Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon ......valluik van waar men belegeraars onder...
Transcript of Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon ......valluik van waar men belegeraars onder...
1
Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon
Ridders en kastelen
Na deze les
kan je met enkele voorbeelden uitleggen dat burchten verdedigingsbouwwerken waren;
kan je de evolutie van burchten en kastelen verwoorden;
kan je uitleggen hoe je ridder kon worden;
kan je zelf op zoek gaan naar informatie
kan je de resultaten van je zoekwerk delen met anderen
1. Kastelen
1.1 De eerste kastelen en burchten
De middeleeuwen (van 500 – 1500), een gevaarlijke tijd!
Na de Romeinse tijd waren er veel oorlogen. Soldaten en rovers trokken van dorp tot dorp
om te stelen en hele dorpen af te branden. De dorpelingen hadden bescherming nodig en
daarom werden de eerste kastelen en burchten gebouwd. Een versterkte woning was in de
vroege middeleeuwen niet meer dan een verdedigingstoren in hout die op een heuvel werd
gebouwd: een motte. Later werd steen gebruikt als bouwmateriaal: steviger en brandvrij,
weet je wel! De kleine mottetorens groeiden geleidelijk uit tot grote burchten.
Burchten werden gebouwd in opdracht van de rijken: koningen en prinsen, edelen en
landeigenaars. Door de bouw van een burcht konden ze een deel van hun gebied verdedigen.
2
Burchten waren immers militaire
bouwwerken: ze moesten bescherming
bieden tegen aanvallers en dus goed te
verdedigen zijn. Daarom kwam er rond
de mottetoren een versterking. Met puin
en stenen maakten de bewoners een wal
die nog werd verstevigd door een houten
palissade (een hoog houten hek). Op die
manier zaten de inwoners veilig achter
hun dubbele muur. Net zoals de torens
werden ook de palissades in hout
langzaamaan vervangen door stenen
exemplaren. Voor de wal was er meestal
een gracht en/of een ijzeren valhek.
Een kasteelgracht was een lange kuil
gevuld met water die helemaal rond het
kasteel liep. Door die gracht konden de
aanvallers geen tunnels graven om bij
het kasteel te komen. Als ze dat toch
probeerden, dan liep de hele tunnel
onder water. Voor de mensen die wel
binnen mochten werd de ophaalbrug
omlaag gelaten.
Om de gracht met water te bevoorraden
moest er een rivier in de buurt stromen.
Wat ook kon, was dat de gracht werd gevuld door het grondwater.
1.2. Waar werden ze gebouwd?
Je kon een kasteel niet overal bouwen! Er waren enkele dingen waarmee de bouwheer
rekening moest houden:
- Het was belangrijk dat er water in de buurt was. - Er moest een goed uitzicht zijn over de omgeving zodat hij zijn vijanden op tijd
kon zien. - Een kasteel werd liefst op een heuvel gebouwd: niet zo makkelijk te bereiken
voor aanvallers. - Om het kasteel nog veiliger te maken, voorzag de heer ook een gracht. Voor
vijanden lastig om ongezien over te geraken. - Liefst koos hij voor een plaats met vruchtbare grond. Zo had hij veel inkomsten
uit de landbouw.
3
1.3. Hoe zagen ze eruit?
In de loop van de eeuwen werden kastelen voortdurend aangepast. De mensen kregen steeds
betere ingevingen en voerden aanpassingen door. In het begin waren ze helemaal niet zo
groot, vaak ook niet van steen. Volg je mee, hoe kastelen in de tijd geëvolueerd zijn?
de periode tot 1130
De eerste kastelen waren klein en meestal van hout gemaakt. Voordat ze gebouwd
werden, werd er een heuvel opgehoogd. Daarop werd dan een toren gebouwd: de
mottetoren. In die toren konden de bewoners hun omgeving goed in de gaten houden. De
toren werd beschermd door een sterke houten omheining, een palissade. De andere
gebouwen staan aan de voet van de heuvel rond een pleintje. Alles werd omheind en er
werd een diepe greppel gegraven, zodat de vijand werd tegen- gehouden.
Het brandbare materiaal hout werd stilaan vervangen door steen als belangrijkste
bouwmateriaal voor kastelen en burchten.
Op sommige plaatsen bakte men bakstenen, op andere plaatsen gebruikten de
burchtenbouwers natuursteen. Er waren soms miljoenen stenen nodig. De bouw van een
grote burcht duurde soms meer dan 1OO jaar.
Bovenop een heuveltop was in deze periode nog steeds een geschikte bouwplaats. Ideaal
voor het goede uitzicht én als teken van macht. Rond 1130 was dat erg belangrijk.
In zo’n stenen kasteel woonde een familie die de grond bezat of in naam van de koning een
gebied mocht besturen. De gewone mensen waren geen eigenaar van grond en moesten
taksen of cijns betalen.
4
Als je goed naar de tekening kijkt, zie je dat de muren erg stevig lijken. De buitenmuren
van een burcht waren wel een meter dik. Dat kwam doordat er tussen de binnen- en
buitenmuur een boel puin werd gestort.
Let ook eens op de torens. Alle torens hebben een vierkante vorm en er staan ook kantelen
op. Die kantelen werden gebruikt tijdens een aanval van de vijand.
Soldaten konden er even achter schuilen om daarna weer voort
te vechten.
Doordat een groot aantal mensen in de 12de en 13de eeuw op kruistocht was gegaan naar het
Heilig Land, had men nieuwe technieken geleerd. Zo werd het mogelijk om grotere kastelen
te bouwen. Allerlei nieuwe hulpmiddelen zoals een katrolsysteem (om de stenen makkelijker
naar boven te brengen) en een takelsysteem (kraan) werden gebouwd. Er waren ook
architecten of bouwheren die een oogje in het zeil hielden. Kastelenbouwers werden erg
vaardig en trokken van streek tot streek.
periode tot 1230
In de loop van de tijd leerden de mensen heel wat over de bouw van kastelen. Telkens er
een aanval was, leerden ze hoe ze hun kasteel nog beter konden beveiligen. Vergelijk eens
met de voorgaande prent. Kan je zelf de verschillen of vernieuwingen aanduiden?
5
Heb je alle veranderingen gevonden? Lees je even mee?
- de vierkante torens werden vervangen door ronde torens: daartegen
konden ladders moeilijker blijven staan. In een ronde toren kon men ook
makkelijker kanonnen opstellen om de vijanden te beschieten.
- achter de ophaalbrug zat een zware houten deur en een ijzeren valhek dat
de doorgang versperde. Boven in de zoldering van het ingangsportaal was er een
valluik van waar men belegeraars onder vuur kon nemen.
-er werden moordgaten gebouwd: gaten in de muur, net
boven de ingang, van waaruit de vijand werd
aangevallen met puin, kokende olie of pijlen.
periode tot 1330
De kastelen hebben tegen 1330 weer een hele verandering
ondergaan. Ze werden veel ruimer en gezelliger dan
daarvoor. De torens die vroeger enkel voor de uitkijk
werden gebouwd, werden nu ook als kamers ingericht.
periode tot 1530
In deze periode waren de kastelen niet meer bestand tegen de nieuwe wapens. Kanonnen
die schoten zonder problemen door een burchtmuur. De kastelen werden daarom door rijke
families opgeknapt en ingericht als luxueuze woningen. Er werden daken op de torens gezet,
tuinen werden aangelegd, kunstwerken zorgden voor een typische sfeer, er werden veel
stoffen en tapijten gebruikt om kamers warm in te richten…
De kastelen dienden niet meer om zich te verdedigen maar om aangenaam te leven en gasten
te ontvangen. Hier zie je nog eens een overzicht van de evolutie.
6
De houten toren werd boven op een heuvel gebouwd, om zo een betere kijk
te hebben. Het hele kasteel werd omringd door een houten omheining en
een slotgracht.
De houten toren werd vervangen door een stenen toren. De vorm van de
toren was vierkant. Bovenop de toren had je kantelen die gebruikt werden
tijdens de gevechten. Er kwam ook een stenen omwalling die voor extra
veiligheid zorgde.
De vierkante torens. Gemakkelijk om een ladder
tegen te plaatsen en om het kasteel aan te
vallen.
7
De vierkante toren wordt nu extra beveiligd door
ronde hoeken. Ladders kunnen nu enkel op
bepaalde plaatsen van de muur gezet worden.
De vierkante toren helemaal verdwenen. Ze zijn
vervangen door ronde torens. Dit maakte het
extra moeilijk om een ladder tegen de muur te
plaatsen.
De vierkante torens zijn vervangen door ronde
torens. Die zorgden voor nog betere beveiliging.
Er kwam ook een dubbele stenen omwalling.
8
De verschillende onderdelen van een kasteel
Een kasteel bestond uit verschillende onderdelen. Elk deel had zijn eigen functie.
Kijk je even mee naar de verschillende delen? Kan je ook zeggen waarvoor ze dienen? Kan
jij de volgende delen ook aanduiden?
Soms werden een hoeve en dienstgebouwen in een kasteel ingebouwd. Men sprak van het
neerhof, buitenhof en voorburchten. Uiteindelijk werden de kastelen voorzien met mooie
tuinen en parken. In deze tuinen konden speciale planten worden gekweekt.
1. Hordenijzer: Houten hordenijzers werden aan de bovenrand van de muur langs de
kantelen bevestigd. Door gaten in de bodem konden soldaten hun stenen,
pijlen,… afvuren op iedereen die zich beneden bevond.
2. Beschutting:
Langs de bovenrand van de muur rezen kantelen op. Hierachter konden soldaten
dekking zoeken voor de aanvallen van de vijand, en door de openingen konden de
vijanden bestookt worden.
3. Ophaalbrug:
De houten ophaalbrug kon als een wip omhoog zwaaien. Zo kon niemand meer over
de slotgracht komen.
9
4. Het valhek:
Het valhek kwam langs de gleuven in de muur omlaag. Het werd met touwen vanuit
het vertrek boven de poort bediend.
5. De barbacane:
Ommuurde plaats, waar de vijand onmiddellijk onder vuur kon genomen worden.
6. De mezekooien:
Een plaats van waaruit de vijand kon beschoten worden.
7. Verdediging van de toren:
Wanneer de vijand de houten delen probeerde te beschieten met vuurpijlen,
werden deze afgeschermd door vochtige dierenhuiden.
De speciale kamers van een kasteel
10
De ontvangstruimte: hier werden hoge gasten ontvangen en werden afspraken gemaakt
De feestkamer: hier werden regelmatig
feesten gegeven, het was vaak de
gezelligste kamer van het kasteel.
De keuken: dit was de heetste en
lawaaierigste plek om te werken. Het
was er niet echt proper en het rook er
niet fris. De keuken was vaak in de
kelder, omdat het de koelste plek van
kasteel was. Daar konden de voorraden beter bewaard worden.
De martelkamer: soms had de kasteelheer ook de toestemming om recht te spreken en
vonnissen te laten uitvoeren. Deze kamer is een plaats waar gevangenen werden gemarteld
als ze de waarheid niet vertelden. Heel vaak zaten onschuldigen in de gevangenis.
1.3. Ten aanval!
Er waren twee manieren waarop men een kasteel kon veroveren.
- De aanvallers plunderden de dorpen rondom het kasteel. De boeren die er werkten, konden geen eten meer geven aan de inwoners van het kasteel. Die verhongerden en moesten zich uiteindelijk overgeven. Het uithongeren was een methode die veel tijd in beslag nam omdat men vaak grote voorraden insloeg in een tijd van conflicten. Dit noemt men ook wel hamsteren van voedsel. Als de boeren zich tijdig binnen de kasteelmuren konden verschuilen, was er dus
voldoende voedsel en moest de vijand een andere manier bedenken om het
kasteel te veroveren.
- De aanvallers beschoten het kasteel met alles wat ze hadden. Ze hadden grote katapulten die stenen tot 270 kg konden wegschieten.
11
Ze schoten ook brandende voorwerpen en zieke dieren weg in de hoop dat er
brand of een ziekte zou uitbreken op het kasteel.
Belegeringstorens waren grote, houten torens die gebruikt
werden om over de kasteelmuren te raken. In die torens
zaten dan soldaten, die als de torens dicht genoeg bij de
muur kwamen, over
de muur konden kruipen en de
vesting belegerden.
1.4. En de verdedigers? In oorlogstijd mochten de lijfeigenen, de pachters en de inwoners van het dorp bij een
kasteel er zich verschuilen en verdedigen.
In de kasteelmuren zaten spleten, de schietgaten, die van binnen breder waren dan van
buiten. Binnen konden de soldaten hun pijlen gericht afschieten, maar de pijlen die van de
vijand kwamen, konden heel moeilijk door de smalle gleuf raken.
Andere soldaten goten brandende olie over de aanvallers die via de muur omhoog wilden
klimmen. Soms gebruikten de verdedigers ook het gevreesde Grieks vuur. Dit vloeibaar
mengsel brandde hevig, zelfs op water, en het bleef ook plakken op mensen. Deze
brandende vloeistof konden ze vele meters spuiten in de richting van de vijand.
Wanneer een bres geslagen werd in de muren van de burcht, konden de verdedigers zich
nog verschansen in de toren. Op de draaitrap in de toren werden vaak verwoede gevechten
geleverd met het zwaard en schild.
Bezittingen van machtige organisaties, zoals ridderordes, abdijen, vierkantshoeves die van
de kerk afhingen werden zelden belegerd. Het was immers zeer gevaarlijk om één burcht
van een invloedrijke persoon of van een sterke organisatie te willen veroveren. Ook
onderling voerden machtige families of organisaties zelden oorlog. Conflicten werden
meestal opgelost met diplomatie en overleg. Grootmeesters, koningen, kardinalen en
abten beschikten over gezanten, diplomaten en raadsheren…
12
Katapulten
13
2. Ridders
Ridders waren soldaten die te paard vochten. In het woord ridder zitten
ook ‘rijder’ en ‘rit’ verborgen. In het begin konden enkel de zonen van
een adellijke familie ridder worden.
2.2.Een ridder in een jeansbroek?
Neen, want jeansbroeken bestonden toen nog niet. Maar hieronder kun
je lezen welke kleding ze wel droegen.
De eerste ridders droegen een maliënkolder in de gevechten. Dat was een soort harnas
gemaakt van aan elkaar geklonken metalen ringen. Zo een metalen hemd kon wel 15 kg
wegen.
Onder dit harnas droegen ze een wattenhemd om de harde stoten op te vangen. Een
maliënkolder beschermde de ridders niet tegen speerpunten.
Daarom beschermden ridders later delen van hun lichaam met metalen platen. Uiteindelijk
waren de ridders van kop tot teen beschermd.
14
Doordat de ijzeren platen over elkaar lagen en enkel vast zaten met riempjes, konden ze
zich toch nog vlot bewegen.
Het is wel zo dat de ridders alleen een harnas droegen tijdens de gevechten. Meestal
waren ze dus gewoon gekleed, als rijke edelmannen.
2.3 Wie zit er in het harnas?
Elke ridder of krijgsheer had
een eigen wapenschild dat
altijd herkenbaar werd
gedragen. Op dat wapenschild
stonden verschillende
symbolen die een betekenis
hadden. Ook het paard van de
ridder werd getooid in de
kleuren van het wapen van de ridder. Zo kon
je van ver zien wie tegen wie aan het vechten
was. Het schild was eigenlijk een beetje het
naamkaartje of de “familienaam” van de
ridder of koning. Je kunt een wapen of schild
het bijna vergelijken met onze
identiteitskaart. Het wapen werd
doorgegeven van vader op zoon.
Stambomen en wapenboeken van adellijke
families tonen hoe de stam verweven is met
de adel van de buurt.
Voor je wapenschild kon je maar 5 kleuren gebruiken: blauw, rood, groen, paars en zwart.
De metalen goud (geel) en zilver (wit) mochten ook gebruikt worden.
Wist je dat het woord ‘schilderen’ afkomstig is van het beschilderen van schilden in
typische kleuren.
Op het slagveld kenden de soldaten de wapenkleuren van de
leenmannen die samen vochten tegen de vijand. Ook de
paarden werden getooid in de kleuren van de ridder.
De aanvoerders van een leger hadden ook vlaggen en
banieren die je van ver kon opmerken. De soldaten konden
aan de hand van de vlag zien waar de leider zich bevond op
het slagveld en of men zich aan het terugtrekken was of
terrein kon winnen.
15
2.4. Welke wapens had een ridder op het slagveld?
Zware Lans:
Nadat de eerste aanval
achter de rug was, lieten
ze deze vallen.
Strijdbijl of hellebaard:
Al zwaaiend kan je de
vijand raken.
Vlak Zwaard – Puntig Zwaard :
Het zwaard was meestal zo
zwaar dat ze het met twee
handen moesten
vasthouden.
IJzeren knots of vlegel:
Daarmee konden ze ook
makkelijk harnassen
doorboren.
Dolk:
Mensen kunnen van
dichtbij neergestoken
worden.
16
Deze bijl met lange steel is een hellebaard. Met de
gebogen punt kon men ridders van hun paard trekken.
Het was niet de bedoeling om de ridders te doden
maar wel gevangen te nemen.
17
Een goedendag is een stevige, anderhalf meter lange staaf die lichtjes dikker is aan het
boveneinde. Daar werd een ijzeren pin op bevestigd.
Hoe komt men nu aan die vreemde benaming?
Een goedendag diende om gevechtspaarden in het hart te raken. Het werd gebruikt door
het voetvolk. Wanneer een paard van een ridder zo geraakt werd, knikte het met het
hoofd nog een laatste maal “goedendag”
Het zwaard van een ridder was tamelijk kort, net geen meter lang. Aan het handvat was
het zwaard breder dan aan de punt. Aan het handvat van het zwaard zat ook een knop.
Rond 1300 was die meestal rond.
Die knop was tamelijk zwaar. Dit had twee redenen:
- hij diende als tegengewicht - hij diende als knots om de tegenstander nog een extra mep te verkopen
18
Het belangrijkste wapen van de ridder te paard is de lans. Tijdens de late 13de eeuw werd
de aanval uitgevoerd met de lans onder de arm, punt naar voren gericht.
De lans was tamelijk lang, drie meter tot vier meter, met een eerder kleine punt. De punt
was zo klein en spits omdat ze moest toelaten maliën en platenvesten te doorboren. De
belangrijkste functie van een lans was dus te steken, van op het paard. In vredestijd was
een lans belangrijk bij steekspelen. Dit waren tornooien waarbij ridders uit een bepaalde
streek mekaar bekampten.
19
De kruisboog bestaat vooral uit hout, hoorn en pezen van
dieren.
Een kruisboog schiet geen gewone pijlen af, maar wel
dikke, korte pijlen met een scherpe stalen tip.
Op de prent kan je ook zien, dat de kruisbogen werden
opgespannen met de voet.
Kruisbogen waren krachtiger en preciezer dan
handbogen. Het hout was meestal van taxus. De pees werd opgespannen met een soort
katrol. De pijl kon een harnas doorboren. De boogschutters waren erg vaardig en zeer
gevreesd op het slagveld.
In vredestijd werden er tornooien voor boogschutters
georganiseerd. Er werd geschoten op een vogel op een
staak. De winnaar mocht zich een jaar lang de
schutterskoning noemen en kreeg een zilveren breuk.
20
2.5. Naar de ridderschool
Om een ridder te worden moest je van adellijke afkomst zijn. Deze
afkomst moest kunnen bewezen worden met een stamboom en
oorkondes van de voorvaderen. Minder dan 5% van alle mensen was van
adel.
De stamvader besliste over de toekomst van de kinderen. Je kon dus
niet zelf je leven uitstippelen. De toekomst werd op voorhand gepland
door de familie. Indien je mocht trouwen, werd ook bepaald wie in
aanmerking kon komen.
Hoe werd je ridder?
De eerste zeven jaar van zijn leven bracht een kind van adel door in het kasteel van
zijn vader. Daar beoefende het kind al de vechtkunsten. Meestal volgde de oudste
zoon de vader op. Andere jongens van het gezin werden ridder of geestelijke in een
abdij of klooster. Soms konden ze abt worden.
De oudste meisjes werden uitgehuwelijkt aan een oudste zoon van een familie
waarmee haar vader een goede relatie had. De overige meisjes in een adellijk gezin
moesten een gelovig leven leiden in een stift of een klooster of in een vrouwenabdij.
Soms werden ze dan abdis.
Wanneer de jongen ongeveer 7 jaar oud was, werd hij naar een groot kasteel gestuurd
waar er een pageschool of pagerie was. Daar kon de edelknaap een pageopleiding
volgen. Daar leerde hij heel wat dingen die belangrijk waren voor het leven van een
ridder zoals lezen, schrijven, eten opdienen, gevechten oefenen met houten zwaard
en schild. Hij leerde ook Latijn en geschiedenis.
21
Als de page 14 jaar was, klom hij een trapje hoger op de ladder. Hij werd een
schildknaap. Een schildknaap werd ingeschakeld bij de oorlogvoering. Hij leerde
vechten met een lans,… Hij mocht nu ook de wapens helpen dragen, zijn heer helpen
bij het aankleden van het zware harnas en zijn paard verzorgen.
Wanneer je 18 werd, was je eindelijk klaar om ridder te worden. De kandidaat moest
dan nog een ridderproef of meesterproef (stage) afleggen. Dit betekende dat hij moest
meevechten tijdens een belegering. Hij werd ook ondervraagd over wat hij had geleerd
tijdens de opleiding. Uiteindelijk werd de opleiding bekroond met de ridderslag.
De hele nacht voor de ridderslag moest hij al biddend doorbrengen in de kerk van een
kasteel.
Op de dag van de ridderslag werd hij door de grootmeester van de ridderorde tot ridder
geslagen. Die tikte dan met een zwaard op de schouder. De ridder moest plechtig beloven
de leefregels na te leven. Hij kreeg dan ook zijn zwaard, het ridderkruis en sporen als
teken van het ridder zijn. Op deze ceremonie waren vele edelen aanwezig. Achteraf
volgde er een groot feest dat moest betaald worden door de familie van de nieuwe
ridder.
22
wist je dat?:
? soms werden ridders heel snel tot ridder geslagen, soms zelfs tijdens het vechten. Dit
gebeurde alleen als de ridder heel moedig was geweest.
? dat als je als ridder een andere ridder kon gevangen nemen dat je er dan losgeld voor
kon vragen aan zijn familie. Daarom werden er niet veel ridders gedood tijdens een
veldslag.
? sommige schildknapen, bleven hun hele leven schildknaap omdat ze geen geld hadden om
een eigen wapenuitrusting en paarden te kopen.
2.5 de riddercode Als je een echte ridder wilde worden, moest je je aan enkele afspraken, leefregels kunnen
houden. Sommige ridders waren ook religieuzen zoals de ridders van de Duitse orde of de
Tempeliers. Deze ridderordes werden gesticht tijdens de Kruistochten. Een code voor de
ridders was:
moedig zijn en goed kunnen vechten gelovig leven en vechten tegen iedereen die niet geloofde in God altijd beleefd, hoffelijk zijn, eervol zijn respect hebben voor de armen en zwakkeren gehoorzaam zijn aan de leider van de organisatie
23
2.6. bewoners en bezoekers van het kasteel.
24
2.7 Vrije tijd en plezier in de middeleeuwen …
De hobby’s van de mensen in de middeleeuwen hingen af van hun stand: de adel, de
geestelijkheid, de burgerij en de grootste groep: arme mensen die geen voorrechten
en weinig bezittingen hadden.
De rijken: de adel, de hoge geestelijkheid en rijke burgerij in de steden
De koning en de hogere adel gaven vaak feesten op hun kastelen waar alle ridders en
edelen op uitgenodigd waren. Op zo’n feest werd er heel lekker gegeten. Er werd
ook gedanst en gefeest. Edellieden hoefden nooit te werken. Zelfs bij het aankleden,
opsmuk en het openen van een deur werden ze bijgestaan. Rijke vrouwen hielden
zich urenlang bezig met handwerk: borduren, haken, breien, kantklossen. Ook
religie, lezen en meditatie was een belangrijk tijdverdrijf.
De liedjes werden gezongen door de troubadour. Hij speelde meerdere
muziekinstrumenten en kon zo de gasten een fijne avond bezorgen. De troubadour
trok van kasteel tot kasteel om zijn liedjes te zingen.
Om mensen aan het lachen te krijgen was er de hofnar (een soort clown).
Hij vertelde grappige verhalen en toonde al zijn grappige kunstjes. Hij mocht soms
ook de kasteelheer plagen of imiteren, tot groot jolijt van iedereen.
Maar het allerfijnste vonden ze de jacht.
25
Ze gingen de bossen in die op hun terrein lagen en samen met hun paard en
jachthond, gingen ze op zoek naar een prooi. Die prooi bestond uit everzwijnen,
herten, fazanten…
De rijke adellieden trainden ook valken om kleine dieren (zoals vogels, konijnen,…)
te vangen. De jacht was voor vrouwen verboden.
Hier kan je zien hoe de rijken op jacht gingen. Er waren verschillende soorten jacht:
valkenjacht, hertenjacht, vossenjacht, drijfjacht, loerjacht… Een jachtpartij duurde soms
meerder weken en er namen soms tientallen edelen en dienstbodes aan deel.
Voor het jagen gebruikten de rijken ook valken. Deze roofvogels werden gekweekt en
getraind om de kleine dieren, zoals konijnen of hazen, andere vogels,… te doden.
Valkenjacht was zeer populair. Toch was er nog een verschil tussen de valken. Welke soort
valk je mocht gebruiken, hing af van hoe belangrijk je was. Er stonden strenge straffen op
het jagen met de verkeerde vogelsoort.
26
Bordspelen, kaarten en dobbelen
Schaken
Hier zie je schaakstukken die gebruikt werden bij het
schaakspel.
Schaken is een oorlogsspel. Het schaakstuk “paard” stelt
de ridder voor,
“de toren” is de schildwacht en de “loper” is een
priester.
Het leven van de armere mensen:
Ze hadden niet veel tijd om veel leuke dingen te doen. Ze hadden genoeg werk op het land.
Toch gingen ze soms ook jagen. Dat heette stropen want het was ten strengste verboden om
te jagen in de bossen van de koning. De mensen waren erg gelovig en vereerden
heiligenbeelden. Het leven was hard en men bezat niet veel.
Tijdens kermissen en bruiloften werd er gedanst en gefeest.
27
De kinderen speelden wel graag spelletjes, zoals blindemannetje, bikkelen,… Ook
volwassenen speelden mee. Breugel schilderde taferelen van het gewone volk v.b.
ontspanningsmogelijkheden van de kinderen in de middeleeuwen. Op de prent kan je
verschillende kinderspelen herkennen. Zoek maar goed! Kan je er enkele opnoemen? Er
worden meer dan 100 kinderspelen voorgesteld!
28
2.8. Eten in de Middeleeuwen
In de middeleeuwen gebruikte men heel veel kruiden omdat men geen ijskast had en het
eten dus heel snel kon bederven. Door veel kruiden te gebruiken proefde je de slechte smaak
niet. Daarbij kwam nog dat kruiden heel erg duur waren. Peperduur zegt men nu nog…
De boeren en de lijfeigenen aten heel sober. Vaak aten ze alleen groenten die ze zelfs
hadden geoogst zoals kool, prei en ui. Broden werden gebakken en werden soms twee weken
bewaard.
De koningen, edelen en ridders aten lekkere vleessoorten: everzwijn, hert, fazant,… Maar
ze aten ook zwaan, reiger, pauw en zelfs walvis!
Creatips:
a) een kasteel knutselen
Zoek een doos en knip de flappen aan de bovenkant eraf. Alle soorten dozen kun je gebruiken. Een grote doos wordt een groot kasteel en een schoendoos een klein kasteel.
Knip aan de bovenkant van de lange zijden een rechthoek uit het karton (zoals je op het plaatje kunt zien). Doe dat daarna ook bovenaan de korte zijden.
Knip daarna kleine rechthoeken uit de hele bovenzijde van de doos. Dit zijn de kantelen van het kasteel.
Teken een ophaalbrug aan de voorkant van het kasteel. Maak 2 gaatjes met de punt van een schaar, in de ophaalbrug (zoals je kunt zien op de tekening). Knip daarna pas de ophaalbrug uit. Pas op! Laat wel de onderkant vastzitten aan het kasteel.
29
Maak de touwtjes vast aan de ophaalbrug en de muren van het kasteel (zoals je op het plaatje kunt zien).
Versier het kasteel met verf, stiften of vetkrijt. Je kunt het kasteel ook op een groot vel papier plakken en er een gracht omheen schilderen.
b) een wapenschild knutselen
Een stevig schild maak je van triplex, de vorm van je schild is zoals de afbeelding hierboven. Je kan het ook puntig laten toelopen. Zaag je schild uit triplex en maak aan de achterkant een handvat. Het mooist is een oud handgreepje van een keukenkastje. Daarna ga je het schild schilderen. Je kunt ervoor kiezen een wapen erop te tekenen en dit in te kleuren, maar je kunt ook heel simpel je schild inkleuren, door te kiezen voor een regelmatige vlakverdeling.
c) ontwerp je eigen wapenschild In de bundel heb je geleerd over schilden. Je weet dat de kleuren, indeling en tekeningen erg belangrijk zijn. Ontwerp nu eens je eigen wapenschild. Let op dat een kleur steeds wordt gewisseld met een metaal (goud of zilver, dus geel of wit).
30
preekwoorden & gezegden
31
1) Een huis als een kasteel. …………………………………………………………………………………………………………………… 2) Kastelen in de lucht bouwen. …………………………………………………………………………………………………………………… 3) Luchtkastelen bouwen. …………………………………………………………………………………………………………………… 4) Een dolende ridder. …………………………………………………………………………………………………………………… 5) Tot ridder slaan. …………………………………………………………………………………………………………………… 6) Als kanonnen spreken. …………………………………………………………………………………………………………………… 7) Het zwaard der gerechtigheid. …………………………………………………………………………………………………………………… 8) Met den zwaarde gestraft worden. ……………………………………………………………………………………………………………………
Zoek de betekenis
op in je
woordenboek.
32
9) Iemand tegen zich in het harnas jagen. …………………………………………………………………………………………………………………… 10) Niet meer weten van welk hout pijlen maken. …………………………………………………………………………………………………………………… Gedichtjes
a) Een ridder zag een wit kasteel
een ridder zag een wit kasteel dat blonk tussen de bomen, maar het verdween uit het zicht zodra hij daar wou komen. Hij reed de bossen op en neer Van Vlissingen tot Dover, Maar vond het wit kasteel Niet meer: De betovering was over. Ik wist als kind een Boerderij met wonderlijke geuren Daar was geluk. Daar hoefde Niets bijzonders te gebeuren. Ik kwam er later wel eens weer. Maar het zonlicht in het lo Verscheen lang zo vriendelijk niet meer: De betovering was over. Ik hoorde eens een lied dat Uit de hemel leek te komen. Ik kocht een plaat waarop het staat En kan het nu wel dromen. Draai ik die plaat nog eens een keer, Dan klinkt het bijna pover. Het lied heeft geen geheimen meer: De betovering is over. Uit: Willem Wilmink Verzamelde liedjes en gedichten, Amsterdam Bert Bakker
33
b) Spoken in het kasteel
Er staat een kasteel In Hoenderadeek, Waar spoken zitten. Soms zijn het er weinig En dan weer veel, Maar altijd witte. Soms hoor je ze kermen, Soms hoor je ze kreunen, Soms zie je ze tegen een manestraal leunen, Daarginds bij het vijvertje Naast de liguster, En dan zegt de boswachter Tegen z’n zuster: Neel, Het spookt weer op ’t kasteel. Maar eens per kwartaal Gaan ze allemaal (zo vertelt de gravin) Spontaan uit zichzelf Om kwart over elf De wasmand in.
En de stoomwasserij
Komt per auto voorbij
Om de mand te halen.
En de volgende nacht
Wordt hij thuisgebracht;
De gravin moet betalen.
En dan hoor je ze ’s avonds
Weer kreunen en piepen.
Je ziet ze weer fladderen
Tussen de iepen,
Daarginds bij het vijvertje naast de
liguster,
En dan zegt de boswachter
Tegen z’n zuster:
Neel,
Het zijn er weer veel.
En dan zegt zijn zuster bitter:
Ja, en ze zijn wéér witter.
Annie M.G. Schmidt
34
c) De ridder van Vogelenzang Annie M.G. Schmidt
Er leefde een ridder in Vogelenzang, al heel lang geleden, verschrikkelijk lang, die draken versloeg voor een roos en een zoen, zoals men dat nu nog maar zelden ziet doen. Die dappere ridder van Vogelenzang! Maar 's avonds in 't donker dan was hij zo bang!
Dan lag hij te beven tot kwart over zeven, want altijd in 't donker dan hoorde hij leven! En iedere nacht, om zijn angst kwijt te raken, probeerde hij vrolijke rijmpjes te maken, en telkens begon hij van voren af aan: Wat heb ik vandaag voor heldhaftigs gedaan? Vijf draken verslagen, één jonkvrouw gered! Waarom lig ik dan zo te rillen in bed?
En prompt overdag, als de hemel ging klaren, versloeg hij weer draken, of 't kevertjes waren, die dappere ridder van Vogelenzang. Maar 's avonds in 't donker dan werd hij weer bang.
Dan ging hij wee rijmen van voren af aan: Wat heb ik vandaag voor plezierigs gedaan? Mijn paard opgetuigd en mijn helm ingevet, mijn vrouw toegeknikt toen ze thee heeft gezet. Waarom lig ik dan zo te trillen in bed?
Om één uur des nachts werd het meestal te bar! Dan raakte die ridder totaal in de war! Dan jankte hij zachtjes, bij ieder geluid en lag maar te prevelen, stil voor zich uit: Eén jonkvrouw verslagen, vijf draken gered... maar zeg ik het goed? Nee, het lijkent wel pet! Mijn vrouw afgetuigd en mijn paard ingevet... een draak toegeknikt toen hij thee had gezet... Ik weet het niet meer en ik hoor weer geluid... 'k Ben bang in het donker! Wie haalt me d'r uit? Moederrrrr!
35
Correctiesleutel Spreekwoorden en gezegden
1) Een zeer groot huis. 2) Onuitvoerbare plannen maken. 3) Zich vleien met ongegronde verwachtingen. 5) Een ridder die op avontuur trekt. 6) In de ridderstand opnemen. 7) In de tijd van oorlog. 8) De wrekende gerechtigheid. 9) Onthoofd worden. 10) Zich gereedmaken voor de strijd. 11) Hem boos maken. 12) ten einde raad zijn.