SPRINGDANCE 2012 Magazine

48
1 SPRINGDANCE MAGAZINE DANS EN BEELDENDE KUNST OP SPRINGDANCE FESTIVAL Interviews met o.a. Martin Creed, Ibrahim Quraishi en Meg Stuart Dansende beelden van Rodin een portret van Russell Maliphant TIPS van o.a. Aziz, Nanine Linning, Joris Linssen en Maria Hlavajova VOLG ONS OP

description

SPRINGDANCE 2012 Magazine - boordevol interviews met makers uit het programma van dit jaar.

Transcript of SPRINGDANCE 2012 Magazine

Page 1: SPRINGDANCE 2012 Magazine

1 S

PRIN

GDAN

CE M

AGAZ

INE

Dans en beelDenDe kunst op spRInGDanCe festIval

Interviews met o.a. Martin Creed, Ibrahim Quraishi en Meg Stuart

Dansende beelden van Rodin een portret van Russell Maliphant

TIPS van o.a. Aziz, Nanine Linning, Joris Linssen en Maria Hlavajova

VOLG ONS OP

Page 2: SPRINGDANCE 2012 Magazine

2 S

PRIN

GDAN

CE M

AGAZ

INE

Beste vrienden van Springdance, Er lijkt een vruchtbare wisselwerking op gang te zijn gekomen tussen hedendaagse kunst en dans. Exposities zoals Move – Choreographing you in de Hayward Gallery in Londen, Danser sa vie in Centre Pompidou en Fressen oder Fliegen, Art into Theatre – Theatre into Art bij Hebbel am Ufer in Berlijn, zijn een paar recente voorbeelden hiervan. Die wederzijdse belangstelling, waarbij musea ruimte maken voor choreografen en de theaters zich openstellen voor installaties, overstijgt de traditionele opvattingen waarbij dans wordt opgevat als een motief in beeldend werk en waarbij een beeldend kunstenaar een decor ontwerpt bij een choreografie.

Daarom is de laatste editie van SPRINGDANCE – voordat we fuseren met Festival a/d Werf – gewijd aan de wisselwerking tussen deze twee kunstvormen, die elkaar omarmen en een wederzijdse interesse delen in elkaars werkpraktijk en karakter. Beiden drukken ze een nieuwsgierigheid uit naar samenvloeiing en het overschrijden van artistieke grenzen.

Begin 20e eeuw was de Franse beeldhouwer Auguste Rodin gefascineerd door dans als belichaming van de moderniteit en gebruikte hij het dansende lichaam om zijn beeldhouwwerken beweging, ritme en dynamiek te geven. Nu, meer dan honderd jaar later, gebruikt de Britse choreograaf Russell Maliphant deze beelden om zijn dansers vertrouwd te maken met het idee van een beweging die 360° beslaat.

Tijdens de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw kwamen choreografen en kunstenaars samen in de workshops van de Judson Church in New York. Schilders maakten dans, dansers begonnen te lopen en te rennen – een specifieke relatie met de ruimte was het enige dat telde. Vandaag zien we deze onderlinge verhoudingen terug in de sociale choreografieën van Avdal & Shinozaki die hun dansers mengen met kantoorpersoneel en in het videowerk van Olafur Eliasson, waarin de dansers een interactie aangaan met de mensen die in zijn studio werken.

De drang om de begrenzingen van de losstaande kunstvorm te overschrijden bepaalt al 100 jaar lang de relatie tussen dans en beeldende kunst. Het is tegenwoordig bijna onmogelijk om een werk uitsluitend te definiëren binnen strikte categorieën als ‘choreografie’, ‘beeldhouwwerk’, ‘dans’, ‘installatie’ enz. Het werk dat op SPRINGDANCE wordt getoond laat dan ook een veelkleurig beeld zien van de wederzijdse invloed tussen dans en beeldende kunst.

Veel leesplezier,

Bettina Masuch artistiek directeur Springdance

16

22

12

Tips van bekende Nederlanders, kenners en bezoekers staan verspreid door het magazine!

coverbeeld: Dickson Mbi in The Rodin Project van Russell Maliphant foto: Charlotte MacMillan

foto

: Gad

i Dag

onfo

to: H

ugo

Gle

nd

inn

ing

foto

: Ch

ris

van

der

Bu

rgh

t

Page 3: SPRINGDANCE 2012 Magazine

3 S

PRIN

GDAN

CE M

AGAZ

INE

05

28 40

36

English translations can be found online!

INHOUD

05Dansende beelden van RodinInterview met choreograaf Russell Maliphant

12‘Ik ben gefascineerd door het vermogen om jezelf in een ander te kunnen verliezen.’ Yasmeen Godder maakt stuk voor Batsheva

16De titel is misschien wel misleidend Vier vragen over Work No. 1020 van Martin Creed

20‘What the fuck moet ik hiermee?’Choreograaf Ivo Dimchev maakt voorstelling met objecten van Franz West

22Just doing violetMeg Stuart noemt haar voorstelling naar de laatste kleur van de regenboog

28De lichamen op het podium geven hun geheimen niet zomaar prijs Een portret van Ibrahim Quraishi

36Lichaamskunst en barokke sculpturenJonge makers Roger Sala Reyner, Simon Tanguy en Florentina Holzinger over hun werk

40‘Componeren is het organiseren van tijd’Een gesprek met Ari Benjamin Meyers

44MUST HAVESDe 5 favoriete objecten van choreograaf Trajal Harrell

EN VERDER10 In het kort26 Een week uit het leven van Thibault Maillard,

deelnemer aan Europe in Motion34 In het kort47 Algemene info SPRINGDANCE 2012

foto

: Ch

arlo

tte

Mac

Mil

lan

foto

: Dor

oth

ea F

ied

ler

foto

: An

na

van

Koo

ij

foto

: Ste

ph

an v

an H

este

ren

Page 4: SPRINGDANCE 2012 Magazine

4 S

PRIN

GDAN

CE M

AGAZ

INE

foto

: Ch

arlo

tte

Mac

Mil

lan

Page 5: SPRINGDANCE 2012 Magazine

5 S

PRIN

GDAN

CE M

AGAZ

INE

Op de kop af honderd jaar geleden deed Sergej Diaghilev, de bevlogen leider van Les Ballets Russes, een dringend beroep op Auguste Rodin. Rodin, destijds één van de meest gerespecteerde kunstenaars in Frankrijk, werd verzocht zich in bewonderende woorden uit te spreken over L’Après-midi d’un faune, als antwoord op alle kritiek die de openlijk erotische choreografie van Vaslav Nijinski over zich had uitgestort gekregen. Hoewel al vrij snel kwam vast te staan dat de door Rodin ondertekende brief in dagblad Le Matin niet werkelijk door hem geschreven was, was hij het wel volledig eens met de inhoud. ‘Nog nooit heeft Nijinski zich zo onderscheiden als met zijn laatste rol (…). Zijn schoonheid is als die van antieke fresco’s en beelden: hij is het ideale model, hij maakt een verlangen wakker om hem te tekenen of te beeldhouwen.’

Dat laatste deed Rodin dan ook. Op de tentoonstelling Danser sa vie in het Parijse Centre Pompidou waren de afgelopen maanden sculpturen van dansers van hem te zien, waaronder een prachtig, twintig centimeter groot beeldje van de ‘god van de dans’, zoals Nijinski werd genoemd. Even verderop, in het Théâtre National de Chaillot, beleefde eind januari The Rodin Project

DansenDe beelDen van RoDIn

INTERVIEw MET RUSSELL MALIPHANTDOOR: ASTRID VAN LEEUWEN

In ons land is de Canadees-Britse Russell Maliphant vooral bekend van de choreografieën die hij maakte voor de Franse superballerina Sylvie Guillem. Nu heeft hij een tweede ‘Franse inspiratiebron’ als uitgangspunt voor een creatie genomen: het werk en deels ook leven van de beroemde beeldhouwer en tekenaar Auguste Rodin. Na de première in Parijs en een enkele voorstelling in Londen opent The Rodin Project SPRINGDANCE. ‘De robuuste lichamelijkheid en beweging die Rodin in zijn beelden wist te vangen, inspireren mij al 25 jaar.’

In the Netherlands, the

Canadian-British Russell

Maliphant is best known for

the performances he has created

for the French super ballerina

Sylvie Guillem. Now he has taken

a second ‘French inspiration’

as the starting point for a new

creation: the work, and parts of

the life, of the famous sculptor

and artist Auguste Rodin. After

its premiere in Paris and a

short series of performances

in London, The Rodin Project

will now be the opening show

at SPRINGDANCE. ‘The robust

physicality and movement

Rodin managed to capture

in his sculptures have been

an inspiration to me for the

past 25 years.’

READ THE fULL ARTICLE AT SPRINGDANCE.NING.COM

Page 6: SPRINGDANCE 2012 Magazine

6 S

PRIN

GDAN

CE M

AGAZ

INE

van Russell Maliphant zijn wereldpremière. En het frappante is: die voorstelling was er waarschijnlijk niet gekomen zonder Nijinski. Of, specifieker: zonder After Light (2009), Maliphants eigentijdse visie op de choreografie die Rodin bijna een eeuw eerder had moeten verdedigen, Nijinski’s L’Après-midi d’un faune. Maliphant: ‘Ik was gevraagd om iets te maken voor de herdenking van de honderdste geboortedag van Diaghilevs Ballets Russes en heb me daarbij laten inspireren door foto’s van Nijinski en vooral ook door zijn tekeningen. Voor mij was dat een compleet nieuwe werkwijze: in de repetitiestudio aan het werk zijn met allemaal boeken om ons heen en van daaruit een choreografie ontwikkelen. Dat gaf mij het vertrouwen dat ik dat kan, en dat het goed zou zijn om dat nog eens te doen: uitgaan van bestaand materiaal en op basis daarvan een productie uitbouwen.’

Robuuste lichamelijkheidDat daarbij de keuze op het werk van Auguste Rodin viel, is niet verwonderlijk. De nu vijftigjarige Maliphant bezocht 25 jaar geleden voor het eerst het Musée Rodin in Parijs en werd meteen gegrepen door het werk van de kunstenaar. ‘Ik vond het fantástisch. De robuuste lichamelijkheid en beweging die hij in zijn beelden heeft weten te vangen. Zijn prachtige aquarellen, waarvan de prints die ik destijds kocht nu nog steeds bij mij thuis aan de muur hangen.’ Er was zelfs een tijd dat Maliphant – nadat hij was gestopt met dansen en het nog onzeker was of hij als choreograaf zou slagen – overwoog om zelf ook beeldhouwer te worden. ‘Ik heb een avondopleiding gevolgd, maar toen zich meer kansen aandienden om choreografieën te maken, realiseerde ik me dat ik dat wat ik wil overbrengen, ook in dans kan uiten.’

Het is, zegt hij, dan ook niet zo dat hij al die jaren heeft gewacht alvorens iets met zijn fascinatie voor het werk van Rodin te doen. ‘Mijn ideeën over beweging en vorm zijn mede gevoed door zijn beelden, door hoe hij het lichaam vormgaf, door de draaiingen, de krommingen, alsof het lichaam zich in een spiraallijn beweegt. Dat zijn elementen die ik ook al in eerdere choreografieën heb gebruikt.’

‘ Mijn ideeën over beweging en vorm zijn mede gevoed door Rodins beelden’

foto

: Lau

ren

t P

hil

lip

e

Page 7: SPRINGDANCE 2012 Magazine

KunstenaarsatelierThe Rodin Project is Maliphants eerste avondvullende productie. Mede daarom koos hij ervoor om de choreografie op te splitsen in twee delen. ‘Aanvankelijk wilde ik me voor het eerste deel door zijn bronzen en voor het tweede deel door zijn marmeren beelden laten inspireren, maar ik kwam er al snel achter dat dat te weinig contrast opleverde. Rodin maakte al zijn beelden eerst in klei, daarna werden ze in verschillende materialen gegoten. Alleen het materiaal varieerde dus.’ Bij nader inzien besloot Maliphant daarom om voor het eerste deel Rodins aquarellen als uitgangspunt te nemen en voor het tweede deel zijn beelden. Dat in het Musée Rodin momenteel een expositie loopt van Rodins aquarellen en tekeningen is toeval, zegt de choreograaf. ‘Maar wel een mooi toeval, zeker ook omdat zijn aquarellen veel minder bekend zijn dan zijn beelden.’ Maliphants idee was om het eerste deel van zijn choreografie op het schildersdoek te laten afspelen. ‘Maar, zo concludeerde ik samen met mijn ontwerpteam al snel: geen plat doek, dat zou te tweedimensionaal zijn. Met gebruik van heel veel doeken hebben we, in plaats van te beginnen met het beeldhouwen van lichamen, als het ware eerst de ruimte gebeeldhouwd.’ De doeken werden gedrapeerd over de toneelverhogingen en decorstukken die in deel twee ‘kaal’ getoond worden. ‘Daardoor kreeg het geheel iets zachts, waarop ik – zo ontdekte ik tijdens de repetities – ook de choreografie moest aanpassen.’Door de gebroken witte doeken (het idee om de kleuren van Rodins aquarellen op het decor en de danserslichamen te projecteren moest Maliphant wegens geldgebrek laten varen) en de sierlijkheid van de choreografie roept het eerste deel echter ook andere associaties op. Het lijkt zich af te spelen in een kunstenaarsatelier en te verwijzen naar vroeger tijden – van Rodin maar ook van diens inspiratiebronnen: Michelangelo en de Griekse en Romeinse beeldhouwkunst.

In deel twee verwerkt Maliphant zijn inspiratiebron – Rodins beelden – tot een eigentijdse choreografie in een strak en zwart decor. De toneelverhogingen en geometrische decorstukken spelen daarbij een essentiële rol. ‘De mooie, gedraaide lichaamsvormen die Rodin creëerde, kun je nooit op een vlakke toneel-vloer evenaren, maar bijvoorbeeld wel wanneer een danser over een decorstuk heen “gedrapeerd” ligt. En de gespierde kracht die een gebogen been bij Rodin heeft, kun je niet nabootsen wanneer de voet niet te tegendruk van een verhoging heeft.’

Urban dansNet als Rodins werk laat Maliphants choreografie een combinatie zien van vrouwelijke sensualiteit en mannelijke kracht en gespierdheid. Om dat contrast te onderstrepen koos hij voor dansers die behalve ervaring in moderne dans ook een achtergrond in urban dansstijlen hebben, zoals hiphop, en dan vooral

popping en capoeira. ‘In After Light werkte ik met een fantastische danser (Daniel Proietto – red.), snel, licht, een draaiwonder. Maar ik wist dat ik voor The Rodin Project een ander soort mannelijke dansers nodig had. Dansers die meer “gewicht” in hun dans leggen. Waarbij met name Dickson Mbi, die in popping is gespecialiseerd, ook nog eens heel fraai zijn bewegingen kan “bevriezen”, alsof hij een

levend standbeeld is.’ Het mooie is dat Maliphant de urban dans op een heel ingetogen, niet op spektakel beluste manier in zijn choreografie verwerkt. ‘Ik was niet uit op een demonstratie van kunstjes, ik heb de elementen van hiphopdans ontrafeld en gekeken hoe ik die met elementen van mijn eigen vloeiende, meer lichte bewegingstaal tot een nieuw geheel kon smeden.’ Waarbij de dansers overigens wel ieder hun eigen stijl behouden. ‘Eén en dezelfde beweging ziet er, door hun verschil in achtergrond, steeds anders uit. Ze hebben allemaal hun eigen kleur en kwaliteit, net als de beelden van Rodin.’ >>

‘De choreografie lijkt zich af te spelen in een kunstenaarsatelier’

foto

: Lau

ren

t P

hil

lip

e

Page 8: SPRINGDANCE 2012 Magazine
Page 9: SPRINGDANCE 2012 Magazine

9 S

PRIN

GDAN

CE M

AGAZ

INE

Camille ClaudelOp de vraag of hij behalve door het werk ook door het leven van Rodin geïnspireerd is, antwoordt Maliphant: ‘Je kunt het één bijna niet van het ander scheiden.’ Hetzelfde geldt, zegt hij, voor Rodin en zijn minnares, model en collega Camille Claudel: ‘Ze hadden zo’n sterke connectie, deelden eenzelfde passie voor hun werk en kijk je naar hun beelden dan zie je veel overeenkomsten. In de manier waarop ze gewicht gebruikten, waarop ze lichaamsdelen lieten “vallen”, maar ook in de emotionele resonantie van hun werk.’Dat een van de danseressen in deel één Claudel als model verbeeldt, ontkent Maliphant dan ook niet. ‘Soms nemen de vrouwen een karakter aan, dat kan Claudel zijn, maar ook een willekeurig kunstenaars-model, terwijl er andersom ook een scène is waarin een danseres de rol van beeldhouwster aanneemt.’

Ook een van Claudels beroemdste beeldhouwwerken, L’Age mûr (De rijpe leeftijd), lijkt ergens in de voor-stelling op te duiken, naast enkele van Maliphants favoriete Rodin-werken, zoals Les bourgeois de Calais (De burgers van Calais) en La porte de l’enfer (De poort van de hel), die hij beide ‘heel choreografisch’ noemt. Maar nooit toont hij de beelden direct, zonder enige bewerking of eigen interpretatie. En van Rodins meest beroemde creaties, Le baiser (De Kus) en Le penseur (De denker) blijft hij, vanwege hun over-bekendheid, helemaal af. ‘Zoiets moet je laten. Net zoals je de muziek van De Notenkraker ook niet, zoals ik onlangs zag en hoorde, voor een reclame voor fruitsnoepjes moet gebruiken.’

The Rodin Project Russell Maliphant Company do 19 & vr 20 april Stadsschouwburg Utrecht / 20.30 uur Met een inleiding op 20 april / 19.45 uur

Astrid van Leeuwen is (dans)publiciste en

werkt onder meer voor Het Nationale Ballet,

De Telegraaf, Den Haag Centraal en Dans Magazine.

oveR Russell MalIphantRussell Maliphant (1961, Ottowa) kreeg zijn dansopleiding aan de Engelse Royal Ballet School. Hij danste enkele jaren bij het klassiek georiënteerde Sadler’s Wells Royal Ballet, waar hij tijdens een speciaal project ontdekt werd door ‘bad boy’ Lloyd Newson, die hem vroeg voor zijn destijds baanbrekende gezelschap DV8. Na DV8 danste Maliphant onder meer bij de nog veel excentriekere Michael Clark Company en in de groep van Laurie Booth. Vooral de laatste stimuleerde hem tot het maken van eigen choreografieën. ‘Laurie heeft mij, tijdens improvisatie-lessen en -workshops, laten zien hoe je een ruimte kunt inkleuren en welke penseelstreken je daarbij kunt gebruiken. Én hoe belangrijk het gebruik van licht daarbij is.’

Maliphant begon met het maken van solo’s en duetten. ‘Maar ik was nooit tevreden en wilde niet stoppen voordat ik dat wel was. Ik moest aan mezelf bewijzen dat ik, door hard en intelligent werken, beter zou kunnen.’ Dat lukte: er volgden steeds meer opdrachten, waaronder die voor een dubbelduet voor de Britse BalletBoys, een productie die de aandacht van superster Sylvie Guillem trok. Op haar verzoek maakte Maliphant in 2003 het met een Olivier Award onder-scheiden Broken Fall en, in 2006, het avondvullende programma Rise and Fall, goed voor een National Dance Award for Best Choreography. Meer (prijswinnende) samenwerkingsprojecten volgden, waaronder de solo Two, die Guillem eind januari op het openingsgala van het Holland Dance Festival vertolkte. Tegelijkertijd maakte de choreograaf internationaal furore met zijn eigen Russell Maliphant Company. Guillem noemt hem een ‘poëet, iemand die gedichten in dans maakt. In zijn choreo-grafieën speelt hij vaak met contrasten – zwakte en kracht, high en low energy. Hij gebruikt heel simpele middelen, maar uiteindelijk valt bij hem altijd alles op zijn plaats.’

‘ De dansers hebben allemaal hun eigen kleur en kwaliteit, net als de beelden van Rodin.’

Page 10: SPRINGDANCE 2012 Magazine

10

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

zaterdag 21 april, vanaf 22.30 uur Theater Kikker UtrechtOnline tickets € 7,50 / aan de deur € 9,00 Meer info: www.springdance.nl

VOGUING PARTy

Strike a Pose!

Voguing is hot, zelfs op een hedendaags dansfestival als SPRINGDANCE. Hedendaagse choreografen zijn geinspireerd door deze beroemde dansstijl. Getuige bijvoorbeeld het interview met Trajal Harrell op pagina 44. Aansluitend op zijn voorstelling (M)IMOSA, organiseert het festival een Voguing Party met diverse late night performances en een catwalk battle tussen de dansers van de SNDO opleiding in Amsterdam en de Fashion Department Artesis Hogeschool Antwerpen.

Het lichaam is het instrument, als danser heb je niets anders nodig

Anna-Alicia Sklias tipt: The Rodin Project van Russell Maliphant Company (p.05)

‘SPRINGDANCE heeft mij gevraagd jullie een tip te geven voor dit jaar. Aangezien ik na bijna een jaar zelf ook weer te zien zal zijn in het theater in plaats van op televisie, en daar best een beetje trots op ben, doe ik dat graag!

The Rodin Project is de voorstelling waar ik het meest benieuwd naar ben. Het lichaam van een danser vind ik fascinerend, elk spiertje zichtbaar en capabel om de meest vreemde vormen aan te nemen, vanuit elke hoek een ander beeld. Het lichaam is het instrument, als danser heb je niets anders nodig. Ik ben benieuwd hoe de choreograaf dit heeft verwerkt in zijn stuk. De combinatie van verschillende dansstijlen vind ik sowieso interessant, elke discipline heeft zijn eigen ken- merken, die soms zó verschillend, maar vaak ook zó vergelijkbaar zijn. Ik vraag me ook af welke muziekkeuze is gemaakt, omdat er voor popping, breakdancing en contemporary meestal een verschillend genre vereist is. Het lijkt me leuk als er ongebruikelijke en onverwachte combinaties tussen zitten.Ik denk dat dit een voorstelling is voor een brede doelgroep, jong en oud en een interessant visueel toneelbeeld zal geven.’

NIGHTwALKERS #SD

late night wandeling door Utrecht

Zo zit je in het theater naar een voorstelling te kijken, zo wandel je met een groep door de donkere steegjes van de Utrechtse binnen-stad. Tijdens SPRINGDANCE kun je deelnemen aan een late night wandeling door het centrum van Utrecht, waarbij je onderweg verrast wordt door danssolo’s van SNDO dansers in een choreografie van Benoit Lachambre. NIGHTWALKERS is geïnitieerd door het Utrechtse kunstcollectief Expodium dat kennis over stedelijke transitiegebieden verzamelt en deelt door middel van nachtelijke dwaaltochten door de stad. Wat verandert er op straat? Wat is voorspelbaar? Wat juist niet? De wandeling sluit af met een open discussie. Met solo’s van: Jija Sohn, Paula Chaves, Clara Burdet, Marzena Krezminska, Riccardo Guratti en Nicolas Roses.

do 26 en vr 27 april, 22.15 uurVertrekpunt Akademietheater, Janskerkhof Utrecht Deelname gratis, reserveren via [email protected]

IN HET KORT

Anna-Alicia SkliasDanseres en finalist So You Think You can Dance & The Ultimate Dance Battle

foto

: Exp

odiu

m

foto

: Pau

la C

ourt

Page 11: SPRINGDANCE 2012 Magazine

11

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

KIJKwIJZER

Hulp nodig bij het kiezen van een voorstelling?De Springdance Kijkwijzer is een online tool waarmee je de beste keuze maakt uit het programma van SPRINGDANCE 2012. Na het beantwoorden van een aantal vragen krijg je tips voor voorstellingen die aansluiten bij jouw smaak. Vul de online Kijkwijzer in en ontvang jouw persoonlijke top 5.

www.springdance.nl/kijkwijzer

Een ervaring die je zelf met huid en haar beleeft, letterlijk in je buik voelt

Nanine Linning tipt:SYLPHIDES van Cecilia Bengolea en François Chaignaud vr 27 & za 28 april Theater Kikker / 20.30 uur

‘Het opzoeken van extremen of uitersten van een lichaam vind ik interessant in de kunst en maakt het voor mij een ervaring die je zelf met huid en haar beleeft, letterlijk in je buik voelt. Ook thematisch spreekt mij dit werk aan; de grens tussen leven en dood en alles wat er tijdens dat moment kan gebeuren. Daar waar dans en beeldende kunst elkaar treffen ontstaat poëzie die niet in woorden maar in een “beleving” te vatten is. Ga je mee?’

Choreograaf André Gingras maakt speciaal voor SPRINGDANCE 2012 een XL versie van zijn Skipping Dance, met inwoners van Utrecht. De Skipping Dance is een guerrilla performance, gebaseerd op materiaal uit de voorstelling The Sweet Art of Bruising van Dance Works Rotterdam / André Gingras. Boksen wordt dans door het ritmisch touwtjespringen in een choreografie. Zin om mee te springen? Meld je aan! Op zaterdag 21 april studeer je eerst een korte routine in onder leiding van André Gingras. Daarna doe je twee keer mee aan een Flashmob op de Neude.

DANSEN, SPRINGEN, BOKSEN

Spring mee met de Skipping Dance XL

za 21 april, 14.00 uur en 15.00 uur de Neude, Utrecht Meld je vóór 17 april aan via [email protected] Danservaring niet nodig!

Nanine Linning Artistiek leider en choreograaf, Dance Company Theater Osnabrück / Nanine Linning

Ga voor een compleet overzicht van alle randprogramma activiteiten in het festival naar www.springdance.nl/extra

Springdance fuseert in 2013 met Festival a/d Werf. Hou de website in de gaten voor meer nieuws over hét nieuwe podiumkunstenfestival van Utrecht!

foto

: Mar

cel V

eld

man

foto

: Cin

zia

Cam

ela

/ P

hile

Dep

rez

foto

: Ala

in M

onot

foto

: Hu

go G

len

din

nin

g /

Ste

fan

Mal

zkor

n

Page 12: SPRINGDANCE 2012 Magazine

12

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

This is the third time the Israeli choreo- grapher Yasmeen Godder is presenting her work at SPRINGDANCE. With the Batsheva Dance Company she has created The Toxic Exotic Disappearance Act: a performance about exhibitionism and the urge to hide. She has been busy. Heavily pregnant, Yasmeen Godder (Jerusalem, 1973) created her first choreography for the Batsheva Dance Company. Within four weeks’ time she put together her new performance The Toxic Exotic Disappearance Act under the wings of Batsheva, and she gave birth to a healthy daughter. Godder, a renowned dancer and choreographer with her own dance group, was asked to create a piece for Israel’s biggest and most prestigious dance company last year. A great honour, but she did have some reservations.

READ THE fULL ARTICLE AT SPRINGDANCE.NING.COM

Voor de derde keer presenteert de Israëlische choreografe Yasmeen Godder haar werk op SPRINGDANCE, na Singular Sensation (2009) en Storm End Come (2011). Met Batsheva Dance Company maakte ze The Toxic Exotic Disappearance Act: een voorstelling over exhibitionisme en de drang om je te willen verschuilen. Godder, geroemd als danseres en choreografe met haar eigen dansgroep, werd vorig jaar benaderd om werk te maken voor het grootste en meest prestigieuze dansgezelschap van Israël. Heel eervol, maar ze had wél haar bedenkingen. ‘Ik word vaker uitge-nodigd om werk te maken voor andere gezelschappen,’ vertelt Godder vanuit haar woonplaats Jaffa. ‘Het is altijd een moeilijke vraag of ik wel uit mijn veilige werkomgeving wil stappen. Want ik heb een eigen procesmatige, experimentele manier van werken, op basis van een langdurige relatie met mijn dansers.’

Normaal gesproken komen haar voor-stellingen heel geleidelijk tot stand over een periode van ongeveer acht maanden. Voor The Toxic Exotic Disapperance Act had Godder maar één maand de tijd. Verder heeft Batsheva ook een andere artistieke visie en bewegingstaal: zij zijn van de soepele flow, terwijl ik me meer richt op fysiek contact, rauwe

bewegingen en de emoties van de dansers. Maar ik heb het toch gedaan om mezelf uit te dagen en een beetje uit mijn comfort zone te stappen. Het was heerlijk om even alleen voor choreografe te mogen spelen, zonder tegelijkertijd een heel gezelschap te hoeven leiden.’The Toxic Exotic Disappearance Act is samen met de voorstelling House van Sharon Eyal en Gai Behar op 21 en 22 april te zien in de Stadsschouwburg

Utrecht. In haar voorstelling richt Godder zich op de spanning tussen puur exhibitionisme – de honger om gezien te worden – en de drang om je te willen verschuilen. Godder: ‘Soms slaat het verlangen om niet gezien te worden om in een overdaad aan exhibitionisme. Daarnaast ben ik ook erg geïnteres-seerd in de paradoxale werking van circusachtige verdwijntrucs: duidelijk zichtbare handelingen op een podium, die juist draaien om het verdwijnen.’

‘Ik heb in mijn choreografie met al die ideeën gespeeld en er een flamboyante,

Ze heeft het druk gehad. Hoogzwanger werkte yasmeen Godder (Jeruzalem, 1973) aan haar eerste choreografie voor Batsheva Dance Company. In een maand tijd stampte ze onder de vleugels van Batsheva haar nieuwe voorstelling The Toxic Exotic Disappearance Act uit de grond, en beviel tussendoor van een gezonde dochter.

EXHIBITIONISME VS NIET GEZIEN wILLEN wORDENDOOR DANIëL BERTINA

‘Ik richt me op rauwe bewegingen, fysiek contact en de emoties van de dansers’

The Toxic Exotic Disappearance Act / House Batsheva Dance Company: Yasmeen Godder / Sharon Eyal en Gai Beharza 21 & zo 22 april Stadsschouwburg / 20.30 uur Met gratis talkshow op 22 april / 19.00 uur

Page 13: SPRINGDANCE 2012 Magazine

13

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

foto

’s: G

adi D

agon

Page 14: SPRINGDANCE 2012 Magazine
Page 15: SPRINGDANCE 2012 Magazine

15

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

Joh, deze voorstelling is me op het lijf geschreven’

Joris Linssen tipt:The Toxic Exotic Disappearance Act / House van Yasmeen Godder / Sharon Eyal en Gai Behar

‘Vooropgesteld: zelf kan ik er niks van. Dansen. Met mijn band Caramba bracht ik een jaar lang een mix van zang en dans in het theater. Een kruising tussen tango en Mexicaanse muziek op Nederlandse teksten. Maar hoe danseres Marjon het ook probeerde: ikzelf wilde er niet aan. Dansen is niet mijn vorm van communiceren. Ik vraag, ik vertel, ik zing, ik luister, ik kijk. En daarom is een dansvoorstelling bezoeken wel echt iets voor mij.

Mijn jongste dochter kan wel goed dansen en door haar is ons hele gezin dansgek geworden. Bij elke finale van So You Think You Can Dance zijn we erbij in de studio. Maar ik bezoek ook andere dansvoorstellingen met mijn jongste dochter. We zagen Zout van Conny Janssen Danst; een mooie mix ook met muziek.

Zelf treed ik veel op in theaters in het hele land. Heel zichtbaar ben ik dan. Net als op televisie. Zo zichtbaar als ik ben voor het publiek, zo weinig kan ik thuis zijn bij mijn gezin. Daarom lijkt deze dubbelvoorstelling me heel geschikt om eens met de hele famille naartoe te gaan! Hoe herkenbaar is dat voor mij: de spanning tussen exhibitionisme en de drang je te verschuilen. In combinatie met een dansstuk over families in crisis en voorspoed. Joh, deze voorstelling is me op het lijf geschreven. Ik ben benieuwd!’

Joris Linssen TV presentator en musicus/theatermaker

atmosferische draai aan gegeven.’ Eén van Godders inspiratiebronnen voor haar voorstelling is het foto- boek Flamboya van de bekroonde Nederlandse fotografe Viviane Sassen. In haar werk toont Sassen verstilde portretten van Afrikanen, los van alle negatieve stereotypen over hun continent – corruptie, hongersnood, oorlog. Bijna alle gezichten zijn bewust onzichtbaar of door schaduwen verduisterd. Godder stuitte vorig jaar op Sassens fotoboek, toen ze in het Grand Theatre in Groningen aan een voorstudie werkte van Storm End Come. ‘Ik liep toen al een tijdje rond met ideeën voor een nieuw stuk. Haar foto’s grepen mijn aandacht. Er was iets in de essentie van haar visuele taal dat me enorm intrigeerde. Haar portretten zijn heel direct en ontwapenend; ze laten persoonlijke kwetsbaarheid zien, die tegelijkertijd verborgen en mysterieus blijft.’

Dat deed Godder denken aan haar dansers. ‘Zij hebben ook die enorme drang om gezien te worden. Maar de behoefte om op het podium te staan en jezelf soms te overschreeuwen is ook een manier om je ware zelf juist te verhullen. Dat geldt op het podium en in persoonlijke relaties met anderen. Ik ben gefascineerd door het vermogen om jezelf in een ander te kunnen verliezen. Hoe je de ander kunt gebruiken om gezien te worden, of om veilig achter te kunnen schuilen.’

The Toxic Exotic Disapperance Act ging 30 december 2011 in première in Tel Aviv. Het werk blijft zich ontwik-kelen, zegt Godder. ‘De dansers van Batsheva zijn zo geroutineerd dat ze tijdens elke voorstelling hun rol verder kunnen onderzoeken. Het is niet zo dat alles aan elkaar wordt geïmproviseerd, The Toxic Exotic Disapperance Act heeft een

hele vaste structuur, maar bij elke uitvoering lijken de dansers een diepere laag te ontdekken. Ze doen research op het podium.’

Godder werkte vaker met fotografie als inspiratiebron. Zowel aan I’m Mean I Am (2006) en Yasmeen Godder and the Bloody Bench Players present Strawberry Cream and Gunpowder (2004) lagen iconische beelden uit fotografie en cinema ten grondslag. ‘Ik ben heel geïnteresseerd in de manier waarop fotografie een moment kan vangen. En hoe die impact van dat tweedimensionale, statische beeld weer kan doorwerken in levende bewegingskunst. Toen ik werd gevraagd om mijn werk weer op SPRINGDANCE te laten zien, wist ik niet dat het festivalthema scupltured bodies & body sculptures was.’ Ze lacht. ‘Daar sluit mijn voor-stelling eigenlijk heel goed bij aan.’

Daniël Bertina is journalist, criticus,

schrijver en dramaturg. Hij studeerde

theaterwetenschap aan de Universiteit

van Amsterdam en schrijft voor diverse

publicaties over kunst, cultuur en media.

Van mainstream tot underground.

‘Ik ben gefascineerd door het vermogen om jezelf in een ander te kunnen verliezen. ’

foto

: Gad

i Dag

on

Page 16: SPRINGDANCE 2012 Magazine

16

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

De tItel Is MIssChIen wel MIsleIDenD‘Je kunt de zintuigen eigenlijk niet scheiden, maar is dat niet juist wat je doet als je kunst maakt?’ Martin Creed is vooral bekend vanwege het winnen van de Turner Prize in 2001. Hij liet het licht iedere vijf seconden aan en uit gaan in een lege expositieruimte (The Lights Going On and Off, Work No. 227). Zijn schilderwerken en objecten zijn al even eenvoudig en helder van vorm. Aan de telefoon vanuit Londen legt Creed uit hoe hij te werk is gegaan met vijf balletdansers en zijn punkrockband voor Work No. 1020 Ballet, dat tijdens SPRINGDANCE 2012 te zien is in het Akademietheater.

VIER VRAGEN OVER wORK NO. 1020 BALLET DOOR FRANSIEN VAN DER PUTT

Work No. 1020 Ballet Martin Creed do 26 & vr 27 april Akademietheater / 21.00 uur Met een nagesprek na afloop

foto

’s: H

ugo

Gle

nd

inn

ing

Page 17: SPRINGDANCE 2012 Magazine

17

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

‘You can’t separate the senses, but isn’t that what we normally do when we make art?’ Martin Creed is most famous for winning the Turner Prize in 2001 with the lights going on and off every five seconds in an empty exhibition space (The Lights Going On and Off, Work No. 227). His paintings and objects are equally simple and clear in shape. On the phone from London, Creed explains how he set to work with five dancers and his punk rock band on Work No. 1020, which will be performed at the Akademietheater during SPRINGDANCE 2012.

READ THE fULL ARTICLE AT SPRINGDANCE.NING.COM

In 2008 laat Creed atleten door de 86 meter lange galerij met neoklassieke beeldhouwwerken van Tate Britain sprinten, iedere dertig seconden, de hele dag door, vier maanden lang (Work No. 850). Bezoekers van het museum krijgen het uitdrukke-lijke advies goed uit te kijken voordat ze de hal oversteken. ‘Op een gegeven moment, denkend over mijn werk, realiseerde ik me dat bij alles wat ik deed, schilderen en objecten maken, ik de beweging van mijn lichaam gebruikte. Ik besloot dat bewegen het belangrijkste ding was om te doen. Dus in plaats van dat ik mijn eigen bewegingen gebruikte om werk te maken, wilde ik een werk maken waarin mensen zouden moeten bewegen.’ Na de hardlopers in de Tate begint Creed te denken over het maken van een dansvoorstelling. Om beweging als fenomeen terug te brengen tot meer tastbare elementen, besluit hij om alleen met de vijf basisposities uit het klassieke ballet te werken. Aan iedere balletpositie verbindt hij een toonhoogte, wat de basis leverde voor de muzikale compositie. Door de dansers te beperken tot de vijf basisposities, schept Creed een strak kader waarbinnen hij de veranderende effecten van tijd, snelheid en richting onderzoekt. Work No. 1020 bestaat uit balletbewegingen, videoprojecties en liedjes met teksten als ‘What’s the point of it?’.

Waarom ballet?‘Als titel is ballet misschien wel misleidend. De voorstelling is één grote mix van allerlei dingen, dat geeft het optreden een bepaalde flexibiliteit, om al die dingen tegelijk te zien, of het nu muziek is, dans, of gepraat. Er zijn niet alleen vijf balletdansers op het podium, maar ook de vijf mensen van de band, de muzikanten. Voor mij zijn de bewegingen van de muzikanten even belangrijk als die van de danseressen. Het is de vermenging van die dingen die me interesseert. Als dansvorm had ik natuurlijk een duidelijk beeld van ballet. Het is herkenbaar. Maar ballet is ook absurd en grappig, als je het tenminste vergelijkt met hoe mensen normaal gezien bewegen of erbij staan. Als een balletdanser rechtop staat, staat hij rechter op dan wie ook. Wat hij doet is een extreem voorbeeld van het werk dat leven is. Dat interesseert.’

Hoe is het maakproces verlopen?‘Ik had, voordat we samen met de muzikanten gingen werken, een week alleen met de dansers, voordat de samenwerking met de muzikanten begon. Zo kwam ik meer te weten over hun werkwijze, kon ik mijn ideeën uitproberen en zien hoe die in de praktijk zouden uitpakken. Dingen als dat dansers echt moe worden als ze vijf minuten met hun armen in de lucht staan. De werkelijkheid van een danser verschilt nogal van wat je daarover in een boek over ballet kunt vinden. Door de vijf posities te gebruiken als gemene deler, springen alle andere dingen veel meer in het oog. Op een bepaalde manier is het stuk uiteindelijk nogal tweedimensionaal geworden. De dansers zijn min of meer de rechte lijnen en de muzikanten de wiebelige lijnen.’ >>

Page 18: SPRINGDANCE 2012 Magazine
Page 19: SPRINGDANCE 2012 Magazine

19

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

Is optreden in het theater niet heel anders dan een publiek ontvangen in een galerie?‘Nou ja, een galerie is ook een soort theater, maar mensen kunnen vrij rondlopen en weggaan als ze willen. Het enge aan het theater vind ik dat de mensen gevangen zitten in hun stoel. Misschien vinden ze het niet leuk of gaan ze zich vervelen, en dan kunnen ze niet weg of ze voelen zich geremd om dat te doen. Dus mijn model voor een theatervoorstelling lijkt meer op als ik mensen thuis uitnodig om mijn werk te komen bekijken. Dan begin je toch met hallo te zeggen en maak je eerst een praatje. Ik heb de dansers gevraagd om vooral geen rol te spelen, ik wil dat ze zichzelf zijn, net als de muzikanten. Ze hebben aan wat ze aan willen hebben, ze doen gewoon hun werk. We doen ook bijna geen repetities buiten de voorstelling om. Het is allemaal heel flexibel. Die flexibiliteit, daar ben ik naar op zoek.’

Lijkt Work No. 1020 op je andere werk?‘De liedjes en de dansstukken zijn behoorlijk gedefinieerd, wat betreft de formele compositie lijkt de voorstelling daarin op mijn schilderwerk, niets wordt verborgen. Maar het doel van het ballet is niet om een perfecte uitvoering te geven, het materiaal af te werken en dan het podium te verlaten. We proberen echt om open te zijn en voor het oog van het publiek live iets te creëren. Het gaat mij om de manier waarop de dingen bij elkaar komen. Ik heb niet echt een doel en al zeker geen oplossing voor het probleem hoe ik iets moet maken dat de moeite waard is. Waarom zou een danser perse op deze manier moeten staan en niet anders? En waarom zou iemand dat willen bekijken? Ik wil natuurlijk dat mensen zich vermaken, maar ik vind het ook belangrijk dat de voorstelling zichzelf in twijfel trekt.’

fransien van der Putt is dramaturg en journalist. Ze schrijft o.a. voor

Etcetera en Cultureel Persbureau en werkt voor Artez School of Dance en

Danslab Den Haag. Zij werkte freelance voor EGPC, publiceerde over dans voor

Notes en TM en was actief in vele projecten in theater, dans en nieuwe media.

Een uitzonderlijk talent vol ernst, humor, precisie en spontaniteit

Bregje van Woensel tipt:Work No. 1020 van Martin Creed

‘Het moment waarop je als toeschouwer gegrepen wordt in de dans: het is eenzelfde sensatie die je beleeft wanneer je naar een schilderij kijkt en op een bepaald moment in het kijken gevangen wordt: ‘dit is hét’. Techniek, inhoud en materiaal komen samen en creëren een moment dat je nooit meer vergeten wil. Een dergelijk sensatie beleef ik bijna altijd bij het zien van de werken van Martin Creed: een uitzonderlijk talent dat ernst en humor, precisie en spontaniteit, het openbare leven en de heilige besloten plekken bespeelt en beheerst. Hij laat het publiek steeds weer versteld staan van nieuwe vondsten en zijn onvoorspelbare aanpak. Creed is een duizendpoot in kame leonkledij: hij maakt muziek, performances, is bovenal beeldend kunstenaar en beheerst alle situaties die hij creëert zo goed dat zijn schilderijen zich laten lezen als gebouwen, zijn performances sculpturen worden en zijn choreografieën zich tonen als een film.

Voor Work No 850, dat ik in 2008 in Tate Britain zag, liet de kunstenaar in de lang-gerekte, lege hal van dit classicistische gebouw om de dertig seconden steeds een andere atleet rennen, zo hard als deze kon. De bezoeker zag, onverwacht in een flits, de opperste menselijke schoonheid aan zich voorbij trekken. Eén keer knipperen met de ogen en het beeld ebde weg, de echo van de voetstappen verstierf en de hoop op een volgend moment diende zich aan. Zo een simpele geste, haarscherp uitgevoerd in een monumentale omgeving galmt na in het hoofd, als een liedje dat je nooit meer wil vergeten. Work No. 1020 heb ik nog nooit live kunnen zien en zal nu voor het eerst in Nederland te zien zijn, ik kijk er bijzonder naar uit!’

‘Het gaat mij om hoe de dingen bij elkaar komen’

Bregje van Woensel Kunsthistoricus en curator De Ateliers, Amsterdam

Martin Creed (1968, Engeland) staat bekend om zijn sobere werk, dat vaak voortkomt uit een streng toegepaste formule of structuur waarbinnen het werk bewegingsruimte heeft en een interactie aan kan gaan met de kijker. Zijn werk is over de hele wereld veelvuldig te zien en zijn muziekcomposities en muzikale optredens spelen vaak een rol in of rondom zijn beeldende werk.

Page 20: SPRINGDANCE 2012 Magazine

20

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

OP DE GRENS TUSSEN ZIN EN ONZINDOOR DANIëL BERTINA

‘what the fuck moet ik hiermee?’ was de eerste gedachte van Ivo Dimchev (1976) bij het zien van de kunst­werken van Franz west. Na Dimchevs solovoor­stelling Some Faves (2010) in wenen werd hij benaderd door deze bekroonde Oosten rijkse kunstenaar, met het vreemde verzoek om een geïmproviseerde video te maken op basis van zijn adaptives: een soort draagbare aanraakkunstwerken.

‘What the fuck is this supposed to mean?’ was the first thought that entered Ivo Dimchev’s (1976) mind when he saw Franz West’s art. After a performance of his solo Some Faves (2010) in Vienna, Dimchev was approached by the award-winning Austrian artist with the strange request to create a video with improvisations based on West’s adaptives: a kind of portable, touchable art works. Dimchev became fascinated: ‘I felt hugely attracted to the absurdity of West’s art objects: they are completely useless, but at the same time, the viewer is supposed to touch them and pick them up. They challenge you into doing something with them. But what? I had no idea, but I love taking decisions based on my own resistance and my contrary nature. So I decided I would participate.’

READ THE fULL ARTICLE AT SPRINGDANCE.NING.COM

In zijn ontregelende solovoorstelling I-on gaat de Bulgaarse choreograaf en performer Ivo Dimchev een absurdistische strijd aan met de draagbare kunstwerken van Franz West.

Dimchev raakte gefascineerd: ‘Ik voelde me sterk aangetrokken tot de absurditeit van Wests kunst-objecten: ze zijn totaal nutteloos, tegelijkertijd is het de bedoeling dat je ze als toeschouwer aanraakt en oppakt. Ze dagen je uit om er iets mee te doen. Maar wat? Ik had geen idee, maar ik houd ervan om beslissingen te nemen op basis van mijn eigen weerstand en tegendraadsheid. Dus ik besloot mee te werken.’

Dimchev – gelauwerd als choreograaf, performer en beeldend kunstenaar, wonend en werkend in België – sloot zich op met de draagbare sculpturen van West en filmde zijn improvisaties. West was enthousiast en gebruikte de videobeelden in zijn tentoonstelling, Dimchev zelf was er minder over te spreken. ‘Het was nog teveel een losse improvisatie, zoekend naar een juiste vorm van lichamelijk contact met de objecten. Té ongericht. Het voelde een beetje als de eerste keer seks: veel te direct, gehaast, overactief en grotendeels gebaseerd op onzekerheid.’

Hij kreeg de kans om zich te hernemen. Een paar maanden later kwamen de twee elkaar weer tegen. Ditmaal in Rome, toen Dimchev daar zijn solo Lili Handel speelde. Op verzoek van West verzorgde Dimchev de opening van zijn tentoonstelling in Gagosian Gallery met een serieuzere, meer uitge-werkte performance: een strakke choreografie van vijftien minuten op basis van twee van Wests adaptives. Later werkte Dimchev dat idee verder uit op grotere schaal in zijn solovoorstelling I-on, nu te zien op SPRINGDANCE. Drie jaar na Paris (2009) is hij voor het eerste weer te zien op het festival. I-on is een absurdistische collage van fysieke interacties tussen het concrete, menselijke lichaam

I-on Ivo Dimchev do 19 & vr 20 april Theater Kikker / 19.00 uur

Page 21: SPRINGDANCE 2012 Magazine

21

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

en een aantal amorfe kunstobjecten. Afwisselend opgefokt, vervreemdend, komisch, verontrustend en beangstigend kalm. Maar altijd intens. Dimchev: ‘Zo werk ik al jaren. Twaalf jaar geleden vertoonde ik mijn videokunst in een galerie in Sofia, en de curator kwam zich bijna verontschuldigen. Hij dacht dat ik werk van de andere jonge kunstenaars maar een saaie boel vond, want mijn performancekunst was in verhouding toch véél extremer? Dat was echt een verrassing. Ze vonden me extreem én een performancekunstenaar. Terwijl ik mezelf meer beschouw als choreograaf en danser, die alleen de extremiteiten opzoekt wanneer de compositie erom vraagt. Misschien lijk ik soms wel een hysterische gek die medische hulp nodig heeft, maar die intensiteit is een hele bewuste keuze.’De kunstwerken van West hebben een podium nodig, stelt Dimchev. Daar komen ze pas echt tot hun recht. In een galerie is de relatie tussen de toeschouwers en de objecten té eendimensionaal en beperkend. Door de kunstwerken op een podium te plaatsen en er als performer mee in contact te komen, voor een publiek, ontstaan er talloze mogelijkheden voor interactie, interpretatie en context.

West gaf Dimchev het advies om de objecten in I-on zo abstract mogelijk te benaderen. Een goede tip, maar makkelijker gezegd dan gedaan. ‘De adaptives zijn puur abstract,’ zegt Dimchev. ‘Maar het mense-lijke lichaam is dat niet. Zodra die twee samengaan, bestaat er altijd het risico dat de objecten opeens teveel een duidelijke functie krijgen. Daar gaat het me niet om. I-on gaat juist over het verlangen naar het onuitspreekbare – dat wat niet benoemd kan worden. Met mijn lichaam, de objecten, de soundscape en de dynamiek en intensiteit van de bewegingen probeer ik constant te balanceren op de grens tussen zin en onzin.’

Daniël Bertina is journalist, criticus, schrijver en dramaturg.

Hij studeerde theaterwetenschap aan de Universiteit

van Amsterdam en schrijft voor diverse publicaties over

kunst, cultuur en media. Van mainstream tot underground.

‘Misschien lijk ik soms wel een hysterische gek die medische hulp nodig heeft, maar die intensiteit is een hele bewuste keuze.’

foto

’s: I

vo D

imch

ev

Page 22: SPRINGDANCE 2012 Magazine

22

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

INTERVIEw MEG STUART DOOR: ANNETTE VAN ZWOLL

Ze is gefascineerd door natuurverschijnselen als tsunami´s, tornado´s en rotsformaties. Door de energie die ze teweegbrengen en de relatie die ze aangaan met hun omgeving. Choreografe Meg Stuart noemde haar meest recente voorstelling dan ook naar de laatste kleur van de regenboog: violet. Die kleur vormt de overgang naar het onbekende, naar het onzichtbare. Natuurkracht Violet is op SPRINGDANCE 2012 te zien.

‘Je ziet de dansers hun grens opzoeken. Het is geladen, het leeft!’

VioletMeg Stuart / Damaged Goodsdo 26 april Stadsschouwburg / 19.30 uur Met gratis inleiding / 18.45 uur

Just DoInGvIolet

foto

’s: C

hri

s va

n d

er B

urg

ht

Page 23: SPRINGDANCE 2012 Magazine

She is fascinated by natural phenomena such as tsunamis, tornados and rock formations. Because of the energy they trigger and the relationship they create with their environment. No wonder then, that choreographer Meg Stuart has named her most recent performance after the last colour in the rainbow: violet. The colour that forms the transition into the unknown, the invisible. Violet, a force of nature, will be presented at SPRINGDANCE 2012.

READ THE fULL ARTICLE AT SPRINGDANCE.NING.COM

De Amerikaanse Meg Stuart werkt vanuit Brussel en Berlijn. Met haar gezelschap Damaged Goods, gevestigd in Brussel, maakte ze al meer dan twintig producties. Ze staat bekend om haar theatrale choreografieën die menselijke relaties onder de loep nemen. Do Animals Cry, dat Springdance twee jaar geleden programmeerde maar moest afgelasten in verband met de IJslandse aswolk, presenteert bijvoorbeeld een bedrieglijk comfor-tabel familietafereel. Met Violet slaat ze een nieuwe weg in. Zelf noemt ze Violet haar eerste abstracte werk. Maar verwacht geen puur vorm- spektakel. ‘Ik denk dat Violet heel ontroerend is, heel aandoenlijk. Je ziet de dansers hun grens opzoeken. Het is geladen, het leeft. Het gaat verder dan kille abstractie.’

Vijf dansers en een musicus. De muziek wordt opgevoerd en stuwt de dansers voort. Bewegingen en tonen golven door de ruimte, een bundel energie vult het theater. Stuart en de dansers maakten deze voorstelling in een beladen tijd. De protesten in de Arabische Wereld kwamen via de televisie onze

huiskamers binnen en de tsunami in Japan, thuisland van één van de dansers, en de bij- behorende kerncentraleramp in Fukushima brachten de wereld in rep en roer. Violet gaat hier niet expliciet over, maar is wel beïnvloed door deze omgevingsfactoren. Dergelijke gebeur-tenissen, massa en bewegingen dragen onwaar-neembare krachten in zich en deze proberen Stuart en haar dansers te vangen. ‘Waardoor veranderen de dingen? Waardoor transformeren ze? Waardoor bewegen ze? Op de één of andere manier hebben we het klimaat in het stuk opgenomen.’

Violet is ook wel omschreven als een landschap van fysieke sculpturen. Deze omschrijving past naadloos in het thema sculptured bodies & body sculptures van SPRINGDANCE 2012, dat de wisselwerking tussen dans en beeldende kunst centraal stelt. In het verleden werkte Stuart veel met beeldende kunstenaars, maar bij Violet was het een bewuste keuze om dat niet te doen. Het zijn dan ook geen statische beelden die voor het oog verschijnen. Zelf noemt ze ze zintuiglijke sculpturen. Met de intensiteit van de muziek en de bewegingen, en door het wegstrippen van overbodige theatraliteit probeert Stuart een fysieke gevoeligheid te creëren, bij zowel de dansers als het publiek. ‘We wilden iets maken dat behoorlijk intens zou zijn en niet alleen maar een beeldende ervaring, maar ook een ervaring voor het zenuwstelsel.’ Ze spiegelden zich aan een popconcert. ‘Als je naar een concert gaat voel je de kracht, de energie, de sensatie. Dat is het gevoel dat we willen overbrengen.’

Page 24: SPRINGDANCE 2012 Magazine
Page 25: SPRINGDANCE 2012 Magazine

25

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

Energie lijkt de rode draad van Violet te zijn. Stuarts beslissing om een abstracte voorstelling te maken mondde uit in een, voor haar, nieuwe vorm. Met eerdere werken richtte ze zich op de manipulerende natuur van mensen en op intenties van gedrag. In die voorstellingen manipuleerde ze ook de blik van de toeschouwer. In Violet kunnen de vijf dansers gewoon ‘zijn’ en dit geeft toeschouwers de ruimte om zelf te beslissen waar ze naar kijken. Stuart beschrijft Violet als een ‘utopische ruimte’. ‘Niemand hier zet een ander aan de kant. De dansers bestaan allemaal onafhankelijk van elkaar. Er is acceptatie en dat is een heel bijzon- dere keuze in Violet. Het gebeurt allemaal gewoon.’ Een belangrijke inspiratiebron was een video van de Belgische kunstenaar Francis Alÿs, waarin hij met een videocamera een tornado inloopt. ‘Dat deed hij gewoon. Wat voor lichamelijke ervaring geeft dat, om in het hart van zo’n ongelofelijke kracht te staan? Een natuur- verschijnsel is iets mysterieus en onvoorspelbaars. De dansers in Violet zitten ook in een bepaalde kracht. Ze kunnen er niet uit. Zij doen het ook gewoon maar.’

Ook in deze nieuwe vorm blijft de handtekening van Stuart duidelijk te herkennen. De focus op het bovenlichaam, het veelvuldige gebruik van de armen. De voorstelling kwam tot stand in nauwe samenwerking met de dansers. Hun individuele materiaal is door- weven in het stuk. Maar kenmerkend is vooral het opzoeken van een grens, het aangaan van nieuwe uitdagingen. ‘Violet verlegt een bepaalde grens. Je raakt wat gedesoriënteerd doordat de dansers duizelig worden, de sfeer wordt een beetje koortsig, het is heet en de muziek wordt harder. Je raakt je houvast even kwijt.’

Tijdens SPRINGDANCE 2012 speelt Violet in de Stadsschouwburg, maar als toeschouwer zit je op een tribune op het podium, dicht bij de dansers. Zo voel je de muziek, zie je het zweet. Deze nabijheid is belangrijk voor Stuart. ‘Wij willen dat het publiek ziet dat de dansers risico lopen, dat het echt is. Je weet misschien niet precies waar ze aan werken, maar je voelt dat ze opgaan in wat ze doen, zonder enige afstand.’

Annette van Zwoll is freelance dansdramaturg en tekstschrijver in de

culturele sector. Ze werkt regelmatig voor festivals als SPRINGDANCE,

Nederlandse Dansdagen, Oerol en ITs Festival Amsterdam, voor individuele

choreografen als de Belgische Koen de Preter en voor organisaties als

anoukvandijk dc, Dansateliers en ArtEZ Dansacademie.

Meg Stuart heeft een super eigenzinnige danstaalAziz tipt:Violet van Meg Stuart / Damaged Goods

‘Ik ben een grote fan van het werk van Meg Stuart, al sinds Highway 101, en daarna werd het alleen maar intressanter. Meg Stuart heeft een supereigenzinnige danstaal, die je altijd herkent. Alsof mensen onder stroom staan, in trance zijn of in een mist zweven als droevige UFO’s in de nacht. Ze heeft ook een sterk visueel gevoel, haar voorstellingen bieden beelden die nog lang in mijn hoofd blijven hangen. Over Violet heb ik spannende dingen gehoord, over dansers die zich zo totaal geven aan de dans dat ze zichzelf lijken kwijt te raken. En een van de dansers wil ik nog steeds een keer casten voor een catwalk show…’

Aziz tipt ook:Symphony X van Ari Benjamin Meyers

‘Dat vind ik spannend; kunstenaars die zich niet beperken tot hun eigen discipline en op het publiek dat daar op afkomt maar juist nieuwe ontmoetingen, mogelijkheden en richtingen zoekt. Ik ben heel benieuwd wat Tino Sehgal met dat orkest en met de choreografie van de ruimte gaat doen.’

En ook:Wild Life Take Away Station van Ibrahim Quraishi

‘Ik heb een deel van deze voorstelling gezien in Berlijn. Een mix van beweging, taal, beeld. Het riep behalve een hart-verscheurende eenzaamheid ook een breekbaarheid en een verlegenheid op die me ontroerden.’

Lees de volledige tips van Aziz op springdance.ning.com

‘Violet verlegt een bepaalde grens. Je raakt je houvast even kwijt.’

Aziz Bekkaoui Kunstenaar/vormgever

Page 26: SPRINGDANCE 2012 Magazine

een week In het leven vanthIbault MaIllaRD CHOREOGRAAF EN DANSER UIT COURROUX (JURA), ZwITSERLAND, EN DEELNEMER AAN EUROPE IN MOTION.

Maillard begon als voetballer, maar raakte al snel meer geïnteresseerd in theater en muziek. In 2008 studeerde hij af aan de toneelacademie in Zwitserland en kwam voor het eerst bij toeval in aanraking met dans – toen hij in een theaterproject moest dansen. Daarmee begon zijn danscarrière en in de jaren die daarop volgden danste hij met o.a. Joëlle Prince, Martine Cardinal, Catherine Dreyfuss, Eugénie Rebetez en Odile Duboc. Hij studeert momenteel aan de School voor Nieuwe Dansontwikkeling (SNDO) in Amsterdam. Tijdens SPRINGDANCE neemt hij deel aan het Europe in Motion programma, een week vol gesprekken met andere jonge choreografen uit Nederland, Groot Brittannië, Oostenrijk en Turkije. Om het af te sluiten laten ze allemaal hun laatste werk zien aan het publiek. Een week uit zijn leven in foto’s.

Europe in Motiondi 25, wo 25 & do 26 april Huis a/d Werf / 19.00 uur Maillard is op wo 25 april te zien

‘Ik spring van de ene anekdote naar de andere. Op zoek naar de overeenkomst. Op zoek naar de juiste manier om te zoeken. Om me te verwonderen! En me te blijven verwonderen! Als jij dat ook doet heb je een kans om erachter te komen wat deze boot over mij zegt.’

‘Dit is denk ik het gezicht dat ik trok toen ik gevraagd werd om aan dit fotoproject mee te doen voor het Springdance magazine. Ik wist niet echt wat ik met het voorstel moest... Dus maakte ik een koffie-afspraak met één van de redacteuren van het magazine om het wat concreter te maken.’

‘Omdat je je de zonnige dagen moet herinneren als je in Amsterdam woont. Omdat Geuzenveld er uiteindelijk toch niet zo slecht uitziet.Is dit geen vrolijk uitzicht?’

READ

THE ENGLISH

VERSION AT

SPRINGDANCE.

NING.COM

Page 27: SPRINGDANCE 2012 Magazine

27

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

‘Ik heb altijd al een hekel gehad aan tv programma’s zoals Loft Story (de Franse versie van Big Brother). Dat is ook voor een deel de reden dat ik zo’n gezicht trek op de eerste foto. Ik ben er echt niet zo zeker van dat mijn leven interessanter is dan dat van anderen. Waarom zouden de mensen mijn leven willen zien? Maar Springdance heeft me hiervoor gevraagd en ik ben er niet op tegen, toch. Dus hier zit ik dan met mijn foto’s en tekstjes, en op de een of andere manier doen ze me denken aan een vakantiealbum, terwijl ik niet op vakantie ben. En ik probeer het archiveren te vermijden, de biografie van de feitjes. Me bewust te zijn van het feit dat zoiets sowieso niets hoeft voor te stellen (of misschien toch wel tot een bepaalde hoogte? Ik weet het niet). Heb je Enfance weleens gelezen, van Nathalie Sarraute?’

‘Wat is dat, het zelf, zo meerduidig, altijd op de vlucht?Deze mensen hebben iets met mij te maken. Ik kan niet precies zeggen wat dan, behalve dat we in ons gezin ook met zijn vieren zijn (twee broers en mijn ouders). Of misschien is het gewoon omdat ik hier vaak langs kom. Of misschien is dit mijn toekomst, een gezin met twee dochters (hmm)? Misschien is het gewoon omdat ieder mens iets zegt over andere mensen. Ik ben een mogelijkheid.’

‘Ik was aan het helpen bij een congres van Jasper Coppes over de tederheid van het kijken, en hij had een geweldige steen met magische krachten. Ik dacht meteen: daar moet ik een foto van maken!

Ik was mijn camera vergeten...

Mijn vriendin, die in een nogal slechte bui was, wilde me haar i-Phone niet lenen om “die stomme foto” te kunnen maken. Ze zei dat het te materialistisch was; “je moet de fantastische verhalen onthouden die meneer Coppes je heeft verteld en dan een foto van je hand maken. Die hand waarmee je de steen hebt vastgehouden.” Dus dat heb ik gedaan... En dit is hem dan: mijn hand waarmee ik de magische steen heb vastgehouden. Met een beetje crème erop omdat mijn huid zo droog was door het fietsen in de kou. En je ziet mijn vloerbedekking. En een paar stukjes van mijn voeten, pyjama, spijkerbroek, stukjes uit het leven?’

‘De foto die ik na mijn gesprek met Springdance maakte (niet meteen erna, maar een dag later, of misschien twee, ik weet het niet precies meer).Ik was op zoek naar een kostuum, was T-shirts aan het passen in een pashokje. Omdat ik niet zeker wist of dit shirt wel zou werken als kostuum, maar het toch heel tof vond, kocht ik het voor mezelf met een gele broek erbij. Laten we zeggen dat het een kostuum is geworden voor “rondom het stuk”. Ik ga niet zo vaak winkelen, dus als ik op zoek moet naar kostuums grijp ik mijn kans...’

Page 28: SPRINGDANCE 2012 Magazine

28

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

PORTRET – IBRAHIM QURAISHI DOOR: LAURA KARREMAN

DIt lIChaaM heeft een ReDen oM hIeR te zIJn

My Private Himalaya Ibrahim Quraishi di 24 & wo 25 april Akademietheater / 21.00 uur Met op 25 april een kijkje achter de schermen 20.00 uur Wild Life Take Away Station Ibrahim Quraishi za 21 en zo 22 april CM Studio / 12.00 –17.00 uur (doorlopend)

Als er iets is dat Ibrahim Quraishi nadrukkelijk laat zien in al zijn werk is het dat de relatie tussen lichaam en omgeving nooit neutraal of toevallig is. Als toeschouwer weet je: dit lichaam, in deze ruimte, betekent iets. Tegelijkertijd wordt het je allesbehalve gemakkelijk gemaakt om daar concreet een betekenis aan toe te kennen. Je voelt je gedwongen om tijdelijk af te zien van de neiging om snel te begrijpen.

Page 29: SPRINGDANCE 2012 Magazine

29

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

foto

: Ib

rah

im Q

ura

ish

i

Page 30: SPRINGDANCE 2012 Magazine

30

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

If there is anything that Ibrahim Quraishi urgently points out in all his work, it is the fact that the relationship between the body and its surroundings is never neutral or accidental. As a spectator you know: this body, inside this space, means something. At the same time he never makes it easy to allocate any concrete meaning to the realisation. You feel forced to temporarily let go of the need for an immediate understanding. The work evokes a number of questions. What would it be like for you to take the place of the body you are observing? And what kind of perspective would this position offer you on your immediate environment, and on the world? Tensions rise, time and again, but Quraishi’s work categorically refuses to do its audience the favour of providing an enlightening climax. The bodies on the stage will not give up their secrets just like that.

READ THE fULL ARTICLE AT SPRINGDANCE.NING.COM

Het werk roept verschillende vragen op. Hoe zou je het zelf ervaren om de plek in te nemen van het lichaam dat je voor je ziet? En welk perspectief zou die positie je bieden op je directe omgeving, maar ook op de wereld? De spanning loopt op, telkens weer, maar Quraishi’s werk weigert steevast de toeschouwer te plezieren met een verhelderende climax. De lichamen op het podium geven hun geheimen niet zomaar prijs.

Quraishi werd in 1969 geboren in Nairobi. Omdat zijn ouders diplomaten waren voor de Pakistaanse overheid verhuisde het gezin tijdens zijn jeugd veel binnen Afrika, het Midden-Oosten en Europa. Uiteindelijk vestigden

ze zich in New York, waar Quraishi aan zijn middelbare school begon. In New York volgde hij verschillende kunst-opleidingen en startte hij zijn artistieke carrière. Eind jaren negentig verhuisde hij naar Parijs en inmiddels is Amsterdam alweer meer dan vijf jaar zijn uitvalsbasis. SPRINGDANCE bezoekers die het festival al langer volgen zullen zich zeker Quraishi’s indrukwekkende performance installatie 5 Streams (2007) herinneren, waarin hij experimentele live muziek combineerde met een poëtische voice-over en dansers die opgingen in een voortdurende stroom van beeldprojecties. De symbolische

lading van de beweging en beeldtaal in 5 Streams verwees naar Zuid-Aziatische mythen en religieuze tradities. Als toeschouwer was het moeilijk om je niet over te geven aan de lyrische trance die werd veroorzaakt door de ritmische voetbewegingen van een kathak danser temidden van al het audiovisuele geweld. Dit jaar is Quraishi terug op SPRINGDANCE en presenteert hij twee nieuwe werken, de voorstelling My Private Himalaya en de performance installatie Wild Life Take Away Station.

‘Als het om mijn ideeën gaat, zal ik nooit met een compromis akkoord gaan.’

foto

: An

na

van

Koo

ij

Page 31: SPRINGDANCE 2012 Magazine

31

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

Geef je over en laat je meeslepenErrol van de Werdt tipt: My private Himalaya van Ibrahim Quraishi

‘Ibrahim Quraishi weet als geen ander in de geest van onze tijd te kruipen. Op speelse maar soms genadeloze wijze legt hij de ogenschijnlijke vredige werkelijkheid bloot. Hij ontmaskert primaire menselijke drijf-veren als macht en onderdrukking en stelt ze aan de kaak. Werkelijkheid en fictie wisselen elkaar voortdurend af. Het levert een surreële beleving op waarbij de grenzen voortdurend verschuiven. Mens en materie verwisselen van rol, tijd en ruimte verdwijnen. Niets is meer wat het lijkt, zegt of doet. Geef je over en laat je meeslepen in zijn subtiele spel. Ibrahim Quraishi scherpt je blik. Het enige wat je hoeft te doen is nieuwsgierig te zijn!’

Himalaya van objectenMy Private Himalaya is geïnspireerd op het gelijknamige onderzoeksproject dat Quraishi leidde in het kader van de Bonn Biënnale in 2008. Hiervoor maakte hij een selectie uit de rekwisietenopslag van Theater Bonn en ging hij vervolgens met deze ‘himalaya’ van objecten twee weken aan de slag met een team van performers, muzikanten en dramaturgen.

De nieuwe Himalaya die Quraishi presenteert op SPRINGDANCE krijgt de atmosfeer van een punk rock show waarin het publiek vanaf weerszijden van een catwalk geconfronteerd wordt met vier performers, die een interactie aangaan met een schijnbaar eindeloze stroom van voorwerpen in allerlei soorten en maten. De lichamen van de performers transformeren in objecten, die op hun beurt transformeren in lichamen. De choreografie toont het sensuele aspect van het proces waarin objecten deel worden van lichamen en toont op humoristische wijze hoe de performers zowel beweger als bewogene kunnen zijn. Net als de voorwerpen blijken zij stuk voor stuk slechts één van de mogelijke lichamen in de ruimte te zijn, elk met een geheel eigen energie, duur en plooibaarheid.

Naderende rampspoed De performance installatie Wild Life Take Away Station wordt gepresenteerd in CM Studio, een tentoonstellings-ruimte van het Centraal Museum. In de doorlopende, vijf uur durende performance voeren een oudere vrouw en een jonge man een serie taken uit in een omgeving die zijn sfeer ontleent aan een aantal gedateerde meubels. Ondanks enkele schaarse punten van herkenning biedt Wild Life het publiek een allesbehalve comfortabel en huiselijk gevoel. Hoewel de precieze status van de verhouding tussen de man en de vrouw nooit expliciet wordt gemaakt, bekruipt je al snel het gevoel dat hun relatie ernstig verstoord is. De urgente toon van de soundtrack, die doet denken aan het mistroostige melodrama dat populair was in de jaren dertig en veertig, lijkt een grote rampspoed aan te kondigen.

Net als Himalaya is ook Wild Life een werk waarvan de ontwikkeling al een aantal jaren gaande is. De oorspron-kelijke editie van Wild Life creëerde Quraishi in opdracht van Ann Demeester, die op dat moment curator was van de Baltische Triënnale in Vilnius (2010). Quraishi bouwde de set van Wild Life in een verlaten gebouw van de voormalige Hongaarse ambassade in Vilnius. De performance duurde een aaneengesloten 24 uur, waarin de man en vrouw elk uur van taak veranderden. Het publiek kon op elk moment binnenlopen, zoals dat ook in CM Studio het geval zal zijn. Quraishi maakte een film van de performance die tijdens de rest van de Triënnale te zien was. Een half jaar later bouwde hij in het theater Hebbel Am Ufer (HAU) in Berlijn een reconstructie van het huis in Vilnius en maakte in die setting een nieuwe, zes uur durende versie. >>

Errol van de WerdtHoofd Collectie & Onderzoek, Centraal Museum Utrecht

foto

: An

na

van

Koo

ij

Page 32: SPRINGDANCE 2012 Magazine

Voor de nieuwe Wild Life performance voor SPRINGDANCE 2012 wilde Quraishi perse gebruik maken van een white space, waarbij alleen nog de contouren van het oorspronkelijke huis gesuggereerd worden, door enkele doordacht gekozen meubelen en voorwerpen. Quraishi: ‘In HAU besteedde ik nadrukkelijk aandacht aan elementen die heel specifiek waren voor die omgeving. We hadden bijvoorbeeld een werkend toilet met Oost-Duits toiletpapier. Met dergelijke trucs wilden we laten zien dat de meubels en het interieur een bepaalde connectie met het publiek hadden. Het was opzettelijk bedoeld om te spelen met het geheugen.’ In CM Studio geeft Quraishi hier een nieuwe vorm aan. Door de verdere abstrahering van het huiselijke interieur legt hij nog meer nadruk op de intense lichamelijkheid van de performance.

Verwantschap en uitwisseling Hoewel My Private Himalaya en Wild Life Take Away Station geen expliciete relatie met elkaar hebben, zegt de combinatie van de voorstellingen veel over de verwant-schap tussen dans, performance en beeldende kunst die aan de basis ligt van al het werk van Quraishi, en ook het thema vormt van deze editie van SPRINGDANCE. In de hedendaagse kunstpraktijk zijn er allerlei initiatieven aan te wijzen die nadrukkelijk de uitwisseling binnen een breder kunstspectrum presenteren. Maar het is niet zo dat toeschouwers

uit de gelederen van dans en beeldende kunst zich in groten getale met elkaar mengen. Zelf verwondert Quraishi zich regelmatig over het gat dat hij als kunstenaar moet overbruggen tussen de twee publieks-groepen. Over de reacties op eerdere versies van Wild Life vertelt hij: ‘Het beeldende kunstpubliek in Vilnius had duidelijk een andere relatie met het lichaam dan het theaterpubliek in HAU. Het was interessant om te zien dat de theatertoeschouwers sneller op zoek gaan naar een verhaal. Zij zijn ook meer geneigd om heel nadrukkelijk historische referenties aan te wijzen, terwijl dit soms gewoon niet nodig is. Het beeldende kunstpubliek gaat in mijn ervaring vaker wat noncha-lanter om met durational performances.’

Wat vraagt het van een hedendaagse kunstenaar om beeldende kunst, dans en performance bij elkaar te brengen? Quraishi: ‘Je moet er echt in geloven en overtuigd zijn van je idee. Maar het heeft ook een praktische kant. Het sluiten van een compromis is daarbij een problematische kwestie. Ik houd niet van

‘Juist als je mensen de vrijheid geeft om te gaan, komen ze vaak terug.’

foto

’s: A

nn

a va

n K

ooij

Page 33: SPRINGDANCE 2012 Magazine

33

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

Kwetsbare naaktheid en geconstrueerde alledaagsheidSteven Peters tipt:Wild Life Take Away Station van Ibrahim Quraishi

‘Ik ben al vanaf mijn kindertijd gefascineerd door theater. Zo gaf ik toen ik een jaar of tien was ’s middags na school “performances” op de schommel in de garage van mijn ouderlijk huis. Geen idee wat ik precies deed, maar de optredens waren best succesvol, want er kwamen steeds kinderen op af. Toch heb ik, voor ik uiteindelijk in het theater ben terechtgekomen, nog een lange blauwe maandag geneeskunde gestudeerd in Utrecht. Een studie die zich volledig concentreert op het (dis)functioneren van het lichaam; botten, gewrichten, spieren, zenuwen, hersenen enzovoort. Het is in deze tijd geweest dat ik voor het eerst een dansvoorstelling zag, in ’t Hoogt. De titel van de voorstelling weet ik niet meer, maar het was een solo van Marc Vanrunxt. Ik vond het fascinerend en was direct verkocht!

Hoewel ik als dramaturg de afgelopen jaren vooral veel met taal bezig ben geweest, spreekt dans me zo aan omdat ik word uitgenodigd een eigen verhaal te maken, te associëren, me emotioneel te laten raken, vaak zonder de omweg van de ratio. Ik ga proberen veel mee te pikken van het SPRINGDANCE programma, vooral in de Stadsschouwburg, mijn nieuwe werkplek sinds een goed half jaar. Heel benieuwd ben ik naar de installatie Wild Life Take Away Station van Ibrahim Quraishi, waarin een naakte oudere vrouw en een naakte jongeman een woning delen en zich beperken tot alledaagse handelingen. De combinatie van kwetsbare naaktheid en geconstrueerde alledaagsheid lijkt me boeiend en vervreemdend. Ik ben nieuws-gierig wat voor associaties en gedachten de installatie op gaat roepen, niet alleen bij mijzelf.’

compromissen. En als het gaat om mijn ideeën, zal ik ook nooit met een compromis akkoord gaan. Door financiële en technische beperkingen is dit vaak niet eenvoudig. Ik zou heel graag willen dat meer van mijn collega’s de dingen vanuit een groter perspectief gaan zien. Maar ook dat is ingewikkeld. Want de steeds verder groeiende bezuinigingen vernauwen juist onze blik. We worden gedwongen om niet groter te denken, maar ons te beperken tot de blackbox, waarin we onbewust steeds meer opgesloten raken. Ik vind het shockerend dat kunstenaars daarmee in feite worden gedwongen om zichzelf op te heffen.’

Geen versieringOver de relatie tussen beeldende kunst en theater zegt Quraishi: ‘Het verschil zit hem vooral in de benadering van het lichaam. In beeldende kunst wordt de ruimte vaak vanuit het perspectief van een object bekeken. En niet vanuit een drama-turgie van de ruimte. Zelfs in een tentoonstelling als M.Portraits (2012) ben ik bezig met het plaatsen van mannen en vrouwen in een ruimte, in een specifieke relatie tot elkaar. Ik weet niet of het komt door de kunstopleidingen, maar het lijkt alsof studenten vaak wordt verteld dat lichaam en décor aparte elementen zijn, waarbij het décor als een versiering dient voor het lichaam. Voor mij gaat het er juist om dat het visuele element geen versiering is, maar een aanwezig en levend element. Daarin verschilt beeldende kunst uiteindelijk in wezen niet van theater.’

My Private Himalaya en Wild Life Take Away Station vragen door hun verschillende vorm om een andere benadering. Quraishi: ‘Wild Life is een doorlopende installatie. Het is een event dat plaatsvindt, of je er nu bij bent of niet. Wild Life is niet bedoeld om het publiek gedurende een vaststaande tijd te vermaken. Je bent vrij om te komen en gaan. Dat levert interessante situaties op. Ik merk vaak dat als je mensen de vrijheid geeft om te gaan, ze dan juist terugkomen. Ik ben benieuwd of dat deze keer ook het geval zal zijn.’

Laura Karreman is freelance onderzoeker op het gebied van

theater, dans en beeldende kunst en docent bij het ArtEZ

Honours Programme Theorie in de Kunsten. Binnenkort

start ze met een promotieonderzoek bij Kunst-, Muziek-

en Theaterwetenschappen aan de Universiteit Gent.

Steven Peters Hoofd programmering en projecten Stadsschouwburg Utrecht

Page 34: SPRINGDANCE 2012 Magazine

34

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

Zoals Tino Sehgal als kunstenaar omgaat met dans, vind ik interessant Luuk van Eijk tipt:Symphony X van Ari Benjamin Meyers & REDUX Orchestra & Tino Sehgal (p.40)

‘Zoals Tino Sehgal als kunstenaar omgaat met dans, vind ik interes-sant. Bij hem heb ik niet het idee dat het het zoveelste project is dat met goed gevolg is gemaakt als een soort proeve van bekwaamheid.

Daarbij maakt het concept van een klassieke componist, een kunste-naar en een orkest, die samen een voorstelling maken waarbij muziek, dans en hedendaagse kunst samen- komen mij zeer nieuwsgierig. En tenslotte mag je daar dan lekker tussendoor lopen.’

IN HET KORT

9 evenings: Theatre and Engineering

Movement Microscope

VIDEO EXPOSITIE IN CM STUDIO

dinsdag 24 t/m zaterdag 28 april, 11.00 – 17.00 uur doorlopend, CM Studio, entree € 5,- (voor 9 evenings en Movement Microscope samen).

Recentelijk vormden 9 evenings en Movement Microscope nog onderdeel van de alom geprezen expositie Danser sa vie in Centre Pompidou in Parijs, in april zijn de video installaties te zien in CM Studio in Utrecht. 9 evenings is een serie films van baanbrekende performances van choreografen, componisten en beeldend kunstenaars als Yvonne Rainer, Lucinda Childs, Deborah Hay, Steve Paxton en Robert Rauschenberg. In 1966 werkten ze samen met Bell Telephone Laboratories om de destijds nieuwste technologieën en technische materialen toe te passen in hun werk, waarmee ze het begin van een nieuw tijdperk markeerden.

De Noorse kunstenaar Olafur Eliasson is geïnteresseerd in de relatie tussen slowmotion beweging, alledaagse bewegingen en de realiteit van alledag. Deze elementen komen prachtig samen in zijn videowerk Movement Microscope. In zijn eigen werkstudio in Berlijn integreren twaalf dansers in zijn kantoorbestaan, waarbij ze de dagelijkse flow van materialen, ideeën en structuren een nieuwe vorm geven. Verschillende scènes komen voorbij: van de collega’s bij het koffiezetapparaat in de keuken, het werken achter de computer, de archiefruimte, de tekentafels van de architecten en de gezamenlijke lunch tot activiteiten in de avond wanneer het licht verandert en iedereen zich opmaakt om naar huis te gaan. De installatie toont hoe het sociale leven de productie van kunst in een ander daglicht stelt.

Luuk van Eijk voormalig dans programmeur van Stadsschouwburg Amsterdam / Julidans

film

stil

l: O

lafu

r E

lias

son

foto

: Dor

oth

ea F

ied

ler

film

stil

l: S

teve

Pax

ton

Page 35: SPRINGDANCE 2012 Magazine

35

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

zaterdag 28 en zondag 29 april, Stadsschouwburg Utrecht. Meer info over sprekers, kosten en aanmelding: www.springdance.nl

zondag 29 april, 16.00 uur BAK basis voor actuele kunst Lange Nieuwstraat Utrecht

FINISSAGE C. SCHLINGENSIEF

Fear at the Core of Things

TwEEDAAGS SyMPOSIUM

Nomadic Conditions

Het is iets waars, elkaar alleen maar aankijkenMalou ter Horst tipt:Robert and Maria van Maria Hassabi en Robert Steijn za 21 & zo 22 april Theater Kikker / 19.00 uur

‘Wat er voor mij ongelooflijk uit springt, als ik alleen de beschrij-vingen lees, is de voorstelling Robert and Maria. Omdat ik het zo spannend vind dat ze iets op toneel zetten wat echt is. Het is iets waars, elkaar alleen maar aankijken. En misschien weet niet iedereen hoe spannend het is om iemand heel lang alleen maar aan te kijken. Dan nodig ik je uit om dat eens te doen. Een kwartiertje maar. Om mee te beginnen. Je zult zien of je bij iemand naar binnen mag kijken – of niet. En wat het doet met jou.’

In het laatste weekend van SPRINGDANCE 2012 vindt een tweedaags symposium plaats waarin een internationale groep van choreografen, artistiek leiders, programmeurs, dramaturgen en wetenschappers bijeenkomt om te discussiëren over de vooruitzichten op de toekomst van het werken in het Europese veld van dans en performance. Te gast zijn o.a.: Danjel Andersson (MDT Stockholm), Kristof Blom (Campo), dramaturg en programmeur Renée Copraij, Bojana Kunst (Universiteit van Hamburg), Dieter Lesage (Vrije Universiteit Brussel/ RITS), choreografe Kate McIntosh, Bojana Mladenovic (Veemtheater), Marietta Piekenbrock (Ruhrtriennale), Goran Sergej Pristas (BADco), Agnes Quackels (BUDA), Jenny Schlenzka (MoMA PS1) en choreografe Alma Söderberg. Het programma wordt geopend met de lezing The Project Horizon: On the Temporality of Art Making van filosoof en theoretica Bojana Kunst (Universiteit van Hamburg).

Samenvallend met het slot van SPRINGDANCE viert BAK, basis voor actuele kunst, op zondag 29 april het slot van haar expositie Fear at the Core of Things met een finissage. De expositie, gecureerd door Kathrin Rhomberg, toont een aantal toonaan-gevende werken van de theater-regisseur, filmmaker, schrijver en kunstenaar Christoph Schlingensief (1960-2010). Altijd het ongemakke-lijke opzoekend, roept Schlingensief met zijn werk het publiek op om verantwoordelijkheid te nemen voor de wereld zoals zij is, en om met deze kennis op een andere wijze te denken en handelen.

Malou ter HorstTheatervormgever en scènefotograaf

foto

: An

na

van

Koo

ij

foto

: Pau

l Poe

t

foto

: An

toin

e Te

mp

é

Page 36: SPRINGDANCE 2012 Magazine

36

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

JONGE DANSMAKERS OP SPRINGDANCEDOOR: JOCHEM NAAFS

lIChaaMskunst en baRokke sCulptuRenSPRINGDANCE biedt ook dit jaar weer de ruimte aan jonge makers om hun werk te tonen. Europe in Motion (EIM) geeft twaalf choreografen uit het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Turkije en Oostenrijk de mogelijkheid om kennis, fascinaties en methodes uit te wisselen. Ze tonen hun werk op één van de drie EIM avonden. Daarnaast vindt in het laatste weekend van SPRINGDANCE de Young Makers Marathon / For your eyes only plaats. Op twee middagen en avonden tonen afgestudeerden van SNDO (Amsterdam) en P.A.R.T.S. (Brussel) – waaronder Roger Sala Reyner, Simon Tanguy, Aloun Marchal en Florentina Holzinger – hun werk in een vier uur lange marathon.

Young Makers Marathon / for your eyes only Met o.a. werk van: Florentina Holzinger, Simon Tanguy, Aloun Marchal, Roger Sala Reyner, Giulio D’Anna, Veli Lehtovaara, Georgia Vardarou, Cecilia Lisa Eliceche, Camille Durif Bonis, Cyriaque Villemaux, Emma Daniel, Setareh Fatehiirani vr 27 & za 28 april Huis a/d Werf / 14.00–18.00 en 20.00–24.00 uur

foto

: Ste

ph

an v

an H

este

ren

Gerro, Minos and Him

Page 37: SPRINGDANCE 2012 Magazine

37

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

This year’s SPRINGDANCE will once again be offering young dance makers an opportunity to present their work. Europe in Motion (EIM) will be giving dance twelve choreographers from the UK, the Netherlands, Turkey and Austria the opportunity to exchange their expertise, their fascinations and their working methods. And they will be presenting their work at one of the three EIM nights. During the final weekend of SPRINGDANCE there will be a For Your Eyes Only – Young Makers Marathon. During these two days the graduates from SNDO (Amsterdam) and P.A.R.T.S. (Belgium) – including Roger Sala Reyner, Simon Tanguy, Aloun Marchal and Florentina Holzinger will show their work in a four hour marathon programme

READ THE fULL ARTICLE AT SPRINGDANCE.NING.COM

Verwarring en besmetting

Roger Sala Reyner en Simon Tanguy studeerden beide aan de School voor Nieuwe Dansontwikkeling (SNDO) in Amsterdam en tonen tijdens de marathon een trio dat ze samen met Aloun Marchal gemaakt hebben: Gerro, Minos and Him. De voorstelling is een vervolg op de voorstelling Gerro and Minos die Sala Reyner en Tanguy samen maakten. Om met enige afstand te reageren op het proces en op elkaar schreven Sala Reyner en Tanguy elkaar bij het maken van die korte voorstelling brieven met een anagram als pseudoniem: ‘Gerro’ en ‘Minos’. Op deze manier gingen ze in karakter de dialoog aan. Later vroegen ze Aloun Marchal om mee te werken aan de opvolger van het duet als ‘Him’.

De voorstelling Gerro, Minos and Him toont de drie karakters in een lege ruimte. Je zou het stuk als een metafoor voor een dag of een leven kunnen zien. De toeschouwer wordt meegenomen op een reis daar doorheen. Het is niet duidelijk wanneer deze imaginaire trip begint of eindigt

en wie er de leiding heeft. Concreet zijn daar alleen Gerro, Minos en hem. Ze tasten de mogelijkheden af, verslaan de verveling en beïnvloeden elkaar.

De drie choreografen werken met het idee van besmetting. Dat wil zeggen dat de karakters individueel bepaalde gemoedstoestanden opzoeken zoals boosheid, bezorgdheid of opwinding. Daarmee besmetten ze elkaar en op een bepaalde manier het publiek. Ze staan open voor elkaars gemoeds-toestanden: ze geven en ontvangen. De karakters zijn als het ware poreus. Natuurlijk is er ook sprake van mis- communicatie en misinterpretatie. Vaak onbewust, maar soms ook bewust. De besmetting kan een keuze zijn. In het repetitieproces hebben de makers – door te improviseren – veel geëxperimenteerd met besmetting en verwarring. Daarbij ontstaan momenten waar het onduidelijk is of iemand nog aan het spelen is of niet. Is iemand al begonnen of al gestopt? Dat maakt Gerro, Minos and Him uitein-delijk tot een speelse en dynamische voorstelling waarbij het publiek vaak in verwarring gebracht wordt.

foto

: Bar

t G

riet

ens

foto

: Joe

ri T

hir

y

Parkin’son Now and then, here and there

Hardcore Research on Dance

foto

: Cin

zia

Cam

ela

Page 38: SPRINGDANCE 2012 Magazine
Page 39: SPRINGDANCE 2012 Magazine

39

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

Sympathieke shockartOok Florentina Holzinger studeerde aan de SNDO. Holzinger heeft een interesse in spektakel en in het opbouwen van een relatie met haar publiek tijdens de voorstelling. Dit zie je terug in haar werk. Bovendien neemt ze graag risico’s. Ze werkt op dit moment aan een duet met Vincent Riebeek getiteld Spirit en maakte hiervoor de solo Silk met de muzikant en componist Steve Martin Snider als partner op het podium. Silk is te zien tijdens de Young Makers Marathon.

Met Riebeek heeft ze eerder gewerkt aan de provocatieve performance Kein Applaus für Scheisse waarbij ze zochten naar een manier om een fashionable voorstelling te maken, een voorstelling die aansluit bij wat nu in de mode is. Daarbij hebben ze zich laten inspireren door makers als Ann Liv Young en Ivo Dimchev, maar ook door performance kunstenaars zoals Marina Abramovi en Carolee Schneemann. De voorstelling is een opeenvolging van acts op popmuziek. Ze gebruiken shock-effecten en walgelijke en onsmakelijke scènes, maar monteren deze op zo’n manier achter elkaar dat het serieuze ervan verdwijnt. Door het plezier te laten zien dat ze daarin hebben, maken ze de shockerende acts mooi. Uiteindelijk zijn alle acts binnen de voorstelling eigenlijk trucs. Het wordt als het ware een circusshow: mooi, sympathiek en spectaculair.

In haar werk verwijst Florentina veel naar populaire cultuur. Het sterrendom van de popcultuur spreekt haar aan: ook als danser op het podium ben je

op dat moment de ster van de avond. Uiteindelijk is een performance van Holzinger een gecontroleerde chaos. Ze wil altijd in het moment zijn en daar is ruimte voor nodig en de mogelijkheid om ook dan nog risico te nemen én om bovendien de reacties van het publiek mee te nemen in de performance. Er moet ruimte zijn voor improvisatie en nieuwe lijnen, maar er staan wel bepaalde punten vast. In Kein Applaus zijn dat de liedjes, in Silk eindigt ze uiteindelijk in een rolstoel.

Dans en beeldende kunstHoe kun je deze drie makers binnen deze laatste editie van SPRINGDANCE met het thema Sculptured Bodies & Body Sculptures plaatsen? Volgens Sala Reyner en Tanguy is dans te begrijpen als het beeldhouwen of boetseren van beweging. Net als bij een sculptuur probeer je de toeschouwer een perspectief van 360º te geven op het werk. Het publiek kan niet om het werk heen lopen, dus toont het werk meerdere kanten. In Gerro, Minos and Him bedienen de performers zich van een breed scala aan bewegingen en stijlen. Als de makers het met een kunst-stroming zouden moeten vergelijken zouden ze het een barok werk noemen, een weelderig en dynamisch werk met een veelheid aan perspectieven: je kunt blijven kijken en het landt nooit echt.

Holzinger vergelijkt Kein Applaus für Scheisse met feministische lichaams-kunst. In Kein Applaus gaat het echter niet om het lijden of om de emancipatie van de vrouw zoals in die kunststroming vaak het geval is. Riebeek en Holzinger veranderen de betekenis van bepaalde handelingen, het verschuift van geweld naar schoonheid, van ernst naar spel. Dat heeft met name te maken met de attitude waarmee ze deze handelingen brengen en met de relatie die ze aangaan met het publiek. Deze actieve relatie – die ook binnen performance kunst een grote rol speelt – komt ook terug in Silk.

Jochem Naafs onderzoekt creatieve processen

in dans en performance en werkt als dramaturg

en docent. (www.playfulperformance.nl)

‘Je zou Gerro, Minos and Him als een metafoor voor een dag of een leven kunnen zien.’

foto

: Eli

na

Bro

ther

us

foto

: Nel

lie

de

Boe

r

Light as a feather, green as an apple

Kein Applaus für Scheisse

Page 40: SPRINGDANCE 2012 Magazine

40

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

COMPONEREN IS HET ORGANISEREN VAN TIJDDOOR: YASMIJN JARRAM

Composer Ari Benjamin Meyers (New York, 1972) and visual artist Tino Sehgal (London, 1976) both live in Berlin. Jack-of-all-trades Meyers works with visual artists such as Saadane Afif and Anri Sala, and bands such as Einstürzende Neubauten and The Orb, but also with the Semperoper Dresden and the Staatskapelle Berlin. Sehgal creates live situations in galleries and museums in which the visitor becomes part of the art work. In 2010 he had a solo-exhibition at the New York Guggenheim and from July 2012 new work by Seghal can be seen at Tate Modern’s Turbine Hall in London. Tino Seghal has made an experimental staging of Ari Benjamin Meyers’ Symphony X, performed by the sixteen-piece REDUX ORCHESTRA. A collaboration that will have its world premiere at SPRINGDANCE 2012.

READ THE fULL ARTICLE AT SPRINGDANCE.NING.COM

Wie is Ari Benjamin Meyers?‘Ik ben opgeleid tot componist en dirigent. Mijn achtergrond is dus vrij klassiek, maar sinds zo’n vijf jaar begeef ik me voornamelijk op het terrein van hedendaagse kunst en performance. Op uitnodiging van beeldend kunstenaars was ik in 2007 music director van het stuk Il tempo del postino, gecureerd door Hans Ulrich Obrist en Philippe Parreno. Tino Sehgal, die ik toen al kende, was hier ook bij betrokken. Dit project heeft me nieuwe manieren van werken doen ontdekken. Veel van de kunstenaars met wie ik nu samenwerk, zoals Anri Sala en Dominique Gonzalez-Foerster, heb ik tijdens het maken van die voorstelling ontmoet. Het was een zeer bepalende ervaring voor mij.’

Tino Sehgal is oorspronkelijk opgeleid tot choreograaf, toch?‘Inderdaad, toen we elkaar ontmoetten in 2000, bij de productie van Philip Glass’ Einstein on the beach in Berlijn, werkten we allebei nog sterk binnen onze eigen kaders. Iets dat ons altijd heeft verbonden is de manier waarop we parallel aan elkaar het traditionele keurslijf van onze beroepen verruilden voor de kunstwereld.’

Je bent van New York naar Berlijn verhuisd. Waarom?‘Aanvankelijk zou ik voor een jaar naar Berlijn komen – inmiddels woon ik er zo’n vijftien jaar. Ik had een Fulbright-beurs voor operadirectie op zak en bracht mijn eerste jaar als dirigent door op de klassieke, Duitse manier in operahuizen en schouwburgen. Na een paar jaar besefte ik dat het niets voor mij was. Met name de opera-scène kan extreem conservatief zijn. Ik stopte met wat ik deed en begon te compo-neren voor film, choreografieën en experimenteel theater.’

Heerst er een andere mentaliteit in de Europese kunstwereld dan in de Amerikaanse?‘Berlijn is allereerst een geweldige plaats voor kruisbestuivingen. Het is niet zo’n intense stad als New York, Londen of Tokyo en biedt meer ruimte voor samen-werking en experiment: het is belangrijk om ook te kunnen falen. Los daarvan heeft Europa natuurlijk een veel groter cultureel netwerk dan Amerika. Neem alleen al de overheidssteun; het hele systeem van een staatstheater kennen we niet in Amerika. Ook zijn hier meer mogelijkheden om dingen te laten zien.

Symphony XAri Benjamin Meyers & REDUX Orchestra 28 april 2012 Stadsschouwburg / 21.00 uur met gratis inleiding / 20.15 uur

Page 41: SPRINGDANCE 2012 Magazine

41

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

In New York kun je misschien een show maken, maar vervolgens is het heel moeilijk die te laten reizen. Werken in Europa heeft het gemakkelijker voor mij gemaakt om te doen wat ik doe. In Amerika had ik meer keuzes moeten maken.’

Je werkt inderdaad aan zeer uiteenlopende projecten. Hoe zie je jezelf?‘Dat was lange tijd een probleem voor mij. Deze vraag werd steeds weer gesteld door instituten en journalisten: wat ben je? Interessant genoeg is juist dat ondefinieerbare, het ontbreken van een niche, inmiddels een niche geworden. Tegenwoordig, en dat geldt voor de hele kunstwereld, zijn dingen niet meer zo strikt afgebakend. Dus ik ben er comfortabel mee geraakt. Maar als ik een benaming zou moeten kiezen, zou ik altijd componist zeggen. Dat is voor mij een heel brede term, ik bedoel daarmee niet alleen iemand die muziek schrijft, maar…’

Een schepper?‘Ja, en iemand die zich bezighoudt met tijd. Componeren is eigenlijk het organiseren van tijd. We associëren het met noten en geluid, maar ik zou ook kunnen componeren voor lichamen of objecten. Het werken met tijd, wat je ook terugziet in het dirigeren, is voor mij de kern van wat ik doe. Waarschijnlijk

is dat het aspect dat mij bindt aan bijvoorbeeld Tino. Het idee van tijd, de waarneming ervan – deze kwesties staan centraal voor veel mensen die beeldende kunst, dans, muziek en theater maken. Ik ben totaal niet geïnteresseerd in het vinden van mijn eigen “muzikale taal”. Het gaat mij om het vinden van nieuwe werkwijzen. Als ik een opera schrijf voor de Semperoper Dresden, biedt mij dat op zijn eigen manier net zoveel

mogelijkheden tot experiment als wanneer ik optreed met mijn hardcore-band Celan.’

Wat is er zo bijzonder aan je project met Tino Sehgal voor SPRINGDANCE? ‘Symphony X is al eens uitgevoerd. Het is een zeer uitdagend en uitputtend stuk voor musici, maar ook voor publiek: het duurt 75 minuten zonder pauze, en dat met 120 beats per minute. Er is een echte dynamiek tussen de lichamelijkheid van de musici en die van het publiek. Ik was daarom niet tevreden met de uitvoering ervan als een typisch concert (zie foto); dat format bestaat al eeuwen. Tino zag het stuk live en was er erg enthousiast over. Al pratende kwamen we op het idee hier samen aan verder te werken, hoewel we zoiets beide nooit eerder hebben gedaan, en de musici ook niet. Dus hoewel Symphony X al bestaat, is deze samenwerking voor SPRINGDANCE echt een wereldpremière. Ik ben ook erg verheugd dat die plaats-vindt op een dansfestival. Het stuk is extreem fysiek en ik heb altijd het verband gezien tussen muziek maken, dirigeren en dans.’

‘Het gaat mij om het vinden van nieuwe werkwijzen’

foto

: Dor

oth

ea F

ied

ler

Page 42: SPRINGDANCE 2012 Magazine
Page 43: SPRINGDANCE 2012 Magazine

43

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

Kun je iets vertellen over de enscenering die Tino Sehgal heeft gemaakt? ‘De afstand tussen musici en publiek stond voor ons allebei centraal. Voor mij was het heel belangrijk een situatie uit te proberen waarbij het publiek zo dicht mogelijk bij de musici kon zijn. Zonder teveel weg te geven: alles zal plaatsvinden op het podium van de Stadsschouwburg. Er zullen geen zitplaatsen zijn, mensen kunnen zitten of liggen op de vloer, en vooral ook bewegen. Hetzelfde geldt voor de musici. Als je Tino’s werk kent, weet je dat hij nooit iets van buitenaf meebrengt. Dat was bij dit stuk meteen een van zijn regels: hij wilde uitsluitend werken met het publiek, de muzikanten en dat wat aanwezig is op het podium. De toeschouwer wordt deelnemer – en daarmee eigenlijk eveneens geënsceneerd door Tino.’

Het Nederlandse publiek staat over het algemeen bekend als verlegen… (lacht) ‘Ik heb eerder in Nederland opgetreden met mijn band, dus ik ben enigszins bekend met het Nederlandse publiek. En er is geen betere manier dan verlegen mensen te plaatsen naast zestien zwoegende musici…’

Ze hebben geen keus?‘Precies, dus dat is een manier om ermee om te gaan. Aan de andere kant: het gaat niet om publieksparticipatie in die zin dat iedereen iets moet doen. Het is ook volledig acceptabel als iemand in een hoekje wil zitten observeren en luisteren. Maar ik denk dat dat niet veel zal gebeuren. Veel van wat Tino doet komt neer op het creëren van een situatie, waarin het publiek wordt gedwongen actief te zijn. We zullen zien.’

Yasmijn Jarram is freelance schrijver,

redacteur en kunstcriticus.

‘Er is geen betere manier dan verlegen mensen te plaatsen naast zestien zwoegende musici’

Thiiis iiis propaagaaandaMaria Hlavajova tipt: Symphony X van Ari Benjamin Meyers & REDUX Orchestra & Tino Sehgal

‘Dit is mijns inziens een absolute aanrader! De kenmerken van zogeheten beeldende kunst, van oorsprong gebaseerd op het idee van het “beeldende” en het “object” wordt betwist door de kunstenaar Tino Sehgal. Zijn werk komt vrijwel uitsluitend tot stand door middel van bewegen, zingen of spreken. Zelden voegt hij iets fysieks toe aan de tentoonstelling in een kunstinstelling. In plaats daarvan laat hij de reeds aanwezige mensen, baliemedewerkers of suppoosten bijvoorbeeld, deel worden van het werk: hij instrueert deze mensen hoe zij een dansje moeten doen of een liedje moeten zingen voor een passerende bezoeker. Dit is vaak een kritische verwijzing naar het kunstsysteem zoals wij dat kennen. In een van Tino Sehgals werken zingt de suppoost de bezoeker toe: “thiiis iiis propaagaaanda” (This is Propaganda, 2002), in een ander werk wordt vrolijk gedanst op de woorden “oooh, this is so conteeemporary, ooh so conteeemporary” (This is so Contemporary, 2005). Alhoewel het kortstondige werken zijn, onderwerpt de kunstenaar ze desondanks aan de goed doordachte en performatieve rituelen van de kunsthandel, waarmee hij nadrukkelijk kritiek levert op de reductie die plaatsvindt in de hedendaagse kunst: het is óf product, óf propaganda. Ik kan dan ook niet wachten om te zien welke kant Sehgal op zal gaan in de context van hedendaagse dans, met name in een dergelijke uitdagende samenwerking met de componist Ari Benjamin Meyers en de muzikanten van het REDUX Orchestra.

Met Symphony X heeft Meyers een stuk tot leven gebracht dat wordt omschreven als “compleet nieuwe muziek die nog niet eens een naam heeft” (Die Zeit): enerzijds combineert Meyers de kenmerken van klassieke en minimalistische muziek, anderzijds die van rock en elektronische muziek. In de schijnbaar onverenigbare elementen worden door middel van herhaling lagen aangebracht en samen met de geleidelijke opbouw middels de bravoure van de saxofoons, koperblazers, strijkers, elektrische gitaar, elektrische bas, drums en elektronica van het REDUX Orchestra garandeert dit een spectaculaire ervaring. Samengebracht met het ethos van Sehgals werk, zoals ik dat bewonder vanuit mijn beeldende kunstterrein, biedt Symphony X een enorme experimentele belofte en artistieke inspiratiebron!’

Maria HlavajovaArtistiek directeur BAK (basis voor actuele kunst), Utrecht

Page 44: SPRINGDANCE 2012 Magazine

44

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

DAVID HAMMONS‘Deze foto van de Amerikaanse kunstenaar David Hammons vormde de andere inspiratie- bron voor de maten. Hij is gemaakt tijdens een performance die hij in 1983 op straat gaf in New York, die heette Bliz-aard Ball Sale. Als je het mij vraagt is dit een perfect werk: het zegt iets over de consumptiemaatschappij, de dematerialisatie van het kunstvoorwerp, en de zichtbare effecten van rassenverschillen; op straat, in de cultuur en in de kunstwereld. En dat alles in één kunstwerk.’

‘Time To Go’ van Laurie anderson‘Jay, mijn huisgenoot toen ik studeerde, gaf me dit nummer toen ik hem voor het eerst had verteld dat ik graag choreograaf wilde worden, en vroeg me om er een choreografie op te maken. Sinds die tijd zit het nummer in bijna ieder werk dat ik maak. Jay overleed een paar jaar nadat hij me het nummer gaf, dus ik speel het ook af in de studio voor de geesten.’

S, M, L, XL REM KOOLHAAS‘Dit architectuurboek was een van de inspiratiebronnen voor mijn project Twenty Looks or Paris is Burning at The Judson Church. Mijn project bestaat momenteel in vier maten - (XS), (S), (M), en (jr.). (M)IMOSA is de middelste maat van het project. (L) en (XL) gaan binnenkort in première.’

Must haves Trajal Harrell is een choreograaf en performer uit New York. Zijn werk is wereldwijd te zien in theaters, musea en op festivals. Wij vroegen Harrell om zijn ‘must haves’ met ons te delen, de vijf favoriete dingen die hem inspiratie geven in zijn werk en zijn dagelijkse leven.

FAVORIETE ITEMS VAN TRAJAL HARRELL

1

32

Page 45: SPRINGDANCE 2012 Magazine

45

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

DE wITTE KATOENEN TASSEN VAN MAISON MARTIN MARGIELA‘Als je iets koopt in de winkel van Martin Margiela (of als je er iemand heel lief om vraagt als je dat zelf niet kunt betalen), dan doen ze daar je aankopen in een witte katoenen tas. Ik probeer alle maten tassen die ze hebben te verzamelen. Ik vind ze mooi vanwege de eenvoud van het ontwerp, de ingehouden elegantie van het witte katoen, en omdat het puur een gebruiksvoorwerp is. Je kunt ze in de wasmachine of de droger stoppen, en zelfs strijken als je wilt. Voor mij is die tas een goede toetssteen voor esthetische waarde.’

GEESTEN‘Je ziet ze niet, maar je moet eigenlijk altijd een paar geesten bij je in de ruimte hebben als je kunst maakt. Ik vind Jean-Michel Basquiat en Chet Baker heel fijn. Alle twee drugsverslaafde genieën en veel te vroeg overleden, maar het zijn echt grappige, speelse geesten.’

Trajal Harrell: ‘Mijn inspiratiebronnen veranderen constant. Maar ik zie wel dat ik veel inspiratie haal uit de verbeelding van de geschiedenis. Ik ben het meest geïnteresseerd in de manier waarop de verbeelding een oplossing biedt voor de weglatingen, de witte vlekken, de gaten, de losse eindjes in de geschiedenis. Een voorstelling kan als zodanig een manier zijn om samen een nieuwe verbeelding te maken van onmogelijke gebeurtenissen in de geschiedenis, en daarmee ruimte scheppen voor nieuwe mogelijkheden in de wereld die we dagelijks vormgeven.’

Over (M)IMOSATrajal Harrell’s stuk (M)IMOSA, een choreografie in samenwerking met Cecilia Bengolea, François Chaignaud en Marlene Monteiro Freitas, is te zien op SPRINGDANCE 2012. Harrell: ‘Het is het vaste model van samenwerken van het project Twenty Looks or Paris is Burning at The Judson Church. Net als bij de andere maten is het uitgangspunt: wat zou er gebeurd zijn als iemand uit de Vogue-scene in Harlem in 1963 naar downtown New York was gekomen om daar naast de vroege postmodernisten van de Judson Church te komen dansen? Elk van de vier performers heeft via zijn persoonlijke en kritische reflectie als hedendaags danser zijn eigen aansluiting gevonden met het vogue-en. (M)IMOSA is de paraplu waaronder dat samenkomt en waaronder we een fictieve wedstrijd kunnen houden. Vogue-en is tenslotte een wedstrijd.

Vogue-dans was het belangrijkste deel van ons onderzoek en vormt dus het kader voor ons stuk. Wij zijn geen voguers – het is belangrijk om dat te weten – maar we zijn wel geïnspireerd geraakt door de vogue ballroom scene: de energie ervan, de vormen, de structuur, de mode, de taal, zowel in fysiek als theoretisch opzicht.’

(M)IMOSA Trajal Harrell & Cecilia Bengolea & françois Chaignaud & Marlene Monteiro freitas za 21 & zo 22 april / Theater Kikker / 20.30 uur

Strike a Pose – Voguing Party met late night performances en catwalk battle Theater Kikker / vanaf 22.30 uur

READ

THE ENGLISH

ARTICLE AT

SPRINGDANCE.

NING.COM

5

4

<<

Page 46: SPRINGDANCE 2012 Magazine
Page 47: SPRINGDANCE 2012 Magazine

47

SPRI

NGD

ANCE

MAG

AZIN

E

Springdance dankt // would like to thankAlle vrijwilligers en medewerkers die SPRINGDANCE 2012 mogelijk hebben gemaakt. All the volunteers and staff who have helped in the realization of SPRINGDANCE 2012.

SPRINGDANCE 2012 partners

SPRINGDANCE 2012 is mede mogelijk gemaakt door // SPRINGDANCE 2012 has been made possible by

Springdance ontvangt structurele subsidie van // Springdance receives structural subsidy from

Programmainformatie SPRINGDANCE 2012 www.springdance.nl Bekijk het volledige programma van SPRINGDANCE 2012 op de Springdance website of vraag de gratis programmafolder op via [email protected]. Je kunt de folder ook meenemen op één van de festivallocaties. Tips krijgen voor voorstellingen? Vul de online Springdance Kijkwijzer in op www.springdance.nl/kijkwijzer en krijg je persoonlijke top 5!

Bekijk ook eens de Springdance arrangementen, een combinatie van twee voorstellingen met extra korting. Er zijn ook arrangementen met hotel en diner.

Ticket informatie SPRINGDANCE 2012 www.springdance.nl/tickets

Kaarten voor voorstellingen van SPRINGDANCE 2012 zijn extra voordelig online verkrijgbaar tot twee uur voor aanvang van de voorstelling via www.springdance.nl/tickets. In de VVV/Uitshop op het Domplein in Utrecht kun je dagelijks van 10.00 –17.00 uur en op zondag en maandag van 12.00–17.00 uur terecht. Tijdens het festival gaan de kassa’s op alle festivallocaties een uur voor aanvang open. In de Stadsschouwburg kun je voor voorstellingen in dat theater kaarten kopen op hun reguliere openingstijden. Zie www.ssbu.nl.

Dit project werd gefinancierd met de steun van de Europese Commissie. De verantwoordelijkheid voor deze publicatie ligt uitsluitend bij de auteur; de Commissie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het gebruik van de informatie die erin is vervat.

Springdance team 2012Algemeen directeur: René Vlemmix

Artistiek directeur: Bettina Masuch

Hoofd marketing & communicatie: Pieta Koopman

festivalcoördinator: Ellen Krukkert

Coördinator pers & publiciteit: Marcel Tichelaar

Office manager & hoofd kaartverkoop: Barbara Kromkamp

Assistent kaartverkoop: Nora Maartense

Medewerker productie (stage): Robieke Roessink

Medewerker productie (stage): Ilse Klarenbeek

Medewerker publiciteit & randprogramma (stage): Suus Arends

Medewerker online publiciteit (stage): Nikki Braat

Hoofd techniek: Richard Bron

Techniek op locatie: Vincent Beune, Julio Brecho, Elizabet van der Kooi, Janna Schouten, Jaap van der Woude

Productie Voguing Party: Joost Splinter

Coördinator symposium: Laura Karreman

Teksten programmafolder Merel Heering

festivalfotograaf: Anna van Kooij

Springdance promo: Wessel Haaxman

Selectie EIM deelnemers UK: Paul Russ

Selectie EIM deelnemers Oostenrijk: Bettina Kogler

Selectie EIM deelnemers Turkije: Aydin Sillier

Mentoren EIM: Robert Steijn, Maria Hassabi

bestuur Jacques van Veen (voorzitter), Tjeu Smeets (penningmeester), Gabriel Smeets

Springdance MagazineOntwerp: TOMIS grafisch ontwerp Teksten en interviews: Daniel Bertina, Yasmijn Jarram, Laura Karreman, Astrid van Leeuwen, Bettina Masuch, Jochem Naafs, Fransien van der Putt, Annette van ZwollVertalingen: Wendy Translates Coördinatie en eindredactie: Pieta Koopman, Sabine van Vugtfotografie: diverse fotografen Druk: Zwaan Printmedia Oplage: 6.000

seRvICepaGIna

Europe Audio/Video BV

Page 48: SPRINGDANCE 2012 Magazine

yOUR FELT MOVEMENT

When I watch someone dancing, I dance along with her. Invisibly, on the inside. The external movement is transformed into felt presence and my response charts out a faint psychogram, my physical self. I/body – a resonator and emotional agent in one.

My dancing is as real as any dance.

My body can be trained, exercised, sensitised by concentrating on this inner duet with the dancer. A dialogue beyond boundaries begins. Mirroring a body while simultaneously reflecting on this mirroring makes it a critical act. I am aware that we are dancing even though I only think about how my feelings move.

I will soon start to move, too.

The body is staged and mediated – like objects, places, communities. Context is its second skin; time, its element. It constantly drafts a contract with the spaces through which it moves, leaving traces that change their spatial dimensions. It is entangled in the actions of others. It carries with it the triad of I-you-we perspectives, seeing itself from within, from without and with others. It speaks, sometimes saying that which cannot otherwise be said.

When I look at someone dancing, I dance along with him, drawing the contours of a space. To look at movement is to feel time, experience duration. And durational exercises form a critical-sensitive engagement with the world.

We dance the artworks in the world. The works dance us. Now a psycho-geometric dance, now a durational dance.

Don’t stop.

Olafur Eliasson Movement Microscope (zie p. 34)

springdance.nl