pedagogischekringleuven.files.wordpress.com€¦ · Web view2020. 9. 19. · In boek:...
Transcript of pedagogischekringleuven.files.wordpress.com€¦ · Web view2020. 9. 19. · In boek:...
Hoofdstuk 7: fysieke en cognitieve ontwikkeling in de vroege kindertijd
Piagets preoperationele stadium
2-7 jaar met enorme vooruitgang in mentale voorstellingen (symbolen)Vooruitgang in mentale voorstellingen (symbolen)
Verbeeldingsspel (make-believe play) Relatie symbool - echte wereld
Beperkingen van denken Egocentrisme Conservatie Hiërarchische classificatie
Mentale voorstellingen Piaget
o Taal= meest flexibele mentale representatie door in woorden te denken, kunnen we het verleden/heden/toekomst plaatsen en louter het 'nu' overstijgen
o Sensori-motorische leidt tot mentale voorstellingen van ervaringen, die kinderen benoemen met woorden
Verbeeldingsspel
Naarmate het kind ouder wordt, verandert de make-believe geleidelijk aano Meer los van reële levensomstandigheden: niet meer enkel met realistische
voorwerpen spelen, maar door middel van taal spelen & uitbeelden met minder realistische objecten tot uiteindelijk het spel loskomt van de echte wereld. Het voorwerp hoeft er niet uit te zien als datgene waarvoor het gebruikt wordt bv. Tas als hoedje
o Minder gecentreerd op zichzelf: minder op zichzelf gecentreerd omdat kinderen beseffen dat deelnemers van uitgevonden acties onafhankelijk van zichzelf kunnen zijn
o Meer complexe combinatie van schema’s: sociodramatisch spel = het verbeeldingsspel dat samen met anderen gespeeld wordt (= rollenspel); vanaf 2.5 jr gaan kinderen samen creëren en coördineren van verschillende rollen in een complex verhaal (plot)kinderen zijn zich bewust dat verbeeldingsspel een representationele activiteit is
Voordelen+ inoefenen en versterken van voorstellingsschema’s: kinderen herhalen voortdurend vannalles, ze gaan altijd opnieuw hetzelfde spelen om in te oefenen symbolische voorstelling w versterkt+ nadenken over denken, controle over gedrag en standpunt van iemand anders innemen+ verbeteren van sociale en taalkundige vaardigheden+ verbeteren van aandacht, geheugen en logisch denken + versterken van verbeelding en creativiteit
In boek: verbeeldingsspel tussen kinderen van verschillende leeftijden vergeleken
Relatie symbolen - echte leven
Inzicht krijgen dat elk symbool staat voor een specifieke toestand in het echte leven Hoofdstuk 5: inzicht in foto’s (2 jaar) Experiment:
o 2,5-3 jaar oude kindereno Maquette van kamer waarin een kleine Snoopy verborgen was kinderen laten
zoekeno Nadien in echte kamer (~maquette) grote Snoopy zoeken die verborgen waso Conclusie: slechts vanaf 3 jaar gebruiken de kinderen de maquette als gids om grote
Snoopy te vinden. 2,5 jaar oude kinderen hadden problemen met dubbele voorstelling (dual representation)= een symbolisch voorwerp zien als een voorwerp op zich en als symbool (voor iets anders)
Uiterlijke verschijning en realiteito In bepaalde situaties worden kinderen makkelijk misleid door uiterlijke verschijning
bv. Steen die beschilderd is als een ei “is dit echtig in ’t echtig een ei?”Vele kleuters zeggen jaVerklaring: kinderen hebben het moeilijk met de taal van deze taken. Als niet-verbale versie van taak (aanwijzen wat “echt” een ei is), dan meeste kleuters wel correct antwoord
o Belang van dubbele voorstelling: voorwerp is één ding (een steen) maar is symbool voor een ander ding (een ei)
Ouders kunnen helpen inzicht te verwerveno Ervaringen met verschillende soorten symbolen:
plannen/foto's/tekeningen/mogelijkheden voor verbeeldingsspel om de ervaring van kinderen met symbolen te ondersteunen
o Gelijkenissen tussen modellen/symbolen en de echte wereld aantonen
Beperkingen van het preoperationele denken
Piaget beschrijft kleuters in termen van wat ze nog niet kunnen "Pre-operationeel"= nog niet in staat tot operaties (= mentale handelingen die beantwoorden aan logische regels) Hun denken is rigied: op elk moment beperkt tot 1 aspect van de situatie en sterk beïnvloed door de manier waarop de dingen zich voordoen op een bepaald moment (het gebeurt telkens op dezelfde manier)
Egocentrisme o = de symbolische gezichtspunten van andere mensen niet kunnen onderscheiden van
het eigen gezichtspunto Bij eerste mentale voorstelling focus op eigen gezichtspunt en ervan uitgaan dat
anderen net hetzelfde gezichtspunt hebben
o Experiment:3 bergen probleem: kind moet uit foto's kiezen hoe de pop (met een ander gezichtspunt) de 3 bergen ziet kind kiest de foto van zijn eigen gezichtspunt
o Andere uiting van egocentrisme: animistisch denken= de overtuiging dat niet-levende objecten kwaliteiten (eigenschappen) van levende wezens bezitten (gedachten/wensen/gevoelens/bedoelingen) bv. De zon is boos en jaagt de wolken weg
o Door egocentrisme kan het kind onvoldoende accommoderen (=eigen redeneren aanpassen aan realiteit)
Beperking tot conservatie o Conservatie= de idee dat bepaalde fysieke eigenschappen van voorwerpen dezelfde
blijven, zelfs wanneer hun uiterlijke verschijningsvorm verandert bv. Aantal, lengte, gewicht, hoeveelheid
o Conservatieproef:verschillende hoeveelheden (vloeistof, massa, aantal, gewicht) worden
getransformeerd en men stelt de vraag aan het kind of deze hoeveelheden hetzelfde blijven. Kind ervaart 2 beperking bij conservatie:
Centratie: aandacht richten op 1 aspect en de andere verwaarlozen bv. Alleen denken aan de hoogt of de breedte
Onomkeerbaarheid: kan de reeks stappen niet omkeren in gedacht bv. Wij zouden kunnen denken dat we de
inhoud van het korte glas terug kunnen gieten in het hoge glas, kinderen kunnen dit niet. Gebrek aan hiërarchische classificatie
o = organiseren van voorwerpen in klassen en subklassen (waar een hiërarchische relatie tussen bestaat) op basis van gelijkenissen en verschillen
o Klasse-inclusie taak:16 bloemen: 4 blauwe en 12 rode.“Zijn er meer rode bloemen of meer bloemen?” vraag over subklasse en over klasse: kind ziet de subklassen niet als iets dat opgenomen wordt in de
klasse. Ze antwoorden dat er meer rode bloemen zijn.
Later onderzoek over preoperationeel denken
Egocentrisch denken Kan taal aanpassen aan anderen en het standpunt van anderen innemen in eenvoudige situaties
Animistisch denken komt voort uit onvolledige kennis van objecten
Onlogisch denken In staat tot vereenvoudigde conservatie Kan redeneren d.m.v. analogie
Categorisatie Alledaagse kennis zit in categorieënVerschijning vs. Realiteit Kan taken over verschijning-realiteit
oplossen op niet-verbale manier
Vele taken van Piaget bevatten voor kinderen onbekende elementen/te veel informatie-elementen om tegelijkertijd te verwerken capaciteiten van kinderen (in 'real life' situaties) onderschat
Egocentrismeo In plaats van 3 bergen probleem het kind met vertrouwde voorwerpen laten werken
+ geen foto's laten kiezeno Op 4 jaar al inzicht in verschillende gezichtspunten o In conversaties passen kinderen hun taalgebruik aan aan de behoeften van de
luisteraars bv. 4-jarige kinderen in gesprek met 2-jarige kinderen gebruiken minder complexe zinnen
Animistisch denkeno Kinderen weinig vertrouwd met wolken en zon o Kinderen maken animistische fouten vooral bij voorwerpen die uit zichzelf bewegen
bv. Auto koplampen ~ogen o Misvattingen komen vooral voort uit onvolledige kennis over voorwerpen en niet uit
het geloof dat deze voorwerpen levend zijn Magisch denken
o Tussen 3-4 jaar: geloven in dingen zoals elfen en kabouters omdat ze bepaalde alledaagse gebeurtenissen niet kunnen vatten toeschrijven aan magisch denken
o Tussen 4-8 jaar: magisch denken verdwijnt door grotere vertrouwdheid met effecten en principes van de fysica (goochelaars gebruiken trucs; sinterklaas is niet echt)
o Religie en cultuur spelen een rol bv. Joodse kinderen zullen minder in de Kerstman geloven; geen geloof meer in culturele mythes zoals een wens doen voor je een kaars uitblaast
Niet-logisch denken
o Als taken vereenvoudigd worden en overeenkomen met het dagelijkse leven, doen kinderen het beter dan Piaget beweerde
o Bv. Conservatie van aantal met maximum 3 voorwerpen is wél succesvolo Bv. Redeneren door analogie over fysieke veranderingen; een brood is tot een snede
brood gelijk aan een appel tot… stukjes appel (juiste antwoord uit verschillende mogelijkheden halen)
Categorisatieo Alledaagse kennis wordt al vroeg opgedeeld in hiërarchische klasseno 1,5 jaar: globale categorieën (meubels, dieren, voertuigen, planten) op basis van
verschillende uiterlijke kenmerken met normale functies en gedrago 2-3 jaar: differentiatie met globale categorieën (meubels) basiscategorieën (stoel,
tafel, bed). Later: subcategorieën (schommelstoel)o Ontwikkeling mogelijk doordat de woordenschat en algemene kennis wordt
uitgebreido Conclusie: categorisatiesystemen zijn nog niet complex, maar het vermogen om
hiërarchisch te classificeren is al vroeg aanwezig Uiterlijke verschijning en realiteit
o In bepaalde situaties worden kinderen makkelijk misleid door uiterlijke verschijning o Onderzoek Flavell:
Kaars lijkt op een potlood Vraag: is dit 'really and truly' een potlood? Kleuters zeggen vaak ja Kinderen hebben het moeilijk met de taal van deze taken 'really and truly'
is misleidend Bij niet verbale taken(aanwijzen wat een echt potlood is) geven de meeste
kleuters wel een correct antwoordo Belang van dubbele voorstelling: voorwerp is 1 ding (een kaars) maar kan symbool
staan voor een ander ding (potlood) Hoe beter de kleuter presteert op verbale schijn-realiteit taken, hoe meer
vooruitgang in voorstellingsvermogen
Evaluatie van het preoperationeel stadium
Als proeven worden vereenvoudigd, vertonen kleuters al sneller een begin van logische operaties
Daarom: logische operaties worden geleidelijk aan verworveno Is er nog wel sprake van een preoperationeel stadium? (maken ze niet een plotse
overgang?) Sommige auteurs zeggen van niet aanhangers
informatieverwerkingstheorie Andere auteurs (neo-Piagetiaanse denkers) combinatie van Piaget +
informatieverwerkingstheorie met een flexibel stadiumconcept
o Geheel van onderling samenhangende competenties ontwikkeld over een langere periode, afhankelijk van de ontwikkeling van de hersenen en van specifieke ervaringen
Piaget en onderwijs
3 opvoedkundige principes afgeleid uit Piagets theorie: Ontdekkingsleren: kinderen worden aangemoedigd om zelf te ontdekken door spontane
interactie met de omgeving. Geen klaargemaakte kennis w overhandigd, wel dingen om zelf te exploreren bvb; puzzels, boeken,…
Gevoeligheid voor bereidheid van kinderen om te leren: leerkrachten bouwen verder op datgene wat de leerlingen al weten, enkel als ze interesse hebben en klaar zijn om nieuwe vaardigheden te leren
Aanvaarden van individuele verschillen: alle kinderen overlopen elk stadium van ontwikkeling, maar niet allemaal op hetzelfde tempo. Leerkrachten moeten vooruitgang evalueren op basis van vroegere ontwikkeling i.p.v. op basis van een gemiddelde!
Vygotsky's socioculturele theorie
Benadrukt de sociale context bij cognitieve ontwikkeling. Via taal gaan kleuters participeren in sociale dialogen met mensen die meer kennis hebben. Later communiceren kleuters met zichzelf: op die manier hun denken verhogen en hun gedrag onder controle houden.
Private taal
Vele jonge kinderen praten luidop tegen zichzelfo Opvatting Piaget (negatief):
Egocentrische taal: dit is iets negatief want volgens hem is taal bedoeld om tegen anderen te praten (het is een social iets) en dat deden deze kinderen niet.
Ontstaan omdat kinderen het moeilijk hebben met het overnemen van perspectief van anderen tegen zichzelf praten ongeacht of een luisteraar hen kan horen of niet
Grotere cognitieve rijpheid en specifieke sociale ervaringen (het niet eens zijn met leeftijdgenoten) leiden tot verdwijnen van egocentrische taal
Als Piaget gelijk had, zouden we altijd private taal blijven gebruiken, ongeacht de omstandigheden
o Opvatting Vygotsky (positief): Kinderen gebruiken dit soort taal om richting te geven aan eigen handelen,
helpt te denken over mentale activiteiten Wordt later geïnternaliseerd (inner speech)
Basis voor alle hogere cognitieve processen: gecontroleerde aandacht, vrijwillig memoriseren, herinneren, categoriseren, plannen, probleem oplossen en zelf-reflectie
Later onderzoek steun voor Vygotsky: wanneer gebruiken kinderen private taal?
o Bij moeilijke opdrachten om tot beter resultaat te komen o Taal wordt altijd stiller en stiller tot het uiteindelijk innerlijke taal wordt
Sociale oorsprong van denken
Waar komt private taal vandaan?o Vygotsky: leren vindt plaats in de zone van de naaste ontwikkeling= reeks van taken
die te moeilijk zijn om alleen op te lossen, maar wel kunnen opgelost worden met hulp van anderen anderen doen aan ondersteuning (scaffolding)= aanpassen van de steun die men geeft tijdens een leersessie aan het huidige niveau van presteren van het kind vervangingen in verbeelding helpen kinderen om in denken los te komen van voorwerpen regels versterken vermogen tot zelf-controle
Empirische steun bij onderzoek:o Ouders die effectief steunen hebben kinderen die meer private taal gebruiken en
later analoge taken beter kunneno Plannen en probleemoplossen beter als met meer ervaren “peer” of volwassenen
meewerken o Het niet eens zijn met de peers is niet zo belangrijk, de taak niet kunnen oplossen
wel
Vygotsky en onderwijs
Gelijkenissen Piaget en Vygotsky:o Belang van actieve deelname van het kindo Aandacht voor de individuele verschillen
Vygotsky bevordert:o Het begeleid ontdekkingsleren : leraren gidsen kinderen met uitleg, demonstraties,
verbale geheugensteuntjes,… Piaget: onafhankelijke ontdekkingslereno Samenwerking met leeftijdsgenoten: kinderen van verschillend niveau kunnen
helpen o Verbeeldingsspel = unieke zone van de naaste ontwikkeling ; waarin kinderen veel
uitdagende activiteiten uitproberen en veel nieuwe competenties verwerven Leraar:
o Begeleidt lereno Past hulp aan aan zone van de naaste ontwikkeling
Evaluatie theorie Vygotsky
Voordelen Nadelen
+ belang van onderwijs: kleine klasjes leer-krachten kunnen elk kind apart ondersteunen+ aandacht voor culturele verschillen: in verschillende culturen vindt men verschillende taken belangrijk
- Theorie = westerse theorie; ouders in het Westen doen veel aan scaffolding- verbale communicatie ≠ enige of belangrijkste middel waardoor kinderen leren leren door observatie Vandaar NIEUWE BREDERE TERM:= geleide deelname: samenwerking tussen deelnemers die meer of minder expertise hebben, zonder specifieke kenmerken van communicatie te beschrijven variaties over culturen en situaties mogelijk - Vygotsky zei weinig over hoe basisvaardigheden (motoriek, perceptie, aandacht, geheugen,..) bijdragen tot hogere cognitieve processen, die via sociale bemiddeling worden overgedragen
Samengevat:o Helpt culturele verschillen in denken te verklareno Beklemtoont het belang van onderwijso Focus op taal legt minder nadruk op observatie en andere methoden om te lereno Zegt weinig over biologische bijdragen tot denkeno Is vaag omtrent verklaring van verandering
Informatieverwerkingstheorie
Vooruitgang in het verwerken van informatie: Aandacht
o Inhibitieo Planning
Geheugeno Geheugenstrategieën o Alledaagse ervaringen
Theory of mindo Metacognitie
Beginnen lezen en schrijven Mathematisch redeneren
o Ordinaliteit, tellen en cardinaliteit
Aandacht
Kind kan slechts korte tijd met taak bezig zijn, let minder op details en raakt makkelijk afgeleid Inhibitie:
Kleuters worden beter in inhibitie= onderdrukken van impulsen die het meest logisch zijn bij de situatie.
Proefje: Kind moet 1x tikken als de volwassene 2x tikt, en 2x tikken als de volwassene 1x tikt (tapping task)Kind moet dag zeggen bij een foto van de sterren en nacht bij een foto van de zon (day-night task)
Naarmate het kind ouder wordt, zal het kind beter slagen in dit soort proeven omdat ze de impulsen kunnen onderdrukken
'tools of the mind' (Vygotsky): meer inhibitie/aandacht bv. Kleuterleidster vertelt een verhaaltje en zegt dat de kinderen goed moeten luisteren en het achteraf moeten kunnen navertellen tekening van een oor
Planning
Planning = vooraf een opeenvolging van handelingen uitdenken en de opeenvolging van handelingen verdelen in functie van het bereiken van het doel verbetert ook sterk bij kleuters, maar wel enkel bij minder complexe en meer vertrouwde taken nog een lange weg af te gaan: soms vergeten ze belangrijke stappen uit te voerensamenwerken met meer ervaren planners helpt
Geheugen Kleuters bezitten de nodige taalvaardigheid om te beschrijven wat ze zich herinneren en kunnen instructies volgen in eenvoudige geheugentaken (waardoor het geheugen makkelijker te bestuderen wordt) Herkenning is makkelijker dan herinnering (zie eerder: herinnering en taal!)
d Kleuters zijn minder goed in het gebruik van geheugenstrategieën= bewuste mentale activiteiten die de kans op herinnering doen toenemen bv. Herhalen en organiseren kleuters vertonen al begin van geheugenstrategieën, maar herhalen niet en organiseren items niet in categorieën (werkgeheugen!) (cijferreeksen; 'digit span')Strategieën belasten het gelimiteerde werkgeheugen van de kleuters hebben het moeilijk nog-te-leren- informatie vast te houden en een strategie tegelijk te gebruiken
Nogmaals geheugenstrategieënWel Niet
- Scripts- Meer elaboratie naarmate leeftijd
toeneemt
- Herhalen- Organiseren- Verdere uitwerking
Herkenning Herinnering= opmerken dat een stimulus identiek is aan één die men eerder heeft gezien = gemakkelijker dan herinnering
= genereren van een mentale voorstelling van een afwezige stimulus= moeilijker dan herkenning
Geheugen voor alledaagse gebeurtenissenEpisodisch geheugenScripts= algemene beschrijvingen van wat er gebeurt en wanneer het gebeurt in een specifieke situatie (bv. Op restaurant gaan). Met toenemende leeftijd worden scripts uitgebreider en kunnen ze gebruikt worden om te voorspellen wat er gaat gebeuren in gelijkaardige situaties. Elementaire middelen waardoor kinderen & volwassenen hun alledaagse ervaringen kunnen organiseren. Worden ook gebruikt bij verhalen, verbeeldingsspel
Geheugen voor eenmalige gebeurtenissen Autobiografisch geheugen = voorstellingen van persoonlijke betekenisvolle en eenmalige gebeurtenissen bvb; naar de zoo gaan Verbetert met cognitieve- en conversatievaardigheden 2 stijlen van ouders om een autobiografisch verhaal te herhalen:
o Uitbreiden: verschillende soorten vragen stellen, informatie toevoegen aan kinderen hun herinneringen,… beter want dan gaat het kind meer georganiseerde verhalen creëren
o Herhalen: hetzelfde soort vragen stellen (wat heb je gedaan? Wat dan?...) ! Verschil hangt af van emotionele ouder-kind relatie: veilig gehechte band uitbreidingsstijl ! Geslachts- en culturele verschillen :
o Meisjes: meer gedetailleerde verhalen dan jongens (ouder praten meer met meisjes)
o Westerse kinderen: meer verhalen over eigen mening, gedachten en voorkeuren (individualistisch) Oosten: ouders ontmoedigen kinderen om te praten over zz (collectivisme)
Theory of mind
Theory of mind = samenhangend geheel van ideeën over mentale activiteitenVaak ook omschreven als metacognitie = “denken over het denken”, bewustzijn & begrijpen van de verschillende aspecten van het denken. Ontwikkelt samen met theory of mind
1jr: interactieve vaardigheden doordat baby’s mensen zien als intentionele wezens die andermans mentale staat kunnen beïnvloeden bvb: gedeelde aandacht ouders wijzen naar iets, aandacht daarop vestigen
2 jr: bewust van het feit dat het perspectief van anderen verschilt van het eigen perspectief + eerste werkwoorden zoals denken, onthouden, doen alsof
2-3 jr: wensen hebben invloed op gedrag, maar de overtuigingen minder fouten in false-belief taak
3-4 jr : gebruik van ‘denken’ en ‘weten’ om te verwijzen naar eigen gedachten en overtuigingen & die van anderen
4 jr : zowel wensen als overtuigingen hebben invloed op gedrag correct antwoord false-belief taak
4-6 jr: inzicht in false belief neemt toeFalse belief (=de overtuiging die niet overeenkomt met realiteit) kan het gedrag beïnvloeden False belief taak:
2 doosjes tonen, 1 met een merknaam , 1 zonder merknaam Vraag: "neem de doos met de pleisters" Kind neemt doos met "sesamstraat pleisters" Aan kind laten zien dat de pleisters zitten in het doosje zonder merknaam Vraag: hier is de pop die pleisters nodig heeft, waar zal ze deze zoeken?
andere doos= geen idee van false beliefmerknaamdoos = wel idee van false belief
Wel impliciet begrijpen van 'false belief' Blijk uit verbaal gedrag
o Bv. Zoekende volwassene helpeno Bv. Kijken naar plaats waar volwassene gaat zoeken
Gaat vooraf aan expliciet begrijpen Niet alle onderzoekers gaan akkoord (zie 'violation-of-expectations')
Factoren die bijdragen tot Theory of mind Taal:
o Rijke woordenschat over mentale toestanden o Kinderen die getraind zijn op complexe zinnen met mentale statuswoorden te
gebruiken: meer slagen op false belief taak Cognitieve vaardigheden:
o Ongepaste reacties onderdrukken (inhibitie), flexibel denken, plannen bij false belief taak bvb tegenstrijdig antwoord onderdrukken
Sociale vaardigheden: o Moeders veilige gehechtheido Oudere broers/zussen zullen kind wel eens in contact laten komen met false
belief o Leeftijdsgenoten verbeeldingsspel: inleven in versch rolleno Volwassenen
Voorbereid op biologisch vlak: o Ontbreekt bij kinderen met autisme: moeilijk om mentale toestand toe te schrijven
aan zichzelf/anderen Beperkt inzicht in mentale leven
Bij kleuters is het mentale inzicht nog ver van volledig:o Geloven dat de mentale activiteit ophoudt als er geen uiterlijke tekenen van denken
zijn bvb; wenkbrauwen gefronst o Besteden weinig aandacht aan proces van denkeno Begrijpen niet dat mentale inferenties een bron van kennis kunnen zijn
Conclusieo Jonge kinderen zien menselijke geest als passief recipiënt (= ‘container’ waar
informatie kan worden ingestoken)o Oudere kinderen zien menselijke geest als actief en constructief
Lezen en schrijven: vroege vormen
(Engels: 'early literacy' Proberen te begrijpen hoe geschreven symbolen betekenis hebben (='emergent literacy')
Kinderen begrijpen veel over geschreven taal lang voor ze leren lezen en schrijven op de convergente manier
o Eerst denken: 1 letter 3 1 woordo Later denken: letters zijn delen van woorden + band met klanken
Hoe meer informele ervaringen met lezen/schrijven, hoe beter erop voorbereid (spelletjes, boekjes met verhaaltjes) interactief lezen
Kinderen lage SES: veel minder verhaaltjesboeken minder goed voorbereid op leren lezen (zie figuur)
o Kleuterleidsters bijscholeno Ouders zulke boeken geven en richtlijnen over hoe gebruiken
Verschillen lage - hoge SES
Vaardigheden gesproken taalo Fonologisch bewustzijn ('phonological awareness')o Gesprekken met volwassenen
Informele ervaringen o Interactief voorlezeno Spelletjeso Schrijven
Training en boeken voor lage SES gezinnen
Mathematisch redeneren: vroege vormen
Bouwt voort op informeel verworven kennis: 14-16 maanden
Ordinaliteit = de volgorde-relaties tussen kwantiteiten begrijpen bvb; 3>2, rangtelwoorden)later: verbale labels toevoegen bij het benoemen (meer, minder, groter, kleiner,…)
2-3 jaarkunnen tellen tot 5, maar beseffen nog niet hoeveel de getallen echt inhouden
3.5-4 jaar: tellen tot 10 + cardinaliteit= principe dat het laatste getal in een telreeks het aantal elementen in de verzameling weergeeft
Vanaf 4 jaar: eenvoudige rekenopgaven oplossen eerst verder tellen met de vingersf later aftrekken hoe meer thuis geoefend wordt, hoe sneller onder de knie
Individuele verschillen in mentale ontwikkeling
Verschillen in vaardigheden kunnen onderzocht worden:o Verbaal bv. Woordenschato Niet-verbaal bv. Ruimtelijk inzicht
Kinderen van lage SES en etnische minderheidsgroepen = minder goede resultaten op IQ test culturele benadeling? (cultural bias)
Vanaf 6-7 jaar: IQ tests zijn goede voorspellers van latere intelligentie en latere schoolprestaties
Factoren die bijdragen tot individuele verschillen
Thuisomgevingo HOME= Home Observation for Measurement of the Environmento Ideaal:
Fysieke omgeving met veel speelgoed en boeken Ouders die warm en intellectueel stimulerend zijn, redelijke eisen stellen bij
het gedrag en conflicten oplossen met redelijkheid (niet snel straffen) Situatie in lage SES gezinnen
o ! als lage SES-ouders toch hoge HOME-scores halen dan doen hun kinderen het ook beter op IQ tests
o Besluit: thuisomgeving speelt grote rol in zwakkere intellectuele prestaties van lage SES-kinderen
Kleuterschool en kinderopvango Kleuterschool = geplande, opvoedende ervaringen bedoeld om ontwikkeling van 2
tot 5 jarigen te bevorderen o Kinderopvang = reeks voorzieningen om toezicht te ouden op kinderen van
werkende ouders Van opvang thuis naar opvang in centrum & vaak wisselen van vorm
o Grens niet altijd duidelijk tussen de 2: Kinderscholen en kindergarden in Noord-Amerika: van uren naar halve tot
hele dagen Kinderopvang: zelfde doelen als kinderscholen; zelfde educationele
ervaringen bieden o Kleuterschool
Kind-gericht (child centered) Schools (academic)= kinderen kiezen uit brede waaier van activiteiten= vooral leren tijdens spelBv. Montessori speciale vorm van onderwijs: spelvorm (kindgerichte vorm van onderwijs met vele voordelen voor het kind zoals beter lezen, rekenen, activiteit)
= leerkrachten geven structuur aan het leren van schoolse vaardigheden bv. Letters, getallen, kleuren, vormen= formele lessen d.m.v. herhaling en drill
Men wil meer klemtoon op formeel schools leren, maar dit heeft vele nadelen:
Motivatie neemt af Meer stressgedragingen Minder vertrouwen in eigen mogelijkheden Minder verkiezen van uitdagende taken Minder gevorderd in motorische, academische, sociale vaardigheden
en taal Slechtere studiegewoonten en zwakkere schoolprestaties (vooral bij
lage SES kinderen)o Interventies bij kleuters:
In USA: leerproblemen best vroeg aanpakken voor begin van formeel onderwijs Bekendste programma: Head Start opgestart in 1965 door Amerikaanse
overheid: 2 jaar lang kleuterschool, voeding (ze krijgen ’s middags een warme
maaltijd, het is niet zeker of ze dat thuis krijgen) en gezondheidzorg bieden + ouders betrekken bij proces
Goede resultaten bij interventies : hoger IQ + betere schoolprestaties in eerste 2-3 jaar van lagere school; met vaak langdurige effecten tot in adolescentie
High/Scope Perry Preschool Project: In adolescentie: vaker werk, minder delinquent gedrag 27 jaar: vaker opleiding afgemaakt, hoger loon 40 jaar: voorsprong blijft behouden op alle domeinen Onderzoek aan de universiteit, maar effecten zijn gelijkaardig (alleen
minder uitgesproken) Head Start: kleuters meer economisch benadeeld dan in universiteitsgebonden programma’s.
Verklaring afname effect: zwakke kwaliteit lagere school Verklaring gunstige effecten op lange duur: invloed ouders (betere
thuisomgeving, betere opvoeding)
o Voordelen kleuterschool van hoge kwaliteit
o Kinderopvang Goede kinderopvang kan ontwikkeling bevorderen Maar: negatieve kwaliteit kinderopvang = lagere sociale en cognitieve
vaardigheden Vaak veranderen van opvang
Psychologisch welbevinden neemt af Gedragsproblemen en emotionele problemen nemen sterk toe
(vooral bij moeilijk temperament want meer problemen bij verandering)
Bij lage SES kleuters: Opvang in centrum = meer cognitieve vooruitgang Opvang in alle types van hoge kwaliteit (thuis/centrum) = kleine
vooruitgang in cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling effecten merkbaar tot in eerste jaren lagere school
Opvoedkundig verantwoorde mediao Televisie
Kinderen kijken veel TV (vooral lage SES kinderen weinig andere vorm van entertainment)
Programma’s die kind moeten stimuleren voorbeeld opvoedkundig verantwoord programma Sesamstraat
Aanleren basisvormen lezen, schrijven en getalconcept Bijbrengen algemene kennis, emotioneel en sociaal begrip + sociale
vaardigheden Oorspronkelijk snel tempo van de serie (zoals reclame)
Evolutie naar rustig tempo met duidelijke verhaallijn Hoe meer kinderen kijken, hoe hoger score op toesten/observaties die
leerdoelen meten andere studies: hoe meer TV kijken, hoe minder
activiteiten die schoolse vaardigheden bevorderen bv. Boek lezen, spelen met andere kinderen
Gevaren TV Voordelen TV- Agressie- Etnische en
geslachtsstereotypen- Consumentengedrag (reclame)- Tijd verloren voor andere
activiteiten
- Leren, verbeeldingsspelo Opvoedkundige
programma’so Trage, makkelijke verhalen
- Prosociaal gedrag
Computer o Vanaf 3 jaar begint het kind met de pc te werken
Tekstverwerker: handig om te leren schrijven, experimenteren met letters en woorden, tekst makkelijk bewerken en spelling leren
Computerspelletjes: basisvaardigheden inoefenen bv. Tellen, letter-geluid correspondenties
Programmeren: d.m.v. vereenvoudigde computertalen probleemoplossen, metacognitie, samenwerken
o Vygotsky: belang van samenwerken volwassenen: kinderen steunen en laten reflecteren & uitleggen bij welke stappen ze nemen vooruitgang probleemoplossend gedrag en metacognitie andere kinderen: samenwerken tot oplossing gevonden wordt (ook al is het een grote uitdaging)
o Nadelen: Geen goed vertrouwelijk beeld Agressie
Taalontwikkeling in vroege kindertijd
Woordenschat
Rond 2 jaar: 200 woordenRond 6 jaar: 10 000 woordenMogelijk door fast-mapping= verbinden van een woord met een onderliggend concept (mappig) na een zeer korte kennismaking met het woord (fast)= snelle manier om woordenschat uit te breiden na een woord 1 of 2 keer gehoord te hebben
Types van woordeno Woorden voor voorwerpen snel geleerd, ook actiewoorden en adjectieven bv. Eerst
groot-klein, lang-kort, hoog-laag, wijd-breedo Nieuwe woorden maken door gebruik van woorden die ze al kennen bv. Plant-man =
tuiniero Metaforen gebruiken: concrete zintuiglijke vergelijkingen bv. Wolken zijn kussens
Strategieën om woorden te leren o Principe van wederzijdse exclusiviteit= kinderen veronderstellen dat woorden
verwijzen naar niet-overlappende categorieën
o Nagaan hoe woorden in een zin gebruikt worden (als ze in meerdere categorieën thuishoren bv. Citroen voor zowel fruit als kleur)
o Gebruik maken van sociale aanwijzingen Verklaringen ontwikkeling woordenschat
o Aangeboren principes bv. Wederzijdse exclusiviteito Zelfde cognitieve strategieën als bij niet-taalkundige informatie kinderen leren het
snelst als er meerdere soorten informatie aanwezig zijn
Grammatica
Grammatica= de manier waarop we woorden combineren tot betekenisvolle uitdrukkingen en zinnen
Basisregels: o Grammaticale regels eerst voor een beperkt aantal werkwoordeno 3.5-4 jaar: basisstructuur (onderwerp – werkwoord – voorwerp) toegepast op alle
werkwoorden o Bij 3-woordenzin geleidelijke uitbreidingen en verandergingen om beter uit te
drukken bv. Meervoud, werkwoordstijleno Werkwoord ‘zijn’
Fout: over-regularisatie= regels te ver uitbreiden zodat uitzonderingen er ook onder vallen bv. Mijn beker is gevald
Complexere structureno 2-3 jaar: vaak fouten bij vraagzinnen (omkering onderwerp – werkwoord gaat
moeilijk). o Fouten bij passieve zinnen pas op het einde van de lagere school correcto 4-5 jaar: al vele moeilijke zinsconstructieso Einde kleutertijd: competent gebruik van bijna alle zinsconstructies uit moedertaal
Verklaring grammaticale ontwikkelingo Ontwikkeling wordt gezien als een uitgebreid proces in vraag stellen van
Chomsky’s nativismeo Sommige experts: grammatica is een product van cognitieve ontwikkeling, kinderen
zoeken alle soorten patronen in de omgeving = informatie-processing theoretici: welke woorden gecombineerd met andere woorden en welke woorden op dezelfde manier in zinnen verschijnen
o Andere theoretici: akkoord met Chomsky dat kinderen zo gevormd zijn om grammatica te verwervan
Grammaticale categorieën zijn aangeboren, maar critici: kinderen hun vroegste woordcombinaties tonen geen grammatica
Kinderen hebben ingebouwde procedures om taal te analyseren die de ontdekking steunen van grammaticale regulariteiten
Conversatie
Pragmatiek= de praktische, sociale kant van taal die kinderen moeten leren (naast woordenschat en grammatica) om effectief en op de gepaste manier met anderen te communiceren
2 jaar: in persoonlijk gesprek om beurten praten, gepast reageren op opmerkingen + onderwerp lange tijd aanhouden
4 jaar: conversatie wordt aangepast aan leeftijd, geslacht of sociale status van de luisteraar! toch nog problemen bij moeilijke situaties bv. Telefoon kunnen elkaar niet zien; geen gebaren gebruiken bv. Als andere persoon aan de telefoon vraagt hoeveel jaar het kindje is, zal het kindje ‘zoveel’ zeggen en 4 vingers opsteken
Ondersteunen van taalontwikkeling
Mogelijkheid voor tweerichtings-communicatie (give-and-take) hangt samen met vooruitgang in taalontwikkeling
Sensitieve ouders doen 2 dingeno Helpende, expliciete feedback: uitbreiden en herformuleren van het kindo Fouten niet overmatig corrigeren + geen kritiek geven: ontmoedigt kinderen
Rechtstreekse feedback Uitbreidingen= reacties van volwassenen die uitdrukking van het kind verder uitwerken en
daardoor complexer maken Herformuleringen= reacties van volwassenen die foutief taalgebruik herstructureren tot de
correcte vorm Vygotsky: volwassenen brengen kind zachtjes tot volgende stap in ontwikkeling (warmte en aanmoediging)