Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b...

60
Opleidingsplan 2009

Transcript of Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b...

Page 1: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

Opleidingsplan 2009

Page 2: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

1

INHOUDSOPGAVE Pagina

1. Profiel GGZ Verpleegkundig Specialist; een positionering 3

1.1. Introductie van het beroep 3

1.1.a. Positionering van het beroep in de GGZ-beroepenstructuur 3

1.1.b. Deskundigheidsgebied van de betreffende beroepsbeoefenaar 4

1.2. Rollen 5

1.3. Competenties overzicht 8

1.4. Functies 9

1.5. GGZ-verpleegkundig specialist en andere specialismen 10 1.6. De GGZ Verpleegkundig Specialist, de verplegingswetenschapper

en de Master 12

1.7. GGZ VS in relatie tot HBO-verpleegkunde/Bachelor uit

de BaMa-structuur 14

2. De onderwijsvisie 17

2.1. Het persoonlijk leerproces 18

2.2. Ontdekkend leren 20

2.3. Ontdekkend leren en rolontwikkeling 21

2.4. Rolontwikkeling: Hoe doe je dat in de praktijk? 23

2.5. De arena 25

2.5.1. Het theoretisch deel van de opleiding 26

2.5.2. De praktijkinstelling/werkervaringsplaatsen 27

2.5.3. Praktijkopdrachten 28

2.5.4. Opleider/meester-gezel/supervisor 29

2.6. Toetsen en beoordelen 30

2.7. Reflectie en supervisie 31

2.8. Rol van non-specifieke variabelen 34

3. Het theoretisch deel van het curriculum 37

3.1. Competenties 38

3.2. Verantwoording 3de jaar / expertjaar 39

3.3. Leerlijnen 42

3.4. De leerlijn ‘Behandelverantwoordelijkheid’ 45

3.5. De leerlijn ‘Onderzoek, innovatie, coaching’ 46

3.6. Modulen 47

3.7. Beschrijving per module 51

Page 3: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

2

4. Het praktijkdeel van het curriculum 53

4.1. Werken in de praktijkinstelling op werkervaringsplaatsen 54

4.2. Uitvoeren van praktijkopdrachten 56

4.3. Aanwijzingen voor het inleveren van schriftelijk uitgewerkte opdrachten 57

5. Persoonlijk Dossier 58

Literatuur opleidingsplan 59

Page 4: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

3

1. Profiel GGZ Verpleegkundig Specialist; een positionering 1.1. Introductie van het beroep

De verpleegkundig specialist is een beoogd, krachtens artikel 14 van de wet BIG geregistreerde

generalistische beroepsbeoefenaar op het terrein van de individuele gezondheidszorg. De

verpleegkundig specialist is een zorgprofessional die zelfstandig vormgeeft aan het zorgproces en

een zelfstandige behandelovereenkomst aangaat met de patiënt binnen het eigen

deskundigheidsgebied met name gericht op het ondersteunen van de gevolgen van het ziek zijn en

psychiatrische stoornis (GGZ-problemen), in hoogcomplexe zorgsituaties (rol

behandelverantwoordelijke). Dit betekent dat zij zelfstandig en autonoom beslist over uit te voeren

interventies. Zij is expert op het deelgebied GGZ en gebruikt daarbij inzichten uit andere

deskundigheidsgebieden. Verder draagt de verpleegkundig specialist proactief bij aan de

beroepsontwikkeling d.m.v. onderzoek en ontwikkeling ten aanzien van de inhoud van het GGZ-

verpleegkundig vakgebied (rol onderzoeker/innovator) en het borgen, overdragen en

implementeren van de verpleegkundige expertise met als doel het verhogen van de kwaliteit van de

GGZ-verpleegkundige zorg (rol coach).

1.1.a. Positionering van het beroep in de GGZ-beroepenstructuur

De GGZ verpleegkundig specialist is een expert op verpleegkundige zorgverlening in het deelgebied

GGZ. Dat betekent dat de GGZ verpleegkundig specialist een generalist is als het gaat om

verpleegkundige zorgverlening in de GGZ. De GGZ verpleegkundig specialist onderscheidt zich van

de verpleegkundige door een hogere mate van zelfstandigheid, deskundigheid en

beroepsontwikkeling.

De verpleegkundig specialist is (beoogd) BIG geregistreerd beroeps beoefenaar artikel 14 en is de

verpleegkundige evenknie van de psychiater en de klinisch psycholoog. De verpleegkundig

specialist gaat zelfstandig een behandelrelatie aan en bepaalt binnen haar deskundigheidsgebied

welke interventies worden toegepast. De verpleegkundig specialist verwijst waar nodig door en

andere hulpverleners kunnen ook rechtstreeks doorverwijzen naar de verpleegkundig specialist.

Waar nodig beschikt de verpleegkundig specialist over de bevoegdheid tot het zelfstandig indiceren

en uitvoeren van voorbehouden handelingen.

De verpleegkundig specialist begeleidt en/of behandelt toegewezen patiënten met name gericht op

het ondersteunen van de gevolgen van ziek zijn en psychiatrische stoornis in hoog-complexe

zorgsituaties. Daarnaast heeft de verpleegkundig specialist tot taak het onderzoeken en

ontwikkelen van de inhoud van het GGZ verpleegkundig vakgebied en het borgen, overdragen en

implementeren van de verpleegkundige expertise met als doel het verhogen van de kwaliteit van de

GGZ verpleegkundige zorg.

Page 5: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

4

1.1.b. Deskundigheidsgebied van de betreffende beroepsbeoefenaar

De wet BIG artikel 33 omschrijft het deskundigheidsgebeid van verpleegkundigen. Tot het gebied

van deskundigheid wordt gerekend het verrichten van handelingen op het gebied van observatie,

begeleiding, verpleging en verzorging; het ingevolge een opdracht van een geregistreerd

beroepsbeoefenaar op het gebied van de individuele gezondheidszorg verrichten van handelingen

in aansluiting op diens diagnostische en therapeutische werkzaamheden; het functioneel

zelfstandig verrichten van nader bepaalde voorbehouden handelingen, inclusief het voorschrijven

van omschreven geneesmiddelen.

De GGZ verpleegkundig specialist:

- geeft vorm aan een zelfstandige behandelrelatie met de patiënt. Treedt op als mede

behandelaar, heeft een specifiek deskundigheidsgebied: de GGZ-verpleegkunde. Beslist

daarbinnen zelfstandig en autonoom over de uit te voeren interventies;

- draagt bij aan de verdere ontwikkeling van het deskundigheidsgebied GGZ-verpleegkunde;

- stelt een diagnose (binnen het deskundigheidsgebied GGZ-verpleegkundige);

- stelt een behandel- cq zorgplan op;

- voert zelf de behandeling uit of geeft opdracht daartoe;

- beëindigt de behandeling;

- verwijst op eigen initiatief de patiënt door en/of consulteert andere disciplines (VOBC rapport,

2006).

De GGZ-Verpleegkundig Specialist brengt bovenstaande omschrijving - als verpleegkundig expert -

in praktijk door het uitvoeren van twee belangrijke kerntaken:

1. het begeleiden en/of behandelen van toegewezen patiënten (behandelverantwoordelijke)

met name gericht op het ondersteunen van de gevolgen van het ziek-zijn en psychiatrische

stoornis (GGZ-problemen), in hoogcomplexe zorgsituaties;

2. het onderzoeken en ontwikkelen van de inhoud van het GGZ-verpleegkundig vakgebied en

het borgen, overdragen en implementeren van de verpleegkundige expertise met als doel

het verhogen van de kwaliteit van de GGZ-verpleegkundige zorg

Page 6: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

5

1.2. Rollen

Een van de voornaamste opdrachten van de GGZ verpleegkundig specialist is dat zij inhoudelijk

leiderschap toont ten behoeve van de zorg aan de patiënt, intra- en interdisciplinair. Dat doet zij in

een combinatie van drie hoofdrollen, die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, namelijk:

- de rol van behandelverantwoordelijke;

- de rol van innovator/onderzoeker;

- de rol van coach.

Indeling competenties in hoofdrollen:

1. Behandelverantwoordelijke

Vaststellen, diagnosticeren, plannen, uitvoeren, coördineren en evalueren van GGZ- VS van

zorg op expertniveau in een klinische, transmurale en ambulante behandelsetting

Zorggerichte preventie, GVO en consultatie

2. Innovator/onderzoeker

- Continu professioneel ontwikkelen

- Continu professioneel ontwikkelen

- Bevorderen van kwaliteit van zorg en zorgbeleid

- Verrichten van wetenschappelijk onderzoek

3. Coach

Coaching en deskundigheidsbevordering

(Voor gedetailleerde opsomming van competenties, zie verder)

Page 7: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

6

De GGZ-verpleegkundig specialist zal de kennis en vaardigheden die zijn gerelateerd aan de

competenties in een gevarieerd aantal rollen ten toon spreiden. Vaak zijn de rollen in functie-

beschrijvingen door de werkgever nader omschreven en worden verschillende rollen in een functie

gecombineerd. In een volgende paragraaf wordt nader ingegaan op functies voor de verpleegkundig

specialist. De aio kan zich in de opleiding bekwamen in verschillende beroepsrollen. Zo zijn er per

domein rollen te onderscheiden. In het domein directe zorg de rol van b.v.

behandelverantwoordelijke, (coördinerend) behandelaar, belangenbehartiger of zorgcoördinator. In

het domein preventie/consultatie de rol van b.v. indicatiesteller of consultant. In het domein van

innovatie/zorgbeleid de rol van b.v. onderzoeker, innovator of adviseur en in het domein van

coaching/deskundigheidsbevordering de rol van coach of inhoudsdeskundige. Daaruit zijn drie

hoofdrollen te onderscheiden die leidend zijn in het leerproces dat de aio in de opleiding dient door

te maken.

De aio kan bij het volgen van de module, afhankelijk van kennis, vaardigheid en ervaring met een

specifieke doelgroep, kiezen voor een van de rollen. Als de aio de doelgroep en specifieke

interventies kent, leert hij als behandelverantwoordelijke te functioneren (beroepsdeelprofiel

verpleegkundig specialist, AVVV, 2004).

Binnen de verpleegkunde wordt onder behandelen verstaan alle activiteiten die binnen het

verpleegkundig domein worden onderscheiden. In wet BIG art. 33, lid a zijn dat: verzorgen,

begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische

en therapeutische werkzaamheden van andere beroepsbeoefenaren. Deze handelingen behoren tot

het eigen deskundigheidsgebied van de verpleegkundige en hier binnen kan de GGZ-VS als

behandelverantwoordelijke functioneren. Verpleegkundige diagnoses en interventies worden

behandeld en er wordt geoefend bij de toepassing ervan.

Als de aio bekend is met de doelgroep, veel gebruikte recente diagnoses en interventies kent, dan

zal de aio het accent verleggen naar de rol van innovator/onderzoeker om kennis en vaardigheden

verder te ontwikkelen. Met beide rollen wordt in de opzet van de module rekening gehouden. In

deze rol wordt tevens inbegrepen de mogelijkheid om over inhoudelijke thema’s te adviseren aan

b.v. de directie of Raad van Bestuur of bij te dragen aan beroepsontwikkeling op landelijk niveau via

beroepsverenigingen of de koepel van verpleegkundigen, de AVVV.

behandelverantwoordelijke

coach innovator / onderzoeker

GGZ-VS

Page 8: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

7

Tot slot zal de aio zo thuis geraken ten aanzien van een doelgroep dat hij als coach naar andere

professionals kan functioneren. Deze competenties horen echter niet thuis in de modulen die

gerelateerd zijn aan directe zorg. Daarvoor wordt een aparte module coachingsvaardigheden

gegeven. Een variant op deze rol komt vloeit voort uit inhoudsdeskundigheid op een bepaald

terrein. De GGZ-VS kan als inhoudsdeskundige bijdragen aan deskundigheidsbevordering van

anderen en geconsulteerd worden door anderen.

De aio leert in de opleiding in rollen te functioneren en wordt daarbij door de opleider, de

contactpersoon van de werkervaringsplaats en het cursorisch deel van de opleiding ondersteund.

Supervisie door de opleider is hiervoor een belangrijk instrument. Het biedt de aio de mogelijkheid

aan de erkende praktijkinstelling te laten zien wat de bijdrage kan zijn van het GGZ-specialisme aan

de kwaliteit van de zorg en specifiek wat de bijdrage kan zijn van de betreffende aio aan de

inhoudelijke ontwikkeling van een unit, team of zorg aan een doelgroep. Menig aio is op deze wijze

na afstuderen in een functie van expert-verpleegkundige terecht gekomen.

Page 9: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

8

1.3. Competentie overzicht Opleiding GGZ Verpleegkundig Specialist

In 2006-2007 heeft VenVN, de koepel van verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland een

competentieprofiel van de verpleegkundig specialist opgesteld volgens de methodiek van het

CanMed. Het internationaal bekende CanMed-systeem hanteert bij de indeling en beschrijving van

competenties 7 gebieden, te weten:

- Klinisch handelen

- Communicatie

- Samenwerking

- Organisatie

- Maatschappelijk handelen

- Kennis en wetenschap en

- Professionaliteit.

Deze 7 gebieden worden gecombineerd in de drie hoofdrollen van de GGZ-VS.

De drie GGZ-VS rollen zijn: Behandelverantwoordelijke, Innovator/onderzoeker, Coach.

Een afgestudeerde GGZ-VS kent zijn basis in de behandelverantwoordelijkheid binnen zijn domein.

Een GGZ-VS aio leert, tijdens de opleiding, als behandelverantwoordelijkebehandelverantwoordelijkebehandelverantwoordelijkebehandelverantwoordelijke te functioneren

(conform beroepsdeelprofiel verpleegkundig specialist, AVVV, 2004). Dat betekent dat hij kennis

en ervaring heeft vergaard en opgedaan rond de behandeling/begeleiding van doelgroep(en).

Verpleegkundige diagnoses en interventies (direct handelen, maar ook gericht op preventie) komen

aan de orde en er wordt getraind op de toepassing ervan.

Nadat de GGZ-VS aio bekend is met de doelgroep en veel gebruikte recente diagnoses en actuele

interventies kent, wordt het accent verlegd naar de rol van innovator/onderzoekerinnovator/onderzoekerinnovator/onderzoekerinnovator/onderzoeker. In deze rol

worden nieuwe vaardigheden ontwikkeld en kennis toegepast. Dit komt onder andere tot

uitdrukking in het toepassen van evidence based practice (EBP), projectmatig werken,

onderzoeksvoorstellen ontwikkelen, nieuwe zorgmodulen ontwikkelen enz. Ook leert de GGZ-VS

aio om over inhoudelijke thema’s te adviseren aan b.v. de directie of Raad van Bestuur of bij te

dragen aan beroepsontwikkeling op landelijk niveau via beroepsverenigingen of de koepel van

verpleegkundigen, de AVVV. Tot slot zal de GGZ-VS aio zo thuis geraken ten aanzien van een

doelgroep dat hij als coachcoachcoachcoach naar andere professionals kan functioneren. Door een te onderscheiden

inhoudsdeskundigheid levert de GGZ-VS een bijdrage aan de deskundigheidsbevordering van

anderen en wordt geconsulteerd door anderen.

Bijlage: Schema hoofdrollen en competenties

Page 10: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

9

1.4. Functies

De opleiding leidt niet op tot een functie, want dat is niet wat de opleiding behoort te doen. Een

functie wordt gedefinieerd als ‘de uitoefening van een ambt, vervulling van een taak of werkkring’.

Een functie verwijst naar de uitoefening van een set bij elkaar behorende taken in het kader van de

arbeidsdeling binnen een specifieke werkkring of organisatie. De taakbundeling wordt door een

werkkring (instelling, werkgever) vastgelegd in functies.

Een functie heeft dus een locale oriëntatie en is op een specifieke werkorganisatie gericht.

De opleiding leidt op tot een beroep, de GGZ-verpleegkundig specialist als beoogd art. 14 wet BIG

beroep. Een beroep kan in navolging van Van Dale (1992) worden gedefinieerd als een

‘maatschappelijke werkkring waarvoor men de vereiste bekwaamheid of bevoegdheid heeft

verkregen’. Zo bezien is een beroep een begrip waarbij in de maatschappij - nationaal en

internationaal - een herkenbare set van competenties wordt herkend en erkend en waaraan ook

bevoegdheden worden gekoppeld. In het geval van de individuele patiëntenzorg in Nederland zijn

voor een aantal beroepen de daarbij behorende deskundigheidsgebieden vastgelegd in de Wet BIG.

Een beroep kent dus een maatschappelijke nationale of zelf internationale oriëntatie. Met het

verwerven van de competenties die bij dit beroep horen kan een keur aan functies worden

uitgevoerd die als functie-eis hebben: het diploma GGZ-VS. Een functie wordt door een werkgever

zelf samengesteld als een set van taken die voor een bepaald doel dienen te worden uitgevoerd. Zo

ontstaan er tussen landelijke zorgregio’s verschillen in functiebeschrijvingen voor o.a.

verpleegkundig specialisten met verschillende functie-benamingen, zoals expert-verpleegkundige,

teamleider/verpleegkundig specialist, projectmanager dubbele diagnoses enz. Opleiders en zakelijk

vertegenwoordigers van de erkende praktijkinstellingen wisselen zulke functiebeschrijvingen met

elkaar uit om uiteindelijk te komen tot een beperkt aantal functiebschrijvingen voor de

verpleegkundig specialist. Echter regionale verschillen zullen niet te voorkomen zijn, omdat de

GGZ-VS-en breed inzetbaar zijn.

Toch tekent zich wel een landelijke beeld af dat GGZ-VS-en de drie hoofdrollen in een functie van

expert-verpleegkundige kunnen combineren.

Page 11: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

10

1.5. GGZ-verpleegkundig specialist en andere specialismen

Eerder is de GGZ-beroepenstructuur van het CONO/VWS beschreven. Het schema zal aanleiding

zijn om functiedifferentiatie in de beroepsgroep te onderbouwen, maar zal daarnaast een bijdrage

leveren aan de gedachte om eerder verpleegkundig specialisten als behandelverantwoordelijke in te

zetten dan een psychiater of klinisch psycholoog.

Drie kenmerken van de GGZ-VS bepalen de samenwerking met andere beroepsgroepen.

In de eerste plaats is de verpleegkundige een generalist die werkt vanuit een brede opvatting van

gezondheid. Gezondheid is meer dan de afwezigheid van ziekte. Het is een toestand van algeheel

lichamelijk, geestelijk, sociaal en spiritueel welbevinden. De sociaal psychiatrische

beroepsuitoefening is daarom wezenlijk voor de verpleegkundige beroepsuitoefening in de GGZ.

In de tweede plaats richt de GGZ-VS zich vooral op beperkingen en handicaps die voortvloeien uit

een bepaalde stoornis en heeft zij een eigen deskundigheidsgebied waarin zij zich op grond van

verpleegkundige diagnostiek richt op de brede beroepsuitoefening (zie boven).

Een derde kenmerk is dat de GGZ-VS de patiënt in diens context en soms 24 uur per dag

meemaakt met al zijn emoties, reacties en gevoelens.

Daarmee heeft de GGZ-VS een unieke positie die haar in staat stelt de situatie en proces van de

patiënt in zijn geheel te overzien. De GGZ-VS is hiermee een van de kerndisciplines in de GGZ,

naast de psychiater en klinisch psycholoog.

Een stap verder is dat inzet van kerndisciplines per doelgroep verschilt en dat de

verantwoordelijkheid voor het behandel- en zorgbeleid afhankelijk van een doelgroep bij een van de

kerndiscipline komt te liggen.

De bepalende factor is de aansluiting van de behandel- of zorgvraag van de patiënt met het

beroepsdomein van een kerndiscipline (zie behandelverantwoordelijke paragraaf 1.2).

Bij de doelgroep waarin acute zorg wordt geboden, medische diagnostiek en beschrijvende

diagnostiek (verpleegkundige diagnostiek) voorop staat, kan als kerndiscipline de psychiater

gelden. Maar omdat in deze situatie van belang is direct (mogelijke) beperkingen en handicaps in

kaart te krijgen, is de inzet van de GGZ-VS van belang. De psychiater vormt een koppel met de

verpleegkundige en beide kerndisciplines zijn behandelverantwoordelijk. De andere kerndisciplines

en vaktherapeuten worden in een consulterende rol geplaatst.

Bij de doelgroep waarin langdurende zorg dient te worden geboden, medische diagnostiek reeds

lang is gepasseerd en bekend is en het accent ligt op accepteren en het leren omgaan met

beperkingen en handicaps, kan als kerndiscipline de verpleegkundige geoormerkt worden. Er wordt

een koppel gemaakt tussen de GGZ-VS en de psychiater. In deze situatie is de GGZ-VS

behandelverantwoordelijke. De psychiater, andere kerndisciplines en vaktherapeuten worden in een

consulterende rol geplaatst.

Bij de doelgroep waarbij psychotherapie is geïndiceerd, zoals dat vaak poliklinisch wordt

aangeboden, kan als kerndiscipline de psychotherapeut/klinisch psycholoog gelden. Hij vormt een

koppel met de psychiater. De andere kerndisciplines en vaktherapeuten worden in een

consulterende rol geplaatst.

Page 12: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

11

De structuur van kerndisciplines zal vervolgens zichtbaar gemaakt kunnen worden op alle

management niveaus van een GGZ-organisatie:

Niveau 1: een klinische setting, woonvorm of casemanagementteam

Koppel: Een GGZ-VS als behandelverantwoordelijke (eventueel gecombineerd in

een managmentfunctie) en een psychiater

Niveau 2: een zorgcircuit of zorgketen of regio

Koppel: Een beleidsverpleegkundige en een beleidspsychiater

Niveau 3: Raad van Bestuur

Koppel: Raad van Bestuur bestaande uit een psychiater, een verpleegkundige en

eventueel een algemeen bestuurslid/voorzitter

Page 13: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

12

1.6. De GGZ Verpleegkundig Specialist, de verplegingswetenschapper en de Master

De typologie van onderwijs vanuit het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen is anders dan

de typologie van beroepen vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zoals blijkt

uit het schema van het CONO. O&W kent de ordening van de Bachelor-Masters (BaMa), een

internationale typologie van onderwijs. De bachelor staat voor het HBO-niveau de Master of arts en

de Master of science voor de academische opleiding. De master is een door het onderwijs erkende

titel die door de afgestudeerde gevoerd mag worden. De universitaire opleiding

Verplegingswetenschap wordt in de nieuwe BaMa-structuur gerekend tot de Master of science

(Msc).

De opleiding GGZ-VS leidt op tot GGZ verpleegkundig specialist. Zijn opleidingstraject hoeft

daarmee niet ten einde te zijn. Naast korte, vaak interventiegerichte, cursussen kan ook verder

worden gestudeerd in het mastersonderwijs (zie CONO-schema). Vooral de master of arts en

science kunnen voor diegenen die meer dan gemiddelde affiniteit met onderzoek in de

verpleegkunde hebben een uitdaging vormen. Zoals al eerder genoemd zal de opleiding zoveel als

mogelijk afstemming zoeken met deze opleidingen om ervoor te zorgen dat GGZ-verpleegkundig

specialisten vrijstellingen kunnen krijgen. Onderzocht wordt of de opleiding GGZ-VS kan leiden tot

een soepele doorstroming naar de Master of arts/science.

De opleiding GGZ-VS leunt op het internationale gedachtengoed van de Advanced Nursing

Practice (ANP). Het gedachtengoed van de ANP is verbonden met de begrippen competentie,

leiderschap, coaching en onderzoek. Ten opzichte van de Master of science en arts is een duidelijk

onderscheid te maken met de GGZ VS. De Master of science kent een sterke oriëntatie op het

opzetten en verrichten van wetenschappelijk onderzoek, terwijl de GGZ-VS zich meer richt op de

vertaling van onderzoeksresultaten naar het primaire proces van zorgverlening en behandeling. De

GGZ-VS is wordt b.v niet opgeleid tot wetenschappelijk onderzoeker, maar eerder tot innovator en

ontwikkelaar van zorg. Hij is vooral een specialist in het verlenen van hoog-complexe

verpleegkundige zorg en behandeling.

In de beroepenstructuur vanuit VWS blijkt dat de wettelijk BIG-erkenning van het beroep leidt tot

bevestiging van een bepaald niveau in de beroepsuitoefening. De GGZ-VS zou, indien deze als

verpleegkundige specialisme via de formele erkenningsprocedure is erkend, de status van art. 14

specialist mogen voeren. Voor de GGZ-VS staat deze erkenning in hoger aanzien, omdat met deze

status de maatschappelijke erkenning van het beroep geregeld is. Dat is met titulatuur uit het

onderwijs niet het geval.

Het bestaan van deze verschillende typologieën leidt echter bij menigeen tot verwarring, zowel bij

zorgaanbieders als bij potentiële studenten. Zorgaanbieders die een hogeschool of universiteit in

de omgeving hebben en daarmee van oudsher banden onderhouden, merken dat zij met beide

typologieën worden geconfronteerd. Vanuit het CONO en als erkende opleidingsinstelling voor de

GGZ-VS hebben zij te maken met de CONO-structuur, terwijl hogescholen adverteren met de start

van een Master. De erkende praktijkinstelling heeft zich gecommitteerd aan de GGZ-VS, maar krijgt

in sommige gevallen van interne opleidingsfunctionarissen en verpleegkundigen de vraag een

Master te mogen volgen. Studenten kennen de verwarring ook. Zij zijn thuis in de wereld van het

onderwijs en kennen de titel van Master, maar zij kennen vaak onvoldoende de ontwikkeling van de

CONO-beroepenstructuur en zij kunnen vervolgens geneigd zijn voor een Master-opleiding te

kiezen. Het centraal college van de erkenningsregeling verpleegkundig specialist artikel 14 wet BIG

zal de opleidingseisen nader bepalen.

Page 14: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

13

Vanaf 1-1-2007 is de HBO Master opleiding Health Care and Social Work (HCSW) van Saxion

Hogescholen geïntegreerd in het cursorisch programma.

Zoals reeds aangegeven is er inhoudelijke verwantschap vanuit het advanced practice tussen beide

opleidingen, omdat het curriculum is opgebouwd volgens hetzelfde concept: Advanced (Nursing)

Practice.Uitgaande van deze positionering beantwoordt het profiel van de Verpleegkundig

Specialist in de GGZ aan wat in de Amerikaanse en Engelse situatie is voorbehouden aan dat van

de Master in Advanced Nursing Practice (ANP): beroepinhoudelijke competentie, leiderschap,

coaching en onderzoek zijn daarin steeds terugkerende begrippen. De masteropleiding Health Care

and Social; Work kent vier pijlers: klinische competentie (clinical competence), klinisch leiderschap

(clinical leadership), klinische supervisie (clinical supervision) en toegepast onderzoek (applied

research). De toevoeging ‘klinisch’ geeft aan dat de onderscheiden pijlers betrekking hebben op

inhoud en van toepassing zijn op het eigen beroependomein. De pijlers zijn onderling verweven en

verwijzen naar de verschillende rollen die wisselend ingevuld kunnen worden binnen één en

dezelfde functie al naar gelang de behoefte op dat moment. Uit het voorgaande volgt dat de

klinische competentie de basis vormt van het geheel waarin de andere competenties geworteld zijn

en waaraan zij hun toegevoegde waarde verlenen. In de internationale context en met name in

Engeland en Amerika wordt hierbij gesproken van de clinical nurse specialist (CNS)

Volgens de GGZVS is de specialist te herkennen aan de hoge mate waarin verpleegkundige

competentie, verpleegkundig leiderschap, verpleegkundig onderzoek en verpleegkundige coaching

in de uitoefening van de professionele GGZ-verpleegkunde wordt gerealiseerd. Het verpleegkundig

specialisme vindt op de eerste plaats haar legitimering in het uitvoeren van de verpleegkundige

zorg (het domein Directe cliëntenzorg) in een combinatie van de volgende rollen:

behandelverantwoordelijke, innovator/onderzoeker en coach. In de competenties en het curriculum

worden deze rollen in de drie velden geoefend.

Klinische

Competentie

Concept Advanced PracticeConcept Advanced PracticeConcept Advanced PracticeConcept Advanced Practice

Page 15: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

14

1.7. GGZ VS in relatie tot HBO-verpleegkunde/Bachelor

uit de BaMa-structuur

De opleiding GGZ-VS kan worden gevolgd als kandidaten voldoen aan de criteria 4 jaar ervaring in

de GGZ-verpleegkunde en functionerend op HBO-niveau. Het functioneren op HBO-niveau kan

het meest eenvoudig worden aangetoond door het overleggen van het HBO-verpleegkunde

diploma. Het volgen van een andere HBO-opleiding na de B-inservice of Z-inservice is ook een

mogelijkheid en zelfs mag het HBO-niveau functioneren worden aangetoond door het overleggen

van andere bij- en nascholingscursussen op HBO-niveau, zoals b.v. de opleiding voor

casemanagement, de kaderopleiding (MMG) of docentenopleiding. Indien de kandidaat niet in het

bezit is van een HBO-diploma, dient de kandidaat een assessment af te leggen.

Er is voor gekozen om zoveel als mogelijk de eindtermen/competenties van de HBO-

verpleegkunde als uitgangspunt te nemen. Daarnaast blijkt de persoonlijke inschatting van de

opleider en diens sollicitatiecommissie van groot belang. Op basis van ervaring rond aantoonbaar

functioneren op HBO-niveau en ervaring met al dan niet succesvolle opleidingstrajecten kan de

opleider goed inschatten of de kandidaat kan voldoen aan de eindtermen/competenties die in de

opleiding worden gehanteerd

Page 16: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

15

Page 17: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

16

Theoretisch deel opleiding

1 2 3

ModulenModulenModulenModulen Kennis

Vaardigheden Moduleopdrachten

ModulenModulenModulenModulen Kennis

Vaardigheden Moduleopdrachten

ModulenModulenModulenModulen Kennis

Vaardigheden Moduleopdrachten

Individueel leerproces Verwerven professionele competenties

Praktijkopdrachten (integratie theorie en praktijk) Beoordeling: Hoofdopleider en opleider

Assessment:Assessment:Assessment:Assessment: Sollicitatie Opdracht

Overzicht:

Eindtermen/Eindtermen/Eindtermen/Eindtermen/ CompetentiesCompetentiesCompetentiesCompetenties

RollenRollenRollenRollen

WerkWerkWerkWerk----ervaringservaringservaringservarings---- plaats 1plaats 1plaats 1plaats 1

WerkWerkWerkWerk----ervaringservaringservaringservarings---- plaats 2plaats 2plaats 2plaats 2

WerkWerkWerkWerk----ervaringservaringservaringservarings---- plaats 3 plaats 3 plaats 3 plaats 3

WerkWerkWerkWerk----ervaringservaringservaringservarings---- plaats plaats plaats plaats ⇒⇒⇒⇒

Overzicht:

BehaaldeBehaaldeBehaaldeBehaalde Eindtermen/Eindtermen/Eindtermen/Eindtermen/ CompetentiesCompetentiesCompetentiesCompetenties

enenenen

RollenRollenRollenRollen

Beoordeling docent: Beoordeling docent: Beoordeling docent: Beoordeling docent: Voortgangsbeoordeling participatie in module en aanwezigheidsregistratie

Beoordeling opleider: Beoordeling opleider: Beoordeling opleider: Beoordeling opleider: Voortgangsbeoordeling en beoordeling praktijkopdrachten

Voortgang supervisieVoortgang supervisieVoortgang supervisieVoortgang supervisie

Praktijkinstelling

Page 18: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

17

2. De onderwijsvisie

In de visie van de opleiding staat het persoonlijk leerproces van de aio centraal, zoals in navolgend

schema staat aangegeven. Zelfs zo centraal dat zowel het praktijk- als theoriedeel van de opleiding

wordt vormgegeven vanuit het perspectief op het persoonlijk leerproces en de aio in sterke mate de

regie over de eigen leerroute voert. Bij deze manier van vormgeven van onderwijs is het niet

mogelijk om de verschillende onderdelen van het onderwijs perfect op elkaar aan te sluiten en op

elkaar af te stemmen. Het wil echter niet zeggen dat de aio willekeurig mag kiezen, want het

persoonlijk leerproces dient binnen bepaalde kaders gestalte te krijgen, zoals de kaders van de

praktijkinstelling en het theoretisch deel van het curriculum.

In de praktijkinstelling worden uitdagende werkervaringsplaatsen gerealiseerd en omgevingen of

contexten aangeboden waarin de aio zich moet laten zien en zich moet bewijzen.

In het theoretisch deel van het curriculum wordt via veel verschillende modulen kennis en

vaardigheden aangeboden.

Van de aio wordt gevraagd complexe praktijkopdrachten uit te voeren die gericht zijn op de

ontwikkeling van het persoonlijk functioneren, waarin de aio tegen zijn beperkingen aanloopt en

zijn sterke punten ontdekt. De aio wordt daarbij ook nog door allerlei belanghebbenden

beoordeeld, zoals de opleider, de docent, de hoofdopleider, de manager, een Raad van Bestuur, de

patiënt en diens naasten enz. Hij bevindt zich in een ‘arena’, wordt begeleid door een opleider en

ondervindt dat supervisie/zelfreflectie een belangrijke rol speelt.

De onderwijsvisie bestaat uit zulke elementen die in navolgende tekst nader worden omschreven.

Page 19: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

18

2.1. Het persoonlijk leerproces

Het persoonlijk leerproces is verbonden met het ontdekkend leren. Goffree en Stroomberg (19..)

hebben dat in het A RISC TRIP-schema nader uitgewerkt. Het RISC deel van het schema geeft op

beschouwende wijze invulling aan het begrip ‘leren’ en welke aspecten hieraan verbonden zijn. De

leeractiviteiten die daarmee gemoeid zijn komen in het TRIP deel aan de orde:

A A A A Leren is een ACTIVITEITACTIVITEITACTIVITEITACTIVITEIT

Met ‘activiteit’ wordt een bewuste, risicodragende, stap die vol overtuiging wordt gedaan en is

bedoeld om iets (ambitieus) voor elkaar te krijgen. Leren vereist toewijding, durf, herzien van

meningen en attitudes, en het reconstrueren van hetgeen al bekend is. Wat er geleerd gaat

worden wordt op basis van persoonlijke inspanning verworven. Bij voorkeur wordt niet een

gladgestreken leerroute doorlopen.

R R R R Leren brengt RISICO’sRISICO’sRISICO’sRISICO’s met zich mee

Leren kan alleen met de moed om nieuwe onbekende wegen in te slaan waarbij gepaste risico’s

genomen worden om met bijbehorende spanning om te leren gaan. Als je het aandurft (of over

de drempel gelokt of gedwongen wordt) om zelf op ontdekkingstocht te gaan heb je de kans

verrassende en bemoedigende leerervaringen op te doen. Te veel risico’s nemen kan echter

gemakkelijk tot mislukkingen leiden (waar dan ook weer van geleerd kan worden); te weinig

risico’s nemen is saai en leidt tot niets nieuws. Er is geen garantie dat de activiteiten ook altijd

de gewenste leerresultaten opleveren. Het onderzoekende leren is niet veilig en of altijd trefzeker

en toch wordt van de aio verwacht dat hij zijn grenzen verlegt. De opleider speelt bij de

beoordeling van risico’s en het omgaan met risicovolle situaties een belangrijke rol.

IIII Leren is altijd toekomstgericht, het heeft een bepaalde INTENTIEINTENTIEINTENTIEINTENTIE

Naarmate de lerende beter weet waar hij nu eigenlijk heen wil tijdens het leren, wat hij wil

leren, des te groter is de kans dat de inspanningen vruchten afwerpen en het gewenste resultaat

opleveren. Het heeft te maken met werken vanuit een (zelf ontwikkelde) visie waarop de aio

durft te vertrouwen om naar een oplossing toe te werken.

SSSS Leren betekent SELECTEREN SELECTEREN SELECTEREN SELECTEREN

Om de regie van het leren in handen van de aio te leggen is het noodzakelijk dat hij

weloverwogen keuzen leert maken in een leeromgeving die veel mogelijkheden biedt. De aio

dient de juiste dingen goed te doen.

C C C C Intentioneel leren is CONSTRUCCONSTRUCCONSTRUCCONSTRUCTIEFTIEFTIEFTIEF en CREATIEFCREATIEFCREATIEFCREATIEF

Het construeren is een integraal onderdeel dat zich telkens tijdens het leerproces zal voordoen

wat leidt tot nieuwe mogelijkheden van mentale of fysieke aard. Het wordt hiermee een zeer

intensief persoonlijk leerproces, maar juist deze nieuwe mogelijkheden blijken de aio enorm te

motiveren en te stimuleren om het ontdekkende leren te vervolgen.

Binnen de opleiding GGZ-VS wordt de term nieuwsgierigheid verbonden aan constructief en

nieuwsgierig zijn en wordt het gezien als een cruciale factor in het leerproces. Daarom worden

leertrajecten niet voorgeprogrammeerd, maar ligt het accent op het individuele leerproces.

Page 20: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

19

De aio mag aandacht schenken aan zijn nieuwsgierigheid, hij mag ongebaande wegen ingaan

en hij mag vastlopen, de mist ingaan en vooral ontdekken hoe persoonlijke effectiviteit kan

groeien.

TTTT Leren brengt met zich mee dat er een reeks van TAKENTAKENTAKENTAKEN uitgevoerd wordt

De taken geven richting aan het onderzoekende leren-tijdens-doen. Taken kunnen er heel

verschillend uit zien. Leerzaam zijn vooral de taken die uitdagen verder te onderzoeken,

cognitieve conflicten oproepen en een aanleiding vormen om bestaande ideeën en attitudes te

wijzigen. Die taken kunnen op initiatief van een ander (opleider, manager, docent, leermateriaal

enz.) uitgevoerd worden, het kan ook dat de lerende zichzelf een aantal taken stelt en deze

uitvoert.

RRRR Er moet een bewuste REFLECTIEREFLECTIEREFLECTIEREFLECTIE op het eigen handelen en de ervaringen plaatsvinden

Actief en taakgericht bezig zijn alleen maakt nog geen leeractiviteit. Tijdens het leren dient

sprake te zijn van terugkijken om verder te kunnen gaan (reflection in action). Reflectie is een

integraal onderdeel van het leren. Door de reflectie wordt het mogelijk de handelingen te over-

zien en te begrijpen.

IIII Nauw verbonden aan de reflectie is de INTERACTIEINTERACTIEINTERACTIEINTERACTIE

Leren ontstaat in een wisselwerking met de (leer)omgeving, vooral in wisselwerking met andere

mensen die zich in die omgeving ophouden, zoals de opleider, manager, collega’s, andere aio’s

enz.. Maar het kan de materiële omgeving zijn of een studieboek waaruit geleerd wordt. Het

leren wordt beïnvloed, afgeremd of gestimuleerd. Dat is ook wenselijk: mensen bevragen elkaar,

discussiëren, doen voor, kijken af, proberen hypothesen op elkaar uit, corrigeren elkaar enz. Het

vraagt van de aio in zijn eigenzinnigheid en eigenwijsheid ruimte voor suggesties van anderen

open te houden.

PPPP De aio moet iets PRODUCERENPRODUCERENPRODUCERENPRODUCEREN

Met de productie is een resultaat bereikt en neemt de competentie toe. De productie kan zowel

van mentale als fysieke aard zijn. Productie kan toegenomen vaardigheid zijn, maar ook een

goede afronding van een project. Het kan zelfs ook toegenomen vaardigheid zijn en een

volkomen mislukt project. Zeker het laatste kost de aio soms moeite het als een succesvol

leertraject te zien.

Page 21: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

20

2.2. Ontdekkend leren

Ontdekkend leren is een uitdagend, onveilig proces, maar dynamisch leerproces. De uitkomsten

van het leerproces zijn onzeker en confrontaties met de moeizame aspecten van de eigen

persoonlijkheid en de beperkingen van de Aio blijven niet uit. Dit wordt niet gezien als een lastig,

maar onvermijdbaar aspect van de opleiding. De confrontaties met tekorten en mislukkingen is

wezenlijk voor het leerproces. Successen ondersteunen het zelfvertrouwen en zijn daarmee

onmisbaar. Het maken van fouten, het overbelast worden en het ervaren van mislukkingen maakt

heel zichtbaar hoe ervaringen worden tot leerervaringen. Liggen de oorzaken van fouten en

mislukkingen bij anderen, bij de omstandigheden? Natuurlijk. Dat is altijd een factor, soms zelfs

een doorslaggevende factor. Maar het is niet productief het daar bij te laten. Het ervaren van

mislukkingen en fouten zet aan tot reflectie over het eigen aandeel in en het hanteren van deze

ervaringen.. De onzekerheid die ontstaat bij het ontdekkend leren, het leren verdragen van

onzekerheid en het vertrouwen op eigen capaciteiten is een wezenlijk deel van de opleiding.

De specialist zal in de beroepspraktijk permanent moeten leren. Informeel en soms haast

onbewust, maar ook doelgericht als zich ontwikkelingen voordoen waar vanuit de gangbare praktijk

geen goede oplossing beschikbaar is of als de specialist te maken krijgt met vraagstukken waarin

hij niet specifiek deskundig in is.

Dit vraagt om het vermogen het eigen leerproces te kunnen ontwerpen, sturen en beoordelen. Dat

het dynamische leerproces andere eisen stelt aan opdrachten, het voeren van regie over de

voortgang en de wijze van beoordelen ervan, zal in volgende paragraven worden verduidelijkt.

In deze opleiding wordt aan het ontdekkend leren een dimensie toegevoegd. In de opleiding gaat

het namelijk om ervaren psychiatrische verpleegkundigen die reeds op HBO-niveau functioneren in

de praktijk. Een aio is over het algemeen al thuis in een of meerdere doelgroepen, behandelmilieus

of verpleegkundige interventies. De aanwezige deskundigheid is groot en divers en vormt in de

opleiding het startpunt van een individueel leerproces. Het ontdekkende leren past hier naadloos

op als de aio de gelegenheid krijgt het theoretisch aanbod te toetsen aan de eigen deskundigheid,

hierover in discussie te gaan en daar waar mogelijk de verdieping in de lesstof zelf aan te brengen.

De aio wordt hiertoe uitgedaagd door deskundige docenten, uitdagende praktijkopdrachten, de

opleider als meester (in de meester-gezel constructie) en een verwachtingsvolle praktijk. Van de aio

wordt verwacht dat hij zelf uitvindt hoe hij het beste kan leren en hij krijgt dan ook de regie over

zijn leerproces. De aio zal in de opleiding steeds moeten beoordelen hoe de kennis die op dat

moment aan de orde is, toegepast kan worden in de beroepspraktijk. Het is niet het leren om wijzer

gemaakt te worden, zoals in het Engels onder teaching wordt verstaan, maar leren in de betekenis

van wijzer te worden, zoals het woord learning uitdrukt. Uiteindelijk weet de aio ook beter te

handelen, hij heeft zijn handelingscompetentie vergroot. Ook voor die situaties die onbekend en

vreemd overkomen heeft de aio strategieën leren ontwikkelen om zelfstandig adequate antwoorden

te vinden (double-loop learning). Het opleidingscurriculum is daarom opgezet vanuit een

ontdekkende benadering.

Page 22: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

21

2.3. Ontdekkend leren en rolontwikkeling

Op het moment dat de aio in de opleiding komt, de eerste lesdag volgt, van de oude werkplek

afgaat en op een nieuwe werkervaringsplaats begint, ervaart hij andere verwachtingen. Op de

opleiding wordt verwacht dat hij zij zijn deskundigheid vergroot, zijn grenzen verlegt en zichtbaar

wordt als verpleegkundig specialist in de rol van behandelaar, innovator/onderzoeker en de rol van

coach.

In de praktijkinstelling is hij onderdeel van een team, levert hij de gewone activiteiten, ook wel

productie genoemd, maar heeft vanaf de aanvang een status aparte. Collega-verpleegkundige

plaatsen hem in die positie, omdat de aio meer doet dan alleen productie. Hij analyseert de

afdeling of het team, ziet mogelijkheden tot verbetering van de zorg, overlegt op overtuigende wijze

met de manager en psychiater of gaat eens met de regiodirecteur of Raad van Bestuur overleggen.

De aio onderscheidt zich daarmee van teamleden.

De opleiding plaatst de aio in deze context, waarin ontdekkend leren centraal staat. Het

ontdekkend leren dat gepaard gaat met rolontwikkeling. Benner en Tanner (1984) gebruiken de

begrippen ‘novice’ (beginner), ‘advanced beginner’, ‘competent’, ‘proficient’ en ‘expert’. Het model

van rolontwikkeling schetst de wijze waarop kennis en vaardigheid worden verworven en toegepast

in de praktijk bij het doorlopen van verschillende rollen. Ook een zeer ervaren verpleegkundige

(competent/proficient) of expert doorloopt deze rollen als hij in een nieuwe situatie, omgeving

wordt geplaatst of nieuwe problemen tegenkomt. Een ander model schetst verschillende fasen in

rolontwikkeling. Deze fasen zijn vaak achteraf, als de aio de rollen heeft meegemaakt, herkenbaar

voor de aio GGZ-VS. De vier fasen zijn ontleend aan Hamric e.a. in ‘Advanced Nursing Practice: an

integrative approach’ (2000):

Fase 1 Oriëntatie

Enthousiast en optimistisch start de aio met de opleiding. Hij wil zichzelf bewijzen, maar is toch

enigszins bezorgd of hij het vermogen heeft aan de verwachtingen van de instelling te voldoen.

Toch verwacht hij veranderingen aan te brengen.

Fase 2 Frustratie

Door onrealistische verwachtingen ontstaat ontmoediging en vragen over wat het resultaat moet

zijn. De aio ontmoet weerstand en verandering gaat moeizaam en traag. De problemen zijn zo

complex en er zijn ook zoveel problemen dat de aio geen antwoord weet en zijn beperkingen voelt.

Toch overheerst het gevoel dat de aio zich moet bewijzen.

Fase 3 Implementatie

De aio stelt diens verwachtingen bij aan de realiteit (haalbaarheid). Hij ontvangt soms positieve

feedback en het optimisme en enthousiasme komt beetje bij beetje terug. Door de feedback komt

realisme terug in het beeld van wat de aio behoort te doen en hij onderzoekt welke rollen daarbij

horen ten opzichte van de opleiding, praktijk en in overeenstemming met verschillende

verwachtingen. Hij ontwikkelt een perspectief op wat hij gaat doen.

Page 23: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

22

Fase 4 Integratie

De aio voelt zich vertrouwd, zeker in zijn rol en schat zichzelf in functionerend op advanced niveau.

Hij laat in zijn activiteiten voldoende inzicht zien en hij heeft invloed vanuit een specifiek

deelgebied. De aio voelt zich voortdurend uitgedaagd om nieuwe projecten op te pakken en zijn

praktijkkennis te verbreden. Tevredenheid met zijn verworven positie overheerst en persoonlijke

verwachtingen zijn in overeenstemming met de verwachtingen van de organisatie.

Aan de vier fasen van rolontwikkeling wordt een aantal fasen toegevoegd, waarvan de

omschrijvingen duiden op het vastlopen van rolontwikkeling, dysbalans tussen persoonlijke en

opleidings- of organisatie verwachtingen, of een staat van zelfgenoegzaamheid. Deze fasen kunnen

op ieder moment optreden en zijn vaak aanleiding tot overleg tussen aio en opleider.

Fase 5 Stagnatie

Ondanks het gevoel dat de aio zich vertrouwd voelt in zijn nieuwe rol en zich op voldoende niveau

vindt functioneren, ervaart hij boosheid en frustratie, omdat de eigen doelen niet overeenkomen

met die van de opleider/supervisor of organisatie. Hij voelt zich geremd om verder te leren door

omstandigheden buiten hemzelf.

Fase 6 Reorganisatie

Hoewel de aio zich ervaringen uit de integratie-fase herinnert, kan de omgeving zo veranderen dat

het voor de aio noodzakelijk wordt weer eens het eigen concept van de GGZ-VS te veranderen.

Althans, de druk om dat te doen wordt door hem gevoeld als gevolg van b.v. veranderingen in de

organisatie.

Fase 7 Zelfgenoegzaamheid

Deze toestand kan voor een aio prettig aanvoelen en zorgen voor een bepaalde mate van

tevredenheid met zichzelf en/of de huidige situatie. De vraag is of de organisatie baat bij deze

toestand zal hebben en of het leerproces van de aio een impuls moet hebben of krijgen.

Page 24: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

23

2.4. Rolontwikkeling: Hoe doe je dat in de praktijk?

De fasen van rolontwikkeling zoals in voorgaande paragraaf omschreven geven vaak achteraf

herkenning, nadat de aio kenmerken ervan heeft ervaren. In de evaluatie na het eerste half jaar van

de opleiding blijkt dat iedere aio zijn verwachtingen rond o.a. studie-druk, werken op een andere

werkervaringsplaats, het stellen van prioriteiten heeft moeten bijstellen. Kort na aanvang van de

opleiding ontstaat de arena. Het kennisaanbod is groot, de tijdsinvestering in studie en werk is

nieuw, de aio leert weer te leren, hij maakt deel uit van een groep zeer gemotiveerde

verpleegkundigen, thuis verwacht activiteiten rond het huis en in het gezin en er vindt een

confrontatie plaats tussen persoonlijke stijlen en stijlen die door anderen wordt aangehangen

(opleider, organisatie, docent). In het eerste jaar wordt in de studiegroep een groepsproces in gang

gezet met de module Intervisie als aanjager daarvan. Tijdens de evaluatie wordt duidelijk dat aio’s

intensief aan het leren zijn en zonder uitzondering wordt verteld dat niet het kennisaanbod als

zwaar wordt ervaren, maar vooral het persoonlijk leerproces veel energie vraagt. Een van de

functies van de eerste evaluatie is dat de groep dat proces inziet. Succesvolle strategieën die

studenten zelf of in subgroepverband hebben ontdekt passeren op die bijeenkomst de revue.

Hamric e.a. (2000) heeft als vervolg op de vier rolontwikkelingsfasen en de andere drie fasen van

stagnatie aangegeven welke ontwikkeltaken en strategieën behulpzaam kunnen zijn voor de aio.

Het biedt tevens aanknopingspunten voor een beschrijving van de rol van opleider en de rol van

praktijkopdrachten, zoals in de beschrijving van de opleider en praktijkopdrachten is terug te

vinden. In eerste instantie worden de ontwikkeltaken en strategieën beschreven die bij de

verschillende fasen horen.

In de oriëntatiefase (fase 1) zal de aio de formele en informele organisatie van een praktijkinstelling

moeten leren kennen. Hij gaat op zoek naar sleutelfiguren, knoopt er relaties mee aan en zorgt

voor een sterke basis. De aio exploreert verwachtingen om te kijken of die met de zijne

overeenkomen en hij gaat op zoek welke rol hij als GGZ-VS i.o. kan aannemen. Dan is behulpzaam

als de aio dat planmatig doet door het maken van een praktijkleerplan, een werkplekanalyse en een

werkplan, wederzijdse verwachtingen tussen opleider en aio exploreert, literatuur over de GGZ-

VS/ANP-rol leest (module positioneringsprisma), de aio-groep benut en zich identificeert met een

rolmodel (meester/opleider/GGZ-VS).

In de frustratie-fase (fase 2) moet de aio realistische verwachtingen ontwikkelen, goed aan time-

management doen en leren prioriteiten te stellen. Hij moet zichzelf haalbare en realistische doelen

stellen om vertrouwen te krijgen en als ondersteuning daarvoor een groep samenstellen die

feedback kan geven (supervisie, intervisie, studiegroep). Het is dan behulpzaam als het leerproces

met regelmaat tegen de lamp wordt gehouden (supervisie met opleider), als de aio voldoet aan de

minimale dossiervereisten (time-management, prioriteiten stellen, afronden), ondersteuning zoekt

bij andere aio’s en advies kan vragen bij experts die makkelijk toegankelijk zijn.

In de implementatie-fase (fase 3) werkt de aio aan zijn zichtbaarheid in de organisatie. Hij bouwt

het draagvlak voor zijn activiteiten op door sterkere formele en informele contacten, hij zoekt

relevante relaties en netwerken. Tastbare resultaten gebruikt hij om zichtbaarder te worden en hij

blijft alert of andere strategieën noodzakelijk zijn om een bepaald doel te bereiken. Dan is

behulpzaam als een kritische houding jegens bestaande vragen, prioriteiten en doelen aanwezig

blijft. Het maakt het makkelijk in een continue proces van veranderen te anticiperen op nieuwe

situaties. De bereikte resultaten moeten echter op waarde worden geschat door er expliciet bij stil

te staan (evaluatie).

Page 25: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

24

In de integratiefase (fase 4) hoort de aio zich verder in zijn rol als GGZ-VS te ontwikkelen en zijn

competenties te versterken. Hij kan via publicaties, lezingen, onderzoek en projecten gaan laten

zien hoe zijn expertise op een bepaald deelgebied heeft ontwikkeld. Een flexibele houding blijft

noodzakelijk evenals waakzaamheid voor zelfgenoegzaamheid en verveling. Dan is behulpzaam als

periodiek wordt stilgestaan bij het leerproces samen met de opleider en samen met collega-aio’s

(intervisie-groepen) en zonodig grenzen worden verlegd om verdere groei te bevorderen (ten

opzichte van het praktijkleerplan). Om het breedte-perspectief te behouden en niet teveel binnen

de eigen situatie te blijven stilstaan blijft confrontatie met andere deelgebieden van de GGZ-

verpleegkunde nodig.

Ook ten aanzien van de andere drie fasen stagnatie (fase 5), reorganisatie (fase 6) en

zelfgenoegzaamheid (fase 7) valt een en ander te doen. Als de aio inziet dat de ontwikkeling

stagneert door wat voor reden dan ook, en de opleider onderkent dat (wellicht zelfs eerder dan de

aio zelf), dan valt er veel te doen. Want als de situatie te lang blijft bestaan, kan de aio besluiten te

stoppen met de opleiding, de opleider besluiten dat stoppen moet worden overwogen of de

opleiding zelf aan de bel trekken.

Voordat het zover komt en de aio te laat ontdekt dat het niet goed gaat, kan hij ervoor zorgen dat

het op tijd wordt onderkend door feedback te vragen van opleider/supervisor en collega-aio’s, het

praktijkleerplan en werkplan te evalueren (doelen te hoog/te laag gesteld) en mogelijk de doelen bij

te stellen. Als er grote organisatorische problemen voorkomen dan kan het nodig zijn de

persoonlijke doelen aan te passen aan nieuwe organisatiedoelen. Indien dat niet mogelijk blijkt, kan

de opleider de mogelijkheid exploreren een andere werkervaringsplaats te regelen.

Zelfgenoegzaamheid kan worden bestreden door het koesteren van een kritische basishouding om

verandering in zorg vroeg aan te zien komen en op tijd nieuwe zorgconcepten te ontwerpen.

Dan is behulpzaam dat vooraf mogelijkheden zijn gecreëerd om op tijd te zien dat het niet goed

gaat, zoals vroege herkenning van problemen in het leerproces (monitoren via praktijkleerplan en

verder dossierinhoud, supervisie van opleider, monitoren deelname aan opleidingsgroepen),

discussies in intervisiegroepen en studiegroepen over roluitoefening als GGZ-VS en rolverwachting

van een praktijkinstelling of werkervaringsplaats.

Page 26: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

25

2.5. De arena

De arena is een metafoor voor de context waarin de aio zich bevindt direct na de start van de

opleiding. Vanuit de opleiding, werkervaringsplaatsen, de opleider en eigen verwachtingen wordt

aan de aio allerlei soorten eisen gesteld.

Op de wekelijkse opleidingsdagen passeren modulen van verschillende aard. In de eerste module

over intervisie en zelfreflectie wordt de aio geconfronteerd met de individuele leerstijl van hem en

van andere aio’s en wordt aandacht besteed aan groepsprocessen.

De nieuwe werkervaringsplaats vereist aanpassing aan de nieuwe doelgroep, nieuwe collega’s en

leidinggevende en de aio komt in een andere rol terecht. Hoewel hij als verpleegkundige productie

maakt en een deel van het verpleegkundig team is, bevindt hij zich toch in een bijzondere positie.

De opleider begint over praktijkopdrachten die voor een vastgestelde datum dienen te worden

ingeleverd. Tevens is hij supervisor en volgt het leerproces van de aio. De aio ontwikkelt een werk-

/leerrelatie met de opleider.

De aio heeft ook zijn verwachtingen. Na een sollicitatieprocedure en gebleken geschiktheid begint

de opleiding eindelijk. Zullen de verwachtingen van de aio overeen komen met de werkelijkheid?

Dit zijn elementen die een arena van belangen maken, waarin het persoonlijk leerproces met het

RISC-TRIP-schema (p. 2.1), het ontdekkend leren (p.2.2) en rolontwikkeling (p.2.3 en 2.4) gestalte

krijgt. In de opleiding wordt deze arena gecreëerd.

Het is een situatie met veel bedreigingen, maar ook kansen. Eerst wordt de persoon terug

geworpen op zichzelf, raakt thuis in de omstandigheden, gaat kansen zien en ontwikkelrichtingen

ontdekken en hij weet zich er hopelijk met goed gevolg, in Romeinse begrippen levend, van af te

brengen. In opleidingstermen zal de aio via het ontdekkend leren tot rolontwikkeling komen.

Het schema over het opleidingscurriculum en praktijkinstelling, met een centrale plek voor het

individueel leerproces maakt visueel wat bedoeld wordt met de arena van de opleiding. De

elementen uit het schema worden successievelijk beschreven:

• Het theoretisch deel van de opleiding

• De praktijkinstelling/werkervaringsplaatsen

• Praktijkopdrachten

• Opleider/meester-gezel/supervisor

Page 27: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

26

2.5.1. Het theoretisch deel van de opleiding

De grote lijn van het theoretisch deel van de opleiding is in het schema ‘Opbouw jaargangen

GGZ-VS’ aangegeven. In het ontwerp ervan zijn het beroepsprofiel, het opleidingsprofiel, de

onderwijsvisie en de eindtermen van de GGZ-VS leidend. In deze paragraaf wordt het theoretisch

deel niet inhoudelijk verantwoord (dat komt later aan bod), maar wordt ingegaan op de rol ervan

binnen de arena.

Onder het theoretisch deel wordt verstaan het aanbod van theorie en vaardighedenonderwijs in de

onderwijsinstelling te Utrecht. Het is het onderdeel van de opleiding waar de aio’s uit de

verschillende praktijkinstellingen in Nederland elkaar ontmoeten, waar de dynamische lesgroepen

elkaar stimuleren tot leren en grenzen te verleggen in samenwerking met docenten die zelf expert

ten aanzien van een bepaalde module zijn. De kennis en ervaring die aio’s zelf meebrengen vormt

daarbij een belangrijke inbreng en het is de kunst dat te combineren met het generieke aanbod van

modulen. Het individuele leerproces van de aio wordt optimaal gevoed als de docent hiermee weet

om te gaan door zo nodig accenten in de module te verleggen en verdieping op maat aan te

brengen, door de discussie met aio’s aan te gaan en ze uit te dagen. Als de leerdoelen (die van

eindtermen zijn afgeleid), maar behaald worden, mag de docent daarin flexibel zijn. De aio wordt

door de docent beoordeeld d.m.v. toetsen gericht op mate van participatie in de groep, een

(praktijk)opdracht en aanwezigheidsregistratie.

In deze leercontext is geen sprake van consumeren van lesstof. De aio heeft en voelt de

verantwoordelijkheid zijn kennis en ervaring in te brengen, het eigen leerproces voldoende input te

geven en niet stil te staan. Hij voelt verantwoordelijkheid voor de lesgroep en de docent. Dat is

vooral het geval als de aio zich kritisch opstelt ten aanzien van de lesstof, want kritiek alleen

voldoet niet. Een alternatief plan wordt door de docent van de aio verwacht. De aio is

medeverantwoordelijk voor de voortgang van de lessen en dat schept verplichtingen. Een aspect

van de arena is voelbaar.

Page 28: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

27

2.5.2. De praktijkinstelling/werkervaringsplaatsen

In de landelijke erkende praktijkinstelling wordt voor iedere aio een aantal werkervaringsplaatsen

vastgesteld. De eisen van de opleiding zijn daarbij leidend, zoals de eis om op verschillende

werkervaringsplaatsen te werken, minimaal twee doelgroepen te ontmoeten, binnen verschillende

settings te rouleren (klinisch, ambulant en semi-muraal) en verschillende rollen

(behandelverantwoordelijke, zorginnovator/onderzoeker, coach) te oefenen.

De opleiding richt zich op het brede veld van de GGZ-verpleegkundig specialist. In de eerste twee

jaar van de opleiding wordt daarom een accent gelegd op het verwerven van generieke GGz-VS

competenties ten aanzien van de drie hoofdrollen en dient de aio op verschillende

werkervaringsplaatsen te werken. In het derde leerjaar vindt er verdieping van deze competenties

plaats gericht op de uitstroom profielen die zijn bepaald in het College Specialisme Verpleegkunde,

zoals met name de kinder en jeugd, volwassen en ouderen. Daaraan kan een uitstroomprofiel van

verslavingszorg of forensische psychiatrie worden toegevoegd.

Afhankelijk van de door de aio eerder verworven competenties ten aanzien van de drie hoofdrollen

en ten aanzien van ervaring met doelgroepen wordt de variatie in werkervaringsplaatsen in het

overleg tussen aio en opleider binnen de grenzen van het opleidingskader bepaald. Indien nodig

vindt hierover overleg met de hoofdopleider plaats.

In de paragraaf over ontdekkend leren en over reflectie is al eerder stilgestaan bij de rolontwikkeling

van de aio. Op de werkervaringsplaats wordt de aio gezien als een verpleegkundige die een bijdrage

levert aan de oplossing van problemen op een afdeling of in een team, een bijdrage levert aan

verbetering in de zorg of een innovatieproject leidt. Soms moet de aio juist alleen in de productie

meedraaien (zorg verlenen) en worden de beperkingen om te ontwikkelen door de aio erg gevoeld.

Kortom de werkervaringsplaats draagt zijn steentje aan de arena bij.

Page 29: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

28

2.5.3. Praktijkopdrachten

Er wordt in de opleiding veel belang gehecht aan individualisering van het leerproces. Dat

leerproces is binnen de opleiding natuurlijk ingekaderd, maar aan iedere aio wordt voldoende

ruimte geboden binnen die kaders rekening te houden met eerder verworven competenties (EVC),

zodat een leerproces op maat kan worden ontworpen. Het ontwerpen doet de aio zelf en de

praktijkopdrachten maken deel uit van het richtinggevend kader. De opdrachten maken meteen

duidelijk dat de aio zelf verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de opdrachten en zij zijn in

belangrijke mate ook verantwoordelijk voor het beoordelen ervan. Weliswaar heeft de opleider in

het begin daarin nog een grotere rol, in de loop van de opleiding blijkt de aio zelf steeds beter in

staat kwaliteitscriteria aan de opdracht te verbinden en zelf te beoordelen of hij aan de opdracht

heeft voldaan.

Het leerproces wordt individueel gemaakt door de aio, omdat de eerste leerervaring dient aan te

sluiten bij wat de student al beheerst aan vaardigheden en kennis en daarbij een aansluiting wordt

gemaakt wat op een werkervaringsplaats moet worden bereikt. De (verplichte) praktijkopdrachten

als ‘Het maken van een praktijkleerplan’, ‘het maken van een analyse van de werkervaringsplaats’

en ‘het maken van het werkplan’ in de eerste praktijkopdracht helpen de aio in de geest van de

opleiding te werken met de kenmerken: individueel leerproces, eigen verantwoordelijkheid, grenzen

verleggen, inhoudelijk leider zijn enz.

De praktijkopdrachten zijn complex, maar bijna iedere opdracht dient in elk jaar te worden

uitgevoerd. De context van de uitvoering van de opdracht kan daarbij op de mogelijkheden van de

aio worden aangepast. Zo kan de opleider meer begeleiding geven (docent als leermeester), de

omvang van de opdracht kleiner zijn, het aantal betrokkenen/belanghebbenden variëren enz.

Reflectie op het leerproces is dan een belangrijk instrument om te leren.

Uiteindelijk raakt de aio gewend aan het dragen van verantwoordelijkheid die hoort bij het

zelfstandig uitvoeren van complexe opdrachten.

Page 30: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

29

2.5.4. Opleider/meester-gezel/supervisor

In de paragraaf over supervisie is aandacht besteed aan de verschillende rollen van de opleider ten

opzichte van de aio. De uitoefening van deze rollen staan allen ten dienste van het leerproces van

de aio en vormen daarbij een belangrijk onderdeel van de arena. Opleider en aio verkennen daarin

de grenzen met als uitgangspunt dat de combinatie van rollen mogelijk is en dat belangen die

daaruit voortvloeien functioneel voor het leerproces zijn.

De combinatie van rollen is tevens functioneel voor de ontwikkeling van het vak. De opleider die

expert is in (het ontwikkelen van) de directe zorg en als meester de gezel (ofwel de aio) socialiseert

in de expertrol. De opleiders zijn daar als voortrekkers mee gestart. In de intensieve

opleidingsrelatie wordt kennis gedeeld en ervaringen opgedaan. Daarbij kijkt de gezel de kunst af

van de meester; hij observeert, doet na en experimenteert. In de opleiding is daarbij expliciet

gekozen dat de opleider beoordeling uitvoert.

Wanneer op een afdeling of binnen een team een verpleegkundig specialisten aanwezig is, kan

worden overwogen een onderscheid te maken tussen de rol van de opleider en de rol van de

verpleegkundig specialist op de afdeling/team. De verpleegkundig specialist zou dan de rol van

supervisor kunnen opnemen en de opleider de rol van beoordelaar.

Page 31: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

30

2.6. Toetsen en beoordelen

Als een student zich in de arena begeeft, zal hij een specifiek leerdynamiek ervaren, omdat hij

wordt terug geworpen op zichzelf en op zijn handelingsbekwaamheid van dat moment. Hij dient

uitgenodigd te worden risico’s te nemen en zijn grenzen te verleggen. De verwachting is dat de

student zich binnen de arena gaat ontwikkelen, praktijkopdrachten met goed gevolg afrondt, zich

kennis en vaardigheden uit modulen eigen maakt en aan de eindtermen voldoet. De aio wordt

daarbij in zijn persoonlijk leerproces door de opleider begeleidt. Docenten van modulen toetsen de

wijze waarop een aio in de module heeft geparticipeerd. Uiteindelijk gaat het erom dat de

professionele handelingsbekwaamheid als GGZ Verpleegkundig Specialist tot op het niveau van de

eindtermen is behaald.

Het toetsen en beoordelen binnen de opleiding dient op de specifieke leerdynamiek aan te sluiten.

Het dient de persoonlijke groei van de aio afgemeten aan de eindtermen te ondersteunen. Dat

vraagt van de opleiding een specifieke visie op de rol van toetsen en beoordelen. De Bie (2003)

zegt hierover dat toetsen op zichzelf een vorm van leren is. Hoe meer dynamiek er in het leerproces

zit (op basis van goede opdrachten) hoe minder een aparte (slot)toets nodig is. Een goede

opdracht maakt toetsen overbodig. De student voert de opdracht uit en de docent (en opleider)

controleert de voortgang. Is die voortgang onvoldoende aanwezig dan biedt de docent of opleider

hulp. Zelfsturing door de aio wordt hiermee in de hand gewerkt en de docent en opleider

controleren de voortgang. Het geven van feedback gericht op voortgang in de ontwikkeling van

professionele handelingsbekwaamheid en gericht op resultaten en presentaties kan dan voldoende

zijn. Het voorziet in de behoefte van de aio te weten of er sprake is van groei en de opleider heeft

voldoende houvast voor het monitoren van die groei.

Bij het toetsen en beoordelen staan daarom de praktijkopdrachten centraal. Deze

praktijkopdrachten dienen allemaal te zijn verricht en aanwezig te zijn in het dossier van de aio. Ze

vormen het harde bewijs dat de aio aan de eindtermen heeft voldaan.

Daarnaast wordt de aio beoordeeld voor de deelname aan module-bijeenkomsten en wel op

3 manieren:

• Voortgangsbeoordeling participatie (verplicht) d.m.v. een individuele aantekening voor de aio;

• Praktijkopdracht opleidingsmap;

• Aanwezigheidsregistratie (verplicht).

De aio wordt niet beoordeeld door een kennistoets. Deze vorm van toetsing past niet in het

onderwijsconcept en leerdynamiek van de opleiding. De aio zal moeten aantonen met meer kennis

beter te handelen. Vooral een actieve participatie in de module is van belang dat de aio laat zien dat

hij kennis verwerft, experimenteert met behandelvormen en zich nieuwe vaardigheden aan leert.

Een vaardigheidstoets kan daarom in de module worden opgenomen (als voortgangsbeoordeling).

De beoordeling door de docent of een individuele aantekening van de docent wordt aan het dossier

van de aio toegevoegd. De aio is zelf verantwoordelijk voor de opbouw van het persoonlijk dossier.

Let hierbij op de onderwijs- en examenregeling (OER: zie onder procedures en regelingen).

Page 32: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

31

2.7. Reflectie en supervisie

Aan de ontdekkende benadering is, zoals eerder genoemd, in de opleiding tot GGZ verpleegkundig

specialist een dimensie toegevoegd. De dimensie ‘ervaring met GGZ-cliënten’ geeft een ander

startpunt van het leerproces. De aio heeft in de GGZ, als verpleegkundige art. 3 wet BIG, reeds met

het gegeven leren werken dat de persoon van de professional een belangrijk en doorslaggevend

gereedschap is in de beroepsuitoefening. Deze opvatting wordt ook binnen de opleiding GGZ-VS

aangehangen en er wordt aan toegevoegd dat de GGZ-VS naast vaardigheden gericht op directe

zorg, vaardigheden op andere gebieden worden aangeleerd (zie eindtermen). De aio leert te

functioneren als GGZ-VS, maakt rolontwikkelingen door en groeit in zijn functioneren als GGZ-VS.

De opleiding heeft kenmerken van een groeibenadering en besteed expliciet aandacht aan de

persoonlijke ontwikkeling van de Aio’s, die weer wordt gerelateerd aan de beroepsuitoefening. De

Aio moet leren te reflecteren op de beroepspraktijk en het persoonlijk functioneren. Een onderdeel

hiervan is dat de Aio zijn leervermijdende strategieën leert kennen en doorbreken. Maar al te vaak

heeft de Aio zich naast leerstrategieën, ook leervermijdende strategieën aangeleerd, zoals b.v. het

negeren van de eigen nieuwsgierigheid, het overmatig op safe spelen of anderen en

omstandigheden de schuld geven van mislukkingen.

Reflectie vormt daarom een belangrijk onderdeel van de opleiding. De Aio dient te beschikken over

een goed ontwikkeld reflectief vermogen. De vaardigheid om dit vermogen verder te ontwikkelen

krijgt voortdurend aandacht.

Schön (1983) onderscheidt twee vormen van reflectie: reflection in action en reflection on action.

Leren gebeurt veelal buiten de praktijksituatie door achteraf te reflecteren op de situatie, de

‘reflection on action’. Hierbij blikt de beroepsbeoefenaar terug op een gebeurtenis die plaats vond

en beoordeelt de situatie zo dat zij leert van haar ervaring. Bij ‘reflection on action’ is veel ruimte

voor rationeel analytische reflectie als een intellectuele activiteit. De situatie nodigt daar toe uit.

Schön stelt dat het van belang is dat er (ook) geleerd worden in de complexe praktijksituatie met

behulp van reflection-in-action. De aio vergelijkt de situatie al handelend met eerdere ervaringen en

met voor handen zijnde kennis en maakt zijn keuzes. Bij ‘reflection in action’ is de reflectie veel

intuïtiever, omdat het om onverwachte situaties gaat, waarbij de aio zich realiseert wat hij aan het

doen is, zich afvraagt waarom hij dat zo doet, het probleem vanuit een ander perspectief probeert

te bekijken, direct een alternatief bedenkt en toepast, kijkt of een oplossing in het verschiet ligt, het

alternatief daarmee meteen test en vooral probeert tot een oplossing of verbetering van de situatie

te komen. De aio leert in nieuwe of complexe situaties zijn weg al handelend te vinden

In de opvattingen van Benner (1984) over de verschillende niveaus van verplegen, lijkt bij de ‘expert

nurse’ emotionele reflectie een belangrijke sleutel tot haar expertise te zijn. Benner beschrijft de

‘expert nurse’ als iemand die de situatie als een geheel kan waarnemen en beoordelen. Zij kent de

situatie als het ware van binnenuit door de combinatie van grote kennis, een goed ontwikkeld

analytisch vermogen, grote praktijkervaring en een goed ontwikkeld inlevingsvermogen. Uit deze

omschrijving van de ‘expert nurse’ wordt duidelijk dat reflectief leren als een permanent proces

onmisbaar is voor een excellente beroepsuitoefening.

Page 33: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

32

Om als expert in de GGZ reflection-in-action toe te passen wordt in de opleiding structureel, in

ieder jaar, aandacht besteed aan reflectie. Reflectie wordt in drie expliciete, elkaar opvolgende fasen

onderscheiden:

1 Leren kennen en toepassen van reflectieve technieken in cursorisch verband. De Module

Intervisie bestaat uit acht bijeenkomsten van ieder drie uren in het begin van het eerste

studiejaar.

2 Individuele en groepssupervisie. Deze fase wordt uitgevoerd in de praktijkinstelling.

3 Intervisie met collega AIO’s. Ook deze fase wordt uitgevoerd in de praktijkinstelling.

Supervisie draagt bij aan het ontwikkelen van de vaardigheid die in voorgaande paragraaf reflection-

in-action wordt genoemd. Supervisieleren is leren op basis van reflectie over werkervaringen met de

intentie dat de aio leert integratief te functioneren d.w.z. leert te functioneren vanuit de samenhang

van persoon, beroep en concrete werksituatie (Siegers, 2003). Het vergroot de

handelingscompetentie in de beroepspraktijk van de GGZ-VS en daarom komen binnen de

bijeenkomsten de fasen van rolontwikkeling aan de orde. De context van de opleiding geeft aan

supervisie een specifieke invulling, want binnen die context heeft de opleider de rol van supervisor.

De opleider als meester biedt supervisie aan de aio als gezel. Voor de opleider heeft de rol van

supervisor het voordeel dat het leerproces van de gezel van nabij kan worden gevolgd, maar

omgekeerd krijgt de aio gelegenheid te leren van de meester. Daar zijn ook stadia van ontwikkeling

in te onderscheiden, vergelijkbaar met de fasen in rolontwikkeling. Aanvankelijk heeft de

supervisant een afhankelijke rol die uiteindelijk verandert in een gelijkwaardige rol, omdat binnen

vergelijkbare context de aio persoonlijke autonomie gaat ervaren en beter heeft leren omgaan met

persoonlijke en professionele problemen.

Volgens Stevenson (2000) wordt in de post moderne psychiatrische verpleegkunde veel minder

belang gehecht aan grote theorieën en veel meer waarde gehecht aan lokale kennis over de praktijk

en opheffing van machtsrelaties. Het woord ‘super’ zou uit de term supervisie moeten verdwijnen,

omdat het suggereert dat de kijk van de supervisor superieur is aan die van de supervisant. Hij pleit

voor een model van supervisie waarbij zowel supervisor als supervisant zeggenschap en

verantwoordelijkheid hebben. De kenmerken die hij onder de term ‘egalitaire consultatie’ noemt,

kunnen als basis dienen voor de supervisie in de opleiding GGZ-VS:

• Geen opgelegde structuur binnen supervisiebijeenkomsten, maar een structuur die

past op de praktijk van de aio en bijdraagt aan diens leerproces. De regels kunnen

worden aangepast om de creatieve kracht van het supervisiegesprek te behouden.

• Het proces en resultaat van supervisie hebben gelijke aandacht. De opleider stelt een

supervisieplan op als uitwerking van de algemeen gestelde eisen ten aanzien van de

vormgeving (proces) van supervisie in de praktijkinstelling (zie opdracht zelfreflectie).

• Er is een onderscheid met behandeling. Wanneer supervisie naar individuele

behandeling neigt dient dat aan de orde te worden gesteld en grenzen te worden

bepaald.

• Supervisie is een democratisch gesprek, waarbij deelnemers klinische en persoonlijke

ondersteuning van hoge kwaliteit kunnen bieden en ethische kwesties kunnen worden

aangepakt.

Page 34: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

33

In de opleiding wordt supervisie gebruikt als hulpmiddel om het persoonlijk leerproces van de aio

en diens functioneren als GGZ-VS te ontwikkelen (intentioneel leren). De voortgang van het

individuele leerproces in de opleiding staat centraal en de praktijkopdrachten, die zo belangrijk zijn

voor de vormgeving van het leerproces, en de totstandkoming ervan vormen aanleidingen in de

supervisie. De praktijkopdrachten hebben de rol een expliciete leersituatie in de

supervisiebijeenkomst te creëren ter ondersteuning van het zelfsturend leren (reflection-in-action).

De aio schept de eigen leersituatie (maakt een praktijkleerplan; opdracht 1) en formuleert

daarbinnen de doelen die op eigen kracht behaald gaan worden. De leeractiviteiten worden

uitgevoerd, gecontroleerd en z.n. bijgestuurd. De supervisor stelt zich hierbij aanvullend op d.w.z.

dat de supervisor geen leeractiviteiten vraagt of uitvoert die de aio al beheerst. De aio wordt zoveel

mogelijk gestimuleerd zelf leeractiviteiten uit te voeren. Als de aio dat niet doet, is dat onderwerp

van de supervisie. De aio leert van de wijze waarop de supervisor met hem omgaat over de manier

waarop hijzelf in de werksituatie het werk kan uitvoeren. Daarom is het van belang dat de opleider

supervisie uitvoert. Supervisie functioneert op basis van het uitgangspunt dat het werk van de

supervisant van dezelfde aard is. De supervisiesituatie is een aanvullende bron van leermateriaal in

supervisie, omdat de werksituatie structureel van gelijke soort is, met dezelfde complexe opgaven

voor de uitvoerder. In dit geval functioneert de opleider als expert (of meester in de meester-gezel-

relatie) in de directe zorg , als voortrekker in de GGZ-verpleegkunde, met aanvullende

verantwoordelijkheden ten aanzien van inhoudelijk leiderschap.

Aan de supervisor wordt volgens Siegers (2002) de eis gesteld dat hij deskundig is in de

supervisorische basisvaardigheden en het leren gebruiken van kennis en vaardigheden in concrete

werksituaties met behulp van heuristische regels. D.w.z. dat de supervisor de aio langs

methodische weg leert tot oplossingen of uitvindingen te komen. De toepassing van heuristische

regels dragen als zodanig bij aan het ontdekkend leren. Supervisie blijkt voornamelijk te drijven op

goede communicatieve vaardigheden van de supervisor (Stevenson, 2000). Opleiders nemen deel

aan supervisiescholing om supervisievaardigheden periodiek te trainen.

Wanneer minder wordt uitgegaan van de traditionele vormen van supervisie en de opleider samen

met de aio een op maat gesneden vorm kiest en de opleider in bezit is van de door Siegers

geformuleerde vereiste deskundigheid, worden bezwaren al genuanceerd. De opleider heeft naast

de rol van supervisor weliswaar ook de rol van baas, collega, werkbegeleider en beoordelaar,

waardoor de sterke afhankelijkheid die opleider en aio voelen, een bedreiging kan zijn voor de

supervisierelatie. Dat gegeven is ook de realiteit waarover tussen opleider en aio afspraken gemaakt

moeten worden. Duidelijk moet zijn op welke wijze beide partijen de rollen onderscheiden. Dit

aspect is een onderdeel van de supervisiescholing van de opleider een onderdeel van het leerproces

van de aio.

Page 35: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

34

2.8. Rol van non-specifieke variabelen

Non-specifieke variabelen spelen een belangrijke rol bij het werken volgens de onderwijsvisie.

Onder deze variabelen worden verstaan: de centrale opleidingsplaats in Nederland, het aanbieden

van een lunch, de kleinschaligheid van de opleidingsplek, het laagdrempelig contact met de

opleidingsorganisatie en de houding van de directie.

Zij dragen bij aan het faciliteren van het individuele leerproces, waarin de aio ontdekkend mag

leren, andere rollen kan oefenen en erover kan reflecteren met collega’s, docenten, assistent

managers en directie. Midden in de arena krijgen de aio’s de gelegenheid stil te staan bij het

leerproces van henzelf en van anderen, ervaringen uit te wisselen, te leren van elkaar, elkaar te

ondersteunen en zo nodig ondersteuning te vragen bij de directie, assistent managers en docenten.

Er ontstaan netwerken van aio’s die in de loop van jaren worden uitgebouwd naar aio’s van andere

leergangen en afgestudeerden. En ook na de opleiding blijven netwerken van GGZ-VS-en in stand.

De non-specifieke variabelen dragen bij aan het ontstaan van een cultuur waarin aio’s risico’s

durven te nemen, te reflecteren over de roluitoefening, met andere woorden te leren volgens het

RISC-TRIP-schema.

In Utrecht ontmoeten de aio’s elkaar uit het gehele land op een centrale plaats, een keer per week.

Weg uit de dagelijkse situatie en eigen organisatie spreken aio’s uit de verschillende regio’s over de

roluitoefening, de organisatie-verschillen, verschillen in ontwikkeling, verschillende in

implementatiestrategieën enz. Omdat aio’s geselecteerd zijn om in de opleiding te mogen, er dan

sprake is van een select gezelschap met vaak overeenkomstig motivatie de inhoud van het vak te

ontwikkelen en daarbij zelf een leidende rol spelen, is het erg behulpzaam dat er voldoende ruimte

en gelegenheid wordt geboden om met elkaar van gedachten te wisselen. De centrale

opleidingsplaats is daarom een belangrijke variabele.

Tussen de dagdelen door is voldoende tijd uitgetrokken voor een gezamenlijke lunch, aangeboden

door de opleiding. Dat dit bijdraagt aan netwerkvorming is zichtbaar in de groepjes die zich

vormen binnen de lesgroepen en daartussen om te bespreken hoe een bepaalde opdracht zal

worden uitgevoerd, om de voortgang van een les en het functioneren van een docent te bespreken

of over de uitdagingen in de GGZ verpleegkunde te spreken. De lunchtijd biedt eveneens de

gelegenheid zaken te regelen met de assistentmanagers of directie, zoals de voorbereiding van een

dagdeel, het laten copiëren van interessante stukken die direct nodig zijn, even in het persoonlijke

dossier te kijken of formulieren al aanwezig zijn of een aio-overleg met de directie te hebben.

De assistentmanagers vormen een belangrijke factor in een soepel lopende organisatie. Zij zijn

voor de aio’s een continue factor die altijd ter plaatse te consulteren zijn, makkelijk zijn te bereiken

om op allerlei vragen in te gaan en kunnen helpen bij de voorbereiding en voortgang van lessen.

Aio’s waarderen deze service zeer en geven daar ieder jaar bij evaluaties blijk van. Juist omdat aio’s

zo intensief leren, met veel activiteiten bezig zijn, intensief overleg hebben blijkt de rol van de

assistentmanagers erg behulpzaam bij het draaiende houden van dat leerproces.

De houding van de directie draagt bij aan het ontdekkende leren als persoonlijk leerproces en zij

probeert dat ook consequent uit te dragen. Vaak begint dat al vroeg als over de arena wordt

gesproken, de aio daar vanzelf in zal komen, zal onderdompelen en er zich uit moet zien te

worstelen. Is deze situatie in het begin van de opleiding nog moeilijk voor te stellen, na drie

maanden en zeker na een half jaar zit de aio er midden in. Er ontstaat soms een dreiging dat een

project gaat mislukken of bepaalde deadlines niet worden gehaald en de aio gaat voelen wat

ontdekkend leren inhoudt. In deze situaties en vanuit de opleidingsvisie helpt het niet om kant en

klare oplossingen aan te bieden, maar de aio te ondersteunen in het denkproces, te attenderen op

Page 36: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

35

hulpbronnen (b.v. de opleider), te wijzen op bepaalde persoonlijke eigenschappen waar in

supervisie aan kan worden gewerkt, te sparren over al dan niet risicovolle strategieën enz. Ook de

directie wijst de aio’s op mislukte projecten waar een groot leereffect van uit kan gaan, dat risico’s

verantwoord genomen mogen worden en daarmee persoonlijke grenzen worden verlegd. Hetzelfde

krijgen zij vaak intensiever van de eigen opleider te horen.

Page 37: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

36

Page 38: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

37

3. Het theoretisch deel van het curriculum

In de opleiding staat het persoonlijk leerproces centraal en wordt voor de vormgeving van dat

proces het RISC/TRIP-schema gebruikt, zoals beschreven in de onderwijsvisie. Het RISC/TRIP-

schema genereert leerdynamiek, waarin de student gericht uitdagingen aangaat zonder garanties

op succes, risico’s neemt door activiteiten uit te voeren die hij nog niet beheerst en daarop

reflecteert. Nieuwsgierigheid naar de uitkomst, naar eigen onbekende mogelijkheden of naar een

verbetering. kan daarbij een belangrijke drijfveer zijn. De student wordt vooral aangemoedigd

nieuwsgierig te zijn en te blijven. Zo ontstaat een vorm van ontdekkend leren of zoals De Bie en De

Kleijn (2001) zeggen: ‘Leren is pas echt leren als het iets weg heeft van een avontuur, een

ontdekkingsreis’.

De leerdynamiek dient door het theoretisch deel van de opleiding te worden ondersteund. Aan het

theoretisch deel en aan praktijkopdrachten kan daarom een aantal eisen worden gesteld:

• Er wordt uitgegaan van levensechte inhoud, situaties uit de dagelijkse praktijk, gekoppeld aan

de eindtermen/competenties van de opleiding. Naast kennis- en vaardigheidseisen ten aanzien

van een specifieke doelgroep (de student zal ook van voor hem onbekende doelgroepen meer

moeten weten), dient er ruimte te zijn om van de individuele situatie van een student of een

groep studenten uit te gaan. De student voldoet uiteindelijk aan de minimale kennis- en

vaardigheidseisen die in een module zijn gesteld en verdiept zich daarnaast in een specifiek

individueel aandachtsgebied.

• De student dient de uitdaging alleen of met een kleine groep deelgenoten aan te gaan en hij

heeft de verantwoordelijkheid de module of opdracht tot een goed einde te brengen. De

student leert als het ware zelf te leren (double loop learning). De complexiteit van opdrachten

is vanaf de start van de opleiding net zo groot als op het eind. De formulering ervan verschilt

gedurende de drie jaar niet, maar het verschil zal zitten in het appèl wat de student doet op de

begeleiding van de docent of opleider. De modulen en opdrachten zijn zo geprogrammeerd dat

in het eerste jaar meer begeleiding voor handen is dan in latere jaren.

• Bij de opzet van een module en opdrachten wordt met bovengenoemde aspecten nadrukkelijk

rekening gehouden. In sommige situaties zal de docent door interventie van een student of

groep en in samenwerking met hen de inhoud van de module kunnen wijzigingen indien dat

leidt tot meer verdieping of tot meer leren. Ook zal de beoordeling dan moeten worden

aangepast.

De opleiding stelt daarom specifieke eisen aan de docent:

- hoge mate van deskundigheid op een specifiek deelgebied

- gewend aan het leren van professionals

- flexibiliteit om de eigen deskundigheid ten dienste te stellen van het individueel leerproces

en om kunnen gaan met verschillende leertempi van studenten.

Page 39: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

38

3.1. Competenties

In 2006-2007 heeft VenVN, de koepel van verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland een

competentieprofiel van de verpleegkundig specialist opgesteld volgens de methodiek van het

CanMed. Het internationaal bekende CanMed-systeem hanteert bij de indeling en beschrijving van

competenties 7 gebieden, te weten:

- Klinisch handelen

- Communicatie

- Samenwerking

- Organisatie

- Maatschappelijk handelen

- Kennis en wetenschap en

- Professionaliteit.

Op basis van de CanMed zijn de competenties van de Verpleegkundig Specialist op nieuw

ingedeeld en gecombineerd met de drie hoofdrollen behandelverantwoordelijke,

onderzoeker/innovator en coach. In de aanvraag van de Stichting opleidingsinstelling GGZ

Verpleegkundig Specialist om te komen tot een eigen Masters-erkenning via accreditatie door het

Nederlands Vlaams Accreditatie Orgaan (NVAO) is deze vernieuwde opzet vanaf 1 januari 2009

verwerkt in het curriculum. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan alles eisen die gesteld worden

vanuit de richtlijnen voor het Art 14 verpleegkundige specialisme door het College Specialisme

Verpleegkunde.

Bijlage: schema hoofdrollen en competenties.

Page 40: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

39

3.2. Verantwoording 3de jaar / expertjaar

InleidingInleidingInleidingInleiding

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het 3e jaar. De volgende onderdelen worden behandeld:

� de masterproef behandelverantwoordelijkheid (praktijkopdracht 1);

� het afstudeerartikel (praktijkopdracht 7.3);

� de coaching op het schrijven het afstudeerartikel;

� een mini-symposium eind 3e jaar.

In het 3e jaar wordt van de aio verwacht dat hij de onderzoekscompetenties uit de Masterproef

gebruikt bij de uitvoering van de Masterproef behandelverantwoordelijkheid. Naast deze

praktijkopdrachten dient een aantal keuzemodulen te worden gekozen die aansluiten op de

doelgroep van de 3de werkervaringsplaats, wordt een aantal vervolgmodulen gevolgd zoals

diagnostiek/interventies, somatiek, farmacotherapie, en coachingsdagdelen ten aanzien van

behandelverantwoordelijkheid.

De masterproDe masterproDe masterproDe masterproef behandelverantwoordelijkheidef behandelverantwoordelijkheidef behandelverantwoordelijkheidef behandelverantwoordelijkheid

In het 3e jaar is de werkelijke proeve van bekwaamheid gepland voor de VS i.o.:

de masterproef behandelverantwoordelijkheid.

De VS i.o. kiest een werkervaringsplek die zoveel als mogelijk past binnen zijn interessegebied,

zoals hij dat in het persoonlijk leerplan in het 1e jaar heeft aangegeven. Binnen deze

werkervaringsplek laat de VS i.o. zijn vaardigheden zien noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de

competenties uit het competentie-overzicht ten aanzien van de rol van behandelverantwoordelijke.

Hoe de opdracht dient te worden uitgevoerd staat in praktijkopdracht 1.

In de 1e helft van het 3e jaar worden tevens keuze-modulen aangeboden. De VS i.o. kiest hiervan

2 modulen en wordt in staat gesteld een verdieping aan te brengen in kennis en vaardigheden ten

aanzien van een of meerdere interessegebieden. Keuzemodulen werken ondersteunend voor de

uitvoering van de behandelverantwoordelijkheid.

Het afstudeerartikelHet afstudeerartikelHet afstudeerartikelHet afstudeerartikel

De aio heeft gedurende de twee voorgaande jaren het schrijven over GGZ-verpleegkunde geoefend

(praktijkopdracht 7.1 en 7.2). In het 3e jaar wordt de finale schrijfvaardigheidstoets verricht door het

schrijven van een verplicht afstudeerartikel (praktijkopdracht 7.3). De aio heeft inmiddels geleerd

aan welke criteria het artikel moet voldoen en hij kan daarbij gedurende de onderzoeks- of

projectperiode door de extern begeleider worden begeleid. Ook worden er coachingsbijeenkomsten

voor het schrijven van het afstudeerartikel gepland.

De externe begeleider beoordeelt alleen het onderzoeksverslag en niet het afstudeerartikel.

Het artikel wordt ingeleverd bij de redactie van de GGZ-VS in de volgende fasen:

- 1e inleverdatum 1 oktober; conceptartikel. De redactie voorziet het concept van schriftelijk

commentaar en stuurt opmerkingen binnen 3 weken per email retour.

- 2e inleverdatum 1 december; de aio levert de gecorrigeerde versie in en de redactie geeft

een cijfer.

Page 41: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

40

De redactie is van de opleiding GGZ-VS en zij hanteert de criteria die ook in opdracht 7.1 en 7.2.

gelden vanuit de doelstelling om ook op schriftelijke wijze het verpleegkundig vak uit te dragen.

Redactieleden kennen de aard van de opleiding en zijn in staat in te schatten of het afstudeerartikel

beantwoordt aan het niveau wat de opleiding nastreeft; een publicabel artikel in eerste instantie

voor het eigen GGZ-VS-bulletin. Het GGZ-VS-bulletin streeft ernaar om jaarlijks te laten zien wat

the state of the art is in de GGZ-verpleegkunde en actuele thema’s met diepgang te bespreken. Het

bulletin wordt gelezen door GGZ-verpleegkundigen op minimaal HBO-niveau en andere disciplines

uit de GGZ.

De redactie kan er door het voortraject van uit gaan, dat iedere artikel uiteindelijk van voldoende

niveau zal zijn, maar dat niet ieder artikel beantwoord aan de verwachtingen van voldoende

inhoudelijke diepgang, actualiteit en nieuwswaarde voor de GGZ of verpleegkundige beroepsgroep.

De redactie beoordeelt niet maar hanteert de volgende begrippen: Toegelaten, toegelaten maar niet

voor de publicatie van dit jaar, publicabel elders en afgewezen.

De toegelaten artikelen worden opgenomen en gepubliceerd in de het jaarlijkse GGZ-VS bulletin

dat tijdens de diplomering wordt uitgereikt. Er wordt gestreefd naar 10 artikelen voor het bulletin.

De hoofdopleider zal in geval van een afgewezen artikel na overleg met de opleider en aio besluiten

of de aio kan afstuderen, waarbij rekening wordt gehouden met het individuele leerproces en de

vorderingen in het gehele leertraject.

De redactie werkt als volgt:

� Startbijeenkomst: kennismaking, uniforme toepassing criteria, werkwijze nader bespreken;

� Toewijzing artikelen en na 1e inlevering individuele schriftelijke opmerkingen per redactielid

maken (na 1 oktober);

� Binnen 3 weken versturen van opmerkingen aan aio;

� Voor 2e keer toewijzing artikelen en het redactielid geeft aan welke status het artikel krijgt

na 2e inlevering (1 december);

� Redactievergadering januari/februari ten behoeve van voorbereiding publicaties in GGZ-VS

jaarboek.

De redactie komt in totaal twee keer bijeen en wordt voorgezeten door de directeur inhoud. De

volgende personen nemen aan de redactie deel:

� Amar Voogt, directeur inhoud/hoofdopleider, voorzitter;

� Bauke Koekkoek, GGZ verpleegkundig specialist, redactielid Psychopraxis;

� Tonny van de Pasch, redacteur TVZ;

� Martin Morsman, docent;

� Karin Bakker, docent;

� Ria Radstake, eindredacteur en docent.

De voorzitter is onafhankelijk, kijkt geen artikelen na, maar bewaakt een uniforme werkwijze.

De redactie komt van 1 oktober tot en met 31 maart twee keer bijeen in een redactievergadering.

Tussentijds voorzien individuele redactieleden tussen de zes en acht artikelen per persoon van

commentaar.

Page 42: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

41

Om het GGZ-VS jaarboek op tijd te kunnen publiceren voor de diplomering, worden de volgende

data aangehouden:

- 14 februari: definitieve aanlevering artikelen (top 10) door de redactie bij de

leergangcoördinator;

- 1 maart: de leergangcoördinator levert de artikelen in hetzelfde format aan bij de uitgeverij;

- 1 april: uitreiking jaarboek bij de diplomering.

CoachingsbijeenkomstenCoachingsbijeenkomstenCoachingsbijeenkomstenCoachingsbijeenkomsten

Naast de individuele begeleiding van externe begeleiders, worden er 6 dagdelen met een docent

gepland te behoeve van het schrijven van het afstudeerartikel.

Minisymposium: presentatieMinisymposium: presentatieMinisymposium: presentatieMinisymposium: presentatie----bijeenkomsten (2 dagdelen)bijeenkomsten (2 dagdelen)bijeenkomsten (2 dagdelen)bijeenkomsten (2 dagdelen)

In december wordt in twee dagdelen een minisymposium gepland, waarin aio’s aan elkaar en aan

genodigden een presentatie verzorgen over het onderzoek of project. In kort tijdsbestek kunnen

aio’s van elkaars producten op de hoogte geraken. Iedere aio zal een presentatie verzorgen.

Genodigden zijn docenten, opleiders, afgestudeerde GGZ verpleegkundig specialisten,

vertegenwoordigers van praktijkinstellingen, de high-potentials van de praktijkinstellingen,

vertegenwoordigers van universiteiten en hogescholen enz.

De presentatie duurt 20 minuten en aio’s kunnen 6 presentaties van 20 minuten per dagdeel

volgen. Er zijn 4 lokalen beschikbaar, zodat erin totaal per dagdeel 24 presentaties kunnen worden

verzorgd. Iedere spreker heeft recht op adequate feedback en daarom wordt het publiek in staat

gesteld presentaties te scoren op basis van een uniforme scorelijst, waaruit op het eind de beste

presentaties voortvloeien. Het publiek bestaat uit aio’s, extern genodigden zoals GGZ-

verpleegkundig specialisten, docenten en andere geïnteresseerden.

De winnaar of een van de winnaars zal op de diplomering de key-note speaker zijn.

Van te voren wordt de planning verzorgd door de assistent-managers.

Page 43: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

42

3.3. Leerlijnen

Een belangrijk vraagstuk in een opleiding betreft de wijze waarop het leerproces zodanig wordt

vormgegeven dat een logisch opbouw van competenties ontstaat. De Bie(2003) onderscheid

daarvoor verschillende soorten leerlijnen:

• De integrale leerlijn;

• De ervarings-reflectieleerlijn;

• De vaardigheden leerlijn;

• De conceptuele leerlijn;

• Studieloopbaanbegeleiding.

In het boek ‘Onderwijs als opdracht’ gaat hij uit van studenten die beroepsonderwijs volgen en als

reactie op zijn kritiek op scholen wil overgaan op het leren in leerlijnen. Deze studenten hebben

nog geen praktijkervaring.

Toch is de visie op leren via leerlijnen voor de opleiding GGZ-VS bruikbaar als wordt uitgegaan van

de specifieke leerdynamiek, het individuele leerproces en de specifieke context van de ervaren

professional. Door het RISC/TRIP-schema wordt het individuele leerproces een ontdekkend

leerproces en daardoor onvoorspelbaar. Als een student b.v. door een mislukte opdracht of project

een onvoldoende behaald voor het resultaat dat een manager verwacht, kan de student zoveel

geleerd hebben dat hij een voldoende behaald voor zijn leerproces. Strategische fouten toen

gemaakt zal hij in het vervolg door een andere optreden niet meer maken. Onvoorspelbaar

betekent echter niet dat het leerproces een open eind kent. Niet alles wat de student doet, kan als

voldoende worden beoordeeld. Uiteindelijk zal de student aan de vereiste eindtermen moeten

voldoen. Het leerproces wordt binnen de opleiding geregisseerd via leerlijnen die bovenstaande

leerlijnen en eindtermen integreren. Deze leerlijnen zijn zodoende anders genoemd:

• Leerlijn ‘Behandelverantwoordelijkheid’;

• Leerlijn ‘Onderzoek, innovatie en coaching’;

De leerlijn ‘Behandelverantwoordelijkheid’ bevat modulen die allen gericht zijn op verpleegkundige

zorg ten aanzien van doelgroepen, maar ook op verpleegkundige systemen en theorieën. De

verpleegkundig specialist dient in de rol van behandelverantwoordelijke goed te zijn in het leveren

van hoog-complexe verpleegkundige zorg.

De leerlijn ‘Onderzoek, innovatie en coaching’ vloeit voort uit de rol van zorginnovator en coach.

Deze typering geeft weer dat de verpleegkundig specialist naast het verlenen van directe zorg,

vaardigheden aanleert om de directe zorgverlening te overstijgen. Analytische vaardigheden,

vaardigheden als innovator en onderzoeker, maar ook reflectieve vaardigheden staan in deze

leerlijn centraal.

Bovendien wordt ruime aandacht besteed aan Zelfreflectie en evaluatie, omdat het essentieel is dat

de verpleegkundig specialist leert te werken aan de inzet van persoonlijke vaardigheden. Hij moet

op de hoogte raken van zijn huidige stijl, de sterke punten verder verbeteren en de zwakke punten

op tijd herkennen om de persoonlijke effectiviteit bij b.v. innovatie-projecten te vergroten.

Page 44: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

43

Leerlijnen lopen door de opleidingsjaren heen (zie schema). Binnen deze leerlijnen hebben

modulen een sterke onderlinge samenhang, aangegeven met subleerlijnen, doordat zij onder

hetzelfde thema vallen of doordat in de loop van de opleidingsjaren een hogere mate van

complexiteit wordt aangebracht. Met de introductie van leerlijnen wordt het voor de opleiding en

docenten eenvoudiger om aan meer samenhang in het theoretisch deel van het curriculum te

werken. Binnen iedere leerlijn is een aantal subleerlijnen te onderscheiden die door de

opleidingsjaren heen meer samenhang tussen modulen aangeven.

Page 45: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

44

Schema leerlijnenSchema leerlijnenSchema leerlijnenSchema leerlijnen

Page 46: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

45

3.4. De leerlijn ‘Behandelverantwoordelijkheid’

Deze leerlijn is uitgewerkt vanuit de hoofdrollen en competenties uit het competentieprofiel van de

GGZ VS (zie bijlage). De student vergaart kennis over het methodisch behandelproces ten aanzien

van verschillende doelgroepen. Er wordt o.a. aandacht besteed aan kennis en vaardigheden op het

gebied van psychopathologie, (verpleegkundige) diagnostiek, doelen en interventies,

behandelvormen, therapievormen (geschikt voor uitvoering door verpleegkundigen),

systeemtherapie, maar ook thema’s die op preventie en consultatie betrekking hebben in het

primaire proces. Gezien de veelheid van doelgroepen, behandel- en therapievormen, settings

worden keuzes gemaakt welke thema’s in de opleiding dienen te worden opgenomen. Er wordt

naar gestreefd hierbij rekening te houden met het beroepsdeelprofiel, actuele ontwikkelingen in de

zorg, nieuwe wetenschappelijke kennis enz. De adviescommissie curriculum zal hierover adviseren

aan de hoofdopleider.

Tegelijkertijd ondervindt de student allerlei verwachtingen, zoals beschreven bij ontdekkend leren

en rolontwikkeling. In de directe zorg zal hij benaderd worden in de rol van

behandelverantwoordelijke, een verpleegkundige met behandelverantwoordelijkheid. Afhankelijk

van kennis en ervaring kan hij ook in de rol van innovator/onderzoeker of coach worden

aangesproken. In de checklist voor het maken van een module kunnen aanvullende eisen worden

nageslagen.

Sub-leerlijnen zijn:

• Behandelverantwoordelijkheid

• Klinisch handelen

• Communicatie

• Samenwerking

• Professionaliteit.

Page 47: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

46

3.5. De leerlijn ‘Onderzoek, innovatie, coaching’

Deze leerlijn is uitgewerkt vanuit de hoofdrollen onderzoeker/innovator en coach, maar kan niet los

worden gezien van de directe zorg. Innovatie, zorgbeleid, coaching of deskundigheidsbevordering

gaat altijd over een probleem van een patiënt, diens familie/naasten, groepen patiënten, een

maatschappelijk zorgprobleem van groepen patiënten enz. Kortom een probleem wat valt binnen

beroepsdomein van de verpleegkunde.

De student zal meer aangesproken worden in de rol van innovator/onderzoeker en coach. Daarom

wordt o.a. aandacht besteed aan schrijven over GGZ-verpleegkunde, het positioneren van de

verpleegkunde op verschillend niveau, ethiek, diagnostiek in relatie tot klinische paden,

kwaliteitszorg, zorgmanagement en innovatie, presenteren en argumenteren, het doen van

onderzoek.

In de leerlijn worden de volgende sub-leerlijnen onderscheiden:

• Onderzoek, innovatie en coaching

• Organisatie

• Maatschappelijk handelen

• Kennis en wetenschap

In de opleiding wordt ruim aandacht geschonken aan zelfreflectie en evaluatie. Het is een

belangrijk onderdeel in de vormgeving van het individueel leerproces en ontdekkend leren.

Zelfreflectie en evaluatie heeft zowel betrekking op behandelverantwoordelijkheid als op de andere

twee hoofdrollen. Op basis van kennis van de eigen persoon en de reflectie daarop leert de aio de

rol van specialist uit te dragen naar cliënten, collega's, personen binnen en buiten de eigen

organisatie. Uitgebreide informatie over de leerlijn is te vinden in de beschrijving van de

praktijkopdracht (Zelf)reflectie.

Aandacht wordt besteed aan methoden voor (zelf)-reflectie, zoals supervisie en intervisie. Een apart

onderdeel vormt de introductie en evaluaties van studiejaren.

Page 48: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

47

3.6. Modulen

Modulen nemen in de opleiding een aparte plaats in, in die zin dat de opvatting over de rol van de

module afwijkt van wat bij reguliere opleidingen gewoon was. Kennis werd modulair aangeboden

als blokken kennis, waardoor stapeling van kennis ontstaat. Modulen werden met een kennistoets

afgesloten, voordat een andere module kon worden gevolgd. Inmiddels hebben vele opleidingen de

modulestructuur verlaten en ingeruild voor Probleem Gestuurd Onderwijs, projectonderwijs enz.

In de opleiding GGZ-VS is de module structuur niet leidend, maar slechts een organisatievorm die

is bedoeld om het werken met praktijkopdrachten te ondersteunen. Modulen wordt in een

samenhang van leerlijnen en subleerlijnen aangeboden. De meest actuele kennis wordt

aangeboden en vaardigheden worden beoefend, de toolbox van de aio breidt uit, maar de integratie

van kennis en vaardigheden vindt plaats aan de hand van praktijkopdrachten. De student laat zien

of hij in staat is door het aanbod van kennis en vaardigheden te groeien in zijn professionele

handelingsbekwaamheid. Een kennistoets volstaat dan niet, wel de toets van de praktijkopdracht.

Op deze wijze wordt de modulestructuur op moderne wijze toegepast.

Kenmerkend aan deze opleiding is dat zij voortdurend in het spanningsveld zal verkeren welk

kennis- en vaardighedenaanbod via modulen nodig is en de vraag of en hoe het aanbod via

modulen bijgedragen heeft aan de uitvoering van de praktijkopdrachten. De ervaring uit de praktijk

ondersteunt dat deze werkwijze compentente professionals aflevert die met hun prestaties aan de

eindtermen hebben voldaan (Visitatierapport, 2002).

Om de samenhang in het theoretisch deel van het curriculum te bevorderen is naast de introductie

van de structuur in leerlijnen, een checklist voor het maken van een module in gebruik. De checklist

wordt door iedere docent gebruikt om de module op uniforme wijze te beschrijven en aan een vast

aantal criteria aandacht te besteden. Zo kan een docent beter inschatten op welke wijze zijn

module aansluit op die van andere docenten en zo nodig hierover worden gecommuniceerd met

docent en/of hoofdopleider.

Beschrijving module:

De docent houdt rekening met de volgende matrix (deelvelden en levensfasen) en zorgt dat in de

module onderdelen en de transitiemomenten uit de matrix, indien mogelijk, worden behandeld:

Psychiatrie Verst. Gehandicapten Psychogeriatrie

Jeugd

Volwassenen

Ouderen

Bij de invulling van de leerdoelen wordt rekening gehouden met de volgende rollen op

expertniveau:

� behandelverantwoordelijke;

� innovator/onderzoeker;

� coach.

De verpleegkundig specialist op expertniveau kan een situatie als een geheel waarnemen en

beoordelen. Zij kent de situatie als het ware van binnenuit door de combinatie van grote kennis,

een goed ontwikkeld analytisch vermogen, grote praktijkervaring en een goed ontwikkeld

inlevingsvermogen (zie ook de beschrijving van de opleidingsvisie). De expert-verpleegkundige

biedt hoogcomplexe zorg.

Page 49: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

48

De aio kan bij het volgen van de module, afhankelijk van kennis, vaardigheid en ervaring met een

specifieke doelgroep, kiezen voor een van de rollen. Als de aio de doelgroep en specifieke

interventies niet kent, leert hij als behandelverantwoordelijke te functioneren (beroepsdeelprofiel

verpleegkundig specialist, VenVN, 2007).

Binnen de verpleegkunde wordt onder behandelen verstaan alle activiteiten die binnen het

verpleegkundig domein worden onderscheiden. In wet BIG art. 33, lid a zijn dat: verzorgen,

begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische

en therapeutische werkzaamheden van andere beroepsbeoefenaren. Deze handelingen behoren tot

het eigen deskundigheidsgebied van de verpleegkundige en hier binnen kan de GGZ-VS als

behandelverantwoordelijke functioneren. Verpleegkundige diagnoses en interventies worden

behandeld en er wordt geoefend bij de toepassing ervan.

Als de aio bekend is met de doelgroep, veel gebruikte recente diagnoses en interventies kent, dan

zal de aio het accent verleggen naar de rol van innovator/onderzoeker om kennis en vaardigheden

verder te ontwikkelen. Met beide rollen wordt in de opzet van de module rekening gehouden.

Tot slot zal de aio zo thuis geraken ten aanzien van een doelgroep dat hij als coach naar andere

professionals kan functioneren. Deze competenties horen echter niet thuis in de modulen die

gerelateerd zijn aan directe zorg. Daarvoor wordt een aparte module coachingsvaardigheden

gegeven.

In de module wordt rekening gehouden met:

• Voor welke doelgroepen relevant (zie matrix)

• Verpleegkundige diagnoses (beperkingen en handicaps (ICIDH) of van het

functioneren (ICF)) gerelateerd aan stoornis diagnoses (DSM), kennis van

psychopathologie

• Kennis en vaardigheden oefenen van verschillende verpleegkundige interventies,

behandelvormen/-strategieën,

• Invalshoeken van de opleiding: sociaal psychiatrische oriëntatie,

netwerken/milieutherapie (ambulant/klinisch), mogelijkheden van preventie,

consultatievraagstukken, gebruik maken van recent wetenschappelijke

(verpleegkundige) onderzoeksresultaten

• The state of the art: b.v. belevingsgerichte zorg bij ouderen, gebruik van het

signaleringsplan bij preventie van terugval, gebruik van minder/andere soorten dwang

bij volwassenenpsychiatrie, sociale psychiatrie in de kliniek (circuitdenken), contact

vasthouden en relatieopbouw in bijzondere omstandigheden (langdurende zorg, bij

crisis enz.), werken met act-teams

• Koppeling met andere modulen

• Koppeling met eindtermen, competenties

• Rol kleine t (werkmodellen) en grote T (Theorieën)

• Concentrisch leren via koppeling theorie en praktijk in steeds complexer wordende

situaties

• De verbinding van de module met een praktijkopdracht dan wel de beoordeling van de

module via een individueel voortgangsverslag en aanwezigheidsregistratie.

Page 50: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

49

Opbouw module:

De titel van de module weerspiegelt een verpleegkundig thema in verpleegkundige bewoordingen.

De docent overlegt hierover met de hoofdopleider.

De module dient op twee manieren te worden beschreven:

1. Een korte samenvatting op 1 of 2 A4-tjes met de volgende kopjes (zie format):

Naam studie-onderdeel, leerjaar/code, docent, omschrijvuing studie-onderdeel

(competenties, wat in les, wat in portfolio opnemen), werkvorm, toetsvorm, weging,

aantal European Credits, contact-uren, studiemateriaal, competenties, toegangseisen,

relatie met andere studieonderdelen, vreemde taal en status.

2. Uitgewerkt in een reader volgens onderstaand model.

Inleiding met daarin:

• Een abstract van de module; korte inhoudelijke samenvatting

• Structuur van de module in taken, dagdelen, thema’s of anderszins, voorbereiding door

de aio, algemene opbouw dagdeel

• Organisatie zoals het aantal SBU, de contacttijd en zelfstudie-tijd

• Algemene leerdoelen

• Beginsituatie; bij begin veronderstelde aanwezige kennis

• Koppeling met een of meerdere praktijkopdrachten uit opleidingsmap

• Koppeling met eindtermen/competenties GGZ-VS

• Wijze van beoordeling: voortgangsbeoordeling participatie/vaardigheidstoets,

praktijkopdracht opleidingsmap en aanwezigheidsregistratie

• Literatuur

• Literatuur algemeen

Opbouw per dagdeel/thema/taak:

• Verantwoording dagdeel/thema/taak

• Doelstelling

• Studieactiviteiten; zelfstudie, werkcollege theorie/praktijk

• Literatuur verplicht

• Literatuur aanbevolen

Overzicht gebruikte literatuur (onderscheid verplichte en aanbevolen literatuur)

Overzicht literatuur in reader

Page 51: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

50

Beoordeling module:

De aio kan beoordeeld op 3 manieren worden beoordeeld:

• Voortgangsbeoordeling participatie (verplicht) d.m.v. een individuele aantekening voor

de aio,

• Praktijkopdracht opleidingsmap en

• Aanwezigheidsregistratie (verplicht).

De aio wordt niet beoordeeld door een kennistoets. Deze vorm van toetsing past niet in het

onderwijsconcept waar de aio vooral met meer kennis beter moet kunnen handelen. Vooral een

actieve participatie in de module is van belang waarbij de aio bereidheid toont kennis te verwerven,

te experimenteren met behandelvormen en zich nieuwe vaardigheden probeert aan te leren. Hij

dient uitgenodigd te worden zijn risico’s te nemen en zijn grenzen te verleggen. Een

vaardigheidstoets (module-opdracht) kan daarom in de module worden opgenomen. Hier is de

beoordeling van de mate van participatie afdoende.De docent tekent aan of de mate van

participatie voldoende of onvoldoende is geweest.

De beoordeling door de docent of een individuele aantekening van de docent wordt aan het dossier

van de aio toegevoegd.

De vaardigheidstoets in een van de dagdelen kan ook aan een van de praktijkopdrachten worden

gekoppeld. In dat geval mag de opleider de rol van de docent bij de beoordeling overnemen en kan

de beoordeling in de praktijk op de werkervaringsplaats plaats hebben.

De beoordeling hiervan wordt aan het dossier van de aio toegevoegd.

Tot slot wordt de aan- en afwezigheid van een aio geregistreerd. Wanneer de aio verhoudingsgewijs

veel afwezig is, dient de aio een vervangende opdracht te maken en dat met de docent te

overleggen.

Ieder jaar vindt een administratieve check plaats of de vereiste beoordelingen in het dossier

aanwezig zijn.

Modulen:

De kennis en vaardigheden die in modulen wordt overgedragen respectievelijk worden geoefend,

dienen door de aio in de uitvoering van praktijkopdrachten te worden geïntegreerd, want kennis en

vaardigheden zijn faciliterend voor de praktijk. Aan een aantal modulen is een praktijkopdracht

gekoppeld, waarbij een duidelijk link bestaat tussen het theoretisch en praktische deel van de

opleiding. Kennis en vaardigheden worden bij deze modulen in de praktijk getoetst. Een aparte

moduletoets gericht op reproduceerbare kennis voegt daaraan niets toe. Een vaardighedentoets

echter kan bijdragen aan een succesvolle praktijktoets, maar hoeft niet als zodanig door een docent

te worden aangetekend. Dat zou dubbel werk betekenen. Ook hier is de beoordeling van de mate

van participatie afdoende.De docent tekent aan of de mate van participatie voldoende of

onvoldoende is geweest.

Voor een aantal modulen is die link niet zo duidelijk en afhankelijk van de wijze waarop de aio

bepaalde kennis gebruikt in zijn functioneren als professional. Niet alle kennis en vaardigheden

kunnen in de praktijk worden getoetst. Deze modulen zullen apart door de docent worden getoetst.

Bijlage: format korte beschrijving module

Page 52: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

51

3.7. Beschrijving per module

Bijlage: overzicht module-beschrijvingen

Page 53: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

52

Page 54: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

53

4. Het praktijkdeel van het curriculum

Het praktijkdeel van de opleiding beslaat het grootste deel van de totale opleiding. Dat komt tot

uitdrukking in de verdeling tussen het aanbod van theorie en het werken in de praktijk (1:4). De

beschrijving van het persoonlijk leerproces in het RISC-TRIP-schema, het ontdekkend leren en de

rolontwikkeling vindt voornamelijk plaats in de praktijk, evenals het beoordelen en toetsen van het

leerproces door de opleider, het beoordelen van de werkervaringsplaatsen en de

eindejaarsbeoordelingen. De arena, zoals beschreven in paragraaf 2.5, bestaat vooral uit de

complexe praktijksituatie, waarin de aio allerlei opdrachten moet uitvoeren, waarbij de aio regie

moet voeren en tegelijkertijd moet voldoen aan allerlei verwachtingen.

Het praktijkdeel van het curriculum (zie schema) bestaat uit twee onderdelen:

1. Werken in de praktijkinstelling op werkervaringsplaatsen;

2. Uitvoeren van praktijkopdrachten.

Page 55: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

54

4.1. Werken in de praktijkinstelling op werkervaringsplaatsen

De opleider stelt in overleg met de aio een traject met verschillende werkervaringsplaatsen op in

drie opleidingsjaren. De wijze van plannen kan per praktijkinstelling verschillen. De ene

praktijkinstelling hanteert vaste routes, waarbij een aio een andere aio op een afdeling aflost. Een

andere praktijkinstelling plant voor 1 jaar, reageert op ontwikkelvraagstukken van afdelingen en

wijst een aio in overleg toe. Ook zijn er andere vormen mogelijk, zoals een terugkeer van de aio in

het derde jaar op de afdeling van het eerste jaar. Dan wordt de eis gesteld dat de aio in een andere

rol terechtkomt, bijvoorbeeld de rol van behandelcoördinator of onderzoeker. De opleider kan

hierin flexibel opereren.

Een ander uitgangspunt is dat in het leertraject wordt gewerkt met tenminste 2 verschillende

doelgroepen. De doelgroepindeling is niet beperkt tot jeugd, volwassen en ouderen, maar kan

betrekking hebben op psychiatrie, psychogeriatrie en verstandelijk gehandicapten of op

doelgroepen rond een bepaalde stoornis, beperking of handicap.

Tot slot wordt de eis gesteld dat in het leertraject rekening wordt gehouden met klinische, semi- of

transmurale en 1 ambulante werkervaringsplaatsen. De aio dient in de verschillende settings

ervaring op te doen.

BijBijBijBij voorkeurvoorkeurvoorkeurvoorkeur start de aio zijn leertraject en eerste werkervaringsplaats niet op de setting waar hij

voor de opleiding werkzaam was, omdat blijkt dat hierdoor het leren in de opleiding wordt

verstoord. De aio blijkt teveel problemen te ondervinden om in de rol van student te kunnen

groeien.

De Aio zal zelf een groot deel verantwoordelijk zijn voor de vormgeving van het eigen leerproces,

zodat er aan het eind van de driejarige opleiding sprake zal zijn van zelfstandig werkende

Verpleegkundig Specialisten. De aio zal moeten aangeven hoe en waar binnen dit GGZ veld

aanvullende kennis dient te worden verworven. De aio doet dit door eerst zelf een keuze maken uit

doelgroepen (Ouderen, Volwassenen - kortdurende behandelingen, Volwassenen - langdurig

zorgafhankelijken, Kinderen en jeugdigen) en settingen (ambulant, semi-transmuraal, klinisch).

Naast persoonlijke wensen spelen ook de eisen een rol die vanuit de opleiding, de opleider en

leidinggevende worden gesteld. De wensen van de aio en de eisen vanuit de opleiding, opleider en

leidinggevende zullen in evenwicht dienen te worden gebracht. Er dient onderhandeld te worden

met opleider en leidinggevende, waarbij de aio in grote mate regie kan uitvoeren. De opleider zal in

de keuze van werkervaringsplaatsen echter een bepalende rol spelen, enerzijds om als intern

opleidingsverantwoordelijk te monitoren dat leerwensen van de aio zijn afgestemd op de

ontwikkelbehoeften van de leidinggevende. Anderzijds kan de opleider besluiten de aio op een

werkervaringsplaats te plaatsen waarvan de opleider vindt dat die beter in het leertraject van de aio

past. De opleider kan de aio in een complexe situatie plaatsen in vertrouwen dat de aio dat aankan,

zonder dat de aio zich dat al realiseert. Ook hierin speelt vertrouwen in de relatie, de begeleiding en

supervisie een rol, zoals dat vanuit de Meester-gezel-relatie wordt bedoeld.

Page 56: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

55

Op grond hiervan ontwerpt de aio in samenwerking met de Opleider een leertraject. Dit leertraject

heeft drie functies:

1. Het dient als planningsinstrument bij de plaatsing van Aio’s over de diverse

werkervaringsplaatsen.

2. Het leertraject dient als raamwerk voor de aio bij het formuleren van een Praktijk Leer Plan

(zie Handleiding Praktijk Leer Plan). Dit plan vormt de rode draad waarlangs de AIO de

opleiding vorm geeft en een proces van reflectie en supervisie start.

3. De aio wordt zichtbaar als inhoudelijk voortrekker van verpleegkundige ontwikkelingen

binnen verschillende settings en in verschillende rollen.

Page 57: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

56

4.2. Uitvoeren van praktijkopdrachten

De praktijkopdrachten vormen het hart van de opleiding, zoals ook uit het schema blijkt. Via de

praktijkopdrachten wordt het persoonlijk leerproces gevormd, wordt het persoonlijk leerproces

beoordeeld door de opleider en vindt integratie tussen theorie en praktijk plaats. De

praktijkopdrachten staan centraal in het contact tussen opleider (meester) en aio (gezel) en krijgt

op deze wijze ook de meester-gezel relatie concreet vorm.

De omschrijving van de praktijkopdrachten maakt onderdeel uit van het curriculum in de opleiding

GGZ-VS. Omdat de praktijk en het curriculum voortdurend in ontwikkeling zijn, zullen

praktijkopdrachten hierop worden aangepast. Actueel is bijvoorbeeld dat met leerlijnen gewerkt zal

worden die het geraamte van het curriculum zullen vormen. Dat heeft gevolgen voor de aard en

inhoud van praktijkopdrachten.

Page 58: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

57

4.3. Aanwijzingen voor het inleveren van schriftelijk uitgewerkte opdrachten Inleveren bij wie?Inleveren bij wie?Inleveren bij wie?Inleveren bij wie?

De aio dient alle opdrachten en formulieren uitsluitend schriftelijk en persoonlijk in te leveren bij de

leergangcoördinator. De leergangcoördinator parafeert voor ontvangst op het door de aio

meegenomen formulier ‘monitor’. Op dit formulier staan alle opdrachten genoemd die tijdens de

opleiding ingeleverd dienen te worden. Dit formulier wordt beheerd door de aio.

De aio is ervoor verantwoordelijk dat relevante en vereiste stukken voor 31 december van dat jaar

bij de leergangcoördinator zijn ingeleverd.

Tekstuele aanwijzingenTekstuele aanwijzingenTekstuele aanwijzingenTekstuele aanwijzingen

De schriftelijke uitwerking van een opdracht dient uitgewerkt te worden conform onderstaande

aanwijzingen. Daarnaast geldt vanzelfsprekend dat er sprake dient te zijn van correct Nederlands.

LayLayLayLay----out aanwijzingenout aanwijzingenout aanwijzingenout aanwijzingen

De volgende aanwijzingen gelden ten aanzien van de lay-out:

� Er dient gebruik gemaakt te worden van een voldoende groot en gemakkelijk leesbaar

lettertype, bijvoorbeeld Arial 11 of Times Roman 12.

� Enkele regelafstand en de standaard kantlijn.

� Pagina’s dienen te worden genummerd.

Ieder stuk dat ingeleverd wordt ten behoeve van het dossier dient te worden voorzien van een

volledig ingevuld standaard voorblad.

De opdracht dient geniet of ingebonden te zijn.

Page 59: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

58

5. Persoonlijk Dossier / Dossioma Het persoonlijk dossier persoonlijk dossier persoonlijk dossier persoonlijk dossier (portfolio) van de aio geeft weer op welke wijze de aio zijn leerproces

documenteert. De aio is verantwoordelijk voor de invulling en beheer van zijn portfolio.

Daarnaast houdt de opleiding ook het dossier bij, om uiteindelijk te kunnen verantwoorden dat de

aio kan afstuderen. Gedurende het leerjaar wordt periodiek de inhoud van het portfolio samen met

de opleider besproken. Aan het eind van het jaar vindt er een eindbeoordeling plaats aan de hand

van de summatieve toets. Dan wordt bepaald of de aio naar het volgende leerjaar over kan gaan.

In het dossier worden naast de persoonlijke gegevens (cv, diploma’s, uitdraai BIG register enz.)

van de aio ook de gegevens over de studievoortgang van de aio gedurende de opleiding (cursus- en

praktijkdeel) bijgehouden. Het leerproces wordt gevolgd en getoetst via een verklaring van

deelname aan modulen, de mate van participatie, het verrichten van praktijkopdrachten en

eindejaarsbeoordelingen.

In het ddddossioma (dossioma (dossioma (dossioma (digitaal dossierigitaal dossierigitaal dossierigitaal dossier)))) worden alle beoordelingen en studieresultaten geregistreerd. De

leergangcoördinator gebruikt het dossioma om te controleren of alle vereiste gegevens in het

opleidingsdossier aanwezig zijn. Wanneer dit het geval is, kan het volgende leerjaar aanvangen,

danwel tot uitreiking van het getuigschrift worden overgegaan.

Bij de uitreiking van het diploma ontvangt de aio het dossioma als bijlage bij het getuigschrift.

Page 60: Opleidingsplan 2009 - ggz vs · 2012. 3. 1. · begeleiden, observeren, verplegen en art. 33, lid b de handelingen die aansluiten op diagnostische en therapeutische werkzaamheden

59

Literatuur opleidingsplan

Atkins, S. en K. Murphy, Reflection: a review of the literature, Journal of Advanced Nursing, 18,

1188-1192, 1993.

AVVV, Beroepsdeelprofiel Verpleegkundig Specialist, Utrecht, 2004.

Benner, P. Tanner, From novice to expert, Addison_Wesley, Menlo Park, California, 1984..

Berg, J. van de, Visitatierapport, BDF Advies, 2002.

Bie, D. de, Morgen doen we het beter, Bohn Stafleu van Loghum, Houten/Kampen, 2003.

Bie, D. de en J. De Kleijn, Wat gaan we doen, BSVL, Houten/Diegem, 2001.

Goffree en Stroomberg, publicatie promotie, Nederland, 19..

Hamric, B.H., Sposs, J.A., Hanson, C.M., Advanced Nursing Practice: An integrative approach,

W.B. Sanders Company, Philadelphia, 2000.

Houtjes, W. en L.A. Voogt, Handleiding leren in de praktijk, GGZ-VS, Utrecht, 1998.

Kessels en Smit, Handboek opleiders en organisaties, 1994.

Schön, D., The reflective practitioner, Basic Books, New York, 1983.

Siegers, F. Supervisie en coaching met elkaar vergeleken, Supervisie en Coaching, 20, 2003, p 4-18.

Stevenson, C. en B. Jackson, Egalitaire consultatie: Een andere kijk op klinische supervisie in de

psychiatrische verpleegkundige praktijk, Verpleegkundige Perspectief, 2001-5.

Voogt, L.A., Notitie beroepenstructuur VAR GGZ Noord-Holland-Noord, 1999.

VWS, Publicatie Wet BIG, Den Haag, 1997.

Wit, H.F. de, Contemplatieve psychologie, Kok Agora, Kampen, 1987.

Wit, H.F., De verborgen bloei, Kok Agora, Kampen, 1993.