Onderwijs en Zorg - SIGRA · de kwaliteit van de opleiding te verbeteren en wederzijds van elkaar...
Transcript of Onderwijs en Zorg - SIGRA · de kwaliteit van de opleiding te verbeteren en wederzijds van elkaar...
Samen Gezond in Groot Amsterdam 2014 02
Beroepen en opleidingenvoor de toekomst
Wat doen organisatieszelf al?
Beeldvorming over onderwijs en zorg
Zorgonderwijs in cijfers
Onderwijs en Zorg
Achtergrondartikelen
Leren is vooruitzien
Zorgberoepen en -opleidingen voor de toekomst
Bacheloropleiding Nursing 2020
Zorgonderwijs in cijfers
Numerus fixus
Afstemming onderwijs en praktijk
Onderwijs en Zorg binnen SIGRA
Beeldvorming over onderwijs en zorg
Leerlingen basisschool
Leerling voortgezet onderwijs
Decaan
Hbo-student
Docent
Starter
Zorgprofessional
Wat doen organisaties zelf al?
Vakschool levert direct inzetbare verpleegkundigen
Diploma en scholing verplicht
Aandacht voor seksuele diversiteit
Opleiden voor de toekomst
Helpdesk mantelzorgondersteuning
Samenwerking formele en informele zorg
Trainingen cliënt- en wijkgericht werken
Opleiding Helpende Plus Thuiszorg
Branchegebonden onderwijs en bij- en nascholing
Functiedifferentiatie oplossing voor mismatch
Situationeel opleiden
Verbeteren overdracht in verloskundige zorg
Delen expertise via Online School
4
10
16
20
29
34
38
6
23
24
25
31
32
37
7
8
9
15
18
19
22
26
27
28
33
35
36
Inhoud
De SIGRA Informatief is een uitgave van SIGRA (Samenwerkende Instellingen Gezondheidszorg Regio Amsterdam). De SIGRA Informatief verschijnt circa twee keer per jaar als themanummer, met meer achtergrondinformatie over een actueel onderwerp in SIGRA-verband. Hoofdredactie Saskia Schalkwijk Eindredactie Wendy Rinzema Redactieadres Maassluisstraat 574A 1062GZ Amsterdam Tel: 020 512 88 88 E-mail: [email protected] Website: www.sigra.nl Overname artikelen Overname van artikelen is toegestaan mits de bron wordt vermeld. Vormgeving Brandwave Drukwerk Brandwave Oplage 1500
6
23
24
32
25
31
37
16
20
29
Leren is vooruitzienIn dit themanummer van de SIGRA Informatief over Onderwijs en Zorg wordt vooral vooruit gekeken. Soms naar
morgen, vaker nog naar de verdere toekomst – tot in 2030. Dat de toekomst ongewis is, is een open deur. Toch zijn
de gebundelde artikelen in dit nummer geen oefeningen in koffiedik kijken. Daarnaast kijken we ook naar het hier
en nu. Wat doen organisaties nu al op het gebied van onderwijs en opleiden, inspelend op de ontwikkelingen in
de zorg. De input voor deze rubriek is aangeleverd door de organisaties zelf, in reactie op onze oproep hiervoor.
En hoe denken leerlingen, docenten en zorgprofessionals over het onderwijs en de zorg.
Onderwijs moet goed aansluiten op de praktijk
Nadenken over de toekomst van het beroepsonderwijs is
nadenken over onderwijsinhoud, leerwegen, leerplannen en
structuren; kortom over het onderwijsgebouw en wat zich
daarbinnen afspeelt. Dat gebeurt overal en altijd, ook in de zorg.
En als het denken wordt omgezet in doen, dan duurt het gauw
zes jaar (twee jaar voorbereiden en vier jaar als gemiddelde
opleidingsduur), voordat nieuwe studenten het vernieuwde
onderwijsgebouw verlaten. Simpel gezegd: zorgstudenten,
die rond deze tijd (zomer 2014) afstuderen, hebben een
onderwijscurriculum doorlopen, dat ruim vóór 2008 is bedacht.
Is hun kennis up to date? Dat is haast onmogelijk. Veel ruimte
voor tussentijdse bijstelling is er immers niet. Werkgevers klagen
daar regelmatig over: “We moeten pas afgestudeerden nog van
alles bijbrengen, voordat ze echt productief zijn”. Aan de andere
kant gaan studenten ervan uit dat hun diploma direct toepasbare
kennis oplevert. Vaak moeten zij - teleurgesteld - deelnemen
aan een instroomklasje, waarin eerst een ‘instellingseigen
competentiesausje’ over hen heen wordt gegoten, voordat zij
aan de slag kunnen. In de Broedplaats Amsterdam-Amstelveen
Innovatie Zorgberoepen en -opleidingen, wordt dit dilemma
rigoureus aangepakt. Er is een piketpaal geslagen in 2030 en
TNO heeft opdracht gekregen om een inschatting te maken van
de zorgvraag op dat moment, uitgaande van de nieuwe definitie
van gezondheidszorg. Dit vormt de basis voor het advies over de
benodigde zorgberoepen met bijbehorend opleidingscontinuüm,
dat vanaf 2020 zo goed mogelijk op hun taak toegeruste
studenten aflevert. Ruim op tijd begonnen, dat staat vast.
Na- en bijscholing zittend personeel
Het ligt allemaal wat anders voor bij- en nascholing van ‘zittend
personeel’ - overigens de minst passende omschrijving van
zorgprofessionals (zij zijn in beweging, bedenkers zitten).
Wanneer dit themanummer verschijnt is de inventarisatie van alle
opleidingsplannen in het kader van het regionaal Sectorplan Zorg
afgerond. De komende twee jaar worden letterlijk duizenden
werknemers in de zorg na-, bij- en opgeschoold. Ongeveer de
helft van hen leert nieuwe technieken en werkmethoden aan.
Wat opvalt is dat de andere helft vooral trainingen gaat volgen
in generieke competenties als ‘de cliënt/patiënt als (mede-)
regisseur’, ‘paradigmaverschuiving’, ‘zelfsturing’, ‘transmuraal
werken’, ‘communicatieve- en samenwerkingsvaardigheden’
etc. De zorg vraagt om een hoger opleidingsniveau, meer
generalisten, werknemers met helicopterview, die snel
kunnen schakelen. De vraag doet zich voor of dat nu typische
beroepsvaardigheden zijn. Moeten die competenties onderdeel
zijn van het beroepsonderwijs of laat het algemeen vormend
onderwijs hier steken vallen?
‘Al doende leert men’, is de essentie van beroepsonderwijs.
Vanzelfsprekend zijn theorie en kennis belangrijk, maar pas in de
praktijk krijgt een beroep vorm. Werkgevers en praktijkopleiders
investeren daarom in pas gediplomeerde, startende professionals
en daar hoort het aanleren van algemene vaardigheden bij.
Wanneer vanuit de zorg louter ‘turn key’ afgestudeerden
worden gevraagd - die roep lijkt wel sterker te worden - en het
onderwijs niet óók meer algemene vaardigheden in de curricula
opneemt, dan hoeft er geen energie meer gestoken te worden
in de ontwikkeling van zorgrobots: die komen dan vanzelf uit het
onderwijsgebouw rollen.
De rode draad door alle transities in de zorg, nu en in de
toekomst, is dat zorgprofessionals ermee overweg kunnen. Dat ze
niet schrikken van verandering, dat niks vast staat en dat studeren
voor een beroep ook betekent: leren vooruitzien. Dat geldt voor
beroepsonderwijs en de praktijk.
Joop Looijenga
Manager
Arbeidsmarktbeleid
SIGRA
4 5
Romaissa Makran
Welke opleiding volgen jullie?
“Groep 8 van de Linnaeusschool Amsterdam, met als doorstroom
advies vmbo.”
Wat willen jullie gaan doen?
Romaissa: “Ik wil graag kinderarts of chirurg worden.”
Anissa: “Ik droom van een baan als verpleegkundige op een
kinderafdeling.”
Waarom de zorg?
Romaissa: “Mijn moeder werkt bij een laboratorium en neemt
bloed af bij patiënten. Daarnaast vertaald zij soms voor patiënten
in het ziekenhuis. Het lijkt mij heel leuk om daar te werken.”
Anissa: “Ik ben een paar jaar geleden met mijn oudere zus, die
inmiddels bij een GGZ-instelling werkt, naar de open dag van het
ziekenhuis in de stad geweest. Dat bezoek heeft veel indruk op mij
gemaakt. Ook kijk ik graag naar medische tv-series.”
Hebben jullie een goed beeld van werken in de zorg?
“Ja, dat denken we wel. We kennen meerdere beroepen in
de zorg. Zoals operatieassistent, die de chirurg helpt bij het
aanbrengen van hechtingen. En een psycholoog, waar je naartoe
gaat als je iets naars hebt meegemaakt. Wij hebben ook een
psychiatrisch verpleegkundige op school gehad die vertelde over
werken in de zorg. Het was interessant om te horen wat zij heeft
meegemaakt.”
Leerlingen basisschoolWat?
In september 2013 is het VUmc samen met ROC TOP gestart met
een vakschool voor verpleegkundigen. Deze mbo-opleiding is een
beroepsbegeleidende leerweg (BBL-traject), waarbij de leerlingen in
dienst komen van het VUmc en zoveel mogelijk in de praktijk leren. De
beoogde opleidingsduur is drie en een half jaar.
Waarom?
Flip Derks, teammanager zorg ROC TOP: “ROC TOP kiest ervoor om
nauw samen te werken met leerbedrijven, zoals ziekenhuizen, om
de kwaliteit van de opleiding te verbeteren en wederzijds van elkaar
te leren. De vakschool is een goed voorbeeld hiervan. Het VUmc
heeft invloed op het lesprogramma en een deel van de lessen wordt
verzorgd door gastdocenten uit het VUmc. Op die manier kunnen
we de opleiding goed afstemmen op de enorme veranderingen in de
zorg. Inmiddels zijn we met Amsta een vakschool voor langdurige zorg
gestart.”
Jettie Vreugdenhil, praktijkopleider VUmc: “Wij zijn met de vakschool
gestart, omdat we meer invloed willen hebben op de inhoud van
de opleiding. Als wij weten wanneer de leerlingen bepaalde stof
aangeboden krijgen, dan weten wij ook wanneer we die kennis in de
praktijk moeten activeren. Verder kunnen we er zo voor zorgen dat de
stof beter aansluit op de praktijk in het ziekenhuis. De praktijklessen
zijn nu echt gericht op de doelgroepen van het VUmc, zoals
bijvoorbeeld acute zorg en oncologie. Op deze manier studeren er
uiteindelijk bekwame verpleegkundigen af, die startklaar zijn voor het
werk in het VUmc, die we niet eerst nog een tijd moeten inwerken.”
Hoe?
Tijdens de opleiding hebben de leerlingen afwisselend drie weken
stage en één lesweek. Ze lopen zes stages van een half jaar, op
verschillende afdelingen. Een daarvan is extern, bijvoorbeeld in
de psychiatrie of in het buitenland, maar verder zijn alle stages bij
VUmc. Vreugdenhil: “Er is een intensieve samenwerking tussen het
onderwijs en de praktijk. Alle casuïstiek in de opleiding komt uit
de ziekenhuispraktijk en er geven regelmatig gastdocenten van het
VUmc les. We hebben samen nieuwe competenties opgesteld en
zijn bezig met een integrale leerlijn klinisch redeneren, zowel voor
de theorie als voor de praktijk.”
VUmc en ROC TOP Vakschool levert direct inzetbare verpleegkundigen
Anissa Outakla
6
“Wij willen allebei later in het ziekenhuis werken”
Anissa Outakla, 12 jaar en Romaissa Makran, 11 jaar
Beeldvorming over Onderwijs & Zorg Wat doen organisaties zelf al?
“Opleiding beter afgestemd op veranderingen in zorg”
Meer informatie vindt u op
www.vumc.nl/onderwijs en
www.roctop.nl.
Contactpersonen: Jettie Vreugdenhil
VUmc en Flip Derks ROC TOP
7
Wat?
Sinds 2013 heeft Zonnehuisgroep Amstelland een nieuw beleid
voor bekwaamheidsregistratie en scholing. De diploma-eisen zijn
helder: iedereen die werkt in een zorgfunctie bij de organisatie
is gediplomeerd. Dit leidt tot zorgmedewerkers met een brede
kennisbasis.
Waarom?
Deze aanscherping is doorgevoerd om de kwaliteit van de zorg te
verbeteren. De diploma-eis en het verplicht stellen van scholingen
en toetsen lijkt misschien een zware last voor de medewerkers, maar
toch zijn zij enthousiast. Zij weten namelijk als geen ander wat het
vraagt om goede zorg te kunnen leveren.
Hoe?
Alle gediplomeerde zorgverleners vanaf niveau 2 hebben nu
minimaal één dag per jaar een dag ‘scholing en toetsplein’.
Gedurende deze dag wordt de theorie van de voorbehouden
en risicovolle handelingen bijgeschoold en in theorie en
praktijk getoetst. Ook kwaliteitsscholing komt aan bod, waarbij
onderwerpen als omgaan met agressie, dementie, zorg en dwang
en ouderenmishandeling behandeld worden. De organisatie en
registratie vinden centraal plaats bij P&O. Zo is er eenduidigheid én
eenvoud in het aanbod en de aanpak: de scholing is verplicht, wordt
centraal aangeboden en lang van te voren ingepland. De bevoegd-
en bekwaamheid is opgenomen in het beoordelingssysteem.
Iedere medewerker krijgt jaarlijks een beoordeling, waar ook een
mogelijke salarisverhoging en bonus aan gekoppeld zijn. Heeft
een medewerker de verplichte scholingen niet gevolgd of de toets
niet gehaald, dan wordt diegene teruggezet in functie, totdat de
verplichte scholingen wel gevolgd zijn. Zo kunnen leidinggevenden,
medewerkers en cliënten er altijd vanuit gaan dat er bevoegd en
bekwaam personeel aan het werk is.
Zonnehuisgroep Amstelland
Voor meer informatie kunt u terecht
bij Carla Schaefers, coördinator
opleidingen bij Zonnehuisgroep
Amstelland, [email protected].
Diploma en scholing verplicht: dat werkt goed!
Wat?
Het Consortium Roze 50+ wil de aandacht voor seksuele diversiteit
in zorg en welzijn vergroten. In beroepsopleidingen en in zorg- en
welzijnsorganisaties wordt hieraan nauwelijks of geen aandacht
besteed. Meer aandacht voor seksuele diversiteit in opleidingen en
werkpraktijk van verplegenden en verzorgenden is daarom nodig.
Waarom?
Veel lesbische, homo- en biseksuele en transgender (LHBT) ouderen
voelen zich niet thuis in zorgcentra. Onvoldoende aansluiten bij de
ervaringen, behoeften en verwachtingen van (roze) ouderen kan
leiden tot een beperking van functionele gedragingen, een verlaagd
welbevinden en uiteindelijk een vermindering van de kwaliteit van
leven. Diversiteit komt wel aan bod als het gaat om (omgaan met)
cliënten uit andere culturen, maar aandacht voor cliënten met
een ‘andere’ seksuele identiteit en leefstijl is er niet of nauwelijks.
Informatie over LHBT-cliënten en meer bewustwording over
seksuele diversiteit bij docenten, studenten en werkers in zorg en
welzijn draagt bij aan professionalisering en kwaliteit, meer begrip
voor roze ouderen en aan een veilig sociaal klimaat in de zowel
intra- als extramurale zorg.
Hoe?
Het Consortium heeft lesmaterialen rond seksuele diversiteit/roze
ouderen verzameld om dit voor alle beroepsopleidingen beschikbaar
te stellen. Daarnaast zijn er ervaren trainers, opleiders en roze
ouderen zélf die gastlessen of workshops verzorgen voor
beroepsopleidingen of na- en bijscholingen voor zorg- en welzijns-
instellingen. In Amsterdam en omgeving werkt het Consortium
daarbij nauw samen met Mokum Roze.
Consortium Roze 50+
Meer over het Consortium Roze 50+ is
te vinden op www.roze50plus.nl.
Voor meer informatie over seksuele
diversiteit in beroepsopleidingen
kunt u terecht bij Herman Boers,
Aandacht voor seksuele diversiteit in beroepsopleidingen en praktijk
8 9
Wat doen organisaties zelf al? Wat doen organisaties zelf al?
“Verplichte diploma en scholing zorgt voor bevoegd en bekwaam
personeel”
“Mensen discrimineren niet altijd bewust”
Directeur Jan Nieuwenhuis, Gay Care Amsterdam
deelt de mening van het consortium.
Bij de mensen die komen solliciteren merk ik dat niet zozeer, die
voelen zich verbonden met onze doelgroep. Maar zij vertellen mij
wel dat er op de opleiding weinig aandacht voor was. Mensen
discrimineren niet altijd bewust, maar doordat zij niet genoeg
weten over de leefstijl van onze doelgroep, gaan zij bijvoorbeeld
een gesprek over de privé-situatie eerder uit de weg. Het staat
de persoonlijke band in de weg. De zorgopleiding zou naar mijn
mening dus zeker meer aandacht kunnen besteden aan zaken
zoals het verschil tussen seksuele voorkeur en identiteit.
Broedplaats Amsterdam-Amstelveen
In de broedplaats Amsterdam-Amstelveen - getrokken door Saskia
Schalkwijk, directeur externe betrekkingen SIGRA - is door TNO een
inschatting gemaakt van de toekomstige vraag naar zorg, bij gelijk
blijvend beleid. Er zijn prognoses gemaakt van het functioneren,
het voorkomen van chronische aandoeningen, psychosociale
problematiek en verstandelijke beperkingen in de toekomstige
bevolking van Amsterdam en Amstelveen. De resultaten laten zien
dat zowel in Amsterdam als in Amstelveen de toename van het
aantal inwoners in de leeftijdscategorie 65+ het grootst zal zijn. Het
aantal inwoners met chronische aandoeningen en multimorbiditeit
neemt toe. De meest voorkomende problematiek is mobiliteit en
lichte/matige dementie. In de kaders op de volgende pagina vindt
u een opsomming van de belangrijkste trends in Amsterdam en
Amstelveen.
Zorgberoepen en -opleidingen voor de toekomstAuteur: Wendy Rinzema, SIGRA
Een nieuwe beroepenstructuur en een daarop afgestemd opleidingscontinuüm voor de hele zorg. Dat is het doel van de
Adviescommissie Innovatie Zorgberoepen & Opleidingen van Zorginstituut Nederland. Deze commissie brengt advies uit
aan het ministerie van VWS, over de beroepen en opleidingen die nodig zijn om in de toekomst aan de zorgvraag te kunnen
voldoen. Het uitgangspunt hierbij is ‘Wat hebben patiënten en burgers nodig om zo lang mogelijk in hun eigen omgeving
te kunnen blijven wonen en daar ook hun verantwoordelijkheid voor te nemen?’ Om tot dit advies te komen, maakt de
commissie gebruik van verschillende bouwstenen. Een van deze bouwstenen zijn de ‘broedplaatsen’ die in 2013 door
de commissie zijn benoemd. In deze broedplaatsen in Rotterdam, Friesland en Amsterdam-Amstelveen wordt door TNO
informatie verzameld om een indicatie te geven van de regionale zorgvraag in 2030.
Aantal burgers met chronische aandoeningen & multimorbiditeit neemt toe
10
• Toename van het aantal inwoners in alle leeftijdsgroepen,
toename van inwoners met herkomst anders dan
Nederlandse herkomst;
• Variatie bevolkingsontwikkelingen naar leeftijd en herkomst
in stadsdelen;
• Toename aantal burgers met chronische aandoeningen en
multimorbiditeit;
• Meest voorkomende chronische aandoeningen jongeren:
huid- en allergieklachten, hoofdpijn en luchtwegklachten
(inclusief astma/bronchitis);
• Meest voorkomende chronische aandoeningen
volwassenen; aandoeningen van bewegingsapparaat,
COPD/astma, incontinentie en diabetes mellitus;
• Belangrijkste stijgers volwassenen: dementie, CVA en
doorgemaakte hartinfarcten;
• Toename van psychosociale problematiek in alle
leeftijdscategorieën;
• Toename aantal ouderen met functioneringsproblematiek:
• Meest voorkomende functioneringsproblematiek:
mobiliteitsproblemen, ook al aanwezig in de
leeftijdsgroepen 20-64 jaar;
• Sterkste stijgers: de profielen ‘ernstige fysieke problemen,
al dan niet gecombineerd met ‘lichte/matige dementie’.
• Verschuiving in samenstelling ouderen met
functioneringsproblematiek en multimorbiditeit: aantal
ouderen met lage SES stabiel, aantal ouderen met midden of
hoge SES neemt toe.
• Het aantal ouderen met multimorbiditeit is hoger dan het
aantal ouderen met functioneringsproblemen.
• Toename van het aantal inwoners in alle
leeftijdsgroepen:
• 26% toename aantal jongeren (0-19 jaar);
• 40% toename aantal ouderen (65 jaar en ouder);
• Toename aantal burgers met chronische aandoeningen en
multimorbiditeit;
• Meest voorkomende aandoeningen jongeren: hoofdpijn,
astma en motorische problematiek;
• Meest voorkomende chronische aandoeningen
volwassenen: aandoeningen van bewegingsapparaat,
kanker, astma/COPD;
• Belangrijkste stijger onder volwassenen: dementie;
• Toename van psychosociale problematiek in alle
leeftijdscategorieën;
• Toename aantal ouderen met functioneringsproblematiek:
• Meest voorkomende functioneringsproblematiek:
mobiliteitsproblemen;
• Alle profielen stijgen in aantallen tussen de 40 en 45%:
het profiel ‘lichte/matige dementie zonder fysieke
problemen’ stijgt het sterkst met 45%;
• Verschuiving in samenstelling ouderen met functionerings-
problematiek en multimorbiditeit: aantallen ouderen met
lage SES daalt, aantal ouderen met midden of hoge SES
neemt toe.
• Het aantal ouderen met multimorbiditeit is hoger dan het
aantal ouderen met functioneringsproblemen.
Belangrijkste trends tussen 2012 en 2030 Belangrijkste trends tussen 2012 en 2030
De TNO-rapporten zijn te vinden op
www.zorginstituutnederland.nl,
onder het kopje Beroepen &
Opleidingen, bij Broedplaatsen.
11
Lokale denktank Amsterdam-Amstelveen
De commissie vindt het belangrijk dat alle belanghebbenden en
betrokkenen kunnen meedenken over de toekomst van de zorg
in ons land. Daarom wordt er ook in verschillende focusgroepen
gesproken met uiteenlopende partijen zoals patiënten, professionals,
opleiders en beleidsmakers. De lokale denktank Amsterdam-
Amstelveen is zo’n focusgroep, die zich eind maart 2014 boog
over de vraag: ‘Hoe zou u het zorglandschap opnieuw inrichten in
Amsterdam/Amstelveen, op basis van de gepresenteerde zorgvraag
2030?’
De belangrijkste conclusie hier was dat we in 2030 een samen-
leving hebben met veel cohesie en met een groot appel op
zelfredzaamheid. Er wordt veel gebruik gemaakt van social media
en andere digitale tools. Er zal een bewegend zorglandschap zijn
ontwikkeld. Een geïntegreerde zorg die bestaat uit verschillende
lagen, van mantelzorg tot gespecialiseerde centra voor complexe
groepen en complexe zorgvragen. Verder werd er voorspeld dat
mantelzorgers dan nog steeds een belangrijke rol spelen als het gaat
om zorg in de buurt en dat de ondersteuning van vrijwilligers voor
minder zware zorgtaken essentieel is. Er moet meer kennisdeling
plaatsvinden tussen vrijwilligers, mantelzorgers en professionals.
Andere punten die genoemd werden:
• De zorg moet in 2030 laagdrempeliger; buurthuis is optie voor
aanspreekpunt.
• De huisarts, welzijnsmedewerker en wijkverpleegkundige zijn
de zorgdriehoek in de buurt.
• Ziekenhuizen worden als laatste optie ingezet en leveren
specialistische zorg.
• ICT in 2030 zal een aanwinst zijn voor de zorg, maar kan niet
alle zorgvragen oplossen, zoals eenzaamheid.
• Er ontstaan kleinschalige zorgeenheden, waarin mantelzorgers
mensen met complexere zorgvragen ondersteunen, zoals
dementerenden en gehandicapten.
• De school functioneert als vindplaats voor zorgvragen met
betrekking tot jongeren.
• De gemeente en de woningbouw moeten thuis blijven wonen
beter faciliteren.
Hoe moet het onderwijs hierop aansluiten?
Vooruitlopend op het advies van de commissie, vroegen wij een
aantal deelnemers van het SIGRA Overleg Opleiden en Zorg (zie
kader pag. 14) hoe zij denken dat het onderwijs eruit moet zien, om
aan te sluiten op de zorgvraag en zorglandschap van de toekomst.
Kennisdeling tussen professionals, vrijwilligers
en mantelzorgers is belangrijk
12
Pien van Langen, 1ste Lijn Amsterdam:
In het toekomstige zorglandschap is de zorg in de eerste lijn in de
wijk heel belangrijk. Hiervoor heeft de zorgprofessional nieuwe
competenties nodig. De belangrijkste onderdelen hierin zijn:
- Je bent gast bij iemand thuis en deze persoon bepaalt mede
met jou hoe de zorg eruit moet gaan zien.
- Je moet kennis hebben van de sociale kaart, weten wat er in de
buurt speelt, van de formele maar vooral ook van de informele
zorg en weten hoe je die inzet.
- Je speelt een actieve rol in de driehoek huisartsenzorg
(praktijkondersteuner), sociale domein (maatschappelijk werk)
en de wijkverpleegkundige zorg.
13
Brenda van der Zaag, ROC TOP
Joukje Stellingwerf, PuurZuid
De zorgopleidingen moeten leren om sneller in te spelen op
veranderingen in de zorg. Ze moeten met de verschillende
zorginstellingen communiceren om actueel te blijven. De
zorginstellingen kunnen hun bijdrage leveren door als
gastdocenten les te geven op school, waardoor de transfer van
theorie en praktijk nog beter gewaarborgd wordt. Het ‘klinisch
redeneren’ moet in het curriculum om de samenwerking tussen
de medische disciplines en verpleegkundigen/verzorgenden te
bevorderen.
Als we kijken naar de ontwikkelingen in de zorg, dan gaan de
veranderingen bijzonder snel. Een zorgprofessional moet over
steeds meer competenties beschikken. Een voorbeeld hiervan is
dat welzijn een steeds belangrijker onderdeel in de zorg wordt.
De veranderingen hiervoor zijn nu in de opleidingen uitgezet,
maar dit gaat te langzaam. We hollen achter de feiten aan.
De samenwerking tussen onderwijs en praktijk moet beter,
om sneller op ontwikkelingen in te spelen. Het meedenken
van mensen uit de praktijk moet hiervoor meer gestructureerd
worden ingezet. Verder denk ik dat de informele zorg en hoe
je die inzet een belangrijk onderdeel moet worden van de
opleidingen.
Overleg Opleiden en ZorgIn het Overleg Opleiden en Zorg, dat voort-
komt uit de bestuursambitie langdurige
ouderenzorg, werken zorgaanbieders uit de
Care en onderwijsaanbieders binnen SIGRA
samen aan een optimale afstemming van
onderwijs en praktijk. Zowel kwalitatief als
kwantitatief.
Actuele thema’s en ontwikkelingen in de
basiszorg en het beroepsonderwijs worden
gevolgd en besproken. Kansen en knelpunten
worden gesignaleerd en zo mogelijk met elkaar
opgepakt en/of ondergebracht bij lopende
initiatieven.
Concrete resultaten van dit netwerk zijn onder
andere:
- Een competentieprofiel voor
werkbegeleiders (te downloaden op
www.sigra.nl)
- Een inventarisatie tot het opzetten van
leer,- werkafdelingen waar hbo-v
studenten stage kunnen lopen in de
langdurige zorg.
14
Wat?
Het AMC bouwt het operatiecentrum van de toekomst. Niet alleen
staat er binnenkort een geheel nieuw OK-complex, maar we denken
ook na over de operatieassistenten en anesthesiemedewerkers
die in dat operatiecentrum van de toekomst werken. Het project
‘Leerlandschap operatiecentrum 2020’ richt zich op de competenties
van deze medewerkers. Inmiddels zijn ook het OLVG, het Sint
Lucas Andreas Ziekenhuis en het Medisch Centrum Alkmaar
aangesloten bij het project. De praktijkopleiders van de verschillende
ziekenhuizen in de regio geven samen het leerlandschap vorm voor
de zittende medewerkers van de verschillende operatiecentra. Zo
ontwikkelen de ziekenhuizen gezamenlijk een visie op opleiden,
leren en beoordelen, waarbij elk deelnemend ziekenhuis zijn eigen
‘couleur locale’ kan behouden.
Waarom?
Het zorglandschap is altijd in beweging. Technologische
ontwikkelingen en een andere inrichting van het zorgproces zorgen
voor de opkomst van andere behandelmethoden en -technieken.
Denk bijvoorbeeld aan de, nu nog experimentele, non-invasieve
OK-zorg bij de behandeling van borst- en prostaatkanker. De
uitdaging is om het leerlandschap mee te laten bewegen met de
veranderingen in het zorglandschap. Dit kan bereikt worden door
de mensen die het leerlandschap vormgeven op te leiden, zodat ze
ontwerpvragen in de toekomst effectief en met zelfvertrouwen op
kunnen pakken. Het project is een initiatief van het ministerie van
VWS. Het AMC heeft in de regio Noord-Holland het project in eerste
instantie aangegrepen om antwoord te vinden op de vraag
‘Voldoet de huidige opleiding voor operatieassistent en anesthesie-
medewerker aan de eisen die het werkveld in 2020 zal stellen?’
Tijdens het project is een andere, meer urgente, vraag centraal
komen te staan: ‘Zijn onze huidige medewerkers van het
operatiecentrum bekwaam en bevoegd om het werk dat in 2020
van hen wordt verwacht uit te voeren?’ De focus van het project ligt
dus op de huidige medewerkers.
Hoe?
Het leerlandschap ontstaat in drie fasen. In de eerste fase gaan
we samen met de zittende beroepsbeoefenaars hun competenties
voorzien van context. Wat moeten zij kunnen en kennen om
kritische situaties in hun werk effectief aan te pakken? In de
tweede fase ontwerpen we een raamwerk, dat bestaat uit een
gezamenlijke visie op leren, op het ontwerpen en ontwikkelen
van beoordelingsvormen en op het bouwen van verschillende
leerinterventies. In de laatste fase ontwikkelen de deelnemende
ziekenhuizen vanuit het raamwerk een compleet leerlandschap,
waarin scholing voor zittende medewerkers is vormgegeven op basis
van de essentiële kenmerken van het werk, nu en in de toekomst.
AMC
Meer informatie:
S. Vroomen, Stafadviseur
patiëntenzorg in het AMC,
Michael Hebben, IC verpleegkundige
en zelfstandig adviseur,
Opleiden voor de toekomst begint bij de medewerkers van vandaag
Wat doen organisaties zelf al?
“Gezamenlijke visie met eigen couleur locale”
15
“Onderwerpen als klinisch redeneren, preventie en
praktijkproblemen krijgen meer aandacht”
Johan LambregtsProjectleider Bacheloropleiding Nursing 2020
Meer informatie hierover vindt u op
www.loov2020.nl.
17
Wat is de aanleiding van het project?
Johan Lambregts: “De gezondheidszorg in Nederland is voortdurend
in beweging. De rol van patiënten en zorgorganisaties verandert
snel, technologisch is steeds meer mogelijk en de financiering staat
onder toenemende druk. De ontwikkelingen in de zorg vragen een
voortdurend proactief meebewegen van de verpleegkundigen. De
zeventien bacheloropleidingen verpleegkunde in Nederland bereiden
zich daarom gezamenlijk voor op de toekomst.”
Welke gevolgen heeft de kwaliteitsslag voor de
opleidingen?
“Het regelmatig aanpassen van opleidingsprofielen en -curricula
behoort tot de reguliere taken van onderwijsinstellingen. Het
bestaande opleidingsprofiel hbo-verpleegkunde dateert van 2001
en is aan vernieuwing toe. De zeventien bacheloropleidingen
verpleegkunde hebben zich tot taak gesteld een gezamenlijk
opleidingsprofiel te ontwikkelen en hebben hun commitment
vastgelegd in een convenant. Tijdens de totstandkoming van het
projectplan verscheen een advies van de Verkenningscommissie
hbo gezondheidszorg onder voorzitterschap van Anton
Westerlaken. Dit rapport: ‘Voortrekkers in verandering’, bevat
aanbevelingen ten aanzien van vier thema’s: een robuust
curriculum, de borging met en in de praktijk, praktijkgericht
onderzoek en focus en differentiatie. Het LOOV heeft deze
aanbevelingen verwerkt in het project.”
Waar moet de verpleegkundige van de toekomst aan
voldoen?
“De bachelor verpleegkundige van de toekomst is op de eerste
plaats een deskundige zorgverlener, die alle voorkomende
patiëntproblemen in alle settings kan aanpakken. Daarnaast is hij/zij
een reflective practitioner, die vakliteratuur beoordeelt en bijdraagt
aan praktijkonderzoek. De verpleegkundige is in staat het overzicht
te houden bij multiproblematiek, kan mensen ondersteunen bij
zelfmanagement en veranderingen in leefstijl en kan samenwerken
met professionals van andere disciplines. De verpleegkundige gaat
zoveel mogelijk uit van zorg die evidence based is en levert een
bijdrage aan de kwaliteit van de zorg (inclusief patiëntveiligheid) en
van het terugdringen van onnodige zorg.”
Wat gaan docenten en studenten merken van de
veranderingen?
“Door de intensieve samenwerking tussen onderwijs en praktijk
worden leren en werken zodanig gekoppeld dat zowel de student, de
opleiding, als de zorginstellingen daar hun voordeel mee doen. Voor
studenten wordt de opleiding wellicht wat zwaarder. Onderwerpen
als klinisch redeneren, preventie en praktijkproblemen krijgen meer
aandacht. Door de voortdurende ontwikkelingen in de samenleving
en de zorg is het noodzakelijk dat docenten hun programma
permanent hierop afstemmen. Dit vraagt om een intensievere
samenwerking en uitwisseling tussen praktijk en onderwijs.”
Auteur: Waheeda Abdoelrahman, SIGRA
Bacheloropleiding Nursing 2020Zeventien hbo-v’s, verenigd in het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde (LOOV), werken sinds november 2013 samen
aan een nieuw landelijk opleidingsprofiel voor de Bachelor Nursing. Een opleidingsprofiel dat recht doet aan het verpleegkundig
beroepsprofiel, zoals dat is verschenen in 2012 én aan belangrijke ontwikkelingen in de zorg, op de arbeidsmarkt en in het hoger
gezondheidszorgonderwijs. We spraken met projectleider Johan Lambregts over dit project.
Breed opgeleide en inzetbare verpleegkundigen
16
Wat?
Bij de helpdesk van het expertisecentrum mantelzorgondersteuning
van Markant kunnen zorgprofessionals terecht met vragen over
mantelzorg en mantelzorgondersteuning of om een concrete casus
te bespreken. De helpdesk geeft individuele zorgprofessionals
toegang tot specialistische kennis over mantelzorg en
mantelzorgondersteuning in Amsterdam.
Waarom?
Professionals zullen vaker zorgsituaties tegenkomen waarin zij
met mantelzorgers te maken krijgen. Als er dan iets mis is in
de situatie, kunnen wij meedenken en advies geven over wat
je in zo’n situatie kunt doen. Bijvoorbeeld als de mantelzorger
te zwaar belast is of als de communicatie met de mantelzorger
moeizaam verloopt en er geen vertrouwen is in de professionele
zorg. Zorgverleners hebben ook vaak praktische vragen. Hoe de
mantelzorger een parkeervergunning aan kan vragen bijvoorbeeld
of hoe ze het mantelzorgcompliment of een indicatie kunnen
aanvragen. We kennen alle regelingen en procedures en weten
welke ondersteuningsmogelijkheden er zijn.
Hoe?
Vanuit het expertisecentrum verspreiden we zoveel mogelijk de
beschikbare kennis over mantelzorg en mantelzorgondersteuning,
via de helpdesk, maar ook met voorlichtingen, trainingen en een
nieuwsbrief. Het expertisecentrum verzorgt ook voorlichtingen
en trainingen voor professionals. Bijvoorbeeld over respijtzorg,
ontsporing van mantelzorg, jonge mantelzorgers en het samenspel
tussen professionals en mantelzorgers.
Markant
Helpdesk met specialistische kennis over mantelzorg en mantelzorgondersteuning
Meer informatie:
Markant Helpdesk: (020) 886 88 00.
Nieuwsbrief Expertnieuws:
www.markant.org/aanmelden-
nieuwsbrief
Contactpersoon:
Jolijn de Leeuw, Markant
18
Stimuleren samenwerking formele en informele zorg
Wat doen organisaties zelf al? Wat doen organisaties zelf al?
“Helpdesk geeft advies en praktische informatie”
“De rol van de vrijwilliger wordt groter en verandert”
19
Wat?
SIGRA en de Vrijwilligersacademie kregen subsidie van de gemeente
Amsterdam om in 2014 de samenwerking tussen de formele zorg
en vrijwilligers te stimuleren. In het project ‘Vrijwilligerswerk in de
Zorg’ kunnen organisaties van elkaar leren door kennis en ervaring
te delen over onder andere de visie op informele zorg, werving en
behoud en deskundigheidsbevordering. Het project is bedoeld voor
de vrijwilligerscoördinatoren van de verschillende zorgorganisaties
in Amsterdam en andere medewerkers in de organisatie die zich
bezighouden met vrijwilligers.
Waarom?
Bij goede zorg hoort ook goede zorg voor je medewerkers en
je vrijwilligers. Door alle transities, bezuinigingen en andere
ontwikkelingen in de zorg wordt de rol van de vrijwilliger steeds
groter en verandert. Ook de rol van de zorgmedewerker en de
beroepenstructuur verandert. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?
Hoe?
SIGRA is gestart met het inventariseren van de huidige situatie
en behoeften bij de deelnemende organisaties. Er is bekeken
wat de behoeften zijn voor de individuele organisaties en wat
er gezamenlijk opgepakt kan worden, in samenwerking met de
Vrijwilligersacademie. Vervolgens heeft de Vrijwilligersacademie
aan de hand van de inventarisatie een eerste trainingsaanbod op
papier gezet. Tijdens een bijeenkomst in juni 2014 heeft een groep
enthousiaste deelnemers het trainingsaanbod verder aangescherpt.
Na de zomer gaan deze trainingen plaatsvinden.
SIGRA en Vrijwilligersacademie
Meer informatie:
Kim van Amsterdam en Franka Vendrig
van SIGRA, [email protected]
Zorgonderwijs in cijfersTerwijl er hard gewerkt wordt aan een veranderende beroepenstructuur, werken potentiële beroepskrachten zich op dit
moment in het zweet om zo snel mogelijk de arbeidsmarkt op te gaan. Komen zij straks makkelijk aan een baan?
Totaal inschrijvingen in de regio
Auteur: Lotte Speelman, SIGRA
Een arbeidsmarkt is gezond als een werkzoekende makkelijk een
passende baan vindt en een werkgever niet al te moeilijk aan
geschikt personeel komt. De zorg staat bekend als banenmotor,
maar door ingrijpende veranderingen lijkt deze motor te haperen.
Op korte termijn althans, want de grote bulk babyboomers gaat
nog uitstromen van de arbeidsmarkt en de zorgvraag neemt na
2015 toe. Naast overschotten op korte termijn, ontstaan er door
de hervormingen verschuivingen in de werkgelegenheid, die meer
structureel van aard zijn. Ook vereist het nieuwe zorglandschap
soms een andere set vaardigheden en houding van professionals.
Een antwoord geven op hoe ‘gezond’ de zorgarbeidsmarkt is, is
dus lastig. Maar kijk je naar de cijfers van het onderwijs in Groot
Amsterdam, dan valt een aantal zaken op.
Toename studenten
Het aantal studenten aan de sociaal-agogische en zorg-opleidingen
nam de afgelopen twee jaar toe. Het aantal deelnemers op hbo-
niveau stijgt harder dan op mbo-niveau. Dat past bij de verschuiving
in het gewenste kwalificatieniveau van personeel. De vraag naar
zorgpersoneel neemt voor wat betreft de lagere kwalificaties
de komende jaren sterk af en dat geldt ook voor agogische
kwalificaties. Dit kan, in ieder geval tijdelijk, voor overschotten
zorgen. Zo zijn de baankansen voor zorghulp (niveau 1) en helpende
zorg en welzijn (niveau 2) slecht. Dat is geen goed nieuws voor
de ruim tweeduizend deelnemers aan de opleiding helpende in
de omgeving. Voor deze mensen worden weinig alternatieven
op de arbeidsmarkt verwacht. Er tekent zich een maatschappelijk
vraagstuk af.
Capaciteit versus aanmeldingen leerjaar 2014/2015
Hoeveel voltijdstudenten stromen dit jaar in een lotingstudie? Tussen haakjes het aantal aanmeldingen voor de betreffende studie.
Geneeskunde Verpleegkunde
Psychologie Toegepaste psychologie
Fysiotherapie
WO HboUvA HvAVU Amsterdam InHolland
350 (1026) 350 (457)
500 (623) 500 (1213)
420 (766)
350 (710) 260 (242)
400 (436)
hbo-verpleegkundige5 Pedagogiek5
Helpende2 Sociaal Pedagogische Hulpverlening*5
mbo-verpleegkundige4 Culturele en Maat- schappelijke vorming5
Zorghulp1 Social Work5
Sociaal Pedagogisch werker3/4
Master Physician Assistant Sociaal-Maatschappelijk dienstverlener4
Maatschappelijke Zorg3/4
Verzorgende3 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening*5
Master Advanced Nursing Practice
Sociaal-Juridische Dienstverlening*5
Pedagogisch werker4
Totaal zorg Sociaal-cultureel werker4
Totaal sociaal-agogisch
Zorg: studenten mbo + hbo
Sociaal-agogisch: studenten mbo + HBP
2011 20112012 20122013 2013
1743 10211802 09002110 1140
2062 24512447 24852238 2653
1515 07221962 07221979 0701
0156 0049
0120
0053 0398
1416
0127 0036
0007
0053 0419
1793
0084 0047
0045 0486
1909
2130 30432516 28322878 3069
0058 1817
3965
7669 0328
15380
0063 1858
4384
8970 0272
15708
0058 2018
3651
9392 0175
15849
Fysiotherapeut5
Verloskunde5
Oefentherapeut - mensendiek5
Doktersassistent4
Geneeskundewo
Ergotherapeut5
Apothekersassistent4
Psychologiewo
Psychologie5
Zorg overig 2011 2012 2013
1351 1223 1221
0352 0360 0373
0270 0342 0408
0486
6297
0693
6257
0650
6506
0441 0470 0510
0295
11096
0854
0311
9718
1083
0303
9752
1257
Gegevens betreffen InHolland, Hogeschool van Amsterdam, ROC van Amsterdam,
ROC TOP, Regiocollege, Horizoncollege, Nova College,
Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit Amsterdam.
* = Inclusief deelname aan de Den Haag vestiging van InHolland
Bronnen:
• Onderwijsgegevens DUO
• OESO
• Arbeid in Zorg en Welzijn 2014. Integrerend jaarrapport, Panteia
2120
Welke opleiding volg je?
“6 vwo, Cartesius Lyceum. Ik doe mijn best om hoge cijfers te halen,
om toegelaten te worden tot de opleiding geneeskunde. Ik weet dat
er een numerus fixus is en heb voor de zekerheid ook geïnformeerd
naar de decentrale procedure. Naast een hoge score op je
eindexamenlijst moet je een motivatiebrief indienen en ervaring met
het (vrijwilligers)werk aan kunnen tonen. Ik heb stage gelopen in de
zorg, dus gelukkig kan ik hierover vertellen.”
Wat wil je gaan doen?
“Ik wil huisarts worden of mij specialiseren als oogarts. Ik zou
graag een eigen huisartsenpraktijk willen, waar ook andere
disciplines zijn ondergebracht zoals fysiotherapie, diëtetiek en
diabetesverpleegkunde.”
Waarom de zorg?
“Ik wil graag met mensen werken en iets betekenen voor de
maatschappij. Toen ik in groep acht zat ging ik elke zondag naar
de weekendschool. Ik wilde toen al arts worden. De lessen werden
gegeven in het leslokaal van de UvA. Wij kregen toen ook een
rondleiding in het ziekenhuis. Hechtingen aanbrengen, korte EHBO-
instructie en luisteren naar studenten en patiënten over hun ervaring
in het ziekenhuis. Ik vond dat reuze interessant. Om meer te weten
te komen over de opleiding ben ik op social media vrienden
geworden met oud-leerlingen, die geneeskunde of verpleegkunde
studeren.”
Heb je een goed beeld van werken in de zorg?
“Ik heb een maatschappelijke stage gedaan bij een huisarts, waar
ik meeliep met een co-assistent. Deze stage bevestigde mij in mijn
keuze voor de zorg. In het 5e jaar vwo heb ik in het ziekenhuis
van Leiden een beroepsoriënterende stage gevolgd bij een kennis
die geneeskunde studeert. Zij werkte in het laboratorium en ik
mocht meelopen op de afdeling embryologie en anatomie. Met
de mensen uit haar netwerk, zoals verpleegkundigen en een
arts-onderzoeker (chirurg) heb ik gesprekken gevoerd. Het is hard
werken en psychisch zwaar, maar het geeft wel voldoening. Ik ben
niet iemand die de hele dag achter een bureau wil zitten.”
Leerling voortgezet onderwijs
Laida Hamed
“Ik wil graag met mensen werken en iets betekenen
voor de maatschappij”
Laida Hamed, 19 jaar
Beeldvorming over Onderwijs & Zorg
23
Wat?
Zusters & Co traint en coacht (wijk)verpleegkundigen en
wijkziekenverzorgenden in het integraal cliënt- en wijkgericht
werken en adviseert zorgorganisaties.
Waarom?
Zusters & Co zet professionals in de zorg in beweging en laat de
positieve kanten zien van het vak. Hierdoor worden professionals
weer enthousiast om het beste uit zichzelf en anderen te halen. Dit
is goed voor cliënten die daarmee kwalitatief betere zorg krijgen en
goed voor de organisatie.
Hoe?
Bijna alle trainers, coaches en adviseurs van Zusters & Co hebben
een achtergrond in de wijkverpleging of de gezondheidszorg en
bouwden een specialisme op. Daardoor zijn ze in staat professionals
in de zorg toe te rusten met hun eigen kennis en kunde. Zusters
& Co ontwikkelt haar trainingen samen met vakspecialisten uit
de organisatie en biedt daarmee maatwerk. Deze vakspecialisten
geven ook les tijdens de trainingen, waardoor er binnen de
organisatie dwarsverbanden ontstaan tussen praktijk en onderzoek.
Tegelijkertijd zit Zusters & Co met directieleden en beleidsmakers
om tafel. Ze koppelt hier terug wat er speelt op de werkvloer en
adviseert hoe de organisatie op de juiste manier kan inspelen op
actuele en toekomstige vragen en problemen.
Ervaringen met de training Excellerende wijkverpleging
Meer informatie vindt u op de website
www.zustersenco.nl, waaronder
ook het filmpje ‘Meesters in hun vak,
wijkverpleging nieuwe stijl’, waarin
wijkverpleegkundigen vertellen over
het effect van de cursussen op hun
dagelijks werk.
Contactpersoon: Margriet Torny,
Zusters & Co
Zusters & CoTrainingen in integraal cliënt- en wijkgericht werken
Wat doen organisaties zelf al?
Truus de Vries, wijkverpleegkundige bij Cordaan, is
enthousiast over de training
Yvonne Noordenbos, wijkverzorgende bij Brentano,
is ook positief
“Het is fijn om nieuwe kennis op te doen, maar vooral ook om
ervaringen uit te wisselen met vakgenoten. Door deze training
heb ik bijvoorbeeld de laatste inzichten meegekregen op het
gebied van wondzorg en COPD”.
“Tijdens deze training leer je onder andere om breder te kijken
naar de zorgvraag van de cliënt, waarbij het bevorderen van de
zelfredzaamheid centraal staat. Hoe je dit in samenwerking met
vrijwilligers en mantelzorgers realiseert, bijvoorbeeld door samen
met het netwerk een buurtactieplan op te zetten.”
22
Wat is je functie?
“Ik ben docent geschiedenis (20 jaar) en decaan (7 jaar) aan het
Cartesius Lyceum in Amsterdam. Als decaan adviseer ik de leerlingen,
maar ook de ouder(s)/verzorger(s) op het gebied van beroepen en
opleidingen en alles wat daarmee te maken heeft. Om leerlingen
zich te laten oriënteren op een vervolgopleiding organiseren we
diverse activiteiten, zoals loopbaanoriëntatie tijdens de mentorlessen,
voorlichtingsavonden voor ouders hier op school en op het
vervolgonderwijs, maatschappelijke stages en opdrachten voor de
studiewijzer.”
Waarom kiezen studenten voor de zorg?
“Hoewel ik het niet exact kan zeggen denk ik dat één op de vijf
leerlingen voor een vervolgopleiding Zorg & Welzijn kiest. Ze
willen vaak ‘iets goeds doen voor een ander’. Ze willen mensen
helpen en denken dan bijvoorbeeld aan een opleiding toegepaste
psychologie. Ook zijn er leerlingen die gaan voor status en genoeg
geld verdienen. Die willen geneeskunde studeren om (huis)arts te
worden.”
Hebben ze een realistisch beeld van de zorg?
“De praktijk wijst uit dat leerlingen zich vaak onvoldoende
oriënteren. Bijvoorbeeld de leerlingen die aanvankelijk geneeskunde
willen gaan doen, maar niet concreet weten wat het vak inhoudt.
Leerlingen kunnen altijd aankloppen voor een gesprek. Ik probeer
erachter te komen wat ze bezighoudt. Door vragen te stellen kun
je sturen en ze helpen in hun denkproces. Een keuze maken zij
tenslotte zelf. Zij moeten zelf onderzoeken of een beroep bij hen
past. Het valt op dat de leerlingen die zich in de praktijk oriënteren
een beter en reëler beeld hebben van hun vervolgopleiding of
beroepskeuze.”
Decaan
Marcel Mulders
24
Marcel Mulders, 49 jaar
Welke opleiding volg je?
“Ik studeer verpleegkunde aan de HvA (derde jaar) en volg parallel
het ‘honourstraject’ verpleegkunde.” (zie kader)
Wat wil je gaan doen?
“Ik zit nog op twee sporen. De wetenschappelijke kant vind ik
interessant. Als ik kies voor Evidence Based Practice kan ik meelopen
op de dienst onderzoek. Dan kun je je bezighouden met hoe je
nieuwe methodes binnen de zorgverlening effectief maakt. Ook zou
ik wel iets in het management willen doen, maar daar heb ik nog
geen duidelijk beeld van.”
Waarom de zorg?
“Ik wil graag iets voor een ander betekenen en in het buitenland
werken. Daarom solliciteerde ik in eerste instantie bij de medische
dienst van de landmacht. De gebieden waar de landmacht
gestationeerd is en de hectiek die dat werk met zich meebrengt
boeien mij. Door bezuinigingen nemen ze echter geen nieuwe
mensen meer aan en ben ik op zoek gegaan naar een alternatief.
Ik heb uiteindelijk gekozen voor hbo-v, omdat dat aansloot bij mijn
profiel Cultuur en Maatschappij. Ik houd niet van eentonigheid
en vind de flexibiliteit die van je gevraagd wordt in de zorg erg
aantrekkelijk.”
Heb je een goed beeld van werken in de zorg?
“Na drie jaar is het algemene beeld van werken in de zorg ‘billen
wassen’ in positieve zin veranderd. Tijdens de opleiding heb ik meer
inzicht gekregen in andere facetten van het vak. Bijvoorbeeld dat je
kennis moet hebben van klinisch redeneren, om patiënten adequaat
te kunnen helpen. Ook de stage in het ziekenhuis heeft hieraan
bijgedragen.”
Sluit de opleiding goed aan bij de praktijk?
“De werkzaamheden op de afdeling niertransplantatie tijdens mijn
stage in het ziekenhuis kon ik goed uitvoeren, dus in die zin sluit de
opleiding goed aan bij de praktijk.”
Hbo-student
Lisette Bijma was in 2014 één van de
drie genomineerden voor de Anna
Reynvaan Studentenprijs, met de
inzending ‘Ouderen willen Shared
Decision Making maar leiden onder
facilitaire factoren zorgverleners’. De
AR Studentenprijs is de prijs voor het
beste artikel van hbo-v studenten
over het thema van de Anna
Reynvaan Lezing. Dit jaar was het
thema Shared Decision Making.
Voor het ‘honourstraject’ kom je in aanmerking als je aan het eind van het 1e jaar al je punten hebt behaald en in het 2e jaar minstens 53 studiepunten. Daarnaast wordt er verwacht dat je kunt motiveren waarom je dit traject wenst te volgen. Het doel van dit traject is studenten voorbereiden op een wetenschappelijk vervolgtraject en het ontwikkelen van vaardigheden toegespitst op het evidence based handelen.
Lisette Bijma
Lisette Bijma, 21 jaar.
Beeldvorming over Onderwijs & Zorg Beeldvorming over Onderwijs & Zorg
“Leerlingen oriënteren zich vaak onvoldoende op
vervolgopleiding”
25
26
Wat?
VUmc Academie biedt een scala aan bij- en nascholingsactiviteiten
voor uiteenlopende beroepsgroepen in de gezondheidszorg, zoals
verpleegkundigen, artsen, secretaresses en doktersassistenten.
Zowel inhoudelijk als op gebied van pro active nursing, persoonlijke
ontwikkeling en communicatie, leiderschap, coaching en
mindfulness. Via postacademisch onderwijs en via symposia en
congressen. Ook ontwikkelen we scholingen op maat, waarbij
de inhoud is afgestemd op de wensen en behoeftes van de
opdrachtgever.
VUmc Amstel Academie verzorgt branchegebonden
opleidingstrajecten (inservice onderwijs). In samenspraak met
de praktijk wordt opgeleid tot gespecialiseerd verpleegkundigen
(25 opleidingen) of medisch ondersteunende medewerkers (7
opleidingen). De beroepspraktijk is leidend voor de vormgeving van
de inhoud van de opleidingen, waarin de patiënt centraal staat.
Waarom?
De invloed vanuit de praktijk op het onderwijs(aanbod) is groot.
Door in te spelen op de ontwikkelingen in de zorg en de wensen van
de praktijk is dat wat de zorgmedewerker vandaag leert, morgen
toepasbaar in de praktijk. Een win-win situatie voor zowel de
medewerker als de praktijk.
Hoe?
Er is een groeiende vraag naar nieuwe opleidingen voor
medewerkers in de zorgadministratie. Administratieve gegevens zijn
belangrijk voor artsen en verpleegkundigen, om goede zorg aan
de patiënt te verlenen én voor de zorginstelling om te voldoen aan
de gestelde eisen en financiering van de zorg te garanderen. Wij
spelen in op deze ontwikkelingen door opleidingen aan te bieden
voor zorgadministrateur op mbo en hbo niveau. Verder vernieuwen
we het onderwijsaanbod ook door meer e-learning modules aan
te bieden en gebruik te maken van blended learning. Dit laatste is
een combinatie van online leren en contactonderwijs. Het voordeel
hiervan is dat het onderwijs gevolgd kan worden op het moment
dat het de medewerker uitkomt. Een bijkomend voordeel voor de
zorginstelling is dat de verletkosten lager uitvallen.
VUmc (Amstel) AcademieBranchegebonden onderwijs, bij- en nascholingen, blended learning, en maatwerktrajecten
27
Wat doen organisaties zelf al? Wat doen organisaties zelf al?
“De Helpende dreigt het bestaansrecht te verliezen”
“De invloed vanuit de praktijk op het onderwijs
is groot”
Wat?
Het Care Cursus Centrum ontwikkelde in samenwerking met Care
Company Thuiszorg en Calibris Contract een aanvullende opleiding
voor Helpenden. Deze opleiding ‘Helpende Plus Thuiszorg’ is geschikt
voor zorgverleners met het diploma Helpende Zorg en Welzijn (HZW).
Met deze nieuwe opleiding worden de zorgverleners omgeschoold
naar thuiszorgmedewerkers die meer zorgtaken aankunnen en op
een vernieuwde wijze weer inzetbaar zijn in hun vakgebied.
Waarom?
Door de huidige bezuinigingsplannen blijven ouderen langer thuis
wonen. De vergrijzing zal de zorgvraag thuis en de complexiteit van
deze zorgvraag aanmerkelijk laten toenemen. Het opleidingsverschil
tussen de Helpende Zorg en Welzijn niveau 2 en de Verzorgende
Individuele Gezondheidszorg niveau 3 is groot. De huidig opgeleide
Helpende dreigt het bestaansrecht te verliezen, omdat zijn
takenpakket niet voldoet aan de toekomstige zorgcomplexiteit thuis.
Om voor deze grote groep zorgverleners weer een bestaansrecht te
creëren en de expertise van deze groep niet verloren te laten gaan, is
de opleiding Helpende Plus Thuiszorg ontwikkeld.
Hoe?
In de opleiding Helpende Plus Thuiszorg worden mensen
getraind om naast taakgericht werken, ook te signaleren,
observeren, rapporteren en door te verwijzen. Verder krijgen
zij verdiepingskennis van de meest voorkomende chronische
ziektebeelden. Het methodisch werken met het Zorgleefplan vormt
de basis van de opleiding. Onderwerpen die daarnaast onder andere
aan bod komen zijn: natuurlijke verouderingsprocessen, medicatie
aanreiken, diabetes, reanimatie, chronische longaandoeningen en
incontinentie. Elk onderwerp wordt benaderd vanuit de vier thema’s
van het Zorgleefplan. Om een opleiding van hoge kwaliteit aan te
bieden is Care Cursus Centrum een samenwerking aangegaan met
Calibris Contract. Calibris doet de ontwikkeling en borging van het
opleidingsprogramma en de examinering.
Care Company Thuiszorg
Meer inhoudelijke informatie vindt u
op www.carecursuscentrum.nl of u
kunt bellen naar 035 – 69 37 077.
Contactpersoon: Iris van Dijk,
Care Company Thuiszorg
Opleiding Helpende Plus Thuiszorg
Meer informatie: VUmc Academie
en VUmc Amstel Academie vormen
samen met de School of Medical
Sciences het Instituut voor Onderwijs
en Opleiden van VUmc. Meer
informatie en een overzicht van het
aanbod: www.vumc.nl/onderwijs
Contactpersoon: Hettie Kersten,
VUmc Amstel Academie en Ans van Eil,
VUmc Academie
Wat?
In het project ‘2e pilot functiedifferentiatie’ wordt onderzocht
of het mogelijk is mbo’ers op te leiden tot screeningsassistent
Medisch Beeldvormer (MB’er), werkzaam in het bevolkings-
onderzoek borstkanker. Dit is een initiatief van Stichting
Bevolkingsonderzoek Midden-West, een screeningsorganisatie die
de bevolkingsonderzoeken borstkanker, baarmoederhalskanker
en darmkanker coördineert en uitvoert in Noord-Holland, Utrecht
en Flevoland. Om dit op een goede wijze te doen, zijn er 110
radiodiagnostisch laboranten (hbo-niveau) in dienst, met als
specialisatie mammografie.
Waarom?
Stichting Bevolkingsonderzoek Midden-West verwacht een grote
uitstroom van radiodiagnostisch laboranten en een groter wordend
tekort op de arbeidsmarkt. Functiedifferentiatie is één van de
oplossingsrichtingen waarmee ze dit probleem tegemoet willen
treden. Op de arbeidsmarkt verdwijnen steeds meer banen die
geschikt zijn voor mbo’ers, zodat er een overschot ontstaat van
mbo’ers aan de aanbodkant. Aan de andere kant ontstaat er in
bepaalde sectoren een tekort aan hbo’ers. Deze pilot onderzoekt
of door middel van intensieve scholing (theorie en praktijk) deze
onbalans opgelost kan worden, waarbij het arbeidspotentieel van
mbo’ers op een adequate wijze ingezet kan worden.
Hoe?
Het project is een samenwerking tussen drie screeningsorganisaties,
waarbij het RIVM de opdrachtgever is. Voor het theoriedeel
van de opleiding is samenwerking gezocht met Erasmus MC
Zorgacademie in Rotterdam. Het praktijkgedeelte wordt door het
team opleidingen van de screeningsorganisatie zelf uitgevoerd. De
pilot bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een opleiding van 6
maanden, waarbij theorie en praktijk bij elkaar worden gebracht.
Het tweede deel bestaat uit een werkervaringsjaar. De deelnemer
gaat werken op een mobiel of vast onderzoekscentrum. Gedurende
het jaar zullen de deelnemers onder verantwoordelijkheid van een
radiodiagnostisch laborant het mammografieonderzoek uitvoeren.
Bevolkingsonderzoek Midden-West
Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met Willeke Morren, Senior
adviseur Personeel & Organisatie,
Bevolkingsonderzoek Midden-West,
020 409 66 00.
Numerus fixusSteeds meer opleidingen hanteren een numerus fixus. Deze beperkte instroom is niet alleen meer voorbehouden aan het wo,
ook hbo- én mbo-opleidingen stellen deze in. Dat doen zij, omdat er door plotseling hogere instroom logistieke problemen
ontstaan, om de kwaliteit van de opleiding te borgen of vanwege een tekort aan stageplaatsen. Is dit middel goed voor de
arbeidsmarkt van de zorg? Deze vraag kun je alleen goed beantwoorden als je over de korte termijn heen kijkt. Wijst het
tekort aan stageplaatsen op een teruglopende werkgelegenheid? Of spelen andere factoren, zoals begeleidingscapaciteit en
financiering een rol?
Auteur: Lotte Speelman, SIGRA
Numerus fixus verpleegkunde
De Hogeschool van Amsterdam (HvA) heeft een numerus fixus
ingesteld. Daar is dit jaar plaats voor 350 studenten. Van hen
werd 60 procent ingeloot en de overige 40 procent selecteerde
de hogeschool zelf op basis van onder andere een kennistoets en
toetsing op motivatie. We praatten over de keuze voor een numerus
fixus met Lynette Menting, docent Verpleegkunde aan de HvA.
Zij doet in het kader van haar opleiding Master of Evidence Based
Innovation inTeaching (MEBIT) onderzoek naar de gevolgen van de
numerus fixus voor de opleiding.
Waarom een numerus fixus?
Lynette Menting: “We werden afgelopen jaar verrast door een
enorme stijging van de aanmeldingen voor de opleiding. Het
aantal stijgt al jaren, maar wel met tientallen. Nu meldden er zich
ineens zo’n 150 meer dan normaal. Naast logistieke problemen als
te weinig lokalen en docenten, komt de kwaliteit van onderwijs
dan onder druk te staan. Het grootste probleem is het tekort aan
stageplekken op hbo-niveau, terwijl zorgorganisaties het onder druk
van bezuinigingen lastiger vinden om die te bieden.”
Hoe hebben jullie dat opgelost?
“We lieten studenten gefaseerd of in duo’s stage lopen. Ook
hebben we de tweedejaars tien weken in plaats van twintig weken
stage laten lopen.”
Zijn alle problemen opgelost met een studentenstop?
“Het grootste probleem is het tekort aan stageplekken op
hbo-niveau”
28
Wat doen organisaties zelf al?
“Er ontstaat een overschot van mbo’ers op de
arbeidsmarkt”
Lees verder op de volgende pagina
29
Functiedifferentiatie oplossing voor mismatch op arbeidsmarkt
“Ook kwalitatief is er een mismatch. Zo zijn er veel studenten die
kiezen voor de richting Algemene Gezondheidszorg (AGZ), terwijl
de werkgelegenheid zich ontwikkelt in de richting
Maatschappelijke Gezondheidszorg (MGZ). Bij de ziekenhuizen
zijn te weinig stageplaatsen voor dat aantal. Dan krijg je dat je
studenten die voor die richting kiezen moet teleurstellen. Zo
studeren er momenteel studenten af zonder dat ze stage hebben
gelopen in het ziekenhuis. Een hele onwenselijke situatie.”
Hoe sturen jullie daar op?
“We proberen letterlijk de praktijk uit de MGZ naar de opleiding
te halen. Bijvoorbeeld door in de toekomst meer gebruik te maken
van casuïstiek vanuit de thuiszorg of meer situaties uit de thuiszorg
na te bootsen. Tegen potentiële studenten zijn we tegenwoordig
heel duidelijk: er is een kans dat je niet bij een ziekenhuis terecht
kan voor je stage.”
Waar liggen nog meer oplossingen?
“Hoe de werkgelegenheid zich precies ontwikkelt, is voor veel
organisaties op het moment onduidelijk. Daarom is het goed dat
er vaker wordt samengewerkt tussen opleidingen en praktijk,
bijvoorbeeld binnen de pilot SPInOV (zie pag. 34). Samen kunnen
we ontwikkelingen volgen en zorgen voor genoeg en goed
gekwalificeerde verpleegkundigen.”
Wat is je functie?
“Ik werk aan de hbo-v bij InHolland in Amsterdam en Alkmaar.
Ik houd me daar vooral bezig met buitenschools leren. Dit
betekent zoeken naar stageplekken en kijken naar de kwaliteit
van stageplekken. Dit is belangrijk, want stages zijn een aanzienlijk
deel van de opleiding. Daarnaast doceer ik aan de opleiding tot
verpleegkundig specialist.”
Waarom kiezen studenten voor de zorg?
“Je hebt de studenten die bewust voor de zorg kiezen, omdat ze
graag mensen willen helpen. In tijden van crisis, zoals nu, zie je dat
veel meer mensen voor de zorg kiezen, vanuit de gedachte dat er in
de zorg altijd werk is. Het is ook een opleiding waar studenten voor
kiezen als ze niet zo goed weten wat ze anders willen doen. Dan
heb je nog de instroom vanuit het mbo en de zij-instromers.”
Hebben studenten een realistisch beeld van werken in de
zorg?
“Lang niet altijd. Veel studenten willen in het ziekenhuis werken,
want dat heeft een dynamisch en spannend imago, onder andere
door televisieseries. Veel studenten willen ook vaak met baby’s
en kinderen werken, echter er zijn vooral mensen nodig in de
extramurale (ouderen)zorg. Tijdens de eerste stage gaan studenten
vaak aan de slag in een verpleeghuis en maken dan kennis met
‘verdriet, pijn en uitwerpselen’. Dat valt hen soms tegen en dan
vallen ook wel studenten af.”
Sluit de opleiding goed aan op de praktijk?
“Naar mijn idee sluit het redelijk goed aan. Actuele ontwikkelingen
stoppen we onder andere in de casuïstiek van de opleiding, zoals
bijvoorbeeld de toenemende zorgintensiteit. In het projectonderwijs
spelen we ook in op actuele ontwikkelingen, bijvoorbeeld de trend
dat steeds meer verpleegkundigen als ZZP’er aan de slag gaan.
Dan krijgen ze groepsopdrachten, waarin ze een businessplan
moeten maken. Maar het kan nog beter. We zijn met de hbo-v-
opleidingen bezig met het aanpassen van het curriculum voor het
verpleegkundig beroep. Belangrijke onderdelen hierin zijn meer
ruimte voor zelfmanagement, technologische ontwikkelingen en
ouderenproblematiek. Verder zijn we bezig met een goede regionale
samenwerking tussen onderwijs en praktijk, voor een betere
aansluiting op regionale accenten.”
Tegen welke problemen loop je aan?
“Een probleem is het gebrek aan stageplaatsen. Ook komt door
de bezuinigingen de begeleiding van stagiaires steeds vaker in
het nauw. We zijn bezig met het zoeken van stageplekken op
alternatieve plekken, maar dat is nog niet voldoende. Wat ik ook
een lastige paradox vind is: Hoe laat je aan studenten zien dat
het werk van de toekomst
vooral zit in de extramurale
(ouderen)zorg, terwijl je
weet dat ze hier niet warm
voor lopen, maar liever in een
ziekenhuis willen werken?”
Docent
Aart Eliens
Aart Eliens, 61 jaar
Beeldvorming over Onderwijs & Zorg
“Ziekenhuis heeft dynamisch en spannend
imago”
Opmerking redactie:
Vanaf studiejaar 2017-2018 mogen
hogescholen zelf de studenten
selecteren voor de opleiding en wordt
de centrale loting afgeschaft.
3130
Inès Hendriks
Welke opleiding heb je gevolgd?
“Ik heb psychologie gestudeerd en 2,5 jaar geleden mijn Master
behaald.”
Waarom de zorg?
“Mijn moeder is psychodiagnostisch medewerker. Als je me
vroeger had gezegd dat ik in haar voetsporen zou treden, had ik
je niet geloofd. Ik wilde geneeskunde studeren en koos daarom
voor het exacte vakkenpakket. Al gauw bleek dat ik niet zo goed
in scheikunde en wiskunde was en ben ik overgestapt naar het
alfapakket. Uiteindelijk ben ik psychologie gaan doen.”
Waar werk je nu?
“Ik heb als psycholoog bij de Bascule en De Zorgdeler gewerkt.
Half augustus 2014 ben ik aan de slag gegaan bij De Viersprong in
Amsterdam.
Sluit de opleiding goed aan op het werk?
“Ik heb vooral heel veel gehad aan het jaar tussen mijn bachelor- en
masteropleiding. In dat jaar werkte ik onder andere als groepsleider
bij Zonnehuizen Kind & Jeugd. Dat was enorm leerzaam. Alle puzzel-
stukjes vielen op hun plaats. Ik kreeg het gevoel dat ik in dat jaar
meer leerde dan tijdens vier jaar bacheloropleiding. Je leert in de
praktijk sneller een stoornis te herkennen of hoe je je het beste kunt
opstellen tegenover een cliënt. Die praktijkervaring doe je niet op
tijdens je bachelor. Ik raad iedereen zo’n tussenjaar aan.”
Tegen welke problemen loop je aan?
“Toen ik met de studie begon wist ik al dat de arbeidsmarktkansen
niet heel goed waren. Tijdens mijn eerste jaar zat ik met vijfhonderd
studenten in de collegezaal. Het ontmoedigingsbeleid van de
opleiding staat me nog bij. Dan werd verteld op voorlichtings-
bijeenkomsten: ‘Jullie zijn eigenlijk met veel te veel’. Ze noemden
zelfs een overstap naar de pabo als goed alternatief! Toen dacht
ik: ‘lekker dan, we zijn nu al een half jaar bezig.’ Zelf liet ik me niet
ontmoedigen, ik ben er gewoon voor gegaan.”
Starter
“Tijdens de voorlichting werd verteld: Jullie zijn
eigenlijk met veel te veel”
Inès Hendriks, 27 jaar
Ervaringen met situationeel begeleidenWerkbegeleider
“Eigenlijk doe ik de begeleiding al min
of meer zo. Maar door de theorie van
het situationeel begeleiden kan ik mijn
begeleiding beter onderbouwen en een keuze
voor een bepaalde begeleidingsstijl maken.
Ook is het makkelijker om aan de hand van
deze theorie met andere werkbegeleiders te
overleggen over een stagiaire.”
Stagiaire
“Op deze afdeling merk ik dat mijn
werkbegeleiders zich aan mij aanpassen
qua begeleiding en ik me niet steeds
moet aanpassen aan alle verschillende
werkbegeleiders.”
Team
“In ons team doen we nu de
studentbesprekingen aan de hand van
het model van het situationeel begeleiden
en niet meer door het bespreken van
allerlei ervaringen van de begeleiders
met de student. Samen bepalen we de
taakbekwaamheid van de student en stellen
vast welke begeleidingsstijl bij deze student in
deze fase van haar stage/opleiding nodig is.”
Wat doen organisaties zelf al?Beeldvorming over Onderwijs & Zorg
32 33
Wat?
Zorgverleners hebben een belangrijke taak bij het faciliteren van
het leren van nieuwe collega’s en stagiaires. Het ontbreekt de
professional als opleider in veel gevallen echter aan de benodigde
theoretische achtergrond of vaardigheid om stagiaires adequaat
te begeleiden. Bij Ambulance Amsterdam helpt de theorie van het
situationeel begeleiden de opleiders om deze leemte op te vullen.
Waarom?
Situationeel begeleiden is een eenvoudige en goed toepasbare
methode, die de begeleiders de handvatten geeft om aan te
sluiten bij de begeleidingsbehoefte van de lerende. Het geeft
werkbegeleiders meer plezier en zekerheid bij het begeleiden van
studenten/stagiaires en de laatsten een begeleiding die past bij hun
taakvolwassenheid.
Hoe?
Een belangrijk uitgangspunt bij situationeel begeleiden is dat
er geen eenduidige manier van begeleiden is, maar dat deze
van situatie tot situatie verschilt. Daarom past een opleider zijn
begeleidingsstijl aan op het ontwikkelingsniveau van de betreffende
stagiaire en op de leersituatie van dat moment. Opleiders scholen
in het kunnen vaststellen van de benodigde begeleidingsstijl bij een
stagiaire en leren met concreet gedrag invulling te geven aan de
gekozen begeleidingsstijl vormen
een belangrijke opgave voor de
nabije toekomst.
Ambulance Amsterdam
Meer informatie:
Een uitgebreidere notitie kan (gratis)
worden aangevraagd bij de auteur
Contactpersoon: Carol Timmer,
Ambulance Amsterdam
Situationeel opleiden helpt werkbegeleiders bij begeleiding stagiaires
SPInOV
In de pilot SpInOV (Strategische Planning Initiële Opleidingen
Verpleegkunde) zitten zeventien zorgorganisaties en zes
opleidingsinstituten om tafel voor een goede afstemming over het
aantal opleidingsplaatsen en stages voor verpleegkunde studenten.
Dit jaar is gestart met een inventarisatie van de vraag naar en
het aanbod van opleidingsplaatsen in de regio. Hoe verandert
deze onder invloed van bijvoorbeeld de werkgelegenheid in de
beroepsgroep? Op dit moment worden de vragenlijsten geanalyseerd
en in het najaar verschijnt het rapport. Ook wordt dit najaar
gewerkt aan concrete afstemming over kwaliteit en kwantiteit van
opleidingsplaatsen. Het zijn de eerste stappen naar een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor voldoende en goed opgeleide
verpleegkundigen in de regio.
ZONN
ZONN (ZorgOpleidingen Noordwest Nederland) is in 2012 in het
leven geroepen voor strategische personeelsplanning en regionale
afstemming gericht op gespecialiseerd verpleegkundigen en
medisch ondersteunende functies in de ziekenhuizen. Ook binnen
ZONN wordt de toekomstige opleidingsbehoefte in kaart gebracht
door middel van een vragenlijst. Dit betreft een landelijk initiatief.
Het ministerie van VWS heeft het Capaciteitsorgaan opdracht
gegeven tot het ramen van de benodigde instroom. Daarbij is
ook onderzoeksbureau NIVEL betrokken. Begin juli heeft het
Capaciteitsorgaan de resultaten van het onderzoek beschikbaar
gesteld in de vorm van een landelijke en twaalf regionale
rapportages. De ziekenhuizen gebruiken deze rapportages om
binnen de regio afspraken te maken over het aantal instromers in de
opleidingen. Ter inspiratie voor regionale afstemming en om meer
inzicht te krijgen in het proces binnen het ziekenhuis en de regio
was er in mei 2014 een simulatiebijeenkomst voor alle deelnemende
ziekenhuizen. Tijdens deze simulatie onderhandelden managers en
afdelingshoofden van virtuele ziekenhuizen intern en in de regio over
op te leiden personeel. Na de zomer wordt er met elkaar gesproken
over de recent verschenen rapportages van het Capaciteitsorgaan.
Afstemming onderwijs en praktijkDe samenwerking tussen opleidingsinstituten en werkgevers in de zorg raakt door alle veranderingen in de sector in een
stroomversnelling. Zo zoeken onderwijs en praktijk binnen SIGRA onder meer afstemming in SPInOV en ZONN.
Auteur: Lotte Speelman, SIGRA
34
Impuls stagefonds: het bedrag ging omhoog van
99 miljoen naar 106 miljoen in 2013 en naar 110 miljoen
in 2014
“Overdrachtsmomenten vormen kwetsbare schakel
in verloskundige keten”
Wat?
In Noordwest Nederland nemen vijf Verloskundig
Samenwerkingsverbanden (VSVs) deel aan teamtrainingen, om
de verbondenheid in het VSV in het algemeen en de kwaliteit van
de overdracht in het bijzonder te verbeteren. Elk VSV bestaat uit
een ziekenhuis met omliggende verloskundigenpraktijken, waaruit
eerstelijns verloskundigen, klinisch verloskundigen, gynaecologen,
arts assistenten en verpleegkundigen bij de teamtrainingen
worden betrokken.
Waarom?
Het Nederlands model van verloskundige zorg is gebaseerd op
nauwe samenwerking tussen professionals in de eerste, tweede
en derde lijn. Dit heeft veelvuldige overdrachten tot gevolg.
Onderzoek heeft uitgewezen dat overdrachtsmomenten een
kwetsbare schakel vormen in de verloskundige keten, met
risico’s op onbedoelde schade bij moeder en kind. Doel van de
studie en teamtrainingen is dan ook om de samenwerking in
de verloskundige zorg te verbeteren door introductie van een
gestandaardiseerde overdracht bij verwijzing van een zwangere
vrouw van eerste lijn naar een ziekenhuis.
Hoe?
Door het trainen van teamvaardigheden kunnen bedreigingen
voor de patiëntveiligheid eerder worden herkend en kunnen de
gevolgen van onveilige situaties worden vermeden of afgezwakt.
Er wordt speciale aandacht besteed aan de implementatie van een
gestructureerde overdracht volgens SBARR (Situation, Background,
Assessment, Recommendation, Readback). De effecten van deze
trainingen worden wetenschappelijk geëvalueerd in het kader
van de LOCoMOTive studie (Local Obstetrical Collaboration
Multidisciplinary Onsite Teamtraining effectiveness). Doel van deze
studie is om de perinatale zorguitkomsten te verbeteren door
zowel de kwaliteit van de overdrachtsmomenten als de inter-
professionele samenwerking te verbeteren in de verloskundige
keten. De LOCoMOTive studie is onderdeel van het Netwerk
Geboortezorg Noordwest Nederland. De studie wordt uitgevoerd
in samenwerking met de afdeling gynaecologie verloskunde en
het EMGO+ instituut en de afdeling sociale geneeskunde van het
VUmc.
VUmc
Voor meer informatie over de
LOCoMOTive studie kunt u contact
opnemen met Anita Romijn:
[email protected]. Voor meer
informatie over het Netwerk
Geboortezorg Noordwest Nederland
kunt u contact opnemen met Stacy
Dubos: [email protected]
Wat doen organisaties zelf al?
35
Verbetering kwaliteit van overdracht in de verloskundige zorg
Welke opleiding heb je gevolgd?
“Ik heb de hbo-v aan de HvA gedaan en daarna de opleiding
tot Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige (SPV) en een
managementopleiding.”
Waarom de zorg?
“Ik wist niet wat ik wilde gaan doen. Mijn moeder raadde me aan
om verpleegkunde te gaan doen, omdat het een brede opleiding
is. Mijn ouders waren beiden werkzaam in de psychiatrie, dus ik
was al wel bekend met de zorg.”
Waar werk je nu?
“Ik ben begonnen als opname coördinator in de psychiatrische
kliniek van de Bijlmer Bajes. Hier kwam ik terecht via mijn stage
en eindopdracht. Omdat ik me daar op een gegeven moment zelf
ook een beetje opgesloten voelde, ben ik versneld SPV gaan doen.
Daarna heb ik bij het Rehab-team van Mentrum gewerkt. Inmiddels
werk ik sinds vorig jaar bij BuurtZorgt, een klein zelfsturend
psychiatrisch team, dat ambulante psychiatrische zorg levert.“
Wat vind je van werken in de zorg?
“Het werken met mensen vind ik heel leuk en vooral ook het
samenwerken met collega’s. Je kunt in de zorg relatief gemakkelijk
loopbaanontwikkelingen doormaken en managementervaring
opdoen.”
Sluit de opleiding goed aan op het werk?
“Ik vind van wel. Ik heb de hbo-v nieuwe stijl gedaan, waarbij
de nadruk lag op projectonderwijs en de theorie minder aan bod
kwam. Ik vond dit heel prettig, omdat je dan veel leert door middel
van doen. Uiteindelijk bleek dat de studenten van deze opleiding
nieuwe stijl een tekort aan theoretische kennis hadden, dus toen
is deze vorm snel weer verdwenen. Ik heb ook vooral veel geleerd
tijdens de stages.”
Tegen welke problemen loop je aan?
“De laatste jaren zijn grote organisaties voortdurend aan
het reorganiseren, wat veel onrust en onzekerheid met zich
meebrengt. Ik denk dat de zorg inderdaad te lang stil heeft
gestaan en dat het veel efficiënter kan. Er wordt nu echter te
weinig naar de inhoud gekeken en te veel naar de financiën. Bij
BuurtZorgt proberen we de zorg op een efficiënte en leuke manier
te brengen en vooral veel tijd en energie in de inhoud te stoppen.“
Bas van Empel
Beeldvorming over Onderwijs & Zorg Wat doen organisaties zelf al?
37
Wat?
Lucertis deelt zijn expertise over kinder- en jeugdpsychiatrie
met andere professionals via de Online School, die 24 uur per
dag 7 dagen per week beschikbaar is. Leerkrachten, docenten,
huisartsen, medewerkers van het CJG (Centrum voor Jeugd
en Gezin) en andere professionals die beroepsmatig te maken
krijgen met bijvoorbeeld ADHD of autisme kunnen bij Lucertis
hun kennis vergroten en vaardigheden ontwikkelen. Naast het
volgen van cursussen biedt de Online School de professionals en
de trainers een community; een informele plek waar zij met elkaar
en de experts kunnen communiceren en individuele coaching
ontvangen. Een belangrijke ontwikkeling voor de Online School is
de accreditatie van de cursussen voor huisartsen. De innovatieve
manier van opleiden via de Online School is hierdoor een erkende
opleidingsmethodiek geworden.
Waarom?
Voor Lucertis als zorginstelling is contact met professionals erg
belangrijk. Professionals die problemen bij kinderen in een vroeg
stadium ontdekken, dragen namelijk bij aan het tijdig bieden van
de juiste hulp. Bij de overgang van het traditionele lesgeven op
locatie naar vormen van e-Learning stopt dit contact vaak. Met
behulp van de LOL-methodiek (Live Online Leren) kunnen de
betrokken professionals worden bereikt zonder daarvoor fysiek naar
elkaar toe te hoeven en toch in groepsverband opgeleid worden.
Contactmomenten kunnen daardoor efficiënter en effectiever
ingericht worden, op basis van behoefte. Zo worden de cursisten
begeleid in de praktijk en ontstaat een beter nazorgtraject.
Hoe?
In een online klaslokaal kunnen cursisten en trainers elkaar horen
en zien en met behulp van verschillende werkvormen interactief
samenwerken. De online klas biedt het grote voordeel dat de
cursus op iedere locatie gevolgd kan worden: comfortabel vanuit
huis, onderweg of op het werk. De lessen worden opgenomen
zodat deze later teruggekeken kunnen worden.
LucertisDelen expertise kinder- en jeugdpsychiatrie via Online School
Meer informatie:
Op de website www.lucertis.nl staat
het meest recente aanbod van de
Online School.
Contacpersoon: Kim Dijksman en
Francoise Wiedenhoff, Lucertis
Zorgprofessional
“Je kunt in de zorg relatief gemakkelijk
loopbaanontwikkelingen doormaken”“Interactief samenwerken
in online klaslokaal”
Bas van Empel, 37 jaar
36
Onderwijs en Zorg binnen SIGRA nog even op een rijDe ontwikkelingen in de zorg en welzijnssector gaan snel. Belangrijk is dan ook dat het onderwijsveld op de hoogte is van deze
ontwikkelingen en hierbij aansluit. Binnen de regio wordt samengewerkt met het onderwijsveld (van voortgezet onderwijs tot
wetenschappelijk onderwijs) om afstemming te bereiken over onder andere volume, logistiek, competenties en doorlopende
leerlijnen.
Kim van Amsterdam
Projectleider Leren en
WerkenSIGRA
Innovatie Zorgberoepen en
-opleidingen
De Commissie Innovatie en Zorgberoepen
van het Zorginstituut Nederland gaat
advies uitbrengen over een nieuwe
zorgberoepen en -opleidingsstructuur
in Nederland. Hiervoor zijn vier
‘broedplaatsen’ benoemd waar informatie
over de toekomstige zorgvraag wordt
verzameld. De Broedplaats Amsterdam-
Amstelveen is hier één van, getrokken
door Saskia Schalkwijk, directeur externe
betrekkingen SIGRA.
(zie pag. 10)
Zorg en Onderwijs
Zaanstreek-Waterland
Binnen het cluster Zaanstreek-Waterland
is een werkgroep Zorg en Opleiden actief,
gericht op het gezamenlijk opleiden aan de
hand van competenties voor de medewerker
van de toekomst.
Resultaat o.a.
-Een overzicht van wat nog ontbreekt in
zorgopleidingen om aan te sluiten bij de
in de praktijk benodigde competenties.
Hiermee zijn ze met het onderwijs in gesprek
-Een inventarisatie van wat organisaties
doen aan intern opleiden, om gebruik te
maken van elkaars expertise
SPinOV
In de werkgroep SPInOV (Strategische
Planning Initiële Opleidingen Verpleegkundigen)
zitten de zorgopleidingen (hbo en mbo), de
ziekenhuizen en de ouderenzorg met elkaar
om tafel, om de mismatch van stageplaatsen voor
verpleegkundigen te bespreken in de regio Groot
Amsterdam & Noord-West Nederland.
Resultaat o.a.
Dit jaar is gestart met een inventarisatie van de
vraag naar en het aanbod van opleidingsplaatsen
in de regio. In het najaar 2014 verschijnt het
rapport hierover. Ook wordt gewerkt aan concrete
afstemming over kwaliteit en kwantiteit van
opleidingsplaatsen.
(zie ook pag. 34)
Overleg Opleiden en Zorg
Zorgaanbieders uit de Care en onderwijs-
aanbieders werken samen aan een optimale
afstemming van onderwijs en praktijk.
Resultaat o.a.
- Een competentieprofiel voor
werkbegeleiders (te downloaden op www.sigra.nl)
- Een inventarisatie tot het opzetten
van leer,- werkafdelingen waar hbo-v
studenten stage kunnen lopen in de
langdurige zorg.
ZONN
Om inzicht te krijgen in regionale
opleidingsgegevens en ziekenhuizen op weg
te helpen met strategische personeelsplanning
rondom gespecialiseerd verpleegkundigen en
medisch ondersteunende beroepen is de ZONN
(ZorgOpleidingen Noordwest Nederland) gestart.
Resultaat o.a.
In mei 2014 onderhandelden managers en
afdelingshoofden van virtuele ziekenhuizen intern en
in de regio over op te leiden personeel. Na de zomer
worden de recent verschenen rapportages van het
Capaciteitsorgaan besproken.
(zie ook pag. 34)
Kim van Amsterdam
“Als Projectleider Leren en Werken in de zorg houd ik mij bezig met de ontwikkelingen
binnen het (beroeps)onderwijs en de zorg. Door mijn werkervaring als verpleegkundige
weet ik hoe veelzijdig het werken in de zorgsector kan zijn. Buiten het verlenen van
patiëntenzorg is het ontwikkelen en bijhouden van je vakkennis een belangrijk aspect,
omdat de zorg dynamisch en altijd in ontwikkeling is. Dit geldt ook voor het (beroeps)
onderwijs. Eén van de uitdagingen die ik door samenwerking hoop te kunnen verbeteren
is een betere aansluiting van het onderwijs met de praktijk en vice versa.”
38 39
Meer info over inhoud en resultaten
van deze activiteiten?
Ga naar www.sigra.nl
© SIGRA 2014 • www.sigra.nl
Samen Gezond inGroot Amsterdam