Regie op jeugd - ijsselstein.nl · Cijfers Verweij-Jonker Instituut 42. Rapport / Regie op jeugd 1...
Transcript of Regie op jeugd - ijsselstein.nl · Cijfers Verweij-Jonker Instituut 42. Rapport / Regie op jeugd 1...
Regie op jeugd Bijlage
Onderzoek naar het jeugdbeleid van de gemeente IJsselstein
De onderbouwing
Rekenkamercommissie IJsselstein
Rapport / Regie op jeugd
Onderzoekers:
Mevrouw drs. A.L. (Lauryan) Bakker
Mevrouw drs. B.L. (Bregje) Mooren
De heer dr. J. (Jasper) Loots
Contactpersoon:
Mevrouw A.L. Bakker
T. 06 175 891 83
Kenmerk:
RO 12595
Datum:
02-09-2011
Rapport / Regie op jeugd i
Inhoudsopgave
De onderbouwing 1
1 Beleid ten aanzien van Jeugd in IJsselstein 2
1.1 / Wettelijk kader en landelijke ontwikkelingen jeugdbeleid 2
1.2 / Lokale visie op jeugd 2
1.3 / Jeugdbeleid IJsselstein in verschillende nota‟s 3
1.4 / Lokale gegevens IJsselsteinse jeugd 7
1.5 / Beoordeling normen 7
2 Organisatie werkveld Jeugd in IJsselstein 9
2.1 / Gemeentelijke organisatie van het jeugdbeleid 9
2.2 / Gemeentelijke uitvoering van het jeugdbeleid 10
2.3 / Samenwerking in de jeugdketen 11
2.4 / Organisatie van informatievoorziening en verantwoording 13
2.5 / Beoordeling normen 13
3 Centrum voor Jeugd en Gezin IJsselstein 18
3.1 / Ontwikkeling Centra voor Jeugd en Gezin 18
3.2 / Het CJG in IJsselstein 20
3.3 / Organisatie CJG IJsselstein 24
3.4 / Het aanbod CJG IJsselstein 25
3.5 / Resultaat CJG IJsselstein: informatievoorziening en verantwoording 27
3.6 / Beoordeling normen 29
4 Regie op jeugd 31
4.1 / Gemeentelijke visie op regie 31
4.2 / Politiek-bestuurlijke regie van gemeente IJsselstein 33
4.3 / Professionele regie op het jeugdbeleid 34
Bijlagen 35
Bijlage 1. Toetsingskader 35
Bijlage 2. Bronnen 38
Bijlage 3. Visie op het CJG IJsselstein 40
Bijlage 4. Cijfers Verweij-Jonker Instituut 42
Rapport / Regie op jeugd 1
De onderbouwing
Rapport / Regie op jeugd 2
1 Beleid ten aanzien van Jeugd in IJsselstein
1.1 / Wettelijk kader en landelijke ontwikkelingen jeugdbeleid
Het wettelijk kader waarbinnen de gemeente haar taak ten aanzien van jeugd verricht, wordt gevormd door
de Wet maatschappelijke ondersteuning, die sinds 1 januari 2007 van kracht is. Vanuit die wet is de
gemeente verantwoordelijk voor de vijf functies van het preventief jeugdbeleid:
1. Informatie en advies
Het verstrekken van informatie aan ouders, kinderen en jeugdigen over opvoeden en opgroeien
2. Signalering
De signalering van problemen door instellingen als jeugdgezondheidszorg en onderwijs
3. Beoordeling en toeleiding
De toegang tot het gemeentelijk hulpaanbod, het beoordelen van en toeleiden naar voorzieningen
aan de hand van een 'sociale kaart' voor ouders, kinderen, jeugdigen en verwijzers
4. Licht pedagogische hulp
Het bieden van pedagogische hulp (advisering en lichte hulpverlening)
5. Coördinatie van zorg
Het coördineren van zorg in het gezin op lokaal niveau (gezinscoach)
Het preventief jeugdbeleid is dus gericht op signalering, beoordeling en interventie van „lichte‟ problematiek.
„Zwaardere geïndiceerde hulp‟ wordt aangeboden vanuit de Jeugdzorg. Vooralsnog zijn de provincies
verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Per 2013 zal ook de jeugdzorg echter tot de gemeentelijke taken
behoren.
1.2 / Lokale visie op jeugd
IJsselsteinse jeugd is speerpunt voor college
In het collegeprogramma 2010 – 2014 van de gemeente IJsselstein zijn ten aanzien van veiligheid en
volksgezondheid voor de jeugd een aantal doelstellingen opgenomen. Daarin wordt onder andere de focus
van het college aangegeven:
“Wij zijn van mening dat jongeren zichzelf optimaal moeten kunnen ontwikkelen en ontplooien. (..) Wij willen
in het bijzonder investeren in die jongeren waar het goed mee gaat. Zij zijn een voorbeeld voor
generatiegenoten. Wij treffen repressieve maatregelen voor problematische jongeren. Wij ontwikkelen in de
periode 2010 - 2014 jeugdbeleid waarin we de onderlinge samenhang tussen jeugdbeleid en
veiligheidsbeleid inzichtelijk maken.”1
1 Collegeprogramma IJsselstein 2010 – 2014, p.20.
Rapport / Regie op jeugd 3
Uit het collegeprogramma blijkt verder dat de gemeente de randvoorwaarden voor een optimale ontwikkeling
en ontplooiing van de jeugd in IJsselstein wil creëren met integraal jeugdbeleid, waar het veiligheidsbeleid,
de doorontwikkeling van het CJG en een ombuiging tot „jongerenwerk nieuwe stijl‟ een onderdeel van zijn.2
In het collegeprogramma wordt het volgende over veiligheid en jongeren opgemerkt:
“De samenhang met de programma’s Jeugd- en Jongerenbeleid en Gezondheidszorg is overduidelijk
aanwezig. De persoonsgerichte aanpak tegen overlast en criminaliteit door jongeren is een zeer belangrijk
instrument dat de integraliteit bevordert, de criminaliteit vermindert en een maatwerk oplossing biedt voor de
individuele jongere. Zo dringen wij ook op integrale wijze het alcohol- en drugsgebruik bij jongeren terug.”3
Integrale visie op jeugd in IJsselstein
In mei 2008 stelt de raad denkkaders voor het lokaal sociaal beleid vast in de nota “De mensen maken de
stad. Denkkaders voor lokaal sociaal beleid.” Het is een visiedocument, waarin de raad zijn visie op de
sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen en de gemeente die hij wil zijn, vastlegt. Er is geen specifieke
aandacht voor jeugd in deze nota, anders dan het beleidsaccent ten aanzien van het algemeen en
preventief jeugdbeleid is gericht op individuele ontwikkeling en ontplooiing en leefbaarheid.4 Wel is het
visiedocument vanaf 2008 richtinggevend voor alle sociale beleidsterreinen, dus ook jeugd, voor de
komende tien tot twintig jaar.5
Uit interviews wordt duidelijk dat de gemeente IJsselstein nog niet beschikt over een specifieke integrale
visie op jeugd en jongeren, zoals er bijvoorbeeld voor ouderen wel een integrale visie is. Er is wel aandacht
voor jeugd in (deel)nota‟s, zoals de Wmo-beleidsnota of de uitwerkingsnotitie “IJsselstein Veiliger”. Zoals
ook uit het collegeprogramma blijkt, wil de gemeente nu aan de slag met de ontwikkeling van een integrale
visie op jeugd. Die integrale visie moet niet alleen ingaan op jongeren met wie het niet zo goed gaat
(bijvoorbeeld omdat ze overlast veroorzaken of dreigen uit te vallen), maar gericht zijn op álle jongeren in
IJsselstein. De nieuwe visie zal daarnaast ook betrekking hebben op de hele keten van jeugd en zich richten
op een sluitende jeugdketen. Dat betekent dat de visie betrekking zal hebben op meerdere beleidsterreinen.
Daarbij gaat het deelbeleid echter vooraf aan het opstellen van de integrale visie op jeugd. In die zin is het
deelbeleid leidend en wordt de visie hieruit gedestilleerd, in tegenstelling tot een specifieke visie op jeugd als
paraplu voor het deelbeleid.
1.3 / Jeugdbeleid IJsselstein in verschillende nota‟s
Met het ontbreken van een integrale visie op jeugd, zijn een aantal andere gemeentelijke beleidsnota‟s
relevant als het gaat om de kaderstellende rol die de gemeente ten aanzien van jeugd in IJsselstein heeft.
Ten aanzien van het preventieve jeugdbeleid en de jeugdgezondheidszorg spelen met name het Wmo-
beleidsplan (2008),de aanzetnotitie preventief jeugdbeleid (2007) en de lokale nota Volksgezondheid (2008)
een belangrijke rol. Daarnaast heeft de gemeente deelbeleid geformuleerd op andere aspecten van het
jeugdbeleid, zoals onderwijs en veiligheid.
Ten aanzien van het Wmo-beleidsplan is bovendien relevant te noemen dat er momenteel een evaluatie van
de Wmo plaatsvindt en dat, mede op basis van die evaluatie, in het najaar 2011 een nieuw Wmo-
2 Collegeprogramma IJsselstein 2010 – 2014, p.20.
3 Collegeprogramma Ijsselstein 2010-2014,, p.10.
4 De mensen maken de stad. Denkkaders voor het lokaal sociaal beleid, p. 16.
5 De mensen maken de stad, p. 3-4.
Rapport / Regie op jeugd 4
beleidsplan zal worden opgesteld. Ge-interviewden hebben aangegeven het huidige Wmo-beleidsplan en de
scheiding zoals die daarin tussen prestatievelden is gemaakt, in de praktijk als te stringent te ervaren. Dat
heeft voor een belangrijk deel met de invoering van de Wmo te maken. De invoering van de Wmo vervulde
een belangrijke aanjaagrol, maar is tevens „te plotsklaps en te overkoepelend‟ ingevoerd. Met name door de
grote (organisatorische) gevolgen die de invoering van de Wmo voor de gemeente had, is in eerste instantie
de focus te veel op de individuele prestatievelden komen te liggen. In het nieuwe Wmo-beleidsplan zal juist
de samenhang tussen prestatievelden een belangrijke rol spelen. Omdat het nieuwe beleidsplan nog moet
worden opgesteld, geldt het Wmo-beleidsplan 2008 – 2011 als vigerend beleid.
Wmo-beleidsplan 2008 – 2011 “Samen werken aan sociale kwaliteit”
In februari 2008 heeft de gemeenteraad van IJsselstein het Wmo-beleidsplan 2008 – 2011 vastgesteld. Uit
dit beleidsplan wordt duidelijk dat de gemeente IJsselstein de basis voor een lokale samenleving ziet in het
zelforganiserend vermogen van mensen. Voor zichzelf ziet de gemeente vervolgens drie rollen: faciliteren,
interveniëren en beschermen. In de beleidsnota formuleert de gemeente dit als volgt: “De gemeente
faciliteert dit zelforganiserend vermogen door het (mede) in stand houden van een aantal
basisvoorzieningen (bijvoorbeeld steunpunt vrijwilligers en mantelzorgers). Als het zelforganiserend
vermogen tijdelijk niet goed werkt, pleegt de gemeente een kortdurende interventie (bijvoorbeeld
opvoedingsondersteuning). Bij langdurige noodzakelijke ondersteuning biedt de overheid bescherming door
middel van een vangnet (bijvoorbeeld in de vorm van een financiële tegemoetkoming in vervoerskosten).” 6
Prestatieveld 2: ondersteuning jeugdigen en ouderen
Voor jeugd is vervolgens met name prestatieveld 2 van belang. Kerndoel van dit prestatieveld is er voor te
zorgen dat burgers (ouders en kinderen) met opvoed- of opgroeiproblemen kunnen rekenen op zorg op
maat, zonder te worden gehinderd door achterliggende verschillen in financiering en organisatie van de
betrokken instanties. Om dit kerndoel te operationaliseren hebben zij de volgende subdoelen benoemd:
1. We bieden adequate en snelle hulp
2. IJsselstein kent een sluitende keten van instanties, voorzieningen en netwerken
3. Er komt een herkenbaar en laagdrempelig loket voor jeugdhulpverlening.7
Deze drie doelen komen vervolgens terug in de vijf taken die de gemeente heeft ten aanzien van dit
prestatieveld (zie ook paragraaf 1.1, landelijk kader). Per taak wordt een aantal aspecten genoemd
waarmee de gemeente IJsselstein daar invulling aan wil geven (bijvoorbeeld „opvoedkundig spreekuur‟, bij
de taak Informatie en advies of „leerplicht‟ bij Signalering).8 De wettelijke vereisten van het opzetten van een
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en het in gebruik nemen van het Elektronisch Kind Dossier (EKD)
worden expliciet als nieuwe activiteiten benoemd.
Er wordt geen expliciete relatie gelegd tussen de gemeentelijke doelen en wat de gemeente daar voor gaat
doen. De doelen worden echter wel vertaald in resultaten, met daaraan gekoppeld een aantal indicatoren
om de resultaten te meten (zie tabel 1.1).
6 Beleidsplan Wmo IJsselstein 2008 – 2011, “Samen werken aan sociale kwaliteit”, p.12.
7 Beleidsplan Wmo IJsselstein 2008 – 2011, “Samen werken aan sociale kwaliteit”, p.26.
8 Beleidsplan Wmo IJsselstein 2008 – 2011, “Samen werken aan sociale kwaliteit”, p.26.
Rapport / Regie op jeugd 5
Tabel 1.1: Door IJsselstein beoogde resultaten en indicatoren voor prestatieveld 2
Resultaten Indicatoren Realisatie
Er wordt voorzien in de hulpbehoefte.
Het hulpaanbod is van hoge kwaliteit en is
snel inzetbaar.
a. Het gebruik van de lokale voorzieningen
neemt toe;
b. Ontbreken van wachtlijsten;
c. Het aanbod wordt door de vragers
gewaardeerd;
d. Het Elektronisch Kind Dossier (EKD) is in
gebruik genomen.
Rapportage per 2 jaar
(2009 / 2011)
Wettelijke invoeringstermijn
Alle hulp wordt aangeboden via één loket
(Centrum voor Jeugd en Gezin).
Dit loket is laagdrempelig en geniet algemene
bekendheid.
Alle bij dit prestatieveld direct betrokken
organisaties werken samen in het loket.
a. Aanwezigheid van het loket;
b. Informatie over het loket is aan alle
ouders aangeboden;
c. Samenwerking tussen instellingen is
schriftelijk vastgelegd in protocollen.
Ultimo 2011
De jeugd wordt ook bij andere prestatievelden als doelgroep benoemd. Het gaat om prestatieveld 1 (sociale
cohesie en leefbaarheid) en prestatieveld 4 (ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers). Binnen deze
prestatievelden worden activiteiten ingezet, specifiek gericht op de jeugd, zoals jeugdinlopen en preventieve
activiteiten voor de jeugd om sociale overlast te voorkomen. 9
Aanzet notitie Preventief Jeugdbeleid
Gelijktijdig met het opstellen van het Wmo-beleidsplan, in het najaar 2007, is prestatieveld 2 van de Wmo
uitgewerkt in een aanzetnotitie voor het preventieve jeugdbeleid in de gemeente IJsselstein. De gemeente
spreekt zich in de notitie uit over haar verantwoordelijkheid binnen dit domein: “Om zijn verantwoordelijkheid
waar te maken wil de gemeente IJsselstein zowel in haar eigen organisatie als ten opzichte van externe
instellingen steeds meer en duidelijker de regie gaan voeren. IJsselstein heeft dit bestuurlijk vertaald in de
vorm van een coördinerend wethouder Jeugd.”10
Ook worden de ontwikkelingen ten aanzien van het
preventieve jeugdbeleid omschreven (voorbeelden zijn de komst van het CJG, de JGZ van 0-19 en het
invoeren van het Elektronisch Kind Dossier (EKD) en de Verwijsindex Risicojongeren)11
en worden de drie
doelen (zie eerdere passage over prestatieveld 2, Wmo-beleidsplan) toegelicht.12
Tot slot wordt de
aanzetnotitie gebruikt om de gemeentelijke uitgangspunten voor het CJG te formuleren en een planning op
te stellen voor de ontwikkeling hiervan.13
9 Beleidsplan Wmo IJsselstein 2008 – 2011, “Samen werken aan sociale kwaliteit”, p. 21.
10 Aanzet Notitie Preventief Jeugdbeleid, 2007, pag.5.
11 Aanzet Notitie Preventief Jeugdbeleid, 2007, pag. 6-7.
12 Aanzet Notitie Preventief Jeugdbeleid, 2007, pag.16.
13 Aanzet Notitie Preventief Jeugdbeleid, 2007, pag.17-18.
Rapport / Regie op jeugd 6
Lokale nota Volksgezondheid IJsselstein 2008 - 2011
In mei 2008 heeft de raad de Lokale nota Volksgezondheid vastgesteld. In de nota wordt expliciet de relatie
gelegd met Wmo, CJG, het preventief jeugdbeleid en de nota lokaal sociaal beleid.14
Naast een aantal
andere aandachtspunten (volwassenen en senioren/ouderen) wordt ook „Jeugd‟ als één van de
aandachtspunten benoemd.15
In dezelfde paragraaf worden ook de drie instellingen genoemd die zich op
deze problematiek richten: GGD, Vitras (aanbieder jeugdgezondheidszorg 0-4) en de IJsselsteinse Stichting
voor Welzijnswerk (IJSW, het huidige Pulse).Op basis van de verschillende aandachtspunten, stelt de
gemeente vervolgens vier beleidsprioriteiten:
1. Overgewicht en ongezonde leefgewoonten
2. Experimenteel gedrag bij de jeugd
3. Psychosociale en psychische problematiek (o.a. depressie en eenzaamheid)
4. Overbelasting mantelzorgers bij volwassenen en ouderen
Van prioriteit 2 - Experimenteel gedrag bij de jeugd - wordt vervolgens aangegeven dat dit: „relatief
onontgonnen gebied is. Weliswaar zijn er diverse projecten om (probleem)jongeren te bereiken en wordt
intensief geïnvesteerd in de vormgeving van de CJG‟s, maar is de inzet op gerichte preventie en activiteiten
t.b.v. overmatig alcoholgebruik, drugsgebruik en onveilig vrijen bij de jeugd beperkt. […] De nieuwste cijfers
uit het scholierenonderzoek 2006-2007 laten een verontrustend beeld zowel op het gebied van overdadig
drankgebruik als het onveilig vrijen (rond de 30%) zien. Dit nog afgezien van het drugsgebruik en aanbieden
van seks tegen beloning.‟16
Dit resulteert in twee concrete beleidsvoornemens:
a. Het organiseren van voorlichting en activiteiten inzake genotmiddelen en het vroeger en/of onveilig
vrijen op alle scholen (met name voortgezet onderwijs). Daar waar mogelijk dienen de ouders
betrokken te worden;
b. Uitvoeren nader onderzoek in samenwerking met IJSW, GGD Midden Nederland en Centrum
Maliebaan naar gebruik genotmiddelen in IJsselstein en verkenning mogelijke maatregelen.17
Tenslotte wordt in de nota ook ingegaan op de kosten van de verschillende beleidsprioriteiten (zowel
bestaande kosten als de kosten voor nieuw beleid). Tevens worden de subsidierelaties die hiervoor zijn
aangegaan expliciet benoemd. Op deze manier maakt de nota inzichtelijk met welke partners de gemeente
de gestelde doelen wil bereiken en welke kosten hier mee gemoeid zijn.18
14 Lokale Nota Volksgezondheid IJsselstein 2008 – 2011, pag. 10 -11.
15 Lokale Nota Volksgezondheid IJsselstein 2008 – 2011, pag. 13-14.
16 Lokale Nota Volksgezondheid IJsselstein 2008 – 2011, pag. 20.
17 Lokale Nota Volksgezondheid IJsselstein 2008 – 2011, pag. 20.
18 Lokale Nota Volksgezondheid IJsselstein 2008 – 2011, pag. 38-45.
Rapport / Regie op jeugd 7
1.4 / Lokale gegevens IJsselsteinse jeugd
In IJsselstein is 27% van de inwoners in 2011 twintig jaar of jonger. Het preventieve jeugdbeleid en het
beleid voor JGZ gaan uit van een verhoogd risicoprofiel bij de IJsselsteinse jeugd. Dit profiel is gebaseerd
op (inmiddels gedateerde) gegevens uit de provinciale benchmark Jeugdhulp en slechts in beperkte mate op
basis van een lokale probleemanalyse. In interviews wordt aangegeven dat kwantitatieve en kwalitatieve
lokale gegevens over de jeugd in IJsselstein ontbreken en dat hier behoefte aan is. De gemeente IJsselstein
heeft niet de beschikking over een (uitgebreide) afdeling Statistiek en Onderzoek die deze gegevens kan
verzamelen. Toch ontvangt de gemeente wel actuele lokale gegevens van haar partners, zoals de politie, de
GGD (monitor voor het jeugdgezondheidsbeleid), Vitras (JGZ 0-4) en Stichting Pulse (jongerenwerk).
Daarnaast is de gemeente in het kader van wijkregie begonnen met wijkanalyses. Partijen die op wijkniveau
werken, dienen gegevens aan te leveren over wat zij in de wijk tegenkomen. Ook stelt het Verweij-
Jonkerinstituut lokale gegevens beschikbaar ten aanzien van verschillende jeugddoelgroepen
(tienermoeders, kinderen in de jeugdzorg, etc.). In bijlage 4 zijn deze cijfers integraal overgenomen en is de
ranking van de gemeente IJsselstein ten aanzien van andere Nederlandse gemeenten opgenomen. De
ranking laat zien dat de gemeente IJsselstein fluctueert in haar positie, maar overall laag scoort ten opzichte
van andere gemeenten. In 2010 staat de gemeente op positie 114 (431 is de hoogst scorende gemeente, 1
de laagst scorende).
De gemeente beschikt daarmee over informatie om een profiel te kunnen schetsen van de jeugd ten
aanzien van veiligheid, gezondheid en welzijn. De informatie wordt echter niet geaggregeerd naar relevante
sturingsinformatie voor college en raad om het beleid op af te stemmen en bij te sturen in de
uitvoeringspraktijk. Door een gebrek aan een lokale probleemanalyse kan de gemeente geen eigenstandige
afwegingen maken ten aanzien van een overkoepelende visie op jeugd.
1.5 / Beoordeling normen
In de onderstaande tabel is weergegeven in hoeverre de gemeente IJsselstein voldoet aan de normen zoals
de rekenkamercommissie IJsselstein die ten behoeve van dit onderzoek heeft opgesteld. In dit hoofdstuk
worden die normen beoordeeld die betrekking hebben op het beleidskader (de waarborgen op papier). Een
aantal normen, die betrekking hebben op zowel het beleidskader als de organisatorische doorvertaling
daarvan, worden beoordeeld aan het einde van hoofdstuk 2. De normen die betrekking hebben op het CJG
worden beoordeeld in hoofdstuk 3. In bijlage 1 is het volledige normenkader opgenomen, met daarbij de
koppeling met de bijbehorende deelvragen en de plaats in het rapport waar ook de andere normen
beantwoord worden.
Rapport / Regie op jeugd 8
Tabel 1.2: Beoordeling normen
# Norm Beantwoording
1. Het preventie jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg zijn gebaseerd op
een probleemanalyse en op een visie
zoals de raad die heeft vastgesteld.
Niet voldaan. Het preventieve jeugdbeleid is
momenteel vormgegeven in meerdere beleidsnota‟s
(met name de Wmo-beleidsnota en de
uitwerkingsnotitie “IJsselstein Veiliger”. Een integrale
visie op jeugd is in ontwikkeling. De beleidsnota‟s zijn
slechts in beperkte mate tot stand gekomen op basis
van een lokale probleemanalyse.
2. De gemeente IJsselstein heeft
professionele en maatschappelijke
partners actief betrokken bij de
beleidsvoorbereiding.
Grotendeels voldaan. Lokale partners zijn door de
gemeente betrokken bij het opstellen van het lokale
Wmo-beleid en het gezondheidsbeleid. In de aanloop
naar de ontwikkeling van het CJG is de betrokkenheid
van maatschappelijke partners in de
beleidsvoorbereiding echter wel geïntensiveerd (zie
hoofdstuk 3). Daar was ook reden toe en nog altijd geldt
dat ketenpartners graag meedenken - en daar ook
behoefte aan hebben - over een visie op het integrale
jeugdbeleid en de jeugd(gezondheids)zorg. Deze visie
wordt nu eerst voorbereid door de gemeente om daarna
af te stemmen met de partners uit de jeugdketen.
3. De raad heeft maatschappelijke doelen
vastgesteld voor jeugdbeleid en
jeugdgezondheidszorg.
Deels voldaan. Met de verschillende nota‟s heeft de
raad maatschappelijke doelen voor jeugdbeleid en
jeugdgezondheidszorg vastgesteld. Er is daarbij echter
nog geen sprake van integraliteit.
5. Het preventieve jeugdbeleid en het
beleid t.a.v. jeugdgezondheidszorg is op
integrale wijze tot stand gekomen. Dat
wil zeggen dat relevante beleidsvelden
en – medewerkers bij de totstandkoming
van het beleid zijn betrokken. Hetzelfde
geldt voor relevante professionele en
maatschappelijke partners.
Deels voldaan. Dat de integraliteit van de
totstandkoming van het huidige beleid verbetering
behoeft, wordt ook door Ge-interviewden zo benoemd.
Het huidige beleid is verspreid over verschillende
beleidsnota‟s en er is nog geen sprake van een
integrale visie op jeugd. Tegelijkertijd zijn de
verschillende partners wel bij de totstandkoming van
het beleid betrokken en is er geen sprake van
tegenstrijdigheden binnen het vigerend beleid.
6. Het beleid biedt inzicht in de relaties die
er zijn met aanpalend beleid.
Voldaan. De verschillende nota‟s leggen allemaal de
relatie met ander, aanpalend beleid.
Rapport / Regie op jeugd 9
2 Organisatie werkveld Jeugd in IJsselstein
2.1 / Gemeentelijke organisatie van het jeugdbeleid
Scheiding tussen beleid en uitvoering
Bij de reorganisatie in 2008 heeft de gemeente
IJsselstein er voor gekozen om een centrale
beleidsafdeling te vormen, de afdeling Beleid en
Strategie (B&S). Beleid en uitvoering zijn hierdoor
van elkaar gescheiden.
Ge-interviewden geven aan dat de vorming van een
centrale beleidsafdeling op beleidsniveau de
integraliteit heeft bevorderd omdat verschillende
domeinen19
nu zijn ondergebracht in één afdeling.
De scheiding tussen beleid en uitvoering wordt niet
als lastig ervaren. Ge-interviewden geven aan tot
nog toe weinig afstand te ervaren tussen beleid en
uitvoering, omdat er veel afstemmingsmomenten
zijn georganiseerd.
Jeugd belegd bij verschillende
organisatieonderdelen
Binnen de gemeentelijke organisatie houden verschillende onderdelen en medewerkers zich bezig met het
werkveld jeugd, zowel op beleids- als op uitvoeringsniveau. Op beleidsniveau (binnen de afdeling Beleid en
Strategie) zijn dat:
a. een medewerker verantwoordelijk voor de samenwerking met het CJG;
b. een medewerker die integraal verantwoordelijk is voor het thema jeugd (sinds 2011);
c. de manager Beleid en Strategie;
d. een beleidsmedewerker Openbare Orde en Veiligheid. Deze betrokkenheid richt zich met name op het
domein veiligheid en jeugd.
Op uitvoeringsniveau zijn dat:
a. de afdeling Sociale Zaken;
b. de consulenten van het Wmo-loket;
c. de contactambtenaren voor subsidierelaties met ketenpartners.
De subsidiecontracten worden niet beheerd door één ambtenaar. Verschillende contactambtenaren zijn
verantwoordelijk voor de subsidierelaties.
19 Binnen de gemeente IJsselstein wordt het werkveld jeugd onderverdeeld in een aantal domeinen, te weten veiligheid en jeugd,
volksgezondheid en preventief jeugdbeleid.
Figuur 2.1: organogram gemeente IJsselstein
Rapport / Regie op jeugd 10
Om de integraliteit binnen het werkveld jeugd te borgen, wordt er op de verschillende domeinen (veiligheid,
volksgezondheid, preventief jeugdbeleid) afstemming gezocht door gezamenlijk ambtelijk overleg.20
In
interviews wordt aangegeven dat de gemeente met de reorganisatie heeft geïnvesteerd in het optimaliseren
van de werkrelaties. Verbetermogelijkheden liggen nu, aldus ge-interviewden, met name in het optimaliseren
van werkprocessen en het verzamelen van lokale gegevens ten aanzien van jeugd om relevante
sturingsinformatie te genereren.
Betrokkenheid van college en raad bij jeugdbeleid
Sinds de vorming van het huidige college (2010) is het jeugd- en jongerenbeleid binnen het college belegd
bij één portefeuillehouder. Deze portefeuillehouder is tevens verantwoordelijk voor aanpalend beleid, zoals
onderwijs, welzijn, Wmo, sport en wijkgericht werken. Jeugd heeft nadrukkelijk de aandacht binnen het
college en is, zoals eerder duidelijk werd, één van de speerpunten van het collegeprogramma. De
portefeuillehouder participeert in een aantal intergemeentelijke overlegstructuren heeft zitting in de
begeleidingsgroep veiligheid en jeugd. Ten aanzien van het preventief jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg heeft het college de regie gedeeltelijk gemandateerd aan het CJG en in het bijzonder
aan één van de in het CJG deelnemende partners (Vitras/CMD). Daarmee heeft het college Vitras
verantwoordelijk gemaakt voor onder andere de realisatie van de ketensamenwerking binnen het CJG (zie
ook hoofdstuk 3).
In interviews wordt aangegeven dat het thema jeugd tot voor kort niet echt leefde bij de raad. Ook de
raadsleden zelf geven in een groepsinterview aan geen zicht te hebben op het jeugdbeleid en de uitvoering
daarvan. De raad ontvangt weinig informatie over dit specifieke thema en vraagt er zelf ook niet om. De
ontwikkeling van het CJG bijvoorbeeld, is niet actief door de raad gevolgd. Recentelijk is er door de raad
echter een vraag gesteld over de transitie van de provinciale jeugdzorg naar de gemeente. Hij vraagt zich af
of de gemeente daar klaar voor is. De wethouder heeft aangegeven de raad nadrukkelijk te willen betrekken
in de beleidsontwikkeling met betrekking tot de jeugdzorg. De wethouder is voornemens om eind 2011 of
begin 2012 een werkconferentie te organiseren waarin het gesprek met de raad wordt aangegaan over de
visie op jeugd, de ontwikkelingen op het terrein van jeugdzorg en de regierol van de gemeente hierin. Ook
speelt in deze discussie volgens de regionale samenwerking de wethouder een belangrijke rol.
2.2 / Gemeentelijke uitvoering van het jeugdbeleid
Hoewel veel beleid op dit moment nog wordt gevormd of nader wordt uitgewerkt, zet de gemeente op het
gebied van jeugd al wel veel activiteiten en instrumenten in. Deze komen voort uit verschillende deelnota‟s,
zoals “IJsselstein Veiliger” (2010), het Wmo-beleidsplan, het lokale volksgezondheidsbeleid en de
uitvoeringsnotitie “Kinderen in armoede” (2008), een inventarisatie van activiteiten op het gebied van jeugd
en armoede.21
De gemeente verspreidt de inzet van activiteiten en instrumenten over de domeinen
veiligheid en jeugd, volksgezondheid en preventief jeugdbeleid. De gemeente geeft de inzet van activiteiten
en instrumenten vorm door gebruik te maken van het gemeentelijk middel subsidiebeleid. Door middel van
subsidies financiert de gemeente activiteiten die worden uitgevoerd door de ketenpartners. De gemeente
20 Zo is de procesregisseur van het CJG (zie ook hoofdstuk 3) als toehoorder aanwezig bij het ketenoverleg voor veiligheid om
een schakel te vormen voor het casusoverleg van het CJG om jongeren en gezinnen te bespreken. Daarnaast schuift een
beleidsmedewerker van de afdeling B&S aan bij de werkgroep van het CJG, waar uitvoering wordt gegeven aan de JGZ en het
preventief jeugdbeleid.
21 Aanleiding voor deze inventarisatie was een toevoeging aan het gemeentefonds van € 49.euro voor 2008 en 2009 ten
behoeve van kinderen die opgroeien in armoede.
Rapport / Regie op jeugd 11
maakt met de individuele ketenpartners afspraken over de te realiseren prestaties en resultaten.
Voorbeelden hiervan zijn de subsidierelatie met Stichting Pulse die veel verschillende activiteiten en
projecten uitvoert, zoals voor- en vroegschoolse educatie, jongerenwerk en sociaal buurtbeheer en de
subsidierelatie met GGD Midden Nederland voor spreekruimtes Jeugdgezondheidszorg (JGZ).22
2.3 / Samenwerking in de jeugdketen
De jeugdketen
Om de doelstellingen binnen het werkveld Jeugd te realiseren, is de gemeente IJsselstein een groot aantal
samenwerkingsrelaties aangegaan. Hoewel de gemeente per ketenpartner individuele afspraken heeft
gemaakt, vindt afstemming over het jeugdbeleid en de uitvoering tevens plaats binnen een Regiegroep
Jeugd, met de Wmo-raad en binnen een ambtelijk overleg tussen medewerkers CJG (zie ook bijlage 4). In
het figuur hieronder is de totale jeugdketen in beeld gebracht.
22 Subsidiebeschikking Welzijnsactiviteiten 2011 Stichting Pulse (20 december 2010). Subsidiebeschikking Spreekruimtes JGZ
2011 GGD Midden Nederland (16 december 2010).
Gemeente
IJsselstein
Vitras
JGZ 0-4
GGD
JGZ 4-19
Pulse
jongerenwerk
RMC
Regionaal
ambtenarenoverleg
CJG
Politie
Kinderopvang Bibliotheek
1e laag: Regiegroep Jeugd
WMO-raad
ZAT‟s
Bureau
Jeugdzorg
2e laag: Centrum voor
Jeugd en Gezin (CJG)
3e laag: Gemeente IJsselstein
WSNS
Passend onderwijs
Schoolbesturen
(Subsidie)relatie gemeente
met individuele partner
Rapport / Regie op jeugd 12
De blauwe cirkels zijn lagen die een samenwerkingsverband representeren. Alle organisaties binnen de
blauwe cirkels zijn vertegenwoordigd in de Regiegroep Jeugd (eerste laag). Een deel van deze partners
(Vitras, GGD MN, Pulse, WSNS en de gemeente) hebben een formele samenwerking binnen het Centrum
voor Jeugd en Gezin (tweede laag). Bureau Jeugdzorg (BJZ) en de Zorg- en Adviesteams (ZAT‟s) zijn geen
basispartners binnen het CJG, maar vormen wel schakels met het CJG. De schakel tussen BJZ en het CJG
is geformaliseerd in een convenant tussen BJZ en Vitras (zie hoofdstuk 3). Twee overlegstructuren die over
het thema jeugd/CJG gaan, de Wmo-raad en het regionale ambtenarenoverleg, maken geen deel uit van de
Regiegroep Jeugd. Naast de structuurlagen onderhoudt de gemeente (subsidie)relaties met de individuele
partner
Samenwerkingsverbanden jeugd
Omdat de partners uit de jeugdketen binnen verschillende verbanden met elkaar samenwerken en deels
dezelfde functie of opdracht hebben, vindt er overlap plaats in de taken en verantwoordelijkheden ten
aanzien van de regie op inhoud (visie- en beleidsvorming) en de regie op de uitvoeringspraktijk.
Zowel de gemeente, als de Regiegroep Jeugd en het CJG hebben de opdracht bestuurlijk overleg te plegen
over het jeugdbeleid/het CJG en dit beleid vorm te geven. Deze afspraken zijn in verschillende gremia
vastgesteld. De opdracht aan de Regiegroep is vastgesteld door de raad in de Kadernota voor het CJG, de
opdracht aan het CJG is door het college vastgesteld in de samenwerkingsafspraken voor het CJG. In de
praktijk wordt de Regiegroep Jeugd vooral benut door de gemeente en het CJG als klankbord om het beleid
en afspraken over de uitvoeringspraktijk te toetsen. Daarnaast gebruiken de ketenpartners de Regiegroep
om elkaar te informeren over ontwikkelingen in de uitvoeringspraktijk. Uit de interviews en uit de
groepsbijeenkomst met de (leden van de) Regiegroep wordt duidelijk dat de Regiegroep niet wordt benut om
gezamenlijk te praten over een gedeelde visie23
, noch over de regie op jeugd in IJsselstein, de rolinvulling
van de gemeente en de partners en keuzes die je daarin kunt maken. De leden van de Regiegroep zijn ook
niet gemandateerd om beslissingen namens hun organisaties te nemen. De partners geven desondanks
toch aan tevreden te zijn over de opzet binnen de Regiegroep, met name ten aanzien van de praktische
samenwerking.
Ook in de uitvoeringspraktijk zit overlap. Zowel de gemeente, als de Regiegroep Jeugd en het CJG hebben
bijvoorbeeld de opdracht om regie te voeren en af te stemmen over de ontwikkeling en uitvoering van het
CJG. Daarnaast onderhoudt de gemeente met alle partners uit de Regiegroep en het CJG individuele
(subsidie)relaties (zie ook bijlage 4), waarbinnen aparte afspraken en overleg plaatsvindt. In interviews wordt
aangegeven dat de subsidierelaties nog onvoldoende vanuit een integrale visie op jeugd worden opgesteld.
Het gevolg hiervan is dat er verschillende afspraken tussen dezelfde partners naast elkaar bestaan. Een
voorbeeld hiervan is het formele samenwerkingsverband tussen de CJG-partners en de gemeente en de
subsidieafspraken die de gemeente met de individuele CJG-partners heeft. In interviews is aangegeven dat
de partners ernaar streven de subsidieaanvragen op te stellen vanuit de taken, kenmerken en doelstellingen
van het CJG. Tot nu toe is dat niet gebeurd en de gemeente IJsselstein stuurt hier ook niet nadrukkelijk op,
zo geven de ge-interviewden aan. Er zou volgens hen meer eenduidigheid en meer relatie met het CJG in
de subsidierelaties gelegd kunnen worden. Naast de verschillende relaties die de ketenpartners met de
gemeente hebben, onderhouden zij onderling ook nog verschillende samenwerkingsverbanden.
Hoewel de gemeente IJsselstein en de partners in de verschillende verbanden (formeel) samenwerken op
bestuurlijk niveau en in de uitvoeringspraktijk, is de doorzettingsmacht en integraliteit in de jeugdketen
23 Een uitzondering is de visie op het CJG (zie hoofdstuk 3).
Rapport / Regie op jeugd 13
onvoldoende georganiseerd om overlap in taken en verantwoordelijkheden te voorkomen en binnen één
gremium gezamenlijk gedeeld beleid op te stellen.
2.4 / Organisatie van informatievoorziening en verantwoording
Verantwoording door ketenpartners aan gemeente
De gemeente heeft afspraken gemaakt over informatievoorziening en verantwoording in de
subsidiebeschikkingen met de afzonderlijke ketenpartners. Per verstrekte subsidie is bepaald wat de inhoud
van de informatie en verantwoording moet zijn. De eisen beslaan zowel inhoudelijke als meer procesmatige
aspecten. Er wordt in de beschikkingen niet gevraagd om een analyse van effecten van bijvoorbeeld het
jongerenwerk of om cijfers over criminaliteit onder jongeren of schooluitval die iets kunnen zeggen over de
mogelijke effecten van jongerenwerk. Ook de gemeente aggregeert de aangeleverde informatie niet. Van
sommige partners ontvangt de gemeente meer algemene jaarverslagen, die niet direct op de gemeente zijn
toegespitst. Lang niet alle ketenpartners hebben schriftelijke afspraken met de gemeente over de
informatievoorziening, bijvoorbeeld met betrekking tot de aard en het tijdstip van aanlevering. Toch
informeren de meeste ketenpartners de gemeente wel. Zij geven aan de gemeente vooral te informeren
over de uitgaven van middelen, de te leveren prestaties en het doelbereik.
De verantwoordingsinformatie van ketenpartners wordt in verschillende gremia behandeld. De
contactambtenaren toetsen de verantwoordingsdocumenten aan de subsidiebeschikkingen. De
beleidsmedewerkers en het college gebruiken de informatie als input voor de verantwoording in de
gemeentelijke P&C stukken.
Verantwoording aan raad
De raad ontvangt informatie en verantwoording over het jeugdbeleid in de reguliere P&C stukken. Het
jeugdbeleid valt onder het programma Welzijn en voor een klein deel onder Openbare Orde en Veiligheid.
Hiervoor worden in de programmabegroting doelstellingen opgenomen, waarover in de jaarverslagen wordt
verantwoord. De doelen zijn opgedeeld in thema‟s/domeinen als preventief jeugdbeleid en JGZ, maar ook
concretere doelen als peuterspeelzaalwerk en ambulant jongerenwerk. Over het jeugdbeleid als geheel (de
doelen die in het Wmo-beleidsplan en de andere deelnotities zijn opgenomen) vindt geen gebundelde en
geaggregeerde verantwoording plaats. In een bijeenkomst met raadsleden wordt aangegeven dat de raad
de verantwoordingsrapportages van een aantal partners, zoals de GGD Midden Nederland, ontvangt maar
niet inhoudelijk behandelt. Daarnaast komen de schooldirecteuren jaarlijks in de raad om te informeren over
de ontwikkelingen binnen het lokale onderwijs. Hierover zijn geen afspraken gemaakt, dit gebeurt op het
initiatief van de scholen. Tot slot ontvangt de raad voortgangsrapportages van het CJG (zie hoofdstuk 3).
Raadsleden hebben in een bijeenkomst aangegeven weinig zicht te hebben op het jeugdbeleid, de
uitvoering en vooral de resultaten. De raad vraagt ook niet om deze informatie. De sturende en
controlerende rol van de raad ten aanzien van het jeugdbeleid wordt door de raad niet opgeëist, noch door
het college gefaciliteerd.
2.5 / Beoordeling normen
In dit hoofdstuk worden die normen beoordeeld die betrekking hebben op de uitvoering (de waarborgen in
de praktijk). De normen die betrekking hebben op het CJG worden beoordeeld in hoofdstuk 3. In bijlage 1 is
het volledige normenkader opgenomen, met daarbij de koppeling met de bijbehorende deelvragen en de
plaats in het rapport waar ook de andere normen beantwoord worden.
Rapport / Regie op jeugd 14
# Norm Beantwoording
4. De gemeente IJsselstein heeft
gezorgd voor een logische
doorvertaling van de
maatschappelijke doelen in
beleidsvisie en doelen op
uitvoeringsniveau. Tevens heeft de
gemeente gezorgd dat deze doelen
ook herleidbaar geoperationaliseerd
zijn in de keuze voor
organisatiestructuur en de inzet van
instrumenten.
Deels voldaan. De gemeente bereidt een integrale
visie op jeugd voor en legt deze in het najaar van
2011 voor aan de Regiegroep Jeugd. De visie moet
als een paraplu dienen waaronder al het jeugdbeleid
en de jeugdketen (verder) vorm krijgen. Momenteel
is het jeugdbeleid versnipperd in verschillende
beleidsnota‟s, waarin de doelen ten aanzien van
jeugd geformuleerd zijn. Voor de JGZ, veiligheid en
prestatieveld 2 van de Wmo, geldt dat deze doelen
herleidbaar zijn geoperationaliseerd in een
organisatiestructuur. Voor veiligheid en een aantal
van de basisfuncties van prestatieveld 2 geldt dat zij
nog niet voldoende zijn geoperationaliseerd in de
uitvoering (instrumenten). Voor het
(jeugd)veiligheidsbeleid dient nog een plan van
aanpak te worden geformuleerd en met name de
informatie- en adviesfunctie en de
signaleringsfunctie van het preventief jeugdbeleid,
moeten nog beter vorm krijgen binnen het CJG (zie
hoofdstuk 3).
7. De verdeling van rollen, taken en
verantwoordelijkheden tussen raad,
college en organisatie en de
momenten waarop deze tot uiting
komen, zijn vastgelegd.
Niet voldaan. Ten aanzien van het jeugdbeleid zijn
de verschillende rollen en de taken en
verantwoordelijkheden die daarbij horen niet
vastgelegd. Wel is er sinds 2010 een coördinerend
wethouder jeugd, die ook verantwoordelijk is voor
het aanpalende beleid. Binnen de organisatie zijn er
meerdere medewerkers verantwoordelijk voor het
werkterrein jeugd, zowel vanuit de beleidsafdeling
als vanuit de uitvoering. De taken binnen dit
werkterrein zijn versnipperd; de subsidierelaties met
partners uit de jeugdketen worden door verschillende
medewerkers beheerd en ook de
verantwoordelijkheid voor de domeinen (zoals
veiligheid, zorg en onderwijs) is bij verschillende
medewerkers belegd. Wel is er in 2011 een
medewerker verantwoordelijk gemaakt voor het
integrale jeugdbeleid.
8. De gemeente heeft – met betrokken
partners – werkafspraken gemaakt
over zowel de inhoudelijke als de
procedurele rolverdeling.
Voldaan. Met de partners uit de jeugdketen bestaan
verschillende samenwerkingsafspraken (subsidies,
CJG). Hierin is zowel aandacht voor de inhoudelijke
uitvoering door de partners (activiteiten), als voor
procedurele rolverdeling. Zo controleert de
gemeente op de naleving van de subsidieafspraken,
maar zijn de partners in het CJG verantwoordelijk
voor de naleving van de samenwerkingsafspraken.
Ook moeten alle partners een bijdrage leveren aan
Rapport / Regie op jeugd 15
# Norm Beantwoording
de ketensamenwerking. De rolverdeling tussen
gemeente en partner verschilt per
samenwerkingsrelatie.
9. Het beleid en de vertaling daarvan
biedt waarborgen voor een goede
regierol door de gemeente.
Deels voldaan. De regierol van de gemeente zou
vormgegeven moeten worden vanuit een integrale
visie op jeugd. Deze visie is momenteel in
ontwikkeling, maar heeft tot nu toe ontbroken.
Hoewel het jeugdbeleid versnipperd is, maakt de
gemeente de relatie tussen aanpalend beleid wel
expliciet. De versnippering van het jeugdbeleid is
ook terug te zien in de spreiding van taken en
verantwoordelijkheden in de ambtelijke organisatie.
De aanstelling van een ambtelijk verantwoordelijke
voor integraal jeugdbeleid is een stap om beter de
regie op het werkterrein jeugd te kunnen voeren. De
gemeente heeft met de partners uit de jeugdketen
inhoudelijke en procedurele afspraken gemaakt en
daarmee aan een belangrijke voorwaarde voor
regievoering voldaan. De afspraken worden echter
niet vanuit een integrale visie opgesteld. Zo bestaan
er verschillende afspraken naast elkaar. Een
voorbeeld hiervan is het samenwerkingsverband
CJG waarin alle partners en de gemeente afspraken
met elkaar maken en de individuele subsidierelaties
die de gemeente met deze partners heeft.
Zie ook hoofdstuk 4.
20. De gemeente heeft de
informatievoorziening, het toezicht en
de verantwoording zodanig
vormgegeven dat de gemeente in
staat is om adequaat invulling te
geven aan de regierol van de
gemeente en om tussentijds te
kunnen bijsturen.
Deels voldaan. De gemeente houdt zich tussentijds
op de hoogte van de uitvoering van het jeugdbeleid
door middel van informatieoverdracht in
verschillende overlegstructuren (Regiegroep Jeugd,
CJG). Daarnaast ontvangt de gemeente periodieke
verantwoordingsrapportages van de partners uit de
jeugdketen. Hieraan heeft de gemeente vooraf eisen
gesteld. Niet alle rapportages bieden voldoende
relevante sturingsinformatie voor de gemeente.
Sommige partners geven vooral informatie over de
bedrijfsvoering en de doeltreffendheid van het
organisatiebeleid. Andere rapportages bieden wel
informatie over uitgevoerde activiteiten, als
bijvoorbeeld de wijze waarop er invulling wordt
gegeven aan de ketensamenwerking. De gemeente
vraagt haar partners niet om lokaal cijfermateriaal en
een analyse daarvan. De verantwoording van de
verschillende partners wordt niet gebundeld en
geaggregeerd door de gemeente. Zelf genereert de
Rapport / Regie op jeugd 16
# Norm Beantwoording
gemeente nog onvoldoende sturingsinformatie om
iets over doelbereik of maatschappelijke effecten ten
aanzien van jeugd te kunnen zeggen. De raad
ontvangt informatie en verantwoording over het
jeugdbeleid in de reguliere P&C stukken.
Raadsleden hebben tijdens het onderzoek
aangegeven weinig zicht te hebben op het
jeugdbeleid en de uitvoering daarvan, maar nemen
zelf een afwachtende houding aan.
Zie ook hoofdstuk 4.
10. De verschillende actoren voeren de
regie conform de afspraken gemaakt
tussen gemeente en actor en tussen
de CJG partners. Ook de rolverdeling
en de uitvoering verlopen conform
deze afspraken.
Deels voldaan. De gemeente wil vooral regisseur
zijn door de ketensamenwerking te faciliteren, door
zicht te hebben op de jeugd in IJsselstein en door
integraliteit in beleid en uitvoering te bewerkstelligen.
Hierin slaagt zij ten dele. De gemeente hanteert tot
nu toe geen integrale visie van waaruit het
jeugdbeleid, de organisatie en de uitvoering vorm
krijgen. Wel heeft zij de structuren voor
ketensamenwerking opgezet (Regiegroep Jeugd en
CJG), maar ziet de ketensamenwerking in de
uitvoering als een verantwoordelijkheid van de
partners zelf. Binnen de verschillende
samenwerkingsverbanden in de jeugdketen vindt
overlap in taken en verantwoordelijkheden plaats
door gebrek aan de organisatie van integraliteit en
doorzettingsmacht in de jeugdketen.
De gemeente mist belangrijke sturingsinformatie om
regisseur te kunnen zijn; zij is slechts in beperkte
mate in staat een lokale probleemanalyse te maken
(op basis waarvan een visie opgesteld kan worden
en ingespeeld kan worden op ontwikkelingen in het
jeugdbeleid).
Zie ook hoofdstuk 3.
11. Er is sprake van een integrale
uitvoering van het preventief
jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg.
Deels voldaan. De uitvoering van de JGZ en het
preventief jeugdbeleid is grotendeels belegd binnen
het CJG. Afstemming tussen de twee domeinen
vindt plaats in het wekelijkse netwerkoverleg tussen
de CJG partners. De JGZ wordt door twee
ketenpartners uitgevoerd en er vindt gezamenlijke
registratie en afstemming plaats. Het preventief
jeugdbeleid is bij verschillende partners belegd. De
gemeente heeft hiervoor verschillende
subsidieafspraken gemaakt.
Zie ook hoofdstuk 3.
Rapport / Regie op jeugd 17
# Norm Beantwoording
12. Sturing op een integrale uitvoering
vindt plaats door de gemeente
Niet voldaan. Sturing op integrale uitvoering moet
gaan plaatsvinden zodra er een integrale visie op
jeugd is opgesteld. Tot nu toe gebeurt dat niet.
Binnen het CJG is de integrale uitvoering een
verantwoordelijkheid van de opdrachtnemende
organisatie (Vitras/CMD), gemandateerd vanuit de
gemeente.
13. De gemeente houdt - ook gedurende
de beleidsperiode - zicht op zowel de
lokale situatie als regionale en
landelijke ontwikkelingen.
Deels voldaan. De gemeente participeert in
verschillende lokale en regionale overlegstructuren
ten aanzien van jeugd. Hierbinnen komen
ontwikkelingen, zoals de transitie van de jeugdzorg,
aan bod. De gemeente slaagt er niet in om
voldoende zicht te houden op de lokale situatie. Het
ontbreekt aan het juiste cijfermateriaal om (op
wijkniveau) een beeld te vormen de lokale
problematiek. In de toekomst moet de nieuwe
werkwijze (wijkanalyses in het kader van wijkregie)
hier deels een antwoord op bieden.
14. De gemeente vervult een actieve rol
in het stellen van prioriteiten en het
bepalen van de agenda. Als de
gemeente die actieve rol niet vervult,
heeft de gemeente deze taak
expliciet elders belegd.
Voldaan. De gemeente stelt het beleid op en heeft
met het collegeprogramma prioriteiten ten aanzien
van jeugd gesteld. Deze zijn leidend voor de
partners in de jeugdketen. De agenda‟s van de
Regiegroep Jeugd en het overleg binnen het CJG
worden door de partners zelf bepaald. Dit is expliciet
afgesproken.
Rapport / Regie op jeugd 18
3 Centrum voor Jeugd en Gezin IJsselstein
3.1 / Ontwikkeling Centra voor Jeugd en Gezin
In het beleidsprogramma 2007-2011 voor Jeugd en Gezin “Alle kansen voor alle kinderen” is de ambitie van
het kabinet Balkenende IV ten aanzien van jeugd en gezin verwoord. Deze ambitie bestaat uit drie
speerpunten die ervoor moeten zorgen dat alle kinderen in Nederland gezond en veilig kunnen opgroeien:
1 opgroeien doe je in een gezin; 2 omslag naar preventie: problemen eerder signaleren en aanpakken; 3 vrijblijvendheid voorbij.
24
Met een wijziging op de Wet op de Jeugdzorg (zie ook hoofdstuk 1) is de gemeente verantwoordelijk
geworden voor de jeugdketen op twee aspecten:
1 het geven van meer aandacht aan preventieve ondersteuning van jeugdigen en gezinnen
2 het komen tot een betere – en niet vrijblijvende – samenwerking binnen de jeugdketen.
Het basismodel Centrum voor Jeugd en Gezin
De drie speerpunten moeten worden
gerealiseerd middels Centra voor Jeugd en
Gezin (CJG): laagdrempelige, fysieke
inlooppunten waar ouders, kinderen en
jongeren met alle vragen over opgroeien en
opvoeden terecht kunnen. Het voormalige
programmaministerie heeft een profiel en
een basismodel voor het CJG opgesteld.
Het CJG moet in elke gemeente onder
dezelfde naam te vinden zijn en schakelt
en coördineert met alle mogelijke
voorzieningen op jeugdbeleid,
gezondheidszorg en jeugdzorg. De
doelgroep zijn kinderen en jongeren van -9
maanden tot 23 jaar, maar het CJG dient
ook als vraagbaak voor professionals.25
24 Beleidsprogramma “Alle kansen voor alle kinderen” 2007-2011, p.9-13. In het beleid wordt het gezin als vertrekpunt genomen.
Middels ondersteuning moet de kracht van het gezin worden benut en versterkt. De focus ligt daarbij op preventie om de
toestroom van jeugdigen naar specialistische hulp, zoals provinciale jeugdzorg en speciaal onderwijs, te beperken. Ruimte voor
vrijblijvendheid is er dan niet meer; ouders, jongeren, professionals en (lokale) overheden moeten ieder hun verantwoordelijkheid
nemen.
25 Programmaministerie Jeugd en Gezin, basismodel CJG (2008). De verwijsindex risicojongeren registreert signalen van
hulpverleners over jongeren en moet leiden tot gecoördineerde zorg en hulp. Het Elektronisch Kinddossier is een digitaal dossier
waarin informatie over de gezondheid en ontwikkeling van kinderen wordt bijgehouden door jeugdgezondheidsinstellingen.
Figuur 3.1: Basismodel CJG
Rapport / Regie op jeugd 19
Het basismodel bestaat uit vier functies:
1 Jeugdgezondheidszorg: consultatiebureaus en GGD
2 5 Wmo-functies (preventief jeugdbeleid)
a. Informatie en advies
b. Signalering
c. Toeleiding naar hulp
d. Licht pedagogische hulp
e. Coördinatie van zorg: o.a. maatschappelijk werk, gezinscoaching en opvoedondersteuning
3 Schakel met Bureau Jeugdzorg
4 Schakel met Zorg- en Adviesteams (ZAT)
Naast het basismodel kan er lokaal maatwerk (in de vorm van samenwerking) aan het CJG worden
gekoppeld, zoals het Passend Onderwijs, welzijnswerk en jeugdgezondheidszorg
Regie bij gemeenten om maatwerk te garanderen
De verantwoordelijkheid voor de realisering van en de regie op het CJG ligt bij de gemeente , vanuit het idee
dat de gemeente het best in staat is maatwerk te leveren aan haar inwoners. Vanuit de werkwijze „één
gezin, één plan‟ moet de gemeente de jeugdketen regisseren. De regierol bestaat naast het realiseren van
tenminste het basismodel, uit het maken van sluitende afspraken met de organisaties in de lokale
jeugdketen die de taken uit het basismodel uitvoeren. Deze afspraken gaan onder andere over de
totstandkoming van de werkwijze „één gezin, één plan‟, de zorgcoördinatie en een opschalingsmodel naar
een hoger besluitvormingsmodel. Daarnaast moet de gemeente afspraken maken met de provincie over de
aansluiting van de geïndiceerde jeugdzorg op de lokale jeugdzorg. Tot slot zit de regierol in het aanspreken
van lokale en provinciale ketenpartners op het naleven van de afspraken.26
Financiering CJG
De realisatie van de CJG‟s wordt van rijkswege gestimuleerd met een financiële impuls. Deze bijdrage voor
de invoering van de CJG‟s is voor de jaren 2008-2011 opgenomen in een Brede Doeluitkering (BDU) Jeugd
en Gezin, waarmee ook een aantal taken van het CJG gefinancierd worden.27
De BDU bundelt bestaande
geldstromen, die eerder afzonderlijk aan gemeenten beschikbaar werden gesteld (zie kader). Daaraan is
een extra bedrag toegevoegd, dat oploopt tot € 100 miljoen in 2011. In het Bestuursakkoord „Samen aan de
slag‟ is ook afgesproken dat een deel van het accres in het Gemeentefonds (oplopend tot € 100 miljoen in
2011) bestemd is voor jeugd en gezin. Dit geld is niet geoormerkt; op de gemeenten is een appel gedaan
om deze €100 miljoen uit het accres te investeren in hun CJG en hun lokale jeugdketen. Het totale bedrag
dat jaarlijks beschikbaar komt via de BDU Jeugd en Gezin loopt op tot 434 miljoen in 2011.
26 Beleidsbrief programmaministerie Jeugd en Gezin aan Tweede Kamer, 16 november 2007, p.13-18.
27Regeling van de minister voor Jeugd en gezin van 9 januari 2008, nr. DJB/APBJ-2821052, houdende regels voor het
verstrekken van specifieke uitkeringen ten behoeve van de centra voor jeugd en gezin (Tijdelijke regeling CJG). Meestal wordt
gesproken over de Brede Doeluitkering CJG.
Rapport / Regie op jeugd 20
Iedere gemeente ontvangt met ingang van 2008 tot en met 2011 een uitkering op basis van de BDU Jeugd
en Gezin (formeel de Tijdelijke regeling CJG). Dit bedrag is bedoeld voor:
1. de jeugdgezondheidszorg, de maatschappelijke ondersteuning jeugd en de afstemming jeugd en
gezin;
2.het realiseren van tenminste één CJG.
In 2012 worden de middelen uit de BDU in verband met het structurele karakter van de taak in het
Gemeentefonds gestort en gaan zij deel uitmaken van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.
Gemeenten moeten binnen zes maanden na afloop van ieder jaar aan het Rijk inhoudelijk verslag doen van
de ontwikkeling van CJG‟s.
3.2 / Het CJG in IJsselstein
Kadernota “Honderd ingangen, één centrum” 2008 – 2011: visie en uitgangspunten voor het CJG
De gemeente IJsselstein heeft in de voorbereiding op het CJG-beleid gebruik gemaakt van:
1. De aanzetnotitie preventief jeugdbeleid voor de vijf Wmo-functies die uitgevoerd moeten worden door
het CJG;
2. Een schetsontwerp die de gemeente opstelt voor een CJG in IJsselstein;
3. Een visie op het CJG die in 2008 door GGD MN en Vitras wordt opgesteld voor de regio.
Dit zijn de basisdocumenten die ten grondslag liggen aan de gemeentelijke Kadernota CJG “Honderd
ingangen, één centrum”, dat op 3 juli 2008 door de raad wordt vastgesteld. 28
De gemeente stelt samen met
de partners binnen de Regiegroep Jeugd een gedeelde visie en uitgangspunten op die integraal worden
opgenomen in de Kadernota CJG (zie ook bijlage 3).29
De visie op het CJG kent een aantal uitgangspunten
zoals: “alle kinderen, jongeren en ouders krijgen snelle en passende ondersteuning. Hulp mag daarbij niet
gehinderd worden door arbitraire leeftijdsgrenzen, een gebrek aan coördinatie of een onduidelijke
verantwoordelijkheidsverdeling” en “de gemeente is voor jeugdigen een goede plek om op te groeien, met
de nodige voorzieningen, waarmee volwaardig aan de samenleving deelgenomen kan worden”.30
In de
Kadernota CJG wordt de visie vertaald in een aantal concreet beoogde resultaten.
28 Kadernota CJG, p. 7.Gezamenlijke uitgangspunten en visie Centrum Jeugd en Gezin. GGD Midden Nederland en Vitras/CMD.
Handreiking aan gemeenten, geen pagina.
29 Kadernota Centrum voor Jeugd en Gezin „Honderd ingangen, één centrum‟ 2008-2011, p.27.
30 Kadernota CJG, p.9.
Rapport / Regie op jeugd 21
Beoogde resultaten CJG IJsselstein
Er is zicht op alle risicokinderen en jongeren in de wijk en in de stad;
Signalen over problemen met jeugdigen komen snel op de juiste plek;
Ouders,opvoeders, jeugdigen, professionals weten waar zij terecht kunnen voor vragen omtrent opvoed en opgroei problematiek, hiervoor zijn herkenbare loketten;
Er is geen “van-een-kastje-naar-de-muur” meer voor zowel ouders en jeugdigen als voor signaleerders van zorg, instellingen werken samen;
De voorzieningen en hulpaanbod zijn meer toegespitst op behoefte en vraag, niet het aanbod is leidend maar de vraag;
Er functioneert een goede zorgcoördinatie en regie bij hoogrisico gezinnen waar meerdere partijen bij betrokken zijn, één gezin één plan;
Alle kinderen en hun gezinnen, die dit nodig hebben, ontvangen snel passende hulp;
Een hoger gebruik van de lokale voorzieningen en infrastructuur op het gebied van de jeugdhulp en tevredenheid van gebruikers hierover.
31
Daarnaast hebben een aantal uitgangspunten betrekking op het dagelijks handelen in het CJG netwerk.32
De visie en uitgangspunten zijn door alle individuele partners in de Regiegroep Jeugd vastgesteld.
Het CJG model in IJsselstein
De raad mandateert het college bij de vaststelling van de Kadernota CJG om het CJG binnen deze kaders
te ontwikkelen en de kosten te dekken vanuit de BDU CJG. De betrokkenheid van de raad houdt bij de
vaststelling van de Kadernota op. Hij is niet betrokken bij de totstandkoming van verdere keuzes voor het
CJG, maar wordt hierover in de raadscommissie wel geïnformeerd.
In de Kadernota CJG wordt door de raad nog geen definitieve keuze gemaakt voor het model (het
basismodel CJG of een uitbreiding daarvan met lokaal maatwerk). In 2010 maakt het college in
samenspraak met de Regiegroep Jeugd de keuze om het CJG, naast de vier basisfuncties, uit te breiden
met het passend onderwijs (WSNS) en welzijnswerk (Pulse: o.a. jongerenwerk). Vitras, GGD MN, WSNS,
Pulse en de gemeente vormen daarmee de basis van het CJG. Waarom er een keuze wordt gemaakt voor
het welzijnswerk en het passend onderwijs als basispartner van het CJG in tegenstelling tot andere
organisaties (zoals de Jeugd GGZ of stichting MEE) is aan de raad niet verantwoord en is ook niet terug te
vinden in de voortgangsrapportages en verantwoordingsstukken van het CJG. De keuze is in ieder geval
niet zozeer gebaseerd op de lokale hulpvraag, omdat deze bij de oprichting van het CJG nog in kaart moet
worden gebracht.
31 Kadernota CJG, p. 6.
32 Kadernota CJG, p.27.
Rapport / Regie op jeugd 22
Figuur 3.2: Model voor het CJG IJsselstein
Inlooppunt van het CJG
In de Kadernota is het streven geformuleerd om één (inloop)centrum te vormen met de basispartners, maar
ook „honderd‟ ingangen te creëren met de overige partners uit de jeugdketen die in de Regiegroep Jeugd
zijn vertegenwoordigd. Aan de wettelijke eis om ten minste één inlooppunt te creëren wordt gevolg gegeven
door hiervoor het consultatiebureau op de Kasteellaan als fysiek CJG in te richten. De basispartners van het
CJG voeren hier overleg en hebben een informatiebalie en de CJG manager (ketenbeheerder) en CJG
coördinator (zorgcoördinatie) zijn hier gevestigd (zie paragraaf 3.3).
Ge-interviewden geven aan dat organisaties elkaar steeds beter weten te vinden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit
het aantal telefoontjes dat de CJG coördinator van de ketenpartners ontvangt. Ook de keuze om het CJG in
IJsselstein een eigen locatie te geven, waarin verschillende instanties kantoor houden, moet de
zichtbaarheid voor en de directe afstemming tussen de ketenpartners verder vergroten. In interviews wordt
aangegeven dat vooral de ketensamenwerking (de „back office‟) zich in het eerste operationele jaar van het
CJG goed heeft ontwikkeld. De professionals weten elkaar goed te vinden. Het contact van het CJG met de
CJG gebruiker (de kinderen en gezinnen) moet volgens hen nog verbeterd worden. Ge-interviewden geven
aan dat bijvoorbeeld de adviesfunctie van het CJG nog niet optimaal ingevuld wordt (zie paragraaf 3.4). De
partners weten elkaar dus goed te vinden, de doelgroep (kinderen, jongeren en gezinnen) weet dat nog
onvoldoende
Rapport / Regie op jeugd 23
Samenwerkingsafspraken CJG IJsselstein
Op 1 februari 2011 stellen de basispartners van het CJG samenwerkingsafspraken in een convenant vast.
De doelstelling van het CJG in het convenant is overgenomen uit het wettelijk kader en is als volgt
omschreven: “elk CJG is een laagdrempelige en bereikbare voorziening, die op preventie is gericht, die
informatie en advies biedt over opvoeden en opgroeien, die samenhang brengt in de lokale jeugdketen en
die schakels maakt met hulp en zorg in andere domeinen, om zo (aanstaande) ouders/opvoeders en
jeugdigen tot 23 jaar toegang te bieden tot een geïntegreerd aanbod”.33
Het doel van de afspraken is om tot een sluitend aanbod van voorzieningen aan ouders en jeugdigen te
komen. In het convenant wordt een aantal uitgangspunten geformuleerd over het CJG en wordt gerefereerd
aan de onderliggende wet- en regelgeving.34
Afspraken worden gemaakt over de volgende onderwerpen:
a. Wettelijk kader en beleid (doelstelling, eisen)
b. Regie en organisatie
c. Inzet professionals
d. Werkprocessen
e. CJG gebruiker
In de samenwerkingsafspraken wordt de organisatiestructuur vastgelegd op bestuurlijk-, netwerk- en
uitvoerend niveau en is er aandacht voor de rolverdeling hierbinnen. Op elk niveau vindt een overleg plaats.
De organisatie van de schakels met BJZ en de ZAT‟s is in het convenant niet vastgelegd, anders dan de eis
dat de samenwerkingsafspraken van de partners binnen het CJG gericht zijn op een effectieve en sluitende
samenwerking met deze schakels. De schakel met BJZ is in een apart convenant tussen Vitras (als
opdrachtnemende organisatie voor het CJG) en BJZ Utrecht vastgelegd.
De partners hebben voor de informatie- en adviesfunctie, de opvoed- en opgroeipraktijk en een sluitende
aanpak, werkprocessen op schrift gesteld. Hierbinnen krijgen alle vijf basisfuncties van prestatieveld 2 uit de
Wmo een plek. De uitwerking van de werkprocessen blijft in de samenwerkingsafspraken nog wat
algemeen. Ten aanzien van de zorgcoördinatie gaan de partners bijvoorbeeld uit van het beginsel „één
gezin, één plan‟35
, maar wordt niet concreet gemaakt hoe het beginsel wordt georganiseerd. Ook willen de
CJG-partners op verschillende manieren versnippering en overlap in het aanbod voorkomen en
overzichtelijkheid bevorderen in de opgroei- en opvoedpraktijk. Welke instrumenten hiervoor worden ingezet
en welke gegevens hiervoor specifiek nodig zijn, is niet uitgewerkt.36
De integrale aanpak en het integrale
aanbod is daarmee nog onvoldoende geborgd. In interviews is aangegeven dat de instrumenten voor het
waarborgen van integraliteit op basis van de ervaring van de eerste periode CJG moeten worden opgesteld.
33 Samenwerkingsafspraken, p.6.
34 Samenwerkingsafspraken CJG IJsselstein, p.3.
35 Dit betekent dat er afstemming moet plaatsvinden tussen alle betrokken instanties, organisaties, etc. die bij dat gezin
betrokken zijn (geweest). De kritiek op de zorg - dat hulp versnipperd is, er sprake zou zijn van schotten – wordt ondervangen
door meer te redeneren vanuit de competenties die een gezin nodig heeft, in plaats van redeneren vanuit organisaties. Het gezin
centraal betekent bovendien ook mét het gezin, in plaats van over het gezin praten.
36 Samenwerkingsafspraken, p.12-16.
Rapport / Regie op jeugd 24
3.3 / Organisatie CJG IJsselstein
Taken en verantwoordelijkheden op bestuurlijk- , netwerk- en uitvoeringsniveau
De gemeente voert als eindverantwoordelijke de regie over het CJG. De uitvoering ervan ligt bij een
opdrachtnemende organisatie (de ketenbeheerder): Vitras/CMD. De keuze voor Vitras als ketenbeheerder
wordt in de Kadernota CJG gemaakt en is door de raad vastgesteld. De onderbouwing voor deze keuze is
echter summier; de positie van Vitras in de lokale jeugdketen zou deze organisatie geschikt maken voor de
rol. In interviews wordt aangegeven dat de raad geen expliciete afweging heeft gemaakt over de rolverdeling
tussen de gemeente en de partners in het CJG. De raad en het college hebben bijvoorbeeld niet benoemd
wat het beleggen van de uitvoering van de regierol betekent voor de gemeente in termen van sturing en
controle.
Op bestuurlijk niveau vindt het overleg tussen de gemeente (portefeuillehouder) en Vitras/CMD (directeur)
plaats. Vitras/CMD is verantwoordelijk voor:
/ de operationele aansturing van het CJG;
/ een sluitende zorgketen;
/ een adequate uitvoering van de samenwerkingsafspraken;
/ het behalen van de beoogde resultaten.
De manier waarop en de mate waarin deze zaken invulling krijgen – bijvoorbeeld het bepalen van
indicatoren voor het meten van de resultaten – is een verantwoordelijkheid die het college bij Vitras heeft
belegd. In het bestuurlijk overleg informeert Vitras de wethouder over deze zaken. In de praktijk geeft Vitras
invulling aan deze taken in nauwe samenwerking met de andere basispartners van het CJG, middels het
netwerkoverleg.
Om de rol van ketenbeheerder uit te voeren, heeft Vitras een CJG manager aangesteld, die geen andere
functies binnen Vitras bekleedt. De JGZ 0-4 die door Vitras wordt uitgevoerd binnen het CJG wordt door een
andere persoon vertegenwoordigd om de dubbele rol van Vitras gescheiden uit te kunnen voeren.
Op netwerkniveau heeft de gemeente het toezicht op de naleving van de samenwerkingsafspraken verder
belegd bij de basispartners van het CJG. Hoe zij hier invulling aan geven, is niet vastgelegd. Het
netwerkoverleg bestaat uit een vertegenwoordiger van elke basispartner, de CJG manager, de CJG
coördinator en een ambtelijk vertegenwoordiger van de gemeente IJsselstein. De vertegenwoordigers zijn
vanuit hun organisaties gemandateerd om besluiten te nemen ten aanzien van de samenwerking binnen het
CJG. Tijdens het overleg worden zowel onderwerpen over de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld de communicatie
van het CJG, de organisatie van de ketensamenwerking en de huisvesting) als meer inhoudelijke
onderwerpen (bijvoorbeeld de coördinatie van zorg en de link met het schoolmaatschappelijk werk)
besproken. Het accent lag in het eerste jaar veelal op de bedrijfsvoering en de organisatie van het CJG.
Afhankelijk van de agenda worden ook andere organisaties uitgenodigd voor het overleg.37
37 Notulen overleg werkgroep CJG (1 februari 2010). Ketenpartners die in dit verslag genoemd worden zijn het AMW en Bureau
Jeugdzorg.
Rapport / Regie op jeugd 25
Op uitvoeringsniveau wordt eens per maand een multidisciplinair casusoverleg gevoerd38
tussen de voor de
problematiek relevante CJG partners. Dit overleg staat onder procesverantwoordelijkheid van de CJG
coördinator en wordt in ieder geval bijgewoond door een vertegenwoordiger van de JGZ (GGD MN en
Vitras), het jongerenwerk en het (school) maatschappelijk werk. De zorgcoördinatie is belegd bij de CJG
coördinator, die wordt vervult door een medewerker van stichting Pulse (welzijnswerk). Ook hier geldt dat
het welzijnswerk in het netwerkoverleg wordt vertegenwoordigd door een andere persoon dan de CJG
coördinator.
3.4 / Het aanbod CJG IJsselstein
Uitvoering van de vijf WMO-basisfuncties
De uitvoering van de vijf functies van het preventieve jeugdbeleid binnen de Wmo moet deels nog beter
worden geïmplementeerd. Ge-interviewden en respondenten van de digitale enquête geven aan dat de
structuren voor de basisfuncties van het CJG, waaronder het preventieve jeugdbeleid, voldoende zijn
gerealiseerd, maar dat de uitvoering er van nog in ontwikkeling is.
Voorbeeld is de informatie- en adviesfunctie. Tot op heden worden bestaande gremia gebruikt om invulling
aan deze functies te geven en vindt er geen centrale coördinatie vanuit het CJG plaats. De ketenpartners
van het CJG geven in contactmomenten met cliënten advies en hanteren hierbij een eigen
registratiesysteem. Het CJG registreert welke vragen er door ouders en kinderen worden gesteld bij het CJG
en welke adviezen het geeft. Hetzelfde geldt voor informatievoorziening. Informatie over het CJG als
organisatie wordt via het CJG zelf verspreid via de balie, folders, in contactmomenten met de CJG partners
en via de website. In interviews is aangegeven dat de CJG partners de informatiebehoefte nog in kaart
moeten brengen, omdat deze nu niet in beeld is. Daar moet vervolgens ook het aanbod van de
opvoedondersteuning op worden aangepast.
De signaleringsfunctie krijgt momenteel vooral invulling door het gebruik van de Verwijsindex Risicojongeren
(VIR).39
De taak om dit proces te coördineren en toezicht te houden op het gebruik, ligt bij de CJG
coördinator. Daarnaast heeft het jongerenwerk (uitgevoerd door Pulse) een belangrijke signaleringsfunctie.
Op het moment dat er signalen binnen komen dat het met een kind of bij een gezin niet goed gaat, wordt er
een coördinator van zorg aangewezen. De zorgcoördinatie staat onder regie van het CJG (via de CJG
coördinator), maar gebeurt in gezamenlijkheid van alle betrokken hulpverleners. Bij de procescoördinator
komen de signalen uit de verwijsindex binnen. Wanneer de zorg is gecoördineerd ziet de procescoördinator
er gedurende het zorgtraject op toe hoe de hulpverleners de zorg aanpakken en of zij in staat zijn hun taak
uit te voeren. Het is dan de taak van de procescoördinator om de hulpverlener (of diens manager) aan te
spreken als het niet goed dreigt te gaan. Uit interviews blijkt dat de ketenpartners tevreden zijn over de
efficiëntie van de toeleiding naar hulp, vanwege de sterke zorgcoördinatie en ketensamenwerking.
Lichte pedagogische hulp wordt geboden door alle CJG partners, met uitzondering van hulpverlening bij
psychosociale problematiek (een JGZ-taak). Hieraan wordt vooralsnog geen prioriteit gegeven door de
gemeente en binnen het CJG.
38 De inbrenger van de casuïstiek doet een voorstel voor de samenstelling van het overleg. Het overleg is georganiseerd per wijk
(de gemeente IJsselstein heeft drie wijken) en met een onderscheid naar een 12- en 12+ overleg.
39 Hulpverlenende instanties voeren in de VIR in voor welke cliënt zij een zorgtaak uitvoeren welke gemeld moet worden
(hiervoor gelden bepaalde criteria). Wanneer een andere hulpinstantie voor dezelfde cliënt gegevens heeft ingevoerd, ontstaat er
een match en worden de instanties met elkaar in contact gebracht.
Rapport / Regie op jeugd 26
Uitvoering van de Jeugdgezondheidszorg
De JGZ wordt uitgevoerd door GGD Midden Nederland en Vitras/CMD. Het consultatiebureau voor de JGZ
0-4 is gevestigd in het CJG gebouw, de JGZ 4-19 wordt op de scholen uitgevoerd. Op het gebied van JGZ
wordt er ook voorlichting gegeven op scholen en worden er onderzoeken uitgevoerd.
De schakels van het CJG IJsselstein en samenwerking met andere organisaties
Het basismodel CJG in IJsselstein is uitgebreid met twee functies (passend onderwijs en welzijnswerk
maken onderdeel uit van de kernpartners van het CJG). Binnen het CJG bestaan twee schakels: met BJZ
en met de ZAT‟s (basisfuncties van het CJG). Daarnaast is er incidentele samenwerking met partners uit de
jeugdketen die voortkomt uit een specifieke hulpvraag (bijvoorbeeld op basis van de Verwijsindex en het
casusoverleg).40
Voor de organisatie van deze samenwerkingsverbanden zijn geen formele afspraken
gemaakt tussen de gemeente en Vitras of tussen het CJG en de overige organisaties. Wel is in de
gezamenlijke uitgangspunten voor het CJG van de Regiegroep Jeugd aangegeven dat de organisaties
onder gemeentelijke regie zullen samenwerken als een netwerkorganisatie van het CJG om hulp op maat te
kunnen bieden.
Schakel BJZ - CJG
De schakel tussen BJZ en het CJG is vastgelegd in een convenant tussen BJZ en Vitras/CMD. BJZ is een
soort backoffice voor het CJG; intakes voor BJZ kunnen plaatsvinden in het CJG. Daarnaast speelt BJZ een
rol in de deskundigheidsbevordering van de CJG partners.41
BJZ schuift aan bij het multidisciplinaire overleg
indien daar aanleiding toe is. Dat geldt ook voor het netwerkoverleg binnen het CJG.42
De aansluiting tussen
de lokale IJsselsteinse jeugdketen en de provinciaal georganiseerde geïndiceerde jeugdzorg wordt echter
nog als verbeterpunt genoemd door het CJG. Er wordt nog niet altijd dezelfde taal gesproken en men kan
elkaar ook niet altijd voldoende vinden.
Schakel ZAT’s - CJG
In IJsselstein is de schakel tussen onderwijs, de ZAT‟s en het CJG gemaakt doordat een
jeugdverpleegkundige en een algemeen maatschappelijk werker zijn vertegenwoordigd in de ZAT‟s, naast
de schoolmaatschappelijk werker.43
Het onderwijs is daarnaast vertegenwoordigd in de Regiegroep Jeugd,
net als de basispartners van het CJG. De ZAT‟s en het CJG maken zoveel mogelijk gebruik van hetzelfde
instrumentarium, zoals aanmeldingsformulieren. Het onderwijs blijft via het CJG op de hoogte van het
aanbod ten aanzien van het jeugdbeleid.44
40 Met betrekking tot de jeugd en veiligheid is het CJG als toehoorder aanwezig bij het veiligheidsoverleg van de gemeente.
41 Kadernota CJG, p.14.
42Notulen overleg Werkgroep CJG (1 februari 2010). Andere partners die in de notulen genoemd worden zijn het AMW en
Bureau Jeugdzorg
43 Voortgangsrapportage CJG februari-juli 2010, p.7.
44 Kadernota CJG, p.15.
Rapport / Regie op jeugd 27
3.5 / Resultaat CJG IJsselstein: informatievoorziening en verantwoording
Geen integrale registratie- en volgsystemen
In de JGZ wordt een registratiesysteem gehanteerd, waarbinnen GGD en Vitras/CMD kunnen samenwerken
in één dossier. Het systeem is gedigitaliseerd in het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg en biedt de
mogelijkheid om kinderen van 0-19 te volgen. GGD en Vitras/CMD hebben ieder ook eigen
registratiesystemen die gebruikt worden voor interne processen, andere werkterreinen zoals het AMW en
voor het opstellen van de eigen verantwoordingsinformatie. Binnen het CJG wordt gebruik gemaakt van de
Verwijsindex Risicogroepen en het Elektronisch Kind Dossier. Ook de andere partners binnen het CJG
gebruiken hun eigen registratiesystemen. Informatie wordt vooral gedeeld via de verschillende overleggen.
Ge-interviewden geven aan dat er behoefte is aan een registratiesysteem voor het CJG zelf, op basis
waarvan managementinformatie gegenereerd kan worden. Om een dergelijk systeem te ontwikkelen, is het
volgens de ge-interviewden van belang om te bepalen welke informatie nodig is en op welke manier deze
ontsloten kan worden. Hiervoor dient een set indicatoren ontwikkeld te worden die het CJG IJsselstein in de
toekomst kan gebruiken om de doeltreffendheid en het effect van het CJG vast te kunnen stellen.
Verantwoording in het kader van de BDU CJG
De gemeente IJsselstein ontvangt van het rijk € 2.737.399,- voor de periode 2008-2011, middels de BDU CJG.
45 Na deze periode vervalt de BDU en wordt er een bedrag opgenomen in het gemeentefonds. Het is
voor de gemeenten nog onduidelijk om welk bedrag het gaat vanaf 2012. De gemeente is verplicht specifieke taken uit te voeren met de BDU en moet hierover jaarlijks verantwoording afleggen aan het rijk. Hiervoor vult de gemeente IJsselstein in samenwerking met het CJG vragenlijsten van het rijk in, waarin kort vragen worden beantwoord over het CJG in IJsselstein met betrekking tot de wettelijke taken. Financiële verantwoording is hier geen onderdeel van.
Uit de voorjaarrapportage 2010 wordt duidelijk dat de middelen uit de BDU voor 2009 niet (volledig) zijn benut en worden overgeheveld ten bate van 2010 (wanneer het CJG operationeel wordt). Het gaat om een bedrag van € 78.534,-.
46 De BDU voor IJsselstein wordt door het rijk een aantal maal
verhoogd. Deze extra middelen worden door de gemeente ingezet ten bate van de JGZ 0-4 en, minder specifiek, voor de uitvoering van het CJG binnen de kaders van de Kadernota.
47
Zicht op doelbereik
Zoals eerder beschreven, heeft het CJG zich vanaf de oprichting in 2010 gericht op het opbouwen van de
structuren. Wanneer de ketenpartners wordt gevraagd naar de successen van het CJG tot nu toe, geven zij
dan ook aan dat dit is gelegen in de structuren (ketensamenwerking) en de integrale aanpak en coördinatie.
Hoewel de keten misschien nog niet volledig sluitend is, werken de bestaande ketenpartners vanuit
eenzelfde basisgedachte en weten zij elkaar goed te vinden. De Regiegroep Jeugd werkt nog niet samen op
basis van een convenant waarin afspraken worden gemaakt over de rolverdeling tussen de participerende
organisaties. Dit wordt door de partners zelf als verbeterpunt aangewezen. Ook maken de partners zich
zorgen over de instandhouding van de ketensamenwerking in de toekomst. Zij vragen zich af of de
45 Brief van het ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de gemeente IJsselstein inzake OVA 2010 Brede Doeluitkering
Centra Jeugd en Gezin (3 december 2010).
46 Voorjaarsrapportage 2010 gemeente IJsselstein, p.25.
47 Voorjaarsrapportage 2010, p.25 en voorjaarsrapportage 2011, p. 37.
Rapport / Regie op jeugd 28
ketensamenwerking en de uitvoering van het jeugdbeleid, bestand zijn tegen ontwikkelingen in bijvoorbeeld
de bevolkingssamenstelling, een groter wordend takenpakket en de jeugdproblematiek. Het cijfermateriaal,
de analyses en de mogelijkheid te kunnen anticiperen op de ontwikkelingen ontbreken vooralsnog.
Zicht op de inhoudelijke resultaten van het CJG is er nog onvoldoende. Bij de vraag in hoeverre de in de
Kadernota CJG beoogde resultaten (zie paragraaf 3.2) tot nu toe zijn bereikt, antwoordt ongeveer de helft
van de ketenpartners hier geen zicht op te hebben. Het ontbreekt nog aan de juiste indicatoren aan de hand
waarvan de resultaten kunnen worden gemeten. In de digitale enquête geven de ketenpartners aan dat de
structuren voor de basisfuncties van het CJG zijn gerealiseerd, maar dat deze verder moeten worden
uitgewerkt. Zicht op doelmatigheid ontbreekt daarmee ook.
Informatie en verantwoording van het CJG naar de gemeente
Door het korte bestaan van het CJG is zij nog zoekende naar de juiste vorm voor de informatievoorziening
en verantwoording richting de gemeente. Gedurende het jaar wordt het college op de hoogte gebracht
middels voortgangsrapportages, waarin de ontwikkelingen van het CJG beschreven staan. Dit is vooral op
prestatieniveau en heeft daarnaast betrekking op de ketensamenwerking. Daarnaast wordt er jaarlijks een
verantwoordingsrapportage opgesteld ten behoeve van de BDU verantwoording. De rapportages van het
CJG gaan ter kennisname naar de raad. De raad krijgt hiermee informatie op prestatieniveau aangereikt en
geen sturingsinformatie (integrale financiële overzichten, doelbereik). Zoals eerder beschreven moeten de
CJG partners, binnen het netwerkoverleg, nog bepalen welke informatie in de rapportages moet worden
opgenomen (dit is een taak die de gemeente bij het CJG belegd heeft) en op welke wijze die gegevens
gegenereerd moeten worden. Verantwoording is ook onderdeel van de gemeentelijke subsidiecyclus.
Vitras/CMD is als opdrachtnemer verantwoordelijk voor het opstellen van deze verantwoording.
Naast de formele verantwoordingsmomenten, vindt informatieoverdracht plaats middels de
overlegstructuren. De ambtelijke organisatie is vertegenwoordigd in het netwerkoverleg en houdt op die
manier zicht op de voortgang van het CJG. Ook in de Regiegroep Jeugd is het CJG een vast agendapunt.
Op bestuurlijk niveau vindt er overleg plaats tussen de wethouder en de directeur van Vitras/CMD.
Rapport / Regie op jeugd 29
3.6 / Beoordeling normen
In dit hoofdstuk worden die normen beoordeeld die betrekking hebben op het CJG. In bijlage 1 treft u het
volledige normenkader aan, met daarbij de koppeling met de bijbehorende deelvragen en de plaats in het
rapport waar ook de andere normen beantwoord worden.
# Normen Beantwoording
15.
Bij de opzet van het CJG zijn
operationele doelen gesteld voor de
organisatie en uitvoering van het CJG.
Voldaan. In de Kadernota CJG zijn doelen opgenomen
voor de organisatie en uitvoering van het CJG. Deze
betreffen de rolverdeling, taken en verantwoordelijkheden
van de gemeente, de opdrachtnemende organisatie, de
overige CJG partners en de CJG manager en
procescoördinator. Ook is de netwerkomgeving van het
CJG omschreven en is er (kort) aandacht voor de
schakels met Bureau Jeugdzorg en de ZAT‟s. De
afspraken zijn vertaald in de samenwerkingsafspraken
tussen de CJG partners. Naast de operationele doelen,
zijn er beoogde inhoudelijke resultaten benoemd in de
Kadernota.
16. De gemeente heeft zicht op de mate
waarin, een jaar na de oprichting, die
operationele doelen bereikt zijn.
Deels voldaan. De gemeente heeft zicht op de
structuren die het CJG vanaf 2010 heeft neergezet in
termen van ketensamenwerking. De gemeente (en het
CJG) heeft geen zicht op het doelbereik ten aanzien van
de beoogde resultaten, door een gebrek aan de juiste
indicatoren en relevante sturingsinformatie
(cijfermateriaal, lokale analyse). De raad wordt hierover
niet geïnformeerd door het college of het CJG. Ook krijgt
de raad geen integrale financiële verantwoording over het
CJG.
17. De gemeente geeft uitvoering aan
haar regierol zoals zij dat heeft
vastgesteld de Kadernota CJG.
Deels voldaan. De bestuurlijke regie ligt bij de
gemeente. Invulling van deze rol geschiedt door een
aantal vastgestelde zaken, waar de gemeente slechts ten
dele in slaagt. De gemeente weet de ketensamenwerking
goed te faciliteren en heeft duidelijke structuren voor het
CJG opgezet. Zij slaagt er tot nu toe echter nog niet in
integraal beleid te vormen en heeft ook geen beeld van
de resultaten van het CJG. De operationele regie op het
CJG is gemandateerd aan een opdrachtnemende
organisatie (Vitras/CMD). Er vindt bestuurlijk overleg
plaats tussen Vitras en de gemeente.
Zie ook hoofdstuk 4.
Rapport / Regie op jeugd 30
18. De actoren zoals benoemd in de
Kadernota CJG (partners binnen het
CJG) zijn tijdens het netwerkoverleg
betrokken bij de regierol.
Voldaan. Onder operationele aansturing van Vitras/CMD
en de CJG manager zijn de overige CJG partners
betrokken bij de dagelijkse regievoering. Binnen het
netwerkoverleg zijn de partners vanuit hun eigen
organisaties gemandateerd om beslissingen te nemen
over de samenwerkingsafspraken.
19. Partners oordelen positief over de
regie door de gemeente, in het
bijzonder waar het gaat om het CJG,
op de uitvoering van het preventief
jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg.
Deels voldaan. De partners in de jeugdketen zijn
tevreden over de structuren die de gemeente heeft
opgezet ten aanzien van het jeugdbeleid. Ook zijn zij zeer
tevreden over de ketensamenwerking, hoewel de
jeugdketen nog niet geheel sluitend is. Dat zijn tot nu toe
de grootste successen van het CJG. Partners oordelen
minder positief over de mate waarin de gemeente
integraal weet aan te sturen. Een integrale visie op jeugd,
integrale aansturing van de partners en het faciliteren van
het debat over toekomstige ontwikkelingen, gekoppeld
aan de visie, ontbreken. De partners geven aan geen
zicht te hebben op de inhoudelijke resultaten van het
CJG, omdat de indicatoren hiervoor nog ontbreken, maar
vinden het CJG wel een duidelijke meerwaarde hebben.
Zie ook hoofdstuk 4.
Rapport / Regie op jeugd 31
4 Regie op jeugd In de voorgaande hoofdstukken is op verschillende aspecten ingezoomd: jeugdbeleid, de organisatie van
het werkveld jeugd en ten slotte de specifieke casus van het CJG. Deze aspecten zijn feitelijk beschreven.
Binnen al die aspecten speelt regie een rol, maar regie gaat volgens de rekenkamercommissie vooral over
de overkoepelende taak die de gemeente heeft om die verschillende elementen te verbinden. Het gaat
immers niet alleen om de regie op het CJG, maar ook om de afstemming met andere aspecten van het
beleidsveld jeugd. Het gaat daarnaast niet alleen om de regie op de uitvoering, maar ook op de
terugkoppeling op bijvoorbeeld beleidsniveau of het maken van subsidieafspraken met een
welzijnsinstelling. In dit hoofdstuk wordt daarom op een meer beschouwende wijze naar de regiefunctie
gekeken.
4.1 / Gemeentelijke visie op regie
Geen integrale visie op jeugd
Jeugd is in het collegeprogramma 2010-2014 benoemd tot één van de speerpunten van het college. Hiertoe
is één wethouder verantwoordelijk gemaakt voor het integrale jeugdbeleid. Dat het jeugdbeleid prioriteit
heeft, blijkt onder andere uit de specifieke overlegstructuren op bestuurlijk en ambtelijk niveau (Regiegroep
Jeugd). Ook blijkt het uit de snelle ontwikkeling van het CJG vanaf 2010.
Een integrale visie die als een paraplu boven het jeugdbeleid, de organisatie van het werkterrein en de
uitvoering hangt, ontbreekt tot op heden. Het jeugdbeleid van de gemeente IJsselstein is tot op heden
verspreid te vinden in verschillende beleidsnota‟s, zoals volksgezondheid, Wmo en veiligheid. In het najaar
van 2011 zal de gemeente een dergelijke visie opstellen en voorleggen aan de Regiegroep Jeugd. De
regiegroep wordt dus niet betrokken in de eerste ontwikkeling van de visie, maar pas in de eindfase om een
reactie gevraagd op het ontwikkelde beleid. De ketenpartners hebben aangegeven het bewaken van de
integraliteit ook echt als een taak van de gemeente te zien. Regie in deze fase, de beleidsvorming, bestaat
volgens hen uit het formuleren van heldere doelen, uitgangspunten en afspraken. Alleen de gemeente is
volgens hen in staat om gezien haar blikveld de integraliteit te borgen. Ook geven zij aan wel te willen
meepraten over een integrale visie. Met name over keuzes ten aanzien van prioritering en de focus van het
jeugdbeleid: preventief of repressief jeugdbeleid, lokaal of bovenlokaal? Deze keuzes zullen nu gemaakt
moeten worden, om te kunnen anticiperen op ontwikkelingen als de transitie van de jeugdzorg en
bezuinigingen.
Visie op regie per deelbeleid
Regievoering is vastgelegd per deelterrein en niet, evenmin als de visie, overkoepelend. De visie op regie in
de Kadernota CJG (zie figuur 4.1) en betreft de JGZ en het preventieve jeugdbeleid, omdat het grootste deel
van de organisatie en uitvoering hiervan binnen en rondom het CJG is belegd. In de Kadernota wordt
onderscheid gemaakt tussen bestuurlijke en operationele regie en regie in de uitvoering. De bestuurlijke
regie is belegd bij de wethouder jeugd, ondersteund door een beleidsmedewerker. De regie komt als volgt
tot uiting:
a. de gemeente faciliteert en stuurt aan op een samenhangend geheel van jeugd- en
onderwijsvoorzieningen (jeugd goed in kaart hebben, heldere doelen en beoogde effecten)
b. de gemeente stelt het jeugdbeleid op en is verantwoordelijk voor de afstemming en aansluiting tussen de
verschillende deelterreinen en de uitvoerende partners
Rapport / Regie op jeugd 32
De gemeente geeft in de Kadernota aan deze rol actief te willen oppakken en maakt gebruik van het
subsidiebeleid om te kunnen sturen op het totale beleid. In de hoofdstukken 2 en 3 is reeds geconstateerd
dat deze sturing per subsidierelatie gebeurt en de subsidies door verschillende ambtenaren worden
beheerd. Integrale aansturing is zodoende niet georganiseerd. Wel vindt er centrale afstemming plaats
binnen de Regiegroep Jeugd. De groep dient tevens als klankbordgroep voor de gemeente om haar
jeugdbeleid te toetsen. Met betrekking tot het CJG, en daarmee een groot deel van het jeugdbeleid, heeft de
gemeente de regievoering gemandateerd aan Vitras.
Figuur 4.1: Organisatie van regie op JGZ en preventief Jeugdbeleid binnen het CJG48
In de gemeente IJsselstein lijkt de praktijk momenteel leidend aan een inhoudelijke visie, in plaats van
andersom. Hoewel de beelden en verwachtingen wat van elkaar verschillen, geven de ketenpartners tijdens
een bijeenkomst aan dat regievoering vooral bestaat uit het opzetten van structuren, het faciliteren van de
uitvoering en het samenbrengen van partners in een keten. Uitwerking van de basisgedachte „het kind
centraal‟ in een visie, komt daarna.
In de digitale enquête geven de ketenpartners aan dat de gemeente regisseur op onderdelen van het
jeugdbeleid is. Het brede werkterrein kent volgens hen meerdere eigenaren met verschillende
verantwoordelijkheden. De meeste ketenpartners zien de gemeente eerder als een partner binnen de
jeugdketen. Zij zijn over het algemeen tevreden over de manier waarop de gemeente deze rol invult. De
tevredenheid zit hem in de openheid van de gemeente in de Regiegroep Jeugd en het bewerkstelligen van
een samenwerkingscultuur. Een mate van ontevredenheid bestaat over het bewaken van de consistentie
van het beleid door de frequente wisseling van ambtenaren en de verschillende ervaringen met
accounthouders van subsidierelaties.
48 Kadernota CJG, p.13.
Rapport / Regie op jeugd 33
4.2 / Politiek-bestuurlijke regie van gemeente IJsselstein
Rol van de raad
Kaderstelling
De raad is geen speler van belang in het jeugdbeleid, het is meer een aangelegenheid van het college. De
raad krijgt al het beleid voorgelegd om vast te stellen, maar wordt door het college niet betrokken bij de
beleidsvorming. Zelf pakt de raad zijn kaderstellende rol ook niet actief op ten aanzien van dit beleidsterrein.
Hij reageert op wat het college heeft voorbereid. De raadsleden geven in een bijeenkomst aan dat zij meer
betrokken hadden kunnen zijn en zich pro-actiever hadden kunnen opstellen, bijvoorbeeld bij het oprichten
van het CJG. Nu de gemeente wordt geconfronteerd met bezuinigingen en er nieuwe taken op de gemeente
afkomen, toont de raad meer interesse in het onderwerp. Dat is van belang omdat er politieke keuzes vooraf
zullen moeten gaan aan de bezuinigingen (bijvoorbeeld een afgewogen keuze voor het stopzetten van
subsidies aan partners uit de jeugdketen) en het nieuwe takenpakket (het beleid en de organisatie van de
jeugdzorg). De wethouder heeft aangegeven de raad te willen betrekken bij het opstellen van de integrale
visie op jeugd en vooral bij de ontwikkelingen op het terrein van de jeugdzorg. Hiervoor wil zij in het najaar
een werkconferentie organiseren om met de raad te bepalen welke vorm van regie de gemeente op de
jeugdzorg wil voeren en op welk niveau.
Tussentijdse sturing en controle
Naast het vaststellen van de beleidsnota‟s, wordt de raad periodiek geïnformeerd over het CJG en de
verschillende deelterreinen van het jeugdbeleid binnen de reguliere P&C cyclus. Daarnaast komen jaarlijks
vertegenwoordigers van het lokale onderwijs de raad informeren over ontwikkelingen binnen het onderwijs.
Sprake van expliciete sturing en controle op het beleidsterrein jeugd is er niet.
Rol van het college
Integraliteit in beleid en uitvoering
Het college heeft de bestuurlijke regie bij zichzelf neergelegd. Dat betekent dat het college verantwoordelijk
is voor de integraliteit in het beleid en de uitvoering. Zoals eerder beschreven ontbreekt die integraliteit tot
op heden, door het gebrek aan een overkoepelende inhoudelijke visie op jeugd en een overkoepelende visie
op regie. De ketenpartners zijn overigens tevreden over de wijze waarop het college, vertegenwoordigd door
de portefeuillehouder, prioriteit aan het beleidsterrein geeft en zich actief als partner in de jeugdketen
opstelt.
Integraliteit ontbreekt ook nog in de wijze waarop het college stuurt op de uitvoering van het jeugdbeleid. Er
bestaan verschillende (subsidie)afspraken met de ketenpartners, die deels individueel en deels via het CJG
worden beheerd. Deze subsidieafspraken zijn niet vanuit een overkoepelende visie of als afgeleide van de
afspraken binnen het CJG opgesteld. Hier is bij de ketenpartners een groeiende behoefte aan.
De integraliteit in de uitvoering wordt wel bevorderd door de sterke ketensamenwerking die het college heeft
weten op te zetten. Het college heeft gezorgd voor de juiste structuren waarbinnen brede afstemming en
samenwerking kan plaatsvinden.
Rapport / Regie op jeugd 34
Sturen op effect
In de verschillende beleidsnota‟s zijn wel doelen voor het preventieve jeugdbeleid, de jeugdgezondheidszorg
en het CJG benoemd, maar het college heeft geen indicatoren bepaald om te toetsen in hoeverre deze
doelen behaald worden. Het college is daarnaast onvoldoende in staat om te bepalen welke informatie het
nodig heeft om te kunnen sturen op effect. Er is een gebrek aan lokaal cijfermateriaal en lokale
probleemanalyses. Het college heeft aangegeven wel behoefte te hebben aan deze gegevens, vooral op
wijkniveau, zodat er een wijkgerichte aanpak georganiseerd kan worden. De gegevens zouden niet alleen
betrekking moeten hebben op de kinderen en gezinnen die reeds in beeld zijn, maar op de totale jeugd. De
focus van de gemeente is tot nu toe op preventie gericht, maar zij heeft de jeugd waar het goed mee gaat
eigenlijk niet in beeld. Het CJG moet in de toekomst worden ingezet om deze gegevens te verzamelen en te
analyseren. Tot op heden gebeurt dat nog niet en worden ook de ketenpartners niet om dergelijke informatie
gevraagd. Het college stuurt nu met name op de structuren, de organisatie van het werkterrein jeugd, in
plaats van op de inhoudelijke resultaten.
4.3 / Professionele regie op het jeugdbeleid
De ambtelijke organisatie
De professionele regie is voornamelijk gedelegeerd aan de ketenpartners, maar de ambtelijke organisatie
blijft nauw betrokken bij de uitvoering. Dat blijkt uit de aanwezigheid bij de Regiegroep Jeugd en de
netwerkoverleggen van het CJG. Ook wordt op ambtelijk niveau het jeugdbeleid en, in het najaar van 2011,
de visie voorbereid. Recentelijk heeft het college één beleidsmedewerker verantwoordelijk gemaakt voor het
integrale jeugdbeleid.
De brede jeugdketen en het CJG
De jeugdketensamenwerking is formeel georganiseerd binnen de Regiegroep Jeugd. Deze overlegstructuur
bestaat al jaren en wordt niet aangepast wanneer zich nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van jeugd
voordoen. De ketenpartners hebben aangegeven dat de jeugdketen niet geheel sluitend is, maar dat de
belangrijkste partners waarschijnlijk wel vertegenwoordigd zijn. De vertegenwoordiger van het preventieve
jeugdbeleid uit de Wmo-raad heeft bijvoorbeeld geen zitting in de regiegroep en wordt ook niet op de hoogte
gesteld van deze overleggen. De samenwerking binnen de regiegroep is niet geformaliseerd met een
convenant of samenwerkingsafspraken. Er zijn dan ook geen afspraken over rolverdeling, taken of
verantwoordelijkheden. In de praktijk is iedere partner binnen de regiegroep gelijk. De ketenpartners zijn
zeer tevreden over de samenwerking en de resultaten hiervan voor de organisatie van de uitvoering.
Binnen de regiegroep wordt vooral over uitvoeringszaken gesproken, informatie uitgewisseld en worden de
ketenpartners op deelterreinen geconsulteerd over het gemeentelijk jeugdbeleid. De gemeente heeft met de
individuele partners een (subsidie)relatie.
Regie op het CJG uit zich in de samenwerking tussen de CJG partners. Hier hebben de gemeente en de
partners vanaf 2010 vooral in geïnvesteerd. Regie op de inhoud moet nog volgen. Daarvoor mist het CJG nu
nog de juiste informatie, zoals lokale probleemanalyses, indicatoren voor doeltreffendheid, klantprofielen en
de informatiebehoefte van (potentiële) cliënten. De basisfuncties van het CJG worden alle grotendeels
uitgevoerd, maar gerichte sturing en controle (door de gemeente of de opdrachtnemende organisatie) zijn
nog onvoldoende.
Rapport / Regie op jeugd 35
Bijlagen
Bijlage 1. Toetsingskader
Deelvraag # Norm Beantwoording
Waarborgen op papier
Liggen er een sociale raadsvisie en
lokale probleemanalyse ten grondslag
aan het preventieve jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg?
1. Het preventie jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg zijn gebaseerd
op een probleemanalyse en op een
visie zoals de raad die heeft
vastgesteld.
Paragraaf 1.5
In welke mate zijn professionele en
maatschappelijke partners betrokken
in de voorbereiding op de
beleidsvorming?
2. De gemeente IJsselstein heeft
professionele en maatschappelijke
partners actief betrokken bij de
beleidsvoorbereiding.
Paragraaf 1.5
Welke maatschappelijke doelen heeft
de raad geformuleerd en welke
vertaalslag is vervolgens gemaakt
naar de uitvoering in termen van
doelen op beleidsniveau,
uitvoeringsdoelen,
organisatiestructuur,
uitvoeringsdocumenten en
instrumenten?
3. De raad heeft maatschappelijke doelen
vastgesteld voor jeugdbeleid en
jeugdgezondheidszorg.
Paragraaf 1.5
4. De gemeente IJsselstein heeft gezorgd
voor een logische doorvertaling van de
maatschappelijke doelen in beleidsvisie
en doelen op uitvoeringsniveau.
Tevens heeft de gemeente gezorgd dat
deze doelen ook herleidbaar
geoperationaliseerd zijn in de keuze
voor organisatiestructuur en de inzet
van instrumenten.
Paragraaf 2.5
In hoeverre is het beleid integraal
vormgegeven en wat is de relatie met
aanpalend beleid?
5. Het preventieve jeugdbeleid en het
beleid t.a.v. jeugdgezondheidszorg is
op integrale wijze tot stand gekomen.
Dat wil zeggen dat relevante
beleidsvelden en – medewerkers bij de
totstandkoming van het beleid zijn
betrokken. Hetzelfde geldt voor
relevante professionele en
maatschappelijke partners.
Paragraaf 1.5
6. Het beleid biedt inzicht in de relaties
die er zijn met aanpalend beleid.
Paragraaf 1.5
Zijn er afspraken gemaakt over de
inhoudelijke en procedurele
rolverdeling binnen de gemeente en
tussen de gemeente en partners?
7. De verdeling van rollen, taken en
verantwoordelijkheden tussen raad,
college en organisatie en de momenten
waarop deze tot uiting komen, zijn
vastgelegd.
Paragraaf 2.5
Rapport / Regie op jeugd 36
8. De gemeente heeft – met betrokken
partners – werkafspraken gemaakt
over zowel de inhoudelijke als de
procedurele rolverdeling.
Paragraaf 2.5
Welke waarborgen biedt (de
voorbereiding op) het beleid en de
vertaling daarvan voor de regierol van
de gemeente?
9. Het beleid en de vertaling daarvan
biedt waarborgen voor een goede
regierol door de gemeente.
Paragraaf 2.5 en
hoofdstuk 4
Regie in praktijk
Op welke momenten voeren de
verschillende actoren de regie en
verlopen regie, de rolverdeling en de
uitvoering in het algemeen conform de
afspraken?
10. De verschillende actoren voeren de
regie conform de afspraken gemaakt
tussen gemeente en actor en tussen
de CJG partners. Ook de rolverdeling
en de uitvoering verlopen conform
deze afspraken.
Paragraaf 2.5
In welke mate vindt integraliteit in de
uitvoering plaats en wie stuurt hierop?
11. Er is sprake van een integrale
uitvoering van het preventief
jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg.
Paragraaf 2.5
12. Sturing op een integrale uitvoering
vindt plaats door de gemeente
Paragraaf 2.5
Houdt de gemeente zicht op de lokale
situatie en regionale en landelijke
ontwikkelingen gedurende de
beleidsperiode?
13. De gemeente houdt – ook gedurende
de beleidsperiode - zicht op zowel de
lokale situatie als regionale en
landelijke ontwikkelingen.
Paragraaf 2.5
In hoeverre heeft de gemeente een
actieve rol in het stellen van prioriteiten
en het bepalen van de agenda voor
het preventieve jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg en bij wie zijn
deze taken belegd?
14. De gemeente vervult een actieve rol in
het stellen van prioriteiten en het
bepalen van de agenda. Als de
gemeente die actieve rol niet vervult,
heeft de gemeente deze taak expliciet
elders belegd.
Paragraaf 2.5
CJG
Hoe is het CJG opgezet en wat is het
doelbereik van het CJG in termen van
organisatie en uitvoering, een jaar na
de oprichting?
15. Bij de opzet van het CJG zijn
operationele doelen gesteld voor de
organisatie en uitvoering van het CJG.
Paragraaf 3.6
16. De gemeente heeft zicht op de mate
waarin, een jaar na de oprichting, die
operationele doelen bereikt zijn.
Paragraaf 3.6
Hoe wordt in de organisatie en
uitvoering van het preventief
jeugdbeleid en de
17. De gemeente geeft uitvoering aan haar
regierol zoals zij dat heeft vastgesteld
in de Kadernota CJG.
Paragraaf 3.6 en
hoofdstuk 4
Rapport / Regie op jeugd 37
jeugdgezondheidszorg de regierol van
de gemeente ingevuld? Welke actoren
spelen hierbij een rol en op welke
momenten?
18. De actoren zoals benoemd in
Kadernota CJG zijn tijdens het
netwerkoverleg betrokken bij de
regievoering.
Paragraaf 3.6
Hoe oordelen de partners over de
uitvoering van het preventief
jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg en de regie
door de gemeente, in het bijzonder
waar het gaat om het CJG?
19. Partners oordelen positief over de regie
door de gemeente, in het bijzonder
waar het gaat om het CJG, op de
uitvoering van het preventief
jeugdbeleid en de
jeugdgezondheidszorg.
Paragraaf 3.6
Toezicht en verantwoording
Hoe zijn de informatievoorziening, het
toezicht en de verantwoording
georganiseerd en wat is de kwaliteit
hiervan?
20.
De gemeente heeft de
informatievoorziening, het toezicht en
de verantwoording zodanig
vormgegeven dat de gemeente in staat
is om adequaat invulling te geven aan
de regierol van de gemeente en om
tussentijds te kunnen bijsturen.
Paragraaf 2.5 en
hoofdstuk 4
Hoe vindt voldoende toezicht plaats
om tussentijds te kunnen bijsturen?
Welke waarborgen bieden het toezicht
en de verantwoording voor de regierol
van de gemeente?
Inzichten en aanbevelingen
Welke wijzigingen in het beleid, de
uitvoering en specifiek het CJG zijn
volgens betrokkenen nodig of
wenselijk om de invulling van de
regierol van de gemeente te kunnen
optimaliseren en welke aanbevelingen
voor mogelijk nieuwe taken vloeien
hieruit voort?
Inventariserend, geen norm.
Hoofdstuk 4
Rapport / Regie op jeugd 38
Bijlage 2. Bronnen
Documenten
/ Beleidsprogramma “Alle kansen voor alle kinderen” 2007-2011
/ Beleidsbrief programmaministerie Jeugd en Gezin aan Tweede Kamer, 16 november 2007
/ Aanzet Notitie Preventief Jeugdbeleid, 2007
/ Regeling van de minister voor Jeugd en gezin van 9 januari 2008
/ Programmaministerie Jeugd en Gezin, basismodel CJG (2008)
/ De mensen maken de stad. Denkkaders voor lokaal sociaal beleid (2008)
/ Kadernota Centrum voor Jeugd en Gezin „Honderd ingangen, één centrum‟ 2008-2011
/ Gezamenlijke uitgangspunten en visie Centrum Jeugd en Gezin. GGD Midden-Nederland en
Vitras/CMD. Handreiking aan gemeenten 2008
/ Beleidsplan Wmo IJsselstein 2008 – 2011, “Samen werken aan sociale kwaliteit”
/ Lokale Nota Volksgezondheid IJsselstein 2008 – 2011
/ Kinderen die opgroeien in armoede. Een inventarisatie van activiteiten voor deze doelgroep in
IJsselstein, 2008
/ Samenwerkingsafspraken CJG IJsselstein
/ Inhoudelijke verantwoording Stichting Pulse, 2009 en 2010
/ Brief Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake OVA 2010 Brede Doeluitkering Centra
Jeugd en Gezin (3 december 2010)
/ Collegeprogramma IJsselstein 2010 – 2014
/ Notulen overleg Werkgroep CJG (1 februari 2010)
/ Subsidiebeschikking Spreekruimtes JGZ 2011 GGD Midden Nederland (16 december 2010)
/ Subsidiebeschikking Welzijnsactiviteiten 2011 Stichting Pulse (20 december 2010)
/ Jaardocument en verantwoording 2010 Vitras/CMD
/ Beleidsnotitie “IJsselstein Veiliger” 2011
Interviews
Naam en functie Datum
Groepsinterview Werkgroep CJG
Nicolien van den Heuvel (regiomanager GGD
Midden-Nederland, JGZ 4-19)
Juliette Fransen (sectormanager Opgroeien en
opvoeden, welzijnsstichting Pulse)
Gert-Jan van Leeuwen (regiomanager Vitras-CMD,
JGZ 0-4 en AMW)
Loubna Adahchour (beleidsmedewerker, gemeente
IJsselstein)
Christiane Franquinet (CJG coördinator IJsselstein)
19 april 2011
Rapport / Regie op jeugd 39
Marjet Veenstra (CJG manager IJsselstein)
Interview portefeuillehouder
Marijke van Beukering (portefeuillehouder Jeugd)
Loubna Adahchour (beleidsmedewerker CJG,
gemeente IJsselstein)
28 april 2011
Interview ambtelijke organisatie
Marjon Gadella (manager beleid & strategie)
Thea van Bremen (beleidsmedewerker Welzijn)
Loubna Adahchour (beleidsmedewerker, gemeente
IJsselstein)
28 april 2011
Groepsbijeenkomst ketenpartners
Jose Houben (Wmo-raad), Antoon van de Griend
(Wmo-raad), Claudette Wery (Bureau Jeugdzorg
locatie Nieuwegein), Juliette Franssen (Pulse), Ed
Booms (Robijn), Jan van Etten (SBO en onderwijs
L&IJ), Henk van de Wiel (Wmo-raad), Gert-Jan van
Leeuwen (Vitras), Christiane Franquinet
(CJG/pulse)
28 juni 2011
Groepsinterview raadsleden
Jeanette de Neijs (PvdA), Anastasia van Noort
(VVD), Leo Oskamp (LDIJ), Robbert Leutscher
(LDIJ), Jos Pel (D66)
28 juni 2011
Respondenten Regiegroep Jeugd digitale enquête
/ ANBO IJsselstein / Seniorenraad / Wmo-raad / Bibliotheek IJsselstein / Bso IJsselstein / Vitras/CMD / Samenwerkingsverband WSNS Zuidwest Utrecht / Cals college / Stichting Robijn / CBS de Pijler / Pulse / SBO de Wenteltrap
Rapport / Regie op jeugd 40
Bijlage 3. Visie op het CJG IJsselstein
Hieronder is de gemeentelijke visie op het CJG IJsselstein weergegeven zoals verwoord in de Kadernota
CJG 2008-2011. Daarnaast zijn de uitgangspunten van de samenwerkende partners binnen het CJG
(netwerk) weergegeven, zoals deze op 24 april 2008 zijn vastgesteld door de Regiegroep Jeugd.
Gemeentelijke visie op het Centrum voor Jeugd en Gezin IJsselstein
“Omdat opvoeden gewoon leuk, uitdagend en spannend kan zijn. Soms ontroerend, soms teveel of te
moeilijk. Dáárom is er een Centrum voor Jeugd en Gezin.
Ontwikkeling van kinderen en jongeren is een proces van toenemende participatie in maatschappelijke
verbanden, een groei in meeleven, meedoen, meedenken en meebeslissen. Het doorlopen van
groeistuipen, het hebben van groeipijnen en het experimenteren op verschillende terreinen zijn zaken die bij
opgroeien horen. Dat lukt alleen als kinderen en jongeren door volwassenen ook echt serieus worden
genomen, als zij meetellen, gezien en gehoord worden én steeds meer op hun eigen verantwoordelijkheid
worden aangesproken. Ouders zijn als eerste verantwoordelijk voor het opvoeden van hun kinderen. Waar
zij daarin zelf onvoldoende (kunnen) voorzien, biedt de samenleving ondersteuning. Samen bieden zij de
jeugdigen ruimte en ondersteuning voor en bij het spelen, het leren, het experimenteren, het ontplooien, het
presteren en het participeren.
IJsselstein wil een pedagogische en sociale infrastructuur die optimaal functioneert en van hoge kwaliteit is.
Uitgangspunt daarbij is dat alle kinderen, jongeren en ouders snelle en passende ondersteuning krijgen.
Hulp mag niet gehinderd worden door arbitraire leeftijdsgrenzen, een gebrek aan coördinatie of een
onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling. Niet het kind, maar de ondersteuning moet verder gaan dan te
kijken is! Alle signalen vanuit de verschillende instellingen moeten met elkaar in verband worden gebracht
via een lokaal/regionaal cliëntvolgsysteem en de zorg moet optimaal op elkaar aansluiten.
Uitgangspunt van beleid is dat de gemeente voor jeugdigen een goede plek is om op te groeien, met de
nodige voorzieningen, waarmee volwaardig aan de samenleving deelgenomen kan worden. Om dit te
bereiken worden kansen benut, knelpunten weggenomen en vernieuwingen gestimuleerd. Zo is de
gemeente bij voortduring bezig met het vormgeven van de samenhang in het lokale jeugdbeleid. De
inrichting van een CJG sluit hierop aan. In combinatie met een hierop afgestemde netwerkstructuur kan het
CJG bijdragen aan het voorkomen - en indien aanwezig - en wegnemen van opgroeiproblemen bij
jeugdigen. En zo aan het creëren van de voorwaarden waaronder jongeren zich zo zelfstandig mogelijk
kunnen ontwikkelen tot mondige en sociale burgers.”
Gezamenlijke uitgangspunten samenwerkende partners CJG
/ Wij dragen gezamenlijk verantwoordelijkheid, een ieder vanuit zijn eigen discipline, voor het optimaal
opgroeien van kinderen.
/ Wij werken binnen het CJG samen als een netwerkorganisatie met meerdere voordeuren waarbij we
gezamenlijk, onder gemeentelijke regie, ouders en kinderen hulp op maat bieden waar nodig.
/ Vanuit het perspectief van ouders of jeugdigen leidt onze samenwerking tot betere en makkelijker
toegankelijke hulp en ondersteuning bij opvoed- en opgroei problematiek.
De deelnemende instellingen onderschrijven hierbij de volgende uitgangspunten:
a. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor een goed opvoedingsklimaat waarin hun kind zich optimaal kan
ontplooien en ontwikkelen.
Rapport / Regie op jeugd 41
b. Aanvullend hierop zorgen wij voor ondersteuning bij opgroei- of opvoedproblemen op het moment dat
ouders of kinderen dit nodig hebben of om problemen te voorkomen.
c. Wij zijn er op gericht om problemen in een vroegtijdig stadium te signaleren en beschikken hiertoe over
zorgstructuren die tevens leiden tot een goed hulpaanbod.
d. Wij stellen de hulpvraag centraal en niet ons aanbod of de wijze waarop wij zijn georganiseerd.
e. We bieden zorg zoveel mogelijk binnen de leefwereld van de jeugdigen of ouders.
f. In situaties waarin kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd zorgen wij dat er wordt ingegrepen,
mogelijk door het gezag van ouders (gedeeltelijk) over te (laten) nemen. Ook wanneer dit tegen de zin
van de ouders is.
g. In situaties waarin de ontwikkeling van kinderen wordt bedreigd stellen wij het belang van het kind boven
regelgeving of protocol.
h. Wij delen informatie bij opvoed en opgroei problematiek om te komen tot een goed en gecoördineerd
hulpaanbod, brengen signalen in zorgcoördinatienetwerken in (en een nog te ontwikkelen centraal
systeem: de lokale verwijsindex).
i. De procedures en verantwoordelijkheden omtrent het signaleren van problemen en delen van informatie
en de wijze van uitvoering leggen wij vast in een eenvormig protocol en een eenvormige gedragscode.
j. Wij zorgen voor bekendheid binnen onze instellingen bij medewerkers, ouders en jeugdigen over
deelname aan het CJG en de hierbij behorende consequenties.
Rapport / Regie op jeugd 42
Bijlage 4. Cijfers Verweij-Jonker Instituut
Gemeente IJsselstein Categorie Percentage
2006 2007 2008 2009 2010
Kindersterfte Per 100.000 kinderen Kinderen 1- t/m 14 jaar
- 14,2
14,08
20,17
8,56
Zuigelingensterfte
Per 1.000 levendgeboren kinderen Promillage 0 tot 1 jaar
- 1,94
1,94
4,45
-
Met delicht voor rechter Per 100 jongeren Percentage 12- t/m 21 jaar
3,75 3,65
4,01
3,70
3,55
Werkloze jongeren Per 100 jongeren Percentage 16 t/m 24 jaar
1,92
1,30
2,59
0,94
0,92
Kinderen in jeugdzorg Per 100 Percentage 0-17 jarigen
1,01
-
1,68
Kinderen in achterstandswijken Per 100
Percentage 0-17 jarigen dat in achterstandswijken woont
-
-
-
-
-
Kinderen in uitkeringsgezinnen Per 100 Percentage 0 t/m 17 jaar
4,46 4,99
5,19
4,40
3,66
Melding kindermishandeling Per 100 Percentage 0- t/m 19-jaar
0,19 0,36
0,38
0,29
0,37
Achterstandsleerlingen Per 100 leerlingen Percentage 4- t/m 12-jaar
18,85 17,11
16,86
14,59
12,81
Vroegtijdig schoolverlaters Per 100 leerlingen Percentage 4- t/m 17 jaar
1,62 1,31
2,19
1,79
3,58
Tienermoeders Per 100 Percentage 15- t/m 19 jaar 0,22 0,43
0,73
0,30
0,60
Speelruimte Aantal 0- t/m 17 jarigen per hectare speelruimte
178
179
181
181
179
Landelijke ranking gemeente IJsselstein
2006 2007 2008
2009 2010
Totaal IJsselstein
163 120 76
81 114
Kindersterfte Kinderen 1- t/m 14 jaar 353 198
180
116 348
Zuigelingensterfte Promillage 0 tot 1 jaar 370 279
261
131 334
Met delicht voor rechter Percentage 12- t/m 21 jaar 55 79
48
92 68
Werkloze jongeren Percentage 16 t/m 24 jaar 196 357
120
142 154
Kinderen in jeugdzorg 239
Rapport / Regie op jeugd 43
295 -
Kinderen in achterstandswijken
Percentage 0-17 jarigen dat in achterstandswijken woont
311 311
303
304 295
Kinderen in uitkeringsgezinnen Percentage 0 t/m 17 jaar
114 97
102
112 223
Melding kindermishandeling Percentage 0- t/m 19-jaar
246 181
226
333 267
Achterstandsleerlingen Percentage 4- t/m 12-jaar 219 206
173
172 166
Vroegtijdig schoolverlaters Percentage 4- t/m 17 jaar
87 120
51
115 135
Tienermoeders Percentage 15- t/m 19 jaar 353 237
115
277 121
Speelruimte Aantal 0- t/m 17 jarigen per hectare speelruimte
11 4
4
4 4