SWP Kleuterleerlijnen April 2010

download SWP Kleuterleerlijnen April 2010

of 17

Transcript of SWP Kleuterleerlijnen April 2010

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    1/17

     

     1

    De kleuterleerlijnen

    Soesila Akkal, Monique Brown en Margo Illes-Deekman.

    Met medewerking van Jan Berkvens, Jan Greven, Anita Lek en Mieke Smits van het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO).

    Paramaribo, 25 april 2010

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    2/17

     

     2

    Inleiding

    Het Basic Education Improvement Project (BEIP) is in augustus 2009 onder verantwoordelijkheid van het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (MinOV)

    begonnen met de revisie van het Surinaamse kleutercurriculum, het Speelwerkplan (SWP). Met ondersteuning van de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) is begonnen met

    het opzetten van een 11-jarig basiscurriculum, waarvan de twee kleuterjaren de basis vormen. Hiertoe is begonnen met de ontwikkeling van de Surinaamse Kleuterleerlijnen.

    Deze Surinaamse Kleuterleerlijnen zijn beschreven in dit document.

    Verantwoording

    Een curriculum of leerplan beoogt de ontwikkeling van de lerende te bevorderen. In het geval van het kleutercurriculum omvat het leerplan activiteiten ter versterking van de

    sociale en emotionele ontwikkeling, de motorische ontwikkeling, spraak-taal ontwikkeling, rekenkundige ontwikkeling en creatieve ontwikkeling (HES, 2008). Deze gebieden zijn

    ondergebracht en beschreven in vijf leergebieden: Taal, Rekenen, Oriëntatie op Jezelf en de Wereld, Muzische Vorming en Beweging. Binnen deze leergebieden zijn leerlijnen

    uitgezet die de ontwikkeling van het kind gedurende de twee kleuterjaren ondersteunen. Elk jaar is verdeeld in twee perioden, waarin voor elk onderdeel is omschreven hoe de

    leerlijnen in elke periode eruit zien en hoe de kerndoelen aan de orde komen. Zo is een ‘dwarsdoorsnede’ van tussendoelen voor alle leerlijnen van de vijf leergebieden

    ontstaan.

    Voor de ontwikkeling van de Surinaamse Kleuterleerlijnen is gebruikgemaakt van het programma Tule (SLO, 2008), het boekje Ontwikkelingsleerlijnen voor de groepen 1 en 2  

    (Sietses-Van Dam et al, 2001) en de map Doorgaan met taal  (Smits, 2007).

    Op grond van de voornoemde documenten heeft een Surinaamse groep van verantwoordelijk kleuterleidsters en onderwijskundigen een eerste versie gemaakt van de

    leerlijnen. Dit document is vervolgens besproken met de ontwikkelgroep voor het SWP en aangevuld door de SLO. Het eindresultaat ligt thans voor u.

    Hoe kunt u dit document gebruiken?

    De Surinaamse Kleuterleerlijnen ondersteunen de ontwikkeling van onderwijs voor het jonge kind in de eerste twee (kleuter)jaren van de 11-jarige basisperiode binnen het

    Surinaamse onderwijs. Ze geven richting aan de thema’s die in het SWP aan de orde komen, maar kunnen ook door leerkrachten gebruikt worden om zelf thema’s en onderwijs

    vorm te geven. Alle onderdelen van de leerlijnen dienen in de omschreven perioden in elk geval aan de orde te komen om de ontwikkeling van het jonge kind te bevorderen. U

    kunt het document op meer manieren gebruiken. Bijvoorbeeld voor de voorbereiding van leeractiviteiten of thema’s, maar ook als controle-instrument om na te gaan of

    voldoende eindtermen aan de orde zijn gekomen tijdens een leeractiviteit of thema.

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    3/17

     

     3

    Code Taal 1e jaar, 1

    e periode 1

    e jaar, 2

    e periode 2

    e jaar, 1

    e periode 2

    e jaar, 2

    e periode

    N.1 Taal - Luisteren

    N.1.1 De leerlingen leren hun passieve

    woordenschat (Surinaamse

    woordenlijst) te vergroten. Door te

    luisteren naar verhalen. Door naar

    de instructie te luisteren voor het

    uitvoeren van opdrachten.

    (Versneld voor NT2-leerlingen, zie

    NT2-woorden in de Surinaamse

    woordenlijst).

    Korte instructies voor simpele

    concrete opdrachten (twee

    woorden of korte zinnen).

    Langere instructies voor concrete

    opdrachten.

    Instructies voor dubbele

    opdrachten.

    Geconcentreerd luisteren vóór het

    uitvoeren van meervoudige

    opdrachten.

    N.1.2 De leerlingen leren eerst concrete 

    en later abstracte begrippen te

    hanteren.

    Concrete, één- tot

    tweelettergrepige woorden.

    Van concreet naar abstract, één-

    tot tweelettergrepige woorden,

    concrete drielettergrepige

    woorden.

    Van concreet naar abstract, één-

    tot drielettergrepige woorden.

    Concrete drie- tot vierlettergrepige

    woorden.

     Alle woorden van concreet naar

    abstract.

    vierlettergrepige woorden. Zelf

    woorden kiezen.

    N.1.3 De leerlingen leren een juiste

    luisterhouding aan te nemen. Ze

    kunnen 5-10 minuten aandachtig

    luisteren.

    Met werkmateriaal leren op eigen

    plaats te werken, tussendoor

    bewegen en spelen, 5-7 minuten(in

    de kring).

     Aandacht voor luisteractiviteiten

    (vooral in de kring) tot 10 minuten.

    10-15 minuten aandachtig

    luisteren.

    15 minuten aandachtig luisteren.

    N.2 Taal - Auditieve training (voorwaarde voor taalverwerving)

    N.2.1 De leerlingen leren woorden in

    reeksen en later woorden in een

    verhaal te herkennen. Ze kunnen

    ook verschillen tussenwoorden waarnemen (bijvoorbeeld ‘boem’

    en ‘bam’). En ze kunnen geluiden 

    herkennen en hanteren.

    Nazeggen van concrete één-

    lettergrepige woorden, daarna

    tweelettergrepige woorden.

    Nazeggen van (abstracte) één- tot

    tweelettergrepige woorden.

    Horen van verschillen tussen

    klanken.

    Nazeggen meerlettergrepige

    woorden.

    Verschil tussen klanken kunnen

    aangeven.

    Woorden met dezelfde klanken

    kunnen herkennen en aan elkaar

    koppelen (eerst rijmwoorden,

    daarna begin en einde).

    N.2.2 De leerlingen leren woorden te

    onderscheiden door voor elk

    woord een fysiek gebaar te maken

    (blokje leggen, klappen). Ze

    kunnen eerste en laatste woorden

    - Voorbereiding woorden

    onderscheiden, éénlettergrepige

    woorden.

    Verschil eerste en laatste.

    Woorden onderscheiden

    (makkelijke woorden).

    één- tot tweelettergrepige

    woorden.

    Verschil eerste en laatste

    Woorden onderscheiden

    (moeilijkere woorden).

    Drie tot vierlettergrepige woorden.

    Eerste en laatste letter

    onderscheiden, ook de

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    4/17

     

     4

    in zinnen onderscheiden en

    rijmzinnen in versjes af maken.

    herhalen, en eerste en laatste

    woorden in zinnen onderscheiden.

    Rijmzinnen afmaken.

    middenletter. Rijmzinnen.

    Code Taal 1e jaar, 1

    e periode 1

    e jaar, 2

    e periode 2

    e jaar, 1

    e periode 2

    e jaar, 2

    e periode

    N.2.3 De leerlingen leren klankgroepen 

    samen te voegen tot een woord.

    (Met extra aandacht voor

    specifieke Nederlandse klanken

    (/ui/, /eu/, /l/, /r/, /h/, /g/ etc).

    Letters (klanken) van een woord

    kunnen herkennen en nazeggen

    (met gebaren) (/aa/, /m/, /u/, /r/,

    /ie/, /z/).

    Letters (klanken) van een woord

    kunnen herkennen en nazeggen

    (met gebaren) (/oo/, /a/, /n/, /k/, /l/,

    /s/, /h/, /w/).

    Letters van klankzuivere woorden

    kunnen samenvoegen.

    Letters (klanken) van een woord

    kunnen herkennen en nazeggen

    (met gebaren) (/aa/, /o/, /p/, /t/, /f/,

    /eu/, /g/, /oe/).

    Een woord (twee lettergrepen) in

    klankstukken kunnen verdelen.

    Letters (klanken) van een woord

    kunnen herkennen en nazeggen

    (met gebaren) (/ee/, /i/, /e/, /ui/, /d/,

    /v/, /b/, /ij/, /ou/, /j/).

    Een woord (drie lettergrepen) in

    klankstukken kunnen verdelen.

    Enkelvoudige klankzuivere

    woorden auditief kunnen plakken

    (synthetiseren) en hakken

    (analyseren) (mkm).

    N.2.4 Extra aandacht voor auditieve

    vaardigheden NT2 leerlingen 

    (tweetekenklanken /ui/, /eu/ en /v/,

    /w/, /l/, /r/, /h/, /g/

    /r/ en /ie/ /l/ en /w/ /eu/, /g/ en /oe/ /v/, /ij/ en /ou/

    N.2.5 De leerlingen vergroten het

    geheugen door verhaaltjes terug 

    te vertellen. En door liedjes en

    versjes te reproduceren of  na te

    zeggen.

    Vragen over een verhaal

    beantwoorden.

    Korte liedjes en versjes (twee tot

    drie zinnen) reproduceren.

    Deel van een verhaal kunnen

    navertellen.

    liedjes en versjes met drie tot vier

    zinnen reproduceren.

    Verhaaltjes kunnen terugvertellen.

    liedjes en versjes met twee

    coupletten(strofen) reproduceren

    (twee coupletten/strofen van vier

    zinnen).

    Verhaaltjes zelfstandig kunnen

    vertellen.

    N.3 Taal - Spreken

    N.3.1 De leerlingen leren hun actieve

    woordenschat (Surinaamse

    woordenlijst) te vergroten door

    verhalen te vertellen (met extra

    aandacht voor typisch

    Nederlandstalige en Surinaamse

    uitdrukkingen).

    (Versneld voor NT2-leerlingen, zie

    Korte verhalen navertellen. Korte verhalen vertellen over

    concrete gebeurtenissen (4-5

    zinnen).

    Langere verhalen over concrete

    gebeurtenissen (tot 8 zinnen).

    Langere verhalen (tot 10 zinnen of

    meer).

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    5/17

     

     5

    NT2-woorden in de Surinaamse

    woordenlijst).

    N.3.2 De leerlingen leren eenvoudige

    woorden te vormen, onder meer

    werkwoordsvormen en

    meervouden.

    Eenvoudige woorden gebruiken bij

    navertellen.

    Werkwoordsvormen van

    eenvoudige werkwoorden en

    concrete meervouden gebruiken.

    Werkwoordsvormen en

    meervouden van complexere

    woorden.

    Volledige beheersing van

    werkwoordsvormen en

    meervouden.

    Code Taal 1e jaar, 1

    e periode 1

    e jaar, 2

    e periode 2

    e jaar, 1

    e periode 2

    e jaar, 2

    e periode

    N.3.3 De leerlingen leren eenvoudige

    zinnen te bouwen. Eerst in detegenwoordige en later ook in de

    verleden tijd.

    Zinnen construeren met twee tot

    drie woorden in tegenwoordige tijd.

    Zinnen construeren van 4-5

    woorden in de tegenwoordige tijd.

    Zinnen construeren van zes

    woorden in de tegenwoordige tijd,begin van de verleden tijd.

    Zinnen construeren van zeven tot

    acht woorden in de tegenwoordigeen verleden tijd.

    N.3.4 De leerlingen leren voorwerpen

    en plaatjes te verwoorden en te 

    categoriseren. (Versneld voor

    NT2 leerlingen, zie NT2 woorden

    in de Surinaamse woordenlijst).

    Voorwerpen categoriseren en

    simpel verwoorden met twee- tot

    driewoordzinnen.

    Categoriseren ook met plaatjes en

    verwoorden met 4-5 woorden.

    Categoriseren en in zinnen kunnen

    verwoorden.

    Categoriseren en in een tekst

    kunnen verwoorden.

    N.3.5 De leerlingen leren voorzetsels te

    gebruiken. 

    Makkelijke voorzetsels (op, onder

    etc), concreet.

    Complexere voorzetsel (naast,

    tegen, tussen etc). Toepassen

    makkelijkere voorzetsels.

    Complexere voorzetsels

    toepassen.

    Zelfstandig gebruik van

    voorzetsels.

    N.4 Taal - Voorbereidend lezen

    N.4.1 De leerlingen leren visueel te

    discrimineren door gebruik te

    maken van puzzels, memory,

    domino en ‘zoek dezelfde'

    spelletjes. Ze doen dat eerst metconcrete voorstellingen, later met

    gedetailleerde afbeeldingen.

    Eenvoudige puzzels (8-10 stukjes).

    Concreet plaatje met iets dat

    ontbreekt en aangevuld moet

    worden (paraplu zonder steel,

    mens zonder handen, auto zonderwielen).

    Eenvoudige puzzels (10-15

    stukjes).

    Concrete platen met erbij te

    tekenen onderdelen.

    Complexere puzzels (15-20

    stukjes).

     Abstractere platen en zelf

    onbrekende dingen erbij tekenen.

    Complexere puzzels (20-25

    stukjes). Domino, zoek dezelfde

    spelletjes.

    N.4.2 De leerlingen leren letters

    herkennen tussen andere letters

    (visuele discriminatie).

    Letters sorteren. Letters herkennen.

    N.4.3 De leerlingen leren ‘lezen’ met

    behulp van pictogrammen

    (oriëntatie op geschreven taal).

    Het ‘lezen’ met behulp van

    pictogrammen.

    Het ‘lezen’ met behulp van

    pictogrammen.

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    6/17

     

     6

    Code Taal 1e jaar, 1

    e periode 1

    e jaar, 2

    e periode 2

    e jaar, 1

    e periode 2

    e jaar, 2

    e periode

    N.5 Taal - Voorbereidend schrijven

    N.5.1 De leerlingen leren de

    bewegingen die bij schrijven 

    horen: Door met potlood

    eenvoudige schrijfpatronen te

    volgen en bij kleuren binnen de

    lijnen te blijven. Door te krabbelen,

    te doedelen en figuren over te

    trekken. En door namen over te

    trekken.

    Grove motoriekoefeningen door te

    krabbelen en doedelen.

    Eenvoudige schrijfpatronen voor

    grove motoriek.

    Fijne motoriek (krabbelen en

    kleuren van vlakken) voor kleinere

    bewegingen.

    eenvoudige schrijfpatronen voor de

    grove en fijne motoriek.

    Complexere schrijfpatronen grove

    en fijne motoriek.

    Namen overtrekken (‘losse’

    leesletters).

    N.5.2 De leerlingen leren ‘schrijven’ 

    met behulp van pictogrammen

    (oriëntatie op geschreven taal).

    Het ‘schrijven’ met behulp van

    tekeningen.

    Het ‘schrijven’ met behulp van

    pictogrammen.

    N.6 Taal - Denken

    N.6.1 De leerlingen leren probleempjes

    op te lossen en taal-

    /denkwoorden die daarbij horen te

    gebruiken.

    Problemen oplossen in concrete

    situaties in de klas (bijvoorbeeld bij

    materiaalgebruik, conflict).

    Eenvoudige taal-/denkwoorden

    (bv. en, maar, toen).

    Problemen oplossen in concrete

    situaties in de klas en sociale

    omgeving.

    Problemen oplossen in concrete

    situaties in de klas en sociale

    omgeving.

    Problemen oplossen in situaties in

    de klas en sociale omgeving.

    N.6.2 De leerlingen leren oorzaak-

    gevolg- en middel-doelrelaties te

    leggen en taal-/denkwoorden die

    daarbij horen te gebruiken.(Versneld voor NT2-leerlingen, zie

    NT2-woorden in de Surinaamse

    woordenlijst).

    Eerste confrontatie met oorzaak-

    gevolg en middel-doel

    Oorzaak-gevolg en middel-doel

    concreet met plaatjes.

    Eenvoudige taal-/denkwoorden

    (bv. eerst, als...dan, omdat).

    Oorzaak-gevolg en middel-doel

    complexer.

    Complexere taal-/denkwoorden

    (bv. daardoor, zodat, vervolgens).

    Oorzaak-gevolg en middel-doel.

    Complexere taal-/denkwoorden

    (bv. trouwens).

    Code Rekenen 1e jaar, 1

    e periode 1

    e jaar, 2

    e periode 2

    e jaar, 1

    e periode 2

    e jaar, 2

    e periode

    R.1 Rekenen - Getalbegrip

    R.1.1 De leerlingen leren tellen en de

    telrij gebruiken. 

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    7/17

     

     7

    a. De leerlingen leren akoestisch

    tellen tot en met 20 (met

    ondersteuning van versjes, liedjes,

    en spelletjes).

     Akoestisch tellen 1-5. Akoestisch tellen 1-10. Akoestisch tellen 1-15. Akoestisch tellen 1-20.

    b. De leerlingen leren synchroon

    tellen van 1 tot en met 10.

    Synchroon tellen 1-5. Synchroon tellen 1-5. Synchroon tellen 1-10 (heen en

    terug).

    Synchroon tellen 1-10 (heen en

    terug).

    c. De leerlingen leren resultatief

    tellen van 1 tot en met 10.

    Rangtelwoorden 1-5. Resultatief tellen 1-5. Resultatief tellen 1-10. Resultatief tellen 1-10.

    d. De leerlingen leren de

    cijfersymbolen herkennen en

    gebruiken (ze hoeven de

    cijfersymbolen nog niet te kunnen

    schrijven).

    Cijfersymbolen herkennen 1-5. Cijfersymbolen herkennen 1-10. Cijfersymbolen herkennen 1-10.

    e. De leerlingen leren de getallen

    ordenen op de getallenlijn.

    Introductie getallenlijn en die

    gebruiken tot 5.

    Getallenlijn gebruiken tot 5. Getallenlijn gebruiken tot 10.

    f. De leerlingen leren

    rangtelwoorden van 1 tot en met

    10 te hanteren, inclusief de

    begrippen ‘eerste’ en ‘laatste’.

    Rangtelwoorden 1-5. Rangtelwoorden 1-10. Rangtelwoorden 1-10.

    R.1.2 De leerlingen leren telpatronen 

    herkennen en toepassen (bv.

    Dobbelsteenpatronen,

    vingerbeelden).

    1-6 1-6 1-12 1-12

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    8/17

     

     8

    R.1.3 De leerlingen leren hoeveelheden

    ordenen, vergelijken en verschil

    bepalen.

    Hoeveelheden ordenen en

    vergelijken tot maximaal 10

    voorwerpen.

    Veel/weinig

    Hoeveelheden ordenen en

    vergelijken tot maximaal 12

    voorwerpen.

    Meer/minder

    Hoeveelheden ordenen en

    vergelijken tot maximaal 16

    voorwerpen.

    Meest/minst

    Hoeveelheden ordenen en

    vergelijken tot maximaal 24

    voorwerpen.

    R.1.4 De leerlingen leren structuur van

    getallen herkennen en 

    getalrelaties ontdekken.

    Getalstructuur tot 5 (4 = 2 + 2 of 3

    + 1).

    Relaties tussen getallen tot 5 (5 is

    2 meer dan 3).

    Getalstructuur tot 5.

    Relaties tussen getallen tot 5.

    Getalstructuur tot 10.

    Relaties tussen getallen tot 10.

    Getalstructuur tot 10.

    Relaties tussen getallen tot 10.

    R.1.5 De leerlingen leren informeel 

    optellen en aftrekken.

    1 erbij en 1 eraf, daarna 1 meer en

    1 minder.

    2 erbij en 2 eraf, daarna 2 meer en

    2 minder.

    R.2 Rekenen - Meten

    R.2.1 De leerlingen leren eenvoudige

    kleuren en kleurnuances te

    onderscheiden: basiskleuren

    (rood, geel, blauw), tussenkleuren

    (bijvoorbeeld groen, oranje) en

    licht/donker.

    Hoofdkleuren (rood, geel, blauw). Mengkleuren en tussenkleuren

    (oranje, groen, paars etc.)

    Meerdere mengkleuren.

    Licht/donker.

     Alle kleuren (inclusief bruin, grijs

    etc).

    R.2.2 De leerlingen leren voorwerpen

    groeperen (ordenen), eerst op

    basis van ordeningen die zij zelf

    bedenken en daarna met

    opdrachten, eerst op een kenmerk

    en later op meerdere kenmerken.

    Groeperen naar eigen inzicht van

    de leerlingen, op grond van

    concrete eigenschappen van

    voorwerpen (bv. kleur).

    Groeperen van voorwerpen op

    verschillende eigenschappen (bv.

    op soortnaam als ‘kleren’). 

    Op meerdere kenmerken

    groeperen (kleur, grootte of vorm).

    Op meerdere kenmerken tegelijk

    laten groeperen (bv. kleur, grootte

    en vorm).

    R.2.3 De leerlingen leren verschillende

    grootheden als lengte, inhoud en

    gewicht te gebruiken door allerlei

    objecten te vergelijken en de

    Eenvoudige grootheden (groot,

    lang, etc) vergelijken.

    Grootheden in vergrotende trap

    vergelijken (lichter/zwaarder, even

    zwaar groter/kleiner, even groot

    etc)

    Grootheden in overtreffende trap

    vergelijken (het lichtst/zwaarst,

    grootst/kleinst, etc).

    Met natuurlijke maten meten (met

    touw meten, met bekertjes, met

    handen etc).

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    9/17

     

     9

     juiste begrippen te gebruiken

    (groot/klein, lang/kort, dik/dun,

    breed/smal, licht/zwaar en

    vergelijkend).

    R.3 Rekenen - Meetkunde

    R.3.1 De leerlingen leren vormen te

    herkennen, te benoemen over te

    trekken en te tekenen (rondje,

    vierkant, driehoek, rechthoek).

    - Herkennen van eenvoudige

    vormen in de omgeving (bv.

    rondje, vierkant).

    Oefenen met pictogrammen

    overtrekken.

    Herkennen, omtrekken en

    overtrekken van complexere

    vormen in de omgeving (bv.

    driehoek, rechthoek).

    Omtrekken en uitknippen van

    rondje en vierkant.

    Natekenen en zelf tekenen van

    vormen.

    R.3.2 De leerlingen leren drie-

    dimensionale vormen concreet

    te benoemen (bol, blokje, dakje,

    piramide, staaf, balk).

    Spelen met blokje en bol (1e en 2e

    gave) (3 vormen aanleren).

    Spelen met vormen (aanleren van

    3 vormen) (3e en 4e gave).

    Vormen (kubus, driehoek,

    rechthoek) (5e gave).

    Bouwen met bouwstenen (6e

    gave).

    R.3.1 De leerlingen leren eenvoudige

    begrippen te hanteren (lang/kort,

    dik/dun, hoog/laag, groot/klein).

    Later in de vergrotende (langer)

    en overtreffende trap (langste).

    Ze leren voorwerpen naar

    verhoudingen te herkennen en

    benoemen.

    Concrete eenvoudige begrippen. Concrete eenvoudige begrippen. Eenvoudige begrippen en de

    vergrotende trap.

    Concrete eenvoudige begrippen,

    vergrotende en overtreffende trap.

    R.3.2 De leerlingen leren posities van

    objecten ten opzichte van elkaar  

    te benoemen (voor, achter,

    tussen, boven, onder etc). (zie taal

    N.3).

    Positiebepaling ten opzichte van

    een voorwerp.

    Positiebepaling ten opzichte van 1

    voorwerp.

    Positiebepaling ten opzichte van

    meer voorwerpen vanuit

    verschillende perspectieven.

    Positiebepaling ten opzichte van

    meer voorwerpen vanuit

    verschillende perspectieven.

    R.3.3 De leerlingen leren symmetrie te

    herkennen te voorspellen en toe te

    passen.

    Herkennen van symmetrie

    (spiegelen, mozaïeken).

    Voorspellen van symmetrie. Toepassen van symmetrie (door

    een mozaïek te maken).

    Toepassen van symmetrie (door

    een mozaïek te maken).

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    10/17

     

     10

    R.3.4 De leerlingen leren constructies 

    maken met behulp van materialen.

    Eenvoudige bouwwerken naar

    eigen inzicht (met behulp van

    blokken etc).

    Eenvoudige bouwwerken naar

    eigen inzicht (met behulp van

    blokken etc).

    Complexere bouwwerken zoals

    bijvoorbeeld bruggen, torens etc.

    Complexere bouwwerken aan de

    hand van (bouw) tekeningen.

    Code OJW 1e jaar, 1

    e periode 1

    e jaar, 2

    e periode 2

    e jaar, 1

    e periode 2

    e jaar, 2

    e periode

    O.1 Orientatie op jezelf

    O.1.1 De leerlingen leren de eigen

    lichaamsdelen te herkennen, aan

    te wijzen en te benoemen, over te

    trekken en ze kunnen later heteigen lichaam tekenen.

    Herkenbare uiterlijke

    lichaamsdelen (ogen, mond, neus

    etc).

    Moeilijkere lichaamsdelen

    benoemen (armen, benen, tong

    etc), overtrekken en knippen van

    lichaamsdelen.

    Complexere begrippen als hoofd,

    romp, ledematen. Overtrekken en

    tekenen van lichaamsdelen.

     Abstractere lichaamsdelen: borst,

    buik, hart, longen, neusgaten etc.

    O.1.2 De leerlingen leren op een juiste

    wijze en hygiënisch met het eigen

    lichaam om te gaan en het te

    verzorgen.

    Tandenpoetsen, baden, handen

    wassen, ziek, gezond, vuil water,

    gevaar van spelen in plassen,

    toiletgebruik (ook de technieken).

    Het waarom van baden, tanden

    poetsen, handen wassen en

    toiletgebruik.

    Dieper ingaan op hygiëne,

    goed/slecht gebit etc.

    De tandarts, dokter etc.

    O.1.3 De leerlingen leren het belang

    van eetmomenten en gezonde

    voeding en om deze regels te

    volgen.

    Het waarom van bepaalde

    voedingsmiddelen niet mee naar

    school (ook voor de ouders) wat

    voor eten de leerlingen

    meebrengen, ongezonde voeding,

    eetmomenten volgens de

    dagkalender.

    Belang van ontbijt als eerste

    eetmoment, belang van gezonde

    voeding, volgen van eetmomenten

    op de dagkalender.

    De eetmomenten van de dag

    benoemen, met tijden erbij. Dieper

    belang van gezonde voeding

    aangeven.

    Verschillen in eetgewoonten

    tussen etnische

    groepen.(verschillende

    Surinamers)

    O.1.4 De leerlingen leren zich sociaal te

    gedragen (inclusief

    beleefdheidsvormen).

    Beginnen met (samen) spelen op

    hetzelfde moment, geven van

    simpele duidelijke gedragsregels

    (wat wel en niet mag).Met twee woorden spreken en

    groeten.

    Samenspelen, samendelen,

    samenwerken met dezelfde

    materialen. Volwassenen met u

    aanspreken, verontschuldigen enbeleefd aankijken.

    In groepen spelen, samen iets

    opbouwen (inclusief regels),

    taakverdeling volgen.

    Groter en omvangrijker

    groepswerk.

    O.1.5 De leerlingen leren zelfstandig

    opdrachten  voor te bereiden, uit

    te voeren en na afloop alles op te

    ruimen, De leerlingen leren

    respectvol en veilig met

    materialen om te gaan.

    Leerlingen halen klaargelegd

    materiaal op en leren af te wassen

    en op te ruimen. Leerlingen leren

    veilig en zorgvuldig met materialen

    om te gaan.

    Zelf materiaal te pakken en op te

    ruimen. Zorgvuldig en veilig

    omgaan met materialen.

    Uitvoeren van het eigen werk met

    zelf gepakte materialen en na

    afloop opruimen. Zorgvuldig en

    veilig omgaan met materialen.

     Afscheid nemen rond de dood,

    omgaan met onmacht en verdriet.

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    11/17

     

     11

    Code OJW 1e jaar, 1

    e periode 1

    e jaar, 2

    e periode 2

    e jaar, 1

    e periode 2

    e jaar, 2

    e periode

    O.2 Orientatie op de wereld

    O.2.1 a. De leerlingen leren hun

    leefomgeving kennen en

    kenmerken ervan te herkennen en

    te benoemen.

    b. De leerlingen leren de plek van

    hun leeromgeving binnen

    Suriname aan te duiden.

    c. De leerlingen leren de plek van

    Suriname in de wereld aan te

    duiden.

    De directe concrete omgeving van

    de klas, school en thuis.

    De woonomgeving in bredere zin. Culturele en nationale feestdagen.

    De regio's van Suriname.

    Suriname in de wereld: waar

    komen de bevolkingsgroepen

    vandaan.

    O.2.2 De leerlingen leren etnische en

    culturele verschillen aan te

    duiden en te waarderen.

    Noemen van de

    bevolkingsgroepen waaruit

    leerlingen in de klas komen,

    benadrukken dat we allemaal

    Surinamers zijn.

    Vertellen over bevolkingsgroepen,

    gebruiken, godsdienstige

    gewoonten.

    Culturele en nationale feestdagen,

    voeding, respect voor elkaar

    vergroten en elkaar waarderen.

    Verschillen in talen, elkaars

    groeten leren. Respectvol met

    elkaars achtergrond omgaan.

    O.2.3 De leerlingen leren zich veilig in

    het verkeer  te bewegen.

    Vervoermiddelen waarmee

    leerlingen naar school komen

    benoemen.

    Verkeersmiddelen (zebrapad,

    klaarover(verkeersbrigadier),

    stopbord, waterweg, zwemvest).

    Groeperen van vervoermiddelen,

    verkeersmiddelen en het leren van

    simpele verkeersregels.

    Verkeerslessen op straat,

    verkeersregels gebruiken.

    O.3 Orientatie op de natuur

    O.3..1 De leerlingen leren respectvol en

    liefdevol met de natuur om te

    gaan.

     Aspecten die in de natuur

    voorkomen benoemen.

     Aspecten benoemen hoe met de

    natuur om te gaan (bron van

    leven).

    Wandeling maken om te laten zien

    wat er in de natuur voorkomt. Het

    begrip natuur in brede zin.

     Aanleren wat te doen om onze

    natuur gezond te houden.

    O.3.2 De leerlingen leren (onderdelen

    van) planten en dieren te

    herkennen en te benoemen, over

    te trekken en later te tekenen.

    Bij het leergesprek onderdelen van

    planten en dieren benoemen zoals

    ze in de directe leefomgeving

    voorkomen.

    Herkennen en benoemen,

    overtrekken, uitknippen en

    samenvoegen van onderdelen van

    planten en dieren.

    Planten en dieren uit het wild of in

    de dierentuin tekenen.

    Soorten planten en dieren

    groeperen.

    O.3.3 De leerlingen leren weercondities 

    te herkennen en te benoemen

    (temperatuur, wind, regen, zon

    etc).

    Weerkalender gebruiken op grond

    van concrete leer-situaties

    (inclusief zonne-schijn, bewolkt,

    regenboog).

    Temperatuur (koud, warm) en

    weercondities (wind, regen, zon).

    Gevolgen van

    weersomstandigheden.

    Leren hoe een weerkalender zelf

    te gebruiken.

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    12/17

     

     12

    O.4 Orientatie op de tijd

    O.4.1 De leerlingen leren onderscheid 

    te maken in de tijd (dag/nacht,

    dagritme/schoolritme,

    schoolweek/weekend,

    ochtend/middag/avond, functies

    van de klok, lang/kort, jong/oud).

    's morgens

    's middags

    's avonds

    Dag/nacht, lang/kort, jong/oud. Eenvoudige functies van de klok,

    aan de hand van tekeningen het

    dagritme en schoolritme

    beschrijven.

    Schoolweek, weekend, seizoenen.

    Code Muzische Vorming 1e jaar, 1

    e periode 1

    e jaar, 2

    e periode 2

    e jaar, 1

    e periode 2

    e jaar, 2

    e periode

    M.1 CreatiefM.1.1 De leerlingen leren flexibel, veilig 

    en juist met het materiaal om te

    gaan. Ze leren kleine

    probleempjes bij materiaalgebruik

    op eigen initiatief op te lossen. En

    later zich expressief te uiten door

    middel van klei, kleuren, tekenen

    en knutselen.

    De verschillende materialen op

    correcte wijze gebruiken onder

    begeleiding van de leerkracht (nog

    geen knutselen en schilderen).

    Probleempjes oplossen onder

    begeleiding, begin met schilderen

    en knutselen. Concreet creatief

    bezig zijn.

    Zelfstandig oplossen van kleine

    probleempjes. Abstracter creatief

    werken.

    Vrij creatief werken.

    M.2 Muziek en beweging

    M.2.1 De leerlingen leren te luisteren

    naar  muziek, muziekbegrippen 

    te herkennen en te hanteren

    (hard/zacht, kort/lang, hoog/laag,

    snel/langzaam) en naar  liedjes te

    luisteren en ze (na te) zingen.

    Luisteren naar eenvoudige muziek

    en liedjes meezingen (tot 2 regels).

    Hard/zacht.

    3-4 regelige liedjes meezingen en

    nazingen, kort/lang, hoog/laag.

    Complexere muziek beluisteren en

    zingen, ademhalingsoefeningen,

    improvisatie op dezelfde melodie.

    Volledige liedjes zelfstandig

    zingen. Geheugenoefeningen.

    M.2.2 De leerlingen leren maat- enritmegevoel door eenvoudige

    muziekinstrumenten te

    gebruiken en te bewegen op

    muziek. 

    Eenvoudige muziekoefeningen,ritme, maat en gebruik van

    eenvoudige muziekinstrumenten.

    Complexere ritmische enmaatoefeningen.

    Complexere muziekinstrumentengebruiken.

    -

    M.3 Drama en expressie

    M.3.1 De leerlingen leren gevoelens,

    bedoelingen en emoties te

    herkennen en te tonen.

    Veiligheid bieden en op grond van

    emotie-plaatjes of hoeken de

    leerlingen laten kiezen en spreken

    Uitgebreider laten kiezen en

    bespreken van emoties en

    gevoelens (bang, boos, verdrietig,

    Gevoelens onder woorden

    brengen.

    Verwoorden van en spelletjes

    doen waarin gevoelens voor elkaar

    voorkomen.

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    13/17

     

     13

    over gevoelens. ziek).

    M.3.2 De leerlingen leren houdingen,

    gebaren, mimiek te gebruiken bij

    het uiten van gevoelens,

    bedoelingen en emoties in

    rollenspelen en dramatische

    expressie.

    - Eenvoudige korte rollenspelen of

    poppenkastspelletjes met een

    gegeven concreet verhaal, liedje of

    versje.

    Langere rollenspelen en

    poppenkastspelletjes met minder

    uitgewerkte verhalen.

    vrije spelen met rollen en

    poppenkast.

    M.3.3 De leerlingen leren door

    improvisatie en fantasie zich

    creatief en expressief te uiten.

    - Fantasie: zelf spelletjes voordoen

    en verhaaltjes vertellen.

    Improvisatie door voor te doen. Vrije improvisatie.

    Code Beweging 1e jaar, 1

    e periode 1

    e jaar, 2

    e periode 2

    e jaar, 1

    e periode 2

    e jaar, 2

    e periode

    B.1 Beweging

    B.1.1 De leerlingen leren fysieke

    bewegingen nadoen, maken en

    uitbreiden (ook hinkelen, springen,

    klauteren), balanceren, eerst

    eenvoudig (op de tenen staan),

    later moeilijker (op een been, op

    een blokje) en bewegen volgens

    een bepaald patroon.

    Fysieke bewegingen nadoen. Eenvoudige fysieke bewegingen

    maken aan de hand van een

    opdracht.

    Complexere fysieke bewegingen

    nadoen en maken, zoals

    balanceren.

    Bewegen volgens patroon,

    complexere opdrachten.

    Referenties

    HES (2008). In-service training hoofdkleuterleidsters Paramaribo. Hengelo: Hogeschool Edith Stein.Sietses-Van Dam et al. (2001). Ontwikkelings-leerlijnen voor de groepen 1 en 2. Baarn: Ajodidakt.

    SLO (2008). Tule. Enschede: SLO.

    Smits, M. (Ed.) (2007). Doorgaan met taal. Enschede: SLO.

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    14/17

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    15/17

     

     15

    Bijlage 2: lesvoorbereiding thema: ___________________activiteit: _________________

    Aanbod Inhoud (doel)

    Didactiek (instructies,

    werkvormen)

    Ondersteuning

    Leermiddelen

    Organisatie

    Ruimte Hoe krijgen kinderen

    ruimte om doelgericht te

    experimenteren met het

    aanbod?

    Interactie

    en

    Feedback

    Hoe geef je de kinderen

    verrijkende feedback?

    Evaluatie Hoe weet je of het doel

    bereikt is? En hoe noteer je

    dat?

    Reflectie (terugkijken)

    Bijlage 3: pictogrammen

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    16/17

  • 8/17/2019 SWP Kleuterleerlijnen April 2010

    17/17