Samenvatting oudheid (2)

148
Geschiedenis van de Klassieke Oudheid: Samenvatting

Transcript of Samenvatting oudheid (2)

Page 1: Samenvatting oudheid (2)

Geschiedenis van de Klassieke Oudheid: Samenvatting

Page 2: Samenvatting oudheid (2)

Geschiedenis van de Klassieke Oudheid:Samenvatting

I. INLEIDING

1 Bronnen

1.1 Bronnen en chronologie

1.1.1 Geschreven bronnen

producten van alle menselijke schriftsystemenOnderverdeeld in:

Primaire bronnen: directe neerslag van het verleden (documenten) Secundaire bronnen: reeds door een filter gegaan (literaire bronnen) Onderverdeling is relatief, hangt af van de gestelde vragen!

Verscheidene soorten bronnen: Inscripties / epigrafisch materiaal: teksten gehouwen, gegrift, gekrast, geschreven op

verschillende dragers Papyrus, perkament en papier: rechtstreeks of onrechtstreeks tot ons gekomen.

Moeilijke bewaring Er is slechts een kleine fractie van wat er ooit was aan geschriften overgebleven. Elke tekst werd ook met een doel opgesteld en heeft een bepaalde achtergrond. Teksten zijn dus zelden objectief bronnenkritiek is noodzakelijk!

1.1.2 Ongeschreven bronnen

Er zijn 2 categorieën van ongeschreven bronnen: Voorwerpen: werktuigen, biologisch materiaal, onroerende en niet-tastbare zaken

(bodemverkleuring etc.) Door de mens vervaardigde afbeeldingen: ongeschreven bronnen, verbeeldingen,

representaties ‘beeld’ van de omgeving, medemens of eigen persoon Kennis van wijze van ‘verbeelden’ noodzakelijk om bron te kunnen lezen!

Ongeschreven bronnen spelen enkel de hoofdrol wanneer (leesbare) teksten ontbreken. Geschreven bronnen blijven fundamenteel. De ongeschreven bronnen nuanceren, vullen aan, corrigeren etc.

1.1.3 Brongebruik

Een bron fungeert zich tussen ons en het object van onze waarneming in. Een manier om tot hypotheses te komen bij vraagstellingen waarop de bron geen antwoord geeft is de vergelijkende methode: kijken naar vergelijkbare situaties die wel voldoende gedocumenteerd zijn.Voor innovatief wetenschappelijk werk dient men altijd naar de bronnen zelf terug te keren. Dit is te verkiezen boven het raadplegen van moderne synthesewerken

2

Page 3: Samenvatting oudheid (2)

1.2 Chronologie

1.2.1 Relatieve en absolute datering

- Relatieve datering: ouderdom van feiten of objecten ten opzichte van andere feiten en objecten

- Absolute datering: datering t.o.v. een vast punt in de tijdBeide dateringen kunnen niet los van elkaar worden gezien

1.2.2 Tijdrekensystemen

Vele dateringssystemen bestaan die werken vanuit verschillende principes. Kalenders werden in verschillende periodes en regio’s anders opgesteld. Er moet steeds een omrekening gebeuren. Egypte: jaar van 365 dagen, 12 maanden van 30 dagen en 5 feestdagen – geen schrikkeljaren Jaaraanduiding naar de regeringsjaren van koningen

Mesopotamië: jaaraanduidingen in lokale kalenders met verschillende schrikkelsystemen

Assyriërs: jaarnamen op basis van beambten belast met tijdsrekening (= eponieme magistraten)

Babyloniërs: doorlopende jaartelling, elk jaar benoemd naar gebeurtenissen = relatieve datering

Juliaanse kalender: verbeterde versie van die van Egypte, maar met één schrikkeldag om de 4 jaar

Griekenland: rekenen in generaties of men zocht aansluiting bij regeringsjaren van de Perzische koning

Ook systemen vergelijkbaar met de onze bestonden in de oudheid met de zogenaamde era’s. Men had hiervoor een geregeld jaar met schrikkeljaren nodig. De hellenistische heersers na Alexander de Grote namen dit over van de Babyloniërs.

Grieken: Olympische spelen Nabije Oosten: Seleuciden-era Ook de christelijke era werd zo geboren vanuit de paasdata

Men kan gebeurtenissen ook via astronomische fenomenen in de tijd plaatsen, aangezien deze berekenbaar zijn: vb. een zonsverduistering. Elke omzetting naar onze tijdsrekening laat wel steeds vragen open.

1.2.3 Natuurwetenschappelijke dateringsmethoden

Door middel van natuurwetenschappelijke technieken kan men voor objecten vaak een absolute datering bekomen.

C14: verval van koolstofatomen, meetbaar via halfwaardetijd Dendrochronologie: studie van jaarringen van bomen/hout Thermoluminiscentie: meting van de datum van laatste bakking

2 De materiële grondslagen

De factoren die we nu één voor één gaan bespreken zijn de grondslagen van de geschiedenis: ze bepalen wat in een gegeven situatie mogelijk is en wat niet. Ze stellen voor voorwaarden en grenzen aan menselijk gedrag.

3

Page 4: Samenvatting oudheid (2)

2.1 Fysische geografie

2.1.1 Klimatologische en geologische verandering

Paleoklimatologie: bestudeert het klimaat in het verleden. Reconstructie van wisselende omvang van gletsjers, meten van jaarringen van bomen etc.

- Vanaf 10.000 vC: periode van temperatuursstijging, grenzen van klimaats- en vegetatiezones schuiven op naar het noorden

- 1300 – 450 vC: relatief koude periode - 450 vC – 700 nC: relatief warme periode

Geologie: aardoppervlak veranderd voortdurend - Vanaf 10.000: landijs smelt af, zeespiegel stijgt- Processen van sedimentatie en erosie- Aardbevingen en vulkanisme botsen van de aardplaten

Vb. explosie vh eiland Santorini (Thera) in het 2e mill. vC Vb. explosie vd Vesuvius in 79 bedelft Pompeii en Herculaneum

2.1.2 Natuurlijke vegetatiezones en klimaatzones

In de afgelopen 5000 jaar zijn er van noord naar zuid 3 vegetatiezones te onderscheiden. Schommelingen in het klimaat leiden tot tijdelijke veranderingen. Het gaat hier om natuurlijke vegetatie. De mens heeft aangrijpende veranderingen veroorzaakt door cultuurgewassen etc. Dit proces begon reeds in de oudheid.

Zone 1: ten noorden van de wijngrens- Toendra- Boreaal bos (taiga)- Gemengd bos en loofbos- Steppe en woestijn

Zone 2: tussen de wijngrens en de Kreeftskeerkring- Mediterrane vegetatie- Steppe en woestijn

Zone 3:zuiden van de Kreefstskeerkring- Subtropische en tropische vegetatie

2.2 Landbouw en de pre-industriële economie

2.2.1 Carrying capacity

de maximale bevolkingsdichtheid waarbij het natuurlijk evenwicht tussen milieu en mens in stand blijft).

Bij jagers-verzamelaars(-vissers) is deze laag, bij ons te hoog. We gaan zo ook van 0,1 of 0,01 persoon per km² bij jagers-verzamelaars over een 4-5 personen bij de ontwikkelende landbouw tot 10-30 personen bij hoogontwikkelde landbouw.

2.2.2 Ontstaan en verbreiding van de landbouw

Er zijn verschillende hypothesen over het begin van de landbouw en de reden daartoe. Schaarste: bevolkingsdichtheid neemt toe, natuurlijke hulpbronnen nemen af

landbouw om schaarste tegen te gaan Wens naar surplus: bevolkingsdichtheid neemt toe, maar er zijn geen

expansiemogelijkheden ( geen weg terug) Enkel mogelijk in geografisch gunstige gebieden!

4

Page 5: Samenvatting oudheid (2)

Geen eenmalige gebeurtenissen, maar een voortgaand procesNa de domesticatie volgen de “secundary products” secundaire producten gewonnen uit de gedomesticeerde veestapel en planten (linnen, wol, zuivelproducten, ...). Er ontwikkelen zich ook verschillende sedentaire beschavingen: 2economische stelsels

Veeteeltnomaden gaan natuurlijke hulpbronnen vooral exploiteren Sedentaire landbouwers gaan vooral investeren in natuurlijke hulpbronnen Er ontstaan een symbiose van deze twee soorten samenlevingen maar er kan ook

sprake zijn van conflicten tussen de periferie en het centrum.

2.2.3 Landbouwopbrengsten

Opbrengst is een kwestie van demografische groei en van de mogelijkheden van de landbouw. moeilijk te bepalen, verschillende gegevens nodig:

bodem en klimaat type plant de productiviteit van de bodem de vruchtwisseling en andere technieken hoeveelheid zaaizaad per hectare algemene trend lage opbrengsten slechte verhouding van zaaizaad tot opbrengst.

De werkelijkheid was divers voor verscheidene regio’s afhankelijk van klimaat, irrigatietechnieken, landbouwtechnieken, monocultuur, betekenis van veeteelt etc. etc.

Vlees relatief kostbaar mest gebruikte. Veeteelt belangrijk in Griekenland en Italië . handenarbeid en ossen en ezels, werktuigen waren de hak, de ploeg, de sikkel en de

molensteen

2.2.4 Nadelige gevolgen voor het milieu

De mens veroorzaakte een algemene verslechtering van het milieu. afnemende complexiteit van het ecosysteem (minder soorten dieren/planten), ontbossing (veldwinning, houtkat, kolen), overbeweiding Erosie door verstoorde waterhuishouding bodemdegradatie: inklinking, oxidatie, verzilting woestijnvorming merkbaar in grote regio’s. vervuilende stoffen door mijnbouw, metaalsmelterij

2.2.5 Uitwisseling

peasant samenleving waar boeren voor zichzelf en een surplus produceren Uitwisseling surplus wordt afgezet op de markt of bij een machtscentrum

verkoop of redistributie. interactie van de uitwisseling worden goederen uitgewisseld, maar ook kennis en

ideeën.

De verplaatsing van organismen, goederen en informatie (diffusie) belangrijke exogene stimuli die tot maatschappelijke verandering aanzetten (andere:oorlog en migratie)

Endogene stimuli demografische verandering en inventie (zelf ideeën uitvinden).

2.2.6 De aard van de economie in de Oudheid

Ambacht, handel en dienstverlening bleven marginaal landbouw belangrijkste ontbreken begrippen als afschrijving, rationeel calculeren, winstmaximalisatie etc.

5

Page 6: Samenvatting oudheid (2)

wel sprake van marktgerichtheid in de agrarische sector ontwikkeling van een geldeconomie

Indicatoren voor bloei zijn scheepswrakken, geldhoeveelheid, industriële activiteit etc. groei bemerkbaar in de technologie en de demografie. Bereidheid tot investeren is gering omdat alle energie en kapitaal naar

levensonderhoud ging. Niet-consumptieve bestedingen worden meestal gegeven aan vergroting van

grondbezit (meer grond = meer welvaart). De afwezigheid van schuldbekentenissen, wissels, cheques e.d. belemmeren de handel te geringe omvang van geldhoeveelheid.

Kleine rol overheid sturen de economie zelden agrarische normen en waarden bleven dominant (ideaal van grondbezit: acquisitive

mentality). Technologische toepassingen van ideeën bleven uit algemene onwil tot verandering ook sprake van een technologisch plafond (gebrek aan kennis en mogelijkheid tot

verbetering).

2.3 Demografie

2.3.1 Grenzen aan de groei

Onder bijzondere omstandigheden kon een groei van de bevolking optreden, maar deze bleef gebonden aan grenzen.

Ziekten, stagnatie van de landbouw, voedselgebrek etc demografisch enkel groeien door een structureel surplus aan voedsel en mensen te creëren.

2.3.2 Reconstructie van een bevolkingspatroon

Een bevolking ontwikkelt zich volgens algemene regels, maar exactheid is nooit te bereiken. De menselijke vruchtbaarheid en levensverwachting wordt beïnvloed door vele

factoren. huwelijksleeftijd, geboortebeperking, abortus e.d. worden cultureel bepaald. Migratiebewegingen kortetermijneffecten (oorlog, hongersnood, epidemieën, …). hoog sterftecijfer tegenover een hoog geboortecijfer. huwelijksleeftijd lag laag natuurlijke vruchtbaarheid ten volle te benutten. enorme sociale druk om te trouwen en voor nageslacht te zorgen. Later zal men ook

godsdienst inschakelen om vruchtbaarheid te bevorderen

II. Voor de 10de eeuw v.C.

1 De prehistorie

Doorlezen

2 De vroege Euraziatische beschavingen

Doorlezen

6

Page 7: Samenvatting oudheid (2)

2.4 De Egeïsche wereld en Zuid-Europa in de bronstijd

2.4.1 De Minoïsche beschaving

Rond 6000 vC is de landbouw bekend geraakt in Griekenland. zwaartepunt verplaatste zich van noord naar zuid, Rond 3000 vC kwam een nieuwe fase uit Voor-Azië bronstijd.

Op het eiland Kreta kwam de Minoïsche beschaving tot bloei. De cultuur was gebaseerd op schapenteelt en graan en na ca 2000 vC ook op olijven

en wijn. hoogtepunt van de bloei situeert zich in het 2e mill. vC. paleiscomplexen zijn geen steden, verdedigingsmuren ontbreken en vele voorwerpen

hebben een religieus karakter. Thassolocratie (heerschappij over de zeeën?) onzeker

In de bloeiperiode treffen we ook kleitabletten met het Lineair A schrift (nog niet ontcijferd, syllabisch)

Grieken arriveerden van het vasteland pas als de bloeitij voorbij was. vulkaanuitbarsting van Thera mogelijk mede verantwoordelijk voor de neergang van

de paleiseconomieën. Kreta in de 16e en 15e eeuw invallers die waarschijnlijk de eerste Grieken op het

eiland waren. nieuwe administratie op met het Lineair B geschrift (wel vertaald, oude vorm van Grieks).

2.4.2 De Myceense beschaving

De bronstijd op het Griekse vasteland noemen we de Helladische cultuur. In het 3e mill. en de 1e helft van het 2e mill vC onder invloed van Minoïsch Kreta. Vanaf ongeveer 2000 vC kwamen de eerste Grieken vanuit het noorden het land

binnen. De laatste Griekse fase van de Helladische bronstijd was de Myceense beschaving.

Myceens cultuur vooral gekenmerkt door krijgscultuur vestingen burchten met zware verdedigingsmuren Gebruik van strijdwagen link met Homerische epen? Bijenkorfachtige graven zeer typisch Naast Mycene zijn er nog Pylos en Thebe goed bekend. ingewikkelde en gereglementeerde maatschappij met het koninklijk paleis als centrum.

paleiseconomieën Sterke invloed va Minoïsche cultuur rond 1450v.C. verantwoordelijk voor de

heropbouw van het paleis in Knossos? Overzeese contacten met verschillende gebieden en stichting van vestigingen op de

kusten van Cyprus en voor de kust van Klein-Azië.

2.4.3 Ondergang van de Myceense beschaving: migraties

Rond 1200 vC begon de ondergang van de Myceense beschaving verschillende mogelijke verklaringen

Te beperkte economische basis staten intern te zwak rivaliteiten tussen vorsten of bevolkingsgroepen.

7

Page 8: Samenvatting oudheid (2)

Zeker is dat enkele Myceense centra werden verwoest en dat er gelijktijdig ook andere beschavingen ten onder gingen. Na 1100 vC waren de resten van de Myceense wereld en de beschaving van bronstijd in Griekenland volledig verdwenen.

Op het einde van het 2e mill. vC had Griekenland een dieptepunt bereikt, ook het schrift was verdwenen.

Griekssprekende invallers bevolkten opnieuw het gebied. onder andere de Doriërs komst versterkte de terugval in primitievere maatschappelijke en economische

toestanden.

2.4.4 Italië en het westen in de bronstijd

In de tijd dat in Griekenland de Myceense beschaving opkwam en bloeide, verbreidden zich verschillende Indo-Europese groepen zich vanuit Midden-Europa naar het zuiden en westen.

In Italië spreekt men van de Italische volken die in de loop van het 2 mill. vC binnenkwamen voorouders van de Romeinen.

De oude neolithische bevolkingsgroepen in Italië eenvoudige landbouw, maar mogelijk brachten de Indo-Europese groepen verbeterde technieken mee (intensieve veeteelt, het paard).

komst betekende dus een verbetering van de materiële cultuur en de uitbouw van een maatschappelijke hiërarchie.

De techniek van de bronsbewerking verspreidde zich in heel Europa rond 1600 vC (= einde neolithicum).

III. Van de 10e tot de 5e eeuw v.C.

1 Historisch overzicht

1.1 Staten en culturen in Eurazië

Doorlezen

1.2 De Griekse wereld

Periode tussen 1000-500 v.C. grondslag Griekse beschaving die later MZ zou dominerenWordt onderverdeeld in:

‘Dark Age’ 1000-750v.C., periode met weinig beschikbare bronnen,politiek en cultuur op ‘duister’ niveau

‘Archaïsche tijd’ 750-500v.C..

1.2.1 De dark age

In het begin: Terugval bevolking weinig begraafplaatsen en nederzettingen Schamele materiële cultuur geen bouwwerken, stijl met enkel geometrische

vormen, wel verbreiding van ijzerkennis voor zwaarden en speerpunten Politieke macht in handen van lieden die basileus werden genoemd= machtige heer,

moest altijd rekening houden met andere heren (‘weerbare mannen’ die met hem in een raad zetelden was géén democratie

Ronde de 9e eeuw v.C. Geleidelijke bevolkingstoename gingen zich vestigen op kustgebied en eilanden

8

Page 9: Samenvatting oudheid (2)

Ook nederzetting op eiland Cyprus veel contact met Voor-Azië zou bepalend zijn voor verdere vernieuwingen en het einde van de Dark Age in 750 v.C.

1.2.2 Contact met Voor-Azië en het begin van de Archaïsche tijd

Archaïsch = stijl voor de ‘klassieke’ pril, iets in het begin verkerendAls historische periode periode waarin de Griekse wereld duidelijker herkenbaar wordt:

Contacten met het Nabije Oosten verbeteringen van de techniek van ijzer- en bronsbewerking, het beschilderen van aardewerk (eenv. Figuren met geometrische patronen), literatuur en alfabetisch schrift (overgenomen van de Feniciërs)

Periode van de overlevering van de Ilias Homeros

1.2.3 De Griekse polis

Beeld van een aristocratische maatschappij: Aristocratische heren beheersen politiek leven eigen gewin Basileus is de eerste onder gelijken Onmondige volksvergadering

Wel een beginnende ‘staat’ met gemeenschapsgevoel polis: Klein territorium waarvan de bewoners zichzelf als autonoom beschouwden en hun

eigen zaken gingen regelen Bestuur vanuit 1 centrum waar het volk (demos, alle vrije mannen die als burger van

de polis golden) bijeenkwam groeide later uit tot stadstaat Koningschap meestal verdwenen, wel verkozen magistraten titel van basileus

bestond wel nog, hetzij tijdelijk en vooral priesterlijke taken Aristocraten onderscheidden zich door bezit en rijkdom ( paarden) en bronzen

wapenuitrustingen (konden vechten in de falanx = slagorde van aaneengesloten gelederen later ook hoplieten-falanx (niet-aristocratische burgers vechten ook mee)

1.2.4 Bevolkingsgroei, kolonisatie en overzeese handel

Relatief grote bevolkingsgroei, versnellingsmoment in de 8e eeuw v.C. Stimuleerde verovering van andere landstreken Stimuleerde emigratie vanuit het moederland land tekort Ontstaan van ‘kolonies’ volksplanting, geen wingewest vrij onafhankelijk,

handel werd gestimuleerd

1.2.5 Interne verhoudingen binnen de poleis

Sociale verhoudingen worden gecompliceerder en de materiële verschillen groter: Elite probeert zich meer en meer te onderscheiden door luxe uit het Oosten Handenarbeid wordt als minderwaardig beschouwd, en enkel voor de onvrijen Aristocratie en rijke grootgrondbezitters trekken meer en meer macht naar zich toe

spanningen

1.2.6 Turranoi

Spanningen binnen in de poleis worden aangewakkerd door interne conflicten binnen de aristocratie, en soms grepen eerzuchtige heren de macht turannis

Woord komt van de Lydiërs duidt op een alleenheerschappij die onwettig gevestigd was

Meestal aan de macht via militaire coups vaak ook hulp van buiten de staat, vaak ook huursoldaten

9

Page 10: Samenvatting oudheid (2)

Was niet per se onpopulair zocht steun ij de bevolking om zijn macht te legitimeren, populariteit zakt vaak na 2/3 jaar en dan wordt hij verdreven

Door politiek van de turannoi ondermijnt de aristocratie zichzelf opent de weg voor democratie

1.2.7 Ontwikkelingen in Athene in de 7de en de 6de eeuw

Vanaf 600v.C. gaat Athene zich anders gaan ontwikkelen dan andere staten, waardoor deze een voorsprong zal kennen op de rest:

620:Atheens strafrecht door Drakon, heel streng, macht aristocratie wordt verzwakt Grote spanningen in Athene grootgrondbezitters verkopen schuldenaren als slaven,

en veel vrije Atheners worden afhankelijk van de elite angst voor tiran590: Solon krijgt speciale volmachten om de situatie onder controle te krijgen:

Atheens burgers die als slaaf werden verkocht worden teruggehaald Schulden met eigen persoon als onderpand worden verboden Atheense burgers nu wel juridisch vrij, maar nog steeds arm geen herverdeling van

het land Versterkte volksvergadering minder macht voor aristocratie Verdeelde de bevolking in 4 standen:

pentakosiomedimnoi (vijfhonderdschepelmannen, rijkste klasse) hippeis (ridders), zeugitai (bezitters van span ossen, was vorm van rijkdom) thetes (knechten, landarbeiders)

Lid zijn van een bepaalde stand hing niet meer af van geboorte maar van bezit ! uitgedrukt in de jaarlijkse opbrengst van graan

Aan elke klasse politieke rechten rijkste klassen leverden jaarlijkse magistraten/archonten,volksvergadering van alle burgers fungeert als rechtbank inzake hoger beroep tegen die archonten lagere klasse krijgen ook macht

Solons maatregelen zijn nog niet afdoende onrusten na het afleggen van zijn volmachten: Rivaliserende aristocraten staan tegenover elkaar Pleisistratos (populair bij armen) grijpt in 560 de macht wordt verdreven door

andere aristocraten Grijpt opnieuw de macht in 550 heerschappij als turranos Milde politiek, geeft ook land aan kleine bezitters, stimuleert handel, staatsculten

(Athena en Dionusos) Gezag steunde op hoplietenleger

Na dood Pleisistratos komt zoon Hippias aan de macht als tiran: Oppositiebeweging van aristocraten vermoorden zijn broer Drukkend bewind ontwapende alle Atheners Aristocratische bannelingen gaan samenwerken met Sparta verdrijven Hippias in

510 einde Atheense turannis

1.2.8 Verdwijnen van de turranoi; invloed van de hoplieten

Geen tirannen meer na 500v.C. op meeste plaatsen terug aristocratiënWas niet het geval in Athene:

Zeugitai ontwikkelen zich als middenklasse met zelfrespect, ook veel hoplieten politieke en militaire macht

508-507 Kleisthenes archont, gaat samenwerken met de demos (bewapend zeugitai als hoplieten) en verjaagt zo tegenstanders

KLeisthenes gaat de staat opnieuw organiseren wil dat demos staat werkelijk regeert democratie!

10

Page 11: Samenvatting oudheid (2)

Ook elders is er sprake van een groter zelfbewustzijn van de demos, maar nog geen echte democratie:

Staten waar aristocratie nog aan de macht was gaan ook hoplieten die wapenuitrusting kunnen betalen opnemen in het leger werden gedwongen om meer rekening te houden met middenklasse

1.2.9 Sparta

Ontstaan in de 10e eeuw als groepje dorpen in het landschap Lakonië: Oorspronkelijke bevolking wordt horige gemaakt, moeten als heloten het land van de

Spartanen bewerken Sterk gemeenschapsleven : gemeenschappelijke opvoeding, mannen in clubs voor

jacht, oorlogsvoering en maaltijden In de 8e eeuw spanningen tussen rijkere en arme Spartanen oplossing: verovering

Messenië, grond verdeeld onder kleine elite van de Spartanen, veel grotere overmacht horigen (potentieel gevaar!)

Enorm sterk leger omwonende staten werden perioiken gemaakt moesten troepen leveren

Sparta als hoofd Pelopponesische bond (6e eeuw) staten moesten ook troepen leveren aan Sparta

1.2.10 Midden- en Noord-Griekenland; de Grieken in het westen

In Boeotië (Midden-Griekenland) Thebe vanaf 6e eeuw dominant Thessalië (Noord-Griekenland) geen steden, nog systeem van grootgrondbezitters

en horigen, primitieve stamverbanden, nog koningen (basileus),onmondige krijgersvergadering

In de kolonisatiegebieden bloei poleis, tirannen

1.2.11 De Klein-Aziatische Grieken en het Perzische rijk

Klein-Azië bloei Ionische steden late 7e-6e eeuw, contacten met Lydië, Levant en Cyprus elite met luxegoederen Geregeerd door aristocraten, soms tirannen Vanaf 600 onderwerping van de Griekse steden door Lydië steden moesten

enkel troepen leveren, werden voor de rest met rust gelaten, grote bewondering Griekse cultuur

Het Perzische Rijk: Ne het midden 6e eeuw laatste Lyische koning gevangengenomen door Perzië

maakte grote indruk in Griekenland Griekse steden op de Klein-Aziatische kust onderworpen, net als de daarvoor gelegen

eilanden Drukkende heerschappij eisten tribuut en levering van manschappen in oorlogstijd Steden werden bestuurd door tirannen in dienst van de Perzen afkeer van de

tirannen krijgt een anti-Perzisch karakter Uitbreken Ionische opstand (500-494) krijgt hulp van Athene, niet van Sparta,

wordt verslagen in de slag bij Milete in 494, stad verwoest, Ionië geen leidinggevende rol meer

Perzen willen moederland straffen vallen aan met de bedoeling wereldrijk verder uit te breiden naar het westen

11

Page 12: Samenvatting oudheid (2)

1.2.12 Betekenis van de Archaïsche tijd

Periode van de ‘geboorte van de Griekse cultuur’: Erfenis myceense cultuur en primitieve stammen, invloeden van de Doriërs en Voor-

Azië Opkomst poleis Verandering op economisch vlak uitvinding van het geld (om huursoldaten te

kunnen betalen?), ruilhandel blijft belangrijk Enorme vooruitgang rijkdom, vooral in de poleis bouwen in steen, marmer,

tempels, schilderkunst, religieuze festivals, spelen Onderlinge contacten tussen de Griekse staatjes werd gestimuleerd algemeen

Grieks (Panhelleens) gevoel basis voor verdediging tegen de Perzen

1.3 Italië en het westen

evolutie (weliswaar later dan in de Griekse wereld) naar een geürbaniseerde cultuur met kennis van het schrift.

bevolking: vermenging van de oudere neolithische bevolking met verscheidene binnenkomende volken (late 2de mill. v. Chr.)

De Italische volken (late 2de millenium v.Chr.) worden onderverdeeld in subgroepen. De belangrijkste zijn: - Latijnen: in Latium aan de kust van Midden-Italië ten zuiden van de Tiber- Umbriërs: in de Apennijnen in Midden-Italië- Samnieten: in het bergland van het zuiden- De Etrusken: Toscane, vermoedelijk in de 12de of 11de eeuw aangekomen vanuit

Klein-Azië.In de eeuwen na 1000 verdere migraties:

De Carthagers: Sicilië en andere eilanden De Proto-Kelten: delen van Noord-Italië De Grieken: kusten van Sicilië en Zuid-Italië (vanaf 750 v.Chr.)

1.3.1 De Etrusken

Etrusken zijn een niet Indo-Europees volk, wellicht van Kleinaziatische oorsprong introduceerden waarschijnlijk de kennis van ijzer en ijzerverwerking De Etruskische steden zijn elk politiek onafhankelijk met aan het hoofd de koningen

(tot de 5de eeuw). onderscheid tussen de heren of de heersende klasse (= Etrusken), en de horigen (= de

inheemse Italische bevolking). Op religieus vlak wel een verband tussen de steden, met de verering van een

gemeenschappelijk heiligdom. De Etruskische religie hecht veel belang aan de dood en het hiernamaals.

Typisch Etruskisch is het ontdekken van de wil van de goden en het voorspellen van de toekomst aan de hand van natuurverschijnselen en het lezen van de ingewanden van offerdieren.

Archeologische overblijfselen grafgiften Invloed van de Grieken,

de 7de eeuw overname van het alfabet 6de eeuw overname van dede wapenuitrusting en de falanx. Het onderscheid tussen het Etruskische vaatwerk en het Griekse wordt steeds kleiner

vanaf de 6de eeuw.

12

Page 13: Samenvatting oudheid (2)

In de 6de eeuw is er een grote expansie van de Etrusken (een groot deel van de Povlakte + de vruchtbare vlakte in Campanië aan de golf van Napels)

in het vaarwater van de Grieken en de Latijnen. De Italische bevolking, niet onder de heerschappij van de Etrusken , doet ook aan

expansie, voor nieuw akker- en graasland. in de 6de eeuw worden ze gestopt door expansie van de Etrusken.

Het is in deze periode dat Latium onder Etruskische invloed komt.

1.3.2 Het ontstaan van Rome

De latere Romeinen gaven als stichtingsdatum 753 v.Chr. maar in de 10de eeuw was er reeds bewoning op de heuvels rondom het moerassig dal.

bewoners waren Latijnen en andere Italiërs. taal was het Latijn. Rome werd pas een echte stad in 600 v.Chr (met de Etrusken). Geregeerd door koningen Verschillende mythen (vb. Romulus en Remus) en legenden omtrent de beginperiode

van Rome. weinig historisch betrouwbaar.

1.3.3 Sociale en politieke structuren in het oudste Rome

Het oudste Rome bestond uit een verzameling van dorpen, die tezamen 1 politieke gemeenschap vormden.

Aan het hoofd stond een rex/koning, sacrale of priesterlijke functies had. koning bijgestaan door de senaat, raad van de oudste familiehoofden of de hoofden

van de voornaamste families. Er was ook een volksvergadering/comitia curiata. Bevolking in 3 tribus, van elk 10

curiae (ev curia). Elke curia leverde 100 soldaten. Dus: 3000 infanterie, bijgestaan door 300 equites (ruiterij)

De populus Romanus bestond uit verschillende gentes. Eén gens is een groep van families, met dezelfde geslachtsnaam en dus verwant in

mannelijke lijn. Binnen een gens familiesolidariteit hoofd van een familie een pater familias (patres/familiehoofden), die baas was

over zijn vrouw, kinderen (ongeacht hun leeftijd) en slaven. Er was ook nog de clientela afhankelijkheidsrelatie tussen de patronus (familiehoofd) en zijn clientes.

De clientes behoorden waarschijnlijk vanaf het begin tot de populus Romanus Vermoedelijk eerst pachters, en daarna toen ze als volwaardige Romeinse burgers

golden, hielpen ze hun patronus bij stemmingen in de volksvergadering en op allerlei wijzen betuigden ze eer en respect bescherming en hulp van de patronus.

Deze afhankelijkheidsrelatie tussen patronus en clientes was een van de belangrijkste bindmiddelen van de Romeinse maatschappij.

Archeologische vondsten uit de 7de eeuw ongelijkheid tussen de top en de basis van de maatschappij nog betrekkelijk primitief.

1.3.4 Het Etruskische Rome (6de eeuw v.C.)

In de 6de eeuw kwam Rome onder Etruskische heerschappij. veranderingen Rome werd in uiterlijk een volwaardige stad.

- Het moerassig dal tussen de heuvels werd gedraineerd en geplaveid Forum Romanum.

- bouw tempel van Jupiter op de Capitolinus.

13

Page 14: Samenvatting oudheid (2)

- 1ste wal rondom de stad. - De Etrusken zorgden voor de naam Roma.

ook politieke en sociale veranderingen,- strakkere militaire en bestuurlijke organisatie. - De introductie van de strijdwijze van zwaarbewapenden in een falanx scheiding

in de burgerij, zij die hun wapenuitrusting konden betalen (Classis), moesten zorgen voor een legio van 3000 man infanterie. De aristocratie zorgde voor een ruiterij van 300 man

- armen konden wapens niet betalen, hoefden mee te vechten en hadden geen stem in de volksvergadering.

De populus Romanus werd onderverdeeld in 3 tribus (= stam). volgens geboorte nieuw systeem op het einde van de 6de eeuw. Volgens de overlevering het werk van

koning Servius Tullius, opvolger van Tarquinius. Rome werd onderverdeeld in 4 nieuwe tribus (= districten) en een ongekend aantal landelijke tribus.

De registratie van de bevolking in deze districten was nodig voor de inning van de belastingen en de rekrutering van de soldaten door de tribuni.

Nieuwe volksvergadering: comitia centuriata indeling van de bevolking volgens vermogensklassen

Hoogste klassen meeste centuriën, en er werd per centuria gestemd tot meerderheid bereikt. Ouderen stemmen voor jongeren. Doel: dominantie rijkere en oudere burgers.

Administratieve hervorming: nieuwe tribus indeling: 4 stad, 6 platteland (uiteindelijk 31)

Een aantal insignia, die de waardigheid van het hoogste gezag in Rome moesten aanduiden: zoals de fasces, bundel van roeden met daarin een bijl die door speciale dienaren

voor de koning werden uitgedragen, triomftocht, waarbij de hoogste gezagdrager het recht heeft om op een speciale

triomfwagen aan het hoofd van zijn zegevierende troepen een overwinningsparade in Rome te houden overgenomen van de Etrusken

Het gezag van de Etruskische koningen werden in toenemende mate als te autoritair ervaren door de Romeinse aristocratie.

1.3.5 Het einde van het Romeinse koningschap

Volgens de sagen was de laatste Etruskische koning, Tarquinius Superbu tiran door de Romeinse aristocratie werd verdreven uit Rome.

Vanaf nu republiek geleid door 2 jaarlijks verkozen consuls Volgens de overlevering gebeurde dit in 510 v.Chr., maar waarschijnlijk gebeurde het

later rond 506 v.Chr. of volgens sommige historici rond 475 v.Chr. Met het verlies van hun positie in Rome, verzwakte de Etruskische invloed in Latium rond 500 v.Chr. en ze werden uit Campanië verdreven door de Grieken in de 5de eeuw.

De Etruskische heerschappij heeft sporen nagelaten1. de veranderingen in de 6de eeuw 2. insignia met ipv de koning, nu de hoogste magistraten 3. de triomftocht4. de wil van de goden en de toekomst voorspellen aan de hand van ingewanden van offerdieren. 5.invloed op het Romeinse alfabet.

1.3.6 Het westen van de Middellandse Zee

In de 6de eeuw doen de Carthagers ook aan expansie

14

Page 15: Samenvatting oudheid (2)

Noord-Afrika, Sicilië, Sardinië, uiterste zuiden van Spanje stuiten op de Griekse expansie naar het westen (uitgezonderd de vestiging van Griekse

kolonies op de huidige Franse Zuidkust)

2 De grote maatschappelijke structuren

2.1 Economisch leven

2.1.1 Landbouw

Het demografisch herstel in Griekenland van de 9de en 8ste eeuw v.Chr. en de bevolkingsgroei in Italië in de loop van het 1ste millenium v.Chr. verklaard door vernieuwingen en nieuwe voedselbronnen afkomstig van Voor-Azië.

Verspreiding van de de tamme olijf zich over grote delen van Griekenland en alle kustgebieden van de Middellandse Zee.

De landbouw was nog altijd primitief (zwakke agrarische economie) geen vernieuwingen.

verhoging van de productie door een uitbreiding van het areaal. Grootgrondbezit (koningen, hoge beambten) Weinig slaven ingezet werk werd verricht door de boer-grondbezitter zelf of door zijn pachters of horigen.

Er is een evolutie waarbij de veelteelt en de vleesconsumptie die belangrijk was in de Dark Ages,volledig gemarginaliseerd werd in Archaïsch Griekenland.

demografisch herstel in de 8ste eeuw, weidegrond omgezet werd in akkerland. Enkel rijken en koningen bezaten paarden, die gebruikt werden in de oorlogsvoering

en een teken van prestige waren.

2.1.2 Landbezit, rijkdom en armoede

Landbezit is rijkdom. Er is geen gelijkheid in landbezit erfrecht. Door een samenloop van huwelijken en/of erfenissen kon men rijk worden,

tengevolge van een te grote versnippering van het land bij een erfenis kon men arm worden.

ongepast of zelfs verboden om land te kopen of te verkopen in Archaïsch Griekenland

2.1.3 Nijverheid

De ambachtelijke productie is even kleinschalig als de agrarische een klein werkatelier, eigendom van de producent (pottenbakker, timmerman, smid)

bijgestaan door zijn familie en/of slaven. De meeste productie was huisnijverheid uitgevoerd door vrouwen (wolbewerking,

spinnen, weven). In tegenstelling tot Voor-Azië kon slecht een kleine groep zich in de Griekse poleis

bezig houden met een niet-agrarische productie. anderen trokken rond (arts, dicht/zanger)

2.1.4 Handel

iedereen die daartoe de gelegenheid had kon aan handeldoen.

15

Page 16: Samenvatting oudheid (2)

Een beroepshandelaar was zeldzaam welgesteld man die in staat was een schip te laten uitrusten gaat zelf mee, of een ondergeschikte vroeger krijgshaftige avonturiers

niet meer zo’n gevaarlijke en avontuurlijke onderneming zoals toen. Handelsproducten waren: brons, ijzer, edelmetaal , vaatwerk, oosterse luxe (ivoor,

purperen stoffen), slaven. Er is ook een sterke overzeese handel tussen het moederland en de kolonies, maar de

bijdrage in de totale economie is onbekend. Fenicische kolonie Carthago trachtte via militair geweld handelsmonopolies te

handhaven.Het verband tussen oorlogsvoering en de economie.

militaire ondernemingen in Voor-Azië en deze tussen de Griekse poleis een directe bron van verrijking voor de Griekse poleis was de oorlogsbuit naast de agrarische productie de voornaamste bron van rijkdom.

eerste geld gebruikt voor het betalen van huurlingen in Lydische dienst. daaronder enkele Grieken, die het idee van geld in de Griekse wereld hebben geïntroduceerd.

In de 6de eeuw sloegen de belangrijkste poleis munten in zilver en brons. bevorderende impact op de lokale als overzeese handel.

Enkele Griekse poleis hadden een dominante rol in de handel. In de 7de en een groot deel van de 6de eeuw was dit Korinthe met zijn Korintisch

aardewerk. In de 6de eeuw Athene met het zwartfigurig attisch aardewerk Einde van de 6de eeuw met het roodfigurig attisch aardewerk (Athene) luxewaar vervaardigd door gespecialiseerde pottenbakker export. Dagelijks vaatwerk, eenvoudig en goedkooplokaal vervaardigd.

Import van graan uit Sicilië en de kolonies aan de Zwarte Zee in de 6de eeuw incidentele aard (niet op regelmatige basis, niet afhankelijk van import). export van Griekse wijn en olijfolie.

2.2 Sociale hiërarchie

2.2.1 Een agrarische maatschappij

De stad/het dorp en het omliggend akkerland vormen een hechte economische eenheid. woont in de stad/het dorp en leeft van wat het omliggende akkerland opbrengt, ook onontgonnen woeste natuurgebied, bewoond door herders, zwervers en rovers.

marge van de maatschappij. Maatschappij verdeeld

Enkel de mannen zijn de burgers en hebben stemrecht. onderscheid tussen de eigen groep en de rechteloze vreemdelingen en slaven.

2.2.2 Slavernij

Slaaf = een onvrije, het persoonlijk eigendom van zijn meester en kan naar willekeur verhandeld worden.

Slaaf word je door krijgsgevangenschap, verkoop, mensenroof of geboorte. Over slavernij in deze periode is er weinig bekend niet zo belangrijk als in de

latere periodes van de Oudheid. In Griekenland kon men slaven eerder gebruiken in de handel en nijverheid, dan in de

agrarische sector (niet-productief!), bezit van slaven vooral een statussymbool: rijke grootgrondbezitters met slaven als

hun persoonlijke bedienden.

16

Page 17: Samenvatting oudheid (2)

Het bezit van slaven als statussymbool, heeft bijgedragen tot de mentaliteit dat handenarbeid = slavenarbeid is en het ideaal dat een vrije burger niet hoeft te werken.

2.2.3 Groepen tussen slaven en vrijen

Groepen in de maatschappij die niet opgenomen waren in de gemeenschap van de polis en ook niet tot de slaven behoorden wel in die positie verkeerden

Degradatie tot horigheid Sparta helotenlanderijen bewerken van de individuele Spartanen individuele Spartanen konden niet beslissen over de heloten als over slaven.

Spartaanse staat die besliste over een eventuele vrijlating. slaven van de staat, niet van een persoon

Dorische staatjes op Kreta onderscheid tussen de burgers- en - krijgslieden en de onderworpen inheemse bevolking, die tot horigheid was gebracht.

2.2.4 Burgers met inferieure status

Behoorden wel tot de polis, de staat, het volk, verkeerden ze in een toestand van afhankelijkheid en onderdanigheid aan rijkere en machtigere leden van de gemeenschap.

de meerderheid van de bevolking in Egypte en Voor-Azië.. In 600 v.Chr. moesten de Griekse armere boeren 1/6de van hun opbrengst afstaan aan

de rijkere landbezitters waarvan ze pachters waren (schuldslavernij). vroege Rome clientes. sterke afhankelijkheidsband bestond in Rome en niet in Griekenland, verklaart

waarom in Griekenland het idee van gelijkheid van burgers kon wortel schieten(!).

2.2.5 De fylen in Griekenland

De Griekse poleis werden onderverdeeld in fulai. via geboorte. Oorspronkelijk was de functie militair, vanaf de Archaïsche periode gaven de fulai

acte de présence op religieuze festivals van de staat. alle burgers zowel rijk als armin verzamelddroegen bij tot een gevoel van

samenhorigheid en gelijkwaardigheid. politieke functie kiezen van groepen burgers die elkaar moeten afwisselen in

raden of commissies. De Romeinse tribus droegen niet bij tot een gevoel van samenhorigheid en

gelijkwaardigheid.

2.2.6 Een primitieve vorm van gelijkheidsdenken

In Rome werd het samenhorigheidsbesef gedragen door de instellingen van de gens en de clientela, in Griekenland zwakkere benaderingen , idee gelijkheid

polis gaan terug tot een maatschappijvorm in de Dark Ages die gebaseerd was op leeftijdsklassen (de leeftijd = het organisatieprincipe: age class society

Rechten en plichten waren verdeeld naar leeftijd en het gezag lag bij de ouderen in Sparta en op Kreta.

gelijkheid, collectiviteit en algehele soberheid werd duidelijk benadrukt in Sparta. Griekse poleis zijn gebaseerd op een relatief hoge mate van gemeenschapszin en gelijkwaardigheid.

onderliggende ‘gelijkheid’ die er voor zorgt dat in 508/507 in Athene de 1ste democratie zou ontstaan.

De religieuze festivals en de fylen boden een uitingsmogelijkheid van een ‘onderliggende’ gelijkheid van alle burgers.

17

Page 18: Samenvatting oudheid (2)

2.2.7 Rijk en arm: vermogensklassen onder de burgerij

groeiende ongelijkheid in de bezitsverhoudingen. = einde van bestaande primitieve gelijkheid, behalve waar de macht van het collectief

manifestaties van individuele rijkdom wist te onderdrukken Sparta. Elders ontstonden naast de indeling in fulai, een indeling in officiële

vermogensklassen. In Athene hervormingen van Solon Zowel in Rome als in Griekenland werd men op basis van het vermogen al dan niet ingedeeld in het leger.

splitsing in het burgerschap. - volwaardige burgers die in het leger vochten, - onvolwaardig of tweederangs burgerschap.

Door de opkomst van de hoplieten werd de tendens voor de rechten en de plichten van de burgers afhankelijk te maken aan hun bezit versterkt rem op vorming van kleine, gesloten aristocratieën.

rijken en aristocraten gave de toon aan in het maatschappelijk leven, zonder de gehele uitsluiting van de armere bevolking.

2.3 Politieke organisatie

2.3.1 De monarchieën in Egypte en Azië

monarchieoveral in Egypte en Azië de heersende staatsvorm garandeerde effectiefste bestuur.

absolute monarchie waarbij de koninklijk autoriteit door de goden gesanctioneerd was (uitverkoren door de goden / koning was in eigen persoon goddelijk of een uitverkoren sterveling met een speciale relatie tot de goden), enige bestuursvorm die de grote territoriale rijken kon bijeenhouden.

Egypte,China,Perzische RijkSoms naast de koning (hoge)priesters die speciale band met de goden onderhielden.

evenwicht tussen de koning, wiens macht berustte op zijn functie van legeraanvoerder, en de priesters als hoeders van de door goden gewaarborgde wetten en gebruiken.

Juda, Palestina, Syrië en India. Republiek uitzondering,monarchie regel Griekse polis lijken primitief in de ogen

van de ontwikkelde Aziaten

2.3.2 De Griekse polis

De macht: In de poleis van de Dark Ages basilea Het koningschap verdween met het sterker worden van de aristocratische bovenlaag. Enkel in Sparta bleef het bestaan, dubbelkoningschap.(2 koningen uit 2 families

naast elkaar regeerden, macht = bevoegdheid leger) Hier en daar is er nog sprake van een jaarlijks verkozen basileus, maar dit is was dan

een magistraat met een priesterlijke functie. De Griekse polis was een staatsvorm die in wezen berustte op een samenwerking van magistraten, raad en volksvergadering.

De volksvergadering gaat terug op de vergadering van alle krijgers. niet veel macht konden enkel goed- of afkeurend ‘schreeuwen’ op beslissingen van aristocratische heren.

18

Page 19: Samenvatting oudheid (2)

volksvergadering in Griekenland werd vergemakkelijkt door de kleine omvang van de polis. I

archaïsche tijd bevoegdheid van de volksvergadering geformaliseerd, verkiezen van magistraten.

De volksvergadering kwam slechts enkele keren per jaar samen tendens tot de beperking van de toegang tot de volksvergadering tot burgers met een bepaald minimum vermogen.

Onder Solon ook theten, de armste burgers later in de 6de eeuw een werkelijke democratie kon ontstaan.

De magistraten werden jaarlijks verkozen voor functies zoals legeraanvoerder, rechter, priester van bepaalde hoofdgodheden van de staat, etc...

In Athene noemt men ze archonten, 9. burgers uit de 2 hoogste vermogensklassen die de magistraatposten bekleden. 7de eeuw werden besluiten van de polis vastgelegd. Solon zijn verordeningen werden

op houten tabletten geschreven en op de Akropolis bewaard Het principe dat wetten op schrift werden gesteld, hield in dat ze te controleren en

verifiëren waren, dat willekeur niet heerste. hield ook in dat ze konden veranderd worden en de burgers hier zeggenschap in hadden.

De raad was een meer permanent bestuurslichaam. De leden hadden zitting voor het leven en de samenstelling was aristocratisch. In Athene heette die de Areiopagos, waar sinds Solon de oud-archonten automatisch

lid werden. In Sparta heette die de gerousia, raad van ouderen en bestond uit 28 burgers met

minimumleeftijd 60 jaar, die zich voldoende hadden bewezen. vormde samen met de 2 Spartaanse koningen een permanente raad van dertig.

In andere informele raad ook uit oud-magistraten met minimumleeftijd, soms officieel vastgelegd dat ze de besluiten van de volksvergadering vooraf moesten goedkeuren en traden ze op als rechtbank bij zware misdaden.

De macht van de raad was groot in een aristocratische staat.Dankzij de magistratuur en de raad had de aristocratie greep op de politiek, maar in de 6de eeuw groeide de gedachte dat de demos (het gewone volk) meer macht zou moeten hebben.

beslissingsbevoegdheid van de volksvergadering werd uitgebreid nieuwe raad werd ingesteld met een selectie uit alle burgers en 100den leden (vaak per fyle)

508/507, wanneer Athene een werkelijke democratische staatsvorm was, waren die veranderingen werkelijkheid.

De turannis, waarbij een tiran (een eerzuchtige aristocraat) met geweld de macht greep, bleven slechts enkele jaren of decennia bestaan.

ondermijnde de greep van de aristocratie op de politiek en de maatschappij, tiran steun politiek op een niet-aristocratisch deel van de bevolking, en militair zijn macht handhaafde dankzij de lagere klasse en vreemde beroepssoldaten.

val tiran macht weer in handen van de adel, moest meer rekening houden met de demos.

In de meeste poleis ontwikkelden zich gematigde oligarchieën (regering van de weinigen).

In Athene echter voerde men na een korte machtsstrijd tussen de aristocraten in 508/507, na de val van de tiran Hippias, een democratie in.

2.3.3 Etrusken, Italiërs en Rome

De Italische volken hadden volksvergaderingen (eigenlijk krijgersvergaderingen) en raden.

19

Page 20: Samenvatting oudheid (2)

ook een koning, sterker religieus of priesterlijke karakter dan de basileus in Dark Ages Griekenland.

oudste Rome had een koning, een raad van ouderen of senatus en een vergadering van de bewapende mannen.

Onder de Etruskische heerschappij werd het gezag van de koning versterkt einde van de 6de eeuw verdreven en vervangen door een aristocratische republiek in Rome.

Bij de Etrusken bestonden volksvergaderingen niet en zouden ze ook niet ontstaan bij de invoering van de strijdwijze van de hoplieten door de Etrusken in de 6de eeuw.

2.3.4 De volken in West- en Midden-Europa

Er is een onderscheid tussen de vrije krijgslieden en de onvrije/horige boerenbevolking. De krijglieden vergaderen in stam- of volksverband sterk overwicht van de

aristocratische leiders afhankelijkheidsbanden tussen groepen van vrije krijgers en een aristocratische hoofdman.

Er bestaan geen, zoals in Egypte en Azië, territoriale staten met een duidelijk politiek centrum, die lokaal door beambten of dienaren van de vorst bestuurd worden Waarom niet?

1. ontbreken van de materiële grondslagen (stedelijke centra, schrift) 2. blijvende migratie en militaire expansie van volken en stammen.

2.3.5 Verband tussen politieke en militaire organisatie

Overal in Europa gold dat het een plicht en een recht was voor de vrijen om te vechten en dat door te vechten je pas deel uitmaakte van de gemeenschap, gold als burger.

In Egypte en Voor-Azië, oorlogsvoering in handen van een kleine, gespecialiseerde elite. Voor een militaire campagne werden dienstplichtige onderdanen opgeroepen. wapens uit de koninklijke arsenalen en na de veldtocht leverden ze die weer in.

ook altijd maar een deel van de totale bevolking die participeert in de veldslag. Bij de Grieken alle hoplieten hadden zelf wapenuitrusting, konden ten allen tijde

wapens opnemen vormden constante bedreiging zagen Aziaten al slaven (geen eigen wapens)

3 Gemeenschapsleven en mentaliteit

3.1 Maatschappij en individu

3.1.1 De voornaamste vormen van sociaal vermaak

Maatschappelijk leven in GriekenlandAangelegenheid van de man Weinig bekend over het leven van de grote meerderheid, wel van elite en

uitzonderlijke maatschappijen. Duidelijke parallellen tussen de verschillende poleis:

- Sociale leven bestaat uit samen jagen, samen sporten of spel beoefenen, samen een raid of plundertocht uitvoeren, samen eten, drinkenen liederen zingen.

Onderscheid tussen staten van Azië en Egypte en de culturen in Europa Azië en Egypte: jacht is een voorrecht van de koning en de aristocratie. Vermoedelijk kwamen sport en spel wel voor over de gehele bevolking. Europa: al deze vormen van vermaak lijken open te staan voor alle vrije mannen van

de gemeenschap.

20

Page 21: Samenvatting oudheid (2)

Sparta: Maatschappelijk leven wordt gedragen door de sussitia: de clubs van Gelijken Clubs van Gelijken: samen eten en samen het leger dienen Sportbeoefening is een onderdeel van de gemeenschappelijke opvoeding van de jeugd

staatsaangelegenheid Jacht en plundertochten verdwijnen langzamerhand als tijdverdrijf in Griekenland,

omdat oorlog meer een zaak van de gemeenschap wordt

3.1.2 Sport in Griekenland en het gumnasion

Sportwedstrijden hadden altijd een sacraal of heilig karakter Eerbewijzen voor een aanzienlijke dode Verbonden met een of ander heiligdom of religieus feest

De groei van een gemeenschappelijk Grieks gevoel valt samen met de opkomst van spelen bij bepaalde heiligdommen:

De Olympische Spelen, bij de Olumpia op de Peloponnesos Om de 4 jaar Nieuwe tijdrekening in ‘Olympiaden’ Volgens de traditie: 776 v.C., maar men twist over het exacte begin Eerst: hardlopen en wagenrennen Later (7e en 6e E v.C.): worstelen, verspringen, discuswerpen, ..

Elke zich respecterende polis kende speciale festiviteiten waarop sportwedstrijden werden gehouden

Delfi en Korinthe: ‘panhelleense’ spelen Gumnasium: plaats van lichamelijke beoefening: Een vierkante, open ruimte met een laag zand voor verschillende sporten, speciaal

worstelen, omgeven door overdekte colonnades, kleedruimten e.d. Democratisering van de sport:

- Ook voor de gewone, niet – aristocratische, burgers Lichamelijke opvoeding werd gekoppeld aan de opvoeding

Aanwezigheid van de jeugd zorgt ervoor dat in latere eeuwen ook artistieke en intellectuele zaken hier onderwezen en beoefend zouden worden

3.1.3 Het sumposium

Sumposion: = letterlijk ‘drinkgelag’, het werd meestal na de maaltijd aangeheven en opgeluisterd met liederen, gedichten, of verhalen, raadsels, grappen, ..

voedingsbodem voor nieuwe literaire genres: lyriek (geen heroïsche verhalen, leefwereld dichter en/of aristocratische toehoorder centraal)

liefdesgedichten, erotische poëzie, drinkliederen, .. 7e E v.C.: overgeleverd uit Voor – Azië: het aanliggen op een rustbed:

Voortaan zou een beschaafd man aanliggen, terwijl barbaren, slaven en kinderen moesten zitten.

Het feit dat kinderen, zonen van aristocratische vaders, aanwezig waren bij de sumposia wijst op een didactisch element

3.1.4 Literatuur en geletterdheid

Archaïsche Tijd: Het sumposion en het gumnasion vormt de basis van de Griekse beschaving eigen Griekse literatuur

Homeros De Illias en Oddysee Hesiodos Werken en Dagen, didactisch gedicht over het boerenbedrijf, schrijft ook

Theogonie, didactisch gedicht over het ontstaan van goden en hun onderlinge relaties

21

Page 22: Samenvatting oudheid (2)

Lyrische dichters van de 7e – 6e E v.C. Geen traditionele versvormen, kozen eigen versvormen Werkten voor aristocratische opdrachtgevers, tirannen of voor de hele polis –

gemeenschap Het alfabet verbreid zich in de Griekse wereld, en de Griekse cultuur werd ‘geletterd’.

De kunst van het lezen en schrijven was in deze periode nog niet algemeen doorgedrongen, al zal het aantal analfabeten onder de vrije burgers van de poleis geleidelijk zijn gedaald. Over onderwijs in de poleis horen we pas iets uit latere perioden hoger onderwijs enkel voor elite

3.2 Mannen en vrouwen

3.2.1 Demografie

1.000 tot 500 v.C.: natuurlijke vruchtbarheid Mensen deden vrijwel geen pogingen het aantal geboorten te beperken en plantten

zich voort zolang er bestaansmogelijkheden waren. tot carrying capacity wordt overschreden

Wanneer de materiële omstandigheden geen verdere bevolkingsuitbreiding toelieten, verminderde de groei vanzelf door verarming en toenemende kindersterfte of door vertrek van een bevolkingsoverschot

Poleis in Archaïsch Griekenland: zeer klein in inwonertal Bevolking nam toe, overal in het Middellands zeegebied tussen 1000 en 500v.C.

3.2.2 Het Spartaanse model en de rol van de pederastie

Sparta: Meisjes trouwden rond de leeftijd van 18, jongens eerder op de leeftijd van 25 à 30

jaar: dit komt door de Spartaanse maatschappelijke organisatie en door de collectiviteit opgelegde verplichtingen voor de jongeren en ingrepen in het privé – leven van de burgers

Gevolg: door de age classes, stagneerde de bevolking in Sparta, anders dan in de rest van Griekenland. demografisch noodzakelijk gemiddelde van 6 geboorten per vrouw dikwijls niet gehaald. Sparta is een voorbeeld van een maatschappij waarin de sociale organisatie op den duur nadelig uitwerkte op de demografische ontwikkeling.

Pederastie: ‘knapenliefde’ Homoseksuele relaties tussen jongens en ongehuwde jongenmannen werd door de

staat erkend en aangemoedigd. Vermoedelijk verbonden met de resten van een oude initiatiepraktijk die van pubers

mannen moest maken. Op andere plaatsen in Griekenland kwamen homoseksuele relaties ook voor, maar niet

in een dermate geïnstitutionaliseerde vorm als in Sparta. Pederastie in de Griekse cultuur in de Archaïsche Tijd werd geaccepteerd en dikwijls

geïdealiseerd, daarin verschilde Griekenland opmerkelijk van andere culturen in Europa en Azië

3.2.3 Huwelijk en kerngezin

Variaties in huwelijksgebruiken Monogamie is de regel, polygamie de uitzondering Bruidschatten en bruidsommen

22

Page 23: Samenvatting oudheid (2)

Bruidschatten: geld of goederen die de bruid meenam in het huwelijk en waarover de echtgenoot meestal de zeggenschap kreeg. economische implicaties van huwelijksverbintenissen.

In Sparta waren bruidschatten verboden. Bruidsommen: koopsommen door de bruidegom of diens vader te betalen aan de

ouders van de bruid.

3.2.4 Gescheiden levenssferen

Algemeen was het maatschappelijke leven was aan de man voorbestemd: de vrouw ‘verdwijnt’ in het gezin, wordt vertegenwoordigd door de man, en het wordt

als respectabel beschouwd dat de vrouw zich in het algemeen zo weinig mogelijk buiten haar huis vertoont

Sparta: positie van de vrouw meer gelijkwaardig. Athene: meisjes en vrouwen altijd onder een vorm van voogdij Vrouw bezat geen erfrecht en was afhankelijk van haar man of ‘voogd’. Alleen op religieuze festivals konden respectabele vrouwen zich in het openbaar

vertonen Verschillen per streek en ook per stand of klasse Onder de allerarmste bestond er een vrij grote gelijkheid van man en vrouw. Beiden

deelden hetzelfde werk, en hun leven speelde zich grotendeels op straat af. Vermoedelijk was dit nog sterker voor Egypte en praktisch heel Azië. Alleen bij de in

Griekse ogen barbaarse volken in Europa bezat de vrouw vermoedelijk een grotere vrijheid.

3.3 Religie, filosofie en wetenschap

3.3.1 De godsdienst binnen de Griekse polis

Religie Het hele leven is doortrokken met religie Zowel privé – aangelegenheid als een zaak van de gemeenschap of de staat Een beroepspriesterstand ontbrak, de taken waren vooral het werk van de burgers

Uitzicht Tempel Beeld van een godheid in het heiligdom menshoge beelden ontleent aan Voor – Aziatische voorbeelden Altaar vóór de tempel hierop werden dieren door verbranding geofferd ontleend aan Voor – Azië

Goden Een grote godenfamilie onder leiding van een oppergod opeenvolgende generaties van goden onderwereld voor schimmen mythische voorstellingen ontleend aan de godenwereld van Mesopotamië Jaarlijkse plechtigheden en festiviteiten vaak verbonden met de agrarische kalender

- zaai- en oogsttijd: Demeter & Dionysos opvoeding van de jeugd: Atremis en Apollo beschermster van de stad: Athena functies van goden nooit scherp van elkaar afgebakend

religieuze plechtigheden bevestigden de sociale en politieke orde van de maatschappij Sommige heiligdommen en festivals verwierven een reputatie die verder ging dan de

lokale gemeenschap

23

Page 24: Samenvatting oudheid (2)

vierjaarlijkse Spelen te Olumpia Tempel van Apollo te Delfi

Publieke karakter van godsdienst heeft invloed op de ontwikkeling van de Griekse cultuur literatuur kunst korai, kouroi (beelden als wijgeschenken) koorliederen komedie, tragedie

3.3.2 Griekse voorstellingen op de dood, heroënverering

Voorstellingen over de dood verschillen de variaties, verschillende opvattingen men geloofde niet in een voortbestaan na de dood het graf was de laatste rustplaats een juiste behandeling van de doden was een

familie- en burgerplichtOnderwereld

idee beïnvloed door Mesopotamië Hades: god van het dodenrijk en naam van het dodenrijk schimmen zonder bewustzijn

Heroënverering een dode kon vanuit zijn graf als goede geest blijven voortwerken heros betekende eerst ‘levende held’ elke polis had één of meer plaatselijke heroën en de verschijning van hun cultus is

kenmerkend voor de Archaïsche Tijd samenhorigheidsgevoel

3.3.3 Antropomorfisme, polytheïsme en monotheïsme

Religie: zaak van de gemeenschap goden worden toegekend aan een bepaalde staat wisselen naargelang het volk of

staat polytheïsme: verering van ‘veel goden’ rekbaar want universum is vol goden

Israëlieten: één god, Jahweh uniek! omwille van exclusieve karakter (geen andere goden vereerbaar)

Antropomorfisme: ‘het bezit van een menselijke gestalte’ niet bij de Israëlieten goden zijn menselijk machtig, niet almachtig lichamelijke voorstellingen

3.3.4 Ontwikkelingen in de Joodse en Iraanse religies

Voor – Azië, 1e millennium v.C. ethische reactie: goden moeten absoluut ‘goed’ en rechtvaardig zijn goden moeten vrij zijn van kwalijke menselijke eigenschappen historische ontwikkeling vb. : Evolutie van de joodse godsdienst naar een ethisch

monotheïsme staat niet los van de politieke lotgevallen van het Joodse volkIraanse religie

ethisch – theologisch systeem Zaroaster geordende wereld van goden en mensen in termen van goed en kwaad

24

Page 25: Samenvatting oudheid (2)

3.3.5 De Griekse ontwikkeling: de orfici

De orfici particuliere groepering, godsdienstige vereniging niet een polis – religie! naar de mythische zanger Orfeus

= een stroming die de nadruk legde op een zuiver en rein leven onsterfelijk voortbestaan van de ziel gelukkige wedergeboorte van de ziel in een ander lichaam

3.3.6 Griekse invloed in Italië; oud-Romeinse voorstellingen

Etrusken overname van het pantheon (godenwereld) met verschillende mythen en sagen van de

GriekenItalische volken (bekendste = Rome)

overname gebeurd later: in de twee eeuwen na 500 v.C. primitiever: goddelijke machten werden minder als goddelijke ‘personen’ gezien oorsprong Indo – Europese weer- en hemelgod: Jupiter

3.3.7 Grieken en barbaren

Rome hostis, vreemdeling, vijand: vijanden die geheel ‘vreemd’ waren mocht en overvallen,

tot slaaf maken of uitroeienDark Age

verschillende nederzettingen verkeren in grote mate van isolementArchaïsche Tijd

poleis met onderlinge betrekkingen elkaars bevolkingen uitroeien of tot slaaf maken wordt algemeen veroordeeld en is

zeldzaampanhelleens verwantschap

distantie tussen Grieken en niet – Grieken superioriteitsgevoel! barbaroi, barbaren: degenen die een onverstaanbare taal spraken barbaroi kreeg door de groei van het panhelleense gevoel een negatieve bijsmaak van

culturele inferioriteit

3.3.8 Hekataios en het begin van de Griekse geografie

Opkomst van het Perzische Rijk, 6e E v.C. Hekataios van Milete

- tweedeling van de bekende wereld: Azië tegenover Europa- schets van het wereldbeeld in een boek dat vermoedelijk Beschrijving van de

wereld heetteWerelbeeld in Dark Age en vroege Archaïsche Tijd

eenvoudig grotendeels beperkt tot Griekenland en de naaste omgeving simpel, plat, vlak en omspoeld door de Okeanos of wereldoceaan bovenaan: koepel van sterren en planeten onderaan: rijken van Hades en de rest van de onderwereld Fabelvolken en allerlei barbaren ! In de tijd van Hekataios was de feitelijke kennis veel groter, maar principieel was het

beeld nog nauwelijks veranderdGeboorte van de wetenschappelijke methode

25

Page 26: Samenvatting oudheid (2)

kennis vergaren door het verzamelen van feiten, ook met behulp van andere informanten of van andere geschriften, en die feiten dan in een allesomvattend kader plaatsen

3.3.9 Milesische natuurfilosofen, Herakleitos en Xenofanes

Natuurfilosofen Ionië 6e E v.C. pogingen om het ontstaan en het wezen van de kosmos te verklaren filosofie is tegelijk wetenschap: een methodisch doorvragen om in alle vrijheid nieuwe

antwoorden te formuleren in Ionië kwam informatie terecht over de hele wereld, over landen en volken en over

de kennis die andere volken al hadden opgedaan Thales van Milete

- de wereld bestaat uit water- probeert de wereld op een rationele manier te beschrijven en te verklaren, zonder

hulp van godsdienst en mythologie Anaximandros

- de wereld bestaat uit ‘het onbepaalde’ of ‘het onbegrensde’, waarschijnlijk bedoelt hij uit één niet – definieerbare oerstof

- hij heeft als eerste Griek een wereldkaart vervaardigd Anaximenes

- de oerstof van alle dingen is de lucht- gaf de mens in de kosmologie een plaats

Herakleitos uit Efese- diepzinnige spreuken- oerstof is het vuur- alles is voortdurend in verandering en overgang

Xenofanes- dichter- dreef de spot met antropomorfe godsvoorstellingen- zintuiglijke waarnemingen zijn altijd bedrieglijk

3.3.10 Puthagoras en de Pythagoreeërs

Puthagoras van Samos hoofddoel: het verwerven van sofia, wijsheid filosofos: degene die de wijsheid begeert

geloof in de voorstelling van zielsverhuizing of reïncarnatie alleen wijsheid of ‘inzicht’ kan de mens tot innerlijke harmonie brengen en zijn

psuche, ziel, een wedergeboorte in een volgend mensenlichaam garanderenbelang van wiskunde:

kennis van deze wetmatigheden zou tot het inzicht leiden dat e hele kosmos harmonisch ingericht was studie van de kosmos zorgt voor harmonie van de psuche

IV. De 5de en 4de eeuw v. C.

26

Page 27: Samenvatting oudheid (2)

1 Historisch overzicht

1.1 Staten en culturen in Eurazië

Doorlezen (Grieken en Carthagers en het Italiaans schiereiland mogelijk wel interessant)

1.2 De Griekse wereld

1.2.1 De Grieken tegen Perzië en Carthago

Het begin van de 5de eeuw was voor de Grieken de periode van oorlog met Perzië en Carthago.

De Perzische koning Darius had zijn aandacht op de noordkust van de Egeïsche zee gevestigd lijfde Thracië en Macedonië in.

probeerde Griekse schiereiland binnen de Perzische invloedssfeer te brengen Athene afstraffen voor haar hulp aan de klein-Aziatische grieken.

Mislukking:lichtbewapende Perzische leger door de zwaarbewapende Griekse Falanx verslagen in de slag bij Marathon (490)

Tien jaar later werd duidelijk dat de nieuwe Perzische koning, Xerxes een grootschalig offensief plande om Griekenland in te nemen.

reactie defensieve bond gesloten tussen de verschillende Griekse poleis = Helleense Bond.

In 480 trokken de Perzen via Thracië Griekenland binnen. De Grieken probeerden de Perzische opmars onder leiding van de Spartaanse koning

Leonidas te stuiten bij Thermopulai, de toegang tot Midden-Griekenland. verdedigingslinie viel door verraad en de Perzen konden doorstoten naar het zuiden, namen Athene in en verwoestten de Akropolis.

Het tij keerde voor de Grieken in de zeeslag bij Salamis. sterke atheense oorlogsvloot met de triremen: oorlogsschip met 3 rijen roeiers boven

elkaar dat gebruikt werd om vijandelijke schepen te rammen of te enteren, Perzen verslagen.

ook het hoplietenleger toonde zich sterk versloeg de Perzen op Salamis in de slag bij Plataiai.

Carthago had ondertussen een tweede front geopend op Sicilië, maar ook daar wisten de Grieken in 480 hun tegenstander te overwinnen in de slag bij Himera

Voorlopig verkeerden de grieken in een gunstige positie. Ook Etrusken verslagen, in de zeeslag bij Kume. Van deze etruskische nederlaag kon Rome gebruik maken om het zo ontstane

machtsvacuüm in Midden-en Noord-Italië op te vullen. Van de Griekse overwinningen in het eerste kwart van de 5e eeuw wist met name

Athene te profiteren. hegemonie in het Egeïsch gebied. Sparta trekt zich terug in een isolationisme vrees aantasting machtspositie (niet

ongegrond: helotenopstand: 464-459)

1.2.2 De Atheense democratie

De Hervormingen door Kleisthenes 510 v.C. (Schema p.461)Burgerij ingedeeld in:

139 demen =>toelating jongvolwassen burgers; selectie kandidaten voor lidmaatschap Raad van 500 (boule) basis= 10 groepen van 50 man, zo samengesteld dat elke groep de totale polis representeerde (later) archontaat.

27

Page 28: Samenvatting oudheid (2)

Aantal demen samen = trittus (district). Attica verdeeld in 30 trittues: 10 stad, 10 binnenland, 10 kust.

Oprichting 10 fulai. Elke fule bestond uit 1 trittus stad, 1 trittus binnenland, 1 trittus kust. Fulai basis van nieuwe Raad van 500 (boule): 50 leden per fule, via loting uit preselectie demen. 50 man uit elke fule bij toerbeurt dagelijks bestuur (prutaneis), dus voor 1/10 deel jaar (prytanie).

Volksvergadering (ekklesia) blijft bijeenkomst alle burgers (ook thetes). Wordt hoogste orgaan =>hier alle eindbeslissingen.

Areopagus blijft bestaan: college ex-archonten, juridische functies (moordzaken), en (tot 462) ‘bewaker constitutie.

Ostracisme: volksvergadering kon te machtige politici wegstemmen: de jonge democratie behoeden voor tirannen.

Zo beschouwen we op het einde van de 6e eeuw in Athene dus een situatie waarin de gehele burgerij collectief deel heeft aan de bestuursmacht.

In de loop van de 5e eeuw radicaliseerde de Atheense democratie aristocratische machtspositie steeds verder afgebroken.

487: De hoogste magistraten: de archonten, niet langer kiezen maar loten 462: de Areopagos: de raad van ex-archonten verloor haar rechtsprekende taak voor

het overgrote deel aan de juryrechtbanken, en de supervisie over de bestuurders van de polis aan de raad van 500.

Rond het midden van de eeuw ging het archontaat open voor burgers uit de derde vermogensklasse.

Betaling van presentiegeld voor magistraten, raadsleden en juryleden ingevoerd. Begin 4e eeuw uitgebreid met presentiegeld voor het bijwonen van

volksvergaderingen Illustratie van de belangrijke positie van de theten als roeiers van de vloot

1.2.3 Het Atheense imperium

In het kader van de strijd tegen de perzen was in 478 een offensief en defensief bondgenootschap opgericht de Delisch Attische Zeebond

Delisch: eiland Delos waar de bondskas en het officieel hoofdkwartier waren Attisch: naar de iniatiefnemer en belangrijkste lid: Athene De leden leverden een bijdrage in geld of schepen voor de atheense vloot die de basis

vormde voor de Atheense hegemonie. In de loop van de 5e eeuw ontwikkelde deze bond zich tot een Atheens imperium: de

andere leden waren in de praktijk vazallen van Athene en de bondskas werd kort voor 450 naar Athene overgebracht.

Athene ging zich ook steeds meer als leider van een imperium opwerpen: afvallige leden werden desnoods met openlijke agressie in het gareel gebracht. Eén van de mogelijke straffen was de stichting van zogenaamde Klerouchiai op zijn grondgebied: een stuk land dat onteigend werd en aan een athener werd toegewezen.

Maar, het ging Athene vooral om hegemonie, niet zozeer om gebiedsuitbreiding of het uitbreiden van het aantal burgers. imperialisme was echter niet louter economisch, macht en eer waren evenzeer nastrevenswaardig.

1.2.4 Het conflict tussen Athene en Sparta

Door de politiek-militaire hegemonie en de daarmee gepaard gaande culturele hegemonie van Athene kwam het tot spanningen tussen Athene en andere Poleis.

Sparta voelde zich bedreigd door het democratische, zelfbewuste en expansieve Athene.

28

Page 29: Samenvatting oudheid (2)

strijd tussen beide waarin grote delen van de Griekse wereld, door coalities met een van beide verbonden meegesleept.

Peloponnesische oorlog (431-404) De krijgshandelingen tussen Griekse poleis waren dusdaning grootschalig en intensief

dat men mag spreken van een 'totale oorlog'. De Atheners kozen voor een defensieve strategie waarbij ze zich terugtrokken achter

de zogenaamde 'lange muren' die athene met zijn haven Piraeus verbonden. Voorraden werden over zee aangevoerd en de Atheense vloot voerde raids uit op de kusten van vijandelijke poleis.

Sparta behaalde uiteindelijk de overwinning dankzij financiële steun van Perzië, waarmee het een vloot kon bekostigen. Door deze handige politiek kon Perzië weer een rol spelen in de Griekse wereld.

Athene verkeerde nu in een diepe interne crisis. In 411 greep een groep antidemocratische politici korstondig de macht, democratie het volgende jaar al hersteld door een door theten bemande vloot.

Sparta maakte ondertussen samen met Perzië een einde aan de Klein-Aziatische steden van Athene en versloeg vervolgens in 405 vernietigend de atheense vloot aan de Hellespont.

volgende jaar verscheen hij met zijn vloot voor Piraeus Athene gedwongen te capituleren.

Zeebond opgeheven, de atheense vloot uitgeleverd en de atheense muren omlaag gehaald.

De Democratie werd vervangen door een repressief oligarchisch bewind: de 'Dertig'. Sparta had nu de hegemonie in heel Griekenland, maar Perzië was lachende derde

1.2.5 De ondergang van de klassieke polis

Sparta kon haar positie als sterkste polis niet lang standhouden. erg gehaat door zijn agressieve politiek.

Athene daarentegen spoedig na nederlaag weer opgekrabbeld en had reeds in 403 de democratie hersteld.

Er vormde zich een nieuwe coalitie waaronder vele staten die daarvoor nog aan de kant van Sparta hadden gestaan.

Een van die staten en tevens de derde grote macht van Griekenland was Thebe.De Perzen profiteerden van de tegenstellingen in Griekenland.

Ze steunden eerst de tegenstanders van Sparta en dwongen vervolgens samen met Sparta in 386 een algemene vrede af: de 'Koningsvrede'

In 379 kwam Thebe opnieuw in botsing met Sparta en in 378-377 richtte Athene een tweede Attische zeebond op.

tijd oorlogen en wapenstilstanden met als hoogtepunt de overwinning van de Thebanen op Sparta. einde van de Spartaanse militaire superioriteit en de Peloponnesische Bond.

Geen enkele van de Poleis wist zich echter opnieuw op te werpen als dominante macht en de roep om een algemene vrede was luid, doch niet verwezenlijkt.

Inmiddels kwam in het Noorden de macht van het koninkrijk Macedonië op. Filippos II wist eerst Thracië en vervolgens Griekenland aan zich te onderwerpen. dwong het overgrote deel van de Griekse poleis tot een verbond, onderwerping

onder zijn leiding, de Korintische Bond. Filippos II wou met een verenigd Griekenland te strijd tegen Perzië aangaan, maar zijn

dood in 336 verhinderde dat zoon Alexander die deze plannen verder gestalte moest geven.

29

Page 30: Samenvatting oudheid (2)

In feite hield vanaf 338 de Griekse Poleis op met bestaan en gingen koninkrijken voortaan de Griekse wereld domineren!

1.3 Italië en het westen

1.3.1 De expansie van de Romeinse Republiek

De Romeinse republiek zou in 510 v.C tot stand gekomen zijn. eerste eeuw consolidatiefase. Rome moest zich verweren tegen andere Latijnse

steden, en samen met die andere Latijnse steden tegen Italische volkeren die vanuit de bergen de vlakten van Latium infiltreerden. En ook tegen concurrerende Etruskische steden. Kort na het begin van de 4e eeuw kam daar nog eens een keltische dreiging bij.

Rond 400 v.C begon de grote expansie. 400: inname van de Etruskische stad Veji: verdubbeling Romeinse grondgebied. 338: Latijnse bond ontbonden: Meeste Latijnse steden bij Rome ingelijfd.

Het Romeinse grondgebied werd vergroot met de geannexeerde territoria van overwonnen steden.

bewoners van die steden kregen het volledige Romeinse burgerrecht of een afgezwakte vorm daarvan, zonder politieke rechtenaantal Romeinse burgers groeit en daarmee het aantal potentiële soldaten.

Indien het gebied van een overwonnen staat niet ingelijfd werd en het zijn onafhankelijkheid behield impliceerde dat toch gehoorzaamheid aan Rome.

1.3.2 De interne ontwikkelingen in Rome

Na de koningstijd was de hoogste macht in handen van twee jaarlijks gekozen consuls ambtstermijn relatief beperkt de senaat verreweg het belangrijkste lichaam.

De rol van de volksvergadering was relatief bescheiden. De patriciërs domineerden de senaat geheel reserveerden het ambt van consul voor

zichzelf. Het patriciaat was een geboorteadel alle rest is 'plebs'

Het plebs was dus in tegenstelling tot de patriciërs geen homogene groep, vertegenwoordigden alle sociaal-economische geledingen van de maatschappij.

Rijke plebejers wensten toegang tot de senaat en de magistraturen: Consul, Qaestor,.. Arme plebejers eisten land en verlichting van schulden. Om het machtsmonopolie van de patriciêrs te breken verenigden de plebejers zich.

belegden een eigen vergadering: het concilium plebis, kozen jaarlijks eigen politieke leiders: 10 tribuni plebis.

Met de dreiging van een massale werkstaking en dienstweigering wisten ze allereerst af te dwingen dat hun trubunii plebis onschendbaar werden en verorderingen van magistraten of senaat met een veto konden tegenhouden.

In een proces van 200 jaar werd de patriciër samenleving beetje bij beetje ontmanteld Erkenning onschendbaarheid volkstribunen eerste jaren 5e eeuw 450: Twaalf Tafelen wet: optekening van tot dan toe ongeschreven wetten 420: Plebejers toegelaten tot ambt van qaestor en opheffing huwelijksverbod tussen

patriciërs en plebejers. 400: Plebejers toegelaten als militair tribuun 367: Plebejers toegelaten als consul. Begin 3e eeuw. Standenstrijd formeel afgesloten met erkenning plebiscita:

'volksbesluiten' van het concilium plebis als rechtsgeldig.

30

Page 31: Samenvatting oudheid (2)

de halve eeuw na 367 een nieuwe heersende klasse nobilitas. de leden afkomstig uit patricische en uit rijke en voorname plebeïsche families.

Geen democratisering, enkel uitbreiding elite.Voor de arme plebejers ging men over tot verlichting van de schuldenlast, grondverdeling in nieuw geannexeerde gebieden, afschaffing van de schuldslavernij en garantie van rechtsbescherming.

2 De grote maatschappelijke structuren

2.1 Economisch leven

Athene was in tegenstelling tot de meeste andere Poleis erg naar buiten gekeerd. massale import van voedsel en maakte zichzelf tot een centrale plaats in het handelsverkeer. meeste anderen streefden een eerder zelfvoorzienend ideaal na oa. Sparta, maar ook Rome.

2.1.1 Uitgaven

De Atheense burgers betaalden normaal gezien geen belasting Wel Leitourgiai (liturgieën) voor de rijken

niet zozeer een belasting dan wel een geïnstutionaliseerde gift van de rijken aan de medeburgers

zeer kleine groep van hooguit 2000 Atheners in aanmerking: zij die meer dan 1 talent ofwel 6000 drachmen bezaten. 0.5%-1% vd bevolking

De liturgie was echter geen armenzorg, bedoeld voor de hele gemeenschap.

2.1.2 Inkomsten

3 productiefactoren: Natuur:

- Grondbezit was erg gespreid: een meerderheid van de burgers bezat iets. Arbeid:

- Krachtbronnen anders dan de menselijke arbeid waren relatief onbelangrijk- In Athene werden de arbeidsinspanningen geleverd door vrijen: zowel burgers

als niet-burgers en slaven.- Onvrijen werkten in de landbouw, handel, nijverheid, mijnbouw en als

huispersoneel. Kapitaal:

- In het productieproces was de productiefactor arbeid beduidend belangrijker dan die van kapitaal.

- Echter wel een voorbeeld van een industrie die niet alleen arbeids- maar ook kapitaalintensief was: de zilverextractie

En Attisch boerenbedrijf kon voedsel produceren voor directe, eigen consumptie en een surplus creëeren om te kunnen kopen wat niet binnen het eigen huis te produceren viel. moeilijk om surplus te realiseren

OF Zij concentreerden zich volledig op de markt en kochten met de opbrengsten alles dat

ze zelf nodig hadden.Een andere manier van geld verdienen was

investeren in andermans of eigen onderneming. Vb Zilverextractie leningen tegen intrest

31

Page 32: Samenvatting oudheid (2)

De grote groep van zij die weinig of niets bezaten konden echter enkel aan inkomen komen via loondienst. Veelal als dagloners.

2.1.3 Uitwisseling

Import: Luxeartikelen of grondstoffen hiervoor: maar klein percentage van het totaal, enkel

voor elite. Essentiële grondstoffen: hout, ijzererts, slaven, .. Voedsel: de meest omvangrijke import.

Geschat wordt dat athene in de 5e eeuw een bevolking had van max 350,000 personen en in de 4e eeuw van max 200,000. massale import van voedsel

grootste deel van deze import zou bekostigd zijn met edelmetaal.Uitgaven van de Overheid:

Kosten van de Democratie: salariëring van magistraten en beambten en van presentiegelden

Theorikon: kijkgeld: vergoeding voor het verlies van een dagloon bij het bijwonen van toneeluitvoeringen tijdens de Dionusia.

Bouwkosten van openbare gebouwen: tempels Militaire uitgaven: soldij, bouw van oorlogsbodems

2.1.4 De overheid

De Atheense overheid geen actieve economische politiek. uitzondering: de import van graan levensnoodzakelijk voor de stad. In de 5e eeuw werden de aanvoerroute beschermd en gecontroleerd door de Atheense

marine. De staat zorgde ook voor democratische graanprijzen.

Inkomsten van de overheid: Niet-burgers: betaalden een jaarlijkse sepciale heffing Rijkere burgers en niet-burgers betaalden in tijden van oorlog een vermogensbelasting. Indirechte belastingen op vanalles en nog wat, vaak door de polis verpacht.: slaven,

bordelen, havengelden.. Procesgelden en boetes Verpachten van staatsbezit: grond en vooral mijbouwconcessies.

Uitgaven van de Overheid: Kosten van de Democratie: salariëring van magistraten en beambten en van

presentiegelden Theorikon: kijkgeld: vergoeding voor het verlies van een dagloon bij het bijwonen van

toneeluitvoeringen tijdens de Dionusia. Bouwkosten van openbare gebouwen: tempels Militaire uitgaven: soldij, bouw van oorlogsbodems

2.2 Sociale hiërarchie

2.2.1 Vrijen en slaven

In de klassieke tijd waren de groepen van vrijgeborenen en onvrijen juridisch helder afgegrensd.

Slaven werden gehaald uit oorlogsvoering, mensenroof, verkoop van kinderen door ouders, verkoop als slaaf van bepaalde categorieën veroordeelden, grootbrengen als slaaf van te vondeling gelegde kinderen..

32

Page 33: Samenvatting oudheid (2)

Naast slavernij bestonden nog andere vormen van afhankelijkheid of horigheid.(clientes)

Een afschaffing van de slavernij is nooit overwogen in Griekenland.

Slaven zaten vanuit juridisch oogpunt in een erg slechte positie, maar hun behandeling verschilde sterk naargelang hun meester en hun functie.

Een slaaf kon worden vrijgelaten of vrijgekocht. kon ook zichzelf vrijkopen. kregen na het herwinnen van hun vrijheden geen burgerrechten maar gingen behoren

tot de groep van vrije niet-burgers. Romeinse vrijgelaten slaven verkregen daarentegen wel burgerrechten, zij het met

enkele politieke beperkingen.

2.2.2 Burgers en niet-burgers

Een tweede belangrijk juridisch onderscheid werd gemaakt tussen: burgers, de politai, het potentieel politiek actieve deel van de bevolking niet-burgers, de rest.

Burger: Volwassen, vrij man die aan bepaalde criteria voldoet In de archaïsche en Hellenistische vooral economische criteria: mate van welstand en

bijdrage aan de verdediging van de polis In het klassieke Athene was het echter de afstamming die bepaalde wie burger was. Verklaring: aanzienlijke politieke en economische priveleges die samenhingen met het

burgerrecht voor een kleine groep reserveren.

2.2.3 Rijk en arm

In de ideologie van de polis waren dan wel alle burgers gelijk, in praktijk valt de zeer grote bezitsongelijkheid direct op.

Bezitsongelijkheid was een geaccepteerd verschijnsel en was zelfs geformaliseerd: aan het begin van de 6e eeuw werden de burgers ingedeeld in 4 vermogensklassen.

In de 4e eeuw werd de ongelijkheid enkel maar vergroot. In Sparta was er een concentratie van het grondbezit, wat leidde tot een daling van de

kapitaalkrachtige groep die het leger kon financiëren en zo de afname van Sparta's militair potentieel.

Niet alleen burgers maar ook metoiken (immigranten) en slaven kenden een heel spectrum van bezitloosheid, via welvarend tot en met schatrijk.

zekere economische mobiliteit, was in het Athene van de 5e en 4e eeuw zeer beperkt, en werd tegengehouden door de sociale- en politieke immobiliteit.

2.2.4 Rome en het Romeinse burgerrecht

De 5de eeuwse Romeinse maarschappij was nog een simpele standenmaatschappij met enerzijds 'adel' en anderzijds 'volk' verandert in de loop van de 4de eeuw

sterke economische differentiatie binnen het 'volk', hand in hand met de militaire expansie van Rome.

strikte scheiding tussen patriciërs en plebejers viel weg en een grotere groep slaagde er in politieke macht te verwerven. geen weg naar democratie, maar een uitbreiden van de elite met rijke plebejers.

Rome was erg gul met zijn burgerrechten geen daadwerkelijke politiek stem. strategie van de eliten om door het verlenen van burgerrechten mensen aan hen te

binden via de patronus-clientes relatie.

33

Page 34: Samenvatting oudheid (2)

2.3 Politieke organisatie

2.3.1 Variaties in de politieke organisatievorm

De politieke structuren lopen uiteen: Oosten: monarchieën& territoriale rijken (vb. Perzische rijk), net zoals in Griekstalige

gebieden (Macedonië, Sparta,…) Perifere gebieden: stamverbanden Stadstaten ( GR gebieden, Levant, Italië, …) De mate waarin de burgers in het bestuur van hun gemeenschap kon delen verschilde

van stadstaat tot stadstaat. ( v radicale democratie tot oligarchie). Atheense democratie (vaak verzwakt) was wijd verspreid en er bestonden ook poleis die op eigen kracht tot een democratie kwamen.

tijde van Alexander de Grote democratie de overheersende vorm. Buiten Griekenland bleven tirannieën, oligarchieën ook na de archaïsche periode een

normaal verschijnsel. De macht van een tiran berustte op een huurleger. De hellenistische heersers waren in veel opzichten de nakomelingen van deze

tirannen.

2.3.2 De Atheense democratie

Deme de basis van het bestuur (dorp, wijk,…) Burgers woonachtig in een deme kwamen geregeld bijeen: voor religieuze

festiviteiten, ordehandhaving, beheer financiën, selectie kandidaten v bestuur,bevolkingsregister, toekennen burgerrechten, oproepen dienstplichtigen.

Ekklesia Vergadering v alle volwassen mannelijke burgers,zonder keuze v vertegenwoordigers(

Ath democratie= directe democratie) / volksvergadering Invoering v ekklesiastikon kort na 400 v Chr.: presentiegeld (ook armen namen deel) Doorslaggevende stem in politieke besluitvorming vd Polis Pnux, plaats waar men bijeenkwam (heuvel tegenover Akropolos) 6000man werd al representatieve groep geacht om te beslissen over Athene

Boulé Raad van 500 (leden= bouleutai) 10vergaderingen/jaar werden gewijd aan vaste items( graanvoorziening, militaire

zaken, aanstelling magistraten). Voor de rest vrijheid v vergaderen& agendapunten (probouleuma)=> was niet bindend (volksvergadering kon het overnemen of advies geven)

Elke burger v 30j of ouder kon voor1jaar (& nooit meer dan 2x) lid worden Afkomstig uit heel Attika: 50man per fulai (binnen fulai door loting!!) Kwam vaak bijeen Bouletai uit 1 fulé (bij toerbeurt) vormden dagelijks bestuur (deze leden: prutaneis) Prutaneis: 1/3 vd leden moest 24u paraat staan Misthos: vergoeding vd leden(halfweg 5de E) was vrij laag (DUS vooral vermogende

klasse) Verschillende taken:

- Belangrijkste taak: voorbereiden vd volksvergadering- Uitvoering geven aan besluiten volksvergadering + controle uitoefenen- Controle v financiën & verschillende ambten- Agenda vastleggen vd volksvergadering

34

Page 35: Samenvatting oudheid (2)

- Scheepsbouw, bevoorrading vloot, openbare werken- Organisatie religieuze plechtigheden- Gerechtshof

Spil v Atheense bestuur (kon agendapunten volksvergadering afblokken+ volksvergadering luisterde vaak naar advies van Boulé).

Effectief bestuur 500man ipv 6000 hebben beslissingsrecht Boulé ondernam ook spoedvergaderingen Volksvergadering laatste woord: Boulé geen bedreiging v radicale democratie

Juryrechtbanken Heliaiai (mv) of dikasteria (juryleden= dikasten) Rechtbanken v eerste instantie Dikastai waren zowel jurylid als rechter( voorzittende magistraat niet!!) 201 tot 2501 leden (hing af van de zaak!) 5de E: geloot uit 6000burgers( 30j of ouder) 4de E: iedere burger komt in aanmerking Sinds Perikles een vergoeding Geen openbare aanklager of advocaat: privépersoon spant zaak aan 4de E: voorsteller v decreet in Ekklesia kon je aanklagen (voorstel strijdig met

bestaande wetten)=>boete (manier om misbruik v bestuursorganen te voorkomen + wapen voor rivaliserende politici)

2.3.3 Magistraten en beambten

Officieel had je magistraten& beambten in alle soorten. Het ene ambt stond wel hoger in aanzien dan het andere. Alle ambten staatsrechtelijk op hetzelfde niveau (behalve militaire magistraten) Tot midden 4de eeuw droeg men het ambt niet alleen (vaak 10personen) Magistraatfuncties open voor burgers van 30j of ouder (theten uitgesloten) Ambten (geloot) open voor iedere burger, ambten waarvoor je werd gekozen (je moest

bijzondere vaardigheden hebben) voorbehouden voor prominentste burgers (oude adellijke geslachten; opleiding en achtergrond!)deelname v rijken=> rijkdom impliceert meestal geen antidemocratische gezindheid

4de E: wel 700 magistraten & overheidsdienaren in Athene Jaarlijkse wisselende bezetting (veelal ambtstermijn van 1jaar)

Archonten In 6de E belangrijkste magistraten vd Polis Na invoering van loting (5de E): verloor veel politieke betekenis, toch nog formeel top

vh bestuur Later overvleugeld door strategoi

Strategoi 10 gekozen legerleiders Groeiden uit tot werkelijke leiders vd Polis Militaire functies+ toezicht op opleiding, oorlogsbelasting, liturgieën v militaire aard&

rechtspraak inzake militaire aangelegenheden Speelden rol bij uitzending kolonisten, graanvoorziening& bondgenootschappen Woonden vergadering v Boulé bij& volmachten tijdens militaire operaties In 5de E: velen ook rhetores (redenaars politici) die leidende rol speelden in politieke

besluitvorming (vb Pericles) 4de E: belang ambt daalde, meer beroepsmilitairen de functie!

35

Page 36: Samenvatting oudheid (2)

Moest gekozen worden & aangesteld voor slechts 1jaar( kon wel meerder malen gekozen worden!!)

Onderworpen aan controle Moest rekening houden met collega’s& was afzetbaar Verantwoordingsplicht tov Ekklesia

In de Atheense constitutie bleef het evenwicht tussen de verschillende bestuursvormen bewaard. macht van elke instelling werd beperkt door de macht van een andere ambt.

Dit was het resultaat van het inspelen op omstandigheden. De voortdurende factiestrijd (stasis) die veel poleis plaagde had weinig invloed op het

democratische Athene.

3 Gemeenschapsleven en mentaliteit

3.1 Maatschappij en individu

3.1.1 Sociale verbanden

Rond elke inwoner van een Griekse Polis kan je een aantal concentrische cirkels trekken: Van buiten naar binnen worden dit:

- Polis- Politiek militair religieuze indeling- Familie- Oikos (huishouden)

Niet elke inwoner had een plaats in deze verbanden (v been slaaf in mijn, geen oikos) Vrijwel iedereen kon lid zijn v religieuze genootschappen & verenigingen Bepalend voor alle poleis is het gemeenschapsideaal (politai voelden zich

gemeenschap)- Extreme vorm: Sparta (susitia)

Binnen polis: dorpssamenlevingen& stadswijken bouwsteen v sociaal&politiek bestel Eigen groep wordt gecontrasteerd met “vreemden” &eigen normen werden absolute

normen Grieken toch verwant ( de niet Griek= de ander) Sinds 6de E: onderscheid Griek& Barbaros hoofdindeling v menselijk ras in literatuur Negatieve barbarenbeeld gevoed door slaven die veelal geen Grieken waren

Atheense Burgers verdeeld over fratriai& fulai Fratriai:

- taken in religieuze sfeer, registratie v zonen, bepalen wie voor burgerrechten in aanmerking kwam

- lidmaatschap was erfelijk Fulai:

- Puur sacrale functie (4de & 5de E)- Nieuw: verband waarbinnen groot deel vh openbare leven zich ontplooide,

politiek, militair& religieus In Sparta& andere Dorische poleis: burgers verdeeld over sussitia & andreia Eetgenootschappen en mannenhuizen Groep mannen die met elkaar leven en samen te strijde trekken Elke volwassen burger in Sparta in een sussition (verplicht tot dagelijks naar

mannenhuis te gaan en er te eten+ tot 30j te slapen) Hetaireiai( metgezel): aristocratische tafelgenootschappen die voor select publiek

rituele drinkgelagen organiseerden (privé!)

36

Page 37: Samenvatting oudheid (2)

Ook beroeps- en gezelligheidsverenigingen (zekere gildenfunctie) Oikos: In leven v Griekse burger centraal Ruimer dan gezin Omvat bepaalde hoeveelheid grond met alle roerende& onroerende goederen en alle

wezens die er thuishoren (voorwaarde: stukje grond!) Wordt overgeërfd=> grote waarde aan mannelijke erfgenaam Indien men geen zoon heeft kan men er een adopteren, dochters erven niet, maar

ontvangen wel een bruidschat en kunnen ze een erfenis doorgeven aan de kleinzoon Groot belang om continuïteit v oikos te waarborgen (Graven voorvaderen) Athene is zuinig op zijn oikoi: als broedplaats v burgers fundament vd polis!

3.1.2 Socialisatie

Om te kunnen functioneren moet je een socialisatieproces doormaken. Het klassieke Athene was een eenvoudige, orale samenleving waar men de scholing of opleiding vaak in familiekring& op straat verwierf.

Meeste moeders nauwelijks scholing, maar zorgden wel voor vroegste socialisatie& eerste kennismaking met mythen, legenden, inleiding tot geschiedenis/religie/politiek vd polis.

Afhankelijk van rijkdom ouders: min, kinderjuffrouw, oppasser( paidagogos). In Athene& vrijwel elke andere poleis: onderwijs een private aangelegenheid

(zelfstandige leerkrachten). Pas na klassieke tijd hierin veranderingFormele scholing:

Literaire, muzische& fysieke vorming- Leren lezen&schrijven, lectuur v Homeros- Minstens deel vd bevolking dus geletterd- Vooral schrijven belangrijk, lezen was vooral voorlezen- Leren bespelen v instrumenten (exclusief voor rijken ?)- Zang& dans belangrijk bij religieuze aangelegenheden- Hardlopen, verspringen, speer&discuswerpen, boksen& worstelen- Sporten olv trainers in palaistrai(privé instellingen)& gymnasia ( ook

ontmoetingsplaatsen voor gesprek& les)- Sportwedstrijden onderdeel v religieuze plechtigheden

Voortgezet& hoger onderwijs:- Na primaire scholing tussen 7de& 14de jaar- Particulier; rondtrekkende leraren- Soort universiteit (vb akademeia van Plato)- Leraar = sofist (wijze, denker)

later: sofist= iemand die te handig is met woorden=> propagandist van normloosheid ( ze bevorderden het kritisch& relativerend denken)

Doel: kennis vd retorica, kunst Voor jongens (meisjes: huwelijksleeftijd 15jaar)

3.1.3 Normen, waarden, wetten

Socialisatie = initiatie in normen en waarden van de gemeenschap. Kernbegrip: Themis: godin=> orde vh universum& van het leven (hetgeen wat hoort,

omdat de goden dit wensen of leiders van de MP dit ooit vastlegden ) Voortdurend debat over goed&kwaad Er zijn geen wetboeken overgebleven van Athene: weinig kennis!

37

Page 38: Samenvatting oudheid (2)

Reikwijdte van Ath wetten:van eigendomsrecht- ambtenarenrecht, erfrecht- belastingsrecht

Groot beroep op self help& sociale controle( staatsgezag groeit wel!)- Vb: wet inzake hubris( eigenwaan): het beschamen v een ander omdat je rijker,

sterker bent=>Polis strafte wie eer v ander kreukte (geen agressie!!) Mens wordt door goden gestraft bij slecht gedrag

- Ook onschuldige kan gestraft worden: vb als goden een besmettelijke ziekte zenden

- Aanklacht v asebeia (gebrek aan vroomheid): men poogde de goden voor te zijn (vb Socrates en gifbeker=> aanklacht van bederf vd jeugd)

Verraad van de polis= verraad van religie van de polis!!

3.2 Mannen en vrouwen

3.2.1 Man-vrouwrelaties

Iedereen werd geacht te huwen ( wettige kinderen voortbrengen!!!) Voortplanting stond centraal Vrouwen werden ingedeeld

- Jonge, seksueel onrijpe meisje- Huwbare maagd- Seksueel actieve, vruchtbare vrouw& moeder- Niet langer vruchtbare vrouw& moeder- Buiten de MP: huwbare vrouwen die maagdelijkheid verloren hadden,

onvruchtbare vrouwen& prostituees (voorbehoedsmiddelen& abortussen gekend!!)

Een echtpaar is een economische eenheid - meestal contract tussen vaders of tussen vader bruid & bruidegom- bruid veel jonger dan bruidegom(14j tov eind 20)- vrouw ondergeschikte plaats

rol man tov rol vrouw:o man:

- buitenshuis voor werk, politiek, sociaal verkeer- levenssfeer sterk gescheiden dan die van vrouw( vooral in hogere&

middengroepen, armen moesten vrouwelijke huisgenoten laten werken)- genoot alle vrijheid( terwijl vrouw kuis moest blijven): concubines

werden bij wet geregeld, kon omgang hebben met maîtressen prostituees& zijn eigen slavinnen.

o vrouw:- plaats : het huis- enkel buitenshuis bij begrafenissen& religieuze feesten- om maagdelijkheid te beschermen=>afgesloten v mannenwereld- gedrag was de index voor de eer vd heer des huizes-- werd gezien als een zwak wezen- zaten vaak binnen, krijgen weinig eten, complicaties bij

zwangerschap& ziektes, geneigd tot overspel, weinig scholing( dus “dommer”

- steeds een voogd(kurios) bij zich- burger: enkel haar lichaam zorgde voor nieuwe burgers- metoiken konden wel zelfstandig handelen

38

Page 39: Samenvatting oudheid (2)

3.2.2 seksueel leven

men hield er ruime opvattingen op na seksuele handelingen waren wel privé& het was verboden te vrijen op tempelterreinen na het vrijen moest men zich ritueel reinigen alvorens een heiligdom te betreden onbeschaamd eigen seksuele bevrediging najagen= onbetrouwbaarheid schaamtegevoelens verdwenen naderhand beetje bij beetje vruchtbaarheid was belangrijk gebruik van erotische symbolen: fallus als vruchtbaarheid in sumposion of komedie kon men openlijk over erotiek praten acceptatie v homoseksualiteit hing af van de sociale status vd partners slaven en slavinnen staan tot beschikking vd eigenaars en hun vrienden homoseksuele relatie tussen burgers op bepaalde plaatsen plaatsen acceptabel in vorm

v paiderastia ( relatie tss jonge ongehuwde man& tiener , de ene was beschermer, leraar)

3.3 Religie, filosofie, wetenschap

3.3.1 Algemene karakteristiek van de Griekse religie

religie was pluriform (elke gemeenschap had een religie)algemene kenmerken:

polytheïstisch & bovennatuurlijke wezens (divinatie) goden, halfgoden( heroën)

geen openbaring (zoals bijbel of koran) => flexibel, tolerant maar diffuus geloof Raadpleging v wondermannen, orakels omdat men niet altijd wist tot welke

god men zich moest richten Nauwelijks priesterkaste Priester/priesteres vaak door loting/ verkiezing

verkozen tot 1j of voor de duur van een bepaalde cultus Cultushandelingen, rituelen belangrijk

Centraal stond het offer, samen met een gebed Bloederig offer: meestal warmbloedig viervoeter of gevogelte Bij een altaar in openlucht Muziek belangrijk, samen met zang& dans

Spelen& competities (agon= wedstrijd) belangrijk Wedstrijden tussen koren Individuele voordrachten Wapendans, toneel, worstelwedstrijd

Rituelen in heiligdommen en/ of tempels Gr religie kende geen gebedshuis( dus geen kerk, synagoge,…) Er werden geen diensten gehouden Tempel= woonst van godheid, waar je eventueel kon bidden

Religieuze leven speelde zich af rond bvb. Een altaar, marktplein, rond heilige bron,…

Rituele gebouwen: vaak beschilderd in primaire kleuren, behangen met naamplaten, takken&

kransen vol met wijgeschenken, zitbanken, inscripties, altaren

39

Page 40: Samenvatting oudheid (2)

3.3.2 Religieuze feesten

collectieve aspect: kalendergebonden feestdagen enkele feesten:

panathenaia volksfeest elk jaar gevierd in 1ste maand& 1 keer in 4j in grote stijl:

Grote panathenaeën eenheid polis onder Athene benadrukt processie nr akropolis (iedereen had een plaatsje) rond processie& offers een reeks wedstrijden( eigen eer+eer aan

Athena) boodschap aan buitenwereld&vervulling religieuze plicht&huldiging

Athena dionusia

feest voor dionusos( god v wijn, roes& extase/voortplanting/wanorde,…)

orgiastische culten groot feest theateropvoeringen( in vorm v agon): oorsprong v Europese drama!

Waarden polis benadrukt Macht, kracht& rijkdom tonen aan buitenwereld Carnaval:

Orde werd doorbroken (vrouwen& slaven een andere rol!) Benadrukken hoe het niet moet!

3.3.3 Rites de passages en de dood

Religieuze handelingen die niet kalendergebonden zijn, maar met overgangen van ene status nr andere, huwelijk, sterven, volwassenheid, … Vraagt om rituele bevestiging: rites de passageUltieme passage is de dood

Veel kwalen ongeneeslijk Dode lichaam begraven of gecremeerd volgens keuze nabestaanden Laatste rustplaats bij grond van voorvaderen Geen rust indien graf niet werd bijgehouden en er geen rites plaatsvonden Graf voorvader symbool v eenheid vd gemeenschap Indien je het kon betalen een grafsteen of monument Dode lichaam= bron v rituele verontreiniging begrafenis+bijzetting buiten de

stadsmuren Geen algemene visie op leven na de dood

3.3.4 Alledaagse religie

Ook rites die dagelijks werk waren Elke maaltijd begon met plengoffer of klein brandoffer in eigen haard ( centrum oikos) Uitingen v persoonlijke religiositeit Sommigen eerder magie dan religie (afweren boze oog, amuletten, spreuken,..) Vloektabletten of defixiones (loden plaatje met naam vervloekte, doorboord met

spijker, gedeponeerd in graf of water)

3.3.5 Religieuze ontwikkelingen in de 5de en de 4de eeuw

In 5de& 4de E veranderingen:

40

Page 41: Samenvatting oudheid (2)

Duidelijke hang naar meer persoonlijke beleving v religie (samenhangend met crisisverschijnselen)

Gedeeltelijk tegemoet komen door mysterieën, dionusoscultuur Introductie v nieuwe goden ( uit het Oosten) Nieuwe goden: privéaangelegenheid en niet zonder verzet

3.3.6 Filosofie en secularisatie

Het zomaar accepteren vd godenwereld met verschillende versies van &god: aanleiding tot henotheïstische ideeën (1 god is de belangrijkste)& zelfs tot monotheïsme

Ook denkers probleem met theodicee (moreel dilemma dat goed niet steeds beloont& kwaad niet immer bestraft kan worden)

Kunikoi:Volgelingen v diogenes van sinope (verwierp alle MP conventies en kreeg bijnaam kuon-hond)

Alles onderdeel van seculariseringsproces Discussies over waarheden waarop polis was gebasseerd werd vaak bestraft

(verbanning,…) Maatschappijvisies van denkers vaak conservatief (wereld van polis aanhouden) Klassieke GR filosofen hebben weinig of geen invloed gehad op eigen tijd

V. Van de 4de eeuw v. C. tot de 1ste eeuw n. C.

1 Historisch overzicht

1.1 Staten en culturen in Eurazië

Doorlezen

1.2 De Griekse wereld

5e en 4e eeuw v.Ch : Grieken hadden in Middellandse zeegebied grote politieke en militaire macht verworven:

relatieve overbevolking van de Griekse gebieden. hoge graad van participatie van de bevolking in oorlogsvoering.

Macedonië legde aan Griekse poleis een vorm van eenheid op, waardoor een aanzienlijk militair potentieel kan worden aangewend.

Alexander De Grote: Macedonisch leger + 1000en Grieken + nog eens 1000en Grieken die na de veroveringen naar de veroverde gebieden komen.

Opvolgers van Alexander: funderen hun koninkrijken op de macht van Griekse en Macedonische soldaten.

MAAR: 3e eeuw v.Ch: bevolkingsdaling door emigratie.!Sinds Alexander de Grote was de Griekse wereld die van de door Grieken en Macedoniërs beheerste staten in Egypte en Voor-Azië. Hellenisme

periode vanaf Alexander de Grote tot begin onze jaartelling. Griekse cultuur die als elitecultuur in het spoor van Alexanders veroveringen

over een groot deel van de wereld buiten het oude Griekenland wordt verspreid.

1.2.1 Alexander de Grote

Militair genie; grootste leger tot dan toe + grootste afstand in veldtocht van 20 jaar 336 v.C.: volgt vermoorde vader op, 20 jaar, slaat opstanden neer in Balkan en Thebe 334 v.C.: expeditie met volledige leger naar Klein-Azië

41

Page 42: Samenvatting oudheid (2)

Slag bij Granikos: Perzisch leger volledig verslagen Westkust van Klein-Azië bevrijd

Propaganda: Griekse steden bevrijden van het juk van de Perzen Maar ook veroveren van kolonies om het overbevolkte moederland te ontlasten +

persoonlijke eerzucht van de romanticus Alexander werkelijke redenDarius III verzamelde een leger in de Syrische hoogvlakte, maar daalde af naar minder gunstige omstandigheden en werd op de vlucht gedreven

Leger zuidwaarts langs de kust tot in Memfis (Egypte): Alexander beschouwd zichzelf als opvolger van de Perzische koning

Stichting Alexandrië ‘bij’ Egypte aan de westelijke Nijlmonding Bezoek aan de Libische woestijnoase van Ammon/Zeus: na afloop beschouwde/werd

Alexander beschouwd als zoon van Zeus331 v.C.: expeditie in Azië

Gaugamela: grootste slag tussen Grieken en Perzen ooit, Darius vlucht Verovering van Babylon, Susa en Persepolis Darius vermoord in Medië Alexander gaat hem wreken => Alexander Koning der

Koningen gaatandere koningen bevelen Verovering van Bactrië & Sogdiana: noordgrens van het rijk Expeditie diep in Zuid-Azië vroegtijdig beëindigd door gemor en ontbering van de

manschappen Monding van de Indus bereikt – bij terugkeer naar Iran sterven velen in de woestijn –

rijk van Punjab in het westen tot Syr Darja in het noorden325 v.C.: begin van het einde

Massahuwelijk in Susa: creatie sterke Mac.-Iraanse elite wou eenheid Afgezwaaide veteranen ontkenen opstand

323 v.C.: dood van Alexander => einde van verstandhouding tussen Macedoniërs en Perzen + strijd tussen generaals voor het rijk

1.2.2 De diadochen

Expeditie wordt afgeschaft.De eerste vier decennia na Alexander’s dood : opeenvolgende oorlogen en kortstondige bondgenootschappen tussen generaals.

Kind en vrouw van Alexander worden vermoord. Het grootste deel van de generaals (diadochoi = opvolgers) wordt door rivalen

vermoord. Voor het einde van de 4e eeuw: de belangrijkste diadochen namen koningstitel aan

er ontstonden rijken in Egypte, Voor - Azië en Europa die steunden op een militaire bovenlaag van Grieks - Macedonische beroepssoldaten.

Belangrijkste opvolgers: Antigonos en zoon Demetrios. Ptolemaios Seleukos

Antigonos en zoon worden verslagen door coalitie van Seleukos en Ptolemaios in 301, in een beslissende veldslag bij Ipsos (Antigonos sterft)

Ptolemaios: eigen monarchie in Egypte Seleukos: eigen monarchie in Voor – Azië 277: In Macedonië komt Antigonos Gonatas (kleinzoon van Antigonos) op de troon.

3 koninkrijken : Egypte onder de Ptolemaeën Voor – Azië onder de Seleuciden

42

Page 43: Samenvatting oudheid (2)

Macedonië onder de Antigoniden

1.2.3 Griekenland en Macedonië

Griekenland: Korinthische Bond: vereniging ‘onafhankelijke’ poleis (= ondergeschikt aan

Alexander + speelbal van de strijdende generaals) Na dood van Alexander: poleis = schijndemocratieën, feitelijke oligarchieën Griekenland viel ten prooi aan strijdende Macedonische stadhouders en koningen Zuiden werd in 277 feitelijk onafhankelijk onder Demetrios (Kor. Bond opgeheven) Achaeïsche Bond (Peloponnesos) vs. Aetolische Bond (Noordwesten) Verarming en neergang van de Griekse bevolking door emigratie, geen macht meer

van Macedonië:277: rust: Antigonos Gonatas als koning

Slechts deel van Grieks grondgebied onder Macedonisch bewind (tegenwerking van de bonden)

Beschermde de Grieken tegen invallen van barbaren Vroege 3e Eeuw: Kelten/Galaten komen tot Midden-Griekenland, later Klein-Azië

3e Eeuw: Rome is een opkomende macht, krijgt steun van de Griekse bonden bij de verovering van Macedonië

Griekse steden kwamen onder Romeins gezag; de opstanden in Griekenland werden neergeslagen,

Korinthe werd vernietigd Achaeïsche bond ontbonden Caesar: Korinthe herbouwd, Athene en Sparta relatief autonoom Rol van Griekenland uitgespeeld in het Middellandse Zeegebied

1.2.4 Voor – Azië: het Seleucidenrijk

Rijk reikt tot Bactrië en Sogdiana en tot de rand van India. Aanvankelijk: centrum = Babylon 310: stichting Seleukeia = nieuwe centrum Seleukos noemde zichzelf ook officieel koning (‘basileus’) 301: overwinning op Antigonos breidde het gebied uit met Syrië en deel van Klein

– Azië 300: stichting nieuwe hoofdstad : Antiochië

Bestuurslaag en leger in Seleucidenrijk = Grieks – Macedonisch koloniaal karakterDe macht van de Seleuciden rust op een staand leger.

Het leger is geconcentreerd in steden of versterkte dorpen. De soldaten kregen huis en land en vormden garnizoenen.

deze nederzettingen zijn militaire steunpunten en brandpunten van Hellenistische cultuur.

Deze steden waren georganiseerd als Griekse poleis. Alleen echte Grieken waren burgers, inheemse bevolkingsgroepen hadden een

mindere status.Seleukos liet gouverneurs ‘stratégoi’ meer macht dan Perzische satrapen. trouw van de strategen was wankel en deze structuur zou het rijk nooit bij elkaar kunnen houden.

Door oorlogen in het Westen: minder aandacht in het Oosten verlies Bactrië en Iran.

230vC: Parthen verbreken de verbinding tussen Bactrië en Seleucidenrijk. Antiochos III: -veldtocht door Iran en Parthische gebieden naar Bactrië Parthische en Bactrische koning moeten soevereiniteit Antiochos erkennen.

43

Page 44: Samenvatting oudheid (2)

Antiochos III: -veldtocht door Iran en Parthische gebieden naar Bactrië Parthische en Bactrische koning moeten soevereiniteit Antiochos erkennen. door het dal van Kaboel sluit bondgenootschap met Indische vorst. 200vC: overwinning op de Ptolemaeën verovering Zuid – Syrië en Judaea. 196vC: met het leger over de Hellespont naar Thracië 192vC: begin oorlog tegen Macedoniërs en Romeinen. 190vC: definitief verslagen door Romeinen historisch keerpunt: de heerser van Voor - Azië moest zich schikken naar de nieuwe macht uit het Westen.

189vC: Antiochos III Sterft Parthen breidden macht uit over heel Iran Grieks – Bactrische koninkrijk : veroveringen in Noord – India. Het Seleucidenrijk onder Antiochos IV hoopte voorgoed af te rekenen met Egypte. 168vC: leger rukt op tot Alexandrië Maar: Rome beveelt terugtrekking uit Egypte.

1.2.5 De joden in de hellenistische wereld

Onder de Perzen: koning erkende joodse wetten voor het joodse volk

Onder Alexander en de Ptolemeeën: welwillendheid en bewondering t.o.v. de joodse cultuur, de joodse elite zocht

toenadering tot de Helleense cultuurOnder de Seleuciden:

Verdere hellenisering, het volk keert zich af (bv. chassidim:iemand die diep gelovig is, de joodse wetten tot op de letter navolgt )

Antiochos IV wil het jodendom onderdrukken met wetten, plaatst zijn beeld in de tempel; dit veroorzaakt hevig verzet (fenomeen van de martelaren

Makkabeeën o.l.v. Judas veroveren Palestina, zijn broer Jonathan regeerde over een volledig autonome staat

Hasmoneïsche koningen (= Makkabeeën) regeren als een Griekse dynastie (hellenisering) , met als gevolg dat het volk zich opnieuw van de elite afkeert

1.2.6 Voor – Azië: verbrokkeling en onderwerping aan Rome

Fragmentatie van Voor – Azië na komst Romeinse leger. Pergamon Hellenistisch cultuurcentrum.

2e eeuw: opkomst koninkrijk Pontos aan Zwaarte Zeekust (sterke Iranese invloeden) Iran had definitief zijn macht in Parthenrijk gevestigd en schoof zijn grens

voortdurend naar Westen Seleucidenrijk kromp ineen.Invloed Rome breidde uit + laatste koning van Pergamon liet zijn rijk na aan Rome.

In korte tijd : heel het gebied van de Grieken gepacificeerd maakte zich even snel gehaat bij de bevolking intrede van Romeinse of

Italische belastingspachters, financiers en handelaren Mithradates (koning van Pontos) bezette in 88 heel de provincie Asia en zond een

leger naar Griekenland om vrijheidsoorlog uit te roepen. Athene deed mee in 86 wordt de stad door Romeinse veldheer Sulla bezet en verwoest.

Mithradates wordt in Asia verslagen.66: Romeins politicus Pompeius stelt orde op zaken in Oosten

Mithradates vlucht stichting Provincia Bythynia en Pontus (noorden) Stichting provincia Sicilia (Zuiden)

44

Page 45: Samenvatting oudheid (2)

64vC: laatste restant Seleucidenrijk gaat als provincia Syria deel uitmaken van het Romeinse Rijk.

Ook Armenië en Judaea werden vazalstaten van Rome.

1.2.7 Egypte onder de Ptolemaeën

Ptolemaios: maritiem heerser + koning over Egypte en delen van Voor-AziëPtolemaios II Filadelfos (zoon van Ptolemaios):

gebieden buiten Nijldelta: relatieve autonomie binnen Nijldelta: geen polisdemocratie, maar uitbuiting van de boeren en sterke

reglementering van de economie ten voordele van Alexandrië Alexandrië werd een bloeiende handelsmetropool

Opvolgers van Ptolemaios veel zwakker door incestgewoonte of familiestrijd 168 v.C.: Egypte onder voogdij van Rome Pompeius vermoord door Ptolemaios XIII; Caesar kiest zijde van zijn zus Kleopatra Ook Antonius verleid door Kleopatra; plegen beiden zelfmoord in Alexandrië na de

nederlaag bij Actium tegen Octavianus (30v. C.)

1.3 Italië en het westen

De Romeinse Republiek veroverde Italië en het westelijke bekken van de Middellandse Zee in de volgende eeuwen ook de oostelijke mediterrane wereld.

De opkomst mogelijk gemaakt door bevolkingsgroei. De vrije bevolking had militaire dienst als recht en plicht Een volwaardig lid van de

gemeenschap was een gewapende man. verder ook een politieke organisatie die de opname van nieuwe leden in de

gemeenschap makkelijk toeliet vergroting en dus militaire versterking van het Romeinse volk

300: numeriek overwicht maakte een Romeinse verovering van heel Italië en daarna van andere gebieden bijna onafwendbaar.

aristocratie in Rome regeerden met een militaristisch ethos: een succesvolle loopbaan van een politicus liep over het slagveld.

De expansie van Rome zal grondslagen van de Republiek ondermijnen Vanaf de 1ste eeuw vc zien we een opeenvolging van burgeroorlogen en tegelijk expansie.

30vc: inlijving van de laatste grote hellenistische staat + einde van de republiek en het begin van de monarchie.

1.3.1 De Romeinse verovering van Italië

In 340 v.C. opstand Latijnen=> Latijnen tot vrede gedwongen door Rome + Latijnse Bond opgeheven en vervangen door afzonderlijke verdragen tussen Rome en de Latijnse steden die onafhankelijk mochten blijven. ( Het principe van verdeel-en-heers )

Meeste steden van Latium werden echter ingelijfd, soms met beperkt Romeins Burgerrecht.

Romeinse invloed in Campanië (o.a. in Capua) bracht Rome in conflict met de Samnieten. (Grootste Italisch bergvolk)

Rome wint oorlog in 300 v.C. met moeite en verkrijgt=> heel Campanië + delen v/h Appennijnse bergland.

Ondertussen eerste heirweg : de via Appia, van Rome naar Capua.

-Interne problemen grotendeels opgelost sinds de opening van het consulaat voor plebejers in 367 v.C.=> een gemengd plebejisch-patricische ambtsadel de nobilitas

45

Page 46: Samenvatting oudheid (2)

Hierdoor kon de expansie ongehinderd worden doorgezet verband tussen enerzijds het aflopen van de ‘standenstrijd’ en de Romeinse expansie in Italië.

De politieke emancipatie v/d plebejers vond haar afsluiting in de Lex Hortensia van het jaar 287 v.C. en daarmee begon in 287 ook ‘de klassieke Republiek’ waarin de binnenlands rust grotendeels bewaard bleef.

Na 300 vijandige coalitie van Samnieten, Etrusken, Umbriërs en Kelten. In 295 verslagen door Rome in een beslissende slag bij Sentium => lot van Italië

bezegeld. Rome sloot afzonderlijke vredesverdragen en mocht zich meester noemen van het

hele gebied van de Po tot in het puntje van de Italiaanse laars. Enkel de Griekse stad Tarente bewaarde met zijn bongenoten de onafhankelijkheid.

sloot een verdrag met koning Phurrhos van Epirus in NW-Griekenland. Na twee moeizame overwinningen ( ‘Pyrrusoverwinningen’) deed hij een

vredesaanbod dat Rome afsloeg. 3de slag eindigde onbeslist waarna de koning terugkeerde naar GriekenlandDrie jaar

later onderwierp Tarente zich en in 270 kan men zeggen dat Italië ten Z van de Po in Romeinse handen was.

¼ Romeins territorium, de rest was in de vorm van bondgenootschappen aan Rome gebonden.

Slaan van zilveren munten+ verdragen met Carthago en Egypte van Ptolemaios II.

1.3.2 Rome en Carthago

Geschiedenis Carthago : Handelsstad gesticht door Feniciërs In de 5/4de eeuw erin geslaagd de Griekse concurrentie te weren Voerde constant oorlog met de Grieken van Sicilië, in het bijzonder met de stad

Syracuse en kreeg in de 3de eeuw v.C. de allures v/e hellenistische staat, met een muntstelsel naar Griekse standaard en een huurlingenleger zoals de Grieken

Grote omvang van de cultivatie van Carthaagse achterland in N-Afrika in de vorm van plantages die bewerkt werden door slaven.

Op Sicilië won Carthago meer en meer terrein totdat alleen Syracuse met naaste omgeving nog in Griekse handen was. Kort daarop botsing met Rome

In 264 v.C. besloot de Romeinse volksvergadering in te gaan op een verzoek van vroegere Italische huurlingen die zich in Messina gevestigd hadden tegen Syracuse en Carthago te beschermen.

Ondanks het vriendschapsverdrag van enkele jaren voordien was een grote oorlog de wens van menige ambitieuze nobilis.

1ste Punische Oorlog (264-241) : Op open veld bleken de Romeinse troepen onverslaanbaar maar ze hadden de grootste

moeite met de Carthaagse vestigingen op de westkust van Sicilië. De zeeslagen eisten vele slachtoffers aan beide kanten, ook door stormen gingen vele

vloten verloren. heel sterke Cathaarse vloot

Uiteindelijk behaalt Rome de beslissende overwinning in 241 en sloot Carthago vrede op de voorwaarden van Rome.- Carthago diende schadevergoeding te betalen, als tastbaar bewijs dat Carthago ‘de

schuldige’ voor de oorlog was + afstaan Carthaagse deel van Sicilië.- Syracuse was Romes bondgenoot en bleef onafhankelijk

46

Page 47: Samenvatting oudheid (2)

Carthago kreeg in eigen gebied te kampen met weerstand waardoor Rome tevens Sardinië en daarna ook Corsica kon inlijven.

De Gebieden buiten Italië die direct door een Romeinse magistraat werd bestuurd noemde men Provincia.

In 227 werd er een regeling doorgevoerd j 2 nieuwe praetores werden gekozen voor de 2 vaste ambtsgebieden: provincia Sicilia en provincia Sardina et Corsica.

provinciesysteem geschapen kenmerkend voor het Romeinse wereldrijk. De provinciestadhouder bestuurde zijn gebied als een absoluut despoot, zijn primaire

taken waren ordehandhaving en belastinginning. Provinciebewoners = onderdanen (dus geen R. burgers). Het aantal jaarlijks gekozen praetores was nu 4 omdat er naast de praetor die

rechtspraak voerde in de stad Rome er in de 3de eeuw een 2de praetor bijkwam voor rechtspraak tussen Romeinse burgers en vreemdelingen.

Carthago liet na de nederlaag tegen Rome zijn veldheer, Hamicar, met speciale volmachten oversteken van Sicilië naar Spanje om daar een rijk uit te bouwen.

Dit was een groot succes: Iberische stammen onderworpen en Carthaagse steunpunten gesticht.

Zijn opvolger sloot een verdrag met Rome waarbij de Ebro als Noordgrens v/h Carthaagse machtsgebied werd vastgelegd. In Italië werden de Keltenstammen in de Povlakte door Rome onderworpen.

De via Flaminia aangelegd, van Rome tot N-Italië (dus over de Apennijnen).De 2de Punische Oorlog (218-201) :

Aanleiding: Rome beloofde hulp aan een stad in Spanje tegen de geest v/h Ebroverdrag in. Rome wenste ook oorlog beducht voor Carthaagse macht.

Hannibal, zoon van Hamilcar en bevelhebber in Spanje, wraak voor de nederlaag van zijn vader in Sicilië.

In een verassend manoeuvre trok hij naar het noorden. Hij bereikte de Rhône nog voor de Romeinse consul Scipio op zijn weg naar Spanje daar arriveerde.

Hannibal was een briljant strateeg en alleen al de veldtocht vanuit Spanje over de Alpen naar Italië maakte zijn naam onsterfelijk.

In 218 trok hij N-Italië binnen en hij versloeg er Scipio, daarna ook diens collega uit Sicilië en de Keltische stammen sloten bij hem aan. Het volgende jaar trok hij de Apennijnen over om in een verrassingsaanval de Romeinen bij het Trasimeense Meer vernietigend te verslaan. Rome, in lichte paniek, besloot hierop een dictator te benoemen en die vermeed contact voor de rest v/h jaar in de hoop Hannibal af te matten. Hij start ook een 2de front tegen Carthago op de Spaanse kust.

Maar een jaar later voerden weer 2 consuls het opperbevel in Italië en was de strategie terug offensief. Het kwam tot een de slag bij Cannae, in het Z-O van Italië, waar de eerste dag al 40.000 van de 70.000 man v/h Romeinse leger gesneuveld waren.

paniek in Rome, een nieuwe dictator lichtte onmiddellijk nieuwe legioenen, zelf slaven en veranderde van tactiek Hannibal vermijden en de strijd in Spanje op te voeren. Ook werd alles in het werk gesteld om hun bondgenoten te behouden.

Doordat de Italische stammen buitens Hannibal zijn verwachting de kant van Rome kozen kwam Rome op den duur dichter bij de overwinning.

Hannibal trok nog 13 jaar rond in Italië zonder dat het tot een veldslag kwam. Ondertussen stond Syracuse aan de kant van Hannibal, door de Romeinen veroverd

en bij de provincia Sicilia toegevoegd . Ook in Spanje maakte Rome vorderingen onder leiding van Publius Cornelius Scipio,

zoon van de verslagen Scipio, die proconsul was enkel door zijn prestigieuze naam.

47

Page 48: Samenvatting oudheid (2)

Proconsul = gezag en bevoegdheid v/e consul zonder dat hij een consul was. Rome had nood aan de leiding van één sterke, charismatische figuur.

In 204 had P.C. Scipio heel Carthaags Spanje veroverd en stak hij over naar N-Afrika. Intussen werd Hannibal teruggeroepen om Carthago zelf te verdedigen. In 202 werd Hannibal verslagen door een overmacht van Scipio

201 sloot Carthago opnieuw vrede op Romeinse voorwaarde Het leverde zijn vloot uit en stond zijn rijk in Spanje en N-Afrika af. Hannibal vluchtte naar Klein-Azië

Met de 2de Punische oorlog vestigde Rome zijn heerschappij in het Westelijke Middellandse Zeegebied.

De veroverde gebieden werden georganiseerd in twee provincies: provincia Hispania Citerior (‘nabije’ Spanje, dus het Oosten van Spanje) en provincia Hispania Ulterior (‘verre’ Spanje, het zuiden).

Nu 6 praetores jaarlijks verkozen. De beide provincies besloegen voornamelijk kustgebieden, totale verovering zou

moeizaam verlopen en uiteindelijk 2 eeuwen duren.

1.3.3 Rome en de mediterrane wereld

Koning Filippos van Macedonië was kortstondig bongenoot van Hannibal geweest rechtvaardigde de oorlog

Fillipos nederlaag in 196 Verklaring Rome dat Griekse steden voortaan ‘vrij’ zouden zijn. verklaring is

zowel berekenend als idealistisch, aan de ene kant wilde de senaat wel haar politieke invloed uitbreiden maar nog geen nieuwe provincies aan de andere waren sommigen de Grieken inderdaad welwillend gezind.

Toen de Aetoliërs Antiochos III uitnodigden om de Grieken andermaal te ‘bevrijden’ verhardde Romes houding.

De Romeinen dwongen Antichos, na hem te verslaan, tot een vernederende vrede en ze maakte een einde aan de Aetolische Bond.

Berichten over herbewapening van Macedonië prikkelden de senatoren tot een nieuwe oorlogsverklaring waarna de slag van Pudna in 168 v.C. het lot van Macedonië bezegelde.

De buit was zo groot dat men in Italië voor Romeinse burgers het tributum ,normale grondbelasting, kon afschaffen.

Vanaf 167 v.C. werd er nog enkel in de provincies tributum geheven. In 148 werd Macedonië een provincie en in 146 werd het laatste Griekse verzet gebroken en Korinthe verwoest.

Ook Carthago werd in 146 verwoest. In 149 startte de 3de Punische oorlog dat een driejarig beleg was. Carthago werd tot een ruïne herleid en het territorium werd de nieuwe provincia

Africa en de triomfator, een geadopteerde kleinzoon van Scipio Africanus, ging de geschiedenis in als Scipio Aemilianus Africanus de Jongere.

In geen enkele belangrijke staat was de participatie van de bevolking in het leger zo groot als in Rome in die tijd.

In de 1ste helft v/d 2de eeuw v.C. dienden de mobilisabele burgers gemiddeld vijf jaar in de legioenen.

door de oorlogscampagnes die in Spanje voorsleepten zekere oorlogsmoeheid Na jaren hun akkers verwaarloosd te hebben werden velen weggeconcurreerd door

grootgrondbezitters uit de elite die hun onevenredig aandeel in de oorlogsbuit in land en slaven belegden.

48

Page 49: Samenvatting oudheid (2)

Verarmde boeren trokken vooral naar Rome en versterkten zo een grotendeels werkloos stadproletariaat.

Er ontstond een gevoel van malaise dit was de achtergrond waartegen in 133 v.C. in Rome een eeuw van binnenlands geweld en vérstrekkende verandering aanbrak.

1.3.4 Maatschappelijke veranderingen en interne crisis

Wie niet in of vlak bij Rome woonde kwam zelden of nooit naar de volksvergadering: dat lichaam werd steeds meer gedomineerd door de proletariërs (proletarii, letterlijk: degenen die alleen kinderen hebben) onrepresentatief en vatbaar voor omkoperij.

Wetgeving en verkiezingen werden gecorrumpeerd en de kring van families waaruit magistraten werden gekozen bleef klein ondanks het stijgende aantal burgers.

Wisselende facties verhinderen dikwijls een stabiele politiek. competitie stimuleerde de expansie in de provincies, want overwinningen brachten roem en rijkdom.

De ontevredenheid steeg bij de verarmde burgers wilden land of ten minste goedkoop graan en levensonderhoud.

Italische bondgenoten wilden ook wel de lusten van het imperium ofwel het volledige Romeinse burgerrecht.

onderdanen in de provincies zuchten onder de afpersing en plundering door Romeinse belastingfunctionarissen, corrupte stadhouders en doortrekkende legers.

massa’s waren ongelukkig en organiseerden opstanden die tot mislukken gedoemd waren.

Dat het Romeinse bestel vervangen diende te worden door de monarchie was strikt genomen niet onvermijdelijk maar achteraf gezien was dat wel zo. Republiek in feite = heerschappij v/d senaat, die heerschappij werd ondermijnd door de volksvergadering die zich steeds meer soeverein beschouwde en door overambitieuze politici. De senaat kon zulke persoonlijkheden nog neutraliseren zolang het Romeinse leger een instrument van de staat bleef maar dat veranderde tegen het einde van de 2de eeuw.De rekruteringsbasis v/h Romeinse leger werd op een gevaarlijke wijze ondermijnd

boerenstand in Italië verminderde door de oorlogen. landloos proletariaat en een groeiend grootgrondbezit waren hiervan de symptomen.

Er waren in principe 2 oplossingen:- Het land herverdelen, zodat de boerenstand op peil bleef om voldoende

soldaten te kunnen leveren.- De vermogenskwalificatie ( zelf een uitrusting bekostigen ) laten vallen en ook

proletariërs opnemen in het leger. Beide oplossingen bedreigend voor de machtspositie v/d senatoriale elite.

In 133 v.C. brak de crisis uit met het optreden van volkstribuun Tiberius Gracchus. Hij diende een wetsvoorstel in om staatland in Italië, dat in bezit was genomen door

grootgrondbezitters, te verdelen onder de landloze burgers. Hij rekende op krachtig verzet want niet alleen waren de meeste senatoren zelf

grootgrondbezitters die iets te verliezen hadden, ook en vooral zo het Tiberius zoveel cliënten (dankbare burgers) opleveren, dat hij met een reusachtige clientela een bedreigende positie binnen het staatbestel zou innemen.

Tiberius sprak tot de volksvergadering en schond daarmee een ongeschreven regel, het wantrouwen bij de senatoren nam nog toe.

Toen zijn voorstel dreigde te worden aangenomen kwam een volkstribuun die medestander was van de senatoren met een veto.

Daarop liet Tiberius de man door de volksvergadering uit zijn functie ontzetten en vervolgens zijn wetsvoorstel aannemen.

49

Page 50: Samenvatting oudheid (2)

Geen Romeinse wetten voorboden afzetting maar het was duidelijk dat het tegen de hele geest van de Romeinse constitutie was.

Een akkercommissie verdeelde enig land onder de arme burgers maar de senaat beheerde de staatfinanciën en dus weigerden ze het benodigde geld voor de onteigeningen af te staan.

Op dat moment kwam het bericht dat de laatste koning van Pergamon gestorven was en zijn koninkrijk liet hij bij testament aan Rome achter.

Tiberius greep zijn kans door de volksvergadering het testament te laten aanvaarden en te besluiten de inkomsten uit de nieuwe provincie te gebruiken voor het werk van de akkercommissie.

Hiermee begaf de volksvergadering zich op het terrein van de senaat namelijk de buitenlandse politiek en financiën.

Wantrouwen, haat en vrees groeiden in de senatoriale kring. Daarbovenop stelde Tiberius zich opnieuw kandidaat voor het volkstribunaat wat ook

tegen de geest v/d constitutie inging. Een groep senatoren trok naar de plaats waar Tiberius zijn aanhang toesprak, er

braken rellen uit en de volkstribuun werd met een deel van zijn volgelingen vermoord.‘Tiberius Gracchus

Zijn historische betekenis ligt in het feit dat hij voor het eerst aantoonde dat één man met een aansprekend programma en de nodige demagogie de volksvergadering kon gebruiken om de senaat buitenspel te zetten.

Voor politici die met gebruikmaking v/d volksvergadering hun doelen wilden bereiken, kwam de term populares.

Voor diegenen die de macht in de Republiek bij de senaat wilden houden, de term boni of optimates (de ‘besten’ of aristocraten).

In wezen verdedigden de optimates de oude toestand v/d klassieke Republiek, terwijl de populares (ook senatoren die uit waren op een nieuwe staatorde) de politiek van volksvergadering en sterke man belichaamden.

Na de moord op Tiberius werd de commissie onder controle gebracht v/d senaat en feitelijk gesaboteerd.

De Italische bondgenoten van Rome hadden gehoopt ook te profiteren v/d akkerverdelingen maar zij werden ervan uitgesloten.

Toen dat duidelijk werd nam de ontevreden bij hen toe. Er gingen stemmen op die om het Romeins burgerrecht voor alle Italiërs vroegennog niet aan de orde:- Omdat voor de nobiles een massale verlening van burgerrecht in één keer weer het

gevaar van verstoring v/d clientela-verhoudingen opriep.- Voor de proletarii omdat zij de materiële voordelen v/h het burgerschap die nu

realiteit leken te worden, niet met anderen wilden delen. Gaius Gracchus ,de jongere broer van Tiberius, wilde hetzelfde politieke programma als zijn broer uitvoeren

In 123 v.C. werd hij volkstribuun, een redenaar en demagoog die de volksvergadering wist te bespelen en de senaat de stuipen op het lijf joeg.

Hij zette door dat de proletariërs in Rome tegen een vaste, lage prijs van staatswege graan zouden kunnen kopen en de akkerwet van zijn broer werd in zijn oude vorm hernieuwd.

Hij stelde ook uitbreiding van het burgerrecht voor bondgenoten voor. begon hij met het stichtten v/e Romeinse kolonie op de vervloekte puinhopen van

Carthago hiermee stuitte hij echter op sterke weerstand. De senaat troefde hem af met voorstellen voor nog meer kolonies buiten Italië en

begon de bevolking te ageren tegen de verlening v/h burgerrecht aan de Italiërs.

50

Page 51: Samenvatting oudheid (2)

Gaius werd niet herverkozen, de senaat kondigde in 121 de staat van beleg af en Gaius werd met een groot aantal van zijn aanhangers standrechtelijk geëxecuteerd.

Hoewel een deel van zijn hervormingspogingen een mislukking werd, bleek Gaius een vooruitziende blik te hebben gehad:

de uitbreiding v/h burgerrecht en de stichting van kolonies buiten Italië zouden in de volgende eeuwen worden gerealiseerd.

Het goedkope graan voor de stadsbevolking zou door het toedoen v/d populares zelf gratis worden gemaakt

voorlopig leken de optimaten de strijd te hebben gewonnen en kwam aan de verdelingen van land onder arme burgers dan ook spoedig een einde.

Het grootste probleem bleef: de achteruitgang van de boerenstand bedreigde de rekrutering v/h Romeinse leger, terwijl de groei v/h stadproletariaat doorging.

Nieuwe oorlogen maakten dit probleem spoedig weer acuut.Het rijk breidde zich voorlopig nog uit:

Pergamon werd als provincia Asia ingelijfd In 121 v.C. kwam het Romeinse leger de Griekse stad Massilia (Marseille) te hulp

tegen de Gallische stammen en werd een nieuwe provincia Gallia Narbonensis ingericht.

In N-Afrika brak oorlog uit met het belangrijkste Berberkoninkrijk in Numidië; door de incompetentie en de corruptie v/d Romeinse generaals werd de gelegenheid geboden aan Gaius Marius, een officier van niet-senatoriale afkomst, om zich door bevriende volkstribunen te laten voorstellen als redder in nood. In 107 v.C. werd hij consul.

Als consul liet Marius in de door hem gelichte legioenen alle vrijwilligers toe, zonder acht te slaan op een vermogenskwalificatie.

Wapens en uitrusting werden hun van staatswege verstrekt, maar zouden op de soldij in mindering worden gebracht.

Als premie aan het einde van hun dienstijd stelde Marius land in het vooruitzicht. Hiermee werd in feite een nieuw Romeins leger geschapen. Want de belofte van land

na afloop v/d diensttijd bond deze soldaten aan hun veldheer als cliënten aan hun patroon.

Het leger verwijderde zich van de Romeinse staat en maatschappij omdat het een leger is van proletariërs

professionalisering schijnt Marius ook te hebben bevorderd met versterking van training en discipline.

Het nieuwe leger bewees zijn diensten tegen een onverwacht gevaar uit het noorden namelijk de Kimbren, een Germaans volk, versterkt met gemengd Germaans-Keltische groepen.

Op zoek naar nieuwe woonplaatsen waren ze Gallië binnengetrokken en vervolgens in N-Italië verschenen. Marius diende op te treden als redder v/h vaderland en versloeg (roeide ze vrijwel uit) de invallers in 2 bloedige slagen in de Provence en in N-Italië in 102 en 101 v.C.. Een jaar later wist een bevriende volkstribuun in een wet de door Marius beloofde landverdelingen te realiseren. De succesvolle generaal, geholpen door een volkstribuun die welbespraakt was, kon Rome naar zijn hand zetten.

1.3.5 Het begin van de burgeroorlogen: Marius en Sulla

Bij rellen in Rome schaarde Marius zich, om de orde te handhaven aan de kant v/d senaat. De heerschappij v/d optimaten bleef voorlopig gered snel een nieuwe crisis uit. talische bondgenoten massaal in opstand na dat hun aanvraag voor het geven van het

burgerrecht op verzet was gestrand in de senaat.

51

Page 52: Samenvatting oudheid (2)

De bondgenotenoorlog (91-88): één van de gevaarlijkste oorlogen die Rome ooit voerde. Etruksen + Umbriërs + Samnieten vormden een aparte staat Italia, met een senaat en

tweejaarlijks gekozen legeraanvoerders. In Rome zag men spoedig in dat de oorlog enkel kon worden gewonnen door de

Italiërs burgerrecht te beloven. Hierdoor zakte de tegenstand ineen, alleen de Samnieten vochten nog enige tijd door, genadeloos bestreden door Cornelius Sulla, die een overtuigd aanhanger v/d optimaten was.

In 88 v.C. was Italië niet alleen gepacificeerd, het hele gebied ten zuiden van de Po was nu ook homogeen Romeins geworden.

In datzelfde jaar 88 overviel Mithradates van Pontos de provincie Asia, waarop Sulla naar het oosten werd gestuurd.

Dat deze oorlog rijkdom en prestige zou opleveren was nagenoeg zeker daarom gunden politieke tegenstanders Sulla het commando niet.

Een volkstribuun,aanhanger van Marius, liet de volksvergadering het opperbevel overdragen aan de oude Marius.

Sullamars op Rome, die het begin werd van de bijna 60jaar durende burgeroorlogen waarin de republiek ten onder zou gaan

Dat hij een zijn legioenen kon laten marcheren, was mogelijk door de karakterverandering die het leger sinds Marius was ondergaan.

De patroon-en-bevelhebber was voor de soldaten belangrijker dan een besluit v/d senaat of volksvergadering.

In Rome een bloedbad aan, herstelde de macht v/d senaat. terug opperbevelhebber tegen Mithradates en vertrok hij alsnog naar het oosten.

Een jaar later maakten aanhangers van Marius zich op hun beurt meester van Rome. Opponenten werden vermoord en Marius terug consul,stierf tijdens zijn

ambtstermijn. De door populares gedomineerde senaat begon met voorbijgaan aan Sulla op zijn

beurt oorlog met Mithradates te voeren. Sulla had leger v/d koning uit Griekenland verdreven en dwong het ook te provincie

Asia te ontruimen. slla keert in 83 v.C. naar Italië terugDe partij v/d populares had zich op Sulla’s komst voorbereid maar sommige nobiles lichtten zelf eigen troepen steunen Sulla

Eén van hen was Pompeius, die daarmee in de gunst van Sulla kwam, toen deze in 82 v.C. als overwinnaar Rome binnentrok.

De nu door optimates beheerste senaat benoemde Sulla tot dictator voor onbepaalde tijd. I

n de drie jaar alleenheerschappij liet Sulla een groot aantal populares en hun aanhang executeren.

Maakte senaat sterke ten koste van de volksvergadering en de volkstribunen. Besluiten v/h volk moesten voortaan door de senaat bekrachtigd worden. De volkstribunen verloren hun politieke bevoegdheden dus maar ook van verdere

carrière in de magistratuur werden ze buitengesloten. ambt van consul losgemaakt van commando over het leger. consuls bleven in Italië

terwijl legioenen daarbuiten in de provincies lagen en door provinciestadhouders (praetoren, ex-praetoren en ex-consuls of proconsuls) werden gecommandeerd.

demilitarisering van Italië zou de enige maatregel van Sulla zijn die stand zou houden. In 79 trad Sulla af en al snel liep zijn staatregeling op de ambities v/d vooraanstaande nobiles stuk.

Na 79 werd er voortdurend geageerd tegen de door optimates beheerste senaat.

52

Page 53: Samenvatting oudheid (2)

periode van onrustgrote slavenopstand o.l.v. de Thraciër Spartacus (73-71 v.C.).

Die oorlog werd gewonnen door Crassus, toen de rijkste man van Rome en één van die politici die met het oog op carrière de maatregelen van Sulla ongedaan wilde maken.

Dezelfde Pompeius die in 82 al naam had gemaakt, versloeg de resten v/h slavenleger en kon zo naast Crassus als redder van Rome poseren.

Beide veldheren intimideerden de hoofdstad met hun troepen en werden voor het jaar 70 tot consuls gekozen. herstel v/d volledige macht v/d volksvergadering en het volkstribunaal

1.3.6 Pompeius, Caesar en de ondergang van de Republiek

In 67 besloot de volksvergadering speciale volmachten te geven aan Pompeius om het hele Middellandse Zeegebied van piraten te zuiveren.

Hij kreeg een leger en een vloot in handen beperkte tijdsduur alleenheerser over het Romeinse Rijk buiten Italië.

Na succes tegen de piraten kreeg Pompeius andermaal een buitengewoon commando ditmaal om in het oosten orde op zaken te stellen. Zijn inrichting van nieuwe Romeinse provincies, onder andere van Syria, en tot onderwerping van Judea.

In 61 v.C. keerde Pompeius terug naar Italië Het scheen alsof de Romeinse Republiek zou overgaan in de heerschappij van één

man. Pompeius ontbind leger met belofte snel landverdeling geen leger meer achter de hand!

senaat weigerde de maatregelen van Pompeius in het oosten goed te keuren en land voor zijn veteranen te voteren.

Pompeius moest beroep doen op de rijke Crassus, die diende zich tezamen met een jongere en buitengewoon begaafde én eerzuchtige politicus aan: Gaius Julius Caesar, een man van oude, maar niet erg rijke adel, die politiek bij de aanhangers van Marius thuishoorde.

60 v.c politiek verbond Pompeius, Crassus en Caesar Doel : Caesar in 59 het consulaat te bezorgen, waarna deze als consul dan voor de

goedkeurig v/d maatregelen van Pompeius zou kunnen zorgen. Zelf zou Caesar vervolgens als proconsul vanaf 58 in de provincie een eigen leger en

kans op eigen roem, prestige en rijkdom verwerven. Crassus leverde geld voor de verkiezingscampagne. Caesar werd verkozen en zijn consulaat in 59 stond volledig in het teken v/d

verwezenlijking v/d afgesproken doeleinden.( zijn collega-consul werd hierbij genegeerd)

Pompeius kreeg dus zijn zin en Caesar zelf werd bij besluit v/d volksvergadering voor een periode van vijf jaar, ingaande in 58, met het proconsulaat over Gallië belast.

De jaren 58 tot 50 v.C. besteedde Caesar aan een systematische verovering van heel Gallië. Caesa steuntr de volkstribunen die ijverden voor gratis graan voor de boeren Pompeius bemiddelde rol tussen senaat en de geradicaliseerde volksvergadering.

Maar in 56 vernieuwing driemanschap: Caesar zijn ambtstermijn in Gallië werd met 5 jaar verlengd. Het consulaat in 55 Pompeius en Crassus bekleed militair aantrekkelijke

provincie om als proconsul te besturen. In 53 v.C. Crassus verslagen door de Parthen in zijn ambtsgebied in Syrië. Pompeius die het ambtsgebied Spanje onder zijn vleugels had bleef in Rome en liet

Spanje door gevolmachtigden of legati besturen.

53

Page 54: Samenvatting oudheid (2)

Pompeius meer en meer aan de kant v/d senaat en de optimaten. Caesar als zijn grote rivaal te beschouwen.

Rellen in Rome tussen benden verhinderen op een bepaald moment ordelijke consulverkiezingen

Pompeius in 52 ‘eerst man van de staat’ of princeps met bijna monarchale macht. Het getuigd v/d zwakheid waarmee de senaat zijn positie probeerde te bewaren. Cicero (senator),roept op om de vrede tussen standen te bewaren. Andere senatoren waren echter minder op verzoening uit bangvoor Caesars

populariteit in Gallië en Rome eisten zijn aftreden Pompeius, verraad Caesar eist ook aftreden

Op 1 januari 49 v.C. barstte het conflict los: Caesar vraagt om hem in het bezit van zijn ambt en 2 legioenen te laten totdat hij zich

opnieuw tot consul zou kunnen laten verkiezen senaat weigert Caesar hield vast aan zijn ambt tegen de wet oorlog met Caesar reageerde met de onmiddellijke oversteek v/h grensriviertje tussen Italië en zijn

provincie: de Rubico. senatoren (ook Pompeius) weken uit naar de Balkan. Italië in handen van Caesar rekent af met Pompeius’ troepen. In 48 stak hij de Adriatische Zee over en kwam het bij Farsalos in Thessalië

beslissend: Caesar nu volledige macht over Rome De gevluchte senatoren mochten ongestraft terugkeren en het grootste deel van

Pompeius’ verslagen leger werd door Caesar in dienst genomen. Pompeius naar Egypte gevlucht gedood. Caesar mengde zich in de Egypte heersende troonstrijd en hielp Kleopatra aan de

macht. in N-Afrika de laatste troepen v/d senaat verslagen en in 46 v.C

1.3.7 Caesars dictatuur; Octavianus en Antonius

Formeel was de Republiek niet opgehouden te bestaan Caesar werd overladen met ambten werd dictator,eerst voor tien jaar en spoedig voor het leven. Neemt enkele maatregelen:

Senaat werd uitgebreid tot 900 man (nieuwe families kregen een kans) en het provinciaal bestuur georganiseerd door Caesar.

Het aantal ontvangers van gratis graan werd op 150.000 vastgelegd. Voor de proletariërs en talloze veteranen werden kolonies gesticht Carthago en

Korinthe waren. De Italische steden kregen een homogene bestuurregeling opgelegd De traditionele maankalender werd vervangen door een aan Egypte ontleende en

gemoderniseerde zonnekalender van 365 en een kwart dag, verdeeld over 12 maanden, ingaande op 1 januari 45 v.C juliaanse kalender basis v/d westerse tijdrekening

Caesar streefde naar de instelling van het koningschap, naar model v/d hellenistische koninkrijken.

lokte bittere tegenstand uit van de traditioneel gezinde senatoren 15 maart 44v. C. werd Caesar door een groep senatoren, onder wie Brutus en Cassius de bekendste waren, vermoord.

periode van politieke verwarring en burgeroorlogen. Caesar had per testament een achterneef als adoptiezoon en erfgenaam aangewezen

Gaius Julius Caesar Octavianus krijgt steun van leger De senaat gedwongen de jonge Caesar Octavianus allerlei bevoegdheden en spoedig

ook het consulaat te geven.

54

Page 55: Samenvatting oudheid (2)

Met Caesars voornaamste generaal Marcus Antonius sloot Octavianus in 43 een verdrag, waarna de volksvergadering hun in feite alle macht opdroeg om de staat te hervormen en de moordenaars van Caesar te straffen.

Moorenaars o.l.v. Brutus en Cassius en werden in het jaar 42 verslagen bij Filippi in Macedonië.

Octavianus en Antonius verdeelden de Romeinse wereld: Octavianus kreeg het westen v/h rijk en Italië Marcus Antonius kreeg het oosten v/h rijk en trouwt met Cleopatra in Egypte ook

daar heerser. In 32 v.C. openlijke breuk in Italië en de westelijke provincies een eed van trouw

aan Octavianus. In 31 werd in de beslissende zeeslag bij Actium aan de Griekse westkust Antonius

verslagen. Hij en Kleopatra vluchtten naar Alexandrië maar Octavianus volgde hen. Ze

pleegden beiden zelfmoord en de staat v/d Ptolemaeën werd door Octavianus ingelijfd. De kring van landen rond de Middellandse Zee was nu verenigd in één rijk en onder

één heerser.

2 De grote maatschappelijke structuren

2.1 Economisch leven

Tussen Alexander en einde Republiek ( 300 jaar) grote veranderingen. Schaalvergroting van al bekende activiteiten Markt als stimulans en doel voor economisch handelen

Aanzet: Veroveringen Alexander de Grote en opkomst hellenistische staten in het oosten Expansie Romeinse Republiek in westen

2.1.1 De landbouw

Basis van de economie, maar ook stijging belang handel en nijverheid. Agrarische technieken en producten bleven gelijk, stijging in productie alleen door

uitbreiding landbouwareaal. grotere productie tarwe, gerst werd voedsel voor armen.

Meer olijf en wijn. Zuid-Gallië, Zuid-Spanje en Noord-Afrika belangrijke productiegebieden.

Nieuwe producten (suikerriet, katoen, rijst) uit India wel bekend, maar zeldzaam in productie.

Nieuwe landbouw vooral in andere organisatievormen: ontstaan plantages van grootgrondbezitters, bewerkt door slaven.

Hellenistische periode: organisatie landbezit en arbeid: 3 systemen 1. Kleine boeren die eigen land bewerken

Typisch in archaïsche en klassieke Griekse polis, ook in hellenistische periode nog overwegend vrije boeren.

Geen landlozen wel grotere ongelijkheid Ontstaan van landloos proletariaat en grootgrondbezitters.

2. Pachtboeren die stukje grond bewerkenvan een rijke bezitter: In grote delen van Voor-Azië altijd pachtboeren geweest

grootgrondbezit eigendom van koning, tempels en rijke particulieren. Italië en Griekenland.

55

Page 56: Samenvatting oudheid (2)

Verschillende soorten contracten: van een paar jaar tot levenslang (horigheid)

Ptolemaeën organiseerden economie met oog op export (Egypte), door staat gecontroleerd, moest koninklijke schatkist vullen.

3. Slaven op het landgoed van een grootgrondbezitter Kwam tot stand met oog op afzet voor stedelijke markten. 1e plantage-economie zou in 4e eeuw v. C. door Carthagers in N-

Afrikaanse bezittingen ontwikkeld zijn. Grieken namen dit over in 3e eeuw v. C. op Sicilië.

Rijke Romeinse grootgrondbezitters imiteerden de Grieken, zo ontstaan in 2 laatste eeuwen van de Republiek de “Latifundia” of villae.

- Vooral productie olijven en wijn door slaven op grote schaal- Ontstaan latifundia verbonden met groei Rome, import slaven

en gedeeltelijke neergang van de Romeinse boerenstand in 2e eeuw v. C ten gevolge van de Romeinse expansie.

- Bestond uit centrale gebouwen voor grondeigenaar of zijn rentmeester, werk- en opslagruimten, stallen en verblijfplaatsen voor de slaven (vaak hokken, ’s nachts aan ketting) Errond moestuinen, akkers, boom- en wijngaarden en weidegronden.

In Italië wijn en olijfolie belangrijkste winstgevende producten. Wijn meest voordelig om slaven te gebruiken (zeer arbeidsintensief)

Loopt parallel met grote beschikbaarheid aan slaven door vele oorlogen. - Latifundium-systeem waarschijnlijk winstgevend, verkozen

boven pacht-systeem. Rijke grootgrondbezitters vaak meerdere villae in Italië. Rentmeester (villicus) vaak zelf slaaf of vrijgelatene. Ook veel land gebruikt als weidegrond (vee en paarden), vooral in Z-Italië

en Sicilië, verwoest door oorlogen met Hannibal. Latifundia mee verantwoordelijk voor inkrimpen vrije boerenstand, 1 van

de belangrijkste factoren in de sociale en politieke veranderingen in de late Romeinse Republiek.

2.1.2 Handel en nijverheid

Krijgt grote impulsen in hellenistische periode. Nauw verbonden met agrarische productie. bv.: Rond Rome tuinbouwbedrijven. Produceren groenten en bloemen voor de stad.

Grote stad doet markt ontstaan voor diverse gespecialiseerde beroepen. Bij meeste werkplaats = winkel. Handel in eigen producten. Ook ontstaan van andere, meer intellectuele beroepen: herbergier, arts, schoolmeester,

… Er waren ook lieden die alleen hun lichaamskracht konden verhuren: sjouwers en

slepers in havens en bij stadspoorten, karrenvoerders, ezeldrijvers en arbeiders in de bouw,…

Nog een andere categorie: artistieke bezigheden: schilders, beeldhouwers en mozaïekleggers, muzikanten en toneelspelers,…

Ook vestiging in de stad van vreemde handelaren en ambachtslieden. Opvallendste fenomeen in de hellenistische tijd Ontstaan interregionale en internationale handel op lange afstand.

Waarschijnlijk maar een klein deel van de economie, sinds Alexander de Grote hele Middellandse Zee en Voor-Azië economische

handelsruimte geworden. Zowel over land als over zee.

56

Page 57: Samenvatting oudheid (2)

Land: luxegoederen (edelmetalen, edel- en halfedelstenen en parels, peper en kruiden, zijde,…)

Kooplieden waren Feniciërs, Syriërs, Joden en Arabieren. Karavanen volgens vaste routes langs markt- en pleisterplaatsen. Belangrijke commerciële centra: Petra in Jordanië, Antiochië en Palmyra in Syrië,

Seleukeia en Ktesifon in Mesopotamië, Alexandrië in Egypte, Rhodos, Delos, Korinthe, Carthago en enkele Fenicische steden.

Veel tussenhandel, bv. bij Chinese zijde. Vanaf 2e eeuw v. C. ontdekking moessonwinden, Egypte handelt beperkt rechtstreeks

met Indische havens. Stimulans na inlijving Egypte bij Romeinse Rijk. Egypte exporteerde Indische en Afrikaanse goederen naast eigen producten (graan,

linnen, plantaardige oliën, leer, papyrus en glas) Ook invoer van N-Middellandse Zee van timmerhout, metalen, wijn en olijfolie. Grote economische vernieuwingen waarschijnlijk langs grote massa van bevolking en

plattelandsbevolking heen gegaan. Gingen naar koningen en oorlogen. De grootste profiteurs waren de grootgrondbezitters, personen in koninklijke dienst en

een aantal kooplieden. Slecht een klein deel van de bevolking, maar waren wel markt waar verre handel zich op richtte. Handel bleef dan ook bescheiden door gering cliënteel.

Meer belangrijk was de handel tussen de hellenistische regio’s in graan, olijfolie en wijn. Zo raakten meer en meer landen verbonden, zo ook plaatselijke economische groei mogelijk.

bv.: 3e eeuw v. C.: gebied van de Zwarte Zee: grote steden met graanhandel in bloei.

Hellenistische economie breidde uit naar het W. Unificatie Italië leidde tot in- en export agrarische producten en lokale economische

bloei. Bovenlaag, rijk geworden door oorlogsbuit, was koopkrachtige markt voor

luxegoederen en slaven. Nood aan havens voor handel Kunstmatig aangelegd. O.a. in Alexandrië,

Carthago, Rhodos en andere grote steden.

2.1.3 Geldcirculatie

Grote geldtoename: inflatie over gehele hellenistische wereld: Sterk vergrote geldcirculatie sinds Alexander (schatten edelmetaal in Susa en

Persepolis) aan munten (vooral uitbetalingen troepen) in circulatie Geen monetaire eenheid: belang van de geldwisselaar: Griekse steden en nieuwe koninkrijken hadden eigen bronzen, zilveren en gouden

(sinds Filippos en Alexander) munten. Drachme voornaamste munteenheid (zilveren vierdrachmenstukken sinds

Alexander belangrijke rol in internationaal verkeer) Einde 3de eeuw v.C. ook Romeinse munten (zilveren denarius en sestertius (kwart

denarius)) Vanaf 1ste eeuw: gouden Romeinse aureus komt regelmatig voor

Ontwikkeling van geldwisselaar naar bankier: Al sinds 4de eeuw: tempels waren de plaatsen waar men kostbaarheden in deposito gaf

(in de klassieke poleis) + staten konden ook geldbedragen lenen

57

Page 58: Samenvatting oudheid (2)

Geldwisselaar gaat rol van de tempel ten dele overnemen in Athene en Piraeus (4de eeuw), zeker voor particulieren (particuliere wisselaar voornaamste bankier); ook tempels gaan meer bancaire functie krijgen (zoals in Delos)

Kredietverkeer komt dus op gang (bankieren betalen uit aan derden, houden geld bij (ook zonder rente) maar houden het ter beschikking)

Bankier kon kapitaal ook investeren in economie (leningen kooplieden tegen rente + onderpand)

Ook beperkingen: leningen en commerciële activiteiten gericht op specifieke transactie (vb één handelstocht i.p.v. onbeperkte handelsonderneming => onmogelijk door individuele aansprakelijkheid binnen het rechtssysteem)

Zwakheden van het rudimentaire bankwezen: Niet enkel frequente afwezigheid van rente op uitstaand kapitaal, ook onmogelijkheid

van kleine bedragen op de bank te zetten ‘banken’ enkel voor zeer rijken (gaven ook zelf kapitaal in lening tegen woekerrente)

Vooral rijke Romeinen uit ridderstand (elite zonder senatoriale functies) maken er gretig gebruik van: gaan vastgelegde belastingen van provincies direct uitbetalen aan Romeinse schatkist en vervolgens innen ze het bedrag bij die provincie (met grote woekerwinsten tot gevolg, sinds 2de eeuw v.C.) publicani genoemd (pachten publieke zaken van de Romeinse overheid)

Door de publicani kwamen reusachtige bedragen in Romeinse handen en dus ook naar Italië (laatste 2 eeuwen v.C.) algemeen proces van economieverschuiving van oostelijke Middellandse zee naar het westen

2.1.4 Slavernij en slavenhandel

Enorme toename aanbod slaven: Aankoop slaven in ‘barbaarse gebieden’ Traditie van Klassieke periode voortgezet in Hellenistische: krijgsgevangenen en

inwoners van veroverde gebieden in slavernij verkopen Oorlogvoering bracht dus constante stroom opgang van slaven Expansie Rome: nieuwe stromen richting Italië Ofwel direct verkocht of aangeboden op markten (sinds 166 v.C. Delos natuurlijke

centrum van slavenhandel; Rhodes (voor 166 v.C. hét handelscentrum werd gedegradeerd tot tweede- of derderangshaven door Rome)

Delos nog meer ‘gevoed’ door piraterij uit zuidkust Klein-Azië (raids op schepen en kustplaatsen die door Rhodos onder controle stonden) => geen reactie Rome (pas einde in 67 onder Pompeius)

Slaven gebruikt voor huishouding (ruime zin) of de latifundia (vooral op Sicilië en in Italië, dus vanaf 200 v.C. grootste aantal slaven daar)

2.1.5 Regeringsoptreden en de economie

Hellenistische staten en republikeinse Rome: nauwelijks economische politiek aanwezig: Algemeen geen of nauwelijks maatregelen die een direct economisch doel dienden

(maatregel van Rome t.g.v. Delos unicum) Maar optreden van regeringen had wel groot economisch effect (betaling van troepen

zorgde voor monetaire ‘injectie’ in de economie Munten (muntwezen) bleef overal staatsmonopolie: soms commerciële opbloei, dan

weer inflatie Oorlog belangrijkste factor van verplaatsing van rijkdom (oorlogsbuit (vooral

edelmetalen, kunstvoorwerpen en slaven) van Griekse steden en hellenistische

58

Page 59: Samenvatting oudheid (2)

koninkrijken voor uiteindelijk in handen van Rome en Italië) => oorlog was dus geen schepper van rijkdom

In vredestijd: tribuut- of belastingsinning: Directe belasting op vermogen bestond in hellenistische staten en ook in Rome

(heffing op basis van omvang landbezit of inning vast percentage opbrengst) => dus weer kapitaalstromen richting Italië

Soms werden inkomsten groot (vb. door grote buit uit Macedonië , konden Romeinen heffing van tribuut in Italië achterwege laten (167 v.C.))

Diverse staten bezaten ook mijnen: Rome nam hier ook de rechten van de verslagen koningen en steden over

Andere staatsinkomsten: indirecte belastingen (tollen en douaneheffingen aan grenzen en in havens => Rhodos vb. vóór 166 v.C. enorme winsten hierdoor) + ook speciale heffingen op bepaalde transacties (vb. Rome: belasting op ‘waarde’ van vrijgelaten slaven)

Uitgaven van de inkomsten: Allereerst aan eindeloze oorlogsvoering (aan legers en vloten, al in vredestijd de helft

of méér van de budgetten) In oorlogstijd kosten ‘gedekt’ door roof en plundering (Rome ook nog door

‘schadeloosstellingen’ De kosten waren een belemmering voor de verdere economische groei (vanaf alle

landen rond de MZ bij het Rom. Rijk gingen behoren, krijgen we een periode van vrede en welvaart)

Andere staatsuitgaven: bouwwerken (havens en wegen) Voor Caesar reeds enkele grote architecturale centra (o.a. Alexandrië, Rhodos, e.d.) ,

maar hij is eerste samen met de eerste keizers die overgaan tot grootschalige renovatie en urbanisatie

Verdere uitgaven waren consumptief (goedkoop graan voor armen) Het regeringsapparaat enkel uitgavenpost in staten met bureaucratie (Egypte vb.), niet

in ‘stadstaten’ zoals Griekse polis of Rome

2.2 Sociale hiërarchie

In de Hellenistische wereld kwamen 3 regio’s blijven in contact met elkaar: Voor-Azië en Egypte, Griekse steden en als derde Italië

Grote mate van gelijkheid, economisch, sociaal en politiek

2.2.1 Politiek-juridische hiërarchieën

Scheiding burgers en niet-burgers: klassieke polis was hierop gebouwd (ook in Hellenistische periode) Gold voor zowel Griekse moederland als steden in Voor-Azië en Egypte (vervaagde

hier wel) Op diverse stichtingen van hellenistische koningen woonden meer Aziaten dan

Grieken (enkel Grieken politai – burgers) creatie van eigen gemeenschappen met zeker zelfbestuur (dus polis viel in strikte zin niet samen met de nieuwe stad)

In de hellenistische tijd wijst het er op dat het burgerrecht een minder exclusief voorrecht wordt (burgerschap werd nu ook verleend aan vreemdelingen) in grote trekken idem voor Rome

Het Romeinse burgerschap: Veel flexibeler dan burgerrecht in een Griekse polis

59

Page 60: Samenvatting oudheid (2)

Romeinen konden burgerschap schenken aan overwonnen volken (uitbreiding Romeinen)

Er waren ook tussenvormen: burgerrecht zonder stemrecht (na één of twee generaties omgezet tot volwaardig burgerrecht) + speciale recht van de Latijnse bondgenoten (na verhuizing naar Rome, opgenomen in de Romeinse burgerij)

Binnen burgerrecht aparte categorieën zoals de vrijgelatene (slaaf) met formele beperkingen

Burgerrecht dus van minder belang voor Romeinse maatschappij: hangt samen met de sociale hiërarchie iemands positie werd bepaald of hij behoorde tot de elite van nobiles of lagere senatoren, ridderstand, of tot de officieel 5 vermogensklassen (meeste burgers) of mss daaronder tot de proletarii of de clientes van een aanzienlijke patronus, etc.

Hiërarchie binnen de Romeinse maatschappij (sinds 4de-vroege 3de eeuw): Alleen burgers van de 5 vermogensklassen dienden in het leger, vermogen werd

bepaald door censores: stond officieel i.v.m. de eisen die aan de bewapening van de burgers werden gesteld (in de loop van de tijd verdwenen verschillen in bewapening tss rijkere en armere burgers maar vermogensindeling bleef)

Vermogensindeling belangrijk voor stemprocedure in de comitia centuriata (eerst de burgers van de eerste klasse, dan tweede, enz.) zeer groot gewicht voor welgestelde burgers

Binnen Romeinse elite (latere 3de eeuw): senatoren scheiden zich af van rest van de burgerij en eeuw later gescheiden van de rest van de rijke elite (bij vergaderingen van de comitia centuriata niet langer ingedeeld bij de ridders of equites rijke Romeinen (talrijker dan senatoren) gingen aparte stand vormen

Vanaf 120 v.C. Romeinse elite opgedeeld in 2 standen of ordines (aan de ene kant de ordo equester – enkele 1000-en ridders – aan de andere kant de ordo senatorius – lidmaatschap van de senaat maar geen commerciële ondernemingen voorbehouden)

Verfijning van de Romeinse maatschappelijke hiërarchie: Diverse geformaliseerde categorieën (met Romeinen en niet-Romeinen) Diegenen met Romeins burgerrecht opgedeeld tussen de 2 ordines, vijf

vermogenklassen en de proletarii, tussen vrijgeborenen en vrijgelatenen Buiten de kring van de civitas Romana: bondgenoten met Latijns recht van ‘gewone

bondgenoten’ (formeel peregrini of vreemdelingen). Buiten Italië bewoners onmondige onderdanen (maar bewoners van vrije en autonome steden die vriendschapsverdrag hadden met Rome waren ‘vrije’ vreemdelingen

Niet-Romeinen = grote groep slaven (niet gering aantal kon hopen op vrijheid + Romeins burgerrecht)

Geen hiërarchisering in Griekse steden zoals in Rome: Oude driedeling: burgers, slaven en vreemdelingen (ex-slaven werden vreemdeling)

binnen burgerij geen formele standen Maar waarde burgerrecht verminderde dus kloof rijk-arm werd belangrijker Vooral in Griekse steden in Azië nieuwe stand: inheemse bevolking van het platteland

(horige boeren, geen echte politai) hellenistische periode Ook inheemse vrije boeren met eigen stuk land, in eigen dorpen en stadjes maar

binnen de kring van de hellenistische cultuur (= gecompliceerd)

60

Page 61: Samenvatting oudheid (2)

2.2.2 Sociaal -economische hiërarchieën

Verschillen tussen bewoners: Door grote expansie van Grieken en Macedoniërs naar het oosten (verrijking) +

teloorgang democratie in vele Griekse steden (grote kloof rijk-arm) grotere verschillen in hellenistische staten dan in de klassieke polis

Macedonische koningen en later Romeinse machthebbers steunden rijke grootgrondbezitters (tegen mogelijke revolutionaire veranderingen)

Opstanden in Griekenland (146 en in Asia 133): door Rome bruut onderdrukt (onrust armen)

Gebieden in Azië: niet-grieken (politiek buiten gesloten) => geen onrust tenzij religieus (joden)

Tot vandaag weinig geweten over hoe bevolking in bv. Alexandrië of Rome zich in leven hield verzorging rijke weldoeners of overheid belangrijk (schenken van graan: sinds Gaius Gracchus en later Julius Caesar en Augustus)

Over middengroep even weinig geweten als de armen (beiden groot aantal want elite was slechts een kleine minderheid): moest diverse verzameling geweest zijn (zeker in de steden)

2.2.3 Slaven en vrijgelatenen

Slaven: Rome: ca. 2 miljoen op 7 miljoen inwoners ! (Italië en Sicilië wel grootste aantal in

die tijd omdat de bezittingen van de Romeinse elite daar waren; 1 v.C.) Griekse oosten minder slaven (stedelijk fenomeen) => in het westen slaven zowel

stedelijk als agrarisch Slaven waren vorm van luxe voor elite. Konden ook elders te werkgesteld worden (in

loondienst als zelfstandige ambachtslieden) Slaven moesten verdiensten afstaan aan meester maar ook voordelen (vooral als

ambachtslieden of handelaars): konden extra kapitaal verdienen en zich vrij kopen Ook meester lieten hun slaven soms vrij (konden vele redenen voor zijn)

Vrijgelatenen: In Romeinse maatschappij vermoedelijk talrijker Vrijgelatenen of libertus automatisch Romeins burger en verbonden aan vroegere

meester (patronus): Gehoorzaamheid + allerlei taken (ook financiële ondersteuning) patronus kon dus

financieel profiteren Hun aanwezigheid verschafte patroon aanzien en prestige (bestaan te danken aan de

patroon) In Griekse wereld: vrijgelatenen niet automatisch nieuwe burgers + geen prestige voor

oude meester Vrijgelatenen maakten wel sociale verhoudingen ingewikkelder: kon redelijke

welstand vergaren maar bleef vrijgelatene (vreemdeling in Griekenland) Kinderen van vrijgelatenen (moest wel vrijgelatene zijn van voor de geboorte van het

kind) konden wel alle rechten hebben in Romeinse maatschappij (tot zelfs ridderschap)

‘Agrarische’ slaven: Vooral voor mijnen en steengroeven (in het Ptolemaeënrijk) hard regime (i.t.t.

slaven in de grote steden)

61

Page 62: Samenvatting oudheid (2)

In Italië en Sicilië (latifundia-systeem) wel aparte ‘slaveneconomie’: latifundia-systeem viel in 2de-1ste eeuw v.C. door overaanbod slaven (geen vrijheid mogelijk, behandeld als vee)

Grote slavenopstanden in de Late Republiek: waarschijnlijk deze ‘agrarische’ slaven (uit o.a. Thracië, Gallië, Syrië, e.d.)

Opstandigheid van slaven: Altijd plaatselijk en van beperkte omvang (geen bedreiging) Gold niet voor de 3 grote opstanden in 135 tot 71 v.C Sicilië: 2 opstanden (vooral

Syriërs en Klein-Aziaten): konden deel van het eiland enkele jaren beheersen tot Rome uiteindelijk winnaar werd

Typerend: niemand wilde slavernij afschaffen, ook slaven zelf niet (wilden gewoon rollen omkeren)

Het waren vooral de latifundia-slaven (geen samenwerking met slaven uit steden of proletariërs)

3de opstand: Spartacus (73-71 v.C.): begonnen in gladiatorenschool in Capua; wist een paar keer Romeinse troepen te verslaan maar uiteindelijk overwonnen (overlevenden werden gekruisigd op de Via Appia)

Daarna geen opstanden meer (latifundia-systeem maakt plaats voor verdeling van het landgoed onder pachtboeren (1ste-2de eeuw v.C.)

2.2.4 Rijkdom en maatschappelijke elite

Maatschappelijke hiërarchie: Allereerst slaven op het platteland van Italië, onvrije boeren in Egypte en Voor-Azië;

het agrarische proletariaat (grote delen hellenistische wereld); daarboven stedelijk proletariaat (Griekse steden en Rome); iets hoger verschillende middengroepen (steden). Boven al deze groepen stonden de elite (rijken en zeer rijken)

Politieke macht dus bij elite en hun rijkdom was traditioneel agrarisch (grootgrondbezitters met pachters of slaven). Heel weinig waren rijk geworden door commerciële activiteiten (enkel mss in Fenicische steden) landbezit respectabel

Senatoren mochten geen handel drijven (enkel politiek bedrijven), maar zover zij dat deden, ging het om directe afzet van de producten van hun latifundia. Ridderstand mocht dan weer geen politiek bedrijven maar wel handel voeren maar overgrote deel van hun bestaan leidden zij een bestaan als grootgrondbezitter

Herkomst van rijkdom aan land verscheiden: Overerving en huwelijk of enkele gelukkige transacties Overgrote deel vrucht van politieke macht (in hellenistische koninkrijken was alle land

van de koning die het schonk aan ministers, hoge beambten, officieren of gunstelingen; zo kwamen reusachtige landgoederen in Voor-Azië en Egypte in particuliere handen)

In Italië land verdeeld onder arme burgers en elite (die zich ook meester maakte van het staatsland dat officieel alleen mocht worden verpacht na oorlog met Hannibal was dit zo groot geworden dat regels niet meer werden nageleefd)

Ook nieuwe bezittingen voor Rome uit provincies of kochten land met oorlogsbuit of afpersing (grotere kloof rijk-arm)

Griekse polis: Groeiende kloof in zekere gelijkwaardigheid onder burgers

62

Page 63: Samenvatting oudheid (2)

Nieuw verschijnsel: het euergetisme (lett.: het ‘weldoen’ van rijken en machtigen). Het betreft rechtstreekse giften aan de bevolking (voor feesten, theatervoorstellingen, offer en spelen etc.)

Dat rijken dit gingen doen kwam door time (eer) want hun ‘weldoen’ werd beloond met openbare lofprijzingen politieke macht dus (armen bleven het gevoel hebben tot de polis te behoren)

2.2.5 Sociale mobiliteit

Beperkte sociale mobiliteit in de hellenistische en Romeinse maatschappij: Individuele maatschappelijke stijging mogelijk op 3 manieren:

- Personen die in handel of bedrijf grote rijkdommen vergaarden en zo belegden in land (wel schaars)

- Het leger (in hellenistische koninkrijken konden beroepssoldaten en officieren in koninklijke dienst tot belangrijke functies opklimmen; ook in Rome opklimming mogelijk (verrijken en hun buit beleggen in land centurio was het hoogst haalbare maar niet in de Republiek (was voorbestemd voor ridderstand). Sinds Caesar en Octavianus mogelijkheden tot verdere stijging voor ridder-officieren met bewezen militaire kwaliteiten (ook gewone soldaten krijgen carrièremogelijkheden)

- Slavernij en vrijlating vooral voor de Romeinse maatschappij (vrijgelatenen krijgen Romeins burgerrecht)

2.3 Politieke organisatie

In de hellenistisch-Romeinse wereld 3 regio’s: Griekse poleis, hellenistische koninkrijken en Rome

2.3.1 De Griekse poleis

Interne betrekkingen:- Afschaffing Atheense democratie (322 v.C.) door Macedoniërs mijlpaal ! (democratie

nu republikeinse staat met volksvergadering die magistraten verkoos magistraten uit rijke bovenlaag (= vermogenscriteria)

- Magistraten: voor of na afloop ambtsjaar zaten zij in boule (raad), waarvan de leden (bouleutai) zitten voor het leven bouleutai bestuurde hellenistische polis

- Amateuristisch bestuur (wel iets meer taken dan in klassieke tijd): naast traditionele rechtspraken, ook soort politietaak in stad en omliggend land; naast toezicht op marktwezen en onderwijs, ook zekere regeling van de ziekenzorg euergetisme (schenkingen en ‘weldaden’ van de machthebbers)

Externe betrekkingen: groepen: steden van de hellenistische koninkrijken en steden met enigszins bewaarde

zelfstandigheid- 1ste groep: interne autonomie (onderdanig aan koning + belastingen) + soms dulden

van garnizoenen binnen hun muren- 2de groep: aan de wisselvalligheden van de grote politiek onderworpen (sommigen

bewaarden zelfstandige positie, zoals Rhodos, anderen gaan met andere steden in een bond, vb. Archaïsche Bond)

63

Page 64: Samenvatting oudheid (2)

uiteindelijk allemaal moeten buigen voor Rome maar sommige steden door Rome erkend als ‘vrij’en ‘autonoom’ en als ‘vrienden’ van het Romeinse volk (geen betaling tribuut + niet onderworpen aan Romeinse rechtspraak)

2.3.2 De hellenistische koninkrijken

nieuwe principes in de staatsvorming (i.t.t. poleis): Territoriale staten (verschillend van poleis) + monarchieën Monarchie gaf bestaansrecht aan deze staten (zonder koning zouden ze uiteenvallen of

verdwijnen; gezag van de koning berustte op recht als veroveraar) Macedoniërs en Grieken: soevereiniteit over Egypte en Azië (‘met de speer

verwonnen land’) Alle gezag automatisch voor veroveraar, de koning (alle bewoners onderdanen, deel

van de buit) Antigoniden en Seleuciden moesten wel rekening houden met bestaande feitelijke

machtshebbers en gedwongen aan hun eigen lokale gouverneurs ruime bevoegdheden af te staan (dus geen absolute vorsten)

Griekse steden binnen hun rijk behielden voor groot deel autonomie + tempelstaten in klein-Azië en elders ook grote vorm van autonomie

Egypte homogener uitgebreidste en voor de boerenbevolking drukkenste bureaucratie van de Oudheid

Heersercultus: Heersercultus Grieks verschijnsel (gelijkstelling van levend mens als godheid) Werd normaal in rijken van Seleuciden en Ptolemaeën en koninkrijk Pergamon Vergoddelijking koningen ook propaganda om heerschappij van vorsten te legitimeren

2.3.3 Rome en de organisatie van het opkomende Romeinse Rijk

Italië en daarna andere gebieden als stadstaat onderworpen door Rome => territoriaal rijk maar politieke organisatie bleef die van stadstaat (rijk = aanhangsel). In het begin lukte dit wel maar uiteindelijk moest Republiek wijken voor heerschappij van één man

Voor Gracchus: stadstaat In de periode van het einde van de standenstrijd tot het uitbreken van de crisis onder

Tiberius Gracchus (287-133 v.C.): nog steeds stadstaat (zekere aristocratische consensuspolitiek) politieke zwaartepunt bij senaat

Comita centuriata: hier werd per centuria gestemd en per vermogensklasse (meerderheid voor magistraten, senatoren en ridders). Deze vergadering verkoos vooral hogere magistraten (praetoren, consuls en censoren) + belangrijke beslissingen, zoals oorlogsverklaringen en vredesverdragen

Comita tributa: alle burgers in de tribus (ingeschreven met één stem en gold de meerderheid der stemmen). Deze vergadering verkoos lagere magistraten en kwam bijeen voor allerlei wetgeving) verschilde weinig van het concilium plebis, vergadering van louter plebejers procedure hier democratischer dan bij comita centuriata (dus grotere populariteit)

Voorstellers van wetten waren meestal volkstribunen (vooraf besproken met senaat): op die manier toch zekere harmonie en eendracht in 133 v.C. maakte Tiberius Gracchus daar een einde aan begin van de crisis

Onderverdeling van de ambten: Cursus honorum: vaste volgorde van de loopbaan van ambten (tss 287-133 v.C.):

lagere ambten = quaestor (financiële taken: betaalmeester troepen, vaak lagere

64

Page 65: Samenvatting oudheid (2)

hulpmagistraat van de consuls); volkstribuun en aedilis (toezicht marktwezen); praetor (rechters en provinciale stadhouders); en consul. Nog eervoller: censor (in laatste instantie verantwoordelijk voor registratie van burgers in vermogensklassen, toelating ridderschap en de sentaat en voor aanbesteden publieke werken en diensten

Duidelijke regels op welke minimumleeftijd deze ambten mochten bekleed worden (vb. consul = min 42 jaar) en hoeveel jaren er moesten verstrijken tussen twee ambten

Het consulaat populairst: meeste macht maar heel moeilijk voor nieuwkomers (familiaal). In klassieke Republiek: nobiles (lett.: de ‘bekenden’): één van de tientallen families die consuls leverden; homo novus (nieuwe man): iemand die zonder een consul in de familie toch consul werd (hoogst uitzonderlijk !)

Waar behoefte was aan meer personen met de bevoegdheid van consul, werden ex-consuls in hun ambt gelaten: proconsuls (normaal in Late Republiek)

Regels van de cursus honorum niet altijd nageleefd (vb. in oorlogstijd soms jongere consul dan 42 jaar)

De senaat: De quaestor had toegang tot de senaat Oud-consuls en oud-censoren aanzienlijkst in de senaat (gaven de toon aan) (bij

stemmingen durfden lagere senatoren niet tegen hen ingaan dignitas (prestige) en auctoritas (autoriteit) van oud-consuls

Lagere senatoren meestal in vorm van clientela aan machiger heren gebonden Onderling konden de hoogste nobiles politieke vriendschappen sluiten en ontstond een

factio, een samenwerkingsverband (op bepaalde politieke vriendschappen, ontstonden ook tegenfacties uiteindelijk ontstond zekere machteloosheid van de senaat t.o.v. grote problemen)

Geest van de Republiek: stadstaat ambten waren ereambten waarvoor geen salaris betaald werd (had magistraat hulp

nodig, werd hij geacht zijn eigen slaven en vrijgelatenen aan te spreken; had hij politieke raad nodig, moest hij zijn eigen politieke vrienden aanspreken) was nog mogelijk als stadstaat, zolang Rome zich zo weinig mogelijk inliet met interne zaken van bondgenoten en provinciebewoners

Rome + bondgenoten: Ager Romanus (gebied van Rome zelf): sinds 270 v.C. 1 kwart van Italië (Rome +

territorium in Latium en Campanië + daarbinnen ook verscheidene steden: municipa) Municipium: stad of gemeente met lokale autonomie + verplichtingen t.o.v. Rome

(belasting + militaire dienstplicht) Ager Romanus bestond verder uit Romeinse coloniae (aan de kusten uit militaire

overwegingen) Het 3 kwart buiten ager romanus onafhankelijk en in bondgenootschap met Rome (2

categorieën: latini (onafhankelijk gebleven na 338 v.C. en coloniae Latinae (nieuwe stichtingen: gevestigd door Rome uit agrarische en militaire overwegingen)

Kolonisten (deels Italiërs, deels Romeinen): geen Romeinse burgerrechten (wel intern zelfbestuur en Latijns Recht, status oude latini)

Bondgenoten Italië (sinds 4de eeuw verslagen): Samnieten, Umbriërs, Etrusken en Grieken (als socii (‘bondgenoten’) onderscheiden van de Latijnse bondgenoten) ook zij intern autonoom maar onderhevig aan Romeinse buitenlandse politiek

Grote ontevredenheid op den duur van de bondgenoten: leverden mankracht voor oorlogen maar kregen weinig terug (buit, tribuut, herstelbetalingen en allerlei afpersingen vloeiden naar Rome)

65

Page 66: Samenvatting oudheid (2)

Provincies: Provincies geheel anders behandeld dan Italiërs (rechteloze gebieden: belasting

betalen en gehoorzaam zijn) Vanaf 197 v.C.: oude provincies bestuurd door praetores, nieuwe door propraetores

(of later door proconsuls) Belastinginning door lokale notabelen of Romeinse publicani (met veel afpersing tot

gevolg)

3 Gemeenschap en mentaliteit

3.1 Maatschappij en individu

3.1.1 Het hellenisme als cultuurbegrip

Hellenisme: Is hellenisme = verspreiding van Griekse cultuur? Meer groot gebied met eilandjes

van Griekse cultuur (deze eilandjes hadden wel superioriteitsgevoel maar weinig interesse om Griekse cultuur te delen met ‘barbaren’ + inheemse bevolking ook niet geïnteresseerd

typen recht naast elkaar in deze periode: lokaal Grieks recht (voor Griekse polis); een ‘Algemeen’ Grieks recht (voor loslopende Grieken); Grieks Koninklijk recht; inheems recht (van streek tot streek)

Koine (Griekse taal van hellenistische verschijningsvorm) lingua franca (dialecten en inheems talen waren wel aanwezig

‘Vergrieksen’: In sommige gebieden wilde men wel Griekse cultuur overnemen maar blijft miniem

(enkel vooral in Klein-Azië + delen van Balkan => eeuwenlang bevorderd door hellenistische vorsten en later door Rome)

Meestal bleef Grieks en inheems naast elkaar bestaan (vb. Egypte: Alexandrië (Grieks) + inheemse platteland)

Acculturatie: Waar 2 verschillende culturen elkaar ontmoeten, ontstaat acculturatie (acculturatie is

wederkerig (veranderingen aan beide zijden)Rome uitzondering:

Waar Grieks en niet-Grieks bewust assimilatie grotendeels vermeden, bestaat er 1 uitzondering: Rome

Verovering in het Griekse oosten deden acculturatieproces in stroomversnelling gaan (op cultureel vlak Grieks meerdere)

Rome had veel respect voor Griekse culturele erfenis maar niet voor contemporaine Grieken (Rome noemde ze Graeculi – Griekjes) + Grieken zagen Romeinen als ‘barbaren’

Weinig tegenstand van de invloed van Griekenland op Rome maar Rome werd niet Grieks (Rome is constant in verandering)vergang van republiek naar monarchie (133 tot 30 v.C.)

3.1.2 De polis

Tijdens de hellenistische periode was de polis een vanzelfsprekende leefomgeving voor de Grieken.

nu deel van grote monarchieën, geïncorporeerd in 1 rijk en onder Romeins bewind was het gedaan met de (politieke, militaire) zelfstandigheid

66

Page 67: Samenvatting oudheid (2)

De geleidelijke overgang naar autoritaire vormen van bewind, een oligarchiseringsproces en de groeiende kloof tss arm en rijk zorgde voor het verlies vh gemeenschapsgevoel

Waren er alternatieven voor het verdwijnen van het gemeenschapsgevoel? Kosmopolites, ‘wereldburger’ = geen goed alternatief veelheid van clubs, verenigingen en ‘gilden’: gumnasion = cultureel

gemeenschapscentrum private genootschappen met sociale doeleinden (voor elke maatschappelijke groep) particularisme: afzetting van het publieke leven Het openbaar leven werd in de loop van de hellenistische tijd meer en meer door het

privéleven opgeslokt (paternalistische rol van de stedelijke elite)

3.1.3 Eurgetisme

Grieks voor ‘weldoen’ weldoenerij aan de gemeenschap vb. voedseluitdelingen, bekostigen van festiviteiten door de elites die zich in de steden gedragen als vorsten

De groeiende gulheid van deze euergetai houdt gelijke tred met hun groeiende rijkdom en groeiende macht (vgl. liturgiasten in Athene)

Na 150 v.C. handelde de gulle gever niet meer in langer in dienst van de polis, maar vooral van zichzelf en zijn familie

Ambtsvervulling en weldoen gingen meer en meer door elkaar lopen > rijke ambtenaren

Brood en spelen uit vrijgevigheid (stad had ontoereikende inkomsten), alsook onderwijs (gumnasion) en medische verzorging

3.1.4 Hellenistische stadsaanleg

Schaalvergroting, bekostigd door de rijken, op basis van het hippodamisch systeem (= schaakbordpatroon)

Openbare voorzieningen: agora met stoa’s, prestigieuze gebouwen, brede straten met arcaden, fraaie heiligdommen, waterleiding, badhuizen, muur met poorten en torens, tempels, theater, odeion (muziek), mouseion (muzenheiligdom), bibliotheek, gumnasion, …= stedelijke façade binnen een oligarchisch kader

Monumentalisme: ideologische achtergrond waarbij zowel elite als vorsten uiterst actieve bouwheren waren en steden wedijverden met bouwkundige hoogstandjes

3.2 Mannen en vrouwen

3.2.1 Vrouwen in een veranderende mannenmaatschappij

De herwaardering van persoonlijke relaties bracht ook een verschuiving binnen het huwelijk van contract naar persoonlijke gevoelens met zich mee.

Geen wijziging in de juridisch-maatschappelijke positie voor alle vrouwen Egypte/Oosten: vrouwen waren zelfstandig Grieken: vrouwen hadden een kurios Wel vb. de elitevrouw kwam een stuk zichtbaarder in het stedelijke leven (bij een

paternalistische maatschappij hoort maternalisme) Maar niet in het politieke leven, noch was er sprake van enige vorm van vrouwenemanicpatie.

Voor de meeste vrouwen, Grieks of Romeins, veranderde er in de hellenistische periode niets waar het hun positie (voor de schermen) als onmondigen en onmachtigen betreft!

67

Page 68: Samenvatting oudheid (2)

3.2.2 Seksualiteit en voortplanting

Opvallende romantisering van de seksualiteit Gekunstelde erotiek: ‘soft-porno’-producten voor publieke consumptie vb naakte

vrouwensculpturen Alle romantisering, erotisering en ook gezinsidealen zouden slechts de dekmantel

vormen van een samenleving waarin het hedonisme hoogtij vierde, waarin heteroseksuele seksualiteit en voortplanting in verhouding tot de voorgaande periode verder werden ontkoppeldMaar: geen harde bewijzen

Demografisch: daling totale bevolkingsaantal (Griekenland) door reductie gezinsomvang Daling landbezittende burgers (Sparta) door huurlingenlegers (ipv burgerlegers) Migratiestromen in beide richtingen

3.3 Religie, filosofie en wetenschap

3.3.1 Hellenistische religie in de Griekse poleis

Dé hellenistische religie bestaat niet! De verschillen in plaats en tijd zijn eenvoudigweg te groot. Maar er zijn wel een aantal verschijnselen te noemen die hun stempel hebben gedrukt op het religieuze leven in de laatste 3 eeuwen voor het begin van de christelijke jaartelling.

Religieus syncretisme (Grieks erfgoed met Oosterse elementen) impliceert continuïteit (tradities) als discontinuïteit (acculturatie), maar op een gegeven moment ontstaat er iets oorspronkelijks (het onderscheid wordt vaag) = hellenistisch (typisch=geloof in noodlot)

De hellenistische cultuur betekende het einde van de klassieke polis, maar de klassieke polis vormde van diezelfde hellenistische cultuur wel de blijvende basis waarop werd voortgebouwd (= continuïteit en discontinuïteit in één)

Groeiende concurrentie voor de oude goden van niet-Griekse goden en culten, bevordert ook de Griekse culten/mysteriën vb Dionysoscultus

Niet-Griekse goden worden aangepast aan Griekse smaak! Belangrijkste voorbeeld: Egyptische godin Isis > Griekse godin Demeter Henotheïsme: de neiging één godheid uit te zonderen als belangrijker dan alle andere

goden Hiërarchisering van de verhouding tussen godheid en gelovige, maar paradoxalerwijs

tevens verkleining van de afstand tss beide (persoonlijkere relatie) Geloof en ongeloof, beide als uitdrukking van het feit dat er geen sprake meer is van

een vanzelfsprekende polis-religie (zie deel filosofie) Toenemende heroïsering en vergoddelijking van stervelingen (geregelde

heerserscultus) Ongekende bloei van reeks fenomenen als geloof in wonderen, epifanie, private

devotie, biecht, astrologie en magie Geen van deze zaken is werkelijk nieuw, voor zo goed als alles is wel een

prehellenistisch voorbeeld te vinden, maar het nam allemaal een ongekend hoge vlucht!

3.3.2 Religie in Rome

Hellenistisch syncretisme trad niet alleen in het oosten, maar ook in het Westen op. De Grieken en de Etrusken waren de schenkende partij, de Romeinen de ontvangende, vb.

68

Page 69: Samenvatting oudheid (2)

antropomorfisme, interpretatie van voortekens, gladiatorenspelen, triomftocht, … al vanaf in de oudste fasen! (let op: geschreven bronnen zijn allemaal uit de 1ste eeuw v.C. en later)

In de vroegste godenverering vreesde men de goden en wilde men de pax deorum onderhouden d.m.v. rituelen (cultus deorum), offers en votieven door ‘specialisten’ zoals pontifices, priesters en augures.

Het Romeinse pantheon was zeer open (evocatio = ‘uitnodigen’ van goden) zodat er een diepgaande hellenisering (ook niet-Griekse invloeden kwamen via de Griekse wereld) van de Romeinse religie plaats vond (3de eeuw) (= interpretatio Romana), die bevorderd werd door de maatschappelijke veranderingen (en crisissen) van de 3de en 2de eeuw.

Verzet op de vernieuwingen werd geboden, maar zonder blijvend succes. Tijdens de crisis van de Romeinse Republiek kreeg ook de Griekse filosofie voet aan

de grond, met alle twijfel aan het traditionele godenbestel vandien. Religie ook ingeschakeld voor politieke doeleinden vb. Caesar (cultus van de

voorouders)

3.3.3 Niet-Griekse hellenistische religies

Religies in het Oosten hadden overwegend een exclusiever karakter, maar toch is er sprake van invloeden van Grieks-Romeinse origine (wederkerige acculturatie) vb. Grieks antropomorfisme, …

zeer energiek verzet vb. jodendom. Er waren wel invloeden merkbaar binnen de joodse bevolkingsgroep vb. in

Alexandrië, later was er Jodenhaat! (NB septuagint=Griekse vertaling), maar het hart van het Joodse monotheïsme werd door een dergelijke hellenisering niet geraakt.

Krachtige weerstanden van de kant van niet-geloofsgenoten (vb. polytheïsten)> o.a. Egyptische en Griekse smaadschriften in het licht van de Makkabeeënopstand belangrijk omdat hier een van de wortels ligt vh antisemitisme/anti-Judaïsme botsingen omdat joden zich religieus afzonderde, maar wel aanspraak maakte op burgerrechten enz.

naast deze lokale agressie zijn er ook vbn waar joden en niet-joden vreedzaam samen leven

Over het algemeen zijn we goed gedocumenteerd over het jodendom, maar ook over de Egyptische religie, die echter een ondergeschikte rol genoot door het verzet tegen de ‘bezetter’ (Perzen, Grieken en Romeinen) => religieus leven gefragmenteerd

Van de specifieke religieuze ontwikkelingen elders in Voor-Azië weten we voor de periode tss de opkomst van het Perzische Rijk en de aanvang van de Romeinse keizertijd veelal bitter weinig. (Seleucidenrijk: Griekse invloeden, Syrië tot Iran: smeltkroes, …)

De voor de klassieke tijd geconstateerde trend in de richting van universele religieuze systemen eindigt in fragmentatie: de dijken zijn doorgebroken en iedere streek, iedere nederzetting, ieder individu kan kiezen uit een overweldigend aanbod.

3.3.4 Filosofie

geen sprake meer is van een vanzelfsprekende polis-religie. kritiek was echter zeldzaam , de meeste filosofen erkenden immers het bestaan van het goddelijke, al was het dan in een sterk geabstraheerde vorm.

Sceptici: ontkenning vd mogelijkheid van zekere kennis (ataraxia=onthechting) Cynici: weg van de tegencultuur; overal tegen, nergens voor; een mens is vrij wnr hij

afstand neemt van lichamelijke behoeften en sociale conventies

69

Page 70: Samenvatting oudheid (2)

Epicureeërs: (Athene, einde 4de eeuw) leven van natuur en mens voltrekt zich volgens vaste wetten (goden bestaan wel, maar doen niets) , geluk is voor diegene die ataraxia bereiken

Stoïcijnen: streven naar een deugdzaam leven, in overeenstemming met de natuur/logos. Maar de essentie = aanvaarding, ipv terugtrekking uit het leven

Geloof in het wegvallen van oude grenzen en zekerheden, verlies van koinonia, neiging tot escapisme

Maar: men streefde niet naar ingrijpende sociale verandering! Dus maatschappelijke alternatieven heeft de hellenistische periode dus niet opgeleverd.

3.3.5 Alexandrijnse wetenschap

Wetenschap komt los van filosofie Intellectuele cultuur was een zaak van de elite (kapitaal) hof van verschillende dynastieën o.a. Pergamon, Alexandrië, Syracuse

Alexandrië = centrum van heidense en joodse geleerdheid Mouseion, het ‘Muzenheiligdom’ = Grootste bundeling van kunst en wetenschap in de

oudheid, resultaat van euergetisme op enorme schaal, ontmoetingsplaats van veel geleerden en kunstenaars, unieke bibliotheek, veel onderzoek (filologie en letterkunde), maar ook astronomie en geografie

door Grieks superioriteitsgevoel (het vreemde is niet interessant) was er weinig feitelijke kennis over de wereld, ook de langeafstandshandel leverde weinig kennis op en reizigers werden niet au sérieux genomen

De scheiding tussen theorie en praktijk (het daadwerkelijk ook toepassen) was ook in andere takken duidelijk o.a. medische wetenschap, mechanica, militaire technologie

technologische doorbraak bleef uit (wel enkele ontwikkelingen) Achterblijvende materiaalkennis, beperkt ingenieurskunnen, lage prijs van arbeid, conservatieve houding, afkalving van het theoretosch onderzoek (filosofie bleef grenzen stellen = fnuikend voor de wetenschap)

VI. Van de 1se tot de 6de eeuw

1 Historisch overzicht

1.1 Staten en culturen in Eurazië

Doorlezen (best eens kijken naar Romeinse rijk en zijn buurvolken )

1.2 Het Romeinse Keizerrijk

1.2.1 De pax Romana: 1ste en 2de eeuw

Na de burgeroorlogen van de 1e eeuw VC Octavianus wordt vanaf 27 VC keizer Augustus: Vanuit Romeinse conservatisme herstel van de Repbliek, maar verborgen monarchie Inrichting op basis van stadstaat vervangen door nieuwe inrichting van de

maatschappij aangepast aan een wereldrijkPrincipaat, 31 VC – 284 NC:

Keizer als princeps, ‘eerste burger’ Groot propagandaoffensief: bouwprogramma, beeldtaal, keizer als patronus van

dichters, zoals Horatius, Vergilius, Livius ‘Julisch-Claudische Huis’, 27 VC – 68 Augustus, Tiberius, Caligula, Claudius en Nero

70

Page 71: Samenvatting oudheid (2)

Belang van relatie tussen princeps en staat voor interne verhoudingen, bv. Caligula en Nero waren instabiele persoonlijkheden en ondervonden afkeer van senatoriale zijde, ook bekwame bestuurders als Tiberius en Claudius hadden moeizame relatie met senaat

Expansie van het rijk: Ten einde na regering van Augustus: inlijving van Egypte, pacificatie van Spaanse

binnenlanden, opschuiven van noordgrens tot Donau Augustus: plannen voor verovering heel Eurazië, wou grens van Rijn verleggen naar

Elbe verzet, offensieve politiek werd defensief in praktijk Uitzonderingen van latere expansie: Engeland en Wales als provincie ‘Britannia’ onder Claudius Dacië (huidige Roemenië), begin 2e eeuw onder Trajanus Pogingen in gebied ten oosten van de Eufraat

‘Pax Romana’, 1ste en 2de eeuw In de 1e eeuw: prioriteit van consolidatie en pacificatie van eerder ingelijfde gebieden Periode van langdurige interne rust en vrede, geen serieuze bedreiging van de

integriteit van het rijk Op microniveau geweldpleging en onveiligheid, agressie van ‘haves’ tegen de ‘have-

nots’, gebrekkige handhaving openbare orde, schrik voor rovers

Belangrijkste crisis in de late jaren zestig: Zelfmoord van Nero ‘Vierkeizerjaar’, 68/69: opvolgingscrisis, want monarchie niet

op constitutionele basis dus geen geregelde erfopvolging, normaal via zonen of adoptiefzonen als vertrouwelingen van het leger in de 1ste en 2de eeuw

Burgeroorlog, 68/69: zorgt voor uit de hand lopen van twee opstanden: Bataafse Opstand, Rijn en Moezel Joodse Oorlog, Judea: politieke en economische onvrede + sterk

religieusnationalistische sentimenten, Joods gebied kende voortdurende onrust, gedragen door een anti-Romeins messianisme, beweging van het christendom koppelt zich in de jaren vijftig en zestig los van jodendom en zal zich verspreiden werden moeizaam onder controle gebracht (opstanden kwamen niet vaak voor)

‘Flavische dynastie’, 69-96 Provinciegouverneur Vespasianus als overwinnaar vierkeizerjaar Succesvolle poging tot duurzame pacificatie via integratie van de rijksdelen door

Vespasianus, Titus en Domitianus Titus en Domitianus: in conflict met senatoriale kringen

bij autocratische Domitianus leidde dit tot bloedvergieten, kwam zelf om dreigende opvolgingscrisis door diplomatie bezworen

‘Adoptiefkeizers’, 96 -180 Nerva als overgangsfiguur en had de door het leger vertrouwde Trajanus als zoon (en

opvolger) geadopteerd Trajanus: expansieve politiek Noorden: provincie Dacia ingericht Oosten: Parthen teruggedrongen Hadrianus: politiek van consolidatie Muur van Hadrianus in Noord-Engeland: markering van grenszone met limes, maar

bedoeld als contactzone, mogelijkheid om grensverkeer te reguleren Was ondanks zijn degelijk bestuur niet geliefd bij senatoriale elite

71

Page 72: Samenvatting oudheid (2)

Tussenfiguur Antonius Pius Marcus Aurelius: omslag in fortuin van het rijk Druk op de grenzen werd heel groot door demografische ontwikkelingen en

stamverbanden in het noorden die onhoudbaar zuidwaarts dreven: migraties brachten hele Germaanse wereld in beweging

Aanzienlijke inspanning door Rome om Donaugrens te kunnen behouden,… pax Romana verloor haar glans

1.2.2 Crisis en restauratie: de 3de en de 4de eeuw

Bloeitijd van het Romeinse Rijk: van 27 VC tot ca.160 daarna: Grote onrust aan noord- en oostgrenzen van het rijk en externe vijanden breken door Eind 2e eeuw: interne problemen: Opvolging van Marcus Aurelius door zijn zoon

Commodus onsuccesvol, grootheidswaan, gewelddadige dood en daaropvolgende langdurige machtsstrijd

‘Dynastie van Severi’, 193-235 Orde hersteld door Septimus Severus: militair, eerste provinciale keizer, intern en

extern keerde tij, MAAR familie van machtshongerige Syriërs: zijn zoon Caracalla was instabiel en moordzuchtig werd vermoord toenemende chaos en anarchie

‘Soldatenkeizers’, 235-284 Thracische bevelhebber Maximinus tot opvolger uitgeroepen door zijn troepen Lange reeks van usurpatoren en tegenkeizers Permanente burgeroorlog en militarisering van de samenleving Instorting economie door inflatie, verarming en belastingdruk Epidemieën Afscheidingen van delen van het rijk: Imperium Galliarum en rijk van Palmyra

Invallen: Goten, Alemannen en Franken trekken grenzen over:

- Goten: Moesia, Macedonië en Zwarte Zeegebeid- Alemannen: met Marcomannen aan Donaugrens, bereiken Italië- Franken: inval in Gallië en Spanje

Agressieve Sassaniden nemen rol van de Parthen over, veroveren Armenië, bezetten Mesopotamië en Syrië

‘De crisis van de 3de eeuw’ Verschijnselen van verval Wel geen sprake van defaitisme, vertrouwen in eigen kracht en macht Aanzienlijke problemen, ontreddering zichtbaar in onder andere:

- Grote bloei van allerhande religieuze fenomenen gericht op persoonlijk heil en verlossingsreligies, zoals christendom

- Toenemende bemoeienis van de staat met geloof, zoals grote christenvervolgingen

235-285: dieptepunt, maar ook keerpunt krachtig herstel met diepgaande hervormingen, grondige ombouw van de Grieks-Romeinse cultuur, wel zekere continuïteit, maar veel discontinuïteiten: ‘laatantieke’ samenleving, uiteenvallen van het rijk en overwinning van nieuwe religie, namelijk het christendom

Eind 3de eeuw: Illyrische keizers, krachtig en autocratisch, zekere orde gecreëerd

Dominaat, vanaf 284 Diocletianus, vanaf 284: herstel Keizer als dominus, absoluut heerser: goddelijk gezag en oosters hofceremonieel

72

Page 73: Samenvatting oudheid (2)

‘Laatantieke dwangstaat’- Absolutisme, totalitaire trekken van de nieuwe maatschappelijke orde, maar nooit

helemaal in praktijk door ontbreken van middelen- Dit was ook zwakte van het dominaat, maar toch behoorlijk uitstel van executie

voor westelijke helft van het rijk, nog honderd jaar hoofd boven water gehouden tot ‘barbaarse’ invasies uit noorden >< oosten was levenskrachtiger, nog millennium rijksgeschiedenis

‘Reparatio’ van Diocletianus, eigenlijk eerder omvormingen op basis van eerdere voorbereidingen:- Herstel van interne orde en grensverdeling via toename soldaten, bureaucratie en

belastingen- Nieuwe rijks- en samenlevingsordening, militaire hervormingen raakten hele

samenleving- Bestuur en opvolging: voor elke helft van het rijk een Augustus aangesteld, en snel

daarna tetrarchie, ‘vierheersersstelsel’: twee Augusti en twee Caesares- Opdeling provincies in kleinere eenheden, vervolgens gegroepeerd in 12 diocesen- Naast grensverdediging ook mobiele veldlegers- Meer Germanen aangeworven als soldaat, ‘barbarisering’ van het leger- Bekostiging via annona (leveranties in natura) uitgebouwd tot reguliere belasting- Poging tot reglementeren hele economische leven en vastleggen van ieders

maatschappelijke positieOpvolgingsregeling werkte niet Constantijn wordt in 324 alleenheerser na burgeroorlog

Verdeling rijk in 4 praefecturen met Caesares Hervorming munt: introductie gouden solidus herstel geldeconomie Nieuwe hoofdstad Constantinopel: Grieks en christelijk! >< Rome Christendom werd overheersende religie: bekeerde zich, beriep zich in zijn strijd

om keizerschap op christelijke god bij Slag bij de Milvische brug (312), lange tijd tolerant tegenover heidendom, werd religie van heersers

Probeerde Kerk onder zijn gezag te brengen, associatie met wereldlijke macht groeide door verbreiding christendom

391-392: Theodosius de Grote maakte christendom tot staatsgodsdienst door verbod op alle heidense culten

Na Constantijn: Uiteengroeien west en oost, burgeroorlogen die westen verzwakken, voortdurend

opgedeeld rijk Opdringende Germanen: massale beweging door lokale (voedseltekorten) en

Euraziatische (westwaartse trek van de Hunnen) factoren Laatste kwart 4e eeuw: vernietiging Ostrogotische Rijk door Hunnen en verdrijven

Visigoten tot Donau toegelaten tot rijk, maar kwamen in opstand: Slag bij Hadrianopolis (378): klinkende overwinning op keizer Valens Theosodius de Grote: tijdelijke pacificatie Visigoten, laatste hereniging van het rijk gedurende vijf maanden

395: definitieve tweedeling, formele scheiding west en oost

1.3 Het Griekse oosten en het Latijnse westen

1.3.1 De eigen aard van het oosten van het rijk

Oosten van het Rijk: Grieks, belangrijk niveau van Griekse taal in het rijk (bv. Griekse naast Latijnse

kanselarij)

73

Page 74: Samenvatting oudheid (2)

Acculturatieproces in alle richtingen, zoals ook organisatorische aanpassingen in oosten onder invloed van Rome, maar veranderingen in oosten beperkter: eerder voortzetting hellenisering in oosten door Rome, stichting Griekse poleis en begunstiging Griekse levenswijze

Belang van het oosten voor het rijk: Lappendeken van provincies en cliëntstaten tussen Donau en Eufraat, begin keizertijd

proces van ‘povincialisering’ van Augustus tot Dominitianus Onder Trajanus, Marcus Aurelius en Septimus Severus:

- Poging tot annexatie gebieden oosten van Eufraat- Poging verleggen zuidgrens in richting van Arabisch Schiereiland wilden extra bufferzone creëren tegen oostelijke provincies

Zwaartepunt van het rijk: oostelijk provincies en delen van Noord-Afrika, sterker geürbaniseerd, dichter bevolkt en krachtigere economie hun voorrangspositie werd versterkt bij toename van problemen na medio 2de eeuw, belang verdediging Eufraatgrens door dreiging Sassaniden

1.3.2 Het oosten na 395

1de helft 5e eeuw: toenemende rust in oosten Alleen in Noord-Afrika zware nederlagen tegen Germaanse Vandalen Konden Perzische en Libische nomaden tegenhouden Hunnen konden worden afgekocht Klein-Azië, Syrië en Egypte waren intact gebleven, nog voldoende welvarend en

volkrijk voor levering belasting en troepen Waren niet zoals het westen genoodzaakt op steun van onbetrouwbare Germaanse

‘bondgenoten’ Periode van interne chaos vervolgens, maar vroege 6de eeuw krachtig herstel, met

onder Justinianus poging tot herovering westen op de Germaanse koningen

1.3.3 Het westen van het rijk

Kern van het rijk = mediterrane gebieden Neergang van Italië in 1ste en 2de eeuw ten gunste van provincies in het noordwesten, is

omstreden zaak: van Rome gezien noordelijke provincies van ondergeschikt belang door marginale karakter van die gebieden (Gallia, Germania en Britannië) waren gevolgen van behoren tot rijk sterker: aanleiding tot veel grote veranderingen, vernieuwing

Keltisch-Germaanse samenlevingen in westen: lagere complexiteit dus open voor invloeden van meer ontwikkelde buitenwereld:

- Urbanisatie- Aanwezigheid van het leger: provinciale rekruten tot Romeinse burgers

grote verbreiding van Latijnse taal en cultuur: invloeden vanuit het hele rijk, acculturatieprocesseneconomische en sociale verandering, opname in markt- en geldeconomie

rijk krijgt geen homogene mediterrane stadscultuur: Rome had niet intentie op alle niveaus direct gezag en invloed uit te oefenen, acculturatie is tweerichtingsverkeer dus er waren regionale verschillen

Slechts enkele voorbeelden van verzet, zoals opstanden / nativistische bewegingen, waarbij wordt afgezet door de ondergeschikten tegen dominantie van de andere partij, via benadrukken eigen identiteit hun succes was afhankelijk van mate van integratie op rijksniveau (organisatie en technologie)

74

Page 75: Samenvatting oudheid (2)

1.3.4 Het westen na 395

Splitsing van het rijk weinig kansen voor zwakste westelijk deel Politiek van consolidatie, controle grensverkeer, via militair overwicht en diplomatie

behouden van stabiliteit tot optreden van interne verzwakking in 3de eeuwIn de 4de eeuw namen problemen toe:

Druk van buitenaf: Toename Germaanse invallen in frequentie en intensiteit late 4de

eeuw: binnengedrongen Germanen opnemen als bondgenoten (foederati) en in het leger MAAR Germanen waren onbetrouwbaar: eigen belangen, onafhankelijk enclaves

Toenemend verval van binnenuit: moeizamere rekrutering en belastingheffing, krampachtig optreden centrale overheid, afkeer van het rijk door elite wat effectief civiel bestuur en belastingheffing lam legde

Na 395: niet veel meer te verwachten van het oosten, betwisting keizerstroon met Germaanse generaals, zoals de Vandaal Stilicho: leed was niet te overzien toen keizer Honorius zich van hem ontdeed

410, inname en plundering van Rome door Visigoten onder Alarik: symboolwaarde!

Visigoten trokken naar het in anarchie verkerende Gallië Rijngrens doorbroken door Vandalen, Alanen, Sueven en Bourgondiërs, tot in

Midden-Frankrijk en Spanje 429, Vandalen staken over naar Noord-Afrika: rijk met Carthago als centrum,

vloot, in 455 plundering van Rome Geleidelijk infiltratie door Franken: vanaf 4de eeuw in noordelijke provincies, 5de en

vroege 6de eeuw in heel Gallië Overname Britannia door Saksen, Angelen en Juten in 5de eeuw

Midden 5de eeuw: Romeinen en Germanen bedreigd door Hunnen onder Attila in Balkan, Gallië en Italië dood van Atilla, uiteenvallen Hunnenrijk betekende einde bedreiging

Westen van het rijk toen al reddeloos verloren: bestond uit zelfstandige Germaanse koninkrijken en een enkele Romeinse enclave, onder nominaal keizerlijk gezag

476: Einde van het West-Romeinse Rijk: afzetten van laatste keizer Romulus Augustulus door de Germaan Odoaker die zich uitriep tot koning der Germanen in Italië definitieve einde van een politieke eenheid, maar er veranderde niets: overgangen naar ‘middeleeuwen’ was reeds veel eerder begonnen en zou nog langer voortduren – tijdgenoten voelden geen dramatische cesuur

2 De grote maatschappelijke structuren

2.1 Economisch leven

Overgang Republiek naar keizertijd: geen dramatische wendingen in economisch leven, wel nieuw:

Grote economische macht van de keizer Groeiende behoeften van staat voor bekostiging militair apparaat, bureaucratie en hof

Herstel of soms bloei van de economie na Late Republiek in verscheidene streken groei in het gehele rijk? Niet onwaarschijnlijk:

Door pax Romana bevolkingsgroei en zo stijging van de vraag Stijging productiviteit: uitbreiding landbouwareaal, intensievere exploitatie en

schaalvergroting in niet-agrarische sectoren Bevordering van regionale en interregionale uitwisseling door orde en integratie Redistributie

75

Page 76: Samenvatting oudheid (2)

Niet iedereen profiteerde gelijk van welvaartsstijging in 1ste en 2de eeuw: Rijken rijker, armen bleven arm, staat eiste deel Bij stijging surplus in landbouw: dit afgeroomd door belastingheffing

Geen wezenlijk onderscheid met voorafgaande perioden, enkel schaalvergroting: Bleef economisch onderontwikkeld gebied, inkomen rond bestaansminimum,

landbouw Rijke elite: geen verandering, gericht op consumptie Keizers of hun onderdanen: niet gepoogd economie van het rijk te sturen

Totaalbeeld van de economie: moeilijk want ontbreken van veel gegevens aanzienlijke regionale verschillen in karakter, ontwikkelingsrichting- en snelheid van de economie, maar toch worden enkele algemene trends geschetst

2.1.1 Integratie en desintegratie

Keizertijd: Integratie van de provincies in de Romeinse economie Provincies bleven grootste lasten dragen Vanuit Italië leidde het tot nivellering: was economisch (en sociaal en politiek) steeds

minder te onderscheiden van andere rijksdelen Vanuit archeologie: zekere groei in provincies, stagnatie in Italië (neergang misschien

in 3de eeuw door crisis in steden) Provincies deel van economisch netwerk aantasting van het netwerk door

provincies die eigen economische ontwikkeling doormaakten 3de eeuw en later: desintegratie, economie wel op hoger plan gebracht

Integratie opname in een geldeconomie Ook gestimuleerd door belastingheffing en uitbetaling soldij in geld Horizontale en verticale verbreiding Periodiek optredende geldkrapten, hierdoor veel inning en uitkering in natura

betrekkelijke mate waarin afzonderlijke lokale economische netwerken in geldeconomie werden opgenomen

Ontbreken van monetaire politiek Propagandawaarde van geld, eerder politiek instrument

toch diepgaande monetarisering, wel sterke terugval in de 3de eeuw:Gevolg van muntdepreciatie, voortdurend in 3de eeuw:

Keizerlijke munt, in de eerste twee eeuwen stabiele standaard Hiernaast ook lokale muntslag zilveren en gouden munten, voorbehouden aan keizer: intrinsieke waarde geldhoeveelheid direct gekoppeld aan hoeveelheid goud en zilver = structurele zwakte

van Grieks-Romeinse economieën geldeconomie verdween uit grote delen van het rijk Prijsinflatie krachtig gestimuleerd In 4de eeuw: geldstelsel hervormd mogelijkheid van terugkeer naar geldeconomie

2.1.2 Landbouw, nijverheid en handel

Belangrijkste sector van economie: agrarische Veel kleine zelfstandige boeren Ook grootgrondbezit:

- Keizer, leden van ordines en andere rijken- Percelen bewerkt door slaven of uitgegeven aan pachtboeren, coloni- Vaak groot aantal verspreid liggende stukken grond in plaats van latifundia

(aangesloten boerderijen)

76

Page 77: Samenvatting oudheid (2)

- Verpachting nam toe in keizertijd in Italië, Sicilië, Afrika, Spanje, Gallië en Balkan

- Dominantie van pacht in 2de eeuw, boeren en slaven verdwenen nooit Veranderingen in productie: meer marktgericht door noodzaak behoeften van leger en steden te voorzien en te beschikken over geldNiet-agrarische productie: bleef kleinschalig en marktgerichte productie werd de norm

Uitzonderingen: keizerlijke ondernemingen, potten- en steenbakkerijen,… Handel in ambachtelijke producten, bevorderd door rijkseenheid en haar

infrastructuur:- Nieuw aangelegde wegen: vrije verplaatsing erover, vooral gebruikt bij lokale

handel - Binnen- en zeescheepvaart voor uitwisseling op langere afstand, zoals

bulkgoederen (bijvoorbeeld graan voor legers en steden)Steden: bijzondere plaats in economisch leven

Enkele met > 100.000 inwoners, zoals Carthago, Alexandrië, Antiochië, Rome en later Constantinopel, en veel met tienduizenden, zoals Keulen, Trier en Lyon

Voedselvoorziening belangrijkste handelsstromen Goede bereikbaarheid via water Extreem voorbeeld Rome:

- Inwoneraantal van ca. 1 miljoen geopperd (op basis van oa. aantal personen die in aanmerking kwamen voor uitdeling van gratis graan onder Augustus)

- Onvoorstelbare graanbehoefte apart ambtelijk apparaat, praefectus annonae, voor aanvoer van staatsgraan naar Rome, toezicht op graanvoorziening en probeerde, via verstrekken van privileges, sturend op te treden groeiende overheidsbemoeienis met voedselaanvoer van Rome

- Monte Testaccio, afvalberg aan de Tiber: amforen tonen grote import van Spaanse olijfolie naar Rome

Grote behoefte ook aan producten uit primaire sector, grondstoffen Voortdurende behoefte aan mensen wegens sterfteoverschot Steden waren overwegend passieve elementen in het economische leven,

consumptiesteden Stadsbewoners van het rijk = bezitters van macht, rijkdom en status, sociale

ongelijkheid aan basis van parasitaire rol van steden

2.1.3 De laatantieke ontwikkelingen

3e eeuw: economie in een crisis: Daling van de productie en handel oppotten van edelmetaal om de belasting te ontlopen. Poging v d staat om er greep op te krijgen: vergroten van de geldhoeveelheid

depreciatie verergerde allesElite keerden de steden de rug toe en trokken zich terug op hun eigen grondbezit

autarkie: konden alle basisbehoeften zelf vervullen urbanisatie: mensen welkom in die autarkies maar wel als afhankelijke arbeidskracht

ontevredenheid en rellen. Oplossing voor een groot deel van de bevolking: banditisme!

Oplossing: Dwang aan grond, beroep of plaats in het staatsapparaat. Ook probeerde de staat de prijzen van de goederen van bovenaf te regelen. Annonna: belasting op basis van inwonertal en grondoppervlakte

77

Page 78: Samenvatting oudheid (2)

Ineffectief: mensen probeerden zich te onttrekken van de dwang staatjes binnen de staat waar overheidsmannen niet welkom waren

Daling van de economie ondergang van de westelijke rijkshelft !

2.2 Sociale hiërarchie

2.2.1 De ordines

Drie standen:1. ordo senatorius

Goede geboorte hebben Minimum vermogen van 1 miljoen Kleine ambten, prefecturen en dan consulaat Erfelijk

2.ordo equester afkomst geen rol elite ambtdragers, later prefecturen reservoir nieuwe senatoren minimum vermogen van 400.00

3.ordines decurionem leden stadsraad(curia/boulè) rijdom van belang(euergetisme) minimum vermogen 20.000

2.2.2 De massa van de rijksbewoners

212: Constitutio antoniana: alle vrijen binnen het rijk: Romeins burgerrecht Onderscheid tussen burgers en niet-burgers: vrijgeboren, onvrijen en vrijgelatenen. – zeer veel slaven en vrijgelatenen waarvan een deel rechten kreegna vrijlating beroep

als handelaar kregen functie van augustalis: college dat op stadsniveau de keizercultus onderhield

Zeer ongelijke verdeling tussen rijk en arm ofwel zeer rijk ofwel extreem arm, met een matige middenklasse. Groep die doordrong tot de elite: vrijgelatenen, officieren en soldaten

2.2.3 De laatantieke ontwikkelingen

Sociale onderlaag homogenergedifferentieerdere bovenlaag grote groepen rechtelozen(coloni)

De elite:1)machteloze senatoren2) machtige equites3)lokale decurionen(misbruikt door Keizer)

politieke loyaliteit, juridische scholing en militaire kwaliteiten van belang

Nieuwe elite:1)equites+senatoren vormen nieuwe orde senatorius

illustres, spectabiles en clarissimi(naar ambt)erfelijkheid geen belang

2)officiales(bureaucraten) en lage officieren3)curiales(decurionen)

78

Page 79: Samenvatting oudheid (2)

potentes af(4)buiten categorie:clerus

2.3 politieke organisatie

2.3.1 Keizerlijke macht en keizerlijke bureaucratie

Keizerlijke macht en keizerlijke bureaucratie

Cesuur in politiek bestuu:caesar, imperator en Augustus, princeps

verhullend taalgebruik(Augustus) vanwege gevoeligheid --geen formele erfopvolging

Het Principaat afgeleid van:

- 1)tribunicia potestas(beschermer van het volk)- 2)imperium procunsulare(grensprovincies) bevelhebber grootste deel leger en

moeide zich ook met senatoriale provincies pontifex maximus vaak andere bevoegdheden gedelegeerd door senaat, soms censor 1ste eeuw:wegvallen volksvergaderingmagistraten benoemen

Eigenlijke macht v/d Keizer patronus van het leger(beroeps) soldaten = clientela rijkdom

- volk sussen(euergetisme)- auctoritasautocratie Keizer

senaat machteloos, consul eretitel, praetor spelenkeizer gaf hen belangrijke posten binnen rijk

Keizerlijke bureaucratierepublikeinse magistratuur eerste was geschikter voor wereldrijkbv.belastingen( aerarium <fiscus caesaris) veel senatoren en equites in bureacratie bureaucratie was minimaal, doelstelling orde, rust en belastingheffing

2.3.2 Provincies en steden

Senatoriale en keizerlijke provincies vanaf de 3de eeuw geen verschil meer cliëntstaten en volkeren Italië geen provincievanaf 3de eeuw ook keizerlijke bemoeienis Egypteessentieel voor voedselvoorziening rijk afgeschermd van

senaatpraefectus AegyptusBestuur provincies

Romeins rijk was conglomeraat- geen financiën of mankracht om te bemannen- dunne Romeinse bestuurlaag boven lokaal bewind(elite)

landdagen(keizercultus)Creëren bestuurstructuren(stedelijk)vooral in westen nodig

stedenstichting coloniae, municipae en civitates peregrinae met romeinse jurisdictie

79

Page 80: Samenvatting oudheid (2)

timocratie/oligarchie volksvergadering oosten verdwijnt, curia/boulè heerst

2.3.3 De laatantieke ontwikkelingen

Het dominaat semitotalitair en autocratisch goddelijk karakter(Diocletianus) hofceremonieel naar Sassanidisch model leeft voort tot in byzantijnse tijd

Nieuwe bestuurinrichting bureaucratisch apparaat neemt alles over kroonraad(sacrum consistorium)olv Quaestor

- nivellering privé-keizer en keizer-bestuurder opperkamerheer soms machtigste in het rijk

militair en civiel bestuur gescheiden- cursus honorum in leger verdwijnt- wel militairen in civiel bestuur

militarisering civiel bestuur(disciplinering) rijk=1 geheeldecentralisatie verdeling mogelijk(tetrarchie)

De tetrarchie Diocletianus stelde medekeizer(samen augusti) en 2 caesares(assistenten en opvolgers)

aan rijk onderverdeeld in 12 diocessen(olv vicarius) en 2praefecturen slechts 1 generatie stand Constantijn behoudt wel praefecturen(4) en diocessen(13) vierdeling rijk=viervuldiging bureaucratie lastenverzwaring, fiscalisme

Het leger grenstroepen aan limes(limitanei, olv duces) keizerlijk veldleger(comitatus, olv magistri)

- zware cavalerie- positie limitanie verzwakt- demilitarisering grenzen 5de eeuw

De foederatie huurlingen/bondgenoten- vanaf 4de eeuw veel binnen grenzen gevestigd

barbarisering(germanisering) 5de eeuw meerderheid westelijk leger Germanen (Hadrianopolis)

3 Gemeenschapsleven en mentaliteit

3.1 Maatschappij en individu

3.1.1 Verenigingen en andere sociale verbanden

Vroegere verbanden verliezen inhoud worden ‘clubs’ voor jonge aristocraten(iuventus/collegia iuventum)

Apolitieke particuliere collegia worden belangrijk sterk juridisch afgebakend:zelfde beroep, cultus of begrafeniskas vaak ter gezelligheid senaat kon deze verbieden ter bescherming van openbare orde

80

Page 81: Samenvatting oudheid (2)

- Julius C. en eerste keizers geboden formele toestemming van de senaat keizers schakelen collegia semi-officieel in(diocletianus)

3.1.2 Onderwijs

Scholen waren privé-instellingen:

Basisschool(7-12) geleid door vrijgelatene lezen,schrijven en rekenen materiaal duuruit het hoofd leren

Voortgezet onderwijs grammaticus(meestal ook vrijgelatene), in deel van gumnasion latijnse/griekse grammatica toegankelijk voor meisjes elites hadden huisleraren retoriek attisch/ciceroniaans(verschilde van omgangstaal) literatuur en onderwijs

grammaticus buiten realiteit literaire cultuur keizertijd toont maatschappij tweedeling

Hoger onderwijs(nauwelijks) retorica, wettenschap in huis van geleerdeplatonische academie, mouseion

Alexandrië sterke opgang pseudo-wetenschappen christelijk onderwijs late oudheidrechtscholen

3.1.3 Recht en openbare orde

Samenhangend corpus privaatrecht becommentarieert door beroepsjuristen(institutiones van Gaius) beambten belangerijker(praefecti praetori, 2OO)

Strafrecht Chaos en grove regels Jurybanken(laatste eeuw republiek)specialisering Rechtspraak door beambte

- geen jury- voor niet romeinen en gewoon volk- snel en effectief

Benadeelde= aanklager- kreeg zelf straf als aanklacht ongegrond- inquisitoir proces door magistraat-rechter voor zaken van maiestas- later gewone procedure- doodstraf en martelingen vermeerderen- honestiores gepriviligeerdhumiliores

3.1.4 Georganiseerde vormen van collectief vermaak: de spelen

Euergetisme om vermaak Brood en spelen was politiek noodzakelijk

Sportwedstrijden Naar grieks voorbeeld(olumpia) Beroepsatleten

81

Page 82: Samenvatting oudheid (2)

Wagenrennen zeer populair- vaak apart- supportersgroepen- nauwe verbinding met keizerlijk paleis

Stenen amfitheaters(colloseum) Dierenspelen

-executies, mythen ensceneren-kostbaar(exotische dieren)

Gladiatorenspelen- oorspronkelijk rituele gevechten- gevangenen en slaven- later puur vermaak- vrijwillige beroepsgladiatoren- geldverslindend- wss niet veel doden

Theatervoorstellingen Klassiek drama verliest aan belang Mime-spelen populair in keizerrijk Christendom in 4de eeuw rijksgodsdienst

- spelen in verval- gebrek aan financiën- mimespelen blijven tot in 6de eeuw

3.2 Mannen en vrouwen

3.2.1 Huwelijksmoraal en seksualiteit

Huwelijk was burgerplicht Kindersterfte hoognoodzaak reproductie Monogamie norm plaatselijke gewoonten blijven Gearrangeerde huwelijken

Seksueel rollenpatroon Man=vrij Vrouw moet trouw zijnalgemeen komen vrouwen elite meer in het openbaar

Idealisering van het huwelijk Hogere standen Preutsheid christelijke moraal van innigheid en huwelijksgeluk

Enkelingen kiezen ascetisme(heremieten, kloosters) bevolkingsdaling in late oudheid

3.2.2 Demografie

Te weinig bronnenmateriaalVergelijking premoderne samenlevingen

piramide met brede basis grote kindersterfte vernauwing midden piramide

Fluctuaties

82

Page 83: Samenvatting oudheid (2)

1ste en 2de eeuw grootste omvang(50-80milj) daling in 3de eeuw

Factoren van verandering Epidemieën en oorlogen slechts tijdelijkmeer impact in minder stedelijke westen Veranderingen maatsch structuur, mentaliteit en religiechristianisering had

negatieve gevolgen

3.3 Religie, filosofie en wetenschap

Romeinse rijk smeltkroes van volkeren, culturen, ideeën en allerlei tradities Religieus terrein: vooruitgang, nieuwe bewegingen Wetenschappelijk gebied:verzamelen en samenvatten van wat in vorige periodes was

bereikt Quasi geen vernieuwing en uitbreiding van kennis

verstarring en verval in de late oudheid

3.3.1 Wetenschap en literatuur

Plinius de Oudere, Naturalis Historia Geeft onkritisch over alle mogelijke terreinen van kennis en wetenschap (en ook van

veel pseudo-wetenschap en bijgeloof) de stand van zaken in zijn tijd weer Karakteristiek voor de wetenschap van de keizertijd

Geografie (uitzondering, wel degelijk vooruitgang) Strabon (eind 1ste eeuw v.C. – Begin 1ste eeuw n.C)

Schrijft een geografisch en etnografisch verzamelwerk waarin hij alle landen en volken van de Romeinse wereld en de aangrenzende gebieden, in Azië tot aan Idia, de revue liet passeren

Tot midden 2de eeuw Toename kennis door handelstochten (zowel over zee als over land) Ptolemaios (midden 2de eeuw)

- Toename kennis verzameld in een voor zijn tijd volledige beschrijving van de wereld

- Gebruik van lengte en breedtegraden- Enkele misvattingen (bv. Indische Oceaan als reusachtig meer)- Maatgevend tot aan de tijd van de grote ontdekkingen (15e eeuw)- Geografisch wereldbeeld ingebed in kosmologie en astronomie- Eveneens voortgebouwd uit werk van voorgangers

Universum: - Ptolemaios: bolvormige aarde staat centraal …- Copernicus (16e eeuw): niet aarde maar zon als middelpunt

Medische kennis (vergelijkbaar met geografie) Galenos, 2de helft van de 2e eeuw ( Ptolemaios)

- Verzamelde praktische de hele medische wetenschap van tijdgenoten en voorgangers, maar verrijkte deze met talloze eigen observaties en ziektebeschrijvingen

- Zijn oeuvre zou tot in de 17de en 18de eeuw het handboek voor de medicijnen blijven

- Toch teruggang in vergelijking met de Hellenistische periode- Geen plaats meer voor experimenten en sectie menselijk lichaam - Wel plaats voor alle mogelijke voordelen en pseudo-wetenschappelijke

redeneringen dit gaat meer en meer de wetenschap in de keizertijd karakteriseren

83

Page 84: Samenvatting oudheid (2)

Dit + opkomst Christendom zou aan de beoefening van de wiskunde en wetenschap in het Romeinse Rijk grotendeels een einde maken

Technische vindingen 2 terreinen Militair terrein Architectuur

Vaak geen of nauwelijks een band tussen wetenschap en techniek (meestal praktische kennis + ervaring)

Literatuur en Literaire wetenschappen Domein van de elite Gebruik van onnatuurlijke ‘klassieke’ Grieks en Latijd Stijl doortrokken van retoriek en wisselende modes Meeste werken zijn verloren gegaan Tacitus (begin 2de eeuw) Beschreef de geschiedenis van de keizers na Augustus in 2

grote werken Ploutarchos (begin 2e eeuw)

- Stilistisch de mindere van Tacitus- Toch een belangrijke bron van kennis voor vele aspecten van de oudheid

De roman: voorbeeld van vermaaksliteratuur voor bredere kringen dan alleen de elite Petronius (midden 1ste eeuw): Satyrica Apuleius (2de eeuw): De Gouden Ezel Vanaf 2de en 3de eeuw: christelijke verhalen (over apostelen) Vanaf de 4e eeuw: heiligenlevens

3.3.2 Religies in en buiten het Romeinse keizerrijk

Hellenistische periode naast de traditionele, door de staat of officiële instanties onderhouden culten komen er nieuwe, op de bevrediging van persoonlijke religieuze behoeften gerichte, religieuze organisaties tot bloei

Oude en traditionele culten: Blijven bestaan tot ver in de 3de eeuw (en op sommige plaatsen tot in de 4de eeuw) Indruk is onontkoombaar dat de oude godheden niet meer op de onverdeelde aandacht

van hun vereerders konden rekenenReeds in de Hellenistische periode:

Nieuwe behoeftes Directer en inniger relatie tussen mens en godheid alsook met tussen mensen

onderling die door dezelfde cultus verbonden waren Leidt tot Verbreiding van cultusverenigingen Verbreiding van de verering van bepaalde godheden Syncretische karakter (typisch voor dergelijke godheden en culten) = : elementen

van verschillende herkomst werden in één gestalte en één complex van mythen en rituelen verenigd

Henotheïsme : de verering van 1 god boven alle andere staande Krijgt versneld karakter in de Romeinse keizertijd

Verering van het Geluk of de Fortuin of van het Lot en de Voorbeschikking Groter wordend succes Wordt verbonden met astrologie Er was een alom tegenwoordig streven naar om de machten van goden en planeten te

beïnvloeden en de bepalingen van het Lot en de Voorbeschikking te ontgaan

84

Page 85: Samenvatting oudheid (2)

Verklaart voor een groot deel de verspreiding van magie ~ wonderen

Religies in het Romeinse Rijk in de eerste 300 jaar Lokale culten Door contact met Grieks-Romeinse cultuur in wisselende mate gehelleniseerd of

geromaniseerd Interpretatio Romana: gelijkstelling van goden (bv. Keltische godheden) Syncretisme als natuurlijk onderdeel van een veel breder acculturatieproces Traditionele en klassieke goden In de grote steden en oude kernlanden Via staats- en gemeenschapskosten Culten van recenter datum en van niet-Grieks-Romeinse herkomst Bv. in hellenistische tijd Isis Later de Perzische God Mithras Vooral bij overheidsdienaren en in het leger Syncretisch karakter kon zo gemakkelijk gelijkgesteld worden aan de zonnegod 3de eeuw: hoogtepunt samen met die van Sol of Sol Invictus Verbonden met archeologie en bepaalde voorstellingen over de ziel

Voortbestaan na de dood Geen uitgesproken ideeën bij de grote massa van de bevolking in het Romeinse Rijk Grafschriften duidelijk pessimisme (graf als laatste rustplaats en de dood het einde

van het leven) Soms wel als spoken of schimmen werd niet als positief gezien Mysterieculten (= culten voor ingewijden (mustai)): beloofden voor de gelovigen na

een speciale inwijding wel een of andere vorm van ‘eeuwig leven’ Troost van een eeuwig voortbestaan wel geboden door bepaalde filosofische ideeën Gingen terug op Plato en Puthagoras Maakten opgang in de hellenistische tijd Grote invloed op Christelijke en half-christelijke bewegingen en filosofische

stromingen tot ver na de Oudheid Ook typerend voor de laatantieke filosofie van het neoplatonisme Grondlegger was Plotinos (3de eeuw)

Geloof in ‘god-mensen’ Romeinse keizer (speciale categorie) Bv. Octavianus na het einde van de burgeroorlogen werd hem in de Griekse steden

de naam van ‘Redder’ en ‘Weldoener’ gegeven Concrete uitingen van een ware eredienst met altaren, tempels, cultische standbeelden,

… Goddelijk beeld in Rome in Italië zelf door de meeste keizers getemperd strookte

niet met beeld van de keizer als princeps die slechts het staatsbestel van de republiek had hersteld en in stand hield

Na de dood werden ze door de senaat tot godheid (divus) verklaard sommige keizers dreven al tijdens hun leven een vorm van vergoddelijking door (bv. Caligula en Domitianus)

Cultus van levende keizers verbreidde zich in het Westen Priesterambt in dienst van de keizerscultus Begeerde functie voor lokale aristocratie Keizerscultus kreeg duidelijk politiek element de vergoddelijking ook in Rome (3de eeuw) Aurelianus (270-275) ging zich openlijk ‘geboren heer en god’ noemen

85

Page 86: Samenvatting oudheid (2)

3.3.3 De Joden

Monotheïstische godsdiensten in het Romeinse Rijk

Christendom Eeuwenlang in principiële oppositie tot het rijk en zijn goden Meer dan eens door de autoriteiten vervolgd

Jodendom Als aparte natie met eigen en eeuwenoude tradities erkend Uitzonderingspositie Joden aanwezig in Griekse steden en in Rome (en mss nog in andere steden van

Italië); keizertijd: ook in de Westelijke provinciesBegin 1ste eeuw n.C.: Judaea wordt Romeinse provincie

Romeinse autoriteiten krijgen soms te maken met meer militante uitingen van het jodendom (messianistische bewegingen)

Bewegingen leiden tot de grote Joodse opstand van 66 tot 70 Bloedig neergeslagen door Vespasianus en Titus Jeruzalem ingenomen en verwoest (ook tempel verwoest) Voortaan moesten Joden buiten Judaea een speciale belasting betalen maar behielden

ze hun aparte status Rabbi’s (en daarmee het traditionele priesterschap) kregen na de verwoesting van de

tempel in Judaea meer betekenis Messianistische heilsverwachting nog niet helemaal verdwenen Leidt in 115-117 (periode van keizer Trajanus) tot verwoede opstanden van de grote

joodse gemeenten in Egypte, Cyrene en CyprusWerd bloedig onderdrukt 132-135 (tijden regering Hadrianus): in Judaea opnieuw een gevaarlijke uitbarsting Opnieuw onderdrukt Joodse messianisme verdwijnt grotendeels

Nieuwe fase voor het Jodendom Rabbijnen voortaan de onbetwiste geestelijke leiders Tempel in Jeruzalem mag niet meer worden herbouwd Stad werd voor Joden verboden en veranderde van naam (Hadrianus Palestina) Joden konden buiten Palestina hun religieuze gebruiken bewaren Ondanks ontwikkelingen in Palestina kwamen hun gemeenschappen tot grote bloei Grote verspreiding van het Jodendom in de hellenistische periode en keizertijd

3.3.4 Religieuze ontwikkelingen in Azië

Culturele uitwisseling en wederzijdse beïnvloeding tussen de Grieks-Romeinse wereld en delen van Azië

Ontstaan van merkwaardige mengvormen (bv. de groepering van de Mandeeën)Tegelijk ten Oosten van Voor-Azië in de hellenistisch tijd en nog sterker in de Romeinse keizertijd eigen religieus reveil

Iran: herleving van de traditionele godsdienst van het zoroastrisme Dieper in Azië: boeddhisme

- Verspreiding- Tegelijk een karakterverandering- Nadruk op persoonlijke verlossing ten dele opgeheven- Verbreiding van een leer waar ook ruimte was voor verlossing van de grote massa

(= leer van de bodhisattva’s)

86

Page 87: Samenvatting oudheid (2)

- Gevolg: bijna atheïstische leer van Boeddha werd een leer met een veelheid aan goden (later mahayana-boeddhisme genoemd)

China: 2de eeuw Japan: enkele eeuwen later dan 2de eeuw Sri-Lanka: strenger en orthodoxer boeddhisme (= therevada- of hinayana-boeddhisme)

Parallellen tussen het mahayana boeddhisme en sommige religieuze stromingen in de Grieks-Romeinse wereld

Streven naar verlossing Overeenkomsten met vroege Christendom Toch geen onderlinge beïnvloeding! Gelijkenissen wijzen op een zowel in oost als west bestaande behoefte aan persoonlijk

heilManicheïsme (onstaan 3de eeuw)

Ontstaan- In voor-Azië en Iran: ontmoeting tussen zeer uiteenlopende religieuze stromingen - Zoroastrisme - Uitlopers boeddhisme- Joodse gemeenschappen- Sinds 2e eeuw: christelijke groepen- Genoemd naar Mani

Leer:- Streng dualistisch- Scherpe scheiding tussen de materiële wereld van het kwaad en een goede van de

zuivere geest- Mani organiseerde een bewuste prediking en zond apostelen naar alle windstreken

zorgt voor een grote verspreiding- Beweging roept grote weerstand op vanwege het radicaal ascetisme en de

fundamentele verwerping van elke maatschappelijke orde die van een aanvaarding van een aanvaarding van het aardse bestaan uitging

Iran: reeds in de 3de eeuw aan vervolgingen blootgesteld- 300: keizer Diocletianus lanceert vervolgingen in het Romeinse Rijk- Voortzetting van deze politiek beweging verdwijnt vrijwel in het Westen in de

late Oudheid (liet wel sporen na in ketterse groeperingen)

3.3.5 Ontstaan en verbreiding van het Christendom

Ontstaan: 1ste helft 1ste eeuw binnen Jodendom Weinig bekend over de persoon Jezus van Nazareth De dood van Jezus gezien als een gebeurtenis van ver strekkende betekenis Leidt to vergoddelijking Paulus: dood was een offerdood 2de en 3de eeuw: Paulinische interpretatie wordt toonaangevend

Christendom en Jodendom Boodschap Paulus had succes bij sommige joden en vooral onder de vele

sympathisanten van het Jodendom Belangrijke beweging na de dood van Jezus Onder druk van Paulus: men liet de veronderstelling los dat aanhangers van Jezus

automatisch alle Joodse gebruiken en wetten zouden moeten nakomen Bv.: in plaats van de besnijdenis doop

kring van Paulus werd een aparte groepering, los van het Jodendom

87

Page 88: Samenvatting oudheid (2)

Naam ‘christenen’: vermoedelijk in Syrië opgekomen Joodse christendom was nog aanwezig maar zou langzamerhand verdwijnen

Prediking Stedelijk verschijnsel Kleine groepjes, alle lagen van de bevolking (behalve de elite) Samenkomsten op zondag in de huizen van de wat rijkere gemeenteleden Grote massa van de bevolking buiten de steden zou nog lang buiten de christelijke

kerk blijvenAfkeer van het polytheïstische heidendom

Afkomstig uit het jodendom Vorm van asociaal gedrag

3.3.6 Het conflict tussen christendom en de Romeinse overheid; groei van de Kerk

De Romeinse autoriteiten zien het christendom als gevaarlijk (door haar afwijzing van de heersende moraal en religie) voor de orde van het Romeinse Rijk

64: christenen beschuldigd van het aanstichten van de grote brand die toen een deel van de stad in de as legde

Op bevel van Nero gearresteerd en ondervraagd, ter dood veroordeeld en terechtgesteld

Sinds Nero’s vervolgingen golden christenen in de ogen van de Romeinse gezagsdragers dan ook als lieden die de doodstraf verdienden (zolang ze aan hun overtuiging vasthielden)

Vormde de basis van de richtlijn omtrent de christenen die keizer Trajanus rond 211 formuleerde

Er moest wel een zekere terughoudendheid zijn Er moet een beschuldiging zijn (men mag christenen niet zelf opsporen) Ieder die zijn christelijke overtuiging opgaf moest vrijuit gaan

Christenen en vervolging In de grote steden kwam het vaak tot een min of meer spontane uitbarsting van haat

tegen de christenen (vooral tijdens heidense festivals e.d.) Romeinse autoriteiten pakten dan vaak de christenen op en stelde ze terecht Ander element: provocatie door de christenen jegens de autoriteit om zo de

martelaarsdood te stervenRelativiteit van de christenvervolgingen

Tot 250: vervolgingen altijd plaatselijk, incidenteel en van korte duur Aantal kan alleen maar zeer klein geweest zijn (schattingen) Heeft verbreiding van het christendom in de 2de en 3de eeuw niet in de weg gestaan

Verbreiding in de 2de en 3de eeuw: Van oost naar west Bleef stedelijk verschijnsel (soms ook platteland vanaf 3de eeuw)

Kerk verbreedde aanhang naar maatschappelijke bovenlagen (blijft wel kleine minderheid)

Meer intellectuelen onder zijn aanhangerso 2de eeuw: geboorte van een eigen christelijke theologie

Vooral het werk van de apologeten: gingen christelijke leer in overeenstemming brengen met de basisprincipes van de Griekse filosofie en ook de komst van het Romeinse Rijk als een onderdeel van Gods plan met deze wereld beschouwen zorgde mede voor de kerstening van dat rijk

Joden werden nu als erger dan heidenen veroordeeldEerste 2 eeuwen: slechts ten dele sprake van ‘het’ christendom

88

Page 89: Samenvatting oudheid (2)

Veeleer een verwarrende veelheid van diverse groepen en sekten Gnostici:Stonden aan de rand van het christendom of vielen er zelfs buiten Putten inspiratie uit half-filosofische en mystieke bespiegelingen over de verlossende

kennis Uit verzet tegen de gnostici werden meer orthodoxe of katholieke christenen

gedwongen hun eigen geloofsovertuiging te definiëren3de eeuw:

Vele van deze sekten en randverschijnselen verdwijnen weer en kon de kerk definitief haar positie als ene, ‘ware’ en ‘algemene’ vestigen

Uitloper van de gnostiche beweging leer van ManiOpbouw van de bestuurlijke organisatie van de christelijke Kerk

In de loop van de eeuwen: christelijke gemeente krijgt in wezen haar vorm als en grotendeels autonome groepering onder leiding van een geestelijkheid in verscheidene rangen, met aan het hoofd een bisschop

Kerk als geheel was in feite een verbond van gemeenten met hun bisschoppen (overkoepelend gezag van één bisschop was in de eerste eeuwen nog niet aanwezig)

3de eeuw: eeuw van crisis voor het rijk keizers doen meer en meer beroep op goddelijke status conflict met de Kerk kan niet uitblijven

In 249 of 250: keizer Decius vaardigt een algemeen offergebod uit Christenen die weigerden verraad Leidt tot de eerste door het rijk verbreide vervolging 251: Decius sterft, einde aan de 1ste grote vervolging 257: Valerianus zet een 2de algemene vervolging in gang 260: wordt door de Perzen gevangengenomen, einde van de 2de vervolging De zoon van valerianus maakt aan alle maatregelen een einde 300: onder keizer Diocletianus komt een zeker heidens reveil op 303 en 304: aantal edicten tegen de christenen

Begin grootste christenvervolging van het Romeinse Rijk Tetrarchie: in de westelijke provincies worden de vervolgingsdecreten van

Diocletianus niet of nauwelijks uitgevoerd 305: Diocletianus treed af Galerius volgt hem op en gaat door met de vervolging tot op zijn sterfbed en ziet dat

de moeite tevergeefs was 311: hij vaardigt het tolerantie-edict uit: Hiermee krijgen de christenen voor de eerste

maal te horen van de Romeinse overheid dat ze mochten bestaan, mits ze de orde niet verstoorden en hun god baden voor het heil van de keizer.

3.3.7 Constantijn en de kerstening van het Romeinse Rijk

Constantijn (aan de macht in de Westelijke provincies): beschermt de christenen openlijk 312: rukt op naar Italië, versloeg mededinger Maxentius, en nam Rome in Begin van een politiek van begunstiging van de kerk 324: Constantijn wordt alleenheerser over het hele Romeinse Rijk

Gebruikt zijn macht om de kerk op alle mogelijke manieren te bevoordelen ten koste van heidense culten geweldige numerieke groei (meerderheid van de bevolking in de tweede helft van de 4de eeuw)

Bevordering juridische en materiële positie van de kerk door Constantijn en zijn opvolgers

Kerk had nu een enorme hoeveelheid bezittingen (~ armen- en weduwezorg) Wint grote aanhang onder de arme bevolkingsklassen

89

Page 90: Samenvatting oudheid (2)

Begin kerstening van het dagelijks leven steden veranderden van aanblik en karakter (goed zichtbaar vanaf de 4de eeuw)

4de eeuw: kerstening van het platteland in de westelijke provincies door bisschoppen en predikers (toch bleven heidense praktijken bij de eenvoudige boerenbevolking bestaan)

380: Theodosius verbied officieel het heidendom en verklaart het katholieke christendom tot staatsgodsdienst

3.3.8 Opkomst van ascetisme en monnikenwezen; theologische twisten en scheuringen

Bloei van de ascetische beweging 3de eeuw: opkomst ascetische beweging in Egypte en Syrië

Late 3de eeuw: verschijnen van heremieten en kluizenaars Zagen in eenzame afzondering en zelfkwelling een navolging van Christus en een

directe weg naar de verlossing Egypte: ontstaan van gemeenschappen van monniken die aan regels werden

onderworpen en een collectief bestaan leidden in de eerste kloosters Ontstaan van de eerste kloosters in Klein-Azië en Palestina

Afwijkende regels Sterk onder gezag lokale bisschoppen 2de helft van de 4de eeuw: ascetische beweging slaat over naar het westen Rome en Italië Gallië Monnikenwezen als symptoom van een algemenere beweging binnen het christendom Nadruk op deugden van kuisheid en celibaat

Bloei van de christelijke theologie Eusebios: Eerste grote christelijke geschiedschrijver Vat het geschiedbeeld vanaf de schepping tot de tijd van Constantijn in één zinvol

kader samen als een doelgericht en door god geleid proces Andere theologen: dogmatische kwesties 4de eeuw: gaat vooral om de verhouding tussen de personen van de Drie-eenheid Arius: zoon is verwekt door de vader en heeft derhalve een iets minder statuut dan de

vader arianisme 325: concilie van Nicea: Christus en de Vader waren twee naturen van hetzelfde wezen niceanen381: tweede concilie door Theodosius

Leer van Arius ketters Credo van Nicea uitgebreid met de heilige geest Arianisme verdween uit het Romeinse Rijk maar verspreidde zich wel onder

verscheidene andere Germaanse volkeren

Westen: bloei van een eigen christelijke literatuur (Grieken) 5de eeuw: Augustinus, De Civitate Dei

Politiek karakter van de kerkelijke twisten In de disputen speelden de posities van de grote bisschopszetels een rol 4de eeuw: bepaalde bisschoppen krijgen een bepaald gezag over andere bisschoppen Nicea: bisschop van Rome als hoogste in de rang erkend Griekse oosten: wedijver tussen de patriarchen van Alexandrië, Antiochië en

Constantinopel om de 2e plaats

90

Page 91: Samenvatting oudheid (2)

Concilie van 381: kent deze aan Constantinopel toe Pogingen van Alexandrië om eigen zelfstandigheid te bewaren (achtergrond voor

nieuw conflict)5de en 6de eeuw: nieuw dogmatisch conflict over de natuur van Christus

Nestor (Constantinopel): nadruk op menselijke karakter van Jezus Patriarch van Alexandrië: benadruk goddelijke karakter Nestorius aanvankelijk veroordeeld Vervolgens stuitte het monofysitisme ook op verzet (de leer van de ene, goddelijke,

natuur van Christus ) 451: concilie te Chalcedon: in Christus zijn zowel een goddelijke als een menselijke

natuur op wonderbaarlijke wijze verenigd Patriarch van Alexandrië moest in ballingschap vertrekken

Nestoriaanse christendom 5de eeuw: val van Nestor Christelijke aanhangers in de christelijke gemeenten van Syrië en Mesopotamië

organiseerden hier een eigen kerk Welbewuste zendingsarbeid

VII. De 6de eeuw en later

1 Staten en culturen in Eurazië

1.1 Het Germaanse westen

Germanen waren in kleine groepen het Romeinse Rijk binnengevallen Zelfgekozen isolement eigen identiteit bewaren, koninkrijken stichten Religieus: isolement arianisme Ca 600: bekeerd tot katholieke orthodoxie zijn opgegaan in de onderliggende

bevolkingStreven om de band met het verleden niet door te snijden te zien in de optekening van wetten

Romeinse wetgeving: territoriaal recht werd persoongebonden recht Germaanse vorsten: Leges Romanae: het Romeinse recht voor hun Romeinse onderdanen Leges barbarorum: het Germaanse gewoonterecht

Angelsaksen op de Britse eilanden apart geval Waren heidenen Rijkjes in perifeer gebied Romeinse Rijk Romeinse cultuur en Latijn toch minder

overlevingskansen 7e eeuw: begin kerstening gebied weer langzaam binnen de kring van de Latijnse cultuur gebracht begon trouwens in het zuiden: een stuk van de Romeinse cultuur had zich daar weten

te redden (m.n. in Wales) 5de eeuw: reeds eerder begonnen kerstening (Patrick) Legde basis voor specifieke Keltische, christelijke cultuur Cultuur die tussen 550 en 650 sterk expandeerde

In de Germaanse rijken: Weinig verandering voor een groot deel van de bevolking Wel nam de complexiteit van de samenleving af Pogingen om via gezagsdragers (dux, comes) een centraal gezag in stand te houden,

vormden een aanzet tot verdere fragmentatie

91

Page 92: Samenvatting oudheid (2)

Frankische expansie Werk van Clovis (volgde in 481 Childerik op) Veroverde grote delen van Gallië Bekering van Clovis en vele van zijn volgelingen tot het christendom als belangrijke

factor Steun van de in Gallië machtige kerk Frankisch gebied in 536: Huidige Frankrijk (uitgezonderd Septimanië) Bretagne Grote stukken huidige Duitsland

Italië Op het einde van de 5de eeuw: in de handen van de Ostrogoot theodorik Erkenning als koning door keizer in Constantinopel Maakte hierdoor aanspraak op een bepaalde mate van hegemonie in het hele westen

(inhoud gegeven door huwelijkspolitiek) 527: Justinianus Renovatio imperii Verovering Italië en kustgebieden rond de Middellandse Zee Is in feite een laatste stuiptrekking er kan geen vuist meer worden gemaakt en het

staat vast dat de Germanen gekomen zijn om te blijven Ostrogoten verdwijnen weliswaar van het toneel 568: Avaren stuwen Longobarden voor zich uit Maken zich meester van heel Italië

Merovingische rijk (resultaat militaire successen Franken) Gallo-Romeins karakter Ook typisch Germaanse trekjes: Ontbreken van een duidelijk rijksidee (grondgebied beschouwd als familiegebied en

niet als res publica) Verdeling van rijk van Clovis onder erfgenamen deed het uiteenvallen Vorstelijke families moordden elkaar uit Tegen de achtergrond van de Merovingische machtstrijd 2 belangrijke

ontwikkelingen Groei macht van de hofmeiers (geslacht van de Karolingen) Kerstening in de 7de en 8ste eeuw van de Nederlanden en enkele gebieden direct ten

oosten daarvanVisigoten

Door de Franken teruggedrongen naar Spanje eeuwen stand gehouden Culturele bloei maar politiek chaotisch 711: Arabieren steken straat van Gibraltar over Verzwakt Visigotisch rijk biedt weinig weerstand 717-718: Arabieren steken Pyreneeën over 732: Franken stoppen ze af in de slag bij Poitiërs Iberisch schiereiland blijft in Arabische handen

Karel de Grote 751: de hofmeier Peppijn de Korte zet de laatste Merovingische vorst af 768-814: Karel de Grote, zoon van Peppijn de Korte, regeert voor 46 jaar Effectief veldheer militaire successen 800: Karel de Grote wordt vermoedelijk op initiatief van paus Leo III in Rome tot

keizer gekroond

92

Page 93: Samenvatting oudheid (2)

9de en 10de eeuw: crisisperiode in grote delen van Europa840: Karolingische eenheid gaat weer verloren

Invallen door Noormannen, Islamieten,… Instorten centrale gezag (West-Frankische Rijk) Enkel Oost-Frankische koningen weten een bepaalde mate van orde te bewaren Vanaf 962: koningen van het Oost-Frankische Rijk en Italië worden tot keizer

gekroond Otto III: Beschouwde keizerstitel niet langer als een aanduiding van suprematie over het westen Wel als een uitdrukking van de renovatio Imperii Romanorum

1.2 Het Oost-Romeinse of Byzantijnse rijk

Het Oost-Romeinse Rijk weet zich te handhaven (i.t.t. West-Romeinse Rijk) Sterker geürbaniseerd Handel en geldcirculatie sterker ontwikkeld Regeringsapparaat sterker onder controle van de keizer (grotere efficiëntie) Beter gevulde schatkist 5de eeuw: omkopen van de Hunnen (van hun aanvallen weerhouden) Germaanse en andere ‘barbaarse’ huurtroepen aanwerven (hield wel risico’s in)

Karakterverandering van het Oost-Romeinse Rijk Kerstening maatschappelijk leven betekende de verdwijning of transformatie van vele

antieke cultuurgoederen Tegelijk bleef de keizerlijke regering nog lang vasthouden aan de politieke structuur

en ideologie van het oude Romeinse Rijk In essentie in stand houden tot ver in de 6de eeuw van het regeringssysteem van

Diocletianus en Constantijn Koesteren van de pretentie dat dit rijk in feite met de geciviliseerde wereld behoorde

samen te vallen en dat andere staten de hoogste soevereiniteit van de keizer in Constantinopel dienden te erkennen

Aanspraak op het westen 6de eeuw (onder de regering van Justinianus): poging om de pretenties van een

universieel rijk kracht bij te zetten 540: herovering Noord-Afrika op de Vandalen 540-560: Italië met grote moeite veroverd ten nadele van de Ostrogoten Ten koste van de Visigoten in Spanje enkele kustgebieden bezet Bleek tevergeefse moeite 568: Italië gaat voor een belangrijk deel weer verloren door het binnendringen van de

Longobarden Toch was de regering van Justinianus een hoogtepunt in de geschiedenis van het Oost-

Romeinse Rijk Codificatie Romeins recht Corpus Iuris Civilis Justinianus alse en van de grootste bouwheren uit de oude geschiedenis (grotendeels

gefinancieerd op rijkskosten)bv. de Hagia SofiaTheologische twisten

Aanhangers van Nestorius uit de kerk gezet Concilie van Chalcedon (451): brengt een tweesplitsing Goddelijke en menselijk natuur in de ene persoon van christus Monofysieten (één goddelijke natuur van Christus)

93

Page 94: Samenvatting oudheid (2)

Tweesplitsing krijgt gevaarlijk politiek aspect dreigde de monofysitische christenen hun staatsgezag te ondermijnen

Einde 6de – begin 7de eeuw: diepe crisis Oorzaken:

- Verzwakking door oorlogsinspanningen in het westen onder Justinianus- Demografische en economische gevolgen van een grote pestepidemie (6de eeuw)

Crisis op de Balkan: Invallen:

- Jaren ‘40 6de eeuw: grootschalige invallen van de Slaven over de Beneden-Donau bracht etnische verandering op de Balkan teweeg

- 7de eeuw: nieuwe indringers de Bulgaren- Zo had Constantinopel omstreeks 600 en gedurende het grootste deel van de 7de

eeuw praktisch alle gezag op de Balkan verloren- Pas in de 8ste en 9de eeuw: het vasteland van Griekenland wordt weer grotendeels

gehelleniseerd Andere crisis in het Oosten (begin 7de eeuw): het onverwachte succes van de

Sassaniden 610: staatsgreep brengt Heraklios op de troon Kruistochtachtige oorlog tegen de Perzen en een ernstige verzwakking van het

Sassanidenrijk Jaren ’30 en ’40 van de 7de eeuw: djihad van de Islamitische Arabieren Verovering Syrië en Palestina 641: Heraklios sterft en de Arabische legers dringen Armenië binnen en staan voor de

poorten van Alexandrië Enkele jaren later vielen Egypte en de noordkust van Lybië definitief in Arabische

handen Het Oost-Romeinse Rijk schrompelde ineen tot Klein-Azië, enkele kuststroken op de

Balkan, de Egeïsche eilanden en enkele ‘buitengewesten’7de eeuwse karakterverandering

Niet langer sprake van een Oost-Romeinse Rijk Vanaf 17de eeuw: gebruik van de term Byzantijns Rijk Veranderingen: Nieuwe beamten Nieuwe titels Nieuwe provinciestructuur (scheiding tussen militair en civiel gezag grotendeel

opgegeven maakte baan vrij voor feodalisering) Taal werd onvermijdelijk Grieks Zo werd het rijk homogener, ook religieus Bij verlies oostelijke provincies monofysieten buiten het rijk Als Grieks en orthodox rijk De Byzantijnse staat weer de crisis van de 7de en vroege 8ste eeuw te boven te komen 9de en 10de eeuw: weet nog eenmaal glorieus de hele Balkan en een groot deel van

Syrië te heroveren en voor de laatste maal het oostenlijk Middellandse Zeegebied te beheersen

11de eeuw: komst van de Turkse volken in Voor-Azië zet het langzame maar definitieve proces van afbrokkeling van dit rijk in gang

1453: inname door de Ottomanen

1.3 De christelijke Kerk

94

Page 95: Samenvatting oudheid (2)

Katholieke kerk als duidelijkste erfgenaam van het Romeinse Rijk Structuur van bisdommen/aartsbisdommen ~ civitates/provinciae Positie van de bisschop van Rome als hoofd van de Kerk Griekse oosten westen Romeinse Rijk: geen bisschopszetels die met die van Rome

zouden kunnen concurreren4de eeuw: gezag van de bisschop van Rome formeel door de hele Kerk aanvaard

Afwezigheid van een keizer in het westen sinds 476 vestiging pauselijk gezag over de westerse christenheid

In het westen ook als feitelijke bestuurders van hun stad In de 8ste eeuw m.b.v. een Frankische vorst uitgebreid tot een groot stuk van Midden-

ItaliëEenheid van de Kerk in het westen

Eenhoofdige leiding vanuit Rome Gebruik van Latijn als kerktaal Voortleven van de kennis die vereist was om de antieke Latijnse literatuur te lezen Kerk heeft ook tot het ontstaan van een nieuwe Latijnse literatuur geïnspireerd

Heremieten- en monnikendom Eind 4de eeuw: nieuwe beweging van het heremieten- en monnikendom in het westen Kloosters Naar model Griekse oosten 6de eeuw: nieuw type kloosters in Zuid-Italië gesticht door Benedictus Naast aandacht voor gebed en contemplatie ook veel aandacht voor werk gereserveerd Benidictijner orde

Zending Kende eerst geen traditie van zending onder heidenen 600: Gregorius de Grote zend zijn missionarissen uit ter bekering van de Angelsaksen

in Engeland Sindsdien: zendingen een bekend verschijnsel (wel steun en bescherming van

wereldlijke heersers nodig

De Griekse Kerk in het Oost-Romeinse Rijk Vanaf 4de-5de eeuw: zwakkere positie Patriarchen betwisten elkaars autoriteit Patriarch van Constantinopel gold wel als hoogste in de rang maar zijn gezag werd

beknot door een keizer wiens woord ook in kerkelijke zaken wet was Vaak conflicten tussen patriarch en keizer heeft een op het pausdom gelijkend

kerkelijk gezag in de oosterse Kerk verhinderd Grote splitsing in orthodoxen en monofysieten

Kloosterwezen in het Oost-Romeinse Rijk Invoering van een kloosterregel door Basileios van Caesarea Veel ruimte voor liturgie en contemplatie Weinig ruimte voor arbeid Kloosters nauw gebonden aan de bisschop

Missie in het Oost-Romeinse Rijk Nauwelijks georganiseerde missiearbeid om ‘barbaarse’ volken binnen de Kerk te brengenMonofysitisme

6de eeuw: monofysieten in Syrië en Egypte organiseren zich tot een aparte Kerk 7de eeuw: onder de Arabische verovering word de scheiding van Constantinopel

volledig

95

Page 96: Samenvatting oudheid (2)

Volgende eeuwen: aantal monofysitisch christenen neemt af nestoriaanse Kerk: telt tot in de 9de eeuw talrijke aanhangers in oostelijke richting

1.4 De islam

Geschiedenis van de Islam is gebaseerd op geschreven bronnen van de 8ste eeuw of later Eerdere gebeurtenissen worden geïnterpreteerd vanuit een contemporain standpunt

brengt mogelijk een vertekend beeld meeOrganisatie van de Arabische wereld

Aaneensluiting van vele Arabische stammen in een umma (een gemeenschap) Waarschijnlijk door pressie van de zijde van Byzantium, Perzië en Ethiopië Lange periode van grotere politieke eenheden 6de eeuw: periode van fragmentatie Pressie van andere bevolkingsgroepen (vaak met een samenbindende godsdienst)

Arabische stammenreligies Mekka als enige bindende kracht (toch ook problemen in de 6de eeuw)

Mohammed 610: ontpopt zich als profeet Openbaringen neergeschreven in al-Kur’an (de Koran) Prediking van een sterk joods beïnvloed monotheïsme Vijandige houding inwoners van Mekka leidt tot zijn vertrek naar Madina (622) De Umma en door hem bekeerden scheiden zich af van de joden en christenen

ontstaan IslamArabische eenheid

Bepleit door Mohammed Begon door oorlog en diplomatie daadwerkelijk tot stand te komen 632: dood Mohammed; alles dreigde verloren te gaan Opgelost door instelling khalifa (het kalifaat) 632-661: regeerperiode van vier orthodoxe kaliefs 661-750: regeerperiode van de dynastie van de Umaiyaden

In deze periode vindt er een ongelooflijk snelle expansie plaats

Djihad (een heilige oorlog) Na dood van Mohammed alle Arabische stammen definitief geïncorporeerd Martiale tradities, plunderzucht en religieuze plicht bracht een djihad voort 720: de islamitische macht reikt van de Indus tot aan de Pyreneeën Enkel het Byzantijnse Rijk hield stand 674-678 en 717-718: pogingen om Constantinopel te veroveren maar zonder succes Integratie in het rijk blijft uitzonderlijk uit omdat ze reeds voorzien zijn van een

krachtig en exclusief waardestelselInterne problemen

7de eeuw: islamitische Arabieren vechten hun eerste burgeroorlog uit Eindigt in 661 met de moord op de 4de kalief ‘Ali Leidt tot tweedeling: De Shi’a: aanhangers van ‘Ali en diens nazaten De Sunna: diegene die de nu volgende Umaiyadendynastie als wettig erkenden Politieke instabiliteit onder de Umaiyaden Poging om dit te verhelpen door te streven naar een gecentraliseerde staat Arabisch karakter van het rijk terugdringen Hoofdstad werd van Madina verlegd naar Damascus Arabisch bleef wel de lingua franca

96

Page 97: Samenvatting oudheid (2)

730-750: periode van diepe crisis Militaire tegenslagen Grote religieuze en politieke onrust Umaiyaden werden opzij geschoven door de ‘Abbasieden Gingen verder met de uitbouw van een Islamitisch imperium Symbool voor het nieuwe rijk was het nieuwgestichte Bagdad Bloei onder het ‘Abbasiedenkalifaat was echter van korte duur

9de en 10de eeuw Het rijk begint in provincies uiteen te vallen Economische recessie Het Imperium hield definitief op te bestaan ten gunste van kleinere staten Gemeenschappelijke religie blijft echter borg staan voor een culturele eenheid

2 Het antieke erfgoed

‘De Renaissance’ 14de-15de eeuw in Italië ‘wedergeboorte’; ‘herontdekking van de klassieken’ Term uit de 18de eeuw

19de eeuw: bewondering voor de middeleeuwen Zorgt voor een grotere interesse voor de Renaissance Zoeken naar de wortels van wat er in de 14de en 15de eeuw in Italië is gebeurt om ten

einde de Renaissance te onttronen ten gunste van de middeleeuwen Hiermee wordt de term ‘Renaissance’ zelf problematisch De breuk die door de term wedergeboorte wordt veronderstelt, heeft nooit opgetreden

Erfgoed Erfgoed is dynamisch, niet statisch Hangt af van hoe de erfgenamen er mee omgaan Ook de hoeveelheid erfgoed is geen statisch gegeven Er worden voortdurend zaken aan toegevoegd

Voortzetten van antieke tradities teruggrijpen naar antieke tradities Voortzetten: continuïteit (plaatsgebonden) Teruggrijpen: discontinuïteit (zaken raken in verval, worden later weer opgepikt)

Romania: de wereld die in velerlei opzicht een voortzetting is van het Romeinse Rijk van de Late Oudheid, en waarin velen dat ook zo voelen

De Germaanse staten Het christendom De Kerk In het oosten: de Byzantijnen (wel in toenemende mate een exclusief Grieks Romania) De Islam (door zeker mate van acculturatie)

Grieks wetenschappelijke en filosofische literauur Vaak tot ons gekomen door contacten met de Islamitische wereld

Oplevingen van belangstelling voor de antieke erfenis De Karolingische Renaissance Renaissance van de 12de eeuw

VEEL SUCCES!!!!!

97

Page 98: Samenvatting oudheid (2)

Bekijk wel nog eens kaarten, tabellen en chronologisch overzicht uit het boek!!!

98