ROm 5 2011

48
Leegstand kantoren Actieprogramma kiest voor ombouwen en slopen Riek Bakker ‘Ontvlecht de werkterreinen, maak een einde aan de bemoeizucht’ Herontwikkeling Veemarkt Utrecht Duurzaamheid als leidraad www.romagazine.nl mei 2011 De slag om het ommeland

description

ROm, ruimtelijke ontwikkeling, infrastructuur en milieu

Transcript of ROm 5 2011

Page 1: ROm 5 2011

Leegstand kantorenActieprogramma kiest voor

ombouwen en slopen

Riek Bakker

‘Ontvlecht de werkterreinen, maak een einde aan de bemoeizucht’

Herontwikkeling Veemarkt UtrechtDuurzaamheid als leidraad

www.romagazine.nl

mei 2011

De slag om het ommeland

Page 2: ROm 5 2011

RBOI Groepadviseurs ruimtelijke ordening

RBOI RotterdamBuro Vijn

RBOI Middelburg

In veel stedelijke gebieden wordt het ruimte-­gebruik geïntensiveerd. Groene gebieden in de stad worden kleiner en verdwijnen, waardoor de mogelijkheden voor ‘groene’ recreatie in de stad afnemen. Het belang van een recrea-­tief bruikbaar buitengebied neemt toe. Met die bruikbaarheid zit het vaak wel goed: Nederland leent zich goed voor het maken van recreatieve tochtjes. Het landschap is afwisselend met een dicht stelsel van wegen en paden, de afstanden zijn klein en er zijn weinig hoogteverschillen. Ook zijn er veel voorzieningen en routenetwer-­ken voorhanden.

Maar kun je er ook komen?

Vaak niet of moeizaam: op veel plekken heeft de stad zich van het buitengebied afgesloten, niet met opzet, maar als gevolg van een pla-­nologie met blinde vlekken in de stadsrand. De diffuse zones van bedrijventerreinen en sport-­complexen, en ondoordringbare infrastructuur vormen barrières voor de recreatieve bereik-­baarheid van het buitengebied vanuit de stad.

In opdracht van en samen met CROW hebben Atelier R, de ontwerpafdeling van RBOI en de verkeerskundigen van RBOI antwoorden ge-­zocht op de vraag: hoe kan het buitengebied beter bereikbaar worden gemaakt? Barrières en barrièrewerking voor langzaam verkeer in de stadsrand zijn daarbij in al hun gedaanten

gezocht en verkend, zowel fysieke barrières, als -­

sers en voetgangers centraal gesteld, maar ook wielrenners en joggers betrokken.

De vragen die in het onderzoek centraal ston-­den, waren:

wanneer is de barrièrewerking in de stads-­randzone te groot;;

hoe is overmatige barrièrewerking te voor-­komen;;

hoe is overmatige barrièrewerking op te los-­sen. Welke oplossingen zijn er, en voor welke situaties;;

wat is een goede aanpak, wie is er voor no-­dig, welke procesgang is geschikt, hoe wor-­

Het onderzoek zal resulteren in een publicatie, die praktische handreikingen bevat die inzicht geven in de oplossingsrichtingen:

aantrekkelijke, uitnodigende recreatieve pa-­den en routes die stad en land verbinden;;

de lengte van routes, uitgaande van ver-­schillende wijzen van voortbewegen, zoals

Denk daarbij ook aan verschillen in lichame-­lijke conditie tussen recreanten, en de eisen die op grond daarvan worden gesteld aan bijvoorbeeld de verharding of helling;;

de vormgeving van het netwerk, het stelsel van paden. Het gaat dan bijvoorbeeld om gebruik maken van landmarks of ‘stepping stones’ die een ommetje afwisselend maken en tussendoelen geeft: ‘via het laantje met kastanjebomen naar het voetveer en dan langs café De Driesprong weer terug’;;

het gebruik van bestaande systemen. Denk -­

werk of het medegebruik van via-­, aqua-­ en ecoducten;;

maatregelen om de cognitieve en belevings-­barrières te voorkomen of op te lossen.

Het buitengebied als stadspark,

dichtbij en toegankelijk

De publicatie zoekt een breed bereik. Dat kan variëren van lokale initiatieven (een enkel ommetje, of het verbeteren van plannen voor bedrijventerrein of weg) tot beleidsvisies voor een recreatieroutenetwerk voor een gemeente of regio. Doel-­groep zijn de verkeerskundige, de beleidsmaker, de bestuur-­der, de recreatiemedewerker, de planoloog, de stedenbouw-­kundige en de landschapsarchitect. De publicatie zal rond september beschikbaar zijn via de webshop op www.crow.nl.

Voor meer informatie:

RBOI-­Rotterdam-­AtelierR

Guido van Loenen (010) 201 85 31

www.rboi.nl

www.burovijn.nl

Page 3: ROm 5 2011

RBOI Groepadviseurs ruimtelijke ordening

RBOI RotterdamBuro Vijn

RBOI Middelburg

In veel stedelijke gebieden wordt het ruimte-­gebruik geïntensiveerd. Groene gebieden in de stad worden kleiner en verdwijnen, waardoor de mogelijkheden voor ‘groene’ recreatie in de stad afnemen. Het belang van een recrea-­tief bruikbaar buitengebied neemt toe. Met die bruikbaarheid zit het vaak wel goed: Nederland leent zich goed voor het maken van recreatieve tochtjes. Het landschap is afwisselend met een dicht stelsel van wegen en paden, de afstanden zijn klein en er zijn weinig hoogteverschillen. Ook zijn er veel voorzieningen en routenetwer-­ken voorhanden.

Maar kun je er ook komen?

Vaak niet of moeizaam: op veel plekken heeft de stad zich van het buitengebied afgesloten, niet met opzet, maar als gevolg van een pla-­nologie met blinde vlekken in de stadsrand. De diffuse zones van bedrijventerreinen en sport-­complexen, en ondoordringbare infrastructuur vormen barrières voor de recreatieve bereik-­baarheid van het buitengebied vanuit de stad.

In opdracht van en samen met CROW hebben Atelier R, de ontwerpafdeling van RBOI en de verkeerskundigen van RBOI antwoorden ge-­zocht op de vraag: hoe kan het buitengebied beter bereikbaar worden gemaakt? Barrières en barrièrewerking voor langzaam verkeer in de stadsrand zijn daarbij in al hun gedaanten

gezocht en verkend, zowel fysieke barrières, als -­

sers en voetgangers centraal gesteld, maar ook wielrenners en joggers betrokken.

De vragen die in het onderzoek centraal ston-­den, waren:

wanneer is de barrièrewerking in de stads-­randzone te groot;;

hoe is overmatige barrièrewerking te voor-­komen;;

hoe is overmatige barrièrewerking op te los-­sen. Welke oplossingen zijn er, en voor welke situaties;;

wat is een goede aanpak, wie is er voor no-­dig, welke procesgang is geschikt, hoe wor-­

Het onderzoek zal resulteren in een publicatie, die praktische handreikingen bevat die inzicht geven in de oplossingsrichtingen:

aantrekkelijke, uitnodigende recreatieve pa-­den en routes die stad en land verbinden;;

de lengte van routes, uitgaande van ver-­schillende wijzen van voortbewegen, zoals

Denk daarbij ook aan verschillen in lichame-­lijke conditie tussen recreanten, en de eisen die op grond daarvan worden gesteld aan bijvoorbeeld de verharding of helling;;

de vormgeving van het netwerk, het stelsel van paden. Het gaat dan bijvoorbeeld om gebruik maken van landmarks of ‘stepping stones’ die een ommetje afwisselend maken en tussendoelen geeft: ‘via het laantje met kastanjebomen naar het voetveer en dan langs café De Driesprong weer terug’;;

het gebruik van bestaande systemen. Denk -­

werk of het medegebruik van via-­, aqua-­ en ecoducten;;

maatregelen om de cognitieve en belevings-­barrières te voorkomen of op te lossen.

Het buitengebied als stadspark,

dichtbij en toegankelijk

De publicatie zoekt een breed bereik. Dat kan variëren van lokale initiatieven (een enkel ommetje, of het verbeteren van plannen voor bedrijventerrein of weg) tot beleidsvisies voor een recreatieroutenetwerk voor een gemeente of regio. Doel-­groep zijn de verkeerskundige, de beleidsmaker, de bestuur-­der, de recreatiemedewerker, de planoloog, de stedenbouw-­kundige en de landschapsarchitect. De publicatie zal rond september beschikbaar zijn via de webshop op www.crow.nl.

Voor meer informatie:

RBOI-­Rotterdam-­AtelierR

Guido van Loenen (010) 201 85 31

www.rboi.nl

www.burovijn.nl

Page 4: ROm 5 2011

4 ROm2 - ‘Knooppuntontwikkeling onmogelijk zonder

krachtig overheidsbeleid’ - De oogst van één jaar Crisis- en herstelwet - Netbeheerders willen meepraten - De Vrije Ruimte - Nieuws uit Brussel Column: Het Hiernogmaals

10 Ruimtelijk bekekenKantorenmarkt op een keerpunt

Gemeenten snijden in hun plannen en stimule-ren hergebruik en transformatie

12 Stil asfalt en elektrisch rijden Gemeenten vragen rijksoverheid om te helpen

de geluidhinder van verkeer terug te dringen

15 WabowijsNauwelijks onthe!ngen Flora- en faunawet via de Wabo

De wet is nog onbekend bij veel burgers en gemeenten, denkt het ministerie

18 Traditie en tijdgeest in de RORiek Bakker ‘Durf het los te laten’

22 TrendDe slag om het ommeland

26 Parels aan de ketting

29 UitgesprokenRelativiteitsbeginsel:

alleen “echte” belangen tellen

30 Forum‘Gooi open die stadsrand!’

Bewijs de stad en het platteland een dienst

32 MIRT is niet vanzelf slimmer Omarm de complexiteit, ga niet simplificeren

35 RO-beroepsgroepenVVM

36 PraktijkVeemarkt Utrecht, zelfbouw en toonaangevend duurzaam

42 ROm SnippersAgenda, recensies

Voorpagina Stadsrand Barendrecht foto Roel Dijkstra

Nieuw elanROm is weer ROm. In het jaar dat dit magazine 30 jaar bestaat, staat ‘milieu’ weer nadrukkelijk in de titel. Niet dat we als redactie tot inkeer zijn gekomen. Milieu heeft de afgelopen jaren onze aandacht gehouden als een beleidsveld, dat nauw verbonden is met ruimtelijke ordening. Alleen, de tijdgeest gaf aan dat de focus op ruimtelijke ontwikkeling lagRuimtelijke ordening en milieu zijn twee beleidsvelden die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zo had minister Pieter Winsemius het voor ogen toen onder zijn verantwoordelijkheid ROm werd opgericht, als modern communicatiemiddel voor de vakwereld en de samenleving. Tijdens de drie decennia die volgden, is ROm verzelfstandigd en werd milieu steeds meer een beleidsveld dat met z’n vele regels en normen in de ogen van veel betrokkenen de ruimtelijke ontwikkeling in de weg zit. De redactie van ROm heeft altijd als uitgangspunt gehad, dat milieuregels er zijn om waardevolle belangen te beschermen. Milieu is bij ons nooit uit beeld geweest. Net als verkeer en vervoer, natuur, water is het een beleidsveld dat in de ruimtelijke ordening wordt meegekoppeld. Nadrukkelijk benoemen we de ‘m’ van milieu weer in onze titel, omdat het omgevingsrecht en het omgevingsbeleid sterk bepalend worden bij de ruimtelijke ordening in ons land.

Met dit nummer maken we een nieuwe start bij een kleine, gespecialiseerde uitgeverij, die van ruimte en milieu haar kernactiviteit wil maken. De onafhankelijkheid en professionaliteit van de journalistieke vakredactie zijn gewaarborgd. ROm staat voor z’n onafhankelijke positie. Als redactie willen we nuttige en lezenswaardige vakinformatie bieden op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en milieu. We volgen het beleid kritisch en objectief. En dat is nodig, in een tijd dat planologische tradities op de schop lijken te gaan, provincies en gemeenten meer vrijheid dan ooit krijgen voor hun ruimtelijk beleid én de leefkwaliteit weer onderschikt wordt gemaakt aan de economie.

é Marcel Bayer hoofdredacteur

Redactioneel

mei 20112

Inhoud

Page 5: ROm 5 2011

TrendDe slag om het ommeland

De scheiding tussen stad en ommeland is aan een herijking toe. De aanpak van bu!erzones rond de steden, later aangevuld met rode contouren en Nationale Landschappen, heeft zijn diensten bewezen als strijdmiddel tegen uitwaaierende verstedelijking. Grote delen van het land zijn al lang niet meer herkenbaar als stedelijk of landelijk, maar als iets dat daar tussenin valt. Nu de vanzelfsprekendheid van groei voorbij is, komt de nadruk minder te liggen op het tegenhouden van sprawl en meer op het begeleiden van groeikansen. Kortom, er is behoefte aan de stadsrand als aparte beleidscategorie waarvoor alle betrokken overheden verantwoordelijk zijn en schaf zo nodig bestaande categorieën als bu!erzones en provinciale landschappen af.

Traditie en tijdgeestRiek Bakker‘Durf het los te laten’

‘In de praktijk van de afgelopen jaren is gebiedsontwikkeling heel banaal gemaakt door het te koppelen aan vastgoed. Als we maar genoeg vastgoed kunnen neerzetten, kunnen we voorzieningen neerzetten, wegen en natuur aanleggen.’ zegt stedenbouwkundige Riek Bakker in het discours Traditie en tijdgeest. Ze ziet met de nieuwe economische en politieke realiteit een kans om in het ruimtelijke ordeningsbeleid een aantal fundamentele keuzes te maken. ‘Ontvlecht de werkterreinen, maak een einde aan de bemoeizucht’, is de oproep die ze doet aan de rijksoverheid. ‘Regels toepassen en blauwdrukdenken is de dood in de pot. Durf het los te laten, durf erover na te denken.’

PraktijkVeemarkt Utrecht, zelfbouw en toonaangevend duurzaam

Het Veemarktterrein, nu nog een 20 ha groot parkeerterrein met grote hal, wordt herontwikkeld tot een duurzame woonwijk met een fors aandeel particulier opdrachtgeverschap. Dat laatste is het resultaat van een succesvol participatietraject waarin omwonenden en geïnteresseerde toekomstige bewoners deelnamen. De ambities van de Gemeente Utrecht, zowel uitgedrukt in de duurzaamheid, het aandeel zelfbouw als in de grondprijs liegen er niet om. Maar de locatie vlakbij de A27 en dichtbij groene recreatiegebieden is aantrekkelijk.

pag. 22 pag. 36pag. 18

mei 20113

Page 6: ROm 5 2011

“Knooppuntontwikkeling onmogelijk zonder krachtig overheidsbeleid”Verstedelijking en infrastructuur moeten beter op elkaar worden afgestemd. Toch komt dat in Nederland amper van de grond. Op de jongste Ruimteconferentie van het Planbureau voor de Leefomgeving lieten buitenlandse voorbeelden zien dat succesvolle knooppuntontwikkeling alleen mogelijk is met een strenge selectie van ontwikkellocaties en een consistente overheidsregulering van de vastgoed- en mobiliteitsmarkt.

Directeur Maarten Hajer van het Planbureau voor de Leefomgeving begon de Ruimtecon-ferentie in de Rotterdamse cruiseterminal optimistisch. Door de integratie van VROM en V&W ziet hij een historische kans ontstaan om verstedelijking en infrastruc-tuurontwikkeling in Nederland beter op elkaar af te stemmen. De toekomst is aan ‘transit oriented development’ (TOD). Hoogleraar Robert Severo van de University of Berkeley in Californië onderschreef dat van harte. Hij wijst op steden als Vancouver, Kopenhagen of Stockholm. Daar worden nieuwe woonwijken vooral gebouwd in bestaand stedelijk gebied en goed ontsloten openbaar vervoerscorridors. Zelfs in het Braziliaanse Curitiba blijken ze goede ervaringen met ‘bus-based’ verstedelijking te hebben opgedaan.

Voor de meeste aanwezige planologen en bestuurders waren de buitenlandse voorbeel-den geen nieuws. Waarom komt de integra-tie van infrastructuur en nieuwbouw in Nederland dan toch zo slecht van de grond? Volgens planoloog Joost Schrijnen staren we ons nog teveel blind op individuele gemeen-ten, terwijl mensen al lang in netwerksteden wonen. “We hebben een andere manier van denken en plannen nodig.” Waar een provincie als Zuid-Holland met projecten als Stedenbaan en de RijnGouwelijn al op een hoger schaalniveau handelt, wordt ze de voet dwars gezet door lokale bestuurders en bewoners. “Zelfs met een provinciaal inpassingsplan achter de hand is het vechten tegen de bierkaai”, verzuchtte RO gedepu-teerde Ansje van Dijk in de forumdiscussie. Van de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur

en Ruimte hoeft hij in ieder geval weinig nieuwe machtsmidde-

len te verwachten. Directeur-generaal Ruimte van het ministerie van Infrastruc-tuur & Milieu, Chris Kuijpers, gaf aan dat het Rijk wel meer taken naar provinciaal niveau gaat delegeren, maar gemeenten tegelijkertijd meer vrijheid krijgen om hun eigen beleid te bepalen.

In een middagworkshop over de succesfacto-ren van buitenlandse TOD-projecten bleek dat deze keuze wel eens catastrofaal kan uitpakken op de gewenste knooppuntont-wikkeling. Hoogleraar planologie Luca Bertolini van de Universiteit van Amsterdam wees er op dat marktpartijen van de landelijke overheid juist een krachtige en consistente regulering van de vastgoed- en mobiliteitsmarkt verwachten. “Op dit moment is het voor vastgoedbedrijven lonender om buiten de stationslocaties te investeren.” Het kan volgens hem nog wel 30 jaar duren voordat TOD in Nederland echt tot bloei komt. Rijksadviseur voor de Infrastructuur Ton Verhoeven wil daar niet op wachten. “We investeren met het Programma Hoogfrequent Spoor 4,5 miljard euro in het verdubbelen van het spoor op een aantal trajecten. Daar kunnen vervoer-ders alleen een rendabele dienst uitvoeren als toekomstige nieuwbouw in die corridor wordt geconcentreerd.”

é Jaco Boer

RO

mei 20114

K antoorontwikke-l ing bi j de Utrechtse B aan, Den Haag. De Stedenbaan fungeer t a ls parelsnoer van vest ig ingslocat ies .

beeld Provast

Page 7: ROm 5 2011

De Crisis- en herstelwet (Chw) is sinds één jaar in werking. Wat heeft de wet opgeleverd? Hoe is dit instrument optimaal toe te passen? Die vragen stonden centraal tijdens een drukbezochte bijeenkomst op 31 maart in de Utrechtse Jaarbeurs, georganiseerd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de VNG en de NEPROM.

Onder leiding van Chris Kuijpers (Directeur-Generaal Ruimte, ministerie I&M) en Jan Fokkema (directeur NEPROM) gingen deskundigen en deelnemers met elkaar in gesprek. Volgens Jaap Kuin, wethouder in Assen, krijg je met de Chw de neuzen sneller één kant op. ‘Veel instrumenten die in deze wet zijn opgenomen vereisen dat partijen in een vroeg stadium de koppen bij elkaar steken. Partijen kunnen zich niet langer verstoppen.’ Deze aanpak ligt in lijn van het advies van de Commissie Elverding. Veel aanwezigen waren positief over de bestuursrechtelijke versnellingen die de wet bevat. In dit verband werd ook gewezen op de vereenvoudiging van de m.e.r.-procedure. Hierdoor is het niet langer noodzakelijk bij alle rapportages alternatieven in kaart te brengen. En hoeft de Commissie m.e.r. minder vaak verplicht te worden ingescha-keld. In het Stationsgebied in Utrecht is met de Chw gezocht naar vernieuwende oplossingen binnen de geoorloofde milieucontouren. Het ging om luchtkwaliteit, geluid en bodem.

De oogst van één jaar Crisis- en herstelwet

Doordat de Chw die aspecten bundelt is er een beter totaaloverzicht en wordt duidelijk hoe projecten zonder kwaliteitsverlies toch groen licht kunnen krijgen.

Maar de Chw kreeg ook pittige kritiek. ‘Veel gemeenten vinden de wet erg complex en dat trekt een zware wissel op de personele capaciteit. Vooral kleine en middelgrote gemeenten moeten noodgedwongen een beroep doen op dure externe adviseurs’, was een gehoorde klacht.Een andere klacht had betrekking op het gebiedsontwikkelingsplan. Dat maakt het mogelijk dat je met projecten in een transitiegebied tijdelijk van de milieunormen af kunt wijken. Als op voorhand maar duidelijk is hoe de geldende normen uiteindelijk wel worden behaald. Dat laatste maakt gemeenten en marktpartijen onzeker. Willem de Jager, projectdirecteur Ontwikke-lingsbedrijf Waalfront: ‘Voor investeerders is dit een risico. Wat als de normen en doelstellingen niet tijdig worden behaald? Is er een alternatief?’

Het ministerie van I&M werkt aan het permanent maken van de Chw. Toetsingska-ders worden versoberd. Vermoedelijk stuurt I&M het wetsvoorstel nog voor de zomer naar de Tweede Kamer. Ook worden de hoofdlijnen voor een nieuwe Raamwet Omgevingsrecht uitgezet, oftewel één samenhangend stelsel voor het veelomvat-tende omgevingsrecht. Hierover wordt de Tweede Kamer waarschijnlijk in diezelfde periode geïnformeerd. In het voorjaar van 2012 staat een wetsvoorstel gepland.

é Karl Bijsterveld

Onze energievoorziening maakt onzekere veranderingen door. Op kustlocaties is er een toestroom van grootschalige exportgerichte productiecapaciteit. Elders neemt decentrale duurzame productie een vlucht. Netwerkbeheerders willen intensiever en zo vroeg mogelijk meedoen in de besluitvorming, zowel landelijk als bij provinciale en gemeentelijke ontwikkelplannen.

Dit is nodig voor juiste investeringsbeslis-singen: geen verspillende overdimensione-ring, maar wel adequaat. Eén en ander komt naar voren uit het rapport Net voor de toekomst van CE Delft, in opdracht van

Netbeheerders willen meepraten

Netbeheer Nederland. Tot in de “haarvaten” moeten distributienetten voor stroom, gas, warmte en CO2 worden versterkt en omgevormd tot ‘smart grids’. Wie zelf decentraal energie opwekt (bijvoorbeeld met

zonnepanelen of aardwarmte), moet soepel kunnen schakelen en overschotten kunnen doorzetten op het publieke net. (Zie ROmagazine 2011 Nr. 3)Landelijk actueel zijn beslissingen rond opslag en distributie/export van gas en elektriciteit, alsmede onderzeese CO2-berging. Regionaal en lokaal spelen vooral de opmars van microwarmtekracht, elektrische warmtepompen en elektrische auto’s. Het merendeel van onze energie-vraag betreft warmte/koude en vervoer (beide 40%).

mei 20115

RO

èè

Page 8: ROm 5 2011

Wat is tijdelijkheid?Tijdelijkheid is voor iedereen een ander begrip. Over het algemeen is tijdelijkheid - in relatie tot braakliggende terreinen - be-perkt tot maximaal 5 jaar. ‘Tijdelijk is zo lang als het duurt’, is een regelmatig gehoorde kreet. ‘Tijdelijkheid is een strategie om te experimenteren met nieuwe gebruiksmogelijkheden en met betekenissen van een plek’, meent een ander.‘Een kunstenaar is blij met een projectplek voor 2 weken of een werkplek voor 6 maanden’, zegt Jeroen Jonkers van de Stichting Tijdelijk Vastgoed: ‘Een gemeen-telijke planoloog vindt, kijkend naar de WRO 5 jaar echt de maximale termijn. Een investeerder wil graag tenminste 10 jaar in de spreadsheet kunnen zetten om voldoende rendement te zien op de noodzakelijke investeringen (grond/opstallen/nutsvoorzieningen). De eigenaar stelt vaak een combinatie van low hassle/juridisch veilig zitten in tijdelijkheid, en (daardoor) directe beschikbaarheid voor de permanente(re) ontwikkeling voorop.’

Grondwet van de TussentijdEen belangrijk, niet te missen document in relatie tot tijdelijkheid is de zogeheten Grondwet van de Tussentijd. Deze grondwet komt voort uit het Laboratorium voor de Tussentijd, van het Atelier Rijksbouwmeester in de wijk Transvaal en is geschreven door Iris de Kievith en Stealth Unlimited.Het uitgangspunt van de ‘grondwet’ is een vraag: Kan de Tussentijd, als een periode die interessante kansen biedt voor onconventionele vormen van gebruik en exploitatie van stedelijke ruimte door een

maart 201124

Trend

ROM_11_03.indd 24 3/1/2011 8:20:34 PM

Het ontbreekt netbeheerders aan zicht op bestaande landelijke beleidsstrategieën, vertelt woordvoerder Sjoerd Marbus van Netbeheer Nederland. Op lokaal niveau hebben ze onvoldoende inzicht en inbreng in ruimtelijke plannen. Overigens loopt Nederland achter met praktijkproeven rond geavanceerde smart grids. Terugle-ververgoedingen zijn bij ons onvoldoende en de investeringskosten (netbeheerders)

en baten (gebruikers/energieproducenten) komen niet bij dezelfde partij terecht. De ICT is aanwezig, benadrukken experts. Het gaat nu om het gevoel van urgentie, de hearts and minds van politiek, gebruikers en projectontwikkelaars.

é Michel RoblesBrochure: www.energiened.nl

RO

mei 20116

Page 9: ROm 5 2011

Veel stedelijke ontwikkellocaties liggen stil. Leegstand en braakliggende terreinen wachten als het ware op invulling, op stedelijke levendigheid. Deze nieuwe rubriek volgt maandelijks initiatieven die zich richten op tijdelijk gebruik van braakliggende terreinen en leegstaande gebouwen.

Vrije Ruimte

veelkleurige coalitie van ondernemers, een status aparte krijgen om zijn bijdrage aan de stad te stimuleren? Daar wordt vervolgens uitgebreid, gedetailleerd en goed doordacht op geantwoord.

Transitiekaart ArnhemHet Departement Tijdelijke Ordening (DTO) uit Arnhem brengt met de zogeheten transitiekaart een handige tool op de markt. ‘Leegstand wordt veelal als negatief ervaren’, betoogt het bureau: ‘maar tegelijkertijd is er een grote vraag naar ruimte voor culturele programmering, ondernemerschap, experiment en initiatieven vanuit de buurt.’Het aanbod aan beschikbare lege ruimtes en gebouwen is in kaart gebracht en gekoppeld aan verschillende informatielagen en beeldmateriaal. Met behulp van deze

multimediale kaart kunnen plannen worden gemaakt voor het gebruik van de transitie-fase, waardoor deze volgens DTO ‘niet langer wordt gezien als tijdelijk of hinderlijk maar als een permanent stedelijk zijn’.www.dto.nu

ONDER-TUSSENIn augustus 2010 ontstond het Amsterdams-Zaanse publiekprivate initiatief ONDER-TUSSEN, inmiddels een landelijk tijdelijk-heidsnetwerk. Het initiatief van vier mensen groeide via verschillende ontmoetingen door tot een workshopbijeenkomst (zestig deelnemers, 31 maart 2011) over projectge-bied Inverdan-West in Zaandam. Gemeente Zaanstad geeft aansluitend de beste ideeën een kans op een braakliggend terrein.De komende maanden staan meer work-

Deshopbijeenkomsten van ONDER-TUSSEN op stapel in Amsterdam. Ook daar komen vraag en aanbod samen van gemeente, grond- of vastgoedeigenaren en creatieven.

De naam ONDER-TUSSEN sluit - onbewust - naadloos aan op internationale ontwik-kelingen. In Londen bestaat een initiatief dat de naam MeanwhileSpace draagt. En het Zwischennutzungs-Agentur in Berlijn wordt gezien als de moeder aller tijdelijk-heidsprojecten. www.onder-tussen.nlwww.meanwhilespace.comwww.zwischennutzungsagentur.de

SpelvormenBureau M.E.S.T. – the urban fertilizer – uit Rotterdam zet zich in voor Maatschappe-lijke Experimentele Stedelijke Transforma-tie. M.E.S.T. komt net als de Grondwet van de Tussentijd voort uit het Atelier Rijksbouwmeester en stelt dat de binnen-stedelijke herontwikkeling steeds meer van een eenmalige transformatie in een continue proces. Met een eigen bordspel onderzoekt M.E.S.T. de meest kansrijke tijdelijke invulling voor een locatie.

ONDER-TUSSEN ontwikkelde met Islant, bureau voor stedenbouw uit Zaandam, een kwartetspel dat de neuzen van verschil-lende grondeigenaren gezamenlijk in dezelfde richting krijgt. De partijen hebben tenslotte een gedeeld belang: een aantrek-kelijke stad, waar mensen graag wonen. www.bureaumest.nl

é Bas Husslage

Suggesties voor deze rubriek? Mail naar [email protected]

Muziekoptreden bi j de bouwput van Rotterd am Centraal . Een init iat ie f van M.E .S .T. foto M.E.S.T

RO

mei 20117

Page 10: ROm 5 2011

Tegen 2050 moeten auto’s op conventionele brandsto!en als benzine en diesel verdwe-nen zijn uit alle Europese steden. In 2030 moet het gebruik van auto’s op deze brandsto!en in het stadsvervoer al voor de helft zijn teruggedrongen. Ook moet tegen dat jaar het goederenvervoer in de belang-rijkste stadscentra grotendeels CO2-vrij zijn. Dat staat in de vervoersstrategie die de Europese Commissie eind maart heeft gepresenteerd. Die strategie moet zorgen voor een grotere mobiliteit en de uitstoot van schadelijke koolstofemissies met 60 procent terugdringen.De commissie wil verder dat het vervoer van passagiers en goederen vaker over het spoor of het water plaats vindt in plaats van over de weg. Tegen 2030 moet 30 procent van het goederenvervoer over de weg over afstanden van meer dan 300 kilometer over het spoor of water plaatsvinden. Tegen 2050 moet dit ook gelden voor meer dan vijftig procent van het goederenvervoer. Het passagiersvervoer over middellange afstanden -vanaf zo’n 300 kilometer- zal, als het aan de commissie ligt, tegen 2050 vrijwel geheel over het spoor plaatsvinden. Vervoer over lange afstanden en interconti-

nentaal vervoer zal ook in de toekomst voornamelijk door de lucht of met schepen blijven gebeuren. Schepen en vliegtuigen moeten tegen die tijd wel een stuk schoner en e"ciënter zijn. Om dit alles mogelijk te maken moet er in 2030 een volledig kernnetwerk van vervoers-corridors in de hele EU operationeel zijn. Daarbij moeten passagiers snel en e"ciënt over kunnen stappen van de ene naar een andere vervoersvorm. Tegen 2050 moet dit netwerk zijn uitgebouwd tot een hoge -capaciteitsnetwerk. Dan moeten ook alle vliegvelden binnen het kernnetwerk zijn verbonden met het spoornet, dat waar mogelijk een hogesnelheidsnet moet zijn. Ook alle zeehavens moeten tegen 2050 worden aangesloten op het spoornet en waar mogelijk ook op binnenwateren.

Nederland wil minder bijdragen aan begroting Europese UnieHet kabinet wil vanaf 2014 substantieel minder geld afdragen aan de Europese Unie. Het kabinet Rutte vindt verder dat de Europese begroting vanaf 2014 jaarlijks nog slechts maximaal met het inflatiepercentage mag toenemen. Dat staat in een brief van

het kabinet aan de Tweede Kamer.Het kabinet vindt ook dat het Europese cohesiebeleid in de toekomst beperkt moet worden. ,,Het cohesiebeleid is tot stand gebracht om ervoor te zorgen dat lidstaten met een lagere economische ontwikkeling aansluiting vinden bij de Europese standaar-den. Nederland vindt daarom dat de structuurfondsen en cohesiefondsen zich moeten richten op de minst welvarende regio’s in de minst welvarende lidstaten’’, aldus de tekst van de brief. Het kabinet stelt dat het circuleren van geld tussen rijke landen tot grote ine"ciënties leidt. Europees Commissaris Johannes Hahn (Regionaal Beleid) is het niet met Nederland eens dat het cohesiebeleid beperkt moet worden tot de minst welvarende regio’s. Op een bij eenkomst in Brussel zei hij recent dat voor de overgang naar een meer milieuvriendelijke en digitale econo-mie, een economie die meer gefocust is op high-tech ontwikkelingen, ook in rijkere regio’s overheidsinvesteringen noodzakelijk blijven. Daarbij noemde hij de herontwikke-ling van de voormalige Rotterdamse Droogdok Maatschap (RDM) scheepswerf in Rotterdam als een goed voorbeeld. De

Europese Commissie wil auto’s op benzine en diesel de stad uit

Premier Mark Rutte op bezoek bi j Commissievoorzitter B ar roso. foto Persdienst Europese Commissie

mei 20118

Nieuws uit BrusselOpgetekend door onze correspondent Boris Peters

Page 11: ROm 5 2011

RMD-scheepswerf Heyplaat werd herontwik-keld tot een levendige campus, een congres-ruimte en een locatie voor innovatieve bedrijven. Dit project werd medegefinan-cierd met steun van het Europees fonds voor regionale ontwikkeling. Wat de totale bijdrage van Nederland aan de EU betreft, is Nederland van alle 27 EU-landen de grootste nettobetaler. De Nederlandse afdrachten bedroegen in 2009, rekening houdend met een afdrachtenkor-ting van 1 miljard euro per jaar die in 2014 vervalt, 5,5 miljard euro. In datzelfde jaar ontving Nederland in totaal 1,85 miljard euro uit de EU-begroting. De onderhandelingen over de de nieuwe EU-meerjarenbegroting beginnen deze zomer nadat de Europese Commissie haar voorstellen hierover heeft gepresenteerd.

Stresstests voor kerncentrales in Europese UnieEr komst een stresstest voor Europese kerncentrales. De resultaten van de tests zullen openbaar zijn. De tests worden niet verplicht. Dat hebben de 27 EU-regeringslei-ders op 25 maart op een top in Brussel beslist. Premier Mark Rutte verwacht dat alle EU-landen met kerncentrales hun kerncen-trales zullen onderwerpen aan de stresstest. Indien er in Nederland bij zo’n test veilig-heidsproblemen aan het licht komen zal er meteen gehandeld worden, zo heeft de premier verzekerd.De Europese organisatie die regels voor de veiligheid van kerncentrales binnen de EU maakt (Ensreg) en de Europese Commissie is gevraagd om zo snel mogelijk een stresstest te ontwikkelen waarmee de veiligheid van kerncentrales onderzocht kan worden. Wanneer de tests plaats zullen vinden staat nog niet vast. Mogelijk zal dat in de tweede helft van dit jaar zijn. De Europese Commissie zal ook nagaan of de regelgeving over de veiligheid van kerncen-trales verder moet worden aangescherpt, en zo nodig voor het einde van het jaar voorstellen voor verbeteringen doen. Aanleiding voor het ontwikkelen van een Europese stresstest voor kerncentrales en de strengere regels zijn de problemen met de kerncentrale in het Japanse Fukushima, die begonnen na de aardbeving en de daaropvol-gende tsunami op 11 maart.

RO Het Hiernogmaals Voorbij

mei 20119

Nederland erkennen we pas de laatste jaren dat ook wij te maken hebben met DART: Declining, Aging and Regional Transformation. In de volksmond krimp. Onderzoeken van het CPB en onder meer de London School of Economics wijzen op steeds grotere verschillen tussen Bellingwedde in Oost-Groningen en de grachtengordel in Amsterdam. Ook op de schaal van Nederland krijgen we te maken met Goudse ontwikkelingen. De A2-as Amsterdam-Utrecht-Eindhoven zuigt jongeren, talent en kapitaal aan. Het klassieke beeld van stad en land als een kaart van Nederland met daarop tamelijk gelijkmatig verdeelde grote rode stippen met daaromheen kleinere puntjes gaat op de schop. Het wordt een dikke rode streep met verdikkingen en tal van kleine satellietjes.

Verbindingen tussen de hoogstedelijke ruggengraat en het weefsel er omheen zijn zodanig dat velen hun optimum kunnen bepalen. Vermogende mensen beschikken nu al over twee woningen: één nabij hun werk in een concentratiegebied en één in een buitengebied. Het nieuwe werken maakt evenwichtig gebruik van beide locaties mogelijk. Minder vermogende stedelingen hebben hun volkstuin, in feite hun datsja. Fysieke en digitale mobiliteit hebben klassieke tegenstellingen tussen stad en land doen vervagen. De maatschappelijke dynamiek is zo groot dat onze ruimtelijke planning stukken eenvoudiger moet en ook kan. Wat te denken van het vervangen van bestemmingsplannen door inspiratiekaarten met daarop vier hoofdkleuren. Groen staat voor ‘ja’. Vrijwel alles kan. Geel voor ‘ja mits’. Mits passend, mits onder architectuur, et cetera. Oranje staat voor ‘nee tenzij’. Tenzij je meerwaarde toevoegt. Rood staat voor keihard ‘nee’. Ideaal voor woningen met levenslange levende schilderijen.

é Peter van Rooy, mei 2011 [email protected]

RuggengraatNu we afstevenen op een gemiddelde leegstand van een kwart van alle kantoren en het aantal te koop staande woningen al ver boven de 200.000 ligt, mogen we toch wel stellen dat banken, beleggers en ontwikkelaars fors uit de bocht zijn gevlogen. Enkel financiële motieven kunnen aan het ruimtelijk kannibalisme ten grondslag liggen. Want dat landschappelijk fraaie plekken zijn bebouwd met de bekende smakeloze betonskeletten, met steenstrips om het nog wat te doen lijken, is evident. Natuur, landbouw, water, alles moest geloven aan zichtlocaties. It’s the economy, stupid.

Eenmaal per week reis ik vanuit Utrecht naar Gouda. Daar met een OV-fiets naar de Groningenweg, waar de Stichting NederLandBovenWater in een bedrijfsverzamelgebouw kantoor houdt. Een gebouw van dertien in een dozijn maar wel functioneel. Het staat op een uitleglocatie, waar voorheen koeien graasden op veenweiden. Verleden jaar is op loopafstand van het station gestart met de ontwikkeling van kantoren. Als alles wordt gerealiseerd wat de borden aangeven, gaat het om een grote opgave. In het bedrijfsverzamelgebouw aan de Groningenweg wierp ik onlangs een balletje op over de stationsontwikkeling. Een administratief medewerker reageerde resoluut: ‘dat trekt dit helemaal leeg’. Grote kans dat hij gelijk krijgt. Vraag is dan wat er met de bebouwde uitleglocatie gaat gebeuren. Een echt nieuwe bestemming? Slopen? Wie doet daarna het beheer van het nieuwerwetse ommeland?

Op de schaal van de Europese Unie wordt jaarlijks een gebied ter grootte van Nederland verlaten. Alle jongeren zijn weggetrokken en een kleine minderheid van de woningen is nog bewoond door ouderen, die het moeten stellen zonder voorzieningen. Daar waar overheden qua bestemmingen loslaten, kunnen verrassende nieuwe activiteiten in verlaten dorpen ontstaan. Variërend van broedplaatsen voor kunstenaars en scoutingkwartieren tot vakantieverblijven en nijverheidsclusters. Sprekende voorbeelden van nieuwe relaties tussen stad en ommeland zijn er. In

Page 12: ROm 5 2011

Ruimtelijk bekeken

Als we nu geen maatregelen treffen staat in 2015 een kwart van de kantoorruimte in Nederland leeg, voorspelt ABN AMRO. Steeds meer partijen voelen dan ook de urgentie van het probleem. Minister Schultz stuurde onlangs het Actieprogramma Leegstand Kantoren naar de Tweede Kamer. Gemeenten snijden in hun plannen en stimuleren hergebruik en transformatie. Maar er is nog een lange weg te gaan om de markt structureel gezond te krijgen.

Kantorenmarkt op een keerpuntOp dit moment staat al bijna veertien procent van de kantoorruimte in Nederland leeg. Het aanbod is zo groot dat geen enkele opleving voldoende lijkt om de leegstand structureel terug te dringen. De kantoorwerkgelegenheid zal nauwelijks meer stijgen en na 2020 naar verwachting zelfs dalen. Oorzaken: de omvang van de beroepsbevolking loopt terug en door trends als ‘het nieuwe werken’ krimpt het benodigde ruimtegebruik per medewerker. Het Actieprogramma Leegstand Kantoren dat de minister naar de Tweede Kamer zond, kwam tot stand na intensief overleg tussen marktpartijen en verschillende overheden. Hans de Jonge, hoogleraar Vastgoedbeheer en Ontwikke-ling TU Delft en voorzitter van de bestuurlijke werkgroep van het Actieprogramma: ‘Er zaten alleen maar prikkels

voor overproductie in het systeem. Gemeenten wilden

grond afzetten, ontwikke-

laars wilden ontwikkelen, beleggers zochten goede projec-ten om in te beleggen en gebruikers zagen graag meer opties om uit te kiezen. We proberen langs drie lijnen oplossingen te vinden: door betere afstemming van vraag en aanbod,

door transformatie en door het wegnemen van hindernis-sen in regelgeving en fiscaliteit. Voor die eerste lijn is een betere regionale afstemming nodig, voor de tweede hebben we inmiddels behoorlijk wat kennis en ‘best practices’ en voor de derde lijn kijken we nu welke maatregelen snel e!ect sorteren.’

‘Elke partij moet zijn verlies willen nemen’

mei 201110

Voor mal ig gebouw van de Ho geschool Utrecht aan de Archimedeslaan 16 in Utrecht .In dit leegstaande gebouw wonen inmiddels 192 studen-ten voor een per iode van v i j f jaar. B ewoners hebben zelf mee geholpen aan de verbouwing.

foto Marcel Bayer

Page 13: ROm 5 2011

mei 201111

Metropoolregio AmsterdamIn de Metropoolregio Amsterdam is die regionale afstem-ming al zichtbaar. Arthur van Dijk, wethouder economie gemeente Haarlemmermeer en voorzitter Platform Bedrijven en Kantoren: ‘Wij konden niet blijven uitgaan van de aanbodplanologie die bedreven werd. De vraag vanuit de markt moet centraal staan. In de Metropoolregio ligt nu het voorstel om plannen voor ruim 1,7 miljoen m2 kantoor-ruimten te schrappen. Dit komt boven op de 3,5 miljoen m2 plannen die reeds in 2005 geschrapt zijn. Voor de reste-rende nog te ontwikkelen terreinen stellen we hoge eisen aan duurzaamheid. Ook pakken we leegstand actief aan. Veel van het bestaande aanbod van kantoren voldoet niet meer aan deze tijd: qua duurzaamheid, ligging of aanpas-baarheid aan de nieuwe manier van werken. Daarom stimuleren we de markt om 1 miljoen m2 aan structureel leegstaande incourante kantoorgebouwen te transforme-ren.’ De Metropoolregio heeft aan projectontwikkelaars, beleggers en andere marktpartijen gevraagd waar behoefte aan is vanuit marktperspectief.

ExperimenteergebiedenIn het Actieprogramma worden experimenteergebieden aangewezen waar gekeken wordt hoe de leegstand op een andere manier te bestrijden is. Wethouder Van Dijk liet eerder al weten Beukenhorst, het kantorengebied rond NS-station Hoofddorp, graag als een van de experimenteer-gebieden te zien. De leegstand is hier met 30 procent groot. Onder de naam ‘De Beuk Erin’ werken Laurens Schenk (Schenk Makelaars), Paul Bos (Bouwland) en Joost Valk (Vital Places) met de mensen uit het gebied aan een visietraject tegen leegstand en verduurzaming van de bestaande kantorenparken. Zo zou Beukenhorst-West, dat het dichtst tegen het centrum van Hoofddorp aan ligt, ideaal zijn voor meer functiemenging, met naast werken ook ruimte voor wonen, onderwijs en een extra hotel. De provincie Utrecht draagt Nieuwegein als experimenteer-gebied voor. Wouter de Jong, gedeputeerde en lid van de

bestuurlijke werkgroep van het Actieprogramma: ‘Leegstaande kantoren in het centrum zijn te transformeren in nieuwe kantoor-functies, woningen of winkels. Maar voor een deel is sloop onvermijdelijk. Aanpak van de leegstand is een zaak van overheid en markt. Elke partij moet zijn verlies willen nemen.

Beleggers moeten bijvoorbeeld bereid zijn hun verouderd vastgoed stapsgewijs af te waarderen. Er staat ons nog een flinke opgave te wachten.’De NEPROM steunt het Actieprogramma op hoofdlijnen. Directeur Jan Fokkema: ‘Tegelijkertijd kan het plan alleen maar succesvol zijn als er oog is voor de gebruiker. Een eenzijdige fixatie op beperking van de nieuwbouw en verbouwing van verouderde kantoren is niet toereikend. Kwaliteit van het aanbod op de kantorenmarkt voor de kennisintensieve economie moet voorop staan.’

Versoepeling bouwvoorschriftenIn een debat met de Tweede Kamer liet minister Donner weten dat hij de bouwvoorschriften vanaf volgend jaar versoepelt, zodat het makkelijker wordt om leegstaande kantoren te verbouwen tot woningen. Ook wil hij in leegstaande kantoren langer tijdelijke functies toestaan: van vijf naar tien jaar. Een Kamermeerderheid bepleitte een

verlaging van het btw-tarief voor de ombouw van kantoor-panden naar woningen van 19 naar 6 procent. Maar het kabinet wil verbouw van kantoren niet financieel stimule-ren. De woningmarkt zit al in zwaar weer, stelde de minister. Bovendien staan veel van de verouderde kantoor-panden aan de rand van de stad en zijn zij alleen daarom al ongeschikt voor bewoning. ‘We moeten niet met overheids-geld tweederangs woningen financieren’, zei Donner. Volgens de minister is maximaal twintig procent van de leegstaande kantoren geschikt voor ombouw naar wonin-gen. ‘In veel gevallen ligt sloop meer voor de hand. Dat schept weer ruimte voor nieuwbouw.’

é Karl Bijsterveld

K antorenpark B eukenhorst , Hoofddor p. De leegstand is hier met der t ig procent hoo g. #Onder de naam ‘De B euk er in’ werken L aurens Schenk (Schenk Makelaars) , Paul B os (B ouwland) en Joost Valk ( Vita l P laces) met de mensen uit het gebied aan een v is ietra ject tegen leegstand en voor verduurzaming van het park . B eukenhorst-West is een potentieel gebied voor meer funct iemeng ing , met naast werken ook r uimte voor wonen, onder wi js en een ex tra hotel .

beeld LAP Landscape & Urban Design

Minister Donner: ‘In veel gevallen ligt sloop meer voor de hand. Dat schept weer ruimte voor nieuwbouw’

Page 14: ROm 5 2011

Ruimtelijk bekeken

mei 201112

Heerlen, Rotterdam en Zoetermeer horen bij een eerste groep gemeenten die de geluidhinder binnen hun

gemeente in kaart brachten. De Europese Richtlijn Omge-vingslawaai schrijft voor dat alle 100.000+ gemeenten een

Gemeenten kunnen het nodige doen om geluidhinder van verkeer terug te dringen, zo ondervonden Heerlen, Zoetermeer en Rotterdam. Maar ze kunnen niet alles. De drie wethouders roepen daarom de rijksoverheid op om mee te werken aan onder meer de verdere ontwikkeling van stil asfalt.

S!"# $%&$#! '( '#')!*"%+, *"-.'(

inventarisatie maken van de geluidsniveaus binnen hun grenzen en maatregelen nemen op plekken waar het omgevingslawaai te groot is. ‘Geluidhinder is een belangrijk probleem, er zijn sommige plekken in onze stad waar het

Gemeenten vragen rijk om maatregelen tegen geluidhin

Geluidsbelast ingen weg verkeerslawaai 2007

beeld GemeenteZoetermeer

Page 15: ROm 5 2011

mei 201113

èè

dat men beter begreep dat wij bepaalde afwegingen moesten maken’, zegt Haring.

KwetsbaarDe gemeenten nemen diverse maatregelen om geluidhinder tegen te gaan. Zoetermeer plaatst waar dat kan geluids-schermen langs de hoofdwegen, investeert in gevelisolatie en balkonschermen en laat stil asfalt leggen op plekken van het hoofdwegennetwerk waar opnieuw moet worden geasfalteerd. Ook Rotterdam kiest voor isolatie en stil asfalt, waar dat nut heeft. Het is echter niet dé oplossing voor geluidhinder, zo zeggen de wethouders. Op wegen waar langzaam wordt gereden is het nauwelijks stiller dan regulier asfalt. Bovendien is het duurder en kwetsbaarder, zodat vaker onderhoud nodig is. Ook moet het eerder worden

vervangen. In Zoetermeer hebben vrijwel alle hoofdwegen een maximum snelheid van 70 km/uur, daar loont het gebruik van stil asfalt. Rotterdam kiest ook voor stil asfalt op plekken waar 50 km/uur mag worden gereden. De gemeente maakt net als Heerlen voor elke plek een aparte afweging.

E-fietsDe drie gemeenten zetten daarnaast in op het stimuleren van elektrisch vervoer. Dat zorgt voor minder geluidhinder, voor betere luchtkwaliteit en minder CO2-uitstoot binnen de gemeente. Heerlen krijgt ouderen op de elektrische fiets, met subsidie van de provincie. Fred Gillissen, wethouder Duurzaamheid en Ouderenbeleid in Heerlen: ‘Als ouderen een elektrische fiets aanscha!en en ze hebben daarvoor korting bedongen, dan verdubbelen wij die korting, tot een maximum van vierhonderd euro. Ze kunnen dus in het meest gunstige geval achthonderd euro besparen op de aankoop van zo’n fiets.’ In het heuvelachtige Heerlen moeten zo meer ouderen de auto laten staan. Het idee slaat aan, want binnen twee weken was het totale subsidiegeld al aangevraagd. De gemeente onderzoekt ook of het gemeen-telijke wagenpark kan worden vervangen door elektrische auto’s. ‘De stichting E-laad.nl biedt aan om gratis oplaadpa-

Oproep aan het rijk

De rijksoverheid kan volgens de wethouders de volgende maatregelen nemen:– Stimuleren van innovatie van stil asfalt, zodat dit

duurzamer wordt en minder onderhoud nodig heeft;– Stil asfalt in de wegenbouw toepassen, zodat het

volume omhoog gaat en de prijs naar beneden;– Voorschrijven van stille banden;– Plaatsing van elektrische oplaadpalen stimuleren;– Handhaving van geluidsoverlastgevende auto’s,

scooters en brommers meer prioriteit geven.

Mensen moeten de vogeltjes in hun tuin kunnen horen

heel lastig is om onder de norm te komen. We nemen al veel maatregelen en door mee te doen met dit programma kwamen er meer middelen vrij en konden we het integraler aanpakken’, zegt Alexandra van Hu!elen, wethouder Duurzaamheid in Rotterdam.

VogeltjesmotieVerkeersgeluid is de voornaamste oorzaak van geluidhinder. Het geluid van motoren en van banden over (nat) asfalt zorgt op sommige plekken voor overlast. Zeker op plaatsen waar de verkeersdrukte de afgelopen jaren toenam. ‘Bij de aanleg van een weg of de bouw van woningen wordt er streng gekeken naar de geluidsniveaus. Maar als de verkeersdrukte in een bestaande situatie toeneemt, dan gebeurt dat niet. Dat is niet uit te leggen aan onze burgers’, zegt Hans Haring, wethouder Verkeer en Duurzaamheid in Zoetermeer. Zoetermeer maakt al langer een punt van geluidhinder, zo nam de gemeenteraad in 2009 de Vogeltjes-motie aan. ‘Uitgangspunt is dat het bij mensen in hun tuin of op hun balkon zo stil moet zijn dat ze kunnen genieten van zingende vogeltjes’, legt Haring uit. Zoetermeer bracht met behulp van modellen in kaart op welke plaatsen in de gemeente geluidhinder is. Vervolgens gingen gemeenteamb-tenaren met burgers in gesprek over de ‘knelpuntlocaties’ en de mogelijke oplossingen hiervoor. Met name inwoners die eerder hadden geklaagd over geluidsoverlast werden in dat proces betrokken. ‘Het voordeel van zo’n aanpak is niet slechts dat het overzicht voor ons vollediger werd, maar ook

Gemeenten vragen rijk om maatregelen tegen geluidhinder

Page 16: ROm 5 2011

Ruimtelijk bekeken

mei 201114

len te plaatsen. Er wordt bij ons nauwelijks elektrisch gereden, maar om de kip-ei-discussie te doorbreken laten we die palen plaatsen. Misschien dat we daar als gemeente als eerste gebruik van gaan maken’, zegt Gillissen.

E-scooterRotterdam wordt een ‘elektrische-scoo-terparadijs’, als het aan wethouder Van Hu!elen ligt. De Hogeschool Rotterdam ontwikkelt in een project met de gemeente momenteel een marketing-concept om de e-scooter te promoten en maakt een concept voor een e-scooter-werkplaats met opleiding, want deze scooters hebben een ander soort onderhoud nodig. ‘We willen de komende tijd sterk inzetten op het promoten van de elektrische scooter,

wellicht zelfs met een sloopregeling voor oude scooters’, zegt Van Hu!elen. De gemeente heeft verder een aantal elektrische auto’s (5) en scooters (20) en wil het aantal auto’s uitbreiden tot 75, in een project met Eneco en het Havenbedrijf. Rotterdam ondersteunt daarnaast een initiatief van twee ondernemers die deze zomer het Elektrisch Vervoer Centrum openen naast Rotterdam Centraal Station. Consumenten kunnen daar onder meer elektrische scooters en auto’s huren, om te ervaren hoe dat rijdt. Ook Zoetermeer stimuleert elektrisch vervoer. De eerste elektrische auto rijdt, de handhavers van de gemeen-te rijden op elektrische scooters en er zijn drie oplaadplaat-sen gerealiseerd. Samen met het Stadsgewest Haaglanden wordt een subsidieregeling voor elektrische scooters voorbereid.

Brulapen Gemeenten kunnen zelf het nodige doen om geluidhinder te beperken, maar ze lopen ook tegen grenzen aan, vertellen de wethouders. Ze doen daarom een beroep op de rijksoverheid. ‘Het rijk zou bijvoorbeeld de toepassing van stil asfalt sterker kunnen stimuleren. Als alle wegenbouwers ermee moeten werken, dan wordt onderzoek naar duurzame vormen van stil asfalt gestimuleerd, gaat het volume omhoog en de prijs omlaag’, stelt Haring. Ook zou het rijk stille banden kunnen voorschrijven, opperen de wethouders. Deze zijn niet alleen stiller, maar ook veiliger en zuiniger doordat ze brandstof besparen. Alexandra van Hu!elen: ‘Wij hebben het rijk in G4-verband gevraagd het gebruik van stillere banden te stimuleren.’ Gillissen en Haring pleiten voor meer handha-ving op geluidsoverlast. Haring refereert aan knetterende brommers en scooters, ‘brulapen die ons mooie fietspaden-netwerk onveilig maken’. ‘De politie geeft nu geen prioriteit aan deze handhaving. Dat kan veranderen als het rijk het onderwerp hoger op de agenda plaatst’, stelt Haring. Ook kan het rijk helpen bij het stimuleren van elektrisch vervoer, door standaardisatie van oplaadpunten en ondersteuning van pilotprojecten, zegt Van Hu!elen.Gemeenten kunnen soms samen met het rijk succesvol geluidhinder aanpakken, zo blijkt in Zoetermeer. Het stuk A12 dat door de gemeente loopt, heeft alleen aan de zuidkant geluidsschermen. ‘Rijkswaterstaat is bezig met een aanpas-sing van dit gedeelte. We hebben nu met hun steun en die van het Stadsgewest Haaglanden voor elkaar gekregen dat ook aan de noordkant geluidsschermen worden geplaatst. Dat hadden we nooit alleen kunnen regelen, financieel niet maar ook omdat wij niet over die weg gaan’, vertelt Haring. De overheid als geheel heeft een gezamenlijk belang bij het terugdringen van geluidhinder, stellen de wethouders. Ernstige geluidhinder levert immers naast ergernis bij burgers ook gezondheidsklachten op. ‘Het is in het algemeen belang dat dat wordt voorkomen’, besluit Haring.

é Marieke Vos

Rotterdam wordt een ‘elektrische-scooterparadijs’

Uitsnede van het geluidsmodel Zoeter meer beeld: Gemeente Zoetermeer

Page 17: ROm 5 2011

mei 201115

èèèè

Met het aanhaken van de Flora- en faunawet bij de Wabo verwachtte het ministerie van EL&I veel meer aanvragen voor ontheffingen binnen te krijgen. Tot nu toe is het aantal aanvragen dat het ministerie via Waboprocedures kreeg echter zeer beperkt. De wet is nog onbekend bij veel burgers en gemeenten, denkt het ministerie.

Vijfentwintig: zoveel verzoeken voor een Verklaring van geen bedenkingen - zo heet de onthe"ng die wordt

aangevraagd via de Waboprocedure - ontving het ministerie van EL&I tussen 1 oktober 2010 en 21 maart 2011. Via de zelfstandige procedure van de Flora- en faunawet kreeg het ministerie tussen 1 oktober 2010 en 21 maart 2011 170 onthe"ngsaanvragen. In dezelfde periode een jaar geleden was dat 210. “We hadden met de komst van de Wabo een

groei van het totaal verwacht, omdat de Wabo de Flora- en faunawet dichter bij de mensen brengt. Dit e!ect is voorals-nog niet waargenomen”, zegt Johanna Besteman, woord-voerder van Dienst Regelingen, die de Flora- en faunawet uitvoert.Zowel de Flora- en faunawet als de Natuurbeschermingswet kunnen bij de Wabo ‘aanhaken’. Dat betekent dat de aanvrager met zijn verzoek voor een omgevingsvergunning

Nauwelijks ontheffingen Flora- en faunawet via de Wabo B ouwen in een

natuurgebied, L andgoed B eerschoten, De B i l t .

foto’sMarcel Bayer

ROm besteedt in de serie WaboWijs aandacht aan de Wabo. In dit nummer een aflevering over de Flora- en faunawet. De wet is ‘aangehaakt’ bij de Wabo: vergunningaanvragers kunnen via de gemeente ook een onthe!ng voor de Flora- en faunawet aanvragen.

WaboWijs

WaboWijs

Page 18: ROm 5 2011

mei 201116

zelf moet aangeven of zijn aanvraag aan deze wetten moet worden getoetst. Voor werkzaamheden in natuurgebieden die schade aan de natuur kunnen toebrengen moet een

vergunning worden aangevraagd bij de provincie, via de gemeente. Het verzoek voor de Verklaring van geen bedenkingen (Flora- en faunawet) gaat via de gemeente naar het ministerie. Dienst Regelingen vermoedt dat de

Flora- en faunawet nog bij veel gemeenten en aanvragers onvoldoende bekend is, ondanks informatiebijeenkomsten die het organiseerde voor onder meer gemeenten. Ze licht de doelgroep nu via internet en op studiedagen voor.

SoortenEen aanvrager moet zelf onderzoeken of er beschermde soorten voorkomen op het perceel waar hij een omgevings-vergunning voor wil aanvragen. De gemeente Hilversum vindt deze onderzoeksplicht belastend voor de burger, die meestal een kleine vergunning aanvraagt, zegt Linda Reurts,

Twee vergunningen voor de Nieuwe Zeesluis bij IJmuiden

Voor de bouw van een nieuwe grotere zeesluis in het Noordzeekanaal bij IJmuiden hoeven nog maar twee vergunningen te worden aangevraagd, in plaats van zeker zes vergunningen vroeger. Dat is de realiteit van vandaag dankzij de Wabo. De integrale werkwijze garandeert bovendien dat goed rekening kan worden gehouden met andere belangen. Het sluizencomplex van IJmuiden is de entree van de Noordzee naar de havens van Amsterdam, Velsen, Beverwijk en Zaandam, het tweede zeehavengebied van Nederland. Dit imposante sluizencomplex bestaat uit de Kleine- en Zuidersluis, de Middensluis, de Noordersluis, de Spuisluizen en een gemaal. De Noordersluis is de grootste sluiskolk van het complex waar schepen terecht kunnen met een maximale lengte van 325 meter, een maximale breedte van 45 meter en een maximum diepgang van 13,75

meter. Meer dan tachtig procent van alle landing van en naar Amsterdam passeert deze sluis. Vandaar de grote kwetsbaarheid, want de Noordersluis is binnen 15 tot 20 jaar aan het einde van de technische levensduur en dus aan vervanging toe. De wachttijden lopen op vanwege het groeiende goederenvervoer in het Noordzeekanaalgebied, gepland onderhoud en storingen aan de Noordersluis.

ComplexEind 2009 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu, de Provincie Noord-Holland en de Gemeente Amsterdam afspraken gemaakt over de bouw van een nieuwere, grotere Zeesluis. De realisatie van de Nieuwe Zeesluis is een goed voorbeeld van een project waar de relatie met andere regelgeving duidelijk in beeld is en ook bij de voorbereiding van het project aandacht vereist.Er is namelijk sprake van strijd met het bestemmings-

Gemeenten brengen beschermde soorten in kaart

Natuurgebied bi j Hi lversum, waar P lan Monnikenberg moet worden gereal iseerd.

WaboWijs

Page 19: ROm 5 2011

mei 201117

bestuurlijk-juridisch medewerker bij Bouwen en Wonen van de gemeente. Hilversum lanceert daarom binnenkort een digitale kaart, waarop alle beschikbare informatie staat over de natuurgebieden en de beschermde flora en fauna binnen de gemeente. “We hadden zelf ook de behoefte om alle informatie inzichtelijk te krijgen, want de groene regelge-ving is voor iedereen vrij ontoegankelijk.” Samen met een ecoloog werd in kaart gebracht welke gebieden in Hilversum onder de Natuurbeschermingswet vallen en welke soorten er voorkomen die beschermd worden door de Flora- en faunawet. Het gaat om zeventien algemeen voorkomende soorten. Verder geeft de gemeente aan welke soorten uit de tabellen van de Flora- en faunawet niet voorkomen. Er is een restcategorie van soorten die wellicht voorkomen. Vervol-gens is gekeken welke bouwwerken hier invloed op hebben. Een burger kan straks op de kaart zien of het gebied waar hij een activiteit wil ontplooien groen is en of die activiteit risicovol is. Aan de hand daarvan kan hij zelf bepalen of hij een onthe"ng moet aanvragen.

GedragscodeOok de gemeente Dalfsen worstelde met het ondoorzichtige karakter van de natuurregelgeving. De gemeente stelde, zoals veel gemeenten, een gedragscode op hoe ze omgaat met de Flora- en faunawet bij onder meer onderhoud (maaien, het kappen van bomen) en ruimtelijke ontwikke-ling. Het ministerie keurde deze code goed, zodat de gemeente nu voor bepaalde werkzaamheden en bepaalde soorten geen onthe"ng per werkzaamheid meer hoeft aan te vragen. Een onderdeel van deze gedragscode is de inventarisatie van beschermde soorten binnen de gemeen-tegrenzen. Dalfsen liet deze inventarisatie uitvoeren door

een ecologisch adviesbureau. De informatie is inmiddels op digitale kaarten beschikbaar, die de gemeente zelf gebruikt bij onder meer het uitvoeren van gemeentelijk onderhouds-

werk, vertelt Petra Nieuwland, projectleider Gedragscode bij de gemeente. De informatie wordt nu ook gebruikt om (uitgebreide) Wabo-aanvragen te toetsen. De gemeentelijke ambtenaar kan de aanvrager dan adviseren of er nader onderzoek nodig is. Dankzij de informatie van de gemeente is dan gerichter onderzoek mogelijk. Overigens kunnen aanvragers op een website van het landschap Overijssel (www.landschapoverijssel.nl/sok.html) al zien welke beschermde soorten er op perceelniveau voorkomen en deze informatie dus gebruiken bij hun Wabo-aanvraag.

HandhavingHet zou natuurlijk kunnen dat het aantal aanvragen voor Verklaringen van geen bedenkingen van de Flora- en faunawet achterblijft omdat de hele omgevingsvergunnings-aanvraag dan afgehandeld moet worden volgens een andere procedure, die zes maanden duurt. De aanvrager is welis-waar verplicht om een onthe"ng aan te vragen als de wet van toepassing is, maar over de handhaving daarvan bij aanvragen door burgers is weinig bekend. De gemeente is voor de groene wetten geen bevoegd gezag en kan daarom niet eisen dat zij worden meegenomen bij een aanvraag.

é Marieke Vos

plan, mogelijk significant negatieve e!ecten op de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen Na-tura-2000 gebieden en mogelijke aantasting van be-schermde soorten. Voor de bouw is een vergunning nodig, waarbij tevens sprake is van aantasting van een gemeen-telijk monument en oprichting van een inrichting. Omdat de sluis onderdeel is van de primaire waterkering is ook een vergunning op grond van de Waterwet benodigd.

CompactRijkswaterstaat zag zich voor de uitdaging geplaatst om een vergunningenstrategie te bepalen, mede gezien de recente wijzigingen in het wettelijk kader door de invoering van de Wabo, de Crisis- en herstelwet en de wijzigingen in de Wet ruimtelijke ordening. AT Osborne heeft daarover een advies gegeven.Het advies hield in dat de vergunningen zouden worden beperkt tot twee onderdelen:1. Één omgevingsvergunning (voor de activiteiten

bouwen, planologisch strijdig gebruik, oprichten van een inrichting, wijzigen van een gemeentelijk monument en aanhakende activiteiten in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet);

2. Een Watervergunning.De vergunningenverlening via deze twee vergunningen kan gecoördineerd plaatsvinden via de projectprocedure Waterwet. Op die manier leidt de toepassing van de Wabo in complexe projecten zoals de Nieuwe Zeesluis dus tot een aanzienlijke vermindering van het aantal benodigde vergunningen ten opzichte van het oude wettelijk stelsel. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning vindt bovendien een integrale beoordeling plaats. Vergunnin-gen die niet met de Wabo worden verleend, kunnen gecoördineerd worden verleend.

é Tom Peeters [email protected]

Onderzoeksplicht is belastend voor de burger

Page 20: ROm 5 2011

Interview

mei 201118

R"') B$))'*

‘Gebiedsontwikkeling is elkaar vasthouden in goede én in slechte tijden’

Page 21: ROm 5 2011

mei 201119

èè

Plekken met een bijzondere betekenis. Voor Riek Bakker gaat dat zeker op voor de plek waar we hebben afgesproken: Grandcafé Prachtig aan de Maas in Rotterdam, onder de Erasmusbrug. Aan de overkant krijgt de Kop van Zuid langzaam maar gestaag vorm Ze noemde het ooit ‘mijn kindje’ in een televisiereportage. Toen lag de Wilhelmin-apier er nog grotendeels braak en troosteloos bij. Nu draaien de kranen boven de bouwput van De Rotterdam, dat over een paar jaar het grootste gebouw van het land moet zijn. Met de vele functies en het uitdagende ontwerp van Rem Koolhaas zal het kolossale bouwwerk het paradepaard-je van de ontwikkeling op ‘Zuid’ zijn.Bouwen in weerwil van pessimistische marktvooruitzichten, de draad oppakken, kijken waar de mogelijkheden liggen om het toch te doen, doorzetten. Het past zo bij de werkwijze van Riek Bakker. Ze denkt terug aan het moeizame begin in 1986. ‘Ik begon ongeveer in mijn eentje, iedereen was tegen. De politiek wilde niet, collegiaal-ambtelijk lag het moeilijk, de markt had sterke bedenkingen. Ik vroeg me af hoe dat kon, zo’n mooie locatie. Op het stadhuis waren ze vooral bezig met de noordkant van de stad. Ze stonden met de rug naar de rivier

toe. Dat hebben ze op een gegeven moment ingezien, aangespoord door de mensen op Zuid. Ze zijn er in gestapt en niet mee opgehouden, tot op de dag van vandaag niet. De Kop van Zuid bewijst dat je vast moet houden aan een visie, natuurlijk meebewegen met de marktomstandighe-den, maar consistent blijven.’

VertrouwensbreukDe vorige keer dat we elkaar spraken voor ROm was najaar 2005 tijdens haar grand tour als duvelstoejager langs de

voorbeeldprojecten voor gebiedsontwikkeling in opdracht van toenmalige minister Dekker. Er leek zo’n vaart in te zitten en ze was vooral vol lof over de projecten in Noord-Nederland: Blauwe Stad, Meerstad, Wieringerrandmeer. Wat is er misgegaan?‘De recessie zit gewoon tegen!’ Ze wijst naar de Kop van

Stedenbouwkundige Riek Bakker ziet met de nieuwe economische en politieke realiteit een kans om in het ruimtelijke ordeningsbeleid een aantal fundamen-tele keuzes te maken. ‘Ontvlecht de werkterreinen, maak een einde aan de be-moeizucht’, is de oproep die ze doet aan de rijksoverheid. Ze heeft goede hoop, en ziet positieve signalen. ‘Ik hoor niet bij het koor dat roept dat het allemaal zo moeilijk is. Je kunt toch niet blijven hangen in de constatering dat er geen geld meer is, en dat het daarom niet meer kan. Dan zoek je geld. Dan kijk je of het op een andere manier kan.’

Traditie en tijdgeest in het ruimtelijk beleidIn hetzelfde jaar dat de Canon van de ruimtelijke ordening tot stand komt, zet het kabinet-Rutte de bijl in de ruimtelijke ordeningstraditie. Geen Nationaal Historisch Museum, geen grootse en meeslepende visies meer op de nationale ruimte. Dat kan geen toeval zijn. In de ambitie om eindelijk aan te pakken, gooit het kabinet de rijkssturing grotendeels overboord en lijkt er een eind te komen aan een tijdperk waarin visionaire ordenaars de inrichting van ons land bepaalden. Ruimte is als hoofdaandachtsveld van rijksbeleid door het kabinet-Rutte geschrapt. De provin-cies moeten het ruimtelijke beleid gaan uitzetten en coördineren. Maar kan de ruimtelijke ordening in Nederland wel zonder rijkssturing. Klemmende vragen die we in dit discours over de traditie en de tijdgeest in de ruimtelijke ordening voorleggen aan een panel van beleidsmakers, ontwerpers en wetenschappers. Eerder kwamen Maarten Hajer (directeur Planbureau voor de Leefomgeving) in ROm 3 en Willem Salet (hoogleraar planologie aan de UvA) in ROm 4 aan bod.

‘Elke overheidslaag z’n eigen speerpunten en doen waar je goed in bent’

Page 22: ROm 5 2011

Interview

mei 201120

moeten steken en samen met de partners moeten proberen een manier te vinden om toch door te gaan. Gebiedsontwik-keling is elkaar vasthouden in goede en in slechte tijden. Je zoekt altijd de oplossing.’

RealiteitHet is de peptalk, waar we Riek Bakker van kennen. U blijft een onverwoestbare positivo. ‘Ja, (zucht). Wat moet ik anders?’ Het zit op vele plekken echt vast, daar kunt u toch niet omheen?‘Dan moeten er mensen komen om dat los te trekken. Mensen van de overheid, uit de markt, bij corporaties; ze kunnen overal vandaan komen. Mensen met visie en drive. Als het moment daar is, zijn ze er ineens, soms uit onver-wachte hoek. Dat is mijn ervaring.’Kunt u voorbeelden noemen? ‘Ik vind het signaal dat het kabinet afgeeft bemoedigend. Beste provincies en gemeenten, pakken jullie je eigen verantwoordelijkheden, marktpartijen doe mee. We moeten weer aan de slag. Dit kabinet heeft duidelijk aangegeven dat het afgelopen moet zijn met getreuzel. Ze willen meters maken. De Crisis- en herstelwet is er niet voor niets gekomen. Het is echt ‘take it or leave it’ Als provincies en gemeenten niet thuis geven, doet de rijksoverheid het

Zuid. ‘Daar ben ik al 25 jaar mee bezig. Ieder plan dat over zo’n lange periode loopt, heeft met meerdere recessies te maken.’Ze is het dan ook niet eens met de critici, die in het onderuitgaan van tal van dergelijke ambitieuze plannen hun gelijk zien. ‘Met de uitgangspunten is niets mis, gewoon pech. Jammer. Het betekent niet het einde. Het kan iedereen overkomen en het overkomt ook iedereen.’ De rug rechthou-den, een betrouwbare partner zijn als overheid; Riek Bakker noemt het een basisvoorwaarde voor succesvolle gebiedsont-wikkeling. Ze haalt het Wieringerrandmeer aan als voorbeeld hoe het zeker niet moet. ‘De provincie heeft de stekker eruit getrokken. Ik vind dat

een spastische reactie. Een enorme teleurstelling voor het gebied en een geweldige vertrouwensbreuk met de markt-partijen. Vermoedelijk zijn ze door de financiële crisis in de stress geschoten. Ze hadden er al veel geld in gestoken, en de markt zag er niet goed uit. Ze hadden de koppen bij elkaar

“Gebiedsontwikkeling is heel banaal gemaakt door het te koppelen aan vastgoed”

Regels toepassen en blauwdr ukdenken is de dood in de pot . Dur f het los te laten, dur f erover na te denken.

foto Roel Dijkstra

Page 23: ROm 5 2011

mei 201121

zonder hen en hoeven ze ook niet meer in Den Haag aan te kloppen.’‘Er staat veel te veranderen, en als dat bestuurlijk goed wordt opgepakt, kan het een enorme goede wending nemen’, meent de stedenbouwkundige. ‘Het besef is gekomen dat ze op dat bestuursniveau uiterst selectief moeten zijn. Versterken van de internationale economische concurrentiepositie, inspelen op de gevolgen van de klimaatsverandering, werken aan een duurzame groene energievoorziening, zorgen voor het landschappelijk en cultureel erfgoed, en de regelgeving vereenvoudigen. Dat zijn de zaken die voor Nederland als geheel van belang zijn.’ Bakker benadrukt dat het kabinet dan wel haar verantwoor-delijkheid moet nemen en moet doen waarvoor ze aan de lat staat. ‘Eindelijk vol inzetten op duurzame energie’, ‘de mainports en de internationale infrastructuur versterken’, ‘de grote steden terzijde staan om de grote sociale en economische uitdagingen aan te gaan.’ ‘Dan moet je dus met alle middelen gaan voor een plek als de Zuidas, de enige internationale toplocatie in ons land.’

OntvlechtenKeuzes maken op hoofdzaken dus. Daar moet de focus liggen, de rest moeten de provincies en gemeenten doen. Riek Bakker verwacht dat minister Schultz van Haegen in haar Kamerbrief over het ruimtelijke beleid in juni die lijn zal uitzetten. ‘Daarmee geeft ze ruimte en het goede voorbeeld aan de provincies en gemeenten om hetzelfde te doen voor hun eigen gebied. Provincies moeten de kar trekken bij zaken die boven het gemeentelijke belang uitstij-gen. Ze moeten zeker niet op de stoel van de gemeenten gaan zitten. Elke overheidslaag z’n eigen speerpunten en doen waar je goed in bent. De rijksoverheid kan de mede-overheden heel erg helpen door de regels te versoepelen, zodat anderen snelheid en kwaliteit kunnen maken.’‘Aan Natura 2000 moeten we ons natuurlijk houden. Dat is een Europese regel, die we zelf mede hebben opgesteld. Ik vind de beweging die staatssecretaris Bleker nu maakt in de richting van de agrariër als natuurbeheerder heel interes-sant. Vergis je niet, zij zijn de belangrijkste landschapbe-heerders. Als wij die landbouwers niet meer hebben, hebben we echt een groot probleem. De Nederlandse landbouw is nog altijd van wereldklasse. De boeren moeten weer ruimte krijgen om te boeren, maar wel op een duurzame en innovatieve manier.’

Op de constatering dat de agrarische bedrijfsbelangen het landschap en de natuurwaarden ook hebben verarmd, antwoordt Bakker resoluut. ‘Daar kunnen we toch eisen aan stellen. We hebben vakmensen om ons daarbij te helpen. Maar stop met knellende regels, die nergens op slaan, zoals de stankcir-kels. Parmantig gedoe! Ik weet waar ik het over heb. Ik woon zelf tussen de boeren. Al honderden jaren is boeren

de hoofdfunctie, als nieuwkomer moet je je dus voegen naar de belangen van de gemeenschap. Stankcirkels zijn onzin. Doe het raam maar dicht als de boeren gaan gieren en je vindt dat niet lekker.’

KunstjeHet gesprek gaat voornamelijk over het planproces. Riek Bakker gelooft niet zo in vaste planologische principes en concepten. ‘Je kunt ze sowieso niet generiek toepassen.

Ieder gebied heeft eigen karakteristieken en belangen.’ Ze vraagt zich hardop af hoe het mogelijk is dat er nog steeds planologen, stedenbouwkundige én bestuurders zijn, die denken dat je plannen maatschappelijk geïmplementeerd krijgt die vanachter de tekentafel zijn gemaakt. ‘Toen ik in de gaten had dat niemand binnen de gemeente mijn plan voor de Kop van Zuid zag zitten, ben ik naar de buurten op Zuid gegaan en heb avonden lang de met bewoners en verte-genwoordigers van de oude stadsvernieuwingsorganisaties gepraat. “Jullie leggen je er toch niet bij neer dat het hier zo uitzichtloos is? Honderd procent sociaal, dat moet toch ander kunnen? Jullie willen toch ook behoorlijke voorzie-ningen hebben hier?”, heb ik ze gevraagd. Zij zijn vervolgens met hun verhaal naar de Coolsingel gegaan. En toen ging het gebeuren. Het college zag in dat ze het niet konden laten lopen. Toen sloot iedereen aan.’

Dit is de tijd voor mensen die inzien dat we het samen moeten doen, meent Bakker. Ze vat de essentie van gebiedsontwikkeling samen. ‘Hoe halen we het beste bij elkaar naar boven ten gunste van de ontwikkelingen in een bepaald gebied. In de praktijk van de afgelopen jaren is gebiedsontwikkeling heel banaal gemaakt door het te koppelen aan vastgoed. Als we maar genoeg vastgoed kunnen neerzetten, kunnen we voorzieningen neerzetten, wegen en natuur aanleggen. Maar het concept gebiedsont-wikkeling moet veel breder zijn. Vanuit de karakteristieken van een gebied, naar de mogelijkheden kijken vanuit de behoeften in de samenleving. Gebiedsontwikkeling is dan geen kunstje, maar een proces, waarbij je per definitie integraal kijkt, denkt en werkt. Uiteindelijk komt het neer op de kernvragen: met wie doe ik wat op welk strategisch niveau, welke inhoud moet ik dan leveren zodat het beste eruit komt. Daar ligt dus een grondige omgevingsanalyse aan ten grondslag. Ook dat is conceptdenken. Zo ben ik althans altijd bezig. Dat is mijn grote drive in dit werk. Ik kan me niet voorstellen dat je het anders doet.’

é Marcel Bayer

“We kunnen het ons niet eens veroorloven om hele gebieden in de steek te laten”

Page 24: ROm 5 2011

De tweedeling tussen stad en land zit tot in de haarvaten van iedere Nederlander die iets met ruimtelijke

ordening heeft te maken. We hebben er zelfs een aparte kleurentaal voor verzonnen: het rood van dakpannen vertegenwoordigt stedelijkheid, het groen van het weiland hoort bij landelijkheid. Het liefst houden we de twee uit elkaar, met als schrikbeeld ‘Amerikaanse’ of ‘Belgische’ toestanden. En trouwens: levert de menging van rood en groen niet een drabbig grijsbruin op?

Nieuwe beleidscategorie‘De gedachte dat rood en groen kunnen samengaan is nog relatief jong,’ zegt Eric Luiten, adviseur ruimtelijke kwaliteit van de provincie Zuid-Holland. ‘De tijd is rijp om de twee sporen te verenigen. Aan de ene kant wordt steeds duidelij-ker zichtbaar dat het kunstmatig in stand houden van het onderscheid niet langer werkt. Aan de andere kant neemt de bedreiging van voortschrijdende verstedelijking af.’ Maak van de stadsrand een aparte beleidscategorie waarvoor alle betrokken overheden verantwoordelijk zijn en schaf zo nodig bestaande categorieën als bu!erzones en provinciale landschappen af. Dat bepleit Luiten in zijn advies De

onbebouwde kom, dat hij onlangs aan het provinciebestuur aanbood. Hij spreekt vanuit de praktijk; de landschapsarchi-tect maakte een rondgang door Zuid-Holland om de stadsran-den nauwkeurig in kaart te brengen en te onderzoeken welke e!ecten het rode-contourenbeleid heeft gehad. Het viel hem niet overal mee: ‘Het contourenbeleid heeft met succes de uitwaaiering van verstedelijking voorkomen. Maar het heeft ook tot een blikvernauwing geleid. Gemeenten en provincies onderhandelen over de bestemming van een plek zonder de kwaliteit van het hele gebied voor ogen te hebben. Het betekent in de praktijk vaak ‘rode en groene vakken vullen’, terwijl een harde overgang tussen stad en land lang niet overal wenselijk is.’ Verbinding van stad en ommeland vraagt om een nieuw type samenwerking tussen de overheid en marktpar-tijen en tussen overheden onderling, zegt Luiten: ‘Het is maatwerk, waar een ontkokering van middelen en bevoegdhe-den bij hoort. We moeten nog leren hoe we met stedelijk geld groene gebieden kunnen vormgeven en andersom.’

Tuinen van WestDe roep om vormgeving van het ommeland komt op een interessant moment, nu ruimtelijke taken nadrukkelijker bij

De scheiding tussen stad en ommeland is aan een herijking toe. Grote delen van het land zijn al lang niet meer herkenbaar als stedelijk of landelijk, maar als iets dat daar tussenin valt. Maar het om-meland als aparte categorie komt er bekaaid vanaf in het beleid, concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) vorig jaar in De Staat van de Ruimte. De verstedelijkingsopgave wordt nog te veel vanuit de klassieke tegenstelling tussen de centrale stad en het verzorgingsgebied bekeken, wat leidt tot gemiste kansen en verlies aan ruimtelijke kwaliteit. De Tuinen van West bij Amsterdam zijn een voorbeeld van organisch veranderen.

De slag om het ommeland

Genieten van de openheid aan de rand van de stad; de Tuinen van West bi j Amsterd am.

Trend

mei 201122

Page 25: ROm 5 2011

provincies en gemeenten worden neergelegd. De afnemende sturing vanuit het Rijk heeft op een aantal plaatsen ook minder prettige gevolgen. Eind vorig jaar werden de provincies onaangenaam verrast met de mededeling dat de steun voor groene recreatiegebieden rond de steden per direct werd stopgezet. Het is een signaal dat de ‘metropoli-tane parken’, een term die toch al van tafel was verdwenen omdat iedereen er iets anders onder bleek te verstaan, zijn afgeserveerd als leidend beeld voor het stedelijke ommeland. Intussen liggen de plannen voor de getro!en projecten wel al klaar. Neem de Tuinen van West, het inrichtingsplan voor het verrommelde agrarisch landschap aan de westflank van Amsterdam. Een prachtig gelegen gebied om te worden ontsloten voor fietsers, wandelaars en kanoërs, maar ook bijvoorbeeld om stadskinderen in aanraking te brengen met natuur en landbouw. ‘Er bestond jarenlang onzekerheid over de status van het gebied,’ zegt programmamanager Arja Nobel. ‘Woningbouw is onmogelijk vanwege Schiphol en het agrarisch bedrijf is al lang niet meer de drager van het landschap. Door de aanleg van de Westrandweg dreigde nog meer versnippering. In 2008 is daarom besloten om er een groen recreatiegebied van te maken met speciale aandacht voor stadslandbouw, een vorm van multifunctionele landbouw die inspeelt op vragen uit de stad. Dat was toen nog nieuw, nu is er gelukkig opeens veel aandacht voor.’ Ook Tuinen van West is de bezuinigingsdans van het kabinet niet ontsprongen. In één klap was de opdrachtgever, het stadsdeel Nieuw-West, de helft van het budget van 18 miljoen kwijt. Nobel: ‘Stadsdelen, gemeente en provincie zijn

steeds samen opgetrokken. Dan is het natuurlijk heel wrang als op het laatste moment de toegezegde rijksfinanciering wegvalt.’

Organisch veranderenHet verdient zacht gezegd geen schoonheidsprijs om de geldkraan dicht te draaien voor projecten waarvoor de bestuurlijke overeenkomsten al waren getekend. Maar het is niet zo dat met het schrappen van subsidies voor groenste-delijke recreatiegebieden de vormgeving van het ommeland over de schutting wordt gegooid, zegt Eric Luiten. ‘Het kan ook zonder grote herinrichtingsplannen. Er gaat nu veel energie en geld zitten in de grondverwerving. Maar je kunt ook op een meer organische manier veranderingen in gang zetten door nieuwe functies een kans geven; een pannenkoe-

kenhuis hier, een jachthaven of ecologische boerderij daar.’ Bij de Tuinen van West is de benodigde grond vrijwel helemaal in eigendom van de gemeente. In het noordelijke deel waren de pachtcontracten al in de jaren tachtig beëindigd, in het zuidelijke deel is slim gehandeld door pachtcontracten die afliepen niet te verlengen. In een enkel geval is de pacht afgekocht. Grondverwerving is hier dus niet de grootste kostenpost, maar toch zijn er forse investeringen nodig om de naam ‘tuinen’ eer aan te doen. Voorlopig krijgen de aanleg van een evenemententerrein en de uitgifte van kavels voor stadlandbouw in het noordelijk deel van het plangebied voorrang. Speciale aandacht krijgen de volkstui-nencomplexen in het gebied. O"cieel zijn ze openbaar toegankelijk, maar in werkelijkheid maken ze een weinig uitnodigende indruk.‘Zonder de bestaande volkstuinenparken op zijn kop te zetten, proberen we ze te integreren in het gebied,’ aldus Arja Nobel. ‘Dat kan door de overschietende sla en boontjes te laten verkopen via stalletjes, of met ko"e en appeltaart in het verenigingsgebouw voor de vermoeide wandelaar. Daarnaast maken we een geheel nieuw volkstuinenpark, met verschillende functies in een niet-traditionele vormgeving. Dat noemen we een volkstuinenpark Nieuwe Stijl. Zo hopen we het gebied met een paar gerichte ingrepen een nieuw karakter te geven.’

é Martin de Jong

De slag om het ommeland

‘Rode contouren hebben ook tot blikvernauwing geleid’

B ag ger werkzaamheden om een door vaar t te creëren in de Tuinen van West .

foto’s Martin de Jong

mei 201123

Page 26: ROm 5 2011

Ooit zelf slechts een wekelijkse marktplaats, beschouwt de stad tegenwoordig de ‘ommelanden’ als vanzelfsprekend projectiescherm voor haar eigen wisselende ruimtebehoeften. Toch komt er voorzichtig een tegenbeweging op gang, met wisselend succes.

Op de tekentafel wordt Park Lingezegen keurig in vijf deelzones opgedeeld. Park wordt stadsparkachtig, Het Waterrijk nat (retentie), De Landbouw agrarisch, De Buitens statig (nieuwe landgoederen) en De Woerdt gevarieerd toeristisch. De meeste agrarische families zijn ronduit tegen. ‘Terwijl Lingezegen eigenlijk een recreatief uitloopgebied is, krijgt circa 500 hectare een natuurbestemming’, verduide-lijkt akkerbouwer Co van Manen, voorzitter van belangen-groep De Ploegschaar. Grondprijzen kelderen. Dat maakt hervestiging moeilijk voor boeren. Het natuurlijke beheer door Staatsbosbeheer geeft schadewerking. ‘Zo’n beeldbepa-lende boerderij in Elst wordt zomaar afgebroken. Voor moeras!’, roept Van Manen uit alsof hij het nog steeds niet gelooft. ‘Jazeker, we mochten meedenken, maar puur als legitimatie. De parkcontouren waren onbespreekbaar. En net toen over de invulling moest worden nagedacht, kwamen de ILG-miljoenen langs. Daarna ging het alleen nog maar over geldkwesties. Wij zijn daar uit gestapt. We zijn het zat dat landbouwgrond steeds als wisselgeld wordt gebruikt!’ Begrijpelijk, vindt Louis Dolmans. ‘De overheid behandelt bewoners en boeren wantrouwig, maar maakt zelf zijn natuurbeloften onhaalbaar. Natuur wordt nooit gewoon, met fatsoenlijke bedragen, in de grondexploitatie meegenomen.’

DefensiefIn de aanval gaan dan met eigen inrichtingsvisies? Agrariërs opereren liever via Den Haag. ‘We hebben best ideeën.’, verzucht Co van Manen: ‘aan de gebiedsranden waterretentie, gecombineerd met hogere Vondelparkachtige stukken, waar wandelaars zich veilig voelen. Landbouwgrond blijft gespaard, netjes ingericht, met fiets- en wandelpaden. Maar zo’n visie uitwerken… je hebt je handen vol aan je bedrijf!’ Gebrek aan eigen rurale ontwikkelkracht: het is mede de oorzaak dat het platteland in het defensief zit, meent professor Hans Renes, historisch geograaf aan de Universiteit van Utrecht. ‘De agrarische - en breder: de rurale - planologie zijn uitgestorven na de ruilverkaveling. Zelfs bij belangenorganisaties als LTO-Nederland. De stad staat volledig centraal in ons ruimtelijk denken. Een wederopstandig van de rurale planologie zou ik toejuichen.’Ook waar ‘ommeland’-bewoners wel een gezamenlijke visie presenteren, is succes onzeker. Dat ondervindt de Stichting Beschermers Amstelland (SBA). Als ‘groene scheg’ tussen Amstelveen en Abcoude kent het Amstelland evenveel formele

Ommelanders roeren zich

’Daar, waar die trekker rijdt, heeft de provincie zo’n Amsterdams architectenbureau ingehuurd’, wijst

Louis Dolmans, terwijl we over zijn “natuurakkers” achter de Waaldijk lopen. ‘Zeggen die lui vanachter hun tafel dat daar bos moet komen. Bos! Midden in het akkerland! Die boer: ja, die moet weg. Zo’n bureau is duur ingehuurd, hun ideetje wordt doorgedrukt. Zulke processen kosten me strepen op mijn ziel!’ Louis Dolmans - bedrijfseconoom, opgegroeid tussen Limburg-se boeren en oprichter van ettelijke natuurorganisaties - fungeert als verbindingsschakel tussen agrariërs,

dorpsbewoners en bestuurders in het Lingewaardgebied tussen Nijmegen en Arnhem. Straks moet hier Park Lingezegen opbloeien, een beschermde groenzone tussen beide uitdijende steden. Mooi, vindt Dolmans. Maar overheden mogen dan hoera roepen, tastbare resultaten zijn er nauwelijks. Sterker, het verzet is ongebroken. Het heeft te maken met de manier waarop de plannen vanuit de stad worden bedacht en doorge-drukt. Althans, zo voelen de agrariërs het.

De stad staat volledig centraal in ons ruimtelijk denken

Trend

mei 201124

Page 27: ROm 5 2011

omgeving én zichzelf met zulke “metropolitane landbouw” van dienst zijn. ‘Maar’, nuanceert de woordvoerder van de Gemeente Westland, ‘actueler voor ons is gezamenlijk agrologistieke innovatie, aansluitend bij de kernactiviteit van het Havenbedrijf.’Overigens, vanwege technische problemen en getouwtrek rond emissieregelgeving zou Shell liefst alweer af willen van zijn CO2-inspanningsverplichting. Andere bronnen van zuiver CO2 zijn schaars en ongezuiverd CO2 reinigen geldt als te duur.

é Michel Robles

beschermingsregimes als bedreigingen. Per saldo rukken projectontwikkelaars en bebouwing op. De SBA ontstond, ironisch genoeg, op instigatie van omlig-gende gemeenten. De stichting tracht iedereen te verenigen achter daadwerkelijk landschapsbehoud, maar niemand lijkt bereid tot doelgericht investeren. ‘Regie ontbreekt’, moppert voorzitter Kees van Tilburg: ‘Gedeputeerden werken langs elkaar heen, gemeenten gaan hun eigen gang.’Voor de bedreigde Bovenkerkpolder hebben boeren en SBA samen een inrichtingsvoorstel uitgewerkt. Maar de gemeen-te Amstelveen negeert dat. Bebouwing blijft mogelijk. Een omstreden golfbaan wordt door Amstelveen en Gedeputeer-de Staten, plotsklaps opvallend eendrachtig, toegestaan. Het gehanteerde bestemmingsplan dateert uit 1958.

StadslandbouwAan het lijntje gehouden? Van Tilburg en Kees Lambalk van de Agrarische Natuurvereniging De Amstel kijken elkaar eens aan. ‘We gaan zelf enkele inrichtingsprojectjes uitvoe-ren. We hebben daarvoor financieringsinstrumenten opgezet, zoals een Streekrekening.’Kansrijker worden rurale belangen naarmate bedrijvigheid meer is geclusterd en geïndustrialiseerd. Glastuinders in het Westland/Oostland kopen sinds 2005 groeibevorderende CO2 in van Shell in het havengebied. Den Haag en Rotterdam betrekken de glastuinbouwzone in hun stadsregionale ontwikkelingsplannen. Studies als de recente provinciale ‘Mainport-Greenport’ verkenning, onderzoeken toekomst-perspectieven voor nauwer samenwerken en ruimtedelen. Zo kan de glastuinbouw misschien ruimte krijgen in havenbekkens (drijvende kassen), in LED-verlichte contai-ners of op daken in de stad. Grote steden kunnen hun

De stad r ukt op. Vi l la te koop in Amstel land.

foto Michel Robles

De deelgebieden van Park Lingezegen.

mei 201125

Page 28: ROm 5 2011

Parels aan de ketting

De aanpak van bufferzones rond de steden, later aangevuld met rode contouren en Nationale Land-schappen, heeft zijn diensten bewezen als strijdmiddel tegen uitwaaierende verstedelijking. Nu de vanzelfsprekendheid van groei voorbij is, komt de nadruk minder op het tegenhouden van sprawl te liggen en meer op het begeleiden van groeikansen. Een specifieke plek waar groei wenselijk kan zijn, is langs knooppunten van mobiliteit. Ontwikkeling langs infrastructuur krijgt in Nederland nog te weinig kans, vindt hoogleraar planologie Luca Bertolini (UvA) en onderzoeker op het snijvlak van mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling.

Voor de meeste burgers is niet langer de stad maar de regio het schaalniveau waarop ze zich bewegen. De

beste bereikbare delen van die regio bevinden zich tussen de kernen in. Ook hier is het de vraag hoe behulpzaam een strikte scheiding tussen stad en land nog is. De realiteit is dat de burger zich beweegt in netwerksteden en langs vervoerscorridors, terwijl het beleid vaak nog vasthoudt aan de scheiding tussen rood en groen, constateert Bertolini. ‘Het is in Nederland minder gebruikelijk dan in andere landen om de verstedelijkingsopgave te benaderen als een kralensnoer van mobiliteitsknooppunten. Belangrijke spoor- en snelwegcorridors als de A2-as en de A12-as

doorsnijden beschermde landschappen. Tussen de steden liggen bu!erzones die open en groen moeten blijven, ook als ze dat eigenlijk al niet meer zijn. Je zou die keuzes nog eens kritisch tegen het licht moeten houden. De as Amsterdam-Utrecht bijvoorbeeld is vanuit bereikbaarheidsoogpunt een logischer keuze voor verstedelijking dan Almere. Hetzelfde geldt voor de Bollenstreek.’

BundelingHet lijkt vloeken in de kerk om verstedelijking in stedelijke tussengebieden of in beschermde landschappen als het Groene Hart te bepleiten, maar volgens Bertolini gaat het

Wester maat P le in, winkelgebied langs de A1 bi j Hengelo.

foto GemeenteHengelo

Trend

mei 201126

Page 29: ROm 5 2011

niet om ‘lintbebouwing’ maar juist om bundeling. Als voorbeeld noemt hij het project Stedenbaan in de Zuidvleu-gel, waar de gezamenlijke overheden hebben besloten om de verstedelijking langs de nieuwe Randstadrail te concentre-ren, onder meer dankzij de norm dat kantoren binnen 800 meter van een station moeten worden gebouwd. Langs de A12, op de grens van Zoetermeer en Bleiswijk, is het nieuwe station Bleizo in aanbouw, dat vanaf volgend jaar de aankomstplaats moet worden van het leisure-cluster aan de Zoetermeerse kant en het tuinbouwcluster aan de Bleiswijkse kant. Zonder strakke regie was hier een traditio-neel stedelijk ommeland geweest met aan weerszijden van de snelweg een bedrijventerrein.Stedenbaan is in de Nederlandse context vooralsnog een relatieve uitzondering, en terwijl het concept helder is, loopt ook hier de uitvoering achter, zegt Bertolini: ‘In bijvoorbeeld de Verenigde Staten wordt meer geëxperimenteerd met juridische en financiële prikkels om ruimtelijk gewenst gedrag uit te lokken. Nederland leidt wat dit betreft een

beetje aan de wet van de remmende voorsprong. We zijn hier zo succesvol geweest met ruimtelijke ordening, met het scheiden van stad en land, dat andere instrumenten minder sterk zijn ontwikkeld. De Nederlandse cultuur is bovendien

dat we veel tegelijk willen en het verschillende partijen naar de zin willen maken. De potenties van infrastructuur worden daardoor niet volledig benut. Zeg tegen een gemeente: ‘Jullie krijgen een nieuw station, een nieuwe verbinding of meer treinen per uur, maar dan ga je daar ontwikkelen en nergens anders.’

é Martin de Jong

De beste bereikbare delen van die regio bevinden zich tussen de kernen in

Weilandwinkel moet weilandwinkel blijven

Hengelo heeft het moeilijk met het succes van Westermaat Plein, een groot winkelgebied langs de A1. De verdere uitbreiding wordt beknot door nieuwe regels ten gunste van de ambitieuze herontwikkeling in het stationgebied. De vraag is of ‘funshoppen’ langs de snelweg is tegen te houden.

Meubelboulevards roepen bij velen nog altijd het beeld op van schuifelende auto’s op Tweede Paasdag, op weg

naar een rij blokkendozen op een onaantrekkelijk bedrijven-terrein. Maar de ene meubelboulevard is de andere niet. Op het in 2004 geopende winkelcentrum Westermaat Plein, langs de A1 in het tussengebied van Hengelo en Borne, is geprobeerd om een echte bestemming te creëren. In het ontwerp van architectenbureau Mecanoo is meer dan gemiddelde aandacht voor de vormgeving, met veel openbaar groen en kunstwerken die verwijzen naar de zoutwinning. Het winkelgebied heeft behalve een eigen afslag aan de snelweg een HOV-halte; een vrije busbaan met frequente verbinding die de Twentse stedenrij aaneenrijgt.

EmotiesWestermaat Plein trekt jaarlijks 3,5 miljoen bezoekers uit de wijde regio. Het biedt een kans op placemaking door verbreding van het aanbod, maar vooralsnog houden de regels dit tegen. Zo blijft de horeca beperkt tot een McDo-

nald’s. De gemeente Hengelo besloot aanvankelijk om de twaalf beschikbare koopzondagen te verdelen tussen het centrum en de periferie. Inmiddels heeft Westermaat alsnog de maximale twaalf koopzondagen gekregen, vooral om de enorme autodruk wat te verlichten. Maar de balans tussen de stad en het perifere winkelgebied blijft precair. De gemeenteraad bedong eind vorig jaar dat in de laatste uitbreiding van het winkelgebied uitsluitend winkels mogen komen met een omvang van minimaal 1500 m2. Het vorige college had juist besloten tot een onthe"ng in het bestemmingsplan waarmee ook kleinere winkelunits mogelijk werden. Voor ontwikkelaar TCN was het een reden om naar de Raad van State te stappen. ‘De contracten met nieuwe huurders liggen al klaar,’ aldus Jeroen van de Kraats van TCN. ‘Het gebied heeft als bestemming perifere detailhandel. Daarbij gaat het om bedden-, keuken- en meubelwinkels die gemiddeld vaak kleiner zijn dan 1500m2.’ Het argument dat de binnen-stad van Hengelo te lijden heeft onder de aantrekkings-

mei 201127

Page 30: ROm 5 2011

A grar ische grond in de verkoop waar Park Lingezegen moet komen.

foto Michel Robles

perifere detailhandel gaan. Als je vervolgens toch kleinere winkeleenheden toestaat, wordt het moeilijker om in de toekomst op branchevreemdheid te blijven toetsen.’ Hengelo is bezig met een herontwikkeling van het stationsgebied, waar naast een nieuw stadskantoor ook is voorzien in een uitbreiding van het winkelareaal. Tegelijkertijd beleven veel winkeliers in het centrum moeilijke tijden. Andere meubelboulevards in Twente kijken met vrees naar de uitbreiding van Westermaat. Op de meubelboule-vard van Almelo staat 8000 m2 bedrijfsruimte leeg. Van de Kraats erkent dat er een overmaat in de regio is, maar dat mag volgens hem geen reden zijn om succesvolle winkelgebieden te beteugelen: ‘Uiteindelijk kiest de consument voor de locatie met het grootste aanbod, de beste bereikbaarheid en de grootste verblijfskwaliteit. Ik denk dat de oplossing voor verouderde meubelboulevards eerder ligt in het verbreden van de bestemming en het kiezen van een eigen identiteit dan in het krampachtig tegenhouden van de concurrentie.’

é Martin de Jong

Verbreden van de bestemming als oplossing voor verouderde meubelboulevards

kracht van Westermaat, gaat volgens Van de Kraats niet op: ‘Het is ingegeven door emoties bij sommige binnen-stadondernemers, waar raadsleden in meegaan. Er is één meubelzaak in het centrum van Hengelo, die ook nog een andere doelgroep bedient.’

BranchevreemdheidWethouder van Economische Zaken Mariska ten Heuw (SP) erkent dat de binnenstad en de snelweglocatie op dit moment niet met elkaar concurreren, maar ze begrijpt de

vrees dat Westermaat er in de toekomst met het ‘funshoppen’ vandoor gaat: ‘Het centrum is er voor het nieuwe boek of de nieuwe jurk, Westermaat is er voor het nieuwe bankstel. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt over de bestemming van de verschillende deelgebieden. Bij de laatste uitbreiding van Westermaat moet het om

Trend

mei 201128

Page 31: ROm 5 2011

mei 201129

Uitgesproken

Het heeft gemeenten en ontwikkelaars lange tijd mateloos geërgerd: omwonenden of concurrenten die een complete nieuwe woonwijk blokkeren, omdat de toekomstige bewoners teveel geluidsoverlast zouden ondervinden. Met de per 31 maart 2010 in werking getreden Crisis- en herstelwet (Chw) is dat veranderd: onder de Chw vallende besluiten (zoals bestemmingsplannen) die in strijd zijn met een rechtsnorm mogen niet meer op die grond worden vernietigd, als die rechtsnorm kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dat is de kern van het zogenaamde relativiteitsbeginsel (artikel 1.9 Chw).

Op 19 januari 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak voor het eerst het relativiteitsbeginsel toegepast (nr. 201006426/1). In een bestemmingsplan van de gemeente Brummen voor een nieuwe woonwijk was onzorgvuldig omgegaan met de in de VNG-brochure aanbevolen afstanden tussen een woonwijk en een bepaald bedrijf. Die onzorgvuldigheid kon echter niet leiden tot vernietiging van het bestemmingsplan, omdat het appellanten

alleen maar ging om behoud van hun vrije uitzicht en meer in het algemeen om het behoud van hun leefomgeving. De naar het leek te korte afstand tussen de nieuwe woonwijk en het bedrijf raakte deze appellanten niet.

HinderDe uitspraak maakt meteen duidelijk wat de keerzijde van het verhaal is. De toekomstige bewoners worden mogelijk geconfronteerd met een (hinderlijk) bedrijf dat op te korte afstand zit, maar kunnen daar zelf niet tegen opkomen. Wellicht dat de wetgever aanneemt dat het betre!ende bedrijf zelf zich wel tegen de plannen zal verzetten. Daar heeft het bedrijf namelijk alle belang bij, nu de woonwijk mogelijk te dichtbij komt en daarmee de bedrijfsvoering beperkt. In zo’n geval kan het relativiteitsbeginsel niet aan het bedrijf worden tegengeworpen, hetgeen recent bleek (uitspraak Afdeling d.d. 16 maart 2011, nr. 201009223/1).Recent heeft de Voorzitter van de Afdeling een schorsingsverzoek terzake van een bestemmingsplan dat voorzag in nieuwbouw afgewezen, onder meer omdat hij verwachtte dat een beroep vanwege het

Relativiteitsbeginsel: alleen “echte” belangen tellen

relativiteitsbeginsel niet zou slagen. Verzoekers hadden een beroep gedaan op richtwaarden inzake het voorkomen van trillinghinder en op de normen voor het beperken van het groepsrisico in het kader van de externe veiligheid. Deze richtwaarden en normen hadden echter geen betrekking op het perceel van de verzoeker zelf. Zelfs als die normen onjuist zouden zijn toegepast, zou het de verzoekers niet in hun belang raken en mag het besluit derhalve niet op grond van de Chw worden vernietigd.Onder de Chw kan men derhalve niet meer opkomen voor de belangen van anderen, maar moet het echt om de bescherming van de eigen belangen gaan.

é Michael Klijnstra advocaat bij Lexence advocaten & notarissen te Amsterdam

Nieuw in ROm

Relevante jurisprudentieIn deze maandelijkse rubriek bespreken advocaten van Lexence actuele juris prudentie op het gebied van ruimtelijke ordenings- en omgevings recht. In de eerste aflevering aandacht voor het relativiteitsvereiste in de Crisis en herstelwet. De eerste uitspraken duiden op een aanmerkelijke beperking van de mogelijk heid om zienswijzen tegen ruimtelijke plannen in te dienen.

Uitgesproken

Page 32: ROm 5 2011

mei 201130

Op het grensvlak van stad en ommeland werden de afgelopen jaren nauwelijks ontwikkelingen toegestaan. Voor de stad geen goede zaak, maar ook het platteland loopt hierdoor kansen mis. In de visie van Diana de Jong, directeur Gebiedsontwikkeling bij Bouwfonds Ontwikkeling, lenen juist de stadsranden zich voor innovatieve concepten die rood, groen en blauw op een aantrekkelijke manier mixen. Dat is geen verrommeling, maar gebiedsontwikkeling 2.0; zorgvuldig ingepast en een meer-waarde voor diverse stakeholders.

Gooi open die stadsrand!

Stadhouderspark in Vught - een dergel i jk pro ject kan qua opzet goed ontwikkeld worden aan de rand van de stad.

foto Bouwfonds Ontwikkeling

Forum

Page 33: ROm 5 2011

De wereld van gebiedsontwikkeling is in korte tijd fors op zijn kop gegaan. Geen grootschalige uitbreidings-

plannen meer, die als een blauwdruk over het landschap worden heen gelegd. In plaats daarvan gaan we heel precies maatwerk per plek leveren: in kleine ‘korrels’ raak schieten, in de bestaande stad, maar ook daarbuiten.

SnijvlakDe stadsranden vormen plekken waar gebiedsontwikkeling ‘2.0’ in de praktijk uitstekend kan worden toegepast. Ga maar na: wonen, waterberging, recreatie en natuur kunnen hier prima worden gecombineerd – op het snijvlak van stedelijke bebouwing en ommeland. In een ontspannen setting, met wonen in lage dichtheden en veel aandacht

voor landscaping. Met veel ruimte voor eigen wensen van bewoners, maar binnen een casco dat sterk is en in de toekomst waardevast zal zijn. De concepten ervoor worden al ontwikkeld, kijk bijvoorbeeld naar de uitkomsten van de Bouwfonds Ontwerpprijsvraag ‘Good Red, Super Green’. Het winnende plan De Eerste Linie (ontwerpteam: Claire Laeremans, Hendrik Dekker en Katherine Engelen) bestaat uit drie landschapszones – de woongaarden, de rietlanden en het neo-agrarische landschap – die door het watersy-steem onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

AangenaamHet zijn inspirerende concepten die in de overgang van stad naar landelijk gebied prima passen – de rode contour wordt er wat mee verzacht – maar die ook inpasbaar zijn op locaties die in de bestaande stedelijke structuur liggen. Denk aan verouderde bedrijventerreinen aan de rand van de stad, of naoorlogse woongebieden die een impuls kunnen gebruiken. Zeker in gebieden waar bevolkingskrimp optreedt, is niet zozeer behoefte aan méér woningen, maar wel aan betere woningen, met meer ruimte. Maar ook in de Randstad is behoefte aan woonmilieus waar kwaliteit gaat boven kwantiteit. We weten inmiddels dat bedrijven vooral daar gaan zitten waar het aangenaam wonen is voor medewerkers. In de inrichting van de nieuwe generatie woongebieden moeten we daar terdege rekening mee houden.

SynergieHeel belangrijk is ook dat het hier om concepten gaat die voor meerdere partijen winst opleveren. Bewoners die het beste van twee werelden nastreven: dichtbij de stad met alle voorzieningen, maar ook dichtbij de openheid van het ‘platteland’. Maar ook stadsbewoners die via deze gebieden

veel beter toegang krijgen tot datzelfde platteland. Nu ontbreken vaak aangename wandel- en fietspaden: agra-risch, landelijk Nederland moet veel beter ontsloten worden. We kunnen een voorbeeld nemen aan Engeland waar het recht van overpad veel beter is verankerd. Dat is ook in het belang van de agrariërs zelf. Zij krijgen meer volk over de vloer en kunnen daarop inspelen met eigen verbouwde producten. In de stad is de belangstelling groeiende voor biologisch voedsel uit de directe omgeving: hier liggen kansen voor synergie!

KansenWat staat de introductie van deze concepten nog in de weg? Dat is vooral het ‘oude’ planologische bestemmingsdenken dat nog diep verankerd zit in overheidsland. De stadsrand werd daarin niet als een interessant ontwikkelingsgebied gezien. Het was eerder een grens die met hand en tand verdedigd moest worden. Ook wel weer verklaarbaar: lange tijd hebben stad en ommeland met de ruggen naar elkaar toe gestaan. In de stad waren de ‘roden’ de baas, met het voormalige ministerie van VROM als hoeder van volkshuis-vesting en ruimtelijke ordening. Het ommeland was het terrein van het voormalige ministerie van LNV dat, terzijde gestaan door de provincies, de oprukkende stad juist als aartsvijand nummer één beschouwde. Nu het nieuwe kabinet heeft aangegeven dat er juist aan de rand van het stedelijk gebied ontwikkeld mag worden, ligt hier een aanleiding om serieus naar de kansen van deze zones te gaan kijken. Uiteraard moet verrommeling worden tegengegaan, maar door de inzet van onder andere gekwali-ficeerde landschapsarchitecten (en Nederland heeft die volop) en te vertrekken vanuit de kwaliteiten van de gebieden, kan dat gevaar worden gekeerd. De provincies zijn aan zet om heel nauwkeurig te kijken waar deze ontwikke-lingen kunnen plaatsvinden. Intergemeentelijke afstem-ming is van groot belang, mede omdat gebieden soms op de grens van twee gemeenten liggen.

Wie op deze manier de rode contour durft in te wisselen voor een rood/groen/blauwe stadsrandzone, bewijst zowel de stad als het platteland een prima dienst. Laten we oude grenzen tussen sectoren overboord zetten en nieuwe landschappen maken waarin het aangenaam wonen, werken en verblijven is.

é Diana de Jong directeur Gebiedsontwikkeling van Bouwfonds Ontwikkeling

Dit zijn concepten die voor meerdere partijen winst opleveren

Serieus kijken naar de kansen van de stadsrand

mei 201131

Page 34: ROm 5 2011

Forum

mei 201132

want leidde niet juist dat betrekken van veel betrokkenen tot eindeloze en doelloze praatcircuits?

Lijnen en systemenAlhoewel op het oog paradoxaal biedt de benadering kansen. Lijninfrastructuur doorsnijdt in het dichtbevolkte Nederland complexe gebiedssystemen die worden geken-merkt door een kleurrijk pallet aan ruimtelijke opgaven en partijen met als gevolg negatieve nevene!ecten als geluid- en stankoverlast, verrommeling van het landschap, en bedreiging van natuur en milieu. Het is niet verwonder-lijk dat er regels zijn die het gebied beschermen en dat infrastructuur dikwijls op maatschappelijke weerstand stuit. Door transportinfrastructuur vanaf het begin te koppelen met gebiedsontwikkeling, kan de lijn integraal onderdeel worden van het bestaande systeem. Er is dan geen sprake meer van doorsnijding maar van inbedding. Een voorbeeld hiervan is het Routeontwerp van de Ministeries van V&W, VROM en LNV, dat als doel heeft het ontwerp van een snelweg af te stemmen op de omgeving. Nevenop-gaven als het tegengaan van verrommeling van het landschap en bescherming van natuur en milieu worden daarmee onderdeel van de infrastructuurontwikkeling.

Oude reflexDit klinkt als een goed idee, maar tegelijkertijd neigen politici, ambtenaren en projectmanagers naar de oude reflex wanneer de druk toeneemt: weer het loskoppelen, opknip-pen of zelfs negeren van opgaven, het afschermen van deelprojecten en het uitstellen van de moeilijke besluiten. De druk vanuit de Rijksoverheid om zoveel mogelijk infrastructuur te ontwikkelen - zie de spoedwetten - ver-dringt het belang van integrale ruimtelijke opgaven. Zo blijkt uit de praktijk dat in situaties van grote en toenemen-de complexiteit de R uit het MIRT weleens ‘wegvalt’ omdat het toch als ingewikkeld en ‘dus’ vertragend wordt ervaren. Er wordt wel gezegd dat infrastructuur en ruimte naar elkaar toegroeien, maar het zijn in de praktijk nog steeds gescheiden domeinen.

MIRT is niet vanzelf sneller en slimmerHet Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Trans-

port (MIRT) is gericht op een gebiedsgeoriënteerde ontwikke-ling van infrastructuur vanuit de verwachting dat dit effectieve-

re, efficiëntere en kwalitatief hoogwaardigere resultaten oplevert. Hoewel het een ogenschijnlijk paradoxaal idee is om dit te bereiken

door besluitvorming complexer te maken, biedt dit wel kansen mits politici, ambtenaren en managers bereid zijn om deze complexiteit te

omarmen en niet terug te schieten in de oude reflex van simplificeren.

In 2007 is aan het Meerjaren-programma Infrastructuur en

Transport (MIT) de ‘R’ van ‘Ruimte’ toegevoegd. In het meest

recente MIRT-projectenboek valt te lezen dat het programma streeft

naar integrale ruimtelijke ontwik-kelingen door opgaven als wonen,

werken, bereikbaarheid, water, recreatie en natuur beter op elkaar af

te stemmen om zo tot ruimtelijke meerwaarde te komen. Dit betekent ook het verbinden van vaak gescheiden beleidssectoren en het bijeenbrengen van de verschillende bestuursniveaus die ons land rijk is. Door deze koppelin-gen te maken en door maatschappelijke organisaties te betrekken, wordt verwacht dat er minder weerstand ontstaat tegen projecten en dat dus snellere, goedkopere en kwalitatief hoogwaardigere infrastructuur kan worden ontwikkeld. Dat zijn hoogge-

spannen verwachtingen die tot uitdrukking komen in adagia als ‘infrastructuur als katalysator voor gebiedsontwikkeling’ en ‘synergie tussen infrastructuur en stedelijke ontwikke-ling’. De vraag is natuurlijk of dat echt zo werkt of dat het vooral papieren projecten blijven.

ParadoxaalHet MIRT-programma is interessant omdat het niet, zoals veel voorgaande pogingen, probeert om de complexiteit van gebiedsontwikkeling tegemoet te treden door alles zo veel mogelijk te simplificeren in bijvoorbeeld deelprojecten en losgekoppelde planningsprocedures. Integendeel, de complexiteit van gebiedsontwikkeling wordt omarmd door de infrastructuur expliciet te koppelen aan gebiedsontwik-keling. Dat is direct een uitnodiging aan de vele partijen die betrokken zijn bij gebiedsontwikkeling – van projectontwik-kelaars, milieuorganisaties tot burgers. Dat lijkt paradoxaal,

Page 35: ROm 5 2011

mei 201133

Om het MIRT-experiment te laten slagen is het belangrijk dat de ambitie om complexiteit te omarmen wordt doorver-taald naar de praktijk van projectontwikkeling. Hier valt nog een hoop winst te behalen. Zo kan men zich afvragen in hoeverre de nadruk op sneller en beter in het Elverding-rapport bijdraagt aan ruimtelijke kwaliteit en meerwaarde. Er is nog steeds - terecht - een sterke focus op het beheersen van tijd en budget, maar dat gaat wel ten koste van het ontwikkelen van kwaliteit omdat beheersing wordt gelijkgesteld met afscherming. Er is dan weinig ruimte voor mooie bijvangsten en meerwaarde.

SuccesfactorenHet Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid constateert in haar rapport Na het knippen van het lint; Het ex-post

evalueren van infrastructuur (2009) dat ex-post evaluaties bij infrastructuurprojecten nog maar weinig plaatsvinden en dat er nog maar weinig kennis is over welke beleid- en manage-mentactiviteiten bijdragen aan het succes of falen van projecten. Het is inderdaad alles behalve gemakkelijk om precies te bepalen wat de doorslag geeft bij succesvolle gebiedsontwikkeling. De auteurs van deze bijdrage doen de komende jaren onderzoek naar de vraag op welke wijze MIRT-projecten tot stand komen, wat bijdraagt aan het succes en in hoeverre er echt gebiedsontwikkeling wordt bereikt.

é Stefan Verweij en Lasse Gerrits, promovendus en universitair docent bestuurskunde, Erasmus Universi-teit Rotterdam [email protected]

MIRT is niet vanzelf sneller en slimmerbeelden:H+N+S

L andschapsarchitecten(2008) in het kader van ‘Route Ontwer p A4’ in opdracht van Ri jkswaterstaat

Page 36: ROm 5 2011

Leegstand kantorenActieprogramma kiest voor

ombouwen en slopen

Riek Bakker

‘Ontvlecht de werkterreinen, maak een einde aan de bemoeizucht’

Herontwikkeling Veemarkt UtrechtDuurzaamheid als leidraad

www.romagazine.nl

mei 2011

De slag om het ommeland

iets voor u?Bent u werkzaam bij de rijksoverheid,

provincies, gemeenten, waterschappen

op het gebied van ruimtelijke

ontwikkeling, dan kúnt u niet zonder

een abonnement op het vakblad ROm.

Vakblad ROm biedt actuele informatie

over ontwikkelingen in het beleid,

beschrijft best cases in de uitvoering

van dat beleid en biedt een platform

voor opinies over de ruimtelijke

ontwikkeling.

Het vakblad ROm is gratis voor

ambtenaren ruimtelijke ordening en

milieu bij rijksoverheid, provincie,

waterschappen, regiobesturen en

gemeenten.ROm vakblad voor de RO professional

Ga naar www.romagazine.nl en meldt u aan

Een gratis abonnementop ROm......

Advertentie ROM stopper.indd 1 05-05-11 14:01

Page 37: ROm 5 2011

mei 201135

De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet

zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als

criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist

die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en in-

spirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is

het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.

Het milieu is er om te gebruikenMilieu en ruimte zitten elkaar vaak in de weg met als gevolg impasse in de besluitvorming. Om die reden gaan er keer op keer stemmen op om een streep te halen door allerlei sectorale milieuregels. Hiermee wordt het paard achter de wagen gespannen. Versnelling is veel e!ectiever te bereiken door het versterken van de samenwerking tussen milieu en ruimte.

Volgens velen belemmert sectorale milieuregelgeving de economische impuls die ons land nodig heeft (*1). Dit is ook de directe aanleiding om via de Crisis en herstelwet (*2) de besluitvor-ming over ruimtelijke en infrastructu-rele projecten versnellen. De vraag is of dit inderdaad het geval zal zijn en zo ja, of het milieubelang niet in het geding komt. Een veel interessanter spoor is de introductie van milieugebruiksruimte in per wet aan te wijzen ontwikkelingsge-bieden.

Milieugebruiksruimte is ‘de marge tussen de bestaande milieukwaliteit en de voor dat gebied geldende milieukwali-teitsnormen, die kan worden benut voor milieubelastende activiteiten (*2)’. De

milieugebruiksruimte kan worden vergroot door:

bedrijven te stellen.

ontwikkelen.

milieunormen toe te staan (voor een periode van maximaal 10 jaar en binnen de kaders van Europese regelgeving).

Milieugebruiksruimte zal de samenwer-king tussen milieu en ruimte versterken. Vanuit een beeld van de gewenste leefomgevingskwaliteit, vullen partijen samen de milieugebruiksruimte in. De vraag is: waar zit ruimte en waar zitten tekorten? Veelbelovend in dit kader is het concept van ecosysteemdiensten. Deze diensten beslaan een brede range aan voordelen die voortvloeien uit het gebruik van bodem, water en lucht door de mens. Denk niet alleen aan concrete producten zoals voedsel uit landbouw en veeteelt, houtproductie en visvangst, maar ook aan diensten als klimaatregu-latie door bossen en toerisme in

natuurgebieden. Telkens wordt vanuit de diversiteit van het ecosysteem gezocht naar innovatieve oplossingen om te komen tot e!ectief ruimtege-bruik.

Het identificeren van de voordelen van ecosystemen voor de mens is iets heel anders dan achteraf toetsen aan sectorale milieunormen. Via deze benadering hebben we het immers weer over de waarden achter de normen.

Goed milieuonderzoek is een voorwaar-de voor duurzame invulling van milieugebruiksruimte. Daarmee pakken we ook een andere belangrijke reden aan van lange besluitvormingsprocedures. Door slecht onderzoek worden veel besluiten vernietigd door de bestuurs-rechter (De Zeeuw en Hobma 2010). Daar verandert de Crisis- en herstelwet helemaal niets aan.

é Roelof Westerhof, Sectie Bodemmanagement VVM, Roelof.westerhof@ royalhaskoning.com

VVM AgendaCoöperatie voor onderbrengen van een complexe vergunningDinsdag 31 mei 2011Aristo, Utrecht

Energiecafé: Kernenergie na Fukushima Dinsdag 31 mei 2011Louis Hartlooper Complex, Utrecht

WereldmilieudagZondag 5 juni 2011

Lezingenmiddag Infrastructuur & Trillingen Woensdag 8 juni 2011Aristo, Utrecht

Groene Kernenergie: belofte of onzin? Donderdag 9 juni 2011Nieuwspoort, Den Haag

Nationale MilieudagVrijdag 17 juni 2011 Provinciehuis Zuid Holland, Den Haag

Fietstocht: Leven met waterVrijdag 24 juni 2011Station Zaanstad

Bezoek voor aanmelden en actuele informatie onze site: www.vvm.info

VVM AdresgegevensJosquin des Prézstraat 1Postbus 2195, 5202 CD Den BoschT 073-6215985F 073-6216985E [email protected] www.vvm.info

Page 38: ROm 5 2011

De Veemarkt is nu nog een circa 20 hectare groot parkeerter-rein aan de oostkant van Utrecht. Het gebied ligt 2,5 kilometer van het centrum, vlakbij de A27, tussen de wijk Voordorp, een sportveldencomplex, het recreatiegebied Voorveldsepolder en de volkstuinen van ‘De Pioniers’. Er staat een hal van ca. 18.500 m2, gebouwd eind jaren 60. Het geheel werd tot voor kort gebruikt als veemarkt, automarkt en voor evenementen. In 2008 besloot de gemeenteraad dat dit gebied een van de kansrijke binnenstedelijke woningbouwlocaties zou zijn. De Gemeente Utrecht wil nu van de Veemarkt een wijk maken met circa 550 woningen en voorzieningen.Veemarkt Utrecht moet niet ‘zomaar’ een nieuwe wijk worden, maar een ‘toonaangevend duurzame’ (B&W Utrecht, 9 november 2009). Het stadsbestuur sprak bovendien de ambitie uit dat de wijk tot stand moest komen met ‘innovatieve participatie’. Een uitdagende opgave. Vooral omdat het project om te beginnen $6 miljoen extra moest opbrengen, een nog onbetaalde rekening uit een eerder rood-voor-groen programma.

DuurzaamheidsprofielWat is toonaangevend duurzaam? Vanuit goede ervaringen met de samenwerking in Rijnenburg, een eerder ambitieus duurzaam woningbouwproject in Utrecht, werd het IVAM, het advies- en onderzoeksbureau voor duurzaamheid van de Universiteit van Amsterdam uitgenodigd om de gemeente te helpen bij het concreet maken van ‘toonaangevend duurzaam’. IVAM gebruikt daarvoor de methode DPL, Duurzaamheidsprofiel van een Locatie. DPL gaat uit van de definitie van duurzame ontwikkeling van de VN-commissie Brundtland (Our Common Future, 1987) en werkt het ‘People – Planet – Profit’ concept uit tot 11 thema’s en 24 aspecten, zie figuur 2. In de praktijk bleken bepaalde aspecten niet relevant voor de Veemarkt. Ook werd een aantal aspecten speciaal voor de Veemarkt toegevoegd, zoals beeldkwaliteit, kwaliteit openbare ruimte en participa-tie. Figuur 3 toont de aspecten waar we voor Veemarkt op uitkwamen.

Stevige politieke ambities, breed gedragen door en met participatie van toekomstige bewoners, een solide financiële basis; deze combinatie moet de Veemarkt in Utrecht een van de duurzaamste wijken in Nederland maken. Freek Deuss, bij de Gemeente Utrecht integraal milieu adviseur, en onderzoeker Jaap Kortman leggen de achterliggende principes uit en beschrijven hoe het proces verloopt.

Luchtfoto van het Veemarkt ter rein beeld Gemeente Utrecht

Veemarkt Utrecht

mei 201136

Praktijk

Page 39: ROm 5 2011

KwaliteitenParticipatie beschouwen wij vanuit de duurzaamheidsop-gave als de toepassing van ‘People’ in het planproces. De stedenbouwers van hun kant, wilden uit de participatie een ‘kwaliteitsbeeld’ voor de nieuwe wijk opbouwen. Die twee concepten konden we goed combineren: mits breed

toonaangevend duurzaam

DPL meet de duurzaamheid van een wijk en herberekent deze naar schoolcijfers, met scores op een 0 – 10 schaal voor alle aspecten. Een 6 betekent ‘voldoet aan de minimale eisen’, 10 is het hoogst haalbare. De ‘meetlat’ per aspect wordt ontleend aan gangbaar beleid of wetenschappelijke inzichten. Een 6 voor de energiezui-nigheid van een gebouw bijvoorbeeld komt neer op een EPC van 0,6 – de norm uit het Bouwbesluit. Een energie-neutraal gebouw haalt een EPC van 0 en scoort een 10. De scores zijn geijkt aan standaard referentiewijken. Zo

ligt bijvoorbeeld een score 6 voor ruimtegebruik voor een centrumstedelijke wijk bij een hogere woningdichtheid dan voor een groene buitenwijk. Er zijn meer dan honderd plannen in Nederland met de DPL methode doorgerekend. In de praktijk komt een enkel vooruitstre-vend duurzaam plan voor een nieuwbouwwijk in Nederland in de buurt van een gemiddelde score 8. De Gemeente Utrecht besloot die score te definiëren als ‘toonaangevend’.

Figuur 2. DPL’s People , P lanet en Prof it pyramide met thema’s en aspecten

Werken met het Duurzaamheidsprofiel

uitgewerkt, kon het kwaliteitsbeeld uit de participatie invulling leveren voor de DPL-aspecten. De participatie was breed, iedereen mocht meedoen. Maar niet vrijblijvend. Bij binnenkomst werd je gefotografeerd, en moest je naam en achtergrond op naamkaartjes zetten. Zo was van het begin af duidelijk wie welke ideeën vanuit welk belang inbracht:

mei 201137

Page 40: ROm 5 2011

deelnemers ook lid van de overkoepelende projectgroep, inclusief sleutelpersonen als de projectleider, de stedenbou-wer en de planeconoom. Deze personele unies hebben veel bijgedragen aan het integreren van duurzaamheid in het project als geheel.

RealistischHet wensbeeld opstellen was niet moeilijk. Moeilijker was het opwerken tot een evenwichtig, uitvoerbaar en betaal-baar programma. Daarvoor hadden we nog twee ingrediën-ten nodig: kennis van maatregelen en kosten/baten. Deskundigen bedenken graag maatregelen en zijn daar goed in. Door dat gezamenlijk als werkgroep te doen, kregen we een gedeeld totaalbeeld, met een helder zicht op conflicten en synergie tussen maatregelen. Daarbij hebben we de nodige kennis van kosten en baten gemodelleerd in een toevoeging aan het programma dat de DPL-scores berekent. Zo konden we bij de duurzaamheidsscores van maatregelen en combinaties ervan, steeds de financiële haalbaarheid bepalen. Zodoende kregen we een concreet beeld van wat we wilden én konden qua duurzaamheid.

Intussen dachten ook de participanten na over hoe het kwaliteitsbeeld te verwezenlijken. De participatie en de sessies van onze werkgroep wisselden elkaar af. Zo konden we de resultaten over en weer meenemen. De participatie fungeerde daarbij vooral als creatieve denktank en indicatie voor prioriteiten, de werkgroep als het technische en financiële geweten. Overigens bleken deskundigen en participanten het in hoofdlijnen eens. Het Utrechtse stadsontwikkelingsbeleid sluit blijkbaar goed aan bij de wensen van de bevolking, en onder de participanten bleek voldoende deskundigheid aanwezig om kansen en mogelijk-heden reëel te kunnen inschatten.

ParadepaardjesTwee ideeën uit de participatie zijn een grote rol gaan spelen: zelfbouw en de bestaande hal. Zelfbouw is uitge-groeid tot leidend principe. Een onverwacht groot aantal participanten wil zelf, soms als groep, soms individueel, hun eigen woningen bouwen. Dit kan de duurzaamheid van de wijk in brede zin ten goede komen. Participatie vertegen-woordigt het People-aspect, niet alleen nu bij de ontwikke-ling, maar ook bij bewoning en gebruik van de Veemarkt.

als potentiële bewoner, milieuactivist, ontwikkelaar, beroepsmatig belangstellende of kritische omwonende. De foto’s dienden als morele handtekening en illustratie in projectpublicaties.

De eerste opgave aan de deelnemers luidde: ‘Beschrijf welke kwaliteiten het gebied over 25 jaar moet hebben’. Uit de ca. 500 brie%es die dit opleverde, zijn via groepering, bespre-king en uitwerking (zie figuur 4), de kwaliteitseisen voor de nieuwe wijk gedestilleerd. De deelnemers gaven de nodige aandacht aan zowel Planet- als People-aspecten. Deze kwaliteitseisen hebben we vertaald naar duurzaamheidsas-pecten van DPL.

Naast deze ‘populair-democratische’ invulling hebben we de gemeentelijke vakkennis gebruikt om ‘toonaangevend duurzaam’ concreet te maken. Door middel van een werkgroep met alle noodzakelijke disciplines: duurzaam bouwen en energie, ecologie, bodem, waterbeheer, lucht, geluid, externe veiligheid, stedenbouw, wonen, planecono-mie, gronduitgifte. Voor een groot deel waren deze

Planet People ProfitRuimtegebruik Participatie Diversiteit bedrijvigheidEnergie Sociale diversiteit FunctiemengingDuurzame materialen Bereikbaarheid OV en fiets FlexibiliteitGroen / biodiversiteit VerkeersveiligheidWater in de wijk Kwaliteit openbare ruimteWaterbeheer BeeldkwaliteitGeluidshinder Voorzieningen

Figuur 3. Duurzaamheidsaspecten voor Veemarkt .

Figuur 4. Kwal ite itseisen voor Veemarkt , groeper ing uit de par t ic ipat ie

De participatie was breed, iedereen mocht meedoen. Maar niet vrijblijvend

mei 201138

Praktijk

Page 41: ROm 5 2011

èè

Deze betrokken bewoners geven al aan interesse te hebben in het latere beheer. De diversiteit en aandacht die zelfbou-wers inbrengen zal ook de beeldkwaliteit ten goede komen. Als belangrijkste verwachten we winst voor het aspect energie. Dat blijkt inmiddels het belangrijkste Planet-as-pect. Zelfbouwers en andere toekomstige bewoners hebben dit hoog in hun kwaliteitseisen staan. Vanwege het comfort van hun toekomstige woning. En omdat ze er zelf profijt van hebben, door lagere energielasten in de gebruiksfase. We verwachten daarbij ook Profit-winst: de over het algemeen koopkrachtige zelfbouwers tonen veel bereidheid om niet alleen mee te denken maar ook mee te betalen aan duurzamere woningen.

Het tweede belangrijke idee uit de participatie was behoud van de Veemarkthal. Die hal was door onze deskundigen al afgeschreven. Gebouwd midden jaren 60, architectonisch en cultuurhistorisch van geen waarde. De participanten dachten daar anders over. Ze zagen een imposant bouwwerk,

Planet Bij Planet zijn de maatregelen vooral gericht op een duurzame energiehuishouding en zorgvuldig ruimtege-bruik. Gebouwen worden optimaal geïsoleerd en voorzien van lage temperatuur verwarming. Uit de verdere studie naar de meest geschikte energieconcepten blijkt stadsver-warming in combinatie met PV de beste, meest betaalbare CO2-prestatie te leveren. Daarbij is ruimte voor verder-gaande, duurdere oplossingen voor zelfbouwers. Door nu te zorgen voor dakruimte voor latere uitbreiding van PV kunnen de woningen op termijn energieneutraal worden. De stadsverwarming zelf kan op termijn vergroenen, door middel van biomassa en aardwarmte.

De openbare ruimte wordt waar mogelijk ontmoetings-plaats en speelplek. Een groot deel van de auto’s wordt gestald op de eigen kavel, onder de woningen of half verdiept onder tuinterrassen.Van de overige Planet-aspecten kregen water en lucht de meeste aandacht. Neerslag wordt geïnfiltreerd, deels door middel van wadi’s. Er komt meer wateroppervlak. De luchtkwaliteit voldoet aan de normen, maar moet beter. Daar kunnen we binnen de wijk weinig aan doen. Wel krijgen de geplande school en kinderopvang, de meest gevoelige functies, een plaats ver van de snelweg.

PeopleParticipatie krijgt bijzondere aandacht, via bijeenkomsten en internet (http://www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=322088). Er zijn ook lastige discussies gevoerd,

met name over verkeershinder voor naburige bewoners, maar de sfeer is over het algemeen constructief. De inbreng uit de participatie bleek essentieel. In dit project kan met recht van ‘coproductie’ worden gesproken. De opgerichte vereniging van particuliere opdrachtgevers is een belangrijke gesprekspartner geworden (http://www.cpoveemarkt.nl/).

Geluidshinder is een groot probleem, dat we maar gedeeltelijk kunnen oplossen. Een geluidsscherm (en standaard stil asfalt) houden de belasting onder het wettelijke maximum. Door gesloten bouwblokken krijgen alle woningen een rustige kant, maar het verkeer zal buiten overal hoorbaar blijven. We doen verder ons best om een mix aan voorzieningen te vestigen, met name een winkel en school. Factoren buiten de reikwijdte van het project blijven daarbij bepalend. De fysieke ruimte en mogelijkheden in het bestemmingsplan kunnen we wel regelen.

Profit Veemarkt wordt voornamelijk een woonwijk, maar het plan bevat veel elementen om er een levendige wijk van te maken: ruimte voor voorzieningen, kleinschalige bedrijvigheid en werk aan huis. Flexibele bouw, waar mogelijk met extra hoogte en breedte moeten toekom-stige functieveranderingen mogelijk maken. SPvE en bestemmingsplan laten maximale ruimte voor een eigen invulling qua bouw en functies, door zelfbouwers en ontwikkelaars, nu en in de toekomst.

Duurzaamheidsdomein en maatregelen

symbool voor de nieuwe wijk, met allerlei gebruiksmogelijk-heden: overkapping voor een plein, dak voor woningen, de geplande school en supermarkt. Toen we samen nog eens goed gingen kijken, zagen ook de deskundigen de indruk-wekkende spanten, grootse binnenruimte, de potentiële identiteit en gebruiksmogelijkheden voor de nieuwe wijk.

Jammer genoeg lijken de nu geldende eisen voor brandvei-ligheid en sneeuwlast, behoud en benutting van de hal te duur te maken. We proberen nu of een of meer spanten kunnen blijven staan als grootse pergola over het plein.

SpeerpuntenZo denkend, overleggend en rekenend hebben we het Stedenbouwkundig Programma van Eisen opgebouwd. De

Energie moet speerpunt worden

mei 201139

Page 42: ROm 5 2011

luchtkwaliteit niet haalbaar. Groen-kwaliteit zit in inrichtingsdetails. Grote groengebieden liggen binnen loopafstand, veel oppervlak in Veemarkt zelf was niet nodig. Gezond waterbeheer is technisch oplosbaar. Flexibel bouwen en functiemenging zijn goed uitvoerbaar, mits nu ingepland. Dit integrale pakket komt uit op een mooie duurzaamheidscore: DPL 7,7. Dat is een knappe prestatie in een gebied aan de rand van een snelweg. Figuur 5 laat zien hoe dit is opgebouwd. Een aantal aspecten konden we in deze planfase nog niet scoren, en zijn nog niet opgenomen.

De grootste opgave was het econo-misch verantwoorden van duurzaam-heidsmaatregelen. Onze planeconoom is één van de belangrijkste partners in de duurzaamheidsdiscussie geworden. Energie en ruimtewinst vragen de hoogste investeringen. Daar staat tegenover dat veel duurzaamheids-winst te boeken is tegen relatief lage

meerkosten. Voor energie kunnen we duurzaam en betaal-baar in de warmtebehoefte voorzien via stadsverwarming. De aansluitkosten in Utrecht zijn laag; het net ligt er sinds begin vorige eeuw en de grootste investering is afbetaald. Bewoners betalen alleen het jaarlijkse vastrecht en het verbruik. PV moet via huur beschikbaar worden. De financie-ring voor energiemaatregelen is daarmee geregeld. Gebouwd

belangrijkste keuzes daarin werden al snel duidelijk. Energie moest speerpunt worden. Het vereist tegelijk de duurste maatregelen, maar die zijn in principe in de gebruiksfase terug te verdienen. Ruimtegebruik en de kwaliteit van de openbare ruimte hebben het meest baat bij zo min mogelijk auto’s op straat, ook dat is duur. De ligging bij de A27 en een grote stedelijke invalsweg maken een hoge geluids- en

mei 201140

Praktijk

Gestaag druppelen belangstellenden eind april binnen op de inloopavond voor Veemarkt.2.0, zoals de wijk door de Gemeente Utrecht is gedoopt. Projectleider Leen de Wit vertelt, staand bij de plankaart, enthousiast over wat er vastligt in het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) en het ontwerp bestemmingsplan. Hij krijgt vragen te beantwoorden over de ontsluiting van de wijk en de geluidsbelasting op de gevels van het verkeer op de A27 en de Utrechtse Ring, en over de sportvelden naast de wijk. Verreweg de meeste vragen gaan over de woningen. Een oudere bewoonster van een naburige wijk wil weten bij wie ze moet zijn om zich in te schrijven voor een flatje. Ze heeft vroeger op het terrein bij de brandweerpost gewoond en wil graag weer terug naar deze buurt. Er zijn veel geïnteresseerden voor het zelf bouwen. De plankaart is nog heel indicatief met stroken en blokken. Het is niet een-twee-drie duidelijk waar particuliere

Veel animo, ondanks forse grondprijzen

opdrachtgevers kunnen bouwen. Leen de Wit wijst aan welke stroken bestemd zijn voor particulier opdrachtgever-schap, individueel of collectief. ‘Het technische kader is helder en laat veel vrijheid aan de opdrachtgever. Er is heel veel mogelijk wat betreft de bebouwing van de kavels, we hebben wel een beperking aan de bouwhoogte gesteld.’

De Wit laat weten dat er veel belangstelling is voor dit gebied. De ontwikkeling gaat gefaseerd gebeuren, in nauw overleg met de particuliere opdrachtgevers. ‘De groep die al zeer actief is geweest om met ons samen na te denken over de wijk, krijgt voorrang bij de uitgifte van kavels.’ Ab van Harten luistert aandachtig naar de uitleg van de projectleider. Hij is hier als penningmeester van de Vereniging cpo Veemarkt, die de belangen van meerdere particulieren behartigt. Hij woont in de wijk Voordorp, naast het Veemarktterrein, en wil hier graag een woning

Plankaar t Veemarkt 2 .0. beeld Gemeente Utrecht

Page 43: ROm 5 2011

Ontwerp Bestemmingsplan liggen ter visie. Op grond van de participatie tot nu toe hebben we goede hoop dat deze fase goed uitpakt. In de aanbesteding gaan we de ingedien-de plannen op duurzaamheid met DPL doorrekenen en selecteren. Bij oplevering herhalen we de doorrekening. Dan zal blijken hoe en in hoever Veemarkt van een uitdagende opgave een echt toonaangevend duurzame wijk wordt. We zijn benieuwd, en hebben goede hoop.

é Freek Deuss en Jaap Kortman [email protected]

parkeren blijft moeilijker. Betaald parkeren ook in buitenwij-ken is voorwaarde voor dekking van kosten, maar zover zijn we nog niet. Voor de duurdere woningen kunnen de kosten mee in de woningprijs. Voor sociale woningen wordt dat moeilijk en rekenen we vooralsnog op parkeren op maaiveld.

We hebben nu een plan voor een ‘toonaangevend duurzaam’ Veemarkt, met een sluitende grondexploitatie, met andere woorden: financieel haalbaar. Nu de realisering. De eerste toets is de formele inspraak en daarna de besluitvorming. Het Stedenbouwkundig Programma van Eisen en het

Figuur 5 Duurzaamheidsscore Veemarkt per aspect

mei 201141

met werkruimte bouwen. ‘Ik voel me thuis in deze wijk, maar woon en werk nu op twee verschillende plekken.’ Over de duurzaamheidaspecten van het Veemarktterrein worden nauwelijks vragen gesteld, des te meer over de grondprijs. De door de Gemeente Utrecht gehanteerde gemiddelde prijs van 1200 euro per vierkant meter schrikt op het eerste gezicht velen af. Van Harten: ‘Dat is fors, zeker als je niet de hoogte in mag.’ Leen de Wit gelooft heilig in de haalbaarheid. ‘We maken veel werk van de openbare ruimte, die is groen, duurzaam en van hoge kwaliteit. Daar hangt een prijskaartje aan.’ Planeconoom Nico van Selm geeft naderhand verdere uitleg. ‘De grondprijzen bij de Veemarkt zijn marktconform. In heel Utrecht-Oost liggen die hoog.’ Veel duurzaamheidsas-pecten werken door in de kosten-batenanalyse, vertelt hij. ‘Voor bijvoorbeeld de extra bouwkosten in verband met de#scherpere#epc-norm hebben we een bedrag per woning gecorrigeerd op de grondprijs. Voor de gebouwde parkeer-

plaatsen hebben we een onrendabele top opgenomen in de kostenraming. Dit zijn qua hoogte van de kosten ook#de twee belangrijkste posten. Andere onderdelen, zoals de mix van het programma en de kwaliteit van de openbare ruimte, zijn regulier onderdeel van de kosten-batenanalyse.’ Wat betreft de aanvullende eisen aan te bouwen woningen gaat het om de aansluiting op de stadsverwarming en de lease van zonnepanelen. ‘Duide-lijk communiceren is de enige manier om de wensen vanuit financieel oogpunt realistisch te houden’, meent Van Selm. Wat hem betreft mag geld meer onderwerp van participatie zijn. ‘Ik verwacht dat dit in de toekomst meer gaat gebeuren, participanten zullen het gewoon willen weten. Daarnaast is het zo dat particulier opdrachtgever-schap enerzijds leidt tot meer kosten, maar ook tot hogere opbrengsten.’

é Marcel Bayer

Page 44: ROm 5 2011

Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])

mei 201142

RO snippers RO snippers

Verstandige gebiedsont-wikkeling

Verstandig handelen biedt de beste basis voor

de ontwikkeling van een gebied met onderschei-

dende kwaliteit. Daarmee zijn in principe ook

alle aspecten van duurzame gebiedsontwikke-

ling geborgd, zoals op het terrein van energie,

bodem-, water- en luchtkwaliteit, gezondheid en

veiligheid en stedebouwkundige en landschap-

pelijke structuur. Op die manier wordt – volgens

Friso de Zeeuw, hoogleraar gebiedsontwikkeling

aan de TU Delft – duurzame gebiedsontwik-

keling vanzelfsprekend. “De bekende Triple P

van people, planet en profit combineren wij

met de kenmerken van het begrip ruimtelijke

kwaliteit: gebruikswaarde, belevingswaarde en

toekomstwaarde”. Oftewel gebiedsontwikke-

ling is duurzaam wanneer de maatschappelijke

component en de ruimtelijke component elkaar

versterken en ruimtelijke kwaliteit het resultaat

is.

Door de voorbereiding op een zorgvuldige wijze

te realiseren, door onderdelen nauwkeurig

lettend op de dynamische marktomstandigheden

te optimaliseren en door te waken voor risico-

volle overmaximalisatie op specifieke onderdelen

en vooral door focus consequent en op langere

termijn te houden op het gewenste en onderling

vastgestelde eindresultaat kan gebiedsontwikke-

ling succesvol zijn. De verschillende procesfases

laten daarin een wederkerige relatie ontstaan

tussen planontwikkeling en uitvoering en

beheer. “Een duurzame gebiedsontwikkeling legt

vanaf het eerste initiatief de verbinding met het

huidig en toekomstig gebruik. Het zijn namelijk

de gebruikers die het werkelijke kwaliteits-

oordeel over het gebied uitspreken”, aldus de

samenstellers, die erop wijzen dat vooral het

stapelen van sectorale claims en procedures een

verlammende uitwerking heeft.

Bij duurzame gebiedsontwikkeling zijn vier

“principes” te onderscheiden. Het bijeenbren-

gen en –houden van belangen, het creëren van

identiteit, het koppelen van droom en realiteit

en het verzilveren van de toekomstwaarde. Dat

laatste betekent dat de haalbaarheid en betaal-

baarheid voor de start moet zijn bepaald. Maar

het gaat dan niet alleen (meer) om financiële

waarde, maar veel meer over de maatschappe-

lijke waarde ervan.

“Doe de tienkamp” is een nuchtere handreiking

met voorbeelden, schema’s en vooral realistische

aanbevelingen in een periode van recessie, krimp

en uit- of afstel van investeringsbeslissingen. De

publicatie is voorzien van een literatuurlijst en

is mede gebaseerd op een rondetafelgesprek met

deskundigen uit de private en publieke sector.

HENK PUYL AERT EN HENK W ERKSM A &2011 ' :

DUURZAME GEBIEDSON T WIKKELING: DOE DE

T IENK AMP!, 45 BLZ . , TU DELF T, DELF T &ZIE OOK :

WWW.GEBIEDSON T WIKKELING.NU '

Natuurstempel op cultuurpostzegels

Mooi, maar toch wat sneu. Dat is de nasmaak

van Natuurherstel, 20 jaar e!ectgerichte

maatregelen van de Unie van Bosgroepen en

de KNNV. Het boek schetst tien verspreide

pogingen om natuurgebieden op te kalefateren,

die waren aangetast door verzuring, vermesting

en verdroging.

Zure neerslag, overbemesting en ontwatering

kunnen rampzalig zijn voor planten en dieren,

zo weten we sinds de jaren tachtig. Echter, de

politieke wil tot definitief afdoende brongerichte

maatregelen ontbreekt. In 1990 werd een potje

opgetuigd om althans de e!ecten te verzachten.

Vandaar: “e!ectgericht”.

Sindsdien is in totaal een schamele 32,1 miljoen

euro besteed aan uitvoeringsmaatregelen,

verdeeld over 3962 projecten. Dat daarmee

überhaupt iets bereikt is, mag wonderbaarlijk

heten - en inmiddels is de subsidie afgeschaft,

terwijl veel problemen voortduren. Géén wonder

dat de auteurs hun successen ijverig uitbaten om

naar vervolggeld te hengelen. Uiteindelijk is het

boek een 132 pagina’s tellende bedelbrief.

Maar wat is succes? Gaandeweg bekruipt je

het gevoel dat je jaarverslagen zit te lezen van

plaatselijke groenpostzegelclubs: soortenverza-

melaars op de vierkante meter. Haarfijn schilde-

ren de schrijvers hoe soortenrijke natuurland-

schappen veelal ontstonden als verrassend snelle

reactie op wispelturig menselijk landgebruik.

Natte blauwgraslanden achter een watermolen,

stuifzanden door overexploitatie van de hei….

Omgekeerd boeken beperkte herstelmaatregelen

soms nog vlugger resultaat. Hoe onomkeerbaar

zijn feitelijk de ecosysteemaantasting door de

“drie v’s”? En waren die kunstmatig geboren

ecosystemen destijds wel zoveel stabieler of

“natuurlijker” dan de verzuurde pijpestrootjes-

vlakten nu?

NATUURHER ST EL , 20 JAAR EFFECTGER ICHT E

M AATREGELEN; KNNV UI TGEVERIJ, ZEI ST 2011.

I SBN: 9789050113533. PRIJS: $19,95.

é Michel Robles

Page 45: ROm 5 2011

Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])

mei 201143

RO snippers

Rommers

AgendaAgenda

Onbeholpenheid en onhandigheid

De onbeholpen samenleving

Menno HurenkampEvelien Tonkens

Burgerschap aan het begin van de 21e eeuw

Niet alleen burgers, maar ook overheid, politiek en

maatschappelijk middenveld zijn onbeholpen. Dat

beweren (en staven) Menno Hurenkamp en

Evelien Tonkens in een onlangs verschenen boek,

dat mede gebaseerd is op de onderzoekrapporta-

ges “Wat burgers bezielt” en “Burgers over

burgerschap”. Kritische en/of maatschappelijk

betrokken burgers hebben het moeilijk met hun

positie, verlangens en eisen omdat de voorwaar-

den voor het aanhaken en afhaken bij de

maatschappij zo complex zijn geworden. Zo doet

individualisering van sociale verbanden een

aanslag op de solidariteit van de verzorgingsstaat

en het traditionele verenigingsleven. Oorspronke-

lijke ankerpunten verdwijnen of veranderen

voortdurend. Alleen al daarom is het razend

moeilijk te anticiperen of aan te sluiten op

ontwikkelingen. Dat vereist een ambachtelijke(r)

houding, waardoor burgers zich mede-eigenaar

van de publieke zaak voelen, zich medeverant-

woordelijk weten en eigen initiatief als een reële

mogelijkheid kunnen zien. Maar het vereist ook

een andere houding van de overheid.

Eigenlijk vormt de directe fysieke woonomgeving

traditioneel gezien niet alleen het decor maar ook

het onderwerp van maatschappelijke discus-

sie en betrokkenheid, zoals het WRR-rapport

“Vertrouwen in de buurt” heeft aangetoond.

Bestemmingsplannen, structuurvisies en planolo-

gische kernbeslissingen kennen vooral daarom

in procedureel opzicht het element inspraak of

consultatie. In dat opzicht is ruimtelijke ordening

– hoe onbeholpen geïnstrumenteerd dan ook –

koploper waar het gaat om draagvlak, coproductie,

betrokkenheid of interactie. Pure noodzaak, want

zonder medeweten en medewerking van bewoners

wordt het onmogelijke publieke opgaven om

buurten te veranderen, wegen aan te leggen of

nieuwbouwwijken te plannen te realiseren. Dat

heeft de overheid wel geleerd, zoals met het recent

afblazen van de opslag van CO2 in Barendrecht en

het noorden des lands.

Het is des te opvallender dat “De onbeholpen

samenleving” nauwelijks aandacht besteedt

aan ruimtelijke planvorming, afgezien van het

onderzoek naar sfeer en veiligheid van Haagse

buurten, waaruit vooral de verschillen in opvattin-

gen (tussen autochtone en allochtone bewoners)

scherp naar voren komen. En waaruit vooral

wantrouwen en chagrijn blijkt, zowel jegens de

overheid, maar ook onderling en ten opzichte

van menige verandering. Maar waarin nauwelijks

wordt stil gestaan bij de geslaagde renovatie van

Haagse wijken als Transvaal of Schilderswijk die

een enorme transitie hebben ondergaan onder

druk en met medewerking van vele inwoners.

MENNO HURENK AMP & EVELIEN TONKEN S &2011 ' :

DE ONBEHOLPEN SAMENLEVING; BURGER SCHAP

AAN HE T BEGIN VAN DE 21 EEUW, I SBN 978 90 8964

150 2, 207 BLZ . , AMST ERDAM UNIVER SI T Y PR E SS/

NICI S IN ST I TU T E , AMST ERDAM/DEN HAAG

Stedenbouw symposiumWelke opdrachtgevers helpen de stedenbouw door de crisis heen? Verdwijnt de publieke stedenbouw uit Nederland?Plaats: Gebouw Rohm en Haas, AmersfoortDatum: woensdag 25 mei 2011Info: www.architectuurfonds.nl

Stedelijke Vernieuwing in RotterdamSuccesvolle projecten, methodieken en aanpakken; met intensief excursie- programma naar o.m. Stadshavens, Heijplaat, LombardijenPlaats: Hulstkampgebouw, RotterdamDatum: 16 juni 2011Aanmelden en info: www.rostra.nl

Manifestatie Tijdelijk Anders Bestemmen

Leer alles over slimmere regelgeving, de beste praktijkcases en nieuwe tijdelijke verdienmodellen bij tijdelijk ruimtegebruik. Plaats: Floating Life, Almere PampushavenDatum: donderdag 23 juni 2011Aanmelden en info: www.tijdelijkandersbestemmenmanifestatie.nl

Paul van Ruiten directeur Milieu en Duurzaam-heidVanaf 1 maart is ir. P.A. (Paul) van Ruiten (39) directeur van de

unit Milieu en Duurzaamheid bij DHV. Hij volgt mevrouw ir. M. Demmers MBA op die benoemd is tot Programmadirecteur Duurzaamheid bij de DHV Groep.Paul van Ruiten werkt sinds 2000 bij DHV als adviseur op het gebied van milieubeleid, emissiehandel en klimaat- en energievraag-stukken. De afgelopen drie jaar was hij verantwoordelijk voor de internationaal gefinancierde projecten in Indonesië voor donoren als de Wereldbank en Asian Development Bank.

Vanaf 16 mei 2011 versterken Mayke Payens en "eo van Vugt de gelederen bij adviesbureau 4Tune ‘economie in ruimtelijke ontwikkeling’ uit Ede. Mayke werkt als senior jurist gebiedsontwikke-ling & grondbeleid en (eo is werkzaam als

senior adviseur gebiedseconomie. Beiden komen over van adviesbureau Akro Consult uit Den Haag.

Page 46: ROm 5 2011

april 201144

Colofon

ROm is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen.Aanmelden kan via [email protected]

JaarabonnementEen jaarabonnement kost ! 150,00 exclusief BTW.Losse nummers kosten ! 24,00 inclusief BTW.

Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, maar slechts worden beeindigd indien schriftelijk of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd.

Het volgende nummer van ROm verschijnt in juni.

ROM B.V.t.a.v. AdresregistratieJan van Nassaustraat 562596 BP Den [email protected]

ISSN 1571-0122© ROM B.V.Het is niet toegestaan om zonder vooraf-gaande toestemming van de uitgever artikelen, beeld of gedeelten daarvan over te nemen.

Jaargang 29 nr. 5Mei 2011

Ruimtelijke Ontwikkeling en milieu magazine (ROm) is het maandelijkse vakblad voor de professionals bij de gemeente, provincie, waterschap, rijksover-heid en bij bedrijven, universiteiten en overige organisaties die zich bezig houden met ruimtelijke ontwikkeling en milieu.ROm biedt actuele informatie over ontwik-kelingen in het beleid, beschrijft praktijk-voorbeelden in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling en milieu.Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen.

RedactieadresROM B.V.Jan van Nassaustraat 572596 BP Den [email protected]

RedactieMarcel Bayer (hoofdredacteur), Jaco Boer, Karl Bijsterveld, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos

MedewerkersKarin Broer, Robbert Coops, Mark Hendriks, Bas Husslage, Michael Klijnstra, Loek Kusiak, Peter Lievense, Harry Perree, Boris Peters, Peter van Rooy, Paul Splinter

UitgeverLouise Bos

Websitewww.romagazine.nl

AdvertentiesPeper & Zout Media B.V.Achterom 100C1621 KW [email protected]

In juniRuimtelijk bekekenStructuurvisie mobiliteit en ruimteHet kabinet-Rutte forceert een radicale breuk in het ruimtelijke beleid met de afstoting van veel rijkstaken en het dichtdraaien van de geldkraan. Provincies, gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties moeten hun rol oppakken, maar vrijwel zonder enige financiële onderbouwing. Hoofdlijnen van de Structuurvisie ruimte en mobiliteit, en reacties uit de vakwereld.

TrendMeer macht aan de eindgebruikerDoor de crisis zijn overheid en markt gedwongen zich nog meer te verdiepen in de wensen van de eindgebruiker. Ruimtelijke ordening van onderop klinkt heel mooi en aantrekkelijk, maar in hoeverre is dit te verenigen met de steeds ingewikkelder en langduriger wordende planprocessen? Hoeveel vrijheid willen planologen en bestuurders de burger bovendien werkelijk geven? En wie komt er op voor publieke waarden als verdraagzaamheid, ruimtelijke samenhang en architectonische kwaliteit wanneer burgers zich vooral nog met hun eigen buurtje en project bemoeien?

ForumMetropool NL, wat is het probleem?Het kabinet heeft de ruimtelijke ordening op zolder weggeborgen of aan een opkoper meegegeven. Is dat verstandig? Zijn er geen taken waar het Rijk als eerste aan behoort te werken? In deze discussiebijdrage aandacht voor de belangrijke opgaven die er juist voor het Rijk op RO-gebied ligt, bijvoorbeeld door private partijen en burgers beter te betrekken bij de ruimtelijke ontwikkeling. En dan niet alleen bij de planvorming maar ook bij de uitwerking en de uitvoering.

Page 47: ROm 5 2011

DE WET VAN FERMAT:

LICHT NEEMT ALTIJD DE SNELSTE WEG TUSSEN

TWEE PUNTEN

DE WET VAN LEXENCE:

RECHT KAN RECHTER

Iedere jurist werkt met dezelfde wetten, hetzelfde recht. Dat geldt ook voor de advocaten en nota-rissen van Lexence. Alleen werken wij net even strakker. Zonder koude drukte en zonder omwegen. Professioneel en gefocust op het sluiten van de

deal en het winnen van de zaak. Zo laten wij zien dat recht altijd rechter kan. Want dat is nu eenmaal de wet van Lexence. Wilt u meer weten over Lexence, de mensen en de wetten waar-mee wij werken? Ga dan naar www.lexence.com

ONTDEK DE WET VAN LEXENCE

Page 48: ROm 5 2011

Uithoudingsvermogen krijg je niet cadeau.Het wordt opgebouwd in de loop van velejaren. Gebiedsontwikkelingen zijn vaakcomplex en kenmerken zich door grote omvang en lange tijdsduur. Wie die tot een succesvol einde wil brengen, heeft kennis, slagkracht, een fi nancieel lange

adem en vooral uithoudingsvermogen nodig. Bouwfonds Ontwikkeling heeft dat. In meer dan zestig jaar hebben we een schat aan ervaring opgedaan. We hebben een verleden, dat ons in staat stelt de toekomst te realiseren.

Bouwfonds Ontwikkeling is onderdeel van Rabo Vastgoedgroep

Uithoudings-vermogen