Pilot Effectieve Leraren van Kind en Onderwijs...

107
Pilot Effectieve Leraren van Kind en Onderwijs Rotterdam en Inholland, 2013-2017 Lonneke Groeneveld Albertine Verdouw Ronald Latupeirissa Anna Jansen Marita van Dam-Vreugdenhil Anja Kieboom

Transcript of Pilot Effectieve Leraren van Kind en Onderwijs...

Pilot Effectieve Leraren van Kind en Onderwijs Rotterdam en Inholland, 2013-2017 Lonneke Groeneveld Albertine Verdouw Ronald Latupeirissa Anna Jansen Marita van Dam-Vreugdenhil Anja Kieboom

1

Samenvatting

Dit verslag is een weergave van de werkzaamheden van de PLG op het thema (cyber)pesten en

pestgedrag, waarvoor het volgende doel en resultaat is geformuleerd:

Hoofddoel:

De samenwerking tussen Stichting Kind en Onderwijs en Hogeschool Inholland heeft geleid tot

zichtbare aanpassingen op het thema ‘(cyber)pesten en pestgedrag’ in het curriculum van de

lerarenopleiding en in het opleidings- en praktijkgedeelte van de school.

Hierdoor is het resultaat:

dat de studenten/afgestudeerden meer en betere inzichten en vaardigheden hebben op het gebied

van voorkomen, signaleren en oplossen van‘(cyber)pesten en pestgedrag’

En is er sprake van een toename van de tevredenheid:

1. van lerarenopleiders en mentoren over de aanpassingen in het curriculum ter bevordering van de

vaardigheden van studenten op het gebied van‘(cyber)pesten en pestgedrag’ .

2. van besturen, schoolleiders en praktijkbegeleiders van de scholen over de vaardigheden van

studenten en beginnende leraren op het gebied van dit thema.

De drie vragen die de PLG heeft onderzocht zijn daarom:

A. Hoe voorkom, signaleer en los je (cyber) pestgedrag in de klas op?

B. Welke middelen en vaardigheden heb je daarbij nodig als (beginnend) leerkracht?

C. Hoe kan de pabo daarin ondersteunen, vanuit het curriculum en nascholing?

Binnen Kind en Onderwijs Rotterdam wordt niet zozeer gesproken over het voorkomen, signaleren

en oplossen van pestgedrag, maar eerder in algemene termen over een veilig pedagogisch klimaat.

Ook komt naar voren dat een algemeen protocol op bestuursniveau niet helpend is, maar specifieke

protocollen per school. Op de PABO wordt het belang van dit thema ingezien en wordt het

curriculum omgezet om meer aandacht te geven aan het leren voorkomen, signaleren en oplossen

van pestgedrag in de klas.

Over het algemeen kan gezegd worden dat in deze verkenningsfase helder is geworden dat het

thema ‘pesten’ niet als zodanig op de agenda staat van de scholen van Kind en Onderwijs Rotterdam.

Ook de PABO is zich aan het herbezinnen op het inbedden van het thema in het curriculum. Omdat

alle onderwerpen in de PLG’s zoals omgaan met verschillen, ouderbetrokkenheid, opbrengst gericht

werken samenhangen met het Pedagogisch Klimaat, is daarom besloten om de projectgroep Pesten

om te vormen naar Pesten als onderdeel van pedagogisch klimaat, met de nieuwe naam: De

Gelukkige Klas. In het vervolgonderzoek zullen drie pijlers van pestgedrag centraal staan: het

voorkomen, het signaleren en het oplossen van (cyber)pestgedrag.

In het eerste hoofdstuk zijn drie vragen gesteld die de PLG heeft onderzocht door middel van

beschreven activiteiten.

Er is in de afgelopen jaren gewerkt aan grofweg drie thema’s: 1) het onderzoeken en verkennen van

het thema pesten, waarbij de nadruk heeft gelegen op literatuuronderzoek, de pilot Positive

Behaviour Support (PBS) op ’t Plein en de scripties die door PABO studenten in dit kader zijn

2

geschreven. 2) de samenwerking tussen Stichting Kind en Onderwijs Rotterdam en de Pabo Inholland

binnen diverse netwerken zoals de PLG, de IB-netwerken, de schoolopleidersnetwerken en

studentennetwerken en 3) de ontwikkeling van het curriculum voor de studenten, de startende

leerkrachten en alumni. Uit deze thema’s zijn diverse producten gekomen, zoals kijkwijzers,

trainingen, webpaden, pestprotocols en de opbrengsten uit de scripties.

In tijd is aan deze drie thema’s voortdurend en gelijktijdig gewerkt, waarbij met name de drie pijlers,

voorkomen, signaleren en oplossen van (cyber) pestgedrag leidend waren. Zo is in het schooljaar

2015-16 de focus gelegd op de eerste pijler, het voorkomen van (cyber)pestgedrag.

(Cyber)pestgedrag kan namelijk het beste worden voorkomen, is de conclusie uit het

literatuuronderzoek, door een positief pedagogisch klimaat in de klas en op school te creëren. Ook

uit het onderzoek op scholen van Kind en Onderwijs Rotterdam en op de pabo Inholland kwam dat

liever (cyber)pesten wordt voorkomen dan opgelost. Uit diverse gesprekken met specialisten en

verschillende bijeenkomsten kwam de geïntegreerde aanpak PBS als middel ter voorkoming van

(cyber)pesten als goede oplossing naar voren. Algemene conclusie is, dat beter kan worden

gesproken over het creëren van een veilig pedagogisch klimaat ter bevordering van de sociale

veiligheid, dan over het voorkomen, signaleren en oplossen van (cyber)pestgedrag. Daarom zal

voortaan worden gesproken over het (opnieuw) creëren van een veilig pedagogisch klimaat.

Het uitzetten van de PBS aanpak vergt vaardigheden van leerkrachten om het toe te passen. Kennis

en vaardigheden op het gebied van groepsdynamica zijn daarin belangrijk, naast de

basisvaardigheden om een veilig pedagogisch klimaat in de klas te creëren. Helpend is de methodiek

PBS zelf (Crone & Horner, 2003), die nauwkeurig voorschrijft hoe de aanpak op school kan worden

uitgezet. Maar, als veilig pedagogisch klimaat ontbreekt, is het belangrijk om te kunnen signaleren

hoe dat komt en er alsnog aan een veilig klimaat kan worden gewerkt. Kijkwijzers en

signaleringsinstrumenten zijn daarin helpend om te kunnen signaleren, net als de ontwikkelde

webpaden die laten zien hoe je tot sociale veiligheid in de klas kunt komen.

Belangrijk is dus dat (aankomende en beginnende) leerkrachten worden geschoold in vaardigheden

om een veilig pedagogisch klimaat te creëren, dan wel onveiligheid te signaleren en dat op te lossen.

Concreet betekent dat dat leerkrachten enerzijds tools krijgen aangereikt die daarbij helpen, zoals

PBS, signaleringsinstrumenten en pestprotocollen, anderzijds betekent het dat zij werken aan diverse

leerkrachtvaardigheden die daarbij helpend zijn.

Uit de activiteiten die zijn ingezet op de pabo is gebleken dat studenten baat hebben bij de

preventieve aanpak vanuit PBS, het helpt ze een positief klimaat in de klas te creëren. Ook

(beginnende) leerkrachten hebben baat bij deze aanpak, dat is gebleken uit de verschillende

netwerk- en IB bijeenkomsten. Met andere woorden: het is zinvol om PBS op te nemen in het

curriculum van de pabo en in het inductieprogramma voor beginnende leraren, en er tevens in de

studiedagen van leerkrachten en IB’ers aandacht aan te geven. Daarnaast is het belangrijk voor

leerkrachten om op goede signaleringsinstrumenten en pestprotocollen terug te kunnen vallen,

mocht een onveilig klimaat zich in de klas voordoen. Dat zijn de vervolgstappen van dit onderzoek in

2016-17 geweest.

Kortom: zowel de PABO als de scholen zijn anders gaan denken over pesten, en het aanbod en de

begeleiding zijn daarop aangepast. Er zijn diverse producten ontwikkeld, zoals kijkwijzers, de minor

3

Keuzeonderwijs, webpaden, pestprotocollen en de opbrengsten uit scripties die het voorkomen,

signaleren en oplossen van (cyber)pestgedrag hebben onderzocht.

De vraag is hoe deze andere kijk op pesten en de aanpak ervan kan worden verduurzaamd/ geborgd:

hoe kan de samenwerking tussen pabo en het bestuur worden voortgezet? In de afgelopen jaren is

namelijk gebleken dat vooral de samenwerking tussen mensen van de pabo en de stichting goede

resultaten heeft opgeleverd. Daarom zou verduurzaming mogelijk gemaakt kunnen worden door

feitelijke uitwisseling van directeuren, IB’ers, pabodocenten binnen de reguliere geldstromen vanuit

visie op goed onderwijs, namelijk: het willen bijdragen aan de ontwikkeling van goed onderwijs.

Praktisch zou dat kunnen door het blijven organiseren van netwerken rondom thema’s uit pilot.

Daarnaast is de aanbeveling om op bestuursniveau een PBS-coordinator aan te stellen, die met de

scholen van het bestuur kan werken aan een veilig pedagogisch klimaat op school. Want: iedere

leerling en iedere leerkracht verdient een Gelukkige Klas!

4

Inhoud 1 Inleiding, vragen en doelstellingen ................................................................................................................... 5

2 Verkenning van literatuur en praktijk ............................................................................................................... 7

2.1 Inleiding ............................................................................................................................................. 7

2.2 Literatuuronderzoek .......................................................................................................................... 7

2.3 Verkenning van startsituatie, 2014-2015 .......................................................................................... 10

2.3.1 Inleiding ........................................................................................................................................... 10

2.3.2 Visie stichting ................................................................................................................................... 10

2.3.3 Interview met directeuren/locatieleiders/Intern Begeleiders Kind en Onderwijs ............................. 11

2.3.4 Interview startende leerkrachten ..................................................................................................... 12

2.3.5 interview met gedragsspecialist ....................................................................................................... 13

2.3.6 Onderzoek naar het curriculum van de PABO .................................................................................. 13

2.3.7 inspirerende voorbeelden ................................................................................................................ 13

2.3.7 Samenvatting ................................................................................................................................... 14

3 Aanpak 2015-2016.................................................................................................................................... 15

3.1 Inleiding .................................................................................................................................................. 15

3.2 Activiteiten ............................................................................................................................................. 15

3.3. voorwaarden.......................................................................................................................................... 16

3.3 Gegevens verzamelen, resultaten en analyse ................................................................................... 17

3.3.1 gegevens verzamelen en resultaten ................................................................................................. 17

3.3.2 Tussentijdse analyse ....................................................................................................................... 30

4. Vervolgstappen en aanbevelingen ............................................................................................................ 32

5. Conclusie en discussie .............................................................................................................................. 35

6. Bronvermelding ........................................................................................................................................ 37

7. Bijlagen .................................................................................................................................................... 38

Bijlage 1: speeddate met directeuren ....................................................................................................... 38

Bijlage 2 pesten in curriculum pabo .......................................................................................................... 43

Bijlage 3: webpad ..................................................................................................................................... 48

Bijlage 4: netwerkbijeenkomsten.............................................................................................................. 55

Bijlage 5: opzet studiedag PBS .................................................................................................................. 56

Bijlage 6a Bijlagen behorende bij pilot t Plein .......................................................................................... 58

Bijlage 6b interviews................................................................................................................................. 14

Bijlage 7: thema-avond De Gelukkige Klas ................................................................................................ 20

Bijlage 8: diverse kijkwijzers ..................................................................................................................... 24

Bijlage 9: TMS Cyberpesten PABO3 ........................................................................................................... 33

Bijlage 10: open case TMS ........................................................................................................................ 37

Bijlage 11: Mediawijsheid ......................................................................................................................... 40

5

De Gelukkige Klas 1 Inleiding, vragen en doelstellingen

De PABO van hogeschool Inholland in Rotterdam vormt samen met Stichting Kind en Onderwijs

Rotterdam de opleidingsschool Kind en Onderwijs.

Het ministerie van OC&W heeft lerarenopleidingen en (opleidings-)scholen subsidie gegeven om de

samenwerking te versterken met als doel het leren van studenten, schoolorganisaties en individuele

professionals te versterken. De subsidie is verstrekt voor de periode van januari 2014 tot en met juni

2017.

Het OC&W heeft de volgende thema’s geformuleerd: versterking van de samenwerking algemeen,

omgaan met verschillen, opbrengstgericht werken, ouderbetrokkenheid, pesten en startende

leerkrachten ten dienste van verbetering van het onderwijs voor leerlingen, studenten en zittend

personeel.

Deze samenwerking leidt tot aanpassingen van het opleidingscurriculum van de opleidingsschool.

Dit verslag is een weergave van de werkzaamheden van de PLG op het thema (cyber)pesten en

pestgedrag, waarvoor het volgende doel en resultaat is geformuleerd:

Hoofddoel:

De samenwerking tussen Stichting Kind en Onderwijs en Hogeschool Inholland heeft geleid tot

zichtbare aanpassingen op het thema ‘(cyber)pesten en pestgedrag’ in het curriculum van de

lerarenopleiding en in het opleidings- en praktijkgedeelte van de school.

Hierdoor is het resultaat:

dat de studenten/afgestudeerden meer en betere vaardigheden hebben op het gebied van

voorkomen, signaleren en oplossen van‘(cyber)pesten en pestgedrag’

En is er sprake van een toename van de tevredenheid:

1. van lerarenopleiders en mentoren over de aanpassingen in het curriculum ter bevordering van de

vaardigheden van studenten op het gebied van‘(cyber)pesten en pestgedrag’ .

2. van besturen, schoolleiders en praktijkbegeleiders van de scholen over de vaardigheden van

studenten en beginnende leraren op het gebied van dit thema.

De drie vragen die de PLG heeft onderzocht zijn daarom:

D. Hoe voorkom, signaleer en los je (cyber) pestgedrag in de klas op?

E. Welke middelen en vaardigheden heb je daarbij nodig als (beginnend) leerkracht?

F. Hoe kan de pabo daarin ondersteunen, vanuit het curriculum en nascholing?

Vanuit deze vragen zijn de volgende subdoelen en resultaten gedefinieerd:

6

Subdoelen en resultaten:

➢ 1. Vanuit de literatuur wordt gedefinieerd wat onder ‘(cyber)pesten en pestgedrag’ wordt

verstaan en met welke werkdefinitie wij als werkgroep verder werken;

➢ 2. Kind en Onderwijs Rotterdam (KIND EN ONDERWIJS ROTTERDAM) heeft een gedragen

visie m.b.t. ‘(cyber)pesten en pestgedrag’ waarbij er kaders op stichtingsniveau zijn

vastgesteld;

A. De beginsituatie m.b.t. omgaan met ‘(cyber)pesten en pestgedrag’ is op

schoolniveau binnen KIND EN ONDERWIJS ROTTERDAM in kaart gebracht;

B. De gewenste situatie m.b.t. omgaan met ‘(cyber)pesten en pestgedrag’ is op

schoolniveau binnen KIND EN ONDERWIJS ROTTERDAM in kaart gebracht;

C. De ondersteuningsbehoefte m.b.t. ‘(cyber)pesten en pestgedrag’ is op de KIND EN

ONDERWIJS ROTTERDAM scholen op schoolniveau in kaart gebracht;

➢ 3. Inholland heeft een gedragen visie m.b.t. (cyber)pesten en pestgedrag, waarbij het

curriculum voor PABO 1 t/m 4 is aangepast

A. De beginsituatie van het curriculum m.b.t. ‘(cyber)pesten en pestgedrag’ op

Hogeschool Inholland is in kaart gebracht;

B. De gewenste situatie van het curriculum m.b.t. (cyber)pesten en pestgedrag is in

kaart gebracht door:

x. het opstellen van heldere doelen t.a.v. ‘(cyber)pesten en pestgedrag’

y. het opstellen van de student-/leerkrachtcompetenties op het gebied van

kennis , kunde en attitude.

C. Dit alles in aansluiting bij de behoefte en mogelijkheden van KIND EN

ONDERWIJS ROTTERDAM;

➢ 4. De aanbevelingen om het curriculum op Hogeschool Inholland m.b.t. ‘(cyber)pesten en

pestgedrag’ beter aan te laten sluiten op de onderwijspraktijk zijn geïmplementeerd

➢ 5. De aanbevelingen richting KIND EN ONDERWIJS ROTTERDAM om de onderwijspraktijk

m.b.t. ‘(cyber)pesten en pestgedrag’ beter aan te laten sluiten op het curriculum van

Hogeschool Inholland zijn geïmplementeerd;

➢ 7. KIND EN ONDERWIJS ROTTERDAM scholen worden op maat begeleid in hun

ondersteuningsbehoefte t.a.v. (cyber)pesten en pestgedrag, dit is in de meerjarenbegroting

op bestuursniveau opgenomen.

7

2 Verkenning van literatuur en praktijk

2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt verkend wat de literatuur zegt over (cyber)pesten en wordt gekeken naar wat

er gebeurt/ wordt aangeboden op het thema (cyber) pesten binnen Kind en Onderwijs Rotterdam en

Inholland.

2.2 Literatuuronderzoek Er is door de leden van de PLG onderzoek gedaan naar wat de literatuur zegt over (cyber)pesten en

pestgedrag. Uit de literatuur blijkt dat pesten al zolang bestaat als de mensheid zich kan heugen. De

term pesten komt uit het Latijn, maar de Nederlandse variant komt van de ziekte de Pest. Mensen

vonden pesten zo vervelend dat ze het de naam van de ergste ziekte op aarde in die tijd hebben

gegeven. Kortom, pesten is van alle tijden.

Vaststellen definitie:

‘Pesten/gepest worden’ is het ‘bij herhaling en langdurig blootstaan aan negatieve, antisociale of

agressieve handelingen verricht door één of meer andere personen’ (vgl. Mooij, 2010; Olweus, 1987).

‘Geweld’ is een eenmalige of herhaalde handeling waarbij een of meer andere personen, of zaken,

ernstige schade (fysiek, materieel, sociaal, psychologisch of anderszins) wordt toegebracht;

een ‘incident’ (in deze context) is een eenmalige gewelddadige handeling die qua inhoud en mate van

ernst kan variëren (vgl. Loeber e.a., 2008).

(bron: www.rijksoverheid.nl)

De daders hebben vaak verschillende motieven om tot pesten over te gaan. Soms is dit uit pure

verveling. In andere gevallen kan het een frustratie zijn die ze willen afreageren, concurrentiedrang,

of jaloezie. Pesters zijn in veel gevallen onzeker en proberen dit onder stoer gedrag te verbergen. In

veel gevallen menen pesters dat ze populairder worden door hun gedrag, maar in werkelijkheid

keuren de meeste groepsgenoten het pesten af of zijn ze hooguit aardig voor de pester omdat ze

bang voor hem zijn. Daders zijn uit op eigenbelang: het is makkelijk, het werkt en het voelt goed.

Daarnaast wordt er gepest uit angst: het komt voort uit het idee dat ook hij gepest kan worden, wat

een negatief gevoel opwekt. Ter voorkoming van buitensluiting wordt gestart met pesten. (Goossens,

Vermande en Van der Meulen, 2012).

Een nieuwe manier van pesten is het mobiel en digitaal pesten. Kinderen gebruiken sociale media

(chatprogramma’s als WhatsApp of Facebook) of ze pesten elkaar door vervelende berichten via de

mobiele telefoon te sturen. Ook kunnen beledigende foto’s, video’s of persoonlijke gegevens van het

slachtoffer op het internet worden gebruikt.

Het verschil tussen pesten en cyberpesten is dat cyberpesten online (verbaal en non-verbaal) gebeurt

en anoniem is/kan zijn. Cyberpesten gaat hierdoor ook verder op plaatsen waar het slachtoffer zich

“veilig” voelt, zoals thuis. Bij cyberpesten ontbreekt het fysieke pestgedrag maar het psychische

pestgedrag is des te heftiger. Pesten en cyberpesten richten beiden veel schade toe aan slachtoffers.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft afspraken samen met de PO-

Raad en de VO-raad gemaakt voor sociale veiligheid op school. Zo moeten scholen zorgen voor een

sociaal veilige omgeving en moeten pesten tegengaan. Hoe ze dit doen, mogen scholen zelf bepalen.

8

Wel moeten ze kunnen aantonen dat leerlingen zich veilig voelen. En ze moeten zorgen voor een vast

aanspreekpunt voor leerlingen en ouders. De sectororganisaties PO-Raad en VO-Raad ondersteunen

de scholen hierin. De PO-Raad en de VO-Raad hebben de afspraken met de staatssecretaris verder

uitgewerkt in het Actieplan ‘sociale veiligheid op school’. De afspraken ondersteunen de wet Sociale

veiligheid op school, die per 1 augustus 2015 in werking is getreden. (www.rijksoverheid.nl)

In samenwerking met het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het Centrum School en Veiligheid (CSV)

gaan de PO-Raad en de VO-Raad informatie geven over effectieve programma’s en methodes voor

de aanpak van pesten. Dit moet scholen helpen in hun keuze voor een anti-pestaanpak.

Pesten in de praktijk

Over de mate waarin pesten voorkomt (de prevalentie) bestaan nationaal en internationaal talloze

gegevens.

omschrijving Gepest worden gedurende de

laatste paar maanden

Zelf pesten gedurende de laatste paar

maanden

jongens meisjes totaal jongens meisjes Totaal

Nooit

54% 57% 55% 55% 70% 63%

1 of 2 keer

30% 28% 28% 37% 27% 32%

Een paar keer per

maand

9% 8% 9% 6% 2% 4%

Meerdere keren

7% 8% 7% 2% 1% 1%

Tabel uit: JD van der Ploeg (2007)

TNO onderzocht in 2007 een steekproef van ruim 2700 leerlingen in het basisonderwijs en kwamen

wat het pesten betreft tot bovenstaande bevinding.

Volgens Van Overveld (2014), is pesten op school (en daarbuiten) altijd een vorm van agressief

gedrag. Pesten op school bestaat uit drie kenmerken, ten eerste intentioneel: iemand opzettelijk

schaden of kwetsen. Ten tweede in patroon: er vinden meerdere gebeurtenissen over een bepaalde

tijdsperiode plaats, zonder dat dit waarschijnlijk zal ophouden. En ten derde gebeurt het pestgedrag

vanuit een machtsverschil. De dader is fysiek/mentaal sterker en/of er zijn meerdere personen die

samenspannen.

Onderzoek wijst uit dat hoe lager het zelfbeeld van iemand is, des te eerder pestgedrag zich

voordoet. Een laag zelfbeeld kan ontstaan door ervaringen uit het gezin, geen interesse of

waardering van ouders, veel kritiek krijgen of als buitenbeentje behandeld worden. Heeft zich

eenmaal een negatief zelfbeeld gevormd, dan ziet diegene alleen het negatieve en niet het positieve,

waardoor de leefregels en het gedrag zich naar het negatieve gaat vormen en je kwetsbaar wordt om

gepest te worden of om te gaan pesten (De Neef, 2010). Het gevolg van pesten kunnen sociale,

psychische, fysiologische en zelfs psychiatrische problemen veroorzaken, naast slechte

schoolprestaties.

9

De hechtingstheorie en sociaallerentheorie belichten hoe gedrag in pestsituaties kan ontstaan door

factoren in het gezin en de omgeving van het kind. Alle kinderen hebben een gehechtheidsrelatie

met hun opvoeders, maar onveilig gehechte kinderen krijgen veel vaker te kampen met leer-of

relatieproblemen, zijn lastig aanspreekbaar en ontwikkelen een laag gevoel voor eigenwaarde.

Vanuit sociaal leren is leren een interactie tussen persoonlijke factoren, de omgeving en het gedrag

van de lerende. Deze beïnvloeden elkaar onderling. Zo kan iemand (persoonlijke factor) zich in

diverse situaties (de omgeving) verschillend gedragen (gedrag).

Kortom: om iedere leerling de kans te geven het maximale uit zichzelf te halen, is het belangrijk dat

ieder kind een zekere mate van welbevinden ervaart in de klas, waardoor het leervermogen kan

worden ontwikkeld. Dit welbevinden wordt bevorderd door het creëren van een veilig pedagogisch

klimaat, waarbij het voorkómen van pestgedrag altijd voor het signaleren en oplossen ervan gaat

(Van Overveld, 2014).

De PLG heeft er daarom voor gekozen verder in te zoomen op deze drie pijlers: 1. Het voorkomen van (cyber)pestgedrag, 2. Het signaleren van (cyber)pestgedrag en 3. Het oplossen van (cyber)pestgedrag. Om (cyber)pestgedrag te voorkomen, is nader onderzoek gedaan naar het werken aan een positieve groep, en aan het Sociaal-Emotioneel Leren. Het is belangrijk aandacht te besteden aan groepsvorming volgens de theorie van Tuckman (1965), die laat zien welke fases in groepsvorming te onderscheiden zijn. De leerkracht oefent daarbij bewust invloed uit op het ontstaan van waarden en normen in de groep, het creëren van sociale cohesie in die groep waarin leerlingen zich positieve rollen kunnen toe eigenen (zie ook bijlage 5). Daarnaast is het belangrijk aandacht te besteden aan sociaal-emotioneel leren (SEL): een ontwikkelingsproces waarmee fundamentele levensvaardigheden worden verworven. Het zijn competenties waarmee je jezelf en vriendschappen effectief en moreel verantwoord kunt vormgeven. Het aanleren en uitdragen van SEL competenties kan bijdragen aan de verwezenlijking van een veilige leer- en leefomgeving (Van Overveld, 2014). Deze SEL competenties zijn opgenomen in universele SEL programma’s, zoals de geïntegreerde aanpak PBS (Crone & Horner, 2003). Schoolwide Positive Behavior Support (SWPBS) is een evidence based systeem dat zorgt voor een geïntegreerde schoolbrede aanpak, gericht op het bevorderen van gewenst gedrag van alle leerlingen binnen de school. SWPBS - kortweg PBS - richt zich op het versterken van gewenst gedrag en op het voorkomen van probleemgedrag. Het doel is een positieve, sociale omgeving te scheppen die het leren bevordert en gedragsproblemen voorkomt. PBS is een ‘kapstok’ waaraan alle schoolinterventies en methoden die met gedrag te maken hebben in een school opgehangen kunnen worden. Wat al aanwezig is en goed werkt in de school wordt geïntegreerd in PBS. Daardoor wordt de werking van deze ‘losse’ programma’s en methodes versterkt. PBS richt zich op drie niveaus van de school: het eerste (groene) niveau voor alle leerlingen in alle schoolsituaties (85-92%); het tweede (oranje) niveau voor groepjes leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben om gewenst gedrag te kunnen ontwikkelen (7-10%); en het derde (rode) niveau op enkele leerlingen die een intensieve zorg voor gedrag nodig hebben (3-5%). Uit onderzoek (Crone & Horner, 2003) is gebleken dat deze totaalbenadering zeer doelmatig is. De ‘losse’ strategieën die scholen gebruiken, blijken zonder geïntegreerde, schoolbrede aanpak niet voldoende effectief te zijn (zie bijlage voor verdere toelichting). Om (cyber)pestgedrag te voorkomen, signaleren en op te lossen in de klas én op school, zijn

verschillende vaardigheden bij leerkrachten IB’ers en directeuren noodzakelijk. Naast kennis over het

10

creëren van een veilig pedagogisch klimaat op school en in de klas, wordt ook van vooral

leerkrachten gevraagd of zij in staat zijn pestgedrag te signaleren en op te lossen. In de preventieve

fase is het belangrijk dat leerkrachten goede relaties kunnen opbouwen met leerlingen. Daarin zijn

verschillende gedragingen belangrijk, zoals het contact maken met de leerling, het geven van

positieve feedback op leerlingen, hanteren van duidelijke routines en regels, en een heldere opbouw

van lessencycli die goed zijn voorbereid.

Mocht een leerling toch pestgedrag gaan vertonen, dan is het belangrijk dat een leerkracht planmatig

te werk gaat, om subjectieve kleuring te voorkomen (Verkampen, Van de Goor, 2015). Zo is het

belangrijk dat een leerkracht kan formuleren van welk (pest)gedrag hij het meeste last heeft, dat hij

daarover met collega’s praat, net zoals met de ouders en de betreffende leerling, en dat hij hulp

inschakelt van een (externe) deskundige om met behulp van signaleringslijsten het pestgedrag in

kaart te brengen. Tot slot is het belangrijk een plan van aanpak te maken om het pestgedrag terug te

dringen, dat uit te voeren en te evalueren met betrokken collega leerkrachten, leerling en ouders.

Het oplossen van (pest)gedrag is niet altijd eenduidig: na evaluatie van het handelingsplan kan

bijvoorbeeld blijken dat het getoonde negatieve gedrag behoort bij bepaalde

ontwikkelingsstoornissen. Afhankelijk van de geconstateerde stoornis, is het belangrijk om zowel op

schoolniveau als klasniveau heldere afspraken te maken hoe om te gaan met de leerling. Over het

algemeen gaat het om duidelijke afspraken en regels, die zowel in de school als in de klas consequent

worden toegepast, en waarbij de leerkracht voortdurend duidelijke, liefst positieve feedback geeft

op gedrag en prestaties van de leerling (Verkampen, Van de Goor, 2015)

Over het algemeen kan pestgedrag het beste worden aangepakt met een zgn. vijfsporenaanpak (Van

der Meer, 2014): het mobiliseren van de zwijgende middengroep, hulp aan de pester,

professionalisering van leerkrachten, professionalisering van ouders en hulp aan het gepeste kind.

Veelal wordt de hulp van een counselor ingeroepen om deze aanpak in gang te zetten (Van der

Meer, 2014).

Kortom: de oplossing van (cyber)pesten en pestgedrag op school en in de klas ligt niet zozeer in het

signaleren en oplossen ervan, maar veel meer in het voorkomen van pestgedrag door te investeren

in een veilig groepsklimaat, een positieve groepsaanpak.

2.3 Verkenning van startsituatie, 2014-2015

2.3.1 Inleiding

Om te kunnen werken aan een veilig pedagogisch klimaat, waarin pestgedrag wordt voorkomen,

gesignaleerd en opgelost, is het belangrijk om te weten wat de huidige stand van zaken is op de

scholen van Kind en Onderwijs Rotterdam. Daarnaast is het belangrijk om te inventariseren wat de

hogeschool Inholland studenten leert over dit thema. Achtereenvolgens wordt verslag gedaan van de

verkenning naar de huidige stand van zaken, de gewenste situatie en de ondersteuningsbehoefte bij

de stichting Kind en Onderwijs Rotterdam, de directeuren van de school, de leerkrachten en op de

PABO.

2.3.2 Visie stichting

Eén van de eerste stappen van het onderzoek was op zoek gaan naar de visie van Kind en Onderwijs

Rotterdam op het voorkomen, signaleren en oplossen van pestgedrag. Er bleek nauwelijks informatie

te vinden over welke informatie over pesten verstrekt wordt aan de scholen. De stichting heeft geen

11

protocol opgesteld voor gedrag / pesten op school. Ook op de site van de stichting

www.kindenonderwijsrotterdam.nl is niets te vinden over pestgedrag en stelling name door de

stichting.

2.3.3 Interview met directeuren/locatieleiders/Intern Begeleiders Kind en Onderwijs

In de winter van 2015 zijn de leden van de PLG aangesloten bij een directeurenoverleg van Kind en

Onderwijs Rotterdam. Daar is gevraagd naar de situatie omtrent (cyber)pesten op de scholen.

Verder zijn er vervolggesprekken gevoerd met twee directeuren over dit thema (zie bijlage 1).

Daaruit kwamen de volgende aandachtspunten :

• Op de meeste scholen is een Gedragshandboek aanwezig met een onderdeel pesten en

plagen. Pestprotocol is opgenomen in het Gedragshandboek. Er bestaat een stappenplan

om, om te gaan met pesten

• Geen definiëring over cyberpesten. Is tot nu toe nog geen aandacht aan besteed.

• De directeur merkt niet zoveel van pesten, heel soms in de bovenbouw.

• Op een aantal scholen wordt veel aandacht besteed aan het scheppen van een veilig klimaat

met behulp van het boek Groepsvorming van Kees van Overveld (2012).

• Het signaleren van de pestproblematiek is leerkrachtafhankelijk. Ongeveer 80% van de

leerkrachten is in staat om “pesten” waar te nemen.

Het wordt als belangrijk gezien om veel aandacht te besteden aan de “herkenning” . De

noodzaak van een goed “signaleringssysteem” wordt ingezien

• Er bestaat geen specifieke visie op pesten. Er is een algemene visie op pedagogisch

handelen.

• Pestprotocol met sancties is opgenomen in het gedragsprotocol. De directeur gelooft zelf

niet zo erg in protocollen.

• Er is wisselende belangstelling en behoefte aan een eenduidig Stichtingbreed kader over

pesten.

• Pas afgestudeerde leerkrachten missen volgens de directeur voldoende praktijkervaring en

inzicht om pesten te signaleren en daar adequaat op te handelen (zie ook onderzoek van PLG

Begeleiding beginnende leerkrachten in deze pilot).

Wat heeft de school nodig als het gaat om “pesten” ?

• Individuele interactie met de leerkrachten

• Casussen uitwerken

• Coaching op locatie

• Vergroten van betrokkenheid bij het onderwerp

• De scholen hebben geen behoefte aan een algemeen pestprotocol maar aan een school

specifiek pestprotocol.

• Informatieavond over cyberpesten voor ouders.

• Verwachting vanuit de Stichting richting scholen is een beleidsplan met een visie over pesten.

• Het gebrek aan praktisch inzicht bij beginnende leerkrachten wordt gezien als een

aandachtspunt voor de Pabo. De studenten moeten meer het veld in en de taak van de Pabo

is om theorie en praktijk bij elkaar te brengen, aldus de directeur.

• De scholen zijn op zoek naar een meetinstrument om zichtbaar te maken of een bepaalde

aanpak of methode voor pesten succesvol is.

12

2.3.4 Interview startende leerkrachten

In het voorjaar van 2014 zijn twee beginnende leerkrachten op de Talmaschool geïnterviewd. Het

interview richtte op het verduidelijken hoe beginnende leerkrachten omgaan met pestgedrag en wat

ze nog nodig hebben. Dit waren de uitkomsten van het interview:

- De leerkrachten proberen pestgedrag bespreekbaar te maken in de klas, maar ook

individueel met de pester en slachtoffer. Toen een leerkracht bijvoorbeeld merkte dat het bij

haar in de klas van grapjes naar pesten dreigde te gaan, heeft de leerkracht de film ‘Spijt’

gekeken. Dit had een positieve invloed. De leerkrachten vinden dat de klas

verantwoordelijkheid moet nemen als groep.

- Leerkrachten proberen de signaleren van pestgedrag te herkennen zoals

- pestgedrag dat direct zichtbaar is

- een teruggetrokken leerling

- gedragsveranderingen

- Gedrag tijdens vrije momenten in pauzes maar ook vóór en ná schooltijd

- De leerkrachten vinden het soms lastig om te signaleren. Vaak pikken ze dingen op in de klas.

Maar ze realiseren zich ook dat er ook dingen gebeuren achter hun rug om of met leerlingen

uit andere klassen.

- Soms hebben de leerkrachten het gevoel achter de feiten aan te lopen. Vooral als er vóór of

ná schooltijd dingen gebeuren die invloed hebben op het gedrag in de klas.

- Op de Pabo hebben deze beginnende leerkrachten wel lessen gehad over gedrag, maar meer

de theoretische vorm daarvan. Ze moesten bijvoorbeeld de kenmerken van bepaald gedrag

leren. Dit is goed om te weten, maar lastig toe te passen in de praktijk omdat iedere situatie

anders is. Daarnaast hadden ze graag tips gehad qua signalering. Ook een team vormen met

ouders vinden ze soms lastig. Dit onderdeel hebben ze gemist op de PABO (zie ook

onderzoek van de PLG Educatief Partnerschap binnen deze pilot).

- Beginnende leerkrachten vinden het fijn om situaties te bespreken met collega’s. Ook klassen

consultaties gericht op leerkrachtengedrag reactie tegen bepaalde leerlingen die negatief

gedrag vertonen vinden de leerkrachten prettig. Eén van de leerkrachten zou het fijn vinden

om het pestprotocol door te lopen.

- De leerkrachten geven aan regelmatig te observeren tijdens de lessen en de vrije momenten.

Ze gebruiken hier geen specifieke instrumenten voor. Met deze gegevens doen ze niet veel.

Soms komt het aan de orde tijdens een leerlingbespreking met de IB-er of met de leerlingen

zelf.

- De leerkrachten kunnen niet aangeven of ze genoeg handvatten hebben om met pestgedrag

om te gaan. Ze denken wel dat het altijd goed is om hun kennis te vergroten.

13

- Ze geven aan dat ze voornamelijk de ervaring nog missen. Maar dat je veel leert door het

vooral zelf te doen. Ieder kind is anders en heeft zijn/haar eigen aanpak nodig. Ook een goed

signaleringsinstrument zou fijn zijn. Niet alleen op de pester gericht, ook op de gepeste en de

groep erom heen. En tips om beide partijen te begeleiden om erger te voorkomen.

Ze willen graag iemand die je begeleid op het gebied van gedrag. Bijvoorbeeld door

gesprekken aan te gaan, of door de leerkracht te observeren gericht op zijn/haar interactie

met een bepaalde leerling.

- Ook zouden ze graag gesprekstraining willen; hoe vertel je het aan ouders, hoe maak ik dit

bespreekbaar met kinderen ed.

2.3.5 interview met gedragsspecialist

Er is gesproken met een gedragsspecialist bij een school van Kind en Onderwijs Rotterdam in

voorjaar 2015, over wat er nodig is om te kunnen omgaan met (cyber)pestgedrag. Zij gaf aan dat

vanuit haar opleiding master SEN veel is gesproken over PBS, een geïntegreerd, veel omvattende

aanpak ter voorkoming, signalering en oplossen van (cyber) pestgedrag. Gecombineerd met de

uitkomsten van de directeureninterviews, is helder geworden dat de nadruk eerder moet worden

gelegd op het preventieve dan het curatieve, dus dat een aanpak als PBS goed zou passen.

2.3.6 Onderzoek naar het curriculum van de PABO

Tussen september 2014 en juni 2015 is onderzoek gedaan. Het pabocurriculum voor jaar 1 en 4 is in

schooljaar 2014-2015 herontworpen, de resultaten van de projectgroep pesten zijn nog niet

verwerkt in het nieuwe curriculum. Het pabocurriculum voor jaar 2 en 3 zijn in schooljaar 2015-2016

herontworpen en de opbrengsten van deze groep zijn doorgegeven aan de ontwikkelaars van het

curriculum.

Gesprekken met studenten hebben plaatsgevonden; er is een overzicht gemaakt waar in het

curriculum van de pabo het thema Pesten wordt aangeboden (zie bijlage 2).

In schooljaar 2016-17 is er – naar aanleiding van het nieuwe curriculum - gefocust op wat Pabo

Inholland in de opleiding te bieden heeft aan:

• -trainingen op het gebied van pesten,

• -literatuur

• -reflectieverslagen

• -omgaan met verschillen

2.3.7 inspirerende voorbeelden

In het schooljaar 2015-16 zijn er, naast gesprekken met directeuren, leerkrachten en

gedragsspecialisten diverse bijeenkomsten bezocht waar helder werd dat het bevorderen van een

positief schoolklimaat altijd vooraf gaat aan het oplossen van (cyber)pestgedrag. Zo hebben de PLG-

leden het congres Sociale Veiligheid bezocht in het voorjaar van 2016, en zijn ze naar een lezing

geweest van Leo Bormans in 2015, de geluk specialist. Voorbeelden die Bormans gebruikt in zijn

lezing zijn toegepast in de bijeenkomst van 30 juni 2016 (zie hoofdstuk 3 en 4) waarbij de plannen en

resultaten tot dan toe zijn gepresenteerd.

14

Leo Bormans was meer dan 20 jaar lang hoofdredacteur van de onderwijsbladen Klasse voor het

Ministerie van Onderwijs in Brussel. Voor de overheid heeft hij al die tijd gewerkt aan actief

burgerschap, communicatie, positief onderwijs en positieve journalistiek. Hij was actief bij Unesco en

bij de stichting van Prinses Mathilde. Zijn initiatieven rond actief burgerschap hebben vele

organisaties en beleidsmakers geïnspireerd. Hij geeft workshops en lezingen voor kleine groepen en

grote zalen. Hij organiseerde zelf verscheidene conferenties met experten in de positieve

psychologie.Hij besteedt bijzondere aandacht aan geluk en welbevinden voor iedereen, niet alleen

de “happy few”. Daarom is hij betrokken bij gespecialiseerde workshops voor specifieke groepen

(drugverslaafden, studenten, lerarenopleiding, actieve burgers, probleemjongeren, oudere mensen,

mensen met mentale problemen, begeleiders in de palliatieve zorg enz.). Hij organiseert kleinschalige

en grootschalige geluksinterventies (o.a. samen met dokters, welzijnswerkers en managers). Samen

met de universiteit van Leuven voerde hij een breed wetenschappelijk onderzoek uit naar het effect

van geluksinterventies. Daarvoor worden de concrete doe-tips gebruikt in de “Gelukskalender” , “De

Schatkist vol Geluk” en “Een dagboek vol geluk”. (Bron: http://www.leobormans.be/biografie-cv)

Beide bijeenkomsten bevestigden dat investeren in een positief schoolklimaat meer oplevert dan het

bestrijden van pesten.

2.3.7 Samenvatting

Binnen Kind en Onderwijs Rotterdam wordt niet zozeer gesproken over het voorkomen, signaleren

en oplossen van pestgedrag, maar eerder in algemene termen over een veilig pedagogisch klimaat.

Ook komt naar voren dat een algemeen protocol op bestuursniveau niet helpend is, maar specifieke

protocollen per school nodig zijn. Op de PABO wordt het belang van dit thema ingezien en wordt het

curriculum omgezet om meer aandacht te geven aan het leren voorkomen, signaleren en oplossen

van pestgedrag in de klas.

Over het algemeen kan gezegd worden dat in deze verkenningsfase helder is geworden dat het

thema ‘pesten’ niet als zodanig op de agenda staat van de scholen van Kind en Onderwijs Rotterdam.

Ook de PABO is zich aan het herbezinnen op het inbedden van het thema in het curriculum. Omdat

alle onderwerpen in de PLG’s zoals omgaan met verschillen, ouderbetrokkenheid, opbrengst gericht

werken samenhangen met het Pedagogisch Klimaat, is daarom besloten om de projectgroep Pesten

om te vormen naar Pesten als onderdeel van pedagogisch klimaat, met de nieuwe naam: De

Gelukkige Klas. In het vervolgonderzoek zullen drie pijlers van pestgedrag centraal staan: het

voorkomen, het signaleren en het oplossen van (cyber)pestgedrag.

15

3 Aanpak 2015-2016

3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling en uitwerking van activiteiten beschreven om (cyber)pesten

te voorkomen, signaleren en op te lossen. De eerste pijler, het voorkomen van (cyber)pestgedrag,

heeft zich geconcentreerd rondom de aanpak PBS, de tweede pijler, het signaleren, spitste zich toe

op relevante signaleringsinstrumenten en de derde pijler, het oplossen van pestgedrag, ging vooral

over mogelijke interventies en pestprotocollen. Bepaald leerkrachtgedrag is bij alle pijlers de insteek.

In de eerste paragraaf volgt een opsomming van de activiteiten binnen de drie pijlers, in de tweede

paragraaf de resultaten daarvan.

3.2 Activiteiten

Om (cyber)pestgedrag te voorkomen, de eerste pijler, is gekozen om PBS te introduceren en uit te

voeren binnen Kind en Onderwijs Rotterdam en de PABO. Daar zijn de volgende activiteiten voor

ondernomen in het schooljaar 2015/16:

Pijler 1: voorkomen

1. Uitvoering van een pilot op Het Plein, waar PBS wordt geïntroduceerd, uitgevoerd en

geëvalueerd

2. Er wordt een afstudeeronderzoek gewijd aan PBS door een student van de PABO

3. Er wordt voorlichting gegeven over PBS binnen IB-, schoolopleiders- , alumninetwerken en

op scholen

4. Er wordt onderwijs en intervisie gegeven over PBS en de daarbij behorende

leerkrachtvaardigheden aan pabo 1, 2, 3 en 4

Om pijler 2 en 3 verder vorm te geven, is in schooljaar 2016/17 gekozen voor de volgende

activiteiten:

Pijler 2: signaleren

1. Uitbreiding pilot PBS op t Plein met koppeling aan straatcultuur, SOVA lessen en een

kwalitatief onderzoek bij ouders studenten, directie, leerkrachten, ib-ers, en

gedragsspecialisten naar PBS programma, door externe deskundige.

2. Er wordt een afstudeeronderzoek ingezet naar signaleringsinstrumenten door een pabo

student

3. Er wordt voorlichting gegeven over signalering in IB-, schoolopleiders- en alumni netwerken,

en op scholen aan teams

4. Er wordt onderwijs en intervisie gegeven over signalering en daarbij behorende

leerkrachtvaardigheden aan pabo 1,2,3,4

Pijler 3: oplossen

1. Uitbreiding van de pilot met straatcultuur: wat zijn benodigde leerkrachtvaardigheden?

2. Inzetten van een afstudeeronderzoek naar het oplossen van pestgedrag en de daarbij

benodigde leerkrachtvaardigheden

3. Voorlichting geven over het oplossen van pestgedrag in IB-, schoolopleiders- en alumni

netwerken, en aan schoolteams

16

4. Onderwijs en intervisie geven over het oplossen van pestgedrag en de daarbij benodigde

leerkrachtvaardigheden in pabo 1,2,3,4

Dit onderzoek leidt uiteindelijk naar een overzicht waarin de drie pijlers zijn uitgewerkt en de

benodigde leerkrachtvaardigheden helder zijn. Dit overzicht is in te zetten voor studenten, startende

leerkrachten en de meer ervaren leerkrachten om grip te krijgen op (cyber)pestgedrag in de klas.

3.3. voorwaarden

Op basis van het inhoudelijk onderzoek (wat zegt de literatuur over het voorkomen, signaleren en

oplossen van pestgedrag), onderzoek naar de rand voorwaardelijke zaken (wat is de huidige situatie

en wat willen de pabo en Kind en Onderwijs Rotterdam), en inspirerende voorbeelden, komen we tot

de volgende voorwaarden waar het onderzoek aan moet voldoen: het moet een specifiek, meetbaar,

acceptabel, realistisch en tijdgebonden (SMART) methodiek zijn.

Specifiek betekent: gericht op het voorkomen, signaleren en oplossen van pestgedrag in de klas en

op school,

Meetbaar betekent: de effecten van het voorkomen, signaleren en oplossen van pestgedrag worden

zichtbaar door middel van een tevredenheidsonderzoek onder leerlingen, ouders, leerkrachten en

studenten vóór en na de inzet van een schoolbrede aanpak ter voorkoming, signalering en oplossing

van (cyber)pestgedrag.

Acceptabel: de noodzaak van het voorkomen, signaleren en oplossen van pestgedrag wordt door de

schoolleiding ingezien en er wordt tijd vrijgemaakt voor de benodigde implementatie, leraren

snappen dat zij hierin begeleid kunnen worden, coaches begrijpen dat zij leraren hierin dienen te

begeleiden

Realistisch: het is helder dat het om een pilot gaat en dat de opbrengst van de pilot een voorzet is

voor een advies hoe om te gaan met pestgedrag op alle scholen van Kind en Onderwijs Rotterdam, in

samenwerking met Inholland

Tijdgebonden: de pilot wordt gestart in 2014-15, verder uitgerold in 15-16 en afgerond in 16-17,

waarna op basis van de opbrengsten een voorstel voor het voorkomen, signaleren en oplossen van

pestgedrag wordt gedaan. In 2017 eindigt de pilot, de nieuwe aanpak is dan geïntroduceerd, zowel

binnen Kind en Onderwijs Rotterdam als binnen het curriculum van Inholland.

17

3.3 Gegevens verzamelen, resultaten en analyse In deze paragraaf wordt beschreven wat de voorlopige opbrengsten zijn van de bovenstaande

activiteiten. Er wordt ook verteld welke bedachte acties niet zijn uitgevoerd en waarom. Er wordt aan

het eind een analyse gemaakt van de opbrengsten: wat werkt en wat niet wat betreft het

voorkomen, signaleren en oplossen van (cyber)pestgedrag?

3.3.1 gegevens verzamelen en resultaten

Pijler 1: voorkomen

1. Uitvoering van een pilot op Het Plein, waar PBS wordt geïntroduceerd, uitgevoerd en

geëvalueerd

In schooljaar 2015-16 is besloten om op Het Plein te gaan werken met de aanpak PBS. Het Plein is

een ontwikkelingsgerichte school (OGO), waar wordt uitgegaan van verschillen tussen kinderen. Het

onderwijs is waar het kan zoveel mogelijk gericht op de individuele leerlijnen van kinderen.

Desalniettemin is het sociaal leren op deze school een belangrijke pijler. Het is voor de school

daarom erg belangrijk te investeren in een veilig schoolklimaat. De PBS aanpak past daar goed bij.

In december 2016 is gestart met de monitoring van de introductie en uitvoering van PBS op de OGO

school ’t Plein. Er zijn verschillende gesprekken afgenomen met leden uit het PBS-team. Er is gestart

met het opstellen van een vragenlijst gebaseerd op de literatuur van PBS, in dit geval het groene

boek.

De eerste vragenlijst is hoofdzakelijk beantwoord door de orthopedagoge op het Plein en tevens

deelnemer van onze professioneel leergemeenschap. Daarnaast hebben ook de locatieleider en een

bovenbouwleerkracht de vragenlijst beantwoord, net als de intern begeleider. (zie bijlage .. voor de

vragenlijst).

Om het onderzoek van verschillende kanten te benaderen is er ook een gesprek gevoerd met de

locatieleider en de intern begeleidster van het Plein. Daarnaast is er een afspraak gemaakt met een

bovenbouwleerkracht. Hieronder volgen de uitkomsten van de gesprekken, allereerst die met de

orthopedagoog.

Om PBS te kunnen introduceren op het Plein, is allereerst gezorgd voor belangrijke

randvoorwaarden, zoals materiaal, trainingen en het samenstellen van een PBS team. Zo zijn alle

studiedagen op school gewijd aan PBS, en is er in iedere vergadering aandacht aan besteed.

Daarnaast is een PBS team samengesteld, dat leerkrachten ondersteunt in de toepassing van PBS in

de praktijk.

PBS werkt preventief omdat het uitgaat van een escalatieaanpak. In preventieve zin heeft het Plein

waarden en gedragsveranderingen opgesteld in openbare ruimtes en in de klas, door middel van

posters, een beloningssysteem en beloningsbingo in de klassen (zie bijlage 6). Ook wordt gewerkt

met een anti-pestbeleid met behulp van SoVa lessen PBS voor in de klassen. Er wordt geregistreerd

in hoeverre gedragsproblemen escaleren en er worden consequentielijsten gemaakt waar ouders en

kinderen van op de hoogte worden gesteld. Er wordt ingestoken op het verbeteren van sociale

relaties tussen ouders, kind en school, probleemgedrag van kinderen wordt geanalyseerd en

besproken met betrokken leerkrachten. Zo wordt inzicht verkregen in het gedrag en is het beter te

voorkomen. Er is een model gemaakt voor handhaving van gewenst gedrag, specifiek voor het Plein

(zie bijlage).

18

Wat gewenst gedrag op het Plein in de weg staat, is het feit dat veel kinderen in het ‘rode’ gebied

zitten, zo’n 10% in plaats van het gemiddelde van 3 tot 5%. Een van de oorzaken is dat OGO

onderwijs inclusief onderwijs is, en er relatief veel kinderen de zgn. ‘straatcultuur’ meenemen.

Daarnaast is het soms lastig om PBS effectief door te voeren, omdat het verloop onder collega’s

groot is, of omdat door ziekte mensen afhaken. Ook tijdgebrek is een veelgehoorde belemmering. Op

zich is PBS goed geïntroduceerd, alleen moet er nog tijd worden gestoken in de borging ervan. Wat

helpt is dat de directeur erg betrokken is bij deze aanpak, en mensen stimuleert om het tot een

succes te maken.

Voor alle kinderen is er in ieder geval eenmaal per week een uur SoVa les en gedragsverwachtingen

les. Toch is niet in alle groepen PBS meteen geland, vooral de hogere groepen hebben moeite om

zich deze andere aanpak eigen te maken. Ouders zijn vanaf het begin betrokken bij PBS, zo

organiseert de orthopedagoog iedere week een bijeenkomst rondom een thema uit PBS.

De belangrijkste gedragsverwachtingen op het Plein zijn opgesteld op basis van de waarden

veiligheid, respect en verantwoordelijkheid. Op basis hiervan zijn lessen opgesteld voor leerkrachten

die zij het afgelopen jaar hebben gegeven. Daarnaast zijn alle gedragsverwachtingen breed

gecommuniceerd met ouders en kinderen in gesprekken, lessen en op posters door de hele school

heen (zie bijlage). De eerste opbrengsten daarvan zijn dat er meer rust in de school is gekomen

volgens ouders en leerkrachten. Ook lijken er minder escalaties te zijn.

In schooljaar 16-17 wordt PBS verder uitgerold, waarin meer aandacht komt voor de straatcultuur,

en voor het signaleren en oplossen van ongewenst gedrag.

Hieronder een gespreksverslag van het gesprek met de locatieleider van het Plein.

Ik vraag haar of de kernprincipes van PBS bekend zijn bij de leerkrachten op het Plein en waar blijkt

dat uit?

L. geeft aan dat deze zeker bekend zijn maar in de praktijk een stuk minder zichtbaar zijn. Als je de

leerkrachten bevraagt zit het wel “in hun hoofd maar niet in hun lijf”, aldus L.

Als ik vraag of naar aanleiding van de kernprincipes het startplan en de bijbehorende concrete

lessen zijn gelukt antwoord L. dat de lessen wel zijn gelukt maar niet terugkeren in het wekelijkse

programma waardoor het niet beklijfd.

Één ding is echter wel heel goed gelukt op het Plein en dat zijn de gedragsverwachtingen op de

trap. Dit levert succes op bij de kinderen.

Dan gaat L. vertellen over wat er momenteel gaande is op het Plein. Ik besluit naar het verhaal te

luisteren en verder geen vragen meer in te brengen. Ze vertelt namelijk het volgende:

Op het moment verkeert het Plein in “zwaar weer”. Er zijn 2 fulltime vacatures waardoor de school

met een flinke onderbezetting kampt. Een hoop leerkrachten staan flink onder druk met als gevolg

lesgeven in de “overlevingsstand”. Dit houdt in dat het ontwikkelingsgericht onderwijs in veel

klassen niet goed tot uiting komt en daarbij is het Plein ook inclusief onderwijs. Het inclusief

onderwijs brengt momenteel veel gedragsproblemen en kinderen met een stoornis met zich mee

in bijvoorbeeld het autistisch spectrum, die een zeer strakke structuur en veel één op één

19

begeleiding nodig hebben. Deze kinderen vallen in het rode gedeelte van de “PBS-driehoek”, (zie

groene boek PBS). Het plein heeft dan ook een behoorlijk groot percentage kinderen in het “rood”.

L. geeft aan dat, door het weggaan van mensen, het PBS team nu nog maar uit twee leden bestaat

en dat het eigenlijk “opnieuw een leven zou moeten krijgen”. Nu zit ieder “op zijn eigen eiland” en

wordt er geen één lijn meer getrokken door alle groepen heen. Iedere leerkracht vult het nu naar

eigen idee en kunnen in.

Wel is er nog in alle groepen een groepsbeloning van kracht waar er door directie en

orthopedagoog “dikke duimen” uitgedeeld worden aan bijvoorbeeld groepen die keurig in de rij

staan en aan de verwachtingen voldoen. Die kinderen leveren dan hun dikke duimen bij hun

desbetreffende leerkracht in en bij tien stuks mag er een getal op de bingokaart getrokken

worden. Zodra de kaart vol is verdient de groep een beloning. Maar,…geeft L. aan, nu ik vier dagen

voor de groep sta kan ik niet adequaat reageren op de groepen en komt dit ook onder druk te

staan.

Eigenlijk geeft L aan, zijn de gedragsverwachtingen t.a.v. de kinderen op de trap wel met succes

afgerond. Dit is een nog steeds merkbare opbrengst vanuit het PBS.

Als ik dan vraag wat het maakt dat dat wel gelukt is geeft L. aan dat echt gedragen is door het

team toen alles nog op “oorlogssterkte” was binnen het team voordat de “crisis” begon.

L. geeft aan dat begrip een belangrijke voorwaarde is om het PBS binnen de school weer te

herstellen. Ook samen, warm houden, gezamenlijke activiteiten in alle klassen en in het team

zijn kernwoorden die naar boven komen.

Gesprek met intern begeleider op het Plein

M. staat momenteel voor groep 4 omdat er geen leerkracht meer is voor deze groep. Ik heb met

haar een gesprekje over PBS. Ik vraag haar of het nog lukt PBS in te zetten in haar werksituatie. M.

antwoord dat dat in haar geval nog wel lukt omdat zij maar tien leerlingen heeft en dat haar groep

heel goed op het beloningssysteem reageert.

Als ik vraag of het beloningssysteem zich ook wel eens tegen “haar” keert geeft ze aan dat zeker

het geval is. Een beloningssysteem werkt alleen maar als het een waterdicht systeem is en dat is

volgens M. nog niet helemaal het geval. Bijvoorbeeld waren er vandaag “dikke duimen” uitgedeeld

maar dit keer had een collega alle kinderen een dikke duim gegeven, terwijl een andere collega er

één uitgedeeld had voor de hele groep. Dit moest ze nog wel even navragen,…

Wel vind ze dat ze haar domeinen uit het PBS wel goed kan uitvoeren in haar groep 4 maar dat is

dus op microniveau (in de klas) terwijl de bedoeling is dat het schoolbreed gedragen wordt.

Zij zet de beloningen in dan weer voor het rustig lopen op de gang en de week erna bijvoorbeeld

voor het gedrag in de gymzaal.

Als ik vraag of het lukt positief contact te hebben met de ouders geeft M aan dat dat goed lukt

doordat ze regelmatig huisbezoeken doet. Wel te weinig naar haar zin want het levert veel

20

positiviteit en informatie op. Doordat M niet de groepsleerkracht is maar tijdelijk invalt, kan ze

maar een aantal huisbezoeken doen. Verder probeert ze regelmatig een praatje te houden met

ouders in haar klas en die ze niet ziet mailt ze om te vertellen wat ze in de klas doen.

Dan vertelt M dat ze goed nieuws briefjes heeft ontworpen. Dit zijn voorgedrukte formatjes die

een kind kan krijgen als zij of hij iets “goeds” heeft gedaan. Dit wordt op een briefje meegegeven

aan een kind voor thuis zodat het kind dit kan delen met de ouders. M. geeft aan dat heel prettig is

en dat dit geen nadelige kanten heeft als beloningssysteem. Voor zover M weet, maakt groep 8

ook gebruik van dit systeem.

M. geeft aan dat het fijn zou fijn als in kaart zou worden gebracht wie nou wat doet aan PBS op het

Plein zodat helder is waar ze als team staan.

Gesprek met een leerkracht uit groep 8 op het Plein over PBS.

Inleiding:

Om het in kaart brengen van de stand van zaken van PBS op basisschool het Plein compleet te

maken en af te ronden, heb ik nog één gesprek met een bovenbouwleerkracht. Ik doe dit middels

een gesprek waarbij de leerkracht gewoon vertelt uit ervaring,…

Ik vraag haar wanneer zij op de hoogte gebracht werd van de PBS methode. N. vertelt dat eind

vorig jaar al gestart werd met wat voorbereidingen gericht op PBS in de school. Door bijvoorbeeld

al in groepjes na te denken over hoe ze het willen gaan aanpakken met elkaar. Het nadenken over

wat er op de posters moest komen en door bewust positieve aandacht in te zetten in de groep en

hiermee te experimenteren. Voor N voelde dit soms best onnatuurlijk omdat je nu heel erg aan

het nadenken was over wat en hoe je iets ging zeggen en omdat je heel erg “een eigen patroon”

hebt ontwikkeld. Ondanks dat vond N. het wel opleveren in de groep. De kinderen kopieerden het

voorbeeldgedrag van de positief genoemde voorbeelden. Althans een deel van de groep. Een

ander deel (25%) zit in de oranje/rode zone van de PBS driehoek. (zie theorie PBS). Eind vorig jaar

is er een studiedag geweest over PBS.

In september is het PBS echt van start gegaan. Volgens N was het grootste deel collega’s

gemotiveerd om het met zijn allen te gaan “dragen”. Alle leerkrachten hebben een rooster

gekregen wat er aan PBS gedaan moest worden in welke week. N. vond dit prettig en

overzichtelijk. Ze laat mij een speciaal ingerichte map zien met o.a. het PBS rooster. Dit rooster is

gericht op gedragsverwachtingen in de school en klas. Vooral in het begin van het jaar oefent N.

regelmatig met deze verwachtingen en door het oefenen gaat het beter maar N. merkt ook dat als

ze een verwachting een tijdje niet oefent, het weer wegsijpelt in het oude gedrag van de kinderen.

Volgens N. zal het waarschijnlijk een groot verschil maken als de kinderen deze verwachtingen al

vanaf groep 1 oefenen. Voor groep 8 nu is het eigenlijk lastig om dit echt nog te laten inslijten en

beklijven bij de kinderen. Nu komt het erop neer dat N. het elke keer weer moet laten ervaren wil

het weer nageleefd worden.

N. staat positief tegenover PBS vanaf groep 1 omdat je door de hele school duidelijke

gedragsverwachtingen hebt opgesteld. Voor nu kan N. niet oordelen of het voor alle groepen

21

geslaagd is. Ze heeft eigenlijk geen idee hoe het bij haar collega’s gaat omdat door de

omstandigheden van de school iedereen op zijn eigen “eilandje” zit. Het team alles behalve stabiel

N. geeft aan dat ze niet eens meer weet hoeveel leerkrachten er al bij gekomen en/of weggegaan

zijn. Daardoor wordt het PBS goed en gezamenlijk invoeren erg belemmerd.

Als ik vraag wat er nodig is om het PBS goed te laten slagen geeft N. aan, een stabiel team en

volledige steun. Nu voelt N. zich met vlagen gesteund omdat sommige aspecten van PBS afhangen

van ambulante collega’s. Bijvoorbeeld het beloningssysteem op het Plein. Dit is een getallenbingo

in iedere groep en kinderen kunnen o.a. door dikke duimen te krijgen punten verdienen. Maar,

zegt N,…daar ben ik gedeeltelijk dus afhankelijk van de ambulante collega’s omdat die die dikke

duimen uitdelen op bijvoorbeeld de gang als mijn rij keurig staat. En,..zegt N,…ik ben zelf niet zo

goed in beloningsystemen dus ik vergeet het altijd en dan werkt het niet. Ik doe het eigenlijk

omdat het in alle klassen gedaan wordt vanwege PBS. “Ik ben gewoon niet zo van de

beloningssystemen”, aldus N.

Zo vertelt N. ook dat het nu lastig is wat zij moeten met de zogenaamde oranje en rode kinderen,

de kinderen die zich op niveau twee en drie bevinden van de PBS piramide. Het zou al helpen als er

duidelijke stappen zouden zijn die wij dan kunnen volgen bij gedrag dat escaleert ondanks PBS. “Ik

bedoel daarmee vooral de stappen naar bijvoorbeeld een gedragsfunctie analyse en externe

inzet/hulp, echt voor de rode kinderen met name. We hebben wel een duidelijke

gedragsincidenten registratielijst en maatregelen gekoppeld aan het gedrag wat een kind heeft

laten zien. Wat soms lastig is bij het uitvoeren van een maatregel is de onderbezetting binnen de

school. Bijvoorbeeld bij storend gedrag, mag je de betreffende leerling naar een ambulante collega

sturen met werk voor bepaalde tijd. Momenteel is dit lastig uitvoerbaar en dat is zonde.”

Daarnaast is deze ‘maatregelenlijst’ nog niet goed ingebed binnen het team, het lijkt of dat

iedereen er een beetje in ‘verdrinkt’. Wel is het helder wat je met de groene groep doet aan

preventieve aanpak en wat de stappen daarin zijn.

Wat wel prettig is voor de oranje/rode groep is de check-in/check-out kaart. Dit werkt redelijk tot

goed en heeft bijvoorbeeld een jongen uit de klas van N. van rood naar oranje geholpen. Dit is een

kaart waar bijvoorbeeld drie belangrijke afspraken staan voor de desbetreffende leerling. De

ouders zijn hier ook van op de hoogte. Als de leerling op school komt moet hij of zij een check-in

doen bij bijvoorbeeld de directeur of orthopedagoge van het Plein. Zo worden de afspraken

besproken en is de leerling “ingecheckt”. Aan het einde van de dag geeft de leerling zelf en de

leerkracht een min of een plus en wordt er “uitgecheckt”. Aan het einde van de week wordt er

naar aanleiding van het aantal plussen of minnen gekeken of er een gesprek nodig is met ouders of

niet. Ouders zien de kaart dus ook. Deze aanpak is succesvol vertelt N. Wel merkte ze dat ze naar

een aantal weken gestopt te zijn met deze kaart, toch weer de kaart nodig was om het goede

gedrag vol te houden. Verder ondervindt N. geen nadelen van deze kaart, behalve dat sommige

ouders van kinderen waar grote zorg om is niet thuis geven. Ze zijn lastig tot niet te bereiken en

dan blijft de aanpak beperkt tussen leerling-school welke minder effect oplevert dan in

samenspraak met ouders.

Dan vraag ik nog tenslotte, zou je op een andere school willen gaan werken waar het veel

makkelijker werken is zonder ontwikkelingsgericht onderwijs en waar een vast team is met weinig

verloop?

22

N. antwoord, NEE ZEKER NIET! Geen haar aan haar hoofd die daar aan denkt. Ze ziet dit als een

uitdaging die we met zijn allen moeten aangaan. Ze merkt nu dat veel collega´s twijfelen aan de

directie en zelfs aan ogo en dat vindt N. echt jammer want ogo is geweldig.

De allerlaatste vraag van mij is of N. vindt dat ze volgend jaar verder moeten gaan met PBS en

hoe?

Absoluut zegt N, alleen graag d.m.v. een frisse start in het nieuwe schooljaar waarbij ieder teamlid

weer het vertrouwen moet hebben in het voortzetten van een soms best lastige taak op het Plein.

Ja vertrouwen, dat vind N. het kernwoord wat nu nodig is.

In bijlage 6 zijn diverse documenten opgenomen die het PBS beleid in de praktijk ondersteunen.

Voor één van de studiedagen PBS op het Plein is een web pad ontwikkeld, een digitale methode die

je stap voor stap door de theorie en praktijk van PBS heen leidt. Deze is uitgeprobeerd door de

leerkrachten. De reactie van leerkrachten was zeer positief omdat het web pad op een snelle manier

info geeft, het koppelt direct de theorie aan de praktijk en het is een interactieve manier van leren

over het onderwerp PBS (zie bijlage 3) Het webpad is beschikbaar gesteld op intranet voor alle Kind

en Onderwijs Rotterdam scholen, en zal worden uitgebreid met een webpad over signaleren én een

webpad over oplossen van (cyber)pestgedrag.

Ter vergelijking is begin 2017 een leerkracht van groep 4 en tevens PBS coördinator geïnterviewd van

een school waar PBS is ingevoerd (zie bijlage 6b).

Analyse van de praktijkvoorbeelden

Antwoord op de vraag: ‘wat kan de Gelukkige Klas hiervan meenemen’ valt in verschillende delen

uiteen. Allereerst is het belangrijk dat het benodigde materiaal voor PBS op school aanwezig is.

Daarnaast is het zaak een heterogeen gevormd PBS team te vormen, waarbij de twee beschreven

scholen een andere keuze maken in het betrekken van ouders: de éne school kiest voor een actieve

deelname van ouders, de andere voor een wat passievere rol van ouders, die vooral op de hoogte

gehouden worden. Daarentegen is het van groot belang dat het hele team op de hoogte is van PBS

en commitment afgeeft op het invoeren van PBS. Dat betekent literatuur lezen en bijeenkomsten

organiseren over dit onderwerp.

Centraal bij het invoeren van PBS staat de escalatieaanpak centraal. Beide scholen zijn daarmee

gestart, waarbij de ene school wat aanvullende methoden gebruikt. Daarnaast is de uitingsvorm per

school verschillend: de ene school start met het zichtbaar maken van de escalatieaanpak door middel

van posters door de hele school, de andere school door de aanpak te introduceren in de klassen en

ermee te werken. Daarnaast wordt het gedrag van leerlingen ook verschillend geregistreerd: de ene

school kiest voor bestaande observatiesystemen, terwijl de andere school kiest voor een feitelijk

nieuw registratiesysteem (het ‘blauwe boekje’). Beide scholen gebruiken een beloningssysteem en

een consequentielijst bij respectievelijk goed en minder goed gedrag. De uitvoering ervan verschilt:

op de ene school zijn helderder afspraken hoe en wanneer kinderen beloond worden, waardoor

gedragsverandering sneller optreedt. Op de andere school geeft het verschil in wijze van belonen nu

23

nog verwarring bij de kinderen. Daarnaast hanteert de ene school ‘slechts’ de consequentielijst bij

minder goed gedrag, terwijl de andere school interventies pleegt bij ongewenst gedrag van

individuele kinderen. Beide scholen geven aan dat het verschil in normen en waarden over gewenst

gedrag tussen thuis en school de reden is dat veel kinderen nog consequenties krijgen, alleen lijkt het

erop dat op de school waar alleen de consequentielijst wordt gehanteerd, het gedrag sneller

verandert richting gewenst gedrag, terwijl op de andere school wordt gezegd dat extreem ongewenst

gedrag alleen afneemt, maar niet verandert in gewenst gedrag.

Wat een groot verschil is tussen de scholen, zijn de randvoorwaarden. Op de school met een

aangestelde PBS- coach wordt gezegd dat het proces naar verwachting verloopt en er stap voor stap

wordt gewerkt aan een positief klimaat ten opzichte van PBS. Zo hebben zij de ‘ja-maarders’ in het

team juist in het PBS team betrokken, en heeft de directeur zich een plek verschaft dichtbij het PBS

team, zodat hij op de hoogte blijft. De andere school heeft last van veranderende randvoorwaarden:

gebrek aan tijd, geld, mensen. Er is geen PBS-coach aangesteld, waardoor de rode draad uit het oog

wordt verloren en de ‘waan van de dag’ het overneemt, door ziekte en wisselingen in het team.

Daardoor is het lastiger als team op dezelfde manier te opereren, en er verwarring bij de kinderen

ontstaat. Met name in groep 7 en 8 lijkt PBS daardoor niet goed aan te slaan.

Wat een belangrijke overeenkomst tussen de scholen is, is de keuze voor drie basiswaarden, namelijk

veiligheid, respect en verantwoordelijkheid. Ook zie je dat de aanpak langzamerhand ‘went’: er

gebeuren meer goede en minder slechte dingen op het gebied van gedrag van leerlingen.

Kortom: belangrijke bouwstenen voor het introduceren van PBS op school zijn:

1) Het aanstellen van een PBS coach

2) Het samenstellen van een heterogeen PBS team dat het gehele team betrekt en

eigenaarschap ontwikkelt

3) Een directeur die zorgt voor de benodigde randvoorwaarden: tijd, geld, mensen en vooral:

vertrouwen!

2. Binnen Kind en Onderwijs Rotterdam school is kennis uitgewisseld op het gebied van

groepsvorming/ Tuckman:

- Op de Talmaschool is bij de start van het nieuwe schooljaar is aan het schoolteam van de A.S.

Talma een presentatie gegeven over groepsvorming. Als leerkrachten zich bewust worden

van het proces wat een groep doorloopt dan is de kans groter dat een positieve vorming van

een groep slaagt. Deze fases van groepsvorming worden na elke vakantie herhaald, omdat

een start na een vakantie een moment kan zijn om de groep weer positief te vormen of om

veranderingen door te voeren.

- Binnen het IB netwerk: dezelfde presentatie is ook getoond op het IB netwerk. Er is aan IB-

ers laten zien welke rol zij kunnen spelen bij een positieve start op de groepsvorming van het

nieuwe schooljaar. Een aantal IB-ers wilde hier graag mee aan de slag. De presentatie staat

op het intranet van de stichting Kind en Onderwijs Rotterdam.

- In samenwerking met de PABO: Een van de zeven onderwerpen van het keuzeonderwijs

‘onderwijs in de stad’ is de gelukkige klas. Naast een presentatie over PBS is ook aandacht

besteed aan groepsvorming. Om groepsvorming inzichtelijk te maken, is de theorie van

Tuckman besproken aan de hand van bijgevoegde Prezi presentatie (zie bijlage 5) Studenten

24

ervaren deze presentatie en inzicht in het proces van groepsvorming als zeer waardevol. Elke

student heeft weleens meegemaakt dat een groep niet positief is gevormd. Het geeft

studenten handvatten om zelf invloed te hebben op het groepsproces in hun LIO-tijd of als ze

afgestudeerd zijn en zelf een groep gaan starten.

3. Er wordt een afstudeeronderzoek gewijd aan PBS door een student van de PABO

In augustus 2016 is een studente van de Pabo afgestudeerd met een onderzoek rapportage voor de

Bachelor of Education met als titel ‘’Een SEL-fie voor de leerlingen’’‘’A SEL-fie for the pupils’’Sociaal-

Emotioneel Leren volgens Positive Behavior Support in het ontwikkelingsgericht onderwijs.

Zij heeft onderzocht hoe sociaal-emotioneel leren volgens de visie van Positive Behavior Support op

een ontwikkelingsgerichte manier in een lessenserie aan groep 3 aangeboden kan worden. Deze

onderzoeksvraag is ontstaan nadat uit het Master SEN onderzoek van een groepsleerkracht bleek dat

Positive Behavior Support de beste aanpak was om preventiever te handelen tegen het

externaliserende gedrag van de leerlingen. Ze schrijft:

Echter biedt Positive Behavior Support geen kant-en-klare lessen. Daarom heeft het PBS-team van

basisschool Het Plein gevraagd om een lessenserie, zodat de gedragsverwachtingen aangeleerd

kunnen worden. Vooral in de onderbouw is er behoefte aan lessen die bij het niveau van de kinderen

passen. ‘’Als de gedragsverwachtingen duidelijk zijn, zullen kinderen minder ongewenst gedrag

vertonen’’, aldus de orthopedagoog op basisschool Het Plein.

De hoofdvraag die in dit onderzoek centraal stond, is:

‘’Hoe kan de visie Positive Behavior Support in een ontwikkelingsgerichte lessenserie voor groep

drie toegepast worden, zodat de leerkrachten van basisschool Het Plein handvaten hebben bij het

stimuleren van sociaal-emotioneel leren?’’

In het theoretisch onderzoek is onderzocht wat Positive Behavior Support en sociaal-emotioneel leren

inhouden. Volgens Golly en Sprague (2015) is Positive Behavior Support een pedagogische aanpak

voor sociaal-emotioneel leren, waarbij gedragsverwachtingen worden onderwezen. Deze

gedragsverwachtingen worden opgesteld op basis van de drie kernwaarden veiligheid,

verantwoordelijkheid en respect.

Van Overveld (2015) zegt dat kinderen door sociaal-emotioneel leren vijf competenties ontwikkelen:

zelfbesef, zelfmanagement, besef van de ander, relaties met de ander en keuzes maken.

Om het sociaal-emotioneel leren in een wettelijk kader te plaatsen kunnen leerkrachten de lesdoelen

van SEL koppelen aan de kerndoelen 34 t/m 39 van SLO (n.d.). Daarnaast kunnen ze de

ontwikkelingsbehoeften van SLO (n.d.) raadplegen die geformuleerd zijn n.a.v. de thema’s:

zelfvertrouwen en weerbaarheid, omgaan met conflicten, gevoelens, inlevingsvermogen, relaties en

seksualiteit en waarden en normen.

Thema’s bestaan binnen het ontwikkelingsgericht onderwijs volgens Koning & Vingerhoets (2014) uit

een aantal fasen: de voorbereidingsfase, de oriëntatiefase, de uitvoeringsfase, de afrondingsfase en

de evaluatiefase.

25

Daarnaast stelt van Overveld (2015) dat er rekening gehouden wordt met de fasen van

groepsvorming. In elke fase hebben kinderen andere onderwijsbehoeften.

Om de hoofd- en deelvragen te beantwoorden, zijn er een literatuurstudie, observaties en interviews

ingezet. Uit de literatuurstudie bleek wat de kenmerken van Positive Behavior Support, sociaal-

emotioneel leren en ontwikkelingsgericht onderwijs zijn. Er werd een verbinding gelegd met de

wettelijke kerndoelen, de uitvoering van sociaal-emotioneel leren door andere sociale

vaardigheidsmethodes en de uitvoering van PBS door andere scholen.

Vanuit het praktijkonderzoek konden er criteria voor de lessenserie opgesteld worden om tegemoet te

komen aan de pedagogische onderwijsbehoeften van de leerlingen in groep 3. De criteria gaan over

de integratie van sociaal-emotionele hulpvragen, de fasen van groepsvorming, de SOVA trainingen,

de thema’s van SLO en de ontwikkelingsgerichte thema’s in de lessenserie. Tevens adviseerden de

leerkracht van groep 3 en de orthopedagoog dat de lessen in sociaal-emotioneel leren worden

gegeven in grote en kleine kringen. De verwerkingsopdrachten kunnen in tweetallen worden gedaan.

Bij de lessen sociaal-emotioneel leren zijn de volgende werkvormen en leermiddelen volgens de

leerkracht van groep 3 en de orthopedagoog van belang om ontwikkelingsgericht te werken:

handpoppen, voordoen-nadoen, rollenspellen, hulpschema’s zoals het 5-G model, de brievenbusjes

van een doos van gevoelens, tekenopdrachten en teksten schrijven over de rollen.

Daarnaast bleek uit de interviews hoe de pedagogische visie van basisschool Het Plein op de

lessenserie kon aansluiten. De visie van Het Plein wordt gekenmerkt door de visie van Positive

Behavior Support en een veilig schoolklimaat.

De resultaten van het theorie- en praktijkonderzoek zijn met elkaar vergeleken in tabellen,

cirkeldiagrammen en teksten. Uit de resultaten is gebleken dat de thema’s van SLO (n.d.) gekoppeld

kunnen worden aan de hoofdthema’s binnen het ontwikkelingsgericht onderwijs op Het Plein.

Daarnaast kunnen de vijf competenties gekoppeld worden aan de fasen van groepsvorming. De

kerndoelen van SLO (n.d.) kunnen gekoppeld worden aan de thema’s van SLO (n.d.) en de fasen van

groepsvorming. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de onderwijsbehoeften die uit de thema’s,

competenties en kerndoelen geformuleerd worden, overlap hebben. Een combinatie van de theorieën

kan zo verwerkt worden in een lessenserie.

Echter kunnen de eindconclusies van het onderzoek ter discussie worden gesteld. Zo zijn niet alle

leerlingen van groep 3 geïnterviewd. Desondanks zijn er leerlingen met heel uiteenlopende

onderwijsbehoeften geïnterviewd. Tevens zijn de effecten van de lessen niet gemeten. Dit is een

ontwerpgericht onderzoek en geen effectonderzoek. De lessen kunnen gemeten worden als de school

een incidentenregistratiesysteem heeft. Via een incidentenregistratie van Positive Behavior Support

kan gedrag geanalyseerd worden. Dat leidt tot gerichte interventies die een veiliger klimaat

bewerkstelligen.

Daarnaast betekent de lessenserie geen volledige integratie van de sociale vaardigheidstrainingen in

de aanpak van basisschool Het Plein. Dit komt doordat het onderzoek alleen gericht was op groep 3.

Ook bleek uit het interview met de orthopedagoog dat een integratie van sociale

vaardigheidstrainingen in de klassensituatie nodig is, omdat kinderen op deze manier de

vaardigheden die ze leren bij de sociale vaardigheidstrainingen kunnen oefenen in de klas. De

lessenserie kan hiervoor als startpunt worden genomen.

26

Verder moet onderzocht worden hoe er een doorgaande leerlijn in de sociale vaardigheidslessen

tussen de verschillende groepen wordt gecreëerd. De leerkracht van groep 3 vroeg om een

puntenlijstje met doelen voor sociaal-emotioneel leren. De school zou ook kunnen overwegen om

tijdens de bouwvergaderingen aandacht te besteden aan het ontwikkelen van sociale

vaardigheidslessen binnen de OGO thema’s en de ontwikkelingsthema’s van SLO. De intern begeleider

kan dit aansturen. Zij fungeert dan als contactpersoon tussen de verschillende bouwen.

De benadering van Positive Behavior Support staat niet ter discussie, omdat daar reeds voor gekozen

is. (Sterke, 2016).

Dit onderzoek is hoog gewaardeerd, met een 8,7. Zij is daarbij in aanmerking gekomen voor de

Onderwijs Top Talent Prijs en heeft op 4 oktober 2016 een oorkonde gekregen voor haar onderzoek,

uit handen van de minister van OCW, Jet Bussemaker.

4. Er wordt voorlichting gegeven over PBS binnen IB-, schoolopleiders- , alumninetwerken en op

scholen

Vanaf schooljaar 2015/16 zijn er binnen Kind en Onderwijs Rotterdam verschillende bijeenkomsten

geweest waar is gesproken over het thema van deze PLG: het voorkomen, signaleren en oplossen

van (cyber)pestgedrag. De eerste bijeenkomsten zijn vooral gegaan over het voorkomen van

(cyber)pestgedrag. Hieronder volgt een beknopte weergave van deze verschillende bijeenkomsten.

Tijdens de IB netwerkbijeenkomsten van stichting kind en onderwijs Rotterdam is er gedurende het

gehele schooljaar info gegeven over ‘de gelukkige klas’. Daarnaast is er een presentatie gegeven over

groepsvorming. Een reactie was dat een IB-er dit zeker zou gebruiken bij de start van het nieuwe

jaar. Ook tijdens een vergadering van IB’ers in juni is opnieuw aandacht besteed aan het thema van

deze PLG. De opbrengsten van het onderzoek worden binnen Kind en Onderwijs Rotterdam breed

verspreid via de site van Kind en Onderwijs Rotterdam, waar de diverse producten en opbrengsten te

vinden zijn en de contactpersonen voor de verschillende onderwerpen. Daar zijn ook de ontwikkelde

webpaden te vinden die zijn ontwikkeld om te leren omgaan met het voorkomen van

(cyber)pestgedrag in de klas. Dit thema wordt in het schooljaar 2016/17 verder uitgewerkt binnen

het IB netwerk (bijlage 4).

Naast de IB netwerkbijeenkomsten, is ook gebruik gemaakt van de netwerkbijeenkomsten van

schoolopleiders, praktijkopleiders en studenten. Doel daarvan was de verbinding tussen de

verschillende partijen op dit thema te verbeteren. De eerste netwerkbijeenkomst van regio Noord

met studenten , schoolopleiders en de coördinator van de PABO heeft plaatsgevonden op 27 oktober

2016. Dit heeft het volgende opgeleverd: een verkenning op het gebied van gedragsproblematiek

met het accent de volgende thema's: - wat ervaar jij als problematisch gedrag, - welke

consequenties koppel je daaraan, - wat werk wel , wat werk niet bij jou? - wanneer voel je je

handelingsverlegen? De deelnemers aan deze bijeenkomst waren erg enthousiast en willen in de

toekomst meer verdieping op dit onderwerp. Bij knelpunten voor de klas gaat het minder om

didactische, maar juist om pedagogische vaardigheden.

Het thema van deze PLG wordt in 2016/17 verbreed naar de netwerkbijeenkomsten van regio Oost

en Centrum. De inzet om studenten van verschillende netwerken op dezelfde manier te gaan

begeleiden is bij de schoolopleiders positief ontvangen omdat zij al lange tijd op zoek waren naar

uniformiteit.

27

Het idee om pedagogisch handelen op de kaart zetten bij Kind en Onderwijs Rotterdam, studenten,

pabodocenten en andere PLG’s door het geven van workshops, is nog steeds gaande. Het eerste

initiatief, om studenten college te laten geven over pedagogisch handelen op de scholen tijdens

thematische koffie-ochtenden voor ouders (dit heet ouderkamers binnen Kind en Onderwijs

Rotterdam),is niet gebeurd, omdat dit moeilijk te realiseren viel binnen het curriculum en het wel of

niet verkrijgen van studiepunten voor dit onderdeel.

Wel is in juni 2016 een succesvolle workshop ontwikkeld voor de afsluiting van het tweede

projectjaar van de pilot Effectieve Leraren voor een brede doelgroep binnen Kind en Onderwijs

Rotterdam en pabo. Het ontwikkelde web pad is gebruikt op de studiedag van 30 juni waarbij

presentaties gegeven werden over het project ‘de effectieve leerkracht’. De uitkomst van deze

presentatie van ‘de Gelukkige klas’ was dat dit heeft geleid tot aanvragen van het web pad en Prezi

over groepsvorming. Andere basisscholen willen deze instrumenten gebruiken om hun team te

informeren over de onderwerpen. Studenten vierdejaars gaven aan dat ze deze info graag eerder

hadden willen hebben via de PABO als vast onderdeel van het curriculum om zich beter voor te

bereiden op een nieuwe klas. (zie bijlage 5)

Tot slot is er in september 2016 een bijeenkomst geweest voor een brede doelgroep (alumni en

mensen uit het veld) met als thema, De Gelukkige Klas. Insteek van de bijeenkomst was om het

thema Gelukkige Klas verder te verkennen: vanuit eigen ervaringen en vragen, aangevuld met het

werk van didactici en pedagogen. Er waren 14 mensen die ervaringen met de Gelukkige Klas hebben

uitgewisseld, gerubriceerd en gestructureerd. Daarnaast is vanuit het werken met Tai Chi Tao

gedemonstreerd wat beweging kan betekenen in een klas, in een school, zowel letterlijk als figuurlijk.

De deelnemers reageerden wisselend op deze aanpak: over het algemeen een goede bijeenkomst,

goed voorbereid en goede aanpak, alhoewel een aantal een college had verwacht en geen

bewegingsoefening (zie bijlage 7). De bijeenkomst krijgt een vervolg.

5. Er wordt onderwijs en intervisie gegeven over PBS en de daarbij behorende

leerkrachtvaardigheden aan pabo 1, 2, 3 en 4

Binnen de pabo is op verschillende manieren binnen het curriculum, en in samenwerking met de PLG

leden, aandacht besteed aan het thema voorkomen van (cyber)pestgedrag.

In pabo 1 is er een training verschillende kijkwijzers aangeboden over pedagogisch handelen. Drie

kijkwijzers horen bij het onderwerp Omgaan met de klas:

- 1. Vriendelijk leidinggeven aan een groep

- 2. Begeleiden van (kleine) groepen

- 3. Het realiseren van een veilig leef- en werkklimaat

Eén kijkwijzer hoort bij het onderwerp: Gesprekken voeren met kinderen

- 1. Gesprekken voeren met kinderen

Eén kijkwijzer hoort bij het onderwerp: Samenwerken met collega’s en werken in een organisatie

- 1. Participeren in de zorgstructuur van de school

28

Eén kijkwijzer hoort bij het onderwerp: Onderzoek en ontwikkeling van eigenopvattingen en

competenties

- 1. Reflecteren op eigen handelen

De kijkwijzers zijn als bijlage aan dit verslag toegevoegd (bijlage 8).

Daarnaast zijn er aanbevelingen gedaan voor trainingen in pabo 2, 3 en 4 omtrent pedagogisch

klimaat, waaronder (cyber)pesten en pestgedrag. Er zijn leerwerktaken ontwikkeld door de PLG

leden over pedagogisch handelen, alleen zijn niet ingezet omdat ze niet aansloten. Voor pabo 2 is

voor de leerlijn waardenvol onderwijs het webpad en de kijkwijzer aangeboden.

In pabo 3 hebben twee PLG leden en vier pabo studenten zeven weken lang de minor verzorgd in het

kader van het keuze onderwijs met het thema: ‘onderwijs in de grote stad’. In het sub thema

pedagogisch handelen hebben de PLG leden, samen met iemand van de praktijkschool en

vierdejaarsstudenten training gegeven over het voorkomen van (cyber)pestgedrag op school. Er is

specifiek aandacht gegeven aan de aanpak PBS. De training bestond uit een ochtendgedeelte waar

de theorie werd aangeboden via het maken van een webpad en het middaggedeelte bestaande uit

een schoolbezoek waarbij de studenten direct ervaringen opdeden met de opgedane theorie. De

training werd afgesloten met een korte intervisie/evaluatie. (zie bijlage 9).

Evaluatie

In de ochtend hebben we een presentatie gegeven over onderdelen van PBS en Tuckman.

Verder heeft Miriam verteld over de inhoud van haar scriptie.

Na het theoretische onderdeel zijn de studenten zelfstandig aan het werk gegaan met het

webpad over PBS en gedrag. Het webpad heeft zowel een informatief als een praktisch

gedeelte. De studenten hebben hun eigen groep ingedeeld in de verschillende lagen

(groen, geel en rood) en hebben gediscussieerd over de gedragsprotocollen die op de

verschillende scholen aanwezig zijn.

In de middag zijn we naar Het Plein gegaan om te kijken hoe PBS in de praktijk eruit ziet.

Studenten konden groepjes leerlingen uit de groep halen om samen met hen de posters

met waarden en gedragsverwachtingen in de openbare ruimtes te oefenen en te

demonstreren. Studenten en leerlingen zijn een uur lang met elkaar door de school

gelopen en hebben bij alle posters stilgestaan.

Aan het eind van de dag is er met de studenten geëvalueerd over de inhoud van de dag.

De studenten geven aan veel geleerd te hebben van de presentaties en vooral veel geleerd

te hebben van de informatie van het webpad. De interactieve manier van leren werd als

verrijkend ervaren en ze geven aan dat het webpad past bij hun manier van

leren/informatie verzamelen. Vooral theorie in de ochtend en de praktijk hiervan in de

middag werd als leerzaam ervaren; "we hebben er nu een beeld van gekregen en dan gaat

29

het leven", was een reactie. Een andere reactie: "nu ik het gezien heb, begrijp ik er meer

van"

Het participeren van een medestudent ( 4de jaars) werd ook positief ervaren. Volgend

schooljaar zal op dezelfde manier inhoud gegeven worden aan de minor die de PLG de

gelukkige klas, heeft verzorgd.

Op 27 oktober hebben wij een intervisie gehad over pedagogisch handelen. We kregen eerst

een korte introductie en hebben even kort kennis gemaakt met elkaar. Het was leuk om ook

andere studenten van andere Inholland scholen te leren kennen. Zo blijf je niet beperkt tot

alleen je eigen school.

We begonnen met een korte film en hebben dan gekeken naar wat probleemgedrag is. Samen

met een schoudermaatje heb ik kort onze ervaringen uitgewisseld. We hebben ook besproken

wat wel en niet werkt om ongewenst gedrag te voorkomen. Ik vond dit zeer leerzaam omdat

je zo ervaringen/problemen hoort van anderen en hoe zij dit oplossen. Het is ook wel grappig

dat je merkt dat je veel kan leren van studenten uit andere jaren. Ik zit zelf in de vierde maar

vond het verbazingwekkend hoe eerste jaar, tweede en derde jaar studenten met problemen

omgaan en kon ook veel van hen leren.

We hebben ook gesproken over PBS: Positive Behavior Support. Dit gaat over het gedrag van

leerlingen en hoe je hiernaar moet handelen. Op mijn praktijkschool de DS. J.J. Buskesschool

zijn wij hier al mee bezig en heb ik hier al een studiedag over gehad. In de school is er al een

beloningssysteem ingezet om positief gedrag van leerlingen te bevorderen.

Aan het einde werden we verdeeld in groepen. Hier hebben wij een probleem op de praktijk

uitgekozen en besproken. Aan de hand hiervan hebben wij in de groep adviezen gegeven om

het probleem op te kunnen lossen.

Ik heb die dag als zeer leerzaam ervaren en vond het interessant om met medestudenten te

kunnen overleggen over de verschillend probleemgedrag. De ideeën van anderen kunnen voor

mij soms erg verfrissend zijn.

Deze minor wordt in schooljaar 16/17 vervolgd, waarin een module zal worden opgenomen over

mediawijsheid (wordt ontwikkeld in samenwerking met Kind en Onderwijs Rotterdam, zie bijlage 12).

Verder is het web pad gebruikt bij een masterclass ‘pedagogisch handelen’ aan derdejaars studenten.

Aan dit web pad is ook de groepsvorming van Tuckman gekoppeld. Deze manier van leren en

informatie verzamelen paste goed bij de hedendaagse student. Studenten gaven aan dat dit web pad

uitnodigt om thuis er nog mee verder te gaan.

In pabo 4 is één open case over pedagogisch handelen in TMS behandeld. Wordt ook komend jaar

ingezet. In de bijlage is de open case opgenomen (bijlage 10).

Algemeen kan gesteld worden dat het curriculum nog verder dient te worden aangepast en dat de

theorie en toepassing over het voorkomen, signaleren en oplossen van (cyber)pestgedrag op de

juiste momenten moet worden aangeboden. Verder is het handig om contact en afspraken maken

30

met ontwikkelaars van het pabocurriculum, in samenwerking met het project in Den Haag om de

opbrengsten van deze groepen te delen.

3.3.2 Tussentijdse analyse

In het eerste hoofdstuk zijn drie vragen gesteld die de PLG heeft onderzocht door middel van

beschreven activiteiten. De vragen waren:

1. Hoe voorkom, signaleer en los je (cyber) pestgedrag in de klas op?

2. Welke middelen en vaardigheden heb je daarbij nodig als (beginnend) leerkracht?

3. Hoe kan de pabo daarin ondersteunen, vanuit het curriculum en nascholing?

Er is in de afgelopen jaren gewerkt aan grofweg drie thema’s: 1) het onderzoeken en verkennen van

het thema pesten, waarbij de nadruk heeft gelegen op literatuuronderzoek, de pilot PBS op ’t Plein

en de scripties die door PABO studenten in dit kader zijn geschreven. 2) de samenwerking tussen

Stichting Kind en Onderwijs Rotterdam en de Pabo Inholland binnen diverse netwerken zoals de PLG,

de IB-netwerken, de schoolopleidersnetwerken en studentennetwerken en 3) de ontwikkeling van

het curriculum voor de studenten, de startende leerkrachten en alumni. Uit deze thema’s zijn diverse

producten gekomen, zoals kijkwijzers, trainingen, webpaden, pestprotocols en de opbrengsten uit de

scripties.

In tijd is aan deze drie thema’s voortdurend en gelijktijdig gewerkt, waarbij met name de drie pijlers,

voorkomen, signaleren en oplossen van (cyber) pestgedrag leidend waren. Zo is in het schooljaar

2015-16 de focus gelegd op de eerste pijler, het voorkomen van (cyber)pestgedrag.

(Cyber)pestgedrag kan namelijk het beste worden voorkomen, is de conclusie uit het

literatuuronderzoek, door een positief pedagogisch klimaat in de klas en op school te creëren. Ook

uit het onderzoek op scholen van Kind en Onderwijs Rotterdam en op de pabo Inholland kwam dat

liever (cyber)pesten wordt voorkomen dan opgelost. Uit diverse gesprekken met specialisten en

verschillende bijeenkomsten kwam de geïntegreerde aanpak PBS als middel ter voorkoming van

(cyber)pesten als goede oplossing naar voren. Algemene conclusie is, dat beter kan worden

gesproken over het creëren van een veilig pedagogisch klimaat ter bevordering van de sociale

veiligheid, dan over het voorkomen, signaleren en oplossen van (cyber)pestgedrag. Daarom zal

voortaan worden gesproken over het (opnieuw) creëren van een veilig pedagogisch klimaat.

Het uitzetten van de PBS aanpak vergt vaardigheden van leerkrachten om het toe te passen. Kennis

en vaardigheden op het gebied van groepsdynamica zijn daarin belangrijk, naast de

basisvaardigheden om een veilig pedagogisch klimaat in de klas te creëren. Helpend is de methodiek

PBS zelf, die nauwkeurig voorschrijft hoe de aanpak op school kan worden uitgezet. Maar, als veilig

pedagogisch klimaat ontbreekt, is het belangrijk om te kunnen signaleren hoe dat komt en er alsnog

aan een veilig klimaat kan worden gewerkt. Kijkwijzers en signaleringsinstrumenten zijn daarin

helpend om te kunnen signaleren, net als de ontwikkelde webpaden die laten zien hoe je tot sociale

veiligheid in de klas kunt komen.

Belangrijk is dus dat (aankomende en beginnende) leerkrachten worden geschoold in vaardigheden

om een veilig pedagogisch klimaat te creëren, dan wel onveiligheid te signaleren en dat op te lossen.

Concreet betekent dat dat leerkrachten enerzijds tools krijgen aangereikt die daarbij helpen, zoals

PBS, signaleringsinstrumenten en pestprotocollen, anderzijds betekent het dat zij werken aan diverse

leerkrachtvaardigheden die daarbij helpend zijn.

31

Uit de activiteiten die zijn ingezet op de pabo is gebleken dat studenten baat hebben bij de

preventieve aanpak vanuit PBS, het helpt ze een positief klimaat in de klas te creëren. Ook

(beginnende) leerkrachten hebben baat bij deze aanpak, dat is gebleken uit de verschillende

netwerk- en IB bijeenkomsten. Met andere woorden: het is zinvol om PBS op te nemen in het

curriculum van de pabo en in het inductieprogramma voor beginnende leraren, en er tevens in de

studiedagen van leerkrachten en IB’ers aandacht aan te geven. Daarnaast is het belangrijk voor

leerkrachten om op goede signaleringsinstrumenten en pestprotocollen terug te kunnen vallen,

mocht een onveilig klimaat zich in de klas voordoen. Dat zijn de vervolgstappen van dit onderzoek in

2016-17 geweest.

32

4. Vervolgstappen en aanbevelingen De belangrijkste vervolgstap voor het schooljaar 2016/17 is het verbreden en verdiepen van de

activiteiten uit de eerste pijler(het creëren van een veilig pedagogisch klimaat in de klas), en het

inzoomen op de twee andere pijlers, het signaleren en oplossen van een onveilig klimaat in de klas,

om zo te komen tot opbrengsten in de drie thema’s: onderzoek en verkenningen, samenwerking en

curriculumontwikkeling.

Wat betreft het verbreden en verdiepen van de activiteiten uit de eerste pijler, zijn de volgende

vervolgstappen bedacht, die tevens te maken hebben met het signaleren (pijler 2) en oplossen (pijler

3):

Wat betreft het thema onderzoek en verkenningen:

1. De pilot op Het Plein wordt verder uitgewerkt, waarbij wordt geïnvesteerd in het geven van

SOVA lessen, zodat pestgedrag kan worden voorkomen én gesignaleerd. Daarnaast wordt

een koppeling gemaakt tussen kenmerken van leerlinggedrag bekeken vanuit PBS met de

kenmerken van kinderen vanuit de straatcultuur. Om escalatie van gedrag te herkennen,

wordt PBS gekoppeld aan het herkennen van kenmerken van de straatcultuur. Tot slot wordt

er een kwalitatief onderzoek gehouden bij ouders , studenten, directie, leerkrachten, IB’ers,

en gedragsspecialisten naar PBS programma, door externe deskundige.

2. Er worden twee afstudeerscripties gewijd aan het signaleren en oplossen van

(cyber)pestgedrag. Het ene afstudeeronderzoek zal onderzoek doen naar

signaleringsinstrumenten, het andere naar de benodigde leerkrachtvaardigheden bij het

oplossen van pestgedrag.

Het doel van het onderzoek naar signaleringsinstrumenten is als volgt verwoord:

Het doel van het onderzoek is het pedagogisch klimaat in de klas te verbeteren of te behouden.

Dit wil de onderzoeker bereiken door een observatielijst/ signaleringslijst maken om het pedagogisch

klimaat in de klas vast te stellen, zodat (startende) leerkrachten maar ook studenten inzicht krijgen in

het pedagogisch klimaat van de klas. De richtlijnen voor het maken van een observatielijst moeten

passen bij de pedagogische visie van de school, hierbij moet rekening gehouden worden met het

ontwikkelingsgericht onderwijs en PBS.

De hoofdvraag daarbij is: Wat zijn ontwerpcriteria voor een observatieformulier met betrekking tot

pedagogisch klimaat binnen basisschool Het Plein dat werkt vanuit de principes van OGO en werkt

met PBS? Door middel van ontwerponderzoek wordt gezocht naar een observatieformulier dat werkt

voor de doelgroep en leerkrachten van Het Plein.

Het tweede afstudeeronderzoek gaat over het verbeteren van het pedagogisch klassenklimaat op

Het Plein. Het doel is als volgt geformuleerd: Bij dit onderzoek wil de onderzoeker onderzoeken wat

de leerkrachten van groep één, twee, drie en vier op basisschool Het Plein in kunnen zetten om het

pedagogisch klassenklimaat te verbeteren. Het doel is om vanuit deze informatie richtlijnen te

formuleren en te testen die de leerkrachten op kunnen volgen om het pedagogisch klassenklimaat te

verbeteren.

33

De hoofdvraag die daarbij hoort is: Wat kunnen de leerkrachten van groep één, twee, drie en vier van

basisschool Het Plein inzetten om te komen tot een verbetering in het pedagogisch klassenklimaat?

De planning is dat beide onderzoeken in augustus 2017 zijn afgerond.

Samenvatting uit het onderzoek van Esle Schrauwen, ‘Verbetering van het pedagogisch

klassenklimaat’, Inholland, mei 2017.

Basisschool Het Plein in Rotterdam Noord biedt inclusief onderwijs voor leerlingen met zowel

gediagnosticeerde als niet-gediagnosticeerde gedragsproblemen (Basisschool Het Plein, 2016a). De school

werkt volgens de uitgangspunten van ontwikkelingsgericht onderwijs en met de principes van positive

behavior support. Een aanpak waarbij het gaat om het onderwijzen van duidelijke gedragsverwachtingen en

het bekrachtigen van gewenst gedrag (Golly & Sprague, 2015). Het pedagogisch klassenklimaat is op dit

moment niet op orde. Er heerst onrust in de groepen en de leerkrachten hebben het gevoel veel tijd kwijt te

zijn met het corrigeren van ongewenst gedrag, ze ervaren hierdoor minder effectieve leertijd. De

leerkrachten geven aan dat zij richtlijnen willen om het pedagogisch klassenklimaat te verbeteren. Dit

ontwerpgerichte onderzoek heeft als doel deze richtlijnen te formuleren. Het uitgangspunt bij dit onderzoek

is de ervaringen en behoeften van de leerkrachten.

Dit onderzoek richt zich op de vraag: “Wat kunnen de leerkrachten van groep één, twee en drie van

basisschool Het Plein doen om te komen tot een verbetering in het pedagogisch klassenklimaat?”.

In het theoretisch kader is middels literatuurstudie het pedagogisch klassenklimaat onderzocht. Dit is de sfeer

in de klas. Het gaat om het geheel van factoren dat de relaties tussen alle personen in de klas bepaalt. Het

pedagogisch klimaat heeft betrekking op de motivatie, het plezier en de betrokkenheid van de leerlingen en

de leerkracht (Den Dulk & Janssens, 2007; Donkers, 2011). Een positief pedagogisch klassenklimaat waarin

een leerling voorzien wordt in al zijn behoeften is de belangrijkste voorwaarde om tot leren te komen

(Klamer-Hoogma, 2012). Bij ontwikkelingsgericht onderwijs heerst een sfeer die gericht is op leren en

ontdekkingen doen. Een veilige basis en goed contact is daarbij belangrijk (Alkema, Kuipers, Lindhout &

Tjerkstra, 2015; Janssen-Vos & Pompert, 2003).

Uit semigestructureerde interviews blijkt dat de groepssamenstelling en het pedagogisch klassenklimaat van

groep 1/2A en groep 3 overeenkomsten hebben met elkaar. In beide groepen zijn de leerlingen behulpzaam

en accepteren en respecteren ze elkaar. In groep 1/2B is het pedagogisch klimaat onrustig en is er nog steeds

een strijd gaande over wie de leiders zijn, er heerst veel haantjesgedrag in deze groep en een groep van vier

meiden vertoont pestgedrag naar elkaar. De vrije buitenspeelsituaties hebben de prioriteit voor verbetering.

Alle leerkrachten hebben gedurende het interview duidelijk gemaakt dat bij deze situaties het snelst

conflicten ontstaan. Het onderzoek zal zich op dit aspect focussen. Met literatuurstudie is onderzocht welke

richtlijnen de vrije buitenspeelsituaties kunnen verbeteren. In een focusgroep interview met de leerkrachten

zijn deze besproken en bijgesteld. De richtlijnen zijn drie weken uitgetest in een try-out. De leerkrachten

hebben hierbij wekelijks een vragenlijst ingevuld en achteraf is er een focusgroep interview gevoerd over de

ervaringen.

Uit de resultaten wordt duidelijk dat het toepassen van de richtlijnen een positief effect heeft op het vrije

buitenspel. Vier richtlijnen hebben de meeste invloed gehad op het verbeteren van het pedagogisch

klassenklimaat. Deze richtlijnen richten zich op de communicatie naar jongens, een beroep doen op de hele

groep om iedereen te betrekken, het juiste voorbeeld geven als leerkracht en ongewenst spel als een conflict

benaderen met gebruik van de aanpak van Caminada en Leenders (2012).

De onderzoeker adviseert basisschool Het Plein om in een vervolgonderzoek dit onderzoek uit te breiden naar

hogere groepen en andere aspecten van het pedagogisch klassenklimaat.

34

Wat betreft het thema samenwerken:

3. Er wordt binnen de bestaande netwerken van IB’ers, schoolopleiders, studenten en op

scholen verder aandacht geschonken aan het creëren van een veilig pedagogisch klimaat, en

ook aan het signaleren en oplossen van een onveilig klimaat. Zo was er 11 mei een afsluiting

georganiseerd voor alle studenten van de 3 netwerken. Als spreker was Anton Horeweg

uitgenodigd en die heeft een inspirerend verhaal gehouden over gedrags- en

ontwikkelingsproblemen bij kinderen. Een interactieve presentatie met praktische tools die

voor een ieder eenvoudig is toe te passen in de klas. Er waren ongeveer 40-50 studenten,

schoolopleiders en Corney van de PABO. De reacties waren zeer positief en we gaan

structureel inroosteren om deze formule jaarlijks te herhalen.

Er zijn diverse bijeenkomsten gepland waar het thema ‘het ontwikkelen van een veilig

pedagogisch klimaat’ aan de orde zal komen.

Wat betreft het thema curriculumontwikkeling:

4. Er wordt onderwijs en intervisie gegeven over signalering en oplossing van een onveilig

klimaat in de klas en daarbij behorende leerkrachtvaardigheden aan pabo 1,2,3,4. Zo wordt

de minor in leerjaar 3 uitgebreid met een programma over mediawijsheid, én worden er

webpaden ontwikkeld op het signaleren en oplossen van pestgedrag. Daarnaast wordt er een

signaleringsinstrument gemaakt voor studenten en beginnende leraren voor de gelukkige

klas, waarmee wordt geoefend op de pabo. De kijkwijzer (signaleringsinstrument) voor het

pedagogisch klimaat is in ontwikkeling. De kijkwijzer is bedoeld om van te voren al een beeld

te vormen van de klas. De kijkwijzer wordt gefaseerd en zal voor elke fase (pabo 1 t/m pabo

4) worden aangepast. De kijkwijzer zou goed tijdens de practicum dag/praktijk

voorbereidingsdag ingezet kunnen worden onder begeleiding van docenten uit het

werkveld.

Dit leidt uiteindelijk tot een versterking van de leerkrachtvaardigheden om een veilig pedagogisch

klimaat te creëren in de klas, waardoor pestgedrag wordt voorkomen. Daarnaast ontwikkelt de

leerkracht vaardigheden die ervoor zorgen dat een onveilig klimaat wordt gesignaleerd en kan

worden opgelost. Deze versterking van leerkrachtvaardigheden komt door:

1. Het opnemen in het curriculum van PABO 1,2,3,4 van het thema ‘creëren van een veilig

pedagogisch klimaat in de klas en het signaleren en oplossen van een onveilig klimaat’, zodat

het beter aansluit op de onderwijspraktijk,

2. Het blijvend samenwerken van Stichting Kind en Onderwijs Rotterdam en de PABO Inholland

in de verschillende netwerken waardoor kennis en ervaring voortdurend wordt uitgewisseld,

3. Het inzetten van diverse tools om een veilig pedagogisch klimaat te stimuleren: PBS,

signaleringsinstrumenten, pestprotocollen, webpaden,

4. Het blijvend investeren in leerkrachtvaardigheden: niet alleen op de PABO, maar vooral ook

in het inductieprogramma van startende leerkrachten én in nascholingsprogramma’s van de

(meer) ervaren leerkrachten.

5. Het op maat begeleiden van de Kind en Onderwijs Rotterdam scholen worden in hun

ondersteuningsbehoefte: dit is in de meerjarenbegroting op bestuursniveau opgenomen.

6. Aanstellen van PBS coördinator/coach op bestuursniveau, opstellen van pestprotocol voor

Kind en Onderwijs Rotterdam.

35

5. Conclusie en discussie

Het hoofddoel van het praktisch onderzoek binnen deze PLG was dat de samenwerking tussen Kind

en Onderwijs Rotterdam en Hogeschool Inholland zou leiden tot zichtbare aanpassingen op het

thema ‘(cyber)pesten en pestgedrag’ in het curriculum van de lerarenopleiding en in het opleidings-

en praktijkgedeelte van de school, waardoor de studenten/afgestudeerden meer en betere

vaardigheden zouden krijgen op het gebied van voorkomen, signaleren en oplossen

van‘(cyber)pesten en pestgedrag.

De drie vragen die de PLG de afgelopen jaren heeft onderzocht zijn:

1. Hoe voorkom, signaleer en los je (cyber) pestgedrag in de klas op?

2. Welke middelen en vaardigheden heb je daarbij nodig als (beginnend) leerkracht?

3. Hoe kan de pabo daarin ondersteunen, vanuit het curriculum en nascholing?

Na literatuuronderzoek en verkennend onderzoek binnen het bestuur en de PABO, werd

geconcludeerd dat er binnen Kind en Onderwijs Rotterdam niet zozeer wordt gesproken over het

voorkomen, signaleren en oplossen van pestgedrag, maar eerder in algemene termen over een veilig

pedagogisch klimaat. Op de PABO werd het belang van dit thema ingezien en is een start gemaakt

met het omzetten van het curriculum om meer aandacht te geven aan het leren voorkomen,

signaleren en oplossen van pestgedrag in de klas.

In deze verkenningsfase is dus helder geworden dat het thema ‘pesten’ niet als zodanig op de agenda

stond van de scholen van Kind en Onderwijs Rotterdam en de PABO. Omdat alle onderwerpen in de

verschillende PLG’s van het project, zoals omgaan met verschillen, ouderbetrokkenheid, opbrengst

gericht werken, samenhangen met het Pedagogisch Klimaat is daarom na het verkennend onderzoek

besloten om de projectgroep Pesten om te vormen naar Pesten als onderdeel van pedagogisch

klimaat, met de nieuwe naam: De Gelukkige Klas. In het vervolgonderzoek hebben drie pijlers van

pestgedrag centraal staan: het voorkomen, het signaleren en het oplossen van (cyber)pestgedrag.

Op basis van het geformuleerde hoofddoel, de onderzoeksvragen en de eerste conclusies uit de

verkenningsfase, is er in de loop van de tijd gewerkt aan grofweg drie thema’s: 1) het onderzoeken

en verkennen van het thema pesten, waarbij de nadruk heeft gelegen op literatuuronderzoek, de

pilot PBS op ’t Plein en de scripties die door PABO studenten in dit kader zijn geschreven. 2) de

samenwerking tussen Stichting Kind en Onderwijs Rotterdam en de Pabo Inholland binnen diverse

netwerken zoals de plg, de IB-netwerken, de schoolopleidersnetwerken en studentennetwerken en

3) de ontwikkeling van het curriculum voor de studenten, de startende leerkrachten en alumni. Uit

deze thema’s zijn diverse producten gekomen, zoals kijkwijzers, trainingen, webpaden, pestprotocols

en de opbrengsten uit de scripties.

In tijd is aan deze drie thema’s voortdurend en gelijktijdig gewerkt, waarbij met name de drie pijlers,

voorkomen, signaleren en oplossen van (cyber) pestgedrag leidend waren. Zo is in het schooljaar

2015-16 de focus gelegd op de eerste pijler, het voorkomen van (cyber)pestgedrag. Uit diverse

gesprekken met specialisten en verschillende bijeenkomsten kwam de geïntegreerde aanpak PBS als

middel ter voorkoming van (cyber)pesten als goede oplossing naar voren.

De uitrol van de PBS aanpak vergt vaardigheden van leerkrachten om het toe te passen. Kennis en

vaardigheden op het gebied van groepsdynamica zijn daarin belangrijk, naast de basisvaardigheden

om een veilig pedagogisch klimaat in de klas te creëren. Helpend is de methodiek PBS zelf, die

36

nauwkeurig voorschrijft hoe de aanpak op school kan worden uitgerold. Maar, als veilig pedagogisch

klimaat ontbreekt, is het belangrijk om te kunnen signaleren hoe dat komt en er alsnog aan een veilig

klimaat kan worden gewerkt. Kijkwijzers en signaleringsinstrumenten zijn daarin helpend om te

kunnen signaleren, net als de ontwikkelde webpaden die laten zien hoe je tot sociale veiligheid in de

klas kunt komen.

Belangrijk is dus dat (aankomende en beginnende) leerkrachten worden geschoold in vaardigheden

om een veilig pedagogisch klimaat te creëren, dan wel onveiligheid te signaleren en dat op te lossen.

Concreet betekent dat dat leerkrachten enerzijds tools krijgen aangereikt die daarbij helpen, zoals

PBS, signaleringsinstrumenten en pestprotocollen, anderzijds betekent het dat zij werken aan diverse

leerkrachtvaardigheden die daarbij helpend zijn.

Uit de activiteiten die zijn ingezet op de pabo is gebleken dat studenten baat hebben bij de

preventieve aanpak vanuit PBS, het helpt ze een positief klimaat in de klas te creëren. Ook

(beginnende) leerkrachten hebben baat bij deze aanpak, dat is gebleken uit de verschillende

netwerk- en IB bijeenkomsten. Met andere woorden: het is zinvol om PBS op te nemen in het

curriculum van de pabo en in het inductieprogramma voor beginnende leraren, en er tevens in de

studiedagen van leerkrachten en IB’ers aandacht aan te geven. Daarnaast is het belangrijk voor

leerkrachten om op goede signaleringsinstrumenten en pestprotocollen terug te kunnen vallen,

mocht een onveilig klimaat zich in de klas voordoen. Dat zijn de vervolgstappen van dit onderzoek

geweest.

Kortom: zowel de PABO als de scholen zijn anders gaan denken over pesten, en het aanbod en de

begeleiding zijn daarop aangepast. Er zijn diverse producten ontwikkeld, zoals kijkwijzers, de minor

Keuzeonderwijs, webpaden, pestprotocollen en de opbrengsten uit scripties die het voorkomen,

signaleren en oplossen van (cyber)pestgedrag hebben onderzocht.

De vraag is hoe deze andere kijk op pesten en de aanpak ervan kan worden verduurzaamd/ geborgd:

hoe kan de samenwerking tussen pabo en het bestuur worden voortgezet? In de afgelopen jaren is

namelijk gebleken dat vooral de samenwerking tussen mensen van de pabo en de stichting goede

resultaten heeft opgeleverd. Daarom zou verduurzaming mogelijk gemaakt kunnen worden door

feitelijke uitwisseling van directeuren, IB’ers, pabodocenten binnen de reguliere geldstromen vanuit

visie op goed onderwijs, namelijk: het willen bijdragen aan de ontwikkeling van goed onderwijs.

Praktisch zou dat kunnen door het blijven organiseren van netwerken rondom thema’s uit pilot.

Daarnaast is de aanbeveling om op bestuursniveau een PBS-coordinator aan te stellen, die met de

scholen van het bestuur kan werken aan een veilig pedagogisch klimaat op school. Want: iedere

leerling en iedere leerkracht verdient een Gelukkige Klas!

37

6. Bronvermelding

Crone, D. A., & Horner, R. H. (2003). Building positive behavior support systems in schools: Functional

behavioral assessment. New York: Guildford Press

Goossens, F, Vermande, M. en Meulen, M. van der, (2012) Pesten op school. Achtergronden en

interventies, Boom en Lemma.

Karels, M. (2014) Pesten; gevolgen en aanpak, gevonden op: Wij-leren.nl.

Krab, K.J., Engelen-Snaterse, T.D. &Boer – Boosman, de B.R. (2002), Gedragsverandering binnen en

buiten de klas. Hoevelaken: CPS

Meer, van der B. (1997) Pesten op school. Assen: van Gorcum

Meer, van der B. (2000) School en geweld. Assen: van Gorcum

Mooy, T. (red.), (2005) Pesten op school: secundaire analyse op data uit de veiligheidsmonitor. ITS

Neef, M. de, (2010), Negatief zelfbeeld, Boom

Olweus, D. (1987). Bully/victim problems among schoolchildren in Scandinavia. In J.P. Myklebust & R.

Ommundsen (Eds.), Psychologprofesjonen mot ar 2000. Oslo: Universitetsforlaget.

Overveld, K. van, (2012), Groepsvorming gedrag, Pica.

Overveld, K. van, (2014), Leraren pesten leraren, gevonden op: Wij-leren.nl

Ploeg, van der. J.D. (2007) Kinderen (z)onder vrienden. Rotterdam: Lemniscaat

Sterke, M., (2016), Een SEL-fie for the pupils, Sociaal Emotioneel Leren volgens Positive Behavior

Support in het ontwikkelingsgericht onderwijs, Rotterdam, Inholland.

Tuckman, B.W., (1965) Developmental Sequence in Small Groups, Psychological Bulletin 63 (6), 384-

99.

Verkampen, G. en Goor, A. van der, (2014), Grip door begrip. Pedagogische adviezen voor

leerkrachten in het PO, het VO en het MBO. Een praktisch handboekje voor leraren. Uitgever

Internetsites:

http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ocw

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/07/17/onderzoeksverslag-

pesten-op-school.html

http://www.schoolenveiligheid.nl

http://www.wij-leren.nl

38

7. Bijlagen Bijlage 1: speeddate met directeuren

Datum: 09-02-2015

Gesprek met Agnes: directeur van De Boei en Martin Luther Kingschool

Op school is een Gedragshandboek aanwezig met een onderdeel pesten en plagen. Pestprotocol is

opgenomen in het Gedragshandboek. Er bestaat een stappenplan om, om te gaan met pesten:

1. Leerlingen proberen het eerst zelf op te lossen; als het niet stopt dan 2

2. Schakelen hulp in van de leerkracht en dan volgt een gesprek met pesten en gepeste

3. Pesten blijft doorgaan: opschalen door ouders erbij te halen

Geen definiëring over cyberpesten. Is tot nu toe nog geen aandacht aan besteed.

Het is de bedoeling om dit op korte termijn aandacht te geven en op te nemen in het

Gedragshandboek.

De directeur merkt niet zoveel van pesten, heel soms in groep 7 en 8.

Op school wordt veel aandacht besteed aan het scheppen van een veilig klimaat met behulp van het

boek Groepsvorming van Kees van Overveld. ( scheppen van een veilig klimaat)

Het signaleren van de pestproblematiek is leerkrachtafhankelijk. Ongeveer 80% van de leerkrachten

is in staat om “pesten” waar te nemen. Het wordt als belangrijk gezien om veel aandacht te

besteden aan de “herkenning” . De noodzaak van een goed “signaleringssysteem” wordt ingezien

( zo’n systeem is nog niet aanwezig).

Er bestaat geen specifieke visie op pesten. Er is een algemene visie op pedagogisch handelen

namelijk:

• Veiligheid voor ieder kind

• Ieder kind wordt/ mag gezien worden

• Eigenheid staat centraal

Pestprotocol met sancties is opgenomen in het gedragsprotocol (= dekkend). De directeur gelooft

zelf niet zo erg in protocollen.

Een belangrijk item is het borgen van het Gedragsplan. Er is belangstelling en behoefte aan een

eenduidig Stichting breed kader over pesten.

De directeur is van mening dat ze op school op de goede weg zij maar dat ze er nog niet zijn.

Pas afgestudeerde leerkrachten missen volgens de directeur onvoldoende praktijkervaring en inzicht

om pesten te signaleren en daar adequaat op te handelen (=logisch)

De school gaat zich op korte termijn oriënteren op een pestprogramma. Er zijn 2 programma’s waar

ze zich op gaan richten namelijk KIVa en Vreedzame school. Er is daarvoor een speciale werkgroep in

het leven geroepen.

39

Wat heeft de school nodig als het gaat om “pesten” ?

In ieder geval geen algemene workshops en theoretische scholing maar wel:

• Individuele interactie met de leerkrachten

• Casussen uitwerken

• Coaching op locatie

• Vergroten van betrokkenheid bij het onderwerp

Gesprek met Sjaak van Het Spectrum en de Cornelis Haakschool

De schoolvisie is het scheppen van een veilig klimaat en positief pedagogisch klimaat.

De gedragsdeskundigen van de school zijn Linda van Oosten (Spectrum) en Lisette de Roo ( Cornelis

Haak)

De scholen hebben geen behoefte aan een algemeen pestprotocol maar aan een school specifiek

pestprotocol.

Als er wordt gepest, wordt meteen actie ondernomen ( binnen 24 uur) met de volgende partijen:

school, ouders, kinderen.

Binnenkort is een informatieavond over cyberpesten voor ouders.

De verwachting vanuit de Stichting is , dat ze een vóór selectie doen m.b.t pestprogramma’s. Vanuit

school staan 2 programma’s bovenaan, namelijk KIVa en Vreedzame school.

Verwachting vanuit de Stichting is een beleidsplan met een visie over pesten. De directeur denkt dat

dat er (nog) niet is.

Op school wordt het model “Leerkracht” gehanteerd en dat wordt positief ervaren.

Het gebrek aan praktisch inzicht bij beginnende leerkrachten wordt gezien als een aandachtspunt

voor de Pabo. De studenten moeten meer het veld in en de taak van de Pabo is om theorie en

praktijk bij elkaar te brengen, aldus de directeur.

De scholen zijn op zoek naar een meetinstrument om zichtbaar te maken of een bepaalde aanpak of

methode voor pesten succesvol is.

Speed daten met directeuren

Datum: 09-02-2015

Gesprek met Aart Hartman: directeur van de Koningin Wilhelmina en de Asch van Wijk

Op de Asch van wijk is een visie dag geweest. De visie dag was dit jaar gericht op ‘een school zonder pesten’. Er wordt gewerkt met Leefstijl en No Blame. Door de SMW-er wordt er gebruik gemaakt van Rots & Water.

40

De directeur heeft geen behoefte aan een protocol opgelegd vanuit de stichting. Het moet, volgens hem, tenslotte komen vanuit de intrinsieke motivatie van het team. Top-down werkt niet want het is een gevoelskwestie. Verplichting vanuit de overheid werkt vaak niet. Ook op de Wilhelmina en de Asch van Wijk school wordt gepest. Volgens de directeur wordt er op elke school gepest. Het is belangrijk dat je ‘er kort bovenop zit’. HIJ heeft weleens ervaren dat een gepest lln dit over zichzelf afriep. Het was een herplaatste lln vanuit Dordrecht die binnen de kortste keren weer buiten de groep lag. De directeur vond dit een bijzondere situatie. Ook het cyberpesten via Facebook ed. is toegenomen en vaak gemeen. Het heeft veel impact op lln en school. Elke school denkt dat de signalen van pesten goed en snel herkent worden maar zijn ervaring si dat we dit niet altijd merken en signaleren. Dit volgens de directeur de realiteit. De school heeft geen ‘levend’ pestprotocol. Wel gebruiken ze een gedragsprotocol. In het gedragsprotocol staat de verwachting beschreven van lln, lk, en ouders qua gedrag. Met daarbij behorende consequenties. De directeur zet graag preventief in i.p.v. curatief. In het team maakt de directeur graag gebruik van een specialist. Het is belangrijk om een goede voorlichting te geven aan leerkrachten maar ook aan ouders en lln. Volgens de directeur is het belangrijk om verder te kijken dan de school. Hij zou graag een wijk specifieke aanpak willen.

41

Speed daten met directeuren

Datum: 09-02-2015

Gesprek met Henk-Piet Goudappel: locatieleider van de Albert Plesmanschool

Op de Albert Plesman school hebben ze een visie ontwikkeld: ‘Elk kind heeft recht op een veilige omgeving om talent te ontwikkelen’. Er wordt gepest op de Albert Plesman. De tevredenheidspeiling was dit jaar lager dan het landelijke gemiddelde. Het doel om 0% pestgedrag te hebben is een utopie. De Albert Plesman voert een intakegesprek bij de start op school. Ze bespreken dan ook het signaleren van pestgedrag. Het doel hiervan dat ouders bewustzijn te creëren en de school als laagdrempelig ervaren als er een keer iets speelt tussen lln. Op de Albert Plesman proberen de leerkrachten de signalen te herkennen en dit met ouders te bespreken. Ouders zijn vaak onwetend dat hun kind om 2.00u ’s nachts nog ligt te appen ed. Ze proberen dit bespreekbaar te maken zodat lln open zijn en daardoor niet bang zijn om pest gedrag aan te kaarten. De school maakt gebruik van de methode ‘Kinderen en hun sociale talenten’. De school werkt met een stappenplan bij pesten. Op de website vind je een protocol. Dit een breed, algemeen instrument wat in de klas terug te brengen is naar lln niveau. Ze werken met 6 vaste schoolregels. Het is het 1e jaar dat men zo werkt. Het is vanuit de lln tot stand gekomen. Mocht er een pestconflict zijn dan worden leerkrachten, ouders en directie samen tot het klaar is. De locatieleider heeft geen behoefte aan een protocol opgelegd vanuit de stichting. Hij ontwikkelt dit liever met zijn school. Dan ‘past’ het beter. Een protocol past volgens de locatieleider nooit. Wel wil de locatieleider bij gedragsproblemen advies over ‘hoe te handelen’ met name met ouders. De locatieleider vindt zijn team competent genoeg om pestgedrag aan te pakken. Wel blijft het van belang om scholing te blijven volgen. Hij denkt dat de collega’s van de Albert Plesman school op dit moment geen behoefte hebben aan specifieke scholing. Ze willen liever het geld gebruiken voor andere doeleinden. De locatieleider denkt dat het goed is om lessen ‘hoe om te gaan met pesten’ op de PABO in te roosteren.

42

Speed daten met directeuren

Datum: 09-02-2015

Gesprek met Maarten Neomagus: directeur van de ds. JJ Buskesschool

Op de Buskesschool krijgen ze een nieuwe visie gericht op het pedagogisch klimaat en welbevinden.

Als directeur van de Buskesschool heeft Maarten weinig zicht op pestgedrag. Hij bespreekt gedrag

regelmatig met de gedragsspecialist van de Buskes. Sommige lln vinden het lastig om de grens tussen

en plagen en pesten te herkennen.

Er wordt wel gesignaleerd maar er is hier te weinig zicht op. Dit moet prioriteit worden. Dit is het nu

nog niet.

Op school is er een protocol tegen pesten. Hierin staat beschreven hoe om te gaan met lastig gedrag.

Dit is gericht op lln, lk en ouders. In het protocol staat een stappenplan voor pestgedrag. Ook is er

beschreven hoe om te gaan met sociale media.

De directeur wil een schoolbrede aanpak i.p.v. een stichtsaanpak op pestgedrag. Bij lastige situaties

wil hij steun vanuit de stichting.

Komend schooljaar wordt het protocol nieuw leven ingeblazen. De school werkt nu nog met kinderen

en sociale talenten. Er is vanuit de gedragsspecialist een voorstel gedaan om een aantal programma’s

te bekijken m.b.t. sociale vaardigheden. Er is nog geen beslissing genomen.

De directeur vindt scholing voor het team essentieel. Om een goede basis te ontwikkelen; hoe zie ik

lln?

De directeur denkt dat het goed als er tijd op de PABO (samen met Opleiden in de School) besteedt

wordt aan de houding als leerkracht. Ook lijkt het hem belangrijk dat er ingegaan wordt op SOVA

lessen als doorgaande lijn is i.p.v. een lesje op zich.

Hij denkt dan aan de driehoek ∆: kennis, houding, vaardigheden.

43

Bijlage 2 pesten in curriculum pabo

PABO 1:

In de studiewijzer van de vierjarige opleidingjaar 1 wordt in het kader van pedagogisch klimaat het

volgende gezegd over de rol van de leerkracht als uitvoerder van het onderwijs:

‘Als uitvoerder is de leraar een pedagoog die goed luistert naar kinderen en die de ouders op actieve

wijze betrekt bij het onderwijs aan hun kind. Hij is gevoelig voor het unieke van ieder kind en sluit

daar in zijn begeleiding bij aan. Hij maakt heldere afspraken met kinderen en ziet toe op naleving. Hij

is zich bewust van het rolmodel dat hij is voor de leerlingen. Hij heeft het vermogen waardegestuurd

te handelen in de praktijk’.

Als aanvulling wordt gemeld dat ‘de pabo je opleidt tot een leraar die: een prettig leer- en

leefklimaat met de groep schept, zodat de kinderen met plezier naar school komen, zich thuis voelen,

zich veilig voelen en zichzelf kunnen zijn’.

Waar zien we dit terug in het lesaanbod:

Semester 1: Leer/kracht

In het onderzoeksthema Pedagogisch Handelen

Binnen het onderzoek pedagogisch handelen staat de rol centraal die je als leerkracht speelt als

opvoeder bij het opvoeden in de school. Pedagogisch handelen binnen het onderwijs is het op

bewuste wijze invulling geven aan opvoeden. Opvoeden is een ingewikkeld proces waarbij veel

aspecten een rol spelen en op elkaar inwerken. De persoonlijkheid en levenservaring van de leraar

spelen een rol, maar ook die van de kinderen. Binnen deze onderzoeksopdrachten staat de rol

centraal die je als leerkracht speelt als opvoeder bij het opvoeden in de school. Je krijgt inzicht in

methoden voor pedagogisch handelen, verschillende opvoedingsstijlen en methoden voor het

creëren van een veilige leeromgeving.

In de vakkenlijn: Levensbeschouwing op school

44

In deze onderwijseenheid krijgt de student zicht op wat levensbeschouwing is en hoe een

levensbeschouwing samenhangt met het doen en laten van mensen in de wereld.

Studenten maken kennis met de verschillende wijzen waarop in Nederland levensbeschouwing op de

basisschool aan de orde komt en de rol van de leerkracht daarbij.

Centraal in deze onderwijseenheid staat het belang van levensbeschouwelijke communicatie. Hierbij

is het verwerven van vaardigheden om in een open dialoog met kinderen het vak levensbeschouwing

vorm en inhoud te geven erg essentieel. In de maatschappij van vandaag en morgen leven mensen

met allerlei culturele en levensbeschouwelijke achtergronden samen. Ouders en scholen willen

kinderen op het leven en functioneren in deze pluriforme samenleving voorbereiden, hen helpen bij

het vinden van een eigen identiteit en het begrijpen van de ander. Daarom gaan we in deze

onderwijseenheid na hoe er op een positieve en creatieve manier rekening gehouden kan worden

met die verschillende achtergronden van leerlingen. Studenten krijgen in deze onderwijseenheid

zicht op hun eigen identiteit, waarden en normen en hoe deze een rol spelen in de uitoefening van

het toekomstig beroep als leerkracht

Semester 2: Spelend en ontdekkend leren

In het onderzoeksthema: Rijke leeromgeving

In dit semester ligt het accent op het jonge kind en de onderbouw. Jonge kinderen zijn nieuwsgierig

naar de wereld om hen heen.

In deze onderwijsperiode ga je onderzoek doen naar kenmerken van leeromgevingen die kinderen -

en hun leerkrachten - uitdagen en inspireren. Wat een goede en uitdagende leeromgeving is, leer je

vooral door heel goed te observeren, te kijken en te luisteren naar kinderen. Bevindingen koppel je

aan de theorie. Welke aspecten roepen inzet, betrokkenheid en motivatie bij jonge kinderen op en

welke niet?

In het onderzoeksthema: Ontwikkelingspsychologie

Een kleuter beleeft - vanwege zijn ontwikkelingsleeftijd - de wereld op een andere manier dan een

kind van twaalf. Als toekomstig leerkracht is het belangrijk om te weten hoe kinderen zich

ontwikkelen. Welke ontwikkelingsgebieden zijn er allemaal en welke stappen zet een kind in de loop

45

van het leven om tot een jong volwassene te komen? Het doel van deze onderwijseenheid is dat je

inzicht krijgt in de fysieke, cognitieve, sociale en persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen vanaf de

babytijd richting volwassenheid. Ontwikkeling is het resultaat van aanleg van het kind en de

omgeving waarin het kind opgroeit. Er is tussen kinderen een enorme diversiteit aan gedrag en

capaciteiten waar te nemen. Er wordt aandacht besteed aan recente onderzoeken die zoeken naar

verklaringen voor deze diversiteit.

PABO 2

In de studiewijzer van de vierjarige opleidingjaar 2 wordt in het kader van pedagogisch klimaat het

volgende gezegd over de rol van de leerkracht als uitvoerder van het onderwijs:

‘Bij het verzorgen van onderwijs zorgt de leraar voor een geordend, bemoedigend, veilig en

uitdagend klimaat in de groep, zodat elke leerling zich optimaal kan ontwikkelen tot een zelfstandig

en verantwoordelijk persoon. Hij zorgt ervoor dat elke leerling zich welkom en gewaardeerd voelt,

dat leerlingen respectvol met elkaar omgaan en verantwoordelijkheid nemen voor elkaar.’

Waar zien we dit terug in het lesaanbod:

Semester 3: De pedagogische opdracht van de school

In het onderzoeksthema: De pedagogische opdracht van de school

In dit onderzoek staat de pedagogische opdracht van de school centraal.

Alle scholen in Nederland hebben dezelfde opdracht, maar geen basisschool is hetzelfde, omdat

scholen allemaal een eigen identiteit hebben. Die identiteit wordt bepaald door de

levensbeschouwing van waaruit de school werkt (levensbeschouwelijke visie), de manier waarop en

waartoe zij kinderen wil opvoeden (pedagogische visie) en de wijze waarop zij haar onderwijs heeft

ingericht (onderwijskundige visie). Bij dit onderzoek ligt het accent op de pedagogische opdracht. Je

gaat onderzoeken hoe dat zit op jouw praktijkschool. Hoe gaan zij bijvoorbeeld om met

burgerschapsvorming? Welke visie heeft de school op leren? Op verschillen tussen kinderen? Je staat

ook stil bij jezelf als persoon en leerkracht, want je bent zelf onderdeel van die diversiteit; als

leerkracht neem je je professionele en persoonlijke waarden en normen mee naar je werk.

Semester 4: Actief en betekenisvol leren

46

Bij de praktijkopdrachten: 16 t/m 19

Leerwerk

taken

Vijf praktijk activiteiten

(uit te voeren bij

andere

vakken/opdrachten)

16: Observatie Groepsrollen/groepsdynamica

17: Inzet Coöperatieve werkvormen/ didactische

werkvormen

18: Orde houden

19: Omgaan met faalangstige leerlingen*

20: Toetsing als leermiddel

Verplichte combi:

16: geen 17: kan bij

elke les, maar in te leveren bij

rekenen/wiskunde

18: kan bij elke les

19: kan bij elke les

20: in te leveren bij Rekenen-

wiskunde

PABO 3

Semester 5: Adaptief onderwijs

In de pedagogieklijn: Pedagogiek, thema en onderzoek adaptief onderwijs

Belangrijke aandachtsgebieden van het thema Onderwijs op maat 1 zijn:

- adaptief onderwijs;

- uitgaan van en omgaan met verschillen(passend onderwijs), zowel in cognitief, sociaal als in

cultureel opzicht;

- zorgbreedte en het voorkomen van uitvallers;

- pesten.

De centrale vraag die gesteld wordt in dit onderzoek is: ‘Hoe bied je kwalitatief passend onderwijs

aan bij een grote diversiteit binnen de groep ten aanzien van begaafdheid, kennis en vaardigheden,

gedrag en cultuur?’.

Om deze diversiteit binnen een klas in kaart te kunnen brengen, wordt aandacht besteed aan:

- visies op en organisatie van de zorgstructuur van het basisonderwijs;

- LeerlingVolgSysteem (het planmatig volgen en helpen van kinderen);

- de 1-zorgroute en de systematiek van handelingsgericht werken;

47

de rol van de leerkracht op groepsniveau en de rol van de leerkracht als collega op schoolniveau

m.b.t. de zorgstructuur.

Semester 6: Zorg in en om de school, onderzoek

Je onderzoekt hoe in het onderwijs wordt omgegaan met verschillen tussen leerlingen. Je richt je op

individuele leerlingen vanuit de systematiek van handelingsgericht werken. Belangrijke

aandachtsgebieden zijn: (kennis van) speciale behoeften van kinderen, het ontwerpen en uitvoeren

van een onderzoeks- en handelingscyclus voor wat betreft een gedragsaspect van een leerling.

In de trainingen:

Co-teaching van ICT en pedagogiek. Onderwerp ‘cyberpesten’

PABO 4

Competenties Teams Maken Scholen (TMS) en leeractiviteiten

Binnen TMS gaat het om de ontwikkeling van de twee samenwerkingscompetenties bij de student

naar het niveau startbekwaam.

Competent in samenwerken met collega’s:

De leraar po werkt effectief samen met zijn collega’s in de school en draagt bij aan een goed

pedagogisch klimaat, aan de uitwerking van de onderwijsvisie, en aan de schoolorganisatie. Hij doet

dat door ervoor te zorgen dat zijn werk goed is afgestemd op het werk van collega’s in de school,

door een constructieve bijdrage te leveren aan alle vormen van overleg, door zorgvuldig te

communiceren met collega’s, en door zich in te zetten voor kwaliteitsverbetering van de school.

48

Bijlage 3: webpad

Ga eerst naar de website: pbswebpad.yurls.net

Een webpad gaat van boven naar beneden en van links naar rechts. Soms moet je een wachtwoord

invullen voor je een nieuw informatieblok kunt openen. Het antwoord hiervoor komt dan uit het

vorige informatieblok en is nooit met een hoofdletter geschreven.

Opdracht 0: Bespreek met elkaar: waar ligt onze taak als onderwijsprofessionals?

Opdracht 1:

a. Wat is het doel van PBS?

________________________________________________________________________

b. Op deze website hebben ze het over SWPBS. Waarvoor staat SW?

________________________________________________________________________

c. Noem 3 door het NJI beoordeelde pluspunten van SWPBS:

________________________________________________________________________

________________________________________________________________________

Opdracht 2:

49

a. Schrijf 3 manieren van positief bekrachtigen op:

________________________________________________________________________

________________________________________________________________________

________________________________________________________________________

b. Inschrijven voor het lezen van het boek: PBS – goed gedrag kun je leren!

c. Discussie 5 minuten over onderstaande stellingen. Probeer verschillende argumenten te

bedenken voor je mening

1 – De aanpak en omstandigheden op onze school op dit moment verergert

gedragsproblemen

2 – Consequenties en straffen helpen leerlingen om zich beter te gedragen

Opdracht 3:

a. Markeer op het werkblad wat er al gebeurt op onze school. Zet een sterretje voor de regels waarvan

je verwacht dat ze moeilijk te realiseren zijn bij ons op school.

- Maak het woordweb op de volgende pagina!

50

Opdracht 4

1: ___________________________________________________________________

2: ___________________________________________________________________

3: ___________________________________________________________________

Correctieve consequenties

op

bs Het Plein

51

Opdracht 5

Niveau: Leerlingen op het

gebied van sociaal

emotioneel leren:

Concreet gedrag:

Preventieniveau 3:

Hierin zitten enkele hoog-risico

leerlingen. Zij reageren ook niet

op extra ondersteuning. Voor

hen is een intensieve

interventie nodig op basis van

een gedragsfunctieanalyse.

Preventieniveau 2:

Hierin zitten sommige

risicoleerlingen. Deze leerlingen

hebben meer steun of een

individuele aanpak nodig.

7-10% van de leerlingen.

52

Preventieniveau 1:

Hierin zitten alle leerlingen, alle

leerlingen krijgen deze

ondersteuning aangeboden.

Voor 85-90% van alle leerlingen

is dit voldoende.

53

54

Opdracht 6: Vul in op meegeleverd extra blad. Dit blad na afloop van het webpad graag inleveren bij

het PBS-team!

Opdracht 7: Te vinden in het webpad

Opdracht 8:

a. Bij welk moment in de escalatieketen voelen jullie je handelingsverlegen?

_____________________________________________________________________

b. Hoe voel jij je dan?

_____________________________________________________________________

c. Wat denk je op zo’n moment?

______________________________________________________________________

______________________________________________________________________

______________________________________________________________________

d. Hoe reageer je dan?

______________________________________________________________________

______________________________________________________________________

______________________________________________________________________

55

Bijlage 4: netwerkbijeenkomsten

Netwerkbijeenkomsten studenten pabo 1 t/m pabo 4

Studenten van In Holland die stage lopen op de Kind en Onderwijs scholen in Rotterdam zijn verdeeld

in 3 netwerken, te weten Noord, Centrum en Oost.

Deze 3 netwerken hebben vanuit Kind en Onderwijs verschillende coördinatoren die in

samenwerking met de schoolopleiders van de betreffende netwerken inhoud geven aan de intervisie

bijeenkomsten voor de studenten.

Ieder netwerk doet dat op zijn eigen manier en naar eigen goeddunken.

Zo’n intervisie bijeenkomst vindt 1 keer per jaar per netwerk plaats met de studenten.

Gezien de behoefte aan uniformiteit in de begeleiding van studenten, zijn de coördinatoren van de

verschillende netwerken bij elkaar gaan zitten met de coördinator vanuit In Holland om te bespreken

hoe we met elkaar deze eenduidigheid kunnen bewerkstelligen.

Iedereen was het ermee eens dat we meer moeten samenwerken om op dezelfde manier de

intervisie bijeenkomsten vorm te geven.

De volgende afspraken zijn gemaakt en meteen voor het schooljaar 2016-2017 ingeroosterd:

• 2 keer per jaar ( 27-10 -2016 en 23-3-2017) worden er universele intervisie bijeenkomsten

gehouden per netwerk: Noord, Centrum en Oost afzonderlijk maar wel met dezelfde

doelstelling en inhoud ( pedagogisch handelen)

• Deze intervisie netwerken worden met alle coördinatoren per netwerk en de coördinator van

In Holland voorbereid (3-10-2016 en 6-3 2017).

• 1 keer per schooljaar komen alle studenten van de verschillende netwerken bij elkaar voor

een algemene (grootschalige) intervisie bij op het stichtingskantoor van Kind en Onderwijs

voor een bijeenkomst over “pedagogisch handelen” ( begin mei 2017). Deze bijeenkomst

wordt weer begeleid en inhoud gegeven door alle coördinatoren van de stagescholen en de

coördinator van In Holland.

• Op 17 of 24 april komen alle coördinatoren bij elkaar om de algemene intervisie bijeenkomst

inhoud te geven.

• De inhoud van de intervisie netwerkbijeenkomsten zal altijd een stukje theorie ( over

pedagogisch handelen ) zijn, gekoppeld aan de praktijk (casuïstiek).

• Bij deze intervisie netwerkbijeenkomsten zullen de coördinator (en) van de praktijkscholen,

coördinator van In Holland en de schoolopleiders van de praktijkscholen aanwezig zijn.

In het kader van een optimale samenwerking tussen In Holland en Kind en Onderwijs, een eenduidige

begeleiding van studenten en de voortdurende koppeling van theorie en praktijk, zal deze nieuwe

vorm van intervisie bijeenkomsten structureel ingevoerd en ingeroosterd worden. Deze intervisie

bijeenkomsten worden aan het eind van ieder schooljaar geëvalueerd met alle betrokkenen en

indien nodig bijgesteld.

56

Bijlage 5: opzet studiedag PBS

Opzet studiedag PBS (4 jan. 2016)

Prezi:

Sheet 1: Waarom PBS en wat is PBS?

Sheet 2: PBS team voorstellen

Taken PBS team: registratiesysteem doorvoeren

Registraties analyseren

Lessen ontwerpen

Meedenken over acties van sommige

En enkele leerlingen

Posters maken

Sheet 3: Doelen: direct in januari starten met posters maken en ophangen

In de openbare ruimtes

Verandering in attitude van leerkrachten

57

Volgend schooljaar alles toepassen

Extra begeleiding vragen + extra uitleg

Heldere lessen ontwerpen en toepassen

Sheet 4: 3 hoofdwaarden: respect, verantwoordelijkheid, veiligheid

PBS werkblad: Goed gedrag kun je leren! Wat zijn mijn verwachtingen?

Definitie geven van gedragsverwachtingen + voorbeeld

Gedragsverwachtingen daarbij opstellen ( in kleine groepjes,

Post-it plakken) = oefening

Sheet 5: Webpad omschrijven; in tweetallen het webpad doorlopen, info

Rustig lezen. Vragen op een gekleurd blad schrijven.

1. Filmpje met praktijkvoorbeelden

2. Piramide: ingevulde + lege

a. Vraag: Maak een analyse van je eigen groep

3. Escalatieketen

a. Vraag: Wat voel je als dit gebeurt?

b. Wat denk je ?

c. Wanneer voel je je handelingsverlegen

4. Gedragsverwachtingen openbare ruimtes : ieder groepje stelt ze voor een bepaalde ruimte

op. Ahv de antwoorden ontwerpt het PBS-team posters

5. De kracht van de bekrachtiging met preventieve werking (blz. 193)

a. Vraag: Wat past bij jou; maak een top 3

6. Wat we verstaan onder correctieve consequenties ( voorbeeld 2 minutenregel bij dubbele

bezetting)

Opdracht: Maak een wordweb met correctieve consequenties

Iedereen terug:

Onderwerp: Wat zijn de gedragsverwachtingen vanaf jan. T.a.v. de leerkrachten.

Sheet 7: Overzicht lessenrooster

58

Bijlage 6a Bijlagen behorende bij pilot t Plein

a. Handleiding opstellen gedragsverwachtingen (PBS)

b. Startplan groepsvorming

c. Lesrooster gedragsverwachtingen

d. Klassenpiramide PBS

e. Matrix voor gedragsverwachtingen algemene ruimtes

f. Handleiding sociaal leren

g. Sova lessen

h. Registratie gedragsincident

i. Zo gaan we met elkaar om

j. Brief aan ouders

k. Brief aan toezichthouders

6a:

Handleiding opstellen gedragsverwachtingen (PBS)

❖ Na de kennismaking met je nieuwe groep wordt er gestart met het opstellen van

gedragsverwachtingen in de klas, samen met de leerlingen.

❖ De gedragsverwachtingen worden gekoppeld aan de waarden: veiligheid, respect en

verantwoordelijkheid.

❖ De gedragsverwachtingen worden positief gesteld en geformuleerd in waarneembaar

gedrag.

❖ Korte zinnen beginnend met: We…… (zoals de posters in de algemene ruimtes)

❖ Voor het noteren van de gedragsverwachtingen is een format op het netwerk in het mapje:

PBS in de praktijk, aanpak in de klas.

❖ Het A3 papier wordt op een gekleurd vel geplakt. Op de gekleurde rand ondertekenen de

leerlingen en de leerkracht de gedragsverwachtingen.

❖ Van de gedragsverwachtingen wordt een kopie gemaakt op A4. Dit gaat met de leerlingen

mee naar huis om de ouders te betrekken bij de afspraken in de klas. Daarnaast worden de

afspraken op digiduif geplaatst, net als de algemene afspraken en de afspraken in de

algemene ruimtes.

❖ De gedragsverwachtingen hangen zichtbaar voor iedereen in de zwarte lijst in de klas.

6B: Startplan groepsvorming

Vooraf

❖ In rollenspelen mogen alleen de leerkrachten het ongewenste

gedrag laten zien. Kinderen mogen alleen maar het gewenste gedrag laten zien.

59

❖ Gedrag heeft een leerlijn. Gedragsverwachtingen (afspraken) zullen moeten worden

aangeleerd en geoefend totdat ze zijn ingeslepen. Voor sommige leerlingen kost dit meer tijd

en uitleg dan voor andere leerlingen.

Les 1

Onderwerpen die in deze les aan de orde moeten komen zijn:

• Wat betekenen de woorden “regels en afspraken”? Er wordt stilgestaan bij de begrippen “regels en afspraken”. Belangrijk is dat naar voren komt dat regels, afspraken zijn. Kinderen moeten de noodzakelijkheid van regels inzien. Afspraken maken het leven makkelijker en begrijpelijker en zijn onmisbaar in de communicatie tussen mensen.

• Welke regels hebben we in het gewone leven? Hierbij gaat het om het inventariseren van regels die kinderen ervaren in het gezin, in het verkeer, bij sport en spel zowel binnen als buiten.

• Wat is het voordeel van deze regels?

• Noem eens een aantal beroepen waar het hanteren van regels erg belangrijk is? Denk aan politie, chauffeur, piloot , arts/verpleegster etc

• Wat gebeurt er als deze mensen zich niet aan de regels houden.

Een goede manier om over regels te praten is het 4-W- model. De W’s staan voor:

Waar? Welke? Waarom? En Wat?

Les 2

In deze les wordt aandacht besteed aan de klassenregels.

Er wordt begonnen met de volgende vragen:

• Is het belangrijk dat we in de klas duidelijke afspraken maken en waarom?

• Is het belangrijk dat we deze afspraken met elkaar maken en waarom?

Nu worden de gedragsverwachtingen voor de klas met elkaar opgesteld.

We doen dat aan de hand van drie belangrijke vragen:

Waar zijn regels? ( voorbeelden: school, thuis, sport, straat etc)

Welke regels zijn daar? ( voorbeelden: school: luisteren als de juf uitlegt, niet

zomaar opstaan. thuis: op tijd zijn voor het eten, eigen kamer opruimen etc)

Waarom/Waarden zijn er regels? (PBS waarden: veiligheid, respect,

verantwoordelijkheid) Iedere

Wat gebeurt er als je je niet aan de regels houdt? (voorbeeld: straf, bekeuring,

slecht presteren, ruzie)

60

1. Wanneer voel je je veilig in de klas? (nagaan of het begrip “veilig” goed wordt begrepen en aangevoeld)

2. Hoe laat je zien dat je respect hebt voor iets en iemand? (nagaan of iedereen hetzelfde denkt en voelt bij het woord “respect”) Een leuke manier om het woord ‘respect’ zichtbaar te maken is met dit filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=AkFuvTHaMUE (zoek bij youtube op: pixar, for the birds).

3. Waar zijn we allemaal verantwoordelijk voor op school? (nagaan of het begrip “verantwoordelijkheid” goed wordt begrepen)

Werkvorm (voorbeeld):

De kinderen geven in groepjes van 4 antwoord op deze drie vragen (via een placemat als

coöperatieve werkvorm).

Na ongeveer 10 minuten neemt de leerkracht de papieren in en worden de antwoorden plenair

besproken. Waarschijnlijk gaan de kinderen antwoorden met het woordje “niet” erin (voorbeeld:

antwoord op vraag 1: “Als ik niet gepest word”. Dit doen kinderen automatisch, omdat het grenzen

aangeeft. Het is van belang om samen met de kinderen de negatief gestelde antwoorden om te

zetten in positief gestelde afspraken. De leerkracht neemt de leiding.

Vervolgens worden de antwoorden geclusterd en aan de kinderen wordt gevraagd: Wie is het hier

mee eens/oneens? Hoe kunnen we van deze antwoorden een afspraak maken, waar het woordje

“niet” niet in voorkomt? Op deze manier ontstaan afspraken die gewenst gedrag weergeven

Als iedereen het ermee eens is, wordt de afspraak geformuleerd in de We-vorm ( v.b we laten elkaar

met rust als we werken) en wordt de regel in het format geschreven (op het smartboard).

Let er wel op dat het moet gaan om concrete afspraken van waarneembaar gedrag.

Uiteindelijk kom je met elkaar tot maximaal 10 klassenregels.

Les 3

De gedragsverwachtingen in het format worden afgedrukt op A3 formaat en voor de klas opgehangen. Samen worden de afspraken doorgenomen en gecontroleerd. Klopt alles en is alles duidelijk? Als iedereen het ermee eens is, komt een (soort) officieel moment waarbij iedereen zijn handtekening op het karton/papier zet, inclusief de leerkracht(en). Door een handtekening te zetten, heeft een ieder verklaard het ermee eens te zijn.

Tip: Laat iedere leerlingen een rups of vlinder tekenen op een klein wit blaadje en daar zijn/haar

handtekening bij zetten. Deze worden om het document heen geplakt (op de gekeurde rand).

Daarna wordt het document ingelijst en opgehangen.

Les 4

61

Aangezien we ervan uitgaan dat iedereen zich aan de regels probeert te houden, mogen de kinderen

met de leerkracht ook beloningen verzinnen. Hiervoor gebruiken we we allemaal de beloningsbingo.

(zie PBS map) In les 4 wordt gesproken over beloningen en wordt de bingo geintroduceerd.

Aandachtspunt

Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat het opstellen en nakomen van

afspraken een groepsproces is en dat iedereen daarvoor verantwoordelijk is. In

de eerste weken zullen de afspraken dagelijks aan de orde moeten komen om

ervoor te zorgen dat ze geimplementeerd worden en blijven.

Gebruik hiervoor het format les voor gedragsverwachtingen voor de klas (PBS

map).

Het inslijpen van afspraken kost tijd en menigmaal zal blijken dat (bepaalde)

kinderen moeite hebben met het naleven. Pak deze momenten aan om de

afspraken weer door te nemen en middels rollenspelen/groepsgesprek duidelijk

te maken wat met de afspraken concreet wordt bedoeld.

62

6C: Lesrooster gedragsverwachtingen

Met de weken worden schoolweken vanaf de zomervakantie bedoeld.

Natuurlijk mag er altijd gewisseld worden wanneer de behoefte in de

klas daar naar is. Dit is alleen een houvast en een reminder om niets te

vergeten!

Week 1

Startplan groepsvorming

Algemene gedrags-

verwachtingen op school

Week 13

Het speellokaal / de gymzaal

Week 25

Gedragsverwachtingen online

Week 2

Startplan groepsvorming

Gedragsverwachtingen in de

klas

Week 14

Gedragsverwachtingen bij

vieringen en bijeenkomsten

Week 26

Het speellokaal/de gymzaal

Week 3

Startplan groepsvorming

Gewenst gedrag bij een

invaller?

Week 15

De kopieerruimte / het

magazijn

Week 27

De kopieerruimte / het

magazijn

Week 4

Alle algemene ruimtes

langslopen, posters bekijken

Week 16

De gangen

Week 28

Herhaling algemene

gedragsverwachtingen

Week 5

De gangen

Week 17 - “toetsingsweek”

welke ruimtes gaan goed, op

welk gewenste gedrag wordt

de klas het meest betrapt?

~kerstvakantie~

Week 29 - “toetsingsweek”

welke ruimtes gaan goed, op

welk gewenste gedrag wordt

de klas het meest betrapt?

Week 6

De trappen

Week 18

Herhaling gedrags-

verwachtingen in de klas

Week 30

Gedragsverwachtingen bij

vieringen en bijeenkomsten

Week 7

Het schoolplein

Week 19

Alle algemene ruimtes

langslopen, posters bekijken

Week 31

herhaling ruimte naar

inzicht/keuze leerlingen

63

Week 8

De toiletten

~herfstvakantie~

Week 20

De trappen

Week 31

Gedragsverwachtingen bij

vieringen en bijeenkomsten

~meivakantie~

Week 9

Herhaling weken tot nu toe

Week 21

Het schoolplein

Week 32

Herhaling gedrags-

verwachtingen in de klas

Week 10

Onderweg

Week 22

De toiletten

Week 33

Alle algemene ruimtes

langslopen, posters bekijken

Week 11

Gedragsverwachtingen online

Week 23

Onderweg

Week 34

Het schoolplein

Week 12

De bibliotheek

Week 24

De bibliotheek

~Voorjaarsvakantie~

Week 35-Week 40

Herhalingen naar inzicht, nog

een toetsingsweek!

64

6D: Klassenpiramide PBS voor bs Het Plein

Plaats de namen van de leerlingen in de klas op het niveau waar ze op dit moment functioneren. Dit

kan wisselen gedurende het schooljaar. Het doel is zoveel mogelijk leerlingen op het groene niveau

te krijgen. Alle leerlingen krijgen het groene aanbod. Het gele en rode aanbod is voor enkele

leerlingen.

Groep:

Leerkracht(en):

Enkele hoog-risicoleerlingen (3-5%)

• Intensief onderwijzen van de gedragsverwachtingen

(individueel of in kleine groepjes) door

leerkracht/ib/orthopedagoge.

• Beheersingstraining door de orthopedagoge.

• Gedragsfunctie-analyse door ib of orthopedagoge.

• Afspraken met ouders over extra ondersteuning bij het

aanleren van de gedragsverwachtingen op papier.

• Inschakelen van externen.

Leerlingen:

Sommige risicoleerlingen (7-10%)

• Extra onderwijzen van de gedragsverwachtingen (individueel of in

kleine groepjes) door de leerkracht.

• Faalangst of weerbaarheidstraining door de orthopedagoge.

• Check-in Check-out (lijsten in de PBS-map) voor inzicht in eigen

handelen.

• Ouders op de hoogte brengen van de extra in te oefenen

gedragsverwachtingen. Aangeven op welke manier hier thuis aan

gewerkt kan worden.

Leerlingen:

Alle leerlingen horen in deze laag. Dit aanbod is voldoende voor 85-90% van de leerlingen.

• In het rooster 30 minuten sociaal emotioneel leren in de week.

• In het rooster 30 minuten aanleren van gedragsverwachtingen in de week.

• Complimenteren en erkennen van gewenst gedrag (gericht op intrinsieke

motivatie).

• Belonen van gewenst gedrag door middel van de beloningsbingo.

• Actief toezicht houden op het naleven van de gedragsverwachtingen.

• Positief bekrachtigen.

• Ouder op de hoogte brengen van de gedragsverwachtingen in de school en in de

klas.

6E; Matrix voor gedragsverwachtingen in de algemene ruimtes op basisschool Het Plein

Algemene ruimte Veiligheid Respect Verantwoordelijkheid

Algemene

verwachtingen in

en om de school

We zijn veilig, respectvol en verantwoordelijk als we overal in en om de school het volgende doen:

• We lopen rustig.

• We lopen met een doel.

• We respecteren andermans persoonlijke ruimte.

• We houden onze handen, voeten en voorwerpen bij ons.

• We gebruiken gepaste taal.

• We melden problemen aan een volwassene.

• We houden de ruimtes schoon.

Schoolbreed

• Ik volg de aanwijzingen van de leerkracht op

• Als iemand zegt, STOP, dan houd ik onmiddellijk op

• Ik noem iedereen bij zijn eigen naam

• Ik ben zelf verantwoordelijk voor wat ik doe en zeg

• We accepteren elkaar zoals we zijn

1

De gangen We zorgen dat alle jassen en tassen

op de kapstok hangen.

We lopen rustig op de gang.

We houden de deur voor elkaar

open.

We begroeten elkaar.

We geven elkaar ruimte bij het

lopen.

We gaan zorgvuldig met

andermans spullen om.

We zorgen ervoor dat iedereen

zijn werk kan doen.

We ruimen de spullen op die we

gebruikt hebben.

We halen een volwassene, wanneer

er iets aan de hand is met een kind.

We praten zacht op de gang.

De trap We lopen aan de rechterkant van de

trap.

We gebruiken alle traptreden.

We lopen rustig op de trap.

We geven elkaar ruimte bij het

lopen.

We praten zacht op de trap.

2

Het speellokaal We dragen gymschoenen.

We zitten rustig op de bank tot we

weten wat we gaan doen.

We luisteren naar de uitleg.

We houden ons aan de

spelregels.

We moedigen elkaar aan.

We spelen eerlijk, we zorgen dat

iedereen leuk kan spelen.

We ruimen de spullen die we gebruikt

hebben op.

We blijven voor het gordijn.

We laten schoenen in de klas.

De bibliotheek We lopen rustig.

Wij groeten de juf die aanwezig is

en vragen of we binnen mogen

komen.

We bedanken voor de hulp die we

gekregen hebben.

We laten de ruimte netjes achter, we

leggen boeken terug waar ze horen.

Wanneer er niemand aanwezig is,

zoeken we een volwassene voor hulp.

We brengen de geleende boeken op

tijd terug.

De ib-ruimte We houden de ruimte schoon en

netjes.

We helpen kinderen die iets nodig

hebben.

We gaan zorgvuldig om met

privacygevoelige informatie.

We wachten tot degene die we

nodig hebben tijd voor ons heeft.

We laten onze werkplek netjes achter,

computers worden afgesloten aan het

einde van de dag.

Deze ruimte is een werkplek voor

volwassenen.

3

De vlindertuin is voor kinderen.

De vlindertuin

De kopieerkamer We vragen altijd hulp bij wat we

nodig hebben.

We lopen rustig.

Wij groeten de juf die aanwezig is

en vragen of we binnen mogen

komen.

We bedanken voor de hulp die we

gekregen hebben.

We laten de ruimte netjes achter.

Wanneer er niemand aanwezig is,

zoeken we een volwassene voor hulp.

4

De personeels-

ruimte

We laten de ruimte schoon en netjes

achter.

We helpen kinderen die iets nodig

hebben.

We hebben oog en aandacht voor

elkaar.

We handelen duurzaam, denk om

elektriciteit.

We dragen zorg voor onze eigen

producten in de koelkast.

We zetten zelf gebruikte spullen in de

afwasmachine.

De toiletten We wassen onze handen.

We zorgen dat een begeleider van

school weet dat je op het toilet bent.

We gaan zuinig om met papier;

ook toiletpapier.

We laten mensen die op het toilet

zitten met rust.

*We gebruiken de ruimte waar die

voor bedoeld is.

*We trekken het toilet door.

*We gaan wanneer we klaar zijn direct

terug naar de klas.

Het Pijnackerpein We blijven op het plein.

We gaan voorzichtig met elkaar om.

We gebruiken alleen schoolballen.

We delen (om de beurt) de

materialen van school.

We zorgen voor de omgeving en

houden rekening met de buren.

We spelen eerlijk en zorgen dat

iedereen

We brengen de materialen die we

gebruikt hebben naar het huisje terug.

We halen een begeleider wanneer er

iets aan de hand is met een kind.

We gaan zorgvuldig om met alle

materialen en met elkaar.

5

Het schoolplein We blijven op het plein.

We spelen met een zachte bal.

We gaan voorzichtig met elkaar om.

We delen de materialen van

school.

We zorgen voor de omgeving en

houden rekening met de buren.

We zorgen dat iedereen met een

goed gevoel de klas weer in gaat.

We ruimen de spullen die we gebruikt

hebben op.

We zorgen ervoor dat spelen voor

iedereen leuk is; we spelen eerlijk.

We halen een begeleider, wanneer er

iets aan de hand is met een kind.

Onderweg We lopen in een aansluitende rij.

We wachten bij het oversteken op de

begeleider.

We letten op elkaar en op

gevaarlijke situaties.

We houden rekening met anderen

op straat en zorgen ervoor dat

iedereen prettig kan reizen.

We luisteren naar de instructies

van de begeleider.

We doen afval in de prullenbak.

We praten zacht met elkaar.

We gaan netjes om met de spullen in

de openbare ruimte.

6

6F: Handleiding sociaal leren (PBS)

• Na de kennismaking met je nieuwe groep meteen starten met het opstellen van

gedragsverwachtingen (regels en afspraken) samen met de leerlingen.

• Gedragsverwachtingen koppelen aan de waarden: veiligheid, respect en verantwoordelijkheid.

• De gedragsverwachtingen zijn positief gesteld en geformuleerd in waarneembaar gedrag.

• Korte zinnen met: We……

• De gedragsverwachtingen worden ondertekend door de leerkracht(en) en de leerlingen.

• De gedragsverwachtingen hangen zichtbaar voor iedereen in de zwarte lijst.

• In rollenspelen mogen alleen de leerkrachten het ongewenste gedrag laten zien. Kinderen

mogen alleen maar het gewenste gedrag laten zien.

• Gebruik voor het opstellen van de regels het volgende document:

REGELS IN DE KLAS

3 Lessen om regels op te stellen

Les 1

Onderwerpen die in deze les aan de orde moeten komen zijn:

• Wat betekent het woord “regels”. Er wordt stilgestaan bij het begrip “regels”. Belangrijk is dat naar voren komt dat regels, afspraken zijn. Kinderen moeten de noodzakelijkheid van regels inzien. Regels/ afspraken maken het leven makkelijker en begrijpelijker en zijn onmisbaar in de communicatie tussen mensen.

• Welke regels hebben we in het gewone leven? Hierbij gaat het om het inventariseren van regels die kinderen ervaren in het gezin, in het verkeer, bij sport en spel zowel binnen als buiten.

• Wat is het voordeel van deze regels?

• Noem eens een aantal beroepen waar het hanteren van regels erg belangrijk is? Denk aan politie, chauffeur, piloot , arts/verpleegster etc

• Wat gebeurt er als deze mensen zich niet aan de regels houden.

Een goede manier om over regels te praten is het 4-W- model.

De W’s staan voor: Waar? Welke? Waarom? En Wat?

Waar zijn regels? ( voorbeelden: school, thuis, sport, straat etc)

Welke regels zijn daar? ( voorbeelden: school: luisteren als de juf uitlegt, niet zomaar opstaan.

thuis: op tijd zijn voor het eten, eigen kamer opruimen etc)

Waarom/Waarden zijn er regels? (PBS waarden: veiligheid, respect, verantwoordelijkheid)

Iedere

Wat gebeurt er als je je niet aan de regels houdt? (voorbeeld: straf, bekeuring, slecht presteren,

ruzie)

7

Deze les zou afgesloten kunnen worden met toneelstukjes waarbij kinderen laten zien wat er

kan gebeuren als belangrijke regels niet worden nageleefd ( voorbeeld verkeersregels)

Les 2

In deze les wordt langzamerhand aandacht besteed aan de klassenregels. Er wordt begonnen

met de volgende vragen:

• Is het belangrijk dat we in de klas duidelijke regels maken en waarom?

• Is het belangrijk dat we deze regels met elkaar maken en waarom?

Nu gaan de regels, voor in de klas, met elkaar gemaakt worden.

We doen dat aan de hand van twee belangrijke vragen:

4. Wanneer voel je je veilig in de klas? (even nagaan of het begrip “veilig” goed wordt begrepen en aangevoeld)

5. Hoe laat je zien dat je respect hebt voor iets en iemand? (even nagaan of iedereen hetzelfde denkt en voelt bij het woord “respect”)

6. Waar zijn we allemaal verantwoordelijk voor op school? (even nagaan of het begrip “verantwoordelijkheid” goed wordt begrepen)

Werkvorm:

De kinderen gaan in groepjes van 4 met elkaar antwoord geven op deze drie vragen.

Na ongeveer 10 minuten neemt de leerkracht de papieren in en worden de antwoorden plenair

besproken. Waarschijnlijk gaan de kinderen antwooden met het woordje “niet” erin ( voorbeeld:

antwoord op vraag 1: “Als ik niet gepest word”. Dit doen kinderen automatisch omdat het

grenzen aangeeft. Het is van belang om samen met de kinderen de negatief gestelde

antwoorden om te zetten in positief gestelde regels.

De leerkracht neemt de leiding en neemt stuk voor stuk de antwoorden met de leerlingen door

en noteert dit op het smartboard.

Vervolgens worden de antwoorden geclusterd en aan de kinderen wordt gevraagd: Wie is het

hier mee eens/oneens? Hoe kunnen we van deze antwoorden een regel maken , waar het

woordje “niet” niet in voorkomt? Op deze manier ontstaan regels die gewenst gedrag

weergeven

Als iedereen het ermee eens is, wordt de regel goed geformuleerd in de We-vorm ( v.b we laten

elkaar met rust als we werken) en het wordt op het smartboard geschreven.

Let er wel op dat het moet gaan om concrete regels van waarneembaar gedrag.

8

Uiteindelijk kom je met elkaar tot maximaal 10 klassenregels.

Les 3

De regels hangen vóór in de klas en worden met elkaar doorgenomen en gecontroleerd of het klopt en duidelijk is. Als iedereen het ermee eens is, komt een (soort) officieel moment waarbij iedereen zijn handtekening op het karton/papier zet inclusief de leerkracht(en). Door een handtekening te zetten, heeft een ieder verklaart het ermee eens te zijn.

Daarna kan het papier officieel ingelijst en opgehangen worden.

Aangezien we ervan uitgaan dat iedereen zich aan de regels probeert houden, mogen de

kinderen met de leerkracht ook beloningen verzinnen.

Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat het opstellen en nakomen van regels een groepsproces

is en dat iedereen daarvoor verantwoordelijk is. In de eerste weken zullen de regels dagelijks

aan de orde moeten komen om ervoor te zorgen dat ze geimplementeerd worden en blijven.

Het inslijpen van regels/afspraken kost tijd en menigmaal zal blijken dat (bepaalde) kinderen

moeite hebben met het naleven. Pak deze momenten aan om de regels weer door te nemen en

middels rollenspelen/groepsgesprek duidelijk te maken wat met de regels concreet wordt

bedoeld.

9

6G: Sociale vaardigheidslessen

Opbouw sova-lessen:

Fase 1: Kijk- en luistervaardigheden

Kijk- en luistervaardigheden middels kijk- en luisteroefeningen staan centraal. Leren hoe te kijken en te

luisteren, vooral positieve aanwijzingen zien en horen in de omgeving, kan een hoop misverstanden en

conflicten voorkomen . De volgorde waarin iets gebeurt (eerst…, toen… en toen….), geeft inzicht in hoe

een conflictsituatie ontstaat. Het gaat hier zowel om verbale als non-verbale aanwijzingen.

Fase 2: Gevoelens:

• Kennen en herkennen van de gevoelens bij jezelf.

• Erkennen en herkennen van gevoelens bij de ander.

• Gevoelens koppelen aan verschillende situaties.

• Verschillen erkennen en herkennen bij jezelf en de ander in bepaalde/ verschillende situaties.

• Complimenten geven aan jezelf en de ander.

In deze fase staan uitbeelden, tekenen, gesprekken, beeldmateriaal centraal.

Fase 3: Probleemoplossen:

• Ontspanningsoefeningen ( leren ontspannen bij boosheid)

• Stopsignaal.

• Negeren.

• Uitpraten.

• Hulp vragen.

• 5 G-model aanleren (voor de bovenbouw)

In deze fase staan gesprekken en rollenspelen centraal. Situaties uitspelen en analyseren.

Bronnen/programma’s die op school aanwezig zijn :

Voorbeeld:

• Pauwentraining (met 5 G model)

• Cooldown

• Beter omgaan met jezelf en de ander

• Doos vol gevoelens

• Complimenten- en vaardighedenspel

• PBS ( katern pestpreventie)

Als jullie behoefte hebben aan meer materiaal , kunnen jullie dat bij mij aangeven.

Groeten Lonneke

10

6H: Registratie Gedragsincident:

Naam leerling en leerkracht: Datum:

Plaats Klein probleemgedrag Groot probleemgedrag

0 klaslokaal 0 onacceptabel taal-

gebruik

0 dreigen

0 schoolplein

0 uitschelden 0 pesten

0 gang

0 obscene gebaren 0 liegen/bedriegen

0 gym

0 ruzie 0 vechten

0 kleedkamer

0 plagen 0 fysieke agressie

( eenzijdig)

0 toilet

0 tegendraads gedrag 0 seksuele intimidatie

0 bibliotheek

0 storend gedrag 0 diefstal

0 onderweg

0 misbruik materiaal 0 ongeoorloofd verblijf

buiten schoolterrein

0 personeelskamer

0 misbruik social media 0 anders, nl:

0 conciërgeruimte

0 anders, nl:

0 ib-ruimte

0 magazijn

0 vlindertuin

11

0 anders, nl:

Maatregelen

0 gesprek 0 schade herstellen

0 time out/vlindertuin 0 wegsturen naar……..

0 nablijven 0 anders, nl:

0 contact met ouders/verzorgers

12

6i

Zo gaan we met elkaar om in de klas

Veiligheid

❖ .

❖ .

Respect

❖ .

❖ .

❖ .

Verantwoordelijkheid

❖ .

❖ .

❖ .

13

6j

Beste ouders / verzorgers,

In januari 2016 zijn wij met het hele kind centrum gestart met “Positive behavior support” (PBS). Dit

heeft te maken met de manier waarop we met elkaar omgaan. Op verschillende plaatsen in het kind

centrum zijn posters opgehangen met daarop de gedragsverwachtingen. Deze gedragsverwachtingen

worden de kinderen aangeleerd en met de kinderen geoefend. De medewerkers bij ons op school kijken

vooral naar gewenst gedrag en geven hier complimenten over. We willen u graag uitleggen hoe we te

werk gaan en nodigen u uit voor een bijeenkomst op

op basisschool Het Plein. Wij hopen op een zo groot mogelijke opkomst!

6K:

Beste toezichthouders,

Wij zijn natuurlijk heel blij met jullie inzet tijdens de pauzes op de verschillende pleinen. Zoals jullie

waarschijnlijk al hebben opgemerkt zijn er op verschillende plaatsen in de school en op de pleinen

posters opgehangen met de gedragsverwachtingen voor de kinderen. Dit hangt samen met een nieuwe

manier van omgaan met elkaar die we sinds januari 2016 in de school gebruiken: “Positive behavior

support” (PBS). Graag willen we jullie hier meer uitleg over geven. Wij hebben hiervoor een bijeenkomst

gepland op 10 mei om 13:00 in de personeelskamer.

We hopen dat jullie allemaal aanwezig kunnen zijn!

Tot dan!

Lonneke en Kim

Ouderavond Positive behavior

support!

14

Bijlage 6b interviews met PBS coordinatoren van het Plein en Buskesschool

1. Is al het noodzakelijke materiaal dat beschikbaar is voor scholen en trainers die PBS gaan

uitvoeren binnen handbereik op Het Plein? Ja alles is aanwezig wat de methode voorschrijft.

2. De training van het schoolteam bestaat uit ongeveer 30 uur. Kan hieraan worden voldaan? En

hoe is dit concreet geregeld op Het Plein? Het Plein organiseert zijn studiedagen rondom PBS, er

zijn teamvergaderingen over PBS, En een speciaal samengesteld PBS team, die elkaar regelmatig

spreken. Aan alle deelnemers is gevraagd de literatuur over PBS te lezen.

3. Hoe ziet het PBS team van Het Plein eruit? Lukt het om 85% van alle teamleden het programma

positief te ondersteunen en waar blijkt dat uit? Het PBS team bestaat uit één orthopedagoog,

één persoon van het Kinderdam (mozaïek) één onderbouw collega, één middenbouw collega en

één bovenbouw collega en dan nog de locatieleider (directie). De eerste studiedag van het jaar is

het team gevraagd of ze wilde meewerken aan één manier te vinden om één kant op te gaan

met betrekking tot gewenst gedrag op het Plein. Alle leerkrachten hebben toen ingestemd om

dit met de hele schoolorganisatie te gaan doen middels PBS. Door het onderwerp steeds centraal

te stellen op de studiedagen. Het actief en positief opstellen van alle betrokkenen. Door aan te

geven tegen welke belemmeringen zij aanlopen in de uitvoering van PBS. Door het vragen om

advies. Door het lezen van literatuur. Door zich positief en betrokken op te stellen op een

teamvergadering. Door te durven delen met elkaar d.m.v. openheid en transparantie.

Inleiding tot het probleem van antisociaal gedrag: de benadering in drie lagen

1. Hoe pakt Het Plein een preventieve benadering aan die: veelomvattend, flexibel en pro sociaal

is? Door een escalatie aanpak. (zie theorie PBS) En door de aanpak korte lontjes (Hans

Kaldenbach). Verder heeft het Plein waarden en gedragsverwachtingen opgesteld in de

openbare ruimtes en in de klas, door middel van posters, een beloningssysteem en een

beloningsbingo in de klassen. Ook wordt er gewerkt met een anti-pest beleid met behulp van

sociale vaardigheidslessen PBS voor in de klassen. Verder is het Plein in ontwikkeling op het

gebied van het curatieve naar het preventieve.

2. Het is belangrijk vroeg vast te stellen welke leerlingen extra steun nodig hebben. Wordt dit op

Het Plein in kaart gebracht? En is er bewust gekeken welke aanpak en/of omstandigheden

binnen de school de gedragsproblemen kunnen verergeren? Ja er wordt gebruik gemaakt van

een registratiesysteem (In bezit van Lonneke) In week 3 vult iedereen dit in en is er een

nulmeting. Daarna wordt er door iedere leerkracht om de 3 maanden ingevuld. Een aanpak als:

confrontaties aangaan, niks negeren, je gelijk willen halen, de karate-aanpak, de discussie

aangaan wordt zoveel mogelijk gemeden omdat dit het gedrag zou verergeren.

3. Helpen de consequenties of straffen op Het Plein de leerlingen zich beter te gedragen en zich zo

te richten op het behalen van betere leerprestaties en het verbeteren van sociale relaties? Er

wordt niet gesproken over straffen op het Plein maar er is een consequentie lijst gemaakt waar

ouders en kinderen ook van op de hoogte zijn gesteld. (In bezit van Lonneke) De verwachting is

dat dit op den duur positieve resultaten gaat opleveren. Het Plein is bezig de sociale relaties te

verbeteren door middel van het blauwe boekje. (in bezit van Lonneke)

4. Wordt er per leerling met probleemgedrag al begrepen hoe dit gedrag zich ontwikkelt en hoe je

dit kunt voorkomen? Lonneke toetst dit door middel van het abc-model (observatiemodel

antecedent behaviour consequent) en door een casusbespreking te houden met de betrokken

15

personeelsleden bij dit kind krijgen teamleden inzicht in het gedrag en is het beter te voorkomen

door gedeelde kennis en aanpak bij dit kind. Ook zijn er intervisies.

5. Het model voor de handhaving van gewenst gedrag laat drie lagen zien. Voor Het Plein is dit in

kaart gebracht. Hoe is het model specifiek voor Het Plein gevormd? Hoe is dit aangepakt en waar

blijkt dit uit? Het Plein heeft een eigen model gemaakt in overleg met het PBS team. Het team

heeft het weer over gebracht op de leerkrachten.

De organisatie op school: een effectief en efficiënt PBS-team

1. Welke algemene problemen op Het Plein staan gewenst gedrag in de weg? Er zitten veel

leerlingen in het rode gebied doordat het inclusief onderwijs is (voorbeeld passend onderwijs)

Dit is zo’n 10% in plaats van 3 tot 5%. Er zijn ook veel leerlingen die kenmerken vertonen vanuit

de straatcultuur.

2. Welke problemen kom je tegen als het PBS-team effectief wil werken? Door het afhaken of niet

op komen dagen van teamleden uit de PBS groep. Door tijdsgebrek. Door nieuwe collega’s, die

alles nog moeten “leren” en eigen maken. Door de zware populatie op het Plein. Door het vele

werk wat er aan vast zit.

3. Is het plan in brede aanpak goed geïntegreerd en waar blijkt dat uit? Het plan is goed

geïntegreerd, er is genoeg input geweest, iedereen is op de hoogte. Nu moet alles nog “indalen”

en coaching is zeer gewenst.

4. Is de directeur van Het Plein een betrokken en actieve aanvoerder ? Hoe ervaar je dat? Jazeker.

Ze staat hier heel erg achter. Het PBS past heel goed bij haar visie. Ze heeft ook persoonlijk een

beloningssysteem uitgezet voor het op tijd komen op school. (betrokkenheid is groot)

5. Worden er effectieve materialen voor de leerlingen en personeel ingezet? En welke zijn dat dan?

Ja het blauwe boekje (PBS in de klas, Brandi Simonsen) voor elke leerkracht in de klas. De posters

op de gangen, de beloningssystemen, de registratieformulieren, en de consequentielijsten voor

de leerlingen. (Zie bijlages 6)

6. Lukt het om alle leerlingen mee te laten doen? Nee sommige kinderen doen wel mee maar die

hebben andere zorg nodig. Voor groep 7 en 8 is het lastiger om nog helemaal te komen in het

PBS project omdat het van “onderaf in slijten” beter beklijft en ingeoefend wordt vanaf de

onderbouw.

7. Lukt het om in ieder geval eenmaal per week les te geven in sociaal-emotioneel leren? Ja het

staat op het programma. Een half uur sociale vaardigheden en een half uur

gedragsverwachtingen PBS per week in het kader van sociaal-emotioneel leren (SEL).

8. Lukt het om regelmatig positief contact met ouders te hebben? De orthopedagoog heeft elke

dinsdagochtend tijdens de ouderbijeenkomst een thema uitgezocht met betrekking tot

opvoeding, welbevinden en gezondheid. Zij zorgt ervoor dat PBS als een rode draad door deze

thema’s loopt. Zo worden ouders ongemerkt ook betrokken in een PBS-aanpak.

9. Jullie hebben als PBS-team het zelfbeoordelingsonderzoek ingevuld en zo een status vastgesteld.

Zijn hierna de doelen voor Het Plein en betrokkenen geformuleerd? Zo ja welke?

10. Welke concrete stappen zijn er n.a.v. die doelen gemaakt en met welke uitkomst? Na het

onderzoek is het PBS-team ermee aan de slag gegaan. Dit moet nog verder bijgewerkt worden

Opstellen van waarden en gedragsverwachtingen op schoolniveau

16

1. Welke basiswaarden heeft Het Plein gedefinieerd? En hoe komen die tot uiting binnen de

school? Veiligheid, respect en verantwoordelijkheid. En op grond van die drie waarden zijn er

gedragsverwachtingen opgesteld aan de hand van lessen voor leerkrachten opgesteld aan het

begin van het jaar.

2. Als deze goed tot uiting komen en gepaard gaan met een systeem van positieve bekrachtiging, is

er dan al merkbaar een verbetering van de sfeer in school? Van sommige ouders en leerkrachten

word er al opgemerkt dat er al meer rust is in de school. (kleine stapjes)

3. Is er ook al vermindering van probleemgedrag merkbaar op school? Er zijn minder escalaties. De

manier waarop de kinderen dat tonen is al minder.

4. Lukt het de leraren op Het Plein samen meer aandacht te besteden aan positieve eigenschappen

van de kinderen? Waar blijkt dat uit?

5. Zijn de gedragsverwachtingen op school-en klasniveau duidelijk verwoord? Waar blijkt dit uit?

Concreet opgestelde posters overal in de school, ook de gedragsverwachtingen zijn aanwezig in

de klas en zijn ook naar ouders gecommuniceerd.

6. Gedragsverwachtingen op schoolniveau geeft de volgende dingen weer:

• Eenduidigheid> Weten alle betrokken volwassenen binnen PBS Het Plein welk gedrag wordt

verwacht? Ja zeker.

• Alle leerlingen betrokken>Zijn alle leerlingen betrokken bij de gedragsverwachtingen op

schoolniveau? Ja in de klassen wel, op schoolniveau (ouders en leerkrachten) door de posters in

de school.

• Positief geformuleerde regels> Welke positief geformuleerde regels zijn er opgesteld op Het

Plein? Zie bijlage 6

• Gericht op alle vormen van gedrag> Hoe is het duidelijk binnen het PBS van Het Plein, dat alle

verwachtingen ten aanzien van gewenst gedrag regelmatig onderwezen worden? Waar blijkt dat

uit? In de openbare ruimtes sowieso door de posters. In de klassen ook door de leerkrachten

onderwezen.

• Alle leerlingen en teamleden kennen de gedragsverwachtingen> Is er op Het Plein een lijstje

van eenvoudig geformuleerde gedragsverwachtingen? Is dat een heel toegankelijk lijstje en is

dat bij iedereen bekend? Waar blijkt dat uit? Bij de hoofdingang hangt een grote poster met

algemene gedragsverwachtingen. Ook worden ouders regelmatig betrokken in het proces van

Het Plein m.b.t. PBS door middel van koffieochtenden.

Vragen:

1. Wat is de stand van zaken met betrekking tot PBS; welke stappen zijn inmiddels genomen op De

Buskesschool?

2. Hoe is de aanpak en wat zijn de opbrengsten op een andere PBS school?

3. Wat kan de gelukkige klas hiervan meenemen?

Ontwikkeling van het schoolteam volgens PBS

1. Is al het noodzakelijke materiaal dat beschikbaar is voor scholen en trainers die PBS gaan uitvoeren

binnen handbereik op de Buskesschool? Wij worden begeleid door Sandra Koot, een PBS-coach. Zij

zorgt voor alles wat nodig is.

17

2. De training van het schoolteam bestaat uit ongeveer 30 uur. Kan hieraan worden voldaan? En hoe is

dit concreet geregeld op de Buskesschool? Er zijn twee teamdagen over PBS dit schooljaar (twee keer

acht studie-uren) en met het PBS team zijn er tien contactmomenten met Sandra

(twee uur per week is dus twintig)

3. Hoe ziet het PBS team op de Buskesschool eruit? Lukt het om 85% van alle teamleden het programma

positief te ondersteunen en waar blijkt dat uit? Het PBS team bestaat uit één coördinator, één IB-er,

één adjunct-directeur, één iemand uit de onderbouw, één iemand uit de middenbouw en één

iemand uit de bovenbouw. Ouders zitten nog niet in dit PBS team, die worden misschien in een later

stadium ingezet. Wel is er één ouderavond geweest met informatie over PBS. Verder hebben wij een

heel betrokken medezeggenschapsraad. Er waren veel gedragsproblemen op de Buskesschool. Eline

uit groep 4 heeft de master sen gedrag gedaan. Zij heeft haar onderzoeksvraag gespitst op dit

gegeven. Wat heeft de Buskesschool nodig om het gedrag van de leerlingen weer positief te krijgen?

Daar kwam uit dat er een schoolbrede aanpak nodig is. Alle collega’s, waaronder een groep die al

meer dan 10 jaar werkt op deze school, heeft een vragenlijst gekregen over dit onderwerp en is zo

“getriggerd”, om erover na te denken en bij stil te staan. Op dat moment waren alle leerkrachten op

hun eigen manier bezig t.av. gedrag in hun eigen klas. Dit werkte niet. Een schoolbrede aanpak dus.

Uit de vragenlijst kwam dat alle leerkrachten graag een schoolbrede aanpak wilden voor hun school.

Verder zijn er drie methodes naast elkaar gelegd door de expertgroep gedrag en is PBS gekozen door

het volledige schoolteam. Zo werd het een beslissing van het hele team.

Inleiding tot het probleem van antisociaal gedrag: de benadering in drie lagen

1. Hoe pakt de Buskesschool een preventieve benadering aan die: veelomvattend, flexibel en pro

sociaal is? Door wekelijks gedragslessen in de groep te geven, volgens de PBS methode. Deze

lessen staan in het matrixmodel met gedragsverwachtingen. Alle collega’s hebben meegeholpen

om de lessen zelf te maken. Verder zijn de lessen grotendeels ingevuld maar er blijft nog iets

ruimte over voor eigen inbreng.

Ook wordt er aan de collega’s elke week een “weekly” verstuurd door de directeur. Je kunt

hierin als leerkracht een bijdrage leveren met wat op dat moment speelt en/of belangrijk is

die week. Eline zet regelmatig een stukje over PBS in de weekly over wat er die week op PBS

gebied aan de beurt is. Er is ook nog een Buskes bulletin voor de ouders en soms staat er ook

iets in over PBS.

2. Het is belangrijk vroeg vast te stellen welke leerlingen extra steun nodig hebben. Wordt dit op de

Buskesschool in kaart gebracht? En is er bewust gekeken welke aanpak en/of omstandigheden

binnen de school de gedragsproblemen kunnen verergeren? Via een observatiesysteem is het

gedrag van de buskes-kinderen in kaart gebracht. Via de methode PBS is dit (nog) niet gebeurd.

Vanaf 6 april wordt SWIS geïntroduceerd , een incidenten registratie systeem. Met deze data

gaat de aanpak en interventie bepaald worden.

3. Helpen de consequenties of straffen op de Buskesschool de leerlingen zich beter te gedragen en

zich zo te richten op het behalen van betere leerprestaties en het verbeteren van sociale relaties?

De Buskesschool is aan het begin van de invoering van het PBS, direct gestart met de

reactieprocedure. Na een half jaar is begonnen met een beloningssysteem waarbij muntjes

worden uitgedeeld aan kinderen door het hele team inclusief directie en IB. De Buskesschool

heeft dit zelf verzonnen. De muntjes worden buiten de klas verdiend. In de klas is afgesproken

met de juf of meester waar je voor kan sparen. Er mogen per personeelslid van de Buskes 10

18

munten per persoon uitgedeeld worden. Verder heeft de gymleerkracht weer een ander kleurtje

dan de directeur etc,…Ook maakt het hele team gebruik van het Classdojo systeem op het

digibord. Eline vertelt dat dit belonen aan de Buskes-kinderen is uitvergroot in de aanleerfase

van het PBS. In de loop der jaren is het de bedoeling dat dit meer naar de achtergrond verdwijnt

en dat kinderen zich goed gedragen vanuit een intrinsieke motivatie.

4. Wordt er per leerling met probleemgedrag al begrepen hoe dit gedrag zich ontwikkelt en hoe je

dit kunt voorkomen? Zo ver is de Buskesschool nog niet. Ze zijn nu nog bezig in de groene basis

van de PBS piramide, aldus Eline.

5. Het model voor de handhaving van gewenst gedrag laat drie lagen zien. Voor Het Plein is dit in

kaart gebracht. Hoe is het model specifiek voor de Buskesschool gevormd? Hoe is dit aangepakt

en waar blijkt dit uit? Op de Buskesschool is dit momenteel in proces. Er is een inventarisatie

gedaan en de volgende PBS bijeenkomst wordt er een model gemaakt. Het consequentie menu.

De organisatie op school: een effectief en efficiënt PBS-team

11. Welke algemene problemen op de Buskesschool staan gewenst gedrag in de weg? Door het

uitvoeren van de reactieprocedure merken de teamleden al een afname van gedragsproblemen.

Dat wordt dus nu in kaart gebracht. Er is nog niet bekend hoeveel gedragsproblemen er zijn. Er is

een duidelijk verschil tussen de gedragsverwachtingen en normen en waarden op school en die

van thuis. Het is lastig om deze werelden tot elkaar te brengen.

12. Welke problemen kom je tegen als het PBS-team effectief wil werken? Veel ge ja-maar,… Er is

bewust gekozen voor collega’s die behoorlijk kritisch tegenover PBS stonden, om dié juist in het

PBS team te laten deelnemen. Zo wordt er omdenken gestimuleerd en dit werkte in de meeste

gevallen goed.

13. Is het plan in brede aanpak goed geïntegreerd en waar blijkt dat uit? Het is nog allemaal in

proces maar “we lopen goed op schema”, aldus Eline.

14. Is de directeur van de Buskesschool een betrokken en actieve aanvoerder ? Hoe ervaar je dat?

Jazeker. De directeur zit vaak te werken in dezelfde ruimte waar het PBS team overleg heeft. Zo

hoort hij op de achtergrond mee wat er speelt en doet af en toe een “aanvulling”, wanneer

nodig of gewenst. Verder doet hij actief mee met de muntjes en hij geeft alle gelegenheid om

dingen te doen of uit te proberen. Verder Is er regelmatig een bespreking met de KSH (opvang in

de Buskes) zodat de lijn PBS wordt doorgetrokken.

15. Worden er effectieve materialen voor de leerlingen en personeel ingezet? En welke zijn dat dan?

Er zijn posters en plaatjes (nog in proces) straks te zien op de Buskesschool.

16. Lukt het om alle leerlingen mee te laten doen? Alle kinderen doen mee, wel zijn er kinderen met

veel gedragsproblemen die veel PBS consequenties ervaren. De vaste consequenties worden

momenteel besproken binnen het team van de Buskesschool. Ook hierbij wordt weer een

democratisch besluit genomen. Deze beslissing “valt” tijdens een personeelsvergadering.

17. Lukt het om in ieder geval eenmaal per week les te geven in sociaal-emotioneel leren? Ja

18. Lukt het om regelmatig positief contact met ouders te hebben? Ja er zijn startgesprekken,

voortgangsgesprekken en rapportgesprekken. Misschien komt er verderop in het PBS

implementatieproces nog meer ten aanzien van ouders. Maar daar is nu nog niks over bekend.

19. Jullie hebben als PBS-team het zelfbeoordelingsonderzoek ingevuld en zo een status vastgesteld.

Zijn hierna de doelen voor de Buskesschool en betrokkenen geformuleerd? Zo ja welke? Ja de

19

benchmark is ingevuld en de doelen zijn hetzelfde gebleven. De PBS doelen. Eline geeft aan dat

ze mooi op schema zijn.

20. Welke concrete stappen zijn er n.a.v. die doelen gemaakt en met welke uitkomst? De doelen zijn

eigenlijk vastgesteld door het opstellen van de planning en die werken we één voor één af.

Opstellen van waarden en gedragsverwachtingen op schoolniveau

7. Welke basiswaarden heeft de Buskesschool gedefinieerd? En hoe komen die tot uiting binnen de

school? Veiligheid, respect en verantwoordelijkheid. Zie matrix

8. Als deze goed tot uiting komen en gepaard gaan met een systeem van positieve bekrachtiging, is

er dan al merkbaar een verbetering van de sfeer in school? Jazeker zie eerder antwoord. Het

wordt gekoppeld aan de waarden van kinderen, was eerst wennen voor kinderen maar het

begint meer “normaal” te worden.

9. Is er ook al vermindering van probleemgedrag merkbaar op school? Ja

10. Lukt het de leraren op de Buskesschool samen meer aandacht te besteden aan positieve

eigenschappen van de kinderen? Waar blijkt dat uit? Het met zijn allen uitdelen van de munten

aan kinderen door de hele school en allemaal het uitdelen van dojo punten in de klassen.

11. Zijn de gedragsverwachtingen op school-en klasniveau duidelijk verwoord? Waar blijkt dit uit? De

gedragsverwachtingen zijn klaar maar de visualisaties ervan nog niet.

12. Gedragsverwachtingen op schoolniveau geeft de volgende dingen weer:

• Eenduidigheid> Weten alle betrokken volwassenen binnen PBS Het Plein welk gedrag wordt

verwacht? Ja, het is door het team zelf gemaakt (eigenaarschap) en het staat op de server. Voor

iedereen toegankelijk.

• Alle leerlingen betrokken>Zijn alle leerlingen betrokken bij de gedragsverwachtingen op

schoolniveau? Ja, ze doen allemaal mee.

• Positief geformuleerde regels> Welke positief geformuleerde regels zijn er opgesteld op de

Buskesschool? Ja matrix

• Gericht op alle vormen van gedrag> Hoe is het duidelijk binnen het PBS op de Buskesschool, dat

alle verwachtingen ten aanzien van gewenst gedrag regelmatig onderwezen worden? Waar blijkt

dat uit?

• Alle leerlingen en teamleden kennen de gedragsverwachtingen> Is er op de Buskesschool een

lijstje van eenvoudig geformuleerde gedragsverwachtingen? Is dat een heel toegankelijk lijstje en

is dat bij iedereen bekend? Waar blijkt dat uit? Ja zie de matrix (bijlage 6).

20

Bijlage 7: thema-avond De Gelukkige Klas

Thema-avond

dia 1 titelpagina

De Gelukkige Klas

Oorspronkelijk 1926.

Vader van Mina is vertrokken, maar komt later toch verhaal halen en wil zijn kinderen zien.. Of is het iets

anders..?

1. KEES leest voor ca. 5 minuten DE GELUKKIGE KLAS Theo Thijssen, p. 62 – 65. 10 min.

Bruggetje naar vandaag

Wat komt er in ons op?

De gelukkige klas is momenteel een beweging die de negatieve connnotatie van pest-programma’s en

allerlei ander lesmateriaal voor sociaal-emotionele ontwikkeling wil weghalen en meer tegemoet wil

komen aan een positieve benadering ervan. Het lijkt zo tegengesteld aan wat er is…en gebeurt in de

omgeving van veel kinderen, in de samenleving.

In een 'gelukkige klas' is er sprake van een veilig klassenklimaat en kan er dus met succes geïnvesteerd

worden in positieve groepsvorming. Groepsvorming verloopt in een vast patroon. De gelukkige klas

en pesten; uit onderzoek is gebleken dat er in een positieve, veilige school- en

klassenomgeving minder wordt gepest.

Een gelukkige klas krijg je uiteraard ook door een goede leerkracht. Wanneer doe je

het goed? Hoe heb jij het vak geleerd? Ben je gecoached? Een gelukkige klas als

iedereen gelukkig is, toch?

En dan hebben we het naast de personen om wie het draait ook nog eens de inhoud,

de toetsen, de normen, de projecten, de …. Noem maar op: een kunst dat

onderwijzen.

Dia 2 – beelden

En jullie allen, wij allen willen elke dag het beste voor onze leerlingen, voor onze studenten. We willen

geven wat ze nodig hebben, we moeten geven wat ze wel aan kunnen, we willen hen laten leren. Maar

kunnen ze dat wel in jouw klas? Op jouw school? In jouw stad? Kun jij hen wel leren wat ze nodig

hebben? Kun jij wel leren in jouw school? Met jouw collega’s? met jullie hulpmiddelen? In de gegeven

tijd? Volgens de gegeven normen? In hoeverre kun jij bepalen wat je de kinderen leert? Lukt het je om in

je groep, in je primaire proces, een gelukkige klas te realiseren?

Toch lukt het ons elke dag weer om kinderen blij te maken, gelukkig te zien. Hoe doen we dat?

21

Zoals we hier zitten – diverse scholen, diverse plaatsen, problematiek die soms groot is, steeds

wisselend, leerproblemen, gedragsproblemen, van alles wat voorbij komt!

En ik ben best benieuwd wat jullie ervaringen daar in zijn! Ben nieuwsgierig naar hoe er op scholen mee

om wordt gegaan, wat voor werkwijzen er zijn, welke afspraken worden gemaakt etc. Om ….

Laten we eens beginnen met wat verkennen. Met de beelden die we nu naar boven komen vanuit deze

inleiding en jullie eigen gedachten erbij!

Wanneer kun jij spreken in jouw werksituaties van een gelukkige klas?

De groep verdeeld zich over het lokaal. 10 min

Op 2 – 3 plaatsen hangen posters

a. Ik heb een duidelijk beeld bij de gelukkige klas

b. Ik heb geen beeld bij de gelukkige klas

c. Ik heb een beeld van de gelukkige klas

We gaan dit met elkaar delen.

Deel je beeld met mensen die naast je staan! Bespreek concrete situaties.

Benieuwd naar beelden van de andere groepen - we gaan het ze vragen.

R+K bezoeken groepen en sluiten dit aan einde van de opdracht centraal kort, met opstap naar de

vervolgopdracht.

2. RONALD

Vanuit deze beelden gaan we meer ervaringen met elkaar uitwisselen!

• Wat is je aandeel geweest in jouw gelukkige klas!?

• Welke ontwikkelingen droegen daartoe bij volgens jou?

• Welke competenties heb je ontwikkeld om de klas gelukkiger te maken?

• Hoe ging je om met pedagogische situaties?

• Wat zijn je natuurtalenten? Wat zit in je aard?

M.a.w. Hoe maak jij jouw klas gelukkig en wat heb je ervoor nodig?

Dia 3 - opdracht

Ieder zit aan tafel met pen en papier: Schrijf gedurende 5- 10 minuten voor jezelf jouw antwoorden op

deze vragen op.

Na ca. 10 minuten:

We gaan uitwisselen in kleine groepen: drietallen.

22

Opdracht wissel met elkaar je ervaringen uit en breng deze ervaringen onder in drie rubrieken:

Pedagogisch Didactisch Organisatorisch/overig

Werktijd: 15 minuten

3. Ronald en Kees

Structureren (20 minuten)

We gaan de voornaamste items op het bord inventariseren tijdens een gesprek over de hoofdzaken.

Hier moet gekeken worden naar mogelijke verwijzingen naar John Hattie en Robert Marzano.

Vanuit en samen met de groep gaan we dan bepalen waarop we eventueel na de pauze willen gaan

inzoomen.

Conclusie zou dan kunnen zijn: Dit zijn bouwstenen waarvan wij gelukkig worden!

PAUZE

4. Tai Chi Tao

Beweging – Energizer – naast de mentale inspanning even tijd voor lichamelijke ontspanning.

Bewustwording van je lijf en trachten te ontspannen!

Op heerlijke rustige muziek van Mark Knopfler:

Basishouding opbouwen

Ontspanningsoefeningen

Loopje of Chi Kung

5. Inzoomen op Bouwstenen

Worden we zo gelukkig…?

Marzano en Hattie

Pedagogisch Didactisch Organisatorisch/overig

De theorie kan worden gegeven door de bezoekers zelf. Dat kunnen we centraal doen. Bepaalde zaken

worden benoemd en gekozen. In de groep kunnen dan waardevolle bouwstenen besproken worden.

Diegene die waardevolle stenen kent kan deze heel kort toelichten, waarna de bezoekers de keuze

kunnen maken om in een bepaalde tijd enkele presentaties te volgen.

R+K lopen rond, praten mee en nemen dingen later centraal op.

23

6. Theorie

Korte Presentatie over de indeling P-D-O vanuit recente literatuur ( o.a. PBS) en ontwikkelingen.

+ Biesta enkele facetten.

Wordt het geen tijd voor het kind zelf?

Wat neem je nu mee om de waan van de dag te doorbreken/ Wat wil je gaan doen? Wat zijn voor jou

waardevolle bouwstenen!

Een vervolg….. liefst een open einde… Kees is nooit klaar….

Hoe laat ik verbondenheid en verantwoordelijkheid groeien in mijn klas, welke reactie is ondersteunend

voor een kind, hoe kan ik achter het gedrag van kinderen hun behoeften ontdekken?

Hoe kan ik de kinderen in mijn klas helpen elkaar te steunen en elkaars positieve kanten te bevestigen?

24

Bijlage 8: diverse kijkwijzers

Student: Datum:

Begeleiden van (kleine) groepen

Beschrijving algemeen

Het gaat hierbij om een situatie waarbij de leraar een groep leerlingen begeleidt terwijl ze

met een activiteit bezig zijn.

Taak

□ De leraar volgt een groep leerlingen en helpt hen verder door zonodig zelf te

participeren in de activiteit en door het stellen van ondersteunende en sturende

vragen.

□ De leraar kiest de juiste begeleidingsstrategie op basis van inzichten uit de

groepsdynamica en kennis over ontwikkeling en behoeftes van leerlingen, waarbij hij

rekening houdt met de individuele verschillen.

Actie (voorbeelden gedrag leraar)

□ Vraagt de leerling en de groep naar zijn/hun taakbeleving.

□ Luistert en moedigt aan en ziet toe op een gelijkwaardige deelname van leerlingen.

□ Vat samen, vraagt door en geeft advies of tips.

□ Geeft feedback en confronteert zonodig om het groepsproces te bevorderen.

□ Legt uit en doet zonodig voor op een manier die de groep in staat stelt zelfstandig te

werken.

□ Maakt werkafspraken met de groep en helpt hen die afspraken na te leven.

Resultaat

□ Er is een prettige werksfeer waarin leerlingen samenwerken als groep en iedere

leerling naar vermogen binnen een groep aan het werk is.

25

Ruimte voor toelichting

Student: Datum:

Het realiseren van een veilig leef- en werkklimaat

Beschrijving algemeen

Het gaat hierbij om een klimaat te realiseren waarin leerlingen bewust en verantwoordelijk

omgaan met zichzelf, met anderen en met hun omgeving en waarin ze conflicten oplossen

zonder geweld in een sfeer van wederzijds vertrouwen, geborgenheid en veiligheid.

Taak

□ De leraar zorgt op basis van geïntegreerd pedagogisch handelen dat aan de

voorwaarden voor het realiseren van een veilig pedagogisch klimaat wordt voldaan.

□ De leraar realiseert een goede pedagogische begeleiding door het benutten van zijn

pedagogische kennis en vaardigheden en handelt vanuit het bewustzijn van eigen

opvattingen, normen en waarden.

Actie (voorbeelden gedrag leraar)

□ Laat zien in zijn gedrag dat hij een voorbeeldfunctie vervult tegenover leerlingen.

□ Observeert hoe leerlingen met elkaar omgaan en maakt dit bespreekbaar in de groep.

□ Toont oprechte belangstelling voor elke leerling, waardeert de inbreng van elke

leerling.

□ Hij complimenteert leerlingen bij gewenst gedrag en stimuleert leerlingen om ook

elkaar te complimenteren en positief te benaderen.

□ Stimuleert leerlingen om na te denken over hun opvattingen en gedrag en dat gedrag

ook bespreekbaar te maken in de groep.

□ Maakt gevoelens, ervaringen en problemen in de groep bespreekbaar en stelt zich

daarin kwetsbaar op.

26

□ Waakt voor een gelijkwaardige behandeling van elke leerling.

□ Zorgt ervoor dat hij een goed beeld heeft van de sociaal-emotionele ontwikkeling van

elke leerling en zijn positie in de groep door gebruik te maken van vragenlijsten,

sociogrammen en andere ondersteunende middelen.

□ Signaleert gedragsproblemen en belemmeringen en stelt, eventueel samen met

collega’s, een passend plan van aanpak op.

□ Geeft duidelijkheid over gedragsregels en ziet toe op naleving van die gedragsregels.

□ Maakt zonodig gebruik van passende methodes om het gevoel van veiligheid in de

groep te versterken.

Resultaat

□ Er is wederzijds respect tussen leraar en leerlingen en tussen de leerlingen onderling

en de leerlingen zijn zich bewust van hun gedrag en de invloed ervan op anderen.

□ Het gedrag van leerlingen wordt gekenmerkt door openheid en eerlijkheid als gevolg

van een besef van veiligheid die de omgeving biedt.

Ruimte voor toelichting

27

Student: Datum:

Participeren in de zorgstructuur van de school

Beschrijving algemeen

Het gaat hierbij om het in de groep begeleiden van (individuele) zorgleerlingen in

samenwerking met de zorgcoördinator, met gebruikmaking van een handelingsplan. De leraar

werkt in de groep met een handelingsplan met betrekking tot gedrags- en/of leerproblemen of

beide, zodat de leerlingen óf weer deel kunnen nemen aan het onderwijsleerproces en/of

verder kunnen met leren.

Taak

□ De leraar verzamelt vakkundig relevante informatie over leerresultaten van een

leerling en andere gegevens, waaronder zo mogelijk relevante gegevens over de

gedragskenmerken van een leerling en zijn of haar thuissituatie in het kader van een

handelingsplan.

□ De leraar voert het in overleg met collega's en experts opgestelde handelingsplan uit in

de dagelijkse onderwijspraktijk, benadrukt gewenst gedrag bij de leerling, draagt zorg

voor een juiste communicatie en evalueert de ervaringen.

Actie (voorbeelden gedrag leraar)

□ Observeert en registreert relevante gegevens over leren en gedrag van leerlingen.

□ Geeft vorderingen door aan de mentor en legt gesignaleerde problemen voor aan

experts.

□ Houdt rekening met de beperkingen en problemen van leerlingen en beloont goed

gedrag.

□ Houdt gesprekken met de hele klas en zorgt voor ontspanningsmomenten.

□ Geeft positieve feedback en draagt bij aan versterking van het zelfvertrouwen van

leerlingen.

28

□ Betrekt leerlingen actief in de reflectie op hun eigen gedrag en maakt dit

bespreekbaar.

□ Stelt duidelijke regels en gaat niet in discussie met leerlingen.

□ Is eerlijk en consequent naar leerlingen en komt gemaakte afspraken na.

□ Consulteert collega's in het kader van probleemdiagnose en opstellen van

handelingsplannen.

□ Overlegt volgens afspraak en binnen procedures met collega's en experts over

zorgleerlingen.

□ Registreert ervaringen en communiceert hierover adequaat met collega's en experts.

Resultaat

□ Op basis van beschikbare informatie en uit observatie verkregen informatie worden

diagnoses gesteld en handelingsplannen gemaakt, die tot gevolg hebben dat leerlingen

de noodzakelijke begeleiding op maat krijgen.

□ De uitvoering van handelingsplannen wordt gevolgd en geëvalueerd, opdat het leidt tot

een verbetering ten aanzien van geconstateerde knelpunten en problemen.

□ Resultaten hiervan worden geregistreerd en binnen de afspraken in de zorgstructuur

gecommuniceerd.

Ruimte voor toelichting

29

Student: Datum:

Reflecteren op eigen handelen

Beschrijving algemeen

Het gaat hierbij om het onderzoeken van de eigen competenties en opvattingen om deze

planmatig verder te ontwikkelen.

Taak

□ De leraar dient zicht te krijgen op eigen sterke en minder sterke kanten en daar

specifieke leervragen aan te verbinden, gerelateerd aan het beroep en de daarvoor

geldende bekwaamheidseisen.

□ De leraar dient zijn reflectievermogen te ontwikkelen als voorwaarde om doelgericht

en planmatig aan zijn eigen ontwikkeling te kunnen werken.

Actie (voorbeelden gedrag leraar)

□ Heeft inzicht in de bekwaamheidseisen voor het beroep.

□ Onderkent zijn persoonlijke kwaliteiten en beperkingen.

□ Reflecteert systematisch op zijn handelen en ontwikkeling.

□ Kan reflecteren op eigen gedrag en leervragen formuleren.

□ Bewaakt eigen ontwikkeling en stelt de koers zonodig bij.

□ Neemt verantwoordelijkheid voor zijn eigen ontwikkeling.

Resultaat

□ De leraar reflecteert systematisch en effectief op het niveau van professionele

bekwaamheid en documenteert dat in zijn bekwaamheidsdossier (portfolio).

□ De leraar verbindt leervragen aan de uitkomsten van de systematische reflectie en

stuurt op basis daarvan zijn ontwikkeling, hetgeen hij vastlegt in een persoonlijk

ontwikkelingsplan.

30

Ruimte voor toelichting

Student: Datum:

Vriendelijk leidinggeven aan een groep

Beschrijving algemeen

Het gaat hierbij om het handelen van de leraar die op een goede manier leidinggeeft. Hij

schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Dit

betekent dat hij de leerlingen leidt en begeleidt, stuurt en volgt, confronteert en verzoent,

corrigeert en stimuleert.

Taak

□ De leraar maakt contact met leerlingen en zorgt ervoor dat zij contact kunnen maken

met hem en zich op hun gemak voelen, waarbij hij gebruik maakt van

interactieprincipes en effectieve leerkrachtcommunicatie.

□ De leraar geeft leiding aan de leerlingen, hecht waarde aan hun inbreng en biedt de

ruimte aan leerlingen om verantwoordelijkheid te nemen.

Actie (voorbeelden gedrag leraar)

□ Heeft oogcontact met de leerlingen en laat leerlingen in hun waarde.

□ Laat door stem, mimiek en lichaamshouding zien dat hij leiding geeft.

□ Ziet wat er gebeurt in zijn groep, luistert naar de leerlingen en reageert op hen.

□ Stimuleert gewenst gedrag en spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag.

□ Interpreteert en begrijpt signalen van leerlingen en reageert hier adequaat op.

□ Houdt in zijn taalgebruik, omgangsvormen en manier van communiceren rekening met

de leefwereld van leerlingen.

□ Zorgt voor een verdeling van aandacht bij het geven van beurten.

□ Zorgt voor heldere regels en afspraken en ziet erop toe dat ze worden nageleefd.

31

□ Draagt zorg voor een optimale interactie met en tussen leerlingen in

onderwijsleergesprekken.

Resultaat

□ Er is wederzijds respect tussen leraar en leerlingen en tussen leerlingen onderling.

□ Er heerst een prettig leef- en werkklimaat en posities en rollen zijn duidelijk.

Ruimte voor toelichting

32

Student: Datum:

Begeleiden van (kleine) groepen

Beschrijving algemeen

Het gaat hierbij om een situatie waarbij de leraar een groep leerlingen begeleidt terwijl ze

met een activiteit bezig zijn.

Taak

□ De leraar volgt een groep leerlingen en helpt hen verder door zonodig zelf te

participeren in de activiteit en door het stellen van ondersteunende en sturende

vragen.

□ De leraar kiest de juiste begeleidingsstrategie op basis van inzichten uit de

groepsdynamica en kennis over ontwikkeling en behoeftes van leerlingen, waarbij hij

rekening houdt met de individuele verschillen.

Actie (voorbeelden gedrag leraar)

□ Vraagt de leerling en de groep naar zijn/hun taakbeleving.

□ Luistert en moedigt aan en ziet toe op een gelijkwaardige deelname van leerlingen.

□ Vat samen, vraagt door en geeft advies of tips.

□ Geeft feedback en confronteert zonodig om het groepsproces te bevorderen.

□ Legt uit en doet zonodig voor op een manier die de groep in staat stelt zelfstandig te

werken.

□ Maakt werkafspraken met de groep en helpt hen die afspraken na te leven.

Resultaat

□ Er is een prettige werksfeer waarin leerlingen samenwerken als groep en iedere

leerling naar vermogen binnen een groep aan het werk is.

Ruimte voor toelichting

33

Bijlage 9: TMS Cyberpesten PABO3

Wat is cyberpesten?

Digitaal pesten kan op veel manieren. Online pesten mensen, vooral scholieren, elkaar door:

• Misbruik van privégegevens (zoals het stelen van wachtwoorden of het aanmaken van nep-accounts)

• Uitsluiting in Whatsapp-groepen. • Of express steeds toevoegen Whatapp-groepen • Het verspreiden van beeldmateriaal (zoals intieme (bewerkte) foto’s of filmpjes van

mishandeling) • Dreigtweets en haatposts.

LEES: Hoofdstuk 1, blz. 1 t/m 9 van: ‘Impacts of Cyberbullying, Building Social and Emotional Resilience in Schools’ Zie PDF bijlage. Preventie: (cyber)pesten voorkomen: dit kun je doen (of laten)

Het helpt om een kind weerbaar te maken. Praat met kinderen over wat zij doen op internet en maak afspraken:

• Deel nooit privégegevens, zoals naam, adres, telefoonnummer of de naam van je school • Verzin (samen) een goede nickname • Scherm je profiel zoveel mogelijk af; ‘alleen voor vrienden’ is de beste optie • Plaats alleen neutrale foto’s (geen sexy foto’s) of beter nog; helemaal geen foto’s waarop je

gezicht herkenbaar is • Wees selectief in het accepteren van een vriendschapsverzoek; doe dit alleen wanneer je iemand

in het echte leven ooit hebt ontmoet • Verwijder onbekende mensen uit je vriendenlijst • Houd wachtwoorden en inloggegevens altijd geheim: ook voor je beste vriend(inn)en • Niet schelden en geen mensen kwetsen, dat zou je in het echt ook niet doen • Heb je iets vervelend gezien of meegemaakt? Vertel het aan iemand die je vertrouwt,

bijvoorbeeld een ouder, buurvrouw of leerkracht.

Curatie: (cyber)pesten aanpakken: dit kun je doen (of laten)

Krijgt een kind toch te maken met online pesten, doe dan het volgende:

• Complimenteer dat het kind naar je is toegekomen • Een kind dat wordt gepest, heeft in eerste instantie behoefte aan steun • Luister naar hem/haar en neem zijn/haar verhaal serieus • Onderneem niet meteen actie • Bedenk eerst (samen met je kind) wat de beste aanpak is • Stap pas (na overleg met het kind) naar school en/of ouders en/of andere partijen • Pak internet (of de computer of tablet) niet af. Het lijkt misschien een oplossing, maar het is

oneerlijk om een kind zo’n zware straf te geven terwijl hij/zij eigenlijk slachtoffer is

34

Adviseer het kind om het volgende te doen:

• Reageer niet op de mails, berichtjes of filmpjes • Bewaar alle mails, berichtjes of filmpjes. Sla ze op of maak er screenshots/foto’s van. Het kan

dienen als bewijsmateriaal • Aangifte doen? Kijk dan op vraaghetdepolitie.nl • Blokkeer degene die je lastig valt • Staan de filmpjes of berichten op een website? Benader de eigenaar en vraag om het materiaal te

laten verwijderen (maak eerst foto’s als bewijsmateriaal)

Bron: https://www.mediawijsheid.nl/onlinepesten/

1. De Week Tegen Pesten

De Week Tegen Pesten 2016 is voorbij maar het werken aan een veilige klas gaat het hele schooljaar

door. Jij hebt alles is huis om dit voor elkaar te krijgen als leraar: #jedoetertoe! Ontdek jouw unieke stijl

en doe de leraar test.

Om te doen: https://www.weektegenpesten.com/test/

Volgend jaar is de Week Tegen Pesten van 18 t/m 22 september 2017.

2. Bekijk deze filmpjes:

https://www.youtube.com/watch?v=2RN8kYoM1GY

https://www.youtube.com/watch?v=OBgKjpG1nZM

3. Denk na over eigen ervaringen in je klas met (cyber)pesten

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Feedback van studenten pabo 3 VT

Docenten: Ronald en Debbie

Co-teaching Cyberpesten en ICT.

Datum: 18 november 2016

35

Gestuurde mail:

Beste studenten,

Vrijdag 18 november volgen jullie de praktijktraining ‘Cyberpesten en ICT’. Ondergetekende zal deze

training samen met Debbie verzorgen.

Ter voorbereiding sturen we je de volgende documenten. Zie daarvoor de bijlagen. Zorg dat je goed

voorbereid naar de les komt en lees daarom de stukken.

Globaal ziet de les er als volgt uit:

1: Eigen ervaringen m.b.t. (cyber)pesten

2: Preventie

3: Zorg voor een Gelukkige Klas

4: Discussie a.d.h.v. stellingen m.b.v. Plickers

We gaan er van uit dat het een leerzame bijeenkomst zal zijn.

Met groet, mede namens Debbie Buchner,

Ronald Latupeirissa

Feedback:

Voorbereiding niet in tentamenweek

Misschien 1 casus concreet uitwerken met literatuur in een klassensituatie

Hoe literatuur aanbieden

Stellingen debat meer hiervan in trainingen

Evaluatie van de les goed Opbouw is goed

Ook andere, bestaande casussen dan nu uit ervaring. Veel hetzelfde. Bestaande casus en dan toepassen

theorie

36

Meer media gebruiken

Iemand uitnodigen (ervaringsdeskundige, specialist) die zelf iets meegemaakt heeft

Docenten zelf:

Ronald :

Het bespreken van eigen ervaringen er niet uithalen. De verdieping zoeken met 1 casus lijkt me een

goede optie. De stellingen waren goed en reden tot debat. Mogen we uitbreiden. Wel van te voren

studenten laten weten wat er van hun wordt verlangd. Misschien even rekening houden met tijdstip van

mail versturen ( niet elke student vond het een lastig tijdstip). Goede samenwerking met Debbie in de

les. We wisselden elkaar meer af dan de eerste keer.

Debbie:

Ik sluit me aan bij de feedback van Ronald. Deze tweede les was meer co-teaching, we vulden elkaar nu

aan en wisselden meer af. In de eerste lessen samen ging het ook goed, maar was het verschil tussen de

info van Ronald en de info van mij ook groter. Hierdoor wisselden we elkaar minder af. Wat betreft de

casussen, deze zouden we ook kunnen verzinnen en kunnen geven bij de tweede ronde. Ik was blij dat er

positief werd gereageerd op het debat via Plickers. Meer media gebruiken, moet naar mijn idee altijd in

de context van de les. Niet media als gadget maar als ondersteuning. Zoals nu met Plickers.

37

Bijlage 10: open case TMS

Hieronder een incident dat bij TMS wordt ingebracht en dat het ‘schoolteam’ met elkaar probeert op te

lossen.

38

39

40

Bijlage 11: Mediawijsheid

Doel: Actie Tijd

1. Welkom Begin powerpoint: Media, leuk toch?

Social media is niet meer weg te denken uit de

samenleving. Wij hebben nog meegemaakt dat de

eerste computer in huis kwam, en dat iemand

voor het eerst een mobiele telefoon had. De

huidige generatie is ermee opgegroeid. Het leven

online is enorm.

Met elkaar dragen we de verantwoordelijkheid

om onze kinderen te leren hoe je hiermee

omgaat.

5 minuten

2. Bewustwording ‘Jouw wereld vol media’. We bekijken het filmpje

van een vader die zijn dochter wil voorbereiden

op de hedendaagse wereld.

Dit is de realiteit. De ontwikkelingen gaan snel, en

we willen onze kinderen leren over de gevaren

van het internet, we willen dat ze zelfstandige,

sociale burgers worden. Dit beeld draagt hier niet

erg aan bij:

Foto van kinderen en volwassenen die op hun

telefoon kijken.

Vroeger was het allemaal anders…

Foto van treinreizigers die in de krant kijken…

5 minuten

3. Hoe doet u dat? Kahoot Quiz

15 minuten

4. In gesprek Placemat

‘Welke afspraken zijn er bij jullie thuis over het

gebruik van social media?’

In het midden van de flap komen de

overeenkomsten te staan. Waar zijn jullie het met

elkaar over eens?

10 minuten

5. Media Diamant 15 minuten

6. Tips van de experts 5 minuten

41

7. Afsluiting 4. minuten

5.