HvA Geschiedenis Oudheid

109
PREHISTORIE EN OUDE GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OP VRAGEN UIT DE READER. Maarten Zwakman Ruud van Moor - Paula Asser - Jo Jacobs- Nienke van der Luyt DOCENT: DHR. VD HOGE STUDIEJAAR 2012-2013 Maarten Zwakman

description

Antwoorden voor de reader van Geschiedenis oudheid van de Hogeschool van Amsterdam.

Transcript of HvA Geschiedenis Oudheid

Page 1: HvA Geschiedenis Oudheid

PREHISTORIE EN OUDE GESCHIEDENIS

ANTWOORDEN OP VRAGEN UIT DE READER.

Maarten Zwakman

Ruud van Moor - Paula Asser - Jo Jacobs- Nienke van der Luyt

DOCENT: DHR. VD HOGE STUDIEJAAR 2012-2013

Maarten Zwakman

Page 2: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 3: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 1 IN WELKE FASE IS DE ONTWIKKELING VAN AAP-MENSAAP-MODERNE MENS VERLOPEN?

Austrolopithicus - Homo habilis - Homo erectus - Homo Sapiens

D EELVRAAG 1 .1 MAAK EEN TIJDBALK MET D AAROP EEN AA NGEGEVEN D E BELANGR IJKSTE MOMENTEN IN DE ONTWIKKELINGESCHIED ENIS VAN AAP TOT MENS.

Zie Thema 1 tijdbalk.

D EELVRAAG 1 .2 WAAR STOND , NAAR MEN A ANNEEMT, DE WIEG VAN D E MENSHEID EN HOE HEEFT D E MENS ZICH OVER D E AARD BOL VER SPR EID?

De ontwikkeling van de mensheid is naar men aanneemt begonnen in Afrika. De mens heeft zich verspreidt door zijn nomadisch verstaan. De noodzaak van verplaatsing ontstond doordat de “carrying capacity” van de leefgebieden van individuele bands niet meer voldoende was.

D EELVRAAG 1 .3 WIE WAREN D E NEAND ER THALER S EN WELKE SP OR EN VA N HU N BESTAAN NOEMT HET HA NDBOEK?

Neanderthaler is een verzamelnaam voor alle post Homo Sapiens hominiden. De sporen van hun bestaan zijn hoofdzakelijk grafvondsten.

Maarten Zwakman

Page 4: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 2 WELKE ECONOMISCHE, SOCIALE, RELIGIEUZE EN CULTURELE VERSCHIJNSELEN ZIJN KENMERKEN VOOR DE PREHISTORIE?

Sociaal: kleine (minder dan 100 mensen) nomadische groepen ook wel bands genoemd met vermoedelijk een sterke rolverdeling tussen man en vrouw. Man jaagt, vrouw verzamelt.

D EELVRAAG 2 .1 WAT WORD T VERSTAAN ONDER DE BEGR IPP EN JAGEN EN VER ZAMELEN?

Jagen is het doden van dieren. In de prehistorie werd dit vaak gedaan in groepen, dit vergde een zekere mate van communicatie en planning. Verzamelen is het vergaren van eetbare/bruikbare planten. Hiervoor was kennis nodig voor de werking/eetbaarheid van de gewassen.

D EELVRAAG 2 .2 WAT ZIJN KENMER KEND E ECONOMISCHE, SOCIALE EN R ELIGIEUZE EIGENSCHAPPEN

VAN DE JAGER SCULTU UR?

Economisch: Weinig bezit. Nomadisch bestaan. Jagen en verzamelen. Zeer afhankelijk van natuur.

Sociaal: Kleine groepen (bands) tot ongeveer 100 mensen. Groepen waren te klein om de groep in stand te houden door voortplanting binnen deze groep. Er was contact met andere groepen met name voor de voortplanting (huwelijken). Sterkte rolverdeling man-vrouw in dagelijks werk.

Religieus: In feite is er geen bewijs voor religieuze activiteiten van de jager verzamelaars. Er zijn aanwijzingen die ons vertellen dat deze mensen wel religieuze handelingen verrichten. Zo kunnen grafvondsten worden geïnterpreteerd als religieuze overgangs riten. Ook het maken van kunst kan een vorm van religie dan wel magie zijn geweest om dingen in de natuur te bezweren.

Maarten Zwakman

Page 5: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 3 OP WELKE PUNTEN ONDERSCHEIDT HET NEOLITHICUM ZICH VAN HET PALEOLITHICUM EN HOE HEEFT DE NEOLITISCHE CULTUUR ZICH VERSPREID

OVER DE WERELD?

De grote verschillen tussen de Paleolitische cultuur en de Neolitische cultuur zit in de manier van levensmiddelen vergaren. Waar de Paleolitische mens rondtrok om in zijn levensonderhoud te voorzien (nomadisch), vestigde de Neolitsche culturen zich op één plaats om daar zelf voedsel te produceren en gewassen en dieren te domesticeren (sedentair).

Door overbevolking en de beperkende factor carrying capacity van gebieden trokken groepen mensen weg om elders hun leven op te bouwen. Al in het paleolithicum werd het grootste deel van Eurazie bevolk (rond 1mln BC) door Neanderthalers.

De neolitische cultuur verspreidde zich via de rivierdelta's over Eurazië. De motieven hiervoor waren overbevolking en handel.

D EELVRAAG 3 .1 WELKE GR OTE VERANDER ING OP SOCIAAL, ECONOMISCH EN CU LTUREEL GEBIED EHBBEN ZICH IN HET NEOLITHICU M VOORGEDAAN TEN OP ZICHTE VAN HET

PALEOLITHICU M?

Sociaal: De sociale structuren werden complexer door de andere manier van leven.

Economisch: In het paleolithicum vergaarden de mensen hun bestaansmiddelen door jagen en verzamelen. En hadden daardoor ook weinig bezit aangezien ze alles wat ze bezaten moesten dragen. In het Neolithicum produceerden de mensen de eigen bestaansmiddelen en waren ze daardoor minder afhankelijk van de natuur. Daarnaast konden ze ook bezit vergaren vanwege de sedentaire leefwijze.

D EELVRAAG 3 .2 HOE HEEFT HET NEOLITHICU M ZICH OVER EU ROPA VER SPREID? BED ENK WAAR IN NED ERLAND EN WANNEEER ONGEVEER DE EER STE NEOLITISCHE SP OREN ZIJN

GEVOND EN?

Door overbevolking (carrying capacity) moesten mensen nieuwe leefgebieden gaan opzoeken . Alhoewel de benodigde sociale en economische leefomgeving kleiner werd vertrokken de mensen toch naar andere gebieden.

Eerste Neolitische dorpje in Nederland 5200BC in Limburg.

Maarten Zwakman

Page 6: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 4 WELKE OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN KUN JE NOEMEN TUSSEN DE SOEMERISCHE, BABYLONISCHE EN EGYPTISCHE BESCHAVING/CULTUUR?

Overeenkomsten: Neolitisch. Monarchie. Urbaan.

Verschillen met name godsdienst en de functie van de bestuurders. De farao's hadden een goddelijke status. De koningen van de soemerische steden konden ook.krijgsheren zijn.

D EELVRAAG 4 .1 HOE KOMT MESOPOTAMIë AA N ZIJN NA AM?

Uit het Grieks. Meso= tussen Potamos= rivieren. Tussen de rivieren, Tigris en Eufraat.

D EELVRAAG 4 .2 WELKE GEOGRAFISCHE OMSTAND IGHED EN MAAKTEN D E OPKOMST VAN D E MESOPOTAMISCHE EN EGYP TISCHE BESCHAVING MOGELIJK?

Uitzonderlijke vruchtbare landbouwgrond. Een delta of rivierdal.

D EELVRAAG 4 .3 WAAROM KUN JE ZEGGEN DA T OMSTR EEKS 3000BC ER VOOR HET EER ST SPRAKE IS VAN EEN STEDELIJKE CU LTUUR?

Mensen kunnen door de landbouw meer eten produceren dan zij zelf kunnen consumeren. Dit heeft tot gevolg dat er mensen zijn die de handen vrij hebben om andere functies uit te gaan oefenen. Bijvoorbeeld ambachtslieden, soldaten/bescherming, en bestuurders.

D EELVRAAG 4 .4 WELKE DR IE UITVIND INGEN MAAKTEN HET URBANISA TIEPROCES MOGELIJK?

Metallurgie. Schrift. Irrigatie

D EELVRAAG 4 .5 HET HANDBOEK BEWEER T D AT MIN OF MEER D EZELFDE FACTOR EN DE OPKOMST VAN DE EGYP TISCHE BESCHAVING MOGELIJK HEBBEN GEMAAKT ALS DE

MESOPOTAMISCHE BESCHAVING. LEG D EZE BEWER ING IN EIGEN WOORD EN UIT.

De vruchtbare landbouwgrond. Leidt tot hoge landbouwopbrengsten. Dit heeft weer tot gevolg dat de bevolking groeit. Men neemt aan dat dit in beide culturen aan de orde is geweest.

Maarten Zwakman

Page 7: HvA Geschiedenis Oudheid

D EELVRAAG 4 .6 VER GELIJK DE POSITIE VAN DE KONINGEN VAN SOEMER Ië EN BA BYLON MET D IE VAN D E FARAO’ S IN EGYP TE. NOTEER OVEREENKOMSTEN EN VER SCHILLEN.

De positie van de Farao was aan de goden gelijk. Hij werd “de levende god” genoemd. In Soemerië kon de koning van een gebied geestelijk leider zijn maar ook een krijgsheer of andere invloedrijke persoon. De Babylonische heerser was net als alle andere burgers een dienaar van de godheid. Wat deze drie culturen gemeen hebben in het koningschap is de alleenhersing.

D EELVRAAG 4 .7 WIE IS DE BEKENDSTE BABY LONISCHE KONING EN WAAR IS HIJ VOORA L OM BEKEND GEWORD EN?

Koning Hammoerabi. Hij werd bekend vanwege zijn wetboek. Alhoewel het niet het eerste wetboek is, is het wel het meest gedetailleerd.

D EELVRAAG 4 .8 WAT BETEKEND DE UITD RUKKING “OOG OM OOG, TAND OM TA ND ”. WA T HEEFT D EZE U ITDRU KKING TE MAKEN MET DE KONING VAN VR AAG 4? WAT IS JOU W MENING OVER

D IT R ECHTSPR INCIP E.

Deze uitdrukking is: “het principe dat een kwaadwillende daad van de ene partij, wordt beantwoord met een kwaadwillende daad van de andere partij”. Een vrij directe vorm van straf/vergelding. De dader slaat een tand uit, of steekt een oog uit. Zijn straf is het verliezen van oog of tand.

Voorbeelden uit het wetboek van Hammoerabi:

Artikel 196: Als iemand het oog van een ander uitsteekt, zal zijn oog worden uitgestoken. Artikel 197 Als hij andermans been breekt, zal zijn been worden gebroken. Artikel 200 Als iemand de tand van zijn gelijke uitslaat, zal zijn tand worden uitgeslagen.

De basis voor het wetboek van Hammoerabi bestaat uit dit principe. De straffen uit zijn wetboek zijn over het algemeen zwaar.

D EELVRAAG 4 .9 IN WELKE LAGEN KU N JE DE EGYPTISCHE SAMENLEVING VERD ELEN? MAAK OND ER SCHEID TU SSEN BESTU URSLA GEN, SOCIALE LAGEN EN ECONOMISCHE LAGEN.

Farao (Levende god, bezit alles. Is “almachtig”) Geestelijken (bestuur/sociale hoge klasse) Ministers (bestuur, grondbezit, sociale hoge klasse) Ambtenaren (bestuur, grondbezit) Schrijvers (bestuurders) Militairen (sociale hogere klasse) Werklui (sociaal/economisch laagste klassen)

Maarten Zwakman

Page 8: HvA Geschiedenis Oudheid

D EELVRAAG 4 .10 WAT GEBEURD E ER VOLGENS D E EGYP TENAREN MET IEMAND NADAT HIJ/ZIJ WA S GESTOR VEN?

Dit verschilde sterk per tijdvak. In de begintijd ging alleen de Farao naar het hiernamaals. Een tijdje later ook de machtige bestuurders en vanaf ongeveer 2000BC ging iedereen die gemummificeerd werd en de juiste riten onderging (het boek van de doden) naar het hiernamaals.

Maarten Zwakman

Page 9: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 5: WAARIN VERSCHILLEN DE MINOÏSCHE EN MYCEENSE BESCHAVING VAN ELKAAR EN WAARIN VERTONEN ZIJ GELIJKENISSEN?

Gelijkenissen: Neolitische culteren. Hebben beide brons tot hun beschikking. Kennen beide een tot van bloei met name door middel van landbouw en de export van deze landbouw producten. In beide culturen ontstaan geen echte steden, wel stedelijke/dichtbevolkte gebieden rondom tempels.

Verschillen: Mycene kent sterk verdedigde steden. Waar de Minoische cultuur geen stadsverdediging kent vanwege de militaire superioriteit op zee. Beide culturen zijn aan hun einde gekomen door invallen van andere volkeren.

D EELVRAAG 5 .1 WAT MAAKTE DE OP KOMST VAN HET MINOïSCHE BESCHAVING MOGELIJK?

Het gebruik van brons. De landbouw: schapen, graan, wijn en olijven. Een levendige handel, export.

D EELVRAAG 5 .2 WAT WAR EN D E KENMER KEND E ASPECTEN VAN D E MINOïSCHE TIJDENS DE

BLOEIP ER IOD E?

Welvaart blijft beperkt tot de bovenlaag. Het ontbreken van verdedigingswerken rondom de “stedelijke gebieden”. Afwezigheid van echte steden. Grote mate van kunst met religieuze achtergrond, waarin de vrouwelijke godinnen centraal stonden.

D EELVRAAG 5 .3 WAT HEEFT NAAR ALLE WAAR SCHIJNLIJKHEID EEN EIND E GEMAAKT AAN DE MINOÏSCHE BESCHAVING

Invallen van de Grieken rond 1600BC en vermoedelijk het uitbarsten van een vulkaan op Thena (Santorini).

Maarten Zwakman

Page 10: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 11: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 1 DE GESCHIEDENIS VAN VOOR-AZIË WORDT IN DEZE PERIODE GEKENMERKT DOOR DE OPKOMST VAN DRIE GROTE RIJKEN. WELKE ZIJN DAT EN

HOE IS HUN OPKOMST TE VERKLAREN?

Assyriers Babyloniërs Hetiten

Verklaring opkomst: zeer vruchtbare landbouwgrond

DEELVRAAG 1.1 HOE ZIJN DE ASSYRIËRS EN DE BABYLONIËRS ERIN GESLAAGD HUN RIJK TE STICHTEN, HOE HEBBEN ZIJ HUN RIJK GEORGANISEERD EN OM WELKE REDEN IS HUN RIJK TEN ONDER GEGAAN.

Natuurlijke bevloeiing. Militaire structuur en basis van macht.

Meden en Perzen.

DEELVRAAG 1.2 IN DE JAREN TACHTIG VAN DE VORIGE EEUW VOERDEN IRAK EN IRAN EEN LANGE EN BLOEDIGE OORLOG MET ELKAAR UIT. LEG UIT DAT DEZE OORLOG DEELS TE VERKLAREN IS UIT DE

GEBEURTENISSEN IN DE 7E EN 6E EEUW BC.

De Assyriers ( Irak ) en Perzen ( Iran ) vochten destijds om grondstoffen. In de jaren 80 vochten deze landen weer om grondstoffen.

Maarten Zwakman

Page 12: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 2 LEG IN JE EIGEN WOORDEN UIT WAT HET HANDBOEK BEDOELT MET DE ZIN:

“het historische belang van het Jodendom ligt niet in de positie die het in de wereld van het eerste millennium v. Chr. innam, maar in wat men zijn geestelijke nalatenschap kan noemen (p91)”

In zekere zin was het joodse volk niet erg belangrijk in de 6e en 5e eeuw V. Chr. Maar het gedachtengoed wat in die tijd ontwikkeld is door de joden is van bijzonder groot belang geweest voor de geschiedenis. Zo hebben het idee van één God (monotheïsme) en het idee dat een God direct verbonden is met een volk echt voet aan wal gekregen bij de joden.

Orthodoxie ( de juiste leer ). Heeft eschatologische leer ontwikkeld, de leer over het einde der tijden.

DEELVRAAG 2.1WELKE ROL HEBBEN DE RICHTERE, KONING DAVID EN KONING SALOMON GESPEELD IN DE JOODSE GESCHIEDENIS

Volgens de Joodse traditie en het oude testament van de Christenen waren de David en daarna zijn zoon Salomon Koning van de eenheidsstaat die bestond uit het gebied Juda en Israël.

Hoewel beide staatjes bestaan hebben wordt het bestaan van deze koningen en het feit dat deze twee losse gebieden een eenheidsstaat zouden zijn geweest in twijfel getrokken.

DEELVRAAG 2.2 OP WELKE WIJZE VERANDERDE IN DE EERSTE HELFT VAN HET 1E MILLENIUM DE VISIE OP DE RELATIE TUSSEN JAWEH EN HET JOODSE VOLK EN WELKE ROL HEBBEN DE PROFETEN

DAARBIJ GESPEELD

De god Jaweh werd direct betrokken bij het lot van dit volk. Hij zou belonen waar het goed ging en streng straffen waar zijn wil niet werd opgevolgd. Profeten en priesters versterkten en hernieuwden dit idee.

Maarten Zwakman

Page 13: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 3 HOE HEBBEN DE GRIEKSE POLEIS ZICH ONTWIKKELD TUSSEN DE 10E EN 5E EEUW V. CHR. BESTEED DAARBIJ AANDACHT AAN DEMOGRAFISCHE,

GEOGRAFISCHE, ECONOMISCHE, SOCIALE EN POLITIEKE FACTOREN

De 10e tot 5e eeuw kende een stevige bevolkingsgroei (demografisch) in de Griekse Poleis, door de beperkte carrying capacity van de gebieden van de eerste Poleis vertrokken er groepen kolonisten naar nieuwe gebieden (geografisch). De kolonisten vestigden zich in eerste instantie langs de kust van het middellandse zee gebied. Deze expansie leidde tot een groter afzetgebied en dus een grotere markt waardoor de Poleis steeds welvarender werden (economisch).

De welvaart werd niet eerlijk verdeeld over de bevolking een rijke bovenlaag die in eerste instantie bestond uit de aristocratie ontving verreweg de meeste rijkdommen (sociaal). Hierdoor werden in de Poleis in eerste instantie de (sociale) verschillen groter.

Vervolgens ontstond er door deze vernieuwde handel (ten gevolge van de expansie) een geheel nieuwe klasse die door meer bezit ook een groeiende politieke invloed kreeg. De handelaren, rijke burgerij. Dit kwam met name doordat deze nieuwe bevolkingsgroep zich zaken kon veroorloven die tot dan toe in feite voor een deel de machtsbasis van de aristocratie was geweest; wapens en wapenuitrusting.

DEELVRAAG 3.1 WAT WORDT VERSTAAN ONDER HET BEGRIP POLIS

Uit: Basisbegrippen geschiedenis pagina 6:

Polis (meervoud Poleis). Letterlijk stadsstaat (in het Latijn civitas). Een bepaald territorium waarvan de bewoners verspreid wonen in dorpen en in een soort stedelijk centrum. Onder de bewoners bestond een sterk saamhorigheidsgevoel. Een belangrijk vraagstuk was wie van de bewoners van de polis verantwoordelijk was voor het bestuur van de gemeenschap; een persoon, een kleine groep of alle burgers.

DEELVRAAG 3.2 WIE NAMEN IN DE POLIS AANVANKELIJK DE BELANGRIJKSTE POSITIES IN EN HOE HEBBEN ZIJ HUN VOORSAANSTAANDE POSITIE GELEGITIMEERD? DENK DAARBIJ AAN DE EERSTE

BETEKENIS VAN HET BEGRIP ARISTOCRATIE

De aristocraten. Deze bevolkingsgroep had een sterke sociaaleconomische positie. Zij legitimeerden hun positie door te claimen dat zij beter waren dan de rest (de mooiste en sterksten).

Maarten Zwakman

Page 14: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 3.3 LEG UIT DAT DE INTRODUCTIE VAN DE FALANX DE POSITIE VAN DE ARISTOCRATIE IN DE POLIS HEEFT ONDERMIJND.

Van oudsher bestond de macht van de aristocratie uit het feit dat zij zich wapens konden veroorloven en anderen niet. Met het opkomen van de hoplieten of burgers die zich nu eveneens wapens en wapenuitrusting konden veroorloven verdween dit principe. Daarnaast is het feit dat de burgers tot de ontdekking kwamen dat zij samen sterk konden staan een ontdekking die niet gunstig was voor de machtsbasis van de aristocratie.

DEELVRAAG 3.4 HET HANDBOEK BEWEERT DAT EEN KENMERKENDE EIGENSCHAP VAN DE GRIEKSE POLIS HET COMPETITIEVE ELEMENT IS. GEEF TWEE VOORBEELD EN LEG UIT WAAROM EEN

ARISTOCRATISCHE SAMENLEVING WEDIJVER EN COMPETITIE IN DE HAND WERKT.

De basis van macht was door de aristocratie: kracht en schoonheid. En het uitblinken hierin. Dit principe gold voor de gehele bevolking. Deze mensen hadden daardoor ook een behoefte dit te laten zien aan de bevolking van de Poleis.

Zo ontstonden spelen in de Poleis waarvan de beroemdste de Olympische spelen zijn. En literaire/ muzikale wedstrijden.

DEELVRAAG 3.5 VAN DE 8E TOT DE 6E EEUW V. CHR. WERDEN VELE NIEUWE GRIEKSE NEDERZETTINGEN (KOLONIES) GESTICHT. HOE IS DEZE KOLONISATIEGOLF TE VERKLAREN EN IN

WELKE STREKEN WERDEN DEZE KOLONIES VOORAL GESTICHT?

Door overbevolking besloten een aantal mensen zich elders te vestigen. Zij kozen hiervoor vruchtbare (landbouw) grond. Zo vestigden veel mensen zich langs rivieren of langs de kust.

DEELVRAAG 3.6 BEDENK TWEE MARKANTE VERSCHILLEN TUSSEN DE GRIEKSE KOLONISATIE EN HET MODERNE IMPERIALISME VAN DE 19E EEUW.

Grieken 19e eeuw

Bevolkingsgroei Geen bevolkingsgroei

Geen nieuwe markt creëren Wel nieuwe afzetmarkt creëren

Volksverhuizing/volksplanting Wingewesten

Maarten Zwakman

Page 15: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 3.7 WELKE GEVOLGEN HAD HET SUCCES VAN DE KOLONISATIE VOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE VERHOUDINGEN BINNEN DE POLEIS?

Door het ontstaan van nieuwe markten creëerden de nieuwe Poleis economische groei en daarmee welvaart. Deze welvaart was in eerste instantie voor de reeds rijke en invloedrijke aristocratie. Na verloop van tijd profiteerden meer mensen van de handel en ontstond er een nieuwe klasse, de middenklasse of handelaren. Na verloop van tijd werd deze klasse steeds invloedrijker en veranderde het politiek systeem binnen de Poleis. In feite zou je kunnen zeggen dat deze expansie een kiem heeft gelegd voor democratie.

Maarten Zwakman

Page 16: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 4 WELKE OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN ZIJN ER IN DE

GESCHIEDENIS VAN DE POLIS ATHENE EN DE POLIS SPARTA IN DE 7E EN 6E EEUW V.CHR?

Athene Sparta

Handel Handel

Democratie Onderdrukking

Zee Militair

kolonien invloedssfeer

DEELVRAAG 4.1 BESCHRIJF IN HET KORT HET OPTREDEN VAN DRACO, SOLON EN PEISTRATOS EN GEEF EEN VERKLARING VOOR HUN OPTREDEN.

Draco stelt de Atheense wetten op schrift en perk daarmee de willekeur van aristocratische rechters in.

Solon wordt gevraagd de Atheense bestuursvorm te hervormen. Hij schaft schuldslavernij af en voert een nieuw klassensysteem in dat gebaseerd is op bezit/inkomen. Dit heeft tot gevolg dat iedereen tot de hogere klassen kan opklimmen als hij maar voldoende bezit weet te vergaren.

Peistratos doet een machtsgreep met behulp van de bevolking. Hij beloont de kleine boeren en ondernemers/ambachtslieden. Hij gaat coulant op met het lenen van geld en het vergeven van land.

Er heerste lange tijd onrust in Athene door de opkomst van de nieuwe klasse. Deze klasse eiste stap voor stap meer rechten en invloed. In feite zie je hier de overgang van aristocratie naar democratie.

DEELVRAAG 4.2 LEG UIT DAT HET OPTREDEN VAN DEZE DRIE ATHENERS DE OPKOMST VAN DE DEMOCRATIE HEEFT BEVORDERD.

Alle drie perken deze Atheners de macht van de aristocratie en vergroten zij de macht van het volk. De overgang van geregeerd worden door “de besten” naar geregeerd worden door “het volk”

Maarten Zwakman

Page 17: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 4.3 HOE KUN JE VERKLAREN DAT DE POLIS SPARTA EEN OP MILITAIRE LEEST GESCHOEIDE POLIS IS GEWORDEN?

De Spartanen hadden de handen vol aan het onderdrukken van de boerenbevolking die geen burger van Sparta was; de heloten. Door deze onderdrukking moesten de Spartanen een stevige militaire macht op de been houden. Het gevolg van deze aanpak was een nadruk op militaire macht, de “vreedzame” expansie die Athene kende was hierdoor voor Sparta niet mogelijk.

Maarten Zwakman

Page 18: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 5 WELKE BIJDRAGE HEBBEN DE ETRUSKEN GELEVERD AAN DE OPKOMST VAN ROME IN DE 6E EEUW V. CHR?

Voordat het gebied waar later de stad Rome zou ontstaan onder de invloedssfeer van de Etrusken kwam leefden daar reeds mensen in kleine gemeenschappen. Toen dit gebied onder de invloed van de Etrusken kwam kreeg de verzameling dorpen in het gebied dat later Rome werd genoemd een Etruskische koning. Deze koning introduceerde het schrift, religie en militaire technieken aan de bevolking. Ook lieten deze koning de stad ommuren en legde wegen en pleinen aan.

Ook introduceerden de Etrusken het clientèle systeem.

DEELVRAAG 5.1 WAAR KWAMEN DE ETRUSKEN VANDAAN EN WAAR HEBBEN ZIJ ZICH IN ITALIË GEVESTIGD?

De Etrusken kwamen uit het Egeïsche gebied en vestigden zich met name in het gebied dat wij nu Toscane noemen.

DEELVRAAG 5.2 LEG AAN DE HAND VAN MINSTENS VIER VOORBEELDEN UIT DAT TUSSEN ETRUSKEN EN GRIEKEN IN DE 7E EN 6E EEUW NAUWE CONTACTEN BESTONDEN.

De Etrusken gebruikten het Griekse schrift.

De stedenbouw van Grieken en Etrusken was tot op zekere hoogte vergelijkbaar.

Het keramiek van de beide volkeren was na verloop van tijd bijna niet meer van elkaar te onderscheiden.

De Etrusken namen de Falanx techniek van de Grieken over.

Veel Mythen en goden werden over en weer uitgewisseld.

DEELVRAAG 5.3 VERTEL IN EIGEN WOORDEN DE STICHTINGSMYTHE VAN ROME DOOR ROMULUS EN REMUS.

Romulus en Remus

Een Italiaanse legende over het ontstaan van de stad Rome (http://www.beleven.org)

Mars….

Het is al lang, heel lang geleden, wel meer dan zesentwintig eeuwen. Eenzaam stroomde de Tiber van de bergen door een moerassige vlakte naar de zee. Welig groeiden de heesters aan zijn oevers en de watervogels, die tussen een wilde weelde van planten hun voedsel zochten, werden nog door geen mens verjaagd. Slechts zelden drong een enkele herder door tot de rustig voortglijdende stroom.

Maarten Zwakman

Page 19: HvA Geschiedenis Oudheid

Op een paar uur afstand van de rivier lag echter het stadje Alba Longa, waar koning Numitor regeerde. Al het land tot aan de Tiber noemde hij het zijne. Helaas, het zou niet altijd het zijne blijven. Zijn jongere broeder Amulius verwekte een opstand tegen hem en joeg hem van de troon, om er zelf op plaats te nemen. Afgezonderd van de wereld sleet Numitor nu zijn dagen, en de hoop, dat ooit weer de oude tijd van glorie zou terugkeren, stierf allengs in zijn hart. Hij werd oud en zonen, die hem konden steunen en hem konden helpen om zijn koningschap terug te winnen, had hij niet. Wel had hij een dochter, Rhea Silvia, maar die moest van Amulius met andere maagden het heilige vuur onderhouden, dat in de tempel ter ere van de godin Yesta eeuwig brandde. Zulke maagden mochten nooit trouwen, en dat was juist wat Amulius bedoelde, want nu zou Numitor ook wel nooit kleinzoons krijgen, die hun grootvader zouden kunnen wreken. En Amulius zou veilig kunnen blijven op zijn troon. Maar de mensen beschikken niet zelf over hun lot. In stilte trouwde Rhea Silvia toch en Numitor kreeg toch kleinzoons. Vier jaar na de euveldaad van Amulius werden Rhea Silvia twee kleuters geboren, twee flinke jongens. Wat was de moeder blij, maar o, wat was ze ook angstig! Want als Amulius het eens ontdekte... En ach, Amulius ontdekte het. De arme moeder liet hij ter dood brengen. En de twee jongetjes? Ook daarmee had hij geen medelijden. Die moesten in de Tiber verdronken worden. Dan zouden ze het hem nooit lastig kunnen maken! Maar alweer, Amulius beschikte niet zelf over zijn lot! In een trog werden de knaapjes in de Tiber geworpen, die hoog gezwollen was, en de golven droegen hen weg, in de richting van de zee. Tussen de wortels van een boom bleef de trog echter steken. En toen het water zakte, stonden de kleinen op het droge. Ze weenden luid van kou en honger. Waar was hun moedertje nu? Waar was haar warmte en haar voedsel? Klaaglijk schreiden ze. Maar geen mens hoorde het in die eenzaamheid. Wat moest er van hen worden? Doch een dier hoorde het wel. Dat was een moederwolf, die door een jager haar jongen had verloren, en treurend ronddoolde langs de oever van de Tiber. Kleine mensenkinderen schreiden om hun verloren moeder en een wolvin treurde om haar verloren kinderen. Toen was het, of opeens een verwondering ging door de hele natuur, een zonnestraal gleed er over de karteling van het Tiberwater. Het geschrei van de kinderen verstomde. Ze hadden in de wolvin een moeder gevonden, die hun warmte gaf en voedsel. Zoals een poes haar jongen, zo nam tegen de avond de wolvin een voor een de knaapjes in haar bek, droeg ze naar haar hol en beschermde ze met haar lichaam tegen de koude van de nacht en tegen de rondsluipende roofdieren. O, Amulius, als ge van dat wonder hadt geweten! En toen de moederwolf geen melk genoeg meer had voor de snelgroeiende jongens, toen kwamen de vogelen van het veld, door de goden gezonden, hun voedsel brengen, dat ze haalden uit de tenten der herders en uit de woningen der mensen. En nog later in de tijd kwam daar een herder, Faustulus, in de buurt. Die zag maar steeds de vogels af en aan vliegen, de bek vol eten. Daar moest hij meer van hebben, en weldra had hij de kleinen ontdekt. Nu was de taak der dieren afgelopen, want Faustulus had een liefdevol hart. Hij droeg de knaapjes naar zijn woning, en zijn vrouw, Acca Laurentia, was het dadelijk met hem eens, dat zij bij hun twaalf kinderen ook deze twee wel als hun eigen konden opnemen. Romulus en Remus noemden zij hen en in de eenvoudige herdershut groeiden ze op tot een paar fikse klanten. Al spoedig kon men echter merken, dat het geen gewone herdersknapen waren. Hun ogen glansden van de sterke wil, die in hen woonde, hun gestalte was schoon en krachtig, ze hadden een helder hoofd en een moedig hart. En toen ze jongelingen waren geworden, was er geen van hun kornuiten, die hen in verstand, moed en lichaamskracht overtrof. Zij waren de baas, in alles. Zij waren de aanvoerders, eerst in de kinderspelen, later op de jacht tegen roofdieren, nog later in de strijd tegen roverbenden, die het leven voor de bewoners van het Tiberland vaak onveilig maakten. In een van die gevechten echter werden ze gevangen genomen door de rovers en, door deze zelf van roof beschuldigd, voor Amulius gevoerd. "Breng ze naar mijn broeder!" beval deze. "Wat in die streken gebeurt, moge hij berechten!" Zo werden Romulus en Remus als misdadigers gevoerd voor het aangezicht van hun eigen grootvader. Ze bogen echter niet als misdadigers het hoofd, trots was hun houding en hun ogen fonkelden. Dit trof Numitor. Lang keek hij hen zwijgend aan. Waren dat misdadigers? Hij vroeg hun namen. Zij noemden ze. Hoe klonken hun stemmen, vol en krachtig! Hij vroeg de leeftijd aan Remus. "Achttien jaren," luidde het antwoord. Toen vroeg hij Romulus. "Ook achttien," sprak deze. "Gij zijt broeders?" vroeg Numitor verder. Ze knikten bevestigend en legden de hand op elkaars schouders. "Dus tweelingen," mompelde de vorst. Hij zweeg weer lang en zijn blik omvatte hen, terwijl zijn hart wonder klopte. "Wie is uw vader?" vroeg hij toen. "Onze pleegvader is Faustulus, de herder," sprak Remus. "We zijn vondelingen," sprak Romulus, "de goden zonden een wolvin, die ons voedde. Toen vogels. Toen de herder." Een dankbare trots doortrilde zijn woorden, om deze gunst, die de goden hun hadden betoond. "Waar zijt ge gevonden?" vroeg bevend de stem van de koning. "Aan de oever van de Tiber. Een trog was onze woning." – "Laat Faustulus komen!" Toen Faustulus kwam, bleek weldra het zoete vermoeden van Numitor heerlijke werkelijkheid.

Maarten Zwakman

Page 20: HvA Geschiedenis Oudheid

Dit waren zijn kleinzonen, Romulus en Remus, dit waren de zonen van zijn enige dochter Rhea Silvia. Zo keerden dan toch de oude dagen van glorie terug! Nieuw leven doorstroomde de oude, onttroonde vorst, en met zijn kleinzonen rustte hij een leger uit, dat weldra Amulius sloeg, en hem zelf weer hielp op de troon, die hem toekwam. In Alba Longa was vreugde om de terugkeer van de vorst, die in wijsheid het land steeds bestuurd had. En met trots wees men naar Romulus en Remus, als ze schreden door de straten van het stadje, of te paard ter jacht gingen in de omtrek. Romulus en Remus zelf echter kon het rustige leven bij hun grootvader maar weinig behagen. "Grootvader," zo spraken zij, "wij zijn tot wat anders geschapen dan om hier in nietsdoen de tijd door te brengen. Wij willen leven en werken." Er trok een glimlach om de lippen van de grijze koning en met welbehagen liet hij zijn blik rusten op de kloeke gestalten van zijn kleinzoons. En wederom liet hij Faustulus roepen. "Wijs ons de juiste plek, waar gij de knapen gevonden hebt," gebood hij hem. Niet ver van de Tiber was nog steeds een hol, dat door wolven bewoond werd. "Hier," wees Faustulus, "vond ik de knapen." En schrijdend naar de oever van de oude stroom, sprak hij verder: "En hier vond ik de trog, die de golven weigerden naar zee toe te dragen." Numitor stond en overschouwde de vlakte. Toen strekte hij de handen en wees rondom zich. "Dit land zij het uwe, mijn zonen," zo sprak hij. "Bouwt hier uw stad, ik help U aan alles, en wie van mijn onderdanen Alba Longa verlaten wil om U te volgen, hij volge U en ontvange mijn zegen." Nu konden de prinsen leven en werken. En weldra verrees op de Palatijnse berg hun stad, dicht aan de oever van de Tiber. Reeds trok men rondom een muur als veilige beschutting op, maar nog steeds had de stad geen naam ontvangen. Zou ze naar Romulus, zou ze naar Remus heten? Hier moesten de goden beslissen. De beide jongelingen stelden zich op een heuvel op en zagen uit, of door de vogels de goden een teken zonden. "Ik zie zes gieren!" riep plotseling Remus, en strekte zijn hand naar het westen. "De stad zal heten naar mij!" Maar dadelijk daarop strekte Romulus de hand naar het oosten en riep: "Ik zie er twaalf! Dat is dubbel zo veel! Naar mij zal de stad genoemd worden!" - "Ik zag ze het eerst!" bestreed Remus. "Ik zag de meeste!" riep heftig de ander. En de een voor de ander wist van geen toegeven. Het volk koos partij, de enen voor Romulus en de anderen voor zijn broeder. En, hoe jammer, het bleef niet bij woorden, het kwam tot een strijden, kort, maar bloedig en heftig. Romulus won en Remus verloor er het leven bij. De stad aan de Tiber heet naar Romulus heden nog Rome. En het wapen der stad voert nog heden het beeld van de wolvin, als een herinnering aan de liefde van een dier voor twee ten dode gedoemde knapen. Is het niet jammer, dat deze zelf in liefde voor elkaar niet groter waren, en dat ze niet tot het eind bleven, zoals ze eens stonden tegenover Numitor: broeders, met de hand op elkaars schouder?

DEELVRAAG 5.4 HOE LAGEN IN HET OUDE ROME DE POLITIEKE EN MAATSCHAPPELIJKE VERHOUDINGEN? GEBRUIK VOOR JE ANTWOORD DE BEGRIPPEN: koning (rex), senatus, patres,

familia, gens

De koning of rex regeerde (zijn rol is niet helemaal duidelijk maar kan deels ceremonieel zijn geweest) en werd bijgestaan door de senatus of de raad van ouderen. Deze raad bestond uit de patres (vaders) die allemaal hun eigen familiebelangen behartigden. Famile in deze context betekend alle mensen uit hetzelfde geslacht (familia). Als basis van het bestuur had Rome in feite de macht van de families en dus in het bijzonder van de familie vader (pater familias).

Maarten Zwakman

Page 21: HvA Geschiedenis Oudheid

5.5 WAT WORDT VERSTAAN ONDER HET BEGRIP CLIÈNTELESYSTEEM? LEG UIT DAT ONS SPREEKWOORD “VOOR WAT, HOORT WAT” DAARMEE IETS TE MAKEN HEEFT.

Cliënten waren mensen die zich hadden verbonden aan een familie. De cliënten leverden diensten en later ook stemmen aan de familie. De familie zorgde voor de cliënten in de vorm van werk en levensonderhoud. De band tussen de familie en de cliënten bestond uit morele verplichtingen over en weer en steunde sterk op eer. Amicitia et Fides ("vriendschap en trouw") De patronus was de pater familias die voor zijn cliënt “zorgde”.

Wellicht was dit systeem minder vrijblijvend dan in het handboek wordt gesuggereerd.

5.6 HET HANDBOEK SCHRIJFT DAT HET CLIÈNTELESYSTEEM DE HELE ROMEINSE GESCHIEDENIS DOOR EEN BELANGRIJK BINDMIDDEL IS GEWEEST BINNEN DE SAMENLEVING. PROBEER NU AL

VOORBEELDEN TE BEDENKEN HOE DIT CLIÈNTELESYSTEEM WERKTE OP POLITIEK, SOCIAAL, MILITAIR EN RELIGIEUS GEBIED.

Politiek: de cliënten leveren stemmen.

Sociaal: status was afhankelijk van deze cliënten.

Militair: cliënten leveren stemmen om militairen aan te sturen. Zij zullen zelf ongetwijfeld ook hebben moeten dienen.

Religieus: Ook priesters hadden politieke macht en waren daarmee deel van het clientélesysteem.

5.7 WELKE GEVOLGEN HEEFT HET ETRUSKISCHE BESTUUR OVER ROME IN DE 8E EN 7E EEUW VOOR DE BESTUURLIJKE ONTWIKKELING VAN ROME GEHAD? MAAK ONDERSCHEID TUSSEN POLITIEKE,

BESTUURLIJKE, MILITAIRE EN RELIGIEUZE FACTOREN.

De politieke en bestuurlijke inrichting die de Etrusken introduceerden verschilde sterk van de vorm die de bewoners voor de Etrusken had gekend. De Etruskische koning had beduidend meer macht dan zijn niet Etruskische voorgangers.

Deze koning introduceerde een structuur om het leger op te bouwen waarbij de rijkste klassen 300 ruiters moest leveren. De minder welgestelde klassen Legio (3000) infanteristen. En de armste klasse kon zich geen wapens veroorloven en hoefde ook niet te dienen in het leger maar verloor daarmee wel rechten.

Het bestuur werd ook ingrijpend veranderd. Al het gebied onder de invloed van Rome werd ingedeeld in districten of Tributen, op die manier kon eenvoudiger belasting worden geheven en troepen gerekruteerd.

Ook namen de Etrusken de godsdienst van de Grieken mee met Mythologie, sagen en legenden. Dit heeft sterke invloed gehad op de ontwikkeling van de Romeinse samenleving.

Maarten Zwakman

Page 22: HvA Geschiedenis Oudheid

5.8 LEG UIT HOE IN 510 AAN DE ETRUSKISCHE OVERHEERSING VAN ROME EN EINDE IS GEKOMEN. BEDANK HOE LATER ROMEINSE GESCHIEDSCHRIJVERS DEZE GEBEURTENIS HEBBEN

GEMYTOLOGISEERD. BEDENK DAARBIJ DAT LATERE GENERATIES VAN GESCHIEDSCHRIJVERS DE LAATSTE ETRUSKISCHE KONING DE BIJNAAM superbus (TROTS IN HET NEDERLANDS, HUBRIS IN HET

GRIEKS) HEBBEN GEGEVEN.

Door de autoritaire werkwijze van de Etruskische koningen werd de laatste verjaagd door de Romeinse aristocratie. De laatste koning Tarquinius kreeg de bijnaam Superbus. Aan hem werden allerhande megalomane projecten en grootheidswaanzin toegedicht. Dit is waarschijnlijk ten dele gefabriceerd om het belang van de republiek en in dit geval de macht van de aristocratie te legitimeren.

Maarten Zwakman

Page 23: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 6 WELKE ONTWIKKELINGEN HEBBEN ZICH IN DE ARCHAÏSCHE TIJD VOORGEDAAN OP ECONOMISCH GEBIED? MAAK DAARBIJ ONDERSCHEID TUSSEN

LANDBOUW, NIJVERHEID EN HANDEL.

Landbouw was autarkisch, later werd de landbouw efficiënter en ontstonden er overschotten. In eerste instantie was de nijverheid gericht op de eigen gemeenschap later door gedifferentieerde arbeid, landbouwoverschotten en een grotere afzetmarkt, groeide ook dit uit.

Ook de handel verruimde, van binnen de Poleis naar een veel groter gebied.

In feite ontwikkelde kleine autarkische gemeenschappen zich tot internationaal handelende steden met een zekere vorm van vrije markt economie.

6.1 GROND WAS IN DE OUDHEID HET BELANGRIJKSTE STATUSSYMBOOL IN DE POLITIEKE RANGORDE. BEDENK WAT HET AL OF NIET HEBBEN VAN GROND BETEKENDE VOOR IEMANDS POSITIE BINNEN DE

SAMENLEVING OP; POLITIEK, SOCIAAL EN MILITAIR GEBIED.

Politiek: minder rechten voor mensen met weinig/geen grond Militair: het was een voorrecht in het leger te gaan aangezien je daarmee ook volwaardig burger was en meer rechten had. Om het leger in te kunnen was rijkdom en dus grondbezit een voorwaarde. Sociaal: de maatschappij werd in klassen ingedeeld met verschillende rechten en plichten. De klasse waar je deel van uitmaakte werd (deels) bepaald door het grondbezit.

6.2 WAT WORDT IN DE 9E EN 8E EEUW VERSTAAN ONDER HET BEGRIP autarkie? LEG AAN DE HAND VAN ATHENE UIT DAT IN DE LOOP VAN DE 7E EN 6E EEUW HET AUTARKISCHE SYSTEEM IN VEEL

GRIEKSE POLEIS VERVANGEN WERD DOOR EEN NIEUW ECONOMISCH SYSTEEM.

De Poleis streefde naar autarkie (zelfvoorzienendheid).

Door de economische ontwikkelingen in bijvoorbeeld Athene kwam er verandering in de economie van deze polis. Deze verandering bestond met name in het loslaten van Autarkie omdat er door marktwerking meer winst te behalen was door import en export. Daarnaast was mede door de bevolkingsgroei de Atheense landbouwgrond naar de periferie van de polis verdwenen waardoor de productie van voedsel niet meer voldoende was voor de bevolking

6.3 BEDENK WELKE GEVOLGEN HET OPGEVEN VAN DE AUTARKIE BETEKNDE VOOR DE BINNENLANDSE EN BUITENLANDSE POLITIEK VAN DE STADSSTAAT ATHENE.

Doordat steden niet langer zelfvoorzienend waren werd buitenlandse politiek belangrijker. Aangezien de Poleis afhankelijk van elkaar waren.

Voor de binnenlandse politiek betekend dit ook dat het in ieders belang is dat handelaren goed kunnen functioneren. Deze krijgen hierdoor meer aanzien/invloed in de Poleis.

Maarten Zwakman

Page 24: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 7 HET HANDBOEK BEWEERT DAT DE GRIEKSE EN ROMEINSE SAMENLEVING HIËRARCHISCH WAS GEORGANISEERD MAAR DAT ER TEGELIJKERTIJD

EEN SOORT GEVOEL VAN GELIJKWAARDIGHEID EN SAAMHORIGHEID BESTOND. OP WELKE NIVEAUS WAS DE SAMENLEVING TOENTERTIJD GELAAGD EN HOE KWAM DIT GEVOEL VAN GELIJKWAARDIGHEID TOT UITING” LEG UIT WAAROM IN GRIEKENLAND

DIT BEVOEL WEL TOT EEN DEMOCRATISCHE STAATSINRICHTING LEIDDE EN IN ROME NIET.

In zowel de Griekse als de Romeinse samenleving bestonden er bevolkingsklassen waar binnen gelijkheid bestond. Iedere groep had rechten en plichten. Zo hadden de hogere klassen in beide samenlevingen invloed op de besluitvorming. Door de tijd heen verschilde die invloed sterk.

Na verloop van tijd kreeg de middenklasse en later zelfs de lagere klasse in Griekenland invloed op de besluitvorming. Dit kwam met name door de groeiende macht van de middenklasse door de handel en door de geleidelijke verschuiving van de macht door Draco – Solon – Peisistratos.

De Romeinen hielden vast aan het Cliëntensysteem en de macht van families. Hierdoor bleven er machtsblokken bestaan en groepen burgers die zich aan een familie hadden gebonden inclusief hun stem.

Men voelde in eerste instantie een saamhorigheidsgevoel door de gedeelde godsdienst en de volksvergadering.

DEELVRAAG 7.1 HOE VERKLAART HET HANDBOEK HET BESTAAN VAN EEN SAAMHORIGHEIDS EN GELIJKWAARDIGHEIDSGEVOEL IN DE KLASSIEKE OUDHEID.

De kleine samenlevingen leefden in relatief gelijkwaardige gemeenschappen. Daarna zorgde de klassen voor saamhorigheid binnen de klassen. Binnen de klassen of eerder de kleine gemeenschappen zullen de mensen over het algemeen min of meer gelijkwaardig zijn geweest.

Ook zal de gedeelde cultuur, godsdienst, taal en de immer aanwezig vijand van buitenaf tot een saamhorigheidsgevoel hebben geleid.

DEELVRAAG 7.2 LEG UIT WAAROM HET GROEIENDE VERSCHIL IN BEZIT EN RIJKDOM HET SAAMHORIGHEIDS EN GELIJKWAARDIGHEIDSGEVOEL ONDERMIJNDE.

Door de veranderende economische situatie ontstonden er zeer grote verschillen tussen de bewoners van de Poleis en steden. Het bezit werd een bron van macht waarmee de rijken en aristocraten konden beslissen over het leven van de armen. Hiermee zijn zowel het gelijkwaardigheidsgevoel als de saamhorigheid verdwenen.

Maarten Zwakman

Page 25: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 7.3 WAT WAREN DE GEVOLGEN VAN DE GROEIENDE KLOOF TUSSEN DE RIJK EN ARM VOOR DE POLITIEKE EN BESTUURLIJKE VERHOUDINGEN BINNEN DE GRIEKSE POLEIS EN ROME.

De gevolgen van de kloof tussen arm in rijk waren dat er door bezit en machtsverschillen in feite onderdrukking ontstond. Zowel de Grieken als de Romeinen kende schuldslavernij. Zowel bij de Grieken als de Romeinen leidde dit tot onrusten.

De Politieke en bestuurlijke gevolgen in Griekenland was uiteindelijk de democratie. In Rome was dit gevolg onderdrukking.

DEELVRAAG 7.4 WAARAAN ONTLEENDEN DE VOOR – AZIATISCHE KONINGEN EN DE EGYPTISCHE FARAO’S HUN MACHT.

Goddelijk Mandaat

DEELVRAAG 7.5 OP WELKE WIJZE EN DOOR WELKE GROEPEN KON HET GEZAG VAN GENOEMDE FARAO’S EN KONINGEN WORDEN AANGETAST.

Priesters/geestelijken konden erop wijzen dat de Farao of Koning zijn werk volgens de godheid niet goed deed.

DEELVRAAG 7.6 LEG UIT DAT IN DE ARCHAÏSE TIJD ER EEN VERBAND BESTOND TUSSEN DE TOEN HEERSENDE OPVATTINGEN OVER HET KONINGSCHAP EN HET VESTIGEN VAN GROTE ‘WERELDRIJKEN’.

Het idee dat een koning de plicht had om te regeren over de vier windstreken en dus aan expansie moest doen.

DEELVRAAG 7.7 IN HET BEGIN VAN DE ARCHAÏSE PERIODE WERDEN DE MEESTE GRIEKSE GEMEENSCHAPPEN BESTUURD DOOR KONINGEN. IN DE LOOP DER TIJD WERD IN DE MEESTE

GEVALLEN HET KONINGSCHAP VERVANGEN DOOR EEN ARISTOCRATISCHE BESTUURSVORM. HOE IS DAT TE VERKLAREN? HEEFT EEN DERGELIJKE ONTWIKKELING ZICH OOK IN ROME VOORGEDAAN. LEG

JE ANTWOORD UIT.

Bij de Grieken was de koning al een van de aristocraten (de eerste onder gelijken). Deze koning had dan ook geen absolute macht en kon dus ook niet de alleenheerschappij opeisen. Later wilde de aristocraten meer macht en rijkdom vergaren en vergrootte hun mocht ten koste van de koning.

In Rome was de koning in den beginne ook geen alleenheerser. Later tijdens de Etruskische tijd gebeurde dit wel. Ook hier greep de aristocratie de macht ten gunste van zichzelf.

Maarten Zwakman

Page 26: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 7.8 WELKE DRIE INSTANTIES WAREN BETROKKEN BIJ HET BESTUUR VAN DE POLIS EN WAT WAS HET AANDEEL AVN ELKE GROEP DAARBIJ? MAAK ONDERSCHEID TUSSEN DE SITUATIE VAN

DE 8E EN DIE VAN DE 6E EEUW. GELD HET ANTWOORD DAT JE OP DEZE VRAAG HEBT GEGEVEN OOK VOOR DE SITUATIE IN ROME VAN DE 6E EN 5E EEUW. LEG JE ANTWOORD UIT.

Koning – raad van ouderen – volksvergadering?

DEELVRAAG 7.9 WAT IS HET GROTE VERSCHIL TUSSEN EEN ARISTOCRATIE EN EEN OLIGARCHIE?

Aristocratie een grotere groep die zichzelf op sociaal - economische gronden superieur acht.

Oligarchie: een kleine groep mensen die als basis van macht rijkdom heeft

DEELVRAAG 7.10 HET HANDBOEK BESLUIT DIT HOOFDSTUK MET DE CONSTATERING DAT IN DE OUDHEID ER EEN SAMENHANG BESTOND TUSSEN DE INTERNE POLITIEKE ONTWIKKELING VAN EEN

GEMEENSCHAP EN DE MILITAIRE ORGANISATIE VAN DIE GEMEENSCHAP. LEG UIT WAAROM HET MILITAIRE ASPECT ZO BELANGRIJK WAS BINNEN DE STADSSTAAT.

In de oudheid werden alleen de gewapende mannen als volwaardig burgers gezien. Deze mannen verenigde zichzelf in krijgsraden waar zij invloed konden uitoefenen. In feite waren de militairen binnen de samenleving de enige volwaardige burgers.

Maarten Zwakman

Page 27: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 8 WELKE VERSCHILLEN EN WELKE OVEREENKOMSTEN NOEMT HET HANDBOEK TUSSEN DE VOOR – AZIATISCHE, DE GRIEKSE EN ROMEINSE GODSDIENST ENERZIJDS EN DE JOODSE EN IRAANSE GODSDIENST ANDERZIJDS? LEG UIT HOE DIE

VERSCHILLEN ZIJN TE VERKLAREN.

Aziatische, Griekse en Romeinse godsdienst: polytheïstisch. Meer grijs. Meer menselijk.

Iraans, Joods: Monotheïstisch, goed kwaad. Bijna niet af te beelden, abstract.

DEELVRAAG 8.1 LEG UIT AAN DE HAND VAN ENKELE VOORBEELDEN UIT DAT RELIGIE EN HET OPENBARE LEVEN IN DE GRIEKSE POLEIS NAUW AAN ELKAAR VERBONDEN WAREN.

Jaarfeesten: werden openbaar gevierd aan de hand van de agrarische kalender.

Opvoedingsrituelen waren meestal religieus

Overgangsriten eveneens

De religie bevestigde de cultuur en de identiteit van een polis.

DEELVRAAG 8.2 WELKE INVLOED HEEFT HET OPENBARE KARAKTER VAN DE GODSDIENST IN DE GRIEKSE POLEIS GEHAD OP DE ONTWIKKELING VAN DE GRIEKSE CULTUUR.

Op veel gebieden van het openbare leven zoals architectuur (tempelbouw), kunst (beeldhouwkunst) en literatuur (gedichten, liederen, toneel)

DEELVRAAG 8.3 WELKE ROL SPEELDE ORAKELS IN HET POLITIEKE LEVEN IN DIE TIJD?

Zeer invloedrijke rol. Door de wil van een god te kunnen voorwenden werden de Orakels een machtsmiddel. Vooral gezien het feit dat ze veel werden geraadpleegd.

DEELVRAAG 8.4 WELKE OPVATTINGEN BESTONDEN ER TUSSEN DE TIENDE EN DE ZESDE EEUW OVER HET LEVEN NA DE DOOD

Men geloofde niet in een leven na de dood. Wel dat een schim (zonder bewustzijn) van de overledene kon blijven rondwaren. En dat deze schimmen woonden in de onderwereld onder het bestuur van Hades. Later kreeg deze schim in sommige gevallen een helden status en werd deze geest vereerd. Zo kreeg elke stad een bescherm held. De andere niet heldhaftige geesten konden na de dood wel helpen of tegenwerken.

Maarten Zwakman

Page 28: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 8.5 IN DE VOOR – AZIATISCHE, JOODSE EN GRIEKSE WERELD WERD VERSCHILLEND GEDACHT OVER DE VERHOUDINGEN TUSSEN GOEDEN/GOD EN DE MENSHEID. LEG UIT.

Voor Aziatisch: Goden waren absoluut en almachtig. Onbegrijpelijk en wraakzuchtig. De bevolking moest heel hard werken om de goden tevreden te stemmen. Dierlijke van vorm. Soms bijna gedrochten.

De Joodse God: Almachtig. Niet af te beelden. Wraakzuchtig. Omnipotent

Grieken: Zeer veel goden. Menselijke goden. Niet goed/kwaad.

DEELVRAAG 8.6 WAT WORDT VERSTAAN ONDER ANTROPOMORFISME EN WAT IS DE FUNCTIE VAN DIT VERSCHIJNSEL?

Antropomorf betekend met een menselijke gestalte (mens vorm).

De functie hiervan is de identificatie met de goden voor de bevolking.

DEELVRAAG 8.7 HET HANDBOEK CONSTATEERT DAT IN DE LOOP VAN HET EERSTE MILLENNIUM TOT 500 BINNEN DE JOODSE GODSDIENST EN BINNEN DE GODSDIENST VAN PERZIË GROTE

VERANDERINGEN OPTRADEN IN DE TRADITIONELE VOORSTELLINGEN VAN DE GODEN LEG UIT.

Er ontstaat een behoefte aan goed en kwaad. Zowel in de Joodse als de Perzische traditie wordt er een goede goed God (Jaweh Joden / Ahoera Mazdao Perzen) en kwade tegenmachten gecreëerd (Satan Joden / Ahriman Perzen).

De mensen moeten zorgen dat zij meewerken aan de kant van het goede.

Maarten Zwakman

Page 29: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 9 WELKE VERKLARING GEEFT HET HANDBOEK VOOR DE OPKOMST VAN DE GRIEKSE FILOSOFIE IN DE 6E EEUW? MET WELKE VRAAGSTUKKEN HIELDEN DE EERSTE FILOSOFEN ZICH BEZIG EN WELKE ANTWOORDEN HEBBEN ZIJ HIEROP

GEGEVEN?

In de 6e eeuw was er nog geen verschil tussen wetenschap en filosofie. Er begon een behoefte te ontstaan om zonder goden en mythen de wereld te verklaren. Volgens methoden en ratio. De eerste filosofen hielden zich bezig met het ontstaan en de zin van de kosmos. Als antwoord kwamen zij met verschillende “oerstoffen” of “oerelementen”

DEELVRAAG 9.1 MET WELK VRAAGTSTUK HIELDEN DE ZOGEHETEN MILESISCHE FILOSOFEN ZICH VOORNAMELIJK BEZIG? NOEM TWEE VAN DEZE FILOSOFEN EN LEG UIT HOE ZIJ HUN VRAAGSTUK

HEBBEN BEANTWOORD.

Het ontstaan van de kosmos en de zin ervan.

Filosoof 1 Thales: zag als oorsprong water

Filosoof 2 Aneximes: zag de oorsprong in lucht. Deze stof kon zich volgens hem verdichten tot water en aarde en verdunnen tot vuur. En gaf de mensen zijn Psyché of ziel.

DEELVRAAG 9.2 WAT BEDOELDE HERAKLEITOS MET ZIJN UITSPRAAK “ALLES BEWEEGT, NIETS IS”?

Volgens deze filosoof was alles continu verwikkeld in een proces van opbouw en afbreek. Door dit gegeven stelde hij, is niets vaststaand. Hierdoor is alles op ieder moment iets anders en daardoor is niets werkelijk wat het is.

DEELVRAAG 9.3 BESCHRIJF DE LEER VAN DE ORFICI EN DE PYTHAGOREERS.

De Pythagoreërs geloofden in reïncarnatie (zielsverhuizing). Volgens hen had de ziel een oorsprong in de goddelijke wereld en kon deze door goede of slechte daden te doen zijn volgende incarnatie bepalen.

DEELVRAAG 9.4 LEG UIT WAAROM WOOR PYTHAGORAS DE WISKUNDE ZO BELANGRIJK WAS.

Pythagoras stelde dat een mens wijsheid moest vergaren om zo de kosmische harmonie te begrijpen en goed te kunnen incarneren. Om dit te bereiken moest men tot wijsheid komen. Dit deed men door een aantal zaken niet te doen (taboes) en zuiver te leven. Aan de andere kant moest men de regelmatigheden van de schepping bestuderen via wiskunde (muziek, medicijnen, ..) om zo de kosmische harmonie te leren begrijpen.

Maarten Zwakman

Page 30: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 31: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 1 OP WELKE WIJZE HEBBEN DE PERZISCHE KONINGEN HUN RIJK BESTUURLIJK-POLITIEK OPGEBOUWD EN WELKE GEVOLGEN HAD DEZE OPBOUW

VOOR DE GRIEKSE POLEIS AAN DE WESTKUST VAN KLEIN- AZIË?

Ze deelden het rijk in provincies onder bestuur van een satraap (beschermer v/h koninkrijk), die verantwoordelijk waren voor o.a. de jaarlijkse belastingheffing. De al bestaande cultuur werd zoveel mogelijk intact gelaten. In de Griekse poleis betekende dit innige samenwerking met de plaatselijke tirannen en werden die nog machtiger. Dit leidde tot Opstand, bevrijding en vervolgens toch herovering door de Perzen.

DEELVRAAG 1.1 WELKE POLITIEK VOERDEN DARIUS EN XERXES OM HUN IMMENS GROTE RIJK BIJ ELKAAR TE HOUDEN ?

Ze deelden het rijk in provincies onder bestuur van een satraap (beschermer v/h koninkrijk), die verantwoordelijk waren voor o.a. de jaarlijkse belastingheffing. En hoewel de veroverde volken het Perzische koningschap moesten erkennen werd de oorspronkelijke cultuur met rust gelaten. Hierdoor was er in eerste instantie geen behoefte voor opstand.

Darius I (521-486) ondernam pogingen om de heterogene verzameling volken uit zijn groot Perzische Rijk tot een eenheid te vormen.

Dit deed hij door:

1. De invoering van een nieuwe wetgeving.

2. Oprichting van een uniforme, bestuurlijke organisatie

ruim twintig provincies, zogenaamde satrapen die de basis vormden voor de tribuutheffingen

die Darius omzette naar een jaarlijkse heffing.

3. Standaardisatie van maten en gewichten.

4. Geldhervormingen.

5. Het Oudperzische schrift, al was in praktijk het toenemen gebruik van het Aramees meer

van belang.

6. De bouw van een nieuwe hoofdstad: Persepolis.

7. Het bevorderen van de dualistische leer zonder andere religies af te zweren; Darius was een aanhanger van Zoraoster

Maarten Zwakman

Page 32: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 1.2 WAT WAREN DE OORZAKEN VAN DE IONISCHE OPSTAND?

De Ionische Opstand is de naam voor de opstand die de ionische Grieken van Klein-Azie in 499 v Chr. ontketenden tegen het perzische gezag. De oorzaken waren de ernstige achteruitgang van de ionische handel, veroorzaakt door de perzische verovering van Egypte en de Hellespont en het aanstellen van antidemocratische stadhouders in de poleis.

DEELVRAAG 1.3 WAT WAS HET DIRECTE GEVOLG VAN DEZE OPSTAND ?

Een Perzische strafexpeditie en daarna de Perzische oorlogen.

Maarten Zwakman

Page 33: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 2 WELKE FASEN KUN JE ONDERSCHEIDEN IN DE PERZISCHE OORLOGEN EN WELKE GEVOLGEN HADDEN DEZE OORLOGEN VOOR DE GRIEKSE

WERELD OP KORTE EN LANGE TERMIJN?

• Ionische Opstand • Eerste Perzische Oorlog (slag bij Marathon) • Interbellum (vorming Grieks verbond) • Tweede Perzische Oorlog (slagen bij Thermipolai, Salamis, Plataiai) • Vorming Delisch-Attische Zeebond

Op korte termijn hebben de oorlogen de oprichting van een defensief samenwerkingsverband tussen de Griekse Poleis tot gevolg. De Perzische oorlogen en de oprichting van het defensief samenwerkingsverband zorgen er op lange termijn voor dat Athene een hegemonie in de gehele Griekse regio krijgt. Met als gevolg daarvan dat de Atheense Hegemonie tot de Peleponesische oorlogen leidt.

DEELVRAAG 2.1 MAAK EEN TIJDBALK MET DAAROP DE BELANGRIJKSTE

JAARTALLEN/GEBEURTENISSEN UIT DE PERZISCHE OORLOGEN.

Maarten Zwakman

Page 34: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 2.2 WAT HEBBEN DE GRIEKEN NA DE SLAG BIJ MARATHON GEDAAN OM EEN NIEUWE

PERZISCHE AANVAL TE KUNNEN WEERSTAAN ? WAAROM WAS DAT ZO BIJZONDER?

Na de slag bij Marathon, waarbij de Grieken dankzij het succes van de falanx – slagorde – het Perzische leger versloegen, probeerden zij tot een defensief verbond te komen. Bijna de gehele Peloponnesos (Sparta en zijn bondgenoten), Athene en een aantal staten in Midden-Griekenland sloten zich aan.

Dit was bijzonder omdat Griekse Poleis zelfstandigheid hoog in het vaandel hadden staan en er geen enkel centraal gezag bestond. Daarnaast was er geregeld onenigheid en strijd tussen de Poleis geweest. Deze samenwerking was dus zeer uitzonderlijk.

DEELVRAAG 2.3 WAT HEBBEN DE GRIEKEN NA DE DEFINITIEVE NEDERLAAG VAN DE PERZEN GEDAAN OM EEN HERHALING VAN EEN INVAL VAN DE PERZEN IN DE TOEKOMST TE VERMIJDEN?

Oprichten Delisch-Attische Zeebond met tweeledig doel. Defensief ter voorkoming van hernieuwde Perzische aanvallen. Offensief, de regio inclusief perzen onder controle van de bond houden.

DEELVRAAG 2.4 LEG UIT HOE DE DELISCH-ATTISCHE ZEEBOND EEN INSTRUMENT VOOR ATHENE IS GEWORDEN OM EEN IMPERIALISTISCHE POLITIEK TE KUNNEN VOEREN.

Het bondgenootschap dat opgericht werd heette de Delisch-Attische Zeebond.

Delisch naar het eiland Delos, waar de bondskas en het officiële hoofdkwartier gevestigd was; Attisch naar de initiatiefnemer en het belangrijkste lid, Athene.

De leden van de bond moesten jaarlijks een geldbedrag aan de bond betalen. Athene bekostigde met dat geld een vloot.

De bondskas werd naar Athene verplaatst en de bondgenoten moesten de bevelen van Athene opvolgen. Daardoor kreeg Athene (afgedwongen) steunpunten in de hele regio.

Het ging de Atheners dan ook primair om de hegemonie in het gebied en deels om materieel gewin: er werd aan het imperium verdiend. Naast dit motief ging het ook om macht en eer.

Maarten Zwakman

Page 35: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 2.5 WELKE OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN ZIJN ER TUSSEN DE DELISCH-ATTISCHE ZEEBOND EN DE NAVO?

De Noord Atlantische Verdragsorganisatie werd na de Tweede Wereldoorlog opgericht (1949).

Het is een militair verdrag dat de wederzijdse verdediging en samenwerking van de westerse landen regelt, primair als tegenkracht tegen het communisme. Het hoofdkwartier van de NAVO zetelt in Brussel. Artikel 5 van het verdrag is het belangrijkste artikel: 'in geval van een aanval op een van de lidstaten ten noorden van de kreeftskeerkring, deze aanval door de andere staten gezien zal worden als een aanval op alle leden en dat alle leden zullen helpen om de aanval af te weren.

Het militaire belang van de NAVO is sinds het einde van de Koude Oorlog sterk afgenomen.

Overeenkomsten NAVO-Delisch-Attische Zeebond:

• Militair samenwerkingsverbond • Opgericht vanwege een gemeenschappelijke vijand • Opererend uit een hoofdkwartier' • 1 Sterke grootmacht (USA<->Athene) • Militair belang sterk vermindert. Blijft toch bestaan als machtsinstrument van de

grootste speler. • Financiële bijdrage van de leden • Na verloop van tijd ''overbodig'' in militaire zin

Verschillen NAVO-Delisch-Attische Zeebond:

• Bij de NAVO wordt van de contributie geen eigen vloot gebouwd maar de lidstaten • Leveren inzet van eigen leger; • Macht van Athene niet vergelijkbaar met macht USA • Hoofdkwartier NAVO niet bij grootste macht • NAVO democratisch georganiseerd; D-A Zeebond niet

Maarten Zwakman

Page 36: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 3 OP WELKE WIJZE FUNCTIONEERDE DE DEMOCRATIE IN DE POLIS ATHENE? WAT ZIJN DE BELANGRIJKSTE VERSCHILLEN TUSSEN HET ATHEENSE

DEMOCRATIE EN DIE VAN ONS?

Democratie =(Demos = volk, Krateo = heersen) “Het volk heerst”

Plaatselijke vergaderingen voor plaatselijke zaken (zoiets als de gemeenten nu). Zaken voor de polis in de volksvergaderingen. Voor iedere mannelijke volwassen burger. Met daarnaast een raad van 500 met allerhande organisatorische, toezichthoudende en besluit voorbereidende taken. De volksvergadering had de taak om te beslissen.

Maarten Zwakman

Page 37: HvA Geschiedenis Oudheid

De belangrijkste verschillen tussen de Atheense democratie en die van ons:

• Athene directe democratie wij indirecte, representatieve democratie

• Athene Volksvergadering wij Volksvertegenwoordiging

• Athene macht bij archont en voor een belangrijk deel bij strategen wij geen macht bij militairen

• Athene bestuur gaat ook over religieuze zaken wij scheiding tussen kerk en staat

DEELVRAAG 3.1 WIE HADDEN HET RECHT DEEL TE NEMEN AAN DE BIJEENKOMSTEN VAN DE ATHEENSE VOLKSVERGADERING ? WAT WAREN DE TWEE BELANGRIJKSTE TAKEN VAN DEZE

VOLKSVERGADERING?

Alle volwassen mannelijke burgers. (max. 6000)

Beslissen inzake het graan en militaire aangelegenheden. (en aanstelling magistraten)

DEELVRAAG 3.2 WELKE FUNCTIE HAD DE BOULE EN HOE WAS DE BOULE SAMENGESTELD?

Het vaststellen van de agenda van de volksvergadering. Met evt. specifieke (niet bindende) voorstellen op bepaalde punten. Toezicht en controle van financiële reilen en zeilen van de polis, beambten, openbare werken etc. 500 mannen boven de dertig. 50 per fulai. Per jaar anderen. Maximaal twee keer per leven. Door lagere vergoeding dan gangbare lonen oververtegenwoordiging vermogend volksdeel.

DEELVRAAG 3.3 WAT HIELD DE FUNCTIE VAN ARCHONT EN STRATEEG IN?

Archont: Uitvoeren van (door volksvergadering aangenomen) wetten, toezicht op rechtspraak en alle zaken betreffende de officiële polisreligie.

Strateeg: Toezicht op allerhande militaire en liturgische zaken en aangelegenheden (opleidingen, oorlogsbelastingen, rechtspraak), maar ook uitzending kolonisten, verdeling van graan en sluiten van bondgenootschappen.

Maarten Zwakman

Page 38: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 3.4 OP WELKE WIJZE HEBBEN DE ATHENERS GEPROBEERD OM MACHTSMISBRUIK VAN HUN POLITICI TEGEN TE GAAN?

Verkiezing/loting van functies.

Veel belangrijke functies slechts voor 1 jaar.

Veel onderlinge controle tussen de verschillende besturen en bestuurders.

Scherfgericht - Ostracisme (het wegstemmen van politici door stemmen)

Maarten Zwakman

Page 39: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 4 WELKE OORZAKEN LAGEN AAN DE PELOPONNESISCHE OORLOG TEN GRONDSLAG? WAT WAREN DE GEVOLGEN VAN DEZE OORLOG VOOR DE POLIS

ATHENE NA 429 TOT 399?

De Delisch – Attische zeebond was een middel geworden in handen van Athene om haar machtsgebied uit te breiden. De Polis Athene kreeg de hegemonie over een deel van de regio. Sparta zag dit gebeuren en besloot haar eigen belangen te gaan verdedigen.

Daarnaast lag het in de traditie van de Griekse Poleis om te laten zien dat je de beste bent. En de manier om dat te laten zien is andere Poleis onderwerpen.

Na de Oorlog die gewonnen werd door Sparta met hulp van de perzen. Stond Athene onder Spartaans bewind. De zeebond wordt ontbonden ende democratie werd afgeschaft. De bloeitijd van Athene en haar democratie was over.

DEELVRAAG 4.1 WELKE ALGEMENE VERKLARINGEN GEEFT HET HANDBOEK VOOR HET UITBREKEN VAN DE PELOPONNESISCHE OORLOG?

De hegemonie van Athene in de regio was een bedreiging voor de zelfstandigheid van de andere poleis.

DEELVRAAG 4.2 WELKE DIEPER LIGGENDE OORZAAK WIJST HET HANDBOEK AAN ALS VERKLARING VOOR DEZE OORLOG?

Agressieve rivaliteit: iedere polis wilde de beste zijn!

Oftewel, het agonale principe (wedstrijd/competitie).

Het verkrijgen van hegemonie was dé manier voor een polis om eer, roem en gewin te verwerven

Maarten Zwakman

Page 40: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 5 WELKE OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN ZIE JE IN DE POLITIEKE ONTWIKKELING VAN DE STADSTAAT ATHENE EN DE STADSTAAT ROME IN DE 6E T/M

DE 4E EEUW?

Overeenkomsten:

In beide stadstaten kwamen rijke niet-aristocraten (hoofdzakelijk handelaren) op gelijke hoogte (zo niet hoger) te staan in de politieke pikorde als de aristocratie.

Politieke ambten werden bij beiden (op papier) maar korte tijd door zelfde personen bekleed om te veel macht te voorkomen.

Verschillen:

In Athene was het burgerrecht voor een kleine groep, maar bracht dit ook echt politieke rechten met zich mee.

In Rome werd ruimhartig omgesprongen met het verlenen van burgerrecht, maar was dit voor een ieder die niet tot de (rijke of adellijke) elite behoorde politiek gezien niet veel waard door het clientelasysteem.

DEELVRAAG 5.1 BESCHRIJF NOG EENS AAN DE HAND VAN DE ATHENERS DRACO, SOLON EN

KLEISTENES DE OVERGANG VAN ATHENE VAN EEN ARISTOCRATISCHE BESTUURDE SAMENLEVING NAAR EEN DEMOCRATISCHE BESTUURDE SAMENLEVING.

Draco Strafrecht voor het eerst op schrift gesteld = Eerste verzwakking voor de aristocraten, want

- Staat mengt zich in de vetes tussen de aristocratische families.

- Handelingsvrijheid aristocratische rechters ingeperkt.

Solon Afschaffing schuldslavernij - Atheense burgers juridisch vrij.

Versterking volksvergadering (van alle burgers). Kozen Archonten en konden fungeren als rechtbank.

Ommezwaai van standen op basis van geboorte (aristocratie) naar op basis van bezit (dus nu ook rijke handelslieden).

Politieke rechten op basis van vier vermogensklassen: 1. vijfhonderdschepelmannen - verdienden 2500 liter graan p/jr

2. de rest van de hippeis - zelf een wapenuitrusting konden betalen

3. zeugitai - bezitters van een span ossen

4. thetes - knechten/landarbeiders en de rest

Maarten Zwakman

Page 41: HvA Geschiedenis Oudheid

Kleistenes Verbond zich (als aristocraat overigens) aan de zeugitai, deze waren in aantal groter dan de elite en inmiddels ook in staat zich te ‘bewapenen’ en versloeg zijn concurrenten. Door deze hulp was het onmogelijk het volk vervolgens weer te onderwerpen, reorganiseerde de staat en zo werd de demos een grote machtsfactor = democratie.

DEELVRAAG 5.2 HOE IS DE OVERGANG VAN ARISTOCRATIE NAAR DEMOCRATIE VERLOPEN IN ROME?

In feite is deze overgang nooit geweest. De machtsverhoudingen verschuiven van Aristocratie naar Aristocratie en rijke burgers. Zij vormen samen een heersende klassen. De beperkte invloed van het volk op beslissingen werd totaal beheerst door het clientélesysteem waarbij alle macht in handen bleef van rijke en daarmee invloedrijke mensen/families.

DEELVRAAG 5.3 WELKE VERKLARING GEEFT HET HANDBOEK VOOR HET GEGEVEN DAT ROME GEEN ECHTE DEMOCRATIE IS GEWORDEN?

Het clientélesysteem zorgde er weliswaar voor dat steeds meer mensen een politieke stem mochten uitbrengen, maar deze hield in dat de feitelijke macht steeds sterker bij een kleine elite kwam te liggen. Het principe achter het clientélesysteem was immers: Hier heb je burgerrecht en nu stem je voortaan op mij.

Maarten Zwakman

Page 42: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 6 OP WELKE WIJZE WAS DE ATHEENSE SAMENLEVING JURIDISCH EN SOCIAAL GESTRUCTUREERD?

Een belangrijk juridisch indeling in de Atheense samenleving was het wel of niet Atheens burgers zijn. Met andere woorden de burgerrechten. De burgerrechten gaven in Athene het recht op zitting in de volksraad en alles wat daarmee gemoeid is. Mensen zonder burgerrechten konden wel in Athene werken maar kregen nooit dezelfde status en rechten als de Atheense burgers (burgers betekend hier niet inwoners maar mensen met burgerrechten). Dit maakte de burgerrechten zeer begerenswaardig. Vele niet burgers werkten dan ook hard om de burgerrechten te verkrijgen wat in Athene (in tegenstelling tot Rome) erg lastig was.

Sociaal gezien was dit dus een sterke onderverdeling.

DEELVRAAG 6.1 WELKE OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN BESTONDEN ER TUSSEN DE SLAVERNIJ BIJ DE GRIEKEN EN BIJ DE ROMEINEN?

Slaven: mensen die als slaaf konden worden gekocht of verkocht.

Slaven waren:

• afkomstig uit oorlogvoering (buit gemaakt) • mensenroof • verkoop van kinderen door ouders • verkoop als slaaf van bepaalde veroordeelden • grootgebrachte vondelingen

Overeenkomst tussen slavernij bij de Grieken en bij de Romeinen: juridische positie (namelijk geen). De slaven waren: “beziel bezit”.

Verschillen:

Rome vrijlating werd op een gegeven moment gebruikelijk

Rome vrijgelatenen verwierven burgerrechten met politieke beperkingen (overigens wel vaak weer in clienteléverhouding tot vrijlater).

Athene vrijlating of vrijkoping kwam niet zo veel voor

Athene vrijgelatenen kregen geen burgerrechten en gingen behoren tot de groep vrije niet-burgers

Maarten Zwakman

Page 43: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 6.2 LEG UIT HOE SLAVERNIJ IN DIE TIJD WERD GERECHTVAARDIGD.

Er was geen rechtvaardiging. In de oudheid was slavernij geen ethische kwestie en hoefde dus ook niet gerechtvaardigd te worden.

Daarnaast was de arbeid die geleverd werd door slaven onmisbaar voor het overleven van de Poleis en steden.

DEELVRAAG 6.3 WELKE VERSCHILLEN EN OVEREENKOMSTEN BESTONDEN ER TUSSEN DE GRIEKEN EN

ROMEINEN M.B.T. HET BURGERRECHT?

Bij de Grieken waren de burgers, de politai, het politiek actieve deel van de bevolking tegenover de niet-burgers, de rest.

In Rome lag de macht in handen bij de nobilitas. De plebejers stonden buiten spel.

Romeins burgerschap betekende geen daadwerkelijke stem in de politiek.

Daarbij bleef men het burgerrecht bij de Grieken dus het burgerrecht reserveren voor een kleine groep. Waar de Romeinen zeer gul burgerschap verleenden, maar dit door weinig waard was door het clientélesysteem.

Het burgerrecht was bij de Romeinen beduidend minder waard, in politieke zin, dan bij de Grieken. De oorzaak hiervan was het clientelesysteem waardoor de politieke invloed van individuele burgers onder de directe aansturing van een Patroon stond.

Bij de Grieken had de burger met zijn burgerrechten daadwerkelijke invloed op de politiek door de directe democratie.

DEELVRAAG 6.4 GEEF IN EIGEN WOORDEN EEN OMSCHRIJVING VAN HET BEGRIP POLITIEK. LEG UIT DAT IN DE GRIEKSE POLIS IN HET ALGEMEEN EN IN ATHENE IN HET BIJZONDER MEEDOEN MET DE

POLITIEK NIET ALLEEN ALS RECHT, MAAR OOK ALS EEN PLICHT WERD GEZIEN.

Politiek is het geheel van al dan niet op democratische wijze tot stand gekomen stelsel van bestuur van een land of regio. In Athene was de deme, het dorp of in het geval van Athene, een wijk, de basis van het bestuur, het politieke systeem. De vergadering van de deme kwam regelmatig bijeen en nam niet alleen beslissingen voor de deme zelf, het nam ook besluiten over bijvoorbeeld religieuze festiviteiten. Besluiten betroffen dus zaken aangaande de saamhorigheid van de wijk. Meedoen was daarmee niet alleen een recht maar ook een plicht.

Maarten Zwakman

Page 44: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 7 BESCHRIJF ENKELE KENMERKENDE ASPECTEN VAN DE GRIEKSE RELIGIE TUSSEN 600 EN 400?

Geen sterk vastliggende religie. Verschillende combinaties van rituelen en goden mogelijk. Geen othodox idee over leven na de dood. Wel werden de overblijfselen en graven goed verzorgd omdat anders de dode (zijn schim) niet goed zou kunnen rusten. Veel rituelen waren nauw verbonden met volksfeesten en hadden een openbaar karakter en versterkte zo ook weer die saamhorigheid tussen de verschillende standen

DEELVRAAG 7.1 LEG AAN DE HAND VAN VOORBEELDEN VAN BEPAALDE RITUELEN EN FEESTEN UIT DAT DE GRIEKSE/ROMEINSE GODSDIENST EEN OPENBAAR KARAKTER HAD EN EEN ZAAK WAS VAN DE

GEMEENSCHAP.

Rituelen waren een belangrijk onderdeel van het religieuze leven en waren meestal opgebouwd uit een aantal standaardelementen is wisselende combinaties. Centraal stond het offeren van bloederige of niet-bloederige offers. Dit offeren gebeurde veelal op een altaar in de openlucht en daarmee had het een openbaar karakter. Het offer betekende in veel gevallen ook een gemeenschappelijke maaltijd, waarmee het element van gemeenschap wordt verklaard.

Een van de belangrijkste kenmerken van het openbare karakter van rituele en feesten zijn de kalender gebonden feestdagen die voor alle inwoners van de Poleis golden.

Een voorbeeld waren de Panathenaia. En jaarlijks volksfeest waar alle burgers, en tot op zekere hoogte ook niet-burgers, aan deelnamen. Samen lopend naar de Akropolis. Openbare offers, competities en spelen, die openstonden voor alle Grieken.

Bij de theaterfeesten werden shows opgevoerd die de waarden van de polis benadrukten.

En dan waren er ook nog festiviteiten waar zelfs slaven en vrouwen aan mee mochten doen.

DEELVRAAG 7.2 WELKE OPVATTINGEN BESTONDEN IN DE KLASSIEKE TIJD OVER HET LEVEN NA DE DOOD? EN LEG UIT WELKE WIJZE DEZE OPVATTINGEN VERTAALD ZIJN IN BEPAALDE RITUELEN ROND

DE DOOD.

De dood was gevaarlijk en beangstigend in de klassieke tijd, maar er is geen bron gevonden die duidt op een duidelijke en algemeen aanvaarde visie op een eventueel leven na de dood.

Er waren verschillende ideeën, bijvoorbeeld dat een dode leeft in het graf. Om die reden werd er zaken als eten of gebruiksvoorwerpen meegegeven in het graf. Het idee dat er een onderaards schimmenrijk bestond uitte zich bijvoorbeeld in de goden die bij dat schimmenrijk hoorden.

Men was ondanks het ontbreken van een algemeen geldende orthodoxie inzake leven na de dood wel van mening dat iemand wiens dode lichaam of as niet volgens voorgeschreven riten werd behandeld, ‘geen rust zou vinden’ .

Later werden enkele doden tot helden van de Poleis of streek uitgeroepen. De geest van de held zou de levende mensen nog kunnen helpen. Ook kon een boze geest mensen kwaad doen.

Maarten Zwakman

Page 45: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 7.3 NOEM ENKELE MYSTERIEGODSDIENSTEN EN LEG UIT WAAROM DEZE ZO’N GROTE AANTREKKINGSKRACHT UITOEFENDEN.

Een voorbeeld van een mysteriegodsdienst is de Mysterien van Eleusis, het heiligdom van de goden Demeter en Kore.

De aantrekkingskracht van deze mysteriegodsdienst kan verklaard worden doordat deze godinnen een nauwe band hadden met de cyclus van de akkerbouw, een cyclus waarmee de mens in het dagelijks leven geconfronteerd werd en zich mee kon identificeren.

En de hiernamaalsverwachting.

Maarten Zwakman

Page 46: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 8 MET WELK FILOSOFISCH VRAAGSTUK HEBBEN SOCRATES, PLATO EN ARISTOTELES ZICH VOORAL BEZIGGEHOUDEN EN WAT WAS HUN ANTWOORD OP DE

MAATSCHAPPELIJKE PROBLEMEN DIE ZICH IN HUN TIJD IN ATHENE AFSPEELDE?

Wat vanuit hun verschillende filosofische invalshoeken de beste wijze was om de polis te besturen.

Socrates geloofde dat de enige oplossing tot elk probleem was het door alles in twijfel te trekken en/of te bevragen.

Plato’s idee was een totalitair bewind van filosofen.

Aristoteles voegde systemen samen tot een hiërarchie op basis van economische -

en leeftijdscriteria.

DEELVRAAG 8.1 HOE VERKLAART HET HANDBOEK DAT IN DE 5E EEUW EEN TENDENS ONTSTOND TOT SCEPTICISME EN SECULARISATIE?

In feite door de bloei van Athene. Doordat de Atheense samenleving tot bloei kwam werden de mensen minder “angstig” en stond er een groep mensen op die de tijd nam om over abstractere thema’s na te denken dan het dagelijks brood.

Het handboek verklaart de tendens tot sceptisme en secularisatie doordat denkers, filosofen, opmerkten dat sommige goden in verschillende Poleis niet een en dezelfde waren. Dit gaf stof tot nadenken of tot scepticisme.

Met secularisatie wordt het verwereldlijken van de maatschappij en terugdringen van invloed van geloof op die maatschappij. Anders gezegd, het verplaatsen van religie naar de privésfeer en daarmee een afname van haar invloed op het publieke domein.

In de 5e eeuw gingen denkers verklaringen zoeken in bijvoorbeeld de natuur. een voorbeeld hiervan is Hippocrates die in plaats van bovennatuurlijke oorzaken van ziektes zocht naar natuurlijke oorzaken. Dit was de aanvang van een traditie van een aantal filosofische stromingen die uitleg van de wereld om zich heen niet alleen meer ging zoeken in een geestlelijke of goddelijke wereld.

Maarten Zwakman

Page 47: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 8.2 LEG UIT DAT MENSEN ALS DIOGENES, THUCYDIDES, HIPPOKRATES EN PROTAGORAS VOORBEELDEN ZIJN VAN DEZE TWEE ONTWIKKELINGEN.

Diogenes was een cynicus. Cynici geloven niet in het binden aan de gemeenschap, familie, voorgeschreven normen en waarden etc., aangezien het de individuele ontplooiing in de weg staat. Als iets individuele ontplooiing inde wegstaat is het dan natuurlijk wel religie.

Thucydides was de eerste belangrijke geschiedschrijver die in het beschrijven van de historische gebeurtenissen de goden geen rol gaf.

Hippokrates zocht als arts naar natuurlijke i.p.v. bovennatuurlijke oorzaken voor ziekten.

Protagoras was een agnosticus (niet-weter), iemand die niet zeker weet of er wel een god is. Dit blijkt duidelijk uit de openingszin van een van zijn bekendste boeken, "Over de Goden". Hij schrijft: Voor wat betreft de goden kan ik niet weten of zij bestaan of niet (vgl. de eerste van de hierboven genoemde grondstellingen). Er is geen absoluut criterium te vinden waaruit blijkt dat er goden zouden bestaan, net zomin als er een absoluut criterium te vinden is waaruit blijkt dat naakt over straat lopen verkeerd zou zijn.

Oftewel, wij kunnen niet absoluut aantoonbaar maken dat er goden bestaan. Laten we daar dan ook niet van uit gaan en ons richten op zaken die we wel zintuiglijk kunnen waarnemen.

DEELVRAAG 8.3 WELK ANTWOORD HEBBEN SOCRATES EN PLATO GEGEVEN OP DIT TOENEMEND SECULARISATIE EN SCEPTICISME BIJ HUN TIJDGENOTEN?

Socrates en Plato konden volgens mij met de secularisatie redelijk leven, maar zetten hun scepticisme heel anders in. Waar de bovengenoemde denkers vooral op hun waarnemingen en ervaringen steunden gingen Socrates en Plato vooral door het doorvragen en bijna heilig verklaren van ideeen boven tastbare zaken toch weer de “gelovende” kant op. Zij het zonder goden of andere machtwezens, maar het menselijk brein (van diegene die zo goed kon denken als zij) als hoogste goed.

DEELVRAAG 8.4 PLATO WORDT DOOR SOMMIGE HISTORICI GEZIEN ALS EEN PLEITBEZORGER VOOR EEN DICTATUUR. LEG UIT. WAT ZOU JE TER VERDEDIGING VAN PLATO’S SYSTEEM KUNNEN

AANVOEREN?

Plato geloofde dat ‘de idee’, middels de weg van het denken te bereiken, de oplossing was voor alles. Aangezien de grote massa niet in staat is tot deze helderheid te komen moet de macht dus bij hen liggen die dit wel kunnen. Een kleine groep of zelfs 1 persoon.

Het is m.i. geen gek idee dat je de verantwoordelijkheid van zaken legt bij mensen die er het meeste verstand van hebben. Het feit dat mensen die ergens minder of geen verstand van hebben toch een stem hebben in die zaken (en hem gebruiken) remt het komen tot de beste oplossing.

Maarten Zwakman

Page 48: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 8.5 LEG UIT DAT PLATO EEN DEDUCTIEVE MANIER VAN REDENEREN TOEPAST, TERWIJL ARISTOTELES MEER DE INDUCTIEVE WERKWIJZE HANTEERT. WAT VIND JE ZELF, MOET EEN

HISTORICUS DEDUCTIE TE WERK GAAN OF INDUCTIEF? LEG JE ANTWOORD UIT.

Plato geloofde in het bestaan van ‘de idee’ en koppelde daar voornamelijk door redeneren zijn regels en practische uitwerking aan vast.

Aristoteles geloofde meer in het beginnen bij de zintuigelijke waarneming en van daaruit (ook met de geest) te redeneren naar grotere verbanden.

Ik geloof dat je als historicus nooit louter deductief te werk kunt gaan. Je hebt immers nooit al het bewijsmateriaal en alleen maar voortborduren op voorgangers levert ook een weinig frisse kijk op. Aan de andere kant komt inductief redeneren op mij ook wel wat kort door de bocht over. Ik zou zeggen inductief met een slag om de arm of waar mogelijk door veel bewijsmateriaal deductief.

DEELVRAAG 8.6 VERGELIJK DE MAATSCHAPPIJVISIE VAN PLATO EN ARISTOTELES MET ELKAAR.

Plato bedacht vanuit zijn visie dat het beste een groep van filosofen-bestuurders de “onverlichte” rest op totaliaire wijze, zonder ruimte voor afwijkende meningen, moest aansturen.

Aristoteles bekeek alle politieke systemen en voegde de, volgens hem, beste elementen samen waarmee hij kwam tot een bestuur van rijke en oude mannen. Alleen rijken kunnen immers voldoende tijd vrij maken om politiek te bedrijven. De functies zouden vervolgens het beste op leeftijd worden verdeeld.

Maarten Zwakman

Page 49: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 50: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 1 WELKE GROTE MILITAIRE ONTWIKKELINGEN HEBBEN ZICH IN HET MEDITERRANE GEBIED VOORGEDAAN TUSSEN 350 EN 200 VR CHR

Macedonische expansie eerst onder Fillipos daarna onder zijn zoon Alexander, die het leeuwendeel van deze groei voor zijn rekening nam.

DEELVRAAG 1.1 BESCHRIJF DE VELDTOCHTEN VAN ALEXANDER DE GROTE EN LEG UIT WELKE MOGELIJKE MOTIEVEN AAN ZIJN DADENDRANG TEN GRONDSLAG LAGEN.

De veldtocht begon in Griekenland; door Turkije via Palestina naar Egypte; van Egypte weer via Palestina dwars door Perzie naar Pakistan en India.

336 Onderdrukken van opstanden in deel Griekse Poleis. 334 Ontzetten Griekse Poleis klein Azie. 334: veldslag bij Granikos 333: veldslag bij Issos 331: veldslag bij Gaugamela

De motieven van Alexander was: eerzucht en de drang naar avontuur.

Maarten Zwakman

Page 51: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 1.2 LEG AAN DE HAND VAN DE BRUILOFT VAN SUSA UIT WELKE TOEKOMST ALEXANDER MOGELIJKERWIJS VOOR OGEN HAD VOOR DE DOOR HEM VEROVERDE GEBIED

Het verenigen van de hele bekende of “beschaafde” wereld. Dit verenigen ging verder dan zijn nationale trots. Hij liet zijn officieren trouwen met Perzische vrouwen. Waardoor hij de Griekse traditie en de Perzische traditie wilde laten samensmelten.

Deze samensmelting had mede tot doel om rust en orde in zijn elite te bewaren. Vijandelijkheden tussen zijn Griekse en Perzische officieren en hoge ambtenaren zou desastreus zijn voor het besturen van het grote gebied dat bestuurd moest worden. Dit alles komt neer op het scheppen van een wereldrijk. De hele bekende wereld, eensgezind onder één leider; Alexander de Grote.

DEELVRAAG 1.3 WAT GEBEURDE ER MET HET RIJK VAN ALEXANDER NA ZIJN DOOD IN 323 BC?

Na de dood van Alexander ontstond er vrijwel direct een machtsstrijd tussen zijn hoge officieren. Deze strijd mondde uit in een aantal losse rijken die elkaar bestreden. Uiteindelijk bleven er drie rijken over:

Egypte, Macedonie en Voor- Azie

DEELVRAAG 1.4 DE JODEN NAMEN BINNEN DE HELLENISTISCHE WERELD EEN BIJZONDERE POSITIE IN. BESCHRIJF DEZE POSITIE EN LEG UIT HOE HET JODENDOM IN DEZE PERIODE ZOWEL EXTERN ALS

INTERN TE MAKEN HAD MET ALLERLEI BEDREIGINGEN EN CONFLICTEN.

De Perzische koningen erkenden de geldigheid van de Joodse wetten voor het leven van de Joden. De hoogpriester van de tempel van Jeruzalem fungeerde als wereldlijke leider van zijn volk, zij het dan formeel onder het gezag van een Perzische satraap. Ook toen Alexander de Grote het gebied veroverde veranderde niets aan de positie van de Joden die zich kenmerkt door rust en voorspoed. De Griekse intellectuelen kregen belangstelling en zelf bewondering voor de joodse religie.

Er ontstond een toenadering van de hellinistische cultuur, zowel bij de joodse bovenlaag als bij de niet-joodse steden in het gebied.

Intern: doordat de bovenlaag zich meer en meer helliniseerde, verwijderde deze zich van de massa, het volk. Tegenover deze bovenlaag stond de groep vrome/orthodoxe Joden, de chassidim, die strenge naleving van de wetten van Mozes nastreefde. De chassidim werd een alternatieve bron van autoriteit.

Er ontstonden bedreigingen van buitenaf doordat de elite in samenwerking met koning Antiochos IV de stad als een Griekse Poleis organiseerde en Seleucidenkoningen die door vele oorlogen in geldnood waren, hun oog lieten vallen op de tempelschat van Jeruzalem. Antiochos IV vaardigde decreten uit om de joodse religie van haar uitzondering te beroven. Voor de Grieken was het normaal dat de koning als een god in de tempel vereerd werd en dat het beeld van de koning samen met dat van een Griekse god in de tempel geplaatst werd, was voor de hellinisten normaal. Maar voor vrome Joden was horen er geen beelden in de heilige tempel. Het (vermoedelijk) plaatsen van een beeld van Antiochos en Zeus was daarmee een aanwijzing dat de koning hun religie wilde vernietigen. Daarmee was de interne strijd tussen de hellinistische bovenlaag en de vrome onderlaag niet alleen een strijd van autoriteit, maar ook van het geloof geworden.

Maarten Zwakman

Page 52: HvA Geschiedenis Oudheid

Een deel van de Joodse bevolking kwam in opstand tegen de Grieken en de Joodse elitie die teveel gehelleniseerd was volgens deze mensen (Maccabeën). Zij kwamen in opstand en konden tenslotte Jerusalem innemen in de tempel opnieuw inweiden (Chanoeka).

Maarten Zwakman

Page 53: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 2 IN WELKE FASEN KAN MEN DE GESCHIEDENIS VAN HET ROMEINSE IMPERIALISME VERDELEN

Binnen de stad Rome

Binnen Italië

Buiten Italië (Provincies)

DEELVRAAG 2.1 AAN WELKE STRIJD IN DE ROMEINSE POLITIEK MAAKTE DE LEX HORTENSIA EEN EINDE?

Aan de standenstrijd tussen de Plebejers en het Patriciaat. Met deze wet kreeg de volksvergadering van de plebejers rechtgevende macht. De patriciers hadden hier geen veto recht over.

Lex Hortensia 287BC

DEELVRAAG 2. 2 WAT IS HET VERBAND TUSSEN HET ROMEINSE IMPERIALISME EN DE GROTE ROL DIE DE ARISTROCRATIE SPEELDE IN DE ROMEINSE SAMENLEVING?

De basis van macht voor de Romeinse Aristocratie of de Nobilitas was grondbezit. Op deze grond konden zij mensen laten werken die vervolgens onder hun Patronage terecht kwamen. Om dit system te kunnen voortzetten moest er voortdurend nieuw land worden veroverd/geanexeerd om ervoor te zorgen dat deze Nobilitas genoeg land had om hun macht te kunnen consolideren.

DEELVRAAG 2.3 LEG UIT WAAROM DE PUNISCHE OORLOGEN EEN BELANGRIJKE FASE ZIJN GEWEEST IN DE GESCHIEDENIS VAN HET ROMEINSE IMPERIALISME.

Deze oorlogen zijn de eerste oorlogen die zich niet in Italie afspelen maar daarbuiten. Door deze oorlogen die worden gewonnen door de Romeinen ontstaan er voor het eerst Provincies. Een nieuw verschijnsel in de Romeinse politiek. Deze verandering heft aanvanelijk niet maar later zeer zeker, grote gevolgen voor het bestuur en de machtsverhoudingen van de Romeinen. Uiteindelijk ontstond hier de basis voor het Romeinse imperialistische bestuurssysteem.

1e Punische Oorlog 264-241 2e Punische Oorlog 218-201

Maarten Zwakman

Page 54: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 3 WELKE DRIE PERSONEN HEBBEN EEN GROTE ROL GESPEELD IN DE ONDERGANG VAN DE ROMEINSE REPUBLIEK TUSSEN 50 EN 31 V CHR.?

Gaius Julius Ceasar (100-44 BC) Dictator Octavianus (23 – 63 BC) Eerste Princeps Antonius (83 – 30 BC) Deel Triumviraat met Octavianus

DEELVRAAG 3.1WELKE GEVOLGEN HAD HET ROMEINSE IMPERIALISME VOOR DE VRIJE BOERENBEVOLKING IN ITALIE?

Door het vele oorlogvoeren bestond er een dienstplicht voor de boeren bevolking. Dit had toto gevolg dat veel boeren niet op hun land konden werken. En het land bij hun afwezigheid kon worden overgenomen door iemand anders. Rijke elite liet slaven op grote stukken grond werken waardoor zij de vrije maar arme boeren uit de markt werkten. Hierdoor verhuisden veel boeren naar de steden. Uiteindelijk zorgde dit voor grote malaise en crisis in het rijk.

Deze gote problemen konden op twee manieren worden opgelost:

1. Alle proletariers voorzien van wapens en in het leger opnemen. 2. Land herverdelen zodat de boerenbevolking weer werk zou kunnen doen.

DEELVRAAG 3.2 LEG UIT WAAROM IN HET JAAR 133 DIT GEZIEN WERD ALS POLITIEK KEERPUNT VAN DE GESCHIEDENIS VAN ROME

In dit jaar doet Tiberius Gracchus een voorstel om staatsland te verdelen onder de boeren bevolking. Hiermee wordt de machtsbasis en dus het patronagesysteem voor de bestaande nobilitas ondermijnd. Want als de boeren via een andere weg land kunnen krijgen, hoort daarbij dat zij ook een andere patron zullen hebben. In dit geval is dit dus Gracchus omdat hij deze mensen het land bezorgt. Hij stelde dit voor aan de volksvergadering zonder langs de senaat te gaan. In feite was dit altijd al mogelijk maar dit was de eerste keer dat dit werd gedaan.

Het keerpunt is dus twee-ledig: Enerzijds zou deze maatregel een enorme machstsverschuiving teweegbrengen. Anderzijs wordt de bestaande elite of nobilitas gepasseert waarmee de bestaande politieke structuur aan het wankelen wordt gebracht.

DEELVRAAG 3.3 WAARIN KWAMEN OPTIMATEN EN POPULARES MET ELKAAR OVEREEN EN WAARIN

VERSCHILDEN ZIJ VAN ELKAAR?

De Populares en Optimaten waren beide Senatoren. Het verschil bestond uit de manier waarop zij stemmen vergaarden voor de voorstellen die zij deden. De populares deze dit via de volksvergadering en dus het volk. De optimaten lieten deze macht via de senaat en dus de Elite verlopen.

Maarten Zwakman

Page 55: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 3.4 GEEF IN EIGEN WOORDEN WEER WAT DE LEGERHERVORMING VAN MARIUS INHIELD EN LEG UIT DAT ZIJN HERVORMING ONBEDOELD HEEFT BIJGEDRAGEN TOT DE ONDERGANG VAN DE

REPUBLIEK?

* Het toestaan van vrijwilligers in het leger zonder dat deze aan de vermogenskwalificatie hoefden te voldoen; dit betekende dat uitrusting van de soldaten betaald werd door de staat;

* De belofte aan de soldaten dat zij aan het eind van hun diensttijd land zouden krijgen. Anders gezegd voerde Marius een beroepsleger in.

Met deze legerhervormingen droeg Marius onbedoeld bij aan de ondergang van de Republiek omdat de loyaliteit van de soldaten niet bij de staat, maar bij de legeraanvoerder kwam te liggen (patronage). Daarmee werd de legeraanvoerder ook een politieke functie.

DEELVRAAG 3.5 WAAROM IS CEASAR NIET SUCCESVOL GEWEEST IN HET VERVANGEN VAN HET REPUBLIKEINSE STAATSMODEL DOOR EEN NIEUW POLITIEK MODEL EN ZIJN OPVOLGER

OCTAVIANUS/AUGUSTUS WEL?

Caesar was een slimme generaal, Pontifex Maximus (de hoogste priester) en consul, die in 48 v. Chr. de macht greep. Zijn macht leidde tot verzet van de Senaat en uiteindelijk tot zijn dood.

Octvanianus was de achterneef van Caesar, die door de laatste aangewezen was als erfgenaam (ook politiek). Als jonge generaal – hij was 18 – had hij flink wat soldaten achter zich. Na de dood van Caesar claimde hij zijn erfenis. De volksvergadering, die nog altijd achter Caesar stond, accepteerde dat hij volkstribuun werd. Daardoor kreeg hij macht onder de bevolking. De senatoren wilden niet dat hij consul werd, maar Octavianus trok met troepen Rome binnen en veroverde zo de titel.

Zowel Caesar als Octavianus gebruikten geweld om aan de macht te komen, maar Octavianus zuiverde de Senaat (door een aantal jaar censor te worden, hierdoor kon hij bepalen wie er wel en niet in de senaat kwam) van zijn tegenstanders en Caesar niet. Daardoor kreeg Octavianus leger, volksvergadering en de Senaat uiteindelijk achter zich.

Maarten Zwakman

Page 56: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 4 HOE FUNCTIONEERDE HET ROMEINSE BESTUURSMODEL TEN TIJDE VAN DE REPUBLIEK?

Zie begrippen pagina 12.

Zie bijlage Schema

DEELVRAAG 4.1 WIE HADDEN ZITTING IN DE COMITIA CENTURIATA EN DE COMITIA TRIBUTA?

Beiden onderdeel van de volksvergadering.

Comitia Centuria: rijke bovenklassen beheerste deze raad. Beslisten over oorlog en vrede en konden magistrate kiezen. Pervmogensklasse.

Comitia Tributa later Concilum Plebeis: hele bevolking zat in deze raad. Werd na verloop van tijd wetgevend. Democratisch.

DEELVRAAG 4.2 WELKE VEILIGHEIDSMECHANISMEN WAREN IN HET ROMEINSE BESTUURSSYSTEEM INGEBOUWD OM MACHTSMISBRUIK EN PERSOONLIJK GEWIN VAN OVERHEIDSFUNCTIONARISSEN TE

VOORKOMEN?

De beperkte duur van ambten in de overhead. En de volkstribunen die veto rechten hadden in de meeste overheidsorganen zodat zij de positive van de gewone burgers zouden kunnen verdedigen.

DEELVRAAG 4.3 SOMMIGE HISTORICI HEBBEN HET REPUBLIKEINSE STAATSMODEL OMSCHREVEN ALS EEN OP PAPIER IDEALE REGERINGSVORM WAARBIJ DE WETGEVENDE EN DE UITVOERENDE EN DE

RECHTERLIJKE MACHT ELKAAR IN EVENWICHT HIELENDE. LEG DEZE BEWERING UIT?

Op papier ziet de romeinse republiek er goed uit. De verantwoordelijkheden zijn goed verdeeld met veel organen die elkaar kunnen controleren en beïnvloeden. Met special posten om de bevolking te beschermen (tribunen).

DEELVRAAG 4.4 VERGELIJK DE AMERIKAANSE, ENGELSE EN NEDERLANDSE STAATSINRICHTING VAN VANDAAG DE DAG MET HET REPUBLIKEINSE STAATSMODEL VAN ROME TOENDERTIJD. WELKE

OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN ZIE JE?

Nederland USA Uitvoerende macht: Uitvoerende macht: * regering De President * lokaal bestuur * politie * openbaar ministerie Wetgevende macht: Wetgevende macht: * regering Het Congres, bestaande uit

Maarten Zwakman

Page 57: HvA Geschiedenis Oudheid

* Parlement (Eerste en Tweede Kamer) de Senaat en het huis van afgevaardigden * Provinciale Staten en lokaal bestuur Rechterlijke macht: Rechterlijke macht: * rechtspraak en Hoge Raad federale en regionale rechtbanken Hoge Raad Engeland Uitvoerende macht: * MP + ministers (het Kabinet) Wetgevende macht: * Hoger en Lager Huis Rechtsprekende macht: * rechtspraak en Hoge Raad

Maarten Zwakman

Page 58: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 5 WELKE ONTWIKKELINGEN HEBBEN ZICH VOORGEDAAN OP CULTUREEL, RELIGIEUS, FILOSOFISCH EN WETENSCHAPPELIJK GEBIED TIJDEN DE

HELLENISTISCHE PERIODE?

Syncretisme. Escapisme.

DEELVRAAG 5.1 WAT WORDT ONDER HET BEGRIP HELLENISME ONTSTAAN?

Hellenisme: Griekse cultuur vermengd met oosterse culturen ontstaan in het rijk van Alexander de Grote en overgenomen door de Romeinen.

DEELVRAAG 5.2 LEG UIT WAT WORDT BEDOELD MET DE UITDRUKKING ÃLS OVERWINNAARS GINGEN WE ER NAAR TOE, ALS OVERWONNEN KEERDEN WIJ TERUG?

De Romeinen onderwierpen een aantal Griekse Poleis. Alhoewel ze de strijd wonnen namen zij zeer veel mee terug. Op het gebied van: Retorics, filosofie, architectuur, kunst, mythologie, religie, spelen, muziek, kleding,…

DEELVRAAG 5.3 OP VEEL HELLENISTISCHE EN ROMEINSE BOUWWERKEN KOM JE DE NAMEN TEGEN VAN DE FINACIERS VAN DEZE BOUWWERKEN. LEG UIT HOE DAT KOMT.

Werk in stenen (Lithos Orgia). Laten zien dat je dit hebt gedaan voor de samenleving. Daarnaast kreeg men dan vaak ook een positive verbonden aan het gebouw.

DEELVRAAG 5.4 LEG MET EEN VOORBEELD UIT WAT SYNCRETISME BETEKENT EN WAAROM DIT VERSCHIJNSEL IETS TYPISCH HELLENISTISCH IS?

Syncretisme is samengroeiing, versmelting.

Syncretisme is typisch Hellenistisch omdat het Hellenisme synoniem staat voor het vermengen/versmelten van Griekse en oosterse cultuur en uiteindelijk ook de Romeinse cultuur.

De griekse goden krijgen Romeinse namen. Maar blijven in feite hetzelfde.

DEELVRAAG 5.5 GEEF TWEE REDENEN WAAROM IN DE HELLENISTISCHE PERIODE DE HEERSERSCULTUUR GROTE VORMEN AAN GING NEMEN?

Heroisering of zelfs het vergoddelijken van stervelingen bestond al in de Griekse wereld.

Deze heroisering ging over in de heerserscultuur, de cultuur waarin de heersers werden geeerd met tempels, offers, priesters en feesten, eerst bij overlijden, later bij leven.

Redenen:

Maarten Zwakman

Page 59: HvA Geschiedenis Oudheid

* politieke redenen; de nieuwe koningshuizen hadden legitimering nodig; * religieuze reden: de heerserscultuur sloot aan bij de verering van de heilsgoden; de vorst werd de ''redder''.

DEELVRAAG 5.6 LEG AAN DE HAND VAN EEN VOORBEELD UIT WAT FUNCTIE GODSDIENST IS.

Blz 15 reader.

DEELVRAAG 5. 7 WELKE VERKLARING GEEFT HET HANDBOEK VOOR EEN GROEIEND ANTI-JOODSGEVOEL IN DE HELLENISTISCHE PERIODE? LEG DAT UIT MET HET BEGRIP ANTISEMITISME IN

DEZE GEEN GOED WOORD IS

De joden geloofden in 1 god in de overwegend polytheistische Hellenistische samenleving. Om die reden hadden de Joden de neiging om zich af te zonderen. Dit exclusivisme riep weerstand op omdat het polytheisme nauw verweven was met het maatschappelijk leven. Met andere woorden het niet meegaan in het syncretisme

De term antisemitisme is in deze geen goed woord omdat semieten een taalgroep is en geen bevolkingsgroep.

DEELVRAAG 5.8 WAT BEDOELT HET HANDBOEK MET DE OPMERKING DAT HET FILOSOFISCHE GEDACHTENGOED VAN HET HELLENISME GETUIGT VAN EEN GROEIEND ESCAPISME. LEG JE ANTWOORD

UIT MET EEN VOORBEELD

Escapisme is het onttrekken aan de zorgen van alledag. Het terugtrekken.

Wiki: De Stoa of het Stoïcisme is een filosofische stroming die rond 300 v.Chr. begon in Griekenland en behoort tot de Hellenistische filosofieën. De Stoa heeft grote populariteit verworven, vooral binnen het Romeinse Rijk.

De stoïsche filosofie presenteert zichzelf als de aangewezen weg om de mens gelukkig te maken. Alles wat gebeurt in de wereld is volgens de Stoa van tevoren onverbiddelijk bepaald, maar de vrijheid en autonomie van de mens zit hem erin dat hij vrij is in zijn reactie hierop. Deze reactie is bepalend voor het menselijk geluk. Inzicht in de noodzakelijkheid van alles, inzicht dat dit zo goed is, enerzijds; anderzijds het inzicht dat hetgeen men gewoonlijk als persoonlijke rampen ziet, ons niet echt raakt, als we maar goed onderscheiden wat er echt aan de hand is.

Er zit evenwel ook een moreel aspect aan vast. Een stoïcijn wordt geacht ook zijn sociale plichten te vervullen. Dit wordt gezien als een natuurlijk bestanddeel van het leven in de menselijke gemeenschap. Want ook het leven in overeenstemming met de natuur wordt als doel geformuleerd door de Stoa.

Maarten Zwakman

Page 60: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 5.9 LEG UIT WAAROM DE FILOSOFIE VAN DE STOA ZO GOED AANSLOOT BIJ DE ROMEINSE MENTALITEIT EN MET NAME BIJ DIE VAN DE ROMEINSE ELITE

Uitputtend politiek spel . Velen hadden daar genoeg van en zochten letterlijk of figuurlijk een utvlucht of ontsnappingsmogelijkheid.

Maarten Zwakman

Page 61: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 62: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 1DE 1STE EN 2DE EEUW VAN DE ROMEINSE KEIZERTIJD WORDEN VAAK BESCHREVEN ALS EEN PERIODE VAN ONGEKENDE VREDE EN VOORSPOED. WELKE ARGUMENTEN KUN JE DAARVOOR AANVOEREN?

Betrekkelijk weinig oorlog. Slechts langs de grenzen. Consolidatie van het reeds gewonnen gebied. Relatieve politieke rust door de princeps.

DEELVRAAG 1.1 WAT WORDT VERSTAAN ONDER PAX ROMANA?

Blz 12 reader.

DEELVRAAG 1.2 WELKE KEIZERS HEBBEN EEN BELANGRIJKE BIJDRAGE GELEVERD AAN DE TOTSTANDKOMING VAN DEZE PAX EN HOE HEBBEN ZIJ DAT GEDAAN?

• Augustus (alle 4, evenwichtig)

• Claudius (consul-bestuurder)

• Vespasianus (imperator- militair)

• Titus (alle 4, evenwichtig)

• Hadrianus (Adoptiekeizer, Pontifex Maximus. Filosoof. Bestuurder)

• Marcus Aurelius ( Imperator- militair [noodgedwongen], Consul -bestuurder)

Zij gebruikten de vier functies van de princeps om het rijk te besturen. Eenieder had zijn “hoofdfunctie” maar zij brachten allen rust en stabiliteit.

4 functies van de princeps:

Imperator (opperbevelhebber) Pontifex Maximus (hogepriester en lezer der voortekenen, ontvanger van oorlogsbuit namens mars) Volkstribuun/Consul (Zitting en voorzitter alle organen van het forum; volksvergaderingen en senaat) Pater Patriae (hoofd patronage systeem)

Maarten Zwakman

Page 63: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 1.3 WELKE KANTTEKENINGEN PLAATST HET HANDBOEK BIJ HOOFDVRAAG 1?

De Pax Roma was betrekkelijk. Waar het rijk over het algemeen in militaire en politieke zin weinig geweld en onrust kende, was het leven voor de inwoners verre van veilig en rustig. Geweld was een veel voorkomend verschijnsel voor de gewone burgers. Beroving en verkrachten waren niet heel uitzonderlijk. Het rijk hield zich over het algemeen niet erg bezig met misdaadbestrijding.

DEELVRAAG 1.4 LEG AAN DE HAND VAN ENKELE OPSTANDEN UIT DE 1STE EN 2DE EEUW OP WELKE WIJZE DE PAX ROMANA WERD BEDREIGD?

De Bataafse Opstand in Duitsland en de Joodse Oorlog in Judea. De Bataafse opstand laat zien dat Germaanse stammen in beweging zijn gekomen en aan de grenzen voor instabiliteit zorgen. De opstanden in Judea laten zien dat het Romeinse Rijk in eerste instantie in de problemen komt met monotheïstische godsdiensten. De inlijfmentaliteit die voor zoveel andere godsdiensten wel kon, werkte niet met het Joden en Christendom. Daar deze geen andere god/goden naast de eigen godheid dulden.

DEELVRAAG 1.5 WAT BETEKENT HET BEGRIP ROMANISERING? GEEF ENKELE VOORBEELDEN VAN ROMANISERING. OP WELKE WIJZE HEEFT DIT

ROMANISERINGSPROCES ZICH VOLTROKKEN EN LEG UIT WAAROM DIT PROCES ZICH VOORNAMELIJK HEEFT AFGESPEELD AAN DE PERIFERIE VAN HET WESTELIJK DEEL

VAN HET ROMEINSE RIJK?

Reader blz. 12

De volkeren aan de West Grenzen van het Romeinse Rijk waren bestuurlijk , politiek, technologisch, religieus en militair veel kleinschaliger en van een veel eenvoudiger niveau. Deze volkeren waren voor de Romeinen makkelijk beïnvloedbaar en er kon veel “winst” geboekt worden.

Maarten Zwakman

Page 64: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 2 WELKE OORZAKEN HEBBEN ERVOOR GEZORGD DAT INDE 3DE EEUW HET ROMEINSE KEIZERRIJK IN EEN GROTE CRISIS RAAKTE EN WELKE POGINGEN

HEBBEN DE KEIZERS UIT DE 3DE EN 4DE EEUW ONDERNOMEN OM DEZE CRISIS HET HOOFD TE BIEDEN?

Aanvallen aan de westgrens waren in toenemende mate een probleem. Mede door permanente burgeroorlogen raakte het land in een diepe economische crisis. Ook het falende bestuur en grote epidemieën destabiliseerde het Romeinse Rijk.

Door middel van een nieuw systeem van bestuur hebben keizers geprobeerd het rijk te redden: afkopen van vijanden – het inlijven van vijanden – het militariseren van de samenleving en tenslotte het dominaat met de tetrarchie.

DEELVRAAG 2.1 NOEM MINSTENS VIER FACTOREN DIE HEBBEN BIJGEDRAGEN TOT DE CRISIS VAN DE 3DE EEUW?

Volksverhuizingen en dus oorlog aan de west grenzen. Economische stagnatie en achteruitgang. Bestuursproblemen. Ziekten. Opstanden in het rijk.

DEELVRAAG 2..2 WELKE BESTUURLIJKE EN MILITAIRE HERVORMINGEN HEEFT DIOCLETIANUS INGEVOERD OM AAN DEZE CRISIS HOOFD TE BIEDEN EN WELKE

GEVOLGEN HADDEN DEZE HERVORMINGEN VOOR HET MERENDEEL DER ROMEINEN?

Het dominaat met de tetrarchie. Een toename in bureaucratie en belastingen.

DEELVRAAG 2.3 LEG UIT WAAROM HET HANDBOEK DE HERVORMINGEN VAN DIOCLETIANUS OMSCHRIJFT ALS UITSTEL VAN EXECUTIE VAN DE ONDERGANG,

ALTHANS VOOR HET WESTELIJK DEEL VAN HET RIJK?

De bestaande problemen verdwijnen niet. Maar lijken tijdelijk handelbaar. Met name de economische problemen in het westen en de volksverhuizingen zijn externe factoren waar het veranderen van bestuur geen oplossing voor is maar die wel de oorzaak zijn van de teloorgang van het West Romeinse Rijk.

Maarten Zwakman

Page 65: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 2.4 WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN DE TITEL PRINCEPS EN DE TITEL DOMINUS?

Princeps is een titel die bestaat in een republiek. Door de samenvoeging van functies ontstaat hier een princeps. Hier wordt de schijn en de instituten van een republiek in stand gehouden.

Het dominaat (de naam zegt het al) is een onverbloemde alleenheerschappij.

DEELVRAAG 2.5 WAAROM WAS HET VOOR ZOWEL DE PRINCEPS ALS DE DOMINUS BELANGRIJK DAT HIJ DE TITEL PONTIFEX MAXIMUS HAD?

Beide machtshebbers beroepen zich op de wil van de goden. De wil dat zij de machtshebber zijn. Doordat zij Pontifex Maximus zijn kunnen zij de wil van de goden ook interpreteren en zo hun eigen positie legitimeren.

DEELVRAAG 2.6 WIE HEEFT NA DE INEENSTORTING VAN HET WEST-ROMEINSE RIJK DEZE TITEL OVERGENOMEN EN WELKE AANSPRAKEN HEEFT DEZE PERSOON AAN

DEZE TITEL ONTLEEND?

De Paus. In feite is het een voortzetting van de titel hogepriester. Deze functie betekend nog steeds dat de drager ervan de “wil van God” kan weten en overeenkomstig kan handelen.

Maarten Zwakman

Page 66: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 3 HOE IS HET TE VERKLAREN DAT HET WEST-ROMEINSE RIJK IN DE VIJFDE EEUW TEN ONDER IS GEGAAN, TERWIJL HET OOST-ROMEINSE RIJK NOG ZO’N

DUIZEND JAAR HEEFT KUNNEN VOORTBESTAAN?

Het West Romeinse rijk kon door economische problemen, met name een beperkte handel de kosten van de grensverdediging niet opbrengen. Ook bleek het voor de inwoners van de het West Romeinse rijk een zeer grote aanpassing om ingelijfd te worden. Dit leidde tot grote opstanden.

Het Oost Romeinse rijk voer economisch wel bij haar handelsroutes met het verre oosten (India). Daardoor kon dit rijk de grensverdediging makkelijker waarmaken. Ook was de noodzaak voor grensverdediging kleiner dan in het Westen. De bevolking kon zich veel makkelijker aanpassen aan de werkwijze van de Romeinen en andersom. Cultureel en godsdienstig waren de verschillen tussen de bevolkingsgroepen beduidend minder problematisch.

DEELVRAAG 3.1WELKE VERKLARINGEN GEEFT HET HANDBOEK VOOR DE ONDERGANG VAN HET WEST-ROMEINSE RIJK?

Het West Romeinse rijk kon door economische problemen, met name een beperkte handel de kosten van de grensverdediging niet opbrengen. Ook bleek het voor de inwoners van de het West Romeinse rijk een zeer grote aanpassing om ingelijfd te worden. Dit leidde tot grote opstanden.

DEELVRAAG 3.2 WAAROM HEEFT HET OOST-ROMEINSE RIJK NOG ZO’N DUIZEND JAAR KUNNEN BLIJVEN BESTAAN?

Het Oost Romeinse rijk voer economisch wel bij haar handelsroutes met het verre oosten (India). Daardoor kon dit rijk de grensverdediging makkelijker waarmaken. Ook was de noodzaak voor grensverdediging kleiner dan in het Westen. De bevolking kon zich veel makkelijker aanpassen aan de werkwijze van de Romeinen en andersom. Cultureel en godsdienstig waren de verschillen tussen de bevolkingsgroepen beduidend minder problematisch.

Maarten Zwakman

Page 67: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 68: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 1 WELKE VERSCHILLENDE VORMEN VAN RELIGIEUS BELEVEN BESTONDEN ER IN DE ROMEINSE KEIZERTIJD?

In de Romeinse Keizertijd bestond er een groot scala aan religieuze overtuigingen. Monotheïsme (Jodendom, Christendom), polytheïsme ( Romeinse Pantheon), keizercultus (verering van de keizer als god, na het sterven en later ook al tijdens het leven). Mysteriegodsdiensten, functiegodsdiensten.

Het idee van een leven na de dood bestond bij een groot deel van de bevolking niet. Later veranderede dit en kwam er bij een toenemend aantal mensen een geloof in een voortbestaan na de dood.

DEELVRAAG 1.1 WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN SYNCRETISME EN HENOTHEÏSME?

Het syncretisme is het versmelten van culturen en/of geloven.

Het Henotheïsme staat een echte versmelting niet toe omdat dit één god boven alle anderen stelt.

DEELVRAAG 1.2 LICHT AAN DE HAND VAN TWEE VOORBEELDEN TOE WAT HET VERSCHIL IS TUSSEN RELIGIE EN MAGIE.

Religie aanbidt een entiteit. Bv het Jodendom aanbidt Jaweh.

Magie is een manier om de werkelijkheid te beïnvloeden door middel van bezweringen en rituelen. Hierbij is geen entiteit noodzakelijk.

DEELVRAAG 1.3 WAT ZIJN DE HOOFDKENMERKEN VAN EEN MYSTERIEGODSDIENT? LEG UIT DAT DE MITHRASCULTUUR BESCHOUWD KAN WORDEN ALS EEN VOORBEELD VAN ZO’N MYSTERIEGODSDIENST.

Leven na de dood. Inwijdingsweg. Geheimhoudingsplicht.

Vb: Mithrascultus. Onsterfelijke ziel reist na de dood langs de hemelsferen.

DEELVRAAG 1.4 WELKE VOORSTELLINGEN BESTONDEN ER IN DE ROMEINSE KEIZERTIJD OVER HET LEVEN NA DE DOOD?

Over het algemeen niet. Geen leven na de dood. De schim van de overledene kon blijven hangen maar dit was niet de persoon zelf.

DEELVRAAG 1.5 WAT IS DE BETEKENIS VAN DE KEIZERSCULTUS VOOR DE ROMEINSE SAMENLEVING TIJDENS HET PRINCIPAAT EN TIJDENS HET DOMINAAT?

Maarten Zwakman

Page 69: HvA Geschiedenis Oudheid

Het principaat was op papier nog een republiek. Daarom was het voor de princeps ongemakkelijk om tot levende god betiteld te worden. Hij was immers een volksdienaar. Aan de andere kant was deze goddelijkheid politiek erg belangrijk om binnen andere (overwonnen/bondgenoten) culturen serieus genomen te worden.

Tijdens het dominaat konden de keizers zich schaamteloos als levende god laten afschilderen. De pretentie van Republiek was verdwenen. En door onrust en onzekerheid ontstond er een behoefte aan een sterke leider waar men vertrouwen in kon hebben.

DEELVRAAG 1.6 WELKE VERANDERINGEN IN DE HELLENISTISCHE EN ROMEINSE KEIZERTIJD HEBBEN DE OPKOMST EN SNELLE VERSPREIDING VAN HET CHRISTENDOM MOGELIJK GEMAAKT?

De bestuurselite raakte geïnteresseerd in het Christendom en gezien het feit dat het op papier stond kon het zich makkelijk via de hogere kringen verspreiden. Daarnaast werd het geloof door veel soldaten verspreidt. Als een van de belangrijkste oorzaak moet ook de toegankelijkheid worden genoemd, het Christendom was geen elite geloof; iedereen was welkom aan de tafel van de Heer.

DEELVRAAG 1.7 WELKE OORZAKEN NOEMT HET HANDBOEK VAN DE JOODSE OPSTAND VAN 66-70 EN LATER VAN 132-135?

Slechte bestuur van de Romeinen en de inherente houding van de Joden om geen God te accepteren boven of naast Jaweh. Hierdoor ontstond er een orthodoxe beweging die het messianisme onder de man probeerde te brengen en hierin gewelddadig werd.

Maarten Zwakman

Page 70: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 2 WELKE VERSCHILLEN EN OVEREENKOMSTEN TUSSEN HET JODENDOM, CHRISTENDOM EN MANICHEÏSME NOEMT HET HANDBOEK?

Attribuut Jodendom Christendom Manicheisme

Boek ja Ja nee

1 God ja Ja/Nee (triniteit) Nee (dualitsisch; goed/ kwaad)

Wetten ja ja ?

Hiernamaals ja ja Ja/Nee (reincarnatie voor sommigen)

Eschaologisch ja ja ja

Messias ja ja

DEELVRAAG 2.1 HOE HEEFT JEZUS ZICH WAARSCHIJNLIJK ZELF GEZIEN EN WAT HEEFT HIJ

GEPROBEERD TE BEREIKEN?

Gezant van god. Iemand die het koninkrijk Gods wil brengen en prediken.

DEELVRAAG 2.2 HOE WERD DE FIGUUR JEZUS ZO’N VEERTIG JAAR NA ZIJN DOOD DOOR ZIJN VOLGELINGEN GEZIEN? WELKE ROL HEEFT PAULUS DAARIN GESPEELD?

Als de Messias.

Paulus had een sterke hand in het afdrijven van de Christenen van de Joodse traditie.

DEELVRAAG 2.3 WELKE BEZWAREN HAD HET TRADITIONELE JODENDOM IN JERUZALEM TEGEN DEZE NIEUWE VISIE VAN PAULUS?

Volgens de traditionele Joden was Jezus Christus niet de Messias.

DEELVRAAG 2.4 HOE HEEFT HET CHRISTENDOM ZICH GEOGRAFISCH GEZIEN VERSPREID OVER HET

ROMEINSE RIJK EN WAAROM IS DAT ZO SNEL KUNNEN GEBEUREN?

Zelfde als 1.6. Door schrift, soldaten en toegankelijkheid.

Maarten Zwakman

Page 71: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 2.5 HET MANICHEÏSME ZAL IN DE MIDDELEEUWEN NOG EEN BELANGRIJKE ROL SPELEN.

LEG UIT.

De ascetische gedachte. En de goed/kwaad tegenstelling zijn zaken die in de Christelijke kerk een grote rol zijn gaan spelen en hun wortels hebben in het manicheïsme.

Maarten Zwakman

Page 72: HvA Geschiedenis Oudheid

HOOFDVRAAG 3 MET WELKE CONFLICTEN KREEG HET CHRISTENDOM TE MAKEN IN DE PERIODE VAN DE 1E T/M DE 5E EEUW? MAAK DAARBIJ ONDERSCHEID TUSSEN

EXTERNE EN INTERNE CONFLICTEN.

Inter Extern Verdeeldheid in stromingen Vervolging

Conflicht rond triniteit. En wel/niet goddelijke/menselijke oorsprong jezus

Tegenstelling kerk/keizer

Machtsstrijd Inlijving in Romeinse Rijk

Manicheïsme en andere cultus/geloven/sektes

DEELVRAAG 3.1WAT BEDOELDE DE ROMEINSE GESCHIEDSCHRIJVER TACITUS MET ZIJN OPMERKING DAT CHRISTENEN DE MENSHEID HAATTEN EN LEG UIT DAT DEZE HOUDING VAN DE ROMEINEN

TEGENOVER DE CHRISTENEN VOOR DIOCLETIANUS EEN MOTIEF KAN ZIJN GEWEEST DE CHRISTENEN TE VERVOLGEN.

De Christenen stonden in feite vijandelijk tegenover de Romeinse maatschappij. Zeer veel was in Christelijk ogen verwerpelijk. Daarnaast beloofden zij dat iedereen na verloop van tijd zou branden in de hel en een eeuwigheid vol ellende tegemoet zou gaan. Het leek er zelfs op dat sommige Christenen zich verkneukelden om dit feit.

Deze absolute afwijzingen van de Christenen ten aanzien van de hele maatschappij en dus ook de weigering om mee te werken was een oorzaak voor de vervolging.

DEELVRAAG 3.2 WAAROM WERDEN DE VERVOLGINGEN DOOR SOMMIGE CHRISTENEN ZELFS

VERWELKOMD?

Zodat deze mensen zich als martelaar konden opwerpen en zo (snel) een plaats in de hemel konden verdienen.

DEELVRAAG 3.3 WAT ZIJN APOLOGETEN EN HOE IS HUN OPTREDEN TE VERKLAREN?

Geleerden en intellectuelen die de theologie van het Christendom uitwerkten. Dit was nodig om vervolging te voorkomen; een manier om de Christenen te verdedigen tegenover de machtshebbers.

Maarten Zwakman

Page 73: HvA Geschiedenis Oudheid

DEELVRAAG 3.4 CONSTANTIJN EN THEODOSIUS ZIJN LATER DOOR DE KATHOLIEKE KERK ALS HEILIGEN

VEREERD. BEDENK WAARAAN ZIJ DEZE STATUS HEBBEN VERDIEND EN LEG UIT WELKE MOTIEVEN AAN HUN HANDELEN TEN GRONDSLAG HEBBEN KUNNEN LIGGEN.

Constantijn stond het Christendom toe binnen het Romeinse Rijk. En werd uiteindelijk zelf ook Christen. Hij heeft vele religies aangehangen en gebruikte al deze religies voor het vergroten van zijn macht. Constantijn liet steeds meer Christenen toe tot hoge functies en gebruikten deze mensen ook door tempelschatten in beslag te nemen.

Theodosius maakte van het Christendom een staatsgodsdienst. Hiermee vergrotte hij zijn macht aanzienlijk. In feite werd hij hiermee weer een soort van Pontifex Maximus aangezien hij hoofd was van de ker.

DEELVRAAG 3.5 OP WELKE PUNTEN WEKEN HET GNOSTICISME, HET ARIANISME, HET NESTORIANISME

EN HET MONOFYSITISME AF VAN DE OFFICIËLE KERKELIJKE LEER VAN DE KERK VAN ROME?

Arianisme – Zoon (jezus) staat onder zijn Vader (god)

Niceaden – Heilig drie eenheid. Heilige geest (gnosis), en 2 verschijningsvormen god.

Nestorianen – Menselijke Christus

Monofysitisten – Goddelijke Christus

Gnostici - Goddelijke kennis. Wereld/mensebeeld. Kennis maakt vrij. Alhoewel Christus wel bestaan kan hebben kan niemand jouw vragen/zonden oplossen (geen zoenoffer).

DEELVRAAG 3.6 LEG UIT WAAROM DE OPKOMST VAN HET ASCETISME EN HET KLOOSTERWEZEN

BESCHOUWD KAN WORDEN ALS UITINGEN VAN KRITIEK OP DE KERK EN DE MAATSCHAPPIJ.

De verwereldlijking van de kerk en de losse zeden van de maatschappij waren voor een aantal mannen en later ook vrouwen aanleiding om zich terug te trekken binnen de muren van een klooster. Om zich daar te weiden aan een vaak ascetisch leven voor God.

DEELVRAAG 3.7 EEN BEKEND KERKHISTORICUS HEEFT OOIT GEZEGD DAT HET OPTREDEN VAN

CONSTANTIJN EN THEODOSIUS DE KERK MEER KWAAD DAN GOED HEBBEN GEDAAN. LEG UIT WAT HIJ MET DEZE UITSPRAAK KAN HEBBEN BEDOELD. VERWERK IN JE ANTWOORD IN ELK GEVAL DE

BEGRIPPEN KERK EN STAAT.

Deze mannen hebben de kerk een machtsmiddel van de staat gemaakt. Waardoor veel van de inhoud van het geloof sturing heeft gekregen met een politieke achtergrond. In feite betekend dit dat het geloof op een totaal onoprechte manier tot stand is gekomen en dus leugenachtig genoemd zou kunnen worden.

Maarten Zwakman

Page 74: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 75: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 76: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 77: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 78: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 79: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 80: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 81: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 82: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 83: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 84: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 85: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 86: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 87: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 88: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 89: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 90: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 91: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 92: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 93: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 94: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 95: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 96: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 97: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 98: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 99: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 100: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 101: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 102: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 103: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 104: HvA Geschiedenis Oudheid

Maarten Zwakman

Page 105: HvA Geschiedenis Oudheid

5 Mln BC

Astrolophiticus Een van de eerste Homoniden. Afrika

2 Mln BC

Homo Habilus

1.7 Mln BC

Homo Erectus

1 Mln BC

Homo Erectus verspreidt zich over Eurazië

200.000

Homo Sapiens verschijnt

30.000 BC

Alleen nog maar Homo Sapiens

10.000 BC

Einde laatste ijstijd

Oudheid Thema 1

Paleolithicum

Paleolithicum 5mln BC – 9000 BC

Maarten Zwakman

Page 106: HvA Geschiedenis Oudheid

10.000 BC

Einde laatste ijstijd

6.000 BC

Landbouw in gebied Tigris en Eufraat.

Ontdekking pottenbakkerij en metallurgie: koper

Landbouw in Griekenland

4.000 BC

Ontdekking Brons.

Neolithische samenlevingen in Zuid- Azië. Rijst verbouwen

Mesolithicum 9000BC – 5000BC

3000BC

Eerste urbane cultuur Mesopotamië (stadsstaten)

Schrift in Egypte en Mesopotamië

Egypte eenheidsstaat

Brons in Griekenland

2000BC

Strijdwagens domesticatie paarden

Neolithicum 5000 BC- 2000 BC

Bronstijd 2000 BC – 800 BC

Oud Egyptische rijk 2700 BC – 2185 BC

Midden Egyptische Rijk. 2050 BC – 1800 BC

1000 BC

Nieuwe Egyptische Rijk. 1600 BC – 1100 BC

Minoïsche beschaving 3500 BC – 1600 BC Myceense beschaving 1600 BC – 1100 BC

Oudheid Thema 1 Mesolithicum en Bronstijd

Maarten Zwakman

Page 107: HvA Geschiedenis Oudheid

Grieken

800 – 323BC

800 BC

610 BC

580 BC 540 BC

510 BC

490 BC

480 BC

454 BC

431 BC

405 BC

399 BC

336 BC

323 BC 556 BC

Archaise Periode 800 – 480 BC Klassieke Tijd 480 – 350 BC Hellenistische tijd 350 – 0 BC

Griekenland Aristocratisch bestuurd.

Wetboek Drao

Solon introduceert 4 maatschappelijke klasen op basis van bezit. Afschaffing landschulden en schuldslavernij.

Hoofdrolspelers ontstaan Atheense Democratie

Peisistratos wordt Tyran en steunt de Zigeutai, lage klasse. Populist

Kleistenes. Politieke hervormingen. Taken en invloed voor alle 4 klassen.

Pentacosiomedimnoi Hippeis Zeugitai Theten

Perzische Oorlogen

Bewindt Perikles 495 – 429 BC

Kas zeebond naar Athene

479 BC

Athene verslagen door Sparta met hulp perzen.

Oprichting Delisch -Attische Zeebond

Peleponesische Oorlog

Dood Alexander de Grote Procces en

dood Socrates

Begin Veldtocht Alexander

Maarten Zwakman

Page 108: HvA Geschiedenis Oudheid

Tijdlijn Grieks – Perzische Oorlogen

Darius Organiseert het Perzische Rijk

500 BC

Ionische Opstand

494 BC 490 BC

1e Perzische oorlog. Slag bij Marathon (Perzen verliezen)

2e Perzische oorlog.

Slag bij Thermopulai (Xerxes Perzen verslaat Leonidas Grieken)

Slag bij Salamis (Atheense vloot wint)

Slag bij Plataiai (Grieken verslaan Perzen op land)

480 BC

Interbellum Oprichting Grieks

Verbond

477 BC

Oprichting Delisch – Attische Zeebond

454 BC

Kas van Delisch – Attische bond verplaatst naar Athene

449 BC

Vrede Perzie – Athene (Griekse Bond)

Maarten Zwakman

Page 109: HvA Geschiedenis Oudheid

Grote Lijn Romeinen

753 BC – 1453 AD

750 BC 509 BC 27 BC 395 AD 476 AD 1453 AD

Koningstijd Republiek

284 AD

Romeins Keizerrijk

Principaat Dominaat

West Romeinse Rijk Oost Romeinse Rijk

Verdrijving Tarquinius Superbus uit Rome door Aristocratie. Laatste Etruskische Koning Rome

Octavianus Princeps. Alleenheerser Rome. Republiek onder controle Keizer.

Keizer openlijk heer en meester en zelfs goddelijk. Keizer Cultus. Dominus et Deus

Theodosus 1e sterft. Verdeelt zijn rijk in twee delen over zijn zoons.

Keizer Romulus Augustinus afgezet door Odaker. Koning “Barbaren”

Constantinopel, hoofdstad Oost Romeinse Rijk (Byzantium) ingenomen door Otamanen.

Byzantijnse Rijk

Maarten Zwakman