Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

13
1 Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal Feiten over vrijwillige taalcoaching aan anderstaligen Dit document bevat informatie uit allerlei onderzoeken en publicaties over vrijwillige taalcoaching en aanverwante thema’s zoals integratie, de situatie van migranten en de gevolgen van te weinig kennis van de Nederlandse taal, die kunnen bijdragen om het belang van vrijwillige taalondersteuning aan te tonen. Denk hierbij aan subsidieaanvragen of gesprekken met samenwerkingspartners, zoals gemeenten, bedrijven en fondsen. In het document worden de termen en definities gebruikt zoals genoemd in de diverse onderzoeken en publicaties. Het is een ‘levend’ document: suggesties/ aanvullingen zijn van harte welkom (graag mailen naar [email protected]). Het Begint met Taal, 16 februari 2016 1. Opbrengsten vrijwillige taalcoaching Door taalbegeleiding worden de Nederlandse taalvaardigheid en het vertrouwen om de taal te spreken vergroot. Ongeveer driekwart van de taalbegeleiders geeft aan dat de anderstalige voldoende tot goed vooruit gaat wat betreft spreekvaardigheid en begrip van de taal. Taalcoaching vergroot het zelfvertrouwen en de taalvaardigheid van inburgeraars. Taalcoaches vormen een belangrijke aanvulling op de inburgeringscursussen. Door het een-op-een contact tussen taalcoach en inburgeraar is er alle ruimte voor de specifieke taalbehoefte van de Inburgeraar. Hierdoor neemt het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid van de inburgeraar toe. Alle betrokken partijen (vrijwilligers, inburgeraars, projectleiders, gemeenten, taalaanbieders) ervaren een verbetering van de taalvaardigheid.” 1 “… De Nederlandse taalvaardigheid (actieve en passieve woordenschat en zelf ingeschatte taalvaardigheden) van deelnemers is toegenomen.” 2 De taalbegeleiding sluit, wat tempo, niveau en begeleidingsvorm betreft, goed aan bij de behoeften van de anderstaligen. Het biedt veel ruimte voor persoonlijke aandacht. De taalbegeleiding is aantrekkelijk voor anderstaligen, omdat het gratis of tegen een kleine bijdrage beschikbaar is. 3 1 Onderzoek Regioplan, Taalcoaching: meer dan taal alleen,2011. 2 Evaluatie Taalontmoetingen II, ISW, 2012. 3 Verwey-Jonker, Verduurzamen taalbegeleiding, LNTGSS,2013.

Transcript of Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

Page 1: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

1

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

Feiten over vrijwillige taalcoaching aan anderstaligen Dit document bevat informatie uit allerlei onderzoeken en publicaties over vrijwillige taalcoaching

en aanverwante thema’s zoals integratie, de situatie van migranten en de gevolgen van te weinig

kennis van de Nederlandse taal, die kunnen bijdragen om het belang van vrijwillige

taalondersteuning aan te tonen. Denk hierbij aan subsidieaanvragen of gesprekken met

samenwerkingspartners, zoals gemeenten, bedrijven en fondsen.

In het document worden de termen en definities gebruikt zoals genoemd in de diverse

onderzoeken en publicaties. Het is een ‘levend’ document: suggesties/ aanvullingen zijn van harte

welkom (graag mailen naar [email protected]).

Het Begint met Taal, 16 februari 2016

1. Opbrengsten vrijwillige taalcoaching

Door taalbegeleiding worden de Nederlandse taalvaardigheid en het vertrouwen om de taal te

spreken vergroot.

Ongeveer driekwart van de taalbegeleiders geeft aan dat de anderstalige voldoende tot goed vooruit

gaat wat betreft spreekvaardigheid en begrip van de taal.

Taalcoaching vergroot het zelfvertrouwen en de taalvaardigheid van inburgeraars. Taalcoaches

vormen een belangrijke aanvulling op de inburgeringscursussen. Door het een-op-een contact tussen

taalcoach en inburgeraar is er alle ruimte voor de specifieke taalbehoefte van de Inburgeraar.

Hierdoor neemt het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid van de inburgeraar toe. Alle betrokken

partijen (vrijwilligers, inburgeraars, projectleiders, gemeenten, taalaanbieders) ervaren een

verbetering van de taalvaardigheid.”1

“… De Nederlandse taalvaardigheid (actieve en passieve woordenschat en zelf ingeschatte

taalvaardigheden) van deelnemers is toegenomen.”2

De taalbegeleiding sluit, wat tempo, niveau en begeleidingsvorm betreft, goed aan bij de

behoeften van de anderstaligen. Het biedt veel ruimte voor persoonlijke aandacht.

De taalbegeleiding is aantrekkelijk voor anderstaligen, omdat het gratis of tegen een kleine bijdrage

beschikbaar is.3

1 Onderzoek Regioplan, “Taalcoaching: meer dan taal alleen,” 2011. 2 Evaluatie Taalontmoetingen II, ISW, 2012. 3 Verwey-Jonker, “Verduurzamen taalbegeleiding, LNTGSS,” 2013.

Page 2: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

2

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

Ook draagt vrijwillige taalbegeleiding bij aan het uit het isolement te halen van sommige

anderstaligen.

“… thuislessen en laagdrempelige groepslessen op buurtniveau zijn een uniek en bijzonder effectief

middel om de bijzonder moeilijk bereikbare groep geïsoleerde allochtone vrouwen te bereiken,

teneinde hun taalverwerving en participatie in de Nederlandse samenleving te bevorderen. (..)

Daarmee zijn thuislessen voor een aanzienlijke groep een noodzakelijke eerste schakel in de

taalketen.”4

Taalcoaching is een belangrijke basis voor de vergroting van de zelfredzaamheid van anderstaligen

en toeleiding naar (vrijwilligers)werk, inburgering, cursus of opleiding.

Volgens de taalbegeleiders stapt 60% van de anderstaligen gemakkelijker op instanties af (gemeente,

huisarts, school) dan voorheen. Bijna tweederde van de taalbegeleiders denkt dat de anderstalige

makkelijker contact maakt met Nederlanders. Meer dan de helft van de taalbegeleiders (58%) geeft

aan dat de anderstalige gaat deelnemen aan het inburgeringsexamen; 30% van de anderstaligen gaat

na de taalbegeleiding betaald werk doen; 20% gaat verder met een cursus of opleiding.5

Door taalcoaching ontstaat een positiever beeld van anderstaligen. Het brengt mensen dichter bij

elkaar en zorgt ervoor dat anderstaligen zich veel beter thuis gaan voelen in Nederland.

Het project biedt een laagdrempelige mogelijkheid voor de taalkoppels om te komen tot uitwisseling

en het kennismaken met elkaars cultuur. De vrijwilligers krijgen door hun ontmoetingen meer begrip

voor de vaak moeilijke situatie van anderstaligen. Er ontstaat in veel gevallen wel een duurzaam

contact tussen de taalcoach en het taalmaatje.”6

Het is één van de weinige manieren voor een anderstalige, die niet deelneemt aan het arbeidsproces,

om met Nederlanders in contact te komen.

Bijna alle taalbegeleiders vinden dat deze vorm van taalondersteuning moet blijven bestaan, omdat

het de mensen dichter bij elkaar brengt en anderstaligen zich veel beter in Nederland gaat thuis

voelen.7

Taalcoaching voorziet duidelijk in een behoefte met beperkte investering.

Het levert beide partijen (vrijwilligers en inburgeraars) veel op en daarbij vraagt het slechts om

beperkte investeringen. Het project Taalcoach is nodig om beide partijen bij elkaar te brengen en

begeleiding te bieden.8

4 Oranje Fonds, 2009.

5 Verwey-Jonker, “Verduurzamen taalbegeleiding, LNTGSS,” 2013. 6 Onderzoek Regioplan, “Taalcoaching: meer dan taal alleen,” 2011.

7 Verwey-Jonker, “Verduurzamen taalbegeleiding, LNTGSS,” 2013.

8 Onderzoek Regioplan, “Taalcoaching: meer dan taal alleen,” 2011.

Page 3: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

3

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

Haagse taaltrajecten hebben grote impact

Onderzoek naar taaltrajecten (non-formeel en formeel) in Den Haag laat zien na afloop deelnemers

een betere taalbeheersing, beter contact met anderen in de zin van een afname van de sociaal

isolementspositie, een betere arbeidsmarktpositie en betere opvoedingsvaardigheden worden

behaald.9

Taalvrijwilligers zetten samen omgerekend € 1,2 miljard per jaar om.

(gemiddeld 4 uur per week * € 14,60 per uur)10

De kosten om jaarlijks 10.000 anderstaligen te koppelen aan geschoolde vrijwilligers zijn € 6,25

miljoen.

(€ 500 per deelnemer voor groepsles * 5.000 anderstaligen)

(€ 750 per deelnemer voor individuele ondersteuning * 5.000 anderstaligen)

Taalcoaching spreekt een brede groep vrijwilligers aan.

Zowel jongeren als ouderen, werkenden, gepensioneerden en studenten kiezen ervoor zich op te

geven als vrijwillige taalcoach.11

2. Vormen van leren

Een veel gebruikt onderscheid tussen formeel, non-formeel en informeel leren is dat:

• Formeel leren vindt doelgericht en georganiseerd plaats. Het gaat om wettelijk gereglementeerde

opleidingen met afgesproken inhouden en kwaliteitseisen. Ze leiden tot een landelijk erkend

kwalificatiebewijs voor het uitoefenen van het beroep. Voor docenten is de lerarenopleiding een

vorm van formeel leren; voor artsen een studie geneeskunde.

• Non-formeel leren is ook doelgericht en georganiseerd, maar het valt buiten de reguliere, erkende

opleidingen en sluit niet per definitie af met een bewijs van bekwaamheid of erkend diploma met

een civiel effect. Voorbeelden zijn congressen, lezingen, studiereizen en coaching, maar ook

langlopende opleidingen, cursussen en trainingen.

• Informeel leren is doorgaans niet doelgericht en niet georganiseerd. Het kan overal plaatsvinden.

Wanneer collega’s samen werken aan een lastig vraagstuk in de school, bijvoorbeeld. Maar ook in

het maatschappelijk verkeer of tijdens een avond met vrienden.12

9 Educational Research & Development (ERD) Business School Maastricht University & Stichting Lezen & Schrijven, dr.

Maurice de Greef, 2014. 10

Bedragen gebaseerd op berekening NOV: “Vrijwilligers zetten samen omgerekend 14 miljard euro per jaar om”, voorzitter van Stichting NOV, Ella Vogelaar tijdens Congres Maatschappelijk Ondernemen, Rotterdam, 19 juni 2014. 11

Onderzoek Regioplan, “Taalcoaching: meer dan taal alleen,” 2011.

Page 4: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

4

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

De taal- en participatietrajecten van de taalpartners )bewegen zich op het vlak van non- en informeel

leren. Uit het onderzoek ‘Al doende leren’ van de VO-academie en VO-Raad, maart 2014, blijkt dat

non-formele trajecten effectiever worden naarmate ze meer informele elementen bevatten.

De essentie van leren is dat de deelnemer, ‘leerling’, geïnspireerd raakt door welke vorm van leren

dan ook. Doordat deelnemers geïnspireerd raken door de diverse vormen van leren tijdens de non-

en informele taal- en participatietrajecten zijn deze deelnemers ook beter in staat om de

zogenaamde ‘transfer’, dit houdt in hoe en of mensen verworven kennis, houdingen en vaardigheden

kunnen gebruiken in andere situaties dan ze zijn aangeleerd[1], te maken naar hun eigen leven en

eigen zelfredzaamheid.

Het onderzoek van de VO-Academie en VO-Raad ‘Al doende leren’ wijst uit dat non-formele trajecten

effectiever worden naarmate deze meer informele elementen bevatten. Dit betekent dat de variatie

van leervormen binnen de trajecten mede bepalend zijn voor zowel de persoonlijke leeropbrengsten

als de collectieve leeropbrengsten.13

3. Anderstaligen in Nederland

Aantal asielzoekers/vluchtelingen in 2015

Van januari tot en met oktober 2015 zijn ruim 45.000 asielverzoeken gedaan. Daarvan zijn ongeveer

31.500 toegekend omdat deze mensen bescherming nodig hebben. Dit is ongeveer 70% van alle

aanvragen.14 Er zijn nog grote groepen mensen in afwachting van hun procedure.

De belangrijkste herkomstlanden van asielzoekers in 2015 waren15: - Syrië: 47%;

- Eritrea: 14%; - Irak: 6%; - Afghanistan: 5%.

De asielzoekers die binnenkwamen zijn voornamelijk jonge mensen, 27% is tussen de 20 en 29 jaar

en 26,8% tussen de 30 en 39 jaar.16 Onder de Syriërs zijn de jonge leeftijdsgroepen nog meer

12

Bolhuis & Simons, 2001. Leren en werken. Alphen aan den Rijn: Samsom. 13

VO-raad, “Al doende leren non- en informeel leren door schoolleiders in opdracht van de VO-academie van de VO-raad,” maart 2014. 14

Rijksoverheid, Asielbeleid: vraag en antwoord, https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/asielbeleid/vraag-en-antwoord/toegelaten-asielzoekers-afgewezen 15

Rijksoverheid, Asielbeleid: vraag en antwoord, https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/asielbeleid/vraag-en-antwoord/uit-welke-landen-asielzoekers 16

Pharos, Feiten en Cijfers, http://www.pharos.nl/nl/kenniscentrum/asielzoekers-en-vluchtelingen/asielzoekers-en-vluchtelingen/feiten-en-cijfers

Page 5: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

5

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

vertegenwoordigd, daar is namelijk 40% jonger dan 20 jaar en 7% 50 jaar of ouder.17 Tweederde van

de asielzoekers is ongehuwd. 18

Aantal allochtonen

Definitie allochtoon

Volgens de definitie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is een allochtoon een persoon

van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Er wordt door het CBS onderscheid

gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie allochtonen) en

personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie allochtonen). Ook wordt onderscheid

gemaakt tussen westerse en niet-westerse allochtonen.

In 2015 was 3,6 miljoen van de bevolking allochtoon

Allochtonen: 3,6 miljoen (1,8 miljoen mannen, 1,8 miljoen vrouwen)

- Niet-westerse allochtonen: 2 miljoen

- Westerse allochtonen: 1,6 miljoen19

Aantal immigranten

Definitie immigrant

Volgens het CBS gaat het bij immigratie om personen die zich vanuit het buitenland in Nederland

vestigen. Alleen personen die bij de Gemeentelijke BasisAdministratie persoonsgegevens (GBA) zijn

ingeschreven worden meegeteld. In de regel wordt iemand als immigrant in de GBA ingeschreven als

hij of zij “naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in

Nederland verblijf zal houden” (Wet GBA, artikel 26). In de praktijk zal dit in veel gevallen als volgt

worden geïnterpreteerd: de betrokkene is van plan de komende vier maanden in Nederland te

blijven.20

Aantal nieuwe immigranten

In 2014 en 2015 hebben 306.000 mensen zich geregistreerd als immigrant in de Gemeentelijke

Basisadministratie persoonsgegevens, het grootste deel hiervan is arbeidsmigrant. De groep

17

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Persbericht: CBS: Groeiend aantal Syriërs ingeschreven bij gemeenten,” 30 oktober 2015. 18

Pharos, Feiten en Cijfers, http://www.pharos.nl/nl/kenniscentrum/asielzoekers-en-vluchtelingen/asielzoekers-en-vluchtelingen/feiten-en-cijfers 19

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Bevolking: generatie, geslacht, leeftijd en herkomstgroepering, 1 januari,” 7 augustus 2015. 20

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Artikel: Migranten, vreemdelingen en vluchtelingen: begrippen op het terrein van asiel en buitenlandse migratie,” 23 oktober 2012.

Page 6: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

6

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

arbeidsmigranten bestaat voor een aanzienlijk deel uit Poolse mensen.21 Syriërs, Eritreeërs en

Ethiopiërs zijn ook goed vertegenwoordigd met respectievelijk 29.000, 5.000 en 4.000 mensen.

Van de in Nederland aanwezige Syriërs maakten er op 1 oktober 2015 37.000 officieel deel uit van de

Nederlandse bevolking, omdat ze ingeschreven zijn als inwoner van een gemeente. In 2015 groeide

het aantal ingeschreven Syriërs met 14,2 duizend, tegenover een groei van 8,6 duizend in 2014.22 De

mensen die nog in procedure zitten zijn niet meegeteld.

Naar schatting zijn er ruim 639.000 immigranten uit EU lidstaten in Nederland

Het aantal immigranten uit de EU-lidstaten bedroeg in 2014 639.000. Deze mensen zijn ingeschreven

in GBA en/of hebben werk. De groep EU- immigranten was in 2014 anderhalf zoveel keer als in 2007.

EU-immigranten komen veelal uit Polen en Duitsland, waarbij Polen veruit de meeste migranten

levert. 23

Het is lastig vast te stellen hoeveel EU-immigranten er precies zijn, omdat een groot deel zich niet

inschrijft in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA).24

Per jaar komen ongeveer 156.000 nieuwe immigranten naar Nederland, waarvan 7 %

inburgeringsplichting is (2014).

Totaal aantal immigranten: 156.000 mensen25

- EU-landen: 65.200

- Turkije en overig Europa: 10.100

- Afrika: 9.500 (Marokko 2.100, Somalië 800)

- Azië: 23.700 (Afghanistan 1.100, China 5.500, India 4.100)

- Amerika: 16.400 (Verenigde Staten 4.100)

Instroom inburgeringsplichtigen

Aantal inburgeringsplichten in 2013: 10.646 mensen26

- Asielgerechtigden: 4.899

- Overige nieuwkomers (hoofdzakelijk gezinsmigranten): 5.747

21

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Persbericht: Statistics Netherlands: Syrian immigrants often live in a family setting,” 11 februari 2016. 22

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Persbericht: CBS: Groeiend aantal Syriërs ingeschreven bij gemeenten,” 30 oktober 2015. 23 Centraal Bureau voor de Statistiek, “Persbericht CBS: In zeven jaar anderhalf maal zoveel EU-migranten in Nederland,” 14

december 2015. 24

Engbersen, Ilies, Leerkes, Snel en Van der Meij, 2011. 25

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Persbericht: Bevolkingsgroei in 2012 ingezakt,” 7 februari 2013. 26

Brief Lodewijk Asscher, Voortgang inburgering nieuwe inburgeringsplichtigen 2013.

Page 7: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

7

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

Het aantal inburgeringsplichtigen is lager dan het aantal mensen dat in de immigratiecijfers staat van

buiten de EU vanwege o.a. de volgende factoren:

- Migranten jonger dan 18 en ouder dan 65 zijn niet inburgeringsplichtig

- Kennismigranten zijn niet inburgeringsplichtig

- Mensen die de Nederlandse taal al machtig zijn blijkens een diploma hebben vrijstelling

- Immigratiecijfers kunnen voor een deel tweede verblijfsvergunningen bevatten

- Mensen uit Turkije, Suriname en de Nederlandse Antillen zijn niet inburgeringsplichtig27

Woonplaats van niet-westerse allochtonen

De niet- Westerse immigranten die in Nederland zijn gaan wonen, blijven over het algemeen een

lange tijd in Nederland wonen. Zo blijkt dat de meerderheid van de niet- Westerse immigranten na

10 jaar nog in Nederland woont terwijl meer dan de helft van de Westerse immigranten dan al weer

het land verlaten heeft. Reden hiervoor kan het verschil in emigratiemotieven zijn. Westerse

immigranten komen vaak voor werk en hebben de intentie om terug te keren naar hun land van

herkomst. Niet- Westerse immigranten hebben vaak hun land moeten ontvluchten en kunnen niet

terug. 28

Niet-westerse allochtonen zijn het sterkst vertegenwoordigd in de Randstad.

Rotterdam kent het hoogste aandeel niet-westerse allochtonen in de bevolking: 37% in 2013.

Amsterdam en Den Haag nemen de tweede en derde plaats in, met respectievelijk 35 en 34%.

Daarna volgen Almere (29%), Schiedam (27%), Diemen (26%), Utrecht (22%) en Capelle aan den IJssel

(21%). In kleine en landelijke gemeenten zijn de aandelen veel kleiner. In ongeveer een vijfde van de

Nederlandse gemeenten vormen niet-westerse allochtonen minder dan 2% van de bevolking.29

Vrijwel alle niet-westerse herkomstgroepen zijn bovengemiddeld sterk vertegenwoordigd in de vier

grootste steden. Circa de helft van alle Marokkanen en van alle Surinamers in Nederland en een

derde van de Turken en van de Antillianen woont in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag of Utrecht.

Voor de Chinezen geldt dat voor ruim een kwart. Bij enkele kleinere herkomstgroepen is deze

concentratie in de steden nog sterker. Zo woont bijna driekwart van de Kaapverdianen in Rotterdam,

ruim de helft van de Ghanezen in Amsterdam en 6 op de 10 Pakistani wonen in Amsterdam,

Rotterdam of Den Haag. Naar verhouding wonen Afghanen, Irakezen, Iraniërs en Somaliërs meer

verspreid over Nederland. De hoogste aandelen Somaliërs (in de gemeentelijke bevolking) zijn te

27

Informatie Directie Integratie & Inburgering, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Coen Coopman, 21 juli 2014. 28 Centraal Bureau voor de Statistiek, “Persbericht: CBS: Meeste immigranten binnen tien jaar weer weg,” 17 juli 2015. 29

Compendium, “Allochtonen, 2014,” juli 2014.

Page 8: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

8

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

vinden in enkele middelgrote gemeenten zoals Alphen aan den Rijn, Delft, Dordrecht, Tilburg,

Veenendaal en Vlaardingen.30

4. Situatie van anderstaligen

Laaggeletterdheid

Definitie

Laaggeletterd is te veel moeite hebben met lezen en schrijven om voldoende te kunnen functioneren

in het dagelijks leven, aldus de definitie van de Rijksoverheid. Iemand kan dan bijvoorbeeld niet zelf

een treinkaartje kopen, bijsluiters van medicijnen lezen of formulieren invullen.31

Bijna 40% van de allochtonen van de eerste generatie is laaggeletterd en ruim 30% participeert

niet in onderwijs, werk of training.

Ongeveer 1.300.000 mensen in Nederland is laaggeletterd, waarvan 300.000 zeer laaggeletterd zijn.

Analfabeten (= niet kunnen lezen en schrijven): ongeveer 250.000 mensen in Nederland.32

Laaggeletterden zijn sterk oververtegenwoordigd onder allochtonen van de eerste generatie: 37% =

481.000 allochtonen. 33

Kinderen met twee laagopgeleide ouders zijn in 48,1% = 231.361 van de gevallen zelf ook

laaggeletterd.

Meer dan de helft van de 55-plussers van de eerste generatie is laaggeletterd (50,7% = 243.867).

32,4% = 155.844 van de eerste generatie allochtonen participeert niet in onderwijs, werk of training

(waarvan 108.000 niet-werkenden).

Binnen de G4 is 53% = 254.930 van de eerste generatie allochtonen laaggeletterd.

Het percentage laaggeletterden onder de allochtonen van de eerste generatie is gestegen: van 25,8%

in 1994 naar 32,4% in 2007 en 36,2% in 2012.

30

Compendium, “Allochtonen, 2014,” juli 2014. 31

Rijksoverheid, Volwassenenonderwijs: vraag en antwoord, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/volwassenenonderwijs/vraag-en-antwoord/wat-is-analfabetisme-en-wat-is-laaggeletterdheid.html 32

Marieke Buisman en Willem Houtkoop, “Laaggeletterdheid in kaart,” ECBO en Stichting Lezen & Schrijven, 2014. 33

Marieke Buisman en Willem Houtkoop, “Laaggeletterdheid in kaart,” ECBO en Stichting Lezen & Schrijven, 2014: 18-26.

Page 9: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

9

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

Mensen met lage niveaus van vaardigheden participeren niet alleen minder vaak op de arbeidsmarkt,

maar laaggeletterdheid heeft ook een negatief effect op participatie in de samenleving, de

gezondheid en het vertrouwen in mensen om ons heen en in de politiek.34

Laaggeletterdheid onder eerste generatie allochtonen kost de Nederlandse samenleving miljoenen.

Laaggeletterdheid (directe kosten):

- Gezondheidszorg € 61 miljoen per jaar

- Sociale zekerheid € 456 miljoen per jaar

- Justitie € 19,5 miljoen per jaar

Indirecte kosten, bijvoorbeeld gemiste kansen, vormen een veelvoud van dit bedrag (bijv. hogere

arbeidsmarktparticipatie)35

Als een derde van de laaggeletterden van buitenlandse komaf is zouden je kunnen stellen dat de

jaarlijkse, directe kosten 178 miljoen zijn. Indirecte kosten komen hier nog bovenop.

Arbeidsmarktpositie

Migranten staan verder van de arbeidsmarkt af dan autochtonen.

In 2013 was 16% van de niet-westerse migranten werkloos. Van de niet-westerse jongeren (15-24

jaar) was meer dan een kwart (28%) in 2013 werkloos. Bij de Somalische groep is de werkloosheid

veruit het hoogst: 37% van de beroepsbevolking is werkloos.36

Zelfs 10 jaar na aankomst blijft de afstand tot de arbeidsmarkt groot; immigranten die uit landen

komen waar veel vluchtelingen vandaan komen en in 2003 in Nederland zijn gearriveerd, hadden 10

jaar later vaak geen betaalde baan. Een schamele 20% tot 30% had dit wel. Immigranten uit de

traditionele immigratielanden zoals Marokko en Turkije doen het beter; 38% tot 52% van hen had

betaald werk in 2013. Oost-Europese immigranten doen het het best; een meerderheid van 60% had

in 2013 -10 jaar na aankomst in Nederland- een betaalde baan.37

De conjuncturele ontwikkelingen hebben een grote invloed op de arbeidsmarktpositie van

migranten.38

De arbeidsparticipatie van migrantengroepen loopt terug door de economische crisis. De

nettoparticipatie van niet-westerse migranten is sinds het begin van deze eeuw nauwelijks

toegenomen.39

34

Marieke Buisman en Willem Houtkoop, “Laaggeletterdheid in kaart,” ECBO en Stichting Lezen & Schrijven, 2014: 62. 35 Wim Groot en Henriëtte Maassen van den Brink, “Stil vermogen: een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid,” Stichting Lezen & Schrijven, 2006. 36

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Jaarrapport integratie 2013: participatie van migranten op de arbeidsmarkt.” 37

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Persbericht: CBS: Meeste immigranten binnen tien jaar weer weg,” 17 juli 2015. 38

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Jaarrapport integratie 2013: participatie van migranten op de arbeidsmarkt.”

Page 10: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

10

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

Niet-westerse migranten zijn vaker werkzaam in elementaire en lage beroepen (42%) en minder vaak

in hogere en wetenschappelijke beroepen (24%) dan autochtone Nederlanders.40

Zelfstandig ondernemerschap onder niet-westerse migranten neemt toe

Het zelfstandig ondernemerschap is bij niet-westerse migranten sinds 2001 toegenomen van 8% naar

12%.41

Niet-westerse migranten bijna vier keer zo vaak afhankelijk van een bijstandsuitkering

Niet-westerse migranten (11%) zijn bijna vier keer zo vaak afhankelijk van een bijstandsuitkering als

autochtone Nederlanders (3%).42 In de bijstand zijn vrouwen, personen van boven de 45 jaar en

migranten van de eerste generatie oververtegenwoordigd.43 Vooral mensen uit Somalië, Syrië en Irak

leven van de bijstand, van deze groepen ontvangt respectievelijk 69%, 62% en 58% een

bijstandsuitkering.44

Armoede onder niet-westerse migranten is groot

Van de niet-westerse migranten leeft één op de vijf in een armoedehuishouden. De armoede is het

grootst onder de Somalische, Afghaanse, Iraakse en Marokkaanse groep.45

Gezondheid

De gezondheid van allochtonen is slechter dan die van autochtonen

De gezondheidstoestand van allochtonen is over het algemeen minder goed dan die van autochtone

Nederlanders. Er blijken echter wel enkele uitzonderingen te bestaan, zowel wat betreft

gezondheidsprobleem als herkomstgroep.46 Zo komt diabetes meer voor onder Turken, Marokkanen

en Surinamers. Ook is de zuigelingensterfte en de perinatale sterfte hoger onder niet-westers

allochtone groepen dan onder autochtonen.47

Zorggebruik van allochtonen verschilt met autochtonen

Het zorggebruik van allochtonen wijkt af van dat van autochtone Nederlanders, maar niet altijd ten

39

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Jaarrapport integratie 2013: participatie van migranten op de arbeidsmarkt.” 40

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Jaarrapport integratie 2013: participatie van migranten op de arbeidsmarkt.” 41

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Jaarrapport integratie 2013: participatie van migranten op de arbeidsmarkt.” 42 Centraal bureau voor de statistiek, “Persbericht: CBS: Zeven van de tien Somaliërs in de bijstand,” 30 juli 2015. 43

Centaal Bureau voor de Statistiek, “Jaarrapport integratie 2013: participatie van migranten op de arbeidsmarkt.” 44

Centraal bureau voor de statistiek, “Persbericht: CBS: Zeven van de tien Somaliërs in de bijstand,” 30 juli 2015. 45

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Jaarrapport integratie 2013: participatie van migranten op de arbeidsmarkt.” 46

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, “Nationaal Kompas Volksgezondheid: Etniciteit Samengevat” 23 juni 2014. 47

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, “Nationaal Kompas Volksgezondheid: Etniciteit Samengevat” 23 juni 2014.

Page 11: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

11

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

nadele van allochtonen. Verschillen in het zorggebruik tussen allochtone en autochtone

Nederlanders variëren sterk in het soort zorgvoorziening en tussen herkomstgroepen.48

Weinig informatie over gezondheid per herkomstgroep

Gegevens over ziekten en gezondheid van niet-westerse allochtonen zijn veelal niet voorhanden.

Voor slechts enkele ziekten is informatie beschikbaar en kunnen vergelijkingen worden gemaakt

tussen verschillende herkomstgroepen. Een vergelijking tussen allochtone groepen en autochtonen

in het voorkomen van ziekten kan ook gemaakt worden op basis van doodsoorzaken. Ook kunnen

gegevens over ziekenhuisopnamen per aandoening een indruk geven van eventuele verschillen in

gezondheid tussen allochtonen en autochtonen.49

Steeds meer oudere allochtonen

De allochtone bevolking zal naar verwachting groeien van 3,5 miljoen in 2012 tot 5,4 miljoen in 2060.

Het aandeel allochtonen in de totale bevolking zal toenemen van 21% in 2012 tot 31% in 2060.

Vooral het aandeel niet-westerse allochtonen zal sterk toenemen, van 12% in 2012 tot ruim 18% in

2060. Bij deze groep zal er een flinke stijging zijn van het aandeel 65-plussers. Desondanks ligt het

percentage 65-plussers in 2060 (22%) nog steeds onder dat van de totale bevolking (25%). De groei

van de niet-westerse allochtonen remt hiermee nog steeds de vergrijzing in Nederland.50

Sociaal isolement

Sociaal isolement in aantallen

- Sociaal geïsoleerd (= weinig tot geen persoonlijke relaties): ongeveer 960.000 mensen (6%

Nederlanders) => 192.000

- Eenzamen (= groot netwerk, maar gevoel van eenzaamheid): ongeveer 3.520.000 mensen (22%

Nederlanders)

- Contactarmen (= geen gevoel van eenzaamheid, maar klein netwerk): 1.280.000 mensen (8%

Nederlanders)51

Sociaal isolement bij allochtonen

Sociaal isolement en eenzaamheid bij allochtonen kunnen het gevolg zijn van een aantal factoren die

specifiek voor allochtonen gelden. Deze factoren hangen samen met de emigratie, met het niet goed

spreken van de Nederlandse taal en het niet voldoende kennen van de Nederlandse samenleving,

met uitsluiting van de samenleving en de verharding van de samenleving en met culturele factoren. 48

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, “Nationaal Kompas Volksgezondheid: Etniciteit Samengevat” 23 juni 2014. 49

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, “Nationaal Kompas Volksgezondheid: Etniciteit Samengevat” 23 juni 2014. 50

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, “Nationaal Kompas Volksgezondheid: Etniciteit Samengevat” 23 juni 2014. 51

Anja Machielse, “Sociaal isolement vraagt om nieuw beleid,” in Openbaar bestuur, nr. 8, 2006: 24-27.

Page 12: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

12

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

Specifiek voor Marokkaanse vrouwen is dat een deel van hen door hun echtgenoot in een isolement

wordt gehouden. 52

Mensen met een slechte beheersing van het Nederlands lopen een risico op sociale uitsluiting.53

Migrant zijn is één van de risicofactoren voor het ontstaan van sociaal isolement.54

Belang van sociale contacten bij sociaal isolement is groot

Het hebben van betekenisvolle contacten heeft een positieve invloed op het welzijn: mensen met

een betekenisvol contactpatroon hebben een groter zelfrespect dan andere groepen. Daarnaast zijn

ze meer tevreden over bijvoorbeeld gezondheid en zingeving.

Sociale contacten spelen ook een centrale rol bij het omgaan met problemen: mensen uit het sociale

netwerk kunnen ervoor zorgen dat iemand een problematische situatie gemakkelijker her hoofd kan

bieden, zodat probleemopstapeling geen kans krijgt. 55

Belang van maatwerk bij sociaal isolement

(Bij sociaal isolement)… is het belangrijk outreachend (op maat) te werken. De meeste mensen die

sociaal geïsoleerd zijn, zijn niet in staat zelf iets aan hun situatie te veranderen. 56

5. Ontwikkelingen in integratie

Het contact tussen migranten en autochtonen is in de afgelopen twee decennia eerder afgenomen

dan toegenomen.

Migranten en autochtonen zijn in de afgelopen twee decennia sociaal-cultureel niet dichter bij

elkaar komen te staan. Het contact tussen hen is niet toegenomen. Op het gebied van

vriendschappen en relaties is er eerder een ontwikkeling van minder dan naar meer contact.57

Autochtonen en allochtonen komen niet vaak bij elkaar over de vloer.58

Het aantal wijken waar de meerderheid van de bewoners niet-westerse allochtonen is groeit.

Er is een groeiend aantal wijken waar de meerderheid van de bewoners niet-westerse allochtonen

zijn. Het gaat om nog geen 1,5 % van alle postcodegebieden, maar het zijn er wel tweemaal zoveel

52

Marian Vink, “Kleine eilandjes in een grote stad: onderzoek naar sociaal isolement onder allochtonen in Amsterdam,” 62. 53

Jehoel-Gijsbers, “Sociale uitsluiting in Nederland,” 2004: 33. 54

Hortulanus e.a., “Sociaal isolement, een studie naar sociaal isolement en eenzaamheid in Nederland,” Elsevier Overheid, 2003. 55

Hortulanus e.a., “Sociaal isolement, een studie naar sociaal isolement en eenzaamheid in Nederland,” Elsevier Overheid, 2003. 56

Marian Vink, “Kleine eilandjes in een grote stad: onderzoek naar sociaal isolement onder allochtonen in Amsterdam,” 63. 57

Willem Huijnk en Jaco Dagevos, “Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland,” 2012. 58

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Jaarrapport integratie 2012.”

Page 13: Data over aantal anderstaligen in Nederland en opbrengsten ...

13

Dit document is bedoeld voor de aangesloten organisaties bij Het Begint met Taal

als in 2000.59

Autochtonen zijn veelal negatief over migratie en integratie.

Verder is de opstelling van autochtone Nederlanders van belang. Opvattingen over migratie en

integratie zijn veelal negatief. Migranten geven aan zich steeds minder geaccepteerd te voelen in

Nederland.

Migranten en autochtonen zijn staan steeds verder van elkaar af, dit geldt in het bijzonder tussen

autochtonen en migranten van Turkse of Marokkaanse komaf.

Tevens is de ervaren discriminatie gestegen. De afgenomen ervaren acceptatie en toegenomen

ervaren discriminatie hebben ertoe geleid dat migranten en autochtone Nederlanders steeds verder

van elkaar afstaan. Daarnaast is de culturele afstand tussen deze groepen groot, in het bijzonder

tussen autochtonen en migranten van Turkse of Marokkaanse komaf. Ook dit brengt leden van

groepen niet nader tot elkaar.60

Arbeidsmigratie van Roemenen en Bulgaren kan voor nieuwe integratieproblemen zorgen.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) stelde in januari 2014 dat de

arbeidsmigratie van Roemenen en Bulgaren voor nieuwe integratieproblemen kan zorgen, zoals

decennia geleden bij de komst van Marokkanen en Turken naar Nederland. De WRR pleit daarom

voor een betere begeleiding van Oost-Europeanen die naar Nederland komen, bijvoorbeeld door te

helpen bij hun integratie en het leren van de Nederlandse taal.61

Veel Polen hebben moeite met de Nederlandse taal.

Veel van de Polen die vanaf 2004 in Nederland zijn komen wonen, hebben moeite met de

Nederlandse taal.62

59

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Jaarrapport integratie 2012.” 60

Willem Huijnk en Jaco Dagevos, “Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland,” 2012. 61

WRR, “WRR-policy brief 1,” januari 2014. 62

Centraal Bureau voor de Statistiek, “Jaarrapport integratie 2012.”