

A. clubs

Het overgrote deel (meer dan 91%) van de sportclubs in Vlaanderen bevinden zich in de non-

profitsector (Scheerder & Vos, Sportclubs in Beeld, 2010, p. 27). Dit wil zeggen dat zij sport als doel

hebben en dat de daar bijhorende financiële aspecten een hulpmiddel zijn om het sportieve doel te

bereiken, de overige clubs houden meer rekening met de financiële kant van de zaak. Aangezien deze

laatst genoemde clubs zich meer focussen op het behalen van winst zouden deze clubs tot de

commerciële sector moeten horen. Om het overzicht te bewaren (en door de aanwezigheid van

vrijwilligers in alle clubs) zal er binnen deze analyse echter geen onderscheid gemaakt worden tussen

clubs die commerciële doeleinden hebben en clubs die dit niet hebben.

Aantal

In Vlaanderen zijn er naar schatting 23.900 clubs waarvan 85% een sportclub in strikte zin is en 15%

socio-culturele verenigingen zijn met een sportaanbod (VRIND, 2011). In 2003 werd een grootschalig

onderzoek gedaan naar de sportclubs in Vlaanderen. Binnen dit onderzoek kwam men tot het besluit

dat 51% van alle sportclubs kleine clubs zijn (<61 leden), 29,50% middelgrote clubs zijn (61-180

leden) en 19.50 % grote clubs (>180 leden) (Figuur 8). De helft van de sportclubs in Vlaanderen blijkt

dus klein te zijn, de andere helft middelgroot of groot.

Figuur 8: Sportclubs in Vlaanderen naar grootte (Van Lierde & Willems, 2004)

51%

29,50%

19,50%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Sportclubs in Vlaanderen

Grote clubs (>180 leden)

Middelgroteclubs (61 - 180leden)Kleine clubs(<61 leden)

Page 41: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

31

Werknemers

De Vlaamse overheid raamt dat er in Vlaanderen ongeveer 417000 vrijwilligers actief zouden zijn

binnen het reilen en zeilen van sportclubs (VRIND, 2011, p. 146). Scheerder en Vos (2010) deden

hieromtrent een gelijkaardig onderzoek en kwamen tot de conclusie dat er 320531 vrijwilligers binnen

de Vlaamse sportclubs geen vergoeding krijgen, 35811 een vrijwilligersvergoeding, 42322 een

onkostenvergoeding en 18419 een uurvergoeding (Scheerder & Vos, 2010). Volgens de berekeningen

en inschattingen van Van Lierde en Willems (2004) zouden er naast de vrijwilligers nog 27000

bezoldigde medewerkers zijn binnen de sportclubs.

Financieel

Clubs hebben inkomsten nodig om te kunnen functioneren. De inkomsten van de sportclubs worden

gegenereerd uit lidgelden, subsidies, geldacties en sponsoring (VRIND, 2011). In hun onderzoek over

sportclubs in Vlaanderen, waar via een steekproef van 495 Vlaamse clubs een algemeen beeld wordt

gegeven over sportclubs in Vlaanderen, gaan Scheerder en Vos (2010) hier verder op in en vermelden

dat clubs hun inkomsten halen uit 8 verschillende zaken. Zo haalt 84% (van de Vlaamse sportclubs)

geld uit lidgeld, 71,5% uit gemeentelijke subsidies, 53.1% uit sponsoring, 47% uit geldacties, 28.5%

uit de kantine, 23.4% uit wedstrijden en tornooien, 9.5% uit federatie subsidies en nog 8.3% haalt

inkomsten uit andere zaken. Naast het benoemen van de inkomsten gingen Scheerder en Vos (2010)

verder en bekeken ze hoe de verdeling van de inkomsten was ten op zichte van het totale inkomen

(Figuur 9). Ze zagen vooral dat lidgelden, inkomsten uit de kantine, geldacties en sponsoring voor het

grootste deel van de inkomsten zorgden bij zowel groots als kleine clubs

Figuur 9: Inkomsten van Vlaamse sportclubs naar grootte van de sportclubs (Scheerder & Vos, 2010)

5,8% 16,6% 17,0%

17,7%

14,0% 10,4%

14,2% 14,1%

10,0%

42,6% 37,2%

45,2%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Kleine clubs (<61leden)

Middelgrote clubs (61- 180 leden)

Grote clubs (> 180leden)

lidgelden

sponsoring

subisies gemeeente

andere

geldacties/evenementen

inkomsten kantine

inkomsten wedstrijden /tornooien

Subsidies federaties

Page 42: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

32

Over de subsidies is geweten dat de zuiver sportclubs een gemiddelde subsidie hebben van 678,45

euro en de socio-culturele sportverenigingen een gemiddelde subsidie van 175,29 euro (Van Lierde &

Willems, 2004). De subsidies die clubs ontvangen bevinden zich tussen minimaal 70,87 euro per club

tot maximaal 6453,45 euro per club. In 2004 kreeg slechts 49,4% van de sportclubs in Vlaanderen een

gemeentelijke subsidie. Alle sportclubs samen kregen 7 miljoen euro via gemeentelijke sportdiensten.

Naast deze financiële subsidies kunnen heel wat sportclubs aan een voordelig of gratis tarief gebruik

maken van de sportinfrastructuur van de gemeente. Deze vorm en andere vormen van subsidies zijn

niet verrekend in bovenstaande cijfers.

Naar analogie van de inkomsten van sportclubs werden ook de uitgaven van de clubs door Scheerder

en De Vos (2010) in beeld gebracht. Zij stellen dat er twaalf soorten uitgaven zijn die een club maakt

om te kunnen functioneren (Figuur 10). Zo ziet men bijvoorbeeld dat de huur samen met de kost van

de organisatie van evenementen de grootste kosten zijn voor sportclubs en dat lidgelden, materiaal,

verzekeringen en vergoedingen een gemiddeld grote kost zijn voor de clubs. Naast al deze kosten heeft

de club nog tal van kleinere uitgaven zoals salarissen die moeten betaald worden. Verder besloten

Scheerder en Vos (2010) in het financiële hoofdstuk dat 10% van de clubs in een negatieve financiële

situatie verkeerden en dat 40 % van de clubs plus minus break-even draaiden.

Figuur 10: Uitgave van Vlaamse sportclubs (Scheerder & Vos, 2010)

B. Federaties

In Vlaanderen zijn er 91 sportfederaties waaronder recreatieve sportfederaties, sportfederaties die 1

enkele sport aanbieden en sportfederaties die erkend worden maar geen subsidies ontvangen (supra,

p.20) (Bloso, Subsidiering , 2009). Er zouden 1,4 miljoen mensen in Vlaanderen aangesloten zijn bij

een door Bloso erkende sportfederatie (VRIND, 2011) en bijna 70% van alle sportclubs in Vlaanderen

9,9%

14,4%

11,0%

12,4%

22,9%

9,6%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Uitgave van sportclubs

verzekeringen

huur

lidgelden

materiaal

evenementen/activiteiten

promotie/ledenblad

vergoedingen

opleiding en vorming

onderhoud

energie

andere

salarissen

Page 43: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

33

zou aangesloten zijn bij een federatie die erkend en/of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid.

(Scheerder & Vos, Sportclubs in Beeld, 2010, p. 14).

3.2.3. Commerciële sector

De NACE-Bel (supra, p.25) heeft een klasse voor economische activiteiten voor de exploitatie van

sportaccommodaties zoals gymnastiek en aerobiczalen (nr. 93191), Fitnessen (nr.93130), en andere

waaronder de promotie en organisatie van sportevenementen (nr.9319). Om een beeld te krijgen van

de commerciële sector worden gegevens van deze bedrijven samengebracht en vervolgens

geanalyseerd via Bel-first en MS Excel.

Aantal bedrijven

Binnen de commerciële sportorganiserende sector waren er volgens Bel-first tussen 2005 en 2010 in

België 4547 bedrijven. In Vlaanderen waren er 2806 verschillende bedrijven actief binnen diezelfde

periode. Meer dan de helft (61%) van deze sector bevindt zich dus in de Vlaamse regio. Binnen deze

sector is er in Vlaanderen van 2006 tot 2009 een gemiddelde jaarlijkse stijging van 3,5% waar te

nemen in het aantal bedrijven. In 2010 is er dan weer een daling van 15,3% waar te nemen(Figuur 11).

Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Werknemers

Binnen de commerciële sportorganiserende sector is er een gemiddelde jaarlijkse groei van het aantal

werknemers van 5.2% tussen 2006 en 2008. In 2009 daalt het aantal werknemers binnen deze sector

licht waarna het in 2010 verminderd met 18,8%. De enorme daling van het aantal bedrijven in 2010

zou een mogelijke verklaring zijn voor de daling van het aantal werknemers in 2010 (Figuur 12).

1278 1348 1405 1458 1235

0

500

1000

1500

2000

2006 2007 2008 2009 2010

Aantal bedrijven

Page 44: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

34

Figuur 12: Aantal werknemers binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Binnen de commerciële sector werkt 68,3% van de werknemers binnen bedrijven met minder dan 21

werknemers (Figuur 13). Er werken in Vlaanderen 366 werknemers in bedrijven die 11 tot 20

werknemers hebben en 949 in bedrijven waar 2 tot maximaal 10 werknemers tewerkgesteld zijn. Deze

aantallen komen respectievelijk overeen met 16.6% en 43.1% van de hele werknemersmarkt binnen

deze sector. Verder is er nog te zien dat er in Vlaanderen 189 één-mans bedrijven zijn binnen deze

sector. De 2 grote bedrijven binnen deze sector zijn dan weer Healthcity Belgium en Golazo Sports

waar 178 en 129 mensen tewerkgesteld zijn. Deze bevindingen omtrent het aantal werknemers over de

hele sector moet echter wel genuanceerd worden. Zo worden enerzijds niet alle werknemers van alle

bedrijven weergegeven binnen de Bel-first analyse en anderzijds zijn er ook bedrijven die naast het

organiseren van sporten nog andere economische activiteiten hebben.

Figuur 13: Verdeling van het aantal werknemers binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

2393 2572

2768 2713

2202

0

500

1000

1500

2000

2500

3000

2006 2007 2008 2009 2010

Aantal werknemers

178

129 70 46

38

35

202

366

949

189

Aantal werknemers

HEALTHCITY BELGIE

GOLAZO SPORTS

BAMA

G.VELDEMAN

AUTONOOM PROVINCIEBEDRIJF SPORT

COMPAGNIE HET ZOUTE-COMPAGNIE LEZOUTE

Bedrijven van 21-34 werknemers

Bedrijven van 11-20 werknemers

Bedrijven van 2-10 werknemers

Bedrijven met 1 werknemer

Page 45: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

35

Jaarlijkse groei en toegevoegde waarde

Indien er naar de groei van het gebruikte kapitaal van de sportorganiserende sector gekeken wordt dan

valt het op dat de sector van 2006 tot 2009 een groei kent van jaarlijks meer dan 8% (Tabel 9). In 2010

is er dan weer een grote negatieve groei te zien van 14,09%.

Over de toegevoegde waarde van deze sector kan er gezegd worden dat deze (net als het gebruikte

kapitaal) tot 2009 stijgt en in 2010 een daling kent. In 2010 bedraagt de netto toegevoegde waarde van

de sector 174 miljoen euro

Tabel 9: Jaarlijkse groei van het gebruikt kapitaal en toegevoegde waarde (in duizenden euro’s) van de commerciële

sportorganiserende sector

2006 2007 2008 2009 2010

Jaarlijkse groei (gebruikt kaptiaal) / 17,00% 8,38% 11,44% -14,09%

Toegevoegde waarde (net added value) 170042 185458 194913 202411 174427

Winstgevendheid

De ROCE van deze sector (Figuur 14) daalt over de jaren heen. In 2007 vermindert de ROCE van

4.21% naar 3,11%. Tussen 2007 en 2009 daalt deze verder, maar met kleine verschillen. In 2010 is er

alweer een enorme daling waar te nemen van de ROCE, in dat jaar bedraagt deze slechts 1.65%. Dit

wil zeggen dat de EBIT in 2010 slechts 1.65% van de ingezette middelen bedraagt.

.

Figuur 14: ROCE van de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Het gebruikte kapitaal van de sector (noemer) kent een stijgend verloop van 2006 tot 2009. Dit met

een gemiddelde jaarlijkse groei van 10.3%. In 2010 daalt deze dan weer met 14,1%. Dit wil zeggen dat

de commerciële sportorganiserende sector tot 2009 alsmaar meer middelen inzet, maar dat er na 2009

minder middelen worden ingezet. Indien de opbrengst gelijk zou blijven, zou de ROCE kleiner zijn

(aangezien de noemer groter wordt). Maar dit is niet het geval, in 2007 zakt de EBIT naar 20 miljoen

euro waardoor het samen met de daling van de gebruikte middelen de grote daling verklaart van de

ROCE in dat zelfde jaar (Figuur 15). Van 2007 tot 2009 schommelt de EBIT rond de 20 miljoen euro

waardoor men kan vaststellen dat het stijgend gebruikt kapitaal de oorzaak is van de lichte daling van

de ROCE in deze jaren. In 2010 ziet men tenslotte dat de EBIT met 53% verminderd is en slechts 11

4,21%

3,11% 2,80% 2,70%

1,65%

0,00%

1,00%

2,00%

3,00%

4,00%

5,00%

2006 2007 2008 2009 2010

Return on capital employed

Page 46: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

36

miljoen euro bedraagt. Deze enorme daling verklaart dan ook de lagere ROCE in 2010, aangezien het

gebruikte kapitaal er zelfs vermindert.

De ROA kent een daling van 2006 tot 2008 waarvan de daling in 2008 enorm is. Vanaf 2008 tot 2010

blijft de ROA steeds negatief met als dieptepunt in 2008 -1.90%. In 2010 leunt deze dan weer tegen de

0 aan maar is nog licht negatief. De negatieve cijfers vertellen ons dat er van 2008 tot en met 2010

geen totaal opbrengst is geweest maar wel een verlies.

Figuur 16: ROA van de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Om de ROA te verklaren wordt er apart gekeken naar de teller en de noemer van de ratio. De volledige

opbrengst van de sector (teller) daalde van 2006 tot 2008 (Figuur 17). Van 2008 tot 2010 ging deze

onder 0, wat wil zeggen dat de sector een verlies had (van 21,4 miljoen euro).. De totale activa

(noemer) steeg van 2006 tot 2009 met een gemiddelde jaarlijkse groei van 8.4% en daalde in 2010

terug tot 1.04 miljard euro. Het is hier duidelijk dat de lage volledige opbrengst (verlies) van 2008 tot

2010 de oorzaak is van de lage ROA’s in diezelfde jaren.

-2,00%

-1,50%

-1,00%

-0,50%

0,00%

0,50%

1,00%

1,50%

2,00%

2,50%

2006 2007 2008 2009 2010

Return On Assets

0

200000

400000

600000

800000

1000000

2006 2007 2008 2009 2010

Gebruikt kapitaal

0

5000

10000

15000

20000

25000

2006 2007 2008 2009 2010

EBIT

Figuur 15: EBITen gebruikt kapitaal in duizenden euro’s van de sportorganiserende commerciële sector in

Vlaanderen van 2006 tot 2010

Page 47: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

37

Aangezien de EBIT altijd positief is en de volledige opbrengst negatief in 2008 tot 2010 (met als

dieptepunt 2008), moeten er enorme speciale winsten (of verliezen) en/of enorme

inkomensbelastingen zijn in diezelfde jaren. Indien dit nader bekeken wordt, worden er in 2008 en

2009 speciale verliezen geboekt in plaats van winsten (Figuur 18). De speciale verliezen en de lage

speciale winst zorgen ervoor dat de volledige opbrengst en ROA enorm laag is in 2008 en nog steeds

negatief in 2009 en 2010.

Figuur 18: Inkomens belasting en speciale winst of verlies in duizenden euro’s van de commerciële

sportorganiserende sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

De helft (51%) van de bedrijven binnen de commerciële sportorganiserende sector heeft een ROCE

groter dan nul, 29.2% heeft een ROCE gelijk aan nul en de gemiddelde ROCE binnen de sector

bedraagt 8.6%. Wat verder nog opvalt is dat de grootste Golazo sport en Decatlon, een hoge ROCE

hebben. De iets kleinere bedrijven, G. Veldman en BAMA hebben dan weer een ROCE die een pak

lager ligt ( zie bijlage, Figuur 39). Door de bedrijven te rangschikken volgens hun volledige opbrengst

of verlies wordt het duidelijk dat ook hier duidelijk dat er binnen de sector verschillen zijn (zie bijlage,

Figuur 40). De grootste bedrijven binnen deze sector maken in 2010 ook grote winsten. Zo hebben

Healtcity en Golazo Sport 3.4 miljoen en 2.9 miljoen euro winst. Bama en G. Veldeman , het derde en

vierde grootste bedrijf van de sector maken dan weer grote verliezen van 5.6 miljoen en 1.8 miljoen

euro. Binnen de verdeling valt het op dat het grootste deel van de bedrijven kleine winsten of verliezen

-15000

-10000

-5000

0

5000

10000

15000

2006 2007 2008 2009 2010

Inkomens belasting

Specialewinst/verlies

893015 1053006 1129344 1194946

1039300

0

500000

1000000

1500000

2006 2007 2008 2009 2010

Totale activa

-30000

-20000

-10000

0

10000

20000

30000

2006 2007 2008 2009 2010

Volledige opbrengst

Figuur 17 : De volledige opbrengst en de totale activa in duizenden euro’s van de sportorganiserende commerciële

sector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Page 48: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

38

maken. Er kan verder ook vastgesteld worden dat een bedrijf binnen de sector gemiddeld genomen

geen opbrengst of verlies heeft aangezien de gemiddelde opbrengst 0 is.

Solvabiliteit

Binnen de sportorganiserende commerciële sector wordt er een fluctuatie van de ‘solvency ratio’

waargenomen rond de 24%, met in 2007 een dieptepunt van 22,12% (Figuur 19). De sector is dus door

de jaren heen altijd financieel gezond, aangezien de ratio altijd groter is dan 20% (supra, p.28). In

2010 bedraagt de ‘sovency ratio’ 25,49%. Dit wil zeggen dat de 25,49% van al de schulden overeen

komt met de opbrengsten van de sector van dat jaar. Dit is vrij hoog aangezien de volledige opbrengst

van de sector negatief is. De reden waarom er een hoge ratio is, ligt hem in de afschrijvingen. De

afschrijvingen zijn binnen de sector heel hoog (58 miljoen euro) en worden binnen de berekening van

de ‘solvency ratio’ opgenomen omdat deze geen financiële uitgave zijn.

Liquiditeit

De current ratio is van 2006 tot en met 2009 altijd lager dan 1(Figuur 19). Dit wil zeggen dat de

commerciële sportorganiserende sector problemen heeft om zijn korte termijn schulden te betalen,

aangezien hun lopende activa kleiner zijn dan hun lopende schulden. In 2010 gaat de current ratio

terug boven de 1, wat wil zeggen dat de korte termijn schulden in 2010 gemakkelijker afgelost kunnen

worden gemakkelijker moeten kunnen betalen.

0,8

0,9

1

1,1

1,2

2006 2007 2008 2009 2010

Current ratio

0,00%

10,00%

20,00%

30,00%

2006 2007 2008 2009 2010

Solvency ratio (%)

Figuur 19: De current en solvency ratio van de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen van 2006

tot 2010

Page 49: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

39

3.3. Sportgoederensector

Zoals vermeld, is er volgens Westerbeek en Shilbury (1999) binnen de stortgoederen sector een aparte

sector voor de productie en een aparte sector voor de verkoop van sportgoederen. Ook de NACE-Bel

2008 (supra, p.24) behandelt binnen hun classificatie van de economische activiteit deze twee sectoren

aparte. Voor de productie van sportgoederen bestaat er de klasse ‘vervaardiging van sportartikelen’

met de code 3230 en voor de verkopende sportgoederensector bestaat er de klasse ‘detailhandel in

sportartikelen in gespecialiseerde winkels’ met de code 47640. Binnen deze scriptie zullen de twee

sectoren dan ook apart geanalyseerd worden.

3.3.1. Producerende sportgoederensector

Aantal bedrijven

Er zijn volgens Bel-first binnen de producerende sportgoederensector 101 bedrijven die in de periode

tussen 2006 en 2010 in België sportgoederen produceerden. In Vlaanderen waren er 58 verschillende

bedrijven actief binnen diezelfde periode. Iets meer dan de helft van deze sector bevindt zich dus in de

Vlaamse regio. Binnen deze sector is er in Vlaanderen van 2006 tot 2008 een stijging te zien in aantal

bedrijven en nadien een daling tot in 2010 waar er 39 bedrijven binnen de sector opereren (Figuur 20).

Figuur 20: Aantal bedrijven binnen de producerende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Werknemers

Binnen de producerende sportgoederensector is er een stijging van het aantal werknemers (Figuur 21).

Vanaf 2006 tot 2010 is er namelijk een gemiddelde jaarlijkse groei van 6.1%. Doordat het totaal aantal

gemiddelde werknemers per jaar binnen de sector stijgt en het totaal aantal bedrijven binnen de sector

daalt vanaf 2008 (Figuur 20) kan er gesteld worden dat er gemiddeld genomen meer werknemers

werken per bedrijf vanaf 2008.

39

43

45

42

39

36

38

40

42

44

46

2006 2007 2008 2009 2010

Aantal bedrijven

Page 50: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

40

Figuur 21: Aantal werknemers binnen de producerende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Binnen de sector werkt 35% van alle werknemers in Jezet saeting, 13% in Elaut, 21% in bedrijven

waar 2 tot 10 werknemers zijn en 2 bedrijven met 1 werknemer (Figuur 22). Het valt dus op dat het

grootste aantal bedrijven binnen de producerende sportgoederensector minder dan 10 werknemers

heeft en dat er slechts twee bedrijven zijn met meer dan 25 werknemers (Jezet seating en Elaut). Deze

bevinding moet echter wel genuanceerd bekeken worden. Enerzijds worden niet alle bedrijven hun

werknemers weergegeven binnen de Bel-first analyse. Zo is er bijvoorbeeld Donnay international en

L.M.V. Biljart Products die hun werknemersaantal niet of niet alle jaren vrijgeven. Uit de aantal

werknemers dat Donnay international in 2008 (75) en 2009 (67) wel doorgaf kan er afgeleid worden

dat dit bedrijf toch een vrij groot bedrijf is binnen deze sector (in vergelijking met andere bedrijven).

Ook uit de verdeling van bedrijven naargelang de opbrengsten is er te zien dat Donnay international

één van de grotere is binnen deze sector waardoor er hoogst waarschijnlijk in 2010 meer dan 10

werknemers werkten. Indien er anderzijds verder gekeken wordt naar de aard van de bedrijven vallen

de twee grootste bedrijven (qua werknemers) niet volledig binnen de producerende

sportgoederensector. Jezet seating is bijvoorbeeld een bedrijf dat zitjes produceert voor ondermeer

sportcomplexen maar ook voor culturele zalen, cinema’s,…. Elaut is dan weer een bedrijf die casino

en game-toestellen produceert, wat ook niet volledig aan de sport sector toe te schrijven is. Aangezien

deze twee bedrijven wel volgens de NACE-Bel 2008 classificatie binnen de sportsector vallen worden

deze binnen deze scriptie wel als sportbedrijf aanschouwd. Er moet echter wel steeds in het

achterhoofd gehouden worden dat sommige bedrijven binnen de geselecteerde bedrijven (via Bel-first)

niet volledig binnen de sportsector vallen (supra, p. 25).

317 331 297

391 412

0

100

200

300

400

500

2006 2007 2008 2009 2010

Aantal werknemers

Page 51: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

41

Figuur 22: Verdeling van het aantal werknemers binnen de producerende sportgoederensector in Vlaanderen

Jaarlijkse groei en Toegevoegde waarde

Indien er naar de naar de groei van het gebruikt kapitaal van de producerende sportgoederensector

gekeken wordt dan is het duidelijk dat de sector in 2007 een enorme groei kent (Tabel 10). Verder is er

nog te zien dat de sector van 2007 tot 2009 een degressieve groei kende en dat ze in 2010 uiteindelijk

een negatieve groei kent.

Over de toegevoegde waarde van deze sector kan er gezegd worden dat deze tussen 2006 en 2010

schommelt rond de 30 miljoen euro .

Tabel 10: Jaarlijkse groei van het gebruikt kapitaal en toegevoegde waarde (in duizenden euro’s) van de

producerende sportgoederen sector

2006 2007 2008 2009 2010

Jaarlijkse groeivoet (gebruikt kapitaal) 24,80% 10,89% 3,53% -3,50%

Toegevoegde waarde (net added value) 27928 30102 31358 28765 29808

Winstgevendheid

De ROCE van de producerende sportgoederensector daalt enorm van 2006 tot 2010. In 2006 was de

ROCE nog 72.6%, wat wil zeggen dat 72.6% van de ingezette middelen binnen de sector

terugverdiend werd (Figuur 23). In 2010 is de ROCE van de sector 12.38 %. Dit wil zeggen dat er in

2010, indien er evenveel gebruikt kapitaal inzet wordt als in 2006, er een EBIT is dat 60.22% lager ligt

dan in 2010. Deze waarden lijken onwaarschijnlijk en moeten dus nader bekeken worden.

105

40 21

16

16

15

11

10

61

2

Average number of employees - 2010

JEZET SEATING

ELAUT

ADEC SPORT

NICO LAPAGE SPORT

TOPSPORT

JANSSEN - FRITSEN

BILLARDS THISSEN

SCHELDE SPORTS

Bedrijven met 2-10werknemers

Page 52: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

42

Figuur 23: ROCE van de producerende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Het gebruikt kapitaal ligt in 2006 veel lager dan in 2010 (Figuur 24). Dit wil zeggen dat er binnen de

producerende sportgoederensector in 2010 meer middelen ingezet worden dan in 2006. Van 2006 tot

2009 is er een sterke stijging in het gebruikte kapitaal en nadien een lichte daling. Naast het gebruikte

kapitaal hangt de ROCE ook af van de EBIT. De EBIT daalde binnen de producerende sportgoederen

sector met een gemiddelde van 15,2% per jaar tussen 2006 en 2010. De enorme daling van de EBIT is

dus de oorzaak van de dalende ROCE. Het lage gebruikte kapitaal en de EBIT in 2006 en 2007 zorgen

voor de hoge ROCE in 2006 en 2007. In de jaren 2008, 2009 en 2010 daalde de ROCE vooral verder

door de steeds lager wordende EBIT, aangezien het gebruikte kapitaal van de producerende

sportgoederensector nagenoeg gelijk blijft in die periode.

De sterke stijging en vervolgens de lichte daling in het gebruikte kapitaal van de sector is toe te

schrijven aan Jezet seating en Donnay International. Hun gebruikt kapitaal ligt een stuk hoger dan de

andere bedrijven en hebben dus een serieuze invloed op het totaal gebruikte kapitaal van de sector (zie

bijlage, Figuur 43). Vooral deze twee bedrijven zorgen voor het hoog gebruikt kapitaal van de sector.

De ROA kent eenzelfde verloop als de ROCE (Figuur 25). In 2006 is de ROA nog 10.70% , maar deze

daalt tot ze in 2009, 1.51% bedraagt. In 2010 is er dan weer een lichte stijging te zien van de ROA.

Om dit te kunnen verklaren wordt er afzonderlijk gekeken naar de teller en de noemer van de ratio.

72,60%

42,72%

26,79%

14,61% 12,38%

0,00%

20,00%

40,00%

60,00%

80,00%

2006 2007 2008 2009 2010

Return on capital employed

0

5000

10000

15000

20000

25000

2006 2007 2008 2009 2010

EBIT

0

10000

20000

30000

40000

50000

2006 2007 2008 2009 2010

Gebruikt kapitaal

Figuur 24: EBIT en het gebruikt kapitaal in duizenden euro’s van de producerende sportgoederensector in

Vlaanderen van 2006 tot 2010

Page 53: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

43

Figuur 25: ROA van de producerende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

De volledige opbrengst van de sector (teller) daalde van 2006 tot 2009 met een gemiddelde van 21.1%

per jaar maar steeg in 2010 met 39.7% ten opzichte van 2009. De totale activa (noemer) die binnen de

producerende sportgoederensector werden ingezet, stegen van 2006 tot 2008 met een jaarlijkse

gemiddelde groei van 5.3%. In 2009 daalde deze met 3.5% en in 2010 daalde deze nog lichtjes verder

maar deze daling is te verwaarlozen aangezien die heel klein is. Door de daling in opbrengsten en de

stijging in de totale activa wordt de ROA tussen 2006 en 2008 alsmaar kleiner. Verder kan het verloop

van de ROA in 2009 en 2010 verklaard worden door het verloop van de opbrengsten aangezien het

totaal aantal activa nagenoeg gelijk blijft. De stijging en nadien de daling van de opbrengsten in 2009

en 2010 zorgen dus voor de respectievelijke stijging en daling van de ROA in diezelfde jaren.

Zoals aangehaald, kunnen ook de inkomensbelasting en de speciale winst (of verlies) een effect

hebben op de ROA (supra, 25). Binnen de producerende sportgoederensector mindert de inkomens

belastingen van 2006 tot 2010. De speciale winst is dan weer van 2007 tot 2009 laag of verlieslatend

en in 2006 en 2010 vrij hoog (Figuur 27). De lage inkomensbelasting zouden een enorm positief effect

moeten hebben op de volledige opbrengst en bijgevolg ook op de ROA van de sector. Dit is echter niet

het geval en zou verklaard kunnen worden doordat er naast de mindere belastingen ook minder

10,70%

7,61%

4,74%

1,51% 2,12%

0,00%

2,00%

4,00%

6,00%

8,00%

10,00%

12,00%

2006 2007 2008 2009 2010

Return On Assets

62593 65314

72598 70047 69864

55000

60000

65000

70000

75000

2006 2007 2008 2009 2010

Totale activa

6699

4972

3444

1059 1479

0

2000

4000

6000

8000

2006 2007 2008 2009 2010

Volledige opbrengst

Figuur 26: De volledige opbrengst en de totale activa in duizenden euro’s van de producerende sportgoederensector in

Vlaanderen van 2006 tot 2010

Page 54: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

44

inkomsten zijn (Figuur 24). De stijging van speciale winst in 2010 (ten op zichte van 2009) zou dan

weer de oorzaak kunnen zijn van de lichte stijging in volledige opbrengst en ROA in 2010.

Figuur 27: Inkomensbelasting en speciale winst of verlies in duizenden euro’s van de producerende

sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Binnen de producerende sportgoederensector heeft 71% van de bedrijven een positieve ROCE en de

gemiddelde ROCE binnen de sector bedraagt 26.02% (zie bijlage, Figuur 41). Sommige grote

bedrijven hebben een lage ROCE zoals Jezet seating en Elaut, maar andere grotere bedrijven zoals

Dannay International en Adec sport hebben dan weer een hogere ROCE. Er kan dus gezegd worden

dat grote bedrijven niet perse een hoge of lage ROCE hebben. Door de bedrijven te rangschikken

volgens hun volledige opbrengst of verlies ziet men ook hier dat er binnen de sector een verschil is

(zie bijlage, Figuur 42). Er zijn bedrijven die heel hoge opbrengsten hebben (in 2010) zoals Donnay

International die met 947 duidend euro opbrengst er boven uit steekt, maar er zijn ook bedrijven die

grote verliezen leiden zoals Elaut die 558 duizend euro verlies leidt. Zoals reeds aangehaald werd

Donney International niet opgenomen binnen de verdeling van de sector volgens werknemers maar

hoort deze volgens deze cijfers duidelijk wel bij de grootste drie (Supra, p.39). Binnen de spreiding

volgens volledige opbrengst of verlies valt het ook op dat de twee grootste bedrijven ( qua

werknemers) Jezet seating en Elaut verliezen tot zware verliezen hebben. Het derde en het vijfde

grootste bedrijf, Adec sport en Topsport hebben dan weer in 2010 grote opbrengsten van 415 duizend

euro en 40 duizend euro. De grotere bedrijven binnen de sector maken dus duidelijk niet allemaal

winst of verlies. Een bedrijf binnen de sector heeft gemiddeld genomen een opbrengst van 38 duizend

euro.

Solvabiliteit

Binnen de producerende sportgoederensector kon er in 2006 slechts 7,47% van alle schulden betaald

worden met de financiële middelen uit de opbrengsten van dat jaar (Figuur 28). In 2007 was er een

enorme stijging vast te stellen ten opzichte van 2006, aangezien de solvency ratio in dat jaar 15,96%

bedraagt. Nadien daalde de ‘solvency ratio’ elk jaar tot in 2010, waar 10,82 % bereikt werd.

Aangezien de ratio steeds onder 20% blijft , is de sector financieel ongezond (supra, p.28).

-4000

-3500

-3000

-2500

-2000

-1500

-1000

-500

0

500

1000

2006 2007 2008 2009 2010Inkomensbelasting

Specialewinst/verlies

Page 55: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

45

Liquiditeit

Aangezien de current ratio over de jaren heen altijd groter is dan 1 (Figuur 28), heeft de sector geen

problemen om zijn korte termijn schulden te betalen. Over de jaren heen is er zelfs een lichte stijging

te zien binnen mogelijkheid om zijn korte termijn schulden af te betalen. In 2010 was de current ratio

1.77, wat wil zeggen dat de lopende activa 1.77 maal groter zijn dan de lopende schulden.

3.3.2. Verkopende sportgoederensector

Aantal bedrijven

Er zijn volgens Bel-first binnen de verkopende sportgoederensector 1729 bedrijven die in de periode

tussen 2006 en 2010 in België sportgoederen verkochten in sport speciaalzaken. In Vlaanderen waren

er 742 verschillende bedrijven actief binnen diezelfde periode. Minder dan de helft (43%) van deze

sector bevindt zich dus in de Vlaamse regio. Binnen deze sector is er een lichte stijging van het aantal

bedrijven waar te nemen van 2006 tot 2009, maar in 2010 was er dan weer een daling van 24,1%. In

2010 zijn er slechts 445 bedrijven binnen de Vlaamse sector (Figuur 29).

Figuur 29: Aantal bedrijven binnen de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

547 560 573 587

445

0

200

400

600

800

2006 2007 2008 2009 2010

Aantal bedrijven

0

0,5

1

1,5

2

2,5

2006 2007 2008 2009 2010

Current ratio

0,00%

5,00%

10,00%

15,00%

20,00%

2006 2007 2008 2009 2010

Solvency ratio (%)

Figuur 28: De current en solvency ratio van de producerende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Page 56: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

46

Werknemers

Binnen de verkopende sportgoederensector is er een stijging van het gemiddelde aantal werknemers te

zien (Figuur 30). Er is een gemiddelde jaarlijkse groei van 5.5% van 2006 tot 2010 waar te nemen.

Doordat het totaal aantal werknemers per jaar binnen de sector stijgt en het totaal aantal bedrijven

binnen de sector daalt, kan er gezegd worden dat er gemiddeld genomen meer werknemers werken per

bedrijf in 2010 dan in 2006.

Figuur 30: Aantal werknemers binnen de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

De verkopende sportgoederensector telt in 2010 (volgens Bel-first) twee grote bedrijven , Decathlon

Benelux en A.S. Adventure (Figuur 31). Decathlon Benelux heeft 1165 werknemers in Vlaanderen

tewerkgesteld en bezit 44,16% van de totale werknemersmarkt binnen de verkopende

sportgoederensector. A.S. Adventure is het andere grote bedrijf binnen de sector en stelt 470 mensen

tewerk binnen Vlaanderen, wat overeen komt met 17,82% van de totale werknemersmarkt binnen de

sector. Verder valt er ook nog op dat er 510 werknemers of 19.33% van de werknemers binnen de

sector in een bedrijf tewerkgesteld zijn die minder dan 16 personen telt en meer dan 1. Tot slot is er

ook te zien dat er nog 73 bedrijven zijn met 1 werknemer. Net zoals in de producerende

sportgoederensector moeten ook binnen deze sector de gegevens van Bel-first genuanceerd

geïnterpreteerd worden, aangezien Bel-first enerzijds niet alle gegevens weergeeft en aangezien er ook

bedrijven zijn die niet alleen binnen deze sector opereren (supra, 41).

1906 2091 2213 2277 2638

0

1000

2000

3000

2006 2007 2008 2009 2010

Aantal werknemers

Page 57: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

47

Figuur 31: Verdeling van het aantal werknemers binnen de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen

Jaarlijkse groei en Toegevoegde waarde

Indien er naar de groei van het gebruikt kapitaal de verkopende sportgoederensector gekeken wordt,

valt het op dat de sector vanaf 2007 alsmaar een groei kent dat groter is dan 6.9% (Tabel 11). In 2009

is er zelfs een groei van 51.99%. Verder is er nog te zien dat de sector hat jaar na de enorme groei (in

2010) een negatieve groei kent van 7.59%.

Over de toegevoegde waarde van deze sector kan er gezegd worden dat deze tussen 2006 en 2010 al

maar hoger wordt en dat deze in 2010 een waarde bereikt van 148 miljoen euro.

Tabel 11: Jaarlijkse groei van het gebruikt kapitaal en toegevoegde waarde (in duizenden euro’s) van de

producerende sportgoederen sector van de verkopende sportgoederen sector

2006 2007 2008 2009 2010

Jaarlijkse groeivoet (net assets) 12,93% 5,95% 51,99% -7,59%

Toegevoegde waarde (net added value) 107041 113666 118333 128519 148415

Winstgevendheid

De ROCE van de verkopende sportgoederensector ondervindt over de jaren heen een daling (Figuur

2). In 2006 was de ROCE nog 17,8%, wat wil zeggen dat 17.8% van de ingezette middelen terug

verdiend werd. In 2010 is de ROCE van de sector slechts 10.00 % meer.

1165

470

126 62

36

35

161

510

73

Average number of employees - 2010

DECATHLON BENELUX

A.S. ADVENTURE

THULE

PM UNITED BRANDS

DE BANIER

D.D.C.

Bedrijven met 16-26 werknemers

Bedrijven met 2-15 werknemers

Bedrijven met 1 werknemer

Page 58: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

48

Figuur 32: ROCE van de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Het gebruikte kapitaal is in 2006 veel lager dan in 2010 (Figuur 33). Dit wil zeggen dat er binnen de

producerende sportgoederensector in 2010 meer kapitaal gebruikt werd dan in 2006. In 2010 bedroeg

het gebruikte kapitaal 387 miljoen euro. Indien de EBIT nader bekeken wordt, is er te zien dat deze in

vergelijking met 2006 nagenoeg gelijk blijft. Over de jaren heen blijft de EBIT echter altijd tussen de

35 en de 45 miljoen euro. De daling van de ROCE over de jaren heen is dus vooral toe te schrijven aan

de stijging van het gebruikte kapitaal aangezien de EBIT nagenoeg gelijk blijft

Wat binnen deze sector onmiddellijk opvalt is dat er in 2007 een enorm hoge ROA waar te nemen is

(Figuur 34). Verder is de ROA in 2010 lager dan alle andere jaren en bedraagt slechts 0.46%. Dit wil

zeggen dat de volledige opbrengst maar 0.46% bedraagt van de totale activa.

17,88% 17,40%

13,02%

9,09% 10,00%

0,00%

5,00%

10,00%

15,00%

20,00%

2006 2007 2008 2009 2010

Return on capital employed (%)

0

10000

20000

30000

40000

50000

2006 2007 2008 2009 2010

EBIT

0

100000

200000

300000

400000

500000

2006 2007 2008 2009 2010

Gebruikt kapitaal

Figuur 33: EBIT en gebruikt kapitaal in duizenden euro’s van de verkopende sportgoederensector in

Vlaanderen van 2006 tot 2010

Page 59: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

49

Figuur 34: ROA van de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Om te kijken aan welke oorzaken deze verschijnselen toe te schrijven zijn moet wordt er verder

gekeken naar de totale activa en de volledige opbrengst van de sector. De totale activa van de

verkopende sportgoederensector fluctueert rond 500 miljoen euro. De volledige opbrengst vertoont in

2007 een duidelijke piek van 150 miljoen euro en in 2010 is deze slechts 3 miljoen euro. De volledige

opbrengst in 2007 lijkt onwaarschijnlijk waardoor dit even verder bekeken moet worden.

Zoals aangehaald, kunnen ook de inkomensbelasting en de speciale winst (of verlies) een effect

hebben op de ROA (supra, 25) en zouden deze dus kunnen zorgen voor de hoge volledige winst en

ROA in 2007. Het is duidelijk dat er in 2007 een enorm hoge speciale winst is (Figuur 36). Deze

speciale winst moet dus wel de oorzaak zijn van de uitermate hoge volledige winst en ROA in dat

zelfde jaar. Door de speciale winst van de verschillende bedrijven binnen de sector te gaan bekijken

ziet men dat A.S. Adventure in 2007 een enorm hoge heeft (140 miljoen euro). De verklaring van de

hoge volledige opbrengst van de sector en dus ook van de heel hoge ROA in 2007, zit hem dus in de

speciale winst van A.S. Adventure. Deze speciale winst was dan weer het gevolg van de overname van

A.S. Adventure door Lion Capital die de keten kocht van Mitiska en Emiel Lathouwers (De Morgen,

2007). Verder kan er ook gezegd worden dat door de lage of verlieslatende speciale winst (of verlies)

4,68%

23,38%

4,90%

1,19% 0,46% 0,00%

5,00%

10,00%

15,00%

20,00%

25,00%

2006 2007 2008 2009 2010

Return On Assets

0

50000

100000

150000

200000

2006 2007 2008 2009 2010

Volledige opbrengst

0

100000

200000

300000

400000

500000

600000

700000

2006 2007 2008 2009 2010

Totale activa

Figuur 35: De volledige opbrengst en de totale activa in duizenden euro’s van de veroop van sportgoederen sector

in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Page 60: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

50

van de sector in 2009 en 2010, de lage volledige opbrengst en ROA in diezelfde jaren verklaard kan

worden. De inkomensbelasting dalen van 2006 tot 2009 licht en in 2010 stijgt deze terug.

Figuur 36: Inkomensbelasting en speciale winst of verlies in duizenden euro’s van de verkopende sportgoederensector

in Vlaanderen van 2006 tot 2010

De meerderheid (68%) van de bedrijven binnen de producerende sportgoederensector heeft een ROCE

groter dan 0, wat wil zeggen dat hun EBIT groter is dan hun gebruikte middelen. Wat verder opvalt

binnen deze verdeling is dat de grote bedrijven zoals Decatlon en Thule een hoge ROCE hebben en dat

de kleinere bedrijven (Figuur 30) zoals de banier en PM United Brands een ROCE hebben die laag is

of zelfs negatief (zie bijlage, Figuur 44). De gemiddelde ROCE binnen de sector bedraagt 8.02%.

Door de bedrijven te rangschikken volgens hun volledige opbrengst of verlies is er ook hier binnen de

sector een verschil te zien (zie bijlage, Figuur 45). De groter bedrijven binnen deze sector maken in

2010 grote winsten of grote verliezen, niets tussen beide. Zo hebben Decatlon en United Brands hoge

winsten (4 miljard en 0.4 miljard euro) en hebben A.S. Adventure en de Banier grote verliezen (van

5.6 miljard en 1.8 miljard euro). De grotere bedrijven binnen de sector maken dus duidelijk niet

allemaal winst of verlies. Verder kan eer nog gezegd worden dat een bedrijf binnen de sector

gemiddeld genomen een opbrengst heeft van 6 miljoen euro.

Solvabiliteit

Binnen de verkopende sportgoederen sector kan er in 2006, 9.21% van alle schulden betaald worden

met de financiële middelen uit de opbrengsten van het jaar. In 2007 was er een stijging te zien ten

opzichte van 2006, de ’solvency ratio’ is dan namelijk 11,31%. Nadien bleef de ratio in 2008 gelijk en

daalde vervolgens elk jaar tot in 2010, waar hij 9,54 % bereikt. Aangezien de ratio steeds een stuk

onder 20% blijft kan, is de sector financieel ongezond (supra, p.28).

-20000

0

20000

40000

60000

80000

100000

120000

140000

2006 2007 2008 2009 2010

Inkomensbelasting

Speciale winst/verlies

Page 61: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

51

Liquiditeit

Aangezien de current ratio over de jaren heen altijd groter is dan 1, heeft de sector geen problemen om

zijn korte termijn schulden te betalen. Al werd er wel in 2006 een current ratio waargenomen van

slechts 1.19. In 2007 kende was er een stijging van de ratio waar te nemen naar 1,46. Zoals de

‘solvency ratio’ van deze sector, blijft ook de current ratio in 2008 gelijk. De jaren nadien daalt deze

tot ze in 2010, 1.36 bereikt. Dit wil zeggen dat de lopende activa binnen de verkopende

sportgoederensector in 2010 1.36 maal groter zijn dan de lopende schulden van de sector.

0

0,5

1

1,5

2

2006 2007 2008 2009 2010

Current ratio

0

5

10

15

2006 2007 2008 2009 2010

Solvency ratio (%)

Figuur 37: De current en solvency ratio van de verkopende sportgoederensector in Vlaanderen van 2006 tot 2010

Page 62: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

52

3.4. Sport-media sector

In het rapport over de mediaconcentratie in Vlaanderen beschrijft de Vlaamse regulator voor media

alle verschillende instanties die binnen de mediasector in Vlaanderen aanwezig zijn. Binnen dit

rapport werd er in functie van deze scriptie op zoek gegaan naar verschillende mediagroepen in

Vlaanderen die een aparte vertakking hebben waarin sport gerapporteerd wordt. De mediagroepen die

voldoen aan dit criterium zijn Alfacam, Belgacom, Telenet, Correlio, VRT. Alfacam heeft een TV-

zender, Belgacom en Telenet hebben elk een tv-zender namelijk Belgacom 11 en Sporting Telenet, de

VRT heeft een TV-zender Sporza en een site Sporza.be en tot slot is er nog Correlio die binnen de

geschreven sport- media werkt onder de naam Sportwereld (Kools, Van Gorp, & Souillaert, 2011).

Alfacam blijkt in slechte papieren te zitten en moet hun project van een eigen sportzender overlaten

aan de mediagroep Arendsoog. Vanaf 24 oktober 2012 zal de televisiezender Eqxi-sport zich dan ook

verder zetten onder de naam Sport10. Binnen deze scriptie zal dus wel Arendsoog en niet Alfacam

besproken worden.

De vertakkingen van de mediagroepen vormen de sport-media sector in Vlaanderen. Een opmerking

die hierbij wel moet gemaakt worden, is dat er naast de bovengenoemde vertakkingen er nog

vertakkingen zijn die een deel sport rapporteren (maar die vooral binnen andere sectoren opereren). Zo

hebben de meeste kranten een deel sport, maar behoort dit deel tot de vertakking van de krant en is

sport geen afzonderlijke vertakking. Aangezien elke krant een deel sport heeft, zal Sportwereld binnen

deze scriptie niet besproken worden. Om meer informatie te verkrijgen van de sector werd er

informatie gezocht binnen jaarverslagen, jaarrekeningen en sites van verschillende mediagroepen.

3.4.1. VRT

In Vlaanderen kunnen er verschillende sporten gevolgd worden via de VRT-afdeling Sporza. De

aandacht binnen Sporza wordt vooral gefocust op de populairste Vlaamse sporten (voetbal, wielrennen

en tennis) en evenementen (WK, olympische spelen,…). Verder wordt er ook gekeken naar een 40-tal

minder populaire sporten zoals basketbal, volleybal en handbal, motorcross, triatlon, veldlopen,

zwemmen, jumping, schaatsen, biljarten, vechtsporten, mountainbike, gymnastiek, Formule 1, rally,

en zelfs rope skipping. Naast het de verslaggeving, talkshows (Vive le velo) en match analyserende

programma’s die Sporza voorziet maakt het ook nog documentaires zoals Belgasport en de Flandriens

(VRT, 2012).

De openbare omroep voerde in 2011 echter een noodzakelijke kostenreductie van 102,2 miljoen euro

door en schroefde hiervoor dus een deel van zijn sportaanbod terug. Het zette het voetbalcontract (met

exclusieve uitzendrechten) voor de Jupiler Pro Leauge (Belgisch eerste klasse) stop en ook de rechten

voor het uitzenden van de Formule 1 en de rechten voor het tennistornooi van Wimbeldon werden

Page 63: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

53

stopgezet. Naast deze vermindering in sport werden ook bepaalde sportbespreking programma’s niet

meer bijgestaan door Sporza, zoals het Gala van de Flandrien.

Zoals aangehaald heeft de VRT naast hun TV-medium ook een eigen sportwebsite, namelijk

Sporza.be. Sporza.be is binnen Vlaanderen de leidende sportwebsite en is een site die sterkere links

heeft met verschillende sociale media. De website bereikte gemiddeld zowat 162000 unieke bezoekers

per dag. In 2011 werden er 64 miljoen videoclips op de site bekeken. Een sterkte van deze site is dat

deze ook gemakkelijk via smartphone of tablet kan bekeken worden. Er waren in 2011 per dag

gemiddeld 21119 mobiele bezoekers en 4314 tabletbezoekers. Verder heeft de site naast zijn vele

bezoekers ook nog volgers via andere sociale media. Zo heeft Sporza in 2011, 110611 facebook-

vrienden en 19272 twitter-volgers (VRT, 2012).

3.4.2. Telenet

Sporting Telenet is een betaalzender van Telenet waarop verschillende sporten bekeken kunnen

worden. Deze zender wil een sportzender zijn zoals een echte sportclub: door en voor alle fans en met

heel veel enthousiasme (Telenet, 2012).

Binnen hun aanbod is er vooral een ruim aanbod van voetbal. Zo zenden ze de drie meest belangrijke

wedstrijden, met daarnaast enkele andere minder belangrijke wedstrijden uit van de Jupiler Pro

Leauge. Naast het Belgische voetbal zendt Sporting Telenet ook het Europese topvoetbal uit met de

beste wedstrijden uit Spaanse, Italiaanse, Engelse, Duitse, Nederlandse en Franse competitie en kan er

ook via deze zender gekeken worden naar de Champions League. Naast het voetbalaanbod, bied

Sporting Telenet ook het beste uit de NBA basketbal, NFL American Football en golf. (Telenet,

2012).

Op 10 juni 2011 kocht Telenet (in samenwerking met VTM) de belangrijkste betaaltelevisierechten

voor het eerste klasse voetbal in België (Kools, Van Gorp, & Souillaert, 2011). Zij waren de hoogste

bieders en mogen voor 52 miljoen euro per seizoen de belangrijkste (en enkele andere matchen)

uitzenden tot 2013. Het lijkt er op dat deze voetbalrechten binnen de sport-media sector een

belangrijke rol spelen, aangezien er hiervoor grote bedragen betaald worden en aangezien er een hele

strijd is om deze recthen. Volgens Telenet zouden ze vooral dankzij de aankoop van de Belgische

voetbalrechten al meer dan 177.200 abonnees hebben. Sinds het bekendmaken van de koop van de

voetbalrechten, zou Telenet veertien keer meer klanten hebben die Sporting Telenet aanschaffen.

Page 64: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

54

3.4.3. Belgacom

Ook Belgacom heeft een aparte betaalzender voor sport en tracht zich vooral toe te spitsen op voetbal.

Zo heeft Belgacom de uitzendrechten voor de Portugese Primeira Liga, voor enkele matchen van de

Juiler Pro Leauge en voor de Tweede Klasse van het Belgische voetbal. Binnen de voetbalwereld

zendt Belgacom ook Copa del Rey uit, inclusief de dubbele ‘Clasico’ tussen Real Madrid en FC

Barcelona. Naast het voetbalaanbod tracht Belgacom ook nog andere sporten te brengen. Zo zenden ze

het beste van het Belgische en Spaanse basketbal uit (Belgacom, 2012).

3.4.4. Arendsoog

Ook Arendsoog heeft een aparte sport zender Sport10, die bekeken kan worden via het digitale

basispakket van Telenet en Belgacom. Hun aanbod van sport heeft een andere focus dan Telenet en

Belgacom en is minder gericht op de populaire sport voetbal. Sport10 kijkt vooral naar de front- en

backstage van sporten die weinig in beeld komen, maar zendt ook de backstage van de meer populaire

sporten uit.

Het aanbod van de zender bestaat dus uit live sporten en uit gespecialiseerde magazines. Zo zullen

tennis, fietsen (bmx, mountaine bike) , motorsport, paardensport, exteme sporten (skateboarden,

snowboarden, skiën, klimmen), watersporten (zeilen, kayak , kite surfen) en petanquen getoond en

gevolgd worden op deze zender (Sport10, 2012).

Page 65: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

55

3.5. Vergelijking van verschillende sectoren

In het laatste deel van de analyse worden de analyses van de verschillende subsectoren naast elkaar

gelegd om te kijken of deze verschillen van elkaar.

Het grootste aantal ondernemingen binnen de sportsector bevindt zich in de sportorganiserende sector

waar er om en bij de 25500 ondernemingen zijn die sport aanbieden (Tabel 12). Binnen deze

sportorganiserende sector is het vooral de vrijwilligerssector met zijn sportclubs die zo een groot

aandeel hebben. Zo zijn er maar liefst 23000 sportclubs in Vlaanderen. De vrijwilligerssector wordt

vooral gekenmerkt door zijn vele vrijwilligers maar er zouden zich binnen deze sector ook het meeste

aantal werknemers bevinden (ten opzichte van de volledige sector), namelijk 27000.

Indien er naar het aantal organisaties en aantal werknemers gekeken wordt, valt het op dat de

sportgoederensector in Vlaanderen een stuk kleiner is dan de sportorganiserende sector. Binnen de

sportgoederen sector zijn er 484 organisaties die zorgen voor productie of verkoop van sportgoederen.

Er werken 3050 mensen binnen deze sector in Vlaanderen. De verkopende sportgoederensector is

binnen de sportgoederensector duidelijk de grootste, aangezien ze 445 bedrijven en 2638 werknemers

heeft.

Volgens de analyse van de sport-mediasector (supra, 51) zijn er 4 mediagroepen die participeren

binnen de sport-media in Vlaanderen. Dit is dan ook de kleinste sector in vergelijking met de andere

subsectoren. Binnen deze sector werden geen gegevens gevonden over het aantal werknemers

aangezien de sport steeds een vertakking is van een bedrijf en dat de gegevens over een vertakking niet

vrijgegeven worden.

Tabel 12: Aantal bedrijven en werknemers binnen de verschillende sectoren in 2010 (*=zonder provinciale

sportdiensten, - = zonder federaties, ?= niet gekend)

Sport organiserende sector Sportgoederen sector Sport-

media

sector Overheid Vrijwilliger Commerciële Productie Verkoop

Organisaties

of Bedrijven

308 23991 1235 39

445 4

werknemers 4299* 27000- 2202 412 2638 ?

Vrijwilligers Ja Ja

nee nee nee nee

Page 66: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

56

De sectoren die een winstdoelstelling hebben (sportorganiserende commerciële sector, de productie

van sportgoederen sector en de verkoop van sportgoederen sector) en reeds geanalyseerd zijn worden

hier gezamenlijk besproken (Tabel 13). Het gebruikt kapitaal van de verschillende sectoren verschillen

enorm van elkaar. Zo heeft de sportorganiserende commerciële sector het meeste gebruikt kapitaal en

de producerende sportgoederensector het minst. Tussenin zit de sector van de verkoop van

sportgoederen. De verkopende sportgoederen sector heeft 42% minder ingezette middelen dan de

commerciële sportorganiserende sector maar heeft wel een EBIT dat 3.5 maal hoger ligt dan deze van

de commerciële sector. De verkopende sportgoederensector is dus het meest winstgevend ten opzichte

van zijn ingezette middelen. Dit is dan ook te zien aan de ROCE’s van beide sectoren zo heeft de

commerciële sport organiserende sector een ROCE van 1.65% en de verkopende sportgoederensector

één van 10 %. Het is dus duidelijk dat de commerciële sportorganiserende sector een heel lag

winstgevendheid heeft. Ook voor de ROA zien we dezelfde verhouding, zo is de ROA van de

producerende sportgoederensector groter dan deze van de verkopende sportgoederen sector en is de

ROA van de commerciële sportorganiserende sector het laagst. Wat hier wel opvalt is dat de

commerciële sport organiserende sector als enige een negatieve ROA heeft, en dus als enige sector

binnen de sportsector verlieslatend is.

Binnen de sportsector heeft de commerciële sector de hoogste netto toegevoegde waarde (174 miljoen

euro) en heeft de verkopende sportgoederensector de tweede grootste netto toegevoegde waarde (148

miljoen euro). De producerende sportgoederensector heeft een toegevoegde waard die een heel stuk

lager ligt dan de andere sectoren (29 miljoen euro). Verder heeft deze sector ook een stuk minder

werknemers en bedrijven waardoor geconcludeerd kan worden dat deze sector het minst economische

belang heeft in Vlaanderen (in vergelijking met de andere sectoren binnen de sportsector).

Over de groei van de verschillende sectoren kan er gezegd worden dat zij van 2007 tot 2009 allemaal

positief zijn en in 2010 negatief. Dit wil dus zeggen dat de sportsector in 2010 een negatieve groei

kent, aangezien alle subsectoren krimpen. Verder is het ook opvallend dat de verkopende

sportgoederensector in 2009 een groei kende van 51,99%, wat enorm veel is in vergelijking met de

andere sectoren en dat de negatieve groei in 2010 het grootst is bij de commerciële sportorganiserende

sector (Tabel 13).

De commerciële sportorganiserende sector is binnen de sportsector wel de enige die een ‘solvency

ratio’ heeft boven de 20%. Dit wil zeggen dat zij financieel gezien de enige sector is die gezond is. De

andere sectoren hebben een ratio rond de 10%, wat wijst op een sector die financieel ongezond is. De

commerciële sportorganiserende sector kan dan wel financieel gezond zijn maar het heeft volgens de

current ratio maar net voldoende middelen om zijn lopende schulden te kunnen aflossen. De

Page 67: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

57

producerende sportgoederensector heeft dan weer de hoogste current ratio wat aangeeft dat zij binnen

de sportsector hun lopende schulden het gemakkelijkst kunnen aflossen.

Tabel 13: Financiële situatie van verschillende sectoren binnen de sportsector

Sport organiserend Sportgoederen

Commerciële sector Productie Verkoop

Grootste bedrijf Health City Jezet seating Decatlon Benelux

ROCE 1.65% 12.38% 10.00%

EBIT 11 miljoen euro 5,45 miljoen euro 38,76 miljoen euro

Gebruikt kapitaal 669 miljoen euro 44,05 miljoen euro 387,66 miljoen euro

ROA -0.06% 2.02% 0.46%

Volledige winst

-0.49 miljoen euro 1.48 miljoen euro 2.72 miljoen euro

Jaarlijkse groei -14,09% -3,50% -7,59%

Netto toegevoegde waarde 174 miljoen euro 29 miljoen euro 148 miljoen euro

Solvency ratio 25.49% 10.82% 9.54 %

Current ratio

1.09 1.77 1.36

Page 68: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

58

4.Conclusie

De bedoeling van deze scriptie was om een beeld te scheppen van de sportsector in Vlaanderen en

verder om de sportsector te analyseren. Door de analyse wordt het duidelijk welk economisch belang

de verschillende sectoren hebben en kunnen spelers binnen de sportsector als ondernemers meer te

weten komen over de financiële toestand van de sector. Bij aanvang van de scriptie werd er eerst

gekeken naar wat het begrip ‘sport’ betekent. De conclusie was dat sport een veranderend karakter

heeft en dat de perceptie van sport in Vlaanderen (Europa) verschillend is dan de perceptie van sport in

Amerika. Verder werd er ook besloten dat sport veelzijdige en bijzondere eigenschappen heeft zoals

gezondheidsvoordelen en economische eigenschappen en dat deze er voor zorgen dat er verschillende

instanties aangetrokken worden tot sport en dus ook tot de sportsector. Er zijn drie grote subsectoren

waarvan de sportorganiserende sector de belangrijkste is, aangezien deze er voor zorgt dat de andere

sectoren kunnen bestaan. De andere sectoren zijn de sportgoederensector en de sport-media sector

(Figuur 38).

Figuur 38: Overzicht van de sportsector

De analyse van de sportsector werd opgesplitst in verschillende analyses. Zo werd er een analyse

gedaan op elke subsector van de drie grote sectoren binnen de sportsector (Figuur 38). De analyses

gebeurden aan de hand van literatuur en/of Bel-first. Binnen deze analyses werd er gekeken naar de

grootte van de verschillende sectoren, aantal werknemers binnen de sectoren,… zodat er uiteindelijk

een duidelijk beeld van de sportsector kon gegeven worden. De belangrijkste punten van de analyses

worden in de volgende paragrafen samengevat en zijn dus een belangrijke richtlijn voor spelers,

ondernemers en eventuele investeerders die wensen te investeren in de sector.

Sportsector

Sportorganiserende sector

Overheids sector

Vrijwiligers sector

Commerciële Sportorganiserende

sector

Sportgoederen sector

Producerende sportgoedrensector

Verkopende sportgoederensector

Sport-media sector

Page 69: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

59

4.1. Sportorganiserende sector

Binnen de sportorganiserende sector wordt sport door drie verschillende sectoren aangeboden. Zo is er

een overheidssector, vrijwilligerssector en een commerciële sector die zich elk bezighouden met het

organiseren en promoten van sport.

Binnen de overheidssector zijn er 5 provinciale en 308 gemeentelijke sportdiensten en zijn er 4299

mensen tewerkgesteld. Uit cijfers bleek dat de overheid in Vlaanderen ongeveer 290 miljoen euro

voorziet voor sport. De hoofdreden van deze grote investering is voor de overheid dat 42% van de

Vlamingen een ongezond zwaar lichaam heeft en dat deze slechte lichaamssituatie bij de Vlamingen

door sport verholpen kan worden.

De vrijwilligerssector bestaat uit 23900 sportclubs en 91 federaties en is de grootste sector op vlak van

aantal organisaties, werknemers en vrijwilliger, binnen de sportsector in Vlaanderen. In de

vrijwilligerssector zouden er in Vlaanderen 411000 mensen aan de slag zijn en nog eens 27000 zouden

binnen deze sector tewerkgesteld zijn. Binnen de sportsector heeft de vrijwilligerssector het grootste

aantal ondernemingen en werknemers waardoor het economische belang ervan vrij groot zou moeten

zijn. Het overgrote deel, meer dan 91% van de sportclubs in Vlaanderen bevinden zich echter in de

non-profitsector waardoor deze sector economisch niet erg actief is. 51% van de Vlaamse sportclubs

heeft minder dan 61 leden en worden aanschouwd als kleine clubs. Financieel gezien halen sportclubs

hun inkomsten vooral uit lidgelden, kantine, geld acties en sponsoring. Er zouden echter wel 10 % van

de clubs in een negatieve financiële situatie verkeren en 40% zou plus minus break-even draaien.

Verder is 70% van alle clubs in Vlaanderen aangesloten bij een sportfederatie die hen ondersteunt. Bij

de sportfederaties die erkend en gesubsidieerd worden door Bloso, zijn er dan ook 1.4 miljoen mensen

aangesloten via hun sportclubs.

Het economische belang van de commerciële sportorganiserende sector is vrij groot aangezien ze in

2010 1235 bedrijven en 2202 werknemers telt en een netto toegevoegde waarde heeft van 174 miljoen

euro. Al kende deze sector in 2010 wel de grootste negatieve groei in vergelijking met de andere

profit-sectoren van de sportsector. Binnen de commerciële sector zijn er 949 mensen tewerkgesteld in

bedrijven die tussen de 2 en 10 werknemers hebben. De sector bestaat dus vooral uit kleinere

bedrijven, maar heeft ook twee grote bedrijven: Healtcity Belgium en Golazo sports. In 2010 is de

sector licht verlieslatend wat te verklaren valt door de hoge financiële kosten, speciale kosten en de

lage EBIT. De hoge kosten kenden in 2008 een hoogtepunt maar deze verminderden tot in 2010. De

winstgevendheid van de commerciële sportorganiserende sector is het laagst van de volledige sector.

De sector heeft het meeste gebruikt kapitaal (669 miljoen euro) maar door de lage EBIT heeft de

sector een lage winstgevendheid. De ROCE van de sector bedraagt 1.65% en de ROA -0.06%. De

Page 70: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

60

ROA wordt binnen deze sector echter beïnvloed door speciale verliezen en inkomensbelastingen

waardoor deze een vertekend beeld kan geven. Over de groei van de sector is te zeggen dat ze tot 2009

steeds positief was maar dat ze in 2010 negatief was en dat ze de grootste negatieve groei kent ten op

zichte van de andere sectoren. Verder kan er nog gemeld worden dat de korte termijn schulden in 2010

binnen deze sector konden afgelost worden, aangezien de current ratio groter was dan 1, maar dit was

echter niet het geval in 2009. Tot slot toont de ‘solvency ratio’ nog dat deze sector financieel gezond is

aangezien ze boven de 20% gaat (25,49%).

4.2. Sportgoederensector

De sportgoederensector bestaat uit een producerende en uit een verkopende sector. In 2010 bevatte de

producerende sportgoederensector 39 bedrijven waarin 412 mensen werken en had een netto

toegevoegde waarde van 29 miljoen euro. In vergelijking met de andere profit sectoren heeft deze

sector weinig economisch belang aangezien de toegevoegde waarde, het aantal bedrijven en het aantal

werknemers heel laag zijn. 15% van de mensen binnen de sector zijn tewerkgesteld in bedrijven die

minder dan 10 werknemers tellen. Verder is er nog 1 groot bedrijf, Jezet seating waarbinnen 25.4%

van de mensen tewerkgesteld is. Al is er niet geweten hoeveel mensen er in 2010 binnen Donnay

International werken (supra, 39). De winstgevendheid van de sector is de laatste jaren enorm achteruit

gegaan, maar in 2010 bedraagt de ROCE nog 12.38% en de ROA 2.12%. De inkomensbelastingen en

de speciale winst hebben binnen deze sector niet erg veel effect op de winstgevendheid. De daling in

winstgevendheid (ROCE en ROA) komt door het minderen van de EBIT en door het verhogen van het

gebruikte kapitaal van de sector. De winstgevendheid van de sector is in 2010 een pak groter dan deze

van de commerciële sportorganiserende sector en de EBIT die deze sector heeft is duidelijk het hoogst,

namelijk 38,7 miljoen euro. Over de groei van de sector is te zeggen dat ze voor 2010 steeds positief

was maar dat ze in 2010 net zoals de andere sectoren negatief was. De producerende

sportgoederensector heeft binnen de sportsector de hoogste current ratio (1.77) en een ’solvency ratio’

van 10.82%. Dit wil zeggen dat deze sector het best zijn schulden op korte termijn kan aflossen maar

financieel ongezond is, aangezien de ‘solvency ratio’ kleiner is dan 20%.

De verkopende sportgoederensector bestaat in 2010 uit 445 bedrijven, 2638 werknemers en heeft een

netto toegevoegde waarde van 148 miljoen euro. Deze sector heeft dus duidelijk meer economisch

belang dan de verkopende sportgoederensector. Binnen de sector werkt 44% van de werknemers in

Decathlon Benelux en 17% in A.S. Adventure. De winstgevendheid van de sector is vanaf 2006 tot

2010 achteruit gegaan, maar de verkopende sportgoederensector heeft nog steeds een ROCE en ROA

dat een stuk hoger is dan de commerciële sportorganiserende sector namelijk 10% en 0.46%. De ROA

wordt binnen deze sector beïnvloed door de speciale winsten en door de inkomensbelastingen. Zo zijn

in 2007 de bijzondere winsten van de sector enorm hoog geweest door de verkoop van A.S.

Page 71: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

61

Adventure. Over de groei van de sector is te zeggen dat ze in 2009 een groei kende van 51.99%, wat

de grootste groei is van de sector over 5 jaar. In 2010 kende de sector dan weer, net zo als alle andere

sectoren een negatieve groei. Deze sector heeft wel de laagste solvabiliteit ten opzichte van de andere

sectoren aangezien de ‘solvency ratio’ slecht 9.54% bedraagt. Financieel gezien is deze sector dus het

het minst gezond. Verder is er nog te zeggen dat de current ratio (1.36) ten opzichte van de andere

sectoren een gemiddelde is maar dat deze hoog genoeg is zodat de sector zijn lopende schulden kan

aflossen.

4.3. Sport-Media sector

Door onderzoek in de literatuur werd het duidelijk dat er in Vlaanderen weldegelijk een sport-

mediasector bestaat. In Vlaanderen zijn er 5 mediagroepen die een afzonderlijke vertakking hebben,

die zich elk toespitsen op de rapportering van sport. Het medium dat veel gebruikt wordt en dat een

eigen aftakking heeft binnen de mediagroepen is televisie. Zo bezitten de VRT, Telenet, Belgacom en

Arendsoog een aparte tv-zender voor sport. Zij hebben elk een ander sportaanbod, door het verkrijgen

of kopen van verschillende uitzendrechten. Binnen deze sector lijkt vooral de strijd om voetbalrechten

groot te zijn aangezien hiervoor hoge bedragen worden betaald en drie van de vier TV-zenders

geïnteresseerd zijn in het uitzenden van voetbal.

Page 72: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

62

5.Aanbevelingen

Nu de structuur van de sportsector in Vlaanderen al wat meer vorm heeft gekregen en er een eerste

analyse is uitgevoerd op de sector, lijkt het interessant om dieper in te gaan op bepaalde sectoren. Zo

zijn er binnen de sportorganiserende sector verschillende zaken die niet volledig in kaart gebracht

werden door het ontbreken van directe informatie. Zo werden het aantal werknemers en de financiële

situatie van de provinciale sportdiensten en de sportfederaties ondermaats besproken. Verder werden

er in deze uiteenzetting binnen de sportorganiserende sector alle sportclubs samen besproken en werd

er geen onderscheid gemaakt tussen clubs die commerciële doeleinden hadden en clubs die sportieve

doeleinden hadden. Om een beter zicht te krijgen van de sportorganiserende sector, zou dit

onderscheid wel gemaakt moeten worden en zou het verschil tussen beide soorten clubs onderzocht

kunnen worden.

Aangezien de sportgoederensector een hoog economisch belang heeft binnen de sportsector, zou deze

sector verder geanalyseerd moeten worden. In verder onderzoek zou er gefocust kunnen worden op de

grootte van de bedrijven of op de regio waarbinnen de bedrijven zich bevinden. Zo zou er een verschil

kunnen gemaakt worden tussen grote, middelgrote en kleine bedrijven of Oost-Vlaamse, West-

Vlaams, Limburgse, Vlaams-Brabantse en Antwerpse bedrijven. Dit om deze bedrijven binnen de

sector te vergelijken op structuur, winstgevendheid, groei, solvabiliteit en liquiditeit. Deze

opsplitsingen kunnen tevens gehanteerd worden in de commerciële sportorganiserende sector

aangezien deze ook een hoog economisch belang heeft binnen de sportsector.

Het werd vaak duidelijk dat speciale kosten en inkomensbelastingen een (irrelevante) impact hebben

op de ROA (ratio die winstgevendheid uitdrukt). Om deze impact buiten beschouwing te laten zouden

de ROA’s berekend moeten worden zonder deze twee zaken.

Binnen deze scriptie werd het duidelijk dat de media weldegelijk een rol spelen binnen de sport in

Vlaanderen en vooral in de sporttak voetbal. Het lijkt dus aanbevolen om enkel de media rond de

voetbal sector grondig te bestuderen en te bekijken hoeveel inkomsten de clubs uiteindelijk genereren

via media. De sport-media heeft naast de televisie mogelijks nog andere soorten media die een effect

hebben op de sportsector. Binnen deze scriptie werd hier niet veel rekening mee gehouden waardoor er

verder onderzoek mogelijk is naar de beïnvloeding van de media in de sportsector.

Tot slot kan deze scriptie bijbrengen tot een vergelijkende studie met andere sectoren of kan men deze

scriptie gebruiken als startpunt om de financiële toekomst te voorspellen van de sector.

Page 73: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

63

IV. Bibliografie

Andreff, W., & Szymanski, D. (2006). Handbook on the economics of sport. Cheltenham: Edward

Elgar Publishing Limited.

Balduck, A., Buelens, M., & Maes, M. (2007). Handboek Sportmanagement. Leuven: Lanoocampus.

Belfirst. (2006). Bel-First: UserGuide. Opgeroepen op 2012, van <www.vlerick.be.>

Bel-first. (sd). Company information. Opgeroepen op 2012, van Belfirst.com:

<http://www.bvdinfo.com/Products/Company-Information/National/Bel-First.aspx>

Bel-first. (sd). The software. Cd-rom Bel-first. Belfirst.

Belgacom. (2012). jaarverslag belgacom 2011. Opgeroepen op 1012, van

<http://www.belgacom.com/be-nl/annex_investors/Inv_Annual_report_2011.page>

Blair, S., Sallis, R., Hutber, A., & Archer, E. (2012). Exercise therapy - the public Health message.

Scandinavian journal of medicine & science in sports, E24-E28.

Bloso. (2009). Subsidiering . Opgeroepen op 2012, van www.bloso.be:

<www.bloso.be/subsidiering/document>

Bloso. (sd). Sportinfrastructuur. Opgeroepen op 2012, van <www.bloso.be.>

Buelans, M., Knockaert, M., & Van Den Broeck, H. (2010). Bedrijfskunde. Den Haag: Lannoo

Campus.

Datamonitor. (2010). Sports equipment in Europe. Opgeroepen op 2012, van

<http://adidasjeans.wikispaces.com>:

<http://adidasjeans.wikispaces.com/file/view/Adidas+sport+industry+profile+europe.pdf>

Datamonitor. (sd). About us. Opgeroepen op 2012, van Datamonitor.com:

<http://about.datamonitor.com/>

De Clerq, M. (2011). Economie toegelicht. Antwerpen: Intersentia.

Page 74: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

64

De Knop, P., & De Bosscher, V. (2010). De organisatie van sport in Vlaanderen . Brussel: vubpress.

De Knop, P., & Piéron, M. (2000). Samenleving & sport: Beheer en organisatie van de sport in

België. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

De Morgen. (2007, 11 14). AS Adventure in Britse handen. De morgen.

De Ruytter, S., Konings, J., & Reynaerts, J. (2012). Sectoranalyse van de Vlaamse industrie.

<http://steunpuntore.be/publicaties-1/20120703beleidsrapport.pdf>: STORE en KU Leuven.

Dejonghe, T. (2007). Sport en economie: een aftrap. Nieuwegein: Arko Sports Media.

Departement CJSM. (2012). Cijferboek lokaal sportbeleid 2011-2013. Departement Cultuur, Jeugd,

Sport en Media. Afdeling Beleid en Beheer. Cluster Sportbeleid.

Goddard, J., Tavakoli, M., & Wilson, J. (2009). Sources of variation in firm profitability and growth.

Journal of business research, (62) 495-508.

Gunst, E. (2011). E-books: a new business model for publishers? Brussel: HUB.

H. Westerbeek, A. S. (2003). Sport Business in the Global Marketplace. New York : Palgrave

Macmillan.

Hockeybond, K. B. (2010). Hockey-algemeen. Opgehaald van www.hockey.be.

Hoye, R., Smith, A., Westerbeek, H., Stewart, B., & Nicholson, M. (2006). Sport Management:

principles and applications. Amsterdam: Elsevier.

Humphreys, B., & Ruseski, J. (2010). Problems With Data on the sport Industry. Journal Of sport

Economics, 60-76.

Investopedia. (sd). investopedia. Opgeroepen op 2012

J. Vyncke, M. C. (2004). Meer samen, beter toegankelijk (De maatschapelijk kracht van de sport

verkend). Brussel: Koning Boudewijn Stichting .

Page 75: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

65

Knack. (2012, 10 31). Sporteconoom Trudo Dejonghe over Bart Verhaeghe: Koop van Club Brugge

was slimme zet. weekend knack, pp. <http://kw.knack.be/west-

vlaanderen/nieuws/sport/sporteconoom-trudo-dejonghe-over-bart-verhaeghe-koop-van-club-

brugge-was-slimme-zet/article-4000201667677.htm>.

Kools, I., Van Gorp, M., & Souillaert, F. (2011). rapporten- mediaconcentratie. Opgeroepen op 2012,

van VRM rapporten:<http://www.vrmrapporten.be/rapporten/mediaconcentratie-2011>

Li, M., Horface, S., & Mahony, D. (2001). Economics of sport. Morgantown: Fitness information

Technology.

Maenhout, T., De Voldere, I., Onkelinx , J., & Sleuwaegen, L. (2006). Onderzoeksrapport: creatieve

industrie in Vlaanderen.

<http://www.vlaamsparlement.be/vp/informatie/diensteuropa/pdf/flandersdc_creatieve_industr

ie%5B1%5D.pdf>: Flanders District of Creativity.

Mullierinstituut. (sd).< www.mulierinstituut.nl.> Opgeroepen op 2012

Muyters, P. (2009). Beleidsnota Sport. Vlaanderen.

Scheerder, J., & Vos, S. (2010). Sportclubs in Beeld. Leuven: K.U. Leuven.

Scheerder, J., Van Aken, T., & Vervaet, A. (2006). Sport in/en de samenleving: maatschapelijke

ontwikkelingen in relatie tot de sport- en bewegingscultuur. In P. De Knop, J. Scheerder, & H.

Ponnet, Sportbeleid in Vlaanderen: Volume 1 trends,visies, cases en cijfers (pp. 11-24).

Trends: Publicatiefonds Vlaamse Trainerschool.

Serrure, B. (2012, augustus 22). Miljardair George Soros stapt in Manchester United. De tijd, p. 34.

Sport10. (2012). Sport10. Opgeroepen op 2012, van <http://www.sport10.be/>

Steens, G. (2006). Visitekst Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid. In P. De Knop, J. Scheerder,

& H. Ponnet, Sportbeleid in Vlaanderen: volume 1 trends,visies, cases en cijfers (pp. 187-

191). Beleidsvisies: Publicatiefinds Vlaamse Trainerschool.

Steens, G., Lefevre, J., & Philippaerts, R. (2004). Hoe fit is de vlaming. Opgeroepen op 2012, van

bloso Wetenschappelijk onderzoek.

Page 76: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

66

Stolowy, H., Lebas, M., & Ding, Y. (2010). Financial accounting and reporting: a global perspective.

Signapore: Seng Lee Press.

Taks, M. (2000). Sport en tewerkstelling. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

Taks, M., & Késenne, S. (2000). The economic significance of sport in flanders1. Journal of Sport

Management, 342-365.

Telenet. (2012). Jaarverslag Telenet 2011. Opgeroepen op 2012, van

<http://jaarverslag2011.telenet.be/>

Theeboom, M., De Knop, P., & De Martelaer, K. (1992). Sportclubs investeren in jeugd: op weg naar

een verantwoord jeugdsportbeleid. Gent: Gent: Publicatiefonds voor Lichaamlijke opvoeding.

Ucal, M., & Oksay, S. (2011). The Solvency Ratio of External Debt (SRED) as an Indicator of.

International journal of economics and research, 166-172.

Van Bottenburg, M., Rijnen, B., & Van Sterkenburg, J. (2005). Sports participation In the European

Union. Nieuwegein: Arko Sports Media.

Van Dale. (2012). vandaele.com. Opgeroepen op 2012, van

<http://www.vandale.be/opzoeken?pattern=sport&lang=nn>

Van Lierde, A., & Willems, T. (2004). Hoe goed zit het met de Vlaamse sportclubs. Opgeroepen op

2012, van bloso. wetenschappelijk onderzoek: <http://www.bloso.be/Bloso-

informeert/wetOnderzoek/Pages/Home.aspx>

Vanfraechem-raway, R., & Levarlet-joye, H. (2000). Samenleving & sport: Sport en vrijwilligers.

Brussel: Koning Boudewijnstichting .

Vlaamse Gemeenschap. (2007). 9 maart 2007 Decreet houdende de subsidiëring van gemeente- en

provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport

voor Allen-beleid. Vlaamse Gemeenschap.

Vlaamse overheid. (2004). decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van de Vlaamse Openbare Instelling

Bloso tot het Intern Verzelfstandigd Agentschap met rechtspersoonlijkheid Bloso.

Page 77: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

67

VRIND. (2011). Vlaamse Regionale indicatoren : vrind 2011. Brussel: Vlaamse overheid.

VRT. (2012). Jaarverslag vrt 2011. Opgeroepen op 2012, van <http://www.vrt.be/jaarverslag-2011-0>

Warburton, D., Nicole, C., & Bredin, S. (2003). Health benefits of physical activity: the evidence.

Canadian medical association journal, 801-809.

Westerbeek, H., & Shilbury, D. (1999). Increasing the Focus on “Place” in the Marketing Mix for

Facility Dependent Sport Services. Sport Management Review, 1-23.

Westerbeek, H., & Smith, A. (2003). Sport Business in the Global Marke place. Hampshire: Palgrave

Macmillan.

Westerbeek, H., Hoye, R., Smith, A., Steward, B., & Nicholson, M. (2006). Sportmangamenet:

grondbeginselen en toepassingen. Arko sports media: Nieuwegein.

Page 78: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

68

V. Bijlage

Commerciële sportorganiserende sector

2006 2007 2008 2009 2010

Number of companies included 1278 1348 1405 1458 1235

Average number of employees 2393 2572 2768 2713 2202

BALANCE SHEET th EUR th EUR th EUR th EUR th EUR

ASSETS

FIXED ASSETS 555542 664421 727880 784914 636516

Intangible assets 7935 8563 23116 22626 21092

Tangible assets 495437 544673 590069 608122 523196

Financial assets 52108 111166 114657 154105 92197

CURRENT ASSETS 337488 388590 401451 410029 402766

Stocks and contracts in progress 94114 99569 105203 99467 91082

Trade debtors 44250 51923 65691 58991 45242

Oth. amounts rec.,def.charges & accrued inc. 76254 94237 105066 123608 138277

Cash & cash equivalent 122838 142858 125463 127981 128166

TOTAL ASSETS 893015 1053006 1129344 1194946 1039300

LIABILITIES

SHAREHOLDERS FUNDS 259489 275075 296348 341871 328753

Capital 179340 187035 222713 267284 216471

Reserves, accumulated profit(loss), other 80253 88132 73752 74715 112383

NON CURRENT LIABILITIES 292364 370608 403414 437994 341226

Financial debts 261609 339286 361413 387680 277084

Other debts payable after 1 year 30425 31325 42007 50308 64143

CURRENT LIABILITIES 341166 407325 429540 415107 369333

Financial debts payable within 1 year 25829 29989 33202 26868 23616

Suppliers 65305 75711 82232 71996 55506

Other amounts payable within 1 year 250049 301602 314138 316238 290157

TOTAL LIABILITIES 893015 1053006 1129344 1194946 1039300

Memo:

CAPITAL EMPLOYED 551815 645683 699787 779837 669963

Fixed assets 555542 664421 727880 784914 636516

Net current assets -3668 -18739 -28108 -5077 33415

WORKING CAPITAL 73068 75756 88677 86440 80789

Page 79: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

69

INCOME STATEMENT 2006 2007 2008 2009 2010

Operating income 120062 138733 153483 151218 127124

Turnover 186164 179114 189590 175572 146563

Operating charges 257502 275397 301254 289537 262662

Raw materials, consumables & services 113937 116626 122902 109605 97746

Remun., social security costs, pensions 72743 83854 92581 92595 75536

Deprec. & amounts wr. off fixed assets 57716 62844 70999 71643 58392

Other operating expenses 13043 12069 14728 15639 30935

Operating P/L 26500 26643 16536 22459 9510

Financial P/L -7417 -12418 -24142 -10757 -4602

Financial income 11285 10598 12745 16541 16304

Financial charges 18748 23055 36924 27315 20954

Current P/L before taxes 19067 14181 -7668 11692 4884

Income taxes 11129 10862 9118 8983 10757

Current P/L after taxes 7905 3311 -16799 2698 -5896

Extraordinary P/L 10393 8502 -4659 -4384 5402

Extraordinary income 13644 12611 24889 10632 11414

Extraordinary charges 3248 4102 29549 15027 6011

P/L for the period after taxes 18299 11766 -21449 -1700 -489

Memo:

Net added value 170042 185458 194913 202411 174427

Raw materials, consumables 24897 24736 31583 25085 27508

Debt charges 2676 4609 9592 8919 5120

Cash flow 75984 75784 49829 69537 75926

Figuur 39 Gemiddelde ROCE per deciel van de commerciële sportorganisernde sector in %. (Met in deciel 1: Bama,

6: G. Veldeman en in deciel 9: Health city, 10: Golazo sport)

-60

-40

-20

0

20

40

60

80

100

120

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1

Gemiddelde ROCE binnen de sector

Page 80: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

70

Figuur 40: Gemiddelde volledige winst per deciel van de commerciële in duizenden euro’s. (Met in deciel 1: Bama en

G. Veldeman, 9: autonoom provinciebedrijf sport en in deciel 10: Healthcity en Golazo Sport)

-400

-300

-200

-100

0

100

200

300

400

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1

Gemiddelde volledige winst binnen de sector (2010)

Page 81: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

71

Producerende sportgoederensector

2006 2007 2008 2009 2010

Number of companies included 39 43 45 42 39

Average number of employees 317 331 412 391 297

BALANCE SHEET th EUR th EUR th EUR th EUR th EUR

ASSETS

FIXED ASSETS 19004 21390 22295 22543 23958

Intangible assets 926 803 516 534 2557

Tangible assets 14341 18158 19176 19129 18668

Financial assets 3739 2430 2602 2879 2730

CURRENT ASSETS 43593 43923 50303 47504 45901

Stocks and contracts in progress 12826 12241 15711 15213 14584

Trade debtors 19180 22645 19670 15417 17473

Oth. amounts rec.,def.charges & accrued

inc. 4702 4870 9727 10501 7318

Cash & cash equivalent 6876 4166 5202 6368 6531

TOTAL ASSETS 62593 65314 72598 70047 69864

LIABILITIES

SHAREHOLDERS FUNDS 22769 30137 32501 33707 31190

Capital 4442 7028 7239 6801 4448

Reserves, accumulated profit(loss), other 18330 23117 25264 26912 26746

NON CURRENT LIABILITIES 9088 9621 11590 11933 12858

Financial debts 7433 8286 10423 10877 11838

Other debts payable after 1 year 1657 1335 1167 1057 1020

CURRENT LIABILITIES 30735 25556 28511 24403 25819

Financial debts payable within 1 year 8326 6451 4604 5540 5047

Suppliers 9373 7913 10031 7477 8309

Other amounts payable within 1 year 13038 11189 13875 11394 12459

TOTAL LIABILITIES 62593 65314 72598 70047 69864

Memo:

CAPITAL EMPLOYED 31857 39759 44089 45636 44048

Fixed assets 19004 21390 22295 22543 23958

Net current assets 12855 18366 21793 23099 20090

WORKING CAPITAL 22636 26973 25345 23153 23745

Page 82: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

72

INCOME STATEMENT 2006 2007 2008 2009 2010

Operating income 56932 61912 64093 60355 55271

Turnover 58010 59629 60153 58752 55821

Operating charges 58309 60143 66138 63913 60161

Raw materials, consumables & services 44399 44159 46753 43992 43248

Remun., social security costs, pensions 12395 13241 16188 16436 13633

Deprec. & amounts wr. off fixed assets 2126 2416 2512 2403 2591

Other operating expenses -616 327 681 1084 689

Operating P/L 10137 8931 6423 3519 2608

Financial P/L -675 -1176 -1281 -1012 -846

Financial income 792 643 697 803 837

Financial charges 1465 1820 1980 1816 1683

Current P/L before taxes 9461 7759 5144 2508 1759

Income taxes 3337 2722 1787 1487 761

Current P/L after taxes 6128 5032 3357 1017 998

Extraordinary P/L 573 -59 91 41 484

Extraordinary income 791 134 195 183 576

Extraordinary charges 218 192 105 141 94

P/L for the period after taxes 6699 4972 3444 1059 1479

Memo:

Net added value 24044 24922 25806 23437 19521

Raw materials, consumables 27928 30102 31358 28765 29808

Debt charges 534 755 831 735 770

Cash flow 8846 7428 5808 3471 3792

Figuur 41: Gemiddelde ROCE per deciel van de producerende sportgoederensector. (Met in deciel 2: Elaut, 4: Jezet

seating , 7: Adec sport en in deciel 8: Donnay international, 10: Sporta de wale)

-50

0

50

100

150

200

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1

Gemiddelde ROCE binnen de sector (2010)

Page 83: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

73

Figuur 42: Gemiddelde volledige winst per deciel van de producerende sportgoederensector in duizenden euro’s. (Met

in deciel 1: Elaut, 2: Jezet seating en in deciel, 8 Adec Sport, 10: Donnay international)

Figuur 43: Verloop van 2006 tot 2010 van het gebruikt kapitaal van bedrijven met het hoogste gebruikte kapitaal

binnen de productie van sportgoederensector in Vlaanderen

-300

-200

-100

0

100

200

300

400

500

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1

Gemiddelde volledige winst van de sector

0

2000

4000

6000

8000

10000

12000

14000

2006 2007 2008 2009 2010

Gebruikt kapitaal

ELAUT

JEZET SEATING

DONNAY INTERNATIONAL

TOPSPORT

BILLARDS THISSEN

Page 84: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

74

Verkopende sportgoederensector

2006 2007 2008 2009 2010

Number of companies included 547 560 573 587 445

Average number of employees 1906 2091 2213 2277 2638

BALANCE SHEET th EUR th EUR th EUR th EUR th EUR

ASSETS

FIXED ASSETS 179395 186277 185601 332182 312352

Intangible assets 2565 2556 2576 3113 62007

Tangible assets 111849 115085 118085 120554 122231

Financial assets 64965 68625 64924 208493 128102

CURRENT ASSETS 243937 457824 284625 295073 283689

Stocks and contracts in progress 137847 149156 146982 139716 137505

Trade debtors 44900 38059 33599 37547 26252

Oth. amounts rec.,def.charges & accrued inc. 21882 221105 38358 53969 64660

Cash & cash equivalent 39316 49482 65680 63844 55306

TOTAL ASSETS 423336 644088 470226 627263 596061

LIABILITIES

SHAREHOLDERS FUNDS 122421 132089 137906 154076 125572

Capital 56326 56239 50001 65177 54197

Reserves, accumulated profit(loss), other 66171 75930 87965 88946 71436

NON CURRENT LIABILITIES 108519 128428 138119 265749 262080

Financial debts 103768 123336 132456 258425 256640

Other debts payable after 1 year 4757 5092 5666 7323 5445

CURRENT LIABILITIES 192658 383576 194219 207758 208397

Financial debts payable within 1 year 23168 56370 23542 25703 22471

Suppliers 83064 97078 83989 76990 88232

Other amounts payable within 1 year 86428 230117 86692 105058 97675

TOTAL LIABILITIES 423336 644088 470226 627263 596061

Memo:

CAPITAL EMPLOYED 230949 260528 275999 419823 387659

Fixed assets 179395 186277 185601 332182 312352

Net current assets 51282 74245 90406 87328 75314

WORKING CAPITAL 99680 90137 96603 100263 75494

Page 85: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

75

INCOME STATEMENT

Operating income 278208 320415 274367 309503 424893

Turnover 299338 328009 292587 304221 417645

Operating charges 329287 375803 332005 359856 448121

Raw materials, consumables & services 251476 287885 239208 256775 332004

Remun., social security costs, pensions 58104 64967 70427 79211 86562

Deprec. & amounts wr. off fixed assets 16283 17941 17354 18280 23979

Other operating expenses 3395 5021 4983 5582 5580

Operating P/L 29227 25739 25539 25448 32294

Financial P/L -1959 1216 -7027 -12655 -19296

Financial income 8358 16330 8811 15315 7950

Financial charges 10330 15128 15848 27996 27268

Current P/L before taxes 27250 26933 18492 12782 12988

Income taxes 8477 7052 6405 6266 8164

Current P/L after taxes 18778 19886 12084 6503 4817

Extraordinary P/L 1030 130708 10958 996 -2104

Extraordinary income 3732 132156 11998 2063 3444

Extraordinary charges 2698 1444 1042 1069 5547

P/L for the period after taxes 19814 150583 23042 7488 2719

Memo:

Net added value 107041 113666 118333 128519 148415

Raw materials, consumables 173584 194641 156580 181461 237035

Debt charges 2787 5749 6426 17635 18910

Cash flow 35844 168060 40507 26075 26508

Figuur 44 Gemiddelde ROCE per deciel van de producerende stortgoederensector. (Met in deciel 1: Sports@work, 3:

PM United Brands deciel, 5:De banier en in deciel 6:Thule, 9: Decatlon)

-80

-60

-40

-20

0

20

40

60

80

100

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1

Gemiddelde ROCE binnen de sector (2010)

Page 86: Analyse van de sportsector in Vlaanderenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/031/RUG01-002062031...Figuur 11: Aantal bedrijven binnen de sportorganiserende commerciële sector in Vlaanderen

76

Figuur 45: Gemiddelde volledige winst per deciel van de verkopende sportgoederensector in duizenden euro’s. (Met in

deciel 1:A.S. Adventure, Deciel 9: De Banier en in deciel 10: Decatlon en PM United Brands)

-300

-200

-100

0

100

200

300

400

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1

Gemiddelde volledige winst binnen de sector (2010)